16.08.2013 Views

BTW-handleiding - Fiscus.fgov.be

BTW-handleiding - Fiscus.fgov.be

BTW-handleiding - Fiscus.fgov.be

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

WETGEVING.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 1<br />

I N H O U D S T A F E L<br />

A. Wetten.<br />

Koninklijke <strong>be</strong>sluiten tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde.<br />

B. Koninklijke <strong>be</strong>sluiten.<br />

C. Ministeriële <strong>be</strong>sluiten.<br />

INLEIDING.<br />

I. Beknopte historiek.<br />

1. Met het zegel gelijkgestelde taksen. Nadelen van een cumulatief<br />

stelsel.<br />

2. De gemeenschappelijke markt en de btw.<br />

II. Algemeen werkingsmechanisme van de Belgische btw.<br />

3. De <strong>be</strong>lastingplichtige, de <strong>be</strong>lastbare stof en de vrijstellingen.<br />

4. Rol van de btw-<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

5. De periodieke aangifte en de <strong>be</strong>taling van de btw.<br />

III. Algemene <strong>be</strong>schouwingen die uit het btw-mechanisme volgen.<br />

6. De btw is een eenmalige verbruiks<strong>be</strong>lasting die door middel van<br />

gefractioneerde <strong>be</strong>talingen wordt voldaan.<br />

7. De btw is neutraal.<br />

8. De btw is doorzichtig.<br />

9. De btw is geen kostprijselement.<br />

10. De btw is geen <strong>be</strong>lasting op de brutowinst.<br />

11. Weerslag van de btw-tarieven op de uiteindelijke <strong>be</strong>lastingdruk. Het<br />

zogenaamde inhaaleffect.<br />

12. Weerslag van de vrijstellingen inzake btw.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 2<br />

HOOFDSTUK I. - INVOERING VAN DE BELASTING.<br />

13. Territoriale werkingssfeer van de btw. Begripsomschrijvingen<br />

(Wetboek, art. 1).<br />

13/2. Leveringen van goederen en diensten die in België worden verricht<br />

(Wetboek, art. 2).<br />

14. Invoer in België (Wetboek, art. 3).<br />

14/2. Intracommunautaire verwervingen in België (Wetboek, art. 3bis).<br />

HOOFDSTUK II. - LEVERINGEN VAN GOEDEREN.<br />

Eerste afdeling. - Algemene voorwaarden van opeisbaarheid.<br />

15. Opsomming.<br />

I. Levering van goederen.<br />

15/2. Definitie.<br />

A. Begrip "goederen".<br />

16. Goederen als <strong>be</strong>doeld in de btw-wet.<br />

17. Roerende goederen uit hun aard.<br />

18. Onroerende goederen door <strong>be</strong>stemming.<br />

18/2. Uit hun aard onroerende goederen.<br />

19. Nieuwe of gebruikte goederen.<br />

20. Bepaalde zakelijke rechten op onroerende goederen.<br />

20/2. Warmte, koude, elektriciteit en gas.


B. Levering.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 3<br />

21. Begrip "levering".<br />

22. Bestaan van een contract.<br />

23. Contract tot overdracht van eigendom.<br />

24. Contract tot aanwijzing.<br />

25. Ter<strong>be</strong>schikkingstelling van het goed.<br />

25/2. Onderscheid tussen levering van goederen en diensten.<br />

II. Plaats van de levering.<br />

26. Levering in België.<br />

A. Algemene regel.<br />

B. Afwijkende ficties.<br />

C. Afwijking bij invoer.<br />

D. De verkopen op afstand.<br />

E. Wettelijk vermoeden.<br />

III. Tijdstip van de levering.<br />

27. Algemeen.<br />

A. Algemene regel : de ter<strong>be</strong>schikkingstelling.<br />

B. Afwijkingen. - Onweerlegbare wettelijke vermoedens.<br />

C. Bijzondere regels.<br />

D. Wettelijk vermoeden (juris tantum).<br />

E. Ontstentenis van levering.<br />

IV. Kettingverkopen.<br />

28. Plaats en tijdstip van de levering.<br />

V. Belastingplichtige die handelt in de uitoefening van zijn economische<br />

activiteit.<br />

29. Verwijzing naar het <strong>be</strong>grip <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

30. Uitoefening van de economische activiteit.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 4<br />

VI. Belastbaar feit en tijdstip van opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting.<br />

31. A. Beginsel.<br />

B. Subsidiaire oorzaken van opeisbaarheid.<br />

C. Uitzondering.<br />

D. Belang van het tijdstip waarop de fiscale schuld ontstaat en<br />

opeisbaar wordt.<br />

Afdeling 2. - Uitzonderingen op de algemene regels van opeisbaarheid.<br />

I. Overdrachten die geen leveringen zijn.<br />

32. Overdrachten van een algemeenheid van goederen of van een<br />

<strong>be</strong>drijfsafdeling.<br />

II. Uitbreiding van het <strong>be</strong>grip levering.<br />

33. Overdracht ingevolge een vordering door de overheid of ingevolge<br />

een wet, een decreet, een ordonnantie, een <strong>be</strong>sluit of een<br />

administratieve verordening.<br />

34. Maakloonwerk.<br />

35. Verbruiklening.<br />

36. Tussenkomst van een commissionair.<br />

III. Gelijkstelling van sommige materiële feiten met een levering onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel.<br />

37. Algemeen.<br />

38. Onttrekking van roerende goederen.<br />

39. Het verstrekken van een goed om niet.<br />

40. Ingebruikneming van een goed als <strong>be</strong>drijfsmiddel.<br />

41. Ingebruikneming van een zelf vervaardigd roerend goed anders dan<br />

als een <strong>be</strong>drijfsmiddel.<br />

42. Het onder zich heb<strong>be</strong>n van een goed bij stopzetting van de<br />

economische activiteit.<br />

43. Onttrekking voor eigen <strong>be</strong>hoeften door een <strong>be</strong>roepsoprichter.


HOOFDSTUK III. - DIENSTEN.<br />

44. Voorwaarden.<br />

Eerste afdeling. - Algemeen.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 5<br />

45. Definitie.<br />

45/2. Niet limitatieve opsomming.<br />

45/3. Dienst verricht onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

45/4. Andere gevallen.<br />

45/5. Onderscheid tussen levering van goederen en dienstverrichting.<br />

Afdeling 2. - Commentaar op de diensten opgesomd in artikel 18.<br />

46. Materieel of intellectueel werk.<br />

47. Ter<strong>be</strong>schikkingstelling van personeel.<br />

48. De lastgeving.<br />

49. Het genot van een ander dan in artikel 9, tweede lid, van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>doeld goed.<br />

50. Overdracht van een cliënteel en verlenen van rechten op een cliënteel;<br />

verbintenis een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid niet uit te oefenen.<br />

51. Overdracht van of verlenen van rechten op een verkoop- of inkoopmonopolie<br />

of op het recht een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid uit te oefenen.<br />

52. Overdracht van en verlenen van licenties inzake een octrooi, een<br />

fabrieks- of een handelsmerk, een auteursrecht, een industrietekening,<br />

een industriemodel of andere soortgelijke rechten.<br />

53. Ter<strong>be</strong>schikkingstelling van stalling voor rijtuigen.<br />

54. Opslaan van goederen.<br />

55. Logies en camping.<br />

56. Verschaffen van spijzen en dranken in restaurants en cafés en, meer<br />

algemeen, in omstandigheden voor het verbruik ter plaatse.<br />

57. Toekenning van het recht op toegang tot inrichtingen voor cultuur,<br />

sport of vermaak; toekenning van het recht gebruik te maken van een<br />

dergelijke inrichting.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 6<br />

58. Verhuur van brandkasten (opgeheven).<br />

59. Bankverrichtingen en financiële diensten.<br />

60. Radiodistributie, teledistributie, telecommunicatie.<br />

60/2. De toekenning van het recht van toegang tot verkeerswegen en tot de<br />

erbij <strong>be</strong>horende kunstwerken, alsmede de toekenning van het recht<br />

gebruik ervan te maken.<br />

60/3. Langs elektronische weg verrichte diensten.<br />

Afdeling 3. - De onroerende verhuur.<br />

61/1/1. Algemeenheden.<br />

61/1/2. Kenmerken van de onroerende verhuur.<br />

61/2. Financieringshuur van onroerende goederen.<br />

61/3. Verhuur die tegelijk <strong>be</strong>trekking heeft op onroerende goederen en op<br />

roerende goederen.<br />

61/4. Onroerende verhuur met zogenoemde bijkomende handelingen.<br />

61/5. Bijzondere problemen in verband met onroerende verhuur.<br />

Afdeling 4. - Gelijkgestelde handelingen.<br />

62. Diensten die worden verricht buiten enige contractuele band.<br />

62/2. Gebruik van goederen <strong>be</strong>horend tot het <strong>be</strong>drijf.<br />

63. Uitvoering van werk in onroerende staat.<br />

63/2. Toepassing van artikel 19bis van het Wetboek.<br />

Afdeling 5. - Overige gevallen.<br />

64. Commissionair inzake diensten.<br />

65. Handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, van het Wetboek en verricht<br />

bij de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een<br />

<strong>be</strong>drijfsafdeling.


Afdeling 6. - Plaats van de dienst.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 7<br />

66. Criteria.<br />

67. Algemene regel.<br />

67/2. Het <strong>be</strong>grip <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

67/3. Aanknopingsregels.<br />

68. Afwijkende plaats<strong>be</strong>palingsregels.<br />

69. Gemeenschappelijke afwijkende regels (B2B en B2C).<br />

69/2. Afwijkende regels specifiek voor de B2C-relaties.<br />

69/3. Mogelijkheid tot afwijking.<br />

70. Goederenvervoersdiensten en de met goederenvervoer samenhangende<br />

diensten.<br />

71. Makelaars of lastheb<strong>be</strong>rs en de plaats van de dienst.<br />

71/2. De commissionairs en de plaats van de dienst.<br />

Afdeling 7. - Belastbaar feit en tijdstip van opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting.<br />

72. Belastbaar feit.<br />

72/2. Doorlopende diensten.<br />

73. Oorzaken en tijdstippen van opeisbaarheid.<br />

73/2. Uitzonderingen.<br />

HOOFDSTUK IV. - DE BELASTINGPLICHTIGE.<br />

74. Rol van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Eerste afdeling. - Definitie van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

75. Kenmerken.<br />

76. Definitie van de <strong>be</strong>lastingplichtige.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 8<br />

77. Hoedanigheid van de persoon.<br />

78. Aard van de werkzaamheid.<br />

79. Geregelde werkzaamheid.<br />

80. Zelfstandige werkzaamheid.<br />

81. Met of zonder winstoogmerk.<br />

82. Hoofdzakelijk of aanvullend.<br />

82/2. Vennoten waarvan de in het Wetboek <strong>be</strong>doelde handelingen zich<br />

<strong>be</strong>perken tot de inbreng in vennootschap van <strong>be</strong>drijvigheid.<br />

83. Begin en einde van de <strong>be</strong>lastingplicht.<br />

Afdeling 2. - Gevolgen van de <strong>be</strong>lastingplicht.<br />

84. Voornaamste gevolg.<br />

85. Recht van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

86. Verplichtingen van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Afdeling 3. - Bijzondere gevallen.<br />

I. Vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

87. Personen die leveringen of diensten verrichten die ingevolge artikel 44<br />

van het Wetboek van de btw zijn vrijgesteld. Opheffing van artikel 5<br />

van het Wetboek.<br />

II. Overheidslichamen.<br />

88. Beginsel.<br />

88/2. Uitzonderingen.<br />

88/3. Retributie en <strong>be</strong>lasting.<br />

88/4. Intercommunales.<br />

88/5. Autonome gemeente- en provincie<strong>be</strong>drijven.<br />

88/6. Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.<br />

89. (Opgeheven).


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 9<br />

III. Toevallige <strong>be</strong>lastingplichtigen. (Wetboek art. 8, 8bis en 44, § 3, 8°).<br />

90. Toevallige leveringen van nieuwe gebouwen of van zakelijke rechten<br />

op die gebouwen.<br />

90/2. Betalings- en ontvangstverrichtingen.<br />

90/3. De personen die toevallig een nieuw vervoermiddel intracommunautair<br />

leveren.<br />

IV. Andere bijzondere gevallen inzake <strong>be</strong>lastingplicht.<br />

91. De permanente <strong>be</strong>langengemeenschappen, kostendelende verenigingen,<br />

economische samenwerkingsverbanden.<br />

92. Organisatoren van culturele of sportieve samenkomsten en van<br />

vermakelijkheden.<br />

93. Zelfstandige journalisten en dagbladcorrespondenten.<br />

93/2. Makelaars bij het plaatsen van advertenties.<br />

94. Bezorgers van kranten en andere publicaties.<br />

95. Ophalers van afvalstoffen, schippers, depothouders van wasserijen,<br />

uitzendkrachten, agentschappen voor weddenschappen op paardenwedrennen.<br />

96. Syndici van gebouwen.<br />

97. Schade-experts.<br />

97/2. Prestaties van gerechtelijke deskundigen en van tolken en vertalers die<br />

met een gerechtelijke opdracht zijn <strong>be</strong>last.<br />

98. Wisselagenten en wisselagentcorrespondenten.<br />

98/2. Kunstschilders, <strong>be</strong>eldhouwers, graveerders en keramiek<strong>be</strong>werkers.<br />

99. Auteurs en componisten.<br />

100. Solvabiliteitsonderzoekers.<br />

Afdeling 4. - Toepassingen.<br />

101. Exporteurs.<br />

102. Internationale vervoerders. Andere dienstverrichters.<br />

103. Landbouwondernemers.<br />

104. Ambachtslui.<br />

105. Beoefenaars van vrije <strong>be</strong>roepen.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 10<br />

105/2. Bedrijfsrevisoren en curatoren.<br />

106. Zaak<strong>be</strong>zorgers, syndici en organisatoren van kunsttentoonstellingen.<br />

106/2. De verzekeraars.<br />

107. Stille handelsvennootschappen, tijdelijke handelsvennootschappen,<br />

maatschappen en feitelijke verenigingen.<br />

108. Commissionairs.<br />

109. Gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige of <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk<br />

recht op aftrek.<br />

109/2. Gedeeltelijke <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

110. Niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

111. Niet-<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Afdeling 5. - De btw-eenheid.<br />

111/2. Begrip.<br />

111/3. Voorwaarden met <strong>be</strong>trekking tot de leden van een btw-eenheid.<br />

111/4. Toepassingsvoorwaarden.<br />

111/5. Verplichte toetreding van een <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

111/6. Gevolgen.<br />

Hoofdstuk V. - MAATSTAF VAN HEFFING VOOR HANDELINGEN<br />

IN BELGIE VERRICHT.<br />

112. Beginselen.<br />

112/2. Bijzondere situaties<br />

Eerste afdeling. - De tegenprestatie <strong>be</strong>staat alleen uit een geldsom.<br />

113. Regel.<br />

114. Prijs.<br />

115. Lasten.<br />

115/2. Subsidies die rechtstreeks met de prijs verband houden.<br />

115/3. Belastingen, rechten en heffingen.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 11<br />

116. Prijs inclusief btw.<br />

117. Omrekening van een in euro uitgedrukte prijs naar Belgische frank en<br />

omgekeerd.<br />

117/2. Omrekening van een in een vreemde munt uitgedrukte prijs.<br />

118. Vordering door of namens de overheid.<br />

119. Kosten van vervoer.<br />

120. Kosten van verzekering en commissie.<br />

121. Sommen die niet tot de maatstaf van heffing <strong>be</strong>horen.<br />

122. Voorschotten.<br />

123. Gezamenlijk aanbod van producten of diensten.<br />

124. Toekenning van een ristorno op het einde van het jaar.<br />

125. Kosten voor gewone en gebruikelijke verpakkingsmiddelen.<br />

Afdeling 2. - De tegenprestatie <strong>be</strong>staat niet of niet uitsluitend uit een geldsom.<br />

126. Principe.<br />

127. Wederzijdse leveringen of diensten.<br />

128. Tegenprestatie die niet of niet uitsluitend <strong>be</strong>staat uit geld, goederen of<br />

diensten.<br />

129. Normale waarde.<br />

Afdeling 3. - Handelingen zonder tegenprestatie.<br />

130. Principe.<br />

131. Handelingen die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen.<br />

131/2. Handelingen die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op diensten.<br />

Afdeling 4. - Minimummaatstaf van heffing.<br />

132. De afnemer van de levering van goederen of de dienstverrichting is<br />

verbonden met leverancier van goederen of de dienstverrichter.<br />

133. Vervoermiddelen.<br />

134. Gebouwen.<br />

135. Werk in onroerende staat.


Afdeling 5. - Reisbureaus.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 12<br />

135/2. Regeling van toepassing tot 31 decem<strong>be</strong>r 1999.<br />

135/3. Nieuwe regeling van kracht sinds 1 januari 2000.<br />

135/4. Forfaitaire maatstaf van heffing.<br />

Afdeling 6. - Bijzondere <strong>be</strong>palingen.<br />

136. Relatie van lastgever tot commissionair (Wetboek, art. 29, § 1).<br />

137. Tabaksfabrikaten (Wetboek, art. 58, § 1, en KB nr. 13).<br />

137/2. Accijnsproducten, andere dan tabaksfabrikaten (Wetboek, art. 58,<br />

§ 1bis en KB nr. 51).<br />

138. Tweedehandse goederen (Wetboek, art. 58, § 4).<br />

139. Afronding (KB nr. 8).<br />

HOOFDSTUK VI. - TARIEVEN.<br />

140. Wetgeving. - Principes.<br />

140/2. Uitvoeringsmaatregelen.<br />

141. Goederen en diensten onderworpen aan het tarief van 6 % (ta<strong>be</strong>l A).<br />

Eerste afdeling. - Automobielen voor personenvervoer voor invaliden.<br />

Afdeling II. - Onderdelen, uitrustingsstukken en toe<strong>be</strong>horen van voertuigen<br />

voor invaliden.<br />

142. Goederen en diensten onderworpen aan het tarief van 12 % (ta<strong>be</strong>l B).<br />

143. (Opgeheven).<br />

144/1. Goederen en diensten onderworpen aan het normaal tarief. (21 %).<br />

144/2. Onroerende handelingen.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 13<br />

145. Regeling inzake gehelen die uit verschillende voorwerpen zijn<br />

samengesteld.<br />

146. Draagwijdte van artikel 38, § 4, van het Wetboek.<br />

147. Reinigen, onderhouden en herstellen.<br />

148. Onderhouds- en herstellingswerk dat gepaard gaat met de levering van<br />

<strong>be</strong>nodigdheden en onderdelen.<br />

148/2. Diensten die bijkomstig deel uitmaken van een complexe overeenkomst.<br />

148/3. Kosten van vervoer, verzekering, commissie en van gewone en<br />

gebruikelijke verpakkingen die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen die<br />

<strong>be</strong>lastbaar zijn tegen verschillende tarieven.<br />

148/4. Recuperatiestoffen en -producten. Speciale regeling.<br />

HOOFDSTUK VII. - ONROERENDE GOEDEREN.<br />

Eerste afdeling. - Belastbare vervreemdingen.<br />

149. Algemene voorwaarden van opeisbaarheid van de btw.<br />

150. Vrijstelling van registratierecht.<br />

I. Aard van het goed.<br />

151. Uitsluiting van de grond.<br />

152. Nieuwe gebouwen.<br />

152/2. Verbouwde oude gebouwen.<br />

152/3. Zakelijke rechten op nieuwe gebouwen.<br />

II. Hoedanigheid van de persoon die een nieuw gebouw of een gedeelte van een<br />

nieuw gebouw en het bijhorend terrein vervreemdt of een zakelijk recht met<br />

<strong>be</strong>trekking tot een nieuw gebouw of een gedeelte van een nieuw gebouw en<br />

het bijhorend terrein vestigt, overdraagt of wederoverdraagt.<br />

153. Hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

154. Categorieën van <strong>be</strong>lastingplichtigen.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 14<br />

A. Personen wiens geregelde economische activiteit erin <strong>be</strong>staat de goederen<br />

<strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek, die zij heb<strong>be</strong>n opgericht of<br />

laten oprichten of met voldoening van de btw heb<strong>be</strong>n verkregen, binnen de<br />

gestelde termijn, onder <strong>be</strong>zwarende titel te vervreemden of ze met een<br />

zakelijk recht <strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede lid, 2° van het Wetboek te<br />

<strong>be</strong>zwaren of het met voldoening van de btw te hunnen bate gevestigde of aan<br />

hen overgedragen <strong>be</strong>doelde zakelijk recht binnen dezelfde termijn over te<br />

dragen of weder over te dragen.<br />

155. Bepaling.<br />

156. Wettelijk vermoeden.<br />

157. Gewestelijke huisvestingsmaatschappijen en door hen erkende<br />

maatschappijen voor sociale huisvesting. Overheidslichamen.<br />

B. Belastingplichtigen waarvan de economische activiteit niet <strong>be</strong>staat in de<br />

geregelde verkoop van gebouwen of gedeelten van gebouwen met voldoening<br />

van de btw, maar die toevallig een gebouw of een gedeelte van een gebouw en<br />

het bijhorend terrein dat zij heb<strong>be</strong>n opgericht, heb<strong>be</strong>n laten oprichten of met<br />

voldoening van de btw heb<strong>be</strong>n verkregen, onder <strong>be</strong>zwarende titel; met<br />

toepassing van die <strong>be</strong>lasting, binnen de gestelde termijn overdragen of met<br />

een zakelijk recht <strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede lid, 2° van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>zwaren of die het met toepassing van de btw te hunnen bate gevestigde of<br />

aan hen overgedragen <strong>be</strong>doelde zakelijk recht binnen dezelfde termijn, onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel overdragen of wederoverdragen.<br />

158. Bepaling.<br />

159. Toevallige <strong>be</strong>lastbare handeling.<br />

159/2. Optie voor de onderwerping van de <strong>be</strong>treffende handeling aan de btw<br />

(Wetboek, art. 44, § 3, 1°, a), derde streepje of b), derde streepje).<br />

160. Vorm en tijdstip van de optie (KB nr. 14).<br />

161. Betaling van de over de toevallige handeling opeisbare btw.<br />

162. Levering onder <strong>be</strong>zwarende titel met <strong>be</strong>trekking tot een gebouw of<br />

gedeelte van een gebouw en het bij<strong>be</strong>horend terrein, zonder optie.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 15<br />

C. Personen die, anders dan in de uitoefening van een economische activiteit,<br />

een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein dat zij<br />

heb<strong>be</strong>n opgericht, laten oprichten of met voldoening van de btw heb<strong>be</strong>n<br />

verkregen, binnen de gestelde termijn, onder <strong>be</strong>zwarende titel, met<br />

toepassing van die <strong>be</strong>lasting overdragen of met een zakelijk recht <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>zwaren of het met toepassing van<br />

de btw te hunnen bate gevestigde of aan hen overgedragen zakelijk recht<br />

binnen dezelfde termijn onder <strong>be</strong>zwarende titel met toepassing van die<br />

<strong>be</strong>lasting overdragen of wederoverdragen.<br />

163. Bepaling.<br />

164. Optie voor de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige (Wetboek, art. 8 en<br />

44, § 3, 1°, a, tweede streepje of b, tweede streepje).<br />

164/2. Tijdstip waarop de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige ontstaat.<br />

164/3. Verwijzing.<br />

III. Aard van het contract.<br />

165. Algemene voorwaarden van opeisbaarheid van de btw.<br />

166. Contract.<br />

167. Contract onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

168. Beoogde contracten.<br />

169. Onteigening.<br />

IV. Tijdstip van de vervreemding met <strong>be</strong>trekking tot een gebouw of een gedeelte<br />

van een gebouw en het bijhorend terrein.<br />

170. Regel.<br />

170/2. Verbouwde oude gebouwen.<br />

170/3. Bijzonder geval : in<strong>be</strong>zitneming van een appartement of een villa als<br />

kijkwoning.<br />

171. Begin van de periode.<br />

172. Einde van de periode.<br />

173. Bewijs van het tijdstip van de vervreemding.


Afdeling 2. - Maatstaf van heffing.<br />

I. Algemeen.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 16<br />

174. Prijs die <strong>be</strong>staat uit een geldsom.<br />

175. Prijs die niet of niet uitsluitend <strong>be</strong>staat uit een geldsom.<br />

176. Uitsluiting.<br />

177. Minimummaatstaf.<br />

178. Onteigening.<br />

II. Bijzondere gevallen.<br />

178/2. Vervreemding van een gebouw met uitgestelde eigendomsoverdracht.<br />

178/3. Vervreemding van een gebouw op lijfrente.<br />

178/4. Zakelijke rechten op gebouwen, andere dan het eigendomsrecht.<br />

Afdeling 3. - Tijdstip van opeisbaarheid van de btw.<br />

179. Levering.<br />

180. Betaling van de prijs.<br />

181. Facturering van de prijs.<br />

182. (Opgeheven).<br />

183. Verstrijken van de btw-termijn.<br />

184. Stelsel van toepassing op de andere <strong>be</strong>lastingplichtigen dan deze<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 2, van het Wetboek.<br />

Afdeling 4. - Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

185. Belang van de aftrek.<br />

186. Omvang van de aftrek. Uitsluiting van de grond die geen bijhorend<br />

terrein is.<br />

187. Tijdstip van de aftrek.


Afdeling 5. - Leveringen aan zichzelf.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 17<br />

A. Personen wiens geregelde economische activiteit erin <strong>be</strong>staat de gebouwen of<br />

gedeelten van gebouwen die zij heb<strong>be</strong>n opgericht of laten oprichten of met<br />

voldoening van de btw heb<strong>be</strong>n verkregen, binnen de gestelde termijn, onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel te vervreemden of ze met een zakelijk recht in artikel 9,<br />

tweede lid, 2° van het Wetboek te <strong>be</strong>zwaren of het met voldoening van de btw<br />

te hunnen bate gevestigde of aan hen overgedragen <strong>be</strong>doelde zakelijk recht<br />

binnen dezelfde termijn onder <strong>be</strong>zwarende titel over te dragen of weder over<br />

te dragen (<strong>be</strong>roepsoprichters, z. nr. 155).<br />

188. Met <strong>be</strong>lastbare leveringen gelijkgestelde handelingen.<br />

B. Belastingplichtigen waarvan de economische activiteit niet <strong>be</strong>staat in de<br />

geregelde verkoop van goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het<br />

Wetboek met voldoening van btw, maar die toevallig een gebouw of een<br />

gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein dat zij heb<strong>be</strong>n opgericht,<br />

laten oprichten of met voldoening van de btw heb<strong>be</strong>n verkregen, binnen de<br />

gestelde termijn, onder <strong>be</strong>zwarende titel, met toepassing van die <strong>be</strong>lasting<br />

overdragen of met een zakelijk recht <strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede lid, 2° van<br />

het Wetboek <strong>be</strong>zwaren of die het met toepassing van de btw te hunnen bate<br />

gevestigde of aan hen overgedragen <strong>be</strong>doelde zakelijk recht binnen dezelfde<br />

termijn onder <strong>be</strong>zwarende titel overdragen of wederoverdragen (z. nr. 158).<br />

189. Met <strong>be</strong>lastbare leveringen gelijkgestelde handelingen.<br />

C. Personen die, anders dan in de uitoefening van een economische activiteit,<br />

een gebouw of gedeelte van een gebouw en het bij<strong>be</strong>horend terrein dat zij<br />

heb<strong>be</strong>n opgericht, laten oprichten of met voldoening van de btw heb<strong>be</strong>n<br />

verkregen, binnen de gestelde termijn, onder <strong>be</strong>zwarende titel, met<br />

toepassing van die <strong>be</strong>lasting overdragen of met een zakelijk recht <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 9, tweede lid, 2° van het Wetboek <strong>be</strong>zwaren of die het met toepassing<br />

van de btw te hunnen bate gevestigde of aan hen overgedragen <strong>be</strong>doelde<br />

zakelijk recht binnen dezelfde termijn onder <strong>be</strong>zwarende titel met toepassing<br />

van die <strong>be</strong>lasting overdragen of wederoverdragen (z. nr. 163).<br />

190. Geen levering aan zichzelf.


D. Maatstaf van heffing.<br />

191-192. Principe.<br />

HOOFDSTUK VIII. - INVOER.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 18<br />

Eerste afdeling. - Algemene <strong>be</strong>palingen.<br />

I. Belastbare handelingen.<br />

193. De invoer van goederen is aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen.<br />

193/2. Algemene voorwaarden van verschuldigdheid.<br />

A. Invoer van goederen.<br />

193/3. Begrip "invoer".<br />

193/4. Begrip "goederen".<br />

B. Plaats van invoer.<br />

193/5. Criteria.<br />

193/6. Beginsel.<br />

193/7. Uitzonderingen.<br />

II. Voorwaarden waaronder de goederen op het grondgebied van het Rijk<br />

mogen worden gebracht.<br />

194. Binnenbrengen van niet-communautaire goederen.<br />

195. Binnenbrengen van communautaire goederen.<br />

196. Aangifte van de goederen.<br />

197. Bestemming van de in België ingevoerde goederen.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 19<br />

III. Wisselwerking tussen de douanereglementering en de btw-wetgeving.<br />

197/2. Algemeen.<br />

197/3. Douane<strong>be</strong>stemmingen en -regelingen.<br />

Afdeling 2. - Invoer met voldoening van de btw.<br />

I. Berekening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

198. Belastbaar feit.<br />

198/2. Tarief van de <strong>be</strong>lasting.<br />

199. In aanmerking te nemen tijdstip voor het <strong>be</strong>palen van het btw-tarief.<br />

200. Maatstaf van heffing van de btw.<br />

A. Douanewaarde.<br />

201. Algemene regel.<br />

201/2. Definitie van de douanewaarde.<br />

201/3. Bepalen van de douanewaarde.<br />

B. In de maatstaf van heffing te <strong>be</strong>grijpen kosten.<br />

202. Bij de douanewaarde te voegen kosten.<br />

203. Rechten, heffingen en andere <strong>be</strong>lastingen.<br />

204. Bijkomende kosten.<br />

204/2. Commissielonen.<br />

204/3. Kosten inzake douaneformaliteiten.<br />

204/4. Kosten van verpakking.<br />

204/5. Kosten van vervoer, van met vervoer gepaard gaande handelingen en<br />

van verzekering.<br />

C. Uitzondering.<br />

204/6. Inverbruikstelling van goederen die zich <strong>be</strong>vinden onder één van de<br />

regelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 en 5, van het Wetboek.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 20<br />

204/7. Wederinvoer voor goederen die tijdelijk zijn uitgevoerd om buiten de<br />

Gemeenschap te worden hersteld, <strong>be</strong>werkt, aangepast of verwerkt.<br />

D. Opmerkingen.<br />

205. Sommen die niet tot de maatstaf van heffing <strong>be</strong>horen.<br />

206. Gegevens van de maatstaf van heffing uitgedrukt in vreemde munten.<br />

207. (Opgeheven).<br />

208. Herziening van de heffing.<br />

209 tot 212/2. (Opgeheven).<br />

213. Afronding.<br />

II. Voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

A. Tijdstip van <strong>be</strong>taling.<br />

214. Principe.<br />

B. Persoon op wiens naam de btw moet worden voldaan.<br />

215. Geadresseerde.<br />

1. De goederen worden hier te lande niet door of voor rekening van de<br />

leverancier geïnstalleerd of gemonteerd.<br />

216. Verkrijger of overnemer.<br />

217. Eigenaar.<br />

218. Verkoper of vorige verkoper.<br />

218/2. De maakloonwerker, de huurder of de ontlener handelend in het kader<br />

van de regeling van passieve veredeling inzake btw (z. nr. 258).<br />

219. Persoon aan wie de goederen op zicht, op proef of in consignatie<br />

worden gezonden.<br />

220. Persoon aan wie een goed wordt toegestuurd dat moet worden<br />

<strong>be</strong>werkt, verwerkt of hersteld vooraleer het wordt wederuitgevoerd.<br />

220/2. (Opgeheven).


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 21<br />

2. De goederen worden hier te lande door of voor rekening van de<br />

leverancier geïnstalleerd of gemonteerd.<br />

220/3. Leverancier.<br />

220/4. Verkoper of vorige verkoper.<br />

3. Algemene opmerkingen.<br />

221. Zending van de goederen naar een commissionair of naar iemand die<br />

met een commissionair is gelijkgesteld door artikel 13 van het<br />

Wetboek.<br />

222. Invoer van een gehuurd goed.<br />

222/2. Invoer door een lid van een btw-eenheid.<br />

223. Zending van een goed naar een depothouder.<br />

C. Personen die aansprakelijk zijn voor de voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

224. Wettelijke <strong>be</strong>palingen.<br />

D. Modaliteiten van de <strong>be</strong>taling.<br />

225. Over te leggen stukken tot staving van de voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

226. Wijze van <strong>be</strong>taling.<br />

III. Verlegging van de heffing.<br />

227. Begrip.<br />

228. Personen die de verlegging van de <strong>be</strong>taling kunnen toepassen.<br />

229. Voorwaarden en formaliteiten.<br />

230. Invoerdocumenten.<br />

231 t/m 249/2. (Opgeheven).


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 22<br />

Afdeling 3. - Invoer van goederen zonder <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting.<br />

I. Voorafgaande opmerkingen.<br />

250. Binnenkomst in België van goederen geplaatst onder één van de<br />

regelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 en 5, van het Wetboek.<br />

251 tot 254/4. (Opgeheven).<br />

254/5. Leveringen en verwervingen van goederen alsmede het verrichten van<br />

diensten aan goederen die zich <strong>be</strong>vinden onder één van de regelingen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 en 5, van het Wetboek.<br />

II. Vrijstellingen.<br />

255. Algemeen.<br />

III. Vrijstellingen <strong>be</strong>doeld in artikel 40, §§ 1 en 4, van het Wetboek.<br />

255/2. Vrijstelling bij invoer van goederen waarvan de levering in het<br />

binnenland is vrijgesteld.<br />

256. Definitieve invoer met vrijstelling van btw.<br />

256/2. Vrijstelling bij invoer van een goed gevolgd door een intracommunautaire<br />

levering van dat goed.<br />

257. Wederinvoer van goederen in de staat waarin ze werden uitgevoerd.<br />

258. Wederinvoer van goederen die tijdelijk zijn uitgevoerd om buiten de<br />

Gemeenschap te worden hersteld, <strong>be</strong>werkt, aangepast of verwerkt<br />

(passieve veredeling).<br />

258/2. Invoer van gas, elektriciteit, koude en warmte.<br />

IV. Bijzondere gevallen.<br />

259. Tabaksfabrikaten.<br />

260. Vis, schaal-, schelp- en weekdieren.<br />

261. Recuperatiestoffen en -producten.<br />

262. Dagbladen en periodieke publicaties.


Afdeling 4. - Overgangs<strong>be</strong>palingen.<br />

262/2. Opsomming.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 23<br />

I. Overgangs<strong>be</strong>palingen m.b.t. de afschaffing van de fiscale grenzen tussen de<br />

Lidstaten van de Gemeenschap op 1 januari 1993.<br />

262/3. Algemeen.<br />

262/4. Verlenging van de geldigheidsduur van de btw-<strong>be</strong>palingen die van<br />

kracht waren vóór 1 januari 1993.<br />

262/5. Invoer van goederen.<br />

262/6. Niet-<strong>be</strong>lastbare invoeren.<br />

II. Overgangs<strong>be</strong>palingen m.b.t. de uitbreiding van de Gemeenschap na 1 januari<br />

1993.<br />

262/7. Algemeen.<br />

262/8. Bestendiging van de geldigheidsduur van de btw-<strong>be</strong>palingen die van<br />

kracht waren vóór de datum van toetreding van de nieuwe Lidstaten.<br />

262/9. Invoer van goederen.<br />

262/10. Niet-<strong>be</strong>lastbare invoeren.<br />

III. Overgangs<strong>be</strong>palingen m.b.t. goederen die vóór 1 januari 1996 onder een<br />

andere regeling van entrepot dan douane-entrepot werden geplaatst.<br />

262/11. Algemeen.<br />

262/12. Verlenging van de geldigheidsduur van de btw-<strong>be</strong>palingen die van<br />

kracht waren vóór 1 januari 1996.<br />

262/13. (Opgeheven).


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 24<br />

HOOFDSTUK IX. - VRIJSTELLING VOOR HANDELINGEN MET<br />

BETREKKING TOT UITVOER BUITEN DE<br />

GEMEENSCHAP.<br />

263. Inleiding.<br />

Eerste afdeling. - Uitvoer.<br />

264. Vrijstellingen om reden van uitvoer (Wetboek, art. 39 en 42, § 3, 10°).<br />

VRIJSTELLINGEN IN DE FASE VAN DE UITVOER ZELF.<br />

I. Vrijstellingen bij uitvoer uit de Gemeenschap.<br />

264/2. Voorafgaande opmerkingen.<br />

265. Uitvoer door of voor rekening van de verkoper of van de niet in<br />

België gevestigde koper.<br />

266. Uitvoer door de niet in België gevestigde koper of voor zijn rekening.<br />

Uitsluiting van de vrijstelling.<br />

267. Uitvoer door of voor rekening van de dienstverrichter of de niet in<br />

België gevestigde ontvanger van de dienst.<br />

268. Bewijs van de uitvoer in <strong>be</strong>paalde bijzondere situaties.<br />

269 - 271. (Opgeheven).<br />

272. Levering "Franco-buitengrens van de Gemeenschap".<br />

273. Gezamenlijke uitvoer.<br />

274. (Opgeheven).<br />

275. Postzendingen en postcolli.<br />

276. Uitvoer van goederen door een <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is<br />

aan de forfaitaire regeling.<br />

277. Tabaksfabrikaten.<br />

278. Uitvoer van goederen door een <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is<br />

aan de regeling voor kleine ondernemingen.<br />

278/2. Uitvoer van goederen door een <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is<br />

aan de bijzondere landbouwregeling.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 25<br />

278/3. Uitvoer van goederen die <strong>be</strong>doeld zijn in artikel 58, § 4 van het<br />

Wetboek.<br />

278/4. Leveringen van goederen door taksvrije verkooppunten gelegen in een<br />

Belgische internationale luchthaven.<br />

278/5. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 44bis, § 1, van het Wetboek.<br />

278/6. Leveringen van gas via het distributiesysteem en van elektriciteit.<br />

278/7. Btw-eenheid.<br />

279. Uitvoer door een reiziger, met woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats<br />

buiten de Gemeenschap, van goederen die voor hem geen<br />

handels- of <strong>be</strong>roepskarakter heb<strong>be</strong>n, die hij in België in <strong>be</strong>zit neemt en<br />

die hij in zijn persoonlijke bagage buiten de Gemeenschap uitvoert<br />

(Wetboek, art. 39, § 1, 4°).<br />

II. Vrijstelling van btw wegens plaatsing en verblijf van goederen onder<br />

<strong>be</strong>paalde regelingen voorzien in de communautaire douanewetgeving.<br />

280. Vervoer of verzending van goederen naar een plaats waar een regeling<br />

geldt als <strong>be</strong>doeld in artikel 23, § 4, 1°, 4°, 5°, 6° of 7° van het<br />

Wetboek.<br />

281. (Opgeheven).<br />

282. Overdracht van goederen die zich onder één van de in nr. 280, A<br />

<strong>be</strong>doelde regelingen <strong>be</strong>vinden.<br />

283. Diensten met <strong>be</strong>trekking tot goederen die worden geplaatst onder of<br />

die zich <strong>be</strong>vinden onder één van de in nr. 280, A <strong>be</strong>doelde regelingen.<br />

284. (Opgeheven).<br />

III. Opschorting van de <strong>be</strong>taling van de btw.<br />

285. Principe.<br />

286. (Opgeheven).<br />

287. Toepassingsvoorwaarden.<br />

VRIJSTELLING IN DE FASE DIE DE UITVOER VOORAFGAAT.<br />

288-289. (Opgeheven).


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 26<br />

IV. Vrijstelling ingesteld bij artikel 42, § 3, eerste lid, 10°, van het Wetboek.<br />

290. Principe en omvang van de vrijstelling.<br />

291. Vrijstelling verleend ingevolge een vergunning.<br />

292. Vrijstelling verleend bij wijze van teruggaaf.<br />

293 - 294. (Opgeheven).<br />

Afdeling 2. - Diensten <strong>be</strong>treffende het internationaal verkeer.<br />

295. Beginselen.<br />

296. Personenvervoer.<br />

297. Diensten <strong>be</strong>treffende het internationaal verkeer van goederen<br />

(Wetboek, art. 41, § 1, 1 e lid, 2° tot 6°).<br />

298/1. Diensten met <strong>be</strong>trekking tot de invoer van goederen in België of in<br />

een andere lidstaat (artikel 41, § 1, 1 e lid, 2° van het Wetboek).<br />

298/2. Diensten die rechtstreeks verband houden met de uitvoer van<br />

goederen buiten de Gemeenschap vanuit België of vanuit een andere<br />

lidstaat (Wetboek, art. 41, § 1, 1 e lid, 3°).<br />

298/3. Diensten met <strong>be</strong>trekking tot goederen die …<br />

298/4. Diensten die rechtstreeks verband houden met handelingen die<br />

vrijgesteld zijn bij toepassing van artikel 39, § 2, 1°, van het Wetboek<br />

(artikel 41, § 1, 1 e lid, 5° van het Wetboek).<br />

298/5. Het intracommunautair vervoer van goederen naar of vanaf de<br />

eilanden die de autonome regio’s van de Azoren en van Madeira<br />

vormen, alsmede de daarmee samenhangende handelingen (Wetboek,<br />

art. 41, § 1, 1 e lid, 6°).<br />

299. Diensten verricht door makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs.<br />

300. Bewijs van de vrijstelling van artikel 41 van het Wetboek.<br />

Afdeling 3. - Zee- en binnenschepen.<br />

301. Wettelijke <strong>be</strong>palingen.<br />

302. Vrijgestelde handelingen.


Afdeling 4. - Vliegtuigen.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 27<br />

303. Wettelijke <strong>be</strong>palingen.<br />

304. Vrijgestelde handelingen.<br />

Afdeling 5. - Vreemde diplomatieke vertegenwoordigingen en consulaire<br />

posten.<br />

305. Diplomatieke vertegenwoordigingen en consulaire posten.<br />

Afdeling 6. - Internationale organisaties.<br />

- Krijgsmachten toegetreden tot het Noord-Atlantisch<br />

Verdrag.<br />

- Militaire <strong>be</strong>graafplaatsen<br />

- Noord-Atlantische Vergadering.<br />

306. Wettelijke <strong>be</strong>palingen.<br />

I. Officieel gebruik.<br />

307. Organisaties <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 3°, 4° en 8°, van het<br />

Wetboek.<br />

307/2. Krijgsmachten <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 5°, van het<br />

Wetboek.<br />

307/2/2. Krijgsmachten <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 6°, van het<br />

Wetboek.<br />

307/3. Militaire Begraafplaatsen, <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 7°, van<br />

het Wetboek.<br />

307/4. Parlementaire vergadering bij de N.A.T.O. (vroegere <strong>be</strong>naming:<br />

Noord-Atlantische Vergadering), <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid,<br />

8°, van het Wetboek.<br />

307/5. Begrip "Officieel gebruik".<br />

307/6. Draagwijdte van de vrijstelling (officieel gebruik).


II. Persoonlijk gebruik.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 28<br />

307/7. Ambtenaren met diplomatiek statuut.<br />

307/8. Andere ambtenaren en leden.<br />

Afdeling 7. - Monetair goud. Instellingen met activiteiten van menslievende,<br />

liefdadige of opvoedkundige aard.<br />

308. Monetair goud.<br />

309. Instellingen met activiteiten van menslievende, liefdadige of<br />

opvoedkundige aard.<br />

Afdeling 8. - Parels en edelstenen.<br />

310. Vrijgestelde handelingen.<br />

310/2. Doel van de vrijstelling.<br />

310/3. Bedoelde goederen.<br />

310/4. Bedoelde diensten.<br />

310/5. Rechtheb<strong>be</strong>nden op de vrijstelling.<br />

310/6. (Opgeheven).<br />

HOOFDSTUK IXbis. - DE INTRACOMMUNAUTAIRE HANDELINGEN.<br />

Eerste afdeling. - Algemene <strong>be</strong>palingen.<br />

310/7. Algemeen.<br />

310/8. Vergelijking tussen de oude en de nieuwe regeling.<br />

310/9. Terminologie.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 29<br />

Afdeling 2. - De intracommunautaire levering van goederen.<br />

Eerste onderafdeling. - Algemene <strong>be</strong>palingen.<br />

310/10. Definitie.<br />

310/11. Voor<strong>be</strong>elden.<br />

Onderafdeling 2. - Vrijstelling van <strong>be</strong>paalde intracommunautaire leveringen.<br />

310/11/2. Aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen intracommunautaire leveringen.<br />

310/11/3. Soorten intracommunautaire leveringen.<br />

310/11/4. Vereiste hoedanigheid van de verkoper.<br />

310/12. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek.<br />

310/13. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Wetboek.<br />

310/14. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39bis, eerste lid, 3°, van het Wetboek.<br />

310/15. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39bis, eerste lid, 4°, van het Wetboek.<br />

Onderafdeling 3. - Plaats, tijdstip, <strong>be</strong>lastbaar feit, opeisbaarheid.<br />

310/16. Algemeen.<br />

310/17. Plaats.<br />

310/18. Tijdstip.<br />

310/19. Belastbaar feit en opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting.<br />

310/20. Herhaling.<br />

310/21. Besluit.<br />

Afdeling 3. - De intracommunautaire verwerving van goederen.<br />

Eerste onderafdeling. - Een nieuw <strong>be</strong>lastbaar feit : de intracommunautaire<br />

verwerving van goederen.<br />

310/22. Hoofdregel.<br />

310/23. Uitbreiding.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 30<br />

Onderafdeling 2. - De <strong>be</strong>lasting van de intracommunautaire verwerving in België<br />

310/24. Algemeen.<br />

310/25. Hoedanigheid van de afnemer.<br />

310/26. Hoedanigheid van de verkoper.<br />

310/27. Aard van de goederen.<br />

310/27/2. Bijzondere regeling van de <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge voor<br />

gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen<br />

en antiquiteiten.<br />

Onderafdeling 3. - Vrijgestelde intracommunautaire verwervingen van goederen.<br />

310/28. Intracommunautaire verwervingen van goederen waarvan de levering<br />

in het binnenland of de invoer is vrijgesteld.<br />

310/28/2. Intracommunautaire verwervingen van goederen vrijgesteld door<br />

artikel 42, § 3, 1° tot 9°, van het Wetboek.<br />

310/29. Intracommunautaire verwervingen van goederen die recht geven op<br />

een volledige teruggaaf van de btw.<br />

310/30. Samenvattende ta<strong>be</strong>l.<br />

Onderafdeling 4. - Plaats, tijdstip, <strong>be</strong>lastbaar feit, opeisbaarheid, maatstaf van<br />

heffing en tarief.<br />

310/31. Plaats.<br />

310/32. Tijdstip.<br />

310/33. Belastbaar feit.<br />

310/34. Opeisbaarheid.<br />

310/35. Overzicht.<br />

310/36. Maatstaf van heffing.<br />

310/37. Tarief.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 31<br />

Afdeling 4. - Verrichtingen al dan niet gelijkgesteld met intracommunautaire<br />

leveringen/verwervingen van goederen onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

Eerste onderafdeling. - Overbrenging en <strong>be</strong>stemming die gelijkgesteld wordt met<br />

een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel.<br />

310/38. Terminologie.<br />

310/39. Beschrijving en doelstellingen van het stelsel.<br />

310/40. Soevereiniteit.<br />

310/41. Samenstellende elementen van de overbrenging en de <strong>be</strong>stemming van<br />

goederen gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel.<br />

310/42. Toepasselijk stelsel.<br />

310/43. Plaats, tijdstip, <strong>be</strong>lastbaar feit, opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting.<br />

310/44. Maatstaf van heffing en tarief.<br />

Onderafdeling 2. - Niet-overbrenging en een niet met een intracommunautaire<br />

verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel gelijkgestelde <strong>be</strong>stemming.<br />

310/45. Handelingen die geen overbrenging van goederen zijn in België.<br />

310/46. Bestemming van goederen die niet gelijkgesteld wordt met een<br />

intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel in België.<br />

310/47. Draagwijdte van artikel 12bis, tweede lid, 1° tot 8°, van het Wetboek.<br />

310/48. Stelsel dat van toepassing is op <strong>be</strong>stemmingen van goederen die niet<br />

gelijkgesteld worden met een intracommunautaire verwerving onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel.<br />

Onderafdeling 3. - Bijzondere handelingen.<br />

310/49. Intracommunautaire handelingen <strong>be</strong>staande uit een overbrenging en<br />

een <strong>be</strong>stemming van goederen die gelijkgesteld wordt met een<br />

intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel gevolgd door<br />

een levering in de lidstaat van aankomst.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 32<br />

310/49/2. Overbrengingen van materialen door een in een andere lidstaat dan<br />

België gevestigde aannemer, in het kader van een werk in onroerende<br />

staat in België waarbij de materialen worden ingelijfd in het<br />

bouwwerk.<br />

Onderafdeling 4. - Omvorming van een niet-overbrenging naar een overbrenging.<br />

310/50. Principe.<br />

310/51. Toepassingen.<br />

Afdeling 5. - Het intracommunautair driehoeksverkeer.<br />

Eerste onderafdeling. - Inleiding.<br />

310/52. Begrip "driehoeksverkeer".<br />

310/53. Overzicht.<br />

Onderafdeling 2. - Het intracommunautair driehoeksverkeer<br />

310/54. Niet-vereenvoudigd intracommunautair driehoeksverkeer.<br />

310/55. Vereenvoudigd intracommunautair driehoeksverkeer.<br />

Onderafdeling 3. - Het "onecht" intracommunautair driehoeksverkeer.<br />

310/56. Inleiding.<br />

310/57. Driehoeksverkeer tussen twee Lidstaten.<br />

310/58. Het "tussenliggende" land is geen Lidstaat van de Europese<br />

Gemeenschap.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 33<br />

Onderafdeling 4. – Kettingverkopen tussen vier lidstaten.<br />

Afdeling 6. - Stelsel van overbrengingen en niet-overbrengingen in het kader<br />

van een materieel werk of een expertise met <strong>be</strong>trekking tot een<br />

ander goed dan een onroerend goed uit zijn aard.<br />

A. Algemene regels.<br />

310/59. Beginselen.<br />

310/59/2. Toleranties.<br />

310/59/3. Voor<strong>be</strong>elden.<br />

B. Vereenvoudigingen.<br />

310/60. Voortzetting van de vereenvoudigingsmaatregelen.<br />

310/61. Leverancier en dienstverrichter gevestigd in dezelfde Lidstaat.<br />

310/61/2. Leverancier en dienstverrichter gevestigd in verschillende Lidstaten.<br />

310/61/3. Opeenvolgende dienstverrichters gevestigd in dezelfde Lidstaat.<br />

310/61/4. Hoofdaannemer en onderaannemer gevestigd in dezelfde Lidstaat.<br />

310/61/5. Opeenvolgende dienstverrichters gevestigd in verschillende Lidstaten.<br />

310/61/6. Hoofdaannemer en onderaannemer gevestigd in verschillende Lidstaten.<br />

Afdeling 7. - Bijzondere regeling inzake nieuwe vervoermiddelen.<br />

310/62. Inleiding.<br />

I. Algemene <strong>be</strong>grippen.<br />

310/63. Begrip vervoermiddelen.<br />

310/64. Begrip nieuw vervoermiddel. Onderscheid tussen nieuwe vervoermiddelen<br />

en vervoermiddelen die niet nieuw zijn.<br />

310/65. Weerlegbaar wettelijk vermoeden.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 34<br />

II. Intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel.<br />

A. Belastbaarheid van de intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel van een nieuw vervoermiddel.<br />

310/66. Principe.<br />

310/67. Uitzonderingen.<br />

B. Intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen die <strong>be</strong>lastbaar<br />

zijn ingevolge de bijzondere regeling inzake nieuwe vervoermiddelen.<br />

310/68. Afwijkingen van de regels inzake de <strong>be</strong>lastbaarheid van de intracommunautaire<br />

verwerving van gewone goederen.<br />

C. Bijzonderheden op het vlak van intracommunautaire verwervingen van<br />

nieuwe vervoermiddelen die <strong>be</strong>lastbaar zijn ingevolge de bijzondere regeling<br />

inzake nieuwe vervoermiddelen.<br />

310/68/2. …<br />

D. Na te leven verplichtingen bij de intracommunautaire verwerving van een al<br />

dan niet nieuw vervoermiddel.<br />

310/69. Wets<strong>be</strong>paling.<br />

310/70. Wijze van aangifte van de intracommunautaire verwerving van een<br />

nieuw vervoermiddel en van de voldoening van de ter zake opeisbare<br />

btw.<br />

310/71. Bijzondere btw-aangifte inzake de intracommunautaire verwerving<br />

van nieuwe vervoermiddelen (aangifte nr. 446).<br />

310/72. Aanbieding op een douanekantoor bij de intracommunautaire<br />

verwerving van een al dan niet nieuw vervoermiddel.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 35<br />

III. Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel.<br />

310/73. Algemeen.<br />

A. Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel door de<br />

toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>oogd in artikel 8bis, § 1 van het Wetboek.<br />

310/74. Hoedanigheid van "toevallige" <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

310/75. Beperking van het recht op aftrek van de toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

310/76. Ontstaan van het recht op aftrek. Voorwaarden voor de uitoefening<br />

van dit recht.<br />

310/77. Wijze van uitoefening van het recht op aftrek.<br />

310/78. Aangifte van de intracommunautaire levering.<br />

B. Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die geen toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige is als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 8bis, § 1, van het Wetboek en die evenmin gehouden is tot het indienen<br />

van de gewone btw-maand- of kwartaalaangifte.<br />

310/79. Beoogde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

310/80. Aangifte van de intracommunautaire levering en recht op aftrek.<br />

C. Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige gehouden tot het indienen van de gewone btw-maand- of<br />

kwartaalaangifte.<br />

310/81. Aangifte en kennisgeving van de intracommunautaire levering.<br />

310/82. Recht op aftrek.<br />

D. Vrijstellingen met <strong>be</strong>trekking tot de intracommunautaire levering van een<br />

nieuw vervoermiddel.<br />

310/83. Algemeen.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 36<br />

310/84. Vrijstellingen die zowel gelden voor de intracommunautaire<br />

leveringen van gewone goederen als voor de intracommunautaire<br />

leveringen van nieuwe vervoermiddelen.<br />

310/85. Vrijstelling eigen aan de bijzondere regeling inzake nieuwe vervoermiddelen.<br />

310/86. Grondvoorwaarden van de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 2°<br />

van het Wetboek.<br />

310/87. Bijzondere verplichtingen met <strong>be</strong>trekking tot de vrijgestelde intracommunautaire<br />

levering van <strong>be</strong>paalde landvoertuigen.<br />

Afdeling 8. - Het stelsel van de btw-eenheid.<br />

A. Algemene regels.<br />

310/88. Principes.<br />

B. Interne handelingen tussen leden.<br />

310/89. Tussen leden onderling in België verrichte intracommunautaire<br />

leveringen.<br />

310/89/2. Door een Belgisch lid verrichte overbrenging van goederen naar een<br />

andere lidstaat.<br />

310/89/3. Intracommunautaire verwerving in België in het kader van een tussen<br />

leden van een btw-eenheid in een andere lidstaat verrichte levering.<br />

310/89/4. Bestemming gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving in<br />

het kader van een door een lid van de btw-eenheid verrichte<br />

overbrenging van een andere lidstaat naar België.<br />

C. Externe handelingen.<br />

310/89/5. Algemeenheden.<br />

310/89/6. Leden van een btw-eenheid wiens volledige activiteit vrijgesteld is op<br />

grond van artikel 44 van het Btw-Wetboek.<br />

310/89/7. Driehoeksverkeer.<br />

310/89/8. Kettingverkopen tussen twee leden van een btw-eenheid en een in een<br />

andere lidstaat gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 37<br />

HOOFDSTUK IXter. - HET <strong>BTW</strong>-ENTREPOT.<br />

Eerste afdeling. - Algemene <strong>be</strong>palingen.<br />

310/90. Inleiding.<br />

310/91. Wettelijke en reglementaire <strong>be</strong>palingen.<br />

Afdeling 2. - Het btw-entrepot.<br />

310/92. Begrip "btw-entrepot".<br />

310/93. Als btw-entrepot erkende plaatsen.<br />

Afdeling 3. - Goederen toegelaten tot de regeling btw-entrepot.<br />

310/94. Beperkende criteria.<br />

310/95. Criterium inzake herkomst.<br />

310/96. Criterium inzake <strong>be</strong>stemming.<br />

310/97. (Opgeheven).<br />

Afdeling 4. - Vrijgestelde handelingen.<br />

310/98. Opsomming.<br />

310/99. Handelingen tot plaatsing van goederen onder de regeling btwentrepot.<br />

310/100. Leveringen van goederen onder de regeling btw-entrepot.<br />

310/101. Diensten verricht onder de regeling btw-entrepot.<br />

Afdeling 5. - Vergunning.<br />

310/102. Principe.


310/103. Bijzondere vergunning.<br />

310/104. Algemene vergunning.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 38<br />

Afdeling 6. - Werking van de regeling.<br />

310/105. Algemeen.<br />

310/106. Voorlopige vrijstelling.<br />

310/107. Gevallen waarin de voorlopige vrijstelling definitief wordt.<br />

310/108. Gevallen waarin moet worden teruggekomen op de voorlopige<br />

vrijstelling.<br />

310/109. Aanzuivering van de regeling.<br />

310/110. Schuldenaars van de <strong>be</strong>lasting.<br />

310/111. Bijzonderheden van de regeling btw-entrepot ten aanzien van<br />

accijnsproducten en van goederen die <strong>be</strong>stemd zijn voor de productie<br />

en de verwerking van accijnsproducten.<br />

HOOFDSTUK X. - EIGENLIJKE VRIJSTELLINGEN.<br />

311. De in artikel 44 <strong>be</strong>doelde personen zijn <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

312. Recht op aftrek.<br />

313. Optiemogelijkheid.<br />

Eerste afdeling. - Diensten die vrijgesteld zijn wegens de hoedanigheid van<br />

degene die ze verricht.<br />

314. Prestaties van advocaten (Wetboek, art. 44, § 1).<br />

315. Prestaties van artsen, tandartsen en andere zorgverleners op het gebied<br />

van de gezondheidszorg (Wetboek, art. 44, § 1, 2°).


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 39<br />

Afdeling 2. - Handelingen die vrijgesteld zijn wegens sociale of culturele<br />

redenen.<br />

316. Prestaties van inrichtingen voor gezondheidsverzorging.<br />

317. (Opgeheven).<br />

318. Vervoer van zieken of gewonden met speciaal daartoe uitgeruste<br />

vervoermiddelen.<br />

318/2. Prestaties van sommige zelfstandige groeperingen van personen.<br />

318/3. Bepaalde leveringen.<br />

319. Diensten met <strong>be</strong>trekking tot maatschappelijk werk en sociale<br />

zekerheid.<br />

320. Diensten van sportinrichtingen en inrichtingen voor lichamelijke<br />

opvoeding.<br />

321. Onderwijs.<br />

322. Instellingen voor sportonderricht.<br />

322/2. Autorijscholen.<br />

322/3. Vliegonderricht.<br />

323. Diensten <strong>be</strong>treffende onderwijskeuze en gezinsvoorlichting.<br />

324. Verhuur van boeken en tijdschriften, van muziekpartituren, grammofoonplaten,<br />

magneetbanden, diapositieven en van andere dergelijke<br />

voorwerpen van culturele aard.<br />

325. Diensten van bibliotheken en leeszalen.<br />

326. Exploitatie van musea, monumenten, natuurmonumenten, plantentuinen<br />

en dierentuinen.<br />

327. Diensten van voordrachtgevers, artiesten en <strong>be</strong>roepssport<strong>be</strong>oefenaars.<br />

328. Organisatie van diverse voorstellingen.<br />

328/2. Bepaalde ter<strong>be</strong>schikkingstellingen van personeel.<br />

328/3. Bepaalde diensten verricht door instellingen die geen winstoogmerk<br />

heb<strong>be</strong>n.<br />

328/4. Bepaalde leveringen van goederen en diensten verricht in samenhang<br />

met werkzaamheden die ter verkrijging van financiële steun voor<br />

vrijgestelde instellingen zijn georganiseerd.<br />

328/5. Leveringen van goederen en dienstverrichtingen door <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

zonder recht op aftrek.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 40<br />

Afdeling 3. - Andere vrijgestelde handelingen.<br />

329. De levering en de verhuur van uit hun aard onroerende goederen.<br />

329/2. Contracten voor uitgave.<br />

330. Handelingen van verzekering en herverzekering en van makelaars en<br />

lastheb<strong>be</strong>rs bij verzekeringen.<br />

330/2. Kredietverrichtingen, <strong>be</strong>middeling bij en <strong>be</strong>heer van kredieten.<br />

330/3. Zekerheids- en garantieverbintenissen bij een <strong>be</strong>heer van kredietverrichtingen.<br />

330/4. Bepaalde bank- en financiële verrichtingen.<br />

331. Betalings- en ontvangstverrichtingen.<br />

332. Handelingen <strong>be</strong>treffende deviezen, bankbiljetten en munten die wettig<br />

<strong>be</strong>taalmiddel zijn.<br />

332/2. Handelingen, <strong>be</strong>middeling daaronder <strong>be</strong>grepen, inzake effecten.<br />

332/3. Handelingen verricht door instellingen voor collectieve <strong>be</strong>legging.<br />

332/4. Postzegels, fiscale zegels en andere soortgelijke zegels.<br />

332/5/1. Weddenschappen, loterijen en andere kans- en geldspelen.<br />

332/5/2. Diensten verricht door openbare postdiensten.<br />

Afdeling 4. - Bijzondere regeling voor <strong>be</strong>leggingsgoud (Btw-Wetboek, artikel<br />

44bis).<br />

332/6. Inleiding.<br />

332/7. Beginselen van de bijzondere regeling voor <strong>be</strong>leggingsgoud (artikel<br />

44bis van het Btw-Wetboek).<br />

HOOFDSTUK XI. - AFTREK VAN VOORBELASTlNG.<br />

Eerste afdeling. - Algemene <strong>be</strong>ginselen.<br />

333. Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting, hoofdkenmerk van de btw.<br />

334. Alleen <strong>be</strong>lastingplichtigen, niet vrijgesteld door artikel 44, heb<strong>be</strong>n<br />

recht op aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 41<br />

334/2. Regeling voor sommige verzekerings- of financiële verrichtingen.<br />

334/3. Toestand van de in het buitenland gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige ten<br />

aanzien van het recht op aftrek.<br />

334/4. Bijzondere regeling voor <strong>be</strong>leggingsgoud.<br />

Afdeling 2. - Omvang van het recht op aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

I. Algemene draagwijdte van het recht op aftrek.<br />

335. Teksten.<br />

336. Beoordelingscriterium: de vermoedelijke <strong>be</strong>stemming van de ontvangen<br />

goederen en diensten.<br />

336/2. Verkrijging van de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige na aanschaf<br />

van een goed.<br />

337. Uitsluiting van de aftrek van de <strong>be</strong>lasting die geheven werd van de<br />

goederen en diensten die voor privé-gebruik of, meer algemeen, voor<br />

andere doeleinden dan die van de economische activiteit zijn <strong>be</strong>stemd.<br />

338. Verwerping van de aftrek of onttrekking.<br />

338/2. Bijzonder geval met <strong>be</strong>trekking tot nieuwe vervoermiddelen die<br />

intracommunautair geleverd worden.<br />

339. Bijzonder geval met <strong>be</strong>trekking tot autovoertuigen <strong>be</strong>stemd voor het<br />

vervoer van personen en/of goederen over de weg. Aftrekplafond van<br />

50 pct. (z. aanschr. 73/1972).<br />

339/2. Voertuigen <strong>be</strong>oogd door artikel 45, § 2, die ter <strong>be</strong>schikking worden<br />

gesteld van een personeelslid of van een <strong>be</strong>stuurder of vennoot –<br />

samenhang tussen artikel 45, § 2 en andere <strong>be</strong>palingen van het<br />

Wetboek.<br />

340. Aftrekbare <strong>be</strong>lasting.<br />

341. Toestand van de volledige <strong>be</strong>lastingplichtige met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

342. Toestand van de <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek<br />

(gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige) met <strong>be</strong>trekking tot de aftrek van<br />

voor<strong>be</strong>lasting.<br />

II. Uitsluiting van het recht op aftrek voor de btw geheven van sommige<br />

<strong>be</strong>roepsuitgaven.<br />

343. Algemeen.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 42<br />

344. Tabaksfabrikaten (Wetboek, art. 45, § 3, 1°).<br />

345. Geestrijke dranken (Wetboek, art. 45, § 3, 2°).<br />

346. Kosten van logies en kosten van spijzen en dranken om ter plaatse te<br />

worden verbruikt (Wetboek, art. 45, § 3, 3°).<br />

347. Kosten van onthaal (Wetboek, art. 45, § 3, 4°).<br />

347/2. Kosten gedaan door reisbureaus die handelen volgens het vermoeden<br />

vervat in artikel 20, § 2, van het Wetboek (Wetboek, art. 45, § 4).<br />

III. Biezondere problemen met <strong>be</strong>trekking tot de omvang van het recht op aftrek<br />

van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

348. Kosteloze uitdeling van monsters.<br />

349. Premies in natura die ter gelegenheid van een promotieverkoop, bij<br />

aankoop van goederen worden gegeven.<br />

350. Geschenken van geringe waarde.<br />

351. Kosten gedaan voor het personeel. Sociale voordelen die aan<br />

personeelsleden worden toegekend. Voordelen van alle aard.<br />

352. Reis- en verblijfkosten.<br />

353. Kosten van vervoer per spoor, tram en autobus.<br />

Afdeling 3. - Uitoefenen van het recht op aftrek.<br />

354. Algemeen.<br />

I. Ontstaan van het recht op aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

355. Onmiddellijke aftrek.<br />

356. Levering van goederen, verlenen van diensten.<br />

357. Leveringen aan zichzelf.<br />

358. Invoer.<br />

359. Intracommunautaire verwervingen en daarmee gelijkgestelde handelingen.<br />

II. Voorwaarden om het recht op aftrek uit te oefenen.<br />

360. Algemeenheden.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 43<br />

361. Leveren van goederen en verlenen van diensten (KB nr. 3, art. 3, § 1,<br />

1°, en KB nr. 31, art. 7).<br />

362. Gemeenschappelijk vervoer van personen (spoor, tram, autobus).<br />

363. Bedrijfsmiddelen verkregen door de echtgenoot.<br />

364. Openbare verkoping van de goederen van een gefailleerde.<br />

365. Leveringen en diensten aan zichzelf voor de <strong>be</strong>hoeften van de<br />

onderneming (KB nr. 3, art. 3, § 1, 2°).<br />

366. Invoer met voldoening van de <strong>be</strong>lasting bij de aangifte ten verbruik<br />

(KB nr. 3, art. 3, § 1, 3°).<br />

367. Invoer onder het stelsel van de verlegging van de heffing naar het<br />

binnenland (KB nr. 3, art. 3, § 1, 4°).<br />

368. Intracommunautaire verwerving van goederen (KB nr. 3, art. 3, § 1,<br />

5°) .<br />

369. Met een intracommunautaire verwerving van goederen gelijkgestelde<br />

handeling (KB nr. 3, art. 3, § 1, 6°).<br />

370. Belasting voldaan door de medecontractant (KB nr. 3, art. 3, § 1, 7°).<br />

III. Uitoefening van het recht op aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

371. De aftrek geschiedt onmiddellijk en globaal.<br />

372. Voor<strong>be</strong>elden.<br />

373. Vertraging bij het vervullen van de voorwaarden voor de uitoefening<br />

van het recht op aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

374. Het recht op aftrek werd niet onmiddellijk uitgeoefend.<br />

375. Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een<br />

<strong>be</strong>drijfsafdeling. Fusie. Uitoefening van het recht op aftrek door de<br />

overnemer.<br />

376. Verval van het recht op aftrek.<br />

Afdeling 4. - Herziening van de aftrek.<br />

377. Inleiding.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 44<br />

Eerste onderafdeling. - Herziening van de aftrek van de andere <strong>be</strong>lasting dan die<br />

geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

I. Omstandigheden waarin en tijdstip waarop de herziening ge<strong>be</strong>urt.<br />

378. Oorspronkelijke aftrek te groot of te klein (KB nr. 3, art. 5, 1°).<br />

379. Voorlopige vaststelling in geval van gedeeltelijke aftrek (privé<strong>be</strong>stemming<br />

naast gebruik voor de doeleinden van de economische<br />

activiteit met recht op aftrek). Herziening.<br />

380. Omstandigheid <strong>be</strong>doeld in artikel 79, tweede lid, van het Wetboek<br />

(KB nr. 3, art. 5, 2°).<br />

381. Wijzigingen in de gegevens van de <strong>be</strong>rekening van de oorspronkelijk<br />

afgetrokken <strong>be</strong>lasting (KB nr. 3, art. 5, 3°).<br />

382. Onttrekking of ingebruikneming en herziening van de aftrek.<br />

383. Verlies van ieder recht op aftrek (KB nr. 3, art. 5, 4°).<br />

383/2. Ontstaan van een recht op aftrek ingevolge een wijziging van het<br />

<strong>be</strong>lastingregime (KB nr. 3, art. 21bis)<br />

384. Goederen die uit het <strong>be</strong>drijf zijn verdwenen.<br />

II. Modaliteiten van de herziening.<br />

385. Inschrijvingen te doen in de periodieke aangifte.<br />

Onderafdeling 2. - Herziening van de aftrek van <strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

I. Begrip "<strong>be</strong>drijfsmiddelen".<br />

386. Bepaling van het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>drijfsmiddelen".<br />

387. Het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>drijfsmiddelen".<br />

388. Goederen die vlug tenietgaan.<br />

389. Klein materieel, klein gereedschap en kantoor<strong>be</strong>hoeften.<br />

390. Verpakkingsmiddelen.<br />

391. Verhuurde <strong>be</strong>drijfsmiddelen.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 45<br />

II. Begrip "<strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen".<br />

392. Bepaling van het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen".<br />

393. Handelingen die niet aan herziening zijn onderworpen.<br />

394. Voor<strong>be</strong>elden.<br />

395. Materialen, onderdelen en reserve-onderdelen.<br />

III. Gewone herziening van de oorspronkelijk verrichte aftrek van btw op<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen (KB nr. 3, art. 8).<br />

396. Gevallen.<br />

IV. De vijf- of vijftienjarige herziening, eigen aan de <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

A. Algemeen.<br />

397. Algemene draagwijdte van de vijf- of vijftienjarige herziening.<br />

398. Uitgangspunt en duur van het herzieningstijdvak. Beginsel.<br />

399. Uitzondering met <strong>be</strong>trekking tot het uitgangspunt van de herziening.<br />

B. Gevallen waarin en tijdstip waarop de vijf- of vijftienjarige herziening voor<br />

de <strong>be</strong>drijfsmiddelen moet worden verricht. Berekening van die herziening.<br />

400. Geheel of gedeeltelijk gebruik van een <strong>be</strong>drijfsmiddel voor privé- of<br />

andere dan <strong>be</strong>roepsdoeleinden.<br />

401. Wijzigingen in de factoren die aan de <strong>be</strong>rekening van de aftrek gedaan<br />

voor <strong>be</strong>drijfsmiddelen ten grondslag heb<strong>be</strong>n gelegen.<br />

402. Verkoop of onttrekking van een <strong>be</strong>drijfsmiddel.<br />

403. Bedrijfsmiddelen die ophouden in de onderneming te <strong>be</strong>staan (KB<br />

nr. 3, art. 10, 4°).<br />

403/2. Herzieningen te verrichten in geval van een overdracht bij toepassing<br />

van de artikelen 11 en 18, § 3, van het Wetboek - overdracht van een<br />

algemeenheid van goederen of een <strong>be</strong>drijfsafdeling (z. eveneens<br />

bijlage XVII).


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 46<br />

404. Verlies van hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige (KB nr. 3, art. 10,<br />

5°).<br />

404/2. Ontstaan van een recht op aftrek ingevolge een wijziging van het<br />

<strong>be</strong>lastingregime (KB nr. 3, art. 21bis).<br />

C. Modaliteiten van de vijf- of vijftienjarige herziening.<br />

405. Inschrijving in de periodieke aangifte.<br />

406. Berekeningsblad dat bij de aangifte wordt gevoegd.<br />

407. Ta<strong>be</strong>l van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

408. Vorm van de ta<strong>be</strong>l van <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

409. Bewaring van de ta<strong>be</strong>l van <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

Afdeling 5. - Bijzondere <strong>be</strong>palingen met <strong>be</strong>trekking tot de aftrek door een<br />

gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

410. Algemeen.<br />

I. Algemeen verhoudingsgetal.<br />

411. Bepalen van het algemeen verhoudingsgetal.<br />

412. Berekenings- en afrondingsmodaliteiten van het algemeen verhoudingsgetal.<br />

413. Uitsluiting, voor de <strong>be</strong>rekening van het algemeen verhoudingsgetal,<br />

van sommige factoren.<br />

414. (Opgeheven).<br />

415. Voorlopig verhoudingsgetal en definitief verhoudingsgetal.<br />

416. Herziening van de aftrek van andere <strong>be</strong>lasting dan die geheven van<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

417. Ontheffing van herziening. Verschil van minder dan 10 percent.<br />

418. Herziening van de aftrek van <strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

419. Modaliteiten van de herziening.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 47<br />

II. De aftrek met inachtneming van het werkelijk gebruik van de goederen en<br />

diensten.<br />

420. Algemeen.<br />

421. Werkingssfeer van de aftrek met inachtneming van het werkelijk<br />

gebruik van de goederen en diensten.<br />

422. Herziening van de aftrek van <strong>be</strong>lasting die werd afgetrokken met<br />

inachtneming van het werkelijk gebruik (KB nr. 3, art. 19 en 20).<br />

423. (Opgeheven).<br />

424. Modaliteiten van de herziening.<br />

Afdeling 6. - Bijzondere <strong>be</strong>palingen met <strong>be</strong>trekking tot de aftrek door een btweenheid.<br />

424/2. Algemeen.<br />

424/3. Voorafgaand onderzoek.<br />

424/4. Aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal.<br />

424/5. Aftrek volgens het werkelijk gebruik.<br />

424/6. Herziening bij vorming en ontbinding van de btw-eenheid en bij<br />

toetreding en uittreding van een lid.<br />

HOOFDSTUK XII. - MAATREGELEN VOOR DE VOLDOENING<br />

VAN DE <strong>BTW</strong>.<br />

425. Inleiding.<br />

Eerste afdeling. - Informatieve aangiften en keuzeverklaringen in te dienen<br />

door de <strong>be</strong>lastingplichten en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen met <strong>be</strong>trekking tot hun activiteit; het btwidentificatienummer.<br />

426. Aangiften van aanvang, wijziging en stopzetting van activiteit.<br />

426/2. Andere informatieve aangiften.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 48<br />

426/3. Keuzeverklaring.<br />

427. Btw-identificatienummer.<br />

Afdeling 2. - De facturering.<br />

428. Belang van de facturering binnen het btw-systeem.<br />

I. Verplichting tot het uitreiken van een factuur of een als zodanig geldend<br />

stuk.<br />

429. Principe.<br />

430. Tijdstip van uitreiking.<br />

431. Facturering van de leveringen van goederen en de diensten verricht<br />

voor natuurlijke personen die ze <strong>be</strong>stemmen voor hun privé-gebruik.<br />

432. Uitzonderingen op de mogelijkheid om geen factuur uit te reiken.<br />

432/2. Uitreiking van de factuur door de medecontractant (self-billing).<br />

II. Andere stukken die moeten worden opgemaakt en, in voorkomend geval,<br />

overhandigd aan de medecontractant.<br />

433. Verplichting een stuk op te maken voor de met leveringen van<br />

goederen of dienstverrichtingen gelijkgestelde handelingen en het<br />

tijdstip waarop dit stuk moet worden opgemaakt.<br />

433/2. Tijdstip waarop dit stuk moet worden opgemaakt.<br />

433/3. Verplichting voor het lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4,<br />

§ 2, van het Wetboek, een stuk op te maken dat de verschaffing van<br />

goederen en diensten aan een ander lid van dezelfde btw-eenheid<br />

vaststelt.<br />

434. Op een <strong>be</strong>lastingplichtige rustende verplichting een stuk op te maken<br />

voor de leveringen van goederen en de diensten die hem werden<br />

verstrekt door een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige of door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die niet gehouden is een factuur uit te reiken.<br />

435. (Opgeheven).<br />

436. Stuk op te maken door de <strong>be</strong>lastingplichtigen en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen die schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting en<br />

tijdstip waarop dit stuk moet worden opgemaakt.


437. Ver<strong>be</strong>terende stukken.<br />

438. (Opgeheven).<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 49<br />

III. Inhoud en vorm van de factuur en van de verschillende als zodanig geldende<br />

stukken.<br />

439. Vermeldingen welke de factuur dient te <strong>be</strong>vatten.<br />

439/2. (Opgeheven).<br />

439/3. In meerdere exemplaren uitgereikte factuur.<br />

439/4. Intern stuk dat de verschaffing van goederen en diensten tussen leden<br />

van dezelfde btw-eenheid vaststelt.<br />

440. Stuk met <strong>be</strong>trekking tot de intracommunautaire overbrenging van<br />

goederen (z. nr. 433, letter A).<br />

440/2. Stuk met <strong>be</strong>trekking tot de met een andere dan een intracommunautaire<br />

levering van goederen of met een dienstverrichting<br />

gelijkgestelde handeling (z. nr. 433, letter B).<br />

440/3. Vermeldingen die het stuk dient te <strong>be</strong>vatten, dat moet worden<br />

opgemaakt door een lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4,<br />

§ 2, ingevolge dienstprestaties die hem werden verstrekt door een van<br />

zijn buiten België gelegen vestigingen.<br />

440/4. Vermeldingen op het door de <strong>be</strong>lastingplichtige op te maken stuk<br />

ingevolge de aan hem verrichte leveringen van goederen of verstrekte<br />

diensten waarvoor geen verplichting tot facturering <strong>be</strong>staat.<br />

440/5. Vermeldingen welke de door de medecontractant opgemaakte factuur<br />

dient te <strong>be</strong>vatten (z. nr. 432/2).<br />

440/6. Vermeldingen welke het door de <strong>be</strong>lastingplichtigen en door de niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen op te maken stuk dient te <strong>be</strong>vatten<br />

wat <strong>be</strong>treft de handelingen waarvoor zij schuldenaar zijn van de btw<br />

en waarvoor zij noch de factuur, noch het als zodanig geldend stuk<br />

ontvangen heb<strong>be</strong>n (z. nr. 436).<br />

440/7. Vermeldingen welke de ver<strong>be</strong>terende stukken dienen te <strong>be</strong>vatten.<br />

441. Vorm van de factuur.<br />

441/2. Model van een factuur.<br />

441/3. Elektronische facturering.<br />

IV. Bijzondere gevallen.<br />

442. Voorschotfactuur en eindfactuur.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 50<br />

443. Verzamelfactuur.<br />

444. Openbare verkoop van roerende goederen van een gefailleerde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

445. (Opgeheven).<br />

445/2. Verkoop op proef, zending op zicht of in consignatie.<br />

445/3. Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een<br />

<strong>be</strong>drijfsafdeling.<br />

445/4. Door de aansprakelijke vertegenwoordiger van een niet in België<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige op te maken stuk.<br />

445/5. Facturering van verkopen van brandstof waarvan de <strong>be</strong>taling ge<strong>be</strong>urt<br />

door middel van de Bancontact- en Mister Cash-kaarten.<br />

445/6. Verkoop in 't klein.<br />

445/7. Belastingplichtige onderworpen aan een bijzondere regeling.<br />

V. Andere aan <strong>be</strong>lastingplichtigen en niet-<strong>be</strong>lastingplichtigen opgelegde<br />

verplichtingen met <strong>be</strong>trekking tot de uit te reiken, op te maken of te<br />

ontvangen stukken.<br />

446. Bewaring en mededeling.<br />

447. Sancties.<br />

Afdeling 3. - Uitreiking van een rekening of ontvangst<strong>be</strong>wijs.<br />

447/2. Reglementering.<br />

447/3. Documenten.<br />

447/4. Uit te reiken documenten in de horecasector.<br />

447/5. Uit te reiken documenten voor het wassen van automobielen.<br />

Afdeling 4. - Btw-aangiften van de <strong>be</strong>lastbare handelingen en <strong>be</strong>taling van de<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting aan de Schatkist.<br />

448. Principe.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 51<br />

Eerste onderafdeling. - Periodieke btw-aangiften (maand- en kwartaalaangiften).<br />

449. Personen gehouden tot het indienen van periodieke aangiften.<br />

450. Periode waarop de periodieke aangifte <strong>be</strong>trekking heeft.<br />

450/2. Overgang van een regeling naar een andere.<br />

451. Elektronische indiening van de periodieke aangifte.<br />

451/2. Indiening van de periodieke aangifte op papier.<br />

452. Aangiftetermijn.<br />

453. Inhoud van de periodieke aangifte.<br />

453/2. Verplichting tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Onderafdeling 2. - Bijzondere btw-aangiften.<br />

454. Personen gehouden tot het indienen van de bijzondere btw-aangifte.<br />

454/2. Handelingen waarvoor de btw-<strong>be</strong>lastingplichtigen die geen periodieke<br />

btw-aangiften indienen schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting of de<br />

<strong>be</strong>lasting moeten voldoen in de plaats van de leverancier van de<br />

goederen of van de dienstverrichter.<br />

454/3. Handelingen waarvoor de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen<br />

schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting.<br />

454/4. Tijdvak waarop de bijzondere btw-aangifte <strong>be</strong>trekking heeft.<br />

454/5. Bijzondere aangifteformulieren.<br />

454/6. Aangiftetermijn.<br />

454/7. Inhoud van de bijzondere aangifte.<br />

454/8. Verplichting tot <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Onderafdeling 3. - Andere aangiften en <strong>be</strong>talingswijzen.<br />

454/9. Bijzondere btw-aangifte inzake de intracommunautaire verwervingen<br />

van nieuwe vervoermiddelen.<br />

454/10. De aangifte ten verbruik op het stuk van de accijns.


Afdeling 5. - De boekhouding.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 52<br />

455. Algemeen.<br />

456. De btw-boekhouding van de <strong>be</strong>lastingplichtigen, uitgezonderd degenen<br />

<strong>be</strong>doeld in de artikelen 44, 56, § 2 en 57 van het Wetboek.<br />

457. Boek voor inkomende facturen.<br />

458. Boek voor uitgaande facturen.<br />

459. Dagboek van ontvangsten op papier.<br />

459/2. Dagboek van ontvangsten en centralisatieboek gehouden door middel<br />

van een geïnformatiseerd systeem.<br />

460. Ta<strong>be</strong>l van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

460/2. De klantenrekeningen.<br />

461. Het register voor materiële werken of expertises met <strong>be</strong>trekking tot<br />

andere goederen dan uit hun aard onroerende goederen.<br />

461/2. Btw-register van de motorvoertuigen.<br />

461/3. Register van niet-overbrengingen.<br />

462. De boekhouding van de <strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2<br />

van het Wetboek (kleine ondernemingen onderworpen aan de<br />

vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting).<br />

463. De boekhouding van de <strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>doeld in artikel 57 van<br />

het Wetboek (bijzondere landbouwregeling).<br />

464. De boekhouding van de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen en de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die<br />

krachtens artikel 44 van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld<br />

en waarvoor zij geen enkel recht op aftrek heb<strong>be</strong>n.<br />

465. Het register dat moet bijgehouden worden door de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting, de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de bijzondere regeling van de<br />

landbouwondernemingen, de <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend<br />

handelingen verrichten die krachtens artikel 44 van het Wetboek van<br />

de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld en waarvoor zij geen recht op aftrek<br />

heb<strong>be</strong>n en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen.<br />

Afdeling 6. - Opgave van de intracommunautaire handelingen.<br />

466. Principe.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 53<br />

467. Personen gehouden tot het opstellen van de opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen.<br />

468. In te schrijven afnemers.<br />

468/2. Aan te geven handelingen.<br />

469. Categorie I: De vrijgestelde intracommunautaire leveringen van goederen.<br />

470. (Opgeheven).<br />

471. (Opgeheven).<br />

472. Categorie II: De leveringen van goederen verricht in de lidstaat van<br />

aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen, in het<br />

geval van driehoeksverkeer.<br />

472/2. Categorie III: De dienst verricht voor een <strong>be</strong>lastingplichtige van een<br />

andere lidstaat waar deze <strong>be</strong>lastingplichtige schuldenaar is van de<br />

<strong>be</strong>lasting en voor zover deze diensten niet zijn vrijgesteld van de<br />

<strong>be</strong>lasting in die lidstaat.<br />

473. Inschrijvingen in de opgave van de intracommunautaire handelingen.<br />

473/2. Periodiciteit van de opgave van de intracommunautaire handelingen.<br />

474. Invullen en indienen van de opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen.<br />

475. De opgave van intracommunautaire leveringen in te dienen door de<br />

landbouwondernemers <strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het Wetboek.<br />

Afdeling 7. - Jaarlijkse opgave van afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen (listing afnemers).<br />

476. Principe.<br />

477. Personen die de jaarlijkse opgave moeten opmaken.<br />

478. In te schrijven afnemers.<br />

479. Te vermelden handelingen.<br />

480. Gegevens welke de opgave moet <strong>be</strong>vatten.<br />

481. Vorm van de opgave en modaliteiten voor de indiening.<br />

481/2. "Nihil"-opgave.<br />

Afdeling 8. - De schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Eerste onderafdeling. - Principes.<br />

482. Schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 54<br />

483. Handelingen verricht door een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die geen aansprakelijke vertegenwoordiger heeft laten<br />

erkennen.<br />

Onderafdeling 2. - Verlegging van de heffing van de <strong>be</strong>lasting voor de in arti-<br />

kel 20 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 <strong>be</strong>doelde handelingen.<br />

483/2. Principe.<br />

483/3. Bedoelde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

483/4. Bedoelde handelingen.<br />

483/5. Werk in onroerende staat.<br />

483/6. Het bouwen, het verbouwen, het onderhouden, het afwerken, het<br />

inrichten, het herstellen, het reinigen en het afbreken, geheel of ten<br />

dele, van een uit zijn aard onroerend goed.<br />

483/7. Handeling die erin <strong>be</strong>staat een roerend goed te leveren en het meteen<br />

op zodanige wijze aan te brengen aan een onroerend goed dat het<br />

onroerend uit zijn aard wordt.<br />

483/8. Andere handelingen van levering en aanhechting aan een gebouw en<br />

die <strong>be</strong>doeld zijn in artikel 20, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1.<br />

483/9. Centrale verwarming en airconditioning.<br />

483/10. Sanitaire installatie.<br />

483/11. Elektrische installatie.<br />

483/12. Elektrische <strong>be</strong>linstallatie, brand- en alarmtoestellen, telefooninstallatie.<br />

483/13. Kasten, gootstenen en dampkappen.<br />

483/14. Luiken, rolluiken, rolgordijnen.<br />

483/15. Wand<strong>be</strong>kledingen en vloer<strong>be</strong>dekkingen.<br />

483/16. Het aanhechten, het plaatsen, het herstellen, het onderhouden en het<br />

reinigen.<br />

483/17. De ter<strong>be</strong>schikkingstelling van personeel.<br />

483/18. De verplichtingen van de dienstverrichter of van de leverancier van de<br />

goederen.<br />

483/19. De verplichtingen van de medecontractant.<br />

Onderafdeling 2/2.- Verlegging van de <strong>be</strong>lasting voor wat <strong>be</strong>treft de in arti-<br />

kel 20bis van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 <strong>be</strong>doelde<br />

handelingen.<br />

483/19/2. Principe.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 55<br />

483/19/3. In artikel 20bis, § 2, van het KB nr. 1 <strong>be</strong>doelde handelingen.<br />

483/19/4. Bedoelde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

483/19/5. De verplichtingen van de leverancier van het goud in het kader van de<br />

verlegging van heffing.<br />

Onderafdeling 2/3. - Verlegging van de <strong>be</strong>lasting voor wat <strong>be</strong>treft de in<br />

artikel 20ter van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 <strong>be</strong>doelde<br />

handelingen.<br />

483/19/6. Principe.<br />

483/19/7. Facturering.<br />

Onderafdeling 3. - Hoofdelijkheid tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

483/20. Principe.<br />

483/21. Ontslag van hoofdelijkheid.<br />

483/22. Hoofdelijkheid <strong>be</strong>doeld in artikel 51ter van het Wetboek.<br />

HOOFDSTUK XIII. - BIJZONDERE REGELINGEN.<br />

484. Overzicht.<br />

Eerste afdeling. - Forfaitaire grondslagen van aanslag voor de kleine ondernemingen.<br />

485. Waarover gaat het ?<br />

486. Algemeen.<br />

487. Belastingplichtigen die aan de forfaitaire regeling worden onderworpen.<br />

488. Soorten forfaits.<br />

489. Optiemogelijkheid.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 56<br />

490. Verval van de forfaitaire regeling.<br />

491. Procedure voor het vaststellen van de forfaitaire grondslagen van<br />

aanslag.<br />

492. Werking van de forfaitaire regeling.<br />

493. Jaarlijkse inventaris.<br />

494. Vrijgestelde handelingen of handelingen waarvoor geen forfait werd<br />

vastgesteld.<br />

495. Teruggaaf in geval van overgang naar de normale regeling.<br />

495/2. Overgang naar de forfaitaire regeling.<br />

495/2bis. Overgang naar de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

495/3. Overdracht van een handelsfonds door of aan een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

onderworpen aan de forfaitaire regeling.<br />

496. Verplichtingen van aan de forfaitaire regeling onderworpen<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

497. Teruggaven.<br />

Afdeling 2. - Vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

498. Draagwijdte van de regeling.<br />

499. Begrip "kleine onderneming".<br />

500. Toegang tot de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

501. Optiemogelijkheden.<br />

502. Verlies van de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

503. Berekeningswijze van het <strong>be</strong>perkt omzetcijfer.<br />

504. Aftrek.<br />

504/2. Teruggaaf.<br />

505. Verplichtingen van de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de<br />

vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

506. Intracommunautaire handelingen.<br />

507. Wijziging van <strong>be</strong>lastingregeling. Gevolgen.<br />

508. (Opgeheven).<br />

508/2. (Opgeheven).<br />

Afdeling 3. - Bijzondere regeling voor landbouwondernemingen.<br />

509. Algemene <strong>be</strong>schouwingen.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 57<br />

510. Het <strong>be</strong>grip landbouwondernemer.<br />

511. Inkopen gedaan door landbouwondernemers.<br />

512. Handelingen waarvoor de landbouwregeling geldt.<br />

512/2. Intracommunautaire handelingen.<br />

513. Handelingen die uit de landbouwregeling zijn gesloten.<br />

514. Verplichtingen op het stuk van de facturering met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

handelingen die onder de landbouwregeling vallen.<br />

515. Verplichtingen op het stuk van de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

handelingen die aan de landbouwregeling zijn onderworpen.<br />

516. De forfaitaire compensatie.- Recuperatie door de landbouwondernemer<br />

van zijn voor<strong>be</strong>lasting.<br />

517. Landbouwondernemers die uitgesloten zijn van de landbouwregeling<br />

of er slechts gedeeltelijk aan zijn onderworpen.- Landbouwondernemers<br />

die verschillende <strong>be</strong>roepswerkzaamheden uitoefenen.<br />

518. Wijziging in de btw-regeling.<br />

519. Teruggaaf of herziening bij wijziging in de <strong>be</strong>lastingregeling.<br />

519/2. Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling<br />

tussen landbouwondernemers die aan de bijzondere landbouwregeling<br />

onderworpen zijn.<br />

Afdeling 4. - Bijzondere regeling van de verkopen op afstand.<br />

520. Draagwijdte van de regeling.<br />

520/1. Toepassingsvoorwaarden voor de bijzondere regeling van de verkopen<br />

op afstand.<br />

520/2. Werking van de regeling verkopen op afstand.<br />

520/3. Andere goederen dan accijnsproducten in de zin van artikel 1, § 6, 4°,<br />

van het Wetboek.<br />

520/4. Accijnsproducten in de zin van artikel 1, § 6, 4°, van het Wetboek<br />

(energieproducten, alcohol en alcoholische dranken en tabaksfabrikaten,<br />

met uitzondering van gas dat geleverd wordt via een op het<br />

grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of<br />

eender welk op een dergelijk systeem aangesloten net).<br />

520/5. Bijzonder geval <strong>be</strong>doeld in artikel 15, § 6, van het Wetboek.<br />

520/6. Verplichtingen van de leverancier inzake de verkopen op afstand.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 58<br />

Afdeling 5. - De bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge<br />

voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor<br />

verzamelingen en antiquiteiten.<br />

520/7. Wettelijk kader.<br />

520/8. Algemene draagwijdte.<br />

520/9. Voorwaarden en modaliteiten van de toepassing van de bijzondere<br />

regeling.<br />

520/10. Werking.<br />

520/11. Intracommunautaire handelingen.<br />

520/12. Bijzondere <strong>be</strong>palingen.<br />

520/13. Diversen.<br />

Afdeling 6. - Bijzondere regeling van toepassing op elektronische dienstprestaties.<br />

521. Wettelijk kader en draagwijdte van de bijzondere regeling.<br />

521/2. Kenmerken en toepassingsvoorwaarden van de bijzondere regeling.<br />

521/3. Verplichtingen vanwege de dienstverrichter die gekozen heeft om zich<br />

in België te laten identificeren.<br />

HOOFDSTUK XIV. - TERUGGAAF VAN DE BELASTING.<br />

Eerste afdeling. - Oorzaken van teruggaaf.<br />

522. Beperkende opsomming van de oorzaken van teruggaaf.<br />

I. Teruggaaf op grond van artikel 76 van het Wetboek.<br />

523. Meer aftrekbare dan verschuldigde btw. Teruggaaf van het verschil.<br />

Belastingkrediet in hoofde van <strong>be</strong>lastingplichtigen gehouden tot het<br />

indienen van een periodieke aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste<br />

lid, 2° van het Wetboek (Wetboek, art. 76, § 1).


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 59<br />

523/2. Belastingplichtigen met recht op aftrek maar niet gehouden tot het<br />

indienen van een aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2° van<br />

het Wetboek (Wetboek, art. 76, § 2).<br />

II. Andere gevallen van teruggaaf.<br />

A. Handelingen verricht in België.<br />

524. Bedrag dat het wettelijk verschuldigde te boven gaat (Wetboek,<br />

art. 77, § 1, 1°).<br />

525. Prijsvermindering (Wetboek, art. 77, § 1, 2°).<br />

526. Terugzending van verpakkingsmiddelen (Wetboek, art. 77, § 1, 3°).<br />

527. Verbreking van de overeenkomst voor de levering of de uitvoering<br />

van de dienst (Wetboek, art. 77, § 1, 4°).<br />

528. Minnelijke of gerechtelijke vernietiging of ontbinding van een<br />

overeenkomst (Wetboek, art. 77, § 1, 5°).<br />

529. Terugzending van het goed binnen zes maanden (Wetboek, art. 77,<br />

§ 1, 6°).<br />

530. Geheel of gedeeltelijk verlies van de schuldvordering van de prijs<br />

(Wetboek, art. 77, § 1, 7°).<br />

531. Aankoop in België, intracommunautaire verwerving of invoer van een<br />

auto door <strong>be</strong>paalde categorieën van invaliden en gehandicapten<br />

(Wetboek, art. 77, § 2).<br />

531/2. Regeling voor sommige verzekerings- en financiële verrichtingen.<br />

532. Tabaksfabrikaten.<br />

B. Teruggaaf van de bij invoer <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting.<br />

533. Oorzaken van teruggaaf.<br />

1. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77, § 1bis, van het Wetboek.<br />

533/2. Ten onrechte <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting.<br />

533/3. Prijsvermindering.<br />

533/4. Terugzending van verpakkingsmiddelen.<br />

533/5. Minnelijke of gerechtelijke vernietiging of ontbinding van een<br />

overeenkomst.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 60<br />

533/6. Wederuitvoer binnen zes maanden na de aangifte ten verbruik.<br />

533/7. Goederen vernietigd alvorens het toezicht van de douane te heb<strong>be</strong>n<br />

verlaten.<br />

533/8. Goederen geplaatst onder een regeling <strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 of 5,<br />

van het Wetboek, na eerst ten verbruik te zijn aangegeven.<br />

533/9. Goederen die niet mogen worden gebruikt voor het doel waartoe ze<br />

werden ingevoerd.<br />

534. Uitsluiting van het recht op teruggaaf.<br />

2. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77bis van het Wetboek.<br />

534/2. De niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon die de btw bij invoer heeft<br />

voldaan en die een aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen intracommunautaire<br />

verwerving verricht in de Lidstaat van <strong>be</strong>stemming van de goederen.<br />

Afdeling 2. - Rechtheb<strong>be</strong>nde op de teruggaaf.<br />

535. De aftrekbare btw <strong>be</strong>draagt meer dan de verschuldigde.<br />

535/2. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 76, § 2 van het Wetboek.<br />

536. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77, § 1 van het Wetboek.<br />

536/2. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in de artikels 77, § 1bis en 77bis van het Wetboek.<br />

537. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77, § 2 van het Wetboek.<br />

Afdeling 3. - Tijdstip waarop de vordering tot teruggaaf ontstaat.<br />

538. Belang.<br />

539. (Opgeheven).<br />

540. Toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in artikel 8 van het Wetboek.<br />

541. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77, § 1 van het Wetboek.<br />

541/2. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in de artikels 77, § 1bis en 77bis van het Wetboek.<br />

542/1. Ontstaan van de vordering tot teruggaaf ingeval van faillissement of<br />

gerechtelijke reorganisatie.<br />

542/2. (Opgeheven).<br />

543. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77, § 2 van het Wetboek.<br />

544. Teruggaaf van <strong>be</strong>dragen <strong>be</strong>taald op verzoek van de administratie.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 61<br />

Afdeling 4. - Modaliteiten van de teruggaaf. Formaliteiten.<br />

I. Teruggaaf aan <strong>be</strong>lastingplichtigen of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen<br />

die naargelang het geval gehouden zijn tot het indienen van een periodieke<br />

aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2° of in artikel 53ter, 1° van het<br />

Wetboek.<br />

545. Samenvoeging. Belastingplichtigen gehouden tot het indienen van een<br />

aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2° van het Wetboek.<br />

546. Wijze van teruggaaf. Toerekening.<br />

547. Werkelijke teruggaaf.<br />

547/2. De ordonnancering van het terug te geven excedent of de overbrenging<br />

ervan naar de rekening-courant.<br />

547/3. Bijzondere gevallen waarin het <strong>be</strong>lastingkrediet niet wordt teruggegeven<br />

(aanwending of inhouding), <strong>be</strong>doeld in art. 8 1 , § 3, 8 2 en 8 3<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 en in art. 334 van de Programmawet<br />

van 27.12.2004 (zoals gewijzigd bij art. 194 van de Programmawet<br />

van 22 decem<strong>be</strong>r 2008).<br />

548. Formaliteiten.<br />

549. Ver<strong>be</strong>terend stuk (KB nr. 4, § 1, 1°).<br />

550. Teruggaafregister (KB nr. 4, art. 4, § 1, 2°).<br />

551. Vermelding in de aangifte.<br />

552. Gevolgen van de teruggaaf voor de medecontractant.<br />

II. Teruggaaf aan andere personen.<br />

553. Formaliteiten.<br />

554. Wijze van teruggaaf.<br />

III. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in de artikelen 77, § 1bis en 77bis van het Wetboek.<br />

554/2. De teruggaaf <strong>be</strong>hoort tot de <strong>be</strong>voegdheid van de Algemene administratie<br />

der douane en accijnzen.<br />

554/3. De teruggaaf <strong>be</strong>hoort tot de <strong>be</strong>voegdheid van de Algemene administratie<br />

van de fiscaliteit.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 62<br />

HOOFDSTUK XV. - CONTROLEMAATREGELEN.<br />

555. Opsomming.<br />

Eerste afdeling. - Bewaring en voorlegging ter inzage van boeken en stukken<br />

waarvan het Wetboek of de ter uitvoering ervan gegeven<br />

regelen het houden, het opmaken of het uitreiken voorschrijven;<br />

verschaffen van inlichtingen en <strong>be</strong>houden van<br />

boeken en stukken, alsmede van sommige kopieën.<br />

I. Verplichting tot <strong>be</strong>waring.<br />

556. Algemene regels.<br />

557. Bewaringstermijn.<br />

557/2. Plaats en wijze van <strong>be</strong>waren van facturen.<br />

557/3. 1° Wijze <strong>be</strong>waren dub<strong>be</strong>l uitgaande factuur.<br />

557/4. 2° Wijze <strong>be</strong>waren originele inkomende factuur.<br />

558. Afwijking.<br />

559. Bijzondere regel voor pas opgerichte gebouwen.<br />

560. Sancties.<br />

II. Verplichting tot voorlegging ter inzage.<br />

561. Algemene regels.<br />

562. (Opgeheven).<br />

563. Doel van de voorlegging.<br />

564. Plaats van de voorlegging ter inzage.<br />

565. Bijzondere regel voor pas opgerichte gebouwen.<br />

566. Termijn van voorlegging.<br />

567. Sancties.<br />

III. Verschaffen van inlichtingen.<br />

568. Schriftelijke of mondelinge inlichtingen.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 63<br />

568/2. Inlichtingen die gevraagd kunnen worden.<br />

568/3. Termijn voor het verschaffen van de gevraagde inlichtingen.<br />

569. Sancties.<br />

IV. Bijzondere regels inzake de verplichting tot het voorleggen ter inzage en het<br />

verschaffen van inlichtingen.<br />

569/2. Bijzondere machtiging.<br />

569/3. Sancties.<br />

V. Inhouden van boeken of stukken door de controleambtenaren.<br />

570. Bevoegdheid van de controleambtenaren.<br />

Afdeling 2. - Controle van het vervoer van goederen.<br />

571. Draagwijdte.<br />

572 tot 576. (Opgeheven).<br />

577. Ambtenaren <strong>be</strong>voegd om het goederenvervoer te controleren.<br />

578 tot 579. (Opgeheven).<br />

580. Sancties.<br />

581. (Opgeheven).<br />

Afdeling 3. - Bezoekrecht.<br />

582. Toegang tot ruimten waar de activiteit wordt uitgeoefend.<br />

582/2. Bedoelde ruimten.<br />

582/3. Toegang tot andere plaatsen.<br />

582/4. Modaliteiten van het <strong>be</strong>zoekrecht.<br />

582/5. Beperkingen van het <strong>be</strong>zoekrecht.<br />

582/6. Doel van het <strong>be</strong>zoekrecht.<br />

583. Sancties.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 64<br />

Afdeling 4. - Ambtenaren <strong>be</strong>last met controle.<br />

583/2. Bevoegdheden toegekend aan ambtenaren van andere administraties.<br />

Afdeling 5. - Aangifte in te dienen door de eigenaar van een pas opgericht<br />

gebouw.<br />

584. Draagwijdte.<br />

Afdeling 6. - Verwerving van automobielen.<br />

585. (Opgeheven).<br />

Afdeling 7. - Bijzondere regeling voor de voldoening van de btw ten aanzien<br />

van vlees van slachtdieren.<br />

586. Verwijzing.<br />

Afdeling 8. - Aan alle <strong>be</strong>lastingen gemene <strong>be</strong>palingen.<br />

586/2. Verplichting tot mededeling van inlichtingen door de <strong>be</strong>stuursdiensten<br />

en openbare organismen aan de <strong>be</strong>lasting<strong>be</strong>sturen van de<br />

Staat.<br />

586/3. Uitzonderingen.<br />

586/4. Gebruik van inlichtingen met het oog op het opsporen van verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lastingen.<br />

586/5. Navorsingsrecht van de ambtenaren van een <strong>be</strong>lasting<strong>be</strong>stuur van de<br />

Staat.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 65<br />

HOOFDSTUK XVI. - BEWIJSMIDDELEN.<br />

587. Opsomming.<br />

Eerste afdeling. - De <strong>be</strong>wijsmiddelen van het gemeen recht en de processenverbaal<br />

van de controleambtenaren.<br />

588. Tekstontleding.<br />

A. Bewijsmiddelen van het gemeen recht.<br />

589. Voornaamste <strong>be</strong>wijsmiddelen.<br />

B. Processen-verbaal van ambtenaren van de Federale Overheidsdienst<br />

Financiën.<br />

590. Definitie.<br />

591. Bevoegde ambtenaren.<br />

592. Nut van het proces-verbaal.<br />

593. Bewijskracht van het proces-verbaal.<br />

594. Onont<strong>be</strong>erlijke vermeldingen van het proces-verbaal.<br />

595. Tijdstip van opstelling van het proces-verbaal.<br />

Afdeling 2. - Deskundige schatting.<br />

596. Doel.<br />

597. Goederen en diensten waarvoor de deskundige schatting kan worden<br />

gevorderd.<br />

598. Personen die de deskundige schatting kunnen vorderen.<br />

599. Schattingsprocedure.


Afdeling 3. - Wettelijke vermoedens.<br />

600. Nut.<br />

601. Opsomming.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 66<br />

A. Wettelijke vermoedens m.b.t. leveringen van goederen.<br />

602. Vermoedens die geen tegen<strong>be</strong>wijs toelaten (juris et de jure).<br />

603. Vermoedens die gelden tot <strong>be</strong>wijs van het tegendeel (juris tantum).<br />

B. Wettelijke vermoedens m.b.t. diensten.<br />

603/2. Vermoedens die gelden tot <strong>be</strong>wijs van het tegendeel.<br />

604. (Opgeheven).<br />

C. Wettelijke vermoedens m.b.t. invoer.<br />

605. Alleen vermoedens die gelden tot <strong>be</strong>wijs van het tegendeel.<br />

D. Wettelijke vermoedens m.b.t. intracommunautaire verwervingen.<br />

605/2. Vermoedens die gelden tot <strong>be</strong>wijs van het tegendeel.<br />

605/3. Vermoedens die geen <strong>be</strong>wijs van het tegendeel toelaten.<br />

E. Wettelijk vermoeden m.b.t. het oprichten van een gebouw.<br />

606. Tekst.<br />

607. Draagwijdte.<br />

608. Na te komen verplichtingen.


Afdeling 4. - Ambtelijke aanslag.<br />

(1 februari 2012)<br />

INHOUD 67<br />

609. Principe.<br />

610. Aard van de ambtelijke aanslag.<br />

611. Doel van de ambtelijke aanslag.<br />

612. Toepassingsgebied van de ambtelijke aanslag.<br />

613. Bereik van de ambtelijke aanslag.<br />

614. Onvrijwillig karakter van de verzuimen <strong>be</strong>doeld in artikel 66, eerste<br />

lid, van het Wetboek.<br />

615. Louter toevallig karakter van de overtredingen <strong>be</strong>doeld in artikel 66,<br />

tweede lid, van het Wetboek.<br />

616. Personen lastens wie een ambtelijke aanslag kan worden opgelegd.<br />

617. Gevallen waarin een ambtelijke aanslag mogelijk is.<br />

618. Bedrag van de ambtelijke aanslag.<br />

619. Door de <strong>be</strong>lastingplichtige te leveren tegen<strong>be</strong>wijs.<br />

619/2. Te volgen procedure bij een ambtelijke aanslag.<br />

HOOFDSTUK XVII. - VERJARINGEN.<br />

A. Oude regeling. – Vorderingen tot voldoening en vorderingen tot teruggaaf<br />

van de btw die zijn ontstaan vóór 29 decem<strong>be</strong>r 2008.<br />

Eerste afdeling. - Verjaring van de vordering tot voldoening van de btw, van<br />

de interesten en van de administratieve geldboeten, ontstaan<br />

na 31 decem<strong>be</strong>r 1998 en vóór 29 decem<strong>be</strong>r 2008 (Wetboek,<br />

art. 81 en 81bis - oud).<br />

620. Aanvang van de verjaringstermijn.<br />

621. Oud artikel 81bis van het Btw-Wetboek.<br />

621/2. (Opgeheven).<br />

621/3. Eindpunt van de verjaringstermijn.<br />

621/4. Opmerking.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 68<br />

Afdeling 2. - Verjaring van de vordering tot teruggaaf van de btw, van de<br />

interesten en van de administratieve geldboeten (Wetboek, art. 82<br />

- oud).<br />

622. Verjaringstermijn.<br />

622/2. (Opgeheven).<br />

622/3. Belangrijke verwijzing.<br />

623. (Opgeheven).<br />

624. (Opgeheven).<br />

Afdeling 3. - Stuiting van de verjaring (Wetboek, art. 83).<br />

625. (Opgeheven).<br />

625bis. Belangrijke verwijzing.<br />

B. Nieuwe regeling. - Vorderingen tot voldoening en vorderingen tot teruggaaf<br />

van de btw, interesten en administratieve geldboeten die zijn ontstaan vanaf<br />

29 decem<strong>be</strong>r 2008.<br />

Eerste afdeling. - Inleiding.<br />

625/2. Wijzigingen ingevolge de Programmawet van 22 decem<strong>be</strong>r 2008.<br />

625/3. Vergelijking met verjaringstermijnen inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen.<br />

Afdeling 2. - Verjaring van de vordering tot voldoening van de btw, van de<br />

interesten en van de administratieve geldboeten.<br />

625/4. Aanvangspunt van de verjaringstermijn.<br />

625/5. Eindpunt van de verjaringstermijn.<br />

625/6. Gevolgen van de indiening van de btw-aangifte.<br />

625/7. Voor<strong>be</strong>elden.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 69<br />

Afdeling 3. - Verjaring van de vordering tot teruggaaf van de btw, van de<br />

interesten en van de administratieve geldboeten.<br />

625/8. Aanvangspunt van de verjaringstermijn.<br />

625/9. Eindpunt van de verjaringstermijn.<br />

625/10. Voor<strong>be</strong>elden.<br />

625/11. Verwerping van de aanvraag.<br />

625/12. Teruggaaf van btw, van interesten en van administratieve geldboeten<br />

voldaan op verzoek van de administratie.<br />

Afdeling 4. - Stuiting en schorsing van de verjaring.<br />

625/13. Stuiting van de verjaring.<br />

625/14. Schorsing van de verjaring.<br />

HOOFDSTUK XVIII. - INVORDERING VAN DE BELASTING, INTE-<br />

RESTEN, ADMINISTRATIEVE GELDBOETEN<br />

EN KOSTEN.<br />

Eerste afdeling. - Administratieve fase.<br />

626-627. Overgeheveld naar Hfdst. XIX.<br />

628. Kwijtschelding van nalatigheidsinteresten.<br />

629. Overgeheveld naar Hfdst. XIX.<br />

629/1. Betalingsfaciliteiten.<br />

629/2. De <strong>be</strong>middelingsdienst.<br />

629/3. On<strong>be</strong>perkt uitstel van de invordering van de btw.<br />

Afdeling 2. - Vervolgingen (Wetboek, art. 85, § 1).<br />

630. (Opgeheven).


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 70<br />

631. Tekst.<br />

632. Dwang<strong>be</strong>vel.<br />

633. Vorm.<br />

634. Visum, uitvoerbaarverklaring en <strong>be</strong>tekening.<br />

634/2. Gevolgen van de kennisgeving per aangetekende brief.<br />

635. Uitvoerbare kracht van het dwang<strong>be</strong>vel.<br />

636. Andere middelen van vervolging.<br />

Afdeling 2bis. - Bewarend <strong>be</strong>slag (Wetboek, art. 89bis).<br />

636bis. Doelstelling.<br />

636ter. Inhoud.<br />

Afdeling 3. - Uitvoerend <strong>be</strong>slag onder derden (Wetboek, art. 85bis).<br />

636/2. Algemeen<br />

636/3. Uitwerking.<br />

636/3/2. Afgifte van de sommen die het voorwerp uitmaakten van het <strong>be</strong>slag<br />

onder derden.<br />

636/4. Gevallen waarin de vereenvoudigde procedure moet gevolgd worden<br />

door een procedure ingeleid door een gerechtsdeurwaardersakte.<br />

636/5. Verwijzing.<br />

636/6. Beslag onder derden lastens de Staat of een instelling van openbaar<br />

nut.<br />

Afdeling 4. - Voorrecht en wettelijke hypotheek (Wetboek, art. 86, 87 en 88).<br />

637. Tekst.<br />

638. Gewaarborgde schuldvorderingen.<br />

639. Voorrecht.<br />

640. Wettelijke hypotheek.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 71<br />

Afdeling 5. - Verplichtingen van de <strong>be</strong>lastingplichtigen of van derden met het<br />

oog op het waarborgen van de inning van de btw.<br />

640/2. Algemeen.<br />

I. In België verleden akten houdende vervreemding of hypotheekstelling van<br />

een voor hypotheek vatbaar goed.<br />

A. Aan de notarissen en aan de <strong>be</strong>lastingplichtigen opgelegde verplichting tot<br />

informatie.<br />

640/3. Inleiding.<br />

640/4. Door de notaris te stellen vraag.<br />

640/5. Aan de <strong>be</strong>lastingplichtigen opgelegde verplichting.<br />

640/6. Aan de notaris opgelegde verplichting tot informatie.<br />

B. Middelen om de <strong>be</strong>langen van de Schatkist veilig te stellen.<br />

640/7. Kennisgeving van de verschuldigde sommen door de btw-ontvanger.<br />

640/8. Bijzonder geval : de sommen en waarden waarop <strong>be</strong>slag onder derden<br />

in handen van de notaris werd gelegd zijn ontoereikend.<br />

640/9. Wettelijke hypotheek met bijzondere rang.<br />

C. Mogelijkheid tot in de plaatsstelling van de banken in de verplichtingen van<br />

de notarissen.<br />

640/10. Principe.<br />

II. In het buitenland verleden akten.<br />

640/11. Verbod voor de hypotheek<strong>be</strong>waarder de hypothecaire formaliteiten te<br />

vervullen.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 72<br />

III. Kredieten, leningen of voorschotten waarvoor een voordeel ingevolge de<br />

wetgeving inzake economische expansie wordt verleend.<br />

640/12. Draagwijdte van de wettelijke <strong>be</strong>paling (Wetboek, art. 93duodecies).<br />

640/13. (Opgeheven).<br />

640/13/2. Verplichtingen van de <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

640/14. Vorm en <strong>be</strong>stemming van het attest.<br />

640/15. Gevolgen voor de overheid die het voordeel inzake economische<br />

expansie toekent.<br />

640/16. Gevolgen voor de kredietinstellingen.<br />

IV. Overdracht van het handelsfonds (Wetboek, art. 93undeciesB).<br />

640/17. Toepassingsgebied van de nieuwe wettelijke <strong>be</strong>paling.<br />

640/18. Systeem ingevoerd door de nieuwe wettelijke <strong>be</strong>paling.<br />

640/19. Verwijzing.<br />

V. Openbare verkoping van roerende goederen (Wetboek, art. 93undeciesD).<br />

640/20. Verplichtingen openbare en ministeriële ambtenaren (Wetboek,<br />

art. 93undeciesD, eerste lid).<br />

640/21. Tussenkomst ontvanger (Wetboek, art. 93undeciesD, tweede lid).<br />

640/22. Aansprakelijkheid openbare of ministeriële ambtenaren.<br />

Afdeling 6. - Moratoire interesten (Wetboek, art. 91).<br />

641. Niet-voldoening van de <strong>be</strong>lasting binnen de termijn die ter uitvoering<br />

van de artikelen 52, 53, eerste lid, 4°, 53ter, 2° en 53octies van het<br />

Wetboek is gesteld.<br />

641/2. Niet-voldoening van de <strong>be</strong>lasting binnen de termijn die ter uitvoering<br />

van artikel 53nonies van het Wetboek is gesteld.<br />

641/3. Niet-voldoening van de <strong>be</strong>lasting binnen de termijn die ter uitvoering<br />

van artikel 54 van het Wetboek is gesteld, voor de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 8.<br />

642. Ontoereikende maatstaf van heffing vastgesteld bij deskundige<br />

schatting (Wetboek, art. 59, § 2).


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 73<br />

643. Teruggaaf bij toepassing van artikel 76, § 1, eerste en derde lid, van<br />

het Wetboek.<br />

643/2. Teruggaaf krachtens de <strong>be</strong>palingen van de achtste richtlijn aan de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen gevestigd in andere Lidstaten van de EU.<br />

644. Andere moratoire interesten.<br />

644/2. Vrijstelling.<br />

Afdeling 7. - De zakelijke waarborg (Wetboek, art. 88bis).<br />

644/3. Doelstelling.<br />

644/4. Toepassingsgebied.<br />

644/5. Voorafgaande <strong>be</strong>slissing.<br />

644/6. Verhaal van de <strong>be</strong>lastingschuldenaar.<br />

644/7. Geëiste waarborg.<br />

Afdeling 8. - Bevel tot sluiting van vestiging (Wetboek, art. 88ter).<br />

644/8. Inhoud.<br />

644/9. Toepassingsgebied.<br />

644/10. Beslissing van de Gewestelijk directeur.<br />

Afdeling 9. - Onderzoeks<strong>be</strong>voegdheden van de ambtenaren <strong>be</strong>last met de<br />

invordering - bankonderzoeken (Wetboek, art. 62bis).<br />

644/11. Inhoud.<br />

Afdeling 10. - Provisionele storting of borgtocht.<br />

A. Belastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van eisbaarheid zich<br />

voordoet vóór 1 januari 1999.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 74<br />

B. Belastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van eisbaarheid is<br />

ontstaan ten vroegste op 1 januari 1999.<br />

Afdeling 11. - Consignatie.<br />

A. Belastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van eisbaarheid zich<br />

voordoet vóór 1 januari 1999.<br />

B. Belastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van eisbaarheid is<br />

ontstaan ten vroegste op 1 januari 1999.<br />

Afdeling 12. - Hoofdelijke aansprakelijkheid van <strong>be</strong>stuurders/zaakvoerders<br />

(Wetboek, art. 93undeciesC).<br />

653/4. Inhoud.<br />

653/5. Het <strong>be</strong>grip <strong>be</strong>stuurder (zaakvoerder).<br />

653/6. Het <strong>be</strong>grip fout.<br />

653/7. Omvang van de aansprakelijkheid.<br />

653/8. Voorafgaande verplichting.<br />

HOOFDSTUK XIX. - HET GEDING.<br />

645. Inleiding.<br />

Eerste afdeling. - De administratieve procedure.<br />

645/1. Tekst.<br />

645/2. Administratieve <strong>be</strong>slissingen.<br />

645/3. Kwijtschelding van administratieve boeten.<br />

645/4. Kwijtschelding van nalatigheidsinteresten.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 75<br />

645/5. Dadingen.<br />

645/6. De <strong>be</strong>middelingsdienst.<br />

Afdeling 2. - De gerechtelijke fiscale procedure.<br />

646/1. Algemeenheden.<br />

I. Inleiding van de gedingen.<br />

646/2. Algemene <strong>be</strong>grippen.<br />

646/3. Bevoegdheid.<br />

647. Termijn.<br />

648. Vorm.<br />

II. Verschijning van de partijen.<br />

649. Verschijning van de <strong>be</strong>lastingplichtige (eisende partij).<br />

650. Verschijning van de FOD FINANCIËN (verweerder).<br />

III. Gerechtskosten.<br />

651. Algemeenheden.<br />

652. Rechtsplegingsvergoeding.<br />

IV. Consignatie.<br />

653. Consignatie.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 76<br />

HOOFDSTUK XIXbis. - STRAFRECHTELIJKE SANCTIES.<br />

Eerste afdeling. - Overzicht van de strafrechtelijke sancties.<br />

654. Opsomming (Wetboek, art. 73 tot 74bis).<br />

Afdeling 2. - Procedure in verband met de strafrechtelijke <strong>be</strong>teugeling van de<br />

<strong>be</strong>lastingontduiking.<br />

655. Overzicht van de procedure.<br />

655/2. De strafvordering (Wetboek, art. 74, § 1).<br />

655/3. Rol van de fiscale ambtenaren. Verplichting om feiten ter kennis te<br />

brengen aan het openbaar ministerie. Vereiste machtiging (Wetboek,<br />

art. 74, § 2).<br />

655/4. De vraag om advies van de procureur des Konings (Wetboek, art. 74,<br />

§ 3).<br />

655/5. Gelijktijdig <strong>be</strong>staan van een geschil inzake <strong>be</strong>lasting (Wetboek,<br />

art. 74, § 4).<br />

655/6. Verjaring van de strafvordering.<br />

655/7. Berechtiging van de zaak. Het horen van fiscale ambtenaren als<br />

getuigen (Wetboek, art. 74bis).<br />

655/8. Maatregel met het oog op de invordering van aan de Staat<br />

verschuldigde sommen.<br />

HOOFDSTUK XX. - ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING TUSSEN<br />

DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE (E.U.)<br />

OP HET VLAK VAN DE <strong>BTW</strong>.<br />

656. Juridische basis.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 77<br />

Eerste afdeling. - Uitwisseling van inlichtingen.<br />

657. Bevoegde Autoriteiten.<br />

658. Types van informatie-uitwisseling.<br />

Afdeling 2. - Actieve samenwerking: aanwezigheid van ambtenaren op het<br />

grondgebied van een andere lidstaat en gelijktijdige controles.<br />

659. Inleiding.<br />

660. Aanwezigheid van ambtenaren op het grondgebied van een andere<br />

lidstaat.<br />

661. Gelijktijdige controles: art. 29 en art. 30 van de Verordening.<br />

Afdeling 3. - Voorwaarden voor de uitwisseling van inlichtingen<br />

(Hoofdstuk XV van de Verordening (EU) Nr.904/2010).<br />

662. Modaliteiten voor uitwisseling van inlichtingen.<br />

662/2. (Opgeheven).<br />

662/3. Vereisten <strong>be</strong>treffende de uitwisseling van inlichtingen.<br />

662/4. Vertrouwelijk karakter van de inlichtingen (art. 55 van de<br />

Verordening).<br />

663. Overleg- & coördinatieprocedures.<br />

663/2. Wederzijdse administratieve bijstand.<br />

Afdeling 4. - Inzameling en gebruik van de inlichtingen door de Administratie<br />

van de btw, registratie en domeinen<br />

(zie Btw-Wetboek, art. 93terdecies).<br />

664. Inzameling en doorzending van de te verstrekken inlichtingen.<br />

665. Gebruik van de ontvangen inlichtingen.


(1 februari 2012)<br />

INHOUD 78<br />

Afdeling 5. - Verzoek tot administratieve notificatie.<br />

666. Toepassing van de art. 25 en 27 van de Verordening.


(1 februari 2012)<br />

I "WETGEVING"<br />

WETGEVING<br />

A. Wetten.<br />

Koninklijke <strong>be</strong>sluiten tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde.<br />

- Wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969).<br />

- Wet van 19 decem<strong>be</strong>r 1969 tot verdaging tot 1 januari 1971 van de datum van<br />

inwerkingtreding van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, van 10 juli 1969 tot wijziging van het<br />

Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen en van 10 juli 1969 tot wijziging<br />

van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (Belgisch Staatsblad<br />

van 20 decem<strong>be</strong>r 1969).<br />

- Wet van 23 decem<strong>be</strong>r 1970 <strong>be</strong>treffende de progressieve <strong>be</strong>lastingontheffing voor<br />

uitvoer in het kader van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch<br />

Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1970).<br />

- Wet van 26 maart 1971 tot wijziging van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van<br />

het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad<br />

van 31 maart 1971).<br />

- Wet van 27 mei 1971 tot <strong>be</strong>krachtiging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van<br />

20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (Belgisch<br />

Staatsblad van 20 okto<strong>be</strong>r 1971).<br />

- Wet van 22 juni 1972 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 7 juli 1972).<br />

- Wet van 28 decem<strong>be</strong>r 1973 <strong>be</strong>treffende de budgettaire voorstellen 1973-1974<br />

(Belgisch Staatsblad van 29 decem<strong>be</strong>r 1973).<br />

- Wet van 23 decem<strong>be</strong>r 1974 <strong>be</strong>treffende de budgettaire voorstellen 1974-1975<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1974 en 3 januari 1975 - erratum).<br />

- Wet van 5 januari 1976 <strong>be</strong>treffende de budgettaire voorstellen 1975-1976<br />

(Belgisch Staatsblad van 6 januari 1976).


"INLEIDING" II<br />

- Wet van 24 decem<strong>be</strong>r 1976 <strong>be</strong>treffende de budgettaire voorstellen 1976-1977<br />

(Belgisch Staatsblad van 28 decem<strong>be</strong>r 1976).<br />

- Wet van 29 novem<strong>be</strong>r 1977 tot wijziging van de artikelen 20, 29, 35, 41 en 45 van<br />

de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 2 decem<strong>be</strong>r 1977).<br />

- Wet van 22 decem<strong>be</strong>r 1977 <strong>be</strong>treffende de budgettaire voorstellen 1977-1978<br />

(Belgisch Staatsblad van 24 decem<strong>be</strong>r 1977).<br />

- Wet van 27 decem<strong>be</strong>r 1977 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde, het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen en<br />

het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (Belgisch Staatsblad<br />

van 30 decem<strong>be</strong>r 1977 en 10 mei 1978 - erratum).<br />

- Wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering (Belgisch Staatsblad van<br />

17 augustus 1978) (<strong>be</strong>krachtiging van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 29 decem<strong>be</strong>r<br />

1970, 25 maart 1971, 28 okto<strong>be</strong>r 1971, 21 decem<strong>be</strong>r 1971, 11 augustus 1972,<br />

7 decem<strong>be</strong>r 1972, 22 decem<strong>be</strong>r 1973, 31 juli 1974, 26 septem<strong>be</strong>r 1974, 29 okto<strong>be</strong>r<br />

1974, 21 novem<strong>be</strong>r 1974, 20 januari 1975, 25 maart 1977, 10 okto<strong>be</strong>r 1977,<br />

30 novem<strong>be</strong>r 1977, 27 decem<strong>be</strong>r 1977 en 19 april 1978 tot wijziging van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20).<br />

- Financiewet van 29 novem<strong>be</strong>r 1978 voor het <strong>be</strong>grotingsjaar 1979 en wet tot<br />

vaststelling van de legersterkte (Belgisch Staatsblad van 14 decem<strong>be</strong>r 1978).<br />

- Wet van 24 decem<strong>be</strong>r 1979 houdende dringende maatregelen van budgettair<br />

<strong>be</strong>heer (Belgisch Staatsblad van 28 decem<strong>be</strong>r 1979).<br />

- Wet van 8 augustus 1980 <strong>be</strong>treffende de budgettaire voorstellen 1979-1980<br />

(Belgisch Staatsblad van 15 augustus 1980).<br />

- Wet van 24 decem<strong>be</strong>r 1980 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde en van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en<br />

griffierechten (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1980).<br />

- Wet van 24 decem<strong>be</strong>r 1980 tot instelling van een bijzondere toelage voor de<br />

<strong>be</strong>vordering van nieuwbouw en vernieuwbouw van woningen (Belgisch<br />

Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1980).<br />

- Herstelwet van 10 februari 1981 <strong>be</strong>treffende de strafrechtelijke <strong>be</strong>teugeling van de<br />

<strong>be</strong>lastingontduiking (Belgisch Staatsblad van 14 februari 1981).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

III "WETGEVING"<br />

- Programmawet 1981 van 2 juli 1981 (Belgisch Staatsblad van 8 juli 1981).<br />

- Wet van 23 juli 1981 tot wijziging van indirecte <strong>be</strong>lastingen (Belgisch Staatsblad<br />

van 31 juli 1981).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 8 van 15 februari 1982 tot wijziging van het Wetboek van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 20 februari<br />

1982) (<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 1 juli 1983 - Belgisch Staatsblad van 9 juli<br />

1983).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 9 van 15 februari 1982 tot wijziging van het Wetboek van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van<br />

20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (Belgisch<br />

Staatsblad van 20 februari 1982) (<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 1 juli 1983 -<br />

Belgisch Staatsblad van 9 juli 1983).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 41 van 2 april 1982 tot wijziging van de fiscale wetgeving<br />

inzake strafrechtelijke <strong>be</strong>teugeling van de <strong>be</strong>lastingontduiking (Belgisch<br />

Staatsblad van 7 april 1982) (<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 1 juli 1983 - Belgisch<br />

Staatsblad van 9 juli 1983).<br />

- Wet van 11 april 1983 houdende fiscale en <strong>be</strong>grotings<strong>be</strong>palingen (Belgisch<br />

Staatsblad van 16 april 1983) (<strong>be</strong>krachtiging van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 19<br />

april 1978, 27 juni 1980, 26 septem<strong>be</strong>r 1980 en 29 septem<strong>be</strong>r 1980 tot wijziging<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 10 novem<strong>be</strong>r 1980<br />

tot invoering van een speciale taks op luxeproducten, van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten<br />

van 19 juli 1981 en 29 juli 1981 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20,<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 11 augustus 1981 tot wijziging van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit van 10 novem<strong>be</strong>r 1980 tot invoering van een speciale taks op luxeproducten<br />

en tot wijziging van de Algemene Verordening op de met het zegel<br />

gelijkgestelde taksen en van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 12 maart 1982,<br />

29 septem<strong>be</strong>r 1982 en 16 novem<strong>be</strong>r 1982 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 20).<br />

- Wet van 1 juli 1983 tot <strong>be</strong>krachtiging van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten genomen in<br />

uitvoering van artikel 2 van de wet van 2 februari 1982 tot toekenning van<br />

<strong>be</strong>paalde bijzondere machten aan de Koning (Belgisch Staatsblad van 9 juli 1983)<br />

(<strong>be</strong>krachtiging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 15 februari 1982 tot wijziging<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 8 van 15 februari<br />

1982 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde,<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 9 van 15 februari tot wijziging van het Wetboek van


"INLEIDING" IV<br />

(1 februari 2012)<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 en van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 41 van 2 april 1982 tot wijziging van het Wetboek van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde).<br />

- Wet van 28 decem<strong>be</strong>r 1983 houdende fiscale en <strong>be</strong>grotings<strong>be</strong>palingen (Belgisch<br />

Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r 1983).<br />

- Wet van 27 decem<strong>be</strong>r 1984 houdende fiscale <strong>be</strong>palingen (Belgisch Staatsblad van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1984).<br />

- Wet van 4 juli 1986 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1986).<br />

- Wet van 4 augustus 1986 houdende fiscale <strong>be</strong>palingen (Belgisch Staatsblad van<br />

20 augustus 1986).<br />

- Wet van 4 novem<strong>be</strong>r 1986 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 5 decem<strong>be</strong>r 1986).<br />

- Programmawet van 30 decem<strong>be</strong>r 1988 (Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989)<br />

(<strong>be</strong>krachtiging van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 23 decem<strong>be</strong>r 1983, 29 decem<strong>be</strong>r<br />

1983, 16 septem<strong>be</strong>r 1985, 23 april 1986 en 18 juli 1986 tot wijziging van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20).<br />

- Wet van 12 juli 1989 houdende verscheidene maatregelen tot toepassing van de<br />

Verordening (EEG) nr. 2137/85 van de Raad van 25 juli 1985 tot instelling van<br />

Europese economische samenwerkingsverbanden (Belgisch Staatsblad van<br />

22 augustus 1989).<br />

- Wet van 17 juli 1989 <strong>be</strong>treffende de economische samenwerkingsverbanden<br />

(Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1989).<br />

- Wet van 22 decem<strong>be</strong>r 1989 houdende fiscale <strong>be</strong>palingen (Belgisch Staatsblad van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1989).<br />

- Wet van 16 februari 1990 tot wijziging van artikel 77, § 2, van het Wetboek van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en van artikel 8 van het Wetboek der<br />

met het zegel gelijkgestelde taksen (Belgisch Staatsblad van 4 april 1990).<br />

- Wet van 20 juli 1990 houdende economische en fiscale <strong>be</strong>palingen (Belgisch<br />

Staatsblad van 1 augustus 1990).


(1 februari 2012)<br />

V "WETGEVING"<br />

- Wet van 28 decem<strong>be</strong>r 1990 <strong>be</strong>treffende verscheidene fiscale en niet-fiscale<br />

<strong>be</strong>palingen (Belgisch Staatsblad van 29 decem<strong>be</strong>r 1990).<br />

- Wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële <strong>be</strong>palingen (Belgisch<br />

Staatsblad van 31 juli 1992) (<strong>be</strong>krachtiging van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van<br />

20 decem<strong>be</strong>r 1989 en 25 april 1990 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20,<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 17 maart 1992 tot wijziging van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 20 en het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 10 novem<strong>be</strong>r 1980 tot invoering van<br />

een speciale taks op luxeproducten, en van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 28 maart<br />

1992 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20).<br />

- Wet van 28 decem<strong>be</strong>r 1992 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde en het Wetboek der registratie-, hypotheek- en<br />

griffierechten (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 1 ste editie).<br />

- Wet van 28 decem<strong>be</strong>r 1992 houdende fiscale, financiële en diverse <strong>be</strong>palingen<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 3 de editie) (<strong>be</strong>krachtiging van de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 29 juni 1992 en 30 septem<strong>be</strong>r 1992 tot wijziging van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r<br />

1992, 4 de editie, en 14 januari 1993 - erratum) (<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 22 juli<br />

1993 - Belgisch Staatsblad van 26 juli 1993).<br />

- Wet van 25 mei 1993 tot wijziging van de <strong>be</strong>lasting op de nieuwe en<br />

tweedehandse vervoermiddelen (Belgisch Staatsblad van 28 mei 1993).<br />

- Wet van 22 juli 1993 houdende fiscale en financiële <strong>be</strong>palingen (Belgisch<br />

Staatsblad van 26 juli 1993) (<strong>be</strong>krachtiging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1992 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde en het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 tot wijziging<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 7 maart 1994 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 11 maart 1994)<br />

(<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 4 april 1995 - Belgisch Staatsblad van 23 mei 1995).<br />

- Wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de<br />

fiscaliteit (Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994, 2 de editie) (<strong>be</strong>krachtiging van<br />

de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 24 juni 1993 en 21 decem<strong>be</strong>r 1993 tot wijziging van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20).


"INLEIDING" VI<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 20 juni 1994 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 20 juli 1994)<br />

(<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 4 april 1995 - Belgisch Staatsblad van 23 mei 1995).<br />

- Wet van 6 juli 1994 houdende fiscale <strong>be</strong>palingen (Belgisch Staatsblad van 16 juli<br />

1994).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 23 decem<strong>be</strong>r 1994 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r<br />

1994) (<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 15 okto<strong>be</strong>r 1998 - Belgisch Staatsblad van<br />

24 novem<strong>be</strong>r 1998).<br />

- Wet van 4 april 1995 houdende fiscale en financiële <strong>be</strong>palingen (Belgisch<br />

Staatsblad van 23 mei 1995) (<strong>be</strong>krachtiging van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van<br />

7 maart 1994 en 20 juni 1994 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 7 augustus 1995 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1995)<br />

(<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 15 okto<strong>be</strong>r 1998 - Belgisch Staatsblad van<br />

24 novem<strong>be</strong>r 1998).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 22 decem<strong>be</strong>r 1995 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r<br />

1995) (<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 15 okto<strong>be</strong>r 1998 - Belgisch Staatsblad van<br />

24 novem<strong>be</strong>r 1998).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 10 novem<strong>be</strong>r 1996 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 14 decem<strong>be</strong>r<br />

1996) (<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 15 okto<strong>be</strong>r 1998 - Belgisch Staatsblad van<br />

24 novem<strong>be</strong>r 1998).<br />

- Wet van 12 decem<strong>be</strong>r 1996 tot wijziging van de wet van 4 decem<strong>be</strong>r 1990 op de<br />

financiële transacties en de financiële markten, artikel 2075 van het Burgerlijk<br />

wetboek, artikel 2 van Titel VI, Boek I, van het Wetboek van Koophandel,<br />

artikel 22 van de wet van 10 juni 1964 op het openbaar aantrekken van<br />

spaargelden, artikel 44 van het Btw-Wetboek en artikel 265 van het Wetboek van<br />

de Inkomsten<strong>be</strong>lastingen 1992 (Belgisch Staatsblad van 14 februari 1997).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

VII "WETGEVING"<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 27 mei 1997 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, met toepassing van de artikelen 2, § 1, en<br />

3, § 1, 2° en 3°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de<br />

budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische<br />

en Monetaire Unie (Belgisch Staatsblad van 31 mei 1997) (<strong>be</strong>krachtigd bij de<br />

wet van 12 decem<strong>be</strong>r 1997 - Belgisch Staatsblad van 18 decem<strong>be</strong>r 1997).<br />

- Faillissementswet van 8 augustus 1997 (Belgisch Staatsblad van 28 okto<strong>be</strong>r<br />

1997).<br />

- Wet van 12 decem<strong>be</strong>r 1997 tot <strong>be</strong>krachtiging van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten<br />

genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van<br />

de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese<br />

Economische en Monetaire Unie,en van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering<br />

van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke<br />

pensioenstelsels (Belgisch Staatsblad van 18 decem<strong>be</strong>r 1997) (<strong>be</strong>krachtiging van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 27 mei 1997 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde.<br />

- Wet van 7 januari 1998 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 10 februari 1998).<br />

- Wet van 15 okto<strong>be</strong>r 1998 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 24 novem<strong>be</strong>r 1998) (<strong>be</strong>krachtiging<br />

van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 23 decem<strong>be</strong>r 1994, 7 augustus 1995,<br />

22 decem<strong>be</strong>r 1995 en 10 novem<strong>be</strong>r 1996 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, en van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van<br />

23 decem<strong>be</strong>r 1994, 20 okto<strong>be</strong>r 1995, 1 decem<strong>be</strong>r 1995 en 27 septem<strong>be</strong>r 1996 tot<br />

wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20).<br />

- Wet van 30 okto<strong>be</strong>r 1998 <strong>be</strong>treffende de euro (Belgisch Staatsblad van<br />

10 novem<strong>be</strong>r 1998) (vaststelling datum van inwerkingtreding: koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

van 18 novem<strong>be</strong>r 1998 - Belgisch Staatsblad van 28 novem<strong>be</strong>r 1998).<br />

- Wet van 15 maart 1999 <strong>be</strong>treffende de <strong>be</strong>slechting van fiscale geschillen<br />

(Belgisch Staatsblad van 27 maart 1999).<br />

- Wet van 23 maart 1999 <strong>be</strong>treffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken<br />

(Belgisch Staatsblad van 27 maart 1999).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 8 okto<strong>be</strong>r 1999 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 22 okto<strong>be</strong>r 1999)<br />

(<strong>be</strong>krachtigd bij de programmawet van 5 augustus 2003 - Belgisch Staatsblad van<br />

7 augustus 2003, 2 de editie).


"INLEIDING" VIII<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 28 decem<strong>be</strong>r 1999 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r<br />

1999, 3 de editie) (<strong>be</strong>krachtigd bij de programmawet van 5 augustus 2003 -<br />

Belgisch Staatsblad van 7 augustus 2003, 2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 28 decem<strong>be</strong>r 1999 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r<br />

1999, 3 de editie) (<strong>be</strong>krachtigd bij de programmawet van 5 augustus 2003 -<br />

Belgisch Staatsblad van 7 augustus 2003, 2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 30 decem<strong>be</strong>r 1999 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r<br />

1999, 3 de editie) (<strong>be</strong>krachtigd bij de programmawet van 5 augustus 2003 -<br />

Belgisch Staatsblad van 7 augustus 2003, 2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 20 juli 2000 houdende uitvoering van de wet van 26 juni<br />

2000 <strong>be</strong>treffende de invoering van de euro in de wetgeving die <strong>be</strong>trekking heeft<br />

op aangelegenheden zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 78 van de Grondwet en die<br />

ressorteert onder het Ministerie van Financiën (Belgisch Staatsblad van<br />

30 augustus 2000, 1 ste editie) (<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 20 juni 2002 - Belgisch<br />

Staatsblad van 20 juli 2002, 2 de editie).<br />

- Wet van 5 septem<strong>be</strong>r 2001 tot wijziging van artikel 53octies van het Wetboek van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 13 okto<strong>be</strong>r<br />

2001).<br />

- Wet van 10 decem<strong>be</strong>r 2001 tot wijziging van verscheidene <strong>be</strong>lastingwetboeken,<br />

wat de voorziening in cassatie <strong>be</strong>treft en de vertegenwoordiging van de Staat voor<br />

de hoven en rechtbanken (Belgisch Staatsblad van 22 decem<strong>be</strong>r 2001, 1 ste editie).<br />

- Wet van 7 maart 2002 tot wijziging van de artikelen 50, 51, 51bis, 53quater,<br />

53quinquies, 53sexies, 55 en 61 van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 13 maart 2002, 3 de editie).<br />

- Wet van 13 maart 2002 met het oog op het ter <strong>be</strong>schikking stellen van de federale<br />

politie van ambtenaren van de fiscale administraties (Belgisch Staatsblad van<br />

29 maart 2002, 1 ste editie).<br />

- Wet van 20 juni 2002 tot <strong>be</strong>krachtiging van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 20 juli<br />

2000 houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 <strong>be</strong>treffende de invoering<br />

van de euro in de wetgeving die <strong>be</strong>trekking heeft op aangelegenheden als <strong>be</strong>doeld<br />

in artikel 78 van de Grondwet en tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

IX "WETGEVING"<br />

20 juli 2000 houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 <strong>be</strong>treffende de<br />

invoering van de euro in de wetgeving die <strong>be</strong>trekking heeft op aangelegenheden<br />

zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 78 van de Grondwet en die ressorteert onder het<br />

Ministerie van financiën (Belgisch Staatsblad van 20 juli 2002, 2 de editie)<br />

- Programmawet van 2 augustus 2002 (Belgisch Staatsblad van 29 augustus 2002,<br />

2 de editie).<br />

- Wet van 20 decem<strong>be</strong>r 2002 houdende wijziging van de artikelen 53quater,<br />

53quinquies, 53sexies en 55 van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 2002, 3 de editie).<br />

- Programmawet van 24 decem<strong>be</strong>r 2002 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r<br />

2002, 1 ste editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 31 maart 2003 houdende invoering van een elektronisch<br />

systeem van notificaties tussen de Federale Overheidsdienst Financiën en<br />

sommige ministeriële officieren, openbare ambtenaren en andere personen<br />

(Belgisch Staatsblad van 23 april 2003) (<strong>be</strong>krachtigd bij de programmawet van<br />

22 decem<strong>be</strong>r 2003 - Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 2003, 1 ste editie).<br />

- Wet van 22 april 2003 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 13 mei 2003).<br />

- Wet van 22 april 2003 tot wijziging van artikel 63bis van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 13 mei 2003).<br />

- Programmawet van 5 augustus 2003 (Belgisch Staatsblad van 7 augustus 2003,<br />

2 de editie) (<strong>be</strong>krachtiging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 8 okto<strong>be</strong>r 1999, van de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 28 decem<strong>be</strong>r 1999 en van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van<br />

30 decem<strong>be</strong>r 1999 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde en van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 25 maart 1998, 30 maart<br />

1998, 5 okto<strong>be</strong>r 1998, 26 april 1999, 30 decem<strong>be</strong>r 1999, 18 januari 2000,<br />

20 septem<strong>be</strong>r 2000, 19 decem<strong>be</strong>r 2002, 27 decem<strong>be</strong>r 2002, 22 april 2003 en 7 juli<br />

2003 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20).<br />

- Programmawet van 22 decem<strong>be</strong>r 2003 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r<br />

2003, 1 ste editie) (<strong>be</strong>krachtiging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 31 maart 2003<br />

houdende invoering van een elektronisch systeem van notificaties tussen de<br />

Federale Overheidsdienst Financiën en sommige ministeriële officieren, openbare<br />

ambtenaren en andere personen en van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 11 juli 2003 tot<br />

wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20).


"INLEIDING" X<br />

- Wet van 28 januari 2004 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 10 februari 2004, 2 de editie).<br />

- Wet van 17 juni 2004 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 28 juni 2004, 2 de editie).<br />

- Wet van 5 decem<strong>be</strong>r 2004 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 22 decem<strong>be</strong>r 2004, 1 ste editie).<br />

- Programmawet van 27 decem<strong>be</strong>r 2004 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r<br />

2004, 2 de editie).<br />

- Wet van 7 april 2005 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1969 met <strong>be</strong>trekking tot de teruggaven inzake de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde, de faillissementswet van 8 augustus 1997 en het Wetboek van de<br />

inkomsten<strong>be</strong>lasting 1992, strekkende tot een rechtvaardiger fiscale <strong>be</strong>handeling<br />

van de schuldeisers in het kader van een gerechtelijk akkoord of faillissement<br />

(Belgisch Staatsblad van 20 april 2005, 2 de editie).<br />

- Programmawet van 11 juli 2005 (Belgisch Staatsblad van 12 juli 2005, 2 de editie).<br />

- Wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde en het Wetboek van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen 1992, teneinde<br />

in te gaan tegen de organisatie van onvermogen in het kader van <strong>be</strong>drieglijke<br />

overdracht van een geheel van goederen (Belgisch Staatsblad van 9 septem<strong>be</strong>r<br />

2005).<br />

- Programmawet van 27 decem<strong>be</strong>r 2005 (Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r<br />

2005, 2 de editie).<br />

- Wet van 27 decem<strong>be</strong>r 2005 houdende diverse <strong>be</strong>palingen (Belgisch Staatsblad<br />

van 30 decem<strong>be</strong>r 2005, 2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 6 juli 2006 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 17 juli 2006) (<strong>be</strong>krachtigd<br />

bij de programmawet van 27 decem<strong>be</strong>r 2006 - Belgisch Staatsblad van<br />

28 decem<strong>be</strong>r 2006, 3 de editie).<br />

- Programmawet van 20 juli 2006 (Belgisch Staatsblad van 28 juli 2006, 2 de editie).<br />

- Wet van 20 juli 2006 houdende diverse <strong>be</strong>palingen (Belgisch Staatsblad van<br />

28 juli 2006, 2 de editie).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XI "WETGEVING"<br />

- Wet van 7 decem<strong>be</strong>r 2006 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 22 decem<strong>be</strong>r 2006, 2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 21 decem<strong>be</strong>r 2006 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 5 januari 2007)<br />

(<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 8 juni 2008 houdende diverse <strong>be</strong>palingen (I) -<br />

Belgisch Staatsblad van 16 juni 2008, 2 de editie).<br />

- Programmawet (I) van 27 decem<strong>be</strong>r 2006 (Belgisch Staatsblad van 28 decem<strong>be</strong>r<br />

2006, 3 de editie) (<strong>be</strong>krachtiging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 6 juli 2006 tot<br />

wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en van<br />

de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 14 januari 2004, 24 augustus 2005 en 19 januari 2006<br />

tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20).<br />

- Wet van 27 decem<strong>be</strong>r 2006 houdende diverse <strong>be</strong>palingen (I) (Belgisch Staatsblad<br />

van 28 decem<strong>be</strong>r 2006, 3 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 25 februari 2007 houdende de ontwikkeling van het<br />

elektronisch systeem van notificaties tussen de Federale Overheidsdienst<br />

Financiën en sommige ministeriële officieren, openbare ambtenaren en andere<br />

personen (Belgisch Staatsblad van 28 februari 2007, 2 de editie).<br />

- Wet van 1 maart 2007 houdende diverse <strong>be</strong>palingen (III) (Belgisch Staatsblad van<br />

14 maart 2007).<br />

- Wet van 25 april 2007 houdende diverse <strong>be</strong>palingen (IV) (Belgisch Staatsblad van<br />

8 mei 2007, 3 de editie).<br />

- Programmawet van 27 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007, 3 de editie<br />

en 23 mei 2007 - erratum).<br />

- Wet van 8 juni 2008 houdende diverse <strong>be</strong>palingen (I) (Belgisch Staatsblad van<br />

16 juni 2008, 2 de editie) (<strong>be</strong>krachtiging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van<br />

21 decem<strong>be</strong>r 2006 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde).<br />

- Wet van 24 juli 2008 houdende diverse <strong>be</strong>palingen (I) (Belgisch Staatsblad van<br />

7 augustus 2008).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 12 okto<strong>be</strong>r 2008 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 21 okto<strong>be</strong>r 2008,<br />

2 de editie) (<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 22 decem<strong>be</strong>r 2009 houdende fiscale en<br />

diverse <strong>be</strong>palingen - Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie).


"INLEIDING" XII<br />

- Programmawet van 22 decem<strong>be</strong>r 2008 (Belgisch Staatsblad van 29 decem<strong>be</strong>r<br />

2008, 4 de editie).<br />

- Economische Herstelwet van 27 maart 2009 (Belgisch Staatsblad van 7 april<br />

2009, 1 ste editie) (<strong>be</strong>krachtiging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 10 februari 2009 tot<br />

wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20).<br />

- Wet van 1 april 2009 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 22 april 2009, 2 de editie).<br />

- Wet van 31 juli 2009 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 6 augustus 2009).<br />

- Wet van 26 novem<strong>be</strong>r 2009 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 4 decem<strong>be</strong>r 2009 en 7 mei 2010,<br />

1 ste editie - errata).<br />

- Wet van 22 decem<strong>be</strong>r 2009 houdende fiscale en diverse <strong>be</strong>palingen (Belgisch<br />

Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie) (<strong>be</strong>krachtiging van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit van 12 okto<strong>be</strong>r 2008 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde).<br />

- Programmawet van 23 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r<br />

2009, 1 ste editie).<br />

- Wet van 19 mei 2010 houdende fiscale en diverse <strong>be</strong>palingen (Belgisch<br />

Staatsblad van 28 mei 2010, 2 de editie) (<strong>be</strong>krachtiging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

van 9 decem<strong>be</strong>r 2009 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20).<br />

- Wet van 29 decem<strong>be</strong>r 2010 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 2010, 4 de editie en<br />

26 januari 2011 - addendum).<br />

- Wet van 5 april 2011 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 21 april 2011).<br />

- Wet van 14 april 2011 houdende diverse <strong>be</strong>palingen (Belgisch Staatsblad van<br />

6 mei 2011, 1 ste editie).<br />

(1 februari 2012)<br />

Wet van 28 decem<strong>be</strong>r 2011 houdende diverse <strong>be</strong>palingen (Belgisch Staatsblad<br />

van 30 decem<strong>be</strong>r 2011, 4 de editie).


B. Koninklijke <strong>be</strong>sluiten.<br />

(1 februari 2012)<br />

XIII "WETGEVING"<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de regeling voor<br />

de voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad<br />

van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van<br />

27 januari 1994 (Belgisch Staatsblad van 12 februari 1994), 30 maart 1994<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994, 2 de editie), vernietigd bij het arrest van<br />

de Raad van State nr. 57.133 van 20 decem<strong>be</strong>r 1995 (Belgisch Staatsblad van<br />

9 maart 1996), 22 novem<strong>be</strong>r 1994 (Belgisch Staatsblad van 1 decem<strong>be</strong>r 1994),<br />

5 decem<strong>be</strong>r 1994 (Belgisch Staatsblad van 9 decem<strong>be</strong>r 1994), 23 decem<strong>be</strong>r 1994<br />

(Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r 1994), 9 novem<strong>be</strong>r 1995 (Belgisch<br />

Staatsblad van 29 novem<strong>be</strong>r 1995), 25 februari 1996 (Belgisch Staatsblad van<br />

5 maart 1996), 26 novem<strong>be</strong>r 1998 (Belgisch Staatsblad van 1 decem<strong>be</strong>r 1998,<br />

2 de editie), 16 decem<strong>be</strong>r 1998 (Belgisch Staatsblad van 24 decem<strong>be</strong>r 1998,<br />

2 de editie), 30 decem<strong>be</strong>r 1999 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1999,<br />

3 de editie), 20 juli 2000 (Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2000, 1 ste editie),<br />

21 juni 2001 (Belgisch Staatsblad van 28 juni 2001), 5 septem<strong>be</strong>r 2001 (Belgisch<br />

Staatsblad van 18 septem<strong>be</strong>r 2001), 19 decem<strong>be</strong>r 2001 (Belgisch Staatsblad van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 2001, 2 de editie), 6 februari 2002 (Belgisch Staatsblad van<br />

15 februari 2002), 2 april 2002 (Belgisch Staatsblad van 16 april 2002, 2 de editie),<br />

26 juni 2002 (Belgisch Staatsblad van 2 juli 2002, 2 de editie), 15 juli 2003<br />

(Belgisch Staatsblad van 8 augustus 2003), 16 februari 2004 (Belgisch Staatsblad<br />

van 27 februari 2004, 3 de editie), 23 augustus 2004 (Belgisch Staatsblad van<br />

31 augustus 2004, 1 ste editie), 31 januari 2007 (Belgisch Staatsblad van 7 februari<br />

2007), 21 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 4 mei 2007), 17 mei 2007 (Belgisch<br />

Staatsblad van 31 mei 2007, 2 de editie en 4 juli 2007, 2 de editie - erratum), 6 april<br />

2008 (Belgisch Staatsblad van 11 april 2008), 9 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch<br />

Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie en 7 mei 2010, 1 ste editie - erratum),<br />

15 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van 21 decem<strong>be</strong>r 2009, 1 ste editie), 18<br />

decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van 24 decem<strong>be</strong>r 2009, 1 ste editie en 7 mei<br />

2010, 1 ste editie - errata), 10 januari 2010 (Belgisch Staatsblad van 18 januari<br />

2010, 1 ste editie en 7 mei 2010, 1 ste editie - erratum), 19 decem<strong>be</strong>r 2010 (Belgisch<br />

Staatsblad van 24 decem<strong>be</strong>r 2010) en 23 maart 2011 (Belgisch Staatsblad van<br />

28 maart 2011).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 2 van 7 novem<strong>be</strong>r 1969 met <strong>be</strong>trekking tot de vaststelling<br />

van forfaitaire grondslagen van aanslag voor de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 14 novem<strong>be</strong>r 1969), gewijzigd bij de koninklijke<br />

<strong>be</strong>sluiten van 14 maart 1973 (Belgisch Staatsblad van 20 maart 1973),<br />

3 novem<strong>be</strong>r 1975 (Belgisch Staatsblad van 11 novem<strong>be</strong>r 1975), 15 decem<strong>be</strong>r<br />

1975 (Belgisch Staatsblad van 23 decem<strong>be</strong>r 1975), 24 februari 1978 (Belgisch<br />

Staatsblad van 2 maart 1978), 9 novem<strong>be</strong>r 1982 (Belgisch Staatsblad van<br />

20 novem<strong>be</strong>r 1982), 30 decem<strong>be</strong>r 1986 (Belgisch Staatsblad van 10 januari 1987),


"INLEIDING" XIV<br />

(1 februari 2012)<br />

19 april 1991 (Belgisch Staatsblad van 30 april 1991), 29 decem<strong>be</strong>r 1992<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), 22 novem<strong>be</strong>r 1994<br />

(Belgisch Staatsblad van 1 decem<strong>be</strong>r 1994, 20 juli 2000 (Belgisch Staatsblad van<br />

30 augustus 2000, 1 ste editie), 5 septem<strong>be</strong>r 2001 (Belgisch Staatsblad van<br />

18 septem<strong>be</strong>r 2001), 20 februari 2004 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004,<br />

3 de editie), 23 augustus 2004 (Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2004,<br />

1 ste editie) en 10 juni 2006 (Belgisch Staatsblad van 23 juni 2006, 1 ste editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

aftrekregeling voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

(Belgisch Staatsblad van 12 decem<strong>be</strong>r 1969), gewijzigd bij de koninklijke<br />

<strong>be</strong>sluiten van 7 novem<strong>be</strong>r 1975 (Belgisch Staatsblad van 25 novem<strong>be</strong>r 1975),<br />

31 maart 1978 (Belgisch Staatsblad van 11 april 1978), 17 okto<strong>be</strong>r 1980 (Belgisch<br />

Staatsblad van 30 okto<strong>be</strong>r 1980), 19 april 1991 (Belgisch Staatsblad van 30 april<br />

1991), 29 decem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie),<br />

22 novem<strong>be</strong>r 1994 (Belgisch Staatsblad van 1 decem<strong>be</strong>r 1994), 23 decem<strong>be</strong>r 1994<br />

(Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r 1994), 25 februari 1996 (Belgisch<br />

Staatsblad van 5 maart 1996), 19 novem<strong>be</strong>r 1996 (Belgisch Staatsblad van<br />

14 decem<strong>be</strong>r 1996), 5 septem<strong>be</strong>r 2001 (Belgisch Staatsblad van 18 septem<strong>be</strong>r<br />

2001), 2 april 2002 (Belgisch Staatsblad van 16 april 2002, 2 de editie), 16 juni<br />

2003 (Belgisch Staatsblad van 27 juni 2003, 4 de editie) en 20 februari 2004<br />

(Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004, 3 de editie), de koninklijke <strong>be</strong>sluiten<br />

van 21 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 4 mei 2007), de programmawet van<br />

27 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007, 3 de editie en 23 mei 2007 -<br />

erratum) en de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 17 mei 2007 (Belgisch Staatsblad van<br />

30 mei 2007, 2 de editie), 9 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r<br />

2009, 2 de editie), 19 decem<strong>be</strong>r 2010 (Belgisch Staatsblad van 24 decem<strong>be</strong>r 2010)<br />

en 9 januari 2012 (Belgisch Staatsblad van 23 januari 2012).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 van 29 decem<strong>be</strong>r 1969 met <strong>be</strong>trekking tot de teruggaven<br />

inzake <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1969), gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 22 septem<strong>be</strong>r 1970<br />

(Belgisch Staatsblad van 29 septem<strong>be</strong>r 1970), 7 februari 1972 (Belgisch<br />

Staatsblad van 30 mei 1972), 31 maart 1978 (Belgisch Staatsblad van 11 april<br />

1978), 17 okto<strong>be</strong>r 1980 (Belgisch Staatsblad van 30 okto<strong>be</strong>r 1980), 29 decem<strong>be</strong>r<br />

1983 (Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r 1983), 15 mei 1984 (Belgisch<br />

Staatsblad van 31 mei 1984), 30 decem<strong>be</strong>r 1986 (Belgisch Staatsblad van<br />

10 januari 1987), 19 april 1991 (Belgisch Staatsblad van 30 april 1991),<br />

17 septem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad van 24 septem<strong>be</strong>r 1992), 29 decem<strong>be</strong>r<br />

1992 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), 14 april 1993<br />

(Belgisch Staatsblad van 30 april 1993), 22 novem<strong>be</strong>r 1994 (Belgisch Staatsblad<br />

van 1 decem<strong>be</strong>r 1994), 25 februari 1996 (Belgisch Staatsblad van 5 maart 1996),


(1 februari 2012)<br />

XV "WETGEVING"<br />

20 juli 2000 (Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2000, 1 ste editie), 16 juni 2003<br />

(Belgisch Staatsblad van 27 juni 2003, 4 de editie), 15 juli 2003 (Belgisch<br />

Staatsblad van 8 augustus 2003), 20 februari 2004 (Belgisch Staatsblad van<br />

27 februari 2004, 3 de editie) en 1 septem<strong>be</strong>r 2004 (Belgisch Staatsblad van<br />

10 septem<strong>be</strong>r 2004, 2 de editie), de wet van 7 april 2005 (Belgisch Staatsblad van<br />

20 april 2005, 2 de editie), de wet van 31 januari 2009 <strong>be</strong>treffende de continuïteit<br />

van de ondernemingen (Belgisch Staatsblad van 9 februari 2009) en de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 10 februari 2009 (Belgisch Staatsblad van 13 februari<br />

2009, 2 de editie), 14 april 2009 (Belgisch Staatsblad van 17 april 2009, 2 de editie),<br />

9 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie),<br />

22 maart 2010 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 2010), 23 maart 2011 (Belgisch<br />

Staatsblad van 28 maart 2011) en 5 augustus 2011 (Belgisch Staatsblad van<br />

11 augustus 2011).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 5 van 27 decem<strong>be</strong>r 1977 met <strong>be</strong>trekking tot de diensten die<br />

verband houden met een uit zijn aard onroerend goed, inzake <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1977), gewijzigd bij<br />

de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie) en 20 decem<strong>be</strong>r 2007 (Belgisch Staatsblad van<br />

11 januari 2008, 1 ste editie) en opgeheven bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van<br />

9 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 6 van 27 decem<strong>be</strong>r 1977 met <strong>be</strong>trekking tot de vrijstellingen<br />

ten aanzien van internationaal vervoer, zee- en binnenschepen en luchtvaartuigen,<br />

op het stuk van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1977), gewijzigd bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 29 decem<strong>be</strong>r 1992<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de invoer<br />

van goederen voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), gewijzigd bij de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 20 juni 1994 (Belgisch Staatsblad van 20 juli 1994),<br />

25 februari 1996 (Belgisch Staatsblad van 5 maart 1996), 19 novem<strong>be</strong>r 1996<br />

(Belgisch Staatsblad van 14 decem<strong>be</strong>r 1996), 20 juli 2000 (Belgisch Staatsblad<br />

van 30 augustus 2000, 1 ste editie), 20 septem<strong>be</strong>r 2000 (Belgisch Staatsblad van<br />

28 septem<strong>be</strong>r 2000, 2 de editie), 2 april 2002 (Belgisch Staatsblad van 16 april<br />

2002, 2 de editie), 20 februari 2004 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004,<br />

3 de editie), 1 septem<strong>be</strong>r 2004 (Belgisch Staatsblad van 10 septem<strong>be</strong>r 2004,<br />

2 de editie), 6 april 2008 (Belgisch Staatsblad van 11 april 2008), 3 juli 2008<br />

(Belgisch Staatsblad van 11 juli 2008, 2 de editie), 10 decem<strong>be</strong>r 2008 (Belgisch<br />

Staatsblad van 19 decem<strong>be</strong>r 2008, 2 de editie en 30 januari 2009, 2 de editie -<br />

errata), 9 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie)<br />

en 22 decem<strong>be</strong>r 2010 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 2010, 4 de editie).


"INLEIDING" XVI<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 8 van 12 maart 1970 tot vaststelling van de wijze van<br />

afronding van de verschuldigde, de aftrekbare of de voor teruggaaf vatbare<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 18 maart 1970),<br />

gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad<br />

van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), 22 novem<strong>be</strong>r 1994 (Belgisch Staatsblad van<br />

1 decem<strong>be</strong>r 1994), 26 novem<strong>be</strong>r 1998 (Belgisch Staatsblad van 1 decem<strong>be</strong>r 1998,<br />

2 de editie), 20 juli 2000 (Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2000, 1 ste editie) en<br />

20 februari 2004 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004, 3 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 9 van 12 maart 1970 met <strong>be</strong>trekking tot de ambtelijke<br />

aanslag inzake <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

18 maart 1970), gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 18 mei 1971 (Belgisch<br />

Staatsblad van 26 mei 1971) en 29 decem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 10 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, <strong>be</strong>doeld in de artikelen 15, § 5, derde lid,<br />

en 25ter, § 1, derde lid, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de<br />

voorafgaande kennisgevingen inzake de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), gewijzigd bij de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 2 april 2002 (Belgisch Staatsblad van 16 april 2002,<br />

2 de editie), 28 mei 2004 (Belgisch Staatsblad van 1 juni 2004, 2 de editie) en<br />

1 septem<strong>be</strong>r 2004 (Belgisch Staatsblad van 10 septem<strong>be</strong>r 2004, 2 de editie), de<br />

programmawet van 27 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007, 3 de editie)<br />

en de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 14 april 2009 (Belgisch Staatsblad van 17 april<br />

2009, 2 de editie) en 9 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009,<br />

2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 11 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de toepassing<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van<br />

20 novem<strong>be</strong>r 2000 (Belgisch Staatsblad van 9 januari 2001) en 17 mei 2007<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 mei 2007, 2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 12 van 3 juni 1970 met <strong>be</strong>trekking tot het houden van een<br />

maakloonregister voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 5 juni 1970), gewijzigd bij de koninklijke<br />

<strong>be</strong>sluiten van 3 novem<strong>be</strong>r 1975 (Belgisch Staatsblad van 11 novem<strong>be</strong>r 1975),<br />

8 maart 1978 (Belgisch Staatsblad van 14 maart 1978), 9 novem<strong>be</strong>r 1982<br />

(Belgisch Staatsblad van 20 novem<strong>be</strong>r 1982) en opgeheven bij het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992,<br />

4 de editie).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XVII "WETGEVING"<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 13 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de regeling<br />

voor tabaksfabrikaten op het stuk van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), gewijzigd bij de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 8 okto<strong>be</strong>r 1999 (Belgisch Staatsblad van 22 okto<strong>be</strong>r<br />

1999) en 27 maart 2003 (Belgisch Staatsblad van 4 april 2003, 1 ste editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 14 van 3 juni 1970 met <strong>be</strong>trekking tot de vervreemdingen<br />

van gebouwen, de vestigingen van een zakelijk recht op een gebouw en de<br />

overdrachten en wederoverdrachten van dergelijk recht overeenkomstig het<br />

<strong>be</strong>paalde in artikel 8 of in artikel 44, § 3, 1°, a, tweede streepje, of b, tweede<br />

streepje, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch<br />

Staatsblad van 5 juni 1970), gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 31 maart<br />

1978 (Belgisch Staatsblad van 11 april 1978), 17 okto<strong>be</strong>r 1980 (Belgisch<br />

Staatsblad van 30 okto<strong>be</strong>r 1980), 29 decem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), 16 juni 2003 (Belgisch Staatsblad van 27 juni<br />

2003, 4 de editie) en 19 decem<strong>be</strong>r 2010 (Belgisch Staatsblad van 24 decem<strong>be</strong>r<br />

2010).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 15 van 3 juni 1970 tot regeling van de schattingsprocedure<br />

waarin artikel 59, § 2, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde voorziet (Belgisch Staatsblad van 5 juni 1970), gewijzigd bij de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 20 septem<strong>be</strong>r 1974 (Belgisch Staatsblad van 4 okto<strong>be</strong>r<br />

1974), 31 maart 1978 (Belgisch Staatsblad van 11 april 1978), 14 april 1993<br />

(Belgisch Staatsblad van 30 april 1993), 20 decem<strong>be</strong>r 2007 (Belgisch Staatsblad<br />

van 11 januari 2008, 1 ste editie) en 19 decem<strong>be</strong>r 2010 (Belgisch Staatsblad van<br />

24 decem<strong>be</strong>r 2010).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 16 van 3 juni 1970 met <strong>be</strong>trekking tot de toepassing van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde inzake de verkoop van vis, schaal-, schelp-<br />

en weekdieren in de gemeentelijke vismijn (Belgisch Staatsblad van 5 juni 1970),<br />

gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 31 maart 1978 (Belgisch Staatsblad van<br />

11 april 1978) en 14 april 1993 (Belgisch Staatsblad van 30 april 1993).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 17 van 20 decem<strong>be</strong>r 1984 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

vaststelling van een minimummaatstaf van heffing voor tweedehandse<br />

personenauto's en tweedehandse auto's voor dub<strong>be</strong>l gebruik, op het stuk van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 3 januari 1985),<br />

gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 19 april 1991 (Belgisch Staatsblad van<br />

30 april 1991), 17 novem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad van 27 novem<strong>be</strong>r 1992),<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie) en<br />

opgeheven bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 1 juni 1993 (Belgisch Staatsblad van<br />

4 juni 1993).


"INLEIDING" XVIII<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 18 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

vrijstellingen ten aanzien van de uitvoer van goederen en diensten naar een plaats<br />

buiten de Gemeenschap, op het stuk van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), gewijzigd bij de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 22 novem<strong>be</strong>r 1994 (Belgisch Staatsblad van 1 decem<strong>be</strong>r<br />

1994), 25 februari 1996 (Belgisch Staatsblad van 5 maart 1996), 20 juli 2000<br />

(Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2000, 1 ste editie), 24 augustus 2005<br />

(Belgisch Staatsblad van 9 septem<strong>be</strong>r 2005 en 27 septem<strong>be</strong>r 2005 - erratum) en<br />

9 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de vrijstellingsregeling<br />

<strong>be</strong>paald door artikel 56, § 2, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen (Belgisch<br />

Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), gewijzigd bij de koninklijke<br />

<strong>be</strong>sluiten van 20 juli 2000 (Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2000, 1 ste editie),<br />

20 februari 2004 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004, 3 de editie) en<br />

1 septem<strong>be</strong>r 2004 (Belgisch Staatsblad van 10 septem<strong>be</strong>r 2004, 2 de editie), de<br />

programmawet van 27 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007, 3 de editie)<br />

en het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 12 juni 2008 (Belgisch Staatsblad van 20 juni 2008,<br />

3 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de<br />

diensten bij die tarieven (Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970) (<strong>be</strong>krachtigd bij de<br />

wet van 27 mei 1971 - Belgisch Staatsblad van 20 okto<strong>be</strong>r 1971), gewijzigd bij de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 29 decem<strong>be</strong>r 1970 (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1970), 25 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 31 maart 1971),<br />

28 okto<strong>be</strong>r 1971 (Belgisch Staatsblad van 30 okto<strong>be</strong>r 1971), 21 decem<strong>be</strong>r 1971<br />

(Belgisch Staatsblad van 24 decem<strong>be</strong>r 1971), 11 augustus 1972 (Belgisch<br />

Staatsblad van 19 augustus 1972), 7 decem<strong>be</strong>r 1972 (Belgisch Staatsblad van<br />

16 decem<strong>be</strong>r 1972), 22 decem<strong>be</strong>r 1973 (Belgisch Staatsblad van 29 decem<strong>be</strong>r<br />

1973), 31 juli 1974 (Belgisch Staatsblad van 13 augustus 1974), 26 septem<strong>be</strong>r<br />

1974 (Belgisch Staatsblad van 28 septem<strong>be</strong>r 1974), 29 okto<strong>be</strong>r 1974 (Belgisch<br />

Staatsblad van 31 okto<strong>be</strong>r 1974), 21 novem<strong>be</strong>r 1974 (Belgisch Staatsblad van<br />

22 novem<strong>be</strong>r 1974), 20 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 28 januari 1975),<br />

25 maart 1977 (Belgisch Staatsblad van 26 maart 1977), 10 okto<strong>be</strong>r 1977<br />

(Belgisch Staatsblad van 20 okto<strong>be</strong>r 1977), 30 novem<strong>be</strong>r 1977 (Belgisch<br />

Staatsblad van 2 decem<strong>be</strong>r 1977), 27 decem<strong>be</strong>r 1977 (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1977), 19 april 1978 (Belgisch Staatsblad van 25 april 1978),<br />

(<strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 4 augustus 1978 - Belgisch Staatsblad van<br />

17 augustus 1978), 19 juli 1978 ("KB tot wijziging van het fiscaal stelsel van<br />

tabak", Belgisch Staatsblad van 28 juli 1978), 27 juni 1980 (Belgisch Staatsblad<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XIX "WETGEVING"<br />

van 1 juli 1980), 26 septem<strong>be</strong>r 1980 (Belgisch Staatsblad van 30 septem<strong>be</strong>r<br />

1980), 29 septem<strong>be</strong>r 1980 (Belgisch Staatsblad van 7 okto<strong>be</strong>r 1980), 10 novem<strong>be</strong>r<br />

1980 (Belgisch Staatsblad van 25 novem<strong>be</strong>r 1980), 19 juni 1981 (Belgisch<br />

Staatsblad van 24 juni 1981), 29 juli 1981 (Belgisch Staatsblad van 1 augustus<br />

1981) (<strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 11 april 1983 - Belgisch Staatsblad<br />

van 16 april 1983), 15 februari 1982, nr. 1 (Belgisch Staatsblad van 20 februari<br />

1982), 15 februari 1982, nr. 9 (Belgisch Staatsblad van 20 februari 1982)<br />

(<strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 1 juli 1983 - Belgisch Staatsblad van 9 juli<br />

1983), 12 maart 1982 (Belgisch Staatsblad van 27 maart 1982), 29 septem<strong>be</strong>r<br />

1982 (Belgisch Staatsblad van 1 okto<strong>be</strong>r 1982), 16 novem<strong>be</strong>r 1982 (Belgisch<br />

Staatsblad van 20 novem<strong>be</strong>r 1982) (<strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 11 april<br />

1983 - Belgisch Staatsblad van 16 april 1983), 23 decem<strong>be</strong>r 1983 (Belgisch<br />

Staatsblad van 29 decem<strong>be</strong>r 1983), 29 decem<strong>be</strong>r 1983 (Belgisch Staatsblad van<br />

30 decem<strong>be</strong>r 1983), 16 septem<strong>be</strong>r 1985 (Belgisch Staatsblad van 27 septem<strong>be</strong>r<br />

1985), 23 april 1986 (Belgisch Staatsblad van 29 april 1986), 18 juli 1986<br />

(Belgisch Staatsblad van 24 juli 1986) (<strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>krachtigd bij de wet van<br />

30 decem<strong>be</strong>r 1988 - Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989), 20 decem<strong>be</strong>r 1989<br />

(Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r 1989), 25 april 1990 (Belgisch Staatsblad<br />

van 28 april 1990), 17 maart 1992 (Belgisch Staatsblad van 19 maart 1992),<br />

28 maart 1992 (Belgisch Staatsblad van 31 maart 1992, 2 de editie) (<strong>be</strong>sluiten<br />

<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 28 juli 1992 - Belgisch Staatsblad van 31 juli 1992),<br />

29 juni 1992 (Belgisch Staatsblad van 2 juli 1992), 30 septem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch<br />

Staatsblad van 16 okto<strong>be</strong>r 1992) (<strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>krachtigd bij de wet van<br />

28 decem<strong>be</strong>r 1992 - Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 3 de editie),<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie) (<strong>be</strong>sluit<br />

<strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 22 juli 1993 - Belgisch Staatsblad van 26 juli 1993),<br />

24 juni 1993 (Belgisch Staatsblad van 1 juli 1993), 21 decem<strong>be</strong>r 1993 (Belgisch<br />

Staatsblad van 29 decem<strong>be</strong>r 1993) (<strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 30 maart<br />

1994 - Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994, 2 de editie), 23 decem<strong>be</strong>r 1994<br />

(Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r 1994), 20 okto<strong>be</strong>r 1995 (Belgisch<br />

Staatsblad van 31 okto<strong>be</strong>r 1995), 1 decem<strong>be</strong>r 1995 (Belgisch Staatsblad van<br />

16 decem<strong>be</strong>r 1995) en 27 septem<strong>be</strong>r 1996 (Belgisch Staatsblad van 1 okto<strong>be</strong>r<br />

1996, 2 de editie) (<strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 15 okto<strong>be</strong>r 1998 - Belgisch<br />

Staatsblad van 24 novem<strong>be</strong>r 1998), de wet van 20 januari 1998 (Belgisch<br />

Staatsblad van 5 februari 1998), de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 25 maart 1998<br />

(Belgisch Staatsblad van 2 april 1998, 11 april 1998 en 8 mei 1998 - errata),<br />

30 maart 1998 (Belgisch Staatsblad van 2 april 1998 en 11 april 1998 - erratum),<br />

5 okto<strong>be</strong>r 1998 (Belgisch Staatsblad van 16 okto<strong>be</strong>r 1998 en 11 decem<strong>be</strong>r 1998 -<br />

erratum) en 26 april 1999 (Belgisch Staatsblad van 30 april 1999, 1 ste editie)<br />

(<strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>krachtigd bij de programmawet van 5 augustus 2003 - Belgisch<br />

Staatsblad van 7 augustus 2003, 2 de editie), de wet houdende diverse fiscale<br />

<strong>be</strong>palingen van 4 mei 1999 (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1999, 1 ste editie), de


"INLEIDING" XX<br />

(1 februari 2012)<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 30 decem<strong>be</strong>r 1999 (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1999, 3 de editie), 18 januari 2000 (Belgisch Staatsblad van 29 januari<br />

2000), 20 septem<strong>be</strong>r 2000 (Belgisch Staatsblad van 28 septem<strong>be</strong>r 2000, 2 de editie<br />

en 26 okto<strong>be</strong>r 2000 - erratum), 19 decem<strong>be</strong>r 2002 (Belgisch Staatsblad van<br />

28 decem<strong>be</strong>r 2002, 2 de editie), 27 decem<strong>be</strong>r 2002 (Belgisch Staatsblad van<br />

30 april 2003, 4 de editie), 22 april 2003 (Belgisch Staatsblad van 29 april 2003),<br />

7 juli 2003 (Belgisch Staatsblad van 22 juli 2003, 3 de editie) (<strong>be</strong>sluiten<br />

<strong>be</strong>krachtigd bij de programmawet van 5 augustus 2003 - Belgisch Staatsblad van<br />

7 augustus 2003, 2 de editie), 11 juli 2003 (Belgisch Staatsblad van 24 juli 2003)<br />

(<strong>be</strong>sluit <strong>be</strong>krachtigd bij de programmawet van 22 decem<strong>be</strong>r 2003 - Belgisch<br />

Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 2003, 1 ste editie), 14 januari 2004 (Belgisch<br />

Staatsblad van 19 januari 2004, 2 de editie), 24 augustus 2005 (Belgisch Staatsblad<br />

van 9 septem<strong>be</strong>r 2005) en 19 januari 2006 (Belgisch Staatsblad van 1 februari<br />

2006 - 3 de editie) (<strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>krachtigd bij de programmawet van 27 decem<strong>be</strong>r<br />

2006 - Belgisch Staatsblad van 28 decem<strong>be</strong>r 2006, 3 de editie), de programmawet<br />

van 27 decem<strong>be</strong>r 2006 (Belgisch Staatsblad van 28 decem<strong>be</strong>r 2006 - 3 de editie),<br />

de programmawet van 27 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007 -<br />

3 de editie), de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 10 februari 2009 (Belgisch Staatsblad van<br />

13 februari 2009, 2 de editie) (<strong>be</strong>krachtigd bij de Economische Herstelwet van<br />

27 maart 2009 - Belgisch Staatsblad van 7 april 2009, 1 ste editie), 9 decem<strong>be</strong>r<br />

2009 (Belgisch Staatsblad van 14 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie) (<strong>be</strong>krachtigd bij de<br />

wet van 19 mei 2010 houdende fiscale en diverse <strong>be</strong>palingen - Belgisch Staatsblad<br />

van 28 mei 2010, 2 de editie), 2 juni 2010 (Belgisch Staatsblad van 7 juni<br />

2010, 1 ste editie), 17 novem<strong>be</strong>r 2010 (Belgisch Staatsblad van 22 novem<strong>be</strong>r 2010<br />

en 21 decem<strong>be</strong>r 2010, 3 de editie - erratum) en 19 decem<strong>be</strong>r 2010 (Belgisch<br />

Staatsblad van 24 decem<strong>be</strong>r 2010), de programmawet van 4 juli 2011 (Belgisch<br />

Staatsblad van 19 juli 2011) en de wet van 28 decem<strong>be</strong>r 2011 houdende diverse<br />

<strong>be</strong>palingen (Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r 2011, 4 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 21 van 20 juli 1970 met <strong>be</strong>trekking tot de overgangsmaatregelen<br />

getroffen ter uitvoering van artikel 99 van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 15 augustus<br />

1970), gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 28 decem<strong>be</strong>r 1970 (Belgisch<br />

Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1970) en 26 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van<br />

31 maart 1971) - vervallen.<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22 van 15 septem<strong>be</strong>r 1970 met <strong>be</strong>trekking tot de bijzondere<br />

regeling voor landbouwondernemers inzake <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 19 septem<strong>be</strong>r 1970), gewijzigd bij de koninklijke<br />

<strong>be</strong>sluiten van 18 mei 1971 (Belgisch Staatsblad van 26 mei 1971), 11 juni 1971<br />

(Belgisch Staatsblad van 18 juni 1971), 23 juli 1974 (Belgisch Staatsblad van<br />

26 juli 1974), 31 maart 1978 (Belgisch Staatsblad van 11 april 1978), 17 okto<strong>be</strong>r


(1 februari 2012)<br />

XXI "WETGEVING"<br />

1980 (Belgisch Staatsblad van 30 okto<strong>be</strong>r 1980), 20 decem<strong>be</strong>r 1984 (Belgisch<br />

Staatsblad van 3 januari 1985 en 22 januari 1985 - errata), 30 decem<strong>be</strong>r 1986<br />

(Belgisch Staatsblad van 10 januari 1987), 14 april 1993 (Belgisch Staatsblad van<br />

30 april 1993), 13 juli 2001 (Belgisch Staatsblad van 11 augustus 2001, 1 ste editie)<br />

en 9 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 23 van 9 decem<strong>be</strong>r 2009 met <strong>be</strong>trekking tot de jaarlijkse<br />

lijst van de btw-<strong>be</strong>lastingplichtige afnemers (Belgisch Staatsblad van<br />

17 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 24 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de voldoening<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van<br />

22 novem<strong>be</strong>r 1994 (Belgisch Staatsblad van 1 decem<strong>be</strong>r 1994), 4 april 1995<br />

(Belgisch Staatsblad van 21 april 1995), 12 novem<strong>be</strong>r 1998 (Belgisch Staatsblad<br />

van 4 decem<strong>be</strong>r 1998, 1 ste editie), 26 novem<strong>be</strong>r 1998 (Belgisch Staatsblad van<br />

1 decem<strong>be</strong>r 1998, 2 de editie), 20 juli 2000 (Belgisch Staatsblad van 30 augustus<br />

2000, 1 ste editie), 13 juli 2001 (Belgisch Staatsblad van 11 augustus 2001,<br />

1 ste editie), 27 maart 2003 (Belgisch Staatsblad van 4 april 2003, 1 ste editie),<br />

15 juli 2003 (Belgisch Staatsblad van 8 augustus 2003), 20 februari 2004<br />

(Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004, 3 de editie) en 3 juli 2008 (Belgisch<br />

Staatsblad van 11 juli 2008, 2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 25 van 13 novem<strong>be</strong>r 1970 met <strong>be</strong>trekking tot de overgangs<strong>be</strong>palingen<br />

die vanaf de inwerkingtreding van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde van toepassing zijn op de vergunningen, vrijstellingen en<br />

andere bijzondere regelingen verleend inzake met het zegel gelijkgestelde taksen<br />

(Belgisch Staatsblad van 25 novem<strong>be</strong>r 1970), opgeheven bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

van 31 maart 1978 (Belgisch Staatsblad van 11 april 1978).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 26 van 2 decem<strong>be</strong>r 1970 met <strong>be</strong>trekking tot het<br />

onderwerpen van de openbare instellingen aan de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 5 decem<strong>be</strong>r 1970), gewijzigd bij de koninklijke<br />

<strong>be</strong>sluiten van 16 juni 1975 (Belgisch Staatsblad van 26 juni 1975), 4 mei 1976<br />

(Belgisch Staatsblad van 13 mei 1976), 19 april 1978 (Belgisch Staatsblad van<br />

25 april 1978), 29 januari 1982 (Belgisch Staatsblad van 6 februari 1982),<br />

4 decem<strong>be</strong>r 1989 (Belgisch Staatsblad van 19 decem<strong>be</strong>r 1989), 19 augustus 1992<br />

(Belgisch Staatsblad van 27 augustus 1992 en 3 septem<strong>be</strong>r 1992 - erratum),<br />

5 april 1995 (Belgisch Staatsblad van 15 april 1995), 25 okto<strong>be</strong>r 1995 (Belgisch<br />

Staatsblad van 1 decem<strong>be</strong>r 1995), 20 septem<strong>be</strong>r 2000 (Belgisch Staatsblad van<br />

28 septem<strong>be</strong>r 2000, 2 de editie) en opgeheven bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van<br />

20 decem<strong>be</strong>r 2007 (Belgisch Staatsblad van 11 januari 2008, 1 ste editie).


"INLEIDING" XXII<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 27 van 26 juni 1973 met <strong>be</strong>trekking tot de regeling voor de<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van vlees<br />

van slachtdieren (Belgisch Staatsblad van 30 juni 1973), gewijzigd bij het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit van 11 augustus 1981 (Belgisch Staatsblad van 12 augustus<br />

1981).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 28 van 23 decem<strong>be</strong>r 1970 met <strong>be</strong>trekking tot de controle<br />

van het vervoer over de weg voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r 1970), gewijzigd bij<br />

de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 11 augustus 1972 (Belgisch Staatsblad van<br />

19 augustus 1972), 24 septem<strong>be</strong>r 1973 (Belgisch Staatsblad van 27 septem<strong>be</strong>r<br />

1973), 31 maart 1978 (Belgisch Staatsblad van 11 april 1978), 17 okto<strong>be</strong>r 1980<br />

(Belgisch Staatsblad van 30 okto<strong>be</strong>r 1980) en opgeheven bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

van 14 april 1993 (Belgisch Staatsblad van 30 april 1993).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 29 van 23 decem<strong>be</strong>r 1970 met <strong>be</strong>trekking tot het<br />

verstrekken van een provisie door de <strong>be</strong>lastingplichtigen op het stuk van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r<br />

1970), opgeheven bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 4 maart 1971 (Belgisch Staatsblad<br />

van 12 maart 1971).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 30 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de toepassing<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde op de onroerende financieringshuur<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), gewijzigd bij het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit van 10 januari 2005 (Belgisch Staatsblad van 27 januari 2005,<br />

1 ste editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 31 van 2 april 2002 met <strong>be</strong>trekking tot de toepassingsmodaliteiten<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de<br />

handelingen verricht door niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen (Belgisch<br />

Staatsblad van 11 april 2002, 1 ste editie en 4 decem<strong>be</strong>r 2003, 1 ste editie - erratum),<br />

gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 20 februari 2004 (Belgisch Staatsblad<br />

van 27 februari 2004, 3 de editie), 21 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 4 mei<br />

2007), 14 april 2009 (Belgisch Staatsblad van 17 april 2009, 2 de editie),<br />

9 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie) en<br />

22 maart 2010 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 2010).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 32 van 14 novem<strong>be</strong>r 1972 met <strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>taling<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde voor de handelingen verricht tijdens<br />

het laatste aangiftetijdvak van het kalenderjaar (Belgisch Staatsblad van<br />

22 novem<strong>be</strong>r 1972), gewijzigd bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 5 augustus 1974<br />

(Belgisch Staatsblad van 4 okto<strong>be</strong>r 1974) en opgeheven bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992,<br />

4 de editie).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XXIII "WETGEVING"<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 33 van 7 januari 1974 tot vaststelling van de afgifte- en<br />

<strong>be</strong>talingsmodaliteiten van de schuldbrieven gecreëerd ter uitvoering van artikel<br />

99, § 5, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

(Belgisch Staatsblad van 11 januari 1974) - vervallen.<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 34 van 30 decem<strong>be</strong>r 1976 met <strong>be</strong>trekking tot de aftrek van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde geheven op <strong>be</strong>drijfsmiddelen tijdens de<br />

periode van 1 okto<strong>be</strong>r 1976 tot 31 decem<strong>be</strong>r 1977 (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1976) - vervallen.<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 35 van 28 decem<strong>be</strong>r 1999 tot invoering van een forfaitaire<br />

maatstaf van heffing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde op de<br />

winstmarge van reisbureaus (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1999,<br />

3 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 36 van 29 decem<strong>be</strong>r 1977 met <strong>be</strong>trekking tot de aftrek van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde geheven op <strong>be</strong>drijfsmiddelen tijdens het<br />

jaar 1978 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1977) - vervallen.<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 37 van 6 decem<strong>be</strong>r 1978 met <strong>be</strong>trekking tot de aftrek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde geheven op <strong>be</strong>drijfsmiddelen tijdens het<br />

jaar 1979 (Belgisch Staatsblad van 19 decem<strong>be</strong>r 1978) - vervallen.<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 38 van 7 januari 1980 met <strong>be</strong>trekking tot de aftrek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde geheven op <strong>be</strong>drijfsmiddelen tijdens de<br />

periode van 1 januari 1980 tot 30 juni 1980 (Belgisch Staatsblad van 10 januari<br />

1980), gewijzigd bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 1 septem<strong>be</strong>r 1980 (Belgisch<br />

Staatsblad van 9 septem<strong>be</strong>r 1980) - vervallen.<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 39 van 17 okto<strong>be</strong>r 1980 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten<br />

van artikel 93duodecies van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 30 okto<strong>be</strong>r 1980), gewijzigd bij<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 17 mei 2007 (Belgisch Staatsblad van 31 mei 2007,<br />

2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 10 novem<strong>be</strong>r 1980 tot invoering van een speciale taks op<br />

luxeproducten (Belgisch Staatsblad van 25 novem<strong>be</strong>r 1980), gewijzigd bij het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit van 11 augustus 1981 (Belgisch Staatsblad van 12 augustus<br />

1981) (koninklijke <strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>krachtigd bij de wet van 11 april 1983 - Belgisch<br />

Staatsblad van 16 april 1983) en opgeheven bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van<br />

17 maart 1992 (Belgisch Staatsblad van 19 maart 1992) (<strong>be</strong>krachtigd bij de wet<br />

van 28 juli 1992 - Belgisch Staatsblad van 31 juli 1992).


"INLEIDING" XXIV<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 40 van 30 decem<strong>be</strong>r 1980 met <strong>be</strong>trekking tot de vervreemding<br />

van gebouwen door <strong>be</strong>roepsoprichters overeenkomstig het <strong>be</strong>paalde in<br />

artikel 9, § 3, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 9 januari 1981) - vervallen.<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 30 decem<strong>be</strong>r 1980 met <strong>be</strong>trekking tot de toepassing van de<br />

wet van 24 decem<strong>be</strong>r 1980 tot instelling van een bijzondere toelage voor de<br />

<strong>be</strong>vordering van nieuwbouw en vernieuwbouw van woningen (Belgisch<br />

Staatsblad van 9 januari 1981).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 29 juli 1981 tot vaststelling van de datum van<br />

inwerkingtreding van de artikelen 64 en 65 van de Programmawet 1981 van 2 juli<br />

1981 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1981).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het <strong>be</strong>drag van<br />

de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 7 februari 1987), gewijzigd bij de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 6 juli 1989 (Belgisch Staatsblad van 14 juli 1989),<br />

19 april 1991 (Belgisch Staatsblad van 30 april 1991), 21 okto<strong>be</strong>r 1993 (Belgisch<br />

Staatsblad van 28 okto<strong>be</strong>r 1993), 30 maart 1994 (Belgisch Staatsblad van<br />

31 maart 1994, 2 de editie), vernietigd bij het arrest van de Raad van State nr.<br />

57.134 van 20 decem<strong>be</strong>r 1995 (Belgisch Staatsblad van 9 maart 1996), 25 februari<br />

1996 (Belgisch Staatsblad van 5 maart 1996), 26 novem<strong>be</strong>r 1998 (Belgisch<br />

Staatsblad van 1 decem<strong>be</strong>r 1998, 2 de editie), 20 juli 2000 (Belgisch Staatsblad van<br />

30 augustus 2000, 1 ste editie), 13 juli 2001 (Belgisch Staatsblad van 11 augustus<br />

2001, 1 ste editie) en 21 decem<strong>be</strong>r 2006 (Belgisch Staatsblad van 29 decem<strong>be</strong>r<br />

2006, 6 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 42 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 tot vaststelling van de toe te<br />

passen wisselkoers indien gegevens voor het <strong>be</strong>palen van de maatstaf van heffing<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde voor handelingen andere dan de<br />

invoeren van goederen, zijn uitgedrukt in een vreemde munteenheid (Belgisch<br />

Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), gewijzigd bij de koninklijke<br />

<strong>be</strong>sluiten van 26 novem<strong>be</strong>r 1998 (Belgisch Staatsblad van 1 decem<strong>be</strong>r 1998,<br />

2 de editie) en 15 juli 2003 (Belgisch Staatsblad van 8 augustus 2003).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 43 van 5 juli 1991 met <strong>be</strong>trekking tot de vrijstelling op het<br />

stuk van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de door<br />

zelfstandige groeperingen van personen aan hun leden verleende diensten<br />

(Belgisch Staatsblad van 6 augustus 1991), gewijzigd bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XXV "WETGEVING"<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 44 van 21 okto<strong>be</strong>r 1993 tot vaststelling van het <strong>be</strong>drag van<br />

de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 28 okto<strong>be</strong>r 1993), gewijzigd bij de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 30 maart 1994 (Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994,<br />

2 de editie), vernietigd bij het arrest van de Raad van State nr. 57.134 van<br />

20 decem<strong>be</strong>r 1995 (Belgisch Staatsblad van 9 maart 1996), 1 septem<strong>be</strong>r 1995<br />

(Belgisch Staatsblad van 9 septem<strong>be</strong>r 1995), 25 februari 1996 (Belgisch<br />

Staatsblad van 5 maart 1996), 26 novem<strong>be</strong>r 1998 (Belgisch Staatsblad van<br />

1 decem<strong>be</strong>r 1998, 2 de editie) en 20 juli 2000 (Belgisch Staatsblad van 30 augustus<br />

2000, 1 ste editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 45 van 14 april 1993 met <strong>be</strong>trekking tot de vrijstelling op<br />

het stuk van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de kans- en<br />

geldspelen (Belgisch Staatsblad van 30 april 1993).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 46 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 tot regeling van de aangifte van<br />

de intracommunautaire verwerving van vervoermiddelen en van de <strong>be</strong>taling van<br />

de ter zake verschuldigde btw (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992,<br />

4 de editie), gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 22 novem<strong>be</strong>r 1994 (Belgisch<br />

Staatsblad van 1 decem<strong>be</strong>r 1994), 11 maart 1999 (Belgisch Staatsblad van<br />

23 maart 1999), 20 februari 2004 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004,<br />

3 de editie) en 24 augustus 2005 (Belgisch Staatsblad van 9 septem<strong>be</strong>r 2005).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 47 van 25 februari 1996 tot regeling van de controle van de<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde verschuldigd ter zake<br />

van de levering, intracommunautaire verwerving en invoer van vervoermiddelen,<br />

in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek (Belgisch Staatsblad van<br />

5 maart 1996), gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 3 mei 2003 (Belgisch<br />

Staatsblad van 12 mei 2003, 1 ste editie), 20 februari 2004 (Belgisch Staatsblad<br />

van 27 februari 2004, 3 de editie), 1 septem<strong>be</strong>r 2004 (Belgisch Staatsblad van<br />

10 septem<strong>be</strong>r 2004, 2 de editie) en 24 augustus 2005 (Belgisch Staatsblad van<br />

9 septem<strong>be</strong>r 2005), de programmawet van 27 april 2007 (Belgisch Staatsblad van<br />

8 mei 2007, 3 de editie) en het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 23 maart 2011 (Belgisch<br />

Staatsblad van 28 maart 2011).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 48 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de levering<br />

van vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek, verricht<br />

binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek (Belgisch Staatsblad<br />

van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van<br />

22 novem<strong>be</strong>r 1994 (Belgisch Staatsblad van 1 decem<strong>be</strong>r 1994), 25 februari 1996<br />

(Belgisch Staatsblad van 5 maart 1996), 16 juni 2003 (Belgisch Staatsblad van<br />

27 juni 2003, 4 de editie), 20 februari 2004 (Belgisch Staatsblad van 27 februari


"INLEIDING" XXVI<br />

(1 februari 2012)<br />

2004, 3 de editie), 24 augustus 2005 (Belgisch Staatsblad van 9 septem<strong>be</strong>r 2005) en<br />

21 februari 2010 (Belgisch Staatsblad van 26 februari 2010, 2 de editie en 7 mei<br />

2010, 1 ste editie - errata).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 49 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

vrijstellingen ten aanzien van de leveringen van goederen door de taksvrije<br />

verkooppunten, op het stuk van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie), gewijzigd bij het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit van 20 juni 1994 (Belgisch Staatsblad van 20 juli 1994) en<br />

opgeheven bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 8 okto<strong>be</strong>r 1999 (Belgisch Staatsblad van<br />

22 okto<strong>be</strong>r 1999).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 50 van 9 decem<strong>be</strong>r 2009 met <strong>be</strong>trekking tot de btw-opgave<br />

van de intracommunautaire handelingen (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r<br />

2009, 2 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 51 van 14 april 1993 met <strong>be</strong>trekking tot de vereenvoudigingsregeling<br />

voor intracommunautaire verwervingen van accijnsproducten<br />

op het stuk van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

30 april 1993), gewijzigd bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 16 juni 2003 (Belgisch<br />

Staatsblad van 27 juni 2003, 4 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 52 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de vrijstellingen<br />

<strong>be</strong>treffende de intracommunautaire leveringen van goederen en de ermee<br />

gelijkgestelde handelingen, alsook <strong>be</strong>treffende de intracommunautaire verwervingen<br />

van goederen, op het stuk van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, 4 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 53 van 23 decem<strong>be</strong>r 1994 met <strong>be</strong>trekking tot de bijzondere<br />

regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen,<br />

voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten (Belgisch Staatsblad<br />

van 30 decem<strong>be</strong>r 1994), gewijzigd bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 20 februari<br />

2004 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004, 3 de editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54 van 25 februari 1996 met <strong>be</strong>trekking tot de andere<br />

regeling van entrepot dan douane-entrepot <strong>be</strong>doeld in artikel 39quater van het<br />

Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

5 maart 1996), gewijzigd bij de koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 17 decem<strong>be</strong>r 1998<br />

(Belgisch Staatsblad van 29 decem<strong>be</strong>r 1998, 2 de editie), 8 okto<strong>be</strong>r 1999 (Belgisch<br />

Staatsblad van 22 okto<strong>be</strong>r 1999), 20 decem<strong>be</strong>r 2001 (Belgisch Staatsblad van<br />

10 januari 2002), 1 april 2003 (Belgisch Staatsblad van 15 april 2003, 1 ste editie),<br />

2 juni 2005 (Belgisch Staatsblad van 10 juni 2005), 31 okto<strong>be</strong>r 2005 (Belgisch


(1 februari 2012)<br />

XXVII "WETGEVING"<br />

Staatsblad van 21 novem<strong>be</strong>r 2005), 9 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van<br />

17 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie) en 2 juni 2010 (Belgisch Staatsblad van 7 juni<br />

2010, 1 ste editie).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 55 van 9 maart 2007 met <strong>be</strong>trekking tot de regeling voor<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen die een btw-eenheid vormen (Belgisch Staatsblad van<br />

15 maart 2007).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 7 juni 2007 tot uitvoering van de artikelen 84quinquies tot<br />

84decies van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch<br />

Staatsblad van 21 juni 2007).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56 van 9 decem<strong>be</strong>r 2009 met <strong>be</strong>trekking tot de teruggave<br />

inzake <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde aan <strong>be</strong>lastingplichtigen gevestigd in<br />

een andere lidstaat dan de lidstaat van teruggave (Belgisch Staatsblad van<br />

17 decem<strong>be</strong>r 2009, 2 de editie en 7 mei 2010, 1 ste editie - errata), gewijzigd bij het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit van 8 decem<strong>be</strong>r 2010 (Belgisch Staatsblad van 16 decem<strong>be</strong>r<br />

2010).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit van 30 decem<strong>be</strong>r 2009 tot het <strong>be</strong>palen van de definitie en de<br />

voorwaarden waaraan een geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet<br />

voldoen (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 2009, 3 de editie en 26 januari 2010<br />

- errata).<br />

- Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 57 van 17 maart 2010 met <strong>be</strong>trekking tot de plaats van<br />

diensten in functie van hun werkelijke gebruik of hun werkelijke exploitatie<br />

inzake <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 25 maart<br />

2010).<br />

C. Ministeriële <strong>be</strong>sluiten.<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 2 septem<strong>be</strong>r 1980 met <strong>be</strong>trekking tot de aftrekregeling<br />

voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

(Belgisch Staatsblad van 9 septem<strong>be</strong>r 1980) gewijzigd bij de ministeriële<br />

<strong>be</strong>sluiten van 4 maart 1993 (Belgisch Staatsblad van 20 april 1993) en<br />

18 decem<strong>be</strong>r 2001 (Belgisch Staatsblad van 25 decem<strong>be</strong>r 2001).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 2 van 21 decem<strong>be</strong>r 2010 met <strong>be</strong>trekking tot de teruggaven<br />

inzake <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

28 decem<strong>be</strong>r 2010, 2 de editie).


"INLEIDING" XXVIII<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 24 novem<strong>be</strong>r 1970 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

maandelijkse voorschotten te voldoen door de <strong>be</strong>lastingplichtigen die gehouden<br />

zijn tot het indienen van kwartaalaangiften voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 28 novem<strong>be</strong>r 1970),<br />

gewijzigd bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 31 maart 1978 (Belgisch Staatsblad van<br />

11 april 1978) en opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 4 maart 1993<br />

(Belgisch Staatsblad van 20 april 1993).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 4 van 9 decem<strong>be</strong>r 1970 tot vaststelling van het forfaitair<br />

tarief van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde toepasselijk op de invoer van<br />

goederen in kleine zendingen of in de bagage van reizigers (Belgisch Staatsblad<br />

van 23 decem<strong>be</strong>r 1970), gewijzigd bij de ministeriële <strong>be</strong>sluiten van 22 septem<strong>be</strong>r<br />

1972 (Belgische Staatsblad van 27 septem<strong>be</strong>r 1972), 16 augustus 1973 (Belgisch<br />

Staatsblad van 24 augustus 1973), 5 mei 1977 (Belgisch Staatsblad van 13 mei<br />

1977) en opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 31 maart 1978 (Belgisch<br />

Staatsblad van 11 april 1978).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 5 van 9 decem<strong>be</strong>r 1970 met <strong>be</strong>trekking tot het gebruik in<br />

sommige douanekantoren van een zegelmachine voor de voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 23 decem<strong>be</strong>r<br />

1970), gewijzigd bij de ministeriële <strong>be</strong>sluiten van 2 januari 1973 (Belgisch<br />

Staatsblad van 18 januari 1973), 9 juli 1974 (Belgisch Staatsblad van 20 juli<br />

1974), 26 juli 1976 (Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1976), 21 maart 1977<br />

(Belgisch Staatsblad van 25 maart 1977), 31 maart 1978 (Belgisch Staatsblad van<br />

11 april 1978), 25 mei 1979 (Belgisch Staatsblad van 1 juni 1979), 6 januari 1981<br />

(Belgisch Staatsblad van 13 januari 1981) en opgeheven bij het ministerieel<br />

<strong>be</strong>sluit van 30 juni 1984 (Belgisch Staatsblad van 13 juli 1984).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 6 van 4 maart 1993 waarbij uitstel wordt verleend voor de<br />

voldoening van de ter zake van de invoer van goederen verschuldigde <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 20 april 1993).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 7 van 27 januari 1971 met <strong>be</strong>trekking tot de voldoening<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde inzake invoer (Belgisch Staatsblad<br />

van 5 februari 1971), opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 31 maart 1978<br />

(Belgisch Staatsblad van 11 april 1978).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 8 van 12 april 1972 met <strong>be</strong>trekking tot de vrijstelling van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde in het internationale reizigersverkeer<br />

(Belgisch Staatsblad van 25 april 1972), opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van<br />

24 juni 1972 (Belgisch Staatsblad van 1 juli 1972).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XXIX "WETGEVING"<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 9 van 22 februari 1999 met <strong>be</strong>trekking tot de teruggaaf aan<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtigen van het creditsaldo van de ter voldoening van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde geopende rekening-courant (Belgisch Staatsblad van<br />

30 maart 1999), opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 15 april 2009 (Belgisch<br />

Staatsblad van 17 april 2009, 2 de editie).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 10 van 27 okto<strong>be</strong>r 1972 met <strong>be</strong>trekking tot de vaststelling<br />

van de datum van inwerkingtreding van de teruggaafprocedure van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde, <strong>be</strong>doeld in de artikelen 9 tot 11 van het ministerieel<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 9 van 25 april 1972 (Belgisch Staatsblad van 31 okto<strong>be</strong>r 1972) -<br />

vervallen.<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 11 van 3 novem<strong>be</strong>r 1972 met <strong>be</strong>trekking tot de controle op<br />

de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de<br />

facturen <strong>be</strong>treffende oprichting van gebouwen (Belgisch Staatsblad van<br />

11 novem<strong>be</strong>r 1972).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 12 van 28 augustus 1973 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

automatische weegtoestellen te gebruiken in de slachthuizen voor de toepassing<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

30 augustus 1973), gewijzigd bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 30 novem<strong>be</strong>r 1981<br />

(Belgisch Staatsblad van 10 decem<strong>be</strong>r 1981).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 14 april 1977 <strong>be</strong>treffende de invoer en de uitvoer over de<br />

Belgisch-Nederlandse grens (Belgisch Staatsblad van 21 mei 1977), opgeheven<br />

bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 4 maart 1993 (Belgisch Staatsblad van 20 april<br />

1993).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 25 mei 1977 <strong>be</strong>treffende de invoer en de uitvoer over de<br />

Belgisch-Luxemburgse grens (Belgisch Staatsblad van 16 juni 1977), opgeheven<br />

bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 4 maart 1993 (Belgisch Staatsblad van 20 april<br />

1993).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 13 van 4 maart 1993 met <strong>be</strong>trekking tot de verplichtingen<br />

waartoe een <strong>be</strong>lastingplichtige of een lid van een btw-eenheid in de zin van<br />

artikel 4, § 2, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde,<br />

eigenaar van een voor hypotheek vatbaar goed of van een gedeelte ervan of<br />

houder van een zakelijk recht op een dergelijk goed of op een gedeelte ervan<br />

gehouden is (Belgisch Staatsblad van 20 april 1993), gewijzigd bij het<br />

ministerieel <strong>be</strong>sluit van 29 mei 2007 (Belgisch Staatsblad van 6 juni 2007).


"INLEIDING" XXX<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 14 van 17 okto<strong>be</strong>r 1980 met <strong>be</strong>trekking tot de inschrijving<br />

van de wettelijke hypotheek tot zekerheid van de voldoening van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde, van de interesten en van de kosten verschuldigd aan<br />

de Schatkist (Belgisch Staatsblad van 30 okto<strong>be</strong>r 1980).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 15 van 17 okto<strong>be</strong>r 1980 tot <strong>be</strong>paling van de modellen van<br />

de <strong>be</strong>richten <strong>be</strong>doeld in de artikelen 93ter en 93quinquies van het Wetboek van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 30 okto<strong>be</strong>r<br />

1980), gewijzigd bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 14 januari 1991 (Belgisch<br />

Staatsblad van 28 februari 1991) en opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van<br />

18 decem<strong>be</strong>r 2001 (Belgisch Staatsblad van 25 decem<strong>be</strong>r 2001).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 16 van 29 septem<strong>be</strong>r 1982 houdende vaststelling van de<br />

bijzondere modaliteiten waarvan de toepassing van het verminderde tarief van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde voor brandstoffen geleverd en gefactureerd,<br />

tussen 1 okto<strong>be</strong>r 1982 en 30 juni 1983, aan landbouwondernemers, afhankelijk<br />

wordt gesteld (Belgisch Staatsblad van 1 okto<strong>be</strong>r 1982) - vervallen.<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 17 van 9 februari 1984 tot regeling van de vrijstellingen bij<br />

de invoer van goederen <strong>be</strong>doeld in lijst I, A, gevoegd bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr.<br />

7 van 27 decem<strong>be</strong>r 1977 met <strong>be</strong>trekking tot de invoer van goederen voor de<br />

toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

25 februari 1984), opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 3 septem<strong>be</strong>r 1984<br />

(Belgisch Staatsblad van 15 septem<strong>be</strong>r 1984).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 18 van 30 juni 1984 met <strong>be</strong>trekking tot de opgave waarvan<br />

gebruik wordt gemaakt bij invoer en bij uitvoer over de Belgisch-Luxemburgse<br />

grens of de Belgisch-Nederlandse grens (Belgisch Staatsblad van 13 juli 1984),<br />

gewijzigd bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 31 decem<strong>be</strong>r 1987 (Belgisch Staatsblad<br />

van 16 januari 1988) en opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 4 maart 1993<br />

(Belgisch Staatsblad van 20 april 1993).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 19 van 10 januari 1987 met <strong>be</strong>trekking tot de maandelijkse<br />

voorschotten te voldoen door de <strong>be</strong>lastingplichtigen die gehouden zijn tot het<br />

indienen van jaaraangiften voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 13 januari 1987), opgeheven bij het<br />

ministerieel <strong>be</strong>sluit van 4 maart 1993 (Belgisch Staatsblad van 20 april 1993).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 22 decem<strong>be</strong>r 1995 tot vaststelling van de<br />

bijzondere voorwaarden en modaliteiten voor de toepassing van het verlaagd<br />

tarief van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde van 12 pct. in de sector van de<br />

sociale privé-woningen (Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r 1995), gewijzigd<br />

bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 8 februari 1996 (Belgisch Staatsblad van<br />

15 februari 1996) - vervallen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XXXI "WETGEVING"<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 21 van 5 mei 1999 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten<br />

van de rubrieken XXIIIbis en XXXV van ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de<br />

diensten bij die tarieven (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1999), gewijzigd bij het<br />

ministerieel <strong>be</strong>sluit van 25 augustus 1999 (Belgisch Staatsblad van 28 augustus<br />

1999) en opgeheven bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 20 septem<strong>be</strong>r 2000 (Belgisch<br />

Staatsblad van 28 septem<strong>be</strong>r 2000, 2 de editie en 26 okto<strong>be</strong>r 2000 - erratum).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 18 decem<strong>be</strong>r 2001 tot <strong>be</strong>paling van het model der<br />

<strong>be</strong>richten en kennisgevingen als <strong>be</strong>doeld in de artikelen 93ter en 93quinquies van<br />

het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en de artikelen 433 en<br />

435 van het Wetboek van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen 1992 (Belgisch Staatsblad van<br />

25 decem<strong>be</strong>r 2001), gewijzigd bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 14 mei 2003<br />

(Belgisch Staatsblad van 20 mei 2003, 1 ste editie), opgeheven bij het ministerieel<br />

<strong>be</strong>sluit van 26 februari 2007 (Belgisch Staatsblad van 28 februari 2007, 2 de editie).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 20 decem<strong>be</strong>r 2001 met <strong>be</strong>trekking tot de diensten waar de<br />

documenten <strong>be</strong>doeld in de artikelen 53, § 1, eerste lid, 2°, 53ter, 1°, 53quinquies<br />

en 53sexies van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

moeten worden ingediend (Belgisch Staatsblad van 19 januari 2002), gewijzigd<br />

bij de ministeriële <strong>be</strong>sluiten van 23 juni 2008 (Belgisch Staatsblad van 2 juli<br />

2008, 1 ste editie) en 14 decem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad van 18 decem<strong>be</strong>r<br />

2009, 2 de editie).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 14 mei 2003 met <strong>be</strong>trekking tot de aanduiding van de<br />

dienst die <strong>be</strong>last wordt met het afleveren van de ontvangstmelding in het kader<br />

van het systeem van elektronische notificaties tussen de Federale Overheidsdienst<br />

Financiën en <strong>be</strong>paalde ministeriële officiers, openbare ambtenaren en andere<br />

personen (Belgisch Staatsblad van 20 mei 2003, 1 ste editie), opgeheven bij het<br />

ministerieel <strong>be</strong>sluit van 26 februari 2007 (Belgisch Staatsblad van 28 februari<br />

2007, 2 de editie).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 23 juni 2005 met <strong>be</strong>trekking tot de delegatie van de<br />

<strong>be</strong>voegde autoriteit inzake de administratieve samenwerking op het gebied van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 29 juli 2005,<br />

2 de editie), gewijzigd bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 27 april 2010 (Belgisch<br />

Staatsblad van 3 mei 2010, 2 de editie).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 29 augustus 2006 tot aanduiding van de ambtenaar<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 62bis van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde en in artikel 318 van het Wetboek van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen 1992<br />

(Belgisch Staatsblad van 5 septem<strong>be</strong>r 2006, 1 ste editie).


"INLEIDING" XXXII<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 26 februari 2007 tot <strong>be</strong>paling van het model der <strong>be</strong>richten<br />

en kennisgevingen als <strong>be</strong>doeld in de artikelen 93ter en 93quinquies van het<br />

Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en in de artikelen 433 en<br />

435 van het Wetboek van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen 1992 (Belgisch Staatsblad van<br />

28 februari 2007, 2 de editie), gewijzigd bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 29 mei<br />

2007 (Belgisch Staatsblad van 6 juni 2007) en opgeheven bij het ministerieel<br />

<strong>be</strong>sluit van 28 okto<strong>be</strong>r 2009 tot <strong>be</strong>paling van het model der <strong>be</strong>richten en<br />

kennisgevingen als <strong>be</strong>doeld in de artikelen 93ter en 93quinquies van het Wetboek<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en in de artikelen 433 en 435 van<br />

het Wetboek van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen 1992 (Belgisch Staatsblad van<br />

13 novem<strong>be</strong>r 2009).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 26 februari 2007 met <strong>be</strong>trekking tot de aanduiding van de<br />

dienst <strong>be</strong>voegd voor het ontvangen van de <strong>be</strong>richten en het afleveren van de<br />

ontvangstmeldingen in het kader van het systeem van elektronische notificaties<br />

tussen de Federale Overheidsdienst Financiën en <strong>be</strong>paalde ministeriële officiers,<br />

openbare ambtenaren en andere personen (Belgisch Staatsblad van 28 februari<br />

2007, 2 de editie).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 27 juni 2007 tot aanwijzing van de gewestelijke directeurs<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde die in aanmerking komen om zitting<br />

te heb<strong>be</strong>n in de Beroepscommissie zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 84octies, § 2, van het<br />

Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

9 juli 2007), opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 9 okto<strong>be</strong>r 2007 tot<br />

vervanging van het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 27 juni 2007 tot aanwijzing van de<br />

gewestelijke directeurs van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde die in<br />

aanmerking komen om zitting te heb<strong>be</strong>n in de Beroepscommissie zoals <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 84octies, § 2, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 17 okto<strong>be</strong>r 2007).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 9 okto<strong>be</strong>r 2007 tot vervanging van het ministerieel <strong>be</strong>sluit<br />

van 27 juni 2007 tot aanwijzing van de gewestelijke directeurs van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde die in aanmerking komen om zitting te heb<strong>be</strong>n in de<br />

Beroepscommissie zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 84octies, § 2, van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 17 okto<strong>be</strong>r 2007),<br />

opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 28 novem<strong>be</strong>r 2008 tot vervanging van<br />

het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 9 okto<strong>be</strong>r 2007 tot aanwijzing van de gewestelijke<br />

directeurs van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde die in aanmerking komen<br />

om zitting te heb<strong>be</strong>n in de Beroepscommissie zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 84octies,<br />

§ 2, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch<br />

Staatsblad van 3 april 2009).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XXXIII "WETGEVING"<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 28 novem<strong>be</strong>r 2008 tot vervanging van het ministerieel<br />

<strong>be</strong>sluit van 9 okto<strong>be</strong>r 2007 tot aanwijzing van de gewestelijke directeurs van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde die in aanmerking komen om zitting te<br />

heb<strong>be</strong>n in de Beroepscommissie zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 84octies, § 2, van het<br />

Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

3 april 2009), opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 4 juni 2009 tot<br />

vervanging van het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 28 novem<strong>be</strong>r 2008 tot aanwijzing van<br />

de gewestelijke directeurs van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde die in<br />

aanmerking komen om zitting te heb<strong>be</strong>n in de Beroepscommissie zoals <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 84octies, § 2, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 29 maart 2010, 1 ste editie).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 4 juni 2009 tot vervanging van het ministerieel <strong>be</strong>sluit van<br />

28 novem<strong>be</strong>r 2008 tot aanwijzing van de gewestelijke directeurs van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde die in aanmerking komen om zitting te heb<strong>be</strong>n in de<br />

Beroepscommissie zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 84octies, § 2, van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 29 maart 2010,<br />

1 ste editie), opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 18 augustus 2009 tot<br />

vervanging van het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 4 juni 2009 tot aanwijzing van de<br />

gewestelijke directeurs van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde die in<br />

aanmerking komen om zitting te heb<strong>be</strong>n in de Beroepscommissie zoals <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 84octies, § 2, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 29 maart 2010, 1 ste editie).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 18 augustus 2009 tot vervanging van het ministerieel<br />

<strong>be</strong>sluit van 4 juni 2009 tot aanwijzing van de gewestelijke directeurs van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde die in aanmerking komen om zitting te<br />

heb<strong>be</strong>n in de Beroepscommissie zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 84octies, § 2, van het<br />

Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

29 maart 2010, 1 ste editie), opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 25 maart<br />

2011 tot vervanging van het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 18 augustus 2009 tot<br />

aanwijzing van de gewestelijke directeurs van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde die in aanmerking komen om zitting te heb<strong>be</strong>n in de Beroepscommissie<br />

zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 84octies, § 2, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 27 mei 2011, 3 de editie).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 28 okto<strong>be</strong>r 2009 tot <strong>be</strong>paling van het model der <strong>be</strong>richten<br />

en kennisgevingen als <strong>be</strong>doeld in de artikelen 93ter en 93quinquies van het<br />

Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en in de artikelen 433 en<br />

435 van het Wetboek van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen 1992 (Belgisch Staatsblad van<br />

13 novem<strong>be</strong>r 2009).


"INLEIDING" XXXIV<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 25 maart 2011 tot vervanging van het ministerieel <strong>be</strong>sluit<br />

van 18 augustus 2009 tot aanwijzing van de gewestelijke directeurs van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde die in aanmerking komen om zitting te<br />

heb<strong>be</strong>n in de Beroepscommissie zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 84octies, § 2, van het<br />

Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

27 mei 2011, 3 de editie), opgeheven bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 25 okto<strong>be</strong>r<br />

2011 tot vervanging van het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 25 maart 2011 tot aanwijzing<br />

van de gewestelijke directeurs van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde die in<br />

aanmerking komen om zitting te heb<strong>be</strong>n in de Beroepscommissie zoals <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 84octies, § 2, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 19 januari 2012, 2 de editie).<br />

- Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 25 okto<strong>be</strong>r 2011 tot vervanging van het ministerieel<br />

<strong>be</strong>sluit van 25 maart 2011 tot aanwijzing van de gewestelijke directeurs van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde die in aanmerking komen om zitting te<br />

heb<strong>be</strong>n in de Beroepscommissie zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 84octies, § 2, van het<br />

Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

19 januari 2012, 2 de editie).<br />

(1 februari 2012)


I. Beknopte historiek<br />

(1 februari 2012)<br />

XXXV "INLEIDING"<br />

INLEIDING<br />

1. Met het zegel gelijkgestelde taksen. Nadelen van een cumulatief stelsel.<br />

De met het zegel gelijkgestelde taksen werden afzonderlijk en cumulatief geheven bij<br />

ieder van de rechtshandelingen waaruit een productie- en distributieketen <strong>be</strong>stond. Zij<br />

maakten deel uit van de kostprijs van de goederen en de diensten, zodat in de eindprijs<br />

daarvan het totaal van de opeengestapelde taksen - de <strong>be</strong>lastingdruk - sterk schommelde<br />

naargelang de doorlopen keten uit meer of minder rechtshandelingen was samengesteld.<br />

Dergelijk cumulatief stelsel was niet neutraal want het <strong>be</strong>ïnvloedde op kunstmatige<br />

wijze de economische kringlopen. Om tot zo min mogelijk taksheffingen te komen<br />

werden immers de kringlopen ingekort door integratie en uitschakeling van tussenhandelaars,<br />

ten nadele van specialisatie en rationalisatie.<br />

Het cumulatief stelsel was ook niet doorzichtig omdat niet precies kon worden <strong>be</strong>rekend<br />

hoeveel de gecumuleerde <strong>be</strong>lastingdruk, schommelend naar gelang van de lengte van de<br />

keten, in iedere schakel van die keten <strong>be</strong>droeg. Voor het internationale handelsverkeer,<br />

dat uit een fiscaal oogpunt wordt <strong>be</strong>heerst door het <strong>be</strong>ginsel dat de <strong>be</strong>lasting toekomt<br />

aan het land van het verbruik, "<strong>be</strong>stemmings<strong>be</strong>ginsel", vloeiden daaruit de navolgende<br />

twee ernstige gevolgen voort.<br />

Bij de invoer moesten de goederen niet enkel worden onderworpen aan de heffing van<br />

de overdrachttaks die voor de transactie zelf gold, maar bovendien aan een compenserende<br />

heffing gelijk aan de onderstelde <strong>be</strong>lastingdruk op soortgelijke binnenlandse<br />

goederen in de onderscheiden fasen van hun productie.<br />

Bij de uitvoer konden de goederen slechts worden ontlast door middel van forfaitaire<br />

teruggaven die, <strong>be</strong>rekend op grond van gemiddelden, ondersteld werden de<br />

<strong>be</strong>lastingdruk te vertegenwoordigen die op die goederen rustte in de fase van hun<br />

uitvoer.<br />

Zowel in het ene als in het andere geval waren de toegepaste gemiddelde tarieven<br />

ontoereikend of overdreven en konden ze tot protectionistische doeleinden dienen.


"INLEIDING" XXXVI<br />

2. De gemeenschappelijke markt en de btw.<br />

De voornaamste doelstelling van het Verdrag van Rome was de instelling, in het kader<br />

van een economische unie, van een gemeenschappelijke markt waarin een gezonde<br />

mededinging <strong>be</strong>staat en waarvan de kenmerken analoog zijn aan die van een<br />

binnenlandse markt.<br />

Om die doelstelling te verwezenlijken op het stuk van de indirecte <strong>be</strong>lastingen heeft de<br />

Raad van Ministers van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid op grond van de<br />

artikelen 99 en 100 van het Verdrag, richtlijnen vastgesteld <strong>be</strong>treffende de harmonisatie<br />

van de wetgevingen der lidstaten inzake omzet<strong>be</strong>lastingen, waarvan de <strong>be</strong>langrijkste<br />

dateren van 11 april 1967 (eerste richtlijn nr. 67/227/EEG van de Raad <strong>be</strong>treffende de<br />

harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzet<strong>be</strong>lasting (P.B. nr. 71 van<br />

14 april 1967, blz. 1301-1303) en tweede richtlijn nr. 67/228/EEG van de Raad<br />

<strong>be</strong>treffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzet<strong>be</strong>lasting -<br />

Structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde (P.B. nr. 71 van 14 april 1967, blz. 1303-1312).<br />

Deze richtlijnen, die essentieel tot doel heb<strong>be</strong>n de neutraliteit bij de mededinging te<br />

verwezenlijken door de invoering van een neutraal en doorzichtig omzet<strong>be</strong>lastingstelsel,<br />

en die verbindend zijn voor de lidstaten ten aanzien van de regelen die ze vaststellen:<br />

- verbieden de toepassing van cumulatieve <strong>be</strong>lastingstelsels en de daarmee gepaard<br />

gaande compenserende heffingen bij de invoer en forfaitaire teruggaven bij de<br />

uitvoer;<br />

- vervangen de cumulatieve stelsels door een gemeenschappelijk stelsel van<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde;<br />

- <strong>be</strong>palen de voornaamste toepassingsmodaliteiten van dat stelsel maar laten<br />

voorlopig aan de lidstaten een grote autonomie, onder meer bij de vaststelling van<br />

tarieven en vrijstellingen.<br />

Het is ter uitvoering van die richtlijnen dat op 1 januari 1971 de btw in België werd<br />

ingevoerd door de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969, blz. 7046 e.v.).<br />

Terwijl de derde, vierde en vijfde richtlijn er uitsluitend toe strekten de datum van<br />

inwerkingtreding van de twee richtlijnen van 11 april 1967 uit te stellen, maakt de zesde<br />

richtlijn nr. 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 <strong>be</strong>treffende de harmonisatie<br />

van de wetgevingen der lidstaten inzake omzet<strong>be</strong>lasting - Gemeenschappelijk stelsel<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (P.B. nr. L 145 van<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XXXVII "INLEIDING"<br />

13 juni 1977, blz. 1-40 en btw-revue nr. 30, blz. 263 e.v.) het mogelijk een nieuwe<br />

<strong>be</strong>langrijke stap te zetten in de zin van de harmonisatie van de wetgevingen van de<br />

lidstaten inzake omzet<strong>be</strong>lasting en derhalve in de zin van de gemeenschappelijke markt.<br />

Met de zesde richtlijn wordt evenwel ook nog een tweede doel nagestreefd, en dit is niet<br />

minder <strong>be</strong>langrijk het vastleggen van een uniforme grondslag die het mogelijk maakt de<br />

eigen middelen van de Gemeenschappen te heffen voortkomende uit de <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde. Een <strong>be</strong>sluit van de Raad, van 21 april 1970, <strong>be</strong>treffende de<br />

vervanging van de financiële bijdragen van de lidstaten door eigen middelen van de<br />

Gemeenschappen, heeft immers <strong>be</strong>paald dat die eigen middelen onder meer de<br />

ontvangsten uit de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde zullen omvatten, verkregen<br />

door de toepassing van een gemeenschappelijk percentage op een grondslag welke op<br />

uniforme wijze volgens communautaire voorschriften wordt vastgesteld.<br />

Om die reden <strong>be</strong>vat deze zesde richtlijn, dit in tegenstelling tot wat het geval was met de<br />

twee richtlijnen van 11 april 1967, een gedetailleerde reglementering op het stuk van de<br />

basis<strong>be</strong>grippen en van de basismechanismen van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde.<br />

Deze zesde richtlijn werd een eerste keer in de Belgische wetgeving omgezet door de<br />

wet van 27 decem<strong>be</strong>r 1977 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde. (Belgisch Staatsblad van 30 decem<strong>be</strong>r 1977, blz. 15582 e.v. en<br />

btw-revue nr. 33, blz. 16 e.v.). Die wet is op 1 januari 1978 in werking getreden.<br />

De zesde richtlijn werd een eerste keer gewijzigd door de tiende richtlijn nr. 84/<br />

386/EEG van de Raad van 31 juli 1984 <strong>be</strong>treffende de harmonisatie van de<br />

wetgevingen der lidstaten inzake omzet<strong>be</strong>lasting, tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG<br />

- Toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde op de verhuur van roerende<br />

lichamelijke zaken (P.B. nr. L 208 van 3 augustus 1984, blz. 58). Deze richtlijn is in<br />

werking getreden op l juli 1985 en wijzigt de zesde richtlijn wat de plaats van de<br />

diensten <strong>be</strong>treft die strekken tot de verhuur van een lichamelijk roerend goed ander dan<br />

een vervoermiddel. Deze richtlijn is in de Belgische wetgeving omgezet door artikel 46<br />

van de wet van 27 decem<strong>be</strong>r 1984 houdende fiscale <strong>be</strong>palingen (Belgisch Staatsblad<br />

van 29 decem<strong>be</strong>r 1984, blz. 16192 e.v. en btw-revue nr. 68, blz. 277 e.v.).<br />

De achtste richtlijn nr. 79/1072/EEG van de Raad van 6 decem<strong>be</strong>r 1979, <strong>be</strong>treffende<br />

de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzet<strong>be</strong>lasting - Regeling<br />

voor de teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde aan niet in het<br />

binnenland gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen (P.B. nr. L 331 van 27 decem<strong>be</strong>r 1979,<br />

blz. 11-19 en btw-revue nr. 44, blz. 122 e.v.), die in werking is getreden op 1 januari<br />

1981, omschrijft de communautaire regels voor de teruggaaf van voor<strong>be</strong>lasting aan niet<br />

in het binnenland, maar binnen één van de andere landen van de EEG gevestigde


"INLEIDING" XXXVIII<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen (z. aanschrijving nr. 6 van 10 maart 1981, btw-revue nr. 49, blz. 426<br />

e.v.) terwijl de dertiende richtlijn nr. 86/560/EEG van de Raad van 17 novem<strong>be</strong>r<br />

1986 <strong>be</strong>treffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake<br />

omzet<strong>be</strong>lasting - Regeling voor de teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

(P.B. nr. L 326 van 21 novem<strong>be</strong>r 1986, blz. 40-41 en btw-revue nr. 75, blz. 95 e.v.), die<br />

in werking is getreden op 1 januari 1988, de communautaire regels omschrijft voor de<br />

teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van<br />

de EEG gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen (z. aanschrijving nr. 4 van 24 februari 1988,<br />

btw-revue nr. 81, blz. 215 e.v.).<br />

Op 18 juli 1989 heeft de Raad de achttiende richtlijn nr. 89/465/EEG <strong>be</strong>treffende de<br />

harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzet<strong>be</strong>lasting aangenomen (P.B.<br />

nr. L 226 van 3 augustus 1989, blz. 21-22 en btw-revue nr. 87, blz. 374 e.v.). Door deze<br />

richtlijn worden een aantal afwijkingen <strong>be</strong>doeld in artikel 28, lid 3, van de zesde<br />

richtlijn 77/388/EEG ingetrokken. Deze richtlijn is in de Belgische wetgeving omgezet<br />

door de wet van 20 juli 1990 houdende economische en fiscale <strong>be</strong>palingen (Belgisch<br />

Staatsblad van 1 augustus 1990, blz. 15082 e.v. en btw-revue nr. 91, blz. 291 e.v.). De<br />

<strong>be</strong>schikkingen ter zake zijn opgenomen in artikel 10 van deze wet, dat uitwerking heeft<br />

met ingang van 1 januari 1990.<br />

De totstandkoming van de interne markt zoals gedefinieerd in artikel 8A van het<br />

Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, vereist dat de<br />

controles voor fiscale doeleinden aan de binnengrenzen voor elke handeling tussen de<br />

lidstaten worden afgeschaft met ingang van 1 januari 1993.<br />

De <strong>be</strong>lastingheffing bij invoer en de ontheffing van <strong>be</strong>lasting bij uitvoer mogen<br />

bijgevolg alleen nog plaatsvinden bij handelingen met gebieden die zijn uitgesloten van<br />

de werkingssfeer van de gemeenschappelijke regeling inzake de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde.<br />

Aan de voorwaarden voor de realisatie van de definitieve regeling - met <strong>be</strong>lastingheffing<br />

in de lidstaat van oorsprong - was op 31 decem<strong>be</strong>r 1992 nog niet volledig<br />

voldaan. Daarom werd met ingang van 1 januari 1993 een overgangsregeling ingesteld<br />

waarbij de intracommunautaire handelingen die worden verricht door <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

- andere dan vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtigen - in principe moeten worden<br />

<strong>be</strong>last in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming op basis van de tarieven en voorwaarden van die<br />

lidstaat.<br />

Deze overgangsregeling werd opgenomen in de richtlijn nr. 91/680/EEG van de Raad<br />

van 16 decem<strong>be</strong>r 1991 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde en tot wijziging, met het oog op de afschaffing van de<br />

fiscale grenzen, van richtlijn 77/388/EEG (P.B. nr. L 376 van 31 decem<strong>be</strong>r 1991, blz. 1-<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XXXIX "INLEIDING"<br />

19 en btw-revue nr. 99, blz. 211 e.v.). De omzetting in de Belgische wetgeving<br />

ge<strong>be</strong>urde door de wet van 28 decem<strong>be</strong>r 1992 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en het Wetboek van de registratie-, hypotheek-<br />

en griffierechten (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992, eerste editie, blz. 27577<br />

e.v. en btw-revue nr. 103, blz. 293 e.v.).<br />

De harmonisering van de tarieven maakt het voorwerp uit van de richtlijn nr. 92/<br />

77/EEG van de Raad van 19 okto<strong>be</strong>r 1992 tot aanvulling van het gemeenschappelijk<br />

stelsel van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging van richtlijn 77/<br />

388/EEG (onderlinge aanpassing van de btw-tarieven) (P.B. nr. L 316 van 31 okto<strong>be</strong>r<br />

1992, blz. 1-4 en btw-revue nr. 102, blz. 134 e.v.). Hierin werd onder meer<br />

overeengekomen dat de lidstaten met ingang van 1 januari 1993 een normaal tarief<br />

toepassen dat tot en met 31 decem<strong>be</strong>r 1996 niet lager mag zijn dan 15 pct. Daarnaast<br />

kunnen de lidstaten één of twee verlaagde tarieven hanteren die niet lager mogen zijn<br />

dan 5 pct. Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische wetgeving door het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli<br />

1970 tot vaststelling van de tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot<br />

indeling van de goederen en diensten bij die tarieven (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1992, vierde editie, blz. 28198 e.v.).<br />

De richtlijn nr. 92/111/EEG van de Raad van 14 decem<strong>be</strong>r 1992 tot wijziging van<br />

richtlijn 77/388/EEG en tot invoering van vereenvoudigingsmaatregelen op het gebied<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde voerde, zoals de titel reeds vermeldt, een<br />

aantal vereenvoudigingen in om de toepassing van de overgangsregeling te<br />

vergemakkelijken (o.a. inzake driehoeksverkeer). Om die reden werd ze de "eerste<br />

<strong>be</strong>zemrichtlijn" genoemd (P.B. nr. L 384 van 30 decem<strong>be</strong>r 1992, blz. 47-57 en btwrevue<br />

nr. 102, blz. 143 e.v.). Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische wetgeving<br />

door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992,<br />

vierde editie, blz. 27959 e.v. en btw-revue nr. 103, blz. 510 e.v.).<br />

Op 14 februari 1994 heeft de richtlijn nr. 94/4/EG van de Raad (P.B. nr. L 60 van<br />

3 maart 1994, blz. 14-15) de zesde richtlijn 77/388/EEG gewijzigd waardoor de grenzen<br />

voor de <strong>be</strong>lastingvrije aankopen tijdens intracommunautaire reizen werden verhoogd<br />

met ingang van 1 april 1994. De omzetting van deze richtlijn in de Belgische wetgeving<br />

ge<strong>be</strong>urde door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 20 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 7 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de invoer van goederen voor de<br />

toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 49 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de vrijstellingen ten aanzien van de<br />

leveringen van goederen door de taksvrije verkooppunten, op het stuk van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 20 juli 1994, blz. 19011 e.v. en<br />

btw-revue nr. 110, blz. 799 e.v.).


"INLEIDING" XL<br />

De richtlijn nr. 94/5/EG van de Raad van 14 februari 1994 tot aanvulling van het<br />

gemeenschappelijk stelsel van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging<br />

van richtlijn 77/388/EEG - Bijzondere regeling voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen,<br />

voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten - voerde het stelsel van de<br />

margeregeling in voor de hierboven opgesomde goederen (P.B. nr. L 60 van 3 maart<br />

1994, blz. 16-24 en btw-revue nr. 109, blz. 508 e.v.) Deze richtlijn werd omgezet in de<br />

Belgische wetgeving door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 23 decem<strong>be</strong>r 1994 tot wijziging<br />

van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 53 van 23 decem<strong>be</strong>r 1994 met <strong>be</strong>trekking tot de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing<br />

over de winstmarge voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen<br />

voor verzamelingen en antiquiteiten, het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 23 decem<strong>be</strong>r 1994 tot<br />

wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de<br />

tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen<br />

en de diensten bij die tarieven en het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 23 decem<strong>be</strong>r 1994 tot<br />

wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

regeling voor de voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969, met <strong>be</strong>trekking tot de aftrekregeling voor<br />

de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

30 decem<strong>be</strong>r 1994, blz. 32464 e.v. en btw-revue nr. 112, blz. 9 e.v.). Deze <strong>be</strong>sluiten zijn<br />

in België in werking getreden op 1 januari 1995.<br />

Met de toetreding van Finland, Oostenrijk en Zweden tot de Europese Unie is de zesde<br />

richtlijn opnieuw gewijzigd door de richtlijn nr. 94/76/EG van de Raad van<br />

22 decem<strong>be</strong>r 1994 tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG door de invoering van<br />

overgangsmaatregelen op btw-gebied, in verband met de uitbreiding van de Europese<br />

Unie op 1 januari 1995 (P.B. nr. L 365 van 31 decem<strong>be</strong>r 1994, blz. 53-55). Deze<br />

richtlijn werd omgezet in de Belgische wetgeving door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van<br />

7 augustus 1995 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1995, met uitzondering van de<br />

wijziging aan artikel 70, § 4, eerste lid, van het Btw-Wetboek die in werking treedt op<br />

1 septem<strong>be</strong>r 1995 (Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1995, blz. 24285 e.v. en btwrevue<br />

nr. 115, blz. 719 e.v.).<br />

De richtlijn nr. 95/7/EG van de Raad van 10 april 1995 tot wijziging van richtlijn 77/<br />

388/EEG en tot invoering van nieuwe vereenvoudigingsmaatregelen op het gebied van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde - werkingssfeer en praktische regeling voor de<br />

toepassing van <strong>be</strong>paalde vrijstellingen, is de tweede <strong>be</strong>zemrichtlijn. Ze voert opnieuw<br />

een aantal vereenvoudigingen in om de toepassing van de overgangsregeling te<br />

vergemakkelijken (o.a. regeling btw-entrepot, nationaal vervoer samenhangend met een<br />

intracommunautair goederenvervoer en maakloonwerk) (P.B. nr. L 102 van 5 mei 1995,<br />

blz. 18-24 en btw-revue nr. 116, blz. 872 e.v.). Deze richtlijn werd omgezet in de<br />

Belgische wetgeving door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 22 decem<strong>be</strong>r 1995 tot wijziging<br />

van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

30 decem<strong>be</strong>r 1995, blz. 35095 e.v. en btw-revue nr. 118, blz. 1137 e.v.).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XLI "INLEIDING"<br />

De richtlijn nr. 96/42/EG van de Raad van 25 juni 1996 tot wijziging van richtlijn 77/<br />

388/EEG <strong>be</strong>treffende het gemeenschappelijk stelsel van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde, heeft het de lidstaten mogelijk gemaakt een verlaagd tarief toe te<br />

passen op leveringen van landbouwproducten van de sectoren bloementeelt en tuinbouw<br />

alsmede van voor verbranding <strong>be</strong>stemd hout (P.B. nr. L 170 van 9 juli 1996, blz. 34 en<br />

btw-revue nr. 122, blz. 487 e.v.). Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische<br />

wetgeving door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 27 septem<strong>be</strong>r 1996 tot wijziging van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij<br />

die tarieven (Belgisch Staatsblad van 1 okto<strong>be</strong>r 1996, tweede editie, blz. 25374 en btwrevue<br />

nr. 123, blz. 733 e.v.).<br />

De richtlijn nr. 96/95/EG van de Raad van 20 decem<strong>be</strong>r 1996 tot wijziging, wat de<br />

hoogte van het normale btw-tarief <strong>be</strong>treft, van richtlijn 77/388/EEG <strong>be</strong>treffende het<br />

gemeenschappelijk stelsel van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (P.B. nr. L 338<br />

van 28 decem<strong>be</strong>r 1996, blz. 89-90 en btw-revue nr. 127, blz. 259 e.v.) heeft de periode<br />

gedurende dewelke het normale tarief niet lager mag zijn dan 15 pct. tot 31 decem<strong>be</strong>r<br />

1998 verlengd (de periode waarin de hierboven genoemde richtlijn nr. 92/77/EEG van<br />

19 okto<strong>be</strong>r 1992 voorzag, verstreek op 31 decem<strong>be</strong>r 1996).<br />

De Raad heeft daarenboven door een <strong>be</strong>schikking van 17 maart 1997, nr. 97/200/EEG<br />

(P.B. nr. L 86 van 28 maart 1997, blz. 5-6 en btw-revue nr. 128, blz. 385 e.v.) België<br />

gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 9 van de zesde richtlijn<br />

77/388/EEG wat de telecommunicatiediensten <strong>be</strong>treft. Alle andere lidstaten verkregen<br />

eveneens een dergelijke machtiging. Deze <strong>be</strong>schikking werd omgezet in de Belgische<br />

wetgeving door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 27 mei 1997 tot wijziging van het Wetboek<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, met toepassing van de artikelen 2, § 1, en<br />

3, § 1, 2° en 3°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire<br />

voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie<br />

(Belgisch Staatsblad van 31 mei 1997, blz. 14460 e.v. en btw-revue nr. 129, blz. 549<br />

e.v.).<br />

De richtlijn nr. 98/80/EG van de Raad van 12 okto<strong>be</strong>r 1998 tot aanvulling van het<br />

gemeenschappelijk stelsel van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging<br />

van richtlijn 77/388/EEG - bijzondere regeling voor <strong>be</strong>leggingsgoud (P.B. nr. L 281 van<br />

17 okto<strong>be</strong>r 1998, blz. 31-34 en btw-revue nr. 140, blz. 3 e.v.) heeft een bijzonder<br />

vrijstellingsstelsel ingevoerd voor transacties inzake <strong>be</strong>leggingsgoud, samen met een<br />

specifiek en <strong>be</strong>perkt recht op aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting. (De mogelijkheid om voor het<br />

normale stelsel te opteren werd evenwel onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden opgenomen).<br />

Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische wetgeving door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van<br />

30 decem<strong>be</strong>r 1999 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde, het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 30 decem<strong>be</strong>r 1999 tot wijziging van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de regeling voor de voldoening


"INLEIDING" XLII<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 30 decem<strong>be</strong>r<br />

1999 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van<br />

de tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de<br />

goederen en diensten bij die tarieven. (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1999,<br />

derde editie, blz. 50518 e.v.).<br />

De richtlijn nr. 1999/49/EG van de Raad van 25 mei 1999 tot wijziging wat het<br />

normale tarief <strong>be</strong>treft, van richtlijn 77/388/EEG <strong>be</strong>treffende het gemeenschappelijk<br />

stelsel van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (P.B. nr. L 139 van 2 juni 1999,<br />

blz. 27-28 en btw-revue nr. 146, blz. 185 e.v.) heeft de periode, gedurende dewelke het<br />

normale tarief niet lager mag zijn dan 15 pct. tot 31 decem<strong>be</strong>r 2000 verlengd (de<br />

periode was oorspronkelijk voorzien tot 31 decem<strong>be</strong>r 1996 door de richtlijn nr. 92/<br />

77/EEG van 19 okto<strong>be</strong>r 1992 en werd reeds tot 31 decem<strong>be</strong>r 1998 verlengd door de<br />

richtlijn nr. 96/95/EG van 20 decem<strong>be</strong>r 1996).<br />

De richtlijn nr. 1999/59/EG van de Raad van 17 juni 1999 tot wijziging van de<br />

richtlijn 77/388/EEG met <strong>be</strong>trekking tot de regeling inzake de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde die van toepassing is op telecommunicatiediensten (P.B. nr. L 162<br />

van 26 juni 1999, blz. 63-64 en btw-revue nr. 146, blz. 189 e.v.) heeft de afwijkende<br />

maatregelen veralgemeend die werden ingevoerd door de <strong>be</strong>schikking nr. 97/200/EG<br />

van 17 maart 1997 inzake de plaats van de dienstverrichting van telecommunicatiediensten<br />

(zie hiervoor).<br />

De definitie van telecommunicatiediensten wordt er gepreciseerd en deze dienstverrichtingen<br />

worden toegevoegd aan artikel 9, lid 2, onder e), van de richtlijn 77/<br />

388/EEG, waardoor de diensten aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen worden op de plaats van<br />

de ontvanger. Aan artikel 9 werd bovendien een lid 4 toegevoegd, die het mogelijk<br />

maakt om de telecommunicatiediensten, die worden verstrekt door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

dienstverstrekker die buiten de Gemeenschap is gevestigd, aan niet<strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

die in de Gemeenschap zijn gevestigd, in het binnenland aan de<br />

<strong>be</strong>lasting te onderwerpen, als deze diensten daadwerkelijk in het binnenland worden<br />

gebruikt en geëxploiteerd. Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische wetgeving door<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 28 decem<strong>be</strong>r 1999 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1999,<br />

derde editie, blz. 50503 e.v. en btw-revue nr. 151, blz. 395 e.v.).<br />

In de richtlijn nr. 1999/85/EG van de Raad van 22 okto<strong>be</strong>r 1999 tot wijziging van de<br />

richtlijn 77/388/EEG wat de mogelijkheid <strong>be</strong>treft om bij wijze van experiment op<br />

ar<strong>be</strong>idsintensieve diensten een verlaagd btw-tarief toe te passen (P.B. nr. L 277 van<br />

28 okto<strong>be</strong>r 1999, blz. 34-36 en btw-revue nr. 146, blz. 194 e.v.) wordt de lidstaten de<br />

mogelijkheid gegeven om, gedurende een periode van maximaal drie jaar, een verlaagd<br />

btw-tarief toe te passen op twee van de dienstencategorieën die opgenomen zijn in<br />

bijlage K van de zesde btw-richtlijn.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XLIII "INLEIDING"<br />

Het doel van deze maatregel is de tewerkstelling aan te zwengelen door middel van een<br />

verlaging van de van btw-tarieven van toepassing op ar<strong>be</strong>idsintensieve diensten.<br />

Bijlage K voorziet in vijf dienstencategorieën:<br />

- herstelling van fietsen, van schoeisel en lederwaren en van kleding en<br />

huishoudlinnen;<br />

- renovatie en herstel van particuliere woningen (met uitzondering van materialen<br />

die een <strong>be</strong>duidend deel vertegenwoordigen van de waarde van de verstrekte<br />

diensten);<br />

- glazenwassen en schoonmaken van particuliere woningen;<br />

- thuiszorg;<br />

- kappersdiensten.<br />

België heeft geopteerd voor de twee hiernavolgende categorieën:<br />

- herstelling van fietsen, van schoeisel en lederwaren en van kleding en huishoudlinnen;<br />

- renovatie en herstel van particuliere woningen ouder dan vijf jaar, met<br />

uitzondering van materialen die een <strong>be</strong>duidend deel vertegenwoordigen van de<br />

waarde van de verstrekte diensten.<br />

Bij <strong>be</strong>schikking nr. 2000/185/EG van 28 februari 2000, heeft de Raad België<br />

gemachtigd om, bij wijze van experiment, van 1 januari 2000 tot 31 decem<strong>be</strong>r 2002, een<br />

verlaagd btw-tarief toe te passen op deze twee dienstencategorieën (P.B. nr. L 59 van<br />

4 maart 2000, blz. 10-11).<br />

De lidstaten die, bij wijze van experiment, gemachtigd werden een dergelijk verlaagd<br />

btw-tarief toe te passen, dienen vóór 1 okto<strong>be</strong>r 2002 een uitvoerig verslag op te stellen<br />

inzake de evaluatie van de doeltreffendheid van de maatregel, met name uit het oogpunt<br />

van de schepping van werkgelegenheid.<br />

Deze richtlijn en deze <strong>be</strong>schikking werden omgezet in de Belgische wetgeving door het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit van 18 januari 2000 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van<br />

20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (Belgisch<br />

Staatsblad van 29 januari 2000, blz. 3024 e.v. en btw-revue nr. 151, blz. 423 e.v.).<br />

Geconfronteerd met het fundamentele probleem van de onderlinge verschillen tussen de<br />

<strong>be</strong>trokken lidstaten op het vlak van de fiscale verplichtingen (het al dan niet laten<br />

erkennen van een fiscaal vertegenwoordiger, het eventueel storten van een borg…) en<br />

met het feit dat er geen eenvormige toepassing is wat de hoedanigheid <strong>be</strong>treft van de tot<br />

de voldoening van de btw gehouden persoon, heb<strong>be</strong>n de communautaire instanties de


"INLEIDING" XLIV<br />

richtlijn nr. 2000/65/EG van de Raad van 17 okto<strong>be</strong>r 2000 aangenomen tot wijziging<br />

van richtlijn 77/388/EEG met <strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>paling van degene die tot voldoening<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde gehouden is (P.B. nr. L 269 van<br />

21 okto<strong>be</strong>r 2000, blz. 44-46 en btw-revue nr. 148, blz. 403 e.v.). Deze richtlijn <strong>be</strong>paalt<br />

dat vanaf 1 januari 2002 de aanstelling van een fiscaal vertegenwoordiger niet meer<br />

geëist kan worden van Europese handelaars die <strong>be</strong>lastbare handelingen stellen in een<br />

andere lidstaat dan waar ze gevestigd zijn.<br />

Deze richtlijn is de eerste <strong>be</strong>langrijke vereenvoudiging die gerealiseerd werd in het<br />

kader van het SLIM-initiatief (Simpler Legislation for the Internal Market: eenvoudiger<br />

regelgeving voor de interne markt). Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische<br />

wetgeving door de wet van 7 maart 2002 tot wijziging van de artikelen 50, 51, 51bis,<br />

53quater, 53quinquies, 53sexies, 55 en 61 van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 13 maart 2002, derde editie, blz. 10635<br />

e.v.), het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 31 van 2 april 2002 met <strong>be</strong>trekking tot de toepassingsmodaliteiten<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de<br />

handelingen verricht door niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen (Belgisch<br />

Staatsblad van 11 april 2002, eerste editie, blz. 14838 e.v.) en het koninklijk <strong>be</strong>sluit van<br />

2 april 2002 tot wijziging van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten nrs. 1, 3, 7, 10, 23 en 50 met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

16 april 2002, tweede editie, blz. 15440 e.v.).<br />

De wet van 20 decem<strong>be</strong>r 2002 houdende wijziging van de artikelen 53quater,<br />

53quinquies, 53sexies en 55 van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 2002, derde editie, blz. 58950) alsook het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit van 1 septem<strong>be</strong>r 2004 tot wijziging van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten<br />

nrs. 4, 7, 10, 19, 47 en 50 met <strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

(in het bijzonder de wijzigingen aan de koninklijke <strong>be</strong>sluiten nrs. 4 en 47) (Belgisch<br />

Staatsblad van 10 septem<strong>be</strong>r 2004, tweede editie, blz. 66505 e.v.) <strong>be</strong>treffen eveneens de<br />

omzetting van de voornoemde richtlijn nr. 2000/65/EG.<br />

De richtlijn nr. 2001/41/EG van de Raad van 19 januari 2001 tot wijziging, wat <strong>be</strong>treft<br />

de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief, van de zesde<br />

richtlijn 77/388/EEG <strong>be</strong>treffende het gemeenschappelijk stelsel van <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (P.B. nr. L 22 van 24 januari 2001, blz. 17 en btw-revue nr. 149,<br />

blz. 18 e.v.) heeft de periode, gedurende dewelke het normale tarief niet lager mag zijn<br />

dan 15 pct. tot 31 decem<strong>be</strong>r 2005 verlengd (de periode was oorspronkelijk voorzien tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1996 door de richtlijn nr. 92/77/EEG van 19 okto<strong>be</strong>r 1992 en werd reeds<br />

tot 31 decem<strong>be</strong>r 1998 verlengd door de richtlijn nr. 96/95/EG van 20 decem<strong>be</strong>r 1996 en<br />

tot 31 decem<strong>be</strong>r 2000 door de richtlijn nr. 1999/49/EG van 25 mei 1999).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XLV "INLEIDING"<br />

Voor een goede werking van de interne markt werd ten <strong>be</strong>hoeve van de btw op<br />

communautair vlak de richtlijn nr. 2001/115/EG van de Raad van 20 decem<strong>be</strong>r 2001<br />

tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging,<br />

modernisering en harmonisering van de ter zake van de facturering geldende<br />

voorwaarden op het gebied van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde aangenomen<br />

(P.B. nr. L 15 van 17 januari 2002, blz. 24-28) teneinde een geharmoniseerde lijst vast<br />

te stellen van verplichte vermeldingen die een factuur moet <strong>be</strong>vatten, alsmede een aantal<br />

gemeenschappelijke voorwaarden voor elektronische facturering, elektronische opslag<br />

van de facturen, eigenhandige facturering en uit<strong>be</strong>steding van de factureringswerkzaamheden.<br />

Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische wetgeving door de wet van<br />

28 januari 2004 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 10 februari 2004, tweede editie, blz. 7663 e.v.), het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit van 16 februari 2004 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de regeling voor de voldoening van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004, derde editie,<br />

blz. 11397 e.v.) en het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 20 februari 2004 tot wijziging van de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten nrs. 2, 3, 4, 7, 8, 19, 23, 24, 31, 46, 47, 48, 50 en 53 met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

27 februari 2004, derde editie, blz. 11406 e.v.).<br />

De <strong>be</strong>palingen inzake btw die van toepassing waren op radio- en televisieomroepdiensten<br />

en op diensten die langs elektronische weg worden verricht, overeenkomstig<br />

artikel 9 van de zesde richtlijn nr. 77/388/EEG waren ontoereikend om die diensten<br />

waarvan binnen de Gemeenschap gebruik wordt gemaakt, op passende wijze te <strong>be</strong>lasten<br />

en concurrentieverstoringen op dat gebied te voorkomen. Voor de goede werking van de<br />

interne markt heb<strong>be</strong>n de communautaire instanties de richtlijn nr. 2002/38/EG van de<br />

Raad van 7 mei 2002 tot wijziging, voor een gedeelte tijdelijk, van richtlijn 77/388/EEG<br />

met <strong>be</strong>trekking tot de regeling inzake de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde die van<br />

toepassing is op <strong>be</strong>paalde diensten die langs elektronische weg worden verricht alsook<br />

op radio- en televisieomroepdiensten, aangenomen (P.B. nr. L 128 van 15 mei 2002,<br />

blz. 41-44). Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische wetgeving door de wet van<br />

22 april 2003 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 13 mei 2003, blz. 25516 e.v.) en door het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit van 15 juli 2003 tot wijziging van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten nrs. 1, 4, 24 en 42<br />

met <strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

8 augustus 2003, blz. 40527 e.v.).<br />

De richtlijn nr. 1999/85/EG heeft de lidstaten de mogelijkheid gegeven om bij wijze van<br />

experiment een verlaagd btw-tarief toe te passen op ar<strong>be</strong>idsintensieve diensten<br />

gedurende een periode van maximaal drie jaar tussen 1 januari 2000 en 31 decem<strong>be</strong>r<br />

2002. De richtlijn nr. 2002/92/EG van de Raad van 3 decem<strong>be</strong>r 2002 tot wijziging van<br />

richtlijn 77/388/EEG (P.B. nr. L 331 van 7 decem<strong>be</strong>r 2002, blz. 27) verlengt de termijn<br />

tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd btw-tarief toe te


"INLEIDING" XLVI<br />

passen op ar<strong>be</strong>idsintensieve diensten. De <strong>be</strong>schikking nr. 2002/954/EG van de Raad van<br />

3 decem<strong>be</strong>r 2002 tot verlenging van de geldigheidsduur van <strong>be</strong>schikking nr. 2000/<br />

185/EG (P.B. nr. L 331 van 7 decem<strong>be</strong>r 2002, blz. 28) machtigt o.m. België om de<br />

geldigheidsduur van dit experiment met een jaar te verlengen tot 31 decem<strong>be</strong>r 2003. De<br />

richtlijn nr. 2002/92/EG en de <strong>be</strong>schikking nr. 2002/ 954/EG werden omgezet in de<br />

Belgische wetgeving door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 19 decem<strong>be</strong>r 2002 tot wijziging<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij<br />

die tarieven (Belgisch Staatsblad van 28 decem<strong>be</strong>r 2002, tweede editie, blz. 58464 e.v.).<br />

Als gevolg van de toetreding van de Tsjechische Republiek, Estland, Cyprus, Letland,<br />

Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije tot de Europese Unie<br />

werden, om de neutraliteit van het gemeenschappelijk stelsel van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde te waarborgen en dub<strong>be</strong>le heffing, niet-heffing van <strong>be</strong>lasting of<br />

concurrentieverstoring tussen de lidstaten te voorkomen, de in artikel 28septdecies<br />

van de zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 opgenomen<br />

overgangsmaatregelen gewijzigd overeenkomstig de lijst <strong>be</strong>doeld in artikel 20 van de<br />

Toetredingsakte - 9. Belastingen, punt 3, b) tot d) (P.B. nr. L 236 van 23 septem<strong>be</strong>r<br />

2003, blz. 557). Artikel 107bis, nieuw, van het Btw-Wetboek, ingevoegd bij de wet van<br />

17 juni 2004 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 28 juni 2004, tweede editie, blz. 52509 e.v.) is de<br />

omzetting in Belgisch recht van het voornoemd artikel 28septdecies met <strong>be</strong>trekking tot<br />

de overgangsmaatregelen van toepassing inzake de invoer van goederen in het kader<br />

van de uitbreiding van de Europese Unie.<br />

De li<strong>be</strong>ralisering van de gas- en elektriciteitssector heeft duidelijk gemaakt dat een<br />

herziening van de op het gebied van de btw van toepassing zijnde regels nodig is. De<br />

richtlijn nr. 2003/92/EG van de Raad van 7 okto<strong>be</strong>r 2003 tot wijziging van<br />

richtlijn 77/388/EEG met <strong>be</strong>trekking tot de regels inzake de plaats van levering van gas<br />

en elektriciteit (P.B. nr. L 260 van 11 okto<strong>be</strong>r 2003, blz. 8-9) heeft aldus de regels<br />

gewijzigd inzake de plaats van levering van gas via het aardgasdistributiesysteem en<br />

van elektriciteit en inzake de plaats van de diensten van de net<strong>be</strong>heerders. Deze maatregelen<br />

gaan gepaard met een verplichte verlegging van heffing. De richtlijn voorziet<br />

ook in een vrijstelling bij invoer van de voormelde goederen. Deze richtlijn werd<br />

omgezet in de Belgische wetgeving door de wet van 5 decem<strong>be</strong>r 2004 tot wijziging van<br />

het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

22 decem<strong>be</strong>r 2004, eerste editie, blz. 85211 e.v.). Ingevolge de invoering van bijzondere<br />

regels voor de levering en de invoer van gas via het aardgasdistributiesysteem dient<br />

dergelijk gas te worden uitgesloten van de andere regeling van entrepot dan douaneentrepot.<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 2 juni 2005 wijzigt in die zin het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 54 van 25 februari 1996 met <strong>be</strong>trekking tot de andere regeling van entrepot dan<br />

douane-entrepot <strong>be</strong>doeld in artikel 39quater van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 10 juni 2005, blz. 26722 e.v.).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XLVII "INLEIDING"<br />

De richtlijn nr. 2004/15/EG van de Raad van 10 februari 2004 tot wijziging van<br />

richtlijn 77/388/EEG (P.B. nr. L 52 van 21 februari 2004, blz. 61) verlengt de termijn<br />

tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd btw-tarief toe te<br />

passen op ar<strong>be</strong>idsintensieve diensten. De <strong>be</strong>schikking nr. 2004/161/EG van de Raad<br />

van 10 februari 2004 tot verlenging van de geldigheidsduur van <strong>be</strong>schikking nr. 2000/<br />

185/EG (P.B. nr. L 52 van 21 februari 2004, blz. 62-63) machtigt o.m. België om de<br />

geldigheidsduur van dit experiment met twee jaar te verlengen tot 31 decem<strong>be</strong>r 2005.<br />

De richtlijn nr. 2004/15/EG en de <strong>be</strong>schikking nr. 2004/161/EG werden omgezet in de<br />

Belgische wetgeving door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 14 januari 2004 tot wijziging van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij<br />

die tarieven (Belgisch Staatsblad van 19 januari 2004, tweede editie, blz. 2642 e.v.).<br />

Op 23 juli 2003 heeft de Europese Commissie een voorstel voor een richtlijn<br />

goedgekeurd waarmee wordt gestreefd naar een volledige herziening van de verlaagde<br />

btw-tarieven met het oog op de vereenvoudiging en rationalisering daarvan. Aangezien<br />

de Raad van de Europese Unie niet in staat was tot een unaniem <strong>be</strong>sluit te komen om dit<br />

voorstel voor een richtlijn aan te nemen, werd teneinde rechtsonzekerheid vanaf<br />

1 januari 2006 te voorkomen, op 6 decem<strong>be</strong>r 2005 door de Ecofin Raad een informeel<br />

politiek akkoord <strong>be</strong>reikt, waarbij de Lidstaten de mogelijkheid krijgen de regeling van<br />

de ar<strong>be</strong>idsintensieve diensten voor on<strong>be</strong>paalde tijd te verlengen. Het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

van 19 januari 2006 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot<br />

vaststelling van de tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot indeling<br />

van de goederen en de diensten bij die tarieven verlengt voor on<strong>be</strong>paalde duur de<br />

periode waarin de regeling met <strong>be</strong>trekking tot de ar<strong>be</strong>idsintensieve diensten kan worden<br />

toegepast (Belgisch Staatsblad van 1 februari 2006, derde editie, blz. 5683 e.v.).<br />

De verordening (EG) nr. 1777/2005 van de Raad van 17 okto<strong>be</strong>r 2005 houdende<br />

vaststelling van maatregelen ter uitvoering van richtlijn 77/388/EEG <strong>be</strong>treffende het<br />

gemeenschappelijk stelsel van <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (P.B. nr. L 288<br />

van 29 okto<strong>be</strong>r 2005, blz. 1-9) is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks<br />

toepasselijk in elke lidstaat. De tekst van de verordening is gevoegd als bijlage bij de<br />

circulaire AFZ nr. 18 van 19 decem<strong>be</strong>r 2005.<br />

De richtlijn nr. 2005/92/EG van de Raad van 12 decem<strong>be</strong>r 2005 tot wijziging van<br />

richtlijn 77/388/EEG voor wat <strong>be</strong>treft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van<br />

het normale tarief (P.B. nr. L 345 van 28 decem<strong>be</strong>r 2005, blz. 19-20) heeft de periode,<br />

gedurende dewelke het normale tarief niet lager mag zijn dan 15 pct. tot 31 decem<strong>be</strong>r<br />

2010 verlengd (de periode was oorspronkelijk voorzien tot 31 decem<strong>be</strong>r 1996 door de<br />

richtlijn nr. 92/77/EEG van 19 okto<strong>be</strong>r 1992 en werd reeds tot 31 decem<strong>be</strong>r 1998<br />

verlengd door de richtlijn nr. 96/95/EG van 20 decem<strong>be</strong>r 1996, tot 31 decem<strong>be</strong>r 2000<br />

door de richtlijn nr. 1999/49/EG van 25 mei 1999 en tot 31 decem<strong>be</strong>r 2005 door de<br />

richtlijn nr. 2001/41/EG van 19 januari 2001).


"INLEIDING" XLVIII<br />

Artikel 1, 2), van de richtlijn nr. 2006/18/EG van de Raad van 14 februari 2006 tot<br />

wijziging van richtlijn 77/388/EEG wat de verlaagde btw-tarieven <strong>be</strong>treft (P.B. nr. L 51<br />

van 22 februari 2006, blz. 12-13), wijzigt artikel 28, lid 6, van laatstgenoemde richtlijn<br />

zodat de regeling met <strong>be</strong>trekking tot ar<strong>be</strong>idsintensieve diensten van toepassing blijft tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r 2010. Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische wetgeving door de<br />

artikelen 53 en 54 van de programmawet van 27 decem<strong>be</strong>r 2006 tot wijziging van<br />

respectievelijk de artikelen 1bis, § 1 en 1ter van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli<br />

1970 tot vaststelling van de tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot<br />

indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (Belgisch Staatsblad van<br />

28 decem<strong>be</strong>r 2006, derde editie, blz. 75178 e.v.).<br />

De richtlijn nr. 2006/58/EG van de Raad van 27 juni 2006 tot wijziging van<br />

richtlijn 2002/38/EG wat <strong>be</strong>treft de toepassingsduur van de regeling inzake de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde voor <strong>be</strong>paalde diensten die langs elektronische weg<br />

worden verricht alsook radio- en televisieomroepdiensten, heeft de toepassingsduur van<br />

de voornoemde tijdelijke bijzondere regeling verlengd tot en met 31 decem<strong>be</strong>r 2006<br />

(P.B. nr. L 174 van 28 juni 2006, blz. 5-6). Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische<br />

wetgeving door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 6 juli 2006 tot wijziging van het Wetboek van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 17 juli 2006,<br />

blz. 35495).<br />

De richtlijn nr. 2006/69/EG van de Raad van 24 juli 2006 tot wijziging van<br />

richtlijn 77/388/EEG heeft <strong>be</strong>paalde maatregelen ter vereenvoudiging van de btwheffing<br />

en ter <strong>be</strong>strijding van de <strong>be</strong>lastingfraude en -ontwijking en tot intrekking van<br />

<strong>be</strong>paalde derogatie<strong>be</strong>schikkingen uitgevaardigd (P.B. nr. L 221 van 12 augustus 2006,<br />

blz. 9-14).<br />

Ingevolge deze richtlijn heb<strong>be</strong>n de artikelen 43, 44 en 46 van de programmawet van<br />

27 decem<strong>be</strong>r 2006 de artikelen 32 en 33 van het Btw-Wetboek vervangen en artikel 48,<br />

§ 2 van dat Wetboek gewijzigd (Belgisch Staatsblad van 28 decem<strong>be</strong>r 2006, derde<br />

editie, blz. 75178 e.v.). Deze wijzigingen heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekking op de maatstaf van heffing<br />

inzake btw, de definitie van het <strong>be</strong>grip "normale waarde" en de toepassing van de regels<br />

van de herziening van de aftrek op diensten die vergelijkbare kenmerken heb<strong>be</strong>n als de<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

De richtlijn nr. 2006/112/EG van de Raad van 28 novem<strong>be</strong>r 2006 <strong>be</strong>treffende het<br />

gemeenschappelijke stelsel van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde heeft de zesde<br />

richtlijn nr. 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 <strong>be</strong>treffende de harmonisatie van<br />

de wetgevingen der lidstaten inzake omzet<strong>be</strong>lasting - Gemeenschappelijk stelsel van<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, ingetrokken en de<br />

<strong>be</strong>palingen ervan herschikt (P.B. nr. L 347 van 11 decem<strong>be</strong>r 2006, blz. 1-118).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

XLIX "INLEIDING"<br />

Omzetting in Belgisch recht van <strong>be</strong>palingen van de richtlijn 2006/112/EG<br />

Ingevolge de intrekking van de zesde richtlijn wijzigen de artikelen 97, 98 en 99 van de<br />

programmawet van 27 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007, derde editie,<br />

blz. 25153 e.v.) respectievelijk artikel 15, § 5, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek,<br />

artikel 7, eerste lid van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 10 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, <strong>be</strong>doeld in de artikelen 15,<br />

§ 5, derde lid en 25ter, § 1, derde lid, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en<br />

de voorafgaande kennisgevingen inzake de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en<br />

artikel 8 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 47 van 25 februari 1996 tot regeling van de<br />

controle van de voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde verschuldigd<br />

ter zake van de levering, intracommunautaire verwerving en invoer van vervoermiddelen,<br />

in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek, teneinde de verwijzing<br />

naar de zesde richtlijn te vervangen door de overeenstemmende <strong>be</strong>paling in de richtlijn<br />

nr. 2006/112/EG.<br />

Als gevolg van de toetreding tot de Europese Unie van de Republiek Bulgarije en van<br />

Roemenië zijn overgangsmaatregelen inzake invoer nodig om de neutraliteit van het<br />

gemeenschappelijk stelsel van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde te waarborgen<br />

en dub<strong>be</strong>le heffing, niet-heffing van <strong>be</strong>lasting of concurrentieverstoring tussen de<br />

lidstaten te voorkomen. Deze overgangsmaatregelen zijn opgenomen in artikel 410 van<br />

de richtlijn nr. 2006/112/EG (P.B. nr. L 347 van 11 decem<strong>be</strong>r 2006, blz. 66). Artikel<br />

107ter, nieuw, van het Btw-Wetboek, ingevoegd bij artikel 130 van de programmawet<br />

van 27 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007, derde editie, blz. 25181 e.v.) is<br />

de omzetting in Belgisch recht van voornoemd artikel 410.<br />

Artikel 226, 11) van de richtlijn nr. 2006/112/EG (P.B. nr. L 347 van 11 decem<strong>be</strong>r<br />

2006, blz. 43) preciseert dat ingeval van een vrijstelling of wanneer de afnemer tot<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting is gehouden, er op de factuur een verwijzing moet worden<br />

aangebracht naar de <strong>be</strong>treffende <strong>be</strong>paling in de richtlijn of naar de overeenkomstige<br />

nationale <strong>be</strong>paling of enige andere vermelding dat de levering is vrijgesteld of onder de<br />

toepassing van de verleggingsregeling valt. Het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 6 april 2008 tot<br />

wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

regeling voor de voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch<br />

Staatsblad van 11 april 2008, blz. 19490 e.v.) wijzigt de artikelen 5, § 1, 9°, 20, § 3 en<br />

20bis, § 3, van dit <strong>be</strong>sluit om ze strikt in overeenstemming te brengen met de voormelde<br />

communautaire <strong>be</strong>paling.<br />

Artikel 2, lid 3, van de richtlijn nr. 2006/112/EG (P.B. nr. L 347 van 11 decem<strong>be</strong>r<br />

2006, blz. 10) geeft een nieuwe omschrijving van het <strong>be</strong>grip accijnsproducten voor de<br />

toepassing van de btw. Deze <strong>be</strong>paling werd omgezet in de Belgische wetgeving door de<br />

wet van 1 april 2009 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 22 april 2009, tweede editie, blz. 32393).


"INLEIDING" L<br />

Artikel 59bis van de richtlijn 2006/112/EG laat elke lidstaat toe maatregelen te nemen<br />

om dub<strong>be</strong>le heffing of niet-heffing van de <strong>be</strong>lasting alsmede verstoring van de<br />

mededinging te voorkomen voor diensten waarvan de plaats wordt <strong>be</strong>paald door de<br />

artikelen 44, 45, 56 en 59 van deze richtlijn.<br />

Deze <strong>be</strong>paling die reeds was opgenomen in de zesde richtlijn nr. 77/388/EEG van de<br />

Raad van 17 mei 1977, werd omgezet in Belgisch recht in artikel 21, § 4, van het Btw-<br />

Wetboek. Zij laat in het bijzonder aan de Koning toe om de plaats van de diensten<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 21, §§ 2 of 3, 5°, die in België is gelegen, aan te merken als buiten de<br />

Gemeenschap te zijn gelegen wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke<br />

exploitatie van de dienst buiten de Gemeenschap geschieden.<br />

Genomen in uitvoering van artikel 21, § 4, van het Btw-Wetboek voert het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 57 van 17 maart 2010 met <strong>be</strong>trekking tot de plaats van diensten in functie van<br />

hun werkelijke gebruik of hun werkelijke exploitatie inzake <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 25 maart 2010, blz. 18862 e.v.)<br />

bijzondere uitvoeringsmaatregelen in die afwijken van de algemene regel van plaats<strong>be</strong>paling<br />

van diensten wat <strong>be</strong>treft goederenvervoerdiensten voor de effectief buiten de<br />

Gemeenschap afgelegde afstanden alsook voor diensten die met het goederenvervoer<br />

samenhangen en materieel buiten de Gemeenschap worden verricht.<br />

Het <strong>be</strong>grip "openbare postdiensten" zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 132, lid 1, sub a) van de<br />

richtlijn 2006/112/EG (P.B. nr. L 347 van 11 decem<strong>be</strong>r 2006, blz. 27) werd<br />

verduidelijkt in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 april<br />

2009 (C-357/07, TNT Post UK Ltd). Volgens het arrest moet dit <strong>be</strong>grip aldus worden<br />

uitgelegd dat het <strong>be</strong>trekking heeft op – openbare dan wel particuliere – dienstverleners<br />

die de verplichting op zich nemen, in een lidstaat de gehele universele postdienst, zoals<br />

deze dienst is gedefinieerd in artikel 3 van richtlijn 97/67/EG van het Europees<br />

Parlement en de Raad van 15 decem<strong>be</strong>r 1997 <strong>be</strong>treffende gemeenschappelijke regels<br />

voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de<br />

ver<strong>be</strong>tering van de kwaliteit van de dienst, zoals gewijzigd bij richtlijn 2002/39/EG van<br />

het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002, of een deel daarvan, te<br />

verzekeren. Met het oog op een correcte omzetting van voornoemd artikel 132 heeft de<br />

wet van 5 april 2011 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 21 april 2011, blz. 24692 e.v.) artikel 44,<br />

§ 3, 14° van het Btw-Wetboek vervangen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

LI "INLEIDING"<br />

Richtlijnen tot wijziging van de richtlijn nr. 2006/112/EG van de Raad van<br />

28 novem<strong>be</strong>r 2006 <strong>be</strong>treffende het gemeenschappelijke stelsel van <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde – omzetting in Belgisch recht<br />

De richtlijn nr. 2006/138/EG van de Raad van 19 decem<strong>be</strong>r 2006 tot wijziging van<br />

richtlijn 2006/112/EG wat <strong>be</strong>treft de toepassingsduur van de regeling inzake de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde voor <strong>be</strong>paalde diensten die langs elektronische<br />

weg worden verricht alsook radio- en televisieomroepdiensten, heeft de toepassingsduur<br />

van de voornoemde tijdelijke bijzondere regeling verlengd tot en met 31 decem<strong>be</strong>r 2008<br />

(P.B. nr. L 384 van 29 decem<strong>be</strong>r 2006, blz. 92-93). Deze richtlijn werd omgezet in de<br />

Belgische wetgeving door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 21 decem<strong>be</strong>r 2006 tot wijziging<br />

van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

5 januari 2007, blz. 227 e.v.).<br />

Artikel 1, 1 tot 3 en 4 van de richtlijn nr. 2008/8/EG van de Raad van 12 februari 2008<br />

tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG wat <strong>be</strong>treft de plaats van een dienst (P.B.<br />

nr. L 44 van 20 februari 2008, blz. 12), verlengt de toepassingsduur van de regeling die<br />

op de diensten met <strong>be</strong>trekking tot radio- en televisieomroepdiensten en diensten die<br />

langs elektronische weg worden verricht van toepassing is tot 31 decem<strong>be</strong>r 2009 en de<br />

toepassingsduur van de bijzondere regeling ingesteld voor niet in de Gemeenschap<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen die elektronische diensten verrichten voor niet<strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

gevestigd in een lidstaat tot 31 decem<strong>be</strong>r 2014. Deze <strong>be</strong>palingen<br />

werden omgezet in de Belgische wetgeving door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 12 okto<strong>be</strong>r<br />

2008 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

(Belgisch Staatsblad van 21 okto<strong>be</strong>r 2008, tweede editie, blz. 56041).<br />

De richtlijn nr. 2008/8/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot wijziging van<br />

Richtlijn 2006/112/EG wat <strong>be</strong>treft de plaats van een dienst (P.B. nr. L 44 van<br />

20 februari 2008, blz. 11 e.v.) omvat een geheel van maatregelen die voornamelijk tot<br />

doel heb<strong>be</strong>n om de btw-wetgeving binnen de Gemeenschap te moderniseren en te<br />

vereenvoudigen en tevens waarborgen te bieden voor de goede werking van de interne<br />

markt en heeft hoofdzakelijk tot doel om de diensten op eenvormige wijze in de<br />

lidstaten te <strong>be</strong>lasten. De lidstaten moeten de nodige wettelijke en <strong>be</strong>stuursrechtelijke<br />

maatregelen treffen om op 1 januari 2010 te voldoen aan de <strong>be</strong>palingen van artikel 2<br />

van deze richtlijn. Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische wetgeving door de wet<br />

van 26 novem<strong>be</strong>r 2009 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 4 decem<strong>be</strong>r 2009, blz. 75123 e.v.), het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit van 9 decem<strong>be</strong>r 2009 tot opheffing van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 5<br />

van 27 decem<strong>be</strong>r 1977 met <strong>be</strong>trekking tot de diensten die verband houden met een uit<br />

zijn aard onroerend goed, inzake <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch<br />

Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009, tweede editie, blz. 79437), het koninklijk <strong>be</strong>sluit


"INLEIDING" LII<br />

nr. 23 van 9 decem<strong>be</strong>r 2009 met <strong>be</strong>trekking tot de jaarlijkse lijst van de btw<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

afnemers (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009, tweede editie,<br />

blz. 79438 e.v.), het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 9 decem<strong>be</strong>r 2009 tot wijziging van de<br />

koninklijke <strong>be</strong>sluiten nrs. 1, 3, 4, 7, 10, 18, 22, 31 en 54 met <strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009, tweede editie,<br />

blz. 79458 e.v.) en het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 14 decem<strong>be</strong>r 2009 tot wijziging van het<br />

ministerieel <strong>be</strong>sluit van 20 decem<strong>be</strong>r 2001 met <strong>be</strong>trekking tot de diensten waar de<br />

documenten <strong>be</strong>doeld in de artikelen 53, § 1, eerste lid, 2°, 53ter, 1°, 53quinquies en<br />

53sexies van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde moeten worden<br />

ingediend (Belgisch Staatsblad van 18 decem<strong>be</strong>r 2009, tweede editie, blz. 79686 e.v.).<br />

Artikel 3 van de richtlijn nr. 2008/8/EG (P.B. nr. L 44 van 20 februari 2008, blz. 17)<br />

vervangt met ingang van 1 januari 2011 de artikelen 53 en 54 van richtlijn 2006/112/EG<br />

en wijzigt de regel inzake de plaats<strong>be</strong>paling van diensten die <strong>be</strong>staan in het verlenen van<br />

toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve,<br />

vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen, zoals <strong>be</strong>urzen en tentoonstellingen, en<br />

met de toegangverlening samenhangende diensten. Artikel 7 van de wet van 29<br />

decem<strong>be</strong>r 2010 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 2010, vierde editie, blz. 83667 e.v.) heeft<br />

voornoemd artikel 3 van de richtlijn nr. 2008/8/EG in Belgisch recht omgezet.<br />

De richtlijn nr. 2008/117/EG van de Raad van 16 decem<strong>be</strong>r 2008 tot wijziging van<br />

Richtlijn 2006/112/EG ter <strong>be</strong>strijding van de <strong>be</strong>lastingfraude in het intercommunautaire<br />

verkeer (P.B. nr. L 14 van 20 januari 2009, blz. 7 e.v.) heeft tot doel de tekortkomingen<br />

te <strong>be</strong>strijden in het systeem voor uitwisseling van gegevens over leveringen van<br />

goederen en diensten in de Gemeenschap. De lidstaten moeten de nodige wettelijke en<br />

<strong>be</strong>stuursrechtelijke maatregelen treffen om op 1 januari 2010 te voldoen aan<br />

voornoemde richtlijn. Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische wetgeving door de<br />

wet van 26 novem<strong>be</strong>r 2009 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 4 decem<strong>be</strong>r 2009, blz. 75123 e.v.), het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 50 van 9 decem<strong>be</strong>r 2009 met <strong>be</strong>trekking tot de btw-opgave van de<br />

intracommunautaire handelingen (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009, tweede<br />

editie, blz. 79445 e.v.) en het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 14 decem<strong>be</strong>r 2009 tot wijziging<br />

van het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 20 decem<strong>be</strong>r 2001 met <strong>be</strong>trekking tot de diensten waar<br />

de documenten <strong>be</strong>doeld in de artikelen 53, § 1, eerste lid, 2°, 53ter, 1°, 53quinquies en<br />

53sexies van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde moeten worden<br />

ingediend (Belgisch Staatsblad van 18 decem<strong>be</strong>r 2009, tweede editie, blz. 79686 e.v.).<br />

De richtlijn nr. 2009/47/EG van de Raad van 5 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn<br />

2006/112/EG wat verlaagde btw-tarieven <strong>be</strong>treft (P.B. nr. L 116 van 9 mei 2009, blz. 18<br />

e.v.) heeft de bijlage III (verlaagde tarieven) van de richtlijn 2006/112/EG gewijzigd<br />

waardoor lidstaten, overeenkomstig de artikelen 98 en 99 van deze richtlijn, een<br />

verlaagd btw-tarief kunnen toepassen op restaurant- en cateringdiensten waarbij het<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

LIII "INLEIDING"<br />

mogelijk is om de levering van dranken uit te sluiten. België heeft van deze<br />

mogelijkheid gebruik gemaakt en onderwerpt vanaf 1 januari 2010 restaurant- en<br />

cateringdiensten, met uitsluiting van het verschaffen van dranken, aan het verlaagd btwtarief<br />

van 12 pct. Dit verlaagd tarief werd ingevoerd bij artikel 4 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit van 9 decem<strong>be</strong>r 2009 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli<br />

1970 tot vaststelling van de tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot<br />

indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (Belgisch Staatsblad van<br />

14 decem<strong>be</strong>r 2009, tweede editie, blz. 78848 e.v.).<br />

De richtlijn 2009/47/EG heeft bovendien de tijdelijke regeling voor de toepassing van<br />

een verlaagd btw-tarief voor ar<strong>be</strong>idsintensieve diensten <strong>be</strong>doeld in hoofdstuk 3 van titel<br />

VIII van richtlijn 2006/112/EG geschrapt (P.B. nr. L 347 van 11 decem<strong>be</strong>r 2006,<br />

blz. 24-25). Deze diensten, die waren opgenomen in de - eveneens geschrapte - bijlage<br />

IV bij voormelde richtlijn, werden evenwel opgenomen in de hiervoor vermelde bijlage<br />

III, zodat de lidstaten op deze diensten het verlaagd btw-tarief kunnen toepassen op<br />

grond van de artikelen 98 en 99 van richtlijn 2006/112/EG.<br />

Krachtens de artikelen 1bis en 1ter van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot<br />

vaststelling van de tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot indeling<br />

van de goederen en de diensten bij die tarieven waren, in toepassing van de voornoemde<br />

regeling voor ar<strong>be</strong>idsintensieve diensten, de handelingen met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

renovatie en herstel van particuliere woningen alsook de kleine hersteldiensten met<br />

<strong>be</strong>trekking tot fietsen, schoeisel en lederwaren, kleding en huishoudlinnen tot en met<br />

31 decem<strong>be</strong>r 2010 onderworpen aan het verlaagd tarief van 6 pct. Om de continuïteit<br />

van deze regeling te verzekeren heeft het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 17 novem<strong>be</strong>r 2010 tot<br />

wijziging van het voornoemd koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 (Belgisch Staatsblad van<br />

22 novem<strong>be</strong>r 2010, blz. 72024 e.v.) de toepassing van het verlaagd tarief met <strong>be</strong>trekking<br />

tot de in de artikelen 1bis en 1ter <strong>be</strong>doelde diensten verlengd tot 30 juni 2011. De<br />

programmawet van 4 juli 2011 (Belgisch Staatsblad van 19 juli 2011, blz. 42680 e.v.)<br />

heeft met ingang van 1 juli 2011 de voornoemde artikelen 1bis en 1ter opgeheven en de<br />

boven<strong>be</strong>doelde diensten definitief onderworpen aan het verlaagd tarief van 6 pct. Te<br />

dien einde werden in ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 de rubrieken<br />

"XXXVIII – Renovatie en herstel van privéwoningen" en "XXXIX – Kleine<br />

hersteldiensten" ingevoegd.<br />

De richtlijn nr. 2009/69/EG van de Raad van 25 juni 2009 tot wijziging van<br />

Richtlijn 2006/112/EG wat <strong>be</strong>treft <strong>be</strong>lastingfraude bij invoer (P.B. nr. L 175 van 4 juli<br />

2009, blz. 12 e.v.) wijzigt artikel 143 van richtlijn 2006/112/EG met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

toepassing van de vrijstelling van btw verleend bij invoer van goederen die nadien<br />

worden geleverd aan of overgebracht naar een <strong>be</strong>lastingplichtige in een andere lidstaat.<br />

Artikel 143, lid 2, nieuw, van voornoemde richtlijn legt een aantal minimumvoorwaarden<br />

op voor de toepassing van deze vrijstelling. Deze richtlijn dient te worden<br />

omgezet in de Belgische wetgeving op 1 januari 2011. De artikelen 9, 10 (gedeeltelijk)


"INLEIDING" LIV<br />

en 11 (gedeeltelijk) van de wet van 29 decem<strong>be</strong>r 2010 tot wijziging van het Wetboek<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r<br />

2010, vierde editie, blz. 83667 e.v.) alsook het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 22 decem<strong>be</strong>r 2010<br />

tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot<br />

de invoer van goederen voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 2010, vierde editie, blz. 83670 e.v.)<br />

heb<strong>be</strong>n voornoemde richtlijn nr. 2009/69/EG in Belgisch recht omgezet.<br />

De richtlijn nr. 2009/162/EU van de Raad van 22 decem<strong>be</strong>r 2009 tot wijziging van<br />

enkele <strong>be</strong>palingen van Richtlijn 2006/112/EG (P.B. nr. L 10 van 15 januari 2010, blz.<br />

14 e.v.) heeft <strong>be</strong>trekking op de bijzondere regeling van toepassing op gas, elektriciteit,<br />

warmte of koude, op de specifieke voorrechten en immuniteiten verleend aan de<br />

Europese Gemeenschappen en op de regels inzake aftrek van voor<strong>be</strong>lasting ten aanzien<br />

van onroerende goederen en roerende goederen met een duurzaam karakter <strong>be</strong>stemd<br />

voor gemengd gebruik in het vermogen van de onderneming. Deze richtlijn dient te<br />

worden omgezet in de Belgische wetgeving op 1 januari 2011. De artikelen 3, 4, 5, 6, 8,<br />

10 (gedeeltelijk), 11 (gedeeltelijk) en 12 van de wet van 29 decem<strong>be</strong>r 2010 tot wijziging<br />

van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 2010, vierde editie, blz. 83667 e.v.) heb<strong>be</strong>n voornoemde richtlijn nr. 2009/<br />

162/EU in Belgisch recht omgezet.<br />

De richtlijn nr. 2010/23/EU van de Raad van 16 maart 2010 tot wijziging van Richtlijn<br />

2006/112/EG wat <strong>be</strong>treft een facultatieve en tijdelijke toepassing van de verleggingsregeling<br />

voor leveringen van <strong>be</strong>paalde fraudegevoelige diensten (P.B. nr. L 72<br />

van 20 maart 2010, blz. 1 e.v.), heeft in de richtlijn 2006/112/EG een artikel 199bis<br />

ingevoegd dat de lidstaten de mogelijkheid biedt te <strong>be</strong>palen dat de btw voldaan moet<br />

worden door de <strong>be</strong>lastingplichtige aan wie broeikasgasemissierechten worden<br />

overgedragen. Rekening houdend met de omvang van de fraude in de overdrachten van<br />

dergelijke rechten in België, werd, nadat het voorstel van onderhavige richtlijn door alle<br />

lidstaten werd aangenomen, een verleggingsregeling ingesteld die het voorwerp<br />

uitmaakt van artikel 20ter van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de regeling voor de voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde (koninklijk <strong>be</strong>sluit van 10 januari 2010, Belgisch Staatsblad van 18 januari<br />

2010, eerste editie).<br />

De richtlijn nr. 2010/45/EU van de Raad van 13 juli 2010 tot wijziging van Richtlijn<br />

2006/112/EG <strong>be</strong>treffende het gemeenschappelijke stelsel van <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde wat de factureringsregels <strong>be</strong>treft (P.B. nr. L 189 van 22 juli 2010,<br />

blz. 1 e.v.) wil aan de ondernemingen de gelegenheid bieden ten volle gebruik te maken<br />

van de mogelijkheden van elektronische facturering om op die manier de<br />

administratieve kosten te verminderen en hun concurrentiepositie op de wereldmarkt te<br />

ver<strong>be</strong>teren. Deze richtlijn moet in Belgisch recht worden omgezet met uitwerking op<br />

1 januari 2013.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

LV "INLEIDING"<br />

De richtlijn nr. 2010/88/EU van de Raad van 7 decem<strong>be</strong>r 2010 tot wijziging van<br />

Richtlijn 2006/112/EG <strong>be</strong>treffende het gemeenschappelijke stelsel van <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde, wat <strong>be</strong>treft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het<br />

normale tarief (P.B. nr. L 326 van 10 decem<strong>be</strong>r 2010, blz. 1 e.v.) heeft de periode<br />

gedurende dewelke het normale tarief niet lager mag zijn dan 15 pct. tot 31 decem<strong>be</strong>r<br />

2015 verlengd (de periode was oorspronkelijk voorzien tot 31 decem<strong>be</strong>r 1996 door de<br />

richtlijn nr. 92/77/EEG van 19 okto<strong>be</strong>r 1992 en werd reeds tot 31 decem<strong>be</strong>r 1998<br />

verlengd door de richtlijn nr. 96/95/EG van 20 decem<strong>be</strong>r 1996, tot 31 decem<strong>be</strong>r 2000<br />

door de richtlijn nr. 1999/49/EG van 25 mei 1999, tot 31 decem<strong>be</strong>r 2005 door de<br />

richtlijn nr. 2001/41/EG van 19 januari 2001 en tot 31 decem<strong>be</strong>r 2010 door de richtlijn<br />

nr. 2005/92/EG van 12 decem<strong>be</strong>r 2005).<br />

Andere richtlijnen van de Raad van de Europese Unie - omzetting in Belgisch<br />

recht.<br />

De richtlijn nr. 2007/74/EG van de Raad van 20 decem<strong>be</strong>r 2007 <strong>be</strong>treffende de<br />

vrijstelling van <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en accijnzen op goederen die<br />

worden ingevoerd door reizigers komende uit derde landen (P.B. nr. L 346 van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 2007, blz. 6 e.v.) <strong>be</strong>paalt de voorwaarden waaronder de lidstaten vanaf<br />

1 decem<strong>be</strong>r 2008 vrijstelling van btw en accijnzen kunnen verlenen bij de definitieve<br />

invoer van goederen die deel uitmaken van de bagage van de reizigers. Deze richtlijn<br />

werd omgezet in de Belgische wetgeving door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 10 decem<strong>be</strong>r<br />

2008 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 19 decem<strong>be</strong>r 2008, tweede editie,<br />

blz. 67235 e.v.).<br />

De richtlijn nr. 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van de<br />

nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde aan <strong>be</strong>lastingplichtigen die niet in de lidstaat van<br />

teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn (P.B. nr. L 44 van 20 februari 2008,<br />

blz. 23 e.v.) <strong>be</strong>oogt een oplossing te bieden zowel voor de administratieve diensten van<br />

de lidstaten als voor de ondernemingen ten aanzien van de problemen die worden<br />

veroorzaakt door de toepassing van de richtlijn nr. 79/1072/EEG van de Raad van<br />

6 decem<strong>be</strong>r 1979 die wordt ingetrokken. De lidstaten moeten de nodige wettelijke en<br />

<strong>be</strong>stuursrechtelijke maatregelen treffen om op 1 januari 2010 te voldoen aan deze<br />

richtlijn. Deze richtlijn werd omgezet in de Belgische wetgeving door artikel 27 van de<br />

wet van 26 novem<strong>be</strong>r 2009 tot wijziging van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 4 decem<strong>be</strong>r 2009, blz. 75123 e.v.) en het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56 van 9 decem<strong>be</strong>r 2009 met <strong>be</strong>trekking tot de teruggave inzake


"INLEIDING" LVI<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde aan <strong>be</strong>lastingplichtigen gevestigd in een andere<br />

lidstaat dan de lidstaat van teruggave (Belgisch Staatsblad van 17 decem<strong>be</strong>r 2009,<br />

tweede editie, blz. 79452 e.v.).<br />

Artikel 15 van de voornoemde richtlijn 2008/9/EG (P.B. nr. L 44 van 20 februari<br />

2008, blz. 26) <strong>be</strong>paalt dat het teruggaafverzoek uiterlijk op 30 septem<strong>be</strong>r van het<br />

kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak bij de lidstaat van vestiging moet worden<br />

ingediend. Artikel 3, lid 2, van de dertiende richtlijn 86/560/EEG van de Raad van<br />

17 novem<strong>be</strong>r 1986 <strong>be</strong>treffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake<br />

omzet<strong>be</strong>lasting - Regeling voor de teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen,<br />

preciseert anderzijds dat de teruggaaf niet mag worden verleend onder<br />

gunstiger voorwaarden dan die welke voor <strong>be</strong>lastingplichtigen uit de Gemeenschap<br />

gelden. Derhalve dienen de teruggaafverzoeken van Belgische btw door buiten de<br />

Gemeenschap gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen eveneens uiterlijk op 30 septem<strong>be</strong>r van het<br />

kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak te worden ingediend.<br />

Dezelfde redenering geldt voor de teruggaafverzoeken ingediend door <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

die gebruik maken van de bijzondere regeling die van toepassing is op niet in<br />

de Gemeenschap gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen die langs elektronische weg verrichte<br />

diensten verstrekken aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtigen. Deze <strong>be</strong>lastingplichtigen kunnen<br />

eveneens aanspraak maken op teruggaaf overeenkomstig artikel 368 van de richtlijn<br />

2006/112/EG, volgens de regels <strong>be</strong>paald door de voormelde dertiende richtlijn 86/<br />

560/EEG.<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 22 maart 2010 tot wijziging van de koninklijke <strong>be</strong>sluiten<br />

nrs. 4 en 31 met <strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch<br />

Staatsblad van 30 maart 2010, blz. 19438 e.v.) wijzigt de termijn waarbinnen de<br />

hiervoor <strong>be</strong>doelde teruggaafverzoeken moeten worden ingediend.<br />

De door de voornoemde richtlijn 2008/9/EG ingestelde teruggaaf van de btw aan<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat<br />

gevestigd zijn ge<strong>be</strong>urt via een elektronische procedure. Naar aanleiding van een aantal<br />

problemen die zich bij de invoering van deze procedure in verschillende lidstaten<br />

heb<strong>be</strong>n voorgedaan, zijn een aantal <strong>be</strong>lastingplichtigen niet in staat geweest om hun<br />

teruggaafverzoek voor de <strong>be</strong>lastingen met <strong>be</strong>trekking tot het kalenderjaar 2009 in hun<br />

lidstaat van vestiging in te dienen binnen de voorziene termijn (30 septem<strong>be</strong>r 2010).<br />

Dezelfde lidstaten zijn evenmin altijd in staat geweest om de teruggaafverzoeken voor<br />

2009 te <strong>be</strong>handelen, die aan hen werden gericht door <strong>be</strong>lastingplichtigen gevestigd in<br />

België.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

LVII "INLEIDING"<br />

Ten gevolge van deze vertragingen en om de rechten van de <strong>be</strong>trokken<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen veilig te stellen bij de uitoefening van hun recht op teruggaaf van de<br />

<strong>be</strong>lastingen, heeft de richtlijn nr. 2010/66/EU van de Raad van 14 okto<strong>be</strong>r 2010<br />

houdende wijziging van Richtlijn 2008/9/EG tot vaststelling van nadere voorschriften<br />

voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde aan <strong>be</strong>lastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in<br />

een andere lidstaat gevestigd zijn (P.B. nr. L 275 van 20 okto<strong>be</strong>r 2010, blz. 1 e.v.) de<br />

indieningstermijn voor de teruggaafverzoeken met <strong>be</strong>trekking tot het jaar 2009 tot<br />

31 maart 2011 verlengd.<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 8 decem<strong>be</strong>r 2010 tot wijziging van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 56 van 9 decem<strong>be</strong>r 2009 met <strong>be</strong>trekking tot de teruggaaf inzake <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde aan <strong>be</strong>lastingplichtigen gevestigd in een andere lidstaat dan de<br />

lidstaat van teruggaaf (Belgisch Staatsblad van 16 decem<strong>be</strong>r 2010, blz. 77609 e.v.)<br />

heeft de indieningstermijn voor de <strong>be</strong>doelde teruggaafverzoeken verlengd tot 31 maart<br />

2011, zowel voor de verzoeken die in België worden ingediend, als lidstaat van<br />

vestiging van de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige, als voor de verzoeken ontvangen in<br />

België, als lidstaat van teruggaaf.<br />

De uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011<br />

houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG<br />

<strong>be</strong>treffende het gemeenschappelijke stelsel van <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

(herschikking) (P.B. nr. L 77 van 23 maart 2011, blz. 1 e.v.) is verbindend in al haar<br />

onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.<br />

De verordening (EG) nr. 1777/2005 van de Raad van 17 okto<strong>be</strong>r 2005 houdende<br />

vaststelling van maatregelen ter uitvoering van richtlijn 77/388/EEG <strong>be</strong>treffende het<br />

gemeenschappelijk stelsel van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (zie hierboven)<br />

diende op verscheidene punten ingrijpend te worden gewijzigd. Ter wille van de<br />

duidelijkheid en de logica was het wenselijk de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>palingen te herschikken.<br />

De verordening (EU) nr. 282/2011 treedt in werking op 12 april 2011 en is van<br />

toepassing vanaf 1 juli 2011. De verordening (EG) nr. 1777/2005 werd ingetrokken op<br />

1 juli 2011.<br />

In de verordening (EU) nr. 282/2011 worden meer in het bijzonder de wijzigingen<br />

opgenomen die voortvloeien uit de aanneming van richtlijn 2008/8/EG van de Raad van<br />

12 februari 2008 tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG wat <strong>be</strong>treft de plaats van een<br />

dienst. Tevens <strong>be</strong>vat deze verordening specifieke <strong>be</strong>palingen die een antwoord geven op<br />

<strong>be</strong>paalde vragen en moet zij voor die specifieke gevallen zorgen voor een eenvormige<br />

aanpak in de gehele Unie.


"INLEIDING" LVIII<br />

Deze verordening maakt het voorwerp uit van de circulaire AFZ nr. 5/2011 van 27 juni<br />

2011.<br />

Daarnaast is er op Europees niveau in enkele maatregelen voorzien die de<br />

administratieve samenwerking tussen de verschillende lidstaten regelen.<br />

De administratieve samenwerking op het vlak van de btw is gebaseerd op twee<br />

juridische instrumenten:<br />

1) De verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 okto<strong>be</strong>r 2010 <strong>be</strong>treffende<br />

de administratieve samenwerking en de <strong>be</strong>strijding van fraude op het gebied van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (P.B. nr. L 268 van 12 okto<strong>be</strong>r 2010, blz. 1 e.v.)<br />

herschikt de oude verordening 1798/2003 (ingetrokken op 1 januari 2012) met als doel<br />

om enerzijds de <strong>be</strong>staande maatregelen te ver<strong>be</strong>teren en aan te vullen en anderzijds om<br />

een meer geschikte rechtsgrond te creëren die de <strong>be</strong>voegdheid van de <strong>be</strong>lastingadministraties<br />

van de lidstaten versterkt teneinde de btw-fraude te voorkomen en op te<br />

sporen (meer in het bijzonder de zogenaamde "carrouselfraude").<br />

Aldus voorzien de artikelen 33 tot en met 37 van de verordening nr. (EU) 904/2010 met<br />

name in de oprichting ten <strong>be</strong>hoeve van alle lidstaten van een gedecentraliseerd netwerk<br />

zonder rechtspersoonlijkheid, Eurofisc genaamd, ter <strong>be</strong>vordering en vergemakkelijking<br />

van multilaterale en gecentraliseerde samenwerking waardoor doelgericht en snel tot<br />

<strong>be</strong>strijding van specifieke soorten fraude kan worden opgetreden.<br />

De verordening (EU) nr. 904/2010 is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.<br />

De artikelen 33 tot en met 37 (oprichting van het netwerk Eurofisc) zijn evenwel van<br />

toepassing met ingang van 1 novem<strong>be</strong>r 2010.<br />

Het hoofdstuk V is van toepassing met ingang van 1 januari 2013. De artikelen 22 en 23<br />

van dit hoofdstuk zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2012.<br />

De artikelen 38 tot en met 42 zijn van toepassing van 1 januari 2012 tot en met<br />

31 decem<strong>be</strong>r 2014.<br />

De artikelen 43 tot en met 47 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2013.<br />

2) De uitvoeringsverordening (EU) nr. 79/2012 van de Commissie van 31 januari<br />

2012 tot vaststelling van nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele <strong>be</strong>palingen van<br />

Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad <strong>be</strong>treffende de administratieve samenwerking<br />

en de <strong>be</strong>strijding van fraude op het gebied van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde (P.B. nr. L 29 van 1 februari 2012, blz. 13 e.v.). Deze verordening<br />

herschikt de oude verordening (EG) nr. 1925/2004 die ingrijpend werd gewijzigd,<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

LIX "INLEIDING"<br />

samen met de oude verordening (EG) nr. 1174/2009 van de Commissie van<br />

30 novem<strong>be</strong>r 2009 tot vaststelling van <strong>be</strong>palingen ter uitvoering van de artikelen 34bis<br />

en 37 van Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad wat <strong>be</strong>treft de teruggaaf van<br />

btw krachtens Richtlijn 2008/9/EG van de Raad.<br />

De richtlijn nr. 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 <strong>be</strong>treffende de<br />

wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit<br />

<strong>be</strong>lastingen, rechten en andere maatregelen (P.B. nr. L 84 van 31 maart 2010, blz. 1<br />

e.v.) breidt het toepassingsgebied van de wederzijdse invorderingsbijstand uit tot<br />

schuldvorderingen welke voortvloeien uit <strong>be</strong>lastingen en rechten die er tot dusver nog<br />

niet onder vielen.<br />

Deze richtlijn moet worden omgezet in de Belgische wetgeving op 1 januari 2012. Zij<br />

trekt de <strong>be</strong>palingen in van de richtlijn nr. 2008/55/EG.<br />

Tenslotte zijn er ook nog de overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand in Beneluxverband<br />

en ter zake geldt de Benelux Algemene Samenwerkingsovereenkomst en het<br />

aanvullend Belastingprotocol van 29 april 1969 (z. aanschrijving nr. 21, van 15 februari<br />

1972). Artikel 8 van het aanvullend Belastingprotocol werd gewijzigd bij het Protocol<br />

ondertekend te Brussel op 17 april 2007. Deze wijziging is erop gericht de <strong>be</strong>lastingadministraties<br />

van de landen van de Benelux een gemeenschappelijk aan de huidige<br />

fraudepraktijken aangepast instrument ter <strong>be</strong>schikking te stellen om de grensoverschrijdende<br />

<strong>be</strong>lastingfraude te <strong>be</strong>strijden.<br />

II. Algemeen werkingsmechanisme van de Belgische btw.<br />

3. De <strong>be</strong>lastingplichtige, de <strong>be</strong>lastbare stof en de vrijstellingen.<br />

In het Belgische btw-stelsel is aan de gewone <strong>be</strong>lastingplichtige (m.a.w. de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige met een geheel of een gedeeltelijk recht op aftrek), ongeacht in welke<br />

fase van de economische kringloop hij zich <strong>be</strong>vindt, de actieve rol van de <strong>be</strong>lastinginner<br />

toe<strong>be</strong>deeld.<br />

Belastingplichtige is eenieder die in de uitoefening van een economische activiteit geregeld<br />

en zelfstandig, met of zonder winstoogmerk, hoofdzakelijk of aanvullend leveringen van<br />

goederen of diensten verricht die in het Wetboek zijn omschreven, ongeacht op welke<br />

plaats de economische activiteit wordt uitgeoefend (Wetboek, art. 4, § 1).


"INLEIDING" LX<br />

De Koning kan, in de gevallen en volgens de regels dat Hij <strong>be</strong>paalt, de in België<br />

gevestigde personen die juridisch gezien wel zelfstandig zijn, doch financieel,<br />

economisch en organisatorisch nauw met elkaar verbonden zijn, voor de toepassing van<br />

dit Wetboek als één <strong>be</strong>lastingplichtige aanmerken (Wetboek, art. 4, § 2 en het KB<br />

nr. 55).<br />

In tegenstelling tot wat gold vóór 1 januari 1993 moet eenieder die om het even waar<br />

zelfstandig een economische activiteit verricht van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter,<br />

met in<strong>be</strong>grip van de winning van delfstoffen, landbouw en de uitoefening<br />

van vrije of ermee gelijkgestelde <strong>be</strong>roepen voortaan worden <strong>be</strong>schouwd als<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Het <strong>be</strong>grip “economische activiteit” wordt afgebakend door objectieve criteria, die<br />

uitsluitend de activiteit op zich <strong>be</strong>ogen, onafhankelijk van het doel of het resultaat<br />

ervan.<br />

Alle activiteiten, zonder enig voor<strong>be</strong>houd, van de producent, de handelaar of dienstverrichter<br />

worden <strong>be</strong>oogd. Het gaat dus om alle handelingen binnen een economisch<br />

systeem van ondernemingsgewijze productie en distributie, d.w.z. de onderneming<br />

<strong>be</strong>keken op zichzelf en in relatie met andere ondernemingen waarop zij een <strong>be</strong>roep doet<br />

om haar doelstellingen te <strong>be</strong>reiken, alsmede het handelen van de ondernemingen op de<br />

markt ten aanzien van zichzelf of van de andere marktdeelnemers.<br />

De onderneming is elke eenheid van productie, distributie of dienstverrichting, die als<br />

rechtssubject over voldoende economische zelfstandige activiteit <strong>be</strong>schikt.<br />

Het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>lastingplichtige" staat in rechtstreeks verband met de <strong>be</strong>lastbare stof. Is<br />

immers slechts een <strong>be</strong>lastingplichtige hij die - in de vereiste omstandigheden -<br />

leveringen van goederen of diensten verricht die in de btw-wetgeving zijn omschreven<br />

en die derhalve <strong>be</strong>lastbaar zijn (ongeacht of die handelingen uiteindelijk effectief<br />

worden <strong>be</strong>last of van de <strong>be</strong>lasting worden vrijgesteld).<br />

Omgekeerd staat de definitie van de <strong>be</strong>lastbare stof in rechtstreeks verband met het<br />

<strong>be</strong>grip <strong>be</strong>lastingplichtige. De leveringen van goederen en de diensten die in de btwwetgeving<br />

zijn omschreven zijn slechts aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen, en dus <strong>be</strong>lastbaar,<br />

indien ze worden verricht door een als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Het <strong>be</strong>grip "vrijstelling" houdt niet langer een <strong>be</strong>grenzing in van het <strong>be</strong>grip<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige. De <strong>be</strong>lastingplichtige die enkel handelingen stelt die zijn vrijgesteld<br />

van de <strong>be</strong>lasting op grond van artikel 44 van het Wetboek, blijft een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

en dit in tegenstelling tot de toestand vóór 1 januari 1993. Het vroegere artikel 5 van het<br />

Wetboek dat de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige ontnam is immers opgeheven bij<br />

artikel 6 van de wet van 28 decem<strong>be</strong>r 1992.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

LXI "INLEIDING"<br />

Vanaf 1 januari 1993 ontneemt dus geen enkele vrijstellingsregeling de hoedanigheid<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige meer.<br />

Men kan drie soorten vrijstellingen onderscheiden:<br />

1° vrijstellingen om reden van intracommunautaire handel of uitvoer (Wetboek,<br />

art. 39 tot 42);<br />

2° vrijstellingen hoofdzakelijk gesteund op overwegingen van sociale en culturele<br />

aard (Wetboek, art. 44);<br />

3° vrijstelling inzake <strong>be</strong>leggingsgoud (Wetboek, art. 44bis).<br />

In het algemeen mag men dus zeggen dat de <strong>be</strong>lastingplichtige eenieder is die geregeld<br />

en zelfstandig de volgende handelingen verricht:<br />

1° leveringen van goederen en dienstverrichtingen omschreven in het Wetboek, die<br />

effectief aan de <strong>be</strong>lasting zijn onderworpen omdat ze hier te lande plaatsvinden;<br />

2° leveringen van goederen en dienstverrichtingen omschreven in het Wetboek, maar<br />

hoofdzakelijk om reden van uitvoer of levering in het intracommunautaire<br />

handelsverkeer van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld krachtens de artikelen 39 tot 42 van<br />

het Wetboek;<br />

3° leveringen van goederen en dienstverrichtingen omschreven in het Wetboek die<br />

hier te lande plaatsvinden maar die van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld krachtens<br />

artikel 44 en artikel 44bis van het Wetboek;<br />

4° leveringen van goederen en dienstverrichtingen omschreven in het Wetboek, maar<br />

niet aan de Belgische btw onderworpen omdat ze niet hier te lande plaatsvinden<br />

(voor de plaats van levering van een goed, z. Wetboek art. 15; voor de plaats van<br />

de dienst, z. Wetboek art. 21, art. 21bis en art 21ter).<br />

De hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige wordt daarentegen niet toegekend aan eenieder<br />

die enkel handelingen verricht die niet in het Wetboek zijn omschreven, gewoonlijk<br />

"handelingen buiten de werkingssfeer" genoemd.<br />

Daarnaast wordt eenieder die toevallig onder <strong>be</strong>zwarende titel een nieuw vervoermiddel<br />

intracommunautair levert tevens als <strong>be</strong>lastingplichtige aangemerkt (Wetboek, art. 8bis).<br />

Bovendien kan eenieder die, anders dan in de uitoefening van een economische<br />

activiteit, een goed <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 9, 1°, heeft opgericht of heeft laten oprichten<br />

of heeft verkregen met voldoening van de btw en dit goed en het bijhorend terrein onder


"INLEIDING" LXII<br />

<strong>be</strong>zwarende titel vervreemdt of er een zakelijk recht in de zin van artikel 9, tweede lid,<br />

2° op vestigt, overdraagt of wederoverdraagt binnen de gestelde termijn, opteren voor<br />

de <strong>be</strong>lastingplicht ten aanzien van die vervreemding, vestiging, overdracht of<br />

wederoverdracht (Wetboek, art. 8).<br />

Ter aanvulling van dit overzicht dient nog te worden gewezen op artikel 6 van het<br />

Wetboek dat de openbare lichamen aan de <strong>be</strong>lastingplicht onttrekt voor zover ze niet<br />

uitdrukkelijk als <strong>be</strong>lastingplichtige zijn aangewezen. Die openbare lichamen kunnen<br />

evenwel gehouden zijn hun intracommunautaire verwervingen in België aan de <strong>be</strong>lasting<br />

te onderwerpen wanneer ze een <strong>be</strong>paalde drempel overschrijden of ervoor opteren<br />

(Wetboek, art. 25ter).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die zowel handelingen verricht waarvoor recht op aftrek <strong>be</strong>staat, als<br />

handelingen waarvoor geen recht op aftrek <strong>be</strong>staat, wordt eenvoudigheidshalve<br />

"gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige" genoemd.<br />

De persoon die zowel handelingen verricht onderworpen aan de btw, al dan niet<br />

vrijgesteld, als handelingen buiten de werkingssfeer van de btw wordt "gedeeltelijke<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige" genoemd.<br />

4. Rol van de btw-<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige is tegenover de Schatkist tot voldoening gehouden van de btw<br />

verschuldigd ter zake van de <strong>be</strong>laste leveringen van goederen en van de diensten die hij<br />

hier te lande verricht. Hij <strong>be</strong>rekent die btw, handeling per handeling, over een door de wet<br />

<strong>be</strong>paalde maatstaf van heffing (in <strong>be</strong>ginsel de prijs van de handeling) en volgens het btwtarief<br />

dat op het geleverde goed of de verstrekte dienst van toepassing is. Hij brengt de<br />

aldus <strong>be</strong>rekende btw afzonderlijk van de prijs aan zijn afnemer in rekening door middel<br />

van een factuur die hij, in <strong>be</strong>ginsel, verplicht is uit te reiken.<br />

Wat evenwel de btw fundamenteel doet verschillen van een cumulatief stelsel is het<br />

mechanisme van de aftrek en de wijze van <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting aan de Staat.<br />

Inderdaad, de <strong>be</strong>lasting ter zake van de hier te lande door hem verrichte <strong>be</strong>laste leveringen<br />

van goederen en diensten, waarvan de <strong>be</strong>lastingplichtige tegenover de Schatkist<br />

schuldenaar is geworden, wordt niet in haar geheel aan de Staat <strong>be</strong>taald. Door het<br />

mechanisme van de globale aftrek kan de <strong>be</strong>lastingplichtige immers vooraf de <strong>be</strong>lasting<br />

terugwinnen die hem door zijn leveranciers werd aangerekend of die hij bij de invoer<br />

<strong>be</strong>taalde. Wat hij uiteindelijk stort aan de Staat is slechts een saldo dat het verschil<br />

vertegenwoordigt tussen, enerzijds, het totaal <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting die tijdens een<br />

<strong>be</strong>paalde periode verschuldigd is geworden ter zake van de door hem verrichte <strong>be</strong>laste<br />

handelingen en, anderzijds, het totaal <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting die tijdens dezelfde periode<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

LXIII "INLEIDING"<br />

werd geheven van de <strong>be</strong>roepsuitgaven die hij voor de uitoefening van zijn werkzaamheid<br />

als <strong>be</strong>lastingplichtige met recht op aftrek heeft gedaan.<br />

Aftrek wordt toegepast voor alle <strong>be</strong>lastbare <strong>be</strong>standdelen die de vorming van de prijs van<br />

de goederen en diensten heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>ïnvloed (grondstoffen, afgewerkte producten en<br />

halffabricaten, hulpstoffen, loonwerk, energie, investeringen, algemene onkosten, enz.)<br />

maar hij is <strong>be</strong>perkt tot de uitgaven die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de uitoefening van de<br />

werkzaamheid die recht op aftrek geeft. De <strong>be</strong>lastingplichtige mag dus, in <strong>be</strong>ginsel, de<br />

<strong>be</strong>lasting aftrekken die werd geheven van de goederen en diensten die hij <strong>be</strong>stemt voor<br />

het verrichten van:<br />

1° <strong>be</strong>laste handelingen;<br />

2° handelingen vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting op grond van de artikelen 39 tot 42 van<br />

het Wetboek;<br />

3° handelingen in het buitenland waarvoor recht op aftrek zou ontstaan indien zij in<br />

het binnenland zouden plaatsvinden;<br />

4° handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 4° en 10°, telkens wanneer de medecontractant<br />

buiten de Gemeenschap is gevestigd, of de genoemde handelingen,<br />

volgens door of vanwege de Minister van Financiën te <strong>be</strong>palen voorwaarden,<br />

rechtstreeks samenhangen met goederen die <strong>be</strong>stemd zijn om te worden<br />

uitgevoerd naar een land buiten de Gemeenschap;<br />

5° diensten als makelaar of lastheb<strong>be</strong>r bij in 4° <strong>be</strong>doelde handelingen.<br />

Het recht op aftrek <strong>be</strong>hoort uitsluitend toe aan de <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen<br />

verricht waarvoor recht op aftrek <strong>be</strong>staat. De niet-<strong>be</strong>lastingplichtige (bv. een passieve<br />

holdingsmaatschappij) of een <strong>be</strong>lastingplichtige zonder recht op aftrek (bv. een<br />

advocaat) kan de <strong>be</strong>lasting niet recupereren die op zijn <strong>be</strong>roepsuitgaven rust.<br />

De gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige kan slechts gedeeltelijk aftrekken wat, in <strong>be</strong>ginsel, zal<br />

geschieden door toepassing van de regel van het algemeen verhoudingsgetal (Wetboek,<br />

art. 46, § 1) of door toepassing van de regel van het werkelijk gebruik wanneer hij dat<br />

vraagt of de administratie het hem oplegt (Wetboek, art. 46, § 2).<br />

5. De periodieke aangifte en de <strong>be</strong>taling van de btw.<br />

In <strong>be</strong>ginsel is de <strong>be</strong>lastingplichtige gehouden tot de indiening van een aangifte die<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op een tijdvak van een maand. Onder wel<strong>be</strong>paalde voorwaarden echter<br />

kan een <strong>be</strong>lastingplichtige worden gemachtigd om slechts om de drie maanden een<br />

aangifte in te dienen wanneer:


"INLEIDING" LXIV<br />

a) de jaaromzet, exclusief <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, voor de volledige<br />

economische activiteit niet meer <strong>be</strong>draagt dan 1.000.000 EUR;<br />

b) de jaaromzet, exclusief <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, niet meer <strong>be</strong>draagt<br />

dan 200.000 EUR voor het geheel van de leveringen van de navolgende goederen:<br />

(1 februari 2012)<br />

- minerale oliën <strong>be</strong>doeld in artikel 3 van de wet van 22 okto<strong>be</strong>r 1997<br />

<strong>be</strong>treffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie;<br />

- toestellen voor mobiele telefonie en computers alsmede hun randapparatuur,<br />

toe<strong>be</strong>horen en onderdelen;<br />

- landvoertuigen uitgerust met een motor onderworpen aan de reglementering<br />

<strong>be</strong>treffende de inschrijving.<br />

c) het jaarlijks totaal<strong>be</strong>drag voor het geheel van de intracommunautaire leveringen<br />

van goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 39bis, eerste lid, 1° en 4°, van het Wetboek en de<br />

daarop volgende leveringen van goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 25quinquies, § 3,<br />

derde lid, van het Wetboek niet meer <strong>be</strong>draagt dan 400.000 EUR.<br />

Deze aangifte moet, voor het tijdvak waarop zij <strong>be</strong>trekking heeft (maand of kwartaal),<br />

in hoofdzaak volgende gegevens <strong>be</strong>vatten:<br />

- het totaal <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting verschuldigd tijdens dat tijdvak;<br />

- het totaal <strong>be</strong>drag van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting.<br />

Ingeval het verschil tussen die <strong>be</strong>ide <strong>be</strong>dragen positief is (in het voordeel van de Staat)<br />

wordt de <strong>be</strong>lastingplichtige schuldenaar tegenover de Staat tot <strong>be</strong>loop van dat verschil.<br />

Hij voldoet die schuld uiterlijk op het tijdstip <strong>be</strong>paald voor de indiening der aangifte.<br />

Ingeval het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting kleiner is dan het <strong>be</strong>drag van de<br />

aftrekbare <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>zit de <strong>be</strong>lastingplichtige een <strong>be</strong>lastingkrediet, d.w.z. dat hij over<br />

een schuldvordering tegen de Staat <strong>be</strong>schikt. Dat <strong>be</strong>lastingkrediet kan worden overgedragen<br />

naar de volgende aangifte of worden teruggegeven, volgens het onderscheid<br />

dat wordt gemaakt in artikel 76 van het Wetboek en artikel 8 1 van het KB nr. 4 van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1969 met <strong>be</strong>trekking tot de teruggaven inzake <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde.


(1 februari 2012)<br />

LXV "INLEIDING"<br />

III. Algemene <strong>be</strong>schouwingen die uit het btw-mechanisme volgen.<br />

6. De btw is een eenmalige verbruiks<strong>be</strong>lasting die door middel van gefractioneerde<br />

<strong>be</strong>talingen wordt voldaan.<br />

In de schakel waarin hij optreedt handelt iedere <strong>be</strong>lastingplichtige uiteindelijk slechts<br />

als inner en niet als drager van de <strong>be</strong>lasting. De btw die hij aan zijn afnemers in<br />

rekening brengt - en die <strong>be</strong>rekend wordt over de totale prijs van de goederen die hij<br />

levert of de diensten die hij verricht - vertegenwoordigt immers, enerzijds, de <strong>be</strong>lasting<br />

die hij zelf heeft <strong>be</strong>taald aan zijn leveranciers of bij de invoer en die hij door aftrek<br />

terugwint, en, anderzijds, een overschot dat hij aan de Staat moet <strong>be</strong>talen.<br />

In een economische kringloop waarvan alle schakels <strong>be</strong>last zijn, wordt de btw zodoende<br />

door iedere <strong>be</strong>lastingplichtige teruggewonnen, totdat het goed of de dienst in het finale<br />

verbruik terechtkomt. De verbruiker, die niet kan aftrekken, draagt uiteindelijk een<br />

<strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>rekend over de hele prijs van het goed of van de dienst die hij verbruikt<br />

volgens het tarief dat voor dat goed of voor die dienst geldt.<br />

De gefractioneerde <strong>be</strong>talingen die op iedere schakel door de <strong>be</strong>lastingplichtige worden<br />

gedaan, zijn dus niets anders dan voorschotten die de Staat ontvangt op een <strong>be</strong>lasting<br />

die hem slechts voor het geheel zal toevallen als het goed of de dienst het finale<br />

verbruik <strong>be</strong>reikt. In een btw-stelsel waarin alle schakels van de economische kringloop<br />

<strong>be</strong>last zijn en waarin het aftrekmechanisme zonder enige <strong>be</strong>perking speelt, moet het<br />

totaal van de gefractioneerde <strong>be</strong>talingen die in iedere schakel werden gedaan, globaal<br />

overeenstemmen met het totaal van de <strong>be</strong>lasting die op de finale schakel verschuldigd is<br />

over de verbruikersprijs die voor het goed of de dienst is gesteld.<br />

7. De btw is neutraal.<br />

In een economische kringloop waarvan alle schakels <strong>be</strong>last zijn, treft de btw, dankzij het<br />

aftrekmechanisme, de finale prijs van een goed of van een dienst steeds met dezelfde<br />

druk, ongeacht het aantal handelingen die de levering aan de eindverbruiker zijn<br />

voorafgegaan. De productie- en distributieketen kan dus naar zuiver economische<br />

imperatieven worden opgebouwd, zonder dat de rendabiliteit ervan, zoals onder een<br />

cumulatief stelsel, door procédés geïnspireerd door overwegingen van fiscale aard zou<br />

worden vervalst.


"INLEIDING" LXVI<br />

8. De btw is doorzichtig.<br />

In een btw-stelsel is het <strong>be</strong>drag van de voor<strong>be</strong>lasting geen on<strong>be</strong>kende meer zoals dat voorheen<br />

wel het geval was. Iedere <strong>be</strong>lastingplichtige kent precies de <strong>be</strong>lasting die op zijn<br />

<strong>be</strong>roepsuitgaven rust en die, in <strong>be</strong>ginsel, slechts over een prijs "exclusief btw" wordt <strong>be</strong>rekend.<br />

Ten aanzien van het internationale handelsverkeer volgt daaruit:<br />

- inzake invoer, en intracommunautaire verwervingen, dat de <strong>be</strong>lastingplichtige de<br />

prijs "exclusief btw" van een ingevoerde of een intracommunautair verworven<br />

koopwaar kan vergelijken met de prijs "exclusief btw" van een binnenlandse<br />

concurrerende koopwaar; dat de btw tegen hetzelfde btw-tarief kan worden<br />

geheven over de prijs "exclusief btw" van een ingevoerde (of een intracommunautair<br />

verworven) en van een binnenlandse koopwaar, zonder dat nog<br />

toevlucht dient te worden gezocht in compenserende heffingen bij de invoer zoals<br />

dat vroeger het geval was;<br />

- inzake uitvoer, en intracommunautaire leveringen, dat de Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die vrijstelling geniet voor de producten die hij uitvoert of intracommunautair<br />

levert, volkomen juist de <strong>be</strong>lasting recupereert die de productie of<br />

de distributie van zijn producten heeft getroffen; dat hij aldus buiten België kan<br />

verkopen voor een prijs "exclusief btw" die geheel van btw is gezuiverd zonder<br />

dat nog toevlucht dient te worden gezocht in forfaitaire teruggaven zoals dat<br />

vroeger het geval was.<br />

9. De btw is geen kostprijselement.<br />

In de mate dat ze aftrekbaar is maakt de btw die aan een <strong>be</strong>lastingplichtige is<br />

gefactureerd geen deel uit van zijn kostprijs. Inderdaad, uit de <strong>be</strong>lasting die hij aan zijn<br />

afnemers in rekening brengt recupereert hij de btw die hij <strong>be</strong>taalt aan zijn leveranciers<br />

(z. nr. 6).<br />

10. De btw is geen <strong>be</strong>lasting op de brutowinst.<br />

Ofschoon de btw, <strong>be</strong>laste handeling per <strong>be</strong>laste handeling verschuldigd en <strong>be</strong>rekend<br />

wordt, dient ze slechts globaal en na aftrek aan de Staat te worden <strong>be</strong>taald door middel<br />

van periodieke stortingen.<br />

Dat systeem van globale aftrek "<strong>be</strong>lasting van <strong>be</strong>lasting" voorkomt elke boekhoudkundige<br />

vaststelling van de brutowinst van een onderneming of van de waarde die door<br />

de exploitatie wordt toegevoegd.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

LXVII "INLEIDING"<br />

De btw is overigens geen <strong>be</strong>lasting die, onrechtstreeks de brutowinst van een<br />

onderneming treft. Iedere gefractioneerde <strong>be</strong>taling die een <strong>be</strong>lastingplichtige doet is<br />

uiteindelijk immers slechts een deel van de eenmalige verbruiks<strong>be</strong>lasting die op de<br />

finale prijs van een goed of een dienst komt te rusten ingeval en voor zover dat goed of<br />

die dienst de finale fase <strong>be</strong>reikt, en die dan volledig door de verbruiker wordt gedragen.<br />

11. Weerslag van de btw-tarieven op de uiteindelijke <strong>be</strong>lastingdruk. Het zogenaamde<br />

inhaaleffect.<br />

Het btw-tarief dat geldt voor een goed of een dienst in de eerste fase of in een tussenfase<br />

van de productie- en distributieketen, oefent geen invloed uit op het uiteindelijke<br />

<strong>be</strong>lastingrendement indien dat btw-tarief niet wordt gehandhaafd tot in de finale<br />

verbruiksfase. Uiteindelijk telt enkel het btw-tarief dat in die laatste fase wordt<br />

toegepast op het goed of op de dienst die naar de verbruiker gaat.<br />

Inderdaad, de toepassing van een verlaagd btw-tarief bij inkoop wordt in een systeem<br />

van aftrek "<strong>be</strong>lasting van <strong>be</strong>lasting" automatisch teniet gedaan door de toepassing van<br />

een verhoogd btw-tarief op de verkoop. Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige voor zijn inkoop<br />

een kleinere <strong>be</strong>lasting heeft gedragen vermindert het <strong>be</strong>drag van de uit dien hoofde toe<br />

te passen aftrek ook in die mate, en het saldo dat aan de Staat moet worden <strong>be</strong>taald voor<br />

de verkoop wordt automatisch vergroot met het <strong>be</strong>drag van die vermindering. Die<br />

rechtzetting noemt men "inhaaleffect".<br />

Een rechtzetting van dezelfde aard vindt plaats maar dan in tegengestelde zin, wanneer<br />

het toegepaste btw-tarief bij aanvang groter is dan dat op het einde. In dat geval<br />

vergroot het <strong>be</strong>drag van de aftrek en verkleint automatisch het aan de Staat te <strong>be</strong>talen<br />

saldo.<br />

V o o r b e e l d<br />

Reclame <strong>be</strong>steld door een fabrikant van margarine of door een melkerij is eenvormig <strong>be</strong>last met een btw<br />

van 21 %. Maar in feite wordt die reclame getroffen door een btw van 12 % in de finale prijs van een<br />

pakje margarine en door een btw van 6 % in de finale prijs van een fles melk.<br />

Hier wordt de aandacht erop gevestigd dat ook de kosten van handelingen die vrijgesteld zijn van btw of<br />

die niet in het Wetboek zijn omschreven (enerzijds, huurgelden voor onroerende goederen,<br />

verzekeringspremies, erelonen van advocaten, enz. en anderzijds, personeelswaarden) onrechtstreeks<br />

door de btw worden getroffen in de mate dat die kosten worden teruggevonden in de finale prijs van aan<br />

btw onderworpen goederen en diensten. Dat geldt overigens ook voor de winsten die in iedere fase van de<br />

kringloop worden verwezenlijkt, in de mate dat ze in de finale prijs zijn verrekend. Een en ander <strong>be</strong>wijst<br />

nogmaals dat de btw uiteindelijk een eenmalige verbruiks<strong>be</strong>lasting is die zonder onderscheid al de<br />

samenstellende elementen van de finale prijs treft, tegen het btw-tarief dat geldt voor het goed of de<br />

dienst in de finale van het verbruik.


"INLEIDING" LXVIII<br />

12. Weerslag van de vrijstellingen inzake btw.<br />

Het is inzake btw van <strong>be</strong>lang onderscheid te maken tussen:<br />

- de vrijstellingen die meestal gegrond zijn op redenen van uitvoer of leveringen in<br />

het intracommunautaire handelsverkeer (Wetboek, art. 39 tot 42) en die het recht<br />

op aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting onaangeroerd laten;<br />

- de vrijstellingen die meestal gegrond zijn op redenen van sociale en culturele aard<br />

(Wetboek, art 44) en die geen recht op aftrek van voor<strong>be</strong>lasting mogelijk maken;<br />

- de vrijstelling inzake <strong>be</strong>leggingsgoud (Wetboek, art. 44bis).<br />

De eerste soort vrijstellingen vormt dus geen <strong>be</strong>letsel voor het normale spel van de<br />

aftrek en stelt inzonderheid de uitvoerder en de leverancier die intracommunautair levert<br />

in staat de voor<strong>be</strong>lasting te recupereren en in het buitenland te verkopen tegen prijzen<br />

die geheel <strong>be</strong>lastingschoon zijn gemaakt.<br />

De tweede soort vrijstellingen, die de aftrek onderbreken, kunnen aanleiding geven tot<br />

een verzwaring van de <strong>be</strong>lastingdruk. Die vrijstellingen zijn bovendien oorzaak van<br />

verstoringen in de concurrentie. Het volgende voor<strong>be</strong>eld zal een <strong>be</strong>ter inzicht geven in<br />

het ingewikkelde mechanisme van de vrijstellingen inzake btw.<br />

Nemen we een <strong>be</strong>lastingconsulent, btw-<strong>be</strong>lastingplichtige, en een advocaat, bij de balie van Brussel,<br />

vrijgestelde btw-<strong>be</strong>lastingplichtige wegens de aard van zijn activiteit (Wetboek, art. 44, § 1, 1°), in<br />

concurrentie voor een zelfde juridisch consult.<br />

Eerste toestand. De <strong>be</strong>lastingconsulent en de advocaat handelen met een <strong>be</strong>lastingplichtige (b.v. een<br />

industrieel of een handelaar, voor de <strong>be</strong>hoeften van hun onderneming).<br />

De <strong>be</strong>lastingconsulent mag in zijn hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige de btw aftrekken die op zijn<br />

uitgaven rust en vermindert alzo de prijs van zijn consult. Het zijn "<strong>be</strong>lastingschone" erelonen die hij aan<br />

zijn cliënt in rekening brengt, en de btw van 21 % die over het <strong>be</strong>drag van die erelonen wordt <strong>be</strong>rekend<br />

mag door de cliënt worden afgetrokken waardoor ze geen <strong>be</strong>standdeel van zijn kostprijs uitmaakt.<br />

De advocaat die enkel vrijgestelde handelingen verricht kan geen aftrek toepassen van de btw die op zijn<br />

uitgaven rust en brengt dus erelonen in rekening waarop de voor<strong>be</strong>lasting drukt. De omstandigheid dat<br />

hij, gelet op de vrijstelling, geen btw aan die erelonen toevoegt blijft zonder invloed op de kostprijs van<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige cliënt die toch de btw had kunnen aftrekken indien deze aangerekend ware geweest.<br />

In feite heeft in deze toestand de vrijstelling tot gevolg dat de btw blijft "hangen" (de Staat <strong>be</strong>houdt de<br />

voor<strong>be</strong>lasting) en dat in de relatie tussen de advocaat en de cliënt het inhaaleffect niet speelt (z. nr. 11).<br />

Hoe paradoxaal het ook moge lijken, de vrijstelling valt dus nadeliger uit dan het <strong>be</strong>lasten van de<br />

prestatie.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

LXIX "INLEIDING"<br />

Tweede toestand. De <strong>be</strong>lastingconsulent en de advocaat handelen met een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige (b.v.<br />

een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon of een particulier).<br />

Benevens zijn ereloon "exclusief btw" moet de <strong>be</strong>lastingconsulent een btw van 21 % in rekening brengen<br />

aan zijn cliënt die, in de gegeven hypothese, geen recht op aftrek heeft. De advocaat daarentegen kan zich<br />

<strong>be</strong>perken tot een ereloon waarop enkel de voor<strong>be</strong>lasting drukt. Zulke toestand doet een concurrentieverstoring<br />

ontstaan.<br />

De hier ontwikkelde <strong>be</strong>schouwingen ten aanzien van de door artikel 44 ingestelde<br />

vrijstellingen, gelden ook ten aanzien van de handelingen "buiten de werkingssfeer" die<br />

aan de <strong>be</strong>lasting ontsnappen omdat ze niet uitdrukkelijk in het Wetboek zijn <strong>be</strong>doeld.<br />

De derde soort vrijstelling tenslotte, die van toepassing kan zijn in het kader van de<br />

bijzondere regeling voor het <strong>be</strong>leggingsgoud, voorziet in een bijzonder en <strong>be</strong>perkt recht<br />

op aftrek.


"INLEIDING" LXX<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1 “HOOFDSTUK I: Invoering van de <strong>be</strong>lasting”<br />

HOOFDSTUK I<br />

INVOERING VAN DE BELASTING<br />

13. Territoriale werkingssfeer van de btw. Begripsomschrijvingen (Wetboek, art. 1)<br />

"Onder de naam <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde wordt een omzet<strong>be</strong>lasting<br />

ingevoerd, die geheven wordt onder de voorwaarden en met inachtneming van de<br />

regelen <strong>be</strong>paald in dit Wetboek" (Wetboek, art. 1, § 1).<br />

Door de afschaffing van de fiscale binnengrenzen is het nodig om in EG-verband,<br />

maar ook nationaal, de territoriale werkingssfeer van de btw vanaf 1 januari 1993 af<br />

te bakenen en enkele nieuwe gemeenschappelijke EG-<strong>be</strong>grippen te definiëren.<br />

Zo wordt, voor de toepassing van het Btw-Wetboek, verstaan onder:<br />

A. "Lidstaat" en "grondgebied van een Lidstaat": het binnenland zoals dat in<br />

artikel 1, §§ 3, 4 en 5 van het Btw-Wetboek voor elke Lidstaat wordt<br />

omschreven;<br />

B. "Gemeenschap" en "grondgebied van de gemeenschap": het binnenland van de<br />

Lidstaten;<br />

C. "derdelands gebied" en "derde land": elk ander grondgebied dan het binnenland<br />

van een Lidstaat (Wetboek, art. 1, § 2);<br />

D. "binnenland": het gebied dat overeenkomt met de werkingssfeer van het<br />

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zoals dit in artikel 299<br />

voor elke Lidstaat is omschreven (Wetboek, art. 1, § 3).<br />

Het binnenland omvat niet de volgende nationale grondgebieden (deze maken<br />

evenmin deel uit van het douanegebied van de Europese Gemeenschap).<br />

1° Bondsrepubliek Duitsland:<br />

a) het eiland Helgoland;<br />

b) het grondgebied van Büsingen;


“HOOFDSTUK I: Invoering van de <strong>be</strong>lasting” 2<br />

2° Koninkrijk Spanje:<br />

(1 februari 2012)<br />

a) Ceuta;<br />

b) Melilla;<br />

3° Italiaanse Republiek:<br />

a) Livigno;<br />

b) Campione d'Italia;<br />

c) de nationale wateren van het meer van Lugano;<br />

4° Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland: Gibraltar<br />

Het binnenland omvat evenmin de volgende nationale grondgebieden (deze maken<br />

deel uit van het douanegebied van de Europese Gemeenschap).<br />

1° Koninkrijk Spanje: de Canarische Eilanden;<br />

2° Franse Republiek: de overzeese departementen;<br />

3° Helleense Republiek: de <strong>be</strong>rg Athos;<br />

4° Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland: de<br />

Kanaaleilanden;<br />

5° Republiek Finland: de Åland-eilanden (Wetboek art. 1, § 4)<br />

Maakt wel deel uit van het nationale grondgebied van de volgende Lidstaten:;<br />

1° Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland: het eiland<br />

Man;<br />

2° Franse Republiek: het Vorstendom Monaco;<br />

3° De Republiek Cyprus: de zones Akrotiri en Dhekelia die onder de<br />

soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen (Wetboek, art. 1, § 5)


(1 februari 2012)<br />

3 “HOOFDSTUK I: Invoering van de <strong>be</strong>lasting”<br />

E. "intracommunautair goederenvervoer": vervoer van goederen waarvan de<br />

plaats van vertrek en de plaats van aankomst op het grondgebied van twee<br />

verschillende Lidstaten zijn gelegen;<br />

F. "plaats van vertrek": de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk <strong>be</strong>gint;<br />

G. "plaats van aankomst": de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk<br />

eindigt;<br />

H. "accijnsproducten": energieproducten, alcohol en alcoholhoudende dranken en<br />

tabaksfabrikaten, zoals omschreven in de vigerende communautaire<br />

<strong>be</strong>palingen, met uitzondering van gas dat via een op het grondgebied van de<br />

Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk<br />

systeem aangesloten net (Wetboek, art. 1, § 6);<br />

I. "reizen": de gehelen van samenhangende prestaties van vervoer, logies, spijs en<br />

drank om ter plaatse te worden verbruikt, ontspanning of dergelijke, verblijven<br />

tegen een vaste som welke inzonderheid logies omvatten, toeristische<br />

rondreizen, alsook het uitvoeren van één of meerdere prestaties die deel uit<br />

maken van die gehelen of die in dezelfde lijn ervan liggen;<br />

J. "reisbureau": eenieder die, voor zover hij zijn activiteit als volgt uitoefent, in<br />

eigen naam, reizen <strong>be</strong>oogd onder I, hiervoor, organiseert en verkoopt aan<br />

reizigers, en die door die persoon worden verwezenlijkt door gebruik te maken<br />

van met het oog hierop door anderen aan hem verstrekte goederen en diensten.<br />

Als reisbureau wordt derhalve niet aangemerkt voor de toepassing van dit<br />

Wetboek, eenieder die handelt als volgt:<br />

1° hij die, in eigen naam, reizen <strong>be</strong>oogd onder I, hiervoor, organiseert en<br />

verkoopt aan reizigers en die zelf rechtstreeks met eigen middelen de<br />

uitvoering ervan verzekert;<br />

2° hij die in de hoedanigheid van tussenpersoon <strong>be</strong>middelt in de verkoop<br />

van reizen <strong>be</strong>oogd in het eerste lid, 1° (Wetboek, art. 1, § 7);<br />

K. "<strong>be</strong>leggingsgoud":<br />

1° goud, in de vorm van staven of plaatjes van een door de goudmarkten<br />

aanvaard gewicht, met een zuiverheid van ten minste 995 duizendsten, al<br />

dan niet <strong>be</strong>lichaamd in certificaten.


“HOOFDSTUK I: Invoering van de <strong>be</strong>lasting” 4<br />

(1 februari 2012)<br />

De kleine staven of plaatjes van ten hoogste één gram worden evenwel<br />

niet aangemerkt als <strong>be</strong>leggingsgoud;<br />

2° gouden munten die:<br />

- een zuiverheid van ten minste 900 duizendsten heb<strong>be</strong>n;<br />

- na 1800 zijn geslagen;<br />

- in het land van oorsprong als wettig <strong>be</strong>taalmiddel fungeren of<br />

heb<strong>be</strong>n gefungeerd;<br />

en<br />

- normaliter verkocht worden voor een prijs die de openmarktwaarde<br />

van het in de munten vervatte goud niet meer dan 80 %<br />

overschrijdt.<br />

Dergelijke munten worden geacht niet verkocht te zijn wegens hun<br />

numismatisch <strong>be</strong>lang (Wetboek, art. 1, § 8).<br />

L. "gebouw of een gedeelte van een gebouw": ieder bouwwerk dat vast met de<br />

grond is verbonden;<br />

M. “onder bijhorend terrein”: het terrein waarvoor de toelating werd verkregen om<br />

er op te bouwen en dat door éénzelfde persoon wordt overgedragen tegelijk<br />

met het gebouw waartoe het <strong>be</strong>hoort (Wetboek, art. 1, § 9);<br />

N. "misbruik": er is sprake van misbruik wanneer de verrichte handelingen<br />

resulteren in het verkrijgen van een fiscaal voordeel waarvan de toekenning in<br />

strijd is met de doelstelling <strong>be</strong>oogd in dit Wetboek en de ter uitvoering ervan<br />

genomen <strong>be</strong>sluiten en die handelingen in wezen het verkrijgen van dit voordeel<br />

tot doel heb<strong>be</strong>n (Wetboek, art. 1, § 10);<br />

O. voor de toepassing van de artikelen 15, § 2, tweede lid, 3°, 21, § 3, 6° en 21bis,<br />

§ 2, 8°, wordt <strong>be</strong>schouwd als:<br />

1° "in de Gemeenschap verricht gedeelte van een passagiersvervoer": het<br />

gedeelte van een vervoer dat, zonder tussenstop buiten de gemeenschap,<br />

plaatsvindt tussen de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van<br />

het passagiersvervoer;<br />

2° "plaats van vertrek van een passagiersvervoer": het eerste punt in de<br />

Gemeenschap waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na<br />

een tussenstop buiten de Gemeenschap;


(1 februari 2012)<br />

5 “HOOFDSTUK I: Invoering van de <strong>be</strong>lasting”<br />

3° "plaats van aankomst van een passagiersvervoer": het laatste punt in de<br />

Gemeenschap waar passagiers die binnen de Gemeenschap aan boord<br />

zijn gekomen van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop<br />

buiten de Gemeenschap.<br />

Ingeval het een heen- en terugreis <strong>be</strong>treft, wordt de terugreis als een afzonderlijk<br />

vervoer <strong>be</strong>schouwd (Wetboek, art. 1, § 11).<br />

13/2. Leveringen van goederen en diensten die in België worden verricht (Wetboek,<br />

art. 2).<br />

Aan de <strong>be</strong>lasting zijn onderworpen wanneer ze in België plaatsvinden,de leveringen<br />

van goederen en de diensten in de zin van het Wetboek, die door een als zodanig<br />

handelende <strong>be</strong>lastingplichtige onder <strong>be</strong>zwarende titel worden verricht.<br />

Dit artikel <strong>be</strong>oogt dus zowel de leveringen van goederen en de diensten verricht door<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige in de uitoefening van zijn economische activiteit, als <strong>be</strong>paalde<br />

toevallige handelingen.<br />

In de gevallen <strong>be</strong>oogd in artikel 8 van het Wetboek kunnen diegenen die deze<br />

leveringen verrichten opteren voor de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige, wat<br />

daarentegen niet het geval is voor de leveringen <strong>be</strong>doeld in artikel 8bis van het<br />

Wetboek waar de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige ambtshalve verkregen wordt.<br />

De handelingen verricht door de curator van een gefailleerde <strong>be</strong>lastingplichtige ter<br />

uitvoering van de hem toevertrouwde opdracht, of door een derde onder toezicht van<br />

de curator, worden geacht door de gefailleerde zelf te zijn verricht.<br />

14. Invoer in België (Wetboek, art. 3).<br />

Het invoeren van goederen al of niet door een <strong>be</strong>lastingplichtige, is eveneens aan de<br />

<strong>be</strong>lasting onderworpen wanneer de invoer in België plaatsvindt.


“HOOFDSTUK I: Invoering van de <strong>be</strong>lasting” 6<br />

14/2. Intracommunautaire verwervingen in België (Wetboek, art. 3bis).<br />

De in artikel 25bis van het Wetboek omschreven intracommunautaire verwervingen<br />

van goederen zijn, wanneer zij in België geschieden, aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen,<br />

voor zover ze onder <strong>be</strong>zwarende titel plaatsvinden onder de in artikel 25ter gestelde<br />

voorwaarden.<br />

(1 februari 2012)


15. Opsomming.<br />

(1 februari 2012)<br />

7 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

HOOFDSTUK II<br />

LEVERINGEN VAN GOEDEREN<br />

Eerste afdeling. - Algemene voorwaarden van opeisbaarheid.<br />

Het verschuldigd worden van de btw over een levering van een goed veronderstelt<br />

dat de volgende voorwaarden zijn vervuld:<br />

1° de handeling moet een levering van een goed zijn als <strong>be</strong>doeld in artikel 10 van<br />

het Wetboek of met een levering van een goed gelijkgesteld zijn ingevolge<br />

artikel 12 van het Wetboek;<br />

2° indien het gaat om een handeling <strong>be</strong>doeld in artikel 10, van het Wetboek moet<br />

ze onder <strong>be</strong>zwarende titel worden verricht, met andere woorden, de verkrijger<br />

moet een tegenprestatie leveren (Wetboek, art. 2).<br />

Wanneer de handeling <strong>be</strong>doeld is in artikel 12, van het Wetboek wordt ze door<br />

het louter materiële feit <strong>be</strong>doeld in dat artikel, als zodanig met een levering van<br />

een goed onder <strong>be</strong>zwarende titel gelijkgesteld;<br />

3° de levering moet in België plaatsvinden;<br />

4° de levering moet worden verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige die handelt in de<br />

uitoefening van zijn economische activiteit die niet van de <strong>be</strong>lasting is<br />

vrijgesteld op grond van artikel 44 van het Wetboek.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 8<br />

I. Levering van goederen.<br />

15/2. Definitie.<br />

Overeenkomstig artikel 10, § 1, eerste lid, van het Wetboek wordt als levering van<br />

een goed <strong>be</strong>schouwd de overdracht of de overgang van de macht om als een eigenaar<br />

over een goed te <strong>be</strong>schikken.<br />

De wetgever voegt in artikel 10, § 1, tweede lid, van het Wetboek aan deze algemene<br />

definitie toe dat met levering onder meer het feit wordt <strong>be</strong>doeld waarbij een goed ter<br />

<strong>be</strong>schikking van de verkrijger of de overnemer wordt gesteld ingevolge een contract<br />

tot overdracht of aanwijzing. In feite is deze toevoeging exemplatief, in die zin dat de<br />

algemene definitie ruimer is. Doch, zoals we verder zullen zien, dekt deze<br />

aanvullende definitie veruit de meeste gevallen van <strong>be</strong>lastbare levering van goederen,<br />

vooral daar de overdracht van de <strong>be</strong>schikkingsmacht over een goed onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel moet plaatsvinden, opdat de levering <strong>be</strong>lastbaar zou zijn (Wetboek,<br />

art. 2, eerste lid).<br />

A. Begrip "goederen".<br />

16. Goederen als <strong>be</strong>doeld in de btw-wet (Wetboek, art. 9).<br />

Artikel 9 van het Wetboek <strong>be</strong>paalt wat voor de toepassing van de btw onder het<br />

<strong>be</strong>grip goederen moet worden verstaan.<br />

De <strong>be</strong>doelde goederen zijn:<br />

a. de lichamelijke goederen: de roerende en de onroerende goederen uit hun aard,<br />

evenals de onroerende goederen door <strong>be</strong>stemming;<br />

b. elektriciteit, gas, warmte en koude;<br />

c. de andere zakelijke rechten dan het eigendomsrecht die aan de rechtheb<strong>be</strong>nde de<br />

<strong>be</strong>voegdheid verschaffen om een onroerend goed te gebruiken; het recht van<br />

erfpacht dat door een onderneming die gespecialiseerd is in onroerende<br />

financieringshuur wordt gevestigd of overgedragen in het kader van een<br />

onroerende financieringshuur in de zin van artikel 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek<br />

is in ieder geval niet als een goed te <strong>be</strong>schouwen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

9 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Tenslotte worden in artikel 9, derde lid, van het Wetboek de effecten aan toonder<br />

uitdrukkelijk als goed uitgesloten.<br />

17. Roerende goederen uit hun aard.<br />

Uit hun aard roerende goederen zijn goederen die van plaats kunnen veranderen,<br />

hetzij omdat ze zich daarbij zelf <strong>be</strong>wegen, zoals de dieren, hetzij omdat ze door een<br />

vreemde kracht in <strong>be</strong>weging worden gebracht, zoals de levenloze dingen (Burgerlijk<br />

Wetboek, art. 528).<br />

Uit hun aard roerende goederen zijn inzonderheid de lichamelijke roerende goederen.<br />

Dit zijn goederen, andere dan onroerende goederen, die een werkelijke fysieke<br />

verschijningsvorm heb<strong>be</strong>n, b.v. schepen, meu<strong>be</strong>len, juwelen, kleding, water.<br />

Als roerende goederen uit hun aard worden eveneens aangemerkt de roerende<br />

goederen bij vervroeging. Dit zijn goederen die nog vastgehecht of verbonden zijn<br />

met een onroerend goed, maar die door de partijen, op het tijdstip van hun<br />

overeenkomst, reeds als afgescheiden van het onroerend goed worden <strong>be</strong>schouwd.<br />

Dat is inzonderheid het geval voor gebouwen die moeten worden afgebroken,<br />

oogsten die moeten worden afgemaaid en binnengehaald en fruit dat moet worden<br />

geplukt, bomen die moeten worden geveld.<br />

Hetzelfde geldt voor de producten die uit de grond worden gehaald (steenbakkersklei,<br />

natuursteen, klei, kaoline, dolomiet, zand, enz.), wanneer de partijen de<br />

overeenkomst, waarbij de eigenaar van de grond, tegen <strong>be</strong>taling van een vergoeding,<br />

aan iemand het recht verleent uit dat stuk grond grondstoffen te halen, voorstellen als<br />

een verkoop van op te graven producten. Wanneer daarentegen de handeling door de<br />

partijen als een onroerende verhuur wordt voorgesteld, is ze vrijgesteld van de btw<br />

op grond van artikel 44, § 3, 2°, van het Wetboek, zelfs wanneer de concessiehouder<br />

het recht heeft de in concessie gegeven laag uit te putten (z. aanschr. 4/1973, nrs. 81<br />

tot 83).<br />

Nu reeds kan nochtans worden gesteld dat de eigendomsoverdracht van zulke<br />

goederen zich slechts zal voordoen vanaf het ogenblik dat de goederen zullen<br />

<strong>be</strong>staan.<br />

Onlichamelijke roerende goederen heb<strong>be</strong>n, per definitie, geen fysieke verschijningsvorm,<br />

zodat we ze niet met onze zintuigen kunnen waarnemen. We kennen ze<br />

slechts door het verstand. Het <strong>be</strong>staan ervan wordt echter veelal door een roerend<br />

voorwerp veruiterlijkt, een zo geheten titel of geschrift. Zo bijvoor<strong>be</strong>eld:


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 10<br />

aandelen (deelneming in het kapitaal van een vennootschap) of obligaties (schuldvorderingen)<br />

die worden veruiterlijkt door een titel, soms op naam (nominatief) maar<br />

meestal aan toonder; handelspapieren (cheques, wissels); gangbare muntstukken; niet<br />

afgestempelde postzegels die in België gangbaar zijn; ristornozegels; roerende<br />

schuldvorderingen; intellectuele rechten (b.v. het recht van de kunstenaar op zijn<br />

kunstwerk, van de uitvinder op zijn uitvinding); enz.<br />

De onlichamelijke roerende goederen worden niet als "goederen" aangemerkt waarvan<br />

de levering aan de btw is onderworpen. De handelingen onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

met <strong>be</strong>trekking tot deze onlichamelijke roerende goederen worden nochtans voor de<br />

toepassing van de btw als diensten <strong>be</strong>schouwd. Dat is namelijk zo voor de<br />

overdracht van een cliënteel, een monopolie, een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk,<br />

een auteursrecht, een industrietekening, een industriemodel, een plan of een<br />

tekening die de veruiterlijking zijn van een intellectueel werk, het <strong>be</strong>waren van<br />

effecten aan toonder (z. hoofdstuk III).<br />

Sommige van deze diensten zijn nochtans op grond van <strong>be</strong>paalde punten van<br />

artikel 44, § 3, van het Wetboek, van de btw vrijgesteld (z. hoofdstuk X).<br />

18. Onroerende goederen door <strong>be</strong>stemming.<br />

De volgende regeling geldt ten aanzien van de roerende goederen die op het stuk van<br />

het burgerlijk recht, als onroerende goederen door <strong>be</strong>stemming worden <strong>be</strong>schouwd<br />

(z. aanschr. 76/1970, nrs. 1 en 2).<br />

a. De roerende voorwerpen die blijvend aan een onroerend goed zijn verbonden<br />

(Burgerlijk Wetboek, art. 524, laatste lid, en art. 525) zijn goederen voor de<br />

toepassing van de btw maar volgen de regeling van het onroerend goed<br />

waarmee ze zijn verbonden, wanneer ze samen daarmee worden verkocht.<br />

Zulke verkoop is dus een onroerende handeling die normaal genomen van de<br />

btw is vrijgesteld (Wetboek, art. 44, § 3, 1°, a). Wanneer het onroerend goed<br />

echter een nieuw gebouw is dat met toepassing van de btw wordt verkocht, is<br />

de verkoop van deze roerende voorwerpen eveneens aan de btw onderworpen.<br />

Ingeval van afzonderlijke verkoop (d.w.z. afgescheiden van het onroerend<br />

goed) worden ze echter opnieuw roerende goederen uit hun aard en zijn dan, in<br />

<strong>be</strong>ginsel, met btw <strong>be</strong>lastbaar, ongeacht overigens de fiscale regeling welke<br />

geldt ten aanzien van het onroerende goed waarmee ze oorspronkelijk<br />

verbonden waren.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

11 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

b. De roerende voorwerpen die voor de dienst en de exploitatie van een onroerend<br />

goed worden gebruikt (Burgerlijk Wetboek, art. 522, eerste lid, en art. 524,<br />

eerste en tweede lid), zijn "goederen" en volgen inzake btw dezelfde regeling<br />

als uit hun aard roerende goederen, ongeacht of ze samen met het onroerend<br />

goed dan wel afzonderlijk worden verkocht. De levering ervan is dus in<br />

<strong>be</strong>ginsel met btw <strong>be</strong>lastbaar.<br />

Zo is bijvoor<strong>be</strong>eld de verkoop van een fabriek (grond en gebouwen) samen met<br />

het materieel dat zich erin <strong>be</strong>vindt, in <strong>be</strong>ginsel met de btw te <strong>be</strong>lasten wat het<br />

materieel <strong>be</strong>treft, terwijl het eigenlijke onroerend goed (de fabriek met de<br />

grond) in <strong>be</strong>ginsel met het registratierecht wordt <strong>be</strong>last.<br />

18/2. Uit hun aard onroerende goederen.<br />

Uit hun aard onroerende goederen zijn goederen die niet verplaatsbaar zijn, zoals de<br />

grond of planten, gebouwen, constructies en werken die aan de grond vastzitten<br />

(Burgerlijk Wetboek, art. 518 e.v.).<br />

Uit hun aard onroerende goederen worden ook lichamelijk onroerende goederen<br />

genoemd. Het gaat dus vnl. om de grond (bovengrond en ondergrond), gebouwen en<br />

planten die aan de grond vastzitten, wanneer ze erbij ingelijfd zijn. In artikel 9 van<br />

het Wetboek worden dus onder meer bouwgronden, landbouwgronden, weiden,<br />

huizen en industriële gebouwen, die bij de grond zijn ingelijfd, <strong>be</strong>doeld.<br />

De <strong>be</strong>standdelen van een gebouw, constructie of werk, d.w.z. alle onderdelen en<br />

apparaten die er een geheel mee uitmaken en wel zo dat, wanneer ze ontbreken, de<br />

gebouwen, constructies of werken in hun aard zelf zouden worden gewijzigd doordat<br />

zij niet volledig meer zouden zijn, zijn eveneens onroerend uit hun aard (bv. de<br />

dak<strong>be</strong>dekking, de trappen, de deuren, vensterramen, liften, ... van een gebouw). Deze<br />

<strong>be</strong>standdelen kunnen evenwel niet afzonderlijk van het gebouw worden vervreemd.<br />

De voorwerpen die - zonder hun eigen individualiteit te verliezen - een louter<br />

toe<strong>be</strong>horen zijn van een gebouw, een constructie of werk, die dus bij gebreke<br />

daarvan volledig zijn (bv. machines), heb<strong>be</strong>n daarentegen het karakter niet van<br />

onroerende goederen uit hun aard, zelfs wanneer zij materieel vastgehecht zijn aan<br />

het <strong>be</strong>trokken bouwwerk (die toe<strong>be</strong>horen blijven roerende goederen tenzij zij aan de<br />

voorwaarden voldoen die vereist zijn voor de onroerendmaking door <strong>be</strong>stemming).<br />

Tegenover de lichamelijke onroerende goederen staan de onlichamelijke onroerende<br />

goederen, dit zijn:


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 12<br />

- de onroerende zakelijke rechten, uitgezonderd de eigendom: <strong>be</strong>paalde van deze<br />

rechten worden voor de toepassing van de btw als goederen <strong>be</strong>schouwd;<br />

- de onroerende schuldvorderingen: worden niet als goederen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 9 van het Wetboek <strong>be</strong>schouwd;<br />

- de onroerende rechtsvorderingen: worden evenmin als goederen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 9 van het Wetboek <strong>be</strong>schouwd.<br />

De levering van uit hun aard onroerende goederen (gebouwen, grond ...) is bijgevolg<br />

een handeling die <strong>be</strong>oogd wordt door het Wetboek.<br />

Artikel 44, § 3, 1°, a, van het Wetboek stelt evenwel op een algemene wijze de<br />

levering van deze goederen van de btw vrij. Het <strong>be</strong>treft een vrijstelling met<br />

uitsluiting van het recht op aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting.<br />

Ingevolge dezelfde <strong>be</strong>paling wordt de levering van een gebouw, een gedeelte van een<br />

gebouw en van het bijhorend terrein <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, van het Wetboek,<br />

echter van deze vrijstelling uitgesloten, op voorwaarde dat de levering wordt verricht<br />

uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste<br />

ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming van het goed <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 9,<br />

1°, van het Wetboek, door:<br />

- hetzij een in artikel 12, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>oogde <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

voornoemd goed <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek heeft opgericht<br />

of heeft laten oprichten of met voldoening van de btw heeft verkregen;<br />

- hetzij elke andere <strong>be</strong>lastingplichtige (d.w.z. een <strong>be</strong>lastingplichtige voor een<br />

andere economische activiteit dan diegene hiervoor genoemd) wanneer hij op<br />

de in het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 14, van 3 juni 1970, <strong>be</strong>paalde wijze kennis heeft<br />

gegeven van zijn <strong>be</strong>doeling voornoemd goed <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 9, 1°, van<br />

het Wetboek dat hij heeft opgericht of heeft laten oprichten of met voldoening<br />

van de btw heeft verkregen, te vervreemden met voldoening van de btw;<br />

- hetzij een in artikel 8, § 1 <strong>be</strong>oogde toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

De levering van gebouwen, gedeelten van gebouwen en van het bijhorend terrein<br />

onder de in het vorige lid <strong>be</strong>paalde omstandigheden is bijgevolg in de regel met btw<br />

te <strong>be</strong>lasten. Onder gebouw wordt hier verstaan elk bouwwerk dat vast met de grond<br />

is verbonden (Wetboek art. 1, § 9, nr. 152).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

13 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Onder een gedeelte van een gebouw wordt verstaan elk gedeelte van een gebouw dat<br />

geheel of gedeeltelijk onderworpen is aan het regime van gedwongen medeeigendom,<br />

meer<strong>be</strong>paald de appartementen (Wetboek, art. 1, § 9, 1°, z. nr. 152).<br />

Voor het <strong>be</strong>grip bijhorend terrein wordt verwezen naar het (de) kadastra(a)l(e)<br />

perce(e)l(en) voor het (de) welk(e) een toelating werd verkregen om er op te bouwen,<br />

bijvoor<strong>be</strong>eld met het oog op een bouwvergunning of verkaveling (Wetboek, art. 1,<br />

§ 9, 2°, z. nr. 151).<br />

Tevens wordt opgemerkt dat in <strong>be</strong>paalde gevallen verbouwde oude gebouwen voor<br />

de toepassing van de btw als nieuwe gebouwen kunnen worden aangemerkt<br />

(z. nr. 152/2; <strong>be</strong>slissingen E.T. 19.497 van 20 februari en 29 april 1976, <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 28, blz. 29, nr. 595).<br />

De datum van het contract van vervreemding van het gebouw, m.a.w. de vraag of de<br />

levering van het gebouw heeft plaatsgevonden op een ogenblik dat het <strong>be</strong>treffende<br />

gebouw nog nieuw was, kan krachtens artikel 44, § 3, 1°, in fine, van het Wetboek<br />

alleen worden aangetoond door <strong>be</strong>wijsmiddelen die tegen derden kunnen worden<br />

ingeroepen (b.v. notariële akte of een onderhandse akte die vaste datum heeft<br />

verkregen b.v. doordat ze geregistreerd werd of door het overlijden van een van de<br />

ondertekenaars). De administratie stelt zich nochtans toleranter op t.a.v. het <strong>be</strong>wijs<br />

van de datum van de vervreemding. Het <strong>be</strong>wijs mag ook blijken uit <strong>be</strong>standdelen<br />

buiten de van de partijen zelf uitgaande akten en <strong>be</strong>scheiden.<br />

19. Nieuwe of gebruikte goederen.<br />

Het <strong>be</strong>grip "goed" dekt zowel de reeds gebruikte als de nieuwe roerende goederen.<br />

Artikel 58, § 4, van het Wetboek heeft evenwel een bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge ingevoerd voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen,<br />

voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten (z. nrs. 520/7 tot 520/13).<br />

20. Bepaalde zakelijke rechten op onroerende goederen.<br />

Sinds 1 januari 1993 worden de andere zakelijke rechten dan het eigendomsrecht die<br />

aan de rechtheb<strong>be</strong>nde de <strong>be</strong>voegdheid verschaffen om een onroerend goed te<br />

gebruiken als lichamelijke goederen (en dus als goederen voor de toepassing van de<br />

btw) <strong>be</strong>schouwd.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 14<br />

Het recht van erfpacht dat door een onderneming die is gespecialiseerd in onroerende<br />

financieringshuur wordt gevestigd of overgedragen in het kader van onroerende<br />

financieringshuur in de zin van artikel 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek wordt<br />

evenwel uitgesloten (Wetboek art. 9, tweede lid, 2°).<br />

Zakelijke rechten die om als goed te worden <strong>be</strong>schouwd voor de toepassing van de<br />

btw alleen op onroerende goederen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n, zijn subjectieve rechten die<br />

rechtstreeks op een zaak slaan, zonder toedoen van een persoon. De rechtstreekse<br />

zeggenschap over de zaak geldt erga omnes. De titularis van het recht kan er afstand<br />

van doen door een eenzijdige wilsuiting.<br />

Voor de toepassing van de btw worden de zakelijke rechten slechts als goederen<br />

<strong>be</strong>schouwd voor zover ze aan de rechtheb<strong>be</strong>nde de <strong>be</strong>voegdheid verschaffen om een<br />

onroerend goed te gebruiken. Het gaat om een economisch gebruiksrecht. Het<br />

vruchtgebruik, het recht van opstal, het recht van erfpacht, het recht van gebruik, het<br />

recht van <strong>be</strong>woning en de erfdienstbaarheden zijn hier <strong>be</strong>doeld. De zakelijke<br />

bijkomende rechten (b.v. voorrechten en hypotheek) vallen niet onder de "btwgoederen",<br />

daar ze geen gebruiksrecht op een onroerend goed verlenen. Het<br />

eigendomsrecht op een onroerend goed wordt tekstueel uitgesloten uit de zakelijke<br />

rechten die in de btw-sfeer komen, omdat het eigendomsrecht samenvalt met het te<br />

gebruiken onroerend goed zelf, en dus reeds onder de algemene <strong>be</strong>paling van<br />

goederen (de lichamelijke goederen) is vervat.<br />

Het als lichamelijke goederen <strong>be</strong>schouwen van <strong>be</strong>paalde zakelijke rechten heeft tot<br />

doel handelingen die uit economisch oogpunt gelijkwaardig zijn aan de levering van<br />

een lichamelijk onroerend goed omwille van de fiscale neutraliteit aan de btw te<br />

onderwerpen.<br />

De in artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde zakelijke rechten zijn,<br />

zoals gezegd, het vruchtgebruik, het recht van erfpacht, het recht van gebruik, het<br />

recht van <strong>be</strong>woning en het recht op opstal. Erfdienstbaarheden kunnen, in het kader<br />

van een economisch gebruik eveneens als een in genoemd artikel 9, tweede lid, 2°,<br />

<strong>be</strong>doeld goed worden <strong>be</strong>schouwd.<br />

Het vruchtgebruik is het recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom<br />

heeft, het genot te heb<strong>be</strong>n, zoals de eigenaar zelf, maar onder verplichting om de<br />

zaak zelf in stand te houden (B.W., art. 578). Het is een zakelijk recht dat aan zijn<br />

titularis (de vruchtgebruiker) toelaat andermans goed te gebruiken en ervan te<br />

genieten. Het vruchtgebruik dat aan een natuurlijke persoon wordt toegestaan kan in<br />

geen enkele onderstelling langer duren dan het leven van de vruchtgebruiker.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

15 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Vruchtgebruik dat is gevestigd ten bate van een rechtspersoon kan hoogstens dertig<br />

jaar duren (B.W., art. 619). Het vruchtgebruik kan <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op roerende of<br />

onroerende goederen. Het is nochtans slechts het vruchtgebruik op een onroerend<br />

goed dat in voorkomend geval het voorwerp van een levering kan uitmaken.<br />

Het recht van opstal is een zakelijk recht dat er voor de titularis (of opstaller) in<br />

<strong>be</strong>staat gebouwen, <strong>be</strong>plantingen of werken op andermans grond te heb<strong>be</strong>n (Wet van<br />

10 januari 1824 op het recht van opstal, art. 1). Het recht van opstal kan niet worden<br />

gevestigd voor langer dan vijftig jaar, maar het kan worden hernieuwd. Het recht kan<br />

worden toegepast zowel op reeds <strong>be</strong>staande gebouwen, <strong>be</strong>plantingen en werken, als<br />

op nog op te trekken gebouwen of nog uit te voeren <strong>be</strong>plantingen of werken.<br />

Het recht van erfpacht is een zakelijk recht dat er voor de titularis (of erfpachter) in<br />

<strong>be</strong>staat het volle genot te heb<strong>be</strong>n van een onroerend goed (grond en gebouwen) dat<br />

aan iemand anders toe<strong>be</strong>hoort, op last om aan de eigenaar, als erkenning van zijn<br />

eigendom, een jaarlijkse vergoeding (pacht of cijns genoemd), hetzij in geld, hetzij in<br />

natura te <strong>be</strong>talen (Wet van 10 januari 1824, art. 1, al. 1). Het recht van erfpacht mag<br />

voor niet langer dan negenennegentig jaar worden gevestigd en ook voor niet minder<br />

dan zevenentwintig jaar (voormelde wet, art. 2).<br />

Het recht van erfpacht dat wordt gevestigd of overgedragen in het kader van een<br />

<strong>be</strong>lastbare onroerende financieringshuur wordt evenwel uitdrukkelijk als goed voor<br />

de toepassing van de btw uitgesloten. Het recht van erfpacht wordt hier als het ware<br />

gedenatureerd, omdat het recht van erfpacht dat bij onroerende financieringshuur<br />

wordt verleend het voorwerp van een dienst uitmaakt en de verrichting dus ook als<br />

zodanig zal worden <strong>be</strong>last (voor zover aan de voorwaarden van niet-vrijstelling is<br />

voldaan: z. art. 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek) en niet als levering. Dub<strong>be</strong>le<br />

<strong>be</strong>lastingheffing moet in ieder geval worden uitgesloten.<br />

Het recht van gebruik is een zakelijk en tijdelijk recht, op grond waarvan de titularis<br />

zich persoonlijk van andermans goed mag <strong>be</strong>dienen en er de vruchten van innen<br />

binnen de perken van zijn <strong>be</strong>hoeften en die van zijn gezin. Het is een levenslang en,<br />

in principe, onoverdraagbaar recht (Burgerlijk Wetboek, art. 625 en 631).<br />

Het recht van <strong>be</strong>woning is een zakelijk en tijdelijk recht, op grond waarvan de<br />

titularis ervan het huis van een andere persoon mag <strong>be</strong>wonen, in de mate dat het<br />

noodzakelijk is voor hem en voor zijn gezin (Burgerlijk Wetboek, art. 625, 632 en<br />

633). Het recht van <strong>be</strong>woning is niets anders dan een recht van gebruik toegepast op<br />

een huis. Vandaar dan ook dat het aan dezelfde regels als dit laatste is onderworpen.<br />

In tegenstelling tot het recht van gebruik echter verschaft het recht van <strong>be</strong>woning<br />

geen enkel recht op de vruchten (de titularis van het recht van <strong>be</strong>woning mag het huis<br />

waarop zijn recht slaat bijgevolg niet verhuren).


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 16<br />

Hoewel het recht van gebruik en het recht van <strong>be</strong>woning door de gebruiker of<br />

<strong>be</strong>woner in principe niet kunnen worden overgedragen, worden ze door de eigenaar<br />

ab initio gevestigd ten gunste van de gebruiker of <strong>be</strong>woner. Bijgevolg zijn deze<br />

rechten lichamelijke goederen en kan hun vestiging het voorwerp uitmaken van een<br />

met btw <strong>be</strong>lastbare levering wanneer ze op een nieuw gebouw <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n.<br />

De erfdienstbaarheid is een zakelijk recht dat op een erf wordt gelegd tot nut van een<br />

erf dat aan een andere eigenaar toe<strong>be</strong>hoort (Burgerlijk Wetboek, art. 637). Om aan de<br />

btw te worden onderworpen is het evenwel noodzakelijk dat het erf dat met een<br />

erfdienstbaarheid is <strong>be</strong>zwaard (lijdend erf) een nieuw gebouw is in de zin van het<br />

Wetboek.<br />

De levering van zakelijke rechten die als goederen voor de toepassing van de btw<br />

worden <strong>be</strong>schouwd is bijgevolg een handeling die <strong>be</strong>oogd wordt door het btw-<br />

Wetboek.<br />

Er mag nochtans niet uit het oog worden verloren dat artikel 44, § 3, 1°, b, van het<br />

Wetboek de levering van deze zakelijke rechten op een algemene wijze van de btw<br />

vrijstelt. Het <strong>be</strong>treft een vrijstelling met uitsluiting van het recht op aftrek van de<br />

voor<strong>be</strong>lasting.<br />

Ingevolge dezelfde <strong>be</strong>paling wordt de levering (in civielrechtelijke termen: de<br />

vestiging, overdracht, wederoverdracht) van de <strong>be</strong>doelde zakelijke rechten op<br />

gebouwen of gedeelten van gebouwen (en het bijhorend terrein) echter van deze<br />

vrijstelling uitgesloten op voorwaarde dat ze wordt verricht uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r<br />

van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste<br />

in<strong>be</strong>zitneming van de door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek <strong>be</strong>oogde goederen,<br />

door:<br />

- hetzij een in artikel 12, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>oogde <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

binnen de voornoemde termijn één van de <strong>be</strong>doelde zakelijke rechten vestigt<br />

op een goed <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek, dat hij heeft<br />

opgericht, heeft laten oprichten of met voldoening van de btw heeft verkregen<br />

of die binnen dezelfde termijn, een dergelijk zakelijk recht dat te zijnen bate<br />

werd gevestigd of aan hem werd overgedragen met voldoening van de btw,<br />

overdraagt of wederoverdraagt;<br />

- hetzij elke andere <strong>be</strong>lastingplichtige (d.w.z. een <strong>be</strong>lastingplichtige voor een<br />

andere economische activiteit dan hiervoor genoemd), wanneer hij op de in het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 14, van 3 juni 1970, <strong>be</strong>paalde wijze kennis heeft gegeven<br />

van zijn <strong>be</strong>doeling binnen voornoemde termijn één van de <strong>be</strong>doelde zakelijke<br />

rechten op een goed <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek, dat hij<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

17 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

heeft opgericht, heeft laten oprichten of met voldoening van de btw heeft<br />

verkregen, te vestigen of binnen die termijn één van die zakelijke rechten dat te<br />

zijnen bate werd gevestigd of hem werd overgedragen met voldoening van de<br />

btw, over te dragen of weder over te dragen;<br />

- hetzij een door artikel 8, §§ 2 of 3, <strong>be</strong>oogde toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

De vestiging, de overdracht en de wederoverdracht van zakelijke rechten op een<br />

gebouw, onder de in het vorige lid <strong>be</strong>paalde omstandigheden is bijgevolg in de regel<br />

met btw <strong>be</strong>lastbaar.<br />

Het is bijgevolg slechts een zakelijk recht (vruchtgebruik, recht van opstal, recht van<br />

erfpacht en in voorkomend geval de erfdienstbaarheid) op een "nieuw gebouw" of<br />

“gedeelte van een nieuw gebouw” (en het bijhorend terrein) dat het voorwerp kan<br />

uitmaken van een met btw <strong>be</strong>laste levering die niet is vrijgesteld op grond van<br />

artikel 44, § 3, 1°, b, van het Wetboek. Er wordt, wat het recht van opstal <strong>be</strong>treft, op<br />

gewezen dat het recht kan worden gevestigd op een grond waarop zich al dan niet<br />

reeds gebouwen <strong>be</strong>vinden.<br />

Wanneer het recht van opstal wordt gevestigd op een grond waarop zich reeds<br />

gebouwen <strong>be</strong>vinden waarover dit recht zich eveneens uitstrekt, kan worden<br />

gesproken van een recht van opstal op gebouwen, dat als een btw-goed moet worden<br />

<strong>be</strong>schouwd. In het geval deze gebouwen nog nieuw zijn zal dit recht met btw<br />

<strong>be</strong>lastbaar kunnen zijn, daaronder <strong>be</strong>grepen het recht op het overeenstemmende<br />

gedeelte van het bijhorend terrein bij het nieuw gebouw (z. nr. 151 voor het <strong>be</strong>grip<br />

bijhorend terrein).<br />

Wanneer het recht van opstal daarentegen wordt gevestigd op een grond waarop zich<br />

geen gebouwen <strong>be</strong>vinden, wordt dit zakelijk recht eveneens <strong>be</strong>schouwd als een goed<br />

<strong>be</strong>doeld in het Wetboek en kan dit, in de regel, het voorwerp zijn van een levering,<br />

die evenwel steeds vrijgesteld is van de btw op grond van artikel 44, § 3, 1°, b, van<br />

het Wetboek. Zelfs wanneer door de opsteller naderhand gebouwen worden<br />

opgericht is er geen sprake van een recht van opstal met <strong>be</strong>trekking tot gebouwen.<br />

Het opgerichte gebouw is dan een lichamelijk goed <strong>be</strong>doeld in artikel 9, eerste lid,<br />

van het Wetboek. De eigendomsoverdracht van dit gebouw (en van het zakelijk recht<br />

dat overeenstemt met het bijhorend terrein) volgt de regels die gelden voor de uit hun<br />

aard onroerende goederen.<br />

Tenslotte wordt nog opgemerkt dat het vruchtgebruik op een roerend goed voor de<br />

toepassing van de btw niet als goed wordt <strong>be</strong>schouwd en dus niet het voorwerp kan<br />

uitmaken van een levering van goederen maar wel van een dienst. Vóór 1 januari<br />

1993 was de situatie omgekeerd (z. Wetboek, art. 10, oud).


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 18<br />

20/2. Warmte, koude, elektriciteit en gas.<br />

Elektriciteit, gas, warmte en koude worden op grond van artikel 9, tweede lid, 1°,<br />

van het Wetboek tevens als lichamelijke goederen en dus als goederen voor de<br />

toepassing van de btw <strong>be</strong>schouwd.<br />

Deze zaken zullen dus het voorwerp van een levering van goederen kunnen uitmaken<br />

en zullen als zodanig aan de btw kunnen worden onderworpen (en niet als diensten).<br />

Ook de levering van soortelijke zaken (b.v. stoom) zal als de levering van een goed<br />

worden aangemerkt.<br />

B. Levering.<br />

21. Begrip "levering" (Wetboek, art. 10, § 1).<br />

Als levering van een goed wordt <strong>be</strong>schouwd de overdracht of de overgang van de<br />

macht om als een eigenaar over een goed te <strong>be</strong>schikken (Wetboek, art. 10, § 1, eerste<br />

lid).<br />

Deze definitie is volledig gebaseerd op de overeenstemmende <strong>be</strong>paling van de zesde<br />

btw-Richtlijn (art. 5.1). Het is dan ook niet meer dan logisch dat haar verklaring<br />

gezocht wordt in het communautaire recht, te meer daar sinds de invoering van de<br />

Europese Gemeenschap zonder fiscale binnengrenzen en de voortschrijdende<br />

harmonisatie van de wetgevingen inzake omzet<strong>be</strong>lasting binnen de Gemeenschap<br />

een grote nood <strong>be</strong>staat aan eenvormige uitleg van essentiële <strong>be</strong>grippen, zoals de<br />

levering voor de toepassing van de btw.<br />

Uit de in artikel 10, § 1, eerste lid, van het Wetboek gebruikte <strong>be</strong>woordingen blijkt<br />

dat het <strong>be</strong>grip "levering van een goed" niet verwijst naar de eigendomsoverdracht in<br />

de door het nationale recht voorziene vormen, maar elke overdrachtshandeling van<br />

een lichamelijke zaak door een partij insluit, die de andere partij in staat stelt<br />

daadwerkelijk daarover te <strong>be</strong>schikken als ware zij eigenaar van die zaak. Er<br />

moet worden opgemerkt dat het daarbij niet noodzakelijk gaat om civielrechtelijke<br />

eigendomsoverdracht.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

19 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Ook indien geen juridische eigendom van een zaak wordt overgedragen kan sprake<br />

zijn van levering (z. arrest van het Hof van Justitie van 8 februari 1990, zaak C -<br />

320/88). Waar het op aankomt is niet dat juridisch civielrechtelijke eigendom wordt<br />

overgedragen, maar wel dat er een overdracht is van het recht om juridisch over het<br />

goed te <strong>be</strong>schikken (juridische <strong>be</strong>schikkings<strong>be</strong>voegdheid). Dit brengt de mogelijkheid<br />

mee om het goed te exploiteren, te transformeren, te hypothekeren, het risico<br />

van waardeveranderingen van het goed te dragen en het recht om het goed te<br />

vervreemden.<br />

Bovendien moet worden <strong>be</strong>nadrukt dat niet alleen de juridische eigendomsoverdracht<br />

(in tegenstelling tot de juridische <strong>be</strong>schikkings<strong>be</strong>voegdheid) van<br />

subsidiaire aard is, maar dat ook de materiële feitelijke leveringshandeling niet van<br />

wezenlijk <strong>be</strong>lang is opdat op het vlak van de btw van een levering zou sprake zijn.<br />

Zo is bijvoor<strong>be</strong>eld in een zogenaamde kettingverkoop tussen A en B enerzijds en B<br />

en C anderzijds, waarbij de goederen rechtstreeks van A naar C worden gevoerd<br />

sprake van levering tussen zowel A en B als B en C, niettegenstaande de goederen<br />

nooit materieel aan B worden geleverd.<br />

Zo is bijvoor<strong>be</strong>eld ook het feit dat de goederen in het magazijn van een derde worden<br />

opgeslagen en niet rechtstreeks en materieel aan de koper worden geleverd van geen<br />

<strong>be</strong>lang voor de kwalificatie als levering in de zin van het btw-Wetboek van de<br />

transactie tussen koper en verkoper.<br />

Ook wanneer <strong>be</strong>paalde certificaten worden overgedragen die de eigendom van<br />

lichamelijke goederen vertegenwoordigen zal levering plaatsvinden, niettegenstaande<br />

er eventueel geen materiële levering van de goederen geschiedt of deze pas later<br />

geschiedt (tegen afgifte van het certificaat).<br />

Uit dit alles blijkt dat de overdracht van de juridische <strong>be</strong>schikkings<strong>be</strong>voegdheid de<br />

grondslag vormt van de levering en niet de materiële leveringshandeling (z. ook<br />

arresten van het Hof van Justitie van 8 maart 1988, zaak nr. 165/86 en van 26 juni<br />

1990, zaak nr. 185/89). De <strong>be</strong>voegdheid van een <strong>be</strong>lastingplichtige om als een<br />

eigenaar over een zaak te <strong>be</strong>schikken is trouwens niet noodzakelijkerwijze gekoppeld<br />

aan het fysieke <strong>be</strong>zit van die zaak. Bij dit alles mag evenwel niet uit het oog worden<br />

verloren dat de overdracht van deze <strong>be</strong>schikkings<strong>be</strong>voegdheid in veel gevallen zal<br />

gepaard gaan met de materiële levering (de afgifte) van het goed, doch dit laatste is<br />

geen absolute vereiste. Op welk moment nu de overdracht of de overgang van de<br />

feitelijke <strong>be</strong>schikkingsmacht als eigenaar geschiedt hangt af van de omstandigheden<br />

van het concrete geval, af te leiden uit de gemaakte afspraken (contract) en de feiten.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 20<br />

De feitelijke macht om als een eigenaar over een goed te <strong>be</strong>schikken kan op<br />

verschillende wijzen worden <strong>be</strong>komen. De algemene definitie van levering stelt hier<br />

geen <strong>be</strong>paalde wijze voorop. De levering moet niet noodzakelijk uit een contract<br />

voortvloeien. Theoretisch gezien zou de levering ook het gevolg kunnen zijn van<br />

andere afgeleide wijzen van verwerving van de juridische <strong>be</strong>schikkings<strong>be</strong>voegdheid<br />

(vgl. B.W., art. 711) zoals een erfopvolging, een testament, schenking of een vonnis<br />

(b.v. een vonnis van toewijzing na <strong>be</strong>slag).<br />

Toch is een <strong>be</strong>langrijke voorwaarde opdat een levering van goederen in de btw-sfeer<br />

zou terechtkomen dat de levering onder <strong>be</strong>zwarende titel plaatsvindt hetgeen een<br />

rechtstreekse tegenprestatie veronderstelt. Aangezien dit in de genoemde gevallen<br />

niet aan de orde is, worden deze gevallen buiten het <strong>be</strong>stek van de levering gelaten.<br />

Het is overigens mogelijk dat de gevallen van niet-contractuele overdracht van de<br />

<strong>be</strong>schikkingsmacht als eigenaar onder het <strong>be</strong>grip levering vallen op een andere<br />

basis dan krachtens de algemene definitie. Dit is b.v. het geval voor de eigendomsoverdracht<br />

van een goed tegen <strong>be</strong>taling ingevolge een vordering door of namens de<br />

overheid krachtens de wet (b.v. onteigening).<br />

Naast de afgeleide wijzen van verwerving (er wordt een <strong>be</strong>staand recht overgedragen)<br />

zijn er ook de oorspronkelijke wijzen van eigendomsverwerving (er wordt<br />

een eigendomsrecht in het leven geroepen) (vgl. B.W., art. 712), zoals daar zijn de<br />

toe-eigening, de vondst, de natrekking, de verkrijgende verjaring of het <strong>be</strong>zit te<br />

goeder trouw van lichamelijk roerende zaken. Omdat men bij de oorspronkelijke<br />

verkrijging van de <strong>be</strong>schikkings<strong>be</strong>voegdheid zijn recht niet verkrijgt van iemand, is<br />

er geen rechtsvoorganger. In tegenstelling tot de afgeleide verkrijging waar men het<br />

recht van zijn rechtsvoorganger verkrijgt, kan hier volgens de algemene definitie van<br />

levering geen sprake zijn van enige levering in de zin van het Wetboek. Overigens<br />

geldt ook hier weer het argument dat er geen rechtstreekse tegenprestatie <strong>be</strong>staat<br />

voor de levering.<br />

Kortom aan de grondslag van een aan de btw onderworpen levering ligt in de zin van<br />

de algemene definitie een contract of overeenkomst.<br />

Zoals reeds gesteld is niet de civielrechtelijke (juridische) eigendomsoverdracht van<br />

wezenlijk <strong>be</strong>lang voor het <strong>be</strong>grip levering, doch wel de juridische <strong>be</strong>schikkings<strong>be</strong>voegdheid.<br />

Anderzijds zal in de meeste situaties van levering waarbij deze <strong>be</strong>schikkings<strong>be</strong>voegdheid<br />

over een goed overgaat, ook juridische eigendomsoverdracht overgedragen<br />

worden. A fortiori is er dan levering; dit is het geval bij verkoop, ruil, inbreng<br />

in vennootschap, verdeling ... .<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

21 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Bovendien werd gesteld dat levering voor de toepassing van de algemene definitie<br />

eigenlijk een contractuele grondslag heeft.<br />

Vanuit bovengenoemde dub<strong>be</strong>le realiteit moet dan ook de niet-limitatieve, subsidiaire<br />

definitie als <strong>be</strong>doeld in artikel 10, § 1, tweede lid, van het Wetboek, worden<br />

gezien. Er wordt namelijk <strong>be</strong>paald dat met levering onder meer het feit wordt<br />

<strong>be</strong>doeld waarbij een goed ter <strong>be</strong>schikking van de verkrijger of de overnemer wordt<br />

gesteld ingevolge een contract tot overdracht of aanwijzing.<br />

De levering volgens laatst<strong>be</strong>doelde omschrijving veronderstelt het samengaan van 3<br />

essentiële elementen:<br />

a) het <strong>be</strong>staan van een contract;<br />

b) een contract tot overdracht of aanwijzing van;<br />

c) de eigendom van een goed (in de civielrechtelijke <strong>be</strong>tekenis).<br />

22. Bestaan van een contract.<br />

Een contract is een wilsovereenstemming tussen twee of meer personen (de partijen)<br />

om rechtsgevolgen te doen ontstaan. Zo bijvoor<strong>be</strong>eld: verkoop, ruil, verhuur,<br />

verdeling, schenking, lastgeving.<br />

Opdat de btw opeisbaar zou zijn, is het niet voldoende dat een goed wordt<br />

overgedragen; die overdracht moet ten gevolge van een overeenkomst geschieden.<br />

Omdat ze niet het gevolg zijn van een nieuwe wilsuitdrukking, maar voortvloeien uit<br />

een gebrek of een <strong>be</strong>ding van de oorspronkelijke overeenkomst, is de btw derhalve<br />

niet verschuldigd ter zake van de navolgende ge<strong>be</strong>urtenissen:<br />

a) de terugzending van een goed naar de verkoper omdat de verkoop werd<br />

vernietigd of ontbonden wegens niet-<strong>be</strong>taling van de prijs;<br />

b) de terugzending van koopwaren die niet door de koper zijn aanvaard (de<br />

aanvaarding van koopwaren moet niet noodzakelijk op het tijdstip van de<br />

levering geschieden; het handelsgebruik laat aan de koper een <strong>be</strong>paalde tijd om<br />

na te gaan of de koopwaren wel overeenstemmen met die welke hij heeft<br />

<strong>be</strong>steld);


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 22<br />

c) de terugzending van verpakkingsmiddelen overeenkomstig de voorwaarden<br />

van een verkoopcontract dat op verpakte goederen <strong>be</strong>trekking had;<br />

d) de gratis levering van een goed door een <strong>be</strong>lastingplichtige ter uitvoering van<br />

een waarborgverplichting waartoe hij is gehouden zonder dat evenwel de aftrek<br />

in het gedrang wordt gebracht van de btw die geheven werd van het aan deze<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige geleverde goed dat hij gebruikt om zijn waarborgverplichtingen<br />

te kunnen nakomen (Beslissing E.T. 12.129 van 13 okto<strong>be</strong>r 1972, <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 10, blz. 64, nr. 343, en <strong>be</strong>slissing E.T. 16.252 van 21 novem<strong>be</strong>r<br />

1973, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 15, blz. 193, nr. 439).<br />

Verkrijging ingevolge erfenis is niet <strong>be</strong>lastbaar.<br />

De overdracht van goederen die, overeenkomstig de bij de verkoop <strong>be</strong>dongen<br />

subrogatie, plaatsheeft tussen de verkoper, in wiens voordeel de verkoop werd<br />

ontbonden, en een financieringsmaatschappij die in de rechten van de verkoper is<br />

gesubrogeerd, is daarentegen een contractuele overdracht (z. aanschr. 20/1975). Dit<br />

geldt eveneens voor de overdracht die, overeenkomstig zulke subrogatie, plaatsheeft<br />

tussen de verkoper of een financieringsmaatschappij en de in de rechten van de<br />

verkoper gesubrogeerde verzekeraar, indien de koper onvermogend wordt (z.<br />

aanschr. 144/1971, gewijzigd bij aanschr. 21/1975, nr. 7 ter).<br />

23. Contract tot overdracht van eigendom.<br />

Een contract draagt de eigendom van een btw-goed (kan ook een door het btw-<br />

Wetboek <strong>be</strong>doeld zakelijk recht op een onroerend goed zijn) over wanneer het ertoe<br />

strekt de eigendom (waaronder ook de blote eigendom van een lichamelijk goed<br />

wordt verstaan) van een goed van de ene persoon op een andere te doen overgaan.<br />

Om <strong>be</strong>lastbaar te zijn met btw moet het contract tot overdracht uiteraard <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>n op goederen die in het Wetboek zijn omschreven. Er wordt evenwel<br />

opgemerkt dat de zending van goederen door een hoofdhuis aan filialen nooit aan<br />

btw is onderworpen omdat er wegens het ontbreken van een contractuele band geen<br />

eigendomsoverdracht kan plaatsvinden (z. echter ook hoofdstuk IXbis, afdeling 4,<br />

inzake intracommunautaire handelingen).<br />

(1 februari 2012)


De voornaamste contracten tot overdracht zijn:<br />

A. Verkoop.<br />

(1 februari 2012)<br />

23 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

De verkoop is een overeenkomst waarbij een persoon zich verbindt de eigendom van<br />

een zaak (ook blote eigendom of <strong>be</strong>paalde zakelijke rechten) over te dragen aan een<br />

andere persoon die zich verbindt de ervoor <strong>be</strong>paalde prijs in geld te <strong>be</strong>talen. Wanneer<br />

de tegenprestatie <strong>be</strong>staat in een ander goed of in een werk, dan gaat het niet om een<br />

verkoop maar wel om een ruil of om een contract dat niet door het Burgerlijk<br />

Wetboek is omschreven (on<strong>be</strong>noemd contract).<br />

Een verkoop kan <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op een roerend voorwerp dat nog moet worden<br />

vervaardigd; dit is het geval wanneer de fabrikant terzelfder tijd het werk en de<br />

materialen levert (b.v. een maatkostuum vervaardigd met een weefsel van de<br />

kleermaker). Wanneer een persoon materialen laat <strong>be</strong>werken waarvan hij eigenaar is,<br />

moet de overeenkomst niet als een verkoop worden <strong>be</strong>schouwd, maar als een<br />

"maakloonwerk" dat op het vlak van de btw vanaf 1 januari 1996 opnieuw als een<br />

dienst moet worden aangemerkt (z. Wetboek, artikel 18, § 1, tweede lid, 2°). Het<br />

maakloonwerk werd gedurende de periode vanaf 1 januari 1993 tot 31 decem<strong>be</strong>r<br />

1995 voor de toepassing van de btw immers als een levering aangemerkt<br />

(z. Wetboek, art. 10, § 2, 2°, oud).<br />

De levering van in het Wetboek <strong>be</strong>doelde goederen die ter uitvoering van een<br />

verkoop geschieden zijn aan de btw onderworpen ongeacht de vorm van de verkoop.<br />

De voornaamste verkoopvormen zijn:<br />

- de verkoop uit de hand;<br />

- de openbare verkoop;<br />

- de contante verkoop;<br />

- de kredietverkoop, waarbij de koper <strong>be</strong>taalt bij het verstrijken van een in de<br />

overeenkomst vastgestelde termijn;<br />

- de verkoop op af<strong>be</strong>taling, waarbij de koper <strong>be</strong>taalt door middel van periodieke<br />

stortingen die over een <strong>be</strong>paalde termijn worden gespreid en de eigendomsoverdracht<br />

van het goed wordt uitgesteld tot de voldoening van de laatste<br />

vergoeding. Zulke verkoop moet inzake btw als een gewone verkoop worden<br />

<strong>be</strong>handeld;


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 24<br />

- de huurkoop, dit is in feite een vorm van de verkoop op af<strong>be</strong>taling. Huurkoop<br />

moet inzake btw eveneens als een gewone verkoop worden <strong>be</strong>handeld.<br />

Deze laatste twee vormen van verkoop houden in feite vanaf het tijdstip dat ze<br />

worden gesloten automatisch de latere overdracht van de eigendom in zonder dat de<br />

partijen of één van hen dienaangaande nog hun wil moeten uitdrukken. Ze zijn<br />

derhalve <strong>be</strong>lastbaar op het tijdstip van de levering van het goed, zonder dat de<br />

daadwerkelijke eigendomsoverdracht moet worden afgewacht.<br />

Opgemerkt wordt dat de "verkoop op af<strong>be</strong>taling" en de "huurkoop" niet mogen<br />

worden verward met de "verhuur met optie tot aankoop". In zulk contract moet de<br />

huurder immers door het lichten van een optie de wil uitdrukken om het gehuurde<br />

goed als eigenaar te verkrijgen. Op het stuk van de btw wordt zulke overeenkomst<br />

aangemerkt als een gewone verhuur, d.i. een dienst <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede<br />

lid, 4°, van het Wetboek en dit zolang de aankoopoptie niet is gelicht. Op het tijdstip<br />

van het lichten van de optie komt de verkoop in de plaats van de verhuur en vindt<br />

tevens, bij toepassing van artikel 16, § 2, van het Wetboek, de levering plaats.<br />

B. Verkoop onder ontbindende voorwaarde.<br />

Het gaat hier om een verkoop die vanaf het totstandkomen ervan volmaakt is, doch<br />

die zal kunnen worden ontbonden wanneer zich een <strong>be</strong>paalde ge<strong>be</strong>urtenis zal<br />

voordoen die bij het sluiten van het contract toekomstig en onzeker is en die door de<br />

partijen uitdrukkelijk in dat contract is <strong>be</strong>paald of er stilzwijgend in <strong>be</strong>grepen is (1) .<br />

Op het stuk van de btw gelden de regels die bij een gewone verkoop van toepassing<br />

zijn.<br />

C. Verkoop onder opschortende voorwaarde.<br />

In tegenstelling met de verkoop onder ontbindende voorwaarde zal in dit geval de<br />

verkoop slechts uitwerking heb<strong>be</strong>n ingeval een toekomstige en onzekere ge<strong>be</strong>urtenis<br />

zich voordoet, m.a.w. zolang die ge<strong>be</strong>urtenis zich niet heeft voorgedaan heeft<br />

het contract geen uitwerking en <strong>be</strong>staat de verkoop dus niet. Er kan dus tot zolang<br />

geen overdracht van de juridische <strong>be</strong>schikkings<strong>be</strong>voegdheid plaatsvinden.<br />

De handelspraktijk kent twee types van verkoop onder opschortende voorwaarde, nl.<br />

de verkoop op proef en de consignatiezending.<br />

(1) In wederkerige contracten is de ontbindende voorwaarde altijd stilzwijgend <strong>be</strong>grepen voor het geval één van <strong>be</strong>ide<br />

partijen haar verbintenis niet nakomt (Burgerlijk Wetboek, art. 1184, eerste lid).<br />

(1 februari 2012)


Verkoop op proef.<br />

(1 februari 2012)<br />

25 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

De verkoop is slechts definitief als de proef, waaraan de koper de goederen vooraf<br />

wil onderwerpen, hem <strong>be</strong>vredigt, d.w.z. na aanvaarding van de koopwaar door de<br />

koper. Het is trouwens op dat ogenblik dat de levering plaatsvindt.<br />

V o o r b e e l d<br />

Fabrikant A verkoopt aan brouwerij B een machine die per dag 1.000 flessen kan spoelen. B koopt op<br />

proef onder de voorwaarde dat dit aantal wordt <strong>be</strong>reikt. De verkoop is maar volmaakt wanneer de<br />

proef voldoening schenkt en de machine wordt aanvaard.<br />

Opgemerkt wordt dat de verkoop op proef niet mag worden verward met de zending op zicht, die<br />

enkel een aanbod is om te verkopen en geen verkoop onder opschortende voorwaarde. De levering<br />

vindt plaats op het tijdstip waarop degene die de goederen op zicht ontvangen heeft, verklaart de<br />

goederen te willen kopen.<br />

Consignatiezending.<br />

Dit is een overeenkomst waarbij een fabrikant of een handelaar (de consignatiegever)<br />

aan een andere handelaar (de consignataris) koopwaren overhandigt met het<br />

oog op de verkoop en die deze laatste slechts definitief zal kopen ingeval en voor<br />

zover hij zelf een koper voor die koopwaren zal heb<strong>be</strong>n gevonden. De consignataris<br />

wordt eigenaar van de goederen op het tijdstip waarop hij inderdaad een koper vindt<br />

en ten aanzien van de in consignatie gegeven goederen vindt meteen ook op dat<br />

tijdstip de levering plaats (Wetboek, art. 16, § 2, tweede lid).<br />

De consignataris mag evenwel niet worden verward met de commissionair of met de<br />

gewone depothouder. Deze laatste ontvangt enkel koopwaren in depot; hij is<br />

doorgaans niet <strong>be</strong>last met de verkoop ervan en als hij dat doet handelt hij niet voor<br />

eigen rekening maar in naam en voor rekening van de depotgever.<br />

Gevolgen op het stuk van de btw.<br />

De aandacht wordt erop gevestigd dat geen btw verschuldigd is op het tijdstip<br />

waarop de goederen op proef of in consignatie worden gezonden. Die btw wordt pas<br />

verschuldigd respectievelijk bij de aanvaarding van de koopwaar door de koper of bij<br />

het vinden van een koper door de consignataris.<br />

Wanneer de verkoop niet doorgaat en de goederen aan de eigenaar teruggezonden<br />

worden is uiteraard geen btw verschuldigd geworden.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 26<br />

Ten aanzien van de toepassing van artikel 8, § 1, en van artikel 44, § 3, 1°, van het<br />

Wetboek, wordt geen rekening gehouden met een overdracht onder opschortende<br />

voorwaarde die niet vervuld wordt binnen de in deze artikelen gestelde termijn. In<br />

het geval dat de voorwaarde wordt verwezenlijkt na 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar<br />

volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming van<br />

een gebouw, kan de vervreemding van dat gebouw niet meer geschieden met<br />

toepassing van de btw.<br />

D. Zending van goederen door een verkoper aan zijn commissionair of<br />

door een inkoopcommissionair aan zijn lastgever.<br />

Dit geval brengt in rechte, geen overdracht teweeg tussen lastgever en<br />

commissionair. De eigendom van het goed wordt rechtstreeks van de leverancier<br />

naar de koper overgedragen. Voor de toepassing van de btw wordt de commissionair<br />

echter aangemerkt als persoonlijk koper en verkoper van het goed dat door zijn<br />

tussenkomst wordt gekocht of verkocht (z. nr. 108).<br />

E. Ruil.<br />

De ruil is een contract waarbij de partijen elkaar wederkerig een zaak voor een<br />

andere zaak geven, m.a.w. het is een contract dat twee wederzijdse overdrachten van<br />

goederen <strong>be</strong>helst.<br />

Het kan voorkomen dat de geruilde goederen niet gelijkwaardig zijn; in dat geval<br />

voorziet het contract in de <strong>be</strong>taling van een som (opleg) om de gelijkheid te<br />

herstellen. Die <strong>be</strong>taling wijzigt echter de aard van het contract niet.<br />

Voor de toepassing van de btw wordt de ruil als een dub<strong>be</strong>le verkoop <strong>be</strong>schouwd,<br />

waarbij iedere overdracht in België <strong>be</strong>lastbaar is met btw wanneer het gaat om een in<br />

het Wetboek <strong>be</strong>doeld goed en de overdrager een <strong>be</strong>lastingplichtige is die als zodanig<br />

handelt.<br />

F. Inbreng in vennootschap.<br />

De persoon of de personen die tot oprichting van een vennootschap overgaat of<br />

overgaan, brengt of brengen doorgaans goederen of geldsommen samen die het<br />

aanvangskapitaal van de vennootschap uitmaken. Inbreng van goederen is een<br />

contract tot overdracht van goederen aan de vennootschap. De inbreng die <strong>be</strong>trekking<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

27 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

heeft op goederen omschreven in het Wetboek is in de regel aan de btw onderworpen<br />

<strong>be</strong>houdens mogelijke toepassing van artikel 11 van het Wetboek (inbreng in een<br />

vennootschap<strong>be</strong>lastingplichtige van een algemeenheid van goederen of van een<br />

<strong>be</strong>drijfsafdeling).<br />

G. Andere <strong>be</strong>lastbare overdrachten.<br />

In <strong>be</strong>ginsel is iedere overdracht van goederen die ingevolge een contract geschiedt<br />

<strong>be</strong>lastbaar, dus ook als het contract waaruit de overdracht volgt niet rechtstreeks die<br />

overdracht tot voorwerp heeft.<br />

Hier worden onder meer <strong>be</strong>paald:<br />

- de in<strong>be</strong>talinggeving, d.w.z. de overdracht van een uit zijn aard roerend goed<br />

door een schuldenaar aan zijn schuldeiser als <strong>be</strong>taling van zijn schuld;<br />

- de overlating aan een verzekeringsmaatschappij (roerende goederen die<br />

gestolen werden of verloren gingen en waarvoor de maatschappij het verlies<br />

heeft gedekt, maar die naderhand teruggevonden en aan de maatschappij overgelaten<br />

worden);<br />

- de overlating aan een maakloonwerker van afvallen of van goederen die door<br />

een fout bij de <strong>be</strong>werking <strong>be</strong>schadigd werden.<br />

Er wordt aan herinnerd dat de overdracht die het gevolg is van een hierboven<br />

<strong>be</strong>doeld contract slechts aan de btw onderworpen is indien de levering onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel en in België wordt verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige die als<br />

zodanig handelt (Wetboek, art. 2, eerste lid).<br />

Er is een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel wanneer de overdracht van een goed<br />

ge<strong>be</strong>urt tegen een door de verkrijger of overnemer uit te voeren rechtstreekse<br />

tegenprestatie. Die tegenprestatie kan <strong>be</strong>staan in het <strong>be</strong>talen van een geldsom, in de<br />

overdracht van een ander goed, of nog in het verrichten van een dienst. Dit is het<br />

geval bij de hierboven <strong>be</strong>sproken contracten.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

a) Het contract van verkoop: de verkoper draagt een goed over en de koper <strong>be</strong>taalt een geldsom<br />

om dat goed te verkrijgen.<br />

b) De ruil: de partijen geven aan elkaar een goed in de plaats van een ander goed.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 28<br />

c) Een on<strong>be</strong>noemd contract: een goed wordt geleverd met als tegenprestatie het verrichten van<br />

een dienst door de verkrijger van het goed.<br />

Daartegenover staat het contract onder kosteloze titel of het contract om niet, waarbij<br />

één der partijen aan de ander een voordeel verschaft, zonder ook maar enige<br />

tegenprestatie te ontvangen (b.v. een schenking). Zulke contracten zijn uiteraard niet<br />

aan de btw onderworpen. Dergelijke handelingen kunnen evenwel met een levering<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel worden gelijkgesteld (z. Wetboek, art. 12; z. nr. 37 en volg.).<br />

Belangrijke opmerkingen.<br />

1. Een <strong>be</strong>lastbaar contract wordt niet noodzakelijk <strong>be</strong>last.<br />

Een overdracht van goederen wordt in feite slechts <strong>be</strong>last wanneer de<br />

voorwaarden waarvan sprake in artikel 2, § 1, van het Wetboek, samen zijn<br />

vervuld (z. nr. 15) en <strong>be</strong>doelde handeling niet vrijgesteld is van de btw op<br />

grond van de artikelen 39 tot 42 van het Wetboek.<br />

Bovendien wordt de aandacht erop gevestigd dat <strong>be</strong>paalde leveringen van<br />

goederen ingevolge artikel 44 van het Wetboek uitdrukkelijk van de btw zijn<br />

vrijgesteld (z. hoofdstuk X), terwijl ze toch de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

maar dan zonder recht op aftrek, voor degene die ze verricht<br />

teweegbrengen, indien ze worden verricht in het kader van een economische<br />

activiteit in de zin van artikel 4 van het Wetboek.<br />

2. Tevens worden sommige overdrachten van goederen <strong>be</strong>last, alhoewel ze niet<br />

contractueel zijn (z. nr. 33 en volg.).<br />

24. Contract tot aanwijzing.<br />

Wanneer goederen aan verschillende personen in onverdeeldheid toe<strong>be</strong>horen heeft<br />

er tussen hen, ingeval ze overgaan tot verdeling van die goederen of tot overdracht<br />

die met verdeling gelijkstaat, een uitwisseling of een afstand van onverdeelde delen<br />

plaats.<br />

Zulke contracten noemt men contracten tot aanwijzing omdat, inzake burgerlijk<br />

recht, iedere onverdeelde eigenaar geacht wordt altijd en alleen eigenaar te zijn<br />

geweest van het goed dat hem bij de verdeling is toe<strong>be</strong>deeld, en nooit enig recht te<br />

heb<strong>be</strong>n gehad op de goederen die aan de andere mede-eigenaars zijn toe<strong>be</strong>deeld.<br />

Dergelijke handelingen zijn gelijk te stellen met een ruil of een verkoop van<br />

onverdeelde delen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

29 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

V o o r b e e l d<br />

A en B, <strong>be</strong>iden groothandelaar in fruit heb<strong>be</strong>n in onverdeeldheid, ieder voor de helft, een voorraad<br />

appelen en peren verkregen.<br />

a) Bij wijze van verdeling worden aan A alle peren en aan B alle appelen toegekend. De<br />

handeling kan worden ontleed in een ruil van het onverdeelde deel (de helft) dat A <strong>be</strong>zat in de<br />

appelen tegen het onverdeelde deel (de helft) dat B <strong>be</strong>zat in de peren. Ieder van de twee<br />

overdrachten (telkens van een helft) is afzonderlijk <strong>be</strong>lastbaar.<br />

b) Bij wijze van overdracht gelijkstaand met verdeling draagt A zijn onverdeeld deel (de helft) in<br />

de appelen en de peren aan B over. Die overdracht is <strong>be</strong>lastbaar met btw.<br />

25. Ter<strong>be</strong>schikkingstelling van het goed.<br />

Opdat er levering zou zijn, vereist artikel 10, § 1, tweede lid, van het Wetboek de<br />

ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een goed aan de verkrijger of de overnemer. De<br />

ter<strong>be</strong>schikkingstelling van de eigendom (hetzij de civielrechtelijke eigendomsoverdracht,<br />

hetzij de juridische <strong>be</strong>schikkings<strong>be</strong>voegdheid; z. nr. 21) wordt hier<br />

<strong>be</strong>doeld, hetgeen bvb. bij verkoop of ruil in principe reeds vanaf het sluiten van het<br />

contract plaatsvindt. Zolang de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van de juridische macht niet is<br />

geschied, is er geen levering.<br />

Zo wordt de levering uitgesteld in volgende gevallen:<br />

- wanneer de koop bvb. een zaak tot voorwerp heeft die enkel door haar soort is<br />

<strong>be</strong>paald (waren, enz.) en die nog niet geïndividualiseerd is, wordt de<br />

eigendomsoverdracht, evenwel uitgesteld tot op het ogenblik van de<br />

individualisering;<br />

- wanneer de koop alternatief is wat zijn voorwerp <strong>be</strong>treft, wordt de eigendomsoverdracht<br />

uitgesteld tot op het ogenblik van de keuze;<br />

- wanneer de koop een toekomstige zaak tot voorwerp heeft, is de eigendomsoverdracht<br />

uitgesteld tot op het ogenblik van het ontstaan der zaak.<br />

Het vaststellen van het tijdstip waarop de goederen ter <strong>be</strong>schikking worden gesteld,<br />

is van <strong>be</strong>lang omdat dit tijdstip <strong>be</strong>palend kan zijn voor het vaststellen van het tijdstip<br />

van de levering en dus van het <strong>be</strong>lastbaar feit.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 30<br />

25/2. Onderscheid tussen levering van goederen en diensten.<br />

Omwille van de moeilijkheden die zich soms voordoen om <strong>be</strong>paalde handelingen te<br />

kwalificeren als een levering van een goed of als een dienst, wanneer die handelingen<br />

tegelijkertijd het leveren van een goed en de installatie of montage ervan op<br />

een roerend goed met zich brengen, moeten de volgende regels in acht worden<br />

genomen:<br />

- wanneer de waarde van de ter gelegenheid van de handeling geleverde en<br />

geplaatste goederen lager is dan 50 pct. van de totale prijs die verschuldigd is<br />

door de koper of de ontvanger, dient de handeling voor het geheel te worden<br />

aangemerkt als een dienst;<br />

- in de andere gevallen wordt de handeling in haar geheel <strong>be</strong>schouwd als een<br />

levering van goederen.<br />

(Beslissing E.T. 95.109 van 10 mei 1999 <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 145, p. 139, nr. 1075).<br />

De hierboven omschreven regels kunnen inzonderheid worden toegepast voor alle<br />

handelingen die <strong>be</strong>staan in de levering met plaatsing van een goed in een vervoermiddel<br />

(banden, radio, motor, alarm, LPG-installatie, enz...) hetzij in, hetzij buiten<br />

het kader van een onderhouds- of herstellingswerk.<br />

II. Plaats van de levering.<br />

26. Levering in België.<br />

De levering van een goed is slechts <strong>be</strong>lastbaar met btw indien ze in België<br />

plaatsvindt (Wetboek, art. 2).<br />

Krachtens artikel 15, § 1, van het Wetboek vindt de levering plaats in België<br />

wanneer de plaats waar de levering geacht wordt plaats te vinden zich in België<br />

<strong>be</strong>vindt.<br />

A. Algemene regel.<br />

Overeenkomstig artikel 15, § 2, eerste lid, van het Wetboek wordt als plaats van een<br />

levering van goederen aangemerkt de plaats waar het goed ter <strong>be</strong>schikking van de<br />

verkrijger of de overnemer wordt gesteld.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

31 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Als algemene regel wordt als plaats van de levering aangemerkt, de plaats waar de<br />

verkrijger of de overnemer als eigenaar over het goed kan <strong>be</strong>schikken, wel te<br />

verstaan wordt hier zowel de eigendom in de juridische zin van het woord als de<br />

"economische eigendom" <strong>be</strong>doeld.<br />

De noties "juridische eigendom" en "economische eigendom" vloeien essentieel<br />

voort uit het reeds in het nr. 21, hiervóór, vermelde arrest van het Hof van Justitie<br />

van 8 februari 1990, zaak C-320/88, waarin dit Hof zich onder meer diende uit te<br />

spreken over het feit of zich al dan niet een levering had voorgedaan in de zin van<br />

artikel 5, eerste lid, van de zesde btw-Richtlijn (thans artikel 14, lid 1 van richtlijn<br />

2006/112/EG). Bij de <strong>be</strong>oordeling van de draagwijdte van deze <strong>be</strong>grippen mag echter<br />

niet uit het oog worden verloren dat het onderscheid tussen de "juridische eigendom"<br />

en "economische eigendom" dat door sommige rechtscolleges in andere Lidstaten<br />

wordt gemaakt, vooralsnog niet in de Belgische rechtspraak en rechtsleer kan worden<br />

teruggevonden. Er weze nog opgemerkt dat de "economische eigendom" zou<br />

ontstaan in hoofde van de verkrijger of overnemer, wanneer blijkt dat het eigendomsrecht<br />

van de cedent dusdanig is uitgehold dat het wordt herleid tot een zuiver<br />

juridisch houderschap.<br />

Er is dus ter zake niet vereist dat er een materiële en effectieve levering plaatsvindt,<br />

een ter<strong>be</strong>schikkingstelling in de juridische zin is voldoende. Zo zal er bijvoor<strong>be</strong>eld,<br />

in het geval van een verkoop, levering van de goederen zijn bij de uitvoering door de<br />

verkoper van zijn leveringsverplichting. In de praktijk komt de uitvoering van deze<br />

leveringsverplichting doorgaans overeen met de werkelijke overgave van de<br />

goederen (B.W., art. 1606), hetgeen vanzelfsprekend niet uitsluit dat de ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

wordt <strong>be</strong>werkstelligd door de loutere eigendomsoverdracht van de<br />

goederen in geval de materiële overgave overbodig is of niet mogelijk op het tijdstip<br />

van de overeenkomst. Bovendien kan de levering eveneens geschieden door loutere<br />

afgifte van een titel, of nog, door de afgifte van de sleutels indien het om een<br />

levering van een gebouw gaat.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

Eerste geval: Verkoop op 30 juni door fabrikant A, te Luik, aan handelaar B, te Antwerpen, van<br />

koopwaren die reeds in het <strong>be</strong>zit zijn van B bij wie A ze had opgeslagen op 1 juni.<br />

De levering vindt plaats te Antwerpen krachtens de algemene regel <strong>be</strong>doeld in artikel 15, § 2, eerste<br />

lid, van het Wetboek (z. hiervóór) (verg. nr. 27, C, 1°).<br />

Tweede geval: Verkoop door fabrikant A, te Luik, aan handelaar B, te Antwerpen, van koopwaren die<br />

zich <strong>be</strong>vinden in de magazijnen van A, te Luik. Er wordt overeengekomen dat de koopwaren<br />

opgeslagen zullen blijven in het magazijn van A tot op het ogenblik dat B ze zal heb<strong>be</strong>n doorverkocht<br />

(B heeft b.v. plaatsgebrek in zijn eigen magazijn).


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 32<br />

De levering vindt plaats te Luik waar de verkochte goederen ter <strong>be</strong>schikking gesteld worden van B,<br />

hoewel de verkoper ze <strong>be</strong>houdt in de hoedanigheid van <strong>be</strong>waarnemer. De plaats van de levering is<br />

inderdaad de plaats waar het goed juridisch ter <strong>be</strong>schikking van B wordt gesteld, d.w.z. de plaats<br />

waar de verkoper zijn leveringsverplichting nakomt, zelfs indien de verkoper A <strong>be</strong>last wordt met het<br />

opslaan van de goederen in zijn magazijn (verg. nr. 27, C, 2°).<br />

Bijzondere toepassing: de verkopen onder opschortende voorwaarde.<br />

Als verkopen onder opschortende voorwaarde zijn aan te merken: de verkoop op<br />

proef en de consignatiezending.<br />

Bedoelde verkopen vertonen die bijzonderheid dat op het tijdstip waarop de koper of<br />

de consignataris eigenaar wordt van de goederen, deze laatste normaal reeds in het<br />

<strong>be</strong>zit is van het verkochte goed.<br />

Voor dit soort verkopen dient derhalve de algemene regel inzake het <strong>be</strong>palen van de<br />

plaats van de levering <strong>be</strong>doeld in artikel 15, § 2, eerste lid, van het Wetboek te<br />

worden toegepast. Het is wel te verstaan dat het goed slechts kan <strong>be</strong>schouwd worden<br />

als zijnde ter <strong>be</strong>schikking gesteld van de koper of de consignataris als gevolg van een<br />

levering van goederen, op het tijdstip dat deze levering plaatsvindt, d.w.z. wanneer<br />

de overdracht van de macht om als eigenaar over het goed te <strong>be</strong>schikken plaatsvindt,<br />

hetgeen in het gestelde geval overeenstemt met het tijdstip waarop de koper of<br />

consignataris effectief eigenaar wordt van het goed.<br />

Voor het overige is het van <strong>be</strong>lang er op te wijzen dat de normale regels inzake de<br />

<strong>be</strong>paling van de plaats gelden ten aanzien van de levering in de relatie tussen de<br />

consignataris en zijn koper.<br />

Alhoewel de zending op zicht geen verkoop onder opschortende voorwaarde is, geldt<br />

ten aanzien van het <strong>be</strong>palen van de plaats van de levering, dezelfde redenering als<br />

hiervoor.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een consignatiegever A, gevestigd te Namen, verstuurt op 10 mei goederen in consignatie naar B,<br />

gevestigd te Antwerpen.<br />

B vindt op 12 mei een koper C, gevestigd te Hasselt en vervoert zelf de goederen naar C op 13 mei.<br />

In de relatie tussen A en B vindt de levering plaats te Antwerpen op grond van artikel 15, § 2, eerste<br />

lid, van het Wetboek.<br />

In de relatie tussen B en C vindt de levering eveneens plaats te Antwerpen maar dan wel op grond van<br />

artikel 15, § 2, tweede lid, 1°, van het Wetboek (verg. nr. 27, C, 3°).


B. Afwijkende ficties.<br />

(1 februari 2012)<br />

33 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Artikel 15, § 2, tweede lid, en §§ 3 tot 6, van het Wetboek stellen verschillende<br />

wettelijke ficties in waarbij wordt afgeweken van het hierboven uiteengezette<br />

principe.<br />

1° Plaats waar het vervoer van het goed aanvangt.<br />

De levering wordt geacht plaats te vinden op de plaats waar het vervoer of de<br />

verzending naar de verkrijger aanvangt wanneer het goed door de leverancier, door<br />

de verkrijger of door een derde wordt verzonden of vervoerd naar de plaats waar de<br />

verkrijger gevestigd is of naar eender welke andere plaats die hij als <strong>be</strong>stemming<br />

opgeeft (Wetboek, artikel 15, § 2, tweede lid, 1°) (verg. nrs. 27, A en 27, B, 1°).<br />

Wanneer deze voorwaarden vervuld zijn, is die <strong>be</strong>paling van toepassing zelfs<br />

wanneer de partijen een verkoop "franco thuis" overeengekomen zijn en, meer<br />

algemeen, ongeacht de contractuele <strong>be</strong>palingen met <strong>be</strong>trekking tot de plaats van de<br />

levering.<br />

Deze afwijking is niet van toepassing in gevallen van verkoop op afstand waar de<br />

plaats van de levering verlegd wordt naar de plaats van aankomst van de goederen<br />

(z. nr. 520).<br />

V o o r b e e l d e n<br />

Verkoop door fabrikant A, te Luik, aan handelaar B, te Antwerpen, van koopwaren die zich <strong>be</strong>vinden<br />

in de magazijnen van A te Luik.<br />

a) Eerste onderstelling: De verkoop wordt gesloten "franco thuis" d.w.z. dat de overeengekomen<br />

prijs o.m. de verplichting inhoudt voor A om de koopwaren van<br />

bij hem te Luik naar B te Antwerpen te vervoeren. Voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting vindt de<br />

levering plaats te Luik, op de plaats waar het vervoer naar Antwerpen aanvangt (verg.nr. 27,<br />

B, 1°, a).<br />

b) Tweede onderstelling: De verkoop wordt gesloten onder <strong>be</strong>ding dat de ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

van de goederen in de magazijnen van A te Luik zal plaatsvinden. B gaat met zijn eigen<br />

vrachtwagen de goederen te Luik afhalen. Om aan B te leveren moet A de koopwaren dus niet<br />

vervoeren. De levering vindt plaats te Luik op de plaats waar het door de verkrijger verrichte<br />

vervoer aanvangt (verg. nr. 27, A, a).<br />

c) Derde onderstelling: In plaats van zelf de goederen te gaan halen (z. tweede onderstelling),<br />

geeft B opdracht aan vervoerder V om voor zijn rekening de goederen op te halen in de<br />

magazijnen van A te Luik en ze te Antwerpen af te leveren. Ook in dit geval heeft de levering<br />

plaats te Luik (vervoer verricht door een derde) (verg. nr. 27, A, b).


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 34<br />

2° Plaats waar de installatie of de montage wordt verricht.<br />

Wanneer het goed door of voor rekening van de leverancier wordt geïnstalleerd of<br />

gemonteerd, wordt als plaats van de levering, in afwijking van punt 1°, hierboven,<br />

aangemerkt de plaats waar de installatie of de montage wordt verricht (Wetboek,<br />

art. 15, § 2, tweede lid, 2°) (verg. nr. 27, B, 2°).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een handelaar te Bergen verkoopt een machine aan een onderneming te Brugge. De machine die is<br />

opgeslagen te Bergen moet te Brugge worden gemonteerd door of voor rekening van de leverancier.<br />

De levering vindt plaats te Brugge, waar de montage verricht wordt (verg. nr. 27, B, 2°).<br />

Wanneer meer <strong>be</strong>paald de handeling wordt aangemerkt als een levering en het<br />

roerend goed waarop het andere goed werd gemonteerd of geïnstalleerd na de<br />

installatie of montage wordt verzonden of vervoerd naar de inrichting van de<br />

verkrijger, wordt de levering geacht plaats te vinden daar waar de verzending of het<br />

vervoer aanvangt, overeenkomstig artikel 15, § 2, tweede lid, 1° van voornoemd<br />

Wetboek. (Beslissing nr. 95.109 van 10 mei 1999, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 145, p. 139,<br />

nr. 1075).<br />

3° Plaats van vertrek van vervoer van passagiers.<br />

Overeenkomstig artikel 15, § 2, tweede lid, 3°, van het Wetboek wordt als plaats van<br />

de levering aangemerkt de plaats van vertrek van het vervoer van passagiers,<br />

wanneer de levering van goederen plaatsvindt aan boord van een schip, vliegtuig of<br />

trein en tijdens het gedeelte van een binnen de Gemeenschap verricht passagiersvervoer.<br />

Artikel 1, § 11, van het Wetboek preciseert dat voor de toepassing van dit 3° wordt<br />

<strong>be</strong>schouwd als:<br />

- "gedeelte van een binnen de Gemeenschap verricht passagiersvervoer": het<br />

gedeelte van een vervoer dat, zonder tussenstop buiten de Gemeenschap,<br />

plaatsvindt tussen de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van het<br />

vervoer van passagiers;<br />

- "plaats van vertrek van een vervoer van passagiers": het eerste punt in de<br />

Gemeenschap waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na een<br />

tussenstop buiten de Gemeenschap;


(1 februari 2012)<br />

35 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

- "plaats van aankomst van een vervoer van passagiers": het laatste punt in de<br />

Gemeenschap waar passagiers die binnen de Gemeenschap aan boord zijn<br />

gekomen van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop buiten de<br />

Gemeenschap.<br />

Ingeval het een heen- en terugreis <strong>be</strong>treft, wordt de terugreis als een afzonderlijk<br />

vervoer <strong>be</strong>schouwd.<br />

Artikel 15, § 2, tweede lid, 3°, van het Wetboek regelt de plaats van de leveringen<br />

aan boord tijdens het "gedeelte van een binnen de Gemeenschap verricht<br />

passagiersvervoer per schip, vliegtuig of trein"; de plaats van de levering wordt<br />

<strong>be</strong>paald door te verwijzen naar "de plaats van vertrek van een vervoer van<br />

passagiers" en "de plaats van aankomst van een vervoer van passagiers"; <strong>be</strong>ide<br />

<strong>be</strong>grippen worden in het artikel zelf gedefinieerd.<br />

In dit verband wordt opgemerkt dat onder "tussenstop" moet worden verstaan de<br />

plaats waar passagiers de mogelijkheid heb<strong>be</strong>n aan boord te komen of van boord te<br />

gaan en niet een eenvoudige tussenstop om technische redenen.<br />

Wanneer aan de gestelde voorwaarden van de bovengenoemde <strong>be</strong>paling is voldaan,<br />

wordt als plaats van de levering aangemerkt de plaats van vertrek van het vervoer<br />

van passagiers in de zin van die <strong>be</strong>paling.<br />

V o o r b e e l d<br />

Leveringen van goederen aan boord tijdens een vervoer van passagiers per vliegtuig van New-York<br />

naar Istanbul, met tussenstops te Brussel, Parijs, Frankfurt, Genève, Rome en Athene.<br />

Twee gedeelten van het vervoer vinden plaats binnen de Gemeenschap in de zin van bovengenoemde<br />

<strong>be</strong>paling: Brussel-Frankfurt en Rome-Athene.<br />

In de zin van die <strong>be</strong>paling is Brussel inderdaad een plaats van vertrek, terwijl Frankfurt een plaats<br />

van aankomst is, zoals ook Rome een plaats van vertrek en Athene een plaats van aankomst is.<br />

Aangezien voor het gedeelte van het vervoer verricht binnen de Gemeenschap, de plaats van de<br />

levering geacht wordt plaats van vertrek, in de zin van die <strong>be</strong>paling te zijn:<br />

- worden de leveringen aan boord tijdens het vervoer Brussel-Parijs en Parijs-Frankfurt (aan te<br />

merken als één intracommunautair passagiersvervoer) geacht plaats te vinden in België;<br />

- worden de leveringen aan boord tijdens het vervoer Rome-Athene geacht plaats te vinden in<br />

Italië.<br />

Bij deze gelegenheid past het de aandacht te vestigen op artikel 39ter van het Wetboek en het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 49, van 29 decem<strong>be</strong>r 1992, met <strong>be</strong>trekking tot de vrijstellingen ten aanzien van<br />

de leveringen van goederen door de taksvrije verkooppunten, op het stuk van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 36<br />

4° Levering van gas via een op het grondgebied van de Gemeenschap<br />

gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net,<br />

levering van elektriciteit of levering van warmte- of koude via warmte- of<br />

koudenetten.<br />

Overeenkomstig artikel 15, §2, tweede lid, 4°, van het Wetboek, wordt ingeval van<br />

levering van gas via een op het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd<br />

aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van levering van<br />

elektriciteit of van levering van warmte of koude via warmte- of koudenetten als<br />

plaats van de levering aangemerkt:<br />

- de plaats waar de afnemer de zetel van zijn economische activiteit of een vaste<br />

inrichting heeft gevestigd waarvoor de goederen worden geleverd, dan wel, bij<br />

gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn<br />

gebruikelijke verblijfplaats, wanneer deze afnemer een <strong>be</strong>lastingplichtige is<br />

wiens hoofdactiviteit op het gebied van de aankoop van gas, elektriciteit,<br />

warmte of koude <strong>be</strong>staat in het opnieuw verkopen van die goederen en wiens<br />

eigen verbruik van die goederen verwaarloosbaar is;<br />

- de plaats waar de afnemer het effectieve gebruik en verbruik van deze<br />

goederen heeft wanneer het gaat om leveringen niet <strong>be</strong>doeld hierboven. Indien<br />

alle goederen of een deel ervan in werkelijkheid niet door deze afnemer<br />

worden gebruikt, worden deze niet-verbruikte goederen geacht te zijn gebruikt<br />

en verbruikt op de plaats waar hij de zetel van zijn economische activiteit of<br />

een vaste inrichting heeft gevestigd waarvoor de goederen worden geleverd.<br />

Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting wordt hij geacht de<br />

goederen te heb<strong>be</strong>n gebruikt en verbruikt in zijn woonplaats of gebruikelijke<br />

verblijfplaats.<br />

C. Afwijking bij invoer (Wetboek, art. 15, § 3).<br />

Een andere afwijking van artikel 15, § 2, tweede lid, 1°, van het Wetboek wordt<br />

ingesteld door artikel 15, § 3, van het Wetboek. Krachtens deze <strong>be</strong>paling wordt de<br />

plaats van de levering, door de persoon op wiens naam de ter zake van invoer<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting regelmatig is voldaan, evenals de plaats van eventuele<br />

daaropvolgende leveringen, geacht in de Lidstaat van invoer van de goederen te<br />

liggen, wanneer de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer in een<br />

derdelands gebied ligt.<br />

De draagwijdte van deze <strong>be</strong>paling wordt nader toegelicht in hoofdstuk VIII - Invoer<br />

(z. nrs. 216 tot 218).<br />

(1 februari 2012)


D. De verkopen op afstand.<br />

(1 februari 2012)<br />

37 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

1. Verkopen op afstand vanuit een andere Lidstaat naar België (Wetboek,<br />

art. 15, § 4).<br />

In afwijking van artikel 15, § 2, tweede lid, 1° en § 3, van het Wetboek, wordt de<br />

plaats van een levering van goederen geacht zich in België te <strong>be</strong>vinden wanneer ze<br />

door of voor rekening van de leverancier naar België worden verzonden of vervoerd<br />

vanuit een andere Lidstaat en indien de levering van de goederen wordt verricht voor<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige of voor een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon op wie de<br />

afwijking van artikel 25ter, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek toepasselijk is, of<br />

voor enige andere niet-<strong>be</strong>lastingplichtige en indien de goederen geen nieuwe<br />

vervoermiddelen zijn in de zin van artikel 8bis, § 2, van dat Wetboek noch<br />

gemonteerd of geïnstalleerd zijn door of voor rekening van de leverancier.<br />

Ingeval echter de geleverde goederen andere zijn dan accijnsproducten, is het vorige<br />

lid niet van toepassing op de leveringen van goederen:<br />

1° verricht binnen de grenzen of ten <strong>be</strong>lope van een totaal <strong>be</strong>drag, exclusief<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, dat in een kalenderjaar niet hoger mag<br />

zijn dan 35.000 EUR.<br />

2° mits het totale <strong>be</strong>drag, exclusief <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, van de<br />

in het voorafgaande kalenderjaar verrichte leveringen van andere goederen dan<br />

accijnsproducten 35.000 EUR niet heeft overschreden.<br />

Deze <strong>be</strong>palingen zijn niet van toepassing wanneer de leverancier er in de Lidstaat<br />

waarvan hij deel uitmaakt voor gekozen heeft dat de plaats van de levering België is.<br />

Dit stelsel wordt hierna meer uitgebreid toegelicht (z. nr. 520/3, I).<br />

2. Verkopen op afstand vanuit België naar een andere Lidstaat (Wetboek,<br />

art. 15, § 5).<br />

In afwijking van artikel 15, § 2, tweede lid, 1°, en van § 3, van het Wetboek wordt<br />

als plaats van een levering van goederen, die door of voor rekening van de<br />

leverancier worden verzonden of vervoerd vanuit België naar een andere Lidstaat,<br />

aangemerkt: de plaats waar de goederen zich <strong>be</strong>vinden op het tijdstip van de aankomst<br />

van de verzending of het vervoer naar de afnemer, wanneer de voorwaarden<br />

onder 1° en 2° vervuld zijn:


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 38<br />

1° de levering moet:<br />

a) ofwel <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op andere goederen dan de in artikel 8bis, § 2,<br />

van het Wetboek <strong>be</strong>doelde nieuwe vervoermiddelen, dan accijnsproducten<br />

en dan goederen geïnstalleerd of gemonteerd door of voor<br />

rekening van de leverancier en moet worden verricht voor een niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon of voor een <strong>be</strong>lastingplichtige die, in<br />

deze Lidstaat, de bijzondere regeling voor landbouwondernemers geniet<br />

of die enkel handelingen stelt waarvoor hij geen enkel recht op aftrek<br />

heeft, op voorwaarde dat op het tijdstip van de levering deze personen<br />

niet gekozen heb<strong>be</strong>n om hun intracommunautaire verwer-vingen aan de<br />

<strong>be</strong>lasting te onderwerpen of, op dat tijdstip, het <strong>be</strong>drag van hun<br />

verwervingen in het lopende kalenderjaar de drempel niet overschrijdt<br />

waaronder deze verwervingen niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen<br />

worden in de Lidstaat waarvan deze personen deel uitmaken, of dat<br />

<strong>be</strong>drag in het vorige kalenderjaar deze drempel niet heeft overschreden;<br />

b) ofwel <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op andere goederen dan de in artikel 8bis, § 2,<br />

van het Wetboek <strong>be</strong>doelde nieuwe vervoermiddelen en dan goederen<br />

geïnstalleerd of gemonteerd door of voor rekening van de leverancier en<br />

verricht voor iedere andere niet-<strong>be</strong>lastingplichtige;<br />

2° het <strong>be</strong>drag van de leveringen verricht door de leverancier naar deze Lidstaat<br />

heeft in het vorige kalenderjaar de drempel overschreden of overschrijdt in het<br />

lopende kalenderjaar, op het tijdstip van de levering, de drempel zoals deze<br />

werd <strong>be</strong>paald door deze Lidstaat bij toepassing van artikel 34, § 1, van<br />

Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 28ter, B, 2, van de Zesde btw-<br />

Richtlijn).<br />

Deze voorwaarde inzake de drempel is niet van toepassing:<br />

a) in de situatie <strong>be</strong>doeld in 1°, b, voor de accijnsproducten;<br />

b) wanneer de leverancier ervoor gekozen heeft dat de plaats van de door<br />

hem verrichte leveringen zich <strong>be</strong>vindt in de Lidstaat van aankomst van de<br />

verzending of het vervoer van de goederen.<br />

Deze keuze geldt voor een periode van ten minste twee kalenderjaren. De<br />

Koning <strong>be</strong>paalt de regelen voor het uitoefenen van die keuze.<br />

Dit stelsel wordt hierna meer uitgebreid toegelicht (z. nr. 520/3, II).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

39 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

3. Verkopen op afstand vanuit een derdelands gebied (Wetboek, art. 15, § 6).<br />

Wanneer, in de situaties <strong>be</strong>doeld in artikel 15, §§ 4 en 5, van het Wetboek de aldus<br />

geleverde goederen uit een derdelandsgebied worden verzonden of vervoerd en door<br />

de leverancier worden ingevoerd in een andere Lidstaat dan die van aankomst van de<br />

verzending of het vervoer naar de afnemer, worden zij geacht te zijn verzonden of<br />

vervoerd vanuit de Lidstaat van invoer.<br />

E. Wettelijk vermoeden (Wetboek, art. 15, § 7).<br />

Overeenkomstig artikel 15, § 7, van het Wetboek wordt <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs de<br />

levering van een roerend goed geacht in België plaats te vinden, wanneer op het<br />

tijdstip van de levering, één der bij de levering <strong>be</strong>trokken partijen er een zetel van<br />

economische activiteit of een vaste inrichting heeft gevestigd of, bij gebrek aan een<br />

dergelijke zetel of vaste inrichting, een woonplaats of een gebruikelijke verblijfplaats.<br />

Indien de btw niet wordt voldaan voor een levering van goederen terwijl de<br />

hierboven vermelde voorwaarde vervuld is, dienen de partijen te <strong>be</strong>wijzen dat de<br />

levering in het buitenland heeft plaatsgevonden of, indien ze hier te lande heeft<br />

plaatsgevonden, dat ze van btw was vrijgesteld (b.v. wegens uitvoer).<br />

Dat <strong>be</strong>wijs mag door alle middelen van het gemene recht geleverd worden b.v. door<br />

documenten die uitwijzen dat de goederen van een derde land naar België (met<br />

stukken die de invoer in België aantonen) of naar een andere <strong>be</strong>stemming buiten de<br />

Gemeenschap werden vervoerd, of door vervoerdocumenten die uitwijzen dat de<br />

goederen van België naar een derde land werden vervoerd in de omstandigheden<br />

<strong>be</strong>paald in artikel 39 van het Wetboek.<br />

III. Tijdstip van de levering.<br />

27. Algemeen.<br />

Ingevolge de op 1 januari 1993 aangebrachte wijzigingen aan het btw-stelsel, worden<br />

inzonderheid door de wijziging van artikel 16 van het Wetboek plaats en tijdstip van<br />

levering <strong>be</strong>paald door onderscheiden wettelijke <strong>be</strong>palingen. Dit heeft tot gevolg dat<br />

de plaats waar de goederen zich <strong>be</strong>vinden op het tijdstip van de levering niet meer<br />

noodzakelijk samenvalt met de plaats van de levering.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 40<br />

A. Algemene regel: de ter<strong>be</strong>schikkingstelling.<br />

In <strong>be</strong>ginsel vindt de levering van een goed plaats op het tijdstip waarop het goed ter<br />

<strong>be</strong>schikking van de verkrijger of de overnemer wordt gesteld, d.w.z. op het tijdstip<br />

waarop naargelang de omstandigheden de economische (materiële) of de juridische<br />

overgang of overdracht van de macht om als een eigenaar over een goed te<br />

<strong>be</strong>schikken plaatsvindt (Wetboek, art. 16, § 1, eerste lid).<br />

Bijzondere toepassing: het afhalen van de goederen door de koper.<br />

Wanneer de koper het goed bij de verkoper afhaalt, vindt, bij toepassing van het<br />

principe van artikel 16, § 1, eerste lid, van het Wetboek, de levering plaats op het<br />

tijdstip waarop het goed ter <strong>be</strong>schikking van de verkrijger of overnemer wordt<br />

gesteld. Het feit dat de koper het goed, na het in ontvangst te heb<strong>be</strong>n genomen, zelf<br />

vervoert of laat vervoeren door een derde (een vervoerder) met wie hij een<br />

vervoercontract heeft gesloten, doet hieraan geen afbreuk (verg. nr. 26, B, 1°).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

Verkoop door A, fabrikant te Luik, aan B, handelaar in Antwerpen, van goederen die zich in de<br />

magazijnen van A te Luik <strong>be</strong>vinden.<br />

a) De verkoop wordt gesloten onder <strong>be</strong>ding dat de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van de goederen in de<br />

magazijnen van A te Luik zal plaatsvinden. B gaat met zijn eigen vrachtwagen de goederen te<br />

Luik afhalen. Om aan B te leveren moet A de koopwaren dus niet vervoeren, waaruit volgt dat<br />

de levering plaatsvindt te Luik op het tijdstip waarop de goederen ter <strong>be</strong>schikking van B<br />

worden gesteld (verg. nr. 26, B, 1°, b).<br />

b) In plaats van zelf de goederen te gaan halen (z. a) hiervóór), geeft B opdracht aan vervoerder<br />

V om voor zijn rekening de goederen op te halen in de magazijnen van A te Luik en ze te<br />

Antwerpen af te leveren. Ook in dit geval heeft de levering plaats op het tijdstip waarop de<br />

goederen ter <strong>be</strong>schikking van B worden gesteld (verg. nr. 26, B, 1°, c).<br />

B. Afwijkingen. - Onweerlegbare wettelijke vermoedens.<br />

1° Vervoer van goederen door of voor rekening van de leverancier.<br />

Wanneer de levering gepaard gaat met de verzending of het vervoer van het goed<br />

door of voor rekening van de leverancier wordt, krachtens artikel 16, § 1, tweede lid,<br />

van het Wetboek, de levering steeds geacht plaats te vinden op het tijdstip van de<br />

aankomst van de verzending of van het vervoer naar de afnemer of de overnemer,<br />

<strong>be</strong>halve wanneer het gaat om een goed dat door of voor rekening van de leverancier<br />

wordt geïnstalleerd of gemonteerd (verg. nr. 26, B, 1°).


(1 februari 2012)<br />

41 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Het <strong>be</strong>treft hier het geval waarin de leverancier de verzending van de goederen naar<br />

de koper op zich neemt. Het heeft geen <strong>be</strong>lang of de leverancier dat vervoer verricht<br />

met eigen vervoermiddelen of hiervoor een <strong>be</strong>roep doet op een derde (een<br />

vervoerder) met wie hij een vervoercontract sluit.<br />

Opgemerkt wordt dat deze regel een vermoeden juris et de jure inhoudt dat bijgevolg<br />

geldt telkens wanneer het vervoer ge<strong>be</strong>urt door of voor rekening van de leverancier<br />

en ongeacht de contractuele <strong>be</strong>palingen die in voorkomend geval zijn <strong>be</strong>dongen<br />

i.v.m. het tijdstip van de levering.<br />

Het is <strong>be</strong>langrijk hierbij op te merken dat, rekening houdend met de hierboven<br />

uiteengezette regels en met artikel 15, § 2, tweede lid, 1°, van het Wetboek, in<br />

principe, de plaats en het tijdstip van de levering niet samenvallen wanneer het goed<br />

door de leverancier of voor zijn rekening naar de verkrijger wordt verzonden of<br />

vervoerd zonder dat het wordt geïnstalleerd of gemonteerd door of voor rekening van<br />

de leverancier.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

Verkoop door fabrikant A, te Luik, aan handelaar B, te Antwerpen, van koopwaren die zich <strong>be</strong>vinden<br />

in de magazijnen van A te Luik.<br />

a) Eerste onderstelling: De verkoop wordt gesloten "franco thuis" d.w.z. dat de overeengekomen<br />

prijs o.m. de verplichting inhoudt voor A om de koopwaren van bij hem te Luik naar B te<br />

Antwerpen te vervoeren. Voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting vindt de levering plaats op het<br />

tijdstip van de aankomst van het vervoer ter <strong>be</strong>stemming van B in Antwerpen (verg. nr. 26, B,<br />

1°, a).<br />

b) Tweede onderstelling: In plaats van zelf de goederen te vervoeren, geeft A opdracht aan<br />

vervoerder C om deze goederen voor zijn rekening te vervoeren vanuit zijn opslagplaats te<br />

Luik naar B te Antwerpen. In dit geval vindt de levering eveneens plaats op het tijdstip van de<br />

aankomst van de goederen ter <strong>be</strong>stemming van B in Antwerpen.<br />

2° Installatie of montage door of voor rekening van de leverancier.<br />

De levering van een roerend goed dat door of voor rekening van de leverancier wordt<br />

geïnstalleerd of gemonteerd, wordt in <strong>be</strong>ginsel voor het geheel als een levering van<br />

goederen aangemerkt. Die levering vindt plaats op het tijdstip waarop de installatie<br />

of de montage wordt <strong>be</strong>ëindigd (Wetboek, art. 16, § 1, tweede lid, in fine) (verg.<br />

nr. 26, B, 2°).<br />

Wanneer de levering enerzijds en de installatie of de montage door of rekening van<br />

de leverancier anderzijds, geschieden ter uitvoering van twee onderscheiden<br />

overeenkomsten, moet het volgende onderscheid worden gemaakt (verg. aanschr.<br />

4/1979):


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 42<br />

- indien de overeenkomst m.b.t. de installatie of de montage gesloten wordt<br />

uiterlijk op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt volgens het <strong>be</strong>paalde in<br />

artikel 16, § 1, eerste lid (ter<strong>be</strong>schikkingstelling) of tweede lid, in limine<br />

(aankomst van het vervoer door de verkoper), dan worden levering en<br />

installatie of montage voor het geheel als een levering aangemerkt en vindt de<br />

levering plaats op het tijdstip waarop de installatie of de montage wordt<br />

<strong>be</strong>ëindigd;<br />

- indien daarentegen de overeenkomst m.b.t. de installatie of de montage<br />

gesloten wordt nadat er levering heeft plaatsgehad volgens de regels van<br />

artikel 16, § 1, eerste lid, of tweede lid, in limine, dan wordt die overeenkomst<br />

als onderscheiden van die m.b.t. de levering aangemerkt (het gaat dan<br />

overigens om een dienst).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een handelaar uit Bergen verkoopt een machine aan een onderneming in Brugge. De machine is<br />

opgeslagen in Bergen en moet te Brugge door de leverancier of voor diens rekening worden<br />

gemonteerd.<br />

De levering vindt plaats op het tijdstip waarop de montage wordt <strong>be</strong>ëindigd (verg. nr. 26, B, 2°).<br />

3° Doorlopende leveringen.<br />

Overeenkomstig artikel 16, § 1, derde lid, 1°, van het Wetboek wordt in geval van<br />

doorlopende leveringen van goederen die aanleiding geven tot opeenvolgende<br />

afrekeningen of <strong>be</strong>talingen, de levering geacht plaats te vinden bij het verstrijken van<br />

elke periode waarop een afrekening of <strong>be</strong>taling <strong>be</strong>trekking heeft.<br />

Bovengenoemde toestand zal zich inzonderheid voordoen bij leveringen van water,<br />

gas en elektriciteit (z. aanschr. 65/1971).<br />

4° Verstrijken van de btw-termijn <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 1° van het<br />

Wetboek ten aanzien van goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het<br />

Wetboek, en eveneens de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten<br />

van zakelijke rechten met <strong>be</strong>trekking tot zulke goederen in de zin van<br />

artikel 9, tweede alinea, 2°, van het Wetboek.<br />

Wanneer gebouwen (of gedeelten van gebouwen) evenals het bijhorend terrein, met<br />

toepassing van de btw vervreemd, niet ter <strong>be</strong>schikking van de verkrijger of de<br />

overnemer werden gesteld binnen de termijn <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 1°, van het<br />

Wetboek, dan wordt de levering geacht plaats te vinden bij het verstrijken van die


(1 februari 2012)<br />

43 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

termijn (Wetboek, art. 16, § 1, derde lid, 2°). Deze regel geldt zowel voor de<br />

vervreemding die wordt gedaan door een <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in artikel 4, van<br />

het Wetboek, als voor die welke door een in artikel 8, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wordt gedaan (z. hoofdstuk VII).<br />

C. Bijzondere regels.<br />

1° De koper is reeds in het <strong>be</strong>zit van het verkochte goed.<br />

Het kan voorkomen dat iemand een goed koopt dat reeds te zijner <strong>be</strong>schikking was.<br />

Dat is het geval bij aanvaarding van de koopwaar door de koper bij een verkoop op<br />

proef, bij zending op zicht wanneer de <strong>be</strong>trokkene verklaart de goederen te willen<br />

kopen, of nog wanneer een huur omgezet wordt in een verkoop of wanneer een<br />

depothouder de bij hem in depot zijnde goederen koopt.<br />

In dat geval vindt de levering plaats op het tijdstip waarop het verkoopcontract<br />

uitwerking heeft (Wetboek, art. 16, § 2, eerste lid) (verg. nr. 26, A, voor<strong>be</strong>elden,<br />

1 ste geval).<br />

V o o r b e e l d<br />

A heeft op 1 juni goederen in depot gegeven bij B. Op 30 juni wordt <strong>be</strong>treffende die goederen tussen A<br />

en B een verkoopcontract gesloten. De levering vindt plaats op 30 juni.<br />

2° De verkoper blijft in het <strong>be</strong>zit van het verkochte goed.<br />

Omgekeerd kan het echter ook voorkomen dat de verkoper of de overdrager in het<br />

<strong>be</strong>zit blijft van het verkochte goed, omdat overeengekomen werd dat de verkoper het<br />

<strong>be</strong>zit van de goederen <strong>be</strong>houdt krachtens een andere titel dan die van eigenaar, b.v.<br />

als huurder, als depothouder (<strong>be</strong>waarnemer).<br />

In dit geval wordt de levering eveneens geacht plaats te vinden op het tijdstip waarop<br />

het contract uitwerking heeft (Wetboek, art. 16, § 2, eerste lid).<br />

V o o r b e e l d<br />

Verkoop op 30 juni door fabrikant A, te Luik, aan handelaar B, te Antwerpen, van koopwaren die zich<br />

<strong>be</strong>vinden in de magazijnen van A, te Luik. Er wordt overeengekomen dat de koopwaren opgeslagen<br />

zullen blijven in het magazijn van A tot op het ogenblik dat B ze zal heb<strong>be</strong>n doorverkocht (B heeft b.v.<br />

plaatsgebrek in zijn eigen magazijn).<br />

De levering vindt plaats te Luik waar de verkochte goederen ter <strong>be</strong>schikking gesteld worden van B en<br />

op het tijdstip waarop het contract uitwerking heeft, hetzij op 30 juni hoewel de verkoper de goederen<br />

<strong>be</strong>houdt in de hoedanigheid van <strong>be</strong>waarnemer. (verg. nr. 26, A, voor<strong>be</strong>elden, 2 de geval).


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 44<br />

3° Zending in consignatie.<br />

Ten aanzien van in consignatie gegeven goederen vindt de levering aan de<br />

consignataris plaats op het tijdstip waarop deze eigenaar wordt van de in consignatie<br />

gezonden goederen. Wanneer de consignataris echter verkoopcommissionair is,<br />

wordt de levering aan hem geacht plaats te vinden naarmate hij de door zijn toedoen<br />

verkochte goederen levert, in de juridische <strong>be</strong>tekenis van het <strong>be</strong>grip (Wetboek,<br />

art. 16, § 2, tweede lid) (verg. nr. 26, A).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

a) A zendt koopwaren in consignatie bij B op 1 juli. B verkoopt de koopwaren op 14 juli. Door het<br />

feit zelf van een koper te heb<strong>be</strong>n gevonden is B eigenaar van de goederen geworden. De<br />

levering door A aan B wordt geacht op 14 juli plaats te vinden.<br />

b) Zelfde onderstelling maar B is verkoopcommissionair van A en de op 14 juli verkochte<br />

koopwaren worden door B aan de koper C ter <strong>be</strong>schikking gesteld op 20 juli. De levering door<br />

A aan B wordt, zoals de levering door B aan C, geacht op 20 juli plaats te vinden.<br />

c) Een consignatiegever A, gevestigd te Namen, verstuurt op 10 mei goederen in consignatie naar<br />

B, gevestigd te Antwerpen.<br />

B vindt op 12 mei een koper C, gevestigd te Hasselt en vervoert de goederen zelf naar C op<br />

13 mei .<br />

In de relatie tussen A en B, vindt de levering plaats op 12 mei, datum waarop B een koper heeft<br />

gevonden en derhalve eigenaar van de goederen is geworden.<br />

In de relatie tussen B en C vindt de levering plaats op 13 mei, datum van aankomst van het<br />

vervoer ter <strong>be</strong>stemming van de koper C (Wetboek, art. 16, § 1, tweede lid) (verg. nr. 27, B, 1°).<br />

D. Wettelijk vermoeden (juris tantum).<br />

Overeenkomstig artikel 16, § 3, van het Wetboek wordt de levering van een goed,<br />

<strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs, geacht plaats te vinden op het tijdstip waarop het goed niet<br />

meer aanwezig is in het magazijn, de werkplaats, het depot of enige andere inrichting<br />

waarover de leverancier in België <strong>be</strong>schikt.<br />

Dit vermoeden juris tantum (d.w.z. weerlegbaar vermoeden) ten laste van de hier te<br />

lande gevestigde leveranciers vult het vermoeden aan <strong>be</strong>doeld in artikel 64, § 1,<br />

vooral voor wat de intracommunautaire leveringen <strong>be</strong>treft waarvoor geen voldoende<br />

<strong>be</strong>wijzen voor de vrijstelling worden aangebracht.


E. Ontstentenis van levering.<br />

(1 februari 2012)<br />

45 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Wanneer een goed dat is verkocht, om welke reden ook, niet wordt geleverd<br />

(b.v. overlijden van de koper vóór de levering van het goed, vernietiging van de<br />

goederen vóór de aankomst van het vervoer naar de koper) is in <strong>be</strong>ginsel de btw niet<br />

verschuldigd. Wanneer de verkoper echter de btw of een gedeelte ervan reeds aan de<br />

koper heeft aangerekend, omdat zich vóór het tijdstip van de levering een andere<br />

oorzaak van opeisbaarheid heeft voorgedaan (facturering of <strong>be</strong>taling), en aan de Staat<br />

heeft doorgestort, kan die btw evenwel op grond van artikel 77, § 1, 4°, van het<br />

Wetboek worden teruggegeven.<br />

IV. Kettingverkopen.<br />

28. Plaats en tijdstip van de levering.<br />

De hier <strong>be</strong>doelde kettingverkopen zijn die welke een opeenvolging van eigendomsoverdrachten<br />

<strong>be</strong>helzen tussen de opeenvolgende verkopers en kopers en waarbij<br />

alleen de laatste koper daadwerkelijk <strong>be</strong>zit neemt van de goederen. Hiermee worden<br />

dan ook meerdere opeenvolgende leveringen van dezelfde goederen <strong>be</strong>doeld waarbij<br />

de goederen rechtstreeks van de eerste leverancier naar de laatste koper in de reeks<br />

worden vervoerd of gezonden.<br />

Voorts wordt er opgemerkt dat in de navolgende voor<strong>be</strong>elden er steeds wordt vanuit<br />

gegaan dat de juridische en materiële ter<strong>be</strong>schikkingstelling van het goed samengaan.<br />

Overigens heeft ten aanzien van de levering van lichamelijk roerende goederen de<br />

notie der juridische ter<strong>be</strong>schikkingstelling enkel enig praktisch nut in die gevallen<br />

waarin zich geen enkele werkelijke materiële ter<strong>be</strong>schikkingstelling van de goederen<br />

voordoet met het oog op de overdracht of overgang van de macht om als een<br />

eigenaar over een goed te <strong>be</strong>schikken.<br />

V o o r b e e l d<br />

Gesteld dat A een goed verkoopt aan B op 10 januari 2010, en B dit goed wederverkoopt aan C op<br />

11 januari 2010. Het vervoer dat rechtstreeks vanuit de opslagplaats van A naar C wordt verricht,<br />

vangt aan op 12 januari 2010 en eindigt op 13 januari 2010. Er is geen enkele contractuele band<br />

tussen A en C.<br />

De twee vragen die dienen <strong>be</strong>antwoord luiden als volgt:<br />

1° Waar vinden de leveringen van A aan B en van B aan C plaats ?


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 46<br />

2° Op welk tijdstip vinden deze <strong>be</strong>ide leveringen plaats ?<br />

Een bijzonderheid aan voornoemde situatie is dat het vervoer van de goederen van A tot bij C slechts<br />

kan plaatsgrijpen in één van de opeenvolgende contractuele relaties, hetzij, in deze tussen A en B,<br />

hetzij, in deze tussen B en C.<br />

Bijgevolg is één van <strong>be</strong>ide leveringen (hetzij de levering van A aan B, hetzij de levering van B aan C)<br />

een levering waarbij geen vervoer wordt verricht en die dus plaatsvindt daar waar de goederen<br />

worden ter <strong>be</strong>schikking gesteld van de verkrijger of overnemer (Wetboek, art. 15, § 2, eerste lid; verg.<br />

nr. 26, A). Deze zelfde levering vindt plaats op het tijdstip waarop de goederen ter <strong>be</strong>schikking<br />

worden gesteld van de verkrijger of overnemer (Wetboek, art. 16, § 1, eerste lid; verg. nr. 27, A).<br />

De andere levering is een levering met vervoer die in principe plaatsvindt op de plaats van de<br />

aanvang van het vervoer of de verzending naar de verkrijger, wanneer het vervoer wordt verricht<br />

door de leverancier, door de verkrijger of door een derde, naar de plaats waar de verkrijger<br />

gevestigd is of naar eender welke andere plaats die hij als <strong>be</strong>stemming opgeeft (Wetboek, art. 15, § 2,<br />

tweede lid, 1°; verg. nr. 26, B, 1°).<br />

Een voor<strong>be</strong>eld kan de draagwijdte van deze <strong>be</strong>paling verduidelijken.<br />

A -------------- verkoop ------------------------> B -------------- verkoop -------------------> C<br />

---------------------------------vervoer------------------------------------------------------------><br />

In de contractuele band tussen A en B werd <strong>be</strong>dongen dat A (leverancier) de goederen zal vervoeren<br />

niet naar B (zijn koper), maar naar een andere plaats die B als <strong>be</strong>stemming opgeeft, hetzij in<br />

onderhavig geval bij C.<br />

Deze levering vindt plaats op het tijdstip van de aankomst van het vervoer naar de afnemer of<br />

verkrijger, aangezien het vervoer wordt verricht door de leverancier of voor diens rekening (Wetboek,<br />

art. 16, § 1, tweede lid; verg. nr. 27, B, 1°).<br />

Uit hetgeen voorafgaat blijkt duidelijk dat het <strong>be</strong>palen van plaats en tijdstip van de leveringen van A<br />

aan B en B aan C gebonden is aan het al dan niet <strong>be</strong>staan van een vervoer in voornoemde relaties.<br />

Bijgevolg is het onont<strong>be</strong>erlijk vooreerst uit te maken in welke contractuele band het vervoer<br />

plaatsvindt, alvorens de plaats en het tijdstip van deze leveringen te <strong>be</strong>palen.<br />

Mogelijke veronderstellingen.<br />

In een kettingverkoop kunnen zich drie gevallen voordoen:<br />

a) het vervoer wordt verricht door A of voor diens rekening;<br />

b) het vervoer wordt verricht door B of voor diens rekening;<br />

c) het vervoer wordt verricht door C of voor diens rekening.<br />

We veronderstellen steeds dat het vervoer aanvangt bij A op 12 januari 2010 en dat het eindigt bij C<br />

op 13 januari 2010.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

47 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

a) Eerste onderstelling: het vervoer wordt verricht door A of voor diens rekening.<br />

In dit geval doet het vervoer zich voor in de relatie A-B aangezien B de enige is waarmee A een<br />

overeenkomst heeft gesloten. Bijgevolg is de levering van B aan C een levering zonder vervoer.<br />

Bij de levering van A aan B wordt het vervoer verricht door A (leverancier) of door een derde<br />

handelend voor rekening van A. Bijgevolg vindt deze levering plaats, op de plaats waar het vervoer<br />

aanvangt naar de verkrijger of naar eender welke plaats die deze als <strong>be</strong>stemming opgeeft, d.w.z. bij A<br />

(Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid, 1; verg. nr. 26, B, 1°). Zij vindt plaats op het tijdstip van de<br />

aankomst van het vervoer naar de afnemer of overnemer, d.w.z. op 13 januari 2010 (Wetboek, art. 16,<br />

§ 1, tweede lid; verg. nr. 27, B, 1°).<br />

Bij de levering van B aan C wordt er geen vervoer verricht. Bijgevolg vindt deze levering plaats op de<br />

plaats waar het goed ter <strong>be</strong>schikking van de verkrijger of overnemer wordt gesteld, d.w.z. bij C<br />

(Wetboek, art. 15, § 2, eerste lid; verg. nr. 26, A). Deze levering vindt plaats op het tijdstip waarop het<br />

goed ter <strong>be</strong>schikking van de verkrijger of overnemer wordt gesteld, hetzij op 13 januari 2010<br />

(Wetboek, art. 16, § 1, eerste lid; verg. nr. 27, A).<br />

b) Tweede onderstelling: het vervoer wordt verricht door B of voor diens rekening.<br />

In dit geval zal men, aangezien B zowel verkrijger is ten opzichte van A als leverancier ten opzichte<br />

van C, aan de hand van de gesloten overeenkomsten en verkoopsvoorwaarden moeten onderzoeken in<br />

welke contractuele band het vervoer wordt verricht.<br />

1) Indien volgens de gesloten overeenkomst het vervoer wordt verricht in de relatie A- B (hetgeen<br />

inhoudt dat B handelt als verkrijger van A), dient de toestand tussen A, B en C als volgt te<br />

worden <strong>be</strong>oordeeld.<br />

Voor het <strong>be</strong>palen van de plaats van de levering van A aan B, wordt verwezen naar hetgeen<br />

gesteld werd in de eerste onderstelling gelet op het feit dat het vervoer wordt gedaan door B<br />

(als verkrijger) of voor zijn rekening.<br />

Wat het tijdstip van de levering <strong>be</strong>treft, is artikel 16, § 1, eerste lid, van het Wetboek van<br />

toepassing, volgens hetwelk de levering plaatsvindt op het tijdstip dat de goederen ter<br />

<strong>be</strong>schikking van de verkrijger worden gesteld, d.w.z. op 12 januari 2010 (verg. nr. 27, A).<br />

Voor wat de levering van B aan C <strong>be</strong>treft, wordt verwezen naar hetgeen gesteld werd in de<br />

eerste onderstelling.<br />

2) Indien volgens de gesloten contracten het vervoer wordt verricht in de relatie B-C, wat inhoudt<br />

dat B handelt als leverancier van C dient de toestand tussen A, B en C als volgt te worden<br />

<strong>be</strong>oordeeld.<br />

In de relatie A-B wordt er geen vervoer verricht. Deze levering vindt derhalve plaats daar<br />

waar het goed ter <strong>be</strong>schikking van de verkrijger wordt gesteld, hetzij bij A (Wetboek, art. 15,<br />

§ 2, eerste lid; verg. nr. 26, A). De levering vindt plaats op het tijdstip waarop het goed ter<br />

<strong>be</strong>schikking van de verkrijger B, wordt gesteld, hetzij op 12 januari 2010 (Wetboek, art. 16,<br />

§ 1, eerste lid; verg. nr. 27, A).


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 48<br />

In de relatie B-C wordt een vervoer verricht. Voor deze levering wordt verwezen naar hetgeen<br />

gesteld wordt in de derde onderstelling, wat de plaats van de levering <strong>be</strong>treft. Voor het tijdstip<br />

van de levering is artikel 16, § 1, tweede lid, van het Wetboek van toepassing, volgens hetwelk<br />

de levering plaatsvindt op het tijdstip van aankomst van het vervoer bij C.<br />

c) Derde onderstelling: het vervoer wordt verricht door C of voor diens rekening.<br />

In dit geval wordt het vervoer verricht in de relatie B-C, aangezien B de enige is waarmee C een<br />

overeenkomst heeft gesloten.<br />

Voor wat het <strong>be</strong>palen van de plaats en het tijdstip van de levering van A aan B <strong>be</strong>treft, wordt<br />

verwezen naar hetgeen gesteld werd in de tweede onderstelling, onder punt b, 2.<br />

In de levering van B aan C wordt het vervoer verricht door C (verkrijger) of door een derde<br />

handelend voor rekening van C. Deze levering vindt plaats daar waar het vervoer naar de verkrijger<br />

of naar de plaats die hij als <strong>be</strong>stemming opgeeft aanvangt, hetzij bij A (Wetboek, art.15, § 2, tweede<br />

lid, 1°; verg. nr. 26, B, 1°).<br />

Deze levering vindt plaats op het tijdstip waarop het goed ter <strong>be</strong>schikking wordt gesteld van de<br />

verkrijger of overnemer, hetzij op 12 januari 2010 (Wetboek, art. 16, § 1, eerste lid; verg. nr. 27, A).<br />

V. Belastingplichtige die handelt in de uitoefening van zijn economische<br />

activiteit.<br />

29. Verwijzing naar het <strong>be</strong>grip <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Een levering van goederen is in principe slechts <strong>be</strong>lastbaar met btw indien ze hier te<br />

lande door een als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige wordt verricht en ze niet<br />

is vrijgesteld door de artikelen 39 tot 42 of 44 van het Wetboek. Het <strong>be</strong>grip<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wordt toegelicht in hoofdstuk IV hierna.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een handelaar in elektrische scheerapparaten neemt een oud scheerapparaat over van een<br />

particulier, bij de levering van een nieuw. De overname van het oude apparaat is niet <strong>be</strong>lastbaar met<br />

btw omdat de overdrager een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is (particulier).<br />

Maar de verkoop van het nieuwe apparaat is <strong>be</strong>lastbaar met de btw omdat de handeling door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige (handelaar) wordt verricht.


30. Uitoefening van de economische activiteit.<br />

(1 februari 2012)<br />

49 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Om <strong>be</strong>lastbaar te zijn moet de levering van goederen verricht worden door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige in de uitoefening van zijn economische activiteit, d.w.z.<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige moet als zodanig handelen in het kader van een geregelde<br />

werkzaamheid waardoor hij de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>zit (z. nr. 79).<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. Een slager die <strong>be</strong>lastingplichtige is wegens het geregeld verkopen van vlees, verkoopt de<br />

meu<strong>be</strong>len van zijn slaapkamer aan een handelaar in tweedehandse meu<strong>be</strong>len. Die verkoop<br />

blijft buiten de werkingssfeer van de btw omdat hij niet tot de uitoefening van de werkzaamheid<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige van de slager kan worden gerekend.<br />

Buiten de uitoefening van hun werkzaamheid van <strong>be</strong>lastingplichtige handelen eveneens de<br />

vennootschap die een kunstwerk verkoopt, dat ze zonder <strong>be</strong>doeling van wederverkoop maar als<br />

<strong>be</strong>legging heeft gekocht (z. nr. 336), en de foorkramer die een foorwagen verkoopt, die door<br />

hem uitsluitend als woonwagen werd gebruikt (Beslissing E.T. 15.286 van 4 juni 1973, <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 15, blz. 212, nr. 465).<br />

2. Een boekhouder die btw-<strong>be</strong>lastingplichtige is wegens zijn werkzaamheid van dienstverrichter,<br />

verkoopt aan een particulier een boekhoudmachine, die hij gebruikt heeft voor zijn<br />

werkzaamheid van boekhouder. De verkoop is onderworpen aan de btw omdat hij werd<br />

verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige die hierbij als zodanig handelt.<br />

VI. Belastbaar feit en tijdstip van opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting.<br />

31. A. Beginsel.<br />

Voor de levering van goederen vindt, in <strong>be</strong>ginsel, het <strong>be</strong>lastbare feit plaats en wordt<br />

de <strong>be</strong>lasting opeisbaar op het tijdstip waarop de levering van het goed plaatsvindt<br />

(Wetboek, art. 17, § 1, eerste lid). Om het tijdstip waarop het <strong>be</strong>lastbare feit zich<br />

voordoet te kennen, moet dus het tijdstip van de levering gekend zijn.<br />

B. Subsidiaire oorzaken van opeisbaarheid.<br />

Benevens bij de levering van een goed, dat het <strong>be</strong>lastbare feit is, wordt de <strong>be</strong>lasting<br />

opeisbaar telkens wanneer zich, vóór de levering, één van de volgende feiten<br />

voordoet:<br />

1° de facturering van de prijs of een deel ervan;


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 50<br />

2° het ontvangen van de prijs of een deel ervan.<br />

In die twee gevallen is de btw slechts verschuldigd over het gefactureerde of <strong>be</strong>taalde<br />

<strong>be</strong>drag; bij de latere levering wordt de <strong>be</strong>lasting opeisbaar over het saldo.<br />

C. Uitzondering.<br />

Krachtens artikel l7, § 3, van het Wetboek is, bij afwijking van de regels vervat in A<br />

en B, de <strong>be</strong>lasting opeisbaar naarmate van de incassering van de prijs, ongeacht of<br />

deze incassering vóór of na de levering plaatsvindt, in de gevallen waarin de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige niet verplicht is een factuur uit te reiken en waarvoor hij geen<br />

factuur heeft uitgereikt (zie nr. 431).<br />

In geval van <strong>be</strong>taling per cheque <strong>be</strong>twist de administratie niet dat de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die gebruik maakt van de ontheffing van de factureringsplicht, op het<br />

tijdstip van de ontvangst van de cheque het <strong>be</strong>drag ervan opneemt in het dagboek van<br />

ontvangsten, zodat derhalve op dat tijdstip de btw opeisbaar wordt. Indien later blijkt<br />

dat er geen effectieve inning van de cheque kan plaatsvinden, kan de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige teruggaaf krijgen van de <strong>be</strong>lasting (Beslissingen E.T. 26.314 en<br />

E.T. 30.861 van 3 decem<strong>be</strong>r 1980, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 48, blz. 290-291, nr. 751).<br />

D. Belang van het tijdstip waarop de fiscale schuld ontstaat en opeisbaar<br />

wordt.<br />

Het <strong>be</strong>palen van het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt is zeer <strong>be</strong>langrijk,<br />

niet enkel voor het vaststellen van het tijdvak waarop de <strong>be</strong>lastbare handeling<br />

<strong>be</strong>trekking heeft maar ook:<br />

1° voor het vaststellen van de termijnen voor de facturering (K.B. nr. 1, art. 1,<br />

§ 1);<br />

2° voor het vaststellen van het tijdstip waarop het recht op aftrek ontstaat<br />

(K.B. nr. 3, art. 2);<br />

3° voor het vaststellen van het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting aan de Schatkist moet<br />

worden <strong>be</strong>taald;<br />

4° in geval van wijziging van stelsel of tarief, voor het vaststellen of de handeling<br />

aan het nieuwe dan wel aan het vroegere stelsel of tarief is onderworpen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

51 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Afdeling 2. - Uitzonderingen op de algemene regels<br />

van opeisbaarheid.<br />

I. Overdrachten die geen leveringen zijn.<br />

32. Overdrachten van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling<br />

(Wetboek, art. 11).<br />

A. Algemeenheden.<br />

In <strong>be</strong>ginsel zijn, bij overdracht van een algemeenheid van goederen, bijvoor<strong>be</strong>eld een<br />

handelszaak, of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling, de overgedragen <strong>be</strong>standdelen die, afzonderlijk<br />

genomen, binnen de werkingssfeer van de btw vallen, hetzij als goederen of<br />

als diensten - voorraad goederen, materieel, verpakkingsmiddelen, cliënteel - volgens<br />

de gewone regels aan de btw onderworpen. Artikel 11 van het Wetboek vormt<br />

evenwel een <strong>be</strong>langrijke uitzondering op dit <strong>be</strong>ginsel.<br />

Deze problematiek wordt uitgebreid toegelicht in de circulaire E.T. 110.663<br />

(A.O.I.F. nr. 46/2009) van 30 septem<strong>be</strong>r 2009.<br />

B. Draagwijdte van artikel 11 van het Wetboek.<br />

Ingevolge artikel 11 van het Wetboek moet niet als een levering van goederen of een<br />

dienstverrichting worden aangemerkt, de overdracht, onder <strong>be</strong>zwarende titel of om<br />

niet, bij wege van inbreng of anderszins (bijvoor<strong>be</strong>eld verkoop) van een<br />

algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling, wanneer de overnemer een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is die de <strong>be</strong>lasting geheel of gedeeltelijk in aftrek zou kunnen<br />

brengen indien deze wegens de overdracht verschuldigd zou zijn. In dat geval wordt<br />

de overnemer geacht de persoon van de overdrager voort te zetten.<br />

Artikel 11 heeft een dub<strong>be</strong>le uitwerking:<br />

1) de overdracht van de algemeenheid van goederen of van de <strong>be</strong>drijfsafdeling is<br />

niet <strong>be</strong>lastbaar met btw;


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 52<br />

2) opdat de <strong>be</strong>lasting niet zou blijven "hangen", wordt de overnemer geacht de<br />

persoon van de overdrager voort te zetten van wie hij de rechten en de plichten<br />

ten aanzien van de btw overneemt (met name ten aanzien van de herziening<br />

van de aftrek). De overdrager blijft evenwel gehouden tot aangifte en <strong>be</strong>taling<br />

van de <strong>be</strong>lasting die vóór de overdracht opeisbaar is geworden en hij mag ook<br />

de <strong>be</strong>lasting aftrekken, volgens de normale regels, die werd geheven tot op dat<br />

ogenblik.<br />

De toepassing van artikel 11 van het Wetboek heeft onder andere voor gevolg dat de<br />

overgedragen goederen in het patrimonium van de overnemer komen onder hetzelfde<br />

stelsel van de btw als dat waaraan ze bij de overdrager waren onderworpen.<br />

De overdracht om niet van een handelszaak is niet <strong>be</strong>doeld bij artikel 2, eerste lid,<br />

van het Wetboek, aangezien ze niet onder <strong>be</strong>zwarende titel plaatsvindt. Als zodanig<br />

is zij dus niet aan de btw onderworpen, maar zij geeft in <strong>be</strong>ginsel aanleiding tot de<br />

onttrekking <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 1, 2°, van het Wetboek of tot herziening van de<br />

aftrek met <strong>be</strong>trekking tot de overgedragen goederen, overeenkomstig de artikelen 5,<br />

4°, en 10, 5°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 (z. nrs. 383 en 404). Aangezien<br />

artikel 11 van het Wetboek echter zowel de overdracht onder <strong>be</strong>zwarende titel als<br />

deze om niet <strong>be</strong>doelt, dient geen onttrekking of herziening te worden verricht naar<br />

aanleiding van deze overdracht, omdat de <strong>be</strong>giftigde geacht wordt de persoon van de<br />

schenker voort te zetten.<br />

C. Begrip gehele of gedeeltelijke algemeenheid van goederen en<br />

toepassingsvoorwaarden van artikel 11 van het Wetboek.<br />

Vroegere administratieve commentaren omschreven een algemeenheid van goederen<br />

als het gehele patrimonium, zowel activa als passiva, van een opgeslorpte of<br />

gefusioneerde vennootschap, of nog als de totaliteit van de elementen die het<br />

handelsfonds van een natuurlijke persoon of van een vennootschap in vereffening<br />

vormen. Tevens wordt een <strong>be</strong>drijfsafdeling gedefinieerd als het geheel van de erin<br />

geïnvesteerde goederen die op technisch en organisatorisch vlak een autonome<br />

activiteit kunnen uitoefenen. Zij dient hoe dan ook op eigen kracht te kunnen werken.<br />

Naast deze definities en zonder omstandig te willen zijn, kunnen we stellen dat het<br />

standpunt van de Belgische administratie eveneens op volgende drie elementen<br />

gebaseerd is:<br />

- de <strong>be</strong>grippen algemeenheid van goederen en <strong>be</strong>drijfsafdeling dienen te worden<br />

onderzocht in hoofde van de overdrager (zie inzonderheid <strong>be</strong>slissing nr.<br />

E.T. 18.638 van 16 okto<strong>be</strong>r 1974);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

53 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

- de overdracht van een gebouw waarin de overgedragen economische activiteit<br />

wordt uitgeoefend of van de zakelijke rechten op dit gebouw die aan de<br />

overdrager toe<strong>be</strong>horen, vormt een essentieel element om uit te maken of<br />

artikel 11 al dan niet van toepassing is, uitgezonderd sommige bijzondere<br />

omstandigheden (zie onder andere <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 26.872 van 27 septem<strong>be</strong>r<br />

1978);<br />

- wanneer het om natuurlijke personen gaat, toont de administratie zich<br />

toleranter aangaande de elementen die noodzakelijk dienen deel uit te maken<br />

van de overdracht opdat deze zou kunnen genieten van de toepassing van<br />

artikel 11 (zie hieromtrent circulaire nr. 74 van 6 mei 1971, in fine, en<br />

<strong>be</strong>slissing nr. E.T. 26.872 van 27 septem<strong>be</strong>r 1978, in fine).<br />

De <strong>be</strong>grippen totale of gedeeltelijke algemeenheid vormen autonome <strong>be</strong>grippen van<br />

het gemeenschapsrecht en dienen aldus het voorwerp uit te maken van een identieke<br />

interpretatie in alle lidstaten. Bijzonder <strong>be</strong>langrijk is het arrest van het Hof van<br />

Justitie van de Europese Gemeenschappen van 27 novem<strong>be</strong>r 2003 in de zaak C-<br />

497/01, Zita Modes Sárl, dat het Administratieve standpunt opnieuw in vraag stelt.<br />

Het Hof zegt er voor recht dat artikel 5, lid 8, van de Zesde btw-richtlijn [artikel 19,<br />

eerste alinea van de richtlijn 2006/112/EG] zodanig dient geïnterpreteerd te worden<br />

dat het niet-leverings<strong>be</strong>ginsel van toepassing is op alle overdrachten van een<br />

handelszaak of van autonome <strong>be</strong>drijfsafdelingen, dit met in<strong>be</strong>grip van lichamelijke<br />

en desgevallend onlichamelijke elementen die gezamenlijk een <strong>be</strong>drijf of <strong>be</strong>drijfsafdeling<br />

vormen die geschikt is om een economische activiteit autonoom verder te<br />

zetten. De overnemer dient desalniettemin de <strong>be</strong>doeling te heb<strong>be</strong>n het handelsfonds<br />

of de <strong>be</strong>drijfsafdeling verder te zetten, en niet enkel de <strong>be</strong>doeling om de <strong>be</strong>trokken<br />

activiteit onmiddellijk te liquideren en desgevallend de voorraad te verkopen.<br />

Aldus eist het Hof niet dat alle elementen van het <strong>be</strong>drijf of van de <strong>be</strong>drijfsafdeling<br />

overgedragen worden. Volgens haar volstaat het dat een geheel van elementen of een<br />

vereniging van elementen wordt overgedragen om het bijzonder stelsel van nietlevering<br />

te kunnen toepassen. Deze elementen dienen de voortzetting van een<br />

autonome economische activiteit toe te laten.<br />

Zij legt eveneens het principe op volgens hetwelk men de situatie dient te <strong>be</strong>oordelen<br />

in hoofde van de overnemer en niet in hoofde van de overdrager.<br />

Uitgaande van deze definitie en van dit principe, blijkt dan ook dat artikel 11 van het<br />

Wetboek van toepassing kunnen zijn wanneer de overdrager sommige activa van de<br />

algemeenheid van goederen of van de <strong>be</strong>drijfsafdeling naar aanleiding van de<br />

overdracht <strong>be</strong>houdt, op voorwaarde dat het de overnemer niet verhindert om aan de


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 54<br />

hand van de overgelaten elementen een autonome economische activiteit uit te<br />

oefenen. Dientengevolge is het feit dat het gebouw waar de algemeenheid van<br />

goederen of de <strong>be</strong>drijfsafdeling werd geëxploiteerd of de rechten met <strong>be</strong>trekking tot<br />

dit gebouw niet zouden worden overgedragen, niet noodzakelijk van aard dat de<br />

toepassing van artikel 11 van het Wetboek wordt uitgesloten.<br />

Zonder hiervan een formele voorwaarde te willen maken voor de toepassing van<br />

artikel 11 van het Wetboek vormt de <strong>be</strong>doeling van de overnemer om een autonome<br />

economische activiteit verder te zetten daarenboven, in principe, een essentieel<br />

element om de toepassing van deze <strong>be</strong>paling toe te staan. Het is daarentegen niet<br />

vereist dat de economische activiteit die door de overnemer zal worden voortgezet<br />

identiek is aan deze van de overdrager. Het is tevens van weinig <strong>be</strong>lang dat de<br />

overnemer, vóór de overdracht, reeds dezelfde economische activiteit uitoefende als<br />

die van de overdrager (zie punt 45 van voormeld arrest).<br />

Bijgevolg mag de hoedanigheid van de <strong>be</strong>lastingplichtige - natuurlijk persoon of<br />

rechtspersoon - voortaan geen invloed meer heb<strong>be</strong>n op de toepassing van artikel 11<br />

van het Wetboek.<br />

D. Gevolgen in hoofde van de overdrager.<br />

In principe brengt de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een<br />

<strong>be</strong>drijfsafdeling, met in<strong>be</strong>grip van gebouwen en andere investeringsgoederen, geen<br />

herziening van de aftrek met zich mee in hoofde van de overdrager wanneer zij<br />

ge<strong>be</strong>urt onder toepassing van artikel 11 van het Wetboek.<br />

Daarentegen kan de overdrager in <strong>be</strong>paalde situaties gehouden zijn een herziening<br />

van de <strong>be</strong>lasting aftrekken geheven van de verwerving, verbouwing of ver<strong>be</strong>tering<br />

van de onroerende goederen door te voeren. Dit zou bijvoor<strong>be</strong>eld het geval zijn bij<br />

een verkoop aan een derde met toepassing van het registratierecht, bij een onroerende<br />

verhuur - zelfs aan de overnemer - vrijgesteld van btw, bij gebruik van het goed voor<br />

privé-doeleinden en, meer algemeen, voor andere doeleinden dan die van zijn<br />

economische activiteit onderworpen aan de btw.<br />

E. Gevolgen in hoofde van de overnemer.<br />

De fictie van artikel 11 van het Wetboek waardoor de overnemer geacht wordt de<br />

persoon van de overdrager verder te zetten, heeft tot gevolg dat de overnemer zelf<br />

een herziening van de aanvankelijk door de overdrager afgetrokken <strong>be</strong>lasting moet<br />

doorvoeren wanneer, op het ogenblik van of na het voortzetten van de overgedragen<br />

activiteit, hij zich <strong>be</strong>vindt in een door artikel 10 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van<br />

10 decem<strong>be</strong>r 1969 opgesomde situatie met <strong>be</strong>trekking tot de aftrekregeling.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

55 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Aangezien de herzieningsperiode aanvangt bij de overdrager dient deze de<br />

overnemer bij de overdracht in kennis te stellen van alle elementen (facturen, ta<strong>be</strong>l<br />

van de geïnvesteerde goederen,…) met het oog op een eventuele herziening die deze<br />

laatste zullen toelaten in voorkomend geval de aftrek te herzien.<br />

F. Overdrachten tussen <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan een<br />

verschillende taxatieregeling.<br />

De aanschrijving nr. 18/1978 <strong>be</strong>paalt de regels die van toepassing zijn op de<br />

overdrachten van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling,<br />

wanneer de overdrager en/of de overnemer onderworpen zijn aan de forfaitaire<br />

regeling ingesteld door artikel 56, § 1, van het Wetboek.<br />

G. Tijdstip van de handeling.<br />

Aangezien de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een<br />

<strong>be</strong>drijfsafdeling, op grond van artikel 11 van het Wetboek, niet wordt aangemerkt als<br />

de levering van een goed of een dienst in de zin van dat Wetboek, zijn wat de<br />

<strong>be</strong>paling van het tijdstip van de overdracht <strong>be</strong>treft de regels van het gemeen recht van<br />

toepassing.<br />

Bijgevolg vindt de overdracht, in principe, plaats zodra <strong>be</strong>ide partijen het eens zijn<br />

over de zaak en over de prijs. Het spreekt voor zich dat de partijen kunnen<br />

overeenkomen dat de overdracht uitwerking heeft op een andere datum: dit zal<br />

inzonderheid het geval zijn wanneer het een overdracht onder opschortende<br />

voorwaarde <strong>be</strong>treft.<br />

II. Uitbreiding van het <strong>be</strong>grip levering.<br />

33. Overdracht ingevolge een vordering door de overheid of ingevolge een wet, een<br />

decreet, een ordonnantie, een <strong>be</strong>sluit of een administratieve verordening.<br />

Overeenkomstig artikel 10, § 2 van het Wetboek wordt als levering ook <strong>be</strong>schouwd,<br />

de eigendomsoverdracht van een goed:<br />

a) ingevolge een vordering door of namens de overheid (burgerlijke of militaire);


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 56<br />

b) meer algemeen, ingevolge een wet, een decreet, een ordonnantie, een <strong>be</strong>sluit of<br />

een administratieve verordening.<br />

De overdracht van een goed onder die omstandigheden is dus aan de btw<br />

onderworpen - als alle andere voorwaarden vervuld zijn - alhoewel er geen<br />

contractuele band <strong>be</strong>staat.<br />

34. Maakloonwerk.<br />

In tegenstelling tot de regeling die van toepassing was vóór 1 januari 1993 en<br />

opnieuw van toepassing is geworden vanaf 1 januari 1996 (z. hierna) waarbij het<br />

maakloonwerk als een dienst wordt <strong>be</strong>schouwd, werd, tijdens de periode vanaf<br />

1 januari 1993 tot 31 decem<strong>be</strong>r 1995, overeenkomstig artikel 10, § 2, 2°, oud van het<br />

Wetboek als levering aangemerkt: de afgifte door de opdrachtnemer aan de<br />

opdrachtgever van een roerend goed dat hij heeft vervaardigd of samengesteld met<br />

<strong>be</strong>hulp van materialen en voorwerpen die daartoe door de opdrachtgever aan de<br />

opdrachtnemer zijn verstrekt, ongeacht of de opdrachtnemer al dan niet een deel van<br />

de gebruikte materialen heeft verstrekt.<br />

Het gaat om de materiële afgifte van een roerend goed dat het resultaat is van een<br />

maakloonwerk door de maakloonwerker aan zijn opdrachtgever.<br />

Maakloonwerk veronderstelt dat een roerend goed wordt vervaardigd of samengesteld<br />

met <strong>be</strong>hulp van materialen en voorwerpen daartoe door de opdrachtgever aan<br />

de maakloonwerker verstrekt.<br />

Het is van geen <strong>be</strong>lang dat de maakloonwerker, in voorkomend geval, zelf een deel<br />

van de gebruikte materialen aanbrengt bij het werk.<br />

De loutere herstelling van roerende goederen kan bijgevolg zelfs voor de regeling<br />

van toepassing tijdens de periode van 1 januari 1993 tot 31 decem<strong>be</strong>r 1995, niet als<br />

een levering worden aangemerkt. Hetzelfde geldt voor de verpakking of de<br />

omvorming van roerende goederen, voor zover als gevolg van die handelingen geen<br />

nieuwe producten ontstaan.<br />

De bijzondere aandacht wordt erop gevestigd dat vanaf 1 januari 1996, het<br />

maakloonwerk opnieuw als een dienst <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 1° van<br />

het Wetboek wordt aangemerkt.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

57 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Op grond van die <strong>be</strong>paling wordt immers als dienst aangemerkt ieder materieel of<br />

intellectueel werk waaronder het maakloonwerk. Onder maakloonwerk wordt<br />

verstaan het vervaardigen of samenstellen van een roerend goed door een<br />

opdrachtnemer door middel van materialen en voorwerpen die daartoe door de<br />

opdrachtgever aan de opdrachtnemer zijn verstrekt, ongeacht of de opdrachtnemer al<br />

dan niet een deel van de gebruikte materialen heeft verstrekt;".<br />

Voor commentaar inzake maakloonwerk wordt dan ook verwezen naar Hoofdstuk III<br />

inzake diensten.<br />

35. Verbruiklening.<br />

De verbruiklening is een overeenkomst die essentieel goederen <strong>be</strong>treft die door het<br />

eerste gebruik tenietgaan en waarvan de lener uit kracht van de lening zelf eigenaar<br />

wordt. Degene die de goederen in lening ontvangt, moet dezelfde hoeveelheid<br />

goederen van dezelfde hoedanigheid teruggeven. De verbruiklening heeft verbruikbare<br />

of vervangbare zaken tot voorwerp.<br />

Krachtens artikel 10, § 3, van het Wetboek wordt zowel de afgifte van een goed door<br />

degene die de verbruiklening toestaat als de teruggave van een goed door degene die<br />

de levering ontvangen heeft als aan de btw onderworpen leveringen aangemerkt. Dit<br />

resultaat wordt <strong>be</strong>reikt doordat de wetgever deze afgifte en teruggave als een<br />

levering onder <strong>be</strong>zwarende titel <strong>be</strong>schouwt.<br />

36. Tussenkomst van een commissionair.<br />

Artikel 13 van het Wetboek regelt de handelingen van een commissionair en<br />

daarmee gelijkgestelde personen inzake leveringen. Dienaangaande wordt verwezen<br />

naar het hoofdstuk over de <strong>be</strong>lastingplicht.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 58<br />

III. Gelijkstelling van sommige materiële feiten met een levering onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel.<br />

37. Algemeen.<br />

Overeenkomstig artikel 10 van het Wetboek is de levering van een goed de<br />

overdracht of de overgang van de macht om als eigenaar over een goed te<br />

<strong>be</strong>schikken.<br />

In artikel 12 van het Wetboek worden daarenboven sommige materiële feiten<br />

gelijkgesteld met leveringen onder <strong>be</strong>zwarende titel zodat, wanneer deze feiten zich<br />

voordoen, de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

De goederen die in het <strong>be</strong>drijf van de <strong>be</strong>lastingplichtige aanwezig zijn, zijn<br />

inderdaad, in principe, volledig of gedeeltelijk <strong>be</strong>lastingschoon door toepassing van<br />

het aftrekmechanisme. Om te voorkomen dat deze goederen het eindverbruik zouden<br />

<strong>be</strong>reiken zonder heffing van de <strong>be</strong>lasting - heffing die noodzakelijkerwijze moet<br />

geschieden via de <strong>be</strong>lastingplichtige die ertoe gehouden is de <strong>be</strong>lasting te innen -,<br />

moeten deze goederen bij wijze van rechtzetting aan de <strong>be</strong>lasting worden<br />

onderworpen.<br />

38. Onttrekking van roerende goederen.<br />

Is onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting op grond van artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, van het<br />

Wetboek, het door een <strong>be</strong>lastingplichtige aan zijn <strong>be</strong>drijf onttrekken van een roerend<br />

goed voor zijn privé-doeleinden of voor de privé-doeleinden van zijn personeel en,<br />

meer algemeen, voor andere doeleinden dan die van zijn economische activiteit,<br />

wanneer voor dat goed of de <strong>be</strong>standdelen ervan recht op volledige of gedeeltelijke<br />

aftrek van de <strong>be</strong>lasting is ontstaan.<br />

Beoogd wordt het louter materiële feit dat erin <strong>be</strong>staat het goed aan het <strong>be</strong>drijf te<br />

"onttrekken" of het te "nemen". Deze onttrekking kan alleen slaan op roerende<br />

goederen (goederen in voorraad, materieel, machines, voertuigen, ...) en moet<br />

worden verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige die, bij het binnenbrengen van het goed<br />

in zijn economische activiteit met toepassing van de btw (aankoop, invoer,<br />

intracommunautaire verwerving), volledige of gedeeltelijke aftrek heeft uitgeoefend.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

59 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Hieruit volgt dat artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek met een levering<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel gelijkstelt, de onttrekking aan zijn <strong>be</strong>drijf van een roerend<br />

goed door een <strong>be</strong>lastingplichtige:<br />

a) voor zijn privé-doeleinden of voor de privé-doeleinden van zijn personeel;<br />

b) en, meer algemeen, voor andere doeleinden dan die van zijn economische<br />

activiteit,<br />

wanneer (en dit is een grondvoorwaarde) voor dat goed (zo het werd<br />

aangekocht, ingevoerd of intracommunautair verworven) of voor de<br />

<strong>be</strong>standdelen ervan (zo het zelf werd vervaardigd) recht op volledige of<br />

gedeeltelijke aftrek van de <strong>be</strong>lasting is ontstaan.<br />

Aldus dient deze heffing, bij wijze van rechtzetting, slechts te ge<strong>be</strong>uren in geval van<br />

volledige <strong>be</strong>stemming van het roerend goed voor wel<strong>be</strong>paalde doeleinden: de eigen<br />

privé-doeleinden van de <strong>be</strong>lastingplichtige of de privé-doeleinden van het personeel<br />

en voor andere doeleinden dan die van de economische activiteit. Het is derhalve<br />

vereist dat het roerend goed het "economisch patrimonium van het <strong>be</strong>drijf" verlaat.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

In elk van de navolgende gevallen doet zich een materieel feit voor dat met een levering onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel wordt gelijkgesteld en waardoor de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

1° Een <strong>be</strong>lastingplichtige, meu<strong>be</strong>lfabrikant, onttrekt aan zijn <strong>be</strong>drijf een salontafel, die hij in de<br />

woonkamer van zijn tweede verblijf plaatst. De materialen voor het vervaardigen van deze<br />

tafel werden aangekocht met toepassing van de btw die uiteraard volledig werd afgetrokken.<br />

2° Een <strong>be</strong>lastingplichtige, handelaar in computerapparatuur, onttrekt uit zijn voor doorverkoop<br />

<strong>be</strong>stemde voorraad een P.C. die hij aan één van zijn <strong>be</strong>dienden schenkt wegens 25 jaar dienst.<br />

De P.C. werd geleverd door een firma gevestigd in Frankrijk en door voornoemde handelaar<br />

in België intracommunautair verworven.<br />

3° Een <strong>be</strong>lastingplichtige, die niet onderworpen is aan de vrijstellingsregeling van artikel 56, § 2,<br />

van het Wetboek en die voor zijn bij<strong>be</strong>roep van deur tot deur woordenboeken en naslagwerken<br />

verkoopt, onttrekt een lexicon over erfelijkheidsleer dat hij aanwendt in het medisch<br />

laboratorium waar hij als weddetrekkend onderzoeker werkt. Het boek werd hem met<br />

toepassing van de btw geleverd door de uitgeverij waarvoor hij op zelfstandige wijze voormeld<br />

bij<strong>be</strong>roep uitoefent.<br />

4° Een verzekeringsmakelaar die eveneens de zelfstandige activiteit van fiscaal raadgever<br />

uitoefent onttrekt de schrijfmachine met tekstverwerker, die hij met <strong>be</strong>taling van de btw had<br />

aangekocht voor gebruik voor zijn <strong>be</strong>ide activiteiten. Hij overhandigt deze machine aan zijn<br />

secretaresse die zich via avondleergangen vervolmaakt in tekstverwerking.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 60<br />

5° Een <strong>be</strong>lastingplichtige, handelaar in personenauto's voor verzamelaars, onttrekt voor<br />

persoonlijk gebruik een personenauto die hij zelf heeft gemonteerd met een wrak gekocht bij<br />

een verzekeringsmaatschappij met heffing van btw en met verscheidene onderdelen gekocht bij<br />

particulieren. De door hem gemonteerde wagen was oorspronkelijk voor doorverkoop<br />

<strong>be</strong>stemd.<br />

6° Een <strong>be</strong>ginnend aannemer van tuinwerken die een tweedehandse frees heeft aangeschaft van<br />

een landbouwschool, onttrekt deze voor zijn privé-<strong>be</strong>hoeften nadat hij evenwel de motor door<br />

een andere met een hoger vermogen heeft vervangen. Hij heeft de frees na de vervanging van<br />

de motor nog effectief gebruikt voor het verrichten van aannemingswerken.<br />

7° Een kruidenier neemt koopwaren uit zijn winkel voor zijn privé-gebruik.<br />

8° Een vennootschap biedt bij <strong>be</strong>paalde gelegenheden aan sommige van haar personeelsleden een<br />

geschenk aan dat zij zelf mogen kiezen uit de goederen waarin die vennootschap handel drijft<br />

(Beslissing E.T. 32.306 van 22 okto<strong>be</strong>r 1979, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 43, blz. 42, nr. 726; z. ook<br />

nr. 351, 5°).<br />

9° Een gemeentelijke elektriciteitsregie onttrekt elektriciteit voor de <strong>be</strong>hoeften van de<br />

gemeentelijke diensten, andere dan de regie zelf.<br />

10° Een garagehouder onttrekt <strong>be</strong>nodigdheden en onderdelen aan zijn voorraad, met het oog op<br />

het herstellen van een autovoertuig dat hem toe<strong>be</strong>hoort en dat hij uitsluitend voor privédoeleinden<br />

gebruikt (Beslissing E.T. 20.953 van 19 januari 1976, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 25,<br />

blz. 142-144, nr. 560).<br />

39. Het verstrekken van een goed om niet.<br />

Is onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting op grond van artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van het<br />

Wetboek, het door een <strong>be</strong>lastingplichtige aan zijn <strong>be</strong>drijf onttrekken van een goed<br />

om het om niet te verstrekken, wanneer voor dat goed of de <strong>be</strong>standdelen ervan recht<br />

op volledige of gedeeltelijke aftrek van de <strong>be</strong>lasting is ontstaan; de onttrekkingen<br />

verricht voor het verstrekken van handelsmonsters (z. nr. 348) of handelsgeschenken<br />

van geringe waarde worden evenwel niet <strong>be</strong>doeld (z. nr. 350); deze waarde wordt<br />

<strong>be</strong>paald door of vanwege de Minister van Financiën.<br />

Het <strong>be</strong>treft het materiële feit dat <strong>be</strong>staat in het onttrekken van een goed - roerend of<br />

onroerend - om het om niet over te dragen (b.v. schenking). Deze overdracht is<br />

slechts <strong>be</strong>lastbaar, zo hij wordt verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige in wiens hoofde<br />

een volledig of gedeeltelijk recht op aftrek is ontstaan met <strong>be</strong>trekking tot dit goed of<br />

de <strong>be</strong>standdelen ervan.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

61 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Vanzelfsprekend dient deze heffing niet te ge<strong>be</strong>uren voor de onttrekking van een<br />

goed dat zonder toepassing van de btw werd verkregen omdat het werd gekocht bij<br />

een particulier of bij een <strong>be</strong>lastingplichtige die uitsluitend handelingen verricht<br />

waarvoor geen recht op aftrek <strong>be</strong>staat (b.v. een ziekenhuis).<br />

De hier <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>paling is zowel van toepassing voor de onttrekking van roerende<br />

goederen (handelsgoederen, rollend materieel, meubilair, ...) als van onroerende<br />

goederen ("nieuwe" gebouwen of gedeelten van “nieuwe” gebouwen, daaronder<br />

<strong>be</strong>grepen het bijhorend terrein wanneer hiervoor recht op volledige of gedeeltelijke<br />

aftrek is ontstaan; vruchtgebruik op een "nieuw" gebouw of een gedeelte van een<br />

“nieuw” gebouw, daaronder <strong>be</strong>grepen het bijhorend terrein wanneer hiervoor recht<br />

op volledige of gedeeltelijke aftrek is ontstaan en dat goed <strong>be</strong>grepen is in het<br />

vruchtgebruik, ...).<br />

De overdrachten om niet met <strong>be</strong>trekking tot gebouwen die zijn uitgesloten van de<br />

vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 1°, a en b, van het Wetboek, en die worden<br />

verricht door een <strong>be</strong>roepsoprichter als <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 2, van het Wetboek,<br />

worden nader toegelicht in het hoofdstuk VII.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° Een naamloze vennootschap onttrekt een personenauto, die op haar naam is ingeschreven en<br />

die ze als <strong>be</strong>drijfsmiddel gebruikt, om hem weg te schenken aan de <strong>be</strong>heerder-vice-voorzitter<br />

wiens mandaat verstrijkt (Beslissing E.T. 9.250 van 10 april 1978, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 35,<br />

blz. 423-424, nr. 648).<br />

2° Een <strong>be</strong>lastingplichtige onttrekt aan zijn voorraad goederen kledingstukken die gedemodeerd<br />

zijn om ze in het kader van een hulpactie om niet te verstrekken aan een caritatieve instelling<br />

(Beslissing E.T. 33.875 van 2 okto<strong>be</strong>r 1979, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 42, blz. 636, nr. 718).<br />

Uitzondering.<br />

De onttrekking van een goed om het met commerciële doeleinden om niet te<br />

verstrekken is niet aan de btw onderworpen wanneer ze <strong>be</strong>trekking heeft op een<br />

handelsmonster of een handelsgeschenk van geringe waarde, zoals deze wordt<br />

<strong>be</strong>paald door of vanwege de Minister van Financiën (z. nrs. 348 en 350).<br />

Bijzondere gevallen.<br />

- Onttrekking van goederen gebruikt bij een werk in onroerende staat.<br />

Het komt voor dat een <strong>be</strong>lastingplichtige zelf vervaardigde of ingekochte<br />

materialen, die dank zij het aftrekmechanisme <strong>be</strong>lastingschoon zijn, gebruikt


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 62<br />

om voor zijn privé-doeleinden, de privé-doeleinden van zijn personeel en, meer<br />

algemeen, om niet of voor andere dan <strong>be</strong>roepsdoeleinden een werk in<br />

onroerende staat te verrichten.<br />

In <strong>be</strong>ginsel wordt de uitvoering van zulk werk met het verrichten van een<br />

<strong>be</strong>lastbare handeling gelijkgesteld (Wetboek, art. 19, § 2, 2°), hetgeen de<br />

heffing van de <strong>be</strong>lasting m.b.t. de onttrekking van de materialen uitsluit. De<br />

maatstaf van heffing voor deze handeling is, overeenkomstig artikel 33, 2°, van<br />

het Wetboek, het <strong>be</strong>drag der door de <strong>be</strong>lastingplichtige gedane uitgaven.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een metselaar onttrekt uit zijn voorraad alle nodige materialen voor de oprichting van een<br />

woning met twee van zijn werklieden voor zijn dochter. Artikel 19, § 2, 2°, van het Wetboek is<br />

van toepassing op het metselwerk met uitzondering van het werk van de <strong>be</strong>lastingplichtige en<br />

de btw is opeisbaar over de door de metselaar gedane uitgaven, nl. de aankoopprijs van het<br />

materiaal en het werk van zijn ar<strong>be</strong>iders.<br />

Wanneer daarentegen een <strong>be</strong>lastingplichtige een roerend goed aan zijn <strong>be</strong>drijf<br />

onttrekt om er een werk in onroerende staat mee te verrichten waarvoor het<br />

artikel 19, § 2, van het Wetboek niet van toepassing is, zal de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

moeten overgaan tot de onttrekking van dit roerend goed op grond van<br />

artikel 12, § 1, 1°, van het Wetboek. De maatstaf van heffing voor deze<br />

handeling is de aankoopprijs van het goed of, indien er geen aankoopprijs is, de<br />

kostprijs <strong>be</strong>rekend op het tijdstip van de onttrekking van het goed (Wetboek,<br />

art. 33, 1°).<br />

V o o r b e e l d<br />

Een groothandelaar (fysisch persoon) in elektrisch materieel gebruikt materieel uit zijn<br />

voorraad voor de elektrische installatie van zijn privé-woning, die hij zelf heeft aangebracht.<br />

Het onttrokken materieel moet worden <strong>be</strong>last over de aankoopprijs op het tijdstip van de<br />

onttrekking.<br />

- Onttrekking van personenwagens en wagens voor dub<strong>be</strong>l gebruik door<br />

constructeurs en handelaars in die voertuigen.<br />

Er wordt verwezen naar de aanschrijving nr. 9/1985 waarvan echter de<br />

<strong>be</strong>palingen met <strong>be</strong>trekking tot de inschrijvingstaks geheven van nieuwe<br />

voertuigen opgeheven zijn vanaf 4 februari 1988 en deze met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

minimummaatstaf van heffing volledig opgeheven zijn vanaf 1 juni 1993.


40. Ingebruikneming van een goed als <strong>be</strong>drijfsmiddel.<br />

(1 februari 2012)<br />

63 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Is onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting op grond van artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van het<br />

Wetboek, de ingebruikneming door een <strong>be</strong>lastingplichtige, als <strong>be</strong>drijfsmiddel, van<br />

een goed, dat hij anders dan als <strong>be</strong>drijfsmiddel in zijn <strong>be</strong>drijf heeft binnengebracht<br />

wanneer voor dat goed of de <strong>be</strong>standdelen ervan recht op volledige of gedeeltelijke<br />

aftrek van de <strong>be</strong>lasting is ontstaan.<br />

Het binnenbrengen van het goed in het <strong>be</strong>drijf door de <strong>be</strong>lastingplichtige kan op<br />

verschillende wijzen ge<strong>be</strong>uren:<br />

- hetzij dat hij het - roerend of onroerend - goed, anders dan als <strong>be</strong>drijfsmiddel,<br />

heeft opgericht, heeft laten oprichten, heeft vervaardigd, heeft laten<br />

vervaardigen, heeft verkregen of heeft ingevoerd;<br />

- hetzij dat een onroerend goed, anders dan als <strong>be</strong>drijfsmiddel, in het <strong>be</strong>drijf<br />

werd binnengebracht met toepassing van de <strong>be</strong>lasting door de vestiging,<br />

overdracht of wederoverdracht van de zakelijke rechten in de zin van artikel 9,<br />

tweede lid, 2°, van het Wetboek, die slaan op voornoemd onroerend goed.<br />

Hogergenoemde <strong>be</strong>paling strekt ertoe de ingebruikneming van een goed als<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel te <strong>be</strong>lasten, wanneer dat goed in het <strong>be</strong>drijf van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>stemd was voor het eindverbruik (m.a.w. voor een <strong>be</strong>lastbare uitgaande handeling)<br />

en voor de <strong>be</strong>lastingplichtige t.a.v. dat goed of de <strong>be</strong>standdelen ervan een volledig of<br />

gedeeltelijk recht op aftrek is ontstaan. Deze <strong>be</strong>paling is eveneens van toepassing op<br />

de ingebruikneming als <strong>be</strong>drijfsmiddel van een onroerend goed waarvoor de<br />

zakelijke rechten met toepassing van de <strong>be</strong>lasting ten bate van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

werden gevestigd, overgedragen of wederovergedragen, indien in hoofde van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige ten aanzien van deze vestiging, overdracht of wederoverdracht een<br />

volledig of gedeeltelijk recht op aftrek is ontstaan.<br />

Deze ingebruikneming die <strong>be</strong>lastbaar is <strong>be</strong>oogt zowel de roerende goederen als de<br />

onroerende goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 9 van het Wetboek (b.v. "nieuwe" gebouwen,<br />

meubilair, machines), alsook de zakelijke rechten (b.v. vruchtgebruik) met<br />

<strong>be</strong>trekking tot genoemde onroerende goederen.<br />

De heffing van de <strong>be</strong>lasting wegens genoemde ingebruikneming als <strong>be</strong>drijfsmiddel<br />

is noodzakelijk om op het stuk van de aftrek van btw en van de herzieningen de<br />

gelijkheid te verzekeren tussen een <strong>be</strong>lastingplichtige die een roerend of onroerend<br />

goed rechtstreeks als <strong>be</strong>drijfsmiddel aankoopt en een andere die een dergelijk goed


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 64<br />

oorspronkelijk heeft aangekocht met het oog op wederverkoop, of die, met <strong>be</strong>hulp<br />

van materialen of onderdelen, die hij heeft gekocht, een goed opricht of vervaardigt,<br />

en hij de bij inkoop <strong>be</strong>taalde btw heeft afgetrokken terwijl hij dat goed als<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel gaat gebruiken.<br />

De wegens de ingebruikneming opeisbare btw is uiteraard in dezelfde mate<br />

aftrekbaar als dat bij een rechtstreekse aankoop of invoer van het <strong>be</strong>drijfsmiddel het<br />

geval zou zijn geweest.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1) Een fabrikant van kantoormeubilair onttrekt een voor doorverkoop <strong>be</strong>stemde op<strong>be</strong>rgkast en<br />

gebruikt deze voor het op<strong>be</strong>rgen van zijn boekhouding. Alle grondstoffen worden hem geleverd<br />

door btw-<strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

2) Een <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>roepsoprichter neemt een gebouw, dat voor doorverkoop <strong>be</strong>stemd<br />

was, in gebruik voor het huisvesten van zijn administratie. Betrokken <strong>be</strong>roepsoprichter heeft<br />

het gebouw laten oprichten door diverse aannemers van bouwwerken.<br />

3) Een <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>roepsoprichter verhuurt een door hem opgericht en nog niet verkocht<br />

appartement.<br />

De ingebruikneming moet ten slotte slaan op een goed dat als <strong>be</strong>drijfsmiddel wordt<br />

aangemerkt overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 en artikel 1 van<br />

het ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 1.<br />

Voor een nadere uiteenzetting aangaande het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>drijfsmiddel" wordt voorts<br />

verwezen naar het hoofdstuk i.v.m. de aftrek, en meer in het bijzonder, naar de<br />

materie inzake herziening van de aftrek (z. nrs. 386 tot 395). Wel wordt erop<br />

gewezen dat voor de toepassing van artikel 12, § 1, van het Wetboek, het klein<br />

materieel, het klein gereedschap en de kantoor<strong>be</strong>hoeften, waarvan de prijs of, bij<br />

ontstentenis van een prijs, de normale waarde, per in de handel gebruikelijke<br />

eenheid, lager is dan 250,00 EUR, alsook de verpakkingsmiddelen zelfs indien deze<br />

opnieuw kunnen worden gebruikt, niet als <strong>be</strong>drijfsmiddelen worden aangemerkt<br />

(BS nr. 1 van 2 septem<strong>be</strong>r 1980).<br />

Ten slotte wordt erop gewezen dat als ingebruikneming van een <strong>be</strong>drijfsmiddel in de<br />

zin van artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek moet worden <strong>be</strong>schouwd, de<br />

ingebruikneming van een goed dat wordt aangewend in het kader van een<br />

economische activiteit, hetzij als werkinstrument of exploitatiemiddel in het <strong>be</strong>drijf<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtige, hetzij om het in huur te geven of, meer algemeen, het<br />

genot ervan over te dragen of rechten op dat genot te verlenen met het oog op het<br />

verwerven van <strong>be</strong>roepsinkomsten (z. koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, art. 6).


(1 februari 2012)<br />

65 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

De onttrekking van een roerend goed of onroerend goed om het tijdelijk om niet ter<br />

<strong>be</strong>schikking te stellen van personen vreemd aan de economische activiteit van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, wordt daarentegen niet <strong>be</strong>oogd door artikel 12, § 1, eerste lid, 3°,<br />

van het Wetboek (zie evenwel artikel 19, § 1, van het Wetboek).<br />

Bijzondere gevallen.<br />

- Wanneer iemand een volledig gemonteerde machine koopt en zelf moet instaan<br />

voor het vervoer ervan (verkoop "af fabriek" of "af magazijn"), dan mag uit de<br />

omstandigheid dat die machine, met het oog op dit vervoer, wordt<br />

gedemonteerd door het eigen personeel van de koper of door een derde die<br />

voor diens rekening handelt, niet worden afgeleid dat de overeenkomst<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op een verkoop van onderdelen. Artikel 12, § 1, eerste lid, 3°,<br />

van het Btw-Wetboek is dan ook niet toepasselijk op de demontage, het<br />

vervoer en de montage die worden verricht door het eigen personeel van de<br />

koper of door een derde die voor diens rekening handelt (Beslissing E.T.<br />

20.880 van 30 juni 1977, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 32, blz. 492-493, nr. 627).<br />

- Wat de onttrekkingen van personenwagens en wagens voor dub<strong>be</strong>l gebruik<br />

door constructeurs en handelaars in die voertuigen <strong>be</strong>treft, wordt er verwezen<br />

naar de aanschrijving nr. 9/1985. Er wordt bij deze gelegenheid op gewezen dat<br />

de <strong>be</strong>palingen met <strong>be</strong>trekking tot de inschrijvingstaks geheven van nieuwe<br />

voertuigen opgeheven zijn vanaf 4 februari 1988 en deze met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

minimummaatstaf van heffing volledig opgeheven zijn vanaf 1 juni 1993.<br />

Klein materieel, klein gereedschap en kantoor<strong>be</strong>hoeften.<br />

Gelet op het ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 2 septem<strong>be</strong>r 1980 (z. nrs. 389 en 390),<br />

moeten de door die <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>oogde goederen niet het voorwerp uitmaken van de in<br />

artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde onttrekking.<br />

41. Ingebruikneming van een zelf vervaardigd roerend goed anders dan als een<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel.<br />

Is onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting op grond van artikel 12, § 1, eerste lid, 4°, van het<br />

Wetboek, de ingebruikneming door een <strong>be</strong>lastingplichtige, anders dan als <strong>be</strong>drijfsmiddel,<br />

van een door hem vervaardigd roerend goed, voor het verrichten van<br />

handelingen waarvoor geen volledige aanspraak op aftrek van de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>staat,<br />

wanneer voor de <strong>be</strong>standdelen van dat goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek<br />

van <strong>be</strong>lasting is ontstaan.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 66<br />

Deze ingebruikneming is onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting op voorwaarde dat ze slaat<br />

op een roerend goed dat de <strong>be</strong>lastingplichtige zelf heeft vervaardigd en dat hij anders<br />

dan als een <strong>be</strong>drijfsmiddel, aanwendt voor het stellen van handelingen waarvoor<br />

geen volledige aanspraak op aftrek <strong>be</strong>staat, wanneer voor de <strong>be</strong>standdelen gebruikt<br />

bij de vervaardiging van het goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek is<br />

ontstaan.<br />

Deze <strong>be</strong>paling heeft tot doel een gelijke <strong>be</strong>handeling te waarborgen tussen goederen<br />

die voor de <strong>be</strong>hoeften van de onderneming worden gekocht en waarvoor volledige<br />

aftrek niet mogelijk is, en goederen die de <strong>be</strong>lastingplichtige voor zelfde doeleinden<br />

vervaardigt.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een fabrikant van dekens gebruikt hiervan een aantal voor de exploitatie door hem van een<br />

<strong>be</strong>jaardentehuis dat is vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting krachtens artikel 44 van het Wetboek.<br />

42. Het onder zich heb<strong>be</strong>n van een goed bij stopzetting van de economische<br />

activiteit.<br />

Is onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting op grond van artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, van het<br />

Wetboek, het onder zich heb<strong>be</strong>n van een goed door een <strong>be</strong>lastingplichtige of zijn<br />

rechtheb<strong>be</strong>nden ingeval hij de uitoefening van zijn economische activiteit <strong>be</strong>ëindigt,<br />

wanneer voor dat goed of de <strong>be</strong>standdelen ervan recht op volledige of gedeeltelijke<br />

aftrek van de <strong>be</strong>lasting is ontstaan; deze <strong>be</strong>paling is niet van toepassing wanneer de<br />

rechtheb<strong>be</strong>nden de activiteit van <strong>be</strong>lastingplichtige onder de voorwaarden van<br />

artikel 11 van het Wetboek verderzetten.<br />

Het onder zich heb<strong>be</strong>n van een goed is slechts <strong>be</strong>lastbaar wanneer het - roerend of<br />

onroerend - goed door de <strong>be</strong>lastingplichtige of zijn rechtheb<strong>be</strong>nden in <strong>be</strong>zit wordt<br />

gehouden bij de definitieve stopzetting van zijn economische activiteit, voor zover<br />

voor dat goed of de <strong>be</strong>standdelen ervan een recht op volledige of gedeeltelijke aftrek<br />

is ontstaan. De <strong>be</strong>lasting dient in geen geval te worden geheven wanneer de<br />

rechtheb<strong>be</strong>nden goederen onder zich houden met het oog op een overdracht als<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 11 van het Wetboek.<br />

Op grond van deze <strong>be</strong>paling kan derhalve het in <strong>be</strong>zit houden van goederen, zelfs<br />

wanneer deze niet in aanmerking komen voor een gebruik voor privé-doeleinden, aan<br />

de <strong>be</strong>lasting worden onderworpen bij definitieve stopzetting van de activiteit van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.


(1 februari 2012)<br />

67 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Er hoeft in dit opzicht geen rekening te worden gehouden met enige herzieningstermijn.<br />

Deze <strong>be</strong>paling maakt zodoende een vlugge effectieve stopzetting van de<br />

economische activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige mogelijk, zonder de eventuele<br />

tegeldemaking van alle goederen die bij de stopzetting in het <strong>be</strong>drijf voorhanden zijn,<br />

te moeten afwachten.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° Een <strong>be</strong>lastingplichtige aannemer van metselwerken stelt een einde aan zijn activiteit. Hij houdt<br />

een vrachtwagen in zijn <strong>be</strong>zit en slaagt er niet in deze nog te verkopen. Dit <strong>be</strong>houden van een<br />

goed is <strong>be</strong>lastbaar bij toepassing van artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek, over de<br />

aankoopprijs die voor dergelijk goed bij aankoop zou moeten worden <strong>be</strong>taald op het tijdstip<br />

van de stopzetting van activiteit of, bij gebreke daaraan, over de kostprijs.<br />

2° Een <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>roepsoprichter zet zijn activiteit stop en <strong>be</strong>houdt een "nieuw" gebouw<br />

(m.a.w. een gebouw waarvoor men zich nog steeds binnen de termijn <strong>be</strong>vindt om te<br />

vervreemden met toepassing van de btw). Dit onder zich heb<strong>be</strong>n van een goed op het tijdstip<br />

van stopzetting is <strong>be</strong>lastbaar.<br />

3° Een <strong>be</strong>lastingplichtige wijnhandelaar stelt een einde aan zijn activiteit en <strong>be</strong>houdt een<br />

opslagplaats die hij niet meer met toepassing van de btw kan vervreemden (de termijn voor<br />

vervreemding met toepassing van de btw is verstreken). Dit onder zich heb<strong>be</strong>n van het goed is<br />

op zich niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen. In dat geval is ofwel de tienjarige (of vijftienjarige)<br />

herziening van toepassing op de <strong>be</strong>lasting geheven van de oprichting of verwerving van de<br />

opslagplaats, ofwel, de vijfjarige herziening op de <strong>be</strong>lasting geheven van de ver<strong>be</strong>terings- of<br />

omvormingswerken met <strong>be</strong>trekking tot deze opslagplaats. Eens de herzieningsperiode (5, 10 of<br />

15 jaar) verstreken, dient geen enkele heffing meer te worden doorgevoerd ten aanzien van het<br />

<strong>be</strong>houden van het goed.<br />

Indien deze <strong>be</strong>lastingplichtige zijn activiteit stopzet en de opslagplaats nog <strong>be</strong>houdt terwijl de<br />

termijn voor de vervreemding met voldoening van de btw nog loopt, kan hij opteren om het<br />

goed aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen. Opteert hij niet, dan dient hij de herziening van de<br />

aftrek te verrichten.<br />

Voorts wordt erop gewezen dat artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek slechts<br />

geldt bij de <strong>be</strong>ëindiging van de economische activiteit waarbij geen onderscheid<br />

moet gemaakt worden naargelang het gaat om een economische activiteit met of<br />

zonder recht op aftrek. Voor de toepassing van onderhavige <strong>be</strong>paling dient het <strong>be</strong>grip<br />

"economische activiteit" immers te worden <strong>be</strong>schouwd in de zin van artikel 4 van het<br />

Wetboek, hetgeen dan ook tot gevolg heeft dat een loon- of weddetrekkende voor de<br />

heffing van de btw niet handelt in het kader van een economische activiteit.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° Een boekhouder <strong>be</strong>haalt het diploma van licentiaat in de rechten en laat zich als advocaat<br />

inschrijven bij een Belgische balie. Betrokkene zet zijn activiteit als boekhouder volledig stop.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 68<br />

De btw geheven van de aankoop van een computer, die <strong>be</strong>trokkene als boekhouder heeft<br />

aangekocht en als advocaat terzake zal blijven gebruiken moet worden herzien voor zover<br />

uiteraard de vijfjarige herzieningstermijn nog niet is verstreken.<br />

2° Een boekhouder zet zijn zelfstandige activiteit volledig stop en treedt als wedde-trekkende<br />

boekhouder in dienst van een <strong>be</strong>drijf dat eerstgenoemde toelaat groten-deels thuis te werken.<br />

Daarvoor gebruikt de boekhouder zijn computer die hij oorspronkelijk als zelfstandige<br />

boekhouder heeft aangekocht.<br />

Bij de stopzetting van de activiteit als zelfstandig boekhouder dient de <strong>be</strong>treffende computer het<br />

voorwerp uit te maken van de in bovengenoemd artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, <strong>be</strong>doelde<br />

onttrekking.<br />

43. Onttrekking voor eigen <strong>be</strong>hoeften door een <strong>be</strong>roepsoprichter.<br />

Is onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting op grond van artikel 12, § 2, eerste lid, van het<br />

Wetboek, de onttrekking voor eigen <strong>be</strong>hoeften door een <strong>be</strong>roepsoprichter van een<br />

goed <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek, dat hij heeft opgericht, laten<br />

oprichten of met voldoening van de <strong>be</strong>lasting heeft verkregen.<br />

Krachtens de algemene regel, die globaal wordt vervat in de artikelen 4 en 12, § 2,<br />

van het Wetboek, is als <strong>be</strong>lastingplichtige aan te merken de persoon wiens geregelde<br />

werkzaamheid <strong>be</strong>staat in het oprichten, laten oprichten of verkrijgen met voldoening<br />

van de <strong>be</strong>lasting van gebouwen om ze geheel of gedeeltelijk te vervreemden vóór,<br />

tijdens of na hun oprichting, doch uiterlijk op de 31 ste decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar<br />

volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming ervan.<br />

Hieruit volgt dat zo een gebouw bij het verstrijken van voornoemde termijn niet werd<br />

vervreemd, de <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>roepsoprichter geacht wordt dit gebouw op dat<br />

tijdstip te onttrekken, voor zover het gebouw niet het voorwerp heeft uitgemaakt van<br />

de onttrekking <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek. Deze<br />

onttrekking die hij op dat tijdstip geacht wordt te verrichten, wordt met een levering<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel gelijkgesteld, die de <strong>be</strong>lasting opeisbaar maakt.<br />

Is eveneens onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting op grond van artikel 12, § 2, tweede lid,<br />

van het Wetboek, de onttrekking van een zakelijk recht in de zin van artikel 9,<br />

tweede lid, 2° van het Wetboek, voor eigen <strong>be</strong>hoeften door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>roepsoprichter, in wiens voordeel dit recht met voldoening van de <strong>be</strong>lasting werd<br />

overgedragen. Deze onttrekking vindt evenwel slechts plaats voor zover voornoemd<br />

zakelijk recht niet uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar volgend op het jaar<br />

van de eerste ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming van het gebouw waarop<br />

dat recht <strong>be</strong>trekking heeft werd overgedragen of wederovergedragen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

69 “HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen”<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>roepsoprichter derhalve het zakelijk recht<br />

(vruchtgebruik, erfpacht, recht van opstal), dat ten zijnen bate werd gevestigd of aan<br />

hem werd overgedragen met voldoening van de <strong>be</strong>lasting, niet heeft overgedragen of<br />

wederovergedragen binnen de hiervoor genoemde termijn, wordt hij geacht de niet<br />

overgedragen of wederovergedragen rechten te onttrekken voor eigen <strong>be</strong>hoeften,<br />

wanneer het gebouw waarop het zakelijk recht slaat op dat tijdstip nog niet het<br />

voorwerp heeft uitgemaakt van een ingebruikneming als <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 1,<br />

eerste lid, 3°, van het Wetboek. Deze onttrekking, die geacht wordt te zijn verricht op<br />

datum van het verstrijken van bovengenoemde termijn, wordt gelijkgesteld met een<br />

levering onder <strong>be</strong>zwarende titel en is <strong>be</strong>lastbaar in hoofde van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>roepsoprichter.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>oogd in voorgaande alinea’s wordt eveneens geacht het<br />

bijhorend terrein of het zakelijk recht op het bijhorend terrein te onttrekken voor<br />

eigen <strong>be</strong>hoeften wanneer voor dat goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van<br />

de <strong>be</strong>lasting is ontstaan. De onttrekking die hij geacht wordt te verrichten op datum<br />

van het verstrijken van bovengenoemde termijn wordt gelijkgesteld met een levering<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

Deze <strong>be</strong>palingen worden verder toegelicht in het hoofdstuk VII.


“HOOFDSTUK II: Leveringen van goederen” 70<br />

(1 februari 2012)


44. Voorwaarden.<br />

(1 februari 2012)<br />

71 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

HOOFDSTUK III<br />

DIENSTEN<br />

Opdat de btw verschuldigd zou zijn over een dienst moet aan drie voorwaarden zijn<br />

voldaan:<br />

1° de handeling moet een dienst zijn als <strong>be</strong>doeld in artikel 18 van het Wetboek, of<br />

daarmee gelijkgesteld zijn door artikel 19 van het Wetboek (z. nrs. 45 tot 63);<br />

2° de dienst moet plaatsheb<strong>be</strong>n in België (z. nrs. 66 tot 71/2);<br />

3° de dienst moet onder <strong>be</strong>zwarende titel worden verricht door een als zodanig<br />

handelende <strong>be</strong>lastingplichtige die geen in artikel 44 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

vrijstelling geniet (z. nrs. 29 en 30).<br />

45. Definitie.<br />

Eerste afdeling - Algemeen.<br />

Voor de toepassing van de btw wordt, krachtens de <strong>be</strong>palingen van artikel 18, § 1,<br />

eerste lid, van het Wetboek, als een dienst aangemerkt, elke handeling die geen<br />

levering van een goed is in de zin van dit Wetboek.<br />

Als voor<strong>be</strong>eld kan onder meer vermeld worden:<br />

- het verlenen van het recht door de Koninklijke Belgische Voetbalbond aan<br />

radio- en televisiestations om voetbalwedstrijden uit te zenden;<br />

- de transfers van voetbalspelers (Parl. vr. nr. 335 van de Heer Diegenant van<br />

29 maart 1993 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 105, blz. 827, nr. 19);


“HOOFDSTUK III: Diensten” 72<br />

- het verlenen van het recht door een landbouwer aan een varkensmest<strong>be</strong>drijf om<br />

<strong>be</strong>drijfsmest op zijn gronden te storten (Besl. nr. E.T. 89.594 van 6 mei 1977 -<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 129, blz. 605, nr. 1034);<br />

- de tijdelijke overdracht van een melkquotum. Daarentegen volgt uit een arrest<br />

van het Hof van Justitie van de Europese Unie (H.v.J., 29 februari 1996, zaak<br />

C-215/94, Jürgen Mohr t. Finanzamt Bad Sege<strong>be</strong>rg) dat de vergoeding die voor<br />

de definitieve <strong>be</strong>ëindiging van de melkproductie toegekend wordt door de<br />

overheid in uitvoering van de Europese verordening niet de prijs van een<br />

dienstprestatie is, zodat zij niet aan de btw onderworpen is.<br />

Rekening houdend ondermeer met de gelijkenissen die <strong>be</strong>staan tussen het<br />

toekennen van die vergoeding en het toekennen van een vergoeding bij de<br />

definitieve overdracht van quota in het kader van de procedure van<br />

herverdeling door <strong>be</strong>middeling van het quotumfonds of in het kader van een<br />

definitieve overdracht gepaard met de overdracht of de verhuur van de<br />

gronden, aanvaardt de Administratie dat de vergoedingen toegekend in het<br />

kader van bovengenoemde procedures eveneens aan de btw ontsnappen (Besl.<br />

nr. E.T. 87.178 van 9 januari 1998 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 133 blz. 7, nr. 1043).<br />

45/2. Niet limitatieve opsomming.<br />

Wordt meer <strong>be</strong>paald als een dienstverrichting <strong>be</strong>schouwd, de uitvoering van een<br />

contract (dit wil zeggen een overeenkomst tussen twee partijen met de <strong>be</strong>doeling<br />

rechtsgevolgen teweeg te brengen), dat één of meerdere handelingen tot voorwerp<br />

heeft die worden opgesomd in artikel 18, § 1, tweede lid, van het Wetboek en die<br />

hierna worden <strong>be</strong>sproken. Het spreekt vanzelf dat het hier, gelet op de algemene<br />

<strong>be</strong>paling van artikel 18, § 1, eerste lid, van het Wetboek geen limitatieve opsomming<br />

<strong>be</strong>treft.<br />

De omstandigheid dat de overeenkomst die tussen de partijen tot stand is gekomen<br />

ongeoorloofd is, doet geen afbreuk aan het feit dat, voor de toepassing van het<br />

Wetboek, deze handeling een contractueel karakter heeft. De fiscale administratie is<br />

immers geen rechter ten aanzien van de nietigheid van overeenkomsten en bovendien<br />

moet zij ervoor zorgen dat de btw wordt geheven van elke economische werkzaamheid<br />

die in een contractuele vorm tot uiting komt. Dit is bijvoor<strong>be</strong>eld het geval<br />

voor de overeenkomst waarbij tegen <strong>be</strong>taling van een provisie (commissieloon) een<br />

architect zich tegenover een leverancier van bouwmaterialen of een aannemer van<br />

bouwwerken verbindt, deze laatste bij de opdrachtgever aan te <strong>be</strong>velen (Besl. nr. E.T.<br />

16.585 van 27 decem<strong>be</strong>r 1973 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 16, blz. 269, nr. 470).<br />

(1 februari 2012)


45/3. Dienst verricht onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

(1 februari 2012)<br />

73 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Opdat de dienst een <strong>be</strong>lastbare handeling zou uitmaken, moet deze dienst worden<br />

verricht ter uitvoering van een contract onder <strong>be</strong>zwarende titel, dat wil zeggen dat de<br />

dienstverrichter een tegenprestatie moet ontvangen in ruil voor de dienst die hij<br />

verricht. De aard van de tegenprestatie heeft overigens geen <strong>be</strong>lang. Normaal<br />

ontvangt de dienstverrichter een geldsom in ruil voor de dienst die hij verricht. Maar<br />

hij kan ook een andere dienst of zelfs een goed, zoals deel<strong>be</strong>wijzen in een<br />

vennootschap, in ruil verkrijgen.<br />

V o o r b e e l d<br />

De overeenkomst waarbij een aannemer of bouwpromotor zich tegenover de eigenaar van een woning<br />

verbindt om <strong>be</strong>paalde prestaties te verrichten zoals het aanleggen van de tuin, het binnenhuisschilderwerk<br />

en het <strong>be</strong>hangen van die woning, als tegenprestatie waarvan de eigenaar van deze<br />

woning aan de aannemer of de bouwpromotor het recht toekent om die woning aan kandidaat-kopers<br />

van dergelijke woningen te tonen, is een overeenkomst die wederzijdse diensten inhoudt die<br />

respectievelijk <strong>be</strong>doeld zijn in 1° en 6° van artikel 18, § 1, tweede lid, van het Wetboek (z. nrs. 46 en<br />

51).<br />

Daar in dergelijke gevallen de eigenaar van de woning in de regel niet handelt in het kader van een<br />

economische activiteit waarvoor hij <strong>be</strong>lastingplichtige is, is de <strong>be</strong>lasting niet opeisbaar wegens de<br />

door hem verstrekte diensten.<br />

De <strong>be</strong>lasting is daarentegen wel opeisbaar wegens de diensten die de aannemer of de bouwpromotor<br />

verleent (Besl. nr. E.T. 25.052 van 28 april 1977 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 32, blz. 491, nr. 626).<br />

45/4. Andere gevallen.<br />

Op grond van artikel 18, § 2, eerste lid, van het Wetboek wordt eveneens als een<br />

dienst <strong>be</strong>schouwd, de uitvoering van een in artikel 18, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

handeling ingevolge een vordering door of namens de overheid en, meer algemeen,<br />

ingevolge een wet, een decreet, een ordonnantie, een <strong>be</strong>sluit of een administratieve<br />

verordening (z. nr. 62).<br />

Wordt eveneens als een dienst <strong>be</strong>schouwd, voor het geheel, de uitvoering door een<br />

reisbureau in de zin van artikel 1, § 7, eerste lid, 2°, van het Wetboek, van prestaties<br />

die deel uitmaken van of horen bij een reis <strong>be</strong>oogd in artikel 1, § 7, eerste lid, 1° van<br />

het Wetboek, en welke dit reisbureau aan de reiziger levert (Wetboek, art. 19, § 2,<br />

tweede lid).


“HOOFDSTUK III: Diensten” 74<br />

Er mag bovendien niet uit het oog worden verloren dat sommige handelingen,<br />

krachtens artikel 19 van het Wetboek, met diensten worden gelijkgesteld (z. nrs. 62/2<br />

en 63).<br />

45/5. Onderscheid tussen levering van goederen en dienstverrichting.<br />

Alhoewel de levering van goederen en de dienstverrichting <strong>be</strong>ide <strong>be</strong>lastbare<br />

handelingen zijn, kan het onderscheid van <strong>be</strong>lang zijn, inzonderheid ten aanzien van<br />

de plaats van de handeling en het toepasselijke tarief.<br />

De uitvoering van een contract dat de levering met plaatsing van machines en<br />

industriële toestellen, die roerend blijven of ten hoogste onroerend door <strong>be</strong>stemming<br />

worden, tot voorwerp heeft, wordt in de regel aangemerkt als een in artikel 10 van<br />

het Wetboek <strong>be</strong>doelde levering van goederen.<br />

Wanneer deze machines en toestellen daarentegen onroerend uit hun aard worden,<br />

hetzij wegens hun vasthechting aan de grond of aan het gebouw, hetzij wegens de<br />

omvang of het gewicht ervan, heeft het contract een dienstverrichting als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, van het Wetboek, tot voorwerp.<br />

Er dient tevens te worden <strong>be</strong>nadrukt dat de overgang van de macht om als een<br />

eigenaar over een goed te <strong>be</strong>schikken, slechts <strong>be</strong>doeld is in artikel 10 van het<br />

Wetboek wanneer deze overgang <strong>be</strong>trekking heeft op een goed in de zin van artikel 9<br />

van het Wetboek. Wanneer een dergelijke overgang bijvoor<strong>be</strong>eld een onlichamelijk<br />

goed tot voorwerp heeft, maakt deze overgang geen levering uit als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 10 van het Wetboek maar wel een dienstverrichting in de zin van artikel 18,<br />

§ 1, eerste lid.<br />

Wat de afgifte <strong>be</strong>treft, door de opdrachtnemer aan de opdrachtgever van een roerend<br />

goed dat hij heeft vervaardigd of samengesteld met materialen en voorwerpen die<br />

daartoe door de opdrachtgever aan de opdrachtnemer zijn verstrekt (maakloonwerk),<br />

wordt eraan herinnerd dat deze handeling tot 31 decem<strong>be</strong>r 1995 overeenkomstig het<br />

tot dat tijdstip toepasselijke artikel 10, § 2, 2°, van het Wetboek als een levering van<br />

goederen en niet als een dienstverrichting moest worden <strong>be</strong>schouwd, ongeacht of de<br />

opdrachtnemer al dan niet een deel van de gebruikte materialen heeft verstrekt<br />

(z. nr. 34).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

75 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Door de opheffing van artikel 10, § 2, 2°, van het Wetboek door artikel 2 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit van 22 decem<strong>be</strong>r 1995 tot wijziging van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (BS 30.12.95) wordt de in het vorige lid<br />

<strong>be</strong>doelde handeling vanaf 1 januari 1996 opnieuw als een dienst <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, van het Wetboek aangemerkt.<br />

Afdeling 2. - Commentaar op de diensten<br />

opgesomd in artikel 18.<br />

46. Materieel of intellectueel werk (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 1°).<br />

Iedere handeling die een werk tot voorwerp heeft is een dienst in de zin van<br />

artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, van het Wetboek. Daarbij is het zonder <strong>be</strong>lang welke<br />

de aard is van het contract ter uitvoering waarvan het werk wordt uitgevoerd. Het<br />

werk dat verricht wordt ter uitvoering van een aannemingscontract is evengoed<br />

<strong>be</strong>doeld als de prestatie die haar oorsprong vindt in een vennootschapscontract of in<br />

een vervoercontract.<br />

Bedoeld worden onder meer:<br />

- het herstellen of het reinigen van gebruikte roerende voorwerpen en, meer<br />

algemeen, ieder aan een roerend goed verricht werk;<br />

- werk in onroerende staat;<br />

- intellectuele werkzaamheden zoals <strong>be</strong>heer, organisatie, studie, controle, expertise,<br />

schatting, ontleding, inontvangstneming, daaronder <strong>be</strong>grepen de prestaties<br />

van personen die het vrij <strong>be</strong>roep uitoefenen van architect, ingenieur, scheikundige,<br />

octrooienraadgever, landmeterschatter van onroerende goederen, enz.;<br />

- werkzaamheden van reclame door het plaatsen van advertenties in dagbladen,<br />

tijdschriften, enz., door het projecteren van films of door enig ander procédé;<br />

- vervoer van goederen of personen; slepen, laden, lossen, stouwen, verstouwen,<br />

<strong>be</strong>handelen, op<strong>be</strong>rgen en <strong>be</strong>waken van roerende goederen;


“HOOFDSTUK III: Diensten” 76<br />

- de prestaties die deel uitmaken van de organisatie van een <strong>be</strong>grafenis, zoals het<br />

afleggen van het lijk, het balsemen, het vervoer van het lijk, het ter aarde<br />

<strong>be</strong>stellen en naargelang het geval, de versiering van het dodenhuis ten huize<br />

van de overledene of de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een dergelijke ruimte in een<br />

funerarium;<br />

- in een aantal gevallen, de diensten verricht door de exploitant van een geluidsopnamestudio<br />

(Besl. nr. E.T. 94.670 van 25 februari 2004);<br />

- de prestaties van makelaars; de persoon aan wie op geregelde manier<br />

koopopties op onroerende goederen worden verleend, die hij in de regel niet<br />

zelf licht, handelt in werkelijkheid als makelaar bij de verkoop van onroerende<br />

goederen (Besl. nr. E.T. 23.051 van 5 juli 1976 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 27, blz. 331,<br />

nr. 586);<br />

- de prestaties van zaak<strong>be</strong>zorgers, ongeacht of zij natuurlijke personen dan wel<br />

rechtspersonen zijn, burgerlijke of commerciële handelingen verrichten,<br />

optreden als aannemers of als lastheb<strong>be</strong>rs (z. wat lastheb<strong>be</strong>rs <strong>be</strong>treft nr. 48<br />

hierna); aldus zijn onder meer <strong>be</strong>doeld de prestaties van privé-detectives, van<br />

bureaus voor commerciële voorlichting, van adviesbureaus, van expertise-,<br />

uitzend- of vertaalbureaus, van raadgevers inzake organisatie, "publicrelations"<br />

of reclame, van reclame- of persbureaus, van genealogen, van<br />

octrooibureaus, van bureaus die artiesten aanwerven, van personen <strong>be</strong>last met<br />

het <strong>be</strong>heer van onroerende goederen, van verhuur- en verkoopkantoren van<br />

onroerende goederen, van kantoren die schuldvorderingen van hun klanten<br />

<strong>be</strong>heren en ze voor hun rekening innen;<br />

- de diensten van persoonsverzorging (diensten van kappers, manicuren,<br />

pedicuren, enz.);<br />

- de prestaties van optometristen;<br />

- het opruimen of het weghalen van vuilnis, afval, puin, enz., of het afbreken van<br />

een gebouw, voor rekening van iemand die aan de aannemer de eigendom<br />

afstaat van de opgeruimde of weggehaalde stoffen of van de afbraakmaterialen<br />

(z. aanschr. 3/1972);<br />

- diensten verricht door exploitanten van stortplaatsen met het oog op het<br />

<strong>be</strong>handelen van afvalstoffen (Besl. nr. E.T. 42.305 van 14 februari 1986 -<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 71, blz. 155, nr. 856);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

77 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

- de prestaties met <strong>be</strong>trekking tot de organisatie van periodieke markten voor<br />

tweedehandse voertuigen (Besl. nr. E.T. 73.144 van 31 maart 1992 - <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 106, blz. 1061, nr. 971);<br />

- de overeenkomst waarbij iemand, tegen <strong>be</strong>taling van een vergoeding, aan een<br />

ander het uitsluitend recht verleent reclameaffiches aan te brengen op een<br />

<strong>be</strong>paald goed dat zo roerend dan wel onroerend uit zijn aard is is een dienst<br />

inzake reclame (z. H.J.E.U. 17 novem<strong>be</strong>r 1993, zaak C-68/92 Commissie/<br />

Franse Republiek; zaak C-69/92 Commissie/Groothertogdom Luxemburg; zaak<br />

C-73/92 Commissie/Koninkrijk Spanje);<br />

- de prestaties van vertalers en tolken (z. evenwel, wat de tolken <strong>be</strong>treft, de<br />

uitzonderingen voorzien in nr. 317, 1°);<br />

- de regels van toepassing zijn ten aanzien van de handeling die <strong>be</strong>staat in het<br />

stallen en verzorgen van paarden worden verduidelijkt in de <strong>be</strong>sl. nr. E.T.<br />

100.722 van 22 okto<strong>be</strong>r 2001 waarvan de tekst hierna volgt (deze <strong>be</strong>slissing<br />

vervangt al de vorige die in dit verband werden genomen, in het bijzonder de<br />

<strong>be</strong>slissing nr. E.T. 74.815 van 23 februari 1993 (<strong>BTW</strong>-REVUE, nr. 106,<br />

blz. 1062-1063, nr. 972) en is mutatis mutandis eveneens van toepassing ten<br />

aanzien van andere dieren).<br />

"De persoon die tegen <strong>be</strong>taling paarden van derden stalt in boxen die hij<br />

daarvoor ter <strong>be</strong>schikking stelt, verbindt zich gewoonlijk ook tot het verzorgen<br />

van die paarden. Die handeling wordt voor het geheel aangemerkt als een<br />

dienst in de zin van artikel 18, § 1, eerste lid en tweede lid, 1° (in dit geval een<br />

materieel werk) van het Wetboek. Dit is zelfs zo wanneer de exploitant van de<br />

boxen, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, twee overeenkomsten sluit waarvan<br />

de ene <strong>be</strong>trekking heeft op de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van boxen en de andere op<br />

de verzorging van paarden. Gelet op hun samenhang vormen <strong>be</strong>ide<br />

overeenkomsten immers één geheel dat een globale dienstverrichting in de zin<br />

van voornoemde <strong>be</strong>paling tot voorwerp heeft en dat, meer <strong>be</strong>paald wegens het<br />

onafscheidelijk karakter van zijn elementen, niet kan worden vrijgesteld door<br />

artikel 44, § 3, 2° van voormeld Wetboek.<br />

Wanneer daarentegen een eigenaar van paarden overeenkomsten sluit met twee<br />

verschillende dienstverrichters, waarbij de ene instaat voor het stallen en de<br />

andere voor de verzorging, volgt elke handeling zijn eigen regeling, ongeacht<br />

of er al dan niet een band is tussen de dienstverrichters (b.v. enerzijds een<br />

rechtspersoon en anderzijds de <strong>be</strong>stuurder van die rechtspersoon, als<br />

natuurlijke persoon). In dat geval is de verzorging van de paarden <strong>be</strong>doeld in<br />

voornoemd artikel 18, § 1, eerste lid en tweede lid, 1° terwijl het stallen van de


“HOOFDSTUK III: Diensten” 78<br />

dieren <strong>be</strong>doeld is in artikel 18, § 1, eerste lid van het Wetboek. Die<br />

handelingen zijn alle<strong>be</strong>i onderworpen aan de btw volgens de gewone regels. De<br />

vrijstelling van artikel 44, § 3, 2°, van het Wetboek, die zoals alle andere<br />

vrijstellingen strikt moet worden toegepast, is niet van toepassing t.a.v. de<br />

ter<strong>be</strong>schikkingstelling van de boxen gelet op de omstandigheden waarin het<br />

stallen van de paarden gewoonlijk ge<strong>be</strong>urt.<br />

Inderdaad:<br />

- de exploitant van de boxen, die in feite verantwoordelijk is voor zijn<br />

installaties, doet meer dan een gewone verhuurder aangezien hij minstens<br />

de boxen <strong>be</strong>waakt, toezicht houdt op de dieren en moet tussenkomen als<br />

er problemen zijn met de installaties of met de dieren waarvan de<br />

eigenaar er niet is;<br />

- de afnemer van de dienst heeft minder rechten dan bij een huurcontract<br />

aangezien hij niet op ieder tijdstip, zowel 's nachts als overdag, rechtstreeks<br />

- d.w.z. zonder tussenkomst van de exploitant van de boxen -<br />

noch exclusief toegang heeft tot de paardenboxen."<br />

47. Ter<strong>be</strong>schikkingstelling van personeel (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 2°).<br />

Wanneer iemand zijn werklieden of <strong>be</strong>dienden ter <strong>be</strong>schikking stelt van iemand<br />

anders om onder diens gezag, leiding of toezicht werkzaamheden uit te voeren, is die<br />

ter<strong>be</strong>schikkingstelling een dienst <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 2°, van het<br />

Wetboek.<br />

48. De lastgeving (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 3°).<br />

Enkel de contractuele lastgeving is in artikel 18, § 1, tweede lid, 3°, van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>doeld. Overigens hoeft geen onderscheid te worden gemaakt naargelang de lastheb<strong>be</strong>r<br />

tussenkomst verleent bij een <strong>be</strong>lastbare dan wel een vrijgestelde handeling.<br />

Zo wordt in artikel 18, § 1, tweede lid, 3°, de verbintenis <strong>be</strong>oogd die een agentschap<br />

voor paardenwedrennen aangaat jegens de organisator van totalisatorweddenschappen<br />

(parimutuel) om tegen vergoeding de inzetten voor weddenschappen op<br />

Belgische paardenwedrennen in te zamelen (z. aanschr. 15/1974), alsook de<br />

tussenkomst van verdelers en onderverdelers die loterijbiljetten verkopen in naam en<br />

voor rekening van de Nationale Loterij (z. aanschr. 9/1997).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

79 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

49. Het genot van een ander dan in artikel 9, tweede lid, van het Wetboek <strong>be</strong>doeld<br />

goed (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 4°).<br />

Overeenkomstig artikel 18, § 1, tweede lid, 4°, van het Wetboek wordt als een dienst<br />

<strong>be</strong>schouwd, de uitvoering van ieder contract waarbij de ene partij aan de andere het<br />

genot verleent van een ander dan een in artikel 9, tweede lid, van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>doeld goed of met andere woorden van lichamelijke goederen, zowel roerende als<br />

onroerende.<br />

Wat de roerende goederen <strong>be</strong>treft, kan het zowel gaan om een persoonlijk recht van<br />

genot als om zakelijke rechten andere dan het eigendomsrecht (bijvoor<strong>be</strong>eld<br />

vruchtgebruik).<br />

Wat daarentegen de onroerende goederen <strong>be</strong>treft, kan het gelet op artikel 9, tweede<br />

lid, van het Wetboek, slechts gaan om een persoonlijk recht van genot aangezien de<br />

zakelijke rechten die aan hun rechtheb<strong>be</strong>nde een recht van gebruik op onroerende<br />

goederen verlenen, normalerwijze als leveringen van goederen worden aangemerkt.<br />

Ter zake wordt opgemerkt dat de onroerende goederen door <strong>be</strong>stemming voor de<br />

toepassing van de btw als lichamelijke roerende goederen worden aangemerkt.<br />

De <strong>be</strong>doelde contracten zijn meer in het bijzonder de verhuur, de onderverhuur, de<br />

handelshuur, de overdracht van handelshuur, de bruiklening, het verlenen van een<br />

vruchtgebruik op een roerend goed en de leasing of financieringshuur. Er dient echter<br />

te worden opgemerkt dat het <strong>be</strong>grip "onroerende verhuur" moet worden geïnterpreteerd<br />

in het licht van de arresten van het Europees Hof van Justitie (z. nr. 61/1/2).<br />

De onroerende financieringshuur maakt het voorwerp uit van een bijzondere regeling<br />

(z. artikel 44, § 3, 2°, b, en artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek evenals<br />

nr. 61/2, hierna).<br />

Als dienstverrichting, <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 4°, van het Wetboek<br />

wordt inzonderheid aangemerkt, de uitvoering van:<br />

1° de overeenkomst waarbij de exploitant van een manege, tegen <strong>be</strong>taling van een<br />

vergoeding, paarden <strong>be</strong>schikbaar stelt (Besl. nr. T. 6.228 van 8 juni 1971 -<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 4, blz. 470, nr. 130);<br />

2° de overeenkomst waarbij de eigenaar van paarden, pony's of ezels, tegen<br />

<strong>be</strong>taling van een vergoeding, deze ter <strong>be</strong>schikking stelt voor rondritten op het<br />

strand (Besl. nr. E.T. 11.927 van 3 augustus 1972 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 10,<br />

blz. 69, nr. 347);


“HOOFDSTUK III: Diensten” 80<br />

3° de overeenkomst waarbij iemand die het recht verkregen heeft op het strand<br />

tenten te verhuren, deze tenten, tegen <strong>be</strong>taling van een vergoeding, ter<br />

<strong>be</strong>schikking stelt van vakantiegangers (Besl. nr. T. 6.506 van 4 augustus 1971 -<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 4, blz. 470, nr. 131);<br />

4° de overeenkomst waarbij iemand een binnenhuistelefooninstallatie verhuurt<br />

(Besl. nr. E.T. 15.522 van 7 januari 1974 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 16, blz. 268,<br />

nr. 469);<br />

5° de overeenkomst waarbij een "disk-jockey" een geluidsinstallatie verhuurt,<br />

zonder dat hij zelf optreedt of deelneemt aan de uitvoering van de muziek<br />

(Besl. nr. E.T. 17.124 van 25 januari 1974 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 16, blz. 273,<br />

nr. 476).<br />

Er wordt opgemerkt dat:<br />

- de uitvoering van een bruikleningscontract, eveneens <strong>be</strong>doeld in artikel 18,<br />

meestal niet aan de <strong>be</strong>lasting wordt onderworpen, aangezien zulk contract<br />

normaliter ten kosteloze titel wordt gesloten (vgl. artikel 2, eerste lid, van het<br />

Wetboek). In dit opzicht wordt echter als verhuur en niet als bruikleen<br />

aangemerkt, de overeenkomst waarbij een brouwerij een tapinstallatie, tafels en<br />

stoelen, ter <strong>be</strong>schikking stelt van een caféhouder, zonder dat ze van deze laatste<br />

een vergoeding in geld eist, maar hem verschillende verplichtingen oplegt,<br />

waaronder inzonderheid de verplichting zich uitsluitend in dranken te<br />

<strong>be</strong>voorraden bij de brouwerij (z. ook nr. 51, A, b, hierna);<br />

- van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld overeenkomstig artikel 44, § 3, 2°, van het<br />

Wetboek: de verpachting, de verhuur en de overdracht van huur van uit hun<br />

aard onroerende goederen met uitzondering van de handelingen die limitatief<br />

worden opgesomd in voornoemd artikel 44, § 3, 2°, van het Wetboek (bij deze<br />

uitzonderingen <strong>be</strong>hoort meer in het bijzonder de onroerende financieringshuur).<br />

De regeling die van toepassing is op de verhuur die tegelijk <strong>be</strong>trekking<br />

heeft op onroerende goederen uit hun aard en op lichamelijk roerende goederen<br />

of onroerende goederen door <strong>be</strong>stemming wordt toegelicht in nr. 61/3.<br />

De verhuur van een voertuig met <strong>be</strong>stuurder of de verhuur van een kraan met<br />

ter<strong>be</strong>schikkingstelling van de kraanman, valt binnen de werkingssfeer van artikel 18,<br />

§ 1, tweede lid, 1°, van het Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

81 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

50. Overdracht van een cliënteel en verlenen van rechten op een cliënteel;<br />

verbintenis een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid niet uit te oefenen (Wetboek, art. 18, § 1,<br />

tweede lid, 5°).<br />

Artikel 18, § 1, tweede lid, 5°, <strong>be</strong>doelt de handeling die uitsluitend <strong>be</strong>trekking heeft<br />

op de overdracht van een cliënteel of op het verlenen van rechten op een cliënteel<br />

zonder dat daarbij enig ander <strong>be</strong>standdeel van de handelszaak wordt overgedragen.<br />

Die handeling kan voortvloeien uit een verkoop, een verhuur of zelfs een inbreng in<br />

vennootschap.<br />

Wanneer de handeling <strong>be</strong>trekking heeft op een handelszaak valt ze in de<br />

werkingssfeer van artikel 18, § 1, tweede lid, 5°, voor het gedeelte van de prijs dat<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op de overdracht van of het verlenen van rechten op een cliënteel.<br />

De andere <strong>be</strong>standdelen volgen hun eigen regeling. Hier mag echter niet uit het oog<br />

worden verloren dat ingevolge artikel 18, § 3, van het Wetboek, niet als diensten<br />

kunnen worden <strong>be</strong>schouwd, de in artikel 18, § 1, <strong>be</strong>doelde handelingen die bij de<br />

overdracht van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling, bij wege<br />

van inbreng in een vennootschap of anderszins, onder de voorwaarden van artikel 11<br />

worden verricht (z. nr. 65).<br />

De verbintenis een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid niet uit te oefenen is eveneens een in<br />

artikel 18, § 1, tweede lid, 5°, <strong>be</strong>doelde handeling.<br />

51. Overdracht van of verlenen van rechten op een verkoop- of inkoopmonopolie of<br />

op het recht een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid uit te oefenen (Wetboek, art. 18, § 1,<br />

tweede lid, 6°).<br />

A. Verkoop- of inkoopmonopolie.<br />

a) Algemeen.<br />

Beoogd is onder meer de overeenkomst waarbij een fabrikant aan een<br />

handelaar het exclusieve recht van verkoop van een <strong>be</strong>paald product binnen<br />

een <strong>be</strong>paald gebied verleent.<br />

Wanneer echter de exclusiviteit wordt verleend door een leverancier aan een<br />

koper in het kader van een verkoopovereenkomst, dient ze te worden aangemerkt<br />

als een modaliteit van de tot stand gekomen verkoop. De aanvullende


“HOOFDSTUK III: Diensten” 82<br />

sommen die de leverancier vordert voor de exclusiviteit die hij verleent maken<br />

dan een <strong>be</strong>standdeel uit van de prijs der in exclusiviteit verkochte goederen en<br />

zijn <strong>be</strong>lastbaar met de btw tegen het tarief dat voor die goederen geldt.<br />

b) Brouwerijcontracten.<br />

De regels die van toepassing zijn ten aanzien van de brouwerijcontracten<br />

worden verduidelijkt in de <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 96.988 van 22 novem<strong>be</strong>r 2000<br />

(<strong>BTW</strong>-REVUE, nr. 149, blz. 29-31, nr. 1091) waarvan de tekst hierna volgt.<br />

Deze <strong>be</strong>slissing vervangt al de vorige die in dit verband werden genomen, in<br />

het bijzonder de <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 14.778 van 27 juli 1973 (<strong>BTW</strong>-REVUE,<br />

nr. 15, blz. 192, nr. 437) en nr. E.T. 21.421 van 29 okto<strong>be</strong>r 1975 (<strong>BTW</strong>-<br />

REVUE, nr. 24, blz. 80, nr. 554) en gaat in op 1 januari 2001.<br />

Tussen een brouwerij en de caféhouders worden vaak overeenkomsten gesloten<br />

waarbij enerzijds de caféhouder zich verbindt zich uitsluitend bij de brouwerij<br />

te <strong>be</strong>voorraden (en eventueel de dranken te schenken volgens de<br />

onderrichtingen van de brouwerij, in aangepaste glazen, enz.) en anderzijds de<br />

brouwerij zich ertoe verbindt aan de caféhouder een dienst te verstrekken<br />

(lening, ter<strong>be</strong>schikkingstelling van de café-uitrusting en/of -meubilair) of hem<br />

goederen te leveren (meer <strong>be</strong>paald café-uitrusting of -meubilair waarvan de<br />

caféhouder na verloop van een <strong>be</strong>paalde periode eigenaar wordt). Het <strong>be</strong>treft<br />

een contract met wederzijdse prestaties. Aangezien de caféhouder en de<br />

brouwerij <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn met recht op aftrek is de btw verschuldigd,<br />

zowel over de dienst die door de brouwerij wordt verstrekt, tenzij deze<br />

leveringen of diensten van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld ingevolge artikel 44 van<br />

het Wetboek.<br />

1° De verbintenis van de caféhouder om zich uitsluitend bij de brouwerij te<br />

<strong>be</strong>voorraden is een dienst <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 6°, van<br />

voormeld wetboek. Deze handeling is in principe <strong>be</strong>lastbaar met btw over de<br />

normale waarde van de tegenprestatie van de brouwerij (artikel 32 van<br />

voormeld wetboek). Om praktische redenen stemt de administratie er evenwel<br />

mee in dat de over deze dienst verschuldigde btw niet wordt geheven wanneer<br />

hij volledig aftrekbaar zou zijn in hoofde van de brouwerij.<br />

Dit recht op aftrek door de brouwerij <strong>be</strong>staat zowel wanneer de tegenprestatie<br />

van de brouwerij <strong>be</strong>staat in een ter<strong>be</strong>schikkingstelling of levering van caféuitrusting<br />

als wanneer zij het toekennen van een lening tot voorwerp heeft. In<br />

deze laatste onderstelling <strong>be</strong>vordert de verplichting van de caféhouder immers<br />

de verkoop van dranken en houdt geen verband met de overeenkomstig<br />

artikel 44, § 3, 5°, van voormeld wetboek vrijgestelde lening. De brouwerij die<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

83 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

leningen toestaat aan de caféhouders verricht evenwel zowel <strong>be</strong>lastbare als<br />

vrijgestelde handelingen, en is bijgevolg een <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk<br />

recht op aftrek. In dat geval is de caféhouder dan ook slechts ontslagen van de<br />

verplichting de btw over zijn dienst aan te rekenen wanneer de brouwerij haar<br />

recht op aftrek uitoefent volgens de regel van het werkelijk gebruik zoals<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 46, § 2, van voormeld Wetboek.<br />

Aangezien de caféhouder normaal niet op de hoogte is van de wijze waarop de<br />

brouwerij haar recht op aftrek uitoefent, zal de brouwerij hem hieromtrent<br />

moeten inlichten. Het attest dat door de brouwerij dient te worden uitgereikt en<br />

waarin zij verklaart dat zij de btw die normaal geheven zou zijn over de door<br />

de caféhouder aangegane verbintenis volledig in aftrek zou kunnen brengen,<br />

laat de caféhouder toe de <strong>be</strong>treffende btw niet aan te rekenen.<br />

2. Anderzijds is de btw ook verschuldigd op de door de brouwerij als tegenprestatie<br />

verstrekte leveringen of diensten, tenzij dat het verstrekken van een<br />

lening <strong>be</strong>treft, daar deze handeling vrijgesteld is van de btw ingevolge artikel<br />

44, § 3, 5°, van voormeld Wetboek. Overeenkomstig voormeld artikel 32<br />

van het Wetboek is de maatstaf van heffing in principe gelijk aan de normale<br />

waarde van de door de caféhouder verstrekte recht evenwel moeilijk te <strong>be</strong>palen<br />

is, zal als maatstaf van heffing de normale waarde van de door de brouwerij<br />

gedane levering of verstrekte dienst worden genomen. In het geval dat de<br />

tegenprestatie van de brouwerij <strong>be</strong>staat in de ter<strong>be</strong>schikkingstelling of de<br />

levering van café-uitrusting of -meubilair is de maatstaf van heffing de prijs die<br />

de caféhouder zou moeten <strong>be</strong>talen indien de goederen hem door een derde<br />

zouden zijn ter <strong>be</strong>schikking gesteld of geleverd.<br />

Er wordt opgemerkt dat door de <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 101.439 van 4 april 2005 de<br />

<strong>be</strong>ginselen hiervoor vermeld worden uitgebreid tot de overeenkomsten die<br />

gesloten worden in andere sectoren dan die van de brouwerijen, op voorwaarde<br />

dat deze onder dezelfde omstandigheden worden gesloten als voornoemde<br />

"brouwerijcontracten" en mits aan alle voorwaarden van de hiervoor vermelde<br />

<strong>be</strong>slissing wordt voldaan.<br />

B. Overdracht van of verlenen van rechten op het recht een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid<br />

uit te oefenen.<br />

De overeenkomst moet hoofdzakelijk <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de uitoefening van<br />

een <strong>be</strong>roep en niet op het genot van het geheel of een gedeelte van een uit zijn<br />

aard onroerend goed (z. ook nr. 61).


“HOOFDSTUK III: Diensten” 84<br />

In principe dient men de toepassing van artikel 18, § 1, tweede lid, 6°, van het<br />

Wetboek te <strong>be</strong>perken tot de gevallen waarin een persoon een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid<br />

uitoefent in een handelscomplex of een ander complex dat door<br />

een andere persoon wordt geëxploiteerd, ongeacht of het een warenhuis, een<br />

winkelgalerij, een tentoonstelling, een hotel, een restaurant, een schouwburg,<br />

een sportstadion... enz. <strong>be</strong>treft.<br />

Tot de werkingssfeer van artikel 18, § 1, tweede lid, 6°, <strong>be</strong>horen aldus:<br />

1° de overeenkomst waarbij de exploitant van een hotel, van een restaurant<br />

of van een toneelzaal, aan een ander persoon het recht verleent om de<br />

vestiaire, de toiletten of een verkoopstand te exploiteren in de inrichting;<br />

2° de overeenkomst waarbij de exploitant van een warenhuis aan een ander<br />

persoon het recht verleent zijn eigen producten in het warenhuis tentoon<br />

te stellen of te verkopen;<br />

3° de overeenkomst waarbij de exploitant van een stadion aan andere<br />

personen het recht verleent om in het stadion sommige producten te<br />

verkopen (dranken, suikergoed, frieten, kranten, enz.);<br />

4° de overeenkomst waarbij de exploitant van een spoorwegnet aan een<br />

ander persoon het recht verleent om buffetten en restaurants in de stations<br />

te exploiteren;<br />

5° de overeenkomst waarbij de exploitant van een spoorwegnet aan een<br />

ander persoon het recht verleent reclame te maken op het net;<br />

6° de overeenkomst waarbij de organisator van een tentoonstelling aan een<br />

ander persoon het recht verleent om binnen de ruimte van de tentoonstelling<br />

een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid uit te oefenen.<br />

Opdat artikel 18, § 1, tweede lid, 6°, van het Wetboek van toepassing kan zijn,<br />

moet het overgedragen of verleende recht de uitoefening van een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid<br />

in de ruime <strong>be</strong>tekenis van het woord tot voorwerp heb<strong>be</strong>n. Aan<br />

een firma het recht verlenen om voor haar eigen producten reclame te maken<br />

valt bijvoor<strong>be</strong>eld binnen de werkingssfeer van artikel 18, § 1, tweede lid, 6°,<br />

van het Wetboek. Het is overigens niet noodzakelijk dat degene die zijn<br />

werkzaamheid uitoefent dat doet om winst te maken. Zo is artikel 18, § 1,<br />

tweede lid, 6°, van het Wetboek van toepassing op de overeenkomst waarbij de<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

85 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

organisator van een tentoonstelling aan een vereniging zonder winstoogmerk<br />

het recht verleent in de tentoonstellingsruimte brochures te verkopen waarin<br />

haar filosofisch ideaal wordt verdedigd.<br />

In de relatie van een organisator van een handels<strong>be</strong>urs tot de inzenders is, ten<br />

aanzien van de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een standplaats, de gesloten overeenkomst<br />

niet <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 6°, van het Wetboek, maar<br />

wordt ze voor het geheel <strong>be</strong>schouwd, ofwel als een dienst <strong>be</strong>doeld in artikel 18,<br />

§ 1, tweede lid, 1° (geheel van diensten met <strong>be</strong>trekking tot de organisatie van<br />

een handels<strong>be</strong>urs), ofwel als een onroerende verhuur (ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

van een standplaats), volgens het onderscheid gemaakt in de aanschrijving<br />

nr. 15/1978 van 12 mei 1978, onder de nrs. I en II.<br />

52. Overdracht van en verlenen van licenties inzake een octrooi, een fabrieks- of een<br />

handelsmerk, een auteursrecht, een industrietekening, een industriemodel of<br />

andere soortgelijke rechten (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 7°).<br />

Intellectuele rechten zoals die welke voortvloeien uit een octrooi, een fabrieks- of<br />

handelsmerk of een auteursrecht, zijn niet verbonden aan een persoon; ze kunnen het<br />

voorwerp uitmaken van een overdracht van het genot of van het verlenen van rechten<br />

op het genot.<br />

Wanneer de handeling <strong>be</strong>trekking heeft op de eigendom zelf van het recht gaat het<br />

om een overdracht. Wanneer de handeling slechts <strong>be</strong>trekking heeft op het genot<br />

ervan dan gaat het om het verlenen van rechten. Zowel de overdrachten als het<br />

verlenen van rechten zijn <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 7°.<br />

De aard van de overeenkomst waarvan de overdracht of het verlenen van rechten het<br />

gevolg is, heeft weinig <strong>be</strong>lang. De inbreng in vennootschap van de eigendom of van<br />

het genot van een octrooi valt in de werkingssfeer van artikel 18, § 1, tweede lid, 7°.<br />

Volledigheidshalve wordt gewezen op de toepassing in voorkomend geval van<br />

artikel 18, § 3, van het Wetboek indien de genoemde handeling binnen het<br />

toepassingsgebied van artikel 11 van hetzelfde Wetboek plaatsvindt.<br />

Er dient evenwel te worden opgemerkt dat, wanneer iemand ten <strong>be</strong>hoeve van een<br />

door hem te organiseren schouwspel een decor <strong>be</strong>stelt bij een zelfstandige decorontwerper<br />

die tegelijk het decor ontwerpt en de materiële uitvoering ervan verzorgt,<br />

die handeling volgens de <strong>be</strong>doeling van de partijen normaal niet in hoofdzaak het<br />

verlenen van auteursrechten tot onderwerp heeft, maar de levering van een<br />

lichamelijk roerend goed zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 10 van het Wetboek (verg. <strong>be</strong>sl.<br />

nr. E.T. 11.050 van 20 maart 1973 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 12, blz. 286, nr. 383).


“HOOFDSTUK III: Diensten” 86<br />

Intellectuele rechten als <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 7°, van het Wetboek<br />

zijn onder meer:<br />

1° het recht dat voortspruit uit een uitvindingsoctrooi en dat door de wetgeving op<br />

de octrooien wordt <strong>be</strong>schermd;<br />

2° het onlichamelijk recht dat een uitvinder kan <strong>be</strong>zitten op een niet gebrevetteerd<br />

fabricageprocédé;<br />

3° de rechten die door de wetgeving op de fabrieks- en handelsmerken worden<br />

erkend;<br />

4° de rechten die door de wetgeving op de auteursrechten worden toegekend aan<br />

iedere auteur van een letterkundig werk of van een kunstwerk;<br />

5° het recht een portret van iemand in het openbaar tentoon te stellen;<br />

6° het recht een handelsnaam te gebruiken;<br />

7° het recht een uithangbord te gebruiken.<br />

Als diensten <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 7°, van het Wetboek worden<br />

aangemerkt:<br />

- de overdracht of de concessie van het recht een toneel- of ander werk in het<br />

publiek op te voeren (z. nr. 329/2). Dit is ook zo wanneer de overdrager of de<br />

concessieverlener aan de concessiehouder materieel ter <strong>be</strong>schikking stelt dat<br />

noodzakelijk is voor de opvoering (Besl. nr. E.T. 21.601 van 4 decem<strong>be</strong>r<br />

1975 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 25, blz. 146, nr. 562);<br />

- de uitvoering van zogenaamde prestaties van "lay-out". Aangezien de<br />

zogenaamde prestaties van "lay-out" <strong>be</strong>staan in het tot stand brengen van<br />

originele tekeningen, bladschikkingen, versieringen en dergelijke meer voor<br />

boek- en drukwerken, dient de uitvoering ervan te worden aangemerkt als de<br />

overdracht van een auteursrecht of het verlenen van licenties op zulk een recht<br />

(Besl. nr. E.T. 21.772 van 21 januari 1976 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 25, blz. 146,<br />

nr. 563);<br />

- de overdracht of de concessie van een auteursrecht in het kader van een<br />

contract voor uitgave.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

87 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Artikel 44, § 3, 3°, van het Wetboek, verleent echter een vrijstelling ten aanzien van<br />

door de auteur of toondichter gesloten contracten voor uitgave van letterkundige<br />

werken of kunstwerken (z. nr. 329/2).<br />

53. Ter<strong>be</strong>schikkingstelling van stalling voor rijtuigen (Wetboek, art. 18, § 1, tweede<br />

lid, 8°).<br />

A. Principe.<br />

Krachtens artikel 18, § 1, tweede lid, 8°, van het Wetboek wordt de ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

van stalling voor rijtuigen als een dienst aangemerkt.<br />

Het <strong>be</strong>grip "voertuig" moet worden uitgelegd als alle vervoermiddelen, met<br />

in<strong>be</strong>grip van boten (z. H.J.E.U., zaak C-428/02, Fondsen Marselisborg,<br />

Lystbådehavn t. Skatteministeriet, 3 maart 2005).<br />

Deze dienst is bovendien uitdrukkelijk uitgesloten van de vrijstelling m.b.t. de<br />

verpachting, de verhuur en de overdracht van huur van uit hun aard onroerende<br />

goederen <strong>be</strong>oogd in artikel 44, § 3, 2°, a, eerste streepje van het Wetboek.<br />

De ter<strong>be</strong>schikkingstelling van stalling voor rijtuigen <strong>be</strong>paald in artikel 18, § 1,<br />

tweede lid, 8°, van het Wetboek, moet sinds de wijziging van die <strong>be</strong>paling op 1<br />

januari 1993 niet meer geschieden in het kader van een exploitatie van een<br />

parking of garage, zodat de draagwijdte van bovengenoemde dienst veel ruimer<br />

is geworden en zelfs de ter<strong>be</strong>schikkingstelling <strong>be</strong>oogt die plaatsvindt in het<br />

kader van het <strong>be</strong>heer door een natuurlijk persoon van zijn onroerend<br />

patrimonium.<br />

Bovengenoemde wijzigingen vloeien voort uit de aanpassing op 1 januari 1993<br />

van het Wetboek aan de Zesde Richtlijn van de Raad van 17 mei 1977<br />

<strong>be</strong>treffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lidstaten inzake omzet<strong>be</strong>lasting<br />

- gemeenschappelijk stelsel van <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde, zodat thans de draagwijdte van artikel 18, § 1, tweede lid, 8°, van het<br />

Wetboek, volledig overeenstemt met de Europese rechtsleer ter zake. Onder die<br />

omstandigheden ligt het dan ook voor de hand dat de Europese rechtspraak in<br />

dit verband (z. H.J.E.U., zaak C-173/88, Skatteministeriet/Morten Henriksen,<br />

13 juli 1989) als leidraad wordt genomen bij de <strong>be</strong>paling van het<br />

toepassingsgebied van de <strong>be</strong>oogde dienstverrichting.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 88<br />

Voor de toepassing van de btw is derhalve de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van<br />

stalling voor rijtuigen door om het even welke persoon die handelt binnen de<br />

voorwaarden van de artikelen 2 en 4 van het Wetboek aan te merken als een<br />

economische activiteit die, <strong>be</strong>houdens toepassing in voorkomend geval van<br />

artikel 56, § 2, van het Wetboek inzake de vrijstellingsregeling, de btw in<br />

België opeisbaar maakt indien de dienst hier te lande plaatsvindt. Overigens op<br />

grond van artikel 9, lid 1, tweede alinea, van de richtlijn 2006/112/CE van de<br />

Raad van 28 novem<strong>be</strong>r 2006 <strong>be</strong>treffende het gemeenschappelijk stelsel van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, omvat het <strong>be</strong>grip economische activiteit<br />

alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met<br />

in<strong>be</strong>grip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van<br />

vrije en daarmede gelijkgestelde <strong>be</strong>roepen. Als economische activiteit wordt<br />

onder andere <strong>be</strong>schouwd de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke<br />

zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen.<br />

Ter zake dient er dan ook geen onderscheid te worden gemaakt naargelang die<br />

stallingen de vorm aannemen van gesloten garages (boxen) of van staanplaatsen<br />

die eenvoudig afgebakend zijn door lijnen op de grond. Het is evenmin<br />

van <strong>be</strong>lang welke de gebruiksduur is (per uur, per maand, per jaar, enz. ...)<br />

of de interpretatie die aan de overeenkomst wordt gegeven (<strong>be</strong>wakingscontract,<br />

onroerende verhuur, enz.).<br />

Aan de btw is eveneens onderworpen, de overeenkomst waarbij een gebouw<br />

dat als parkeergarage of parking werd opgericht in zijn geheel ter <strong>be</strong>schikking<br />

wordt gesteld van een persoon die <strong>be</strong>doeld gebouw als parkeergarages of<br />

parking zal exploiteren (Besl. nr. E.T. 84.364 van 29 septem<strong>be</strong>r 1995 - <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 119, 69-72, nr. 1017).<br />

B. Bijzondere gevallen.<br />

De btw is niet verschuldigd ten aanzien van:<br />

- de ter<strong>be</strong>schikkingstelling of de verhuur van stalling voor rijtuigen<br />

wanneer zij nauw verbonden is met een op grond van artikel 44, § 3, 2°,<br />

van het Wetboek vrijgestelde huurovereenkomst <strong>be</strong>treffende een voor<br />

een ander gebruik <strong>be</strong>stemd onroerend goed (b.v. <strong>be</strong>woning, commerciële<br />

doeleinden, enz.) zodanig dat <strong>be</strong>ide verhuringen één enkele economische<br />

handeling vormen. Dit is inzonderheid het geval wanneer de stalling voor<br />

rijtuigen en het voor andere doeleinden verhuurd onroerend goed deel<br />

uitmaken van eenzelfde onroerend geheel (b.v. appartementsgebouw,<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

89 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

woningcomplex ...) en <strong>be</strong>ide goederen door dezelfde verhuurder - zelfs<br />

bij afzonderlijk gesloten overeenkomsten - aan dezelfde huurder worden<br />

verhuurd. Aldus zal de stalling voor rijtuigen ingericht in flatgebouwen<br />

of in aanhorigheden ervan en die uitsluitend ter <strong>be</strong>schikking wordt<br />

gesteld van de medeëigenaars of van de huurders in de regel niet aan de<br />

btw zijn onderworpen (Besl. nr. E.T. 78.929 van 21 februari 1994 - <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 109, blz. 617-618, nr. 988);<br />

- de organisatie van parkeergelegenheid op de openbare weg, tegen<br />

<strong>be</strong>taling en gecontroleerd door middel van toestellen genoemd "parkingmeters"<br />

of door middel van andere toestellen met dezelfde functie,<br />

wanneer deze organisatie voortspruit uit een <strong>be</strong>slissing van de overheid<br />

(Besl. nr. E.T. 78.929 van 21 februari 1994 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 109,<br />

blz. 617-618, nr. 988);<br />

- de stalling die een onderneming kosteloos ter <strong>be</strong>schikking stelt van haar<br />

personeel, en die ter<strong>be</strong>schikkingstelling als een collectief voordeel van<br />

sociale aard wordt aangemerkt (z. nr. 62/2).<br />

Indien een landbouwer die aan de bijzondere regeling <strong>be</strong>doeld in artikel 57 van<br />

het Wetboek is onderworpen, stalling voor rijtuigen ter <strong>be</strong>schikking stelt en hij<br />

ten aanzien van laatstgenoemde handelingen de regeling <strong>be</strong>oogd in artikel 56,<br />

§ 2, van het Wetboek niet kan genieten, is hij voor zijn volledige<br />

werkzaamheid aan de normale regeling onderworpen.<br />

54. Opslaan van goederen (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 9°).<br />

Vóór 1 januari 1993 werd de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van <strong>be</strong>rgruimte voor het opslaan<br />

van goederen <strong>be</strong>schouwd als een dienstverrichting die bij toepassing van het voor<br />

deze datum van kracht zijnde artikel 18, § 1, 9°, van het Wetboek aan de btw was<br />

onderworpen indien die handeling in België plaatsvond in het kader van een<br />

exploitatie inzake de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van <strong>be</strong>rgruimte voor het opslaan van<br />

goederen.<br />

Vanaf 1 januari 1993 wordt de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van <strong>be</strong>rgruimte voor het<br />

opslaan van goederen als dusdanig door artikel 18, § 1, tweede lid, 9°, van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>schouwd als een dienstverrichting zonder dat er van een exploitatie<br />

sprake moet zijn. Overigens vormt <strong>be</strong>treffende dienst een uitzondering op de<br />

vrijgestelde onroerende verhuur <strong>be</strong>oogd door artikel 44, § 3, 2°, van het Wetboek.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 90<br />

Tenzij de vrijstellingsregeling als <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het Wetboek van<br />

toepassing is, is <strong>be</strong>doelde ter<strong>be</strong>schikkingstelling onderworpen aan de btw in België<br />

wanneer deze ter<strong>be</strong>schikkingstelling in België plaatsvindt, zelfs indien deze<br />

ter<strong>be</strong>schikkingstelling ge<strong>be</strong>urt in het kader van het <strong>be</strong>heer door een natuurlijke<br />

persoon van zijn onroerend patrimonium.<br />

De ter<strong>be</strong>schikkingstelling van <strong>be</strong>rgruimte voor de opslag van goederen is enkel aan<br />

de btw onderworpen wanneer deze <strong>be</strong>trekking heeft op afzonderlijke gebouwen die<br />

uitsluitend als <strong>be</strong>rgruimte voor het opslaan van goederen zijn ontworpen of ingericht<br />

en als zodanig kunnen worden gebruikt.<br />

Anderzijds is ten aanzien van dergelijke ter<strong>be</strong>schikkingstelling van <strong>be</strong>rgruimte voor<br />

het opslaan van goederen de vrijstelling als <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 2°, van het<br />

Wetboek van toepassing wanneer die ter<strong>be</strong>schikkingstelling nauw verbonden is met<br />

een op grond van hetzelfde artikel vrijgestelde huurovereenkomst <strong>be</strong>treffende een<br />

voor een ander gebruik <strong>be</strong>stemd goed (b.v. <strong>be</strong>woning, commerciële doeleinden, ...)<br />

zodanig dat <strong>be</strong>ide verhuringen economisch één enkele handeling vormen. Dit is<br />

inzonderheid het geval wanneer de <strong>be</strong>rgruimte voor het opslaan van goederen en het<br />

gehuurde, voor een ander gebruik <strong>be</strong>stemd gebouw, deel uitmaken van eenzelfde<br />

onroerend geheel en <strong>be</strong>ide goederen door dezelfde eigenaar, zelfs bij afzonderlijk<br />

gesloten huurovereenkomsten aan dezelfde huurder worden verhuurd.<br />

Derhalve is de ter<strong>be</strong>schikkingstelling aan dezelfde huurder van een entrepot en een<br />

<strong>be</strong>drijfsgebouw die deel uitmaken van eenzelfde onroerend geheel niet aan de btw<br />

onderworpen. Deze handeling wordt voor het geheel <strong>be</strong>schouwd als een onroerende<br />

verhuur op grond van artikel 44, § 3, 2°, van het Wetboek.<br />

Zo ook is de vrijstelling van voornoemd artikel 44 voor het geheel van toepassing ten<br />

aanzien van de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van eenzelfde gebouw dat tezelfdertijd wordt<br />

gebruikt als <strong>be</strong>rgruimte van goederen en als verkoopruimte van die goederen. In dat<br />

geval gaat het om de verhuur van een onroerend goed dat niet uitsluitend kan worden<br />

gebruikt als <strong>be</strong>rgruimte.<br />

Er wordt evenwel aanvaard dat de vrijstelling niet geldt wanneer in de <strong>be</strong>rgruimte<br />

een kantoor of een plaats is voorzien voor de personen <strong>be</strong>last met het <strong>be</strong>heer van de<br />

opgeslagen goederen voor zover de oppervlakte van dat kantoor of die plaats niet<br />

meer <strong>be</strong>draagt dan 10 pct. van de totale oppervlakte van het gebouw.<br />

Wanneer derhalve een persoon een <strong>be</strong>rgruimte in een installatie of in een ruimte in<br />

België die <strong>be</strong>stemd is voor het opslaan van goederen ter <strong>be</strong>schikking stelt van een<br />

andere persoon, <strong>be</strong>staat de handeling, gelet op hetgeen hiervoor werd gezegd, in een<br />

dienstverrichting die onderworpen is aan de btw ongeacht of de <strong>be</strong>waring van de<br />

goederen al dan niet wordt verzekerd door de dienstverrichter.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

91 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Volgende handelingen <strong>be</strong>horen onder meer tot de werkingssfeer van voornoemd<br />

artikel 18, § 1, tweede lid, 9° en zijn niet vrijgesteld door voornoemd artikel 44, § 3,<br />

2°:<br />

- het in <strong>be</strong>waring plaatsen van bagage in de bagagedepots van spoorwegstations;<br />

- het ter <strong>be</strong>schikking stellen van ruimten in koelkamers;<br />

- het ter <strong>be</strong>schikking stellen van het geheel van de ruimten waaruit een<br />

<strong>be</strong>rgruimte <strong>be</strong>staat voor zover deze ontworpen of ingericht is als <strong>be</strong>rgruimte<br />

voor het opslaan van goederen en slechts voor die doeleinden kan worden<br />

gebruikt (Besl. nr. E.T. 84.364 van 29 septem<strong>be</strong>r 1995 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 119,<br />

blz. 69-72, nr. 1017);<br />

- de opslag van granen en oliehoudend zaad in silo's;<br />

- de opslag van goederen op de kades en loodsen van havens;<br />

- de opslag van petroleum, <strong>be</strong>nzine, gasolie of brandstof in reservoirs en in<br />

tanks;<br />

- het ter <strong>be</strong>schikking stellen van afgesloten ruimten in een complex dat<br />

inzonderheid is ingericht om goederen in op te slaan of te <strong>be</strong>waren (b.v.<br />

zogenaamde "mini- of selfstorage");<br />

- de handeling waarbij een persoon een derde toestaat op een hem toe<strong>be</strong>horend<br />

terrein goederen, zoals b.v. containers, op te slaan voor zover dit terrein<br />

effectief voor die doeleinden wordt gebruikt.<br />

Aan te stippen valt dat de hier <strong>be</strong>oogde diensten kunnen worden vrijgesteld van de<br />

btw op grond van artikel 41 van het Wetboek (z. nr. 298).<br />

55. Logies en camping (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 10°).<br />

A. Beginsel.<br />

Artikel 18, § 1, tweede lid, 10°, van het Wetboek, <strong>be</strong>oogt de ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

van gemeu<strong>be</strong>ld logies en het ter <strong>be</strong>schikking stellen van plaats om<br />

te kamperen.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 92<br />

B. Logies.<br />

Het verschaffen van gemeu<strong>be</strong>ld logies in de zin van artikel 18, § 1, tweede lid,<br />

10°, én van de uitzondering op de vrijstelling inzake onroerende verhuur<br />

<strong>be</strong>oogd in artikel 44, § 3, 2°, a, derde streepje, van het Wetboek, houdt in dat<br />

het gaat om instellingen die worden uitgebaat onder de in de wetgeving op de<br />

hotelinrichtingen gestelde voorwaarden dan wel onder een ander statuut en die<br />

worden gekenmerkt door een permanente organisatie die al de materiële en<br />

menselijke factoren verenigt die het mogelijk maken aan de gasten diensten te<br />

verstrekken zoals de ontvangst van de gasten, het ter <strong>be</strong>schikking stellen van<br />

gemeu<strong>be</strong>lde kamers en huishoudlinnen (<strong>be</strong>ddengoed, dekens, handdoeken,<br />

washandje, enz.) het regelmatig onderhoud en schoonmaken van de kamers,<br />

met <strong>be</strong>grip van het verversen van het huishoudlinnen en, eventueel, het<br />

verschaffen van het ontbijt.<br />

De inrichtingen die niet dit geheel van diensten verschaffen, komen toch voor<br />

het <strong>be</strong>lasten van hun handelingen in aanmerking als uit concrete feiten blijkt<br />

dat systematisch aan alle klanten, voor een globale prijs een dienst wordt<br />

aangeboden en verstrekt die zowel <strong>be</strong>staat in het ter <strong>be</strong>schikking stellen van<br />

gemeu<strong>be</strong>ld logies (van welke aard ook: kamer, appartement, chalet in een<br />

vakantiepark, enz.), het onthaal ter plaatse van gasten gedurende in ieder geval<br />

een groot gedeelte van de dag en, volgens de door de exploitant vastgestelde<br />

formule, minstens één van de volgende bijkomende diensten: het regelmatig<br />

onderhoud en schoonmaken van gemeu<strong>be</strong>lde kamers tijdens het verblijf, het<br />

verschaffen en het verversen van het huishoudlinnen gedurende het verblijf, of<br />

het verschaffen van een ontbijt op de kamers of in de eetzaal van de inrichting.<br />

Dit is bijvoor<strong>be</strong>eld het geval, indien ze handelen onder de gestelde<br />

voorwaarden, en toepassing van specifieke vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 44,<br />

§ 2, van het Wetboek (z. hierna), voor:<br />

1° de inrichtingen die geregeld aan <strong>be</strong>talende gasten onderdak verlenen voor<br />

een kortere tijdsduur dan een nacht, zelfs wanneer noch spijzen, noch<br />

dranken worden verschaft;<br />

2° de vakantietehuizen;<br />

3° de <strong>be</strong>jaardentehuizen, (er is evenwel toepassing van artikel 44, § 2, 2°<br />

van het Wetboek);<br />

4° de aparthotels;<br />

5° de vakantieparken;<br />

(1 februari 2012)


6° de landelijke "gîtes";<br />

(1 februari 2012)<br />

93 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

7° de particulieren die, al dan niet in hoofd<strong>be</strong>roep, al dan niet gebruik<br />

makend van publiciteit, geregeld één of meerdere gastenkamers ter<br />

<strong>be</strong>schikking stellen van toeristen.<br />

Wanneer daarentegen, de exploitant geen enkele van de hiervoor <strong>be</strong>doelde<br />

bijkomende diensten aanbiedt of wanneer hij ze slechts verstrekt op uitdrukkelijke<br />

vraag van de klant mits <strong>be</strong>taling van een prijstoeslag of nog wanneer de<br />

diensten priori onder hiervoor vermelde voorwaarden worden uitgeoefend,<br />

waar de klant de mogelijkheid heeft om af te zien van één of meerdere<br />

bijkomende diensten waarvoor hem een prijsvermindering wordt toegekend<br />

dan is de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van gemeu<strong>be</strong>lde logies een gewone verhuur.<br />

Deze verhuur is vrijgesteld krachtens artikel 44, § 3, 2°, van het Wetboek. Daar<br />

de lokalen <strong>be</strong>stemd zijn voor om door mensen te worden <strong>be</strong>woond, heeft de<br />

vrijstelling niet alleen <strong>be</strong>strekking op het onroerend goed uit zijn aard, maar<br />

eveneens op het ter <strong>be</strong>schikking stellen van roerende goederen.<br />

Worden eveneens voor het geheel vrijgesteld overeenkomstig voornoemd<br />

artikel 44, § 3, 2°:<br />

a) de ter<strong>be</strong>schikkingstelling door particulieren voor een <strong>be</strong>trekkelijk lange<br />

duur, van gemeu<strong>be</strong>lde kamers aan studenten, aangezien in dit geval de<br />

ontvangst van de gasten niet wordt verzekerd en de ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

van de kamer hoogstens zal gepaard gaan met het schoonmaken<br />

ervan en met het verschaffen van ontbijt;<br />

b) en, à fortiori, de zuivere en eenvoudige verhuur, buiten elke dienstverlening,<br />

van appartementen en huizen <strong>be</strong>stemd voor menselijke <strong>be</strong>woning.<br />

Tenslotte mag niet uit het oog worden verloren dat de in artikel 18, § 1, tweede<br />

lid, 10°, van het Wetboek <strong>be</strong>oogde handelingen evenwel van de <strong>be</strong>lasting<br />

worden vrijgesteld als ze worden verricht:<br />

a) door ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen, klinieken en dispensaria<br />

(Wetboek, art. 44, § 2, 1°- z. nr. 316);<br />

b) door instellingen die de <strong>be</strong>jaardenzorg tot doel heb<strong>be</strong>n en als zodanig zijn<br />

erkend door de <strong>be</strong>voegde overheid en die, indien het gaat om privaatrechtelijke<br />

instellingen, handelen onder sociale voorwaarden welke<br />

vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor de publiekrechtelijke


“HOOFDSTUK III: Diensten” 94<br />

(1 februari 2012)<br />

instellingen, door instellingen erkend door de <strong>be</strong>voegde overheid en die,<br />

ingevolge hun statuten, in hoofdzaak tot doel heb<strong>be</strong>n het toezicht over<br />

jongelui en de zorg voor hun onderhoud, opvoeding en vrijetijds<strong>be</strong>steding,<br />

of nog door kinder<strong>be</strong>waarplaatsen en zuigelingentehuizen<br />

(Wetboek, art. 44, § 2, 2° - z. nr. 319);<br />

c) door pensionaten en internaten die toegevoegd zijn aan onderwijsinstellingen<br />

of ervan afhangen (Wetboek, art. 44, § 2, 4° - z. nr. 321, E,<br />

1 e lid).<br />

C. Ter<strong>be</strong>schikkingstelling van plaats om te kamperen.<br />

De ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een plaats om te kamperen is een dienst als<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 10°, van het Wetboek die eveneens<br />

uitdrukkelijk is uitgesloten van de vrijstelling m.b.t. de verpachting, de verhuur<br />

en de overdrachten van huur van uit hun aard onroerende goederen.<br />

Inzake btw wordt als kampeerterrein aangemerkt, ieder terrein dat gebruikt<br />

wordt om op te kamperen en waarop tenten, caravans, sta-caravans of andere<br />

soortgelijke verblijven worden geplaatst.<br />

Anderdeels moet de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een plaats om te kamperen<br />

sinds 1 januari 1993 niet meer geschieden door een "exploitant" van een<br />

kampeerterrein.<br />

Voor de toepassing van de btw is derhalve de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een<br />

plaats om te kamperen door om het even welke persoon die handelt binnen de<br />

voorwaarden van de artikelen 2 en 4 van het Wetboek aan te merken als een<br />

economische activiteit die, <strong>be</strong>houdens toepassing van artikel 56, § 2, van het<br />

Wetboek inzake de vrijstellingsregeling de btw in België opeisbaar maakt<br />

indien de dienst hier te lande plaatsvindt. Ter zake dient dan ook geen<br />

onderscheid te worden gemaakt of de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een plaats om<br />

te kamperen al dan niet ge<strong>be</strong>urt in overeenstemming met de ter zake geldende<br />

wetgeving. Het is evenmin van <strong>be</strong>lang welke de duur is van de ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

(per dag, per week, per maand, per jaar...) of de interpretatie<br />

die aan de overeenkomst wordt gegeven (onroerende verhuur).<br />

Aldus is de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een terrein in zijn geheel dat ingericht en<br />

uitgerust is als kampeerterrein niet langer aan te merken als een onroerende<br />

verhuur die van de btw is vrijgesteld maar wel als een dienst <strong>be</strong>doeld in


(1 februari 2012)<br />

95 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

artikel 18, § 1, tweede lid, 10°, en in artikel 44, § 3, 2°, a, vierde streepje, van<br />

het Wetboek (Besl. nr. E.T. 84.364 van 29 septem<strong>be</strong>r 1995 - <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 119, blz. 69-72, nr. 1017). De omstandigheid dat op dat terrein een kantoor<br />

of een kleine ruimte is voorzien dat uitsluitend wordt gebruikt door het<br />

personeel <strong>be</strong>last met het <strong>be</strong>heer van het kampeerterrein, doet geen afbreuk aan<br />

de <strong>be</strong>lastbaarheid van bovengenoemde handeling.<br />

Daarentegen wordt als een van de btw vrijgestelde onroerende verhuur<br />

<strong>be</strong>schouwd de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van de op een kampeerterrein opgerichte<br />

onroerende goederen zoals chalets, bungalows, paviljoenen en andere<br />

soortgelijke goederen evenals ondermeer het restaurant, de winkel of het<br />

woonhuis voor de <strong>be</strong>heerder die zich in voorkomend geval op het kampeerterrein<br />

<strong>be</strong>vinden. Wanneer derhalve een kampeerterrein samen met de daarop<br />

opgerichte gebouwen, met uitzondering evenwel van de onroerende installaties<br />

die inherent zijn aan een kampeerterrein zoals het gebouw <strong>be</strong>vattende de<br />

sanitaire installaties, voor een enige prijs ter <strong>be</strong>schikking wordt gesteld, moet<br />

die prijs voor de heffing van de btw onder controle van de administratie<br />

worden uitgesplitst. Slechts dat gedeelte van de prijs dat <strong>be</strong>trekking heeft op<br />

het kampeerterrein zelf en op de samen daarmee geëxploiteerde voor sanitaire<br />

doeleinden <strong>be</strong>stemde gebouwen, is aan de btw onderworpen.<br />

Onder voor<strong>be</strong>houd van de toepassing van artikel 18, § 1, tweede lid, 10°, van<br />

het Wetboek, wat het verschaffen van gemeu<strong>be</strong>ld logies <strong>be</strong>treft (z. onder B,<br />

hiervóór) is de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van dergelijke verblijven, die onroerend<br />

uit hun aard zijn, in principe een onroerende verhuur zoals <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 18, § 1, tweede lid, 4°, maar die overeenkomstig artikel 44, § 3, 2°, van<br />

het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting is vrijgesteld.<br />

Worden daarentegen niet als een economische activiteit in de zin van artikel 4<br />

van het Wetboek aangemerkt:<br />

- de particulier die tegen <strong>be</strong>taling van een vergoeding gedurende maximum<br />

zestig dagen per jaar een terrein om te kamperen ter <strong>be</strong>schikking stelt<br />

van georganiseerde groepen kampeerders die onder toezicht van monitors<br />

staan en alleen tenten gebruiken;<br />

- de pachter die tegen <strong>be</strong>taling van een vergoeding aan één of twee<br />

gezinnen het recht geeft om te kamperen op een weide waarvan hij het<br />

genot heeft.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 96<br />

56. Verschaffen van spijzen en dranken in restaurants en cafés en, meer algemeen,<br />

in omstandigheden voor het verbruik ter plaatse (Wetboek, art. 18, § 1, tweede<br />

lid, 11°).<br />

Hier worden restaurant- en cateringdiensten <strong>be</strong>oogd, het volstaat dus die te<br />

onderscheiden van de eenvoudige levering van spijzen en dranken.<br />

Zoals aangegeven in punt 15 van de circulaire AFZ nr. 5/2011, die de nrs. 44 tot 52<br />

van de circulaire AFZ nr. 19/2009 vervolledigd, verduidelijkt het arrest EHJ<br />

“Manfred Bog” van 11 maart 2011, <strong>be</strong>treffende de zaken C-497/09, C-499/09, C-<br />

501/09 en C-502/09, het onderscheid tussen een levering van goederen en een<br />

dienstprestatie, hangt de kwalificatie van de handeling, volgens het arrest, af van alle<br />

feitelijke omstandigheden waarbij de kwalitatief overheersende aspecten uit het<br />

oogpunt van de consument in aanmerking moeten worden genomen (z. punt 76 van<br />

het arrest).<br />

Dit <strong>be</strong>tekent dat de handeling die enkel <strong>be</strong>staat uit de levering van spijzen en/of<br />

dranken, met of zonder voorafgaande <strong>be</strong>reiding, die ter plaatse worden <strong>be</strong>zorgd of<br />

“om mee nemen”, zonder enige bijkomende dienst om het onmiddellijk verbruik<br />

aangenamer te maken, niet wordt aangemerkt als restaurant- of cateringdienst.<br />

Dit is inzonderheid het geval:<br />

- in een supermarkt, zowel voor de producten die voorverpakt zijn, als voor deze<br />

verkocht in de “versafdeling”;<br />

- bij een traiteur;<br />

- op de openbare weg, indien geen speciale voorzieningen aan de klant worden<br />

ter <strong>be</strong>schikking gesteld;<br />

- voor automaten, zelfs indien deze zich <strong>be</strong>vinden in specifiek voor het verbruik<br />

ingerichte ruimten (frituren, cafetaria’s, cafés, <strong>be</strong>drijfsrestaurants, kantines,<br />

stationshallen of -buffetten, sportcentra, wachtzalen in een ziekenhuis,<br />

scholen,…).<br />

Anderzijds <strong>be</strong>staan restaurant- en cateringdiensten uit het verschaffen van spijzen<br />

en/of dranken <strong>be</strong>stemd voor menselijke consumptie, al dan niet <strong>be</strong>reid, samen met<br />

een voldoende aantal bijkomende diensten die het onmiddellijk verbruik ter plaatse<br />

mogelijk maken en uit een reeks van elementen en handelingen waarvan de levering<br />

van spijzen en/of dranken voor menselijke consumptie slechts een onderdeel vormt.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

97 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

De restaurantdiensten zijn diensten verstrekt in de ruimten van de dienstverrichter,<br />

terwijl cateringdiensten dergelijke diensten zijn verstrekt elders dan in de ruimten<br />

van de dienstverrichter.<br />

Wat een restaurantdienst <strong>be</strong>treft, moet de inrichting verbruik ter plaatse mogelijk<br />

maken (tafels, stoelen, banken, met in<strong>be</strong>grip van hoge tafels om rechtopstaand te eten<br />

of te drinken, zelfs indien geen enkele <strong>be</strong>diening aan tafel wordt voorzien).<br />

In dat verband dient opgemerkt te worden dat het verschaffen van <strong>be</strong>reide spijzen en<br />

dranken voor onmiddellijke consumptie, in het kader van de uitbating van een<br />

restaurant, het resultaat vormt van een reeks diensten die <strong>be</strong>gint bij de <strong>be</strong>reiding van<br />

de spijzen en doorloopt tot het feitelijke opdienen, en die gepaard gaat met de<br />

ter<strong>be</strong>schikkingstelling aan de klant van een infrastructuur die <strong>be</strong>staat uit:<br />

- een speciaal ingerichte ruimte, het mag zowel gaan om een restauratiezaal met<br />

bij<strong>be</strong>horende ruimten (vestiaires, enz.) als om een tijdelijke of mobiele<br />

inrichting (op een <strong>be</strong>urs, enz.);<br />

- het meubilair en het vaatwerk.<br />

Er is eveneens personeel aanwezig dat de tafels zal dekken, de klant kan adviseren en<br />

hem kan informeren over de aangeboden spijzen of dranken, de gerechten aan tafel<br />

zal opdienen en tenslotte de tafels na het verbruik zal afruimen.<br />

Hier worden <strong>be</strong>oogd:<br />

1° de traditionele restaurants en dergelijke, brasseriën,…;<br />

2° de fastfood- en zelf<strong>be</strong>dieningsrestaurants;<br />

3° de restauratie in schouwburgen (theaters, cabarets,…), musea, handelscentra,…<br />

die over een ruimte <strong>be</strong>schikken die speciaal is ingericht voor verbruik ter<br />

plaatse;<br />

4° de <strong>be</strong>drijfskantines en –messes;<br />

5° de spijzen verschaft in het kader van vol en half pension in een hotel of<br />

gastenkamer;<br />

6° de cafetaria’s, bars, cafés, theesalons,…


“HOOFDSTUK III: Diensten” 98<br />

In het geval van cateringdiensten worden de maaltijden geserveerd in een andere<br />

ruimte dan de ruimte van de dienstverrichter waar in principe de maaltijden worden<br />

<strong>be</strong>reid.<br />

De cateringdiensten kunnen bijgevolg geleverd worden door een traiteur die aan huis<br />

levert of in een zaal gereserveerd door de klant, of door een catering<strong>be</strong>drijf dat in een<br />

rusthuis, een ziekenhuis, een school, een onderneming,… levert.<br />

Zoals eerder gesteld, onderscheiden de diensten zich van een eenvoudige levering<br />

van spijzen en/of dranken en vormen ze dienstprestaties voor de btw voor zover er<br />

bijkomende diensten worden verricht, die nuttig en voldoende geacht worden voor<br />

een onmiddellijk verbruik in de speciaal daartoe ingerichte ruimte.<br />

Het kan gaan om het <strong>be</strong>reiden of opwarmen van de spijzen, het opzetten van een<br />

buffet of, en vooral, de diensten in de verbruiksruimte.<br />

57. Toekenning van het recht op toegang tot inrichtingen voor cultuur, sport of<br />

vermaak; toekenning van het recht gebruik te maken van een dergelijke<br />

inrichting (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 12°).<br />

Artikel 18, § 1, tweede lid, 12°, van het Wetboek <strong>be</strong>oogt de toegang tot en het<br />

gebruik van inrichtingen voor cultuur, sport of vermaak door afzonderlijke of<br />

bijeenzijnde <strong>be</strong>zoekers. Die <strong>be</strong>paling geldt eveneens voor de overeenkomst waarbij<br />

de exploitant van een inrichting voor cultuur, sport of vermaak het geheel van zijn<br />

inrichting ter <strong>be</strong>schikking stelt van een andere persoon, indien hij eveneens de<br />

diensten verleent van acteurs, muzikanten of sport<strong>be</strong>oefenaars die optreden of hun<br />

medewerking verlenen bij de uitvoering van het schouwspel of de vermakelijkheid.<br />

Tot de werkingssfeer van die <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>horen onder meer: musea, tentoonstellingszalen,<br />

floraliën, handels<strong>be</strong>urzen (z. aanschr. 15/1978, III), balzalen, zwembaden,<br />

golfterreinen, visvijvers, automobielcircuits, wielerbanen, grotten, lunaparken en<br />

markten voor tweedehandse voertuigen.<br />

Vrijstellingen <strong>be</strong>staan echter ten aanzien van exploitanten van sportinrichtingen, ten<br />

aanzien van bibliotheken en leeszalen, ten aanzien van exploitanten van musea en<br />

natuurmonumenten, en ten aanzien van sommige organisatoren van tentoonstellingen.<br />

Die vrijstellingen worden <strong>be</strong>handeld in hoofdstuk X.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

99 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Wanneer de exploitant alleen een zaal exclusief ter <strong>be</strong>schikking stelt van een persoon<br />

of een groepering zonder tussen<strong>be</strong>ide te komen in de vertoning, is de handeling<br />

vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting in de mate waarin ze <strong>be</strong>trekking heeft op het genot van<br />

de zaal zelf en op de diensten die noodzakelijk zijn voor het onderhouden van de<br />

zaal. De handeling is daarentegen onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting in de mate waarin<br />

het genot <strong>be</strong>trekking heeft op lichamelijke roerende goederen of op goederen die<br />

slechts onroerend zijn door <strong>be</strong>stemming, en in de mate waarin de exploitant zorgt<br />

voor het personeel dat instaat voor de decors of voor de projectietoestellen.<br />

De <strong>be</strong>lasting die verschuldigd is op het <strong>be</strong>lastbaar gedeelte van de prijs wordt<br />

<strong>be</strong>rekend tegen het normale tarief. Wanneer een enige prijs werd <strong>be</strong>dongen moet de<br />

exploitant die prijs uitsplitsen onder toezicht van de administratie.<br />

Onder de diensten die noodzakelijk zijn voor het onderhouden van de zaal moeten<br />

worden gerangschikt, het verschaffen van de verlichting en van de airconditioning in<br />

de zaal, het onderhoud en het reinigen van de zaal, de diensten van het personeel<br />

voor de vestiaires en de toiletten en de diensten van het personeel <strong>be</strong>last met het<br />

aanwijzen van de plaatsen aan de toeschouwers.<br />

58. Verhuur van brandkasten. (opgeheven)<br />

Zie evenwel nrs. 61/1/1, 6° en 329.<br />

59. Bankverrichtingen en financiële diensten (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 13°).<br />

De handelingen die bankverrichtingen of financiële diensten tot voorwerp heb<strong>be</strong>n<br />

zijn talrijk.<br />

1° Handelingen <strong>be</strong>treffende deposito's.<br />

Bedoeld wordt, elke verrichting waarbij een bank of een kredietinstelling geld<br />

ontvangt dat op een rekening op naam van de eigenaar wordt geboekt (gewone<br />

rekening, spaarboekje, termijnboekje, enz.), en dat voor de eigen <strong>be</strong>hoeften van<br />

die financiële instelling zal worden gebruikt (<strong>be</strong>leggingen, leningen, enz.).<br />

Die handelingen, alsmede de verrichtingen van makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs ter<br />

zake, zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld ingevolge artikel 44, § 3, 7°, van het<br />

Wetboek (z. nr. 330/4).


“HOOFDSTUK III: Diensten” 100<br />

2° Handelingen <strong>be</strong>treffende rekening-courantverkeer.<br />

De rekening-courant is een overeenkomst waarbij twee personen, meestal een<br />

bankinstelling en haar klant, met het oog op hun onderlinge verrichtingen,<br />

akkoord gaan de individualiteit van hun wederzijdse schuldvorderingen te<br />

compenseren door ze te veranderen in de<strong>be</strong>t- en creditposten, zodat alleen het<br />

eindresultaat dat voortvloeit uit de compensatie van die verrichtingen eisbaar<br />

wordt.<br />

De handelingen <strong>be</strong>treffende rekening-courantverkeer, alsmede de verrichtingen<br />

van makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs ter zake, zijn evenwel van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld<br />

op grond van artikel 44, § 3, 7°, van het Wetboek.<br />

3° Handelingen met <strong>be</strong>trekking tot schuldvorderingen, cheques en andere<br />

handelspapieren.<br />

Inzonderheid worden hier <strong>be</strong>doeld de overdracht of afstand van schuldvorderingen,<br />

de overdracht of endossement van cheques, wisselbrieven,<br />

orderbriefjes, enz. en de <strong>be</strong>middeling door makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs bij die<br />

handelingen.<br />

Met uitzondering van de invordering van schuldvorderingen worden de hier<br />

<strong>be</strong>doelde handelingen uitdrukkelijk vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting op grond van<br />

artikel 44, § 3, 7°, van het Wetboek.<br />

4° Kredietverrichtingen.<br />

Onder de kredietverrichtingen zijn inzonderheid <strong>be</strong>grepen: de lening, de<br />

kredietopening, de borgtocht, het delcredere en de discontering en herdiscontering<br />

van handelspapieren. Die handelingen, alsmede de ter zake verrichte<br />

diensten van makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld<br />

overeenkomstig artikel 44, § 3, 5° en 6°, van het Wetboek (z. nrs. 330/2 en<br />

330/3).<br />

5° Plaatsing van effecten.<br />

Indien de financiële instelling de verbintenis tot plaatsen aangaat zonder<br />

garantie van goede afloop, is de verrichting een lastgeving <strong>be</strong>doeld in artikel<br />

18, § 1, tweede lid, 3° en 13°. Die dienst wordt echter van de <strong>be</strong>lasting<br />

vrijgesteld door artikel 44, § 3, 10°, waarbij vrijstelling verleend wordt voor de<br />

diensten inzake de <strong>be</strong>middeling bij handelingen die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op<br />

effecten.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

101 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Indien de verbintenis wordt aangegaan tegen vaste prijs moet ze worden<br />

aangemerkt als een overdracht van effecten die <strong>be</strong>doeld is in artikel 18, § 1,<br />

tweede lid, 13°, van het Wetboek maar ingevolge artikel 44, § 3, 10°, van het<br />

Wetboek eveneens van de <strong>be</strong>lasting is vrijgesteld (z. nr. 332/1).<br />

6° Diensten die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op effecten.<br />

Het gaat inzonderheid om de <strong>be</strong>taling van aan de uitgegeven effecten<br />

verbonden rechten, de omruiling of de terug<strong>be</strong>taling van de effecten, de<br />

vervanging van de couponbladen.<br />

Er wordt aan herinnerd dat, indien de bank of de kredietinstelling bij een<br />

verrichting die <strong>be</strong>trekking heeft op effecten optreedt als verkoper of als koper,<br />

die handeling als een dienstverrichting <strong>be</strong>schouwd wordt op grond van artikel<br />

18 van het Wetboek (z. nr. 59, 5°). Bedoelde dienst is evenwel van de <strong>be</strong>lasting<br />

vrijgesteld op grond van artikel 44, § 3, 10°, van het Wetboek. Treedt die<br />

instelling op als makelaar of lastheb<strong>be</strong>r voor de verkoop van effecten dan is die<br />

verrichting op grond van hetzelfde artikel 44, § 3, 10°, eveneens van de<br />

<strong>be</strong>lasting vrijgesteld.<br />

7° Betalings- en ontvangstverrichtingen.<br />

Onder <strong>be</strong>talings- en ontvangstverrichtingen wordt niet alleen verstaan de<br />

verrichting waarbij iemand zich voor rekening van een ander <strong>be</strong>last met het<br />

doen van een <strong>be</strong>taling, maar ook de verrichting waarbij iemand een geldsom<br />

voor rekening van een ander int. De inning kan <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op<br />

handelspapieren, op coupons en terug<strong>be</strong>taalbare effecten, op ontvangst<strong>be</strong>wijzen<br />

of op facturen.<br />

Met uitzondering van de invordering van schuldvorderingen, zijn die<br />

handelingen, in de regel, van btw vrijgesteld overeenkomstig artikel 44, § 3,<br />

8°, van het Wetboek. De dienstverrichter kan echter, onder de voorwaarden<br />

gesteld door of vanwege de Minister van Financiën, kiezen voor het <strong>be</strong>lasten<br />

ervan. De door makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs verrichte diensten ter zake zijn<br />

eveneens vrijgesteld overeenkomstig artikel 44, § 3, 8°, van het Wetboek (z.<br />

nrs. 331).<br />

8° Diensten inzake deviezen.<br />

Wanneer de verrichting neerkomt op een overdracht van munten wordt ze<br />

<strong>be</strong>oogd door artikel 18, § 1, tweede lid, 13°, van het Wetboek. Ze wordt<br />

evenwel op grond van artikel 44, § 3, 9°, van het Wetboek uitdrukkelijk van de


“HOOFDSTUK III: Diensten” 102<br />

<strong>be</strong>lasting vrijgesteld. In dit verband wordt er op gewezen dat de vrijstelling<br />

slechts geldt ten aanzien van de handelingen, <strong>be</strong>middeling daaronder <strong>be</strong>grepen,<br />

<strong>be</strong>treffende deviezen, bankbiljetten en munten die wettig <strong>be</strong>taalmiddel zijn,<br />

met uitzondering van munten en biljetten die als verzamelobject worden<br />

<strong>be</strong>schouwd. De overdracht van laatstgenoemde munten en biljetten is de<br />

levering van een lichamelijk goed die in de regel niet van de <strong>be</strong>lasting is<br />

vrijgesteld.<br />

Wanneer de verrichting een dienst door een makelaar of lastheb<strong>be</strong>r is, wordt ze<br />

<strong>be</strong>oogd bij artikel 18, § 1, tweede lid, 13°, van het Wetboek, maar wordt ze<br />

tevens uitdrukkelijk van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld door artikel 44, § 3, 9°, van<br />

hetzelfde Wetboek.<br />

9° Leveringen van goud als <strong>be</strong>leggingsobject.<br />

De regeling die van toepassing is ten aanzien van de levering, de intracommunautaire<br />

verwerving en de invoer van <strong>be</strong>leggingsgoud wordt uitvoering<br />

toegelicht in de aanschrijving nr. 3/2000.<br />

10° Bewaringsverrichtingen.<br />

Onder <strong>be</strong>waringsverrichtingen wordt verstaan iedere verrichting waarbij<br />

iemand zich <strong>be</strong>last met het in <strong>be</strong>waring nemen van elk lichamelijk of<br />

onlichamelijk roerend goed, met uitzondering van geld.<br />

11° Vermogens<strong>be</strong>heer.<br />

Onder verrichtingen die het <strong>be</strong>heer van een vermogen tot voorwerp heb<strong>be</strong>n<br />

wordt verstaan iedere verrichting waarbij iemand zich <strong>be</strong>last met het <strong>be</strong>heer<br />

van tegoeden van een ander.<br />

12° Het <strong>be</strong>heer van instellingen voor collectieve <strong>be</strong>legging en instellingen voor<br />

financiering van pensioenen.<br />

De diensten van <strong>be</strong>heer van deze instellingen zijn echter vrijgesteld van de<br />

<strong>be</strong>lasting indien ze onder de toepassing vallen van artikel 44, § 3, 11°, van het<br />

Wetboek (z. nr. 332/3).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

103 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

60. Radiodistributie, teledistributie, telecommunicatie (Wetboek, art. 18, § 1,<br />

tweede lid, 14°).<br />

Diensten inzake radio- en teledistributie of telecommunicatie zijn aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen.<br />

Worden als telecommunicatiediensten <strong>be</strong>schouwd de diensten die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n<br />

op de transmissie, uitzending of ontvangst van signalen, tekst, <strong>be</strong>elden en geluiden of<br />

informatie van allerlei aard, via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische<br />

systemen, daaronder <strong>be</strong>grepen de overdracht en het verlenen van het<br />

recht om gebruik te maken van capaciteit voor dergelijke transmissie, uitzending of<br />

ontvangst. Voor de toepassing van deze <strong>be</strong>paling wordt onder telecommunicatiediensten<br />

mede verstaan het bieden van toegang tot wereldwijde informatienetten.<br />

Deze definitie omvat alleen de "overdracht" van telecommunicatiediensten en niet de<br />

"inhoud" ervan. Wat dit laatste <strong>be</strong>treft, en meer in het bijzonder de informatieverwerking<br />

en -verschaffing, wordt, als intellectueel werk, verwezen naar artikel 18,<br />

§ 1, tweede lid, 1° van het Wetboek.<br />

De aandacht wordt er op gevestigd dat bovengenoemde definitie eveneens het<br />

verlenen van toegang tot Internet omvat, zoals dat telecommunicatienetwerk<br />

momenteel <strong>be</strong>staat, maar niet de aanvullende diensten die via dat net kunnen worden<br />

aangeboden (z. aanschr. 6/1997).<br />

Worden daarentegen niet <strong>be</strong>doeld de diensten verstrekt door persbureaus, zelfs niet<br />

wanneer die diensten gepaard gaan met het ter <strong>be</strong>schikking stellen van toestellen<br />

voor telecommunicatie.<br />

60/2. De toekenning van het recht van toegang tot verkeerswegen en tot de erbij<br />

<strong>be</strong>horende kunstwerken, alsmede de toekenning van het recht gebruik ervan te<br />

maken (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 15°).<br />

Het gaat om het recht van toegang dat mits <strong>be</strong>taling wordt toegekend door<br />

bijvoor<strong>be</strong>eld een exploitatievennootschap aan gebruikers van weginfrastructuur.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 104<br />

60/3. Langs elektronische weg verrichte diensten (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid,<br />

16°).<br />

De langs elektronische weg verrichte diensten zijn aan bijzondere regels<br />

onderworpen inzake plaats<strong>be</strong>paling (z. Afdeling 6) alsook inzake verplichtingen<br />

(z. nrs. 520/14 e.v.).<br />

Met het oog op meer duidelijkheid werd bijlage II van de richtlijn 2006/112/ EG van<br />

de Raad van 28 novem<strong>be</strong>r 2006 - die een niet limitatieve lijst van handelingen geeft<br />

die in ieder geval als "langs elektronische weg verrichte diensten" dienen te worden<br />

aangemerkt - omgezet in artikel 18, § 1, tweede lid, 16°, van het Wetboek.<br />

Worden inzonderheid <strong>be</strong>oogd, de langs elektronische weg verrichte diensten die het<br />

leveren en onderbrengen van computersites tot voorwerp heb<strong>be</strong>n, het onderhoud op<br />

afstand van programma's en uitrustingen, de levering van software en de bijwerking<br />

ervan, de levering van <strong>be</strong>elden, geschreven stukken en informatie en de ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

van databanken, de levering van muziek of films, van spelen, met<br />

in<strong>be</strong>grip van kans- of gokspelen, en van uitzendingen of manifestaties op het gebied<br />

van politiek, cultuur, kunst, sport, wetenschappen of ontspanning en de levering van<br />

onderwijs op afstand (z. circulaire AFZ nr. 9/2003 van 12 augustus 2003).<br />

61/1/1. Algemeenheden.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 3. - De onroerende verhuur.<br />

De verhuur die uit hun aard onroerende goederen tot voorwerp heeft, is in het<br />

bijzonder <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 4°, van het Wetboek, met dien<br />

verstande evenwel dat deze verhuur in de regel is vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting op<br />

grond van artikel 44, § 3, 2°, van het Wetboek.<br />

Sommige handelingen die volgens het burgerlijk recht als een onroerende verhuur<br />

kunnen worden aangemerkt, vallen echter buiten de toepassingssfeer van voornoemde<br />

vrijstelling en zijn derhalve aan de btw onderworpen.


Dit is het geval voor:<br />

(1 februari 2012)<br />

105 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

1° de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van stalling voor rijtuigen, zelfs wanneer het<br />

<strong>be</strong>palend <strong>be</strong>standdeel van het contract niet de <strong>be</strong>waking maar het gebruik van<br />

een deel van een onroerend goed is (z. nr. 53);<br />

2° de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van <strong>be</strong>rgruimte voor het opslaan van goederen, zelfs<br />

wanneer het <strong>be</strong>palend <strong>be</strong>standdeel niet de <strong>be</strong>waking maar het gebruik van een<br />

deel van een onroerend goed is (z. nr. 54);<br />

3° het verschaffen van gemeu<strong>be</strong>ld logies in hotels, motels en in inrichtingen waar<br />

aan <strong>be</strong>talende gasten onderdak wordt verleend (z. nr. 55 B);<br />

4° de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van plaats om te kamperen (z. nr. 55 C);<br />

5° de onroerende financieringshuur (z. nr. 61/2);<br />

6° de verhuur van brandkasten die onroerend uit hun aard zijn. De verhuur van<br />

brandkasten is een handeling waarbij iemand, tegen <strong>be</strong>taling van een<br />

vergoeding, voor een <strong>be</strong>paalde tijd het recht op toegang tot een brandkast<br />

krijgt, het recht om er alle mogelijke voorwerpen in te leggen, alsmede het<br />

recht om er die voorwerpen weer uit te halen wanneer hij dat wenst. Alle<br />

verhuur van brandkasten (zelfs onroerend uit hun aard) is aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen;<br />

7° de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van uit hun aard onroerende goederen in het kader<br />

van de exploitatie van havens, <strong>be</strong>vaarbare waterlopen en vlieghavens (artikel<br />

44, § 3, 2°, a, vijfde streepje, van het Wetboek).<br />

61/1/2. Kenmerken van de onroerende verhuur.<br />

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in talrijke arresten het <strong>be</strong>grip<br />

verhuur van onroerende goederen omschreven als de handeling waarbij een verhuurder<br />

aan een huurder voor een overeengekomen tijdsduur en onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel het recht verleent zijn goed te gebruiken en ieder ander van het genot van dat<br />

recht uit te sluiten.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 106<br />

Deze definitie steunt op drie criteria:<br />

- de duur<br />

- de overeengekomen prijs<br />

- het recht het gehuurde goed te gebruiken<br />

A. De duur.<br />

Het criterium van de duur van de verhuur wordt in het algemeen opgeworpen om de<br />

verhuur van een onroerend goed, wat in de regel een <strong>be</strong>trekkelijk passieve activiteit<br />

is, die enkel verband houdt met het tijdsverloop en geen toegevoegde waarde van<br />

<strong>be</strong>tekenis oplevert, te onderscheiden van andere activiteiten die ofwel een zakelijkindustrieel<br />

en commercieel karakter heb<strong>be</strong>n, zoals de uitzonderingen van artikel 135,<br />

paragraaf 2, van de richtlijn 2006/112/EG van de raad van 28 novem<strong>be</strong>r 2006<br />

(overgenomen in artikel 44, § 3, 2°, a) en c) van het Wetboek), ofwel een voorwerp<br />

heb<strong>be</strong>n dat <strong>be</strong>ter wordt gekarakteriseerd door het leveren van een prestatie dan door<br />

de enkele ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een goed, zoals het recht een golfterrein te<br />

gebruiken (z. H.J.E.U., zaak C-150/99, Stockholm-Lindöpark, van 18 januari 2001),<br />

het recht een brug te gebruiken tegen <strong>be</strong>taling van tolgeld (z. H.J.E.U. zaak C-358/97<br />

en C-359/97, Commissie/Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-<br />

Ierland, van 12 septem<strong>be</strong>r 2000), of ook nog het recht sigarettenautomaten te<br />

plaatsen in een <strong>be</strong>drijfsruimte (z. H.J.E.U. zaak C-275/01, Sinclair Collis, van 12 juni<br />

2003).<br />

De duur van de verhuur is op zichzelf dus geen onderscheidend criterium aan de<br />

hand waarvan een overeenkomst tot verhuur van onroerend goed kan worden<br />

gekwalificeerd, ook al kan de korte duur van een accommodatieverstrekking een<br />

passend criterium vormen om de accommodatieverstrekking in het hotel<strong>be</strong>drijf te<br />

onderscheiden van de verhuur van woonruimtes. Het is in ieder geval niet per se<br />

noodzakelijk dat deze duur bij het sluiten van de overeenkomst is vastgelegd. Er<br />

moet immers rekening worden gehouden met de werkelijke contractuele<br />

verhoudingen, die in het bijzonder tot uiting komen door de systematische verlenging<br />

van de overeenkomst (z. H.J.E.U. zaak C-346/95, Blasi, van 12 februari 1998).<br />

Het precair karakter van dergelijke overeenkomst is evenmin <strong>be</strong>palend indien deze<br />

op gelijk welk tijdstip kan worden verbroken (z. H.J.E.U. zaak C-284/03, Temco<br />

Europe SA, van 18 novem<strong>be</strong>r 2004).<br />

(1 februari 2012)


B. De overeengekomen prijs.<br />

(1 februari 2012)<br />

107 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

De wederprestatie voor de verhuurder moet, in principe, verband houden met de duur<br />

van het gebruik van het goed door de huurder. De kwalificatie als onroerende<br />

verhuur moet echter niet worden afgewezen wanneer er met andere elementen<br />

rekening wordt gehouden, voor zover deze een kennelijk bijkomstig karakter heb<strong>be</strong>n<br />

ten opzichte van de wederprestatie die met het tijdsverloop verband houdt.<br />

C. Het recht het gehuurde goed te gebruiken.<br />

Het genot mag worden <strong>be</strong>perkt in die zin dat de verhuurder zich het recht mag<br />

voor<strong>be</strong>houden het verhuurde onroerend goed regelmatig te <strong>be</strong>zichtigen. Overigens<br />

kan een huurovereenkomst <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op <strong>be</strong>paalde delen van een onroerend<br />

goed waarvan het gebruik met anderen moet worden gedeeld.<br />

Dat in de overeenkomst dergelijke <strong>be</strong>perkingen van het recht het gehuurde goed te<br />

gebruiken zijn opgenomen, neemt niet weg dat dit gebruik uitsluitend is ten opzichte<br />

van eenieder die niet op grond van de wet of de overeenkomst een recht kan doen<br />

gelden ten aanzien van het goed dat het voorwerp van de huurovereenkomst vormt.<br />

Het is slechts in het geval <strong>be</strong>doelde overeenkomst niet het recht verleend aan de<br />

<strong>be</strong>gunstigde om het onroerend goed te gebruiken en ieder ander van het genot van<br />

dat recht uit te sluiten dat de overeenkomst ontsnapt aan de kwalificatie van<br />

onroerende verhuur (z. H.J.E.U., zaak C-451/06, Walderdorff, 6 decem<strong>be</strong>r 2007).<br />

61/2. Financieringshuur van onroerende goederen (Wetboek, art. 44, § 3, 2°, b).<br />

De onroerende financieringshuur, toegestaan door een onderneming die gespecialiseerd<br />

is in onroerende financieringshuur of zogenaamde onroerende leasing, valt<br />

buiten de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 2°, van het Wetboek wanneer het<br />

contract <strong>be</strong>trekking heeft op gebouwen die deze onderneming heeft opgericht, heeft<br />

laten oprichten of heeft verkregen met toepassing van de <strong>be</strong>lasting indien de huurder<br />

de gebouwen huurt om deze te gebruiken in de uitoefening van een activiteit van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 30 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 (gewijzigd door het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit van 10 januari 2005) verduidelijkt de voorwaarden die vervuld moeten zijn<br />

voor de toepassing van artikel 44, § 3, 2, b, van het Wetboek. De circulaire AOIF<br />

nr. 10/2007 van 12 april 2007 (die de circulaire nr. 10/1973 van 15 maart 1973<br />

vervangt) <strong>be</strong>spreekt overigens het toe te passen stelsel op de onroerende financieringshuur<br />

met toepassing van de <strong>be</strong>lasting.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 108<br />

Overeenkomstig het voornoemd koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 30:<br />

1° het contract moet <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op gebouwde onroerende goederen<br />

die opgericht of verkregen worden door de onderneming die gespecialiseerd<br />

is in onroerende financieringshuur overeenkomstig de gespecificeerde<br />

aanwijzingen van de toekomstige leasingnemer om door hem in<br />

de uitoefening van zijn activiteit van <strong>be</strong>lastingplichtige te worden<br />

gebruikt.<br />

Opdat een overeenkomst kan <strong>be</strong>oogd worden door artikel 44, § 3, 2°, b, van het<br />

Wetboek moet ze <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op een gebouwd onroerend goed<br />

(KB nr. 30, artikel 1, 1°), met andere woorden op een gebouw alsmede op de<br />

bijhorende grond.<br />

Voor het <strong>be</strong>grip "gebouw" wordt verwezen naar artikel 1, § 9, van het Wetboek<br />

dat <strong>be</strong>paalt dat voor toepassing van dat Wetboek onder gebouw moet worden<br />

verstaan, elk bouwwerk dat vast met de grond is verbonden. Voor een<br />

nauwkeurige omschrijving en voor<strong>be</strong>elden van het <strong>be</strong>grip "gebouw" wordt<br />

verwezen naar de circulaire AFZ nr. 24/002 van 6 decem<strong>be</strong>r 2002 waarin een<br />

<strong>be</strong>schrijving gegeven wordt van het toe te passen stelsel, op het gebied van<br />

btw, op gebouwen tengevolge een wijziging ingevoerd door de Programmawet<br />

van 2 augustus 2002 (BS van 29.08.2002).<br />

Bovendien kan de onroerende financieringshuur enkel <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op<br />

gronden waarop de gebouwen zijn opgericht of voor zover zij noodzakelijk<br />

zijn voor de exploitatie van <strong>be</strong>doelde gebouwen.<br />

Het gebouw moet verkregen of opgericht worden door de leasinggever volgens<br />

de specifieke aanwijzingen van de leasingnemer.<br />

Deze voorwaarde is niet vervuld:<br />

- wanneer een overeenkomst van onroerende leasing wordt gesloten bij het<br />

<strong>be</strong>ëindigen van een vorige leasingovereenkomst en <strong>be</strong>trekking heeft op<br />

het gebouw dat het voorwerp was van die voorafgaande leasing;<br />

- wanneer de overeenkomst <strong>be</strong>trekking heeft op een gebouw dat de<br />

leasinggever reeds had opgericht of verkregen met toepassing van de btw<br />

op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

109 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

N.B.: worden echter niet van het toepassingsgebied uitgesloten, de zogenaamde<br />

"sale and lease back"-overeenkomsten door middel waarvan een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

om zuiver economische of financiële doeleinden, met toepassing van<br />

de <strong>be</strong>lasting, een gebouw aan een onderneming in onroerende leasing<br />

overdraagt, dat deze laatste ter <strong>be</strong>schikking stelt van diezelfde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

in uitvoering van de overeenkomst van onroerende leasing. In dat<br />

geval dient inderdaad te worden aangenomen dat de leasinggever het gebouw<br />

(of de zakelijke rechten die erop <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n) heeft verworven op<br />

aanwijzingen van de toekomstige leasingnemer.<br />

De leasingnemer moet een <strong>be</strong>lastingplichtige zijn die het gebouw gebruikt in<br />

het kader van zijn economische activiteit.<br />

Zijn <strong>be</strong>doeld de <strong>be</strong>lastingplichtigen met volledig recht op aftrek, maar<br />

eveneens de <strong>be</strong>lastingplichtigen die een bijzondere regeling genieten (vrijstellingsregeling<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het Wetboek, de landbouwregeling<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het Wetboek, enz.), de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

vrijgesteld door artikel 44 van het Wetboek (advocaat, geneesheer, privéziekenhuis,<br />

enz.), evenals de overheden, publiekrechtelijke organismen of<br />

openbare instellingen die, om reden van het uitoefenen van een economische<br />

activiteit, ongeacht of deze aan de <strong>be</strong>lasting is onderworpen of vrijgesteld,<br />

dienen te worden aangemerkt als <strong>be</strong>lastingplichtigen voor deze activiteit.<br />

De onroerende financieringshuur als <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 2°, b, van het<br />

Wetboek geldt uitsluitend voor de gebouwen die de leasingnemer, in functie<br />

van hun aard, <strong>be</strong>stemt om te gebruiken in het kader van een activiteit van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Het ge<strong>be</strong>urt dat de leasingnemer het gebouw dat het voorwerp is van de<br />

overeenkomst van onroerende leasing niet volledig voor de doeleinden van zijn<br />

economische activiteit gebruikt. Dat kan het geval zijn voor:<br />

- een fysiek persoon die een deel van het gebouw voor privé-doeleinden<br />

gebruikt;<br />

- een holdingvennootschap die het gebouw gedeeltelijk gebruikt voor<br />

activiteiten die buiten het toepassingsgebied van de btw vallen (in <strong>be</strong>zit<br />

houden van aandelen en het uitoefenen van de daarmee samenhangende<br />

rechten);<br />

- een overheid of een rechtspersoon van publiek recht die het gebouw<br />

gedeeltelijk gebruikt in het kader van haar opdracht als overheid.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 110<br />

De partijen moeten derhalve, onder controle van de administratie het deel van<br />

de periodieke vergoedingen <strong>be</strong>palen dat respectievelijk aan de <strong>be</strong>lasting is<br />

onderworpen en van de <strong>be</strong>lasting is vrijgesteld.<br />

2° het genot van de gebouwen en van de grond waarop ze zijn opgericht moet<br />

aan de leasingnemer worden toegestaan op grond van een niet opzegbaar<br />

en niet eigendomsoverdragend contract (van huur of erfpacht).<br />

De overeenkomsten die van rechtswege, onmiddellijk of uitgesteld tot de<br />

<strong>be</strong>taling van de laatste huurvergoeding, de overdracht tot gevolg heb<strong>be</strong>n van de<br />

eigendom of een ander zakelijk recht, vallen buiten het toepassingsgebied van<br />

de onroerende leasing in de zin van artikel 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek.<br />

Een persoon, eigenaar van een grond, kan aan een ander persoon een recht van<br />

opstal verlenen op voorwaarde dat de houder van het recht de verplichting op<br />

zich neemt op die grond gebouwen van een <strong>be</strong>paalde aard op te richten en die<br />

gebouwen aan de eigenaar van die grond in financieringshuur te geven.<br />

Wanneer tussen die partijen is overeengekomen dat de huur eindigt op het<br />

tijdstip waarop de termijn verstrijkt waarvoor het recht van opstal is verleend,<br />

moet die handeling worden <strong>be</strong>schouwd als een verkoop van een op te richten<br />

gebouw met uitgestelde eigendomsoverdracht.<br />

Wanneer echter de eigenaar van een grond aan de leasinggever een recht van<br />

opstal op de grond heeft toegestaan voor een <strong>be</strong>duidend langere termijn dan die<br />

van de leasingovereenkomst, <strong>be</strong>zit de leasinggever op het einde van de<br />

financieringshuur nog zakelijke rechten op het gebouw dat het voorwerp is van<br />

de overeenkomst van onroerende financieringshuur. Wanneer deze overeenkomst<br />

bijgevolg een mogelijkheid tot overname van die rechten inhoudt, is wel<br />

voldaan aan artikel 1, 3°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 30.<br />

Opdat artikel 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek van toepassing zou zijn, mag de<br />

overeenkomst van onroerende financieringshuur noch aan de leasinggever noch<br />

aan de leasingnemer de mogelijkheid bieden een einde te maken aan de<br />

handeling voor het verstrijken van de overeengekomen termijn (KB nr. 30,<br />

artikel 1, 2°). De overeenkomst mag bijgevolg geen clausule <strong>be</strong>vatten waarbij<br />

aan elk van de partijen of aan één van hen het recht wordt verleend om op<br />

<strong>be</strong>paalde tijdstippen aan de overeenkomst een einde te maken mits <strong>be</strong>paalde<br />

termijnen en/of <strong>be</strong>paalde formaliteiten worden nagekomen of nog mits de<br />

vervulling van <strong>be</strong>paalde voorwaarden.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

111 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Wanneer de partijen in een contract van onroerende financieringshuur, zoals<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 2°, b van het Wetboek, dat contract vervroegd doen<br />

<strong>be</strong>ëindigen, heeft die voortijdige verbreking in principe tot gevolg dat de<br />

leasinggever er toe gehouden is om de in aftrek gebrachte btw geheven van de<br />

oprichting van het gebouw, dat het voorwerp heeft uitgemaakt van de<br />

financieringshuur, te herzien.<br />

De verbreking van het oorspronkelijk contract geeft in hoofde van de<br />

leasinggever evenwel geen aanleiding tot herziening van de aftrek van de btw<br />

geheven van het <strong>be</strong>doelde gebouw als dat gebouw door de leasinggever op<br />

hetzelfde tijdstip als genoemde verbreking wordt vervreemd met toepassing<br />

van de btw onder de voorwaarden gesteld bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 14 van<br />

3 juni 1970 (Parl. Vr. nr. 690 van de Heer de Clippele van 13 septem<strong>be</strong>r 1993 -<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 108, blz. 349);<br />

3° de leasingnemer moet de mogelijkheid heb<strong>be</strong>n om bij het einde van het<br />

contract van financieringshuur, tegen een prijs waarvan de vaststellingscriteria<br />

in dat contract zijn <strong>be</strong>paald, de zakelijke rechten over te<br />

nemen die de leasinggever <strong>be</strong>zit op de goederen die het voorwerp zijn van<br />

de overeenkomst.<br />

De overeenkomst die enkel voorziet in een optie tot overname door de<br />

leasingnemer van het vruchtgebruik op het onroerend goed en niet de volle<br />

eigendom waarover de leasinggever <strong>be</strong>schikt, voldoet niet aan bovengenoemde<br />

voorwaarde.<br />

Overigens is de handeling, waarbij de leasinggever - ondanks het lichten van<br />

de optie - zich de blote eigendom voor<strong>be</strong>houdt, strijdig met de basis idee die<br />

aan elk leasingcontract ten grondslag ligt, met name dat de leasinggever een<br />

investering doet of ten minste financiert voor de leasingnemer. Welke de aard<br />

van de zakelijke rechten ook is waarin de leasinggever deze investering heeft<br />

gedaan, is het opdat het zou gaan om een leasingovereenkomst vereist dat in<br />

het contract de mogelijkheid is ingebouwd dat deze investering volledig<br />

overgaat naar de leasingnemer, zoniet staat het van in den <strong>be</strong>ginne vast dat de<br />

leasinggever geheel of gedeeltelijk voor zichzelf investeert.<br />

Er wordt <strong>be</strong>nadrukt dat uit kwestieuze <strong>be</strong>paling ondub<strong>be</strong>lzinnig volgt dat de<br />

zakelijke rechten met <strong>be</strong>trekking tot de goederen die het voorwerp zijn van de<br />

overeenkomst van onroerende financieringshuur slechts bij het einde van de<br />

overeenkomst door de leasingnemer zullen overgenomen kunnen worden. Een<br />

overeenkomst die de leasingnemer toelaat de optie te lichten vóór het<br />

verstrijken van de leasingtermijn valt bijgevolg ab initio buiten de toepassing<br />

van artikel 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 112<br />

Ofschoon de overeenkomst niet het <strong>be</strong>drag moet <strong>be</strong>palen dat de leasingnemer<br />

zal moeten <strong>be</strong>talen ingeval hij de optie zou lichten, moet zij tenminste op een<br />

gedetailleerde wijze de criteria <strong>be</strong>vatten volgens dewelke de prijs zal worden<br />

<strong>be</strong>paald.<br />

Op te merken valt dat deze optie slechts een mogelijkheid verleent aan de<br />

leasingnemer. Deze moet niet noodzakelijk, bij het verstrijken van de<br />

overeengekomen termijn, de zakelijke rechten van de leasinggever verwerven.<br />

Integendeel, indien de leasingnemer de vaste verplichting op zich mocht nemen<br />

het onroerend goed te kopen, zou de handeling buiten de toepassing blijven van<br />

artikel 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek.<br />

Een verkoopoptie in hoofde van de leasinggever voldoet niet aan de hier<br />

gestelde voorwaarde, aangezien de leasingnemer hetzij niet de mogelijkheid<br />

heeft de zakelijke rechten op dat goed te verwerven (indien de leasinggever de<br />

optie niet licht of de optie licht ten voordele van een derde), hetzij verplicht<br />

wordt deze te verwerven (indien de optie wel wordt gelicht). De mogelijkheid,<br />

waarover de leasingnemer moet <strong>be</strong>schikken om de zakelijke rechten op het<br />

goed van de leasinggever over te nemen op het einde van het leasingcontract,<br />

wordt zodoende volledig afhankelijk gemaakt van de loutere wil van de<br />

leasinggever.<br />

In dat verband wordt er verduidelijkt dat een bijkomende clausule bij de<br />

leasingovereenkomst, die voorziet dat de leasingnemer in het geval de<br />

aankoopoptie niet wordt gelicht (die dus in iedere veronderstelling moet<br />

voorzien worden in de overeenkomst), de mogelijkheid heeft het goed te huren<br />

(genoemd de optie van wederverhuur), de overeenkomst niet buiten het<br />

toepassingsgebied brengt van artikel 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek.<br />

Overigens, kunnen sommige leasingovereenkomsten voorzien dat in geval de<br />

optie niet wordt gelicht door de leasingnemer, deze laatste ertoe gehouden is<br />

het gebouw te blijven huren voor een <strong>be</strong>paalde periode. Deze periode kan, in<br />

<strong>be</strong>paalde gevallen, zodanig <strong>be</strong>paald worden door de leasinggever dat het hem<br />

toelaat met <strong>be</strong>trekking tot de huurperiode het <strong>be</strong>drag van de aankoopoptie die<br />

niet gelicht werd te verhalen.<br />

Een dergelijke overeenkomst valt buiten het toepassingsgebied van artikel 44,<br />

§ 3, 2°, b, van het Wetboek. Aangezien het juridisch gaat om een enkele<br />

overeenkomst, dient te worden vastgesteld dat ze er in feite op neerkomt dat<br />

het genot van het goed door de leasinggever tot het einde van de "gewone"<br />

huurperiode wordt verleend. De mogelijkheid om de rechten van de<br />

leasinggever te verwerven (of de aankoopoptie) doet zich dan niet voor op het<br />

einde van de overeenkomst;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

113 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

4° moet bij het verstrijken van het tijdvak van vijftien jaar zoals opgenomen<br />

in artikel 9 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, van 10 decem<strong>be</strong>r 1969, het<br />

totaal <strong>be</strong>drag van de periodieke huurgelden die door de leasingnemer<br />

<strong>be</strong>taald moeten worden, de leasinggever toelaten het geïnvesteerd kapitaal<br />

integraal weder samen te stellen.<br />

Rekening houdend met de wijzigingen gebracht door het koninklijk <strong>be</strong>sluit van<br />

10 januari 2005 aan het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 30 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992<br />

(BS van 27.01.2005), voorziet artikel 1, 4° van laatstgenoemde, van nu af aan<br />

dat bij het verstrijken van het tijdvak van vijftien jaar zoals opgenomen in<br />

artikel 9 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969, het totaal<br />

<strong>be</strong>drag van de periodieke huurgelden die door de leasingnemer <strong>be</strong>taald moeten<br />

worden, de leasinggever moet toelaten het geïnvesteerd kapitaal integraal<br />

weder samen te stellen.<br />

Deze maatregel is van toepassing op alle leasingovereenkomsten gesloten<br />

vanaf 27 januari 2005, datum van de inwerkingtreding van deze maatregel.<br />

De maatregel wordt <strong>be</strong>sproken in het kader van de <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 109.235<br />

van 14 juni 2005 en van de circulaire AOIF nr. 10/2007 van 12 april 2007<br />

(nrs. 37 t.e.m. 51).<br />

Met het <strong>be</strong>grip "geïnvesteerd kapitaal" in de zin van deze <strong>be</strong>paling wordt<br />

<strong>be</strong>doeld het geheel van de door de leasinggever gedane kosten, exclusief btw,<br />

voor het verkrijgen, oprichten of omvormen van het gebouw dat het voorwerp<br />

is van de overeenkomst inzake onroerende financieringshuur, met in<strong>be</strong>grip van<br />

de aankoopprijs (exclusief btw) van het bijhorend terrein in de zin van artikel<br />

1, § 9, van het Wetboek (zie antwoord op de PV nr. 5-2170 van de heer<br />

Tommelein dd. 21 april 2011), maar met uitsluiting van de aankoopprijs van de<br />

grond die niet <strong>be</strong>zwaard is met btw en van de bijkomende kosten die niet<br />

<strong>be</strong>zwaard zijn met btw en die rechtstreeks verbonden zijn met de verwerving<br />

van die grond (registratierechten, enz.).<br />

Het geïnvesteerd kapitaal omvat onder andere:<br />

- de studiekosten (marktstudie, studiekosten van ingenieurs, landmeters en<br />

architecten) die de verkrijging of de oprichting van het gebouw voorafgaan;<br />

- de vergoedingen voor lastheb<strong>be</strong>rs en makelaars die tussengekomen zijn<br />

bij het verwerven van het terrein of het gebouw;


“HOOFDSTUK III: Diensten” 114<br />

- de prijs van verwerving of oprichting van het gebouw, evenals de<br />

aankoopprijs van het bijhorend terrein.<br />

In het geval de leasinggever een oud gebouw verwerft en het op zodanige wijze<br />

verbouwt dat het als een nieuw gebouw kan aangemerkt worden voor de<br />

toepassing van de btw, moet het geïnvesteerd kapitaal eveneens de aankoopprijs<br />

en -kosten van het oud gebouw omvatten, vermeerderd met de kosten<br />

inzake omvorming of renovatie.<br />

Het tijdvak van vijftien jaar gedurende welke het geïnvesteerd kapitaal<br />

integraal moet wedersamengesteld zijn, moet <strong>be</strong>paald worden overeenkomstig<br />

artikel 9 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3.<br />

Het uitgangspunt van het tijdvak van vijftien jaar is, in principe, 1 januari van<br />

het jaar waarin het gebouw werkelijk in gebruik is genomen.<br />

Een overeenkomst van onroerende financieringshuur waarbij het geïnvesteerd<br />

kapitaal wedersamengesteld is vóór het verstrijken van tijdvak van vijftien jaar,<br />

zoals hiervoor omschreven, valt uiteraard binnen het toepassingsgebied van<br />

artikel 44, § 3, 2°, b, van de Wetgeving. Dit geldt eveneens voor overeenkomsten<br />

van onroerende financieringshuur die afgesloten zijn voor een langere<br />

duur dan vijftien jaar, op voorwaarde dat het geïnvesteerd kapitaal binnen het<br />

voornoemde tijdvak van vijftien jaar wordt wedersamengesteld.<br />

De specifieke problemen die zich kunnen voordoen met name op het gebied<br />

van het recht van aftrek, bij het aanbrengen van wijzigingen aan de<br />

leasingovereenkomst, het vroegtijdig verbreken van de leasingovereenkomst,<br />

de overdracht van het gebouw vóór het <strong>be</strong>ëindigen van het termijn, de<br />

overdracht van de overeenkomst door de leasingnemer worden <strong>be</strong>handeld in<br />

bovengenoemde circulaire AOIF nr. 10/2007.<br />

61/3. Verhuur die tegelijk <strong>be</strong>trekking heeft op onroerende goederen en op roerende<br />

goederen.<br />

Wanneer het verhuurde onroerend goed voorzien is van lichamelijke roerende<br />

goederen of van onroerende goederen door <strong>be</strong>stemming, is de handeling niet<br />

vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting in de mate waarin ze <strong>be</strong>trekking heeft op de lichamelijke<br />

roerende goederen of onroerende goederen door <strong>be</strong>stemming.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

115 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

In die mate is de <strong>be</strong>lasting verschuldigd tegen het normale tarief op het gedeelte van<br />

de prijs dat <strong>be</strong>trekking heeft op het genot van de lichamelijke roerende goederen en<br />

van de onroerende goederen door <strong>be</strong>stemming. Indien dat gedeelte van de prijs niet<br />

bij overeenkomst werd <strong>be</strong>paald, moeten de <strong>be</strong>trokkenen de prijs uitsplitsen onder<br />

toezicht van de administratie.<br />

Deze regel is onder meer van toepassing in de gevallen waarin de exploitant van een<br />

schouwburg zijn zaal verhuurt aan een groepering die er een galafilmvoorstelling zal<br />

geven voor een liefdadig doel of wanneer de verhuur <strong>be</strong>trekking heeft op lokalen die<br />

<strong>be</strong>stemd zijn voor de uitoefening van handel, industrie of welk <strong>be</strong>roep ook.<br />

De verhuur van gemeu<strong>be</strong>lde huizen, appartementen of kamers daarentegen blijft<br />

volledig vrijgesteld, op voorwaarde dat die lokalen <strong>be</strong>stemd zijn om door mensen te<br />

worden <strong>be</strong>woond, ongeacht overigens de hoedanigheid van de verhuurder, voor<br />

zover deze geen <strong>be</strong>lastingplichtige is die gemeu<strong>be</strong>ld logies verschaft in de zin van<br />

artikel 18, § 1, tweede lid, 10° van het Wetboek (z. nr. 55 B).<br />

61/4. Onroerende verhuur met zogenoemde bijkomende handelingen.<br />

Wanneer de verhuurder van een uit zijn aard onroerend goed zich tegenover de<br />

huurder verbindt hem zogenoemde bijkomende handelingen te verlenen, is de<br />

handeling in de regel volledig vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting. De prijs van die<br />

handelingen is bijgevolg niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen in de relatie van de<br />

verhuurder tot de huurder.<br />

Die zogenoemde bijkomende handelingen mogen echter aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen worden wanneer ze door de verhuurder zelf aan de huurder worden<br />

verleend en er een afzonderlijke prijs voor werd <strong>be</strong>dongen. In dit geval moet de<br />

<strong>be</strong>lasting worden geheven tegen het tarief dat van toepassing is op de verleende<br />

handeling en is de verhuurder ten aanzien van die handeling gehouden tot alle<br />

verplichtingen die normaal op een niet-vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige rusten.<br />

Als bijkomende handelingen worden aangemerkt:<br />

1° de verwarming en de airconditioning van de lokalen;<br />

2° de verlichting van de lokalen;<br />

3° de watervoorziening;


“HOOFDSTUK III: Diensten” 116<br />

4° de <strong>be</strong>waking van het onroerend goed;<br />

5° het reinigen van de privatief gebruikte lokalen, met in<strong>be</strong>grip van het glazenwassen<br />

aan de buitenzijde;<br />

6° het gebruik van gemeenschappelijke diensten, zoals de ontvangstdiensten, de<br />

telefoon en de andere telecommunicatiediensten;<br />

7° het reinigen van de gemeenschappelijke delen en het onderhoud van de lift.<br />

61/5. Bijzondere problemen in verband met onroerende verhuur.<br />

A. Ter<strong>be</strong>schikkingstelling van standplaatsen in handels<strong>be</strong>urzen en<br />

tentoonstellingen.<br />

De regeling die van toepassing is op de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van standplaatsen<br />

in handels<strong>be</strong>urzen en tentoonstellingen wordt nader omschreven in de<br />

aanschrijvingen nrs. 15/1978 en 13/1983 (zie ook Besl. nr. E.T. 77.632 van<br />

23 juni 1993 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 106, blz. 1064-1065, nr. 974), met dien<br />

verstande vanzelfsprekend dat sedert 1 januari 1993 de onroerende verhuur een<br />

handeling is die <strong>be</strong>doeld is in het Wetboek, doch vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting.<br />

(Wetboek, art. 44, § 3, 2°). Een bijzondere regeling werd voorzien op het<br />

gebied van verplichtingen voor de niet in België gevestigde organisatoren van<br />

schouwspelen, manifestaties en <strong>be</strong>urzen in België (z. Besl. nr. E.T. 116.547<br />

van 9 juni 2009).<br />

B. Ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een zaal voor het tentoonstellen van<br />

kunstwerken.<br />

De regeling die van toepassing is op de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een zaal<br />

voor het tentoonstellen van kunstwerken wordt nader omschreven in de<br />

aanschrijving nr. 4/1973, §§ 50 tot 65, met dien verstande vanzelfsprekend dat<br />

sedert 1 januari 1993 de onroerende verhuur een handeling is die <strong>be</strong>doeld is in<br />

het Wetboek, doch vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting (Wetboek, art. 44, § 3, 2°).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

117 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

C. De overdracht van of het verlenen van rechten op het recht om<br />

producten uit de grond te halen.<br />

Wanneer een eigenaar van een stuk grond, tegen <strong>be</strong>taling van een vergoeding,<br />

aan iemand het recht verleent uit dat stuk grond grondstoffen te halen<br />

(steenbakkersklei, natuursteen, klei, kaoline, dolomiet, zand, enz.), kan men te<br />

maken heb<strong>be</strong>n ofwel met een onroerende verhuur, ofwel met een verkoop van<br />

op te graven producten (z. aanschr. 4/1973, nrs. 81 tot 83).<br />

Wanneer de handeling door de partijen als een onroerende verhuur wordt<br />

voorgesteld, is ze op grond van artikel 44, § 3, 2°, van het Wetboek vrijgesteld<br />

van de <strong>be</strong>lasting. Deze interpretatie wordt niet aangevochten zelfs al heeft de<br />

medecontractant het recht de in concessie gegeven laag uit te putten.<br />

Wanneer de handeling wordt voorgesteld als een verkoop van op te graven<br />

producten gaat het om een levering in de zin van artikel 10 van het Wetboek.<br />

Die verkoop is aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen indien de verkoper een gewone<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is. Zelfs indien er maar één verkoop plaatsvindt verleent<br />

deze in de regel de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige aan degene die de<br />

producten verkoopt, gelet op de <strong>be</strong>langrijkheid van de handeling en door het<br />

feit dat ze gespreid is in de tijd.<br />

Voor de toepassing van wat voorafgaat, is het overigens van geen <strong>be</strong>lang dat de<br />

vergoeding voor dat toegekende recht wordt vastgesteld naar rato van de<br />

hoeveelheid ontgonnen grondstoffen dan wel <strong>be</strong>paald wordt op een vast<br />

<strong>be</strong>drag, zelfs wanneer dit <strong>be</strong>drag ineens bij het sluiten van de overeenkomst<br />

moet worden <strong>be</strong>taald (Besl. nr. E.T. 33.856 van 8 februari 1980 - <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 44, blz. 115, nr. 732).<br />

D. Bedrijven- of dienstencentra.<br />

Bedrijven- of dienstencentra heb<strong>be</strong>n als hoofdactiviteit het verlenen van een<br />

geheel van niet te scheiden diensten aan ondernemingen, zelfstandigen of<br />

<strong>be</strong>oefenaars van een vrij <strong>be</strong>roep, door middel van een complete en geïntegreerde<br />

infrastructuur. Dit geheel van diensten, dat tegen een forfaitaire prijs<br />

wordt aangeboden, omvat tegelijkertijd de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van gemeu<strong>be</strong>lde,<br />

privatieve lokalen, het gebruik van een infrastructuur die voor het<br />

gemeenschappelijk gebruik van alle "huurders" is <strong>be</strong>stemd (vergaderzalen,<br />

sanitair, ontvangst- of ontspanningsruimte, fax, kopieerapparaat, enz.…), het<br />

gebruik van een telefoon- en bureauticanetwerk, evenals diensten van diverse<br />

aard (zoals het onthaal van <strong>be</strong>zoekers, het ontvangen van de post, het<br />

onderhoud van de lokalen, enz….).


“HOOFDSTUK III: Diensten” 118<br />

Overeenkomstig de Europese rechtspraak met <strong>be</strong>trekking tot de verhuur van<br />

onroerende goederen (z. hiervoor) en rekening houdend met het arrest van het<br />

Hof van Beroep van Gent van 30 april 2004 – het Hof oordeelde ter zake dat de<br />

ter<strong>be</strong>schikkingstelling van individuele ruimten in het kader van contracten<br />

gesloten door een <strong>be</strong>drijven- of dienstencentrum daadwerkelijk een <strong>be</strong>langrijk<br />

element van de overeenkomst uitmaakt, zonder evenwel een hoofddienst uit te<br />

maken, onafhankelijk van de andere verleende prestaties, die de <strong>be</strong>drijven- of<br />

dienstencentra als één geheel van diensten, "in pakket", aan hun klanten<br />

aanbieden "met het voor hen voor de hand liggend voordeel dat zij toetreden<br />

tot een <strong>be</strong>paalde werkorganisatie en -omgeving waarin zij kant-en-klaar de<br />

nodige middelen voor de uitoefening van hun <strong>be</strong>roepswerkzaamheid aantreffen",<br />

- werd er <strong>be</strong>slist dat de door een <strong>be</strong>drijven- of dienstencentrum<br />

verleende diensten één geheel uitmaken, dat bij toepassing van artikel 18, § 1,<br />

eerste lid, van het Wetboek voor het geheel aan de btw is onderworpen.<br />

Terzake wordt verwezen naar circulaire AOIF nr. 39/2005 van 27 novem<strong>be</strong>r<br />

2005, in werking getreden op 1 januari 2006, die het stelsel van de <strong>be</strong>drijven-<br />

en dienstencentra <strong>be</strong>handeld en de criteria definieert om de handelingen van<br />

<strong>be</strong>drijven- of dienstencentra die aan de <strong>be</strong>lasting zijn onderworpen, te<br />

onderscheiden van vrijgestelde onroerende verhuur (in voorkomend geval met<br />

bijkomende diensten).<br />

Dit onderscheid <strong>be</strong>rust in feite op:<br />

- de kenmerken van de overeenkomst waarin het <strong>be</strong>drijven- of<br />

dienstencentrum zich ertoe verbindt om de klanten minimum een geheel<br />

van niet te scheiden diensten te zullen verlenen tegen een enige,<br />

forfaitaire prijs (z. punt 3.1 van de circ. 39/2005);<br />

- de minimum vereiste diensten als tegenprestatie voor de gevraagde<br />

forfaitaire prijs, gaande van de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van uitgeruste<br />

lokalen, gemeenschappelijke vergaderzalen en ruimten tot de ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

van gemeenschappelijke bureautica, ICT-infrastructuur<br />

(z. punt 3.2 van voornoemde circulaire).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

119 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Afdeling 4. - Gelijkgestelde handelingen.<br />

62. Diensten die worden verricht buiten enige contractuele band (Wetboek, art. 18,<br />

§ 2, eerste lid).<br />

De uitvoering van een in artikel 18, § 1, <strong>be</strong>doelde handeling ingevolge een vordering<br />

door of namens de overheid en, meer algemeen, ingevolge een wet, een decreet, een<br />

ordonnantie, een <strong>be</strong>sluit of een administratieve verordening, wordt met het verrichten<br />

van een dienst gelijkgesteld en maakt bijgevolg de btw opeisbaar wanneer ze wordt<br />

verricht onder de voorwaarden <strong>be</strong>paald in artikel 2 van het Wetboek tenzij <strong>be</strong>doelde<br />

handeling een of andere in artikel 44 van het Wetboek <strong>be</strong>paalde vrijstelling geniet.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. Overeenkomstig deze <strong>be</strong>paling worden de prestaties van een <strong>be</strong>drijfsrevisor als diensten<br />

aangemerkt met name (z. aanschr. 11/1978):<br />

1° wanneer de <strong>be</strong>drijfsrevisor in rechte tot expert wordt <strong>be</strong>noemd of als zodanig door de<br />

partijen wordt aangewezen ter uitvoering van een rechterlijke <strong>be</strong>slissing. Als voor<strong>be</strong>eld<br />

kan worden aangehaald de expertise verricht door een <strong>be</strong>drijfsrevisor in het geval<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 444 van het Wetboek van vennootschappen, met name bij inbreng in<br />

natuur, gedaan bij de oprichting van een naamloze vennootschap;<br />

2° wanneer hij door de partijen als expert wordt aangewezen ter uitvoering van<br />

<strong>be</strong>palingen van een bijzondere wet, bijvoor<strong>be</strong>eld in een fiscale rechtspleging om de<br />

verkoopwaarde van <strong>be</strong>paalde goederen vast te stellen;<br />

3° wanneer hij prestaties verricht bij een bank;<br />

4° wanneer hij tussenkomst verleent bij kapitaalverhoging van een naamloze vennootschap<br />

door inbreng in natura, of bij omvorming van een vennootschap in een vennootschap<br />

onder een andere vorm (z. gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, art.<br />

34, 166 en 167);<br />

5° wanneer hij handelt als revisor aangewezen door de Europese Unie of andere<br />

internationale instellingen, onder voor<strong>be</strong>houd van de vrijstelling waarop deze<br />

instellingen zich zouden kunnen <strong>be</strong>roepen ingevolge artikel 42, § 3, 3°, van het Wetboek<br />

(z. aanschr. 2/1978);<br />

6° wanneer hij wordt aangesteld door de overheid, zelfs wanneer die ook zijn honorarium<br />

vaststelt.<br />

2. De prestaties van een deskundige die in rechte is <strong>be</strong>noemd of als dusdanig door de partijen is<br />

aangewezen ter uitvoering van een rechterlijke <strong>be</strong>slissing die de expertise <strong>be</strong>veelt.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 120<br />

De regeling met <strong>be</strong>trekking tot prestaties van gerechtelijke deskundigen en van tolken en<br />

vertalers die met een gerechtelijke opdracht zijn <strong>be</strong>last wordt uitvoerig toegelicht in de<br />

aanschrijving nr. 15/1979.<br />

62/2. Gebruik van goederen <strong>be</strong>horend tot het <strong>be</strong>drijf (Wetboek, art. 19, § 1).<br />

Krachtens artikel 19, § 1, (nieuw), van het Wetboek wordt met een dienst verricht<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel gelijkgesteld, het gebruiken van een tot een <strong>be</strong>drijf <strong>be</strong>horend<br />

goed ander dan dat <strong>be</strong>doeld in artikel 45, § 1quinquies, voor privé-doeleinden van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of van zijn personeel of, meer algemeen, voor andere doeleinden<br />

dan deze van de economische activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige, wanneer voor dat<br />

goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de <strong>be</strong>lasting is ontstaan.<br />

Er wordt aan herinnerd dat tot 31 decem<strong>be</strong>r 2010 het artikel 19, § 1 enkel roerende<br />

goederen <strong>be</strong>oogde (bij de invoeging van deze <strong>be</strong>paling in het Wetboek in 1993 werd<br />

het gebruik van onroerende goederen eveneens <strong>be</strong>oogd, maar vrijgesteld krachtens<br />

44, § 3, 2°; de programmawet van 27 decem<strong>be</strong>r 2006 heeft echter zowel de<br />

gelijkgestelde handeling als de overeenkomstige vrijstelling opgeheven – z.<br />

circulaire AFZ nr. 3/2007 van 15 februari 2007).<br />

Artikel 19, § 1, (nieuw), van het Wetboek <strong>be</strong>oogt momenteel zowel roerende als<br />

onroerende goederen, maar enkel voor zover ze niet <strong>be</strong>oogd worden door artikel 45,<br />

§ 1quinquies, van het Wetboek, dat wil zeggen wanneer het om een <strong>be</strong>drijfsmiddel<br />

gaat dat niet onderworpen is aan de aftrek<strong>be</strong>perking van artikel 45, § 1quinquies.<br />

Het toepassingsgebied van artikel 45, § 1quinquies wordt verduidelijkt in punt 1 van<br />

de <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 119.650 van 20 okto<strong>be</strong>r 2011 (z. eveneens Hoofdstuk XI).<br />

Anders gezegd, indien het <strong>be</strong>drijfsmiddel of het gedeelte ervan dat <strong>be</strong>hoort tot het<br />

<strong>be</strong>drijfsvermogen vanaf het <strong>be</strong>gin enkel wordt gebruikt voor strikt professionele<br />

doeleinden - artikel 45, § 1quinquies, van het Wetboek, kan niet van toepassing zijn<br />

– dient de aftrek uitgeoefend te worden volgens andere terzake geldende regels<br />

(artikel 45, § 1, van het Wetboek en, in voorkomend geval, artikel 45, § 2, van het<br />

Wetboek), en in het geval later een wijziging optreedt in het gebruik, is artikel 19,<br />

§ 1, van het Wetboek van toepassing.<br />

Deze <strong>be</strong>paling vindt haar <strong>be</strong>staansreden in het feit dat de <strong>be</strong>lastingplichtige de<br />

<strong>be</strong>lasting heeft gerecupereerd die geheven werd van <strong>be</strong>drijfsmiddelen die<br />

oorspronkelijk <strong>be</strong>stemd waren voor de verwezenlijking van <strong>be</strong>lastbare handelingen,<br />

maar die daarna aan het <strong>be</strong>drijf worden onttrokken om te worden aangewend voor de<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

121 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

privé-doeleinden van de <strong>be</strong>lastingplichtige, van zijn personeel of, meer algemeen,<br />

voor andere doeleinden dan deze van de economische activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

en dit buiten elk contract onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige heeft een woning laten oprichten (prijs 300.000 €, excl. btw) en <strong>be</strong>slist om deze<br />

woning op te nemen in zijn <strong>be</strong>drijfsvermogen tot <strong>be</strong>loop van 50 pct.<br />

Voor het deel dat niet werd opgenomen in het <strong>be</strong>drijfsvermogen heeft hij, op definitieve wijze, geen<br />

enkel recht op aftrek.<br />

Het professioneel gebruik komt overeen met het aandeel dat werd opgenomen in het<br />

<strong>be</strong>drijfsvermogen, zijnde 50 pct.<br />

Artikel 45, § 1quinquies, van het Wetboek, kan niet toegepast worden en de <strong>be</strong>lastingplichtige kan<br />

50 pct. van de btw geheven bij de oprichting van de woning in aftrek brengen (artikel 45, § 1, van het<br />

Wetboek), zijnde 31.500 € (300.000 € x 50 pct. x 21 pct.).<br />

Indien achteraf blijkt dat het professioneel gebruik van het aandeel opgenomen in het<br />

<strong>be</strong>drijfsvermogen terugvalt naar 30 pct., ten gunste van het gebruik voor privé-doeleinden, zal dit<br />

privé-gebruik jaarlijks <strong>be</strong>lastbaar zijn tot <strong>be</strong>loop van 20 pct. (zijnde 150.000 € x 1/15 x 20 pct. =<br />

2.000 € x 21 pct. = 420 €) krachtens artikel 19, § 1, van het Wetboek.<br />

Rekening houdend met de principes van fiscale neutraliteit zal voor de voertuigen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 45, § 2, van het Wetboek, die geen aftrek<strong>be</strong>perking van artikel 45,<br />

§ 1quinquies, heb<strong>be</strong>n ondergaan (omdat het gebruik oorspronkelijk niet gemengd<br />

was of omdat het <strong>be</strong>lastbaar feit zich heeft voorgedaan vóór 1 januari 2011),<br />

artikel 19, § 1, enkel toegepast worden wanneer het gebruik voor andere doeleinden<br />

dan deze van de economische activiteit 50 pct. overschrijdt en enkel tot <strong>be</strong>loop van<br />

die overschrijding.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een vennootschap koopt in de loop van 2011 een personenwagen en stelt deze onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

ter <strong>be</strong>schikking van de HR-manager. Voor het privégebruik <strong>be</strong>taalt de HR-manager 2.000 € + btw per<br />

jaar (overeenkomstig de normale waarde). Aankoopprijs wagen: 50.000 € + 10.500 € btw.<br />

De vennootschap verricht een verhuurdienst <strong>be</strong>doeld in artikel 18 van het Wetboek. Het recht op<br />

aftrek van de btw geheven van de aankoop van de wagen is slechts aftrekbaar tot <strong>be</strong>loop van 5.250 €<br />

(toepassing van artikel 45, § 2, van het Wetboek).<br />

Vanaf 2012 wijzigt de ar<strong>be</strong>idsovereenkomst met de HR-manager derwijze dat hij geen eigen bijdrage<br />

meer moet <strong>be</strong>talen.<br />

Aangezien bij aanvang artikel 45, § 1quinquies, van het Wetboek niet van toepassing was, dient het<br />

gebruik om niet van het voertuig te worden <strong>be</strong>last bij toepassing van artikel 19, § 1, van het Wetboek.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 122<br />

Het gemiddeld gebruik van de wagen wordt, onder controle van de administratie, als volgt<br />

vastgesteld: 15.000 km woon-werkverkeer, 7.000 km ander privégebruik (vb. gebruik voertuig door<br />

het gezin) en 8.000 km verplaatsingen in het kader van zijn functie als HR-manager. Het gebruik voor<br />

andere doeleinden dan deze van de economische activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>draagt<br />

bijgevolg 73 pct.<br />

Aangezien het privégebruik hoger is dan 50 pct. dient artikel 19, § 1, van het Wetboek te worden<br />

toegepast.<br />

De maatstaf van heffing moet als volgt worden <strong>be</strong>rekend:<br />

(50.000 x (73 pct. - 50 pct.)) / 5 = 2.300 €.<br />

De verschuldigde btw is in casu bijgevolg 2.300 x 21 pct. = 483 €.<br />

Artikel 19, § 1, is echter niet van toepassing wanneer een goed niet opgenomen werd<br />

in het <strong>be</strong>drijfsvermogen van de onderneming.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een vennootschap huurt in de loop van 2011 een personenwagen die om niet ter <strong>be</strong>schikking zal<br />

worden gesteld van de HR-manager. Jaarlijkse huurprijs wagen: 15.000 € + 3.150 € btw. Het<br />

gemiddeld gebruik van de wagen wordt, onder controle van de administratie, als volgt vastgesteld:<br />

15.000 km woon-werkverkeer, 7.000 km ander privé-gebruik (vb. gebruik voertuig door het gezin) en<br />

8.000 km verplaatsingen in het kader van zijn functie als HR-manager.<br />

De wagen wordt in deze hypothese voor 73 pct. (= (15.000 + 7.000) / 30.000) gebruikt voor de<br />

privédoeleinden van de HR-manager. Ingevolge artikel 45, § 1, van het Wetboek zal de jaarlijkse<br />

huurprijs (inclusief brandstofkosten) slechts aftrekbaar zijn tot <strong>be</strong>loop van 3.150 x 27 pct. = 850,50 €.<br />

Artikel 19, § 1, is niet van toepassing aangezien het voertuig niet <strong>be</strong>hoort tot het vermogen van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

63. Uitvoering van werk in onroerende staat (Wetboek, art. 19, § 2).<br />

A. Beginsel.<br />

Ingevolge artikel 19, § 2, wordt met een dienst verricht onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

gelijkgesteld, de uitvoering door een <strong>be</strong>lastingplichtige van een werk in<br />

onroerende staat:<br />

1° voor de doeleinden van zijn economische activiteit, met uitzondering<br />

van:


(1 februari 2012)<br />

123 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

a) werk dat <strong>be</strong>staat in de oprichting van een gebouw door een in<br />

artikel 12, § 2, <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige;<br />

b) herstellings-, onderhouds-, en reinigingswerk, indien dergelijk<br />

werk verricht door een andere <strong>be</strong>lastingplichtige een volledig recht<br />

op aftrek van de <strong>be</strong>lasting zou doen ontstaan;<br />

2° voor zijn privé-doeleinden of deze van zijn personeel en, meer algemeen,<br />

om niet of voor andere doeleinden dan deze van zijn economische<br />

activiteit.<br />

B. Het <strong>be</strong>grip "werk in onroerende staat".<br />

Voor de toepassing van artikel 19, § 2, van het Wetboek moet volgens de<br />

<strong>be</strong>woordingen van deze <strong>be</strong>paling, onder werk in onroerende staat worden<br />

verstaan, het bouwen, het verbouwen, het afwerken, het inrichten, het<br />

herstellen, het onderhouden, het reinigen en het afbreken geheel of ten dele,<br />

van een uit zijn aard onroerend goed, en de handeling die erin <strong>be</strong>staat een<br />

roerend goed te leveren en het meteen op zodanige wijze aan te brengen aan<br />

een onroerend goed dat het onroerend uit zijn aard wordt.<br />

Als werk in onroerende staat wordt onder meer aangemerkt, iedere handeling<br />

die <strong>be</strong>trekking heeft zowel op de levering als op de aanhechting aan een<br />

gebouw van de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van een<br />

installatie voor centrale verwarming of airconditioning, van de <strong>be</strong>standdelen of<br />

een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van een sanitaire installatie van een gebouw,<br />

van de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van een elektrische<br />

installatie van een gebouw.<br />

Artikel 19, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>oogt daarentegen niet het werk dat <strong>be</strong>staat<br />

in het herstellen, het onderhouden of het reinigen, geheel of ten dele, van een<br />

uit zijn aard onroerend goed, dat een <strong>be</strong>lastingplichtige zelf uitvoert of laat<br />

uitvoeren door zijn personeel voor de doeleinden van zijn economische<br />

activiteit wanneer de uitvoering van genoemde werken door een andere<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige een volledig recht op aftrek van de <strong>be</strong>lasting zou doen<br />

ontstaan (Wetboek, art. 19, § 2, 1°, b).<br />

Artikel 19, § 2, van het Wetboek heeft slechts <strong>be</strong>trekking op materieel werk in<br />

onroerende staat. Deze <strong>be</strong>paling doelt derhalve niet op de uitvoering van<br />

intellectueel werk met <strong>be</strong>trekking tot een onroerend goed uit zijn aard.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 124<br />

Als een <strong>be</strong>lastbare handeling wordt dus niet aangemerkt, studiewerk en<br />

toezicht (opmaken van plans, toezicht op het werk, enz.) verricht door technici<br />

van een firma, die met deze door een ar<strong>be</strong>idscontract zijn verbonden,<br />

<strong>be</strong>treffende bouwwerk dat in dit <strong>be</strong>drijf zal worden uitgevoerd.<br />

Artikel 19, § 2, 1°, van het Wetboek geldt evenmin voor de oprichting van een<br />

gebouw, dat door een in artikel 12, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wordt aangewend voor de doeleinden van zijn economische<br />

activiteit (Wetboek, art. 19, § 2, 1°, a). De aandacht wordt er op gevestigd dat<br />

indien het opgerichte gebouw dat aanvankelijk voor de verkoop was <strong>be</strong>stemd<br />

wordt aangewend als <strong>be</strong>drijfsmiddel, de ingebruikneming ervan op grond van<br />

artikel 12, § 1, 3°, van het Wetboek wordt gelijkgesteld met een levering aan<br />

zichzelf.<br />

Wanneer daarentegen een in artikel 12, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, zelf of door middel van personeelsleden, zonder<br />

tegenprestatie, werk in onroerende staat met <strong>be</strong>trekking tot de oprichting van<br />

een gebouw uitvoert voor zijn privé-doeleinden of deze van zijn personeel en,<br />

meer algemeen, om niet of voor andere doeleinden dan deze van zijn<br />

economische activiteit, dan wordt die handeling bij toepassing van artikel 19,<br />

§ 2, 2°, van het Wetboek, gelijkgesteld met het verrichten van een dienst.<br />

C. In artikel 19, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde gevallen.<br />

Artikel 19, § 2, van het Wetboek is in principe van toepassing op de uitvoering<br />

van bovengenoemd werk in onroerende staat dat door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wordt verricht, hetzij voor de doeleinden van zijn economische activiteit, hetzij<br />

voor zijn privé-doeleinden of deze van zijn personeel en meer algemeen om<br />

niet of voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit.<br />

Bovendien moet, rekening houdend met de economie van het Wetboek en in<br />

het bijzonder met artikel 2, het <strong>be</strong>doelde werk door de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

worden verricht in of ten <strong>be</strong>hoeve van de uitoefening van de economische<br />

activiteit die hem de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige verleent.<br />

In dit verband wordt opgemerkt dat een werk in onroerende staat uitgevoerd<br />

door een <strong>be</strong>lastingplichtige, die een rechtspersoon is steeds wordt verricht in of<br />

ten <strong>be</strong>hoeve van de uitoefening van zijn economische activiteit, terwijl een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, die een natuurlijke persoon is, een werk kan uitvoeren hetzij<br />

voor privé-doeleinden, hetzij voor de doeleinden van zijn economische<br />

activiteit.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

125 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Verscheidene toestanden moeten bijgevolg worden onderzocht. Op dat stuk<br />

moet geen onderscheid worden gemaakt naargelang de <strong>be</strong>lastingplichtige de<br />

eigendom of het genot heeft van het onroerend goed uit zijn aard waarop het<br />

werk <strong>be</strong>trekking heeft. Zo ook, wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige een natuurlijke<br />

persoon is en het een onroerend goed van de huwelijksgemeenschap <strong>be</strong>treft, is<br />

de onttrekking van toepassing voor de geheelheid en niet voor de helft,<br />

aangezien het door de <strong>be</strong>lastingplichtige aangenomen huwelijksstelsel in geen<br />

geval een invloed kan heb<strong>be</strong>n op de toepassing van artikel 19, § 2, van het<br />

Wetboek.<br />

I. Werk verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige voor de doeleinden van<br />

zijn economische activiteit.<br />

Artikel 19, § 2, van het Wetboek is steeds van toepassing, ongeacht of de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige een natuurlijke of een rechtspersoon is.<br />

II. Werk verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige voor privé-doeleinden<br />

van zijn personeel en, meer algemeen, om niet of voor andere<br />

doeleinden dan deze van zijn economische activiteit.<br />

a. De <strong>be</strong>lastingplichtige is een natuurlijke persoon.<br />

Wanneer werk in onroerende staat wordt verricht zonder tegenprestatie<br />

door een <strong>be</strong>lastingplichtige, die een natuurlijke persoon is,<br />

voor privé-doeleinden van zijn personeel en, meer algemeen, om<br />

niet of voor andere doeleinden dan deze van zijn economische<br />

activiteit, is artikel 19, § 2, van het Wetboek slechts van toepassing<br />

in de mate dat dit werk <strong>be</strong>hoort tot de geregelde werkzaamheid die<br />

hem de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige verleent.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige personeelsleden gebruikt voor de<br />

uitvoering van werk in onroerende staat voor bovengenoemde<br />

doeleinden, moet het werk verricht door die personeelsleden altijd<br />

worden geacht te zijn verricht in het kader van zijn economische<br />

activiteit van <strong>be</strong>lastingplichtige. Artikel 19, § 2, van het Wetboek is<br />

dan, zonder onderscheid, van toepassing.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 126<br />

(1 februari 2012)<br />

b. De <strong>be</strong>lastingplichtige is een rechtspersoon.<br />

Artikel 19, § 2, van het Wetboek is steeds van toepassing wanneer<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige, die een rechtspersoon is, werk in onroerende<br />

staat zoals <strong>be</strong>doeld in deze <strong>be</strong>paling, verricht zonder tegenprestatie<br />

voor privé-doeleinden van zijn personeel en, meer algemeen, om<br />

niet of voor andere doeleinden dan deze van zijn economische<br />

activiteit.<br />

III. Werk uitgevoerd door een <strong>be</strong>lastingplichtige, natuurlijke persoon,<br />

voor privé-doeleinden.<br />

Wanneer een natuurlijke persoon voor privé-doeleinden werk in<br />

onroerende staat verricht, is artikel 19, § 2, van het Wetboek slechts van<br />

toepassing in de mate dat dit werk <strong>be</strong>hoort tot de economische activiteit<br />

die aan deze persoon de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige verleent.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige, natuurlijke persoon, voor de uitvoering<br />

van werk in onroerende staat personeelsleden gebruikt, moet het werk<br />

verricht door die personeelsleden in iedere veronderstelling worden<br />

geacht verricht te zijn in de uitoefening van zijn economische activiteit<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige. Artikel 19, § 2, van het Wetboek is dan, zonder<br />

onderscheid, op het aldus uitgevoerde werk in onroerende staat van<br />

toepassing.<br />

IV. Werk uitgevoerd door een <strong>be</strong>lastingplichtige, natuurlijke persoon,<br />

zowel voor privé-doeleinden als voor de doeleinden van zijn<br />

economische activiteit.<br />

Voor de toepassing van artikel 19, § 2, van het Wetboek, dienen de<br />

hierboven vermelde regelen samen op de <strong>be</strong>oogde toestand te worden<br />

toegepast. De <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>paalt in dit geval onder de controle<br />

van de administratie in welke mate het werk in onroerende staat dat hij<br />

verricht <strong>be</strong>trekking heeft op zijn privé-doeleinden en in welke mate op de<br />

doeleinden van zijn economische activiteit.


(1 februari 2012)<br />

127 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

D. Onttrekking van goederen voor het verrichten van werk in onroerende<br />

staat.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige aan zijn <strong>be</strong>drijf goederen onttrekt voor het<br />

verrichten van werk waarop artikel 19, § 2, van het Wetboek van toepassing is,<br />

gebruikt hij deze goederen voor het verrichten van een handeling die aan de<br />

<strong>be</strong>lasting is onderworpen. Door deze onttrekking heb<strong>be</strong>n bijgevolg de in<br />

artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, 3° of 4°, van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde leveringen<br />

niet plaats en moet evenmin de gedane aftrek worden herzien.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige daarentegen aan zijn onderneming goederen<br />

onttrekt die hij gebruikt om een werk in onroerende staat te verrichten waarop<br />

artikel 19, § 2, van het Wetboek niet van toepassing is, alhoewel dit werk<br />

wordt verricht voor zijn privé-doeleinden of voor de privé-doeleinden van zijn<br />

personeel en, meer algemeen, voor andere doeleinden dan die van zijn<br />

economische activiteit, moet hij wegens die onttrekking artikel 12, § 1, eerste<br />

lid, 1°, van het Wetboek toepassen.<br />

E. Toepassingsgebied.<br />

Voor de toepassing van artikel 19, § 2, van het Wetboek dient er geen<br />

onderscheid te worden gemaakt naargelang de uitgeoefende economische<br />

activiteit al dan niet, uitsluitend of gedeeltelijk, <strong>be</strong>staat in het stellen van<br />

handelingen die recht op aftrek met zich meebrengen. De wijze waarop de<br />

gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige zijn aftrekbare voor<strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>rekent, heeft ter<br />

zake evenmin <strong>be</strong>lang. Zo is artikel 19, § 2, van het Wetboek eveneens van<br />

toepassing ten aanzien van een gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige die de aftrek<br />

verricht volgens de regel van het werkelijke gebruik van de goederen en<br />

diensten zelfs wanneer de uitgevoerde werken uitsluitend worden gebruikt voor<br />

de <strong>be</strong>hoeften van de vrijgestelde sector van zijn <strong>be</strong>drijf (Besl. nr. E.T. 33.110<br />

van 12 augustus 1981 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 51, blz. 629, nr. 772). Wanneer<br />

daarentegen een gedeelte van een gebouw wordt gebruikt voor activiteiten<br />

buiten de werkingssfeer en het andere gedeelte voor <strong>be</strong>laste en/of vrijgestelde<br />

handelingen en de uitgevoerde werken op onlosmakelijke wijze werden<br />

uitgevoerd aan het geheel van het onroerend goed (bijvoor<strong>be</strong>eld dakwerken), is<br />

artikel 19, § 2, 1°, van het Wetboek enkel van toepassing met <strong>be</strong>trekking tot dat<br />

tweede gedeelte.<br />

Zo dient in de gevallen waarin artikel 19, § 2, 1°, van het Wetboek van<br />

toepassing is in hoofde van een <strong>be</strong>lastingplichtige zonder recht op aftrek, de bij<br />

toepassing van bovengenoemde <strong>be</strong>paling verschuldigde btw, rekening houdend


“HOOFDSTUK III: Diensten” 128<br />

met de aftrekbare btw geheven van de aankoop van de materialen die in<br />

voorkomend geval gebruikt worden voor het verrichten van <strong>be</strong>treffend werk in<br />

onroerende staat, teneinde bijkomende formaliteiten in hoofde van de<br />

<strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtigen te vermijden, bij voorkeur door middel van een<br />

minnelijke inregelstelling of een bijzondere aangifte te worden ingevorderd<br />

(z. Parl. Vr. nr. 315 van 29 februari 1996 van de heer F. Van Den Eynde -<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 122, blz. 553, nr. 24).<br />

Wanneer de <strong>be</strong>stuurder of zaakvoerder van een vennootschap (aannemings<strong>be</strong>drijf<br />

van algemene bouwwerken) voor zijn privé-<strong>be</strong>hoeften de afwerking<br />

verricht van een aan zijn vennootschap <strong>be</strong>horende woning die hij huurt of in<br />

gebruik krijgt, of aan zijn eigen privé-woning werken uitvoert, is het de<br />

vennootschap die ten aanzien van het door de <strong>be</strong>stuurder of zaakvoerder in<br />

<strong>be</strong>ide gevallen gepresteerde werk dient te worden <strong>be</strong>schouwd als uitvoerster<br />

van de werken in onroerende staat vermits de vennootschap handelt of meer<br />

algemeen slechts kan handelen door middel van de fysieke personen die haar<br />

vertegenwoordigen.<br />

Gelet op het feit dat een werk in onroerende staat, uitgevoerd door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon, steeds wordt verricht in het kader van haar<br />

economische activiteit, vermits een rechtspersoon geen privé-vermogen heeft,<br />

is in de in het vorige lid <strong>be</strong>doelde gevallen waarin de werken voor de privé<strong>be</strong>hoeften<br />

van de <strong>be</strong>stuurder of zaakvoerder worden verricht steeds artikel 19,<br />

§ 2, 2°, van toepassing.<br />

De verschuldigde btw dient overeenkomstig artikel 33, 2°, van het Wetboek te<br />

worden <strong>be</strong>rekend over de door de <strong>be</strong>lastingplichtige vennootschap gedane<br />

uitgaven, d.w.z. de uitgaven die direct <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op het verrichte<br />

werk. Voor <strong>be</strong>doelde handelingen is derhalve geen btw verschuldigd op het<br />

werk gepresteerd door de <strong>be</strong>stuurder of zaakvoerder in de veronderstelling dat<br />

deze laatste normaal door de vennootschap voor dat werk niet wordt vergoed,<br />

doch wel op de uitgaven die specifiek voor dat werk werden gedaan (aankoop<br />

van materialen, enz.). Het werk dat in voorkomend geval wordt gepresteerd<br />

door de personeelsleden van de <strong>be</strong>trokken vennootschap maakt in hoofde van<br />

laatstgenoemde evenwel steeds een gedane uitgave uit die tot de maatstaf van<br />

de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>hoort (Parl. Vr. nr. 1177 van de heer Taylor van 2 augustus<br />

1994 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 111, blz. 1258; Parl. Vr. nr. 1240 van de heer Denys<br />

van 11 okto<strong>be</strong>r 1994 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 112, blz. 222; Parl. Vr. nr. 1260 van de<br />

heer Denys van 24 okto<strong>be</strong>r 1994 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 112, blz. 233).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

129 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Bovendien wordt, bij wijze van proef, aanvaard dat artikel 19, § 2, van het<br />

Wetboek niet moet worden toegepast t.a.v. herstellings-, onderhouds- en<br />

reinigingswerk dat wordt verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige waarvan de<br />

economische activiteit volledig van de <strong>be</strong>lasting is vrijgesteld op grond van<br />

artikel 44 van het Wetboek.<br />

Tenslotte, bij wijze van vereenvoudiging, aanvaardt de administratie dat er<br />

geen btw is verschuldigd met <strong>be</strong>trekking tot alle herstellings-, onderhouds- en<br />

reinigingswerken die worden verricht door het personeel van de publiekrechtelijke<br />

instelling voor de <strong>be</strong>hoeften van deze instelling (z. Circulaire nr. AOIF<br />

nr. 24/2007 van 29 augustus 2007, punt 32).<br />

63/2. Toepassing van artikel 19bis van het Wetboek<br />

Volgens artikel 19bis van het Wetboek wordt met een dienst verricht onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel gelijkgesteld, het verstrekken van een andere dienst dan de diensten<br />

<strong>be</strong>schreven in artikel 21, § 3, door een buiten België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

voor één van zijn vestigingen die lid is van een btw-eenheid in België in de zin van<br />

artikel 4, § 2.<br />

De maatstaf van heffing van deze dienst is de normale waarde van de dienst<br />

overeenkomstig artikel 33, § 1, 3°, van het Wetboek.<br />

Afdeling 5. - Overige gevallen.<br />

64. Commissionair inzake diensten (Wetboek, art. 20).<br />

A. Algemene regel.<br />

Wanneer een commissionair of een met een commissionair gelijkgestelde<br />

tussenpersoon optreedt in dienstverrichtingen genoemd in artikel 18, § 1, van<br />

het Wetboek wordt hij geacht die diensten zelf te heb<strong>be</strong>n ontvangen en zelf te<br />

heb<strong>be</strong>n verstrekt (Wetboek, art. 20, § 1 - z. nr. 108).<br />

Wanneer de leverancier van een product zich jegens een koper verbindt om een<br />

deel van de door deze gemaakte reclamekosten te dragen of wanneer een koper<br />

met de leverancier een analoge verbintenis aangaat, dienen de sommen <strong>be</strong>taald


“HOOFDSTUK III: Diensten” 130<br />

ter uitvoering van die verbintenissen in <strong>be</strong>ginsel te worden aangemerkt als de<br />

vergoeding voor diensten die geacht worden te zijn verleend op grond van<br />

artikel 20, § 1, van het Wetboek.<br />

De administratie zal echter geen kritiek uitbrengen wanneer de partijen de<br />

aangegane verbintenis aanmerken als een modaliteit van de verkoopovereenkomst.<br />

In dit geval is de bijdrage in de reclamekosten een prijsvermindering<br />

wanneer ze wordt toegestaan door de verkoper ten voordele van de koper en<br />

een prijsverhoging wanneer ze wordt toegestaan door de koper ten voordele<br />

van de verkoper.<br />

Wanneer het gaat om een prijsvermindering is de btw die ter zake van de<br />

verkoop werd voldaan, voor teruggaaf vatbaar in de mate van die vermindering,<br />

op grond van artikel 77, § 1, 2°, van het Wetboek. Wanneer het gaat om<br />

een prijsverhoging is de btw opeisbaar over deze verhoging tegen het tarief dat<br />

van toepassing is op de producten waarvoor de koper bijdraagt in de<br />

reclamekosten (Besl. nr. E.T. 5.402 van 29 augustus 1972 - <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 10, blz. 69, nr. 348).<br />

B. Bijzondere regeling voor reisbureaus.<br />

De <strong>be</strong>palingen van artikel 20, § 1, van het Wetboek zijn niet van toepassing op:<br />

1° de reisbureaus in de zin van artikel 1, § 7, eerste lid, 2°, van het<br />

Wetboek;<br />

2° de tussenpersonen in reizen <strong>be</strong>oogd in artikel 1, § 7, tweede lid, 2° van<br />

het Wetboek (Wetboek, art. 20, § 2).<br />

65. Handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, van het Wetboek en verricht bij de<br />

overdracht van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling<br />

(Wetboek, art. 18, § 3).<br />

Bepaalde handelingen die in artikel 18, § 1, van het Wetboek worden <strong>be</strong>doeld,<br />

kunnen verricht worden in het kader van een overdracht van een algemeenheid van<br />

goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling, onder de voorwaarden van artikel 11 van het<br />

Wetboek. In dat geval worden deze handelingen bij toepassing van artikel 18, § 3<br />

van genoemd Wetboek niet <strong>be</strong>schouwd als dienstprestaties en zijn derhalve niet aan<br />

de <strong>be</strong>lasting onderworpen.<br />

(1 februari 2012)


Dit kan onder meer het geval zijn voor:<br />

(1 februari 2012)<br />

131 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

- de overdracht van cliënteel en de verbintenis een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid niet uit<br />

te oefenen (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 5°);<br />

- de overdracht van een verkoopmonopolie (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid,<br />

6°);<br />

- de overdracht van het recht op de firmanaam en de overdracht van merken,<br />

modellen en octrooien (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 7°).<br />

66. Criteria.<br />

Afdeling 6. - Plaats van de dienst.<br />

Een dienst is slechts aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen wanneer hij in België plaatsvindt<br />

(Wetboek, art. 2).<br />

De plaats<strong>be</strong>paling van een dienst is bijgevolg een essentiële stap: indien de dienst<br />

niet in België plaatsvindt dient geen Belgische btw in rekening te worden gebracht.<br />

Wanneer de dienst is gelokaliseerd in een andere Lidstaat zal de handeling worden<br />

onderzocht (in het bijzonder voor de toepassing van een eventuele vrijstelling)<br />

overeenkomstig de principes van die Lidstaat.<br />

De regels inzake plaats van de dienst werden op grondige wijze gewijzigd ingevolge<br />

de goedkeuring door de Europese Raad op 12 februari 2008 van de richtlijnen<br />

2008/8/EG, 2008/9/EG en 2008/117/EG (geheel van maatregelen genaamd “btwpakket”).<br />

Die maatregelen heb<strong>be</strong>n tot doel de btw-wetgeving binnen de Gemeenschap<br />

te moderniseren en te vereenvoudigen en tevens waarborgen te bieden voor de<br />

goede werking van de interne markt. Ze werden omgezet door een wet van 26<br />

novem<strong>be</strong>r 2009 (Belgisch Staatsblad, 4 decem<strong>be</strong>r 2009) en zijn in werking getreden<br />

op 1 januari 2010.<br />

Voor een meer volledige commentaar inzake de plaats van diensten en meer<strong>be</strong>paald<br />

in verband met de aansprakelijkheid van de dienstverrichter met <strong>be</strong>trekking tot het<br />

vaststellen van de hoedanigheid van de afnemer of met <strong>be</strong>trekking tot het <strong>be</strong>palen


“HOOFDSTUK III: Diensten” 132<br />

van de vestigingsplaats van de afnemer van de dienst, wordt verwezen naar de<br />

circulaire AFZ nr. 19/2009 van 22 decem<strong>be</strong>r 2009, gewijzigd en aangevuld door de<br />

circulaire AFZ nr. 5/2011 van 27 juni 2011.<br />

Aangezien de oude regels nuttig blijven nuttig in <strong>be</strong>paalde situaties is een<br />

overzichtsta<strong>be</strong>l met het voormalige regime opgenomen in bijlage XVIII.<br />

67. Algemene regel.<br />

De nieuwe regeling steunt op het fundamentele onderscheid dat moet worden<br />

gemaakt in functie van de hoedanigheid van de ontvanger van de dienst, met name of<br />

laatstgenoemde al dan niet <strong>be</strong>lastingplichtige is (relatie "Business to Business" of<br />

"B2B" dan wel "Business to Consumer" of "B2C").<br />

Zeer schematisch voorgesteld vinden de diensten die worden verstrekt aan een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige plaats in het land waar de ontvanger is gevestigd terwijl de<br />

diensten die worden verricht voor een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige onveranderd plaatsvinden<br />

op de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd.<br />

Diensten worden in <strong>be</strong>ginsel meestal <strong>be</strong>last daar waar zij daadwerkelijk worden<br />

verbruikt. In <strong>be</strong>paalde gevallen moet evenwel worden afgeweken van deze algemene<br />

regel omwille van administratieve en <strong>be</strong>leidsredenen (zie artikel 21, § 3, voor wat<br />

<strong>be</strong>treft de verhouding B2B en artikel 21bis, § 2, voor de verhouding B2C)<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

1. Een Franse vennootschap, <strong>be</strong>lastingplichtige, verricht een marktstudie. Haar klant, een<br />

Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige, wenst op te treden op de Franse markt maar <strong>be</strong>stelt vooraf een<br />

marktonderzoek. Deze dienstprestatie B2B wordt gelokaliseerd in België overeenkomstig de<br />

algemene regel van artikel 21, § 2, van het Wetboek.<br />

2. Een boekhouder gevestigd in Duitsland vult aangiften personen<strong>be</strong>lasting in van Belgische<br />

particulieren. Er is geen Belgische btw verschuldigd aangezien de dienst wordt gelokaliseerd<br />

in Duitsland overeenkomstig artikel 21bis, § 1, van het Wetboek.<br />

67/2. Het <strong>be</strong>grip <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Aangezien de plaats van een dienst verschilt naargelang de hoedanigheid van de<br />

ontvanger, is het van <strong>be</strong>lang dat het <strong>be</strong>grip <strong>be</strong>lastingplichtige voor de toepassing van<br />

de nieuwe regels inzake de plaats<strong>be</strong>paling nader wordt verduidelijkt.


(1 februari 2012)<br />

133 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Artikel 21, § 1, van het Wetboek, zet artikel 43 van Richtlijn 2006/112/EG om en<br />

<strong>be</strong>paalt wat moet worden verstaan onder "<strong>be</strong>lastingplichtige" voor de toepassing van<br />

<strong>be</strong>doelde regels, namelijk "de persoon <strong>be</strong>doeld in artikel 4, de <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

ook werkzaamheden of handelingen verricht die niet als handelingen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 2 worden aangemerkt, evenals de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon die<br />

voor btw-doeleinden is geïdentificeerd".<br />

Het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>lastingplichtige" zoals gedefinieerd in artikel 21 van het Wetboek mag<br />

alleen in de specifieke context inzake de plaats<strong>be</strong>paling van diensten worden<br />

gebruikt. In geen enkel geval is dit <strong>be</strong>grip van toepassing in andere <strong>be</strong>palingen van<br />

het Wetboek waar alleen de definitie van artikel 4 van het Wetboek geldt als men het<br />

heeft over "<strong>be</strong>lastingplichtige".<br />

Onder "persoon <strong>be</strong>doeld in artikel 4" moet worden verstaan de <strong>be</strong>lastingplichtige in<br />

de zin van artikel 4, van het Wetboek, die als dusdanig handelt, met in<strong>be</strong>grip dus van<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige die uitsluitend leveringen van goederen of diensten verricht<br />

waarvoor hij geen enkel recht op aftrek heeft (zoals de zogenaamde "vrijgestelde"<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige (advocaat, arts, …) of de <strong>be</strong>lastingplichtige die de vrijstellingsregeling<br />

geniet). De <strong>be</strong>lastingplichtige status van de afnemer geldt eveneens<br />

voor de toevallige <strong>be</strong>lastingplichtigen van rechtswege of door optie.<br />

Onder "de <strong>be</strong>lastingplichtige die ook werkzaamheden of handelingen verricht die niet<br />

als handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 2" moet worden verstaan de <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

ook handelingen verricht die niet binnen het toepassingsveld van de btw vallen<br />

(bvb.: handelingen die om niet worden verricht, het ontvangen van dividenden, nietzelfstandige<br />

economische activiteiten).<br />

Tenslotte omvat, voor de toepassing van de regels inzake de plaats<strong>be</strong>paling, het<br />

<strong>be</strong>grip <strong>be</strong>lastingplichtige ook "de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon die voor btwdoeleinden<br />

is geïdentificeerd", evenals de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon die<br />

niet voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, maar die het zou moeten zijn.<br />

V o o r b e e l d<br />

Dit zou het geval kunnen zijn voor een gemeente die valt onder de toepassing van artikel 6 van het<br />

Wetboek en die voor btw-doeleinden is geïdentificeerd of zou moeten zijn omwille van het feit dat zij<br />

de drempel van 11.200 euro voor de intracommunautaire verwerving van goederen heeft<br />

overschreden of dat zij heeft geopteerd voor het <strong>be</strong>lasten ervan. Net zoals voor deze intracommunautaire<br />

verwervingen zal de gemeente, door middel van een bijzondere aangifte, <strong>be</strong>doelde<br />

diensten die in België plaatsvinden moeten aangeven en de ter zake verschuldigde btw voldoen<br />

(z. Wetboek, artikel 53ter).


“HOOFDSTUK III: Diensten” 134<br />

Het hierboven omschreven <strong>be</strong>grip <strong>be</strong>lastingplichtige is evenwel niet van toepassing<br />

in het geval van diensten die worden verstrekt aan een <strong>be</strong>lastingplichtige - natuurlijke<br />

persoon - die uitsluitend handelt voor zijn privé-doeleinden of aan een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon die ze <strong>be</strong>stemd voor de privé<strong>be</strong>hoeften van zijn personeel.<br />

Wanneer een en dezelfde verstrekte dienst door de afnemer gelijktijdig <strong>be</strong>stemd<br />

wordt voor zijn privé<strong>be</strong>hoeften, hierin <strong>be</strong>grepen de privé<strong>be</strong>hoeften van zijn<br />

personeel, als voor zijn <strong>be</strong>drijfsdoeleinden, wordt die dienst gezien als volledig<br />

<strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>drijfsdoeleinden, voor zover er geen sprake is van misbruik.<br />

67/3. Aanknopingsregels.<br />

A. Principe.<br />

Artikel 21, § 2, van het Wetboek zet artikel 44 van richtlijn 2006/112/EG om en stelt<br />

de algemene regel voor de plaats<strong>be</strong>paling van diensten tussen <strong>be</strong>lastingplichtigen als<br />

volgt vast: "de plaats van diensten, verricht voor een als zodanig handelende<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, is de plaats waar deze <strong>be</strong>lastingplichtige de zetel van zijn<br />

economische activiteit heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht voor<br />

een vaste inrichting van de <strong>be</strong>lastingplichtige op een andere plaats dan die waar hij<br />

de zetel van zijn economische activiteit heeft gevestigd, dan geldt als plaats van de<br />

dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich <strong>be</strong>vindt. Bij gebrek aan een<br />

dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de dienst de woonplaats of<br />

gebruikelijke verblijfplaats van de <strong>be</strong>lastingplichtige die deze diensten afneemt.".<br />

Artikel 21bis, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>paalt daarentegen dat: "de plaats van diensten,<br />

verricht voor een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige, is de plaats waar de dienstverrichter de zetel<br />

van zijn economische activiteit heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel<br />

verricht vanuit een vaste inrichting van de dienstverrichter, op een andere plaats dan<br />

die waar hij de zetel van zijn economische activiteit heeft gevestigd, dan geldt als<br />

plaats van de dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich <strong>be</strong>vindt. Bij gebrek aan<br />

een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de dienst de woonplaats<br />

of gebruikelijke verblijfplaats van de dienstverrichter".<br />

Om de plaats van een dienst juist te <strong>be</strong>palen is het bijgevolg noodzakelijk de noties<br />

zetel van economische activiteit, vaste inrichting, woonplaats en gebruikelijke<br />

verblijfplaats te definiëren en te <strong>be</strong>palen wie de ontvanger van de dienst is.<br />

(1 februari 2012)


B. Definities.<br />

Zetel van economische activiteit<br />

(1 februari 2012)<br />

135 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Punt 15 van de circulaire AFZ nr. 19/2009 van 22 decem<strong>be</strong>r 2009 wordt opgeheven<br />

en moet worden vervangen door de onderstaande commentaar:<br />

"De zetel van <strong>be</strong>drijfsuitoefening (place of business) van een <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

rechtspersoon of natuurlijk persoon, wordt omschreven als de plaats waar de centrale<br />

<strong>be</strong>stuurstaken van het <strong>be</strong>drijf worden uitgeoefend. Dit concept wordt uitsluitend<br />

aangewend voor de toepassing van de artikelen 21 en 21bis van het Wetboek.<br />

Bij de <strong>be</strong>paling van de plaats waar de centrale <strong>be</strong>stuurstaken van het <strong>be</strong>drijf worden<br />

uitgeoefend moet rekening gehouden worden met de volgende drie <strong>be</strong>oordelingscriteria:<br />

- de plaats waar de essentiële <strong>be</strong>slissingen worden genomen met <strong>be</strong>trekking tot<br />

de algemene leiding van de onderneming;<br />

- de plaats waar de statutaire zetel van de onderneming is gelegen;<br />

- de plaats waar de directie vergadert.<br />

Wanneer minstens twee van de drie criteria inzake de <strong>be</strong>paling van de plaats van<br />

vestiging van de zetel samenvallen, moet die plaats worden aangemerkt als zetel van<br />

<strong>be</strong>drijfsuitoefening. Indien het onmogelijk blijkt te zijn om met zekerheid deze plaats<br />

te <strong>be</strong>palen, dan geldt als enige criterium de plaats waar de essentiële <strong>be</strong>slissingen<br />

genomen worden met <strong>be</strong>trekking tot de algemene leiding van de onderneming.<br />

Vaste inrichting<br />

Onder een vaste inrichting ten <strong>be</strong>hoeve waarvan een dienst wordt verstrekt, wordt<br />

verstaan een inrichting die een voldoende graad van <strong>be</strong>stendigheid heeft en een<br />

aangepaste structuur in termen van menselijke en technische middelen om de<br />

verstrekte diensten te kunnen ontvangen en te kunnen verbruiken, m.a.w. de<br />

<strong>be</strong>doelde inrichting moet in staat in zijn om de diensten materieel te ontvangen en te<br />

verbruiken (de juridische <strong>be</strong>kwaamheid speelt ter zake geen rol).<br />

Woonplaats<br />

A priori wordt met het <strong>be</strong>grip woonplaats van een natuurlijke persoon het adres<br />

<strong>be</strong>doeld zoals vermeld in het <strong>be</strong>volkingsregister of een soortgelijk openbaar register,<br />

of het adres dat door die persoon aan de relevante <strong>be</strong>lastingautoriteiten is meegedeeld<br />

tenzij er <strong>be</strong>wijs voorhanden is dat dit adres niet met de werkelijkheid overeenstemt.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 136<br />

In die mate verwijst het <strong>be</strong>grip woonplaats eerder naar een juridisch <strong>be</strong>grip dat ook<br />

nogal eens in verscheidene andere wetgevingen wordt gehanteerd (met in<strong>be</strong>grip van<br />

de fiscale wetgeving zoals bijvoor<strong>be</strong>eld in de inkomsten<strong>be</strong>lastingen) als officieel<br />

contactpunt zelfs als de <strong>be</strong>trokkene er niet zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft.<br />

Gebruikelijke verblijfplaats<br />

Het <strong>be</strong>grip gebruikelijke verblijfplaats verwijst naar een feitelijke situatie, namelijk<br />

een plaats waar een privé-persoon in feite het grootste deel van zijn tijd doorbrengt,<br />

of het nu is om reden van persoonlijke dan wel <strong>be</strong>roepsmatige bindingen, waaruit een<br />

nauwe band blijkt tussen de <strong>be</strong>trokkene en de plaats waar hij woont (z. arrest<br />

C-297/89, Ryborg, punt 51; arrest C-392/05, Alevizos, punt 56; arrest C-262/99,<br />

Louloudakis, punten 52, 53 en 55).<br />

De gebruikelijke verblijfplaats van een natuurlijk persoon is meer<strong>be</strong>paald de plaats<br />

waar deze gewoonlijk verblijft wegens persoonlijke en <strong>be</strong>roepsmatige bindingen.<br />

Wanneer de natuurlijke persoon <strong>be</strong>roepsmatige bindingen heeft in een ander land dan<br />

het land waar hij persoonlijke bindingen heeft of wanneer <strong>be</strong>roepsmatige bindingen<br />

ontbreken, wordt zijn gebruikelijke verblijfplaats <strong>be</strong>paald aan de hand van<br />

persoonlijke bindingen waaruit nauwe banden tussen hemzelf en een plaats waar hij<br />

woont blijken.<br />

C. Aanknopingspunt van de handeling.<br />

De Administratie gaat er van uit dat de plaats van de vaste inrichting als<br />

aanknopingspunt voor de plaats van de dienst ondergeschikt is en maar toepassing<br />

vindt indien het criterium van de zetel van de economische activiteit niet tot een<br />

rationele oplossing leidt inzake de plaats waar de werkelijke verbruiker van de dienst<br />

is gevestigd (Parl. vr. nr. 498 van 28 mei 2009 van de heer De Donnea).<br />

Het in aanmerking nemen van een vaste inrichting als criterium voor de plaats van de<br />

dienst vereist derhalve dat diensten worden verricht voor de eigen <strong>be</strong>hoeften van de<br />

<strong>be</strong>doelde inrichting en niet voor die van de zetel van de economische activiteit van<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige (zie en vergelijk, mutatis mutandis, zaak C-168/84, Berkholz,<br />

overweging 17 en 18 en zaak C-190/95, ARO Lease BV, overweging 14 en 15).<br />

De vaste inrichting moet met andere woorden de daadwerkelijke verbruiker en<br />

<strong>be</strong>gunstigde zijn van <strong>be</strong>doelde diensten.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

137 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

De toepassing van <strong>be</strong>doelde regel gaat inderdaad in de richting van een regel van de<br />

plaats van het werkelijke verbruik in die zin dat de dienst, die wordt verstrekt voor de<br />

<strong>be</strong>hoeften van een vaste inrichting, zal plaatsvinden op het grondgebied van de<br />

lidstaat waar de vaste inrichting zich <strong>be</strong>vindt, ongeacht de plaats waar de<br />

medecontractant (bvb. het moederhuis) is gevestigd die juridisch gezien de afnemer<br />

is, en dit van zodra <strong>be</strong>doelde diensten door de <strong>be</strong>oogde vaste inrichting daadwerkelijk<br />

worden verbruikt en haar onmiddellijk ten goede komen (rechtstreekse<br />

gebruiker).<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige een natuurlijke persoon is, moet bij voorrang de plaats in<br />

aanmerking worden genomen waar deze persoon zijn economische activiteit<br />

uitoefent die hem de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige verleent en niet zijn privéwoonplaats<br />

of zijn privé-verblijfplaats (de privé-woonplaats of -verblijfplaats kan<br />

desgevallend wel in aanmerking worden genomen, bijvoor<strong>be</strong>eld als <strong>be</strong>trokken<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige een ambulante werkzaamheid heeft).<br />

Wanneer een dienst verricht wordt in meerdere landen en wanneer noch uit het<br />

contract noch uit het gevoerde onderzoek kan uitgemaakt worden waar de vaste<br />

inrichting zich <strong>be</strong>vindt die de dienst ontvangt en gebruikt, omdat het van in het <strong>be</strong>gin<br />

duidelijk was voor de <strong>be</strong>trokken partijen dat de dienst zou geleverd worden in<br />

verschillende landen, zonder deze te kunnen opdelen tussen de verschillende<br />

<strong>be</strong>trokken inrichtingen (bv. levering van software <strong>be</strong>doeld voor verschillende<br />

vestigingen, onderhoudscontract voor het informaticapark, enz.), zal die dienst steeds<br />

gelokaliseerd worden op de plaats waar de afnemer de zetel van zijn economische<br />

activiteit heeft gevestigd, zelfs wanneer de dienst eveneens verricht werd voor andere<br />

vaste inrichtingen.<br />

68. Afwijkende plaats<strong>be</strong>palingsregels.<br />

Op de algemene regel van de plaats<strong>be</strong>paling van diensten als <strong>be</strong>doeld in artikels 21,<br />

§ 2, en 21bis, § 1, van het Wetboek, <strong>be</strong>staan evenwel een aantal afwijkingen.<br />

Ingevolge hun specifieke aard zullen sommige diensten tussen <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

hun eigen regels blijven volgen en dus niet de algemene regel van de plaats van de<br />

ontvanger voor wat een B2B-relatie <strong>be</strong>treft of van de plaats van de dienstverrichter<br />

voor wat een B2C-relatie <strong>be</strong>treft. Bedoelde afwijkingen zijn in hoofdzaak dezelfde<br />

als deze die van toepassing waren voor 1 januari 2010 en steunen op het principe van<br />

de <strong>be</strong>lasting op de plaats van het verbruik. Zo wordt vermeden dat een onevenredig<br />

aantal administratieve lasten zouden worden opgelegd aan <strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>lastingplichtigen.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 138<br />

Voor een goed <strong>be</strong>grip zullen eerst de afwijkende regels gemeenschappelijk aan de<br />

B2B- en B2C-relaties worden toegelicht, waarna deze eigen aan de B2C-relaties<br />

worden toegelicht.<br />

69. Gemeenschappelijke afwijkende regels (B2B en B2C).<br />

1. Diensten die verband houden met een onroerend goed (Wetboek, art. 21,<br />

§ 3, 1°, en 21bis, § 2, 1°).<br />

De diensten die verband houden met een uit zijn aard onroerend goed zullen<br />

blijven plaatsvinden daar waar het onroerend goed is gelegen. De regeling die<br />

van toepassing was tot 31 decem<strong>be</strong>r 2009 blijft ongewijzigd.<br />

De <strong>be</strong>palingen van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 5 van 27 decem<strong>be</strong>r 1977 met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de diensten die verband houden met een uit zijn aard onroerend<br />

goed, inzake <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, werden evenwel<br />

geïntegreerd in het Wetboek. Voornoemd koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 5 werd<br />

derhalve opgeheven met ingang van 1 januari 2010 (Belgisch Staatsblad van<br />

17 decem<strong>be</strong>r 2009, tweede editie).<br />

Het <strong>be</strong>treft diensten die een voldoende rechtstreekse band vertonen met een<br />

onroerend goed. De opsomming in de <strong>be</strong>paling is geenszins limitatief.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. De prestatie van een ingenieursbureau die erin <strong>be</strong>staat, tegen <strong>be</strong>taling, te onderzoeken<br />

welk het project is dat, met inachtneming van de reglementeringen inzake urbanisatie<br />

en ruimtelijke ordening, met optimaal rendement kan worden gerealiseerd op een door<br />

een derde te koop aangeboden perceel grond.<br />

De omstandigheid dat het project uiteindelijk niet wordt gerealiseerd, bijvoor<strong>be</strong>eld door<br />

het feit dat de medecontractant van het ingenieursbureau het perceel grond niet koopt,<br />

heeft ter zake geen invloed.<br />

2. Een Belgische aannemer bouwt onder <strong>be</strong>zwarende titel een atelier in Rijsel voor een<br />

Frans <strong>be</strong>drijf. De handeling vormt een werk in onroerende staat. De dienstverrichting<br />

van de Belgische aannemer dient te worden gelokaliseerd in Frankrijk.<br />

2. Personenvervoerdiensten (Wetboek, art. 21, § 3, 2°, en 21bis, § 2, 2°).<br />

Bedoelde diensten worden geacht plaats te vinden op de plaats waar het<br />

vervoer wordt verricht, dit in verhouding tot de afgelegde afstanden (pro rata


(1 februari 2012)<br />

139 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

regel), ongeacht of het nu een binnenlands personenvervoer, een intracommunautair<br />

personenvervoer dan wel een personenvervoer buiten de Gemeenschap<br />

<strong>be</strong>treft.<br />

Voor verdere toelichting wordt verwezen naar nr. 70.<br />

3. Het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke,<br />

educatieve, vermakelijkheids- en soortgelijke evenementen<br />

en daarmee samenhangende diensten (Wetboek, art. 21, § 3, 3°, en 21bis,<br />

§ 2, 5°, a)).<br />

Conform artikelen 21, § 3, 3°, en 21bis, § 2, 5°, a), van het Wetboek wordt de<br />

plaats van de dienst <strong>be</strong>paald daar waar het evenement daadwerkelijk<br />

plaatsvindt wanneer de dienst <strong>be</strong>staat in het verlenen van toegang tot culturele,<br />

artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of<br />

soortgelijke evenementen of activiteiten, zoals <strong>be</strong>urzen en tentoonstellingen, en<br />

met de toegangverlening samenhangende diensten.<br />

Om uit te maken wat <strong>be</strong>oogd wordt en wat niet, is het nuttig te verwijzen naar<br />

de artikelen 32 en 33 van de verordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van<br />

15 maart 2011 waarvan de inhoud hierna wordt weergegeven, evenals naar de<br />

aanschrijvingen AFZ nr. 19/2009 van 22 decem<strong>be</strong>r 2009 en AFZ nr. 5/2011<br />

van 27 juni 2011.<br />

Diensten die <strong>be</strong>staan in het verlenen van toegang tot culturele, artistieke,<br />

sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, amusements- of soortgelijke evenementen<br />

als <strong>be</strong>doeld in artikel 53 van Richtlijn 2006/112/EG omvatten diensten<br />

die er in essentie in <strong>be</strong>staan dat in ruil voor een biljet of tegen <strong>be</strong>taling,<br />

inclusief <strong>be</strong>taling in de vorm van een abonnement, seizoensticket of periodieke<br />

bijdrage, toegang tot een evenement wordt verleend.<br />

Deze <strong>be</strong>paling is van toepassing op:<br />

- het verlenen van toegang tot shows, schouwburgvoorstellingen, circusvoorstellingen,<br />

<strong>be</strong>urzen, amusementsparken, concerten, tentoonstellingen<br />

en soortgelijke culturele evenementen;<br />

- het verlenen van toegang tot sportevenementen, zoals wedstrijden of<br />

concoursen;<br />

- het verlenen van toegang tot evenementen op het gebied van onderwijs<br />

en wetenschappen, zoals conferenties en seminaries.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 140<br />

Er wordt ook gepreciseerd dat de <strong>be</strong>paling niet van toepassing is op het recht<br />

gebruik te maken van accomodaties, zoals gymnastiekzalen, tegen <strong>be</strong>taling van<br />

een bijdrage.<br />

Het <strong>be</strong>grip “samenhangende diensten” <strong>be</strong>oogt de diensten die rechtstreeks met<br />

het verlenen van toegang tot evenementen samenhangen en die afzonderlijk<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel worden verstrekt aan diegene die het evenement<br />

bijwoont.<br />

Die samenhangende diensten omvatten met name het gebruik van vestiaires of<br />

sanitaire voorzieningen maar niet de loutere diensten van tussenpersonen met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de verkoop van toegangsbiljetten.<br />

Artikel 21bis, § 2, 5°, b, wordt toegelicht in nr. 69/2.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

De organisator van een handels<strong>be</strong>urs die jaarlijks plaatsvindt in België valt, <strong>be</strong>houdens<br />

uitzondering, voor de diensten die hij verstrekt aan de exposanten onder de toepassing van<br />

artikel 21, § 2, nieuw, van het Wetboek terwijl de handeling die <strong>be</strong>staat in het verlenen van<br />

toegang aan de <strong>be</strong>zoekers hoe dan ook aan de <strong>BTW</strong> is onderworpen in België, als plaats waar<br />

de <strong>be</strong>urs daadwerkelijk plaatsvindt.<br />

4. Restaurant- en cateringdiensten (Wetboek, art. 21, § 3, 4° en 21bis, § 2, 6°,<br />

a).<br />

De plaats van restaurant- en cateringdiensten - met uitzondering van die welke<br />

materieel worden verricht aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens het<br />

in de Gemeenschap verrichte gedeelte van een passagiersvervoer - is de plaats<br />

waar die diensten materieel worden verricht.<br />

Voor het onderscheid tussen een restaurantdienst, een cateringdienst of een<br />

levering in de zin van artikel 10 van het Wetboek, wordt verwezen naar nr. 56,<br />

hiervoor.<br />

5. Verhuur op korte termijn van een vervoermiddel (Wetboek, art. 21, § 3,<br />

5°, en 21bis, § 2, 7°).<br />

Overeenkomstig de artikelen 21, § 3, 5°, en 21bis, § 2, 7°, van het Wetboek,<br />

worden de diensten inzake verhuur op korte termijn van een vervoermiddel<br />

geacht plaats te vinden op de plaats waar het vervoermiddel daadwerkelijk ter<br />

<strong>be</strong>schikking van de ontvanger wordt gesteld.


(1 februari 2012)<br />

141 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Onder “verhuur op korte termijn” wordt verstaan het ononderbroken <strong>be</strong>zit of<br />

gebruik van het vervoermiddel gedurende een periode van ten hoogste dertig<br />

dagen en voor schepen ten hoogste negentig dagen.<br />

Dergelijke verhuur op korte termijn wordt geacht plaats te vinden op de plaats<br />

waar het vervoermiddel daadwerkelijk ter <strong>be</strong>schikking van de huurder wordt<br />

gesteld, m.a.w. de plaats waar hij er fysiek <strong>be</strong>zit van neemt, ongeacht overigens<br />

of hij al dan niet de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige heeft.<br />

De loutere juridische in<strong>be</strong>zitneming (ondertekening van het contract en zelfs de<br />

overhandiging van de sleutels) is in dat opzicht op zich niet voldoende.<br />

Vergeleken met de regels die tot en met 31 decem<strong>be</strong>r 2009 van toepassing<br />

waren, heeft de plaats waar de verhuurder is gevestigd of de plaats waar het<br />

vervoermiddel wordt gebruikt geen <strong>be</strong>lang meer.<br />

Onder "vervoermiddel" moet worden verstaan de al dan niet gemotoriseerde<br />

voertuigen en andere apparaten en toestellen die normaal ontworpen zijn om<br />

personen en/of goederen te vervoeren of te verplaatsen van de ene plaats naar<br />

een andere en die kunnen worden getrokken, versleept of geduwd door een<br />

voertuig en die daadwerkelijk kunnen worden gebruikt voor het vervoer.<br />

Worden aangemerkt als vervoermiddelen voor zover ze normaliter ontworpen<br />

en daadwerkelijk geschikt zijn om te worden gebruikt om goederen of<br />

personen te vervoeren:<br />

- landvoertuigen, al dan niet gemotoriseerd, zoals auto’s, motorfietsen,<br />

twee-en driewielers, en caravans;<br />

- aanhangwagens en opleggers;<br />

- treinwagons;<br />

- vaartuigen;<br />

- luchtvaartuigen;<br />

- voertuigen speciaal ontworpen voor het vervoer van zieken of gewonden;<br />

- landbouwtrekkers en andere landbouwvoertuigen;<br />

- mechanisch of elektronisch aangedreven invalidenwagens.<br />

Voertuigen die <strong>be</strong>stemd zijn voor stationair gebruik (machines op bouwwerven<br />

zoals kranen, bulldozers, graafmachines of transportbanden voor zware lasten)<br />

en containers worden in de regel niet aangemerkt als vervoermiddelen.<br />

De verhuur van containers dient te worden aangemerkt als een gewone verhuur<br />

van lichamelijk roerende goederen waarop de algemene regel van de plaats van<br />

de ontvanger van toepassing is.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 142<br />

Onder "korte termijn" wordt verstaan het ononderbroken <strong>be</strong>zit of gebruik<br />

gedurende een periode van ten hoogste dertig dagen, die op negentig dagen<br />

wordt gebracht als het een schip <strong>be</strong>treft.<br />

Voor een "ononderbroken <strong>be</strong>zit of gebruik" dient te worden nagegaan of het<br />

<strong>be</strong>doelde vervoermiddel in feite ter <strong>be</strong>schikking blijft van de huurder gedurende<br />

een ononderbroken periode. De in het contract <strong>be</strong>paalde gebruiksduur<br />

vormt slechts een weerlegbaar vermoeden waarbij de werkelijke duur van het<br />

ononderbroken <strong>be</strong>zit of gebruik kan worden aangetoond door alle middelen in<br />

feite en in rechte.<br />

Elke verhuur van een vervoermiddel voor een andere termijn dan een korte<br />

termijn wordt aangemerkt als een verhuur op lange termijn die inzake de<br />

plaats<strong>be</strong>paling de algemene regel volgt. Indien de klant een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

is, zal de verhuur worden <strong>be</strong>last op de plaats waar de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

ontvanger is gevestigd en op de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd<br />

indien de ontvanger geen <strong>be</strong>lastingplichtige is.<br />

Als twee (of meerdere) contracten met <strong>be</strong>trekking tot hetzelfde vervoermiddel<br />

(met andere woorden met gebruik van hetzelfde voertuig) elkaar opvolgen<br />

zonder of met een zeer korte onderbreking (2 dagen), zal de duur van het eerste<br />

contract (of van de eerste contracten) mee in rekening worden gebracht om te<br />

<strong>be</strong>palen of het (de) daaropvolgende contract(en) op korte termijn is (zijn) of<br />

niet. Dit is ook het geval bij een stilzwijgende verlenging van het<br />

oorspronkelijke contract.<br />

De status van een huurcontract op korte termijn dat voorafgaat aan een contract<br />

dat, gelet op het of de voorafgaande contract(en) als een contract op lange<br />

termijn wordt aangemerkt, zal, voor zover er geen enkele aanwijzing van<br />

misbruik is, niet retroactief ter discussie worden gesteld.<br />

In geval van opeenvolgende contracten op korte termijn tussen dezelfde<br />

partijen maar met <strong>be</strong>trekking tot verschillende vervoermiddelen, wordt elk<br />

contract afzonderlijk <strong>be</strong>schouwd tenzij er sprake is van misbruik.<br />

Als een contract op korte termijn wordt verlengd waardoor de totale duur van<br />

het <strong>be</strong>zit of gebruik de periode van dertig dagen met enkele dagen overschrijdt,<br />

dient het contract op korte termijn niet te worden geherkwalificeerd voor zover<br />

<strong>be</strong>doelde verlenging te wijten is aan omstandigheden buiten de wil van de<br />

partijen om (geval van overmacht) (Parl. vr nr. 501 van de heer de Donnea van<br />

29 mei 2009).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

143 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Wanneer het een huur <strong>be</strong>treft door een in België gevestigde verhuurder, dient<br />

laatstgenoemde het <strong>be</strong>wijs te leveren van de hoedanigheid van zijn klant (in<br />

geval van verhuur op lange termijn), de plaats waar het voertuig effectief ter<br />

<strong>be</strong>schikking wordt gesteld buiten België (in geval van kortdurende verhuur) en<br />

de duur van het gebruik. Meer <strong>be</strong>paald en in de mate dat het contract wordt<br />

<strong>be</strong>schouwd als een weerlegbaar vermoeden, kan de totale werkelijke duur van<br />

het contract worden aangetoond door middel van een geheel van documenten<br />

die aan de huurder worden overhandigd gedurende periode waarin hij het<br />

voertuig gebruikt.<br />

6. Restaurant- en cateringdiensten voor verbruik aan boord van een schip,<br />

vliegtuig of trein (Wetboek, art. 21, § 3, 6°, en 21bis, § 2, 8°).<br />

Overeenkomstig de artikelen 21, § 3, 6°, en 21bis, § 2, 8°, van het Wetboek<br />

worden restaurant- en cateringdiensten die materieel worden verricht aan boord<br />

van een schip, vliegtuig of trein tijdens het in de Gemeenschap verrichte<br />

gedeelte van het vervoer geacht plaats te vinden op de plaats van vertrek van<br />

het passagiersvervoer.<br />

De regels van de plaats<strong>be</strong>paling van <strong>be</strong>doelde diensten werden in overeenstemming<br />

gebracht met de regels die reeds van toepassing waren inzake de<br />

levering van goederen aan boord van bovengenoemde transportmiddelen<br />

(z. artikel 15, § 2, tweede lid, 3°, oud, van het Wetboek).<br />

Voor de toepassing van deze <strong>be</strong>paling kan worden verwezen naar dezelfde<br />

definities die vroeger al werden opgenomen in artikel 15, § 2, derde en vierde<br />

lid, van het Wetboek, en dat nu artikel 1, § 11, van het Wetboek, is geworden<br />

dat de artikelen 37, lid 2 en 57, lid 2, van de Richtlijn 2006/112/EG omzet.<br />

Krachtens laatstgenoemde wordt, voor de toepassing van de artikelen 15, § 2,<br />

tweede lid, 3°, 21, § 3, 6° en 21bis, § 2, 8°, <strong>be</strong>schouwd als:<br />

1° "gedeelte van een binnen de Gemeenschap verricht passagiersvervoer":<br />

het gedeelte van een vervoer dat, zonder tussenstop buiten de Gemeenschap,<br />

plaatsvindt tussen de plaats van vertrek en de plaats van aankomst<br />

van het passagiersvervoer;<br />

2° "plaats van vertrek van een passagiersvervoer": het eerste punt in de<br />

Gemeenschap waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na<br />

een tussenstop buiten de Gemeenschap;


“HOOFDSTUK III: Diensten” 144<br />

3° "plaats van aankomst van een passagiersvervoer": het laatste punt in de<br />

Gemeenschap waar passagiers die binnen de Gemeenschap aan boord<br />

zijn gekomen van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop<br />

buiten de Gemeenschap.<br />

Ingeval het een heen- en terugreis <strong>be</strong>treft, wordt de terugreis als een<br />

afzonderlijk vervoer <strong>be</strong>schouwd.".<br />

De plaats van vertrek en de plaats van aankomst van een passagiersvervoer<br />

worden respectievelijk gedefinieerd als het eerste en het laatste punt in de<br />

Gemeenschap waar aan boord kan worden gekomen en van boord kan worden<br />

gegaan. Als het vervoermiddel zich verplaatst van lidstaat A naar lidstaat B<br />

zonder passagiers aan boord om reden dat het eerste punt waar passagiers<br />

binnen de Gemeenschap aan boord kunnen gaan slechts voorzien is in de<br />

tweede lidstaat, zal bijgevolg alleen laatstgenoemde lidstaat van <strong>be</strong>lang zijn<br />

voor de plaats<strong>be</strong>paling van de dienst.<br />

De verwijzing naar het eerste punt in de Gemeenschap waar aan boord of van<br />

boord wordt gegaan maakt het mogelijk om nauwkeurig te <strong>be</strong>palen welk<br />

gedeelte van het passagiersvervoer wordt verricht binnen of buiten de<br />

Gemeenschap.<br />

Voor de vaststelling van het gedeelte van het passagiersvervoer dat wordt<br />

verricht binnen de Gemeenschap is het traject dat door het vervoermiddel<br />

wordt afgelegd <strong>be</strong>palend en niet de reisweg van de diverse passagiers die het<br />

vervoermiddel gebruiken. Anders gezegd, als de reis wordt verricht door<br />

middel van één enkel vervoermiddel, is er slechts sprake van één gedeelte van<br />

het passagiersvervoer dat binnen de Gemeenschap wordt verricht, zelfs als er<br />

tussenstops zijn in de Gemeenschap.<br />

Als het een binnen de Gemeenschap verricht gedeelte van een passagiersvervoer<br />

<strong>be</strong>treft, heeft de plaats waar de verschillende passagiers aan boord of<br />

van boord gaan geen enkel <strong>be</strong>lang. Dit geldt zowel voor de passagiers die aan<br />

boord gaan of van boord gaan binnen de Gemeenschap als voor hen die aan<br />

boord of van boord gaan in een derde land. De restaurant- en cateringdiensten<br />

aan boord van een schip, vliegtuig of trein die op hetzelfde ogenblik worden<br />

verricht aan boord van hetzelfde vervoermiddel moeten met andere woorden op<br />

dezelfde wijze worden <strong>be</strong>last (maaltijden die aan boord worden verstrekt op<br />

hetzelfde ogenblik, zelfs aan dezelfde tafel, mogen dus niet op verschillende<br />

wijze worden <strong>be</strong>last afhankelijk van de plaats waar de passagiers aan boord of<br />

van boord gaan).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

145 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. Een vlucht met één enkel vluchtnummer met tussenstops in de Gemeenschap dient te<br />

worden aangemerkt als één enkel binnen de Gemeenschap verricht gedeelte van een<br />

passagiersvervoer.<br />

2. Voor treinen is het traject aan boord van dezelfde trein doorslaggevend om het gedeelte<br />

te <strong>be</strong>palen van een passagiersvervoer dat als één geheel kan worden aangemerkt.<br />

Er dient ook te worden onderzocht of de passagier aan boord blijft van<br />

hetzelfde vervoermiddel.<br />

V o o r b e e l d<br />

Als de HST vanuit Parijs in Brussel wordt opgesplitst waarbij een deel van de trein verder rijdt<br />

naar Amsterdam en het andere deel naar Keulen, heeft men te maken met drie verschillende<br />

vervoermiddelen en dus met telkens een verschillend passagiersvervoer. Hetzelfde geldt als de<br />

HST, vanuit Keulen, wordt samengevoegd met de trein vanuit Amsterdam en vervolgens zijn<br />

reis vervolgt naar Parijs.<br />

Als restaurant- en cateringdiensten worden verstrekt gedurende een gedeelte<br />

van het vervoer dat geen deel uitmaakt tijdens het "communautaire gedeelte<br />

van het vervoer", maar materieel worden verricht op het grondgebied van één<br />

van de lidstaten, dient laatstgenoemd element in aanmerking te worden<br />

genomen.<br />

V o o r b e e l d<br />

Indien het een vervoer <strong>be</strong>treft van Italië naar Marokko en de maaltijd wordt opgediend tijdens<br />

het gedeelte van het vervoer dat plaats heeft in Italië, moet het gedeelte van de restaurant- en<br />

cateringdiensten verricht tijdens het gedeelte van een passagiersvervoer dat niet wordt verricht<br />

"binnen de Gemeenschap" maar niettemin op het grondgebied van één van de lidstaten worden<br />

<strong>be</strong>last op de plaats waar het materieel wordt verricht.<br />

Als met het verrichten van de restaurant- en cateringdiensten een aanvang<br />

wordt genomen op het grondgebied van de lidstaat tijdens het "communautaire<br />

gedeelte van het vervoer", en deze verder worden gezet op het grondgebied van<br />

een derde land, wordt de fiscale <strong>be</strong>voegdheid geacht toe te <strong>be</strong>horen aan de<br />

lidstaat waar <strong>be</strong>doelde diensten een aanvang heb<strong>be</strong>n genomen.<br />

V o o r b e e l d<br />

Als een trein rijdt van Brussel naar Bern met Luxemburg als laatste plaats waar passagiers<br />

aan boord of van boord kunnen gaan in de Gemeenschap vooraleer de trein aankomt in Bern,<br />

is artikel 21, § 3, 6°, van het Wetboek van toepassing voor het gedeelte van de reis<br />

Brussel/Luxemburg, en artikel 21, § 3, 4°, van het Wetboek zou van toepassing zijn op het<br />

gedeelte van de reis van Luxemburg tot aan de Zwitserse grens. Wanneer men derhalve een


“HOOFDSTUK III: Diensten” 146<br />

aanvang neemt met het verrichten van een dienst vóór Luxemburg en hiermee doorgaat na de<br />

laatste tussenstop binnen de Gemeenschap, zal de plaats van de gehele dienst in België gelegen<br />

zijn (vermits overeenkomstig artikel 21, § 3, 6°, van het Wetboek, de plaats van de dienst de<br />

plaats is binnen de Gemeenschap waar passagiers aan boord kunnen komen, namelijk<br />

Brussel).<br />

7. Diensten van een reisbureau.<br />

Artikel 21ter van het Wetboek luidt als volgt: "In afwijking van de artikelen 21<br />

en 21bis, worden de diensten <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 2, tweede lid, geacht<br />

plaats te vinden op de plaats waar het reisbureau de zetel van zijn economische<br />

activiteit of een vaste inrichting heeft gevestigd van waaruit het de dienst heeft<br />

verricht.".<br />

Deze <strong>be</strong>paling is de omzetting van artikel 307, lid 2 van richtlijn 2006/112/EG<br />

van de Raad van 28 novem<strong>be</strong>r 2006.<br />

Volgens de bijzondere regeling voor de reisbureaus wordt de globale dienst die<br />

door een reisbureau aan de reiziger wordt verstrekt, <strong>be</strong>last in de lidstaat waar<br />

dat reisbureau de zetel van zijn economische activiteit of een vaste inrichting<br />

heeft gevestigd van waaruit het de dienst heeft verricht, zonder dat onderscheid<br />

dient te worden gemaakt of de reiziger handelt in de hoedanigheid van een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of niet.<br />

69/2. Afwijkende regels specifiek voor de B2C-relaties.<br />

Naast de hierboven vermelde gemeenschappelijke afwijkende regels, dient eveneens<br />

rekening te worden gehouden met volgende afwijkende regels specifiek voor de<br />

B2C-relaties.<br />

1. Andere goederenvervoerdiensten dan het intracommunautair goederenvervoer<br />

(Wetboek, art. 21bis, § 2, 3°).<br />

Voor <strong>be</strong>doelde diensten wordt als plaats van de dienst aangemerkt de plaats<br />

waar het vervoer wordt verricht, dit in verhouding tot de afgelegde afstanden<br />

(pro rata regel). Voor bijkomende informatie wordt verwezen naar het nr. 70.<br />

2. Intracommunautair goederenvervoer (Wetboek, art. 21bis, § 2, 4°).<br />

Het intracommunautair vervoer van goederen verricht voor een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

wordt geacht plaats te vinden op de plaats van het vertrek van het<br />

vervoer. Voor bijkomende informatie wordt verwezen naar het nr. 70.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

147 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

3. Culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, en<br />

amusements- of soortgelijke activiteiten (Wetboek, art. 21bis, § 2, 5°, b).<br />

Overeenkomstig artikel 21bis, § 2, 5°, b), van het Wetboek, wordt een dienst<br />

geacht plaats te vinden daar waar de activiteit werkelijk plaatsheeft wanneer de<br />

dienst verband houdt met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke,<br />

educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten, zoals <strong>be</strong>urzen en<br />

tentoonstellingen, met in<strong>be</strong>grip van de diensten van de organisatoren van<br />

dergelijke activiteiten en alsmede van de daarmee samenhangende diensten<br />

(vóór 1 januari 2011 was deze <strong>be</strong>paling eveneens van toepassing in de relatie<br />

B2B).<br />

4. Diensten die met vervoer samenhangen (Wetboek, art. 21bis, § 2, 6°, b).<br />

De met vervoer samenhangende diensten verricht voor niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

personen wijken, wat de plaats<strong>be</strong>paling <strong>be</strong>treft, af van de algemene regel, op<br />

grond waarvan als plaats van de dienst wordt aangemerkt de plaats van<br />

vestiging van de dienstverrichter. De diensten verricht voor genoemde<br />

personen vinden inderdaad plaats daar waar zij materieel worden verricht.<br />

Deze regel stemt in feite volledig overeen met wat tot op heden toepassing was.<br />

Voor bijkomende informatie wordt verwezen naar het nr. 70.<br />

5. Expertises en werkzaamheden met <strong>be</strong>trekking tot lichamelijke roerende<br />

goederen (Wetboek, art. 21bis, § 2, 6°, c).<br />

De diensten in verband met een expertise of een werkzaamheid met <strong>be</strong>trekking<br />

tot een lichamelijk roerend goed, met in<strong>be</strong>grip van maakloonwerk, worden<br />

geacht plaats te vinden op de plaats waar ze materieel worden verricht. Deze<br />

regel inzake plaats<strong>be</strong>paling stemt volledig overeen met de regel die van<br />

toepassing was tot 31 decem<strong>be</strong>r 2009, namelijk artikel 21, § 3, 2°, oud, van het<br />

Wetboek.<br />

In de verhouding B2B werd deze regel evenwel opgeheven waardoor de<br />

problematiek van de plaats<strong>be</strong>paling sterk werd vereenvoudigd, aangezien voor<br />

dergelijke diensten de algemene regel van de plaats van de ontvanger van de<br />

dienst van toepassing is. De plaats waar de werkzaamheid wordt verricht is niet<br />

langer van <strong>be</strong>lang, evenmin als de vraag of het goed al dan niet het<br />

grondgebied van de lidstaat waar de werkzaamheid wordt verricht, verlaat of<br />

de vraag dat de dienstverrichter zich in andere lidstaten moet laten<br />

identificeren. Bedoelde regel blijft evenwel <strong>be</strong>houden in de verhouding B2C.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 148<br />

6. Langs elektronische weg verrichte diensten voor niet-<strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

(Wetboek, art. 21bis, § 2, 9°).<br />

Zie eveneens circulaire nr. 6/1997 en circulaire AFZ nr. 9/2003.<br />

Artikel 21bis, § 2, 9°, van het Wetboek zet artikel 58, lid 1, van richtlijn<br />

2006/112/EG als volgt om: "de plaats waar de ontvanger van de dienst is<br />

gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, wanneer het<br />

een langs elektronische weg verrichte dienst <strong>be</strong>treft voor een in België<br />

gevestigde ontvanger, verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige die de zetel van zijn<br />

economische activiteit buiten de Gemeenschap heeft gevestigd of daar over een<br />

vaste inrichting <strong>be</strong>schikt van waaruit de dienst wordt verricht of bij gebreke<br />

van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of gebruikelijke<br />

verblijfplaats buiten de Gemeenschap heeft;".<br />

Deze <strong>be</strong>paling herneemt hetzelfde criterium voor de plaats<strong>be</strong>paling van langs<br />

elektronische weg verrichte diensten zoals dat reeds in artikel 21, § 3, 10°, oud,<br />

van het Wetboek was opgenomen.<br />

Op grond hiervan vinden de langs elektronische weg verrichte diensten,<br />

verstrekt aan een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige ontvanger die is gevestigd in België<br />

derhalve plaats in België wanneer de dienstverrichter is gevestigd buiten de<br />

Gemeenschap. In feite blijft de regel voor de plaats<strong>be</strong>paling van deze diensten<br />

ongewijzigd.<br />

De niet-limitatieve lijst van de <strong>be</strong>treffende diensten is opgenomen in artikel 18,<br />

§ 1, tweede lid, 16°, van het Wetboek.<br />

Worden inzonderheid <strong>be</strong>oogd, de langs elektronische weg verrichte diensten<br />

die het leveren en onderbrengen van computersites tot voorwerp heb<strong>be</strong>n, het<br />

onderhoud op afstand van programma's en uitrustingen, de levering van<br />

software en de bijwerking ervan, de levering van <strong>be</strong>elden, geschreven stukken<br />

en informatie en de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van databanken, de levering van<br />

muziek of films, van spelen, met in<strong>be</strong>grip van kans- of gokspelen, en van<br />

uitzendingen of manifestaties op het gebied van politiek, cultuur, kunst, sport,<br />

wetenschappen of ontspanning en de levering van onderwijs op afstand.<br />

Een "langs elektronische weg verrichte dienst" is een dienst die:<br />

- in eerste instantie wordt verleend via het Internet of een elektronisch<br />

netwerk (met andere woorden een dienst die gebruik maakt van het<br />

Internet of een soortgelijk netwerk);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

149 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

- wegens zijn aard sterk afhankelijk is van informatietechnologie (m.a.w.<br />

de dienst is grotendeels geautomatiseerd, met een geringe menselijke<br />

tussenkomst, en is zonder informatietechnologie niet leverbaar).<br />

Artikel 18, § 1, tweede lid, 16°, van het Wetboek, wordt aangevuld met een<br />

<strong>be</strong>paling die artikel 58, lid 2, van de richtlijn omzet. Er wordt aldus een<br />

bijkomende verduidelijking aangebracht aan de definitie van langs elektronische<br />

weg verrichte diensten in de zin dat het feit dat de dienstverrichter en de<br />

ontvanger langs elektronische weg <strong>be</strong>richten uitwisselen, op zich niet <strong>be</strong>tekent<br />

dat de dienst langs elektronische weg wordt verricht.<br />

Tot slot wordt in dit opzicht nog verduidelijkt dat er een bijzondere regeling<br />

<strong>be</strong>staat die elke niet in de Gemeenschap gevestigde ondernemer die diensten<br />

langs elektronische weg verricht aan ontvangers gevestigd in de Gemeenschap<br />

die niet handelen in de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige voor de doeleinden<br />

van een economische activiteit, toelaat, in de mate dat hij niet reeds voor de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde geïdentificeerd is, zich voor de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde te laten identificeren in een lidstaat van zijn keuze<br />

zelfs als hij er geen dienst verricht (z. Hoofdstuk XIII, Afdeling 6, nrs. 520/14<br />

e.v.).<br />

7. Diensten verstrekt aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtigen gevestigd buiten de<br />

Gemeenschap (Wetboek, art. 21bis, § 2, 10°).<br />

A. Algemene <strong>be</strong>schouwingen.<br />

Artikel 21bis, § 2, 10°, van het Wetboek lokaliseert de prestaties daarin<br />

geviseerd op de plaats waar de ontvanger van de dienst is gevestigd of zijn<br />

woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats, wanneer de dienst wordt<br />

verleend aan een ontvanger die buiten de Gemeenschap is gevestigd of aldaar<br />

zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.<br />

De opsomming in voornoemde <strong>be</strong>paling stemt overeen met de opsomming in<br />

artikel 21, § 3, 7°, oud, van het Wetboek, met uitzondering van punt g) van dat<br />

artikel, vermits de diensten van tussenpersonen voortaan in een specifieke<br />

<strong>be</strong>paling zijn opgenomen (artikel 21bis, § 2, 12°, nieuw, van het Wetboek).<br />

Er wordt opgemerkt dat de punten i), j) en k) vanaf 1 januari 2015 zullen<br />

worden opgeheven.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 150<br />

De hierboven <strong>be</strong>doelde zogenaamde immateriële diensten, of ze nu worden<br />

verricht voor <strong>be</strong>lastingplichtigen of niet-<strong>be</strong>lastingplichtigen, vallen niet onder<br />

het territoriale toepassingsveld van de communautaire btw als de ontvanger<br />

buiten de Gemeenschap is gevestigd.<br />

Het statuut van de ontvanger zal niet moeten worden onderzocht en er zal<br />

alleen moeten worden aangetoond dat de ontvanger buiten de Gemeenschap is<br />

gevestigd. De dienstverrichter zal ter zake dus de nodige gegevens moeten<br />

verkrijgen van de ontvanger en de juistheid van deze gegevens moeten<br />

onderzoeken aan de hand van de <strong>be</strong>staande veiligheidsprocedures.<br />

Voor een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige ontvanger zouden een paspoort, identiteitskaart<br />

of elk ander gelijkaardig document de nuttige gegevens kunnen<br />

verschaffen over de woonplaats of verblijfplaats van de ontvanger. Het spreekt<br />

vanzelf dat de gegevens die door de ontvanger worden verstrekt, zoals bij<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige ontvangers, bijkomend zullen moeten worden gestaafd door<br />

andere inlichtingen die worden bijeengebracht door de dienstverrichter of die<br />

reeds in zijn <strong>be</strong>zit zijn en die meer <strong>be</strong>paald gebruikt worden voor het <strong>be</strong>heer<br />

van de <strong>be</strong>talingen en het onderzoek naar de solvabiliteit.<br />

B. Bedoelde handelingen.<br />

a. de overdracht en het verlenen van auteursrechten, octrooien, licentierechten,<br />

fabrieks- en handelsmerken en soortgelijke rechten;<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

De overeenkomst waarbij de organisator van een of andere manifestatie aan een radio-<br />

en/of televisiestation de toestemming verleent om die manifestatie uit te zenden (Besl.<br />

nr. E.T. 79.369 van 4 februari 1994 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 110, blz. 1021, nr. 966);<br />

b. diensten op het gebied van de reclame;<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. De reclame, in opdracht van een privé-persoon, gemaakt voor de verhuur van een al<br />

dan niet hier te lande gelegen woning (Besl. nr. E.T. 28.579 van 5 april 1979 - <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 41, blz. 539, nr. 699);<br />

2. Het ontwerpen van een reclame-aanplakbiljet zonder het zelf te drukken en, meer<br />

algemeen, zonder aan de afnemer andere diensten te verlenen (Besl. nr. E.T. 31.009 van<br />

7 mei 1979 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 41, blz. 540, nr. 700);


(1 februari 2012)<br />

151 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

3. Het ter <strong>be</strong>schikking stellen van ruimte voor het aanbrengen van reclame of van een<br />

reclamebord, zonder onderscheid naargelang deze ruimte <strong>be</strong>trekking heeft op een<br />

lichamelijk roerend of onroerend goed dan wel de plaats voor het aanbrengen van die<br />

reclame <strong>be</strong>paald of on<strong>be</strong>paald is;<br />

c. diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs, adviesbureaus,<br />

advocaten, accountants en andere soortgelijke diensten, alsmede<br />

gegevensverwerking en informatieverschaffing;<br />

In dit verband wordt verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie<br />

van 16 septem<strong>be</strong>r 1997, zaak C-145/96. In dit arrest heeft het Hof voor<br />

recht verklaart dat het in artikel 9, lid 2, sub e, derde streepje van de<br />

Zesde Richtlijn, waarvan artikel 21, § 3, 7, d, de omzetting is naar<br />

Belgisch recht, niet gaat om <strong>be</strong>roepen, zoals het <strong>be</strong>roep van advocaat,<br />

raadgever, accountant of ingenieur, maar om diensten die hoofdzakelijk<br />

en gewoonlijk worden verricht in het kader van de in dit artikel<br />

genoemde <strong>be</strong>roepen.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. De diensten verricht door <strong>be</strong>drijfsrevisoren, <strong>be</strong>halve uiteraard wanneer zij optreden in<br />

een band van ondergeschiktheid ten opzichte van de persoon die hun een opdracht heeft<br />

toevertrouwd (vb. als vereffenaar van een vennootschap; z. nr. 80, 4°);<br />

2. De ter<strong>be</strong>schikkingstelling van <strong>be</strong>ursinformatie;<br />

3. Het verlenen van telefonische support bij het gebruik van een computerprogramma;<br />

4. De diensten verricht door personen die allerlei teksten schrijven, vertalen of ver<strong>be</strong>teren,<br />

alsmede de diensten verricht door tolken (Besl. nr. E.T. 28.456 van 14 juli 1978 - <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 37, blz. 897, nr. 667);<br />

5. Het ter <strong>be</strong>schikking stellen van het adressen<strong>be</strong>stand van de abonnees op een tijdschrift<br />

door de uitgever van dit tijdschrift (Besl. nr. E.T. 31.320 van 15 maart 1979 - <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 40, blz. 478, nr. 692);<br />

6. Het schatten van maatschappelijke aandelen van een vennootschap (Besl. nr. E.T.<br />

27.720 van 20 februari 1979 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 40, blz. 478, nr. 693);<br />

7. De diensten van gerechtelijke deskundigen, met uitzondering van de prestaties die<br />

<strong>be</strong>staan in de expertise van een roerend goed of een onroerend goed uit zijn aard<br />

(z. aanschr. 15/1979);<br />

d. de verplichting om een <strong>be</strong>roepsactiviteit of een onder a) <strong>be</strong>doeld recht<br />

geheel of gedeeltelijk niet uit te oefenen;


“HOOFDSTUK III: Diensten” 152<br />

e. bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen met in<strong>be</strong>grip van herverzekeringsverrichtingen<br />

en met uitzondering van de verhuur van<br />

safeloketten;<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

De prestaties die <strong>be</strong>staan in het invorderen van schuldvorderingen voor rekening van derden,<br />

tegen <strong>be</strong>taling van een vergoeding, dienen te worden aangemerkt als financiële verrichtingen,<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 21bis, § 2, 10°, van het Wetboek (Besl. nr. E.T. 35.243 van 12 maart 1990 -<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 90, blz. 243, nr. 921);<br />

f. het <strong>be</strong>schikbaar stellen van personeel;<br />

g. de verhuur van lichamelijke roerende goederen, met uitzondering van<br />

alle vervoermiddelen;<br />

h. het bieden van toegang tot aardgas- en elektriciteitsdistributiesystemen<br />

alsmede het verrichten van transport- en transmissiediensten via deze<br />

systemen en het verrichten van andere daarmee rechtstreeks verbonden<br />

diensten;<br />

i. telecommunicatiediensten (z. circ. nr. 6/1997 en circ. AFZ nr. 9/2003 van<br />

12 augustus 2003);<br />

j. radio- en televisieomroepdiensten (z. circ. nr. 6/1997 en circ. AFZ<br />

nr. 9/2003 van 12 augustus 2003);<br />

k. langs elektronische weg verrichte diensten (z. circ. nr. 6/1997 en circ.<br />

AFZ nr. 9/2003 van 12 augustus 2003).<br />

C. Uitgesloten handelingen.<br />

De opsomming hiervoor stemt overeen met de opsomming in artikel 21, § 3,<br />

7°, oud, van het Wetboek, met uitzondering van punt g) van dat artikel.<br />

Derhalve zijn volgende handelingen niet <strong>be</strong>doeld door deze <strong>be</strong>paling (wat de<br />

lokalisatie op de plaats waar de ontvanger is gevestigd op grond van artikel 21,<br />

§ 2, van het Wetboek niet uitsluit wanneer deze de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige heeft):<br />

- de diensten verricht door scheidslieden of arbitragekamers (z. H.J.E.U. 16 septem<strong>be</strong>r<br />

1997, zaak C-145/96, Bernd von Hoffmann);


(1 februari 2012)<br />

153 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

- de diensten van <strong>be</strong>heer en de leiding van een onderneming door een rechtspersoon, in<br />

de hoedanigheid van hetzij zaakvoerder, hetzij statutair <strong>be</strong>heerder, of nog krachtens een<br />

overeenkomst waardoor eerstgenoemde over de mogelijkheid <strong>be</strong>schikt zijn <strong>be</strong>leidslijnen<br />

aan laatstgenoemde op te leggen (z. Besl. nr. E.T. 95.797 van 19 okto<strong>be</strong>r 1999 - <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 145, blz. 149, nr. 1079);<br />

- de diensten verricht door een dierenarts (z. H.J.E.U. 6 maart 1997, zaak C-167/95,<br />

Linthorst).<br />

8. Telecommunicatie-, radio- en televisieomroepdiensten (Wetboek,<br />

art. 21bis, § 2, 11°).<br />

Artikel 21bis, § 2, 11°, van het Wetboek zet artikel 59ter van richtlijn 2006/<br />

112/EG als volgt om:<br />

"11° in België, indien het gaat om telecommunicatie-, radio- en televisieomroepdiensten<br />

die feitelijk hier te lande worden gebruikt of geëxploiteerd en<br />

verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige dienstverrichter gevestigd buiten de<br />

Gemeenschap voor een ontvanger die in België is gevestigd of er zijn<br />

woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft;".<br />

Die <strong>be</strong>paling hanteert hetzelfde criterium voor de plaats<strong>be</strong>paling van deze<br />

diensten zoals dat reeds in artikel 21, § 3, 9°, oud, van het Wetboek was<br />

opgenomen.<br />

Ingevolge dit criterium vinden de telecommunicatie-, radio- en televisieomroepdiensten,<br />

verleend door een dienstverrichter die gevestigd is buiten de<br />

Gemeenschap, voor een niet- <strong>be</strong>lastingplichtige ontvanger die gevestigd is in<br />

België en deze diensten effectief hier te lande gebruikt of exploiteert, in België<br />

plaats.<br />

In het algemeen kan als de plaats waar telecommunicatie-, radio- en<br />

televisieomroepdiensten werkelijk worden gebruikt of geëxploiteerd worden<br />

aangemerkt de plaats waar de ontvanger werkelijk in staat is om de hem<br />

verstrekte diensten te ontvangen. In normale omstandigheden zou dat dus<br />

moeten de plaats zijn waar de dienst wordt verstrekt.<br />

Telecommunicatiediensten die door middel van een vaste lijn worden verstrekt,<br />

worden door de administratie a priori aangemerkt als zijnde werkelijk gebruikt<br />

of geëxploiteerd op de plaats waar zich het telefoontoestel van de gebruiker<br />

<strong>be</strong>vindt. Bij een mobiel telefoontoestel lijkt de plaats van het werkelijke<br />

gebruik of exploitatie minder voor de hand te liggen. Als het niet mogelijk is<br />

om bij de operatoren de oproepen te volgen, neemt men de plaats waar de SIMkaart<br />

werd verkocht in aanmerking.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 154<br />

Voor radio- en televisieomroepdiensten wordt als plaats van het werkelijke<br />

gebruik of de werkelijke exploitatie aangemerkt de plaats waar zich het toestel<br />

van de gebruiker <strong>be</strong>vindt dat in principe verbonden is met een onroerend goed.<br />

9. Diensten van tussenpersonen (Wetboek, art. 21bis, § 2, 12°).<br />

Artikel 21bis, § 2, 12°, van het Wetboek zet artikel 46 van richtlijn 2006/<br />

112/EG als volgt om:<br />

"12° de plaats waar de hoofdhandeling wordt verricht wanneer het de tussenkomst<br />

<strong>be</strong>treft van een tussenpersoon die niet handelt als <strong>be</strong>doeld in artikel 13,<br />

§ 2.".<br />

Hier wordt de tussenpersoon <strong>be</strong>oogd, ongeacht of hij optreedt als makelaar of<br />

als lastheb<strong>be</strong>r, met uitzondering van een commissionair of ieder ander met een<br />

commissionair gelijkgestelde persoon.<br />

Volgens een <strong>be</strong>paalde logica dienen voor de plaats<strong>be</strong>paling van deze diensten<br />

dezelfde regels van toepassing te zijn als voor de hoofdhandeling waarvoor<br />

<strong>be</strong>doelde tussenpersoon tussenkomst verleent.<br />

De toepassing van deze regel leidt soms evenwel tot eigenaardige situaties.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een tussenpersoon gevestigd in LS3, die tussenkomt in naam van een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

gevestigd in LS2, bij een maakloonwerk met <strong>be</strong>trekking tot een roerend goed dat wordt verricht<br />

door een <strong>be</strong>lastingplichtige gevestigd in LS1 => de dienst van de tussenpersoon wordt geacht<br />

plaats te vinden in LS1, namelijk de LS waar de hoofdhandeling plaatsvindt.<br />

Het spreekt vanzelf, dat wanneer het gaat over handelingen van makelaars in<br />

onroerende goederen of andere tussenpersonen die diensten verrichten die<br />

rechtstreeks verband houden met een uit zijn aard onroerend goed, de plaats<br />

waar het uit zijn aard onroerend goed is gelegen in aanmerking moet worden<br />

genomen. Die plaats stemt gewoonlijk overeen met de plaats van de<br />

hoofdhandeling.<br />

69/3. Mogelijkheid tot afwijking (Wetboek, art. 21, § 4, en 21bis, § 3).<br />

Artikel 21, § 4, van het Wetboek, zet artikel 59bis van richtlijn 2006/112/EG als<br />

volgt om:


(1 februari 2012)<br />

155 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

"§ 4. Teneinde dub<strong>be</strong>le heffing of niet-heffing van de <strong>be</strong>lasting alsmede<br />

concurrentieverstoring te voorkomen, kan de Koning, voor de diensten <strong>be</strong>doeld in de<br />

paragrafen 2 en 3, 5° of voor sommige ervan:<br />

1° de plaats van deze diensten, die krachtens dit artikel in België is gelegen,<br />

aanmerken als buiten de Gemeenschap te zijn gelegen, wanneer het werkelijke<br />

gebruik of de werkelijke exploitatie buiten de Gemeenschap geschieden;<br />

2° de plaats van deze diensten die, krachtens dit artikel, buiten de Gemeenschap is<br />

gelegen, aanmerken als in België te zijn gelegen, wanneer het werkelijke<br />

gebruik of de werkelijke exploitatie in België geschieden".<br />

Deze <strong>be</strong>paling die de mogelijkheid biedt om de <strong>be</strong>lastingheffing op een dienst te<br />

laten plaatsvinden in een Lidstaat maakte reeds het voorwerp uit van artikel 9, lid 3,<br />

van richtlijn 77/388/EEG dat was omgezet door artikel 21, § 4, oud, van het Wetboek.<br />

Deze <strong>be</strong>paling blijft <strong>be</strong>houden en is voortaan van toepassing op alle diensten die<br />

vallen onder de algemene regel en de diensten inzake de verhuur van vervoermiddelen.<br />

Artikel 21bis, § 3, van het Wetboek dat artikel 59bis van de richtlijn omzet, stemt<br />

overeen met artikel 21, § 4, nieuw, van het Wetboek, met dien verstande dat deze<br />

maatregel ter voorkoming van dub<strong>be</strong>le heffing of niet-heffing van de <strong>be</strong>lasting voor<br />

de handelingen B2C slechts zin heeft voor diensten die <strong>be</strong>doeld zijn in artikel 21bis,<br />

§ 1 en § 2, 7° en 10°, a) tot j), van het Wetboek.<br />

De <strong>be</strong>paling voorzien in artikel 21, § 4, 1°, van het Wetboek werd uitgevoerd door<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 57 van 17 maart 2010 <strong>be</strong>treffende de plaats van diensten in<br />

functie van hun werkelijke gebruik of hun werkelijke exploitatie inzake btw.<br />

Hiervoor wordt verwezen naar nr. 70, hierna.<br />

70. Goederenvervoersdiensten en de met goederenvervoer samenhangende<br />

diensten.<br />

Voor de klaarheid van de uiteenzetting, volgt hierna de uitéénzetting van al de regels<br />

inzake vervoersdiensten en de met vervoer samenhangende diensten.<br />

Zie ook circulaire nr. AOIF 3/2010 (E.T. 117.619) van 7 januari 2010.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 156<br />

1. Personenvervoer.<br />

Zoals vermeldt in punt 69/2, worden <strong>be</strong>doelde diensten geacht plaats te vinden<br />

op de plaats waar het vervoer wordt verricht, dit in verhouding tot de afgelegde<br />

afstanden (pro rata regel), ongeacht of het nu een binnenlands personenvervoer,<br />

een intracommunautaire personenvervoer dan wel een personenvervoer buiten<br />

de Gemeenschap <strong>be</strong>treft.<br />

Voor dergelijk vervoer is de huidige regel dus onveranderd gebleven. Wat het<br />

zeevervoer en internationaal luchtvervoer van personen <strong>be</strong>treft, blijft de<br />

vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 41, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van<br />

toepassing.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een in België gevestigde autocar<strong>be</strong>drijf vervoert Amerikaanse toeristen van Oostende naar<br />

Parijs.<br />

Overeenkomstig artikel 21, § 3, 2° (indien de klanten <strong>be</strong>lastingplichtige zijn in de zin van<br />

artikel 21, § 1, van het Wetboek) of 21bis, § 2, 2°, van het Wetboek (indien de ontvangers niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

zijn), vindt de dienst in België plaats in de mate dat het traject in België<br />

wordt afgelegd.<br />

Samenvatting<br />

B2B Pro rata regel (art. 21, § 3, 2°, W<strong>BTW</strong>)<br />

B2C Pro rata regel (art. 21bis, § 2, 2°, W<strong>BTW</strong>)<br />

2. Goederenvervoer.<br />

Voor dergelijke diensten dient eerst een onderscheid te worden gemaakt<br />

naargelang de hoedanigheid van de ontvanger van de dienst.<br />

Indien de ontvanger een <strong>be</strong>lastingplichtige is in de zin van artikel 21, § 1, van<br />

het Wetboek (B2B-relatie), dan wordt de plaats van het goederenvervoer<br />

<strong>be</strong>paald overeenkomstig de algemene regel, derhalve op de plaats waar de<br />

ontvanger is gevestigd (Wetboek, art. 21, § 2).<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 57 van 10 maart 2010 <strong>be</strong>treffende de plaats van<br />

diensten in functie van hun werkelijke gebruik of hun werkelijke exploitatie<br />

inzake btw, als uitvoering van artikel 21, § 4, 1°, van het Wetboek voorziet in<br />

een uitzondering hierop.


(1 februari 2012)<br />

157 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

In dit geval wordt de plaats van de dienst van goederenvervoer die krachtens<br />

artikel 21, § 2, van het Wetboek gelokaliseerd wordt in België, in afwijking<br />

daarvan gelokaliseerd buiten de Gemeenschap, wanneer het werkelijke gebruik<br />

of de werkelijke exploitatie van de dienst buiten de Gemeenschap geschieden.<br />

Indien de ontvanger een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is (B2C-relatie), dient een<br />

onderscheid te worden gemaakt tussen het intracommunautair goederenvervoer<br />

en de andere manieren van goederenvervoer.<br />

Andere goederenvervoerdiensten dan het intracommunautair vervoer van<br />

goederen<br />

Bedoelde dienst wordt geacht plaats te vinden daar waar het vervoer wordt<br />

verricht, dit in verhouding tot de afgelegde afstanden (pro rata regel). Deze<br />

regel blijft ongewijzigd (oud artikel 21, § 3, 3°, van het Wetboek) en is van<br />

toepassing zowel op nationaal vervoer van goederen als op internationaal<br />

vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en/of de plaats van<br />

aankomst zijn gelegen buiten de Gemeenschap.<br />

Intracommunautair goederenvervoer<br />

Het intracommunautair goederenvervoer verricht voor een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

wordt geacht plaats te vinden op de plaats van het vertrek van het<br />

vervoer.<br />

De definitie van een intracommunautair goederenvervoer blijft ongewijzigd<br />

tegenover de regels die thans van kracht zijn, met dien verstande evenwel dat<br />

de <strong>be</strong>paling die een nationaal vervoer dat rechtstreeks samenhangt met<br />

intracommunautair vervoer gelijkstelt met intracommunautair vervoer<br />

verdwijnt.<br />

Dit nationale goederenvervoer wordt derhalve onderworpen aan de regels<br />

inzake de plaats<strong>be</strong>paling die van toepassing zijn voor ander goederenvervoer,<br />

namelijk de plaats waar het vervoer wordt verricht, zulks naar verhouding van<br />

de afgelegde afstanden.<br />

Samenvatting<br />

B2B Algemene regel (art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)<br />

B2C<br />

Intracommunautair vervoer Plaats van vertrek van het vervoer<br />

(art. 21bis, § 2, 4°, W<strong>BTW</strong>)<br />

Ander vervoer Pro rata regel ( art. 21bis, § 2, 3°,<br />

W<strong>BTW</strong>)


“HOOFDSTUK III: Diensten” 158<br />

3. Diensten die met vervoer samenhangen (punten 6 en 178 van circulaire<br />

nr. AOIF 3/2010 (E.T.117.619) van 7 januari 2010).<br />

De plaats van een dienst die met een goederenvervoer samenhangt verricht<br />

voor een als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige wordt, overeenkomstig de<br />

algemene regel vervat in artikel 21, § 2, van het Wetboek, geacht plaats te<br />

vinden daar waar deze <strong>be</strong>lastingplichtige de zetel van zijn economische<br />

activiteit heeft gevestigd.<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 57 van 10 maart 2010 <strong>be</strong>treffende de plaats van<br />

diensten in functie van hun werkelijke gebruik of hun werkelijke exploitatie<br />

inzake btw, als uitvoering van artikel 21, § 4, 1°, van het Wetboek voorziet in<br />

een uitzondering hierop.<br />

In dit geval wordt de plaats van de dienst van met goederenvervoer<br />

samenhangende diensten die krachtens artikel 21, § 2, van het Wetboek<br />

gelokaliseerd wordt in België, in afwijking daarvan gelokaliseerd buiten de<br />

Gemeenschap, wanneer het werkelijke gebruik of de werkelijke exploitatie van<br />

de dienst buiten de Gemeenschap geschieden.<br />

De met vervoer samenhangende diensten verricht voor niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

personen wijken, wat de plaats<strong>be</strong>paling <strong>be</strong>treft, af van de algemene regel, op<br />

grond waarvan als plaats van de dienst wordt aangemerkt de plaats van<br />

vestiging van de dienstverrichter. De diensten verricht voor genoemde<br />

personen vinden inderdaad plaats daar waar zij materieel worden verricht.<br />

Deze regel stemt in feite volledig overeen met wat tot op heden toepassing was.<br />

Artikel 54 van richtlijn 2006/112/EG <strong>be</strong>paalt dat onder met een vervoer<br />

samenhangende activiteit verstaan moet worden: «het laden, lossen, <strong>be</strong>handelen<br />

en gelijksoortige activiteiten».<br />

Opdat een handeling kan worden aanzien als “samenhangend met een vervoer”<br />

in de zin van artikel 54 en gelokaliseerd krachtens artikel 21bis, § 2, 6°, b), van<br />

het Wetboek dient deze bijgevolg rechtstreeks te slaan op het vervoerde goed<br />

en bovendien een directe band te heb<strong>be</strong>n met het vervoer. De administratie<br />

aanvaardt dat de diensten opgesomd in navolgende niet-limitatieve lijst in elk<br />

geval <strong>be</strong>antwoorden aan deze voorwaarde:<br />

1° het laden van goederen in schepen, boten, luchtvaartuigen, spoorwagons,<br />

vrachtwagens en andere vervoermiddelen;<br />

2° het lossen van goederen uit dergelijke vervoermiddelen;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

159 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

3° het overslaan van goederen uit een vervoermiddel in een andere vervoermiddel;<br />

4° het overpompen van vloeibare producten, met of zonder verwarming, bij<br />

laden of lossen;<br />

5° het stuwen (of stouwen), ontstuwen, verstuwen, trimmen (een schip in<br />

evenwicht brengen door verplaatsing van de lading);<br />

6° het wegen, meten, peilen; de controle en de ambtshalve inontvangstneming<br />

van de goederen; het tellen van zakken, vaten en balen; de<br />

hulpverlening bij deze handelingen en de controle erop; het in ontvangst<br />

nemen van goederen, het nemen en analyseren van monsters; het<br />

opmaken van gewicht-of meetnota’s, luiklijsten en tallylijsten; het<br />

opmaken van rapporten en getuigschriften in verband met het meten,<br />

wegen en andere handelingen die verband houden met de inontvangstneming<br />

van de goederen;<br />

7° het <strong>be</strong>veiligen van goederen tegen slecht weer, diefstal, brandgevaar en<br />

ander gevaar voor verlies of vernieling;<br />

8° het verpakken, overpakken en het uitpakken van goederen, voorzover<br />

deze handelingen verricht worden ten <strong>be</strong>hoeve van het vervoer van de<br />

goederen, zoals: het verpakken van goederen in kisten, kratten of vaten,<br />

het paletteren van goederen, het opzakken, het opensnijden van zakken,<br />

het samenstellenen ontbinden van eenheidsladingen, het inladen in<br />

containers, het uitladen uit containers, het schoren en het ontschoren van<br />

goederen: de controle op voorgaande handelingen;<br />

9° het klasseren en sorteren van goederen met het oog op het vervoer of het<br />

op<strong>be</strong>rgen; het stofvrij maken en het ontsmetten van goederen;<br />

10° het verplaatsen van goederen met bijzondere toestellen op kaaien en in<br />

opslagplaatsen;<br />

11° het merken van zakken, vaten, enz. het etiketteren, het verzegelen van<br />

goederen, containers en vervoermiddelen;<br />

12° expertise van de vervoerde goederen in geval van <strong>be</strong>schadiging van de<br />

goederen tijdens het vervoer;


“HOOFDSTUK III: Diensten” 160<br />

Uitsluiting: opslag van goederen<br />

Artikel 54 van richtlijn 2006/112/EG vermeldt geenszins de opslag van<br />

goederen, zelfs niet wanneer deze zou plaats vinden in het kader van een<br />

vervoer bij invoer, uitvoer of een intracommunautair vervoer van goederen.<br />

De opslag van goederen wordt bijgevolg niet aanzien als een met een vervoer<br />

samenhangende dienst.<br />

Wanneer deze opslagdienst wordt verricht voor een <strong>be</strong>lastingplichtige in de zin<br />

van artikel 21, § 1 van het Wetboek , wordt ze, overeenkomstig artikel 21, § 3,<br />

1° van het Wetboek (dat afwijkt van de algemene regel in artikel 21, § 2 van<br />

het Wetboek), geacht plaats te vinden daar waar het onroerend goed gelegen is<br />

waarin de goederen effectief worden opgeslagen. Wanneer de opslagdienst<br />

wordt verricht voor een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige, wordt ze, overeenkomstig<br />

artikel 21bis, § 2, 1°, van het Wetboek, die afwijkt van artikel 21bis, § 1, van<br />

dit Wetboek, geacht plaats te vinden daar waar het onroerend goed gelegen is.<br />

Opmerking<br />

Wanneer een dienstverrichter aan een <strong>be</strong>lastingplichtige of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

in de zin van artikel 21, § 1, van het Wetboek, een globale dienst<br />

factureert, welke tegelijk het vervoer van goederen, diensten samenhangend<br />

met goederenvervoer en de opslag van de goederen omvat, dient het volgende<br />

onderscheid te worden gemaakt:<br />

- wanneer het vervoer van goederen het hoofdvoorwerp vormt van de<br />

tussen de partijen gesloten overeenkomst, terwijl de andere gefactureerde<br />

diensten (met vervoer samenhangende diensten en opslag van goederen)<br />

niet anders kunnen worden aanzien dan als modaliteiten van dit vervoer,<br />

dient deze dienst voor haar geheel te worden aanzien als een goederenvervoer<br />

en wordt de dienst geacht plaats te vinden:<br />

(1 februari 2012)<br />

ο indien de ontvanger een <strong>be</strong>lastingplichtige is, daar waar deze<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige de zetel van zijn economische activiteit heeft<br />

gevestigd krachtens artikel 21, § 2, van het Wetboek,;<br />

ο indien de ontvanger een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is, op de plaats van<br />

vertrek van het vervoer indien het om een intracommunautair<br />

goederenvervoer krachtens artikel 21bis, § 2, 4°, van het Wetboek<br />

of in functie van de afgelegde afstanden in de andere gevallen<br />

krachtens artikel 21bis, § 2, 3°, van het Wetboek;


(1 februari 2012)<br />

161 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

- wanneer de opslag van goederen daarentegen het hoofdvoorwerp vormt<br />

van de tussen de partijen gesloten overeenkomst, terwijl de andere gefactureerde<br />

diensten (met vervoer samenhangende diensten en goederenvervoer)<br />

niet anders kunnen worden aanzien dan als modaliteiten van<br />

deze goederenopslag, dient deze dienst in haar geheel te worden aanzien<br />

als goederenopslag, welke overeenkomstig artikel 21, § 3, 1°, of 21bis,<br />

§ 2, 1°, van het Wetboek geacht wordt plaats te vinden waar het<br />

onroerend goed gelegen is waarin de goederen effectief worden<br />

opgeslagen.<br />

Het feit dat de dienstverrichter eventueel <strong>be</strong>roep doet op onderaannemers om<br />

het vervoer, de diensten samenhangend met vervoer, en de opslag te verrichten,<br />

heeft geen invloed op de plaats<strong>be</strong>paling van deze in haar geheel gefactureerde<br />

dienst.<br />

In de verhouding tussen de onderaannemer en de dienstverrichter daarentegen<br />

is de specifieke eigen regeling voor elke dienst individueel van toepassing<br />

(artikel 21, § 2 van het Wetboek voor de vervoersdiensten en de met vervoer<br />

samenhangende diensten en artikel 21, § 3, 1° voor de opslagdienst).<br />

Samenvatting<br />

B2B Algemene regel (art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)<br />

B2C Plaats waar de dienst materieel wordt<br />

verricht (art. 21bis, § 2, 6°, b), W<strong>BTW</strong>)<br />

71. Makelaars of lastheb<strong>be</strong>rs en de plaats van de dienst.<br />

Voor de dienst van een tussenpersoon die niet handelt als <strong>be</strong>doeld in artikel 13, § 2,<br />

van het Wetboek wordt als plaats van de dienst aangemerkt:<br />

a) de plaats waar het onroerend goed is gelegen, ongeacht of de ontvanger van de<br />

dienst een <strong>be</strong>lastingplichtige is of niet (artikelen 21, § 3, 1°, en 21bis, § 2, 1°,<br />

van het Wetboek), als de tussenpersoon tussenkomt bij onroerende handelingen<br />

(de diensten van experts en makelaars in onroerende goederen of de diensten<br />

die erop gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te <strong>be</strong>reiden, te<br />

coördineren of er toezicht op te houden)


“HOOFDSTUK III: Diensten” 162<br />

b) voor de overige handelingen:<br />

- daar waar de ontvanger van de dienst gevestigd is, wanneer deze een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is in de zin van voornoemd artikel 21, § 1, (toepassing<br />

van de algemene regel inzake plaats<strong>be</strong>paling opgenomen artikel 21, § 2,<br />

van het Wetboek);<br />

- daar waar de hoofdhandeling wordt verricht wanneer de ontvanger van<br />

de dienst een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is (zie artikel 21bis, § 2, 12°, van het<br />

Wetboek, evenals voornoemd punt 69/2, nr. 9).<br />

Hieromtrent dient voor verdere verduidelijking te worden verwezen naar bijlage<br />

XVIII, alsook naar circulaire nr. AOIF 3/2010 (E.T.117.619) van 7 januari 2010.<br />

71/2. De commissionairs en de plaats van de dienst.<br />

De commissionairs en de met hen gelijkgestelde personen (z. nr. 108) die <strong>be</strong>middelen<br />

in een dienstverrichting worden geacht die dienst zelf te heb<strong>be</strong>n ontvangen en<br />

zelf te heb<strong>be</strong>n verstrekt (z. nrs. 64 en 108) (Wetboek, art. 20, § 1).<br />

Ze staan dus twee keer voor het probleem van de plaats van de dienst.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een Belgisch reclamebureau, handelend als commissionair van een Zwitserse particulier, <strong>be</strong>stelt een<br />

reclameadvertentie bij een uitgever van een Belgische krant.<br />

1° Relatie tussen de uitgever van de Belgische krant en het Belgische reclamebureau.<br />

Overeenkomstig artikel 21, § 2, van dat Wetboek wordt derhalve als plaats van de dienst<br />

aangemerkt, de plaats waar de ontvanger van de dienst de zetel van zijn economische activiteit<br />

heeft gevestigd, d.w.z. België.<br />

2° Relatie tussen het Belgische reclamebureau en de Zwitserse particulier.<br />

De dienst wordt verleend aan een particulier (B2C-relatie) gevestigd buiten de Gemeenschap.<br />

Derhalve is artikel 21bis, § 2, 10°, b), van toepassing en wordt als plaats van de dienst<br />

aangemerkt, de plaats waar de ontvanger van de dienst is gevestigd, d.w.z. Zwitserland.


(1 februari 2012)<br />

163 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

Afdeling 7. - Belastbaar feit en tijdstip van opeisbaarheid<br />

van de <strong>be</strong>lasting.<br />

72. Belastbaar feit (Wetboek, art. 22, § 1).<br />

Het <strong>be</strong>lastbaar feit vindt plaats op het tijdstip waarop de dienst is voltooid.<br />

Een dienst is voltooid in de zin van artikel 22, § 1, van het Wetboek wanneer de<br />

dienstverrichter de verplichtingen is nagekomen die hem normaliter door de<br />

overeenkomst waren opgelegd.<br />

Inzake werk in onroerende staat wordt de dienst uiterlijk op het tijdstip van de<br />

voorlopige oplevering als voltooid <strong>be</strong>schouwd, dit wil zeggen vanaf het tijdstip dat<br />

de werken gebruiksklaar zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden opgericht. De<br />

Btw is dan ook op dat tijdstip verschuldigd over het saldo van de prijs zonder aftrek<br />

van het <strong>be</strong>drag dat eventueel als waarborg wordt ingehouden tot bij de definitieve<br />

oplevering (Besl. nr. E.T.111.392 van 13 septem<strong>be</strong>r 2006).<br />

In dergelijk geval wordt geen kritiek uitgebracht wanneer de partijen de werken als<br />

voltooid <strong>be</strong>schouwen op het einde van de derde maand die volgt op de maand waarin<br />

de aannemer de werken heeft stopgezet (verg. nr. 430, B).<br />

72/2. Doorlopende diensten (Wetboek, art. 22, § 1, tweede lid)<br />

Bij doorlopende diensten die aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of<br />

<strong>be</strong>talingen, wordt de dienst als voltooid <strong>be</strong>schouwd bij het verstrijken van elke<br />

periode waarop een afrekening of <strong>be</strong>taling <strong>be</strong>trekking heeft.<br />

Worden onder meer als doorlopende diensten aangemerkt, de verhuur (zowel<br />

roerende als onroerende verhuur), de verrichtingen van radio- en televisiedistributie<strong>be</strong>drijven<br />

en telecommunicatie<strong>be</strong>drijven en meer algemeen intellectuele prestaties<br />

die aanleiding geven tot een periodieke afrekening van de verschuldigde<br />

vergoedingen.<br />

Wanneer een doorlopende dienst die wordt verricht gedurende een periode langer<br />

dan één jaar geen aanleiding geeft tot afrekeningen of <strong>be</strong>talingen in die periode en de<br />

<strong>be</strong>lasting verschuldigd is door de ontvanger van de dienst overeenkomstig artikel 51,


“HOOFDSTUK III: Diensten” 164<br />

§ 2, eerste lid, 1°, wordt <strong>be</strong>treffende dienstverrichting als voltooid <strong>be</strong>schouwd bij de<br />

afloop van elk kalenderjaar en dit zolang deze dienstverrichting doorloopt (z. Parl.<br />

vr. nr. 500 van de heer Volksvertegenwoordiger de Donnéa van 29 mei 2009).<br />

73. Oorzaken en tijdstippen van opeisbaarheid.<br />

A. Hoofdoorzaak (Wetboek, art. 22, § 2, eerste lid).<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt opeisbaar op het tijdstip waarop de dienst is voltooid<br />

(z. in dit verband de nrs. 72 en 72/2).<br />

B. Subsidiaire oorzaken (Wetboek, art. 22, § 2, tweede en derde lid).<br />

Benevens de voltooiing van de dienst wordt de <strong>be</strong>lasting verschuldigd telkens<br />

wanneer, vóór de voltooiing, één van de volgende feiten zich voordoet:<br />

1° de facturering van de prijs of een deel ervan;<br />

2° het ontvangen van de prijs of een deel ervan.<br />

In die twee gevallen is de btw slechts opeisbaar over het gefactureerde of<br />

<strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>drag, bij de latere voltooiing van de dienst is de <strong>be</strong>lasting opeisbaar<br />

over het saldo.<br />

De facturering wordt niet (langer) in overweging genomen voor de diensten<br />

waarvoor de <strong>be</strong>lasting krachtens artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, verschuldigd is<br />

door de ontvanger van de dienst.<br />

Dit wil zeggen dat de <strong>be</strong>lasting die, in het <strong>be</strong>oogde geval, verschuldigd is in<br />

hoofde van de ontvanger van de dienst opeisbaar is bij voltooiing van de<br />

dienstverrichting (onder voor<strong>be</strong>houd van de toepassing van de regel bij eerdere<br />

incassering).<br />

De facturering wordt, daarentegen, nog steeds in overweging genomen wat de<br />

diensten <strong>be</strong>treft waarvan de plaats<strong>be</strong>paling ge<strong>be</strong>urt overeenkomstig artikel 21,<br />

§ 3, van het Wetboek (zoals bijvoor<strong>be</strong>eld deze <strong>be</strong>treffende een uit zijn aard<br />

onroerend goed) daar deze niet onderworpen zijn aan artikel 51, § 2, eerste lid,<br />

1°, van het Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

165 “HOOFDSTUK III: Diensten”<br />

V o o r b e e l d<br />

Een in Frankrijk gevestigde dienstverrichter verricht reclamediensten voor rekening van een in<br />

België gevestigde vennootschap die gehouden is tot het indienen van periodieke maandaangiften.<br />

De dienst wordt verricht op 30 maart 2010. Vooraf werd door de Franse dienstverrichter<br />

reeds een voorschotfactuur verzonden op 20 januari 2010. De door de Belgische<br />

vennootschap verschuldigde Btw is opeisbaar op 30 maart 2010 en dient te worden<br />

aangegeven in de aangifte uiterlijk in te dienen op 20 april 2010.<br />

73/2. Uitzonderingen (Wetboek, art. 22, §§ 3 en 4).<br />

In afwijking van de regels uiteengezet in nr. 73, is de <strong>be</strong>lasting opeisbaar naarmate<br />

van de incassering van de prijs, ongeacht of die incassering vóór of na de voltooiing<br />

plaatsvindt, in de gevallen waarin de <strong>be</strong>lastingplichtige ervan ontheven is een factuur<br />

uit te reiken en effectief van die ontheffing gebruik maakt (K.B. nr. 1, art. 1, § 2, en<br />

17; z. nr. 431, hierna).<br />

Voor de telecommunicatiediensten verricht na 31 mei 1997 moet men onder meer<br />

rekening houden met een specifieke uitzondering. In afwijking van de regels<br />

uiteengezet in nr. 73, B wordt voor deze diensten de <strong>be</strong>lasting slechts opeisbaar op<br />

het tijdstip dat het <strong>be</strong>lastbaar feit zich voordoet, indien de prijs van de dienst werd<br />

gefactureerd of ontvangen vóór 1 juni 1997 of indien de contractuele vervaldag voor<br />

de gehele of gedeeltelijke <strong>be</strong>taling van de prijs zich situeert vóór deze datum<br />

(<strong>be</strong>paling van kracht vanaf 1 juni 1997: z. aanschr. 6/1997; z. ook nrs. 69, i, en 69/2),<br />

met dien verstande dat de regel uiteengezet in het vorige lid van toepassing blijft in<br />

geval de prijs ontvangen wordt na de voltooiing van de dienst.


“HOOFDSTUK III: Diensten” 166<br />

(1 februari 2012)


74. Rol van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

(1 februari 2012)<br />

167 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

HOOFDSTUK IV<br />

DE BELASTINGPLICHTIGE<br />

In het btw-systeem wordt aan de <strong>be</strong>lastingplichtige een <strong>be</strong>langrijke rol toegekend.<br />

Hij staat immers allereerst in voor de toepassing in de praktijk van de wettelijke<br />

<strong>be</strong>palingen inzake de <strong>be</strong>lastbaarheid van de door hem gestelde handelingen en<br />

derhalve voor de vaststelling van de verschuldigdheid van de <strong>be</strong>lasting waarvoor hij<br />

in de regel ook instaat voor de inning.<br />

Bovendien dient hij te zorgen voor een vlotte werking van het btw-mechanisme dat,<br />

teneinde het kenmerk van de btw als eenmalige verbruiks<strong>be</strong>lasting te <strong>be</strong>werkstelligen,<br />

inzonderheid steunt op de correcte aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting. Het is<br />

immers slechts een niet vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige (z. nrs. 15 en 44), die het recht<br />

heeft om de "voor<strong>be</strong>lasting" in aftrek te brengen.<br />

Hieruit blijkt voldoende hoe <strong>be</strong>langrijk de definitie van de <strong>be</strong>lastingplichtige is.<br />

75. Kenmerken.<br />

Eerste afdeling. - Definitie van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Het <strong>be</strong>grip <strong>be</strong>lastingplichtige is een specifiek <strong>be</strong>grip in het btw-stelsel. Fundamenteel<br />

daarin is het op geregelde en zelfstandige wijze verrichten van in het Wetboek<br />

omschreven leveringen van goederen of diensten in de uitoefening van een<br />

economische activiteit. Zo is ieder die geregeld en zelfstandig handelingen verricht<br />

die <strong>be</strong>horen tot de werkzaamheden van een producent, een handelaar of een<br />

dienstverrichter, een <strong>be</strong>lastingplichtige in de zin van de wet voor zover een<br />

wel<strong>be</strong>paalde werkzaamheid wordt uitgeoefend, nl. het leveren van goederen of het<br />

verrichten van diensten in de <strong>be</strong>tekenis welke die termen heb<strong>be</strong>n in het Wetboek.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 168<br />

Zodoende verkrijgen personen en groeperingen de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wegens het uitoefenen van <strong>be</strong>paalde werkzaamheden, ook al worden de<br />

opbrengsten ervan niet als <strong>be</strong>drijfsinkomsten aangemerkt voor de toepassing van de<br />

inkomsten<strong>be</strong>lasting.<br />

De hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige wordt automatisch verkregen. Hij die in de<br />

bij de wet <strong>be</strong>paalde omstandigheden leveringen doet of diensten verricht is van<br />

rechtswege <strong>be</strong>lastingplichtige zonder dat enige formaliteit moet worden vervuld en<br />

ongeacht de plaats waar hij zijn economische activiteit uitoefent.<br />

76. Definitie van de <strong>be</strong>lastingplichtige (Wetboek, art. 4, § 1).<br />

De definitie van de <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>helst vier essentiële kenmerken die tegelijk<br />

noodzakelijk en voldoende zijn. Daarnaast <strong>be</strong>vat die definitie nog twee kenmerken<br />

waardoor iedere dub<strong>be</strong>lzinnigheid wordt voorkomen.<br />

De vier essentiële kenmerken zijn:<br />

1° de <strong>be</strong>lastingplichtige is een natuurlijk persoon, een rechtspersoon, of een<br />

groepering zonder rechtspersoonlijkheid (eenieder);<br />

2° de <strong>be</strong>lastingplichtige is een persoon of een groepering die in de uitoefening van<br />

een economische activiteit leveringen van goederen of diensten verricht die in<br />

het Wetboek zijn omschreven;<br />

3° die persoon of groepering moet die werkzaamheid op een geregelde wijze<br />

uitoefenen;<br />

4° zij moeten die werkzaamheid zelfstandig uitoefenen.<br />

De twee niet-essentiële kenmerken zijn:<br />

1° die persoon of groepering kan die werkzaamheid met of zonder winstoogmerk<br />

uitoefenen;<br />

2° zij kunnen die werkzaamheid hetzij hoofdzakelijk, hetzij aanvullend uitoefenen.<br />

(1 februari 2012)


77. Hoedanigheid van de persoon.<br />

Ieder persoon kan <strong>be</strong>lastingplichtige zijn.<br />

Onder persoon dient te worden verstaan:<br />

- de natuurlijke of fysieke personen;<br />

(1 februari 2012)<br />

169 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

- de rechtspersonen, d.w.z. de vennootschappen of verenigingen waaraan de wet<br />

de rechtspersoonlijkheid toekent (1) evenals de economische samenwerkingsverbanden<br />

en de Europese economische samenwerkingsverbanden;<br />

- de verenigingen en groeperingen van personen die gemeenschappelijk een<br />

werkzaamheid of <strong>be</strong>zigheid uitoefenen, ofschoon ze niet als rechtspersoon<br />

worden erkend (vennootschappen naar gemeen recht, stille handelsvennootschappen,<br />

tijdelijke handelsvennootschappen, verenigingen voor vermaak en<br />

ontspanning). Zulke verenigingen worden op het stuk van de btw als<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>schouwd en als zodanig geïdentificeerd;<br />

- de btw-eenheid (Wetboek, art. 4, § 2).<br />

Overigens is de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige onafhankelijk van de<br />

rechts<strong>be</strong>kwaamheid van degene die de werkzaamheid uitoefent. Een minderjarige die<br />

geregeld en zelfstandig goederen levert of diensten verricht in het kader van een<br />

economische activiteit is een <strong>be</strong>lastingplichtige, zelfs indien niet voldaan wordt aan<br />

de voorwaarden waaraan het uitoefenen van een handel is onderworpen.<br />

Een persoon die hier te lande geen vaste inrichting heeft, kan eveneens <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

zijn.<br />

Of de voorwaarden waaraan het uitoefenen van een handel onderworpen is (bv. het al<br />

dan niet ingeschreven zijn in het handels- of ambachtsregister) zijn vervuld, speelt<br />

evenmin een rol.<br />

(1) Een vennootschap of een vereniging waaraan rechtspersoonlijkheid wordt toegekend is een rechtssubject dat<br />

zelfstandig drager is van rechten en plichten. Aldus ontstaat er een patrimonium dat duidelijk afgescheiden is van<br />

het patrimonium van de vennoten. Dat is met name het geval voor de handelsvennootschappen (vennootschap<br />

onder firma, gewone commanditaire vennootschap, <strong>be</strong>sloten vennootschap met <strong>be</strong>perkte aansprakelijkheid,<br />

naamloze vennootschap, commanditaire vennootschap op aandelen, coöperatieve vennootschap), voor de<br />

burgerlijke vennootschappen die de vorm van een handelsvennootschap heb<strong>be</strong>n aangenomen, voor de verenigingen<br />

zonder winstoogmerk en voor de landbouwvennootschappen.<br />

Rechtspersoonlijkheid wordt ook toegekend aan de Staat, aan de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap,<br />

de Duitse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aan de<br />

provincies, de gemeenten en de agglomeratie Brussel, aan de openbare instellingen, alsmede aan de intercommunale<br />

verenigingen (z. nr. 88).


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 170<br />

78. Aard van de werkzaamheid.<br />

Om de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige te <strong>be</strong>zitten volstaat het dat in het kader<br />

van een economische activiteit goederen worden geleverd en diensten worden<br />

verricht die in het Wetboek zijn omschreven.<br />

Het <strong>be</strong>grip <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>oogt eenieder die geregeld en zelfstandig, waar dan<br />

ook, een economische activiteit uitoefent van producent, handelaar of dienstverrichter,<br />

daaronder <strong>be</strong>grepen de landbouw en de vrije of daarmee gelijkgestelde<br />

<strong>be</strong>roepen.<br />

Als gevolg daarvan en omwille van de opheffing sinds 1 januari 1993 van artikel 5<br />

van het Wetboek zijn b.v. een geneesheer, een ziekenhuis, een school enz. die<br />

handelingen verrichten <strong>be</strong>doeld in artikel 44 van het Wetboek, <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

Omdat die <strong>be</strong>lastingplichtigen evenwel handelingen stellen die van de <strong>be</strong>lasting zijn<br />

vrijgesteld op grond van artikel 44 van het Btw-Wetboek, gaat het om zogenaamde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen zonder recht op aftrek.<br />

Bezitten derhalve de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige, de personen die geregeld<br />

en zelfstandig de navolgende handelingen verrichten:<br />

a) leveringen van goederen en het verrichten van diensten omschreven in het<br />

Wetboek die effectief aan de <strong>be</strong>lasting worden onderworpen;<br />

b) leveringen van goederen en het verrichten van diensten omschreven in het<br />

Wetboek die van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld om reden van o.m. intracommunautaire<br />

levering en uitvoer (Wetboek, art. 39 tot 42);<br />

c) leveringen van goederen en het verrichten van diensten omschreven in het<br />

Wetboek die niet aan de <strong>be</strong>lasting zijn onderworpen omdat ze buiten België<br />

worden verricht;<br />

d) leveringen van goederen en het verrichten van diensten die van de <strong>be</strong>lasting<br />

zijn vrijgesteld krachtens artikel 44 van het Wetboek.<br />

Het is duidelijk dat hier zowel de hypothese <strong>be</strong>doeld wordt waarin ieder van die<br />

werkzaamheden afzonderlijk wordt uitgeoefend als die waarin twee of meer ervan<br />

samen uitgeoefend worden.<br />

De hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige wordt daarentegen niet toegekend:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

171 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

a) aan de personen die handelingen verrichten die niet in het Wetboek zijn<br />

<strong>be</strong>doeld, m.a.w. degenen die handelingen verrichten die "buiten de werkingssfeer<br />

van de btw" vallen (b.v. holdings);<br />

b) aan overheidslichamen die als zodanig optreden;<br />

c) aan de persoon die zich <strong>be</strong>perkt tot de intracommunautaire verwerving en de<br />

invoer van goederen. Ofschoon de btw bij intracommunautaire verwervingen<br />

en bij invoer verschuldigd is door de verwerver of de invoerder, wordt hij<br />

daardoor geen <strong>be</strong>lastingplichtige, omdat alleen "uitgaande" handelingen (door<br />

de <strong>be</strong>trokkene verrichte leveringen van goederen en diensten) hem die<br />

hoedanigheid verlenen.<br />

Om uit te maken of een vennootschap al of niet de hoedanigheid heeft van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, mag alleen rekening worden gehouden met de werkzaamheid die<br />

zijzelf effectief uitoefent. De werkzaamheden uitgeoefend door een moeder- of<br />

dochtervennootschap of door andere vennootschappen waarvan de aandeelhouders<br />

dezelfden zijn als die van de <strong>be</strong>doelde vennootschap, worden dus buiten<br />

<strong>be</strong>schouwing gelaten (Beslissing E.T. 19.658 van 31 decem<strong>be</strong>r 1974, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 19, blz. 82, nr. 499).<br />

De omschrijving van de <strong>be</strong>grippen leveringen van goederen en diensten werd<br />

gegeven in de hoofdstukken II en III.<br />

79. Geregelde werkzaamheid.<br />

Om <strong>be</strong>lastingplichtige te zijn moet de persoon geregeld leveringen van goederen<br />

doen of diensten verrichten in de zin van de wet.<br />

Op te merken valt overigens dat het niet noodzakelijk om een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid<br />

moet gaan, m.a.w. de persoon of groepering die geregeld een werkzaamheid<br />

uitoefent, hoeft hiermee niet het verwerven van <strong>be</strong>staansmiddelen te <strong>be</strong>ogen<br />

(z. nr. 81).<br />

Een geregelde werkzaamheid onderstelt een opeenvolging van handelingen, wat niet<br />

wegneemt dat die handelingen kunnen worden verricht met min of meer lange<br />

tussenpozen. Waar het op aan komt is dat ze met een <strong>be</strong>paalde regelmaat<br />

plaatsvinden. Zo wordt een geregelde werkzaamheid in de zin van artikel 4 uitgeoefend<br />

door degene die, in het kader van een samenkomst die hij ieder jaar op<br />

hetzelfde tijdstip organiseert, handelingen verricht welke in het Wetboek zijn<br />

omschreven (z. aanschr. 81/1971).


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 172<br />

In dezelfde geest werd er <strong>be</strong>slist:<br />

- dat een verhuur van roerende goederen een doorlopende handeling is waarvan<br />

blijk wordt gegeven door de periodieke ontvangst van huurprijzen, die de<br />

verhuurder aan de <strong>be</strong>lastingplicht onderwerpt zelfs indien de verhuurder het<br />

genot slechts aan één huurder verleent;<br />

- dat een vennootschap die wordt opgericht voor de uitvoering van een enkel<br />

werk, dat evenwel herhaalde handelingen vergt die over een <strong>be</strong>paalde periode<br />

gespreid zijn (b.v. de bouw van een autoweg), de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>zit ofschoon ze slechts één overeenkomst sluit;<br />

- dat een werkzaamheid die gedurende een relatief lange periode wordt uitgeoefend<br />

en aanleiding geeft tot het indienen van ereloonstaten de hoedanigheid<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige verleent aan degene die de werkzaamheid uitoefent,<br />

zelfs wanneer ze wordt uitgeoefend ter uitvoering van een eenmalige opdracht;<br />

- dat natuurlijke personen die huisdieren <strong>be</strong>zitten (honden, katten, enz.) en de<br />

jongen van die dieren verkopen, geen <strong>be</strong>lastingplichtige zijn wanneer ze slechts<br />

een <strong>be</strong>perkt aantal van die dieren <strong>be</strong>zitten dat overeenstemt met een normaal<br />

privé-gebruik, zij niet systematisch het vermenigvuldigen van die dieren<br />

nastreven en zij slechts af en toe dieren verkopen om een einde te stellen aan<br />

een tijdelijk uitbreiden van voren<strong>be</strong>doeld aantal. Daarentegen worden als btw<strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

aangemerkt, zij die <strong>be</strong>zitter zijn van een aantal van die<br />

dieren, dat hoger is dan gewoonlijk voor privé-gebruik wordt gehouden en<br />

systematisch het fokken van die dieren nastreven, met het doel ze geregeld te<br />

verkopen;<br />

- dat een bijenhouder die op geregelde wijze zijn productie geheel of gedeeltelijk<br />

verkoopt de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>zit (Beslissing E.T. 88.513<br />

van 13 mei 1997, <strong>BTW</strong>-REVUE, nr. 129, blz. 604, nr. 1033);<br />

- dat als <strong>be</strong>lastingplichtige worden aangemerkt zij die systematisch renpaarden<br />

fokken, hetzij in eigen inrichtingen, hetzij door een <strong>be</strong>roep te doen op derden<br />

(paardenfokkers, africhters, enz.), met het doel bij herhaling en doorlopend de<br />

paarden welke van die fok voortkomen te verkopen. Als <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

moeten daarentegen niet worden aangemerkt zij die, zonder zich speciaal met<br />

het fokken van paarden <strong>be</strong>zig te houden, paarden <strong>be</strong>zitten die zij doen<br />

deelnemen aan wedrennen, zelfs wanneer zij af en toe één van die paarden<br />

verkopen;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

173 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

- dat wanneer een eigenaar van renpaarden die geen paardenfokker is, voor zijn<br />

deelneming aan wedrennen, op het stuk van de inkomsten<strong>be</strong>lasting niet wordt<br />

geacht te handelen in de uitoefening van een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid, de<br />

omstandigheid dat hij op bijkomstige wijze één van zijn hengsten gebruikt voor<br />

dekkingen niet van die aard is dat hij alleen hierdoor de hoedanigheid van btw<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

verkrijgt. In dit verband heeft de administratie als regel<br />

genomen de prijs die voor de dekkingen wordt aangerekend slechts aan de btw<br />

te onderwerpen indien de winsten die uit deze handelingen worden verkregen<br />

op het stuk van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen als <strong>be</strong>drijfsinkomsten worden<br />

aangemerkt (Beslissing E.T. 39.076 van 30 juli 1981, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 51,<br />

blz. 623, nr. 769);<br />

- dat degene die een handeling van financieringshuur verricht als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek, gelet op de <strong>be</strong>langrijkheid van de<br />

contracten van financieringshuur en op hun duur, ingevolge deze <strong>be</strong>paling en<br />

artikel 4 van het Wetboek een <strong>be</strong>lastingplichtige is, zelfs wanneer hij slechts<br />

één contract van financieringshuur sluit (Beslissing E.T. 5.997 van<br />

21 decem<strong>be</strong>r 1971, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 6, blz. 196, nr. 235, en nr. 39 van<br />

aanschr. 10/1973);<br />

- dat degene die stalling voor rijtuigen ter <strong>be</strong>schikking stelt een economische<br />

activiteit in de zin van het Wetboek uitoefent en dus de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige heeft, zelfs indien die activiteit niet ge<strong>be</strong>urt in het kader van<br />

een exploitatie (Beslissing E.T. 78.929 van 21 februari 1994, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 109, blz. 617). Hetzelfde geldt ten aanzien van diegene die <strong>be</strong>rgruimte voor<br />

het opslaan van goederen ter <strong>be</strong>schikking stelt.<br />

Hij die toevallig een <strong>be</strong>paald boekhoudwerk doet voor een handelaar wordt daardoor<br />

niet een <strong>be</strong>lastingplichtige. Maar hij die dat werk voor verscheidene handelaars doet<br />

of die dat werk geregeld doet voor een handelaar is een <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Op te merken valt tenslotte dat een <strong>be</strong>lastingplichtige die hoedanigheid niet verliest<br />

ten aanzien van een toevallige handeling die hij verricht wanneer deze tot de<br />

uitoefening van zijn geregelde werkzaamheid kan worden gerekend. Die handeling is<br />

met btw <strong>be</strong>lastbaar.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° Toevallige overdracht door een studiebureau van een octrooi op een uitvinding voortvloeiend<br />

uit de opzoekingen die het verricht.<br />

2° Toevallige verkoop door een <strong>be</strong>lastingplichtige van een <strong>be</strong>drijfsmiddel dat in zijn onderneming<br />

werd gebruikt.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 174<br />

80. Zelfstandige werkzaamheid.<br />

Om een <strong>be</strong>lastingplichtige te zijn moet de persoon de <strong>be</strong>doelde werkzaamheid<br />

zelfstandig uitoefenen.<br />

De persoon in kwestie hoeft daarom niet volledig autonoom te zijn. Een vennootschap<br />

b.v. die deel uitmaakt van een groep en die een door de moedervennootschap<br />

aangegeven handelspolitiek moet volgen, <strong>be</strong>zit zeker geen totale onafhankelijkheid.<br />

Ondanks die <strong>be</strong>perking van haar vrijheid is die vennootschap <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

In de uitvoering zelf van de levering of de dienst mag echter geen band van ondergeschiktheid<br />

<strong>be</strong>staan, in de <strong>be</strong>tekenis die deze term heeft inzake ar<strong>be</strong>idscontracten<br />

voor <strong>be</strong>dienden of ar<strong>be</strong>iders. Daaruit volgt dat een ar<strong>be</strong>ider of een <strong>be</strong>diende nooit<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige kan zijn ten aanzien van de handelingen die hij verricht als loon-<br />

of weddetrekkende.<br />

In dit verband wordt verwezen naar artikel 10 van de richtlijn 2006/112/EG waarin<br />

wordt <strong>be</strong>paald dat de term "zelfstandig" van de <strong>be</strong>lastingheffing uitsluit, de<br />

loontrekkenden en andere personen, voor zover die met hun werkgever een<br />

ar<strong>be</strong>idsovereenkomst heb<strong>be</strong>n aangegaan of enige andere juridische band heb<strong>be</strong>n<br />

waaruit een verhouding van ondergeschiktheid ontstaat ten aanzien van de ar<strong>be</strong>ids-<br />

en <strong>be</strong>zoldigingsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van de werkgever.<br />

Het onderscheid tussen de zelfstandige, die een <strong>be</strong>lastingplichtige is, en de<br />

<strong>be</strong>zoldigde werknemer, die een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is, zal meestal vrij gemakkelijk<br />

te maken zijn. Ingeval evenwel twijfel zou <strong>be</strong>staan, kan een nuttige aanwijzing<br />

worden gevonden in de oplossing die werd aangenomen ten opzichte van de sociale<br />

wetgeving en van de inkomsten<strong>be</strong>lasting. Thuiswerkers die als loontrekkenden<br />

worden aangemerkt voor de heffing van de inkomsten<strong>be</strong>lasting en voor de toepassing<br />

van de sociale wetgeving zijn evenmin <strong>be</strong>lastingplichtigen. Hij die in dezelfde<br />

omstandigheden als een loontrekkende werkt, doch nog niet als zodanig in dienst kan<br />

worden genomen, heeft niet de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Meestal zijn diegenen die onderworpen zijn aan de <strong>be</strong>drijfsvoorheffing geen btw<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Het tegenovergestelde is evenwel niet altijd waar.<br />

Zo wordt een architect-stagiair die voor de toepassing van de sociale wetten als<br />

zelfstandige wordt aangemerkt, niet als een <strong>be</strong>lastingplichtige aangemerkt omdat,<br />

gelet op de wijze waarop die stage is gereglementeerd, er een band van ondergeschiktheid<br />

tussen de stagiair en de stagemeester <strong>be</strong>staat.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

175 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

Wanneer evenwel een architect-stagiair die enkel stage loopt, zich niet wenst te<br />

<strong>be</strong>roepen op wat voorafgaat en zijn identificatie als btw-<strong>be</strong>lastingplichtige vordert,<br />

zal hij als zodanig worden geïdentificeerd met <strong>be</strong>trekking tot zijn stageactiviteit.<br />

Hieruit volgt inzonderheid dat de btw verschuldigd is over de hem door de<br />

stagemeester toegekende vergoeding wanneer de gepresteerde diensten op grond van<br />

artikel 21, § 3, 1°, van het Btw-Wetboek hier te lande plaatsvinden. Het spreekt<br />

vanzelf dat de architect-stagiair eveneens volgens de normale regels recht op aftrek<br />

heeft van de btw geheven van zijn <strong>be</strong>roepsuitgaven.<br />

De architect-stagiair tenslotte die, naast zijn stageactiviteit, eveneens zelfstandig<br />

<strong>be</strong>lastbare handelingen stelt, dient hoe dan ook voor zijn gehele werkzaamheid als<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige te worden aangemerkt zodat de diensten die hij verricht in het<br />

kader van zijn stage eveneens aan de btw zijn onderworpen (Beslissing E.T. 56.513<br />

van 22 augustus 1986, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 97, blz. 560, nr. 945). Overigens geldt<br />

hetzelfde voor de stagiairs en, onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, voor de medewerkers<br />

van <strong>be</strong>drijfsrevisoren (z. aanschr. 11/1978).<br />

Omdat omwille van de bijzondere omstandigheden een band van ondergeschiktheid<br />

wordt aangenomen, werd <strong>be</strong>slist dat de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige niet<br />

moet worden toegekend:<br />

1° aan familiale helpers, in al de gevallen waarin uit een geheel van feitelijke<br />

gegevens blijkt dat zij <strong>be</strong>stendig onder leiding van verwanten werken in het<br />

kader van een familie<strong>be</strong>drijf;<br />

2° aan aanvullend personeel dat door een gemeente wordt gebruikt voor de<br />

uitvoering van seizoenwerk (b.v. het planten van bomen) of voor werkjes die<br />

slechts enkele uren per week in <strong>be</strong>slag nemen (b.v. het schoonmaken van de<br />

gemeenteschool), wanneer het mensen <strong>be</strong>treft die het <strong>be</strong>doelde werk verrichten<br />

ten dienste van hun gemeente zonder er eigenlijk een <strong>be</strong>roep van te maken;<br />

3° aan apothekers die slechts nu en dan een plaatsvervanging doen zonder van<br />

deze werkzaamheid een werkelijk <strong>be</strong>roep te maken, zoals pas afgestudeerde<br />

apothekers die, in afwachting dat zij als exploitant, provisor of als plaatsvervangende<br />

apotheker zijn gevestigd, tijdelijk plaatsvervanging doen,<br />

gepensioneerde apothekers die nu en dan hun collega's vervangen of bijstaan,<br />

salaristrekkende apothekers die plaatsvervangingen doen tijdens de vakantieperiode<br />

of na hun werkuren en houders van een diploma van apotheker, die,<br />

zonder eigenlijk een <strong>be</strong>roep uit te oefenen, apothekers vervangen of bijstaan<br />

gedurende maximum enkele uren per dag. Deze regeling wordt overigens


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 176<br />

slechts toegestaan indien de <strong>be</strong>doelde personen hun diensten uitsluitend<br />

verlenen aan apothekers die btw-<strong>be</strong>lastingplichtige zijn. Die personen zijn<br />

daarentegen <strong>be</strong>lastingplichtige voor het geheel van hun werkzaamheid indien<br />

zij geheel of gedeeltelijk diensten verlenen aan personen of instellingen die<br />

geen <strong>be</strong>lastingplichtige of <strong>be</strong>lastingplichtige zonder recht op aftrek zijn, b.v.<br />

aan een ziekenhuisapotheek (Beslising E.T. 8.753 van 15 mei 1972, <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 13, blz. 395, nr. 397);<br />

4° aan <strong>be</strong>stuurders, zaakvoerders en vereffenaars van vennootschappen.<br />

Genoemde personen, wiens taak erin <strong>be</strong>staat de rechtspersoon te <strong>be</strong>heren en te<br />

verbinden, treden ten opzichte van derden op als organen van de rechtspersoon<br />

die zij vertegenwoordigen. Daarenboven wordt hun vergoeding door die<br />

rechtspersoon eenzijdig en niet contractueel vastgesteld.<br />

Onder die omstandigheden wordt er dan ook van uitgegaan dat, wanneer<br />

<strong>be</strong>stuurders al dan niet aandeelhouders van naamloze vennootschappen, zaakvoerders,<br />

al dan niet vennoot van <strong>be</strong>sloten vennootschappen met <strong>be</strong>perkte<br />

aansprakelijkheid, personen die in andere rechtspersonen (VZW, ESV, ...)<br />

gelijkaardige functies uitoefenen en vereffenaars handelen in de gewone<br />

uitoefening van hun statutaire opdracht, zij zich in een band van<br />

ondergeschiktheid <strong>be</strong>vinden ten aanzien van de rechtspersoon die hun deze<br />

opdracht heeft toevertrouwd en zij derhalve geen btw-<strong>be</strong>lastingplichtige zijn<br />

voor de in dat kader verrichte opdrachten (zie evenwel <strong>be</strong>slissing E.T. 79.581<br />

van 27 januari 1994, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 110, blz. 1019, nr. 995 m.b.t. <strong>be</strong>stuurdersrechtspersonen).<br />

Als organen van een rechtspersoon worden eveneens aangemerkt de fysieke<br />

personen die binnen de rechtspersoon gemachtigd zijn om taken van dagelijks<br />

<strong>be</strong>stuur waar te nemen, voor zover deze opdracht het voorwerp uitmaakt van<br />

een vermelding in de statuten van de rechtspersoon.<br />

Wanneer daarentegen de <strong>be</strong>trokkenen bovendien bijzondere diensten verrichten<br />

die niet binnen de gewone uitoefening van hun hierboven <strong>be</strong>doelde functie<br />

vallen, hetgeen bijvoor<strong>be</strong>eld het geval is wanneer een persoon advies inzake<br />

<strong>be</strong>drijfsvoering geeft aan de vennootschap waarvoor hij als <strong>be</strong>stuurder optreedt,<br />

zijn de gewone regels inzake <strong>be</strong>lastingplicht en verschuldigdheid van de<br />

<strong>be</strong>lasting van toepassing ten aanzien van deze diensten. Het onderscheid tussen<br />

<strong>be</strong>ide soorten opdrachten, hetgeen overigens eveneens geldt voor de zitpenningen,<br />

kan slechts gebaseerd zijn op feitelijke elementen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

177 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

Wat de commissarissen <strong>be</strong>treft, deze zijn strikt genomen geen orgaan van de<br />

rechtspersoon voor wie zij hun diensten verrichten, maar in feite zelfstandige<br />

lastheb<strong>be</strong>rs. Zij zijn immers met de rechtspersoon verbonden door een contract<br />

en ontvangen als tegenprestatie voor hun controleverrichtingen een in gemeen<br />

akkoord vastgesteld honorarium. Hun prestaties zijn derhalve met ingang van<br />

1 januari 1993 volgens de gewone regels aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen.<br />

Verder is <strong>be</strong>slist dat wanneer een fysiek persoon lessen of cursussen geeft in een<br />

instelling die diensten verstrekt welke al dan niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen zijn,<br />

de Administratie, voor de toepassing van de btw, er van uitgaat dat normaal tussen<br />

die persoon en de instelling een band van ondergeschiktheid <strong>be</strong>staat, zodat er in hun<br />

relatie geen <strong>be</strong>lastbare handeling <strong>be</strong>staat en er bijgevolg geen btw verschuldigd is<br />

(z. nr. 321, D).<br />

De administratie gaat ervan uit dat een sporttrainer die niet door een werknemerscontract<br />

gebonden is met een wel<strong>be</strong>paalde club of federatie, gelet op de<br />

feitelijke werkomstandigheden die er tussen hen <strong>be</strong>staan, zich desalniettemin ten<br />

opzichte van die club of federatie in een band van ondergeschiktheid <strong>be</strong>vindt. Die<br />

sporttrainer heeft dan ook niet de hoedanigheid van btw-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

(Beslissing E.T. 79.369 van 4 februari 1994, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 110, blz. 1019,<br />

nr. 994).<br />

81. Met of zonder winstoogmerk.<br />

Om als <strong>be</strong>lastingplichtige te worden aangemerkt moet een persoon of een groepering<br />

bij het uitoefenen van de werkzaamheid niet noodzakelijk een winstoogmerk heb<strong>be</strong>n<br />

of m.a.w. winst willen maken. Zij moeten hun werkzaamheid zelfs niet uitoefenen<br />

met het doel zich <strong>be</strong>staansmiddelen te verschaffen. Op dat stuk wordt dus afgeweken<br />

van het <strong>be</strong>grip handelaar.<br />

De gevolgen daarvan zijn <strong>be</strong>langrijk. Talrijke groeperingen en personen die geen<br />

winstoogmerk heb<strong>be</strong>n, en die bijgevolg geen handelaar zijn, kunnen <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

zijn. In dat geval verkeren onder meer de publiekrechtelijke verenigingen,<br />

de openbare instellingen, de verenigingen zonder winstoogmerk, de instellingen van<br />

openbaar nut, de verenigingen voor vermaak of ontspanning, enz.<br />

De personen die een vrij <strong>be</strong>roep uitoefenen en die gewoonlijk niet als handelaar<br />

worden <strong>be</strong>schouwd, zijn <strong>be</strong>lastingplichtige, in voorkomend geval evenwel zonder<br />

recht op aftrek wanneer zij diensten verlenen die zijn vrijgesteld ingevolge artikel 44<br />

van het Wetboek (z. hoofdstuk X).


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 178<br />

Zo ook heb<strong>be</strong>n de kunstenaars die hun werkzaamheid louter als vrijetijds<strong>be</strong>steding<br />

uitoefenen, zonder daarbij enig financieel voordeel na te streven, zoals de <strong>be</strong>roepskunstenaars<br />

de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige, wanneer ze geregeld hun<br />

werken verkopen (Aanschrijving 7/1974, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 17, blz. 323).<br />

82. Hoofdzakelijk of aanvullend.<br />

Hij die een aanvullende economische activiteit uitoefent, verkrijgt hierdoor de<br />

hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige wanneer hij die activiteit geregeld en zelfstandig<br />

uitoefent.<br />

Een aanvullende werkzaamheid is een werkzaamheid die wordt uitgeoefend naast<br />

een andere die de hoofdwerkzaamheid is.<br />

De aanvullende werkzaamheid kan al of niet verband houden met de hoofdwerkzaamheid.<br />

Als gevolg van de invoering door artikel 56, § 2, van het Wetboek van een<br />

vrijstellingsregeling ten voordele van kleine ondernemingen waarvan de toepassingsvoorwaarden<br />

<strong>be</strong>paald zijn in het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19, van 29 decem<strong>be</strong>r<br />

1992 (1) , werden de aanschrijvingen nrs. 19/1971 en 176/1971, die op een algemene<br />

wijze een afwijking op de <strong>be</strong>lastingplicht met <strong>be</strong>trekking tot een aanvullende<br />

werkzaamheid toestonden, afgeschaft.<br />

Voornoemde vrijstellingsregeling houdt in dat <strong>be</strong>lastingplichtigen van wie de<br />

gerealiseerde jaaromzet niet meer <strong>be</strong>draagt dan 5.580 EUR, ongeacht of het gaat om<br />

een hoofdactiviteit dan wel om een aanvullende werkzaamheid, ontslagen worden<br />

van een aantal btw-verplichtingen maar anderzijds ook het recht op aftrek van<br />

voor<strong>be</strong>lasting verliezen.<br />

82/2. Vennoten waarvan de in het Wetboek <strong>be</strong>doelde handelingen zich <strong>be</strong>perken tot<br />

de inbreng in vennootschap van <strong>be</strong>drijvigheid.<br />

Wanneer een vennoot btw-<strong>be</strong>lastingplichtige is wegens de inbreng in vennootschap<br />

van zijn <strong>be</strong>drijvigheid, wordt zijn identificatie als <strong>be</strong>lastingplichtige niet geëist<br />

(1) Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19, van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de vrijstellingsregeling <strong>be</strong>paald door artikel 56,<br />

§ 2, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

179 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

wanneer hij alleen om reden van die inbreng van <strong>be</strong>drijvigheid <strong>be</strong>lastingplichtige is<br />

(Parl. Vr. nr. 22 van 8 novem<strong>be</strong>r 1973 van de heer Senator Lindemans, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 15, blz. 230 en 231).<br />

Deze regel is in principe slechts van toepassing wanneer de vennootschap waarin de<br />

inbreng wordt gedaan een <strong>be</strong>lastingplichtige is, die gehouden is tot het indienen van<br />

periodieke aangiften en waarvan de volledige werkzaamheid aan de btw is onderworpen.<br />

Wanneer echter de vennootschap waarin de <strong>be</strong>drijvigheid wordt ingebracht<br />

tegelijkertijd handelingen verricht met recht op aftrek en andere handelingen, mag<br />

deze regel eveneens worden toegepast onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de<br />

ingebrachte <strong>be</strong>drijvigheid niet uitsluitend wordt gebruikt voor het verrichten van<br />

handelingen die geen recht op aftrek meebrengen (Beslissing E.T. 19.082 van 24 juni<br />

1975, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 22, blz. 312 en 313, nr. 532 en Parl. Vr. nr. 258 van 23 mei<br />

1997 van de heer Senator Hatry, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 131, blz. 1138 tot 1141).<br />

83. Begin en einde van de <strong>be</strong>lastingplicht.<br />

Van zodra iemand geregeld en zelfstandig binnen het kader van een economische<br />

activiteit leveringen en diensten verricht die in het Wetboek zijn omschreven <strong>be</strong>zit<br />

hij van rechtswege de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige. Het feit dat hij niet door<br />

de Administratie als <strong>be</strong>lastingplichtige geïdentificeerd zou zijn is daarbij dus van<br />

geen <strong>be</strong>lang.<br />

Zijn die voorwaarden echter niet vervuld dan is hij geen <strong>be</strong>lastingplichtige en kan hij<br />

ook niet vrijwillig voor de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige kiezen, zelfs niet zo<br />

hij daarbij <strong>be</strong>lang zou heb<strong>be</strong>n.<br />

De persoon die door ondub<strong>be</strong>lzinnige daden de wil uit geregeld in het kader van een<br />

economische activiteit in de wet <strong>be</strong>doelde handelingen te verrichten, inzonderheid<br />

door het in werking stellen van een organisatie waarbinnen geregeld leveringen of<br />

diensten zullen worden verricht, verkrijgt de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

zodra hij die daden heeft gesteld. Hij die een handelszaak koopt wordt een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige op het ogenblik van de verkrijging zelfs al heeft hij dan nog niet<br />

geregeld leveringen gedaan. Een vennootschap die wordt opgericht met het oogmerk<br />

goederen te produceren en te verkopen, is een <strong>be</strong>lastingplichtige van bij de<br />

oprichting.<br />

De <strong>be</strong>roepsoprichters en -verkopers van nieuwe gebouwen in de zin van artikel 12,<br />

§ 2, van het Wetboek zijn <strong>be</strong>lastingplichtigen in de zin van artikel 4 van het


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 180<br />

Wetboek. Zij dienen onmiddellijk als dusdanig te worden geïdentificeerd zonder te<br />

moeten wachten tot daadwerkelijk een aanvang wordt genomen met de geregelde<br />

verkoop van nieuwe gebouwen.<br />

Personen die een aanvang nemen met het stellen van door artikel 44 van het Wetboek<br />

vrijgestelde handelingen, worden eveneens als btw-<strong>be</strong>lastingplichtigen aangemerkt,<br />

evenwel zonder recht op aftrek. Die personen dienen niet als zodanig te worden<br />

geïdentificeerd. De identificatie (aanvraag van een btw-identificatienummer) van die<br />

personen is wel vereist wanneer in hun hoofde de btw opeisbaar wordt omwille van<br />

de intracommunautaire verwervingen van goederen die ze verrichten en wanneer de<br />

ontvanger van de dienst gehouden is tot <strong>be</strong>taling van de btw (Wetboek, art. 51, § 2).<br />

De hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige gaat verloren op het tijdstip waarop de<br />

<strong>be</strong>lastbare werkzaamheid definitief wordt stopgezet.<br />

Een tijdelijke stopzetting van die werkzaamheid om welke reden ook (ziekte, staking,<br />

verkoopstop), doet de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige niet verloren gaan.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die failliet wordt verklaard verliest hierdoor niet de hoedanigheid<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige. Overigens worden de handelingen verricht door de<br />

curator van een gefailleerd <strong>be</strong>lastingplichtige ter uitvoering van de hem toevertrouwde<br />

opdracht, of door een derde onder toezicht van de curator, geacht door de<br />

gefailleerde zelf te zijn verricht (Wetboek, art. 2, tweede lid en z. aanschr. 26/1978<br />

en aanschr. 8/1994).<br />

De overdracht van een handelszaak door een handelaar die op rust gaat is een<br />

handeling van een <strong>be</strong>lastingplichtige. Hetzelfde kan worden gezegd van de handelingen<br />

die de vereffenaar verricht met het oog op de vereffening van een ontbonden<br />

vennootschap.<br />

Een natuurlijke persoon die een activiteit uitoefent die hem de hoedanigheid van<br />

btw-<strong>be</strong>lastingplichtige verleent, verliest deze hoedanigheid vanaf het tijdstip waarop<br />

hij de vereffening van zijn onderneming <strong>be</strong>ëindigt en geen handelingen meer kan<br />

verrichten die in het Btw-Wetboek zijn <strong>be</strong>doeld. Door definitief een einde te stellen<br />

aan zijn <strong>be</strong>lastbare activiteit, moet hij zijn btw-identificatienummer laten doorhalen.<br />

Wanneer tot de ontbinding van een vennootschap wordt <strong>be</strong>sloten, <strong>be</strong>houdt zij in<br />

principe de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige tot de definitieve sluiting van de<br />

vereffening.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

181 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

Niet zelden wordt evenwel vastgesteld dat <strong>be</strong>paalde vennootschappen kunstmatig<br />

blijven voort<strong>be</strong>staan of dat <strong>be</strong>paalde vereffeningen niet worden afgesloten zonder dat<br />

de omstandigheden dit verantwoorden.<br />

Welnu, de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige moet objectief <strong>be</strong>oordeeld worden in<br />

functie van de reële situatie van <strong>be</strong>treffende onderneming en mag niet afhangen van<br />

de <strong>be</strong>reidwilligheid of het stilzitten van de vereffenaar.<br />

Bijgevolg dient zoals ook voor natuurlijke personen, de identificatie voor de btw van<br />

een vennootschap in vereffening te worden doorgehaald van zodra het vaststaat dat<br />

die vennootschap geen handelingen meer kan verrichten waardoor ze schuldenares<br />

van de btw wordt. Dit zal voornamelijk het geval zijn wanneer zij geen realiseerbare<br />

activa meer <strong>be</strong>zit en haar activiteit nog slechts <strong>be</strong>staat in, onder andere, het<br />

invorderen van haar schuldvorderingen tegenover derden (Beslissing E.T. 90.191 van<br />

13 okto<strong>be</strong>r 1998, <strong>BTW</strong>-REVUE, nr. 138, blz. 813, nr. 1055).<br />

84. Voornaamste gevolg.<br />

Afdeling 2.- Gevolgen van de <strong>be</strong>lastingplicht.<br />

Wanneer een persoon een gewone <strong>be</strong>lastingplichtige is met volledig of gedeeltelijk<br />

recht op aftrek (z. nr. 3), heeft dat <strong>be</strong>langrijke gevolgen zowel voor hemzelf als voor<br />

degenen die met hem handelen.<br />

Het voornaamste gevolg is dat alle door een <strong>be</strong>lastingplichtige verrichte leveringen<br />

en diensten in <strong>be</strong>ginsel de <strong>be</strong>lasting opeisbaar maken indien ze in België<br />

plaatsvinden. Handelingen die vrijgesteld zijn ingevolge artikel 44 van het Wetboek<br />

zijn evenwel niet <strong>be</strong>lastbaar.<br />

De handelingen van een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige zijn uiteraard evenmin <strong>be</strong>lastbaar.<br />

Een door een gewone <strong>be</strong>lastingplichtige verrichte handeling is slechts <strong>be</strong>lastbaar<br />

indien hij ze verricht in de uitoefening van zijn economische activiteit, d.w.z. in het<br />

kader van de werkzaamheid waarvoor hij de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>zit. De handelingen die de gewone <strong>be</strong>lastingplichtige verricht buiten het kader van<br />

zijn economische activiteit dienen <strong>be</strong>handeld te worden als handelingen van een niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

(z. nr. 30).


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 182<br />

85. Recht van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Aan de hoedanigheid van gewone <strong>be</strong>lastingplichtige is het recht op aftrek verbonden<br />

van de <strong>be</strong>lasting die geheven werd van de goederen en diensten die gebruikt worden<br />

voor het verrichten van handelingen waarvoor aanspraak op aftrek <strong>be</strong>staat.<br />

Dat recht op aftrek wordt <strong>be</strong>studeerd in hoofdstuk XI.<br />

86. Verplichtingen van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

De gewone <strong>be</strong>lastingplichtige heeft als voornaamste verplichting het <strong>be</strong>talen van de<br />

<strong>be</strong>lasting die verschuldigd is ter zake van de door hem verrichte leveringen en<br />

diensten. Uiteraard mag hij hierbij zijn voor<strong>be</strong>lasting in aftrek brengen (z. hoofdstuk<br />

XI).<br />

De gewone <strong>be</strong>lastingplichtige heeft nog verscheidene andere verplichtingen, nl.<br />

periodieke aangiften indienen, facturen uitreiken, een aangepaste boekhouding<br />

voeren, jaarlijkse opgaven indienen m.b.t. de aan <strong>be</strong>lastingplichtigen geleverde goederen<br />

en verstrekte diensten. Die verplichtingen worden <strong>be</strong>handeld in hoofdstuk XII.<br />

De gewone <strong>be</strong>lastingplichtige die failliet wordt verklaard verliest hierdoor niet de<br />

hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige, maar wordt aan een bijzondere regeling onderworpen<br />

(z. aanschr. 26/1978, zoals gewijzigd door aanschr. 8/1994).<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 3. - Bijzondere gevallen.<br />

I. Vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

87. Personen die leveringen of diensten verrichten die ingevolge artikel 44 van het<br />

Wetboek van de btw zijn vrijgesteld. Opheffing van artikel 5 van het Wetboek.<br />

Door de gecombineerde toepassing vóór 1 januari 1993 van de artikelen 5 en 44 van<br />

het Wetboek was hij die leveringen van goederen of diensten verrichtte welke


(1 februari 2012)<br />

183 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

ingevolge evengenoemd artikel 44 van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld geen <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

voor de handelingen welke hij in de uitoefening van de werkzaamheid<br />

verrichtte.<br />

Door de opheffing vanaf 1 januari 1993 van artikel 5 van het Wetboek, <strong>be</strong>houdt de<br />

persoon die in de uitoefening van een economische activiteit goederen levert en<br />

diensten verricht, zelfs al zijn die handelingen van de btw vrijgesteld ingevolge<br />

artikel 44 van het Wetboek (de in artikel 44 van het Wetboek <strong>be</strong>paalde vrijstelling<br />

ontneemt immers niet het karakter van economische activiteit aan die vrijgestelde<br />

handelingen), de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige. Artikel 4 van evengenoemd<br />

Wetboek <strong>be</strong>oogt immers alle in het Wetboek <strong>be</strong>doelde handelingen zonder<br />

onderscheid of die handelingen al dan niet van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld.<br />

Weliswaar zijn de personen die onder genoemde omstandigheden handelingen stellen<br />

die ingevolge artikel 44 van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld, <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

maar dan <strong>be</strong>lastingplichtigen zonder recht op aftrek.<br />

Anderzijds <strong>be</strong>houden degenen die diensten verrichten als <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3,<br />

4° tot 10°, van het Wetboek, onder de in die <strong>be</strong>palingen gestelde omstandigheden, op<br />

grond van artikel 45, § 1, 4° en 5°, van het Wetboek, recht op aftrek. Bovendien kan<br />

in het geval van artikel 44, § 3, 8°, geopteerd worden voor het <strong>be</strong>lasten van deze<br />

handelingen (z. aanschr. 18/1979).<br />

Daar waar vóór 1 januari 1993 de leveringen en diensten die een normale<br />

bijhorigheid van de bij toepassing van artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde<br />

hoofdactiviteit uitmaken, niet <strong>be</strong>lastbaar waren omdat de leverancier of dienstverrichter<br />

omwille van zijn hoofdactiviteit geen <strong>be</strong>lastingplichtige was op grond van<br />

artikel 5 van het Wetboek, worden boven<strong>be</strong>doelde bijkomende handelingen vanaf<br />

1 januari 1993 in <strong>be</strong>paalde gevallen uitdrukkelijk van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld<br />

(z. Wetboek, art. 44, § 2, 1°, 2°, 4°, 5°, 6°, 7°, 9° en 11°).<br />

De <strong>be</strong>lastingplicht zonder recht op aftrek blijft strikt <strong>be</strong>perkt tot de bovengenoemde<br />

handelingen. Degenen die een dub<strong>be</strong>le werkzaamheid uitoefent, waarvan de ene<br />

<strong>be</strong>staat in het leveren van goederen of het verrichten van diensten die de vrijstelling<br />

genieten, en de andere in het verrichten van in het Wetboek <strong>be</strong>doelde leveringen of<br />

diensten die niet tot de vrijgestelde werkzaamheid <strong>be</strong>horen, is een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die slechts gedeeltelijk recht op aftrek heeft nl. met <strong>be</strong>trekking tot de in het Wetboek<br />

<strong>be</strong>doelde en niet van de <strong>be</strong>lasting vrijgestelde leveringen en diensten.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 184<br />

Op te merken valt dat hetgeen voorafgaat in verband met artikel 44 van het Wetboek<br />

en de <strong>be</strong>lastingplicht zonder recht op aftrek niets te maken heeft met uitvoer of<br />

intracommunautaire leveringen of met daarmee gelijkgestelde handelingen<br />

(Wetboek, art. 39 tot 42). Degene die zulke handelingen verrichten zijn in de regel<br />

immers <strong>be</strong>lastingplichtigen met, in principe, volledig recht op aftrek, hoewel die<br />

handelingen eveneens van de btw zijn vrijgesteld.<br />

Strikt genomen is het <strong>be</strong>grip "gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige" met <strong>be</strong>trekking tot<br />

personen die in het kader van een economische activiteit zowel <strong>be</strong>laste als van de<br />

btw vrijgestelde handelingen verrichten, sinds 1 januari 1993, niet meer correct.<br />

Immers zoals reeds gezegd blijven personen die binnen het kader van hun<br />

economische activiteit handelingen stellen als <strong>be</strong>doeld in artikel 44 van het Btw-<br />

Wetboek, door de afschaffing van artikel 5 van hetzelfde Wetboek de hoedanigheid<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>houden terwijl vóór 1 januari 1993 als gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

werd <strong>be</strong>schouwd diegene die bij toepassing van bovengenoemd artikel 5<br />

geen <strong>be</strong>lastingplichtige was omdat hij handelingen stelde als <strong>be</strong>doeld in artikel 44<br />

van bovengenoemd Wetboek.<br />

Hoe dan ook, het sinds de afschaffing van artikel 5 van het Wetboek controversieel<br />

geworden <strong>be</strong>grip van "gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige" zal naast het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

met gedeeltelijk recht op aftrek" <strong>be</strong>houden blijven en dezelfde lading<br />

dekken, nl. diegene die handelingen stelt als <strong>be</strong>doeld in het Wetboek maar waarvan<br />

sommige van die handelingen bovendien <strong>be</strong>oogd worden door artikel 44 van<br />

hetzelfde Wetboek en in die mate, in de regel, geen recht op aftrek verlenen.<br />

II. Overheidslichamen.<br />

88. Beginsel.<br />

Overeenkomstig artikel 6, eerste lid van het Wetboek worden de Staat, de<br />

Gemeenschappen en de Gewesten van de Belgische Staat, de provincies, de agglomeraties,<br />

de gemeenten en de openbare instellingen niet als <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten,<br />

ook niet indien zij voor die werkzaamheden of handelingen rechten, heffingen,<br />

bijdragen of retributies innen.<br />

De in artikel 6 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde rechtspersonen zijn: de onderscheiden<br />

openbare staatsdiensten, alsmede de gepersonaliseerde <strong>be</strong>sturen die, ofschoon zij een<br />

afzonderlijk publiekrechtelijk persoon vormen, met de Staat vereenzelvigd worden<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

185 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

omdat hun <strong>be</strong>heersorganen onderworpen blijven aan het hiërarchisch gezag van de<br />

minister waaronder zij ressorteren; de onderscheiden provinciale en gemeentelijke<br />

diensten, alsmede de provinciale en gemeentelijke <strong>be</strong>drijven (regieën) die een<br />

uitvloeisel vormen van deze diensten en ten slotte de door de openbare macht bij<br />

wijze van stichting opgerichte instellingen van Belgisch recht met openbaar <strong>be</strong>heer.<br />

Een openbare instelling vertoont inzonderheid de volgende kenmerken:<br />

- ze <strong>be</strong>zit een van de overheidsinstelling - die ze heeft opgericht - onderscheiden<br />

rechtspersoonlijkheid;<br />

- ze wordt opgericht door een wet, een <strong>be</strong>sluit, een decreet of een verordening<br />

(oprichting bij wijze van stichting);<br />

- ze wordt opgericht met als doel <strong>be</strong>paalde collectieve <strong>be</strong>hoeften van algemeen<br />

<strong>be</strong>lang te <strong>be</strong>vredigen;<br />

- in de uitoefening van haar activiteiten geniet ze een autonomie voor de<br />

organisatie en het <strong>be</strong>heer;<br />

- ze blijft, in meer of mindere mate, onderworpen aan diverse controles<br />

waaronder het toezicht van de overheid.<br />

Bij wijze van voor<strong>be</strong>eld kunnen als openbare instellingen die bij wijze van stichting<br />

zijn opgericht, worden aangehaald: het Instituut van de accountants en <strong>be</strong>lastingconsulenten<br />

(I.A.B.), het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten<br />

(B.I.B.F.), de orde der geneesheren, advocaten en architecten, de Vlaamse Dienst<br />

voor de Buitenlandse Handel (V.D.B.H.), het Vlaams Fonds voor de sociale integratie<br />

van personen met een handicap, de Brusselse hoofdstedelijke dienst voor brandweer<br />

en dringende medische hulp, het Federaal Voedselagentschap, Export Vlaanderen,<br />

Kind en gezin,....<br />

Voor de toepassing van artikel 6 van het Wetboek worden de federaties van<br />

gemeenten, opgericht overeenkomstig de wet van 26 juli 1970, met gemeenten<br />

gelijkgesteld.<br />

Artikel 6 van het Wetboek <strong>be</strong>oogt daarentegen niet de publiekrechtelijke verenigingen<br />

die bij wijze van vereniging en niet bij wijze van stichting tot stand gebracht<br />

zijn. Dat is onder meer het geval voor de intercommunale verenigingen, intergemeentelijke<br />

samenwerkingsverbanden, de coöperatieven van openbare diensten en de<br />

gemengde economische ondernemingen. De nagenoemde publiekrechtelijke verenigingen<br />

zijn dus <strong>be</strong>lastingplichtigen krachtens het gemeen recht: de Nationale<br />

Maatschappij der Belgische Spoorwegen, de Lijn, TEC, de maatschappijen voor<br />

intercommunaal vervoer, de gewestelijke huisvestingmaatschappijen en de door hen<br />

erkende maatschappijen, de gewestelijke maatschappijen voor watervoorziening, de<br />

intercommunale verenigingen voor drinkwatervoorziening of voor doeleinden van<br />

gemeentelijk <strong>be</strong>lang zoals gas- of elektriciteitsvoorziening.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 186<br />

De navolgende activiteiten of handelingen zijn aldus in principe niet aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen:<br />

- de uitbating van parkeerplaatsen op de openbare weg tegen <strong>be</strong>taling;<br />

- de ophaling en verwerking van huisvuil en ander afval door de publieke<br />

overheid binnen het kader van hun reglementerings- en <strong>be</strong>heers<strong>be</strong>voegdheid;<br />

- het toestaan van een staanplaats op een openbare markt of de overdracht of<br />

verpachting van deze rechten;<br />

- de diensten van de brandweer,<br />

- …<br />

Het spreekt vanzelf dat de gemeentelijke, provinciale of andere overheid een niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

blijft voor het verrichten van handelingen die gratis worden<br />

verricht. Dit is bijvoor<strong>be</strong>eld het geval voor gratis openluchtconcerten, het<br />

verstrekken van gratis logies en maaltijden aan personen in nood, …<br />

88/2. Uitzonderingen.<br />

A. Handelingen die leiden tot concurrentieverstoring van enige<br />

<strong>be</strong>tekenis.<br />

De gemeenschapsregels die in nationaal recht worden omgezet door middel<br />

van artikel 6, tweede lid, van het Wetboek, onderwerpen evenwel de<br />

handelingen die door <strong>be</strong>doelde instellingen worden verricht aan de <strong>be</strong>lasting,<br />

als een verschillende <strong>be</strong>handeling ervan op het vlak van de btw zou leiden tot<br />

concurrentieverstoring van enige <strong>be</strong>tekenis.<br />

De navolgende voorwaarden moeten dus samen worden vervuld opdat de<br />

hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige zou worden toegekend aan een openbare<br />

instelling:<br />

- het verrichten van identieke handelingen als andere economische<br />

operatoren, voornamelijk uit de privé-sector;<br />

- het verrichten van deze handelingen leidt tot een <strong>be</strong>langrijke concurrentieverstoring<br />

ten nadele van de andere <strong>be</strong>trokken operatoren;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

187 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

- de <strong>be</strong>handeling als niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is de oorzaak van deze<br />

concurrentieverstoring.<br />

Of er sprake is van concurrentieverstoring is een feitenkwestie, die dient te<br />

worden onderzocht op basis van een gemotiveerd verzoekschrift uitgaand van<br />

de operator die zich <strong>be</strong>nadeeld voelt door de niet-<strong>be</strong>lastingplicht van een<br />

publiekrechtelijke instelling. In flagrante gevallen kan de concurrentieverstoring<br />

ambtshalve door de <strong>be</strong>lastingadministratie of door de <strong>be</strong>trokken<br />

overheid zelf worden opgeworpen.<br />

Ter zake kan worden vemeld: T-Service Interim, afdeling van de FOREM<br />

<strong>be</strong>last met de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van tijdelijk personeel of nog de erkende<br />

openbare instellingen, met name les Entreprises de Formation par le Travail<br />

(EFT) (ondernemingen voor leren op de werkvloer) en les Ateliers de<br />

Formation par le Travail (AFT) (werkplaatsen voor leren op de werkvloer).<br />

In verband met het <strong>be</strong>grip concurrentieverstoring wordt verwezen naar het<br />

arrest Salix van 4 juni 2009, zaak C-102/08, van het Hof van Justitie van de<br />

Europese Unie waarin het Hof heeft gesteld dat artikel 13, tweede lid, van de<br />

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 novem<strong>be</strong>r 2006 aldus moet worden<br />

uitgelegd dat publiekrechtelijke lichamen als <strong>be</strong>lastingplichtig moeten worden<br />

<strong>be</strong>schouwd voor de werkzaamheden die zij verrichten als overheid, niet alleen<br />

wanneer de omstandigheid dat zij niet <strong>be</strong>lastingplichtig zijn uit hoofde van het<br />

eerste lid, eerste alinea, of van het tweede lid van die <strong>be</strong>paling leidt tot<br />

concurrentievervalsing van enige <strong>be</strong>tekenis ten nadele van particuliere<br />

concurrenten, maar ook indien dat leidt tot dergelijke vervalsing in hun eigen<br />

nadeel.<br />

Tevens kan worden verwezen naar het arrest Isle of Wight van 16 septem<strong>be</strong>r<br />

2008, zaak C-288/07, van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin het<br />

Hof heeft gesteld dat het <strong>be</strong>grip "concurrentieverstoring van enige <strong>be</strong>tekenis"<br />

waartoe de <strong>be</strong>handeling als niet-<strong>be</strong>lastingplichtige van publiekrechtelijke<br />

lichamen die werkzaamheden als overheid verrichten, zou leiden, moet worden<br />

<strong>be</strong>oordeeld met <strong>be</strong>trekking tot die werkzaamheden als zodanig zonder dat die<br />

<strong>be</strong>oordeling <strong>be</strong>trekking heeft op een specifieke plaatselijke markt.<br />

De term "zou leiden tot" in de zin van artikel 13, eerste lid, tweede alinea van<br />

de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 novem<strong>be</strong>r 2006 moet aldus<br />

worden uitgelegd dat hij niet alleen slaat op daadwerkelijke concurrentie, maar<br />

ook op potentiële concurrentie, voor zover de mogelijkheid dat een particuliere<br />

marktdeelnemer werkzaam wordt op de relevante markt, reëel en niet zuiver<br />

hypothetisch is.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 188<br />

De uitdrukking "van enige <strong>be</strong>tekenis" in de zin van voornoemd artikel 13,<br />

eerste lid, tweede alinea, moet aldus worden <strong>be</strong>grepen dat de daadwerkelijke of<br />

potentiële concurrentievervalsing van meer dan on<strong>be</strong>duidende omvang dient te<br />

zijn.<br />

Er wordt ook in herinnering gebracht dat de handelingen die worden verricht<br />

binnen de voorwaarden om aan de <strong>be</strong>lasting te worden onderworpen, de<br />

vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting kunnen genieten, overeenkomstig artikel 56, § 2,<br />

van het Wetboek, als het omzetcijfer van deze handelingen het <strong>be</strong>drag van<br />

5580 euro per jaar niet overschrijdt (z. koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19 van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1992).<br />

B. Specifieke werkzaamheden die niet van on<strong>be</strong>duidende omvang zijn<br />

Voor wel<strong>be</strong>paalde handelingen die expliciet worden genoemd in het derde lid<br />

van artikel 6, van het Wetboek worden de publiekrechtelijke lichamen in elk<br />

geval als <strong>be</strong>lastingplichtige aangemerkt zonder dat men moet nagaan of er<br />

sprake is van een eventuele concurrentieverstoring, maar voor zover deze<br />

handelingen niet van on<strong>be</strong>duidende omvang zijn.<br />

Men zal in elk geval aannemen dat het gaat om werkzaamheden die van<br />

on<strong>be</strong>duidende omvang zijn indien de drempel van de vrijstellingsregeling als<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het Wetboek niet wordt <strong>be</strong>reikt. Voor de rest<br />

moet de situatie geval per geval worden onderzocht.<br />

Er dient te worden opgemerkt dat sommige handelingen die opgenomen waren<br />

in het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 26 (opgeheven met ingang van 1 juli 2007) niet<br />

hernomen werden in artikel 6 van het Wetboek.<br />

De in het opgeheven koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 26 vermelde handelingen, die niet<br />

uitdrukkelijk in het derde lid van artikel 6 van het Wetboek werden<br />

heropgenomen, <strong>be</strong>treffen in feite handelingen die normaal leiden tot<br />

concurrentieverstoring van enige <strong>be</strong>tekenis, en die aldus in principe <strong>be</strong>doeld<br />

zijn onder punt A hiervoor. De <strong>be</strong>trokken publiekrechtelijke instellingen zijn in<br />

die omstandigheden nog steeds <strong>be</strong>lastingplichtigen voor de <strong>be</strong>doelde<br />

handelingen.<br />

Hierna volgt een vergelijking tussen de handelingen opgenomen in het<br />

opgeheven koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 26 en de handelingen opgenomen in artikel 6<br />

van het Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

189 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 26 Huidige tekst artikel 6<br />

Als <strong>be</strong>lastingplichtige voor de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde worden<br />

aangemerkt:<br />

1° de diensten en de regieën van de<br />

Staat, van de Gemeenschappen, van<br />

de Gewesten, van de provinciën, van<br />

de agglomeraties en van de<br />

gemeenten, alsmede de openbare<br />

instellingen, ten aanzien van:<br />

- de levering en de voorziening van<br />

water, gas, elektriciteit en stoom;<br />

- de verkoop van landbouw- en<br />

tuinbouwproducten, en van voedingsmiddelen<br />

van een landbouw-<br />

of een handels<strong>be</strong>drijf;<br />

- het verlenen van het recht tot<br />

verkoop in het groot van land- en<br />

tuinbouwproducten op een openbare<br />

markt, georganiseerd in een<br />

speciaal voor dit doel uitgeruste<br />

en geëxploiteerde inrichting,<br />

evenals de leveringen van goederen<br />

en diensten die ze in dit<br />

kader verrichten;<br />

- de verkoop van bomen en hout<br />

van een bos<strong>be</strong>drijf;<br />

- de levering van goederen en het<br />

verrichten van diensten in het<br />

kader van de exploitatie van<br />

havens, <strong>be</strong>vaarbare waterlopen en<br />

vlieghavens;<br />

- de exploitatie en het verlenen van<br />

rechten op de exploitatie van een<br />

restaurant, een hotel of een<br />

drankgelegenheid die voor het<br />

publiek vrij toegankelijk zijn;<br />

2° de levering en de voorziening van<br />

water, gas, elektriciteit en stoom;<br />

5° de levering van nieuwe goederen<br />

geproduceerd voor de verkoop;<br />

6° de handelingen van de landbouwinterventiebureaus<br />

met <strong>be</strong>trekking tot<br />

landbouwproducten, die worden verricht<br />

op grond van verordeningen<br />

houdende een gemeenschappelijke<br />

marktordening voor deze producten;<br />

7° de exploitatie van commerciële<br />

<strong>be</strong>urzen en tentoonstellingen;<br />

4° de levering van goederen en het<br />

verrichten van diensten in het kader<br />

van de exploitatie van havens,<br />

<strong>be</strong>vaarbare<br />

havens;<br />

waterlopen en vlieg-<br />

11° de leveringen van goederen en de<br />

diensten verricht door <strong>be</strong>drijfskantines,<br />

<strong>be</strong>drijfswinkels, coöperaties<br />

en soortgelijke inrichtingen;


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 190<br />

- de exploitatie en het verlenen van<br />

rechten op de exploitatie van een<br />

school voor het <strong>be</strong>sturen van<br />

motorrijtuigen;<br />

2° de diensten en de regieën van de<br />

provincies en van de gemeenten,<br />

alsmede de openbare instellingen,<br />

ten aanzien van:<br />

- de exploitatie en het verlenen van<br />

rechten op de exploitatie van een<br />

parkeergelegenheid, een opslagplaats,<br />

een kampeerterrein, een<br />

radio- of een televisiedistributienet<br />

en een slachthuis;<br />

- de vestigingen, overdrachten en<br />

wederoverdrachten van zakelijke<br />

rechten op uit hun aard<br />

onroerende goederen die in<br />

artikel 44, § 3, 1°, b), van het<br />

Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde van de<br />

vrijstelling worden uitgesloten;<br />

- de verkoop van onroerende<br />

goederen die in artikel 44, § 3, 1°,<br />

a), van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde van de vrijstelling wordt<br />

uitgesloten;<br />

- de zogenaamde onroerende<br />

leasing als <strong>be</strong>doeld in artikel 44,<br />

§ 3, 2°, b), van het Wetboek van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde;<br />

3° de Regie van de Gevangenisar<strong>be</strong>id<br />

en de autonome strafinrichtingen die<br />

ressorteren onder het Ministerie van<br />

Justitie;<br />

4° de Dienst voor Nijverheids<strong>be</strong>vordering;<br />

5° de Algemene Spaar- en Lijfrentekas;<br />

(1 februari 2012)<br />

8° de exploitatie en het verlenen van<br />

rechten op de exploitatie van een<br />

parkeergelegenheid, een opslagplaats<br />

en/of een kampeerterrein;


(1 februari 2012)<br />

191 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

6° de Regie van Telegrafie en 1° de telecommunicatiediensten;<br />

Telefonie<br />

7° het Belgisch Staatsblad;<br />

8° (opgeheven)<br />

9° de Belgische Dienst voor <strong>be</strong>drijfsleven<br />

en landbouw;<br />

10° (opgeheven)<br />

11° de Regie voor maritiem transport;<br />

12° de Proefbank voor vuurwapens;<br />

13° Vlaamse Radio en Televisieomroep, 12° de leveringen van goederen en de<br />

Omroep van de Vlaamse Gemeen- diensten verricht door radio- en<br />

schap, de "Radio-Télévision <strong>be</strong>lge<br />

de la Communauté française" en de<br />

"Belgischer Rundfunk";<br />

14° de Koninklijke Munt van België;<br />

15° de Nationale Instelling voor Radioactief<br />

Afval en Verrijkte Splijtstoffen<br />

(N.I.R.A.S.).<br />

televisieomroepdiensten;<br />

3° het goederen- en personenvervoer;<br />

9° de werkzaamheden inzake reclame;<br />

10° de diensten van reisbureaus <strong>be</strong>doeld<br />

in artikel 1, § 7.<br />

88/3. Retributie en <strong>be</strong>lasting.<br />

Een handeling verricht door een openbaar lichaam kan worden vergoed door de<br />

<strong>be</strong>taling van een prijs, van een retributie (verhaal<strong>be</strong>lasting) of van een <strong>be</strong>lasting.<br />

De btw is zowel van toepassing op de retributie die krachtens een gemeentereglementering<br />

wordt geheven als tegenwaarde van een levering van goederen of een<br />

dienstverrichting, als op de prijs die contractueel voor de handeling is <strong>be</strong>paald.<br />

Daarentegen kan de btw niet de overheids<strong>be</strong>lasting treffen waaraan de <strong>be</strong>lastingschuldige<br />

zich niet kan onttrekken, ongeacht of hij al dan niet het goed verkrijgt of al<br />

dan niet de dienst ontvangt.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 192<br />

88/4. Intercommunales.<br />

De intercommunale vereniging is een publiekrechtelijke vereniging die zich in de<br />

plaats stelt van de aangesloten gemeenten bij het uitvoeren van de opdracht waarmee<br />

ze werd <strong>be</strong>last (Wilkin, Dictionnaire communal, z. Association de communes,<br />

nr. 11).<br />

Wanneer de intercommunale vereniging werkelijk in de plaats van de aangesloten<br />

gemeenten handelt, en deze laatsten ten voordele van de intercommunale vereniging<br />

afstand doen van hun reglementerings- en <strong>be</strong>heersrechten ten aanzien van de<br />

opdrachten waarvan zij de lasten droegen, vertegenwoordigen de sommen die door<br />

de gemeenten aan de intercommunale vereniging worden gestort niet de prijs van een<br />

dienst, maar een financiële bijdrage in de <strong>be</strong>heerslasten.<br />

De vraag of een gemeente werkelijk afstand gedaan heeft, ten voordele van een<br />

intercommunale vereniging waartoe zij is toegetreden, van haar reglementerings- en<br />

<strong>be</strong>heersrechten met <strong>be</strong>trekking tot een <strong>be</strong>paalde opdracht, derwijze dat de<br />

intercommunale vereniging er het <strong>be</strong>heer van verricht in de plaats van haar lid, is een<br />

vraagstuk dat per geval moet worden <strong>be</strong>oordeeld, rekening houdend met onder meer<br />

de <strong>be</strong>palingen van het verenigingscontract. Zo is er geen afstand:<br />

a) wanneer een gemeente een <strong>be</strong>roep mag doen op een openbare aan<strong>be</strong>steding<br />

voor de uitvoering van handelingen waarvan zij het <strong>be</strong>heer aan een intercommunale<br />

vereniging heeft overgelaten;<br />

b) wanneer een gemeente het recht <strong>be</strong>houdt zelf de aan de intercommunale<br />

vereniging overgelaten opdracht uit te voeren;<br />

c) wanneer meer algemeen de gemeente, niettegenstaande haar toetreding, vrij<br />

blijft in de keuze van haar medecontractant.<br />

Er is evenmin afstand wanneer diensten en regieën van de Staat of provincies<br />

bindingen aangaan met intercommunale verenigingen.<br />

A. In geval van werkelijke afstand is de volgende regeling op de <strong>be</strong>trokken<br />

verenigingen van toepassing; daarbij zal onderscheid worden gemaakt<br />

naargelang de werkzaamheden van <strong>be</strong>heer, die de intercommunale vereniging<br />

in de plaats van de gemeenten uitoefent, al dan niet aan de btw onderworpen<br />

zijn.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

193 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

1. De werkzaamheden van <strong>be</strong>heer, die de intercommunale in de plaats van<br />

de gemeenten uitoefent, zijn aan de btw onderworpen.<br />

Deze werkzaamheden zijn die waarvoor de gemeenten overeenkomstig<br />

artikel 6, tweede en derde lid van het Wetboek als <strong>be</strong>lastingplichtige met<br />

recht op aftrek worden aangemerkt, voor zover evenwel deze niet van<br />

on<strong>be</strong>duidende omvang zijn. Het <strong>be</strong>treft o.a. de werkzaamheden die<br />

<strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de levering aan verbruikers van water, gas,<br />

elektriciteit of stoom.<br />

De volgende oplossingen zijn van toepassing.<br />

a) De intercommunale verstrekt rechtstreeks de goederen en diensten<br />

aan de verbruikers, zonder tussenkomst van de gemeente.<br />

De btw is verschuldigd in de <strong>be</strong>trekkingen tussen de intercommunale<br />

en de verbruikers op de prijs die aan de verbruikers wordt<br />

gevraagd. Alleen de intercommunale heeft de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige; die hoedanigheid geeft haar het recht de<br />

voor<strong>be</strong>lasting met <strong>be</strong>trekking tot die werkzaamheid in aftrek te<br />

brengen.<br />

b) De gemeenten verstrekken zelf de goederen en diensten aan de<br />

verbruikers maar laten het <strong>be</strong>heer over die werkzaamheid geheel of<br />

gedeeltelijk over aan de intercommunale.<br />

De <strong>be</strong>lasting is in <strong>be</strong>ginsel verschuldigd in de <strong>be</strong>trekkingen tussen<br />

de gemeente en de verbruikers, op het <strong>be</strong>drag dat hen voor de hun<br />

verstrekte diensten en goederen wordt gevraagd. De gemeente heeft<br />

de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige; ze brengt in die<br />

hoedanigheid de voor<strong>be</strong>lasting met <strong>be</strong>trekking tot die werkzaamheid<br />

in aftrek.<br />

Anderzijds is de <strong>be</strong>lasting niet verschuldigd op de <strong>be</strong>dragen die de<br />

gemeenten als deelneming in de <strong>be</strong>heerskosten aan de intercommunale<br />

<strong>be</strong>talen. De voor<strong>be</strong>lasting waarmee de <strong>be</strong>heerskosten<br />

<strong>be</strong>zwaard zijn, mogen echter door de gemeenten in aftrek worden<br />

gebracht, in de mate waarin de gemeenten tussenkomen in die<br />

kosten. In dat opzicht wordt aangenomen dat de inter-communale<br />

een geheel vormt met ieder van de aangesloten gemeenten.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 194<br />

(1 februari 2012)<br />

Aangezien evenwel de intercommunale vaak <strong>be</strong>ter dan de<br />

gemeenten uitgerust is voor het vervullen van de formaliteiten die<br />

voor de toepassing van de btw vereist zijn, zal de Administratie<br />

geen kritiek uitbrengen op de hierna vermelde oplossingen:<br />

1° indien de gemeenten het <strong>be</strong>heer volledig aan de intercommunale<br />

overlaten (bijvoor<strong>be</strong>eld de levering en de<br />

voorziening van water, gas, elektriciteit of stoom), mag<br />

worden aangenomen dat de intercommunale de goederen en<br />

diensten rechtstreeks aan de verbruikers verstrekt. In dat<br />

geval kan de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>taald worden in de <strong>be</strong>trekkingen<br />

tussen de intercommunale en de verbruikers en mag de<br />

intercommunale een globale btw-aangifte indienen voor het<br />

geheel van de aan de verbruikers van de aangesloten<br />

gemeenten gedane leveringen;<br />

2° indien de gemeente het <strong>be</strong>heer over een <strong>be</strong>drijfssector slechts<br />

gedeeltelijk aan de intercommunale overlaat kan worden<br />

aangenomen dat de intercommunale <strong>be</strong>lastingplichtige is<br />

voor dat <strong>be</strong>heer en mogen de kosten ervan, verhoogd met de<br />

<strong>be</strong>lasting, aan de gemeente worden aangerekend. De<br />

gemeente moet de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>talen op de door haar aan de<br />

verbruikers verstrekte leveringen en diensten, na aftrek van<br />

de <strong>be</strong>lasting die haar in rekening wordt gebracht, terwijl de<br />

intercommunale de <strong>be</strong>lasting waarmee haar <strong>be</strong>heerskosten<br />

<strong>be</strong>zwaard zijn zelf in aftrek brengt.<br />

In verband hiermee dient te worden aangestipt dat, bij<br />

wederverkoop door een gemeente aan verbruikers van water,<br />

gas, elektriciteit of stoom, gekocht bij een intercommunale,<br />

de <strong>be</strong>lasting op die inkoop verschuldigd is, <strong>be</strong>houdens<br />

ingeval de toestand <strong>be</strong>sproken in 1° hierboven zich voordoet.<br />

2. De werkzaamheden van <strong>be</strong>heer die de intercommunale in de plaats van<br />

de gemeenten uitoefent zijn niet aan de btw onderworpen.<br />

Die werkzaamheden zijn die waarvoor de gemeente niet de hoedanigheid<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige heeft. Dit is bijvoor<strong>be</strong>eld het geval voor het<br />

ophalen van huisvuil.


(1 februari 2012)<br />

195 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

In de <strong>be</strong>trekkingen tussen de intercommunale en de gemeenten is de<br />

<strong>be</strong>lasting op de financiële tussenkomst van die gemeenten in de<br />

<strong>be</strong>heerskosten niet verschuldigd. Maar de intercommunale heeft niet de<br />

hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige t.a.v. die werkzaamheid en ze kan de<br />

voor<strong>be</strong>lasting met <strong>be</strong>trekking tot die werkzaamheid niet in aftrek<br />

brengen.<br />

Die bijzondere regeling is evenwel niet van toepassing wanneer een bij<br />

een intercommunale aangesloten gemeente welke tot een aan<strong>be</strong>steding<br />

overgaat voor de uitvoering van een werk, die intercommunale uitnodigt<br />

in te schrijven zoals de andere aannemers. De intercommunale is een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige in de mate waarin zij, als gevolg van de toewijzing,<br />

werk verricht voor de gemeente.<br />

B. Wanneer er geen werkelijke afstand is van de reglementerings- en<br />

<strong>be</strong>heersrechten door de gemeente in het voordeel van de intercommunale (z.<br />

derde en vierde lid van punt 88/4) dienen de regels van het gemeen recht te<br />

worden toegepast, met dien verstande dat de intercommunale verenigingen als<br />

zodanig niet <strong>be</strong>doeld worden in artikel 6 van het Wetboek.<br />

Zo moet bijvoor<strong>be</strong>eld, bij ontstentenis van een werkelijke afstand, een<br />

intercommunale vereniging die, in de uitoefening van een geregelde werkzaamheid,<br />

leveringen van goederen of diensten als <strong>be</strong>doeld in het Wetboek ten<br />

voordele van een aangesloten gemeente verricht, zelfs in het kader van een<br />

verenigingscontract, deze leveringen van goederen of dienstverleningen aan de<br />

btw onderwerpen.<br />

Ten aanzien echter van de diverse werkzaamheden die aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen zijn, zelfs indien ze verricht worden door een publiekrechtelijk<br />

persoon, vnl. handelingen als <strong>be</strong>doeld in artikel 6, tweede en derde lid, van het<br />

Wetboek, zoals de levering en de distributie aan verbruikers van water, gas,<br />

elektriciteit of stoom, mogen de bijzondere regels <strong>be</strong>paald in punt A, cijfer 1,<br />

hierboven, worden gevolgd, zelfs bij ontstentenis van een werkelijke afstand.<br />

Deze regels heb<strong>be</strong>n overigens geen invloed op de <strong>be</strong>lastingdruk.<br />

C. De handelingen die een intercommunale vereniging buiten het kader van haar<br />

statuten verricht, onder meer het leveren van goederen en het verrichten van<br />

diensten rechtstreeks aan andere personen dan de toegetreden gemeenten, zijn<br />

evenwel onderworpen aan de btw-regeling welke op die handelingen van<br />

toepassing is (z. aanschr. nr. 148/1971, gewijzigd bij de aanschr. nr. 6/1975).


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 196<br />

88/5. Autonome gemeente- en provincie<strong>be</strong>drijven.<br />

De gemeente- en provincie<strong>be</strong>drijven, zijn bij toepassing van artikel 6 van het<br />

Wetboek geen btw-<strong>be</strong>lastingplichtigen tenzij zij werkzaamheden verrichten als<br />

<strong>be</strong>doeld in het tweede en derde lid van voornoemd artikel.<br />

De autonome gemeente<strong>be</strong>drijven met rechtspersoonlijkheid en de autonome<br />

provincie<strong>be</strong>drijven met rechtspersoonlijkheid vallen niet onder de <strong>be</strong>palingen van<br />

voornoemd artikel 6 van het Wetboek maar worden aangemerkt als <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

in de zin van artikel 4 van dit Wetboek indien zij in het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

handelingen verrichten (z. <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 101.890 dd. 27.03.2002).<br />

88/6. Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden<br />

Intergemeentelijke samenwerking is de samenwerking op vrijwillige basis tussen<br />

twee of meer gemeenten met het oog op het realiseren van een gemeenschappelijke<br />

doelstelling. Het Vlaams Decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking van<br />

6 juli 2001 regelt de <strong>be</strong>palingen die gelden voor alle samenwerkingsverbanden van<br />

gemeenten waarvan het hele ambtsgebied binnen het Vlaams Gewest valt. De in<br />

Vlaanderen gelegen intercommunales hadden twee jaar de tijd om hun statuten aan<br />

dit decreet aan te passen. Dit decreet onderscheidt volgende vormen van<br />

intergemeentelijke samenwerking:<br />

A. Samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid<br />

Interlokale vereniging<br />

De interlokale vereniging is een samenwerkingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid<br />

en zonder <strong>be</strong>heersoverdracht. Gemeenten kunnen voor deze<br />

samenwerkingsvorm opteren om een wel<strong>be</strong>paald project uit te voeren.<br />

Behoudens andersluidende decretale <strong>be</strong>palingen kunnen andere rechtspersonen,<br />

zowel van publiek recht als van privaat recht, hieraan deelnemen.<br />

Betreffende interlokale verenigingen treden op onder hun eigen naam en<br />

kunnen vanuit hun eigen organisatie goederen en diensten ontvangen en<br />

goederen en diensten verstrekken. Ten opzichte van derden treden zij op als<br />

een afzonderlijke entiteit. De interlokale vereniging wordt als btw-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

aangemerkt voor levering van goederen en diensten ten voordele van<br />

deelnemende gemeenten en derden.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

197 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

De overeenkomst kan <strong>be</strong>palen dat één van de deelnemende gemeenten wordt<br />

aangesteld als <strong>be</strong>herende gemeente waar de zetel wordt gevestigd en die de<br />

interlokale vereniging vertegenwoordigt. De <strong>be</strong>herende gemeente kan eigen<br />

personeel inzetten ten <strong>be</strong>hoeve van het samenwerkingsverband. Deze<br />

ter<strong>be</strong>schikkingstelling van statutair personeel aan de interlokale vereniging is<br />

niet aan de btw onderworpen. Hetzelfde geldt voor het inbrengen van de<br />

gemeenten tenzij zij op grond van artikel 6, tweede en derde lid, van het<br />

Wetboek handelen als <strong>be</strong>lastingplichtige met recht op aftrek. Inbrengen in geld<br />

zijn in geen geval onderworpen aan de btw.<br />

B. Samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid<br />

Twee of meer gemeenten kunnen een samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid<br />

tot stand brengen voor hun doelstellingen die <strong>be</strong>horen tot één<br />

of meer inhoudelijk samenhangende <strong>be</strong>leidsdomeinen. Naast gemeenten en<br />

provincies kunnen <strong>be</strong>houdens andersluidende decretale <strong>be</strong>palingen uitsluitend<br />

autonome gemeente<strong>be</strong>drijven, OCMW's en hun verenigingen, in zoverre die<br />

uitsluitend uit openbare rechtspersonen <strong>be</strong>staan, en andere samenwerkingsverbanden,<br />

opgericht volgens de <strong>be</strong>palingen van het decreet van 6 juli 2001,<br />

hieraan deelnemen. Het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid is<br />

een publiekrechtelijke rechtspersoon. Haar verbintenissen heb<strong>be</strong>n evenwel<br />

geen handelskarakter.<br />

De gemeenten <strong>be</strong>slissen over de <strong>be</strong>heersoverdracht overeenkomstig de statuten<br />

van het samenwerkingsverband. Onder <strong>be</strong>heersoverdracht wordt verstaan het<br />

toevertrouwen door de deelnemende gemeenten aan het samenwerkingsverband<br />

van de uitvoering van door hen genomen <strong>be</strong>slissingen in het kader van<br />

zijn doelstellingen, in die zin dat de deelnemende gemeenten zich het recht<br />

ontzeggen zelfstandig of samen met derden dezelfde opdracht uit te voeren.<br />

Het <strong>be</strong>staan van <strong>be</strong>heersoverdracht moet blijken uit de statuten van het<br />

intergemeentelijk samenwerkingsverband. In dit opzicht wordt opgemerkt dat<br />

het principe van de exclusieve dienstverlening, waarbij gemeenten opteren om<br />

<strong>be</strong>paalde diensten exclusief af te nemen bij het samenwerkingsverband, niet<br />

kan worden aangemerkt als of gelijkgesteld met <strong>be</strong>heersoverdracht.<br />

Er <strong>be</strong>staan drie vormen van een samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid:


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 198<br />

89. (Opgeheven.)<br />

1. Projectvereniging.<br />

(1 februari 2012)<br />

De projectvereniging is een samenwerkingsverband zonder <strong>be</strong>heersoverdracht<br />

dat tot doel heeft een duidelijk omschreven project te plannen,<br />

uit te voeren en te controleren.<br />

Inzake btw moet de projectvereniging worden aangemerkt als een<br />

gewone <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in artikel 4 van het Wetboek.<br />

2. Dienstverlenende vereniging<br />

De dienstverlenende vereniging is een samenwerkingsverband zonder<br />

<strong>be</strong>heersoverdracht dat tot doel heeft een duidelijk omschreven ondersteunende<br />

dienst te verlenen aan de deelnemende gemeenten, eventueel<br />

voor verschillende <strong>be</strong>leidsdomeinen.<br />

Inzake btw moet de dienstverlenende vereniging worden aangemerkt als<br />

een gewone <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in artikel 4 van het Wetboek.<br />

3. Opdrachthoudende vereniging<br />

De opdrachthoudende vereniging is een samenwerkingsverband met<br />

<strong>be</strong>heersoverdracht waaraan de deelnemende gemeenten de uitvoering van<br />

één of meer duidelijk omschreven <strong>be</strong>voegdheden met <strong>be</strong>trekking tot één<br />

of meer functioneel samenhangende <strong>be</strong>leidsdomeinen toevertrouwen.<br />

Vermits er bij de opdrachthoudende vereniging <strong>be</strong>heersoverdracht is door<br />

de deelnemende gemeenten, handelt de opdrachthoudende vereniging<br />

voor rekening en in de plaats van deze gemeenten. De handelingen die de<br />

opdrachthoudende vereniging aldus in de plaats van de gemeenten<br />

verricht zijn al dan niet aan de btw onderworpen (art. 6 Btw-Wetboek).<br />

Volgens dit onderscheid is de regeling uiteengezet in nr. 88/4, punt A.1.<br />

of A.2. van toepassing.


(1 februari 2012)<br />

199 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

III. Toevallige <strong>be</strong>lastingplichtigen. (Wetboek art. 8, 8bis en 44, § 3, 8°).<br />

90. Toevallige leveringen van nieuwe gebouwen of van zakelijke rechten op die<br />

gebouwen.<br />

In de regel verwerft een persoon of een groepering slechts de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige indien ze onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden een <strong>be</strong>paalde werkzaamheid<br />

uitoefenen. Zodra die werkzaamheid onder de gestelde voorwaarden wordt<br />

uitgeoefend, is men van rechtswege <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

In de navolgende gevallen wordt van deze regel afgeweken.<br />

De personen die slechts toevallig nieuwe gebouwen vervreemden of op die<br />

gebouwen zakelijke rechten vestigen, overdragen of wederoverdragen verkrijgen de<br />

hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige niet van rechtswege doch slechts op voorwaarde<br />

dat ze voor die hoedanigheid opteren.<br />

Bedoelde personen zijn:<br />

- degene die, anders dan in de uitoefening van een economische activiteit, een<br />

gebouw heeft opgericht of heeft laten oprichten of met <strong>be</strong>taling van de btw<br />

heeft verkregen en het binnen de daartoe gestelde termijn onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel vervreemdt (Wetboek, art. 8, § 1);<br />

- degene die, anders dan in de uitoefening van een economische activiteit, een<br />

vruchtgebruik, een recht van opstal, een erfpacht, van gebruik, van <strong>be</strong>woning<br />

of een erfdienstbaarheid op een nieuw gebouw binnen de daartoe gestelde<br />

termijn vestigt, overdraagt of wederoverdraagt (Wetboek, art. 8, §§ 2 en 3).<br />

Teneinde voor deze alleenstaande handeling de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

te verkrijgen, moeten bovengenoemde personen voor die hoedanigheid opteren. Die<br />

optie geeft hen de mogelijkheid het nieuwe gebouw met toepassing van de btw te<br />

vervreemden of een zakelijk recht met <strong>be</strong>trekking tot dergelijk gebouw met<br />

toepassing van de btw te vestigen, over te dragen of weder over te dragen en de btw<br />

te recupereren die ze heb<strong>be</strong>n moeten <strong>be</strong>talen uit hoofde van de oprichting of<br />

verkrijging van dat gebouw of uit hoofde van de vestiging, overdracht of<br />

wederoverdracht van een zakelijk recht op dergelijk gebouw.<br />

De wijze waarop de optie moet ge<strong>be</strong>uren, alsmede de regeling op het stuk van de<br />

aftrek en de <strong>be</strong>taling van de btw zijn vastgesteld in het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 14<br />

(z. Hoofdstuk VII).


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 200<br />

90/2. Betalings- en ontvangstverrichtingen.<br />

Artikel 44, § 3, 8°, van het Wetboek <strong>be</strong>paalt dat degene die krachtens deze <strong>be</strong>paling<br />

vrijgestelde <strong>be</strong>talings- of ontvangstverrichtingen doet, onder de voorwaarden gesteld<br />

door of vanwege de Minister van Financiën, kan kiezen voor het <strong>be</strong>lasten ervan<br />

(z. nrs. 313 en 331).<br />

De regeling terzake maakt het voorwerp uit van de aanschrijving nr. 18/1979.<br />

90/3. De personen die toevallig een nieuw vervoermiddel intracommunautair leveren.<br />

Op grond van artikel 8bis, § 1, van het Wetboek wordt als <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

aangemerkt eenieder die toevallig onder <strong>be</strong>zwarende titel een nieuw vervoermiddel<br />

levert onder de voorwaarden van artikel 39bis.<br />

Is derhalve ook <strong>be</strong>lastingplichtige, de particulier (loontrekkende, gepensioneerde, ...)<br />

of de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon (Staat, provincie, gewest, enz. ...<br />

handelend als openbare overheid), die een nieuw vervoermiddel levert waarbij dit<br />

goed door de verkoper of de afnemer, of voor hun rekening, met als <strong>be</strong>stemming de<br />

afnemer, wordt verzonden of vervoerd buiten België maar binnen de Gemeenschap,<br />

zonder onderscheid voor de toepassing van deze <strong>be</strong>paling of de verwerver in de<br />

Lidstaat van <strong>be</strong>stemming een <strong>be</strong>lastingplichtige, een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon<br />

of een andere niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is. (z. nr. 310/74).<br />

IV. Andere bijzondere gevallen inzake <strong>be</strong>lastingplicht.<br />

91. De permanente <strong>be</strong>langengemeenschappen, kostendelende verenigingen, economische<br />

samenwerkingsverbanden.<br />

In de aanschrijving nr. 3/1996 wordt de regeling toegelicht die van toepassing is op<br />

de handelingen tussen een permanente <strong>be</strong>langengemeenschap, een kostendelende<br />

vereniging of een economisch samenwerkingsverband en haar deelnemers of tussen<br />

de deelnemers van een dergelijk organisme. (z. kon. <strong>be</strong>sl. nr. 43).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

201 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

92. Organisatoren van culturele of sportieve samenkomsten en van vermakelijkheden.<br />

Er wordt aangenomen (z. aanschr. 81/1971) dat niet als een <strong>be</strong>lastbare werkzaamheid<br />

moet worden aangemerkt, de organisatie van culturele of sportieve samenkomsten of<br />

van vermakelijkheden door een vereniging of groepering, die al of niet rechtspersoonlijkheid<br />

<strong>be</strong>zit en geen winstoogmerk heeft, wanneer de navolgende voorwaarden<br />

samen zijn vervuld:<br />

1° het doel van de vereniging of groepering mag niet <strong>be</strong>staan in de verdediging of<br />

de <strong>be</strong>vordering van de <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>langen van de leden;<br />

2° de vereniging of groepering mag niet opgericht zijn speciaal met het oog op de<br />

organisatie van culturele of sportieve samenkomsten of van vermakelijkheden;<br />

3° de samenkomsten mogen niet van blijvende aard zijn;<br />

4° de opbrengst van die samenkomsten moet uitsluitend worden gebruikt voor het<br />

verwezenlijken van het doel van de vereniging of groepering en mag niet zijn<br />

onderworpen, in hoofde van de vereniging of groepering, aan de vennootschaps<strong>be</strong>lasting<br />

of, in hoofde van de leden of aangeslotenen, aan de<br />

personen<strong>be</strong>lasting;<br />

5° de vereniging of groepering mag niet de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

heb<strong>be</strong>n wegens andere handelingen.<br />

Voor zover de hierboven opgesomde voorwaarden zijn vervuld, zijn dus in<br />

hoofdzaak <strong>be</strong>doeld de verenigingen of groeperingen zoals liefdadigheidsinstellingen,<br />

parochiale verenigingen, ouder- of jeugdverenigingen, vaderlandslievende, politieke,<br />

culturele, wetenschappelijke, filosofische, filantropische verenigingen, turnverenigingen<br />

en de verenigingen voor vrijetijds<strong>be</strong>steding.<br />

93. Zelfstandige journalisten en dagbladcorrespondenten.<br />

In de relatie tussen journalisten en dagbladcorrespondenten enerzijds en de uitgevers<br />

van kranten en tijdschriften anderzijds, aanvaardt de Administratie de interpretatie<br />

van de <strong>be</strong>trokken partijen dat de door eerstgenoemden geschreven artikelen door een<br />

auteursrecht worden <strong>be</strong>schermd en het verstrekken ervan aan de uitgevers geschiedt<br />

in het kader van een contract voor uitgave dat op grond van artikel 44, § 3, 3°, van<br />

het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting is vrijgesteld.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 202<br />

Indien volgens de bovengenoemde partijen het verstrekken van die geschreven<br />

artikelen niet <strong>be</strong>antwoordt aan de voorwaarden om als een contract van uitgave te<br />

worden aangemerkt, heb<strong>be</strong>n de journalisten en dagbladcorrespondenten die geregeld<br />

tegen vergoeding artikelen of <strong>be</strong>richten aan uitgevers verstrekken, de hoedanigheid<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige. Ze zijn eventueel wel onderworpen aan de vrijstellingsregeling<br />

<strong>be</strong>paald in artikel 56, § 2, van het Wetboek (z. aanschr. nr. 8/1993).<br />

93/2. Makelaars bij het plaatsen van advertenties.<br />

Gemeente<strong>be</strong>dienden, die <strong>be</strong>middelen bij het plaatsen van advertenties, hoeven zich<br />

niet te laten identificeren en zijn niet gehouden tot het nakomen van de<br />

verplichtingen die normaal aan <strong>be</strong>lastingplichtigen worden opgelegd, indien ze geen<br />

andere werkzaamheid uitoefenen waarvoor ze <strong>be</strong>lastingplichtige met recht op aftrek<br />

zijn.<br />

94. Bezorgers van kranten en andere publicaties.<br />

De natuurlijke personen die geregeld en zelfstandig zelf van deur tot deur kranten en<br />

andere publicaties <strong>be</strong>zorgen, moeten niet als <strong>be</strong>lastingplichtige worden geïdentificeerd<br />

en zijn niet gehouden de aan <strong>be</strong>lastingplichtigen opgelegde verplichtingen<br />

na te komen voor zover zij geen enkele andere werkzaamheid uitoefenen waardoor<br />

zij de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige verkrijgen (aanschr. 6/1971). De personen<br />

die kranten of andere publicaties kopen om ze, van deur tot deur, voor eigen rekening<br />

weder te verkopen, moeten daarentegen wel als btw-<strong>be</strong>lastingplichtige worden<br />

geïdentificeerd, eventueel onderworpen aan de vrijstellingsregeling.<br />

95. Ophalers van afvalstoffen, schippers, depothouders van wasserijen, uitzendkrachten,<br />

agentschappen voor weddenschappen op paardenwedrennen.<br />

Mits <strong>be</strong>paalde voorwaarden worden nageleefd, ontslaat de Administratie de volgende<br />

personen van de indiening van periodieke btw-aangiften en van de verplichting zelf<br />

de btw die ter zake van hun handelingen verschuldigd is te <strong>be</strong>talen (1) , voor zover ze<br />

afzien van hun recht op aftrek:<br />

(1) Zie ook aanschr. nr. 27/1975.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

203 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

1° de personen van wie de gehele werkzaamheid <strong>be</strong>staat in het verkopen van<br />

afvalstoffen als <strong>be</strong>doeld in de aanschrijvingen nrs. 88/1970 en 120/1971 (2) ;<br />

2° de schippers die niet meer dan vijf boten exploiteren en van wie de gehele<br />

<strong>be</strong>lastbare werkzaamheid <strong>be</strong>staat in het verrichten van vervoer te water<br />

(z. aanschr. 109/1970, 84/1971, 182/1971 en 2/1973);<br />

3° de depothouders van wasserijen, ververijen en stomerijen, die geen andere<br />

<strong>be</strong>lastbare werkzaamheid uitoefenen (z. aanschr. 28/1975);<br />

4° de personen die als uitzendkrachten diensten verlenen door tussenkomst van<br />

een uitzendbureau (z. aanschr. 70/1972);<br />

5° de agentschappen voor weddenschappen op paardenwedrennen die tussenkomen<br />

bij het inzamelen van inzetten op Belgische wedrennen (z. aanschr. 15/<br />

1974).<br />

96. Syndici van gebouwen.<br />

Zie nr. 106 hierna.<br />

97. Schade-experts.<br />

De diensten als schade-expert zijn uitdrukkelijk uitgesloten van de vrijstelling die,<br />

ten aanzien van de diensten als makelaar of lastheb<strong>be</strong>r bij verzekeringen, bij<br />

artikel 44, § 3, 4°, van het Wetboek is ingesteld. De schade-experts <strong>be</strong>zitten derhalve<br />

de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige met recht op aftrek (z. aanschr. 10/1979,<br />

afdeling 3).<br />

(2) De personen van wie de gehele werkzaamheid als <strong>be</strong>lastingplichtige niet <strong>be</strong>staat in het verkopen van de <strong>be</strong>doelde<br />

afvalstoffen, zijn niettemin door de aangehaalde aanschrijvingen ervan ontslagen voor die verkopen de btw te<br />

voldoen.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 204<br />

97/2. Prestaties van gerechtelijke deskundigen en van tolken en vertalers die met een<br />

gerechtelijke opdracht zijn <strong>be</strong>last.<br />

De regeling die van toepassing is ten aanzien van de prestaties van gerechtelijke<br />

deskundigen en van tolken en vertalers die met een gerechtelijke opdracht zijn <strong>be</strong>last,<br />

wordt toegelicht in de aanschrijving nr. 15/1979.<br />

98. Wisselagenten en wisselagentcorrespondenten.<br />

Wisselagenten en wisselagentcorrespondenten (thans <strong>be</strong>ursvennootschappen; z. Wet<br />

op de financiële transacties en de financiële markten van 4 decem<strong>be</strong>r 1990) die<br />

uitsluitend de in artikel 44, § 3, 7°, 9° en 10°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde vrijgestelde<br />

handelingen stellen, heb<strong>be</strong>n weliswaar de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige maar<br />

dan zonder recht op aftrek.<br />

Deze personen verkrijgen evenwel van rechtswege de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

met recht op aftrek wanneer ze geregeld, tegen <strong>be</strong>taling van een bijzondere<br />

vergoeding, de volgende handelingen verrichten:<br />

1° diensten die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op effecten (omruiling van effecten, vervanging<br />

van couponbladen, enz.); <strong>be</strong>taling van coupons en terug<strong>be</strong>taling van effecten<br />

wanneer de wisselagent geopteerd heeft voor het <strong>be</strong>lasten van deze <strong>be</strong>talingsverrichtingen,<br />

als <strong>be</strong>paald in artikel 44, § 3, 8°, van het Wetboek;<br />

2° verhuur van brandkasten;<br />

3° vermogens<strong>be</strong>heer;<br />

4° het in <strong>be</strong>waring nemen van effecten en andere lichamelijke of onlichamelijke<br />

roerende goederen;<br />

5° het verrichten van onderzoek en opzoekingen, het verstrekken van inlichtingen<br />

en adviezen, het geven van raad en het verlenen van raadplegingen in<br />

commerciële, economische, financiële, juridische, fiscale of organisatorische<br />

aangelegenheden.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

205 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

Wat de leveringen van <strong>be</strong>leggingsgoud door wisselagenten en wisselagentcorrespondenten<br />

<strong>be</strong>treft, wordt verwezen naar de regeling uiteengezet in aanschrijving<br />

nr. 3/2000.<br />

98/2. Kunstschilders, <strong>be</strong>eldhouwers, graveerders en keramiek<strong>be</strong>werkers.<br />

De kunstschilders, <strong>be</strong>eldhouwers, graveerders en keramiek<strong>be</strong>werkers, ongeacht of ze<br />

<strong>be</strong>roepskunstenaars of amateur-kunstenaars zijn, zijn btw-<strong>be</strong>lastingplichtigen van<br />

zodra ze gewoonlijk de werken verkopen die zij heb<strong>be</strong>n voortgebracht, zelfs indien<br />

die verkopen met onregelmatige tussenpozen plaatsvinden. De bijzondere regeling<br />

ingesteld bij de aanschrijving nr. 7/1974 werd op 1 januari 1993 opgeheven.<br />

99. Auteurs en componisten.<br />

De auteurs en de componisten van wie alle handelingen van het verlenen van<br />

licenties inzake auteursrechten worden gedaan door <strong>be</strong>middeling van de<br />

samenwerkende vennootschap "Belgische vereniging van auteurs, componisten en<br />

uitgevers" (S.A.B.A.M.) of de "Société des Auteurs et Compositeurs dramatiques",<br />

en die geen enkele andere aan de btw onderworpen werkzaamheid uitoefenen zijn<br />

ontheven van de btw-verplichtingen (z. aanschr. 166/1971).<br />

100. Solvabiliteitsonderzoekers.<br />

Sommige kredietinstellingen heb<strong>be</strong>n op hun aanvraag een vergunning verkregen om,<br />

ter ontlasting van de zelfstandige onderzoekers waarop zij een <strong>be</strong>roep heb<strong>be</strong>n<br />

gedaan, zelf de verschuldigde btw op de prestaties van deze laatsten te voldoen<br />

(z. aanschr. 181/1971). In overeenstemming hiermee worden de onderzoekers, die op<br />

aanvullende wijze werken voor rekening van kredietinstellingen die de boven<strong>be</strong>doelde<br />

vergunning heb<strong>be</strong>n aangevraagd, ontslagen van alle verplichtingen inzake<br />

identificatie, het indienen van aangiften en het <strong>be</strong>talen van de btw, op voorwaarde dat<br />

ze geen andere aan de btw onderworpen werkzaamheid uitoefenen.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 206<br />

101. Exporteurs.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 4. - Toepassingen.<br />

Industriëlen die door hen vervaardigde producten uitvoeren en handelaars die hun<br />

koopwaren uitvoeren evenals diegene die intracommunautaire leveringen verrichten,<br />

zijn <strong>be</strong>lastingplichtigen ofschoon hun leveringen en diensten van de <strong>be</strong>lasting zijn<br />

vrijgesteld om reden van de "uitvoer".<br />

Die personen mogen krachtens artikel 45, § 1, 2°, van het Wetboek de <strong>be</strong>lasting<br />

aftrekken, die geheven werd van de goederen en diensten die gebruikt worden om die<br />

uitvoeren en intracommunautaire leveringen te kunnen doen (z. hoofdstuk IX).<br />

102. Internationale vervoerders. Andere dienstverrichters.<br />

De diensten verricht door internationale vervoerders worden voor een groot gedeelte<br />

buiten België gebruikt en zijn in die mate niet aan de btw in België onderworpen.<br />

Desondanks mag de <strong>be</strong>lasting geheven van goederen en diensten die gebruikt worden<br />

om die niet in België <strong>be</strong>laste diensten te verrichten, in aftrek worden gebracht<br />

overeenkomstig artikel 45, § 1, 3°, van het Wetboek.<br />

Hetzelfde geldt voor de andere personen die diensten verrichten welke op grond van<br />

één van de <strong>be</strong>palingen van de artikelen 21 en 21bis van het Wetboek buiten België<br />

plaatsvinden.<br />

Ten aanzien van vervoer dat vrijgesteld is ingevolge artikel 41, § 1, van het Wetboek,<br />

zijn de vervoerders precies in dezelfde toestand als de exporteurs (z. nr. 101).<br />

103. Landbouwondernemers.<br />

Landbouwondernemers zijn <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan een bijzondere<br />

regeling (z. hoofdstuk XIII).


104. Ambachtslui.<br />

(1 februari 2012)<br />

207 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

Zij die een ambacht uitoefenen zijn <strong>be</strong>lastingplichtigen wanneer zij handelen in de<br />

bij artikel 4 van het Wetboek <strong>be</strong>paalde omstandigheden maar zij kunnen eventueel<br />

onder de forfaitaire regeling vallen die wordt <strong>be</strong>studeerd in hoofdstuk XIII.<br />

105. Beoefenaars van vrije <strong>be</strong>roepen.<br />

Zij die een vrij <strong>be</strong>roep uitoefenen zijn <strong>be</strong>lastingplichtigen wanneer ze handelen in de<br />

bij artikel 4 van het Wetboek <strong>be</strong>paalde omstandigheden. Belastingplichtigen zijn dus<br />

onder meer: architecten, landmetersschatters van onroerende goederen, accountants,<br />

<strong>be</strong>lastingconsulenten, zelfstandige ingenieurs en scheikundigen, octrooienraadgevers,<br />

adviesbureaus, raadgevers inzake organisatie, public-relations of reclame.<br />

Een aantal <strong>be</strong>oefenaars van vrije <strong>be</strong>roepen die in de uitoefening van hun geregelde<br />

werkzaamheid diensten verrichten die van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld ingevolge<br />

artikel 44 van het Wetboek, heb<strong>be</strong>n de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige zonder<br />

recht op aftrek (z. hoofdstuk X).<br />

105/2. Bedrijfsrevisoren en curatoren.<br />

In de aanschrijving nr. 11/1978 wordt de regeling toegelicht die van toepassing is op<br />

de prestaties van <strong>be</strong>drijfsrevisoren.<br />

Door de afschaffing van de uitzondering van artikel 18, § 1, 3° (oud), van het<br />

Wetboek zijn de prestaties die <strong>be</strong>drijfsrevisoren als commissaris verrichten vanaf<br />

1 januari 1993 aan de btw onderworpen.<br />

Anderzijds blijven de prestaties die een <strong>be</strong>drijfsrevisor in voorkomend geval verricht<br />

als vereffenaar van een vennootschap aangemerkt als niet-<strong>be</strong>lastbare diensten. In<br />

dergelijk geval wordt er immers van uit gegaan dat een <strong>be</strong>drijfsrevisor die optreedt<br />

als vereffenaar en derhalve handelt als orgaan van de vennootschap, omwille van de<br />

hem onder die omstandigheden door de rechtspersoon gegeven opdracht, zich in de<br />

relatie met laatstgenoemde in een band van ondergeschiktheid <strong>be</strong>vindt en bijgevolg<br />

ten aanzien van de in dat kader verrichte opdrachten niet de hoedanigheid van btw<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

heeft.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 208<br />

De bovengenoemde wijziging doet evenwel geen afbreuk aan de regeling op het stuk<br />

van de btw die van toepassing is ten aanzien van stagiairs en medewerkers van<br />

<strong>be</strong>drijfsrevisoren (z. aanschr. 11/1978, nrs. 11 en 12). Volledigheidshalve wordt er in<br />

dit verband op gewezen dat een stagiair die naast zijn stageactiviteit, eveneens<br />

zelfstandig <strong>be</strong>lastbare handelingen verricht, ten aanzien van zijn gehele werkzaamheid<br />

als <strong>be</strong>lastingplichtige moet aangemerkt worden zodat de diensten die hij verricht<br />

in het kader van zijn stage, eveneens aan de <strong>be</strong>lasting zijn onderworpen<br />

(vgl. <strong>be</strong>slissing E.T. 56.513 van 22 augustus 1986, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 97, blz. 559, nr.<br />

945). Hetzelfde geldt overigens ten aanzien van de medewerkers van <strong>be</strong>drijfsrevisoren.<br />

Behoudens wat wordt gezegd in verband met de <strong>be</strong>drijfsrevisor die als vereffenaar<br />

optreedt, wordt hetgeen vermeld is in het tweede lid van nr. 2 en in het nr. 10 van de<br />

aanschrijving nr. 11/1978, opgeheven.<br />

Vermits een curator handelt ter uitvoering van een gerechtelijke opdracht, heeft de<br />

bovengenoemde wijziging van artikel 18, § 1, tweede lid, 3°, van het Wetboek<br />

uiteraard geen invloed op het btw-statuut van eerstgenoemde.<br />

Tot zolang de advocaten niet aan de btw worden onderworpen, blijven de prestaties<br />

van curatoren die de hoedanigheid van advocaat heb<strong>be</strong>n, hetgeen overigens meestal<br />

het geval is, op grond van artikel 44, § 1, 1°, van het Wetboek van de btw vrijgesteld.<br />

De vrijstelling van artikel 44, § 1, 1°, van het Wetboek geldt evenwel niet ten<br />

aanzien van prestaties die worden verricht door een curator die niet de hoedanigheid<br />

van advocaat heeft (Beslissing E.T. 49.017 van 20 novem<strong>be</strong>r 1984, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 68, blz. 281, nr. 841).<br />

106. Zaak<strong>be</strong>zorgers, syndici en organisatoren van kunsttentoonstellingen.<br />

Zaak<strong>be</strong>zorgers zijn <strong>be</strong>lastingplichtigen ongeacht of zij burgerlijke of commerciële<br />

handelingen verrichten, of optreden als aannemers of als lastheb<strong>be</strong>rs. Zijn onder<br />

meer <strong>be</strong>lastingplichtigen: privé-detectives, bureaus voor commerciële voorlichting,<br />

verhuur- en verkoopkantoren van onroerende goederen, huwelijksbureaus, bureaus<br />

die artiesten aanwerven, genealogen en reclamebureaus.<br />

De btw-regeling die van toepassing is ten aanzien van syndici wordt uiteengezet in<br />

aanschrijving nr. 13/1995.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

209 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

Ingevolge de Wet van 30 juni 1994 tot wijziging en aanvulling van de <strong>be</strong>palingen<br />

van het Burgerlijk Wetboek <strong>be</strong>treffende mede-eigendom, die de <strong>be</strong>palingen heeft<br />

gewijzigd van artikel 577bis van het Burgerlijk Wetboek, heeft de vereniging van<br />

mede-eigenaars van gebouwen of groepen van gebouwen (bv. flatgebouwen) rechtspersoonlijkheid.<br />

Die rechtspersoon, wettelijk "de vereniging van mede-eigenaars"<br />

genoemd, gevolgd door de vermeldingen <strong>be</strong>treffende de ligging van het gebouw of<br />

de groep van gebouwen, treedt op door middel van haar organen met name de<br />

algemene vergadering van de mede-eigenaars en de syndicus. Facultatief kan ook<br />

een raad van <strong>be</strong>heer worden opgericht.<br />

Als orgaan van de rechtspersoon heeft de syndicus die als natuurlijk persoon optreedt<br />

binnen de hem door bovengenoemde wet (z. B.W., art. 577-8, § 4) en het reglement<br />

van mede-eigendom (statuten van de rechtspersoon) verleende opdracht, niet de<br />

hoedanigheid van btw-<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Wanneer een rechtspersoon als syndicus wordt aangesteld, kan laatstgenoemde zoals<br />

dat geldt voor een natuurlijk persoon, <strong>be</strong>zwaarlijk als niet-zelfstandige worden<br />

aangemerkt. Derhalve heeft een syndicus die als zodanig onder de vorm van een<br />

rechtspersoon optreedt, in de regel de hoedanigheid van btw-<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Niettemin en naar analogie met de natuurlijke personen die als syndicus optreden,<br />

wordt hun identificatie als btw-<strong>be</strong>lastingplichtige door de Administratie niet geëist.<br />

Derhalve heeft een rechtspersoon die naast zijn activiteit als syndicus, waarvoor hij<br />

niet als btw-<strong>be</strong>lastingplichtige wordt geïdentificeerd, nog andere handelingen verricht<br />

in het kader van een economische activiteit (bv. makelaar bij de verhuur of de<br />

verkoop van onroerende goederen), de hoedanigheid van gedeeltelijke btw-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

(Beslissing E.T. 79.581 van 27 januari 1994, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 110,<br />

blz. 1019, nr. 995).<br />

Wanneer een syndicus, natuurlijk of rechtspersoon, daarentegen optreedt ter<br />

uitvoering van een conventionele opdracht, m.a.w. buiten het kader van zijn opdracht<br />

als orgaan van de rechtspersoon, handelt hij zelfstandig en moet hij in de regel voor<br />

de activiteit als btw-<strong>be</strong>lastingplichtige worden aangemerkt.<br />

Dit is inzonderheid het geval wanneer een mede-eigenaar aan de syndicus het <strong>be</strong>heer<br />

van zijn private kavel toevertrouwt.<br />

De persoon die zich geregeld tegenover kunstenaars verbindt een tentoonstelling van<br />

hun werken te organiseren en bij die gelegenheid tussenkomst te verlenen bij de<br />

verkoop van die werken aan <strong>be</strong>zoekers van de tentoonstelling, is een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

(z. daaromtrent nr. 52 e.v. van aanschr. 4/1973).


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 210<br />

106/2. De verzekeraars.<br />

Een verzekeraar die bovendien nog geregeld bijkomstige handelingen verricht als<br />

<strong>be</strong>doeld in het Wetboek, die niet van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld op grond van<br />

artikel 44 van het Wetboek, is van rechtswege een <strong>be</strong>lastingplichtige met recht op<br />

aftrek voor die handelingen (z. aanschr. nr. 144/1971, nr. 4). Aldus is de verzekeraar<br />

die geregeld overgelaten goederen of goederen waarvan hij eigenaar is geworden<br />

wegens subrogatie, verkoopt, een btw-<strong>be</strong>lastingplichtige met recht op aftrek<br />

(z. aanschr. nr. 144/1971, gewijzigd bij de aanschr. nr. 21/1975, nrs. 7bis en 7ter). De<br />

verzekeraar heeft echter niet de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige met recht op<br />

aftrek wegens de verkoop, zelfs op een geregelde wijze, van <strong>be</strong>drijfsmiddelen die<br />

door hem uitsluitend in zijn verzekeringsonderneming werden gebruikt of van afval<br />

afkomstig van zijn werkzaamheid als verzekeraar (z. aanschr. nr. 144/1971,<br />

gewijzigd bij de aanschr. 21/1975, nr. 7, Wetboek, art. 44, § 2, 13°). Daarenboven<br />

moet de verzekeraar die voor de leden van zijn personeel <strong>be</strong>paalde in het Wetboek<br />

<strong>be</strong>doelde en niet door artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde prestaties verstrekt<br />

zich niet laten identificeren op voorwaarde dat hij geen <strong>be</strong>lastingplichtige met recht<br />

op aftrek is wegens een andere werkzaamheid (z. aanschr. nr. 144/1971, nr. 6).<br />

107. Stille handelsvennootschappen, tijdelijke handelsvennootschappen, maatschappen<br />

en feitelijke verenigingen.<br />

A. Stille handelsvennootschap.<br />

De stille handelsvennootschap (z. wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek<br />

van vennootschappen) is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid<br />

waarbij één of meer personen een <strong>be</strong>lang nemen in de verrichtingen van één of<br />

meer anderen die in eigen naam optreden.<br />

De stille handelsvennootschap blijft on<strong>be</strong>kend aan derden. Ze heeft geen<br />

gemeenschappelijke naam en ook geen rechtspersoonlijkheid. Derden handelen<br />

slechts met de <strong>be</strong>heerder (zaakvoerder) van de vennootschap. De stille handelsvennootschap<br />

wordt niet aangemerkt als een <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Voor de toepassing van de btw wordt de <strong>be</strong>heerder van de stille handelsvennootschap<br />

geacht als een commissionair te handelen in de zin van de<br />

artikelen 13, § 2 en 20, § 1, van het Wetboek (z. aanschr. nr. 17/1971, nrs. 1 tot<br />

6). De <strong>be</strong>heerder wordt bijgevolg geacht de goederen en diensten van de<br />

verborgen vennoten te heb<strong>be</strong>n ontvangen en op zijn <strong>be</strong>urt te heb<strong>be</strong>n geleverd<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

211 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

aan derden. In de relatie van de vennoten tot de <strong>be</strong>heerder is de <strong>be</strong>lasting<br />

verschuldigd op de <strong>be</strong>lastbare inbrengen in natura die de vennoten in de<br />

vennootschap doen. De <strong>be</strong>heerder verricht geheel alleen en in eigen naam de<br />

leveringen van goederen en de diensten aan derden en brengt hen de btw in<br />

rekening. Hij mag de <strong>be</strong>lasting aftrekken die hem door zijn vennoten ter zake<br />

van hun inbreng wordt aangerekend.<br />

B. Tijdelijke handelsvennootschap.<br />

De tijdelijke handelsvennootschap (z. wet van 7 mei 1999 houdende het<br />

Wetboek van vennootschappen) is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid,<br />

die zonder een gemeenschappelijke naam te voeren, één of meer<br />

<strong>be</strong>paalde handelsverrichtingen tot doel heeft. Er is sprake van een tijdelijke<br />

handelsvennootschap zodra twee of meer personen gezamenlijk, zonder<br />

gemeenschappelijke naam te voeren, met een derde, één of meer wel<strong>be</strong>paalde<br />

verrichtingen uitvoeren.<br />

De tijdelijke handelsvennootschap <strong>be</strong>zit geen rechtspersoonlijkheid, maar de<br />

vennoten zijn <strong>be</strong>kend aan derden met wie ze handelen.<br />

In principe wordt de tijdelijke handelsvennootschap niet aangemerkt als een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige. De vennoten kunnen er onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden evenwel<br />

voor opteren om de vennootschap aan te merken als een <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Deze keuze is onherroepelijk.<br />

1°) De tijdelijke handelsvennootschap die geen <strong>be</strong>lastingplichtige is<br />

De leveringen van goederen en de diensten die de tijdelijke handelsvennootschap<br />

verricht voor derden die met haar overeenkomsten heb<strong>be</strong>n<br />

gesloten, worden in deze veronderstelling geacht rechtstreeks te zijn verricht<br />

door de vennoten. Elk voor zijn deel. De verplichtingen die rusten op een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die goederen levert of diensten verstrekt, moeten worden<br />

nagekomen door iedere vennoot afzonderlijk. Elk voor zijn deel. De vennoten<br />

mogen iemand aanwijzen die <strong>be</strong>last is met het uitreiken van de facturen aan<br />

derden. Op die facturen moeten uitdrukkelijk de vennoot of vennoten worden<br />

vermeld in wiens of wier naam en voor wiens of wier rekening ze werden<br />

opgemaakt (z. aanschr. nr. 17/1971, nr. 10).


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 212<br />

2°) De tijdelijke handelsvennootschap die <strong>be</strong>lastingplichtige is<br />

Hoewel de tijdelijke handelsvennootschap geen rechtspersoonlijkheid <strong>be</strong>zit,<br />

kan zij als btw-<strong>be</strong>lastingplichtige worden geïdentificeerd wanneer de<br />

handelingen waarvoor zij is opgericht voldoende <strong>be</strong>langrijk zijn. De vennootschap<br />

moet een eigen boekhouding voeren die voldoende gedetailleerd is en de<br />

vennoten, die hier te lande een domicilie moeten kiezen, wijzen iemand aan die<br />

<strong>be</strong>last wordt met het nakomen van de verplichtingen ingevolge de <strong>be</strong>lastingplicht<br />

van de tijdelijke handelsvennootschap. De leveringen van goederen en<br />

de diensten die de vennoten in het kader van de vennootschap ten <strong>be</strong>hoeve van<br />

derden verrichten, worden geacht door de vennootschap te zijn gedaan. De<br />

vennoten moeten dus aan de vennootschap de prijs of de waarde van die<br />

goederen en diensten factureren en aan de vennootschap de <strong>be</strong>lasting in<br />

rekening brengen, die terzake van de handelingen in de relatie van de vennoten<br />

tot de vennootschap verschuldigd wordt (z. aanschr. nr. 17/1971, nrs. 12-13).<br />

C. De maatschap (z. wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van<br />

vennootschappen).<br />

De maatschap is een vennootschap met een burgerlijk of een handelsdoel die<br />

geen rechtspersoonlijkheid <strong>be</strong>zit. Het is een consensueel contract, onafhankelijk<br />

van enige vormelijkheid. Indien men niet gekozen heeft voor een<br />

wel<strong>be</strong>paalde rechtsvorm met rechtspersoonlijkheid vervat in het Wetboek van<br />

vennootschappen; voor een tijdelijke handelsvennootschap of voor de stille<br />

handelsvennootschap, is de vennootschap onderworpen aan de <strong>be</strong>palingen<br />

gemeenschappelijk aan alle vennootschappen. De maatschap is een<br />

vennootschap naar gemeen recht. Hieruit volgt dat de vennootschapsvorm die<br />

vroeger onderworpen was aan de <strong>be</strong>palingen van het Burgerlijk Wetboek,<br />

voortaan wordt gekwalificeerd als maatschap (voorheen: burgerlijke<br />

vennootschap). Een onregelmatige vennootschap die daden van koophandel tot<br />

doel heeft en die noch een vennootschap in oprichting is, noch een tijdelijke<br />

handelsvennootschap of een stille handelsvennootschap, wordt <strong>be</strong>heerst door<br />

de regels van de maatschap. Inzake btw-<strong>be</strong>lastingplicht zijn de regels die van<br />

toepassing zijn op de tijdelijke handelsvennootschap, mutatis mutandis van<br />

toepassing op de maatschap.<br />

D. Feitelijke vereniging<br />

Wanneer twee of meer personen <strong>be</strong>slissen samen een activiteit uit te oefenen,<br />

vormt deze samenwerking geen vennootschap in de zin van artikel 1 van het<br />

(1 februari 2012)


108. Commissionairs.<br />

(1 februari 2012)<br />

213 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

Wetboek van vennootschappen wanneer er geen gemeenschappelijke naam is<br />

of wanneer er geen winst wordt nagestreefd. Een dergelijke samenwerking<br />

wordt <strong>be</strong>schouwd als een feitelijke vereniging (bv. een wandelclub onder de<br />

vorm van een feitelijke vereniging). De feitelijke vereniging kan een burgerlijk<br />

of een handelsdoel heb<strong>be</strong>n. Ofschoon deze geen rechtspersoonlijkheid heeft,<br />

kan zij geïdentificeerd worden voor de doeleinden van de btw.<br />

De commissionairs zijn <strong>be</strong>lastingplichtigen zoals de andere tussenpersonen in<br />

handelszaken, maar hun handelingen worden op een verschillende wijze <strong>be</strong>last.<br />

Voor de toepassing van de btw wordt als commissionair aangemerkt niet alleen hij<br />

die op eigen naam of onder firma voor rekening van een lastgever handelt, maar ook<br />

de tussenpersoon bij inkoop of bij verkoop, die in enigerlei hoedanigheid een op zijn<br />

naam gestelde factuur, de<strong>be</strong>tnota of ander daarmee gelijkstaand stuk van de verkoper<br />

ontvangt of, respectievelijk, aan de koper uitreikt (Wetboek, art. 13, § 2). Hierbij<br />

hoeft ten aanzien van inkoop- of verkoopcombinaties, niet te worden nagegaan of zij<br />

al dan niet zijn opgericht in de vorm van een vennootschap of vereniging met<br />

rechtspersoonlijkheid (Wetboek, art. 13, § 3).<br />

Anderzijds is het wel zo dat slechts als commissionair kan aangemerkt worden, de<br />

persoon die in gelijk welke hoedanigheid effectief tussengekomen is bij het tot stand<br />

komen van de verkoop.<br />

Hetzelfde geldt voor de tussenpersonen bij dienstverrichtingen (Wetboek, art. 20,<br />

§ 1).<br />

1° Commissionair in goederen.<br />

Voor de toepassing van de btw (z. Wetboek, art. 13):<br />

- wordt een inkoopcommissionair aangemerkt als koper en, ten opzichte<br />

van zijn lastgever, als verkoper van het goed dat door zijn toedoen wordt<br />

gekocht;<br />

- wordt een verkoopcommissionair aangemerkt als verkoper en, ten<br />

opzichte van zijn lastgever, als koper van het goed dat door zijn toedoen<br />

wordt verkocht.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 214<br />

Indien een zelfde handeling tot stand komt door tussenkomst van verscheidene<br />

commissionairs, is de levering eveneens <strong>be</strong>lastbaar in de onderlinge<br />

<strong>be</strong>trekkingen van de commissionairs.<br />

De gelijkstelling van een commissionair met een koper en een verkoper<br />

vereenvoudigt het aftrekmechanisme.<br />

Er wordt opgemerkt dat de gelijkstelling met een koper en een verkoper niet<br />

geldt ten aanzien van de tussenpersoon die tegenover de medecontractant als<br />

een werkelijke lastheb<strong>be</strong>r optreedt, d.i. indien hij in naam en voor rekening van<br />

zijn lastgever contracteert en niet een op zijn eigen naam gesteld stuk uitreikt<br />

of ontvangt. In dat geval vindt er, zelfs voor de toepassing van de btw, alleen<br />

een levering plaats tussen de verkoper en de koper; de prestatie van de<br />

tussenpersoon (lastgeving) is als dienst tussen lastgever en lastheb<strong>be</strong>r,<br />

<strong>be</strong>lastbaar.<br />

2° Commissionair bij een dienstverrichting.<br />

Evenals een commissionair in goederen, is een commissionair in diensten<br />

volgens het burgerlijk recht en het handelsrecht enkel een lastheb<strong>be</strong>r in de<br />

<strong>be</strong>trekking met zijn lastgever.<br />

Artikel 20, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>paalt evenwel dat een commissionair of een<br />

andere tussenpersoon in de zin van artikel 13, § 2, van het Wetboek (z. 1°), die<br />

tussen<strong>be</strong>ide komt in dienstverrichtingen genoemd in artikel 18 van het<br />

Wetboek (z. hoofdstuk III), wordt geacht die diensten zelf te heb<strong>be</strong>n ontvangen<br />

en zelf te heb<strong>be</strong>n verstrekt.<br />

Komt een zelfde handeling tot stand door tussenkomst van verscheidene<br />

commissionairs, dan is de dienst eveneens <strong>be</strong>lastbaar in de onderlinge<br />

<strong>be</strong>trekkingen van de commissionairs.<br />

Deze regeling geldt voor alle dienstverrichtingen die zijn genoemd in artikel<br />

18, maar vindt vooral toepassing inzake vervoer. Aldus zullen de vervoercommissionairs<br />

en de commissionairs-expediteurs bij het vervoer (z. nr. 299)<br />

als werkelijke vervoerders worden <strong>be</strong>handeld voor de toepassing van de btw.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

215 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

109. Gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige of <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op<br />

aftrek.<br />

Wanneer iemand geregeld en zelfstandig in het Wetboek vermelde handelingen<br />

verricht die deels aanspraak op aftrek verlenen en deels van de <strong>be</strong>lasting zijn<br />

vrijgesteld op grond van artikel 44 van het Wetboek is hij een gemengde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of een <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek. Dit heeft<br />

tot gevolg dat hij voor de eerstgenoemde handelingen <strong>be</strong>lastingplichtige is met recht<br />

op aftrek en voor de andere handelingen <strong>be</strong>lastingplichtige zonder recht op aftrek.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

- de geneesheren uit landelijke gemeenten die een vergunning heb<strong>be</strong>n om geregeld geneesmiddelen<br />

te verkopen;<br />

- banken en kredietinstellingen;<br />

- een onderneming van personenvervoer die eveneens zieken en gewonden vervoert met speciaal<br />

daartoe uitgeruste vervoermiddelen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek zal in principe zijn recht op<br />

aftrek slechts kunnen uitoefenen naar verhouding van de handelingen waarvoor<br />

aanspraak op aftrek <strong>be</strong>staat (Wetboek, art. 46, § 1).<br />

109/2. Gedeeltelijke <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Wanneer iemand geregeld en zelfstandig zowel in het Wetboek omschreven, al dan<br />

niet krachtens artikel 44 van de <strong>be</strong>lasting vrijgestelde handelingen, als niet in het<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde handelingen verricht, is hij een gedeeltelijke <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Dit houdt in dat hij voor de eerstgenoemde handelingen wel <strong>be</strong>lastingplichtige (met<br />

of zonder recht op aftrek) is en voor de andere handelingen niet.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

- een holdingmaatschappij die rechten verleent op een octrooi, fabrieksmerk, handelsmerk, enz.;<br />

- de Staat, de provincies, de gemeenten, enz., kunnen eveneens gedeeltelijke <strong>be</strong>lasting-plichtige<br />

zijn (z. nr. 88).<br />

Juist zoals de gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige of de <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk<br />

recht op aftrek zal de gedeeltelijke <strong>be</strong>lastingplichtige zijn recht op aftrek slechts<br />

kunnen uitoefenen naar verhouding van de handelingen waarvoor aanspraak op<br />

aftrek <strong>be</strong>staat (z. hoofdstuk XI).


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 216<br />

110. Niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

A. Beginsel.<br />

Uit de definitie van de <strong>be</strong>lastingplichtige volgens artikel 4 van het Wetboek (z.<br />

nr. 76) blijkt dat de toekenning van de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige aan een<br />

natuurlijk of rechtspersoon niet afhankelijk is van het <strong>be</strong>staan in België van een<br />

woonplaats, maatschappelijke of statutaire zetel van deze persoon, noch van om het<br />

even welke andere uitbatingzetel.<br />

Een niet in België gevestigd persoon die buiten België een activiteit uitoefent als<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige in de zin van het Wetboek wordt, voor de handelingen (leveringen,<br />

diensten) die hij hier te lande verricht, voor de toepassing van de Belgische btwwetgeving<br />

<strong>be</strong>schouwd als een <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

De regeling welke van toepassing is op de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen,<br />

uitvoerig uiteengezet in de circulaire nr. 4/2003 van 4 maart 2003, die in<br />

België leveringen of diensten verrichten, verschilt evenwel naargelang ze in België al<br />

dan niet over een vaste inrichting <strong>be</strong>schikken.<br />

B. De buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtige met vaste inrichting in België.<br />

Een buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>schikt in België over een vaste inrichting<br />

wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn (zie punt 9 van de circulaire<br />

nr. 4/ 2003 van 4 maart 2003):<br />

a) de <strong>be</strong>lastingplichtige heeft hier te lande een directiezetel, een filiaal, een<br />

fabriek, een werkplaats, een agentschap, een magazijn, een kantoor, een<br />

laboratorium, een inkoop- of verkoopkantoor, een depot of enige andere vaste<br />

inrichting maar met uitzondering van bouwwerven;<br />

b) die inrichting wordt <strong>be</strong>heerd door een persoon die <strong>be</strong>kwaam is om de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige te verbinden tegenover de leveranciers en de klanten;<br />

c) de activiteit van die inrichting heeft het leveren van goederen of het<br />

verstrekken van diensten, op regelmatige wijze en in de zin van het Wetboek,<br />

tot voorwerp, waar deze activiteit ook plaatsvindt en zonder onderscheid te<br />

maken of deze handelingen inderdaad aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen worden of<br />

vrijgesteld zijn.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

217 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

De buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtige met vaste inrichting in België <strong>be</strong>vindt zich voor<br />

de handelingen die worden verricht door deze vaste inrichting in dezelfde toestand<br />

ten aanzien van de Belgische btw als de <strong>be</strong>lastingplichtige wiens woonplaats of<br />

maatschappelijke of statutaire zetel zich wel in België <strong>be</strong>vindt. Hij <strong>be</strong>zit dezelfde<br />

rechten en is gehouden tot dezelfde verplichtingen. Hij ressorteert onder het btwcontrolekantoor<br />

dat <strong>be</strong>voegd is voor de plaats waar de vaste inrichting is gelegen.<br />

C. De buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtige zonder vaste inrichting in België.<br />

Enkel de <strong>be</strong>lastingplichtigen die niet in de Gemeenschap zijn gevestigd, zijn in<br />

principe, gehouden een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger te<br />

laten erkennen vooraleer enige handeling in België te verrichten, <strong>be</strong>halve een<br />

handeling waarvoor de <strong>be</strong>lasting overeenkomstig artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, 2°, 5°<br />

of 6° van het Wetboek door de medecontractant verschuldigd is (Wetboek, art. 55,<br />

§ 1, en KB nr. 31).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die in de Gemeenschap zijn gevestigd, heb<strong>be</strong>n dus niet meer<br />

de verplichting om een aansprakelijke vertegenwoordiger te laten erkennen voor de<br />

handelingen die in België plaatsvinden en waarvoor zij schuldenaar van de btw zijn.<br />

Indien zij het wensen, kunnen zij echter een aansprakelijke vertegenwoordiger laten<br />

erkennen wanneer zij in België handelingen verrichten die, indien ze door een niet in<br />

de Gemeenschap gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige werden verricht, de erkenning van<br />

een aansprakelijke vertegenwoordiger zouden vereisen (Wetboek, art. 55, § 2).<br />

Wanneer een niet in België maar in een andere Lidstaat van de Gemeenschap<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige in België handelingen verricht waarvoor hij in België<br />

schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting, is hij, in principe, gehouden zich in België voor btwdoeleinden<br />

te laten identificeren.<br />

Aangezien deze identificatie niet meer verbonden is met de erkenning van een<br />

aansprakelijke vertegenwoordiger zegt men dat hij geniet van een "rechtstreekse<br />

identificatie".<br />

Wanneer een niet in België maar buiten de Gemeenschap gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

handelingen verricht in België waarvoor hij in België schuldenaar is van de<br />

<strong>be</strong>lasting, is hij, in principe, gehouden zich in België voor btw-doeleinden te laten<br />

identificeren en deze identificatie is, in principe, verbonden aan de erkenning van een<br />

aansprakelijke vertegenwoordiger in België.<br />

De circulaire nr. 4/2003 van 4 maart 2003 licht de verschillende gevallen van ontslag<br />

en ontheffing toe inzake de verplichting tot btw-identificatie en de erkenning van een<br />

aansprakelijke vertegenwoordiger in België.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 218<br />

De aansprakelijke vertegenwoordiger<br />

De aansprakelijke vertegenwoordiger wordt in de plaats gesteld van zijn buitenlandse<br />

lastgever ten aanzien van alle rechten die aan laatstgenoemde zijn verleend en van<br />

alle verplichtingen die hem zijn opgelegd door of ter uitvoering van het Wetboek. Hij<br />

is met zijn lastgever hoofdelijk gehouden tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting, interesten<br />

en geldboeten waarvan de opeisbaarheid voortvloeit uit de hier te lande verrichte<br />

handelingen.<br />

In België <strong>be</strong>staan er twee categorieën van aansprakelijke vertegenwoordiging die<br />

hierna <strong>be</strong>ide zullen <strong>be</strong>sproken worden.<br />

1. Eerste categorie van aansprakelijke vertegenwoordiging: toekenning van een<br />

individueel btw-identificatienummer.<br />

De eerste categorie van aansprakelijke vertegenwoordiging <strong>be</strong>staat uit de toekenning<br />

van een individueel btw-identificatienummer in België aan de buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

In dat geval richt de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige aan het Centraal<br />

btw-kantoor voor buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen een aanvraag waarin hij de bij<br />

artikel 53, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek voorgeschreven aangifte van aanvang<br />

van werkzaamheid doet (z. nr. 426, A) en de volledige identiteit vermeldt van de<br />

aansprakelijke vertegenwoordiger die hij de Administratie ter erkenning voorstelt.<br />

De Administratie <strong>be</strong>oordeelt de solvabiliteit van de aansprakelijke vertegenwoordiger<br />

rekening houdend met zijn verbintenissen. Indien de aansprakelijke vertegenwoordiger<br />

niet voldoende solva<strong>be</strong>l is, wordt een zekerheid gevraagd tot waarborg<br />

van de invordering van al wat ten laste van de vertegenwoordigde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

opeisbaar zou kunnen worden uit hoofde van <strong>be</strong>lasting, geldboeten, interesten en<br />

kosten. Het <strong>be</strong>drag van de zekerheid wordt vastgesteld op ten hoogste een vierde van<br />

de <strong>be</strong>lasting welke door de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige verschuldigd<br />

is over een periode van twaalf kalendermaanden.<br />

Ze wordt periodiek herzien rekening houdend met de verbintenissen van de<br />

aansprakelijke vertegenwoordiger.<br />

2. Tweede categorie van aansprakelijke vertegenwoordiging (vereenvoudigde<br />

regeling): vooraf erkende aansprakelijke vertegenwoordiger die over een<br />

globaal btw-identificatienummer <strong>be</strong>schikt waaronder hij meerdere buitenlandse<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen vertegenwoordigt.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

219 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

De vereenvoudigde regeling kan door de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

die niet <strong>be</strong>schikt over een Belgisch individueel btw-identificatienummer,<br />

worden ingeroepen wanneer deze <strong>be</strong>lastingplichtige in België uitsluitend de hierna<br />

vermelde handelingen verricht.<br />

De handelingen die onder een globaal btw-identificatienummer kunnen worden<br />

verricht, zijn de volgende (KB 31, art 2):<br />

1° wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting ingevolge<br />

invoeren van goederen in België die niet geplaatst zijn onder een andere<br />

regeling van entrepot dan douane-entrepot, in de mate waarin de invoer is<br />

geschied met het oog op een volgende levering van dezelfde goederen;<br />

2° wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting ingevolge<br />

handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 39quater, § 1, 1° en 3°, van het Wetboek, of<br />

wanneer hij een handeling verricht van plaatsing van goederen onder een<br />

andere regeling van entrepot dan douane-entrepot die niet aan de <strong>be</strong>lasting is<br />

onderworpen;<br />

3° wanneer hij de goederen onttrekt aan een andere regeling van entrepot dan<br />

douane-entrepot, <strong>be</strong>doeld in artikel 39quater van het Wetboek;<br />

4° wanneer hij een intracommunautaire verwerving van goederen of een krachtens<br />

artikel 25quater, § 1, van het Wetboek daarmee gelijkgestelde handeling<br />

verricht en die goederen niet geplaatst zijn onder een andere regeling van<br />

entrepot dan douane-entrepot, in de mate waarin de intracommunautaire<br />

verwerving van goederen of de daarmee gelijkgestelde handeling is geschied<br />

met het oog op een volgende levering van dezelfde goederen, vrijgesteld door<br />

artikel 39, § 1, 1° en 2°, van het Wetboek;<br />

5° wanneer hij een intracommunautaire verwerving van goederen of een krachtens<br />

artikel 25quater, § 1, van het Wetboek daarmee gelijkgestelde handeling<br />

verricht en die goederen niet geplaatst zijn onder een andere regeling van<br />

entrepot dan douane-entrepot, met uitzondering van elke andere handeling<br />

onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting in België.<br />

De Administratie kent aan de vooraf erkende aansprakelijke vertegenwoordiger toe:<br />

a) een globaal btw-identificatienummer met <strong>be</strong>ginkenmerk BE 796.5, uitsluitend<br />

<strong>be</strong>stemd voor de vertegenwoordiging van buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen die<br />

in België de in 1° hiervoor <strong>be</strong>doelde handelingen verrichten;


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 220<br />

b) een globaal btw-identificatienummer met <strong>be</strong>ginkenmerk BE 796.6, uitsluitend<br />

<strong>be</strong>stemd voor de vertegenwoordiging van buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen die<br />

in België de in 2°, 3°, 4° of 5° hiervoor <strong>be</strong>doelde handelingen verrichten.<br />

Deze vereenvoudigde regeling van fiscale vertegenwoordiging kenmerkt zich als<br />

volgt:<br />

- de buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtige die in België niet over een individueel btwidentificatienummer<br />

<strong>be</strong>schikt en die in België uitsluitend handelingen verricht<br />

waarvoor de vereenvoudigde regeling van toepassing is, mag zich voor de<br />

handelingen als <strong>be</strong>doeld in 1°, 4° en 5° hiervoor laten vertegenwoordigen door<br />

om het even welke aansprakelijke vertegenwoordiger met een globaal nummer<br />

met het juiste <strong>be</strong>ginkenmerk. Anderzijds zijn de vergunninghouders van de<br />

regeling btw-entrepot verplicht ten aanzien van de handelingen <strong>be</strong>doeld in 2°<br />

en 3° hiervoor, verricht in hun btw-entrepot door de niet in België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen, gebruik te maken van het globaal btw-identificatienummer<br />

BE 796.6 voor het vertegenwoordigen van laatstgenoemde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

In het kader van de regeling btw-entrepot wordt iedere andere persoon dan de<br />

vergunning-houder uitgesloten van de mogelijkheid om onder een globaal btwidentificatienummer<br />

buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen te vertegenwoordigen.<br />

Deze uitsluiting geldt uiteraard niet ten aanzien van de regeling van fiscale<br />

vertegenwoordiging via individueel btw-identificatienummer;<br />

- de aansprakelijke vertegenwoordiger mag met het globaal nummer, zonder dat<br />

voor iedere onderneming een afzonderlijke erkenning door de Administratie is<br />

vereist iedere buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtige vertegenwoordigen die over geen<br />

individueel btw-identificatienummer <strong>be</strong>schikt in België en die uitsluitend<br />

handelingen verricht waarvoor de vereenvoudigde regeling kan worden<br />

toegepast;<br />

- de Administratie <strong>be</strong>oordeelt de solvabiliteit van de aansprakelijke vertegenwoordiger<br />

rekening houdend met zijn verbintenissen. Indien hij niet voldoende<br />

solva<strong>be</strong>l is, wordt een zekerheid gevraagd tot waarborg van de invordering van<br />

al wat ten laste van de vertegenwoordigde <strong>be</strong>lastingplichtigen opeisbaar zou<br />

kunnen worden als <strong>be</strong>lasting, boeten, interesten en kosten. Het <strong>be</strong>drag van de<br />

zekerheid wordt vastgesteld op ten hoogste 10 % van de opeisbare <strong>be</strong>lasting<br />

voor alle vertegenwoordigde <strong>be</strong>lastingplichtigen samen. Dit <strong>be</strong>drag wordt<br />

jaarlijks herzien rekening houdend met de verbintenissen van de aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

221 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

Er wordt opgemerkt dat de regeling van het globaal btw-identificatienummer nooit<br />

mag worden toegepast voor een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die, om<br />

welke reden ook, reeds <strong>be</strong>schikt over een individueel Belgisch btw-identificatienummer<br />

dat hij verkregen heeft hetzij via een rechtstreekse identificatie hetzij via de<br />

erkenning van een aansprakelijke vertegenwoordiger.<br />

De regeling van het globaal btw-identificatienummer mag evenwel worden toegepast<br />

wanneer de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige hier te lande ook handelingen<br />

verricht waarvoor hij geniet van een ontslag of ontheffing van de verplichting om in<br />

België voor btw-doeleinden geïdentificeerd te zijn.<br />

Bovendien kan de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige de voorkeur geven aan<br />

een individueel btw-identificatienummer en bijgevolg geen gebruik maken van de<br />

regeling van het globaal btw-identificatienummer wanneer, uiteraard, deze laatst<strong>be</strong>doelde<br />

regeling mag worden toegepast.<br />

3. Ontslag en ontheffing van de verplichting tot erkenning van een aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger.<br />

Voor deze materie wordt verwezen naar de circulaire 4/2003 van 4 maart 2003<br />

(nrs. 114 t.e.m. 118).<br />

111. Niet-<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

De navolgende personen worden uitdrukkelijk als niet-<strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

aangemerkt en worden geacht geen economische activiteit in de zin van artikel 4 van<br />

het Wetboek uit te oefenen:<br />

- de holdings of houdsters van aandelen van andere vennootschappen;<br />

- de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten van de Belgische Staat, de<br />

provincies, de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen,<br />

<strong>be</strong>houdens in <strong>be</strong>paalde gevallen (z. nr. 88).<br />

De door een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige verrichte leveringen en diensten zijn dus niet aan<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onderworpen.<br />

Bovendien heeft de hoedanigheid van niet-<strong>be</strong>lastingplichtige gevolgen ten aanzien<br />

van de plaats<strong>be</strong>paling van sommige diensten.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 222<br />

111/2. Begrip.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 5.- De btw-eenheid<br />

Overeenkomstig artikel 4, § 2, van Wetboek kan de Koning, in de gevallen en<br />

volgens de regels die Hij <strong>be</strong>paalt, de in België gevestigde personen die juridisch<br />

gezien wel zelfstandig zijn, doch financieel, economisch en organisatorisch nauw<br />

met elkaar verbonden zijn, voor de toepassing van het Wetboek aanmerken als één<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 55, met <strong>be</strong>trekking tot de regeling voor <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

die een btw-eenheid vormen genomen ter uitvoering van voormeld artikel 4, § 2, stelt<br />

de toepassingsmodaliteiten vast van het stelsel van de btw-eenheid.<br />

Het geheel van de <strong>be</strong>lastingplichtigen die samen aangemerkt worden als één<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wordt btw-eenheid genoemd. Een <strong>be</strong>lastingplichtige die deel<br />

uitmaakt van een btw-eenheid, wordt lid van een btw-eenheid genoemd.<br />

In zekere zin is de btw-eenheid een wettelijke fictie, op het vlak van de btw, waarop<br />

de <strong>be</strong>palingen van het Wetboek van toepassing zijn. De btw-eenheid moet, op basis<br />

van de gewone regels, <strong>be</strong>schouwd worden als een <strong>be</strong>lastingplichtige met dezelfde<br />

rechten en plichten als elke andere <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

De leden van een btw-eenheid duiden één van hen aan om in hun naam en voor hun<br />

rekening de rechten en verplichtingen van de btw-eenheid uit te oefenen. Dit lid<br />

wordt de vertegenwoordiger van de btw-eenheid genoemd.<br />

De btw-eenheid wordt aangemerkt als één enkele <strong>be</strong>lastingplichtige en wordt dus<br />

geïdentificeerd onder een uniek btw-identificatienummer voor de eenheid. Dat<br />

nummer geldt voor het indienen van de periodieke btw-aangifte van de btw-eenheid,<br />

voor het houden van de btw rekening-courant van de btw-eenheid, voor het eventueel<br />

houden van bijzondere rekeningen, voor alle bijkomende taxaties en voor alle<br />

heffings- en invorderingstitels die uitgaan van de administratie. De leden van de btweenheid<br />

zijn ten opzichte van de Staat hoofdelijk aansprakelijk voor alle btwschulden<br />

van de btw-eenheid (z. KB nr. 55, artikel 7).<br />

Het stelsel van de btw-eenheid is in werking getreden op 1 april 2007.


(1 februari 2012)<br />

223 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

111/3. Voorwaarden met <strong>be</strong>trekking tot de leden van een btw-eenheid.<br />

a) Btw-<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

De btw-eenheid kan slechts worden gevormd door leden die de hoedanigheid<br />

heb<strong>be</strong>n van een <strong>be</strong>lastingplichtige in de zin van artikel 4, § 1, van het Wetboek.<br />

Zijn onder meer uitgesloten:<br />

- de passieve holdings;<br />

- de overheidslichamen en -instellingen wanneer dat ze niet handelen in<br />

het kader van een economische activiteit die hen de hoedanigheid toekent<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige;<br />

- natuurlijke personen die als zodanig niet de hoedanigheid heb<strong>be</strong>n van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, zelfs indien zij functies als zaakvoerder of <strong>be</strong>stuurder<br />

van vennootschappen uitoefenen waarvan zij geheel of gedeeltelijk<br />

aandeelhouder zijn.<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige kan slechts lid zijn van één enkele btw-eenheid.<br />

b) Gevestigd in België.<br />

Een lid van de btw-eenheid moet bovendien gevestigd zijn in België.<br />

Voor de toepassing van de <strong>be</strong>palingen van het Wetboek en de ter uitvoering<br />

daarvan genomen <strong>be</strong>sluiten wordt een <strong>be</strong>lastingplichtige aangemerkt als in<br />

België gevestigd wanneer hij in België:<br />

- zijn woonplaats heeft (indien het een natuurlijk persoon <strong>be</strong>treft)<br />

- zijn maatschappelijke of statutaire zetel heeft (indien het een rechtspersoon<br />

<strong>be</strong>treft)<br />

- of een vaste inrichting heeft (vb. een bijhuis).<br />

Er wordt in dit verband verwezen naar de nrs. 8 en 9 van de circulaire AOIF<br />

nr. 4/2003 met <strong>be</strong>trekking tot de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 224<br />

Wanneer een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige toetreedt tot een btweenheid,<br />

dient hij voor het geheel van zijn juridische entiteit toe te treden, met<br />

in<strong>be</strong>grip dus van al haar vaste inrichtingen (exploitatiezetels, filialen) gevestigd<br />

in België.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die in het buitenland zijn gevestigd kunnen geen deel<br />

uitmaken van een Belgische btw-eenheid. De vaste inrichtingen in België van<br />

<strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtigen kunnen echter wel deel uitmaken van een<br />

Belgische btw-eenheid; in de mate dat die vaste inrichtingen niet kunnen<br />

worden aangemerkt als personen onderscheiden van de in het buitenland<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen, dient de financiële, organisatorische en economische<br />

verbondenheid, waarvan sprake hierna, in hoofde van laatstgenoemden<br />

te worden <strong>be</strong>oordeeld, zelfs wanneer deze in het buitenland gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen geen deel kunnen uitmaken van de Belgische btw-eenheid.<br />

111/4. Toepassingsvoorwaarden.<br />

Het stelsel van de btw-eenheid is, uitgezonderd hetgeen wordt gezegd onder het<br />

nr. 111/5, optioneel. Zodra alle voorwaarden inzake verbondenheid zijn vervuld<br />

kunnen in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen ervoor opteren om een btw-eenheid<br />

te vormen of om toe te treden tot een <strong>be</strong>staande btw-eenheid.<br />

De voorwaarden inzake nauwe financiële, economische en organisatorische verbondenheid<br />

zijn overigens cumulatief en moeten worden voldaan door de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

die een btw-eenheid zouden willen vormen. De verbondenheid tussen de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen die een btw-eenheid willen vormen kan evenwel aangetoond<br />

worden via <strong>be</strong>lastingplichtigen of niet-<strong>be</strong>lastingplichtigen die zelf geen deel willen of<br />

kunnen uitmaken van de btw-eenheid. Daarnaast moet deze verbondenheid een<br />

permanent karakter heb<strong>be</strong>n, wat <strong>be</strong>tekent dat die verbondenheid tijdens het <strong>be</strong>staan<br />

van de btw-eenheid moet worden <strong>be</strong>houden.<br />

a) Financiële verbondenheid.<br />

Artikel 1, § 1, 1°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 55 <strong>be</strong>paalt dat <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

nauw financieel met elkaar verbonden moeten zijn om te kunnen<br />

genieten van het stelsel van de btw-eenheid.<br />

In hoofde van rechtspersonen met een in aandelen vertegenwoordigd kapitaal<br />

neemt de administratie aan dat deze voorwaarde is vervuld wanneer een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, rechtstreeks of onrechtstreeks, 10 % of meer van de<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

225 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

maatschappelijke rechten <strong>be</strong>zit van een andere vennootschap waarmee hij een<br />

btw-eenheid wenst te vormen (z. nr. 3.1.1. van circulaire AOIF Nr. 42/2007<br />

van 9 novem<strong>be</strong>r 2007).<br />

Voor zover een <strong>be</strong>lastingplichtige via meerdere tussenpersonen cumulatief<br />

10 % of meer van de maatschappelijke rechten <strong>be</strong>zit van een andere vennootschap<br />

waarmee hij een btw-eenheid wenst te vormen wordt deze voorwaarde<br />

ook geacht vervuld te zijn.<br />

De administratie neemt tevens aan dat deze voorwaarde is vervuld wanneer<br />

10 % of meer van de maatschappelijke rechten van de <strong>be</strong>lastingplichtigen die<br />

deel wensen te nemen aan de btw-eenheid, rechtstreeks of onrechtstreeks, in<br />

dezelfde handen is. Hierbij is het niet van <strong>be</strong>lang of de aandeelhouder al dan<br />

niet deel uitmaakt van de btw-eenheid. Met andere woorden er is tevens aan de<br />

voorwaarde voldaan wanneer de aandeelhouder ervoor opteert om zelf geen<br />

deel uit te maken van de btw-eenheid of zelf geen deel kan uitmaken van de<br />

btw-eenheid.<br />

Naast het principe van het <strong>be</strong>zit van maatschappelijke rechten, hiervoor<br />

<strong>be</strong>doeld, vestigt het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 55 een vermoeden op grond waarvan<br />

aan de voorwaarde inzake nauwe financiële verbondenheid in ieder geval<br />

wordt voldaan wanneer tussen hen, in rechte of in feite, een rechtstreekse of<br />

onrechtstreekse controleverhouding <strong>be</strong>staat (zie in dat verband nrs. 3.1.2. en<br />

3.1.3. van circulaire AOIF Nr. 42/2007 van 9 novem<strong>be</strong>r 2007).<br />

In hoofde van andere personen dan rechtspersonen met een in aandelen<br />

vertegenwoordigd kapitaal wordt deze financiële verbondenheid in ieder geval<br />

voldaan wanneer de meerderheid van de activa die zij heb<strong>be</strong>n ingezet voor de<br />

<strong>be</strong>hoeften van hun economische activiteit rechtstreeks of onrechtstreeks<br />

toe<strong>be</strong>horen aan dezelfde persoon (z. nr. 3.1.4. van circulaire AOIF Nr. 42/2007<br />

van 9 novem<strong>be</strong>r 2007).<br />

De administratie onderzoekt bovendien de specifieke gevallen die haar worden<br />

voorgelegd om te <strong>be</strong>palen of in hoofde van die personen al dan niet zodanige<br />

verbondenheid <strong>be</strong>staat.<br />

b) Organisatorische verbondenheid.<br />

Artikel 1, § 1, 2°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 55 <strong>be</strong>paalt dat <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

nauw organisatorisch met elkaar verbonden moeten zijn om te<br />

kunnen genieten van het stelsel van de btw-eenheid.


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 226<br />

Aan deze voorwaarde wordt in elk geval voldaan wanneer:<br />

- ze in rechte of in feite, rechtstreeks of onrechtstreeks, onder een<br />

gemeenschappelijke leiding staan (dit is in het bijzonder het geval<br />

wanneer de raden van <strong>be</strong>stuur of de directiecomités <strong>be</strong>staan uit dezelfde<br />

personen en, meer algemeen, in het geval van een consortium in de zin<br />

van artikel 10 van het Wetboek van vennootschappen), of<br />

- ze hun werkzaamheden geheel of gedeeltelijk in gemeenschappelijk<br />

overleg organiseren, of<br />

- ze in rechte of in feite, rechtstreeks of onrechtstreeks, onder de<br />

controle<strong>be</strong>voegdheid staan van één persoon.<br />

c) Economische verbondenheid.<br />

Artikel 1, § 1, 3°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 55 <strong>be</strong>paalt dat <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

economisch nauw met elkaar verbonden moeten zijn om te kunnen<br />

genieten van het stelsel van de btw-eenheid.<br />

Aan deze voorwaarde wordt in elk geval voldaan wanneer:<br />

- de voornaamste werkzaamheid van ieder van hen van dezelfde aard is, of<br />

- hun werkzaamheden elkaar aanvullen of <strong>be</strong>ïnvloeden of kaderen in het<br />

nastreven van een gezamenlijk economisch doel, of<br />

- de werkzaamheid van de ene <strong>be</strong>lastingplichtige geheel of gedeeltelijk<br />

wordt uitgeoefend ten <strong>be</strong>hoeve van de anderen.<br />

111/5. Verplichte toetreding van een <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Wat rechtspersonen <strong>be</strong>treft, wordt vermoed dat van zodra een vennootschap, lid van<br />

een btw-eenheid, een rechtstreekse participatie van meer dan 50 % in een andere<br />

vennootschap <strong>be</strong>zit, voldaan is aan de 3 cumulatieve deelnemingsvoorwaarden voor<br />

het toetreden tot een btw-eenheid en dat laatstgenoemde vennootschap, in principe,<br />

deel moet uitmaken van die <strong>be</strong>staande btw-eenheid (z. KB nr. 55, artikel 1, § 2).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

227 “HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige”<br />

Er wordt alleen met rechtstreekse participaties van meer dan 50 % rekening<br />

gehouden. Het vermoeden geldt bijvoor<strong>be</strong>eld niet voor een dochteronderneming die<br />

voor 33 % in handen is van haar drie moederondernemingen, ook al zijn die alle drie<br />

lid van de btw-eenheid.<br />

Vermits alleen de in België gevestigde entiteiten kunnen deel uitmaken van de btweenheid,<br />

is het vanzelfsprekend dat het vermoeden niet geldt ten aanzien van een<br />

dochteronderneming die uitsluitend in het buitenland is gevestigd.<br />

Het vermoeden is daarentegen van toepassing op de in het buitenland gevestigde<br />

dochteronderneming wanneer die <strong>be</strong>schikt over een vaste inrichting in België.<br />

Het vermoeden en de daaraan verbonden verplichting worden "trapsgewijs" toegepast.<br />

Er moet in feite op individuele wijze nagegaan worden of haar rechtstreekse<br />

dochterondernemingen zich in dat geval <strong>be</strong>vinden.<br />

Het vermoeden dat een dochteronderneming die voor meer dan 50 % in handen is,<br />

voldoet aan de voorwaarden inzake financiële, economische en organisatorische<br />

banden voor het vormen van een btw-eenheid, kan weerlegd worden, in die zin dat,<br />

niettegenstaande de participatie, de <strong>be</strong>treffende rechtspersonen kunnen aantonen dat<br />

er geen of slechts zwakke economische of organisatorische banden tussen hen<br />

<strong>be</strong>staan of dat er andere omstandigheden <strong>be</strong>staan die de uitsluiting van de<br />

dochteronderneming uit de btw-eenheid kunnen verantwoorden.<br />

Als voor<strong>be</strong>elden kunnen vermeld worden:<br />

- het feit dat de dochteronderneming een doel heeft of activiteiten ontplooit die<br />

sterk verschillen van die van de rest van de groep en/of zich richt tot een<br />

wel<strong>be</strong>paalde categorie van cliënten;<br />

- het feit dat de dochteronderneming op het punt staat te worden overgedragen of<br />

ontbonden.<br />

Wanneer een dochteronderneming de facto buiten de btw-eenheid wordt gelaten als<br />

gevolg van een dergelijke aanvraag, is het vermoeden niet meer van toepassing op<br />

haar subdochters. Deze laatsten heb<strong>be</strong>n echter onverminderd het recht om wat hen<br />

<strong>be</strong>treft, aan te tonen dat ze deel kunnen uitmaken van de btw-eenheid.<br />

Als een lid van een btw-eenheid een rechtstreekse deelneming verwerft van meer dan<br />

50 % in een <strong>be</strong>lastingplichtige die reeds lid is van een andere btw-eenheid, is<br />

laatstgenoemde <strong>be</strong>lastingplichtige niet langer lid van de btw-eenheid waartoe hij<br />

<strong>be</strong>hoorde en wordt hij lid van de btw-eenheid waartoe de <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>hoort


“HOOFDSTUK IV: De <strong>be</strong>lastingplichtige” 228<br />

die hem voor meer dan 50 % in zijn <strong>be</strong>zit heeft, <strong>be</strong>houdens indien zij kunnen<br />

aantonen dat zij organisatorisch, economisch of omwille van andere omstandigheden<br />

niet met elkaar verbonden zijn of kunnen zijn.<br />

111/6. Gevolgen.<br />

De personen, lid van een btw-eenheid, vormen een enkele <strong>be</strong>lastingplichtige voor de<br />

toepassing van het Btw-Wetboek.<br />

De btw-eenheid wordt dus aangemerkt als één <strong>be</strong>lastingplichtige voor de goederen en<br />

de diensten <strong>be</strong>komen van derden en voor de prestaties verstrekt aan die derden.<br />

Hieruit volgt dat:<br />

- de leveringen van goederen en de diensten verricht tussen de leden van een<br />

btw-eenheid (interne handelingen genoemd) niet binnen de werkingssfeer van<br />

de btw vallen;<br />

- de leveringen van goederen en de diensten verricht door derden voor elk lid,<br />

voor de toepassing van de btw verricht worden voor de btw-eenheid;<br />

- de invoeren en intracommunautaire verwervingen verricht door elk lid, verricht<br />

worden door de btw-eenheid;<br />

- de leveringen van goederen en de diensten die elk lid verricht voor derden ten<br />

overstaan van de btw-eenheid (externe handelingen genoemd) verricht worden<br />

door de btw-eenheid.<br />

Die gevolgen gelden, zonder uitzondering, voor alle leveringen van goederen en<br />

diensten.<br />

(1 februari 2012)


112. Beginselen.<br />

(1 februari 2012)<br />

229 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

HOOFDSTUK V<br />

MAATSTAF VAN HEFFING VOOR HANDELINGEN<br />

IN BELGIE VERRICHT<br />

Onder maatstaf van heffing wordt verstaan het <strong>be</strong>drag waarover de btw voor iedere<br />

<strong>be</strong>lastbare handeling moet worden <strong>be</strong>rekend naar het voor die handeling toepasselijk<br />

tarief.<br />

1° Voor de leveringen van goederen en diensten wordt de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>rekend over<br />

alles wat de leverancier van het goed of de dienstverrichter als tegenprestatie<br />

verkrijgt of moet verkrijgen van degene aan wie het goed wordt geleverd of de<br />

dienst wordt verstrekt, of van een derde, met in<strong>be</strong>grip van de subsidies die<br />

rechtstreeks met de prijs van die handelingen verband houden (Wetboek,<br />

art. 26, eerste lid).<br />

2° Bij ruil en, meer algemeen, wanneer de tegenprestatie niet uitsluitend uit een<br />

geldsom <strong>be</strong>staat, wordt die prestatie voor de <strong>be</strong>rekening van de <strong>be</strong>lasting op<br />

haar normale waarde gerekend (Wetboek, art. 33, § 3).<br />

3° Wanneer er geen tegenprestatie is, dan is de maatstaf van heffing:<br />

a) voor <strong>be</strong>paalde handelingen die met leveringen van goederen worden<br />

gelijkgesteld, meer <strong>be</strong>paald deze <strong>be</strong>doeld in artikel 10, § 3 en in<br />

artikel 12: de aankoopprijs van de goederen of soortgelijke goederen of,<br />

indien er geen aankoopprijs is, de kostprijs, in voorkomend geval<br />

rekening houdend met artikel 26, tweede en derde lid, et met artikel 28,<br />

<strong>be</strong>paald op het tijdstip waarop die handelingen worden verricht<br />

(Wetboek, art. 33, § 1, 1°);<br />

b) voor <strong>be</strong>paalde handelingen die met een dienst verricht onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel worden gelijkgesteld: hetzij de door de <strong>be</strong>lastingplichtige gedane<br />

uitgaven, voor de handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 19, § 1 en § 2, eerste lid,


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 230<br />

(1 februari 2012)<br />

2° (Wetboek art. 33, § 1, 2°), hetzij de vastgestelde normale waarde van<br />

de dienst, voor de handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 19, § 2, eerste lid, 1° en<br />

artikel 19bis (Wetboek, art. 33, § 1, 3°).<br />

4° De normale waarde kan in aanmerking worden genomen:<br />

- in <strong>be</strong>paalde gevallen, wanneer de afnemer verbonden is met de<br />

leverancier van de goederen of de dienstverrichter (Wetboek, art. 33,<br />

§ 2);<br />

- voor <strong>be</strong>paalde vervoermiddelen (Wetboek, art. 35, eerste lid). Aan deze<br />

mogelijkheid is thans geen uitvoering meer gegeven;<br />

- voor de vervreemding van gebouwen en werken in onroerende staat die<br />

<strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op op te richten gebouwen (Wetboek, art. 36).<br />

5° Ten slotte wordt de maatstaf van heffing <strong>be</strong>treffende de dienst, die een<br />

reisbureau ingevolge artikel 20, § 2, van het Wetboek geacht wordt te<br />

verstrekken, vastgesteld op een percentage van het totaal van de <strong>be</strong>dragen die<br />

het reisbureau in de zin van artikel 1, § 7, eerste lid, 2°, van het Wetboek<br />

aanrekent aan de reiziger (Wetboek, art. 35, tweede lid).<br />

112/2 Bijzondere situaties.<br />

Een eerste bijzondere situatie is het geval van de (door)verkoop van een<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel dat slechts gedeeltelijk werd opgenomen in het <strong>be</strong>drijfsvermogen van<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige. In voorkomend geval is enkel de verkoop van dat gedeelte<br />

onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting (z. Besl. nr. E.T. 119.650 van 20 okto<strong>be</strong>r 2011,<br />

punt 5.1.).<br />

Er kan overigens worden verduidelijkt dat ingeval het goed volledig in het privévermogen<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtige is opgenomen, het niet in de btw-sfeer valt zodat<br />

de (door)verkoop van dat goed niet aan de btw onderworpen kan zijn.<br />

Een tweede bijzondere situatie is het geval van de (door)verkoop van een<br />

autovoertuig als <strong>be</strong>doeld in artikel 45, § 2, van het Wetboek. In voorkomend geval<br />

aanvaardt de administratie dat de btw slechts <strong>be</strong>rekend wordt over een maatstaf van<br />

heffing die overeenstemt met 50% van de gevraagde prijs, zonder dat moet worden<br />

nagegaan of de aftrek oorspronkelijk werd <strong>be</strong>perkt op basis van artikel 45, § 2, van<br />

het Wetboek of op basis van artikel 45, § 1quinquies, van het Wetboek (z. Besl.<br />

nr. E.T. 119.650 van 20 okto<strong>be</strong>r 2011, punt 5.3.).


113. Regel.<br />

(1 februari 2012)<br />

231 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

Eerste afdeling. - De tegenprestatie <strong>be</strong>staat alleen uit een geldsom.<br />

Wanneer de tegenprestatie alleen <strong>be</strong>staat uit een geldsom, wordt de <strong>be</strong>lasting<br />

<strong>be</strong>rekend over alles wat de leverancier van het goed of de dienstverrichter als<br />

tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van degene aan wie het goed wordt<br />

geleverd of de dienst wordt verstrekt, of van een derde, met in<strong>be</strong>grip van de subsidies<br />

die rechtstreeks met de prijs van die handelingen verband houden (Wetboek, art. 26,<br />

eerste lid).<br />

Tot de maatstaf van heffing <strong>be</strong>horen onder meer de sommen die de leverancier of de<br />

dienstverrichter aan degene aan wie het goed wordt geleverd of de dienst wordt<br />

verstrekt in rekening brengt als kosten van commissie, verzekering en vervoer,<br />

ongeacht of zulks al dan niet bij een afzonderlijk de<strong>be</strong>tdocument wordt gedaan of<br />

ingevolge een afzonderlijke overeenkomst (Wetboek, art. 26, tweede lid).<br />

Belastingen, rechten en heffingen moeten eveneens in de maatstaf van heffing<br />

worden opgenomen (Wetboek, art. 26, derde lid).<br />

Sommige <strong>be</strong>dragen die aan de medecontractant in rekening worden gebracht,<br />

waaronder de <strong>BTW</strong> zelf, <strong>be</strong>horen echter niet tot de maatstaf van heffing .<br />

In het merendeel van de handelsverrichtingen is het de prijs die de tegenprestatie van<br />

de klant uitmaakt.<br />

Er dient te worden opgemerkt dat overeenkomstig de wet van 14 juli 1991,<br />

<strong>be</strong>treffende de handelspraktijken en de voorlichting en <strong>be</strong>scherming van de<br />

consument (BS 29 augustus 1991) de aangeduide prijs of het tarief, de door de<br />

verbruiker te <strong>be</strong>talen totale prijs of het totale tarief moet zijn waarin de btw, alle<br />

andere taksen alsook de kosten van al de diensten die door de verbruiker verplicht<br />

moeten worden bij<strong>be</strong>taald, <strong>be</strong>grepen zijn.


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 232<br />

114. Prijs.<br />

A. Begrip "prijs".<br />

Voor de <strong>be</strong>rekening van de maatstaf van heffing is de in aanmerking te nemen prijs<br />

de tegenwaarde in geld van een levering van een goed of de verstrekking van een<br />

dienst, zoals die tussen partijen is vastgesteld op het tijdstip dat de <strong>be</strong>lasting<br />

opeisbaar wordt. In de regel is dat het tijdstip van de levering van het goed of van de<br />

voltooiing van de dienst. De prijs kan globaal worden uitgedrukt door één enkele<br />

som of worden ontleed in zijn onderscheiden <strong>be</strong>standdelen door optelling van<br />

meerdere sommen die afzonderlijk in rekening worden gebracht.<br />

Indien de doorfacturering van kosten ge<strong>be</strong>urt in het kader van de verlening van één<br />

of een aantal prestaties die als één dienst of levering moeten worden aangemerkt en<br />

er wordt aangetoond dat die kosten in feite een element van de prijs van deze<br />

levering of dienst vormen, volgt de doorfacturatie van de <strong>be</strong>doelde kosten, op het<br />

stuk van de btw dezelfde regeling als de hoofdhandeling.<br />

Indien daarentegen een <strong>be</strong>lastingplichtige aan hem gefactureerde kosten aan een<br />

andere persoon op eigen naam doorfactureert zonder dat die aanrekening kadert in de<br />

verlening van een geheel van prestaties, moet toepassing worden gemaakt van de<br />

artikelen 13, § 2, en 20, § 1, van het Wetboek voor zover de kosten op zich<br />

<strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op leveringen van goederen of diensten als <strong>be</strong>doeld in het<br />

Wetboek. Dit houdt in dat de <strong>be</strong>lastingplichtige voor de toepassing van de btw geacht<br />

wordt de diensten of leveringen waarop de doorgerekende kosten <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n,<br />

zelf te heb<strong>be</strong>n ontvangen en zelf te heb<strong>be</strong>n verstrekt. Bijgevolg zijn zowel in de<br />

relatie van de <strong>be</strong>lastingplichtige die doorfactureert en zijn leverancier of<br />

dienstverrichter als in de relatie van eerstgenoemde en zijn medecontractant aan wie<br />

de kosten worden doorgerekend, de gewone btw-regels volgens de aard van de<br />

handeling, respectievelijk doorgefactureerde handeling van toepassing.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een aannemer van bouwwerken, <strong>be</strong>last met de oprichting van een gebouw, kan een globale forfaitaire<br />

prijs maken of, zo hij in regie werkt, afzonderlijk in rekening brengen de prijs van de materialen, de<br />

uurlonen, de vervoerkosten, de kosten voor huur van het materieel, de winst die hij wil maken, enz. In<br />

het tweede geval vormen de verschillende afzonderlijk gevorderde sommen de <strong>be</strong>standdelen van de<br />

prijs van de bouw; het totaal ervan geeft de in aanmerking te nemen prijs. Ze moeten niet afzonderlijk<br />

worden <strong>be</strong>schouwd als de prijs van specifieke handelingen (aankoop van materialen, werk, vervoer,<br />

verhuur, enz.). Het is enkel nodig na te gaan of <strong>be</strong>paalde van die sommen niet moeten worden<br />

<strong>be</strong>schouwd als voorschotten in de zin van artikel 28, 5°, van het Wetboek (z. nr. 122). Bovendien is de<br />

btw verschuldigd over de totale som die de aannemer van bouwwerken factureert aan de<br />

opdrachtgever, zonder aftrek van het percentage ervan dat deze laatste als waarborg inhoudt tot bij<br />

de oplevering van het werk.


(1 februari 2012)<br />

233 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

Vormen een <strong>be</strong>standdeel van de prijs en <strong>be</strong>horen bijgevolg tot de maatstaf van<br />

heffing, onder meer:<br />

1° de vergoeding die aan de leverancier wordt toegekend omdat hij voor het<br />

verstrijken van de overeengekomen termijn het goed heeft geleverd of de<br />

dienst heeft verricht;<br />

2° [herroepen - Er werd aanvankelijk <strong>be</strong>paald dat de vergoeding voor het<br />

volgrecht dat, krachtens de wet van 25 juni 1921 (huidige <strong>be</strong>paling van<br />

artikel 11 van de wet van 30 juni 1994 <strong>be</strong>treffende het auteursrecht en de<br />

naburige rechten), bij openbare verkoop van een kunstwerk wordt toegekend<br />

aan de kunstenaar of aan zijn erfgenamen, deel uitmaakt van de maatstaf van<br />

heffing van de verkoop (Besl. nr. E.T. 12.454 van 20 okto<strong>be</strong>r 1972, <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 10, blz. 70-71, nr. 350). Deze <strong>be</strong>slissing werd inmiddels herroepen<br />

(Besl. nr. E.T. 102.061 van 7 juli 2003)];<br />

3° de door de Staat aan aannemers van bouwwerken boven de aannemingsprijs<br />

uit<strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>dragen, welke deze ingevolge een collectieve ar<strong>be</strong>idsovereenkomst<br />

als bijkomende vergoeding aan hun ar<strong>be</strong>iders moeten uitkeren (Besl.<br />

nr. E.T. 15.647 van 3 augustus 1973, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 15, blz. 196, nr. 443);<br />

4° het minimaal forfaitair <strong>be</strong>drag dat hoe dan ook wordt gevraagd, onafhankelijk<br />

van het aantal communicaties van de klant, door de exploitant van een<br />

telefoonnetwerk (Parl. Vr. nr. 412 dd. 9 septem<strong>be</strong>r 1983 van de heer Volksvertegenwoordiger<br />

Ylieff, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 61, blz. 148, nr. 3 en Parl. Vr.<br />

nr. 254 dd. 22 maart 1985 van de heer Volksvertegenwoordiger Baudson,<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 68, blz. 313, nr. 15);<br />

5° de bijkomende vergoeding die de huurder van een videofilm verschuldigd is<br />

wegens het overschrijden van de oorspronkelijk overeengekomen huurtermijn,<br />

ongeacht de <strong>be</strong>naming van die bijkomende vergoeding of de wijze waarop ze<br />

wordt voorgesteld;<br />

6° de vergoeding die de uitgever van kredietkaarten aanrekent aan de verkoper<br />

wanneer in het kader van een verkooptransactie de prijs van de goederen of<br />

diensten door de koper wordt <strong>be</strong>taald door middel van een kredietkaart; de btw<br />

is derhalve verschuldigd over de volledige door de klant <strong>be</strong>taalde prijs zoals die<br />

overigens door de kredietkaartmaatschappij aan de klant in rekening wordt<br />

gebracht (Parl. Vr. nr. 422 dd. 23 januari 1990 van de heer Volksvertegenwoordiger<br />

Desutter, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 90, blz. 260-261, nr. 4);


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 234<br />

7° de administratiekosten die worden aangerekend voor het opmaken van een<br />

factuur (Parl. Vr. nr. 282 dd. 9 augustus 1991 van de heer Senator de Clippele,<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 97, blz. 565-566, nr. 1);<br />

8° de verzekeringspremie die geheel of gedeeltelijk aan de koper wordt<br />

doorgerekend in het kader van de bijkomende waarborg (Besl. nr. E.T. 65.063<br />

van 23 decem<strong>be</strong>r 1992, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 102, blz. 182, nr. 963);<br />

9° de ingevolge de wet op de terugnameplicht van elektrische en elektronische<br />

apparaten verschuldigde recyclagetaks (z. Parl. Vr. nr. 745 dd. 5 juli 2001 van<br />

Mevr. de Volksvertegenwoordiger Peeters, Vr. en Antw., Kamer, 2000-2001,<br />

nr. 92, blz. 10544-10548).<br />

B. Voorlopige prijs.<br />

Ingeval de prijs nog niet <strong>be</strong>paald is op het tijdstip van de levering omdat volgens de<br />

overeenkomst de prijs afhangt van een nog niet gekend feit (b.v. uitslag van een<br />

ontleding, marktprijs, enz.), wordt de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>rekend over een voorlopige<br />

maatstaf van heffing die moet worden herzien zodra de definitieve prijs is gekend,<br />

wat op dat moment ofwel een aanvullende <strong>be</strong>taling van btw ofwel een teruggaaf van<br />

btw kan meebrengen.<br />

C. Contante prijs.<br />

Ingeval de prijs voor contante <strong>be</strong>taling is gesteld, is het in <strong>be</strong>ginsel die prijs welke in<br />

aanmerking moet worden genomen, zelfs indien ten gevolge van een te late <strong>be</strong>taling<br />

of van het <strong>be</strong>dingen van een <strong>be</strong>talingstermijn de medecontractant aan zijn leverancier<br />

een supplement <strong>be</strong>taalt, b.v. in de vorm van interesten (z. nr. 121, 1° en 3°).<br />

Anderzijds moet voor de <strong>be</strong>rekening van de btw de te <strong>be</strong>talen interest bij de prijs of<br />

een gedeelte van die prijs worden gevoegd, wanneer die interest wordt aangerekend<br />

wegens uitstel van <strong>be</strong>taling van de prijs of een gedeelte van die prijs die opeisbaar<br />

was vóór de levering van het goed of de voltooiing van de dienst (z. H.J.E.G.,<br />

27/10/1993, Muys' en De Winter's, Bouw t/Staatssecretaris van Financiën zaak C-<br />

281/91).<br />

In geval van verkoop op af<strong>be</strong>taling of van huurkoop (z. nr. 23, A) wordt de btw niet<br />

<strong>be</strong>rekend over het <strong>be</strong>drag van de gecumuleerde af<strong>be</strong>talingen of vergoedingen maar<br />

over de prijs die contant zou zijn <strong>be</strong>taald, op voorwaarde dat de uitgereikte factuur of<br />

het als zodanig geldende stuk de contantprijs vermeldt (z. aanschr. nr. 2/1983 van<br />

8 januari 1983, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 57, blz. 138-141).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

235 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

D. Enige prijs voor goederen onderworpen aan verschillende tarieven.<br />

Wanneer de handeling <strong>be</strong>trekking heeft op goederen of diensten die aan een<br />

verschillend tarief zijn onderworpen, moet de maatstaf van heffing per tarief worden<br />

<strong>be</strong>paald. De <strong>be</strong>lasting moet immers per tarief worden <strong>be</strong>rekend.<br />

V o o r b e e l d<br />

Verkoop van een hoeveelheid meststoffen (6 pct.) tegen de prijs van 250 EUR, een hoeveelheid<br />

steenkool (12 pct.) tegen de prijs van 500 EUR en een hoeveelheid stookolie (21 pct.) tegen de prijs<br />

van 375 EUR.<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt als volgt <strong>be</strong>rekend:<br />

250 tegen 6 pct. = 15 EUR<br />

500 tegen 12 pct. = 60 EUR<br />

375 tegen 21 pct. = 78,75 EUR<br />

---------------<br />

153,75 EUR<br />

Het ge<strong>be</strong>urt nochtans dat goederen, die aan een verschillend tarief zijn onderworpen,<br />

voor een enige prijs worden verkocht. Dit is het geval, hetzij omdat het goed wordt<br />

geleverd in een verpakking die niet als een gewone en gebruikelijke verpakking kan<br />

worden aangemerkt hetzij eenvoudig omdat het twee of meer voorwerpen <strong>be</strong>treft die<br />

aan een verschillend tarief zijn onderworpen en waarvoor de verkoper een globale<br />

prijs heeft vastgesteld. In die gevallen dient de prijs te worden gesplitst; wanneer de<br />

verkoper die splitsing niet wenst te doen, zal de heffing slechts als regelmatig kunnen<br />

worden aangemerkt indien het geheel wordt <strong>be</strong>last tegen het tarief dat van toepassing<br />

is op het van het geheel deel uitmakend goed dat aan het hoogste tarief is<br />

onderworpen (z. ook nr. 145, regeling inzake gehelen die uit verschillende<br />

voorwerpen zijn samengesteld).<br />

V o o r b e e l d<br />

Verkoop voor een enige prijs van 50 EUR van een geheel <strong>be</strong>staande uit diverse eetwaren (waarde<br />

15 EUR, tarief 6 pct.) en geestrijke dranken (waarde 35 EUR, tarief 21 pct.).<br />

Indien de verkoper de prijs niet wenst te splitsen voor de verschillende voorwerpen waaruit het geheel<br />

is samengesteld, dient de heffing te ge<strong>be</strong>uren tegen het tarief van 21 pct. (tarief dat van toepassing is<br />

voor de geestrijke dranken) over 50 EUR.


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 236<br />

E. Bijkomstige leveringen en diensten.<br />

In <strong>be</strong>paalde gevallen merkt de administratie als elementen van de prijs van een<br />

handeling aan, zekere sommen die worden gevorderd voor leveringen en diensten die<br />

zeer nauw aanleunen bij de uitvoering van de hoofdhandeling waarvan ze de<br />

bijhorigheid zijn.<br />

De Europese rechtspraak stelt dat een dienst moet worden <strong>be</strong>schouwd als bijkomend<br />

bij een hoofddienst, wanneer hij voor de klanten geen doel op zich is, doch een<br />

middel om de hoofddienst van de dienstverrichter zo aantrekkelijk mogelijk te maken<br />

(z. met name het Arrest van 25 februari 1999 van het H.v.J. in de zaak C- 349/96 –<br />

Card Protection Plan Ltd.)<br />

Aldus werd <strong>be</strong>slist:<br />

1° dat de sommen die de <strong>be</strong>drijven in de sector van de water-, gas-, elektriciteits-<br />

en teledistributie aan hun abonnees vragen voor diverse bijkomende prestaties<br />

(aansluitingskosten, kosten van goedkeuring, controle of verplaatsing van<br />

installaties, van gebruik, onderhoud, herstelling of versterking van de meters,<br />

normale administratiekosten, kosten voor het opmaken van de facturen, enz.)<br />

<strong>be</strong>standdelen zijn van de verkoopprijs van het water, het gas of de elektriciteit<br />

(z. aanschr. nr. 65/1971 van 27 april 1971 en <strong>be</strong>sl. nr. E.T. 84.570 van 29 mei<br />

1997, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 131, blz. 1111-1112, nr. 1038); dat de sommen die<br />

worden gevraagd voor aansluiting op het telefoonnet een <strong>be</strong>standdeel zijn van<br />

de prijs der telefoongesprekken;<br />

2° dat de som die eventueel voor het ter <strong>be</strong>schikking stellen, onderhoud, nazicht<br />

en herstelling van het recipiënt wordt gevraagd aan kopers van gas in flessen,<br />

een <strong>be</strong>standdeel van de prijs van het gas uitmaakt;<br />

3° dat de som die wordt gevraagd voor levering van elektriciteit in het kader van<br />

een prestatie <strong>be</strong>staande in de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een kampeerplaats aan<br />

een kampeerder, een <strong>be</strong>standdeel van de prijs van die prestatie uitmaakt;<br />

4° dat de som die een handelaar in veevoeder aan landbouwers in rekening brengt<br />

voor het ter <strong>be</strong>schikking stellen in hun onderneming van silo's, die <strong>be</strong>stemd zijn<br />

voor het opslaan van deze goederen, een <strong>be</strong>standdeel vormt van de<br />

verkoopprijs van het veevoeder (Besl. nr. E.T. 16.966 van 10 april 1974, <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 117, blz. 333, nr. 479).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

237 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

5° dat de auteursrechten die de ka<strong>be</strong>ldistributiemaatschappijen omwille van de<br />

programma's waarvan zij de ontvangst aan het publiek verschaffen, aan<br />

SABAM en de televisienetten verschuldigd zijn en die aan de abonnees worden<br />

aangerekend, een <strong>be</strong>standdeel vormen van de door die maatschappijen<br />

aangerekende vergoeding, zelfs indien ze afzonderlijk aan de abonnees worden<br />

aangerekend (Parl. Vr. nr. 343 dd. 6 juli 1984 van de heer Volksvertegenwoordiger<br />

Delhaye, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 66, blz. 103-104, nr. 2).<br />

F. Bestanddeel van de prijs of schadevergoeding.<br />

Bepaalde sommen die door de klant aan de leverancier van een goed of van een<br />

dienst worden <strong>be</strong>taald, kunnen een schadevergoeding zijn die niet aan de btw is<br />

onderworpen wanneer de <strong>be</strong>taling ervan zijn oorzaak vindt in het herstel van een fout<br />

die aan de klant te wijten is.<br />

Zo werd <strong>be</strong>slist dat als schadevergoeding wordt aangemerkt:<br />

1° de wachtkosten die door de N.M.B.S. van de klant worden gevorderd wegens<br />

niet tijdig lossen van de spoorwagens;<br />

2° de kosten die een leverancier van stortklaar <strong>be</strong>ton van de klant vordert wegens<br />

het stilleggen van het leveringsmaterieel wanneer dit langer op de bouwplaats<br />

moet blijven dan de tijd die voor het storten <strong>be</strong>paald is;<br />

3° de som waarop een bietenplanter recht heeft wanneer, door de schuld van de<br />

suikerfabriek, zijn leveringen van bieten over meer dan acht weken moeten<br />

worden gespreid; de som die aan de bietenplanter toekomt wegens het niet<br />

tijdig ophalen van de bieten door de suikerfabriek (z. aanschr. 123/1971 van<br />

5 augustus 1971, nr. 4);<br />

4° de som die Belgacom vraagt aan een abonnee die aansprakelijk is voor de<br />

schade toegebracht aan haar installaties;<br />

5° de sommen die iemand stort aan Belgacom om deze te vergoeden voor de<br />

kosten van verplaatsen of wegnemen van ka<strong>be</strong>ls, palen en andere haar<br />

toe<strong>be</strong>horende installaties, noodzakelijk gemaakt door de werken die hij wil<br />

uitvoeren;


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 238<br />

6° de som die de opdrachtgever aan de aannemer <strong>be</strong>taalt bij toepassing van artikel<br />

1794 van het Burgerlijk Wetboek, wegens het verbreken door zijn enkele wil<br />

van het aannemingscontract, in zoverre deze vergoeding de winstderving van<br />

de aannemer dekt voor het werk dat hij niet heeft uitgevoerd (Besl. nr. E.T.<br />

18.762 van 13 septem<strong>be</strong>r 1974, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 18, blz. 395, nr. 492);<br />

7° de som die een aannemer overeenkomstig het <strong>be</strong>stek van een openbare<br />

aan<strong>be</strong>steding ontvangt wegens het feit dat door het openbaar <strong>be</strong>stuur gevraagde<br />

wijzigingen leiden tot een vermindering van de aannemingsprijs (Besl. nr. E.T.<br />

13.508 van 4 juli 1973, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 15, blz. 198, nr. 447);<br />

8° de som die een intercommunale vereniging, <strong>be</strong>last met de aanleg van een<br />

autoweg, <strong>be</strong>taalt aan de N.M.B.S. als vergoeding voor de kosten veroorzaakt<br />

door de verplaatsingswerken van spoorinstallaties (Besl. nr. E.T. 16.532 van<br />

8 maart 1974, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 16, blz. 269, nr. 471);<br />

9° de sommen aangerekend als herinneringskosten of kosten voor<br />

ingebrekestelling, als kosten voor de tweede aanbieding van de kwijting, als<br />

kosten voor verbreking wegens het niet nakomen van de verplichtingen, met<br />

in<strong>be</strong>grip van de kosten voor afsluiting wegens niet-<strong>be</strong>taling en als<br />

vervolgingskosten voor de invordering van on<strong>be</strong>taalde facturen (Besl. nr. E.T.<br />

84.570 van 29 mei 1977, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 131, blz. 1111-1112, nr. 1038);<br />

10° de sommen die als voorschot zijn aangerekend in het kader van<br />

overeenkomsten inzake hoteldiensten, in gevallen waarin de klant gebruik<br />

maakt van zijn recht van annulering en de hotelexploitant de sommen <strong>be</strong>houdt<br />

(z. Arrest van 18 juli 2007 van het H.v.J in de zaak C-277/05 - Société<br />

thermale d’Eugénie-les-Bains).<br />

G. Drinkgeld.<br />

Het drinkgeld (fooi) dat voor sommige diensten boven de prijs van de dienst wordt<br />

gevraagd (b.v. diensten van hotel- en restauranthouders, van kappers) is een<br />

<strong>be</strong>standdeel van de prijs dat in de maatstaf van heffing moet worden opgenomen<br />

wanneer het drinkgeld verplicht door de klant moet worden <strong>be</strong>taald. Dat is het geval<br />

wanneer deze van het <strong>be</strong>staan ervan wordt verwittigd door een plakbrief, een<br />

vermelding op de spijskaart, of op welke andere wijze ook, of wanneer het drinkgeld<br />

hem effectief in rekening wordt gebracht afzonderlijk van de prijs.<br />

(1 februari 2012)


H. Overlating aan de loon<strong>be</strong>werker.<br />

(1 februari 2012)<br />

239 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

Wanneer de opdrachtgever zich door een <strong>be</strong>handelingsfout van de loon<strong>be</strong>werker<br />

verplicht ziet hem de <strong>be</strong>schadigde goederen te laten en een <strong>be</strong>paalde som als waarde<br />

van de goederen eist, wordt de btw verschuldigd ter zake van die overlating op het<br />

tijdstip dat de loon<strong>be</strong>werker de eigendom van de goederen verkrijgt krachtens de<br />

door partijen getroffen regeling. In dat geval wordt de btw <strong>be</strong>rekend over de normale<br />

waarde (z. nr. 129) van de <strong>be</strong>schadigde goederen in de staat waarin ze zich op dat<br />

moment <strong>be</strong>vinden. Indien de door de loon<strong>be</strong>werker <strong>be</strong>taalde som de normale waarde<br />

overtreft, dient het overschot te worden <strong>be</strong>schouwd als een vergoeding wegens<br />

verkeerde <strong>be</strong>handeling die om die reden niet <strong>be</strong>lastbaar is met btw.<br />

I. Kortingbonnen en "geld terug"-bonnen uitgegeven door een<br />

fabrikant.<br />

De regeling van toepassing op kortingbonnen (bonnen ingeruild door de consument<br />

bij de kleinhandelaar en aan laatstgenoemde terug<strong>be</strong>taald door de fabrikant of door<br />

een met dit doel aangesteld telorganisme) en "geld terug"-bonnen (bonnen<br />

rechtstreeks terug<strong>be</strong>taald aan de consument door de fabrikant of door een met dit<br />

doel aangesteld telorganisme) maakt het voorwerp uit van aanschrijving nr. 8/1997<br />

van 27 augustus 1997 (z. <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 130, p. 937-949), opgesteld naar<br />

aanleiding van het arrest van 24 okto<strong>be</strong>r 1996, zaak C-317/94, ELIDA GIBBS Ltd,<br />

van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.<br />

Hierin stelt men dat, in de relatie tussen de kleinhandelaar en zijn klant, de maatstaf<br />

van heffing van de levering van het goed, de waarde van het goed is, d.w.z. het<br />

<strong>be</strong>taald <strong>be</strong>drag verhoogd met de waarde van de eventueel ingeruilde bon. Voor meer<br />

verduidelijkingen wordt verwezen naar voornoemde aanschrijving.<br />

J. Leveringen en diensten aangeboden zonder prijsverhoging.<br />

In geval van levering van bijkomende goederen (vb. 6 goederen voor de prijs van 5),<br />

is de <strong>be</strong>lasting, overeenkomstig artikel 26 van het Wetboek, verschuldigd over de aan<br />

de koper gevraagde prijs. Hiermede wordt overigens afgeweken van artikel 12, § 1,<br />

eerste lid, 2°, van voornoemd wetboek (Parl. Vr. nr. 311 van Mevr. de Senator<br />

Nyssens dd. 22 decem<strong>be</strong>r 1999, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 146, blz. 260-261, nr. 23).<br />

In die optiek, wanneer een uitbater van een drankgelegenheid, een restaurant of een<br />

dergelijke inrichting, een geestrijk of ander drankje aanbiedt aan een klant ter<br />

gelegenheid van het verstrekken onder <strong>be</strong>zwarende titel van een maaltijd of


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 240<br />

115. Lasten.<br />

consumptie, wordt in <strong>be</strong>ginsel aangenomen dat de voor de maaltijd of consumptie<br />

gevraagde prijs ook het aangeboden drankje omvat. Dit "gratis aanbod" heeft<br />

bijgevolg noch een herziening van de aftrek, noch enige <strong>be</strong>lastbare onttrekking tot<br />

gevolg (Besl. nr. E.T. 96.920 van 31 augustus 2000, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 145, blz. 152,<br />

nr. 1081)<br />

Men mag echter in voormelde gevallen niet uit het oog verliezen dat de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige dient aan te tonen dat de <strong>be</strong>doelde bijkomend of gratis aangeboden<br />

goederen in bijzondere omstandigheden aan de klant werden verstrekt. Zoniet is het<br />

vermoeden van artikel 64, § 1 van het Wetboek van toepassing op grond waarvan de<br />

administratie de <strong>be</strong>lasting m.b.t. de levering van deze goederen en diensten kan<br />

heffen over de gebruikelijke prijs.<br />

De sommen die door de leverancier of de dienstverrichter aan zijn medecontractant<br />

in rekening worden gebracht boven de prijs moeten in de maatstaf van heffing<br />

worden <strong>be</strong>grepen. Dat is inzonderheid het geval voor de sommen die door de<br />

leverancier of de dienstverrichter aan een derde verschuldigd zijn en door de<br />

medecontractant ter ontlasting van de leverancier of de dienstverrichter aan de derde<br />

moeten worden voldaan.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

a) Verkoop van goederen voor de prijs van 750 EUR, alsmede de verplichting voor de koper om<br />

een handelsschuld van de verkoper ten <strong>be</strong>drage van 250 EUR te <strong>be</strong>talen.<br />

Maatstaf van heffing: 1.000 EUR.<br />

b) Dienstverrichting voor de prijs van 2.500 EUR, vermeerderd met 150 EUR verplaatsingskosten<br />

van het personeel van de dienstverrichter.<br />

Maatstaf van heffing: 2.650 EUR.<br />

Wanneer de last niet <strong>be</strong>staat in de verplichting een geldsom te <strong>be</strong>talen (b.v. verkoop<br />

van een goed voor een geldsom en de verplichting voor de koper <strong>be</strong>paalde<br />

werkzaamheden voor rekening van de verkoper te verrichten), is de maatstaf van<br />

heffing de normale waarde van het geheel van de tegenprestatie (z. nr. 129).<br />

Het is niet altijd gemakkelijk om uit te maken of de in rekening gebrachte sommen<br />

elementen van de prijs zijn ofwel een last van de prijs vormen. Het onderscheid is


(1 februari 2012)<br />

241 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

nochtans zonder <strong>be</strong>lang aangezien die sommen, <strong>be</strong>houdens wanneer het voorschotten<br />

zouden zijn (z. nrs. 121, 5°, en 122), alleszins tot de maatstaf van heffing <strong>be</strong>horen<br />

(b.v. kosten van verplaatsing, van toezicht, van plaatsing, van reclame).<br />

115/2. Subsidies die rechtstreeks met de prijs verband houden.<br />

De subsidie kan worden omschreven als een door de Staat of door een rechtstreeks of<br />

onrechtstreeks door de Staat gesteunde openbare of private rechtspersoon verleende<br />

geldelijke hulp aan een fysieke persoon of een rechtspersoon, onder het <strong>be</strong>ding dat de<br />

aanwending van de ontvangen gelden moet worden verantwoord en dat een toezicht<br />

op het gebruik ervan moet kunnen worden uitgeoefend. De subsidie is dus een door<br />

de Staat of door een door de Staat gesteunde rechtspersoon verleende geldelijke<br />

tussenkomst aan een persoon, voor het financieren van werkzaamheden waarvan<br />

onder meer geoordeeld wordt dat ze nuttig zijn voor het algemeen welzijn.<br />

Naast de term "subsidie" worden in de Belgische administratieve praktijk ook wel de<br />

termen "toelage", "tegemoetkoming", "tussenkomst", enz., gebruikt.<br />

Opdat de "subsidie" tot het maatstaf van heffing zou <strong>be</strong>horen, is het ook vereist dat<br />

ze "rechtstreeks verband houdt met de prijs".<br />

Aan die voorwaarde wordt voldaan en de toegekende subsidie moet derhalve in de<br />

maatstaf van heffing van de btw worden <strong>be</strong>grepen wanneer die subsidie aan de drie<br />

volgende vereisten voldoet:<br />

- de subsidie moet een tegenprestatie of een element van de tegenprestatie van de<br />

levering of de dienst vormen; dit is onder meer het geval wanneer de subsidie<br />

wordt verleend aan ondernemingen waarvan de van hun produkten <strong>be</strong>komen<br />

verkoopprijs <strong>be</strong>neden de rentabiliteitsdrempel ligt of wanneer de subsidie aan<br />

de leverancier of dienstverrichter wordt verleend als directe compensatie van<br />

een aan laatstgenoemden opgelegde verkoopprijs. Er moet steeds <strong>be</strong>wezen<br />

worden dat er een rechtstreeks verband <strong>be</strong>staat tussen de subsidie en de prijs<br />

van de door het gesubsidieerde orgaan geleverde goederen en diensten, zodat<br />

duidelijk kan worden aangetoond dat de door de koper van het goed of door de<br />

ontvanger van de dienst te <strong>be</strong>talen prijs wordt verminderd in functie van het<br />

<strong>be</strong>drag van de aan de verkoper van het goed of aan de dienstverrichter<br />

toegekende subsidie. De subsidie is aldus mede<strong>be</strong>palend voor de door deze<br />

laatstgenoemden gevraagde prijs (z. Arrest van 22 novem<strong>be</strong>r 2001 van het<br />

H.v.J. in de zaak C-184/00 – Office des produits wallons ASBL)


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 242<br />

- de subsidie moet <strong>be</strong>taald worden aan de producent, aan de leverancier of aan de<br />

dienstverrichter;<br />

- de subsidie moet <strong>be</strong>taald worden door een derde, in die zin dat de handelingen<br />

waarvoor een overheid subsidies toekent niet voor laatstgenoemde mogen<br />

worden verricht.<br />

Dergelijke subsidies heb<strong>be</strong>n geen invloed op het uitoefenen van het recht op aftrek<br />

door de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige, tenzij het een <strong>be</strong>lastingplichtige zou zijn met<br />

gedeeltelijk recht op aftrek in welk geval de subsidies het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lastbare of<br />

niet <strong>be</strong>lastbare handelingen in het verhoudingsgetal verhogen, naargelang de<br />

subsidies die rechtstreeks verband houden met de prijs respectievelijk <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>n op de <strong>be</strong>lastbare of de niet-<strong>be</strong>lastbare handelingen.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een gespecialiseerde onderneming, die door de overheid wordt <strong>be</strong>last met het maken van een studie<br />

die de burgers kan interesseren en die derhalve met dit doel in de vorm van een brochure moet<br />

worden gepubliceerd, ontvangt van de overheid 1,06 EUR per brochure die zij verkoopt. Wanneer de<br />

aan de kopers gevraagde prijs 1,50 EUR exclusief btw per brochure <strong>be</strong>draagt, zal de btw<br />

verschuldigd zijn over: 1,50 EUR + 1 EUR (uitgezonderd indien anders vermeld, vormt de subsidie<br />

een <strong>be</strong>drag btw inclusief) = 2,50 EUR.<br />

Sommige subsidies <strong>be</strong>horen daarentegen niet tot de maatstaf van heffing omdat ze<br />

geen "rechtstreeks verband houden met de prijs", ofschoon ze een weerslag kunnen<br />

heb<strong>be</strong>n op de uiteindelijke kostprijs van een product of een dienst. Dit is onder meer<br />

het geval ten aanzien van de werkingstoelagen ter dekking van een gedeelte van de<br />

exploitatiekosten van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

In het geval dat de subsidie de prijs vormt van een handeling, dient zij voor de<br />

toepassing van de btw niet als dusdanig te worden aangemerkt en zijn de gewone<br />

regels inzake <strong>be</strong>lastbaarheid erop van toepassing.<br />

115/3. Belastingen, rechten en heffingen.<br />

Vóór de wijziging van het Wetboek op 1 januari 1993 heeft de administratie bij de<br />

doorrekening door de leverancier of dienstverrichter voor de in zijnen hoofde<br />

toepasbare en opeisbare <strong>be</strong>lastingen, rechten en heffingen, omwille van de twijfel<br />

inzake de eigenlijke schuldenaar van die <strong>be</strong>lastingen, rechten en heffingen, steeds het<br />

standpunt ingenomen dat deze als voorschot konden worden aangemerkt wanneer ze<br />

afzonderlijk van de prijs van het geleverde goed of de verleende dienst voor het<br />

juiste <strong>be</strong>drag aan de klant werden aangerekend.


(1 februari 2012)<br />

243 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

Door de aanpassing op 1 januari 1993 van het Wetboek aan de Zesde Richtlijn van<br />

17 mei 1977 van de Raad van de Europese Gemeenschappen, werd aan artikel 26 van<br />

genoemd Wetboek een lid toegevoegd op grond waarvan <strong>be</strong>lastingen, rechten en<br />

heffingen eveneens tot de maatstaf van heffing <strong>be</strong>horen (z. Wetboek, art. 26, derde<br />

lid).<br />

Wanneer derhalve de door de <strong>be</strong>voegde overheid ingestelde <strong>be</strong>lastingen, rechten en<br />

heffingen andere dan de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, in hoofde van de<br />

leverancier of dienstverrichter zijn verschuldigd en van hem worden gevorderd,<br />

<strong>be</strong>horen ingevolge voornoemde wettelijke <strong>be</strong>paling deze <strong>be</strong>lastingen, rechten en<br />

heffingen, zelfs al worden ze afzonderlijk en voor het juiste <strong>be</strong>drag aan de klant<br />

aangerekend, tot de maatstaf van heffing voor de <strong>be</strong>rekening van de verschuldigde<br />

btw met <strong>be</strong>trekking tot de geleverde goederen en de verrichte diensten.<br />

Alle in het verleden genomen <strong>be</strong>slissingen dienaangaande, dienen in bovenstaande<br />

zin te worden aangepast.<br />

Dit is onder meer het geval ten aanzien van navolgende <strong>be</strong>lastingen, rechten en<br />

heffingen:<br />

1° de milieuheffing, die verschuldigd is ten gevolge van het verwijderen en<br />

vernietigen van afvalstoffen, <strong>be</strong>hoort tot de maatstaf van heffing van de btw ten<br />

aanzien van de dienstprestatie inzake het ophalen, inzamelen, storten,<br />

verwijderen, vernietigen, verwerken e.d. van afvalstoffen;<br />

2° de verblijftaks of de taks op tehuur gestelde kamers die van toepassing is in<br />

hoofde van hotelhouders en door laatstgenoemden aan de <strong>be</strong>voegde overheid<br />

verschuldigd is, <strong>be</strong>hoort tot de maatstaf van heffing van de btw ten aanzien van<br />

de dienst inzake het verschaffen van logies. Dezelfde regeling geldt ten aanzien<br />

van de jaarlijkse taks die door sommige gemeenten wordt gevorderd van<br />

expoitanten van kampeerterreinen en weekendverblijven;<br />

3° de aanplakkingstaks die door een aannemer van aanplakkingen of een<br />

reclamebureau wordt gevorderd van de klant die fabrikant is van de plakbrief<br />

en solidair gehouden is tegenover de Staat tot <strong>be</strong>taling van die taks (z. aanschr.<br />

nr. 11/1988 van 24 novem<strong>be</strong>r 1988 en 24/1993 van 10 novem<strong>be</strong>r 1993 van de<br />

sector registratie van de Administratie van de btw, registratie en domeinen);<br />

4° de kosten voor wisselprotest, registratierecht en zegelrecht, die door een bank<br />

worden teruggevorderd van haar klant;


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 244<br />

5° de speciale <strong>be</strong>lasting die een provincie, een gemeente, een agglomeratie of<br />

federatie van gemeenten aanrekent aan de eigenaar of de houder van een<br />

reclamebord dat <strong>be</strong>stemd is voor het aanbrengen van aanplakbiljetten en die de<br />

eigenaar of de houder verder factureert aan degene voor wiens rekening hij,<br />

door middel van aanplakbiljetten, de reclamecampagne voert (Besl. nr. E.T.<br />

18.492 van 5 decem<strong>be</strong>r 1974, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 19, blz. 84-85, nr. 502);<br />

6° het ijkloon dat, krachtens de <strong>be</strong>palingen van de wet van 16 juni 1970, door de<br />

Metrologische dienst van het Ministerie van Economische zaken van verkopers<br />

van watermeters wordt gevorderd en door laatstgenoemden aan de kopers in<br />

rekening wordt gebracht (Besl. nr. E.T. 40.140 van 21 april 1982, <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 54, blz. 419, nr. 780);<br />

116. Prijs inclusief btw.<br />

De btw <strong>be</strong>hoort niet tot de maatstaf van heffing. Wanneer de prijs inclusief btw<br />

vastgesteld is moet de btw uit die prijs worden getrokken voor het <strong>be</strong>palen van de<br />

maatstaf van heffing.<br />

In de praktijk gaat men als volgt te werk:<br />

- men <strong>be</strong>rekent eerst de btw volgens de formule P x t<br />

100 + t<br />

waarin P = prijs inclusief btw<br />

t = btw-tarief;<br />

- het resultaat van die <strong>be</strong>werking wordt in voorkomend geval afgerond, op<br />

de hogere of lagere cent z. nr. 139).<br />

- het eventueel afgeronde <strong>be</strong>drag wordt afgetrokken van de inclusief btw<br />

en het verschil vormt de maatstaf van heffing.<br />

Prijs 25 EUR inclusief 6 pct. btw.<br />

Btw: 25 EUR x 6 = 1,415, afgerond 1,42 EUR.<br />

106<br />

Maatstaf van heffing: 25 - 1,42 = 23,58 EUR.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d


(1 februari 2012)<br />

245 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

De <strong>be</strong>lasting die in voorkomend geval verschuldigd is van een voordeel van alle aard<br />

wordt geacht <strong>be</strong>grepen te zijn in de door de Administratie der directe <strong>be</strong>lastingen<br />

gedane raming van dit voordeel wanneer de onderneming die het voordeel toekent de<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting te haren laste neemt.<br />

In de uitzonderlijke gevallen waarin de onderneming de op de voordelen van alle<br />

aard <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>nde btw ten laste legt van de rechtheb<strong>be</strong>nde, wordt het voor de<br />

heffing van de inkomsten<strong>be</strong>lasting in aanmerking genomen <strong>be</strong>drag van de voordelen<br />

<strong>be</strong>paald exclusief btw, zodat het dit <strong>be</strong>drag is dat de maatstaf van heffing voor de btw<br />

vormt (Parl. Vr. nr. 104 dd. 12 januari 1984, <strong>BTW</strong>-Revue nr. 63, blz., 375-377, nr. 3).<br />

117. Omrekening van een in euro uitgedrukte prijs naar Belgische frank en<br />

omgekeerd.<br />

Hiervoor wordt verwezen naar § 7 van de aanschrijving nr. 21/1999 van 8 okto<strong>be</strong>r<br />

1999 (algemene aanschrijving m.b.t. de euro).<br />

117/2. Omrekening van een in een vreemde munt uitgedrukte prijs.<br />

Indien gegevens voor het <strong>be</strong>palen van de maatstaf van heffing zijn uitgedrukt in de<br />

munteenheid van een derde land of van een Lidstaat die de euro niet heeft<br />

aangenomen, <strong>be</strong>paalt de Koning de toe te passen wisselkoers, rekening houdend met<br />

de ter zake door de Europese Gemeenschappen uitgevaardigde reglementering<br />

(Wetboek, art. 27).<br />

De uitvoeringsmaatregelen van deze <strong>be</strong>schikking zijn opgenomen in artikel 1 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 42 (koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 42 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 tot<br />

vaststelling van de toe te passen wisselkoers indien gegevens voor het <strong>be</strong>palen van de<br />

maatstaf van heffing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde voor handelingen<br />

andere dan de invoeren van goederen, zijn uitgedrukt in een vreemde munteenheid)<br />

met volgende inhoud:<br />

"Indien de gegevens voor het <strong>be</strong>palen van de maatstaf van heffing van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde voor een andere handeling dan een invoer van goederen<br />

in de munteenheid van een derde land of van een Lidstaat die de euro niet heeft<br />

aangenomen zijn uitgedrukt, is de toepasselijke wisselkoers voor de omrekening<br />

tussen deze munteenheid en de euro:


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 246<br />

1° de laatste indicatiekoers van de euro die wordt gepubliceerd door de Europese<br />

Centrale Bank;<br />

2° voor de deviezen waarvoor de Europese Centrale Bank geen indicatiekoers<br />

publiceert, de laatste indicatiekoers van de euro die wordt gepubliceerd door de<br />

Nationale Bank van België.<br />

Indien echter een wisselkoers overeengekomen is tussen de partijen, hij vermeld staat<br />

in het contract, op de factuur of het vervangend stuk, en de werkelijk <strong>be</strong>taalde prijs<br />

overeenkomstig die koers is <strong>be</strong>taald, wordt de overeengekomen koers in aanmerking<br />

genomen."<br />

118. Vordering door of namens de overheid.<br />

Bij vordering of onteigening door of vanwege de overheid wordt de vergoeding<br />

geacht de te <strong>be</strong>lasten prijs te zijn, met uitzondering van de weder<strong>be</strong>leggingsvergoeding<br />

die niet tot de maatstaf van heffing <strong>be</strong>hoort (Wetboek, art. 31).<br />

119. Kosten van vervoer.<br />

De kosten van vervoer dienen bij toepassing van artikel 26, tweede lid, van het<br />

Wetboek in de maatstaf van heffing te worden opgenomen zodra ze door de<br />

leverancier van het goed of de dienstverrichter aan de klant in rekening worden<br />

gebracht, ongeacht of zulks al dan niet bij een afzonderlijk de<strong>be</strong>tdocument of<br />

ingevolge een afzonderlijke overeenkomst wordt gedaan.<br />

Volgende gevallen kunnen worden onderscheiden.<br />

1° Wanneer een verkoop "franco" werd gesloten, d.w.z. als de leverancier geen<br />

enkel afzonderlijk <strong>be</strong>drag aan zijn klant aanrekent voor de kosten van het<br />

vervoer is de francoprijs <strong>be</strong>lastbaar aangezien de vervoerkosten reeds in de<br />

prijs ingerekend zijn. Het kan ge<strong>be</strong>uren dat de vervoerkosten door de koper<br />

voor rekening van de verkoper worden voldaan bij de ontvangst van de<br />

goederen en dat de leverancier uit dien hoofde de <strong>be</strong>taalde kosten op de factuur<br />

aftrekt van de francoprijs. Ook in dat geval vormt de francoprijs de maatstaf<br />

van heffing.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

247 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

2° Wanneer de vervoerkosten voor een apart <strong>be</strong>drag aan de klant in rekening zijn<br />

gebracht, worden die kosten bij de prijs gevoegd voor de maatstaf van heffing,<br />

zelfs indien de leverancier of de dienstverrichter, naast het contract <strong>be</strong>treffende<br />

de levering van het goed of de dienst, met zijn klant een afzonderlijk<br />

vervoercontract heeft gesloten. Maar dat vervoercontract wordt niet<br />

afzonderlijk <strong>be</strong>last.<br />

3° Wordt het vervoer verricht door de koper zelf of voor diens rekening door een<br />

derde, die de vervoerkosten rechtstreeks aan de koper factureert, dan zal de<br />

verkoper aan zijn koper normaal geen kosten aanrekenen, en dienen de door de<br />

koper gedragen vervoerkosten ook niet te worden opgenomen in de maatstaf<br />

van heffing <strong>be</strong>treffende de verkoop (wordt het vervoer door een derde verricht<br />

voor rekening van de koper, dan zullen de vervoerkosten natuurlijk worden<br />

<strong>be</strong>last in de <strong>be</strong>trekking tussen de vervoerder en de koper). Toch kan het ook in<br />

dit geval voorkomen dat de verkoper op zijn factuur vervoerkosten in rekening<br />

brengt, omdat hij die kosten aan de vervoerder heeft <strong>be</strong>taald maar dan enkel als<br />

lastheb<strong>be</strong>r van de koper (d.w.z. in diens naam en voor diens rekening), zodat<br />

hij die kosten slechts heeft voorgeschoten. De voorgeschoten som moet dan<br />

niet in de maatstaf van heffing worden opgenomen (z. nr. 121, 5°).<br />

4° De vervoerkosten kunnen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op verscheidene groepen van<br />

goederen die <strong>be</strong>lastbaar zijn met een verschillend tarief. Die kosten dienen in<br />

<strong>be</strong>ginsel pro rata te worden omgeslagen over de prijs van de goederen<br />

<strong>be</strong>horende tot iedere tariefgroep. Om de opbouw van de factuur te<br />

vergemakkelijken, aanvaardt de administratie nochtans een vereenvoudiging<br />

die erin <strong>be</strong>staat dat de vervoerkosten eenvormig worden <strong>be</strong>last met het laagste<br />

tarief dat geldt voor de gefactureerde goederen, op voorwaarde dat het<br />

gebruikelijk is dat de met het laagste tarief <strong>be</strong>laste goederen door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige terzelfdertijd met de andere goederen worden vervoerd en<br />

geleverd. Indien afzonderlijk gefactureerde kosten uitsluitend <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>n op vervoer van goederen <strong>be</strong>horende tot een <strong>be</strong>paalde tariefgroep,<br />

spreekt het voor zich dat die kosten met dat tarief te worden <strong>be</strong>last.<br />

5° Het <strong>be</strong>drag van de postzegels dat de leverancier aan de afnemer in rekening<br />

brengt voor de verzending van een colli, moet bij de verkoopprijs worden<br />

gevoegd voor het <strong>be</strong>palen van de maatstaf van heffing.


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 248<br />

120. Kosten van verzekering en commissie.<br />

Voor de verzekerings- en commissiekosten geldt dezelfde regeling als die inzake<br />

vervoerkosten.<br />

121. Sommen die niet tot de maatstaf van heffing <strong>be</strong>horen (Wetboek, art. 28).<br />

De volgende sommen zijn van de maatstaf van heffing uitgezonderd.<br />

1° De sommen die als disconto van de prijs mogen worden afgetrokken.<br />

Hier worden de sommen <strong>be</strong>doeld die volgens het contract door de klant mogen<br />

worden afgetrokken als korting voor contante <strong>be</strong>taling. De regeling is toepasselijk<br />

ongeacht of de klant al dan niet voor de vervaldag <strong>be</strong>taalt en dus ongeacht of hij de<br />

korting al dan niet verkrijgt.<br />

2° De prijsverminderingen die door de leverancier of de dienstverrichter aan<br />

de afnemer toegekend worden en die door deze laatste zijn verkregen op<br />

het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

Deze prijsverminderingen kunnen worden toegekend onder de <strong>be</strong>naming van<br />

bonificatie, commissie, korting, ristorno of een gelijkaardige <strong>be</strong>naming. Wanneer<br />

bijvoor<strong>be</strong>eld een zuivelfabriek op haar periodieke afrekening met een melkleverancier<br />

voor het gebruik van haar melkkruiken een <strong>be</strong>drag aanrekent in<br />

verhouding tot het aantal geleverde liter melk, moet dat <strong>be</strong>drag als een<br />

prijsvermindering voor de geleverde melk worden aangemerkt en dus niet als een<br />

huurprijs worden <strong>be</strong>last (Besl. nr. E.T. 12.463 van 6 februari 1973, <strong>BTW</strong>-REVUE,<br />

nr. 12, blz. 291, nr. 389). Evenzo kan het <strong>be</strong>drag dat graanhandelaars aan landbouwers<br />

aanrekenen voor het drogen en opslaan van graan dat de landbouwers hun<br />

leveren, als een prijsvermindering voor het graan worden aangemerkt, eerder dan als<br />

een vergoeding voor diensten die de graanhandelaars aan de landbouwers verlenen<br />

(Besl. nr. E.T. 14.391 van 22 februari 1973, <strong>BTW</strong>-REVUE, nr. 12, blz. 291, nr. 390).<br />

Het feit dat de prijsverminderingen pas na verloop van een <strong>be</strong>paalde tijd <strong>be</strong>taalbaar<br />

zijn, is geen <strong>be</strong>letsel voor het onmiddellijk verminderen van de maatstaf van heffing,<br />

maar vereist is dat de klant er een verworven recht op heeft op het tijdstip van de<br />

levering.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

249 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

Wanneer het gaat om bonificaties die door de klant nog niet zijn verkregen bij de<br />

levering, moet de btw over de volledige prijs worden geheven. Indien b.v. de<br />

leverancier er zich toe verbonden heeft aan de koper een bonificatie toe te staan op<br />

voorwaarde dat het <strong>be</strong>drag van diens aankopen op het einde van het jaar een vooraf<br />

<strong>be</strong>paald minimum <strong>be</strong>reikt, zullen de leveringen over de volledige prijs <strong>be</strong>lastbaar zijn<br />

zolang het <strong>be</strong>doelde minimum niet is <strong>be</strong>reikt. Indien het minimum in de loop van het<br />

jaar wordt <strong>be</strong>reikt, zodat het zeker is dat de koper de bonificatie zal verkrijgen, zullen<br />

de leveringen vanaf dat moment nog slechts <strong>be</strong>lastbaar zijn over de prijs van de<br />

levering verminderd met de bonificatie welke voor die levering is verkregen. In elk<br />

geval zal de <strong>be</strong>lasting tot het passende <strong>be</strong>loop worden teruggegeven, wanneer een<br />

prijsvermindering door de klant wordt verkregen na het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting<br />

verschuldigd wordt (z. hoofdstuk XIV).<br />

3° De interesten wegens niet tijdige <strong>be</strong>taling.<br />

Hier worden niet alleen de interesten <strong>be</strong>doeld die de leverancier of de dienstverrichter<br />

in rekening brengt omdat de in het contract <strong>be</strong>paalde termijn voor de<br />

<strong>be</strong>taling van de prijs niet in acht werd genomen, maar ook de conventionele<br />

interesten voor termijn<strong>be</strong>taling na de levering van het goed of de voltooiing van de<br />

dienst.<br />

4° De kosten voor gewone en gebruikelijke verpakkingsmiddelen, indien de<br />

leverancier instemt met de terug<strong>be</strong>taling ervan in geval van terugzending<br />

van die verpakkingsmiddelen (z. nr. 125).<br />

5° De sommen voorgeschoten door de leverancier of de dienstverrichter voor<br />

uitgaven die hij ten name en voor rekening van zijn medecontractant heeft<br />

gedaan (z. nr. 122).<br />

6° De <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde zelf.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lasting ingerekend is in de <strong>be</strong>dongen prijs, moet het <strong>be</strong>drag van de btw<br />

in mindering worden gebracht van die prijs om de maatstaf van heffing te <strong>be</strong>palen<br />

(z. nr. 116).


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 250<br />

122. Voorschotten.<br />

Tot de maatstaf van heffing <strong>be</strong>horen niet de «voorschotten», d.w.z. de sommen<br />

voorgeschoten door de leverancier of de dienstverrichter voor uitgaven die hij ten<br />

name en voor rekening van zijn medecontractant heeft gedaan (Wetboek, art. 28,<br />

5°).<br />

Wanneer die uitgaven <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op leveringen van goederen of op<br />

dienstverrichtingen die door de leverancier bij een derde zijn <strong>be</strong>steld op naam en<br />

voor rekening van zijn medecontractant, kunnen ze slechts als voorschot worden<br />

<strong>be</strong>schouwd indien de prijs van de levering of de dienst door de derde wordt<br />

gefactureerd op naam en voor rekening van de medecontractant.<br />

Een door de leverancier of de dienstverrichter <strong>be</strong>taalde taks of <strong>be</strong>lasting kan slechts<br />

als een voorschot worden <strong>be</strong>schouwd, wanneer de <strong>be</strong>taling gedaan werd in naam van<br />

de klant die er persoonlijk ten aanzien van de <strong>be</strong>voegde overheid schuldenaar van is<br />

en voor het juiste <strong>be</strong>drag aan laatstgenoemde worden doorgerekend (z. nr. 115/3).<br />

Sommen die algemene onkosten zijn van de leverancier (reiskosten, briefwisseling,<br />

telefoon, enz.) zijn in geen geval voorschotten, zelfs niet zo ze afzonderlijk aan de<br />

medecontractant worden aangerekend (z. nr. 114). Die kosten <strong>be</strong>horen tot de<br />

maatstaf van heffing.<br />

Voorschotten zijn inzonderheid:<br />

1° vervoerkosten voorgeschoten door de leverancier op naam en voor rekening<br />

van zijn medecontractant (z. nr. 119, 3°);<br />

2° de jaarlijkse vergoeding van een uitvindingsoctrooi door een octrooiraad<br />

voorgeschoten voor rekening van een uitvinder ter <strong>be</strong>scherming van diens<br />

uitvinding;<br />

3° de sommen die een ondernemer van verhuizingen voor verzekeringskosten aan<br />

zijn klanten aanrekent, voor zover het verzekeringscontract door <strong>be</strong>middeling<br />

van de verhuizer rechtstreeks tussen de verzekeringsmaatschappij en de klant<br />

van de verhuizer is gesloten en de in het contract vastgestelde premie door de<br />

verhuizer afzonderlijk en voor het juiste <strong>be</strong>drag in rekening wordt gebracht<br />

(Besl. nr. E.T. 12.853 van 24 januari 1974, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 16, blz. 270-271,<br />

nr. 472);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

251 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

4° het juiste <strong>be</strong>drag van de postzegels of andere portokosten, door een<br />

verzendings<strong>be</strong>drijf afzonderlijk vermeld op de factuur die hij uitreikt aan zijn<br />

klant, in opdracht van wie hij drukwerk heeft verzonden naar derden, en dit<br />

ongeacht of de adressen door die klant werden opgegeven of niet (Besl.<br />

nr. E.T. 96.920 van 31 augustus 2000, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 147, blz. 273,<br />

nr. 1.087);<br />

5° de door een <strong>be</strong>grafenisondernemer aan zijn opdrachtgevers afzonderlijk en<br />

voor het juiste <strong>be</strong>drag in rekening gebrachte sommen voor gebruik van de<br />

rouwkapel in een ziekenhuis, voor de godsdienstige plechtigheden bij de<br />

<strong>be</strong>grafenis of voor de missen die nadien gecelebreerd worden, voor postzegels,<br />

voor rechten en vergoedingen <strong>be</strong>taald aan het gemeente<strong>be</strong>stuur voor het<br />

vervoer van het stoffelijk overschot, voor het <strong>be</strong>komen van overlijdensakten,<br />

voor een concessie op de <strong>be</strong>graafplaats, enz., zelfs wanneer voor die<br />

handelingen facturen, nota's of kwitanties worden uitgereikt uitsluitend op<br />

naam van de <strong>be</strong>grafenisondernemer (Besl. nr. E.T. 18.588 van 30 april 1976,<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 26, blz. 220, nr. 575);<br />

6° in de sector van de verhuur (financieringshuur daaronder <strong>be</strong>grepen) van<br />

automobielen is in principe de volledige vergoeding die de verhuurder<br />

(leasinggever) in de loop van het contract van de huurder ontvangt of moet<br />

ontvangen aan de btw onderworpen. Onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden die hierna<br />

worden gepreciseerd en strikt dienen te worden nageleefd, worden door de<br />

dienstverrichter ten bate van de huurder <strong>be</strong>taalde sommen evenwel als<br />

voorschotten in de zin van artikel 28, 5°, van het Wetboek <strong>be</strong>schouwd, die als<br />

zodanig niet tot de maatstaf van heffing voor de <strong>BTW</strong> verschuldigd ter zake<br />

van de verhuur <strong>be</strong>horen.<br />

1° Verzekering, pechverhelping.<br />

De sommen die de verhuurder als verzekeringskosten of kosten van<br />

pechverhelping aan zijn huurder aanrekent, kunnen slechts als voorschot<br />

worden aangemerkt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:<br />

a) de verzekeringsovereenkomst en in voorkomend geval de<br />

overeenkomst van pechverhelping dienen rechtstreeks te worden<br />

gesloten tussen de verzekeringsmaatschappij of pechverhelpingsdienst<br />

en de huurder, hetgeen evenwel niet <strong>be</strong>let dat de verhuurder<br />

bij het sluiten van <strong>be</strong>doelde overeenkomst als lastheb<strong>be</strong>r, met<br />

andere woorden in naam en voor rekening van de huurder, kan<br />

optreden;


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 252<br />

(1 februari 2012)<br />

b) de in het contract vastgestelde premies (bijdragen) worden door de<br />

verhuurder afzonderlijk en voor het juiste <strong>be</strong>drag de huurder in<br />

rekening gebracht. Onder het juiste <strong>be</strong>drag wordt verstaan de<br />

verzekeringspremie (bijdrage) die werkelijk door de verzekeringsmaatschappij<br />

(pechverhelpingsdienst) wordt gevorderd.<br />

Aan de hand van de verzekerings- of pechverhelpingsovereenkomst moet<br />

derhalve worden aangetoond dat de huurder werkelijk als medecontractant<br />

in deze overeenkomst is opgetreden en als zodanig het verzekeringscontract<br />

(contract van pechverhelping) heeft gesloten en bijgevolg in die<br />

hoedanigheid tot <strong>be</strong>taling van de verzekeringspremie (bijdrage) is<br />

gehouden. Wat de verzekeringscontracten <strong>be</strong>treft, dient inzonderheid uit<br />

de <strong>be</strong>palingen van dergelijke overeenkomsten op ondub<strong>be</strong>lzinnige wijze<br />

te blijken dat de huurder de verzekeringnemer is zodat de uit<strong>be</strong>taling van<br />

de schadevergoeding aan de verhuurder als een door de huurder met de<br />

verzekeringsmaatschappij overeengekomen wijze van uit<strong>be</strong>taling moet<br />

worden aangemerkt.<br />

Wanneer één van de bovengenoemde voorwaarden daarentegen niet is vervuld,<br />

<strong>be</strong>horen in principe de als verzekeringspremie aan de huurder aangerekende<br />

kosten tot de maatstaf van heffing voor de <strong>be</strong>rekening van de over de<br />

huurvergoeding verschuldigde btw.<br />

2° Belasting op de inverkeerstelling; verkeers<strong>be</strong>lasting.<br />

Op grond van voornoemd artikel 28, 5°, maakt de <strong>be</strong>lasting op de<br />

inverkeerstelling en verkeers<strong>be</strong>lasting geen deel uit van de maatstaf van<br />

heffing van de <strong>BTW</strong> ten aanzien van de verhuur van een automobiel voor<br />

zover dit verhuurde voertuig in het repertorium van de dienst die met de<br />

inschrijving van de voertuigen <strong>be</strong>last is, ingeschreven is op naam van de<br />

huurder of leasingnemer, zodat deze laatste de eigenlijke schuldenaar is<br />

van de <strong>be</strong>lasting op de inverkeerstelling en verkeers<strong>be</strong>lasting, en deze<br />

<strong>be</strong>lastingen door de verhuurder voor het juiste <strong>be</strong>drag afzonderlijk aan de<br />

huurder wordt doorgerekend.<br />

In geval het voertuig evenwel ingeschreven wordt op naam van de<br />

leasinggever is deze schuldenaar van bovengenoemde <strong>be</strong>lastingen.<br />

Overeenkomstig artikel 26, derde lid, van het Wetboek, <strong>be</strong>horen deze<br />

<strong>be</strong>lastingen, zelfs al worden ze afzonderlijk en voor het juiste <strong>be</strong>drag<br />

doorgerekend tot de maatstaf van heffing voor de <strong>be</strong>rekening van de<br />

verschuldigde btw met <strong>be</strong>trekking tot de leasing.


123. Gezamenlijk aanbod van producten of diensten.<br />

1° Gezamenlijk aanbod aan verbruikers.<br />

(1 februari 2012)<br />

253 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

Krachtens artikel 54 van de wet van 14 juli 1991 <strong>be</strong>treffende de handelspraktijken, is<br />

er gezamenlijk aanbod wanneer de al dan niet kosteloze verkrijging van produkten,<br />

diensten, alle andere voordelen of titels waarmee produkten, diensten of andere<br />

voordelen kunnen worden verkregen, gebonden is aan de verkrijging van andere,<br />

zelfs gelijke, produkten of diensten.<br />

Inzake btw dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de volgende twee<br />

gevallen:<br />

a) de leverancier van een goed of van een dienst in de zin van het Wetboek biedt<br />

gezamenlijk met dat goed of die dienst, tegen een enige prijs, één of meer<br />

goederen of diensten aan die eveneens <strong>be</strong>doeld zijn in het Wetboek;<br />

b) de leverancier van een goed of van een dienst in de zin van het Wetboek biedt<br />

gezamenlijk met dat goed of die dienst een titel aan die niet een goed is in de<br />

zin van het Wetboek maar waarmee een goed, een dienst of een ander voordeel<br />

kan worden verkregen.<br />

Voor de oplossing van deze twee gevallen wordt verwezen naar de aanschrijving<br />

nr. 85/1972 van 31 juli 1972 (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 9, blz. 531-548), gewijzigd bij<br />

aanschrijving nr. 22/1975 van 29 septem<strong>be</strong>r 1975 (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 22, blz. 278-<br />

279).<br />

Het komt evenwel voor dat bij de levering van een goed of bij het verstrekken van<br />

een dienst titels aan de verbruikers worden aangeboden waarvan de overhandiging<br />

strijdig is met bovengenoemde wet. Dat is het geval met titels waarop geen<br />

geldwaarde is vermeld en die recht geven op het verkrijgen van goederen of diensten<br />

die niet gelijk of gelijkaardig zijn aan het hoofdproduct of de hoofddienst. In dat<br />

geval zijn de nrs. 18 en 19 van de voormelde aanschrijving nr. 85/1972 van<br />

toepassing.<br />

2° Gezamenlijk aanbod tussen handelaars.<br />

Hier wordt <strong>be</strong>doeld het geval waarin niet een verbruiker maar wel een handelaar de<br />

genieter is van het gezamenlijk aanbod.


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 254<br />

Ofschoon de wet van 14 juli 1991 op de handelspraktijken niet van toepassing is bij<br />

gezamenlijk aanbod tussen handelaars, mogen de regelen vervat in de aanschrijving<br />

nr. 85/1972, gewijzigd bij de aanschrijving nr. 22/1975, bij analogie worden<br />

toegepast telkens wanneer het een geval van gezamenlijk aanbod <strong>be</strong>treft waarvoor<br />

die aanschrijving een oplossing zou geven ware de genieter een verbruiker geweest.<br />

Die laatste uitbreiding geldt evenwel niet voor de in nr. 20, a en c, van de<br />

aanschrijving nr. 85/1972, gewijzigd bij de aanschrijving nr. 22/1975, gegeven<br />

regelen, wanneer het gaat om titels die werden <strong>be</strong>komen door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

naar aanleiding van leveringen of dienstverleningen die hem in die hoedanigheid<br />

werden gedaan. Bij inruil van die titels tegen goederen of diensten is de btw derhalve<br />

verschuldigd over de normale waarde ervan, overeenkomstig nr. 19 van de<br />

aanschrijving nr. 85/1972.<br />

124. Toekenning van een ristorno op het einde van het jaar.<br />

Sommige coöperatieve vennootschappen staan op het einde van het jaar of op het<br />

einde van het boekjaar een ristorno toe volgens een percentage dat door de raad van<br />

<strong>be</strong>heer wordt <strong>be</strong>paald.<br />

In dat geval verkrijgt de koper de korting niet onmiddellijk en de btw moet dan ook<br />

bij de aankopen zelf over de volledige prijs worden <strong>be</strong>rekend (z. nr. 121, 2°). Slechts<br />

op het ogenblik dat de ristorno wordt verleend kan de btw <strong>be</strong>rekend over het <strong>be</strong>drag<br />

ervan worden teruggegeven (z. hoofdstuk XIV).<br />

Die toestand doet zich eveneens voor wanneer een leverancier aan zijn afnemers,<br />

door <strong>be</strong>middeling van een groepering waarvan die afnemers lid zijn, een ristorno<br />

uitkeert waarvan hij het <strong>be</strong>drag <strong>be</strong>paalt dat aan elke afnemer toekomt (z. aanschr.<br />

nr. 41/1972 van 17 april 1972, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 7, blz. 233-235).<br />

125. Kosten voor gewone en gebruikelijke verpakkingsmiddelen.<br />

De kosten voor gewone en gebruikelijke verpakkingsmiddelen <strong>be</strong>horen niet tot de<br />

maatstaf van heffing indien de leverancier instemt met de terug<strong>be</strong>taling ervan in<br />

geval van terugzending (z. nr. 121, 4°).<br />

Opdat de kosten voor verpakkingsmiddelen uit de maatstaf van heffing zouden<br />

gesloten zijn, moet aan een dub<strong>be</strong>le voorwaarde worden voldaan:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

255 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

1° het moet gaan om gewone en gebruikelijke verpakkingsmiddelen;<br />

2° het contract moet <strong>be</strong>dingen dat die verpakkingsmiddelen moeten of mogen<br />

worden teruggezonden en dat de klant recht heeft op een terug<strong>be</strong>taling indien<br />

hij ze terugzendt.<br />

Als gewone en gebruikelijke verpakkingsmiddelen zijn in de regel aan te merken de<br />

verpakkingsmiddelen waarvan de vorm alsmede de stoffen waaruit ze zijn<br />

samengesteld aan een noodzakelijkheid <strong>be</strong>antwoorden (gewone dozen, kisten,<br />

flessen, fusten, zakken, enz.). Maar de administratie merkt in ieder geval als gewone<br />

en gebruikelijke verpakking aan de inhoudende voorwerpen met een waarde die niet<br />

hoger is dan de helft van die van de inhoud, dit wil zeggen een derde van de waarde<br />

van het geheel. Die regel is natuurlijk niet van toepassing op verpakkingsmiddelen<br />

die werkelijk noodzakelijk zijn (b.v. melkflessen, gasflessen).<br />

Wat de terugzending <strong>be</strong>treft, dient geen onderscheid te worden gemaakt naargelang<br />

de verpakkingsmiddelen in feite al of niet worden teruggezonden. Zelfs indien de<br />

klant ze niet terugzendt, zodat hij de in rekening gebrachte kosten definitief moet<br />

dragen, <strong>be</strong>horen die kosten niet tot de maatstaf van heffing, mits het gaat om<br />

verpakkingsmiddelen die in de regel door de leverancier worden teruggenomen.<br />

Maar wanneer het contract niet voorziet in een eventuele terugzending (verloren<br />

verpakking), moeten de kosten van gewone en gebruikelijke verpakkingsmiddelen in<br />

de maatstaf van heffing worden <strong>be</strong>grepen, zelfs indien de verpakkingsmiddelen in<br />

feite toch worden teruggezonden en de leverancier een terug<strong>be</strong>taling toestaat. Doch<br />

in dat geval kan de terug<strong>be</strong>taling bij toepassing van artikel 77, § 1, 2°, van het<br />

Wetboek, recht geven op een teruggaaf van <strong>BTW</strong> wanneer de leverancier zijn<br />

medecontractant crediteert wegens die terugzending.<br />

Wat in nr. 119, 4°, werd gezegd met <strong>be</strong>trekking tot de omslag van gezamenlijke<br />

vervoerkosten geldt ook voor de gefactureerde kosten van gewone en gebruikelijke<br />

verpakking die als "verloren verpakking" is aan te merken.<br />

De som die de verkoper aan de koper in rekening brengt voor het gebruik van<br />

gewone en gebruikelijke verpakkingsmiddelen die mogen worden teruggezonden,<br />

maar die ondanks de terugzending toch moet worden <strong>be</strong>taald, valt niet in de<br />

voorzieningen van artikel 28, 4°, van het Wetboek. Ze maakt niet de prijs van een<br />

verhuur uit maar dient gewoon te worden <strong>be</strong>schouwd als een element van de<br />

verkoopprijs van de inhoud. Anders is het natuurlijk wanneer de <strong>be</strong>doelde som<br />

slechts <strong>be</strong>taald moet worden ingeval de koper de verpakkingsmiddelen niet


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 256<br />

terugzendt binnen een vooraf <strong>be</strong>paalde termijn. In dat geval dient de som die wegens<br />

niet tijdige terugzending in rekening wordt gebracht, als een vergoeding voor<br />

tijdelijk ongebruik der verpakkingsmiddelen te worden <strong>be</strong>schouwd die, als zodanig,<br />

aan de <strong>be</strong>lasting ontsnapt.<br />

Het <strong>be</strong>wijs dat de verpakkingsmiddelen mogen of moeten worden teruggezonden en<br />

dat de klant recht heeft op de terug<strong>be</strong>taling, kan voortvloeien uit de vermelding<br />

"statiegeld" of een gelijkaardige vermelding, die op de factuur wordt aangebracht<br />

tegenover het <strong>be</strong>drag dat voor verpakkingsmiddelen wordt aangerekend (Besl.<br />

nr. E.T. 12.114 van 30 april 1974, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 17, blz. 336, nr. 483).<br />

Voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting dienen de andere verpakkingsmiddelen, zoals<br />

<strong>be</strong>paalde versieringsdozen of flesjes, als afzonderlijke goederen te worden<br />

aangemerkt, zodat ze apart moeten worden <strong>be</strong>last volgens het stelsel dat hun eigen is,<br />

niet alleen wanneer de prijs ervan apart in rekening wordt gebracht, maar ook<br />

wanneer ze samen met de goederen die ze inhouden verkocht worden voor een enige<br />

prijs; in dit laatste geval dient de prijs te worden gesplitst indien de inhoud en het<br />

inhoudend voorwerp met een verschillend tarief <strong>be</strong>last zijn (z. nr. 114, D).<br />

126. Principe.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 2. - De tegenprestatie <strong>be</strong>staat niet of niet uitsluitend<br />

uit een geldsom.<br />

Wanneer een levering of een dienst een prestatie die niet of niet uitsluitend uit een<br />

geldsom <strong>be</strong>staat als tegenprestatie heeft, moet de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>rekend worden over de<br />

normale waarde van de tegenprestatie.<br />

127. Wederzijdse leveringen of diensten.<br />

Het komt voor dat tussen twee partijen contracten worden gesloten waarbij<br />

wederzijdse leveringen of diensten worden <strong>be</strong>dongen, contracten dus waarbij, b.v., A<br />

zich ertoe verbindt een goed te leveren of een dienst te verstrekken aan B, die zich op<br />

zijn <strong>be</strong>urt ertoe verbindt een goed te leveren of een dienst te verstrekken. Wanneer A<br />

en B <strong>be</strong>lastingplichtigen met recht op aftrek zijn, is de btw verschuldigd zowel voor


(1 februari 2012)<br />

257 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

de levering of de dienst die door A wordt verricht, als voor die welke door B wordt<br />

verricht. A dient zijn levering of dienst te factureren, en zal de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>rekenen over een maatstaf van heffing die gelijk is aan de normale<br />

waarde van de door B geleverde tegenprestatie en omgekeerd. Typische voor<strong>be</strong>elden<br />

zijn: de ruil en de verdeling.<br />

Het ge<strong>be</strong>urt dat de wederzijdse leveringen of diensten volgens het contract niet<br />

gelijkwaardig zijn, en dat, om de wederzijdse prestaties gelijkwaardig te maken, de<br />

ene partij aan de andere nog een geldsom <strong>be</strong>taalt. De partij die deze som <strong>be</strong>taalt zal<br />

de door haar verrichte levering of dienst <strong>be</strong>lasten over een <strong>be</strong>drag dat gelijk is aan de<br />

normale waarde van de prestatie van de andere partij verminderd met de te <strong>be</strong>talen<br />

geldsom. Omgekeerd zal de partij die de geldsom ontvangt de door haar verrichte<br />

prestatie <strong>be</strong>lasten over een <strong>be</strong>drag dat gelijk is aan de normale waarde van de<br />

levering of de dienst van de andere partij vermeerderd met de ontvangen geldsom.<br />

a. Loonwerk met afstand van afvalstoffen.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

Een industrieel laat door een loon<strong>be</strong>werker een goed <strong>be</strong>werken voor de prijs van 250 EUR. De<br />

loon<strong>be</strong>werker verkrijgt daarenboven de eigendom van de afvalstoffen (normale waarde<br />

25 EUR) die door de uitvoering van het werk worden <strong>be</strong>komen.<br />

De op het loonwerk (een dienst) <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>nde <strong>be</strong>lasting is verschuldigd over een<br />

waarde gelijk aan de normale waarde van de afvalstoffen (25 EUR) verhoogd met de<br />

overeengekomen prijs (250 EUR), d.i. over 275 EUR.<br />

De <strong>be</strong>lasting die <strong>be</strong>trekking heeft op de afstand van de afvalstoffen door de industrieel<br />

(levering van een goed) is verschuldigd over de normale waarde van de dienst verminderd met<br />

de <strong>be</strong>taalde som. In feite zal dit ter zake neerkomen op een <strong>be</strong>lastbare waarde van 25 EUR<br />

(275 EUR - 250 EUR), aangezien volgens het contract de wederzijdse prestaties als<br />

gelijkwaardig worden <strong>be</strong>schouwd.<br />

b. Afbraak van een gebouw en weghalen van afval.<br />

Een ander voor<strong>be</strong>eld komt voor in de aanschrijving nr. 3/1972 van 7 januari 1972 (<strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 7, blz. 233-235). Het <strong>be</strong>treft het geval waarin een aannemer zich verbindt tot een<br />

prestatie <strong>be</strong>staande in het opruimen of het weghalen van vuilnis, afval, puin, enz., of in het<br />

afbreken van een gebouw, terwijl de opdrachtgever hem de eigendom afstaat van de<br />

opgeruimde of weggehaalde stoffen of van de afbraakmaterialen.<br />

Voor het vaststellen van de maatstaf van heffing van de <strong>BTW</strong> die verschuldigd is ter zake van<br />

de dienst verricht door de aannemer en van de <strong>BTW</strong> die eventueel verschuldigd is ter zake van<br />

de levering door de opdrachtgever, dient volgend onderscheid te worden gemaakt.


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 258<br />

1° De aannemer ontvangt een som geld.<br />

(1 februari 2012)<br />

In <strong>be</strong>ginsel zou ter zake van de dienst verricht door de aannemer de btw moeten worden<br />

geheven over de som <strong>be</strong>taald door de opdrachtgever, verhoogd met de normale waarde<br />

van de afgestane stoffen of materialen. Deze normale waarde stemt overeen met de prijs<br />

die de opdrachtgever voor die stoffen of materialen zou kunnen krijgen in de toestand<br />

waarin ze verkeren voor de weghaling ervan of vóór de afbraak van het gebouw.<br />

Aangezien het echter gaat om goederen waarvan het <strong>be</strong>zit meestal als <strong>be</strong>zwarend<br />

voorkomt voor de opdrachtgever aanvaardt de administratie dat de waarde van de<br />

materialen verwaarloosd wordt en dat de heffing <strong>be</strong>perkt wordt tot de prijs in geld.<br />

In dezelfde gedachtegang hoeft er geen btw te worden geheven wegens de afstand van<br />

de afvalstoffen of afbraakmaterialen.<br />

Deze toegeving geldt evenwel niet wanneer uit de tussen de partijen gesloten<br />

overeenkomst duidelijk blijkt dat zij aan de stoffen of materialen een <strong>be</strong>langrijke<br />

waarde heb<strong>be</strong>n toegekend, m.a.w. wanneer de <strong>be</strong>taalde som abnormaal laag is<br />

vergeleken met de normale kostprijs van het werk dat de aannemer verricht.<br />

2° De aannemer ontvangt geen som geld.<br />

In dit geval is het duidelijk dat aan de stoffen of materialen een waarde is toegekend.<br />

Ter zake van de dienst verricht door de aannemer is de btw verschuldigd over de prijs<br />

die de opdrachtgever voor die stoffen of materialen zou kunnen krijgen in de toestand<br />

waarin ze verkeren vóór de weghaling ervan of vóór de afbraak van het gebouw. In de<br />

praktijk neemt de administratie genoegen met een heffing over de normale kostprijs van<br />

het werk dat de aannemer verricht.<br />

Ingeval de opdrachtgever een <strong>be</strong>lastingplichtige is, is ter zake van de afstand van de<br />

stoffen of materialen de btw verschuldigd over de maatstaf van heffing die geldt voor de<br />

dienst verricht door de aannemer.<br />

3° De aannemer <strong>be</strong>taalt een som geld.<br />

Ter zake van de dienst verricht door de aannemer is de maatstaf van heffing gelijk aan<br />

de prijs die de aannemer zou gevraagd heb<strong>be</strong>n in de onderstelling dat hij niet de<br />

eigendom van de stoffen of materialen zou heb<strong>be</strong>n verkregen.<br />

Ingeval de opdrachtgever een <strong>be</strong>lastingplichtige is, wordt ter zake van de afstand van<br />

de stoffen of materialen de btw geheven over de maatstaf van heffing van de<br />

dienstverrichting verhoogd met de som die door de aannemer wordt <strong>be</strong>taald.<br />

c. Standaard-ruil met <strong>be</strong>trekking tot onderdelen of mechanische organen van autovoertuigen.<br />

In aanschrijving nr. 119/1972 van 28 januari 1972 (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 11, blz. 147-148) wordt<br />

standaard-ruil als volgt toegelicht.


(1 februari 2012)<br />

259 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

De garagehouder of de hersteller draagt aan de eigenaar van de auto de eigendom over van<br />

een opnieuw in goede toestand gebracht onderdeel of mechanisch orgaan en <strong>be</strong>last zich<br />

eventueel met de plaatsing ervan in de auto. De eigenaar van het voertuig, van zijn kant,<br />

<strong>be</strong>taalt aan de garagehouder of aan de hersteller een <strong>be</strong>paalde som en staat hem de eigendom<br />

af van een onderdeel of orgaan dat gelijkaardig is aan het herstelde onderdeel of orgaan.<br />

Die handeling is een ruil.<br />

De levering, met of zonder plaatsing, van een opnieuw in goede staat gebracht onderdeel of<br />

orgaan is een levering van goederen die de <strong>be</strong>lasting verschuldigd maakt over het in geld<br />

<strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>drag vermeerderd met de normale waarde van het defecte onderdeel of orgaan dat<br />

in ruil wordt afgestaan. De afstand van het defecte onderdeel of orgaan maakt de <strong>be</strong>lasting<br />

eveneens verschuldigd, wanneer de eigenaar van het voertuig een <strong>be</strong>lastingplichtige met recht<br />

op aftrek is die handelt in de uitoefening van zijn economische activiteit.<br />

In afwijking op wat voorafgaat werd, met ingang van 1 januari 1973, een bijzondere regeling<br />

ingevoerd voor de standaard-ruil met <strong>be</strong>trekking tot autovoertuigen andere dan zware<br />

voertuigen (vrachtwagens, autobussen, autocars, wegtractors, enz.), wanneer de partijen niet<br />

uitdrukkelijk de overnemingsprijs van het defecte onderdeel of orgaan heb<strong>be</strong>n vastgesteld.<br />

Deze bijzondere regeling houdt in dat voor de <strong>be</strong>rekening van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting ter<br />

zake van de levering met of zonder plaatsing van het herstelde onderdeel of orgaan, de<br />

garagist of de hersteller aan het netto-<strong>be</strong>drag, exclusief btw, dat hij aan de eigenaar van het<br />

voertuig aanrekent, een som toevoegt die gelijk is aan 10 pct. van dat <strong>be</strong>drag. Deze toevoeging<br />

vertegenwoordigt op een forfaitaire wijze de waarde die aan het defecte onderdeel of orgaan<br />

wordt toegekend. Deze heffing sluit de vordering uit van de <strong>be</strong>lasting ter zake van de afstand<br />

van het defecte onderdeel of orgaan en er moet wegens die afstand geen factuur worden<br />

uitgereikt, zelfs niet wanneer de eigenaar van het voertuig een <strong>be</strong>lastingplichtige met recht op<br />

aftrek is die handelt in de uitoefening van zijn economische activiteit.<br />

De toepassing van deze bijzondere regeling is afhankelijk van het nakomen van de volgende<br />

voorwaarden:<br />

a) de leverancier van het herstelde onderdeel of orgaan is ertoe gehouden aan de eigenaar<br />

van het voertuig een factuur uit te reiken, ongeacht het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>dongen<br />

geldsom en de waarde van het in ruil afgestane onderdeel of orgaan;<br />

b) de factuur waarvan sprake onder letter a, moet uitdrukkelijk vermelden dat de verrichte<br />

handeling een "standaard-ruil" is als in de zin hierboven <strong>be</strong>doeld en bovendien moet zij<br />

onder meer <strong>be</strong>vatten: een nauwkeurige aanwijzing van het herstelde onderdeel of<br />

orgaan en van het teruggenomen onderdeel of orgaan, de prijs, exclusief btw, die aan<br />

de eigenaar van het voertuig wordt aangerekend voor de leveringen, in voorkomend<br />

geval, de plaatsing van het herstelde onderdeel of orgaan, de waarde toegekend aan het<br />

teruggenomen onderdeel of orgaan, en het <strong>be</strong>drag van de <strong>BTW</strong> dat aan de eigenaar van<br />

het voertuig in rekening wordt gebracht.<br />

Deze regeling is niet alleen van toepassing op de standaard-ruil die plaatsvindt<br />

tussen een garagehouder of een hersteller van voertuigen en de eigenaar van<br />

het voertuig, doch eveneens op de standaard-ruil die plaatsheeft tussen de<br />

leverancier van de herstelde onderdelen of herstelde mechanische organen en<br />

een garagehouder of een hersteller van autovoertuigen.


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 260<br />

128. Tegenprestatie die niet of niet uitsluitend <strong>be</strong>staat uit geld, goederen of diensten.<br />

Wanneer een levering van een goed of een dienst als tegenwaarde een prestatie heeft<br />

die bijvoor<strong>be</strong>eld geheel of gedeeltelijk <strong>be</strong>staat uit aandelen, obligaties of andere<br />

onlichamelijke roerende waarden, dient voor het <strong>be</strong>palen van de maatstaf van heffing<br />

met <strong>be</strong>trekking tot de levering van het goed of de dienst rekening te worden<br />

gehouden met de normale waarde van de verkregen aandelen, obligaties of roerende<br />

waarden. Dit zal o.m. het geval zijn wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige een goed in een<br />

vennootschap inbrengt, en deze inbreng in natura wordt vergoed door toekenning van<br />

maatschappelijke rechten.<br />

Wanneer de btw moet worden <strong>be</strong>rekend die verschuldigd is van voordelen van alle<br />

aard die een werkgever aan zijn personeelsleden toekent (z. nr. 351), dient in de regel<br />

deze <strong>be</strong>lasting te worden afgetrokken van het <strong>be</strong>drag dat voor de heffing van de<br />

inkomsten<strong>be</strong>lastingen in aanmerking wordt genomen. Het is slechts in de<br />

uitzonderlijke gevallen waarin de werkgever de op de voordelen van alle aard<br />

<strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>nde <strong>BTW</strong> ten laste legt van de rechtheb<strong>be</strong>nde, dat het voor de<br />

heffing van de inkomsten<strong>be</strong>lasting in aanmerking genomen <strong>be</strong>drag als maatstaf van<br />

heffing van de <strong>BTW</strong> geldt (Besl. nr. E.T. 13.973 van 4 decem<strong>be</strong>r 1973 - <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 17, blz. 336-337, nr. 484).<br />

129. Normale waarde.<br />

Als normale waarde wordt <strong>be</strong>schouwd:<br />

- het volledige <strong>be</strong>drag<br />

- dat een afnemer in de handelsfase waarin de levering van de goederen of de<br />

dienst wordt verricht<br />

- bij eerlijke concurrentie zou moeten <strong>be</strong>talen aan een onafhankelijke leverancier<br />

of dienstverrichter op het grondgebied van het land waar de handeling<br />

<strong>be</strong>lastbaar is<br />

- om de des<strong>be</strong>treffende goederen of diensten op dat tijdstip te verkrijgen<br />

(Wetboek, artikel 32, eerste lid).<br />

Wat de handelsfase <strong>be</strong>treft, zal de waarde verschillend <strong>be</strong>oordeeld worden<br />

naargelang het gaat om een fabrikant, een groothandelaar of een detaillist.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

261 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

De prijs die kan worden verkregen onder vrije mededinging tussen twee van elkaar<br />

onafhankelijke partijen, is de prijs die niet <strong>be</strong>ïnvloed is door commerciële of<br />

financiële relaties tussen de partijen.<br />

Indien er geen vergelijkbare verrichting voorhanden is, mag de normale waarde:<br />

1° van een levering van goederen niet lager zijn dan de aankoopprijs van de<br />

goederen of soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, de<br />

kostprijs, <strong>be</strong>rekend op het tijdstip waarop die levering wordt verricht;<br />

2° en van een dienst niet lager zijn dan de door de <strong>be</strong>lastingplichtige voor het<br />

verrichten van die dienst gemaakte uitgave (Wetboek art. 32, tweede lid).<br />

130. Principe.<br />

Afdeling 3. - Handelingen zonder tegenprestatie.<br />

Sommige handelingen die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen of diensten zijn <strong>be</strong>lastbaar<br />

met btw, alhoewel het niet gaat om contracten met wederzijdse prestaties.<br />

131. Handelingen die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen.<br />

A. Bedoelde handelingen.<br />

Deze zijn:<br />

1° de afgifte van een goed als verbruiklening, en de teruggaaf ingevolge een<br />

zodanige lening (Wetboek, art. 10, § 3);<br />

2° de onttrekking van een roerend goed aan zijn <strong>be</strong>drijf door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige:<br />

a) voor zijn privé-doeleinden of voor privé-doeleinden van zijn<br />

personeel en, meer algemeen, voor andere doeleinden dan die van


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 262<br />

(1 februari 2012)<br />

zijn economische activiteit, wanneer voor dat goed of de <strong>be</strong>standdelen<br />

ervan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de<br />

<strong>be</strong>lasting is ontstaan (Wetboek, art. 12, § 1, eerste lid, 1°);<br />

b) om het om niet te verstrekken, wanneer voor dat goed of de<br />

<strong>be</strong>standdelen ervan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de<br />

<strong>be</strong>lasting is ontstaan, tenzij het gaat om een handelsmonster, of om<br />

een handelsgeschenk van geringe waarde zoals deze wordt <strong>be</strong>paald<br />

door of vanwege de Minister van Financiën (Wetboek, art. 12, § 1,<br />

eerste lid, 2°);<br />

3° de ingebruikneming door een <strong>be</strong>lastingplichtige, als <strong>be</strong>drijfsmiddel, van<br />

een goed dat hij anders dan als <strong>be</strong>drijfsmiddel heeft opgericht, heeft laten<br />

oprichten, heeft vervaardigd, heeft laten vervaardigen, heeft verkregen of<br />

heeft ingevoerd of waarvoor, met toepassing van de <strong>be</strong>lasting, te zijnen<br />

bate zakelijke rechten in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, werden<br />

gevestigd of aan hem werden overgedragen of wederovergedragen,<br />

wanneer voor dat goed of de <strong>be</strong>standdelen ervan recht op volledige of<br />

gedeeltelijke aftrek van de <strong>be</strong>lasting is ontstaan (Wetboek, art. 12, § 1,<br />

eerste lid, 3°);<br />

4° de ingebruikneming door een <strong>be</strong>lastingplichtige, anders dan als<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel, van een door hem vervaardigd roerend goed, voor het<br />

verrichten van handelingen waarvoor geen volledige aanspraak op aftrek<br />

van de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>staat, wanneer voor de <strong>be</strong>standdelen van dat goed<br />

recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de <strong>be</strong>lasting is ontstaan<br />

(Wetboek, art. 12, 1, eerste lid, 4°);<br />

5° het onder zich heb<strong>be</strong>n van een goed door een <strong>be</strong>lastingplichtige of zijn<br />

rechtheb<strong>be</strong>nden ingeval hij de uitoefening van zijn economische activiteit<br />

<strong>be</strong>ëindigt, wanneer voor dat goed of de <strong>be</strong>standdelen ervan recht op<br />

volledige of gedeeltelijke aftrek van de <strong>be</strong>lasting is ontstaan (Wetboek,<br />

art. 12, § 1, eerste lid, 5°).<br />

6° a) de onttrekking die een <strong>be</strong>lastingplichtige, die geregeld nieuwe<br />

gebouwen (of gedeelten van nieuwe gebouwen) onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel vervreemdt, geacht wordt te verrichten van een nieuw gebouw<br />

(of gedeelte van een nieuw gebouw) dat hij heeft opgericht of laten<br />

oprichten of met voldoening van de <strong>be</strong>lasting heeft verkregen en<br />

dat hij niet heeft vervreemd uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r van het<br />

tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of


(1 februari 2012)<br />

263 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

de eerste in<strong>be</strong>zitneming, wanneer dit gebouw (of gedeelte van een<br />

gebouw) op dat tijdstip nog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van<br />

de ingebruikneming als <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van<br />

het Wetboek (Wetboek, art. 12, § 2, eerste lid);<br />

b) de onttrekking die een <strong>be</strong>lastingplichtige, die geregeld zakelijke<br />

rechten als <strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede lid, 2° van het Wetboek<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel vestigt op nieuwe gebouwen (of gedeelten<br />

van gebouwen), geacht wordt te verrichten met <strong>be</strong>trekking tot een<br />

nieuw gebouw (of gedeelte van een nieuw gebouw) dat hij heeft<br />

opgericht of laten oprichten of met voldoening van de btw heeft<br />

verkregen, en dat hij niet heeft vervreemd uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r<br />

van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste<br />

ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming, wanneer dit gebouw<br />

(of gedeelte van een gebouw) op dat tijdstip nog niet het voorwerp<br />

heeft uitgemaakt van de ingebruikneming als <strong>be</strong>doeld in artikel 12,<br />

§ 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek (Wetboek, art. 12, § 2, tweede<br />

lid);<br />

c) de onttrekking die een <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in a) en b) in<br />

wiens voordeel een zakelijk recht als <strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede<br />

lid, 2° van het Wetboek met voldoening van de <strong>be</strong>lasting werd<br />

gevestigd, geacht wordt te verrichten met <strong>be</strong>trekking tot dat recht<br />

dat niet werd overgedragen of wederovergedragen uiterlijk op<br />

31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste<br />

ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming, wanneer dit gebouw<br />

(of gedeelte van een gebouw) op dat tijdstip nog niet het voorwerp<br />

heeft uitgemaakt van de ingebruikneming als <strong>be</strong>doeld in artikel 12,<br />

§ 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek (Wetboek, art. 12, § 2, derde<br />

lid);<br />

In voornoemde gevallen, wordt de <strong>be</strong>lastingplichtige eveneens geacht<br />

voor eigen <strong>be</strong>hoeften het bijhorend terrein te onttrekken, als hiervoor een<br />

recht op volledige of gedeeltelijk aftrek van de <strong>be</strong>lasting is ontstaan.<br />

B. Vaststelling van de maatstaf van heffing.<br />

De handelingen <strong>be</strong>doeld in A, hierboven, worden <strong>be</strong>last op de aankoopprijs van<br />

de goederen of soortgelijke goederen, of, indien er geen aankoopprijs is, op de<br />

kostprijs in voorkomend geval rekening houdend met het tweede en derde lid<br />

van artikel 26 en met artikel 28 van het Wetboek op het tijdstip waarop die<br />

handelingen worden verricht (Wetboek, art. 33, § 1, 1°).


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 264<br />

De aldus vastgestelde maatstaf van heffing komt in feite overeen met de<br />

aankoopprijs of, bij ontstentenis ervan, met de normale waarde van de<br />

goederen in de handelsfase waarin de <strong>be</strong>lastingplichtige zich <strong>be</strong>vindt<br />

(fabrikant, grossier, detaillist) zonder dat rekening wordt gehouden met zijn<br />

handelswinst.<br />

Bovendien wordt er aangenomen dat die normale waarde wordt vastgesteld<br />

rekening houdend met de staat waarin het goed zich op het tijdstip van de<br />

onttrekking <strong>be</strong>vindt.<br />

Tenslotte wordt erop gewezen dat voor het <strong>be</strong>palen van de kostprijs van een<br />

roerend goed dat een <strong>be</strong>lastingplichtige zelf heeft vervaardigd en als<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel in gebruik heeft genomen, de kosten voor intellectueel werk<br />

uitgevoerd door hem of zijn personeel met <strong>be</strong>trekking tot het ontwerpen, het<br />

monteren en het <strong>be</strong>drijfsklaar maken van dat goed, niet in aanmerking worden<br />

genomen (Besl. nr. E.T. 34.032 van 30 okto<strong>be</strong>r 1979, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 43,<br />

blz. 41, nr. 725).<br />

Men is steeds van oordeel geweest dat, rekening houdend met de <strong>be</strong>perking<br />

van artikel 45, § 2, van het Wetboek (aftrek <strong>be</strong>perkt tot 50 pct., z. nr. 339), de<br />

heffing van een <strong>be</strong>lasting bij de onttrekking voor privé-doeleinden op grond<br />

van voornoemde principes voor de in voornoemd artikel <strong>be</strong>doelde<br />

automobielen overdreven is. Daarom werd dan ook <strong>be</strong>slist dat de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting dient <strong>be</strong>rekend te worden over een bijzondere maatstaf van heffing<br />

die in feite gelijk is aan 50 pct. van de normale maatstaf van heffing (aanschr.<br />

nr. 3/1981 van 26 januari 1981, hoofdstuk II, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 48, p. 273 e.v.).<br />

Zo werd er eveneens <strong>be</strong>slist:<br />

1) dat, wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige aan zijn voorraad goederen<br />

kledingstukken onttrekt die gedemodeerd zijn om ze in het kader van een<br />

hulpactie om niet te verstrekken aan een caritatieve instelling, de <strong>BTW</strong><br />

die ten aanzien van die onttrekking is verschuldigd wordt <strong>be</strong>rekend over<br />

een maatstaf van heffing die gelijk is aan de aankoopprijs die de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige bij de aankoop van dergelijke gedemodeerde goederen<br />

op het tijdstip van die onttrekking zou moeten <strong>be</strong>talen (Besl. nr. E.T.<br />

33.875 van 2 okto<strong>be</strong>r 1979, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 42, blz. 636, nr. 718);<br />

2) dat, voor de onttrekking voor privé-doeleinden van een roerend goed dat<br />

als <strong>be</strong>drijfsmiddel in de onderneming werd gebruikt, de maatstaf van<br />

heffing gelijk is aan de normale aankoopprijs van het goed in de staat<br />

waarin het zich <strong>be</strong>vindt op het tijdstip van de onttrekking;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

265 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

3) dat, ten aanzien van de onttrekking door een <strong>be</strong>lastingplichtige als<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 2, van het Wetboek, van een door of voor hem<br />

opgericht gebouw, de maatstaf van heffing gelijk is aan de kostprijs, dit<br />

is de oprichtingsprijs van het <strong>be</strong>treffende gebouw op het tijdstip van de<br />

onttrekking (Besl. nr. E.T. 41.665 van 27 februari 1992, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 100, blz. 790, nr. 956). Aangestipt wordt dat indien het een gebouw<br />

<strong>be</strong>treft dat door de hier <strong>be</strong>oogde <strong>be</strong>lastingplichtige werd verkregen met<br />

voldoening van de btw, de maatstaf van heffing overeenkomstig<br />

artikel 33, § 1, 1°, van het Wetboek gelijk is aan de aankoopprijs van het<br />

onttrokken gebouw.<br />

131/2. Handelingen die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op diensten.<br />

A. Bedoelde handelingen.<br />

Het <strong>be</strong>treft de navolgende handelingen:<br />

1° het gebruiken van een tot het <strong>be</strong>drijf <strong>be</strong>horend goed ander dan <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 45, § 1quinquies, voor privé-doeleinden van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

of van zijn personeel of, meer algemeen, voor andere doeleinden dan<br />

deze van de economische activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige, wanneer<br />

voor dat goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de <strong>be</strong>lasting<br />

is ontstaan (Wetboek, art. 19, § 1).<br />

Het nieuwe artikel 19, § 1, van het Wetboek, dat in werking is getreden<br />

op 1 januari 2011, <strong>be</strong>oogt zowel de roerende als de onroerende goederen<br />

(wat vroeger niet het geval was), maar enkel indien die goederen niet<br />

<strong>be</strong>oogd worden door artikel 45, § 1quinquies, van het Wetboek, dit wil<br />

zeggen wanneer het gaat om een <strong>be</strong>drijfsmiddel dat de aftrek<strong>be</strong>perking<br />

van artikel 45, § 1quinquies van het Wetboek niet heeft ondergaan, hetzij<br />

omdat het <strong>be</strong>lastbaar feit met <strong>be</strong>trekking tot dat goed heeft<br />

plaatsgevonden na 2010 en het goed vanaf het <strong>be</strong>gin uitsluitend voor<br />

<strong>be</strong>roepsdoeleinden werd gebruikt, hetzij omdat het <strong>be</strong>lastbaar feit heeft<br />

plaatsgevonden vóór 2011.<br />

Het nieuwe artikel 19, § 1, van het Wetboek kan dus in principe niet<br />

toegepast worden ten aanzien van goederen die een <strong>be</strong>perking van het<br />

recht op aftrek ondergaan heb<strong>be</strong>n krachtens artikel 45, § 1quinquies, van<br />

het Wetboek; enkel de regels met <strong>be</strong>trekking tot de herziening van aftrek<br />

kunnen in dit geval van toepassing zijn.


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 266<br />

(1 februari 2012)<br />

In het omgekeerde geval, voor de goederen die de aftrek<strong>be</strong>perking van<br />

artikel 45, § 1quinquies, van het Wetboek niet heb<strong>be</strong>n ondergaan, moet<br />

zoals vroeger artikel 19, § 1, van het Wetboek worden toegepast om het<br />

gebruik voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit<br />

te <strong>be</strong>lasten.<br />

2° de uitvoering door een <strong>be</strong>lastingplichtige van een werk in onroerende<br />

staat:<br />

a) voor de doeleinden van zijn economische activiteit, met<br />

uitzondering van:<br />

- werk dat <strong>be</strong>staat in de oprichting van een gebouw door een in<br />

artikel 12, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige;<br />

- herstellings-, onderhouds-, en reinigingswerk, indien dergelijk<br />

werk verricht door een andere <strong>be</strong>lastingplichtige een volledig recht<br />

op aftrek van de <strong>be</strong>lasting zou doen ontstaan (Wetboek, art. 19, § 2,<br />

eerste lid, 1°);<br />

b) voor zijn privé-doeleinden of deze van zijn personeel en, meer<br />

algemeen, om niet of voor andere doeleinden dan deze van zijn<br />

economische activiteit (Wetboek, art. 19, § 2, eerste lid, 2°).<br />

3° het verstrekken van een andere dienst dan de diensten <strong>be</strong>schreven in<br />

artikel 21, § 3, van het Wetboek, door een buiten België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige voor één van zijn vestigingen die lid is van een btweenheid<br />

in de zin van artikel 4, § 2 in België (Wetboek, art. 19bis).<br />

B. Vaststelling van de maatstaf van heffing.<br />

1. Het gebruik van een tot het <strong>be</strong>drijf <strong>be</strong>horend roerend of onroerend goed.<br />

De maatstaf van heffing voor de onder nr. A, 1° <strong>be</strong>doelde handeling is de<br />

door de <strong>be</strong>lastingplichtige gedane uitgaven (Wetboek, art. 33, § 1, 2°).<br />

Ten einde de <strong>be</strong>lastingplichtigen die een voertuig huren zoveel mogelijk<br />

op dezelfde wijze te <strong>be</strong>handelen als de <strong>be</strong>lastingplichtigen die een<br />

voertuig kopen en opnemen in hun <strong>be</strong>drijfsvermogen, heeft de<br />

administratie <strong>be</strong>slist de facultatieve <strong>be</strong>rekeningswijze om de maatstaf van


(1 februari 2012)<br />

267 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

heffing te <strong>be</strong>palen in het geval een voordeel van alle aard wordt<br />

weerhouden inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen niet langer toe te passen (zie<br />

aanschrijving nr. 4 van 9 mei 1996, hoofdstuk VI).<br />

Voor wat <strong>be</strong>treft de voertuigen die om niet ter <strong>be</strong>schikking worden<br />

gesteld van een personeelslid, een zaakvoerder of een <strong>be</strong>stuurder, werd<br />

<strong>be</strong>slist dat, indien deze voertuigen <strong>be</strong>oogd zijn door artikel 45, § 2, van<br />

het Wetboek, artikel 19, § 1, van het Wetboek slechts moet worden<br />

toegepast wanneer het gebruik voor andere doeleinden dan deze van de<br />

economische activiteit 50 pct. overschrijdt en enkel tot <strong>be</strong>loop van die<br />

overschrijding (z. Besl. E.T. nr. 119.650 van 20 okto<strong>be</strong>r 2011 en E.T.<br />

119.650/2 van 23 decem<strong>be</strong>r 2011).<br />

Bovendien dient deze <strong>be</strong>paling onder meer gezien te worden in het licht<br />

van het Arrest van 25 mei 1993 van het H.J.E.G. in de zaak C-193/91<br />

(G. Möhsche) alsmede van de <strong>be</strong>sluiten van de H. Advocaat-generaal<br />

F.G. JACOBS in deze zaak.<br />

In deze zaak heeft het Hof voor recht gezegd dat artikel 6, § 2, a) van de<br />

Zesde Richtlijn van de Raad van 17 mei 1977, in het <strong>BTW</strong>-Wetboek<br />

omgezet door artikel 19, § 1, aldus moet worden uitgelegd dat geen<br />

<strong>be</strong>lasting mag worden geheven over het gebruik voor privédoeleinden<br />

van een tot het <strong>be</strong>drijf <strong>be</strong>horend goed bij de levering waarvan de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige de omzet<strong>be</strong>lasting heeft kunnen aftrekken, voor zover<br />

dit gebruik gepaard gaat met diensten die de <strong>be</strong>lastingplichtige door<br />

derden voor het onderhoud of het gebruik van het goed heeft laten<br />

verrichten zonder de voor<strong>be</strong>lasting te kunnen aftrekken.<br />

Enkel in de mate dat de gedane uitgaven geen residuele btw <strong>be</strong>vatten<br />

(b.v. uitgaven waarvoor geheel of gedeeltelijk recht op aftrek <strong>be</strong>staat,<br />

uitgaven <strong>be</strong>staande uit loonkosten), mogen ze in aanmerking worden<br />

genomen voor het <strong>be</strong>lasten van het gebruik van het goed voor handelingen<br />

vreemd aan de economische activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

2. De uitvoering van een werk in onroerende staat.<br />

De maatstaf van heffing voor de handelingen <strong>be</strong>doeld in A, 2°, a),<br />

hierboven, is de normale waarde van de dienst (Wetboek, art. 33, § 1,<br />

3°), zoals die waarde is <strong>be</strong>paald overeenkomstig artikel 32, d.w.z. het<br />

volledige <strong>be</strong>drag dat een afnemer, in de handelsfase waarin de dienst<br />

wordt verricht, bij eerlijke concurrentie, zou moeten <strong>be</strong>talen aan een


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 268<br />

(1 februari 2012)<br />

onafhankelijke dienstverrichter op het grondgebied van het land waar de<br />

handeling <strong>be</strong>lastbaar is, om de des<strong>be</strong>treffende goederen of diensten op<br />

dat tijdstip te verkrijgen (z. nr. 129).<br />

Voor de handelingen <strong>be</strong>doeld in A, 2°, b), hierboven, is de maatstaf van<br />

heffing de door de <strong>be</strong>lastingplichtige gedane uitgaven, d.w.z. de uitgaven<br />

die direct <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op het verrichte werk (Wetboek, art. 33, § 1,<br />

2°). Derhalve is, voor laatst<strong>be</strong>doelde handelingen, geen btw verschuldigd<br />

op het werk gepresteerd door de <strong>be</strong>lastingplichtige zelf. Het werk dat<br />

wordt gepresteerd door de personeelsleden van <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

maakt evenwel steeds een gedane uitgave uit die tot de maatstaf<br />

van heffing van de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>hoort. Hetzelfde geldt voor de materialen<br />

die door de <strong>be</strong>lastingplichtige in voorkomend geval uit zijn voorraad<br />

worden afgenomen en die worden gebruikt voor het verrichten van een<br />

hier <strong>be</strong>oogde handeling.<br />

3. Het verstrekken andere diensten dan andere dan de diensten <strong>be</strong>schreven<br />

in artikel 21, § 3, van het Wetboek<br />

De maatstaf van heffing van de handelingen <strong>be</strong>oogd onder punt A, 3,<br />

voornoemd, wordt <strong>be</strong>paald door de normale waarde van de dienst<br />

(Wetboek, art. 33, § 1, 3°) zoals die omschreven is overeenkomstig<br />

artikel 32 van het Wetboek.<br />

Afdeling 4. - Minimummaatstaf van heffing.<br />

132. De afnemer van de levering van goederen of de dienstverrichting is verbonden<br />

met leverancier van goederen of de dienstverrichter.<br />

Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 20 januari<br />

2005, gewezen in de zaak C-412/03 (Hotel Scandic) verklaart voor recht dat iedere<br />

handeling waarvoor een werkelijke tegenprestatie wordt <strong>be</strong>taald, niet als een<br />

onttrekking van een goed of een verrichting van een dienst voor privé-doeleinden<br />

mag worden aangemerkt, ook indien deze tegenprestatie lager is dan de kostprijs van<br />

het geleverde goed of de dienst.


(1 februari 2012)<br />

269 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

Rekening houdend met dit arrest en terwijl er in artikel 33 van het Wetboek<br />

duidelijke regels zijn voorzien voor de <strong>be</strong>paling van de maatstaf van heffing<br />

(aankoopprijs, kostprijs, het <strong>be</strong>drag van de gedane uitgaven of nog de normale<br />

waarde) voor handelingen zoals het door een <strong>be</strong>lastingplichtige onttrekken van een<br />

goed voor de privé-doeleinden van zijn personeel of om het om niet te verstrekken,<br />

het gebruiken van een goed voor privé-doeleinden van zijn personeel (z. Wetboek,<br />

artikel 12 en 19, § 1), lijkt het tegenstrijdig dat het voor dezelfde handelingen zou<br />

volstaan om een geringe tegenprestatie te vragen om zo aan deze reglementering te<br />

ontsnappen.<br />

Dat is de reden waarom artikel 32 en 33 werden gewijzigd. Deze wijzigingen worden<br />

verder <strong>be</strong>sproken in de punten 37 tot 45 van Circulaire nr. AFZ 3/2007 van<br />

15 februari 2007.<br />

Artikel 32, nieuw, verklaart wat moet worden verstaan onder “normale waarde”.<br />

Artikel 33, § 2, nieuw, wijkt af van artikel 26 in die zin dat de maatstaf van heffing<br />

voor de levering van goederen of diensten de normale waarde is zoals die door<br />

artikel 32 is <strong>be</strong>paald wanneer:<br />

1) de tegenprestatie lager is dan de normale waarde;<br />

2) de afnemer van de levering van goederen of de dienst geen volledig recht op<br />

aftrek heeft van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting;<br />

3) de afnemer verbonden is met de leverancier van de goederen of de<br />

dienstverrichter:<br />

- ingevolge een ar<strong>be</strong>idsovereenkomst, met in<strong>be</strong>grip van hun familieleden<br />

tot in de vierde graad;<br />

- als vennoot, lid of <strong>be</strong>stuurder van de vennootschap of rechtspersoon, met<br />

in<strong>be</strong>grip van hun familieleden tot in de vierde graad.<br />

Hieromtrent wordt verduidelijkt dat, indien <strong>be</strong>paalde handelingen verricht worden<br />

tegen een tegenprestatie die lager is dan de normale waarde, de administratie voor de<br />

vaststelling van deze normale waarde kan terugvallen op het <strong>be</strong>drag weerhouden als<br />

voordeel van alle aard inzake directe <strong>be</strong>lastingen. Derhalve, wanneer een werkgever<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

van zijn personeelslid een vergoeding eist voor het privé-gebruik<br />

van een <strong>be</strong>drijfswagen en daarenboven een bijkomend voordeel van alle aard wordt<br />

vastgesteld, dient de Btw, bij wijze van vereenvoudiging, <strong>be</strong>rekend te worden over<br />

de <strong>be</strong>taalde vergoeding verhoogd met het <strong>be</strong>drag van dit voordeel van alle aard (z.<br />

<strong>be</strong>slissing nr. E.T.112.791/2 van 28 septem<strong>be</strong>r 2009).


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 270<br />

133. Vervoermiddelen.<br />

Artikel 35 van het Wetboek <strong>be</strong>paalt dat de Koning een minimummaatstaf van heffing<br />

kan <strong>be</strong>palen voor de leveringen, de intracommunautaire verwerving en de invoer<br />

van:<br />

1° automobielen, motorrijwielen en andere motorrijtuigen voor vervoer te land,<br />

alsmede voor aanhangwagens daarvoor;<br />

2° jachten en plezierboten;<br />

3° vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en andere dergelijke<br />

toestellen, en zweefvliegtuigen.<br />

De Koning heeft in het verleden van deze mogelijkheid slechts gebruik gemaakt voor<br />

automobielen voor personenvervoer.<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 17, genomen ter uitvoering van artikel 35 van het Wetboek<br />

waarin een minimummaatstaf van heffing werd vastgesteld voor tweedehandse (1)<br />

personenwagens en tweedehandse (1) wagens voor dub<strong>be</strong>l gebruik die hier te lande<br />

aan gebruikers werden geleverd of door gebruikers werden ingevoerd, werd op 1 juni<br />

1993 opgeheven.<br />

Terzake wordt nog verwezen naar de bijzondere regels voor <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

marge die vanaf 1 juni 1993 van toepassing zijn (zie nr. 138).<br />

134. Gebouwen.<br />

Krachtens artikel 36, § 1, a, van het Wetboek, mag de maatstaf van heffing ten<br />

aanzien van de in artikel 1, § 9, <strong>be</strong>oogde goederen, die met voldoening van de btw<br />

werden vervreemd, niet lager zijn dan de normale waarde zoals die is <strong>be</strong>paald door<br />

artikel 32, eerste lid. Onder “normale waarde” wordt verstaan het volledige <strong>be</strong>drag<br />

dat een afnemer in de handelsfase waarin de levering van goederen of de dienst<br />

wordt verricht, bij eerlijke concurrentie zou moeten <strong>be</strong>talen aan een onafhankelijke<br />

(1) De minimummaatstaf van heffing voor nieuwe personenauto's en nieuwe auto's voor dub<strong>be</strong>l gebruik (de<br />

catalogusprijs) werd reeds vanaf 3 januari 1985 (met terugwerkende kracht tot 10 april 1984) afgeschaft, zodat de<br />

btw sindsdien verschuldigd is over de maatstaf van heffing zoals hij wordt <strong>be</strong>paald in de artikelen 26 tot 28 en 34<br />

van het Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

271 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

leverancier of dienstverrichter op het grondgebied van het land waar de handeling<br />

<strong>be</strong>lastbaar is, om de des<strong>be</strong>treffende goederen of diensten op dat tijdstip te verkrijgen<br />

(z. nr. 129).<br />

Deze waarde, waarvan de controletaak rust op de pijler “Opmetingen en<br />

Waarderingen” van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen,<br />

is de verkoopwaarde van dat gebouw, d.w.z. de waarde die normaal voor dat goed<br />

wordt gevraagd en kan worden <strong>be</strong>komen.<br />

Voor het <strong>be</strong>palen van de hoegrootheid van die normale waarde kan ofwel door de<br />

eigenaar en de administratie een minnelijk akkoord worden gesloten ofwel de<br />

schattingsprocedure waarin artikel 59, § 2, van het Wetboek voorziet (z. nrs. 596 en<br />

volgende) worden ingesteld.<br />

Wanneer wordt <strong>be</strong>vonden dat de btw werd voldaan over een onvoldoende maatstaf is<br />

de aanvullende btw verschuldigd door de persoon tegen wie de schattingsprocedure<br />

dient te worden ingesteld, d.w.z. de verkrijger van het gebouw dat met voldoening<br />

van de btw werd vervreemd.<br />

Diezelfde persoon ver<strong>be</strong>urt een wettelijke geldboete ten <strong>be</strong>drage van de aanvullende<br />

<strong>be</strong>lasting indien het tekort gelijk is aan of groter dan een achtste van de maatstaf<br />

waarover de <strong>be</strong>lasting werd voldaan (Wetboek, artikel 70, § 5 - z. ta<strong>be</strong>l E van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het <strong>be</strong>drag van de<br />

proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde).<br />

Indien het vastgestelde tekort blijkt uit een deskundige schatting, is voornoemde<br />

persoon gehouden tot het <strong>be</strong>talen van een interest van 0,8 pct. per maand te rekenen<br />

vanaf de inleidende daad van de procedure (Wetboek, art. 91, § 2) en is hij gehouden<br />

tot de kosten van die procedure indien het vastgestelde tekort gelijk is aan of groter<br />

dan een achtste van de maatstaf waarover de <strong>be</strong>lasting werd voldaan.<br />

Bedoelde <strong>be</strong>paling is eveneens van toepassing bij de overdracht van de naakte<br />

eigendom van een gebouw (Besl. nr. E.T. 20.368 van 12 novem<strong>be</strong>r 1975, <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 24, blz. 78-80, nr. 552). Zij geldt evenwel niet bij de vestiging van<br />

zakelijke rechten, andere dan het eigendomsrecht.<br />

Er wordt evenwel opgemerkt dat deze laatste handelingen, evenals de overdrachten<br />

van naakte eigendom, slechts volledig recht op aftrek verlenen wanneer de<br />

verkoopprijs van het zakelijk recht de oprichtingsprijs (of de aankoopprijs van het<br />

gebouw <strong>be</strong>nadert (Parl. Vr. nr. 710 van de heer Volksvertegenwoordiger de Clippele<br />

dd. 22 septem<strong>be</strong>r 1993, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 111, blz. 1197-1199, nr. 2).


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 272<br />

135. Werk in onroerende staat.<br />

De maatstaf van heffing ten aanzien van werk in onroerende staat dat <strong>be</strong>trekking<br />

heeft op een op te richten gebouw mag niet lager zijn dan de normale waarde van dat<br />

werk zoals die is <strong>be</strong>paald door artikel 32, eerste lid, van het Wetboek, d.w.z. het<br />

volledige <strong>be</strong>drag dat een afnemer in de handelsfase waarin de levering van goederen<br />

of de dienst wordt verricht, bij eerlijke concurrentie zou moeten <strong>be</strong>talen aan een<br />

onafhankelijke leverancier of dienstverrichter op het grondgebied van het land waar<br />

de handeling <strong>be</strong>lastbaar is, om de des<strong>be</strong>treffende goederen of diensten op dat tijdstip<br />

te verkrijgen (z. nr. 129).<br />

Heeft de opdrachtgever meer dan één contract voor de oprichting van het gebouw<br />

gesloten, dan mag het totaal van de maatstaven van heffing die van toepassing zijn<br />

op die contracten niet lager zijn dan de normale waarde van de gezamenlijke werken.<br />

Het vaststellen van de normale waarde waarvan de controletaak rust op de<br />

hoofdcontroleur van de btw in wiens ambtsgebied het pas opgerichte gebouw is<br />

gelegen, dient te ge<strong>be</strong>uren met inachtneming van de prijzen toepasselijk in de<br />

bouwsector, de geplaatste en verwerkte bouwmaterialen en de aard van de<br />

constructie.<br />

De mogelijkheid tot het sluiten van een minnelijk akkoord of het vorderen van een<br />

deskundige schatting voor het <strong>be</strong>palen van de normale waarde en de gevolgen bij<br />

ontoereikende heffing zijn dezelfde als die bij de vervreemding van gebouwen met<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (z. nr. 134).<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 5.- Reisbureaus.<br />

135/2. Regeling van toepassing tot 31 decem<strong>be</strong>r 1999.<br />

De regeling van de reisbureaus, van toepassing tot 31 decem<strong>be</strong>r 1999, maakt het<br />

voorwerp uit van de artikels 20, § 2, 29, § 2 en 35, tweede lid, oud van het Wetboek,<br />

alsook het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 35 van 12 decem<strong>be</strong>r 1977. Aanschrijving<br />

nr. 33/1978 <strong>be</strong>spreekt deze regeling.


135/3. Nieuwe regeling van kracht sinds 1 januari 2000.<br />

(1 februari 2012)<br />

273 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

Twee koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 28 decem<strong>be</strong>r 1999, tot wijziging van het Wetboek<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en voornoemd koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 35, heb<strong>be</strong>n de regeling die van toepassing was op de reisbureaus gewijzigd.<br />

Voortaan kan de persoon wiens activiteit erin <strong>be</strong>staat om aan anderen reizen te<br />

leveren, naargelang het geval, handelen volgens één of meerdere van de drie<br />

volgende wijzen:<br />

- zelf, met <strong>be</strong>hulp van eigen middelen, de verscheidene goederen en diensten<br />

waaruit de reis <strong>be</strong>staat, verstrekken. Deze goederen en diensten volgen hun<br />

eigen regeling op het vlak van de btw;<br />

- in de hoedanigheid van tussenpersoon optreden bij de verkoop van een reis. De<br />

regeling inzake btw voor makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs is van toepassing<br />

(inzonderheid wat de plaats van de dienst <strong>be</strong>treft);<br />

- de reis organiseren door gebruik te maken van goederen en diensten die<br />

anderen hem met het oog hierop verstrekken. Bij deze laatste handelswijze<br />

dient een bijzondere maatstaf van heffing te worden toegepast.<br />

135/4. Forfaitaire maatstaf van heffing.<br />

Wanneer en reisbureau handelt als <strong>be</strong>doeld in het derde streepje hiervoor, wordt de<br />

maatstaf van heffing van de door het reisbureau aan de reiziger verstrekte dienst in<br />

principe <strong>be</strong>paald door de marge die de <strong>be</strong>trokkene terzake verwezenlijkt, dit wil<br />

zeggen door het verschil tussen het totaal<strong>be</strong>drag te <strong>be</strong>talen door de reiziger, met<br />

uitsluiting van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en de werkelijke kosten,<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde in<strong>be</strong>grepen, die het reisbureau draagt voor de<br />

goederen en de diensten die hem worden geleverd met het oog op zijn prestatie, in de<br />

mate waarin deze goederen en diensten rechtstreeks de reiziger ten goede komen<br />

(artikel 29, § 2, nieuw, van het Wetboek).<br />

Artikel 35, tweede lid, van het Wetboek voorziet evenwel dat de Koning de maatstaf<br />

van heffing van de dienst, <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 2, tweede lid, kan vaststellen op<br />

een percentage van het totaal van de <strong>be</strong>dragen die het reisbureau aanrekent aan de<br />

reiziger.


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 274<br />

Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 35 <strong>be</strong>paalt dit percentage op:<br />

1° 18 pct. ten aanzien van de levering, tegen een globale prijs, van een geheel van<br />

samenhangende handelingen van vervoer, logies, spijs en drank om ter plaatse<br />

te worden verbruikt, ontspanning of dergelijke, van een verblijf tegen een vaste<br />

som welke inzonderheid logies omvat, van een toeristische rondreis, van<br />

meerdere prestaties die deel uitmaken van een van deze gehelen of die in<br />

dezelfde lijn ervan liggen, wanneer deze levering het werk is van een<br />

reisbureau dat, hetzij uitsluitend door tussenkomst van tussenpersonen in reizen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 7, tweede lid, 2°, van het Wetboek, hetzij zowel door<br />

<strong>be</strong>middeling van zulke tussenpersonen als alleen handelt;<br />

2° 6 pct. ten aanzien van de gehelen of delen van gehelen <strong>be</strong>oogd in 1°, wanneer<br />

hun levering wordt verricht door <strong>be</strong>middeling van een tussenpersoon <strong>be</strong>doeld<br />

in artikel 1, § 7, tweede lid, 2°, van het Wetboek, die in het buitenland<br />

gevestigd is;<br />

3° 8 pct. ten aanzien van het <strong>be</strong>spreken van logies, waarvan de prijs niet<br />

in<strong>be</strong>grepen is in een globale prijs;<br />

4° 13 pct. in alle andere gevallen.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 6. - Bijzondere <strong>be</strong>palingen.<br />

136. Relatie van lastgever tot commissionair (Wetboek, art. 29, § 1).<br />

In de relatie tussen de leverancier van een goed of de dienstverrichter en zijn<br />

commissionair (of als zodanig aangemerkte tussenpersoon) <strong>be</strong>hoort het aan de<br />

commissionair toegekende commissieloon niet tot de maatstaf van heffing. De<br />

<strong>be</strong>lasting wordt dus <strong>be</strong>rekend over de som waarvoor de leverancier of de<br />

dienstverrichter (lastgever) de commissionair debiteert, d.i. over de prijs van de<br />

verkoop of de dienst aan de klant, onder aftrek van de commissie die door de<br />

lastgever aan de commissionair wordt toegekend.


(1 februari 2012)<br />

275 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

In de relatie tussen de verkrijger van een goed of de afnemer van een dienst en zijn<br />

commissionair (of als zodanig aangemerkte tussenpersoon) wordt het commissieloon,<br />

voor de <strong>be</strong>rekening van de <strong>be</strong>lasting, aan de prijs toegevoegd. De <strong>be</strong>lasting<br />

wordt dus <strong>be</strong>rekend over de som waarvoor de commissionair de lastgever debiteert,<br />

d.i. de prijs van het goed of de dienst vermeerderd met de commissie.<br />

Het hoeft geen <strong>be</strong>toog dat in de relatie tussen de commissionair en de medecontractant<br />

de gewone regels voor het <strong>be</strong>palen van de maatstaf van heffing van<br />

toepassing zijn.<br />

137. Tabaksfabrikaten (Wetboek, art. 58, § 1, en K.B. nr. 13).<br />

Ten aanzien van de tabaksfabrikaten die werden ingevoerd, die het voorwerp<br />

uitmaakten van een intracommunautaire verwerving of die hier te lande werden<br />

geproduceerd, wordt de <strong>be</strong>lasting geheven telkens wanneer voor die fabrikaten,<br />

overeenkomstig de wets- of verordenings<strong>be</strong>palingen terzake, Belgische accijns moet<br />

worden voldaan. De <strong>be</strong>lasting wordt <strong>be</strong>rekend op de prijs vermeld op het fiscale<br />

bandje, of indien geen prijs is <strong>be</strong>paald, over de maatstaf van heffing van de accijns.<br />

Tabakssurrogaten zijn met tabaksfabrikaten gelijkgesteld, telkens wanneer die<br />

gelijkstelling <strong>be</strong>staat voor de heffing van de accijns. De aldus geheven <strong>be</strong>lasting is de<br />

<strong>be</strong>lasting verschuldigd ter zake van de invoer, de intracommunautaire verwerving en<br />

de levering van de tabaksfabrikaten (Wetboek, art. 58, § 1).<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt door de schuldenaar van de accijns <strong>be</strong>taald aan de ontvanger die<br />

<strong>be</strong>voegd is voor de heffing van de accijns, onder andere door de fabrikant bij de<br />

aanschaffing van de fiscale bandjes. Die gelijktijdige heffing vergemakkelijkt de<br />

controle daar deze terzelfder tijd wordt uitgeoefend als die op de accijns. Deze<br />

"heffing aan de bron" brengt ook mee dat alle aftrek van btw geheven van<br />

tabaksfabrikaten uitgesloten is.<br />

De levering van tabaksfabrikaten wordt dus altijd gefactureerd tegen een prijs<br />

inclusief btw. Op de factuur moet de vermelding voorkomen: "Tabaksfabrikaten: btw<br />

voldaan bij de bron en niet aftrekbaar."<br />

Er weze aangestipt dat sinds 1 juli 1999 de btw niet geïnd wordt in geval van een<br />

levering verricht aan passagiers aan boord van een schip, een vliegtuig of een trein<br />

tijdens een intracommunautair reizigersvervoer wanneer de plaats van de levering<br />

overeenkomstig artikel 15, § 2, tweede lid, 3°, van het Wetboek zich niet in België<br />

<strong>be</strong>vindt (Wetboek, art. 58, § 1, tweede lid).


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 276<br />

Deze <strong>be</strong>schikking <strong>be</strong>oogt de situatie waarbij de plaats van het vertrek van het<br />

passagiersvervoer zich niet in België <strong>be</strong>vindt (zie nr. 26.B.3°).<br />

137/2. Accijnsproducten, andere dan tabaksfabrikaten (Wetboek, art. 58, § 1bis, en<br />

KB Nr. 51).<br />

Wanneer accijnsproducten <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 6, 4°, a en b, van het Wetboek<br />

(energieproducten, alcohol en alcoholhoudende dranken), het voorwerp uitmaken<br />

van intracommunautaire verwervingen onder <strong>be</strong>zwarende titel in hoofde van een lid<br />

van de “groep van vier” (kleine onderneming onderworpen aan de vrijstellingsregeling<br />

van de <strong>be</strong>lasting, <strong>be</strong>lastingplichtige die hoofdzakelijk leveringen van<br />

goederen of diensten verricht die vrijgesteld zijn overeenkomstig artikel 44 van het<br />

Wetboek, van een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon of een landbouwondernemer<br />

onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling <strong>be</strong>doeld bij artikel 57 van het<br />

Wetboek, is het algemeen principe van de <strong>be</strong>lasting bij verwerving altijd van<br />

toepassing, zelfs indien de intracommunautaire aanslagdrempel van 11.200 EUR niet<br />

werd overschreden.<br />

Wanneer een lid van de “groep van vier”, wat <strong>be</strong>treft andere goederen dan nieuwe<br />

vervoermiddelen en accijnsproducten, de drempel van 11.200 EUR overschrijdt of<br />

heeft geopteerd voor het <strong>be</strong>lasten en hij bijgevolg reeds <strong>be</strong>schikt over een geldig btwidentificatienummer<br />

voor zijn intracommunautaire verwervingen, wordt de btw<br />

geheven via de indiening van de bijzondere aangifte.<br />

Wanneer het lid van de “groep van vier” de drempel van 11.200 EUR daarentegen<br />

niet overschrijdt en niet heeft geopteerd, wordt de btw geheven en, in voorkomend<br />

geval, teruggegeven door de <strong>be</strong>voegde ontvanger van de accijns (Wetboek, art. 58,<br />

§ 1bis).<br />

Daar de <strong>be</strong>lastingheffing wordt verzekerd op grond van de aangifteverplichtingen<br />

inzake accijns, zijn de <strong>be</strong>lastingplichtigen en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen<br />

waarop de afwijking <strong>be</strong>doeld in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2° van het<br />

Wetboek toepasselijk is, bijgevolg niet gehouden zich voor de btw te laten<br />

identificeren wegens hun intracommunautaire verwervingen van accijnsproducten.<br />

De aangifte ten verbruik op het stuk van de accijns geldt als aangifte voor de <strong>be</strong>taling<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde evenals als aanvraag om vrijstelling<br />

van deze <strong>be</strong>lasting (KB nr. 51, art. 5).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

277 “HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing”<br />

De vrijstelling van de btw wordt toegestaan volgens dezelfde voorwaarden als de<br />

vrijstelling van de accijns.<br />

Opmerking.<br />

Artikel 26, derde lid, van het Wetboek, waar artikel 26bis, eerste lid, van het<br />

Wetboek naar verwijst, <strong>be</strong>paalt uitdrukkelijk dat <strong>be</strong>lastingen, rechten en heffingen<br />

eveneens in de maatstaf van heffing moeten worden opgenomen.<br />

Wat <strong>be</strong>treft de accijnsproducten verworven door een lid van de “groep van vier”,<br />

worden de accijnsrechten in principe geheven zowel in de Lidstaat van vertrek als in<br />

de Lidstaat van aankomst. Bijgevolg dient, in voorkomend geval, de maatstaf van<br />

heffing van de intracommunautaire verwerving zowel de accijnsrechten van de<br />

Lidstaat van vertrek evenals de Belgische accijnsrechten te <strong>be</strong>vatten.<br />

De maatstaf van heffing van de intracommunautaire verwerving kan niettemin<br />

naderhand worden verminderd met het <strong>be</strong>drag van de accijnsrechten geheven in de<br />

Lidstaat van vertrek, voor zover de leverancier ze heeft terug<strong>be</strong>taald aan zijn<br />

afnemer. Dit heeft in hoofde van de koper een recht op teruggaaf tot gevolg van de<br />

btw die werd geheven op het deel van de maatstaf van heffing dat <strong>be</strong>trekking heeft<br />

op de terug<strong>be</strong>taalde accijnsrechten (art. 77, § 1, 1°, van het Wetboek).<br />

138. Tweedehandse goederen (Wetboek, art. 58, § 4).<br />

Er wordt verwezen naar hoofdstuk XIII, afdeling 5.<br />

139. Afronding (KB nr. 8).<br />

Voor de <strong>be</strong>rekening van de <strong>be</strong>lasting moet de maatstaf van heffing niet worden<br />

afgerond.<br />

Wanneer het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting een fractie van een euro met<br />

meer dan twee decimalen <strong>be</strong>vat, moet die fractie op de hogere of op de lagere cent<br />

worden afgerond, naargelang de derde decimaal 5 <strong>be</strong>reikt of 5 niet <strong>be</strong>reikt. Indien de<br />

<strong>be</strong>lasting tegen verschillende tarieven wordt <strong>be</strong>rekend, moet enkel het totale <strong>be</strong>drag<br />

van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting worden afgerond. De <strong>be</strong>lastingplichtige mag echter<br />

die afronding doen per tarief, per goed of dienst, en zelfs per regel van de factuur,<br />

voor zover de gevolgde methode eenvormig wordt toegepast.


“HOOFDSTUK V: Maatstaf van heffing” 278<br />

(1 februari 2012)


140. Wetgeving. - Principes.<br />

(1 februari 2012)<br />

279 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

HOOFDSTUK VI<br />

TARIEVEN<br />

Artikel 37 van het Btw-Wetboek <strong>be</strong>paalt dat bij in Ministerraad overlegd <strong>be</strong>sluit de<br />

Koning de tarieven <strong>be</strong>paalt en de indeling van de goederen en diensten bij die<br />

tarieven geeft, rekening houdend met de door de Europese Gemeenschappen ter zake<br />

uitgevaardigde reglementeringen. Bij eenzelfde procedure kan Hij de indeling en<br />

tarieven wijzigen wanneer de economische of sociale omstandigheden zulks<br />

vereisen. In dat artikel wordt voorts nog <strong>be</strong>paald dat de Koning bij de Wetgevende<br />

Kamers onmiddellijk indien ze in zitting zijn, zoniet bij de opening van de<br />

eerstvolgende zitting een ontwerp van wet zal indienen tot <strong>be</strong>krachtiging van de ter<br />

uitvoering van dit artikel genomen <strong>be</strong>sluiten.<br />

Artikel 38, § 1, van het Wetboek, <strong>be</strong>paalt dat het voor de leveringen van goederen en<br />

de diensten toe te passen tarief het tarief is dat van kracht is op het tijdstip waarop het<br />

<strong>be</strong>lastbare feit plaatsvindt. In de gevallen <strong>be</strong>doeld in artikel 17, § 1, tweede lid, §§ 2<br />

en 3, en in artikel 22, § 2, tweede lid, en § 3, van het Wetboek, is het toe te passen<br />

tarief evenwel het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting<br />

opeisbaar wordt.<br />

Verder <strong>be</strong>paalt artikel 38, § 2, van het Wetboek, dat het voor invoer van goederen toe<br />

te passen tarief het tarief is dat van kracht is op het tijdstip waarop het <strong>be</strong>lastbare feit<br />

plaatsvindt. In de gevallen <strong>be</strong>doeld in artikel 24, § 2, van het Wetboek is het<br />

toepasselijk tarief bij invoer echter het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop<br />

de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

Artikel 38, § 3, <strong>be</strong>paalt dat, wanneer de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt op een tijdstip dat<br />

niet samenvalt met dit van het <strong>be</strong>lastbare feit, de Koning bij een tussenliggende<br />

tariefwijziging kan <strong>be</strong>palen dat voor de door Hem aan te wijzen leveringen van<br />

goederen, diensten en invoeren van goederen, het uiteindelijk toe te passen tarief het<br />

tarief is dat van kracht is op het tijdstip waarop het <strong>be</strong>lastbare feit plaatsvindt.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 280<br />

Artikel 38, § 4, ten slotte, <strong>be</strong>paalt dat iedere handeling die bijdraagt tot het<br />

vervaardigen, het bouwen, het monteren of het omvormen van een ander goed dan<br />

een uit zijn aard onroerend goed, aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen is naar het tarief dat<br />

geldt voor het goed <strong>be</strong>schouwd in de staat waarin het verkeert na de uitvoering van<br />

de handeling.<br />

Anderzijds is overeenkomstig artikel 38bis van het Wetboek het voor de<br />

intracommunautaire verwerving toe te passen tarief, het tarief dat in het binnenland<br />

voor de levering van eenzelfde goed van kracht is op het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting<br />

opeisbaar wordt.<br />

140/2. Uitvoeringsmaatregelen.<br />

A. Structuur.<br />

Ter uitvoering van het genoemde artikel 37, stelt het KB nr. 20, van 20 juli 1970<br />

(<strong>be</strong>krachtigd door de wet van, 27 mei 1971, Belgisch Staatsblad van 20 okto<strong>be</strong>r<br />

1971), de tarieven van de btw vast en deelt de goederen en de diensten bij die<br />

tarieven in.<br />

Krachtens artikel 1 van het KB nr. 20 <strong>be</strong>draagt het normale tarief van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde voor goederen en diensten <strong>be</strong>doeld in het Wetboek<br />

21 % (z. nummer 144/1, hierna).<br />

In afwijking van het eerste lid wordt de <strong>be</strong>lasting geheven tegen het verlaagd tarief<br />

van:<br />

a) 6 % voor de goederen en diensten opgenomen in ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij dit<br />

<strong>be</strong>sluit. Dit verlaagd tarief mag evenwel niet toegepast worden als de diensten<br />

<strong>be</strong>doeld in ta<strong>be</strong>l A bijkomstig deel uitmaken van een complexe overeenkomst<br />

die hoofdzakelijk andere diensten tot voorwerp heeft (z. nummer 141, hierna);<br />

b) 12 % voor de goederen en diensten opgenomen in ta<strong>be</strong>l B van de bijlage bij dit<br />

<strong>be</strong>sluit (z. nummer 142, hierna).<br />

In de nummers 141 tot 148/4 hierna vindt men de lijst van de goederen en diensten<br />

onderworpen aan de verschillende tarieven en een toelichting op enkele <strong>be</strong>langrijke<br />

punten inzake tarifering.<br />

(1 februari 2012)


B. Historiek<br />

Het KB nr. 20 werd gewijzigd:<br />

(1 februari 2012)<br />

281 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

1) door de KB van 29 decem<strong>be</strong>r 1970, 25 maart 1971, 21 decem<strong>be</strong>r 1971,<br />

7 decem<strong>be</strong>r 1972 en 22 decem<strong>be</strong>r 1973 die tot 31 decem<strong>be</strong>r 1974 het tarief van<br />

14 % tot 6 % verlaagd heb<strong>be</strong>n ten aanzien van <strong>be</strong>paalde brandstoffen<br />

(steenkool, bruinkool, turf, cokes en halfcokes van die producten);<br />

2) door het KB van 28 okto<strong>be</strong>r 1971 dat de meststoffen aan het tarief van 6 %<br />

onderwerpt;<br />

3) door het KB van 11 augustus 1972 dat dranken die aanvankelijk <strong>be</strong>doeld waren<br />

in rubriek XI van ta<strong>be</strong>l A onderwerpt aan het tarief van 14 %;<br />

4) door het KB van 31 juli 1974, dat, voor de periode van 1 augustus 1974 tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1974, onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, ten gunste van landbouwondernemers,<br />

het tarief heeft verlaagd tot 6 % op:<br />

- bodemver<strong>be</strong>terende middelen voor landbouwgebruik;<br />

- bindtouw voor landbouwgebruik;<br />

- tanks voor de <strong>be</strong>waring van melk, met koelinrichting;<br />

en tot 14 %, het tarief dat toepasselijk is op fytofarmaceutische producten voor<br />

landbouwgebruik;<br />

5) door het KB van 26 septem<strong>be</strong>r 1974 dat aan het tarief van 6 % onderwerpt:<br />

- aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen in vloeibare toestand,<br />

<strong>be</strong>stemd voor het aandrijven van motoren van voertuigen die op de<br />

openbare weg rijden;<br />

- lichte aardoliën en lichte oliën uit bitumineuze mineralen niet <strong>be</strong>stemd<br />

voor industrieel gebruik;<br />

- gasolie <strong>be</strong>stemd voor het aandrijven van motoren van voertuigen die op<br />

de openbare weg rijden, andere dan landbouwmachines en landbouwtractors<br />

of bosbouwtractors;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 282<br />

6) door het KB van 29 okto<strong>be</strong>r 1974 dat het tarief van 6 % uitbreidt tot alle<br />

aardoliën en oliën uit bitumineuze mineralen, met uitzondering van de<br />

smeeroliën, dat de tariefvermindering op steenkool en aanverwante producten<br />

definitief maakt (z. 1 hierboven), en dat warmte, koude en stoom,<br />

oorspronkelijk <strong>be</strong>doeld in rubriek I van ta<strong>be</strong>l B, en petroleumcokes aan het<br />

tarief van 6 % onderwerpt;<br />

7) door het KB van 21 novem<strong>be</strong>r 1974 dat het tarief opnieuw verhoogt ditmaal tot<br />

14 % op gasolie <strong>be</strong>stemd voor het aandrijven van motoren van voertuigen die<br />

op de openbare weg rijden, andere dan landbouwmachines en landbouwtractors<br />

of bosbouwtractors, namelijk de gasolie waarvoor het tarief tot 6 % werd<br />

verminderd bij KB van 26 septem<strong>be</strong>r 1974;<br />

8) door het KB van 20 januari 1975 dat het tarief van 6 % uitbreidt tot een nieuw<br />

aantal artikelen, klaarblijkelijk <strong>be</strong>stemd voor gehandicapten, en dat enerzijds<br />

de dierlijke producten gebruikt voor de voortplanting en anderzijds het<br />

onderhouds- en herstellingswerk aan goederen onderworpen aan het tarief van<br />

6 %, en de <strong>be</strong>nodigdheden, onderdelen en toe<strong>be</strong>horen gebruikt bij de uitvoering<br />

van die werken, onderwerpt aan het tarief van 6 %;<br />

9) door het KB van 25 maart 1977 dat het tarief verhoogt:<br />

(1 februari 2012)<br />

- van 6 tot 14 % voor de motorbrandstoffen, de persoonsverzorging en de<br />

dienstverrichtingen van de horecasector;<br />

- van 6 tot 18 % voor originele kunstwerken, voorwerpen voor verzamelingen<br />

en antiquiteiten;<br />

- van 6 tot 25 % voor kaviaar en kaviaarsurrogaten;<br />

- van 14 tot 25 % voor de gegiste dranken andere dan bier;<br />

- van 18 tot 25 % voor motorfietsen, banden en binnenbanden, fotografie,<br />

diapositieven, ontwikkelen van filmen evenals <strong>be</strong>paalde artikelen van<br />

leder;<br />

10) door het KB van 10 okto<strong>be</strong>r 1977 dat het tarief verhoogt van 6 tot 14 % voor<br />

sigaretten;<br />

11) door het KB van 30 novem<strong>be</strong>r 1977 dat het tarief verhoogt van 6 tot 14 % voor<br />

de diensten van makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs bij personenvervoer en voor de<br />

diensten verstrekt door reisbureaus en toeristische organisaties, in de uitoefening<br />

van hun geregelde werkzaamheid;


(1 februari 2012)<br />

283 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

12) door het KB van 27 decem<strong>be</strong>r 1977 dat het tarief van 14 % en ta<strong>be</strong>l B van de<br />

bijlage opheft, en dat het normale tarief van 18 % herleidt tot 16 %; dat <strong>be</strong>sluit<br />

preciseert eveneens dat het tarief van 6 % niet van toepassing is op diensten<br />

omschreven in ta<strong>be</strong>l A van de bijlage, wanneer die diensten bijkomstig deel<br />

uitmaken van een complexe overeenkomst welke hoofdzakelijk diensten tot<br />

voorwerp heeft die niet zijn <strong>be</strong>doeld in dezelfde ta<strong>be</strong>l;<br />

13) door het KB van 19 april 1978 dat het toe te passen tarief op 6 % <strong>be</strong>paalt voor<br />

de lessen <strong>be</strong>treffende het <strong>be</strong>sturen van motorrijtuigen voor wegverkeer,<br />

alsmede het afnemen van examens voor het <strong>be</strong>komen van een rij<strong>be</strong>wijs;<br />

14) door het KB van 19 juli 1978 dat het toe te passen tarief voor sigaretten<br />

terugbrengt op 6 %;<br />

15) door het KB van 27 juni 1980 dat het toe te passen tarief verhoogt:<br />

- van 6 tot 16 % voor de toekenning van het recht gebruik te maken van<br />

automatische ontspanningstoestellen, evenals voor de ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

van roerende goederen, zelfs indien deze ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op ontspanningstoestellen (al dan niet automatisch), of<br />

zelfs wanneer ze plaatsheeft in inrichtingen voor cultuur, sport of<br />

vermaak;<br />

- van 6 tot 16 % voor margarine;<br />

- van 6 tot 25 % voor langoesten, zeekreeften, krab<strong>be</strong>n, rivierkreeften en<br />

oesters, vers (zowel levend als dood), gekookt in water, gekoeld,<br />

<strong>be</strong>vroren, gedroogd, gezouten, gepekeld, ook indien ontdaan van de<br />

schaal of de schelp; <strong>be</strong>reidingen en gebruiksklare gerechten van langoesten,<br />

zeekreeften, krab<strong>be</strong>n, rivierkreeften en oesters, in de schaal of de<br />

schelp, al dan niet in gehele staat;<br />

16) door het KB van 26 septem<strong>be</strong>r 1980. Dit <strong>be</strong>sluit brengt het toe te passen tarief<br />

van 6 op 16 % voor:<br />

- aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen, gasvormige dan wel<br />

vloeibare, die niet <strong>be</strong>stemd zijn voor het aandrijven van motoren van<br />

voertuigen die op de openbare weg rijden;<br />

- lichtgas, generatorgas, watergas en dergelijke gassen;<br />

- warmte, koude en stoom;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 284<br />

(1 februari 2012)<br />

- de nagenoemde aardoliën en oliën uit bitumineuze mineralen:<br />

- de ruwe oliën; de halfzware oliën, die niet zijn <strong>be</strong>stemd voor het<br />

aandrijven van motoren; <strong>be</strong>paalde soorten zware oliën zoals: zware<br />

stookolie, lichte stookolie, evenals de gasolie voor de verwarming;<br />

- gasolie gebruikt als motorbrandstof voor landbouwmachines of -tractors<br />

of voor bosbouwtractors of -machines.<br />

Door dit <strong>be</strong>sluit wordt het tarief van 6 op 25 % gebracht voor halfzware<br />

aardoliën en halfzware oliën uit bitumineuze mineralen, <strong>be</strong>stemd voor het<br />

aandrijven van motoren.<br />

Bovendien brengt dit <strong>be</strong>sluit het tarief van 16 op 25 % voor:<br />

- vloeibaar aardgas en andere vloeibare koolwaterstofgassen <strong>be</strong>stemd voor<br />

het aandrijven van motoren van voertuigen die op de openbare weg<br />

rijden;<br />

- lichte aardoliën en lichte oliën uit bitumineuze mineralen, <strong>be</strong>stemd voor<br />

het aandrijven van motoren en die, uit dien hoofde, onderworpen zijn aan<br />

de accijns en de bijzondere accijns;<br />

- gasolie <strong>be</strong>stemd voor het aandrijven van motoren van voertuigen die op<br />

de openbare weg rijden, andere dan landbouwmachines of -tractors of<br />

bosbouwmachines of -tractors, en die, uit dien hoofde, onderworpen zijn<br />

aan de accijns en de bijzondere accijns;<br />

17) door het KB van 29 septem<strong>be</strong>r 1980 dat het toe te passen tarief van 6 op 16 %<br />

brengt voor sigaren en cigarillo's;<br />

18) door het KB van 10 novem<strong>be</strong>r 1980 dat het tarief van 25 % herleidt tot 16 %<br />

voor haarwasmiddelen;<br />

19) door het KB van 19 juni 1981 dat het normale btw-tarief van 16 op 17 %<br />

brengt.<br />

Dit <strong>be</strong>sluit:<br />

- <strong>be</strong>vestigt dat het tarief van 6 % enkel van toepassing is op paarden van de<br />

rassen die gewoonlijk als trekpaard, zwaar of halfzwaar, worden<br />

gebruikt, evenals op paarden verkocht of ingevoerd om te worden<br />

geslacht en dit zonder onderscheid van ras;


(1 februari 2012)<br />

285 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

- preciseert dat het verminderde tarief van toepassing is op zout <strong>be</strong>stemd<br />

voor menselijke consumptie;<br />

- <strong>be</strong>paalt dat van het tarief van 6 % zijn uitgesloten, alle diensten met<br />

<strong>be</strong>trekking tot dieren die niet zijn onderworpen aan het tarief van 6 %;<br />

- breidt de toepassing van het tarief van 6 %, dat tot op heden alleen gold<br />

voor het sociaal toerisme, uit tot de ganse hotelsector, doch slechts voor<br />

het verschaffen van gemeu<strong>be</strong>ld logies, met of zonder ontbijt. Het tarief<br />

van 6 % is eveneens van toepassing op de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van<br />

plaats door de exploitant van een kampeerterrein;<br />

- <strong>be</strong>last op een uniforme wijze tegen het tarief van 25 % alle luchtvaartuigen,<br />

ongeacht of ze zwaarder of lichter zijn dan de lucht en<br />

ongeacht of ze al dan niet zijn uitgerust met een motor.<br />

Daarenboven brengt dit <strong>be</strong>sluit het toe te passen tarief van 16 op 25 % voor:<br />

- kunstbloemen, bloemen en loofwerk die een <strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>handeling<br />

heb<strong>be</strong>n ondergaan;<br />

- video-apparatuur; toestellen voor radioverbinding voor radioamateurs,<br />

voor radiotelefonische <strong>be</strong>richtenwisseling "C.B." en voor toestellen voor<br />

afstands<strong>be</strong>diening van verkleinde modellen; toestellen, delen, onderdelen<br />

en toe<strong>be</strong>horen die in of tesamen met de toestellen onderworpen aan het<br />

tarief van 25 % worden gebruikt; grammofoonplaten en magnetische<br />

banden voor de toestellen onderworpen aan het tarief van 25 %;<br />

- vruchtensappen en groentensappen;<br />

20) door het KB van 29 juli 1981, dat aan het tarief van 25 % onderwerpt, <strong>be</strong>paalde<br />

diensten waaraan het karakter van weelde wordt toegekend, en dat het tarief op<br />

6 % <strong>be</strong>paalt voor goud dat normaal als <strong>be</strong>leggingsobject wordt gebruikt.<br />

Dit <strong>be</strong>sluit herleidt het tarief van 25 % op 17 % voor herdenkingsmedailles van<br />

edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen die niet als<br />

bijouterie zijn gemonteerd.<br />

Daarenboven brengt dit <strong>be</strong>sluit het toe te passen tarief van 17 op 25 % voor:<br />

- persoonsverzorging;<br />

- verhuur van personenauto's, auto's voor dub<strong>be</strong>l gebruik en minibussen;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 286<br />

21) door het KB nr. 1, van 15 februari 1982, dat, teneinde de activiteiten in de<br />

privé-woningbouwsector te stimuleren, voor de periode van 1 maart 1982 tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1983, onder wel<strong>be</strong>paalde voorwaarden, het btw-tarief verlaagt<br />

van 17 tot 6 % voor <strong>be</strong>paalde onroerende handelingen met <strong>be</strong>trekking tot<br />

woningen hoofdzakelijk gebruikt of <strong>be</strong>stemd om te worden gebruikt als privéwoning,<br />

en die worden verstrekt en gefactureerd aan een eindverbruiker.<br />

(1 februari 2012)<br />

Deze tariefverlagingen zijn het voorwerp van de tijdelijke <strong>be</strong>paling nr. 1, welke<br />

artikel 1 van het KB nr. 20 aanvult;<br />

22) door het KB nr. 9, van 15 februari 1982, dat het goud, dat normaal als<br />

<strong>be</strong>leggingsobject wordt gebruikt, uitsluit van het tarief van 6 % en dit goud<br />

onderwerpt aan het tarief van 1 %;<br />

23) door het KB van 12 maart 1982, dat het toe te passen tarief voor sigaren en<br />

cigarillo's terugbrengt op 6 %;<br />

24) door het KB van 29 septem<strong>be</strong>r 1982, dat, onder wel<strong>be</strong>paalde voorwaarden,<br />

verscheidene tijdelijke tariefverlagingen inzake btw doorvoert ten voordele van<br />

de landbouwondernemers. Deze verlagingen van het tarief tot 6 % zijn het<br />

voorwerp van de volgende vier tijdelijke <strong>be</strong>palingen, genummerd van 2 tot 5,<br />

welke artikel 1 van het KB nr. 20 aanvullen:<br />

1° tijdelijke <strong>be</strong>paling nr. 2 (geldt voor de periode van 1 okto<strong>be</strong>r 1982 tot<br />

30 juni 1983): brandstoffen door een landbouwondernemer gebruikt voor<br />

de verwarming ter <strong>be</strong>vordering van het groei- en rijpingsproces van<br />

tuinbouwproducten afkomstig van zijn onderneming;<br />

2° tijdelijke <strong>be</strong>paling nr. 3 (geldt voor de periode van 1 okto<strong>be</strong>r 1982 tot 31<br />

decem<strong>be</strong>r 1983): <strong>be</strong>paalde onroerende handelingen met <strong>be</strong>trekking tot<br />

gebouwen gebruikt of <strong>be</strong>stemd om te worden gebruikt ten <strong>be</strong>hoeve van<br />

een landbouwonderneming en die worden verstrekt en gefactureerd aan<br />

een persoon die een zakelijk recht of een recht van genot <strong>be</strong>zit, verkrijgt<br />

of verleent op die gebouwen;<br />

3° tijdelijke <strong>be</strong>paling nr. 4 (geldt voor de periode van 1 okto<strong>be</strong>r 1982 tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1983):<br />

- bodemver<strong>be</strong>terende middelen voor landbouwgebruik;<br />

- bindtouw voor landbouwgebruik;


(1 februari 2012)<br />

287 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

- banden voor landbouwtractors daaronder niet <strong>be</strong>grepen banden<br />

voor bosbouwtractors en motoculteurs;<br />

- melkkoeltanks en de daarbij <strong>be</strong>horende warmterecuperatoren;<br />

4° tijdelijke <strong>be</strong>paling nr. 5 (geldt voor de periode van 1 okto<strong>be</strong>r 1982 tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1983): diensten met <strong>be</strong>trekking tot het houden van een<br />

<strong>be</strong>drijfseconomische boekhouding, verstrekt door land- of tuinbouwverenigingen<br />

of andere inrichtingen erkend door de Minister van Landbouw;<br />

25) door het KB van 16 novem<strong>be</strong>r 1982 dat het normale btw-tarief van 17 op 19 %<br />

brengt.<br />

Dit <strong>be</strong>sluit:<br />

- neemt in de bijlage bij het KB nr. 20 een nieuwe ta<strong>be</strong>l B op, waarvan de<br />

goederen en diensten onderworpen blijven of worden aan het tarief van<br />

17 %.<br />

Beoogd worden:<br />

- het verschaffen van spijzen of dranken om ter plaatse te worden<br />

verbruikt;<br />

- nieuwe gebouwen en een zeker aantal, duidelijk omschreven,<br />

handelingen met <strong>be</strong>trekking tot een onroerend goed;<br />

- brandstoffen en energie;<br />

- originele kunstwerken, voorwerpen voor verzamelingen, postzegels en<br />

antiquiteiten;<br />

- schoeisel;<br />

- reiniging, onderhoud en herstelling van kleding;<br />

- onderwerpt de goederen te koop aangeboden als voedsel voor honden,<br />

katten en andere troeteldiertjes aan het normale tarief van 19 %.<br />

Bovendien brengt dit <strong>be</strong>sluit het toe te passen tarief van 17 op 25 % voor:<br />

- fancy-bijouterie en fancy-juwelen;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 288<br />

(1 februari 2012)<br />

- zakhorloges, polshorloges en dergelijke toestellen, welke ook de samenstelling<br />

van hun kast is;<br />

- <strong>be</strong>paalde verkleinde modellen en toestellen voor afstands<strong>be</strong>diening;<br />

- toestellen <strong>be</strong>stemd om te worden gebruikt met <strong>be</strong>hulp van een televisieontvangtoestel<br />

en de geprogrammeerde videocassettes voor die spellen<br />

alsmede elektronische spellen en speelgoed;<br />

- reisartikelen, marokijnwerk en foedraalwerk.<br />

Tenslotte onderwerpt dit <strong>be</strong>sluit voortaan ook aan het tarief van 25 %<br />

- elektromechanische en elektrothermische machines, apparaten en<br />

toestellen van de soorten welke gewoonlijk voor huishoudelijk gebruik<br />

ge<strong>be</strong>zigd worden;<br />

- elektrische verwarmde dekens, kussens, voetzakken en dergelijke<br />

artikelen;<br />

- alle soorten van elektrische scheerapparaten;<br />

- elektrothermische toestellen voor haar<strong>be</strong>handeling;<br />

- elektrische strijkijzers en strijkmachines;<br />

- koelkasten, diepvrieskasten, diepvrieskisten, vaatwasmachines, wasmachines,<br />

centrifuges daaronder <strong>be</strong>grepen, en linnendroogkasten;<br />

- naaimachines en breimachines;<br />

- heetwatertoestellen, elektrische dompelaars, kookplaten, fornuizen, ovens<br />

en dergelijke toestellen, van de soorten welke gewoonlijk in keukens<br />

worden gebruikt;<br />

- ventilators, luchtverversers, lucht<strong>be</strong>vochtigers en dergelijke losse<br />

toestellen;<br />

- zonnebanken, zonnelampen en dergelijke apparaten om kunstmatig te<br />

zonnen;


(1 februari 2012)<br />

289 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

- gazonmaaimachines, ongeacht de gebruikte energiebron, met uitsluiting<br />

evenwel van diegene waarvan het maaimechanisme uitsluitend op<br />

menselijke kracht werkt;<br />

- handgereedschap en handgereedschapswerktuigen, met ingebouwde<br />

motor;<br />

- hulpwerktuigen en verwisselbare toe<strong>be</strong>horen van de hierboven <strong>be</strong>doelde<br />

machines, apparaten en toestellen;<br />

- verrichtingen van radio- en televisiedistributie<strong>be</strong>drijven;<br />

26) door het KB van 23 decem<strong>be</strong>r 1983 dat, ten einde de activiteit in de onroerende<br />

sector te stimuleren:<br />

- voor de periode van 1 januari 1984 tot 31 decem<strong>be</strong>r 1985, onder<br />

wel<strong>be</strong>paalde voorwaarden het btw-tarief verlaagt van 17 tot 6 % voor<br />

<strong>be</strong>paalde onroerende handelingen met <strong>be</strong>trekking tot woningen hoofdzakelijk<br />

gebruikt of <strong>be</strong>stemd om te worden gebruikt als privé-woning, en<br />

die worden verstrekt en gefactureerd aan een eindverbruiker in de zin van<br />

deze <strong>be</strong>paling;<br />

- voor de hierboven genoemde handelingen met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

woningen gebruikt of <strong>be</strong>stemd om te worden gebruikt voor de huisvesting<br />

van <strong>be</strong>jaarden, gehandicapten, leerlingen en studenten, voortaan<br />

de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke personen als zulk een eindverbruiker<br />

<strong>be</strong>schouwt wanneer ze <strong>be</strong>heren:<br />

1° verblijfsinrichtingen voor <strong>be</strong>jaarden in de zin van artikel 1, eerste lid, van<br />

de wet van 12 juli 1966 op de rustoorden voor <strong>be</strong>jaarden;<br />

2° instellingen welke, met een internaatstelsel, op duurzame wijze<br />

gehandicapten opnemen die een tegemoetkoming van het Fonds voor<br />

medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten genieten;<br />

3° internaten die zijn toegevoegd aan scholen of universiteiten of die ervan<br />

afhangen.<br />

Deze tariefverlaging is het voorwerp van de tijdelijke <strong>be</strong>paling welke artikel 1<br />

van het KB nr. 20 aanvult;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 290<br />

27) door het KB van 29 decem<strong>be</strong>r 1983, waarvan de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 tot<br />

voorwerp heb<strong>be</strong>n:<br />

(1 februari 2012)<br />

- de verlaging van het btw-tarief van 17 tot 6 % voor originele kunstwerken,<br />

voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten;<br />

- de wijziging van de gunstregeling ten voordele van <strong>be</strong>paalde categorieën<br />

van invaliden en gehandicapten met <strong>be</strong>trekking tot de verkrijging of<br />

invoer en het gebruik van een personenauto die uitsluitend dient als<br />

persoonlijk vervoermiddel van deze personen, teneinde de toepassing van<br />

deze regeling evenwichtiger en rechtvaardiger te maken;<br />

- het eenvormig maken van de toepassing van het tarief van 6 %:<br />

1° op invalidenwagens en ziekenwagens, ook indien met motor of<br />

ander voort<strong>be</strong>wegingsmechanisme;<br />

2° op onderdelen en toe<strong>be</strong>horen voor deze wagens;<br />

28) door het KB van 16 septem<strong>be</strong>r 1985 dat de maatregel waarvan sprake is onder<br />

nummer 26 verlengt tot 30 april 1986;<br />

29) door het KB van 23 april 1986 dat de maatregel waarvan sprake is onder<br />

nummer 26 verlengt tot 31 juli 1986;<br />

30) door het KB van 18 juli 1986 dat, ter vervanging van de tijdelijke maatregel<br />

waarvan sprake in de nrs. 26, 28 en 29 hierboven, de toepassing van het<br />

verlaagd tarief van 6 % in de privé-woning sector, voor <strong>be</strong>paalde onroerende<br />

handelingen onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden verder toestaat;<br />

31) door het KB van 20 decem<strong>be</strong>r 1989 dat het toe te passen tarief op ongegiste<br />

fruit- en groentensappen van 25 % terugbrengt op 19 %;<br />

32) door het KB van 25 april 1990 dat tot voorwerp heeft:<br />

1° het doorvoeren van <strong>be</strong>paalde wijzigingen die een "opfrissing" zijn van<br />

sommige teksten van de bijlage bij het KB nr. 20 en het verduidelijken<br />

van <strong>be</strong>paalde formuleringen van die bijlage die het voorwerp waren van<br />

<strong>be</strong>twistingen;


(1 februari 2012)<br />

291 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

2° het terugbrengen van 19 % tot 17 % (of 6 % onder de voorwaarden<br />

<strong>be</strong>doeld in rubriek XXXI van ta<strong>be</strong>l A) van het tarief toepasselijk op de<br />

levering met aanhechting aan een gebouw van op<strong>be</strong>rgkasten in een<br />

badkamer, alsmede het aanhechten, het plaatsen, het herstellen, het<br />

onderhouden en het reinigen van die op<strong>be</strong>rgkasten;<br />

33) door het KB van 17 maart 1992 dat het aantal en het niveau van de btwtarieven<br />

heeft aangepast en geherstructureerd overeenkomstig de Europese<br />

<strong>be</strong>slissingen.<br />

Dit KB:<br />

- sluit van het tarief van 6 % uit:<br />

- tabak;<br />

- steenkool;<br />

- zeep en wasmiddelen;<br />

- lessen <strong>be</strong>treffende het <strong>be</strong>sturen van motorvoertuigen;<br />

- onderhoud en herstellingen van schoeisel.<br />

- stelt een tweede verlaagd tarief van 12 % in voor:<br />

- tabak;<br />

- meststoffen op basis van secundaire elementen;<br />

- producten van de fytofarmacie;<br />

- wegwerpbroekluiers en -inlegluiers voor personen die lijden aan<br />

incontinentie;<br />

- insulinespuiten;<br />

- margarine;<br />

- banden en binnenbanden voor wielen van landbouwmachines en -<br />

tractors;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 292<br />

(1 februari 2012)<br />

- <strong>be</strong>taaltelevisie;<br />

- sociale huisvesting (in <strong>be</strong>paalde gevallen).<br />

- heft de tarieven van 17 % en 25 % op;<br />

34) door het KB van 28 maart 1992 dat steenkool onderwerpt aan het tarief van<br />

12 %;<br />

35) door het KB van 29 juni 1992 dat voor de toepassing van de verlaagde tarieven<br />

van 6 % en 12 % de opvangtehuizen die in dag - en nachtverblijf thuislozen en<br />

personen in moeilijkheden huisvesten en die erkend zijn door de <strong>be</strong>voegde<br />

overheid eveneens aanmerkt als eindverbruiker;<br />

36) door het KB van 30 septem<strong>be</strong>r 1992 dat, onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, de<br />

toepassing van het tarief van 6 % uitbreidt tot werk in onroerende staat en<br />

ermee gelijkgestelde handelingen met <strong>be</strong>trekking tot:<br />

- privé-woningen voor gehandicapten, sinds minder dan twintig jaar in<br />

gebruik genomen;<br />

- instellingen voor gehandicapten, sinds minder dan twintig jaar in gebruik<br />

genomen;<br />

37) door het KB van 29 decem<strong>be</strong>r 1992, dat het KB nr. 20 heeft aangepast aan de<br />

Richtlijn 92/77/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van<br />

19 okto<strong>be</strong>r 1992, inzake de onderlinge aanpassing van de btw-tarieven.<br />

Dit KB:<br />

- onderwerpt condomen aan het tarief van 6 %;<br />

- sluit van het tarief van 6 % uit:<br />

- ertsen, schroot en afvallen van werken;<br />

- reclamedrukwerk;<br />

- courantenpapier;<br />

- textielstoffen; lompen en vodden.


(1 februari 2012)<br />

293 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

Vlas en niet gekaarde en niet gekamde wol worden echter vanaf<br />

1 januari 1993 opgenomen in respectievelijk rubriek VII,<br />

nummer 14 en rubriek XII, nummer 10, van ta<strong>be</strong>l A, zodat deze<br />

producten onderworpen blijven aan het tarief van 6 %;<br />

- onderhouds- en herstellingswerken van goederen<br />

onderworpen aan het tarief van 6 % met uitzondering van<br />

personenauto's voor invaliden, orthopedische toestellen en<br />

hulpmiddelen voor gehandicapten;<br />

- het organiseren van voordrachten, concerten, voorstellingen<br />

en vermakelijkheden, het verstrekken van diensten door<br />

exploitanten van vestiaires en van toiletten;<br />

- het adverteren van overlijdens<strong>be</strong>richten. Het adverteren van<br />

overlijdens<strong>be</strong>richten gefactureerd door een <strong>be</strong>grafenisondernemer<br />

kan echter als dienst die gewoonlijk door een<br />

<strong>be</strong>grafenisondernemer wordt verstrekt in de normale uitoefening<br />

van zijn <strong>be</strong>roepswerkzaamheid het tarief van 6 %<br />

blijven genieten;<br />

- sluit tabak uit van de toepassing van het tarief van 12 %<br />

Tabak wordt bijgevolg onderworpen aan het tarief van<br />

19,5 %;<br />

- onderwerpt meststoffen op basis van secundaire elementen<br />

aan hetzelfde tarief als de andere meststoffen, met name 6 %.<br />

38) door het KB van 24 juni 1993 dat het toe te passen tarief op 6 % <strong>be</strong>paalt voor:<br />

- wegwerpbroekluiers en -inlegluiers voor volwassen personen die lijden<br />

aan incontinentie;<br />

- insulinespuiten;<br />

39) door het KB van 21 decem<strong>be</strong>r 1993 dat:<br />

- het normaal tarief van 19,5 % op 20,5 % brengt;<br />

- aan de verlaagde tarieven van 6 of 12 % onderwerpt, de onroerende<br />

financieringshuur of onroerende leasing als <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 2°,<br />

b van het Wetboek die <strong>be</strong>trekking heeft op <strong>be</strong>paalde woningscomplexen<br />

en gebouwen <strong>be</strong>stemd voor sociale huisvesting;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 294<br />

40) door het KB van 23 decem<strong>be</strong>r 1994 dat rubriek XXI van ta<strong>be</strong>l A van de bijlage<br />

bij het KB nr. 20 aanpast aan de wijzigingen in het kader van de omzetting naar<br />

Belgisch recht van de Richtlijn 94/5/EG van de Raad van de Europese Unie<br />

van 14 februari 1994 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging van Richtlijn 77/388/<br />

EEG - Bijzondere regeling voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen<br />

voor verzamelingen en antiquiteiten;<br />

41) door het KB van 20 okto<strong>be</strong>r 1995 dat<br />

(1 februari 2012)<br />

- het normale btw-tarief verhoogt van 20,5 % naar 21 %;<br />

- de termijn van ingebruikneming van de woning voorzien in ta<strong>be</strong>l A,<br />

rubriek XXXI, § 1, 3°, van 20 naar 15 jaar brengt;<br />

42) door het KB van 1 decem<strong>be</strong>r 1995 dat<br />

- gedurende de periode van 1 januari 1996 tot 31 decem<strong>be</strong>r 1997 het tarief<br />

van 12 % naar 6 % verlaagt voor de handelingen <strong>be</strong>doeld in ta<strong>be</strong>l B,<br />

rubriek X, § 1.<br />

Deze tariefverlaging maakt het voorwerp uit van de tijdelijke <strong>be</strong>paling<br />

van artikel 1ter van het KB nr. 20;<br />

- voor de periode van 1 januari 1996 tot 31 decem<strong>be</strong>r 1997 onder <strong>be</strong>paalde<br />

voorwaarden een gunstregeling invoert in de sector van de sociale privéwoningen;<br />

Deze gunstregeling maakt het voorwerp uit van de tijdelijke <strong>be</strong>paling van<br />

artikel 1quater van het KB nr. 20;<br />

43) door het KB van 27 septem<strong>be</strong>r 1996 dat:<br />

- de woorden "de basse-cour", voorkomend in de Franse test van ta<strong>be</strong>l A,<br />

rubriek I, cijfer 2, schrapt;<br />

- de producten van de sierteelt en bloementeelt aan het btw-tarief van 6 %<br />

onderwerpt;<br />

44) door de wet van 20 januari 1998, welke de <strong>be</strong>palingen van het KB waarvan<br />

sprake is onder nummer 42 onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden verlengt tot 30 juni<br />

1998;


45) door het KB van 25 maart 1998 dat:<br />

(1 februari 2012)<br />

295 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

het btw-tarief van <strong>be</strong>paalde hulpmiddelen voor chronische zieken verlaagd tot<br />

6 %, alsmede de verhuur ervan.<br />

Er wordt opgemerkt dat <strong>be</strong>paalde van deze goederen reeds het verlaagd tarief<br />

genoten op grond van de <strong>be</strong>palingen van rubriek XXIII, van ta<strong>be</strong>l A;<br />

46) door het KB van 30 maart 1998 dat:<br />

- het opschrift van rubriek XXVIII, vervangt door "Inrichtingen voor<br />

cultuur, sport en vermaak";<br />

- de <strong>be</strong>palingen van rubriek XXIX uitbreidt;<br />

47) door het KB van 5 okto<strong>be</strong>r 1998 dat:<br />

- bloedafnamezakken die anticoagulantia <strong>be</strong>vatten, botcement dat<br />

antibiotica met een bijkomende activiteit ten opzichte van het hulpmiddel<br />

<strong>be</strong>vat en steriele visco-elastische substanties uitsluitend <strong>be</strong>stemd voor<br />

humane of veterinaire medische of chirurgische doeleinden opneemt<br />

onder rubriek XVII met ingang vanaf 15 okto<strong>be</strong>r 1998;<br />

- het woord "Sacharometers" in rubriek XXIII, cijfer 8, vervangt door de<br />

woorden "Glucosemeters en toe<strong>be</strong>horen";<br />

- de woorden "cijfers 2 en 3" in rubriek XXVI, eerste lid vervangt door de<br />

woorden "cijfers 2 tot en met 8";<br />

48) door het KB van 26 april 1999 dat:<br />

- de woorden "en personen in moeilijkheden" in ta<strong>be</strong>l B, rubriek X, § 1, A,<br />

d), vervangt door de woorden "personen in moeilijkheden, personen met<br />

een psychische stoornis, mentaal gehandicapten en psychiatrische<br />

patiënten";<br />

- de <strong>be</strong>palingen van ta<strong>be</strong>l B, rubriek X, § 1, A, d), uitbreidt met 5° en 6°;<br />

49) door de wet van 4 mei 1999 die aan ta<strong>be</strong>l A de rubrieken "XXIIIbis.<br />

Leveringen van goederen door instellingen met sociaal oogmerk." en "XXXV.<br />

Diensten verricht door instellingen met sociaal oogmerk." toevoegt;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 296<br />

50) door het KB van 30 decem<strong>be</strong>r 1999 waarbij artikel 1bis, ingevoegd bij het KB<br />

van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 wordt opgeheven;<br />

51) door het KB van 18 januari 2000 genomen ingevolge de mogelijkheid geboden<br />

door de Richtlijn 1999/85/EG van de Raad van 22 okto<strong>be</strong>r 1999 tot wijziging<br />

van Richtlijn 77/388/EEG om op ar<strong>be</strong>idsintensieve diensten een verlaagd btwtarief<br />

toe te passen, dat vanaf 1 januari 2000 tot en met 31 decem<strong>be</strong>r 2002 het<br />

verlaagd btw-tarief van 6 % invoert ten aanzien van:<br />

(1 februari 2012)<br />

- de renovatie en herstelling van privé-woningen die ten minste vijf jaar<br />

geleden in gebruik werden genomen.<br />

Deze tariefverlaging maakt het voorwerp uit van de vervanging van<br />

artikel 1ter van het KB nr. 20, ingevoegd bij het KB van 1 decem<strong>be</strong>r<br />

1995 en gewijzigd bij de wet van 20 januari 1998, door de tijdelijke<br />

<strong>be</strong>paling van artikel 1bis;<br />

- de herstelling van fietsen, schoeisel, lederwaren, kleding en huishoudlinnen.<br />

Deze tariefverlaging maakt het voorwerp uit van de vervanging van<br />

artikel 1quater van het KB nr. 20, ingevoegd bij het KB van 1 decem<strong>be</strong>r<br />

1995 en gewijzigd bij de wet van 20 januari 1998, door de tijdelijke<br />

<strong>be</strong>paling van artikel 1ter;<br />

52) door het KB van 20 septem<strong>be</strong>r 2000 dat de <strong>be</strong>palingen vervangt van de<br />

rubrieken XXIIIbis en XXXV, waarvan sprake onder nummer 49;<br />

53) door het KB van 19 decem<strong>be</strong>r 2002 dat de tijdelijke <strong>be</strong>palingen van artikel 1bis<br />

en 1ter met een jaar verlengt;<br />

54) door het KB van 27 decem<strong>be</strong>r 2002 dat de uitsluiting van rubriek X, tweede lid<br />

van ta<strong>be</strong>l A <strong>be</strong>perkt;<br />

55) door het KB van 22 april 2003 dat de uitwerkingsdatum van de nieuwe<br />

uitsluiting van rubriek X, tweede lid van ta<strong>be</strong>l A, wijzigt;<br />

56) door het KB van 7 juli 2003 dat de uitwerkingsdatum van de uitsluiting van<br />

rubriek X, tweede lid van ta<strong>be</strong>l A opnieuw wijzigt;<br />

57) door het KB van 11 juli 2003 dat rubriek I, cijfer 1, van ta<strong>be</strong>l A uitbreidt,<br />

rubriek III van ta<strong>be</strong>l A <strong>be</strong>perkt en dat rubriek XVII cijfers 1, 2, 3 en 5 van ta<strong>be</strong>l<br />

A wijzigt;


(1 februari 2012)<br />

297 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

58) door de Programmawet van 22 decem<strong>be</strong>r 2003 dat de uitwerkingsdatum van de<br />

uitsluiting van rubriek X, tweede lid van ta<strong>be</strong>l A opnieuw wijzigt;<br />

59) door het KB van 14 januari 2004 dat de tijdelijke <strong>be</strong>palingen van artikel 1bis<br />

en 1ter met 2 jaar verlengt;<br />

60) door het KB van 24 augustus 2005 dat de <strong>be</strong>palingen van rubriek IX van ta<strong>be</strong>l<br />

B vervangt;<br />

61) door het KB van 19 januari 2006 dat de datum van 31 decem<strong>be</strong>r 2005 voor de<br />

toepassing van de tijdelijke <strong>be</strong>palingen van artikel 1bis en 1ter opheft:<br />

62) door de Programmawet van 27 decem<strong>be</strong>r 2006 die artikel 1 vervangt, artikel<br />

1bis en artikel 1ter <strong>be</strong>perkt tot 2010, rubriek XXXVI en XXXVII in ta<strong>be</strong>l A<br />

invoegt en rubriek X van ta<strong>be</strong>l B wijzigt;<br />

63) door de Programmawet van 27 april 2007 die rubriek XXXVII van ta<strong>be</strong>l A<br />

wijzigt.<br />

64) door het KB van 10 februari 2009 dat de <strong>be</strong>palingen van artikel 1bis, § 2,<br />

rubriek XXXI, § 2 en rubriek XXXVI van ta<strong>be</strong>l A en rubriek X van ta<strong>be</strong>l B<br />

wijzigt en artikel 1quater, artikel 1quinquies en artikel 1sexies invoegt;<br />

65) door het KB van 9 decem<strong>be</strong>r 2009 dat de <strong>be</strong>palingen van artikel 1quater,<br />

artikel 1quinquies en artikel 1sexies wijzigt en rubriek I van ta<strong>be</strong>l B herstelt.<br />

66) door het KB van 2 juni 2010 dat de <strong>be</strong>palingen inzake de geregistreerde<br />

aannemer opheft in artikel 1bis, artikel 1quinquies, rubriek XXXI, rubriek<br />

XXXVI en rubriek XXXVII van ta<strong>be</strong>l A en rubriek X van ta<strong>be</strong>l B en wijzigt<br />

rubriek XXXII en rubriek XXXIII;<br />

67) door het KB van 17 novem<strong>be</strong>r 2010 dat de tijdelijke <strong>be</strong>palingen van<br />

artikel 1bis en artikel 1ter verlengt tot en met 30 juni 2011;<br />

68) door het KB van 19 decem<strong>be</strong>r 2010 dat rubriek XXXII, § 3 en XXXIII, § 3 van<br />

ta<strong>be</strong>l A vervangt;<br />

69) door de Programmawet van 4 juli 2011 dat artikel 1bis en artikel 1ter opheft en<br />

rubriek XXXVIII en rubriek XXXIX in ta<strong>be</strong>l A invoegt;<br />

70) door de Wet van 28 decem<strong>be</strong>r 2011 dat rubriek IX van ta<strong>be</strong>l B opheft.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 298<br />

De KB genoemd onder nrs. 1 tot 13 werden <strong>be</strong>krachtigd door artikel 57 van de wet<br />

van 4 augustus 1978 (Belgisch Staatsblad van 17 augustus 1978).<br />

De KB genoemd onder de nrs. 14 tot 20 en 23 tot 25 werden <strong>be</strong>krachtigd door<br />

artikel 26 van de wet van 11 april 1983 (Belgisch Staatsblad van 16 april 1983).<br />

De KB genoemd onder de nrs. 21 en 22 werden <strong>be</strong>krachtigd door de artikelen 1 en 6<br />

van de wet van 1 juli 1983 (Belgisch Staatsblad van 9 juli 1983).<br />

De KB genoemd onder de nrs. 26 tot 30 werden <strong>be</strong>krachtigd door artikel 194 van de<br />

wet van 30 decem<strong>be</strong>r 1988 (Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989).<br />

De KB genoemd onder de nrs. 31 tot 34 werden <strong>be</strong>krachtigd door artikel 55 van de<br />

wet van 28 juli 1992 (Belgisch Staatsblad van 31 juli 1992).<br />

De KB genoemd onder de nrs. 35 en 36 werden <strong>be</strong>krachtigd door artikel 51 van de<br />

wet van 28 decem<strong>be</strong>r 1992 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 1992).<br />

Het KB genoemd onder nr. 37 werd <strong>be</strong>krachtigd door artikel 84 van de wet van<br />

22 juli 1993 (Belgisch Staatsblad van 26 juli 1993).<br />

De KB genoemd onder de nrs. 38 en 39 werden <strong>be</strong>krachtigd door de artikelen 34 en<br />

35 van de wet van 30 maart 1994 (Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994, tweede<br />

uitgave).<br />

De KB genoemd onder de nrs. 40 tot 43 werden <strong>be</strong>krachtigd door artikel 3 van de<br />

wet van 15 okto<strong>be</strong>r 1998 (Belgisch Staatsblad van 24 novem<strong>be</strong>r 1998).<br />

De KB genoemd onder de nrs. 45 tot en met 48 en 50 tot en met 56 werden<br />

<strong>be</strong>krachtigd door artikel 3 van de Programmawet van 5 augustus 2003 (Belgisch<br />

Staatsblad van 7 augustus 2003, 2 e uitgave).<br />

Het KB genoemd onder nr. 57 werd <strong>be</strong>krachtigd door artikel 303 van de<br />

Programmawet van 22 decem<strong>be</strong>r 2003 (Belgisch Staatsblad van 31 decem<strong>be</strong>r 2003).<br />

De KB genoemd onder de nrs. 59 tot en met 61 werden <strong>be</strong>krachtigd door artikel 60<br />

van de Programmawet van 27 decem<strong>be</strong>r 2006 (Belgisch Staatsblad van 28 decem<strong>be</strong>r<br />

2006, 3 e editie).<br />

Het KB genoemd onder nr. 64 werd <strong>be</strong>krachtigd door artikel 22 van de Economische<br />

Herstelwet van 27 maart 2009 (Belgisch Staatsblad van 7 april 2009).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

299 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

Het KB genoemd onder nr. 65 werd <strong>be</strong>krachtigd door artikel 14 van de wet van<br />

19 mei 2010 (Belgisch Staatsblad van 28 mei 2010, 2 e editie).<br />

OPMERKING<br />

Van 1 decem<strong>be</strong>r 1980 tot 31 maart 1992 waren <strong>be</strong>paalde goederen die onderworpen<br />

waren aan het btw-tarief van 25 %, daarenboven onderhavig aan de aanvullende<br />

weeldetaks. Deze taks werd ingevoerd door het KB van 10 novem<strong>be</strong>r 1980 (Belgisch<br />

Staatsblad van 25 novem<strong>be</strong>r 1980), gewijzigd bij het KB van 11 augustus 1981<br />

(Belgisch Staatsblad van 12 augustus 1981). Zij werd opgeheven door artikel 5 van<br />

het KB van 17 maart 1992 (Belgisch Staatsblad van 19 maart 1992).<br />

141. Goederen en diensten onderworpen aan het tarief van 6 % (ta<strong>be</strong>l A).<br />

A. Goederen.<br />

1° Onroerende goederen<br />

Het tarief van 6 % is, onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, van toepassing op de leveringen<br />

van <strong>be</strong>paalde gebouwen en op de vestiging, de overdracht en wederoverdracht van<br />

zakelijk rechten op die gebouwen.<br />

Voor meer informatie hieromtrent wordt verwezen naar nummer 144/2, hierna.<br />

2° Leveringen van goederen <strong>be</strong>doeld in ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij het KB<br />

nr. 20<br />

I. Levende dieren.<br />

1. Runderen, varkens, schapen, geiten, ezels, muildieren en muilezels; paarden<br />

van de rassen die gewoonlijk als trekpaard, zwaar of halfzwaar, worden<br />

gebruikt; herten; paarden verkocht, intracommunautair verworven of ingevoerd<br />

om te worden geslacht.<br />

Het normale tarief (21 %) is dus van toepassing, zonder enige mogelijkheid tot<br />

<strong>be</strong>twisting, op paarden van rassen die gewoonlijk worden gebruikt als rijpaard<br />

(volbloeden, halfbloeden waaronder de lichte trekpaarden, pony's), zelfs<br />

wanneer die paarden in feite nooit worden <strong>be</strong>reden omdat zij <strong>be</strong>stemd zijn om<br />

als fokmerrie of fokhengst of als draver te worden gebruikt.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 300<br />

2. Pluimvee, tamme duiven, tamme konijnen.<br />

II. Vlees en slachtafvallen.<br />

1. Vlees en eetbare slachtafvallen van alle soorten, ook indien <strong>be</strong>reid of<br />

verduurzaamd.<br />

2. Darmen, blazen en magen, van dieren, in hun geheel of in stukken.<br />

III. Vis, schaal-, schelp- en weekdieren.<br />

(1 februari 2012)<br />

Vis-, schaal-, schelp- en weekdieren voor menselijke consumptie, ook indien<br />

<strong>be</strong>reid of verduurzaamd, met uitzondering van:<br />

a) kaviaar en kaviaarsurrogaten;<br />

b) langoesten, zeekreeften, krab<strong>be</strong>n, rivierkreeften en oesters, vers (zowel<br />

levend als dood), gekookt in water, gekoeld, <strong>be</strong>vroren, gedroogd,<br />

gezouten, gepekeld, ook indien zij ontdaan zijn van de schaal of de<br />

schelp;<br />

c) <strong>be</strong>reidingen en gebruiksklare gerechten van langoesten, zeekreeften,<br />

krab<strong>be</strong>n, rivierkreeften en oesters, in de schaal of de schelp, al dan niet in<br />

gehele staat.<br />

Blijven onderworpen aan het tarief van 6 % de producten <strong>be</strong>doeld onder letter<br />

b die, ontdaan van de schaal of de schelp (het vlees), een andere <strong>be</strong>handeling<br />

heb<strong>be</strong>n ondergaan dan gekookt in water (of gestoomd), gekoeld, <strong>be</strong>vroren,<br />

gedroogd, gezouten of gepekeld.<br />

Bijvoor<strong>be</strong>eld: producten ingemaakt in azijn of in wijn en kruiden; in blik<br />

gepasteuriseerd of gesteriliseerd vlees van langoesten, zeekreeften, krab<strong>be</strong>n en<br />

rivierkreeften; krabsla, kreeftensla en zeevruchtensla, broodjes met krab.<br />

De producten die het voorwerp uitmaken van de uitzonderingen, opgenomen<br />

onder de letters a, b en c, zijn <strong>be</strong>lastbaar tegen het tarief van 21 %.


(1 februari 2012)<br />

301 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

Visafvallen en dode vis, kennelijk niet geschikt voor menselijke consumptie,<br />

zijn hier niet <strong>be</strong>doeld en zijn onderworpen aan het tarief van 21 %.<br />

IV. Melk en zuivelproducten, eieren, honing.<br />

1. Melk en zuivelproducten (yoghurt, room, boter, kaas, wrongel, dranken op<br />

basis van melk, enz.).<br />

Er wordt opgemerkt dat de leveringen, de intracommunautaire verwervingen en<br />

de invoeren van moedermelk van de btw zijn vrijgesteld ingevolge respectievelijk<br />

artikel 44, § 2, 1°ter en 40 § 1, 1°, van het Wetboek.<br />

Chocolademelk, vloeibare yoghurt en andere melkdranken, waaraan<br />

aromatische zelfstandigheden en/of fijngemaakte vruchten zijn toegevoegd,<br />

<strong>be</strong>vattende 85 % of meer gestandaardiseerde of afgeroomde melk, zijn te<br />

<strong>be</strong>schouwen als zuivelproducten <strong>be</strong>doeld in onderhavige rubriek.<br />

Bij wijze van vereenvoudiging mag er tevens worden van uitgegaan dat<br />

yoghurt, melk, kwark, karnemelk, gestremde melk, kefir of andere gefermenteerde<br />

of aangezuurde melk, waaraan aroma's, vruchten(sappen) of andere<br />

additieven zijn toegevoegd, het karakter <strong>be</strong>houden van zuivelproducten als<br />

<strong>be</strong>doeld in deze rubriek IV, cijfer 1, voor zover het geen dranken zijn met een<br />

voedingswaarde van minder dan twee gram eiwitten per 100 ml.<br />

2. Vogeleieren en eigeel.<br />

3. Natuurhoning.<br />

V. Groenten, planten, wortels en knollen, voor voedingsdoeleinden.<br />

Groenten, planten, wortels en knollen, voor voedingsdoeleinden, ook indien <strong>be</strong>reid of<br />

verduurzaamd, en plantgoed daarvan.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 302<br />

VI. Fruit, schillen van citrusvruchten en van meloenen.<br />

1. Fruit, ook indien <strong>be</strong>reid of verduurzaamd.<br />

2. Schillen van citrusvruchten en van meloenen, ook indien <strong>be</strong>reid of verduurzaamd.<br />

VII. Plantaardige producten.<br />

1. Granen.<br />

2. Oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken.<br />

3. Zaaigoed, sporen daaronder <strong>be</strong>grepen.<br />

4. Suikerbieten, ook indien gesneden; suikerriet.<br />

5. Cichoreiwortels.<br />

6. Hop.<br />

7. Planten, plantedelen, zaden en vruchten, hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie,<br />

in de geneeskunde of voor insekten- of parasieten<strong>be</strong>strijding of<br />

voor dergelijke doeleinden.<br />

8. Sint-Jansbrood; vruchtepitten en plantaardige producten, hoofdzakelijk<br />

gebruikt voor menselijke voeding.<br />

9. Stro en kaf van graangewassen, on<strong>be</strong>werkt, ook indien gehakt.<br />

10. Voederbieten en andere voederwortels; hooi, klaver, voederkool en andere<br />

dergelijke voedergewassen.<br />

11. Teen.<br />

12. Hout op stam, hout, on<strong>be</strong>werkt, ook indien ontschorst of ruw <strong>be</strong>hakt of ontdaan<br />

van het spint; brandhout; houtafval.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

303 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

De term houtafval wordt nader toegelicht in de <strong>be</strong>slissing nr. ET 104.297<br />

dd. 18.09.2007.<br />

13. Levende woudbomen, levende fruitbomen, -heesters en -struiken, alsmede<br />

plantgoed daarvan.<br />

Een <strong>be</strong>perkende lijst van de woudbomen en -heesters werd gepubliceerd in de<br />

<strong>be</strong>slissing nr. ET 81.156 dd. 15.02.1996.<br />

14. Levende sierbomen, -heesters, - struiken en andere levende sierplanten; bollen,<br />

knollen, wortels en ander plantgoed voor de sierteelt; verse snijbloemen en vers<br />

snijgroen (zie aanschrijving nr. 4 van 13.05.1997).<br />

15. Vlas.<br />

Van deze rubriek zijn uitgezonderd de goederen te koop aangeboden als voedsel voor<br />

honden, katten, kooivogels zoals papegaaien en zangvogels, voor aquariumvissen,<br />

voor hamsters, guinese biggetjes en andere troeteldiertjes (z. aanschrijving nr. 16 van<br />

13.12.1982).<br />

VIII. Producten van de meelindustrie; mout; zetmeel.<br />

1. Meel, grutten, gries, griesmeel en vlokken, van granen, van zaden van peulgroenten,<br />

van vruchten, van aardappelen of van andere wortels en knollen; gort<br />

en parelgort en andere gepelde, geparelde, gebroken of geplette granen;<br />

graankiemen, ook indien gemalen.<br />

2. Mout, ook indien gebrand.<br />

3. Zetmeel, met uitzondering van oplosbare, gerooste of tot lijm verwerkte<br />

producten, alsmede van producten die verwerkt zijn tot of opgemaakt zijn als<br />

parfumerie of toiletartikel en van preparaten voor het appreteren.<br />

Van deze rubriek zijn uitgezonderd de goederen te koop aangeboden als voedsel voor<br />

honden, katten, kooivogels zoals papegaaien en zangvogels, voor aquariumvissen,<br />

voor hamsters, guinese biggetjes en andere troeteldiertjes (z. aanschrijving nr. 16 van<br />

13.12.1982).


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 304<br />

IX. Vetten en oliën.<br />

1. Dierlijke vetten en oliën, ruw, gesmolten, geperst of geraffineerd.<br />

2. Plantaardige vette oliën, ruw, gezuiverd of geraffineerd.<br />

3. Dierlijke en plantaardige oliën en vetten, gehydrogeneerd, gehard of in vaste<br />

toestand gebracht, ook indien gezuiverd, doch niet verder <strong>be</strong>reid.<br />

4. Bereide spijsvetten met uitzondering van margarine.<br />

X. Andere voedingsmiddelen.<br />

1. Koffie, cafeïnevrije koffie daaronder <strong>be</strong>grepen, ook indien gebrand; thee; maté;<br />

specerijen.<br />

2. Pectine en vloeibare of poedervormige stoffen op basis van pectine, <strong>be</strong>stemd<br />

voor de vervaardiging van jam en gelei.<br />

3. Vleesextracten en vleessappen.<br />

4. Suiker, stroop en melasse, ook indien gecarameliseerd, gearomatiseerd of met<br />

toegevoegde kleurstoffen; suikerwerk; kunsthonig. Siropen zijn dikke<br />

kleverige suikeroplossingen met smaakgevende stoffen doortrokken. Om als<br />

siroop te kunnen worden aangemerkt moet de suikeroplossing uit minstens<br />

50 % suiker <strong>be</strong>staan.<br />

5. Cacaobonen, cacaomassa (cacaopasta), cacaopoeder, cacaoboter; chocolade en<br />

andere voedingsmiddelen, welke cacao <strong>be</strong>vatten.<br />

6. Moutextract; preparaten voor kindervoeding, voor dieetvoeding of voor<br />

keukengebruik; deegwaren; tapioca; graanpreparaten vervaardigd door poffen<br />

of door roosteren; bakkerswaren, gebak en biscuits; hosties, ouwels voor<br />

geneesmiddelen en dergelijke producten.<br />

7. Jam, gelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta.<br />

8. Gebrande cichorei, andere gebrande koffiesurrogaten, en extracten daarvan.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

305 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

9. Extracten en essences, van koffie, van thee of van maté; preparaten van deze<br />

extracten en essences.<br />

10. Mosterdmeel en <strong>be</strong>reide mosterd.<br />

11. Sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten.<br />

12. Preparaten voor soepen of voor bouillons, gebruiksklare soepen en bouillons.<br />

13. Natuurlijke gist, ook indien inactief; samengestelde bakpoeders; cultures van<br />

micro-organismen voor de vervaardiging van voedingsmiddelen.<br />

14. Tafelazijn (natuurlijke en kunstmatige).<br />

15. Zout <strong>be</strong>stemd voor menselijke consumptie.<br />

Zout <strong>be</strong>stemd voor menselijk verbruik moet worden aangeduid met de<br />

<strong>be</strong>naming "zout", "keukenzout" of "tafelzout" en mag niet minder dan 98 %<br />

NaCl en niet meer dan 1 % vochtgehalte <strong>be</strong>vatten. Nochtans, wanneer de<br />

<strong>be</strong>naming "keukenzout" alleen ge<strong>be</strong>zigd wordt mag het gehalte aan NaCl<br />

tenminste 95 % en het vochtgehalte ten hoogste 5 % <strong>be</strong>dragen.<br />

Voor meer inlichtingen dienaangaande kan worden verwezen naar de<br />

aanschrijving nr. 12 van 27.07.1981.<br />

Zouten <strong>be</strong>stemd voor ander gebruik zijn onderworpen aan het btw-tarief van<br />

21 % (bv. zout voor het uitstrooien op wegen, voor het ontkalken, badzouten,<br />

enz.)<br />

16. Gelatine voor de voeding, in dunne vellen.<br />

De administratie aanvaardt dat gelatine voor de voeding in poedervorm<br />

eveneens onderworpen is aan het tarief van 6 %.<br />

17. Producten voor menselijke consumptie, niet hierboven genoemd.<br />

Van deze rubriek zijn uitgezonderd de bieren met een effectief alcoholvolumegehalte<br />

van meer dan 0,5 % vol. en andere dranken met een effectief<br />

alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 306<br />

(1 februari 2012)<br />

Op grond van deze <strong>be</strong>paling zijn alle producten welke te koop worden<br />

aangeboden om oraal te worden geconsumeerd door de mens <strong>be</strong>lastbaar tegen<br />

het btw-tarief van 6 %, voor zover ze evenwel niet reeds elders in ta<strong>be</strong>l A<br />

<strong>be</strong>doeld zijn of er uitdrukkelijk uitgesloten worden van het 6 % -tarief<br />

(bv. margarine).<br />

Zijn eveneens onderworpen aan het tarief van 6 %:<br />

- de vloeibare producten, andere dan likeuren en geestrijke dranken, die<br />

niet <strong>be</strong>stemd zijn om als zodanig te worden geconsumeerd maar die<br />

gebruikt worden als ingrediënt of additief bij de huishoudelijke <strong>be</strong>reiding<br />

van gerechten, gebak of desserts, op voorwaarde dat de producten te<br />

koop worden aangeboden in verpakkingen voor huishoudelijk gebruik en<br />

dat op de verpakking expliciet en uitsluitend het gebruik bij de <strong>be</strong>reiding<br />

van gerechten, gebak of desserts is vermeld;<br />

- de vloeibare voedingssupplementen en dergelijke producten die<br />

gewoonlijk in natuurboetieks of dieet- en reformwinkels worden<br />

verkocht (b.v. <strong>be</strong>paalde plantentincturen, kruidenextracten en vitaminen<br />

of mineralen <strong>be</strong>vattende preparaten) voor zover ze aangeboden worden in<br />

kleine ampullen of in een verpakking waaruit blijkt dat ze in<br />

hoeveelheden van maximum 1 eetlepel of 15 ml. per dag mogen worden<br />

ingenomen (z. <strong>be</strong>sl. van 21 septem<strong>be</strong>r 1987, nr. ET 58.251);<br />

- de niet alcoholhoudende vloeibare producten voor de huishoudelijke<br />

<strong>be</strong>reiding van dranken (van o.a. longdrinks of niet alcoholhoudende<br />

cocktaildranken) die vooraleer te mogen worden gedronken aangelengd<br />

moeten worden in een verhouding van minstens 1/1. Vereist is dat op de<br />

verpakking duidelijk is vermeld dat het product niet onverdund mag<br />

worden gedronken evenals de hoeveelheid van de vereiste aanlegging<br />

(wijziging van de <strong>be</strong>sl. van 20 decem<strong>be</strong>r 1994, nr. ET. 80.834).<br />

Inzake producten die niet <strong>be</strong>stemd zijn om als zodanig te worden geconsumeerd<br />

door de mens maar die gebruikt worden als ingrediënt of additief bij<br />

de <strong>be</strong>reiding van producten voor menselijke consumptie wordt verwezen naar<br />

de <strong>be</strong>slissing nr. ET 109.424 dd. 07.12.2005.<br />

XI. (Opgeheven.)


(1 februari 2012)<br />

307 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

XII. Voedsel voor dieren en afval; meststoffen; dierlijke producten.<br />

1. Gedroogd bloed.<br />

2. Meel en poeder van vlees, van slachtafvallen, van vis of van schaal-, schelp of<br />

weekdieren; kanen.<br />

3. Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere<br />

<strong>be</strong>werkingen van granen of van peulgroenten.<br />

4. Bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie;<br />

bostel (brouwerijafval); afvallen van branderijen; afvallen van<br />

zetmeelfabrieken en dergelijke afvallen.<br />

5. Perskoeken, ook die van olijven, en andere bij de winning van plantaardige<br />

oliën verkregen afvallen, met uitzondering van droesem of <strong>be</strong>zinksel.<br />

6. Plantaardige producten van de soorten welke worden gebruikt als voedsel voor<br />

dieren (droesem van appelen en van ander fruit, enz.).<br />

7. Veevoeder, samengesteld met melasse of met suiker, en ander <strong>be</strong>reid voedsel<br />

voor dieren; andere <strong>be</strong>reidingen ge<strong>be</strong>zigd voor het voederen van dieren<br />

(veevoedersupplementen, enz.).<br />

8. Meststoffen.<br />

Voor commentaar inzake meststoffen, bodemver<strong>be</strong>terende middelen en<br />

aanverwante waren wordt verwezen naar de <strong>be</strong>slissing nr. ET 101.828 dd.<br />

01.07.2002.<br />

9. Dierlijke producten gebruikt voor de voortplanting.<br />

10. Wol, niet gekaard en niet gekamd.<br />

Van deze rubriek zijn uitgezonderd de goederen te koop aangeboden als voedsel voor<br />

honden, katten, kooivogels zoals papegaaien en zangvogels, voor aquariumvissen,<br />

voor hamsters, guinese biggetjes en andere troeteldiertjes (z. aanschr. 16 van<br />

13.12.1982).


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 308<br />

XIII. Waterdistributie.<br />

Gewoon natuurlijk water geleverd door middel van waterdistributie.<br />

XIV. (Opgeheven.)<br />

XV. (Opgeheven.)<br />

XVI. (Opgeheven.)<br />

XVII. Geneesmiddelen en medische hulpmiddelen.<br />

1. a. Elke enkelvoudige of samengestelde substantie <strong>be</strong>doeld in artikel 1 van<br />

de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen en geregistreerd als<br />

geneesmiddel door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn<br />

<strong>be</strong>voegd-heid heeft of waarvoor de vergunning voor het in de handel<br />

brengen <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1) van het KB van 3 juli<br />

1969 <strong>be</strong>treffende de registratie van geneesmiddelen ter kennis is gegeven<br />

aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn <strong>be</strong>voegdheid heeft.<br />

(1 februari 2012)<br />

b. Bloed, bloedplaatjes, plasma en witte en rode bloedlichaampjes <strong>be</strong>stemd<br />

om te worden toegediend aan mens of dier voor therapeutisch of<br />

profylactisch gebruik en die niet <strong>be</strong>doeld zijn in punt a) hiervoor.<br />

c. Geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik die door de<br />

apotheker in zijn officina worden <strong>be</strong>reid en verkocht.<br />

2. (Opgeheven.)<br />

3. Watten, gaas, verband en dergelijke artikelen (zwachtels en pleisters, enz.) die<br />

een geneesmiddel met een bijkomende activiteit ten opzichte van het<br />

hulpmiddel <strong>be</strong>vatten of opgemaakt voor de verkoop in het klein voor<br />

geneeskundige of voor chirurgische doeleinden; tassen, dozen, trommels en<br />

dergelijke, gevuld met artikelen voor eerste hulp bij ongelukken.


(1 februari 2012)<br />

309 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

Watten, gaas, verband en dergelijke artikelen zijn onderworpen aan het tarief<br />

van 6 % wanneer ze zijn geïmpregneerd of <strong>be</strong>dekt met farmaceutische<br />

zelfstandigheden.<br />

Indien ze niet geïmpregneerd of <strong>be</strong>dekt zijn met farmaceutische zelfstandigheden<br />

is het tarief van 6 % slechts toepasselijk wanneer ze zijn<br />

opgemaakt voor de verkoop aan de gebruikers (particulieren, ziekenhuizen,<br />

enz.) voor geneeskundige of voor chirurgische doeleinden. Er is dus vereist dat<br />

ze <strong>be</strong>stemd zijn om zonder herverpakking te worden verkocht aan de<br />

gebruikers en bovendien duidelijk voor medische of voor chirurgische<br />

doeleinden zijn <strong>be</strong>stemd.<br />

Watten en dergelijke artikelen die voor hygiënische doeleinden zijn <strong>be</strong>stemd,<br />

zijn onderworpen aan het normale tarief, ook al worden ze gebruikt in<br />

ziekenhuizen of klinieken.<br />

De Administratie aanvaardt dat witte celluloze wattenbolletjes opgemaakt voor<br />

de verkoop in het klein onderworpen zijn aan het verlaagde btw-tarief van 6 %,<br />

indien de verpakking duidelijk aangeeft dat deze watten uitsluitend voor<br />

geneeskundige of chirurgische doeleinden zijn <strong>be</strong>stemd.<br />

Afdekdoeken <strong>be</strong>stemd voor het afdekken van het lichaam van de patiënt bij<br />

chirurgische ingrepen, zodanig dat de plaats van de ingreep wordt vrijgelaten,<br />

die steriel verpakt en opgemaakt zijn voor de verkoop in 't klein voor<br />

geneeskundige of chirurgische doeleinden worden, ongeacht het materiaal<br />

waaruit ze vervaardigd zijn (vliezen, celstof, textiel, ...) aangemerkt als<br />

goederen onderworpen aan het tarief van 6 %.<br />

De administratie heeft <strong>be</strong>slist om eveneens de toepassing van het verlaagd<br />

tarief van 6 % te aanvaarden ten aanzien van afdekdoeken voor operatietafels,<br />

onderzoektafels en draag<strong>be</strong>rries.<br />

Sommige vloeibare preparaten, gels, poeders, pasta's, e.d. producten die geen<br />

geneesmiddel zijn en die worden aangebracht op open wonden of rond stomata,<br />

kunnen worden aangemerkt als verband in de zin van hetgeen voorafgaat<br />

(z. hieromtrent nr. ET 52.092 dd. 28.06.2002).<br />

4. Condomen.<br />

5. Steriele hypodermatische wegwerpspuiten <strong>be</strong>stemd voor de inspuiting van<br />

insuline-oplossingen, waarop de daartoe nodige schaalverdeling in internationale<br />

insuline-eenheden is aangebracht; steriele wegwerpnaalden voor<br />

insulinepennen.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 310<br />

6. Bloedafnamezakken die anticoagulantia <strong>be</strong>vatten.<br />

7. Botcement dat antibiotica met een bijkomende activiteit ten opzichte van het<br />

hulpmiddel <strong>be</strong>vat.<br />

8. Steriele visco-elastische substanties uitsluitend <strong>be</strong>stemd voor humane of<br />

veterinaire medische of chirurgische doeleinden.<br />

XVIII. (Opgeheven.)<br />

XIX. Couranten, tijdschriften en boeken.<br />

1. Boeken, brochures en dergelijk drukwerk, daaronder <strong>be</strong>grepen atlassen.<br />

2. Gedrukte couranten en tijdschriften, ook indien geïllustreerd.<br />

(1 februari 2012)<br />

Men mag niet uit het oog verliezen dat dagbladen en periodieke publikaties,<br />

met een algemene informatieve strekking, die ten minste achtenveertig keer per<br />

jaar verschijnen, van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld vanaf de levering door de<br />

uitgever tot ze in handen van de lezers komen (z. hieromtrent aanschr. nr. 82<br />

van 15.12.1970, gewijzigd door aanschr. nr. 21 van 30.09.1993).<br />

3. Prentenalbums, prentenboeken, tekenboeken en kleurboeken, gebrocheerd,<br />

gekartonneerd, ingenaaid of ingebonden, voor kinderen.<br />

4. Geschreven of gedrukte muziek, ook indien geïllustreerd en ook indien<br />

ingebonden of ingenaaid.<br />

Van deze rubriek XIX zijn uitgesloten de drukwerken die voor reclamedoeleinden<br />

worden uitgegeven of die hoofdzakelijk <strong>be</strong>doeld zijn voor het maken van reclame.<br />

Voor meer toelichtingen inzake voormelde rubriek wordt verwezen naar <strong>be</strong>slissing<br />

nr. ET 98.968 dd. 13.06.2002, gewijzigd door <strong>be</strong>slissing nr. ET 109.381 dd.<br />

19.05.2005 en aangevuld door de <strong>be</strong>slissing ET 107.492 dd. 24.03.2006.<br />

XX. (Opgeheven.)


(1 februari 2012)<br />

311 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

XXI. Kunstwerken, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten.<br />

§ 1. Het verlaagde tarief is van toepassing op de invoer van de in § 2 hieronder<br />

omschreven kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten.<br />

Het verlaagde tarief is eveneens van toepassing:<br />

1° op de leveringen van de § 2, 1°, hieronder omschreven kunstvoorwerpen:<br />

a) die door de maker of diens rechtheb<strong>be</strong>nden worden verricht;<br />

b) die incidenteel worden verricht door een andere <strong>be</strong>lastingplichtige dan<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper wanneer die kunstvoorwerpen door<br />

die <strong>be</strong>lastingplichtige zelf zijn ingevoerd of hem zijn geleverd door de<br />

maker of diens rechtheb<strong>be</strong>nden of wanneer ze te zijnen gunste het recht<br />

op volledige aftrek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde heb<strong>be</strong>n<br />

doen ontstaan;<br />

2° op de intracommunautaire verwervingen van in § 2, 1°, hieronder omschreven<br />

kunstvoorwerpen wanneer de verkoper in de Lidstaat van vertrek van de<br />

verzending of het vervoer van de verworven goederen:<br />

a) de maker is of een rechtheb<strong>be</strong>nde van de maker;<br />

b) of een andere <strong>be</strong>lastingplichtige is dan een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper,<br />

die incidenteel handelt, wanneer die kunstvoorwerpen door die<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige zelf zijn ingevoerd of hem zijn geleverd door de maker<br />

of diens rechtheb<strong>be</strong>nden of wanneer ze te zijnen gunste het recht op<br />

volledige aftrek van de <strong>be</strong>lasting over de toevoegde waarde heb<strong>be</strong>n doen<br />

ontstaan.<br />

§ 2. Voor de toepassing van de onderhavige rubriek worden aangemerkt als:<br />

1° "kunstvoorwerpen":<br />

a) schilderijen, collages en dergelijke decoratieve platen, schilderijen en<br />

tekeningen geheel van de hand van de kunstenaar, met uitzondering van:<br />

- bouwtekeningen en andere tekeningen voor industriële, commerciële,<br />

topografische en dergelijke doeleinden;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 312<br />

(1 februari 2012)<br />

- met de hand versierde voorwerpen;<br />

- <strong>be</strong>schilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van<br />

studio's of voor dergelijk gebruik;<br />

b) originele gravures, originele etsen en originele litho's;<br />

c) originele stand<strong>be</strong>elden en origineel <strong>be</strong>eldhouwwerk geheel van de hand<br />

van de kunstenaar, ongeacht het materiaal waarvan zij vervaardigd zijn;<br />

afgietsels van <strong>be</strong>eldhouwwerken in een oplage van maximaal acht<br />

exemplaren die door de kunstenaar of diens rechtheb<strong>be</strong>nden wordt<br />

gecontroleerd;<br />

d) tapisserieën en wandtextiel, met de hand vervaardigd volgens originele<br />

ontwerpen van kunstenaars, mits er niet meer dan acht exemplaren van<br />

elk <strong>be</strong>staan;<br />

e) unieke voorwerpen van keramiek, geheel van de hand van de kunstenaar<br />

en door hem gesigneerd, met uitzondering van gebruiksvoorwerpen;<br />

f) emailwerk of koper, geheel met de hand vervaardigd tot maximaal acht<br />

genummerde en door de kunstenaar of het atelier gesigneerde<br />

exemplaren, met uitsluiting van sieraden, juwelen, edelsmidswerk en<br />

gebruiksvoorwerpen;<br />

g) foto's die genomen zijn door de kunstenaar, door hem of onder zijn<br />

toezicht zijn afgedrukt, gesigneerd en genummerd, met een oplage van<br />

maximaal dertig exemplaren voor alle formaten en dragers samen;<br />

2° "voorwerpen voor verzamelingen":<br />

a) postzegels, fiscale zegels, gefrankeerde enveloppen en postkaarten,<br />

eerstedagenveloppen en dergelijke, gestempeld of, indien ongestempeld,<br />

voor zover zij niet geldig zijn of niet geldig zullen worden;<br />

b) verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen, met een zoölogisch,<br />

botanisch, mineralogisch, anatomisch, historisch, archeologisch,<br />

palentologisch, etnografisch of numismatisch <strong>be</strong>lang;<br />

3° "antiquiteiten": andere voorwerpen dan de kunstvoorwerpen en voorwerpen<br />

voor verzamelingen <strong>be</strong>doeld in 1° en 2° hierboven, ouder dan honderd jaar.


(1 februari 2012)<br />

313 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

De andere rubrieken van ta<strong>be</strong>l A primeren echter op rubriek XXI van deze ta<strong>be</strong>l. Met<br />

andere woorden, indien men te maken heeft met goederen die zonder <strong>be</strong>perking<br />

<strong>be</strong>oogd worden door een specifieke <strong>be</strong>paling van ta<strong>be</strong>l A (wat het geval is voor<br />

boeken, <strong>be</strong>oogd worden door rubriek XIX, 1), is het tarief van 6 % van toepassing<br />

zowel op de levering, de intracommunautaire verwerving, als de invoer van deze<br />

goederen, indien ze ouder zijn dan honderd jaar.<br />

Vanaf 1 januari 1995 werd een bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

winstmarge voor kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten<br />

ingesteld. Deze regeling wordt nader toegelicht in de aanschrijving nr. 1 van<br />

02.01.1995.<br />

XXII. Automobielen voor personenvervoer voor invaliden. Onderdelen,<br />

uitrustingsstukken en toe<strong>be</strong>horen voor deze voertuigen.<br />

Eerste afdeling. - Automobielen voor personenvervoer<br />

voor invaliden.<br />

§ 1. Mits voldaan is aan de hierna gestelde voorwaarden en onder voor<strong>be</strong>houd van<br />

de regularisatie voorzien in § 5, is het verlaagd tarief van 6 % van toepassing<br />

op automobielen voor personenvervoer langs de weg, welke worden ingevoerd,<br />

intracommunautair verworven of hier te lande verkregen door een der<br />

nagenoemde personen om door hen als persoonlijk vervoermiddel te worden<br />

gebruikt:<br />

1° militaire en burgerlijke oorlogsinvaliden, die een invaliditeitspensioen<br />

van ten minste 50 % genieten;<br />

2° personen die volledig blind zijn, volledig verlamd zijn aan de bovenste<br />

ledematen of wier bovenste ledematen zijn geamputeerd, en personen<br />

met een blijvende invaliditeit die rechtstreeks toe te schrijven is aan de<br />

onderste ledematen en ten minste 50 % <strong>be</strong>draagt.<br />

§ 2. Het voordeel van het verlaagd tarief kan slechts worden ingeroepen voor één<br />

enkel voertuig tegelijk en veronderstelt het gebruik van het ingevoerd,<br />

intracommunautair verworven of hier te lande verkregen voertuig door de


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 314<br />

(1 februari 2012)<br />

verkrijger als persoonlijk vervoermiddel gedurende een periode van drie jaar,<br />

te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de invoer, de<br />

intracommunautaire verwerving of de levering van het voertuig plaatsvindt.<br />

§ 3. Wordt geacht het voertuig te <strong>be</strong>stemmen voor andere doeleinden dan voor zijn<br />

persoonlijk vervoer:<br />

1° de invalide of gehandicapte die de verkeers<strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>taalt niettegenstaande<br />

hij kan genieten van de vrijstelling van die <strong>be</strong>lasting;<br />

2° de invalide of gehandicapte wiens voertuig wordt ingeschreven op een<br />

andere naam dan de zijne of, in voorkomend geval, dan die van zijn<br />

wettige vertegenwoordiger;<br />

3° de invalide of gehandicapte die, terwijl hij nog een voertuig gebruikt dat<br />

werd ingevoerd, intracommunautair verworven of hier te lande verkregen<br />

met toepassing van de fiscale voordelen inzake <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde, voor een ander voertuig het voordeel van hetzelfde<br />

regime vraagt.<br />

§ 4. Het voordeel van het verlaagde tarief bij de invoer, de intracommunautaire<br />

verwerving of de verkrijging hier te lande van een personenauto wordt slechts<br />

verleend indien de volgende vormvoorwaarden tesamen vervuld zijn:<br />

1° de invalide of gehandicapte moet voordat de invoer, de intracommunautaire<br />

verwerving of de levering van het voertuig plaatsvindt aan het<br />

hoofd van het controlekantoor in het ambtsgebied waarvan hij zijn<br />

woonplaats heeft een getuigschrift overleggen dat vermeldt tot welke<br />

categorie van invaliden of gehandicapten, <strong>be</strong>oogd in § 1, hij <strong>be</strong>hoort en<br />

dat is uitgereikt:<br />

a) voor de oorlogsinvaliden, door de overheid die het invaliditeitspensioen<br />

heeft toegekend;<br />

b) voor de personen die een pensioen, uitkering of vergoeding<br />

genieten door tussenkomst van de Dienst voor tegemoetkomingen<br />

aan de mindervaliden, door of vanwege de Minister die deze dienst<br />

in zijn <strong>be</strong>voegdheid heeft;<br />

c) voor de personen die een vergoedingspensioen of een militair<br />

pensioen genieten wegens een invaliditeit opgelopen in vredestijd,<br />

door of vanwege de Minister van Financiën;


(1 februari 2012)<br />

315 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

d) voor de andere personen, door of vanwege de Minister die de<br />

Volksgezondheid in zijn <strong>be</strong>voegdheid heeft:<br />

2° na onderzoek van het getuigschrift en mits ontvangst van een schriftelijke<br />

verbintenis van de invalide of gehandicapte het voertuig uitsluitend te<br />

gebruiken als persoonlijk vervoermiddel, reikt het controlekantoor een<br />

document uit, opgesteld in de vorm <strong>be</strong>paald door of vanwege de Minister<br />

van Financiën, dat toelating verleent tot invoer, intracommunautaire<br />

verwerving of levering van het voertuig tegen het verlaagd tarief;<br />

3° de invalide of gehandicapte moet, ten laatste op het ogenblik van de<br />

invoer, van de indiening van de bijzondere btw-aangifte inzake de<br />

intracommunautaire verwerving van nieuwe vervoermiddelen of van de<br />

levering van het voertuig, aan de douane of aan de verkoper, het<br />

document <strong>be</strong>oogd onder 2° overleggen;<br />

4° het invoerdocument, de bijzondere btw-aangifte inzake de intracommunautaire<br />

verwerving van nieuwe vervoermiddelen of de aankoopfactuur<br />

en het dub<strong>be</strong>l ervan moeten opgesteld zijn op naam van de<br />

invalide of gehandicapte of, in voorkomend geval, op naam van zijn<br />

wettige vertegenwoordiger, en moeten melding maken van de datum van<br />

het in 2° <strong>be</strong>doelde document, het referentienummer ervan en de<br />

<strong>be</strong>naming van het controlekantoor dat het heeft uitgereikt;<br />

5° het onder 2° <strong>be</strong>oogde document wordt door de douane gevoegd bij het<br />

invoerdocument of het luik C van de bijzondere btw-aangifte inzake de<br />

intracommunautaire verwerving van nieuwe vervoermiddelen dat op het<br />

douanekantoor wordt <strong>be</strong>waard, of door de verkoper bij het dub<strong>be</strong>l van de<br />

factuur, hetgeen hij <strong>be</strong>waart.<br />

§ 5. Indien gedurende de periode van drie jaar, te rekenen vanaf de eerste dag van<br />

de maand waarin de invoer, de intracommunautaire verwerving of de levering<br />

van het voertuig plaatsvond, dit voertuig wordt aangewend voor andere<br />

doeleinden dan het persoonlijk vervoer van de invalide of gehandicapte, of<br />

door de invalide of gehandicapte wordt afgestaan, is deze gehouden het<br />

verschil tussen de <strong>be</strong>lasting die tegen het tarief voorzien in het normale regime<br />

verschuldigd is voor de verkrijging, de intracommunautaire verwerving of de<br />

invoer van het voertuig en de <strong>be</strong>lasting voldaan tegen het verlaagd tarief, aan<br />

de Staat te storten ten <strong>be</strong>lope van zoveel zesendertigsten als er nog volledig te<br />

lopen maanden zijn tussen de datum van de wijziging van de <strong>be</strong>stemming of de<br />

datum van de afstand en de datum van het verstrijken van de periode van drie<br />

jaar.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 316<br />

(1 februari 2012)<br />

Deze storting dient evenwel niet te ge<strong>be</strong>uren:<br />

1° in geval van overlijden van de invalide of gehandicapte of bij elke<br />

<strong>be</strong>hoorlijk verrechtvaardigde oorzaak, onafhankelijk van zijn wil, welke<br />

hem definitief verhindert het voertuig nog voor zijn persoonlijk vervoer<br />

te gebruiken, zelfs indien hij dit voertuig laat <strong>be</strong>sturen door een derde;<br />

2° in geval van volledig verlies van het voertuig en de verkoop ervan als<br />

wrak ten gevolge van een ernstig ongeval;<br />

3° meer algemeen, in elk geval van overmacht dat <strong>be</strong>hoorlijk wordt<br />

verrechtvaardigd.<br />

De storting van de <strong>be</strong>lasting ten gevolge van de regularisatie ge<strong>be</strong>urt op basis van<br />

een aangifte, opgesteld in de vorm <strong>be</strong>paald door of vanwege de Minister van<br />

Financiën, welke de invalide of gehandicapte, binnen een maand te rekenen vanaf de<br />

datum van de wijziging van <strong>be</strong>stemming of van de afstand van het voertuig, moet<br />

indienen bij het controlekantoor van het ambtsgebied waarin zijn woonplaats is<br />

gelegen.<br />

De te storten <strong>be</strong>lasting dient te worden <strong>be</strong>taald binnen een maand te rekenen vanaf de<br />

datum van het <strong>be</strong>talings<strong>be</strong>richt dat de rekenplichtige, aangewezen door of vanwege<br />

de Minister van Financiën, aan de invalide of gehandicapte laat geworden. De<br />

<strong>be</strong>taling dient te ge<strong>be</strong>uren op de postrekening van deze rekenplichtige. De<br />

<strong>be</strong>palingen, vervat in de artikelen 16 tot 19 van het KB nr. 24 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, zijn toepasselijk wat deze<br />

<strong>be</strong>taling <strong>be</strong>treft.<br />

Afdeling II. - Onderdelen, uitrustingsstukken en toe<strong>be</strong>horen<br />

van voertuigen voor invaliden.<br />

Het verlaagde tarief van 6 % is van toepassing op onderdelen, uitrustingsstukken en<br />

toe<strong>be</strong>horen die ingevoerd, intracommunautair verworven of hier de lande verkregen<br />

worden door in de eerste afdeling hierboven aangewezen personen ten <strong>be</strong>hoeve van<br />

de aldaar <strong>be</strong>doelde automobielen.


(1 februari 2012)<br />

317 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

Het voordeel van het verlaagde tarief van 6 % is afhankelijk van de uitreiking van<br />

een factuur aan de koper en van de voorlegging door deze laatste, aan de douane of<br />

aan de verkoper, van een attest opgesteld in de vorm <strong>be</strong>paald door of vanwege de<br />

Minister van Financiën, dat het voertuig identificeert waarvoor de gunstregeling<br />

wordt ingeroepen. Daarenboven dienen het invoerdocument of de factuur en het<br />

dub<strong>be</strong>l ervan, de datum en het referentienummer van het bovengenoemde attest en<br />

het controlekantoor dat dit attest heeft uitgereikt te vermelden.<br />

Bovendien werd op 22 januari 2004 <strong>be</strong>slist de gunstregeling uit te breiden tot trage<br />

voertuigen.<br />

Voor meer gegevens <strong>be</strong>treffende deze rubriek wordt verwezen naar de aanschrijving<br />

nr. 2 van 30.01.1984, de circulaires nr. AOIF 15/2004 (AINV 3/2004 - IR/IV-<br />

4/48.165 - E.T. 100.233) van 10.03.2004, en nr. AINV 3/2005 (AOIF 11/2005) van<br />

24.03.2005 en de brochure 'Belastingvoordelen voor de auto van gehandicapten' te<br />

raadplegen via de federale portaalsite www.minfin.<strong>fgov</strong>.<strong>be</strong> (via publicaties).<br />

XXIII. Diversen.<br />

1. Doodkisten.<br />

2. Orthopedische toestellen (medisch-chirurgische gordels daaronder <strong>be</strong>grepen);<br />

breukspalken en andere artikelen en apparaten voor de <strong>be</strong>handeling van<br />

breuken in het <strong>be</strong>endergestel; kunstgebitten, kunsttanden, kunstogen,<br />

kunstledematen en dergelijke artikelen; hoorapparaten voor hardhorigen en<br />

andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende<br />

apparatuur, die door de patiënt in de hand worden gehouden of op andere wijze<br />

worden gedragen, dan wel worden geïmplanteerd; individueel materiaal<br />

speciaal ontworpen om te worden gedragen door stomapatiënten en door<br />

personen die lijden aan incontinentie, met uitzondering van maandverbanden,<br />

van inlegkruisjes en van luiers voor kinderen jonger dan zes jaar; het<br />

individueel toe<strong>be</strong>horen dat deel uitmaakt van een kunstnier inclusief de<br />

gebruikte trousses.<br />

3. Looprekken; rolstoelen en dergelijke wagentjes voor invaliden en zieken, ook<br />

indien met motor of ander voort<strong>be</strong>wegingsmechanisme; onderdelen en<br />

toe<strong>be</strong>horen voor deze wagens.<br />

4. Aërosolapparatuur en toe<strong>be</strong>horen; individueel materiaal voor de toedoening<br />

van mucomyst.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 318<br />

5. Anti-decubitusmateriaal opgenomen in de bijlage bij het KB van 14 septem<strong>be</strong>r<br />

1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen<br />

inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.<br />

6. Hulpmiddelen speciaal ontworpen voor slechtzienden en blinden, met uitzondering<br />

van monturen, brilglazen en contactlenzen.<br />

7. Infuuspompen voor pijn<strong>be</strong>strijding.<br />

8. Glucosemeters en toe<strong>be</strong>horen.<br />

De hulpmiddelen voor chronische zieken <strong>be</strong>doeld in de nummers 2 tot en met 8<br />

worden nader toegelicht in de <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 134, blz. 302-313.<br />

XXIIIbis. Leveringen van goederen door instellingen met sociaal<br />

oogmerk.<br />

§ 1. Het verlaagd tarief van 6 % is van toepassing op de levering van goederen, met<br />

uitsluiting van de goederen <strong>be</strong>oogd in artikel 1, § 8, van het Wetboek, van<br />

goederen opgesomd in artikel 35 van dit Wetboek, van de goederen<br />

onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting zoals <strong>be</strong>oogd in artikel 44, § 3, 1°, van hetzelfde<br />

Wetboek, van de goederen verkregen om te worden gebruikt als investeringsgoederen,<br />

van de kunstvoorwerpen of de voorwerpen voor verzamelingen<br />

of antiquiteiten, welke de in § 2 <strong>be</strong>oogde instellingen verrichten binnen de<br />

voorwaarden voorzien in § 3, onder voor<strong>be</strong>houd van de in §§ 4 en 5<br />

opgenomen <strong>be</strong>palingen.<br />

§ 2. De toepassing van het verlaagd tarief van 6 % wordt voor<strong>be</strong>houden aan de<br />

instellingen:<br />

(1 februari 2012)<br />

1° van Belgisch recht of van recht van een andere Lidstaat van de Europese<br />

Economische Ruimte;<br />

2° die geenszins het stelselmatig streven naar winst<strong>be</strong>jag tot doel heb<strong>be</strong>n.<br />

Met het oog hierop <strong>be</strong>palen de statuten onder meer dat de eventuele winst<br />

in geen geval mag worden verdeeld, maar daarentegen integraal dient te<br />

worden <strong>be</strong>stemd tot het handhaven of het ver<strong>be</strong>teren van de verstrekte<br />

handelingen. De statuten <strong>be</strong>palen eveneens dat ingeval van liquidatie het<br />

totaal van het netto-actief opnieuw wordt geïnvesteerd in een andere<br />

instelling van dezelfde aard;


(1 februari 2012)<br />

319 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

3° die in hoofdzaak vrijwillig worden <strong>be</strong>heerd en <strong>be</strong>stuurd door personen<br />

die, noch voor zich persoonlijk noch via tussenpersonen, enig direct of<br />

indirect <strong>be</strong>lang heb<strong>be</strong>n in het exploitatieresultaat;<br />

4° waarvan het doel in de zin<br />

- van het <strong>be</strong>sluit van de Vlaamse regering van 16 novem<strong>be</strong>r 1994<br />

houdende doorvoering van experimenten in verband met invoeg<strong>be</strong>drijven<br />

en leereilandprojecten, of van Hoofdstuk 3, Afdeling 3.5,<br />

van het <strong>be</strong>sluit van de Vlaamse regering, van 17 decem<strong>be</strong>r 1997,<br />

tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming<br />

en -<strong>be</strong>heer;<br />

- van het KB van 30 maart 1995 tot uitvoering van Hoofdstuk II van<br />

Titel IV van de wet van 21 decem<strong>be</strong>r 1994 houdende sociale<br />

<strong>be</strong>palingen op de inschakelings<strong>be</strong>drijven;<br />

- van het decreet van de Franse gemeenschapscommissie van<br />

Brussel-Hoofdstad van 27 april 1995 <strong>be</strong>treffende de erkenning van<br />

organismen voor socio-professionele inschakeling en de subsidiëring<br />

van hun <strong>be</strong>roepsopleidingsactiviteiten voor werklozen en<br />

laag geschoolde werkzoekenden gericht op het vergroten van hun<br />

kans op het vinden of terugvinden van werk in het raam van<br />

gecoördineerde voorzieningen voor socio-professionele inschakeling;<br />

- van het decreet van de Waalse Gewestelijke Raad en van de<br />

Waalse regering van 16 juli 1998 <strong>be</strong>treffende de voorwaarden<br />

waaronder de inschakelings<strong>be</strong>drijven worden erkend en gesubsidieerd;<br />

- van het <strong>be</strong>sluit van de Vlaamse regering van 10 novem<strong>be</strong>r 1998<br />

houdende doorvoering van experimenten in verband met invoeg<strong>be</strong>drijven;<br />

- van de ordonnantie van de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijk<br />

Gewest en van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 april<br />

1999 <strong>be</strong>treffende de erkenning en de financiering van de inschakelingsondernemingen;<br />

- van het <strong>be</strong>sluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot<br />

wijziging van het <strong>be</strong>sluit van de Vlaamse regering van 8 decem<strong>be</strong>r<br />

1998 tot uitvoering van het decreet inzake sociale werkplaatsen;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 320<br />

(1 februari 2012)<br />

of<br />

- van het <strong>be</strong>sluit van de Waalse regering van 18 novem<strong>be</strong>r 1999 tot<br />

wijziging van het <strong>be</strong>sluit van de Waalse regering van 6 april 1995<br />

<strong>be</strong>treffende de erkenning van de "Entreprises de formation par le<br />

travail" (Bedrijven voor vorming door ar<strong>be</strong>id);<br />

<strong>be</strong>staat in het tewerkstellen alsook in het verzekeren van de werkgelegenheid<br />

van de laag- of middelmatig geschoolde werkloze werkzoekenden die uit de<br />

traditionele ar<strong>be</strong>idscircuits zijn uitgesloten of bijzonder moeilijk <strong>be</strong>middelbaar<br />

zijn;<br />

5° en die daartoe erkend zijn door de overheid die door die decreten,<br />

<strong>be</strong>sluiten of ordonnantie <strong>be</strong>voegd wordt verklaard.<br />

§ 3. De toepassing van het verlaagd tarief van 6 % is eveneens onderworpen aan de<br />

volgende voorwaarden waaraan samen moet worden voldaan:<br />

1° de in § 2 <strong>be</strong>oogde instelling moet haar werkzaamheden uitsluitend<br />

<strong>be</strong>perken tot de verkoop van goederen <strong>be</strong>oogd in § 1, die zij gratis aan<br />

huis bij particulieren of ondernemingen ophaalt of op een andere manier;<br />

2° deze instelling dient prijzen toe te passen die zijn goedgekeurd door de<br />

overheid, of prijzen die niet hoger liggen dan de goedgekeurde prijzen, of<br />

nog, voor handelingen waarvoor geen goedkeuring van prijzen plaatsvindt,<br />

prijzen die lager zijn dan die welke voor soortgelijke diensten in<br />

rekening worden gebracht door commerciële ondernemingen die aan de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde zijn onderworpen;<br />

3° het voordeel van het verlaagd tarief mag niet van dien aard zijn dat het<br />

leidt tot concurrentievervalsing ten nadele van commerciële ondernemingen<br />

die aan de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde zijn onderworpen.<br />

§ 4. Het verlaagd tarief is van rechtswege niet meer van toepassing vanaf het<br />

ogenblik dat de instelling die er de toepassing van inroept, niet meer voldoet<br />

aan het geheel van de ter zake vereiste voorwaarden.<br />

§ 5. De Minister van Financiën informeert zich bij de in § 2, 5° <strong>be</strong>oogde <strong>be</strong>voegde<br />

overheden naar de door deze overheden verleende, ingetrokken of opgeschorte<br />

erkenningen.


(1 februari 2012)<br />

321 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

Hij licht diezelfde overheden in van gedane vaststellingen waarbij de<br />

toepassing van het verlaagd tarief vervalt of is komen te vervallen wegens het<br />

niet naleven van één of meerdere in § 3 <strong>be</strong>paalde voorwaarden.<br />

B. Diensten<br />

1° Toepassing van artikel 38, § 4, van het Wetboek.<br />

Iedere handeling die bijdraagt tot het vervaardigen, het bouwen, het monteren of het<br />

omvormen van een goed onderworpen aan het tarief van 6 %, ander dan een uit zijn<br />

aard onroerend goed (z. nr. 146).<br />

2° Diensten <strong>be</strong>doeld in ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij het KB nr. 20.<br />

XXIV. Landbouwdiensten.<br />

Bebouwingswerkzaamheden, oogstwerkzaamheden en teeltwerkzaamheden, met<br />

uitzondering van:<br />

a) diensten met <strong>be</strong>trekking tot dieren, andere dan die <strong>be</strong>doeld in rubriek I;<br />

b) aanleg en onderhoud van tuinen.<br />

De goederen die ter gelegenheid van die werkzaamheden worden geleverd, worden<br />

<strong>be</strong>last tegen het tarief dat erop van toepassing zou geweest zijn waren ze afzonderlijk<br />

geleverd.<br />

Voor het uitstrooien van grondver<strong>be</strong>teringsmiddelen bijvoor<strong>be</strong>eld, moet de levering<br />

van de grondver<strong>be</strong>teringsstoffen in de regel tegen het tarief van 21 % worden <strong>be</strong>last.<br />

Die <strong>be</strong>paling is echter niet van toepassing op de hulpstoffen die ter gelegenheid van<br />

een dienstverrichting worden geleverd. Sisaltouw of ander touw gebruikt om de<br />

schoven te binden bij de oogst moet dus niet apart worden <strong>be</strong>last indien het wordt<br />

geleverd in het kader van een oogstwerk.<br />

Onder landbouwdiensten moet worden verstaan de <strong>be</strong>bouwingswerkzaamheden,<br />

oogstwerkzaamheden en teeltwerkzaamheden die bijdragen tot de voortbrengst van<br />

landbouwproducten.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 322<br />

Landbouwdiensten heb<strong>be</strong>n bijgevolg een tweevoudig kenmerk. Zij moeten volgens<br />

hun aard <strong>be</strong>horen tot de normale <strong>be</strong>drijvigheid van landbouwers (waaronder<br />

bosexploitanten) of telers en zij moeten anderzijds bijdragen tot de voortbrengst van<br />

landbouwproducten (of bosbouwproducten) of teeltproducten.<br />

De teeltwerkzaamheden, het onderhouden, het <strong>be</strong>waken, het stallen en alle andere<br />

diensten met <strong>be</strong>trekking tot dieren, die niet <strong>be</strong>doeld zijn in rubriek I van ta<strong>be</strong>l A<br />

(inzonderheid rijpaarden; z. nr. 141, AI), zijn onderworpen aan de btw tegen het<br />

tarief van 21 %.<br />

XXV. Vervoer.<br />

Personenvervoer, alsmede vervoer van niet geregistreerde bagage en van dieren<br />

welke de reizigers vergezellen.<br />

XXVI. Onderhoud en herstelling.<br />

Onderhouds- en herstellingswerk aan de goederen <strong>be</strong>doeld in de rubrieken XXII en<br />

XXIII, cijfers 2 tot en met 8 (z. ook nr. 147). Het tarief van 6 % is eveneens van<br />

toepassing op de <strong>be</strong>nodigdheden, de onderdelen en de toe<strong>be</strong>horen gebruikt bij de<br />

uitvoering van die werken.<br />

Voor onderhouds- en herstellingswerken aan automobielen verricht voor rekening<br />

van in rubriek XXII, eerste afdeling, aangewezen personen, ten <strong>be</strong>hoeve van de<br />

aldaar <strong>be</strong>doelde automobielen, is het voordeel van het verlaagde tarief afhankelijk<br />

van de uitreiking van een factuur aan de klant en van de voorlegging door deze<br />

laatste aan de dienstverrichter van een attest, opgesteld in de vorm <strong>be</strong>paald door of<br />

vanwege de Minister van Financiën, dat het voertuig identificeert waarvoor de<br />

gunstregeling wordt ingeroepen. Daarenboven dienen de factuur en het dub<strong>be</strong>l ervan<br />

de datum en het referentienummer van het bovengenoemde attest en het<br />

controlekantoor dat dit attest heeft uitgereikt te vermelden.<br />

Voor meer gegevens in dit verband wordt verwezen naar de aanschrijving nr. 2 van<br />

30.01.1984.<br />

(1 februari 2012)


XXVII. (Opgeheven.)<br />

(1 februari 2012)<br />

323 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

XXVIII. Inrichtingen voor cultuur, sport of vermaak.<br />

De toekenning van het recht op toegang tot inrichtingen voor cultuur, sport of<br />

vermaak, alsmede de toekenning van het recht gebruik ervan te maken, met<br />

uitzondering van:<br />

a) de toekenning van het recht gebruik te maken van automatische ontspanningstoestellen;<br />

b) de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van roerende goederen.<br />

De regeling die op het stuk van de btw van toepassing is op de automaten wordt<br />

toegelicht in de aanschrijving nr. 6 van 09.03.1994. De ontvangsten aangetroffen in<br />

de automatische ontspanningstoestellen, <strong>be</strong>doeld onder nr. 25, van deze<br />

aanschrijving, zijn <strong>be</strong>lastbaar tegen het tarief van 21 %.<br />

De verhuur van roerende goederen is, zonder onderscheid, onderworpen aan het<br />

tarief van 21 %, zelfs indien de verhuur <strong>be</strong>trekking heeft op ontspanningstoestellen<br />

(al dan niet automatisch). Dit geldt onder meer voor de verhuur van fietsen,<br />

rolschaatsen, skateboards, bootjes, waterfietsen, enz.<br />

Wat de verhuur van roerende goederen in inrichtingen voor cultuur, sport of vermaak<br />

<strong>be</strong>treft, zijn de volgende regels van toepassing.<br />

Wanneer de toekenning van het recht op toegang of van het recht gebruik te maken<br />

van dergelijke inrichting automatisch, zonder prijstoeslag, de ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

met zich meebrengt van roerende goederen die een integrerend deel van deze<br />

inrichting uitmaken, zodanig dat het gebruik van deze laatste zonder die goederen<br />

niet mogelijk is, is de door de exploitant van de inrichting gevraagde prijs<br />

overeenkomstig voornoemde rubriek XXVIII voor het geheel onderworpen aan het<br />

btw-tarief van 6 %.<br />

Dit is bijvoor<strong>be</strong>eld het geval voor:<br />

- de golfclub en -bal ter<strong>be</strong>schikking gesteld door de exploitant van een minigolfparcours;<br />

- fitnesstoestellen van een fitnesszaal;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 324<br />

- carts of andere gelijkaardige toestellen die worden gebruikt op een circuit dat<br />

speciaal daartoe werd ontworpen.<br />

Wanneer de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van roerende goederen door een exploitant van<br />

een inrichting voor cultuur, sport of vermaak daarentegen facultatief is, wat inzonderheid<br />

het geval is als de <strong>be</strong>zoeker of de gebruiker de mogelijkheid heeft om zijn<br />

eigen uitrusting te gebruiken, is de gevraagde prijstoeslag voor de ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

van roerende goederen <strong>be</strong>oogd in de uitzondering onder b) van<br />

voornoemde rubriek XXVIII en derhalve onderworpen aan het normale btw-tarief.<br />

Het kan eveneens ge<strong>be</strong>uren dat een exploitant van een hierboven <strong>be</strong>doelde inrichting<br />

aan de gebruikers een globale prijs vraagt die het recht van gebruik van de inrichting<br />

alsook de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een roerende uitrusting omvat, maar dat hij een<br />

korting toestaat aan de gebruiker die zijn eigen uitrusting gebruikt. In dat geval dient<br />

de prijs die gevraagd wordt aan gebruikers die gebruik maken van de hun<br />

ter<strong>be</strong>schikking gestelde uitrusting, voor de heffing van de btw te worden uitgesplitst<br />

en is het gedeelte van de prijs dat <strong>be</strong>trekking heeft op de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van<br />

een roerende uitrusting onderworpen aan het normale tarief.<br />

XXIX. Auteursrechten; uitvoeren van concerten en voorstellingen.<br />

1. De overdracht van auteursrechten en het verlenen van rechten op auteursrechten<br />

met uitzondering van deze die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op computerprogramma's.<br />

2. De diensten die <strong>be</strong>staan in het uitvoeren van toneelwerken, balletten, muziekstukken,<br />

circus, variété- of cabaretvoorstellingen en soortgelijke activiteiten en<br />

die <strong>be</strong>horen tot de normale werkzaamheid van acteurs, orkestleiders,<br />

muzikanten en andere artiesten, ook indien deze diensten verstrekt worden<br />

door een rechtspersoon of een feitelijke vereniging of groepering.<br />

Van deze rubriek worden uitgesloten de diensten die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op reclame.<br />

Het tarief van 6 % is eveneens van toepassing op de sommen die rechtstreeks of door<br />

<strong>be</strong>middeling van een auteursvereniging <strong>be</strong>taald worden aan auteurs of componisten<br />

voor de vertoning of de uitvoering in het openbaar of voor uitzending van een<br />

letterkundig, dramatisch, dramatico-muzikaal of muzikaal werk (z. hieromtrent<br />

aanschr. nr. 142 van 24.09.1971).<br />

(1 februari 2012)


XXX. Hotels, camping.<br />

(1 februari 2012)<br />

325 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

1. Het verschaffen van gemeu<strong>be</strong>ld logies met of zonder ontbijt.<br />

2. De ter<strong>be</strong>schikkingstelling van plaats om te kamperen.<br />

Er wordt op gewezen dat indien een hotelhouder een enige prijs vraagt voor volledig<br />

pension of half-pension, de administratie aanvaardt dat de helft van die prijs<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op het verschaffen van gemeu<strong>be</strong>lde logies met ontbijt en zodoende<br />

onderworpen is aan het verlaagd btw-tarief van 6 %, voor zover de coëfficiënt van<br />

50 % niet <strong>be</strong>tekenisvol afwijkt van de werkelijkheid. De andere helft van de enige<br />

prijs heeft dus <strong>be</strong>trekking op het middagmaal en/of avondmaal en kan dus integraal<br />

onderworpen worden aan het tarief van 12 % (toepassing van de rubriek I van ta<strong>be</strong>l B<br />

van de bijlage bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20, zie hierna) voor zover de dranken bij<br />

dat middag- en/of avondmaal niet <strong>be</strong>grepen zijn in deze enige prijs.<br />

Indien de dranken bij het middag- en/of avondmaal in<strong>be</strong>grepen zijn in e enige prijs<br />

van het volledig pension of half-pension, dient de helft van die prijs verder te worden<br />

uitgesplitst derwijze dat de dranken <strong>be</strong>last worden met toepassing van het normale<br />

btw-tarief van 21 %. Een eventuele forfaitaire splitsing kan slechts in samenspraak<br />

met de administratie, <strong>be</strong>houdens de toepassing van de administratieve tolerantie<br />

voorzien in punt 3 van de <strong>be</strong>slissing nr. ET 117.557 van 23 decem<strong>be</strong>r 2009.<br />

XXXI. Werk in onroerende staat met <strong>be</strong>trekking tot privé-woningen.<br />

Zie nummer 144/2, I, 1, hierna.<br />

XXXII. Privé-woningen voor gehandicapten.<br />

Zie nummer 144/2, I. 2, hierna.<br />

XXXIII. Instellingen voor gehandicapten.<br />

Zie nummer 144/2, I, 3, hierna.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 326<br />

XXXIV. Diversen.<br />

1. De verhuur van goederen <strong>be</strong>doeld in rubriek XXIII, nummers 2 tot en met 8.<br />

2. De diensten die gewoonlijk door <strong>be</strong>grafenisondernemers worden verstrekt in de<br />

normale uitoefening van hun <strong>be</strong>roepswerkzaamheid met uitzondering van:<br />

(1 februari 2012)<br />

a) het verschaffen van spijzen en dranken om ter plaatse te worden<br />

verbruikt;<br />

b) de diensten verstrekt door kelners, diensters en alle andere personen die<br />

tussenkomen bij het verschaffen van spijzen en dranken aan de<br />

verbruikers in omstandigheden die het verbruik ter plaatse mogelijk<br />

maken;<br />

c) de diensten met <strong>be</strong>trekking tot de levering met plaatsing van grafkelders<br />

of -monumenten.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>grafenisondernemer <strong>be</strong>last wordt met de volledige organisatie<br />

van een uitvaart maken zijn prestaties, met uitzondering van de handelingen die<br />

niet gewoonlijk door <strong>be</strong>grafenisondernemers worden verstrekt in de normale<br />

uitoefening van hun <strong>be</strong>roepswerkzaamheid, deel uit van één enkele dienst. Die<br />

dienst kan met uitzondering van de diensten die uitdrukkelijk zijn uitgesloten<br />

in <strong>be</strong>doelde rubriek, het verlaagd btw-tarief van 6 % genieten (PV nr. 1650 van<br />

de heer Hendrik Bogaert van 24 april 2007, alsook de <strong>be</strong>slissing<br />

nr. ET 110.001 dd. 14.09.2005).<br />

XXXV. Diensten verricht door instellingen met sociaal oogmerk.<br />

§ 1. Het verlaagd tarief van 6 % is van toepassing op de diensten, met uitzondering<br />

van het werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, tweede lid, van<br />

het Wetboek, van de handelingen opgesomd in de rubriek XXXI, § 3, 3° tot 6°,<br />

van de huidige ta<strong>be</strong>l A, alsook het onderhoud en de herstellingen van de<br />

goederen opgesomd in artikel 35 van het Wetboek, in<strong>be</strong>grepen de leveringen<br />

van onderdelen, uitrustingsstukken en toe<strong>be</strong>horen die worden gebruikt voor de<br />

uitvoering van die werken, die de in § 2 <strong>be</strong>doelde instellingen verrichten<br />

binnen de voorwaarden voorzien in § 3, onder voor<strong>be</strong>houd van de in de §§ 4 en<br />

5 opgenomen <strong>be</strong>palingen.


(1 februari 2012)<br />

327 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

§ 2. De toepassing van het verlaagd tarief van 6 % wordt voor<strong>be</strong>houden aan de<br />

instellingen:<br />

1° van Belgisch recht of van recht van een andere Lidstaat van de Europese<br />

Economische Ruimte;<br />

2° die geenszins het stelselmatig streven naar winst<strong>be</strong>jag tot doel heb<strong>be</strong>n.<br />

Met het oog hierop <strong>be</strong>palen de statuten onder meer dat de eventuele winst<br />

in geen geval mag worden verdeeld, maar daarentegen integraal dient te<br />

worden <strong>be</strong>stemd tot het handhaven of ver<strong>be</strong>teren van de verstrekte<br />

handelingen. Deze statuten <strong>be</strong>palen eveneens dat ingeval van liquidatie<br />

het totaal van het netto-actief opnieuw wordt geïnvesteerd in een andere<br />

instelling van dezelfde aard;<br />

3° die in hoofdzaak vrijwillig <strong>be</strong>heerd worden en <strong>be</strong>stuurd door personen<br />

die, noch voor zich persoonlijk noch via tussenpersonen, enig direct of<br />

indirect <strong>be</strong>lang heb<strong>be</strong>n in het exploitatieresultaat;<br />

4° waarvan het doel in de zin<br />

- van het <strong>be</strong>sluit van de Vlaamse regering van 16 novem<strong>be</strong>r 1994<br />

houdende doorvoering van experimenten in verband met invoeg<strong>be</strong>drijven<br />

en leereilandprojecten, of van Hoofdstuk 3, Afdeling 3.5,<br />

van het <strong>be</strong>sluit van de Vlaamse regering, van 17 decem<strong>be</strong>r 1997,<br />

tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming<br />

en -<strong>be</strong>heer;<br />

- van het KB van 30 maart 1995 tot uitvoering van Hoofdstuk II van<br />

Titel IV van de wet van 21 decem<strong>be</strong>r 1994 houdende sociale<br />

<strong>be</strong>palingen op de inschakelings<strong>be</strong>drijven;<br />

- van het decreet van de Franse gemeenschapscommissie van<br />

Brussel-Hoofdstad van 27 april 1995 <strong>be</strong>treffende de erkenning van<br />

organismen voor socio-professionele inschakeling en de subsidiëring<br />

van hun <strong>be</strong>roepsopleidingsactiviteiten voor werklozen en<br />

laaggeschoolde werkzoekenden gericht op het vergroten van hun<br />

kans op het vinden of terugvinden van werk in het raam van<br />

gecoördineerde voorzieningen voor socio-professionele inschakeling;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 328<br />

(1 februari 2012)<br />

- van het decreet van de Waalse Gewestelijke Raad en van de<br />

Waalse regering van 16 juli 1998 <strong>be</strong>treffende de voorwaarden<br />

waaronder de inschakelings<strong>be</strong>drijven worden erkend en gesubsidieerd;<br />

- van het <strong>be</strong>sluit van de Vlaamse regering van 10 novem<strong>be</strong>r 1998<br />

houdende doorvoering van experimenten in verband met invoeg<strong>be</strong>drijven;<br />

- van de ordonnantie van de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijk<br />

Gewest en van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 april<br />

1999 <strong>be</strong>treffende de erkenning en de financiering van inschakelingsondernemingen;<br />

- van het <strong>be</strong>sluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot<br />

wijziging van het <strong>be</strong>sluit van de Vlaamse regering van 8 decem<strong>be</strong>r<br />

1998 tot uitvoering van het decreet inzake sociale werkplaatsen;<br />

of<br />

- van het <strong>be</strong>sluit van de Waalse regering van 18 novem<strong>be</strong>r 1999 tot<br />

wijziging van het <strong>be</strong>sluit van de Waalse regering van 6 april 1995<br />

<strong>be</strong>treffende de erkenning van de "Entreprises de formation par le<br />

travail" (Bedrijven voor vorming door ar<strong>be</strong>id),<br />

<strong>be</strong>staat in het tewerkstellen alsook in het verzekeren van de<br />

werkgelegenheid van de laag- of middelmatig geschoolde werkloze<br />

werkzoekenden die uit de traditionele ar<strong>be</strong>idscircuits zijn uitgesloten of<br />

bijzonder moeilijk <strong>be</strong>middelbaar zijn;<br />

5° en die daartoe erkend zijn door de overheid die door die decreten,<br />

<strong>be</strong>sluiten of ordonnantie <strong>be</strong>voegd wordt verklaard.<br />

§ 3. De toepassing van het verlaagd tarief van 6 % is eveneens onderworpen aan de<br />

volgende voorwaarden waaraan samen moet worden voldaan:<br />

1° de in § 2 <strong>be</strong>oogde instelling moet haar werkzaamheden uitsluitend<br />

<strong>be</strong>perken tot de diensten <strong>be</strong>oogd in § 1;<br />

2° deze instelling dient prijzen toe te passen die zijn goedgekeurd door de<br />

overheid, of prijzen die niet hoger liggen dan de goedgekeurde prijzen, of


(1 februari 2012)<br />

329 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

nog, voor handelingen waarvoor geen goedkeuring van prijzen plaatsvindt,<br />

prijzen die lager zijn dan die welke voor soortgelijke diensten in<br />

rekening worden gebracht door commerciële ondernemingen die aan de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde zijn onderworpen;<br />

3° het voordeel van een verlaagd tarief mag niet van dien aard zijn dat het<br />

leidt tot concurrentievervalsing ten nadele van commerciële ondernemingen<br />

die aan de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde zijn onderworpen.<br />

§ 4. Het verlaagd tarief is van rechtswege niet meer van toepassing vanaf het<br />

ogenblik dat de instelling die er de toepassing van inroept, niet meer voldoet<br />

aan het geheel van de ter zake vereiste voorwaarden.<br />

§ 5. De Minister van Financiën informeert zich bij de in § 2, 5° <strong>be</strong>oogde <strong>be</strong>voegde<br />

overheden naar de door deze overheden verleende, ingetrokken of opgeschorte<br />

erkenningen.<br />

Hij licht diezelfde overheden in van gedane vaststellingen waarbij de toepassing van<br />

het verlaagd tarief vervalt of is komen te vervallen wegens het niet naleven van één<br />

of meerdere in § 3 <strong>be</strong>paalde voorwaarden.<br />

XXXVI. Huisvesting in het kader van het sociaal <strong>be</strong>leid.<br />

Zie nummer 144/2, I, 4 hierna.<br />

XXXVII. Afbraak en heropbouw van gebouwen in stadsgebieden.<br />

Zie nummer 144/2, I, 5 hierna.<br />

XXXVIII. Renovatie en herstel van privé-woningen.<br />

Zie nummer 144/2, I, 6 hierna.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 330<br />

XXXIX. Kleine hersteldiensten.<br />

Bedoeld worden de herstelling van fietsen, schoeisel en lederwaren en de herstelling<br />

en het vermaken van kleding en huishoudlinnen. Voor nadere inlichtingen zie<br />

brochure “btw van 6 % voor <strong>be</strong>paalde hersteldiensten”.<br />

142. Goederen en diensten onderworpen aan het tarief van 12 % (ta<strong>be</strong>l B).<br />

1° Toepassing van artikel 38, § 4, van het Wetboek.<br />

Iedere handeling die bijdraagt tot het vervaardigen, het bouwen, het monteren of het<br />

omvormen van een goed onderworpen aan het tarief van 12 %, ander dan een uit zijn<br />

aard onroerend goed (z. nr. 146).<br />

2° Leveringen van goederen en diensten <strong>be</strong>doeld in Ta<strong>be</strong>l B van de bijlage bij<br />

het KB nr. 20.<br />

I. Restaurant- en cateringdiensten<br />

Restaurant- en cateringdiensten, met uitsluiting van het verschaffen van dranken.<br />

Voor verdere inlichtingen hieromtrent wordt verwezen naar de <strong>be</strong>slissing<br />

nr. ET117.557 dd. 23.12.2009.<br />

Met <strong>be</strong>trekking tot de maaltijden met bijhorende dranken verstrekt door hotel<strong>be</strong>houders<br />

in het kader van volledig pension of half-pension wordt verwezen naar de<br />

commentaar van voornoemde rubriek XXX (table A).<br />

II. (Opgeheven.)<br />

III. Fytofarmacie.<br />

De <strong>be</strong>strijdingsmiddelen die <strong>be</strong>doeld zijn in rubriek III, van ta<strong>be</strong>l B, van de bijlage<br />

bij het KB nr. 20, van 20 juli 1970, inzake btw-tarieven, en die zodoende<br />

onderworpen zijn aan het btw-tarief van 12 %, vallen vanaf 21 mei 1994 onder de<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

331 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

regeling van het KB van 28 februari 1994 <strong>be</strong>treffende het <strong>be</strong>waren, het op de markt<br />

brengen en het gebruiken van <strong>be</strong>strijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik<br />

(Belgisch Staatsblad van 11 mei 1994). De <strong>be</strong>strijdingsmiddelen die het btw-tarief<br />

van 12 % genieten, zijn <strong>be</strong>strijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik die in<br />

uitvoering van het genoemde KB van 28 februari 1994:<br />

- hetzij erkend zijn;<br />

- hetzij toegelaten zijn in een andere Lidstaat en toegelaten zijn voor<br />

"parallelinvoer" in België.<br />

Betreffende erkenningen van <strong>be</strong>strijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en<br />

<strong>be</strong>treffende toelatingen voor parallelinvoer van die producten vallen thans onder de<br />

<strong>be</strong>voegdheid van het Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding, van de<br />

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.<br />

De lijst van die erkenningen en toelatingen kan thans geraadpleegd worden op de<br />

website www.fytoweb.<strong>fgov</strong>.<strong>be</strong>.<br />

Inzake <strong>be</strong>strijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik al dan niet vermengd met<br />

een meststof en het <strong>be</strong>grip biociden wordt verwezen naar Informaties en<br />

Mededelingen van 28.05.2004.<br />

IV. (Opgeheven.)<br />

V. (Opgeheven.)<br />

VI. Margarine.<br />

Voor meer toelichtingen inzake voormelde rubriek wordt verwezen naar <strong>be</strong>slissing<br />

nr. ET 110.936 dd. 05.04.2006.<br />

VII. Banden en binnenbanden.<br />

Banden en binnenbanden voor wielen van landbouwmachines en -tractors, met<br />

uitsluiting van banden of binnenbanden voor bosbouwtractors en motoculteurs.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 332<br />

Het voordeel van het verlaagd tarief van 12 % is afhankelijk van de afgifte door de<br />

verkrijger of invoerder, aan de leverancier of aan de douane, van een schriftelijke<br />

verklaring waarin hij zijn registratienummer voor de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde vermeldt en <strong>be</strong>vestigt dat hij landbouwondernemer is en dat hij de goederen<br />

werkelijk zal gebruiken voor de <strong>be</strong>hoeften van zijn landbouw<strong>be</strong>drijf.<br />

VIII. Brandstoffen.<br />

Steenkool en van steenkool vervaardigde vaste brandstoffen; bruinkool en geperste<br />

bruinkool, met uitzondering van git; cokes en halfcokes van steenkool, van bruinkool<br />

of van turf; niet-gecalcineerde petroleumcokes, als brandstof gebruikt.<br />

IX. (Opgeheven.)<br />

X. Huisvesting in het kader van het sociaal <strong>be</strong>leid.<br />

Zie nummer 144/2, II, hierna.<br />

143. (Opgeheven.)<br />

144/1. Goederen en diensten onderworpen aan het normaal tarief (21 %).<br />

De artikels 96 tot 100 van de richtlijn 2006/112/CE, van de Raad van 28 novem<strong>be</strong>r<br />

2006 (artikel 12, lid 3, a), van de zesde richtlijn 77/388/EEG van 17 mei 1977)<br />

<strong>be</strong>paalt dat elke Lidstaat een minimum normaal tarief moet vaststellen voor<br />

leveringen van goederen en diensten en laat elke lidstaat ook toe om op permanente<br />

wijze een of twee verlaagde tarieven toe te passen uitsluitend met <strong>be</strong>trekking tot<br />

leveringen van goederen en diensten die in bijlage III bij deze richtlijn zijn<br />

opgesomd.<br />

Uit deze <strong>be</strong>paling blijkt dus duidelijk dat het tarief dat normaal van toepassing is niet<br />

lager mag zijn dan 15 % (in België 21 %) en dat de Lidstaten in afwijking daarvan en<br />

binnen een welomschreven en <strong>be</strong>perkt kader gemachtigd zijn een verlaagd tarief toe<br />

te passen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

333 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

In de vroegere formulering van artikel 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli<br />

1970 tot vaststelling van de tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en<br />

tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, die teruggaat tot een<br />

periode van voor de redactie van het voornoemde artikel 12, lid 3, a), komt deze<br />

hiërarchie tussen de tarieven niet tot uiting maar worden de verschillende btwtarieven<br />

die in België van toepassing zijn gewoon gerangschikt naar stijgende<br />

volgorde.<br />

Het huidige artikel 1 van het KB nr. 20 <strong>be</strong>paalt uitdrukkelijk dat het tarief van 21 %<br />

het normale tarief is van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde voor de goederen<br />

en diensten <strong>be</strong>doeld in het Wetboek. In afwijking daarvan geldt een tarief van 6 %<br />

voor de goederen en diensten opgenomen in ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij het KB nr. 20<br />

en geldt een verlaagd tarief van 12 % voor de goederen en diensten opgenomen in<br />

ta<strong>be</strong>l B van de bijlage bij het KB nr. 20.<br />

144/2. Onroerende handelingen.<br />

Voor alle duidelijkheid wordt vermeld dat hierna onder "onroerende handelingen"<br />

wordt verstaan:<br />

- leveringen van <strong>be</strong>paalde gebouwen en de vestigingen, overdrachten en<br />

wederoverdrachten van zakelijke rechten op die gebouwen en/of<br />

- werk in onroerende staat met in<strong>be</strong>grip van de daarmee gelijkgestelde<br />

handelingen.<br />

Onroerende handelingen kunnen onderworpen zijn aan het tarief van 6 %, aan het<br />

tarief van 12 % of aan het normale tarief dat thans 21 % <strong>be</strong>draagt.<br />

De verlaagde tarieven van 6 % en 12 % vinden enkel toepassing in de sector van de<br />

huisvesting, dat wil zeggen voor handelingen met <strong>be</strong>trekking tot gebouwen <strong>be</strong>stemd<br />

voor huisvesting. Onroerende handelingen met <strong>be</strong>trekking tot gebouwen die niet voor<br />

<strong>be</strong>woning dienen zijn steeds onderworpen aan het normale tarief dat thans 21 %<br />

<strong>be</strong>draagt.<br />

I. Gebouwen en diensten (werk in onroerende staat en daarmee<br />

gelijkgestelde handelingen) onderworpen aan het tarief van 6 %.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 334<br />

In ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij het KB nr. 20 zijn 6 onderscheiden groepen van<br />

onroerende handelingen opgenomen:<br />

- werk in onroerende staat met <strong>be</strong>trekking tot privé-woningen ouder dan 15 jaar<br />

en <strong>be</strong>paalde woningcomplexen ouder dan 15 jaar;<br />

- leveringen van en werk in onroerende staat met <strong>be</strong>trekking tot privé-woningen<br />

voor gehandicapten;<br />

- leveringen van en werk in onroerende staat met <strong>be</strong>trekking tot instellingen voor<br />

gehandicapten;<br />

- leveringen van en werk in onroerende staat met <strong>be</strong>trekking tot huisvesting in<br />

het kader van het sociaal <strong>be</strong>leid;<br />

- afbraak en heropbouw van gebouwen in stadsgebieden;<br />

- werk in onroerende staat met <strong>be</strong>trekking tot privé-woningen ouder dan 5 jaar<br />

en <strong>be</strong>paalde woningcomplexen ouder dan 5 jaar.<br />

1. Werk in onroerende staat met <strong>be</strong>trekking tot privé-woningen ouder dan vijftien<br />

jaar en <strong>be</strong>paalde woningcomplexen ouder dan vijftien jaar.<br />

(1 februari 2012)<br />

A. Overeenkomstig rubriek XXXI van ta<strong>be</strong>l A, van de bijlage bij het KB<br />

nr. 20, van 20 juli 1970, worden het werk in onroerende staat en de<br />

andere handelingen <strong>be</strong>doeld onder C hierna, onderworpen aan het<br />

verlaagd tarief van 6 % voor zover de volgende voorwaarden zijn<br />

vervuld:<br />

1) de handelingen moeten de omvorming, renovatie, rehabilitatie,<br />

ver<strong>be</strong>tering, herstelling of het onderhoud, met uitsluiting van de<br />

reiniging, geheel of ten dele van een woning tot voorwerp heb<strong>be</strong>n;<br />

2) de handelingen moeten <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op een woning die, na<br />

de uitvoering ervan, hetzij uitsluitend, hetzij hoofdzakelijk, als<br />

privé-woning wordt gebruikt;<br />

3) de handelingen moeten worden verricht aan een woning waarvan<br />

de eerste ingebruikneming tenminste vijftien jaar voorafgaat aan<br />

het eerste tijdstip van opeisbaarheid van de btw dat zich voordoet<br />

overeenkomstig artikel 22 van het Wetboek;<br />

4) de handelingen moeten worden verstrekt en gefactureerd aan een<br />

eindverbruiker;<br />

5) de door de dienstverrichter uitgereikte factuur en het dub<strong>be</strong>l dat hij<br />

<strong>be</strong>waart, moeten, op basis van een duidelijk en nauwkeurig attest


(1 februari 2012)<br />

335 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

van de afnemer, melding maken van het voorhanden zijn van de<br />

elementen die de toepassing van het verlaagde tarief rechtvaardigen;<br />

<strong>be</strong>halve in geval van samenspanning tussen de partijen<br />

of klaarblijkelijk niet naleven van onderhavige <strong>be</strong>paling, ontlast het<br />

attest van de afnemer de dienstverrichter van de aansprakelijkheid<br />

<strong>be</strong>treffende de vaststelling van het tarief.<br />

B. Worden aangemerkt als eindverbruikers in de zin van deze <strong>be</strong>paling, voor<br />

het werk in onroerende staat en de andere handelingen omschreven onder<br />

C, hierna, met <strong>be</strong>trekking tot de woningen daadwerkelijk gebruikt voor<br />

de huisvesting van <strong>be</strong>jaarden, leerlingen en studenten, minderjarigen,<br />

thuislozen en personen in moeilijkheden, de publiekrechtelijke of<br />

privaatrechtelijke personen die <strong>be</strong>heren:<br />

1) verblijfsinrichtingen voor <strong>be</strong>jaarden welke door de <strong>be</strong>voegde<br />

overheid zijn erkend in het kader van de wetgeving inzake<br />

<strong>be</strong>jaardenzorg;<br />

2) internaten die zijn toegevoegd aan scholen of universiteiten of die<br />

ervan afhangen;<br />

3) jeugd<strong>be</strong>schermingstehuizen en residentiële voorzieningen die op<br />

duurzame wijze, in dag- en nachtverblijf, minderjarigen huisvesten<br />

en die erkend zijn door de <strong>be</strong>voegde overheid in het kader van de<br />

wetgeving op de jeugd<strong>be</strong>scherming of de bijzondere jeugdbijstand;<br />

4) opvangtehuizen die in dag- en nachtverblijf thuislozen en personen<br />

in moeilijkheden huisvesten en die erkend zijn door de <strong>be</strong>voegde<br />

overheid.<br />

5) psychiatrische verzorgingstehuizen die op een duurzame wijze in<br />

dag- en nachtverblijf personen met een langdurige en gestabiliseerde<br />

psychische stoornis of mentaal gehandicapten huisvesten<br />

en die door de <strong>be</strong>voegde overheid erkend zijn;<br />

6) gebouwen waar, ten titel van een initiatief van <strong>be</strong>schut wonen<br />

erkend door de <strong>be</strong>voegde overheid, het op een duurzame wijze<br />

huisvesten in dag- en nachtverblijf en het <strong>be</strong>geleiden van<br />

psychiatrische patiënten plaatsheeft.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 336<br />

(1 februari 2012)<br />

C. Worden <strong>be</strong>oogd:<br />

1) het verbouwen, het afwerken, het inrichten, het herstellen en het<br />

onderhouden, met uitsluiting van het reinigen, geheel of ten dele,<br />

van een uit zijn aard onroerend goed;<br />

2) prestaties die erin <strong>be</strong>staan een roerend goed te leveren en het<br />

meteen op zodanige wijze aan te brengen aan het onroerend goed<br />

dat het onroerend uit zijn aard wordt;<br />

3) iedere handeling, ook indien niet <strong>be</strong>oogd in cijfer 2 hierboven, die<br />

tot voorwerp heeft zowel de levering als de aanhechting aan een<br />

gebouw:<br />

a) van de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van<br />

een installatie voor centrale verwarming of airconditioning,<br />

daaronder <strong>be</strong>grepen de branders, de reservoirs en de regel- en<br />

controletoestellen verbonden aan de ketel of aan de<br />

radiatoren;<br />

b) van de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van<br />

een sanitaire installatie van een gebouw en, meer algemeen,<br />

van al de vaste toestellen voor sanitair of hygiënisch gebruik<br />

aangesloten op een waterleiding of een riool;<br />

c) van de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van<br />

een elektrische installatie van een gebouw, met uitzondering<br />

van toestellen voor de verlichting en van lampen;<br />

d) van de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van<br />

een elektrische <strong>be</strong>linstallatie, van brandalarmtoestellen, van<br />

alarmtoestellen tegen diefstal en van een huistelefoon;<br />

e) van op<strong>be</strong>rgkasten, gootstenen, gootsteenkasten en meu<strong>be</strong>ls<br />

met ingebouwde gootsteen, wastafels en meu<strong>be</strong>ls met<br />

ingebouwde wasbak, zuigkappen, ventilators en luchtverversers<br />

waarmee een keuken of een badkamer is uitgerust;<br />

f) van luiken, rolluiken en rolgordijnen die aan de buitenkant<br />

van het gebouw worden geplaatst;


(1 februari 2012)<br />

337 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

4) iedere handeling, ook indien niet <strong>be</strong>oogd in cijfer 2 hierboven, die<br />

tot voorwerp heeft zowel de levering van wand<strong>be</strong>kleding of<br />

vloer<strong>be</strong>kleding of -<strong>be</strong>dekking als de plaatsing ervan in een gebouw<br />

ongeacht of die <strong>be</strong>kleding of <strong>be</strong>dekking aan het gebouw wordt<br />

vastgehecht of eenvoudig ter plaatse op maat gesneden volgens de<br />

afmetingen van de te <strong>be</strong>dekken oppervlakte;<br />

5) het aanhechten, het plaatsen, het herstellen en het onderhouden,<br />

met uitsluiting van het reinigen, van goederen <strong>be</strong>doeld in cijfers 3<br />

en 4 hierboven;<br />

6) de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van personeel met het oog op het<br />

verrichten van de hierboven <strong>be</strong>doelde handelingen.<br />

Opmerking: Inzake de draagwijdte van de <strong>be</strong>doelde verbouwingswerken<br />

wordt verwezen naar de parlementaire vraag nr. 1117 van 9 okto<strong>be</strong>r 2002<br />

van de heer Yves Leterme.<br />

D. Het verlaagde tarief van 6 % is in geen geval van toepassing op:<br />

1) werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die<br />

geen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de eigenlijke woning, zoals <strong>be</strong>bouwingswerkzaamheden,<br />

tuinaanleg en oprichten van afsluitingen;<br />

2) werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die tot<br />

voorwerp heb<strong>be</strong>n de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de<br />

<strong>be</strong>standdelen van zwembaden, sauna's, midgetgolfbanen, tennisterreinen<br />

en dergelijke installaties (zie ook <strong>be</strong>slissing nr. ET 94.492<br />

dd. 18.06.1999 en nr. ET 113.109 dd. 04.09.2009).<br />

Voor nadere toelichtingen <strong>be</strong>treffende deze rubriek wordt verwezen naar de<br />

aanschrijving nr. 6 van 22.08.1986.<br />

2. Leveringen van en werk in onroerende staat met <strong>be</strong>trekking tot privé-woningen<br />

voor gehandicapten.<br />

A. Overeenkomstig rubriek XXXII van ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij het KB<br />

nr. 20, van 20 juli 1970 is, mits voldaan is aan de hierna gestelde<br />

voorwaarden, het verlaagde tarief van 6 % van toepassing op de werken<br />

in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, tweede lid, van het<br />

Wetboek, met uitsluiting van het reinigen, en op de andere handelingen<br />

opgesomd onder punt 1°, C, cijfers 3 tot 6 hiervoor:


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 338<br />

(1 februari 2012)<br />

1° de handelingen moeten worden verstrekt en gefactureerd aan een<br />

gewestelijke huisvestingsmaatschappij, een door haar erkende<br />

maatschappij voor sociale huisvesting, een provincie, een<br />

intercommunale, een gemeente, een intercommunaal openbaar<br />

centrum voor maatschappelijk welzijn of aan een openbaar centrum<br />

voor maatschappelijk welzijn;<br />

2° de handelingen moeten worden verricht aan een woning die, in<br />

ieder geval na de uitvoering ervan, specifiek aangepast is om door<br />

een gehandicapte als privé-woning te worden gebruikt;<br />

3° de handelingen moeten worden verricht aan een woning die<br />

<strong>be</strong>stemd is om te worden verhuurd, door een onder 1° <strong>be</strong>doelde<br />

instelling of maatschappij, aan een gehandicapte die een<br />

tegemoetkoming geniet van het Fonds voor medische, sociale en<br />

pedagogische zorg voor gehandicapten of van het "Fonds<br />

communautaire pour l'intégration sociale et professionnelle des<br />

personnes handicapées" of van het Vlaams Fonds voor Sociale<br />

Integratie voor Personen met een Handicap of van de "Dienststelle<br />

der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer<br />

Behinderung sowie für die <strong>be</strong>sondere soziale Fürsorge" 1 ;<br />

4° de door de dienstverrichter uitgereikte factuur en het dub<strong>be</strong>l dat hij<br />

<strong>be</strong>waart, moeten, op basis van een duidelijk en nauwkeurig attest<br />

van de afnemer, melding maken van het voorhanden zijn van de<br />

elementen die de toepassing van het verlaagd tarief rechtvaardigen;<br />

<strong>be</strong>halve in geval van samenspanning tussen de partijen of<br />

klaarblijkelijk niet naleven van onderhavige <strong>be</strong>paling, ontlast het<br />

attest van de afnemer die dienstverrichter van de aansprakelijkheid<br />

<strong>be</strong>treffende de vaststelling van het tarief.<br />

Op te merken valt dat, in tegenstelling tot de in punt 1 hiervoor <strong>be</strong>doelde<br />

privé-woningen, het in onderhavige situatie voor de toepassing van het<br />

verlaagde tarief niet vereist is dat de eerste ingebruikneming van de<br />

privé-woning tenminste vijftien jaar voorafgaat aan het eerste tijdstip van<br />

opeisbaarheid van de btw dat zich voordoet overeenkomstig artikel 22<br />

van het Wetboek.<br />

1 Zie de <strong>be</strong>langrijke opmerking in nr. 144/2, III hierna.


(1 februari 2012)<br />

339 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

B. Het verlaagde tarief is in geen geval van toepassing op:<br />

1° werk in onroerende staat en de andere onroerende handelingen die<br />

geen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de eigenlijke woning, zoals <strong>be</strong>bouwingswerkzaamheden,<br />

tuinaanleg en oprichten van afsluitingen;<br />

2° werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die tot<br />

voorwerp heb<strong>be</strong>n de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen<br />

van zwembaden, sauna's, midgetgolfbanen, tennisterreinen en<br />

dergelijke installaties (zie ook <strong>be</strong>slissing nr. ET 94.492 dd.<br />

18.06.1999 en nr. ET 113.109 dd. 04.09.2009).<br />

C. Het verlaagde tarief is eveneens van toepassing op de levering van<br />

goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 9 van het Btw-Wetboek, alsook op de<br />

vestigingen, de overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten<br />

op zulke goederen, die niet zijn vrijgesteld door artikel 44, § 3, 1°, van<br />

het Wetboek, wanneer die goederen:<br />

- specifiek zijn aangepast om door een gehandicapte als privéwoning<br />

te worden gebruikt;<br />

- worden geleverd en gefactureerd aan de instellingen of maatschappijen<br />

<strong>be</strong>doeld in A, 1°;<br />

- en <strong>be</strong>stemd zijn om te worden verhuurd door deze instellingen of<br />

maatschappijen aan gehandicapten <strong>be</strong>doeld in A, 3°.<br />

D. Het verlaagde tarief is eveneens van toepassing op de in artikel 44, § 3,<br />

2°, b, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde onroerende financieringshuur of<br />

onroerende leasing die <strong>be</strong>trekking heeft op gebouwen die specifiek<br />

aangepast zijn om door een gehandicapte als privé-woning te worden<br />

gebruikt, wanneer de leasingnemer een onder A, 1° genoemde<br />

maatschappij of instelling is die deze gebouwen verhuurt aan de in A, 3°<br />

genoemde gehandicapten.<br />

3. Levering van en werk in onroerende staat met <strong>be</strong>trekking tot instellingen voor<br />

gehandicapten.<br />

A. Overeenkomstig rubriek XXXIII van ta<strong>be</strong>l A, van de bijlage bij het KB<br />

nr. 20, van 20 juli 1970 is, mits voldaan is aan de hierna gestelde<br />

voorwaarden, het verlaagde tarief van 6 % van toepassing op de werken


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 340<br />

(1 februari 2012)<br />

in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, tweede lid, van het<br />

Wetboek, met uitsluiting van het reinigen, en op de andere handelingen<br />

opgesomd onder punt 1, C, cijfer 3 tot 6, hiervóór:<br />

1) de handelingen moeten worden verricht aan woningcomplexen<br />

<strong>be</strong>stemd om te worden gebruikt voor huisvesting van gehandicapten;<br />

2) de handelingen moeten worden verstrekt en gefactureerd aan een<br />

publiekrechtelijke of privaatrechtelijke persoon die een instelling<br />

<strong>be</strong>heert die op duurzame wijze, in dag- en nachtverblijf,<br />

gehandicapten huisvest en die een tegemoetkoming geniet van het<br />

Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor<br />

gehandicapten of van het "Fonds communautaire pour l'intégration<br />

sociale et professionnelle des personnes handicapées" of van het<br />

Vlaams Fonds voor Sociale Integratie voor Personen met een<br />

Handicap of van de "Dienststelle der Deutschsprachigen<br />

Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung sowie für die<br />

<strong>be</strong>sondere soziale Fürsorge" 1 ;<br />

3) de door de dienstverrichter uitgereikte factuur en het dub<strong>be</strong>l dat hij<br />

<strong>be</strong>waart, moeten, op basis van een duidelijk en nauwkeurig attest<br />

van de afnemer, melding maken van het voorhanden zijn van de<br />

elementen die de toepassing van het verlaagde tarief rechtvaardigen;<br />

<strong>be</strong>halve in geval van samenspanning tussen de partijen<br />

of klaarblijkelijk niet naleven van onderhavige <strong>be</strong>paling, ontlast het<br />

attest van de afnemer die dienstverrichter van de aansprakelijkheid<br />

<strong>be</strong>treffende de vaststelling van het tarief.<br />

Op te merken valt dat, in tegenstelling tot de in punt 1 hiervóór <strong>be</strong>doelde<br />

regeling het in onderhavige situatie voor de toepassing van het verlaagde<br />

tarief niet vereist is dat de eerste ingebruikneming van het woningcomplex<br />

tenminste vijftien jaar voorafgaat aan het eerste tijdstip van<br />

opeisbaarheid van de btw dat zich voordoet overeenkomstig artikel 22<br />

van het Wetboek.<br />

B. Het verlaagde tarief is in geen geval van toepassing op:<br />

1° werk in onroerende staat en de andere onroerende handelingen die<br />

geen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de eigenlijke woning, zoals <strong>be</strong>bouwingswerkzaamheden,<br />

tuinaanleg en oprichten van afsluitingen;<br />

1 Zie de <strong>be</strong>langrijke opmerking in nr. 144/2, III hierna


(1 februari 2012)<br />

341 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

2° werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die tot<br />

voorwerp heb<strong>be</strong>n de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de<br />

<strong>be</strong>standdelen van zwembaden, sauna's, midgetgolfbanen, tennisterreinen<br />

en dergelijke installaties (zie ook <strong>be</strong>slissing nr. ET 94.492<br />

dd. 18.06.1999 en nr. ET 113.109 dd. 04.09.2009).<br />

C. Het verlaagde tarief is eveneens van toepassing op de levering van<br />

goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 9, van het Btw-Wetboek, alsook op de<br />

vestigingen, de overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten<br />

op zulke goederen, die niet zijn vrijgesteld door artikel 44, § 3, 1°, van<br />

het Wetboek, wanneer die goederen <strong>be</strong>stemd zijn om als woningcomplex<br />

te worden gebruikt voor de huisvesting van gehandicapten en ze worden<br />

geleverd en gefactureerd aan een in A, 2° <strong>be</strong>doelde publiekrechtelijke of<br />

privaatrechtelijke persoon.<br />

D. Het verlaagde tarief is eveneens van toepassing op de in artikel 44, § 3,<br />

2°, b, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde onroerende financieringshuur of<br />

onroerende leasing die <strong>be</strong>trekking heeft op woningcomplexen <strong>be</strong>stemd<br />

om te worden gebruikt voor de huisvesting van gehandicapten wanneer<br />

de leasingnemer een in A, 2° genoemde publiekrechtelijke of privaatrechtelijke<br />

persoon is.<br />

4. Leveringen van en werk in onroerende staat met <strong>be</strong>trekking tot huisvesting in<br />

het kader van het sociaal <strong>be</strong>leid<br />

A. Overeenkomstig rubriek XXXVI van ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij het KB<br />

nr. 20, van 20 juli 1970 is, mits voldaan is aan de hierna gestelde<br />

voorwaarden, het verlaagd tarief van 6 % van toepassing op:<br />

1) de leveringen van nagenoemde goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 9<br />

van het Btw-Wetboek alsook op de vestigingen, overdrachten en<br />

wederoverdrachten van zakelijke rechten op zulke goederen, die<br />

niet zijn vrijgesteld door artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek,<br />

wanneer die goederen <strong>be</strong>stemd zijn voor de huisvesting in het<br />

kader van het sociaal <strong>be</strong>leid:<br />

a) privé-woningen die worden geleverd en gefactureerd aan de<br />

gewestelijke huisvestingsmaatschappijen en aan de door hen<br />

erkende maatschappijen voor sociale huisvesting en die door<br />

deze maatschappijen worden <strong>be</strong>stemd om te worden<br />

verhuurd;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 342<br />

(1 februari 2012)<br />

b) privé-woningen die worden geleverd en gefactureerd aan de<br />

gewestelijke huisvestingsmaatschappijen en aan de door hen<br />

erkende maatschappijen voor sociale huisvesting en die door<br />

deze maatschappijen worden <strong>be</strong>stemd om te worden<br />

verkocht;<br />

c) privé-woningen die worden geleverd en gefactureerd door de<br />

gewestelijke huisvestingsmaatschappijen en door de door hen<br />

erkende maatschappijen voor sociale huisvesting;<br />

2) werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, tweede lid,<br />

van het Wetboek, met uitsluiting van het reinigen, en de andere<br />

handelingen opgesomd in rubriek XXXI, § 3, 3° tot 6°, van ta<strong>be</strong>l A<br />

met <strong>be</strong>trekking tot de onder A genoemde privé-woningen mits die<br />

worden verstrekt en gefactureerd aan de gewestelijke<br />

huisvestingsmaatschappijen en aan de door hen erkende<br />

maatschappijen voor sociale huisvesting;<br />

3) de in artikel 44, § 3, 2°, b), van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde onroerende<br />

financieringshuur of onroerende leasing die <strong>be</strong>trekking heeft op de<br />

onder 1) <strong>be</strong>doelde privé-woningen wanneer de leasingnemer een<br />

gewestelijke huisvestingsmaatschappij of een door die maatschappij<br />

erkende maatschappij voor sociale huisvesting is.<br />

B. Het verlaagd tarief van 6 % is in geen geval van toepassing op:<br />

1) werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die<br />

geen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de eigenlijke woning, zoals <strong>be</strong>bouwingswerkzaamheden,<br />

tuinaanleg en oprichten van afsluitingen;<br />

2) werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die tot<br />

voorwerp heb<strong>be</strong>n de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de<br />

<strong>be</strong>standdelen van zwembaden, sauna's, midgetgolfbanen, tennisterreinen<br />

en dergelijke installaties (zie ook <strong>be</strong>slissing nr. ET 94.492<br />

dd. 18.06.1999 en nr. ET 113.109 dd. 04.09.2009).<br />

5. Afbraak en heropbouw van gebouwen in stadsgebieden.<br />

A. Overeenkomstig rubriek XXXVII van ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij het KB<br />

nr. 20 van 20 juli 1970 is het verlaagd btw-tarief van 6 % van toepassing<br />

op het werk in onroerende staat en de andere handelingen opgesomd in<br />

rubriek XXXI, § 3, 3° tot 6°, die tot voorwerp heb<strong>be</strong>n de afbraak en de<br />

daarmee gepaard gaande heropbouw van een woning.


(1 februari 2012)<br />

343 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

Het voordeel van het verlaagd tarief is onderworpen aan het vervullen<br />

van de navolgende voorwaarden:<br />

1) de handelingen moeten <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op een woning die, na<br />

de uitvoering van de werken, hetzij uitsluitend, hetzij hoofdzakelijk<br />

als privé-woning wordt gebruikt;<br />

2) de handelingen moeten <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op een woning die<br />

gelegen is in één van de grote steden opgesomd in de koninklijke<br />

<strong>be</strong>sluiten van 12 augustus 2000, 26 septem<strong>be</strong>r 2001 en 28 april<br />

2005 ter uitvoering van artikel 3 van de wet van 17 juli 2000 tot<br />

<strong>be</strong>paling van de voorwaarden waaronder de plaatselijke overheden<br />

een financiële bijstand kunnen genieten van de Staat in het kader<br />

van het stedelijk <strong>be</strong>leid;<br />

3) (opgeheven);<br />

4) de bouwheer moet:<br />

a) vooraleer de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt overeenkomstig<br />

artikel 22 van het Wetboek, bij het controlekantoor van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde van het ambtsgebied<br />

waarin het gebouw is gelegen een verklaring indienen. Deze<br />

verklaring dient te vermelden dat het gebouw dat hij laat<br />

afbreken en heroprichten <strong>be</strong>doeld is om hetzij uitsluitend,<br />

hetzij hoofdzakelijk, als privé-woning te worden gebruikt en<br />

dient vergezeld te zijn van een afschrift van:<br />

- de bouwvergunning;<br />

- het (de) aannemingscontract(en).<br />

b) aan de dienstverrichter een afschrift van de verklaring<br />

<strong>be</strong>doeld onder a) overhandigen.<br />

5) het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt overeenkomstig<br />

artikel 22 van het Wetboek, moet zich voordoen uiterlijk op<br />

31 decem<strong>be</strong>r van het jaar van de eerste ingebruikneming van het<br />

gebouw;


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 344<br />

(1 februari 2012)<br />

6) de door de dienstverrichter uitgereikte factuur en het dub<strong>be</strong>l dat hij<br />

<strong>be</strong>waart, moeten, op basis van het afschrift <strong>be</strong>doeld onder punt 4°,<br />

b), hiervoor, melding maken van het voorhanden zijn van de<br />

elementen die de toepassing van het verlaagd tarief rechtvaardigen;<br />

<strong>be</strong>halve in geval van samenspanning tussen de partijen of<br />

klaarblijkelijk niet naleven van onderhavige <strong>be</strong>paling, ontlast de<br />

verklaring van de afnemer de dienstverrichter van de aansprakelijkheid<br />

<strong>be</strong>treffende de vaststelling van het tarief.<br />

B. Het verlaagd tarief is in geen geval van toepassing op:<br />

1) werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die<br />

geen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de eigenlijke woning, zoals <strong>be</strong>bouwingswerkzaamheden,<br />

tuinaanleg en oprichten van afsluitingen;<br />

2) werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die tot<br />

voorwerp heb<strong>be</strong>n de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de<br />

<strong>be</strong>standdelen van zwembaden, sauna's, midgetgolfbanen, tennisterreinen<br />

en dergelijke installaties (zie ook <strong>be</strong>slissing nr. ET 94.492<br />

dd. 18.06.1999 en nr. ET 113.109 dd. 04.09.2009);<br />

3) gehele of gedeeltelijke reiniging van een woning.<br />

Voor nadere toelichting zie ptn 77 t/m 80 van Circulaire AFZ 3/2007 van<br />

15.02.2007 en de Informatie en Mededelingen van 22.06.07/1 (ET 112.400).<br />

6. Werk in onroerende staat met <strong>be</strong>trekking tot privé-woningen ouder dan 5 jaar<br />

en <strong>be</strong>paalde woningcomplexen ouder dan 5 jaar<br />

De tijdelijke <strong>be</strong>palingen, <strong>be</strong>doeld in artikel 1bis (opgeheven sinds 1 juli 2011), met<br />

<strong>be</strong>trekking tot renovatie en herstelling van privé-woningen en <strong>be</strong>paalde<br />

woningcomplexen die ten minste 5 jaar geleden in gebruik werden genomen werden<br />

definitief gemaakt door invoeging van rubriek XXXVIII.<br />

De onder nummer 144/2, I, 1, omschreven <strong>be</strong>palingen zijn, onder dezelfde<br />

voorwaarden, van toepassing met voor<strong>be</strong>houd van de voorgeschreven termijn van<br />

ingebruikneming die in deze rubriek wordt teruggebracht tot 5 jaar.<br />

Het verlaagd tarief is echter in geen geval van toepassing op het gedeelte van de prijs<br />

met <strong>be</strong>trekking tot de levering van verwarmingsketels in appartementsgebouwen<br />

alsook op de levering van de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van<br />

liftinstallaties.


(1 februari 2012)<br />

345 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

Bijzonderheid inzake de levering met plaatsing van kachels, radiators of individuele<br />

convectors op hout, kolen, olie, gas of op elektriciteit<br />

De Minister van Financiën heeft <strong>be</strong>slist de toepassing van het verlaagd tarief van 6 %<br />

definitief te verlengen voor de levering met plaatsing van kachels, radiators of<br />

individuele convectors op hout, kolen, olie, gas of op elektriciteit voor zover:<br />

- die apparaten door een vast verbindingsstuk verbonden zijn met de<br />

schoorsteenpijp (in voorkomend geval, met een andere afvoer voor gassen of<br />

rook naar buiten) en/of aangesloten op leidingen nodig voor de aanvoer van de<br />

energie<br />

- en daarenboven de voorwaarden vervuld zijn van rubriek XXXVIII van ta<strong>be</strong>l A<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de btw<br />

tarieven en tot indeling van de goederen en diensten bij die tarieven.<br />

Bovendien spreekt het voor zich dat het voor elektrische convectors niet volstaat dat<br />

deze enkel op een stopcontact zijn aangesloten. Daarentegen vereist de toepassing<br />

van het tarief van 6% dat die convectors rechtstreeks en blijvend zijn aangehecht aan<br />

de elektrische installatie van het gebouw.<br />

Het onderhoud en de herstelling ter plaatse van <strong>be</strong>doelde kachels, radiatoren en<br />

individuele convectoren kunnen eveneens het verlaagd tarief van 6 % genieten voor<br />

zover alle overige voorwaarden van rubriek XXXVIII van ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij<br />

voornoemd koninklijk <strong>be</strong>sluit vervuld zijn.<br />

De loutere levering van dergelijke kachels, radiators of individuele convectors blijft<br />

vanzelfsprekend onderworpen aan het normale btw-tarief, dat momenteel 21%<br />

<strong>be</strong>draagt.<br />

II. Gebouwen en diensten (werk in onroerende staat en ermee<br />

gelijkgestelde handelingen) onderworpen aan het tarief van 12 %.<br />

De in rubriek X van ta<strong>be</strong>l B van de bijlage bij het KB nr. 20 opgenomen onroerende<br />

handelingen zijn enkel die welke de huisvesting in het kader van het sociaal <strong>be</strong>leid<br />

aan<strong>be</strong>langen.<br />

A. Het verlaagde tarief van 12 % is van toepassing op:<br />

1) de leveringen van nagenoemde goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 9 van het<br />

Btw-Wetboek alsook de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 346<br />

(1 februari 2012)<br />

van zakelijke rechten op zulke goederen, die niet zijn vrijgesteld door<br />

artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek, wanneer die goederen <strong>be</strong>stemd zijn<br />

voor sociale huisvesting:<br />

a) privé-woningen die worden geleverd en gefactureerd aan de<br />

provincies, aan de intercommunales, aan de gemeenten, aan de<br />

intercommunale openbare centra voor maatschappelijk welzijn, aan<br />

de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en aan de<br />

gemengde holdingmaatschappijen waarin de overheid een meerderheid<br />

heeft, en die door deze instellingen of maatschappijen<br />

worden <strong>be</strong>stemd om te worden verhuurd;<br />

b) privé-woningen die worden geleverd en gefactureerd aan de<br />

openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en die door worden<br />

<strong>be</strong>stemd om te worden verkocht;<br />

c) privé-woningen die worden geleverd en gefactureerd door de<br />

openbare centra voor maatschappelijk welzijn;<br />

d) woningcomplexen <strong>be</strong>stemd om te worden gebruikt voor de huisvesting<br />

van <strong>be</strong>jaarden, leerlingen en studenten, minderjarigen,<br />

thuislozen, personen in moeilijkheden, personen met een<br />

psychische stoornis, mentaal gehandicapten en psychiatrische<br />

patiënten, en die worden geleverd en gefactureerd aan publiekrechtelijke<br />

of privaatrechtelijke personen die <strong>be</strong>heren:<br />

1° verblijfsinrichtingen voor <strong>be</strong>jaarden welke door de <strong>be</strong>voegde<br />

overheid zijn erkend in het kader van de wetgeving inzake<br />

<strong>be</strong>jaardenzorg;<br />

2° internaten<br />

(1)<br />

die zijn toegevoegd aan scholen of<br />

universiteiten of die ervan afhangen;<br />

3° jeugd<strong>be</strong>schermingstehuizen en residentiële voorzieningen die<br />

op duurzame wijze, in dag- en nachtverblijf, minderjarigen<br />

huisvesten en die erkend zijn door de <strong>be</strong>voegde overheid in<br />

het kader van de wetgeving op de jeugd<strong>be</strong>scherming of de<br />

bijzondere jeugdbijstand;<br />

(1) De in punt 73 van aanschrijving nr. 12 van 10 okto<strong>be</strong>r 1984 vermelde voorwaarden inzake het verstrekken van<br />

huishoudelijke zorgen aan de kostgangers (leerlingen of studenten) moet thans niet meer vervuld zijn om te kunnen<br />

spreken van ‘internaten’ in de zin van voormelde rubriek van het KB nr. 20.


(1 februari 2012)<br />

347 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

4° opvangtehuizen die in dag- en nachtverblijf thuislozen en<br />

personen in moeilijkheden huisvesten en die erkend zijn door<br />

de <strong>be</strong>voegde overheid;<br />

5° psychiatrische verzorgingstehuizen die op een duurzame<br />

wijze in dag- en nachtverblijf personen met een langdurige en<br />

gestabiliseerde psychische stoornis of mentaal gehandicapten<br />

huisvesten en die door de <strong>be</strong>voegde overheid erkend zijn;<br />

6° gebouwen waar, ten titel van een initiatief van <strong>be</strong>schut wonen<br />

erkend door de <strong>be</strong>voegde overheid, het op een duurzame<br />

wijze huisvesten in dag- en nachtverblijf en het <strong>be</strong>geleiden<br />

van psychiatrische patiënten plaatsheeft;<br />

2) werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, tweede lid, van het<br />

Wetboek, met uitsluiting van het reinigen, en de andere handelingen<br />

opgesomd onder punt I, 1, C, cijfer 3 tot 6, met <strong>be</strong>trekking tot de onder 1)<br />

genoemde privé-woningen en woningcomplexen mits die worden<br />

verstrekt en gefactureerd aan de onder 1) genoemde publiekrechtelijke en<br />

privaatrechtelijke personen;<br />

3) de in artikel 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde onroerende<br />

financieringshuur of onroerende leasing die <strong>be</strong>trekking heeft op de onder<br />

1) <strong>be</strong>doelde privé-woningen en woningcomplexen wanneer de leasingnemer<br />

een onder 1) genoemde publiekrechtelijke of privaatrechtelijke<br />

persoon is.<br />

B. Het verlaagd tarief van 12 % is in geen geval van toepassing op:<br />

1° werk in onroerende staat en de andere onroerende handelingen die geen<br />

<strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de eigenlijke woning, zoals <strong>be</strong>bouwingswerkzaamheden,<br />

tuinaanleg en oprichten van afsluitingen;<br />

2° werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die tot<br />

voorwerp heb<strong>be</strong>n de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen<br />

van zwembaden, sauna's, midgetgolfbanen, tennisterreinen en dergelijke<br />

installaties (zie ook <strong>be</strong>slissing nr. ET 94.492 dd. 18.06.1999 en<br />

nr. ET 113.109 dd. 04.09.2009).


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 348<br />

III. Belangrijke opmerking<br />

Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) is de<br />

rechtsopvolger van het genoemde Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische<br />

Zorg voor Gehandicapten en het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van<br />

Personen met een Handicap (decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 mei 2004,<br />

BS 11 juni 2004). Agence wallonne pour l’intégration des personnes handicapées<br />

(AWIPH) en Service bruxellois francophone des personnes handicapées zijn de<br />

rechtsopvolgers van het Fonds des soins médico-socio-pédagogiques pour<br />

handicapés en het Fonds communautaire pour l’intégration sociale et<br />

professionnelle des personnes handicapées (Waalse Wetboek van Sociale Actie en<br />

Gezondheid, BS van 21 decem<strong>be</strong>r 2011 en het decreet van de Franse<br />

Gemeenschapscommissie van 18 decem<strong>be</strong>r 1998, BS van 16 februari 1999).<br />

145. Regeling inzake gehelen die uit verschillende voorwerpen zijn samengesteld.<br />

Wanneer een goed wordt geleverd in een verpakking die niet als een gewone en<br />

gebruikelijke verpakking (z. nr. 125) maar als een onderscheiden goed moet worden<br />

<strong>be</strong>schouwd, moet die verpakking afzonderlijk worden <strong>be</strong>last wanneer ze aan een<br />

ander tarief dan dat van het geleverde goed is onderworpen. Wanneer in dit geval<br />

geen afzonderlijke prijs voor de inhoud en het inhoudend voorwerp werd <strong>be</strong>paald,<br />

dient een splitsing te worden gedaan. Wenst de verkoper de prijs niet uit te splitsen<br />

dan zal de heffing slechts als regelmatig kunnen worden aangemerkt indien het<br />

geheel wordt <strong>be</strong>last tegen het tarief dat van toepassing is op het van het geheel deel<br />

uitmakend goed dat aan het hoogste tarief is onderworpen.<br />

In dezelfde gedachtengang zijn de volgende oplossingen van toepassing wanneer aan<br />

verschillende tarieven onderworpen goederen voor een enige prijs worden verkocht.<br />

Wanneer goederen die tegen verschillende tarieven <strong>be</strong>lastbaar zijn voor een enige<br />

prijs worden verkocht, moet de verkoper de prijs splitsen voor de heffing van de btw,<br />

tenzij het geheel als zodanig is getarifeerd, wat het geval is voor zakapotheken en<br />

verbandkisten onderworpen aan het tarief van 6 % op grond van rubriek XVII,<br />

nummer 3, van ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij het KB nr. 20. Ge<strong>be</strong>urt die splitsing niet<br />

dan is de heffing slechts regelmatig indien het geheel wordt <strong>be</strong>last tegen het tarief dat<br />

geldt voor het deel van het geheel dat aan het hoogste tarief is onderworpen.<br />

Op te merken dat, gelet op de geringe waarde van het suikergoed in de zogenaamde<br />

"verrassingszakjes", <strong>be</strong>slist werd dat de regeling inzake stellen niet op deze artikelen<br />

van toepassing is voor zover de verbruikersprijs 1 EUR (tot 30 april 2007 0,74 EUR)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

349 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

niet overtreft. Die <strong>be</strong>slissing is ook van toepassing op alle suikergoed waarvan de<br />

verbruikersprijs dat <strong>be</strong>drag niet overtreft en dat wordt aangeboden als versnapering<br />

samen met een geschenkje dat niets met het suikergoed te maken heeft maar in<br />

hetzelfde zakje is verpakt (punten, prentjes, gekleurde plaatjes, medailles,<br />

sleutelhangers, poppetjes, enz.), of samen met een artikel dat als inhoudend voorwerp<br />

of als steun voor de versnapering dient (pijp waarvan de kop met suikergoed is<br />

gevuld, zuigflesjes met bolletjes suikergoed, lolly waarvan het stokje door een<br />

<strong>be</strong>eldje is vervangen, enz.).<br />

De hierboven gegeven regelen inzake verpakkingsmiddelen en uit verschillende<br />

voorwerpen <strong>be</strong>staande stellen, gelden enkel ten aanzien van leveringen hier te lande<br />

en de intracommunautaire verwervingen. Voor invoeren moeten de regels worden<br />

gevolgd die door de Administratie der douane en accijnzen worden toegepast.<br />

146. Draagwijdte van artikel 38, § 4, van het Wetboek.<br />

Bij lezing van het KB nr. 20 en de bijlage ervan, zou men tot het <strong>be</strong>sluit kunnen<br />

komen dat ingeval een <strong>be</strong>paalde handeling niet is genoemd in een of andere rubriek<br />

van ta<strong>be</strong>l A, of ta<strong>be</strong>l B, die handeling aan het tarief van 21 % is onderworpen. Hier<br />

speelt echter artikel 38, § 4, van het Wetboek een rol waarin wordt <strong>be</strong>paald dat iedere<br />

handeling die bijdraagt tot het vervaardigen, het bouwen, het monteren of het<br />

omvormen van een ander goed dan een uit zijn aard onroerend goed, aan de <strong>be</strong>lasting<br />

is onderworpen naar het tarief dat geldt voor het goed <strong>be</strong>schouwd in de staat waarin<br />

het verkeert na de uitvoering van die handeling. Krachtens die <strong>be</strong>paling is dus iedere<br />

handeling die <strong>be</strong>staat in het vervaardigen, het bouwen, het monteren of het<br />

omvormen van een goed dat aan een van de btw-tarieven is onderworpen, zelf<br />

onderworpen aan het tarief dat geldt voor het goed <strong>be</strong>schouwd in de staat waarin het<br />

verkeert na de uitvoering van de handeling.<br />

Artikel 38, § 4 is zelfs van toepassing indien de handeling geen dienstverrichting is<br />

maar een levering van een goed (zie <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 33/1978/159).<br />

De <strong>be</strong>woordingen van artikel 38, § 4, van het Wetboek doelen in de eerste plaats op<br />

het <strong>be</strong>staan van een maakloonwerk, dat een voorafgaande afgifte aan de maakloonwerker<br />

vereist van een goed dat <strong>be</strong>stemd is om een <strong>be</strong>werking of verwerking te<br />

ondergaan (z. nr. 34).<br />

In de regel kan die <strong>be</strong>paling geen toepassing vinden wanneer het <strong>be</strong>stelde en<br />

verrichte werk <strong>be</strong>staat in het verpakken of in het herverpakken van goederen.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 350<br />

Indien een gewijzigde verpakking echter tot gevolg heeft dat de goederen<br />

onderworpen zijn aan een btw-tarief dat verschilt van het tarief dat gold voor die<br />

goederen in hun oorspronkelijke verpakking, dan is artikel 38, § 4, van het Wetboek<br />

van toepassing. Dat is het geval voor sommige goederen die slechts worden<br />

aangemerkt als farmaceutische producten als <strong>be</strong>doeld in rubriek XVII van ta<strong>be</strong>l A<br />

indien ze in een <strong>be</strong>paalde verpakking worden aangeboden. Bij toepassing van dat<br />

<strong>be</strong>ginsel is het verpakken van kleefpleisters niet geïmpregneerd of <strong>be</strong>dekt met<br />

farmaceutische zelfstandigheden (onderworpen aan het tarief van 21 % wanneer ze<br />

los worden geleverd) in verpakkingen voor de verkoop in het klein voor<br />

geneeskundige of voor chirurgische doeleinden onderworpen aan het tarief van 6 %<br />

dat krachtens rubriek XVII, nummer 3, van ta<strong>be</strong>l A, geldt voor kleefpleisters verpakt<br />

voor verkoop in het klein voor geneeskundige of chirurgische doeleinden. Maar het<br />

verpakken van jam (voedingsmiddel dat als zodanig, ongeacht de verpakking, aan het<br />

tarief van 6 % is onderworpen) in kleine potten voor verkoop in het klein, is tegen<br />

het tarief van 21 % <strong>be</strong>lastbaar.<br />

Verder is artikel 38, § 4, niet alleen van toepassing wanneer het maakloonwerk het<br />

vervaardigen of het bouwen van een ander goed dan een uit zijn aard onroerend goed<br />

tot voorwerp heeft, maar ook wanneer het gaat om het monteren of het afwerken van<br />

een dergelijk goed.<br />

Ten slotte vindt artikel 38, § 4, ook toepassing in geval van omvorming<br />

(transformatie) van een goed. Onder omvorming wordt verstaan iedere handeling die<br />

erop gericht is het wezen of de vorm van een goed te wijzigen en het aldus een<br />

nieuwe waarde te geven. Onderhouds- en herstellingswerken strekken enkel tot het<br />

<strong>be</strong>houden van de economische waarde van een goed en wijzigen noch de vorm noch<br />

het wezen ervan. Die werken zijn onderworpen aan verschillende tarieven volgens de<br />

aard van het goed waaraan ze worden verricht. De tarifering ervan wordt toegelicht<br />

in nummer 147.<br />

147. Reinigen, onderhouden en herstellen.<br />

A. Regel.<br />

De diensten met <strong>be</strong>trekking tot het reinigen, het onderhouden en het herstellen zijn<br />

onderworpen aan het tarief van 21 %, met uitzondering van de gevallen aangehaald<br />

onder letter B.<br />

(1 februari 2012)


B. Uitzonderingen.<br />

Aan het tarief van 6 % zijn onderworpen:<br />

(1 februari 2012)<br />

351 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

1° onderhouds- en herstellingswerk aan de goederen <strong>be</strong>doeld in de rubrieken XXII<br />

en XXIII, nummers 2 tot en met 8 van ta<strong>be</strong>l A. Het tarief van 6 % geldt niet<br />

enkel voor onderhouds- en herstellingswerk maar ook voor de <strong>be</strong>nodigdheden,<br />

onderdelen en toe<strong>be</strong>horen die bij dat werk worden gebruikt. Bij die werken<br />

<strong>be</strong>horen het onderhouds- en herstellingswerk verricht voor rekening van<br />

<strong>be</strong>paalde invaliden (z. ta<strong>be</strong>l A, rubriek XXII, nummer 1) ten <strong>be</strong>hoeve van de<br />

automobiel die zij uitsluitend als persoonlijk vervoermiddel gebruiken. In<br />

tegenstelling tot de btw die voor de aanschaffing van het voertuig werd <strong>be</strong>taald,<br />

komt de btw van 6 % ter zake van het werk niet voor teruggaaf in aanmerking;<br />

2° onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, onderhoudswerken, met uitsluiting van het<br />

reinigen, en herstellingswerken met <strong>be</strong>trekking tot privé-woningen en<br />

woningcomplexen zoals <strong>be</strong>doeld in de rubrieken XXXI, XXXII, XXXIII en<br />

XXXVI en XXXVIII van ta<strong>be</strong>l A (z. nr. 144/2, I);<br />

3° de kleine hersteldiensten <strong>be</strong>doeld in rubriek XXXIX van ta<strong>be</strong>l A.<br />

Aan het tarief van 12 % zijn onderworpen:<br />

onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, onderhoudswerken, met uitsluiting van het reinigen, en<br />

herstellingswerken met <strong>be</strong>trekking tot privé-woningen en woningcomplexen zoals<br />

<strong>be</strong>doeld in rubriek X van ta<strong>be</strong>l B (z. nr. 144/2, II.).<br />

148. Onderhouds- en herstellingswerk dat gepaard gaat met de levering van<br />

<strong>be</strong>nodigdheden en onderdelen.<br />

Onderhouds- en herstellingswerk vergt in 't algemeen het gebruik van <strong>be</strong>nodigdheden<br />

en onderdelen. Moeilijkheden kunnen zich voordoen omdat <strong>be</strong>nodigdheden en<br />

onderdelen soms onderworpen zijn aan een ander tarief dan dat wat geldt voor het<br />

werk.<br />

Voor het onderhouds- en herstellingswerk verricht aan de goederen <strong>be</strong>doeld in de<br />

rubrieken XXII en XXIII, nummers 2 tot en met 8 van ta<strong>be</strong>l A stelt zich geen<br />

problemen, aangezien het tarief van 6 %, dat van toepassing is op het onderhouds- en<br />

herstellingswerk van deze goederen eveneens geldt voor de <strong>be</strong>nodigdheden en<br />

onderdelen gebruikt bij de uitvoering van het werk.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 352<br />

De moeilijkheid die het gevolg is van het <strong>be</strong>staan van onderscheiden tarieven rijst<br />

daarentegen in het geval dat onderhouds- en herstellingswerk wordt verricht aan een<br />

roerend goed dat niet <strong>be</strong>doeld is in voornoemde rubrieken XXII en XXIII,<br />

nummers 2 tot en met 8, waarbij onderdelen worden gebruikt die niet onderworpen<br />

zijn aan het tarief van 21 %.<br />

In dat geval dient men met de volgende regels rekening te houden:<br />

- als de waarde van de gebruikte <strong>be</strong>nodigdheden en onderdelen kleiner is dan de<br />

helft van de totale prijs die gevraagd wordt aan de klant, is de handeling in zijn<br />

geheel een dienst onderworpen aan zijn eigen tarief.<br />

(1 februari 2012)<br />

Met uitzondering van de onder rubriek XXXIX <strong>be</strong>doelde kleine hersteldiensten<br />

welke onderworpen zijn aan het tarief van 6 %, is dit in principe het normale<br />

btw-tarief, dat thans 21 % <strong>be</strong>draagt;<br />

- in de andere gevallen is de handeling in zijn geheel een levering van goederen<br />

die <strong>be</strong>last moet worden tegen het op de goederen toepasselijke btw-tarief (in<br />

principe het normale tarief, dat thans 21 % <strong>be</strong>draagt).<br />

Voorgaande <strong>be</strong>palingen inzake het toe te passen btw-tarief op onderdelen zijn niet<br />

van toepassing bij werk in onroerende staat dat voor het geheel onderworpen is aan<br />

het tarief van 21 % (evt. 6 % krachtens de rubrieken XXXI, XXXII en XXXIII,<br />

XXXVI en XXXVIII van ta<strong>be</strong>l A, of 12 % krachtens rubriek X van ta<strong>be</strong>l B).<br />

148/2. Diensten die bijkomstig deel uitmaken van een complexe overeenkomst.<br />

Het tarief van 6 % is niet van toepassing op de diensten die zijn omschreven in<br />

nr. 141, onder B, wanneer die diensten bijkomstig deel uitmaken van een complexe<br />

overeenkomst welke hoofdzakelijk diensten tot voorwerp heeft die niet zijn <strong>be</strong>doeld<br />

in dit nummer.<br />

Deze <strong>be</strong>paling heeft in het bijzonder tot doel te vermijden dat de prijs van de<br />

verschillende diensten die deel uitmaken van een complexe overeenkomst zoals<br />

hierboven <strong>be</strong>paald zou worden gesplitst en dat het gedeelte dat bijkomstig <strong>be</strong>trekking<br />

heeft op diensten als <strong>be</strong>doeld in nr. 141, onder B tegen het tarief van 6 % zou worden<br />

<strong>be</strong>last in plaats van als bijhorigheid van de hoofdprestatie tegen het tarief van 21 %.


(1 februari 2012)<br />

353 "HOOFDSTUK VI: Tarieven"<br />

148/3. Kosten van vervoer, verzekering, commissie en van gewone en gebruikelijke<br />

verpakkingen die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen die <strong>be</strong>lastbaar zijn tegen<br />

verschillende tarieven.<br />

De vervoerkosten die in rekening worden gebracht door de leverancier van de<br />

goederen en die overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van het Wetboek tot de<br />

maatstaf van heffing <strong>be</strong>horen (z. nr. 119), kunnen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op verscheidene<br />

groepen van goederen die <strong>be</strong>lastbaar zijn tegen verschillende tarieven. Die<br />

vervoerkosten dienen in <strong>be</strong>ginsel pro rata te worden omgeslagen over de prijs van de<br />

goederen <strong>be</strong>horende tot iedere tariefgroep.<br />

Om de opbouw van de factuur te vergemakkelijken, aanvaardt de administratie<br />

nochtans een vereenvoudiging die erin <strong>be</strong>staat dat de vervoerskosten eenvormig<br />

worden <strong>be</strong>last tegen het laagste tarief dat geldt voor de gefactureerde goederen, op<br />

voorwaarde dat de tegen dit tarief <strong>be</strong>laste goederen in de handel normaal<br />

terzelfdertijd met de andere goederen worden vervoerd en geleverd. Indien<br />

afzonderlijk gefactureerde kosten uitsluitend <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op het vervoer van<br />

goederen die aan het <strong>be</strong>paald tarief zijn onderworpen, spreekt het vanzelf dat ze<br />

tegen dat tarief moeten worden <strong>be</strong>last (zie nr. 119, 4°).<br />

Dezelfde regeling geldt voor de verzekerings- en commissiekosten evenals voor de<br />

kosten van gewone en gebruikelijke verpakking die als "verloren verpakking" is aan<br />

te merken.<br />

148/4. Recuperatiestoffen en - producten. Speciale regeling.<br />

Gelet op de bijzondere omstandigheden waarin het ophalen, het commercialiseren en<br />

het conditioneren van recuperatiestoffen en recuperatieproducten ge<strong>be</strong>urt, werd een<br />

speciale regeling ingesteld waarbij de btw niet moet worden voldaan voor <strong>be</strong>paalde<br />

recuperatiestoffen en recuperatieproducten.<br />

Voor verdere toelichtingen <strong>be</strong>treffende deze speciale regeling wordt verwezen naar<br />

de aanschrijving nr. 88 van 15.12.1970, gewijzigd door de aanschrijving nr. 120 van<br />

30.07.1971.


"HOOFDSTUK VI: Tarieven" 354<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

355 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

HOOFDSTUK VII<br />

ONROERENDE GOEDEREN<br />

Eerste afdeling. - Belastbare vervreemdingen<br />

149. Algemene voorwaarden van opeisbaarheid van de btw.<br />

De lichamelijke onroerende goederen, alsmede de zakelijke rechten andere dan het<br />

eigendomsrecht die aan de rechtheb<strong>be</strong>nde de <strong>be</strong>voegdheid verschaffen om een<br />

onroerend goed te gebruiken, zijn sedert 1 januari 1993 aan te merken als goederen<br />

die het voorwerp kunnen uitmaken van aan de btw onderworpen leveringen. Daaruit<br />

volgt dat, hoewel ze zijn vrijgesteld van de btw op grond van artikel 44, § 3, 1°, a) en<br />

b), van het Wetboek, de leveringen van gebouwen of van gedeelten van gebouwen en<br />

van het bijhorend terrein, alsook de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten<br />

van zakelijke rechten die slaan op dergelijke goederen aan de btw kunnen<br />

onderworpen worden mits <strong>be</strong>paalde voorwaarden en formaliteiten (aard van het<br />

goed, de hoedanigheid van voldaan aan de verkoper, de aard van het contract en het<br />

tijdstip van vervreemding).<br />

150. Vrijstelling van registratierecht.<br />

In de mate waarin de leveringen van gebouwen of van gedeelten van gebouwen en<br />

van het bijhorend terrein, alsook de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten<br />

van zakelijke rechten in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek, die<br />

slaan op dergelijke goederen, <strong>be</strong>last worden met btw, zijn deze vrijgesteld van het<br />

evenredig registratierecht op grond van artikel 159, 8°, van het Wetboek der<br />

registratie-, hypotheek- en griffierechten.<br />

De regeling die van toepassing is op deze leveringen wordt toegelicht in de<br />

aanschrijving nr. 5/1993 van 11 februari 1993 alsook in de <strong>be</strong>slissing nr. E.T.<br />

119.318 van 28 okto<strong>be</strong>r 2010.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 356<br />

I. Aard van het goed.<br />

151. Uitsluiting van de grond.<br />

Hoewel gronden, alsook de zakelijke rechten andere dan het eigendomsrecht die<br />

slaan op gronden, goederen zijn als <strong>be</strong>doeld in het Wetboek en bijgevolg in de regel<br />

het voorwerp kunnen uitmaken van een levering in de zin van artikel 10 van<br />

hetzelfde Wetboek, waren deze leveringen tot 31 decem<strong>be</strong>r 2010 steeds vrijgesteld<br />

van de btw overeenkomst artikel 44, § 3, 1°, a) en b), (oud) van voornoemd<br />

Wetboek. De vervreemding van de grond alsmede de vestiging, overdracht of<br />

wederoverdracht van een zakelijk recht op een grond bleef bijgevolg steeds<br />

onderworpen aan het registratierecht.<br />

In dat verband wordt opgemerkt dat de vervreemding van een grond door een<br />

verkavelaar gedeeltelijk aan de btw kan worden onderworpen wanneer de grond<br />

voorafgaandelijk werd aangepast en uitgerust met het oog op zijn <strong>be</strong>stemming, op<br />

zodanige wijze dat deze bouwwerken <strong>be</strong>vat die vast met de grond zijn verbonden<br />

(z. nr. 152 hierna).<br />

Vanaf 1 januari 2011, rekening houdend met de wijzigingen van het Wetboek door<br />

de artikelen 142 tot 149 van de programmawet van 23 decem<strong>be</strong>r 2009 (MB van<br />

30 decem<strong>be</strong>r 2009), zijn onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden niet meer vrijgesteld van btw:<br />

- de levering van het bijhorend terrein zoals <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 2°,<br />

nieuw, van het Wetboek<br />

- de vestiging, overdracht of wederoverdracht van zakelijke rechten in de zin van<br />

artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek op een bijhorend terrein zoals<br />

<strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 2°, nieuw, van het Wetboek.<br />

Artikel 1, § 9, 2°, van het Wetboek, hierboven genoemd, definieert het bijhorend<br />

terrein als het terrein waarvoor de toelating werd verkregen om er op te bouwen en<br />

dat door éénzelfde persoon wordt overgedragen tegelijk met het gebouw waartoe het<br />

<strong>be</strong>hoort.<br />

Opdat het bijhorend terrein, zoals <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 2°, van het Wetboek,<br />

aan de btw onderworpen zou zijn, dient het vanaf 1 januari 2011 te gaan om een<br />

bijhorend terrein bij een “nieuw gebouw” of bij “een gedeelte van een nieuw<br />

gebouw” onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting (dit wil zeggen een gebouw of een gedeelte<br />

van een gebouw dat het voorwerp uitmaakt van een handeling die uitgesloten is van<br />

de vrijstelling voorzien in artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

357 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

Onder “gedeelte van een gebouw” zoals <strong>be</strong>oogd door de artikelen 1, § 9, en 44, § 3,<br />

1°, van het Wetboek, wordt in het bijzonder verstaan elk gedeelte van een gebouw<br />

dat geheel of gedeeltelijk onderworpen is aan het regime van gedwongen medeeigendom,<br />

meer<strong>be</strong>paald de appartementen.<br />

Vanaf 1 januari 2011 is de levering van een grond dus uitgesloten van de vrijstelling<br />

van artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek, indien de drie volgende voorwaarden zijn<br />

vervuld:<br />

1. het gebouw opgericht op het terrein waarvoor de toelating werd verkregen om<br />

er op te bouwen (het bijhorend terrein) wordt geleverd met toepassing van de<br />

btw;<br />

2. het gebouw en het bijhorend terrein worden overgedragen door eenzelfde<br />

persoon;<br />

3. het gebouw en het bijhorend terrein worden op hetzelfde moment<br />

overgedragen.<br />

Deze wijzigingen zijn <strong>be</strong>commentarieerd in de <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 119.318 van<br />

28 okto<strong>be</strong>r 2010.<br />

152. Nieuwe gebouwen.<br />

Bij uitzondering op de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 1°, a) en b), van het<br />

Wetboek, zijn de leveringen van gebouwen of van gedeelten van gebouwen en van<br />

het bijhorend terrein <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, alsook de vestigingen, overdrachten<br />

en wederoverdrachten van zakelijke rechten, andere dan het eigendomsrecht, die<br />

slaan op dergelijke goederen, <strong>be</strong>lastbaar met btw wanneer de erop <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>nde overeenkomsten zijn afgesloten uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede<br />

jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming<br />

van die gebouwen onder de voorwaarde van de <strong>be</strong>lastingplicht van de persoon die de<br />

handeling verricht (<strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 2, <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 8, §§ 1 tot 3, van het Wetboek, en elke andere <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die zijn voornemen kenbaar maakte om dergelijke overdracht te doen of om een<br />

dergelijk zakelijk recht te vestigen, over te dragen of weder over te dragen met<br />

toepassing van de btw).<br />

Onder een gebouw of gedeelte van een gebouw verstaat men ieder bouwwerk dat<br />

vast met de grond verbonden is (z. Wetboek, art. 1, § 9, 1°).


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 358<br />

Het nieuwe <strong>be</strong>grip gebouw verondersteld in de eerste plaats het onroerend uit zijn<br />

aard maken van grondstoffen (<strong>be</strong>ton, asfalt, …) of van materialen (buizen, palen,<br />

vloerstenen, enz…).<br />

Worden dus <strong>be</strong>doeld de onroerende goederen uit hun aard waaraan een kadastraal<br />

inkomen van gebouwd onroerend goed kan worden toegekend (gewone huizen en<br />

villa's, flats, nijverheids-, handels- of landbouwgebouwen, scheidingsmuren, enz.),<br />

en de industriële uitrustingen die onroerend uit hun aard zijn.<br />

Maar dit <strong>be</strong>grip is eveneens van toepassing op de infrastructuurwerken (wegennet,<br />

kanalisaties van water, gas en elektriciteit, goten, parkeerterrein voor wagens zelfs<br />

indien dit laatste slechts <strong>be</strong>staat uit een verharding van de bovengrond) en, meer<br />

algemeen, op alle werken vast met de grond verbonden en bijgevolg onroerend uit<br />

hun aard, zoals:<br />

- wegen, spoorwegen, ge<strong>be</strong>tonneerde kanalen, binnenhavens, sluizen, bruggen,<br />

aquaducten, tunnels, omheiningsmuren, dijken, stuwdammen, elektrische<br />

lijnen, verlichtingspalen, pijpleidingen, gas-, water- en elektriciteitsleidingen,<br />

rioleringsnetten, enz…<br />

- en, voor zover hun inrichting zich niet <strong>be</strong>perkt tot het effen maken van de<br />

grond (d.w.z. een terrein van aangestampte grond) of tot het simpel aanbrengen<br />

van een steenlaag maar een vasthechtend wegdek <strong>be</strong>vat: parkeerterreinen,<br />

kades voor lossing, plaatsen (terreinen) voor het <strong>be</strong>handelen of overladen,<br />

plaatsen voor goederenopslag, <strong>be</strong>rmen, ingangsrijstroken tot waterwegen,<br />

<strong>be</strong>kkens voor het recupereren van regenwater en andere infrastructuurwerken.<br />

Omdat er terzake evenwel geen sprake is van inlijving van materialen in de grond,<br />

zijn de terreinen waarvan de inrichting <strong>be</strong>staat uit <strong>be</strong>palingen en/of zaailand (bvb. de<br />

glooiingen (taluuds) en de boorden onder de vorm van groene ruimtes) en, a fortiori,<br />

de niet ge<strong>be</strong>tonneerde kanalen en de sloten (grachten) geen gebouwen in de zin van<br />

de nieuwe <strong>be</strong>paling, aangezien zij niet kunnen worden aangemerkt als "werken die<br />

vast met de grond verbonden zijn". Dit is zo zelfs indien voor de inrichting van deze<br />

gronden werken nodig waren voor het effen maken, het uitgraven, het ophogen, het<br />

verplaatsen van grond, het uitbaggeren, enz.<br />

Een gebouw wordt, voor de toepassing van de btw, in de regel als nieuw aangemerkt<br />

tot 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming<br />

of de eerste in<strong>be</strong>zitneming (Wetboek, art. 44, § 3, 1°). Bovengenoemde<br />

overeenkomsten moeten dus vóór het verstrijken van die termijn gesloten zijn.<br />

(1 februari 2012)


Opmerking.<br />

(1 februari 2012)<br />

359 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

Deze <strong>be</strong>palingen worden <strong>be</strong>commentarieerd in de aanschrijving nr. AFZ 24/2002 van<br />

6 decem<strong>be</strong>r 2002, evenals in de <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 119.318 van 28 okto<strong>be</strong>r 2010.<br />

152/2. Verbouwde oude gebouwen.<br />

In de geest van de tekst van artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek, dient evenwel niet<br />

alleen een pas opgericht gebouw als een nieuw gebouw te worden aangemerkt, doch<br />

ook een reeds vroeger opgericht gebouw, dat op zodanige wijze werd verbouwd dat<br />

het hierdoor de kenmerken verkrijgt van een nieuw gebouw.<br />

In dit opzicht kunnen drie duidelijk onderscheiden onderstellingen worden gemaakt.<br />

Eerste geval. Wegens de in het oude gebouw uitgevoerde werken heeft dit een<br />

ingrijpende wijziging in zijn wezenlijke elementen ondergaan, namelijk in zijn aard,<br />

zijn structuur en, in voorkomend geval, in zijn <strong>be</strong>stemming (verg. aanschr.<br />

nr. 16/1973, van 28 juni 1973, nr. 10, 3°).<br />

In die onderstelling gaat het ontegensprekelijk om een nieuw gebouw, welke<br />

overigens ook de kostprijs is van de werken die werden uitgevoerd om deze<br />

wijziging tot stand te brengen in vergelijking met de waarde van het gebouw vóór<br />

deze wijziging.<br />

Tweede geval. De werken die aan het oude gebouw werden uitgevoerd heb<strong>be</strong>n het<br />

gebouw niet in zijn wezenlijke elementen gewijzigd, zoals in het eerste geval<br />

hierboven, maar hadden tot doel, hetzij de instandhouding van het gebouw te<br />

verzekeren, hetzij het comfort ervan te ver<strong>be</strong>teren, zoals dit het geval is bij het<br />

plaatsen van centrale verwarming, het inrichten van een badkamer, het vernieuwen<br />

van de dak<strong>be</strong>dekking, enz.<br />

In die onderstelling gaat het niet om een gebouw dat in zijn wezenlijke elementen<br />

wijzigingen heeft ondergaan. De doorverkoop van dit gebouw of van een gedeelte<br />

van dit gebouw en bijhorend terrein of de vestiging, overdracht en de<br />

wederoverdracht van zakelijke rechten, andere dan het eigendomsrecht, die slaan op<br />

een dergelijk gebouw, gedeelte van gebouw en het bijhorend terrein na de uitvoering<br />

van de werken, kan dus in principe niet aan de btw worden onderworpen, zelfs niet<br />

wanneer het kadastraal inkomen van het goed werd verhoogd en de kosten van de<br />

uitgevoerde werken zeer hoog oplopen in vergelijking met de waarde van het goed in<br />

de staat waarin het zich <strong>be</strong>vond vóór de aanvang van de werken.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 360<br />

Derde geval. Gelet op het feit dat, wanneer de uitgevoerde werken van die aard zijn<br />

dat ze een <strong>be</strong>langrijke wijziging aan het gebouw met zich brengen, het meestal<br />

moeilijk is te <strong>be</strong>palen of het gebouw een ingrijpende wijziging in zijn wezenlijke<br />

elementen heeft ondergaan, zoals <strong>be</strong>doeld in het bovengenoemde eerste geval, kan<br />

evenwel worden aanvaard dat het gaat om een nieuw gebouw wanneer de kostprijs,<br />

exclusief btw, van de door de eigenaar of door derden voor zijn rekening uitgevoerde<br />

werken aan het gebouw zelf, ten minste 60 % <strong>be</strong>reikt van de verkoopwaarde van het<br />

gebouw waaraan de werken werden uitgevoerd, de grond buiten <strong>be</strong>schouwing<br />

gelaten, op het tijdstip van de voltooiing van die werken.<br />

Dit derde geval houdt enerzijds rekening met de waarde van de aan het gebouw zelf<br />

uitgevoerde materiële werken (in het bijzonder met uitsluiting van intellectueel werk,<br />

zoals de erelonen van een architect of van een veiligheidscoördinator) met in<strong>be</strong>grip<br />

van noodzakelijke afbraakwerken en anderzijds met de verkoopwaarde van het<br />

afgewerkte gebouw, <strong>be</strong>paald rekening houdend met artikel 32, eerste lid en artikel 36<br />

van het Wetboek.<br />

Bovendien is het zonder <strong>be</strong>lang dat in de waarde van de aldus uitgevoerde werken de<br />

waarde van de werken die het comfort verhogen, <strong>be</strong>grepen is. Overigens kan het<br />

aldus te verbouwen gebouw als nieuw, in de zin van wat hiervoor werd gezegd,<br />

worden <strong>be</strong>schouwd zonder de daadwerkelijke uitvoering van de werken af te<br />

wachten, voor zover de omvang ervan, evenals de wijziging van het kadastraal<br />

inkomen vaststaan.<br />

Opdat de handeling met <strong>be</strong>trekking tot dit verbouwde gebouw in het bovengenoemde<br />

eerste en derde geval een levering uitmaakt die aan de <strong>be</strong>lasting kan worden<br />

onderworpen, is er daarenboven nog vereist:<br />

a) dat de uitgevoerde verbouwing de aanleiding is tot de wijziging van het<br />

kadastraal inkomen dat aan het gebouw was toegekend vóór de aanvang van de<br />

werken;<br />

b) dat de <strong>be</strong>oogde handeling plaatsheeft, binnen de termijn <strong>be</strong>paald in artikel 44,<br />

§ 3, 1°, van het Wetboek;<br />

c) dat de persoon in wiens hoofde de btw opeisbaar is ten opzichte van de<br />

administratie het <strong>be</strong>lang van de uitgevoerde werken aantoont. Teneinde eventuele<br />

moeilijkheden bij de <strong>be</strong>wijsvoering te voorkomen, is het in dit opzicht<br />

raadzaam de vergunning waarbij de gemeentelijke overheid de toelating tot het<br />

uitvoeren van de <strong>be</strong>doelde werken heeft verleend, voor te leggen, wanneer het<br />

afleveren van zulke vergunning ingevolge de van kracht zijnde stedenbouwkundige<br />

reglementering verplicht is (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 28, blz. 29,<br />

nr. 595).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

361 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

Opmerking: de verbouwingswerken uitgevoerd aan een oud gebouw, waarvan de<br />

verkoop of de verkoop van een gedeelte evenals het bijhorend terrein <strong>be</strong>lastbaar is<br />

met btw omdat dit gebouw een nieuw gebouw is geworden in de zin van het<br />

bovengenoemde eerste of derde geval, kunnen het verlaagd tarief van 6 % genieten<br />

voor zover aan al de andere voorwaarden voorzien door rubriek XXXI van ta<strong>be</strong>l A<br />

van de bijlage bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 is voldaan (z. Parl. Vr. nr. 53 van<br />

26 novem<strong>be</strong>r 1990 van de Heer Volksvertegenwoordiger de Clippele, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 93, blz. 85-90).<br />

152/3. Zakelijke rechten op nieuwe gebouwen.<br />

Zakelijke rechten andere dan het eigendomsrecht die aan hun titularis een gebruiks-<br />

en <strong>be</strong>schikkingsrecht gelijk aan dat van een eigenaar verlenen, worden ofschoon ze<br />

op burgerlijk vlak als tijdelijke rechten worden <strong>be</strong>schouwd, overeenkomstig artikel 9,<br />

tweede lid, 2°, van het Wetboek als goederen aangemerkt.<br />

Hoewel artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek geen onderscheid maakt tussen de<br />

zakelijke rechten, kunnen alleen het vruchtgebruik, het recht van opstal, het recht van<br />

erfpacht, het recht van gebruik, het recht van <strong>be</strong>woning en in voorkomend geval de<br />

erfdienstbaarheid het voorwerp uitmaken van een aan de btw onderworpen handeling<br />

omdat alleen die rechten zoals hoger gezegd een economisch gebruiksrecht verlenen<br />

aan de titularis. Alhoewel het recht van <strong>be</strong>woning en het recht van gebruik in<br />

principe niet overdraagbaar zijn, kunnen zij desalniettemin door de eigenaar<br />

gevestigd worden ten gunste van de <strong>be</strong>woner of de gebruiker. Het hypotheekrecht<br />

verleent geen recht van gebruik met <strong>be</strong>trekking tot het goed waarop het <strong>be</strong>treffende<br />

recht <strong>be</strong>trekking heeft.<br />

Het goed waarop het zakelijk recht <strong>be</strong>trekking heeft, moet noodzakelijkerwijs een<br />

nieuw gebouw zijn of een reeds vroeger opgericht gebouw dat op zodanige wijze<br />

werd verbouwd dat het als nieuw gebouw wordt aangemerkt (z. nr. 152/2). Met<br />

andere woorden de vestiging, de overdracht en de wederoverdracht van <strong>be</strong>doelde<br />

zakelijke rechten moeten plaatsvinden uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar<br />

volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming van het<br />

gebouw (z. nr. 152 hiervoor).<br />

Uitzondering.<br />

Het recht van erfpacht dat door een onderneming die gespecialiseerd is in onroerende<br />

financieringshuur wordt gevestigd of overgedragen in het kader van een met btw<br />

<strong>be</strong>lastbare onroerende financieringshuur wordt voor de toepassing van de btw als


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 362<br />

goed uitgesloten. De vestiging of de overdracht van <strong>be</strong>treffend recht in het kader van<br />

een onroerende financieringshuur wordt in het kader van laatstgenoemde overeenkomst<br />

voor zover die aan de btw is onderworpen als een dienst aangemerkt<br />

(z. Wetboek, art. 44, § 3, 2°, b).<br />

II. Hoedanigheid van de persoon die een nieuw gebouw of een gedeelte<br />

van een nieuw gebouw en het bijhorend terrein vervreemdt of een<br />

zakelijk recht met <strong>be</strong>trekking tot een nieuw gebouw of een gedeelte<br />

van een nieuw gebouw en het bijhorend terrein vestigt, overdraagt of<br />

wederoverdraagt.<br />

153. Hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Opdat de levering van een goed <strong>be</strong>lastbaar zou zijn moet ze, in de regel, worden<br />

gedaan door een <strong>be</strong>lastingplichtige in de uitoefening van de economische activiteit<br />

die hem de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige verleent en niet vrijgesteld is op<br />

grond van artikel 44 van het Wetboek.<br />

Ten aanzien van de vervreemding van nieuwe gebouwen of van gedeelten van<br />

nieuwe gebouwen en het bijhorend terrein of ten aanzien van de vestiging,<br />

overdracht of wederoverdracht van zakelijke rechten in de zin van artikel 9, tweede<br />

lid, 2°, van het Wetboek die slaan op dergelijke goederen, <strong>be</strong>staat die hoedanigheid<br />

zo de <strong>be</strong>trokken persoon een economische activiteit uitoefent die erin <strong>be</strong>staat<br />

geregeld goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek op te richten, te<br />

laten oprichten of met toepassing van de btw te verkrijgen om ze te vervreemden of<br />

met <strong>be</strong>trekking tot die goederen zakelijke rechten te vestigen of de <strong>be</strong>treffende<br />

zakelijke rechten die hij heeft verkregen of die hem worden overgedragen met<br />

toepassing van de btw over te dragen of weder over te dragen.<br />

De mogelijkheid tot vervreemding met toepassing van de btw buiten het kader van<br />

een geregelde economische activiteit die <strong>be</strong>staat in het oprichten, laten oprichten of<br />

verwerven met voldoening van de btw van goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°,<br />

van het Wetboek teneinde deze te leveren met toepassing van de <strong>be</strong>lasting, wordt<br />

door het Wetboek ook gegeven aan die personen die slechts toevallig leveringen met<br />

<strong>be</strong>trekking tot nieuwe gebouwen of gedeelten van nieuwe gebouwen en het bijhorend<br />

terrein verrichten. Hetzelfde geldt overigens ten aanzien van personen die toevallig<br />

een boven<strong>be</strong>doeld zakelijk recht vestigen, overdragen of wederoverdragen<br />

(z. Wetboek, art. 8, §§ 1 tot 3).<br />

(1 februari 2012)


154. Categorieën van <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

(1 februari 2012)<br />

363 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

Er <strong>be</strong>staan drie groepen van <strong>be</strong>lastingplichtigen wat de leveringen van nieuwe<br />

gebouwen, gedeelten van nieuwe gebouwen en het bijhorend terrein of het vestigen,<br />

het overdragen of het wederoverdragen van zakelijke rechten met <strong>be</strong>trekking tot<br />

dergelijke goederen <strong>be</strong>treft:<br />

1° de <strong>be</strong>lastingplichtige wiens geregelde economische activiteit erin <strong>be</strong>staat de<br />

goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek die hij heeft<br />

opgericht of laten oprichten of met voldoening van de btw heeft verkregen<br />

uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste<br />

ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming, onder <strong>be</strong>zwarende titel te<br />

vervreemden of ze met een zakelijk recht <strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede lid, 2°,<br />

van het Wetboek te <strong>be</strong>zwaren of het met voldoening van de btw te zijnen bate<br />

gevestigde of aan hem overgedragen <strong>be</strong>doelde zakelijk recht binnen dezelfde<br />

termijn, onder <strong>be</strong>zwarende titel over te dragen of weder over te dragen<br />

(Wetboek, art. 12, § 2);<br />

2° de <strong>be</strong>lastingplichtige waarvan de economische activiteit niet <strong>be</strong>staat in de<br />

geregelde verkoop van goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het<br />

Wetboek met voldoening van de btw, maar die toevallig een gebouw, een<br />

gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein dat hij heeft opgericht, laten<br />

oprichten of met voldoening van de btw heeft verkregen, binnen de hiervoor<br />

gestelde termijn onder <strong>be</strong>zwarende titel, met toepassing van die <strong>be</strong>lasting<br />

overdraagt of met een zakelijk recht <strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede lid, 2° van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>zwaart of die het met toepassing van de btw te zijnen bate<br />

gevestigde of aan hem overgedragen <strong>be</strong>doelde zakelijk recht met <strong>be</strong>trekking tot<br />

dergelijke goederen binnen dezelfde termijn onder <strong>be</strong>zwarende titel overdraagt<br />

of wederoverdraagt (Wetboek, art. 44, § 3, 1°, a, derde streepje en b, derde<br />

streepje);<br />

3° eenieder die, anders dan in de uitoefening van een economische activiteit, een<br />

goed <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek heeft opgericht, laten<br />

oprichten of met voldoening van de btw heeft verkregen binnen de hiervoor<br />

gestelde termijn onder <strong>be</strong>zwarende titel, met toepassing van die <strong>be</strong>lasting<br />

overdraagt of met een zakelijk recht <strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede lid, 2°, van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>zwaart of die het met toepassing van de btw te zijnen bate<br />

gevestigde of aan hem overgedragen <strong>be</strong>doelde zakelijk recht met <strong>be</strong>trekking tot<br />

dergelijke goederen binnen de gestelde termijn, onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

overdraagt of wederoverdraagt (Wetboek, art. 8).


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 364<br />

De personen <strong>be</strong>horend tot de eerste groep heb<strong>be</strong>n van rechtswege de<br />

hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige in de zin van artikel 4 van het Wetboek.<br />

Het zijn zogenaamde <strong>be</strong>roepsoprichters - wederverkopers van goederen <strong>be</strong>oogd<br />

door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek met in<strong>be</strong>grip van de zakelijke rechten<br />

in de zin van artikel 9 op dergelijke goederen, die eveneens <strong>be</strong>doeld zijn in<br />

artikel 12, § 2 van het Wetboek.<br />

De personen <strong>be</strong>horend tot de tweede en de derde groep kunnen daarentegen<br />

<strong>be</strong>doelde handelingen slechts aan de btw onderwerpen indien ze daarvoor<br />

voorafgaandelijk onder de daartoe gestelde voorwaarden en formaliteiten<br />

opteren teneinde de levering, de vestiging, de overdracht of wederoverdracht<br />

van een zakelijk recht met <strong>be</strong>trekking tot een nieuw gebouw of gedeelte van<br />

een nieuw gebouw met de heffing van de btw te laten plaatsvinden<br />

(zie koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 14).<br />

A. Personen wiens geregelde economische activiteit erin <strong>be</strong>staat de<br />

goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek, die zij heb<strong>be</strong>n<br />

opgericht of laten oprichten of met voldoening van de btw heb<strong>be</strong>n<br />

verkregen, binnen de gestelde termijn, onder <strong>be</strong>zwarende titel te<br />

vervreemden of ze met een zakelijk recht <strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede<br />

lid, 2° van het Wetboek te <strong>be</strong>zwaren of het met voldoening van de btw<br />

te hunnen bate gevestigde of aan hen overgedragen <strong>be</strong>doelde zakelijk<br />

recht binnen dezelfde termijn over te dragen of weder over te dragen.<br />

155. Bepaling.<br />

De personen die de onder punt A hiervoor vermelde economische activiteit<br />

uitoefenen en algemeen als <strong>be</strong>roepsoprichters of (bouwpromotoren) <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 12, § 2, van het Wetboek worden aangeduid, heb<strong>be</strong>n de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige in de zin van artikel 4 van het Wetboek dat op een algemene wijze<br />

de hoedanigheid van btw-<strong>be</strong>lastingplichtige definieert.<br />

Vóór 1 januari 1993 <strong>be</strong>vatte het Wetboek een bijzondere <strong>be</strong>paling - het oude artikel<br />

8, § 1 - met <strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>lastingplicht van <strong>be</strong>roepsoprichters van nieuwe<br />

gebouwen. Anderzijds was het voor handelingen in de vastgoedsector, <strong>be</strong>halve in<br />

uitzonderingssituaties zoals de leveringen van nieuwe gebouwen, de regel dat ze<br />

buiten de werkingssfeer van de btw bleven, met als gevolg de niet-<strong>be</strong>lastingplicht<br />

van de auteur van die handelingen. Daardoor kon, vóór dat tijdstip, het ontstaan van<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

365 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

de btw-<strong>be</strong>lastingplicht van een <strong>be</strong>roepsoprichter van nieuwe gebouwen niet<br />

gebaseerd worden op de loutere uiting, door ondub<strong>be</strong>lzinnige daden, van de wil<br />

<strong>be</strong>lastbare handelingen te stellen, maar was het vereist dat de <strong>be</strong>langheb<strong>be</strong>nde<br />

werkelijk een aanvang nam met de geregelde vervreemding van nieuwe gebouwen.<br />

Sinds 1 januari 1993 wordt de <strong>be</strong>lastingplicht op eenvormige wijze geregeld door<br />

artikel 4 van het Wetboek dat onder de erin gestelde voorwaarden, de hoedanigheid<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige toekent aan eenieder die, in de uitoefening van een<br />

economische activiteit, leveringen van goederen of diensten verricht.<br />

Bovendien kunnen, sinds die datum, alle onroerende goederen en, meer algemeen,<br />

alle zakelijke rechten die aan de houder een recht van gebruik op de onroerende<br />

goederen verlenen, het voorwerp uitmaken van in het Wetboek <strong>be</strong>doelde leveringen<br />

van goederen. De vrijstellingen, die uiteindelijk de effectieve toepassing van de<br />

<strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>perken tot de handelingen met <strong>be</strong>trekking tot nieuwe gebouwen, <strong>be</strong>letten<br />

derhalve niet dat de <strong>be</strong>roepsoprichters van nieuwe voor de verkoop <strong>be</strong>stemde<br />

gebouwen voortaan van rechtswege de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

verkrijgen overeenkomstig de gewone criteria die gelden voor elke <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Bijgevolg verkrijgt de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die door<br />

ondub<strong>be</strong>lzinnige daden de wil uit geregeld nieuwe gebouwen of gedeelten van<br />

nieuwe gebouwen (en het bijhorend terrein) te leveren, voor die activiteit de<br />

hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige van zodra hij die daden stelt, zonder dat het<br />

ontstaan van die <strong>be</strong>lastingplicht nog afhangt van de daadwerkelijke uitvoering van<br />

enige levering. Van zodra <strong>be</strong>doelde persoon hogergenoemde daden stelt, kan hij<br />

bijgevolg volgens de normale regels de voor<strong>be</strong>lasting met <strong>be</strong>trekking tot die activiteit<br />

in aftrek brengen zodat de <strong>be</strong>lastingtegoeden die in voorkomend geval uit die aftrek<br />

zouden voortvloeien uiteraard vatbaar zijn voor teruggaaf volgens de gebruikelijke<br />

procedure.<br />

156. Wettelijk vermoeden.<br />

Op grond van artikel 64, § 1, van het Wetboek worden alle met het oog op de<br />

verkoop verkregen of geproduceerde goederen - voor zover die goederen uiteraard<br />

het voorwerp kunnen zijn van een <strong>be</strong>lastbare handeling, hetgeen slechts het geval is<br />

voor nieuwe gebouwen of gedeelten van nieuwe gebouwen en het bijhorend terrein<br />

en de zakelijke rechten op dergelijke goederen - <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs, geacht te<br />

zijn geleverd onder de voorwaarden die de btw opeisbaar maken.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 366<br />

Het tegen<strong>be</strong>wijs tegen het vermoeden <strong>be</strong>paald in artikel 64, § 1, van het Wetboek<br />

dient te worden geleverd door de onder A <strong>be</strong>doelde persoon (<strong>be</strong>roepsoprichter -<br />

wederverkoper). Voornoemde moet aantonen dat de door of voor hem opgerichte of<br />

met toepassing van de btw verkregen gebouwen of gedeelten van gebouwen en het<br />

bijhorend terrein of zakelijke rechten op dergelijke goederen hetzij nog in voorraad<br />

zijn, hetzij een <strong>be</strong>stemming heb<strong>be</strong>n gekregen die de btw, om een of andere reden,<br />

niet opeisbaar heeft gemaakt.<br />

In dit verband wordt erop gewezen dat de vervreemding van een nieuw gebouw of<br />

gedeelte van een nieuw gebouw en het bijhorend terrein of de vestiging, de<br />

overdracht of wederoverdracht van een zakelijk recht op een dergelijk goed door<br />

bovengenoemde <strong>be</strong>roepsoprichter - wederverkoper met toepassing van het<br />

registratierecht niet geldt als tegen<strong>be</strong>wijs tegen het door bovengenoemd artikel 64,<br />

§ 1, van het Wetboek ingestelde vermoeden, zodat zelfs indien de hiervoor vermelde<br />

handelingen aan het registratierecht werden onderworpen, de btw opeisbaar is.<br />

Volledigheidshalve wordt overigens aangestipt dat op grond van artikel 159, 8°, van<br />

het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, bij vervreemding van<br />

nieuwe gebouwen of gedeelten van nieuwe gebouwen en het bijhorend terrein, bij de<br />

vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van zakelijke rechten op dergelijke<br />

goederen slechts vrijstelling van registratierecht wordt verleend voor zover die<br />

handeling onderworpen is aan de btw.<br />

157. Gewestelijke huisvestingsmaatschappijen en door hen erkende maatschappijen<br />

voor sociale huisvesting. Overheidslichamen.<br />

De maatschappijen voor sociale huisvesting wiens geregelde werkzaamheid erin<br />

<strong>be</strong>staat goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek op te richten om ze<br />

te vervreemden, zijn <strong>be</strong>lastingplichtige op grond van artikel 4 van het Wetboek. Deze<br />

maatschappijen zijn in feite <strong>be</strong>roepsoprichters in de zin van artikel 12, § 2, van het<br />

Wetboek.<br />

De diensten en regieën van provincies en gemeenten, en <strong>be</strong>paalde openbare<br />

instellingen, kunnen eveneens overgaan tot de oprichting van goederen <strong>be</strong>oogd door<br />

artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek met het oog op de vervreemding ervan. Voor die<br />

werkzaamheid zijn zij <strong>be</strong>lastingplichtige, voor zover een <strong>be</strong>handeling als niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

tot concurrentieverstoring van enige <strong>be</strong>tekenis zou leiden<br />

(z. artikel 6, lid 2, van het Wetboek, in werking getreden op 1 juli 2007, en circulaire<br />

AOIF nr. 24 van 29 augustus 2007, nrs. 19 tot 26).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

367 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

Ieder overheidslichaam <strong>be</strong>doeld in artikel 6, eerste lid, van het Wetboek kan<br />

overigens onder de voorwaarden gesteld door artikel 8 van het Wetboek en door het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 14 van 3 juni 1970, opteren voor de toepassing van de btw bij<br />

de overdracht van een nieuw gebouw, gedeelte van een nieuw gebouw en het<br />

bijhorend terrein of van een zakelijk recht met <strong>be</strong>trekking tot een dergelijk goed.<br />

B. Belastingplichtigen waarvan de economische activiteit niet <strong>be</strong>staat in de<br />

geregelde verkoop van gebouwen of gedeelten van gebouwen met<br />

voldoening van de btw, maar die toevallig een gebouw of een gedeelte<br />

van een gebouw en het bijhorend terrein dat zij heb<strong>be</strong>n opgericht,<br />

heb<strong>be</strong>n laten oprichten of met voldoening van de btw heb<strong>be</strong>n<br />

verkregen, onder <strong>be</strong>warende titel, met toepassing van die <strong>be</strong>lasting,<br />

binnen de gestelde termijn overdragen of met een zakelijk recht<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede lid, 2° van het Wetboek <strong>be</strong>zwaren of die het<br />

met toepassing van de btw te hunnen bate gevestigde of aan hen<br />

overgedragen <strong>be</strong>doelde zakelijk recht binnen dezelfde termijn, onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel overdragen of wederoverdragen.<br />

158. Bepaling.<br />

De onder dit punt B <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige is degene die een andere<br />

economische activiteit uitoefent dan die van een <strong>be</strong>roepsoprichter zoals <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 12, § 2, van het Wetboek (z. punt A hiervoor) en die een gebouw of een<br />

gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein dat werd gebruikt in het kader van<br />

zijn economische activiteit, voor zover uiteraard dat gebouw of gedeelte van dat<br />

gebouw nog nieuw is, met toepassing van de btw vervreemdt of het met een zakelijk<br />

recht <strong>be</strong>zwaart of het op een dergelijk goed te zijnen bate gevestigde zakelijk recht<br />

overdraagt of wederoverdraagt. De omstandigheid dat de uitgeoefende economische<br />

activiteit al dan niet van de <strong>be</strong>lasting is vrijgesteld, heeft op de onderhavige regeling<br />

geen invloed (bv. een geneesheer die het als kabinet gebruikte gebouw dat nog nieuw<br />

is, vervreemdt).<br />

In tegenstelling met de onder punt C hierna vermelde <strong>be</strong>lastingplichtige is een onder<br />

dit punt B <strong>be</strong>oogde <strong>be</strong>lastingplichtige met recht op aftrek die het <strong>be</strong>treffende gebouw<br />

niet met toepassing van de btw vervreemdt hetzij omdat het niet nieuw meer is, hetzij<br />

omdat hij voor die vervreemding niet heeft geopteerd voor de toepassing van de btw,<br />

gehouden de btw geheven van de verkrijging van <strong>be</strong>doeld gebouw of van een<br />

zakelijk recht op dat gebouw te herzien overeenkomstig de artikelen 6, 9, 10, 4° en<br />

11 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 368<br />

159. Toevallige <strong>be</strong>lastbare handeling.<br />

Hoewel de onder dit punt B <strong>be</strong>doelde persoon reeds de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige met of zonder recht op aftrek heeft wegens de uitoefening van een<br />

economische activiteit, valt de toevallige vervreemding van een gebouw of gedeelte<br />

van een gebouw en het bijhorend terrein, de vestiging, de overdracht of de<br />

wederoverdracht van een zakelijk recht op een dergelijk goed, zelfs indien dit laatste<br />

in het kader van die economische activiteit werd gebruikt, niet automatisch en van<br />

rechtswege onder het btw-stelsel als het <strong>be</strong>doelde goed als nieuw kan worden<br />

<strong>be</strong>schouwd.<br />

Voor de onderwerping aan de btw van die handeling moet geopteerd worden binnen<br />

de door artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek gestelde termijn (z. nr. 159/2 hierna).<br />

Anderzijds is die optie <strong>be</strong>perkt tot het gebouw of gedeelte van het gebouw en het<br />

bijhorend terrein dat het voorwerp van de rechtshandeling uitmaakt. Zo zal een<br />

kruidenier die twee nieuwe gebouwen en het bijhorend terrein waarin hij zijn<br />

economische activiteit uitoefende, verkoopt, voor iedere verkoop moeten opteren.<br />

159/2. Optie voor de onderwerping van de <strong>be</strong>treffende handeling aan de btw<br />

(Wetboek, art. 44, § 3, 1°, a), derde streepje of b), derde streepje).<br />

De onder punt B hiervoor <strong>be</strong>doelde persoon die slechts op een toevallige wijze,<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel, een goed <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9 , 1°, van het Wetboek<br />

vervreemdt of op dat goed een zakelijk recht vestigt of een zakelijk recht op dat goed<br />

overdraagt of wederoverdraagt, kan normaal die handeling niet aan de btw<br />

onderwerpen. Hij kon nochtans opteren om die handeling te plaatsen onder het btwstelsel,<br />

waardoor het hem zal mogelijk zijn de btw geheven van de verkrijging van<br />

het gebouw of gedeelte van het gebouw en het bijhorend terrein of van een zakelijk<br />

recht op dat goed te recupereren ofwel volledig indien de vervreemder die<br />

hoedanigheid heeft van <strong>be</strong>lastingplichtige zonder recht op aftrek (b.v. een advocaat<br />

die zijn als kantoor ingericht nieuw appartement verkoopt), ofwel gedeeltelijk en in<br />

de mate dat die btw oorspronkelijk niet in aftrek kon worden gebracht indien de<br />

vervreemder de hoedanigheid heeft van <strong>be</strong>lastingplichtige met geheel of gedeeltelijk<br />

recht op aftrek (b.v. een bakker verkoopt zijn nieuw huis dat deels voor <strong>be</strong>roeps - en<br />

deels voor privédoeleinden werd gebruikt; een psycholoog die gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

is verkoopt zijn als kantoor ingericht nieuw appartement). Het nut van de<br />

optie is bijgevolg dat zij de aftrek van de btw die de handeling heeft <strong>be</strong>zwaard, in<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

369 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

hoofde van diegene die opteert, mogelijk maakt. De <strong>be</strong>lastingplichtige met volledig<br />

recht op aftrek dient bij de verkoop met toepassing van de btw de in aftrek gebrachte<br />

btw niet te herzien, wat wel het geval zou geweest zijn indien hij het gebouw of<br />

gedeelte van het gebouw en het bijhorend terrein met toepassing van registratierecht<br />

had verkocht.<br />

De optie die gewoonlijk wordt uitgeoefend door de persoon die over een dergelijk<br />

gebouw of een zakelijk recht op dat gebouw <strong>be</strong>schikt, kan eveneens worden<br />

uitgeoefend door de notaris die <strong>be</strong>last is met de verkoop ten gevolge van een<br />

uitvoerend <strong>be</strong>slag of door de curator van een faillissement indien het gaat om een<br />

verkoop op verzoek van die curator (z. aanschr. 26/1978 van 31 augustus 1978,<br />

nr. 21).<br />

160. Vorm en tijdstip van de optie (KB nr. 14).<br />

Van de <strong>be</strong>doeling om de handeling te stellen met <strong>be</strong>taling van de btw moet worden<br />

kennis gegeven én aan de Staat én aan de medecontractant.<br />

a) Aan de Staat.<br />

Om boven<strong>be</strong>doelde handeling onder het btw-stelsel te kunnen plaatsen is de persoon<br />

die de vervreemding doet, gebonden, bij het controlekantoor waaronder hij<br />

ressorteert een verklaring in tweevoud in te dienen. In deze verklaring drukt hij de<br />

<strong>be</strong>doeling uit de handeling te willen doen met <strong>be</strong>taling van de btw.<br />

Formulieren waarop deze verklaring moet worden gedaan zijn op de controlekantoren<br />

<strong>be</strong>schikbaar. Een van de exemplaren voorzien van een ontvangstmelding<br />

zal aan de vervreemder worden teruggegeven.<br />

Deze verklaring mag een of meer gebouwen of gedeelten van gebouwen en het<br />

bijhorend terrein tot voorwerp heb<strong>be</strong>n. Ze kan geheel of gedeeltelijk herroepen<br />

worden zolang de overeenkomst tot vervreemding of de vestiging, overdracht of<br />

wederoverdracht van een zakelijk recht in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het<br />

Wetboek op een dergelijk goed niet gesloten is. Ze blijft daarenboven hoe dan ook<br />

zonder gevolgen indien de <strong>be</strong>trokkene van de <strong>be</strong>doeling om deze handeling met<br />

<strong>be</strong>taling van de btw te verrichten geen kennis heeft gegeven aan de medecontractant<br />

op de wijze die onder letter b, hierna, is <strong>be</strong>paald.<br />

De verklaring mag tenslotte worden ingediend alvorens er van een dergelijke<br />

handeling sprake is, doch ze moet zijn ingediend alvorens de overeenkomst tot<br />

vervreemding, vestiging, overdracht of wederoverdracht is gesloten. De persoon die


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 370<br />

de verklaring niet heeft ingediend binnen de voorgeschreven termijn kan echter<br />

ontheven worden van het verval van het recht om de <strong>be</strong>treffende handeling aan de<br />

btw te onderwerpen, wanneer uit de omstandigheden blijkt dat de partijen,<br />

ondub<strong>be</strong>lzinnig, de <strong>be</strong>doeling hadden de handeling onder het btw-stelsel te plaatsen.<br />

Niettemin moet deze persoon zich schikken naar wat gezegd wordt onder letter b,<br />

hierna.<br />

b) Aan de medecontractant.<br />

Om een gebouw met toepassing van de btw te vervreemden, het met een zakelijk<br />

recht te <strong>be</strong>zwaren of een zakelijk recht op een gebouw over te dragen of weder over<br />

te dragen, is bovendien vereist dat de vervreemder, de overdrager of wederoverdrager<br />

zijn medecontractant op de hoogte brengt van zijn <strong>be</strong>doeling <strong>be</strong>treffende<br />

handeling te laten plaatsvinden met <strong>be</strong>taling van de btw. Dit moet ge<strong>be</strong>uren door een<br />

vermelding in de eerste akte die tussen hen titel vormt van genoemde handeling.<br />

Wanneer de eerste akte die tussen de contractanten titel vormt van de handeling,<br />

<strong>be</strong>vestigd wordt door een authentieke akte die tot de formaliteit van de registratie<br />

wordt aangeboden vóór die eerste akte, stemt de administratie er evenwel mede in<br />

dat de handeling onderworpen wordt aan de btw en niet aan het registratierecht zo de<br />

<strong>be</strong>doelde vermelding is opgenomen in de authentieke akte of onderaan die akte, mits<br />

ze, in dat laatste geval, door de <strong>be</strong>ide partijen wordt ondertekend.<br />

Opmerkingen.<br />

In geval van een openbare verkoop brengt de verkoper in de regel de koper op de<br />

hoogte van zijn <strong>be</strong>doeling de vervreemding te doen met <strong>be</strong>taling van de btw door een<br />

vermelding in de akte van definitieve toewijs. De vraag werd gesteld of aan de hier<br />

<strong>be</strong>doelde voorwaarde eveneens is voldaan wanneer in het lastenkohier <strong>be</strong>treffende<br />

een openbare verkoop de clausule wordt opgenomen waarbij wordt <strong>be</strong>paald dat de<br />

verkoop zal plaatsheb<strong>be</strong>n met toepassing van btw in geval van verkoop aan een<br />

derde, en met toepassing van het registratierecht in geval van verkoop aan een<br />

medeverkoper. Alhoewel het lastenkohier als zodanig geen akte is die titel vormt van<br />

de vervreemding luidt het antwoord <strong>be</strong>vestigend. Bij de definitieve toewijs moet het<br />

<strong>be</strong>ding vervat in het lastenkohier uiteraard worden nageleefd, teneinde misleiding<br />

van de kandidaat kopers te voorkomen.<br />

Wanneer een nieuw gebouw of gedeelte van een nieuw gebouw en het bijhorend<br />

terrein openbaar werd te koop gesteld en het onder voor<strong>be</strong>houd van het recht van<br />

opbod werd toegewezen, mag de overdracht niet met toepassing van de btw<br />

plaatsheb<strong>be</strong>n wanneer alleen het proces-verbaal waarin vastgesteld wordt dat geen<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

371 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

hoger bod werd gedaan, melding maakt van de <strong>be</strong>doeling van de koper het goed met<br />

toepassing van de <strong>be</strong>lasting te verwerven (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 22, blz. 314 en 315,<br />

nr. 535).<br />

161. Betaling van de over de toevallige handeling opeisbare btw.<br />

a) Afzonderlijke aangifte.<br />

De persoon die binnen het kader van een andere economische activiteit dan die van<br />

<strong>be</strong>roepsoprichter toevallig een gebouw of gedeelte van een gebouw en het bijhorend<br />

terrein vervreemdt, een zakelijk recht in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het<br />

Wetboek op een dergelijk goed vestigt, overdraagt of wederoverdraagt en die voor<br />

het <strong>be</strong>lasten met btw van die toevallige handeling geopteerd heeft, moet voor die<br />

handeling een afzonderlijke aangifte indienen. De over die handeling verschuldigde<br />

btw mag bijgevolg niet worden opgenomen in de periodieke btw-aangifte die hij in<br />

voorkomend geval, moet indienen wegens de uitoefening van zijn geregelde<br />

economische activiteit.<br />

Exemplaren van die bijzondere aangifte zijn op de controlekantoren <strong>be</strong>schikbaar.<br />

Die aangifte moet in drievoud worden ingediend bij het controlekantoor waaronder<br />

de vervreemder ressorteert; een exemplaar van de aangifte zal hem worden teruggegeven<br />

voorzien van een ontvangstmelding en met vermelding van de postrekening<br />

waarop de opeisbare btw moet worden gestort.<br />

b) Tijdstip van indiening.<br />

De aangifte moet worden ingediend binnen een maand te rekenen vanaf het tijdstip<br />

dat de <strong>be</strong>lasting opeisbaar is geworden over de volledige maatstaf van heffing. Vóór<br />

die tijd moet geen aangifte worden ingediend, ook niet als krachtens artikel 17, § 1,<br />

tweede lid, van het Wetboek reeds btw opeisbaar is geworden over een deel van de<br />

prijs van de levering met <strong>be</strong>trekking tot het gebouw of gedeelte van het gebouw en<br />

het bijhorend terrein (b.v. omdat de koper vóór het <strong>be</strong>lastbaar feit van de levering een<br />

af<strong>be</strong>taling heeft gedaan of contractueel moest doen, of een factuur voor een<br />

af<strong>be</strong>taling heeft ontvangen).<br />

Wanneer het gebouw of gedeelte van het gebouw en het bijhorend terrein dat het<br />

voorwerp uitmaakt van de levering of een zakelijk recht in de zin van artikel 9,<br />

tweede lid, 2°, van het Wetboek op een dergelijk goed deel uitmaakt van een<br />

algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling waarvan de overdracht tot de


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 372<br />

werkingssfeer van artikel 11 en artikel 18, § 3, van het Wetboek <strong>be</strong>hoort (z. nr. 168),<br />

moet de aangifte worden ingediend binnen een maand te rekenen vanaf de overdracht<br />

en dient zij te vermelden dat het gebouw of gedeelte van het gebouw en het bijhorend<br />

terrein of het zakelijk recht in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek<br />

op een dergelijk goed deel uitmaakt van een algemeenheid van goederen of van een<br />

<strong>be</strong>drijfsafdeling waarvan de overdracht, ingevolge voornoemde artikels, geen btw<br />

opeisbaar maakt (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 10, blz. 66, nr. 344).<br />

c) Berekening van de over de levering opeisbare btw. Aftrekregeling.<br />

- Overdracht van een gebouw of gedeelte van een gebouw en het bijhorend<br />

terrein.<br />

Wanneer de handeling <strong>be</strong>staat in de overdracht van een gebouw of een gedeelte van<br />

een gebouw en het bijhorend terrein wordt de btw <strong>be</strong>rekend over alles wat de<br />

overdrager als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van degene aan wie het<br />

goed wordt overgedragen of van een derde (Wetboek, art. 26, eerste lid). De<br />

overdrager mag van de wegens de overdracht verschuldigde <strong>be</strong>lasting, zowel de<br />

<strong>be</strong>lasting geheven van de handelingen die strekken of bijdragen tot de oprichting van<br />

de door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek <strong>be</strong>oogde goederen, als de <strong>be</strong>lasting<br />

geheven van de handelingen die in direct verband staan met de overdracht, in aftrek<br />

brengen. De <strong>be</strong>lasting geheven van de algemene onkosten van de overdrager is dus<br />

niet aftrekbaar. Verder mag de overdrager, indien het gebouw in een eerste fase werd<br />

verhuurd, de <strong>be</strong>lasting geheven van de diensten (commissielonen, reclame, enz.)<br />

<strong>be</strong>treffende die verhuur van het gebouw niet in aftrek brengen (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 32,<br />

blz. 497-498, nr. 632).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

In de loop van 2011 richt een advocaat een villa op voor de prijs van 250.000 € met de <strong>be</strong>doeling ze<br />

gedeeltelijk voor <strong>be</strong>roeps- en gedeeltelijk voor privédoeleinden te gebruiken.<br />

Het ereloon van de architect <strong>be</strong>droeg 15.000 €.<br />

Dit gebouw wordt evenwel hetzelfde jaar verkocht voor de prijs van 500.000 € en de verkoper drukt<br />

de <strong>be</strong>doeling uit te vervreemden met <strong>be</strong>taling van de btw.


%<br />

%<br />

(1 februari 2012)<br />

- Opeisbare btw op<br />

de verkoop:<br />

= 500.000 tegen 21<br />

- Aftrekbare btw:<br />

facturen van de aannemer:<br />

= 250.000 tegen 21<br />

facturen van de architect:<br />

373 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

€<br />

52.500<br />

105.000 €<br />

= 15.000 tegen 21 % + 3.150<br />

€<br />

55.650<br />

€<br />

- 55.650 €<br />

Te <strong>be</strong>talen aan de staat 49.350 €<br />

Om het recht op aftrek te kunnen uitoefenen moet de verkoper in het <strong>be</strong>zit zijn van<br />

regelmatige facturen waarop hem de btw is aangerekend. Hij moet in het <strong>be</strong>zit zijn<br />

van deze facturen op het tijdstip waarop hij de aangifte indient waarin hij het recht op<br />

aftrek uitoefent. Indien dit niet het geval zou zijn, zou de aftrek voorlopig <strong>be</strong>perkt<br />

blijven tot de btw waarvoor hij facturen heeft.<br />

V o o r b e e l d<br />

Indien de verkoper in het voorgaand voor<strong>be</strong>eld slechts facturen van de aannemer zou ontvangen<br />

heb<strong>be</strong>n ten <strong>be</strong>drage van 225.000 € zou de aftrek voorlopig <strong>be</strong>perkt worden tot:<br />

225.000 € tegen 21 % =<br />

47.250 €<br />

15.000 € tegen 21 % = + 3.150 €<br />

50.400 €<br />

zodat hij zou te <strong>be</strong>talen heb<strong>be</strong>n: 105.000 € - 50.400 € = 54.600 €.<br />

Wanneer naderhand de verkoper van de aannemer een factuur ontvangt voor de resterende 25.000 €<br />

dan zal hij zijn recht op aftrek kunnen volledig maken door een bijkomende aftrek van 5.250 € (25.000<br />

tegen 21 %). Deze 5.250 € zal hem worden teruggegeven op voorwaarde dat hij daartoe een aanvraag<br />

indient bij het btw-controlekantoor waaronder hij ressorteert (z. nrs. 540 en 553).


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 374<br />

- Vestiging van een zakelijk recht op een gebouw of een gedeelte van een<br />

gebouw en het bijhorend terrein.<br />

Degene die een dergelijk recht vestigt, kan van de voor deze handeling opeisbare<br />

<strong>be</strong>lasting een deel van de <strong>be</strong>lasting in aftrek brengen die werd geheven van de<br />

handelingen die direct strekken of bijdragen, naargelang het geval, tot de oprichting<br />

of de verkrijging van het gebouw of een gedeelte van het gebouw waarop het<br />

des<strong>be</strong>treffende zakelijk recht slaat, alsook de <strong>be</strong>lasting die werd geheven van de<br />

handelingen die een rechtstreeks verband heb<strong>be</strong>n met de vestiging van dergelijk<br />

zakelijk recht.<br />

In dit verband, aanvaardt de administratie dat de diensten van adviseurs, die worden<br />

gebruikt met het oog op de vestiging van het zakelijk recht, dienen aangemerkt te<br />

worden als handelingen die direct <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de vestiging van een<br />

dergelijk recht.<br />

In verband met de <strong>be</strong>paling van het recht op aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting bij vestiging<br />

van een zakelijk recht op een gebouw met toepassing van de btw is de aftrek van de<br />

in het vorige lid <strong>be</strong>paalde voor<strong>be</strong>lasting slechts volledig wanneer de verkoopprijs van<br />

het zakelijk recht de oprichtingsprijs van het gebouw <strong>be</strong>nadert. (z. Parl.Vr. nr. 710<br />

van de heer Volksvertegenwoordiger de Clippele van 22 septem<strong>be</strong>r 1993, Bull. Vr.<br />

en Antw., Kamer 1994-1995, nr. 129, blz. 13367-13368, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 111,<br />

blz. 1201-1202-1203, nr. 2)<br />

Om praktische redenen zal voor de <strong>be</strong>paling van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting, bij wijze<br />

van proef, de hierna volgende regeling gelden.<br />

Met het aan de btw onderworpen bijhorend terrein dient in principe rekening te<br />

worden gehouden bij de <strong>be</strong>rekening van het aftrekpercentage. Met andere woorden,<br />

het volstaat om de gevraagde prijs voor het zakelijk recht, met in<strong>be</strong>grip van de<br />

waarde van het terrein, enerzijds, en de prijs voor de oprichting of aankoop van het<br />

gebouw evenals de prijs voor de verwerving van het terrein, anderzijds, met elkaar te<br />

vergelijken.<br />

De volledige aftrek van de btw geheven van de oprichtingskosten of de aankoopprijs<br />

van het gebouw wordt aanvaard:<br />

- indien de prijs gevraagd voor de vestiging van het zakelijk recht ten minste<br />

95 % <strong>be</strong>draagt van de oprichtingsprijs (of de aankoopprijs) in volle eigendom,<br />

de aankoopprijs van het terrein in<strong>be</strong>grepen, indien het recht gevestigd is voor<br />

een periode die minder dan 10 jaar <strong>be</strong>draagt,<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

375 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

- indien de gevraagde prijs ten minste 97,5 % <strong>be</strong>draagt van de oprichtingsprijs<br />

(of de aankoopprijs) in volle eigendom, de aankoopprijs van het terrein<br />

in<strong>be</strong>grepen, indien het recht gevestigd is voor een periode die 10 jaar of meer<br />

<strong>be</strong>draagt.<br />

Wanneer de verkoopprijs van het zakelijk recht de bovengenoemde grenzen niet<br />

<strong>be</strong>reikt, zal de aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting worden <strong>be</strong>paald in functie van de<br />

verhouding van de verkoopprijs van het zakelijk recht tot de oprichtings- of aankoopprijs<br />

van het <strong>be</strong>treffende gebouw in volle eigendom, evenals de aankoopprijs van het<br />

bijhorend terrein.<br />

Er wordt echter aanvaard dat er geen rekening wordt gehouden met de waarde van<br />

het terrein (in feite zoals voorheen) wanneer de aankoop ervan niet aan de btw<br />

onderworpen was, op voorwaarde dat er onder toezicht van de administratie een<br />

uitsplitsing van de vraagprijs voor het zakelijk recht ge<strong>be</strong>urt. Het gaat om gevallen<br />

waar een terrein, bijhorend of niet, aangekocht werd vóór 1 januari 2011 en waar een<br />

niet bijhorend terrein aangekocht werd vanaf 1 januari 2011.<br />

- Overdracht of wederoverdracht van een zakelijk recht op een gebouw of<br />

een gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein.<br />

Degene die een dergelijk zakelijk recht overdraagt of wederoverdraagt, kan van de<br />

<strong>be</strong>lasting opeisbaar wegens de overdracht of wederoverdracht van het zakelijk recht<br />

met <strong>be</strong>trekking tot genoemd gebouw of gedeelte van het gebouw en het bijhorend<br />

terrein de <strong>be</strong>lasting in aftrek brengen die werd geheven van de vestiging of<br />

overdracht van het zakelijk recht, alsook de <strong>be</strong>lasting die werd geheven van de<br />

handelingen die een rechtstreeks verband heb<strong>be</strong>n met die overdracht of die<br />

wederoverdracht.<br />

d) Tijdstip van <strong>be</strong>taling.<br />

De btw waarvan de verschuldigdheid blijkt uit de in te dienen bijzondere aangifte<br />

moet worden voldaan binnen de termijn die voor de indiening van de aangifte is<br />

gesteld d.w.z. binnen een maand te rekenen vanaf het tijdstip dat de btw, die op de<br />

handeling van toepassing is, opeisbaar is geworden over de volledige maatstaf van<br />

heffing (z. punt b). Vóór dat tijdstip moet geen btw worden <strong>be</strong>taald, ook niet als op<br />

grond van artikel 17, § 1, tweede of derde lid, van het Wetboek reeds btw opeisbaar<br />

is geworden over een deel van de prijs (b.v. omdat de koper vóór de in<strong>be</strong>zitneming<br />

van het gebouw een af<strong>be</strong>taling heeft gedaan of contractueel moest doen, of een<br />

factuur voor een af<strong>be</strong>taling ontving).


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 376<br />

e) Een aangifte per <strong>be</strong>lastbare handeling.<br />

In <strong>be</strong>ginsel moet per levering van een gebouw of gedeelte van een gebouw en het<br />

bijhorend terrein per vestiging, overdracht of wederoverdracht van een zakelijk recht<br />

op een dergelijk goed één aangifte worden ingediend. Niets <strong>be</strong>let echter dat de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die de optie heeft uitgeoefend om voornoemde handelingen aan de<br />

<strong>be</strong>lasting te onderwerpen, in éénzelfde aangifte verscheidene leveringen zou<br />

<strong>be</strong>grijpen op voorwaarde dat deze aangifte voor alle des<strong>be</strong>treffende <strong>be</strong>lastbare<br />

handelingen tijdig is ingediend.<br />

162. Levering onder <strong>be</strong>zwarende titel met <strong>be</strong>trekking tot een gebouw of gedeelte van<br />

een gebouw en het bijhorend terrein, zonder optie.<br />

De levering van een gebouw of gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein, de<br />

vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van een zakelijk recht op een<br />

dergelijk goed onder <strong>be</strong>zwarende titel zijn handelingen die, indien ze plaatsvinden<br />

zonder dat de persoon die een van deze handelingen stelt kennis geeft van zijn<br />

<strong>be</strong>doeling om de levering onder het btw-stelsel te plaatsen, zijn vrijgesteld van btw<br />

overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek en zijn bijgevolg onderworpen<br />

aan het registratierecht. In dat geval kan de btw, die werd geheven van de<br />

handelingen die heb<strong>be</strong>n bijgedragen tot de oprichting of verwerving van goederen<br />

<strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek (en het bijhorend terrein) of tot de<br />

verkrijging van het zakelijk recht dat slaat op genoemde goederen (en het bijhorend<br />

terrein), niet in aftrek worden gebracht. Tevens dient de <strong>be</strong>lastingplichtige met<br />

volledig of gedeeltelijk recht op aftrek de oorspronkelijk in aftrek gebrachte btw te<br />

herzien wanneer hij het gebouw of gedeelte van het gebouw en het bijhorend terrein<br />

vervreemdt met toepassing van de registratierechten.<br />

C. Personen die, anders dan in de uitoefening van een economische<br />

activiteit, een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het bijhorend<br />

terrein dat zij heb<strong>be</strong>n opgericht, laten oprichten of met voldoening van<br />

de btw heb<strong>be</strong>n verkregen, binnen de gestelde termijn, onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel, met toepassing van die <strong>be</strong>lasting overdragen of met<br />

een zakelijk recht <strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>zwaren of het met toepassing van de btw te hunnen bate gevestigde of<br />

aan hen overgedragen zakelijk recht binnen dezelfde termijn onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel met toepassing van die <strong>be</strong>lasting overdragen of<br />

wederoverdragen.<br />

(1 februari 2012)


163. Bepaling.<br />

(1 februari 2012)<br />

377 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

De onder dit punt C <strong>be</strong>doelde persoon is diegene die geen economische activiteit<br />

zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 4 van het Wetboek uitoefent (b.v. particulier, niet <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon) maar niettemin het gebouw of een gedeelte van het gebouw<br />

en het bijhorend terrein, dat hij heeft opgericht, laten oprichten of met voldoening<br />

van de btw heeft verkregen met toepassing van de btw vervreemdt of met een<br />

zakelijk recht <strong>be</strong>zwaart of het met voldoening van de btw verkregen zakelijk recht op<br />

een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein met toepassing<br />

van de btw overdraagt of wederoverdraagt. In deze categorie C zijn ook diegenen<br />

<strong>be</strong>doeld die een economische activiteit uitoefenen maar de hiervoor genoemde<br />

handelingen evenwel niet in het kader van die economische activiteit stellen.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een federaal ambtenaar verkoopt het vruchtgebruik van het gebouw dat hij heeft opgericht met<br />

toepassing van de btw.<br />

Een geneesheer verkoopt zijn privéwoning onder het toepassingsgebied van de btw.<br />

De hiervoor <strong>be</strong>doelde handelingen kunnen nochtans slechts onder het toepassingsgebied<br />

van de btw vallen indien geopteerd wordt voor de btw-<strong>be</strong>lastingplicht<br />

ten aanzien van elk van de <strong>be</strong>treffende handelingen.<br />

164. Optie voor de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige (Wetboek, art. 8 en 44, § 3,<br />

1°, a, tweede streepje of b, tweede streepje).<br />

Zoals de onder punt B hiervoor <strong>be</strong>doelde persoon die reeds de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige heeft, dient te opteren voor de onderwerping aan de btw van de<br />

door hem toevallig gestelde handeling (vervreemding van een gebouw of een<br />

gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein of de vestiging, de overdracht of de<br />

wederoverdracht van een zakelijk recht op een dergelijk goed), dient de onder dit<br />

punt C <strong>be</strong>doelde persoon eveneens te opteren voor de hoedanigheid van btw<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

ten aanzien van de <strong>be</strong>treffende toevallig gestelde handeling. In<br />

<strong>be</strong>ide gevallen heeft de optie dezelfde doelstelling namelijk de vervreemding van het<br />

gebouw of een gedeelte van het gebouw en het bijhorend terrein of de vestiging, de<br />

overdracht of de wederoverdracht van het zakelijk recht op een dergelijk goed onder<br />

het btw-stelsel te plaatsen.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 378<br />

164/2. Tijdstip waarop de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige ontstaat.<br />

De onder dit punt C <strong>be</strong>doelde persoon, verkrijgt de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

op het tijdstip waarop de vervreemding van het gebouw of een gedeelte van<br />

het gebouw en het bijhorend terrein of de vestiging, de overdracht of de<br />

wederoverdracht van een zakelijk recht op een dergelijk goed plaatsvindt op<br />

voorwaarde dat hij opteert voor de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige (z. nr. 160<br />

hiervoor).<br />

164/3. Verwijzing.<br />

Hetgeen in de nrs. 160 tot 162 wordt gezegd is mutatis mutandis van toepassing op<br />

de onder dit punt C vermelde <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

III. Aard van het contract.<br />

165. Algemene voorwaarden van opeisbaarheid van de btw.<br />

Opdat de btw wegens de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw<br />

en van het bijhorend terrein of wegens de vestiging, overdracht of wederoverdracht<br />

van een zakelijk recht op een dergelijk goed zou opeisbaar zijn, moet deze handeling<br />

ge<strong>be</strong>uren ingevolge een contract onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

166. Contract.<br />

Alleen de handelingen onder levenden kunnen onderworpen worden aan de btw. De<br />

verwervingen bij erfenis van gebouwen of van gedeelten van gebouwen en van het<br />

bijhorend terrein of zakelijke rechten die slaan op dergelijke goederen zijn geen<br />

leveringen en zijn onderworpen aan de successierechten.<br />

(1 februari 2012)


167. Contract onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

(1 februari 2012)<br />

379 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

De overdracht van een nieuw gebouw, gedeelte van een nieuw gebouw en van het<br />

bijhorend terrein en de vestiging, overdracht of wederoverdracht van een zakelijk<br />

recht dat slaat op een dergelijk goed zijn slechts aan de btw onderworpen indien de<br />

verkrijger een tegenprestatie moet leveren. De overdracht van een nieuw gebouw of<br />

een gedeelte van een nieuw gebouw en van het bijhorend terrein om niet of het<br />

vestigen, overdragen of wederoverdragen van een zakelijk recht op een dergelijk<br />

goed om niet is in de regel niet aan de btw onderworpen tenzij deze handelingen,<br />

onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, worden gelijkgesteld met een levering onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel, in welk geval uiteraard de <strong>be</strong>lasting opeisbaar is (z. o.m. artikel 12,<br />

§ 1, 20, van het Wetboek).<br />

168. Beoogde contracten.<br />

Het normale toepassingsgeval is de verkoop. Deze kan zowel <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op<br />

de volle eigendom, op de naakte eigendom of op het zakelijk recht met <strong>be</strong>trekking tot<br />

een nieuw gebouw of een gedeelte van een nieuw gebouw en het bijhorend terrein als<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 1°, a), van het Wetboek (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 24, blz. 78-79,<br />

nr. 552). De zakelijke rechten op dergelijke goederen die aan de btw moeten of<br />

kunnen onderworpen worden zijn, het vruchtgebruik, het recht van opstal, het recht<br />

van erfpacht, de erfdienstbaarheid, het recht van gebruik en het recht van <strong>be</strong>woning.<br />

De verkoop onder ontbindende voorwaarde en de verkoop met uitgestelde<br />

eigendomsoverdracht maken de btw opeisbaar zonder dat de vervulling van de<br />

voorwaarde of de effectieve eigendomsoverdracht moet worden afgewacht, voor<br />

zover er een levering van goederen (gebouwen, gedeelten van gebouwen en het<br />

bijhorend terrein of zakelijke rechten in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het<br />

Wetboek) heeft plaatsgevonden zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 10 van hetzelfde Wetboek.<br />

De koop op lijfrente is een voor<strong>be</strong>eld van een koopcontract met uitgestelde<br />

eigendomsoverdracht.<br />

Voor een verkoop onder opschortende voorwaarde, integendeel, is de btw slechts<br />

opeisbaar na de vervulling van de voorwaarde, onder voor<strong>be</strong>houd dat wanneer dit feit<br />

zich voordoet na het verstrijken van de bij artikel 12, § 2, van het Wetboek gestelde<br />

termijn, het gebouw of het gedeelte van het gebouw en het bijhorend terrein niet<br />

meer met toepassing van de btw kan worden vervreemd.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 380<br />

De verkoop zal dan onvermijdelijk vrijgesteld zijn van de <strong>be</strong>lasting overeenkomstig<br />

artikel 44, § 3, 1°, a), van het Wetboek.<br />

Bij ruil zijn er twee wederzijdse overdrachten. De btw kan voor elk van deze<br />

overdrachten verschuldigd zijn. Wanneer de btw voor de overdracht van een der<br />

geruilde goederen niet verschuldigd is (wegens de aard van dat goed, b.v. grond, of<br />

wegens de hoedanigheid van de overdrager) dan wordt het registratierecht op de<br />

overdracht van dat goed geheven samen met de btw wegens de overdracht van het<br />

andere goed.<br />

De btw is eveneens verschuldigd op de inbreng in vennootschap, waarbij het<br />

onverschillig is of het gaat om een zuivere en eenvoudige inbreng (tegen aandelen)<br />

dan om een gemengde inbreng (tegen aandelen en andere goederen). Voor<strong>be</strong>houd<br />

moet nochtans worden gemaakt voor het geval waarin het gaat om de inbreng van<br />

een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling waartoe ook gebouwen,<br />

of gedeelten van gebouwen en het bijhorend terrein <strong>be</strong>horen of zakelijke rechten<br />

<strong>be</strong>oogd in artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek, die slaan op dergelijke<br />

goederen (z. nr. 32).<br />

Bij verdeling of met verdeling gelijkstaande overdracht vindt er een ruil plaats<br />

van onverdeelde delen onder deelgenoten ofwel een overdracht van onverdeelde<br />

delen door de enen aan de anderen. Ieder uitgewisseld of overgedragen onverdeeld<br />

deel maakt de btw verschuldigd wanneer het <strong>be</strong>trekking heeft op een nieuw gebouw<br />

of een gedeelte van een nieuw gebouw en het bijhorend terrein en overgelaten wordt<br />

door een bouwpromotor of <strong>be</strong>roepsoprichter of door iemand die heeft geopteerd voor<br />

de toepassing van de btw (z. nr. 154, 2° en 3° hiervoor).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een persoon die toevallig een nieuw gebouw heeft laten oprichten (of die een nieuw gebouw met<br />

<strong>be</strong>taling van de btw heeft gekocht) overlijdt en laat twee erfgenamen na. Binnen de termijn <strong>be</strong>paald in<br />

artikel 12, § 2, van het Wetboek staat de ene erfgenaam tegen <strong>be</strong>taling zijn helft af aan zijn<br />

medeërfgenaam. De erfgenaamoverdrager kan opteren voor de toepassing van de btw.<br />

169. Onteigening.<br />

De onteigening van een nieuw gebouw of een gedeelte van een nieuw gebouw en het<br />

bijhorend terrein wordt voor de toepassing van de btw gelijkgesteld met een levering<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel (Wetboek, art. 10, § 2).


170. Regel.<br />

(1 februari 2012)<br />

381 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

IV. Tijdstip van de vervreemding met <strong>be</strong>trekking tot een gebouw of een<br />

gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein.<br />

Opdat de levering als gevolg van de vervreemding met <strong>be</strong>trekking tot een gebouw of<br />

een gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein (in volle eigendom of door<br />

middel van een vestiging, een overdracht of wederoverdracht van een ander zakelijk<br />

recht op een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein) met<br />

btw <strong>be</strong>lastbaar zou zijn en niet aan de vrijstelling <strong>be</strong>paald in artikel 44, § 3, 1°, a) en<br />

b), zou zijn onderworpen, moet deze vervreemding plaatsheb<strong>be</strong>n vóór, tijdens of na<br />

de oprichting van <strong>be</strong>doeld gebouw of gedeelte van gebouw, doch uiterlijk op<br />

31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming<br />

of de eerste in<strong>be</strong>zitneming van goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het<br />

Wetboek.<br />

Deze regel is eveneens van toepassing op verbouwde oude gebouwen die ten gevolge<br />

van de verbouwing dienen te worden aangemerkt als nieuwe gebouwen en waarvoor,<br />

voor het <strong>be</strong>palen van het aanvangspunt van de termijn, rekening moet worden<br />

gehouden met de eerste heringebruikneming of herin<strong>be</strong>zitneming van deze<br />

verbouwde gebouwen (z. 152/2), onverminderd hetgeen wordt gezegd onder<br />

nr. 170/2).<br />

Bij uitzondering op de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 1°, a) en b), van het<br />

Wetboek, zijn de levering van gebouwen of van gedeelten van gebouwen en het<br />

bijhorend terrein, alsook de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van<br />

zakelijke rechten in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek, die slaan<br />

op dergelijke goederen, <strong>be</strong>lastbaar met btw wanneer de erop <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>nde<br />

overeenkomsten zijn afgesloten uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar volgend<br />

op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming van die<br />

gebouwen of gedeelten van gebouwen onder de voorwaarde van de <strong>be</strong>lastingplicht<br />

van de persoon die de handeling verricht (<strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in artikel 12,<br />

§ 2, van het Wetboek, <strong>be</strong>lastingplichtige wiens economische activiteit niet <strong>be</strong>staat in<br />

de geregelde verkoop van gebouwen of gedeelten van gebouwen met toepassing van<br />

de btw, en <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in artikel 8, §§ 1 tot 3, van het Wetboek).<br />

Bovengenoemde handelingen moeten dus vóór het verstrijken van die termijn<br />

plaatsvinden om met toepassing van de btw te kunnen geschieden.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 382<br />

Begrip ingebruikneming en in<strong>be</strong>zitneming<br />

De vraag of er ingebruikneming of in<strong>be</strong>zitneming van goederen <strong>be</strong>oogd door<br />

artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek plaatsvindt, is in hoofdzaak een feitenkwestie.<br />

Er wordt aan herinnerd dat voor de vaststelling van een kadastraal inkomen, de<br />

eigenaar, <strong>be</strong>zitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker van een gebouwd<br />

onroerend goed ertoe gehouden is, uit eigen <strong>be</strong>weging, de ingebruikneming of de<br />

verhuring, indien deze de ingebruikneming voorafgaat, van nieuw opgerichte of<br />

herbouwde onroerende goederen aan te geven binnen dertig dagen volgend op de<br />

ge<strong>be</strong>urtenis (art. 471 en 473 van WIB 92). Anderzijds wordt de onroerende voorheffing<br />

vastgesteld op 1 januari van het aanslagjaar genoemd naar het jaar waarvan<br />

de inkomsten als grondslag van die voorheffing dienen (art. 254 en 255 WIB 92).<br />

De ingebruikneming brengt met andere woorden normaal de toekenning van een<br />

kadastraal inkomen met zich mee dat als grondslag dient voor de inkohiering van de<br />

onroerende voorheffing op 1 januari van het jaar volgend op de ingebruikneming.<br />

Voor de gebouwen die vatbaar zijn voor inkohiering, kan het indienen van de<br />

spontane aangifte vereist bij artikel 473 WIB 92 slechts een vermoeden van<br />

ingebruikneming of in<strong>be</strong>zitneming van het gebouw vormen ten laatste op het tijdstip<br />

van die indiening. Het <strong>be</strong>wijs van de werkelijke datum van ingebruikneming kan<br />

evenwel worden geleverd door alle feitelijke gegevens en alle rechtsmiddelen.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

De eigenaar van een gebouw dient op 5 januari 2012 de aangifte in vereist bij artikel 473 WIB 92. Uit<br />

inlichtingen ingezameld door de administratie blijkt evenwel dat die eigenaar woonachtig is op het<br />

adres van het gebouw en het daadwerkelijk gebruikt sinds 13 novem<strong>be</strong>r 2011. Het is uiteraard deze<br />

datum die aanmerking dient te worden genomen om de termijn te <strong>be</strong>palen waarin het gebouw steeds<br />

als nieuw kan worden <strong>be</strong>schouwd. In dit geval verstrijkt de termijn op 31 decem<strong>be</strong>r 2013.<br />

De indiening op 25 decem<strong>be</strong>r 2011 door de eigenaar van een gebouw van de aangifte vereist bij<br />

artikel 473 WIB 92, vormt een gegeven waaruit de administratie zou kunnen vermoeden dat de<br />

ingebruikneming plaats heeft gehad in de loop van het jaar 2011 en dat derhalve de termijn voor de<br />

toepassing van de btw verstrijkt op 31 decem<strong>be</strong>r 2013. De eigenaarverkoper kan evenwel altijd het<br />

<strong>be</strong>wijs leveren dat de daadwerkelijke ingebruikneming van het gebouw heeft plaatsgevonden na de<br />

indiening van <strong>be</strong>doelde aangifte, bijvoor<strong>be</strong>eld op 15 januari 2012 en dat in dat geval de termijn<br />

slechts verstrijkt eind decem<strong>be</strong>r 2014.<br />

Gedeeltelijke of gehele ingebruikneming<br />

Het is niet noodzakelijk dat de ingebruikneming of de in<strong>be</strong>zitneming van het gebouw<br />

in zijn geheel ge<strong>be</strong>urt opdat de termijn voor de toepassing van de btw zou <strong>be</strong>ginnen<br />

lopen. Een gedeeltelijke ingebruikneming is voldoende.


(1 februari 2012)<br />

383 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

V o o r b e e l d<br />

De ingebruikneming van alleen de <strong>be</strong>nedenverdieping van een eengezinswoning doet voor het geheel<br />

van de woning de termijn voor de toepassing van de btw lopen, niettegenstaande de omstandigheid<br />

dat de rest van de woning nog niet is ingericht.<br />

Daarentegen dient voor gebouwen zoals appartements- of kantoorgebouwen,<br />

waarvan de eigendom kan worden verdeeld tussen verschillende personen volgens<br />

kavels die elk een privatief gedeelte en een aandeel in gemeenschappelijke delen<br />

<strong>be</strong>vatten (verg. artikel 577-3 van het Burg. Wetboek), de ingebruikneming of de<br />

in<strong>be</strong>zitneming te worden <strong>be</strong>oordeeld kavel per kavel, met dien verstande dat de<br />

onverdeelde aandelen in de gemeenschappelijke delen onderhevig zijn aan de<br />

regeling die van toepassing is op de privatieve gedeelten waarop ze <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>n.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een in artikel 12, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige verkoopt, per notariële akte van<br />

20 okto<strong>be</strong>r 2011, een in 2007 opgericht gebouw dat 10 appartementen <strong>be</strong>vat, waarvan één in huur<br />

werd gegeven sedert 1 juli 2008 en een ander vanaf 1 januari 2009. Op de datum van de akte zijn de<br />

andere appartementen nog altijd on<strong>be</strong>woond. Het gebouw wordt verkocht aan één enkele koper voor<br />

een globale prijs van 2.000.000 EUR, excl. <strong>be</strong>lasting, wat neerkomt op een waarde van 200.000 EUR,<br />

excl. <strong>be</strong>lasting per appartement.<br />

Enkel het appartement met ingebruikneming sinds juli 2008 kan niet worden overgedragen met<br />

toepassing van de btw. Voor dit appartement is de termijn immers verstreken op 31 decem<strong>be</strong>r 2010.<br />

Daarentegen blijft het appartement met ingebruikneming sedert 1 januari 2009 nieuw tot 31 decem<strong>be</strong>r<br />

2011 en zijn de appartementen die niet in gebruik werden genomen uiteraard ook nog nieuw.<br />

Daaruit blijkt dat de overdracht van dit gebouw zal worden onderworpen aan de btw ten <strong>be</strong>lope van<br />

de waarde van de nieuwe appartementen die nog met btw kunnen worden overgedragen, hetzij<br />

1.800.000 EUR.<br />

Opmerking: De omstandigheid dat de ingebruikneming van een appartement sinds 1 juli 2008, ipso<br />

facto, de in<strong>be</strong>zitneming van alle gemeenschappelijke delen met zich meebrengt, blijft sindsdien zonder<br />

gevolg. Enkel het onverdeeld aandeel van de gemeenschappelijke gedeelten met <strong>be</strong>trekking tot dit<br />

appartement zal ontsnappen aan de toepassing van de btw, terwijl de waarden zelf van de<br />

onverdeelde delen met <strong>be</strong>trekking tot de met toepassing van de btw verkochte appartementen<br />

onderworpen zal worden aan deze <strong>be</strong>lasting.<br />

170/2. Verbouwde oude gebouwen.<br />

De verwijzing naar de eerste ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming<br />

veroorzaakt in principe geen moeilijkheden wanneer het gebruik van het gebouw


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 384<br />

tijdens de duur van de verbouwingswerken omwille van de aard of het <strong>be</strong>lang van de<br />

uitgevoerde werken onderbroken werd. Dit zal normaal het geval zijn wanneer de<br />

verbouwingen ingrijpend zijn.<br />

Het is evenwel niet uitgesloten dat in <strong>be</strong>paalde situaties, niettegenstaande het <strong>be</strong>lang<br />

en de omvang van de uitgevoerde werken, de ingebruikneming of de in<strong>be</strong>zitneming<br />

van het gebouw tijdens de uitvoering van de verbouwingen niet zou worden<br />

onderbroken.<br />

De overdracht van deze gebouwen is in principe niet aan de btw onderworpen.<br />

Niettegenstaande er geen onderbreking in het gebruik van dit gebouw is geweest,<br />

staat de administratie toe dat de overdracht van dergelijke gebouwen aan de btw kan<br />

onderworpen worden onder voorwaarden voorzien in voornoemd nr. 152/2 en dat<br />

bovendien:<br />

- in de loop van de twee jaren voorafgaand aan het jaar waarin de voorafgaande<br />

verklaring, <strong>be</strong>doeld in artikel 1, 1° van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 14, werd<br />

ingediend ofwel het totale <strong>be</strong>drag van de verbouwingswerken de vereiste 60 %<br />

<strong>be</strong>reikt ofwel dat het gebouw ingrijpende wijzigingen heeft ondergaan.<br />

Wat de toepassing van de 60 % - regel <strong>be</strong>treft (zie nr. 152/2, derde geval) stelt<br />

de administratie dat die grens moet <strong>be</strong>reikt worden ten laatste op het tijdstip<br />

van de voltooiing van de werken. Er dient te worden verduidelijkt dat de<br />

bijkomende voorwaarde als <strong>be</strong>doeld onder nr. 59 van circulaire nr. 24 van<br />

6 decem<strong>be</strong>r 2002, inhoudt dat enkel het <strong>be</strong>drag van de verbouwingswerken<br />

verricht vanaf het tweede jaar voorafgaand aan het jaar van de voorafgaande<br />

verklaring als <strong>be</strong>doeld in artikel 1, 1°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 14 in<br />

aanmerking komt voor de <strong>be</strong>rekening van de bovengenoemde grens.<br />

In het geval waarin een verbouwd oud gebouw wordt aangemerkt als een<br />

nieuw gebouw omdat het gebouw ingrijpend werd gewijzigd in zijn wezenlijke<br />

elementen, namelijk in zijn aard, zijn structuur en in voorkomend geval in zijn<br />

<strong>be</strong>stemming (zie nr. 152/2, eerste geval) wordt overigens eveneens slechts<br />

rekening gehouden met de ingrijpende wijzigingen die het gebouw heeft<br />

ondergaan vanaf het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarin <strong>be</strong>doelde<br />

voorafgaande verklaring werd ingediend;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

385 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

- en het gebouw dient uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r van het jaar volgend op de<br />

voorafgaande verklaring overgedragen te worden.<br />

Dit kan bijvoor<strong>be</strong>eld het geval zijn voor huizen <strong>be</strong>stemd voor privé-<strong>be</strong>woning die het<br />

voorwerp uitmaken van opeenvolgende, over meerdere jaren gespreide verbouwingen,<br />

waarvan de totale waarde uiteindelijk zelfs de verkoopwaarde van deze<br />

gebouwen na verbouwing ruimschoots overschrijdt. Dit kan ook het geval zijn voor<br />

<strong>be</strong>paalde industriële infrastructuren, die onroerend uit hun aard zijn en waarvan<br />

<strong>be</strong>paalde gedeelten, omwille van slijtage, geregeld dienen te worden vernieuwd.<br />

Bovendien kan enkel de <strong>be</strong>lasting geheven van de werken uitgevoerd vanaf het <strong>be</strong>gin<br />

van de termijn hierboven <strong>be</strong>paald in aanmerking worden genomen voor de<br />

uitoefening van het recht op aftrek.<br />

170/3. Bijzonder geval: in<strong>be</strong>zitneming van een appartement of een villa als kijkwoning.<br />

Wanneer een appartement of een villa enkel wordt gebruikt voor <strong>be</strong>zoeken van<br />

kandidaat-kopers (hetgeen bijvoor<strong>be</strong>eld elk gebruik als <strong>be</strong>woning of kantoor uitsluit),<br />

kan de termijn door deze in<strong>be</strong>zitneming voor de toepassing van de btw niet <strong>be</strong>ginnen<br />

te lopen.<br />

171. Begin van de periode.<br />

Een gebouw kan op plan worden verkocht, d.i. vooraleer de oprichting ervan werd<br />

aangevat. Voor de toepassing van het btw-stelsel is er geen vaste termijn <strong>be</strong>paald<br />

waarbinnen na een verkoop op plan de werken moeten worden aangevat. De<br />

vervreemding vóór de oprichting van het gebouw kan zich situeren zowel een maand<br />

als een jaar of nog meer vóór de eigenlijke werken <strong>be</strong>ginnen.<br />

Een zakelijk recht kan eveneens <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op een toekomstig gebouw en<br />

derhalve het voorwerp uitmaken van een latere levering in de zin van artikel 10 van<br />

het Wetboek.<br />

Dit <strong>be</strong>let evenwel niet dat de btw reeds eerder kan opeisbaar zijn op grond van<br />

artikel 17, § 1, tweede en derde lid van het Wetboek (z. afdeling 3).


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 386<br />

172. Einde van de periode.<br />

De btw-periode verstrijkt in de regel op 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar volgend op<br />

het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming van goederen<br />

<strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek.<br />

173. Bewijs van het tijdstip van de vervreemding.<br />

Wanneer de vervreemding van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het<br />

bijhorend terrein de vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van een zakelijk<br />

recht op een dergelijk goed onderworpen is aan de <strong>be</strong>lasting kan de voor<strong>be</strong>lasting in<br />

aftrek worden gebracht rekening houdend onder meer met het onderscheid en de<br />

<strong>be</strong>perkingen uiteengezet in het nr. 161. Deze aftrek is niet mogelijk wanneer de<br />

vervreemding onderworpen is aan het registratierecht.<br />

Het is derhalve van <strong>be</strong>lang dat de vervreemding plaatsvindt binnen de door de wet<br />

gestelde termijn.<br />

Het <strong>be</strong>wijs van de vervreemding kan alleen voortspruiten uit een akte waarvan de<br />

datum tegen derden juist kan worden <strong>be</strong>wezen (b.v. een notariële akte of een<br />

onderhandse akte die vaste datum heeft verkregen b.v. doordat ze geregistreerd werd<br />

of door het overlijden van een van de ondertekenaars).<br />

De administratie neemt nochtans aan dat het <strong>be</strong>wijs van de datum van de<br />

vervreemding ook kan blijken uit <strong>be</strong>standdelen buiten de van de partijen zelf<br />

uitgaande akten en <strong>be</strong>scheiden, bijvoor<strong>be</strong>eld uit de <strong>be</strong>taling van de prijs per bank- of<br />

postoverschrijving, de mededeling van de akte aan een openbaar <strong>be</strong>stuur, de<br />

aanvraag voor de verkrijging van een lening door één van de partijen gericht tot een<br />

kredietinstelling, enz. (z. aanschr. 76/1970 van 16 novem<strong>be</strong>r 1970, nr. 29).<br />

Het spreekt ook voor zich dat, indien het <strong>be</strong>treffend gebouw het voorwerp uitmaakt<br />

van een materiële ter<strong>be</strong>schikkingstelling met het oog op de inrichting ervan, deze<br />

ter<strong>be</strong>schikkingstelling volgt uit de overdracht van de macht om als eigenaar over het<br />

goed te <strong>be</strong>schikken en de levering plaatsvindt bij deze materiële ter<strong>be</strong>schikkingstelling,<br />

zonder dat reeds een juridische eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden.<br />

(1 februari 2012)


I. Algemeen.<br />

174. Prijs die <strong>be</strong>staat uit een geldsom.<br />

(1 februari 2012)<br />

387 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

Afdeling 2. - Maatstaf van heffing.<br />

De btw wordt <strong>be</strong>rekend over alles wat als tegenprestatie verkregen wordt of moet<br />

verkregen worden door de persoon die de levering met <strong>be</strong>trekking tot het gebouw of<br />

een gedeelte van het gebouw en bijhorend terrein verricht van diegene aan wie het<br />

goed wordt geleverd of ten bate waarvan het zakelijk recht gevestigd, overgedragen,<br />

of wederovergedragen wordt of van een derde (Wetboek, art. 26, eerste lid).<br />

Wanneer de prijs <strong>be</strong>staat uit een geldsom, wordt de btw dus <strong>be</strong>rekend over die prijs,<br />

verhoogd met de lasten (b.v. opmetingskosten, <strong>be</strong>stratingskosten).<br />

175. Prijs die niet of niet uitsluitend <strong>be</strong>staat uit een geldsom.<br />

Wanneer de verkregen of te verkrijgen tegenprestatie niet uitsluitend uit een geldsom<br />

<strong>be</strong>staat wordt die prestatie voor de <strong>be</strong>rekening van de <strong>be</strong>lasting volgens artikel 32<br />

van het Wetboek op haar normale waarde gerekend.<br />

Deze normale waarde <strong>be</strong>staat uit de prijs die gewoonlijk voor die tegenprestatie<br />

wordt gevraagd en verkregen.<br />

176. Uitsluiting.<br />

De btw treft alleen de levering met <strong>be</strong>trekking tot het gebouw of een gedeelte van het<br />

gebouw en het bijhorend terrein. Zo de <strong>be</strong>dongen prijs de tegenwaarde<br />

vertegenwoordigt van het gebouw of een gedeelte van het gebouw en van het<br />

bijhorend terrein evenals van een grond andere dan het bijhorend terrein (verkoop<br />

tegen een enige prijs) dan wordt de <strong>be</strong>lasting volgens artikel 30 van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>rekend over de <strong>be</strong>dongen prijs en lasten, onder aftrek van de verkoopwaarde van<br />

de andere grond dan het bijhorend terrein, geraamd op het tijdstip van de<br />

vervreemding, doch met inachtneming van de staat van deze grond vóór de aanvang<br />

van het werk.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 388<br />

177. Minimummaatstaf.<br />

Verwezen wordt naar nr. 134.<br />

Wanneer de vervreemding <strong>be</strong>trekking heeft op een voltooid gebouw of een gedeelte<br />

van een voltooid gebouw en het bijhorend terrein wordt de controle van de maatstaf<br />

van heffing voor de btw gedaan door de pijler «Opmetingen en Waarderingen» van<br />

de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.<br />

De heffingsgrondslag van de levering van het gebouw of een gedeelte van het<br />

gebouw en het bijhorend terrein mag evenwel niet lager zijn dan de normale waarde<br />

van die levering (art. 36, § 1, a) van het Wetboek).<br />

Wat de eventuele teruggave van de btw <strong>be</strong>treft, wordt verwezen naar hoofdstuk XIV.<br />

178. Onteigening.<br />

In geval van onteigening wordt de btw <strong>be</strong>rekend over de genoten vergoeding, met<br />

uitsluiting van de vergoeding voor weder<strong>be</strong>legging.<br />

II. Bijzondere gevallen.<br />

178/2. Vervreemding van een gebouw met uitgestelde eigendomsoverdracht.<br />

Bij vervreemding met uitgestelde eigendomsoverdracht, wordt de prijs waarover de<br />

<strong>be</strong>lasting wordt <strong>be</strong>rekend, in <strong>be</strong>ginsel gevormd door het totaal <strong>be</strong>drag van de<br />

sommen (huurtermijnen) die door de verkrijger moeten <strong>be</strong>taald worden. Uit een<br />

arrest van het Europees Hof van Justitie van 27 okto<strong>be</strong>r 1993 Muy's en De Winter's<br />

Bouw en Aannemings<strong>be</strong>drijfzaak (C 281/91, <strong>BTW</strong>-Revue nr. 109, blz. 762-766) blijkt<br />

evenwel dat de interesten verschuldigd wegens uitstel van <strong>be</strong>taling vanaf het tijdstip<br />

van de levering niet tot maatstaf van heffing van het geleverde goed <strong>be</strong>horen, vermits<br />

volgens het Hof een leverancier van goederen of diensten die zijn cliënt tegen<br />

vergoeding van rente uitstel van <strong>be</strong>taling verleent, in <strong>be</strong>ginsel een vrijgesteld krediet<br />

in de zin van artikel 13 B, sub d, 1, van de Zesde Richtlijn verstrekt, momenteel<br />

artikel 135, 1., b), van Richtlijn 2006/112/EC (art. 44, § 3, 5°, van het Wetboek).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

389 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

Anderzijds volgt uit hetzelfde arrest dat de rente die aan de leverancier toekomt<br />

wegens uitstel van <strong>be</strong>taling tot het tijdstip van de levering (intercalaire interesten),<br />

geen vergoeding is voor de kredietverlening maar een element van de voor de<br />

levering van dit goed verkregen tegenprestatie die wel tot de maatstaf van heffing<br />

<strong>be</strong>hoort.<br />

178/3. Vervreemding van een gebouw op lijfrente.<br />

Wanneer de verkoop van een gebouw en het bijhorend terrein op lijfrente met<br />

toepassing van de btw plaatsvindt, is die <strong>be</strong>lasting op het tijdstip van de levering van<br />

het gebouw en het bijhorend terrein verschuldigd over de waarde van deze goederen.<br />

De heffingsgrondslag van de btw op het gebouw en het bijhorend terrein wordt in dat<br />

geval <strong>be</strong>komen door de verkoopwaarde van deze goederen, geschat op het tijdstip<br />

van de vervreemding maar met inachtneming van de staat van het gebouw voor de<br />

aanvang van het werk, zonder dat de aldus vastgestelde waarde minder mag <strong>be</strong>dragen<br />

dan de normale waarde van het vervreemde gebouw (Wetboek, art. 36, § 1, a).<br />

178/4. Zakelijke rechten op gebouwen, andere dan het eigendomrecht. (Wetboek<br />

art. 9, 2 e lid, 2°)<br />

De hier <strong>be</strong>doelde zakelijke rechten, andere dan het eigendomsrecht, zijn deze die aan<br />

de rechtheb<strong>be</strong>nde de <strong>be</strong>voegdheid verschaffen om een onroerend goed te gebruiken<br />

(z. nr. 20). Zijn in ieder geval uitgesloten het recht van erfpacht dat door een<br />

onderneming die gespecialiseerd is in onroerende financieringshuur wordt gevestigd<br />

of overgedragen in het kader van onroerende financieringshuur in de zin van<br />

artikel 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek (z. nr. 61/2). Deze rechten worden<br />

burgerrechtelijk <strong>be</strong>schouwd als tijdelijke rechten hetgeen normaal tot gevolg heeft<br />

dat bij de vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van een dergelijk zakelijk<br />

recht meestal periodieke vergoedingen worden <strong>be</strong>dongen.<br />

Hoewel er inzake btw geen bijzondere regels <strong>be</strong>staan inzake de vaststelling van de<br />

prijs ten aanzien van de vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van zakelijke<br />

rechten op nieuwe gebouwen gelden in principe de algemene <strong>be</strong>ginselen inzake het<br />

vaststellen van de maatstaf van heffing (z. nrs. 174 tot 178 hiervoor).


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 390<br />

Afgezien van de controle stelt er zich geen noemenswaardig probleem wanneer de<br />

vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van de <strong>be</strong>treffende zakelijke rechten<br />

geschiedt tegen een vooraf tussen de partijen overeengekomen contante prijs.<br />

Wanneer bij de vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van die rechten<br />

evenwel periodieke vergoedingen worden <strong>be</strong>dongen dient voor het <strong>be</strong>palen van de<br />

maatstaf van heffing het hiernavolgend onderscheid te worden gemaakt.<br />

a) Zakelijk recht gevestigd, overgedragen of wederovergedragen voor<br />

<strong>be</strong>paalde duur.<br />

Vermits de vestiging, de overdracht of wederoverdracht van een zakelijk recht op een<br />

gebouw of een gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein als de levering van<br />

een goed wordt aangemerkt, zal voor de heffing van de btw een contante waarde<br />

moeten vastgesteld worden wanneer het zakelijk recht wordt gevestigd,<br />

overgedragen of wederovergedragen voor een <strong>be</strong>paalde duur tegen <strong>be</strong>taling van een<br />

periodieke vergoeding. Die waarde is normaal gelijk aan het <strong>be</strong>drag van de<br />

periodieke vergoeding vermenigvuldigd met de duur van het zakelijk recht, in<br />

voorkomend geval verminderd met de kapitalisatierente.<br />

Wanneer evenwel bij vestiging van een zakelijk recht op de factuur of op het als<br />

zodanig geldend stuk een contante prijs wordt vermeld, is het in <strong>be</strong>ginsel die prijs<br />

welke in aanmerking moet genomen worden voor de <strong>be</strong>rekening van de<br />

verschuldigde btw.<br />

Er wordt op gewezen dat artikel 36 van het Wetboek niet van toepassing is bij de<br />

vestiging, overdracht of wederoverdracht van een zakelijk recht, andere dan het<br />

eigendomsrecht (z. Parl. Vr. van de heer Volksvertegenwoordiger Devlies, nr. 1276<br />

van 8 mei 2006, Bull. Vr. en Antw., Kamer, 2005-2006, nr. 124, p. 24557-24558).<br />

b) Zakelijk recht gevestigd, overgedragen of wederovergedragen voor<br />

on<strong>be</strong>paalde duur (b.v. vruchtgebruik).<br />

Zeer moeilijk wordt het wanneer een contante waarde moet worden vastgesteld ten<br />

aanzien van de vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van een zakelijk recht<br />

voor on<strong>be</strong>paalde duur en er periodieke vergoedingen worden <strong>be</strong>dongen. De enige<br />

mogelijkheid voor het <strong>be</strong>palen van een maatstaf van heffing <strong>be</strong>staat in de vaststelling<br />

van een pro-fisco waarde waarbij zal rekening worden gehouden met de aard, de<br />

omvang en de economische gebruiksduur van het <strong>be</strong>treffende gebouw.<br />

(1 februari 2012)


179. Levering.<br />

(1 februari 2012)<br />

391 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

Afdeling 3. - Tijdstip van opeisbaarheid van de btw.<br />

De btw is overeenkomstig het <strong>be</strong>paalde in artikel 17, § 1, van het Wetboek in<br />

principe opeisbaar op het tijdstip waarop het goed door de vervreemder aan de<br />

verkrijger wordt geleverd, indien er zich voordien nog geen van de hierna<br />

aangeduide bijkomende oorzaken van opeisbaarheid heb<strong>be</strong>n voorgedaan.<br />

180. Betaling van de prijs.<br />

De <strong>be</strong>taling van de prijs is een zelfstandige oorzaak van opeisbaarheid van de<br />

<strong>be</strong>lasting over het <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>drag indien dit plaatsvindt vóór het <strong>be</strong>lastbaar feit, voor<br />

zover er zich voor deze <strong>be</strong>taling nog geen oorzaak van opeisbaarheid heeft<br />

voorgedaan over een <strong>be</strong>drag even groot of groter dan het <strong>be</strong>taalde.<br />

In geval van <strong>be</strong>taling van een voorschot op de totale prijs (grond en gebouw), is de<br />

btw over dit voorschot slechts opeisbaar voor zover dit <strong>be</strong>trekking heeft op het<br />

gebouw of een gedeelte van het gebouw en het bijhorend terrein. Met het <strong>be</strong>grip<br />

« prijs » wordt ter zake slechts een geldsom <strong>be</strong>doeld.<br />

Wanneer een persoon zich verbindt op een later tijdstip een op te richten of een in<br />

aanbouw zijnd gebouw te leveren in ruil voor een terrein, is overeenkomstig<br />

artikel 17, § 1, eerste lid, de btw in dat geval slechts opeisbaar op het tijdstip van de<br />

levering van het gebouw ofschoon de eigendomsoverdracht van het terrein, die de<br />

tegenprestatie vormt, onmiddellijk plaatsvindt (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 41, blz. 553,<br />

nr. 715).<br />

181. Facturering van de prijs.<br />

Het factureren van de prijs, zonder <strong>be</strong>taling, maakt de <strong>be</strong>lasting over de<br />

gefactureerde som opeisbaar, tenzij de <strong>be</strong>lasting reeds vroeger over de gefactureerde<br />

som opeisbaar was geworden ingevolge een andere oorzaak.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 392<br />

182. Opgeheven.<br />

183. Verstrijken van de btw-termijn.<br />

Indien een nieuw gebouw of een gedeelte van een nieuw gebouw en het bijhorend<br />

terrein binnen de wettelijke termijn werd vervreemd of indien een zakelijk recht op<br />

een dergelijk goed binnen die termijn werd gevestigd, overgedragen of<br />

wederovergedragen (z. nr. 170) en er zich bij het verstrijken van die termijn nog geen<br />

oorzaken heb<strong>be</strong>n voorgedaan die de btw opeisbaar maken (levering, <strong>be</strong>taling van de<br />

prijs, enz.) dan wordt de btw op de vervreemding van dat gebouw of een gedeelte<br />

van dat gebouw en het bijhorend terrein of op de vestiging, overdracht of<br />

wederoverdracht van dat zakelijk recht op een dergelijk goed opeisbaar bij het<br />

verstrijken van deze termijn, overeenkomstig artikel 16, § 1, derde lid, 2°, van het<br />

Wetboek.<br />

184. Stelsel van toepassing op de andere <strong>be</strong>lastingplichtigen dan deze <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 12, § 2, van het Wetboek.<br />

Er wordt aan herinnerd dat het hier de personen <strong>be</strong>treft die, niet handelend in de<br />

uitoefening van een economische activiteit of waarvan de economische activiteit niet<br />

<strong>be</strong>staat in de geregelde vervreemding van gebouwen of gedeelten van gebouwen met<br />

toepassing van de <strong>be</strong>lasting, een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het<br />

bijhorend terrein heb<strong>be</strong>n opgericht, heb<strong>be</strong>n laten oprichten of heb<strong>be</strong>n verworven met<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting dat zij, uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar<br />

volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming,<br />

vervreemden of ten aanzien waarvan zij binnen genoemde termijn een zakelijk recht<br />

vestigen, overdragen of wederoverdragen.<br />

Deze personen dienen de <strong>be</strong>lasting, die opeisbaar is geworden wegens de<br />

vervreemding van het gebouw of gedeelte van het gebouw en het bijhorend terrein of<br />

wegens de vestiging, overdracht of wederoverdracht van het zakelijk recht met<br />

<strong>be</strong>trekking tot dit goed, te voldoen op zicht van een bijzondere aangifte die zij slechts<br />

moeten indienen binnen één maand te rekenen vanaf het tijdstip waarop de btw<br />

opeisbaar is geworden over de volledige maatstaf van heffing (z. nr. 161, a en b). De<br />

btw waarvan de opeisbaarheid uit die aangifte blijkt moet slechts binnen dezelfde<br />

termijn van één maand worden <strong>be</strong>taald, ook indien op grond van artikel 17, § 1, van<br />

het Wetboek, reeds vroeger btw opeisbaar is geworden over een deel van de prijs van<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

393 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

de handeling (b.v. omdat de koper vóór de levering een af<strong>be</strong>taling heeft gedaan of<br />

contractueel moest doen, of een factuur voor een af<strong>be</strong>taling ontving; z. nr. 161, d;<br />

z. nrs. 158 tot 164/3 hiervoor).<br />

185. Belang van de aftrek.<br />

Afdeling 4. - Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

In de voorgaande afdelingen werd het <strong>be</strong>drag aan btw <strong>be</strong>paald dat door de verkrijger<br />

van een nieuw gebouw of een gedeelte van een nieuw gebouw en het bijhorend<br />

terrein of van een zakelijk recht dat slaat op een dergelijk goed aan de vervreemder,<br />

overdrager of wederoverdrager moet worden <strong>be</strong>taald. Het is echter niet dat <strong>be</strong>drag<br />

dat door deze laatste aan de Staat moet worden voldaan. Hij mag inderdaad van dat<br />

<strong>be</strong>drag de btw die hijzelf heeft moeten voldoen om het gebouw of een gedeelte van<br />

het gebouw en het bijhorend terrein op te richten of te verkrijgen, al naargelang het<br />

geval, geheel of gedeeltelijk aftrekken (z. nr. 186 hierna).<br />

Wanneer de handeling een overdracht of wederoverdracht van het des<strong>be</strong>treffend<br />

zakelijk recht <strong>be</strong>treft kan hij slechts de btw aftrekken die werd geheven van de<br />

vestiging of de verkrijging van het zakelijk recht dat slaat op het gebouw of een<br />

gedeelte van het gebouw en het bijhorend terrein.<br />

De aftrek van voor<strong>be</strong>lasting wordt uitgebreid <strong>be</strong>handeld in hoofdstuk XI. Hij wordt<br />

hier alleen <strong>be</strong>sproken in de mate waarin hij eigen is aan handelingen met <strong>be</strong>trekking<br />

tot nieuwe gebouwen of gedeelten van nieuwe gebouwen en het bijhorend terrein<br />

meer <strong>be</strong>paald:<br />

- wat de omvang van de aftrek <strong>be</strong>treft, gelet op het feit dat de levering in de zin<br />

van artikel 10 met <strong>be</strong>trekking tot een andere grond dan het bijhorend terrein<br />

een vrijgestelde handeling is krachtens artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek;<br />

- wat het tijdstip van de aftrek <strong>be</strong>treft.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 394<br />

186. Omvang van de aftrek. Uitsluiting van de grond die geen bijhorend terrein is.<br />

Eenieder die geregeld de dub<strong>be</strong>le activiteit uitoefent die erin <strong>be</strong>staat, enerzijds, onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel nieuwe gebouwen of gedeelten van nieuwe gebouwen en het<br />

bijhorend terrein te vervreemden en/of zakelijke rechten op dergelijke goederen te<br />

vestigen, over te dragen of weder over te dragen en, anderzijds, dergelijke<br />

handelingen te stellen met <strong>be</strong>trekking tot andere gronden dan het bijhorend terrein ,<br />

is een <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek (z. nr. 109). In de<br />

aanschrijving nr. 17/1975 van 29 juli 1975 wordt de wijze waarop die<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige de aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting mag toepassen uiteengezet en<br />

worden de <strong>be</strong>perkingen van die aftrek nauwkeurig vermeld.<br />

De <strong>be</strong>lasting geheven van de kosten van infrastructuur ten laste van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>oogd in artikel 12, § 2 van het Wetboek, is in principe<br />

aftrekbaar wanneer deze infrastructuurwerken worden <strong>be</strong>schouwd als gebouwen<br />

waarvan de verkoop zal worden onderworpen aan de btw.<br />

Punt 51 van de circulaire AFZ nr. 24 van 6 decem<strong>be</strong>r 2002 voorziet dat, wanneer het<br />

infrastructuurwerken (wegennet, riolering, groene zones, enz…) <strong>be</strong>treft, die<br />

gerealiseerd worden door de verkavelaar die daartoe gehouden is als last die<br />

voortvloeit uit de bouwvergunning die hem werd afgeleverd en waarvan de<br />

eigendom kosteloos moet overgelaten worden aan de overheid, de <strong>be</strong>lasting geheven<br />

van deze werken niet aftrekbaar is.<br />

Gezien deze regel moeilijkheden kan veroorzaken voor bouwpromotoren, heeft de<br />

administratie <strong>be</strong>sloten de bijzondere regeling ten voordele van de bouwpromotoren<br />

voorzien door de circulaire nr. 17 van 29 juli 1975 voor de infrastructuurwerken te<br />

<strong>be</strong>houden (z. Beslissing nr. E.T. 109.060 van 15 maart 2006).<br />

Deze tolerantie is dus slechts van toepassing op infrastructuurwerken met <strong>be</strong>trekking<br />

tot <strong>be</strong>bouwde percelen en voor zover de kosten van deze infrastructuur die aan de<br />

overheid wordt overgedragen, door de verkoper worden <strong>be</strong>grepen in de maatstaf van<br />

heffing van de <strong>be</strong>bouwde percelen die aan de kopers worden geleverd.<br />

Ze is daarentegen niet van toepassing op de gratis overdracht van gebouwen in de<br />

gebruikelijke <strong>be</strong>tekenis (loods, woning, geheel of gedeelte van een kantoorgebouw,…),<br />

noch op de kosteloze overdracht ten voordele van de overheid van<br />

infrastructuurwerken of andere die geen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op <strong>be</strong>bouwde percelen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

395 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

De tolerantie is evenmin van toepassing op de aanleg van wegen of kanalisaties in<br />

het kader van een verkaveling die enkel de verkoop van ongebouwde terreinen tot<br />

doel heeft. In dit geval kan de waarde van deze werken immers enkel worden<br />

door<strong>be</strong>rekend in de prijs gevraagd voor de levering van de grond, vrijgesteld op<br />

grond van artikel 44, § 3, 1°, a), van het Wetboek.<br />

Ze is ook niet van toepassing ingeval van een verkoop door een verkavelaar van een<br />

terrein samen met de verkoop van een gebouw (in de gebruikelijke <strong>be</strong>tekenis) door<br />

een <strong>be</strong>roepsoprichter of een bouwpromotor. De kosten van de infrastructuur werden<br />

in dat geval immers gedaan door de verkavelaar, zodat deze kosten zullen worden<br />

door<strong>be</strong>rekend in de waarde van de door de verkavelaar verkochte grond, die<br />

vrijgesteld is van btw, en niet in de prijs van het gebouw dat door de <strong>be</strong>roepsoprichter<br />

of bouwpromotor met toepassing van de btw wordt verkocht.<br />

Het is overigens vanzelfsprekend dat indien de infrastructuur onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

aan de overheid wordt overgedragen, met toepassing van de <strong>be</strong>lasting omdat het om<br />

«nieuwe» gebouwen gaat, de verkavelaar of bouwpromotor over een recht op aftrek<br />

<strong>be</strong>schikt.<br />

Ter zake heb<strong>be</strong>n sommigen uit de sector onderhandeld met de gemeenten met het<br />

oog op het wijzigen van de juridische aard van hun verhoudingen, in die zin dat de<br />

eigendomsoverdracht niet meer om niet plaatsvindt, maar onder <strong>be</strong>zwarende titel,<br />

waarbij de prijs voldaan wordt door de kopers van de percelen.<br />

Wanneer deze oplossing wordt weerhouden, moeten de overdracht onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel van de infrastructuurwerken en de modaliteiten van de <strong>be</strong>taling waartoe de<br />

kopers met <strong>be</strong>trekking tot hun aandeel in de prijs zijn gehouden, worden vermeld in<br />

de verkavelingsvergunning, in de offerten en de verkoopcontracten met <strong>be</strong>trekking<br />

tot de loten, als ook op de facturen gericht aan de overheid en aan de kopers van de<br />

loten. Het <strong>be</strong>drag <strong>be</strong>taald door de kopers moet als een <strong>be</strong>drag inclusief btw<br />

afzonderlijk op de factuur worden vermeld evenals de uitdrukkelijke vermelding dat<br />

deze <strong>be</strong>lasting in geen geval aftrekbaar is in hoofde van de koper.<br />

Deze oplossing kan zowel worden toegepast door de bouwpromotoren die de<br />

voorwaarden voorgeschreven in <strong>be</strong>slissing E.T. 109.060 van 15 maart 2006 naleven<br />

als door de verkavelaars die zich <strong>be</strong>perken tot de verkoop van on<strong>be</strong>bouwde terreinen.<br />

(z. Parl. Vr. nr. 1258 van 2 mei 2006 van de heer Volksvertegenwoordiger Wathelet,<br />

Bull. Vr. en Antw., Kamer, 2005-2006, nr. 122, p. 23800-23802 en Parl. Vr. 1345<br />

van 27 juni 2006 van de heer Volksvertegenwoordiger Wathelet, Bull. Vr. en Antw.,<br />

Kamer, 2005-2006, nr. 133, p. 26245).


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 396<br />

Personen wiens economische activiteit niet <strong>be</strong>staat in de geregelde verkoop van<br />

nieuwe gebouwen of gedeelten van nieuwe gebouwen en het bijhorend terrein of de<br />

vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van zakelijke rechten op dergelijke<br />

goederen maar deze handelingen toevallig in het kader van hun economische<br />

activiteit stellen (z. nr. 158 hiervoor) en personen die buiten het kader van iedere<br />

economische activiteit een nieuw gebouw of gedeelte van een nieuw gebouw en het<br />

bijhorend terrein vervreemden, een zakelijk recht op een dergelijk goed vestigen,<br />

overdragen of wederoverdragen (z. nr. 163 hiervoor) heb<strong>be</strong>n naargelang het geval en<br />

<strong>be</strong>houdens de <strong>be</strong>perking van het recht op aftrek waarvan sprake in nr. 186 hiervoor,<br />

geheel of gedeeltelijk recht op aftrek van de btw geheven van de kosten die<br />

rechtstreeks bijdragen tot de oprichting of de verkrijging van het gebouw of gedeelte<br />

van het gebouw en het bijhorend terrein (in geval van overdracht van het gebouw of<br />

gedeelte van het gebouw en het bijhorend terrein of vestiging van een zakelijk recht<br />

m.b.t. dat goed) of van de btw geheven van de vestiging of overdracht te hunnen bate<br />

van het zakelijk recht dat slaat op het gebouw of gedeelte van het gebouw en het<br />

bijhorend terrein (wanneer de handeling de overdracht of wederoverdracht van het<br />

des<strong>be</strong>treffend zakelijk recht <strong>be</strong>treft) en van de btw over de handelingen die in direct<br />

verband staan met de vervreemding, de overdracht of wederoverdracht van het<br />

zakelijk recht.<br />

De aftrek zal volledig zijn wanneer het gebouw of gedeelte van het gebouw en het<br />

bijhorend terrein in zijn geheel in volle eigendom wordt vervreemd of overgedragen<br />

met toepassing van de btw.<br />

Ten aanzien van de aftrek van de btw geheven van de oprichting of de verkrijging<br />

van een gebouw of gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein dat wordt<br />

<strong>be</strong>zwaard met een zakelijk recht wordt verwezen naar nr. 161, C hiervoor.<br />

187. Tijdstip van de aftrek.<br />

Btw kan alleen worden afgetrokken door een <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

1° De persoon wiens geregelde economische activiteit erin <strong>be</strong>staat de gebouwen<br />

of gedeelten van gebouwen die hij heeft opgericht, laten oprichten of met<br />

voldoening van de btw heeft verkregen, binnen de gestelde termijn, onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel te vervreemden of ze met een zakelijk recht <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek te <strong>be</strong>zwaren, of het met voldoening<br />

van de btw te zijnen bate gevestigde of aan hem overgedragen <strong>be</strong>oogd zakelijk<br />

recht binnen dezelfde termijn over te dragen of weder over te dragen, <strong>be</strong>zit van<br />

rechtswege de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

397 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

V o o r b e e l d<br />

In de loop van een <strong>be</strong>paalde maand van 2011 worden leveringen van goederen en diensten, waarop<br />

de btw werd geheven, gefactureerd met <strong>be</strong>trekking tot twee op te richten flat-gebouwen, nl.:<br />

- ten <strong>be</strong>drage van 60.000 € btw voor het eerste gebouw;<br />

- ten <strong>be</strong>drage van 70.000 € btw voor het tweede gebouw.<br />

Van het eerste gebouw worden in de loop van diezelfde maand vier flats op plan verkocht waarop<br />

voorschotten worden <strong>be</strong>taald voor een totaal <strong>be</strong>drag van 1.000.000 €, toe te rekenen op de prijs van<br />

het gebouw (opeisbare btw, tegen 21 %: 210.000 €); van het tweede gebouw wordt niets verkocht.<br />

Van de opeisbare 210.000 € mag zowel het <strong>be</strong>drag van 60.000 € als dat van 70.000 € worden<br />

afgetrokken.<br />

2° De persoon die toevallig anders dan in de uitoefening van een economische<br />

activiteit een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein<br />

vervreemdt, zakelijke rechten op dergelijke goederen vestigt, overdraagt of<br />

wederoverdraagt, verkrijgt de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige slechts op<br />

het tijdstip waarop hij genoemde handeling met <strong>be</strong>trekking tot een gebouw, of<br />

een gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein stelt en alleen ten aanzien<br />

van het <strong>be</strong>treffende goed. In de gevallen <strong>be</strong>doeld in artikel 8, §§ 1 en 2, van het<br />

Wetboek, is het recht op aftrek <strong>be</strong>perkt tot de btw geheven van de handelingen<br />

die strekken of bijdragen tot de oprichting van het gebouw of een gedeelte van<br />

het gebouw en het bijhorend terrein en van de handelingen die in direct<br />

verband staan met de vervreemding van het gebouw of een gedeelte van het<br />

gebouw en het bijhorend terrein of met de vestiging van het zakelijk recht<br />

(z. nr. 161, c). Het recht op aftrek van de <strong>be</strong>lasting die <strong>be</strong>taald of opeisbaar is<br />

vóór het tijdstip waarop de btw over de volledige maatstaf van heffing<br />

opeisbaar is geworden (z. nr. 161, b), ontstaat pas op dat tijdstip. In de gevallen<br />

<strong>be</strong>oogd in artikel 8, § 3, van het Wetboek is het recht op aftrek <strong>be</strong>perkt tot de<br />

btw geheven van de vestiging (of overdracht te zijnen bate) van het<br />

overgedragen (of wederovergedragen) zakelijk recht en van de handelingen die<br />

rechtstreeks de overdracht of de wederoverdracht tot doel heb<strong>be</strong>n.<br />

In dit verband wordt erop gewezen dat de <strong>be</strong>lastingplichtige die in het kader<br />

van zijn economische activiteit die niet <strong>be</strong>doeld is onder punt 1° hiervoor,<br />

toevallig een nieuw gebouw of een gedeelte van een nieuw gebouw en het<br />

bijhorend terrein met toepassing van de btw vervreemdt of op dat goed een<br />

zakelijk recht vestigt of een verkregen zakelijk recht m.b.t. een dergelijk goed<br />

overdraagt of wederoverdraagt, al naargelang het gebruik van dat goed of zijn<br />

hoedanigheid van gehele of gedeeltelijke <strong>be</strong>lastingplichtige, reeds geheel of<br />

gedeeltelijk recht op aftrek heeft genoten bij de oprichting of de verkrijging<br />

van het <strong>be</strong>treffende goed of het zakelijk recht op dat goed. Het spreekt voor


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 398<br />

zich dat het gedeelte van de btw dat oorspronkelijk niet in aftrek kon gebracht<br />

worden, in voorkomend geval aftrekbaar wordt op het tijdstip van de<br />

vervreemding, de vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van het<br />

zakelijk recht.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een meu<strong>be</strong>lhandelaar laat in 2011 een gebouw met zes gelijkwaardige flats oprichten. De totale<br />

bouwprijs <strong>be</strong>draagt 450.000 € waarop door hem 94.500 € btw werd voldaan.<br />

Na de voltooiing van het gebouw verkoopt hij in hetzelfde jaar, aan dezelfde koper twee flats voor<br />

samen 200.000 € waarvan 160.000 € voor het gebouw en 40.000 € voor het aandeel in de grond. De<br />

verkoper opteert voor de toepassing van de btw.<br />

Hij mag van de voor deze verkoop opeisbare btw (200.000 € tegen 21 %: 42.000 €) slechts 1/3<br />

aftrekken van de aan hem zelf aangerekende btw, zodat hij aan de Staat een <strong>be</strong>drag van 10.500 €<br />

(42.000 - 31.500) zal moeten voldoen.<br />

Wat <strong>be</strong>treft het probleem van de herziening van de aftrek welke verband houdt met<br />

het in werking treden van de huidige <strong>be</strong>palingen inzake gebouwen wordt mutatis<br />

mutandis verwezen naar de nrs. 40 tot 46 van de circulaire AFZ nr. 24/2002 van<br />

6 decem<strong>be</strong>r 2002.<br />

Afdeling 5. - Leveringen aan zichzelf.<br />

A. Personen wiens geregelde economische activiteit erin <strong>be</strong>staat de<br />

gebouwen of gedeelten van gebouwen die zij heb<strong>be</strong>n opgericht of laten<br />

oprichten of met voldoening van de btw heb<strong>be</strong>n verkregen, binnen de<br />

gestelde termijn, onder <strong>be</strong>zwarende titel te vervreemden of ze met een<br />

zakelijk recht in artikel 9, tweede lid, 2° van het Wetboek te <strong>be</strong>zwaren<br />

of het met voldoening van de btw te hunnen bate gevestigde of aan hen<br />

overgedragen <strong>be</strong>doelde zakelijk recht binnen dezelfde termijn onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel over te dragen of weder over te dragen (<strong>be</strong>roepsoprichters,<br />

z. nr. 155).


188. Met <strong>be</strong>lastbare leveringen gelijkgestelde handelingen.<br />

(1 februari 2012)<br />

399 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

In de hierna volgende gevallen is een <strong>be</strong>roepsoprichter gehouden ingevolge het<br />

<strong>be</strong>paalde van artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, 3°, 5° en § 2, van het Wetboek een<br />

<strong>be</strong>lastbare levering aan zichzelf te verrichten:<br />

1° Onttrekking van het goed om het om niet te verstrekken.<br />

Artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>oogt de onttrekking met het<br />

oog op de afgifte van het <strong>be</strong>treffende goed om niet. Vermits genoemde<br />

<strong>be</strong>paling geen onderscheid maakt tussen roerende en onroerende goederen is<br />

een <strong>be</strong>roepsoprichter de btw verschuldigd ten aanzien van het gebouw of<br />

gedeelte van het gebouw of het zakelijk recht met <strong>be</strong>trekking tot dat goed dat<br />

hij schenkt. Het is uiteraard wel noodzakelijk dat het om een nieuw gebouw<br />

gaat.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>roepsoprichter heeft in de loop van het jaar 2010 een gebouw (villa) laten oprichten met het<br />

oog op de verkoop. In juni 2011 is het gebouw nog steeds niet verkocht. Daarom schenkt hij, in juli,<br />

het vruchtgebruik van die villa voor on<strong>be</strong>paalde duur aan zijn moeder die de villa <strong>be</strong>trekt op 1<br />

augustus 2011. De oprichtings- of kostprijs <strong>be</strong>draagt 300.000 €.<br />

In het voor<strong>be</strong>eld is de villa nog steeds nieuw in de zin van het Wetboek aangezien op het tijdstip van<br />

de schenking <strong>be</strong>doeld gebouw nog steeds niet in gebruik werd genomen. De <strong>be</strong>roepsoprichter zal<br />

bijgevolg, overeenkomstig artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek de onttrekking aan de<br />

<strong>be</strong>lasting moeten onderwerpen zoals dat het geval zal zijn ten aanzien van iedere andere<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die een goed aan zijn voorraad onttrekt om het niet te verstrekken.<br />

De <strong>be</strong>lasting zal verschuldigd zijn over een maatstaf die op grond van artikel 33, § 1, 1°, van het<br />

Wetboek wordt vastgesteld. Uiteraard zal er in onderhavig geval rekening mee moeten gehouden<br />

worden dat het gaat om de schenking van een vruchtgebruik. Om praktische reden zullen de partijen<br />

een waarde pro-fisco moeten <strong>be</strong>palen hetgeen uiteraard niet <strong>be</strong>let dat die vermelde waarde door de<br />

Administratie kan gecontroleerd worden. Inzonderheid zal daarbij rekening worden gehouden met de<br />

oprichtingsprijs van het gebouw en de leeftijd van de vruchtgebruiker. Het is wel zo dat strikt<br />

genomen geen <strong>be</strong>roep kan gedaan worden op de forfaitaire verkoopwaarde voor vruchtgebruik zoals<br />

dat geldt inzake registratierechten (art. 47 W. Reg.). Niettemin wordt verwezen naar 3°, tweede<br />

voor<strong>be</strong>eld, hierna.<br />

2° Ingebruikneming van het goed als <strong>be</strong>drijfsmiddel.<br />

Artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek <strong>be</strong>oogt de verrichting die erin<br />

<strong>be</strong>staat een nieuw gebouw of een gedeelte van een nieuw gebouw of een<br />

zakelijk recht op een dergelijk goed dat aanvankelijk voor de verkoop was<br />

<strong>be</strong>stemd, te gebruiken als <strong>be</strong>drijfsmiddel.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 400<br />

Het gebruik als <strong>be</strong>drijfsmiddel door een <strong>be</strong>roepsoprichter van <strong>be</strong>treffende<br />

onroerende goederen sluit niet alleen het gebruik in voor de effectief <strong>be</strong>lastbare<br />

en niet vrijgestelde economische activiteit maar eveneens voor een vrijgestelde<br />

economische activiteit (b.v. de onroerende verhuur).<br />

Voorts is het voor de toepassing van bovengenoemd artikel 12, § 1, eerste lid,<br />

3°, zonder <strong>be</strong>lang of de <strong>be</strong>doelde ingebruikneming strekt voor het gehele of een<br />

gedeelte van het gebouw voor zover in dit laatste geval dat gedeelte op zich<br />

vatbaar is voor gebruik waarvoor het wordt aangewend.<br />

In verband met hetgeen voorafgaat wordt eveneens opgemerkt dat bovengenoemde<br />

<strong>be</strong>paling, van kracht sinds 1 januari 1993, niet kan worden toegepast<br />

wanneer het gebruik door een <strong>be</strong>roepsoprichter van een nieuw gebouw als<br />

investeringsgoed een aanvang heeft genomen vóór 1 januari 1993; dit is zelfs<br />

zo wanneer de <strong>be</strong>roepsoprichter niet daadwerkelijk een aanvang zou heb<strong>be</strong>n<br />

genomen met de geregelde verkoop van nieuwe gebouwen zoals vóór die<br />

datum vereist was om de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige te verkrijgen.<br />

Er zal bovendien niet uit het oog worden verloren dat wanneer de onttrekking<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek niet kon worden<br />

toegepast, in elk geval de onttrekking <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 2, op 1 januari<br />

1993, net zoals voorheen, van toepassing blijft.<br />

Wanneer tenslotte de economische activiteit van een <strong>be</strong>roepsoprichter <strong>be</strong>staat<br />

in de oprichting van gebouwen die naargelang van het geval hetzij <strong>be</strong>stemd zijn<br />

voor de verkoop, hetzij voor de verhuur, dient voor de toepassing van de btw<br />

het volgende onderscheid te worden gemaakt:<br />

a) bij de verhuur van de oorspronkelijk voor de verkoop <strong>be</strong>stemde<br />

gebouwen, is artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek van<br />

toepassing op het tijdstip van de effectieve aanvang van de verhuur. Bij<br />

verkoop van dat gebouw binnen de in artikel 44, § 3, 1°, van het<br />

Wetboek gestelde termijn is uiteraard de btw van toepassing zonder dat<br />

voor de onderwerping van die verkoop aan de btw moet geopteerd<br />

worden. Naar aanleiding van die verkoop is de btw die verschuldigd was<br />

bij de onttrekking, opnieuw aftrekbaar;<br />

b) bij de verkoop van de oorspronkelijk voor de verhuur <strong>be</strong>stemde<br />

gebouwen binnen de termijn gesteld in artikel 44, § 3, 1°, van het<br />

Wetboek, is de btw eveneens van toepassing zonder dat voor de heffing<br />

van die <strong>be</strong>lasting over deze handeling moet geopteerd worden. In dat<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

401 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

geval wordt de btw, geheven van de oprichting of in voorkomend geval<br />

van de verkrijging die oorspronkelijk uiteraard niet aftrekbaar was,<br />

volledig aftrekbaar.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>roepsoprichter heeft in het jaar 2010 een gebouw van twee verdiepingen laten oprichten met<br />

het oog op de verkoop. Gedurende hetzelfde jaar en bij gebrek aan een koper wordt de eerste<br />

verdieping op 1 augustus van dat jaar door die <strong>be</strong>roepsoprichter in gebruik genomen als kantoor. Op<br />

1 septem<strong>be</strong>r van hetzelfde jaar wordt de <strong>be</strong>nedenverdieping verhuurd.<br />

De oprichtingsprijs van het gebouw <strong>be</strong>draagt 250.000 €; <strong>be</strong>ide verdiepingen zijn evenwaardig.<br />

Het gebouw wordt uiteindelijk toch verkocht op 1 juli 2011 voor een prijs van 375.000 €. (waaronder<br />

<strong>be</strong>grepen de waarde van de grond ten <strong>be</strong>lope van 50.000 €).<br />

De btw is opeisbaar wegens de ingebruikneming als <strong>be</strong>drijfsmiddel op 1 augustus 2011 van de eerste<br />

verdieping als kantoor (Wetboek, art. 12, § 1, eerste lid, 3°). De maatstaf van heffing is bij toepassing<br />

van artikel 33, § 1, 1°, van het Wetboek gelijk aan de kostprijs of de oprichtingsprijs, hetzij i.c.<br />

125.000 €.<br />

De wegens de ingebruikneming van <strong>be</strong>treffende verdieping opeisbare btw <strong>be</strong>draagt 125.000 € x 21 %<br />

= 26.250 €.<br />

Die <strong>be</strong>lasting wordt evenwel aftrekbaar, in voorkomend geval rekening houdend met de regels eigen<br />

aan de hoedanigheid van gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige (z. aanschr. 17/1975 van 29 juli 1975, nrs. 17<br />

en 18).<br />

De btw is eveneens opeisbaar wegens de ingebruikneming als <strong>be</strong>drijfsmiddel van de <strong>be</strong>nedenverdieping<br />

die voor verhuur wordt <strong>be</strong>stemd op 1 septem<strong>be</strong>r 2009 (Wetboek, art. 12, § 1, eerste lid, 3°).<br />

De opeisbare btw ten <strong>be</strong>drage van 26.250 € is niet aftrekbaar.<br />

In verband met hetgeen voorafgaat, wordt er op gewezen dat de doorgevoerde onttrekkingen<br />

respectievelijk op 1 augustus en 1 septem<strong>be</strong>r 2010 de toepassing van artikel 12, § 2, van het Wetboek<br />

bij het verstrijken van de btw-termijn op 31 decem<strong>be</strong>r 2012 uitsluiten.<br />

De vervreemding van het gebouw op 1 juli 2011 is aan de btw onderworpen, zonder dat enige optie<br />

moet worden uitgeoefend.<br />

De opeisbare btw <strong>be</strong>draagt 325.000 € x 21 % = 68.250 €.<br />

Omwille van de aldus gedane vervreemding met toepassing van de btw aanvaardt de Administratie,<br />

om een dub<strong>be</strong>le <strong>be</strong>lastingheffing te voorkomen, dat de <strong>be</strong>roepsoprichter de wegens de onttrekking<br />

verschuldigde btw die oorspronkelijk niet in aftrek kon worden gebracht nog in aftrek brengt.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 402<br />

Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat een <strong>be</strong>roepsoprichter die een met<br />

toepassing van de btw verkregen of opgericht gebouw van in den <strong>be</strong>ginne als<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel <strong>be</strong>stemt, wat inzonderheid het geval is voor een gebouw dat hij<br />

<strong>be</strong>stemt voor de verhuur of om te worden gebruikt als kantoor, in die mate niet<br />

<strong>be</strong>oogd wordt door artikel 12, § 2 van het Wetboek.<br />

Bijgevolg is in geval van oprichting van een gebouw in dat geval (of de afwerking<br />

van een gebouw verkregen met toepassing van de btw) de uitzondering <strong>be</strong>paald in<br />

artikel 19, § 2, 1°, a , van het Wetboek niet van toepassing. Met andere woorden,<br />

artikel 19, § 2 is van toepassing wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige van in den <strong>be</strong>ginne<br />

<strong>be</strong>slist een gebouw te gebruiken als <strong>be</strong>drijfsmiddel.<br />

Bedoeld gebouw kan anderzijds niet het voorwerp uitmaken van de onder dit punt<br />

<strong>be</strong>doelde onttrekking, aangezien het werd opgericht als <strong>be</strong>drijfsmiddel (art. 12, § 1,<br />

eerste lid, 3°, spreekt immers van een ingebruikneming van een goed dat anders dan<br />

als <strong>be</strong>drijfsmiddel werd opgericht, verkregen. ...).<br />

3° Het onder zich heb<strong>be</strong>n van het goed bij de <strong>be</strong>ëindiging van de economische<br />

activiteit.<br />

Artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek <strong>be</strong>oogt de toestand waarbij de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of zijn rechtheb<strong>be</strong>nde, een nieuw gebouw of een gedeelte<br />

van een nieuw gebouw of een zakelijk recht met <strong>be</strong>trekking tot een dergelijk<br />

goed voor zich <strong>be</strong>houdt bij het <strong>be</strong>ëindigen van de uitoefening van hun<br />

economische activiteit.<br />

Bovengenoemde <strong>be</strong>paling is van toepassing ongeacht de <strong>be</strong>roepsoprichter het<br />

nieuwe gebouw of gedeelte van het nieuw gebouw nog in voorraad had als<br />

zijnde <strong>be</strong>stemd voor de verkoop, dan wel dit gebouw of gedeelte van dit<br />

gebouw als <strong>be</strong>drijfsmiddel in gebruik had genomen.<br />

De gelijkstelling met een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel is uiteraard slechts<br />

van toepassing voor zover de <strong>be</strong>roepsoprichter de voor<strong>be</strong>lasting met <strong>be</strong>trekking<br />

tot de oprichting van het gebouw of gedeelte van het gebouw of de verwerving<br />

van het zakelijk recht met <strong>be</strong>trekking tot dergelijk goed geheel of gedeeltelijk<br />

in aftrek heeft gebracht. Aldus vindt de bovengenoemde onttrekking niet plaats<br />

ten aanzien van een door een <strong>be</strong>roepsoprichter opgericht of met toepassing van<br />

de btw verkregen gebouw dat <strong>be</strong>stemd is voor de verhuur, aangezien de btw<br />

geheven van de verkrijging van dat gebouw niet in aftrek kon gebracht worden.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

403 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

Artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek vindt evenmin toepassing<br />

wanneer de rechtheb<strong>be</strong>nden de activiteit van de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

onder de voorwaarden van de artikelen 11 en 18, § 3, van het Wetboek<br />

verderzetten.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. Een <strong>be</strong>roepsoprichter heeft tussen 1 decem<strong>be</strong>r 2009 en 30 april 2010 een gebouw van twee<br />

verdiepingen laten oprichten met het oog op de verkoop.<br />

Betrokkene gebruikt de <strong>be</strong>nedenverdieping vanaf 1 septem<strong>be</strong>r 2010 als kantoor. De<br />

oprichtingsprijs van het gebouw <strong>be</strong>draagt 200.000 €. Beide verdiepingen van het gebouw zijn<br />

gelijkwaardig.<br />

Op 30 april 2011 <strong>be</strong>ëindigt <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige zijn activiteit als <strong>be</strong>roepsoprichter.<br />

Hij verkoopt zijn volledige zaak met uitzondering van het gebouw waarvan sprake hiervoor.<br />

Vanaf 1 mei 2011 <strong>be</strong>trekt hij met zijn gezin de bovenverdieping en verhuurt vanaf dezelfde<br />

datum de <strong>be</strong>nedenverdieping.<br />

De btw met <strong>be</strong>trekking tot de oprichting van <strong>be</strong>treffend, oorspronkelijk voor verkoop <strong>be</strong>stemde<br />

gebouw werd volledig in aftrek gebracht. De <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>roepsoprichter oefent zijn recht op<br />

aftrek uit volgens de regel van het werkelijke gebruik.<br />

Het verhoudingsgetal dat <strong>be</strong>rekend werd volgens de regels die normaal worden gevolgd om het<br />

algemeen verhoudingsgetal vast te stellen werd voor het jaar 2010 voorlopig vastgesteld op<br />

80 % en definitief op 90 % (z. aanschr. 17/1975 van 29 juli 1975, nrs. 17 en 18).<br />

Het gebouw moet als nieuw worden aangemerkt tot 31 decem<strong>be</strong>r 2012.<br />

Vooreerst is de btw opeisbaar wegens de ingebruikname als <strong>be</strong>drijfsmiddel van het gelijkvloers<br />

op 1 septem<strong>be</strong>r 2010 (Wetboek, art. 12, § 1, eerste lid, 3°; zie ook punt 2°, hiervóór). De<br />

wegens deze ingebruikname opeisbare btw <strong>be</strong>draagt:<br />

100.000 x 21 % = 21.000 €. De aftrekbare btw m.b.t. deze ingebruikname <strong>be</strong>draagt in totaal<br />

18.900 €, d.i. 90 % van 21.000 € (16.800 € bij toepassing van het voorlopig verhoudingsgetal<br />

op het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt en 2.100 € bijkomend op 20 april 2011 na<br />

herziening van het verhoudingsgetal).<br />

Betrokken <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>houdt op 30 april 2011 het volledige gebouw, zodat bij<br />

toepassing van artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek de btw opeisbaar is om reden<br />

van het onder zich heb<strong>be</strong>n van dat goed bij het <strong>be</strong>ëindigen van zijn economische activiteit. De<br />

maatstaf van heffing is gelijk aan de kostprijs of oprichtingsprijs van het gebouw (Wetboek,<br />

art. 33, § 1, 1°). Er is derhalve opeisbaar: 200.000 € (100.000 € x 2) x 21 % = 42.000 € btw.<br />

Betrokken <strong>be</strong>lastingplichtige kan anderzijds de btw opeisbaar wegens de ingebruikneming van<br />

de <strong>be</strong>nedenverdieping als kantoor van het voor verkoop <strong>be</strong>stemde gebouw in de mate dat die<br />

<strong>be</strong>lasting op het tijdstip van de onttrekking niet aftrekbaar was, volledig in aftrek brengen.<br />

Aldus kan bijkomend een <strong>be</strong>drag van 2.100 € in aftrek worden gebracht.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 404<br />

N.B. In de veronderstelling dat de <strong>be</strong>trokkene de <strong>be</strong>nedenverdieping vanaf 1 septem<strong>be</strong>r 2010 in<br />

gebruik zou nemen om te verhuren, zou de wegens deze ingebruikneming opeisbare btw niet<br />

aftrekbaar zijn in hoofde van de <strong>be</strong>roepsoprichter. Hij zou in dat geval bij de <strong>be</strong>ëindiging van zijn<br />

activiteit geen btw hoeven te voldoen voor het onder zich heb<strong>be</strong>n van het gelijkvloers. Hij heeft voor<br />

dat goed (nl. het gelijkvloers van het gebouw, gelet op voornoemd gebruik) geen volledig of<br />

gedeeltelijk recht op aftrek genoten zodat de toepassing van artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, van het<br />

Wetboek is uitgesloten.<br />

2. We hernemen het voor<strong>be</strong>eld onder het punt A, 1°, hiervoor, (z. nr. 188), waarin de onttrekking<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek werd <strong>be</strong>sproken, en veronderstellen<br />

dat <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>roepsoprichter zijn activiteit volledig zal <strong>be</strong>ëindigen op 30 april 2012.<br />

Het onder zich heb<strong>be</strong>n van de naakte eigendom van de villa op 30 april 2012, komt erop neer<br />

dat hij het goed zelf, weliswaar <strong>be</strong>zwaard met een vruchtgebruik, in zijn <strong>be</strong>zit zal houden. Voor<br />

dit onder zich heb<strong>be</strong>n van de naakte eigendom van het goed op het tijdstip van stopzetting van<br />

activiteit zal de btw opeisbaar zijn op grond van artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek.<br />

De maatstaf van heffing zal gelijk zijn aan de aankoopprijs, of desgevallend de kostprijs, van<br />

het <strong>be</strong>trokken goed op het tijdstip waarop de onttrekking zich voordoet (Wetboek, art. 33, § 1,<br />

1°).<br />

Dit goed is evenwel in onderhavig voor<strong>be</strong>eld <strong>be</strong>zwaard met een vruchtgebruik zodat hiermee<br />

dient rekening te worden gehouden. De Administratie aanvaardt dan ook dat op de wegens de<br />

onttrekking van het gebouw bij toepassing van bovengenoemd artikel 12, § 1, eerste lid 5°,<br />

opeisbare btw, de btw verschuldigd wegens de schenking van het vruchtgebruik (art. 12, § 1,<br />

eerste lid, 2°) wordt toegerekend.<br />

4° Het verstrijken van de btw-termijn (Wetboek, art. 12, § 2).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die geregeld goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van<br />

het Wetboek opricht, laat oprichten of verwerft met voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting om ze te vervreemden uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar<br />

volgend op het jaar van hun eerste ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming<br />

en die bij het verstrijken van deze termijn het goed niet geheel heeft<br />

vervreemd, wordt geacht het niet vervreemde gebouw of deel ervan voor eigen<br />

<strong>be</strong>hoeften aan zijn <strong>be</strong>drijf te onttrekken, d.w.z. aan zichzelf te leveren op het<br />

tijdstip waarop die termijn verstrijkt (Wetboek, art. 12, § 2, eerste lid).<br />

Wanneer dergelijke <strong>be</strong>lastingplichtige een zakelijk recht in de zin van artikel 9,<br />

tweede lid, 2°, op goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het Wetboek dat<br />

in zijn voordeel werd gevestigd of aan hem werd overgedragen met voldoening<br />

van de <strong>be</strong>lasting, bij het verstrijken van de hiervoor omschreven termijn niet<br />

heeft overgedragen of wederovergedragen, wordt hij geacht dit zakelijk recht<br />

voor eigen <strong>be</strong>hoeften aan zijn <strong>be</strong>drijf te onttrekken, d.w.z. aan zichzelf te<br />

leveren op het tijdstip waarop die termijn verstrijkt (Wetboek, art. 12, § 2,<br />

tweede lid).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

405 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

De toepassing van deze onttrekking is echter uitgesloten wanneer deze<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige reeds de ingebruikneming <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 1, eerste<br />

lid, 3°, van het Wetboek heeft verricht, om reden dat hij het goed als<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel in gebruik heeft genomen (b.v. door het in huur te geven).<br />

De btw wordt <strong>be</strong>rekend over de aankoopprijs van soortgelijke goederen, of<br />

indien er geen aankoopprijs is, over de kostprijs van het onttrokken goed,<br />

<strong>be</strong>rekend op het tijdstip van de onttrekking (Wetboek, art. 33, § 1, 1°).<br />

De in aanmerking te nemen waarde is derhalve de kostprijs van de<br />

oprichtingswerken van het gebouw, indien deze werken zouden zijn uitgevoerd<br />

op het tijdstip dat de onttrekking zich voordoet (Beslissing nr. E.T. 41.665 van<br />

27 februari 1992, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 100, blz. 790, nr. 956).<br />

Een bijzondere toestand doet zich voor wanneer een <strong>be</strong>roepsoprichter een<br />

nieuw gebouw of een zakelijk recht op een dergelijk gebouw vervreemdt onder<br />

opschortende voorwaarde.<br />

De verkoop onder opschortende voorwaarde is maar <strong>be</strong>lastbaar bij de<br />

vervulling van die voorwaarde (z. nr. 24, D). De <strong>be</strong>lastingplichtige als <strong>be</strong>doeld<br />

in artikel 12, § 2, van het Wetboek, die onder opschortende voorwaarde een<br />

nieuw gebouw of gedeelte van een nieuw gebouw heeft verkocht, moet op<br />

grond van voornoemd artikel de btw voldoen, wanneer bij het verstrijken van<br />

de in hetzelfde artikel <strong>be</strong>doelde termijn de voorwaarde niet is vervuld<br />

(Beslissing nr. E.T. 8.140 van 6 juni 1975, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 22, blz. 315-316,<br />

nr. 536).<br />

Dezelfde <strong>be</strong>lastingplichtige in wiens voordeel een zakelijk recht in de zin van<br />

artikel 9, tweede lid, 2° werd gevestigd of aan hem werd overdragen met<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting, moet op grond van artikel 12, § 2, voormeld de<br />

btw voldoen wanneer het zakelijk recht niet werd overgedragen of wederovergedragen<br />

bij het verstrijken van de in hetzelfde artikel <strong>be</strong>doelde termijn is<br />

vermits de opschortende voorwaarde waaronder het werd overgedragen of<br />

wederovergedragen slechts zal vervuld worden na het verstrijken van deze<br />

termijn.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>roepsoprichter heeft in 2010 een woning laten oprichten waarvoor hij spoedig een<br />

koper hoopt te vinden. Omdat die woning <strong>be</strong>gin 2011 nog steeds niet is verkocht, neemt hij ze<br />

op 1 april van datzelfde jaar voor het eerst in gebruik als privé-woning. Tot zolang de btwtermijn<br />

loopt, dit is ter zake tot 31 decem<strong>be</strong>r 2013, zal de <strong>be</strong>roepsoprichter er niet toe


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 406<br />

gehouden zijn de onttrekking te verrichten <strong>be</strong>doeld door het artikel 12, § 2, eerste lid, van het<br />

Wetboek. Het privé-gebruik door een <strong>be</strong>roepsoprichter van een voor verkoop <strong>be</strong>stemde woning<br />

vormt immers steeds een oorzaak tot onttrekking als <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 2°,<br />

van het Wetboek.<br />

Bij het verstrijken van de btw-termijn op 31 decem<strong>be</strong>r 2013 zou de <strong>be</strong>roepsoprichter evenwel<br />

gehouden zijn tot de onttrekking als <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 2, eerste lid, van het Wetboek voor<br />

zover uiteraard die woning op dat tijdstip nog niet werd vervreemd, uitgezonderd wanneer hij<br />

de onttrekking <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 1, van het Wetboek reeds zou heb<strong>be</strong>n verricht.<br />

Wat <strong>be</strong>treft het probleem van de onttrekkingen welke verband houden met het in<br />

werking treden van de huidige <strong>be</strong>palingen inzake gebouwen wordt verwezen naar de<br />

nrs. 52 tot 55 van de circulaire AFZ nr. 24/2002 van 6 decem<strong>be</strong>r 2002.<br />

In de gevallen <strong>be</strong>doeld in de nrs. 1 tot 4, wordt de <strong>be</strong>lastingplichtige eveneens geacht<br />

het bijhorend terrein te onttrekken wanneer hiervoor recht op volledige of<br />

gedeeltelijke aftrek is ontstaan.<br />

B. Belastingplichtigen waarvan de economische activiteit niet <strong>be</strong>staat in de<br />

geregelde verkoop van goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 1, § 9, 1°, van het<br />

Wetboek met voldoening van btw, maar die toevallig een gebouw of een<br />

gedeelte van een gebouw en het bijhorend terrein dat zij heb<strong>be</strong>n<br />

opgericht, laten oprichten of met voldoening van de btw heb<strong>be</strong>n<br />

verkregen, binnen de gestelde termijn, onder <strong>be</strong>zwarende titel, met<br />

toepassing van die <strong>be</strong>lasting overdragen of met een zakelijk recht<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede lid, 2° van het Wetboek <strong>be</strong>zwaren of die het<br />

met toepassing van de btw te hunnen bate gevestigde of aan hen<br />

overgedragen <strong>be</strong>doelde zakelijk recht binnen dezelfde termijn onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel overdragen of wederoverdragen. (z. nr. 158).<br />

189. Met <strong>be</strong>lastbare leveringen gelijkgestelde handelingen.<br />

a) Belastingplichtigen zonder recht op aftrek.<br />

In hoofde van de hier <strong>be</strong>doelde personen die omwille van een vrijstelling<br />

<strong>be</strong>oogd in artikel 44 van het Wetboek geen recht op aftrek heb<strong>be</strong>n en bijgevolg<br />

ook de btw geheven van de oprichting of de verkrijging van een gebouw of<br />

gedeelte van een gebouw of een zakelijk recht op een dergelijk goed dat in het<br />

kader van de vrijgestelde economische activiteit wordt gebruikt niet in aftrek<br />

konden brengen, vinden de <strong>be</strong>palingen van artikel 12, § 1, eerste lid, van het<br />

Wetboek geen toepassing.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

407 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

Met een <strong>be</strong>lastbare levering worden immers slechts gelijkgesteld de in<br />

artikel 12, § 1, eerste lid van het Wetboek <strong>be</strong>doelde toepasselijke handelingen<br />

met <strong>be</strong>trekking tot een goed wanneer voor dat goed of de <strong>be</strong>standdelen ervan<br />

recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de <strong>be</strong>lasting is ontstaan.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een advocaat zal wegens het onder zich houden van een als kantoor gebruikt nieuw gebouw,<br />

de onttrekking <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek, niet moeten toepassen<br />

bij de <strong>be</strong>ëindiging van zijn economische activiteit.<br />

b) Belastingplichtigen met recht op aftrek.<br />

In hoofde van een btw-<strong>be</strong>lastingplichtige met recht op aftrek die geen<br />

<strong>be</strong>roepsoprichter is, vindt ten aanzien van een nieuw gebouw of gedeelte van<br />

een nieuw gebouw en het bijhorend terrein of een zakelijk recht op een<br />

dergelijk goed waarvan geheel of gedeeltelijk recht op aftrek is ontstaan,<br />

artikel 12, § 1, eerste lid, van het Wetboek slechts toepassing bij de overdracht<br />

om niet (Wetboek, art. 12, § 1, eerste lid, 2°) of bij het onder zich houden van<br />

<strong>be</strong>doeld goed of zakelijk recht na <strong>be</strong>ëindiging van de economische activiteit<br />

(Wetboek, art. 12, § 1, eerste lid, 5°).<br />

Belangrijke opmerking.<br />

Zoals <strong>be</strong>paald onder nr. 160 hiervoor kan de onder dit punt B <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

de overdracht van een nieuw gebouw of gedeelte van een nieuw gebouw en<br />

het bijhorend terrein of de vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van een<br />

zakelijk recht op een dergelijk goed slechts realiseren met toepassing van de btw<br />

indien voor de onderwerping van die handelingen aan de btw wordt geopteerd.<br />

Hetzelfde geldt ten aanzien van de onttrekkingen of de leveringen aan zichzelf<br />

<strong>be</strong>doeld in bovengenoemd artikel 12, § 1, tweede lid, 2° en 5°. Immers de levering<br />

(aan zichzelf) van een nieuw gebouw of gedeelte van een nieuw gebouw en van het<br />

bijhorend terrein door een <strong>be</strong>lastingplichtige die geen <strong>be</strong>roepsoprichter is, kan slechts<br />

met voldoening van de btw plaatsvinden op voorwaarde dat hij binnen de door het<br />

Wetboek gestelde termijn opteert voor de toepassing ervan.<br />

Bij gebreke aan het uitoefenen van de hiervoor <strong>be</strong>doelde optie waardoor de<br />

onttrekking niet plaatsvindt, dient de herziening <strong>be</strong>paald in artikel 10 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969 te worden toegepast.


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 408<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. Op 10 okto<strong>be</strong>r 2010 koopt een zelfstandig fiscaal raadgever bij een bouwpromotor een nieuw<br />

appartement dat hij inricht en zal gebruiken als kantoor. De aankoopprijs <strong>be</strong>draagt 105.000 €.<br />

Op 1 april 2011 wordt <strong>be</strong>treffend appartement voor het eerst in gebruik genomen.<br />

Op 1 juni 2011 neemt de fiscale raadgever zijn intrek in het appartement van zijn vader dat<br />

groter is en inmiddels ook werd ingericht als kantoor en werkruimte voor zijn <strong>be</strong>dienden. In de<br />

loop van juli 2011 schenkt hij zijn op 10 okto<strong>be</strong>r 2010 gekocht appartement aan zijn vader.<br />

Vermits de btw-termijn loopt tot 31 decem<strong>be</strong>r 2013, heeft de fiscale raadgever met <strong>be</strong>trekking<br />

tot het om niet overgedragen appartement dat nog nieuw is, in de regel de keuze tussen:<br />

- het verrichten van de onttrekking <strong>be</strong>paald in artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van het<br />

Wetboek op voorwaarde dat hij op de wijze en onder de voorwaarden <strong>be</strong>paald in<br />

artikel 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 14 van 3 juni 1970 voor de toepassing van de btw<br />

opteert.<br />

In geval die optie daadwerkelijk wordt uitgeoefend, <strong>be</strong>draagt de opeisbare btw<br />

105.000 € x 21 % = 22.050 €. Door deze onttrekking wordt de herziening <strong>be</strong>paald in<br />

artikel 10, 1°, in fine van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969 uitgesloten;<br />

- het verrichten van de herziening <strong>be</strong>paald in artikel 10, 4°, van bovengenoemd koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 3 indien hij niet opteert voor de voldoening van de btw.<br />

De vijftienjarige herzieningstermijn vangt aan op 1 januari 2010 en loopt tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r 2024. De te verrichten herziening van de oorspronkelijk in aftrek<br />

gebrachte <strong>be</strong>lasting (22.500 €) <strong>be</strong>draagt bijgevolg: 22.050 € x 14/15 = 20.580 €. De<br />

aandacht wordt er evenwel op gevestigd dat de schenking van het appartement aan het<br />

evenredig registratierecht inzake schenkingen zal onderworpen zijn. Ongeacht<br />

overigens de inzake btw door de fiscale raadgever weerhouden oplossing.<br />

2. Hetzelfde voor<strong>be</strong>eld als hiervoor met dien verstande dat de koper van het appartement op<br />

10 mei 2010 een zelfstandig psycholoog is die ten gevolge van een ongeval zijn zaak stopzet op<br />

1 okto<strong>be</strong>r 2011 en het aangekochte appartement <strong>be</strong>houdt. De zelfstandige psycholoog was een<br />

gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige met een definitief algemeen verhoudingsgetal met <strong>be</strong>trekking tot<br />

de jaren 2010 en 2011 van telkens 60 %.<br />

Zoals vermeld in het voor<strong>be</strong>eld onder 1 heeft de psycholoog vermits het gaat om een nog nieuw<br />

gebouw (de btw-termijn verstrijkt op 31 decem<strong>be</strong>r 2013) de keuze tussen een levering aan<br />

zichzelf ten gevolge van het onder zich heb<strong>be</strong>n van het appartement bij het <strong>be</strong>ëindigen van zijn<br />

economische activiteit (Wetboek, art. 12, eerste lid, 5°) indien hij voor de toepassing van de<br />

btw opteert of de herziening <strong>be</strong>paald in artikel 10, 5°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van<br />

10 decem<strong>be</strong>r 1969 indien hij niet opteert. De gevolgen van die keuze zijn:<br />

- indien hij opteert voor de levering aan zichzelf (Wetboek, art. 12, § 1, eerste lid, 5°):<br />

- opeisbare btw: 105.000 € x 21 % = 22.050 €


(1 februari 2012)<br />

409 "HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen"<br />

- herziening in het voordeel van de <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>paald in artikel 10, 3° van<br />

bovengenoemd <strong>be</strong>sluit nr. 3 (z. XI, nr. 402):<br />

oorspronkelijk niet aftrekbare btw (aan 21 %): 22.050 € x 40 % = 8.820 €<br />

Met als doel het gelijkheids<strong>be</strong>ginsel na te leven, heeft de administratie <strong>be</strong>slist dat elke<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, of hij nu een <strong>be</strong>roepsoprichter is of een <strong>be</strong>lastingplichtige die geopteerd<br />

heeft voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting (Wetboek art. 44, § 3, 1° derde streepje, a) en b), en<br />

art. 8) bij de overdracht of de onttrekking van een gebouw met toepassing van de btw, de<br />

volledige aftrek van de <strong>be</strong>lasting geheven van de oprichting, de verwerving of nog de<br />

onttrekking van het overgedragen gebouw moet kunnen genieten, zelfs als dit gebouw vóór de<br />

overdracht of de onttrekking geheel of gedeeltelijk gebruikt werd voor doeleinden waarvoor<br />

geen recht op aftrek <strong>be</strong>staat.<br />

De btw of het gedeelte van de btw die oorspronkelijk niet afgetrokken kon worden door de<br />

psycholoog, wordt dus aftrekbaar op het tijdstip van de verkoop;<br />

- indien hij de herziening verricht (z. art. 10, 5° van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van<br />

10 decem<strong>be</strong>r 1969):<br />

- te verrichten herziening van de oorspronkelijk in aftrek gebrachte <strong>be</strong>lasting:<br />

22.050 € x 60% = 13.230 € x 14/15 = 12.348 €.<br />

C. Personen die, anders dan in de uitoefening van een economische<br />

activiteit, een gebouw of gedeelte van een gebouw en het bijhorend<br />

terrein dat zij heb<strong>be</strong>n opgericht, laten oprichten of met voldoening van<br />

de btw heb<strong>be</strong>n verkregen, binnen de gestelde termijn, onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel, met toepassing van die <strong>be</strong>lasting overdragen of met<br />

een zakelijk recht <strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede lid, 2° van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>zwaren of die het met toepassing van de btw te hunnen bate<br />

gevestigde of aan hen overgedragen <strong>be</strong>doelde zakelijk recht binnen<br />

dezelfde termijn onder <strong>be</strong>zwarende titel met toepassing van die<br />

<strong>be</strong>lasting overdragen of wederoverdragen (z. nr. 163).<br />

190. Geen levering aan zichzelf.<br />

In hoofde van de hier <strong>be</strong>doelde personen is geen enkele <strong>be</strong>paling van artikel 12, § 1,<br />

eerste lid, van het Wetboek van toepassing. De btw die werd <strong>be</strong>taald bij de<br />

verkrijging van een nieuw gebouw of gedeelte van een nieuw gebouw en het<br />

bijhorend terrein of een zakelijk recht op een dergelijk goed, kan immers door de<br />

<strong>be</strong>trokken personen naargelang het geval slechts geheel of gedeeltelijk in aftrek<br />

worden gebracht indien die nieuwe gebouwen of gedeelten van nieuwe gebouwen en


"HOOFDSTUK VII: Onroerende goederen" 410<br />

het bijhorend terrein of een zakelijk recht op die goederen hetzij worden<br />

overgedragen hetzij die goederen met een zakelijk recht worden <strong>be</strong>zwaard. De niet<br />

vervreemde gebouwen of gedeelten van gebouwen en het bijhorend terrein of niet<br />

wederovergedragen zakelijke rechten op die goederen <strong>be</strong>vinden zich bijgevolg in elk<br />

geval met btw <strong>be</strong>zwaard in het <strong>be</strong>zit van de <strong>be</strong>trokkenen.<br />

D. Maatstaf van heffing.<br />

191-192. Principe.<br />

Indien artikel 12 van het Wetboek geldt, wordt de btw <strong>be</strong>rekend over de aankoopprijs<br />

van de goederen of van soortgelijke goederen, of indien er geen aankoopprijs is, over<br />

de kostprijs van het onttrokken goed, <strong>be</strong>rekend op het tijdstip van de onttrekking in<br />

voorkomend geval rekening houdend met het tweede en derde lid van artikel 26 en<br />

met artikel 28 van het Wetboek (Wetboek, art. 33, § 1, 1°).<br />

Ten aanzien van nieuwe gebouwen is de in aanmerking te nemen waarde de kostprijs<br />

van de oprichtingswerken van het gebouw, indien deze werken zouden uitgevoerd<br />

worden op het tijdstip waarop de onttrekking zich voordoet (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 100,<br />

blz. 790, nr. 956).<br />

Ten aanzien van de zakelijke rechten wordt er inzonderheid verwezen naar nr. 188,<br />

1°.<br />

(1 februari 2012)


I. Belastbare handelingen.<br />

(1 februari 2012)<br />

411 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

HOOFDSTUK VIII<br />

INVOER<br />

Eerste afdeling. - Algemene <strong>be</strong>palingen.<br />

193. De invoer van goederen is aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen.<br />

Krachtens artikel 3 van het Wetboek is de invoer van goederen, door wie ook, aan de<br />

<strong>be</strong>lasting onderworpen wanneer de invoer in België plaatsvindt.<br />

193/2. Algemene voorwaarden van verschuldigdheid.<br />

Het verschuldigd worden van de btw ter zake van invoer veronderstelt dat twee<br />

voorwaarden zijn vervuld:<br />

1° de handeling moet een invoer van een goed zijn als <strong>be</strong>doeld in artikel 23, § 1,<br />

van het Wetboek (z. nrs. 193/3 en 193/4);<br />

2° de invoer moet overeenkomstig de criteria <strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 2 tot 5, van<br />

het Wetboek geacht worden in België plaats te vinden (z. nr. 193/5 tot 193/7).<br />

Voorts is het voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting van geen <strong>be</strong>lang:<br />

- welke de hoedanigheid is van degene die invoert (particulier, <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

met of zonder recht op aftrek, enz. ...);<br />

- dat hij de goederen heeft verkregen ingevolge een contract (koop, schenking,<br />

inbreng in vennootschap, verdeling, enz.) of dat hij er reeds eigenaar van was<br />

door ze zelf te heb<strong>be</strong>n voortgebracht of door ze te heb<strong>be</strong>n geërfd;


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 412<br />

- dat de goederen worden ingevoerd voor privé-doeleinden dan wel hier te lande<br />

zullen worden gebruikt voor handelsdoeleinden (wederverkoop), nijverheidsdoeleinden<br />

(verwerking) of <strong>be</strong>roepsdoeleinden, of dat ze hier te lande zullen<br />

blijven of zullen worden wederuitgevoerd.<br />

Verder is het vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen<br />

dat het <strong>be</strong>ginsel van de fiscale neutraliteit waarop de communautaire<br />

regelgeving inzake btw stoelt, impliceert dat voor de toepassing van die <strong>be</strong>lasting<br />

geen algemeen onderscheid mag worden gemaakt tussen legale en illegale<br />

handelingen. In de regel zijn handelingen die een strafbaar feit uitmaken derhalve<br />

ook aan de btw onderworpen. Het Hof stelt dat een uitzondering op dat principe<br />

alleen is gerechtvaardigd in specifieke situaties waarin <strong>be</strong>paalde goederen en<br />

diensten wegens hun aard en bijzondere kenmerken niet in het legale handelsverkeer<br />

mogen worden gebracht of in de economische kringloop mogen komen en elke<br />

mededinging tussen de legale en illegale sector derhalve is uitgesloten (1) . In die<br />

optiek heeft het Hof <strong>be</strong>slist dat geen btw mag worden geheven van als smokkelgoed<br />

ingevoerde verdovende middelen, die geen deel uitmaken van het door de <strong>be</strong>voegde<br />

instanties streng <strong>be</strong>waakte economische circuit voor gebruik van medische<br />

doeleinden (arrest van 28 februari 1984 - zaak 294/82 Senta Ein<strong>be</strong>rger) en evenmin<br />

van de invoer van vals geld (arrest van 6 decem<strong>be</strong>r 1990 - zaak C-343/89 Max<br />

Witzemann).<br />

Tot slot maakt niet elke invoer van goederen in België de btw effectief opeisbaar. In<br />

<strong>be</strong>paalde gevallen voorziet het Wetboek namelijk in vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting<br />

(Wetboek, art. 39quater, 40, 42 en 44bis).<br />

A. Invoer van goederen.<br />

193/3. Begrip "invoer".<br />

Overeenkomstig artikel 23, § 1, van het Wetboek moet onder invoer worden verstaan<br />

het binnenkomen van een goed in de Gemeenschap.<br />

De invoer van een goed is dus het louter materiële feit een goed binnen te brengen op<br />

het grondgebied van de Gemeenschap zoals dat voor de toepassing van de btw wordt<br />

omschreven in artikel 1 van het Wetboek.<br />

(1) z. arresten van 2 augustus 1993 (zaak C-111/92 Wilfried Lange) en van 29 juni 2000 (zaak C-455/98).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

413 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Voor<strong>be</strong>eld.<br />

Het binnenkomen van een goed in Portugal dat vanuit de Verenigde Staten rechtstreeks naar Portugal<br />

is verzonden, is een invoer <strong>be</strong>doeld in artikel 23, § 1, van het Wetboek.<br />

193/4. Begrip "goederen".<br />

1. Algemeen.<br />

Invoer heeft uitsluitend <strong>be</strong>trekking op de lichamelijke goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 9<br />

van het Wetboek. Uit de definitie van het <strong>be</strong>grip invoer kan niet anders<br />

geconcludeerd worden dan dat de goederen roerend van aard moeten zijn.<br />

Effecten aan toonder worden voor de toepassing van de btw als onlichamelijke<br />

goederen <strong>be</strong>schouwd. De <strong>be</strong>lasting is derhalve niet verschuldigd op het binnenbrengen<br />

in de Gemeenschap van nog gangbaar geld, aandelen en obligaties.<br />

2. Douanestatus van de goederen.<br />

Alhoewel het binnenkomen in de Gemeenschap van ongeacht welk lichamelijk goed<br />

als een invoer moet worden aangemerkt, maakt artikel 23, § 1, van het Wetboek nog<br />

een onderscheid tussen goederen die de douanestatus van niet-communautaire<br />

goederen (Wetboek, art. 23, § 1, 1°) en die welke de douanestatus van communautaire<br />

goederen (Wetboek, art. 23, § 1, 2°) heb<strong>be</strong>n.<br />

Niet-communautaire goederen vallen zowel onder de douanereglementering als<br />

onder de btw-reglementering, terwijl communautaire goederen in de regel in de vrije<br />

omloop zijn in het douanegebied van de Gemeenschap en alleen zijn onderworpen<br />

aan de fiscale reglementering of aan <strong>be</strong>paalde douaneprocedures (regeling intern<br />

communautair douanevervoer) ingesteld voor fiscale doeleinden.<br />

De douanewetgeving geeft een negatieve omschrijving van het <strong>be</strong>grip niet-communautaire<br />

goederen. Het zijn namelijk alle andere dan communautaire goederen.<br />

Goederen heb<strong>be</strong>n de douanestatus van communautaire goederen wanneer ze:<br />

- geheel zijn verkregen (d.w.z. gewonnen, geoogst, geproduceerd, voortgebracht,<br />

enz.) in het douanegebied van de Gemeenschap, zonder toevoeging van<br />

goederen die zijn ingevoerd uit landen of gebieden die geen deel uitmaken van<br />

dat douanegebied;


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 414<br />

- zijn ingevoerd uit landen of gebieden die geen deel uitmaken van het<br />

douanegebied van de Gemeenschap en in het vrije verkeer zijn gebracht<br />

(z. nr. 197/3, 2);<br />

- in het douanegebied van de Gemeenschap zijn verkregen, hetzij uitsluitend uit<br />

goederen <strong>be</strong>doeld in het tweede streepje, hetzij uit goederen <strong>be</strong>doeld in het<br />

eerste en tweede streepje.<br />

Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat communautaire goederen in de<br />

regel deze douanestatus verliezen wanneer ze het douanegebied van de Gemeenschap<br />

verlaten.<br />

In afwijking van dit principe <strong>be</strong>houden communautaire goederen hun douanestatus<br />

wanneer ze onder een regeling van intern douanevervoer (z. nr. 197/3, 3, b) van één<br />

plaats in het douanegebied van de Gemeenschap naar een andere plaats in het<br />

douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd via een derde land.<br />

3. Invoer van niet-communautaire goederen.<br />

Het merendeel van de invoeren heeft <strong>be</strong>trekking op niet-communautaire goederen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 23, § 1, 1°, van het Wetboek.<br />

4. Invoer van communautaire goederen.<br />

Die in artikel 23, § 1, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde invoeren van communautaire<br />

goederen heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekking op enkele specifieke situaties.<br />

Die <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>oogt namelijk het binnenbrengen in de Gemeenschap van<br />

communautaire goederen uit delen van het douanegebied van de Gemeenschap die<br />

buiten het toepassingsgebied van de btw vallen.<br />

Het btw-gebied van de Gemeenschap zoals omschreven in artikel 1, §§ 2 tot 5, van<br />

het Wetboek stemt namelijk niet volledig overeen met het douanegebied van de<br />

Gemeenschap.<br />

Volgende delen van het douanegebied <strong>be</strong>horen niet tot het btw-gebied van de<br />

Gemeenschap (in onderhavig hoofdstuk Gemeenschap genaamd):<br />

- de Helleense <strong>be</strong>rg Athos;<br />

- de Franse overzeese departementen;<br />

- de Canarische eilanden;<br />

- de Kanaaleilanden;<br />

- de Åland eilanden (Finland).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

415 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Het in de Gemeenschap binnenbrengen van een goed herkomstig uit of in het vrije<br />

verkeer gebracht in die gebieden wordt als een invoer aangemerkt voor de toepassing<br />

van de btw, alhoewel die handeling voor de toepassing van de douanereglementering<br />

wordt aangemerkt als een loutere goederen<strong>be</strong>weging binnen het douanegebied van de<br />

Gemeenschap waarvoor op het stuk van de rechten bij invoer geen douaneformaliteiten<br />

moeten worden verricht daar ze <strong>be</strong>trekking heeft op goederen die de<br />

douanestatus van communautaire goederen heb<strong>be</strong>n.<br />

Voor<strong>be</strong>eld.<br />

Het via de luchthaven van Zaventem binnenbrengen in de Gemeenschap van een video-camera die<br />

een Belgisch toerist op de Canarische eilanden heeft gekocht is een invoer <strong>be</strong>doeld in artikel 23, § 1,<br />

2°, van het Wetboek.<br />

In onderstaande ta<strong>be</strong>l worden het btw-gebied en het douanegebied van de<br />

Gemeenschap schematisch weergegeven.<br />

Lidstaten met in<strong>be</strong>grip van met uitzondering van<br />

1. België - -<br />

2. Bulgarije - -<br />

3. Cyprus a) Akrotiri<br />

b) Dhekelia<br />

de zones van de Republiek<br />

Cyprus waarover<br />

de regering van die<br />

republiek niet feitelijk<br />

het gezag uitoefent<br />

4. Denemarken - a) Faeröereilanden<br />

b) Groenland<br />

5. Estland - -<br />

6. Duitsland - a) Helgoland<br />

b) Büsingen<br />

7. Finland - Åland-eilanden<br />

8. Frankrijk Monaco Overzeese departementen<br />

(Guyana en de<br />

eilanden Guadeloupe,<br />

Martinique en Réunion)<br />

Btw-gebied 9. Griekenland - de <strong>be</strong>rg Athos<br />

10. Groot-<br />

Brittannië en<br />

Noord-Ierland<br />

eiland Man a) de Kanaaleilanden<br />

(Jersey, Guernsey,<br />

Alderney en Sark)<br />

b) Gibraltar


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 416<br />

Douanegebie<br />

d<br />

(1 februari 2012)<br />

11. Hongarije - -<br />

12. Ierland - -<br />

13. Italië - a) Livigno<br />

b) Campione d'Italia<br />

c) nationale wateren<br />

van het meer van<br />

Lugano<br />

14. Letland - -<br />

15. Litouwen - -<br />

16. Luxemburg - -<br />

17. Malta - -<br />

18. Nederland - -<br />

19. Oostenrijk - -<br />

20. Polen - -<br />

21. Portugal - -<br />

22. Roemenië<br />

23. Slovenië - -<br />

24. Slowakije - -<br />

25. Spanje - a) Ceuta<br />

b) Melilla<br />

c) de Canarische<br />

eilanden<br />

26. Tsjechië - -<br />

27. Zweden - -<br />

Btw- gebied<br />

+<br />

- de <strong>be</strong>rg Athos<br />

- de Franse overzeese departementen<br />

- de Canarische eilanden<br />

- de Kanaaleilanden<br />

- de Åland-eilanden


B. Plaats van invoer.<br />

193/5. Criteria.<br />

(1 februari 2012)<br />

417 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

De invoer van een goed is slechts aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen wanneer die invoer<br />

in België plaatsvindt (Wetboek, art. 3).<br />

Overeenkomstig artikel 23, § 2, van het Wetboek vindt een invoer hier te lande plaats<br />

wanneer de Lidstaat van invoer België is. De criteria voor het <strong>be</strong>palen van de<br />

Lidstaat van invoer zijn opgesomd in de §§ 3 tot 5 van die <strong>be</strong>paling.<br />

193/6. Beginsel.<br />

Luidens de algemene regel vervat in artikel 23, § 3, van het Wetboek vindt de invoer<br />

van een goed plaats in de Lidstaat op het grondgebied waarvan het zich <strong>be</strong>vindt ten<br />

tijde van het binnenkomen in de Gemeenschap.<br />

193/7. Uitzonderingen.<br />

Zowel voor niet-communautaire als voor communautaire goederen <strong>be</strong>helst dat<br />

algemeen principe evenwel een aantal uitzonderingen ingesteld bij artikel 23, §§ 4 en<br />

5, van het Wetboek.<br />

Die afwijkende regels heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekking op goederen die zijn geplaatst onder één<br />

van de opschortende regelingen inzake rechten bij invoer of <strong>BTW</strong> <strong>be</strong>doeld in die<br />

<strong>be</strong>paling.<br />

1. Niet-communautaire goederen.<br />

Artikel 23, § 3, van het Wetboek vindt geen toepassing wanneer een niet-communautair<br />

goed vanaf het binnenkomen in de Gemeenschap overeenkomstig de<br />

douanereglementering wordt geplaatst onder één van de volgende regelingen tot<br />

opschorting van de heffing van de rechten bij invoer:


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 418<br />

a) de regeling van tijdelijke opslag (z. nr. 197/3, 1);<br />

b) de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij<br />

invoer (z. nr. 197/3, 7, a);<br />

c) de regeling voor extern douanevervoer (z. nr. 197/3, 3, a);<br />

d) de regeling van vrije zones of vrije entrepots (z. nr. 197/3, 9);<br />

e) de regeling van douane-entrepots (z. nr. 197/3, 4);<br />

f) de regeling van actieve veredeling met toepassing van het schorsingssysteem<br />

(z. nr. 197/3, 5, a);<br />

g) de regeling inzake de in de territoriale zee toegelaten goederen voor boor- en<br />

werkeilanden.<br />

In dat geval vindt de invoer plaats in de Lidstaat op het grondgebied waarvan het<br />

goed aan die regelingen wordt onttrokken (Wetboek, artikel 23, § 4).<br />

De hiervoor opgesomde opschortende regelingen heb<strong>be</strong>n een voorlopig karakter en<br />

worden normaliter gezuiverd door de goederen te <strong>be</strong>stemmen voor de interne markt<br />

van de Gemeenschap of voor de wederuitvoer uit het douanegebied van de<br />

Gemeenschap.<br />

Goederen die aan één van voornoemde regelingen worden onttrokken om in de<br />

Gemeenschap op de markt te worden gebracht, te worden aangewend voor particulier<br />

gebruik of te worden geconsumeerd, moeten overeenkomstig de douanereglementering,<br />

in het vrije verkeer worden gebracht.<br />

"Het in het vrije verkeer brengen van goederen" houdt in dat de ter zake<br />

voorgeschreven invoerformaliteiten worden verricht, de verschuldigde rechten bij<br />

invoer worden <strong>be</strong>taald en wordt nagegaan of de goederen voldoen aan de<br />

communautaire en nationale voorschriften inzake handelspolitiek, veiligheid,<br />

volksgezondheid en dergelijke (z. nr. 197/3, 2).<br />

Ingevolge artikel 23, § 4, van het Wetboek worden de btw en de rechten bij invoer in<br />

de regel in dezelfde Lidstaat voldaan.<br />

Op grond van die <strong>be</strong>paling is de invoer van een goed normaliter aan de btw<br />

onderworpen in de Lidstaat waar dat goed in het vrije verkeer wordt gebracht voor de<br />

rechten bij invoer.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

419 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Opgemerkt weze dat een goed achtereenvolgens onder verschillende opschortende<br />

regelingen inzake douane kan worden geplaatst.<br />

Zo kan een goed bij het binnenkomen in de Gemeenschap onder een regeling van<br />

tijdelijke opslag worden geplaatst, vervolgens onder een regeling van douaneentrepot<br />

en uiteindelijk het douane-entrepot verlaten onder een regeling voor extern<br />

douanevervoer. De invoer van dat goed is aan de btw onderworpen in de Lidstaat<br />

waar het goed, ter aanzuivering van de regeling voor extern douanevervoer, in het<br />

vrije verkeer wordt gebracht.<br />

Uit de regel ingesteld bij artikel 23, § 4, van het Wetboek blijkt bovendien dat er<br />

geen invoer in België plaatsvindt (en dus geen <strong>be</strong>lastbare handeling) wanneer een<br />

goed in België de Gemeenschap binnenkomt, onmiddellijk wordt geplaatst onder een<br />

opschortende regeling inzake douane <strong>be</strong>doeld in die <strong>be</strong>paling en onder die regeling<br />

het Belgisch grondgebied verlaat. In dat verband wordt opgemerkt dat een goed<br />

geplaatst onder één van de opschortende regelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 23, § 4, van<br />

het wetboek dat ter zuivering van die regeling de wederuitvoer als douane<strong>be</strong>stemming<br />

krijgt en het douanegebied van de Gemeenschap verlaat, voor de<br />

toepassing van de <strong>BTW</strong> geacht wordt niet aan die opschortende regeling te zijn<br />

onttrokken. Dergelijke goederen<strong>be</strong>weging geeft dan ook geen aanleiding tot een<br />

<strong>be</strong>lastbare invoer in een Lidstaat van de Gemeenschap.<br />

Het louter materiele feit van een niet-communautair goed in België binnen te<br />

brengen is dus niet noodzakelijk een <strong>be</strong>lastbare handeling.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een in de Verenigde Staten gevestigde fabrikant verkoopt goederen aan een in Duitsland gevestigde<br />

persoon. De goederen komen de Gemeenschap binnen via Antwerpen.<br />

1ste veronderstelling.<br />

De goederen worden in Antwerpen in het vrije verkeer gebracht op het stuk van de rechten bij invoer<br />

alvorens naar Duitsland te worden vervoerd. Overeenkomstig de algemene regel van artikel 23, § 3,<br />

van het Wetboek vindt de invoer in België plaats en moeten de goederen hier te lande voor het<br />

verbruik worden aangegeven (z. nr. 197).<br />

2de veronderstelling.<br />

De goederen worden in Antwerpen onder een regeling van douane-entrepot geplaatst en vervolgens<br />

onder een regeling voor extern communautair douanevervoer naar Duitsland vervoerd om er in het<br />

vrije verkeer te worden gebracht. De invoer vindt plaats in Duitsland waar de goederen aan de<br />

regeling voor extern communautair douanevervoer worden onttrokken en is derhalve niet aan de<br />

Belgische btw onderworpen.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 420<br />

3de veronderstelling.<br />

De goederen worden in Antwerpen onder een regeling douane-entrepot geplaatst. Bij de uitslag uit<br />

dat entrepot worden ze in het vrije verkeer gebracht met het oog op hun vervoer naar Duitsland.<br />

Luidens artikel 23, § 4, van het Wetboek vindt de invoer plaats in België, land waar de goederen<br />

worden onttrokken aan de regeling douane-entrepot. De goederen moeten in België voor het verbruik<br />

worden aangegeven.<br />

4de veronderstelling<br />

De goederen worden in Antwerpen onder een regeling douane-entrepot geplaatst. Bij de uitslag uit<br />

dat entrepot krijgen die goederen de wederuitvoer als douane<strong>be</strong>stemming en worden ze naar Rusland<br />

vervoerd waar ze door de Duitse koper zullen worden gebruikt voor prospectiedoeleinden. De<br />

goederen worden niet in het vrije verkeer gebracht in de Gemeenschap en worden voor de toepassing<br />

van de <strong>BTW</strong> geacht de Gemeenschap te heb<strong>be</strong>n verlaten zonder aan de regeling douane-entrepot te<br />

zijn onttrokken. De invoer van die goederen heeft dus noch rechten bij invoer noch <strong>BTW</strong> opeisbaar<br />

gemaakt in de Gemeenschap.<br />

Het algemeen <strong>be</strong>ginsel dat btw en rechten bij invoer bij het in het vrije verkeer<br />

brengen van de goederen in dezelfde Lidstaat worden voldaan, is evenwel niet<br />

absoluut.<br />

In het kader van de grensoverschrijdende vergunning douane-entrepot en de<br />

grensoverschrijdende vergunning actieve veredeling (schorsingssysteem) waarin de<br />

communautaire douanewetgeving voorziet, vallen de Lidstaat waar de goederen in<br />

het vrije verkeer (voor de rechten bij invoer) worden gebracht en de Lidstaat waar de<br />

goederen voor het verbruik (voor de btw) worden aangegeven, namelijk niet<br />

noodzakelijk samen. Het predikaat "grensoverschrijdende" duidt erop dat voornoemde<br />

vergunningen niet alleen gelden voor de Lidstaat die ze heeft uitgereikt,<br />

maar ook voor alle andere Lidstaten welke in die vergunning worden vermeld.<br />

De grensoverschrijdende vergunning douane-entrepot laat toe om goederen in meer<br />

dan één Lidstaat onder de regeling van het particulier douane-entrepot te plaatsen<br />

door hun opslag in een erkend entrepot op grond van een enige vergunning die wordt<br />

uitgereikt door de douaneautoriteiten van de Lidstaat waar de hoofdboekhouding van<br />

de entreposeur wordt bijgehouden. Onder entreposeur wordt de titularis van de<br />

vergunning douane-entrepot verstaan, d.w.z. de persoon die door de Administratie<br />

der douane en accijnzen gemachtigd is het entrepot te <strong>be</strong>heren.<br />

Wanneer van de regeling douane-entrepot wordt afgezien om de goederen in het vrije<br />

verkeer te brengen moet de aangifte voor het vrije verkeer worden ingediend in de<br />

Lidstaat die de grensoverschrijdende vergunning heeft uitgereikt, ongeacht of het<br />

douane-entrepot waaruit de goederen worden uitgeslagen zich in die Lidstaat dan wel<br />

in een andere Lidstaat <strong>be</strong>vindt. Voor de toepassing van de btw evenwel vindt de<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

421 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

invoer plaats en moeten de goederen voor het verbruik worden aangegeven in de<br />

Lidstaat op het grondgebied waarvan zich het douane-entrepot <strong>be</strong>vindt waaruit ze<br />

materieel worden uitgeslagen om in het vrije verkeer te worden gebracht.<br />

De grensoverschrijdende vergunning actieve veredeling met toepassing van het<br />

schorsingssysteem laat toe uit derde landen afkomstige goederen in meer dan één<br />

Lidstaat te veredelen op grond van een enige vergunning die wordt uitgereikt door de<br />

douaneautoriteiten van de Lidstaat waar de hoofdboekhouding van de aanvrager<br />

wordt bijgehouden.<br />

Het gedeelte van de goederen dat niet wordt wederuitgevoerd moet voor de<br />

toepassing van de rechten bij invoer in het vrije verkeer worden gebracht in de<br />

Lidstaat die de enige vergunning heeft uitgereikt. Het is daarbij van geen <strong>be</strong>lang dat<br />

de goederen zich al dan niet in die Lidstaat <strong>be</strong>vinden. Op het stuk van de btw moeten<br />

de goederen voor het verbruik worden aangegeven in de Lidstaat op het grondgebied<br />

waarvan ze zich effectief <strong>be</strong>vinden op het tijdstip dat ze aan de regeling actieve<br />

veredeling worden onttrokken om in het vrije verkeer te worden gebracht.<br />

Ook in de gevallen waarin de plaats van het ontstaan van de douaneschuld wordt<br />

<strong>be</strong>paald op grond van artikel 215, § 4, van het Communautaire Douanewetboek,<br />

kunnen de rechten bij invoer en de btw in onderscheiden Lidstaten verschuldigd zijn.<br />

Die <strong>be</strong>paling stelt dat indien de douane van een Lidstaat vaststelt dat ingevolge<br />

artikel 202 van het Communautair Douanewetboek een douaneschuld is ontstaan (1)<br />

in een andere Lidstaat dan die waar de vaststelling wordt gedaan, die douaneschuld<br />

wordt geacht te zijn ontstaan op de plaats van vaststelling indien het <strong>be</strong>drag ervan<br />

kleiner is dan 5.000 EUR.<br />

De btw-reglementering kent evenwel geen gelijkaardige <strong>be</strong>paling. In tegenstelling tot<br />

de rechten bij invoer, moet de btw steeds worden voldaan in de Lidstaat waarin<br />

overeenkomstig artikel 23 van het Btw-Wetboek de invoer en dus het <strong>be</strong>lastbaar feit<br />

inzake btw heeft plaatsgevonden, ongeacht het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde btw.<br />

Wanneer de plaats van het ontstaan van de douaneschuld moet worden <strong>be</strong>paald<br />

overeenkomstig artikel 215, § 4, van het Communautair Douane-wetboek en het voor<br />

de toepassing van de btw vaststaat dat de invoer heeft plaatsgevonden in een andere<br />

Lidstaat dan deze waarin het ontstaan van de douaneschuld werd vastgesteld, dienen<br />

de rechten bij invoer en de btw dus in onderscheiden Lidstaten te worden voldaan.<br />

(1) Het <strong>be</strong>treft situaties waarin de douaneschuld ontstaat door goederen op onregelmatige wijze in het douanegebied<br />

van de Gemeenschap binnen te brengen of door goederen die zich in vrije zones of in een vrij entrepot <strong>be</strong>vinden op<br />

onregelmatige wijze in een ander deel van dat douanegebied binnen te brengen.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 422<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. De Belgische Administratie der douane en accijnzen heeft aan een in België gevestigde<br />

groothandelaar een enige vergunning uitgereikt om uit derde landen afkomstige goederen<br />

rechtstreeks in België, Duitsland en Italië binnen te brengen en er te stockeren in opslagplaatsen<br />

die door de douaneautoriteiten van die landen zijn erkend als particulier douaneentrepot.<br />

Wanneer goederen uit die entrepots worden weggenomen om te worden geleverd aan kleinhandelaars<br />

die zijn gevestigd in de Lidstaat op het grondgebied waarvan het <strong>be</strong>trokken douane-entrepot is<br />

gelegen, zal de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen moeten worden ingediend in België,<br />

land dat de enige vergunning heeft uitgereikt. Het feit dat de goederen die uit een Duits of Italiaans<br />

entrepot worden uitgeslagen, nooit in België worden binnengebracht, doet daaraan geen afbreuk.<br />

Voor de toepassing van de btw moeten de goederen respectievelijk in België, Duitsland of Italië voor<br />

het verbruik worden aangegeven, naargelang ze uit een Belgisch, Duits dan wel Italiaans douaneentrepot<br />

worden uitgeslagen.<br />

2. De Britse autoriteiten heb<strong>be</strong>n een in Groot-Brittannië gevestigde maakloonwerker gemachtigd uit<br />

derde landen afkomstige garens onder een regeling actieve veredeling (schorsingssysteem) te plaatsen<br />

om in Groot-Brittannië te worden geverfd en ze vervolgens met <strong>be</strong>houd van die regeling naar België<br />

te versturen om er door een onderaannemer tot dekens te worden geweven.<br />

Een deel van de aldus vervaardigde dekens wordt niet wederuitgevoerd naar een derde land, maar<br />

hier te lande verkocht aan een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige. Die koper komt de dekens ophalen bij de<br />

in België gevestigde onderaannemer.<br />

Bij ontstentenis van uitvoer moeten de verkochte dekens in het vrije verkeer worden gebracht in<br />

Groot-Brittannië, land dat de enige vergunning actieve veredeling heeft uitgereikt. De des<strong>be</strong>treffende<br />

aangifte ten verbruik moet evenwel in België worden gedaan, land waar de goederen zich <strong>be</strong>vinden op<br />

het tijdstip dat ze aan de regeling actieve veredeling (schorsingssysteem) worden onttrokken om (in<br />

Groot-Brittannië) in het vrije verkeer te worden gebracht.<br />

3. Voor in het douanegebied van de Gemeenschap binnengebrachte goederen werden de in artikel 38<br />

en volgende van het Communautair Douanewetboek voorgeschreven formaliteiten niet vervuld. Bij<br />

een routinecontrole stellen de douaneambtenaren van de motorbrigade van Gent vast dat de goederen<br />

niet communautair zijn.<br />

Uit inlichtingen van de Duitse douane blijkt dat die goederen op onregelmatige wijze Duitsland werd<br />

binnengebracht via Hamburg. De douaneschuld <strong>be</strong>draagt 4.975 EUR.<br />

Alhoewel de douaneschuld in werkelijkheid in Duitsland is ontstaan, wordt ze op grond van<br />

artikel 215, § 4, van het Communautair Douanewetboek, geacht te zijn ontstaan in België. De rechten<br />

bij invoer moeten dan ook in België worden <strong>be</strong>taald. Op het stuk van de btw heeft de invoer evenwel<br />

plaatsgevonden in Duitsland, land waar de goederen de Gemeenschap werden binnengebracht. De ter<br />

zake van invoer verschuldigde btw moet derhalve in Duitsland worden voldaan.


(1 februari 2012)<br />

423 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Naast de opschortende douanestelsels opgesomd in artikel 23, § 4, van het Wetboek,<br />

voorziet de communautaire douanewetgeving nog in drie andere opschortende of<br />

economische regelingen, met name:<br />

- de actieve veredeling met terug<strong>be</strong>talingssysteem (z. nr. 197/3, 5, b);<br />

- de <strong>be</strong>handeling onder douanetoezicht (z. nr. 197/3, 6);<br />

- de tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer<br />

(z. nr. 197/3, 7, b).<br />

Niet-communautaire goederen die in een Lidstaat worden geplaatst onder één van de<br />

drie opschortende of economische douaneregelingen die niet zijn <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 23, § 4, van het wetboek, worden, overeenkomstig de criteria inzake<br />

plaats<strong>be</strong>paling van de invoer, geacht in die Lidstaat te zijn ingevoerd en zijn er<br />

derhalve aan de btw onderworpen.<br />

2. Communautaire goederen.<br />

De algemene regel van artikel 23, § 3, van het Wetboek is evenmin toepasselijk<br />

wanneer communautaire goederen vanaf het binnenkomen in de Gemeenschap onder<br />

één van navolgende regelingen worden geplaatst:<br />

- de regeling voor intern communautair douanevervoer (z. nr. 197/3, 3, b);<br />

- de fiscale regeling van tijdelijke opslag, tijdelijke invoer, entrepot of actieve<br />

veredeling (z. nr. 250).<br />

Naar analogie van het <strong>be</strong>paalde sub 1 hiervoor vindt de invoer alsdan plaats in de<br />

Lidstaat op het grondgebied waarvan het goed aan één van voornoemde regelingen<br />

wordt onttrokken (Wetboek, art. 23, § 5).<br />

II. Voorwaarden waaronder de goederen op het grondgebied van het<br />

Rijk mogen worden gebracht.<br />

194. Binnenbrengen van niet-communautaire goederen.<br />

Voor niet-communautaire goederen die België binnenkomen geldt de douanereglementering,<br />

ook al gaat het om goederen die wegens hun aard of hun herkomst of<br />

om enige andere reden niet aan rechten bij invoer onderworpen zijn.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 424<br />

Ingevolge die reglementering zijn niet-communautaire goederen die in het douanegebied<br />

van de Gemeenschap worden binnengebracht vanaf het ogenblik van hun<br />

binnenkomst aan douanetoezicht onderworpen tot het ogenblik waarop ze de status<br />

van communautaire goederen krijgen, in een vrije zone of een vrij entrepot worden<br />

binnengebracht, worden vernietigd of uit het douanegebied worden wederuitgevoerd.<br />

De niet-communautaire goederen moeten in het douanegebied van de Gemeenschap<br />

worden gebracht langs <strong>be</strong>paalde wegen die naar een douanekantoor leiden, waar de<br />

goederen moeten worden vertoond en aangegeven tijdens de openingsuren van dat<br />

kantoor. De verplichting de goederen te vertonen en aan te geven geldt zowel voor de<br />

goederen waarvoor rechten bij invoer of accijns moet worden <strong>be</strong>taald als voor de<br />

goederen die van die rechten zijn vrijgesteld. De aldus bij de douane aangebrachte<br />

goederen moeten een toegestane douane<strong>be</strong>stemming krijgen. In afwachting van het<br />

krijgen van die <strong>be</strong>stemming kunnen ze ook in tijdelijke opslag worden geplaatst.<br />

Niet-communautaire goederen kunnen één van volgende douane<strong>be</strong>stemmingen<br />

krijgen:<br />

- plaatsing van de goederen onder een douaneregeling;<br />

- binnenbrengen van de goederen in een vrije zone of in een vrij entrepot;<br />

- wederuitvoer van de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap;<br />

- vernietiging van de goederen;<br />

- afstand van de goederen aan de Schatkist.<br />

Het merendeel van de niet-communautaire goederen die het douanegebied van de<br />

Gemeenschap worden binnengebracht krijgen een douaneregeling als <strong>be</strong>stemming,<br />

met name:<br />

- het in het vrije verkeer brengen;<br />

- het douanevervoer;<br />

- het douane-entrepot;<br />

- de actieve veredeling;<br />

- de <strong>be</strong>handeling onder douanetoezicht;<br />

(1 februari 2012)


- de tijdelijke invoer;<br />

- of de passieve veredeling.<br />

(1 februari 2012)<br />

425 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Voornoemde <strong>be</strong>stemmingen en regelingen worden bondig <strong>be</strong>sproken in nr. 197/3.<br />

195. Binnenbrengen van communautaire goederen.<br />

Voor de communautaire goederen die worden vervoerd of verzonden vanuit een<br />

derdelandsgebied en België binnenkomen, ofwel rechtstreeks, ofwel na in een andere<br />

Lidstaat te zijn geplaatst onder één van de fiscale regelingen die equivalent zijn aan<br />

de regelingen <strong>be</strong>doeld in nr. 193/7, eerste lid, a, b, d tot g, en/of onder een regeling<br />

voor intern communautair douanevervoer, wordt de douanereglementering toepasselijk<br />

gemaakt, onder meer wat <strong>be</strong>treft de kantoren en wegen waarlangs de goederen<br />

mogen worden binnengebracht, de verplichting de goederen op die kantoren te<br />

vertonen en aan te geven en de uren tijdens dewelke die formaliteiten moeten worden<br />

verricht.<br />

De <strong>be</strong>doelde goederen kunnen in België onder een fiscale regeling van tijdelijke<br />

opslag, entrepot, actieve veredeling of tijdelijke invoer worden geplaatst en<br />

verblijven op voorwaarde dat, indien het om niet-communautaire goederen zou gaan,<br />

die goederen overeenkomstig de douanereglementering onder een regeling van tijdelijke<br />

opslag, entrepot, actieve veredeling met toepassing van het schorsingssysteem<br />

of onder een regeling van tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij<br />

invoer konden worden geplaatst en verblijven. Ze kunnen België ook worden<br />

binnengebracht onder een regeling van intern communautair douanevervoer of hier te<br />

lande onder die douaneregeling worden geplaatst.<br />

196. Aangifte van de goederen.<br />

De aangifte wordt in de regel elektronisch of schriftelijk gedaan (1) .<br />

Wanneer niet-communautaire goederen een douaneregeling als <strong>be</strong>stemming krijgen<br />

(z. nr. 194) of wanneer communautaire goederen onder een regeling intern communautair<br />

douanevervoer worden geplaatst of onder een fiscale regeling van tijdelijke<br />

(1) In <strong>be</strong>paalde specifieke gevallen kan de aangifte ook mondeling worden gedaan of door het verrichten van een<br />

andere handeling waarmee de invoerder te kennen geeft dat hij de goederen onder een douaneregeling wenst te<br />

plaatsen.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 426<br />

opslag, entrepot, actieve veredeling of tijdelijke invoer (z. nr. 195) geschiedt de<br />

schriftelijke aangifte meestal met een formulier "Enig document" <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 205 van de Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli<br />

1993. Dat document wordt in alle Lidstaten van de Gemeenschap gebruikt voor<br />

goederen<strong>be</strong>wegingen waarvoor overeenkomstig de douanereglementering een<br />

schriftelijke aangifte is vereist.<br />

Het "Enig document" wordt eveneens gebruikt voor (niet-communautaire of<br />

communautaire) goederen die in België zijn ingevoerd en derhalve voor het verbruik<br />

moeten worden aangegeven (z. nr. 197).<br />

Initieel kon het formulier "Enig document" uitsluitend op papier worden ingediend.<br />

In het kader van het project "Paperless douane en accijnzen (PLDA)" dat een<br />

papierloze douaneomgeving nastreeft, heeft de Belgische douane evenwel vanaf juni<br />

2007 de mogelijkheid gecreëerd om het formulier "Enig document" op elektronische<br />

wijze in te dienen. Op termijn zal deze wijze van indiening algemeen verplicht<br />

worden.<br />

Op het stuk van de invoer is thans de elektronische aangifte alleen verplicht wanneer:<br />

- douane-agentschappen een douane-aangifte op een formulier "Enig document"<br />

indienen;<br />

- goederen onder een regeling douanevervoer worden geplaatst met een<br />

formulier "Enig document" of met een NCTS-aangifte.<br />

In alle andere gevallen kan het formulier "Enig document" elektronisch of schriftelijk<br />

worden ingediend. De elektronische aangifte wordt ingediend op het Enig kantoor<br />

van de douane dat <strong>be</strong>voegd is voor het gehele Belgische grondgebied. De schriftelijke<br />

aangifte wordt daarentegen gedaan op het hulpkantoor van dat Enig kantoor<br />

dat <strong>be</strong>voegd is voor de plaats waar de goederen worden aangeboden.<br />

PLDA heeft niets gewijzigd aan de wijze waarop het Enig document moet worden<br />

ingevuld.<br />

De Instructie "Enig document" van de Administratie der douane en accijnzen <strong>be</strong>vat<br />

een commentaar op de wijze van invulling en het gebruik van dat formulier.<br />

(1 februari 2012)


197. Bestemming van de in België ingevoerde goederen.<br />

(1 februari 2012)<br />

427 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Goederen die overeenkomstig artikel 23 van het Wetboek in België zijn ingevoerd<br />

moeten voor de toepassing van de btw het verbruik als <strong>be</strong>stemming krijgen.<br />

Wanneer niet-communautaire goederen in België in het vrije verkeer worden<br />

gebracht, ofwel onmiddellijk bij het binnenkomen in de Gemeenschap, ofwel bij de<br />

onttrekking van die goederen in België aan een regeling tot opschorting van de<br />

heffing van de rechten bij invoer <strong>be</strong>doeld in nr. 193/7, 1, moeten die goederen<br />

derhalve tegelijkertijd voor het verbruik worden aangegeven op het stuk van de btw.<br />

Niet-communautaire goederen die onder voornoemde omstandigheden hier te lande<br />

worden geplaatst onder een douaneregeling van actieve veredeling met terug<strong>be</strong>talingssysteem<br />

(z. nr. 197/3, 5, b), van <strong>be</strong>handeling onder douanetoezicht<br />

(z. nr. 197/3, 6) of van tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij<br />

invoer (z. nr. 197/3, 7 b), moeten eveneens worden in verbruik gesteld op het tijdstip<br />

dat ze voor die douaneregeling worden aangegeven.<br />

De aangifte ten verbruik ge<strong>be</strong>urt met voldoening van de btw (z. afdeling 2) of met<br />

vrijstelling van de btw (z. afdeling 3).<br />

III. Wisselwerking tussen de douanereglementering en de btw-wetgeving.<br />

197/2. Algemeen.<br />

Uit het <strong>be</strong>paalde in de nrs. 193/7 e.v. blijkt dat er een grote wisselwerking <strong>be</strong>staat<br />

tussen de douanereglementering en de btw-wetgeving inzake invoer. In het nr. 197/3<br />

wordt een <strong>be</strong>knopte commentaar gegeven op de regelingen waaronder goederen<br />

overeenkomstig de douanereglementering kunnen worden geplaatst en de gevolgen<br />

ervan voor de toepassing van de btw.<br />

Wanneer er hierna sprake is van aangiften IM, EU of CO, (eventueel) met vermelding<br />

van een regeling die met een tweecijfercode is aangeduid, wordt daaronder<br />

verstaan een formulier "Enig document".<br />

De lettercombinaties "IM", "EU" en "CO" zijn de codes die in het eerste deelvak van<br />

vak 1 van het Enig document moeten worden vermeld. Ze worden als volgt gebruikt:


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 428<br />

- IM: in het handelsverkeer met landen en gebieden die zich buiten het<br />

douanegebied van de Gemeenschap <strong>be</strong>vinden, met uitzondering van de EVAlanden<br />

(1) ; die code wordt uitsluitend gebruikt voor invoer<strong>be</strong>wegingen;<br />

- EU : in het handelsverkeer met EVA-landen (1) , en dit zowel voor invoer- als<br />

voor uitvoer<strong>be</strong>wegingen;<br />

CO : wordt voornamelijk gebruikt voor communautaire goederen in het<br />

handelsverkeer tussen het delen van het douanegebied die buiten het btw-gebied van<br />

de Gemeenschap zijn gelegen en delen van dat douanegebied die in het btw-gebied<br />

van de Gemeenschap zijn gelegen; ook deze code wordt zowel voor invoer- als voor<br />

uitvoer<strong>be</strong>wegingen gebruikt.<br />

Ingevolge de invoering van een nieuwe "Toelichting op het Enig document" die de<br />

wijze <strong>be</strong>paalt waarop dat formulier moet worden ingevuld, kan de toegepaste<br />

regeling, in tegenstelling tot hetgeen vroeger het geval was (2) niet meer uit vak 1van<br />

die aangifte worden afgeleid maar dient daartoe het eerste deelvak van vak 37 te<br />

worden geraadpleegd. De in dat deelvak in te vullen gegevens <strong>be</strong>staan uit een<br />

viercijfercode waarvan de eerste twee cijfers de gevraagde regeling en de laatste<br />

twee cijfers de voorafgaande regeling aanduiden.<br />

197/3. Douane<strong>be</strong>stemmingen en - regelingen.<br />

1. Tijdelijke opslag.<br />

Goederen die het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht moeten<br />

onverwijld naar een douanekantoor of een andere door de douane aanvaarde of<br />

aangeduide plaats worden overgebracht.<br />

Voor de aldus bij de douane aangebrachte goederen moet, in principe, een summiere<br />

aangifte worden gedaan met een vrachtlijst 126 eventueel aangevuld met een<br />

vrachtlijst 126 C. In afwachting dat de goederen een douane<strong>be</strong>stemming krijgen,<br />

mogen zij onder dekking van die documenten onder de regeling van tijdelijke opslag<br />

worden geplaatst gedurende een termijn van vijfenveertig dagen bij vervoer over zee<br />

en twintig dagen bij ander vervoer.<br />

(1) Onder EVA-landen worden niet alleen verstaan de landen die lid zijn van de Europese Vrijhandelsassociatie<br />

(IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland), maar ook de andere partijen bij de overeenkomsten<br />

"Gemeenschappelijk douanevervoer" en "vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer", met<br />

uitzondering van de Gemeenschap.<br />

(2) Voor het in voege treden van de nieuwe “Toelichting op het Enig document” verwees het cijfer aangebracht in het<br />

tweede deelvak van vak 1 naar de tweecijfercode die in het eerste deelvak van vak 37 van het Enig document moest<br />

worden vermeld om aan te duiden voor welke regeling de goederen waren aangegeven.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

429 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Overeenkomstig artikel 23, § 4, 1°, van het Wetboek vindt er geen invoer in België<br />

plaats zolang niet-communautaire goederen zich hier te lande onder een regeling<br />

tijdelijke opslag <strong>be</strong>vinden.<br />

2. Het in het vrije verkeer brengen.<br />

Niet-communautaire goederen die <strong>be</strong>stemd zijn om op de markt van de<br />

Gemeenschap te worden gebracht of <strong>be</strong>stemd zijn voor particulier gebruik of voor<br />

consumptie binnen de Gemeenschap, worden in het vrije verkeer gebracht. Zij<br />

verkrijgen daardoor de douanestatus van communautaire goederen. In het vrije<br />

verkeer gebrachte goederen mogen dan ook in het douanegebied van de<br />

Gemeenschap worden vervoerd, opgeslagen en verhandeld zonder dat ze aan<br />

douanetoezicht zijn onderworpen.<br />

Het in het vrije verkeer brengen houdt in dat:<br />

- de invoerformaliteiten worden verricht die voor deze douane<strong>be</strong>stemming zijn<br />

voorgeschreven (indienen van aangifte met overlegging van de bijhorende<br />

documenten en het ter verificatie aanbieden van de goederen aan de douane);<br />

- de wettelijk verschuldigde rechten bij invoer worden <strong>be</strong>taald (douanerechten en<br />

heffingen van gelijke werking, <strong>be</strong>lastingen bij invoer die zijn vastgesteld in het<br />

kader van het gemeenschappelijk landbouw<strong>be</strong>leid of in het kader van<br />

specifieke regelingen die van toepassing zijn op <strong>be</strong>paalde goederen die door<br />

verwerking van landbouwproducten zijn verkregen);<br />

- wordt nagegaan of de goederen voldoen aan de communautaire en nationale<br />

voorschriften inzake handelspolitiek (bvb kwantitatieve <strong>be</strong>perkingen en invoerverboden),<br />

alsmede aan voorschriften inzake veiligheid, volksgezondheid en<br />

dergelijke.<br />

Het in het vrije verkeer brengen geschiedt in de regel met een formulier "Enig<br />

document" gevalideerd als:<br />

- aangifte IM of EU, regeling 01 of 02 wanneer de goederen enkel in het vrije<br />

verkeer worden gebracht (bvb. het in het vrije verkeer brengen van goederen in<br />

delen van het douanegebied die buiten het toepassingsgebied van de btw<br />

vallen);<br />

- aangifte IM of EU, regeling 40, 41, 42, 43, 45 of 48 wanneer de goederen<br />

tegelijkertijd in het vrije verkeer worden gebracht en voor het verbruik worden<br />

aangegeven voor de toepassing van de btw;


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 430<br />

- aangifte IM of EU, regeling 61, 63 of 68 wanneer tijdelijk uit het douanegebied<br />

van de Gemeenschap uitgevoerde goederen worden wederingevoerd en gelijktijdig<br />

in het vrije verkeer worden gebracht en ten verbruik worden aangegeven.<br />

Wanneer niet-communautaire goederen hier te lande in het vrije verkeer worden<br />

gebracht, ofwel onmiddellijk bij het binnenkomen van die goederen in de Gemeenschap,<br />

ofwel bij de onttrekking ervan in België aan een regeling tot opschorting van<br />

de heffing van rechten bij invoer <strong>be</strong>doeld in nr. 193/7, 1, vindt er een invoer plaats in<br />

België en moeten de goederen voor het verbruik worden aangegeven op het stuk van<br />

de btw.<br />

Dit geldt evenwel niet voor goederen die onder het douanestelsel van de bijzondere<br />

<strong>be</strong>stemmingen worden gebruikt om integrerend deel uit te maken van in de<br />

territoriale zee gelegen boor- of werkeilanden of dienen voor de <strong>be</strong>voorrading van<br />

die eilanden, situatie <strong>be</strong>doeld artikel 23, § 4, 7°, van het Wetboek.<br />

In het kader van dat douanestelsel worden goederen die <strong>be</strong>stemd zijn om voor<br />

voornoemde doeleinden te worden aangewend, in het vrije verkeer gebracht zonder<br />

heffing van de douanerechten. Ze genieten van een zogenaamd “nulrecht”. De nietheffing<br />

van de douanerechten is evenwel niet definitief. Alhoewel de goederen<br />

ingevolge hun aangifte voor het vrije verkeer de douanestatus van communautaire<br />

goederen heb<strong>be</strong>n gekregen, blijven ze aan het douanetoezicht en de eventuele heffing<br />

van douanerechten onderworpen. Dat toezicht eindigt pas wanneer de goederen uit<br />

het douanegebied van de Gemeenschap worden uitgevoerd, of worden vernietigd of<br />

ook wanneer de douane toestaat dat ze worden gebruikt voor andere doeleinden dan<br />

die welke zijn voorgeschreven voor de toepassing van het nulrecht. In dat laatste<br />

geval kan het toegepast nulrecht niet worden gehandhaafd en moeten de niet geheven<br />

douanerechten worden voldaan. Wanneer de goederen worden uitgevoerd of onder<br />

douanetoezicht volledig worden vernietigd, dient niet op het toegepaste nulrecht te<br />

worden teruggekomen. Wanneer er bij de vernietiging resten en/of afvallen ontstaan<br />

die niet worden uitgevoerd, dienen de douanerechten te worden voldaan waaraan die<br />

recuperatieproducten zijn onderworpen.<br />

Op het stuk van de btw vindt er ingevolge het <strong>be</strong>paalde in de artikelen 23, § 4, 7°, en<br />

24, § 1, tweede lid, van het Wetboek geen invoer in België en dus geen <strong>be</strong>lastbaar<br />

feit plaats op het tijdstip dat de <strong>be</strong>doelde goederen in het kader van het stelsel van de<br />

bijzondere <strong>be</strong>stemmingen voor het vrije verkeer worden aangegeven met toepassing<br />

van het nulrecht. Bij wijze van veralgemening kan worden gesteld dat er slechts een<br />

aan de btw onderworpen invoer plaatsvindt wanneer de goederen aan het stelsel van<br />

de bijzondere <strong>be</strong>stemmingen worden onttrokken in omstandigheden waarin op het<br />

toegepaste nulrecht moet worden teruggekomen.<br />

(1 februari 2012)


3. Het douanevervoer.<br />

(1 februari 2012)<br />

431 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

De regeling voor douanevervoer omvat een regeling voor extern douanevervoer en<br />

een regeling voor intern douanevervoer.<br />

De <strong>be</strong>grippen "extern" en "intern" heb<strong>be</strong>n geen geografische <strong>be</strong>tekenis, maar<br />

verwijzen naar de douanestatus van de vervoerde goederen. De regeling extern<br />

douanevervoer geldt voor het vervoer van niet-communautaire goederen (in het<br />

kader van die regeling ook T1-goederen genoemd); de regeling intern douanevervoer<br />

heeft daarentegen <strong>be</strong>trekking op het vervoer van communautaire goederen (in het<br />

kader van die regeling ook T2-goederen genoemd).<br />

a) Regeling extern douanevervoer.<br />

De regeling extern douanevervoer maakt het vervoer mogelijk van een plaats in het<br />

douanegebied van de Gemeenschap naar een andere plaats in het douanegebied van<br />

de Gemeenschap van niet-communautaire goederen zonder dat deze goederen aan<br />

rechten bij invoer en andere <strong>be</strong>lastingen of aan handelspolitieke maatregelen worden<br />

onderworpen.<br />

Het extern douanevervoer geschiedt meestal onder de regeling van extern<br />

communautair douanevervoer, d.w.z. met een formulier "Enig document" gebruikt<br />

als aangifte T1 of met een aangifte NCTS. Soms wordt een vrachtbrief CIM en<br />

expresgoed of een overdrachtsformulier TR gebruikt.<br />

In <strong>be</strong>paalde specifieke gevallen kunnen eveneens andere documenten worden<br />

gebruikt, namelijk een carnet TIR, een carnet ATA, een Rijnvaartmanifest of een<br />

formulier 302.<br />

Wanneer niet-communautaire goederen België binnenkomen onder een regeling<br />

extern douanevervoer vindt er geen invoer in België plaats zolang de goederen hier te<br />

lande niet aan die regeling worden onttrokken (Wetboek, art. 23, § 4, 3°).<br />

b) Regeling intern douanevervoer.<br />

De regeling intern douanevervoer maakt het vervoer mogelijk van communautaire<br />

goederen van één plaats in het douanegebied van de Gemeenschap naar een andere<br />

plaats in het douanegebied van de Gemeenschap via het grondgebied van een derde<br />

land, zonder wijziging van hun douanestatus.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 432<br />

Het intern douanevervoer geschiedt meestal onder de regeling van intern communautair<br />

douanevervoer, d.w.z. met een formulier "Enig document" gebruikt als<br />

aangifte T2 of met een aangifte NCTS. Soms wordt een vrachtbrief CIM en<br />

expresgoed of een overdrachtsformulier TR gebruikt.<br />

In <strong>be</strong>paalde specifieke gevallen kan ook het intern douanevervoer plaatsvinden met<br />

een carnet TIR, een carnet ATA, een Rijnvaartmanifest of een formulier 302.<br />

Wanneer communautaire goederen die herkomstig zijn uit of in het vrije verkeer<br />

gebracht zijn in het btw-gebied van de Gemeenschap, van een Lidstaat van de<br />

Gemeenschap via een derde land naar een andere Lidstaat worden vervoerd onder<br />

geleide van een in de Lidstaat van vertrek gevalideerde aangifte voor intern<br />

(communautair) douanevervoer, wordt de goederen<strong>be</strong>weging niet als een invoer in de<br />

zin van nr. 193/3 aangemerkt maar als een louter intracommunautaire handeling die<br />

eventueel aanleiding geeft tot een aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen verrichting in de<br />

Lidstaat van <strong>be</strong>stemming (intracommunautaire verwerving, verkoop op afstand,<br />

levering met montage).<br />

(1 februari 2012)<br />

Voor<strong>be</strong>eld.<br />

Een Italiaanse <strong>be</strong>lastingplichtige A verkoopt goederen aan een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige B. Beiden<br />

zijn gehouden tot het indienen van periodieke btw-aangiften en handelen in de uitoefening van hun<br />

economische activiteit. De goederen worden van Milaan naar Brussel vervoerd via Zwitserland met<br />

een in Italië gevalideerde aangifte T2.<br />

Italië Zwitserland Frankrijk België<br />

------------------- ----------------- ----------------------------><br />

T2<br />

Bij ontstentenis van een invoer in de Gemeenschap in de zin van artikel 23 van het Wetboek is er<br />

ingevolge de onttrekking in België van de goederen aan de regeling intern communautair<br />

douanevervoer geen btw verschuldigd. B verricht hier te lande evenwel een aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen intracommunautaire verwerving.<br />

De regeling intern communautair douanevervoer wordt niet alleen gebruikt om<br />

communautaire goederen met <strong>be</strong>houd van hun douanestatus over derde landen te<br />

vervoeren, maar wordt ook voor btw-doeleinden toegepast voor het vervoer van<br />

communautaire goederen binnen het douanegebied van de Gemeenschap.<br />

De regeling intern communautair douanevervoer geldt namelijk voor communautaire<br />

goederen die worden verzonden:


(1 februari 2012)<br />

433 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

- van een gedeelte van het douanegebied van de Gemeenschap dat buiten de<br />

werkingssfeer van de btw valt naar een gedeelte van het douanegebied dat<br />

binnen die werkingssfeer valt (1) ;<br />

- van een gedeelte van het douanegebied van de Gemeenschap dat buiten de<br />

werkingssfeer van de btw valt naar een ander gedeelte dat eveneens buiten die<br />

werkingssfeer is gelegen (1) , met gebruikmaking van het fiscaal gebied van de<br />

Gemeenschap;<br />

- van een gedeelte van het douanegebied dat binnen de werkingssfeer van de btw<br />

valt naar een gedeelte van het douanegebied dat buiten die werkingssfeer is<br />

gelegen (1) .<br />

Het binnenbrengen in de Gemeenschap van communautaire goederen <strong>be</strong>doeld in de<br />

eerstgenoemde twee situaties is een invoer <strong>be</strong>doeld in art. 23, § 1, 2°, van het<br />

Wetboek die als dusdanig slechts aan de btw onderworpen is in de Lidstaat waar de<br />

goederen desgevallend aan de regeling intern communautair douanevervoer worden<br />

onttrokken om voor het verbruik te worden aangegeven. Wanneer de goederen uit<br />

(het fiscaal grondgebied van) de Gemeenschap worden uitgevoerd na doorlopend in<br />

één of meerdere Lidstaten te zijn geplaatst onder een regeling intern communautair<br />

douanevervoer of één van de fiscale regelingen die equivalent zijn aan de regelingen<br />

<strong>be</strong>doeld in nr. 193/7, eerste lid, a, b, d tot g, vindt er voor de toepassing van de btw<br />

geen invoer plaats in één van de <strong>be</strong>trokken Lidstaten.<br />

De goederen<strong>be</strong>weging <strong>be</strong>doeld in laatstgenoemde situatie is een uitvoer voor de<br />

toepassing van de btw.<br />

4. Het douane-entrepot.<br />

Onder de regeling van douane-entrepot kunnen in een douane-entrepot nietcommunautaire<br />

goederen worden opgeslagen zonder dat deze goederen aan rechten<br />

bij invoer of aan handelspolitieke maatregelen worden onderworpen.<br />

Het douane-entrepot is een door de douane-autoriteiten erkende en aan het douanetoezicht<br />

onderworpen plaats. Het kan een publiek entrepot (type A, B of F) dan wel<br />

een particulier entrepot (type C, D of E) zijn. Een publiek entrepot kan door elke<br />

persoon worden gebruikt terwijl een particulier entrepot is voor<strong>be</strong>houden voor de<br />

opslag van goederen door de entreposeur, dit is de persoon die door de Administratie<br />

der douane en accijnzen werd gemachtigd om het douane-entrepot te <strong>be</strong>heren.<br />

(1) z. nr. 193/4.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 434<br />

Voor de opslag van goederen onder de regeling van douane-entrepots geldt geen<br />

tijds<strong>be</strong>perking.<br />

In een douane-entrepot mogen alleen de gebruikelijke <strong>be</strong>handelingen worden verricht<br />

met het oog op de <strong>be</strong>waring van de goederen in goede staat, de ver<strong>be</strong>tering van hun<br />

presentatie of hun handelskwaliteit en de voor<strong>be</strong>reiding van hun distributie of<br />

wederverkoop.<br />

De opslag van goederen onder de regeling geschiedt met aangifte IM of EU, regeling<br />

71.<br />

De voor die regeling toepasselijke <strong>be</strong>palingen zijn opgenomen in de Instructie<br />

Douane-entrepot van de Administratie der douane en accijnzen.<br />

Het binnenbrengen in de Gemeenschap van niet-communautaire goederen die onder<br />

een regeling van douane-entrepot worden geplaatst is een invoer in de zin van<br />

artikel 23, § 1, 1°, van het Wetboek die evenwel slechts aan de <strong>BTW</strong> is onderworpen<br />

in de Lidstaat waar de goederen aan die regeling worden onttrokken om in het vrije<br />

verkeer te worden gebracht.<br />

5. De actieve veredeling.<br />

De douanewetgeving voorziet in twee regelingen van actieve veredeling, met name<br />

het schorsingssysteem en het terug<strong>be</strong>talingssysteem. De commentaar op die<br />

regelingen is opgenomen in de Instructie Actieve veredeling van de Administratie<br />

der douane en accijnzen.<br />

a) Actieve veredeling - schorsingssysteem.<br />

Onder de regeling actieve veredeling-schorsingssysteem kunnen in het douanegebied<br />

van de Gemeenschap niet-communautaire goederen, die <strong>be</strong>stemd zijn om in de vorm<br />

van veredelingsproducten uit het douanegebied van de Gemeenschap te worden<br />

wederuitgevoerd, één of meer veredelingshandelingen ondergaan zonder dat deze<br />

goederen aan rechten bij invoer of handelspolitieke maatregelen zijn onderworpen.<br />

De plaatsing van de goederen onder de regeling actieve veredeling- schorsingssysteem<br />

geschiedt met een aangifte IM of EU, regeling 51.<br />

De administratie der douane en accijnzen aanvaardt de toepassing van de douaneregeling<br />

actieve veredeling-schorsingssysteem ook wanneer de niet-communautaire<br />

goederen die het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, noch<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

435 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

aan rechten bij invoer noch aan handelspolitieke maatregelen onderworpen zijn. De<br />

douaneregeling dient in dit geval enkel voor btw-doeleinden, met name het niet<br />

verschuldigd worden van de btw zolang de goederen zich onder de regeling<br />

<strong>be</strong>vinden.<br />

De omstandigheid dat de veredelingsproducten voor de wederuitvoer moeten zijn<br />

<strong>be</strong>stemd wordt zo geïnterpreteerd dat er een reëel voornemen dient te <strong>be</strong>staan om een<br />

deel van de verkregen producten uit te voeren buiten het douanegebied van de<br />

Gemeenschap of een daarmee gelijkgestelde <strong>be</strong>stemming te geven. Aan dit laatste is<br />

onder meer voldaan wanneer de veredelingsproducten binnen de Gemeenschap maar<br />

buiten België worden verzonden als niet-communautaire goederen (bvb. onder een<br />

regeling extern douanevervoer), zodat ze in België niet zijn ingevoerd en in verbruik<br />

gesteld.<br />

Het in de Gemeenschap binnenbrengen van niet-communautaire goederen die onder<br />

een regeling actieve veredeling-schorsingssysteem worden geplaatst is een invoer<br />

<strong>be</strong>doeld in art. 23, § 1, 1°, van het Wetboek die evenwel slechts aan de btw is<br />

onderworpen in de Lidstaat waar de goederen aan die regeling worden onttrokken<br />

om in het vrije verkeer te worden gebracht.<br />

Bovendien kunnen de werken met <strong>be</strong>trekking tot de goederen die zich onder de<br />

douaneregeling actieve veredeling met toepassing van het schorsingssysteem<br />

<strong>be</strong>vinden, op grond van art. 40, § 2, 2°, van het Wetboek van de btw worden<br />

vrijgesteld wanneer ze geacht worden in België plaats te vinden. De vrijstelling<br />

wordt verleend binnen de perken gesteld in art. 42, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 7 (z. nr. 254/5).<br />

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de regeling actieve veredeling - schorsingsysteem<br />

voorziet in twee bijzondere technieken, met name het "equivalentieverkeer"<br />

en de "voorafgaande uitvoer". Die technieken laten de verwerkingsonderneming toe<br />

de rotatie van haar goederenvoorraad te optimaliseren.<br />

De techniek van het "equivalentieverkeer" biedt de mogelijkheid om in het<br />

productieproces van de veredelingsproducten equivalente communautaire goederen<br />

te gebruiken in de plaats van invoergoederen. De equivalente communautaire<br />

goederen moeten onder dezelfde onderverdeling van acht cijfers van het boek der<br />

gecombineerde nomenclatuur vallen, dezelfde handelskwaliteit heb<strong>be</strong>n en dezelfde<br />

technische kenmerken <strong>be</strong>zitten als de invoergoederen. Indien de omstandigheden het<br />

rechtvaardigen, kan de douaneautoriteit niettemin toestaan dat de equivalente<br />

goederen zich in een verder gevorderd fabricagestadium <strong>be</strong>vinden dan de invoergoederen<br />

op voorwaarde dat het <strong>be</strong>langrijkste deel van de veredelingshandeling


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 436<br />

waaraan de equivalente goederen worden onderworpen, ofwel wordt verricht in de<br />

onderneming van de titularis van de vergunning actieve veredeling ofwel in de<br />

onderneming waar genoemde veredelingshandeling voor zijn rekening verricht<br />

wordt.<br />

De uit equivalente communautaire goederen verkregen veredelingsproducten kunnen<br />

buiten het douanegebied van de Gemeenschap worden uitgevoerd, voordat de invoergoederen<br />

werden ingevoerd. Dit systeem wordt de "voorafgaande uitvoer" genoemd.<br />

Het kan bijvoor<strong>be</strong>eld nodig zijn dit systeem toe te passen om dringende leveringen te<br />

verrichten wanneer geen enkel invoergoed <strong>be</strong>schikbaar is. Ter vervanging van de<br />

gebruikte equivalente communautaire goederen kunnen nadien niet-communautaire<br />

goederen worden ingevoerd met vrijstelling van de rechten bij invoer. De<br />

voorafgaande uitvoer is dus enkel mogelijk wanneer equivalente goederen gebruikt<br />

worden.<br />

In de economie van de regelingen "equivalentieverkeer" en "voorafgaande uitvoer"<br />

doet zich een verandering voor van de douanestatus van de goederen. De invoergoederen<br />

<strong>be</strong>vinden zich in de douanestatus van equivalente goederen en worden dus<br />

communautaire goederen en de equivalente goederen <strong>be</strong>vinden zich in de status van<br />

de invoergoederen en worden dus niet-communautaire goederen.<br />

De verandering van de douanestatus van de invoergoederen geschiedt zonder dat die<br />

goederen douanetechnisch worden onttrokken aan de regeling actieve veredeling -<br />

schorsingssysteem waaronder ze bij hun invoer werden geplaatst. Bij ontstentenis<br />

van een onttrekking van de invoergoederen aan die regeling vindt er voor de<br />

toepassing van de btw geen invoer plaats en is er bijgevolg geen btw wegens invoer<br />

verschuldigd.<br />

De werkzaamheden die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de vervaardiging van de veredelingsproducten<br />

kunnen naargelang van de omstandigheden en mits naleving van de ter<br />

zake gestelde voorwaarden, worden vrijgesteld op grond van artikel 39, § 1, 3°, of<br />

39, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek.<br />

b) Actieve veredeling-terug<strong>be</strong>talingssysteem.<br />

Wanneer de invoerder niet het voornemen heeft om de veredelingsproducten uit het<br />

douanegebied van de Gemeenschap uit te voeren maar die mogelijkheid evenmin<br />

uitsluit, kunnen de invoergoederen onder een regeling actieve veredeling-terug<strong>be</strong>talingssysteem<br />

worden geplaatst. In dat geval worden de niet-communautaire<br />

goederen in het vrije verkeer gebracht met <strong>be</strong>taling van de rechten bij invoer en<br />

tegelijkertijd onder de regeling actieve veredeling-terug<strong>be</strong>talingssysteem geplaatst<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

437 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

met het oog op de terug<strong>be</strong>taling of kwijtschelding van de rechten bij invoer voor het<br />

gedeelte van de goederen dat na veredeling, wordt wederuitgevoerd buiten het<br />

douanegebied van de Gemeenschap of een daarmee gelijkgestelde <strong>be</strong>stemming<br />

krijgt.<br />

De plaatsing van de goederen onder de regeling actieve veredeling-terug<strong>be</strong>talingssysteem<br />

geschiedt met een aangifte IM of EU, regeling 41.<br />

Goederen die de Gemeenschap binnenkomen en in de Lidstaat van invoer onder de<br />

regeling actieve veredeling-terug<strong>be</strong>talingssysteem worden geplaatst, dienen voor de<br />

toepassing van de btw voor het verbruik te worden aangegeven. Wanneer de<br />

<strong>be</strong>gunstigde van de regeling actieve veredeling-terug<strong>be</strong>talingssysteem tevens de<br />

geadresseerde is voor de toepassing van de btw (z. nr. 215), geschiedt die inverbruikstelling<br />

met de aangifte IM of EU, regeling 41 waarmee de goederen in het vrije<br />

verkeer zijn gebracht. Indien zulks niet het geval is dient voor de <strong>be</strong>taling van de btw<br />

naast voornoemde aangifte, een onderscheiden aangifte voor het verbruik CO te<br />

worden opgesteld op naam van de geadresseerde.<br />

De werken m.b.t. de goederen die onder een regeling actieve veredelingterug<strong>be</strong>talingssysteem<br />

werden geplaatst kunnen niet van de <strong>be</strong>lasting worden vrijgesteld<br />

op grond van art. 40, § 2, 2°, van het Wetboek en volgen derhalve de normale regels<br />

van <strong>be</strong>lastingheffing.<br />

6. De <strong>be</strong>handeling onder douanetoezicht.<br />

De regeling <strong>be</strong>handeling onder douanetoezicht maakt het mogelijk <strong>be</strong>paalde nietcommunautaire<br />

goederen (de zogenaamde "invoergoederen") in het douanegebied<br />

van de Gemeenschap een <strong>be</strong>handeling te doen ondergaan die de soort of de staat<br />

ervan wijzigt, zonder dat zij aan rechten bij invoer of aan handelspolitieke<br />

maatregelen zijn onderworpen en de door deze <strong>be</strong>handeling <strong>be</strong>komen producten (de<br />

zogenaamde "<strong>be</strong>handelde producten") in het vrije verkeer te brengen tegen de<br />

daarvoor geldende rechten bij invoer.<br />

Zowel de regeling <strong>be</strong>handeling onder douanetoezicht als de regeling actieve<br />

veredeling strekken dus ertoe uit derde landen afkomstige goederen aan een<br />

<strong>be</strong>handeling te onderwerpen in het douanegebied van de Gemeenschap. Er <strong>be</strong>staat<br />

evenwel een wezenlijk verschil tussen <strong>be</strong>ide douaneregelingen:<br />

- de actieve veredeling is gericht op de uitvoer; de opschorting of de terug<strong>be</strong>taling<br />

van de rechten bij invoer wordt verleend omdat de verkregen<br />

producten worden uitgevoerd buiten het douanegebied van de Gemeenschap;


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 438<br />

- de <strong>be</strong>handeling onder douanetoezicht is niet gericht op de uitvoer van<br />

goederen, maar op het in het vrije verkeer brengen ervan tegen een verminderde<br />

heffing van de rechten bij invoer; de verlaging van die rechten ontstaat<br />

doordat de <strong>be</strong>handelde producten lager zijn <strong>be</strong>last dan de ingevoerde goederen.<br />

De plaatsing van niet-communautaire goederen onder de regeling <strong>be</strong>handeling onder<br />

douanetoezicht geschiedt met een aangifte IM of EU, regeling 91.<br />

De regeling <strong>be</strong>handeling onder douanetoezicht is als opschortende douaneregeling<br />

niet <strong>be</strong>doeld in art. 23, § 4, van het Wetboek.<br />

Wanneer bijgevolg de niet-communautaire goederen (de zogenaamde invoergoederen)<br />

bij het binnenkomen in de Gemeenschap onder die regeling worden<br />

geplaatst, moeten ze dan ook gelijktijdig ten verbruik worden aangegeven voor de<br />

toepassing van de btw. Wanneer de <strong>be</strong>gunstigde voor de regeling <strong>be</strong>handeling onder<br />

douanetoezicht tevens de geadresseerde is in de zin van nr. 215, geschiedt de<br />

inverbruikstelling met voornoemde aangifte IM of EU, regeling 91. Indien dit niet<br />

het geval is dient voor de <strong>be</strong>taling van de btw naast voornoemde aangifte een<br />

onderscheiden aangifte voor het verbruik CO te worden opgesteld op naam van de<br />

geadresseerde. De ter zake van invoer verschuldigde btw wordt <strong>be</strong>rekend over de<br />

invoergoederen. Wanneer de <strong>be</strong>handelde producten achteraf in het vrije verkeer<br />

worden gebracht met <strong>be</strong>taling van de rechten bij invoer moet ook de btw over die<br />

rechten worden <strong>be</strong>rekend.<br />

De werken m.b.t. goederen die onder een regeling <strong>be</strong>handeling onder douanetoezicht<br />

werden geplaatst kunnen niet van de <strong>be</strong>lasting worden vrijgesteld op grond van<br />

art. 40, § 2, 2°, van het Wetboek en volgen derhalve de normale regels van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing.<br />

7. De tijdelijke invoer.<br />

De regeling tijdelijke invoer maakt het mogelijk om in het douanegebied van de<br />

Gemeenschap met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer en<br />

zonder dat zij aan handelspolitieke maatregelen worden onderworpen, niet-communautaire<br />

goederen te gebruiken die zijn <strong>be</strong>stemd om te worden wederuitgevoerd<br />

zonder wijzigingen te heb<strong>be</strong>n ondergaan, met uitzondering van hun normale<br />

waardevermindering ten gevolge van het gebruik dat ervan is gemaakt.<br />

Het plaatsen van de goederen onder de regeling tijdelijke invoer geschiedt in principe<br />

met een aangifte IM of EU, regeling 53.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

439 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

In sommige gevallen kan een carnet ATA worden gebruikt. Voor vervoermiddelen<br />

wordt de vrijstelling meestal zonder douanedocument verleend.<br />

a) Tijdelijke invoer met volledige vrijstelling.<br />

De goederen die tijdelijk kunnen worden ingevoerd met volledige vrijstelling van<br />

rechten bij invoer worden op <strong>be</strong>perkende wijze opgesomd in de artikelen 556 tot 578<br />

van de Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen<br />

van 2 juli 1993 (Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van<br />

11 okto<strong>be</strong>r 1993, nr. L253, zoals die werd gewijzigd bij de Verordening (EG) nr.<br />

993/2001 van de commissie van de Europese Gemeenschappen van 4 mei 2001<br />

(Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van 28 mei 2001, nr. L. 141).<br />

Volgende ta<strong>be</strong>l vermeldt de goederen die met gehele vrijstelling van rechten bij<br />

invoer kunnen worden ingevoerd en verwijst tevens naar de <strong>be</strong>paling tot regeling van<br />

de vrijstelling.<br />

Nr. Omschrijving van de goederen Verordening (EEG) nr.<br />

2454/93 van de Commissie<br />

van 2 juli 1993<br />

artikel<br />

1 Laadborden 556<br />

2 Containers 557<br />

3 Middelen voor vervoer over de weg, per spoor,<br />

door de lucht, over de zee en de binnenwateren<br />

558 tot 562<br />

4 Persoonlijke <strong>be</strong>zittingen en goederen voor sportdoeleinden,<br />

ingevoerd door reizigers<br />

563<br />

5 Welzijnsgoederen voor zeelieden 564<br />

6 Materiaal voor hulpverlening bij rampen 565<br />

7 Medisch, chirurgisch en laboratoriummateriaal 566<br />

uitgeleend aan een ziekenhuis of een andere<br />

instelling voor gezondheidszorg<br />

8 Dieren en goederen <strong>be</strong>stemd voor activiteiten in<br />

grensgebieden van de Gemeenschap<br />

567<br />

9 Geluids-, <strong>be</strong>eld- en gegevensdragers 568, a<br />

10 Reclamemateriaal 568, b<br />

11 Beroepsuitrusting 569<br />

12 Opvoedkundig en wetenschappelijk materiaal 570<br />

13 Verpakkingen 571


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 440<br />

14 Materiaal om te worden gebruikt bij de productie<br />

met het oog op de uitvoer:<br />

- gietvormen, matrijzen, clichés, tekeningen,<br />

ontwerpen, meet-, controle- en verificatieinstrumenten<br />

en soortgelijke artikelen<br />

572, §1<br />

- bijzondere gereedschappen en instrumenten 572, §2<br />

15 Goederen voor proeven:<br />

- goederen die onderworpen worden aan proeven,<br />

experimenten of demonstraties<br />

573, a<br />

- goederen ingevoerd ingevolge een verkoop op<br />

proef<br />

573, b<br />

- goederen waarmee proeven, experimenten of<br />

demonstraties worden uitgevoerd<br />

573, c<br />

16 Stalen en monsters 574<br />

17 Vervangende productiemiddelen 575<br />

18 Goederen <strong>be</strong>stemd om te worden tentoongesteld<br />

of gebruikt tijdens een algemeen toegankelijk<br />

evenement<br />

576, §1<br />

19 Goederen ingevoerd op proef 576, §2<br />

20 Kunstvoorwerpen, verzamelaarsobjecten en antiquiteiten<br />

ingevoerd om te worden tentoongesteld<br />

met het oog op een eventuele verkoop<br />

21 Andere dan nieuw vervaardigde goederen die zijn<br />

ingevoerd om op een veiling te worden verkocht<br />

22 Reserveonderdelen, toe<strong>be</strong>horen en normale uitrusting<br />

gebruikt voor herstelling, onderhoud en<br />

<strong>be</strong>waring in goede staat van goederen geplaatst<br />

onder de regeling tijdelijke invoer met volledige<br />

vrijstelling<br />

23 Andere dan de hiervoor <strong>be</strong>doelde goederen die<br />

incidenteel en ten hoogste drie maanden worden<br />

ingevoerd<br />

24 Goederen ingevoerd in bijzondere omstandigheden<br />

die geen economische gevolgen heb<strong>be</strong>n<br />

(1 februari 2012)<br />

576, §3, a<br />

576, § 3, b<br />

577<br />

578, a<br />

578, b<br />

Het binnenbrengen in de Gemeenschap van niet-communautaire goederen die onder<br />

een regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling worden geplaatst, is een<br />

invoer als <strong>be</strong>doeld in art. 23, § 1, 1°, van het Wetboek die evenwel slechts aan de btw<br />

is onderworpen in de Lidstaat waar de goederen aan die regeling worden onttrokken<br />

om in het vrije verkeer te worden gebracht (Wetboek, art. 23 §§ 3 en 4, 2°).


) Tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling.<br />

(1 februari 2012)<br />

441 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

De regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer<br />

wordt toegestaan voor goederen die niet zijn genoemd in de ta<strong>be</strong>l sub a hiervoor, of<br />

die daarin wel zijn genoemd, maar niet voldoen aan alle voorwaarden die zijn gesteld<br />

om die goederen tijdelijk in te voeren met volledige vrijstelling.<br />

Goederen die onder voornoemde regeling zijn geplaatst, worden <strong>be</strong>last naar<br />

verhouding van hun verblijfsduur in het douanegebied van de Gemeenschap. Het<br />

<strong>be</strong>drag van de verschuldigde rechten bij invoer wordt namelijk per maand of gedeelte<br />

van een maand dat de goederen zich onder die regeling heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>vonden, vastgesteld<br />

op 3 pct. van het <strong>be</strong>drag van de rechten welke over die goederen zouden zijn geheven<br />

indien ze op de datum waarop zij onder de regeling tijdelijke invoer werden<br />

geplaatst, in het vrije verkeer zouden zijn gebracht.<br />

Het in de Gemeenschap binnenbrengen via België van niet-communautaire goederen<br />

die onder een regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij<br />

invoer worden geplaatst is een invoer die in België aan de btw is onderworpen<br />

(Wetboek, art. 23, §§ 2 en 3). Bij het plaatsen van de goederen onder voornoemde<br />

douaneregeling moeten ze voor de toepassing van de btw ten verbruik worden<br />

aangegeven (z. nr. 197). Wanneer de <strong>be</strong>gunstigde van de gedeeltelijke vrijstelling<br />

tevens de geadresseerde is bij invoer (z. nr. 215) vindt de inverbruikstelling en de<br />

aangifte tot het plaatsen van de goederen onder de regeling tijdelijke invoer plaats<br />

met dezelfde aangifte IM of EU, regeling 51. Indien dat niet het geval is geschiedt de<br />

inverbruikstelling met een onderscheiden aangifte CO op naam van de<br />

geadresseerde.<br />

Zo de bij invoer niet <strong>be</strong>taalde rechten achteraf geheel of gedeeltelijk opeisbaar<br />

worden dient ook de btw over die rechten te worden <strong>be</strong>rekend.<br />

8. De passieve veredeling.<br />

De regeling passieve veredeling maakt het mogelijk communautaire goederen<br />

tijdelijk uit het douanegebied van de Gemeenschap uit te voeren om ze aan<br />

veredelingshandelingen te onderwerpen en de uit die handelingen voortkomende<br />

veredelingsproducten met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer<br />

in het vrije verkeer te brengen.<br />

De wederinvoer geschiedt met een aangifte IM of EU, regeling 61 of 63, indien de<br />

veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 442<br />

Die douaneregeling slaat niet op de vrijstelling van btw die kan worden verleend bij<br />

de wederinvoer van goederen die tijdelijk uit de Gemeenschap werden uitgevoerd om<br />

in een derde land een herstelling, <strong>be</strong>werking, aanpassing of verwerking te ondergaan.<br />

Laatstgenoemde vrijstelling is namelijk onderworpen aan voorwaarden die eigen zijn<br />

aan de btw (z. nr. 258).<br />

9. Vrije zones en vrije entrepots.<br />

De douaneautoriteiten van de Lidstaten van de EG kunnen vrije zones instellen of de<br />

oprichting van vrije entrepots toestaan.<br />

Vrije zones en vrije entrepots zijn delen van het douanegebied van de Gemeenschap<br />

of zich in dit gebied <strong>be</strong>vindende ruimten die van de rest van dit gebied zijn<br />

afgescheiden en waarin:<br />

- niet-communautaire goederen voor de toepassing van de rechten bij invoer en<br />

de handelspolitieke maatregelen bij invoer worden geacht zich niet op het<br />

douanegebied van de Gemeenschap te <strong>be</strong>vinden;<br />

- communautaire goederen wegens hun plaatsing in een vrije zone of in een vrij<br />

entrepot in aanmerking komen voor maatregelen die in <strong>be</strong>ginsel aan de uitvoer<br />

van goederen zijn verbonden.<br />

Bij binnenkomst in een vrije zone of een vrij entrepot moeten de goederen niet bij de<br />

douane worden aangebracht of aangegeven. Er <strong>be</strong>staan evenwel enkele uitzonderingen<br />

op dit principe. Zo moeten goederen die zijn geplaatst onder een douaneregeling<br />

(bvb. communautair douanevervoer) welke door de binnenkomst in een vrije<br />

zone of een vrij entrepot wordt <strong>be</strong>ëindigd, in afwijking van de algemene regel, bij de<br />

douane worden aangebracht. Tevens dienen voor die goederen de voorgeschreven<br />

douaneformaliteiten te worden vervuld.<br />

In België wordt aan de economische <strong>be</strong>hoeften inzake de opslag van niet-communautaire<br />

goederen tegemoet gekomen door de toepassing van de regeling douaneentrepots.<br />

De Administratie der douane en accijnzen heeft dan ook geen vrije zones<br />

ingesteld. Om dezelfde reden staat zij de regeling van vrije entrepots slechts toe<br />

indien overeenkomstig de communautaire douanewetgeving de opslag van nietcommunautaire<br />

goederen in <strong>be</strong>paalde omstandigheden uitsluitend in vrije entrepots<br />

mag geschieden.<br />

(1 februari 2012)


10. Wederuitvoer, vernietiging en afstand van goederen.<br />

(1 februari 2012)<br />

443 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Niet-communautaire goederen kunnen uit het douanegebied van de Gemeenschap<br />

worden wederuitgevoerd, vernietigd of aan de Schatkist afgestaan.<br />

De eventuele resten en afvallen van de vernietiging dienen zelf één van de voor nietcommunautaire<br />

goederen vastgestelde douane<strong>be</strong>stemmingen te krijgen.<br />

Wanneer niet-communautaire goederen het fiscaal grondgebied van de Gemeenschap<br />

binnenkomen en terug verlaten na doorlopend in één of meerdere Lidstaten onder<br />

een opschortende regeling <strong>be</strong>doeld in art. 23, § 4, van het Wetboek te zijn geplaatst<br />

vindt er een invoer in de Gemeenschap plaats (Wetboek, art. 23, § 1, 1°) zonder dat<br />

er evenwel een Lidstaat van invoer kan worden aangeduid. Bij ontstentenis van een<br />

invoer in één van de <strong>be</strong>trokken Lidstaten geeft die goederen<strong>be</strong>weging geen<br />

aanleiding tot het heffen van btw bij invoer.<br />

Afdeling 2. - Invoer met voldoening van de btw.<br />

I. Berekening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

198. Belastbaar feit.<br />

A. Algemene regel.<br />

Overeenkomstig artikel 24, § 1, eerste lid, van het Wetboek, vindt het <strong>be</strong>lastbaar feit<br />

plaats en wordt de <strong>be</strong>lasting opeisbaar op het tijdstip waarop de invoer van het goed<br />

in België geschiedt.<br />

Luidens het tweede lid van die <strong>be</strong>paling geschiedt de invoer in België op het tijdstip<br />

waarop het goed in België wordt binnengebracht, <strong>be</strong>halve wanneer het goed vanaf<br />

het binnenkomen in de Gemeenschap werd geplaatst onder één van de opschortende<br />

regelingen <strong>be</strong>doeld in nr. 193/7, 1 en 2, in welk geval de invoer in België plaatsvindt<br />

op het tijdstip waarop dat goed in België aan die regeling wordt onttrokken.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 444<br />

B. Afwijking.<br />

Om het tijdstip van de opeisbaarheid van de rechten bij invoer en van de btw in de<br />

praktijk steeds te laten samenvallen <strong>be</strong>paalt artikel 24, § 2, van het Wetboek dat het<br />

tijdstip van de opeisbaarheid van de btw evenwel pas plaatsvindt:<br />

- op het tijdstip van het ontstaan van de douaneschuld, indien de ingevoerde<br />

goederen aan rechten bij invoer onderworpen zijn;<br />

- op het tijdstip <strong>be</strong>paald overeenkomstig de vigerende <strong>be</strong>palingen met <strong>be</strong>trekking<br />

tot het vaststellen van het tijdstip van het ontstaan van de douaneschuld indien<br />

de ingevoerde goederen om een of andere reden niet aan rechten bij invoer<br />

onderworpen zijn (vb. de goederen waarop een nulrecht toepasselijk is of<br />

goederen afkomstig uit derdelands gebieden).<br />

Onder douaneschuld bij invoer wordt verstaan de op een persoon rustende<br />

verplichting tot <strong>be</strong>taling van de rechten bij invoer die op <strong>be</strong>paalde goederen van<br />

toepassing zijn uit hoofde van de geldende communautaire <strong>be</strong>palingen.<br />

De feiten die aanleiding geven tot het ontstaan van de douaneschuld evenals het<br />

tijdstip van het ontstaan van die douaneschuld zijn gedefinieerd in de artikelen 201<br />

e.v. van de Verordening nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen<br />

van 12 okto<strong>be</strong>r 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek. De<br />

meest voorkomende gevallen worden op schematische wijze weergegeven in<br />

onderstaande ta<strong>be</strong>l.<br />

Verordening<br />

nr. 2913/92<br />

art.<br />

(1 februari 2012)<br />

Oorzaak van ontstaan van de<br />

douaneschuld<br />

201 - het in het vrije verkeer brengen<br />

van aan rechten bij invoer onder-<br />

worpen goederen.<br />

- het plaatsen van aan rechten bij<br />

invoer onderworpen goederen<br />

onder een regeling tijdelijke<br />

invoer met gedeeltelijke vrijstelling<br />

van voornoemde rechten.<br />

Tijdstip van ontstaan van de<br />

douaneschuld<br />

tijdstip waarop de des<strong>be</strong>treffende<br />

douaneaangifte wordt<br />

aanvaard.


202 - het op onregelmatige wijze<br />

binnenbrengen in het douanegebied<br />

van de Gemeenschap<br />

van aan rechten bij invoer<br />

onderworpen goederen.<br />

(1 februari 2012)<br />

- het op onregelmatige wijze<br />

binnenbrengen in een ander deel<br />

van het douanegebied van de<br />

Gemeenschap van aan rechten<br />

bij invoer onderworpen goederen<br />

die zich in een vrije zone of een<br />

vrij entrepot <strong>be</strong>vinden.<br />

203 - het onttrekken aan het douanetoezicht<br />

van aan rechten bij<br />

invoer onderworpen goederen.<br />

204 - het niet voldoen aan één van de<br />

verplichtingen die ten aanzien<br />

van aan rechten bij invoer onderworpen<br />

goederen voortvloeien<br />

uit de tijdelijke opslag van deze<br />

goederen of uit het gebruik van<br />

de douaneregeling waaronder zij<br />

445 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

tijdstip van het onregelmatig<br />

binnenbrengen.<br />

tijdstip van onttrekking van<br />

de goederen aan het<br />

douanetoezicht.<br />

tijdstip waarop niet meer<br />

wordt voldaan aan de<br />

verplichting waarvan de nietnakoming<br />

de douaneschuld<br />

doet ontstaan.<br />

zijn geplaatst.<br />

of hetzij<br />

- het niet in acht nemen van één tijdstip waarop de goederen<br />

van de voorwaarden die zijn onder de <strong>be</strong>trokken douane-<br />

gesteld voor de plaatsing van aan regeling werden geplaatst,<br />

rechten bij invoer onderworpen wanneer achteraf blijkt dat<br />

goederen onder een douane- aan één van de voorwaarden<br />

regeling of voor de toekenning voor de plaatsing van de<br />

van een verlaagd recht bij invoer genoemde goederen onder<br />

of van een nulrecht uit hoofde deze regeling of voor toeken-<br />

van de bijzondere <strong>be</strong>stemming ning van een verlaagd recht<br />

van de goederen, in andere bij invoer of van een nulrecht<br />

gevallen dan die <strong>be</strong>doeld in uit hoofde van de bijzondere<br />

art. 203 van de Verordening <strong>be</strong>stemming van de goederen,<br />

nr. 2913/92, tenzij vaststaat dat<br />

dit verzuim zonder werkelijk<br />

niet voldaan.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 446<br />

gevolg is gebleven voor de juiste<br />

werking van de tijdelijke opslag<br />

of de <strong>be</strong>trokken douaneregeling.<br />

205 - het verbruiken of gebruiken op<br />

een andere wijze dan bij de geldende<br />

<strong>be</strong>palingen is voorzien<br />

van aan rechten onderworpen<br />

goederen die zich in een vrije<br />

zone of een vrij entrepot<br />

<strong>be</strong>vinden.<br />

(1 februari 2012)<br />

tijdstip waarop de goederen<br />

worden verbruikt of voor het<br />

eerst worden gebruikt op een<br />

andere wijze dan bij de<br />

geldende <strong>be</strong>palingen is voorgeschreven.<br />

Een douaneschuld ontstaat voornamelijk wanneer aan rechten bij invoer onderworpen<br />

goederen in het vrije verkeer worden gebracht (z. nr. 197/3, 2). Zoals blijkt<br />

uit bovenstaande ta<strong>be</strong>l ontstaat de douaneschuld in dat geval op het tijdstip waarop<br />

de aangifte tot het in het vrije verkeer brengen door de douane wordt aanvaard.<br />

De aanvaarding wordt geacht plaats te vinden op het tijdstip waarop de douane de<br />

aangifte in ontvangst neemt mits de aangifte tot het in het vrije verkeer brengen is<br />

gedaan met inachtneming van de ter zake gestelde voorwaarden.<br />

Daartoe is o.m. vereist dat de aangifte die bij de douane wordt ingediend:<br />

- op de voorgeschreven wijze is ingevuld;<br />

- in het vereiste aantal exemplaren is opgesteld;<br />

- ondertekend is door de aangever of diens vertegenwoordiger;<br />

- vergezeld is van de documenten die nodig zijn voor het in het vrije verkeer<br />

brengen bvb. facturen en controlecertificaten.<br />

Bovendien moeten de goederen worden aangeboden op de plaats waar de aangifte<br />

wordt ingediend en moet het douanekantoor waar de formaliteiten worden vervuld<br />

ter zake <strong>be</strong>voegd zijn.<br />

De datum van aanvaarding van de aangifte door de douane wordt vermeld in vak A<br />

van het des<strong>be</strong>treffende formulier Enig document, samen met de naam van het<br />

hulpkantoor van het Enig douanekantoor dat <strong>be</strong>voegd is over de plaats waar de<br />

ingevoerde goederen worden aangeboden en het volgnummer dat daarbij aan dit<br />

document werd toegekend.


(1 februari 2012)<br />

447 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Voor<strong>be</strong>elden.<br />

1. Aan rechten bij invoer onderworpen goederen worden op 1 februari 1996 de Gemeenschap<br />

binnengebracht via Portugal waar ze met het oog op hun verzending naar België onmiddellijk<br />

onder een regeling inzake extern communautair douanevervoer worden geplaatst met een<br />

aangifte T1 die het douanekantoor Brussel vermeldt als kantoor van <strong>be</strong>stemming. De geldigheidsduur<br />

van die aangifte verstrijkt op 15 februari 1996. De goederen komen op 6 februari<br />

1996 aan op het douanekantoor Brussel en worden er op 7 februari 1996 in het vrije verkeer<br />

gebracht door het indienen van een aangifte die aan de wettelijke vereisten voldoet.<br />

De invoer van die goederen vindt plaats in België (Wetboek, art. 23, §§ 2 en 4) op het tijdstip<br />

dat de goederen aan de regeling inzake communautair douanevervoer worden onttrokken, d.i.<br />

7 februari 1996, datum waarop de aangifte tot het in het vrije verkeer brengen door de douane<br />

wordt aanvaard (Wetboek, art. 24, § 1, tweede lid). Het <strong>be</strong>lastbaar feit vindt op hetzelfde<br />

tijdstip plaats.<br />

Daar de goederen aan rechten bij invoer zijn onderworpen wordt de btw opeisbaar op het<br />

tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat, d.w.z. op 7 februari 1996, datum van aanvaarding<br />

van de aangifte door de douane (art. 24, § 2, eerste lid, van het Wetboek).<br />

2. Goederen afkomstig uit de Kanaaleilanden komen de Gemeenschap binnen via België en<br />

worden er onmiddellijk voor het verbruik aangegeven. Het <strong>be</strong>treft communautaire goederen<br />

die als dusdanig niet onder de douanereglementering vallen.<br />

Daar de goederen niet zijn onderworpen aan rechten bij invoer, wordt de btw opeisbaar op het<br />

tijdstip <strong>be</strong>paald volgens de douane<strong>be</strong>palingen met <strong>be</strong>trekking tot het vaststellen van het tijdstip<br />

van het ontstaan van de douaneschuld, in dit geval de datum waarop de douane de aangifte<br />

aanvaardt (art. 24, § 2, lid 2, van het Wetboek).<br />

198/2. Tarief van de <strong>be</strong>lasting.<br />

De bij de invoer verschuldigde btw wordt <strong>be</strong>rekend tegen het tarief dat voor het<br />

<strong>be</strong>trokken goed wordt <strong>be</strong>paald in het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970<br />

(z. hoofdstuk VI).<br />

199. In aanmerking te nemen tijdstip voor het <strong>be</strong>palen van het btw-tarief.<br />

Overeenkomstig artikel 38, § 2, van het Wetboek is het toe te passen tarief voor de<br />

invoer van goederen, het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop het <strong>be</strong>lastbaar<br />

feit plaatsvindt overeenkomstig de regels <strong>be</strong>paald bij artikel 24, § 1, van het<br />

Wetboek.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 448<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lasting evenwel pas na dat tijdstip opeisbaar wordt bij toepassing van<br />

artikel 24, § 2, van het Wetboek, is het bij invoer toe te passen tarief, het tarief dat<br />

van kracht is op het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt (z. nr. 198).<br />

200. Maatstaf van heffing van de btw.<br />

Luidens artikel 34 van het Wetboek is de maatstaf van heffing voor ingevoerde<br />

goederen de waarde die wordt <strong>be</strong>rekend volgens de regels tot vaststelling van de<br />

douanewaarde, vermeerderd met <strong>be</strong>paalde kosten, voor zover zij niet reeds daarin<br />

zijn <strong>be</strong>grepen.<br />

Wanneer goederen worden ingevoerd ingevolge een verkoop, <strong>be</strong>staat de douanewaarde<br />

normaliter uit de overeengekomen transactiewaarde (z. nr. 201/3). Bij<br />

opeenvolgende verkopen van goederen <strong>be</strong>stemd om naar de Gemeenschap te worden<br />

uitgevoerd, kunnen dan ook situaties ontstaan waarin meer dan één verkoopprijs als<br />

douanewaarde bruikbaar is. Alsdan <strong>be</strong>staat de maatstaf van heffing van de btw uit de<br />

verkoopprijs die bij het in het vrije verkeer brengen van de goederen effectief als<br />

douanewaarde wordt aangemerkt, desgevallend vermeerderd met de kosten <strong>be</strong>doeld<br />

in de nrs. 204/2 tot 204/5 die nog niet in die douanewaarde zijn <strong>be</strong>grepen. Het is<br />

daarbij van geen <strong>be</strong>lang dat de verkoopprijs die als douanewaarde fungeert, al dan<br />

niet de prijs is die werd of zal worden <strong>be</strong>taald door de persoon die als geadresseerde<br />

van de ingevoerde goederen optreedt.<br />

Bij de invoer geschieden het in het vrije verkeer brengen voor de toepassing van de<br />

rechten bij invoer en de aangifte voor het verbruik op het stuk van de <strong>BTW</strong>, in de<br />

regel met hetzelfde formulier "Enig document" ge<strong>be</strong>zigd als aangifte IM of EU. Voor<br />

aan rechten bij invoer onderworpen goederen kan die aangifte desgewenst worden<br />

uitgesplitst in twee onderscheiden documenten, met name een aangifte IM of EU<br />

voor het in het vrije verkeer brengen en een aangifte CO voor de inverbruikstelling.<br />

Ook in dat geval moet de transactieprijs die op de aangifte IM of EU als<br />

douanewaarde wordt vermeld, worden gebruikt als grondslag voor de <strong>be</strong>rekening van<br />

de op de aangifte CO te vermelden maatstaf van heffing van de btw.<br />

Van het <strong>be</strong>ginsel <strong>be</strong>paald in artikel 34 van het Btw-Wetboek wordt evenwel<br />

afgeweken wanneer goederen onder één van de regelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4<br />

en 5, van het Wetboek worden geplaatst en achteraf voor het verbruik worden<br />

aangegeven na één of meerdere handelingen te heb<strong>be</strong>n ondergaan die zijn vrijgesteld<br />

van de <strong>be</strong>lasting op grond van artikel 40, § 2, van het Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


A. Douanewaarde.<br />

201. Algemene regel.<br />

(1 februari 2012)<br />

449 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

De maatstaf van heffing bij invoer is de waarde <strong>be</strong>rekend volgens de geldende regels<br />

tot vaststelling van de douanewaarde ook al heeft de invoer <strong>be</strong>trekking op goederen<br />

die om welke reden ook niet aan rechten bij invoer onderworpen zijn (Wetboek,<br />

art. 34, § 1).<br />

Die regel geldt dus zowel voor de invoer van communautaire goederen als van nietcommunautaire<br />

goederen.<br />

De regels tot vaststelling van de douanewaarde zijn opgenomen in de artikelen 28 tot<br />

36 van de Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 okto<strong>be</strong>r 1992 tot<br />

vaststelling van het communautair douanewetboek.<br />

201/2. Definitie van de douanewaarde.<br />

De douanewaarde is de waarde te <strong>be</strong>palen voor de toepassing van de tarieven inzake<br />

douanerechten of andere invoer<strong>be</strong>lastingen en vormt de <strong>be</strong>lastbare basis voor ad<br />

valorem rechten.<br />

201/3. Bepalen van de douanewaarde.<br />

Het <strong>be</strong>grip douanewaarde steunt voornamelijk op een positief gegeven, zijnde de<br />

transactiewaarde van de ingevoerde goederen.<br />

De transactiewaarde is namelijk de werkelijk voor de goederen <strong>be</strong>taalde of te <strong>be</strong>talen<br />

prijs, wanneer ze worden verkocht voor uitvoer naar het douanegebied van de<br />

Gemeenschap.<br />

Die transactiewaarde moet eventueel worden vermeerderd of verminderd met de<br />

<strong>be</strong>dragen die deel uitmaken van de douanewaarde dan wel daarbuiten moeten worden<br />

gelaten.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 450<br />

Zo moet de transactiewaarde worden verhoogd met:<br />

a) de volgende elementen, voor zover zij ten laste komen van de koper en niet<br />

<strong>be</strong>grepen zijn in de werkelijk voor de goederen <strong>be</strong>taalde of te <strong>be</strong>talen prijs:<br />

- commissies en courtage, met uitzondering van inkoopcommissies,<br />

- kosten van verpakkingsmiddelen die voor douanedoeleinden worden<br />

geacht met de goederen één geheel te vormen,<br />

- kosten van het verpakken, waaronder zowel het ar<strong>be</strong>idsloon als het<br />

materiaal zijn <strong>be</strong>grepen;<br />

b) de op passende wijze toegerekende waarde van de onderstaande goederen en<br />

diensten indien deze gratis of tegen verminderde prijs direct of indirect door de<br />

koper aan de verkoper worden geleverd om te worden gebruikt bij de voortbrenging<br />

en de verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen, voor zover<br />

deze waarde niet in de werkelijk <strong>be</strong>taalde of te <strong>be</strong>talen prijs is <strong>be</strong>grepen:<br />

- materialen, samenstellende delen, onderdelen en dergelijke die in de<br />

ingevoerde goederen worden verwerkt;<br />

- werktuigen, matrijzen, gietvormen en dergelijke voorwerpen die bij de<br />

voortbrenging van de ingevoerde goederen worden gebruikt;<br />

- materialen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden<br />

verbruikt;<br />

- engineering, ontwikkeling, werken van kunst en ontwerpen, tekeningen<br />

en schetsen, die elders dan in het douanegebied van de Gemeenschap<br />

worden verricht of gemaakt en voor de voortbrenging van de ingevoerde<br />

goederen noodzakelijk zijn;<br />

c) royalties en licentierechten met <strong>be</strong>trekking tot de goederen waarvan de waarde<br />

dient te worden <strong>be</strong>paald, die de koper, als voorwaarde voor de verkoop van<br />

deze goederen, hetzij direct, hetzij indirect moet <strong>be</strong>talen, voor zover deze<br />

royalties en licentierechten niet in de werkelijk <strong>be</strong>taalde of te <strong>be</strong>talen prijs zijn<br />

<strong>be</strong>grepen;<br />

d) de waarde van elk deel van de opbrengst van elke latere wederverkoop,<br />

overdracht of gebruik van de ingevoerde goederen dat de verkoper direct of<br />

indirect ten goede komt;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

451 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

e) - de kosten van vervoer en verzekering van de ingevoerde goederen en<br />

- de met het vervoer verband houdende kosten van het laden en van de<br />

<strong>be</strong>handeling van de ingevoerde goederen,<br />

tot de plaats van binnenkomst van de goederen in het douanegebied van de<br />

Gemeenschap.<br />

Behoren daarentegen niet tot de douanewaarde op voorwaarde dat zij onderscheiden<br />

zijn van de werkelijk voor de goederen <strong>be</strong>taalde of te <strong>be</strong>talen prijs:<br />

a) kosten van vervoer van de goederen na aankomst op de plaats van binnenkomst<br />

in het douanegebied van de Gemeenschap;<br />

b) kosten van constructiewerkzaamheden, installatie, montage, onderhoud of<br />

technische bijstand welke met <strong>be</strong>trekking tot ingevoerde goederen, zoals<br />

industriële installaties, machines of materieel, na de invoer zijn verricht;<br />

c) te <strong>be</strong>talen rente uit hoofde van een door de koper in verband met de aankoop<br />

van ingevoerde goederen gesloten financieringsovereenkomst, ongeacht of de<br />

financiering door de verkoper of door een andere persoon wordt verstrekt,<br />

wanneer de des<strong>be</strong>treffende financieringsovereenkomst schriftelijk is en de<br />

koper, desgevraagd, kan aantonen dat:<br />

- die goederen werkelijk tegen de prijs die als werkelijk <strong>be</strong>taalde of te<br />

<strong>be</strong>talen prijs is aangegeven, worden verkocht, en<br />

- de gevraagde rentevoet niet hoger is dan die welke voor dergelijke<br />

transacties gebruikelijk is in het land waar en op het tijdstip waarop de<br />

financiering heeft plaatsgevonden;<br />

d) kosten die zijn gemaakt ter verkrijging van het recht de ingevoerde goederen in<br />

het douanegebied van de Gemeenschap te verveelvoudigen;<br />

e) inkoopcommissies;<br />

f) rechten bij invoer en andere <strong>be</strong>lastingen die in het douanegebied van de<br />

Gemeenschap ingevolge de invoer of de verkoop van de goederen dienen te<br />

worden voldaan.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 452<br />

Wanneer de transactiewaarde van de ingevoerde goederen niet kan worden <strong>be</strong>paald<br />

dient de douanewaarde te worden vastgesteld volgens één van de navolgende andere<br />

waarde<strong>be</strong>palingsmethodes. Die methodes heb<strong>be</strong>n een dwingende rangorde; de eerste<br />

methode die voldoening geeft is verplicht toepasselijk.<br />

Die alternatieve waarde<strong>be</strong>palingsmethodes steunen in eerste instantie op de<br />

transactiewaarde van identieke goederen, daarna van soortgelijke goederen.<br />

De twee volgende methodes strekken ertoe de douanewaarde te <strong>be</strong>rekenen op grond<br />

van boekhoudkundige gegevens, waarbij eerst de methode van de terugrekenwaarde<br />

en vervolgens de methode van de <strong>be</strong>rekende waarde wordt toegepast.<br />

De terugrekenwaarde of deductieve methode is gesteund op een verkoopprijs met<br />

aftrekelementen. Als uitgangspunt wordt de eenheidsprijs genomen waartegen de<br />

ingevoerde goederen in het douanegebied van de Gemeenschap worden verkocht aan<br />

een niet met de verkoper verbonden afnemer. Van die prijs worden <strong>be</strong>paalde sommen<br />

afgetrokken, zoals commissielonen, winstmarges, vervoer- en verzekeringskosten.<br />

De <strong>be</strong>rekende waarde is daarentegen gebaseerd op een kostprijs met bijrekenelementen.<br />

Men steunt op de kostprijs van de producent waarbij de gebruikelijke<br />

<strong>be</strong>dragen voor de winst, de <strong>be</strong>drijfskosten, de kosten van vervoer en verzekering e.d.<br />

worden geteld. De volgorde van laatstgenoemde twee methodes kan worden<br />

omgekeerd op verzoek van de aangever of de importeur.<br />

Tenslotte is de methode van de redelijke middelen mogelijk wanneer de vorige<br />

methodes geen toepassing kunnen vinden. Die finale waarde<strong>be</strong>paling is geen nieuwe<br />

methode maar <strong>be</strong>staat in het opnieuw en in dezelfde volgorde toepassen van de regels<br />

inzake het vaststellen van de douanewaarde, maar met als specifiek kenmerk een<br />

ruimere interpretatie van de toe te passen criteria.<br />

De overgrote meerderheid van de waarderingen (± 90 pct) is echter gebaseerd op de<br />

transactiewaarde van de ingevoerde goederen.<br />

Voor iedere methode zijn wel<strong>be</strong>paalde voorwaarden, omstandigheden en regelen<br />

<strong>be</strong>paald, waarvoor wordt verwezen naar de Instructie Waarde van de Administratie<br />

der douane en accijnzen.<br />

(1 februari 2012)


B. In de maatstaf van heffing te <strong>be</strong>grijpen kosten.<br />

202. Bij de douanewaarde te voegen kosten.<br />

(1 februari 2012)<br />

453 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

De kosten vermeld in de nrs. 203 tot 204/5 moeten bij de douanewaarde worden<br />

gevoegd, voor zover ze niet reeds in die waarde zijn <strong>be</strong>grepen (Wetboek, art. 34,<br />

§ 2).<br />

203. Rechten, heffingen en andere <strong>be</strong>lastingen.<br />

Hieronder verstaat men zowel de rechten, <strong>be</strong>lastingen, heffingen en andere taksen die<br />

in het buitenland zijn verschuldigd, als de <strong>be</strong>lastingen, heffingen en andere taksen,<br />

met uitzondering van de btw, die bij de invoer in België zijn verschuldigd en<br />

waarvan de <strong>be</strong>taling verplicht samengaat met de aangifte ten verbruik en die derhalve<br />

in de waarde van de goederen zijn <strong>be</strong>grepen wanneer deze door de douane worden<br />

vrijgegeven.<br />

Overeenkomstig de douanereglementering maken de rechten bij invoer en de andere<br />

<strong>be</strong>lastingen die in de Gemeenschap moeten worden <strong>be</strong>taald wegens de invoer van<br />

goederen geen deel uit van de douanewaarde van de ingevoerde goederen.<br />

Derhalve moeten, met uitzondering van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde,<br />

onder meer volgende <strong>be</strong>lastingen bij de douanewaarde worden gevoegd om de<br />

maatstaf van heffing inzake btw te <strong>be</strong>palen: de rechten bij invoer, de accijns en de<br />

bijzondere accijns, de agrarische elementen, de vergunningsrechten, de vergunningszegels,<br />

de rechten wegens keuring en sanitair onderzoek, de vergoedingen die bij<br />

invoer worden gevraagd voor <strong>be</strong>paalde controle-instellingen, de compenserende en<br />

andere heffingen die verschuldigd zijn bij invoer van <strong>be</strong>paalde goederen ter<br />

uitvoering van de reglementen van de Europese Gemeenschap.<br />

Er wordt evenwel opgemerkt dat wanneer ingevoerde goederen voor het verbruik<br />

worden aangegeven voor de toepassing van de btw, maar inzake accijnzen onder een<br />

opschortende regeling worden geplaatst, de accijnzen niet in de maatstaf van heffing<br />

van de btw worden opgenomen.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 454<br />

204. Bijkomende kosten.<br />

De bijkomende kosten tot op de eerste plaats van <strong>be</strong>stemming in België of tot op een<br />

andere plaats van <strong>be</strong>stemming in de Gemeenschap moeten in de maatstaf van heffing<br />

van de btw worden opgenomen.<br />

Als bijkomende kosten worden aangemerkt de kosten die met de invoer zijn<br />

verbonden, zoals: commissielonen, kosten inzake douaneformaliteiten, kosten van<br />

verpakkingen alsmede de kosten van vervoer en verzekering (z. nrs. 204/2 tot 204/5).<br />

De bijkomende kosten van de plaats van verzending in het derde land of in het<br />

derdelands gebied tot de eerste plaats van <strong>be</strong>stemming maken steeds deel uit van de<br />

maatstaf van heffing. Voor de toepassing van artikel 34 van het Wetboek wordt als<br />

eerste plaats van <strong>be</strong>stemming aangemerkt de plaats in België die genoemd is in de<br />

vrachtbrief of een ander document waaronder de goederen België binnenkomen. Bij<br />

gebreke van deze vermelding wordt de eerste plaats van <strong>be</strong>stemming geacht de plaats<br />

te zijn in België waar de eerste overlading van de goederen geschiedt.<br />

Wanneer er een andere plaats van <strong>be</strong>stemming in de Gemeenschap is gekend op het<br />

tijdstip dat het <strong>be</strong>lastbaar feit bij de invoer plaatsvindt, moeten de bijkomende kosten<br />

vanaf de eerste plaats van <strong>be</strong>stemming in België tot op die andere plaats van<br />

<strong>be</strong>stemming in de Gemeenschap eveneens in de maatstaf van heffing worden<br />

opgenomen.<br />

De andere plaats van <strong>be</strong>stemming in de Gemeenschap kan zowel een plaats in België<br />

zijn als een plaats in een andere Lidstaat. Laatstgenoemde situatie doet zich voor<br />

wanneer de plaats van <strong>be</strong>stemming van het vervoer gelegen is in een andere Lidstaat<br />

dan België.<br />

204/2. Commissielonen.<br />

De commissielonen zijn de vergoedingen door de geadresseerde <strong>be</strong>taald aan<br />

makelaars of lastheb<strong>be</strong>rs die als tussenpersoon zijn opgetreden bij de aanschaffing<br />

van goederen of bij de diensten verricht m.b.t. die goederen.<br />

De commissies en courtage die ten laste komen van de koper maken deel uit van de<br />

douanewaarde, met uitzondering evenwel van de inkoopcommissies voor zover die<br />

niet zijn <strong>be</strong>grepen in de werkelijk voor de goederen <strong>be</strong>taalde of te <strong>be</strong>talen prijs. In dat<br />

geval moeten de inkoopcommissies bij de douanewaarde worden gevoegd om de<br />

maatstaf van heffing van de btw te <strong>be</strong>palen.<br />

(1 februari 2012)


204/3. Kosten inzake douaneformaliteiten.<br />

(1 februari 2012)<br />

455 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Kosten inzake douaneformaliteiten zijn de sommen <strong>be</strong>taald voor de diensten<br />

geleverd door de commissionair-expediteur inzake vervoer of door de douaneexpediteur<br />

waarop bij de invoer <strong>be</strong>roep werd gedaan voor de inklaring van de<br />

goederen. Die kosten worden overeenkomstig de douanereglementering aangemerkt<br />

als kosten die nauw samenhangen met het vervoer en de levering van de goederen<br />

voorbij de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap, en<br />

worden als dusdanig niet opgenomen in de douanewaarde voor zover ze<br />

onderscheiden zijn van de prijs van de goederen. In dat geval moeten die kosten bij<br />

de douanewaarde worden gevoegd voor de toepassing van de btw.<br />

204/4. Kosten van verpakking.<br />

De kosten van gewone en gebruikelijke verpakking moeten in de maatstaf van<br />

heffing worden opgenomen, zelfs indien het gaat om verpakkingsmiddelen die<br />

moeten worden teruggezonden naar de leverancier of dienstverrichter. De andere<br />

verpakkingsmiddelen worden aangemerkt als goederen die onderscheiden zijn van<br />

hun inhoud; ze worden <strong>be</strong>last tegen het tarief dat erop van toepassing is.<br />

De kosten van de verpakkingsmiddelen die België worden binnengebracht onder een<br />

regeling van tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer mogen<br />

niet worden <strong>be</strong>grepen in de maatstaf van heffing van de goederen die hier te lande<br />

met die verpakking werden ingevoerd. Wanneer de verpakkingsmiddelen hier te<br />

lande aan de regeling tijdelijke invoer worden onttrokken, worden ze <strong>be</strong>last tegen het<br />

eigen tarief dat erop van toepassing is.<br />

204/5. Kosten van vervoer, van met vervoer gepaard gaande handelingen en van<br />

verzekering.<br />

De kosten van vervoer, van met vervoer gepaard gaande handelingen en van<br />

verzekering van de plaats van verzending in het derde land of in het derdelands<br />

gebied tot op de eerste plaats van <strong>be</strong>stemming in België, moeten steeds in de<br />

maatstaf van heffing worden opgenomen.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 456<br />

Wanneer er een andere plaats van <strong>be</strong>stemming in de Gemeenschap is gekend op het<br />

tijdstip dat het <strong>be</strong>lastbaar feit bij invoer plaatsvindt, moeten de kosten van vervoer,<br />

van met vervoer gepaard gaande handelingen en van verzekering van de eerste plaats<br />

van <strong>be</strong>stemming tot op die andere plaats van <strong>be</strong>stemming eveneens aan de maatstaf<br />

van heffing worden toegevoegd (z. nr. 204).<br />

- Opmerkingen.<br />

Het is van geen <strong>be</strong>lang dat de kosten die in de maatstaf van heffing moeten worden<br />

opgenomen door de verkoper worden voorgeschoten en door hem afzonderlijk aan<br />

zijn klant in rekening worden gebracht, of volgens de overeenkomst tussen partijen<br />

door de koper worden <strong>be</strong>taald bij aankomst van de goederen of nog dat de koper het<br />

vervoer met eigen middelen verricht.<br />

Onder kosten van met vervoer gepaard gaande handelingen moet worden verstaan de<br />

kosten in rekening gebracht aan de geadresseerde voor de diensten die <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>n op het vervoer van ingevoerde goederen, zoals het slepen, het laden, het<br />

lossen, het <strong>be</strong>handelen en het wegen.<br />

Voor niet-communautaire goederen zijn de kosten van vervoer, van met vervoer<br />

gepaard gaande handelingen en van verzekering tot op de plaats van het binnenkomen<br />

van de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap reeds in de<br />

douanewaarde <strong>be</strong>grepen, zodat ze daaraan niet meer als bijkomende kosten moeten<br />

worden toegevoegd voor de toepassing van de btw. De kosten die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n<br />

op het gedeelte van het traject dat wordt afgelegd tussen de plaats van binnenkomst<br />

in het douanegebied van de Gemeenschap en de eerste plaats van <strong>be</strong>stemming in<br />

België of, in voorkomend geval, tot een andere plaats van <strong>be</strong>stemming in de<br />

Gemeenschap, maken daarentegen geen deel uit van de douanewaarde van nietcommunautaire<br />

goederen op voorwaarde dat ze onderscheiden zijn van de voor die<br />

goederen te <strong>be</strong>talen prijs. Wanneer laatstgenoemde kosten niet in de douanewaarde<br />

moeten worden opgenomen, dienen ze dan ook aan die waarde te worden toegevoegd<br />

om de maatstaf van heffing inzake btw te <strong>be</strong>palen.<br />

Wanneer niet-communautaire goederen "franco <strong>be</strong>stemming" worden verkocht, zijn<br />

niet alleen de verzendingskosten van de plaats van vertrek in het derde land tot de<br />

plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap in de transactieprijs<br />

<strong>be</strong>grepen, maar ook die welke <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op het gedeelte van het traject<br />

dat in het douanegebied van de Gemeenschap zelf wordt afgelegd. Alhoewel de<br />

kosten van vervoer binnen de Gemeenschap in dat geval normaliter niet afzonderlijk<br />

worden vermeld op de factuur of op enig ander handelsdocument dat de goederen<br />

<strong>be</strong>geleidt, kunnen die kosten voor de toepassing van de douanewetgeving onder<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

457 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

<strong>be</strong>paalde voorwaarden worden aangemerkt als onderscheiden van de voor de<br />

goederen te <strong>be</strong>talen prijs, en worden ze als dusdanig in mindering gebracht van de<br />

transactieprijs voor de <strong>be</strong>rekening van de rechten bij invoer. Het is evenwel<br />

duidelijk dat de verzendingskosten met <strong>be</strong>trekking tot het in het douanegebied van de<br />

Gemeenschap verrichte vervoer als bijkomende kosten in de maatstaf van heffing<br />

inzake btw moeten worden opgenomen.<br />

Voor<strong>be</strong>elden.<br />

1. A een te Brussel gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige koopt goederen in de Verenigde Staten. De<br />

goederen worden rechtstreeks naar België verscheept onder geleide van een manifest dat<br />

Antwerpen vermeldt als haven van lossing. Bij hun aankomst te Antwerpen worden de<br />

goederen in het vrije verkeer gebracht en voor het verbruik aangegeven. A doet daarvoor<br />

<strong>be</strong>roep op de grensexpediteur B en gelast hem tevens de ingeklaarde goederen naar zijn <strong>be</strong>drijf<br />

te Brussel te vervoeren.<br />

Antwerpen is de eerste plaats van <strong>be</strong>stemming in België (plaats vermeld op het document dat<br />

het zeevervoer <strong>be</strong>geleidt). De vervoerkosten van de plaats van vertrek in de Verenigde Staten<br />

tot Antwerpen moeten dus in de maatstaf van heffing van de btw worden opgenomen. Die<br />

vervoerkosten zijn evenwel reeds opgenomen in de douanewaarde van de goederen en moeten<br />

daaraan dus niet meer worden toegevoegd. Overeenkomstig de douanereglementering wordt<br />

voor goederen die worden aangevoerd over zee de haven van lossing of overlading (in casu<br />

Antwerpen) namelijk aangemerkt als plaats van binnenkomst in het douanegebied van de<br />

Gemeenschap.<br />

Op het tijdstip waarop het <strong>be</strong>lastbaar feit plaatsvindt is er evenwel een andere plaats van<br />

<strong>be</strong>stemming gekend in de Gemeenschap namelijk Brussel. De vervoerkosten Antwerpen-<br />

Brussel maken eveneens deel uit van de maatstaf van heffing. De kosten in verband met het in<br />

België afgelegde traject zijn niet in de douanewaarde <strong>be</strong>grepen en dienen daaraan te worden<br />

toegevoegd om de maatstaf van heffing inzake btw te <strong>be</strong>palen.<br />

2. Een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige koopt goederen in Brazilië. De goederen worden<br />

over zee vervoerd en komen de Gemeenschap binnen via Lissabon (Portugal). Daar worden ze<br />

met het oog op hun verzending naar België onder een regeling inzake extern communautair<br />

douanevervoer geplaatst met een aangifte T1 die het douanekantoor Brussel vermeldt als<br />

kantoor van <strong>be</strong>stemming. Bij hun aankomst te Brussel worden de goederen aan voornoemde<br />

douaneregeling onttrokken om voor het verbruik te worden aangegeven. Op dat tijdstip zijn de<br />

goederen reeds doorverkocht aan een in Wenen (Oostenrijk) gevestigde persoon. Ze worden na<br />

de inverbruikstelling onmiddellijk naar Wenen vervoerd.<br />

Brussel moet worden aangemerkt als eerste plaats van <strong>be</strong>stemming in België (plaats vermeld<br />

op de aangifte T1). De vervoerkosten van Brazilië tot Brussel moeten in de maatstaf van<br />

heffing worden opgenomen. De vervoerkosten Brazilië-Lissabon zijn evenwel reeds in de<br />

douanewaarde van de goederen <strong>be</strong>grepen (cfr voor<strong>be</strong>eld 1), zodat alleen de vervoerkosten<br />

Lissabon-Brussel aan die douanewaarde moeten worden toegevoegd.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 458<br />

Bovendien is er op het tijdstip waarop het <strong>be</strong>lastbaar feit plaatsvindt (tijdstip van onttrekking<br />

van de goederen aan de regeling inzake extern communautair douanevervoer) een andere<br />

plaats van <strong>be</strong>stemming gekend in de Gemeenschap, met name Wenen. De vervoerkosten<br />

Brussel-Wenen dienen derhalve eveneens aan de douanewaarde te worden toegevoegd om de<br />

maatstaf van heffing van de btw te <strong>be</strong>palen.<br />

De kosten van opslag en <strong>be</strong>waring van goederen in een entrepot, die de verkoper aan<br />

de koper aanrekent, maken geen deel uit van de douanewaarde op voorwaarde dat ze<br />

onderscheiden zijn van de prijs die voor de goederen werkelijk is <strong>be</strong>taald of moet<br />

worden <strong>be</strong>taald. Dat onderscheid moet in principe op de verkoopfactuur worden<br />

gemaakt. Wanneer die uitsplitsing niet op de factuur zelf werd gemaakt, aanvaardt<br />

de douane evenwel dat die kosten kunnen worden gestaafd aan de hand van andere<br />

documenten, zoals de factuur waarbij de opslagkosten aan de verkoper worden<br />

aangerekend. Op het stuk van de btw worden de kosten van opslag die van de<br />

douanewaarde zijn uitgesloten bovendien niet aangemerkt als bijkomende kosten in<br />

de zin van artikel 34, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek. Ze moeten dus evenmin in<br />

de maatstaf van heffing van de btw worden opgenomen.<br />

Bedoelde kosten maken dan ook slechts deel uit van de maatstaf van heffing van de<br />

btw voor zover ze in de douanewaarde moeten worden <strong>be</strong>grepen omdat ze niet te<br />

onderscheiden zijn van de prijs die voor de goederen werd gefactureerd.<br />

De kosten die de koper aan een derde <strong>be</strong>taalt om de goederen vóór hun invoer aan<br />

een kwaliteitscontrole te onderwerpen, zonder dat die expertise werd opgelegd door<br />

de verkoper, maken geen deel uit van de prijs die voor de goederen is of moet<br />

worden <strong>be</strong>taald, en moeten dus niet worden <strong>be</strong>grepen in de douanewaarde. Die<br />

kosten worden bovendien niet als bijkomende kosten in de zin van artikel 34, § 2,<br />

eerste lid, 2°, van het Wetboek aangemerkt omdat ze niet verbonden zijn met de<br />

invoer zelf. Ze moeten dus evenmin in de maatstaf van heffing van de btw worden<br />

opgenomen (Beslissing nr. E.T. 117.558 van 1 decem<strong>be</strong>r 2010).<br />

C. Uitzondering.<br />

204/6. Inverbruikstelling van goederen die zich <strong>be</strong>vinden onder één van de regelingen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 en 5, van het Wetboek.<br />

Wanneer goederen die zich in België <strong>be</strong>vinden onder één van de regelingen <strong>be</strong>doeld<br />

in artikel 23, §§ 4 en 5, van het Wetboek (z. nr. 193/7, 1 en 2) voor het verbruik<br />

worden aangegeven na onder die regeling het voorwerp te heb<strong>be</strong>n uitgemaakt van<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

459 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

één of meerdere leveringen en/of diensten, <strong>be</strong>staat de maatstaf van heffing waarover<br />

de ter zake van invoer verschuldigde btw wordt <strong>be</strong>rekend, in afwijking van nr. 201<br />

niet uit de douanewaarde, maar uit de waarde van de goederen <strong>be</strong>rekend in de<br />

handelsfase waarin ze zich <strong>be</strong>vinden na die handelingen te heb<strong>be</strong>n ondergaan.<br />

In voorkomend geval moet die waarde worden verminderd met de waarde van de<br />

diensten die met <strong>be</strong>trekking tot die goederen werden verstrekt aan de persoon die als<br />

geadresseerde optreedt wanneer die diensten op grond van de <strong>be</strong>lastingregels van de<br />

binnenlandse markt niet van de btw zijn vrijgesteld in de Lidstaat waar ze geacht<br />

worden plaats te vinden of overeenkomstig artikel 21, § 2, van het Wetboek geacht<br />

worden buiten de Gemeenschap plaats te vinden (koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7, artikel 42,<br />

§ 3).<br />

In dat verband wordt opgemerkt dat de dienst die <strong>be</strong>staat uit het verrichten van<br />

werkzaamheden aan lichamelijk roerende goederen, niet noodzakelijk plaatsvindt<br />

daar waar die handelingen materieel worden verricht wanneer de ontvanger van de<br />

dienst een persoon is die overeenkomstig artikel 21, § 1, van het Wetboek wordt<br />

aangemerkt als een <strong>be</strong>lastingplichtige voor de plaats<strong>be</strong>paling van de diensten. In dat<br />

geval vindt de dienst, overeenkomstig artikel 21, § 2, van het Wetboek plaats daar<br />

waar de <strong>be</strong>lastingplichtige/ontvanger van de dienst de zetel van zijn economische<br />

activiteit heeft gevestigd of een vaste inrichting heeft waarvoor de dienst wordt<br />

verricht. Naar gelang het land waarin die zetel of vaste inrichting zich <strong>be</strong>vindt zal de<br />

dienst m.b.t. lichamelijk roerende goederen die zich hier te lande <strong>be</strong>vinden derhalve<br />

plaatsvinden in België, in een andere Lidstaat of in een derde land. Wanneer de<br />

ontvanger van voornoemde dienst daarentegen een persoon is die niet als<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wordt aangemerkt voor de plaats<strong>be</strong>paling van de diensten, vindt de<br />

dienst bij toepassing van artikel 21bis, § 2, 6°, c, van het Wetboek plaats daar waar<br />

hij materieel wordt verricht.<br />

Diensten <strong>be</strong>staande uit werkzaamheden verricht aan goederen die zich in België<br />

onder één van de in artikel 23, §§ 4 en 5 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde opschortende<br />

regelingen <strong>be</strong>vinden, zijn op grond van artikel 40, § 2, 2°, van het Wetboek<br />

vrijgesteld van btw wanneer ze overeenkomstig de artikelen 21, § 2, of 21bis, § 2, 6°,<br />

c, van het Wetboek in België plaatsvinden en er is voldaan aan de overige<br />

voorwaarden opgesomd in nr. 254/5.<br />

Uit hetgeen voorafgaat blijkt dat de waarde van de dienst die aan de geadresseerde<br />

wordt verstrekt m.b.t. goederen die zich in België onder één van de <strong>be</strong>doelde<br />

opschortende regelingen <strong>be</strong>vinden, in mindering dient te worden gebracht van de<br />

maatstaf van heffing waarover de ter zake van invoer verschuldigde btw wordt<br />

<strong>be</strong>rekend wanneer:


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 460<br />

- de dienst overeenkomstig artikel 21, § 2 of artikel 21bis, § 2, 6°, c, van het<br />

Wetboek geacht wordt in België plaats te vinden en niet van de btw kan<br />

worden vrijgesteld;<br />

- de dienst overeenkomstig artikel 21, § 2, van het Btw-Wetboek in een andere<br />

Lidstaat plaatsvindt en aldaar niet van de btw kan worden vrijgesteld;<br />

- de dienst overeenkomstig artikel 21, § 2, van het Wetboek buiten de Gemeenschap<br />

plaatsvindt.<br />

De waarde van de dienst kan daarentegen niet in mindering worden gebracht van de<br />

maatstaf van heffing van de ingevoerde goederen wanneer:<br />

- de dienst overeenkomstig artikel 21, § 2, of artikel 21bis, § 2, 6°, c, van het<br />

Wetboek geacht wordt in België plaats te vinden en van de btw is vrijgesteld<br />

op grond van artikel 40, § 2, 2°, van het Wetboek;<br />

- de dienst overeenkomstig artikel 21, § 2, van het Wetboek geacht wordt in een<br />

andere Lidstaat plaats te vinden en aldaar van de btw is vrijgesteld op grond<br />

van een nationale <strong>be</strong>paling die het equivalent vormt van artikel 40, § 2, 2°, van<br />

het Wetboek.<br />

De maatstaf van heffing <strong>be</strong>paald volgens de hiervoor uiteengezette criteria moet<br />

bovendien worden vermeerderd met de niet reeds in die waarde <strong>be</strong>grepen sommen<br />

die overeenkomstig de nrs. 202 t/m 204/5 in de maatstaf van heffing moeten worden<br />

<strong>be</strong>grepen (KB nr. 7, art. 42, § 3).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. A, B, C en D zijn <strong>be</strong>lastingplichtigen die de zetel van hun economische activiteit in België<br />

heb<strong>be</strong>n.<br />

A koopt voor 1.000 EUR bulkgoederen aan buiten de Gemeenschap en plaatst ze hier te lande<br />

onder een regeling douane-entrepot. Het binnenkomen van de goederen in België maakt de btw<br />

niet opeisbaar (z. nr. 250).<br />

A verkoopt de goederen in het entrepot aan B voor 2.000 EUR, die ze op zijn <strong>be</strong>urt met <strong>be</strong>houd<br />

van de entrepotregeling doorverkoopt aan C voor 3.000 EUR. C laat de goederen in het<br />

douane-entrepot wegen en opzakken door D voor de prijs van 200 EUR.<br />

C onttrekt de goederen aan de entrepotregeling en geeft ze op zijn naam voor het verbruik aan.<br />

De ter zake van invoer verschuldigde btw moet worden <strong>be</strong>rekend over een waarde van<br />

3.200 EUR. Die waarde <strong>be</strong>staat uit de inkoopprijs van C, hetzij 3.000 EUR, vermeerderd met<br />

200 EUR, prijs die C moet <strong>be</strong>talen voor de dienst verricht door D. De dienst vindt in België


(1 februari 2012)<br />

461 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

plaats, land waar C de zetel van zijn economische activiteit heeft en is van de Belgische btw<br />

vrijgesteld op grond van artikel 40, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek (dienst m.b.t. een goed dat<br />

zich <strong>be</strong>vindt onder de regeling douane-entrepot <strong>be</strong>doeld in artikel 23, § 4, 5°, van het Btw-<br />

Wetboek. Het feit dat de rechten bij invoer kunnen worden <strong>be</strong>rekend over de door A <strong>be</strong>taalde<br />

transactieprijs, hetzij 1.000 EUR is van geen <strong>be</strong>lang voor het <strong>be</strong>palen van de maatstaf van<br />

heffing van de btw.<br />

Zelfde voor<strong>be</strong>eld als sub 1, met dien verstande dat de geadresseerde C een buitenlandse<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is die in België een individueel aansprakelijk vertegenwoordiger heeft<br />

erkend en de zetel van zijn economische activiteit ofwel buiten de Gemeenschap heeft ofwel in<br />

een andere EU-lidstaat dan België wiens nationale wetgeving niet voorziet in een vrijstelling<br />

van btw voor diensten die worden verricht aan goederen die zich in die lidstaat of in een<br />

andere lidstaat (in het voor<strong>be</strong>eld België) onder een regeling douane-entrepot <strong>be</strong>vinden.<br />

Bij de inverbruikstelling van de goederen in hoofde van C moet de ter zake van invoer<br />

verschuldigde btw enkel worden <strong>be</strong>rekend over de prijs die C aan B heeft <strong>be</strong>taald voor het<br />

verkrijgen van de goederen (3.000 EUR). De dienst die de goederen heb<strong>be</strong>n ondergaan vindt<br />

plaats daar waar C de zetel van zijn economische activiteit heeft gevestigd (artikel 21, § 2, van<br />

het Btw-Wetboek), dus respectievelijk buiten de Gemeenschap of in een andere lidstaat van de<br />

Gemeenschap dan België waar hij effectief met btw werd <strong>be</strong>last. Overeenkomstig artikel 42, §<br />

3, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7 maken dergelijke diensten geen deel uit van de maatstaf van<br />

heffing van de ingevoerde goederen.<br />

204/7 Wederinvoer voor goederen die tijdelijk zijn uitgevoerd om buiten de<br />

gemeenschap te worden hersteld, <strong>be</strong>werkt, aangepast of verwerkt.<br />

Wanneer goederen die tijdelijk werden uitgevoerd om buiten de Gemeenschap te<br />

worden hersteld, <strong>be</strong>werkt, aangepast of verwerkt (regeling passieve veredeling), in<br />

België worden ingevoerd met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van btw op grond<br />

van artikel 41 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7, <strong>be</strong>staat de maatstaf van heffing van de<br />

btw niet uit de douanewaarde van de wederingevoerde goederen, maar uit een<br />

bijzondere waarde die in het kader van de regeling inzake de passieve veredeling<br />

wordt uiteengezet in het nr. 258.<br />

D. Opmerkingen.<br />

205. Sommen die niet tot de maatstaf van heffing <strong>be</strong>horen.<br />

De regels uiteengezet in nr. 121, 1° tot 3°, 5° en 6°, ten aanzien van <strong>be</strong>paling van de<br />

maatstaf van heffing m.b.t. de handelingen in België, zijn ook van toepassing op de<br />

invoer van goederen (z. evenwel nr. 204/5, voor wat <strong>be</strong>treft kosten van vervoer, van<br />

met vervoer gepaard gaande handelingen en van verzekering).


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 462<br />

De interesten verschuldigd wegens laattijdige <strong>be</strong>taling worden niet als bijkomende<br />

kosten <strong>be</strong>schouwd en moeten dus niet in de maatstaf van heffing worden <strong>be</strong>grepen.<br />

206. Gegevens van de maatstaf van heffing uitgedrukt in vreemde munten.<br />

Krachtens artikel 34, § 4, van het Wetboek wordt, indien de gegevens voor het<br />

<strong>be</strong>palen van de maatstaf van heffing zijn uitgedrukt in de munteenheid van een derde<br />

land of van een Lidstaat die de euro niet heeft aangenomen, de wisselkoers<br />

vastgesteld overeenkomstig de geldende communautaire <strong>be</strong>palingen voor de<br />

<strong>be</strong>rekening van de douanewaarde.<br />

Die <strong>be</strong>palingen zijn opgenomen in artikel 35 van de Verordening (EEG) nr. 2913/92<br />

van de Raad van 12 okto<strong>be</strong>r 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek<br />

en de artikelen 168 tot 172 van de Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de<br />

Commissie van 2 juli 1993.<br />

De bij invoer toe te passen wisselkoers is dus steeds die welke geldt voor het<br />

<strong>be</strong>rekenen van de douanewaarde. Er wordt dan ook verwezen naar de Instructie<br />

Waarde van de Administratie der douane en accijnzen en inzonderheid naar het<br />

periodiek <strong>be</strong>richt, opgenomen als bijlage IV van die instructie, waarin de toepasselijke<br />

wisselkoersen worden gepubliceerd.<br />

207. (Opgeheven.)<br />

208. Herziening van de heffing.<br />

Ingeval de kosten <strong>be</strong>doeld in de nrs. 203 tot 204/5 of het <strong>be</strong>drag van één of meer van<br />

de elementen waaruit de maatstaf van heffing is samengesteld niet of enkel bij<br />

<strong>be</strong>nadering zijn gekend op het tijdstip dat de btw moet worden voldaan, moet de<br />

geadresseerde of de aangever die kosten schatten onder controle van de administratie<br />

en dient de op die grondslag gedane heffing te worden herzien wanneer de<br />

werkelijke kosten van de elementen in kwestie definitief zijn vastgesteld en het<br />

geschatte <strong>be</strong>drag overschrijden.<br />

(1 februari 2012)


209 tot 212/2 (Opgeheven.)<br />

213. Afronding.<br />

(1 februari 2012)<br />

463 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

De regels vermeld in nr. 139 m.b.t. de afronding van de maatstaf van heffing en de<br />

verschuldigde btw voor binnenlandse handelingen zijn van toepassing op de<br />

<strong>be</strong>lasting verschuldigd inzake invoer.<br />

II. Voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

A. Tijdstip van <strong>be</strong>taling.<br />

214. Principe.<br />

De <strong>be</strong>lasting is opeisbaar op het tijdstip <strong>be</strong>paald in nr. 198. Ze moet in <strong>be</strong>ginsel<br />

worden voldaan op het tijdstip waarop de aangifte ten verbruik wordt ingediend.<br />

Onder de voorwaarden gesteld in artikel 2 van het ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 6 van 4<br />

maart 1993 kan de voldoening van de ter zake van invoer verschuldigde btw evenwel<br />

worden uitgesteld tot de donderdag van de week volgend op die waarin de aangifte<br />

ten verbruik is geschied.<br />

Bovendien kan de voldoening van de btw worden verlegd naar het binnenland in het<br />

geval <strong>be</strong>doeld in nr. 227. In dit geval moet de <strong>be</strong>lasting worden opgenomen in de<br />

periodieke btw-aangifte m.b.t. het tijdvak waarin de aangifte voor het verbruik van<br />

de ingevoerde goederen werd geldig gemaakt.<br />

B. Persoon op wiens naam de btw moet worden voldaan.<br />

215. Geadresseerde.<br />

Artikel 52, § 1, tweede lid, van het Wetboek verleent de Koning de <strong>be</strong>voegdheid te<br />

<strong>be</strong>palen op wiens naam de ter zake van invoer verschuldigde btw moet worden


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 464<br />

voldaan. Op grond van artikel 6 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7 van 29 decem<strong>be</strong>r<br />

1992, genomen ter uitvoering van die <strong>be</strong>paling, moet de <strong>be</strong>lasting worden voldaan in<br />

hoofde van de geadresseerde van de ingevoerde goederen.<br />

De omschrijving van die persoon heeft tot doel te <strong>be</strong>palen wie de bij invoer <strong>be</strong>taalde<br />

<strong>be</strong>lasting eventueel in aftrek mag brengen en is eveneens van <strong>be</strong>lang om de maatstaf<br />

van heffing te <strong>be</strong>palen in <strong>be</strong>paalde situaties (z. met name nr. 204/6) of ook om uit te<br />

maken of in zijnen hoofde is voldaan aan de voorwaarden om een vrijstelling toe te<br />

passen. De geadresseerde wordt ook aangemerkt als één van de hoofdschuldenaars<br />

van de <strong>BTW</strong> die wegens invoer is verschuldigd (z. nr. 224).<br />

Kunnen als geadresseerde optreden, de personen vermeld onder de nrs. 216 tot 220/4<br />

hierna; het nodige onderscheid moet worden gemaakt naargelang het ingevoerde<br />

goed al dan niet door of voor rekening van de leverancier hier te lande wordt<br />

geïnstalleerd of gemonteerd.<br />

1. De goederen worden hier te lande niet door of voor rekening van de<br />

leverancier geïnstalleerd of gemonteerd.<br />

216. Verkrijger of overnemer.<br />

Wanneer de ingevoerde goederen niet door of voor rekening van de leverancier<br />

worden geïnstalleerd of gemonteerd in België, is de geadresseerde in de regel de<br />

verkrijger of de overnemer van de goederen (artikel 6, § 2, eerste lid, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7).<br />

Opdat een verkrijger of een overnemer als geadresseerde zou kunnen optreden is<br />

vereist dat:<br />

1° hij de goederen verkregen heeft op het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting opeisbaar<br />

wordt (z. nr. 198);<br />

2° hij die goederen verkregen heeft ter uitvoering van een contract onder<br />

<strong>be</strong>zwarende of kosteloze titel tot overdracht of aanwijzing van eigendom of<br />

vruchtgebruik;<br />

3° op het tijdstip dat de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt, de goederen worden verzonden<br />

of vervoerd tot op de plaats waar hij over die goederen kan <strong>be</strong>schikken.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

465 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Hier wordt dus voornamelijk de koper <strong>be</strong>doeld in het kader van een levering van<br />

goederen waarvoor de afgifte een verzending of een vervoer van de goederen<br />

inhoudt.<br />

Voor<strong>be</strong>elden<br />

1. De onderneming die in België grondstoffen invoert die ze in een derde land heeft gekocht en<br />

<strong>be</strong>stemd zijn om in haar productieketen te worden opgenomen.<br />

2. De particulier die per postcollo een uit de Verenigde Staten afkomstig goed ontvangt dat hij<br />

via het internet heeft <strong>be</strong>steld.<br />

3. De <strong>be</strong>lastingplichtige die goederen verwerft die zich te Antwerpen in een douane-entrepot<br />

<strong>be</strong>vinden en die hij naar zijn <strong>be</strong>drijf te Charleroi overbrengt na ze voor het verbruik te heb<strong>be</strong>n<br />

aangegeven.<br />

Bij kettingverkopen die een opeenvolging van eigendomsoverdrachten <strong>be</strong>helzen<br />

tussen de opeenvolgende verkopers en kopers dient rekening te worden gehouden<br />

met de bijzonderheid dat het vervoer slechts plaatsvindt in één van de opeenvolgende<br />

contractuele relaties (z. nr. 28). In principe is het dan ook uitsluitend de persoon die<br />

als koper is opgetreden in de relatie waarin het vervoer wordt verricht die kan<br />

worden aangemerkt als verkrijger aan wie de goederen worden toegestuurd. De<br />

vorige kopers zijn weliswaar ook verkrijger maar kunnen in die hoedanigheid niet als<br />

geadresseerde optreden daar de goederen hen niet worden toegestuurd bij<br />

ontstentenis van vervoer in de contractuele band met hun respectievelijke verkopers.<br />

Desgevallend kunnen zij in hun hoedanigheid van verkoper of vorige verkoper als<br />

geadresseerde worden aangemerkt (z. nr. 218).<br />

Voor<strong>be</strong>eld.<br />

A een in Japan gevestigde, fabrikant verkoopt goederen aan een in België gevestigde handelaar B die<br />

ze doorverkoopt aan C eveneens in België gevestigd.<br />

Japan België<br />

A. verkoop B. verkoop C<br />

Volgende gevallen kunnen zich voordoen:<br />

vervoer<br />

a) het vervoer wordt verricht door of voor rekening van A;<br />

b) het vervoer wordt verricht door of voor rekening van B;<br />

c) het vervoer wordt verricht door of voor rekening van C.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 466<br />

Eerste hypothese: het vervoer wordt verricht door of voor rekening van A.<br />

In dat geval vindt het vervoer plaats in de relatie A-B daar B de enige is waarmee A een overeenkomst<br />

heeft gesloten. In de contractuele band tussen A en B werd derhalve <strong>be</strong>dongen dat A (leverancier) de<br />

goederen zal vervoeren, niet naar de inrichting van B (zijn koper), maar naar een andere plaats die B<br />

als <strong>be</strong>stemming opgeeft, hetzij in onderhavig geval bij C.<br />

De levering van A aan B vindt overeenkomstig art. 15, § 2, tweede lid, 1, van het Wetboek in het<br />

buitenland plaats (plaats waar het vervoer naar de verkrijger aanvangt) en is niet <strong>be</strong>lastbaar.<br />

De levering van B aan C is een levering zonder vervoer en vindt dus plaats daar waar de goederen ter<br />

<strong>be</strong>schikking worden gesteld van de verkrijger (Wetboek, art. 15, § 2, eerste lid), d.w.z. bij C. De<br />

levering B-C vindt derhalve in België plaats en is aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen.<br />

Bij de invoer van de goederen moet B als geadresseerde worden aangemerkt. Het vervoer vindt plaats<br />

in de relatie A-B zodat B de verkrijger is aan wie de goederen worden toegestuurd. C kan niet als<br />

geadresseerde optreden daar de goederen hem, bij ontstentenis van vervoer in de relatie B-C, niet<br />

worden toegestuurd.<br />

Tweede hypothese: het vervoer wordt verricht door of voor rekening van B.<br />

Aangezien B zowel verkrijger is ten opzichte van A als leverancier ten opzichte van C moet aan de<br />

hand van de gesloten overeenkomsten en verkoopsvoorwaarden worden onderzocht in welke<br />

contractuele band het vervoer plaatsvindt.<br />

1) Indien volgens de gesloten overeenkomst het vervoer wordt verricht in de relatie A-B is het<br />

<strong>be</strong>paalde in de eerste hypothese hiervoor van toepassing.<br />

2) Wanneer het vervoer daarentegen plaatsvindt in de relatie B-C is hetgeen is gesteld in de<br />

derde hypothese hierna van toepassing.<br />

Derde hypothese: het vervoer wordt verricht door of voor rekening van C.<br />

In dit geval vindt het vervoer plaats in de relatie B-C, daar B de enige is waarmee C een<br />

overeenkomst heeft gesloten.<br />

De levering van A aan B is derhalve een levering zonder vervoer die overeenkomstig art. 15, § 2,<br />

eerste lid, van het Wetboek in het buitenland plaatsvindt (plaats waar de goederen ter <strong>be</strong>schikking<br />

worden gesteld van B).<br />

Op grond van art. 15, § 2, tweede lid, 1, van het Wetboek vindt de levering B-C eveneens in het<br />

buitenland plaats (plaats van aanvang van het vervoer naar C).<br />

Daar het vervoer plaatsvindt in de relatie B-C moeten de goederen ten verbruik worden aangegeven<br />

in hoofde van C, verkrijger aan wie de goederen worden toegestuurd. B kan in zijn hoedanigheid van<br />

verkrijger niet als geadresseerde optreden (z. evenwel nr. 218).<br />

(1 februari 2012)


217. Eigenaar.<br />

(1 februari 2012)<br />

467 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Bij ontstentenis van een verkrijger of een overnemer, is de persoon die eigenaar is<br />

van de goederen op het tijdstip dat de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt in de regel de<br />

geadresseerde (artikel 6, § 2, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7).<br />

V o o r b e e l d e n<br />

- De in de Verenigde Staten gevestigde producent die door hem voortgebrachte goederen invoert<br />

in België.<br />

- De particulier die zijn persoonlijke goederen invoert naar aanleiding van de overbrenging van<br />

zijn normale verblijfplaats naar België.<br />

- De Belgische toerist die uit China terugkeert met souvenirs in zijn persoonlijke bagage.<br />

- De <strong>be</strong>lastingplichtige die goederen van zijn onderneming in België wederinvoert na ze naar<br />

Marokko te heb<strong>be</strong>n uitgevoerd om er te worden <strong>be</strong>werkt.<br />

218. Verkoper of vorige verkoper.<br />

De verkoper of een vorige verkoper kan ervoor opteren om als geadresseerde op te<br />

treden onder de voorwaarden gesteld in artikel 6, § 2, tweede lid, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 7.<br />

Krachtens die <strong>be</strong>paling kan de <strong>be</strong>doelde persoon steeds als geadresseerde optreden<br />

wanneer hij in België is gevestigd.<br />

Wanneer de verkoper of vorige verkoper daarentegen niet in België is gevestigd, kan<br />

hij slechts als geadresseerde optreden voor zover hij:<br />

- over een Belgisch btw-identificatienummer <strong>be</strong>schikt ingevolge de erkenning<br />

van een individuele aansprakelijke vertegenwoordiger of ingevolge een procedure<br />

van rechtstreekse identificatie (slechts mogelijk voor <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

die buiten België maar in de Gemeenschap zijn gevestigd);<br />

of


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 468<br />

- zich bij de inverbruikstelling van de goederen laat vertegenwoordigen door een<br />

vooraf door de Administratie erkende aansprakelijke vertegenwoordiger die<br />

<strong>be</strong>schikt over een globaal btw-identificatienummer met <strong>be</strong>ginkenmerk<br />

BE 796.5 of BE 796.6, waaronder hij meerdere niet in België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen vertegenwoordigt.<br />

De problematiek inzake de fiscale vertegenwoordiging van de niet in België<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige wordt <strong>be</strong>handeld in hoofdstuk IV, afdeling 4.<br />

Om commerciële of technische redenen kan de verkoper er <strong>be</strong>lang bij heb<strong>be</strong>n dat de<br />

koper de identiteit van zijn leverancier of dienstverrichter of de herkomst van de<br />

goederen niet kent. In dat geval kan hij onder de hiervoor <strong>be</strong>doelde voorwaarden<br />

optreden als geadresseerde.<br />

Is de levering van de goederen aan de koper aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen wanneer<br />

de verkoper of zelfs een vorige verkoper als geadresseerde optreedt ?<br />

Bij toepassing van artikel 15, § 2, tweede lid, 1°, van het Wetboek vindt de levering<br />

aan de koper plaats buiten de Gemeenschap indien het vervoer naar de koper buiten<br />

de Gemeenschap aanvangt en wordt verricht in de contractuele band tussen de<br />

verkoper die als geadresseerde optreedt en zijn koper. De levering aan die koper is<br />

bijgevolg een handeling die niet aan de <strong>BTW</strong> onderworpen is. Anderzijds werd de<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting bij de invoer van de goederen voldaan door de verkoper.<br />

Uiteindelijk zou in dergelijke gevallen dus geen btw moeten worden voldaan voor de<br />

levering die wordt verricht door de verkoper die als geadresseerde optreedt. Om die<br />

abnormale toestand te verhelpen <strong>be</strong>paalt artikel 15, § 3, van het Wetboek dat,<br />

wanneer de <strong>be</strong>lasting regelmatig werd voldaan in hoofde van de verkoper die als<br />

geadresseerde is opgetreden, de leveringen door die verkoper en eventueel de<br />

daaropvolgende leveringen, geacht worden hier te lande te zijn verricht, zodat de<br />

<strong>be</strong>lasting op die leveringen verschuldigd is.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

B, een in België gevestigde handelaar, koopt goederen bij A die buiten de Gemeenschap is gevestigd.<br />

B verkoopt de goederen door aan C die eveneens in België is gevestigd. De goederen worden door B<br />

rechtstreeks van A naar C vervoerd. A heeft geen individuele aansprakelijke vertegenwoordiger laten<br />

erkennen in België en laat zich bij de invoer van de goederen in België evenmin vertegenwoordigen<br />

door een vooraf door de administratie erkende aansprakelijke vertegenwoordiger die over een<br />

globaal btw-identificatienummer <strong>be</strong>schikt waaronder hij meerdere buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

vertegenwoordigt.


(1 februari 2012)<br />

469 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Het <strong>be</strong>treft een kettingverkoop waarbij B zowel verkrijger is ten opzichte van A als verkoper ten<br />

opzichte van C. Om te <strong>be</strong>palen wie als geadresseerde bij invoer kan worden aangemerkt, dient aan de<br />

hand van de gesloten overeenkomsten en verkoopsvoorwaarden te worden onderzocht in welke<br />

contractuele band het vervoer plaatsvindt (z. nr. 216).<br />

1) Het vervoer wordt verricht in de relatie B-C.<br />

In dat geval kan zowel B als C als geadresseerde worden aangemerkt.<br />

a) C treedt op als geadresseerde.<br />

De levering door B aan C is een levering met vervoer die in het buitenland plaatsvindt (Wetboek,<br />

art. 15, § 2, tweede lid, 1°) en derhalve niet <strong>be</strong>lastbaar is.<br />

C zal bij invoer de btw uit eigen hoofde voldoen in zijn hoedanigheid van verkrijger aan wie de<br />

goederen rechtstreeks worden toegestuurd.<br />

b) B treedt op als geadresseerde.<br />

B zal bij invoer de btw uit eigen hoofde voldoen in zijn hoedanigheid van in België gevestigde<br />

verkoper. Bij toepassing van art. 15, § 3, van het Wetboek zal de levering door B aan C geacht<br />

worden in België plaats te vinden en is als dusdanig aan de btw onderworpen.<br />

2) Het vervoer wordt verricht in de relatie A-B.<br />

Daar de levering B-C een levering zonder vervoer is kan alleen B als geadresseerde worden<br />

aangemerkt, niet in zijn hoedanigheid van verkoper, maar als verkrijger aan wie de goederen<br />

rechtstreeks worden toegestuurd (z. nr. 216). De levering van B aan C vindt plaats daar waar de<br />

goederen ter <strong>be</strong>schikking worden gesteld van C (Wetboek, art. 15, § 2, eerste lid) d.w.z. bij C. Het<br />

<strong>be</strong>treft dus een binnenlandse levering die aan de btw onderworpen is.<br />

*<br />

* *<br />

Opgemerkt wordt dat A in zijn hoedanigheid van verkoper of vorige verkoper niet als geadresseerde<br />

kan worden aangemerkt daar hij niet in België is gevestigd en er evenmin voor btw-doeleinden is<br />

geïdentificeerd.<br />

218/2. De maakloonwerker, de huurder of de ontlener handelend in het kader van de<br />

regeling van passieve veredeling inzake btw (z. nr. 258).<br />

In <strong>be</strong>ginsel kan de persoon die in de hoedanigheid van maakloonwerker, huurder of<br />

ontlener goederen uitvoert buiten de Gemeenschap om ze een herstelling, <strong>be</strong>werking,<br />

verwerking of aanpassing te laten ondergaan, niet als geadresseerde worden<br />

aangemerkt bij de wederinvoer van die goederen.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 470<br />

Wanneer die uitvoer uit de Gemeenschap en wederinvoer in België plaatsvindt onder<br />

de regeling van passieve veredeling inzake btw <strong>be</strong>doeld in nr. 258 kan, op grond van<br />

art. 6, § 4, van het KB nr. 7, de maakloonwerker, de huurder of de ontlener van de<br />

goederen als geadresseerde optreden. Onder maakloonwerker wordt voor de<br />

toepassing van dat artikel niet alleen de persoon verstaan die een maakloonwerk in<br />

de zin van art. 18, § 1, tweede lid, 1°, van het Wetboek verricht, maar meer algemeen<br />

elke opdrachtnemer die gelast is een goed dat hem door de opdrachtgever werd<br />

verstrekt een herstelling, een <strong>be</strong>werking, een verwerking of een aanpassing <strong>be</strong>doeld<br />

in art. 41, § 1, van voornoemd koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 te doen<br />

ondergaan.<br />

219. Persoon aan wie de goederen op zicht, op proef of in consignatie worden<br />

gezonden.<br />

Degene aan wie goederen op zicht, op proef of in consignatie worden gezonden, mag<br />

als geadresseerde optreden wanneer:<br />

1° hij een <strong>be</strong>lastingplichtige is die de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde periodieke aangifte indient;<br />

2° hij de goederen die hij niet koopt, wederuitvoert buiten de Gemeenschap;<br />

3° degene die de goederen op zicht, op proef of in consignatie zendt, niet in<br />

België is gevestigd.<br />

Wordt <strong>be</strong>schouwd als zijnde niet in België gevestigd, de persoon of de<br />

onderneming waarvan de woonplaats of de maatschappelijke of statutaire zetel<br />

buiten België is gelegen en die in België geen vaste inrichting heeft. Het feit<br />

dat die persoon of die onderneming over een Belgisch btw-identificatienummer<br />

<strong>be</strong>schikt ingevolge een procedure van rechtstreekse btw-identificatie of de<br />

erkenning van een aansprakelijke vertegenwoordiger dan wel zich laat<br />

vertegenwoordigen door een vooraf erkende persoon, heeft geen invloed op<br />

deze toestand.<br />

220. Persoon aan wie een goed wordt toegestuurd dat moet worden <strong>be</strong>werkt,<br />

verwerkt of hersteld vooraleer het wordt wederuitgevoerd.<br />

De aannemer of de loon<strong>be</strong>werker mag optreden als geadresseerde onder de<br />

voorwaarden gesteld voor de zending op zicht, op proef of in consignatie.<br />

(1 februari 2012)


220/2. (Opgeheven.)<br />

(1 februari 2012)<br />

471 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

2. De goederen worden hier te lande door of voor rekening van de<br />

leverancier geïnstalleerd of gemonteerd.<br />

220/3. Leverancier.<br />

Wanneer de goederen door of voor rekening van de leverancier worden geïnstalleerd<br />

of gemonteerd en de levering plaatsvindt hier te lande bij toepassing van artikel 15,<br />

§ 2, tweede lid, 2°, van het Wetboek, moet de leverancier de hoedanigheid van<br />

geadresseerde aannemen.<br />

Indien de leverancier niet in België is gevestigd moet hij hier te lande in principe<br />

over een individueel btw-identificatienummer <strong>be</strong>schikken ingevolge de erkenning<br />

van een aansprakelijke vertegenwoordiger of een procedure van rechtstreekse<br />

identificatie, of moet hij zich laten vertegenwoordigen door een vooraf door de<br />

administratie erkend aansprakelijk vertegenwoordiger die over een globaal btwidentificatienummer<br />

<strong>be</strong>schikt waaronder hij meerdere buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

vertegenwoordigt.<br />

220/4. Verkoper of vorige verkoper.<br />

De persoon die goederen aan de in nr. 220/3 <strong>be</strong>doelde leverancier heeft verkocht, of<br />

een vorige verkoper, kan eveneens als geadresseerde optreden; daarbij dient dan<br />

hetzelfde voor<strong>be</strong>houd te worden gemaakt als in nr. 218.<br />

3. Algemene opmerkingen.<br />

221. Zending van de goederen naar een commissionair of naar iemand die met een<br />

commissionair is gelijkgesteld door artikel 13 van het Wetboek.<br />

Die tussenpersonen worden gelijkgesteld met kopers of verkopers en kunnen dus als<br />

geadresseerde optreden.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 472<br />

222. Invoer van een gehuurd goed.<br />

Voor de toepassing van de btw is de geadresseerde de eigenaar en niet de huurder<br />

van het goed.<br />

222/2. Invoer door een lid van een btw-eenheid.<br />

Wanneer een lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Btw-<br />

Wetboek, een goed invoert en daarbij handelt in één van de hoedanigheden en<br />

omstandigheden <strong>be</strong>doeld in de nrs. 216 tot 220, 220/3 en 220/4, is de geadresseerde<br />

de btw-eenheid.<br />

In vak 8 van de aangifte voor het verbruik moeten evenwel niet de naam, het adres en<br />

het btw-identificatienummer van de btw-eenheid zelf worden vermeld, maar de<br />

naam, het adres en het sub-btw-identificatienummer van het lid dat op grond van<br />

artikel 50, § 1, 6°, eerste lid, van het Wetboek aan dat lid werd toegekend en door<br />

wiens toedoen de goederen worden ingevoerd.<br />

223. Zending van een goed naar een depothouder.<br />

Wanneer goederen worden verzonden naar een depothouder die geen consignataris<br />

is, mag die depothouder niet optreden als geadresseerde; het is dus enkel de eigenaar<br />

die de hoedanigheid van geadresseerde kan aannemen.<br />

C. Personen die aansprakelijk zijn voor de voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

224. Wettelijke <strong>be</strong>palingen.<br />

Artikel 52, § 1, tweede lid, van het Wetboek verleent de Koning de <strong>be</strong>voegdheid te<br />

<strong>be</strong>palen wie aansprakelijk is voor de voldoening van de ter zake van invoer<br />

verschuldigde btw.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

473 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Artikel 8, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7, genomen ter uitvoering van die<br />

<strong>be</strong>paling, merkt volgende personen aan als hoofdelijke schuldenaars van de ter zake<br />

van invoer verschuldigde btw:<br />

- de geadresseerde (z. nrs 215 tot 223);<br />

- de aangever, dit is de persoon die de goederen voor het verbruik heeft<br />

aangegeven;<br />

- de lastgever van die aangever;<br />

- de aangever inzake communautair douanevervoer;<br />

- en meer algemeen, ieder ander persoon die gehouden is tot de voldoening van<br />

rechten bij invoer, ook al zijn de goederen om welke reden ook niet aan rechten<br />

bij invoer onderworpen.<br />

De hoofdelijkheid houdt in dat elk van die personen hoofdschuldenaar is van de ter<br />

zake van invoer verschuldigde btw en dus op voet van gelijkheid met de andere<br />

hoofdelijke schuldenaars gehouden is tot het <strong>be</strong>talen van die <strong>be</strong>lasting.<br />

Wanneer de btw die wegens invoer is verschuldigd niet aan de douane moet worden<br />

voldaan, maar volgens het zogenaamde stelsel van de verlegging van de heffing bij<br />

invoer (z. nrs. 227 en volgende), zijn evenwel alleen de geadresseerde en de<br />

aangever inzake communautair douanevervoer hoofdelijk gehouden tot voldoening<br />

van de <strong>be</strong>lasting (KB nr. 7, art. 8, tweede lid).<br />

Verder <strong>be</strong>paalt artikel 68, § 3, van het Wetboek dat voor de invoeren <strong>be</strong>doeld in § 1<br />

en § 2 van dit artikel (goederen aanwezig binnen de overeenkomstig de douanereglementeringen<br />

afgebakende tolkring, met een motor uitgeruste vervoermiddelen<br />

en aanhangwagens) de importeur, de eigenaar, de houder, en indien het om een<br />

voertuig gaat de <strong>be</strong>stuurder ervan, hoofdelijk gehouden zijn tot het <strong>be</strong>talen van de<br />

<strong>be</strong>lasting en de bij artikel 70, § 1, van het Wetboek ingestelde geldboete.<br />

Tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting zijn eveneens gehouden de aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger van de in het buitenland gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige en degenen<br />

die een overtreding heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>gaan (z. Wetboek, art. 55, 70, § 4, en 73sexies).


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 474<br />

D. Modaliteiten van de <strong>be</strong>taling.<br />

225. Over te leggen stukken tot staving van de voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Om de voldoening van de <strong>be</strong>lasting te verzekeren moet de aangever een document op<br />

naam van de geadresseerde opmaken dat op het tijdstip van de aangifte ten verbruik<br />

bij het <strong>be</strong>voegde douanekantoor moet worden ingediend (KB nr. 7, art. 1, 2 en 9).<br />

Dit document is het als aangifte ten verbruik ge<strong>be</strong>zigde formulier "Enig document".<br />

Die aangifte <strong>be</strong>vat alle gegevens die nodig zijn niet alleen inzake douane maar ook<br />

voor de toepassing van de btw, zodat het in principe tegelijkertijd als aangifte voor<br />

het in het vrije verkeer brengen inzake rechten bij invoer en als aangifte voor het<br />

verbruik op het stuk van de btw wordt gebruikt. Het wordt zowel door de<br />

geadresseerde-<strong>be</strong>lastingplichtige als door de geadresseerde-niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

gebruikt voor de invoer van goederen die ten verbruik worden aangegeven.<br />

Voor iedere geadresseerde moet afzonderlijk een document worden opgemaakt<br />

(z. KB nr. 7, art. 9, § 1, tweede lid).<br />

De identiteit en het adres en, in voorkomend geval, het Belgisch btw-identificatienummer<br />

van de geadresseerde moeten worden vermeld in vak 8 van de aangifte voor<br />

het verbruik. Wat <strong>be</strong>treft de btw-eenheid wordt verwezen naar nr. 222/2.<br />

Die inverbruikstelling kan ge<strong>be</strong>uren ofwel met <strong>be</strong>taling van de btw aan de douane of<br />

met verlegging van de heffing <strong>be</strong>doeld in de nrs. 227 tot 230.<br />

Het "Enig document" <strong>be</strong>staat in principe uit een set van acht exemplaren waarvan de<br />

exemplaren 6, 7 en 8 worden gebruikt voor het verrichten van de invoerformaliteiten<br />

in de Lidstaat van invoer. Het exemplaar 8 voor de geadresseerde wordt na<br />

aanvaarding door de douane aan de aangever <strong>be</strong>zorgd. Deze geeft dat exemplaar aan<br />

de geadresseerde die het <strong>be</strong>waart.<br />

Vanaf juni 2007 heeft de Belgische douane de mogelijkheid gecreëerd om de<br />

aangifte ten verbruik op elektronische wijze in te dienen op het Enig kantoor der<br />

douane en accijnzen (PLDA - Paperless douane en accijnzen) (zie nr. 196).<br />

(1 februari 2012)


226. Wijze van <strong>be</strong>taling.<br />

227. Begrip.<br />

(1 februari 2012)<br />

475 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Behoudens in de gevallen <strong>be</strong>doeld in cijfer III hierna (verlegging van de heffing)<br />

wordt de btw <strong>be</strong>taald aan de Administratie der douane en accijnzen. Die <strong>be</strong>taling<br />

geschiedt in de regel door de overschrijving van het verschuldigde <strong>be</strong>drag op het<br />

rekeningnummer van het Enig kantoor van die administratie. In uitzonderlijke<br />

gevallen kan de <strong>be</strong>taling worden gedaan op een hulpkantoor van het Enig kantoor<br />

(<strong>be</strong>taling in speciën en met cheques).<br />

De voldoening van de <strong>be</strong>lasting wordt vastgesteld door in vak B (compta<strong>be</strong>le<br />

gegevens) van het voor de geadresseerde <strong>be</strong>stemde exemplaar 8 van het "Enig<br />

document", kwijting te verlenen van het totaal<strong>be</strong>drag van de bij invoer voldane<br />

<strong>be</strong>lastingen. Dit <strong>be</strong>drag kan dan ook andere rechten en taksen dan de btw (b.v.<br />

rechten bij invoer en accijns) <strong>be</strong>vatten. Het werkelijk geïnde <strong>be</strong>drag van de btw<br />

wordt apart vermeld in vak 47 van het "Enig document". In dat vak worden per type<br />

van <strong>be</strong>lasting, de maatstaf van heffing, het tarief, het verschuldigde <strong>be</strong>drag en de<br />

wijze van <strong>be</strong>taling vermeld. De btw wordt er aangeduid met de code "B00" (1) .<br />

III. Verlegging van de heffing.<br />

Door de verlegging van de heffing wordt de <strong>be</strong>lastingplichtige, die gehouden is tot<br />

het indienen van periodieke btw-aangiften <strong>be</strong>doeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°,<br />

van het Wetboek, ontheven van de verplichting de <strong>be</strong>lasting aan de douane te<br />

voldoen op het tijdstip van de aangifte ten verbruik. Hij vermeldt die <strong>be</strong>lasting in<br />

rooster 57 van de periodieke btw-aangifte m.b.t. het tijdvak waarin de aangifte voor<br />

het verbruik door de douane werd aanvaard en in de mate dat de algemene<br />

<strong>be</strong>ginselen het hem toestaan, brengt hij ze in aftrek in rooster 59 van dezelfde<br />

aangifte.<br />

(1) Op de aangiften voor het verbruik die nog werden opgesteld volgens de regels van het oude formulier "Toelichting<br />

bij het gebruik van de formulieren"Enig Document"in de BLEU", wordt de btw aangeduid met de code "01".


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 476<br />

228. Personen die de verlegging van de <strong>be</strong>taling kunnen toepassen.<br />

De verlegging van de <strong>be</strong>taling kan slechts worden toegepast door de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

die op grond van artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek gehouden<br />

zijn maand- of kwartaalaangiften in te dienen en die de vergunning <strong>be</strong>doeld in<br />

nr. 229 heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>komen. Dit principe geldt ook t.a.v. de btw-eenheid in de zin van<br />

artikel 4, § 2, van het Wetboek. De buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen die voor de<br />

invoeren die ze verrichten, worden vertegenwoordigd door een vooraf door de<br />

administratie erkende aansprakelijke vertegenwoordiger die over een globaal btwidentificatienummer<br />

<strong>be</strong>schikt waaronder hij meerdere buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

vertegenwoordigt, zijn evenwel van de verleggingsregeling uitgesloten.<br />

De verleggingsregeling kan derhalve niet worden toegepast door niet-<strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

- al dan niet particulieren -, door kleine ondernemingen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 56 van het Wetboek, door landbouwondernemers onderworpen aan de<br />

bijzondere regeling ingesteld door artikel 57 van het Wetboek, door <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

die in het kader van <strong>be</strong>paalde bijzondere regelingen ontheven werden van<br />

de verplichting tot indiening van periodieke aangiften, door personen die ertoe<br />

gehouden zijn de in artikel 53ter van het Wetboek <strong>be</strong>doelde bijzondere btw-aangifte<br />

in te dienen of door in het buitenland gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen die hier te lande<br />

niet over een individueel btw-identificatienummer <strong>be</strong>schikken.<br />

229. Voorwaarden en formaliteiten.<br />

De verlegging van de <strong>be</strong>taling is inzonderheid onderworpen aan:<br />

1° een vergunning uitgereikt door de centrale diensten van de Algemene<br />

administratie van de fiscaliteit. Die vergunning moet bij de inklaring van de<br />

goederen niet aan de douane worden voorgelegd;<br />

2° de vooruit<strong>be</strong>taling van een <strong>be</strong>drag als btw op de postrekening van het door die<br />

centrale diensten aangeduide btw-kantoor.<br />

Bovendien moeten, bij de verlegging van de <strong>be</strong>taling, voorwaarden worden<br />

nageleefd en formaliteiten worden vervuld. Deze voorwaarden en formaliteiten<br />

worden nader omschreven in de aanschrijving nr. 3/1973 (bijwerking 2008) gevoegd<br />

bij de circulaire AOIF nr. 1/2008.<br />

(1 februari 2012)


230. Invoerdocumenten.<br />

(1 februari 2012)<br />

477 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Bij de invoer moet de aangever een formulier "Enig document" dat als aangifte ten<br />

verbruik wordt ge<strong>be</strong>zigd, indienen op het <strong>be</strong>voegde douanekantoor (z. nr. 196).<br />

De aangever moet de code "G" vermelden in de kolom "WB" (wijze van <strong>be</strong>talen) van<br />

vak 47 van dit document. Vak 48 moet worden aangevuld met het nummer van de<br />

vergunning dat aan de geadresseerde werd toegekend.<br />

231 t/m 249/2 (Opgeheven.)<br />

Afdeling 3. - Invoer van goederen zonder <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting.<br />

I. Voorafgaande opmerkingen.<br />

250. Binnenkomst in België van goederen geplaatst onder één van de regelingen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 en 5, van het Wetboek.<br />

Er vindt geen aan de btw onderworpen invoer in België plaats wanneer een nietcommunautair<br />

goed van bij zijn binnenkomst in de Gemeenschap onder een<br />

opschortende regeling inzake douane wordt geplaatst <strong>be</strong>doeld in artikel 23, § 4, van<br />

het Wetboek en onder die regeling het Belgisch grondgebied binnenkomt en weer<br />

verlaat (z. nr. 193/7, 1).<br />

Hetzelfde principe geldt voor communautaire goederen die zich hier te lande<br />

<strong>be</strong>vinden onder een regeling intern communautair douanevervoer of een fiscale<br />

regeling <strong>be</strong>doeld in artikel 3, § 5, van het Wetboek en onder die regeling het Belgisch<br />

grondgebied verlaten (z. nr. 193/7, 2).<br />

Vermits er in die gevallen geen invoer in België is en dus ook geen <strong>be</strong>lastbaar feit,<br />

dient er voor die goederen<strong>be</strong>weging geen vrijstelling van btw te worden ingeroepen.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 478<br />

De voornaamste opschortende regelingen inzake douane <strong>be</strong>doeld in art. 23, § 4, van<br />

het Wetboek en de regeling intern communautair douanevervoer worden <strong>be</strong>sproken<br />

in het nr. 197/3, 1, 3, 4, 5a, 7a en 9.<br />

De fiscale regeling van tijdelijke opslag, tijdelijke invoer, entrepot of actieve veredeling<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 23, § 5, van het Wetboek is equivalent aan de douaneregeling<br />

van tijdelijke opslag, tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij<br />

invoer, entrepot of actieve veredeling (schorsingssysteem).<br />

Communautaire goederen afkomstig uit delen van het douanegebied van de<br />

Gemeenschap die buiten de werkingssfeer van de btw vallen, kunnen in België<br />

worden geplaatst onder een fiscale regeling van tijdelijke opslag, entrepot, tijdelijke<br />

invoer of actieve veredeling, binnen de perken en onder de voorwaarden die gelden<br />

voor niet-communautaire goederen die onder de overeenkomstige douaneregeling<br />

worden geplaatst.<br />

251. tot 254/4. (Opgeheven).<br />

254/5. Leveringen en verwervingen van goederen alsmede het verrichten van diensten<br />

aan goederen die zich <strong>be</strong>vinden onder één van de regelingen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 23, §§ 4 en 5 van het Wetboek.<br />

De levering en de verwerving van goederen die vanaf het binnenkomen in de<br />

Gemeenschap werden geplaatst onder één van de in artikel 23, §§ 4 en 5, van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde regelingen (z. nr. 193/7, 1 en 2), met handhaving van één van die<br />

regelingen, is van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld (Wetboek, art. 40, § 2, 1°).<br />

De diensten, andere dan die welke zijn vrijgesteld bij toepassing van artikel 41 en 42<br />

van het Wetboek, die worden verricht aan de goederen die zich in België onder één<br />

van voornoemde regelingen <strong>be</strong>vinden zijn eveneens van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld<br />

(Wetboek, art. 40, § 2, 2°), voor zover het handelingen <strong>be</strong>treft die in het kader van<br />

die regeling zijn toegelaten.<br />

Opgemerkt wordt dat de dienst die <strong>be</strong>staat uit het verrichten van werkzaamheden aan<br />

lichamelijk roerende goederen niet noodzakelijk plaatsvindt daar waar die dienst<br />

materieel wordt verricht wanneer de afnemer van die dienst een persoon is die<br />

overeenkomstig artikel 21, § 1, van het Wetboek wordt aangemerkt als een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

voor de plaats<strong>be</strong>paling van de diensten. Overeenkomstig artikel 21, § 2, van<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

479 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

het Wetboek vindt de dienst in dat geval plaats daar waar de ontvanger van de dienst<br />

de zetel van zijn economische activiteit heeft gevestigd of een vaste inrichting heeft<br />

waarvoor de dienst wordt verricht. Op grond van die criteria kan een dienst verricht<br />

aan goederen die zich in België onder één van voornoemde regelingen <strong>be</strong>vinden,<br />

geacht worden buiten België plaats te vinden voor de toepassing van de btw.<br />

Omgekeerd kan een dienst die wordt verricht aan lichamelijk roerende goederen die<br />

zich in het buitenland (andere Lidstaat of derde land) <strong>be</strong>vinden in België zijn<br />

gelocaliseerd. Wanneer de afnemer van de dienst een persoon is die niet als<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wordt aangemerkt voor de plaats<strong>be</strong>paling van de diensten, vindt de<br />

dienst die <strong>be</strong>staat uit het verrichten van werkzaamheden aan een lichamelijk roerend<br />

goed overeenkomstig artikel 21bis, § 2, 6°, c, van het Wetboek plaats daar waar die<br />

werkzaamheden materieel worden uitgevoerd.<br />

De vrijstelling waarin artikel 40, § 2, 2°, van het Wetboek voorziet is slechts<br />

toepasselijk wanneer volgende voorwaarden samen zijn vervuld:<br />

- de dienst moet <strong>be</strong>staan uit werkzaamheden verricht aan goederen die zich in<br />

België <strong>be</strong>vinden onder één van de regelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 en 5<br />

van het Wetboek;<br />

- de dienst moet overeenkomstig artikel 21, § 2, of artikel 21bis, § 2, 6°, c, van<br />

het Wetboek geacht worden in België plaats te vinden;<br />

- de dienst moet <strong>be</strong>staan uit handelingen die zijn toegelaten in het kader van de<br />

opschortende regeling waaronder de goederen zich <strong>be</strong>vinden;<br />

- de dienst mag niet zijn vrijgesteld op grond van artikel 41 of 42 van het<br />

Wetboek.<br />

Diensten die overeenkomstig artikel 21, § 2, van het Wetboek geacht worden in<br />

België plaats te vinden alhoewel ze materieel worden verricht aan goederen die zich<br />

in een andere lidstaat <strong>be</strong>vinden onder een opschortende regeling die equivalent is aan<br />

één van de regelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 en 5, kunnen dan ook niet van de<br />

btw worden vrijgesteld op grond van artikel 40, § 2, 2°, van het Wetboek.<br />

Wanneer goederen die handelingen heb<strong>be</strong>n ondergaan die op grond van artikel 40,<br />

§ 2, 2°, van het Wetboek van de btw zijn vrijgesteld, worden onttrokken aan de<br />

opschortende regeling waaronder ze zich in België <strong>be</strong>vinden om in België voor het<br />

verbruik te worden aangegeven, blijft de vrijstelling slechts <strong>be</strong>houden voor de<br />

leveringen en de diensten aan de geadresseerde, voor de verwervingen door de<br />

geadresseerde en, in voorkomend geval, voor de vorige leveringen en diensten<br />

(KB nr. 7, art. 42, §§ 1 en 2).


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 480<br />

Maar het is duidelijk dat door de aangifte ten verbruik de btw bij invoer opeisbaar<br />

wordt in hoofde van degene die optreedt als geadresseerde van de goederen<br />

(z. nr. 204/6).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

A, in de Verenigde Staten gevestigd, verzendt goederen naar de Gemeenschap en slaat ze hier te lande<br />

op in een douane-entrepot. Die handeling is niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen (z. nr. 250). A draagt<br />

die goederen in entrepot over voor 1.000 EUR aan B, wiens zetel van economische activiteit in België<br />

is gevestigd. Die handeling is geheel van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld. B laat de goederen herverpakken<br />

(handeling die is toegestaan onder de regeling douane-entrepot) door D voor een prijs van 250 EUR.<br />

Die dienst vindt plaats in België (Wetboek, artikel 21, § 2). B verkoopt de herverpakte goederen<br />

vervolgens voor 1.500 EUR aan C, een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige. De leveringen A-B en<br />

B-C, alsmede de dienst D-B vinden plaats onder de regeling douane-entrepot en zijn van de btw<br />

vrijgesteld. C vraagt aan B hem de goederen toe te zenden.<br />

Bij de uitslag van de goederen uit het entrepot worden de goederen geacht in België te zijn ingevoerd<br />

en moeten ze ten verbruik worden aangegeven. Daarbij zijn er twee mogelijkheden.<br />

1. C treedt op als geadresseerde van de goederen.<br />

Bij de aangifte ten verbruik wordt de btw voldaan in hoofde van C. De btw wordt <strong>be</strong>rekend<br />

over de inkoopprijs van C, of 1.500 EUR (z. nr. 204/6).<br />

De gehele vrijstelling van de btw die werd verleend bij de overdracht van de goederen door A<br />

aan B en door B aan C, alsmede bij de dienst die D aan B verleent, blijft <strong>be</strong>houden.<br />

2. B treedt op als geadresseerde.<br />

Bij de aangifte ten verbruik wordt de btw voldaan in hoofde van B; die btw wordt <strong>be</strong>rekend<br />

over de waarde van 1.250 EUR (inkoopprijs van B vermeerderd met de kosten van<br />

herverpakking die deze laatste aan D moet <strong>be</strong>talen) (z. nr. 204/6).<br />

In dat geval blijft de vrijstelling <strong>be</strong>houden voor de levering en de dienst die A en D<br />

respectievelijk verrichten aan B, geadresseerde van de goederen. Ze blijft niet <strong>be</strong>houden voor<br />

de overdracht van B aan C.<br />

II. Vrijstellingen.<br />

255. Algemeen.<br />

Vrijstelling van btw bij invoer kan slechts worden verleend wanneer een goed in<br />

België is ingevoerd en er derhalve voor het verbruik moet worden aangegeven.


(1 februari 2012)<br />

481 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Het Wetboek <strong>be</strong>vat vier <strong>be</strong>palingen die voorzien in een vrijstelling van de btw bij<br />

invoer, namelijk artikel 39quater, § 1, 1°, artikel 40, §§ 1 en 4, artikel 42, § 3, eerste<br />

lid, 1° tot 4°, 5° en 6° en artikel 44bis, § 1.<br />

1. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39quater, § 1, 1°, van het Wetboek.<br />

Overeenkomstig artikel 39quater, § 1, 1°, van het Wetboek wordt vrijstelling van de<br />

<strong>be</strong>lasting verleend voor de invoer van goederen die worden geplaatst onder een<br />

andere regeling van entrepot dan douane-entrepot (het zogenaamde btw-entrepot).<br />

De commentaar op die vrijstelling is opgenomen in hoofdstuk IX ter .<br />

2. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 40, §§ 1 en 4, van het Wetboek.<br />

Artikel 40, §§ 1 en 4, van het Wetboek verleent vrijstelling voor:<br />

1° de invoer van goederen waarvan de levering door <strong>be</strong>lastingplichtigen in het<br />

binnenland is vrijgesteld (Wetboek, art. 40, § 1, 1°, a);<br />

2° de definitieve invoer van goederen (Wetboek, art. 40, § 1, 1°, b en § 4);<br />

3° de invoer van een goed gevolgd door een intracommunautaire levering van dat<br />

goed (Wetboek, art. 40, § 1, 1°, d);<br />

4° de wederinvoer van goederen in de staat waarin ze werden uitgevoerd<br />

(Wetboek, art. 40, § 1, 2°, a) of na een herstelling, een <strong>be</strong>werking, een<br />

verwerking of een aanpassing te heb<strong>be</strong>n ondergaan (Wetboek, art. 40, § 1, 2°,<br />

b);<br />

5° de invoer van gas via distributienetten en van elektriciteit (Wetboek art. 40,<br />

§ 1, 3°).<br />

Voornoemde vrijstellingen worden toegelicht in de nrs. 255/2 tot 258/2 van onderhavig<br />

hoofdstuk.<br />

3. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 1° tot 4°, 5° en 6°, van<br />

het Wetboek.<br />

De vrijstelling ingesteld bij artikel 42, § 3, eerste lid, 1° tot 4°, 5° en 6°, van het<br />

Wetboek slaat op goederen die worden ingevoerd in het kader van de <strong>be</strong>trekkingen<br />

met andere landen en internationale organisaties (invoeren door ambassades,<br />

consulaten, strijdkrachten van de Navo, enz.)


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 482<br />

Die vrijstelling wordt <strong>be</strong>sproken in hoofdstuk IX, afdelingen 5 en 6.<br />

4. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 44bis, § 1, van het Wetboek.<br />

Artikel 44bis, § 1, van het Wetboek verleent vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting voor de<br />

invoer van <strong>be</strong>leggingsgoud.<br />

De commentaar op de bijzondere regeling voor het <strong>be</strong>leggingsgoud is opgenomen in<br />

hoofdstuk X, afdeling 4 en hoofdstuk XI, eerste afdeling.<br />

III. Vrijstellingen <strong>be</strong>doeld in art. 40, §§ 1 en 4, van het Wetboek.<br />

255/2. Vrijstelling bij invoer van goederen waarvan de levering in het binnenland is<br />

vrijgesteld (KB nr. 7, art. 11).<br />

Artikel 40, § 1, 1°, a, van het Wetboek verleent vrijstelling van btw voor de invoer<br />

van goederen waarvan de levering door <strong>be</strong>lastingplichtigen in het binnenland in elk<br />

geval is vrijgesteld.<br />

Op grond van dat artikel wordt vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting verleend voor de invoer<br />

van volgende goederen:<br />

1° menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk. De levering van die<br />

goederen in het binnenland is immers in elk geval vrijgesteld van btw op grond<br />

van artikel 44, § 2, 1°ter, van het Wetboek;<br />

2° boeken, brochures, handboeken en andere gebruikelijke toe<strong>be</strong>horen die worden<br />

ingevoerd door leerlingen van een cursus per briefwisseling ingericht door een<br />

in het buitenland gevestigde instelling die schoolonderwijs, universitair<br />

onderwijs, <strong>be</strong>roepsopleiding of -herscholing verstrekt, indien die goederen<br />

rechtstreeks verband houden met het verstrekte onderricht en de levering van<br />

die goederen door een dergelijke instelling in het binnenland van de btw is<br />

vrijgesteld op grond van artikel 44, § 2, 4°, van het Wetboek (z. aanschr. 25/<br />

1993);<br />

3° schepen, boten alsmede vliegtuigen en dergelijke toestellen <strong>be</strong>doeld in artikel<br />

42, §§ 1 en 2, van het Wetboek die worden ingevoerd met inachtneming<br />

van de voorwaarden en binnen de perken die voor de toepassing van die<br />

<strong>be</strong>paling zijn gesteld;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

483 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

4° goud ingevoerd door centrale banken. De levering van goud aan centrale<br />

banken is namelijk vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting op grond van artikel 42, § 3,<br />

eerste lid, 7°, van het Wetboek;<br />

5° goederen <strong>be</strong>stemd voor erkende organisaties die deze goederen uit de<br />

Gemeenschap uitvoeren in het kader van menslievend, liefdadig of opvoedkundig<br />

werk die worden ingevoerd met inachtneming van de voorwaarden en<br />

binnen de perken gesteld in artikel 42, § 3, eerste lid, 8°, van het Wetboek;<br />

6° echte parels, natuurlijke edelstenen en dergelijke die worden ingevoerd met<br />

inachtneming van de voorwaarden en binnen de perken gesteld in de nrs. 310<br />

t/m 310/6;<br />

7° presentexemplaren van een boek of van een plaat die de buitenlandse uitgever<br />

aan de auteur aanbiedt alsmede de recensie-exemplaren welke hij aan critici en<br />

andere personen of instellingen aanbiedt om de verkoop van de des<strong>be</strong>treffende<br />

goederen te <strong>be</strong>vorderen of ze voor een ruimer publiek te <strong>be</strong>stemmen.<br />

In alle andere gevallen waarin de invoerder zich kan <strong>be</strong>roepen op artikel 40, § 1, 1°,<br />

a, van het Wetboek wordt de vrijstelling verleend bij wijze van teruggaaf (KB nr. 7,<br />

art. 11, tweede lid).<br />

De aanvraag tot teruggaaf van de bij invoer voldane btw moet worden ingediend bij<br />

de centrale diensten van de Algemene administratie van de fiscaliteit.<br />

256. Definitieve invoer met vrijstelling van btw (KB nr. 7, art. 12 tot 37, 43 en 44).<br />

De goederen <strong>be</strong>doeld in de artikelen 12 tot 37, 43 en 44 van het Koninklijk Besluit<br />

nr. 7, mogen definitief met vrijstelling van btw worden ingevoerd.<br />

De vrijstelling wordt verleend met inachtneming van de <strong>be</strong>perkingen en onder de<br />

voorwaarden eigen aan de btw.<br />

Volgende ta<strong>be</strong>l vermeldt de goederen die met vrijstelling kunnen worden ingevoerd<br />

en verwijst tevens naar de <strong>be</strong>paling tot regeling van de vrijstelling.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 484<br />

Nr. Omschrijving van de goederen KB nr. 7, art.<br />

1 Persoonlijke goederen door een particulier ingevoerd ter<br />

gelegenheid van de overbrenging van zijn normale verblijfplaats<br />

12 en 13<br />

2 Persoonlijke goederen door een persoon ingevoerd naar<br />

aanleiding van de overbrenging van zijn normale verblijfplaats<br />

ter gelegenheid van zijn huwelijk<br />

3 Gewoonlijk ter gelegenheid van een huwelijk aangeboden<br />

geschenken<br />

4 Persoonlijke goederen verworven door erfopvolging<br />

5 Uitzetten, studie<strong>be</strong>nodigdheden en gebruikte roerende<br />

goederen van scholieren en studenten<br />

6 Goederen waarvan de globale waarde niet meer <strong>be</strong>draagt<br />

dan 22 EUR<br />

7 Kapitaalgoederen en andere uitrusting ingevoerd ter gelegenheid<br />

van het verleggen van activiteiten<br />

8 Paarden van zuiver ras<br />

9 Proefdieren en voor onderzoek <strong>be</strong>stemde biologische of<br />

chemische stoffen<br />

10 Therapeutische stoffen van menselijke oorsprong en testsera<br />

voor de vaststelling van bloed- en weefselgroepen<br />

11 Monsters van referentiestoffen gebruikt voor de kwaliteitscontrole<br />

van stoffen ge<strong>be</strong>zigd bij de vervaardiging van<br />

geneesmiddelen<br />

12 Farmaceutische produkten gebruikt ter gelegenheid van<br />

internationale sportevenementen<br />

(1 februari 2012)<br />

12 en 14<br />

12 en 15<br />

12 en 16<br />

13 Voor instellingen met een liefdadig of filantropisch karak-<br />

ter <strong>be</strong>stemde goederen die worden ingevoerd:<br />

- voor algemene doeleinden 25<br />

- ten <strong>be</strong>hoeve van blinden en andere gehandicapten 26<br />

17<br />

18<br />

19<br />

20<br />

21<br />

22<br />

23<br />

24


(1 februari 2012)<br />

- ten bate van slachtoffers van rampen<br />

485 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

14 Als eer<strong>be</strong>wijs verleende onderscheidingen en <strong>be</strong>loningen<br />

15 Geschenken ontvangen in het kader van internationale<br />

<strong>be</strong>trekkingen<br />

16 Goederen <strong>be</strong>stemd om door vorsten en staatshoofden te<br />

worden gebruikt<br />

17 Goederen voor klantenwerving:<br />

- monsters van goederen met on<strong>be</strong>duidende waarde 31<br />

- drukwerk en voorwerpen voor reclamedoeleinden 32<br />

- goederen die worden gebruikt of verbruikt tijdens<br />

tentoonstellingen en dergelijke<br />

33<br />

18 Goederen die worden ingevoerd met het oog op onder-<br />

zoek, analyses of proefnemingen<br />

19 Brandstoffen en smeermiddelen in motorvoertuigen te land<br />

en in containers voor speciale doeleinden<br />

20 Zendingen voor instellingen die <strong>be</strong>voegd zijn ter zake van<br />

de <strong>be</strong>scherming van auteursrechten of de <strong>be</strong>scherming van<br />

industriële of commerciële eigendom<br />

21 Documentatiemateriaal van toeristische aard<br />

22 Diverse <strong>be</strong>scheiden en voorwerpen<br />

23 Goederen van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele<br />

aard:<br />

- visueel en auditief materiaal 36<br />

- voorwerpen voor verzamelingen en kunstvoorwerpen 36<br />

24 Hulpmaterieel voor de stuwing en de <strong>be</strong>scherming van<br />

goederen tijdens hun vervoer<br />

25 Strooisel, foerage en vervoermiddelen voor dieren tijdens<br />

hun transport<br />

27<br />

28<br />

29<br />

30<br />

34<br />

35<br />

36<br />

36<br />

36<br />

36<br />

36


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 486<br />

26 Goederen voor de aanleg, het onderhoud of de verfraaiing<br />

van gedenktekens op <strong>be</strong>graafplaatsen van oorlogsslachtoffers<br />

27 Lijkkisten, lijkurnen en grafornamenten<br />

28 Provisie, brandstoffen en smeermiddelen aan boord van<br />

schepen of aanwezig in treinen en luchtvaartuigen in<br />

internationaal verkeer<br />

29 Persoonlijke bagage van reizigers<br />

30 Kleine zendingen die door een particulier aan een andere<br />

particulier worden verzonden<br />

256/2. Vrijstelling bij invoer van een goed gevolgd door een intracommunautaire<br />

levering van dat goed (KB nr. 7, art. 39).<br />

A. Algemeen.<br />

Op grond van artikel 40, § 1, 1°, d, van het Wetboek wordt van de <strong>be</strong>lasting<br />

vrijgesteld de invoer van goederen die door de geadresseerde worden geleverd met<br />

vrijstelling van btw bij toepassing van artikel 39bis van het Wetboek.<br />

B. Voorwaarden.<br />

Er zijn drie essentiële voorwaarden voor het verlenen van de vrijstelling:<br />

1° de ingevoerde goederen moeten worden aangewend voor het verrichten van<br />

een levering;<br />

2° die levering moet zijn vrijgesteld op grond van artikel 39bis van het Wetboek;<br />

3° de levering moet worden gedaan door de geadresseerde van de ingevoerde<br />

goederen.<br />

1. Levering.<br />

De ingevoerde goederen moeten worden aangewend voor het verrichten van:<br />

(1 februari 2012)<br />

36<br />

36<br />

37<br />

43<br />

44


(1 februari 2012)<br />

487 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

- een levering van goederen in de zin van artikel 10 van het Wetboek<br />

(z. nr. 15/2);<br />

- een met een levering gelijkgestelde overbrenging naar een andere Lidstaat in<br />

de zin van artikel 12bis van het Wetboek.<br />

De <strong>be</strong>doelde vrijstelling bij invoer kan bijgevolg niet worden verleend wanneer de<br />

ingevoerde goederen door de geadresseerde niet zullen worden gebruikt voor het<br />

verrichten van een levering of een daarmee gelijkgestelde overbrenging.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een Belgische firma koopt in de Verenigde Staten een machine die <strong>be</strong>stemd is om gedurende een jaar<br />

te worden verhuurd aan een in Duitsland gevestigde firma. De machine wordt ingevoerd in België (in<br />

het vrije verkeer gebracht) en onmiddellijk doorgestuurd naar Duitsland om ginds te worden gebruikt.<br />

De verhuur van roerende goederen is een dienst <strong>be</strong>doeld in artikel 18 van het Wetboek. Bovendien<br />

wordt de verzending van de machine van België naar Duitsland niet gelijkgesteld met een levering<br />

(z. artikel 12bis, tweede lid, 6°, van het Wetboek).<br />

De invoer van de machine in België kan bijgevolg niet worden vrijgesteld van btw op grond van<br />

artikel 40, § 1, 1°, d, van het Wetboek.<br />

2. Levering vrijgesteld op grond van artikel 39bis van het Wetboek.<br />

Een levering kan pas worden vrijgesteld van btw op grond van voornoemd<br />

artikel 39bis wanneer die levering, overeenkomstig artikel 2 van het Wetboek, hier te<br />

lande aan de btw onderworpen is.<br />

Een levering van goederen in België door een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige (particulier,<br />

niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon) kan dus nooit onder de toepassing van<br />

artikel 39bis van het Wetboek vallen.<br />

De voorwaarden en formaliteiten die moeten worden in acht genomen voor de<br />

vrijstelling ingesteld bij artikel 39bis van het Wetboek worden <strong>be</strong>handeld in hoofdstuk<br />

IX bis .<br />

Er wordt aan herinnerd dat die vrijstelling slechts toepassing vindt mits o.m. aan<br />

volgende voorwaarden is voldaan:<br />

- de goederen moeten door de verkoper, door de afnemer, of voor hun rekening<br />

vanuit België naar een andere Lidstaat worden verzonden;


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 488<br />

- die levering moet aanleiding geven tot een aan de btw onderworpen intracommunautaire<br />

verwerving in de Lidstaat van aankomst van de verzending of<br />

het vervoer.<br />

De vrijstelling bij invoer is derhalve slechts toepasselijk mits op het tijdstip van de<br />

aangifte ten verbruik de identiteit is gekend van de persoon die ingevolge de<br />

intracommunautaire levering ertoe gehouden is een intracommunautaire verwerving<br />

te verrichten in de Lidstaat van <strong>be</strong>stemming van de goederen.<br />

Bij de inverbruikstelling van de goederen moet de geadresseerde die daartoe door de<br />

douane wordt verzocht, kunnen aantonen dat de ingevoerde goederen <strong>be</strong>stemd zijn<br />

om vanuit België naar de Lidstaat van <strong>be</strong>stemming te worden vervoerd of verzonden.<br />

Bovendien moet dat vervoer of die verzending plaatsvinden binnen een korte termijn<br />

na de aangifte ten verbruik. Er kan worden aanvaard dat de goederen, na die aangifte,<br />

naar het magazijn van de <strong>be</strong>lastingplichtige worden vervoerd met het oog op een<br />

kwaliteitsonderzoek of om gezamenlijk met andere goederen te worden vervoerd.<br />

3. Levering door de geadresseerde.<br />

In het kader van de vrijstelling van btw bij invoer is het aanduiden van de<br />

geadresseerde <strong>be</strong>langrijk aangezien het recht op die vrijstelling in zijn hoofde moet<br />

worden onderzocht. De vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 40, § 1, 1°, d, van het Wetboek<br />

wordt slechts verleend indien de ingevoerde goederen door de geadresseerde worden<br />

geleverd met vrijstelling van btw bij toepassing van artikel 39bis van het Wetboek.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Verkoop van goederen door A, een in de Verenigde Staten gevestigde onderneming, aan een in België<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige B die de goederen op zijn <strong>be</strong>urt verkoopt aan C, voor de btw<br />

geïdentificeerd in Duitsland. De goederen worden door C rechtstreeks vervoerd vanuit de<br />

opslagplaats van A naar Duitsland. Ze komen de Gemeenschap binnen via Antwerpen, waar zij in het<br />

vrije verkeer worden gebracht en worden onmiddellijk naar Duitsland doorgezonden. Het <strong>be</strong>treft<br />

derhalve een kettingverkoop waarbij het vervoer plaatsvindt in de relatie B-C.<br />

a) In <strong>be</strong>ginsel moet de aangifte ten verbruik C als geadresseerde vermelden (de verkrijger). Om<br />

de invoer op zijn naam te kunnen verrichten moet hij een Belgisch individueel btwidentificatienummer<br />

(rechtstreeks of via een aansprakelijke vertegenwoordiger) <strong>be</strong>zitten of zich<br />

voor de invoer van de goederen laten vertegenwoordigen door een vooraf door de<br />

Administratie erkende aansprakelijke vertegenwoordiger die over een globaal btwidentificatienummer<br />

met <strong>be</strong>ginkenmerk BE 796.5 <strong>be</strong>schikt waaronder hij meerdere<br />

buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen vertegenwoordigt.


(1 februari 2012)<br />

489 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Vervolgens verricht C een overbrenging van goederen (<strong>be</strong>doeld in artikel 12bis van het<br />

Wetboek) die is vrijgesteld bij toepassing van artikel 39bis, eerste lid, 4°, van het Wetboek. De<br />

invoer op naam van C kan dus van de btw worden vrijgesteld op grond van artikel 40, § 1, 1°,<br />

d, van het Wetboek.<br />

b) B kan opteren voor de hoedanigheid van geadresseerde (als verkoper van de goederen).<br />

Vervolgens verricht B een levering vanuit België (Wetboek, artikel 15, § 3) die is vrijgesteld bij<br />

toepassing van artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek.<br />

De inverbruikstelling in hoofde van B kan eveneens geschieden met vrijstelling van btw bij<br />

toepassing van artikel 40, § 1, 1°, d, van het Wetboek.<br />

c) A kan in zijn hoedanigheid van vorige verkoper eveneens als geadresseerde worden<br />

aangemerkt op voorwaarde dat hij in België over een individueel btw-identificatienummer met<br />

aansprakelijke vertegenwoordiger <strong>be</strong>schikt of zich voor de invoer van de goederen laat<br />

vertegenwoordigen door een vooraf door de administratie erkende aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger die over een globaal btw-identificatienummer met <strong>be</strong>ginkenmerk BE 796.5<br />

<strong>be</strong>schikt waaronder hij meerdere buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen vertegenwoordigt.<br />

Aangezien C het vervoer zelf verricht voor eigen rekening vindt de vrijgestelde intracommunautaire<br />

levering plaats in de relatie B-C.<br />

De vrijgestelde levering op grond van artikel 39bis van het Wetboek wordt aldus niet verricht<br />

door de geadresseerde A, maar door B in de volgende handelsfase. In die omstandigheden kan<br />

de invoer niet vrijgesteld worden van btw op grond van artikel 40, § 1, 1°, d, van het Wetboek.<br />

Tot slot blijkt uit het <strong>be</strong>paalde sub B, 2, dat voor de toepassing van artikel 40, § 1, 1°,<br />

d, van het Wetboek de geadresseerde steeds een <strong>be</strong>lastingplichtige moet zijn.<br />

Bovendien mag het geen <strong>be</strong>lastingplichtige zijn:<br />

- die de <strong>be</strong>lastingvrijstelling geniet <strong>be</strong>paald in artikel 56, § 2, van het Wetboek<br />

(z. hoofdstuk XIII, afdeling 2);<br />

- die uitsluitend door artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde werkzaamheden<br />

verricht (z. hoofdstuk X).<br />

C. Formaliteiten.<br />

In vak 8 van het formulier "Enig document" ge<strong>be</strong>zigd als aangifte ten verbruik<br />

worden de naam, het adres en het Belgisch btw-identificatienummer van de<br />

geadresseerde vermeld. Dit geldt ook voor de inklaringen waarbij de (buitenlandse)<br />

geadresseerde zich laat vertegenwoordigen door een vooraf door de administratie


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 490<br />

erkende aansprakelijke vertegenwoordiger die over een globaal btw-identificatienummer<br />

met <strong>be</strong>ginkenmerk 796.5 <strong>be</strong>schikt, waaronder hij meerdere buitenlandse<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen vertegenwoordigt.<br />

Bovendien dient onderaan rechts in dat vak in de regel het btw-identificatienummer<br />

te worden vermeld van de persoon aan wie de geadresseerde de goederen levert. Dit<br />

btw-identificatienummer moet steeds zijn toegekend door een andere Lidstaat dan<br />

België.<br />

De medecontractant van de geadresseerde is ook de persoon die ertoe gehouden is<br />

een intracommunautaire verwerving te verrichten in de Lidstaat van <strong>be</strong>stemming van<br />

de goederen. In het kader van het vereenvoudigde driehoeksverkeer verricht de<br />

persoon aan wie de geadresseerde de goederen levert (en wiens buitenlands btwidentificatienummer<br />

wordt vermeld in vak 8 van de aangifte ten verbruik) echter een<br />

intracommunautaire verwerving die niet onderworpen is aan de <strong>be</strong>lasting in de<br />

Lidstaat van <strong>be</strong>stemming.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige A treedt op als geadresseerde voor de invoer van<br />

goederen uit Canada. De goederen zijn op het tijdstip van de invoer al verkocht aan een in Nederland<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige B die ze reeds heeft doorverkocht aan een in Duitsland gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige C. B komt de goederen in België afhalen en voert ze rechtstreeks naar C.<br />

In vak 8 van de aangifte voor het verbruik wordt A als geadresseerde vermeld evenals zijn btwidentificatienummer.<br />

Onderaan rechts in dat vak 8 wordt het btw-identificatienummer van de Nederlandse <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

vermeld hoewel de goederen fysisch naar Duitsland worden verzonden en aldaar intracommunautair<br />

worden verworven door B.<br />

De geadresseerde A verricht in België immers een bij toepassing van artikel 39bis, eerste lid, 1°, van<br />

het Wetboek vrijgestelde levering aan B. B, die een intracommunautaire verwerving in Duitsland heeft<br />

verricht die niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen is, levert de goederen aan C. B duidt C aan als<br />

schuldenaar van de btw over de interne levering in Duitsland.<br />

D. Verval van de vrijstelling<br />

De vrijstelling kan niet worden toegepast wanneer de goederen worden ingevoerd<br />

zonder naleving van de voorwaarden opgelegd bij de artikelen 1 tot 3 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992. De artikelen 1 en 2 van dat K.B.<br />

leggen de verplichting op om de ingevoerde goederen aan te geven op de wijze en<br />

onder de voorwaarden <strong>be</strong>paald in de douanereglementering. Overeenkomstig


(1 februari 2012)<br />

491 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

artikel 3 moeten goederen die geacht worden in België te zijn ingevoerd op grond<br />

van de criteria inzake plaats<strong>be</strong>paling van de invoer <strong>be</strong>doeld in artikel 23 van het<br />

Wetboek, voor het verbruik worden aangegeven.<br />

Het recht op vrijstelling vervalt dus onder meer ingeval van invoer zonder aangifte of<br />

poging daartoe, wanneer voor het verbruik aangegeven goederen worden<br />

weggenomen vóór ze door de douane werden vrijgegeven of wanneer goederen op<br />

onregelmatige wijze worden onttrokken aan één van de opschortende regelingen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 en 5, van het Wetboek.<br />

257. Wederinvoer van goederen in de staat waarin ze werden uitgevoerd (KB nr. 7,<br />

art. 40).<br />

A. Algemeen.<br />

Overeenkomstig artikel 40, § 1, 2°, a, van het Wetboek wordt volledige vrijstelling<br />

verleend voor de wederinvoer van goederen in de staat waarin ze werden uitgevoerd<br />

buiten de Gemeenschap.<br />

De vrijstelling wordt slechts verleend voor zover er voor die goederen inzake rechten<br />

bij invoer een regeling van gehele vrijstelling bij de terugkeer in het douanegebied<br />

van de Gemeenschap is ingesteld bij de artikelen 185 tot 186 van de Verordening<br />

(EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 okto<strong>be</strong>r 1992 tot vaststelling van het<br />

communautair douanewetboek.<br />

Vrijstelling van btw wordt niet alleen verleend voor goederen die in België worden<br />

wederingevoerd na er tevoren te zijn uitgevoerd uit de Gemeenschap maar ook voor<br />

goederen die vanuit een andere Lidstaat uit de Gemeenschap werden uitgevoerd en<br />

de Gemeenschap terug binnenkomen via België waar ze worden inverbruikgesteld.<br />

B. Voorwaarden.<br />

De vrijstelling van btw wordt verleend onder de voorwaarden en <strong>be</strong>perkingen die<br />

zijn gesteld door de <strong>be</strong>palingen tot regeling van de vrijstellingen inzake rechten bij<br />

invoer, ook al gaat het om goederen die wegens hun aard of hun herkomst of om<br />

enige andere reden niet aan rechten bij invoer zijn onderworpen. Die voorwaarden en<br />

<strong>be</strong>perkingen zijn opgenomen in het hoofdstuk IV van de Instructie Definitieve<br />

Vrijstellingen van de Administratie der douane en accijnzen.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 492<br />

De wederingevoerde goederen moeten bovendien eigendom zijn gebleven van de<br />

persoon die er eigenaar van was op het tijdstip van de uitvoer buiten de Gemeenschap.<br />

Tot slot moeten ze zijn onderworpen geweest aan de algemene <strong>be</strong>lastingregels voor<br />

de binnenlandse markt van een Lidstaat en uit hoofde van uitvoer uit de Gemeenschap<br />

niet in aanmerking zijn gekomen voor een ontheffing of een teruggave van de<br />

btw.<br />

258. Wederinvoer van goederen die tijdelijk zijn uitgevoerd om buiten de Gemeenschap<br />

te worden hersteld, <strong>be</strong>werkt, aangepast of verwerkt (passieve veredeling).<br />

Principe.<br />

Artikel 41 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7 verleent gedeeltelijke of gehele vrijstelling<br />

voor de wederinvoer van volgende goederen:<br />

a) goederen die uit de Gemeenschap werden uitgevoerd en er worden wederingevoerd<br />

na een herstelling, daaronder <strong>be</strong>grepen het reviseren en het afstellen,<br />

te heb<strong>be</strong>n ondergaan;<br />

b) goederen die uit de Gemeenschap werden uitgevoerd en er worden wederingevoerd<br />

na een <strong>be</strong>werking, daaronder <strong>be</strong>grepen het monteren en het samenbouwen,<br />

te heb<strong>be</strong>n ondergaan;<br />

c) goederen waarvan delen of onderdelen uit de Gemeenschap werden uitgevoerd<br />

en er worden wederingevoerd na aan die goederen te zijn aangebracht;<br />

d) goederen die zijn verkregen door het verwerken van goederen die daartoe uit<br />

de Gemeenschap werden uitgevoerd.<br />

De toepassingsmodaliteiten van die vrijstelling worden nader omschreven in de<br />

circulaire AOIF nr. 20/2010.<br />

A. Voorwaarden en modaliteiten van de vrijstelling.<br />

De gedeeltelijke of gehele vrijstelling wordt verleend onder de volgende<br />

voorwaarden en modaliteiten:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

493 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

1° de goederen moeten van België worden uitgevoerd buiten de Gemeenschap na<br />

hier te lande onder de regeling van de vrijstelling bij wederinvoer te zijn<br />

geplaatst; aan die voorwaarden is voldaan wanneer de aangifte ten uitvoer op<br />

een Belgisch douanekantoor is ingediend, en in die aangifte voor<strong>be</strong>houd is<br />

gemaakt de goederen achteraf met gehele of gedeeltelijke of gehele vrijstelling<br />

weder in te voeren;<br />

2° de goederen moeten onderworpen geweest zijn aan de algemene <strong>be</strong>lastingregels<br />

voor de Belgische binnenlandse markt en uit hoofde van uitvoer niet in<br />

aanmerking zijn gekomen voor ontheffing van de <strong>be</strong>lasting; indien die tijdelijk<br />

uitgevoerde goederen in het land werden gekocht of intracommunautair<br />

verworven, mag die handeling derhalve niet zijn gedaan met vrijstelling van<br />

btw bij toepassing van de artikelen 39 of 40, § 2, van het Wetboek; bovendien<br />

kunnen goederen die in het kader van de andere regeling van entrepot dan<br />

douane-entrepot (het zogenaamde btw-entrepot) het voorwerp heb<strong>be</strong>n<br />

uitgemaakt van één of meerdere handelingen die van de btw zijn vrijgesteld op<br />

grond van art. 39quater, § 1, van het Wetboek, slechts van de vrijstelling bij<br />

wederinvoer genieten op voorwaarde dat de onttrekking van die goederen aan<br />

de regeling btw-entrepot in de fase die de tijdelijke uitvoer naar een derde land<br />

voorafgaat, heeft plaatsgevonden in de omstandigheden <strong>be</strong>doeld in art. 7, § 3<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54 van 25 februari 1996 en derhalve de btw<br />

opeisbaar heeft gemaakt over één of meerdere van de in die <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>doelde<br />

handelingen;<br />

3° de uitvoer buiten de Gemeenschap en de wederinvoer van de goederen moeten<br />

door dezelfde persoon zijn gedaan, daarbij handelend in dezelfde hoedanigheid;<br />

4° de wederinvoer moet plaatsvinden binnen:<br />

- de termijn die is gesteld voor de vrijstelling van de rechten bij invoer<br />

wanneer de tijdelijk uitgevoerde goederen overeenkomstig de douanereglementering<br />

werden geplaatst onder een regeling passieve veredeling<br />

(z. nr. 197/3, 8);<br />

- een termijn van één jaar te rekenen vanaf de geldigmaking door het<br />

douanekantoor van uitvoer van de aangifte van tijdelijke uitvoer in de<br />

andere gevallen;<br />

5° de voorgeschreven formaliteiten moeten worden nageleefd; inzonderheid moet<br />

bij de uitvoer het voor<strong>be</strong>houd zijn gemaakt met vrijstelling weder in te voeren;


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 494<br />

6° de Administratie moet er zich kunnen van vergewissen dat de vrijstelling<br />

terecht werd ingeroepen wat <strong>be</strong>treft de identiteit van de goederen.<br />

B. Personen die aanspraak kunnen maken op vrijstelling.<br />

Eenieder die goederen tijdelijk uitvoert uit de Gemeenschap om ze één of meerdere<br />

veredelingsverrichtingen te doen ondergaan, kan onder de voorwaarden gesteld<br />

onder A vrijstelling genieten voor zover hij bij de wederinvoer van de goederen kan<br />

worden aangemerkt als geadresseerde (z. nr. 215 t/m 220).<br />

Het <strong>be</strong>treft voornamelijk de eigenaar van de goederen alsmede de maakloonwerker,<br />

de huurder en de ontlener <strong>be</strong>doeld in nr. 218/2.<br />

Wanneer de maakloonwerker als geadresseerde optreedt bij de wederinvoer van de<br />

goederen die hij gelast is één van de in artikel 41, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7<br />

<strong>be</strong>doelde handelingen te doen ondergaan die als een dienst worden aangemerkt, geldt<br />

evenwel een bijzondere voorwaarde voor de toepassing van de vrijstelling wanneer<br />

de opdrachtgever van die maakloonwerker een persoon is die voor de toepassing van<br />

de artikelen 21 en 21bis van het Wetboek (plaats<strong>be</strong>paling van de diensten) als een<br />

niet-<strong>be</strong>lastingplichtige moet worden aangemerkt. De dienst die de maakloonwerker<br />

aan dergelijke opdrachtgever verstrekt, moet namelijk worden aangemerkt als een<br />

werk dat materieel in België wordt verricht voor de toepassing van artikel 21bis, § 2,<br />

6°, c, van het Wetboek.<br />

Daaruit volgt dat de maakloonwerker de dienst die hij aan zijn niet-<strong>be</strong>lastingplichtige/opdrachtgever<br />

verleent moet <strong>be</strong>handelen als een dienst die in België<br />

plaatsvindt. De maakloonwerker moet voor zijn werk dan ook de btw aanrekenen.<br />

C. Bedrag waarvoor vrijstelling wordt verleend.<br />

1° Gedeeltelijke vrijstelling. - Maatstaf van heffing en tarief.<br />

Als algemene regel geldt dat de <strong>be</strong>lasting die ter zake van de wederinvoer is<br />

verschuldigd wordt <strong>be</strong>perkt tot de <strong>be</strong>lasting, <strong>be</strong>rekend tegen het tarief dat van<br />

toepassing is voor de ingevoerde goederen en over de waarde van de buiten de<br />

Gemeenschap verstrekte goederen en verrichte werken, vermeerderd met de niet<br />

reeds in die waarde <strong>be</strong>grepen sommen welke volgens artikel 34, § 2, van het<br />

Wetboek in de maatstaf van heffing moeten worden opgenomen. Onder buiten de<br />

Gemeenschap verrichte werken wordt verstaan, de diensten m.b.t. de uitgevoerde<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

495 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

goederen die materieel buiten de Gemeenschap worden verricht, ongeacht of ze<br />

overeenkomstig de regels voor de plaats<strong>be</strong>paling van de diensten geacht worden in<br />

een lidstaat van de Europese Unie dan wel in een derde land plaats te vinden voor de<br />

toepassing van de btw.<br />

2° Gehele vrijstelling.<br />

In afwijking van voornoemde algemene regel wordt in twee gevallen gehele<br />

vrijstelling van btw verleend voor goederen die worden ingevoerd na buiten de<br />

Gemeenschap één of meer handelingen te heb<strong>be</strong>n ondergaan die in het kader van de<br />

passieve veredeling zijn toegelaten. Die afwijkingen zijn opgenomen in artikel 41,<br />

§ 4, 1° en 2°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7.<br />

a) Gehele vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 41, § 4, 1°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 7.<br />

Overeenkomstig artikel 41, § 4, 1°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7 wordt gehele<br />

vrijstelling van de btw verleend wanneer de werken die de goederen buiten de<br />

Gemeenschap heb<strong>be</strong>n ondergaan, uitsluitend <strong>be</strong>staan uit handelingen die voor de<br />

toepassing van de btw als een dienst worden aangemerkt en die dienst overeenkomstig<br />

artikel 21, § 2, van het Btw-Wetboek geacht wordt in de Gemeenschap<br />

(België of een andere Lidstaat) plaats te vinden.<br />

Voor de toepassing van die vrijstelling moeten volgende voorwaarden samen zijn<br />

vervuld:<br />

- de werken die aan de tijdelijk uitgevoerde goederen worden verricht moeten<br />

voor de toepassing van de btw als een dienstverrichting worden aangemerkt;<br />

- die dienst moet op grond van artikel 21, § 2, van het Btw-Wetboek geacht<br />

worden in de Gemeenschap plaats te vinden;<br />

- die dienst mag niet gepaard zijn gegaan met samenhangende leveringen van<br />

goederen in de zin van het Btw-Wetboek.<br />

Voor een commentaar op die voorwaarden wordt verwezen naar de nrs. 18 tot 25 van<br />

de circulaire AOIF nr. 20/2010.<br />

b) Gehele vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 41, § 4, 2°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 7.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 496<br />

Op grond van artikel 41, § 4, 2°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7 wordt gehele<br />

vrijstelling van <strong>be</strong>lasting verleend wanneer de goederen in het buitenland gratis<br />

werden hersteld op grond van een contractuele of wettelijke garantieverplichting of<br />

wegens een fabricagefout.<br />

Voor de toepassing van de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in voornoemd artikel 41, § 4, 2°, hoeft<br />

niet te worden nagegaan of de materieel buiten de Gemeenschap verrichte diensten al<br />

dan niet in de Gemeenschap plaatsvinden voor de toepassing van de btw. De aard<br />

van de verrichte werkzaamheden (dienst of levering van goederen) is evenmin<br />

relevant. Het feit dat de goederen gratis worden hersteld ingevolge een garantieverplichting<br />

of fabricagefout is een noodzakelijke maar voldoende voorwaarde voor<br />

de toepassing van die vrijstelling.<br />

258/2. Invoer van gas, elektriciteit, koude en warmte.<br />

Overeenkomstig artikel 40, § 1, 3°, van het Wetboek wordt vrijstelling van btw<br />

verleend voor de invoer:<br />

- van gas dat België binnenkomt via een aardgassysteem of een net aangesloten<br />

op dergelijk systeem of van op een gastransportschip wordt ingebracht in een<br />

aardgassysteem of een upstreampijpleidingnet;<br />

- van elektriciteit;<br />

- van warmte of koude via warmte- of koudenetten.<br />

De vrijstelling is slechts toepasselijk voor zover de persoon die als geadresseerde bij<br />

invoer optreedt (z. nrs. 215 tot 220/4) voornoemde goederen heeft verworven onder<br />

de voorwaarden <strong>be</strong>doeld in artikel 15, § 2, tweede lid, 4°, van het Wetboek.<br />

A. Draagwijdte van de vrijstelling.<br />

De vrijstelling is afhankelijk enerzijds van de wijze waarop de persoon die als<br />

geadresseerde optreedt, de goederen heeft verkregen en anderzijds van de wijze<br />

waarop het gas, de elektriciteit, de warmte of de koude wordt ingevoerd.<br />

Om vrijstelling te genieten moet de geadresseerde de ingevoerde goederen heb<strong>be</strong>n<br />

verkregen ingevolge een levering. Het is daarbij van geen <strong>be</strong>lang dat die<br />

geadresseerde een wederverkoper dan wel een eindverbruiker is. De vrijstelling vindt<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

497 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

geen toepassing wanneer de persoon die als geadresseerde van de ingevoerde<br />

goederen optreedt, het gas, de elektriciteit, de warmte of de koude zelf heeft<br />

gewonnen of aangemaakt.<br />

Bovendien is de vrijstelling slechts toepasselijk wanneer het gas, de elektriciteit, de<br />

warmte of de koude via grensoverschrijdende transmissiesystemen of -netten wordt<br />

ingevoerd. In tegenstelling tot hetgeen vroeger het geval was, geldt de vrijstelling<br />

sinds 1 januari 2011 ook voor de invoer van gas per schip, mits het in een<br />

aardgassysteem of upstreampijleidingnet wordt ingebracht. De invoer van gas op<br />

een andere wijze dan hiervoor <strong>be</strong>paald, bijvoor<strong>be</strong>eld met een tankwagen, kan<br />

evenwel niet van de btw worden vrijgesteld op grond van artikel 40, § 1, 3°, van het<br />

Wetboek. Dat is ook het geval voor elektrische energie die anders dan via een<br />

grensoverschrijdend transmissienet (bijvoor<strong>be</strong>eld in batterijen) wordt ingevoerd.<br />

B. Goederen die met vrijstelling kunnen worden ingevoerd.<br />

De vrijstelling is toepasselijk op aardgas en de andere gasvormige koolwaterstoffen<br />

(propaan, butaan, enz.) ingedeeld bij de code 2711 van de gecombineerde<br />

nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen<br />

en op de elektrische energie <strong>be</strong>doeld bij de code 2716 van diezelfde<br />

nomenclatuur.<br />

Voor de toepassing van de vrijstelling is het van geen <strong>be</strong>lang welke de chemische<br />

samenstelling of fysische toestand (vloeibaar of gasvormig) is van het ingevoerde<br />

gas.<br />

Voornoemde nomenclatuur voorziet niet in codes voor warmte en koude.<br />

C. Formaliteiten.<br />

In vak 44 van de aangifte voor het verbruik moet volgende vermelding worden<br />

aangebracht:<br />

"Vrijstelling van artikel 40, § 1, 3°, van het Btw-Wetboek".<br />

De geadresseerde die zich op de vrijstelling <strong>be</strong>roept, moet kunnen aantonen dat hij de<br />

ingevoerde goederen niet zelf heeft geproduceerd, maar dat ze hem werden geleverd<br />

door een andere persoon. Dit kan worden <strong>be</strong>wezen door het overleggen van de<br />

aankoopfactuur van de ingevoerde goederen.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 498<br />

IV. Bijzondere gevallen.<br />

259. Tabaksfabrikaten.<br />

Bij de invoer van sigaren, cigarillo's, sigaretten en rooktabak, waarop Belgische<br />

fiscale bandjes zijn of zullen worden aangebracht, wordt geen btw geëist. De<br />

<strong>be</strong>lasting die ter zake van zulke invoer opeisbaar wordt, moet immers samen met de<br />

accijns worden <strong>be</strong>taald aan de ontvanger die <strong>be</strong>voegd is voor de heffing van accijns.<br />

260. Vis, schaal-, schelp- en weekdieren.<br />

Zonder voldoening van de btw mogen in België worden ingevoerd: vis, schaal-,<br />

schelp- en weekdieren, waarvoor geen invoeraangifte moet worden ingediend omdat<br />

ze door de vissers die ze heb<strong>be</strong>n gevist aan boord van hun vaartuigen zijn<br />

aangevoerd. De btw wordt voldaan bij de openbare verkoop in de gemeentelijke<br />

vismijn van de aanvoerhaven of bij de verkoop door de visser zelf; ze vervangt de<br />

btw die bij invoer verschuldigd is en, in voorkomend geval, van de leveringen die de<br />

openbare verkoop voorafgegaan (KB nr. 16, art. 1 en 2).<br />

261. Recuperatiestoffen en -producten.<br />

Recuperatiestoffen en -producten kunnen door eenieder worden ingevoerd zonder<br />

voldoening van de btw. In dat verband dienen als recuperatiestoffen en -producten te<br />

worden aangemerkt de goederen genoemd in de aanschrijving nr. 88/1970 van de<br />

Administratie van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen,<br />

aangevuld door de aanschrijving nr. 120/1971 van dezelfde administratie. Vak 44<br />

van het "Enig document" dat als aangifte ten verbruik wordt ge<strong>be</strong>zigd, moet als volgt<br />

worden aangevuld: "Recuperatieproducten. btw niet toegepast. Aanschrijving van 15<br />

decem<strong>be</strong>r 1970, nr. 88".<br />

262. Dagbladen en periodieke publicaties.<br />

Van btw is vrijgesteld de invoer van dagbladen en periodieke publicaties met een<br />

algemene informatieve strekking die ten minste achtenveertig keer per jaar<br />

verschijnen, ter <strong>be</strong>stemming van iedere andere persoon dan de uitgever of de<br />

drukker.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

499 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Als dagbladen en periodieke publicaties met een algemene informatieve strekking<br />

worden aangemerkt de goederen die:<br />

- zijn ingedeeld bij code 49.02 van de gecombineerde nomenclatuur van het<br />

gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen;<br />

- en, <strong>be</strong>antwoorden aan de voorwaarden gesteld in de aanschrijving nr. 82/1970<br />

van de Administratie van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, registratie<br />

en domeinen, zoals die werd gewijzigd bij de aanschrijving nr. 21/1993 van<br />

dezelfde administratie.<br />

Bij invoer met aangifte ten verbruik ten name van iemand anders dan een uitgever of<br />

een drukker, moet vak 44 van het "Enig document" de volgende vermelding dragen:<br />

"<strong>BTW</strong>-Aanschrijving van 15 decem<strong>be</strong>r 1970, nr. 82".<br />

262/2. Opsomming.<br />

Afdeling 4. - Overgangs<strong>be</strong>palingen.<br />

De artikelen 106, 107, 107bis en 107ter van het Wetboek stellen een aantal<br />

overgangsmaatregelen in om te voorkomen dat er een onderbreking van de<br />

voorwaarden voor <strong>be</strong>lastingheffing bij invoer zou ontstaan ingevolge de eenmaking<br />

van de interne markt per 1 januari 1993 enerzijds en de diverse uitbreidingen van de<br />

Gemeenschap die na die eenmaking heb<strong>be</strong>n plaatsgevonden anderzijds.<br />

Bovendien voorziet artikel 108 van het Wetboek om praktische redenen in<br />

overgangsmaatregelen voor goederen die vóór 1 januari 1996 onder een andere<br />

regeling van entrepot dan douane-entrepot werden geplaatst en vóór die datum niet<br />

aan die regeling werden onttrokken.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 500<br />

I. Overgangs<strong>be</strong>palingen m.b.t. de afschaffing van de fiscale grenzen<br />

tussen de Lidstaten van de Gemeenschap op 1 januari 1993.<br />

262/3. Algemeen.<br />

Op 1 januari 1993 werden de fiscale grenzen tussen de Lidstaten van de Gemeenschap<br />

opgeheven. Op dat tijdstip was de Gemeenschap samengesteld uit volgende<br />

landen: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittannië,<br />

Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en Spanje.<br />

Artikel 106 van het Wetboek <strong>be</strong>paalt voornamelijk welke de toepasselijke btwreglementering<br />

is voor de goederen die vóór 1 januari 1993 uit een Lidstaat van de<br />

Gemeenschap in België werden ingevoerd, wanneer die goederen vanaf hun<br />

binnenkomst op Belgisch grondgebied werden geplaatst onder een regeling inzake<br />

tijdelijke opslag, inzake doorvoer, inzake entrepot of voor tijdelijke invoer, of onder<br />

een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot, en zich op die datum nog<br />

onder één van die regelingen <strong>be</strong>vonden.<br />

Ingevolge de afschaffing per 1 januari 1993 van de fiscale grenzen tussen de<br />

Lidstaten van de Gemeenschap, dienden de btw-<strong>be</strong>palingen die voorzagen in een<br />

vrijstelling bij invoer van de goederen die onder één van voornoemde regelingen<br />

werden geplaatst vanaf die datum te worden opgeheven. Zonder het nemen van<br />

overgangsmaatregelen zou die opheffing voor gevolg heb<strong>be</strong>n gehad dat de invoer<br />

van al die goederen op 1 januari 1993 zou moeten worden <strong>be</strong>last.<br />

De ter zake bij artikel 106 van het Wetboek ingestelde overgangs<strong>be</strong>palingen stoelen<br />

op drie principes:<br />

- verlenging na 31 decem<strong>be</strong>r 1992 van de geldigheidsduur van de btw<strong>be</strong>palingen<br />

die van kracht waren op het tijdstip dat de goederen onder één van<br />

voornoemde regelingen werden geplaatst;<br />

- de gelijkstelling met een <strong>be</strong>lastbare invoer van de onttrekking van deze<br />

goederen aan de regeling waaronder ze zich <strong>be</strong>vonden;<br />

- het niet-<strong>be</strong>lasten van sommige van deze invoeren.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

501 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

262/4. Verlenging van de geldigheidsduur van de btw-<strong>be</strong>palingen die van kracht waren<br />

vóór 1 januari 1993.<br />

Artikel 106, § 1, van het Wetboek stelt dat wanneer goederen:<br />

- vóór 1 januari 1993 in België zijn binnengebracht,<br />

en<br />

- vanaf hun binnenkomst in België werden geplaatst onder een douaneregeling<br />

inzake tijdelijke opslag, inzake doorvoer, inzake entrepot of voor tijdelijke<br />

invoer, of onder een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot,<br />

en<br />

- niet vóór 1 januari 1993 aan die regeling zijn onttrokken,<br />

de <strong>be</strong>palingen die van toepassing waren op het tijdstip dat de goederen onder die<br />

regeling werden geplaatst van toepassing blijven gedurende het verblijf onder die<br />

regeling, waarvan de duur wordt <strong>be</strong>paald overeenkomstig genoemde <strong>be</strong>palingen.<br />

De fiscale <strong>be</strong>palingen die van toepassing waren op het tijdstip waarop het goed onder<br />

de regeling werd geplaatst blijven dus gelden na 31 decem<strong>be</strong>r 1992 doch alleen voor<br />

de duur dat het goed zich in België onder die regeling <strong>be</strong>vindt. De wederverzending<br />

ervan buiten België heeft in de regel voor gevolg dat het goed hier te lande voor het<br />

verbruik moet worden aangegeven (z. evenwel nr. 262/6 hierna).<br />

Bovendien neemt de verlengde toepassing van die <strong>be</strong>palingen een eind:<br />

- ten laatste op de vervaldag van de termijn waarvoor de regeling werd toegestaan;<br />

- op het tijdstip waarop de goederen aan de regeling worden onttrokken indien<br />

zulks vóór voornoemde vervaldag geschiedt.<br />

Hieruit volgt dat er na 31 decem<strong>be</strong>r 1992 geen verlenging meer kan worden<br />

toegestaan van de termijn gedurende dewelke communautaire goederen in België<br />

onder de regeling mogen verblijven, zelfs indien deze werd toegekend voor een<br />

kortere duur dan de maximaal toegelaten termijn voor het verblijf van de goederen<br />

onder de regeling.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 502<br />

262/5. Invoer van goederen.<br />

Op grond van artikel 106, § 2, van het Wetboek wordt met een invoer van een goed<br />

in de zin van artikel 23 van hetzelfde Wetboek gelijkgesteld:<br />

1° elke onttrekking, met in<strong>be</strong>grip van een onregelmatige onttrekking, van dit goed<br />

in België aan de regeling voor tijdelijke invoer waaronder het vóór 1 januari<br />

1993 werd geplaatst op de in artikel 106, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

voorwaarden;<br />

2° elke onttrekking, met in<strong>be</strong>grip van een onregelmatige onttrekking, van dit goed<br />

in België aan de regeling inzake tijdelijke opslag of inzake entrepot waaronder<br />

het goed vóór 1 januari 1993 werd gebracht op de in artikel 106, § 1, van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde voorwaarden;<br />

3° het einde in België van een intern communautair douanevervoer dat vóór<br />

1 januari 1993 in de Gemeenschap werd aangevangen ten <strong>be</strong>hoeve van een<br />

vóór 1 januari 1993 verrichte levering onder <strong>be</strong>zwarende titel in de<br />

Gemeenschap door een als zodanig optredende <strong>be</strong>lastingplichtige;<br />

4° het einde in België van een vóór 1 januari 1993 aangevangen extern douanevervoer;<br />

5° elke onregelmatigheid of overtreding die werd <strong>be</strong>gaan ter gelegenheid van of<br />

tijdens een intern communautair douanevervoer dat werd aangevangen op de<br />

onder 3° <strong>be</strong>doelde voorwaarden, of van een onder 4° <strong>be</strong>doeld extern douanevervoer;<br />

6° de <strong>be</strong>stemming in België, door een <strong>be</strong>lastingplichtige of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

van goederen die hem zijn geleverd, vóór 1 januari 1993, in het<br />

binnenland van een andere Lidstaat, wanneer aan de volgende voorwaarden is<br />

voldaan:<br />

- de levering van deze goederen is of kan worden vrijgesteld uit hoofde<br />

van hun uitvoer;<br />

- de goederen zijn niet ingevoerd in België vóór 1 januari 1993.<br />

Het <strong>be</strong>paalde in artikel 106, § 2, 1°, 2°, 4°, 5° en 6° van het Wetboek vergt geen<br />

bijzondere commentaar.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

503 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

In § 2, 3°, van dat artikel wordt gesteld dat de verzending van een communautair<br />

goed van een Lidstaat van de Gemeenschap naar België onder geleide van een<br />

aangifte T2 slechts met een invoer wordt gelijkgesteld in de mate dat dit vervoer in<br />

België eindigt en werd verricht ten <strong>be</strong>hoeve van een vóór 1 januari 1993 verrichte<br />

levering onder <strong>be</strong>zwarende titel in de Gemeenschap door een als zodanig optredende<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

In <strong>be</strong>paalde gevallen dient het onttrekken van goederen aan de regeling intern<br />

communautair douanevervoer derhalve niet als een invoer te worden aangemerkt en<br />

dient de aangifte T2 te worden gezuiverd zonder dat ter zake een aangifte voor het<br />

verbruik moet worden opgesteld. Dit is het geval wanneer:<br />

- de leverancier van de goederen die onder de T2-regeling worden vervoerd een<br />

niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is;<br />

- het vervoer van de goederen niet het gevolg is van een levering onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel (bvb. de consignatiezendingen evenals verzendingen van<br />

goederen tussen filialen van éénzelfde onderneming);<br />

- de levering van de goederen na 31 decem<strong>be</strong>r 1992 plaatsvindt.<br />

Wanneer een handeling overeenkomstig artikel 106, § 2, van het Wetboek als een<br />

invoer moet worden aangemerkt dienen de normale regels inzake btw bij invoer<br />

(maatstaf van heffing, geadresseerde, tarief, vrijstelling) te worden toegepast. Zo kan<br />

de inverbruikstelling ge<strong>be</strong>uren met vrijstelling van btw op grond van artikel 40, § 1,<br />

1°, d, van het Wetboek indien is voldaan aan de ter zake geldende voorwaarden.<br />

262/6. Niet-<strong>be</strong>lastbare invoeren.<br />

Artikel 106, § 3, van het Wetboek <strong>be</strong>paalt dat de invoer van een goed in het kader<br />

van de overgangs<strong>be</strong>palingen wordt verricht zonder dat een <strong>be</strong>lastbaar feit plaatsvindt<br />

wanneer:<br />

- het ingevoerde goed uit de Gemeenschap wordt wederuitgevoerd;<br />

of<br />

- het in de zin van artikel 106, § 2, 1°, van het Wetboek ingevoerde goed geen<br />

vervoermiddel is en herverzonden of vervoerd wordt naar de Lidstaat waaruit<br />

het werd uitgevoerd en naar degene die het heeft uitgevoerd;


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 504<br />

of<br />

- het in de zin van artikel 106, § 2, 1°, van het Wetboek ingevoerde goed een<br />

vervoermiddel is dat vóór 1 januari 1993 onder de algemene <strong>be</strong>lastingvoorwaarden<br />

van de binnenlandse markt van een Lidstaat werd verkregen of<br />

ingevoerd en/of waarvoor, uit hoofde van zijn uitvoer, geen vrijstelling of<br />

teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde werd verleend. Aan<br />

deze voorwaarde wordt geacht te zijn voldaan wanneer de eerste ingebruikneming<br />

van het vervoermiddel dateert van vóór 1 januari 1985.<br />

De documenten waarmee de goederen die aan voornoemde voorwaarden voldoen, in<br />

België werden binnengebracht worden aangezuiverd zonder dat er een aangifte voor<br />

het verbruik moet worden opgesteld.<br />

In geval van uitvoer uit de Gemeenschap moet evenwel een als aangifte ten uitvoer<br />

ge<strong>be</strong>zigd formulier "Enig document" worden opgesteld.<br />

II. Overgangs<strong>be</strong>palingen m.b.t. de uitbreiding van de Gemeenschap na<br />

1 januari 1993.<br />

262/7. Algemeen.<br />

Sinds de eenmaking van de Europese interne markt per 1 januari 1993, heeft de EG<br />

drie uitbreidingsgolven gekend.<br />

Naar aanleiding daarvan zijn volgende landen (hierna "nieuwe Lidstaten" genaamd)<br />

respectievelijk op onderstaande data tot de Gemeenschap toegetreden:<br />

- 1 januari 1995: Finland, Oostenrijk en Zweden;<br />

- 1 mei 2004: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen,<br />

Slovenië, Slowakije en Tsjechië;<br />

- 1 januari 2007: Bulgarije en Roemenië.<br />

De toetreding na 1 januari 1993 van de nieuwe Lidstaten tot de Gemeenschap had tot<br />

gevolg dat alle fiscale grenscontroles op het goederenverkeer met die landen vanaf<br />

de datum van toetreding werden opgeheven. Dit houdt in dat de <strong>be</strong>lastingheffing bij<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

505 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

invoer en de ontheffing van de <strong>be</strong>lasting bij uitvoer op de datum van toetreding<br />

werden vervangen door de overgangsregeling voor de <strong>be</strong>lastingheffing tussen<br />

Lidstaten uiteengezet in hoofdstuk IX bis .<br />

De situatie die bij de respectieve uitbreidingen is ontstaan is aldus vergelijkbaar met<br />

die welke zich op 1 januari 1993 heeft voorgedaan bij de totstandkoming van de<br />

interne markt. Op dat ogenblik werden bij artikel 106 van het Wetboek overgangsmaatregelen<br />

ingevoerd om de neutraliteit van het gemeenschappelijk stelsel van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde te waarborgen en de dub<strong>be</strong>le <strong>be</strong>lastingheffing<br />

of de niet-heffing te voorkomen (z. cijfer I hiervoor). Om dezelfde reden voorzien de<br />

artikelen 107, 107bis en 107ter van het Wetboek in vergelijkbare maatregelen voor<br />

de overgang naar de uitgebreide Gemeenschap.<br />

De algemene principes die ten grondslag liggen van laatstgenoemde artikelen zijn<br />

dan ook analoog met de basisprincipes van artikel 106 van het Wetboek en <strong>be</strong>helzen:<br />

- de <strong>be</strong>stendiging op de datum van toetreding van de nieuwe Lidstaten van de<br />

geldigheidsduur van de <strong>be</strong>palingen die van kracht waren op het tijdstip dat de<br />

goederen afkomstig uit de nieuwe Lidstaten overeenkomstig de douanereglementering<br />

werden geplaatst onder één van de opschortende regelingen<br />

<strong>be</strong>doeld in de artikelen 107, 107bis en 107ter van het Wetboek (z. nr. 262/8);<br />

- de gelijkstelling met een <strong>be</strong>lastbare invoer van de onttrekking van deze<br />

goederen aan de regeling waaronder ze zich <strong>be</strong>vonden;<br />

- het niet-<strong>be</strong>lasten van sommige van deze invoeren.<br />

262/8. Bestendiging van de geldigheidsduur van de btw-<strong>be</strong>palingen die van kracht<br />

waren vóór de datum van toetreding van de nieuwe Lidstaten.<br />

Wanneer goederen die afkomstig zijn uit één van de nieuwe Lidstaten:<br />

- vóór de datum van toetreding van die Lidstaat zijn binnengebracht in de<br />

Gemeenschap zoals die <strong>be</strong>stond vóór de toetreding,<br />

en<br />

- sedert hun binnenkomst in voornoemde Gemeenschap werden geplaatst onder<br />

één van volgende regelingen:


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 506<br />

en<br />

- tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer;<br />

- tijdelijke opslag;<br />

- vrije zones of vrije entrepots;<br />

- douane-entrepots;<br />

- actieve veredeling met toepassing van het schorsingssysteem;<br />

- regeling inzake de in de territoriale zee toegelaten goederen voor boor-<br />

en werkeilanden;<br />

- niet vóór de datum van toetreding van de <strong>be</strong>trokken Lidstaat aan deze regeling<br />

zijn onttrokken,<br />

blijven de <strong>be</strong>palingen die van toepassing waren op het tijdstip dat de goederen onder<br />

deze regeling werden geplaatst van toepassing totdat de goederen na de datum van<br />

toetreding aan deze regeling worden onttrokken (z. artikelen 107, § 1, 107bis, § 1, en<br />

107ter, § 1, van het Wetboek).<br />

Dat principe geldt ook voor goederen die vóór de datum van toetreding van de<br />

nieuwe Lidstaten werden geplaatst onder de regeling voor gemeenschappelijk<br />

douanevervoer of een andere regeling van douanevervoer (bijvoor<strong>be</strong>eld de regeling<br />

voor internationaal goederenvervoer onder dekking van carnets TIR) en niet vóór die<br />

datum aan deze regeling zijn onttrokken. (z. artikelen 107, § 2, 107bis, § 2, en<br />

107ter, § 2, van het Wetboek). In tegenstelling tot hetgeen in vorige paragraaf is<br />

<strong>be</strong>paald is het daarbij van geen <strong>be</strong>lang dat de goederen vóór de datum van toetreding<br />

van de nieuwe Lidstaten zijn binnengebracht in de Gemeenschap zoals die vóór die<br />

toetreding <strong>be</strong>stond.<br />

De regeling gemeenschappelijk douanevervoer <strong>be</strong>doeld in de artikelen 107, § 2,<br />

107bis, § 2, en 107ter, § 2, van het Wetboek vindt haar oorsprong in de<br />

overeenkomst van 20 mei 1987 <strong>be</strong>treffende een gemeenschappelijke regeling inzake<br />

douanevervoer, gesloten tussen de Europese Gemeenschappen en Finland, IJsland,<br />

Liechtenstein, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland (de zogenaamde<br />

EVA-landen). Daar Oostenrijk, Finland en Zweden op 1 januari 1995 zijn toegetreden<br />

tot de Gemeenschap is die overeenkomst vanaf die datum nog alleen<br />

toepasselijk op het goederenverkeer met IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en<br />

Zwitserland.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

507 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Die overeenkomst houdt in dat de regeling inzake het (extern en intern) communautair<br />

douanevervoer (z. nr. 197/3, 3) van toepassing is op goederen die worden<br />

vervoerd van het douanegebied van de Gemeenschap, naar de EVA-landen en<br />

omgekeerd, evenals tussen die EVA-landen onderling. Bij de verzending van<br />

goederen worden dus eveneens aangiften T2 en T1 gebruikt naargelang de goederen<br />

al dan niet de douanestatus van communautaire goederen heb<strong>be</strong>n. Men spreekt<br />

daarbij evenwel van "gemeenschappelijk douanevervoer" in plaats van communautair<br />

douanevervoer.<br />

Overeenkomstig de §§ 1 en 2, van de artikelen 107, 107bis, en 107ter van het<br />

Wetboek, blijven de fiscale <strong>be</strong>palingen die van toepassing waren op het tijdstip<br />

waarop de goederen onder de regeling werden geplaatst dus gelden na de toetreding<br />

van de nieuwe Lidstaten doch alleen voor de duur dat de goederen zich in België<br />

onder die regeling <strong>be</strong>vinden. De wederverzending ervan buiten België heeft in de<br />

regel voor gevolg dat de goederen hier te lande voor het verbruik moeten worden<br />

aangegeven (z. evenwel nr. 262/10 hierna).<br />

Bovendien neemt de verlengde toepassing van die <strong>be</strong>palingen een eind:<br />

- ten laatste op de vervaldag van de termijn waarvoor de regeling werd toegestaan;<br />

- op het tijdstip waarop de goederen aan de regeling worden onttrokken indien<br />

zulks vóór voornoemde vervaldag geschiedt.<br />

Vanaf de datum van toetreding van de nieuwe Lidstaten kan er dan ook geen<br />

verlenging meer worden toegestaan van de termijn gedurende dewelke de goederen<br />

in België onder de regeling mogen verblijven, zelfs indien deze werd toegekend voor<br />

een kortere duur dan de maximaal toegelaten termijn voor het verblijf van de<br />

goederen onder de regeling.<br />

262/9. Invoer van goederen.<br />

Overeenkomstig de §§ 3 en 4, van de artikelen 107, 107bis, en 107ter, van het<br />

Wetboek wordt met de invoer van een goed in België in de zin van artikel 23<br />

gelijkgesteld, voor zover wordt aangetoond dat het een goed <strong>be</strong>treft dat zich in het<br />

vrije verkeer <strong>be</strong>vond in één van de nieuwe Lidstaten (1) :<br />

(1) De goederen die zich vóór de toetreding van een nieuwe Lidstaat niet in het vrije verkeer <strong>be</strong>vonden in dat land<br />

<strong>be</strong>houden na de toetreding hun douanestatus van niet-communautaire goederen en blijven derhalve aan de normale<br />

regels bij invoer onderworpen.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 508<br />

1° elke onttrekking, met in<strong>be</strong>grip van een onregelmatige onttrekking, van dat goed<br />

in België aan een regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van<br />

rechten bij invoer waaronder het goed vóór de datum van toetreding van die<br />

Lidstaat werd geplaatst onder de voorwaarden <strong>be</strong>doeld in nr. 262/8, eerste lid;<br />

2° elke onttrekking, met in<strong>be</strong>grip van een onregelmatige onttrekking, van dat goed<br />

in België aan één van de navolgende regelingen waaronder dat goed vóór de<br />

datum van toetreding van die Lidstaat werd geplaatst onder de voorwaarden<br />

<strong>be</strong>doeld in nr. 262/8, eerste lid:<br />

- tijdelijke opslag;<br />

- vrije zones of vrije entrepots;<br />

- douane-entrepots;<br />

- actieve veredeling met toepassing van het schorsingssysteem;<br />

- regeling inzake de in de territoriale zee toegelaten goederen voor boor-<br />

en werkeilanden;<br />

3° het einde in België van een regeling gemeenschappelijk douanevervoer of een<br />

andere regeling van douanevervoer, waarmee vóór de datum van toetreding<br />

werd aangevangen op het grondgebied van één van de nieuwe Lidstaten ten<br />

<strong>be</strong>hoeve van een vóór deze datum onder <strong>be</strong>zwarende titel verrichte levering<br />

van dat goed binnen die Lidstaat door een als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige;<br />

4° elke onregelmatigheid of overtreding die werd <strong>be</strong>gaan tijdens een regeling<br />

gemeenschappelijk douanevervoer of een andere regeling van douanevervoer,<br />

aangevangen op de onder 3° <strong>be</strong>doelde voorwaarden;<br />

5° de <strong>be</strong>stemming in België na de datum van toetreding door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige, van een goed dat hem vóór de datum<br />

van toetreding is geleverd binnen het grondgebied van één van de nieuwe<br />

Lidstaten, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:<br />

- de levering van dat goed is of kon worden vrijgesteld uit hoofde van zijn<br />

uitvoer uit die nieuwe Lidstaat;<br />

- dat goed is niet vóór de toetreding van die nieuwe Lidstaat ingevoerd in<br />

één van de Lidstaten van de Gemeenschap zoals die vóór de toetreding<br />

<strong>be</strong>stond.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

509 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

Het <strong>be</strong>paalde in de punten 1°, 2° en 5° hiervoor vergt geen bijzondere commentaar.<br />

Overeenkomstig punt 3° hiervoor wordt de verzending van een goed van één van de<br />

nieuwe Lidstaten naar België onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer of<br />

onder een andere regeling van douanevervoer slechts met een invoer gelijkgesteld<br />

voor zover die verzending in België eindigt en wordt verricht ten <strong>be</strong>hoeve van een<br />

vóór de datum van toetreding onder <strong>be</strong>zwarende titel verrichte levering in die nieuwe<br />

Lidstaat door een als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

In <strong>be</strong>paalde gevallen dient het onttrekken van goederen aan de regeling gemeenschappelijk<br />

douanevervoer of aan een andere regeling van douanevervoer derhalve<br />

niet als een invoer te worden aangemerkt en dient de des<strong>be</strong>treffende aangifte te<br />

worden gezuiverd zonder dat ter zake een aangifte voor het verbruik moet worden<br />

opgesteld. Dit is het geval wanneer:<br />

- de leverancier van de goederen die onder de voornoemde regelingen inzake<br />

douanevervoer worden vervoerd een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is;<br />

- het vervoer van de goederen niet het gevolg is van een levering onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel (bvb. de consignatiezendingen evenals verzendingen van<br />

goederen tussen filialen van éénzelfde onderneming);<br />

- de levering van de goederen niet vóór de datum van toetreding plaatsvindt.<br />

Wanneer een handeling in het kader van de overgangs<strong>be</strong>palingen als een aan de btw<br />

onderworpen invoer moet worden aangemerkt dienen de normale regels inzake btw<br />

bij invoer (maatstaf van heffing, geadresseerde, tarief, vrijstelling) te worden<br />

toegepast. Zo kan de inverbruikstelling ge<strong>be</strong>uren met vrijstelling van btw op grond<br />

van artikel 40, § 1, 1°, d, van het Wetboek indien is voldaan aan de ter zake geldende<br />

voorwaarden.<br />

262/10. Niet-<strong>be</strong>lastbare invoeren.<br />

De artikelen 107, § 5, 107bis, § 5 en 107ter, § 5, van het Wetboek <strong>be</strong>palen dat de<br />

invoer van een goed in het kader van de overgangs<strong>be</strong>palingen wordt verricht zonder<br />

dat een <strong>be</strong>lastbaar feit plaatsvindt wanneer:<br />

- het ingevoerde goed wordt wederuitgevoerd uit de uitgebreide Gemeenschap<br />

(dit is de Gemeenschap zoals die <strong>be</strong>staat na de toetreding van de nieuwe<br />

Lidstaat waaruit dat goed afkomstig is);


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 510<br />

of<br />

- het in de zin van nr. 262/9, eerste lid, 1°, ingevoerde goed geen vervoermiddel<br />

is en herverzonden of vervoerd wordt naar de Lidstaat waaruit het werd<br />

uitgevoerd en naar degene die het heeft uitgevoerd;<br />

of<br />

- het in de zin van nr. 262/9, eerste lid, 1°, ingevoerde goed een vervoermiddel is<br />

dat vóór de datum van toetreding onder de algemene <strong>be</strong>lastingvoorwaarden van<br />

de binnenlandse markt van één van de nieuwe Lidstaten werd verkregen of<br />

ingevoerd en/of waarvoor, uit hoofde van zijn uitvoer, geen vrijstelling of<br />

teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde werd verleend. Aan<br />

deze voorwaarde wordt geacht te zijn voldaan wanneer de periode tussen de<br />

eerste ingebruikneming van het vervoermiddel en de datum van toetreding van<br />

die Lidstaat tot de Gemeenschap, langer is dan acht jaar.<br />

In het kader van de overgangs<strong>be</strong>palingen is er derhalve geen btw verschuldigd bij de<br />

invoer in België van een vervoermiddel waarvan de eerste ingebruikneming dateert<br />

van vóór:<br />

- 1 januari 1987 voor vervoermiddelen afkomstig uit Finland, Oostenrijk of<br />

Zweden;<br />

- 1 mei 1996 voor vervoermiddelen afkomstig uit Cyprus, Estland, Hongarije,<br />

Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije of Tsjechië;<br />

- 1 januari 1999 voor vervoermiddelen afkomstig uit Bulgarije of Roemenië.<br />

De documenten waarmee de goederen die aan voornoemde voorwaarden voldoen, in<br />

België werden binnengebracht worden aangezuiverd zonder dat er een aangifte voor<br />

het verbruik moet worden opgesteld.<br />

In geval van uitvoer uit de Gemeenschap moet evenwel een aangifte ten uitvoer<br />

worden opgesteld.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

511 "HOOFDSTUK VIII: Invoer"<br />

III. Overgangs<strong>be</strong>palingen m.b.t. goederen die vóór 1 januari 1996 onder<br />

een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot werden<br />

geplaatst.<br />

262/11. Algemeen.<br />

Tot 31 decem<strong>be</strong>r 1995 konden de goederen die in België waren ingevoerd,<br />

overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992, het<br />

verbruik of de andere regeling van entrepot dan douane-entrepot (het zogenaamde<br />

btw-entrepot) als <strong>be</strong>stemming krijgen.<br />

De invoer van goederen die voor een andere regeling van entrepot dan douaneentrepot<br />

werden aangegeven was vrijgesteld van btw op grond van het toen van<br />

kracht zijnde artikel 40, § 1, 1°, c, van het Wetboek. De goederen die onder die<br />

regeling werden geplaatst dienden slechts voor het verbruik te worden aangegeven<br />

op het tijdstip dat ze uit de btw-entrepot werden uitgeslagen voor een <strong>be</strong>stemming<br />

binnen de Gemeenschap (België of een andere Lidstaat).<br />

Met ingang van 1 januari 1996 werd de werking van de andere regeling van entrepot<br />

dan douane-entrepot evenwel grondig gewijzigd ingevolge de implementatie in<br />

Belgisch recht van de Richtlijn 95/7/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen<br />

van 10 april 1995 (de zogenaamde tweede vereenvoudigingsrichtlijn).<br />

Hoofdstuk IX ter geeft een commentaar op de nieuwe regeling btw-entrepot waarvan<br />

de wettelijke <strong>be</strong>palingen zijn opgenomen in artikel 39quater van het Wetboek en het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54 van 25 februari 1996.<br />

Voornoemde wijziging had o.m. voor gevolg dat de andere regeling van entrepot dan<br />

douane-entrepot per 1 januari 1996 werd opgeheven als mogelijke btw-<strong>be</strong>stemming<br />

bij invoer. Vanaf die datum moeten de ingevoerde goederen die onder een andere<br />

regeling van entrepot dan douane-entrepot worden geplaatst dan ook voor het<br />

verbruik worden aangegeven. Die inverbruikstelling geschiedt met vrijstelling van<br />

btw op grond van artikel 39quater van het Wetboek.<br />

Om te vermijden dat alle ingevoerde goederen die zich op 31 decem<strong>be</strong>r 1995 in een<br />

btw-entrepot <strong>be</strong>vonden op 1 januari 1996 voor het verbruik moesten worden<br />

aangegeven voorziet artikel 108 van het Wetboek in een verlenging van de<br />

geldigheidsduur van de <strong>be</strong>palingen die op die goederen van kracht waren vóór<br />

1 januari 1996.


"HOOFDSTUK VIII: Invoer" 512<br />

262/12. Verlenging van de geldigheidsduur van de btw-<strong>be</strong>palingen die van kracht waren<br />

vóór 1 januari 1996.<br />

Artikel 108, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>paalt dat wanneer goederen:<br />

- vóór 1 januari 1996 in België zijn ingevoerd,<br />

en<br />

- vanaf hun invoer in België werden geplaatst onder een andere regeling van<br />

entrepot dan douane-entrepot,<br />

en<br />

- niet vóór 1 januari 1996 aan die regeling zijn onttrokken,<br />

de <strong>be</strong>palingen die van toepassing waren op het tijdstip dat de goederen onder die<br />

regeling werden geplaatst van toepassing blijven gedurende het verblijf onder die<br />

regeling.<br />

Daarbij mag evenwel niet uit het oog worden verloren dat de goederen die zich onder<br />

de oude regeling btw-entrepot <strong>be</strong>vinden uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r 1996 aan die<br />

regeling moeten worden onttrokken om voor het verbruik te worden aangegeven<br />

(Wetboek, art. 108, § 2).<br />

Goederen die zich op 1 januari 1996 onder de oude regeling btw-entrepot <strong>be</strong>vinden<br />

moeten dan ook voor het verbruik worden aangegeven wanneer ze:<br />

- vóór 31 decem<strong>be</strong>r 1996 aan die regeling worden onttrokken en daarbij niet uit<br />

de Gemeenschap worden uitgevoerd;<br />

- op 31 decem<strong>be</strong>r 1996 nog niet aan de regeling zijn onttrokken.<br />

De inverbruikstelling van de goederen kan geschieden met vrijstelling van btw op<br />

grond van artikel 39quater, § 1, 1°, van het Wetboek wanneer de goederen onder de<br />

nieuwe regeling btw-entrepot worden geplaatst. Daar het goederen <strong>be</strong>treft die zijn<br />

ingevoerd in de zin van artikel 23 van het Wetboek kunnen ze slechts worden<br />

geplaatst in een btw-entrepot dat door de Administratie der douane en accijnzen is<br />

erkend voor de opslag van ingevoerde goederen.<br />

262/13. (Opgeheven).<br />

(1 februari 2012)


263. Inleiding.<br />

(1 februari 2012)<br />

513 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

HOOFDSTUK IX<br />

VRIJSTELLING VOOR HANDELINGEN MET<br />

BETREKKING TOT UITVOER BUITEN DE<br />

GEMEENSCHAP.<br />

Sinds de inwerkingtreding van de interne markt op 1 januari 1993 omvat de term<br />

"uitvoer", voor de toepassing van de btw, nog enkel het verzenden of vervoeren van<br />

goederen naar een plaats buiten het grondgebied van de Gemeenschap, zoals dat is<br />

omschreven in artikel 1, §§ 2 tot 5 van het Wetboek.<br />

De artikelen 39, 41 en 42 van het Wetboek houden vrijstellingen in voor <strong>be</strong>paalde<br />

leveringen en diensten, en staan in verband met de uitvoer of met een ermee<br />

gelijkgestelde <strong>be</strong>stemming. Ze ontnemen aan <strong>be</strong>lastingplichtigen die zich erop<br />

<strong>be</strong>roepen niet de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige noch het recht op aftrek dat aan<br />

deze hoedanigheid is verbonden.<br />

Ze kunnen in vijf categorieën worden ingedeeld:<br />

1° de uitvoer;<br />

2° internationaal vervoer, alsmede diensten met <strong>be</strong>trekking tot dat vervoer;<br />

3° zee- en binnenschepen; vliegtoestellen;<br />

4° leveringen aan ambassades, consulaten en internationale instellingen;<br />

5° parels en edelstenen.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 514<br />

(1 februari 2012)<br />

Eerste afdeling.- Uitvoer.<br />

264. Vrijstellingen om reden van uitvoer (Wetboek, art. 39 en 42, § 3, 10°).<br />

A. Van de btw zijn vrijgesteld om reden van uitvoer op grond van artikel<br />

39 van het Wetboek:<br />

- de leveringen van goederen die door of voor rekening van de verkoper<br />

worden verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de Gemeenschap;<br />

- de diensten die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen welke door de dienstverrichter<br />

of voor zijn rekening worden verzonden of vervoerd naar een<br />

plaats buiten de Gemeenschap;<br />

- de leveringen van goederen die door of voor rekening van een niet in<br />

België gevestigde koper worden verzonden of vervoerd naar een plaats<br />

buiten de Gemeenschap;<br />

- de diensten die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen die door de niet in België<br />

gevestigde ontvanger van de dienst of voor zijn rekening worden<br />

verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de Gemeenschap;<br />

- de leveringen van goederen aan een niet in de Gemeenschap gevestigde<br />

reiziger, die de goederen in België in <strong>be</strong>zit neemt en ze in zijn persoonlijke<br />

bagage uitvoert naar een plaats buiten de Gemeenschap;<br />

- de leveringen en de intracommunautaire verwervingen van goederen<br />

alsmede de diensten met <strong>be</strong>trekking tot deze goederen die worden<br />

geplaatst onder <strong>be</strong>paalde regelingen waarin de communautaire douanewetgeving<br />

voorziet, alsmede de leveringen van deze goederen met<br />

handhaving van de <strong>be</strong>doelde regeling.<br />

Tevens werd een regeling uitgewerkt waarbij de <strong>be</strong>taling van de btw in<br />

opschorting kan worden gehouden wanneer op grond van de artikelen 17, § 1,<br />

tweede lid, of 22, § 2, tweede lid, van het Wetboek btw verschuldigd wordt wat<br />

<strong>be</strong>treft goederen of daarop <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>nde diensten die <strong>be</strong>stemd zijn om<br />

te worden uitgevoerd en aldus uiteindelijk toch om de hierboven vermelde<br />

redenen vrijgesteld zijn van btw.


(1 februari 2012)<br />

515 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

B. De ontheffing van btw wegens uitvoer kan ook worden verkregen in de<br />

fase die de uitvoer voorafgaat.<br />

Gehele vrijstelling van btw wordt verleend voor de levering, de invoer en de<br />

intracommunautaire verwerving van goederen die <strong>be</strong>stemd zijn voor erkende<br />

organisaties die deze goederen uitvoeren uit de Gemeenschap in het kader van<br />

hun menslievend, liefdadig of opvoedkundig werk in het buitenland. (Wetboek,<br />

art. 40, § 1, 1°, a en 42, § 3, eerste lid, 10°).<br />

VRIJSTELLINGEN IN DE FASE VAN DE UITVOER ZELF.<br />

I. Vrijstellingen bij uitvoer uit de Gemeenschap.<br />

264/2. Voorafgaande opmerkingen.<br />

1) Het douanegebied van de Gemeenschap valt niet volledig samen met het<br />

grondgebied van de Gemeenschap voor de toepassing van de btw (z. nr. 193/4).<br />

Zo omvat het douanegebied wel de Canarische Eilanden, terwijl dat niet het<br />

geval is voor de btw. De vrijstelling van btw wegens uitvoer is toepasselijk<br />

voor goederen die worden verzonden of vervoerd ter <strong>be</strong>stemming van gebieden<br />

die wel tot het douanegebied van de Gemeenschap <strong>be</strong>horen, maar niet tot het<br />

grondgebied van de Gemeenschap inzake btw. Voor leveringen naar zulke<br />

gebieden moeten trouwens ook voor fiscale (btw) doeleinden douaneformaliteiten<br />

worden vervuld, als zou het gaan om een zending buiten het<br />

douanegebied.<br />

2) Voor de toepassing van artikel 39, § 1, 2° en 3° van het Wetboek wordt<br />

<strong>be</strong>schouwd als zijnde niet in België gevestigd, de persoon of de onderneming<br />

die buiten België is gevestigd en die in België geen vaste inrichting heeft. Het<br />

feit dat deze persoon of onderneming in België voor btw-doeleinden is<br />

geïdentificeerd, hetzij via een rechtstreekse identificatie onder een individueel<br />

nummer, hetzij via een aansprakelijke vertegenwoordiger hetzij via een vooraf<br />

erkende persoon, heeft geen invloed op deze toestand.<br />

Evenwel wordt de onderneming die de voornaamste zetel van haar <strong>be</strong>roepswerkzaamheid<br />

buiten België heeft en die in België een vaste inrichting heeft,<br />

als een niet in België gevestigde onderneming <strong>be</strong>schouwd in de gevallen<br />

waarin de buiten België gelegen zetel rechtstreeks handelt met de hier te lande


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 516<br />

gevestigde verkoper of dienstverrichter en voor zover de uitvoer, alsmede het<br />

vervoer en de <strong>be</strong>talingen die er mede in verband staan, geschieden zonder<br />

enige tussenkomst van de in België gevestigde vaste inrichting.<br />

Evenzo wordt de buiten België gelegen afdeling van een hier te lande gevestigde<br />

onderneming <strong>be</strong>schouwd als een niet in België gevestigde onderneming<br />

in de gevallen waarin deze afdeling rechtstreeks handelt met de hier te lande<br />

gevestigde verkoper of dienstverrichter en voor zover de uitvoer, alsmede het<br />

vervoer en de <strong>be</strong>talingen die er mede in verband staan, geschieden zonder<br />

enige tussenkomst van de in België gevestigde zetel van de onderneming.<br />

265. Uitvoer door of voor rekening van de verkoper of van de niet in België<br />

gevestigde koper (Wetboek, art. 39, § 1, 1° en 2°).<br />

A. Principe.<br />

Vrijstelling van btw wegens uitvoer kan enkel worden toegepast wanneer de<br />

levering die erop <strong>be</strong>trekking heeft, de btw in principe opeisbaar maakt. Dit is<br />

het geval wanneer de levering geacht wordt in België plaats te vinden.<br />

Anderzijds vereist een uitvoer van goederen noodzakelijkerwijze een vervoer<br />

van goederen, zoals het trouwens letterlijk in de wettekst zelf is opgenomen.<br />

Komt bijgevolg in aanmerking voor vrijstelling van btw wegens uitvoer, de<br />

levering die overeenkomstig artikel 15, § 2, tweede lid, 1°, van het Wetboek, is<br />

gesitueerd op de plaats in België waar het vervoer aanvangt ter <strong>be</strong>stemming<br />

van een plaats buiten de Gemeenschap. Dit houdt dus in dat de uiteindelijke<br />

<strong>be</strong>stemming van de goederen reeds gekend moet zijn bij de aanvang van het<br />

vervoer. Het feit dat de goederen met het oog op hun uitvoer een andere<br />

lidstaat doorkruisen, heeft niet tot gevolg dat deze verzending wordt<br />

gelijkgesteld met een overbrenging (z. nr. 310/47). Dergelijke levering is dan<br />

van de btw vrijgesteld, hetzij omdat de leverancier de goederen zelf uitvoert of<br />

ze voor zijn rekening doet uitvoeren (Wetboek, art. 39, § 1, 1°), hetzij omdat de<br />

niet in België gevestigde koper de goederen zelf uitvoert of ze voor zijn<br />

rekening doet uitvoeren (Wetboek, art. 39, § 1, 2°). Merk op dat in laatst<strong>be</strong>doelde<br />

situatie de koper in de Gemeenschap mag zijn gevestigd, maar wel<br />

buiten België.<br />

In dezelfde gedachtegang is, wegens gebrek aan vervoer, geen vrijstelling<br />

mogelijk wanneer de levering in België plaats vindt op grond van het algemeen<br />

principe vervat in artikel 15, § 2, eerste lid, van het Wetboek, namelijk bij de<br />

ter<strong>be</strong>schikkingstelling in België van het goed van de verkrijger of van de<br />

overnemer.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

517 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Dit is <strong>be</strong>langrijk in geval van kettingverkoop waarbij de goederen diverse<br />

malen worden doorverkocht zonder materieel te worden geleverd en waarbij er<br />

uiteindelijk slechts één vervoer is.<br />

Bij toepassing van de algemene principes op het stuk van de plaats van de<br />

levering, is er in de ketting slechts één enkele levering met een vervoer in de<br />

zin van genoemd artikel 15, § 2, tweede lid, 1°, van het Wetboek. De overige<br />

leveringen in de ketting vinden plaats volgens het criterium van de<br />

ter<strong>be</strong>schikkingstelling van de goederen, zonder vervoer dus. Enkel de levering<br />

waarbij het vervoer plaats heeft, komt dus in aanmerking voor vrijstelling van<br />

btw wegens uitvoer buiten de Gemeenschap.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° X verkoopt goederen aan B; X is in België gevestigd, B in Zwitserland. De goederen worden<br />

van België naar Zwitserland vervoerd. In dit voor<strong>be</strong>eld is er slechts één levering die bovendien<br />

met een vervoer gepaard gaat. De levering die geacht wordt zich in België te <strong>be</strong>vinden, is van<br />

de btw vrijgesteld op grond van artikel 39, § 1, 1°, van het Wetboek indien X het vervoer<br />

verricht of doet verrichten, dan wel op grond van artikel 39, § 1, 2°, van het Wetboek indien B<br />

het vervoer verricht of doet verrichten.<br />

2° Zelfde situatie als het voor<strong>be</strong>eld onder 1°, doch omdat X de goederen niet in voorraad heeft,<br />

koopt hij ze voorafgaandelijk bij D, een in België gevestigde handelaar.<br />

- eerste veronderstelling: D vervoert de goederen rechtstreeks tot bij B. De levering<br />

waarin het vervoer plaatsvindt is gesitueerd in de relatie D-X. Deze levering vindt<br />

plaats in België en is vrijgesteld op grond van artikel 39, § 1, 1° van het Wetboek. De<br />

levering X-B daarentegen vindt plaats in Zwitserland bij de ter<strong>be</strong>schikkingstelling.<br />

- tweede veronderstelling: X gaat de goederen ophalen bij D en vervoert ze tot bij B. In<br />

deze situatie kan het vervoer zich voordoen in de relatie D-X of X-B. Een grondig<br />

onderzoek van de verkoopsvoorwaarden van de <strong>be</strong>ide contracten maakt het mogelijk te<br />

<strong>be</strong>palen in welke relatie het vervoer is gesitueerd. Hoe dan ook, omdat X in België is<br />

gevestigd, kan de levering D-X niet van de btw worden vrijgesteld, indien het vervoer<br />

zich in die relatie situeert. De levering X-B vindt in dat geval plaats in Zwitserland.<br />

Indien het vervoer is gesitueerd in de relatie X-B, vinden <strong>be</strong>ide leveringen in België<br />

plaats, doch kan enkel X-B worden vrijgesteld wegens uitvoer, op grond van artikel 39,<br />

§ 1, 1°, van het Wetboek.<br />

- derde veronderstelling: B gaat de goederen bij D ophalen. In deze situatie vindt het<br />

vervoer plaats in de relatie X-B. De levering D-X is een binnenlandse levering die bij<br />

gebrek aan vervoer niet kan worden vrijgesteld. De levering X-B is vrijgesteld op grond<br />

van artikel 39, § 1, 2° van het Wetboek.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 518<br />

B. Formaliteiten.<br />

1° Aangifte ten uitvoer (z. KB nr. 18, art. 2).<br />

(1 februari 2012)<br />

Wanneer goederen buiten de Gemeenschap worden uitgevoerd, moet een<br />

aangifte ten uitvoer worden opgesteld en bij de douane ingediend overeenkomstig<br />

hetgeen <strong>be</strong>paald is door de communautaire douanereglementering.<br />

De aangifte ten uitvoer is een aangifte die gedaan wordt op een formulier<br />

dat "Enig document" wordt genoemd en dat als aangifte ten uitvoer wordt<br />

gebruikt. Het <strong>be</strong>treft een enig administratief document, tot stand gebracht<br />

door de Europese Gemeenschappen om te worden gebruikt in het<br />

handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en derde landen.<br />

Het is hetzelfde formulier als hetgeen bijvoor<strong>be</strong>eld gebruikt wordt als<br />

aangifte ten verbruik bij invoer of als aangifte voor het plaatsen van<br />

goederen onder een regeling van douane-entrepot of van doorvoer<br />

(z. nr. 225, tweede lid); het <strong>be</strong>staat in totaal uit een set van acht<br />

exemplaren, waarvan de exemplaren 1 tot 3 worden gebruikt voor het<br />

vervullen van de formaliteiten bij uitvoer en waarbij exemplaar 3 het<br />

"exemplaar voor de uitvoerder" is.<br />

Sinds de invoering op 4 juni 2007 van het PLDA-systeem ("Paperless<br />

Douane en Accijnzen": de toepassing voor het elektronisch indienen en<br />

verwerken van douaneaangiften), <strong>be</strong>staat de aangifte ten uitvoer uit een<br />

door dit systeem vervaardigd Enig Document.<br />

PLDA heeft evenwel niets gewijzigd aan de wijze waarop de aangifte ten<br />

uitvoer moet worden ingevuld.<br />

In dit verband <strong>be</strong>paalt de communautaire douanewetgeving dat als<br />

uitvoerder wordt aangemerkt, de persoon voor wiens rekening de<br />

aangifte ten uitvoer wordt gedaan en die op het tijdstip van aanvaarding<br />

van deze aangifte eigenaar is van de <strong>be</strong>trokken goederen of die<br />

dienaangaande een gelijkaardig <strong>be</strong>schikkingsrecht heeft.<br />

Deze definitie is ruim opgevat. Inzake btw is de leverancier als<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting ertoe gehouden het <strong>be</strong>wijs te leveren dat de<br />

goederen de Gemeenschap heb<strong>be</strong>n verlaten.<br />

Voor het leveren van het <strong>be</strong>wijs van het recht op de vrijstelling wegens<br />

uitvoer is het derhalve aangewezen dat op het "Enig Document", gebruikt


(1 februari 2012)<br />

519 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

als aangifte ten uitvoer, als uitvoerder fungeert, de leverancier die<br />

goederen heeft verkocht met toepassing van de vrijstelling van btw op<br />

grond van artikel 39 § 1, 1° of 2° van het Btw-Wetboek.<br />

In de voor<strong>be</strong>elden gegeven onder A moet de aangifte ten uitvoer dus<br />

worden opgemaakt, voor het eerste voor<strong>be</strong>eld, op naam van X, en voor<br />

het voor<strong>be</strong>eld onder 2°, op naam van de persoon wiens levering<br />

vrijgesteld is van de btw wegens uitvoer, in casu dus naargelang de<br />

veronderstelling op naam van D of X. Er wordt opgemerkt dat het btwnummer<br />

van de uitvoerder in vak 44 van deze aangifte moet vermeld<br />

worden. Dit heeft te maken met het feit dat in vak 2 van de<br />

uitvoeraangifte het EORI-nummer van de uitvoerder vermeld moet<br />

worden. EORI staat voor “Economic Operator’s registration and<br />

identification”. Het is een uniek nummer dat binnen de Europese Unie<br />

wordt gebruikt voor de identificatie van de marktdeelnemers in hun<br />

<strong>be</strong>trekkingen met de communautaire douaneautoriteiten en dat wordt<br />

toegekend door de douaneautoriteit van de lidstaat waar die marktdeelnemer<br />

is gevestigd of, voor marktdeelnemers die niet in de<br />

Gemeenschap zijn gevestigd, door de douaneautoriteit van de lidstaat<br />

waar die marktdeelnemer voor het eerst actief is. Er wordt opgemerkt dat<br />

het EORI-nummer niet noodzakelijk overeenstemt met het btw-nummer.<br />

In België is dit, voor de in België gevestigde marktdeelnemers, wel het<br />

geval.<br />

De standaard douaneprocedure die inzake de uitvoer van goederen<br />

gevolgd moet worden, kan als volgt worden samengevat.<br />

Ter uitvoering van de communautaire douanereglementering werd het<br />

Export Control System (ECS) opgezet, een verplicht systeem van<br />

elektronische gegevensuitwisseling voor de vaststelling van de uitgang<br />

van de ten uitvoer aangegeven goederen tussen het douanekantoor van<br />

uitvoer en het kantoor van uitgaan. In België is ECS sinds 23 septem<strong>be</strong>r<br />

2009 van kracht. Vanaf die datum is het bovendien voor alle economische<br />

operatoren verplicht de aangifte ten uitvoer elektronisch in te<br />

zenden. Een aangifte ten uitvoer op papier wordt nog enkel aanvaard<br />

ingeval van noodprocedure.<br />

De aangifte ten uitvoer moet, met gebruikmaking van het PLDAsysteem,<br />

bij het enig kantoor der douane en accijnzen worden ingezonden.<br />

Het hulpkantoor van het enig kantoor, <strong>be</strong>voegd over de plaats<br />

waar de goederen worden aangeboden, wordt geacht het douanekantoor<br />

van uitvoer te zijn waar de aangifte wordt ingediend.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 520<br />

(1 februari 2012)<br />

Bij vrijgave van de goederen zendt PLDA de gegevens van deze uitvoer<br />

met <strong>be</strong>hulp van een elektronisch <strong>be</strong>richt (“voorafgaand <strong>be</strong>richt van<br />

uitvoer”) naar het opgegeven douanekantoor van uitgang (z. vak 29 van<br />

de uitvoeraangifte). Dit <strong>be</strong>richt wordt aan de hand van de gegevens van<br />

de aangifte ten uitvoer opgesteld.<br />

De goederen<strong>be</strong>handelaar, de vervoerder of een andere persoon die de op<br />

het hulpkantoor van uitgang aangebrachte goederen onder zich heeft,<br />

moet het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap elektronisch,<br />

via het <strong>be</strong>richt van aankomst, van de aankomst van de goederen in kennis<br />

stellen.<br />

Voormeld douanekantoor van uitgang vergewist zich ervan dat de<br />

aangebrachte goederen met de aangegeven goederen overeenstemmen en<br />

ziet erop toe dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap<br />

daadwerkelijk verlaten .<br />

Wanneer de goederen het douanegebied van de Gemeenschap heb<strong>be</strong>n<br />

verlaten, zendt het douanekantoor van uitgang het <strong>be</strong>richt “resultaten bij<br />

uitgaan” naar het douanekantoor van uitvoer.<br />

Bij ontvangst van voormeld <strong>be</strong>richt, zal het douanekantoor van uitvoer<br />

aan de uitvoerder of de aangever een elektronisch <strong>be</strong>richt “kennisgeving<br />

uitvoer” zenden. Op basis van dit <strong>be</strong>richt kan de aangever een exemplaar<br />

3 van het Enig document afdrukken waarop in vak D de datum van het<br />

uitgaan van de goederen voorkomt.<br />

Uit hetgeen voorafgaat blijkt dat in voormelde procedure op het verso<br />

van het exemplaar 3 van de aangifte ten uitvoer geen douanestempel<br />

meer terug te vinden is. De leverancier die goederen heeft verkocht met<br />

toepassing van de vrijstelling van btw op grond van artikel 39, § 1, 1° of<br />

2° van het Btw-Wetboek zal die vrijstelling bijgevolg moeten<br />

verantwoorden aan de hand van de PLDA-aangifte ten uitvoer waarop in<br />

vak D de datum van het uitgaan van de goederen is weergegeven.<br />

Bijgevolg is en blijft het exemplaar 3 van de aangifte ten uitvoer het<br />

document bij uitstek om de uitvoer van goederen aan te tonen.<br />

Op de hiervoor aangehaalde standaardprocedure <strong>be</strong>staan evenwel een<br />

aantal bijzondere afwijkende procedures. Als voornaamste kunnen<br />

vernoemd worden:


(1 februari 2012)<br />

521 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

a) MAANDELIJKSE GLOBALISATIE VAN AANGIFTEN TEN<br />

UITVOER:<br />

Belastingplichtigen die regelmatig goederen uitvoeren, kunnen<br />

door de Centrale administratie der douane en accijnzen worden<br />

gemachtigd een globale aangifte ten uitvoer in te reiken van de<br />

uitvoeren die ze de voorgaande maand heb<strong>be</strong>n gerealiseerd. Er<br />

hoeft dan voor elke zending geen individuele aangifte te worden<br />

opgemaakt. De globale aangiften worden in PLDA ingezonden.<br />

b) UITVOER VAN ACCIJNSGOEDEREN ONDER EEN<br />

ACCIJNSSCHORSINGSREGELING:<br />

Vanaf 1 januari 2011 wordt, voor de uitvoer van accijnsgoederen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 6, 4° van het Wetboek, de hiervoor<br />

<strong>be</strong>schreven ECS-standaardprocedure onmiddellijk verricht nadat de<br />

goederen op het douanekantoor van uitvoer zijn aangebracht en dit<br />

als vervolg op het elektronisch administratief document (e-AD met<br />

ARC-nummer) dat gebruikt wordt voor de verzending van<br />

accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling. De opvolging<br />

van de uitvoer<strong>be</strong>weging tussen het kantoor van uitvoer en uitgang<br />

ge<strong>be</strong>urt door ECS; de werking van het e-AD wordt dus vanaf het<br />

kantoor van uitvoer tijdelijk opgeschort totdat de effectieve uitgang<br />

wordt vastgesteld door ECS; aan de hand van dit <strong>be</strong>richt zal EMCS<br />

(geautomatiseerde systeem voor de <strong>be</strong>wegingen van<br />

accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling) het<br />

<strong>be</strong>trokken e-AD aanzuiveren.<br />

2° Kopie van de factuur (z. KB nr. 18, art. 2).<br />

Een kopie van de verkoopfactuur of van de factuur met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

dienstverrichting of, bij ontstentenis van een factuur, een verzendingsstuk<br />

moet aan de douane worden overgelegd tot staving van de schriftelijke<br />

aangifte van de goederen. Het gaat om de kopie van de factuur of om het<br />

verzendingsstuk uitgereikt door de persoon die de vrijstelling van btw<br />

inroept en op wiens naam de aangifte ten uitvoer in principe wordt<br />

opgemaakt.<br />

3° Ontvangst<strong>be</strong>wijs (z. KB nr. 18, art. 5, § 2).


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 522<br />

(1 februari 2012)<br />

Wanneer de uitvoer wordt verricht door de niet in België gevestigde<br />

koper, moet deze laatste bij de in<strong>be</strong>zitneming van de goederen in België<br />

aan zijn verkoper een ontvangst<strong>be</strong>wijs afleveren waarop de datum van<br />

afgifte, de omschrijving van de goederen alsmede het land van<br />

<strong>be</strong>stemming zijn vermeld.<br />

Hetzelfde geldt wanneer de goederen worden uitgevoerd voor rekening<br />

van de niet in België gevestigde koper. In dat geval moet bovendien op<br />

het ontvangst<strong>be</strong>wijs worden vermeld dat deze derde persoon handelt voor<br />

rekening van zijn opdrachtgever.<br />

4° Uitvoertermijn.<br />

De in artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde landvoertuigen die<br />

vóór hun uitvoer in België worden ingeschreven, moeten uitgevoerd<br />

worden uiterlijk op het einde van de derde maand die volgt op de maand<br />

waarin de inschrijving plaatsvond (z. KB nr. 18, art. 4).<br />

Behoudens deze uitzondering en deze inzake het reizigersverkeer<br />

(z. nr. 279) is er geen expliciete uitvoertermijn voorzien.<br />

Dit neemt niet weg dat de uitvoer moet verricht worden onmiddellijk na<br />

de levering en dat in België geen gebruik mag worden gemaakt van de<br />

goederen tenzij met het oog op de uitvoer ervan.<br />

5° Bijzonder geval - Landvoertuigen.<br />

Voor de in 4° hiervoor <strong>be</strong>doelde landvoertuigen kan enkel een tijdelijke<br />

nummerplaat met bij<strong>be</strong>horend bijzonder tijdelijk inschrijvings<strong>be</strong>wijs<br />

worden gevraagd. Met het oog op de uitreiking van voormelde nummerplaat<br />

en voormeld inschrijvings<strong>be</strong>wijs dient de <strong>be</strong>lastingplichtige op de<br />

aanvraag om inschrijving van het voertuig een bijzonder vignet te kleven<br />

waarop hij de vermelding "btw voldaan neen" aankruist. Het <strong>be</strong>treft hier<br />

het vignet nr. 904 waarop in de regel de naam of <strong>be</strong>naming, het adres en<br />

het btw-registratienummer van de <strong>be</strong>lastingplichtige is voorgedrukt. Dit<br />

vignet dient aangevraagd te worden door de <strong>be</strong>lastingplichtige op het<br />

btw-controlekantoor waaronder hij ressorteert. Wanneer voor deze<br />

voertuigen geen aanvraag om inschrijving wordt ingediend, moet de<br />

verkoper<strong>be</strong>lastingplichtige het vignet dat het communautair karakter van<br />

het voertuig vastlegt (vignet 705), onbruikbaar maken (z. KB nr. 18,<br />

art. 4).


C. Bewijs van de uitvoer.<br />

(1 februari 2012)<br />

523 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Het <strong>be</strong>wijs van de uitvoer moet door de uitvoerder kunnen worden verstrekt<br />

door middel van een geheel van overeenstemmende documenten waaruit de<br />

echtheid van de uitvoer blijkt, zoals de <strong>be</strong>stelbons, de vervoerdocumenten en<br />

de <strong>be</strong>talingsdocumenten, alsmede de PLDA-aangifte ten uitvoer waarop in vak<br />

D de datum van het uitgaan van de goederen is weergegeven (z. B, 1° hierboven).<br />

In dit opzicht dient er opgemerkt te worden dat het enkel overleggen<br />

van voormelde PLDA-aangifte niet volstaat om het recht op vrijstelling van<br />

btw te rechtvaardigen.<br />

Wanneer de niet in België gevestigde koper de goederen hier te lande in <strong>be</strong>zit<br />

neemt en ze uitvoert of doet uitvoeren voor zijn rekening, blijft de verkoper<br />

verantwoordelijk voor de uitvoer van de goederen en bijgevolg voor de btw<br />

met <strong>be</strong>trekking tot de levering. Hij is er pas van ontslagen wanneer hij kan<br />

<strong>be</strong>wijzen dat de goederen onder de gestelde voorwaarden zijn uitgevoerd.<br />

266. Uitvoer door de niet in België gevestigde koper of voor zijn rekening. Uitsluiting<br />

van de vrijstelling.<br />

De vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39, § 1, 2°, van het Wetboek is uitgesloten wanneer<br />

de levering <strong>be</strong>trekking heeft op:<br />

1. goederen die <strong>be</strong>stemd zijn voor de uitrusting of de <strong>be</strong>voorrading van<br />

pleziervaartuigen en sportvliegtuigen of van andere vervoermiddelen voor<br />

privé-gebruik en die door de koper zelf vervoerd worden;<br />

2. goederen die worden meegenomen in de persoonlijke bagage van een reiziger.<br />

Onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden kan de levering van dergelijke goederen evenwel<br />

de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39, § 1, 4°, van het Wetboek genieten (z.<br />

nr. 279 hierna).


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 524<br />

267. Uitvoer door of voor rekening van de dienstverrichter of de niet in België<br />

gevestigde ontvanger van de dienst (Wetboek, artikel 39, § 1, 3°).<br />

A. Principe.<br />

Een dienst kan als dusdanig niet materieel worden verzonden of vervoerd. Dit<br />

kan enkel voor roerende goederen. Komt derhalve enkel voor vrijstelling<br />

wegens uitvoer in aanmerking, de dienst die <strong>be</strong>staat uit werkzaamheden met<br />

<strong>be</strong>trekking tot roerende goederen. Het gaat bijgevolg om diensten die <strong>be</strong>staan<br />

uit een materieel werk of een expertise die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op een ander<br />

goed dan een uit zijn aard onroerend goed.<br />

Vrijstelling is enkel mogelijk wanneer de dienst aan de Belgische btw is<br />

onderworpen. Dit is enkel het geval wanneer de dienst geacht wordt in België<br />

plaats te vinden.<br />

Voor de <strong>be</strong>paling van de plaats van diensten moet sinds 1 januari 2010 een<br />

onderscheid gemaakt worden naargelang de ontvanger van de dienst al dan niet<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige is in de zin van artikel 21, § 1 van het Wetboek.<br />

Wanneer de ontvanger van de dienst een <strong>be</strong>lastingplichtige is (B2B-situatie),<br />

vindt de dienst die <strong>be</strong>staat uit een materieel werk of een expertise die<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op een ander goed dan een uit zijn aard onroerend goed, op<br />

grond van artikel 21, § 2 van het Wetboek, in België plaats wanneer de<br />

ontvanger er de zetel van zijn economische activiteit heeft gevestigd of er een<br />

vaste inrichting heeft. Uit deze definitie volgt dat een dienst voortaan kan<br />

plaatsvinden op een andere plaats dan deze waar ze materieel wordt verricht.<br />

Dit kan gevolgen heb<strong>be</strong>n voor de na te leven formaliteiten en de <strong>be</strong>wijsvoering<br />

(z. punt B en C hierna).<br />

Wanneer de ontvanger van de dienst een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is (B2Csituatie),<br />

vindt de dienst die <strong>be</strong>staat uit een materieel werk of een expertise die<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op een ander goed dan een uit zijn aard onroerend goed, op<br />

grond van artikel 21bis, § 2, 6°, c van het Wetboek, in België plaats wanneer<br />

dat werk of die expertise materieel in België wordt verricht.<br />

Bijgevolg is in een B2B-situatie artikel 39, § 1, 3° van het Wetboek principieel<br />

nog enkel toepasbaar indien:<br />

De dienst materieel in België of in een andere lidstaat wordt verricht;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

525 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

de ontvanger van de dienst de zetel van zijn economische activiteit in<br />

België heeft gevestigd of er een vaste inrichting heeft waarvoor de dienst<br />

wordt verricht;<br />

de goederen door de dienstverrichter of voor zijn rekening worden<br />

uitgevoerd.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° Een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige (A) koopt in België meu<strong>be</strong>len aan die <strong>be</strong>stemd zijn<br />

om naar Zwitserland te worden uitgevoerd. Alvorens de meu<strong>be</strong>len naar Zwitserland over te<br />

brengen, moeten ze evenwel nog gevernist worden. (A) doet hierbij een <strong>be</strong>roep op de Belgische<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige (B). Op grond van artikel 21, § 2 vindt de dienst van (B) in België plaats<br />

(Plaats waar de ontvanger van de dienst is gevestigd). Vrijstelling op grond van artikel 39, § 1,<br />

3° van het Wetboek is enkel mogelijk indien de goederen door of rekening van de dienstverrichter<br />

worden uitgevoerd.<br />

2° Zelfde situatie als het voor<strong>be</strong>eld onder 1°, maar (A) koopt de meu<strong>be</strong>len aan in Frankrijk waar<br />

ze door de Franse <strong>be</strong>lastingplichtige (C) worden <strong>be</strong>werkt. Op grond van artikel 21, § 2 vindt<br />

de dienst van (C) in België plaats (Plaats waar de ontvanger van de dienst is gevestigd).<br />

Vrijstelling op grond van artikel 39, § 1, 3° van het Wetboek is enkel mogelijk indien de<br />

goederen door of rekening van de dienstverrichter worden uitgevoerd.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige ontvanger van de dienst de zetel van zijn<br />

economische activiteit buiten de Gemeenschap heeft gevestigd, is deze dienst<br />

niet aan de btw onderworpen ook al wordt de dienst materieel in België<br />

verricht. Bijgevolg is er geen vrijstelling mogelijk. Bij de uitvoer van de<br />

goederen waaraan de dienst werd verricht, zullen er wel douaneformaliteiten<br />

moeten worden vervuld.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige ontvanger van de dienst de zetel van zijn<br />

economische activiteit in België heeft gevestigd en de dienst materieel buiten<br />

de Gemeenschap wordt verricht, wordt de dienst geacht in België plaats te<br />

vinden. Bij gebrek aan vervoer buiten de Gemeenschap is er geen vrijstelling<br />

mogelijk en is de btw verschuldigd. Er moeten geen douaneformaliteiten<br />

worden vervuld.<br />

Dezelfde B2B-principes zijn ook van toepassing ingeval van onderaanneming.<br />

In een B2C-situatie is artikel 39, § 1, 3° van het Wetboek enkel toepasbaar als<br />

het werk in België wordt verricht. Er is dan vrijstelling van de btw in de mate<br />

dat de dienstverrichter, de niet in België gevestigde ontvanger of een derde<br />

voor hun rekening de roerende goederen waaraan de werkzaamheden zijn<br />

verricht, buiten de Gemeenschap uitvoert.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 526<br />

Vrijstelling van btw is enkel mogelijk wanneer de goederen waaraan de<br />

werkzaamheden zijn verricht, werden verkregen of ingevoerd teneinde de<br />

dienst te ondergaan. Vrijstelling van btw is dus uitgesloten wanneer de dienst<br />

noodzakelijk is geworden ingevolge een toevallig defect of een ongeval met<br />

deze goederen. Dit is meer <strong>be</strong>paald het geval voor voertuigen.<br />

Omdat ze rechtstreeks van de btw zijn vrijgesteld, vallen de diensten <strong>be</strong>doeld<br />

in artikel 41 en 42 van het Wetboek, buiten de toepassingssfeer van artikel 39,<br />

§ 1, 3°, van het Wetboek.<br />

B. Formaliteiten.<br />

Dezelfde formaliteiten moeten worden nageleefd als deze <strong>be</strong>doeld in nr. 265 B<br />

hiervoor, met dien verstande dat het hier de dienstverrichter is die ze moet<br />

nakomen in de lidstaat waar de goederen zich <strong>be</strong>vinden op het tijdstip waarop<br />

ze met het oog op hun uitvoer onder de douaneregeling uitvoer worden<br />

geplaatst. Omdat de plaats waar het werk effectief wordt verricht en de plaats<br />

waar de dienst geacht wordt plaats te vinden niet noodzakelijk meer samenvallen<br />

(z. hierboven), zal de aangifte ten uitvoer niet noodzakelijk in België<br />

moeten worden ingediend. Zo zullen in het hierboven gegeven voor<strong>be</strong>eld 2° de<br />

meu<strong>be</strong>len in Frankrijk voor de uitvoer moeten worden aangegeven.<br />

C. Bewijs.<br />

Het <strong>be</strong>wijs van de vrijstelling voorzien in artikel 39, § 1, 3°, moet enkel<br />

geleverd worden indien de dienst onderworpen is aan de Belgische btw. Is dat<br />

niet het geval, dan moet de dienstverrichter het <strong>be</strong>wijs van de uitvoer niet<br />

leveren, zelfs als de dienst materieel in België wordt verricht. In deze situatie<br />

zullen er wel douaneformaliteiten moeten worden vervuld.<br />

Bovendien moet een onderscheid gemaakt worden tussen een B2B- en een<br />

B2C-situatie.<br />

In een B2B-situatie, wanneer de dienst materieel in België wordt verricht,<br />

moeten de <strong>be</strong>wijzen als <strong>be</strong>doeld in nr. 265 C worden geleverd. Wanneer de<br />

dienst materieel in een andere lidstaat wordt verricht, moeten, zoals hierboven<br />

reeds aangegeven, de douaneformaliteiten in de andere lidstaat op naam van de<br />

dienstverrichter worden verricht. Bijgevolg is het aangewezen dat de in België<br />

gevestigde ontvanger van de dienst, als schuldenaar van de btw, in het <strong>be</strong>zit is<br />

van een kopie van de op naam van de dienstverrichter opgemaakte uitvoeraangifte.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

527 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

In een B2C-situatie moeten de <strong>be</strong>wijzen als <strong>be</strong>doeld in nr. 265 C worden<br />

geleverd.<br />

268. Bewijs van de uitvoer in <strong>be</strong>paalde bijzondere situaties.<br />

In <strong>be</strong>paalde situaties kan er zich een probleem voordoen inzake <strong>be</strong>wijs van de<br />

uitvoer. Dit kan met name het geval zijn wanneer er met <strong>be</strong>trekking tot de uit te<br />

voeren goederen meerdere diensten worden verricht die voor vrijstelling in<br />

aanmerking komen (bvb. bij onderaanneming of bij gezamenlijke uitvoer) of<br />

wanneer de goederen <strong>be</strong>paalde diensten moeten ondergaan nadat ze werden verkocht<br />

(bvb. de leverancier geeft opdracht tot een verwerking van de goederen) of nog<br />

wanneer eenzelfde koper bij diverse verkopers goederen <strong>be</strong>stelt waaraan diensten<br />

moeten worden verricht om aldus één eindproduct te <strong>be</strong>komen dat wordt uitgevoerd.<br />

In deze situaties wordt er inderdaad slechts één aangifte ten uitvoer opgemaakt op<br />

naam van één van de <strong>be</strong>lastingplichtigen wiens handeling vrijgesteld kan worden<br />

(bvb een leverancier). Opdat de andere leveranciers/dienstverrichters hun in<br />

voorkomend geval toegepaste vrijstelling wegens uitvoer kunnen verantwoorden,<br />

moeten deze personen ervoor zorgen dat ze in het <strong>be</strong>zit zijn van ofwel een attest dat<br />

verwijst naar de aangifte ten uitvoer, ofwel van een kopie van die aangifte zelf die<br />

overigens in een andere lidstaat kan zijn opgemaakt.<br />

269 - 271. (opgeheven).<br />

272. Levering "Franco-buitengrens van de Gemeenschap".<br />

Het komt voor dat de verkoper de contractuele verplichting heeft om de goederen af<br />

te leveren op een plaats gelegen aan de buitengrens van de Gemeenschap, door ze op<br />

die plaats ter <strong>be</strong>schikking te stellen van zijn medecontractant. Een typisch voor<strong>be</strong>eld<br />

hiervan is de levering F.O.B.-zeeschip.<br />

De verkoper voert in dat geval de goederen niet zelf uit. Dergelijke levering kan dan<br />

in principe enkel van de btw worden vrijgesteld op grond van artikel 39, § 1, 2°, van<br />

het Wetboek: met name wanneer de koper niet in België is gevestigd en deze koper<br />

de goederen uitvoert of voor zijn rekening doet uitvoeren.<br />

Voor de toepassing van deze vrijstelling moeten de formaliteiten zoals omschreven<br />

in nr. 265, B worden nageleefd. Dit impliceert onder meer dat de aangifte ten uitvoer<br />

moet opgesteld worden op naam van de leverancier.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 528<br />

Niettemin aanvaardt de administratie de toepassing van artikel 39, § 1, 1°, van het<br />

Wetboek, wanneer de leverancier de contractuele verplichting heeft om de goederen<br />

aan de buitengrens van de Gemeenschap af te leveren (dit is op een plaats waar een<br />

douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap is gelegen) in de mate dat het bij de<br />

aanvang van het vervoer door of voor rekening van de leverancier vaststaat dat de<br />

goederen zullen worden uitgevoerd. Dit laatste moet blijken uit de aangifte ten<br />

uitvoer die op naam van de leverancier moet opgesteld worden, voor de levering die<br />

hij verricht, alsmede uit het feit dat de douaneformaliteiten waarvan sprake in<br />

nr. 265, B, 1° in België moeten worden aangevat. Is derhalve niet <strong>be</strong>doeld, de<br />

levering van goederen die worden gestockeerd ergens binnen de Gemeenschap, zelfs<br />

aan de buitengrens ervan, doch waarbij de leverancier de uiteindelijke <strong>be</strong>stemming<br />

niet kent, bijvoor<strong>be</strong>eld omdat zijn klant zelf nog geen koper heeft gevonden.<br />

Deze administratieve toegeving is in feite gebaseerd op de fictie dat de plaats waar<br />

de verkoper de goederen moet afleveren, reeds wordt <strong>be</strong>schouwd als gelegen buiten<br />

de Gemeenschap, wat virtueel ook het geval is.<br />

In de logica van deze fictie zijn de daaropvolgende leveringen van goederen,<br />

leveringen waarvan de plaats geacht wordt buiten de Gemeenschap te zijn gelegen.<br />

Deze leveringen zijn derhalve niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen.<br />

In voorkomend geval, zal de persoon die in de ketting is gesitueerd na de leverancier<br />

die toepassing heeft gemaakt van deze tolerantie, het <strong>be</strong>wijs van de niet-heffing van<br />

btw moeten leveren op dezelfde wijze als <strong>be</strong>doeld in nr. 268.<br />

273. Gezamenlijke uitvoer.<br />

A. Principe.<br />

Indien een persoon goederen <strong>be</strong>stelt bij één of meer leveranciers en/of vraagt<br />

aan één of meer dienstverrichters een <strong>be</strong>werking met <strong>be</strong>trekking tot deze<br />

goederen te verrichten met opdracht voor deze leveranciers en dienstverrichters<br />

om deze goederen te zenden naar één van hen die <strong>be</strong>last werd de goederen te<br />

groeperen en vervolgens uit te voeren of te laten uitvoeren, wordt de door<br />

iedere leverancier of dienstverrichter gedane levering van goederen of<br />

verstrekte dienst met <strong>be</strong>trekking tot die goederen, voor zover deze levering(en)<br />

en/of dienstverrichting(en) geacht worden in België plaats te vinden, van de<br />

btw vrijgesteld op grond van artikel 39, § 1, 1° of 3°, van het Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

529 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Hetzelfde principe is van toepassing wanneer de goederen worden uitgevoerd<br />

door of voor rekening van de niet in België gevestigde persoonopdrachtgever.<br />

In dit geval is de in artikel 39, § 1, 2° of 3°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

vrijstelling van toepassing voor de in het vorige lid genoemde leveringen en<br />

dienstverrichtingen voor zover de handeling geacht wordt in België plaats te<br />

vinden.<br />

B. Formaliteiten.<br />

Ook in deze situatie kan er slechts één aangifte ten uitvoer worden opgesteld.<br />

Dit ge<strong>be</strong>urt doorgaans op naam van de leverancier of dienstverrichter die de<br />

goederen buiten de Gemeenschap uitvoert of voor zijn rekening doet uitvoeren.<br />

Hij reikt de aangifte ten uitvoer met gebruikmaking van het PLDA-systeem in<br />

bij het enig kantoor der douane en accijnzen.<br />

Daarnaast blijven de formaliteiten vermeld in de nrs. 265, B en 267, B van<br />

toepassing.<br />

C. Bewijs van de uitvoer.<br />

274. (Opgeheven).<br />

Het <strong>be</strong>wijs van de uitvoer wordt geleverd overeenkomstig de nrs. 265, C en<br />

267, C.<br />

Aangezien er slechts één aangifte ten uitvoer wordt opgemaakt, zullen de<br />

andere leveranciers en/of dienstverrichters handelen zoals uiteengezet in<br />

nr. 268.<br />

275. Postzendingen en postcolli.<br />

A. Formaliteiten.<br />

De afzenders naar een plaats buiten de Gemeenschap van postzendingen of van<br />

postcolli moeten, in principe, dezelfde formaliteiten vervullen als bij een<br />

uitvoer door of voor rekening van de leverancier (z. nr. 265, B). Gelet evenwel<br />

op het feit dat die verzendingen gewoonlijk goederen <strong>be</strong>treffen van een


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 530<br />

<strong>be</strong>trekkelijk geringe waarde, heb<strong>be</strong>n die afzenders de mogelijkheid de<br />

formaliteiten inzake de aangifte ten uitvoer te vervangen door meer soepele<br />

formaliteiten (z. B, hierna) die verschillen naargelang het gaat om postzendingen<br />

of om postcolli.<br />

Onder "postzendingen" wordt verstaan de zendingen van lichamelijke roerende<br />

goederen die worden afgegeven in één van de hier te lande gevestigde<br />

postkantoren om naar een plaats buiten de Gemeenschap te worden verzonden.<br />

Wanneer de waarde van de verzonden goederen 359,50 EUR niet overschrijdt,<br />

moet een etiket CN22 gekleefd worden op de zending. Beloopt de waarde meer<br />

dan 359,50 EUR of indien gewenst, moet het bovengedeelte van het etiket<br />

CN22 op de zending gekleefd worden en moet een douaneverklaring CN23<br />

worden opgesteld die de zending <strong>be</strong>geleidt. Voor de verzending per post van<br />

goederen in het vrije verkeer naar derde landen moet geen aangifte ten uitvoer<br />

worden opgesteld, indien de waarde van die goederen 359,50 EUR niet<br />

overschrijdt.<br />

Onder "postcolli" wordt verstaan de colli waarvan het gewicht 32 kg niet<br />

overtreft en die met het oog op verzending naar een plaats buiten de<br />

Gemeenschap worden afgegeven in een station van de N.M.B.S. Er moet een<br />

douaneverklaring CN23 opgesteld worden.<br />

De gewone douaneformaliteiten inzake aangifte ten uitvoer moeten niet<br />

worden nagekomen voor postcolli's met goederen in het vrije verkeer, waarvan<br />

de waarde per zending 1.000 EUR niet overschrijdt en door niet <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

naar derde landen worden uitgevoerd.<br />

B. Bewijs van de uitvoer.<br />

Om in de gevallen waarin niet verplicht een aangifte ten uitvoer moet worden<br />

opgesteld, toch de uitvoer te <strong>be</strong>wijzen van hun zendingen mogen de afzenders<br />

bij de afgifte van hun postzendingen of postcolli aan het postkantoor of aan het<br />

kantoor van de spoorwegen, een bijkomend exemplaar van de aangifte CN23<br />

voorleggen. Dat exemplaar dient bovenaan de vermelding te dragen:<br />

"Exemplaar <strong>be</strong>stemd voor de afzender". Na nazicht wordt het <strong>be</strong>kleed met de<br />

datumstempel van het kantoor van afgifte en wordt het vervolgens aan de<br />

afzender teruggegeven. Die geviseerde aangifte vormt, samen met alle andere<br />

<strong>be</strong>scheiden waaruit de echtheid van de uitvoer blijkt (z. nr. 265, C), het <strong>be</strong>wijs<br />

van het recht op vrijstelling van btw.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

531 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

276. Uitvoer van goederen door een <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is aan de<br />

forfaitaire regeling.<br />

In dit geval is de bij artikel 39 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde vrijstelling eveneens van<br />

toepassing; ze wordt verwezenlijkt door bij het vaststellen van het omzetcijfer dat<br />

aan de btw moet worden onderworpen geen rekening te houden met de aangekochte<br />

goederen die werden gebruikt voor de handelingen die wegens uitvoer zijn<br />

vrijgesteld van btw.<br />

277. Tabaksfabrikaten.<br />

Voor de tabaksfabrikaten is de verschuldigdheid evenals de vrijstelling van btw<br />

verbonden met de verschuldigdheid en de vrijstelling van Belgische accijns. De<br />

regeling van artikel 39, § 1, van het Wetboek is daarop dus niet van toepassing.<br />

278. Uitvoer van goederen door een <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is aan de<br />

regeling voor kleine ondernemingen (Wetboek, art. 56, § 2).<br />

De leveringen en diensten verricht door kleine ondernemingen zoals <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 56, § 2, van het Wetboek genieten op algemene wijze <strong>be</strong>lastingvrijstelling. De<br />

vrijstelling van btw wegens uitvoer <strong>be</strong>doeld in artikel 39, § 1, van het Wetboek is<br />

derhalve niet van toepassing op de door kleine ondernemingen gestelde handelingen.<br />

278/2. Uitvoer van goederen door een <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is aan de<br />

bijzondere landbouwregeling (Wetboek, art. 57).<br />

De vrijstelling van de btw wegens uitvoer is in principe toepasselijk op de levering<br />

van goederen verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de landbouwregeling<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het Wetboek. Wanneer een landbouwondernemer<br />

een dergelijke levering doet, <strong>be</strong>houdt hij zijn recht op terug<strong>be</strong>taling van het <strong>be</strong>drag<br />

van de forfaitaire compensatie dat de voor<strong>be</strong>lasting uitmaakt indien zijn medecontractant<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige is of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon als<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 57, § 2, 1°, 2° of 3° van het Wetboek.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 532<br />

De voornoemde medecontractant van zijn kant heeft recht op de teruggaaf van het<br />

<strong>be</strong>drag van de forfaitaire compensatie. Indien die medecontractant in België<br />

periodieke btw-aangiften indient, geschiedt de teruggaaf door opname in rooster 59<br />

van de periodieke btw-aangifte. Omdat de levering van de btw is vrijgesteld wegens<br />

uitvoer, moet de <strong>be</strong>doelde medecontractant verder geen enkel btw-<strong>be</strong>drag meer<br />

vermelden in zijn btw-aangifte.<br />

278/3. Uitvoer van goederen die <strong>be</strong>doeld zijn in artikel 58, § 4 van het Wetboek.<br />

Indien de ter zake gestelde voorwaarden en modaliteiten worden nageleefd, kan een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper op de door hem verrichte leveringen van tweedehandse<br />

goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 58, § 4, van het Wetboek, de bijzondere regeling<br />

van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge toepassen, zelfs wanneer dit tweedehandse<br />

goed wordt uitgevoerd. In dat geval moet het tweedehandse goed verkocht worden<br />

btw in<strong>be</strong>grepen.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper de bijzondere regeling niet wenst toe te<br />

passen ten aanzien van uit te voeren tweedehandse goederen en derhalve wil<br />

uitvoeren met vrijstelling van btw, gelden de gewone principes inzake de toepassing<br />

van de vrijstelling van btw <strong>be</strong>doeld in artikel 39, § 1 van het Wetboek.<br />

In dat geval zal het goed dat oorspronkelijk <strong>be</strong>stemd was om te worden verkocht<br />

onder de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge worden<br />

geregulariseerd in het aankoopregister om het daarna in te schrijven in het<br />

inkomende factuurboek (zie de nrs. 84, 85 en 101 van de aanschrijving 1/1995 en de<br />

nrs. 80, 81 en 97 van de aanschrijving 2/1995).<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper er vervolgens niet in slaagt om de uitvoer<br />

te <strong>be</strong>wijzen, is het uitgesloten het goed opnieuw onder de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge te plaatsen en zo slechts de btw te voldoen over<br />

het verschil tussen de aan- en verkoopprijs. De btw is bijgevolg verschuldigd over de<br />

totale verkoopprijs.<br />

278/4. Leveringen van goederen door taksvrije verkooppunten gelegen in een<br />

Belgische internationale luchthaven.<br />

Op een communautaire luchthaven met een internationaal karakter kunnen binnen<br />

het transitgedeelte van het luchthavengebouw winkelruimtes worden verhuurd voor<br />

het uitbaten van taksvrije verkooppunten.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

533 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

De exploitant van een dergelijk verkooppunt mag met vrijstelling van de btw<br />

goederen verkopen aan reizigers die zich de dag zelf van de levering per vliegtuig<br />

<strong>be</strong>geven naar een <strong>be</strong>stemming gelegen buiten de Gemeenschap. De plaats waar de<br />

reiziger is gevestigd speelt hierbij geen rol.<br />

Voor leveringen aan reizigers met een intracommunautaire <strong>be</strong>stemming is de btw<br />

verschuldigd.<br />

278/5 Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 44bis, § 1, van het Wetboek.<br />

Artikel 44bis, § 1, van het Wetboek stelt vrij van de <strong>be</strong>lasting de levering - in het<br />

algemeen - van <strong>be</strong>leggingsgoud.<br />

Hierbij valt op te merken dat artikel 44bis van het Wetboek een bijzondere btwvrijstelling<br />

instelt die primeert op andere vrijstellingen. Bijgevolg is de toepassing<br />

van de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39 van het Wetboek uitgesloten, ook a<br />

posteriori, ten aanzien van de levering van <strong>be</strong>leggingsgoud dat wordt uitgevoerd<br />

buiten de Gemeenschap.<br />

Het is enkel in het geval de <strong>be</strong>lastingplichtige de optie vervat in artikel 44bis, § 1, 2 de<br />

en 3 de lid, van het Wetboek uitoefent en dus kiest voor de <strong>be</strong>lastingheffing, dat de<br />

vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39 van het Wetboek kan toegepast worden.<br />

De commentaar op de bijzondere regeling voor het <strong>be</strong>leggingsgoud is opgenomen in<br />

hoofdstuk X, en hoofdstuk XI.<br />

278/6 Leveringen van gas via het distributiesysteem en van elektriciteit.<br />

Leveringen van gas via het aardgasdistributiesysteem en van elektriciteit die geacht<br />

worden plaats te vinden in het land waar de afnemer de zetel van zijn economische<br />

activiteit of een vaste inrichting heeft gevestigd of het effectieve gebruik en verbruik<br />

van deze goederen heeft (z. artikel 15, § 2, tweede lid, 4° van het Wetboek), worden<br />

niet langer geviseerd door de vrijstelling van artikel 39, § 1 van het Wetboek<br />

aangezien er op het vlak van de plaats van de levering inzake btw geen band meer is<br />

met het vervoer van die goederen. Niettemin wordt opgemerkt dat voor dergelijke<br />

goederen<strong>be</strong>wegingen de douaneformaliteiten bij uitvoer vervuld moeten worden<br />

wanneer de goederen naar een plaats buiten de Gemeenschap worden verzonden.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 534<br />

278/7 Btw-eenheid<br />

A. Leveringen van goederen tussen leden van de btw-eenheid<br />

De levering van goederen die geacht wordt in België plaats te vinden en die<br />

verricht wordt door een lid van de eenheid aan een ander lid en waarbij de<br />

goederen verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de Gemeenschap, blijft<br />

buiten het toepassingsgebied van de <strong>be</strong>lasting. Dergelijke levering is bijgevolg<br />

niet <strong>be</strong>doeld in artikel 39 van het Btw-Wetboek waardoor de ter zake voorziene<br />

toepassingsvoorwaarden niet gelden.<br />

De verzending van de eigen goederen van een lid van de eenheid naar een<br />

plaats buiten de Gemeenschap maakt de btw evenmin opeisbaar.<br />

Er wordt evenwel opgemerkt dat er voor dergelijke goederen<strong>be</strong>wegingen<br />

douaneformaliteiten moeten worden vervuld.<br />

Aangezien aan elk lid van de btw-eenheid een sub-btw-identificatienummer<br />

(van het btw-identificatienummer van de btw-eenheid) wordt toegekend (z.<br />

artikel 50, § 1, eerste lid, 6° van het Wetboek) dat overeenkomt met het<br />

<strong>be</strong>staande individuele btw-identificatienummer, moet in vak 44 van de aangifte<br />

ten uitvoer die bij de douane moet worden ingediend, dat individueel btwidentificatienummer<br />

worden vermeld. In vak 2 moet de naam en het adres van<br />

het lid van de btw-eenheid vermeld worden dat de goederen vervoert of voor<br />

zijn rekening doet vervoeren.<br />

B. Leveringen van goederen verricht door een lid van de eenheid aan een<br />

derde<br />

De <strong>be</strong>palingen voorzien in artikel 39, § 1, van het Btw-Wetboek, zijn volledig<br />

van toepassing ten aanzien van de levering die geacht wordt in België plaats te<br />

vinden, die verricht wordt door een lid van de eenheid aan derden en waarbij<br />

de geleverde goederen door of voor rekening van dat lid of door of voor<br />

rekening van de niet in België gevestigde derde worden vervoerd of verzonden<br />

naar een plaats buiten de Gemeenschap.<br />

Wat <strong>be</strong>treft de invulling van de vakken 2 en 44 van de aangifte ten uitvoer,<br />

wordt verwezen naar punt A. hiervoor.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

535 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

279. Uitvoer door een reiziger, met woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten<br />

de Gemeenschap, van goederen die voor hem geen handels- of <strong>be</strong>roepskarakter<br />

heb<strong>be</strong>n, die hij in België in <strong>be</strong>zit neemt en die hij in zijn persoonlijke bagage<br />

buiten de Gemeenschap uitvoert (Wetboek, art. 39, § 1, 4°).<br />

De vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39, § 1, 2° van het Wetboek (z. nr. 266, 2) is<br />

uitdrukkelijk uitgesloten voor de leveringen van goederen aan een reiziger die deze<br />

goederen uitvoert in zijn persoonlijke bagage. Een levering die in dergelijke<br />

omstandigheden plaatsheeft, kan nochtans van de btw worden vrijgesteld wanneer ze<br />

<strong>be</strong>antwoordt aan de voorwaarden gesteld in artikel 39, § 1, 4° van het Wetboek en in<br />

de artikelen 8 en 9 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 18, van 29 decem<strong>be</strong>r 1992.<br />

De toepassing van de vrijstelling van btw is uitgesloten voor de levering van<br />

goederen zonder handels- of <strong>be</strong>roepskarakter aan een koper die in de Gemeenschap<br />

is gevestigd en die deze goederen meevoert in zijn persoonlijke bagage naar een<br />

plaats buiten de Gemeenschap. Op die manier wordt vermeden dat niet <strong>be</strong>laste<br />

goederen achteraf zonder aangifte zouden wederingevoerd worden.<br />

Er wordt opgemerkt dat het reizigersverkeer enkel <strong>be</strong>trekking heeft op goederen.<br />

Voor diensten <strong>be</strong>staat geen specifieke regeling.<br />

A. Principe.<br />

Vrijstelling van btw wordt verleend voor de levering van goederen aan een niet<br />

in de Gemeenschap gevestigde reiziger, die deze goederen in België in <strong>be</strong>zit<br />

neemt en ze bij de uitvoer meevoert in zijn persoonlijke bagage. De<br />

onderhavige vrijstelling van btw geldt enkel voor leveringen van goederen die<br />

voor de reiziger geen handels- of <strong>be</strong>roepskarakter heb<strong>be</strong>n.<br />

Wordt als een niet in de Gemeenschap gevestigde reiziger <strong>be</strong>schouwd, een<br />

reiziger wiens woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats niet in de Gemeenschap<br />

is gelegen. Onder woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats wordt<br />

verstaan, de plaats die als zodanig is vermeld op de reispas, op de identiteitskaart<br />

of op enig ander document dat als identiteits<strong>be</strong>wijs wordt erkend.<br />

Als aankopen die voor de koper geen handels- of <strong>be</strong>roepskarakter heb<strong>be</strong>n,<br />

moeten worden aangemerkt de aankoop van goederen die voor hem een<br />

incidenteel karakter heb<strong>be</strong>n en uitsluitend <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen<br />

<strong>be</strong>stemd voor persoonlijk gebruik van de reiziger dan wel voor gebruik door


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 536<br />

leden van zijn gezin of <strong>be</strong>stemd om als geschenk te worden aangeboden, mits<br />

blijkens de aard en de hoeveelheid van de goederen aan die aankoop geen<br />

commerciële of professionele overwegingen ten grondslag liggen.<br />

Daarenboven wordt de vrijstelling slechts toegestaan ten aanzien van goederen<br />

waarvan de globale waarde, inclusief btw, per factuur hoger is dan 125 EUR.<br />

B. Formaliteiten en <strong>be</strong>wijs van de uitvoer.<br />

De verkoper moet dus, om de vrijstelling te kunnen toepassen, in principe aan<br />

de koper een factuur uitreiken. Behoudens voor de leveringen van goederen<br />

vermeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, van 29 decem<strong>be</strong>r<br />

1992, <strong>be</strong>staat er geen facturatieplicht voor de levering van goederen aan<br />

particulieren die ze <strong>be</strong>stemmen voor hun privé-gebruik. In dergelijk geval mag<br />

de factuur vervangen worden door een als zodanig geldend stuk. Voor de<br />

toepassing van de <strong>be</strong>doelde vrijstelling moet dit stuk dezelfde vermeldingen<br />

<strong>be</strong>vatten als een factuur, <strong>be</strong>halve een volgnummer waaronder het wordt<br />

ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen.<br />

Op straffe van verval van de vrijstelling moet de reiziger de goederen samen<br />

met een exemplaar van de factuur of het als zodanig geldend stuk voor visum<br />

voorleggen op het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap. Dit moet<br />

ge<strong>be</strong>uren uiterlijk op het einde van de derde maand volgend op de maand<br />

waarin de levering plaatsvond. De koper zendt het document dat binnen de<br />

voornoemde termijn <strong>be</strong>hoorlijk geviseerd werd, terug naar de verkoper. Op het<br />

tijdstip dat deze laatste in het <strong>be</strong>zit is van dat document, is het recht op de<br />

vrijstelling definitief verworven.<br />

Om de terug<strong>be</strong>taling van de btw aan de reizigers te vergemakkelijken en te<br />

versnellen, heeft de btw-administratie <strong>be</strong>paalde privé-ondernemingen<br />

vergunning verleend om een bijzonder document in omloop te brengen dat<br />

wordt aanvaard als stuk dat de factuur vervangt in het kader van de teruggaaf<br />

van de btw voldaan door niet in de Gemeenschap gevestigde reizigers bij de<br />

aankoop van goederen in België die ze in hun persoonlijke bagage uitvoeren<br />

buiten de Gemeenschap.<br />

Het <strong>be</strong>treft enerzijds de N.V. Global Blue Belgium (BE 0432.612.575)<br />

waarvan de erkende bijzondere documenten zijn omschreven en gepubliceerd<br />

in de administratieve <strong>be</strong>slissingen nr. E.T.62.087 van 28 novem<strong>be</strong>r 1989,<br />

11 septem<strong>be</strong>r 1990, 12 april 1994, 21 novem<strong>be</strong>r 1995, 3 augustus 1999,<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

537 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

11 april 2006, 18 februari 2009 en 29 novem<strong>be</strong>r 2011, en anderzijds de S.A.<br />

Cashback Belgium – Premier Tax Free (BE 0466.093.314) waarvan de<br />

bijzondere documenten zijn omschreven en gepubliceerd in de administratieve<br />

<strong>be</strong>slissingen nr. E.T.93.234 van 17 okto<strong>be</strong>r 2007, 18 februari 2009 en 6 mei<br />

2011<br />

Voor verdere details wordt verwezen naar voornoemde <strong>be</strong>slissingen.<br />

II. Vrijstelling van btw wegens plaatsing en verblijf van goederen onder<br />

<strong>be</strong>paalde regelingen voorzien in de communautaire douanewetgeving.<br />

280. Vervoer of verzending van goederen naar een plaats waar een regeling geldt als<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 23, § 4, 1°, 4°, 5°, 6° of 7° van het Wetboek. (z. Wetboek,<br />

art. 39, § 2, 1°).<br />

A. Principe.<br />

Zijn vrijgesteld van de btw, de intracommunautaire verwerving en de levering<br />

hier te lande van goederen die:<br />

- bij de douane worden aangebracht en eventueel worden geplaatst onder<br />

een regeling van tijdelijke opslag (Wetboek, art. 23, § 4, 1° - z. nr. 197/3,<br />

1);<br />

- worden geplaatst onder een regeling van vrije zones of vrije entrepots<br />

(Wetboek, art. 23, § 4, 4° - z. nr. 197/3, 9);<br />

- worden geplaatst onder een regeling van douane-entrepots (Wetboek,<br />

art. 23, § 4, 5° - z. nr. 197/3, 4);<br />

- worden geplaatst onder een regeling van actieve veredeling met<br />

toepassing van het schorsingssysteem (Wetboek, art. 23, § 4, 6° - z.<br />

nr. 197/3, 5, a);<br />

- worden geplaatst onder een regeling inzake de in de territoriale zee<br />

toegelaten goederen voor boor- en werkeilanden (Wetboek, art. 23, § 4,<br />

7°).


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 538<br />

B. Voorwaarden.<br />

De vrijstelling van btw is enkel mogelijk voor goederen die <strong>be</strong>stemd zijn om in<br />

België onder één van de genoemde regelingen te worden geplaatst, bijvoor<strong>be</strong>eld<br />

wanneer het douane-entrepot in België is gelegen. Er wordt opgemerkt<br />

dat het grondgebied op hetwelk de genoemde regelingen worden toegepast,<br />

voor de toepassing van de btw niet als niet-Belgisch grondgebied wordt<br />

aangemerkt.<br />

Om de vrijstelling te kunnen genieten moet de levering of de verwerving hier<br />

te lande plaatsvinden overeenkomstig het <strong>be</strong>paalde in de artikelen 15 en<br />

25quinquies van het Wetboek.<br />

Verder moeten de goederen op het stuk van de invoerrechten een communautair<br />

karakter heb<strong>be</strong>n, d.w.z. dat indien ze van niet-communautaire<br />

oorsprong zouden zijn, ze bij de invoer in de Gemeenschap in het vrije verkeer<br />

moeten zijn gebracht. Is dit laatste niet het geval dan valt de verwerving en de<br />

levering eventueel onder toepassing van de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 40,<br />

§ 2, 1° van het Wetboek.<br />

De vrijstelling wordt enkel verleend indien de plaatsing onder één van de<br />

voornoemde regelingen toegestaan is door de communautaire douanewetgeving.<br />

Tot slot is de toepassing van de vrijstelling niet afhankelijk van de hoedanigheid<br />

of de plaats van vestiging van de persoon die de goederen onder één<br />

van de <strong>be</strong>doelde regelingen plaatst.<br />

C. Belang.<br />

De communautaire douanewetgeving laat de plaatsing in België van communautaire<br />

goederen toe:<br />

- onder de regeling douane-entrepot, indien het gaat om landbouwproducten<br />

waarvoor in het kader van de gemeenschappelijke landbouwpolitiek<br />

restituties wegens uitvoer kunnen toegekend worden;<br />

- onder de regeling douane-entrepot om er te worden gevoegd bij ander<br />

niet-communautaire goederen;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

539 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

- onder de regeling actieve veredeling indien die communautaire goederen<br />

samen met niet-communautaire goederen worden verwerkt.<br />

D. Formaliteiten.<br />

Bij het plaatsen van de goederen onder één van de <strong>be</strong>doelde regelingen, moeten<br />

globaal genomen dezelfde douaneformaliteiten worden vervuld als die <strong>be</strong>paald<br />

voor de uitvoer buiten de Gemeenschap (z. nr. 265, B, 1°).<br />

Op de verkoopfacturen moet de reden van de vrijstelling van btw worden<br />

vermeld (KB nr. l, art. 5, § 1, 10°).<br />

E. Bewijs.<br />

281. (opgeheven).<br />

Artikel 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 18 wordt toepasselijk gemaakt (z. art. 11<br />

van KB 18). Er wordt dan ook verwezen naar hetgeen gezegd is onder nr. 265,<br />

C.<br />

De verleende vrijstelling is voorlopig; ze wordt slechts definitief verkregen op<br />

het tijdstip waarop de goederen worden uitgevoerd, zodat dit feit moet worden<br />

<strong>be</strong>wezen door alle stukken waaruit de echtheid van de uitvoer blijkt.<br />

Er dient aangestipt dat de uitslag van de goederen uit één van de <strong>be</strong>doelde<br />

regelingen enkel mag geschieden om ze uit te voeren. Nochtans verleent de<br />

douane in uitzonderlijke gevallen toestemming om aan de goederen een andere<br />

<strong>be</strong>stemming dan de uitvoer te geven. In dat geval moet de btw in principe<br />

geregulariseerd worden door de persoon die de goederen aan de regeling<br />

onttrekt voor de handeling(en) waarvoor hij de voorlopige vrijstelling heeft<br />

<strong>be</strong>komen. Niettemin eist de administratie enkel de regularisatie wanneer<br />

goederen, los van elke handelstransactie, door hun eigenaar onttrokken worden<br />

aan één van de regelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 39, § 2 van het Btw-Wetboek en<br />

ze in België blijven of door of voor rekening van hun eigenaar buiten België<br />

maar binnen de Gemeenschap worden verzonden of vervoerd met het oog op<br />

een handeling zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 12bis, tweede lid, 5° , 6° of 7° van het<br />

Btw-Wetboek of wanneer ter gelegenheid van een inventarisering blijkt dat er<br />

goederen ontbreken.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 540<br />

282. Overdracht van goederen die zich onder één van de in nr. 280, A <strong>be</strong>doelde<br />

regelingen <strong>be</strong>vinden (Wetboek, art. 39, § 2, 1°).<br />

Het verblijf van de communautaire goederen onder één van de genoemde douaneregelingen<br />

is onderworpen aan de inzake douane geldende voorwaarde.<br />

De overdracht van communautaire goederen die zich onder één van de <strong>be</strong>doelde<br />

regelingen <strong>be</strong>vinden met handhaving van die regeling, geschiedt met voorlopige<br />

vrijstelling van de btw in het vooruitzicht van de uitvoer. Deze vrijstelling wordt<br />

definitief bij de uitvoer van de goederen.<br />

De leverancier moet in het <strong>be</strong>zit zijn van alle <strong>be</strong>scheiden die de echtheid van de<br />

overdracht staven. Het <strong>be</strong>wijs van de uitvoer wordt op dezelfde wijze geleverd als in<br />

nr. 265, C.<br />

Zo de goederen achteraf niet worden uitgevoerd, is een regularisatie nodig (z.<br />

nr. 280, E).<br />

283. Diensten met <strong>be</strong>trekking tot goederen die worden geplaatst onder of die zich<br />

<strong>be</strong>vinden onder één van de in nr. 280, A <strong>be</strong>doelde regelingen (Wetboek, art. 39,<br />

§ 2, 2°).<br />

De diensten welke <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op communautaire goederen die in België<br />

worden geplaatst onder of die zich in België <strong>be</strong>vinden onder één van de <strong>be</strong>doelde<br />

regelingen, en waarvan de plaats op grond van artikel 21, § 2 van het Wetboek in<br />

België is gesitueerd, maken de btw in <strong>be</strong>ginsel opeisbaar, tenzij het gaat om diensten<br />

die door de artikelen 41 en 42 van het Wetboek (z. nr. 295 e.v.) uitdrukkelijk zijn<br />

vrijgesteld.<br />

Nochtans kan voor die diensten op grond van artikel 39, § 2, 2 van het Wetboek<br />

vrijstelling van btw worden verleend.<br />

A. Voorwaarden.<br />

Om deze vrijstelling te genieten moet deze dienst:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

541 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

- worden verricht aan de goederen die in België onder één van de<br />

genoemde regelingen zullen worden opgeslagen of die er zich in België<br />

onder <strong>be</strong>vinden. Aangezien de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39, § 2, 2°<br />

van het Wetboek op communautair vlak facultatief en niet geharmoniseerd<br />

is, wordt geen vrijstelling verleend voor diensten die geacht<br />

worden in België plaats te vinden met <strong>be</strong>trekking tot goederen die zich in<br />

een andere lidstaat onder één van de <strong>be</strong>doelde regelingen <strong>be</strong>vinden;<br />

- toegestaan zijn door de communautaire douanewetgeving m.b.t. elk van<br />

deze regelingen. Het gaat om de gebruikelijke <strong>be</strong>handelingen <strong>be</strong>stemd<br />

om de <strong>be</strong>waring van goederen te verzekeren, hun presentatie of hun<br />

normale kwaliteit te ver<strong>be</strong>teren of om hun distributie of verkoop voor te<br />

<strong>be</strong>reiden;<br />

- toelaten dat de goederen na het verrichten van de dienst onder de<br />

<strong>be</strong>treffende regeling kunnen blijven.<br />

B. Formaliteiten.<br />

Geen enkele formaliteit is voorgeschreven. Op de factuur moet echter de<br />

oorzaak van de vrijstelling worden vermeld.<br />

C. Bewijs.<br />

284. (Opgeheven).<br />

Het <strong>be</strong>wijs van de vrijstelling zal moeten worden geleverd aan de hand van<br />

stukken en <strong>be</strong>scheiden die de echtheid van de handelingen aantonen.<br />

De vrijstelling is slechts voorlopig; ze wordt pas definitief verkregen op het<br />

tijdstip waarop de goederen waaraan de diensten werden verricht, worden<br />

uitgevoerd, zodat dit feit moet worden <strong>be</strong>wezen door alle stukken waaruit de<br />

echtheid van de uitvoer blijkt.<br />

Zo de goederen achteraf niet worden uitgevoerd, is een regularisatie nodig<br />

(z. nr. 280, E).


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 542<br />

III. Opschorting van de <strong>be</strong>taling van de btw.<br />

285. Principe (Wetboek, art. 39, § 3).<br />

Op grond van de artikelen 17, § 1, tweede lid, en 22, § 2, tweede lid, van het<br />

Wetboek, wordt inzake de levering van goederen of het verrichten van diensten, de<br />

btw tot <strong>be</strong>loop van het passend <strong>be</strong>drag verschuldigd indien de prijs of een deel ervan<br />

wordt gefactureerd of ontvangen vooraleer het <strong>be</strong>lastbare feit, te weten de levering<br />

van het goed of de voltooiing van de dienst, plaatsvindt.<br />

Die opeisbaarheid van de btw stelt evenwel een probleem wanneer de handeling,<br />

waarop de facturering, de incassering van de prijs of een deel ervan <strong>be</strong>trekking heeft,<br />

een handeling is die wanneer het <strong>be</strong>lastbaar feit ten aanzien van die handeling zich<br />

nadien voordoet, van de btw is vrijgesteld overeenkomstig artikel 39, § 1 of § 2, van<br />

het Wetboek. Indien de goederen effectief worden uitgevoerd moet de btw die<br />

vervroegd werd <strong>be</strong>taald worden teruggegeven.<br />

Om dit te voorkomen <strong>be</strong>paalt artikel 15 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 18, genomen in<br />

uitvoering van artikel 39, § 3, van het Wetboek, dat in een dergelijke situatie de<br />

leverancier van de goederen of de dienstverrichter, in de door of vanwege de<br />

Minister van Financiën <strong>be</strong>paalde gevallen en onder de door hem gestelde<br />

voorwaarden, de <strong>be</strong>taling van de btw kan opschorten. Die opschorting kan slechts<br />

voor een periode van ten hoogste één jaar worden toegekend, maar ze kan in<br />

uitzonderlijke gevallen worden verlengd.<br />

Vanaf 1 januari 2010 <strong>be</strong>paalt het artikel 22, § 2, derde lid (nieuw) van het Wetboek<br />

dat er, in afwijking van artikel 22, § 2, tweede lid geen subsidiaire opeisbaarheid is<br />

van de btw ingeval van facturering voor de diensten waarvoor de <strong>be</strong>lasting<br />

verschuldigd is door de ontvanger krachtens artikel 51, § 2, eerste lid, 1° van het<br />

Wetboek. Dat kan het geval zijn voor handelingen die vrijgesteld kunnen worden op<br />

grond van artikel 39, § 1, 3° van het Wetboek. In dat geval kan er dan ook geen<br />

sprake zijn van opschorting van de <strong>be</strong>taling van de btw.<br />

286. (opgeheven).<br />

(1 februari 2012)


287. Toepassingsvoorwaarden.<br />

(1 februari 2012)<br />

543 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Om de toepassingsvoorwaarden zoveel mogelijk te vereenvoudigen, is niet vereist<br />

dat de leverancier of de dienstverrichter een individuele vergunning <strong>be</strong>zit.<br />

A. Toepassingssfeer van de opschorting.<br />

Wanneer zich de subsidiaire oorzaak van opeisbaarheid van de btw als <strong>be</strong>doeld<br />

in de artikelen 17, § 1, tweede lid, en 22, § 2, tweede lid en derde lid a<br />

contrario, van het Wetboek voordoet, is de leverancier of de dienstverrichter<br />

gemachtigd de opschorting van de opeisbaarheid van de btw in te roepen indien<br />

hij tegenover de administratie kan aantonen dat hij voor de handeling die hij<br />

verricht (levering van goederen of dienstverrichting) de vrijstelling zal kunnen<br />

genieten <strong>be</strong>doeld in artikel 39, § 1, 1° tot 3°, van het Wetboek.<br />

Artikel 39, § 1, 4° en § 2 van het Wetboek worden van deze regeling<br />

uitgesloten.<br />

Dat <strong>be</strong>wijs kan blijken uit de geschreven overeenkomst die de leverancier of de<br />

dienstverrichter heeft afgesloten met zijn klant of uit ieder ander <strong>be</strong>wijskrachtig<br />

document dat voorhanden is op het tijdstip dat het probleem van de<br />

opeisbaarheid van de btw zich stelt (b.v. een <strong>be</strong>stelbon, een geschreven order<br />

vanwege de klant om de goederen uit te voeren).<br />

De opschorting van de opeisbaarheid van de btw met <strong>be</strong>trekking tot een<br />

levering van goederen of een dienst <strong>be</strong>treffende goederen is slechts definitief<br />

verkregen indien naderhand de goederen worden geleverd in de voorwaarden<br />

die moeten worden vervuld om de vrijstelling van de btw te <strong>be</strong>komen op grond<br />

van artikel 39, § 1, 1° tot 3°, van het Wetboek.<br />

B. Op de factuur aan te brengen vermeldingen.<br />

Om duidelijk te laten blijken dat de opeisbaarheid van de btw in opschorting<br />

wordt gehouden moet de factuur, die wordt uitgereikt om de feiten als <strong>be</strong>doeld<br />

in de artikelen 17, § 1, tweede lid, en 22, § 2, tweede lid, van het Wetboek vast<br />

te stellen:<br />

1° de hierna volgende vermeldingen <strong>be</strong>vatten: "Opschorting van de<br />

opeisbaarheid van de btw - KB nr. 18, artikel 15";


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 544<br />

2° verwijzen naar het verantwoordingsstuk waaruit het recht tot opschorting<br />

blijkt.<br />

C. Duur van de opschorting.<br />

Overeenkomstig het <strong>be</strong>paalde in artikel 15, tweede lid, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 18, wordt opschorting van de opeisbaarheid van de btw slechts<br />

toegestaan voor een periode van maximum één jaar. Met andere woorden, de<br />

goederen moeten in de onder A, hierboven, <strong>be</strong>paalde voorwaarden worden<br />

uitgevoerd binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de dag<br />

waarop de oorzaak van opeisbaarheid van de btw als <strong>be</strong>doeld in de artikelen<br />

17, § 1, tweede lid, en 22, § 2, tweede lid, van het Wetboek zich heeft<br />

voorgedaan.<br />

Nochtans kan die termijn worden verlengd wanneer de leverancier of de<br />

dienstverrichter zich kan <strong>be</strong>roepen op uitzonderlijke omstandigheden, zoals<br />

bijvoor<strong>be</strong>eld een langlopend contract, vertraging in de uitvoering van het<br />

contract, e.d. Daartoe moet de <strong>be</strong>lastingplichtige een bijzondere vergunning<br />

aanvragen bij het diensthoofd van het controlekantoor waardoor hij ressorteert.<br />

De verjaring van de vordering tot voldoening van de btw kan de administratie<br />

niet worden tegengeworpen wat <strong>be</strong>treft de periode gedurende dewelke de<br />

opeisbaarheid van de btw werd opgeschort.<br />

D. Wijziging van de <strong>be</strong>stemming van de goederen. - Opeisbaarheid van de<br />

btw.<br />

Wanneer, in strijd met de zekerheid die door de leverancier of de dienstverrichter<br />

ter zake werd gegeven, blijkt dat de leverancier of de dienstverrichter de<br />

goederen niet zal uitvoeren in de onder A, hierboven, <strong>be</strong>paalde voorwaarden,<br />

ingevolge een onvoorziene wijziging in de uitvoering van de handeling<br />

(levering van goederen of dienstverrichting), wordt, op het tijdstip waarop die<br />

wijziging zich voordoet en tegen het tarief dat op dat ogenblik van kracht is, de<br />

btw opeisbaar wegens de feiten <strong>be</strong>doeld in de artikelen 17, § 1, tweede lid, en<br />

22, § 2, tweede lid, van het Wetboek en waarvoor de opeisbaarheid van de btw<br />

werd opgeschort.<br />

De wijze waarop de regularisatie dient te ge<strong>be</strong>uren wordt uiteengezet in de<br />

nrs. 273 tot 276 van de Aanschrijving "Uitvoer" van 1 maart 2001.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

545 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

VRIJSTELLING IN DE FASE DIE DE UITVOER VOORAFGAAT.<br />

288-289. (Opgeheven).<br />

IV. Vrijstelling ingesteld bij artikel 42, § 3, eerste lid, 10°, van het<br />

Wetboek.<br />

290. Principe en omvang van de vrijstelling.<br />

Gehele vrijstelling van btw wordt verleend voor de levering van goederen aan<br />

erkende organisaties die deze goederen buiten de Gemeenschap uitvoeren in het<br />

kader van hun menslievend, liefdadig of opvoedkundig werk in het buitenland.<br />

Bij toepassing van artikel 40, § 1, 1°, a, van het Wetboek is de <strong>be</strong>doelde vrijstelling<br />

eveneens van toepassing op de invoeren en de intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen door de genoemde organisaties.<br />

Deze vrijstelling kan worden <strong>be</strong>komen ofwel rechtstreeks op grond van een<br />

vergunning ofwel bij wijze van teruggaaf.<br />

De vrijstelling wordt enkel toegestaan aan erkende organisaties die geen enkel recht<br />

op aftrek heb<strong>be</strong>n ten aanzien van de goederen die ze in het kader van de <strong>be</strong>doelde<br />

activiteiten uitvoeren.<br />

291. Vrijstelling verleend ingevolge een vergunning.<br />

De vergunning moet schriftelijk worden aangevraagd bij de Centrale diensten van de<br />

Algemene administratie van de fiscaliteit.<br />

Voor wat <strong>be</strong>treft de op de stukken aan te brengen vermeldingen, de bij de aanvraag te<br />

voegen stukken, alsmede de uitreiking, de duur, de intrekking, de controle en de<br />

algemene voorwaarden van de vergunning wordt verwezen naar de nrs. 286 tot 311<br />

van de Aanschrijving "Uitvoer" van 1 maart 2001.<br />

Eventueel zullen bijzondere voorwaarden in de vergunning zelf worden voorgeschreven<br />

.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 546<br />

292. Vrijstelling verleend bij wijze van teruggaaf.<br />

Er kan enkel teruggaaf van btw geschieden als de aanvrager zich in de voorwaarden<br />

<strong>be</strong>vindt om de in nr. 291 <strong>be</strong>sproken vergunning te <strong>be</strong>komen. De vraag om teruggaaf<br />

moet eveneens worden ingediend bij de Centrale diensten van de Algemene<br />

administratie van de fiscaliteit.<br />

Voor wat <strong>be</strong>treft het recht op teruggaaf, alsmede de vermeldingen en de bij de<br />

aanvraag te voegen stukken, wordt verwezen naar de nrs. 314 en 316 van de<br />

Aanschrijving "Uitvoer" van 1 maart 2001.<br />

293-294. (Opgeheven).<br />

295. Beginselen.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 2. - Diensten <strong>be</strong>treffende het internationaal verkeer<br />

Diensten <strong>be</strong>treffende het internationaal verkeer die door een <strong>be</strong>lastingplichtige onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel worden verricht, zijn aan de btw onderworpen wanneer ze,<br />

overeenkomstig de artikelen 21 en 21bis van het Wetboek, geacht worden in België<br />

plaats te vinden.<br />

Artikel 41 van het Wetboek voorziet evenwel in vrijstellingen voor <strong>be</strong>paalde diensten<br />

die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op het internationaal verkeer.<br />

296. Personenvervoer (Wetboek, art. 41, § 1, 1 e lid, 1°).<br />

A. Regels inzake de <strong>be</strong>paling van de plaats van de dienst<br />

Overeenkomstig de artikelen 21, § 3, 2° en 21bis, § 2, 2° van het Wetboek vindt het<br />

vervoer van personen en van <strong>be</strong>paalde goederen die dit vervoer <strong>be</strong>geleiden, net zoals<br />

in het verleden, plaats daar waar het vervoer wordt verricht naar verhouding van de<br />

afgelegde afstanden en dit los van de hoedanigheid van de ontvanger van de dienst.


B. Vrijstellingen<br />

Van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld:<br />

(1 februari 2012)<br />

547 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

1° het zeevervoer van personen, dat wil zeggen het vervoer van personen per<br />

zeeschip, zelfs indien dat vervoer uitsluitend in de Belgische territoriale<br />

wateren wordt verricht. Voor de toepassing van de onderhavige vrijstelling<br />

worden onder "zeeschip" verstaan deze die <strong>be</strong>doeld zijn in artikel 42, § 1, 1°, a,<br />

van het Wetboek (z. <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 112, blz. 196, <strong>be</strong>slissing van 27 decem<strong>be</strong>r<br />

1994, nr. E.T. 62.099);<br />

2° het internationaal luchtvervoer van personen, dat wil zeggen het vervoer<br />

van personen bij middel van luchtvaartuigen of alle andere toestellen die zich<br />

in de lucht <strong>be</strong>wegen, vanuit een plaats in België naar een plaats in het<br />

buitenland of omgekeerd, of nog vanuit een plaats in het buitenland over<br />

Belgisch grondgebied naar een andere plaats in het buitenland. Als internationaal<br />

luchtvervoer wordt daarentegen niet aangemerkt de vlucht vanuit een<br />

luchthaven in België, over buitenlands grondgebied, naar een andere luchthaven<br />

in België.<br />

3° het vervoer van door reizigers <strong>be</strong>geleide bagage en auto’s bij het zee- of<br />

luchtvervoer <strong>be</strong>doeld onder nr. 1° en 2°.<br />

297. Diensten <strong>be</strong>treffende het internationaal verkeer van goederen (Wetboek, art. 41,<br />

§ 1, 1 e lid, 2° tot 6°).<br />

Richtlijn 2008/8/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn<br />

2006/112/EG wat <strong>be</strong>treft de plaats van een dienst heeft de vrijstellingen voor<br />

diensten <strong>be</strong>treffende het internationaal verkeer niet gewijzigd.<br />

Niettemin werd artikel 41, § 1, 2° tot 6° van het Wetboek per 1 januari 2010 om twee<br />

redenen gewijzigd:<br />

- artikel 41, oud was in wezen gericht op het <strong>be</strong>grip vervoer en op met het<br />

vervoer samenhangende handelingen. Artikel 41 werd herschreven om volledig<br />

conform de Richtlijn te zijn door alle diensten met <strong>be</strong>trekking tot het<br />

internationaal verkeer van goederen te omvatten;


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 548<br />

- ingevolge de nieuwe regels inzake de <strong>be</strong>paling van de plaats van de dienst die<br />

sinds 1 januari 2010 van toepassing zijn, vinden de diensten meer dan in het<br />

verleden plaats in een andere lidstaat dan deze waar de goederen zich<br />

<strong>be</strong>vinden. Artikel 41 werd aangepast om duidelijk te maken dat haar toepassing<br />

zich ook uitstrekt tot handelingen die geacht worden in België plaats te vinden<br />

maar die materieel in een andere lidstaat worden verricht.<br />

De vrijstellingen die van toepassing zijn op diensten <strong>be</strong>treffende het internationaal<br />

verkeer van goederen, worden uitvoerig <strong>be</strong>commentarieerd in de Circulaire AOIF<br />

nr. 3/2010 van 7 januari 2010 waarnaar wordt verwezen.<br />

298/1. Diensten met <strong>be</strong>trekking tot de invoer van goederen in België of in een andere<br />

lidstaat (artikel 41, § 1, 1 e lid, 2° van het Wetboek)<br />

De diensten met <strong>be</strong>trekking tot de invoer van goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 41, § 1,<br />

1 e lid, 2° van het Wetboek zijn de diensten die opgenomen moeten worden in de<br />

maatstaf van heffing voor ingevoerde goederen krachtens:<br />

- artikel 34, § 2, 2°, van het Wetboek, indien het gaat om een invoer in België;<br />

- de nationale <strong>be</strong>paling van een andere lidstaat van de Gemeenschap die<br />

equivalent is aan artikel 34, § 2, 2° van het Wetboek, in geval het gaat om een<br />

invoer in een andere lidstaat.<br />

Het gaat in wezen om commissie-, verpakkings-, vervoers- en verzekeringskosten,<br />

tot op de eerste plaats van <strong>be</strong>stemming van de goederen op het grondgebied van de<br />

lidstaat van invoer evenals de genoemde kosten die voortvloeien uit het vervoer naar<br />

een andere plaats van <strong>be</strong>stemming in de Gemeenschap, indien deze plaats <strong>be</strong>kend is<br />

op het tijdstip waarop het <strong>be</strong>lastbaar feit plaatsvindt.<br />

De hier <strong>be</strong>doelde vrijstelling <strong>be</strong>treft uitsluitend de diensten die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op<br />

goederen die definitief in de Gemeenschap worden ingevoerd en die ten verbruik<br />

worden aangegeven. De vrijstelling is van toepassing op de <strong>be</strong>doelde diensten<br />

wanneer ze geacht worden in België plaats te vinden, ongeacht de lidstaat van invoer<br />

van de goederen in de Gemeenschap. De vrijstelling is gerechtvaardigd door het feit<br />

dat de kosten van deze diensten <strong>be</strong>grepen zijn in de maatstaf van heffing van de btw<br />

van de ingevoerde goederen. De vrijstelling blijft nochtans ook toepasselijk wanneer<br />

de goederen met definitieve vrijstelling kunnen ingevoerd worden;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

549 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

298/2 Diensten die rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen buiten<br />

de Gemeenschap vanuit België of vanuit een andere lidstaat (Wetboek, art. 41,<br />

§ 1, 1 e lid, 3°).<br />

De diensten die rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen vanuit<br />

België of vanuit een andere lidstaat zijn opgesomd in artikel 41, § 1, 2 e lid van het<br />

Wetboek. Het gaat in wezen om het vervoer van goederen, met het vervoer van<br />

goederen samenhangende handelingen, de opslag van goederen en het vervullen van<br />

douaneformaliteiten.<br />

Wat het vervoer <strong>be</strong>treft moet het vaststaan:<br />

1) dat de goederen, op het ogenblik waarop het vervoer aanvangt, <strong>be</strong>stemd zijn<br />

om overgebracht te worden naar een plaats gelegen buiten de Gemeenschap. In<br />

dit verband moet aangestipt worden dat een vervoer van goederen rechtstreeks<br />

verband houdt met de uitvoer wanneer het gaat om goederen die onder de<br />

douaneregeling uitvoer zijn geplaatst;<br />

2) dat die goederen zich op het ogenblik waarop ze de buitengrens van de<br />

Gemeenschap overschrijden in dezelfde staat <strong>be</strong>vinden als op het ogenblik<br />

waarop het vervoer aanvangt. Het feit dat de goederen met het oog op hun<br />

vervoer verpakt worden, wordt niet geacht van die aard te zijn dat hun staat<br />

hierdoor wordt gewijzigd.<br />

Van zodra die twee voorwaarden vervuld zijn, geldt de vrijstelling ongeacht<br />

aan wie de vervoerdienst wordt verleend (eigenaar van de goederen, verkoper,<br />

koper, maakloonwerker, enz.) en het aantal vervoercontracten die met al of niet<br />

onderscheiden vervoerders worden gesloten. In de mate dat het vervoer geacht<br />

wordt in België plaats te vinden en dat het rechtstreeks verband houdt met de<br />

uitvoer van goederen, is de vrijstelling toepasselijk ongeacht de plaats waar dit<br />

vervoer materieel wordt verricht. Het kan gaan om een goederenvervoer van<br />

een plaats in de Gemeenschap naar een plaats buiten de Gemeenschap, om een<br />

goederenvervoer van één lidstaat naar een andere, en om een zuiver nationaal<br />

goederenvervoer. Verder is het evenmin van <strong>be</strong>lang dat het vervoer op een<br />

ononderbroken wijze wordt voortgezet tot buiten de Gemeenschap. Tenslotte<br />

wordt de vrijstelling in principe niet afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat<br />

de goederen geleverd moeten zijn met vrijstelling van de btw wegens uitvoer.<br />

Zo kan het vervoer van goederen buiten de Gemeenschap in het kader van een<br />

verhuis, van een levering met installatie of montage, van een overbrenging van<br />

de voorraad of van een maakloonwerk ook genieten van de vrijstelling <strong>be</strong>doeld<br />

in artikel 41, § 1, 1 e lid, 3° van het Wetboek


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 550<br />

Wat <strong>be</strong>treft de opslag van goederen, moet er opgemerkt worden dat, om van de<br />

vrijstelling te kunnen genieten, het niet meer noodzakelijk is dat de opslag<br />

nauw samenhangt met het vervoer van de opgeslagen goederen, zoals vóór<br />

1 januari 2010 het geval was .<br />

Wat <strong>be</strong>treft het verrichten van douaneformaliteiten, komen enkel de diensten in<br />

aanmerking die een <strong>be</strong>lastingplichtige onder <strong>be</strong>zwarende titel verricht en die<br />

<strong>be</strong>staan uit het vervullen van formaliteiten die ter gelegenheid van goederen<strong>be</strong>wegingen<br />

tussen de Gemeenschap en derde landen moeten worden verricht<br />

ingevolge een communautaire reglementering (douane, fiscale of andere) en<br />

waarbij, voor de uitvoering van deze formaliteiten, de tussenkomst van de<br />

douaneautoriteiten voorzien is.<br />

298/3 Diensten met <strong>be</strong>trekking tot goederen die<br />

a) in België vallen onder een douaneregeling als <strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 en 5,<br />

van het Wetboek (z. nr. 197/3) of onder een regeling btw-entrepot (Wetboek,<br />

art. 41, § 1, 1 e lid, 4°, a) (z. nr. 197/3 wat <strong>be</strong>treft de douaneregelingen en<br />

hoofdstuk IXter wat <strong>be</strong>treft het btw-entrepot);<br />

b) in een andere lidstaat vallen onder een regeling die het equivalent is van de<br />

regelingen <strong>be</strong>doeld in a) (artikel 41, § 1, 1 e lid, 4°, b) van het Wetboek).<br />

De diensten die rechtstreeks <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen die in België of in<br />

een andere lidstaat vallen onder een douaneregeling of onder de regeling btwentrepot,<br />

zijn opgesomd in artikel 41, § 1, 2 e lid van het Wetboek. Het gaat in<br />

wezen om het vervoer van goederen, met het vervoer van goederen<br />

samenhangende handelingen, de opslag van goederen en het vervullen van<br />

douaneformaliteiten.<br />

Wat <strong>be</strong>treft het vervoer, is de vrijstelling van toepassing op het vervoer van<br />

goederen dat geacht wordt in België plaats te vinden, ongeacht de plaats waar<br />

dit vervoer materieel plaatsvindt. Het kan gaan om goederenvervoer tussen de<br />

Gemeenschap en derde landen of derdelands gebieden, maar ook om een<br />

vervoer van goederen van een lidstaat naar een andere lidstaat, alsook om een<br />

puur nationaal goederenvervoer. Het is trouwens niet verplicht dat dit vervoer<br />

ononderbroken verloopt.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

551 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Deze vrijstelling is toepasselijk indien het vaststaat dat de vervoerde goederen<br />

bij de aanvang van het vervoer onder een opschortende douaneregeling of<br />

onder de regeling btw-entrepot vallen. De vrijstelling is van toepassing<br />

ongeacht de <strong>be</strong>stemming die aan de goederen zal worden gegeven bij de<br />

<strong>be</strong>ëindiging van de vermelde regelingen.<br />

Wat <strong>be</strong>treft de opslag van goederen, moet er opgemerkt worden dat, om van de<br />

vrijstelling te kunnen genieten, het niet meer noodzakelijk is dat de opslag<br />

nauw samenhangt met het vervoer van de opgeslagen goederen, zoals vóór<br />

1 januari 2010 het geval was .<br />

Wat <strong>be</strong>treft het verrichten van douaneformaliteiten, komen enkel de diensten in<br />

aanmerking die een <strong>be</strong>lastingplichtige onder <strong>be</strong>zwarende titel verricht en die<br />

<strong>be</strong>staan uit het vervullen van formaliteiten die ter gelegenheid van goederen<strong>be</strong>wegingen<br />

tussen de Gemeenschap en derde landen moeten worden verricht<br />

ingevolge een communautaire reglementering (douane, fiscale of andere) en<br />

waarbij, voor de uitvoering van deze formaliteiten, de tussenkomst van de<br />

douaneautoriteiten voorzien is.<br />

298/4 Diensten die rechtstreeks verband houden met handelingen die vrijgesteld zijn<br />

bij toepassing van artikel 39, § 2, 1°, van het Wetboek (artikel 41, § 1, 1 e lid, 5°<br />

van het Wetboek).<br />

De vrijstelling <strong>be</strong>oogt de diensten opgesomd in artikel 41, § 1, 2 e lid van het<br />

Wetboek wanneer ze rechtstreeks verband houden met leveringen en intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen die <strong>be</strong>stemd zijn om in België te worden<br />

geplaatst onder een regeling als <strong>be</strong>doeld in artikel 23, § 4, 1°, 4°, 5°, 6° of 7° alsmede<br />

de leveringen van deze goederen met handhaving van één van die regelingen (z.<br />

nrs. 280 en 282).<br />

298/5 Het intracommunautair vervoer van goederen naar of vanaf de eilanden die de<br />

autonome regio's van de Azoren en van Madeira vormen, alsmede de daarmee<br />

samenhangende handelingen. (Wetboek, art. 41, § 1, 1 e lid, 6°).<br />

Deze Portugese eilanden maken deel uit van het grondgebied van de Gemeenschap,<br />

in de zin van artikel 1, § 2, 2°, van het Wetboek.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 552<br />

Artikel 41, § 1, 1 e lid, 6° van het Wetboek <strong>be</strong>oogt het intracommunautair vervoer van<br />

goederen en de met dit vervoer van goederen samenhangende diensten (laden, lossen,<br />

<strong>be</strong>handelen en gelijkaardige activiteiten) tussen één van deze eilanden en de andere<br />

lidstaten uitgezonderd Portugal, wanneer deze diensten geacht worden in België<br />

plaats te vinden.<br />

299. Diensten verricht door makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs.<br />

A. Definitie<br />

De makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs die hier worden <strong>be</strong>doeld zijn de personen die, voor de<br />

contracten waarin ze tussenkomen, niet in hun eigen naam of onder firma handelen<br />

voor rekening van hun opdrachtgever en geen op hun naam gestelde factuur,<br />

de<strong>be</strong>tnota of ander daarmee gelijkgesteld stuk ontvangen of uitreiken.<br />

B. Regels inzake de <strong>be</strong>paling van de plaats van de dienst<br />

De dienst verricht door een makelaar of een lastheb<strong>be</strong>r die niet handelt als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 13, § 2, van het Wetboek ten <strong>be</strong>hoeve van:<br />

- een als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige, wordt geacht plaats te vinden<br />

daar waar de zetel van de economische activiteit van de ontvanger van de<br />

dienst is gevestigd (artikel 21, § 2 van het Wetboek);<br />

- een niet <strong>be</strong>lastingplichtige afnemer, wordt geacht plaats te vinden daar waar de<br />

hoofdhandeling wordt verricht waarin hij tussenkomt (artikel 21bis, § 2, 12°<br />

van het Wetboek).<br />

Wanneer deze tussenpersoon tussenkomt bij een dienst die verband houdt met een uit<br />

zijn aard onroerend goed, wordt de dienst van de tussenpersoon geacht plaats te<br />

vinden daar waar het onroerend goed is gelegen, ongeacht de hoedanigheid van de<br />

ontvanger.<br />

C. Vrijstellingen<br />

Artikel 41, § 2, van het Wetboek, stelt van de btw vrij de diensten verricht door<br />

makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs die niet handelen als <strong>be</strong>doeld in artikel 13, § 2, van het<br />

Wetboek, wanneer die makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs tussenkomst verlenen bij:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

553 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

a) leveringen van goederen of dienstverrichtingen die buiten de Gemeenschap<br />

plaatsvinden;<br />

b) leveringen van goederen of dienstverrichtingen die vrijgesteld zijn ingevolge<br />

de artikelen 39, 39quater, 40, 41 en 42 van het Wetboek;<br />

c) leveringen van goederen of dienstverrichtingen die plaatsvinden in een andere<br />

lidstaat en die in deze lidstaat zijn vrijgesteld krachtens een nationale <strong>be</strong>paling<br />

die de omzetting vormt van de artikelen 146 tot 152 van de Richtlijn 2006/<br />

112/EG.<br />

Artikel 41, § 2 werd op 1 januari 2010 uitgebreid tot diensten van makelaars en<br />

lastheb<strong>be</strong>rs die in België plaatsvinden wanneer ze tussenkomst verlenen bij<br />

leveringen van goederen of diensten die in een andere lidstaat plaatsvinden en die in<br />

deze lidstaat bovendien zijn vrijgesteld.<br />

Opdat de diensten van deze makelaars of lastheb<strong>be</strong>rs vrijgesteld zouden zijn, is het<br />

noodzakelijk ofwel dat de leveringen van goederen of de dienstverrichtingen waar zij<br />

in tussenkomen, ofwel niet in de Gemeenschap plaatsvinden, ofwel dat die<br />

leveringen en diensten in België plaatsvinden en vrijgesteld zijn krachtens de<br />

artikelen 39, 39quater 40, 41 en 42 van het Wetboek of nog dat die leveringen en<br />

diensten plaatsvinden in een andere lidstaat en er vrijgesteld zijn krachtens een<br />

nationale <strong>be</strong>paling die de artikelen 146 tot 152 van de Richtlijn 2006/112/EG omzet.<br />

Zo is bijvoor<strong>be</strong>eld de dienst verricht door een makelaar <strong>be</strong>lastbaar, wanneer hij in<br />

België tussenkomt in de levering van goederen aan de Europese Gemeenschappen,<br />

indien die levering zelf <strong>be</strong>lastbaar is omdat de waarde ervan geen 123,95 EUR<br />

<strong>be</strong>reikt (btw niet in<strong>be</strong>grepen), zodat de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, 3°, van<br />

het Wetboek niet toepasselijk is.<br />

De Circulaire AOIF nr. 16/2010 van 25 februari 2010 licht deze vrijstelling op een<br />

meer gedetailleerde wijze toe.<br />

300. Bewijs van de vrijstelling van artikel 41 van het Wetboek.<br />

Aanspraak op de vrijstelling moet worden aangetoond aan de hand van<br />

<strong>be</strong>wijskrachtige stukken en documenten, zoals de vervoerdocumenten, de facturen of<br />

schriftelijke orders van de opdrachtgever of, wat <strong>be</strong>treft de diensten van makelaars en<br />

lastheb<strong>be</strong>rs, de handels-, douane-, en fiscale documenten met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

handeling waarin hij tussenkomt (z. art. 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 6, van<br />

27 decem<strong>be</strong>r 1977).


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 554<br />

Voor een meer gedetailleerde commentaar aangaande de <strong>be</strong>wijslevering inzake de<br />

vrijstelling voorzien in artikel 41 van het Wetboek wordt verwezen naar:<br />

- voor wat <strong>be</strong>treft het vervoer en met het vervoer van goederen samenhangende<br />

diensten, de Circulaire AOIF nr. 3/2010 van 7 januari 2010 (nrs. 46 tot 48);<br />

- voor wat <strong>be</strong>treft de diensten verricht door makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs die niet<br />

handelen als <strong>be</strong>doeld in artikel 13, § 2, van het Wetboek, de Circulaire AOIF<br />

nr. 16/2010 van 25 februari 2010 (nrs. 60 tot 61).<br />

301. Wettelijke <strong>be</strong>palingen.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 3. - Zee- en binnenschepen.<br />

Artikel 42, § 1, van het Wetboek, dat een omzetting is van het artikel 148, punt a tot<br />

d en van bijlage X, deel B, punt 12, van de Richtlijn 2006/112/EG van 28 novem<strong>be</strong>r<br />

2006 met <strong>be</strong>trekking tot het gemeenschappelijk stelsel van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij:<br />

1° de levering:<br />

a) van zeeschepen <strong>be</strong>stemd voor passagiers- of goederenvervoer tegen<br />

<strong>be</strong>taling, voor de visserij of, meer algemeen, voor de uitoefening van<br />

enigerlei industriële of handelsactiviteit;<br />

b) van reddingsboten en -schepen voor hulpverlening op zee;<br />

c) van oorlogsschepen;<br />

d) van binnenschepen <strong>be</strong>stemd voor de binnenlandse commerciële vaart;<br />

2° de levering aan bouwers, eigenaars en gebruikers van in 1° <strong>be</strong>doelde<br />

vaartuigen, van voorwerpen <strong>be</strong>stemd om in die vaartuigen te worden ingelijfd<br />

of om te dienen voor de exploitatie van die vaartuigen;<br />

3° de diensten die tot voorwerp heb<strong>be</strong>n de bouw, de verbouwing, de herstelling,<br />

het onderhoud, de verhuur of de <strong>be</strong>vrachting van in 1° <strong>be</strong>doelde vaartuigen of<br />

in 2° <strong>be</strong>doelde voorwerpen;


(1 februari 2012)<br />

555 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

4° de levering aan eigenaars of gebruikers van in 1°, a, b, en c, <strong>be</strong>doelde<br />

vaartuigen, van goederen <strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading van die vaartuigen.<br />

De vrijstelling is nochtans niet toepasselijk op boordprovisie voor vaartuigen<br />

die gebruikt worden voor de kustvisserij, terwijl met <strong>be</strong>trekking tot<br />

oorlogsschepen de vrijstelling <strong>be</strong>perkt is tot de <strong>be</strong>voorrading van de schepen<br />

vallende onder de GN-Code 8906 10 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur<br />

van het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschap en die<br />

het land verlaten met als <strong>be</strong>stemming een haven of een ankerplaats in het<br />

buitenland;<br />

5° de andere diensten dan deze genoemd in 3°, die verricht worden voor de<br />

rechtstreekse <strong>be</strong>hoeften van in 1°, a en b, <strong>be</strong>doelde vaartuigen en hun lading,<br />

zoals het slepen, het loodsen, het meren, de reddings- en expertiseverrichtingen<br />

het gebruik van de havens, de diensten als agent verleend door scheepsagenten<br />

aan rederijen, de diensten ten <strong>be</strong>hoeve van de aan- en afvaart en het verblijf<br />

van de <strong>be</strong>doelde vaartuigen in de havens, de diensten ten <strong>be</strong>hoeve van<br />

passagiers en <strong>be</strong>manning verleend voor rekening van rederijen.<br />

De Koning <strong>be</strong>paalt de <strong>be</strong>perkingen en de voorwaarden voor de toepassing van deze<br />

paragraaf.<br />

Deze toepassingsvoorwaarden werden vastgelegd in de artikelen 2 tot 4 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 6 van 27 decem<strong>be</strong>r 1977 met <strong>be</strong>trekking tot de vrijstellingen ten<br />

aanzien van internationaal vervoer, zee- en binnenschepen en luchtvaartuigen, op het<br />

stuk van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde.<br />

Artikel 2 van het bovengenoemde koninklijk <strong>be</strong>sluit <strong>be</strong>paalt inzonderheid dat de<br />

vrijstellingen van artikel 42, § 1, van het Wetboek, worden vastgesteld binnen de<br />

perken en de voorwaarden <strong>be</strong>paald door of vanwege de Minister van Financiën en<br />

aangetoond door stukken en <strong>be</strong>scheiden waarvan de aard en de vorm door hen<br />

worden <strong>be</strong>paald.<br />

Artikel 3, § 1, van het bovengenoemde koninklijk <strong>be</strong>sluit stelt dat voor de toepassing<br />

van artikel 42, § 1, 2°, van het Wetboek, wordt aangemerkt als gebruiker van zee- en<br />

binnenschepen, iedere persoon die zee- of binnenschepen exploiteert of gebruikt voor<br />

passagiers- of goederenvervoer tegen <strong>be</strong>taling, voor visserij of, meer algemeen, voor<br />

de uitoefening van enigerlei industriële of handelsactiviteit.<br />

Artikel 4, van het bovengenoemde koninklijk <strong>be</strong>sluit stelt dat voor de toepassing van<br />

artikel 42, § 1, 4°, en § 2, 4°, van het Wetboek, als goederen <strong>be</strong>stemd voor de<br />

<strong>be</strong>voorrading worden aangemerkt, de boordprovisie, de vaste, vloeibare en<br />

gasvormige brandstoffen, de smeermiddelen en de boord<strong>be</strong>nodigdheden.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 556<br />

Worden <strong>be</strong>schouwd:<br />

1° als boordprovisie, de goederen die uitsluitend <strong>be</strong>stemd zijn voor verbruik aan<br />

boord door de leden van de <strong>be</strong>manning en door de passagiers;<br />

2° als vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen en smeermiddelen, de<br />

goederen <strong>be</strong>stemd voor de voeding en de voortdrijvingsorganen en voor de<br />

werking van de andere machines en toestellen aan boord;<br />

3° als boord<strong>be</strong>nodigdheden, de verbruikbare goederen voor huishoudelijk gebruik<br />

aan boord, alsmede de verbruikbare goederen gebruikt voor het <strong>be</strong>waren, het<br />

<strong>be</strong>handelen of het <strong>be</strong>reiden aan boord van de vervoerde goederen.<br />

Artikel 40, § 1, 1°, a, van het Wetboek, stelt onder meer van de <strong>be</strong>lasting vrij de<br />

invoer van goederen en de intracommunautaire verwerving van goederen waarvan de<br />

levering door <strong>be</strong>lastingplichtigen in het binnenland in elk geval is vrijgesteld.<br />

Artikel 64, § 1, van het Btw-Wetboek stelt dat hij die goederen verkrijgt of<br />

produceert om ze te verkopen wordt <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs geacht de door hem<br />

verkregen of geproduceerde goederen te heb<strong>be</strong>n geleverd onder voorwaarden<br />

waaronder de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

Artikel 64, § 2, van het Btw-Wetboek stelt dat hij die diensten verricht, wordt<br />

<strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs geacht dat te heb<strong>be</strong>n gedaan onder voorwaarden waaronder<br />

de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

Rekening houdend met de hierboven opgesomde wettelijke voorschriften, zullen de<br />

commentaren die volgen zich <strong>be</strong>perken tot het <strong>be</strong>schrijven van de vrijstellingen<br />

voorzien in artikel 42, § 1, van het Wetboek, wetende dat de in het binnenland op<br />

wel<strong>be</strong>paalde leveringen van goederen toepasselijke vrijstelling de facto de toepassing<br />

met zich meebrengt van de vrijstelling bij de invoer van dezelfde goederen en de<br />

vrijstelling van de <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving van dezelfde goederen.<br />

Ter uitvoering van de aangeduide wettelijke <strong>be</strong>palingen worden de draagwijdte van<br />

de vrijstellingen voorzien in artikel 42, § 1, van het Wetboek en de voorwaarden<br />

waaronder ze van toepassing zijn, vastgelegd en uitvoerig <strong>be</strong>schreven in de<br />

aanschrijving nr. 24/1978 waarvan de bijzonderste <strong>be</strong>palingen hierna volgen.<br />

(1 februari 2012)


302. Vrijgestelde handelingen.<br />

(1 februari 2012)<br />

557 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Het arrest Velker (C-185/89) van 26 juni 1990, van het Hof van Justitie van de<br />

Europese Unie inzake de toepassing van het artikel 148, b), van de Richtlijn 2006/<br />

112/EG voegt een <strong>be</strong>langrijk element toe dat het toepassingsgebied van artikel 148<br />

<strong>be</strong>perkt. De <strong>be</strong>palingen van de Richtlijn (inzake vrijstelling van <strong>be</strong>lasting) moeten<br />

strikt worden uitgelegd, omdat zij afwijken van het algemeen <strong>be</strong>ginsel, dat<br />

omzet<strong>be</strong>lasting wordt geheven over elke levering van goederen en over elke dienst<br />

die door een <strong>be</strong>lastingplichtige onder <strong>be</strong>zwarende titel wordt verricht. Volgens het<br />

Hof, is de uitbreiding van de vrijstelling van de btw tot de handelsfasen die<br />

voorafgaan aan de vrijgestelde handeling niet mogelijk omdat ze zowel voor de<br />

<strong>be</strong>trokken lidstaten als de <strong>be</strong>trokken handelaren complicaties zou meebrengen, die<br />

niet te rijmen zijn met een "juiste en eenvoudige toepassing van de vrijstellingen".<br />

De principes van dit arrest zijn ondertussen <strong>be</strong>vestigd in verschillende andere<br />

arresten.<br />

Bijgevolg is elke toepassing van de vrijstelling in een voorafgaande fase verboden.<br />

Uit wat voorafgaat, blijkt dat elke verwijzing in aanschrijving nr. 24 van 29 augustus<br />

1978 naar een toepassing van de vrijstelling in een andere handelsfase dan die welke<br />

de vrijstelling motiveert, als ingetrokken moet <strong>be</strong>schouwd worden.<br />

Vrijgestelde vaartuigen<br />

I. De vaartuigen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek zijn:<br />

a) de zeeschepen en -boten van alle types al dan niet met mechanische<br />

aandrijving, die uitsluitend gebruikt worden of <strong>be</strong>stemd zijn voor een<br />

winstgevende handels- of industriële <strong>be</strong>drijvigheid op zee.<br />

Zijn <strong>be</strong>doeld, de vaartuigen van alle types, al dan niet met mechanische<br />

aandrijving, die uitsluitend gebruikt worden of <strong>be</strong>stemd zijn voor een<br />

winstgevende handels- of industriële <strong>be</strong>drijvigheid op zee.<br />

Zijn eveneens <strong>be</strong>doeld als zeeschepen, de passagiersschepen, vrachtschepen,<br />

koelboten voor het vervoer van goederen, tankerschepen<br />

(petroleumtankers, enz.), ferryboten, visserssloepen en andere vissersboten,<br />

vaartuigen speciaal ingericht om ka<strong>be</strong>ls te leggen, ijsbrekers,<br />

fabrieksschepen, loodsboten, <strong>be</strong>rgingsvaartuigen voor het lichten van<br />

schepen, vaartuigen voor het vervoeren en het verankeren van boeien,


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 558<br />

(1 februari 2012)<br />

sleepboten, duwboten en luchtkussenvaartuigen <strong>be</strong>stemd voor het<br />

verrichten van <strong>be</strong>zoldigd vervoer van personen of goederen. Genieten<br />

eveneens van de vrijstelling van de btw als zeeschepen, baggerschepen<br />

van alle soorten, op drijvende kranen (kranen op pontons), lichtschepen,<br />

pompboten en schepen uitgerust voor het verrichten van proefboringen in<br />

volle zee. De vrijstelling is in deze nochtans slechts toepasselijk voor<br />

zover de genoemde toestellen zich zelfstandig kunnen verplaatsen en<br />

geen deel uitmaken van een vaste inrichting op de wal.<br />

Die industriële of handelsactiviteiten zijn inzonderheid:<br />

- het vervoer van personen of van goederen tegen <strong>be</strong>taling;<br />

- het <strong>be</strong>roepshalve <strong>be</strong>oefenen van de visvangst (visvangst in volle<br />

zee of kustvisserij);<br />

- het baggeren, loodsen, slepen en <strong>be</strong>bakenen op zee.<br />

Opmerking: het verhuren van zeeschepen wordt in geen geval<br />

aangemerkt als een winstgevende handels- of industriële <strong>be</strong>drijvigheid op<br />

zee, en de vrijstelling is derhalve niet van toepassing op de levering van<br />

zeeschepen aan verhuurders van dergelijke vaartuigen;<br />

b) de reddingsboten en -schepen voor hulpverlening op zee, daaronder<br />

<strong>be</strong>grepen de reddingsboten en -schepen voor de hulpverlening langs de<br />

kust en de vaartuigen van de zeevaartpolitie;<br />

c) de oorlogsschepen, dat wil zeggen de vaartuigen die eigendom zijn van<br />

het Ministerie van Defensie. De vrijstelling van artikel 42, § 1, eerste lid,<br />

1°, c, van het Wetboek strekt zich niet uit tot de vaartuigen van de<br />

burgerlijke vloot van de Staat; de leveringen van dergelijke vaartuigen<br />

kunnen niet genieten van de vrijstelling tenzij zij een <strong>be</strong>stemming zouden<br />

krijgen zoals voorzien onder a en b hierboven;<br />

d) de binnenschepen <strong>be</strong>stemd voor de commerciële binnenvaart, dat wil<br />

zeggen voor <strong>be</strong>zoldigd vervoer van personen of van goederen.<br />

Jachten en plezierboten (daaronder <strong>be</strong>grepen alle soorten boten gebruikt<br />

voor kruisvaarten op de binnenwateren), en de leveringen van goederen<br />

en diensten met <strong>be</strong>trekking tot zulke vaartuigen worden uitgesloten van<br />

de vrijstellingen van artikel 42, § 1, van het Wetboek, onverminderd het


(1 februari 2012)<br />

559 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

recht op aftrek van de btw in de mate dat dergelijke vaartuigen voor<br />

<strong>be</strong>roepsdoeleinden zouden worden gebruikt (Besl. E.T. 11.510 van<br />

30 septem<strong>be</strong>r 1992, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 101, blz. 940-941).<br />

Een zeewaardig binnenschip blijft een binnenschip en kan niet genieten van de<br />

vrijstellingen voorzien voor zeeschepen.<br />

Vrijgestelde goederen<br />

II. A. Artikel 42, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek, stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij<br />

de levering aan bouwers, eigenaars en gebruikers van in artikel 42, § 1,<br />

eerste lid, 1°, van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde vaartuigen, van voorwerpen<br />

<strong>be</strong>stemd om in die vaartuigen te worden ingelijfd of om te dienen voor de<br />

exploitatie van die vaartuigen.<br />

De hier <strong>be</strong>doelde vrijstelling <strong>be</strong>treft alle goederen die worden gebruikt in<br />

de constructie of de uitrusting van een vaartuig of die in een vaartuig<br />

worden ingelijfd ter gelegenheid van een herstelling of een<br />

onderhoudswerk. De niet-<strong>be</strong>perkte lijst van deze goederen <strong>be</strong>vindt zich<br />

gedetailleerd in punt 17 van de aanschrijving nr. 24 van 1978.<br />

Deze goederen zijn ondermeer de meubileringsvoorwerpen die deel<br />

uitmaken van de permanente uitrusting van een vaartuig.<br />

Zijn evenwel niet <strong>be</strong>doeld en derhalve niet vrijgesteld, radio- en<br />

televisietoestellen, videorecorders en dergelijke toestellen, daaronder<br />

<strong>be</strong>grepen hun toe<strong>be</strong>horen, zoals antennes, ka<strong>be</strong>ls, enz., <strong>be</strong>stemd voor<br />

schepen voor de kustvisserij, voor reddingsboten en -schepen voor de<br />

hulpverlening op zee (1) , voor schepen van de zeevaartpolitie, voor<br />

oorlogsschepen of voor binnenschepen voor de commerciële binnenvaart.<br />

Hetzelfde geldt voor de levering en de invoer van communicatietoestellen<br />

zoals, telefoons, faxen, GSM en soortgelijke toestellen die niet<br />

specifiek <strong>be</strong>doeld zijn voor deze vaartuigen. Telecommunicatiediensten<br />

zijn evenmin vrijgesteld. Bovendien zijn de roerende goederen die niet<br />

noodzakelijk zijn voor de exploitatie van deze vaartuigen en die niet zijn<br />

ingelijfd (vb. meubilair voor het comfort van de exploitant te verhogen)<br />

uitgesloten van de vrijstelling.<br />

(1)<br />

Een Jet ski mag niet worden gelijkgesteld aan een reddingsboot rekening houdend met de constructie, het <strong>be</strong>perkt<br />

aantal plaatsen en zijn recreatief karakter.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 560<br />

(1 februari 2012)<br />

Bovendien, wanneer vaartuigen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, a<br />

of d, van het Wetboek, speciaal ontworpen zijn voor het vervoer van<br />

goederen met containers, dan worden die containers aangemerkt als<br />

uitrustingsgoederen voor die vaartuigen (deze containers moeten<br />

ingeschreven zijn in de permanente inventaris van het vaartuig) en zijn ze<br />

aldus <strong>be</strong>grepen onder de goederen vrijgesteld op grond van artikel 42,<br />

§ 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek.<br />

Uitsluiting: Buitenboordmotoren kunnen niet genieten van de vrijstelling<br />

evenmin als jetski's.<br />

De uitrusting die de <strong>be</strong>manning van een schip draagt, <strong>be</strong>hoort niet tot de<br />

uitrusting van het schip <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, van het<br />

Btw-Wetboek. De levering van dergelijke uitrusting is dus niet<br />

vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Rechtheb<strong>be</strong>nden op de vrijstelling<br />

B. De vrijstelling is <strong>be</strong>perkt tot leveringen van goederen aan bouwers,<br />

eigenaars en gebruikers van vaartuigen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste<br />

lid, 1°, van het Wetboek.<br />

Voor de toepassing van artikel 42, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek<br />

wordt als een gebruiker van zee- en binnenschepen aangemerkt, iedere<br />

persoon die zee- of binnenschepen exploiteert of gebruikt voor<br />

passagiers- of goederenvervoer tegen <strong>be</strong>taling, voor visserij of, meer<br />

algemeen, voor de uitoefening van enigerlei industriële of handelsactiviteit<br />

(artikel 3, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 6 van 27 decem<strong>be</strong>r<br />

1977).<br />

Aangezien artikel 42, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek, vrijstelling<br />

verleent zowel voor de herstelling van in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°,<br />

van het Wetboek <strong>be</strong>doelde schepen als voor de herstelling van in<br />

artikel 42, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde goederen, wordt<br />

er aangenomen dat de levering aan herstellers van zee- en binnenschepen,<br />

van goederen <strong>be</strong>stemd voor de herstelling van de hierboven <strong>be</strong>doelde<br />

goederen, vrijgesteld is van de <strong>be</strong>lasting op grond van artikel 42, § 1,<br />

eerste lid, 2°, van het Wetboek, op voorwaarde dat die herstellers deze<br />

werkzaamheid op een geregelde wijze uitoefenen, zelfs tegelijk met die<br />

van bouwer.<br />

De vrijstelling is evenwel niet van toepassing op toevallige herstellers,<br />

dat wil zeggen op deze van wie de voornaamste werkzaamheid geen<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op zee- en binnenschepen.


Diensten<br />

(1 februari 2012)<br />

561 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Ten gevolge van de nieuwe regels, van toepassing inzake de plaats van de dienst,<br />

wordt er aan herinnerd dat men eerst de plaats van de handeling moet <strong>be</strong>palen<br />

alvorens de toepassing van de vrijstelling te onderzoeken.<br />

III. Artikel 42, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek, stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij de<br />

diensten die tot voorwerp heb<strong>be</strong>n de bouw, de verbouwing, de herstelling, het<br />

onderhoud, de verhuur of de <strong>be</strong>vrachting van de vaartuigen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek, of van voorwerpen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 42, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek.<br />

De hier vrijgestelde diensten zijn de volgende:<br />

a) de bouw van schepen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, van het<br />

Wetboek (z. I);<br />

b) de verbouwing en de herstelling van die schepen, dat wil zeggen de<br />

werken die noodzakelijk zijn voor het inrichten en het opnieuw in goede<br />

staat brengen van die schepen (schilderwerk, loodgieterij, schrijnwerkerij,<br />

aanbrengen van thermische isolatie, aanleggen van elektriciteit,<br />

enz.);<br />

c) de diensten die noodzakelijk zijn voor het in goede staat houden van<br />

diezelfde vaartuigen en van hun boordmaterieel (onderhoud, preventieve<br />

brand<strong>be</strong>strijding, ontsmetting, verdelging van ratten, enz.);<br />

d) de diensten van experten verricht in het kader van herstellingen en in het<br />

kader van het in goede staat brengen of houden van de voornoemde<br />

schepen en van hun uitrusting. Zijn hier <strong>be</strong>doeld: veiligheidscontroles,<br />

onderzoek van de ruimen en romp, technische controles, schadeexpertises<br />

ingevolge brand of een andere ramp (zie inzonderheid nr. 42<br />

van de aanschrijving nr. 10/1979);<br />

e) de herstellings- en onderhoudswerken van de goederen die ingelijfd zijn<br />

in de voornoemde schepen of die dienen voor de exploitatie van die<br />

schepen, daaronder <strong>be</strong>grepen de herstellings- en onderhoudswerken aan<br />

de containers <strong>be</strong>doeld onder II, A, alinea 5;<br />

f) de gehele of gedeeltelijke <strong>be</strong>vrachting en de verhuur van vaartuigen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek, en van de<br />

containers <strong>be</strong>doeld onder II, A, alinea 5.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 562<br />

Het ter <strong>be</strong>schikking stellen van een boot of een schip zonder kapitein of<br />

<strong>be</strong>manning, dient aangemerkt te worden als een verhuur zoals hierboven<br />

vermeld. Als daarentegen de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een boot of schip<br />

ge<strong>be</strong>urt met kapitein of <strong>be</strong>manning dient deze te worden aangemerkt als een<br />

vervoersdienst waarvan de plaats van de dienst wordt <strong>be</strong>handeld in artikel 21,<br />

§ 3, 2°, van het Btw-Wetboek.<br />

De vrijstelling van btw is niet van toepassing op dienstverrichtingen die erin<br />

<strong>be</strong>staan dat tegen vergoeding een schip met <strong>be</strong>manning ter <strong>be</strong>schikking van<br />

natuurlijke personen wordt gesteld voor pleziertochten op volle zee (zie HvJ<br />

EG 22 decem<strong>be</strong>r 2010, zaak C-116/10 – Feltgen-Bacino).<br />

Kunnen worden vrijgesteld door artikel 42, § 2, eerste lid, 3°, van het Wetboek,<br />

de herstel- en onderhoudswerken van containers (waarvan sprake in punt II, A,<br />

alinea 5), <strong>be</strong>schouwd als uitrustingsgoederen, gebruikt aan boord van boten<br />

speciaal ontworpen voor het vervoer van goederen per container, de diensten<br />

nodig voor het onderhoud en het goed functioneren van deze containers<br />

in<strong>be</strong>grepen, maar eveneens de diensten van experten uitgevoerd in het kader<br />

van de herstellingen en onderhoud van deze containers (veiligheidsonderzoek,<br />

technische expertises, schadeopmetingen ten gevolge van een ongeval…)<br />

(ref. <strong>be</strong>slissing ET 106031 van 30 juni 2004). Het douanestatuut van deze<br />

containers (communautair of niet-communautair) is zonder invloed op bovenvermelde<br />

regels.<br />

De regeling gebaseerd op artikel 41 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7 van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de invoer van goederen voor de<br />

toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad<br />

van 31 decem<strong>be</strong>r 1992), is niet van toepassing op zee- en binnenschepen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek, of op de voorwerpen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek, wanneer die<br />

vaartuigen of voorwerpen worden wederingevoerd na in het buitenland een<br />

herstelling, een afstelling, een verbouwing, een montage of een assemblage te<br />

heb<strong>be</strong>n ondergaan. In dat geval is de vrijstelling van artikel 42, § 1, eerste lid,<br />

1° of 2°, van het Wetboek, rechtstreeks toepasselijk.<br />

Diensten inzake boekhouding, administratie en consultancy worden niet<br />

<strong>be</strong>schouwd als diensten <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 3°, van het Btw-<br />

Wetboek<br />

IV. Artikel 42, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek, stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij de<br />

andere diensten dan deze genoemd in artikel 42, § 1, eerste lid, 3°, van het<br />

Wetboek, die verricht worden voor de rechtstreekse <strong>be</strong>hoeften van de in<br />

artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, a en b, van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde vaartuigen en<br />

hun lading.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

563 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

De vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting ingesteld bij artikel 42, § 1, eerste lid, 5°, van<br />

het Wetboek, hangt nauw samen met de vrijstellingen van artikel 41, § 1, eerste<br />

lid, 5°, van het Wetboek, en van artikel 42, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek.<br />

De vrijstelling van artikel 42, § 1, eerste lid, 5°, van het Btw-Wetboek kan<br />

slechts worden verleend indien de handeling <strong>be</strong>antwoordt aan de volgende<br />

toepassingscriteria.<br />

- aard: de dienst moet inherent zijn aan de scheepvaart, m.a.w.<br />

noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het schip of zijn lading;<br />

- <strong>be</strong>stemming: het moet gaan om diensten verricht aan een schip of zijn<br />

lading, wat een directe relatie veronderstelt.<br />

Als diensten verricht voor de rechtstreekse <strong>be</strong>hoeften van de vrijgestelde<br />

schepen en hun lading worden derhalve aangemerkt, de verrichtingen die, gelet<br />

op hun aard en <strong>be</strong>stemming, rechtstreeks verband houden met de <strong>be</strong>hoeften van<br />

die schepen en hun lading en bijgevolg noodzakelijk eigen zijn aan de zeevaart.<br />

De uitzonderingsregeling sluit bovendien <strong>be</strong>lastingvrijstelling uit in voorafgaande<br />

handelsfasen, wat wil zeggen dat de vrijstelling enkel kan worden<br />

toegepast wanneer de ontvanger van een voor de rechtstreekse <strong>be</strong>hoeften van<br />

een vrijgesteld schip of zijn lading verrichte dienst tevens de eigenaar of<br />

gebruiker is van het schip of zijn lading (Zie o.m. H.J.E.G., arrest van 26 juni<br />

1990 in de zaak Velker C-185/89, supra punt 302) en van het arrest Elmeka<br />

(C-E181/04 tot C-183/04).<br />

Artikel 42, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek, stelt twee reeksen van diensten<br />

vrij.<br />

De eerste reeks zijn de diensten die worden verricht voor de rechtstreekse<br />

<strong>be</strong>hoeften van de vaartuigen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, a en b,<br />

van het Wetboek.<br />

De tweede reeks zijn de diensten die worden verricht voor de directe <strong>be</strong>hoeften<br />

hetzij van passagiers of <strong>be</strong>manningsleden van de voornoemde vaartuigen,<br />

hetzij van de door die schepen vervoerde goederen.<br />

In de eerste reeks vindt men het geheel van diensten terug die gebonden zijn<br />

aan de exploitatie als vervoermiddelen van de in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, a<br />

en b, van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde schepen.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 564<br />

Het gaat hoofdzakelijk om de diensten nodig voor de exploitatie van die<br />

schepen zowel tijdens de vaart op zee als bij de aankomst, tijdens het verblijf in<br />

of bij de afvaart van die schepen uit de havens, zoals:<br />

a) het loodsen, het slepen, het duwen, het jagen, het meren en de<br />

verschillende daarmee verband houdende diensten, de redding, de<br />

expertise, het <strong>be</strong>waken en het tegen brand en andere rampen <strong>be</strong>schermen<br />

van schepen;<br />

b) het gebruik van havens en met name het gebruik van de kranen, de<br />

kaaien, de steigers, de meerpalen, de diensten verricht door sluiswachters<br />

en brugwachters, het gebruik van radarinstallaties; concessies op<br />

haventerreinen kunnen, indien onderworpen aan de btw, niet genieten<br />

van de hier <strong>be</strong>doelde vrijstelling;<br />

c) de prestaties met intellectueel karakter die gewoonlijk aan reders worden<br />

verstrekt door scheepsagenten, door scheepsexpediteurs en door andere<br />

<strong>be</strong>middelaars in het maritiem transport, zoals het vervullen van<br />

consulaire en administratieve formaliteiten en het overbrengen van<br />

<strong>be</strong>richten aan schepen door middel van telecommunicatie.<br />

De tweede reeks van vrijgestelde diensten zijn deze verricht hetzij voor de<br />

rechtstreekse <strong>be</strong>hoeften van passagiers en <strong>be</strong>manningsleden van de in<br />

artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, a en b, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde schepen, hetzij<br />

voor de directe <strong>be</strong>hoeften van de door die schepen vervoerde goederen.<br />

Het gaat hier meer <strong>be</strong>paald om de volgende diensten:<br />

a) de noodzakelijke bijstand aan passagiers en <strong>be</strong>manningsleden verleend<br />

voor rekening van de reders bij de uitvoering van het zeevervoer; die<br />

bijstand <strong>be</strong>grijpt onder meer het regelen van de reisformaliteiten, het<br />

verschaffen van logies, van maaltijden en dranken aan de passagiers,<br />

wanneer die diensten moeten verleend worden ingevolge het<br />

vervoerscontract;<br />

b) de diensten met <strong>be</strong>trekking tot de goederen die worden vervoerd door de<br />

in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, a en b, van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde<br />

schepen. Onafhankelijk van de in artikel 41, § 1, 5°, van het Wetboek,<br />

opgesomde diensten, gaat het hier om de diensten die noodzakelijk zijn<br />

voor de <strong>be</strong>handeling, de <strong>be</strong>waring en de <strong>be</strong>veiliging van de vervoerde<br />

goederen (daaronder <strong>be</strong>grepen de diensten van schade-experts - z. nr. 43<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

565 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

van aanschr. 10/1979) of voor de <strong>be</strong>veiliging van de omringende wateren<br />

met name om <strong>be</strong>zoedeling te voorkomen voor wat <strong>be</strong>treft het vervoer van<br />

koolstofhoudende vloeistoffen en andere goederen waarvan de<br />

<strong>be</strong>handeling speciale veiligheidsmaatregelen vereist.<br />

De vrijstelling van artikel 42, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek, is niet<br />

toepasselijk op de diensten die in die <strong>be</strong>paling zijn opgesomd, wanneer die<br />

diensten worden verricht voor oorlogsschepen of voor binnenschepen <strong>be</strong>doeld<br />

in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, c en d, van het Wetboek, of voor de lading van<br />

dergelijke schepen.<br />

De kosten van telecommunicatie uitgevoerd met toestellen die zijn uitgesloten<br />

van de vrijstelling voorzien in artikel 42, § 1, eerste lid, 2° van het Btw-<br />

Wetboek (z. nr. 302, II, A, 3° alinea) genieten niet van de vrijstelling voor<br />

diensten, voorzien in artikel 42, § 1, eerste lid, 3° of 5°, van het Btw-Wetboek.<br />

Vervoers- en verblijfkosten in België van <strong>be</strong>manningsleden kunnen op basis<br />

van artikel 42, § 1, eerste lid, 5° worden vrijgesteld. Het moet gaan om kosten<br />

die strikt noodzakelijk zijn, die definitief ten laste vallen van de eigenaar,<br />

gebruiker, bouwer of hersteller van dat schip of zijn lading en die niet geheel of<br />

gedeeltelijk worden gerecupereerd van de <strong>be</strong>manningsleden. Wanneer aan de<br />

<strong>be</strong>manning forfaitaire vergoedingen worden toegekend, zonder dat er een<br />

verantwoording van de werkelijke kosten moet worden voorgelegd, is er<br />

evenmin vrijstelling mogelijk. Bovendien wordt evenmin vrijstelling verleend<br />

voor andere kosten van socioculturele, sportieve of toeristische aard die<br />

<strong>be</strong>manningsleden tijdens hun verblijf zouden maken.<br />

Transportkosten en kosten voor het aan boord brengen van loodsen zijn niet<br />

vrijgesteld op grond van artikel 42, § 1, eerste lid, 3° of 5°, van het Btw-<br />

Wetboek<br />

Aldus kunnen de kosten van logies, maaltijden en dranken, gefactureerd aan de<br />

eigenaar, gebruiker, bouwer of hersteller van dat schip met <strong>be</strong>trekking tot het<br />

verblijf van de <strong>be</strong>manning in België tussen twee internationale vaarten van het<br />

schip, van de btw worden vrijgesteld. Ook de vervoerskosten met <strong>be</strong>trekking<br />

tot de aflossing van de <strong>be</strong>manning in België tussen twee internationale vaarten<br />

van het schip kunnen van de btw worden vrijgesteld.<br />

Diensten inzake boekhouding, administratie en consultancy worden niet<br />

<strong>be</strong>schouwd als diensten <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 3°, van het Btw-<br />

Wetboek


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 566<br />

Bevoorradingsgoederen<br />

V. Artikel 42, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek, stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij de<br />

levering aan eigenaars of gebruikers van in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, a, b en<br />

c, van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde vaartuigen, van goederen <strong>be</strong>stemd voor de<br />

<strong>be</strong>voorrading van die vaartuigen. De bouwers daarentegen zijn niet <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 42, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek.<br />

Voor de toepassing van artikel 42, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek, heeft<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 6 van 27 decem<strong>be</strong>r 1977 aangemerkt als goederen<br />

<strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading:<br />

a) de boordprovisie, dit zijn de goederen die uitsluitend <strong>be</strong>stemd zijn voor<br />

verbruik aan boord door de leden van de <strong>be</strong>manning en door de<br />

passagiers (voedingsmiddelen, dranken, enz.);<br />

b) de vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen en smeermiddelen, dit<br />

zijn de goederen <strong>be</strong>stemd voor de voeding van de voortdrijvingsorganen<br />

en voor de werking van de andere machines en toestellen aan boord;<br />

c) de boord<strong>be</strong>nodigdheden, dit zijn de verbruikbare goederen voor<br />

huishoudelijk gebruik aan boord, alsmede de verbruikbare goederen<br />

gebruikt voor het <strong>be</strong>waren, het <strong>be</strong>handelen of het <strong>be</strong>reiden aan boord van<br />

de vervoerde goederen (bv. het ijs en het zout voor het <strong>be</strong>waren van vis,<br />

handschoenen, borstels en andere gebruiksvoorwerpen noodzakelijk voor<br />

het onderhoud, additieven nodig voor het laden en lossen van minerale<br />

oliën).<br />

Ten aanzien van schepen gebruikt voor de industriële kustvisserij, dat wil<br />

zeggen de vaartuigen die uitsluitend gebruikt worden door personen wier<br />

<strong>be</strong>roepswerkzaamheid de kustvisserij is, wordt de vrijstelling niet toegestaan<br />

voor boordprovisie. De vrijstelling is evenmin toepasselijk op de goederen<br />

<strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading van schepen aangewend voor de sportvisserij<br />

aan de kust.<br />

De vrijstelling van artikel 42, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek, is<br />

toepasselijk wanneer het gaat om goederen <strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading van<br />

reddingsboten en -schepen voor de hulpverlening op zee.<br />

De goederen <strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading van de reddingsboten langs de kust<br />

of van de schepen van de zeevaartpolitie langs de kust genieten daarentegen<br />

niet de vrijstelling van artikel 42, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

567 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Ten aanzien van de oorlogsschepen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 1°, c,<br />

van het Wetboek, is de vrijstelling <strong>be</strong>perkt tot goederen <strong>be</strong>stemd voor de<br />

<strong>be</strong>voorrading van een oorlogsschip dat het land verlaat met als <strong>be</strong>stemming een<br />

haven of een ankerplaats in het buitenland en gedekt door de Code NC<br />

8906 10 00 van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief van<br />

de Europese Gemeenschappen.<br />

Voor de binnenschepen <strong>be</strong>stemd voor de binnenlandse commerciële vaart is de<br />

vrijstelling, zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>perkt.<br />

De aanschrijving E.T. 100.967 van 17 septem<strong>be</strong>r 2001 (van toepassing vanaf<br />

1 januari 2003) <strong>be</strong>vat de <strong>be</strong>perkingen en voorwaarden.<br />

De vrijstelling mag enkel worden toegestaan op basis van een specifieke<br />

vergunning voor de producten <strong>be</strong>doeld in artikel 4, tweede lid, 2°, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 6 van 27 decem<strong>be</strong>r 1977, d.w.z. vaste, vloeibare en<br />

gasvormige brandstoffen en smeermiddelen en voor zover de volgende<br />

voorwaarden vervuld worden:<br />

- binnenschipper zijn, d.w.z. op een zelfstandige wijze vervoer te water<br />

verrichten;<br />

- overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek<br />

geïdentificeerd zijn in België voor de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde;<br />

- gebruikmaken van de <strong>be</strong>palingen van de aanschrijving nr. 109 van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1970, gewijzigd door de aanschrijvingen nrs. 84 van 14 mei<br />

1971 en 2 van 4 januari 1973, wat ondermeer inhoudt:<br />

- niet meer dan vijf boten exploiteren;<br />

- afzien van ieder recht op aftrek van de btw op goederen die hij<br />

heeft verkregen of ingevoerd of op de diensten die hem werden<br />

verstrekt;<br />

- dat de gehele werkzaamheid als <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>staat in het<br />

verrichten van vervoer te water, wat iedere andere activiteit uitsluit.<br />

Het valt te noteren dat deze vergunning enkel geldig is in België.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 568<br />

303. Wettelijke <strong>be</strong>palingen.<br />

(1 februari 2012)<br />

Als deze goederen gekocht worden in een andere lidstaat van de<br />

Europese Unie, moet de btw <strong>be</strong>taald worden en kan een aanvraag tot<br />

terug<strong>be</strong>taling worden ingediend bij deze lidstaat via de procedure ad hoc.<br />

Afdeling 4. - Vliegtuigen.<br />

Artikel 42, § 2, van het Wetboek, dat een omzetting is van het artikel 148, e, f, en g<br />

en van bijlage X, Deel B, punt 11, van de Richtlijn 2006/112/EG van 28 novem<strong>be</strong>r<br />

2006 met <strong>be</strong>trekking tot het gemeenschappelijk stelsel, van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde, stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij:<br />

1° de levering van vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en<br />

dergelijke toestellen, <strong>be</strong>stemd voor gebruik door de Staat of door luchtvaartmaatschappijen<br />

die zich hoofdzakelijk toeleggen op het internationale vervoer<br />

van personen en van goederen tegen <strong>be</strong>taling;<br />

2° de levering aan bouwers, eigenaars en gebruikers van in 1° <strong>be</strong>doelde luchtvaartuigen,<br />

van voorwerpen <strong>be</strong>stemd om te worden ingelijfd in die toestellen of<br />

om te dienen voor de exploitatie ervan;<br />

3° de diensten die tot voorwerp heb<strong>be</strong>n de bouw, de verbouwing, de herstelling,<br />

het onderhoud en de verhuur van in 1° en 2° <strong>be</strong>doelde luchtvaartuigen en<br />

voorwerpen;<br />

4° de levering aan in 1° <strong>be</strong>doelde luchtvaartmaatschappijen, van goederen<br />

<strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading van vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen<br />

en dergelijke toestellen welke die maatschappijen gebruiken;<br />

5° de andere diensten dan deze genoemd in 3°, die verricht worden voor de<br />

rechtstreekse <strong>be</strong>hoeften van in 1° <strong>be</strong>doelde toestellen, met uitzondering van de<br />

toestellen gebruikt door de Staat, en van hun lading, zoals het slepen, het<br />

loodsen, reddings- en expertiseverrichtingen, het gebruik van de luchthavens,<br />

de diensten ten <strong>be</strong>hoeve van het landen, het opstijgen en het verblijf van<br />

toestellen op de luchthavens, de diensten als agent verleend door luchtvaartagenten<br />

aan die maatschappijen, de diensten aan passagiers en <strong>be</strong>manning<br />

verleend voor rekening van luchtvaartmaatschappijen.


(1 februari 2012)<br />

569 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

De Koning <strong>be</strong>paalt de <strong>be</strong>perkingen en de voorwaarden voor de toepassing van<br />

deze paragraaf.<br />

Overeenkomstig deze laatste <strong>be</strong>paling worden de toepassingsvoorwaarden van<br />

de genoemde vrijstellingen vastgelegd in de artikelen 2, 3 § 2, en 4 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 6 van 27 decem<strong>be</strong>r 1977 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

vrijstellingen ten aanzien van internationaal vervoer, zee- en binnenschepen en<br />

luchtvaartuigen, op het stuk van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde.<br />

Artikel 2 van het bovengenoemd koninklijk <strong>be</strong>sluit <strong>be</strong>paalt inzonderheid dat de<br />

vrijstellingen van artikel 42, § 2, van het Wetboek, worden vastgelegd binnen<br />

de perken en onder de voorwaarden <strong>be</strong>paald door of vanwege de Minister van<br />

Financiën en aangetoond door stukken en <strong>be</strong>scheiden waarvan de aard en de<br />

vorm door hen worden <strong>be</strong>paald.<br />

Artikel 3, § 2 van bovenvermeld koninklijk <strong>be</strong>sluit <strong>be</strong>paalt dat voor de<br />

toepassing van artikel 42, § 2, 2°, van het Wetboek, wordt aangemerkt als<br />

gebruiker van vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en<br />

dergelijke toestellen, iedere persoon die deze luchtvaartuigen exploiteert of<br />

gebruikt voor het verrichten van internationaal vervoer van personen of van<br />

goederen tegen <strong>be</strong>taling.<br />

Artikel 4 van bovenvermeld koninklijk <strong>be</strong>sluit <strong>be</strong>paalt dat voor de toepassing<br />

van artikel 42, § 1, 4°, en § 2, 4°, van het Wetboek, worden als goederen<br />

<strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading aangemerkt, de boordprovisie, de vaste,<br />

vloeibare en gasvormige brandstoffen, de smeermiddelen en de boord<strong>be</strong>nodigdheden.<br />

Worden <strong>be</strong>doeld:<br />

1° als boordprovisie, de goederen die uitsluitend <strong>be</strong>stemd zijn voor verbruik<br />

aan boord door de leden van de <strong>be</strong>manning en door de passagiers;<br />

2° als vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen en smeermiddelen, de<br />

goederen <strong>be</strong>stemd voor de voeding en de voortdrijvingsorganen en voor<br />

de werking van de andere machines en toestellen aan boord;<br />

3° als boord<strong>be</strong>nodigdheden, de verbruikbare goederen voor huishoudelijk<br />

gebruik aan boord, alsmede de verbruikbare goederen gebruikt voor het<br />

<strong>be</strong>waren, het <strong>be</strong>handelen of het <strong>be</strong>reiden aan boord van de vervoerde<br />

goederen, handschoenen, borstels en andere gebruiksvoorwerpen<br />

noodzakelijk voor het onderhoud.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 570<br />

Artikel 40, § 1, 1°, a, van het Wetboek, stelt onder meer van de <strong>be</strong>lasting vrij<br />

de invoer van goederen en intracommunautaire verwervingen waarvan de<br />

levering door <strong>be</strong>lastingplichtigen in het binnenland in elk geval is vrijgesteld.<br />

Artikel 64, § 1, van het Btw-Wetboek stelt dat hij die goederen verkrijgt of<br />

produceert om ze te verkopen wordt <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs geacht de door<br />

hem verkregen of geproduceerde goederen te heb<strong>be</strong>n geleverd onder<br />

voorwaarden waaronder de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

Artikel 64, § 2, van het Btw-Wetboek stelt dat hij die diensten verricht, wordt<br />

<strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs geacht dat te heb<strong>be</strong>n gedaan onder voorwaarden<br />

waaronder de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

Rekening houdend met de hierboven opgesomde wettelijke voorschriften<br />

zullen de commentaren die volgen zich <strong>be</strong>perken tot het <strong>be</strong>schrijven van de<br />

vrijstellingen voorzien in artikel 42, § 2, van het Wetboek, wetende dat de in<br />

het binnenland op wel<strong>be</strong>paalde leveringen van goederen toepasselijke<br />

vrijstelling de facto de toepassing met zich brengt van de vrijstelling bij de<br />

invoer van dezelfde goederen en de vrijstelling van de <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire<br />

verwerving van dezelfde goederen.<br />

Ter uitvoering van de genoemde wettelijke <strong>be</strong>palingen worden de <strong>be</strong>perkingen<br />

van de vrijstellingen voorzien in artikel 42, § 2, van het Wetboek, en de<br />

voorwaarden waaronder ze van toepassing zijn vastgelegd en uitvoerig<br />

<strong>be</strong>schreven in de aanschrijving nr. 6/1983 waarvan de bijzonderste <strong>be</strong>palingen<br />

hierna volgen.<br />

304. Vrijgestelde handelingen.<br />

Het arrest Velker (C-185/89) van 26 juni 1990, van het Hof van Justitie van de<br />

Europese Unie inzake de toepassing van het artikel 148, b), van de Richtlijn<br />

2006/112/EG voegt een <strong>be</strong>langrijk element toe dat het toepassingsgebied van<br />

artikel 148 <strong>be</strong>perkt. De <strong>be</strong>palingen van de Richtlijn (inzake vrijstelling van <strong>be</strong>lasting)<br />

moeten strikt worden uitgelegd, omdat zij afwijken van het algemeen <strong>be</strong>ginsel, dat<br />

omzet<strong>be</strong>lasting wordt geheven over elke levering van goederen en over elke dienst<br />

die door een <strong>be</strong>lastingplichtige onder <strong>be</strong>zwarende titel wordt verricht. Volgens het<br />

Hof, is de uitbreiding van de vrijstelling van de btw tot de handelsfasen die<br />

voorafgaan aan de vrijgestelde handeling niet mogelijk omdat ze zowel voor de<br />

<strong>be</strong>trokken lidstaten als de <strong>be</strong>trokken handelaren complicaties zou meebrengen, die<br />

niet te rijmen zijn met een "juiste en eenvoudige toepassing van de vrijstellingen".<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

571 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

De principes van dit arrest zijn ondertussen <strong>be</strong>vestigd in verschillende andere<br />

arresten.<br />

Ter conclusie is de toepassing van de vrijstelling in een voorafgaande fase verboden.<br />

Uit wat voorafgaat, blijkt dat elke verwijzing in aanschrijving nr. 6 van 8 april 1983<br />

naar een toepassing van de vrijstelling in een andere handelsfase dan die welke de<br />

vrijstelling motiveert, als ingetrokken moet <strong>be</strong>schouwd worden.<br />

I. De toestellen waarvan de levering vrijgesteld is door artikel 42, § 2, eerste lid,<br />

1°, van het Wetboek, zijn uitsluitend de vliegtuigen, watervliegtuigen,<br />

hefschroefvliegtuigen en dergelijke toestellen die gebruikt worden of <strong>be</strong>stemd<br />

zijn om gebruikt te worden hetzij door de Belgische Staat, hetzij door de<br />

Belgische of buitenlandse luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk<br />

toeleggen op het internationaal vervoer van personen en van goederen tegen<br />

<strong>be</strong>taling.<br />

A. Gebruik door de Staat.<br />

De uitdrukking "Staat" in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek,<br />

slaat op de Belgische Staat door middel van zijn verschillende diensten,<br />

daaronder <strong>be</strong>grepen de gepersonaliseerde administraties die, alhoewel ze<br />

een rechtspersoonlijkheid <strong>be</strong>zitten verschillend van de Staat, zich<br />

nochtans met deze vereenzelvigen, aangezien hun <strong>be</strong>heersorganen<br />

onderworpen blijven aan de hiërarchische macht van de ministeriële<br />

autoriteiten waarvan zij afhangen .(punt 8 van de aanschrijving 83/006<br />

van 8 april 1983). Het woord "Staat" moet niet alleen <strong>be</strong>grepen worden,<br />

in de zin van de Belgische Staat maar ook in de zin van iedere lidstaat<br />

van de Europese Unie.<br />

Het gebruik door de Staat is niet <strong>be</strong>perkt; het <strong>be</strong>treft zowel burgerlijk als<br />

militair gebruik (punt 9 van de aanschrijving 83/006 van 8 april 1983) .<br />

Zo zijn inzonderheid vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting de leveringen van<br />

gevechtstoestellen, oefen- of transporttoestellen, van toestellen speciaal<br />

ontworpen voor luchtfotografie, weerkunde en andere wetenschappelijke<br />

opdrachten en van ambulancevliegtuigen, voor zover deze toestellen<br />

<strong>be</strong>stemd zijn voor gebruik door diensten van de Staat.<br />

De vrijstelling voor de Staat volgt uit de mogelijkheid voorzien in de<br />

bijlage X, deel B, punt 11, van de Richtlijn 2006/112/EG. Door deze<br />

voorziening mogen de staten de levering, verbouwing, reparatie,


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 572<br />

(1 februari 2012)<br />

onderhoud, <strong>be</strong>vrachting en verhuur van luchtvaartuigen die worden<br />

gebruikt door staatsinstellingen (inclusief voorwerpen die met deze<br />

luchtvaartuigen vast verbonden zijn of voor hun exploitatie dienen),<br />

blijven vrijstellen.<br />

België heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid door ze om te zetten<br />

naar artikel 42, § 2, 2 e lid, 1° tot 3°. Dit wil zeggen dat de vrijstellingen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, 2 e lid, 4° en 5°, niet van toepassing zijn op de<br />

toestellen gebruikt door de Staat.<br />

B. Gebruik door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk<br />

toeleggen op het internationaal vervoer van personen en van<br />

goederen tegen <strong>be</strong>taling.<br />

Voor de toepassing van de vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting ingesteld door<br />

artikel 42, § 2, eerste lid, van het Wetboek, worden aangemerkt als<br />

luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het<br />

internationaal vervoer van personen en van goederen tegen <strong>be</strong>taling, de<br />

Belgische of buitenlandse ondernemingen (natuurlijke personen of<br />

rechtspersonen), wier werkzaamheid er hoofdzakelijk in <strong>be</strong>staat om, voor<br />

rekening van derden en in uitvoering van contracten onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel, luchtvervoer van personen en (of) van goederen te verrichten vanuit<br />

een plaats in het buitenland naar een plaats in België of omgekeerd,<br />

ofwel vanuit een plaats in het buitenland naar een andere plaats in het<br />

buitenland, zelfs over Belgisch grondgebied.<br />

Worden meer <strong>be</strong>paald als dusdanig aangemerkt:<br />

1° de luchtvaartmaatschappijen die geregelde vluchten verzekeren,<br />

dat wil zeggen:<br />

a) de Belgische maatschappijen die geregelde vluchten<br />

verzekeren;<br />

b) de buitenlandse luchtvaartmaatschappijen die de vergunning<br />

heb<strong>be</strong>n om geregelde vluchten te verzekeren met als<br />

<strong>be</strong>stemming of als vertrekpunt een Belgische luchthaven,<br />

hetzij bij toepassing van de Overeenkomst <strong>be</strong>treffende de<br />

Internationale Burgerlijke Luchtvaart, ondertekend te<br />

Chicago op 7 decem<strong>be</strong>r 1944 (wet van 30 april 1947,<br />

Belgisch Staatsblad van 2 decem<strong>be</strong>r 1948), hetzij ingevolge<br />

bilaterale akkoorden gesloten tussen België en verschillende<br />

vreemde Staten;


(1 februari 2012)<br />

573 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

2° de andere in België gevestigde ondernemingen dan de<br />

maatschappijen <strong>be</strong>doeld in 1°, a), die voldoen aan de hierna<br />

opgesomde voorwaarden en aan wie de administratie, op grond<br />

daarvan, een bijzondere vergunning heeft uitgereikt:<br />

a) de hoedanigheid heb<strong>be</strong>n van gemachtigd ondernemer van<br />

luchtvervoer;<br />

b) uitsluitend werkzaamheden verrichten die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n<br />

op de luchtvaart, zoals luchtvervoer, onderhoud en herstelling<br />

van vliegtuigen, scholing van piloten, catering, handeling,<br />

enz.;<br />

c) één of meer luchtvaartuigen exploiteren die uitsluitend (1)<br />

gebruikt worden voor <strong>be</strong>taald luchtvervoer;<br />

d) gedurende het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin<br />

de vergunning wordt verleend, een omzet met <strong>be</strong>trekking tot<br />

<strong>be</strong>taald internationaal luchtvervoer realiseren die ten minste<br />

80 pct. <strong>be</strong>reikt van de totale omzet gerealiseerd door de<br />

exploitatie van alle door de onderneming geëxploiteerde<br />

luchtvaartuigen samen, met in<strong>be</strong>grip van de door haar<br />

gehuurde en verhuurde luchtvaartuigen.<br />

De aanvraag om de vergunning te verkrijgen, vergezeld van de<br />

stukken die aantonen dat bovenstaande voorwaarden vervuld zijn,<br />

moet in tweevoud toekomen bij het controlekantoor van de btw in<br />

wiens ambtsgebied de maatschappelijke zetel van de onderneming<br />

gevestigd is.<br />

De vergunning is geldig tot 31 maart van het jaar dat volgt op dat<br />

waarin ze werd verleend. Voor zover de voorwaarden nog steeds<br />

zijn vervuld, kan de onderneming elk jaar de hernieuwing <strong>be</strong>komen<br />

van de vergunning tot 31 maart van het volgende jaar mits een<br />

schriftelijke aanvraag bij het bovenvermeld controlekantoor van de<br />

btw in te dienen ten minste een maand voor de vervaldatum van de<br />

lopende vergunning.<br />

(1) Het incidenteel gebruik van één van die toestellen voor andere doeleinden is echter niet van die aard dat hierdoor<br />

de vergunning niet kan worden verleend of komt te vervallen.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 574<br />

(1 februari 2012)<br />

Indien de aanvraag ingediend wordt door een pas opgerichte<br />

onderneming, wordt de vergunning verleend op grond van de op<br />

het tijdstip van de aanvraag voorliggende elementen.<br />

Tegemoetkoming. Er wordt aangenomen dat de btw niet moet<br />

worden geheven wanneer een vliegtuig, een watervliegtuig, een<br />

hefschroefvliegtuig of een dergelijk toestel wordt geleverd aan een<br />

persoon die geen luchtvaartmaatschappij is die zich hoofdzakelijk<br />

toelegt op het internationaal vervoer van personen en van goederen<br />

tegen <strong>be</strong>taling, op voorwaarde dat die levering wordt verricht met<br />

als enig doel dat toestel te verhuren aan een luchtvaartmaatschappij<br />

als <strong>be</strong>doeld in 1° of 2° hierboven, die dat toestel een <strong>be</strong>stemming<br />

geeft welke de vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting krachtens artikel 42,<br />

§ 2, eerste lid, 3°, van het Wetboek, toepasselijk maakt op deze<br />

verhuur. Deze <strong>be</strong>stemming moet vaststaan op het tijdstip van de<br />

aankoop en moet <strong>be</strong>wezen kunnen worden ter voldoening van de<br />

ambtenaren <strong>be</strong>last met de controle op de toepassing van de btw.<br />

Deze tegemoetkoming is <strong>be</strong>perkt tot één voorafgaandelijke fase aan<br />

de verhuur aan de luchtvaartmaatschappij. <strong>be</strong>doeld in supra 1° of 2°<br />

(zie nr. 18 van de aanschrijving 83/006 van 8 april 1983).<br />

Bij toepassing van artikel 40, § 1, 1°, a), van het Btw-Wetboek<br />

is de vrijstelling eveneens van toepassing op de vliegtuigen die<br />

worden ingevoerd met het enig oogmerk de verhuur aan een<br />

luchtvaartmaatschappij.<br />

C. Uitsluiting van de vrijstelling.<br />

De levering van luchtvaartuigen die geen vliegtuigen, watervliegtuigen,<br />

hefschroefvliegtuigen en dergelijke toestellen zijn, is niet <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek, en is bijgevolg niet<br />

vrijgesteld op grond van die <strong>be</strong>paling.<br />

Zijn inzonderheid uitgesloten van de toepassing van artikel 42, § 2, eerste<br />

lid, van het Wetboek:<br />

- de luchtvaartuigen welke lichter zijn dan de lucht (al dan niet<br />

<strong>be</strong>stuurbare ballons en luchtschepen), satellieten, raketten,<br />

raketlanceerders, on<strong>be</strong>mande verkenningsvliegtuigen (drones);<br />

- de zweefvliegtuigen;


(1 februari 2012)<br />

575 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

- vliegers (voor<strong>be</strong>eld: deltavleugels en ballons gebruikt door<br />

luchtvaartdiensten en weerkundige diensten);<br />

- de verouderde of afgekeurde vliegtuigen;<br />

- de vliegende doelen die door het leger bij schietoefeningen worden<br />

gebruikt.<br />

De levering van vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en<br />

dergelijke toestellen, voor een ander doel dan gebruik door de Staat of<br />

door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het<br />

internationaal vervoer van personen en van goederen tegen <strong>be</strong>taling, is<br />

evenmin vrijgesteld op grond van artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het<br />

Wetboek.<br />

De <strong>be</strong>lasting is derhalve verschuldigd voor de levering van toestellen, die<br />

gebruikt worden voor privé-luchtvervoer, of die <strong>be</strong>stemd zijn voor<br />

pilotenscholen, andere dan deze georganiseerd door de Staat. Aan de<br />

<strong>be</strong>lasting is eveneens onderworpen de levering van toestellen die <strong>be</strong>stemd<br />

zijn voor elk ander luchtwerk dan internationaal vervoer, zoals<br />

luchtfotografie, publiciteit, propaganda, de organisatie van shows met<br />

vliegtuigen, de activiteiten van clubs voor zweefvliegers of<br />

valschermspringers.<br />

Aan de <strong>be</strong>lasting zijn eveneens onderworpen de leveringen van toestellen<br />

die door ondernemingen, welke een vergunning <strong>be</strong>doeld in punt B, 2°,<br />

hierboven heb<strong>be</strong>n verkregen, voor andere doeleinden worden gebruikt<br />

dan voor het verrichten van <strong>be</strong>taald luchtvervoer van personen of<br />

goederen.<br />

Er wordt verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van de<br />

Europese Gemeenschappen van 16 septem<strong>be</strong>r 2004 in de zaak C-382/02<br />

Cim<strong>be</strong>r Air tegen de Deense Staat dat hieronder in de tweede alinea van<br />

de paragraaf "uitsluitingen" <strong>be</strong>sproken wordt.<br />

Vrijgestelde goederen<br />

II. Artikel 42, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek, stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij de<br />

levering aan bouwers, eigenaars en gebruikers van in artikel 42, § 2, eerste lid,<br />

1°, van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde luchtvaartuigen, van voorwerpen <strong>be</strong>stemd om te<br />

worden ingelijfd in die toestellen of om te dienen voor de exploitatie ervan.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 576<br />

De hier voorziene vrijstelling <strong>be</strong>treft alle goederen die gebruikt worden voor de<br />

bouw of de uitrusting van een luchtvaartuig, of die erin worden ingelijfd ter<br />

gelegenheid van een herstelling, een revisie of een onderhoud. Deze vrijstelling<br />

is eveneens toepasselijk op de aankoop van de <strong>be</strong>doelde goederen met het oog<br />

op hun inlijving in een luchtvaartuig dat geëxploiteerd wordt door een andere<br />

in het buitenland gevestigde onderneming dan die waarvan sprake onder I, B,<br />

1°, a) en b), hierboven, op voorwaarde dat die onderneming zich hoofdzakelijk<br />

toelegt op het internationaal luchtvervoer tegen <strong>be</strong>taling, en dat het <strong>be</strong>trokken<br />

toestel hoofdzakelijk voor luchtvervoer tegen <strong>be</strong>taling wordt gebruikt.<br />

Containers. Wanneer luchtvaartuigen als <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste lid,<br />

1°, van het Wetboek, speciaal ontworpen of aangepast zijn voor het vervoer<br />

van goederen met containers, dan worden die containers aangemerkt als<br />

uitrustingsgoederen van die luchtvaartuigen en zijn ze aldus <strong>be</strong>grepen bij de<br />

goederen die vrijgesteld zijn. (zie opmerking in punt III, tweede alinea, c en e).<br />

Grondmaterieel. De vrijstelling ingesteld bij artikel 42, § 2, eerste lid, 2°, van<br />

het Wetboek, is op <strong>be</strong>perkte wijze toepasselijk op het grondmaterieel dat<br />

specifiek <strong>be</strong>stemd is voor de bouw, het onderhoud, de herstelling en de revisie<br />

van vliegtuigen en dergelijke toestellen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°,<br />

van het Wetboek.<br />

Hetzelfde geldt voor het materieel voor technische en operationele bijstand in<br />

de luchthavens, voor zover dat materieel normaal dient voor de toestellen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek.<br />

Tegemoetkoming. Er wordt aangenomen dat de btw niet moet worden<br />

geheven wanneer voorwerpen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste lid, 2°, van het<br />

Wetboek, worden geleverd aan andere personen of ondernemingen dan<br />

bouwers, eigenaars of gebruikers van in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het<br />

Wetboek, <strong>be</strong>doelde luchtvaartuigen op voorwaarde dat die levering wordt<br />

verricht met als enig doel deze voorwerpen rechtstreeks te verhuren aan een<br />

luchtvaartmaatschappij als <strong>be</strong>oogd in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het<br />

Wetboek en die deze voorwerpen een <strong>be</strong>stemming geeft welke de vrijstelling<br />

van de <strong>be</strong>lasting krachtens artikel 42, § 2, eerste lid, 3°, van het Wetboek,<br />

toepasselijk maakt op deze verhuur. Deze <strong>be</strong>stemming moet vaststaan op het<br />

tijdstip van de aankoop en moet <strong>be</strong>wezen kunnen worden ter voldoening van de<br />

ambtenaren <strong>be</strong>last met de controle op de toepassing van de <strong>BTW</strong>.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

577 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Uitsluiting. De speciale uitrusting die een piloot of de leden van de <strong>be</strong>manning<br />

van een vliegtuig dragen tijdens de vlucht (helm, overall, laarzen, enz.),<br />

<strong>be</strong>hoort niet tot de uitrusting van vliegtuigen en dergelijke toestellen in de zin<br />

van artikel 42, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek. De levering van dergelijke<br />

uitrusting is dus niet vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting op grond van die <strong>be</strong>paling.<br />

Worden aanvaard de helmen die noodzakelijk zijn voor de <strong>be</strong>diening van het<br />

vliegtuig en de <strong>be</strong>sturing van de wapensystemen, welke worden gedragen door<br />

de piloten en/of <strong>be</strong>manningsleden van gevechtsvliegtuigen en -helikopters<br />

vliegtuigen voor de <strong>be</strong>waking van het luchtruim (niet transport- of<br />

passagiersvliegtuigen). De helm van het navigatiepersoneel integreert<br />

verschillende functies, waaronder de weergave van informatie waarbij de<br />

omgevings<strong>be</strong>elden over elkaar heen worden geplaatst. Zo kunnen ze hun<br />

operationele efficiëntie verhogen.<br />

Worden eveneens aanvaard, de helmen voor het grondpersoneel die in directe<br />

verbinding staan met de vliegtuig<strong>be</strong>manning of de <strong>be</strong>dieners van de<br />

on<strong>be</strong>mande verkenningsvliegtuigen.<br />

Arrest. Ingevolge het arrest van het HJEG van 16 septem<strong>be</strong>r 2004 in de zaak<br />

C-382/02 Cim<strong>be</strong>r Air A/S - Deense Staat, heeft het Hof voor recht gesproken<br />

dat artikel 15, punten 6, 7 en 9, van de Zesde richtlijn (nu artikel 148, punten e,<br />

f en g van de Richtlijn 2006/112/EG) aldus moet worden uitgelegd dat de<br />

hierin <strong>be</strong>doelde leveringen van goederen en diensten voor luchtvaartuigen die<br />

binnenlandse vluchten verrichten maar worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen<br />

welke zich hoofdzakelijk toeleggen op het <strong>be</strong>taalde<br />

internationale vervoer, van btw zijn vrijgesteld.<br />

Rechtheb<strong>be</strong>nden op de vrijstelling<br />

De vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting is enkel toepasselijk op de goederen die worden<br />

geleverd aan bouwers, eigenaars of gebruikers van toestellen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek.<br />

Wanneer de goederen worden gekocht door de hierboven <strong>be</strong>doelde personen<br />

met het oog op hun inlijving in een toestel dat geëxploiteerd wordt door een<br />

andere in het buitenland gevestigde onderneming dan die waarvan sprake in I,<br />

B, 1°, c), dan is de vrijstelling toepasselijk op voorwaarde dat die onderneming<br />

zich hoofdzakelijk toelegt op het internationaal luchtvervoer tegen <strong>be</strong>taling, en<br />

dat het <strong>be</strong>trokken toestel hoofdzakelijk voor luchtvervoer tegen <strong>be</strong>taling wordt<br />

gebruikt.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 578<br />

Diensten<br />

Voor de toepassing van artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek, wordt<br />

als gebruiker van vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en<br />

dergelijke toestellen aangemerkt, iedere persoon die deze luchtvaartuigen<br />

exploiteert of gebruikt voor het verrichten van internationaal vervoer van<br />

personen of van goederen tegen <strong>be</strong>taling.<br />

Aangezien zowel de herstelling van in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het<br />

Wetboek, <strong>be</strong>doelde luchtvaartuigen als de herstelling van in artikel 42, § 2,<br />

eerste lid, 2°, van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde goederen vrijgesteld zijn van de<br />

<strong>be</strong>lasting krachtens artikel 42, § 2, eerste lid, 3°, van het Wetboek, wordt er<br />

aangenomen dat de levering aan herstellers van luchtvaartuigen, van goederen<br />

<strong>be</strong>stemd voor de herstelling van de in artikel 42, § 2, eerste lid, 1° en 2°,<br />

<strong>be</strong>doelde luchtvaartuigen en goederen, vrijgesteld is van de <strong>be</strong>lasting op grond<br />

van artikel 42, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek, op voorwaarde dat die<br />

herstellers hun werkzaamheid op een geregelde wijze uitoefenen.<br />

Doch de vrijstelling geldt niet voor toevallige herstellers, dat wil zeggen voor<br />

die wier voornaamste werkzaamheid geen <strong>be</strong>trekking heeft op vliegtuigen,<br />

watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en dergelijke toestellen.<br />

Ten gevolge van de nieuwe regels, van toepassing inzake de plaats van de<br />

dienst, wordt er aan herinnerd dat men eerst de plaats van de handeling moet<br />

<strong>be</strong>palen alvorens de toepassing van de vrijstelling te onderzoeken.<br />

III. Artikel 42, § 2, eerste lid, 3°, van het Wetboek, stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij de<br />

diensten die tot voorwerp heb<strong>be</strong>n de bouw, de verbouwing, de herstelling, het<br />

onderhoud en de verhuur van de luchtvaartuigen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2,<br />

eerste lid, 1°, van het Wetboek, of van de voorwerpen <strong>be</strong>doeld in artikel 42,<br />

§ 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek.<br />

Deze vrijstelling is met name toepasselijk ten aanzien van diensten met<br />

<strong>be</strong>trekking tot een luchtvaartuig dat hoofdzakelijk gebruikt wordt voor <strong>be</strong>taald<br />

luchtvervoer en dat geëxploiteerd wordt door een in het buitenland gevestigde<br />

onderneming die zich hoofdzakelijk toelegt op het internationaal luchtvervoer<br />

van personen en goederen tegen <strong>be</strong>taling.<br />

De aldus vrijgestelde diensten zijn de volgende:<br />

a) de bouw van vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en<br />

dergelijke toestellen, <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het<br />

Wetboek;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

579 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

b) de verbouwing, de herstelling, het onderhoud en, meer algemeen, de<br />

werken die nodig zijn voor het opnieuw in goede staat brengen, voor het<br />

inrichten en voor het in goede staat houden van voornoemde toestellen;<br />

c) de herstellings- en onderhoudswerken van de goederen die ingelijfd zijn<br />

in de voornoemde vliegtuigen en dergelijke toestellen of die dienen voor<br />

de exploitatie ervan (boordmaterieel, containers <strong>be</strong>doeld onder II<br />

hierboven);<br />

d) de diensten van experten verricht in het kader van herstellingen, van het<br />

opnieuw in goede staat brengen of van het in goede staat houden van de<br />

<strong>be</strong>doelde toestellen (technische controles, expertises tot vaststelling van<br />

de schade aangericht door een brand of een andere ramp aan boord van<br />

een luchtvaartuig);<br />

e) de verhuur van luchtvaartuigen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°,<br />

van het Wetboek, en van de containers <strong>be</strong>doeld onder II.<br />

Het ter <strong>be</strong>schikking stellen van een vliegtuig zonder piloot of <strong>be</strong>manning, dient<br />

aangemerkt te worden als een verhuur zoals hierboven vermeld. Als<br />

daarentegen de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van een vliegtuig ge<strong>be</strong>urt met piloot of<br />

<strong>be</strong>manning dient deze te worden aangemerkt als een vervoersdienst waarvan de<br />

plaats van de dienst wordt <strong>be</strong>handeld in van het artikel 21, § 3, 2°, of 21bis,<br />

§ 2, 2°, van het Btw-Wetboek.<br />

Kunnen worden vrijgesteld door artikel 42, § 2, eerste lid, 3°, van het Wetboek,<br />

de herstel- en onderhoudswerken van containers <strong>be</strong>doeld onder II, <strong>be</strong>schouwd<br />

als uitrustingsgoederen, gebruikt aan boord van vliegtuigen speciaal ontworpen<br />

voor het vervoer van goederen per container, de diensten nodig voor het<br />

onderhoud en het goed functioneren van deze containers in<strong>be</strong>grepen, maar<br />

eveneens de diensten van experten uitgevoerd in het kader van de herstellingen<br />

en onderhoud van deze containers (veiligheidsonderzoek, technische<br />

expertises, schade-opmetingen ten gevolge van een ongeval…) (ref. <strong>be</strong>slissing<br />

ET 106031 van 30 juni 2004). Het douanestatuut van deze containers<br />

(communautair of niet-communautair) is zonder invloed op bovenvermelde<br />

regels.<br />

De regeling vastgesteld op basis van artikel 41 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 7<br />

van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de invoer van goederen voor de<br />

toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad<br />

van 31 decem<strong>be</strong>r 1992), is niet van toepassing op vliegtuigen en dergelijke<br />

toestellen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek, noch op


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 580<br />

voorwerpen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek, die<br />

wederingevoerd worden na in het buitenland een herstelling, een afstelling, een<br />

verbouwing, een montage of een assemblering te heb<strong>be</strong>n ondergaan. In dat<br />

geval is de vrijstelling van artikel 42, § 2, eerste lid, 1° of 2°, van het Wetboek,<br />

rechtstreeks toepasselijk.<br />

IV. Artikel 42, § 2, eerste lid, 5°, van het Wetboek, stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij de<br />

andere diensten dan deze genoemd in artikel 42, § 2, eerste lid, 3°, van het<br />

Wetboek (z. III hierboven), die verricht worden voor de rechtstreekse<br />

<strong>be</strong>hoeften van de vliegtuigen en dergelijke toestellen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2,<br />

eerste lid, 1°, van het Wetboek, gebruikt door de luchtvaartmaatschappijen<br />

<strong>be</strong>doeld onder I, B, en voor de rechtstreekse <strong>be</strong>hoeften van de lading van die<br />

luchtvaartuigen.<br />

Er wordt aangenomen dat de vrijstelling van artikel 42, § 2, eerste lid, 5°, van<br />

het Wetboek, ook toepasselijk is wanneer het luchtvaartuig wordt geëxploiteerd<br />

door een andere in het buitenland gevestigde onderneming dan die <strong>be</strong>doeld<br />

onder I, B, 1°, c), voor zover het vaststaat dat, op het ogenblik van het verlenen<br />

van de dienst, dit luchtvaartuig een internationale vlucht van personen of<br />

goederen tegen <strong>be</strong>taling verricht.<br />

De vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting ingesteld bij artikel 42, § 2, eerste lid, 5°, van<br />

het Wetboek, hangt nauw samen met de vrijstellingen van artikel 41, § 1, 5°, en<br />

artikel 42, § 2, eerste lid, 3°, van het Wetboek.<br />

Uitsluitingen van de vrijstelling.<br />

Zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van artikel 42, § 2, eerste lid, 5°,<br />

van het Btw-Wetboek, de diensten, andere dan die <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2,<br />

eerste lid, 3°, van het Wetboek, die verricht worden voor de rechtstreekse<br />

<strong>be</strong>hoeften van de vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en<br />

dergelijke toestellen gebruikt door de Staat, of voor de <strong>be</strong>hoeften van de lading<br />

van die toestellen.<br />

Dat is ook het geval voor de diensten verricht voor de rechtstreekse <strong>be</strong>hoeften<br />

van de vliegtuigen en dergelijke toestellen en van hun lading, die door<br />

ondernemingen aan wie een vergunning <strong>be</strong>doeld in punt I, B, 2°, werd<br />

verleend, gebruikt worden voor andere doeleinden dan voor luchtvervoer tegen<br />

<strong>be</strong>taling.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

581 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Arrest. Ingevolge het arrest van het HJEG van 16 septem<strong>be</strong>r 2004 in de zaak<br />

C-382/02 Cim<strong>be</strong>r Air A/S - Deense Staat, heeft het Hof voor recht gesproken<br />

dat artikel 15, punten 6, 7 en 9, van de Zesde Richtlijn (nu artikel 148, punten<br />

e, f, en g van de Richtlijn 2006/112/EG) aldus moet worden uitgelegd dat de<br />

hierin <strong>be</strong>doelde leveringen van goederen en diensten voor luchtvaartuigen die<br />

binnenlandse vluchten verrichten maar worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen<br />

welke zich hoofdzakelijk toeleggen op het <strong>be</strong>taalde internationale<br />

vervoer, van btw zijn vrijgesteld.<br />

Worden <strong>be</strong>doeld<br />

Artikel 42, § 2, eerste lid, 5°, van het Wetboek, stelt twee reeksen van diensten<br />

vrij.<br />

De eerste reeks <strong>be</strong>treft de diensten die worden verricht voor de rechtstreekse<br />

<strong>be</strong>hoeften van de luchtvaartuigen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van<br />

het Wetboek, en gebruikt door de luchtvaartmaatschappijen <strong>be</strong>doeld onder I.B.<br />

De tweede reeks <strong>be</strong>treft de diensten die worden verricht voor de directe<br />

<strong>be</strong>hoeften hetzij van passagiers of <strong>be</strong>manningsleden van de voornoemde<br />

luchtvaartuigen, hetzij van de door die toestellen vervoerde goederen.<br />

In de eerste reeks vindt men het geheel van diensten terug die verbonden zijn<br />

aan de exploitatie als vervoermiddelen van de in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°,<br />

van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde luchtvaartuigen.<br />

Het gaat hoofdzakelijk om de diensten nodig voor de exploitatie van de<br />

genoemde luchtvaartuigen, zowel tijdens de vlucht als bij het opstijgen, het<br />

landen en het verblijf van de toestellen op de luchthavens, zoals:<br />

a) het slepen, het loodsen, het verlenen van hulp bij de verplaatsingen van<br />

vliegtuigen op de grond, het aanbrengen en wegnemen van stelwiggen en<br />

van veiligheidsinrichtingen voor onderstellen en landingskleppen, het<br />

<strong>be</strong>waken, het nazien, het <strong>be</strong>veiligen van de toestellen tegen brand of<br />

andere rampen;<br />

b) het gebruik van luchthavens, en meer <strong>be</strong>paald het gebruik van<br />

landingsbanen en startbanen, de telecommunicatiediensten met de<br />

luchtvaartuigen, het gebruik van radarinstallaties;


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 582<br />

c) de diensten verleend door luchtvaartagenten in hun hoedanigheid van<br />

agent bij de luchtvaartmaatschappijen <strong>be</strong>doeld onder I, B. (vervullen van<br />

consulaire en administratieve formaliteiten, enz.). Die vrijstelling <strong>be</strong>treft<br />

in het bijzonder de <strong>be</strong>zoldiging die de agent ontvangt voor het geheel van<br />

zijn activiteiten als agent.<br />

Worden eveneens <strong>be</strong>doeld de diensten van piloten en van <strong>be</strong>manningsleden<br />

De tweede reeks van vrijgestelde diensten zijn deze verricht hetzij voor de<br />

rechtstreekse <strong>be</strong>hoeften van passagiers en <strong>be</strong>manningsleden van de luchtvaartuigen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek, en<br />

gebruikt door de luchtvaartmaatschappijen <strong>be</strong>doeld onder I, B, hetzij voor de<br />

directe <strong>be</strong>hoeften van de door die luchtvaartuigen vervoerde goederen.<br />

Het gaat hier onder meer om de volgende diensten:<br />

a) de noodzakelijke bijstand aan passagiers en <strong>be</strong>manningsleden verleend<br />

voor rekening van de luchtvaartmaatschappij bij de uitvoering van het<br />

internationaal luchtvervoer; die bijstand <strong>be</strong>grijpt onder meer het regelen<br />

van de reisformaliteiten, het verschaffen van logies, van maaltijden en<br />

dranken aan de passagiers, wanneer die diensten moeten verleend worden<br />

ingevolge het vervoercontract;<br />

b) de diensten verricht voor de rechtstreekse <strong>be</strong>hoeften van de goederen<br />

vervoerd door de toestellen van de luchtvaartmaatschappijen <strong>be</strong>doeld<br />

onder I, B. Onafhankelijk van de in artikel 41, § 1, 5°, van het Wetboek,<br />

opgesomde diensten, gaat het hier om de diensten die noodzakelijk zijn<br />

voor de <strong>be</strong>handeling, de <strong>be</strong>waring en de <strong>be</strong>veiliging van de vervoerde<br />

goederen (daaronder <strong>be</strong>grepen de diensten van schade-experts).<br />

In antwoord op een parlementaire vraag (crf. P.v. nr. 1351 van 9 januari 1995,<br />

volksvertegenwoordiger De Clippele) heeft de Minister van Financiën<br />

aangegeven dat de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste lid, 5°, van het<br />

Wetboek van toepassing is op de hotel- en restaurantdiensten verleend aan<br />

internationale luchtvaartmaatschappijen indien deze diensten het gevolg zijn<br />

van vertraging door weersomstandigheden of technische problemen. Het gaat<br />

hier om een noodzakelijke bijstand.<br />

Indien, op basis van een transport<strong>be</strong>wijs, een luchtvaartmaatschappij in andere<br />

omstandigheden dan deze opgenomen in het vorige lid, maaltijden of dranken<br />

levert aan sommige reizigers, gratis of tegen <strong>be</strong>taling, en niet aan boord van de<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

583 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

vliegtuigen, watervliegtuigen, helikopters en soortgelijke toestellen (vb. in een<br />

aparte ruimte op de luchthaven), geniet de levering van deze dranken en<br />

maaltijden aan de luchtvaartmaatschappij niet van de hierboven genoemde<br />

vrijstelling, bij gebrek aan een "noodzakelijke bijstand".<br />

Vervoers- en verblijfkosten in België ten <strong>be</strong>hoeve van <strong>be</strong>manningsleden<br />

kunnen op basis van dit artikel 42, § 2, eerste lid, 5° worden vrijgesteld. Het<br />

moet gaan om kosten die strikt noodzakelijk zijn, die definitief ten laste vallen<br />

van de luchtvaartmaatschappij en die niet geheel of gedeeltelijk worden<br />

gerecupereerd van de <strong>be</strong>manningsleden. Wanneer aan de <strong>be</strong>manning forfaitaire<br />

vergoedingen worden toegekend, zonder dat er een verantwoording van de<br />

werkelijke kosten moet worden voorgelegd, is er evenmin vrijstelling mogelijk.<br />

Bovendien wordt evenmin vrijstelling verleend voor andere kosten van<br />

socioculturele, sportieve of toeristische aard die de <strong>be</strong>manningsleden tijdens<br />

hun verblijf zouden maken.<br />

Aldus kunnen de kosten van logies, maaltijden en dranken, gefactureerd aan de<br />

luchtvaartmaatschappij met <strong>be</strong>trekking tot het verblijf van de <strong>be</strong>manning in<br />

België tussen twee internationale vluchten van de btw worden vrijgesteld.<br />

Deze vrijstelling is dus niet van toepassing op de kosten van logies, maaltijden<br />

en dranken, gefactureerd aan de luchtvaartmaatschappij met <strong>be</strong>trekking tot het<br />

verblijf van de <strong>be</strong>manning in België om hier een opleiding te volgen.<br />

Inzake de te vervullen formaliteiten, wordt verwezen naar punt 59 van de<br />

aanschrijving nr. 6 van 8 april 1983.<br />

Goederen <strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading<br />

V. Artikel 42, § 2, eerste lid, 4°, van het Wetboek, stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij de<br />

levering aan door in artikel 42, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde<br />

luchtvaartmaatschappijen, van goederen <strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading van<br />

vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en dergelijke toestellen<br />

welke die maatschappijen gebruiken.<br />

Voor de toepassing van artikel 42, § 2, eerste lid, 4°, van het Wetboek en het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 6 van 27 decem<strong>be</strong>r 1977, artikel 4, wordt verstaan onder<br />

goederen <strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading:<br />

a) de boordprovisie, de goederen die uitsluitend <strong>be</strong>stemd zijn voor verbruik<br />

aan boord door de leden van de <strong>be</strong>manning en door de passagiers<br />

(voedingsmiddelen, dranken, enz.);


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 584<br />

b) de vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen en smeermiddelen, de<br />

goederen <strong>be</strong>stemd voor de voeding van de voortdrijvingsorganen en voor<br />

de werking van de andere machines en toestellen aan boord;<br />

c) de boord<strong>be</strong>nodigdheden, de verbruikbare goederen voor huishoudelijk<br />

gebruik aan boord, alsmede de verbruikbare goederen gebruikt voor het<br />

<strong>be</strong>waren, het <strong>be</strong>handelen of het <strong>be</strong>reiden aan boord van de vervoerde<br />

goederen (bijvoor<strong>be</strong>eld ijs).<br />

(1 februari 2012)<br />

De verbruikbare goederen voor huishoudelijk gebruik aan boord zijn<br />

andere dan duurzame goederen zoals meu<strong>be</strong>len die deel uitmaken van de<br />

vaste uitrusting van het toestel (vaatwerk, glazen, wegwerp<strong>be</strong>stek voor<br />

éénmalig gebruik)<br />

Rechtheb<strong>be</strong>nden op de vrijstelling.<br />

De vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting is slechts van toepassing op de leveringen aan<br />

luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op internationaal<br />

vervoer van personen en van goederen tegen <strong>be</strong>taling (z. punt I, B, hierboven)<br />

van goederen <strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading van vliegtuigen, watervliegtuigen,<br />

hefschroefvliegtuigen en dergelijke toestellen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste<br />

lid, 1°, van het Wetboek.<br />

Er wordt evenwel aangenomen dat de vrijstelling eveneens toepasselijk is ten<br />

aanzien van goederen <strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading van luchtvaartuigen die<br />

worden geëxploiteerd door een andere in het buitenland gevestigde<br />

onderneming dan deze waarvan sprake onder I, B, 1°, b), op voorwaarde dat<br />

het vaststaat dat, op het tijdstip van de levering, die luchtvaartuigen<br />

internationaal vervoer van personen of goederen verrichten.<br />

Uitsluitingen van de vrijstelling.<br />

De Staat is niet <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, eerste lid, 4° van het Wetboek. De<br />

Staat is dus niet gerechtigd om de vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting in te roepen voor<br />

de leveringen die hem worden gedaan van goederen <strong>be</strong>stemd voor de<br />

<strong>be</strong>voorrading van de vliegtuigen en dergelijke toestellen die hij gebruikt.<br />

De leveringen van goederen <strong>be</strong>stemd voor de <strong>be</strong>voorrading van vliegtuigen en<br />

dergelijke toestellen die door ondernemingen aan wie een vergunning <strong>be</strong>doeld<br />

in punt I, B, 2°, werd verleend, voor andere doeleinden gebruikt worden dan<br />

voor het verrichten van luchtvervoer van personen en goederen tegen <strong>be</strong>taling,<br />

blijven eveneens buiten het toepassingsgebied van de vrijstelling.


(1 februari 2012)<br />

585 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Afdeling 5. - Vreemde diplomatieke vertegenwoordigingen<br />

en consulaire posten.<br />

305. Diplomatieke vertegenwoordigingen en consulaire posten.<br />

A. Wettelijke <strong>be</strong>palingen.<br />

Artikel 151, lid 1, a), van de Richtlijn 2006/112/EG, stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij<br />

de goederenleveringen en diensten verricht in het kader van de diplomatieke en<br />

consulaire <strong>be</strong>trekkingen.<br />

Deze <strong>be</strong>palingen zijn in het Belgisch recht omgezet in artikel 42, § 3, eerste lid,<br />

van het Btw-Wetboek, dat van de <strong>be</strong>lasting vrijstelt:<br />

1° de leveringen, de intracommunautaire verwervingen en de invoeren van<br />

goederen en de diensten in het kader van de diplomatieke en consulaire<br />

<strong>be</strong>trekkingen;<br />

2° de leveringen van roerende goederen en de diensten, met uitzondering<br />

van werk in onroerende staat, aan, alsook de intracommunautaire<br />

verwervingen en de invoeren door de volgende personen, handelend voor<br />

hun persoonlijk gebruik en gehecht aan de zendingen en posten <strong>be</strong>doeld<br />

onder 1°: de leden van het diplomatiek personeel, de leden van het<br />

administratief en technisch personeel, de consulaire <strong>be</strong>roepsambtenaren<br />

en de consulaire <strong>be</strong>dienden.<br />

Het laatste lid van bovengenoemd artikel 42, § 3, van het Wetboek, preciseert<br />

dat door of vanwege de Minister van Financiën de perken en voorwaarden voor<br />

de toepassing van deze paragraaf worden <strong>be</strong>paald en dat ondermeer kan<br />

worden <strong>be</strong>paald dat de in deze paragraaf <strong>be</strong>doelde vrijstellingen worden<br />

verleend bij wijze van teruggaaf.<br />

Artikel 64, § 1, van het Btw-Wetboek stelt dat hij die goederen verkrijgt of<br />

produceert om ze te verkopen wordt <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs geacht de door<br />

hem verkregen of geproduceerde goederen te heb<strong>be</strong>n geleverd onder<br />

voorwaarden waaronder de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 586<br />

Artikel 64, § 2, van het Btw-Wetboek stelt dat hij die diensten verricht, wordt<br />

<strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs geacht dat te heb<strong>be</strong>n gedaan onder voorwaarden<br />

waaronder de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

De <strong>be</strong>perkingen van de vrijstellingen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 1° en<br />

2°, van het Wetboek, en de voorwaarden waaronder ze van toepassing zijn<br />

worden, ter uitvoering van het laatste lid van bovengenoemd artikel 42, § 3,<br />

van het Wetboek, vastgelegd en uitvoerig <strong>be</strong>schreven in de aanschrijving<br />

nr. 1/1978 waarvan de bijzonderste <strong>be</strong>palingen hierna volgen. De <strong>be</strong>stelbons en<br />

attesten waarvan sprake in deze aanschrijving werden sinds 1 juni 1993<br />

vervangen door de volgende documenten:<br />

document nr. 450: "Aanvraag voor btw-vrijstelling voor aankopen in<br />

België door diplomatieke zendingen, consulaire posten,<br />

permanente vertegenwoordigingen en internationale<br />

organisaties (OFFICIEEL GEBRUIK)." (z. bijlage XI);<br />

document nr. 451: "Aanvraag voor btw-vrijstelling in toepassing van<br />

artikel 42, § 3, 2°, van het Wetboek voor aankopen in<br />

België (PERSOONLIJK GEBRUIK)." (zie bijlage<br />

XII);<br />

het "Certificaat voor vrijstelling van btw en/of accijnzen (Richtlijn 2006:<br />

112:EG, artikel 151, en Richtlijn 2008/118/EG, artikel 13)", (bijlage XV). Het<br />

gebruik van het Certificaat wordt sedert 1 juli 2011 opgelegd door de<br />

Verordening 282/2011 (PB EU L/77/1 van 23 maart 2011):<br />

Het gebruik van deze documenten wordt uitvoerig <strong>be</strong>schreven in de <strong>be</strong>slissing<br />

ET 111417 van 1 maart 2007. Bovenvermelde documenten zijn <strong>be</strong>schikbaar op<br />

de site "www.myminfin.<strong>be</strong>".<br />

In de loop der jaren werden sommige <strong>be</strong>palingen verduidelijkt in <strong>be</strong>slissingen<br />

meegedeeld aan de diplomatieke zendingen via verbale of circulaire nota's van<br />

de FOD Buitenlandse Zaken. Deze <strong>be</strong>slissingen zijn afhankelijk van het <strong>be</strong>lang<br />

gepubliceerd op "www.fisconetplus.<strong>be</strong>" en soms ook op de website van de<br />

FOD Buitenlandse Zaken: "www.diplomatie.<strong>be</strong>lgium.<strong>be</strong>".<br />

(1 februari 2012)


OFFICIEEL GEBRUIK<br />

(1 februari 2012)<br />

587 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

B. De in artikel 42, § 3, eerste lid, 1, van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde instellingen.<br />

Worden <strong>be</strong>doeld:<br />

1° de diplomatieke zendingen (ambassades en gezantschappen) en de<br />

consulaire posten van vreemde Staten, geleid door een <strong>be</strong>roepsconsulaire<br />

ambtenaar, die in België geaccrediteerd zijn (1) . De <strong>be</strong>perkingen en<br />

toepassingsvoorwaarden van de vrijstelling inzake consulaire posten die<br />

geleid worden door een ereconsulaire ambtenaar worden uiteengezet in<br />

de <strong>be</strong>slissing E.T. 83.321 dd 12 april 2007<br />

2° de volgende instellingen die gelijkgesteld zijn met diplomatieke<br />

zendingen:<br />

a) de permanente vertegenwoordigingen van de lidstaten bij de Raad<br />

van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), met<br />

uitsluiting van de Belgische permanente vertegenwoordiging;<br />

b) de permanente vertegenwoordigingen van de lidstaten bij de<br />

Europese Unie, met uitsluiting van de Belgische permanente<br />

vertegenwoordiging;<br />

c) de bij de Europese Unie geaccrediteerde missies van derde Staten;<br />

d) missies van derde Staten geaccrediteerde bij de Noord-Atlantische<br />

Verdragsorganisatie;<br />

e) Gelet op de stopzetting van de activiteiten van de WEU is enkel<br />

nog de Permanente vertegenwoordiging van het Groothertogdom<br />

Luxemburg erkend;<br />

e) Hoge Vertegenwoordiger die <strong>be</strong>last is met de uitvoering op<br />

burgerlijk gebied van het Vredesakkoord voor Bosnië Herzegovina,<br />

vanaf 1 januari 1996.<br />

(1) De centrale diensten van de Algemene administratie van de fiscaliteit, sector btw, <strong>be</strong>schikken over actuele<br />

informatie over de in België gevestigde diplomatieke zendingen, consulaire posten en internationale organisaties,<br />

alsook over de personen verbonden aan die instellingen, voor zover zij geregistreerd zijn door de Directie van het<br />

Protocol van de FOD Buitenlandse Zaken.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 588<br />

3° diplomatieke zendingen en consulaire posten, gevestigd in een andere lidstaat<br />

van de EU (zie punt C, II).<br />

Artikel 42, § 3, eerste lid, 1°, van het Wetboek, is niet toepasselijk op vreemde<br />

Staten als zodanig buiten hun diplomatieke vertegenwoordigingen of hun<br />

consulaire posten om, noch op de in België gevestigde diensten voor toerisme,<br />

handelsdelegaties of culturele centra van vreemde Staten.<br />

Evenzo worden buitenlandse regionale, provinciale, communautaire,<br />

gemeentelijke en dergelijke vertegenwoordigingen niet <strong>be</strong>schouwd als een<br />

diplomatieke zending of consulaire post, zelfs al heb<strong>be</strong>n ze een afvaardiging,<br />

onder welke naam ook, bij een internationale organisatie.<br />

Die <strong>be</strong>paling is evenmin van toepassing op de Belgische diplomatieke<br />

zendingen of consulaire posten die gevestigd zijn buiten de Europese Unie.<br />

Aankopen door deze Belgische zendingen en posten buiten de Europese Unie<br />

volgen de gewone regels inzake uitvoer..<br />

C. Omschrijving van het <strong>be</strong>grip "officieel gebruik".<br />

I. Zendingen en posten gevestigd in België.<br />

De door artikel 42, § 3, eerste lid, 1°, van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde leveringen,<br />

intracommunautaire verwervingen en invoeren van goederen en de diensten<br />

worden slechts van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld wanneer ze worden verricht voor<br />

het officieel gebruik in België van de zendingen of posten, gevestigd in België.<br />

Het officieel gebruik moet in <strong>be</strong>perkende zin worden omschreven als de<br />

goederen en de diensten die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor het uitoefenen<br />

van de eigenlijke functies van zendingen of posten, gevestigd in België.<br />

Voornoemde <strong>be</strong>lastbare handelingen moeten door de zendingen of posten, gevestigd<br />

in België, <strong>be</strong>steld zijn en aan hen worden gefactureerd i.e. op een door de FOD<br />

Buitenlandse Zaken geregistreerd adres. De kostprijs ervan moet definitief ten laste<br />

vallen van hun budget.<br />

De vrijstelling voor officieel gebruik wordt toegestaan<br />

- voor de leveringen van goederen wanneer is aangetoond dat het<br />

leveringsadres gekend is als een officieel gebouw (registratie van het<br />

adres door de FOD Buitenlandse Zaken);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

589 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

- voor diensten, wanneer het officieel karakter van de dienst vaststaat.<br />

Worden ondermeer aangemerkt als zijnde <strong>be</strong>stemd voor het officieel gebruik<br />

van zendingen en posten, gevestigd in België:<br />

a) De verwerving van onroerende goederen, onderworpen aan de btw en de<br />

oprichting ervan, <strong>be</strong>stemd voor officieel gebruik en als dusdanig<br />

aanvaard door de FOD Buitenlandse Zaken, voor de vestiging van de<br />

diplomatieke zending of consulaire post of de ambtswoning van het<br />

posthoofd, indien deze laatste een consulaire <strong>be</strong>roepsambtenaar is (met<br />

uitsluiting dus van de ambtswoning van het hoofd van een consulaire<br />

post, indien dat hoofd een consulaire ereambtenaar is) zijn enkel<br />

vrijgesteld van die <strong>be</strong>lasting op basis van een machtiging verleend door<br />

de centrale diensten van de Algemene administratie van de fiscaliteit,<br />

sector btw. De vrijstelling is bovendien ondergeschikt aan de voorwaarde<br />

dat wederkerigheid wordt toegestaan aan de Belgische Staat voor zijn<br />

zending in de ontvangststaat.. Deze gebouwen worden hierna aangeduid<br />

met de term "officiële gebouwen".<br />

Sedert 1 januari 2012 zijn de diensten van notarissen onderworpen aan de<br />

btw. De vrijstelling kan worden toegepast in de mate dat de tussenkomst<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op officiële gebouwen.<br />

b) Werk in onroerende staat, <strong>be</strong>doeld in artikel 19, § 2, van het Wetboek,<br />

aan officiële gebouwen wordt vrijgesteld van <strong>be</strong>lasting indien het wordt<br />

uitgevoerd in opdracht van en gefactureerd aan zendingen of posten,<br />

gevestigd in België. De kostprijs ervan moet definitief ten laste vallen<br />

van hun budget. De vrijstelling is bovendien ondergeschikt aan de<br />

voorwaarde dat wederkerigheid wordt toegestaan aan de Belgische Staat<br />

voor zijn zending in de ontvangststaat.<br />

c) Vastgoedlasten met <strong>be</strong>trekking tot voornoemde officiële gebouwen.<br />

d) De levering van goederen en de dienstprestaties die strikt noodzakelijk<br />

zijn voor het uitoefenen van de eigenlijke functies van zendingen of<br />

posten, gevestigd in België:<br />

- materialen en toestellen voor telecommunicatie en teledistributie;<br />

- kantoormeu<strong>be</strong>len en -materieel (in<strong>be</strong>grepen de stofzuigers en<br />

boenmachines gebruikt voor het onderhoud van de kantoren);<br />

- kantoor<strong>be</strong>nodigdheden en kanselarij<strong>be</strong>nodigdheden;


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 590<br />

(1 februari 2012)<br />

- officiële voertuigen (aankoop en huur of leasing) aangewend voor<br />

de dienst van zendingen of posten, gevestigd in België (zie<br />

Persoonlijk gebruik, G, I, "Handelingen op de Belgische binnenlandse<br />

markt" en "Vervoermiddelen" voor uitgesloten voertuigen,<br />

goederen en diensten en eventuele regularisaties) en de leveringen<br />

en de diensten (herstelling, onderhoud of huur) in verband met die<br />

voertuigen;<br />

- minerale oliën voor de aandrijving van die voertuigen (zie de<br />

mededeling Belgisch Staatsblad dd 26 okto<strong>be</strong>r 2009 van de<br />

Administratie van de Douane en Accijnzen) met een inwerkingtreding<br />

op 1 januari 2010 en met <strong>be</strong>trekking tot de procedure voor<br />

het verlenen van de vrijstelling;;<br />

e) De doorlopende leveringen van water, gas en elektriciteit en de prestaties<br />

inzake telecommunicatie en teledistributie aan de officiële gebouwen.<br />

Hetzelfde geldt voor de communicaties met een GSM als de factuur<br />

geadresseerd is aan een zending of post op het officiële adres, dwz het<br />

adres van een officieel gebouw van de zending of post.<br />

f) De leveringen van brandstoffen voor de onder a) <strong>be</strong>doelde officiële<br />

gebouwen.<br />

g) Taalcursussen Nederlands, Frans of Duits <strong>be</strong>stemd voor het diplomatiek<br />

en administratief personeel indien de factuur is geadresseerd aan en de<br />

kosten ten laste vallen van de zending of post.<br />

h) Voedingsmiddelen en de levering van maaltijden, <strong>be</strong>stemd voor officiële<br />

recepties ingericht in de voornoemde officiële gebouwen. De vrijstelling<br />

is eveneens van toepassing op officiële recepties georganiseerd buiten de<br />

officiële gebouwen maar dan enkel ter gelegenheid van de volgende<br />

gelegenheden:<br />

- de nationale feestdag(en) van het land;<br />

- de indiensttreding of het <strong>be</strong>ëindigen van de functies van het<br />

posthoofd;<br />

- een officieel <strong>be</strong>zoek of een werk<strong>be</strong>zoek aan België van het<br />

Staatshoofd, de Kroonprinsen of Kroonprinsessen en van de leden<br />

van de nationale zetelende regering.


(1 februari 2012)<br />

591 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

- officiële recepties extra muros georganiseerd door de Permanente<br />

vertegenwoordiging van de EU-lidstaat die het Voorzitterschap<br />

waarneemt van de Raad van de Europese Unie. Deze recepties<br />

kunnen gepaard gaan met andere leveringen of diensten die dan<br />

verband houden met voedingswaren (bv. huur van wanddecoratie,<br />

geluidsinstallatie).<br />

i) huur van zalen, al dan niet samen met andere materialen zoals <strong>be</strong>amer,<br />

geluidsinstallatie,… met het oog op de organisatie van activiteiten die<br />

kaderen binnen het officieel gebruik.<br />

In dit kader is eveneens vrijgesteld het materiaal voor huishoudelijk of privégebruik<br />

(zoals een fornuis, koelkast, afwasmachine, meu<strong>be</strong>ls en andere<br />

elektrische huishoudapparaten) waarmee een keuken moet worden ingericht<br />

alsook het vaatwerk en het <strong>be</strong>stek dat uitsluitend <strong>be</strong>stemd is voor het houden<br />

van officiële recepties, in voornoemde officiële gebouwen.<br />

Worden daarentegen niet als <strong>be</strong>stemd voor het officieel gebruik aangemerkt:<br />

a) de deelneming van een vreemd land, door tussenkomst van zijn<br />

diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, aan een jaar<strong>be</strong>urs, een<br />

salon of een tentoonstelling;<br />

b) het werk in onroerende staat verricht aan de gebouwen <strong>be</strong>stemd voor de<br />

<strong>be</strong>hoeften van huisvesting van de personeelsleden van een diplomatieke<br />

zending of een consulaire post, met uitzondering van het hoofd van die<br />

zending of die post, zelfs indien deze gebouwen toe<strong>be</strong>horen aan de<br />

zendstaat, aan de zending of de post, of nog indien de kosten met<br />

<strong>be</strong>trekking tot die werken ten laste worden genomen door de zendstaat,<br />

de zending of de post. Hetzelfde geldt voor de aankopen van goederen<br />

welke duidelijk <strong>be</strong>stemd zijn om te worden aangewend bij de bouw, de<br />

herstelling of het onderhoud van dergelijke gebouwen alsook alle<br />

diensten met <strong>be</strong>trekking tot gebouwen (diplomatieke of consulaire<br />

akkoorden kunnen anders <strong>be</strong>palen);<br />

c) de diensten verstrekt door reisagentschappen;<br />

d) de levering aan een diplomatieke zending of aan een consulaire post, de<br />

intracommunautaire verwerving en de invoer door die zending of die post<br />

van schoolboeken <strong>be</strong>stemd om te worden gebruikt in het kader van een in<br />

België door vreemde landen voor hun onderdanen georganiseerd<br />

onderwijs. Hetzelfde geldt voor toeristische brochures of publicaties,<br />

ongeacht hun <strong>be</strong>stemming;


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 592<br />

e) de leveringen, de intracommunautaire verwervingen en invoeren van<br />

goederen die niet onmiddellijk noodzakelijk zijn voor het functioneren<br />

zelf van de diplomatieke zending of consulaire post. Hetzelfde geldt voor<br />

goederen die worden verworven of ingevoerd door een diplomatieke<br />

zending of consulaire post of door hun tussenkomst en die <strong>be</strong>stemd zijn<br />

om te worden uitgevoerd buiten de Gemeenschap of overgebracht naar<br />

een andere lidstaat of naar een derde Staat.<br />

f) de verblijfskosten i.e. overnachting en ontbijt in een hotel of in een<br />

andere instelling waar aan <strong>be</strong>talende gasten onderdak wordt verleend;<br />

g) kleding, met uitzondering van de dienstkleding zoals uniformen voor de<br />

chauffeurs, het ontvangstpersoneel of de veiligheidsagenten;<br />

h) toegangsticketten tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke,<br />

educatieve, vermakelijkheids of soortgelijke evenementen<br />

II. Zendingen en posten gevestigd in een andere lidstaat van de<br />

Europese Unie.<br />

Voor leveringen van goederen en diensten verricht in België met als<br />

<strong>be</strong>stemming een in een andere lidstaat gevestigde diplomatieke zending,<br />

consulaire post, is de basis van de vrijstelling van de btw artikel 151, lid 1, a,<br />

van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 novem<strong>be</strong>r 2006 <strong>be</strong>treffende<br />

het gemeenschappelijke stelsel van <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde.<br />

Voornoemd artikel 151, lid 1, <strong>be</strong>paalt in de laatste alinea dat de vrijstellingen<br />

van toepassing zijn met inachtneming van de door de lidstaat van ontvangst<br />

vastgestelde <strong>be</strong>perkingen, totdat een uniforme <strong>be</strong>lastingregeling is vastgesteld.<br />

Bijgevolg, indien goederen worden geleverd of diensten worden verstrekt aan<br />

een <strong>be</strong>gunstigde, in functie in een andere lidstaat dan België, is alleen deze<br />

andere lidstaat als lidstaat van ontvangst <strong>be</strong>voegd om de vrijstelling toe te staan<br />

of te weigeren.<br />

De vrijstelling mag slechts door de leverancier of dienstverrichter worden<br />

verleend wanneer hij in het <strong>be</strong>zit is van een "Certificaat voor vrijstelling van<br />

btw en/of accijnzen (Richtlijn 2006/112/EG, artikel 151, en Richtlijn 2008/<br />

118/EG, artikel 13)", (bijlage XV), gevalideerd door de <strong>be</strong>voegde autoriteiten<br />

van de lidstaat van ontvangst;;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

593 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Niettemin kan België de toepassing van de vrijstelling weigeren of opschorten<br />

als het document niet naar <strong>be</strong>horen werd ingevuld of indien er<br />

tegenstrijdigheden zijn tussen de gegevens vermeld in het certificaat of tussen<br />

het certificaat en de factuur.<br />

D. Draagwijdte van de vrijstelling (officieel gebruik).<br />

I. Handelingen gerealiseerd door in België gevestigde diplomatieke<br />

zendingen en consulaire posten.<br />

Invoer in België.<br />

De instellingen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 1°, van het Wetboek<br />

(z. B), kunnen met vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting goederen invoeren voor zover<br />

dat ge<strong>be</strong>urt volgens de procedure en onder de voorwaarden (met name de<br />

wederkerigheid) waarin is voorzien voor het toekennen van de vrijstelling van<br />

invoerrechten, ook al zijn die goederen niet aan dergelijke rechten<br />

onderworpen.<br />

Handelingen op de Belgische binnenlandse markt.<br />

De hier te lande verrichte leveringen van goederen en diensten zijn van de<br />

<strong>be</strong>lasting vrijgesteld volgens het hierna vermelde onderscheid.<br />

1° De leveringen en de oprichting van gebouwen en de vestigingen,<br />

overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten in de zin van<br />

artikel 9, tweede lid, 2° op gebouwen onder de toepassingsvoorwaarden<br />

van de uitzonderingen op de vrijstellingen voorzien door artikel 44, § 3,<br />

1°, a) en b) en verricht ten voordele van vreemde staten die deze officiële<br />

gebouwen <strong>be</strong>stemmen voor de vestiging van hun diplomatieke zendingen<br />

en/of posten of als ambtswoning voor de hoofden van de zendingen of<br />

posten (zie C, I, a supra). De vrijstelling is bovendien ondergeschikt aan<br />

de voorwaarde van wederkerigheid toegestaan aan de Belgische Staat<br />

voor zijn zending in de ontvangststaat en kan slechts worden toegepast<br />

op basis van een vergunning afgeleverd door de centrale diensten van de<br />

Algemene administratie van de fiscaliteit, sector btw.<br />

2° De doorlopende leveringen van water, gas, elektriciteit en de diensten<br />

inzake telecommunicatie en -distributie zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld<br />

ongeacht het <strong>be</strong>drag ervan.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 594<br />

(1 februari 2012)<br />

Deze vrijstelling is afhankelijk van de jaarlijkse validatie van het<br />

Certificaat voor vrijstelling van btw en/of accijnzen (zie <strong>be</strong>slissing<br />

ET 111.330 dd 1 okto<strong>be</strong>r 2006).<br />

3° De levering van brandstoffen verricht aan officiële gebouwen is van de<br />

<strong>be</strong>lasting vrijgesteld ongeacht het <strong>be</strong>drag ervan.<br />

4° De leveringen van andere roerende goederen en diensten dan deze<br />

<strong>be</strong>doeld onder 2° en 3° hierboven, zijn vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting<br />

wanneer het <strong>be</strong>drag ervan 123,95 EUR (btw niet in<strong>be</strong>grepen) per levering<br />

<strong>be</strong>reikt en voor zover ze <strong>be</strong>antwoorden aan de <strong>be</strong>paling van het officieel<br />

gebruik gedefinieerd onder C supra.<br />

De vrijstelling is afhankelijk van de overhandiging aan de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die de goederen levert of diensten verricht van het vereiste rechtvaardigingsstuk,<br />

zonder enige tussenkomst van de centrale diensten van de<br />

Algemene administratie van de fiscaliteit, sector btw, <strong>be</strong>halve voor:<br />

- de levering van voedingsmiddelen en de ermee verband houdende<br />

diensten;<br />

- de levering van motorvoertuigen;<br />

- doorlopende leveringen van water, gas, elektriciteit, telecommunicatie en<br />

ka<strong>be</strong>ldistributie.<br />

De vrijstelling wordt toegestaan bij wijze van teruggaaf wanneer met<br />

<strong>be</strong>trekking tot gebouwen gebruikt hetzij door diplomatieke zendingen of<br />

consulaire posten, hetzij als ambtswoning van het hoofd van een zending of<br />

post, vastgoedlasten (zie C, I, c, supra) in rekening worden gebracht aan de<br />

zending of de post, op voorwaarde, enerzijds, dat deze lasten definitief worden<br />

gedragen door de zending of post in kwestie en anderzijds, dat tussen de<br />

partijen voor deze lasten een prijs werd overeengekomen, afzonderlijk van de<br />

huurprijs, wanneer het gaat om lokalen die werden in huur genomen (zie<br />

gepubliceerde <strong>be</strong>slissingen ET 75574 van 10 okto<strong>be</strong>r 1992 en 9 juni 1999). De<br />

aanvragen om teruggaaf moeten worden ingediend bij de centrale diensten van<br />

de Algemene administratie van de fiscaliteit, sector btw).<br />

Intracommunautaire verwervingen<br />

De leveringen van goederen en diensten in een andere lidstaat van de Europese<br />

Unie worden vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting binnen dezelfde <strong>be</strong>perkingen als die<br />

welke gelden voor de leveringen en diensten verricht op de Belgische<br />

binnenlandse markt (toepassing van artikel 151, punt 1, a), van de<br />

Richtlijn 2006/112/EG).


(1 februari 2012)<br />

595 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

De intracommunautaire verwervingen van goederen die volgen op de in het<br />

vorige lid genoemde leveringen van goederen worden, bij toepassing van<br />

artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek, onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting<br />

maar vrijgesteld door artikel 40, § 1, 1°, a en artikel 42, § 3, eerste lid, 1°, van<br />

het Wetboek.<br />

Dit <strong>be</strong>tekent dat de leveringen en de diensten in een andere lidstaat definitief<br />

vrijgesteld worden door genoemd artikel 151 en deze handelingen niet in<br />

aanmerkingen mogen worden genomen voor de <strong>be</strong>palingen één of andere<br />

drempel.<br />

II. Handelingen gerealiseerd in België door in een andere lidstaat van de<br />

Europese Gemeenschap gevestigde diplomatieke zendingen en<br />

consulaire posten.<br />

De leveringen van goederen en diensten verricht in België worden vrijgesteld<br />

van de <strong>be</strong>lasting op basis van artikel 42, § 3, eerste lid, 1°, van het Wetboek,<br />

binnen de <strong>be</strong>perkingen vastgesteld door de ontvangende lidstaat (artikel 151,<br />

punt 1, a), laatste lid, van de Richtlijn 2006/112/EG).<br />

De vrijstelling mag door de leverancier of dienstverrichter slechts worden<br />

verleend als hij in het <strong>be</strong>zit is van het "Certificaat voor vrijstelling van btw<br />

en/of accijnzen (Richtlijn 2006/112/EG, artikel 151, en Richtlijn 2008/118/EG,<br />

artikel 13)" gevalideerd door de <strong>be</strong>voegde autoriteiten van de lidstaat van<br />

ontvangst (zie bijlage XV). Enkel voor officieel gebruik kan er een ontslag van<br />

visum <strong>be</strong>staan. In dat geval moet het certificaat in het vak ad hoc zijn<br />

vervolledigd met de refertes van de <strong>be</strong>slissing van dat ontslag.<br />

Vervoermiddelen<br />

Wanneer een leverancier in België een levering verricht van een landvoertuig<br />

met een motor dat nooit is ingeschreven geweest, met toepassing van de<br />

vrijstelling van de btw binnen de voorwaarden van artikel 42, § 3, eerste lid,<br />

1°, van het Wetboek of van artikel 151, punt 1, a) van Richtlijn 2006/112/EG,<br />

waarbij dat voertuig <strong>be</strong>stemd is om te worden gebruikt in een andere lidstaat en<br />

het voorwerp uit maakt van een aanvraag tot inschrijving bij de DIV, kan<br />

overeenkomstig artikel 8, § 3, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 47 van 25 februari<br />

1996 enkel een tijdelijke nummerplaat en bijhorend tijdelijk inschrijvings<strong>be</strong>wijs<br />

dat voorzien is van een bijzondere vermelding inzake het fiscaal statuut<br />

van het voertuig, worden aangevraagd.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 596<br />

Op de aanvraag tot inschrijving, opgesteld op naam van de koper, moet een<br />

vignet nr. 904 worden aangebracht door de leverancier waarbij hij het vak "btw<br />

<strong>be</strong>taald? Nee" aankruist.<br />

Het vervoer van deze voertuigen naar de lidstaat van <strong>be</strong>stemming moet uiterlijk<br />

op het einde van de derde maand volgend op deze van de inschrijving<br />

plaatsvinden.<br />

PERSOONLIJK GEBRUIK<br />

E. Personen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 2°, van het Wetboek.<br />

Onverminderd de <strong>be</strong>perkingen en de uitsluitingen waarvan sprake onder G<br />

hierna, genieten de hiernavolgende personen, rechtheb<strong>be</strong>nden genoemd, voor<br />

zover ze geen Belgische onderdanen zijn noch in België duurzaam verblijf<br />

houden, noch er een eigen winstgevende activiteit uitoefenen, die ingeschreven<br />

zijn bij de Directie van het Protocol en Veiligheid van de FOD Buitenlandse<br />

Zaken en aan wie een bijzondere identiteitskaart wordt uitgereikt,vrijstelling<br />

van de btw voor de handelingen die zij verrichten voor hun persoonlijk gebruik<br />

in België, dat wil zeggen voor hun eigen privé-<strong>be</strong>hoeften en voor zover dit<br />

kadert in de uitoefening van hun functies:<br />

a) de ambtenaren die de hoedanigheid van diplomaat <strong>be</strong>zitten, zoals de<br />

ambassadeurs, de ministerraden, de raden, de secretarissen en de attachés<br />

die verbonden zijn aan de diplomatieke zendingen en aan daarmee<br />

gelijkgestelde instellingen van vreemde Staten in functie in België (z. B);<br />

b) de consulaire <strong>be</strong>roepsambtenaren (consuls-generaal, consuls, viceconsuls<br />

en consulaire ambtenaren) verbonden aan de consulaire posten<br />

van buitenlandse Staten in functie in België (z. B);<br />

c) de leden van het administratief en technisch personeel van de diplomatieke<br />

zendingen en daarmee gelijkgestelde instellingen van vreemde<br />

Staten in functie in België (z. B);<br />

d) de consulaire <strong>be</strong>dienden: leden van het administratief en technisch<br />

personeel die deel uitmaken van het personeel der consulaire posten van<br />

buitenlandse Staten in functie in België (z.B);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

597 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

e) <strong>be</strong>paalde leden en hoge ambtenaren van internationale organismen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 3°, 4°, 5° en 8°, van het Wetboek.<br />

De naaste familieleden in België (echtgenote, kinderen en verwanten in<br />

de eerste graad), van de hiervoor genoemde rechtheb<strong>be</strong>nden heb<strong>be</strong>n ten<br />

persoonlijken titel geen recht op vrijstelling. Ze kunnen enkel genieten<br />

van de vrijstelling via de privileges toegekend aan de rechtheb<strong>be</strong>nde.<br />

Zijn niet <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 2°, van het Wetboek, en kunnen<br />

bijgevolg geen enkele vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting verkrijgen:<br />

a) de consulaire ereambtenaren van consulaire posten van buitenlandse<br />

Staten in functie in België (deze ambtenaren zijn trouwens meestal<br />

Belgische onderdanen die ter plaatse worden aangeworven);<br />

b) de leden van het <strong>be</strong>dienend personeel van diplomatieke zendingen en<br />

consulaire posten van buitenlandse Staten in functie in België (chauffeurs<br />

van de ambassade of het consulaat, personen die werkzaam zijn in de<br />

huishoudelijke dienst, zoals dienstboden, schoonmaaksters, enz.);<br />

c) de titularissen van een permanente verblijfsvergunning;<br />

d) de personen die een winstgevende activiteit uitoefenen;<br />

e) de personen van Belgische nationaliteit die ook de nationaliteit van de<br />

zendstaat heb<strong>be</strong>n.<br />

Zijn evenmin <strong>be</strong>doeld personen die tijdelijk in België verblijven met een<br />

wel<strong>be</strong>paalde opdracht, waarmee ze door hun regering <strong>be</strong>last zijn, buiten de<br />

diplomatieke vertegenwoordiging om.<br />

Daarentegen is artikel 42, § 3, eerste lid, 2°, van het Wetboek, wel van<br />

toepassing op leden van diplomatieke zendingen en consulaire posten in functie<br />

in een andere lidstaat van de Europese Unie, daaronder <strong>be</strong>grepen de leden van<br />

de Belgische diplomatieke zendingen en Belgische consulaire posten, onder de<br />

voorwaarden van het land van ontvangst (artikel 151, punt 1, a), van de<br />

Richtlijn 2006/112/EG, vroeger) (z. G, II, hierna).


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 598<br />

F. Begrip "persoonlijk gebruik".<br />

I. Leden van zendingen en posten gevestigd in België.<br />

Voor de toepassing van artikel 42, § 3, eerste lid, 2°, van het Wetboek moet<br />

onder persoonlijk gebruik worden verstaan de handelingen (invoer, leveringen<br />

en intracommunautaire verwervingen van goederen en dienstverrichtingen),<br />

met uitsluiting van deze <strong>be</strong>doeld onder G supra, die rechtheb<strong>be</strong>nden verrichten<br />

om in België te voorzien in hun persoonlijke <strong>be</strong>hoeften en in die van de<br />

familieleden die bij hen inwonen, die zij ten laste heb<strong>be</strong>n en die zijn<br />

ingeschreven in het register van de directie Protocol en Veiligheid van de FOD<br />

Buitenlandse Zaken.<br />

Aan de uitdrukking "eigen persoonlijke <strong>be</strong>hoeften" mag slechts een <strong>be</strong>perkte<br />

draagwijdte toegekend worden, in die zin dat slechts als handelingen verricht<br />

voor de eigen persoonlijke <strong>be</strong>hoeften van de rechtheb<strong>be</strong>nde worden<br />

aangemerkt: de goederen en diensten die <strong>be</strong>stemd zijn om door hem of door<br />

zijn familieleden die in het register van de directie Protocol & Veiligheid van<br />

de FOD Buitenlandse Zaken zijn ingeschreven, te worden gebruikt of verbruikt<br />

in België gedurende de tijd dat hij zijn ambt bij een diplomatieke zending<br />

uitoefent. Die <strong>be</strong>stemming blijkt o.m. uit het feit dat de factuur werd<br />

opgemaakt op naam van een rechtheb<strong>be</strong>nde op zijn adres in België.<br />

Om te kunnen genieten van de vrijstelling moet de verhuizing van de huisraad<br />

van de rechtheb<strong>be</strong>nde daarentegen plaatsvinden in een periode van<br />

20 werkdagen vóór de officiële indiensttreding in België tot 20 werkdagen na<br />

de <strong>be</strong>ëindiging van de officiële dienst in België en aan de <strong>be</strong>trokkene worden<br />

gefactureerd. De verhuisfactuur vermeldt duidelijk de datum van de<br />

verhuizing. Deze <strong>be</strong>paling heeft enkel <strong>be</strong>trekking op de transportdienst zelf en<br />

geeft geen recht op vrijstelling van btw voor de aankoop van de goederen die<br />

worden verhuisd.<br />

Onder handelingen verricht voor de eigen persoonlijke <strong>be</strong>hoeften wordt<br />

verstaan deze die enkel en uitsluitend zijn <strong>be</strong>stemd voor één rechtheb<strong>be</strong>nde. De<br />

vrijstelling van artikel 42, § 3, eerste lid, 2°, wordt individueel toegekend en<br />

kan in geen enkel geval worden toegekend aan een groep van personen, zelfs<br />

indien deze personen individueel recht heb<strong>be</strong>n op de vrijstelling.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

599 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

II. Leden van zendingen en posten gevestigd in een andere lidstaat van<br />

de Europese Gemeenschap.<br />

Het <strong>be</strong>grip "persoonlijk gebruik" wordt gedefinieerd door de ontvangende<br />

lidstaat.<br />

G. Draagwijdte van de vrijstelling (persoonlijk gebruik).<br />

I. Handelingen gerealiseerd voor leden van zendingen en posten<br />

gevestigd in België<br />

Invoeren in België<br />

Personen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 2°, van het Wetboek, kunnen<br />

met vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting goederen invoeren voor zover dat ge<strong>be</strong>urt<br />

volgens de procedure en onder de voorwaarden (met name de wederkerigheid)<br />

voorzien voor het toekennen van de vrijstelling van invoerrechten, ook al zijn<br />

die goederen niet aan dergelijke rechten onderworpen.<br />

Handelingen op de Belgische binnenlandse markt<br />

De leveringen van roerende goederen en de diensten verstrekt aan<br />

rechtheb<strong>be</strong>nden, zijnde personen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 2°, van<br />

het Wetboek, (z. E) zijn vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting voor zover het <strong>be</strong>drag<br />

247,89 EUR per levering of per dienst <strong>be</strong>reikt (btw niet in<strong>be</strong>grepen). Meerdere<br />

aankopen mogen niet worden gegroepeerd om het minimum<strong>be</strong>drag te <strong>be</strong>reiken.<br />

Wat wel mag worden gegroepeerd zijn de aankopen die op dezelfde dag bij<br />

dezelfde leverancier worden verricht.<br />

De hierna opgesomde leveringen van goederen en diensten zijn evenwel in<br />

geen geval vrijgesteld:<br />

1° leveringen van gebouwen en de vestigingen, de overdrachten en de<br />

wederoverdrachten van zakelijke rechten op gebouwen, onderworpen aan<br />

de btw;<br />

2° werk in onroerende staat zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 19, § 2, tweede lid, van<br />

het Wetboek; de handelingen opgesomd in artikel 20, § 2, tweede lid, van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992; de leveringen van<br />

roerende goederen die duidelijk <strong>be</strong>stemd zijn om te worden gebruikt voor


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 600<br />

(1 februari 2012)<br />

de hierboven genoemde werken of diensten, alsook iedere andere<br />

dienstverrichting met <strong>be</strong>trekking tot een onroerend goed uit zijn aard of<br />

bijdragend tot de oprichting van een gebouw of de uitvoering van een<br />

werk in onroerende staat, aanleg en onderhoud van tuinen;<br />

3° de leveringen van water, gas, elektriciteit en stookolie;<br />

4° de levering van algemene voedingswaren (alle soorten voedsel, drank:<br />

geestrijke dranken, bier, wijn, limonades, enz.) evenals de levering van<br />

voedingswaren voor dieren;<br />

5° het verschaffen van spijzen en dranken om ter plaatse te worden gebruikt,<br />

dit wil zeggen in hotels, restaurants, snackbars, verbruiksalons, her<strong>be</strong>rgen<br />

en andere dergelijke inrichtingen;<br />

6° de kosten van verblijf in hotels of in andere inrichtingen, inclusief het<br />

ontbijt, waar aan <strong>be</strong>talende gasten onderdak wordt verleend;<br />

7° de telefonische aansluitingen en verbindingen met de privé-woning van<br />

<strong>be</strong>doelde personen; hetzelfde geldt voor de aansluiting op de ka<strong>be</strong>ltelevisie<br />

en het doorzenden van de signalen ervan;<br />

8° de leveringen van goederen of de diensten die globaal worden verricht<br />

voor de <strong>be</strong>hoeften van een appartementsgebouw, waarvan een gedeelte<br />

wordt <strong>be</strong>trokken, als eigenaar of als huurder, door een persoon <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 42, § 3, eerste lid, 2°, van het Wetboek, zelfs als deze kosten<br />

worden <strong>be</strong>taald door de zending;<br />

9° de leveringen van goederen en de diensten verricht in het kader van<br />

<strong>be</strong>leggingsprojecten, inzonderheid de aankoop en de invoer van goudstukken<br />

die normaal als <strong>be</strong>leggingsobjecten worden gebruikt; zo is een<br />

muntstuk of medaille gekocht bij de Koninklijke Munt van België geen<br />

juweel maar wel degelijk een <strong>be</strong>leggingsobject;<br />

10° tabaksfabrikaten;<br />

11° de huur en de leasing van vervoermiddelen;<br />

12° De aankoop van vervoermiddelen die in overeenstemming met de<br />

Belgische regelgeving vallen onder de volgende categorieën:


(1 februari 2012)<br />

601 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

- vrachtwagens, <strong>be</strong>stelwagens, autocars (voertuigen die naast de<br />

plaats van de chauffeur meer dan acht zitplaatsen tellen), caravans,<br />

mobilhomes, kampeerwagens, aanhangwagens;<br />

- boten en schepen, ongeacht het type;<br />

- helikopters en vliegtuigen of luchtvaartuigen, ongeacht het type.<br />

Alle types van landvoertuigen, hoe ze ook worden genoemd of<br />

omschreven en ongeacht het gebruik, die zijn uitgerust met een motor<br />

met een cilinderinhoud van meer dan 48cc of met een vermogen van<br />

meer dan 7,2 kilowatt maar die om gelijk welke reden niet worden<br />

ingeschreven bij de D.I.V.<br />

Worden eveneens uitgesloten:<br />

- het toe<strong>be</strong>horen en de onderdelen van of <strong>be</strong>stemd voor deze<br />

vervoermiddelen of voor de vervoermiddelen waarvoor geen ATVvignet<br />

werd afgeleverd;<br />

- de goederen of diensten met <strong>be</strong>trekking tot deze vervoermiddelen<br />

of voor de vervoermiddelen waarvoor geen ATV-vignet werd<br />

afgeleverd.<br />

Een ATV-vignet heeft tot gevolg dat op het inschrijvings<strong>be</strong>wijs een<br />

melding T1 of T2 wordt aangebracht. Enkel indien één van deze<br />

meldingen is aangebracht kan de vrijstelling worden verleend.<br />

13° kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten;<br />

14° diensten verstrekt door reisagentschappen;<br />

15° bank- en financiële verrichtingen;<br />

16° vuurwapens;<br />

17° dieren<br />

18° toegangsticketten tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke,<br />

educatieve, vermakelijkheids of soortgelijke evenementen;<br />

19° goederen en diensten die niet worden gebruikt of verbruikt in België;


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 602<br />

20° dienstverrichtingen met <strong>be</strong>trekking tot niet vrijgestelde goederen;<br />

Vervoermiddelen<br />

Sinds 1 januari 2002 is er een regeling van toepassing voor de verkoop van<br />

voertuigen in België of een andere lidstaat door een <strong>be</strong>lastingplichtige aan een<br />

rechtheb<strong>be</strong>nde <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek.<br />

Deze regeling laat tijdens de periode dat de rechtheb<strong>be</strong>nde in functie is in<br />

België, de aankoop toe met vrijstelling van btw voor:<br />

- 3 voertuigen voor een hoofd van een diplomatieke zending of consulaire<br />

post;<br />

- 2 voertuigen voor een diplomaat of een consulaire ambtenaar;<br />

- 1 voertuig voor een lid van het administratief en technisch personeel of<br />

een consulaire <strong>be</strong>diende.<br />

Om de vrijstelling van btw te verkrijgen moet het aan de leverancier te<br />

overhandigen document (nr. 450 - 451 - certificaat voor de vrijstelling van btw<br />

en accijnzen) altijd voorafgaandelijk gevalideerd worden door de Centrale<br />

diensten van de Algemene administratie van de douane en accijnzen.<br />

De Belgische leverancier mag in dat geval geen vignet 904 afleveren<br />

(KB nr. 47 van 25 februari 1996, artikel 1, laatste lid). Het vak W van de<br />

"Aanvraag om inschrijving van een voertuig" wordt niet gevalideerd door de<br />

Centrale diensten van de Algemene administratie van douane en accijnzen,<br />

maar deze diensten kleven een ATV-vignet (ATV: Admission temporaire -<br />

Tijdelijke vrijstelling). Een ATV-vignet wordt gekleefd als het gaat om een<br />

vrijstelling waarvoor een regularisatieperiode wordt voorzien. Als een voertuig<br />

werd ingeschreven met een ATV-vignet dan zal op het inschrijvings<strong>be</strong>wijs van<br />

het voertuig een melding staan T1 (vrijstelling van invoerrechten en btw) of T2<br />

(vrijstelling van btw) gevolgd door<br />

DOUANE - TIJDELIJKE VRIJSTELLING<br />

ATV: ……….-……….<br />

Waarde: ………………..EUR<br />

Franchise van ../../…. tot ../../….<br />

Afstand enkel met toelating douane<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

603 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Bij verkoop of overdracht van een vrijgesteld voertuig met T1 of T2<br />

vermelding binnen een periode van 3 jaar vanaf de eerste inschrijving in<br />

België, moet de vrijgestelde btw geregulariseerd worden. Deze regularisatie in<br />

hoofde van de rechtheb<strong>be</strong>nde wordt prorata temporis <strong>be</strong>rekend in de resterende<br />

36 sten over een tijdspanne van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van eerste<br />

inschrijving in België en <strong>be</strong>rekend op basis van de maatstaf van heffing bij de<br />

aankoop van het voertuig. Een <strong>be</strong>gonnen maand wordt als een hele maand<br />

<strong>be</strong>schouwd.<br />

Net zoals de verkoop van het voertuig, geven ook aanleiding tot regularisatie:<br />

de schenking van het voertuig, de verhuring, het ter <strong>be</strong>schikking stellen aan een<br />

persoon die geen vrijstelling geniet of voertuigen die niet <strong>be</strong>stemd zijn voor<br />

persoonlijk gebruik in België.<br />

De regularisatie ge<strong>be</strong>urt bij de Algemene administratie van de douane en<br />

accijnzen.<br />

Onder voor<strong>be</strong>houd van een schriftelijke verantwoording en na onderzoek van<br />

het dossier door de centrale diensten van de Algemene administratie van de<br />

fiscaliteit, sector btw, kan worden <strong>be</strong>slist dat een regularisatie moet worden<br />

verricht maar geen <strong>be</strong>taling moet ge<strong>be</strong>uren ingeval van diefstal of vernieling<br />

met totaal technisch verlies. Onder een technisch totaal verlies dient te worden<br />

verstaan dat de schade aan het voertuig zodanig is dat het niet opnieuw in het<br />

verkeer kan worden gebracht.<br />

De vervanging, met vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting, van <strong>be</strong>schadigde, volledig<br />

vernielde of gestolen voertuigen <strong>be</strong>stemd voor persoonlijk gebruik, wordt niet<br />

toegestaan indien het maximum aantal vrijgestelde voertuigen al is <strong>be</strong>reikt.<br />

Andere mogelijkheden in geval van persoonlijk gebruik waarin er regularisatie<br />

is zonder <strong>be</strong>taling:<br />

- overlijden van de titularis van de vrijstelling, die het voertuig had<br />

aangeschaft. Een aanvraag tot regularisatie zonder <strong>be</strong>taling moet worden<br />

ingediend bij de Centrale diensten van de Algemene administratie van de<br />

douane en accijnzen;<br />

- de titularis verlaat België met zijn voertuig bij het <strong>be</strong>ëindigen van zijn<br />

functie, ongeacht de gebruiksduur en het land van <strong>be</strong>stemming;


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 604<br />

- de titularis krijgt een nieuwe functie bij een andere diplomatieke of<br />

consulaire zending of bij een internationale organisatie, gevestigd in<br />

België en erkend door de Directie Protocol & Veiligheid. In dergelijk<br />

geval wordt op vraag van de <strong>be</strong>trokkene de vrijstelling verlengd voor<br />

zover hij in zijn nieuwe functie aanspraak kan maken op een vrijstellingsregeling<br />

inzake voertuigen, rekening houdend met de <strong>be</strong>perkingen in<br />

de nieuwe functie.<br />

Als het voertuig werd verkocht aan de <strong>be</strong>gunstigde van een soortgelijke<br />

vrijstelling blijft de oorspronkelijke periode van drie jaar waarna geen <strong>be</strong>taling<br />

meer vereist is, verder lopen ongeacht het aantal personen die het voertuig<br />

kopen. Verkoopt de nieuwe of een latere koper binnen voornoemde tijdspanne<br />

van drie jaar het voertuig door aan iemand die geen vrijstelling geniet, dan zijn<br />

de vernoemde regularisaties eveneens van toepassing in hoofde van de laatste<br />

<strong>be</strong>gunstigde van de vrijstelling.<br />

Tenslotte, vervoermiddelen die met vrijstelling werden aangekocht en na<br />

verloop van tijd werden geregulariseerd, met of zonder <strong>be</strong>taling, kunnen niet<br />

worden doorverkocht door wederverkopers in dergelijke goederen met<br />

toepassing van de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge<br />

(artikel 58, § 4, 3°,van het Btw-Wetboek).<br />

Intracommunautaire verwervingen.<br />

De leveringen van goederen en diensten in een andere lidstaat van de Europese<br />

Unie, worden van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld binnen dezelfde <strong>be</strong>perkingen als die<br />

welke gelden voor de leveringen van goederen en diensten verricht op de<br />

Belgische binnenlandse markt (toepassing van artikel 151, punt 1, a), van de<br />

Richtlijn 2006/112/EG).<br />

De intracommunautaire verwervingen van goederen die volgen op de in het<br />

vorige lid genoemde leveringen van goederen worden, bij toepassing van<br />

artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek, niet aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen , maar vrijgesteld door artikel 40, § 1, 1°, a en artikel 42, § 3,<br />

eerste lid, 2°, van het Wetboek.<br />

Dit <strong>be</strong>tekent dat de leveringen en de diensten in een andere lidstaat definitief<br />

vrijgesteld worden door genoemd artikel 151 en deze handelingen niet in<br />

aanmerkingen mogen worden genomen voor de vaststelling van één of andere<br />

drempel.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

605 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

II. Handelingen verricht in België voor de leden van zendingen en posten<br />

gevestigd in een lidstaat van de Europese Gemeenschap.<br />

De leveringen van goederen en diensten verricht in België worden vrijgesteld<br />

van de <strong>be</strong>lasting op basis van artikel 42, § 3, eerste lid, 2°, van het Wetboek,<br />

binnen de <strong>be</strong>perkingen <strong>be</strong>paald door de ontvangende lidstaat (artikel 151,<br />

punt 1, a), van de Richtlijn 2006/112/EG).<br />

De vrijstelling mag door de leverancier of dienstverrichter slechts worden<br />

verleend als hij in het <strong>be</strong>zit is van het "Certificaat voor vrijstelling van <strong>BTW</strong><br />

en/of accijnzen (Richtlijn 2006/112/EG, artikel 151, en Richtlijn 2008/118/EG,<br />

artikel 13) gevalideerd door de <strong>be</strong>voegde autoriteiten van lidstaat van<br />

ontvangst (zie bijlage XV).<br />

Vervoermiddelen<br />

Wanneer een leverancier in België een levering verricht van een landvoertuig<br />

met een motor dat nooit is ingeschreven geweest, met toepassing van de<br />

vrijstelling van de btw binnen de voorwaarden van artikel 42, § 3, eerste lid,<br />

2°, van het Wetboek of van artikel 151, punt 1, van Richtlijn 2006/112/EG,<br />

waarbij dat voertuig <strong>be</strong>stemd is om te worden gebruikt in een andere lidstaat en<br />

het voorwerp uit maakt van een aanvraag tot inschrijving bij de DIV, kan<br />

overeenkomstig artikel 8, § 3, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 47 van 25 februari<br />

1996 enkel een tijdelijke nummerplaat en bijhorend tijdelijk inschrijvings<strong>be</strong>wijs<br />

dat voorzien is van een bijzondere vermelding inzake het fiscaal statuut<br />

van het voertuig, worden aangevraagd.<br />

Op de aanvraag tot inschrijving, opgesteld op naam van de verwerver, moet<br />

een vignet nr. 904 worden aangebracht door de leverancier waarbij hij het vak<br />

"btw <strong>be</strong>taald? Nee" aankruist.<br />

Het vervoer van deze voertuigen naar de lidstaat van <strong>be</strong>stemming moet uiterlijk<br />

op het einde van de derde maand volgend op deze van de inschrijving<br />

plaatsvinden.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 606<br />

306. Wettelijke <strong>be</strong>palingen.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 6. - Internationale organisaties<br />

- Krijgsmachten toegetreden tot het<br />

- Noord-Atlantisch Verdrag<br />

- Militaire <strong>be</strong>graafplaatsen<br />

- Noord-Atlantische Vergadering<br />

Artikel 151, punt 1, van de Richtlijn 2006/112/EG, van 28 novem<strong>be</strong>r 2006 aangevuld<br />

door bijlage X, deel B, punt 6 van voornoemde Richtlijn, stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij:<br />

a) (pro memorie)<br />

a bis) goederenleveringen en diensten verricht voor de Europese Gemeenschap, de<br />

Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, de Europese Centrale Bank of de<br />

Europese Investeringsbank of voor de door de Europese Gemeenschappen<br />

opgerichte organen waarop het Protocol van 8 april 1965 <strong>be</strong>treffende de<br />

voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van toepassing<br />

is, zulks binnen de <strong>be</strong>perkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld<br />

bij dat protocol, bij de overeenkomsten tot toepassing van dat protocol of bij de<br />

vestigingsovereenkomsten, en voor zover zulks niet leidt tot verstoring van de<br />

mededinging;<br />

b) goederenleveringen en diensten <strong>be</strong>stemd voor andere dan de in punt a bis)<br />

<strong>be</strong>doelde internationale instellingen die als dusdanig, door de overheid van de<br />

lidstaat waar zij zijn gevestigd, zijn erkend, alsmede voor de leden van deze<br />

instellingen,zulks binnen de <strong>be</strong>perkingen en onder de voorwaarden die zijn<br />

vastgesteld bij de internationale verdragen tot oprichting van deze instellingen<br />

of bij de vestigingsovereenkomsten;<br />

c) goederenleveringen en diensten verricht in de lidstaten die partij zijn bij het<br />

Noord-Atlantische Verdrag, en <strong>be</strong>stemd voor de strijdkrachten van de andere<br />

staten die partij bij dat verdrag zijn, ten <strong>be</strong>hoeve van deze strijdkrachten of het<br />

hen <strong>be</strong>geleidende burgerpersoneel of voor de <strong>be</strong>voorrading van hun messes of<br />

kantines, voor zover deze strijdkrachten deelnemen aan de gemeenschappelijke<br />

defensie-inspanning;<br />

d) goederenleveringen en diensten verricht voor een andere lidstaat, <strong>be</strong>stemd voor<br />

de strijdkrachten van andere staten die partij zijn bij het Noord-Atlantische<br />

Verdrag dan de lidstaat van <strong>be</strong>stemming zelf, ten <strong>be</strong>hoeve van deze


(1 februari 2012)<br />

607 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

strijdkrachten of het hen <strong>be</strong>geleidende burgerpersoneel of voor de<br />

<strong>be</strong>voorrading van hun messes of kantines, voor zover deze strijdkrachten<br />

deelnemen aan de gemeenschappelijke defensie-inspanning.<br />

Op basis van Bijlage X, Deel B, punt 6, mogen de lidstaten de goederenleveringen en<br />

diensten verricht voor instellingen die zijn <strong>be</strong>last met het aanleggen, het inrichten en<br />

het onderhouden van <strong>be</strong>graaf- en grafplaatsen en gedenktekens voor oorlogsslachtoffers<br />

blijven vrijstellen.<br />

De Europese wetgeving heeft een opslitsing gemaakt tussen de vrijstellingen voor de<br />

internationale organisaties in het algemeen en de vrijstellingen voor de Europese<br />

instellingen gelet op de evolutie die nieuwe types van organisaties heeft doen<br />

ontstaan die gedekt zijn door de vrijstellingen die voorzien zijn in het Protocol van<br />

voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie.<br />

Artikel 42, § 3, eerste lid, van het Wetboek, dat de omzetting is in Belgisch recht van<br />

genoemd artikel 151, stelt onder meer van de <strong>be</strong>lasting vrij:<br />

1° …<br />

2° …<br />

3° de leveringen, de intracommunautaire verwervingen en de invoeren van<br />

goederen en de diensten verricht voor de Europese Gemeenschap, de Europese<br />

Gemeenschap voor Atoomenergie, de Europese Centrale Bank of de Europese<br />

Investeringsbank of voor de door de Europese Gemeenschappen opgerichte<br />

organen waarop het Protocol van 8 april 1965 <strong>be</strong>treffende de voorrechten en<br />

immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van toepassing is, zulks<br />

binnen de <strong>be</strong>perkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij dat<br />

protocol, bij de overeenkomsten tot toepassing van dat protocol of bij de<br />

vestigingsovereenkomsten, en voor zover zulks niet leidt tot verstoring van de<br />

mededinging<br />

4° de leveringen, de intracommunautaire verwervingen en de invoeren van<br />

goederen en andere dan in 3° <strong>be</strong>doelde de diensten <strong>be</strong>stemd voor de<br />

internationale instellingen en daaraan verbonden ambtenaren, voor zover in<br />

zulke vrijstelling is voorzien door een overeenkomst waarbij België<br />

toegetreden is 1 ;<br />

1 De tekst moet gelezen worden als:<br />

“de leveringen, de intracommunautaire verwervingen en de invoeren van goederen en de diensten <strong>be</strong>stemd voor de andere<br />

dan in 3° <strong>be</strong>doelde internationale instellingen en daaraan verbonden ambtenaren, voor zover in zulke vrijstelling is voorzien<br />

door een overeenkomst waarbij België toegetreden is


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 608<br />

5° de leveringen, de intracommunautaire verwervingen en de invoeren van<br />

goederen en de diensten verricht, hetzij voor het officiële gebruik van de<br />

krijgsmachten van vreemde Staten toegetreden tot het Noord-Atlantisch<br />

Verdrag of van het hen <strong>be</strong>geleidende burgerpersoneel, hetzij voor de<br />

<strong>be</strong>voorrading van de messes en kantines van die krijgsmachten, voor zover de<br />

<strong>be</strong>treffende krijgsmachten deelnemen aan de gemeenschappelijke defensieinspanning;<br />

6° de leveringen en de intracommunautaire verwervingen van goederen en de<br />

diensten die naar een andere lidstaat werden verricht en <strong>be</strong>stemd zijn voor de<br />

strijdkrachten van een andere Staat toegetreden tot het Noord-Atlantisch<br />

Verdrag dan de lidstaat van <strong>be</strong>stemming zelf, voor het gebruik van die<br />

strijdkrachten of van het hen <strong>be</strong>geleidende burgerpersoneel, of voor de<br />

<strong>be</strong>voorrading van de messes en kantines van die strijdkrachten, voor zover deze<br />

strijdkrachten deelnemen aan de gemeenschappelijke defensie-inspanning;<br />

7° de leveringen, de intracommunautaire verwervingen en de invoeren van<br />

goederen en de diensten <strong>be</strong>stemd voor de instellingen die door een<br />

buitenlandse regering <strong>be</strong>last zijn met de aanleg, de inrichting en het onderhoud<br />

van <strong>be</strong>graafplaatsen en gedenktekens voor de in oorlogstijd overleden en hier<br />

te lande <strong>be</strong>graven leden van haar krijgsmacht;<br />

8° de leveringen, de intracommunautaire verwervingen en de invoeren van<br />

goederen en de diensten <strong>be</strong>stemd voor de Noord-Atlantische Vergadering en de<br />

leden van het Internationaal Secretariaat van die Vergadering, voor zover in de<br />

vrijstelling is voorzien door de wet van 14 augustus 1974 <strong>be</strong>treffende het<br />

statuut in België van de Noord-Atlantische Vergadering. De officiële <strong>be</strong>naming<br />

van deze organisatie is nu Parlementaire Vergadering bij de N.A.T.O.<br />

Het laatste lid van bovengenoemd artikel 42, § 3, van het Wetboek <strong>be</strong>paalt:<br />

"Door of vanwege de Minister van Financiën worden de perken en de<br />

voorwaarden voor de toepassing van deze paragraaf <strong>be</strong>paald. Er kan onder<br />

meer worden <strong>be</strong>paald dat de in deze paragraaf <strong>be</strong>doelde vrijstellingen worden<br />

verleend bij wijze van teruggaaf."<br />

Artikel 64, § 1, van het Btw-Wetboek stelt dat hij die goederen verkrijgt of<br />

produceert om ze te verkopen wordt <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs geacht de door<br />

hem verkregen of geproduceerde goederen te heb<strong>be</strong>n geleverd onder<br />

voorwaarden waaronder de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

Artikel 64, § 2, van het Btw-Wetboek stelt dat hij die diensten verricht, wordt<br />

<strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs geacht dat te heb<strong>be</strong>n gedaan onder voorwaarden<br />

waaronder de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

609 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

De <strong>be</strong>perkingen van de vrijstellingen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 3°,<br />

4°, 5°, 7° en 8°, van het Wetboek, en de voorwaarden waaronder ze van<br />

toepassing zijn worden vastgelegd en uitvoerig <strong>be</strong>schreven in de aanschrijving<br />

nr. 2/1978 en aangevuld door de aanschrijvingen nrs. 22/1978, 28/1978,<br />

38/1978, 8/1979, 2/1982 en het addendum erop. De bijzonderste <strong>be</strong>palingen<br />

daarvan volgen hierna samen met de bijzonderste voorwaarden van de<br />

vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 6°, van het Wetboek.<br />

De <strong>be</strong>stelbons waarvan sprake in deze aanschrijvingen werden vervangen door<br />

de volgende documenten sinds 1 juni 1993:<br />

document nr. 450 ∗ : "Aanvraag voor btw-vrijstelling voor aankopen in<br />

België door diplomatieke zendingen, consulaire posten,<br />

permanente vertegenwoordigingen en internationale<br />

organisaties (OFFICIEEL GEBRUIK)." (z. bijlage XI);<br />

document nr. 451 *: "Aanvraag voor btw-vrijstelling in toepassing van<br />

artikel 42, § 3, 2°, van het Wetboek voor aankopen in<br />

België (PERSOONLIJK GEBRUIK)." (zie bijlage XII).<br />

Bovendien is er sinds 1 april 1993 het document nr. 441:<br />

"Aanvraag voor btw-vrijstelling voor aankopen in<br />

België door <strong>be</strong>paalde leden van internationale organisaties<br />

(PERSOONLIJK GEBRUIK)." (z. bijlage XIII).<br />

Het document 441 is van toepassing op personen die niet kunnen genieten van<br />

de "diplomatieke vrijstelling" maar die toch recht heb<strong>be</strong>n op <strong>be</strong>paalde<br />

voorrechten. Dit document moet STEEDS gevalideerd zijn door de centrale<br />

diensten van de Algemene administratie van de douane en accijnzen.<br />

Aangezien het document 441 steeds moet worden gevalideerd door de<br />

administratie werd in het kader van het reduceren van het aantal formulieren<br />

een aanvang genomen met het vervangen van dat formulier door het<br />

"Certificaat voor vrijstelling van <strong>BTW</strong> en/of accijnzen" (zie bijlage XV).<br />

Artikel 151, punt 1, laatste alinea, van de Richtlijn 2006//112/CE stelt: "De in<br />

de eerste alinea geregelde vrijstellingen zijn van toepassing met inachtneming<br />

van de door de lidstaat van ontvangst vastgestelde <strong>be</strong>perkingen, totdat een<br />

uniforme <strong>be</strong>lastingregeling is vastgesteld."<br />

∗ De documenten kunnen worden gedownload op de website www.myminfin.<strong>be</strong>


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 610<br />

Het is in principe de lidstaat van ontvangst die zich uitspreekt over het recht op<br />

vrijstelling. Artikel 131 van de richtlijn stelt niettemin dat "De in de<br />

hoofdstukken 2 tot en met 9 geregelde vrijstellingen zijn van toepassing<br />

onverminderd andere communautaire <strong>be</strong>palingen en onder de voorwaarden die<br />

de lidstaten stellen om een juiste en eenvoudige toepassing van deze<br />

vrijstellingen te verzekeren en elke vorm van fraude, ontwijking en misbruik te<br />

voorkomen." Indien de leverancier in België is gevestigd, dan moet België<br />

nagaan of de vrijstelling correct werden toegepast. De leverancier moet het<br />

<strong>be</strong>wijs leveren dat hij terecht de vrijstelling heeft toegepast.<br />

De vrijstelling kan slechts door de leverancier worden toegepast in de mate dat<br />

hij in het <strong>be</strong>zit werd gesteld van een document genaamd "Certificaat voor<br />

vrijstelling van btw en accijnzen (Richtlijn 2006/112/EG - artikel 151 – en<br />

Richtlijn 2008/118/EG - artikel 13)"; goedgekeurd door de <strong>be</strong>voegde<br />

autoriteiten van de lidstaat van ontvangst (bijlage XV)<br />

Artikel 51, punt 1, van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de<br />

Raad van 15 maart 2011 <strong>be</strong>paalt dat wanneer de afnemer van goederen of<br />

diensten in de Gemeenschap is gevestigd maar niet in de lidstaat waar de<br />

levering of de dienst wordt verricht, het in bijlage II bij deze verordening<br />

opgenomen certificaat van vrijstelling van btw en/of van accijnzen geldt,<br />

onverminderd de toelichtingen in de bijlage bij dat certificaat, als <strong>be</strong>vestiging<br />

dat de handeling mogelijk in aanmerking komt voor die vrijstelling krachtens<br />

artikel 151 van Richtlijn 2006/112/EG<br />

De documenten kunnen worden gedownload op de site www.myminfin.<strong>be</strong><br />

De in de aanschrijving nr. 2 van 3 januari 1978 vermelde lijst van<br />

internationale organisaties is niet limitatief. De aanschrijving nr. 22 van 26 juli<br />

1978, nr. 28 van 15 septem<strong>be</strong>r 1978, nr. 38 van 5 decem<strong>be</strong>r 1978, nr. 8 van<br />

28 februari 1979 en nr. 2 van 10 februari 1982 heb<strong>be</strong>n er andere aan<br />

toegevoegd.<br />

De vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 3° van het Btw-Wetboek<br />

heeft enkel uitwerking tussen de contractant en de internationale organisatie en<br />

voorziet geen overdraagbaarheid of cascademogelijkheid voor de dienstverrichter<br />

of de leverancier van de contractant.<br />

Dit principe komt uit het arrest Velker (C-185/89) van 26 juni 1990, van het<br />

Hof van Justitie van de Europese Unie. Inderdaad, de <strong>be</strong>palingen van de<br />

Richtlijn 2006/112/EG (inzake vrijstelling van <strong>be</strong>lasting) moeten strikt worden<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

611 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

uitgelegd, omdat zij afwijken van het algemeen <strong>be</strong>ginsel, dat omzet<strong>be</strong>lasting<br />

wordt geheven over elke levering van goederen en over elke dienst die door<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige onder <strong>be</strong>zwarende titel wordt verricht. Volgens het Hof,<br />

is de uitbreiding van de vrijstelling van de btw tot de handelsfasen die<br />

voorafgaan aan de vrijgestelde handeling niet mogelijk omdat ze zowel voor de<br />

<strong>be</strong>trokken Lidstaten als de <strong>be</strong>trokken handelaren complicaties zou meebrengen,<br />

die niet te rijmen zijn met een "juiste en eenvoudige toepassing van de<br />

vrijstellingen"<br />

I. OFFICIEEL GEBRUIK<br />

307. Organisaties <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 3°, 4°en 8, van het Wetboek.<br />

De internationale organisaties <strong>be</strong>doeld in deze <strong>be</strong>paling en gevestigd in België en als<br />

zodanig erkend door de Directie van het Protocol van de FOD Buitenlandse Zaken,<br />

zijn de volgende:<br />

Benaming<br />

Vertaling in het Frans indien<br />

<strong>be</strong>schikbaar<br />

BENELUX Economische Unie Union Economique BENELUX<br />

Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger voor<br />

Bosnië-Herzegovina (zie nummer 305, B, 2°,<br />

f)<br />

Centrum voor Ontwikkeling van<br />

Ondernemingen<br />

Commission for Educational Exchange<br />

<strong>be</strong>tween the United States of America,<br />

Belgium and Luxembourg<br />

Bureau du Haut Représentant pour la Bosnie-<br />

Herzégovine<br />

Centre pour le Développement de l'Entreprise<br />

Commission pour les échanges éducatifs<br />

entre les Etats-Unis d'Amérique, la Belgique<br />

et le Luxembourg<br />

Secretariaat van het Energiehandvest Secrétariat de la Charte de l'Energie<br />

Eurocontrol Eurocontrol<br />

Europees Octrooibureau Office européen des Brevets<br />

Europees Ruimte-Agentschap (ESA) Agence spatiale européenne (ESA)<br />

Europese scholen Ecoles européennes<br />

Europese Unie (zie hieronder) Union européenne<br />

Europese Vrijhandelsassociatie - E.V.A. Association européenne de Libre-Echange -<br />

A.E.L.E.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 612<br />

Groep van Staten van Afrika, de Caraï<strong>be</strong>n en<br />

de Stille Oceaan - ACS<br />

(1 februari 2012)<br />

Groupe des Etats d'Afrique, des Caraï<strong>be</strong>s et<br />

du Pacifique - ACP<br />

Hoge Raad voor Europese Scholen Conseil supérieur des Ecoles européennes<br />

Internationaal comité van het Rode Kruis Comité international de la Croix Rouge<br />

Internationale Douaneraad (Wereld Douane<br />

Organisatie)<br />

Conseil de Coopération douanière<br />

(Organisation mondiale des douanes)<br />

Internationale Organisatie voor Migratie Organisation internationale pour les<br />

Migrations<br />

Liga van de Arabische Staten Ligue des Etats Ara<strong>be</strong>s<br />

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie<br />

(N.A.V.O.) (zie hieronder)<br />

Organisation du Traité de l'Atlantique Nord<br />

(O.T.A.N.)<br />

Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (OAE) Organisation de l'Unité africaine (OUA)<br />

Organisation internationale de la<br />

Francophonie<br />

Organisation internationale de la<br />

Francophonie<br />

Parlementaire Vergadering van de NAVO Assemblée parlementaire de l'OTAN<br />

Raad van Bestuur van de Europese School Conseil supérieur des Ecoles européennes<br />

Raad van Europa Conseil de l'Europe<br />

Samenwerkingsraad van de Arabische<br />

Golfstaten<br />

Supreme Headquarters Allied Powers Europe<br />

(SHAPE)<br />

Technisch Centrum voor Landbouwsamenwerking<br />

en Plattelandsontwikkeling<br />

Toezichthoudende autoriteit van Europese<br />

Vrijhandelsassociatie<br />

Verenigde Naties (zie hieronder) Nations unies<br />

West-Afrikaanse Economische en Monetaire<br />

Unie<br />

Conseil de Coopération des Etats Ara<strong>be</strong>s du<br />

Golfe<br />

Grand quartier general des puissances alliées<br />

en Europe (SHAPE)<br />

Centre technique de Coopération agricole et<br />

rurale<br />

Autorité de Surveillance de l'A.E.L.E.<br />

Union économique et Monétaire ouest<br />

africaine<br />

Westeuropese Unie - W.E.U. Union de l'Europe Occidentale - U.E.O.<br />

- -<br />

Europese Unie Union européenne<br />

Comité van de Regio's van de Europese Unie Comité des Régions de l'Union européenne<br />

Communautair bureau voor visserijcontrole Agence communautaire de contrôle de pêche<br />

Economisch en Sociaal Comité van de<br />

Europese Gemeenschappen<br />

Europees centrum voor de ontwikkeling van<br />

de <strong>be</strong>roepsopleiding (CEDEFOP)<br />

Comité économique et social des<br />

Communautés européennes<br />

Centre européen pour le développement de la<br />

formation professionnelle (CEDEFOP)<br />

Europees Defensie Agentschap (EDA) Agence européenne de Défense (EDA)<br />

Europese Dienst voor extern optreden Service européen pour l’action extérieur<br />

Europees Parlement Parlement européen


(1 februari 2012)<br />

613 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Europese Commissie Commission européenne<br />

Europese GNSS-toezichtautoriteit Autorité européenne de surveillance GNSS<br />

Europese Investeringsbank Banque européenne d'Investissement<br />

Europese Ombudsman Médiateur européen<br />

Europese Rekenkamer Cour des Comptes européennes<br />

Europese Stichting tot ver<strong>be</strong>tering van de<br />

levens- en ar<strong>be</strong>idsomstandigheden<br />

Europese Toezichthouder voor<br />

Gegevens<strong>be</strong>scherming<br />

Fondation pour l'Amélioration des Conditions<br />

de Vie et de Travail<br />

Contrôleur européen de la Protection des<br />

données (CEPD)<br />

Harmonisatiebureau voor de Interne Markt Office de l'Harmonisation dans le Marché<br />

intérieur<br />

Raad van de Europese Unie Conseil de l'Union européenne<br />

Satellietcentrum van de Europese Unie Centre satellitaire de l’Union européenne<br />

(verbindingskantoor)<br />

Uitvoerend Agentschap voor<br />

concurrentievermogen en innovatie (EACI)<br />

Uitvoerend Agentschap voor intelligente<br />

energie<br />

Uitvoerend Agentschap voor Onderwijs,<br />

Audiovisuele middelen en Cultuur (EACEA)<br />

Uitvoerend agentschap voor het trans-<br />

Europees vervoersnet (TEN TEA)<br />

Vertegenwoordiging van de Europese<br />

Centrale Bank<br />

Agence exécutive pour la compétitivité et<br />

l'innovation (EACI)<br />

Agence exécutive pour l'énergie intelligente<br />

(AEEI)<br />

Agence exécutive éducation, audiovisuel et<br />

culture (AEEAC)<br />

Réseau transeuropéen de transport (Agence<br />

exécutive TEN TEA)<br />

Bureau représentatif de la Banque Centrale<br />

européenne<br />

Gemeenschappelijke onderneming SESAR Entreprise commune SESAR<br />

Council Executive Agency European<br />

Research (ERCEA)<br />

Agence exécutive du Conseil européen de la<br />

recherche (ERCEA)<br />

Council Executive for the research (REA) Agence exécutive pour la recherche (REA)<br />

Gemeenschappelijke onderneming Artemis. Entreprise commune Artemis,<br />

Gemeenschappelijke onderneming Cleansky, Entreprise commune, Cleansky,<br />

Gemeenschappelijke onderneming Eniac Entreprise commune, Eniac,<br />

Gemeenschappelijke onderneming IMI. Entreprise commune IMI.<br />

Gemeenschappelijke onderneming<br />

brandstoffen en waterstof<br />

Gemeenschappelijke onderneming voor de<br />

uitvoering van het gezamenlijk technologieinitiatief<br />

inzake innovatieve geneesmiddelen<br />

- -<br />

Entreprise commune Pile à combustible et<br />

hydrogène<br />

Entreprise commune pour la mise en œuvre<br />

de l’initiative technologique conjointe en<br />

matière de médicaments innovants


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 614<br />

Gespecialiseerde organisaties van de<br />

Verenigde Naties<br />

Institutions spécialisées des Nations Unies<br />

Internationaal Ar<strong>be</strong>idsbureau Bureau international du Travail<br />

Organisatie Verenigde Naties voor de<br />

Opvoeding, de wetenschap en de Cultuur<br />

IODE (Intergouvernementele Oceanografische<br />

Commissie van UNESCO)<br />

United Nations Industrial Development<br />

Organisation<br />

Voedsel- en Landbouworganisatie van de<br />

Verenigde Naties (FAO)<br />

(1 februari 2012)<br />

Organisation des Nations Unies pour<br />

l'Education, la science et la Culture - IODE<br />

(Commission océanographique intergouvernementale<br />

de l'UNESCO)<br />

Organisation des Nations Unies pour le<br />

dévelopement industriel ONUDI<br />

Organisation des Nations Unies pour<br />

l'Alimentation et l'Agriculture (FAO)<br />

Wereldbank Banque Mondiale<br />

Wereldgezondheidsorganisatie Organisation Mondiale de la Santé<br />

Wereldorganisatie van de Intellectuele<br />

Eigendom<br />

Organisation Mondiale de la Propriété<br />

intellectuelle<br />

- -<br />

Organisatie van de Verenigde Naties<br />

(O.V.N.)<br />

Organisation des Nations Unies (O.N.U.)<br />

Bureau tegen de Drugs en de Misdaad van Office contre la Drogue et le Crime des<br />

V.N.<br />

Nations Unies<br />

Bureau voor de hulpverlenging aan de Office de secours et des travaux des Nations<br />

Palestijnse vluchtelingen<br />

Unies pour les réfugiés de Palestine<br />

Fonds van de Verenigde Naties voor<br />

Bevolking<br />

Fonds des Nations Unies pour la Population<br />

Hoog-Commissariaat der Verenigde Naties Haut Commissariat des N.U. pour les<br />

voor de Vluchtelingen<br />

Réfugiés<br />

Programma van de Verenigde Naties voor Programme des Nations Unies pour les<br />

Menselijke Nederzettingen (VN-HABITAT) Etablissements Humains (NU-HABITAT)<br />

Programma van de Verenigde Naties voor de Programme des Nations Unies pour le<br />

Ontwikkeling<br />

Développement<br />

Programma van de Verenigde Naties voor het Programme des Nations Unies pour<br />

Milieu<br />

l'Environnement<br />

Regionaal Informatiecentrum van de V.N. Centre Régional d’Information des N.U.<br />

U.N.I.C.E.F. U.N.I.C.E.F.<br />

UNO Vrouwen ONU Femmes<br />

Universiteit van de Verenigde Naties Université des Nations Unies<br />

Wereld Voedsel Programma Programme Alimentaire Mondial<br />

Representative Office Development Fund Bureau de représentation du Fonds de<br />

United Nations<br />

Développement des Nations Unies<br />

UNESCO Verbindingsbureau in België UNESCO Bureau de liaison en Belgique


United Nations Office for the Coordination of<br />

Business human affairs<br />

UNOPS (United Nations Office for Project<br />

Services)<br />

Verbindingsbureau voor de vrede en de<br />

veiligheid van de Verenigde Naties<br />

OHCHR- Office of the High Commissioner<br />

for Human Rights<br />

- -<br />

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie<br />

(N.A.V.O.)<br />

(1 februari 2012)<br />

615 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Bureau des Nations Unies de la coordination<br />

des Affaires humaines<br />

UNOPS (Bureau des Nations Unies pour le<br />

service d’appui aux projets présents dans le<br />

monde)<br />

Office de pour la paix et de la sécurité des<br />

Nations Unies<br />

CDH Haut commissariat aux droits de<br />

l’homme<br />

Organisation du Traité de l'Atlantique<br />

Nord (O.T.A.N.)<br />

Internationaal Secretariaat Secrétariat International<br />

Militair bureau van Normalisatie Bureau Militaire de Normalisation<br />

Militair Comité - Internationale Militaire Staf<br />

(IMS)<br />

N.A.V.O.-Agentschap voor het systeem<br />

Regroepering en Exploitatie van<br />

slagveldinformatie (NBA Agentschap)<br />

Comité Militaire - Etat-Major Militaire<br />

International (EMI)<br />

Agence O.T.A.N. du Système de Recueil et<br />

d'Exploitation des informations du Champ de<br />

Bataille (Agence NBA)<br />

N.A.V.O. Agentschap voor Normalisatie Agence O.T.A.N. de normalisation<br />

N.A.V.O. Agentschap van Beheer van het<br />

Commandosysteem en van de Luchtcontrole<br />

(NACMA Agentschap)<br />

N.A.V.O. Agentschap voor Consultatie,<br />

Bevelvoering en Operaties - uitvoering<br />

(N.A.V.O. C3 Agentschap)<br />

Agence O.T.A.N. de Gestion du système de<br />

commandement et de contrôle aérien (Agence<br />

NACMA)<br />

Agence de Consultation, de Commandement<br />

et de Conduite des Opérations de l'O.T.A.N.<br />

(Agence O.T.A.N. C3)<br />

NAVO Agentschap BICES Agence O.T.A.N. BICES<br />

BFA-L/NATO 1<br />

BFA-L/NATO<br />

PMT HQ NATO 2<br />

PMT HQ OTAN<br />

BPO Belgian Pipelines Organisation BPO Belgian Pipelines Organisation<br />

AGS3 AGS3<br />

NAGSMO (Nato alliance Ground<br />

Surveillance Management Organisation)<br />

NAGSMO (Nato alliance Ground<br />

Surveillance Management Organisation)<br />

1 BFA-L/NATO is een afdeling van het Belgisch leger die kan <strong>be</strong>last worden met de uitvoering van werken in naam en<br />

voor rekeningen van buitenlandse NAVO-strijdkrachten aanwezig op het Belgisch grondgebied.<br />

2 PMT HQ NATO is een afdeling van het Belgisch leger die <strong>be</strong>last is met de oprichting van het nieuwe hoofdkwartier van<br />

de NAVO in naam en voor rekening van deze laatste (Beslissing ET 92989 van 6 maart 2006) De vrijstelling is slechts<br />

van toepassing op de bijdragen ten laste van het budget van de deelnemende lidstaten van de NAVO, <strong>be</strong>halve op de<br />

Belgische bijdrage.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 616<br />

307/2. Krijgsmachten <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 5°, van het Wetboek.<br />

Genieten van deze vrijstelling de strijdkrachten van vreemde Staten toegetreden tot<br />

het Noord-Atlantisch Verdrag voor zover ze deelnemen aan de gemeenschappelijke<br />

defensie-inspanning en die zich op het Belgisch grondgebied <strong>be</strong>vinden, hetzij<br />

tijdelijk (bijvoor<strong>be</strong>eld ter gelegenheid van oefeningen), hetzij ze hier verblijven<br />

(zie artikel XI van de Overeenkomst van Londen, getekend op 15 juni 1951, Belgisch<br />

Staatsblad van 15 maart 1953).<br />

De buitenlandse krijgsmachten van de NAVO die in België gevestigd zijn, zijn de<br />

volgende:<br />

- de Duitse Strijdkrachten;<br />

- de Amerikaanse Strijdkrachten;<br />

- de Canadese Strijdkrachten;<br />

- de Nederlandse Strijdkrachten;<br />

- de Britse Strijdkrachten;<br />

- Mijnen<strong>be</strong>strijdingsschool (EUGERMIN)* te Oostende;<br />

- Belgisch-Nederlandse Commissariaatschool te Brugge (BENECMS)<br />

307/2/2. Krijgsmachten <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 6°, van het Wetboek.<br />

De hier <strong>be</strong>doelde krijgsmachten zijn de buitenlandse krijgsmachten van de NAVO<br />

die in een andere lidstaat dan België zijn gevestigd. Hier zijn onder andere <strong>be</strong>doeld:<br />

- de Belgische Strijdkrachten gelegerd in Duitsland;<br />

- de Belgische Strijdkrachten <strong>be</strong>horende tot het Eurocorps gelegerd in<br />

Straatsburg.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

617 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

307/3. Militaire Begraafplaatsen, <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 7°, van het<br />

Wetboek.<br />

De hier <strong>be</strong>doelde instellingen zijn de volgende:<br />

- American Battle Monuments Commission;<br />

- Commomwealth War Graves Commission;<br />

- Volksbund Deutsche Kriegsgrä<strong>be</strong>rfürsorge;<br />

- Secrétariat d'Etat aux Anciens Combattants (vroegere <strong>be</strong>naming "Service de<br />

l'état civil militaire du Nord de la France").<br />

Overeenkomstig bijlage X, deel B, punt 6, van de Richtlijn 2006/112/EG <strong>be</strong>horen de<br />

goederenleveringen en diensten verricht voor instellingen die zijn <strong>be</strong>last met het<br />

aanleggen, het inrichten en het onderhouden van <strong>be</strong>graaf- en grafplaatsen en<br />

gedenktekens voor oorlogsslachtoffers tot de handelingen die de lidstaten mogen<br />

blijven vrijstellen.<br />

307/4. Parlementaire Vergadering bij de N.A.T.O. (vroegere <strong>be</strong>naming: Noord-<br />

Atlantische Vergadering"), <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 8°, van het<br />

Wetboek.<br />

De wet van 14 augustus 1974, Belgisch Staatsblad van 31 okto<strong>be</strong>r 1974, <strong>be</strong>treffende<br />

het statuut van de Noord-Atlantische Vergadering vormt de grondslag van de<br />

voorrechten.<br />

Alhoewel nauw verbonden inzake werkzaamheden is de wettelijke basis dus<br />

verschillend van deze voor de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 4°, van het Wetboek.<br />

De zetel van de Parlementaire Vergadering bij de N.A.T.O. is gevestigd in België.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 618<br />

307/5. Begrip "Officieel gebruik".<br />

De omvang van de vrijstellingen in het voordeel van de instellingen <strong>be</strong>doeld in de<br />

nrs. 306, 307, 307/2, 307/3, verschilt naargelang van de internationale overeenkomsten<br />

tot oprichting van deze organisaties en/of van de zetelakkoorden gesloten<br />

met de ontvangende Staat. De vrijstellingen ten gunste van de Parlementaire<br />

Vergadering bij de N.A.T.O. (307/4) zijn voorzien in de wet van 14 augustus 1974.<br />

Deze vrijstellingen gelden in de regel enkel voor de handelingen verricht voor hun<br />

officieel gebruik in België.<br />

De vrijstelling is niet toegestaan voor economische handelingen die de concurrentie<br />

kunnen verstoren zoals door de organisatie verrichtte commerciële of industriële<br />

activiteiten; evenmin voor activiteiten of die niet noodzakelijk zijn voor de goede<br />

werking van de organisatie of slechts het persoonlijk <strong>be</strong>lang van het personeel<br />

<strong>be</strong>ogen.<br />

A. Instellingen gevestigd in België.<br />

In principe wordt het officieel gebruik omschreven in de <strong>be</strong>perkende zin als<br />

zijnde goederen en diensten die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de<br />

uitoefening van de functies zelf van de organisatie in kwestie.<br />

Worden aldus ondermeer aangemerkt als zijnde <strong>be</strong>stemd voor het officieel<br />

gebruik van deze instellingen, in zoverre dat de organisatie de opdrachtgever is<br />

en die werken definitief ten laste neemt:<br />

a) de gebouwen of gedeelten van gebouwen en de bijhorende terreinen, die<br />

gebruikt worden als zetel van de instelling en als dusdanig zijn erkend;<br />

b) werk in onroerende staat en de vastgoedlasten met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

onder a) <strong>be</strong>doelde gebouwen;<br />

c) de goederen en diensten die strikt noodzakelijk zijn voor het uitoefenen<br />

van de eigenlijke functies van de instelling:<br />

(1 februari 2012)<br />

- kantoormeu<strong>be</strong>len en -materieel;<br />

- kantoor<strong>be</strong>nodigdheden en kanselarij<strong>be</strong>nodigdheden;


(1 februari 2012)<br />

619 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

- officiële wagens en andere voertuigen aangewend voor de dienst<br />

van de instelling;<br />

- minerale oliën voor de aandrijving van die voertuigen;<br />

- de diensten (herstelling, onderhoud of huur) in verband met die<br />

voertuigen;<br />

- de leveringen van water, gas, elektriciteit en minerale brandstoffen<br />

aan de onder a) <strong>be</strong>doelde gebouwen;<br />

- het uitreiken van medailles als onderdeel van een erkennings- en<br />

<strong>be</strong>loningsprocedure aangenomen door de Noord-Atlantische<br />

Vergadering. Deze medailles worden exclusief uitgereikt aan<br />

personen na een selectieprocedure. Geschenken van welke aard ook<br />

worden niet vrijgesteld van de btw.<br />

d) goederen en diensten mbt telecommunicatie en teledistributie met de<br />

onder a) <strong>be</strong>doelde gebouwen;<br />

e) de <strong>be</strong>voorrading van messes en kantines voor zover daarin speciaal<br />

voorzien is in de overeenkomsten en/of de zetelakkoorden;<br />

f) onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, de officiële recepties georganiseerd door<br />

internationale instellingen in de onder a) <strong>be</strong>doelde officiële gebouwen<br />

van de instelling en toegestaan in het kader van de<br />

representatieverplichtingen van <strong>be</strong>paalde hoge ambtenaren of de officiële<br />

recepties toegestaan door de Commandant van een buitenlandse<br />

Strijdkracht van de NAVO. Er wordt geen vrijstelling verleend voor<br />

recepties met een privé- of recreatief karakter en evenmin voor recepties<br />

waarvan de kosten niet ten laste vallen van de organisatie.<br />

De vrijstelling wordt eveneens toegestaan indien de officiële receptie<br />

wordt gehouden buiten de hierboven genoemde officiële gebouwen maar<br />

dan enkel indien:<br />

- de receptie kadert in het officieel gebruik van de instelling;<br />

- de kosten ten laste vallen van de <strong>be</strong>groting van de instelling;<br />

- de <strong>be</strong>trokken hoge ambtenaren of militairen voorafgaandelijk<br />

gemachtigd werden door hun instelling.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 620<br />

(1 februari 2012)<br />

Het document dat aan de <strong>be</strong>lastingplichtige, die goederen levert of<br />

diensten verstrekt ter gelegenheid van deze recepties, moet worden<br />

overhandigd om van de vrijstelling te kunnen genieten dient steeds door<br />

de centrale diensten van de Algemene administratie van de fiscaliteit,<br />

sector <strong>BTW</strong> te worden gevalideerd ongeacht waar de officiële receptie<br />

plaatsvindt. Voor de Intergeallieerde Militaire Hoofdkwartieren en voor<br />

de buitenlandse krijgsmachten van de NAVO ge<strong>be</strong>urt deze validatie door<br />

het kantoor SHAPE/<strong>BTW</strong>.<br />

B. Instellingen gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie<br />

Het <strong>be</strong>grip officieel gebruik wordt gedefinieerd door de ontvangende lidstaat<br />

rekening houdend met een eventueel zetelakkoord dat werd gesloten met de<br />

<strong>be</strong>trokken instelling.<br />

307/6. Draagwijdte van de vrijstelling (officieel gebruik).<br />

A. Handelingen verricht door in België gevestigde instellingen.<br />

Invoer in België.<br />

De invoer van goederen door organismen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid,<br />

3°, 4°, 5° ,7°en 8°, van het Wetboek, (z. nrs. 306, 307, 307/2, 307/3 en 307/4)<br />

kan worden gedaan met vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting volgens de procedure<br />

voorzien voor het toekennen van de vrijstelling van invoerrechten, ook al zijn<br />

die goederen niet aan dergelijke rechten onderworpen.<br />

Geniet niet van deze vrijstelling:<br />

- de Europese maatschappij voor de chemische <strong>be</strong>werking van <strong>be</strong>straalde<br />

reactorbrandstof (EUROCHEMIC).<br />

Handelingen op de Belgische binnenlandse markt.<br />

De leveringen en de intracommunautaire verwervingen van goederen en de<br />

diensten op de binnenlandse markt aan de instellingen <strong>be</strong>doeld in artikel 42,<br />

§ 3, eerste lid, 3°, 4°, 5°, 7° en 8°, van het Wetboek, worden van de <strong>be</strong>lasting<br />

vrijgesteld volgens het hierna gemaakte onderscheid.


(1 februari 2012)<br />

621 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

1° De leveringen van gebouwen en de vestigingen, overdrachten en<br />

wederoverdrachten van zakelijke rechten in de zin van artikel 9, tweede<br />

lid, 2°, op gebouwen onder de toepassingsvoorwaarden van de<br />

uitzonderingen op de vrijstellingen voorzien door artikel 44, § 3, 1°, a) en<br />

b) en verricht ten voordele van de hierboven <strong>be</strong>doelde instellingen<br />

<strong>be</strong>doeld in de nrs. 307/1, 2, 3, en 4, die deze gebouwen <strong>be</strong>stemmen voor<br />

hun officieel gebruik (zie 307/5, A, a). Deze vrijstelling kan slechts<br />

worden toegepast op basis van een vergunning afgeleverd door de<br />

centrale diensten van de Algemene administratie van de fiscaliteit, sector<br />

btw.<br />

Genieten niet van deze vrijstelling:<br />

- de instellingen <strong>be</strong>last met het onderhoud van militaire<br />

<strong>be</strong>graafplaatsen.<br />

2° De doorlopende leveringen van water, gas, elektriciteit en minerale<br />

brandstoffen aan de in punt 307/5, A, a, genoemde gebouwen worden<br />

van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld ongeacht het <strong>be</strong>drag.<br />

3° De diensten inzake telecommunicatie en teledistributie met de in punt<br />

307/5, A, a, genoemde gebouwen worden van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld<br />

ongeacht het <strong>be</strong>drag.<br />

4° De leveringen van roerende goederen en diensten, andere dan deze<br />

<strong>be</strong>doeld onder 2° en 3°, worden van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld wanneer hun<br />

<strong>be</strong>drag 123,95 EUR <strong>be</strong>reikt per levering, btw niet in<strong>be</strong>grepen, en voor<br />

zover ze <strong>be</strong>antwoorden aan het <strong>be</strong>grip "officieel gebruik" gedefinieerd<br />

onder 307/5. Dit minimum wordt gerechtvaardigd door de <strong>be</strong>paling in<br />

sommige overeenkomsten en verdragen waarvan België deel uitmaakt<br />

die stellen dat de vrijstelling enkel van toepassing is op <strong>be</strong>langrijke<br />

aankopen.<br />

De boven<strong>be</strong>doelde drempel van 123,95 EUR is echter niet van toepassing op<br />

de volgende instellingen die in België zijn gevestigd:<br />

- Commission for Educational exchange <strong>be</strong>tween the United States of<br />

America, Belgium and Luxembourg;<br />

- Hoofdkwartieren van de Geallieerde Strijdkrachten van de NAVO,<br />

daaronder SHAPE;


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 622<br />

- de instellingen <strong>be</strong>last met het onderhoud van de militaire <strong>be</strong>graafplaatsen;<br />

- Krijgsmachten van de vreemde lidstaten bij het Noord-Atlantisch<br />

Verdrag.<br />

De vrijstelling wordt toegestaan bij wijze van teruggaaf wanneer met<br />

<strong>be</strong>trekking tot gebouwen <strong>be</strong>doeld in punt 307/5, A, a, gebruikt door een<br />

instelling <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste lid, 3°, 4°, 5°, 7° en 8°, van het<br />

Wetboek, vastgoedlasten in rekening worden gebracht aan die instelling, op<br />

voorwaarde, enerzijds, dat deze lasten definitief worden gedragen door de<br />

<strong>be</strong>trokken instelling en anderzijds, dat tussen de partijen voor deze lasten een<br />

prijs werd overeengekomen, gescheiden van de huurprijs, wanneer het gaat om<br />

lokalen die werden in huur genomen (zie gepubliceerde <strong>be</strong>slissingen ET 75574<br />

van 10 okto<strong>be</strong>r 1992 en 9 juni 1999). De aanvragen om teruggaaf moeten<br />

worden ingediend bij de centrale diensten van de Algemene administratie van<br />

de fiscaliteit, sector btw.<br />

Geniet niet van de vrijstellingen <strong>be</strong>doeld onder 2° tot 4° en in het vorig lid, de<br />

Europese maatschappij voor de chemische <strong>be</strong>werking van <strong>be</strong>straalde<br />

reactorbrandstof (EUROCHEMIC).<br />

Procedure voor het toepassen van de vrijstelling<br />

Voor het <strong>be</strong>komen van de vrijstelling moet de instelling bij iedere levering van<br />

goederen of dienstprestatie aan de leverancier of dienstverrichter een document<br />

450 overhandigen.<br />

Dit document moet enkel worden gevalideerd voor de aankoop van voertuigen<br />

en voor officiële recepties. Bij de aankoop van een vervoermiddel mag de<br />

Belgische leverancier in dat geval geen vignet nr. 904 afleveren (KB nr. 47 van<br />

25 februari 1996, artikel 1, laatste lid).<br />

Het document 450 werd vervangen door het Certificaat voor vrijstelling van<br />

btw en/of accijnzen in de hierna omschreven situaties. Het certificaat moet<br />

steeds worden gevalideerd door de administratie.<br />

- Alle aankopen van goederen en diensten door SHAPE en de<br />

Strijdkrachten.<br />

- De leveringen van water, gas, elektriciteit, telecommunicatie en<br />

teledistributie (zie gepubliceerde <strong>be</strong>slissing ET 111330 van 1 okto<strong>be</strong>r<br />

(1 februari 2012)


Ontslag van visum<br />

(1 februari 2012)<br />

623 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

2006). Voor deze leveringen en diensten moet slechts één maal per jaar<br />

een certificaat worden overhandigd aan de leverancier of dienstverrichter<br />

(hier werden geen ontslagen van visum verleend)<br />

Op basis van artikel 51, § 2, eerste lid, van de Uitvoeringsverordening (EU)<br />

282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 kunnen de lidstaten onder de door<br />

hen te <strong>be</strong>palen voorwaarden een organisatie ontheffen van de verplichting het<br />

certificaat te laten afstempelen in vak 6 van het certificaat.<br />

De organisatie stelt dan het certificaat op en vult vak 7 aan met de gegevens<br />

van de vergunning en overhandigt het certificaat aan de leverancier of<br />

dienstverrichter in de lidstaat van aankoop.<br />

Bovendien <strong>be</strong>staat de mogelijkheid om dit ontslag van visum te combineren<br />

om op de Belgische markt het document 450 niet meer te gebruiken. De<br />

<strong>be</strong>slissing voor ontslag van visum wordt dan uitgebreid zodat het volstaat dat<br />

de organisatie aan de leverancier of dienstverrichter enkel nog een kopie geeft<br />

van de vergunning “Ontslag van visum”.<br />

De voorwaarde om deze vergunning te <strong>be</strong>komen is dat de organisatie<br />

trimesterieel aan de administratie een overzicht geeft van alle verrichte<br />

aankopen in België en in een andere EU-lidstaat. Deze procedure is ook<br />

gekend onder de naam “Reporting”.<br />

Het ontslag van visum kan niet worden gebruikt voor:<br />

- aankopen van gebouwen, onderworpen aan btw;<br />

- officiële recepties;<br />

- aankopen van voertuigen;<br />

- doorlopende leveringen van water, gas, elektriciteit en de diensten van<br />

telecommunicatie en teledistributie;<br />

- aankopen van accijnsproducten.<br />

SHAPE heeft een ontslag van visum gekregen (niet voor voertuigen en<br />

officiële recepties) voor de aankopen ten laste van het internationaal budget.<br />

Gelet op het restrictief karakter van deze machtiging is deze niet van<br />

toepassing op de aankopen door:


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 624<br />

(1 februari 2012)<br />

- de socioculturele clubs van SHAPE;<br />

- de nationale militaire vertegenwoordigingen bij SHAPE;<br />

- de personeelsleden van SHAPE (ontslag van visum voor<br />

persoonlijk gebruik is trouwens nooit mogelijk).<br />

Een ontslag van visum werd eveneens verleend voor de aankopen in een<br />

andere lidstaat van de EU voor officieel gebruik aan de volgende<br />

internationale organisaties:<br />

- EUROCONTROL, Europese organisatie voor de veiligheid van de<br />

luchtvaart;<br />

- De Europese Unie (nog geen Reporting);<br />

- Het Europees Defensieagentschap (EDA)<br />

- De US Military Force (Amerikaanse strijdkrachten) (nog geen<br />

Reporting);<br />

- De NAVO.<br />

- NATO C3 Agency (NC3A)<br />

- NATO Communication & Information Systems Services Agency<br />

(NCSA).<br />

- Europese GNSS-toezichtautoriteit;<br />

- Wereldgezondheidsorganisatie (WHO);<br />

- Hoog-Commissariaat der Verenigde Naties voor de Vluchtelingen<br />

(UNHCR).<br />

Worden daarentegen niet als <strong>be</strong>stemd voor het officieel gebruik aangemerkt:<br />

- de deelneming aan een jaar<strong>be</strong>urs, een salon of een tentoonstelling. De<br />

deelname aan een jaar<strong>be</strong>urs met als <strong>be</strong>doeling de core business van de<br />

internationale organisatie kenbaar te maken heeft daarentegen geen<br />

commercieel karakter en kan bijgevolg wel van de btw worden<br />

vrijgesteld;<br />

- het werk in onroerende staat verricht aan de gebouwen <strong>be</strong>stemd voor de<br />

<strong>be</strong>hoeften van huisvesting van de personeelsleden van de organisatie, met<br />

uitzondering van hoofd van die organisatie in de mate dat het<br />

internationaal akkoord of het zetelakkoord in een vrijstelling voor de<br />

officiële residentie van het hoofd van de organisatie voorziet, zelfs indien<br />

deze gebouwen toe<strong>be</strong>horen aan de organisatie of nog indien de kosten<br />

met <strong>be</strong>trekking tot die werken ten laste worden genomen door de<br />

organisatie. Hetzelfde geldt voor de aankopen van goederen welke<br />

duidelijk <strong>be</strong>stemd zijn om te worden aangewend bij de bouw, de


(1 februari 2012)<br />

625 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

herstelling of het onderhoud van dergelijke gebouwen alsook alle<br />

diensten met <strong>be</strong>trekking tot die gebouwen (bilaterale akkoorden kunnen<br />

anders <strong>be</strong>palen);<br />

- de diensten verstrekt door reisagentschappen;<br />

- de verblijfskosten i.e. overnachting en ontbijt in een hotel of in een<br />

andere instelling waar aan <strong>be</strong>talende gasten onderdak wordt verleend.<br />

- Activiteiten met een recreatief karakter.<br />

Intracommunautaire verwervingen<br />

De leveringen van goederen en diensten gedaan in een andere lidstaat van de<br />

Europese Gemeenschap, aan de onder de punten 307/1, 2, 3, en 4, genoemde<br />

instellingen worden van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld binnen dezelfde <strong>be</strong>perkingen<br />

die gelden voor de leveringen van goederen en diensten gedaan op de<br />

Belgische binnenlandse markt (toepassing van artikel 151, punt 1, b), c), en d)<br />

van de Richtlijn 2006/112/EG.<br />

De intracommunautaire verwervingen van goederen die volgen op de in het<br />

vorig lid genoemde leveringen worden aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen op basis<br />

van artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek maar zijn vrijgesteld<br />

overeenkomstig artikel 40, § 1, 1, a en artikel 42, § 3, eerste lid, 3°, 4°, 5°, 7°<br />

en 8°, van het Btw-Wetboek.<br />

B. Handelingen gerealiseerd in België door instellingen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 42, § 3, eerste lid, 3°, 4°, en 7°, van het Wetboek, maar gevestigd<br />

in een andere lidstaat van de Europese Unie of door instellingen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, 6°, van het Wetboek.<br />

De leveringen van goederen en diensten gedaan in België worden van de<br />

<strong>be</strong>lasting vrijgesteld op basis van artikel 42, § 3, eerste lid, 3°, 4°, 6° en 7°, van<br />

het Wetboek, binnen de <strong>be</strong>perkingen <strong>be</strong>paald door de ontvangende lidstaat<br />

(artikel 151, punt 1, a bis, b) en d), en Bijlage X, Deel B, punt 6, van de<br />

Richtlijn 2006/112/EG.<br />

De vrijstelling mag door de leverancier of dienstverrichter slechts worden<br />

verleend als hij in het <strong>be</strong>zit is van het "Certificaat voor vrijstelling van btw<br />

en/of accijnzen (Richtlijn 2006/112/EG - artikel 151 – en Richtlijn


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 626<br />

2008/118/EG - artikel 13) gevalideerd door de <strong>be</strong>voegde autoriteiten van de<br />

lidstaat van ontvangst (zie bijlage XV). Enkel voor officieel gebruik kan er een<br />

ontslag van visum zijn verleend. In dat geval moet het certificaat in het vak ad<br />

hoc zijn vervolledigd met de gegevens van de <strong>be</strong>slissing van dat ontslag.<br />

Wat <strong>be</strong>treft de goederen en diensten <strong>be</strong>stemd voor de Belgische Strijdkrachten<br />

in Duitsland en voor de VZW Centrale Dienst voor Sociale en Culturele actie<br />

ten <strong>be</strong>hoeve van de militaire gemeenschap (CDSCA), wordt opgemerkt dat met<br />

instemming van de Duitse overheid en in afwachting van een communautaire<br />

harmonisatie, door de Belgische administratie aan het Belgisch Departement<br />

van Landsverdediging een machtiging werd verleend om in België met<br />

vrijstelling van de btw aankopen te doen en diensten af te nemen volgens de<br />

voorwaarden gesteld in die machtiging. In die machtiging is onder meer<br />

voorzien dat voor globale aankopen van <strong>be</strong>paalde goederen de vrijstelling op<br />

forfaitaire wijze mag toegepast worden, meer <strong>be</strong>paald à rato van dat gedeelte<br />

van de aangekochte goederen dat naar Duitsland zal vervoerd worden of<br />

verzonden worden, <strong>be</strong>stemming waarvoor de vrijstelling van artikel 42, § 3,<br />

eerste lid 4°bis van het Wetboek mag toegepast worden.<br />

Vervoermiddelen<br />

Wanneer een leverancier in België een levering verricht van een landvoertuig<br />

met een motor dat nooit is ingeschreven geweest, met toepassing van de<br />

vrijstelling van de btw binnen de voorwaarden van artikel 42, § 3, eerste lid,<br />

3°, 4°,, 5° 6° en 7°, van het Wetboek of van artikel 151, punt 1, b), c) en d),<br />

van Richtlijn 2006/112/EG, waarbij dat voertuig <strong>be</strong>stemd is om te worden<br />

gebruikt in een andere lidstaat en het voorwerp uitmaakt van een aanvraag tot<br />

inschrijving bij de DIV, kan overeenkomstig artikel 8, § 3, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 47 van 25 februari 1996 enkel een tijdelijke nummerplaat en<br />

bijhorend tijdelijk inschrijvings<strong>be</strong>wijs dat voorzien is van een bijzondere<br />

vermelding inzake het fiscaal statuut van het voertuig, worden aangevraagd.<br />

Op de aanvraag tot inschrijving, opgesteld op naam van de koper, moet een<br />

vignet nr. 904 worden aangebracht door de leverancier waarbij hij het vak "btw<br />

<strong>be</strong>taald? Nee" aankruist.<br />

Het vervoer van deze voertuigen naar de lidstaat van <strong>be</strong>stemming moet uiterlijk<br />

op het einde van de derde maand volgend op deze van de inschrijving<br />

plaatsvinden (Artikel 8, § 3, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 47).<br />

(1 februari 2012)


II. PERSOONLIJK GEBRUIK<br />

307/7. Ambtenaren met diplomatiek statuut.<br />

(1 februari 2012)<br />

627 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Bepaalde hoge ambtenaren en leden van instellingen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 3, eerste<br />

lid, 3°, 4°, en 8°, van het Wetboek, kunnen genieten van de vrijstellingsregeling van<br />

de btw toegekend aan leden van diplomatieke zendingen van vreemde Staten in<br />

functie in België (z. afdeling 5, E tot G).<br />

307/8. Andere ambtenaren en leden.<br />

A. Ambtenaren en leden van instellingen gevestigd in België<br />

Sommige ambtenaren en leden van <strong>be</strong>paalde instellingen <strong>be</strong>doeld in artikel 42,<br />

§ 3, eerste lid, 3°, 4°, 5° en 6°, van het Wetboek (zie punten 307/1, 2, 3, 4),<br />

kunnen bij invoer genieten van een regeling voor de tijdelijke invoer in België<br />

van voertuigen <strong>be</strong>stemd voor hun persoonlijk gebruik onder dekking van<br />

certificaten van tijdelijke vrijstelling afgeleverd door de Algemene<br />

administratie van de douane en accijnzen, in de mate dat de internationale<br />

overeenkomst daarin voorziet.<br />

De ambtenaren en leden van deze instellingen, andere dan deze <strong>be</strong>doeld onder<br />

307/7, kunnen in principe niet genieten van enige andere btw-vrijstelling op de<br />

invoeren en de intracommunautaire verwervingen van goederen in België en op<br />

de in België gedane leveringen van goederen en diensten. Nochtans,<br />

onafhankelijk van de vrijstellingen verleend voor de goederen die in het kader<br />

van een verhuisboedel België worden binnengebracht, voorzien <strong>be</strong>paalde<br />

internationale overeenkomsten en <strong>be</strong>paalde zetelakkoorden in een vrijstelling<br />

bij de eerste indiensttreding in België van de ambtenaren en leden van <strong>be</strong>paalde<br />

internationale organisaties.<br />

Deze vrijstelling voor een <strong>be</strong>perkt aantal goederen wordt verleend op basis van<br />

een bijzondere vergunning afgeleverd door de Algemene administratie van de<br />

douane en accijnzen en is zowel toepasselijk bij de invoer als bij de verwerving<br />

in België of in een andere lidstaat van de Europese Unie, van hun huisraad of<br />

persoonlijke goederen, daaronder <strong>be</strong>grepen één of meerdere auto's.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 628<br />

Bovendien wordt een bijzondere regeling voor het <strong>be</strong>komen van btw-vrijstelling<br />

toegepast voor de verkopen van nieuwe of tweedehandse vervoermiddelen<br />

in België of in een andere lidstaat van de Europese Unie door <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

aan ambtenaren of leden van <strong>be</strong>paalde internationale organismen,<br />

die geen Belgische onderdanen zijn, noch in België een duurzaam verblijf<br />

houden (NAVO, SHAPE zie aanschrijving 59/2010 van 23 septem<strong>be</strong>r 2010).<br />

Afhankelijk van de internationale overeenkomst, het zetelakkoord of een<br />

akkoord tussen de Belgische Staat en de internationale instelling, moet<br />

enerzijds de ambtenaar die recht heeft op meerdere voertuigen met vrijstelling<br />

gedurende de uitoefening van zijn functie in België bij verkoop of overdracht<br />

binnen een periode van 3 jaar vanaf de eerste inschrijving, de vrijgestelde btw<br />

regulariseren. Deze regularisatie in hoofde van de rechtheb<strong>be</strong>nde wordt prorata<br />

temporis <strong>be</strong>rekend in de resterende 36sten over een tijdspanne van drie jaar, te<br />

rekenen vanaf de datum van eerste inschrijving en <strong>be</strong>rekend op basis van de<br />

maatstaf van heffing bij de aankoop van het voertuig. Een <strong>be</strong>gonnen maand<br />

wordt als een hele maand <strong>be</strong>schouwd.<br />

Anderzijds is voor andere ambtenaren (bv. van de Europese Unie die slechts<br />

recht heb<strong>be</strong>n op één voertuig met vrijstelling, is deze vrijstelling definitief. De<br />

verkoop of overdracht geeft geen aanleiding tot een regularisatie tenzij wordt<br />

aangetoond dat de vrijstelling ten onrechte werd verleend.<br />

Om te weten of een voertuig al dan niet moet worden geregulariseerd, kan men<br />

zich baseren op het inschrijvings<strong>be</strong>wijs van het voertuig afgeleverd door de<br />

D.I.V. (Dienst voor de Inschrijving van de voertuigen). Indien op dit certificaat<br />

de vermelding T1 of T2 gevolgd door<br />

DOUANE - TIJDELIJKE VRIJSTELLING<br />

ATV: ……….-……….<br />

Waarde: ………………..EUR<br />

Franchise van ../../…. tot ../../….<br />

Afstand enkel met toelating douane<br />

is aangebracht, dan moet het voertuig worden geregulariseerd vooraleer het wordt<br />

verkocht of overgedragen.<br />

Deze regularisatie ge<strong>be</strong>urt bij de Algemene administratie van de douane en<br />

accijnzen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

629 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

B. Ambtenaren en leden van internationale organisaties gevestigd in een<br />

andere lidstaat van de Europese Unie.<br />

De in België gedane leveringen van goederen en diensten aan ambtenaren en<br />

leden van internationale organisaties die gevestigd zijn in een andere lidstaat<br />

van de Europese Unie, worden van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld op basis van<br />

artikel 42, § 3, eerste lid, 3°, 4°, 6° en 7°, van het Wetboek, binnen de<br />

<strong>be</strong>perkingen vastgesteld door de ontvangende lidstaat, ondermeer rekening<br />

houdend met eventuele zetelakkoorden die werden gesloten met de <strong>be</strong>trokken<br />

instellingen (artikel 151, punt 1, a bis, b), en d), van de Richtlijn 2006/112/EG.<br />

De vrijstelling mag door de leverancier of dienstverrichter slechts worden<br />

verleend als hij in het <strong>be</strong>zit is van het "Certificaat voor vrijstelling van btw<br />

en/of accijnzen (Richtlijn 2006/112/EG - artikel 151 – en Richtlijn<br />

2008/118/EG - artikel 13) gevalideerd door de <strong>be</strong>voegde autoriteiten van de<br />

lidstaat van ontvangst (zie bijlage XV).<br />

Wat de leden van de Belgische Strijdkrachten in Duitsland <strong>be</strong>treft, deze<br />

werden, om dezelfde redenen als uiteengezet in nr. 307/6, B, door de Belgische<br />

administratie gemachtigd om binnen <strong>be</strong>paalde voorwaarden en <strong>be</strong>perkingen in<br />

België goederen aan te kopen en diensten af te nemen. De <strong>be</strong>doelde machtiging<br />

schrijft evenwel voor dat gebruik moet worden gemaakt van voornoemd<br />

"Certificaat voor vrijstelling van btw en/of accijnzen", maar dat dit certificaat<br />

mag gevalideerd worden door de in nr. 307/6, B genoemde VZW CDSCA die<br />

hierbij in de plaats treedt van de in casu <strong>be</strong>voegde Duitse autoriteiten.<br />

Zo is ondermeer de vrijstelling van de btw van toepassing op het vervoer<br />

vanuit België van de verhuisboedel van de leden van de Belgische<br />

strijdkrachten in Duitsland, die zich gaan vestigen in Duitsland.<br />

Vervoermiddelen<br />

Wanneer een leverancier in België een levering verricht van een landvoertuig<br />

met een motor dat nooit is ingeschreven geweest, met toepassing van de<br />

vrijstelling van de btw binnen de voorwaarden van artikel 42, § 3, eerste lid,<br />

3°, 4°, 6° en 7°, van het Wetboek of van artikel 151, punt 1, a bis, b), en d), van<br />

Richtlijn 2006/112/EG, aan een ambtenaar of een lid van een internationale<br />

organisatie gevestigd in een andere lidstaat, en het voertuig het voorwerp uit<br />

maakt van een aanvraag tot inschrijving bij de DIV, kan enkel een tijdelijke<br />

nummerplaat en bijhorend tijdelijk inschrijvings<strong>be</strong>wijs dat voorzien is van een<br />

bijzondere vermelding inzake het fiscaal statuut van het voertuig, worden<br />

aangevraagd (Artikel 8, § 3, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 47).


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 630<br />

308. Monetair goud.<br />

Op de aanvraag tot inschrijving, opgesteld op naam van de verwerver, moet<br />

een vignet nr. 904 worden aangebracht door de leverancier waarbij hij het vak<br />

"Btw <strong>be</strong>taald? Nee" aankruist.<br />

Het vervoer van dit voertuig naar de lidstaat van <strong>be</strong>stemming moet uiterlijk op<br />

het einde van de derde maand volgend op deze van de inschrijving<br />

plaatsvinden.<br />

Deze formaliteit is niet vereist voor wat <strong>be</strong>treft de landvoertuigen met een<br />

motor die het voorwerp uitmaken van een levering aan een lid van de<br />

Belgische Strijdkrachten in Duitsland binnen de voorwaarden van artikel 42,<br />

§ 3, eerste lid, 6° van het Wetboek.<br />

Afdeling 7. - Monetair goud. Instellingen met activiteiten van<br />

menslievende, liefdadige of opvoedkundige aard.<br />

Artikel 42, § 3, 9°, van het Wetboek stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij, binnen de perken en<br />

onder de door of vanwege de Minister van Financiën te stellen voorwaarden, de<br />

leveringen van goud aan centrale banken. (z. ook nr. 255).<br />

309. Instellingen met activiteiten van menslievende, liefdadige of opvoedkundige<br />

aard.<br />

Het artikel 42, § 3, 10°, van het Wetboek stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij, onder de<br />

voorwaarden en binnen de perken vastgesteld door of vanwege de Minister van<br />

Financiën, de leveringen en invoeren van goederen <strong>be</strong>stemd voor erkende organisaties<br />

die deze goederen uitvoeren in het kader van hun menslievend, liefdadig of<br />

opvoedkundig werk in het buitenland, alsmede de diensten die aan deze organisaties<br />

met <strong>be</strong>trekking tot deze goederen worden verstrekt.<br />

De hier <strong>be</strong>doelde vrijstelling die kan verkregen worden hetzij door aankopen met<br />

vrijstelling mits voorafgaandelijke vergunning, hetzij door terug<strong>be</strong>taling, maakt het<br />

onderwerp uit van de nrs. 290 tot 292, waarnaar wordt verwezen.<br />

(1 februari 2012)


310. Vrijgestelde handelingen.<br />

(1 februari 2012)<br />

631 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

Afdeling 8. - Parels en edelstenen.<br />

Van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld ingevolge artikel 42, § 4, van het Wetboek:<br />

1° de levering van echte parels, natuurlijke edelstenen en dergelijke, aan personen<br />

die uitsluitend handelaar zijn in die goederen;<br />

2° de met <strong>be</strong>trekking tot die goederen aan dezelfde personen verstrekte diensten.<br />

Het laatste lid van <strong>be</strong>treffend artikel verleent aan de Minister van Financiën of zijn<br />

afgevaardigde de <strong>be</strong>voegdheid om de perken en de toepassingsvoorwaarden van die<br />

vrijstelling te <strong>be</strong>palen.<br />

Anderzijds zijn de invoeren en de intracommunautaire verwervingen van echte<br />

parels, natuurlijke edelstenen en dergelijke door personen die uitsluitend handelaar<br />

zijn in die goederen vrijgesteld bij toepassing van artikel 40, § 1, 1°, a) van het<br />

Wetboek.<br />

De algemene draagwijdte van voornoemde vrijstellingen wordt uiteengezet in de<br />

aanschrijving nr. 108/1971.<br />

310/2. Doel van de vrijstelling.<br />

Dit stelsel van vrijstelling werd door de wetgever opgericht om te vermijden dat de<br />

handelaars in echte parels en natuurlijke edelstenen een <strong>be</strong>langrijk <strong>be</strong>lasting-krediet<br />

zouden moeten voorfinancieren. Inderdaad, daar meer dan 95 pct. van het zakencijfer<br />

van de nijverheid en de handel in niet gezette diamanten op de intracommunautaire<br />

levering of op de uitvoer <strong>be</strong>trekking heeft, verkopen deze handelaars in het algemeen<br />

met vrijstelling van btw. Indien de wet hun niet zou toelaten de goederen en diensten<br />

met <strong>be</strong>trekking tot hun <strong>be</strong>roep aan te kopen met vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting, zouden<br />

zij gedwongen zijn een aftrekbare voor<strong>be</strong>lasting te financieren, die hun zou moeten<br />

terug<strong>be</strong>taald worden daar zij niet werkelijk in aftrek kon gebracht worden.


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 632<br />

In dit opzicht wordt de aandacht evenwel gevestigd op het feit dat, in geval van<br />

invoer van goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 40, § 1, 1°, a), en 42, § 4, van het Wetboek,<br />

door personen die uitsluitend handelaar in die goederen zijn, het voordeel van de<br />

vrijstelling waarin de artikels 40, § 1, 1°, a), en 42, § 4, voorzien, inzonderheid<br />

ondergeschikt is aan de voorwaarde dat de goederen ter zake regelmatig ten verbruik<br />

worden aangegeven. Bij de invoer dient een aangifte ten verbruik met vermelding in<br />

het vak 44 van "Vrijstelling van de btw - artikels 40, § 1, 1°, a), en 42, § 4, van het<br />

Btw-Wetboek" te worden overgelegd.<br />

In geval van invoer zonder aangifte of van poging daartoe door de voornoemde<br />

personen kan het voordeel van de vrijstelling niet worden toegestaan en dient de<br />

verschuldigde btw <strong>be</strong>rekend te worden tegen het voor het ingevoerde goed geldend<br />

tarief.<br />

310/3. Bedoelde goederen.<br />

Onder "echte parels, natuurlijke edelstenen en dergelijke" dient te worden verstaan:<br />

- echte parels en gekweekte parels, on<strong>be</strong>werkt of <strong>be</strong>werkt, gevat noch gezet, ook<br />

indien tijdelijk aaneengeregen met het oog op het vervoer;<br />

- natuurlijke en synthetische of gereconstrueerde edelstenen en halfedelstenen<br />

on<strong>be</strong>werkt, geslepen of op een andere wijze <strong>be</strong>werkt, gevat noch gezet, ook<br />

indien tijdelijk aaneengeregen met het oog op het vervoer;<br />

- poeder en stof van natuurlijke of van synthetische edelstenen of halfedelstenen.<br />

Deze goederen zijn ingedeeld onder de posten 71.01, 71.02, 71.03, 71.04 en 71.05<br />

van het Tarief van invoerrechten.<br />

310/4. Bedoelde diensten.<br />

Onder diensten met <strong>be</strong>trekking tot echte parels en natuurlijke edelstenen en<br />

dergelijke dient te worden verstaan:<br />

- de diensten die <strong>be</strong>staan uit een intellectueel werk in verband met die goederen,<br />

zoals de expertise en de commissie;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

633 "HOOFDSTUK IX: Uitvoer"<br />

- de diensten die <strong>be</strong>staan uit een materieel werk dat die goederen tot voorwerp<br />

heeft, op voorwaarde dat dit werk niet tot resultaat heeft de <strong>be</strong>werkte goederen<br />

uit te sluiten van een van de categorieën <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 4, van het<br />

Wetboek. Met andere woorden, na het werk moeten de goederen nog voldoen<br />

aan een van de definities die in het vorig nummer werden gegeven. Het gaat<br />

hier hoofdzakelijk om het sorteren, het slijpen, het zagen, het kloven, het<br />

snijden (grof slijpen als voor<strong>be</strong>werking tot het polijsten), het polijsten, het<br />

graveren, het doorboren en het uithollen.<br />

Anderzijds wordt ook geen btw geheven van de verhuring van molens of apparaten<br />

voor het polijsten, slijpen of zagen van natuurlijke edelstenen. Het voordeel van deze<br />

regeling is <strong>be</strong>perkt tot de huurders die ofwel uitsluitend handelaar in echte parels of<br />

natuurlijke edelstenen zijn ofwel diamantslijper of -zager zijn, <strong>be</strong>lastingplichtige of<br />

niet (nr. <strong>be</strong>slissing E.T. 12.315 van 5/1/1973).<br />

310/5. Rechtheb<strong>be</strong>nden op de vrijstelling.<br />

Als "personen die uitsluitend handelaar zijn in echte parels, natuurlijke edelstenen en<br />

dergelijke" worden <strong>be</strong>oogd de personen wier activiteit uitsluitend <strong>be</strong>staat uit het<br />

aankopen van de <strong>be</strong>doelde goederen om ze te verkopen, hetzij in dezelfde staat,<br />

hetzij na ze een handels<strong>be</strong>werking te heb<strong>be</strong>n doen ondergaan, die niet als resultaat<br />

heeft ze uit te sluiten van een van de categorieën van goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 42,<br />

§ 4, van het Wetboek.<br />

Er wordt evenwel aangenomen dat de persoon die handel drijft in parels en<br />

edelstenen die gevat noch gezet zijn, <strong>be</strong>nevens deze activiteit, en zonder het voordeel<br />

van de vrijstelling te verliezen, een andere werkzaamheid mag uitoefenen, op<br />

voorwaarde dat deze geen <strong>be</strong>trekking heeft op echte parels en natuurlijke edelstenen.<br />

Zo, bijvoor<strong>be</strong>eld, heeft een handelaar in diamanten geen enkel recht op de vrijstelling<br />

indien hij tegelijk de werkzaamheid van juwelier uitoefent.<br />

De Administratie neemt ook aan dat de personen wiens activiteit uitsluitend <strong>be</strong>staat<br />

in vrijgestelde dienstverrichtingen <strong>be</strong>oogd onder nummer 310/4 hiervoor, eveneens<br />

kunnen worden aangemerkt als rechtheb<strong>be</strong>nden op de vrijstelling en dat zij bijgevolg<br />

met vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting poeder en stof, van natuurlijke of van synthetische<br />

edelstenen of halfedelstenen kunnen aankopen welke zij gebruiken als hulpmaterialen<br />

in de vrijgestelde dienstverrichtingen.<br />

310/6. (Opgeheven.)


"HOOFDSTUK IX: Uitvoer" 634<br />

(1 februari 2012)


310/7. Algemeen.<br />

(1 februari 2012)<br />

635 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

HOOFDSTUK IXbis<br />

DE INTRACOMMUNAUTAIRE HANDELINGEN<br />

Eerste afdeling. - Algemene <strong>be</strong>palingen.<br />

De afschaffing van de fiscale grenzen, waartoe is <strong>be</strong>slist in de Europese Akte, bracht<br />

een grondige herziening met zich mee van de werking van het stelsel van <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde.<br />

De Raad van Ministers van de Europese Gemeenschappen keurde drie fundamentele<br />

juridische werkmiddelen goed met het oog op de afschaffing van de fiscale grenzen<br />

met ingang van 1 januari 1993:<br />

- de Richtlijn van 16 decem<strong>be</strong>r 1991 (91/680/EEG) tot aanvulling van het<br />

gemeenschappelijk stelsel van <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot<br />

wijziging, met het oog op de afschaffing van de fiscale grenzen, van Richtlijn<br />

77/388/EEG;<br />

- de Richtlijn van 14 decem<strong>be</strong>r 1992 (92/111/EEG) tot wijziging van Richtlijn<br />

77/388/EEG en tot invoering van vereenvoudigingsmaatregelen op het gebied<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde;<br />

- de Verordening van 27 januari 1992 (218/92/EEG) <strong>be</strong>treffende de administratieve<br />

samenwerking op het gebied van de indirecte <strong>be</strong>lastingen (btw).<br />

De wet van 28 decem<strong>be</strong>r 1992 en het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 29 decem<strong>be</strong>r 1992<br />

heb<strong>be</strong>n het Btw-Wetboek zodanig gewijzigd dat het enerzijds werd aangepast aan de<br />

richtlijn van 17 mei 1977 (77/388/EEG - de "Zesde btw-richtlijn") en dat anderzijds<br />

de richtlijn van 16 decem<strong>be</strong>r 1991 (91/680/EEG) en de richtlijn van 14 decem<strong>be</strong>r<br />

1992 (92/111/EEG) in onze nationale wetgeving werden opgenomen. De Zesde btw-<br />

Richtlijn werd op 1 januari 2007 vervangen door Richtlijn 2006/112/EG.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 636<br />

De regeling die met ingang van 1 januari 1993 werd ingevoerd is evenwel slechts een<br />

overgangsregeling. Er was op die datum immers nog geen akkoord <strong>be</strong>reikt omtrent<br />

de invoering van de definitieve regeling, die zou gebaseerd zijn op het principe van<br />

de heffing van de <strong>be</strong>lasting in het land van oorsprong. Belangrijkste redenen hiervoor<br />

zijn het gebrek aan toenadering tussen de btw-tarieven en de complexiteit van het<br />

mechanisme van de compensatie, dat een billijke verdeling moet toelaten van de btwontvangsten<br />

die voortvloeien uit de intracommunautaire handelingen tussen lidstaten.<br />

Het stelsel, zoals uiteengezet in dit hoofdstuk, was in principe geldig tot 31 decem<strong>be</strong>r<br />

1996. Deze geldigheidsduur wordt evenwel automatisch verlengd tot op de datum<br />

van de invoering van het definitief stelsel en, in ieder geval, tot zolang de Raad geen<br />

<strong>be</strong>slissing getroffen heeft over het definitief stelsel (artikel 402, § 1 van Richtlijn<br />

2006/112/EG - voorheen artikel 28terdecies, ingevoerd door artikel 1, punt 22 van de<br />

Richtlijn 91/680/ EEG van 16 decem<strong>be</strong>r 1991).<br />

310/8. Vergelijking tussen de oude en de nieuwe regeling.<br />

I. Regeling die van toepassing was vóór 1 januari 1993.<br />

Ingevolge het <strong>be</strong>staan van de fiscale grenzen was een heffing van de <strong>be</strong>lasting in de<br />

lidstaat van <strong>be</strong>stemming de regel.<br />

A. De levering onder <strong>be</strong>zwarende titel met het oog op uitvoer, door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige in de lidstaat van vertrek.<br />

Overeenkomstig de artikelen 15, 16 en 39 van het Wetboek waren van de <strong>be</strong>lasting<br />

vrijgesteld:<br />

- de levering van goederen die door of voor rekening van de leverancier werden<br />

uitgevoerd;<br />

- de levering van goederen die door of voor rekening van de niet in België<br />

gevestigde koper werden uitgevoerd.<br />

De controle op de daadwerkelijke uitvoer en op de naleving van de vrijstellingsvoorwaarden<br />

werd hoofdzakelijk verricht aan de grenzen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

637 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

B. De invoer door wie ook, werd aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen in de<br />

lidstaat van het binnenkomen van de goederen.<br />

Overeenkomstig de artikelen 3 en 23 tot 25 van het Wetboek, was de invoer,<br />

waarmee wordt <strong>be</strong>doeld het fysisch en materieel binnenkomen van de goederen in<br />

een land, aan de btw onderworpen en werd hij <strong>be</strong>last, <strong>be</strong>houdens wanneer een<br />

bijzondere <strong>be</strong>paling voorzag in een specifieke vrijstelling.<br />

De grenscontroles en -formaliteiten stonden borg voor de <strong>be</strong>lastingheffing op de<br />

invoer.<br />

II. Regeling die van toepassing is met ingang van 1 januari 1993.<br />

A. De structuur van de regeling.<br />

Deze regeling wordt gekenmerkt door:<br />

1° de afschaffing van elke controle en van elke fiscale formaliteit bij het overschrijden<br />

van de intracommunautaire grenzen;<br />

2° het verdwijnen van de noties "invoer" en "uitvoer" in het kader van de intracommunautaire<br />

verrichtingen. Deze <strong>be</strong>grippen blijven enkel hun <strong>be</strong>tekenis<br />

<strong>be</strong>houden voor de transacties tussen een lidstaat enerzijds en het grondgebied<br />

van een "derde" land anderzijds (d.w.z. een grondgebied dat gelegen is buiten<br />

de Europese Gemeenschap);<br />

3° de afschaffing van de intracommunautaire vrijstellingen voor particulieren. De<br />

aankopen die in een andere lidstaat worden verricht door een particulier zijn<br />

enkel en alleen onderworpen aan de btw in de lidstaat van aankoop. Er moet<br />

evenwel voor<strong>be</strong>houd gemaakt worden voor de bijzondere regeling voor nieuwe<br />

vervoermiddelen en de bijzondere regeling voor de verkopen op afstand, die<br />

werden uitgewerkt om de eventuele concurrentieverstorende gevolgen te<br />

vermijden die kunnen voortvloeien uit de btw-regeling die geldt voor aankopen<br />

door particulieren;<br />

4° de invoering van een nieuw <strong>be</strong>lastbaar feit voor de <strong>be</strong>lastingplichtigen/<br />

indieners (1) , met name de "intracommunautaire verwerving";<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 638<br />

5° een regeling in te voeren voor de handelingen die worden verricht door de<br />

vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtigen, de forfaitaire landbouwers, de kleine ondernemingen<br />

die onder de toepassing vallen van de vrijstellingsregeling en de<br />

niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen, die enerzijds identiek is aan degene die<br />

geldt voor particulieren, zolang het totale <strong>be</strong>drag van hun intracommunautaire<br />

verwervingen een wel<strong>be</strong>paalde drempel niet overschrijdt en die anderzijds<br />

identiek is aan de <strong>be</strong>handeling die geldt voor <strong>be</strong>lastingplichtigen/indieners (1) ,<br />

van zodra zij deze drempel wél overschrijden. Deze 4 categorieën van deelnemers<br />

aan het economische verkeer kunnen er ook voor opteren dat hun<br />

intracommunautaire verwervingen vanaf de eerste euro inzake btw <strong>be</strong>handeld<br />

worden zoals deze die worden verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) .<br />

B. De wijze waarop de <strong>be</strong>lasting wordt geheven over de verrichtingen<br />

tussen <strong>be</strong>lastingplichtigen/indieners (1) .<br />

Het heffingsmechanisme is gebaseerd op de volgende principes:<br />

1° vrijstelling van de levering in de lidstaat van vertrek;<br />

2° <strong>be</strong>lastingheffing over de intracommunautaire verwerving in de lidstaat van<br />

<strong>be</strong>stemming.<br />

Bovendien wordt de overbrenging naar een andere lidstaat door een onderneming<br />

van een goed van haar <strong>be</strong>drijf voor <strong>be</strong>drijfsdoeleinden, gelijkgesteld met een intracommunautaire<br />

levering in de lidstaat van vertrek en met een intracommunautaire<br />

verwerving in de lidstaat van aankomst.<br />

310/9. Terminologie.<br />

In het kader van dit hoofdstuk, moeten de hiernavolgende <strong>be</strong>grippen als volgt<br />

<strong>be</strong>grepen worden:<br />

1° Belastingplichtige/indiener: de persoon <strong>be</strong>doeld in artikel 4 van het Wetboek<br />

(Richtlijn 2006/112/EG, artikel 9 - voorheen Zesde richtlijn, art. 4) en die ertoe<br />

gehouden is periodieke btw-aangiften in te dienen overeenkomstig artikel 250<br />

van Richtlijn 2006/112/EG - voorheen artikel 22, § 4, a), van de Zesde richtlijn<br />

(Wetboek, art. 53, § 1, eerste lid, 2°);<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9<br />

(1 februari 2012)


2° Groep van vier:<br />

(1 februari 2012)<br />

639 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

a) de <strong>be</strong>lastingplichtigen/kleine ondernemingen die onder de toepassing vallen<br />

van de vrijstellingsregeling (Richtlijn 2006/112/EG, artikel 282 tot 292 -<br />

voorheen Zesde richtlijn, art. 24; Wetboek, art. 56, § 2);<br />

b) de <strong>be</strong>lastingplichtigen/forfaitaire landbouwers (Richtlijn 2006/112/EG, artikel<br />

295 tot 305 - voorheen Zesde richtlijn, art. 25; Wetboek, art. 57);<br />

c) de <strong>be</strong>lastingplichtigen die enkel handelingen verrichten die vrijgesteld zijn<br />

door de artikelen 132 tot 137 van Richtlijn 2006/112/EG - voorheen artikel 13<br />

van de Zesde richtlijn (Wetboek, art. 44), die hen geen recht op aftrek verlenen<br />

(bijv. advocaten, geneesheren, VZW's,...). Deze vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

dienen geen periodieke btw-aangiften in;<br />

d) de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen, met name vooral:<br />

- de publieke overheden (Staten, Gewesten, Gemeenschappen, departementen,<br />

provincies, gemeenten en de andere organen van publiek recht<br />

die geen <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn (Richtlijn 2006/112/EG, artikel 13, § 1,<br />

eerste lid - voorheen Zesde richtlijn, art. 4, § 5, eerste lid; Wetboek,<br />

art. 6, eerste lid), <strong>be</strong>houdens de voorziene uitzonderingen (Richtlijn<br />

2006/112/ EG, artikel 13, § 1, tweede en derde lid - voorheen Zesde<br />

richtlijn, art. 4, § 5, tweede en derde lid; Wetboek, art. 6, tweede en derde<br />

lid);<br />

- <strong>be</strong>paalde andere rechtspersonen, zoals de holdingvennootschappen wiens<br />

activiteiten zich <strong>be</strong>perken tot het aanhouden van deelnemingen (arrest<br />

van het Europees Hof van Justitie in de zaak C-60/90).<br />

Er wordt opgemerkt dat artikel 53 van de Wet houdende diverse <strong>be</strong>palingen van<br />

28 decem<strong>be</strong>r 2011 (B.S. 30 decem<strong>be</strong>r 2011) <strong>be</strong>paalt dat de diensten van notarissen en<br />

gerechtsdeurwaarders, verricht in de uitoefening van hun geregelde werkzaamheid<br />

vanaf 1 januari 2012 niet langer worden vrijgesteld door artikel 44, § 1, 1°, van het<br />

Btw-Wetboek. Vanaf die datum <strong>be</strong>horen notarissen en gerechtsdeurwaarders niet<br />

meer tot de groep van vier, maar tot de categorie <strong>be</strong>lastingplichtigen/indieners.<br />

De gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige en de gedeeltelijke <strong>be</strong>lastingplichtige, die voor een<br />

gedeelte van hun activiteit handelingen verrichten die aan de btw onderworpen zijn<br />

en voor het ander gedeelte van hun activiteit respectievelijk handelingen die<br />

vrijgesteld zijn door artikel 44 van het Btw-Wetboek of handelingen die niet binnen<br />

de werkingssfeer van de btw vallen, kunnen nooit als leden van de groep van vier<br />

worden <strong>be</strong>schouwd. In principe zijn zij gehouden om periodieke btw-aangiften in te<br />

dienen.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 640<br />

Artsen of ziekenhuizen die naast hun door artikel 44 van het Btw-Wetboek<br />

vrijgestelde activiteiten aan de btw <strong>be</strong>laste activiteiten van onderzoekswerk, met<br />

in<strong>be</strong>grip van klinische proeven, verrichten zoals <strong>be</strong>doeld in <strong>be</strong>slissing nr.<br />

E.T. 116.111 van 21 februari 2011, kunnen opteren voor een bijzondere regeling<br />

waardoor zij ontheven zijn van de indiening van periodieke maand- of<br />

kwartaalaangiften. Zij <strong>be</strong>horen niet tot de groep van vier.<br />

3° Belastingplichtige: de <strong>be</strong>lastingplichtige zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 4 van het<br />

Wetboek en in artikel 9 van Richtlijn 2006/112/EG - voorheen artikel 4 van de<br />

Zesde richtlijn.<br />

4° Accijnsproducten: de volgende producten zoals die omschreven zijn in de<br />

vigerende communautaire <strong>be</strong>palingen (art. 1, § 6, 4° van het Wetboek), met<br />

uitzondering van gas dat geleverd wordt via een op het grondgebied van de<br />

Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk<br />

systeem aangesloten net:<br />

- energieproducten;<br />

- alcohol en alcoholhoudende dranken;<br />

- tabaksfabrikaten.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 2. - De intracommunautaire levering van goederen.<br />

Eerste onderafdeling. Algemene <strong>be</strong>palingen.<br />

310/10. Definitie.<br />

Het <strong>be</strong>grip intracommunautaire levering wordt niet gedefinieerd in Richtlijn 2006/<br />

112/EG - voorheen de Zesde richtlijn, noch, a fortiori, in het Btw-Wetboek. Het<br />

<strong>be</strong>treft nochtans een <strong>be</strong>grip dat zowel gebruikt wordt door de communautaire<br />

instellingen als door de lidstaten en dat regelmatig verschillend geïnterpreteerd wordt<br />

van de ene lidstaat tot de andere.


(1 februari 2012)<br />

641 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Rekening houdend met de structuur en het opzet van de btw-regeling die op 1 januari<br />

1993 werd ingevoerd, kan een levering gekwalificeerd worden als een intracommunautaire<br />

levering indien er een overdracht is van de macht om als een eigenaar te<br />

<strong>be</strong>schikken over een goed, en:<br />

1° het goed wordt verzonden of vervoerd van een lidstaat naar een andere lidstaat<br />

door de verkoper, de afnemer of voor hun rekening;<br />

2° de plaats van levering niet geacht wordt zich te <strong>be</strong>vinden in de lidstaat van<br />

<strong>be</strong>stemming ingevolge de regeling van de verkopen met installatie of montage<br />

door de verkoper of voor zijn rekening (Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid, 2°)<br />

of van de verkopen op afstand (Wetboek, art. 15, §§ 4 en 5) of niet geacht<br />

wordt zich te <strong>be</strong>vinden in een andere lidstaat ingevolge de regeling van<br />

levering van gas via een op het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd<br />

aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van levering<br />

van elektriciteit of van levering van warmte of koude via warmte- of<br />

koudenetten (Wetboek, artikel 15, § 2, tweede lid, 4°).<br />

310/11. V o o r b e e l d e n (1)<br />

1° Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener verkoopt goederen aan een Nederlandse particulier<br />

die deze goederen zelf vervoert naar Nederland. De Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige verricht een<br />

intracommunautaire levering.<br />

2° Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener verkoopt goederen aan een <strong>be</strong>lastingplichtige/<br />

indiener die gevestigd is in een andere lidstaat. De Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige vervoert de<br />

goederen zelf naar de andere lidstaat of laat dit doen voor zijn rekening. De Belgische<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige verricht een intracommunautaire levering.<br />

3° Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener verkoopt goederen aan een <strong>be</strong>lastingplichtige/<br />

indiener die gevestigd is in een andere lidstaat. De in een andere lidstaat gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige laat de goederen leveren in België en vervoert deze zelf naar zijn lidstaat<br />

van vestiging. De Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige verricht een intracommunautaire levering.<br />

4° Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener verkoopt goederen aan een "lid van de groep van<br />

vier" dat in een andere lidstaat gevestigd is en dat er niet toe gehouden is of er niet voor<br />

geopteerd heeft zijn intracommunautaire verwervingen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen. De<br />

Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige verricht zelf het vervoer van de goederen naar de andere lidstaat<br />

of laat dit verrichten voor zijn rekening. Hij heeft de drempel niet overschreden zoals <strong>be</strong>doeld<br />

in artikel 15, § 5, van het Wetboek, met <strong>be</strong>trekking tot de regeling van de verkopen op afstand<br />

en hij heeft er niet voor geopteerd de plaats van levering te verschuiven naar de lidstaat van<br />

aankomst van de goederen (Wetboek, art. 15, § 5, derde lid). De Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

verricht een intracommunautaire levering.<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 642<br />

5° Zelfde voor<strong>be</strong>eld als onder 4°, maar de Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener heeft de drempel<br />

van artikel 15, § 5, van het Wetboek, voor de toepassing van de regeling van de verkopen op<br />

afstand overschreden of heeft ervoor geopteerd de plaats van levering te verschuiven naar de<br />

lidstaat van aankomst van de goederen (Wetboek, art. 15, § 5, derde lid). De Belgische<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige verricht geen intracommunautaire levering.<br />

6° Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener verkoopt goederen aan een persoon die gevestigd is<br />

in een andere lidstaat. Hij vervoert deze goederen naar deze andere lidstaat en installeert ze<br />

daar. De Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige verricht geen intracommunautaire levering. Het gaat om<br />

een levering met installatie of montage door of voor rekening van de leverancier. De plaats<br />

van de levering wordt op grond van art. 15, § 2, tweede lid, 2° van het Wetboek geacht in de<br />

andere lidstaat gelegen te zijn.<br />

7° Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener verkoopt aardgas aan een <strong>be</strong>lastingplichtige/<br />

indiener die gevestigd is in een andere lidstaat en het gas wenst te verbruiken. De Belgische<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige staat in voor het vervoer via een op het grondgebied van de Gemeenschap<br />

gesitueerd aardgassysteem (of een op een dergelijk systeem aangesloten net). De Belgische<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige verricht geen intracommunautaire levering. In toepassing van artikel 15,<br />

§ 2, tweede lid, 4°, b) van het Wetboek wordt deze levering geacht plaats te vinden in de<br />

lidstaat waar het gas wordt verbruikt.<br />

Onderafdeling 2. Vrijstelling van <strong>be</strong>paalde intracommunautaire leveringen.<br />

310/11/2. Aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen intracommunautaire leveringen.<br />

Opdat een intracommunautaire levering de vrijstelling van artikel 39bis van het<br />

Wetboek kan genieten is de eerste basisvereiste dat deze levering overeenkomstig de<br />

basisprincipes van het btw-stelsel aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen is (art. 2 van het<br />

Wetboek).<br />

Daartoe is vereist dat de intracommunautaire levering:<br />

1° wordt verricht door een als dusdanig handelend <strong>be</strong>lastingplichtige. Per soort<br />

van intracommunautaire levering zijn er aangaande de hoedanigheid van de<br />

leverancier nochtans <strong>be</strong>paalde bijzonderheden die hierna afzonderlijk worden<br />

onderzocht (z. de nrs. 310/11/4 hierna);<br />

2° plaatsvindt in België. Gelet op de basisdefinitie van de intracommunautaire<br />

levering, waarin het vervoer of de verzending van de goederen van de ene<br />

lidstaat naar de andere lidstaat een essentieel element is, <strong>be</strong>helst deze levering<br />

steeds een levering waarbij de goederen door de leverancier, de verkrijger of<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

643 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

een derde worden vervoerd of verzonden, zodat de plaats van de intracommunautaire<br />

levering overeenkomstig art. 15, § 2, tweede lid, 1° van het<br />

Wetboek steeds geacht wordt de plaats te zijn waar het vervoer of de<br />

verzending naar de verkrijger aanvangt;<br />

3° wordt verricht onder <strong>be</strong>zwarende titel. Er mag niet uit het oog worden verloren<br />

dat <strong>be</strong>paalde verzendingen van goederen van de ene lidstaat naar de andere met<br />

een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel worden gelijkgesteld (art. 12bis van het<br />

Wetboek) en zodoende een aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen intracommunautaire<br />

levering uitmaken;<br />

4° niet van de <strong>be</strong>lasting is vrijgesteld door een andere <strong>be</strong>paling van algemene<br />

draagwijdte. Hier kan in eerste instantie worden gedacht aan de vrijstellingen<br />

voorzien in art. 40, § 2, art. 42, §§ 1, 2 en 3, 1° tot 8° en art. 44 van het<br />

Wetboek (z. ook nr. 310/11/4, hierna).<br />

310/11/3. Soorten intracommunautaire leveringen.<br />

De krachtens art. 39bis van het Wetboek vrijgestelde intracommunautaire leveringen<br />

kunnen worden onderscheiden in vier categorieën, naargelang de aard van de<br />

goederen waarop ze <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n en daarmee samenhangend naargelang van de<br />

hoedanigheid van de verkrijger of overnemer der goederen.<br />

De verschillende soorten van vrijgestelde intracommunautaire leveringen worden<br />

hierna bondig opgesomd en verder <strong>be</strong>sproken in een afzonderlijke afdeling per soort<br />

van levering.<br />

1.- Vrijgestelde intracommunautaire leveringen <strong>be</strong>doeld in art. 39bis, eerste<br />

lid, 1° van het Wetboek.<br />

Krachtens art. 39bis, eerste lid, 1° van het Wetboek worden de intracommunautaire<br />

leveringen van om het even welke goederen (nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten<br />

in<strong>be</strong>grepen) aan <strong>be</strong>lastingplichtigen of aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen<br />

die als zodanig optreden in een andere lidstaat en die er aldaar toe<br />

gehouden zijn al hun intracommunautaire verwervingen aan de <strong>be</strong>lasting te<br />

onderwerpen, van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld, voor zover die leveringen van goederen<br />

niet onderworpen zijn aan de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

winstmarge ingesteld bij art. 58, § 4 van het Wetboek (z. nr. 310/12, hierna).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 644<br />

2.- Vrijgestelde intracommunautaire leveringen <strong>be</strong>doeld in art. 39bis, eerste<br />

lid, 2° van het Wetboek.<br />

Krachtens art. 39bis, eerste lid, 2° van het Wetboek worden de intracommunautaire<br />

leveringen van nieuwe vervoermiddelen van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld wanneer deze<br />

leveringen worden verricht voor <strong>be</strong>lastingplichtigen of voor niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen die als zodanig optreden in een andere lidstaat en die er aldaar niet<br />

toe gehouden zijn hun intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan<br />

nieuwe vervoermiddelen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen, of nog, voor enige andere<br />

niet-<strong>be</strong>lastingplichtige (z. nr. 310/13, hierna).<br />

De intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen die worden<br />

verricht aan personen die er wel toe gehouden zijn hun intracommunautaire<br />

verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen aan de <strong>be</strong>lasting te<br />

onderwerpen in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming vallen onder de vrijstelling van artikel<br />

39bis, eerste lid, 1° van het Wetboek (z. punt I, hiervoor).<br />

3.- Vrijgestelde intracommunautaire leveringen <strong>be</strong>doeld in art. 39bis, eerste<br />

lid, 3° van het Wetboek.<br />

Krachtens art. 39bis, eerste lid, 3° van het Wetboek worden de intracommunautaire<br />

leveringen van accijnsproducten, verricht voor <strong>be</strong>lastingplichtigen of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen, die er in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming niet toe gehouden zijn<br />

hun intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen<br />

en accijnsproducten aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen, onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden<br />

vrijgesteld (z. nr. 310/14, hierna).<br />

De intracommunautaire leveringen van accijnsproducten die worden verricht aan<br />

personen die er wel toe gehouden zijn hun intracommunautaire verwervingen van<br />

andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen in de<br />

lidstaat van <strong>be</strong>stemming vallen onder de vrijstelling van art. 39bis, eerste lid, 1° van<br />

het Btw-Wetboek (z. punt I, hiervoor).<br />

4.- Vrijgestelde intracommunautaire leveringen <strong>be</strong>doeld in art. 39bis, eerste<br />

lid, 4° van het Wetboek.<br />

Krachtens art. 39bis, eerste lid, 4° van het Wetboek worden de overbrengingen door<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige van goederen van zijn <strong>be</strong>drijf naar een andere lidstaat<br />

vrijgesteld voor zover de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in art. 39bis, eerste lid, 1° van het<br />

Wetboek zou gelden indien deze goederen aan een andere <strong>be</strong>lastingplichtige zouden<br />

zijn geleverd (z. nr. 310/ 14, hierna).<br />

(1 februari 2012)


310/11/4. Vereiste hoedanigheid van de verkoper.<br />

(1 februari 2012)<br />

645 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Opdat een intracommunautaire levering zou kunnen worden vrijgesteld van de btw<br />

dient zij in eerste instantie een handeling te zijn die weldegelijk aan de btw is<br />

onderworpen. Een eerste vereiste is derhalve dat de levering wordt verricht door een<br />

als dusdanig handelend <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Hierna wordt, al naargelang de hoedanigheid van de verkoper, onderzocht of deze al<br />

dan niet een vrijgestelde intracommunautaire levering kan verrichten op basis van<br />

art. 39bis van het Wetboek.<br />

1.- De verkoper is een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener.<br />

De verkoper die gehouden is tot de indiening van de periodieke aangifte als <strong>be</strong>doeld<br />

in art. 53, § 1, eerste lid, 2° van het Wetboek kan een van btw vrijgestelde<br />

intracommunautaire levering van goederen verrichten overeenkomstig artikel 39bis,<br />

eerste lid, 1° tot 4°, van het Wetboek.<br />

Opmerking<br />

Voor <strong>be</strong>lastingplichtigen met gedeeltelijk recht op aftrek, die handelingen stellen als<br />

<strong>be</strong>doeld in het Btw-Wetboek maar waarvan een deel van die handelingen bovendien<br />

<strong>be</strong>oogd worden door artikel 44 van het Btw-Wetboek en in die mate geen recht op<br />

aftrek verlenen, is hetgeen vermeld onder 4 hieronder ook van toepassing op de<br />

handelingen die zij verrichten met toepassing van de vrijstelling van artikel 44 van<br />

het Btw-Wetboek, met de precisering dat wat de verkoop van gebruikte<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen <strong>be</strong>treft, er wordt opgemerkt dat de vrijstelling van artikel 44, § 2,<br />

13° van het Btw-Wetboek slechts van toepassing is, wanneer het goed uitsluitend<br />

gebruikt is ten <strong>be</strong>hoeve van een op grond van artikel 44 van het Btw-Wetboek<br />

vrijgestelde activiteiten en er voor het goed geen enkel recht op aftrek is genoten<br />

(hetgeen enkel mogelijk is voor <strong>be</strong>lastingplichtigen die de regel van het werkelijk<br />

gebruik toepassen voor de <strong>be</strong>drijfsmiddelen die zij enkel gebruiken voor activiteiten<br />

die door artikel 44 van het Btw-Wetboek zijn vrijgesteld (z. Wetboek, art. 46, § 2)).<br />

V o o r b e e l d<br />

Ziekenhuis X is een <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek die handelingen verricht zoals<br />

<strong>be</strong>doeld in het Btw-Wetboek, waarvan een deel is vrijgesteld door artikel 44 van het Btw-Wetboek en<br />

in die mate geen recht op aftrek verleent. X is voor btw-doeleinden geïdentificeerd en is gehouden om<br />

periodieke btw-aangiften in te dienen.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 646<br />

Wanneer het ziekenhuis X een intracommunautaire levering onder <strong>be</strong>zwarende titel van menselijk<br />

bloed verricht aan een Frans ziekenhuis dat zijn geldig Frans btw-identificatienummer meedeelt, dan<br />

zal de levering worden vrijgesteld door artikel 44, § 2, 1°ter van het Btw-Wetboek omdat deze<br />

vrijstelling voorrang heeft op die van artikel 39bis, eerste lid, 1° van het Btw-Wetboek.<br />

2.- De verkoper is een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de forfaitaire<br />

landbouwregeling.<br />

De verkoper die de hoedanigheid heeft van <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de<br />

forfaitaire landbouwregeling <strong>be</strong>doeld in art. 57 van het Wetboek, kan een van btw<br />

vrijgestelde intracommunautaire levering verrichten overeenkomstig artikel 39bis,<br />

eerste lid, 1° tot 4°, van het Wetboek.<br />

Overeenkomstig de artikelen 53sexies, § 1, en 57, § 7, van het Wetboek, is de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de forfaitaire landbouwregeling ertoe gehouden<br />

een jaarlijkse intracommunautaire listing voor zijn door art. 39bis, eerste lid, 1°, van<br />

het Wetboek vrijgestelde intracommunautaire leveringen, in te dienen (binnen<br />

dezelfde termijn als de opgave van Belgische afnemers/<strong>be</strong>lastingplichtigen, in te<br />

dienen vóór 31 maart van elk jaar).<br />

Voor de intracommunautaire leveringen van landbouwproducten, heeft de landbouwer<br />

onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling in België het recht om,<br />

bovenop de prijs, het <strong>be</strong>drag van de forfaitaire compensatie in rekening te brengen<br />

(2 % voor hout of 6 % voor de andere landbouwproducten) aan zijn <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

klanten, ongeacht of deze er al dan niet toe gehouden zijn hun<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen.<br />

Hij heeft eveneens het recht dit forfaitaire compensatie<strong>be</strong>drag aan te rekenen voor de<br />

intracommunautaire leveringen van landbouwproducten aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen die ertoe gehouden zijn al hun intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen (zie hoofdstuk XIII, afdeling 3, nr. 512/2).<br />

Wat de levering van de nieuwe vervoermiddelen in de zin van art. 8bis, § 2 van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>treft (bv. wagens, vrachtwagens of landbouwtractors waarvan de<br />

levering heeft plaatsgehad binnen de zes maanden na hun eerste ingebruikstelling of<br />

die nog geen 6.000 km heb<strong>be</strong>n afgelegd (voor landbouwtractors die niet zijn<br />

uitgerust met een kilometerteller werd er overeengekomen dat 600 uren in gebruik<br />

overeenstemmen met 6.000 km)), wordt de landbouwer, onderworpen aan de<br />

bijzondere landbouwregeling, voor deze handeling <strong>be</strong>schouwd als een toevallige<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige (naar analogie met de andere niet-<strong>be</strong>lastingplichtige personen die<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

647 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

zulke goederen verkopen). In die hoedanigheid kan hij een vrijgestelde intracommunautaire<br />

levering verrichten op grond van art. 39bis, eerste lid, 1° of 2° van het<br />

Wetboek, al naargelang zijn koper er al dan niet toe gehouden is zijn intracommunautaire<br />

verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen aan<br />

de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming.<br />

3.- De verkoper is een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling<br />

voor kleine ondernemingen.<br />

De vrijstelling voorzien in art. 39bis van het Wetboek voor de intracommunautaire<br />

leveringen van goederen verricht door <strong>be</strong>lastingplichtigen is niet van toepassing op<br />

zulke leveringen verricht door <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de vrijstellingsregeling<br />

voor kleine ondernemingen <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2 van het Btw-Wetboek.<br />

Hieruit volgt dat de vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtigen altijd leveren "alle <strong>be</strong>lasting<br />

in<strong>be</strong>grepen", met in<strong>be</strong>grip van de rest<strong>be</strong>lasting die noodzakelijkerwijze deel uitmaakt<br />

van de vastgestelde verkoopprijs, ongeacht welke de hoedanigheid van de verwerver<br />

en de lidstaat van <strong>be</strong>stemming is.<br />

Er dient nochtans te worden opgemerkt dat hetgeen voorafgaat niet van toepassing is<br />

op de leveringen (toevallige leveringen onder <strong>be</strong>zwarende titel) van nieuwe vervoermiddelen<br />

in de zin van art. 8bis, § 2, eerste lid, 2° van het Wetboek. De vrijgestelde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wordt voor deze leveringen <strong>be</strong>schouwd als een toevallige<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige (naar analogie met de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige personen die zulke<br />

goederen zouden verkopen). In die hoedanigheid kan hij een vrijgestelde intracommunautaire<br />

levering verrichten op grond van art. 39bis, eerste lid, 1° of 2° van het<br />

Wetboek, al naargelang zijn koper er al dan niet toe gehouden is al zijn<br />

intracommunautaire verwervingen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen in de lidstaat van<br />

<strong>be</strong>stemming.<br />

4.- De verkoper is een <strong>be</strong>lastingplichtige zonder recht op aftrek die uitsluitend<br />

handelingen verricht die zijn vrijgesteld op grond van art. 44 van het<br />

Wetboek en die niet gehouden is om periodieke btw-aangiften in te dienen.<br />

De intracommunautaire leveringen die worden verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

zonder recht op aftrek, die uitsluitend door art. 44 van het Wetboek vrijgestelde<br />

handelingen verricht, zijn vrijgesteld door van art. 44 van het Wetboek, ongeacht de<br />

hoedanigheid van de verwerver en de lidstaat van <strong>be</strong>stemming.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 648<br />

Hieruit volgt dat de vrijstelling voorzien in art. 39bis van het Wetboek voor de<br />

intracommunautaire leveringen van goederen verricht door <strong>be</strong>lastingplichtigen niet<br />

van toepassing is op zulke leveringen verricht door een vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

aangezien de vrijstelling van artikel 44 van het Wetboek voorrang heeft op<br />

die van artikel 39bis van het Wetboek<br />

Zo zal de intracommunautaire levering van een <strong>be</strong>drijfsmiddel worden vrijgesteld<br />

door artikel 44, § 2, 13° van het Wetboek, wanneer het goed door de verkoper<br />

uitsluitend is gebruikt voor het verrichten van een op grond van artikel 44 van het<br />

Btw-Wetboek vrijgestelde activiteit en de hij voor het goed geen enkel recht op<br />

aftrek heeft genoten. In die situatie is de vrijstelling van artikel 39bis van het<br />

Wetboek in principe niet van toepassing.<br />

Evenwel dient er opgemerkt te worden dat hetgeen voorafgaat niet van toepassing is<br />

op de levering (toevallige levering onder <strong>be</strong>zwarende titel) van een nieuw vervoermiddel<br />

in de zin van art. 8bis, § 2, eerste lid, 2° van het Wetboek, door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die het vervoermiddel uitsluitend heeft gebruikt voor activiteiten<br />

die zijn vrijgesteld door artikel 44 van het Btw-Wetboek en voor het vervoermiddel<br />

geen enkel recht op aftrek heeft genoten. De <strong>be</strong>lastingplichtige wordt voor deze<br />

levering <strong>be</strong>schouwd als een toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige (naar analogie met de niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

personen die zulke leveringen verrichten). Hij kan in die<br />

hoedanigheid een vrijgestelde intracommunautaire levering verrichten op grond van<br />

art. 39bis, eerste lid, 1° of 2° van het Wetboek, al naargelang zijn koper er al dan niet<br />

toe gehouden is al zijn intracommunautaire verwervingen van goederen aan de<br />

<strong>be</strong>lasting te onderwerpen in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming.<br />

5.- De verkoper is een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige persoon.<br />

Het spreekt vanzelf dat een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige particulier en een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon geen vrijgestelde intracommunautaire leveringen kunnen<br />

verrichten op grond van art. 39bis van het Wetboek vermits zij niet de hoedanigheid<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige heb<strong>be</strong>n.<br />

Evenwel, wat de intracommunautaire leveringen (toevallige leveringen onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel) <strong>be</strong>treft van nieuwe vervoermiddelen in de zin van art. 8bis, § 2 van het<br />

Wetboek, verkrijgt de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige persoon de hoedanigheid van toevallige<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige in de zin van art. 8bis, § 1 van het Wetboek. In die hoedanigheid<br />

kan hij een vrijgestelde intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel<br />

verrichten op grond van art. 39bis, eerste lid, 1° of 2° van het Wetboek, al naargelang<br />

zijn koper er al dan niet toe gehouden is al zijn intracommunautaire verwervingen<br />

van goederen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

649 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

310/12. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek.<br />

I. Voorwaarden.<br />

Deze vrijstelling is van toepassing wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:<br />

1° de levering wordt verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) , een<br />

toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige van artikel 8bis, § 1, van het Wetboek (z. afdeling<br />

7) of een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de forfaitaire landbouwregeling<br />

van artikel 57 van het Wetboek (z. niettemin nr. 512/2, punt B, c, opmerking,<br />

voor wat <strong>be</strong>treft de forfaitaire terug<strong>be</strong>taling);<br />

2° de levering wordt verricht voor een in een andere lidstaat dan België als<br />

zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener of een "lid van de groep van<br />

vier" (1) die ertoe gehouden zijn of ervoor geopteerd heb<strong>be</strong>n hun intracommunautaire<br />

verwervingen in die lidstaat te onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting;<br />

3° de goederen worden verzonden of vervoerd van België naar een andere lidstaat<br />

van de Europese Unie (derhalve naar een plaats in de Gemeenschap doch<br />

buiten België):<br />

- hetzij door de verkoper of voor zijn rekening;<br />

- hetzij door de koper of voor zijn rekening;<br />

4° de levering is niet onderworpen aan de bijzondere regeling van de <strong>be</strong>lasting<br />

over de winstmarge zoals voorzien in artikel 58, § 4, van het Wetboek.<br />

II. Onderzoek van de voorwaarden.<br />

De voorwaarden, die vermeld worden onder I, 1° en 4°, hiervoor, stellen geen<br />

bijzondere problemen. De twee andere voorwaarden vergen evenwel de volgende<br />

toelichtingen.<br />

(1) Z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 650<br />

A. Hoedanigheid van de koper.<br />

De Belgische verkoper kan slechts weten dat de verkrijger handelt "als zodanig",<br />

indien deze verkrijger hem een btw-identificatienummer, meedeelt waaronder hij<br />

voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in een andere lidstaat dan België. Dit is het<br />

geval indien de koper:<br />

1° een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) is;<br />

2° een lid is "van de groep van vier" (1) dat in die lidstaat de drempel heeft<br />

overschreden die werd vastgesteld door deze lidstaat of dat ervoor geopteerd<br />

heeft zijn intracommunautaire verwervingen te onderwerpen aan de btw in<br />

deze lidstaat.<br />

Deze voorwaarde vertoont een dub<strong>be</strong>l aspect. Enerzijds dient de koper een persoon te<br />

zijn die de hoedanigheid zoals <strong>be</strong>doeld onder 1° of 2°, hiervoor, <strong>be</strong>zit en anderzijds<br />

dient de koper bovendien "als zodanig", d.w.z. in de uitoefening van die hoedanigheid<br />

te handelen.<br />

De Belgische verkoper kan zelf onmogelijk vaststellen of de koper al dan niet "als<br />

zodanig" handelt (vb. de koper schaft zich een bureelmeu<strong>be</strong>l aan, doch dit kan zowel<br />

<strong>be</strong>stemd zijn voor zijn handelszaak als voor de privé-<strong>be</strong>hoeften van zijn zoon die<br />

studeert).<br />

In die omstandigheden wordt dit aspect van de voorwaarde geacht vervuld te zijn van<br />

zodra de verkrijger een btw-identificatienummer opgeeft dat rechtsgeldig werd<br />

afgeleverd door een andere lidstaat dan België. De verkoper hoeft niet na te gaan of<br />

deze lidstaat de lidstaat is waarnaar de goederen worden vervoerd of verzonden<br />

vanuit België.<br />

Wat het tweede aspect van de voorwaarde <strong>be</strong>treft, nl. dat de verkrijger effectief de<br />

hoedanigheid zoals <strong>be</strong>doeld in 1° of 2°, hiervoor, <strong>be</strong>zit, vormt de opgave door laatstgenoemde<br />

van een btw-identificatienummer dat werd afgeleverd door een andere<br />

lidstaat geen absoluut noch voldoende <strong>be</strong>wijs.<br />

Er moet eveneens worden aangetoond dat de daadwerkelijke koper de persoon is<br />

wiens btw-identificatienummer werd opgegeven - hetgeen kan worden aangetoond<br />

door het geheel der stukken waarvan sprake onder B, hierna - en bovendien, dat dit<br />

btw-identificatienummer geldig is.<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

651 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Het is aangewezen dat de leveranciers zich telkens vergewissen van de identiteit van<br />

de persoon aan wie ze met vrijstelling van btw leveren (identiteitskaart, paspoort,<br />

kredietkaart, enz...), vooral indien de goederen meegenomen worden door de koper.<br />

De Belgische verkoper die niet overtuigd is van de geldigheid van het btwidentificatienummer<br />

dat hem werd medegedeeld kan hiervan <strong>be</strong>vestiging vragen op<br />

onderstaand adres:<br />

De Belgische verkoper die niet overtuigd is van de geldigheid van het btwidentificatienummer<br />

dat hem werd medegedeeld kan hiervan <strong>be</strong>vestiging vragen op<br />

onderstaand adres:<br />

Federale Overheidsdienst Financiën<br />

Centrale eenheid voor uitwisseling van informatie<br />

tussen de Lidstaten van de E.U. op het vlak van de btw (CLO)<br />

Paleizenstraat, 48 – 5 de verdieping<br />

1030 BRUSSEL<br />

Tel.: 0257/740.30<br />

Fax.: 0257/963.57<br />

E-mail: vat.validation@minfin.fed.<strong>be</strong><br />

Het CLO <strong>be</strong>vestigt of ontkent, naargelang het geval, dat een aan een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

leverancier of dienstverrichter (die intracommunautaire handelingen<br />

verricht) medegedeeld btw-identificatienummer geldig is en toegekend is aan de<br />

persoon met de naam of de <strong>be</strong>naming en het adres zoals opgegeven door deze<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige. Op verzoek <strong>be</strong>vestigt het CLO haar antwoord schriftelijk. De<br />

<strong>be</strong>vestiging geldt slechts voor het moment van de raadpleging van de elektronische<br />

<strong>be</strong>standen. Die datum wordt in geval van schriftelijke <strong>be</strong>vestiging overigens<br />

uitdrukkelijk vermeld en heeft tot gevolg dat het <strong>be</strong>trokken nummer <strong>be</strong>staat en 'actief'<br />

is op het ogenblik van de raadpleging.<br />

De <strong>be</strong>vestiging van de geldigheid van btw-identificatienummers kan ook <strong>be</strong>komen<br />

worden via een website van de Europese Commissie, directoraat TAXUD:<br />

http://ec.europa.eu/taxation_customs/vies/vieshome.do<br />

Afhankelijk van het land wordt het btw-identificatienummer gekoppeld aan een<br />

naam en een adres (wat het geval is voor een Belgisch btw-identificatienummer).<br />

Deze site kan ook een schriftelijke <strong>be</strong>vestiging afleveren als een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die de validatie aanvraagt zijn eigen btw-identificatienummer meedeelt.<br />

Merk evenwel op dat deze url op dit ogenblik voor een aantal lidstaten enkel toelaat<br />

om de geldigheid van een door de klant medegedeeld btw-identificatienummer na te


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 652<br />

gaan, maar in tegenstelling tot bij een aanvraag tot <strong>be</strong>vestiging via het CLO, niet<br />

toelaat om na te gaan of het btw-identificatienummer effectief werd toegekend aan<br />

de klant.<br />

Aangestipt moet worden dat deze verificatie noch onmisbaar, noch voldoende is<br />

om de <strong>be</strong>trokken levering rechtmatig vrij te stellen.<br />

Zij voegt zich bij het geheel van de <strong>be</strong>wijsmiddelen.<br />

Deze verificatie dringt zich niet op in alle gevallen. Wanneer een onderneming met<br />

vrijstelling van btw verkoopt aan een klant in een andere lidstaat die de nodige<br />

garanties biedt (bijvoor<strong>be</strong>eld omdat er reeds een handelsrelatie <strong>be</strong>staat), is het<br />

overbodig de geldigheid van het btw-identificatienummer systematisch bij elke<br />

levering na te gaan. Het blijft evenwel raadzaam, zelfs in die gevallen, het btwidentificatienummer<br />

periodiek te verifiëren.<br />

B. Bewijs van het <strong>be</strong>staan van het vervoer of de verzending van de<br />

goederen.<br />

Deze voorwaarde voor de toepassing van de vrijstelling vervat in art. 39bis, eerste<br />

lid, 1°, van het Wetboek ligt niet alleen als grondvoorwaarde vervat in het <strong>be</strong>doeld<br />

artikel zelf, maar eveneens in art. 1 van het KB nr. 52 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 luidens<br />

hetwelk de in art. 39bis van het Wetboek <strong>be</strong>doelde vrijstellingen afhankelijk zijn van<br />

het <strong>be</strong>wijs dat de goederen verzonden of vervoerd zijn buiten België maar binnen de<br />

Gemeenschap.<br />

Bovendien dient de verkoper krachtens art. 3 van het KB nr. 52 van 29 decem<strong>be</strong>r<br />

1992 te allen tijde in het <strong>be</strong>zit te zijn van alle stukken waaruit de echtheid van de<br />

verzending of het vervoer blijkt en die hij op ieder verzoek van de met de controle<br />

van de btw <strong>be</strong>laste ambtenaren moet kunnen overleggen.<br />

Het <strong>be</strong>wijs van het <strong>be</strong>staan van het vervoer of de verzending van het goed vanuit<br />

België naar een andere lidstaat moet worden geleverd door de Belgische leverancier,<br />

via een geheel van gebruikelijke en overeenstemmende handelsstukken die aantonen<br />

dat aan de voorwaarden voor de vrijstelling is voldaan.<br />

Voor<strong>be</strong>elden van dergelijke stukken zijn: <strong>be</strong>stelbons, vervoerfacturen, vervoer<strong>be</strong>wijzen,<br />

<strong>be</strong>talingsstukken, contracten, enz...<br />

Dit <strong>be</strong>wijs moet dus voortvloeien uit gebruikelijke handelsstukken die het <strong>be</strong>staan<br />

van het vervoer of de verzending van de goederen naar de andere lidstaat vaststellen.<br />

We herinneren eraan dat elk <strong>be</strong>wijsstuk toegelaten is, maar dat geen enkel<br />

bijzonder stuk op zich voldoende of onmisbaar is.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

653 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

In ieder geval zijn <strong>be</strong>talingsstukken die uitgaan van financiële instellingen een<br />

<strong>be</strong>langrijk <strong>be</strong>wijsmiddel. Leveranciers heb<strong>be</strong>n er bijgevolg <strong>be</strong>lang bij geen contante<br />

<strong>be</strong>taling te aanvaarden, <strong>be</strong>houdens in uitzonderlijke gevallen.<br />

We vestigen er bijzondere aandacht op dat het vervoer of de verzending moet<br />

ge<strong>be</strong>uren door de verkoper (A), de koper (B) of voor hun rekening. Dit heeft voor<br />

gevolg dat een vervoer dat geschiedt door of voor rekening van een daaropvolgende<br />

klant (C), geen grondslag kan vormen voor een vrijstelling van de vorige leveringen.<br />

Er mag evenwel, na grondig onderzoek van de contracten en algemene verkoopsvoorwaarden,<br />

in het geval waarin het vervoer wordt verricht door de volgende<br />

afnemer, niet geheel worden uitgesloten dat deze laatste het transport verricht voor<br />

rekening van zijn verkoper B, handelend als koper van A. In dit laatste, in de praktijk<br />

zeer zeldzame, geval, wordt het vervoer geacht plaats te vinden in de relatie A-B.<br />

In deze omstandigheden is het vanzelfsprekend aan de Belgische leverancier A om<br />

aan te tonen dat de levering met vervoer wel degelijk heeft plaatsgevonden in de<br />

relatie A- B. Dit <strong>be</strong>wijs dient te worden geleverd door o.m. een kopie van de tussen<br />

A en B en tussen B en C gesloten contracten, op zulke wijze opgesteld dat kan<br />

worden vastgesteld dat de uiteindelijke koper C het vervoer verricht voor rekening<br />

van zijn verkoper zodanig dat het vervoer geacht wordt plaats te vinden in de relatie<br />

A-B.<br />

Indien het vervoer verricht wordt door of voor rekening van de koper, wordt het voor<br />

de Belgische verkoper moeilijker de echtheid van het vervoer aan te tonen.<br />

Niettemin moeten twee situaties worden onderscheiden:<br />

1° Het vervoer wordt verricht voor rekening van de koper, door een<br />

vervoercommissionair of een vervoerondernemer.<br />

De gebruikelijke handelsstukken waarvan sprake hierboven, aangevuld met een<br />

kopie van de gebruikelijke handelsstukken die werden opgesteld door de vervoerder<br />

en waarover de koper <strong>be</strong>schikt (bijvoor<strong>be</strong>eld een kopie van een C.M.R.), kunnen het<br />

de Belgische verkoper mogelijk maken het <strong>be</strong>wijs te leveren van het vervoer of de<br />

verzending van de goederen.<br />

Bovendien kan een geschreven opdracht (telex, <strong>be</strong>stelbon,...) die uitgaat van de<br />

koper, waarin hij uitdrukkelijk vermeldt dat de goederen <strong>be</strong>stemd zijn om te worden<br />

vervoerd naar een andere lidstaat, evenals een ontvangst<strong>be</strong>wijs waarop de naam, het<br />

adres en het btw-identificatienummer van de koper, de omschrijving van de goederen<br />

en hun <strong>be</strong>stemming vermeld staan, elementen van aanvullend <strong>be</strong>wijs vormen (deze<br />

gegevens kunnen vermeld staan op het dub<strong>be</strong>l van de factuur dat in handen blijft van<br />

de Belgische leverancier).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 654<br />

Desondanks dient duidelijk te worden gesteld dat een dergelijk ontvangst<strong>be</strong>wijs,<br />

zonder aanvullende <strong>be</strong>wijskrachtige stukken, het <strong>be</strong>staan van het vervoer of de<br />

verzending op geen enkele wijze afdoende aantoont. Het ontvangst<strong>be</strong>wijs slaat<br />

inderdaad slechts op het feit van de afgifte der goederen aan de koper en geenszins<br />

op het vervoer door laatstgenoemde naar de andere lidstaat.<br />

2° Het vervoer wordt verricht door de koper met zijn eigen vervoermiddelen.<br />

De <strong>be</strong>wijsmiddelen die hierboven worden opgesomd moeten het ook in dit geval<br />

mogelijk maken het <strong>be</strong>staan van het vervoer aan te tonen. Doordat er geen<br />

vervoerder tussenkomt is het evenwel moeilijker om het <strong>be</strong>staan van het vervoer te<br />

<strong>be</strong>wijzen.<br />

Ook hier kunnen een geschreven <strong>be</strong>stelling en een ontvangst<strong>be</strong>wijs een nuttige<br />

aanvulling vormen op de andere gebruikelijke handelsstukken die in het <strong>be</strong>zit zijn<br />

van de Belgische leverancier.<br />

Indien de Belgische verkoper niet overtuigd wordt door de elementen die door de<br />

koper worden verstrekt en twijfelt of wel aan de voorwaarde van vervoer of<br />

verzending van de goederen buiten België zal worden voldaan, kan hij steeds de btw<br />

aanrekenen aan zijn medecontractant.<br />

De koper heeft er dus alle <strong>be</strong>lang bij voldoende <strong>be</strong>wijskrachtige stukken aan zijn<br />

Belgische leverancier te overhandigen indien hij wil vermijden dat hij Belgische btw<br />

moet <strong>be</strong>talen. De intracommunautaire verwerving die hij verricht is immers hoe dan<br />

ook <strong>be</strong>lastbaar in de lidstaat van aankomst van de goederen.<br />

In dit laatste geval zal hij de reeds <strong>be</strong>taalde (Belgische) btw slechts kunnen<br />

terugvragen aan zijn leverancier indien hij <strong>be</strong>wijst dat hij een aan de btw<br />

onderworpen intracommunautaire verwerving heeft verricht, <strong>be</strong>last in de lidstaat van<br />

aankomst van de goederen.<br />

In ieder geval kan de koper geen teruggaaf verkrijgen van de <strong>be</strong>taalde Belgische btw<br />

voor deze handeling op basis van de Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van<br />

12 februari 2008 (voorheen de Achtste richtlijn van de Raad van 6 decem<strong>be</strong>r 1979)<br />

of op basis van de Dertiende richtlijn van de Raad van 17 decem<strong>be</strong>r 1986.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

655 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

III. Bijzondere toestanden bij de toepassing van de vrijstelling van<br />

art. 39bis, eerste lid, 1° van het Wetboek.<br />

A. Gietvormen, modellen en andere reproductiematerieel.<br />

Om te vermijden dat de buitenlandse koper van reproductiematerieel, waarvan de<br />

levering onderworpen is aan de Belgische btw, de teruggave van die btw zou moeten<br />

vragen via de procedure <strong>be</strong>doeld in Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 18 februari<br />

2008, <strong>be</strong>paalt de aanschr. nr. 17 van 29 juni 1973 dat de <strong>be</strong>dragen die voor het<br />

reproductiematerieel aan de buitenlandse klant worden aangerekend, zelfs wanneer<br />

het afzonderlijk wordt verkocht, mogen worden <strong>be</strong>schouwd als een last van de<br />

verkoopprijs van de gefabriceerde goederen, op voorwaarde dat deze goederen<br />

worden uitgevoerd.<br />

Ingevolge de gewijzigde btw-wetgeving op 1 januari 1993 kan deze regeling strikt<br />

genomen niet meer toegepast worden in geval van intracommunautaire levering van<br />

de gefabriceerde goederen.<br />

Gelet evenwel op het feit dat de doelstelling die ten grondslag ligt aan <strong>be</strong>doelde<br />

aanschrijving ook in dat geval dient te worden nagestreefd, mag de in die<br />

aanschrijving uitgewerkte regeling ook worden toegepast bij intracommunautaire<br />

leveringen van gefabriceerde goederen, onder dezelfde voorwaarden zoals gesteld in<br />

de aanschr. nr. 17 van 29 juni 1973.<br />

Zodoende dienen, wanneer een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige aan zijn in<br />

een andere lidstaat voor btw-doeleinden geïdentificeerde klant, naast de verkochte<br />

goederen, afzonderlijk de gietvormen, modellen en ander reproductiematerieel nodig<br />

voor het vervaardigen van de goederen aanrekent, de volgende twee situaties<br />

onderscheiden te worden:<br />

- ofwel blijft de verkoper eigenaar van het reproductiematerieel; in dit geval<br />

maakt de waarde van het reproductiematerieel, zelfs indien afzonderlijk<br />

gefactureerd, deel uit van de maatstaf van heffing van de verkochte goederen;<br />

geen enkele btw is verschuldigd indien de met <strong>be</strong>treffende gietvormen<br />

gefabriceerde goederen het voorwerp uitmaken van een intracommunautaire<br />

levering onder de voorwaarden <strong>be</strong>paald in artikel 39bis van het Btw-Wetboek.<br />

De uiteindelijke <strong>be</strong>stemming van het reproductiematerieel (vernietiging,<br />

hergebruik voor een andere klant, doorverkoop, ...) heeft geen enkel <strong>be</strong>lang ten<br />

aanzien van de hierboven genoemde intracommunautaire levering;


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 656<br />

- ofwel wordt het reproductiematerieel verkocht aan de klant, maar staat de<br />

producent, al dan niet gratis, in voor de <strong>be</strong>waring gedurende de termijn van de<br />

productie van de goederen; in dit geval dient, wat ook het ogenblik is waarop<br />

de eigendom overgaat (onmiddellijk of na tijdsverloop), de verkoop van het<br />

reproductiematerieel in België aan de btw te worden onderworpen. Om<br />

evenwel te vermijden dat de buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtige de teruggave zou<br />

moeten vragen via de procedure <strong>be</strong>doeld in Richtlijn 2008/9/EG van de Raad<br />

van 18 februari 2008, aanvaardt de Administratie bij wijze van vereenvoudigingsmaatregel<br />

dat de prijs van dit materieel <strong>be</strong>schouwd wordt als een<br />

last van de verkoopprijs van de met <strong>be</strong>treffende gietvormen gefabriceerde<br />

goederen voor zover deze het voorwerp uitmaken van een intracommunautaire<br />

levering onder de voorwaarden <strong>be</strong>paald in artikel 39bis van het Btw-Wetboek.<br />

De uiteindelijke <strong>be</strong>stemming van het reproductiematerieel (vernietiging of het<br />

achterlaten van het reproductiematerieel door de klant, uitvoer, intracommunautaire<br />

levering, levering in België, hergebruik voor een ander product)<br />

heeft geen enkel <strong>be</strong>lang ten aanzien van de hierboven genoemde intracommunautaire<br />

levering.<br />

Het is duidelijk dat elke latere <strong>be</strong>lastbare handeling met <strong>be</strong>trekking tot het<br />

reproductiematerieel die door de verkoper of door de klant wordt verricht, het stelsel<br />

inzake btw volgt dat haar eigen is (zie <strong>be</strong>slissing van 6 okto<strong>be</strong>r 1999 met<br />

E.T. nr. 78.430).<br />

B. Levering in België van brandstof aan een in een andere lidstaat<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

De levering van brandstof voor voertuigen die in België rechtstreeks wordt getankt in<br />

de brandstoftank van een motorvoertuig of in een voor een motorvoertuig<br />

gebruikelijk reserverecipiënt, toe<strong>be</strong>horend aan een in een andere lidstaat gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige kan, zelfs bij opgave van het btw-identificatienummer door<br />

laatstgenoemde, in België de vrijstelling van art. 39bis van het Btw-Wetboek niet<br />

genieten. Deze goederen worden niet geacht naar een andere lidstaat te zijn<br />

verzonden of vervoerd in de zin van voornoemde <strong>be</strong>paling van het Wetboek. De<br />

brandstof wordt in geval van levering onder voormelde voorwaarden door de<br />

Belgische btw-administratie <strong>be</strong>schouwd als zijnde verbruikt op het ogenblik van de<br />

levering. Dergelijke leveringen worden derhalve, op grond van art. 15, § 2, eerste lid,<br />

van het Wetboek, geacht in België plaats te vinden en dienen onderworpen te worden<br />

aan de Belgische btw. De over deze aankopen <strong>be</strong>taalde btw kan door de in een<br />

andere lidstaat gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige in België worden teruggevraagd op<br />

grond van de Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 (voorheen de<br />

Achtste Richtlijn), rekening houdend met de eventuele toepassing van art. 45, § 2<br />

van het Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

657 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Voor brandstof die op andere wijze dan in de normale brandstoftank of in een passend<br />

en aan de normale <strong>be</strong>hoeften <strong>be</strong>antwoordend reserverecipiënt wordt verzonden<br />

of vervoerd naar een andere lidstaat, geldt hetgeen hierboven werd gesteld niet en<br />

geldt de normale btw-reglementering aangaande de intracommunautaire leveringen.<br />

Indien aan de voorwaarden gesteld in artikel 39bis, eerste lid, 1° van het Wetboek<br />

wordt voldaan, kan de levering worden vrijgesteld (z. Beslissing van 4 juni 1996 met<br />

E.T. nr 87.103).<br />

C. Levering met montage in België van autobanden voor <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

gevestigd in een andere lidstaat.<br />

De levering met montage op een motorvoertuig van banden dient in zijn geheel te<br />

worden aangemerkt als een levering van goederen in de zin van artikel 10 van het<br />

Btw-Wetboek (z. <strong>be</strong>slissing van 11 januari 1988 met E.T. nr. 59.484 btw gewijzigd<br />

door de <strong>be</strong>slissing van 10 mei 1999 met E.T. nr. 95.109). Deze levering van goederen<br />

door een <strong>be</strong>lastingplichtige kan vrijstelling van btw genieten op grond van artikel<br />

39bis, eerste lid, 1° van het Wetboek, voor zover de koper de hoedanigheid heeft van<br />

een als zodanig handelende btw-<strong>be</strong>lastingplichtige of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon die ertoe gehouden zijn hun intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen. Voor de toepassing van deze vrijstelling<br />

is het noodzakelijk dat de koper zijn geldig btw-identificatienummer, toegekend in<br />

een andere lidstaat, aan de verkoper meedeelt en dat de leverancier het <strong>be</strong>wijs kan<br />

leveren van het vervoer van de banden naar een andere lidstaat.<br />

Er kan inderdaad aanvaard worden dat deze levering een levering met vervoer is die,<br />

op basis van artikel 15, § 2, tweede lid, 1° van het Wetboek, geacht wordt plaats te<br />

vinden daar waar het vervoer naar de verkrijger aanvangt. In dit verband kan<br />

opgemerkt worden dat de lokalisatie van de levering van een goed niet geschiedt op<br />

basis van artikel 15, § 2, tweede lid, 2° van het Wetboek, wanneer het goed wordt<br />

vervoerd of verzonden naar de inrichting van de verwerver nadat de montage of<br />

installatie is verricht.<br />

Dezelfde redenering moet worden gemaakt voor alle andere goederen die <strong>be</strong>stemd<br />

zijn voor de uitrusting van een vervoermiddel en die als zodanig geplaatst worden in<br />

dat vervoermiddel (autoradio, motor, ...), op voorwaarde uiteraard dat hun installatie<br />

of montage wordt verricht in het kader van een levering van goederen in de zin van<br />

artikel 10 van het Wetboek.<br />

Er wordt aan herinnerd dat, in tegenstelling tot de levering van goederen <strong>be</strong>stemd<br />

voor de uitrusting van een vervoermiddel, de levering van brandstof voor voertuigen<br />

welke reeds geleverd wordt in de brandstoftank van het motorvoertuig of in een voor


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 658<br />

motorvoertuigen gebruikelijke reserverecipiënt niet <strong>be</strong>schouwd wordt als een<br />

levering met vervoer naar een andere lidstaat en bijgevolg de vrijstelling waarin is<br />

voorzien in artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek niet kan genieten (z. punt B,<br />

hiervoor) (Z. <strong>be</strong>slissing van 15 mei 1998 met E.T. nr. 92.567).<br />

310/13. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Wetboek.<br />

I. Voorwaarden.<br />

Deze vrijstelling is van toepassing indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:<br />

1° de levering <strong>be</strong>treft een nieuw vervoermiddel in de zin van artikel 8bis, § 2,<br />

eerste lid, 2° van het Wetboek;<br />

2° de levering wordt verricht voor:<br />

- hetzij een particulier;<br />

- hetzij een "lid van de groep van vier" (1), dat er niet toe gehouden is en<br />

dat er niet voor heeft geopteerd zijn intracommunautaire verwervingen<br />

van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten in<br />

de lidstaat van <strong>be</strong>stemming te onderwerpen aan de btw;<br />

3° het vervoermiddel wordt verzonden of vervoerd van België naar een andere<br />

lidstaat:<br />

- hetzij door de Belgische verkoper of voor zijn rekening;<br />

- hetzij door de koper of voor zijn rekening.<br />

II. Onderzoek van de voorwaarden.<br />

Deze <strong>be</strong>paling laat in feite, door de combinatie met het art. 39bis, eerste lid, 1° en 2°<br />

van het Wetboek, de vrijstelling toe voor elke intracommunautaire levering van<br />

nieuwe vervoermiddelen en waarborgt op deze manier mede de toepassing van het<br />

principe van <strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van de aankomst van de goederen, welke<br />

ook de hoedanigheid weze van de koper.<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

659 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

De <strong>be</strong>paling van art. 39bis, eerste lid, 2° van het Wetboek is derhalve niet van<br />

toepassing indien de levering reeds is vrijgesteld op grond van art. 39bis, eerste lid,<br />

1° van het Wetboek. Dit laatste is het geval wanneer de koper:<br />

- hetzij een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) is;<br />

- hetzij een "lid van de groep van vier" (1) is dat ertoe gehouden is of er voor<br />

heeft geopteerd zijn intracommunautaire verwervingen van andere goederen<br />

dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten in een andere lidstaat te<br />

onderwerpen aan de btw.<br />

De koper dient bijgevolg ieder ander persoon te zijn dan deze hiervoor, in fine,<br />

genoemd. De verkoper daarentegen kan om het even wie zijn (z. nr. 310/11/4<br />

hiervoor).<br />

Wat het <strong>be</strong>wijs <strong>be</strong>treft van het <strong>be</strong>staan van een vervoer of een verzending van het<br />

goed van België naar een andere lidstaat, wordt verwezen naar wat hieromtrent te<br />

lezen staat onder nr. 310/12 hierboven.<br />

De bijzondere regeling voor de nieuwe vervoermiddelen wordt gedetailleerder<br />

uitgelegd in de afdeling 7 hierna.<br />

310/14. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39bis, eerste lid, 3°, van het Wetboek.<br />

I. Voorwaarden.<br />

Deze vrijstelling is van toepassing wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden:<br />

1° de levering <strong>be</strong>treft accijnsproducten;<br />

2° de levering wordt verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) , of een<br />

landbouwer onderworpen aan de forfaitaire landbouwregeling van artikel 57<br />

van het Wetboek;<br />

3° de levering wordt verricht voor een "lid van de groep van vier" (1) , dat er niet<br />

toe gehouden is en er niet voor heeft geopteerd zijn intracommunautaire<br />

verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten<br />

in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming te onderwerpen aan de btw;<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 660<br />

4° de goederen worden verzonden of vervoerd van België naar de andere lidstaat:<br />

- hetzij door de Belgische verkoper of voor zijn rekening;<br />

- hetzij door de koper of voor zijn rekening.<br />

5° het vervoer of de verzending van de goederen wordt verricht overeenkomstig<br />

artikel 7, §§ 4 en 5 of artikel 16 van de Richtlijn 92/12/EEG;<br />

6° de levering is niet aan de bijzondere regeling over de winstmarge van artikel<br />

58, § 4, van het Wetboek, onderworpen.<br />

II. Onderzoek van de voorwaarden.<br />

Net zoals de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Wetboek (z. 310/13)<br />

laat ook deze <strong>be</strong>paling de vrijstelling toe van alle intracommunautaire leveringen<br />

van accijnsproducten en verzekert zij de <strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van aankomst<br />

van de goederen.<br />

Bijgevolg is de <strong>be</strong>paling vervat in art. 39bis, eerste lid, 3° van het Wetboek niet van<br />

toepassing indien de levering is vrijgesteld op grond van art. 39bis, eerste lid, 1° van<br />

het Wetboek. Dit is het geval wanneer de koper:<br />

- hetzij een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) is;<br />

- hetzij een "lid van de groep van vier" (1) dat ertoe gehouden is of dat er voor<br />

heeft geopteerd zijn intracommunautaire verwervingen van andere goederen<br />

dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten in een andere lidstaat te<br />

onderwerpen aan de btw.<br />

Wat het <strong>be</strong>wijs <strong>be</strong>treft van het <strong>be</strong>staan van een vervoer of een verzending van het<br />

goed van België naar een andere lidstaat, wordt verwezen naar wat hieromtrent<br />

uiteengezet wordt onder nr. 310/12 hierboven.<br />

Specifiek voor de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 3°, van het Wetboek, moet<br />

bovendien opgemerkt worden dat deze vrijstelling slechts van toepassing is indien<br />

het vervoer of de verzending van de goederen verricht wordt:<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

661 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

1° hetzij onder dekking van een geleidedocument "accijnzen" (artikel 7, §§ 4 en 5,<br />

van de Richtlijn 92/12/EEG);<br />

2° hetzij bij toepassing van de schorsingsregeling voor accijnsproducten (artikel<br />

16 van de Richtlijn 92/12/EEG).<br />

Voor een <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>grip van deze regelingen en de <strong>be</strong>treffende vrijstelling inzake btw,<br />

wordt verwezen naar de Aanschr. nr. 8 van 8 okto<strong>be</strong>r 1998.<br />

Merk op dat de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 3°, van het Wetboek nooit<br />

van toepassing kan zijn op leveringen van accijnsproducten die worden verricht voor<br />

particulieren.<br />

In dit laatste geval moeten de volgende regels worden toegepast:<br />

1° indien de goederen worden vervoerd of verzonden van België naar een andere<br />

lidstaat door de koper of voor zijn rekening, vindt de levering plaats in België<br />

en is de Belgische btw verschuldigd over deze levering (z. onderafdeling 3<br />

hierna);<br />

2° indien de goederen worden vervoerd of verzonden van België naar een andere<br />

lidstaat door de Belgische verkoper of voor zijn rekening, vindt de levering<br />

plaats in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming overeenkomstig artikel 15, § 5, van het<br />

Wetboek (verkopen op afstand) en is de btw van die lidstaat verschuldigd over<br />

deze levering, ongeacht het <strong>be</strong>drag van deze levering.<br />

310/15. Vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 39bis, eerste lid, 4°, van het Wetboek.<br />

Indien de Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener uit het voor<strong>be</strong>eld in het <strong>be</strong>gin van<br />

deze onderafdeling, de goederen niet verkoopt maar ze overbrengt naar een andere<br />

lidstaat voor <strong>be</strong>drijfsdoeleinden, dan zijn de regels die werden uiteengezet onder<br />

nr. 310/12 mutatis mutandis van toepassing.<br />

De regeling van de overbrengingen wordt grondig toegelicht in afdeling 4 hierna.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 662<br />

Onderafdeling 3. Plaats, tijdstip, <strong>be</strong>lastbaar feit, opeisbaarheid.<br />

310/16. Algemeen.<br />

310/17. Plaats.<br />

Vermits de intracommunautaire levering steeds het vervoer of de verzending<br />

veronderstelt van een lidstaat naar een andere lidstaat, worden plaats en tijdstip van<br />

levering, <strong>be</strong>lastbaar feit en opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting als volgt <strong>be</strong>paald.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d (1)<br />

Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener verkoopt goederen aan een koper die gevestigd is in een<br />

andere lidstaat. De goederen worden vervoerd of verzonden van België naar het die andere lidstaat.<br />

Het <strong>be</strong>treft geen verkoop met installatie of montage. De Belgische verkoper heeft de drempel die werd<br />

vastgesteld door die andere lidstaat voor de verkopen op afstand niet overschreden en hij heeft tevens<br />

niet geopteerd voor <strong>be</strong>lasting van zijn leveringen in deze lidstaat. Het <strong>be</strong>treft bijgevolg een<br />

intracommunautaire levering.<br />

Deze levering wordt geacht plaats te vinden op de plaats waar het vervoer of de<br />

verzending naar de verkrijger aanvangt zonder onderscheid of het goed werd<br />

verzonden of vervoerd door:<br />

1° de Belgische leverancier;<br />

2° de verkrijger;<br />

3° een derde.<br />

Deze levering vindt bijgevolg plaats in België (Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid, 1°).<br />

310/18. Tijdstip.<br />

Het tijdstip van de levering wordt als volgt <strong>be</strong>paald.<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


(1 februari 2012)<br />

663 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

I. Verzending of vervoer door de leverancier of voor zijn rekening.<br />

Indien de goederen in verband met de afgifte worden verzonden of vervoerd door de<br />

Belgische leverancier of voor zijn rekening, dan wordt de levering geacht plaats te<br />

vinden op het tijdstip van de aankomst van de verzending of het vervoer naar de<br />

verkrijger (Wetboek, art. 16, § 1, tweede lid).<br />

II. Verzending of vervoer door de koper of voor zijn rekening.<br />

Indien de goederen in verband met de afgifte niet worden verzonden of vervoerd<br />

door de Belgische leverancier of voor zijn rekening, dan wordt de levering geacht<br />

plaats te vinden op het tijdstip waarop de goederen ter <strong>be</strong>schikking gesteld worden<br />

van de koper (Wetboek, art. 16, § 1, eerste lid). Dit is het geval wanneer: het vervoer<br />

of de verzending van de goederen wordt verricht door de verkrijger of voor zijn<br />

rekening;<br />

310/19. Belastbaar feit en opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting.<br />

I. Belastbaar feit.<br />

Zoals voor het tijdstip van de levering moet het volgende onderscheid gemaakt<br />

worden.<br />

A. Verzending of vervoer door de leverancier of voor zijn rekening.<br />

Indien de goederen in verband met de afgifte worden verzonden of vervoerd door de<br />

Belgische leverancier of voor zijn rekening, dan vindt het <strong>be</strong>lastbaar feit plaats op het<br />

tijdstip van de aankomst van de verzending of het vervoer naar de koper (Wetboek,<br />

art. 17, § 1, eerste lid).<br />

B. Verzending of vervoer door de koper of voor zijn rekening.<br />

Indien de goederen in verband met de afgifte niet worden verzonden of vervoerd<br />

door de Belgische leverancier of voor zijn rekening, dan vindt het <strong>be</strong>lastbaar feit<br />

plaats op het tijdstip waarop de goederen ter <strong>be</strong>schikking gesteld worden van de<br />

koper (Wetboek, art. 17, § 1, eerste lid).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 664<br />

II. Opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting.<br />

A. Niet-vrijgestelde levering.<br />

Indien de levering die wordt verricht door de Belgische leverancier niet wordt<br />

vrijgesteld op grond van artikel 39bis van het Wetboek (z. onderafdeling 2 hierboven),<br />

dan wordt de btw opeisbaar:<br />

1° op het tijdstip van het <strong>be</strong>lastbaar feit;<br />

2° op het tijdstip van het uitreiken van de factuur of op het tijdstip van de<br />

incassering, indien de prijs of een deel ervan wordt gefactureerd of<br />

geïncasseerd vóór het <strong>be</strong>lastbaar feit (Wetboek, art. 17, § 1, tweede lid).<br />

B. Vrijgestelde levering.<br />

Indien de levering is vrijgesteld op grond van artikel 39bis van het Wetboek<br />

(z. onderafdeling 2 hierboven) wordt de btw evenwel slechts opeisbaar:<br />

- hetzij op de vijftiende van de maand volgend op die waarin het <strong>be</strong>lastbaar feit<br />

heeft plaatsgevonden (Wetboek, art. 17, § 2, eerste lid);<br />

- hetzij op het tijdstip van het uitreiken van de factuur met <strong>be</strong>trekking tot deze<br />

levering voor de totale prijs, wanneer dat tijdstip voorafgaat aan de bovengenoemde<br />

vijftiende of zelfs vóórafgaat aan het <strong>be</strong>lastbaar feit (Wetboek,<br />

art. 17, § 2, tweede lid).<br />

Deze <strong>be</strong>paling, die geldt in het kader van de overgangsregeling, wijkt dus af van het<br />

principe van de gelijktijdigheid van het <strong>be</strong>lastbaar feit en de opeisbaarheid van de<br />

btw. Zij houdt onder meer in dat een factuur die een vrijgestelde intracommunautaire<br />

levering vaststelt en die wordt uitgereikt vóóraleer deze levering heeft plaatsgevonden,<br />

de btw opeisbaar maakt. De <strong>be</strong>taling van voorschotten (Wetboek, art. 17,<br />

§ 1) maakt de btw over een vrijgestelde intracommunautaire levering evenwel niet<br />

opeisbaar. Ook de uitreiking van een factuur met <strong>be</strong>trekking tot een voorschot maakt<br />

evenmin de btw opeisbaar wanneer deze factuur <strong>be</strong>trekking heeft op een vrijgestelde<br />

intracommunautaire levering van goederen.<br />

Rekening houdend met de vrijstelling waarin artikel 39bis van het Wetboek voorziet,<br />

strekt de <strong>be</strong>paling van het tijdstip van opeisbaarheid er vooral toe het aangiftetijdperk<br />

te <strong>be</strong>palen tijdens hetwelk de intracommunautaire levering geacht wordt te zijn<br />

verricht, zodat ze zowel in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming als in België op een identiek<br />

tijdstip wordt opgenomen:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

665 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

1° in de periodieke aangifte van de Belgische verkoper, als een vrijgestelde<br />

intracommunautaire levering (rooster 46);<br />

2° in de btw- opgave van de intracommunautaire handelingen die moet ingediend<br />

worden door de Belgische verkoper (Wetboek, art. 53sexies);<br />

3° in de periodieke aangifte van de koper, als intracommunautaire verwerving van<br />

goederen.<br />

Belangrijke opmerking.<br />

Artikel 4, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 met <strong>be</strong>trekking tot de regeling voor de<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, legt voor de intracommunautaire<br />

leveringen die vrijgesteld zijn op grond van artikel 39bis van het<br />

Wetboek de uitreiking op van de factuur, uiterlijk de vijfde werkdag van de maand<br />

na die tijdens dewelke de levering werd verricht. De datum van de vijftiende van de<br />

maand die volgt op de maand tijdens dewelke het <strong>be</strong>lastbaar feit heeft plaatsgevonden,<br />

is dus slechts van toepassing in het uitzonderlijk geval waarin de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) zijn verplichtingen niet nakomt en zal bijgevolg in<br />

principe niet van toepassing zijn in België. In het algemeen zal de datum van de<br />

uitreiking van de factuur de datum zijn die <strong>be</strong>palend is voor het tijdstip van<br />

opeisbaarheid van de btw over de vrijgestelde intracommunautaire levering die wordt<br />

verricht vanuit België.<br />

310/20. Herhaling.<br />

Stel dat in het voor<strong>be</strong>eld dat werd uiteengezet onder nr. 310/16, het <strong>be</strong>lastbaar feit<br />

zich voordoet op 10 januari 2011 en dat de factuur wordt uitgereikt, hetzij op<br />

1 januari, hetzij op 10 januari, hetzij op 2 februari, hetzij op 13 februari, hetzij op<br />

20 februari (er zij nogmaals op gewezen dat deze twee laatste data van uitreiking van<br />

de factuur een miskenning inhouden van de verplichtingen ter zake in België). De<br />

hiernavolgende ta<strong>be</strong>l geeft een overzicht van de verschillende mogelijke hypothesen.<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 666<br />

OMSTANDIGHEDE<br />

N<br />

De afgifte van de<br />

goederen ge<strong>be</strong>urt met<br />

verzending of vervoer<br />

door de Belgische leverancier<br />

of voor zijn<br />

rekening<br />

De afgifte van de<br />

goederen ge<strong>be</strong>urt<br />

zonder verzending of<br />

vervoer door de<br />

leverancier of voor zijn<br />

rekening<br />

(1 februari 2012)<br />

PLAATS TIJDSTIP BELASTBAAR FEIT OPEISBAARHEID VAN DE BELASTING<br />

PLAATS WAAR DE<br />

VERZENDING OF HET<br />

VERVOER<br />

AANVANGT<br />

Aankomst van de verzending<br />

of het vervoer<br />

naar de koper<br />

Tijdstip waarop de<br />

goederen ter <strong>be</strong>schikking<br />

gesteld worden<br />

van de koper<br />

10 januari 2011 Datum factuur (1) Tijdstip van opeisbaarheid<br />

Tijdstip van aankomst<br />

van de verzending of<br />

het vervoer naar de<br />

koper<br />

Tijdstip waarop de<br />

goederen ter <strong>be</strong>schikking<br />

gesteld worden<br />

van de koper<br />

niet-vrijgestelde<br />

leveringen<br />

vrijgestelde<br />

leveringen 39bis<br />

1 januari 2011 1 januari 2011 1 januari 2011<br />

10 januari 2011 10 januari 2011 10 januari 2011<br />

2 februari 2011 10 januari 2011 2 februari 2011<br />

13 februari 2011 (2) 10 januari 2011 13 februari 2011<br />

20 februari 2011 (2)<br />

(1) De uitgereikte factuur stelt de intracommunautaire levering vast, het <strong>be</strong>treft geen factuur voor een voorschot of voor een gedeelte van de prijs.<br />

(2) Deze twee data impliceren een inbreuk op de verplichting die wordt opgelegd door artikel 4, § 2, van KB nr. 1.<br />

10 januari 2011 15 februari 2011


310/21. Besluit.<br />

(1 februari 2012)<br />

667 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

De samenvattende ta<strong>be</strong>l die wordt weergegeven onder nr. 310/20 toont duidelijk aan<br />

dat de regels <strong>be</strong>treffende de intracommunautaire leveringen:<br />

1° identiek zijn aan deze met <strong>be</strong>trekking tot de "interne" leveringen voor wat<br />

<strong>be</strong>treft:<br />

- de plaats;<br />

- het tijdstip;<br />

- het <strong>be</strong>lastbaar feit;<br />

- het tijdstip van opeisbaarheid van de btw die verschuldigd is over de<br />

niet-vrijgestelde intracommunautaire leveringen;<br />

2° afwijken van de regels met <strong>be</strong>trekking tot de "interne" leveringen voor wat<br />

<strong>be</strong>treft het tijdstip van opeisbaarheid van de btw die verschuldigd is over de<br />

vrijgestelde intracommunautaire leveringen.<br />

Bovendien zijn de regels die in deze onderafdeling worden uiteengezet mutatis<br />

mutandis van toepassing voor de intracommunautaire leveringen van goederen die<br />

met <strong>be</strong>stemming België worden verricht in een andere lidstaat, onder voor<strong>be</strong>houd<br />

van de verschillen die ter zake kunnen <strong>be</strong>staan tussen de lidstaten, onder meer op het<br />

gebied van de subsidiaire oorzaken van opeisbaarheid en de termijn waarbinnen moet<br />

gefactureerd worden.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 668<br />

Afdeling 3. - De intracommunautaire verwerving van goederen.<br />

Eerste onderafdeling. - Een nieuw <strong>be</strong>lastbaar feit: de intracommunautaire<br />

verwerving van goederen.<br />

310/22. Hoofdregel.<br />

Sedert 1 januari 1993 kent het btw-stelsel een nieuw <strong>be</strong>lastbaar feit: de intracommunautaire<br />

verwerving.<br />

Artikel 25bis, § 1, van het Wetboek, somt een aantal voorwaarden op om van een<br />

intracommunautaire verwerving te kunnen spreken. Essentiële elementen zijn:<br />

1° het verkrijgen van de macht om als eigenaar te <strong>be</strong>schikken over een goed. Dit<br />

is de tegenhanger van artikel 10 van het Wetboek dat de levering van een goed<br />

definieert als de overdracht van de macht om als een eigenaar over een goed te<br />

<strong>be</strong>schikken;<br />

2° de verzending of het vervoer van het goed van een lidstaat naar een andere, met<br />

als <strong>be</strong>stemming de afnemer;<br />

3° de verzending of het vervoer kan ge<strong>be</strong>uren door:<br />

a) de verkoper of voor zijn rekening;<br />

b) de afnemer of voor zijn rekening.<br />

In ieder geval is een daadwerkelijk vervoer van de goederen van de ene lidstaat naar<br />

een andere lidstaat onont<strong>be</strong>erlijk om van een intracommunautaire verwerving te<br />

kunnen spreken. Daarenboven moet het vervoer verbonden zijn aan de aankoop en<br />

niet aan een andere reden die de verplaatsing van de goederen van een lidstaat naar<br />

een andere teweegbrengt.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° Een in België gevestigde persoon koopt een auto in Duitsland om die mee te brengen naar<br />

België. Het voertuig wordt effectief vervoerd van Duitsland naar België door de koper. Deze<br />

verricht een intracommunautaire verwerving.


(1 februari 2012)<br />

669 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

2° Een in Duitsland gevestigde niet-<strong>be</strong>lastingplichtige natuurlijke persoon koopt een auto. Twee<br />

maand later verhuist deze persoon naar België om professionele redenen. Hij vervoert zijn<br />

wagen van Duitsland naar België. Deze persoon verricht geen intracom-munautaire<br />

verwerving.<br />

Merk op dat in deze definitie geen onderscheid wordt gemaakt naargelang de<br />

hoedanigheid van de afnemer. Zo kan een intracommunautaire verwerving worden<br />

verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) maar evenzeer, bijvoor<strong>be</strong>eld, door<br />

een particulier of door een lid van "de groep van vier" (1) . Zoals we verder zullen<br />

zien, <strong>be</strong>tekent een intracommunautaire verwerving niet automatisch onderwerping<br />

aan de <strong>be</strong>lasting in de lidstaat van aankomst.<br />

V o o r b e e l d (1)<br />

Een Belgische dokter (lid van de "groep van vier") koopt, voor de uitoefening van zijn economische<br />

activiteit, goederen aan in Nederland. Door de aankoop overschrijdt hij de drempel van 11.200 EUR<br />

niet. (Op de <strong>be</strong>tekenis van die drempel zal later worden ingegaan). Hij vervoert met eigen wagen de<br />

goederen tot in België. Het feit dat deze goederen niet aan de <strong>be</strong>lasting zijn onderworpen in België<br />

(daarover later meer) <strong>be</strong>tekent niet dat het geen intracommunautaire verwerving zou <strong>be</strong>treffen. Er is<br />

immers aan de voorwaarden voldaan:<br />

- hij <strong>be</strong>schikt als een eigenaar over het goed ingevolge een koopovereenkomst;<br />

- het goed wordt van de ene lidstaat (Nederland) naar een andere lidstaat (België) vervoerd en<br />

het vervoer houdt verband met de aankoop zelf.<br />

310/23. Uitbreiding.<br />

Artikel 25bis, § 2, van het Wetboek, stelt met een intracommunautaire verwerving<br />

van goederen gelijk, de handelingen die door artikel 10, § 2, van het Wetboek, als<br />

leveringen worden <strong>be</strong>schouwd.<br />

Het gaat hier essentieel om:<br />

1° het verkrijgen van een lichamelijk goed ingevolge een vordering door of<br />

namens de overheid en, meer algemeen, ingevolge een wet, een decreet, een<br />

ordonnantie, een <strong>be</strong>sluit of een administratieve verordening;<br />

2° de ontvangst van een goed ingevolge een verbruiklening. Deze vorm van<br />

lening houdt de eigendomsoverdracht van het goed in.<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 670<br />

Ook voor deze vormen van intracommunautaire verwerving is het noodzakelijk dat<br />

aan de voorwaarde van het vervoer van een lidstaat naar een andere lidstaat is<br />

voldaan.<br />

Van 1 januari 1993 tot 31 decem<strong>be</strong>r 1995 werd de afgifte van een maakloonwerk<br />

eveneens als levering aangemerkt, zodat in die periode het verkrijgen door de<br />

opdrachtgever van de opdrachtnemer van een lichamelijk roerend goed dat<br />

laatstgenoemde heeft vervaardigd of samengesteld met <strong>be</strong>hulp van materialen en<br />

voorwerpen die daartoe door de opdrachtgever aan de opdrachtnemer zijn verstrekt,<br />

eveneens als een intracommunautaire verwerving van goederen werd <strong>be</strong>schouwd. De<br />

aandacht wordt er evenwel op gevestigd dat vanaf 1 januari 1996 het maakloonwerk<br />

opnieuw als een dienstprestatie wordt <strong>be</strong>schouwd zodat ook de gelijkstelling van<br />

dergelijke handelingen met een intracommunautaire verwerving vanaf die datum<br />

wordt opgeheven.<br />

Onderafdeling 2. - De <strong>be</strong>lasting van de intracommunautaire verwerving in<br />

België<br />

310/24. Algemeen.<br />

De <strong>be</strong>lasting van de intracommunautaire verwervingen geschiedt in functie van vier<br />

criteria:<br />

1° hoedanigheid van de afnemer;<br />

2° hoedanigheid van de verkoper;<br />

3° de "aard" van de goederen.<br />

4° de toepassing van de bijzondere regeling van de <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

winstmarge voor tweedehandse goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor<br />

verzamelingen en antiquiteiten.<br />

(1 februari 2012)


310/25. Hoedanigheid van de afnemer.<br />

I. De afnemer is een particulier.<br />

(1 februari 2012)<br />

671 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

In de definitie van de intracommunautaire verwerving (Wetboek, art. 25bis) is er<br />

slechts sprake van de "afnemer", zoals hiervoor reeds vermeld. Particulieren kunnen<br />

dus ook intracommunautaire verwervingen verrichten maar deze zijn, in <strong>be</strong>ginsel,<br />

niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen.<br />

De algemene <strong>be</strong>paling van artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek, stelt<br />

immers uitdrukkelijk dat de intracommunautaire verwerving aan de <strong>be</strong>lasting is<br />

onderworpen wanneer ze verricht wordt:<br />

- door een <strong>be</strong>lastingplichtige, die als zodanig optreedt,<br />

- of door een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon.<br />

Niettemin <strong>be</strong>paalt artikel 25ter, § 2, van het Wetboek dat de intracommunautaire<br />

verwerving die door een particulier wordt verricht aan de <strong>be</strong>lasting is onderworpen<br />

wanneer het gaat om een nieuw vervoermiddel in de zin van artikel 8bis, § 2, van het<br />

Wetboek (z. afdeling 7 hierna).<br />

Conclusie.<br />

De intracommunautaire verwerving verricht door een particulier is nooit aan de<br />

<strong>be</strong>lasting onderworpen <strong>be</strong>halve wanneer het gaat om een nieuw vervoermiddel.<br />

II. De afnemer is een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) .<br />

De intracommunautaire verwervingen door <strong>be</strong>lastingplichtigen/indieners zijn in<br />

België altijd aan de btw onderworpen wanneer ze als zodanig optreden en wanneer<br />

het welteverstaan gaat om <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwervingen (z. III, A,<br />

hierna, <strong>be</strong>rekening van de drempel) (Wetboek, art. 25ter, § 1, eerste lid). Een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige/indiener handelt niet als zodanig indien hij goederen koopt die niet<br />

voor zijn onderneming <strong>be</strong>stemd zijn (bijvoor<strong>be</strong>eld voor privé-doeleinden).<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 672<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener A, koopt goederen aan in Nederland bij een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener<br />

B. De goederen worden van Nederland naar België vervoerd door A. A verricht in<br />

België een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving wanneer hij die goederen <strong>be</strong>stemt voor zijn<br />

onderneming. Hij verricht daarentegen een niet-<strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving wanneer<br />

hij de goederen voor privé-doeleinden <strong>be</strong>stemt.<br />

Merk op dat de intracommunautaire verwervingen van goederen verworven bij een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die in zijn lidstaat de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen<br />

geniet (zie nr. 310/26) evenals de intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen verworven onder de regeling van de <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge<br />

(zie nr. 310/27/2), niet <strong>be</strong>lastbaar zijn.<br />

Ten slotte spreekt het voor zich dat de verrichting niet dient te worden geanalyseerd<br />

als een levering met montage of installatie door de leverancier of voor diens rekening<br />

en evenmin dient te vallen onder de regeling inzake de leveringen van gas via een op<br />

het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of een op een<br />

dergelijk systeem aangesloten net, leveringen van elektriciteit of leveringen van<br />

warmte of koude via warmte- of koudenetten.<br />

III. De afnemer is lid van "de groep van vier" (1) .<br />

A. De "groep van vier" onder de drempel en niet geopteerd heb<strong>be</strong>nde.<br />

De intracommunautaire verwervingen zijn niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen in de<br />

volgende gevallen:<br />

1° het mag niet gaan om verwervingen van:<br />

- nieuwe vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, van het Wetboek;<br />

- accijnsproducten;<br />

2° deze personen mogen niet meer dan voor 11.200 EUR <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire<br />

verwervingen heb<strong>be</strong>n verricht in het lopende kalenderjaar of in de<br />

loop van het vorige kalenderjaar (Wetboek, art. 25ter, § 1, tweede lid, 2°, a en<br />

b);


(1 februari 2012)<br />

673 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

3° deze personen mogen er niet voor geopteerd heb<strong>be</strong>n al hun <strong>be</strong>lastbare<br />

intracommunautaire verwervingen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen (Wetboek,<br />

art. 25ter, § 1, tweede lid).<br />

Voor de <strong>be</strong>rekening van de drempel van 11.200 EUR moet rekening worden<br />

gehouden met alle intracommunautaire verwervingen, met uitzondering van:<br />

a) intracommunautaire verwervingen van goederen die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n, op<br />

goederen waarvan de levering door een <strong>be</strong>lastingplichtige in België zou zijn<br />

vrijgesteld krachtens artikel 42, §§ 1 en 2 van het Wetboek, die overeenkomstig<br />

artikel 25ter van het Wetboek <strong>be</strong>lastbaar zijn, maar worden vrijgesteld<br />

door artikel 40, § 1, 1°, a), van het Wetboek, alsook intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen die worden vrijgesteld door artikel 42, § 3, 1° tot<br />

8°, van het Wetboek;<br />

b) intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen in de zin van<br />

artikel 8bis, § 2, van het Wetboek;<br />

c) intracommunautaire verwervingen van accijnsproducten in de zin van artikel 1,<br />

§ 6, 4°, van het Wetboek;<br />

d) intracommunautaire verwervingen die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op gebruikte<br />

goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten,<br />

waarvan de verkoper een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper is die als zodanig<br />

optreedt en het verworven goed in de lidstaat van vertrek van het vervoer of de<br />

verzending aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen werd overeenkomstig de bijzondere<br />

regeling van de <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge <strong>be</strong>doeld in titel B van de<br />

Richtlijn 94/5/EG, of wanneer de verkoper een organisator is van openbare<br />

veilingen die als zodanig optreedt en het verworven goed in de lidstaat van<br />

vertrek van het vervoer of de verzending, aan de <strong>be</strong>lasting werd onderworpen<br />

overeenkomstig de bijzondere regeling <strong>be</strong>doeld in titel C van dezelfde richtlijn<br />

(niet-<strong>be</strong>lastbare intracom-munautaire verwervingen);<br />

e) intracommunautaire verwervingen die het gevolg zijn van leveringen in de<br />

lidstaat van aanvang van het vervoer of verzending, die verricht werden door:<br />

- een particulier;<br />

- een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon;


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 674<br />

- een kleine onderneming die onder toepassing valt van de vrijstellingsregeling<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 282 t.e.m. 292 van Richtlijn 2006/112/ EG<br />

(z. artikel 56, § 2 van het Wetboek) (niet-<strong>be</strong>lastbare intracommunautaire<br />

verwervingen).<br />

f) aankopen van goederen die geacht worden in België plaats te vinden omdat ze:<br />

- onder de bijzondere regeling van de verkopen op afstand (Wetboek,<br />

art. 15, § 4) vallen;<br />

- een installatie of een montage in België vereisen door de leverancier of<br />

voor zijn rekening (Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid, 4°);<br />

- volgens artikel 15, § 2, tweede lid, 4° van het Wetboek worden<br />

gelokaliseerd (leveringen van gas via een op het grondgebied van de<br />

Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem<br />

aangesloten net, leveringen van elektriciteit of levering van warmte of<br />

koude via warmte- of koudenetten).<br />

Voor de <strong>be</strong>rekening van de drempel van 11.200 EUR van toepassing op de niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen, moet niet alleen rekening worden gehouden met<br />

de aankopen verricht in de andere lidstaten van de Europese Unie maar tevens met de<br />

aankopen van goederen die uit een derdelands gebied worden verzonden en door een<br />

niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon worden ingevoerd in andere lidstaat dan België<br />

en die geacht worden het voorwerp uit te maken van een intracommunautaire<br />

verwerving van goederen in België door toepassing van artikel 25quinquies, § 4 van<br />

het Wetboek.<br />

Tenslotte wordt er opgemerkt dat de administratie toestaat dat er voor de <strong>be</strong>rekening<br />

van de drempel van 11.200 EUR geen rekening wordt gehouden met de<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen die kunnen worden vrijgesteld door<br />

artikel 40, § 1, 1°, a), van het Wetboek, omdat de levering van de goederen zou<br />

kunnen worden vrijgesteld door artikel 44, § 2, 13°, van het Wetboek als deze in<br />

België zou heb<strong>be</strong>n plaatsgevonden.<br />

Opdat de intracommunautaire verwerving van goederen kan worden vrijgesteld door<br />

artikel 40, § 1, 1°, a), van het Wetboek dient enerzijds de levering in de lidstaat van<br />

vertrek vrijgesteld te zijn door artikel 136 van Richtlijn 2006/112/EG omdat de<br />

leverancier, op het moment van de aankoop, de goederen heeft <strong>be</strong>stemd voor een<br />

vrijgestelde activiteit en geen recht op aftrek heeft kunnen genieten, en dienen<br />

anderzijds deze goederen te zijn gebruikt voor een activiteit die, als zij in België zou<br />

heb<strong>be</strong>n plaatsgevonden, eveneens zou vrijgesteld zijn en geen recht op aftrek zou<br />

verlenen (Beslissing nr. E.T. 119.844 dd. 22.04.2011).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

675 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

V o o r b e e l d (1)<br />

Een advocaat, die uitsluitend handelingen verricht die door artikel 44 van het Wetboek zijn vrijgesteld<br />

en hem geen enkel recht op aftrek verlenen (lid van de "groep van vier"), heeft gedurende het vorige<br />

kalenderjaar geen aankopen verricht in andere lidstaten. Tijdens het lopende kalenderjaar koopt hij<br />

een computer aan ter waarde van 5.000 EUR in Nederland. De advocaat vervoert de computer zelf<br />

naar België. Deze aankoop is de eerste aankoop in het lopende kalenderjaar.<br />

In de mate dat de advocaat niet geopteerd heeft voor de onderwerping aan de <strong>be</strong>lasting in België, is<br />

de intracommunautaire verwerving van deze computer niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen in België.<br />

B. De "groep van vier" die de drempel overschreden of geopteerd heb<strong>be</strong>n.<br />

In tegenstelling tot wat voorafgaat zijn hun verwervingen in België aan de<br />

<strong>be</strong>lasting onderworpen wanneer aan één van volgende voorwaarden is voldaan:<br />

- ofwel verrichten ze voor meer dan 11.200 EUR intracommunautaire verwervingen<br />

in het lopende kalenderjaar;<br />

- ofwel heb<strong>be</strong>n ze dit <strong>be</strong>drag overschreden in de loop van het vorige kalenderjaar;<br />

- ofwel heb<strong>be</strong>n ze ervoor geopteerd om al hun intracommunautaire<br />

verwervingen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een vzw, die uitsluitend handelingen verricht die door artikel 44 van het Wetboek zijn vrijgesteld en<br />

waarvoor hij geen enkel recht op aftrek heeft, koopt in de loop van 2010 in Nederland boeken voor<br />

een <strong>be</strong>drag van 20.000 EUR bij een aldaar gevestigde uitgeverij. De boeken worden door de vzw naar<br />

België vervoerd.<br />

Dit <strong>be</strong>drag is hoger dan 11.200 EUR. De verwerving is voor het volledige <strong>be</strong>drag in België aan de<br />

<strong>be</strong>lasting onderworpen.<br />

C. Overschrijden van de drempel van 11.200 EUR.<br />

De eerste verwerving in België die de drempel van 11.200 EUR overschrijdt, moet<br />

voor het geheel worden onderworpen aan de btw. Er moet evenwel niet teruggekomen<br />

worden op de vroegere verwervingen verricht vóór de drempeloverschrijding.<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 676<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een forfaitaire landbouwonderneming, heeft in de loop van het huidige kalenderjaar reeds voor<br />

6.000 EUR intracommunautaire verwervingen verricht. In de loop van het vorige kalenderjaar werd<br />

de drempel van 11.200 EUR niet overschreden. De optie werd tevens niet uitgeoefend.<br />

De forfaitaire landbouwonderneming <strong>be</strong>sluit over te gaan tot een aankoop van een melkmachine in<br />

Nederland voor de prijs van 10.000 EUR (Er wordt verondersteld het geen levering met installatie of<br />

montage door of voor rekening van de leverancier <strong>be</strong>treft). De machine wordt van Nederland naar<br />

België vervoerd door de forfaitaire landbouwonderneming<br />

Door deze aankoop wordt de drempel van 11.200 EUR overschreden. De aankoop ter waarde van<br />

10.000 EUR wordt volledig aan de btw onderworpen in België. De vroegere aankopen voor<br />

6.000 EUR, die in de lidstaat van oorsprong reeds werden <strong>be</strong>last, worden niet aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen in België.<br />

D. Gelijktijdig overschrijden van de drempel voor verkopen op afstand en<br />

de drempel van 11.200 EUR.<br />

Wanneer een handeling aanleiding geeft tot het gelijktijdig overschrijden van de<br />

drempels voorzien in artikel 15, § 4, tweede lid, 1° (z. nr. 26, D, en 520/3, I), en<br />

25ter, § 1, tweede lid, 2°, eerste lid, b), van het Wetboek, werd er <strong>be</strong>slist dat, meer<br />

<strong>be</strong>paald ter vereenvoudiging van de verplichting voor een niet in het binnenland<br />

gevestigde leverancier om zich voor btw-doeleinden te identificeren in België, deze<br />

handeling, die zelfs eenmalig kan zijn, voor het geheel moet worden <strong>be</strong>schouwd als<br />

een intracommunautaire verwerving van goederen die in België onderworpen is aan<br />

de btw in hoofde van de in België gevestigde koper zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 25ter,<br />

§ 1, tweede lid, 2°, eerste lid, a), van het Wetboek. Deze koper is er bijgevolg toe<br />

gehouden, overeenkomstig artikel 53bis, de overschrijding van de drempel van<br />

11.200 EUR zoals <strong>be</strong>paald in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, eerste lid, b), aan te<br />

geven voorafgaandelijk aan de eerste intracommunautaire verwerving van goederen<br />

ten gevolge waarvan deze drempel wordt overschreden.<br />

Bijgevolg moet deze handeling niet in aanmerking worden genomen voor de<br />

<strong>be</strong>rekening van de drempel, <strong>be</strong>doeld in artikel 15, § 4, tweede lid, 1°, van het<br />

Wetboek, voor de verkopen verricht met <strong>be</strong>stemming België door de verkoper die in<br />

een andere lidstaat gevestigd is.<br />

Wat voorafgaat is uiteraard slechts van toepassing wanneer geen gebruik werd<br />

gemaakt van de opties voorzien in bovengenoemd artikel 15, § 4, derde lid en<br />

artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid, van het Wetboek (<strong>be</strong>slissing van<br />

25 okto<strong>be</strong>r 1993 met E.T. nr. 79.380).


E. Opmerking.<br />

(1 februari 2012)<br />

677 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Elk overheidslichaam (Staat, Gemeenschappen en Gewesten, provincies, agglomeraties,<br />

gemeenten, openbare instellingen, …) dat voor een deel van zijn activiteiten<br />

de hoedanigheid van btw-<strong>be</strong>lastingplichtige heeft verkregen, <strong>be</strong>komt een btwidentificatienummer,<br />

en moet periodieke aangiften indienen. Het btwidentificatienummer<br />

dat wordt toegekend aan een overheidslichaam dat de<br />

hoedanigheid van btw-<strong>be</strong>lastingplichtige heeft, stemt overeen met het ondernemingsnummer<br />

toegekend door het Rijksregister.<br />

Wanneer een overheidslichaam dat de hoedanigheid van btw-<strong>be</strong>lastingplichtige heeft<br />

voor een deel van zijn activiteiten, goederen koopt in een andere lidstaat, is het ertoe<br />

gehouden zijn btw-identificatienummer mede te delen aan zijn buitenlandse<br />

leverancier (artikel 53quater, § 1, van het Btw-Wetboek).<br />

Wanneer is voldaan aan de ter zake gestelde voorwaarden, stelt de buitenlandse<br />

leverancier zijn intracommunautaire levering vrij van de btw. Daarnaast is dat het<br />

overheidslichaam ertoe gehouden al zijn intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen in België aan de btw te onderwerpen (artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het<br />

Btw-Wetboek). De verplichting om de intracommunautaire verwervingen aan de<br />

Belgische btw te onderwerpen geldt niet alleen voor goederen die <strong>be</strong>stemd zijn voor<br />

de <strong>be</strong>lastbare activiteit van dat overheidslichaam, maar ook voor de goederen die<br />

<strong>be</strong>stemd zijn voor de activiteiten waarvoor het niet de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

heeft (bijvoor<strong>be</strong>eld: een gemeente koopt in een andere lidstaat een<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel aan dat <strong>be</strong>stemd is voor haar dienst <strong>be</strong>volking). De btw die ingevolge<br />

de intracommunautaire verwerving is verschuldigd, dient te worden opgenomen in de<br />

periodieke btw-aangifte.<br />

De aandacht wordt erop gevestigd dat de afwijkende regeling waarbij <strong>be</strong>paalde niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen hun intracommunautaire verwervingen niet aan de<br />

btw moeten onderwerpen wanneer ze de drempelwaarde van 11.200 EUR niet<br />

overschrijden (artikel 25ter, § 1, tweede lid, van het Btw-Wetboek), nooit van<br />

toepassing is ten aanzien van overheidslichamen die de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

heb<strong>be</strong>n voor een deel van hun activiteiten en die gehouden zijn tot het<br />

indienen van periodieke aangiften. Die afwijkende regeling kan uitsluitend worden<br />

toegepast door overheidslichamen die als niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon<br />

worden aangemerkt voor hun volledige activiteit.<br />

In de regel wordt een enkel btw-identificatienummer toegekend per overheidslichaam.<br />

Dit nummer stemt overeen met het ondernemingsnummer. Er kan evenwel<br />

een nummer worden toegekend aan een entiteit van een overheidslichaam, wanneer


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 678<br />

die entiteit duidelijk is afgebakend, ze een eigen administratief <strong>be</strong>stuur heeft, ze over<br />

een budgettaire en financiële autonomie <strong>be</strong>schikt en een onderscheiden boekhouding<br />

voert. Dergelijke entiteit moet opgericht zijn op grond van een wet, een decreet, een<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit, een <strong>be</strong>sluit van de Executieve of op grond van om het even welke<br />

andere <strong>be</strong>slissing van een federale, communautaire, regionale of gedecentraliseerde<br />

(provincie of gemeente) overheid. Aan een dergelijke entiteit zal een btwidentificatienummer<br />

worden toegekend <strong>be</strong>ginnend met 902 tot 905. Dit nummer<br />

stemt niet overeen met het ondernemingsnummer dat reeds aan het overheidslichaam<br />

werd toegekend. (Besl. van 10 mei 2006 nr. E.T. 111.180).<br />

F. Wettelijk vermoeden.<br />

Overeenkomstig artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, vierde lid van het Wetboek worden<br />

de volgende <strong>be</strong>lastingplichtigen verondersteld te heb<strong>be</strong>n geopteerd om al hun<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen aan de btw te onderwerpen, vanaf<br />

het ogenblik dat zij hun btw-identificatienummer meedelen aan een leverancier om<br />

een intracommunautaire verwerving van goederen te verrichten:<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die onder de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen<br />

vallen (art. 56, § 2 van het Wetboek);<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die onder de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen<br />

vallen (art. 57 van het Wetboek);<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die enkel door artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde<br />

handelingen verrichten aan wie een btw-identificatienummer is toegekend<br />

overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 4° van het Btw-Wetboek, omdat ze<br />

schuldenaar zijn van de btw over een dienst die, overeenkomstig artikel 21, § 2<br />

van het Wetboek geacht wordt in België plaats te vinden en die voor hun is<br />

verricht door een dienstverrichter die niet in België is gevestigd;<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die enkel door artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde<br />

handelingen verrichten aan wie een btw-identificatienummer is toegekend<br />

overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 5° van het Wetboek, omdat zij<br />

diensten verrichten die geacht worden plaats te vinden in een andere lidstaat en<br />

waarbij de btw verschuldigd is door de ontvanger van de dienst;<br />

- de btw-eenheden die enkel leveringen van goederen of diensten verrichten die<br />

hen geen enkel recht op aftrek verlenen, evenals hun leden aan wie een btwidentificatienummer<br />

is toegekend overeenkomstig artikel 50, § 2 van het<br />

Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


Conclusie.<br />

(1 februari 2012)<br />

679 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

De situatie van de leden van de "groep van vier" is vergelijkbaar:<br />

- met deze van de particulieren, indien zij de drempel van 11.200 EUR niet<br />

overschrijden, noch opteren;<br />

- met deze van de <strong>be</strong>lastingplichtigen/indieners (1) , indien zij de drempel van<br />

11.200 EUR wél overschrijden of wél opteren.<br />

In ieder geval is de intracommunautaire verwerving in België, die wordt verricht<br />

door een lid van "de groep van vier", steeds <strong>be</strong>lastbaar in België wanneer ze<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op:<br />

- nieuwe vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, van het Wetboek;<br />

- accijnsproducten.<br />

IV. Belastingplichtigen die onder een bijzondere administratieve<br />

regeling vallen waardoor zij ervan ontheven zijn om periodieke btwaangiften<br />

in te dienen.<br />

In het kader van <strong>be</strong>paalde bijzondere regelingen heeft de administratie <strong>be</strong>paalde<br />

categoriën van <strong>be</strong>lastingplichtigen ontheven van de verplichting om periodieke btwaangiften<br />

in te dienen. Het <strong>be</strong>treft onder meer:<br />

- handelaars in recuperatiestoffen en -producten (z. circ. nr. 88/1970 en<br />

nr. 120/1971);<br />

- depothouders van wasserijen, ververijen en stomerijen of stoppageondernemingen<br />

(z. circ. nr. 28/1975);<br />

- depothouders, ophalers en verzamelaars van sportpronostieken en agentschappen<br />

voor weddenschappen op paardenwedrennen die tussenkomen bij het<br />

inzamelen van inzetten op Belgische wedrennen (z. circ. nr. 15/1974 en<br />

nr. 94/1971);<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 680<br />

- schippers die niet meer dan vijf boten exploiteren (z. circ. nr. 109/1970,<br />

nr. 84/1971, nr. 2/1973 en nr. 27/1975);<br />

- arsten en ziekenhuizen die, naast hun activiteiten die worden vrijgesteld door<br />

artikel 44 van het Wetboek, geen enkele andere aan de btw onderworpen<br />

activiteit uitoefenen dan onderzoekswerk, met ingebrip van klinische proeven,<br />

en die kiezen voor de bijzondere regeling voor artsen en ziekenhuizen<br />

(z. Beslissing E.T. 116.111 dd. 21 februari 2011).<br />

De intracommunautaire verwervingen van goederen onder <strong>be</strong>zwarende titel in de zin<br />

van artikel 3bis van het Btw-Wetboek, die worden verricht door de hierboven<br />

opgesomde <strong>be</strong>lastingplichtigen, zijn onderworpen aan de btw vanaf de eerste euro. Er<br />

is dus geen sprake van een aankoopdrempel zoals dat het geval is voor leden van de<br />

groep van vier.<br />

De hierboven vermelde <strong>be</strong>lastingplichtigen moeten hun btw-identificatienummer<br />

meedelen aan hun leverancier en de verschuldigde btw voldoen via een bijzondere<br />

btw-aangifte (nr. 629).<br />

Er wordt nog opgemerkt dat wanneer hij in België een <strong>be</strong>lastbare<br />

intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel (<strong>be</strong>oogd door artikel 25ter,<br />

§ 1 van het Btw-Wetboek) verricht van recuperatiestoffen en -producten (<strong>be</strong>doeld in<br />

de circulaire nr. 88/1970), de <strong>be</strong>lastingplichtige de vergunning <strong>be</strong>doeld in circulaire<br />

nr. 88/1970 kan toepassen om deze intracommunautaire verwerving niet aan de btw<br />

te onderwerpen.<br />

310/26. Hoedanigheid van de verkoper.<br />

De intracommunautaire verwervingen zijn slechts aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen<br />

wanneer de verkoper in zijn lidstaat een als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige is.<br />

De intracommunautaire verwervingen van goederen zijn evenwel niet aan de btw<br />

onderworpen wanneer de verkoper een <strong>be</strong>lastingplichtige is die, in zijn lidstaat, de<br />

vrijstellingsregeling geniet die van toepassing is op de kleine ondernemingen<br />

(Richtlijn 2006/112/EG, artikel 282 - 292 - voorheen Zesde richtlijn, art. 24;<br />

Wetboek, art. 56, § 2).<br />

Deze kleine ondernemingen verkopen eigenlijk "alle <strong>be</strong>lasting in<strong>be</strong>grepen".<br />

(1 februari 2012)


310/27. Aard van de goederen.<br />

I. Nieuwe vervoermiddelen.<br />

(1 februari 2012)<br />

681 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

De intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel van nieuwe<br />

vervoermiddelen is steeds <strong>be</strong>lastbaar in België, ongeacht de hoedanigheid van de<br />

koper (Wetboek, art. 25ter, § 1, eerste lid, en § 2).<br />

Dit stelsel wordt verder uiteengezet in afdeling 7 hierna.<br />

II. Accijnsproducten.<br />

De intracommunautaire verwerving van accijnsproducten is nooit <strong>be</strong>lastbaar in<br />

België wanneer de afnemer een particulier is.<br />

Herinneren we er niettemin aan dat wanneer accijnsproducten verzonden of vervoerd<br />

worden door de leverancier of voor zijn rekening, het stelsel van de verkopen op<br />

afstand van toepassing is en dat de levering, vanaf de eerste euro, plaatsvindt in<br />

België waar de <strong>be</strong>lasting verschuldigd is (Wetboek, art. 15, § 4).<br />

De intracommunautaire verwerving is steeds <strong>be</strong>lastbaar in België indien de afnemer:<br />

- een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) is;<br />

- een lid is van de "groep van vier" en indien het accijnsproducten <strong>be</strong>treft die in<br />

België aan de accijns onderworpen zijn overeenkomstig de richtlijn 92/12/<br />

EEG.<br />

Er <strong>be</strong>staat voor de intracommunautaire verwervingen van accijnsproducten een<br />

vereenvoudigd stelsel dat wordt uiteengezet in hoofdstuk V (z. nrs. 137 en 137/2) en<br />

in circulaire nr. 8 van 8 okto<strong>be</strong>r 1998.<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 682<br />

310/27/2. Bijzondere regeling van de <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge voor<br />

gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en<br />

antiquiteiten.<br />

De intracommunautaire verwerving van tweedehandse goederen, kunstvoorwerpen,<br />

voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, is nooit <strong>be</strong>lastbaar in België, wat<br />

ook de hoedanigheid van de koper is, wanneer de verkoper:<br />

- hetzij, een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper is die als zodanig optreedt en het<br />

verworven goed in de lidstaat van vertrek van het vervoer of de verzending aan<br />

de <strong>be</strong>lasting onderworpen werd overeenkomstig de bijzondere regeling van de<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge <strong>be</strong>doeld in titel B van de richtlijn<br />

94/ 5/EG;<br />

- hetzij, een organisator is van openbare veilingen die als zodanig optreedt en het<br />

verworven goed in de lidstaat van vertrek van het vervoer of de verzending,<br />

aan de <strong>be</strong>lasting werd onderworpen overeenkomstig de bijzondere regeling<br />

<strong>be</strong>doeld in titel C van dezelfde richtlijn.<br />

Deze intracommunautaire verwerving wordt <strong>be</strong>oogd in artikel 25ter, § 1, tweede lid,<br />

4°, van het Wetboek (<strong>be</strong>paling van toepassing sinds 1 januari 1995).<br />

Onderafdeling 3. - Vrijgestelde intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen.<br />

310/28. Intracommunautaire verwervingen van goederen waarvan de levering in het<br />

binnenland of de invoer is vrijgesteld.<br />

De artikelen 39, 39quater en 40 van het Wetboek werden zodanig aangevuld dat de<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen vrijgesteld zijn, indien die goederen<br />

bij levering in het binnenland of bij invoer de vrijstelling <strong>be</strong>paald in een van deze<br />

artikelen zouden genieten.<br />

Worden derhalve <strong>be</strong>doeld:<br />

- De intracommunautaire verwervingen van goederen die <strong>be</strong>stemd zijn om te<br />

worden geplaatst onder een opschortende douaneregeling (tijdelijke opslag,<br />

douane-entrepot,...) zijn vrijgesteld op basis van artikel 39, § 2, 1°, van het<br />

Btw-Wetboek;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

683 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

- De intracommunautaire verwervingen van goederen die <strong>be</strong>stemd zijn om te<br />

worden geplaatst onder een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot<br />

zijn vrijgesteld op basis van artikel 39quater, § 1, 1°, van het Btw-Wetboek;<br />

- De intracommunautaire verwervingen van goederen die het voorwerp heb<strong>be</strong>n<br />

uitgemaakt van een overbrenging naar een andere lidstaat en die, om welke<br />

reden ook, in dezelfde staat terugkeren naar België, zijn vrijgesteld op basis<br />

van artikel 40, § 1, 2°bis van het Btw-Wetboek.<br />

Een gelijkaardige <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>staat reeds in artikel 40, § 1, 2° van het Btw-<br />

Wetboek voor de wederinvoeren van goederen.<br />

V o o r b e e l d<br />

A, een in België gevestigde en voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

eveneens voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in Nederland, verzendt een partij goederen,<br />

die hij heeft geproduceerd en opgeslagen in België, naar zijn opslagplaats in Nederland om<br />

ze van daaruit te verkopen op de Nederlandse markt. De verzending wordt in hoofde van A<br />

gelijkgesteld met een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel in de zin van artikel 12bis van het Btw-<br />

Wetboek. Hij verricht dus een overbrenging (z. afdeling 4).<br />

Na zes maanden keert de niet verkochte overschot van de goederen in dezelfde staat terug<br />

naar de opslagplaats van A in België. De overbrenging van de goederen vanuit Nederland<br />

(z. art. 17, lid 1 van Richtlijn 2006/112/EG) geeft in België aanleiding in hoofde van A tot<br />

een <strong>be</strong>stemming die wordt gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel (Wetboek, art. 25quater, § 1, eerste lid; z.afdeling 4) die is vrijgesteld door<br />

artikel 40, § 1, 2°bis van het Btw-Wetboek.<br />

Op meer algemene wijze verleent artikel 40, § 1, 1°, a), van het Wetboek, vrijstelling<br />

voor de intracommunautaire verwervingen van goederen waarvan de levering in<br />

België in elk geval is vrijgesteld. Zo zijn ook in België vrijgesteld:<br />

- de intracommunautaire verwerving van menselijke organen, van menselijk<br />

bloed en van moedermelk waarvan de levering is vrijgesteld overeenkomstig<br />

artikel 44, § 2, 1°ter, van het Wetboek;<br />

- de intracommunautaire verwerving, tegen nominale waarde, van postzegels die<br />

frankeerwaarde heb<strong>be</strong>n in het binnenland, fiscale zegels en andere soortgelijke<br />

zegels, overeenkomstig artikel 44, § 3, 12°, van het Wetboek;<br />

- de intracommunautaire verwervingen van goederen verworven door erkende<br />

organisaties die deze goederen uitvoeren uit de Gemeenschap in het kader van<br />

hun menslievend, liefdadig of opvoedkundig werk, waarvan de levering in het<br />

binnenland zou vrijgesteld zijn door artikel 42, § 3, 10° van het Btw-Wetboek;


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 684<br />

- de intracommunautaire verwervingen van goederen, waarvan de levering door<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige in het binnenland zou zijn vrijgesteld door artikel 42,<br />

§§ 1 en 2, van het Wetboek (z. hierna en Hoofdst. IX, afd. 3 en 4);<br />

- enz.<br />

310/28/2 Intracommunautaire verwervingen van goederen vrijgesteld door artikel 42,<br />

§ 3, 1° tot 9°, van het Wetboek<br />

Artikel 42, § 3, 1° tot 9° van het Wetboek stelt vrij van de btw:<br />

- de intracommunautaire verwervingen van goederen in het kader van de<br />

diplomatieke en consulaire <strong>be</strong>trekkingen (Wetboek, artikel 42, § 3, 1°);<br />

- de intracommunautaire verwervingen van roerende goederen door de volgende<br />

personen, handelend voor hun persoonlijk gebruik en gehecht aan de zendingen<br />

en posten <strong>be</strong>doeld onder 1: de leden van het diplomatiek personeel, de leden<br />

van het administratief en technisch personeel, de consulaire <strong>be</strong>roepsambtenaren<br />

en de consulaire <strong>be</strong>dienden (Wetboek, artikel 42, § 3, 2°);<br />

- de intracommunautaire verwervingen van goederen verricht voor de Europese<br />

Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, die Europese<br />

Centrale Bank of de Europese Investeringsbank of voor de door de Europese<br />

Gemeenschappen opgerichte organen waarop het Protocol van 8 april 1965<br />

<strong>be</strong>treffende voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen<br />

van toepassing is, zulks binnen de <strong>be</strong>perkingen en onder de voorwaarden die<br />

zijn vastgesteld bij dat protocol, bij de overeenkomsten tot toepassing van dat<br />

protocol of bij de vestigingsovereenkomsten, en voor zover zulks niet leidt tot<br />

verstoring van de mededingen (Wetboek, artikel 42, § 3, 3°);<br />

- de intracommunautaire verwervingen van goederen <strong>be</strong>stemd voor de<br />

internationale instellingen en daaraan verbonden ambtenaren, voor zover in<br />

zulke vrijstelling is voorzien door een overeenkomst waarbij België is<br />

toegetreden (Wetboek, artikel 42, § 3, 4°);<br />

- de intracommunautaire verwervingen van goederen, hetzij voor het officiële<br />

gebruik van de krijgsmachten van vreemde Staten toegetreden tot het Noord-<br />

Atlantisch Verdrag of van het hen <strong>be</strong>geleidende burgerpersoneel, hetzij voor de<br />

<strong>be</strong>voorrading van de messes en kantines van die krijgsmachten, voor zover de<br />

<strong>be</strong>treffende krijgsmachten deelnemen aan de gemeenschappelijke defensieinspanning<br />

(Wetboek, arti-kel 42, § 3, 5°);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

685 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

- de intracommunautaire verwervingen van goederen die naar een andere lidstaat<br />

werden verricht en <strong>be</strong>stemd zijn voor de strijdkrachten van een andere Staat<br />

toegetreden tot het Noord-Atlantisch Verdrag dan die lidstaat van <strong>be</strong>stemming<br />

zelf, voor het gebruik van die strijdkrachten of van het hen <strong>be</strong>geleidende<br />

burgerpersoneel, of voor de <strong>be</strong>voorrading van de messes en kantines van die<br />

strijdkrachten, voor zover deze strijdkrachten deelnemen aan de gemeenschappelijke<br />

defensie-inspanning (Wetboek, artikel 42, § 3, 6°);<br />

- de intracommunautaire verwervingen van goederen <strong>be</strong>stemd voor de<br />

instellingen die door een buitenlandse regering <strong>be</strong>last zijn met de aanleg, de<br />

inrichting en het onderhoud van <strong>be</strong>graafplaatsen en gedenktekens voor de in<br />

oorlogstijd overleden en hier te lande <strong>be</strong>graven leden van haar krijgsmacht<br />

(Wetboek, artikel 42, § 3, 7°);<br />

- de intracommunautaire verwervingen van goederen <strong>be</strong>stemd voor de Noord-<br />

Atlantische Vergadering en de leden van het Internationaal Secretariaat van die<br />

Vergadering, voor zover in de vrijstelling is voorzien door de wet van 14<br />

augustus 1974 <strong>be</strong>treffende het statuut in België van de Noord-Atlantische<br />

Vergadering (Wetboek, artikel 42, § 3, 8°);<br />

- de intracommunautaire verwervingen van goud aan de centrale banken<br />

(Wetboek, artikel 42, § 3, 9°).<br />

310/29. Intracommunautaire verwervingen van goederen die recht geven op een<br />

volledige teruggaaf van de btw.<br />

Artikel 40bis van het Wetboek, <strong>be</strong>paalt dat de intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld wanneer de afnemer op grond van<br />

artikel 76, § 2, van het Wetboek, in ieder geval recht zou heb<strong>be</strong>n op de volledige<br />

teruggave van de <strong>be</strong>lasting die bij toepassing van de <strong>be</strong>palingen van artikel 25ter van<br />

het Wetboek, zou verschuldigd zijn. Het <strong>be</strong>treft een louter technische vrijstelling.<br />

Er wordt opgemerkt dat de aan artikel 40bis van het Wetboek ten grondslag liggende<br />

doelstelling om de verplichtingen voor <strong>be</strong>paalde buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen te<br />

verlichten ruimschoots werd tegemoet gekomen bij de invoering op 1 januari 2002<br />

van nieuwe toepasselijke regels inzake de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting en de<br />

identificatie voor btw-doeleinden van buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen ingevolge<br />

Richtlijn 2000/ 65/EEG tot wijziging van de Zesde richtlijn (sinds 1 januari 2007<br />

vervangen door Richtlijn 2006/112/EG).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 686<br />

Aldus kunnen sinds 1 januari 2002 de niet in België maar in een andere Lidstaat<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen zich rechtstreeks identificeren zonder aansprakelijk<br />

vertegenwoordiger (artikel 50, § 1, eerste lid, 3° van het Wetboek).<br />

Daarenboven werd de mogelijkheid voor een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

om zich te laten vertegenwoordigen door een vooraf erkend persoon (stelsel<br />

van de vertegenwoordiging onder een globaal nummer) uitgebreid tot nieuwe<br />

situaties. Zo komt de situatie voor waarin een niet in België gevestigde buitenlandse<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige een intracommunautaire verwerving verricht van goederen met<br />

uitzondering van elke andere handeling onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting in België (zie<br />

artikel 2, § 1, 5° van koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 31 en de nrs. 274 tot 284 van circulaire<br />

nr. 4 van 4 maart 2003).<br />

Deze twee stelsels (rechtstreekse identificatie voor btw-doeleinden of vertegenwoordiging<br />

door een vooraf erkend persoon) veronderstellen de indiening van<br />

periodieke aangiften, maandelijks of trimestrieel, waarbij het recht op aftrek worden<br />

uitgeoefend. Aangezien bij die twee stelsels de bij de intracommunautaire<br />

verwerving verschuldigde btw in aftrek kan worden gebracht in de periodieke<br />

aangifte, heeft de in artikel 40bis van het Wetboek <strong>be</strong>paalde vrijstelling dan ook geen<br />

nut meer.<br />

De in artikel 40bis voorziene vrijstelling kan niettemin nog worden gebruikt in<br />

specifieke gevallen.<br />

Dit is meer <strong>be</strong>paald het geval voor:<br />

- de tolerantie <strong>be</strong>doeld in <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 119.687 van 15 maart 2011 die van<br />

toepassing is in de situatie waarbij een in een andere lidstaat gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige aannemer, die niet in België geïdentificeerd is voor btwdoeleinden<br />

en in België enkel werken in onroerende staat (dienstprestaties)<br />

verricht waarbij de verlegging van heffing naar de medecontractant van<br />

artikel 51, § 2, eerste lid, 5° van het Btw-Wetboek van toepassing is,<br />

materialen die zijn <strong>be</strong>stemd om te worden ingelijfd in het bouwwerk in België<br />

uit zijn voorraad neemt en (eventueel voor zijn rekening) verzendt of vervoert<br />

van zijn vestiging naar de werf in België. Hij zou zich enkel voor de<br />

overbrenging van de materialen, die in België aanleiding geeft tot een<br />

<strong>be</strong>stemming die wordt gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel (Wetboek, art. 25quater, § 1, eerste lid), moeten<br />

identificeren voor btw-doeleinden. De administratie aanvaardt onder <strong>be</strong>paalde<br />

voorwaarden bij tolerantie dat de in een andere lidstaat gevestigde aannemer<br />

zich niet in België hoeft te identificeren voor btw-doeleinden en geen<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

687 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

periodieke aangiften moet indienen. In het kader van de tolerantie wordt de met<br />

een intracommunautaire verwerving gelijkgestelde <strong>be</strong>stemming vrijgesteld<br />

overeenkomstig artikel 40bis van het Btw-Wetboek (z. nr. 310/49/2);<br />

- het geval waarin een in een andere lidstaat gevestigde leverancier van<br />

accijnsproducten, die niet onder een individueel btw-identificatienummer is<br />

geïdentificeerd voor btw-doeleinden in België, vanuit die andere lidstaat<br />

accijnsproducten verzendt naar België met het oog op een eventuele verkoop<br />

ervan op een handels<strong>be</strong>urs of een gelijkaardige commerciële manifestatie.<br />

Wanneer het goed is verkocht en er niet meer voldaan is aan de voorwaarde<br />

van tijdelijk gebruik wordt de <strong>be</strong>stemming van het goed gelijkgesteld met een<br />

intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel, onderworpen aan de<br />

btw overeenkomstig artikel 25quater, § 1, eerste lid van het Btw-Wetboek. In<br />

het kader van de vereenvoudigingsregeling <strong>be</strong>doeld in randnr. 53 t.e.m. 56 van<br />

circulaire nr. 8 van 8 okto<strong>be</strong>r 1998 staat de administratie toe dat deze<br />

intracommunautaire verwerving wordt vrijgesteld op grond van artikel 40bis<br />

van het Btw-Wetboek.<br />

310/30. Samenvattende ta<strong>be</strong>l.<br />

VERWERVING IN BELGIE<br />

ONDERWORPEN AAN DE <strong>BTW</strong> OP BASIS VAN ART. 25ter<br />

BELGIE PARTICULIER BELASTINGPLICH<br />

-TIGE INDIENER<br />

LIDSTAAT VAN<br />

OORSPRONG<br />

PARTICULIER NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

eerste lid)<br />

BELASTINGPLICH-<br />

TIGE INDIENER<br />

FORFAITAIRE<br />

LANDBOUWER<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

eerste lid)<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

eerste lid)<br />

(1) z. terminologie nr. 310/9.<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

eerste lid)<br />

GROEP VAN VIER (1)<br />

BENEDEN DREM-PEL<br />

OF NIET GEOP-<br />

TEERD<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

eerste lid)<br />

JA NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

tweede lid, 2°)<br />

JA (compensatieregeling<br />

in de lidstaat van<br />

oorsprong van<br />

toepassing)<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

tweede lid, 2°)<br />

(compensatieregeling in de<br />

lidstaat van oorsprong van<br />

toepassing BEHALVE<br />

voor de niet<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen)<br />

GROEP VAN<br />

VIER BOVEN<br />

DREMPEL OF<br />

GEOPTEERD<br />

NEEN (art. 25ter,<br />

§ 1, eerste lid)<br />

JA<br />

JA<br />

(compensatieregeling<br />

in de lidstaat van<br />

oorsprong van<br />

toepassing)


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 688<br />

NIET<br />

BELASTINGPLICH-<br />

TIGE<br />

RECHTSPERSOON<br />

VRIJGESTELDE<br />

BELASTING-<br />

PLICHTIGE<br />

KLEINE<br />

ONDERNEMING<br />

(vrijstellingsregeling)<br />

310/31. Plaats.<br />

(1 februari 2012)<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

eerste lid)<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

eerste lid)<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

eerste lid)<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

eerste lid)<br />

JA maar vrijgesteld<br />

(art. 40, § 1, 1°, a)<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

eerste lid)<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

eerste lid)<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

tweede lid, 2°)<br />

NEEN (art. 25ter, § 1,<br />

eerste lid)<br />

In deze ta<strong>be</strong>l werden niet opgenomen de intracommunautaire verwerving van:<br />

- nieuwe vervoermiddelen;<br />

- accijnsproducten;<br />

NEEN (art. 25ter,<br />

§ 1, eerste lid)<br />

JA maar vrijgesteld<br />

(art. 40, § 1, 1°, a)<br />

NEEN (art. 25ter,<br />

§ 1, eerste lid)<br />

- zeeschepen en boten, reddingsboten voor hulpverlening op zee, vliegtuigen<br />

<strong>be</strong>stemd voor gebruik door luchtvaartmaatschappijen, enz... (Wetboek, art. 42);<br />

- goederen <strong>be</strong>stemd voor diplomaten, enz...<br />

Er werd evenmin rekening gehouden met de intracommunautaire verwervingen<br />

verricht onder de voorwaarden van artikel 25ter, § 1, 2° lid, 4° (gebruikte goederen,<br />

...) noch met de verschillende mogelijkheden inzake driehoeksverkeer.<br />

Onderafdeling 4. - Plaats, tijdstip, <strong>be</strong>lastbaar feit, opeisbaarheid, maatstaf<br />

van heffing en tarief.<br />

I. Algemene regel.<br />

De plaats van een intracommunautaire verwerving van goederen is de plaats waar de<br />

goederen zich <strong>be</strong>vinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of van het<br />

vervoer naar de afnemer (Wetboek, art. 25quinquies, § 2).<br />

Elke intracommunautaire verwerving van goederen wordt dus geacht plaats te vinden<br />

in België zodra de goederen er aankomen wegens hun verzending of vervoer ter<br />

<strong>be</strong>stemming van de afnemer, ongeacht of die er gevestigd is of niet.


(1 februari 2012)<br />

689 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

V o o r b e e l d<br />

Een in Frankrijk gevestigde onderneming (A) verkoopt goederen aan een Belgische vennootschap (B);<br />

de goederen worden vervoerd door een Franse onderneming, in opdracht van B, tot in zijn magazijn<br />

in Brussel.<br />

De verwerving heeft plaats in België, plaats van aankomst van de goederen.<br />

II. Veiligheids<strong>be</strong>paling.<br />

De intracommunautaire verwervingen van goederen zijn in principe <strong>be</strong>lastbaar op de<br />

plaats van aankomst van de goederen. Dit principe van plaats<strong>be</strong>paling is de<br />

hoofdregel.<br />

Onverminderd de hoofdregel stelt artikel 25quinquies, § 3, eerste lid, van het<br />

Wetboek, een vermoeden in dat de plaats van een intracommunautaire verwerving<br />

geacht wordt zich te <strong>be</strong>vinden op het grondgebied van de lidstaat die het btwidentificatienummer<br />

heeft toegekend waaronder de afnemer deze verwerving heeft<br />

verricht, voor zover de afnemer niet aantoont dat de <strong>be</strong>lasting op deze verwerving is<br />

geheven overeenkomstig de hoofdregel.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een Nederlandse onderneming koopt goederen bij een Franse leverancier; de goederen worden<br />

vervoerd naar Nederland. De aankoop geschiedt onder een btw-identificatienummer waarover de<br />

vennootschap <strong>be</strong>schikt in België.<br />

Op grond van de veiligheids<strong>be</strong>paling kan België, die op de hoogte is van het feit dat een<br />

intracommunautaire verwerving geacht wordt te heb<strong>be</strong>n plaatsgevonden op haar grondgebied, die<br />

verwerving <strong>be</strong>lasten.<br />

In dit geval dient de koper aan te tonen dat zijn verwerving reeds het voorwerp heeft<br />

uitgemaakt van een <strong>be</strong>lastingheffing in Nederland, lidstaat van <strong>be</strong>stemming van de<br />

goederen, teneinde in België hetzij de heffing van de <strong>be</strong>lasting over de verwerving te<br />

vermijden (Wetboek, artikel 25quinquies, § 3, eerste lid), hetzij, in geval de<br />

verwerving reeds werd onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting, een vermindering van de<br />

maatstaf van heffing te verkrijgen naar evenredigheid met het deel van de maatstaf<br />

van heffing waarover reeds btw werd geheven in Nederland (Wetboek,<br />

artikel 25quinquies, § 3, tweede lid).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 690<br />

Opmerkingen:<br />

1° Er wordt eveneens verwezen naar de bijzondere regeling inzake het driehoeksverkeer<br />

(z. 310/55);<br />

2° De btw die opeisbaar wordt op grond van artikel 25quinquies, § 3, eerste lid,<br />

van het Wetboek, is niet aftrekbaar volgens de algemene regels vervat in<br />

artikel 45 en volgende van het Wetboek. De heffing ingevolge de toepassing<br />

van artikel 25quinquies, § 3, eerste lid, van het Wetboek, vloeit immers niet<br />

voort uit een werkelijke intracommunautaire verwerving van de goederen maar<br />

uit de toepassing van een wettelijk vermoeden waartegen enkel het tegen<strong>be</strong>wijs<br />

het mogelijk maakt om de maatstaf van heffing te verminderen op grond van<br />

artikel 25quinquies, § 3, tweede lid, van het Wetboek (z. H.v.J., 22 april 2010,<br />

X en fiscale eenheid Facet BV/ Facet Trading BV, C-536/08 en C-539/08).<br />

III. Vermoedens en gevolgen.<br />

Artikel 25quinquies, § 5, van het Wetboek, vestigt twee vermoedens.<br />

Ten eerste, wordt een intracommunautaire verwerving van goederen geacht in<br />

België plaats te vinden wanneer de afnemer deze intracommunautaire verwerving<br />

verricht met opgave van zijn Belgisch btw-identificatienummer (BE-nummer).<br />

Dit vermoeden is de toepassing van de veiligheids<strong>be</strong>paling, die werd uiteengezet<br />

onder nr. II hierboven.<br />

Ten tweede, wordt de intracommunautaire verwerving steeds geacht in België plaats<br />

te vinden wanneer de afnemer, op het tijdstip van de verwerving, in België een zetel<br />

van economische activiteit of een vaste inrichting heeft of, bij gebrek aan een dergelijke<br />

zetel of vaste inrichting, een woonplaats of een gebruikelijke verblijfplaats.<br />

Dit vermoeden is de toepassing van de veiligheids<strong>be</strong>paling waarvan sprake onder<br />

punt II, hiervoor, ingeval de verwerver in België gevestigd is of er over een vaste<br />

inrichting, een domicilie of een verblijfplaats <strong>be</strong>schikt.<br />

Elke intracommunautaire verwerving van goederen is in België <strong>be</strong>lastbaar zodra de<br />

goederen er zich <strong>be</strong>vinden op het tijdstip van de aankomst van een vervoer of<br />

verzending ter <strong>be</strong>stemming van de afnemer. Het heeft geen <strong>be</strong>lang dat deze afnemer<br />

al dan niet voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in België, dat hij al dan niet zijn<br />

btw-identificatienummer aan de verkoper heeft opgegeven, dat hij er gevestigd is.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

691 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Dat heeft tot gevolg dat de Belgische administratie elke intracommunautaire<br />

verwerving van goederen, waarvan ze het <strong>be</strong>staan op haar grondgebied op de een of<br />

andere manier vaststelt, kan <strong>be</strong>lasten.<br />

Het is dus niet omdat de levering niet vrijgesteld werd in de lidstaat van vertrek, dat<br />

de verwerving niet <strong>be</strong>lastbaar zou zijn in België.<br />

V o o r b e e l d (1)<br />

Een Belgische onderneming koopt goederen in een andere lidstaat met <strong>be</strong>taling van de btw in die<br />

lidstaat terwijl ze, daar ze <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener is, haar Belgisch btw-identificatienummer had<br />

moeten meedelen teneinde de goederen met vrijstelling van btw te verkrijgen. België kan de intracommunautaire<br />

verwerving die zich in België voordoet zodra de goederen er aankomen, <strong>be</strong>lasten.<br />

De Belgische onderneming kan in dat geval aan zijn leverancier de teruggaaf vragen van de btw<br />

<strong>be</strong>taald in de lidstaat van vertrek.<br />

In ieder geval kan deze onderneming op basis van Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari<br />

2008 (voorheen de Achtste richtlijn van de Raad van 6 decem<strong>be</strong>r 1979) of op basis van de Dertiende<br />

richtlijn van de Raad van 17 novem<strong>be</strong>r 1986 geen teruggaaf verkrijgen van de btw die in de andere<br />

lidstaat <strong>be</strong>taald werd.<br />

Dat is a fortiori het geval voor de intracommunautaire verwervingen van goederen<br />

verricht door een lid van "de groep van vier" (1) dat voor de afwijking <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek, in aanmerking komt maar dat,<br />

alhoewel het de drempel opgenomen in die <strong>be</strong>paling overschrijdt of geopteerd heeft,<br />

de voorgeschreven aangifteplicht niet heeft nageleefd zoals voorzien in artikel 53bis<br />

van het Wetboek.<br />

Elke koper die aan zijn verkoper, die gevestigd is in een andere lidstaat, een Belgisch<br />

btw-identificatienummer opgeeft, wordt geacht in België een intracommunautaire<br />

verwerving te verrichten die onderworpen is aan de Belgische btw.<br />

Om dat vermoeden te weerleggen moet de koper aantonen:<br />

- ofwel dat de goederen niet buiten de lidstaat van vertrek vervoerd werden. De<br />

levering kan daar, in principe, niet vrijgesteld worden en de btw is in die<br />

lidstaat verschuldigd.<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 692<br />

- ofwel dat de goederen ter <strong>be</strong>stemming van een derde lidstaat vervoerd werden.<br />

Indien de verwerving in die lidstaat van aankomst aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen werd en de koper dat <strong>be</strong>wijst, dan is er geen intracommunautaire<br />

verwerving in België.<br />

Indien in dat geval de btw reeds in België geheven werd, kan er teruggaaf verricht<br />

worden overeenkomstig artikel 77, § 1, 1°, van het Wetboek.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) evenwel ten onrechte zijn recht op aftrek<br />

heeft uitgeoefend, zal er niet teruggekomen worden op deze oorspronkelijk uitgeoefende<br />

aftrek, die als teruggaaf geldt.<br />

Indien nodig zullen er gegevens uitgewisseld worden tussen de fiscale administraties<br />

van de <strong>be</strong>trokken lidstaten, zodanig dat de regels met <strong>be</strong>trekking tot de plaats van<br />

<strong>be</strong>lasting correct worden toegepast.<br />

310/32. Tijdstip.<br />

De intracommunautaire verwerving van een goed in België wordt geacht plaats te<br />

vinden op het tijdstip waarop de levering van een gelijkaardig goed (overeenkomstig<br />

artikel 16 van het Wetboek), in het binnenland zou plaatsvinden (Wetboek,<br />

art. 25sexies).<br />

Onderscheid moet gemaakt worden tussen volgende situaties:<br />

1° de afnemer doet zelf het vervoer of laat het verrichten voor zijn rekening;<br />

2° de leverancier doet het vervoer of laat het verrichten voor zijn rekening.<br />

In het <strong>be</strong>oogd geval onder 1° vindt de levering plaats op het tijdstip waarop het goed<br />

ter <strong>be</strong>schikking wordt gesteld van de verkrijger of overnemer. Merk wel op dat het<br />

<strong>be</strong>grip "ter<strong>be</strong>schikkingstelling" een andere <strong>be</strong>tekenis heeft gekregen sedert 1 januari<br />

1993 (zie nr. 27).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d (1)<br />

Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener A koopt goederen aan in Italië. De levering ge<strong>be</strong>urt "af<br />

fabriek" en A gaat met eigen vervoer de goederen halen. De verwerving vindt plaats op het tijdstip<br />

van de ter<strong>be</strong>schikkingstelling. M.a.w. op het tijdstip van de intracommunautaire verwerving in België<br />

<strong>be</strong>vinden de goederen zich nog in Italië.<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


(1 februari 2012)<br />

693 Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

In het <strong>be</strong>oogd geval onder 2° vindt de verwerving plaats op het tijdstip van de<br />

aankomst van de verzending of van het vervoer naar de afnemer of de overnemer.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener A koopt goederen aan in Italië. Deze keer ge<strong>be</strong>urt de<br />

levering "franco domicilie". Het vervoer ge<strong>be</strong>urt dus door of voor rekening van de Italiaanse<br />

leverancier. In deze situatie vindt de verwerving plaats op het tijdstip dat de goederen aankomen bij<br />

A. Op het tijdstip van de intracommunautaire verwerving <strong>be</strong>vinden de goederen zich in België.<br />

310/33. Belastbaar feit.<br />

Het <strong>be</strong>lastbaar feit vindt plaats op het tijdstip waarop de intracommunautaire<br />

verwerving van goederen plaatsvindt (Wetboek, art. 25septies, § 1).<br />

Opnieuw moet volgend onderscheid worden gemaakt:<br />

1° de afnemer doet zelf het vervoer of laat het verrichten voor zijn rekening. In dit<br />

geval doet het <strong>be</strong>lastbaar feit zich voor op het tijdstip dat het goed<br />

ter<strong>be</strong>schikking wordt gesteld;<br />

2° de leverancier doet het vervoer of laat het verrichten voor zijn rekening. In dit<br />

geval doet het <strong>be</strong>lastbaar feit zich voor op het tijdstip van de aankomst van de<br />

verzending of het vervoer ter <strong>be</strong>stemming van de afnemer.<br />

310/34. Opeisbaarheid.<br />

Artikel 25septies, § 2, van het Wetboek, voorziet dat de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt:<br />

- ofwel op de vijftiende van de maand volgend op die waarin het <strong>be</strong>lastbaar feit<br />

heeft plaatsgevonden;<br />

- ofwel op het tijdstip van het uitreiken van de factuur voor de totale prijs<br />

(Wetboek, art. 17, § 2) wanneer deze aan de afnemer werd uitgereikt vóór de<br />

15 de van de maand. Deze factuur kan desgevallend een factuur die werd<br />

uitgereikt voor het saldo van de prijs zijn.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 694<br />

310/35. Overzicht. (1)<br />

Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener koopt goederen bij een Griekse <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener<br />

leverancier.<br />

De intracommunautaire verwerving (<strong>be</strong>lastbaar feit) vindt plaats op 10 januari 2011.<br />

De factuur wordt uitgereikt ofwel op 1 januari, ofwel op 10 januari, ofwel op<br />

2 februari, ofwel op 13 februari, ofwel op 20 februari 2011.<br />

De hiernavolgende ta<strong>be</strong>l geeft de verschillende hypothesen weer:<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9<br />

(1 februari 2012)


OMSTANDIG-<br />

HEDEN<br />

Vervoer of verzending<br />

door de leverancier of<br />

voor zijn rekening<br />

Vervoer of verzending<br />

door de afnemer of<br />

voor zijn rekening<br />

(1 februari 2012)<br />

PLAATS TIJDSTIP BELASTBAAR FEIT<br />

10 januari 2011<br />

PLAATS VAN<br />

AANKOMST VAN<br />

DE VERZENDING<br />

OF HET VERVOER<br />

TER BESTEMMING<br />

VAN DE AFNEMER<br />

Tijdstip van aankomst<br />

van de verzending of<br />

het vervoer<br />

Tijdstip waarop de<br />

goederen ter <strong>be</strong>schikking<br />

worden gesteld<br />

van de afnemer<br />

(1) De factuur stelt niet de <strong>be</strong>taling van een voorschot of een deel van de prijs vast.<br />

695 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Tijdstip van aankomst<br />

van de verzending of het<br />

vervoer<br />

Tijdstip waarop de<br />

goederen ter <strong>be</strong>schik-<br />

king worden gesteld van<br />

de afnemer<br />

OPEISBAARHEID VAN DE<br />

BELASTING<br />

Datum factuur (1) Datum opeisbaarheid<br />

1 januari 2011 1 januari 2011<br />

10 januari 2011 10 januari 2011<br />

2 februari 2011 2 februari 2011<br />

13 februari 2011 13 februari 2011<br />

20 februari 2011 15 februari 2011


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 696<br />

310/36. Maatstaf van heffing.<br />

310/37. Tarief.<br />

De criteria die gebruikt worden om de maatstaf van heffing bij een intracommunautaire<br />

verwerving van goederen te <strong>be</strong>palen zijn dezelfde als deze die men<br />

hanteert bij de levering van gelijkaardige goederen in België (Wetboek, art. 26bis).<br />

Onder meer moet ook de accijns, die verschuldigd of voldaan is door degene die de<br />

intracommunautaire verwerving van een accijnsproduct verricht, in de maatstaf van<br />

de heffing worden opgenomen.<br />

Wanneer de afnemer na het tijdstip waarop de intracommunautaire verwerving van<br />

goederen in België plaatsvindt, teruggaaf verkrijgt van de in de lidstaat van vertrek<br />

van de verzending of het vervoer van de goederen voldane accijns, wordt de maatstaf<br />

van heffing voor de intracommunautaire verwerving dienovereenkomstig verlaagd.<br />

Dit is de situatie waarin de afnemer van accijnsproducten de verschuldigde accijnsrechten<br />

heeft <strong>be</strong>taald in de lidstaat van vertrek van die goederen en waarvan hij<br />

vervolgens teruggaaf kan krijgen als hij <strong>be</strong>wijst dat ook in België de accijnsrechten<br />

zijn <strong>be</strong>taald. Daar de afnemer in dit geval een intracommunautaire verwerving van<br />

die goederen doet in België, waarbij de accijnsrechten die <strong>be</strong>taald zijn in de lidstaat<br />

van vertrek in de maatstaf van heffing zitten, moet de teruggaaf van die accijnsrechten<br />

aanleiding geven tot een herziening van de maatstaf van heffing voor die<br />

intracommunautaire verwerving.<br />

Het tarief voor de intracommunautaire verwerving van een goed is het tarief dat in<br />

het binnenland voor de levering van eenzelfde goed wordt toegepast (Wetboek,<br />

art. 38bis). Het is het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting<br />

opeisbaar wordt. Er wordt dan ook verwezen naar het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van<br />

20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (z Hoofdstuk<br />

VI).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

697 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Afdeling 4. - Verrichtingen al dan niet gelijkgesteld<br />

met intracommunautaire leveringen/verwervingen<br />

van goederen onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

Eerste onderafdeling. - Overbrenging en <strong>be</strong>stemming die gelijkgesteld wordt<br />

met een intracommunautaire verwerving onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel.<br />

310/38. Terminologie.<br />

In deze afdeling wordt met het <strong>be</strong>grip onderneming <strong>be</strong>doeld:<br />

1° de <strong>be</strong>lastingplichtigen/indieners (1) ;<br />

2° leden van de "groep van vier" (1) , met uitzondering van de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen.<br />

310/39. Beschrijving en doelstellingen van het stelsel.<br />

Artikel 12bis, eerste lid, van het Wetboek, <strong>be</strong>paalt dat de overbrenging, dit wil<br />

zeggen de materiële verplaatsing door of voor rekening van een onderneming van<br />

een goed van deze onderneming, vanuit België naar een andere lidstaat, wordt<br />

gelijkgesteld met een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

Artikel 25quater, § 1, van het Wetboek, <strong>be</strong>paalt dat de <strong>be</strong>stemming van goederen<br />

die verzonden of vervoerd werden vanuit een andere lidstaat naar België, door of<br />

voor rekening van een onderneming voor de <strong>be</strong>hoeften van deze onderneming,<br />

gelijkgesteld wordt met een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel in België in de gevallen waar overeenkomstig artikel 12bis van het Wetboek, de<br />

overbrenging van deze goederen naar een andere lidstaat met een levering van<br />

goederen zou worden gelijkgesteld (Wetboek, art. 25quater, § 1, tweede lid).<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 698<br />

Deze <strong>be</strong>palingen heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekking op ondernemingen die goederen van hun <strong>be</strong>drijf<br />

verplaatsen van een lidstaat naar een andere, zonder eigendomsoverdracht. Dit is<br />

onder meer het geval voor een onderneming die over filialen <strong>be</strong>schikt in<br />

verschillende lidstaten en die goederenvoorraden overbrengt of op duurzame wijze<br />

investeringsgoederen verplaatst tussen de verschillende zetels.<br />

Het doel van het stelsel is het fiscaal volgen van de interne goederen<strong>be</strong>wegingen om<br />

zo steeds de lidstaat te kennen waar de goederen zich <strong>be</strong>vinden. Zo moet de lidstaat<br />

van aankomst geïnformeerd worden omtrent de aanwezigheid op haar grondgebied<br />

van goederenvoorraden die het voorwerp van <strong>be</strong>lastbare handelingen kunnen<br />

uitmaken (leveringen, consignatie,...). Tevens moet de <strong>be</strong>stemming voor <strong>be</strong>drijfsdoeleinden<br />

van investeringsgoederen worden <strong>be</strong>last die oorspronkelijk verkregen<br />

werden in een lidstaat die recht op aftrek toekende en die daarna werden<br />

overgeplaatst naar een lidstaat die geen of slechts gedeeltelijk recht op aftrek toekent.<br />

Buitenlandse ondernemingen mogen dus niet <strong>be</strong>voordeeld worden tegenover<br />

nationale ondernemingen.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° Een in België gevestigde vennootschap verplaatst op definitieve wijze een investeringsgoed van<br />

haar Belgische zetel naar haar Franse zetel.<br />

2° De Franse zetel van dezelfde onderneming verzendt goederen naar haar Belgische zetel voor<br />

de verkoop op de Belgische markt door deze laatste.<br />

310/40. Soevereiniteit.<br />

Iedere lidstaat past soeverein het stelsel toe van de overbrengingen (of de nietoverbrengingen)<br />

en de <strong>be</strong>stemmingen die al dan niet gelijkgesteld worden met een<br />

intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

Stel dat een Belgische onderneming vanuit België goederen verzendt naar haar filiaal<br />

in een andere lidstaat. Deze laatste lidstaat is niet gebonden door de interpretatie van<br />

België omtrent de handeling. Hij kan de <strong>be</strong>stemming van de goederen gelijkstellen<br />

met een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel en als zodanig<br />

<strong>be</strong>lasten indien voldaan is aan de voorwaarden ter zake.<br />

Omgekeerd, wanneer een onderneming die gevestigd is in een andere lidstaat<br />

goederen verzendt naar België, is België in het geheel niet gebonden door de<br />

kwalificatie die werd gegeven door de lidstaat van vertrek.


(1 februari 2012)<br />

699 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Deze soevereiniteit kan derhalve steeds ingeroepen worden <strong>be</strong>houdens wanneer<br />

dienaangaande een specifiek voor<strong>be</strong>houd werd gemaakt (zie nr. 310/59/2 hierna).<br />

310/41. Samenstellende elementen van de overbrenging en de <strong>be</strong>stemming van goederen<br />

gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

I. Bedoelde personen.<br />

Worden <strong>be</strong>doeld in het stelsel van de overbrengingen en de <strong>be</strong>stemmingen van<br />

goederen die gelijkgesteld worden met intracommunautaire verwervingen onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel:<br />

1° de <strong>be</strong>lastingplichtigen/indieners (1) ;<br />

2° leden van de "groep van vier" (1) met uitzondering van de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen.<br />

II. Identificatie voor btw-doeleinden.<br />

Rekening houdend met de hoedanigheid van de personen die een met een levering<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel gelijkgestelde overbrenging kunnen verrichten, is het feit dat<br />

deze personen al dan niet geïdentificeerd zijn voor btw-doeleinden of er al dan niet<br />

toe gehouden zijn periodieke aangiften in te dienen van geen enkel <strong>be</strong>lang.<br />

Het is vanzelfsprekend dat een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon, zelfs indien hij<br />

geïdentificeerd is voor btw-doeleinden voor zijn intracommunautaire verwervingen<br />

van goederen, geen overbrenging kan verrichten in de zin van artikel 12bis van het<br />

Wetboek vermits hij niet de hoedanigheid heeft van <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

III. Bedoelde goederen.<br />

Kunnen het voorwerp uitmaken van een overbrenging of van een <strong>be</strong>stemming die<br />

gelijkgesteld wordt met een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 700<br />

door een onderneming, de lichamelijke roerende goederen van deze onderneming.<br />

Dit zijn de goederen die het voorwerp kunnen uitmaken van een handeling<br />

die, in hoofde van een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) , overeenkomstig artikel 12 van<br />

het Wetboek met een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel wordt gelijkgesteld. De<br />

goederen dus, die het patrimonium vormen van de onderneming.<br />

Essentieel worden de goederenvoorraden en de investeringsgoederen <strong>be</strong>doeld. De<br />

goederen waarvan de onderneming enkel houder is en die zij naar een andere lidstaat<br />

verzendt, worden daarentegen niet <strong>be</strong>doeld. De huurder wordt bijvoor<strong>be</strong>eld als<br />

eenvoudig houder aangemerkt.<br />

IV. Voor <strong>be</strong>drijfsdoeleinden.<br />

Goederen kunnen onder meer worden overgebracht van een lidstaat naar een andere,<br />

om te worden opgeslagen, te worden verkocht, enz... Bedrijfsmiddelen kunnen<br />

inzonderheid worden overgebracht voor de exploitatie van een andere zetel of<br />

inrichting van de onderneming.<br />

Merk evenwel op dat wel<strong>be</strong>paalde goederen<strong>be</strong>wegingen, met name die <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 12bis, tweede lid, 1° tot 8°, van het Wetboek, van het stelsel uitgesloten zijn<br />

en worden <strong>be</strong>schouwd als "niet-overbrengingen" (zie onderafdeling 2).<br />

V. Vervoer of verzending van de goederen.<br />

De goederen moeten worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van de<br />

onderneming en ter <strong>be</strong>stemming van deze onderneming naar een andere<br />

lidstaat.<br />

VI. Overbrenging vrijgesteld door artikel 39bis, eerste lid, 4° van het<br />

Btw-Wetboek.<br />

De hoedanigheid van de <strong>be</strong>lastingplichtige die de overbrenging verricht zowel in de<br />

lidstaat van vertrek als in de lidstaat van aankomst (<strong>be</strong>lastingplichtige/indiener,<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die uitsluitend handelingen verricht die worden vrijgesteld door<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

701 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

artikel 44 van het Btw-Wetboek en geen recht op aftrek verlenen, <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling, <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen<br />

aan de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen) is zeer <strong>be</strong>langrijk om te<br />

<strong>be</strong>palen of de overbrenging in de zin van artikel 12bis, eerste lid van het Wetboek al<br />

dan niet is vrijgesteld van de btw op grond van artikel 39bis, eerste lid, 4° van het<br />

Wetboek.<br />

Er wordt aan herinnerd dat om een door artikel 39bis, eerste lid, 4° vrijgestelde<br />

overbrenging te verrichten, de <strong>be</strong>lastingplichtige in de lidstaat van vertrek ofwel een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige dient te zijn gehouden tot het indienen van periodieke aangiften<br />

ofwel een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het Wetboek. Bovendien dient hij in de lidstaat van<br />

aankomst een persoon te zijn die ertoe gehouden is zijn intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen aan de btw te onderwerpen en die er bijgevolg <strong>be</strong>schikt<br />

over een btw-identificatienummer geldig voor zijn intracommunautaire verwervingen<br />

van goederen.<br />

Er dient opgemerkt te worden dat opdat de overbrenging vrijgesteld zou zijn door<br />

artikel 39bis, eerste lid, 4°, het vereist is dat in het geval waarin dezelfde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

een intracommunautaire levering zou verrichten, deze levering vrijgesteld<br />

zou zijn door artikel 39bis, eerste lid, 1° van het Wetboek. Dit is de reden waarom de<br />

overbrenging van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen<br />

en antiquiteiten onderworpen aan de bijzondere regeling van de <strong>be</strong>lastingheffing<br />

over de winstmarge voorzien door artikel 58, § 4 van het Wetboek, niet<br />

kunnen worden vrijgesteld en bijgevolg onderworpen worden aan de btw.<br />

Daarentegen wordt de overbrenging verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige, die<br />

uitsluitend handelingen verricht die worden vrijgesteld door artikel 44 van het<br />

Wetboek en geen recht op aftrek verlenen, niet vrijgesteld overeenkomstig<br />

artikel 39bis, eerste lid, 4° van het Wetboek, maar door artikel 44, § 2, 13° van het<br />

Wetboek. Hetzelfde geldt voor een <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek<br />

die zijn aftrek uitoefent volgens het werkelijk gebruik en die een goed dat uitsluitend<br />

wordt gebruikt voor de sector zonder recht op aftrek en dat dus naar aanleiding van<br />

de aankoop nooit het voorwerp heeft uitgemaakt van enige aftrek, overbrengt. De<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige met een gedeeltelijk recht op aftrek die een goed overbrengt<br />

waarvoor hij geheel of gedeeltelijk een recht op aftrek heeft uitgeoefend (door<br />

toepassing van de aftrek op grond van het werkelijk gebruik, of nog, op grond van<br />

het algemeen of bijzonder verhoudingsgetal) zou in voorkomend geval de vrijstelling<br />

van artikel 39bis, eerste lid, 4° van het Wetboek kunnen inroepen.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 702<br />

Tenslotte kan de <strong>be</strong>lastingplichtige die de vrijstellingsregeling voorzien in artikel 56,<br />

§ 2 van het Wetboek geniet geen overbrenging verrichten die is vrijgesteld op grond<br />

van artikel 39bis, eerste lid, 4° van het Wetboek (vermits in het geval waarin<br />

dezelfde vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige een intracommunautaire levering zou<br />

verrichten, deze levering niet zou kunnen vrijgesteld worden door artikel 39bis,<br />

eerste lid, 1° van het Wetboek).<br />

(1 februari 2012)<br />

Voor<strong>be</strong>elden:<br />

1. Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener verzendt goederen van zijn <strong>be</strong>drijf van België naar<br />

Frankrijk om daar te worden opgeslagen. Hij heeft een btw-identificatienummer in Frankrijk.<br />

Hij verricht in België een <strong>be</strong>lastbare overbrenging die evenwel is vrijgesteld op basis van<br />

artikel 39bis, eerste lid, 4° van het Wetboek. In Frankrijk wordt de <strong>be</strong>stemming van de<br />

goederen gelijkgesteld met een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel.<br />

2. Een dokter die een <strong>be</strong>lastingplichtige is, die uitsluitend handelingen verricht die worden<br />

vrijgesteld door artikel 44 van het wetboek en geen enkel recht op aftrek verlenen, verzendt<br />

goederen van zijn <strong>be</strong>drijf vanuit België naar Frankrijk. Hij verricht in België een <strong>be</strong>lastbare<br />

overbrenging die evenwel is vrijgesteld door artikel 44, § 2, 13° van het Wetboek. In Frankrijk<br />

is de <strong>be</strong>stemming van de goederen, gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel, <strong>be</strong>lastbaar doch vrijgesteld op grond van artikel 140, a) van Richtlijn<br />

2006/112/EG - voorheen 28quater, titel B, a) van de Zesde Richtlijn (cf. artikel 40, § 1, 1°, a<br />

van het Btw-Wetboek).<br />

3. Een lid van de "groep van vier, dat zowel in België als in Frankrijk <strong>be</strong>schouwd wordt als een<br />

vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige (dokter), verzendt goederen van zijn <strong>be</strong>drijf vanuit Frankrijk<br />

naar België. Hij is ertoe gehouden of hij heeft ervoor geopteerd zijn intracommunautaire<br />

verwervingen aan de btw te onderwerpen in België. Hij verricht in Frankrijk een <strong>be</strong>lastbare<br />

doch vrijgestelde overbrenging bij toepassing van artikel 136 van Richtlijn 2006/112/EG -<br />

voorheen artikel 13, titel B, c) van de Zesde Richtlijn (cf. artikel 44, § 2, 13° van het Btw-<br />

Wetboek). In België is de <strong>be</strong>stemming van de goederen, gelijkgesteld met een intracommunautaire<br />

verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel, <strong>be</strong>lastbaar doch vrijgesteld op basis van<br />

artikel 40, § 1, 1°, a) van het Wetboek.<br />

4. Een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (met recht op aftrek), die in Frankrijk <strong>be</strong>schouwd<br />

wordt als een vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige (zonder recht op aftrek), brengt een in België<br />

aangekocht investeringsgoed over naar Frankrijk. In België heeft hij de btw over deze aankoop<br />

in aftrek kunnen brengen. Om uit te maken of de overbrenging al dan niet vrijgesteld is door<br />

artikel 39bis, eerste lid, 4° van het Wetboek, dient er vastgesteld te worden of deze<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige er al dan niet toe gehouden is al zijn intracommu-nautaire verwervingen<br />

aan de btw te onderwerpen en of hij hiervoor over een geldig btw-identificatienummer<br />

<strong>be</strong>schikt. Indien hij gehouden is al zijn intracommunautaire verwer-vingen van goederen in<br />

Frankrijk aan de btw te onderwerpen, zal zijn overbrenging worden vrijgesteld door artikel<br />

39bis, eerste lid, 4° van het Wetboek. Indien hij daarentegen niet gehouden is om al zijn<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen in Frankrijk aan de btw te onderwerpen,<br />

verricht de <strong>be</strong>lastingplichtige een overbrenging die niet is vrijgesteld door artikel 39bis, eerste<br />

lid, 4° en die bijgevolg onderworpen is aan de Belgische btw.


(1 februari 2012)<br />

703 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

5. Een Nederlandse <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (met recht op aftrek), in België <strong>be</strong>schouwd als<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige die uitsluitend handelingen verricht die worden vrijgsteld door artikel<br />

44 van het Wetboek en geen enkel recht op aftrek verlenen brengt een in Nederland<br />

aangekocht investeringsgoed over naar België. In Nederland heeft hij de btw over deze<br />

aankoop in aftrek kunnen brengen. Om uit te maken of de <strong>be</strong>stemming van het goed al dan niet<br />

<strong>be</strong>lastbaar is in België op grond van artikel 25quater, § 1 van het Wetboek, dient vastgesteld te<br />

worden of deze <strong>be</strong>lastingplichtige er al dan niet toe gehouden is zijn intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen in België aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen en of hij hiervoor over<br />

een geldig btw-identificatienummer <strong>be</strong>schikt. Indien hij gehouden is om al zijn<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen in België aan de btw te onderwerpen, wordt<br />

de <strong>be</strong>stemming gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

die zal onderworpen worden aan de Belgische btw. Indien hij daarentegen niet gehouden is om<br />

al zijn intracommunautaire verwervingen van goederen in België aan de btw te onderwerpen<br />

(bij gebrek aan overschrijding van de drempel van 11.200 EUR of optie), verricht de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige een niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen intracommunautaire verwerving<br />

(gecombineerde toepassing van de artikelen 25quater, § 1, en 25ter, tweede lid, 2° van het<br />

Wetboek).<br />

310/42. Toepasselijk stelsel.<br />

I. De overbrenging wordt gelijkgesteld met een intracommunautaire<br />

levering van goederen onder <strong>be</strong>zwarende titel in België.<br />

De overbrenging door een onderneming van een goed van deze onderneming naar<br />

een andere lidstaat wordt gelijkgesteld met een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

Vermits het goed verzonden of vervoerd wordt van België naar een andere lidstaat<br />

is die levering een intracommunautaire levering waarop alle regels ter zake van<br />

toepassing zijn. (zie evenwel nr. 310/43 hieronder).<br />

We herinneren er hier aan dat opdat deze levering vrijgesteld zou kunnen zijn, de<br />

onderneming die de overbrenging verricht zich voor btw-doeleinden moet laten<br />

identificeren in de lidstaat van aankomst van de goederen, eventueel door<br />

<strong>be</strong>middeling van een fiscale vertegenwoordiger.<br />

Daarenboven heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>paalde lidstaten bijzondere regelingen uitgewerkt met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de consignatieverkopen en gelijkaardige handelingen zoals de<br />

overbrenging van voorraden. Daarmee rekening houdend werd er <strong>be</strong>slist dat het<br />

versturen van goederen in consignatie, van België naar één van deze lidstaten, in<br />

België <strong>be</strong>keken wordt in functie van de kwalificatie die aan de ontvangst van de<br />

goederen werd gegeven in de andere lidstaat (z. circulaire nr. 16 van 4 juli 1994,<br />

hoofdstuk 4).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 704<br />

II. De <strong>be</strong>stemming van de goederen wordt gelijkgesteld met een intracommunautaire<br />

verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

Artikel 25quater, § 1, van het Wetboek, <strong>be</strong>paalt dat de <strong>be</strong>stemming van goederen die<br />

verzonden of vervoerd werden uit een andere lidstaat naar België, door of voor<br />

rekening van een onderneming en voor de <strong>be</strong>hoeften van deze onderneming,<br />

gelijkgesteld wordt met een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel in België, in de gevallen waar overeenkomstig artikel 12bis van het Wetboek, de<br />

overbrenging van deze goederen naar een andere lidstaat met een levering van<br />

goederen zou worden gelijkgesteld (Wetboek, art. 25quater, § 1, tweede lid).<br />

De regels, zoals uiteengezet onder afdeling 3 zijn dan ook van toepassing<br />

(z. niettemin nr. 310/43 hieronder). Laten we er opnieuw aan herinneren dat de<br />

onderneming die in België deze verwerving verricht, over een Belgisch btwidentificatienummer<br />

moet <strong>be</strong>schikken, onder hetwelke zij deze intracommunautaire<br />

verwerving realiseert en haar verplichtingen voldoet met <strong>be</strong>trekking tot het indienen<br />

van aangiften, de <strong>be</strong>taling en de aftrek van de verschuldigde btw over deze <strong>be</strong>lastbare<br />

handeling.<br />

Voor de consignatiezendingen en de overbrengingen van voorraden naar België,<br />

heeft de administratie overigens <strong>be</strong>slist, onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, af te zien van<br />

de verplichting zich voor btw-doeleinden te laten identificeren (z. circulaire nr. 4 van<br />

4 juli 1994, hoofdstukken 1 tot 3).<br />

310/43. Plaats, tijdstip, <strong>be</strong>lastbaar feit, opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting.<br />

I. Overbrenging van een goed vanuit België naar een andere lidstaat.<br />

Vermits de overbrenging gelijkgesteld wordt met een intracommunautaire levering<br />

waarbij het vervoer verricht wordt door de eigenaar van de goederen of voor zijn<br />

rekening, zijn de volgende <strong>be</strong>palingen van toepassing:<br />

1° plaats: de plaats waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt,<br />

i.c. België (Wetboek, art. 15, § 1 en § 2, tweede lid, 1°);<br />

2° tijdstip: vermits er geen eigendomsoverdracht plaatsvindt, werd er met het oog<br />

op een uniforme toepassing van het stelsel, <strong>be</strong>slist dat de overbrenging geacht<br />

wordt zich voor te doen op het tijdstip waarop het goed niet meer aanwezig is<br />

in de Belgische inrichting (Wetboek, artikel 16, § 3);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

705 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

3° <strong>be</strong>lastbaar feit: rekening houdend met hetgeen <strong>be</strong>paald werd onder 2°, is dit<br />

het tijdstip waarop de goederen de Belgische inrichting verlaten (Wetboek,<br />

art. 17, § 1, eerste lid);<br />

4° opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting:<br />

a) voor de overbrengingen die van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld zijn op grond van<br />

artikel 39bis, eerste lid, 4°, van het Wetboek, hetzij de datum van de<br />

uitreiking van het document voorzien door artikel 2 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1 met <strong>be</strong>trekking tot de regeling voor de voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting hetzij, bij gebrek aan een dergelijk stuk, de vijftiende van de<br />

maand volgend op die waarin het <strong>be</strong>lastbare feit heeft plaatsgevonden<br />

(Wetboek, art. 17, § 2);<br />

b) voor de andere overbrengingen: het ogenblik waarop de gelijkgestelde<br />

levering plaatsvindt (Wetboek, art. 17, § 1).<br />

II. Bestemming van een goed gelijkgesteld met een intracommunautaire<br />

verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel in België.<br />

Voor deze <strong>be</strong>stemming zijn volgende regels van toepassing:<br />

1° plaats: aankomst van de verzending of het vervoer van goederen, i.c. in België<br />

(Wetboek, art. 25quinquies, §§ 1 en 2);<br />

2° tijdstip: gezien er geen eigendomsoverdracht plaatsvindt, werd er met het oog<br />

op een uniforme toepassing van het stelsel, <strong>be</strong>slist dat de gelijkgestelde<br />

verwerving geacht wordt plaats te vinden op het tijdstip waarop het goed de<br />

inrichting in de andere lidstaat verlaat (Wetboek, art. 25sexies en art. 16, § 3);<br />

3° <strong>be</strong>lastbaar feit: rekening houdend met hetgeen <strong>be</strong>paald werd onder 2°, is dit<br />

het tijdstip waarop de goederen de inrichting in de andere lidstaat verlaten<br />

(Wetboek, art. 25septies, § 1);<br />

4° opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting: de vijftiende van de maand volgend op die<br />

waarin het <strong>be</strong>lastbaar feit zich heeft voorgedaan of de datum van de uitreiking<br />

van het stuk voorzien door artikel 220 van Richtlijn 2006/112/EG - voorheen<br />

artikel 22, § 3, a), van de Zesde richtlijn indien dit stuk werd uitgereikt vóór de<br />

bovenvermelde vijftiende (Wetboek, art. 25septies, § 2).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 706<br />

310/44. Maatstaf van heffing en tarief.<br />

De maatstaf van heffing bij een overbrenging of bij een <strong>be</strong>stemming die gelijkgesteld<br />

wordt met een intracommunautaire verwerving van goederen onder <strong>be</strong>zwarende titel,<br />

<strong>be</strong>staat uit de aankoopprijs van deze of van gelijkaardige goederen, of bij gebrek aan<br />

een aankoopprijs, uit de kostprijs, die wordt vastgesteld op het tijdstip waarop die<br />

handelingen zich voordoen (Wetboek, art. 33bis en 33, § 1, 1°).<br />

Het voor de intracommunautaire verwerving van een goed toe te passen tarief is het<br />

tarief dat in het binnenland voor de levering van eenzelfde goed wordt toegepast en<br />

dat van kracht is op het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt (Wetboek,<br />

art. 38bis).<br />

Onderafdeling 2. - Niet-overbrenging en een niet met een intracommunautaire<br />

verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel gelijkgestelde<br />

<strong>be</strong>stemming.<br />

310/45. Handelingen die geen overbrenging van goederen zijn in België.<br />

Alhoewel voldaan is aan de voorwaarden voor de overbrenging, zoals gedefinieerd<br />

door artikel 12bis, eerste lid, van het Wetboek, is de verzending of het vervoer door<br />

of voor rekening van een onderneming, van een goed van die onderneming in België<br />

naar een andere lidstaat geen overbrenging die gelijkgesteld wordt met een levering<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel wanneer deze verzending geschiedt met het oog op het<br />

verrichten van één van volgende handelingen (Wetboek, art. 12bis, tweede lid, 1° tot<br />

8°):<br />

1° een levering met installatie of montage (Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid, 2°)<br />

of een verkoop op afstand (afwijkend stelsel voorzien in de artikelen 15, § 4 en<br />

15, § 5, van het Wetboek);<br />

2° een levering aan boord van een schip, vliegtuig of trein die een intracommunautair<br />

vervoer verrichten (Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid, 3°);<br />

3° een levering vrijgesteld van btw door de artikelen 39, § 1, 39bis en 42, §§ 1, 2<br />

en 3, van het Wetboek;<br />

4° (opgeheven);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

707 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

5° de verrichting van een dienst voor die onderneming in verband met werkzaamheden<br />

<strong>be</strong>treffende dat goed, die daadwerkelijk worden uitgevoerd in de lidstaat<br />

van aankomst van de verzending of het vervoer van het goed, voor zover<br />

de goederen na <strong>be</strong>werking opnieuw worden verzonden naar de onderneming in<br />

België waarvandaan zij oorspronkelijk waren verzonden of vervoerd;<br />

6° het tijdelijk gebruik van dat goed op het grondgebied van de lidstaat van<br />

aankomst van de verzending of het vervoer van het goed, ten <strong>be</strong>hoeve van een<br />

dienstverrichting door de in België gevestigde onderneming;<br />

7° het tijdelijk gebruik van dat goed voor een periode van ten hoogste 24 maanden<br />

op het grondgebied van een andere lidstaat, waar de invoer van hetzelfde goed<br />

uit een derde land, met het oog op tijdelijk gebruik, in aanmerking zou komen<br />

voor de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten;<br />

8° de levering van gas via een op het grondgebied van de gemeenschap gesitueerd<br />

aardgassysteem of eender welk op een dergelijk systeem aangesloten net, de<br />

levering van elektriciteit of de levering van warmte of koude via warmte- of<br />

koudenetten, onder de voorwaarden van artikel 15, § 2, tweede lid, 4° van het<br />

Btw-Wetboek.<br />

310/46. Bestemming van goederen die niet gelijkgesteld wordt met een intracommunautaire<br />

verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel in België.<br />

Artikel 25quater, § 1, tweede lid, van het Wetboek, <strong>be</strong>paalt, a contrario, dat de<br />

<strong>be</strong>stemming van de goederen niet gelijkgesteld wordt met een intracommunautaire<br />

verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel in België in de gevallen waarin<br />

er geen overbrenging is overeenkomstig artikel 12bis, tweede lid, 1° tot 8°, van<br />

het Wetboek.<br />

310/47. Draagwijdte van artikel 12bis, tweede lid, 1° tot 8°, van het Wetboek.<br />

I. Algemeen.<br />

De regeling voor het fiscaal volgen (z. eerste onderafdeling) van interne goederen<strong>be</strong>wegingen<br />

is in sommige gevallen overbodig en zou in sommige gevallen te zware<br />

verplichtingen opleggen aan de ondernemingen.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 708<br />

Dit is het geval voor de verzending of het vervoer door een onderneming van<br />

goederen van die onderneming van België naar een andere lidstaat:<br />

- hetzij in het kader van <strong>be</strong>paalde leveringen van goederen;<br />

- hetzij voor een tijdelijk verblijf in het kader van een dienstprestatie.<br />

Artikel 12bis, tweede lid, 1° tot 8°, van het Wetboek, somt, op limitatieve wijze, een<br />

aantal handelingen op die niet <strong>be</strong>schouwd worden als een overbrenging van goederen<br />

die gelijkgesteld wordt met een levering van goederen.<br />

Deze handelingen worden dus in principe niet fiscaal gevolgd via de periodieke<br />

aangiften en de intracommunautaire opgaven.<br />

De handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 12bis, tweede lid, 5° tot 7°, van het Wetboek,<br />

moeten evenwel worden ingeschreven in het register van de niet-overbrengingen<br />

zoals voorzien door artikel 54bis, van het Wetboek (z. ook KB nr. 1, art. 23 en 24).<br />

Op deze wijze kan de <strong>be</strong>trokken onderneming de afwezigheid van de verzonden<br />

goederen verantwoorden die door de administratie zou worden vastgesteld naar<br />

aanleiding van de controle in haar inrichting.<br />

Er <strong>be</strong>staat immers een weerlegbaar vermoeden dat stelt dat de levering van een goed<br />

geacht wordt plaats te vinden op het tijdstip waarop dit goed niet meer aanwezig is in<br />

het magazijn, de werkplaats, het depot of enige andere inrichting waarover de<br />

leverancier in België <strong>be</strong>schikt (Wetboek, art. 16, § 3). Indien de onderneming niet<br />

kan verantwoorden wat er ge<strong>be</strong>urd is met de goederen die zich niet meer onder haar<br />

<strong>be</strong>vinden, bijvoor<strong>be</strong>eld omdat ze werden verzonden naar een andere lidstaat, worden<br />

deze goederen bijgevolg geacht het voorwerp te heb<strong>be</strong>n uitgemaakt van een levering<br />

waarover de btw verschuldigd is overeenkomstig artikel 15, § 7, van het Wetboek.<br />

II. Toepasselijke regeling.<br />

1° Verzending of vervoer van goederen naar een andere lidstaat in het kader<br />

van een levering met installatie of montage of van een verkoop op afstand<br />

(artikel 12bis, tweede lid, 1°, van het Wetboek).<br />

De levering van goederen met installatie of montage in een andere lidstaat vindt<br />

plaats in de lidstaat waar de montage of installatie wordt verricht (Wetboek, art. 15,<br />

§ 2, tweede lid, 2°).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

709 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

De levering van goederen met toepassing van de bijzondere regeling van de<br />

verkopen op afstand, vindt plaats in de lidstaat van aankomst van de goederen<br />

(Wetboek, art. 15, § 4 en 15, § 5).<br />

Deze leveringen zijn dus, als zodanig, in hoofde van de verkoper reeds <strong>be</strong>lastbaar in<br />

de lidstaat van <strong>be</strong>stemming van de goederen.<br />

2° De verzending of het vervoer van goederen naar een andere lidstaat in het<br />

kader van de levering van deze goederen aan boord van een schip, een<br />

vliegtuig of een trein en tijdens het gedeelte van een binnen de Europese<br />

Unie verricht passagiersvervoer (Wetboek, art. 12bis, tweede lid, 2°).<br />

Deze leveringen zijn <strong>be</strong>lastbaar op de plaats van vertrek van het vervoer van de<br />

passagiers, ongeacht de plaats waar de goederen zich <strong>be</strong>vinden op het tijdstip van de<br />

levering (Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid, 3°).<br />

3° Verzending of vervoer van goederen naar een andere lidstaat in het kader<br />

van een levering van goederen die voldoet aan de voorwaarden opdat één<br />

van de vrijstellingen kan worden genoten van artikel 39, § 1, 39bis, en 42,<br />

§§ 1, 2 en 3, van het Wetboek (Wetboek, art. 12bis, tweede lid, 3°).<br />

Om buiten het stelsel van de overbrengingen te vallen, moeten bovengenoemde<br />

leveringen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen die, vanaf hun verzending buiten België,<br />

één van de genoemde vrijstellingen kunnen genieten en waarvan op dat tijdstip de<br />

uiteindelijke <strong>be</strong>stemming <strong>be</strong>kend is. De naar het grondgebied van die andere lidstaat<br />

verzonden of vervoerde goederen mogen daar niet blijven, maar moeten binnen een<br />

redelijke termijn geleverd worden. Ze mogen er eventueel overgeladen worden op<br />

een ander vervoermiddel.<br />

V o o r b e e l d e n (1)<br />

1. Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener A, verkoopt goederen aan B en verzendt deze naar B,<br />

Franse <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener die in Frankrijk voor btw-doeleinden is geïdentificeerd.<br />

Vanaf het tijdstip waarop de goederen vervoerd worden, is voldaan aan de voorwaarden voor<br />

de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek:<br />

- de goederen zijn verzonden naar een plaats buiten België;<br />

- de koper is een in Frankrijk voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lasting-plichtige<br />

die gehouden is zijn intracommunautaire verwervingen van goederen aan de <strong>be</strong>lasting<br />

te onderwerpen.<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 710<br />

(1 februari 2012)<br />

A hoeft geen enkele met een intracommunautaire levering gelijkgestelde over-brenging<br />

te doen.<br />

2. Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener A, verkoopt goederen en verzendt deze naar C, Deense<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige/indiener die in Denemarken voor de btw geïdentificeerd is.<br />

Tijdens het vervoer maakt A een tussenstop in Bonn om die goederen te groeperen met zijn<br />

andere verzendingen naar Denemarken.<br />

Hier is eveneens voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling van artikel 39bis van het<br />

Wetboek, op het tijdstip waarop de goederen vervoerd worden:<br />

- de goederen zijn verzonden naar een plaats buiten België;<br />

- de koper is een in Denemarken voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener<br />

die gehouden is zijn intracommunautaire verwervingen van goederen<br />

aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen.<br />

De <strong>be</strong>wegingen België - Duitsland en Duitsland - Denemarken zijn slechts modaliteiten van de<br />

verzending van de goederen naar C in Denemarken en worden niet gelijkgesteld met<br />

intracommunautaire leveringen.<br />

3. Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener A, verkoopt goederen en verzendt deze vanuit België via<br />

Rotterdam naar D in de Verenigde Staten. Vanaf het tijdstip waarop de goederen verzonden<br />

zijn, is aan de vrijstellingsvoorwaarden <strong>be</strong>paald in artikel 39, § 1, van het Wetboek voldaan.<br />

Een Enig Document wordt opgesteld. Dit document wordt gevalideerd door de Belgische<br />

douane en het exemplaar 3 wordt geviseerd door de Nederlandse douane.<br />

A hoeft geen enkele met een intracommunautaire levering gelijkgestelde overbrenging van<br />

België naar Nederland te doen.<br />

Er wordt eveneens toegelaten dat als niet-overbrengingen in de zin van artikel 12bis,<br />

tweede lid, 3° van het Wetboek worden <strong>be</strong>schouwd, de verzendingen van goederen<br />

die het voorwerp uitmaken van <strong>be</strong>wegingen zonder overdracht van eigendom<br />

(goederen-<strong>be</strong>wegingen tussen filialen, aanleggen van goederen-voorraden, ...) van<br />

een lidstaat naar een derde land wanneer de goederen de Gemeenschap verlaten via<br />

een andere lidstaat dan de lidstaat van vertrek van de goederen (niettegenstaande het<br />

feit dat deze verzending niet wordt verricht in het kader van een door de artikelen 39,<br />

§ 1, 39bis, en 42, §§ 1, 2 en 3, 1° tot 6° van het Wetboek vrijgestelde handeling).<br />

Opdat deze verzending zou worden <strong>be</strong>schouwd als een niet-overbrenging, dient aan<br />

de volgende voorwaarden te worden voldaan:<br />

1° de <strong>be</strong>stemming van de goederen dient <strong>be</strong>kend te zijn op het tijdstip van de<br />

verzending of het vervoer buiten de lidstaat van vertrek;


(1 februari 2012)<br />

711 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

2° de goederen moeten worden geplaatst onder een douaneregeling inzake uitvoer<br />

en volgende formaliteiten moeten gerespecteerd worden:<br />

- het uitvoerdocument moet geldig zijn ingediend op het douane-kantoor<br />

dat <strong>be</strong>voegd is voor het gebied waar de uitvoerder gevestigd is;<br />

- het fysieke uitgaan van de goederen uit de Gemeenschap moet worden<br />

vastgesteld door het douanekantoor van de lidstaat van uitgang die het<br />

uitvoerdocument viseert.<br />

Deze <strong>be</strong>slissing <strong>be</strong>helst zowel de goederen<strong>be</strong>wegingen vanuit België als deze die<br />

<strong>be</strong>gonnen zijn in een andere lidstaat en waarbij België de lidstaat van uitgang uit de<br />

Gemeenschap is (Beslissing van 20 april 1995 met E.T. nr. 83.119).<br />

De verzending of het vervoer van goederen vanuit België naar een andere lidstaat<br />

kan niet gekwalificeerd worden als een niet-overbrenging op grond van artikel 12bis,<br />

tweede lid, 3°, van het Wetboek, wanneer op het tijdstip van de aanvang van het<br />

vervoer of de verzending nog niet gekend is waar de goederen definitief naar toe<br />

zullen gaan.<br />

Een dergelijke verplaatsing is een overbrenging in de zin van artikel 12bis, eerste lid,<br />

van het Wetboek (zie de eerste onderafdeling).<br />

V o o r b e e l d (1)<br />

Veronderstellen we dat in de drie bovenstaande voor<strong>be</strong>elden, <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener A de<br />

goederen nog niet heeft verkocht op het tijdstip dat ze België verlaten ter <strong>be</strong>stemming van de drie<br />

bovengenoemde lidstaten. Hij wil er, bijvoor<strong>be</strong>eld, om praktische redenen goederen opslaan tot op het<br />

ogenblik dat hij een afnemer gevonden heeft in de Europese Gemeenschap of in een derde land. In dit<br />

geval is vanaf de verzending nog niet gekend waar de goederen naar toe zullen gaan. A moet dus het<br />

stelsel van de overbrengingen toepassen bij de verzending van de goederen.<br />

4° Verzending of vervoer van een goed naar een andere lidstaat om het<br />

voorwerp uit te maken van een aflevering van een maakloonwerk in deze<br />

lidstaat op voorwaarde dat het goed terug verzonden of vervoerd wordt<br />

naar België en naar de onderneming/opdrachtgever (Wetboek, art. 12bis,<br />

tweede lid, 4°).<br />

De aandacht wordt gevestigd op het feit dat maakloonwerk, vanaf 1 januari 1996,<br />

opnieuw wordt aangemerkt als een dienstverrichting.<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 712<br />

Daarom werd de <strong>be</strong>paling van artikel 12bis, tweede lid, 4°, opgeheven vanaf die<br />

datum en worden de verplaatsingen van materialen van de lidstaat van de<br />

opdrachtgever naar de lidstaat van de maakloonwerker <strong>be</strong>schouwd als een nietoverbrenging<br />

op grond van het 5° van hetzelfde artikel (zie 5° hieronder).<br />

De problematiek van het "intracommunautair" maakloonwerk wordt, voor wat de<br />

periode van 1 januari 1993 tot en met 31 decem<strong>be</strong>r 1995 <strong>be</strong>treft, uiteengezet in de<br />

aanschrijving AOIF nr. 40/2007 van 6 novem<strong>be</strong>r 2007.<br />

5° Verzending of vervoer naar een andere lidstaat van een goed met het oog<br />

op de daadwerkelijke uitvoering in deze lidstaat van werkzaamheden<br />

<strong>be</strong>treffende dat goed (Wetboek, art. 12bis, tweede lid, 5°).<br />

Worden als een niet-overbrenging <strong>be</strong>schouwd de verzending of het vervoer van een<br />

goed naar een andere lidstaat wanneer:<br />

- deze verzending of dit vervoer kadert in de verrichting van een dienst voor de<br />

in België gevestigde onderneming;<br />

- deze dienstverrichting slaat op werkzaamheden (materieel werk in roerende<br />

staat of een expertise) <strong>be</strong>treffende het verzonden of vervoerde goed die<br />

materieel worden uitgevoerd in de lidstaat van aankomst van de verzending of<br />

het vervoer;<br />

- de goederen na <strong>be</strong>werking opnieuw worden verzonden of vervoerd naar de<br />

onderneming in België waarvandaan zij oorspronkelijk werden verzonden of<br />

vervoerd.<br />

Het stelsel van de overbrengingen en niet-overbrengingen in het kader van een<br />

materieel werk of een expertise met <strong>be</strong>trekking tot een ander goed dan een onroerend<br />

goed uit zijn aard wordt meer uitvoerig uiteengezet in de afdeling 6 van dit<br />

hoofdstuk.<br />

6° De verzending of het vervoer naar een andere lidstaat van een goed om<br />

daar tijdelijk te worden gebruikt voor een dienstverrichting, door een<br />

onderneming die in België is gevestigd of er voor btw-doeleinden is<br />

geïdentificeerd (Wetboek, art. 12bis, tweede lid, 6°).<br />

Een dergelijke "tijdelijke" verzending wordt <strong>be</strong>schouwd als een niet-overbrenging<br />

indien voldaan is aan volgende voorwaarden:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

713 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

- het verzonden goed wordt in een andere lidstaat gebruikt door de Belgische<br />

onderneming, in het kader van haar economische activiteit voor het verrichten<br />

van <strong>be</strong>paalde dienstprestaties, ongeacht of de plaats van de dienst zich ook in<br />

die lidstaat <strong>be</strong>vindt, binnen een redelijke termijn (de duur werd niet <strong>be</strong>paald;<br />

vgl. met nr. 7° hieronder);<br />

- het gebruikte goed moet een goed zijn van haar <strong>be</strong>drijf;<br />

- het goed moet teruggezonden worden naar België na het tijdelijk gebruik.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. Het materieel dat door een loodgieter wordt vervoerd om een herstelling uit te voeren in een<br />

andere lidstaat, de kraan die een aannemer vervoert voor het oprichten van gebouwen in een<br />

andere lidstaat, de verzending van een roerend goed naar een andere lidstaat met het oog op<br />

de verhuring aan een in die andere lidstaat gevestigde huurder, ...<br />

2. Een Belgische onderneming heeft een computer gehuurd bij een andere Belgische<br />

onderneming. Met het oog op dienstprestaties in Frankrijk voor één van haar klanten, wordt de<br />

computer door deze onderneming naar Frankrijk vervoerd voor enkele maanden. Eenmaal het<br />

werk <strong>be</strong>ëindigd, wordt de computer teruggezonden naar België.<br />

In dit geval is er in hoofde van de huurder geen toepassing van het stelsel van artikel 12bis van<br />

het Wetboek, aangezien het niet gaat om een "goed van zijn <strong>be</strong>drijf" maar om een goed waar<br />

hij slechts eenvoudig houder van is ingevolge een contract dat haar verplicht het goed terug te<br />

geven op het einde van het contract. Voornoemd stelsel is vanzelfsprekend wel van toepassing<br />

in hoofde van de verhuurder (zie voor<strong>be</strong>eld 1).<br />

Wat de goederen <strong>be</strong>treft die werden ingevoerd in België op naam van buitenlandse<br />

ondernemingen met <strong>be</strong>taling van de btw voor 1 januari 1993 en die opnieuw werden<br />

of zullen worden verzonden naar de oorspronkelijke lidstaat bij afloop van de<br />

huurcontracten in 1993 of later, ge<strong>be</strong>urt de terugzending van de gehuurde goederen<br />

onder het stelsel van de niet-over-brenging in de zin van artikel 12bis, tweede lid, 6°.<br />

Dezelfde oplossing geldt wanneer een Belgische onderneming goederen heeft<br />

uitgevoerd naar een andere lidstaat (zonder toepassing van een stelsel van tijdelijke<br />

invoer) om in huur te worden gegeven aan een in dat land gevestigde klant en de<br />

goederen worden teruggestuurd naar België ingevolge de afloop in 1993 of later van<br />

het huurcontract (parlementaire vraag nr. 615 van 22 juni 1993 van de heer<br />

Volksvertegenwoordiger De Clippele (VR. en Antw., Kamer - G.Z. 1992-1993,<br />

nr. 71, 23 augustus 1993, blz. 6832-6834).<br />

Dezelfde oplossing wordt mutatis mutandis toegepast op de volgende situaties:


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 714<br />

1. Goederen die met <strong>be</strong>taling van btw ingevoerd werden in België op naam van<br />

buitenlandse ondernemingen en die bij afloop van de huurovereenkomst<br />

overeenkomstig de <strong>be</strong>palingen van het huurcontract verzonden werden of<br />

verzonden zullen worden naar het land van herkomst na diens toetreding tot de<br />

Europese Unie.<br />

2. Goederen die door een Belgische onderneming naar een land werden gevoerd<br />

vóór diens toetreding tot de Europese Unie (zonder toepassing van een stelsel<br />

van tijdelijke invoer) om te worden verhuurd aan een in dat land gevestigde<br />

klant en die worden teruggestuurd naar België na de toetreding van dat land tot<br />

de Europese Unie.<br />

7° De verzending of het vervoer naar een andere lidstaat van een goed<br />

<strong>be</strong>stemd om tijdelijk te worden gebruikt in deze andere lidstaat waar de<br />

invoer van hetzelfde goed uit een derde land met het oog op tijdelijk<br />

gebruik in aanmerking zou komen voor de regeling voor tijdelijke invoer<br />

met volledige vrijstelling van invoerrechten (Wetboek, art. 12bis, tweede<br />

lid, 7°).<br />

De verzending of het vervoer van een goed door een onderneming om tijdelijk te<br />

worden gebruikt in een andere lidstaat voor een periode van ten hoogste 24 maanden,<br />

wordt als een niet-overbrenging <strong>be</strong>schouwd indien dit goed kon worden geplaatst<br />

onder de regeling van de tijdelijke invoer met vrijstelling van invoerrechten<br />

krachtens de voornoemde douane<strong>be</strong>palingen, indien het uit een derde land werd<br />

ingevoerd.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Om deel te nemen aan een <strong>be</strong>urs in Frankrijk, haalt een in België gevestigde fabrikant van<br />

landbouwmachines een aantal machines uit zijn magazijn te Brussel en vervoert ze naar zijn stand op<br />

de <strong>be</strong>urs in Parijs, waar ze gedurende één maand worden tentoongesteld.<br />

Deze goederen<strong>be</strong>weging valt niet onder de toepassing van artikel 12bis, tweede lid, 6°, van het<br />

Wetboek (zie nr. 6 hierboven) vermits de goederen in Frankrijk niet worden gebruikt ten <strong>be</strong>hoeve van<br />

een dienstverrichting door de Belgische onderneming.<br />

De invoer van goederen, in casu machines, vanuit een derde land om te worden tentoon-gesteld<br />

binnen de Europese Gemeenschap, is <strong>be</strong>doeld in artikel 576 van de Verordening nr. 2454/93, zodat de<br />

goederen onder de regeling voor tijdelijke invoer met volledig vrijstelling van invoerrechten kunnen<br />

worden geplaatst.<br />

De verzending van de machines van Brussel naar Parijs moet bijgevolg als een niet-overbrenging<br />

worden <strong>be</strong>schouwd.


(1 februari 2012)<br />

715 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

In deze <strong>be</strong>paling wordt rechtstreeks verwezen naar een <strong>be</strong>grip uit de douanereglementering,<br />

namelijk de regeling voor tijdelijke invoer.<br />

De gevallen waarin goederen die de Gemeenschap binnenkomen, onder een regeling<br />

van tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten kunnen worden<br />

geplaatst, staan opgesomd in de artikelen 556 tot 578 van de Verordening<br />

nr. 2454/93 van 2 juli 1993 van de Commissie.<br />

Zijn onder meer <strong>be</strong>doeld:<br />

- goederen <strong>be</strong>stemd om op tentoonstellingen, jaar<strong>be</strong>urzen, congressen of<br />

soortgelijke manifestaties te worden getoond of gebruikt;<br />

- kunstwerken die met het oog op de eventuele verkoop worden tentoongesteld;<br />

- goederen die het voorwerp uitmaken van een verkoopovereenkomst onder<br />

voor<strong>be</strong>houd van <strong>be</strong>vredigend uitvallende proeven;<br />

- de verzendingen van geconfectioneerde pelterijen, sieraden, tapijten en<br />

juwelen, op voorwaarde dat wegens hun specifieke karakteristieken de invoer<br />

als monster van deze goederen niet is toegelaten.<br />

Met het oog op een maximale <strong>be</strong>perking van de te vervullen formaliteiten door de<br />

ondernemingen met <strong>be</strong>trekking tot de verzendingen op proef of de verzendingen op<br />

zicht, heeft de administratie <strong>be</strong>slist dat deze handelingen, zelfs in de gevallen waarin<br />

niet (niet <strong>be</strong>doelde zendingen op zicht) of niet meer (z. nr. 310/50) voldaan is aan de<br />

voorwaarden van tijdelijk gebruik, geen aanleiding geven tot een overbrenging<br />

vanuit België wanneer <strong>be</strong>paalde voorwaarden zijn vervuld (z. aanschr. 18 van<br />

15 septem<strong>be</strong>r 1994).<br />

8° Verzending of vervoer van goederen naar een andere lidstaat in het kader<br />

van een levering van gas via een op het grondgebied van de Gemeenschap<br />

gestiueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk systeem<br />

aangesloten net, van een levering van elektriciteit of van een levering van<br />

warmte of koude via warmte- of koudenetten, onder de in artikel 15, § 2,<br />

tweede lid, 4°, van het Wetboek <strong>be</strong>paalde voorwaarden (Wetboek artikel<br />

12bis, tweede lid, 8°).<br />

Deze levering van goederen is <strong>be</strong>lastbaar ofwel in de lidstaat waar de afnemer<br />

gevestigd is, ofwel in de lidstaat waar de afnemer de goederen effectief gebruikt<br />

(Wetboek artikel 15, § 2, tweede lid, 4°, a) en b)).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 716<br />

Herhaling.<br />

De goederen<strong>be</strong>wegingen, <strong>be</strong>doeld in artikel 12bis, tweede lid, 1°, 2°, 3° en 8° van het<br />

Wetboek, moeten niet worden ingeschreven in het register van de niet-overbrengingen<br />

zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 54bis, § 1, eerste lid, van het Wetboek.<br />

Daarentegen moeten de goederen<strong>be</strong>wegingen, die worden <strong>be</strong>doeld in artikel 12bis,<br />

tweede lid, 5° tot 7°, van het Wetboek, wél worden ingeschreven in het register van<br />

de niet-overbrengingen, overeenkomstig artikel 54bis, § 1, eerste lid, van het<br />

Wetboek.<br />

Om de formaliteiten met <strong>be</strong>trekking tot de niet-overbrengingen tot een minimum te<br />

herleiden, heeft de administratie <strong>be</strong>slist, dat de goederen die in de hierna volgende<br />

lijst zijn opgesomd, bij wijze van proef niet moeten opgenomen worden in het<br />

hogervermelde register.<br />

Lijst van de goederen<br />

I. De vervoermiddelen in België geïmmatriculeerd of ingeschreven in een<br />

normale reeks.<br />

II. Laadborden en containers.<br />

III. Uitrusting voor de pers, voor de radio en voor de televisie.<br />

IV. De <strong>be</strong>roepsuitrusting die nodig is voor de uitoefening van een ambacht of van<br />

een <strong>be</strong>roep wanneer:<br />

1° de prijs van dit goed of, bij gebreke van een prijs, de normale waarde<br />

ervan, per gebruikelijke handelseenheid, minder <strong>be</strong>draagt dan 1.250 EUR<br />

en het materiaal niet meer dan zeven dagen buiten België gebruikt wordt;<br />

2° de prijs van dit goed of, bij gebreke van een prijs, de normale waarde<br />

ervan, per gebruikelijke handelseenheid, minder <strong>be</strong>draagt dan 250 EUR<br />

en het materiaal niet meer dan 24 maanden buiten België gebruikt wordt.<br />

V. De draagbare computers en aanverwante <strong>be</strong>roepsuitrusting meegenomen naar<br />

een andere lidstaat tijdens <strong>be</strong>roepsreizen door kaderleden of personeelsleden<br />

van een <strong>be</strong>lastingplichtige onderneming of instelling.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

717 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Er wordt op gewezen dat alleen de <strong>be</strong>roepsuitrusting <strong>be</strong>doeld in het nr. IV,<br />

hierboven, aan de criteria opgenomen onder dit nr. IV dient te <strong>be</strong>antwoorden om niet<br />

te moeten worden opgenomen in het register van niet-overbrengingen (Beslissing<br />

van 15 maart 1994 met E.T. nr. 79.379, gewijzigd door de <strong>be</strong>slissing van 26 okto<strong>be</strong>r<br />

1999 met E.T. nr. 79.379).<br />

310/48. Stelsel dat van toepassing is op <strong>be</strong>stemmingen van goederen die niet gelijkgesteld<br />

worden met een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel.<br />

Op grond van artikel 25quater, § 1, tweede lid, van het Btw-Wetboek wordt de<br />

<strong>be</strong>stemming van een goed door een <strong>be</strong>lastingplichtige voor de doeleinden van zijn<br />

economische activiteit, dat vanuit een andere lidstaat door of voor rekening van deze<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige naar België wordt vervoerd of verzonden, niet gelijkgesteld met<br />

een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel indien de overbrenging<br />

van dat goed naar een andere lidstaat, overeenkomstig artikel 12bis, tweede lid, van<br />

het Wetboek, evenmin met een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel zou worden<br />

gelijkgesteld.<br />

Het gaat bijgevolg om volgende gevallen:<br />

1° De <strong>be</strong>stemming van goederen, verzonden of vervoerd naar België, in het<br />

kader van een levering met installatie of montage of van een verkoop op<br />

afstand.<br />

De levering van goederen met installatie of montage vindt plaats in België, gezien de<br />

montage of installatie hier wordt verricht (Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid, 2°).<br />

De levering van goederen met toepassing van de bijzondere regeling voor de<br />

verkopen op afstand, vindt plaats in België, plaats van aankomst van de goederen<br />

(Wetboek, art. 15, § 4).<br />

2° De <strong>be</strong>stemming van goederen, verzonden of vervoerd naar België, in het<br />

kader van een levering van goederen aan boord van een schip, een<br />

vliegtuig of een trein en tijdens het gedeelte van een binnen de Europese<br />

Gemeenschap verricht passagiersvervoer.<br />

Die leveringen zijn <strong>be</strong>lastbaar op de plaats van vertrek van het vervoer van de<br />

passagiers, ongeacht de plaats waar de goederen zich <strong>be</strong>vinden op het tijdstip van de<br />

levering (Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid, 3°).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 718<br />

3° De <strong>be</strong>stemming van goederen, verzonden of vervoerd naar België, in het<br />

kader van een levering van goederen die voldoet aan de voorwaarden<br />

opdat één van de vrijstellingen kan worden genoten zoals voorzien in<br />

artikel 146 of artikel 138, § 1 van Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel<br />

15 of artikel 28quater, titel A, van de Zesde richtlijn), in de lidstaat van<br />

vertrek.<br />

Opdat de <strong>be</strong>stemming van de goederen niet gelijkgesteld zou worden met een<br />

intracommunautaire verwerving, moeten bovengenoemde leveringen <strong>be</strong>trek-king<br />

heb<strong>be</strong>n op goederen die, vanaf hun verzending buiten België, één van de genoemde<br />

vrijstellingen kunnen genieten en moet op dat tijdstip de definitieve <strong>be</strong>stemming<br />

<strong>be</strong>kend zijn. De naar België verzonden of vervoerde goederen mogen daar niet<br />

blijven liggen, maar moeten binnen een redelijke termijn geleverd worden. Ze mogen<br />

eventueel op het Belgisch grondgebied overgeladen worden op een ander vervoermiddel.<br />

4° De <strong>be</strong>stemming van goederen <strong>be</strong>doeld om het voorwerp uit te maken van<br />

de oplevering van een maakloonwerk in België, op voorwaarde dat de<br />

goederen worden verzonden of vervoerd naar de opdrachtgever in de<br />

lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer.<br />

Gelijklopend met hetgeen werd uiteengezet onder randnummer 310/47, II, 4°<br />

hierboven, wordt er aan herinnerd dat het maakloonwerk sinds 1 januari 1996<br />

opnieuw wordt aangemerkt als een dienstverrichting.<br />

Bijgevolg heeft deze <strong>be</strong>paling sinds deze datum geen reden meer van <strong>be</strong>staan en<br />

wordt de <strong>be</strong>stemming van de materialen of van de goederen die werden verzonden of<br />

vervoerd naar België door een in een andere lidstaat gevestigde opdrachtgever om<br />

het voorwerp uit te maken van een maakloonwerk in België, niet gelijkgesteld met<br />

een intracommunautaire verwerving op grond van hetgeen wordt uiteengezet in het<br />

nr. 5°, hierna.<br />

5° De <strong>be</strong>stemming van goederen <strong>be</strong>doeld om het voorwerp uit te maken van<br />

een materieel werk of een expertise in België op voorwaarde dat het goed<br />

terug verzonden of vervoerd wordt naar de ontvanger van de dienst in de<br />

lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer.<br />

Gelijklopend aan hetgeen werd uiteengezet onder randnummer 310/47, II, 5°<br />

hierboven, wordt de <strong>be</strong>stemming van goederen, die door de afnemer van de dienst<br />

die in een andere lidstaat gevestigd of voor btw-doeleinden geïdentificeerd is naar<br />

België werden verzonden of vervoerd, om hier het voorwerp uit te maken van een<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

719 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

materieel werk of van een expertise, niet gelijkgesteld met een intracommunautaire<br />

verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel, indien het goed na uitvoering van het werk<br />

teruggezonden of vervoerd wordt ter <strong>be</strong>stemming van de afnemer waarvandaan zij<br />

oorspronkelijk werden verzonden of vervoerd.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een Duitse onderneming verzendt goederen naar een onderneming in België die <strong>be</strong>last wordt met het<br />

verpakken. Na het verpakken worden de goederen teruggezonden naar de afnemer van de dienst in<br />

Duitsland.<br />

Het stelsel van de overbrengingen en niet-overbrengingen in het kader van een<br />

materieel werk of van een expertise met <strong>be</strong>trekking tot een ander goed dan een<br />

onroerend goed uit zijn aard wordt meer uitvoerig <strong>be</strong>handeld in de afdeling 6 van dit<br />

hoofdstuk.<br />

6° De <strong>be</strong>stemming van goederen om tijdelijk te worden gebruikt in België ten<br />

<strong>be</strong>hoeve van een dienstverrichting door een onderneming die in de lidstaat<br />

van vertrek van de goederen gevestigd of voor btw-doeleinden geïdentificeerd<br />

is.<br />

Gelijklopend aan hetgeen werd uiteengezet onder randnummer 310/47, II, 6°<br />

hierboven, wordt de <strong>be</strong>stemming van een goed dat naar België verstuurd werd door<br />

een in een andere lidstaat gevestigde of voor btw-doeleinden geïdentificeerde<br />

onderneming, met het oog op een dienstverrichting, niet gelijkgesteld met een<br />

intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel in België voor zover de<br />

verzending tijdelijk is en het goed teruggezonden wordt naar die andere lidstaat na de<br />

dienstprestatie.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een Franse schilder komt met zijn stellingmateriaal naar België om hier werken in onroerende staat<br />

uit te voeren. Daarentegen wordt de verzending naar België door de schilder van materialen die hij<br />

verbruikt bij het werk in onroerende staat in principe gelijkgesteld met een intracommunautaire<br />

verwerving aangezien de verzending noch tijdelijk is, noch wordt teruggezonden naar de lidstaat van<br />

waaruit ze naar België werden toegezonden (Frankrijk) (zie echter nr.310/49/2).<br />

7° De <strong>be</strong>stemming van een goed om tijdelijk te worden gebruikt in België<br />

waar de invoer van hetzelfde goed uit een derde land met het oog op<br />

tijdelijk gebruik in aanmerking zou komen voor de regeling voor tijdelijke<br />

invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten.<br />

Gelijklopend aan hetgeen werd uiteengezet onder randnummer 310/47, II, 7°<br />

hierboven, wordt de <strong>be</strong>stemming van een goed dat uit een andere lidstaat komt om


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 720<br />

hier tijdelijk te worden gebruikt voor een periode die de 24 maanden niet<br />

overschrijdt, niet gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel in België, op voorwaarde dat hetzelfde goed geplaatst zou kunnen<br />

worden onder de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van<br />

invoerrechten. Deze regeling is van toepassing bij de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van<br />

vervoermiddelen aan Belgische ingezetenen, door hun werkgever die in een andere<br />

lidstaat is gevestigd (z. Circulaire nr. 43 van 21 decem<strong>be</strong>r 2006).<br />

Met het oog op een maximale <strong>be</strong>perking van de te vervullen formaliteiten door de<br />

ondernemingen met <strong>be</strong>trekking tot de verzendingen op proef of de verzendingen op<br />

zicht, heeft de administratie overigens <strong>be</strong>slist dat deze handelingen, zelfs in de<br />

gevallen waarin niet (niet <strong>be</strong>doelde zendingen op zicht: z. nr. 310/47, II, 7°, in fine)<br />

of niet meer (z. nr. 310/50) voldaan is aan de voorwaarden van tijdelijk gebruik, geen<br />

aanleiding geven tot een <strong>be</strong>stemming die in België gelijkgesteld wordt met een<br />

intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel wanneer <strong>be</strong>paalde<br />

voorwaarden zijn vervuld (zie Circulaire nr. 18 van 15 septem<strong>be</strong>r 1994).<br />

8° Bestemming van in België verzonden of vervoerde goederen in het kader<br />

van een levering van gas via een op het grondgebied van de Gemeenschap<br />

gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk systeem<br />

aangesloten net, levering van elektriciteit of levering van warmte of koude<br />

via warmte- of koude netten.<br />

Deze levering van goederen is <strong>be</strong>lastbaar ofwel in de lidstaat waar de afnemer<br />

gevestigd is, ofwel in de lidstaat waar de afnemer de goederen effectief gebruikt<br />

(Wetboek artikel 15, § 2, tweede lid, 4°, a) en b))<br />

Onderafdeling 3. Bijzondere handelingen.<br />

310/49. Intracommunautaire handelingen <strong>be</strong>staande uit een overbrenging en een<br />

<strong>be</strong>stemming van goederen die gelijkgesteld wordt met een intracommunautaire<br />

verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel gevolgd door een levering in de lidstaat van<br />

aankomst.<br />

In sommige gevallen laat de leverancier die zich met het vervoer <strong>be</strong>last, zich voor<br />

btw-doeleinden identificeren in de lidstaat waarnaar hij de goederen vervoert, ter<br />

vereenvoudiging van zijn verplichtingen met <strong>be</strong>trekking tot de opstelling van zijn<br />

intracommunautaire opgave en zijn statistiekaangifte. Hij verricht dus een over-<br />

brenging van de goederen in de lidstaat van vertrek. De <strong>be</strong>stemmingen van de<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

721 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

goederen worden in principe gelijkgesteld met intracommunautaire verwervingen<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel in de lidstaat van aankomst en zijn verkopen worden<br />

<strong>be</strong>schouwd als leveringen in dezelfde lidstaat van aankomst.<br />

Dit vereenvoudigt in grote mate het opstellen van zijn btw-opgave van de<br />

intracommunautaire handelingen, daar hij die kan <strong>be</strong>perken tot één inschrijving voor<br />

het geheel van de overbrengingen naar zijn eigen btw-identificatienummer in de<br />

lidstaat van aankomst. Terwijl hij bij toepassing van de gewone regels, voor ieder<br />

van zijn voor btw-doeleinden geïdentificeerde kopers in die lidstaat van aankomst,<br />

het totaal <strong>be</strong>drag van de leveringen aan deze koper zou moeten opnemen.<br />

Als gevolg van die keuze moet hij uiteraard periodieke btw-aangiften indienen in de<br />

lidstaat van aankomst van de goederen, waarin ook de leveringen volgend op de<br />

intracommunautaire verwervingen moeten worden opgenomen. Zonodig zal een<br />

aansprakelijk vertegenwoordiger moeten worden erkend in die lidstaat. In 1993<br />

kwamen de toenmalige 12 lidstaten overeen om zich niet hiertegen te verzetten maar<br />

de ondernemingen moeten wel alle gevolgen van die keuze dragen.<br />

Een van de <strong>be</strong>langrijkste gevolgen van die oplossing is dat de uiteindelijke afnemer<br />

in de lidstaat van aankomst, wanneer hij een <strong>be</strong>lastingplichtige met recht op aftrek is,<br />

de btw in principe moet voorfinancieren, hetgeen niet het geval zou zijn indien de<br />

leverancier een intracommunautaire levering van goederen zou doen, gevolgd door<br />

een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving door de klant.<br />

Er wordt echter opgemerkt dat artikel 51, § 2, eerste lid, 5° van het Wetboek <strong>be</strong>paalt<br />

dat de btw verschuldigd is door de in België gevestigde medecontractant, die<br />

gehouden is tot het indienen van btw-aangiften in de zin van artikel 53, § 1, eerste<br />

lid, 2° van het Wetboek, of door de niet in België gevestigde medecontractant die een<br />

aansprakelijk vertegenwoordiger heeft laten erkennen, wanneer de handeling<br />

(levering van goederen of dienst die geacht wordt in België plaats te vinden) wordt<br />

verricht door een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige. Bijgevolg dient de<br />

uiteindelijke afnemer de btw niet voor te financieren wanneer artikel 51, § 2, eerste<br />

lid, 5° van het Wetboek van toepassing is, aangezien hij de btw in dezelfde aangifte<br />

kan voldoen en aftrekken.<br />

310/49/2. Overbrengingen van materialen door een in een andere lidstaat dan België<br />

gevestigde aannemer, in het kader van een werk in onroerende staat in België<br />

waarbij de materialen worden ingelijfd in het bouwwerk.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige aannemer, die in een andere lidstaat dan België is<br />

gevestigd, een werk in onroerende staat (hier wordt <strong>be</strong>doeld een dienst in de zin van


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 722<br />

artikelen 18, § 1 en 19, § 2 van het Wetboek) verricht, is het mogelijk dat hij<br />

goederen uit zijn voorraad neemt en (eventueel voor zijn rekening) vervoert of<br />

verzendt vanuit zijn vestiging naar de werf in België, om ze daar in te lijven in het<br />

bouwwerk. Het <strong>be</strong>treft bijvoor<strong>be</strong>eld bakstenen, cement, spijkers, schroeven, <strong>be</strong>ton,<br />

enz. die worden ingelijfd in het bouwwerk.<br />

In principe geeft deze verzending naar België aanleiding, enerzijds, tot een met een<br />

intracommunautaire levering onder <strong>be</strong>zwarende titel gelijkgestelde overbrenging in<br />

de lidstaat van vertrek en, anderzijds, tot een met een intracommunautaire<br />

verwerving van een goed onder <strong>be</strong>zwarende titel gelijkgestelde <strong>be</strong>stemming van het<br />

goed in de zin van artikel 25quater, § 1 van het Wetboek in België (zie in dit verband<br />

Vr. en Antw. Kamer 2003-2004, 27 juli 2004, 7000 (Vr. nr. 447 FOURNAUX)).<br />

Overeenkomstig artikel 25ter, § 1 van het Wetboek is deze handeling <strong>be</strong>lastbaar. De<br />

aannemer is schuldenaar van de btw overeenkomstig artikel 51, § 1, 2° van het<br />

Wetboek. Hij heeft overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 3° van het Wetboek de<br />

verplichting om zich in België voor btw-doeleinden te identificeren en de handeling<br />

op te nemen in de periodieke btw-aangifte.<br />

Noch het Btw-Wetboek, noch Richtlijn 2006/112/EG voorzien een geval van nietoverbrenging<br />

voor deze situatie. Er wordt opgemerkt dat er wel een geval van nietoverbrenging<br />

is voorzien voor een levering van een goed met montage of installatie<br />

door of voor rekening van de leverancier (Art. 12bis, tweede lid, 1° van het Wetboek<br />

en artikel 17, lid 2, b) van Richtlijn 2006/112/EG).<br />

De overschotten van de goederen die niet effectief ingelijfd zijn in het bouwwerk en<br />

door de aannemer terug worden meegenomen naar zijn vestiging in de lidstaat van<br />

herkomst, maken in België in principe het voorwerp uit van een overbrenging in de<br />

zin van artikel 12bis, tweede lid van het Btw-Wetboek. Dergelijke overbrenging kan<br />

worden vrijgesteld door artikel 39bis, eerste lid, 4° van het Wetboek indien de in die<br />

<strong>be</strong>paling opgenomen voorwaarden vervuld zijn. Dergelijke overbrenging dient dan<br />

opgenomen te worden in de Belgische periodieke btw-aangifte en in de btw-opgave<br />

van de intracommunautaire handelingen.<br />

ADMINISTRATIEVE TOLERANTIE:<br />

De situatie in dewelke de administratie bij wijze van proef een tolerantie toestaat is<br />

deze waarbij een in een andere lidstaat gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige aannemer, die<br />

niet in België geïdentificeerd is voor btw-doeleinden en in België enkel werken in<br />

onroerende staat (dienstprestaties) verricht waarbij de verlegging van heffing naar de<br />

medecontractant van artikel 51, § 2, eerste lid, 5° van het Wetboek van toepassing is,<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

723 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

materialen die zijn <strong>be</strong>stemd om te worden ingelijfd in het bouwwerk in België uit<br />

zijn voorraad neemt en (eventueel voor zijn rekening) verzendt of vervoert van zijn<br />

vestiging naar de werf in België. Hij dient zich dan in principe enkel voor deze met<br />

een intracommunautaire verwerving van een goed onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

gelijkgestelde <strong>be</strong>stemming te identificeren in België.<br />

Enkel in deze situatie aanvaardt de administratie bij tolerantie en bij wijze van proef,<br />

dat de in een andere lidstaat gevestigde aannemer zich niet in België hoeft te<br />

identificeren voor btw-doeleinden. De administratie aanvaardt in het kader van deze<br />

tolerantie dat op de <strong>be</strong>stemming van de materialen in België (die overeenkomstig<br />

artikel 25quater, § 1 van het Wetboek wordt gelijkgesteld met een intracommunautaire<br />

verwerving van goederen onder <strong>be</strong>zwarende titel en dus overeenkomstig<br />

artikel 25ter, § 1, eerste lid van het Wetboek <strong>be</strong>lastbaar is) de vrijstelling van<br />

artikel 40bis van het Wetboek kan worden toegepast, dit voor zover de afnemer van<br />

de goederen op grond van artikel 76, § 2 in ieder geval recht zou heb<strong>be</strong>n op de<br />

volledige teruggaaf van de btw.<br />

Wat <strong>be</strong>treft de eventuele overschotten van de goederen die <strong>be</strong>stemd waren om te<br />

worden ingelijfd in het bouwwerk, maar door de <strong>be</strong>lastingplichtige terug worden<br />

meegenomen naar zijn vestiging in de lidstaat van herkomst, kan de administratie<br />

aanvaarden dat de <strong>be</strong>lastingplichtige zich voor deze overbrenging niet in België moet<br />

identificeren voor btw-doeleinden en ontheven is van de verplichting tot het indienen<br />

van een btw-opgave van de intracommunautaire handelingen.<br />

De bovengenoemde tolerantie is slechts geldig voor zover:<br />

- de <strong>be</strong>stemming van de goederen (Belgische werf) gekend is bij de aanvang van<br />

de verzending of het vervoer (overbrenging) ervan;<br />

- de goederen daadwerkelijk worden ingelijfd in het bouwwerk waarvoor zij<br />

waren <strong>be</strong>stemd en de eventuele overschot van de overgebrachte goederen terug<br />

worden meegenomen door de <strong>be</strong>lastingplichtige naar zijn vestiging in de<br />

lidstaat van herkomst;<br />

- inzake de overbrenging door de <strong>be</strong>lastingplichtige van de bovengenoemde<br />

eventuele overschotten naar zijn vestiging in de lidstaat van herkomst de<br />

voorwaarden van de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 4° van het<br />

Wetboek voldaan zijn;<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtige zou genieten van een volledig recht op aftrek van de btw<br />

indien de met een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

gelijkgestelde <strong>be</strong>stemming onderworpen zou zijn aan de btw;


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 724<br />

- de fiscale autoriteiten van de lidstaat van waaruit de materialen worden<br />

vervoerd of verzonden en naar waar de eventuele overschotten worden<br />

teruggezonden zich niet tegen deze tolerantie verzetten.<br />

De tolerantie kan in geen geval worden toegepast wanneer:<br />

- de in een andere lidstaat gevestigde aannemer om gelijk welke reden over een<br />

Belgisch btw-identificatienummer <strong>be</strong>schikt of moet <strong>be</strong>schikken;<br />

- de in een andere lidstaat gevestigde aannemer in België een voorraad van<br />

materialen aanlegt;<br />

- de naar België overgebrachte goederen op het grondgebied het voorwerp<br />

uitmaken van een levering;<br />

- de in een andere lidstaat gevestigde aannemer in België een intracommunautaire<br />

verwerving van goederen verricht in de zin van artikel 25bis van het<br />

Wetboek die <strong>be</strong>lastbaar is in de zin van artikel 25ter van het Wetboek (dit is<br />

bijvoor<strong>be</strong>eld het geval wanneer de aannemer in een andere lidstaat bakstenen<br />

koopt die door de koper, verkoper of voor hun rekening rechtstreeks worden<br />

vervoerd of verzonden naar de Belgische bouwwerf).<br />

Vanzelfsprekend is de tolerantie geen verplichting. Indien de in een andere lidstaat<br />

gevestigde aannemer wenst te worden geïdentificeerd voor btw-doeleinden, kan hem<br />

dat in geen geval worden geweigerd aangezien hij een met een intracommunautaire<br />

verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel gelijkgestelde handeling in België verricht.<br />

Als hij afstand doet van de tolerantie of als één van de voorwaarden niet is voldaan,<br />

dient de aannemer de <strong>be</strong>stemming van de goederen in de Belgische periodieke btwaangifte<br />

op te nemen (in roosters 81 en 86 maatstaf van heffing en in roosters 55 en<br />

59 respectievelijk de verschuldigde en aftrekbare btw). In dat geval kan de<br />

vrijstelling van artikel 40bis van het Btw-Wetboek niet worden ingeroepen.<br />

In dat geval dient hij de overbrenging van de eventuele overschotten van de<br />

goederen, welke <strong>be</strong>stemd waren om te worden ingelijfd in het bouwwerk, maar door<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige terug worden meegenomen naar zijn vestiging in de lidstaat van<br />

herkomst en waarbij de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 4°, van het Wetboek<br />

kan worden toegepast, op te nemen in rooster 46 van de periodieke btw-aangifte. De<br />

handeling dient tevens te worden opgenomen in de btw-opgave van de<br />

intracommunautaire handelingen (Beslissing van 15 maart 2011, nr. E.T. 119.687).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

725 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Onderafdeling 4. - Omvorming van een niet-overbrenging naar een overbrenging.<br />

310/50. Principe.<br />

Wanneer aan één van de voorwaarden voor de niet-overbrenging niet meer is<br />

voldaan, wordt het goed geacht het voorwerp uit te maken van een overbrenging die<br />

gelijkgesteld wordt met een intracommunautaire levering onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

(Wetboek, art. 12bis, derde lid).<br />

In dit geval doet het <strong>be</strong>lastbaar feit zich voor op het tijdstip waarop de voorwaarde<br />

niet meer wordt vervuld.<br />

Bijgevolg wordt ook de <strong>be</strong>stemming van het goed gelijkgesteld met een intracommunautaire<br />

verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel, vanaf het tijdstip waarop de nietoverbrenging<br />

van het goed wordt omgevormd in een overbrenging.<br />

310/51. Toepassingen.<br />

1. Goederen in huur gegeven met koopoptie.<br />

Een machine die verhuurd wordt aan een afnemer die gevestigd is in Frankrijk wordt<br />

naar deze huurder verzonden door een Belgische onderneming. Na een zekere tijd<br />

wordt de huurder eigenaar van de gehuurde machine.<br />

Op dat tijdstip is de voorwaarde gesteld in artikel 12bis, tweede lid, 6°, van het<br />

Wetboek ("het tijdelijk gebruik") niet langer meer vervuld. De verhuurder wordt op<br />

dat tijdstip geacht een overbrenging naar Frankrijk te verrichten op grond van<br />

artikel 12bis, derde lid van het Wetboek.<br />

2. Goederen verkocht op markten, <strong>be</strong>urzen, exposities, enz...<br />

Goederen worden door een Portugese onderneming vervoerd naar België in het kader<br />

van een handels<strong>be</strong>urs.<br />

Overeenkomstig artikel 25quater van het Wetboek, wordt de <strong>be</strong>stemming van de<br />

goederen niet gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwa-


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 726<br />

rende titel. Zodra deze goederen verkocht worden, is niet langer voldaan aan de<br />

voorwaarden van het "tijdelijk gebruik" en wordt de <strong>be</strong>stemming gelijkgesteld met<br />

een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

Vanaf dat tijdstip moet de Portugese onderneming voor btw-doeleinden geïdentificeerd<br />

zijn in België om zijn <strong>be</strong>stemming van goederen die gelijkgesteld wordt met<br />

een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel alsmede de daaropvolgende<br />

leveringen aan de btw te onderwerpen.<br />

Hetzelfde geldt voor de verkopen door niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

ter gelegenheid van markten, tentoonstellingen en andere in België georganiseerde<br />

manifestaties.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 5. - Het intracommunautair driehoeksverkeer<br />

Eerste onderafdeling. - Inleiding.<br />

310/52. Begrip "driehoeksverkeer".<br />

Met het <strong>be</strong>grip driehoeksverkeer worden de leveringen van goederen <strong>be</strong>doeld tussen<br />

drie partijen, waarbij de eerste partij (A) goederen verkoopt aan de tweede partij (B),<br />

die deze goederen doorverkoopt aan de derde partij (C). De goederen worden<br />

rechtstreeks vervoerd van A naar C, tussen wie geen rechtstreekse contractuele band<br />

<strong>be</strong>staat. Dit <strong>be</strong>tekent dat de factureringsstroom (A-B en B-C) niet gelijk is aan de<br />

goederenstroom (A-C). Dergelijke transacties worden ook "ABC-transacties"<br />

genoemd.<br />

Men spreekt van "intracommunautair driehoeksverkeer" wanneer de drie <strong>be</strong>trokken<br />

partijen respectievelijk gevestigd en/of, in voorkomend geval, voor de btw geïdentificeerd<br />

zijn in drie verschillende lidstaten. Wanneer twee van de drie partijen<br />

gevestigd zijn in dezelfde lidstaat of wanneer de tussenkomende partij (B) gevestigd<br />

is in een derde land, spreekt men in <strong>be</strong>ginsel van "onecht intracommunautair driehoeksverkeer".


310/53. Overzicht.<br />

(1 februari 2012)<br />

727 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

In het <strong>be</strong>stek van deze uiteenzetting worden de partijen A en B in een ABCtransactie,<br />

de verkopers dus, steeds geacht <strong>be</strong>lastingplichtigen/indieners (1) te zijn.<br />

Dat is in de praktijk de meest voorkomende situatie.<br />

De uiteindelijke verkrijger (C) kan evenwel:<br />

- een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (1) zijn;<br />

- een lid zijn van de "groep van vier" (1) dat er toe gehouden is zijn intracommunautaire<br />

verwervingen te onderwerpen aan de btw;<br />

- een lid zijn van de "groep van vier" (1) dat er niet toe gehouden is zijn<br />

intracommunautaire verwervingen te onderwerpen aan de btw;<br />

- een particulier zijn.<br />

Voor elk van deze hypothesen van intracommunautair driehoeksverkeer wordt<br />

hieronder uiteengezet hoe zij <strong>be</strong>handeld worden bij toepassing van de algemene<br />

principes van de btw-overgangsregeling (onderafdeling 2, nr. 310/54).<br />

Daarna wordt de vereenvoudigingsregeling <strong>be</strong>licht die werd uitgewerkt voor<br />

wel<strong>be</strong>paalde vormen van intracommunautair driehoeksverkeer en wordt onderzocht<br />

in welke gevallen zij van toepassing is (onderafdeling 2, nr. 310/55).<br />

Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de <strong>be</strong>handeling inzake btw van een<br />

aantal vormen van "onecht intracommunautair driehoeksverkeer" (onderafdeling<br />

3) en tot slot volgt een korte toelichting i.v.m. de multilaterale handelingen<br />

(onderafdeling 4).<br />

Opmerking.<br />

In deze afdeling wordt in principe niet ingegaan op de complicaties die kunnen<br />

voortvloeien uit de toepassing van de bijzondere regelingen zoals inzonderheid de<br />

regeling voor de nieuwe vervoermiddelen, de regeling voor de verkopen op afstand,<br />

voor het maakloonwerk of de regeling voor de "groep van vier" (1) .<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 728<br />

Onderafdeling 2. - Het intracommunautair driehoeksverkeer<br />

310/54. Niet-vereenvoudigd intracommunautair driehoeksverkeer.<br />

I. De uiteindelijke verkrijger is een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener of lid<br />

van de "groep van vier" dat geïdentificeerd is voor btw-doeleinden<br />

en die ertoe gehouden is zijn intracommunautaire verwervingen te<br />

onder-werpen aan de btw.<br />

A. Bedoelde verkrijgers.<br />

Tot deze categorie van verkrijgers <strong>be</strong>horen enerzijds de <strong>be</strong>lastingplichtigen die<br />

gehouden zijn tot indiening van periodieke aangiften en anderzijds de leden van<br />

de "groep van vier" die ertoe gehouden zijn om al hun intracommunautaire<br />

verwervingen te onderwerpen aan de btw omdat ze de drempel heb<strong>be</strong>n overschreden<br />

of geopteerd heb<strong>be</strong>n om hun intracommunautaire verwervingen aan de btw te<br />

onderwerpen.<br />

B. Toepasselijk stelsel.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Belastingplichtige/indiener A, die voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in lidstaat 1, verkoopt<br />

goederen aan <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener B, die voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in lidstaat 2. B<br />

verkoopt deze goederen door aan C, <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener of een lid van de groep van vier, die<br />

voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in lidstaat 3 en die er gehouden is om al zijn intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen. De goederen worden<br />

rechtstreeks vervoerd van A in lidstaat 1 naar C in lidstaat 3. A en C zijn niet verbonden door enige<br />

contractuele band.


Schema.<br />

(1 februari 2012)<br />

729 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

LIDSTAAT 1 LIDSTAAT 2 LIDSTAAT 3<br />

A |--------------------- B |------------------- C<br />

facturering facturering<br />

vervoer<br />

|---------------------------------------------------<br />

Waar en hoe worden de transacties A-B en B-C respectievelijk aan de btw<br />

onderworpen?<br />

De oplossing voor deze vraag volgt uit het antwoord op de volgende twee vragen:<br />

1° Waar vinden de leveringen A-B en B-C plaats?<br />

2° Aan welke van de <strong>be</strong>ide leveringen is het vervoer of de verzending van de<br />

goederen van A naar C verbonden ?<br />

1. Plaats van de levering van de goederen.<br />

In <strong>be</strong>ginsel vindt de levering plaats daar waar de goederen ter <strong>be</strong>schikking worden<br />

gesteld van de verkrijger of de overnemer. Wordt het geleverde goed evenwel<br />

vervoerd of verzonden door de leverancier, de verkrijger of een derde dan wordt als<br />

plaats van levering aangemerkt, de plaats waar dit vervoer of deze verzending naar<br />

de verkrijger aanvangt (Wetboek, art. 15, § 2).<br />

Uit deze regel volgt dat een levering van goederen nooit kan plaatsvinden in een<br />

lidstaat waar de goederen zich niet <strong>be</strong>vinden. In het voor<strong>be</strong>eld kan bijgevolg geen<br />

van <strong>be</strong>ide leveringen plaatsvinden in lidstaat 2. De goederen worden immers<br />

rechtstreeks vervoerd van lidstaat 1 naar lidstaat 3 en komen nooit op het grondgebied<br />

van lidstaat 2.<br />

2. Welke van de <strong>be</strong>ide leveringen is een "levering met vervoer"?<br />

Het is eigen aan het intracommunautair driehoeksverkeer dat het vervoer van de<br />

goederen van A naar C slechts <strong>be</strong>dongen kan zijn in één van de contractuele relaties:<br />

hetzij in de relatie A-B, hetzij in de relatie B-C.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 730<br />

Eén van de leveringen (hetzij de levering A-B, hetzij de levering B-C) is bijgevolg<br />

noodzakelijkerwijs een levering zonder vervoer, die <strong>be</strong>lastbaar is op de plaats waar<br />

de goederen ter <strong>be</strong>schikking worden gesteld van de koper of de overnemer.<br />

De levering mét vervoer is in principe <strong>be</strong>lastbaar in de lidstaat waar het vervoer of de<br />

verzending naar de verkrijger aanvangt. In lidstaat 1 dus. Deze levering is evenwel<br />

vrijgesteld in deze lidstaat, omdat zij in <strong>be</strong>ginsel steeds <strong>be</strong>antwoordt aan de<br />

omschrijving van de "vrijgestelde intracommunautaire levering":<br />

- de geleverde goederen worden door de verkoper of de verkrijger of voor hun<br />

rekening ter <strong>be</strong>stemming van de verkrijger vervoerd of verzonden naar een<br />

andere lidstaat;<br />

- de levering wordt verricht voor een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener of voor een lid<br />

van de "groep van vier" die er in de andere lidstaat toe gehouden is zijn<br />

intracommunautaire verwerving van goederen te onderwerpen aan de btw.<br />

Deze "vrijgestelde intracommunautaire levering" geeft in principe in de lidstaat van<br />

aankomst van de verzending of het vervoer van de geleverde goederen, aanleiding tot<br />

een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving die moet verricht worden door de<br />

verkrijger van deze goederen.<br />

Uit hetgeen voorafgaat blijkt duidelijk dat het antwoord op de vraag aan welke<br />

levering het vervoer verbonden is niet enkel relevant is voor de <strong>be</strong>paling van de<br />

plaats van de levering maar ook om te kunnen <strong>be</strong>palen welke van de <strong>be</strong>ide leveringen<br />

(A-B of B-C) eventueel voldoet aan de voorwaarden van de "vrijge-stelde<br />

intracommunautaire levering".<br />

3. Mogelijke hypothesen.<br />

Drie gevallen kunnen zich voordoen:<br />

a) Het vervoer A-C wordt verricht door of voor rekening van A;<br />

b) Het vervoer A-C wordt verricht door of voor rekening van B;<br />

c) Het vervoer A-C wordt verricht door of voor rekening van C.<br />

Eerste hypothese. Het vervoer wordt verricht door / voor rekening van A.<br />

In deze hypothese is het vervoer zonder enige twijfel <strong>be</strong>dongen in de relatie A-B,<br />

vermits B de enige is waarmee A contracteert. De levering B-C is bijgevolg noodzakelijkerwijs<br />

een levering zonder vervoer.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

731 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Dit <strong>be</strong>tekent dat A in lidstaat 1 (plaats van aanvang van het vervoer) een "vrijgestelde<br />

intracommunautaire levering" verricht aan B, die een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire<br />

verwerving verricht in lidstaat 3 (plaats van aankomst van het vervoer).<br />

Vooraleer hij deze intracommunautaire verwerving kan verrichten moet B, die<br />

gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in lidstaat 2, zich in principe<br />

voor de btw laten identificeren in lidstaat 3. Hij deelt dit nummer dat hem werd<br />

toegekend in lidstaat 3 mee aan A.<br />

Na deze intracommunautaire verwerving verricht B vervolgens (via B') in lidstaat 3<br />

een louter "nationale" levering (zonder vervoer) aan C, die <strong>be</strong>lastbaar is in lidstaat 3.<br />

Schema.<br />

LIDSTAAT 1 LIDSTAAT 2 LIDSTAAT 3<br />

A B B' C<br />

LEVERING |-------------------------------------------|---------<br />

VERVOER |---------------------------------------------------------<br />

Hoe wordt een dergelijke ABC-transactie <strong>be</strong>handeld in België ?<br />

1. België is lidstaat 1.<br />

De in België gevestigde en voor de btw geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige/ indiener<br />

A verricht in België (plaats van aanvang van het vervoer; Wetboek, art. 15, § 2,<br />

tweede lid, 1°) een "vrijgestelde intracommunautaire levering" (Wetboek, art. 39bis,<br />

eerste lid, 1°) aan B, die in lidstaat 3 een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving<br />

verricht. B deelt aan A het nummer mee waaronder hij voor de btw is geïdentificeerd<br />

in lidstaat 3 (B').<br />

2. België is lidstaat 2.<br />

De in België gevestigde en voor de btw geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener<br />

B verricht een intracommunautaire verwerving in lidstaat 3 gevolgd door een<br />

"nationale" levering aan C, die eveneens plaatsvindt in lidstaat 3 en aldaar <strong>be</strong>lastbaar<br />

is. Hij moet zich bijgevolg, in principe, in lidstaat 3 voor btw-doeleinden laten<br />

identificeren.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 732<br />

B heeft geen verplichtingen in België. Tenzij wanneer hij aan A zijn Belgisch btwidentificatienummer<br />

zou medegedeeld heb<strong>be</strong>n. Dan treedt de veiligheids<strong>be</strong>paling in<br />

werking, waardoor de intracommunautaire verwerving die B verricht in lidstaat 3,<br />

<strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs, geacht wordt in België plaats te vinden (Wetboek,<br />

art. 25quinquies, § 5; zie randnummer 310/31). Het concreet gevolg hiervan is dat<br />

deze verwerving, <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs, zowel in lidstaat 3 als in België aan de<br />

<strong>be</strong>lasting kan worden onderworpen.<br />

Voor dit geval is voorzien in een vereenvoudigingsregeling, waardoor B zich niet<br />

voor btw-doeleinden moet laten identificeren in lidstaat 3 (Wetboek, artikel<br />

25quinquies, § 3, derde lid; zie verder).<br />

3. België is lidstaat 3.<br />

De in lidstaat 2 gevestigde en voor de btw geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige/<br />

indiener B verricht in België (plaats van aankomst van het vervoer of de verzending)<br />

een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving (Wetboek, art. 25ter, § 1, eerste lid,<br />

en 25quinquies, § 2). Vooraleer hij deze intracommunautaire verwerving verricht<br />

moet hij zich in principe in België laten identificeren voor de btw. Volgend op deze<br />

intracommunautaire verwerving verricht hij in België een louter "nationale" levering<br />

aan C, die in België <strong>be</strong>lastbaar is (plaats van ter<strong>be</strong>schikkingstelling; Wetboek,<br />

art. 15, § 2, eerste lid).<br />

Voor dit geval is voorzien in een vereenvoudigingsregeling, waardoor B zich niet<br />

voor btw-doeleinden moet laten identificeren in België (Wetboek, art. 25ter, § 1,<br />

tweede lid, 3°; zie verder).<br />

Tweede hypothese. Het vervoer wordt verricht door of voor rekening van B<br />

In deze hypothese kan het vervoer zowel verbonden zijn aan de levering A-B als aan<br />

de levering B-C. Enkel een grondig onderzoek van de contracten en de<br />

leveringsvoorwaarden maakt het mogelijk uit te maken in welke relatie het vervoer<br />

<strong>be</strong>dongen is.<br />

Indien dit onderzoek geen uitsluitsel kan geven, dan wordt het vervoer geacht<br />

verbonden te zijn aan de relatie A-B indien B aan A een btw-nummer mededeelt dat<br />

is toegekend door de lidstaat waar hij is gevestigd (lidstaat 2) of door de lidstaat van<br />

aankomst van het vervoer of de verzending van de goederen (lidstaat 3). Het vervoer<br />

wordt evenwel geacht verbonden te zijn aan de relatie B-C, indien B aan A geen btwnummer<br />

opgeeft of een btw-nummer dat is toegekend door de lidstaat van vertrek<br />

van het vervoer of de verzending van de goederen (lidstaat 1).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

733 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Is het vervoer verbonden aan de relatie A-B, dan wordt de <strong>be</strong>trokken ABC-transactie<br />

<strong>be</strong>handeld zoals hierboven is uiteengezet voor de eerste hypothese. Is het vervoer<br />

verbonden aan de relatie B-C, dan wordt de ABC-transactie voor de toepassing van<br />

de btw <strong>be</strong>handeld zoals hieronder is uiteengezet voor de derde hypothese.<br />

Derde hypothese. Het vervoer wordt verricht door of voor rekening van C<br />

In deze hypothese is het vervoer <strong>be</strong>dongen tussen B en C. B is immers de enige<br />

waarmee C contracteert.<br />

De levering A-B is bijgevolg een louter "nationale" levering (zonder vervoer) die<br />

plaatsvindt en <strong>be</strong>lastbaar is in lidstaat 1 (waar de goederen ter <strong>be</strong>schikking worden<br />

gesteld van B).<br />

B verricht in deze lidstaat 1 (plaats van aanvang van vervoer of verzending van de<br />

goederen naar C) een "vrijgestelde intracommunautaire levering" aan C, die een<br />

<strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving verricht in lidstaat 3 (plaats van aankomst<br />

van het vervoer of de verzending).<br />

Vermits B in lidstaat 1 een intracommunautaire levering verricht, moet hij zich daar<br />

in <strong>be</strong>ginsel voor btw-doeleinden laten identificeren.<br />

Schema.<br />

LIDSTAAT 1 LIDSTAAT 2 LIDSTAAT 3<br />

A B' B C<br />

LEVERING |------------|----------------------------------------<br />

VERVOER |---------------------------------------------------<br />

1. België is lidstaat 1.<br />

De in België gevestigde en voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige/<br />

indiener A verricht hier te lande (plaats van ter<strong>be</strong>schikkingstelling; Wetboek, art. 15,<br />

§ 2, eerste lid) een "nationale" levering (zonder vervoer) aan B, die gevestigd en voor<br />

btw-doeleinden geïdentificeerd is in lidstaat 2. Deze levering is <strong>be</strong>lastbaar in België.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 734<br />

B verricht vervolgens in België (plaats van aanvang van vervoer; Wetboek,<br />

artikel 15, § 2, tweede lid, 1°) een "vrijgestelde intracommunautaire levering" aan C,<br />

die gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in lidstaat 3 (Wetboek,<br />

art. 39bis, eerste lid, 1°). Vooraleer hij deze levering kan verrichten, moet B zich<br />

evenwel in België laten identificeren voor btw-doeleinden.<br />

2. België is lidstaat 2.<br />

De in België gevestigde en voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige/<br />

indiener B verricht een "vrijgestelde intracommunautaire levering" in lidstaat 1. Hij<br />

moet zich daar in principe voor de btw laten identificeren.<br />

3. België is lidstaat 3.<br />

De in België gevestigde en voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige/<br />

indiener C verricht hier te lande een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving van<br />

goederen (plaats van aankomst van het vervoer; Wetboek, art. 25quinquies, § 2).<br />

II. De uiteindelijke verkrijger is hetzij een particulier, hetzij een lid van<br />

de "groep van vier" dat er niet toe gehouden is zijn intracommunautaire<br />

verwervingen te onderwerpen aan de btw.<br />

A. Bedoelde verkrijgers.<br />

Tot deze categorie van verkrijgers, <strong>be</strong>horen enerzijds de particulieren en anderzijds<br />

de leden van de "groep van vier" die er niet toe gehouden zijn om al hun<br />

intracommunautaire verwervingen aan de btw te onderwerpen omdat ze de drempel<br />

niet overschreden heb<strong>be</strong>n en niet heb<strong>be</strong>n geopteerd om hun intracommunautaire<br />

verwervingen te onderwerpen aan de btw.<br />

B. Toepasselijk stelsel.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Belastingplichtige/indiener A, die voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in lidstaat 1, verkoopt<br />

goederen aan <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener B, die voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in lid-staat 2.<br />

B verkoopt de goederen door aan particulier C, die gevestigd is in lidstaat 3. De goederen worden<br />

rechtstreeks vervoerd van A in lidstaat 1 naar C in lidstaat 3. A en C zijn niet verbonden door enige<br />

contractuele band.


Schema.<br />

(1 februari 2012)<br />

735 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

LIDSTAAT 1 LIDSTAAT 2 LIDSTAAT 3<br />

A |--------------------- B |------------------- C<br />

facturering facturering<br />

vervoer<br />

|---------------------------------------------------<br />

1° Plaats van de levering van de goederen.<br />

Overeenkomstig de algemene regel is dit in principe de plaats waar de geleverde<br />

goederen ter <strong>be</strong>schikking gesteld worden van de verkrijger of overnemer (C),<br />

<strong>be</strong>halve indien het geleverde goed vervoerd of verzonden wordt door de leverancier,<br />

de verkrijger of een derde. Dan vindt de levering plaats daar waar dit vervoer of deze<br />

verzending naar de verkrijger aanvangt (Wetboek, art. 15, § 2).<br />

Rekening houdend met de hoedanigheid van de verkrijger in de onder dit punt<br />

<strong>be</strong>handelde hypothese (particulier of lid van de groep van vier dat er niet toe<br />

gehouden is zijn intracommunautaire verwervingen te onderwerpen aan de btw) kan<br />

in voorkomend geval, indien aan alle voorwaarden ter zake is voldaan, de bijzondere<br />

regeling van de verkopen op afstand van toepassing zijn (z. Hoofdstuk XIII, afdeling<br />

4). Waardoor de plaats van de levering verschuift naar de plaats waar de goederen<br />

zich <strong>be</strong>vinden op het tijdstip van de aankomst van de verzending of het vervoer naar<br />

de afnemer.<br />

Deze regeling is in principe van toepassing wanneer:<br />

a) de levering <strong>be</strong>trekking heeft op ofwel andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen,<br />

goederen die worden geïnstalleerd of gemonteerd door of voor<br />

rekening van de leverancier ofwel op accijnsproducten die worden verkocht<br />

aan particulieren;<br />

b) de geleverde goederen verzonden of vervoerd worden vanuit een lidstaat naar<br />

de afnemer in een andere lidstaat door of voor rekening van de leverancier;<br />

c) de verkrijger een particulier is of een lid van de "groep van vier" dat er niet toe<br />

gehouden al is zijn intracommunautaire verwervingen aan de btw te<br />

onderwerpen (wat de accijnsproducten <strong>be</strong>treft, kan de koper enkel een<br />

particulier zijn);


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 736<br />

d) de leverancier de leveringsdrempel zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 34 van Richtlijn<br />

2006/112/EG - voorheen artikel 28ter, titel B, 2, van de Zesde richtlijn, naar de<br />

lidstaat van <strong>be</strong>stemming heeft overschreden gedurende het lopende of het<br />

voorafgaande kalenderjaar of ervoor geopteerd heeft de <strong>be</strong>doelde leveringen<br />

aan de btw te onderwerpen in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming (Wetboek, artikel 15,<br />

§ 4 en § 5) (voor de accijnsproducten verkocht aan particulieren, is de regeling<br />

van de verkopen op afstand steeds van toepassing).<br />

2° Welke van de <strong>be</strong>ide leveringen is een levering met vervoer ?<br />

Het antwoord op deze vraag is relevant:<br />

- om te <strong>be</strong>palen waar de <strong>be</strong>trokken leveringen plaatsvinden;<br />

- om uit te maken welke van de <strong>be</strong>ide leveringen in voorkomend geval voldoet<br />

aan de voorwaarden van de "vrijgestelde intracommunautaire levering";<br />

- om uit te maken of in voorkomend geval de regeling van de verkopen op<br />

afstand van toepassing is (zie voorwaarde b) hierboven).<br />

3. Mogelijke hypothesen.<br />

Drie gevallen kunnen zich voordoen:<br />

a) het vervoer A-C wordt verricht door of voor rekening van A;<br />

b) het vervoer A-C wordt verricht door of voor rekening van B;<br />

c) het vervoer A-C wordt verricht door of voor rekening van C.<br />

Eerste hypothese. Het vervoer wordt verricht door/voor rekening van A<br />

Wat de <strong>be</strong>handeling inzake btw <strong>be</strong>treft van deze hypothese wordt verwezen naar<br />

hetgeen is uiteengezet voor de eerste hypothese onder punt I, B, hierboven (m.b.t. de<br />

ABC-transacties waarbij de uiteindelijke afnemer een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener is<br />

of een lid van de "groep van vier" dat ertoe gehouden is al zijn verwervingen aan de<br />

btw te onderwerpen omdat hij de drempel heeft overschreden of geopteerd heeft om<br />

al zijn intracommunautaire verwervingen aan de btw te onderwerpen).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

737 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Tweede hypothese. Het vervoer wordt verricht door/voor rekening van B<br />

In deze hypothese kan het vervoer zowel verbonden zijn aan de levering A-B als aan<br />

de levering B-C. Enkel een grondig onderzoek van de contracten en de<br />

leveringsvoorwaarden maakt het mogelijk uit te maken in welke relatie het vervoer<br />

<strong>be</strong>dongen is.<br />

Indien deze elementen geen uitsluitsel geven, kan teruggevallen worden op de<br />

vermoedens die worden uiteengezet voor de tweede hypothese onder punt I, B,<br />

hierboven.<br />

Wanneer het vervoer <strong>be</strong>dongen is in de relatie A-B, dan wordt de <strong>be</strong>trokken ABCtransactie<br />

<strong>be</strong>handeld zoals onder I, B, hierboven is uiteengezet voor de eerste<br />

hypothese.<br />

Hoe worden de leveringen A-B en B-C respectievelijk inzake btw <strong>be</strong>handeld ingeval<br />

het vervoer van de goederen verbonden is aan de levering B-C ? De levering A-B is<br />

dan noodzakelijkerwijs een levering zonder vervoer. Zij vindt dus plaats en wordt<br />

aan de btw onderworpen in de lidstaat waar de geleverde goederen ter <strong>be</strong>schikking<br />

gesteld worden van de verkrijger, d.w.z. in lidstaat 1.<br />

De levering B-C, die met vervoer is, wordt in <strong>be</strong>ginsel geacht plaats te vinden in de<br />

lidstaat van aanvang van dit vervoer, d.w.z. lidstaat 1. Zij wordt bijgevolg in principe<br />

in deze lidstaat aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen. Deze levering voldoet in elk geval niet<br />

aan de voorwaarden van een "vrijgestelde intracommunautaire levering" in de zin<br />

van artikel 39bis, eerste lid, 1° van het Btw-Wetboek, vermits de afnemer C geen<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige/indiener is noch een lid van de "groep van vier" dat ertoe<br />

gehouden is zijn intracommunautaire verwervingen te onderwerpen aan de btw.<br />

Ingevolge de levering die hij er verricht aan C, moet B zich in <strong>be</strong>ginsel voor de btw<br />

laten identificeren in lidstaat 1.<br />

Schema.<br />

LIDSTAAT 1 LIDSTAAT 2 LIDSTAAT 3<br />

A B' B C<br />

LEVERING |------------|----------------------------------------<br />

VERVOER |---------------------------------------------------


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 738<br />

Deze redenering gaat evenwel slechts op in de mate dat B (via B') de drempel inzake<br />

de verkopen op afstand naar lidstaat 3 niet heeft overschreden of niet heeft geopteerd<br />

voor de toepassing van deze regeling. Eens deze drempel overschreden, verschuift de<br />

plaats van levering van de lidstaat van aanvang van het vervoer (lidstaat 1) naar de<br />

lidstaat waar de goederen zich <strong>be</strong>vinden op het tijdstip van de aankomst van de<br />

verzending of het vervoer naar de verkrijger (lidstaat 3). De levering B-C wordt dan<br />

niet meer geacht plaats te vinden in lidstaat 1 doch wel in lidstaat 3. B moet zich dan<br />

bijgevolg voor de btw laten identificeren in lidstaat 3 ingevolge de levering die hij er<br />

verricht aan C.<br />

Schema.<br />

(1 februari 2012)<br />

LIDSTAAT 1 LIDSTAAT 2 LIDSTAAT 3<br />

A B' B B'' C<br />

LEVERING --------|----------------------------- |----------<br />

niet-overbrenging<br />

VERVOER |------------------------------------------------------------<br />

Welke is de <strong>be</strong>handeling van deze ABC-transactie in België, in de veronderstelling<br />

dat het vervoer verbonden is aan de levering B-C?<br />

1. België is lidstaat 1.<br />

- Principe.<br />

Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener A verricht in België (plaats van ter<strong>be</strong>schikkingstelling;<br />

Wetboek, art. 15, § 2, eerste lid) een louter "nationale" levering (zonder<br />

vervoer) aan B die in lidstaat 2 gevestigd en voor de btw geïdentificeerd is. Over<br />

deze levering is Belgische btw verschuldigd. B verricht vervolgens in België (plaats<br />

van aanvang van het vervoer naar C; Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid, 1°) een<br />

levering aan de particulier C, die gevestigd is in lidstaat 3. Over deze levering is<br />

eveneens Belgische btw verschuldigd. Vooraleer hij deze levering verricht moet B<br />

zich in principe in België laten identificeren voor btw-doeleinden.


- Verkoop op afstand.<br />

(1 februari 2012)<br />

739 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Het is in functie van de verkopen die B' verricht vanuit België, dat wordt onderzocht<br />

of toepassing moet gemaakt worden van de regeling van de verkopen op afstand. Het<br />

is dus slechts wanneer B' de drempel voor de verkopen op afstand vanuit België naar<br />

lidstaat 3 overschrijdt of opteert voor de toepassing van de regeling van de verkopen<br />

op afstand, dat werkelijk toepassing wordt gemaakt van deze regeling.<br />

Indien B' de drempel voor de verkopen op afstand overschrijdt of opteert voor de<br />

toepassing van dit stelsel, dan wordt de plaats van levering niet meer geacht België te<br />

zijn, doch wel lidstaat 3 (Wetboek, art. 15, § 5, 2°). B' wordt dan geacht een nietoverbrenging<br />

te verrichten van de <strong>be</strong>trokken goederen naar lidstaat 3 (Wetboek,<br />

art. 12bis, tweede lid, 1°), waar hij vervolgens de goederen levert aan C.<br />

2. België is lidstaat 2.<br />

De in België gevestigde en voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige/<br />

indiener B verricht een levering aan C die plaatsvindt hetzij in lidstaat 1 (wanneer de<br />

regeling van de verkopen op afstand niet van toepassing is), hetzij in lidstaat 3<br />

(wanneer de regeling van de verkopen op afstand wél van toepassing is). Het hangt<br />

van de wetgeving in lidstaat 1 en lidstaat 3 af of B zich daar voor btw-doeleinden<br />

moet laten identificeren (B' en/of B'').<br />

3. België is lidstaat 3.<br />

- Principe.<br />

Belastingplichtige/indiener B die in lidstaat 2 gevestigd en voor btw-doeleinden<br />

geïdentificeerd is, verricht een levering aan de Belgische particulier C, die in<br />

<strong>be</strong>ginsel plaatsvindt en aan de btw onderworpen wordt in lidstaat 1 (plaats van<br />

aanvang van het vervoer naar C). B heeft zich in principe, vooraleer hij de levering<br />

verricht aan C, voor btw-doeleinden laten identificeren in lidstaat 1.<br />

- Verkoop op afstand.<br />

Wanneer B' de drempel van 35.000 EUR aan leveringen met <strong>be</strong>stemming België<br />

overschrijdt of in lidstaat 1 heeft geopteerd voor de toepassing van het stelsel van de<br />

verkopen op afstand, dan wordt de levering B-C geacht plaats te vinden in België<br />

(Wetboek, art. 15, § 4) en is er Belgische btw over verschuldigd. B moet zich in<br />

België voor btw-doeleinden laten identificeren (B'').


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 740<br />

B wordt geacht een niet-overbrenging te verrichten van de goederen vanuit lidstaat 1<br />

naar België, die in België geen aanleiding geeft tot een gelijkgestelde intracommunautaire<br />

verwerving (Wetboek, art. 25quater, § 1, tweede lid en art. 12bis, tweede<br />

lid, 1° ). B (B'') verricht vervolgens in België een levering aan C.<br />

Derde hypothese. Het vervoer wordt verricht door / voor rekening van C<br />

In deze hypothese is het vervoer noodzakelijkerwijs verbonden aan de levering B-C.<br />

B is immers de enige waarmee C contracteert. Zowel A als B verrichten een levering<br />

die plaatsvindt en <strong>be</strong>lastbaar is in lidstaat 1. De levering A-B, die de levering is<br />

zonder vervoer, vindt plaats in lidstaat 1 omdat de goederen daar ter <strong>be</strong>schikking<br />

gesteld worden van afnemer B. De levering B-C vindt eveneens plaats in lidstaat 1,<br />

omdat het vervoer of de verzending van de goederen door C daar aanvangt.<br />

Welke is de <strong>be</strong>handeling van dergelijke ABC-transactie in België ?<br />

1. België is lidstaat 1.<br />

De Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener A verricht in België (plaats van ter<strong>be</strong>schikkingstelling;<br />

Wetboek, art. 15, § 2, eerste lid) een <strong>be</strong>lastbare levering aan B, die<br />

gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in lidstaat 2.<br />

B is ertoe gehouden zich in België voor de btw te laten identificeren. Hij verricht<br />

immers in België (plaats van aanvang van vervoer; Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid,<br />

1°) een <strong>be</strong>lastbare levering aan C.<br />

De particulier C die gevestigd is in lidstaat 3 en die de goederen komt ophalen in<br />

België, <strong>be</strong>taalt over deze aankoop de Belgische btw.<br />

2. België is lidstaat 2.<br />

Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener B verricht in lidstaat 1 een levering aan C. In<br />

principe moet hij zich daar dus voor btw-doeleinden laten identificeren.<br />

3. België is lidstaat 3.<br />

De Belgische particulier C koopt goederen in lidstaat 1 en gaat deze daar afhalen. Hij<br />

<strong>be</strong>taalt over deze aankoop de in lidstaat 1 verschuldigde btw. In België is geen btw<br />

verschuldigd.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

741 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

III. Bijzonder geval: de tussenpersoon koper - wederverkoper is<br />

gevestigd of voor btw-doeleinden geïdentificeerd zowel in de lidstaat<br />

van vertrek als in de lidstaat van aankomst van de goederen.<br />

Stel dat <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener A, die voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in<br />

lidstaat 1, goederen verkoopt aan <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener B, die voor btwdoeleinden<br />

geïdentificeerd is in lidstaat 2. B verkoopt de <strong>be</strong>trokken goederen door<br />

aan <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener C, die voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in<br />

lidstaat 3. De goederen worden rechtstreeks vervoerd van A in lidstaat 1 naar C in<br />

lidstaat 3. A en C zijn niet verbonden door enig contractuele band.<br />

De wijze waarop een dergelijke ABC-transactie wordt <strong>be</strong>handeld hangt volkomen af<br />

van de vraag aan welke levering (A-B of B-C) het vervoer van de goederen van A<br />

naar C verbonden is (zie hierboven). In principe moet dit blijken uit een onderzoek<br />

van de contracten.<br />

Indien het vervoer verricht wordt door of voor rekening van A, lijdt het geen twijfel<br />

dat het vervoer <strong>be</strong>dongen is in de relatie A-B. A verricht dan in principe in lidstaat 1<br />

(plaats van aanvang van het vervoer) een "vrijgestelde intracommunautaire levering"<br />

aan B, die een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving verricht in lidstaat 3<br />

(plaats van aankomst van het vervoer). B verricht vervolgens een louter "nationale"<br />

levering (zonder vervoer) aan C in lidstaat 3 (plaats van de ter<strong>be</strong>schikkingstelling).<br />

Indien het vervoer verricht wordt door of voor rekening van C, dan vindt het vervoer<br />

plaats in de relatie B-C. A verricht dan een louter "nationale" levering in lidstaat 1<br />

(plaats van de ter<strong>be</strong>schikkingstelling) aan B, die in principe in lidstaat 1 (plaats van<br />

aanvang van het vervoer) een "vrijgestelde intracommunautaire levering" verricht<br />

aan C. Deze verricht een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving in lidstaat 3<br />

(plaats van aankomst van het vervoer).<br />

Wordt het vervoer verricht door of voor rekening van B, dan kan het vervoer zowel<br />

verbonden zijn aan de levering A-B als aan de levering B-C. Als praktische regel, en<br />

<strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs door de partijen of de administratie, wordt evenwel<br />

verondersteld dat het vervoer <strong>be</strong>dongen werd:<br />

- in de relatie A-B, wanneer B aan A zijn btw-identificatienummer opgeeft dat<br />

hem werd toegekend in de lidstaat van aankomst van de goederen (lidstaat 3).<br />

Dezelfde regeling is dan van toepassing als deze uiteengezet voor het geval<br />

waarin het vervoer verricht wordt door of voor rekening van A (zie hiervoor);


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 742<br />

- in de relatie B-C, wanneer B aan A geen btw-identificatienummer opgeeft of<br />

het btw-identificatienummer dat hem werd toegekend in de lidstaat van vertrek<br />

van de goederen (lidstaat 1). Dezelfde regeling is dan van toepassing als deze<br />

uiteengezet voor het geval waarin het vervoer verricht wordt door of voor<br />

rekening van C (zie hiervoor).<br />

310/55. Vereenvoudigd intracommunautair driehoeksverkeer.<br />

I. Principe en voorwaarden.<br />

A. Inleiding.<br />

De toepassing van de <strong>be</strong>palingen van de overgangsregeling op ABC-transacties heeft<br />

in principe steeds tot gevolg dat de tussenkomende partij (B) zich in een andere<br />

lidstaat voor btw-doeleinden moet laten identificeren. Aangezien deze verplichtingen<br />

het intracommunautair handelsverkeer aanzienlijk kunnen <strong>be</strong>lemmeren heeft<br />

de Europese Commissie een vereenvoudigingsregeling uitgewerkt voor wel<strong>be</strong>paalde<br />

ABC-transacties, die werd opgenomen in de Richtlijn 92/111/EEG van 14 decem<strong>be</strong>r<br />

1992.<br />

B. Principe.<br />

Hernemen we het eerste voor<strong>be</strong>eld: <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener A, die voor btwdoeleinden<br />

geïdentificeerd is in lidstaat 1, verkoopt goederen aan <strong>be</strong>lastingplichtige/<br />

indiener B, die voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in lidstaat 2. B verkoopt deze<br />

goederen door aan C, <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener of lid van de groep van vier, die<br />

voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in lidstaat 3 en er gehouden is zijn intracommunautaire<br />

verwervingen aan de btw te onderwerpen. De goederen worden rechtstreeks<br />

vervoerd van A in lidstaat 1 naar C in lidstaat 3. A en C zijn niet verbonden<br />

door enig contractuele band.<br />

(1 februari 2012)


Schema.<br />

(1 februari 2012)<br />

743 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

LIDSTAAT 1 LIDSTAAT 2 LIDSTAAT 3<br />

A |------------------ B |----------------- C<br />

facturering facturering<br />

vervoer<br />

|---------------------------------------------<br />

Zoals hoger te lezen staat moet B, afhankelijk van wat overeengekomen is omtrent<br />

het vervoer van de goederen van A naar C, zich ofwel in lidstaat 1 ofwel in lidstaat 3<br />

voor de btw laten identificeren.<br />

De vereenvoudigingsregeling draagt enkel een oplossing aan voor de ABCtransactie<br />

waarbij B er in principe toe gehouden is zich voor de btw te laten<br />

identificeren in de lidstaat van aankomst van de goederen (lidstaat 3 dus). Dit<br />

kan enkel het geval zijn wanneer het vervoer van de goederen van A naar C<br />

verbonden is aan de levering A-B.<br />

Dan verricht A immers in principe in lidstaat 1 (aanvang van het vervoer) een<br />

"vrijgestelde intracommunautaire levering" aan B, die een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire<br />

verwerving verricht in lidstaat 3 (aankomst van het vervoer). B verricht dan<br />

vervolgens een louter "nationale" levering (zonder vervoer) aan C in lidstaat 3 (plaats<br />

van ter<strong>be</strong>schikkingstelling). Het is ingevolge de intracommunautaire verwerving en,<br />

in voorkomend geval, de levering aan C die hij er verricht dat B zich in principe in<br />

lidstaat 3 voor btw-doeleinden moet laten identificeren.<br />

Hoe vermijdt de vereenvoudigingsregeling dat B zich voor btw-doeleinden moet<br />

laten identificeren in lidstaat 3 ?<br />

Enerzijds door te stellen dat de intracommunautaire verwerving die B verricht in<br />

lidstaat 3 niet onderworpen is aan de <strong>be</strong>lasting.<br />

En anderzijds door de uiteindelijke verkrijger van de goederen (C) schuldenaar<br />

te maken van de btw die in lidstaat 3 verschuldigd is over de levering die B er<br />

verricht aan C. Hierdoor wordt B in principe van elke verplichting ontslagen in<br />

lidstaat 3: de intracommunautaire verwerving die hij er verricht is niet aan de<br />

<strong>be</strong>lasting onderworpen en C is schuldenaar van de btw verschuldigd over de levering<br />

die B heeft verricht.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 744<br />

C. Voorwaarden.<br />

Er kan toepassing gemaakt worden van de vereenvoudigingsregeling indien:<br />

1° B niet gevestigd is in lidstaat 3 maar een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener is die<br />

voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in een andere lidstaat dan die van<br />

het vertrek (lidstaat 1) of de aankomst (lidstaat 3) van de goederen. Als B<br />

niet gevestigd is in lidstaat 3, maar er voor btw-doeleinden geïdentificeerd is<br />

dan heeft hij de keuze: hij mag toepassing maken van de gewone regeling<br />

(zoals uiteengezet hierboven) of hij mag de vereenvoudigingsregeling<br />

toepassen (op voorwaarde dat aan alle andere voorwaarden ter zake is<br />

voldaan);<br />

2° B de goederen verwerft in lidstaat 3 om ze er vervolgens te leveren aan de<br />

uiteindelijke afnemer C. Uit deze voorwaarde volgt dat de vereenvoudigingsregeling<br />

nooit van toepassing kan zijn op ABC-transacties waarbij het<br />

vervoer verbonden is aan de levering B-C. Dan is de levering A-B immers<br />

noodzakelijkerwijs een levering zonder vervoer die plaatsvindt in lidstaat 1 en<br />

die aldaar <strong>be</strong>last wordt. B moet zich dan in principe in lidstaat 1 voor btwdoeleinden<br />

laten identificeren omdat hij er een "vrijgestelde intracommunautaire<br />

levering" verricht aan C. C verricht dan een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire<br />

verwerving in lidstaat 3. In deze veronderstelling verricht B dus<br />

geen intracommunautaire verwerving in lidstaat 3 en kan de vereenvoudigings-regeling<br />

bijgevolg niet van toepassing zijn;<br />

3° De goederen rechtstreeks verzonden worden van lidstaat 1 naar lidstaat<br />

3;<br />

4° De uiteindelijke afnemer (C) een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener is of een lid<br />

van de "groep van vier" die voor btw-doeleinden geïdentificeerd zijn in<br />

lidstaat 3;<br />

5° C door een uitdrukkelijke vermelding op de factuur, die wordt uitgereikt<br />

door B, aangeduid wordt als de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting die verschuldigd<br />

is over de levering B-C.<br />

(1 februari 2012)


II. Toepassing in België<br />

(1 februari 2012)<br />

745 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Eerste hypothese: België is lidstaat 2 (Wetboek, art. 25quinquies, § 3,<br />

derde lid)<br />

Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener B is er niet toe gehouden zich voor btwdoeleinden<br />

te laten identificeren in een andere lidstaat indien:<br />

1° B de goederen die hij levert aan C verkrijgt via een intracommunautaire<br />

verwerving in lidstaat 3 (Wetboek, art. 25quinquies, § 3, derde lid, 1°). Dit wil<br />

zeggen dat B er moet voor zorgen dat het vervoer van de goederen naar C<br />

verbonden is aan de levering die A aan hem verricht. Dan verricht A in<br />

lidstaat 1 in principe een "vrijgestelde intracommunautaire levering" aan B, die<br />

dan inderdaad de goederen verkrijgt via een intracommunautaire verwerving in<br />

lidstaat 3.<br />

2° B de goederen in lidstaat 3 verwerft met het oog op een volgende levering<br />

ervan in deze lidstaat aan een andere <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener of aan een lid<br />

van de "groep van vier" die aldaar voor btw-doeleinden geïdentificeerd zijn<br />

(Wetboek, art. 25quinquies, § 3, derde lid, 2° en 4°).<br />

3° de goederen die B heeft verworven vanuit een andere lidstaat dan België<br />

rechtstreeks worden verzonden of vervoerd naar diegene voor wie B de<br />

volgende levering verricht (Wetboek, art. 25quinquies, § 3, derde lid, 3°).<br />

Concreet <strong>be</strong>tekent dit dat de goederen rechtstreeks moeten verzonden worden<br />

van lidstaat 1 naar C in lidstaat 3.<br />

Tweede hypothese: België is lidstaat 3 (Wetboek, art. 25ter, § 1, tweede lid, 3°)<br />

Belastingplichtige/indiener B die voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in lidstaat 2,<br />

moet zich in principe in België voor btw-doeleinden laten identificeren wegens de<br />

intracommunautaire verwerving en de levering die hij in België verricht. Hoe<br />

vermijdt het Belgische Btw-Wetboek dat B aan deze verplichting moet voldoen ?<br />

Door toepassing te maken van de principes die hierboven reeds werden uitgelegd.<br />

Artikel 25ter, § 1, tweede lid, 3°, van het Wetboek stelt dat de intracommunautaire<br />

verwerving die B in <strong>be</strong>ginsel in België verricht als spiegel<strong>be</strong>eld van de "vrijgestelde<br />

intracommunautaire levering" door A in lidstaat 1, niet onderworpen is aan de btw<br />

indien aan een aantal voorwaarden is voldaan.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 746<br />

Zoals hoger uiteengezet, kan deze vereenvoudigingsregeling slechts van toepassing<br />

zijn indien het vervoer van de goederen naar C verbonden is aan de levering A-B.<br />

Enkel in dat geval verricht A in lidstaat 1 een "vrijgestelde intracommunautaire<br />

levering" en verricht B, in principe, in België een intracommunautaire verwerving<br />

(gevolgd door een "nationale" levering aan C).<br />

Zoals eveneens hoger uiteengezet, kan de vereenvoudigingsregeling slechts van<br />

toepassing zijn wanneer B niet is gevestigd in België (lidstaat 3), maar een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is die voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in een andere lidstaat<br />

dan die van vertrek (lidstaat 1) of aankomst (België) van de goederen. De<br />

administratie aanvaardt eveneens de toepassing van de vereenvoudigingsregeling in<br />

de volgende gevallen, voor zover natuurlijk alle andere voorwaarden vervuld zijn en<br />

het vervoer verbonden is aan de levering A-B:<br />

- wanneer B tegelijk in lidstaat 1 en lidstaat 2 is gevestigd en/of geïdentificeerd;<br />

- wanneer B tegelijk in lidstaat 2 en lidstaat 3 is geïdentificeerd voor btwdoeleinden;<br />

De intracommunautaire verwerving die B verricht in België is hier te lande niet aan<br />

de <strong>be</strong>lasting onderworpen indien:<br />

1° B deze intracommunautaire verwerving van de goederen verricht met het oog<br />

op een volgende levering ervan in België aan een andere <strong>be</strong>lastingplichtige/<br />

indiener of een lid van de "groep van vier" dat voor btw-doeleinden geïdentificeerd<br />

is in België en gehouden is om al zijn intracommunautaire verwervingen<br />

van goederen in België aan de btw te onderwerpen. De uiteindelijke<br />

afnemer kan dus zowel:<br />

- een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener zijn;<br />

- een lid zijn van de "groep van vier" dat ertoe gehouden is om al zijn<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen aan de btw te onderwerpen<br />

omdat hij de drempel heeft overschreden of geopteerd heeft om<br />

zijn intracommunautaire verwervingen van goederen aan de btw te<br />

onderwerpen;<br />

2° de door B verworven goederen rechtstreeks vervoerd of verzonden worden uit<br />

een andere lidstaat dan die waar hij voor btw-doeleinden geïdentificeerd is,<br />

naar degene voor wie hij de volgende levering verricht. De goederen moeten<br />

bijgevolg rechtstreeks verzonden worden van lidstaat 1 naar de uiteindelijke<br />

afnemer C in België;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

747 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

3° de uiteindelijke afnemer C overeenkomstig artikel 51, § 2, eerste lid, van het<br />

Wetboek aangeduid wordt als schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting die verschuldigd is<br />

over de levering die B in België aan hem verricht. De Belgische uiteindelijke<br />

afnemer wordt overeenkomstig de <strong>be</strong>palingen van het Btw-Wetboek aangeduid<br />

als schuldenaar van de bovenvermelde btw op voorwaarde:<br />

a) dat hij houder is van een btw-identificatienummer dat de letters BE<br />

<strong>be</strong>vat;<br />

b) dat hij in het <strong>be</strong>zit is van een factuur die hem werd uitgereikt door B en<br />

waarop:<br />

- verwezen wordt naar artikel 25ter, § 1, tweede lid, 3°, van het<br />

Wetboek of artikel 141 van Richtlijn 2006/112/EG;<br />

- het btw-identificatienummer vermeld wordt waaronder B is<br />

geïdentificeerd in lidstaat 2 en waaronder hij de intracommunautaire<br />

verwerving en de daarop aansluitende levering in België<br />

heeft verricht;<br />

- het btw-identificatienummer, dat de letters BE <strong>be</strong>vat, vermeld<br />

wordt van de Belgische uiteindelijke afnemer (C) en de vermelding<br />

"<strong>be</strong>lasting te voldoen door de medecontractant" en de uitdrukkelijke<br />

verwijzing naar hetzij artikel 197 van Richtlijn 2006/112/<br />

EG, hetzij artikel 51, § 2 , eerste lid, 2°, van het Wetboek (KB<br />

nr. 1, art. 5, § 1, 4°, c en 9°).<br />

Eens aan al deze voorwaarden is voldaan, is B ervan ontslagen zich in België voor<br />

btw-doeleinden te laten identificeren. Het is dan de Belgische uiteindelijke afnemer<br />

C die de btw moet voldoen die verschuldigd is over de levering die B aan hem heeft<br />

verricht in België.<br />

Onderafdeling 3. - Het "onecht" intracommunautair driehoeksverkeer.<br />

310/56. Inleiding.<br />

Met de term "onecht" intracommunautair driehoeksverkeer wordt verwezen naar de<br />

transacties die wel kunnen <strong>be</strong>stempeld worden als "driehoeksverkeer" omdat er drie<br />

handelaars aan deelnemen, maar waarbij slechts twee lidstaten <strong>be</strong>trokken zijn.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 748<br />

Twee situaties kunnen zich voordoen:<br />

- het "driehoeksverkeer" vindt plaats tussen slechts twee lidstaten;<br />

- het "tussenliggende" land is geen lidstaat van de Europese Gemeenschap.<br />

Dergelijke ABC-transacties kunnen in principe niet onder de toepassing vallen van<br />

de vereenvoudigingsregeling voor intracommunautair driehoeksverkeer, omdat deze<br />

regeling steeds een driehoeksverkoop veronderstelt tussen drie verschillende Lidstaten<br />

evenals een tussenkomende partij (B) die voor btw-doeleinden geïdentificeerd<br />

is in een lidstaat.<br />

310/57. Driehoeksverkeer tussen twee lidstaten (1) .<br />

- De goederen worden naar een andere lidstaat verzonden: België is lidstaat<br />

van vertrek.<br />

1° Voor<strong>be</strong>eld.<br />

A, een in België gevestigde en voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige, verkoopt<br />

goederen aan B, een andere in België gevestigde en voor btw-doeleinden geïden-tificeerde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, die de goederen op zijn <strong>be</strong>urt doorverkoopt aan C, een in Frankrijk voor btwdoeleinden<br />

geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon die eveneens<br />

voor btw doeleinden is geïdentificeerd in Frankrijk en gehouden is om daar al zijn intracommunautaire<br />

verwerving van goederen aan de btw te onderwerpen. De goederen worden<br />

rechtstreeks verzonden of vervoerd vanuit de opslagplaats van A naar C in Frankrijk.<br />

Schema.<br />

(1 februari 2012)<br />

BELGIE FRANKRIJK<br />

A B C<br />

FACTURERING |----------|--------------------------------<br />

VERVOER |-----------------------------------------------<br />

(1) z. Terminologie nr. 310/9


2° Fiscale <strong>be</strong>handeling.<br />

(1 februari 2012)<br />

749 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

De leveringen A-B en B-C worden inzake btw <strong>be</strong>handeld overeenkomstig de<br />

<strong>be</strong>ginselen van de overgangsregeling.<br />

De wijze waarop een dergelijke ABC-transactie wordt <strong>be</strong>handeld varieert naargelang<br />

de levering (A-B of B-C) waaraan het vervoer van de goederen van A naar C<br />

verbonden is.<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie A-B.<br />

A verricht een levering met vervoer die, wanneer het goed vervoerd of verzonden<br />

wordt door de leverancier, de verkrijger of voor hun rekening, overeenkomstig<br />

artikel 15, § 2, tweede lid, 1°, van het Wetboek geacht wordt plaats te vinden daar<br />

waar dit vervoer of deze verzending naar de verkrijger aanvangt, hetzij in België.<br />

B, daarentegen, verricht een intracommunautaire verwerving in Frankrijk gevolgd<br />

door een levering zonder vervoer die, overeenkomstig artikel 15, § 2, eerste lid, van<br />

het Wetboek, geacht wordt plaats te vinden daar waar het goed ter <strong>be</strong>schikking<br />

gesteld wordt van de overnemer, hetzij in Frankrijk. De intracommunautaire<br />

verwerving en de levering aan C moeten onderworpen worden aan de Franse btw.<br />

Gezien B in Frankrijk een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving verricht, dient<br />

hij zich aldaar voor btw-doeleinden te laten identificeren.<br />

De levering van A aan B is een intracommunautaire levering die, in principe, van de<br />

btw vrijgesteld zou kunnen worden overeenkomstig artikel 39bis van het Btw-<br />

Wetboek. Evenwel is aan één van de essentiële voorwaarden waarin voorzien in<br />

artikel 2 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 52 (identificatie van de koper B in een andere<br />

lidstaat) niet voldaan. Bijgevolg moet A, die een <strong>be</strong>lastbare levering verricht in<br />

België, de Belgische btw in rekening brengen op zijn factuur.<br />

Er kan opgemerkt worden dat de btw die A in rekening brengt aan B niet aftrekbaar<br />

is in hoofde van B. Het is immers B zelf die, ten gevolge van zijn niet-identificatie in<br />

een andere lidstaat, er verantwoordelijk voor is dat de vrijstelling niet toegepast kan<br />

worden. De enige mogelijkheid om deze levering te detaxeren is niet via de aftrek<br />

maar via de teruggave van de <strong>be</strong>lasting aan de verkoper A op grond van artikel 77,<br />

§ 1, 1°, van het Wetboek, van zodra B zijn btw-identificatienummer in Frankrijk kan<br />

meedelen.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 750<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie B-C.<br />

A verricht een levering zonder vervoer die, overeenkomstig artikel 15, § 2, eerste lid,<br />

van het Wetboek, plaatsvindt daar waar het goed ter <strong>be</strong>schikking gesteld wordt van<br />

de afnemer, hetzij in België. De levering moet onderworpen worden aan de<br />

Belgische btw.<br />

B, daarentegen, verricht een levering met vervoer die, overeenkomstig artikel 15, § 2,<br />

tweede lid, 1°, van het Wetboek, geacht wordt plaats te vinden daar waar het vervoer<br />

of de verzending naar de verkrijger aanvangt, hetzij in België. Deze levering is<br />

vrijgesteld van btw op basis van artikel 39bis van het Wetboek aangezien het om een<br />

intracommunautaire levering gaat ter <strong>be</strong>stemming van C, <strong>be</strong>lastingplichtige die ertoe<br />

gehouden is zijn intracommunautaire verwerving in Frankrijk aan de <strong>be</strong>lasting te<br />

onderwerpen.<br />

- De goederen worden naar een andere lidstaat verzonden: België is lidstaat<br />

van aankomst.<br />

1° Voor<strong>be</strong>eld.<br />

A, een <strong>be</strong>lastingplichtige gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd in Duitsland, verkoopt<br />

goederen aan B, een <strong>be</strong>lastingplichtige eveneens gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd<br />

in Duitsland. B verkoopt de goederen aan C, een <strong>be</strong>lastingplichtige (of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon) gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd in België (en gehouden om al zijn<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen in België aan de btw te onderwerpen). De<br />

goederen worden rechtstreeks verzonden of vervoerd vanuit de opslagplaats van A naar C in België.<br />

Schema<br />

(1 februari 2012)<br />

DUITSLAND BELGIË<br />

A B C<br />

FACTURERING |----------|--------------------------------<br />

VERVOER |---------------------------------------------<br />

2° Fiscale <strong>be</strong>handeling.<br />

De levering A-B en B-C worden inzake btw <strong>be</strong>handeld overeenkomstig de<br />

<strong>be</strong>ginselen van de overgangsregeling.


(1 februari 2012)<br />

751 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

De wijze waarop een dergelijke ABC-transactie wordt <strong>be</strong>handeld, hangt af van de<br />

levering (A-B of B-C) waaraan het vervoer van de goederen van A naar C verbonden<br />

is.<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie A-B<br />

A verricht een levering met vervoer die, wanneer het goed vervoerd of verzonden<br />

wordt door de leverancier, de verkrijger of voor hun rekening, overeenkomstig<br />

artikel 32, eerste lid van Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 8, § 1, a) van de<br />

Zesde Btw-Richtlijn) (cf. Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid, 1°) geacht wordt plaats te<br />

vinden daar waar dit vervoer of deze verzending naar de verkrijger aanvangt, hetzij<br />

Duitsland.<br />

B Daarentegen verricht een intracommunautaire verwerving van goederen in België<br />

gevolgd door een levering zonder vervoer die, overeenkomstig artikel 15, § 2, eerste<br />

lid van het Btw-Wetboek, geacht wordt plaats te vinden daar waar het goed ter<br />

<strong>be</strong>schikking wordt gesteld van de koper, hetzij in België. Gezien B in België een<br />

<strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving verricht, dient hij zich voor btwdoeleinden<br />

te laten identificeren in België.<br />

Met <strong>be</strong>trekking tot de door B in België verrichte levering wordt als schuldenaar van<br />

de btw aangemerkt:<br />

- C wanneer deze een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige is die gehouden is<br />

tot het indienen van periodieke btw-aangiften (Wetboek, art. 51, § 2, eerste lid,<br />

5°)<br />

- B wanneer diens klant C een <strong>be</strong>lastingplichtige of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon is die niet gehouden is tot het indienen van periodieke btwaangiften<br />

(Wetboek, art. 51, § 1, 1°).<br />

De levering van A aan B kan slechts op grond van artikel 138 van Richtlijn<br />

2006/112/EG (voorheen artikel 28quater, titel A van de Zesde Btw-Richtlijn) (cf.<br />

Wetboek, art. 39bis) worden vrijgesteld van de btw in Duitsland op voorwaarde dat<br />

B zijn Belgisch btw-identificatienummer meedeelt aan A.<br />

Wanneer B geen Belgisch btw-identificatienummer kenbaar maakt aan A, dient de<br />

levering van A aan B te worden onderworpen aan de Duitse btw.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 752<br />

Opmerking:<br />

Beschikt B naast zijn Duits btw-identificatienummer ook nog over een btwidentificatienummer<br />

dat aan hem is toegekend door een andere lidstaat dan België of<br />

Duitsland, dan aanvaardt de administratie dat hij in voorkomend geval dat btwidentificatienummer<br />

meedeelt aan A en zodoende de vereenvoudigingsregeling kan<br />

genieten voor zover aan alle voorwaarden ter zake is voldaan.<br />

Zo kan B vermijden dat hij zich voor btw-doeleinden moet identificeren in België<br />

omwille van de intracommunautaire verwerving van goederen die hij er verricht.<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie B-C<br />

A verricht een levering zonder vervoer die, overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn<br />

2006/112/EG (voorheen artikel 8, § 1, b) van de Zesde Btw-Richtlijn) (cf. Wetboek,<br />

art. 15, § 2, eerste lid), plaatsvindt daar waar het goed ter <strong>be</strong>schikking gesteld wordt<br />

van de koper, hetzij in Duitsland. De levering moet onderworpen worden aan de<br />

Duitse btw.<br />

B Daarentegen verricht een levering met vervoer die, overeenkomstig artikel 32,<br />

eerste lid van Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 8, § 1, a) van de Zesde Btw-<br />

Richtlijn) (cf. Wetboek, art. 15, § 2, tweede lid, 1°), geacht wordt plaats te vinden<br />

daar waar het vervoer of de verzending naar de verkrijger aanvangt. Hetzij in<br />

Duitsland. Deze levering is vrijgesteld van de Duitse btw op basis van artikel 138<br />

van Richtlijn 2006/112/EG (voorheen art. 28quater, titel A van de Zesde Btw-<br />

Richtlijn) (cf. Wetboek, art. 39bis) aangezien het om een intracommunautaire<br />

levering gaat ter <strong>be</strong>stemming van C, <strong>be</strong>lastingplichtige of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon die ertoe gehouden is om zijn intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen in België aan de btw te onderwerpen.<br />

- De goederen blijven in de lidstaat van aankoop.<br />

1° Voor<strong>be</strong>eld.<br />

A, een in België gevestigde en voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige, verkoopt<br />

goederen aan B, een in Frankrijk gevestigde en aldaar voor btw-doeleinden geïdentificeerde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die geen vaste inrichting heeft in België, die ze op zijn <strong>be</strong>urt verkoopt aan C, een<br />

in België voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon<br />

die gehouden is om al zijn intracommunautaire verwervingen van goederen in België aan<br />

de btw te onderwerpen; de goederen verlaten het Belgische grondgebied niet en worden rechtstreeks<br />

verzonden of vervoerd van A naar C.<br />

(1 februari 2012)


Schema.<br />

(1 februari 2012)<br />

753 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

BELGIE FRANKRIJK<br />

A C B<br />

FACTURERING |------------------------------------------------<br />

---------------------------------- |<br />

VERVOER |------------<br />

2° Fiscale <strong>be</strong>handeling.<br />

De goederen verlaten België niet: zowel de levering A-B als de levering B-C vinden<br />

plaats in België, ongeacht in welke relatie het vervoer plaats vindt. De <strong>be</strong>ide<br />

leveringen maken bijgevolg de Belgische btw opeisbaar.<br />

A dient Belgische btw in rekening te brengen aan B.<br />

Betreffende de door B verrichte levering wordt als schuldenaar van de btw<br />

aangemerkt:<br />

- C wanneer deze een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige is die gehouden is<br />

tot de indiening van periodieke aangiften (toepassing van artikel 51, § 2, eerste<br />

lid, 5°, Wetboek);<br />

- B wanneer diens klant C een <strong>be</strong>lastingplichtige of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon <strong>be</strong>treft welke niet gehouden is tot de indiening van periodieke<br />

aangiften (toepassing van artikel 51, § 1, 1°, Wetboek). In dit geval dient B<br />

zich voor btw-doeleinden te identificeren in België. Indien B echter geen<br />

Belgische btw in rekening brengt aan C, zal deze laatste de Belgische btw<br />

moeten voldoen ten overstaan van de Belgische schatkist via een bijzondere<br />

aangifte, omdat hij overeenkomstig artikel 5 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 31<br />

van 22 april 2002 solidair gehouden is tot de <strong>be</strong>taling van de Belgische btw.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 754<br />

310/58. Het "tussenliggende" land is geen lidstaat van de Europese Gemeenschap.<br />

1° Uiteenzetting.<br />

A, een in België gevestigde en voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

verkoopt goederen aan B, gevestigd in Zwitserland, welke ze op zijn <strong>be</strong>urt<br />

doorverkoopt aan C, een <strong>be</strong>lastingplichtige of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon<br />

welke voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in Duitsland. De goederen<br />

worden rechtstreeks vervoerd of verzonden van België naar Duitsland.<br />

Schema.<br />

(1 februari 2012)<br />

BELGIE ZWITSERLAND DUITSLAND<br />

A B C<br />

FACTURERING |------------------------ |--------------------<br />

VERVOER |-------------------------------------------------<br />

2° Fiscale <strong>be</strong>handeling.<br />

In casu moet de tussenkomende partij, die in Zwitserland gevestigd is, zich voor btwdoeleinden<br />

laten identificeren hetzij in België hetzij in Duitsland. Overeenkomstig de<br />

<strong>be</strong>ginselen die hoger werden uiteengezet voor het niet-vereenvoudigd driehoeksverkeer.<br />

Is B voor btw-doeleinden geïdentificeerd in een andere lidstaat dan België of<br />

Duitsland, dan kan hij in voorkomend geval de vereenvoudigingsregeling genieten<br />

indien aan alle voorwaarden ter zake voldaan is.<br />

Onderafdeling 4. - Kettingverkopen tussen vier lidstaten.<br />

Wanneer goederen het voorwerp uitmaken van een kettingverkoop tussen partijen die<br />

in vier verschillende lidstaten voor btw-doeleinden geïdentificeerd zijn en de<br />

goederen rechtstreeks worden vervoerd van bij A in lidstaat 1 naar D in lidstaat 4, is<br />

er geen bijzonder stelsel voorzien. Bijgevolg <strong>be</strong>palen de fiscale administraties van de


(1 februari 2012)<br />

755 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

lidstaat van vertrek (lidstaat 1) en van de lidstaat van <strong>be</strong>stemming (lidstaat 4)<br />

soeverein de verplichtingen waaraan de respectievelijke operatoren zijn onderworpen<br />

die aldaar <strong>be</strong>lastbare handelingen verrichten. Bovendien <strong>be</strong>paalt de fiscale autoriteit<br />

van lidstaat 4 of er voor 3 van de 4 operatoren toepassing gemaakt kan worden van<br />

het onder de nr 310/55 uiteengezet vereenvoudigd driehoeksverkeer.<br />

Om te <strong>be</strong>palen tussen welke partijen het vereenvoudigd driehoeksverkeer zou kunnen<br />

worden toegepast, dient eerst te worden uitgemaakt in welke relatie het vervoer<br />

plaatsvindt. Voor meer uitleg wordt verwezen naar nrs. 167 tot 177 van circulaire<br />

AOIF nr. 38/2006 van 28 augustus 2006.<br />

Afdeling 6. - Stelsel van overbrengingen en niet-overbrengingen<br />

in het kader van een materieel werk of een expertise<br />

met <strong>be</strong>trekking tot een ander goed dan een onroerend<br />

goed uit zijn aard.<br />

A. Algemene regels.<br />

310/59. Beginselen.<br />

Door het feit dat de oplevering van een maakloonwerk niet langer als een levering,<br />

doch wel als een dienstverrichting wordt <strong>be</strong>schouwd, werd de bijzondere regeling<br />

voor het bilaterale maakloonwerk en daarmee samenhangend de <strong>be</strong>paling inzake de<br />

niet-overbrengingen (Wetboek, art. 12bis, tweede lid, 4°) opgeheven vanaf 1 januari<br />

1996.<br />

Daartegenover staat dat de <strong>be</strong>paling inzake niet-overbrengingen voor werkzaamheden<br />

<strong>be</strong>treffende goederen die worden uitgevoerd in de lidstaat van aankomst wordt<br />

aangepast (aanpassing art. 12bis, tweede lid, 5°, van het Wetboek). Er is slechts nog<br />

sprake van een niet-overbrenging voor zover de goederen, na <strong>be</strong>werking in de<br />

lidstaat van aankomst, opnieuw worden verzonden naar de <strong>be</strong>lastingplichtige in<br />

België waarvandaan zij oorspronkelijk waren verzonden of vervoerd (zie randnummer<br />

310/47, II, 5°).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 756<br />

Er wordt opgemerkt dat de terugkeer van de goederen naar de lidstaat van de<br />

opdrachtgever daarentegen geen voorwaarde is voor de <strong>be</strong>paling van de plaats van<br />

dienst, vervat in het artikel 21, § 2, van het Wetboek<br />

De plaats van de dienst <strong>be</strong>staande in een materieel werk (m.i.v. een maakloonwerk)<br />

of expertise die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op een ander goed dan een onroerend goed uit<br />

zijn aard wordt, overeenkomstig artikel 21, § 2, van het Wetboek, geacht zich te<br />

<strong>be</strong>vinden op de plaats waar de ontvanger de zetel van zijn economische activiteit<br />

heeft gevestigd, voor zover de dienst wordt verricht voor een als zodanig handelende<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige (in de zin van artikel 21, § 1, van het Wetboek; zie Hoofdstuk III,<br />

nr. 67/2). Wordt de dienst evenwel verricht voor een vaste inrichting van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn<br />

economische activiteit heeft gevestigd, dan geldt als plaats van de dienst de plaats<br />

waar deze vaste inrichting zich <strong>be</strong>vindt. Bij gebrek aan dergelijke zetel of vaste<br />

inrichting, geldt als plaats van de dienst de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtige die de diensten afneemt (z. Hoofdstuk III, nr. 67/3).<br />

In principe is de <strong>be</strong>lastingplichtige die de <strong>be</strong>lastbare dienst verricht welke geacht<br />

wordt in België plaats te vinden, overeenkomstig artikel 51, § 1, 1°, van het Wetboek,<br />

de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting. In het geval echter dat de dienstverrichter een<br />

niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige is en dat de dienst geacht wordt plaats te<br />

vinden in België overeenkomstig artikel 21, § 2, van het Wetboek, wordt diens klant,<br />

ontvanger van de dienst, aangemerkt als de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting (Wetboek,<br />

art. 51, § 2, eerste lid, 1°).<br />

310/59/2. Toleranties.<br />

1° Dienstverrichtingen aangehaald in artikel 21bis, § 2, 10°, c, van het<br />

Wetboek.<br />

Er wordt aanvaard dat de werkzaamheden die de verzonden goederen ondergaan<br />

voor de toepassing van het artikel 12bis, tweede lid, 5°, van het Btw-Wetboek niet<br />

<strong>be</strong>perkt blijven tot de diensten <strong>be</strong>staande uit een materieel werk (daarin <strong>be</strong>grepen<br />

maakloonwerk) of een expertise met <strong>be</strong>trekking tot een ander goed dan een uit zijn<br />

aard onroerend goed. Zo wordt de verzending van een goed naar een andere lidstaat<br />

met het oog op de uitvoering van een analyse met <strong>be</strong>trekking tot dat goed als een<br />

niet-overbrenging <strong>be</strong>schouwd, ongeacht of deze analyse aanzien wordt als een<br />

materieel werk of expertise dan wel als een van de diensten aangehaald in<br />

artikel 21bis, § 2, 10°, c, van het Btw-Wetboek (diensten die voorheen werden<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 21, § 3, 7°, d, van het Wetboek) (bv. de verzending naar een<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

757 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

andere lidstaat van farmaceutische producten teneinde er analyses of tests te<br />

ondergaan) (z. Parl. Vr. nr. 1461 d.d. 18 novem<strong>be</strong>r 1999 van de heer de Sen.<br />

Destexhe, Vr. en Antw., Senaat, G.Z., 1998-1999, Nr. I-94, 09/03/99, blz. 4946-<br />

4948).<br />

2° Werken <strong>be</strong>schouwd als een levering van goederen.<br />

Het valt eveneens voor dat goederen door een <strong>be</strong>lastingplichtige van de ene lidstaat<br />

naar de andere worden overgebracht om een <strong>be</strong>werking te ondergaan, doch dat deze<br />

<strong>be</strong>werking niet aangemerkt wordt als een dienstverrichting maar wel als een levering<br />

van een goed.<br />

Wanneer bv. een vrachtwagen vanuit België naar een andere lidstaat wordt vervoerd<br />

met het oog op de installatie van een laadruimte om dieren te kunnen vervoeren of<br />

van een hefsysteem voor het laden en lossen van goederen, wordt de handeling<br />

<strong>be</strong>staande in de verkoop met montage van die goederen op de vrachtwagen in hoofde<br />

van de buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtige door de Administratie in de regel aangemerkt<br />

als een levering van een goed en niet als een dienstverrichting.<br />

Vermits er overeenkomstig artikel 12bis, tweede lid, 5° van het Btw-Wetboek slechts<br />

sprake kan zijn van een niet-overbrenging in geval van verzending van een goed naar<br />

een andere lidstaat met het oog op de uitvoering van een dienst met <strong>be</strong>trekking tot dat<br />

goed, zou dit, in bovenstaand geval, tot gevolg heb<strong>be</strong>n dat de verzending van de<br />

vrachtwagen aangemerkt wordt als een overbrenging, handeling gelijkgesteld met<br />

een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire levering in de lidstaat van vertrek van het goed en<br />

als een <strong>be</strong>stemming gelijkgesteld met een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving<br />

in de lidstaat van aankomst van het goed. Deze situatie brengt voor de in de lidstaat<br />

van vertrek van de goederen gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige in principe de verplichting<br />

met zich mee om zich voor btw-doeleinden te laten identificeren terwijl hij er geen<br />

enkele andere <strong>be</strong>lastbare handeling verricht dan een intracommunautaire verwerving<br />

bij de aankomst van de goederen en een vrijgestelde intracommunautaire levering bij<br />

de terugzending ervan.<br />

Eenvoudigheidshalve en tevens omdat sommige handelingen door de fiscale<br />

overheid van de ene lidstaat gekwalificeerd worden als een levering terwijl ze in de<br />

ander lidstaat aangemerkt worden als een dienst, aanvaardt de Administratie voor<br />

de toepassing van artikel 12bis, tweede lid, 5° van het Btw-Wetboek in een ruime<br />

inter-pretatie van het <strong>be</strong>grip "werkzaamheid met <strong>be</strong>trekking tot een goed", dat de<br />

verzending van een goed door een <strong>be</strong>lastingplichtige naar een andere lidstaat<br />

om er een <strong>be</strong>werking te ondergaan, als een niet-overbrenging kan worden<br />

<strong>be</strong>schouwd op basis van genoemd artikel 12bis, tweede lid, 5° en dit ongeacht of<br />

deze handeling, door België of door de andere lidstaat, gekwalificeerd wordt als


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 758<br />

een dienst dan wel als een levering. Bijgevolg rest alleen de verplichting om deze<br />

handeling op te nemen in het "register der niet-overbrengingen" overeenkomstig<br />

artikel 23 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992.<br />

Vanzelfsprekend blijft de voorwaarde dat de goederen na <strong>be</strong>werking opnieuw<br />

moeten verzonden worden naar de <strong>be</strong>lastingplichtige waarvandaan ze oorspronkelijk<br />

waren verzonden of vervoerd, volledig <strong>be</strong>houden.<br />

Deze interpretatie geldt zowel voor de goederen die vanuit België naar een andere<br />

lidstaat ter <strong>be</strong>werking worden verzonden als omgekeerd, met dien verstande dat zij<br />

niet kan worden tegengeworpen aan een andersluidende stellingname door de fiscale<br />

overheden in de lidstaat waar de werkzaamheden met <strong>be</strong>trekking tot een goed<br />

materieel plaatsvinden (Beslissing van 4 mei 2000 met E.T. nr. 94.286).<br />

3° Terugzending naar de lidstaat van de opdrachtgever.<br />

Het ge<strong>be</strong>urt vaak dat een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige goederen doorverkoopt<br />

(of verhuurt) aan een eveneens in België gevestigde koper (huurder), maar<br />

deze goederen vooraleer te worden geleverd aan deze afnemer (ter <strong>be</strong>schikking<br />

gesteld van deze huurder) naar een andere lidstaat worden verzonden teneinde er een<br />

<strong>be</strong>werking te ondergaan voor rekening van de leverancier (verhuurder).<br />

De administratie aanvaardt in dat geval ter vereenvoudiging, bij wijze van proef, dat<br />

aan de voorwaarde van terugkeer der goederen ter <strong>be</strong>stemming van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

in België vanwaar ze oorspronkelijk verzonden of vervoerd werden is<br />

voldaan, wanneer de leverancier (verhuurder) aan de hand van <strong>be</strong>wijskrachtige<br />

stukken kan aantonen dat de goederen na de <strong>be</strong>werking rechtstreeks naar zijn koper<br />

(huurder) in België verzonden of vervoerd werden. Indien de in België gevestigde<br />

leverancier zich op deze tolerantie <strong>be</strong>roept, wordt de door hem verrichte levering<br />

geacht in België plaats te vinden en is deze binnenlandse levering onderworpen aan<br />

de <strong>be</strong>lasting.<br />

In omgekeerde zin wordt eveneens, bij wijze van proef, aanvaard dat de verzending<br />

vanuit een andere lidstaat door een leverancier (verhuurder) naar een in België<br />

gevestigde dienstverrichter van goederen die na de <strong>be</strong>werking België verlaten met als<br />

<strong>be</strong>stemming een koper (huurder) gevestigd in dezelfde lidstaat als de leverancier<br />

(verhuurder), niet overeenkomstig artikel 25quater, § 1, van het Wetboek, wordt<br />

gelijkgesteld met een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel in hoofde van de buitenlandse leverancier (verhuurder). Indien de in een andere<br />

lidstaat gevestigde leverancier deze tolerantie kan toepassen, wordt hij niet geacht<br />

vanuit België een levering te verrichten naar zijn afnemer gevestigd in dezelfde<br />

lidstaat toe.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

759 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Voornoemde administratieve tolerantie kan slechts ingeroepen worden voor zover de<br />

fiscale administratie van de lidstaat waar de goederen vanuit België ter <strong>be</strong>werking<br />

naartoe worden gezonden of van waaruit de goederen naar België ter <strong>be</strong>werking<br />

worden toegezonden, zich niet verzet tegen de in deze tolerantie vervatte vereenvoudigingsmaatregel<br />

ten aanzien van de handelingen die op haar grondgebied plaatsvinden.<br />

310/59/3. Voor<strong>be</strong>elden.<br />

I. Voor<strong>be</strong>eld 1.<br />

Schema.<br />

(A) <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener gevestigd in België (LS1) verzendt goederen voor<br />

herstelling naar Frankrijk (LS2) naar een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (B) die aldaar<br />

gevestigd is. Na herstelling worden de goederen teruggezonden naar (A) in België.<br />

De verzending van de goederen naar Frankrijk wordt in België niet gelijkgesteld met<br />

een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel.<br />

De plaats van de dienst <strong>be</strong>staande in de herstelling die materieel uitgevoerd wordt in<br />

Frankrijk, wordt geacht zich in België te <strong>be</strong>vinden, de plaats waar (A), als zodanig<br />

handelende <strong>be</strong>lastingplichtige, de zetel van zijn economische activiteit heeft<br />

gevestigd (artikel 21, § 2 van het Wetboek).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 760<br />

(A) is, overeenkomstig het artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek, de<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting, voor zover (B) niet in België is gevestigd. Daarentegen<br />

wordt (B) als schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting aangeduid door artikel 51, § 1, 1° van het<br />

Wetboek, in de mate dat hij in België <strong>be</strong>schikt over een vaste inrichting die<br />

rechtstreeks of onrechtstreeks is tussengekomen bij de handeling.<br />

II. Voor<strong>be</strong>eld 2.<br />

Schema.<br />

(A) <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener gevestigd in België (LS1) verzendt goederen voor<br />

herstelling naar Frankrijk (LS2) naar een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (B) die aldaar<br />

gevestigd is. Na herstelling worden de goederen niet teruggezonden naar (A) in<br />

België, maar verzonden naar (C) in Duitsland (LS3).<br />

De verzending van de goederen naar Frankrijk wordt in België gelijkgesteld met een<br />

levering onder <strong>be</strong>zwarende titel (toepassing van artikel 12bis, eerste lid, van het<br />

Wetboek). De goederen worden immers na herstelling niet teruggezonden naar (A) in<br />

België. (A) verricht bijgevolg een overbrenging en moet met het oog op het zich in<br />

regel stellen met de Franse wetgeving, zich in Frankrijk laten identificeren voor btwdoeleinden.<br />

De plaats van de dienst <strong>be</strong>staande in de herstelling die materieel uitgevoerd wordt in<br />

Frankrijk, wordt geacht zich in België te <strong>be</strong>vinden, de plaats waar (A), als zodanig<br />

handelende <strong>be</strong>lastingplichtige, de zetel van zijn economische activiteit heeft<br />

gevestigd (artikel 21, § 2, van het Wetboek).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

761 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

(A) is, overeenkomstig het artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek,<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting, voor zover (B) niet in België is gevestigd. Daarentegen<br />

wordt (B) als schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting aangeduid door artikel 51, § 1, 1°, van het<br />

Wetboek, in de mate dat hij in België <strong>be</strong>schikt over een vaste inrichting die<br />

rechtstreeks of onrechtstreeks is tussengekomen bij de handeling.<br />

III. Voor<strong>be</strong>eld 3.<br />

Schema.<br />

(A) <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener gevestigd in België (LS1) verzendt goederen voor<br />

<strong>be</strong>werking naar Spanje (LS2) naar een <strong>be</strong>lastingplichtige/indiener (B) die aldaar<br />

gevestigd is. Na <strong>be</strong>werking worden de goederen niet teruggezonden naar (A) in<br />

België, maar rechtstreeks verzonden naar diens koper (huurder) (C) in België (LS1).<br />

In <strong>be</strong>ginsel verricht (A) bij de verzending van de goederen naar Spanje een<br />

overbrenging op grond van artikel 12bis, eerste lid, van het Wetboek. De levering<br />

van de goederen aan (C) na <strong>be</strong>werking door (B) vindt in <strong>be</strong>ginsel in Spanje plaats,<br />

doch is er vrijgesteld op basis van artikel 138, § 1 van Richtlijn 2006/112/EG -<br />

voorheen artikel 28quater, A, van de Zesde richtlijn.<br />

Bij wijze van administratieve tolerantie (zie randnummer 310/59/2), wordt de<br />

verzending van de goederen naar Spanje in België niet gelijkgesteld met een levering<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 762<br />

De plaats van de dienst <strong>be</strong>staande in de <strong>be</strong>werking die materieel uitgevoerd wordt in<br />

Spanje, wordt geacht zich in België, de plaats waar (A), als zodanig handelende<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, de zetel van zijn economische activiteit heeft gevestigd (artikel<br />

21, § 2, van het Wetboek).<br />

(A) is, overeenkomstig het artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek, de<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting, voor zover (B) niet in België is gevestigd. Daarentegen<br />

wordt (B) als schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting aangeduid door artikel 51, § 1, 1°, van het<br />

Wetboek, in de mate dat hij in België <strong>be</strong>schikt over een vaste inrichting die<br />

rechtstreeks of onrechtstreeks is tussengekomen bij de handeling.<br />

Wanneer (A) voor de toepassing van bovenvermelde tolerantie kan opteren, dient de<br />

levering van de goederen aan (C) (in geval van verkoop tussen (A) en (C)) te worden<br />

aangemerkt als een levering die plaatsvindt in België en die niet is vrijgesteld van de<br />

<strong>be</strong>lasting.<br />

B. Vereenvoudigingen.<br />

310/60. Voortzetting van de vereenvoudigingsmaatregelen.<br />

Onder het vroegere stelsel van niet-bilateraal intracommunautair maakloonwerk<br />

<strong>be</strong>stonden er een aantal vereenvoudigingsmaatregelen. De Commissie en de<br />

toenmalige lidstaten zijn in 1996 overeengekomen om die vereenvoudigingen ook na<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1995 verder toe te passen. Die regelingen worden hierna uiteengezet<br />

onder voor<strong>be</strong>houd van eventuele wijzigingen en/of nieuwe vereenvoudigingsmaatregelen<br />

die de lidstaten en de Commissie zouden nemen.<br />

In de hiernavolgende uiteenzetting worden regelmatig de <strong>be</strong>woordingen "werk aan<br />

een lichamelijk roerend goed", "grondstoffen", "tussenproducten" en "<strong>be</strong>werkte<br />

producten" of "afgewerkte producten" gebruikt. Deze terminologie neemt niet weg<br />

dat in de <strong>be</strong>sproken situaties tevens ieder materieel werk met <strong>be</strong>trekking tot een<br />

lichamelijk roerend goed ander dan een maakloonwerk wordt <strong>be</strong>doeld, alsook de<br />

expertise die slaat op een ander dan een onroerend goed uit zijn aard.<br />

Opmerking<br />

In alle hierna opgenomen situaties waarin de vereenvoudiginsmaatregelen worden<br />

<strong>be</strong>schreven (randnummers 310/61 t.e.m. 310/61/7), wordt telkens aangenomen dat de<br />

ontvanger van de dienst/verwerver van de goederen gevestigd en voor btw-<br />

doeleinden geïdentificeerd is in eenzelfde lidstaat.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

763 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

In het geval waarin de ontvanger van de dienst/verwerver bovendien <strong>be</strong>schikt over<br />

een vaste inrichting in een andere lidstaat dan deze waar hij de zetel van zijn<br />

economische activiteit gevestigd heeft, dient rekening te worden gehouden met de<br />

volgende preciseringen:<br />

Wanneer het gekochte of voor <strong>be</strong>werking verzonden goed na het maakloonwerk<br />

vervoerd wordt naar de lidstaat waar de vaste inrichting zich <strong>be</strong>vindt opdat deze<br />

laatste vervolgens overgaat tot de levering of verhuur van het <strong>be</strong>werkte goed, dient te<br />

worden aangenomen dat de dienst verricht werd voor de <strong>be</strong>hoeften van deze vaste<br />

inrichting en niet voor deze van de zetel van de economische activiteit van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

De aanknoping van de dienst aan de plaats waar de zetel van de economische<br />

activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige gevestigd is de algemene regel, terwijl de<br />

aanknoping van de dienst aan de vaste inrichting ondergeschikt is en slechts<br />

toegepast wordt van zodra het criterium van de zetel van de economische activiteit<br />

niet tot een rationele oplossing leidt inzake de plaats waar de werkelijke verbruiker<br />

van de dienst gevestigd is.<br />

Aangezien er in dat geval geen enkele twijfel <strong>be</strong>staat dat de plaats van werkelijk<br />

verbruik van de dienst gelokaliseerd is in de lidstaat waar de vaste inrichting<br />

gevestigd is, leidt enkel de lokalisering van de dienst in de lidstaat waar de vaste<br />

inrichting gevestigd is tot een rationele oplossing.<br />

Dit brengt bijgevolg met zich mee dat, opdat de vereenvoudigingsmaatregelen<br />

zouden kunnen worden toegepast, éénzelfde btw-identificatienummer dient te<br />

worden medegedeeld aan alle diverse leveranciers en dienstverrichters. Het spreekt<br />

voor zich dat de facturen die worden opgemaakt door deze leveranciers en<br />

dienstverrichters gericht zijn aan de vaste inrichting (vermelding naam, adres, btw-<br />

identificatienummer van de vaste inrichting). Wanneer onder deze omstandigheden<br />

de <strong>be</strong>stelling/opdracht alsnog formeel uitgaat van het moederhuis en de<br />

overeenkomsten juridisch gezien gesloten worden door deze laatste, wordt hierdoor<br />

voorgaande analyse niet in vraag gesteld.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 764<br />

310/61. Leverancier en dienstverrichter gevestigd in dezelfde lidstaat.<br />

Geval nr. 1: aankoop van goederen en opdracht tot uitvoering van een<br />

werk aan deze goederen in een andere lidstaat dan die waar de<br />

opdrachtgever gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is. Het<br />

afgewerkt product wordt verzonden naar de lidstaat van de<br />

opdrachtgever. De leverancier en de dienstverrichter zijn in dezelfde<br />

lidstaat gevestigd.<br />

a) Schema.<br />

Een leverancier (A), die gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in een<br />

lidstaat (LS1), verkoopt grondstoffen aan (C), gevestigd en voor btw-doeleinden<br />

geïdentificeerd in een andere lidstaat (LS2). In opdracht van (C) worden de<br />

grondstoffen binnen LS 1 verzonden naar (B), dienstverrichter die gevestigd en voor<br />

btw-doeleinden eveneens geïdentificeerd is in LS1, waarbij het afgewerkt product<br />

verzonden of vervoerd wordt naar (C).<br />

b) Niet vereenvoudigd stelsel.<br />

Overeenkomstig de <strong>be</strong>ginselen van de btw-overgangsregeling is de levering van de<br />

materialen door (A) aan (C) een louter interne handeling die <strong>be</strong>last wordt in LS1,<br />

daar de materialen dit grondgebied niet verlaten. Na voltooiing van het werk verricht<br />

(C) bovendien een overbrenging van het afgewerkt product van LS1 naar LS2.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

765 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

De plaats van de dienst <strong>be</strong>staande in het werk aan de lichamelijk roerende goederen,<br />

dat materieel wordt uitgevoerd door (B) in LS1, wordt overeenkomstig artikel 44 van<br />

Richtlijn 2006/112/EG (z. artikel 21, § 2 van het Wetboek) geacht zich te <strong>be</strong>vinden<br />

op de plaats waar (C), als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige, de zetel van zijn<br />

economische activiteit heeft gevestigd (LS2).<br />

(C) moet zich in principe voor btw-doeleinden laten identificeren in LS1, alhoewel<br />

hij er, <strong>be</strong>halve een overbrenging van goederen, geen enkele <strong>be</strong>lastbare handeling<br />

verricht.<br />

c) Vereenvoudigd stelsel.<br />

In 1996 zijn alle toenmalige lidstaten en de Europese Commissie in dit geval<br />

unaniem de volgende praktische regels overeengekomen:<br />

- de levering van de materialen door (A) aan (C) is als intracommunautaire<br />

levering vrijgesteld indien voldaan is aan de voorwaarden gesteld in artikel<br />

138, lid 1 van Richtlijn 2006/112/EG - voorheen artikel 28quater, A, a van<br />

de Zesde richtlijn (zie artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek);<br />

- hierbij dient de voorwaarde met <strong>be</strong>trekking tot het vervoer van de goederen te<br />

worden <strong>be</strong>oordeeld op grond van de <strong>be</strong>wijsstukken waarover de leverancier<br />

van de grondstoffen <strong>be</strong>schikt en die slaan op het vervoer van het afgewerkt<br />

product naar de lidstaat waarin de opdrachtgever voor btw-doeleinden<br />

geïdentificeerd is.<br />

310/61/2. Leverancier en dienstverrichter gevestigd in verschillende lidstaten.<br />

Geval nr. 2: aankoop van goederen en opdracht tot uitvoering van een<br />

werk aan deze goederen in een andere lidstaat dan die waar de<br />

opdrachtgever gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is. Het<br />

afgewerkt product wordt verzonden naar de lidstaat van de<br />

opdrachtgever. De opdrachtgever <strong>be</strong>stelt de grondstoffen bij een<br />

leverancier die in een derde lidstaat gevestigd en voor btw-doeleinden<br />

geïdentificeerd is.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 766<br />

a) Schema.<br />

Een leverancier (A), die gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in LS1,<br />

verkoopt lichamelijke roerende goederen aan (C), die gevestigd en voor btwdoeleinden<br />

geïdentificeerd is in een andere lidstaat (LS2). De goederen worden in<br />

opdracht van (C) met het oog op een <strong>be</strong>werking vanuit LS1 verzonden naar (B),<br />

dienstverrichter die gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in LS3. Het<br />

afgewerkt product wordt verzonden of vervoerd naar (C).<br />

Dit geval is een uitbreiding van geval nr. 1, in die zin dat het werk niet wordt verricht<br />

in de lidstaat waar de grondstoffen aangekocht worden, doch wel in een derde<br />

lidstaat van waaruit het afgewerkt product vervoerd zal worden ter <strong>be</strong>stemming van<br />

de lidstaat waar de opdrachtgever gevestigd is.<br />

b) Niet vereenvoudigd stelsel.<br />

De levering van de grondstoffen door (A) aan (C) kan aangemerkt worden als een<br />

intracommunautaire levering van goederen, die vrijgesteld is wanneer voldaan is aan<br />

de volgende voorwaarden (zie artikel 138, lid 1 van Richtlijn 2006/112/EG<br />

(voorheen artikel 28quater, A, a), van de Zesde richtlijn) en artikel 39bis, eerste lid,<br />

1°, van het Wetboek):<br />

- er is een levering aan (C) die voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in een<br />

andere lidstaat (LS2);<br />

- de goederen worden verzonden of vervoerd door de verkoper, de afnemer, of<br />

voor hun rekening naar een plaats buiten LS1 doch binnen de Gemeenschap.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

767 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

(A) moet deze levering bijgevolg opnemen in zijn intracommunautaire opgave.<br />

De grondstoffen worden eerst naar LS3 verzonden om er een werk te ondergaan,<br />

alvorens verzonden te worden naar LS2. (C) verricht bijgevolg in LS3 een<br />

intracommunautaire verwerving van de grondstoffen. Na afloop van het werk<br />

verricht hij een overbrenging van het afgewerkt product naar LS2.<br />

Dit <strong>be</strong>tekent dat (C) in LS3 aan de verplichtingen moet voldoen wegens de<br />

verrichting van <strong>be</strong>lastbare handelingen in deze lidstaat: identificatie voor de btw,<br />

indienen van periodieke aangiften met vermelding van de verschuldigde/aftrekbare<br />

btw op de intracommunautaire verwerving van de materialen en van de overbrenging<br />

van het eindproduct naar LS2.<br />

De plaats van de dienst <strong>be</strong>staande in het werk aan de lichamelijke roerende goederen,<br />

dat materieel werd uitgevoerd in LS 3 door (B), wordt overeenkomstig artikel 44 van<br />

Richtlijn 2006/112/EG (z. art. 21, § 2, van het Wetboek) geacht zich te <strong>be</strong>vinden op<br />

de plaats waar (C), als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige, de zetel van zijn<br />

economische activiteit heeft gevestigd (in principe LS2).<br />

c) Vereenvoudigd stelsel.<br />

In 1996 heb<strong>be</strong>n de toenmalige lidstaten en de Commissie unaniem <strong>be</strong>slist dat voor dit<br />

geval volgende praktische regels van toepassing zijn:<br />

- aangezien het afgewerkt product verzonden of vervoerd wordt naar de lidstaat<br />

van de opdrachtgever, wordt de lidstaat van aankomst van het afgewerkt<br />

product geacht de plaats van aankomst van de grondstoffen te zijn. Bijgevolg<br />

moet de lidstaat waar het werk materieel wordt verricht, niet aangemerkt<br />

worden als de plaats van verwerving van deze grondstoffen in hoofde van de<br />

opdrachtgever;<br />

- teneinde de aanwezigheid van de goederen te rechtvaardigen, moet de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige/uitvoerder van het werk, een voldoende gedetailleerde<br />

boekhouding voeren (in België gaat het om een register) die toelaat de<br />

goederen te identificeren die hem werden toevertrouwd door de opdrachtgever<br />

met het oog op de uitvoering van een werk (zie artikel 243, lid 2 van Richtlijn<br />

2006/112/EG (voorheen artikel 22, lid 2, onder b), tweede alinea, van de Zesde<br />

richtlijn), artikel 54bis, § 1, tweede lid, van het Wetboek en artikel 25, § 2, van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 768<br />

310/61/3. Opeenvolgende dienstverrichters gevestigd in dezelfde lidstaat.<br />

Geval nr. 3.1: opdracht tot uitvoering van twee of meerdere opeenvolgende<br />

werken met <strong>be</strong>trekking tot lichamelijk roerende goederen in een andere<br />

lidstaat dan diegene waar de opdrachtgever gevestigd en voor btwdoeleinden<br />

geïdentificeerd is. Het afgewerkt product keert terug ter<br />

<strong>be</strong>stemming van de opdrachtgever in de lidstaat waar deze gevestigd is.<br />

a) Schema.<br />

Een opdrachtgever (C), die gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in<br />

LS2, <strong>be</strong>stelt twee opeenvolgende werken met <strong>be</strong>trekking tot lichamelijke roerende<br />

goederen, waarvan het eerste wordt uitgevoerd door de dienstverrichter (A) en het<br />

tweede door de dienstverrichter (B), <strong>be</strong>iden gevestigd en voor btw-doeleinden<br />

geïdentificeerd in LS1. De opdrachtgever verzendt de te <strong>be</strong>werken goederen vanuit<br />

de lidstaat waar hij gevestigd is (LS2). Het afgewerkt product keert terug naar de<br />

lidstaat van de opdrachtgever (LS2).<br />

b) Toepasselijk stelsel.<br />

De plaats van de diensten <strong>be</strong>staande in het werk aan de lichamelijke roerende<br />

goederen, dat materieel wordt verricht door (A) en (B) in LS1, worden overeenkomstig<br />

artikel 44 van Richtlijn 2006/112/EG (z. art. 21, § 2, van het Wetboek)<br />

geacht plaats te vinden op de plaats waar (C), als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

de zetel van zijn economische activiteit heeft gevestigd (in principe LS2).<br />

In 1996 zijn de toenmalige lidstaten en Commissie unaniem overeengekomen dat de<br />

volgende praktische regel van toepassing is:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

769 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

De verzending van de lichamelijke roerende goederen buiten het grondgebied<br />

waarbinnen de opdrachtgever voor btw-doeleinden is geïdentificeerd geeft geen<br />

aanleiding tot een <strong>be</strong>lastbare overbrenging overeenkomstig artikel 17, lid 2, f), van<br />

Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 28bis, lid 5, onder b), vijfde streepje van de<br />

Zesde richtlijn) (z. artikel 12bis, tweede lid, 5°, van het Wetboek) en impliceert,<br />

overeenkomstig artikel 243, lid 1 van Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 22,<br />

paragraaf 2, onder b), eerste alinea van de Zesde richtlijn) (z. artikel 54bis, § 1, eerste<br />

lid, van het Wetboek), een inschrijving in het register der verzonden of vervoerde<br />

goederen (register der niet-overbrengingen).<br />

310/61/4. Hoofdaannemer en onderaannemer gevestigd in dezelfde lidstaat.<br />

Geval nr. 3.2: opdracht tot uitvoering van een werk aan een lichamelijk<br />

roerend goed in een andere lidstaat dan die waar de opdrachtgever<br />

gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is. De dienstverrichter<br />

geeft het werk geheel of gedeeltelijk in onderaanneming aan een<br />

dienstverrichter die gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in<br />

dezelfde lidstaat. Het afgewerkt product keert terug naar de lidstaat van<br />

de opdrachtgever.<br />

a) Schema.<br />

Een opdrachtgever (C), die gevestigd en voor de btw is geïdentificeerd in LS2,<br />

<strong>be</strong>stelt een werk aan een lichamelijk roerend goed bij dienstverrichter (A), die<br />

gevestigd en voor de btw is geïdentificeerd in LS1. (A) geeft het werk geheel of


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 770<br />

gedeeltelijk in onderaanneming aan dienstverrichter (B), die eveneens gevestigd en<br />

voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in LS1. Het afgewerkt product wordt<br />

vervoerd naar (C) in LS2.<br />

b) Toepasselijk stelsel.<br />

Vermits het afgewerkt product wordt teruggezonden naar (C) in LS2 op het tijdstip<br />

dat de dienstverrichting van (A) is voltooid, zijn geen werkelijke vereenvoudigingsregels<br />

van toepassing. Het oponthoud van de goederen bij dienstverrichter (B) vormt<br />

geen <strong>be</strong>zwaar om aan te nemen dat de voorwaarde inzake het vervoer van het<br />

afgewerkt product buiten LS1 vervuld is.<br />

De toestand dient bijgevolg als volgt te worden geanalyseerd:<br />

- de plaats van de dienst, verricht door de eerste dienstverrichter aan de<br />

opdrachtgever, wordt overeenkomstig artikel 44 van Richtlijn 2006/112/EG<br />

(z. artikel 21, § 2, van het Wetboek) geacht zich te <strong>be</strong>vinden op de plaats waar<br />

(C), als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige, de zetel van zijn economische<br />

activiteit heeft gevestigd (in principe LS2);<br />

- de verzending van de lichamelijk roerende goederen buiten de lidstaat<br />

waarbinnen de opdrachtgever geïdentificeerd is geeft geen aanleiding tot een<br />

<strong>be</strong>lastbare overbrenging overeenkomstig artikel 17, lid 2, f) van Richtlijn 2006/<br />

112/EG (voorheen artikel 28bis, vijfde lid, onder b), vijfde streepje van de<br />

Zesde richtlijn) (z. artikel 12bis, tweede lid, 5°, van het Wetboek) en impliceert<br />

overeenkomstig artikel 243, lid 1 van Richtlijn 2006/112/EG (voorheen<br />

artikel 22, tweede lid, onder b, eerste alinea van de Zesde richtlijn) (z.<br />

artikel 54bis, § 1, van het Wetboek), een inschrijving in het register van<br />

verzonden of vervoerde goederen (register der niet-overbrengingen);<br />

- het werk door (A) in onderaanneming aan (B) gegeven, wordt overeenkomstig<br />

artikel 44 van Richtlijn 2006/112/EG (z. art. 21, § 2, van het Wetboek) geacht<br />

plaats te vinden op de plaats waar (A), als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

de zetel van zijn economische activiteit heeft gevestigd en zal in<br />

principe worden <strong>be</strong>last volgens het interne stelsel van LS1, de <strong>be</strong>lasting is<br />

aftrekbaar in hoofde van (A).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

771 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

310/61/5. Opeenvolgende dienstverrichters gevestigd in verschillende lidstaten.<br />

Geval nr. 4.1: opdracht tot uitvoering van twee of meerdere opeenvolgende<br />

werken aan lichamelijk roerende goederen die uitgevoerd worden in<br />

meerdere lidstaten, andere dan deze waar de opdrachtgever gevestigd en<br />

voor btw-doeleinden geïdentificeerd is. Het afgewerkt product keert terug<br />

naar de lidstaat van de opdrachtgever waar deze laatste gevestigd is.<br />

a) Schema.<br />

Een opdrachtgever (C), die gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in<br />

LS2, <strong>be</strong>stelt twee opeenvolgende werken aan lichamelijk roerende goederen,<br />

waarvan het eerste uitgevoerd wordt door dienstverrichter (A), die gevestigd en voor<br />

btw-doeleinden geïdentificeerd is in LS1, en het tweede door dienstverrichter (B), die<br />

gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in LS3. (C) verzendt de te<br />

<strong>be</strong>werken goederen van de lidstaat waar hij is gevestigd (LS2) naar de<br />

dienstverrichter in LS1. Het afgewerkt product wordt uiteindelijk (na <strong>be</strong>werking door<br />

(B) in LS3) verzonden naar (C) in LS2.<br />

b) Toepasselijk stelsel.<br />

In het hierna <strong>be</strong>schreven geval, mag worden aangenomen dat de verzending der<br />

goederen door (C) vanuit LS2 geen aanleiding geeft tot een <strong>be</strong>lastbare overbrenging<br />

overeenkomstig artikel 17, lid 2, f) van Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel<br />

28bis, vijfde lid, onder b), vijfde streepje van de Zesde richtlijn) (z. artikel 12bis,


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 772<br />

tweede lid, 5°, van het Wetboek). Inderdaad vormt een tijdelijk oponthoud der<br />

goederen in de vestiging van (B) in LS3 geen hinderpaal opdat voldaan is aan de<br />

voorwaarde dat de goederen na <strong>be</strong>werking worden teruggezonden ter <strong>be</strong>stemming<br />

van (C) in LS2 waarvandaan ze oorspronkelijk werden verzonden of vervoerd.<br />

Bijgevolg dient de situatie als volgt te worden geanalyseerd:<br />

- de plaats van <strong>be</strong>ide diensten <strong>be</strong>staande in het werk aan de lichamelijke<br />

roerende goederen, die materieel worden verricht door (A) en (B), respectievelijk<br />

in LS1 en in LS3, worden overeenkomstig artikel 44 van het Richtlijn<br />

2006/112/EG (z. art. 21, § 2, van het Wetboek) geacht zich te <strong>be</strong>vinden op de<br />

plaats waar (C), als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige, de zetel van zijn<br />

economische activiteit heeft gevestigd (in principe LS2);<br />

- de verzending van de lichamelijke roerende goederen buiten het grondgebied<br />

waarbinnen de opdrachtgever voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, geeft<br />

geen aanleiding tot een <strong>be</strong>lastbare overbrenging overeenkomstig artikel 17,<br />

lid 2, f) van Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 28bis, lid 5, onder b),<br />

vijfde streepje van de Zesde richtlijn) (z. artikel 12bis, tweede lid, 5°, van het<br />

Wetboek) en impliceert, overeenkomstig artikel 243, lid 1 van Richtlijn 2006/<br />

112/EG (voorheen artikel 22, lid 2, onder b), eerste alinea van de Zesde<br />

richtlijn) (z. artikel 54bis, § 1, eerste lid, van het Wetboek), een inschrijving in<br />

het register der verzonden of vervoerde goederen (register der niet-overbrengingen);<br />

- ter verantwoording van de aanwezigheid van de goederen die een <strong>be</strong>werking<br />

dienen te ondergaan binnen de onderneming moeten de <strong>be</strong>lastingplichtigen die<br />

deze <strong>be</strong>werkingen verrichten een voldoende gedetailleerde boekhouding<br />

voeren (in België gaat het om een register) die toelaat de goederen die hen<br />

vanuit een andere lidstaat werden toegezonden te identificeren (artikel 22,<br />

lid 2, onder b), tweede alinea van de Zesde richtlijn) (z. Wetboek artikel 54bis,<br />

§ 1, tweede lid en artikel 25 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

773 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

310/61/6. Hoofdaannemer en onderaannemer gevestigd in verschillende lidstaten.<br />

Geval nr. 4.2: opdracht tot uitvoering van een werk aan lichamelijk roerende<br />

goederen in een andere lidstaat dan die waar de opdrachtgever gevestigd en<br />

voor btw-doeleinden geïdentificeerd is. De dienstverrichter geeft het werk<br />

geheel of gedeeltelijk in onderaanneming aan een dienstverrichter die<br />

gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in een derde lidstaat. Het<br />

afgewerkt product keert terug naar de lidstaat van de opdrachtgever.<br />

a) Schema.<br />

Een opdrachtgever (C) die gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in<br />

LS2, geeft aan (A), die gevestigd en voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in LS1,<br />

de opdracht een werk aan lichamelijk roerende goederen te verrichten. (A) geeft dit<br />

werk geheel of gedeeltelijk in onderaanneming aan (B) die gevestigd en voor btwdoeleinden<br />

in LS3 geïdentificeerd is. Het afgewerkt product wordt naar (C) in LS2<br />

verzonden.<br />

b) Toepasselijk stelsel.<br />

De verzending der goederen door (C) buiten het grondgebied van LS2 geeft geen<br />

aanleiding tot een <strong>be</strong>lastbare overbrenging overeenkomstig artikel 17, lid 2, f) van<br />

Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 28bis, vijfde lid, onder b), vijfde streepje,<br />

van de Zesde richtlijn) (zie artikel 12bis, tweede lid, 5°, van het Wetboek). Inderdaad<br />

een tijdelijk oponthoud van de goederen in de vestiging van (B) in LS3 (feit waarvan


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 774<br />

(C) overigens geen kennis heeft) vormt geen hinderpaal opdat voldaan is aan de<br />

voorwaarde dat de goederen na <strong>be</strong>werking, worden teruggezonden ter <strong>be</strong>stemming<br />

van (C) in LS2 waarvandaan ze oorspronkelijk werden verzonden of vervoerd.<br />

Bijgevolg dient de situatie als volgt te worden geanalyseerd:<br />

- de plaats van de dienst <strong>be</strong>staande in het werk aan de lichamelijke roerende<br />

goederen, dat materieel wordt verricht door (A) in LS1, wordt overeenkomstig<br />

artikel 44 van Richtlijn 2006/112/EG (z. art. 21, § 2, van het Wetboek) geacht<br />

plaats te vinden op de plaats waar (C), als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

de zetel van zijn economische activiteit heeft gevestigd (LS2);<br />

- de verzending van de lichamelijke roerende goederen buiten het grondgebied<br />

waarbinnen de opdrachtgever voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, geeft<br />

geen aanleiding tot een <strong>be</strong>lastbare overbrenging overeenkomstig artikel 17, lid<br />

2, f) van Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 28bis, lid 5, onder b), vijfde<br />

streepje van de Zesde richtlijn) (z. artikel 12bis, tweede lid, 5°, van het Wetboek)<br />

en impliceert, overeenkomstig artikel 243, lid 1 van Richtlijn 2006/<br />

112/EG (voorheen artikel 22, lid 2, onder b, eerste alinea van de Zesde<br />

richtlijn) (z. artikel 54bis, § 1, eerste lid, van het Wetboek), een inschrijving in<br />

het register der verzonden of vervoerde goederen (register der nietoverbrengingen);<br />

- ter verantwoording van de aanwezigheid van de goederen die een <strong>be</strong>werking<br />

dienen te ondergaan binnen de onderneming moeten de aannemer en onderaannemer<br />

die deze <strong>be</strong>werkingen verrichten een voldoende gedetailleerde<br />

boekhouding voeren (in België gaat het om een register) die toelaat de<br />

goederen die hen vanuit een andere lidstaat werden toegezonden te identificeren<br />

(artikel 243, lid 2 van Richtlijn 2006/112/EG - voorheen artikel 22,<br />

lid 2, onder b), tweede alinea van de Zesde richtlijn) (z. Wetboek artikel 54bis,<br />

§ 1, tweede lid en artikel 25 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1);<br />

- wat het werk <strong>be</strong>treft dat (A) in onderaanneming geeft aan (B), dat door (B)<br />

materieel wordt verricht in LS3, wordt de plaats van de dienst overeenkomstig<br />

artikel 44 van Richtlijn 2006/112/EG (z. art. 21, § 2, Wetboek) geacht de plaats<br />

te zijn waar (A), als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige, de zetel van zijn<br />

economische activiteit heeft gevestigd (in principe LS1).<br />

(1 februari 2012)


310/62. Inleiding.<br />

(1 februari 2012)<br />

775 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Afdeling 7. - Bijzondere regeling inzake nieuwe vervoermiddelen.<br />

Een bijzondere intracommunautaire regeling werd uitgewerkt voor de nieuwe<br />

vervoermiddelen om zeker te zijn dat de btw, in elke onderstelling, toekomt aan de<br />

lidstaat van <strong>be</strong>stemming.<br />

Deze bijzondere regeling <strong>be</strong>staat uit een aantal regels die afwijken van de basisprincipes<br />

van de gewone regeling inzake de intracommunautaire levering en<br />

verwerving van goederen. Ingevolge deze bijzondere regeling wordt inzonderheid<br />

afgeweken van het algemeen <strong>be</strong>ginsel volgens hetwelk de aankopen gedaan door een<br />

particulier of een ermee gelijk te stellen <strong>be</strong>lastingplichtige of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon, <strong>be</strong>lastbaar zijn in de lidstaat van de verkoper en de intracommunautaire<br />

verwerving niet <strong>be</strong>lastbaar is. Deze bijzondere regeling wijkt meer<br />

<strong>be</strong>paald af:<br />

a) van het principe dat de intracommunautaire verwerving niet <strong>be</strong>lastbaar is<br />

wanneer de verkoper geen <strong>be</strong>lastingplichtige is op grond van de algemene<br />

regels inzake <strong>be</strong>lastingplicht (bv. ingeval van aankoop bij een particulier in de<br />

lidstaat van herkomst);<br />

b) van het principe dat de intracommunautaire verwerving niet <strong>be</strong>lastbaar is<br />

wanneer de afnemer een particulier of ermee gelijk te stellen persoon is;<br />

c) van het principe dat een intracommunautaire levering niet vrijgesteld kan zijn<br />

wanneer de afnemer een particulier of ermee gelijk te stellen persoon is;<br />

d) van de algemene regels inzake de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige en aftrek<br />

van de <strong>be</strong>lasting.<br />

De toelichting hierna werd, in de mate van het mogelijke, <strong>be</strong>perkt tot de afwijkende<br />

regels en <strong>be</strong>palingen die eigen zijn aan de bijzondere intracommunautaire regeling<br />

inzake nieuwe vervoermiddelen.<br />

Voormelde bijzondere regeling heeft geen <strong>be</strong>trekking op niet-nieuwe vervoermiddelen.<br />

Voor de vrijgestelde intracommunautaire levering en de <strong>be</strong>lastbare<br />

intracommunautaire verwerving van niet-nieuwe vervoermiddelen gelden dezelfde


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 776<br />

voorwaarden als voor alle andere gewone goederen (z. inzonderheid afdeling 2 en 3<br />

van dit hoofdstuk). Deze andere goederen waarvoor de gewone intracommunautaire<br />

regeling van toepassing is (goederen andere dan nieuwe vervoermiddelen en<br />

accijnsproducten) worden verder in deze afdeling eenvoudigheidshalve steeds<br />

"gewone goederen" genoemd.<br />

I. Algemene <strong>be</strong>grippen.<br />

310/63. Begrip vervoermiddelen.<br />

Overeenkomstig artikel 8bis, § 2, eerste lid, 1°, en artikel 25ter, § 2, van het<br />

Wetboek worden voor de toepassing van de bijzondere regeling inzake nieuwe<br />

vervoermiddelen, de volgende voor het personen- of goederenvervoer <strong>be</strong>stemde<br />

goederen als vervoermiddelen <strong>be</strong>schouwd:<br />

- schepen met een lengte van meer dan 7,5m;<br />

- luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1550 kg;<br />

- landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van<br />

meer dan 48 cc of met een vermogen van meer dan 7,2 Kw.<br />

De volgende schepen <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 1, 1°, a en b, van het Wetboek en de<br />

volgende luchtvaartuigen die niet zijn <strong>be</strong>stemd om door de Staat te worden<br />

gebruikt, <strong>be</strong>doeld in artikel 42, § 2, 1°, van het Wetboek zijn evenwel geen vervoermiddelen<br />

in de zin van hetgeen voorafgaat:<br />

- zeeschepen <strong>be</strong>stemd voor passagiers- of goederenvervoer tegen <strong>be</strong>taling, voor<br />

de visserij of, meer algemeen, voor de uitoefening van enigerlei industriële of<br />

handelsactiviteit;<br />

- reddingsboten en -schepen voor hulpverlening op zee;<br />

- vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en dergelijke toestellen,<br />

<strong>be</strong>stemd voor gebruik door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk<br />

toeleggen op het internationale vervoer van personen en van goederen tegen<br />

<strong>be</strong>taling.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

777 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

De volgende landvoertuigen worden aangemerkt als vervoermiddel in de zin van<br />

artikel 8bis, § 2, eerste lid, 1°, en artikel 25ter, § 2, van het Wetboek: personenauto's,<br />

auto's voor dub<strong>be</strong>l gebruik, minibussen, lijkauto's, ziekenauto's, kampeerauto's,<br />

bussen of cars, trolleybussen, lichte vrachtauto's, vrachtauto's, trekkers,<br />

takelauto's, landbouwtrekkers, motorfietsen, spoorvoertuigen die uitgerust zijn met<br />

een motor (bv. trams, locomotieven en metrostellen), trage voertuigen en bromfietsen<br />

voor zover ze uitgerust zijn met een motor met een cilinderinhoud van meer dan<br />

48 cc of met een vermogen van meer dan 7,2 kW.<br />

Aangezien ze ingevolge hun aard niet voor personenvervoer of goederenvervoer<br />

<strong>be</strong>stemd zijn, zijn volgende landvoertuigen geen vervoermiddel in de zin van artikel<br />

8bis, § 2, eerste lid, 1°, en artikel 25ter, § 2, van het Wetboek: voertuigen<br />

specifiek <strong>be</strong>stemd voor sportwedstrijden (bv. formule 1 wagens), gevechtsvoertuigen<br />

die niet specifiek voor troepentransport <strong>be</strong>stemd zijn, brandweerwagens, kraanauto's,<br />

<strong>be</strong>drijfsmaterieel, maaimachines, landbouwmaterieel, landbouwmotors.<br />

Aangezien navolgende goederen, hoewel ze dienstig zijn voor goederenvervoer, niet<br />

met een motor zijn uitgerust, kunnen zij evenmin als vervoermiddel in de zin van<br />

artikel 8bis, § 2, eerste lid, 1°, en artikel 25ter, § 2, van het Wetboek worden<br />

aangemerkt: opleggers, aanhangwagens, kampeeraanhangwagens, bootaanhangwagens,<br />

zweefvliegtuigaanhangwagens, werktuigaanhangwagens.<br />

310/64. Begrip nieuw vervoermiddel. Onderscheid tussen nieuwe vervoermiddelen en<br />

vervoermiddelen die niet nieuw zijn.<br />

Overeenkomstig artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek worden als nieuwe<br />

vervoermiddelen <strong>be</strong>schouwd, vervoermiddelen als <strong>be</strong>doeld in artikel 8bis, § 2, eerste<br />

lid, 1°, van het Wetboek wanneer:<br />

- indien het landvoertuigen <strong>be</strong>treft, hun levering plaatsvindt binnen de zes<br />

maanden (1) na de datum van hun eerste ingebruikneming of die niet meer dan<br />

6.000 (2) kilometer heb<strong>be</strong>n afgelegd;<br />

- indien het boten <strong>be</strong>treft, hun levering plaatsvindt binnen de drie maanden na de<br />

datum van hun eerste ingebruikneming of die niet meer dan 100 uren heb<strong>be</strong>n<br />

gevaren;<br />

(1) vóór 1 januari 1995: binnen de 3 maanden.<br />

(2) vóór 1 januari 1995: niet meer dan 3.000 kilometer.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 778<br />

- indien het luchtvaartuigen <strong>be</strong>treft, hun levering plaatsvindt binnen de drie<br />

maanden na de datum van hun eerste ingebruikneming of die niet meer dan<br />

40 uren heb<strong>be</strong>n gevlogen.<br />

Zodra één van <strong>be</strong>ide voorwaarden vervuld is dient het vervoermiddel als een nieuw<br />

vervoermiddel te worden aangemerkt: een landvoertuig dat pas twee maand gebruikt<br />

werd zal als nieuw <strong>be</strong>schouwd worden zelfs als het 10.000 km heeft afgelegd;<br />

hetzelfde geldt voor een landvoertuig dat 10 jaar in gebruik is maar slechts 6.000 km<br />

heeft afgelegd.<br />

Wanneer geen van <strong>be</strong>ide voorwaarden vervuld zijn, kan het vervoermiddel niet meer<br />

als een nieuw vervoermiddel worden aangemerkt.<br />

Opmerking<br />

Om te <strong>be</strong>palen of een landbouwtractor die niet is uitgerust met een kilometerteller, al<br />

dan niet als nieuw in de zin van artikel 8bis van het Wetboek moet worden<br />

<strong>be</strong>schouwd, wordt ervan uitgegaan dat 600 uur gebruik overeenstemt met<br />

6000 km. (3)<br />

310/65. Weerlegbaar wettelijk vermoeden.<br />

Krachtens artikel 25ter, § 3, van het Wetboek wordt, <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs, ieder<br />

vervoermiddel dat hier te lande het voorwerp uitmaakt van een intracommunautaire<br />

verwerving of van een bij artikel 25quater daarmee gelijkgestelde handeling, geacht<br />

nieuw te zijn in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2° van het Wetboek.<br />

Het tegen<strong>be</strong>wijs kan worden geleverd volgens de regelen en door alle middelen van<br />

het gemene recht, uitgezonderd de eed.<br />

(3) Vóór 1 januari 1995 werd ervan uitgegaan dat 300 uur gebruik overeenstemde met 3000 km<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

779 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

II. Intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel.<br />

A. Belastbaarheid van de intracommunautaire verwerving onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel van een nieuw vervoermiddel.<br />

310/66. Principe.<br />

Bij toepassing van artikel 25ter van het Wetboek zijn de intracommunautaire<br />

verwervingen van nieuwe vervoermiddelen onder <strong>be</strong>zwarende titel, die in België<br />

plaatsvinden, in de regel steeds onderworpen aan de Belgische btw ongeacht de<br />

hoedanigheid van de verkoper in de lidstaat van herkomst en ongeacht de<br />

hoedanigheid van de verwerver in België.<br />

De intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel die verricht wordt<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel en die in België plaatsvindt, is meer <strong>be</strong>paald onderworpen aan<br />

de btw:<br />

- op grond van artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek wanneer de<br />

verwerver een <strong>be</strong>lastingplichtige is die als zodanig optreedt of een niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon is;<br />

- op grond van artikel 25ter, § 2, van het Wetboek wanneer de verwerver een<br />

andere persoon is.<br />

310/67. Uitzonderingen.<br />

Gelet op hetgeen <strong>be</strong>paald is in randnummer 310/66 is de in België plaatsvindende<br />

intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel van een nieuw vervoermiddel<br />

in <strong>be</strong>ginsel steeds onderworpen aan de Belgische btw, ongeacht de<br />

hoedanigheid van de verkoper en de afnemer.<br />

Wanneer evenwel de afnemer een <strong>be</strong>lastingplichtige of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon is, is de intracommunautaire verwerving niet onderworpen aan de<br />

<strong>be</strong>lasting in de bijzondere toestand <strong>be</strong>doeld in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 3°, van<br />

het Wetboek, nl. bij toepassing van de vereenvoudigingsmaatregel bij driehoeksverkeer<br />

(zie nr. 310/55, II, tweede hypothese).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 780<br />

B. Intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen die<br />

<strong>be</strong>lastbaar zijn ingevolge de bijzondere regeling inzake nieuwe vervoermiddelen.<br />

310/68. Afwijkingen van de regels inzake de <strong>be</strong>lastbaarheid van de intracommunautaire<br />

verwerving van gewone goederen.<br />

De intracommunautaire verwervingen onder <strong>be</strong>zwarende titel van nieuwe<br />

vervoermiddelen die in België plaatsvinden, zijn niet alleen onderworpen aan de<br />

<strong>be</strong>lasting wanneer de voorwaarden inzake de <strong>be</strong>lastbaarheid van de intracommunautaire<br />

verwerving van gewone goederen vervuld zijn, maar ook, ingevolge de<br />

bijzondere regeling inzake nieuwe vervoermiddelen, wanneer de verkoper en/of de<br />

afnemer <strong>be</strong>horen tot één van de hierna opgesomde categorieën.<br />

1° De verkoper in de lidstaat van herkomst heeft niet de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige op grond van de algemene regels inzake <strong>be</strong>lasting-plicht.<br />

De intracommunautaire verwerving is <strong>be</strong>lastbaar aangezien de verkoper in dit geval -<br />

bij toepassing in de lidstaat van herkomst van artikel 9, § 2 van Richtlijn 2006/<br />

112/EG (z.artikel 8bis, § 1, van het Belgische Btw-Wetboek) - de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige verkrijgt wegens de toevallige intracommunautaire levering onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel van het nieuwe vervoermiddel.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

De intracommunautaire verwerving van een personenauto in België door een garagist die dit<br />

voertuig, dat nog kan aangemerkt worden als een nieuw vervoermiddel, heeft gekocht van een<br />

particulier in Nederland, is onderworpen aan de <strong>be</strong>lasting in België (Wetboek art. 25ter, § 1, eerste<br />

lid).<br />

2° De afnemer is een <strong>be</strong>lastingplichtige of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon<br />

die niet gehouden is en niet ervoor gekozen heeft om zijn<br />

intracommunautaire verwervingen van gewone goederen aan de <strong>be</strong>lasting<br />

te onderwerpen in België.<br />

De intracommunautaire verwerving is steeds <strong>be</strong>lastbaar aangezien de afwijking<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek niet van toepassing is<br />

ten aanzien van nieuwe vervoermiddelen.


(1 februari 2012)<br />

781 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

V o o r b e e l d<br />

Een vennootschap van dokters (onder de vorm van een BVBA), die uitsluitend handelingen verricht<br />

die worden vrijgesteld overeenkomstig artikel 44 van het Btw-Wetboek en hiervoor geen enkel recht<br />

op aftrek geniet en die niet opteert om de intracommunautaire verwervingen van gewone goederen die<br />

zij verricht in België, hier te onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting, en die gedurende 2010 de drempel van<br />

11.200 EUR aan intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen<br />

en accijnsproducten niet heeft overschreden, verricht op 1 januari 2011 in België een<br />

intracommunautaire verwerving van een nieuwe personenwagen (landvoertuig met een motor met een<br />

cilinderinhoud van meer dan 48 cc) die zij heeft aangekocht voor de prijs van 25.000 EUR bij een<br />

garagist in Duitsland. Niettegenstaande de vennootschap dus niet opteert om haar intracommunautaire<br />

verwervingen van gewone goederen hier aan de btw te onderwerpen, is de intracommunautaire<br />

verwerving van de personenwagen <strong>be</strong>lastbaar in België (Wetboek, art. 25ter, § 1, eerste<br />

lid). Vervolgens verricht de vennootschap in de loop van 2011 intracommunautaire verwervingen van<br />

gewone goederen ten <strong>be</strong>lope van een totaal <strong>be</strong>drag van 5.000 EUR. Deze verwervingen zijn,<br />

integenstelling tot de intracommunautaire verwerving van de personenwagen, in België niet aan de<br />

<strong>be</strong>lasting onderworpen. De intracommunautaire verwerving van het nieuwe vervoermiddel wordt<br />

namelijk niet in aanmerking genomen voor de <strong>be</strong>rekening van de drempel van 11.200 EUR<br />

(z. nr. 310/25, III).<br />

3° De afnemer heeft niet de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige en is<br />

evenmin een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon.<br />

Hier wordt de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige natuurlijke persoon <strong>be</strong>doeld.<br />

De intracommunautaire verwerving is <strong>be</strong>lastbaar bij toepassing van artikel 25ter, § 2,<br />

van het Wetboek.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een ambtenaar verricht in België een intracommunautaire verwerving van een nieuwe personenauto<br />

die hij heeft aangekocht bij een garagist in Duitsland en van een reeds gebruikte motorfiets die hij in<br />

Nederland heeft aangekocht bij een loontrekkende. Deze motorfiets kan nog worden aangemerkt als<br />

een nieuw vervoermiddel. Beide intracommunautaire verwervingen zijn in België aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 782<br />

C. Bijzonderheden op het vlak van intracommunautaire verwervingen van<br />

nieuwe vervoermiddelen die <strong>be</strong>lastbaar zijn ingevolge de bijzondere<br />

regeling inzake nieuwe vervoermiddelen.<br />

310/68/2. Voor de <strong>be</strong>oordeling of in het kader van een intracommunautaire verwerving<br />

een vervoermiddel nieuw is in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2° van<br />

het Btw-Wetboek (z. art. 2, lid 2, sub b van Richtlijn 2006/112/EG), moet als<br />

relevant tijdstip gelden het tijdstip van levering van het <strong>be</strong>trokken goed door<br />

de verkoper aan de koper.<br />

In het specifieke geval van de verwerving van een nieuw vervoermiddel in de zin van<br />

artikel 2, lid 1, sub b ii, van Richtlijn 2006/112/EG [intracommunautaire verwerving<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel van een nieuw vervoermiddel door een <strong>be</strong>lastingplichtige of<br />

door een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon van wie de andere verwervingen uit<br />

hoofde van artikel 3, lid 1 van Richtlijn 2006/112/EG (cf. Wetboek, art. 25ter, § 1,<br />

tweede lid, 2°) niet aan de btw zijn onderworpen, of door enige andere niet<strong>be</strong>lastingplichtige]<br />

moet of de handeling intracommunautair is, worden uitgemaakt<br />

op basis van een globale <strong>be</strong>oordeling van alle objectieve omstandigheden alsmede<br />

het voornemen van de koper, voor zover dit voornemen wordt ondersteund door<br />

objectieve gegevens op basis waarvan kan worden <strong>be</strong>paald in welke lidstaat het<br />

eindgebruik van het <strong>be</strong>trokken goed wordt overwogen (z. X tegen Skatteverket,<br />

H.v.J., C-84/09, 18 novem<strong>be</strong>r 2010).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

X, een particulier die in België woont, is van plan in het Verenigd Koninkrijk een nieuwe zeilboot met<br />

een lengte van meer dan 7,5 meter voor particulier gebruik te kopen. X wil deze boot na levering als<br />

plezierboot in het Verenigd Koninkrijk gedurende drie tot vijf maanden gebruiken en met deze boot<br />

meer dan 100 uren varen. Een andere mogelijkheid zou zijn om deze boot meteen na levering buiten<br />

het Verenigd Koninkrijk te vervoeren en eveneens als plezierboot te gebruiken in andere lidstaten dan<br />

België. In <strong>be</strong>ide gevallen zou de boot na het geplande gebruik over zee worden overgebracht naar zijn<br />

eind<strong>be</strong>stemming in België.<br />

De kwalificatie van een handeling als intracommunautaire levering of verwerving kan niet afhangen<br />

van de voorwaarde dat een <strong>be</strong>paalde termijn waarbinnen het vervoer van het geleverde of<br />

aangekochte goed aanvangt of eindigt, in acht wordt genomen. Door de toepassing van dergelijke<br />

termijn zou de afnemer immers de mogelijkheid krijgen om te kiezen in welke lidstaat de aankoop van<br />

een nieuw vervoermiddel zal worden <strong>be</strong>last, hetgeen in tegenstrijd is met de doelstelling van Richtlijn<br />

2006/112/EG.<br />

Derhalve kan een handeling pas als een intracommunautaire verwerving worden aangemerkt na een<br />

globale <strong>be</strong>oordeling van alle objectieve feitelijke gegevens die relevant zijn om uit te maken of het<br />

aangekochte goed het grondgebied van de lidstaat daadwerkelijk heeft verlaten en, zo dat het geval is,<br />

in welke lidstaat het eindgebruik ervan zal plaatsvinden.


(1 februari 2012)<br />

783 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

X zou in deze situatie een intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel verrichten in<br />

België die overeenkomstig artikel 25ter, § 2 van het Wetboek aan de btw onderworpen is.<br />

In dit voor<strong>be</strong>eld zou het een nieuw vervoermiddel <strong>be</strong>treffen in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°<br />

van het Wetboek op het tijdstip van de levering van de boot door de leverancier aan X. Het feit dat de<br />

boot op het tijdstip van de aankomst op de eind<strong>be</strong>stemming, zijnde België, reeds meer dan drie<br />

maanden zou gebruikt zijn en meer dan 100 uren zou gevaren heb<strong>be</strong>n, heeft geen enkel <strong>be</strong>lang<br />

De volgende handelingen geven, overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsverordening<br />

EU/282/2011 geen aanleiding tot intracommunautaire verwervingen in<br />

de zin van artikel 2, lid 1, onder b) van Richtlijn 2006/112/EG:<br />

- het overbrengen van een nieuw vervoermiddel door een niet <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

in het kader van een woonplaatsverandering, op voorwaarde dat de vrijstelling<br />

van artikel 138, lid 2, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG (cf. Wetboek,<br />

art. 39bis, eerste lid, 2°) op het tijdstip van levering geen toepassing kon<br />

vinden;<br />

- het terugzenden van een nieuw vervoermiddel door een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

naar de lidstaat vanwaaruit het oorspronkelijk aan hem was geleverd met de<br />

vrijstelling van artikel 138, lid 2, onder a) van Richtlijn 2006/112/EG (cf.<br />

Wetboek, art. 39bis, eerste lid, 2°).<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. Een particulier X woont in Duitsland en koopt in Duitsland bij een Duitse concessiehouder een<br />

nieuwe personenwagen voor een prijs van 25.000 EUR.. De leverancier rekent Duitse btw aan<br />

op zijn factuur. Het voertuig wordt in Duitsland ingeschreven onder gewone nummerplaten.<br />

Vier maanden later wordt X voor on<strong>be</strong>paalde duur overgeplaatst naar de vaste inrichting van<br />

zijn werkgever in België. Naar aanleiding van de overplaatsing verhuist hij met zijn gezin naar<br />

België. Hij brengt zijn voertuig mee en schrijft het in België in (onder gewone nummerplaten).<br />

Het voertuig is op dat moment nog nieuw in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2° van het<br />

Btw-Wetboek.<br />

Er is in dit voor<strong>be</strong>eld geen sprake van een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving van het<br />

voertuig in hoofde van X aangezien het voertuig (nieuw vervoermiddel) naar België wordt<br />

overgebracht in het kader van zijn woonplaatsverandering en de vrijstelling van artikel 138,<br />

lid 2, onder a) van Richtlijn 2006/112/EG (cf. Wetboek, art. 39bis, eerste lid, 2°) op het tijdstip<br />

van levering geen toepassing kon vinden.<br />

2. Een in Portugal wonende particulier Y heeft <strong>be</strong>slist om naar België te verhuizen. Hij heeft een<br />

woonplaats in België gevonden en is <strong>be</strong>zig met het vervullen van de nodige verhuisformaliteiten.<br />

Y koopt een week voor de effectieve verhuis een nieuwe personenwagen in<br />

Portugal bij een garage voor een prijs van 25.000 EUR en deelt de leverancier zijn toekomstig<br />

adres in België mee. Een maand later brengt hij het voertuig over naar België, waar hij het<br />

inschrijft (onder normale platen).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 784<br />

In dit voor<strong>be</strong>eld verricht Y een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel van een<br />

nieuw vervoermiddel (in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2° van het Wetboek), die aan de<br />

btw is onderworpen overeenkomstig artikel 25ter, § 2 van het Wetboek, gegeven het feit dat de<br />

initiële levering van de vrijstelling van artikel 138, lid 2, onder a) (cf. Wetboek, art. 39bis,<br />

eerste lid, 2°) heeft genoten of had moeten genieten. Er is geen sprake van een overbrenging<br />

van het voertuig in het kader van een woonplaatsverandering, omdat er, rekening houdend met<br />

de feitelijke gegevens (mededeling van het Belgisch adres, eventuele aanvraag van een<br />

tijdelijke inschrijving in Portugal,...), vanaf de aankoop van het voertuig geen twijfel <strong>be</strong>stond<br />

dat dit <strong>be</strong>stemd was om op duurzame wijze te worden gebruikt in België.<br />

D. Na te leven verplichtingen bij de intracommunautaire verwerving van<br />

een al dan niet nieuw vervoermiddel.<br />

310/69. Wets<strong>be</strong>paling.<br />

Overeenkomstig artikel 53nonies, § 1, eerste lid, van het Wetboek <strong>be</strong>paalt de Koning<br />

de regels met <strong>be</strong>trekking tot de aangifte en <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting verschuldigd ter<br />

zake van de intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen door<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen op wie de afwijking<br />

<strong>be</strong>paald in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek van toepassing is of<br />

door iedere andere niet-<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Overeenkomstig artikel 53nonies, § 1, tweede lid, van het Wetboek kan de Koning<br />

dezelfde regels opleggen voor iedere andere intracommunautaire verwerving van een<br />

vervoermiddel, wanneer de verwerver geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft ten<br />

aanzien van de bij de artikelen 53, § 1, eerste lid, 2° en 3°, of 53ter van het Wetboek<br />

voorgeschreven verplichtingen.<br />

De hier <strong>be</strong>oogde verplichtingen werden in uitvoering van dat artikel 53nonies van het<br />

Wetboek, vastgelegd in het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 46 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992.<br />

310/70. Wijze van aangifte van de intracommunautaire verwerving van een nieuw<br />

vervoermiddel en van de voldoening van de ter zake opeisbare btw.<br />

Wanneer degene die een nieuw vervoermiddel intracommunautair verwerft niet<br />

gehouden is tot het indienen van de gewone btw-maand- of kwartaalaangifte<br />

(aangifte <strong>be</strong>doeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek) en van de<br />

bijzondere btw-aangifte (nr. 629) voor zijn intracommunautaire verwervingen van<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

785 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

gewone goederen (aangifte <strong>be</strong>doeld in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek) dient hij<br />

als schuldenaar van de ter zake opeisbare btw, aangifte te doen van de verwerving<br />

door middel van een bijzondere aangifte (KB nr. 46, art.1). Het <strong>be</strong>treft hier de<br />

Bijzondere btw-aangifte inzake de intracommunautaire verwerving van nieuwe<br />

vervoermiddelen (aangifte nr. 446; z. bijlage II). De indiening van de aangifte nr. 446<br />

en de wijze van voldoening van de <strong>be</strong>lasting bij de indiening van deze aangifte wordt<br />

in nr. 310/71 toegelicht.<br />

Wanneer degene die een nieuw vervoermiddel intracommunautair verwerft<br />

daarentegen wel gehouden is tot het indienen van de gewone btw-maand- of<br />

kwartaalaangifte of van de bijzondere btw-aangifte (nr. 629) voor zijn<br />

intracommunautaire verwervingen van gewone goederen, geldt voor de wijze van<br />

aangifte en voldoening van de ter zake opeisbare btw in <strong>be</strong>ginsel dezelfde regeling<br />

als voor zijn <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving van gewone goederen. In<br />

<strong>be</strong>paalde gevallen wordt evenwel afgeweken van deze wijze van aangifte en van<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting, en dit dan zowel voor de te <strong>be</strong>lasten<br />

intracommunautaire verwervingen van nieuwe als niet nieuwe vervoermiddelen. Dit<br />

ge<strong>be</strong>urt wanneer vastgesteld wordt dat de verwerver zijn verplichtingen inzake btw<br />

niet op regelmatige wijze naleeft. In dit geval ge<strong>be</strong>urt de aangifte en de wijze van<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting zoals <strong>be</strong>paald in het vorige lid, en dit dus ongeacht of<br />

het intracommunautair verworven vervoermiddel al dan niet nieuw is (KB nr. 46,<br />

art. 2).<br />

310/71. Bijzondere btw-aangifte inzake de intracommunautaire verwerving van nieuwe<br />

vervoermiddelen (aangifte nr. 446).<br />

1° Tijdstip en plaats van indiening van de aangifte nr. 446.<br />

De aangifte nr. 446 moet worden ingediend op een Belgisch douanekantoor naar<br />

keuze vóór het verstrijken van de maand die volgt op deze waarin het <strong>be</strong>lastbaar feit<br />

plaatsvindt (KB nr. 46, art. 7, eerste lid).<br />

Wanneer het vervoermiddel een luchtvaartuig of landvoertuig is waarvoor overeenkomstig<br />

de reglementering <strong>be</strong>treffende de luchtvaart of <strong>be</strong>treffende de inschrijving<br />

van motorvoertuigen een inschrijvings<strong>be</strong>wijs moet worden aangevraagd, of wanneer<br />

het een boot is waarvoor een vlaggebrief wordt aangevraagd, dient de aangifte<br />

nr. 446 bovendien te worden ingediend vóór de indiening van de aanvraag om<br />

inschrijving of uitreiking van de vlaggebrief (KB nr. 46, art. 7, tweede lid).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 786<br />

2° Over te leggen stukken bij de indiening van de aangifte nr. 446.<br />

Bij de indiening van de aangifte nr. 446 dient de verwerver de door de leverancier<br />

uitgereikte factuur met <strong>be</strong>trekking tot de levering voor te leggen samen met alle<br />

andere stukken waaruit blijkt dat de vermeldingen van die factuur juist zijn en die,<br />

meer algemeen, de in de aangifte nr. 446 op te nemen gegevens staven. Die stukken<br />

zijn onder meer de door de verwerver opgemaakte of ontvangen <strong>be</strong>stelbons,<br />

contracten, verzendingsstukken, vervoerdocumenten en <strong>be</strong>talingsstukken met<br />

<strong>be</strong>trekking tot het vervoermiddel en de intracommunautaire verwerving ervan (KB<br />

nr. 46, art. 4, eerste lid).<br />

Wanneer het vervoermiddel een landvoertuig is dat de verwerver op zijn naam wenst<br />

te laten inschrijven in het repertorium van de Directie voor de Inschrijving van<br />

Voertuigen overeenkomstig de reglementering <strong>be</strong>treffende de inschrijving van<br />

motorvoertuigen, dient hij terzelfdertijd de op zijn naam opgestelde aanvraag om<br />

inschrijving voor te leggen (KB nr. 46, art. 4, tweede lid).<br />

3° Tijdstip en wijze van voldoening van de eisbare btw.<br />

De <strong>be</strong>lasting verschuldigd ter zake van de intracommunautaire verwerving van een<br />

vervoermiddel waarvoor de aangifte nr. 446 moet worden ingediend, moet<br />

overeenkomstig artikel 8 van het Koninklijk Besluit nr. 46 worden voldaan vóór het<br />

verstrijken van de maand die volgt op deze waarin het <strong>be</strong>lastbaar feit plaatsvindt.<br />

Blijkt de opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting evenwel uit de binnen de voorgeschreven<br />

termijn ingediende aangifte nr. 446, dan dient de verschuldigde <strong>be</strong>lasting te worden<br />

voldaan op het tijdstip waarop de aangifte nr. 446 wordt ingediend. De <strong>be</strong>taling<br />

dient te ge<strong>be</strong>uren in speciën aan de ontvanger van het douanekantoor waar de<br />

aangifte nr. 446 werd ingediend of door overschrijving op de postrekening van dit<br />

kantoor, of door afgifte van een door een financiële instelling gecertifieerde cheque<br />

(KB nr. 46, art. 8, tweede lid).<br />

4° Bewaringsplicht en voorleggingsplicht.<br />

Het luik A van de door de ontvanger van het douanekantoor gevalideerde aangifte<br />

nr. 446 en de stukken waarvan sprake in het eerste lid van punt 2°, hiervoor, moeten<br />

door de verwerver worden <strong>be</strong>waard gedurende tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip<br />

waarop het inschrijvings<strong>be</strong>wijs of de vlaggebrief voor het vervoermiddel wordt<br />

uitgereikt of, bij ontstentenis daarvan, vanaf het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting<br />

opeisbaar wordt (KB nr. 46, art. 6, § 1).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

787 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Bovendien dient de persoon gehouden tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting op ieder<br />

verzoek van de ambtenaren <strong>be</strong>voegd voor de controle op voldoening van de <strong>be</strong>lasting<br />

de in het vorige lid <strong>be</strong>doelde stukken ter inzage voor te leggen op het btwcontrolekantoor<br />

in ambtsgebied waar hij zijn woonplaats of maatschappelijke zetel<br />

heeft (KB nr. 46, art. 6, § 2).<br />

310/72. Aanbieding op een douanekantoor bij de intracommunautaire verwerving van<br />

een al dan niet nieuw vervoermiddel.<br />

Onder voor<strong>be</strong>houd van hetgeen wordt <strong>be</strong>paald in het volgende lid dient eenieder die<br />

schuldenaar is van de btw wegens de intracommunautaire verwerving van een<br />

vervoermiddel zich, krachtens de artikelen 1 en 5 van het voornoemd Koninklijk<br />

Besluit nr. 46 aan te bieden op een Belgisch douanekantoor met het oog op:<br />

- de voldoening of het toezicht op de voldoening van de btw opeisbaar ter zake<br />

van deze intracommunautaire verwerving;<br />

- het nazicht of de verwerver - wanneer het een <strong>be</strong>lastingplichtige of niet<strong>be</strong>lastingsplichtige<br />

rechtspersoon <strong>be</strong>treft als <strong>be</strong>doeld in nr. 310/70, tweede lid -<br />

zijn verplichtingen inzake btw op regelmatige wijze naleeft;<br />

- de uitreiking van een douaneattest dat vereist is voor de eerste inschrijving van<br />

dat vervoermiddel in België (het in nr. 310/87, 2° toegelichte vignet nr. 705<br />

voor landvoertuigen en het attest DL2 voor luchtvaartuigen), of voor de<br />

uitreiking van een Belgische vlaggebrief voor dat vervoermiddel (attest DL2B<br />

dat vereist is op grond van artikel 4 van het Koninklijk Besluit nr. 47 voor alle<br />

schepen die het voorwerp uitmaken van een te <strong>be</strong>lasten intracommunautaire<br />

verwerving in België) .<br />

Wanneer de schuldenaar van de btw een persoon is aan wie door de Douane<br />

vergunning werd verleend om zelf vignetten nr. 705 op te stellen of om aan de<br />

Federale Overheidsdienst voor Mobiliteit en Transport een vervangend signaal te<br />

verzenden via een procédé van elektronische gegevensuitwisseling (bijvoor<strong>be</strong>eld een<br />

autoconstructeur of een officieel invoerder), is geen aanbieding op een douanekantoor<br />

vereist (KB nr. 46, art. 5, § 2).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 788<br />

III. Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel.<br />

310/73. Algemeen.<br />

Aangezien het bijzondere stelsel inzake de intracommunautaire handelingen met<br />

<strong>be</strong>trekking tot nieuwe vervoermiddelen strekt tot het <strong>be</strong>lasten van deze goederen in<br />

de lidstaat van <strong>be</strong>stemming (plaats van de verwerving), diende ten einde dub<strong>be</strong>le<br />

<strong>be</strong>lastingheffing te voorkomen en de neutraliteit van de btw te waarborgen:<br />

1° de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige te worden toegekend aan eenieder die<br />

toevallig een intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel<br />

verricht (z. nr. 310/74, hierna);<br />

2° de aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting te worden geregeld wanneer de intracommunautaire<br />

levering wordt verricht door een toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

(z. nrs. 310/75 t.e.m. 310/77, hierna);<br />

3° alle intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen van de<br />

<strong>be</strong>lasting te worden vrijgesteld, ongeacht de hoedanigheid van de afnemer naar<br />

wie het nieuwe vervoermiddel wordt verzonden of vervoerd buiten België maar<br />

binnen de Gemeenschap (z. nrs. 310/83 t.e.m. 310/87, hierna).<br />

A. Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel door de<br />

toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>oogd in artikel 8bis, § 1 van het<br />

Wetboek.<br />

310/74. Hoedanigheid van "toevallige" <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Krachtens artikel 8bis, § 1, van het Wetboek wordt tevens als <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

aangemerkt eenieder die toevallig onder <strong>be</strong>zwarende titel een nieuw vervoermiddel<br />

levert onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek.<br />

Is derhalve <strong>be</strong>lastingplichtige, de particulier (loontrekkende, gepensioneerde, ...) of<br />

de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon (Staat, provincie, gewest, enz... handelend<br />

als openbare overheid), die een nieuw vervoermiddel levert waarbij dit goed door de<br />

verkoper of de afnemer, of voor hun rekening, met als <strong>be</strong>stemming de afnemer,<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

789 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

wordt verzonden of vervoerd buiten België maar binnen de Gemeenschap, zonder<br />

onderscheid voor de toepassing van deze <strong>be</strong>paling of de verwerver in de lidstaat van<br />

<strong>be</strong>stemming een <strong>be</strong>lastingplichtige, een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon of een<br />

andere niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is.<br />

310/75. Beperking van het recht op aftrek van de toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Overeenkomstig artikel 45, § 1bis, van het Wetboek mag de in artikel 8bis, § 1, van<br />

het Wetboek <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige de <strong>be</strong>lasting geheven van de levering, de<br />

invoer of de intracommunautaire verwerving van het vervoermiddel dat hij levert<br />

onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek slechts in aftrek brengen<br />

binnen de grenzen of ten <strong>be</strong>lope van het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting dat op deze levering<br />

opeisbaar zou zijn indien ze niet vrijgesteld zou zijn op grond van genoemd artikel<br />

39bis van het Wetboek.<br />

Deze <strong>be</strong>paling houdt een dub<strong>be</strong>le <strong>be</strong>perking in van het recht op aftrek van de<br />

toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige:<br />

- enerzijds, op het vlak van de aard van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting: het <strong>be</strong>treft<br />

slechts de <strong>be</strong>lasting geheven van de aankoop, de intracommunautaire<br />

verwerving of de invoer van het nieuwe vervoermiddel door de toevallige<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige. Bijgevolg kan de toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige de <strong>be</strong>lasting<br />

geheven van goederen en diensten met <strong>be</strong>trekking tot de verkoop van het<br />

vervoermiddel, zoals kosten van reclame, makelaars of vervoer, niet in aftrek<br />

brengen;<br />

- anderzijds, op het vlak van het <strong>be</strong>drag van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting: dit <strong>be</strong>drag<br />

wordt <strong>be</strong>rekend door op de maatstaf van heffing van de door artikel 39bis van<br />

het Wetboek vrijgestelde levering het tarief toe te passen dat geldt voor deze<br />

levering.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een ambtenaar koopt in novem<strong>be</strong>r 2009 in België bij een Belgische garagist een automobiel voor de<br />

prijs van 12.500 EUR + 2.625 EUR btw (btw-tarief 21 %).<br />

Twee maand later <strong>be</strong>sluit hij het voertuig weer te verkopen en aangezien hij een deel van de <strong>be</strong>lasting<br />

geheven bij zijn aankoop wenst te recupereren, plaatst hij een advertentie in een Belgisch dagblad dat<br />

ook in het buitenland een grote oplage heeft. Kostprijs: 250 EUR + 52,50 EUR btw (btw-tarief 21 %).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 790<br />

Wanneer hij voor de prijs van 10.000 EUR een koper heeft gevonden gelast hij een Belgische<br />

vervoerder met het transport van het voertuig naar deze koper voor de prijs van 250 EUR +<br />

52,50 EUR btw (btw- tarief 21 %).<br />

• De <strong>be</strong>lasting geheven van de kosten van reclame en vervoer is niet aftrekbaar.<br />

• De <strong>be</strong>lasting geheven van de verkrijging van het vervoermiddel is aftrekbaar ten <strong>be</strong>lope van:<br />

- Maatstaf van heffing van de levering: 10.000 EUR<br />

- Tarief: 21 %, hetzij 2.100 EUR<br />

Er wordt opgemerkt dat voor het <strong>be</strong>palen van het aftrekplafond rekening moet<br />

worden gehouden me het btw-tarief dat van toepassing is op het tijdstip van de<br />

intracommunautaire levering van het nieuwe vervoermiddel.<br />

310/76. Ontstaan van het recht op aftrek. Voorwaarden voor de uitoefening van dit<br />

recht.<br />

In afwijking van de algemene regels voor het <strong>be</strong>palen van het tijdstip waarop het<br />

recht op aftrek ontstaat (z. KB nr. 3, art. 2; z. nr. 355 e.v.) ontstaat het recht op aftrek<br />

van de toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige van artikel 8bis, § 1, van het Wetboek pas op het<br />

tijdstip van de door deze <strong>be</strong>lastingplichtige verrichte intracommunautaire levering<br />

van het vervoermiddel (KB nr. 48, art.5).<br />

Om zijn recht op aftrek te kunnen uitoefenen, dient de in artikel 8bis, § 1 van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige de volgende voorwaarden tezamen te<br />

vervullen (KB nr. 48, art. 6):<br />

- in het <strong>be</strong>zit zijn van één van de overeenkomstig artikel 3 van het Koninklijk<br />

Besluit nr. 3 vereiste stukken waaruit de <strong>be</strong>taling van de voor<strong>be</strong>lasting blijkt,<br />

namelijk de aankoopfactuur of het invoerdocument of het luik A van de<br />

bijzondere aangifte inzake de intracommunautaire verwerving van het<br />

vervoermiddel;<br />

- in het <strong>be</strong>zit zijn van alle andere stukken m.b.t. het nieuwe vervoermiddel<br />

waarvan het Wetboek of de ter uitvoering ervan gegeven regelen het houden,<br />

het opmaken of het uitreiken voorschrijven (bv. het dub<strong>be</strong>l van de aan zijn<br />

koper uitgereikte factuur m.b.t. de intracommunautaire levering van het<br />

vervoermiddel);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

791 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

- het <strong>be</strong>wijs leveren dat het vervoermiddel nieuw was op het tijdstip van de<br />

intracommunautaire levering en dat dit voertuig geleverd werd onder de<br />

voorwaarden voor de toepassing van de vrijstelling van artikel 39bis van het<br />

Wetboek.<br />

310/77. Wijze van uitoefening van het recht op aftrek.<br />

De in artikel 8bis, § 1 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

recupereert zijn aftrekbare <strong>be</strong>lasting bij wijze van teruggaaf (Wetboek, art. 76, § 2).<br />

Wanneer op het tijdstip van het indienen van de in nr. 310/78 <strong>be</strong>doelde aangifte, de<br />

voorwaarden voor de uitoefening van het recht op aftrek vervuld zijn, geldt deze<br />

aangifte als aanvraag om teruggaaf.<br />

Indien dit niet het geval is, dient een aanvraag om teruggaaf te worden ingediend<br />

vóór het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van<br />

de teruggaaf zich heeft voorgedaan bij het hoofd van het controlekantoor van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde in het ambtsgebied waarin de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

zijn woonplaats of maatschappelijke zetel heeft (KB nr. 48, art. 7 en<br />

KB nr. 4, art. 9).<br />

310/78. Aangifte van de intracommunautaire levering.<br />

De in artikel 8bis, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige dient<br />

het btw-controlekantoor waaronder hij ressorteert in kennis te stellen van de<br />

vrijgestelde intracommunautaire levering die hij verricht (KB nr. 48, art. 1).<br />

Deze aangifte moet ge<strong>be</strong>uren binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de datum van<br />

de levering door middel van de in tweevoud opgestelde aangifte nr. 447 (KB nr. 48,<br />

art. 2; z. bijlage III).


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 792<br />

B. Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die geen toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige is als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 8bis, § 1, van het Wetboek en die evenmin gehouden is tot het<br />

indienen van de gewone btw-maand- of kwartaalaangifte.<br />

310/79. Beoogde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

Worden hier <strong>be</strong>doeld, de intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen<br />

onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek door:<br />

- <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten <strong>be</strong>doeld in artikel 44<br />

van het Wetboek en die geen recht op aftrek heb<strong>be</strong>n op grond van artikel 45,<br />

§ 1, 4° van het Wetboek;<br />

- <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de vrijstellingsregeling <strong>be</strong>doeld in artikel<br />

56, § 2, van het Wetboek;<br />

- <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de forfaitaire landbouwregeling <strong>be</strong>doeld<br />

in artikel 57 van het Wetboek;<br />

- <strong>be</strong>lastingplichtigen die een bijzondere regeling genieten en hierbij verzaken<br />

aan hun recht op aftrek.<br />

310/80. Aangifte van de intracommunautaire levering en recht op aftrek.<br />

Wanneer de in nr. 310/79 <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtigen een intracommunautaire<br />

levering van een nieuw vervoermiddel verrichten onder de voorwaarden van artikel<br />

39bis, van het Wetboek, heb<strong>be</strong>n zij eenzelfde recht op aftrek als de toevallige<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige (Wetboek, art. 45, § 1bis).<br />

De <strong>be</strong>palingen in de nrs. 310/75 tot 310/78 zijn derhalve, mutatis mutandis, van<br />

toepassing ten aanzien van de in onderhavige afdeling <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

793 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

C. Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige gehouden tot het indienen van de gewone btw-maand-<br />

of kwartaalaangifte.<br />

310/81. Aangifte en kennisgeving van de intracommunautaire levering.<br />

De vrijgestelde intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel door de<br />

hier <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige dient, ongeacht welke vrijstelling van artikel 39bis,<br />

eerste lid, van het Wetboek van toepassing is, volgens de gewone regels opgenomen<br />

te worden in de gewone btw-maand- of kwartaalaangifte.<br />

De bij toepassing van artikel 39bis, eerste lid, 1° of 4°, van het Wetboek vrijgestelde<br />

intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel of ermee gelijkgestelde<br />

handeling door de hier <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige dient bovendien volgens de<br />

gewone regels, d.w.z. de regels die ook gelden voor de vrijgestelde intracommunautaire<br />

levering van gewone goederen en ermee gelijkgestelde handelingen, opgenomen<br />

te worden in de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen - (z.<br />

Wetboek art. 53sexies, § 1; z. nrs. 466 tot 474).<br />

Wanneer de hier <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige zich <strong>be</strong>roept op de vrijstelling van<br />

artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Wetboek omdat hij het nieuwe vervoermiddel<br />

intracommunautair levert aan een afnemer die niet gehouden is om al zijn<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen aan de btw te onderwerpen en die<br />

geen geldig door een andere lidstaat toegekend btw-identificatienummer meegedeeld<br />

heeft, dient hij de administratie in kennis te stellen van deze levering op de wijze als<br />

<strong>be</strong>paald in de circulaire AOIF nr. 31/2010 van 14 april 2010 (Wetboek, art. 53sexies,<br />

§ 2; KB nr. 48, art. 3). Wat btw-eenheden <strong>be</strong>treft, wordt er opgemerkt dat het lid van<br />

de btw-eenheid die de levering heeft verricht, de administatie in kennis moet stellen.<br />

De kennisgeving moet sinds 1 april 2010 worden verricht door middel van een lijst<br />

die langs elektronische weg (via Intervat) moet worden ingediend voor ieder<br />

kalenderkwartaal tijdens hetwelk de <strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van de btw-eenheid<br />

één of meerdere intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen met<br />

toepassing van de vrijstelling artikel 39bis, eerste lid, 2° van het Btw-Wetboek heeft<br />

verricht, en dit uiterlijk de 20 ste dag van de maand volgend op het kwartaal waarop de<br />

lijst <strong>be</strong>trekking heeft.<br />

Voor de volgende categoriën heeft de administratie een vereenvoudigde<br />

administratieve procedure voorzien:


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 794<br />

- Belastingplichtigen en leden van een btw-eenheid wanneer zij en in<br />

voorkomend geval de persoon die gemachtigd is de <strong>be</strong>doelde lijst namens hen<br />

in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen <strong>be</strong>schikken om<br />

aan deze verplichting te voldoen en bijgevolg reeds vrijgesteld zijn van de<br />

verplichting tot indiening langs elektronische weg van hun periodieke btwaangifte<br />

(art. 18, § 5 van koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1), hun btw-opgave van de<br />

intracommunautaire handelingen (art. 6, § 2 van koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 50) en<br />

hun jaarlijkse lijst van btw-<strong>be</strong>lastingplichtige afnemers (art. 2, § 1, tweede lid<br />

van koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 23);<br />

- Belastingplichtigen en leden van een btw-eenheid wiens de gebruikelijke<br />

activiteit niet <strong>be</strong>staat uit de levering, het onderhoud, de herstelling en/of de<br />

verhuur van vervoermiddelen (landvoertuigen, boten of luchtvaartuigen). Het<br />

<strong>be</strong>treft <strong>be</strong>lastingplichtigen of leden van een btw-eenheid waarbij één of meer<br />

van de activiteitscodes, opgenomen onder randnr. 20 van circulaire AOIF<br />

nr. 31/2010 van 14 april 2010, niet van toepassing is.<br />

Personen uit laatstgenoemde categorie heb<strong>be</strong>n evenwel de keuze om ofwel de lijst<br />

langs elektronische weg in te dienen, ofwel gebruik te maken van de vereenvoudigde<br />

administratieve procedure.<br />

De vereenvoudigde administratieve procedure houdt de indiening door de leverancier<br />

in van kopiefacturen van de overeenkomstig artikel 39bis, eerste lid, 2° van het Btw-<br />

Wetboek vrijgestelde intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen<br />

en een door de hemzelf op te maken <strong>be</strong>geleidend document waarin hij melding maakt<br />

van zijn naam, adres en btw-identificatienummer, alsook van het totaal aantal<br />

bijgevoegde facturen en het aantal bijgevoegde facturen uitgesplitst per lidstaat. De<br />

kopiefacturen moeten op zijn minst de informatie <strong>be</strong>doeld in artikel 3 van koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 48 <strong>be</strong>vatten. Het <strong>be</strong>geleidend document en de kopiefacturen moeten<br />

worden ingediend op het btw-controlekantoor waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige of de<br />

btw-eenheid ressorteert, uiterlijk de twintigste dag van de maand die volgt op het<br />

kwartaal tijdens hetwelk de leveringen werden verricht.<br />

310/82. Recht op aftrek.<br />

De hier <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtigen die het nieuwe vervoermiddel heb<strong>be</strong>n gebruikt<br />

in het kader van hun <strong>be</strong>lastbare <strong>be</strong>roepswerkzaamheid, heb<strong>be</strong>n in die hoedanigheid<br />

de btw geheven van de aankoop, van de intracommunautaire verwerving of wegens<br />

de invoer in België van het nieuwe vervoermiddel, geheel of ten dele overeenkomstig<br />

de gewone regels in aftrek kunnen brengen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

795 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Het oorspronkelijke door deze <strong>be</strong>lastingplichtigen uitgeoefende recht op aftrek kan<br />

merkbaar verschillen naargelang de aard van het vervoermiddel (personenauto of<br />

vrachtauto), de <strong>be</strong>stemming van dit voertuig (verkoop, verhuur of gebruik als<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel), en ook naargelang de aard van de werkzaamheid van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

(taxi<strong>be</strong>drijf of bakkerij).<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige die gehouden is tot het indienen van de gewone<br />

periodieke btw-aangifte, een nieuw vervoermiddel levert onder de voorwaarden van<br />

artikel 39bis van het Wetboek, heeft hij in de regel reeds zijn recht op aftrek<br />

uitgeoefend aangezien dit recht ontstaat op het tijdstip <strong>be</strong>paald in artikel 2 van het<br />

Koninklijk Besluit nr. 3, van 10 decem<strong>be</strong>r 1969.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die enkel ingevolge zijn recht op aftrek op grond van artikel<br />

45, § 1, 4°, van het Wetboek gehouden is tot het indienen van de gewone<br />

periodieke btw-aangifte vormt evenwel een uitzondering op deze regel. Overeenkomstig<br />

artikel 5 van het Koninklijk Besluit nr. 48, van 29 decem<strong>be</strong>r 1992, ontstaat<br />

het recht op aftrek van deze <strong>be</strong>lastingplichtige immers op hetzelfde tijdstip als het<br />

recht op aftrek van de toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige van artikel 8bis, § 1, van het<br />

Wetboek, d.w.z. op het tijdstip waarop hij het nieuwe vervoermiddel intracommunautair<br />

levert.<br />

De verschillende toestanden worden hierna onderzocht.<br />

1° Vervoermiddelen die <strong>be</strong>oogd zijn in artikel 45, § 2, eerste lid, van het<br />

Wetboek.<br />

De oorspronkelijk verrichte aftrek zal hier dus hoogstens de helft zijn van de <strong>be</strong>taalde<br />

voor<strong>be</strong>lasting (z. nr. 339).<br />

Artikel 45, § 2, tweede lid, k, van het Wetboek stelt evenwel dat in dit geval de<br />

<strong>be</strong>palingen van het artikel 45, § 2, eerste lid, van het Wetboek niet van toepassing<br />

zijn op nieuwe vervoermiddelen die het voorwerp uitmaken van een op grond van<br />

artikel 39bis van het Wetboek vrijgestelde levering. In dit geval wordt de aftrek<br />

slechts uitgeoefend binnen de grenzen of ten <strong>be</strong>lope van het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting<br />

dat op deze levering opeisbaar zou zijn indien ze niet vrijgesteld zou zijn op grond<br />

van genoemd artikel 39bis.<br />

Hieruit volgt dat in geval van intracommunautaire levering van een dergelijk<br />

voertuig, de <strong>be</strong>lastingplichtige een herziening in zijn voor- of nadeel uitoefent<br />

zodanig dat de totale uitgeoefende aftrek (oorspronkelijk aftrek en herziening), gelijk<br />

is aan het <strong>be</strong>drag waarop de in artikel 8bis, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde toevallige<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige aanspraak zou kunnen maken.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 796<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d 1<br />

Een auto voor dub<strong>be</strong>l gebruik wordt door een kruidenier aangekocht op 20 novem<strong>be</strong>r 2009 voor de<br />

prijs van 12.500 EUR, exclusief btw. Dit voertuig wordt voor 60 % voor <strong>be</strong>roepsdoeleinden<br />

aangewend. Op 20 januari 2010 levert deze kruidenier het voertuig aan een in Frankrijk gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige voor een prijs van 11.200 EUR.<br />

- Betaalde btw bij aankoop : 2.625 EUR<br />

- Oorspronkelijk uitgeoefende aftrek:<br />

50 % (artikel 45, § 2) : 1.312,50 EUR<br />

- Maximaal toegestane aftrek wegens<br />

de intracommunautaire levering:<br />

11.200 EUR x 21 % : 2.352 EUR<br />

- Bijkomende herziening in het voordeel<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtige: : 1.039,50 EUR<br />

Voor<strong>be</strong>eld 2<br />

Zelfde situatie als in voor<strong>be</strong>eld 1 doch de verkoopprijs <strong>be</strong>draagt ingevolge <strong>be</strong>schadiging van het<br />

voertuig slechts 2.500 EUR.<br />

- btw <strong>be</strong>taald bij aankoop : 2.625 EUR<br />

- Oorspronkelijk uitgeoefende aftrek:<br />

50 % (artikel 45, § 2) : 1.312,50 EUR<br />

- Maximaal toegestane aftrek wegens<br />

de intracommunautaire levering:<br />

2.500 EUR x 21 % : 525 EUR<br />

- Herziening in het nadeel<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtige : 787,50 EUR<br />

2° Vervoermiddelen die niet <strong>be</strong>oogd zijn in artikel 45, § 2, eerste lid, van het<br />

Wetboek.<br />

In dit geval dient t.a.v. de oorspronkelijke aftrek op dezelfde manier gehandeld te<br />

worden als wanneer het nieuwe vervoermiddel in België zou geleverd zijn met<br />

heffing van de <strong>be</strong>lasting en dient er geen rekening te worden gehouden met een<br />

aftrekplafond zoals <strong>be</strong>paald in artikel 45, § 1bis (z. nr. 310/75) en in artikel 45, § 2,<br />

tweede lid, k) van het Wetboek.


(1 februari 2012)<br />

797 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Wanneer de voor<strong>be</strong>lasting volledig kon worden afgetrokken blijft deze oorspronkelijke<br />

aftrek dus <strong>be</strong>houden, ook al overschrijdt deze het plafond waarvan sprake in<br />

het vorige lid.<br />

Wanneer een gedeelte van de voor<strong>be</strong>lasting oorspronkelijk niet in aftrek kon worden<br />

gebracht omdat bv. het nieuwe vervoermiddel deels voor <strong>be</strong>drijfsdoeleinden en deels<br />

voor privé-doeleinden werd gebruikt, kan hier - rekening houdend met hetgeen<br />

<strong>be</strong>paald werd hiervoor - de vijfjarige herziening van de aftrek eigen aan de <strong>be</strong>drijfsmiddelen,<br />

toegepast worden in het voordeel van de <strong>be</strong>lastingplichtige (KB nr. 3,<br />

art. 10, § 1, eerste lid, 3°; z. nr. 402).<br />

V o o r b e e l d 1<br />

De exploitant van een pizzeria koopt op 10 novem<strong>be</strong>r 2009 een <strong>be</strong>stelwagen voor de prijs van 2.500<br />

EUR, exclusief btw. Hij gebruikt die <strong>be</strong>stelwagen in de eerste plaats om pizza's aan huis te <strong>be</strong>stellen.<br />

Dat vervoermiddel, waarvan de aanwending voor <strong>be</strong>roepsdoeleinden 60 % <strong>be</strong>draagt, wordt<br />

wederverkocht op 20 januari 2010 aan een in Nederland gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige voor de prijs<br />

van 2.200 EUR.<br />

- Betaalde btw bij aankoop : 525 EUR<br />

- Oorspronkelijk uitgeoefende aftrek 60 % : 315 EUR<br />

- Herziening op grond van artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, van het<br />

KB nr. 3: 4/5 x 210 EUR : 168 EUR<br />

- Totaal <strong>be</strong>drag van de aftrek : 483 EUR<br />

- Bedrag van de aftrek waarop de in artikel 8bis,<br />

§ 1, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

aanspraak zou kunnen maken:<br />

2.200 EUR x 21 % : 462 EUR<br />

V o o r b e e l d 2<br />

Zelfde situatie als in voor<strong>be</strong>eld 1 doch de aanwending voor <strong>be</strong>roepsdoeleinden <strong>be</strong>draagt slechts 20 %.<br />

- Betaalde btw bij aankoop : 525 EUR<br />

- Oorspronkelijk uitgeoefende aftrek : 105 EUR<br />

- Herziening op grond van artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, van het<br />

KB nr. 3: 4/5 x 420 EUR : 336 EUR


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 798<br />

- Totaal <strong>be</strong>drag van de aftrek : 441 EUR<br />

- Bedrag van de aftrek waarop de in artikel 8bis, § 1, van<br />

het Wetboek <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige aanspraak zou<br />

kunnen maken:<br />

2.200 EUR x 21 % : 462 EUR<br />

D. Vrijstellingen met <strong>be</strong>trekking tot de intracommunautaire levering van<br />

een nieuw vervoermiddel.<br />

310/83. Algemeen.<br />

Voor zover aan de daartoe gestelde voorwaarden is voldaan, zijn al de intracommunautaire<br />

leveringen van nieuwe vervoermiddelen vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting,<br />

ongeacht de hoedanigheid van de afnemer naar wie het nieuwe vervoermiddel wordt<br />

verzonden of vervoerd buiten België maar binnen de Gemeenschap.<br />

310/84. Vrijstellingen die zowel gelden voor de intracommunautaire leveringen van<br />

gewone goederen als voor de intracommunautaire leveringen van nieuwe<br />

vervoermiddelen.<br />

Zoals toegelicht in afdeling 2 van dit hoofdstuk zijn de intracommunautaire<br />

leveringen van gewone goederen en de ermee gelijkgestelde handelingen vrijgesteld<br />

van de <strong>be</strong>lasting wanneer de voorwaarden van respectievelijk artikel 39bis, eerste lid,<br />

1° en 4°, van het Wetboek vervuld zijn.<br />

De intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel en de ermee gelijkgestelde<br />

handelingen zijn uiteraard eveneens vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting wanneer de<br />

voorwaarden van respectievelijk artikel 39bis, eerste lid, 1° en 4°, van het Wetboek<br />

vervuld zijn. Er wordt voor de voorwaarden van deze vrijstellingen en voor de ter<br />

zake vereiste <strong>be</strong>wijsvoering dan ook verwezen naar de <strong>be</strong>palingen hieromtrent in<br />

afdeling 2 en 4 van dit hoofdstuk.<br />

Opmerking.<br />

De levering van een gewoon goed door een <strong>be</strong>lastingplichtige die de vrijstellingsregeling<br />

van artikel 56, § 2, van het Wetboek geniet, is vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting<br />

op grond van deze <strong>be</strong>paling van het Wetboek, ongeacht of dit goed al dan niet<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

799 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

intracommunautair geleverd wordt. Zodoende is deze levering nooit vrijgesteld op<br />

grond van artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek, hetgeen ook blijkt uit de<br />

<strong>be</strong>woordingen van dit artikel. Er wordt opgemerkt dat de intracommunautaire<br />

levering van een nieuw vervoermiddel daarentegen wel kan vrijgesteld zijn op grond<br />

van artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek wanneer de verkoper voormelde<br />

vrijstellingsregeling geniet voor zijn leveringen van gewone goederen. Gelet op de<br />

<strong>be</strong>paling van artikel 56, § 2, derde lid, eerste streepje, van het Wetboek is <strong>be</strong>treffende<br />

vrijstellingsregeling immers niet van toepassing met <strong>be</strong>trekking tot de intracommunautaire<br />

levering onder <strong>be</strong>zwarende titel van een nieuw vervoermiddel.<br />

310/85. Vrijstelling eigen aan de bijzondere regeling inzake nieuwe vervoermiddelen.<br />

Eigen aan de bijzondere regeling inzake nieuwe vervoermiddelen is de vrijstelling<br />

van artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Wetboek (z. nr. 310/13). Overeenkomstig<br />

deze <strong>be</strong>paling is een intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel<br />

vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting wanneer de afnemer een <strong>be</strong>lastingplichtige of niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon is, die er in de lidstaat waarnaar het nieuwe<br />

vervoermiddel vanuit België is verzonden of vervoerd, niet toe gehouden is de<br />

intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen<br />

of accijnsproducten, die hij aldaar heeft verricht, aan de <strong>be</strong>lasting te<br />

onderwerpen, of nog, wanneer de afnemer enige andere niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is.<br />

De intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel kan dus ook<br />

vrijgesteld zijn, en dit in afwijking van de intracommunautaire regeling m.b.t.<br />

gewone goederen, wanneer de afnemer geen door een andere lidstaat toegekend<br />

geldig btw-identificatienummer heeft.<br />

310/86. Grondvoorwaarden van de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 2° van het<br />

Wetboek.<br />

De intracommunautaire levering van een vervoermiddel is dus vrijgesteld op grond<br />

van artikel 39bis, eerste lid, 2° van het Wetboek wanneer de volgende grondvoorwaarden<br />

zijn vervuld:<br />

1° het moet gaan om de levering van een nieuw vervoermiddel in de zin van<br />

artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2° van het Wetboek (z. nr. 310/64, hiervoor);


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 800<br />

2° het nieuwe vervoermiddel moet door de verkoper, door de afnemer of door een<br />

derde handelend voor hun rekening, naar de afnemer verzonden of vervoerd<br />

worden vanuit België naar een andere lidstaat van de Gemeenschap.<br />

Bewijs dat de eerste grondvoorwaarde vervuld is.<br />

Voor de toepassing van de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 2° van het<br />

Wetboek moet worden <strong>be</strong>wezen dat het vervoermiddel op het tijdstip van de levering<br />

nog een nieuw vervoermiddel was in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2° van<br />

het Wetboek, door middel van een geheel van eensluidende <strong>be</strong>wijsstukken zoals<br />

bijvoor<strong>be</strong>eld een afschrift van het bijzondere tijdelijk inschrijvings<strong>be</strong>wijs van het<br />

voertuig waarvan sprake in nummer 310/87, 1°, hierna, een kopie van het<br />

elektronisch signaal gericht aan de hoofdcontroleur der douane en accijnzen bij de<br />

DIV waarvan sprake in nummer 310/87, 2°, hierna, een afschrift van het laatste<br />

Belgische inschrijvings<strong>be</strong>wijs van het luchtvaartuig of landvoertuig, een afschrift van<br />

de laatste Belgische vlaggenbrief waaronder het schip vaart of heeft gevaren, een<br />

afschrift van het logboek van het luchtvaartuig of schip, het verkoopcontract, een<br />

afschrift van het certificaat van inschrijving van het luchtvaartuig of landvoertuig in<br />

de lidstaat van <strong>be</strong>stemming, een afschrift van de buitenlandse vlaggenbrief<br />

waaronder het schip sedert de overbrenging naar de lidstaat van <strong>be</strong>stemming vaart,<br />

enz.<br />

Bewijs dat de tweede grondvoorwaarde vervuld is.<br />

Voor de toepassing van de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het<br />

Wetboek, moet dezelfde voorwaarde <strong>be</strong>treffende de verzending of het vervoer van<br />

het geleverde nieuwe vervoermiddel vervuld zijn als voor de toepassing van de<br />

vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

levering van een gewoon goed.<br />

Voor toelichtingen in verband met de <strong>be</strong>wijsvoering omtrent het <strong>be</strong>staan van de<br />

verzending of het vervoer van het nieuwe vervoermiddel naar de lidstaat van<br />

<strong>be</strong>stemming wordt hier derhalve verwezen naar de algemene <strong>be</strong>palingen van nummer<br />

310/12.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

801 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

310/87. Bijzondere verplichtingen met <strong>be</strong>trekking tot de vrijgestelde intracommunautaire<br />

levering van <strong>be</strong>paalde landvoertuigen.<br />

De hierna toegelichte verplichtingen heb<strong>be</strong>n enkel <strong>be</strong>trekking op landvoertuigen die<br />

vervoermiddelen zijn in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek<br />

(z. nr. 310/63) ongeacht of ze al dan niet nieuw zijn in de zin van artikel 8bis, § 2,<br />

eerste lid, 2°, van het Wetboek (z. nr. 310/64).<br />

1° Bijzondere tijdelijke inschrijving.<br />

Wanneer een inschrijving wordt gevraagd in het repertorium van de Directie voor de<br />

inschrijving van voertuigen, van een landvoertuig dat geleverd wordt met vrijstelling<br />

op grond van artikel 39bis van het Wetboek, dient overeenkomstig artikel 4 van het<br />

Koninklijk Besluit nr. 48, een tijdelijke nummerplaat met bijhorend bijzonder<br />

tijdelijk inschrijvings<strong>be</strong>wijs te worden aangevraagd voor dit voertuig. Op dit<br />

verplichte bijzondere tijdelijk inschrijvings<strong>be</strong>wijs komen vermeldingen voor waaruit<br />

de toepassing van artikel 39bis van het Wetboek blijkt. Overeenkomstig artikel 4 van<br />

het Koninklijk Besluit nr. 48 en de vermeldingen op dit bijzondere inschrijvings<strong>be</strong>wijs,<br />

moet het vervoer van het landvoertuig naar de lidstaat van <strong>be</strong>stemming<br />

plaatsvinden uiterlijk op het einde van de derde maand die volgt op deze waarin het<br />

bijzondere inschrijvings<strong>be</strong>wijs werd uitgereikt. Betreffend inschrijvings<strong>be</strong>wijs is<br />

trouwens slechts geldig tot het einde van deze derde maand.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige die het landvoertuig intracommunautair levert,<br />

gehouden is tot het indienen van de gewone btw-maand- of kwartaalaangifte, dient<br />

hij met het oog op de uitreiking van voormelde nummerplaat en voormeld<br />

inschrijvings<strong>be</strong>wijs op de aanvraag om inschrijving van het voertuig een bijzonder<br />

vignet te kleven waarop hij de vermelding "btw voldaan neen" aankruist. Het <strong>be</strong>treft<br />

hier het vignet nr. 904 waarop in de regel de naam of <strong>be</strong>naming, het adres en het btwregistratienummer<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtige is voorgedrukt. Dit vignet dient aangevraagd<br />

te worden door de <strong>be</strong>lastingplichtige op het btw-controlekantoor waaronder<br />

hij ressorteert.<br />

2° Niet-inschrijving van het voertuig vóór zijn verzending naar een andere<br />

lidstaat.<br />

Wanneer een voertuig nog nooit in België werd ingeschreven (of dat voordien hier in<br />

België reeds is ingeschreven geweest maar hier vervolgens opnieuw wordt ingevoerd<br />

of opnieuw intracommunautair wordt verworven), moet op de aanvraag tot


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 802<br />

inschrijving een vignet 705 worden gekleefd dat het communautair karakter van het<br />

voertuig vaststelt en dat wordt afgegeven door of op regelmatige wijze wordt<br />

opgesteld op naam van een Belgisch douanekantoor.<br />

De monteurs of de bouwers van motorrijtuigen voor wegvervoer evenals de<br />

importeurs van motorrijtuigen voor wegvervoer zijn gemachtigd om, mits een<br />

vergunning verleend door de Administratie der douane en accijnzen, vanaf 1 mei<br />

2004, via een procedure van elektronische gegevensuitwisseling, een vervangend<br />

signaal naar de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer te zenden. In deze<br />

situatie wordt geen vignet 705 meer opgemaakt aangezien het vervangend signaal in<br />

de plaats van dit vignet komt om het communautair karakter van het voertuig vast te<br />

stellen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die met vrijstelling van de btw op grond van artikel 39bis van<br />

het Btw-Wetboek een voertuig verkoopt dat in België nog nooit werd ingeschreven<br />

en waarvoor bij de D.I.V. geen aanvraag tot inschrijving wordt ingediend, is er altijd<br />

toe gehouden de eerstaanwezend inspecteur van de douane bij de D.I.V. hiervan<br />

schriftelijk op de hoogte te brengen op volgend adres:<br />

De eerstaanwezend inspecteur der douane bij de D.I.V.<br />

City Atrium<br />

Vooruitgangsstraat 56 te 1210 BRUSSEL<br />

Deze informatie moet ten minste de volgende gegevens <strong>be</strong>vatten:<br />

- het btw-identificatienummer van de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige;<br />

- het chassisnummer;<br />

- het merk;<br />

- het model;<br />

- in voorkomend geval, het nummer van het vignet 705 evenals de CIVdouanecode<br />

van het douanekantoor (rubriek R11 van de "manuele" vignetten<br />

705 afgeleverd door de douanekantoren) of het vergunningsnummer (rubriek<br />

R12 van de "manuele" vignetten 705 van de houders van een vergunning van<br />

de groep B of rubriek S3 van de vignetten 705 "computer" van de houders van<br />

een vergunning van de groep A).<br />

Deze informatie kan per brief, per fax (02/277.40.57) of per E-mail<br />

(rub<strong>be</strong>ns.douane@mobilit.<strong>fgov</strong>.<strong>be</strong>) verzonden worden.<br />

(1 februari 2012)


A. Algemene regels.<br />

310/88. Principes.<br />

(1 februari 2012)<br />

803 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Afdeling 8. Het stelsel van de btw-eenheid.<br />

De volgende fundamentele principes zijn van toepassing op de intracommunautaire<br />

handelingen die een btw-eenheid verricht:<br />

1° Alle leveringen van goederen en de diensten verricht in België tussen de leden<br />

van een btw-eenheid vallen buiten de werkingssfeer van de btw.<br />

2° Zowel de inkomende als de uitgaande handelingen verricht door een lid van<br />

een btw-eenheid worden inzake btw aanzien als verricht door de btw-eenheid.<br />

3° De door een lid van een btw-eenheid in een andere lidstaat verrichte<br />

handelingen worden geacht ter individuele titel te zijn verricht en niet door de<br />

btw-eenheid waarvan het lid deel uitmaakt.<br />

4° Voor het overige blijft de <strong>be</strong>staande btw-regelgeving inzake intracommunautaire<br />

leveringen en intracommunautaire verwervingen (maatstaf van heffing,<br />

vrijstellingen, termijnen, plaats van levering) onverminderd van toepassing.<br />

B. Interne handelingen tussen leden.<br />

310/89. Tussen leden onderling in België verrichte intracommunautaire leveringen.<br />

Alle leveringen van goederen verricht tussen leden van een btw-eenheid in België<br />

vallen buiten het toepassingsgebied van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Niettemin, wanneer er tussen twee leden van een btw-eenheid (A en B genoemd) een<br />

levering plaatsvindt, waarbij de goederen in het kader van deze levering vervoerd<br />

worden naar een andere lidstaat, dient deze verrichting als volgt te worden<br />

geanalyseerd:


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 804<br />

De handeling verricht in België tussen A en B valt buiten het toepassingsgebied van<br />

de <strong>be</strong>lasting. Daarentegen zal de in het kader van deze levering verrichte verzending<br />

van het goed naar de andere lidstaat <strong>be</strong>schouwd worden als een overbrenging van<br />

goederen die via het sub-btw-identificatienummer van B wordt gelijkgesteld met een<br />

door de btw-eenheid gerealiseerde intracommunautaire leveringen van goederen<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel in de zin van artikel 12bis, eerste lid, van het Btw-Wetboek.<br />

Deze overbrenging wordt vrijgesteld op grond van artikel 39bis, eerste lid, 4°, van<br />

het Btw-Wetboek.<br />

Gelijklopend verricht B in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming een handeling die in principe<br />

door de fiscale autoriteiten van deze lidstaat <strong>be</strong>schouwd wordt als een intracommunautaire<br />

verwerving van goederen. Teneinde deze handeling te kunnen<br />

verrichten dient B zich voor btw-doeleinden te laten identificeren in deze lidstaat (B')<br />

en er bijgevolg te <strong>be</strong>schikken over een btw-identificatienummer waaronder hij deze<br />

intracommunautaire verwerving realiseert met in<strong>be</strong>grip van het vervullen van de<br />

hieraan verbonden verplichtingen inzake het indienen van aangiften, de <strong>be</strong>taling en<br />

de aftrek van op deze handeling verschuldigde btw.<br />

Opmerking:<br />

In de situatie waarin lid A de goederen direct aflevert in de zetel/vestiging van lid B<br />

in een andere lidstaat, zonder de minste tussenkomst van (een van) de Belgische<br />

zetel(s)/vestiging(en) van lid B, wordt aanvaard dat de verrichting wordt aangemerkt<br />

als een rechtstreekse intracommunautaire levering tussen lid A en de in het<br />

buitenland gelegen vestiging (B') en niet als een overbrenging.<br />

Wanneer daarentegen de (of een van de) Belgische zetel(s)/vestiging(en) van lid B<br />

tussenkomt bij de verrichting, blijft uitsluitend de onder dit punt uiteengezette<br />

analyse van toepassing.<br />

310/89/2. Door een Belgisch lid verrichte overbrenging van goederen naar een andere<br />

lidstaat.<br />

Dezelfde oplossing is mutatis mutandis van toepassing wanneer een lid van de btweenheid<br />

een goed van zijn onderneming overbrengt naar een andere lidstaat.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

805 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Voor<strong>be</strong>eld: A (lid van de btw-eenheid) verzendt goederen naar een maakloonwerker<br />

in Frankrijk. De <strong>be</strong>werkte goederen zullen vervolgens door dit lid verkocht worden<br />

aan een in Frankrijk gevestigde klant die aldaar gehouden is tot het indienen van<br />

periodieke aangiften.<br />

De btw-eenheid verricht via het sub-btw-identificatienummer van A een overbrenging<br />

van goederen die, overeenkomstig artikel 12bis, eerste lid, van het Btw-<br />

Wetboek, wordt gelijkgesteld met een intracommunautaire levering onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel.<br />

Deze overbrenging zal worden vrijgesteld van btw op grond van artikel 39bis, eerste<br />

lid, 4°, van het Btw-Wetboek.<br />

Gelijklopend verricht A in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming een handeling die in principe<br />

door de fiscale autoriteiten van deze lidstaat <strong>be</strong>schouwd wordt als een <strong>be</strong>stemming<br />

die wordt gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel van goederen in de zin van artikel 21 van de Richtlijn 2006/112/EG (voorheen<br />

artikel 28bis, § 6, tweede lid, van de zesde btw-richtlijn). Teneinde deze handeling te<br />

kunnen verrichten dient A zich voor btw-doeleinden te identificeren in deze lidstaat<br />

(A') en er bijgevolg te <strong>be</strong>schikken over een btw-identificatienummer waaronder hij<br />

deze intracommunautaire verwerving realiseert met in<strong>be</strong>grip van het vervullen van<br />

de hieraan verbonden verplichtingen inzake het indienen van aangiften, de <strong>be</strong>taling<br />

en de aftrek van op deze <strong>be</strong>lastbare handeling verschuldigde btw.<br />

310/89/3. Intracommunautaire verwerving in België in het kader van een tussen leden<br />

van een btw-eenheid in een andere lidstaat verrichte levering.<br />

De leveringen tussen leden van een btw-eenheid die plaatsvinden in een andere<br />

lidstaat zijn onderworpen aan de in deze lidstaat geldende regelgeving.<br />

Niettemin, wanneer een levering tussen twee leden van een btw-eenheid (A en B<br />

genoemd) plaatsvindt in een andere lidstaat en de goederen in het kader van deze<br />

levering worden vervoerd van deze lidstaat naar België, dient deze handeling als<br />

volgt te worden geanalyseerd:<br />

De handeling tussen A en B die plaatsvindt in de lidstaat van vertrek, wordt in<br />

principe door de fiscale autoriteiten van deze lidstaat <strong>be</strong>schouwd als een intracommunautaire<br />

levering van goederen. Teneinde deze handeling te kunnen<br />

verrichten, dient A in deze lidstaat voor btw doeleinden geïdentificeerd te zijn (A').


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 806<br />

Deze intracommunautaire levering wordt op grond van artikel 138, § 1, van de<br />

richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 28quater, titel A, a), eerste lid, van de zesde<br />

btw-richtlijn) vrijgesteld van de btw.<br />

Gelijklopend verricht de btw-eenheid via het sub-btw-identificatienummer van B in<br />

België een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel van goederen in<br />

de zin van artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek.<br />

Opmerking<br />

In de situatie waarin de in een andere lidstaat gelegen zetel/vestiging van lid A de<br />

goederen rechtstreeks levert bij lid B, zonder de minste tussenkomst van een (van de)<br />

Belgische zetel(s)/vestiging(en) van lid A, wordt aanvaard dat de verrichting wordt<br />

aangemerkt als een rechtstreekse intracommunautaire levering tussen de buitenlandse<br />

vestiging (A') en lid B.<br />

Wanneer daarentegen de (of een van de) Belgische zetel(s)/vestiging(en) van lid A<br />

tussenkomt bij de verrichting, is uitsluitend de hierboven uiteengezette analyse van<br />

toepassing.<br />

310/89/4. Bestemming gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving in het<br />

kader van een door een lid van de btw-eenheid verrichte overbrenging van<br />

een andere lidstaat naar België<br />

Dezelfde oplossing is mutatis mutandis van toepassing wanneer A, lid van de btweenheid,<br />

een goed van haar onderneming overbrengt vanuit een andere lidstaat naar<br />

België.<br />

Voor<strong>be</strong>eld: A, Lid van de btw-eenheid, verzendt in een eerste fase goederen voor<br />

opslag naar een depothouder in Nederland. Na enkele maanden brengt A zijn<br />

voorraad terug naar België.<br />

A verricht in de lidstaat van vertrek, via haar door deze lidstaat toegekend btwidentificatienummer<br />

(A'), een handeling die in principe door de fiscale autoriteiten<br />

van deze lidstaat <strong>be</strong>schouwd wordt als een overbrenging van goederen welke wordt<br />

gelijkgesteld met een intracommunautaire levering van goederen onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel in de zin van artikel 17, § 1, van de Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel<br />

28bis, § 5, b, eerste lid, van de zesde btw-richtlijn).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

807 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Deze overbrenging wordt op grond van artikel 138, § 2, c) van de Richtlijn 2006/<br />

112/EG (voorheen artikel 28quater, titel A, d, van de zesde btw-richtlijn) vrijgesteld<br />

van btw.<br />

Gelijklopend verricht de btw-eenheid, via het sub-btw-identificatienummer van A, in<br />

België een <strong>be</strong>stemming die wordt gelijkgesteld aan een intracommunautaire<br />

verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel van goederen in de zin van artikel 25quater, § 1,<br />

van het Btw-Wetboek.<br />

C. Externe handelingen.<br />

310/89/5. Algemeenheden.<br />

De intracommunautaire handelingen (intracommunautaire leveringen en verwervingen)<br />

welke een lid van de btw-eenheid stelt, worden voor de toepassing van de<br />

btw geacht te zijn gesteld door de btw-eenheid zelf.<br />

310/89/6. Leden van een btw-eenheid wiens volledige activiteit vrijgesteld is op grond<br />

van artikel 44 van het Btw-Wetboek<br />

De afwijkende regeling waarbij een drempel van 11.200 € wordt voorzien waaronder<br />

<strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>lastingplichtigen om hun intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen niet aan de btw moeten onderwerpen (artikel 25ter, § 1, tweede lid, van het<br />

Btw-Wetboek) en die van toepassing is op <strong>be</strong>lastingplichtigen wiens volledige<br />

activiteit vrijgesteld is op grond van artikel 44 van het Wetboek vervalt automatisch<br />

vanaf de toetreding tot een btw-eenheid.<br />

Door zijn toetreding tot een btw-eenheid samen met andere <strong>be</strong>lastingplichtigen wiens<br />

totale activiteit niet op grond van artikel 44 van het Wetboek is vrijgesteld, wordt de<br />

vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige lid van een btw-eenheid welke gehouden is tot de<br />

indiening van periodieke aangiften. De btw-eenheid dient de intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen van alle leden aan de btw te onderwerpen. Zodra een lid<br />

aankopen verricht in andere lidstaten dient ieder lid bijgevolg zijn eigen sub-btwidentificatienummer<br />

kenbaar te maken en dient de btw-eenheid de intracommunautaire<br />

verwerving van deze goederen aan te geven via haar periodieke aangifte.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 808<br />

Wanneer de btw-eenheid echter uitsluitend leveringen van goederen of diensten<br />

verricht die op grond van artikel 44 van het Wetboek zijn vrijgesteld en waarvoor zij<br />

geen recht op aftrek heeft, is de btw-eenheid niet gehouden tot het indienen van<br />

periodieke aangiften. In dat geval kan de afwijkende regeling toegepast worden<br />

waarbij <strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>lastingplichtigen hun intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen onder een drempel van 11.200 € niet aan de btw moeten onderwerpen<br />

(artikel 25ter, § 1, tweede lid, van het Btw-Wetboek). Voor de <strong>be</strong>rekening van de<br />

drempel wordt rekening gehouden met de intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen van alle leden samen.<br />

Zodra deze drempel wordt overschreden of wanneer de btw-eenheid ervoor<br />

geopteerd heeft, dient ieder lid wanneer hij in een andere lidstaat aankopen verricht,<br />

zijn sub-btw-identificatienummer kenbaar te maken aan de verkoper en moet de btweenheid<br />

de intracommunautaire verwerving van deze goederen opnemen in de<br />

bijzondere aangifte.<br />

Wanneer de btw-eenheid uitsluitend leveringen van goederen of diensten verricht die<br />

op grond van artikel 44 van het Wetboek zijn vrijgesteld en waarvoor ze geen recht<br />

op aftrek heeft, wordt ze geacht te heb<strong>be</strong>n geopteerd om al haar intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen aan de btw te onderwerpen, vanaf het ogenblik dat één<br />

van haar leden zijn sub-btw-identificatienummer meedeelt aan zijn leverancier om<br />

een intracommunautaire verwerving te verrichten (Wetboek, art. 25ter, § 1, tweede<br />

lid, 2°, vierde lid).<br />

310/89/7. Driehoeksverkeer<br />

België is lidstaat 1<br />

Het vereenvoudigd driehoeksverkeer kan worden toegepast wanneer een lid van de<br />

btw-eenheid (A genoemd) de initiële leverancier is van de goederen (België is<br />

lidstaat 1).<br />

In deze situatie verricht de btw-eenheid, via het sub-btw-identificatienummer van A,<br />

een intracommunautaire levering.<br />

België is lidstaat 3<br />

Het vereenvoudigd driehoeksverkeer kan eveneens toegepast worden wanneer een lid<br />

van de btw-eenheid (C genoemd) de eindafnemer is van de goederen (België is<br />

lidstaat 3).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

809 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

In deze situatie wordt de btw-eenheid, door het sub-btw-identificatienummer van C<br />

mede te delen, aangeduid als de schuldenaar van de btw die verschuldigd is op de<br />

binnenlandse levering onmiddellijk volgend op de intracommunautaire verwerving in<br />

België, verricht door B (koper-verkoper tussenpersoon met btw-identificatie in<br />

lidstaat 2).<br />

België is lidstaat 2<br />

In de situatie waarin het lid van de btw-eenheid (B genoemd) de tussenpersoon<br />

koper-verkoper is (België is lidstaat 2), komt hij enkel tussen bij handelingen die<br />

plaatsvinden in een andere lidstaat om reden dat hij in België noch een<br />

intracommunautaire levering, noch een intracommunautaire levering, noch een<br />

intracommunautaire verwerving verricht.<br />

In principe worden deze handelingen geacht door B zelf te zijn verricht en niet door<br />

de btw-eenheid waarvan hij deel uitmaakt.<br />

Niettemin wordt toegestaan dat B zijn Belgisch sub-btw-identificatienummer<br />

mededeelt aan zijn leverancier op voorwaarde dat de fiscale autoriteiten van zowel<br />

de lidstaat van vertrek als de lidstaat van <strong>be</strong>stemming zich niet verzetten tegen de<br />

toepassing van het vereenvoudigd driehoeksverkeer in deze situatie.<br />

De btw-eenheid dient bijgevolg de specifieke verplichtingen inzake vereenvoudigd<br />

driehoeksverkeer te vervullen (inzake de facturatie, de opname in de periodieke<br />

aangifte en de bijzondere vermelding in de intracommunautaire opgave).<br />

310/89/8. Kettingverkopen tussen twee leden van een btw-eenheid en een in een andere<br />

lidstaat gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

Alle leveringen van goederen verricht in België tussen leden van een btw-eenheid<br />

vallen buiten het toepassingsgebied van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Niettemin dienen de verrichtingen in het kader van een kettingverkoop tussen 2 leden<br />

van een btw-eenheid (A en B) en een in een andere lidstaat gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

(C) als volgt te worden geanalyseerd:


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 810<br />

Situatie 1: A, lid van een btw-eenheid, verkoopt goederen aan B, een ander lid van<br />

dezelfde btw-eenheid, welke de goederen op zijn <strong>be</strong>urt doorverkoopt aan C, een in<br />

een andere lidstaat gevestigde en aldaar voor btw-doeleinden geïdentificeerde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige (of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon, welke aldaar <strong>be</strong>schikt<br />

over een geldig btw-identificatienummer); de goederen worden rechtstreeks<br />

verzonden of vervoerd van de opslagruimte van A in België naar C in de andere<br />

lidstaat<br />

De kwalificatie van een dergelijke handeling hangt af van het gegeven in welke<br />

relatie (A-B of B-C) het vervoer van de goederen van A naar C plaatsvindt:<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie A-B<br />

De levering tussen A en B verricht in België valt buiten het toepassingsgebied van de<br />

<strong>be</strong>lasting. De verzending van de goederen naar een andere lidstaat in het kader van<br />

de levering wordt daarentegen aangemerkt als een overbrenging van goederen welke<br />

wordt gelijkgesteld met een door de btw-eenheid via het sub-btw-identificatienummer<br />

van B verrichte intracommunautaire levering van goederen onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel in de zin van artikel 12bis, eerste lid, van het Btw-Wetboek.<br />

Deze overbrenging wordt vrijgesteld van btw op grond van artikel 39bis, eerste lid,<br />

4°, van het Btw-Wetboek.<br />

Gelijklopend verricht B in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming een handeling welke in<br />

principe door de fiscale autoriteiten van deze lidstaat <strong>be</strong>schouwd wordt als een<br />

intracommunautaire verwerving van goederen. Teneinde deze handeling te kunnen<br />

verrichten, dient B zich voor btw-doeleinden te identificeren in deze lidstaat van<br />

<strong>be</strong>stemming (B'). B verricht vervolgens, via zijn door de lidstaat van <strong>be</strong>stemming<br />

toegekend btw-identificatienummer (B') een levering zonder vervoer welke,<br />

overeenkomstig artikel 31 van de Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 8, § 1, b)<br />

van de zesde btw-richtlijn) (cf. art. 15, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek), geacht<br />

wordt plaats te vinden waar het goed zich <strong>be</strong>vindt op het ogenblik van de levering,<br />

namelijk in de andere lidstaat.<br />

B dient de door de fiscale autoriteiten van de lidstaat van <strong>be</strong>stemming opgelegde<br />

reglementering na te leven <strong>be</strong>treffende de handelingen die hij aldaar verricht.<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie B-C<br />

De levering tussen A en B die een levering zonder vervoer is, valt buiten het<br />

toepassingsgebied van de <strong>be</strong>lasting.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

811 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

De levering door B wordt <strong>be</strong>schouwd als een intracommunautaire levering van<br />

goederen verricht door de btw-eenheid via het sub-btw-identificatienummer van B<br />

die is vrijgesteld van btw op grond van artikel 39bis, eerste lid van het Btw-Wetboek.<br />

C verricht vervolgens in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming een intracommunautaire<br />

verwerving van goederen.<br />

Hoe wordt <strong>be</strong>paald in welke relatie het vervoer plaatsvindt ?<br />

- Wanneer het vervoer wordt verricht door of voor rekening van A, vindt het<br />

vervoer ongetwijfeld plaats in de relatie A-B.<br />

- Wanneer het vervoer wordt verricht door of voor rekening van C, vindt het<br />

vervoer ongetwijfeld plaats in de relatie B-C.<br />

- Wanneer het vervoer door of voor rekening van B wordt verricht, wordt het<br />

vervoer geacht plaats te vinden in de relatie B-C, <strong>be</strong>halve wanneer B aan A een<br />

btw-identificatienummer mededeelt dat werd toegekend door een andere<br />

lidstaat dan België. Op die manier kan worden vermeden dat B zich zou dienen<br />

te identificeren in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming.<br />

Situatie 2: A, een in een andere lidstaat gevestigde en aldaar voor btw-doeleinden<br />

geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige, verkoopt goederen aan B, lid van een btweenheid,<br />

welke de goederen op zijn <strong>be</strong>urt doorverkoopt aan C, een ander lid van<br />

dezelfde btw-eenheid; de goederen worden rechtstreeks vervoerd van de<br />

opslagruimtes van A naar C in België<br />

De kwalificatie van een dergelijke handeling hangt af van het gegeven in welke<br />

relatie (A-B of B-C) het vervoer van de goederen van A naar C plaatsvindt:<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie A-B<br />

A verricht een levering met vervoer die, overeenkomstig artikel 32, § 1, van de<br />

Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 8, § 1, b) van de zesde btw-richtlijn) (cf.<br />

artikel 15, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek) geacht wordt plaats te vinden waar<br />

het goed zich <strong>be</strong>vindt op het moment van verzending of aanvang van het vervoer<br />

naar de verwerver, namelijk in de andere lidstaat. Deze intracommunautaire levering<br />

wordt op grond van artikel 138, § 1, van de Richtlijn 2006/112/EG (voorheen<br />

artikel 28quater, titel A, a) eerste lid, van de zesde btw-richtlijn) vrijgesteld van de<br />

btw.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 812<br />

Gelijklopend verricht de btw-eenheid, via het sub-btw-identificatienummer van B, in<br />

België een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel van goederen in<br />

de zin van 25ter, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek.<br />

De levering door B aan C in België is een levering zonder vervoer welke buiten het<br />

toepassingsgebied van de <strong>be</strong>lasting valt.<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie B-C<br />

A verricht een levering zonder vervoer, welke, overeenkomstig artikel 31 van de<br />

richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 8, § 1, b) van de zesde btw-richtlijn) (cf.<br />

artikel 15, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek), geacht wordt plaats te vinden waar<br />

het goed zich <strong>be</strong>vindt op het ogenblik van de levering, namelijk in de andere lidstaat.<br />

Deze levering dient in deze lidstaat aan de btw te worden onderworpen.<br />

B verricht vervolgens een levering met vervoer welke, overeenkomstig artikel 32,<br />

§ 1, van de Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 8, § 1, b) van de zesde btwrichtlijn)<br />

(cf. artikel 15, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek), geacht wordt plaats te<br />

vinden waar het goed zich <strong>be</strong>vindt op het ogenblik van verzending of van aanvang<br />

van het vervoer naar de verwerver, namelijk in de andere lidstaat. Deze<br />

intracommunautaire levering wordt op grond van artikel 138, § 1, van de Richtlijn<br />

2006/112/EG (voorheen artikel 28quater, titel A, a) eerste alinea van de zesde btwrichtlijn)<br />

vrijgesteld van de btw. B dient zich voor deze verrichting voor btwdoeleinden<br />

te laten identificeren in deze andere lidstaat (B').<br />

Tenslotte verricht de btw-eenheid, via het sub-btw-identificatienummer van C, in<br />

België een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel van goederen in<br />

de zin van artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek.<br />

B dient de door de fiscale autoriteiten van de lidstaat van vertrek opgelegde<br />

reglementering na te leven voor de handelingen die hij aldaar verricht.<br />

Hoe wordt <strong>be</strong>paald in welke relatie het vervoer plaatsvindt ?<br />

- Wanneer het vervoer wordt verricht door of voor rekening van A, vindt het<br />

vervoer ongetwijfeld plaats in de relatie A-B.<br />

- Wanneer het vervoer wordt verricht door of voor rekening van C, vindt het<br />

vervoer ongetwijfeld plaats in de relatie B-C.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

813 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

- Wanneer het vervoer door of voor rekening van B wordt verricht, wordt het<br />

vervoer geacht plaats te vinden in de relatie A-B, <strong>be</strong>halve wanneer B aan A een<br />

btw-identificatienummer mededeelt dat werd toegekend door de lidstaat van<br />

vertrek. Op die manier wordt vermeden dat B zich zou dienen te identificeren<br />

in de lidstaat van vertrek.<br />

Situatie 3: A, een in een andere lidstaat gevestigde en aldaar voor btw-doeleinden<br />

geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige, verkoopt goederen aan B, lid van een btweenheid,<br />

welke ze op zijn <strong>be</strong>urt doorverkoopt aan C, een ander lid van dezelfde btweenheid;<br />

C verkoopt de goederen door aan D, een in België gevestigde en voor btwdoeleinden<br />

geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige; de goederen worden rechtstreeks<br />

verzonden of vervoerd van bij de opslagruimte van A naar D in België<br />

De kwalificatie van een dergelijke handeling hangt af van het gegeven in welke<br />

relatie (A-B, B-C of C-D) het vervoer van de goederen van A naar D plaatsvindt.<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie A-B<br />

Wat <strong>be</strong>treft de leveringen in de relaties A-B en B-C wordt verwezen naar situatie 2<br />

hierboven.<br />

De levering C-D wordt <strong>be</strong>schouwd als een door de btw-eenheid via het sub-btwidentificatienummer<br />

van C verrichte levering zonder vervoer, welke de btw opeisbaar<br />

maakt in België.<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie B-C<br />

Wat <strong>be</strong>treft de leveringen A-B en B-C wordt verwezen naar situatie 2 hierboven.<br />

De levering C-D wordt <strong>be</strong>schouwd als een door de btw-eenheid via het sub-btwidentificatienummer<br />

van C verrichte levering zonder vervoer, welke de btw opeisbaar<br />

maakt in België.<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie C-D<br />

A verricht een levering zonder vervoer, welke, overeenkomstig artikel 31 van de<br />

Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 8, § 1, b) van de zesde btw-richtlijn) (cf.<br />

artikel 15, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek), geacht wordt plaats te vinden waar<br />

het goed zich <strong>be</strong>vindt op het ogenblik van de levering, namelijk in de andere lidstaat.<br />

Deze levering dient in deze lidstaat aan de btw te worden onderworpen.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 814<br />

B verricht eveneens een levering zonder vervoer welke geacht wordt plaats te vinden<br />

waar het goed zich <strong>be</strong>vindt op het ogenblik van de levering, namelijk in de andere<br />

lidstaat. Deze levering maakt de btw opeisbaar in deze lidstaat.<br />

C verricht vervolgens een levering met vervoer welke, overeenkomstig artikel 32,<br />

§ 1, van de Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 8, § 1, b) van de zesde btwrichtlijn)<br />

(cf. artikel 15, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek), geacht wordt plaats te<br />

vinden waar het goed zich <strong>be</strong>vindt op het ogenblik van verzending of aanvang van<br />

het vervoer naar de verwerver, namelijk in de andere lidstaat. Deze intracommunautaire<br />

levering wordt vrijgesteld op grond van artikel 138, § 1, van de richtlijn<br />

2006/112/EG (voorheen artikel 28quater, titel A, a), eerste lid van de zesde btwrichtlijn).<br />

Voor de uitvoering van deze verrichting dient C zich in deze lidstaat voor<br />

btw-doeleinden te laten identificeren (C').<br />

Ten slotte verricht D in België een intracommunautaire verwerving van goederen<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel in de zin van artikel 25ter, § 1, van het Btw-Wetboek.<br />

De leden B en C van de btw-eenheid zijn enkel <strong>be</strong>trokken bij verrichtingen die in een<br />

andere lidstaat plaatsvinden omdat ze in België noch een levering noch een<br />

intracommunautaire verwerving verrichten. Het komt bijgevolg aan de fiscale<br />

autoriteit van de lidstaat van vertrek toe om de verplichtingen te <strong>be</strong>palen waaraan B<br />

en C dienen te voldoen.<br />

Hoe wordt <strong>be</strong>paald in welke relatie het vervoer plaatsvindt ?<br />

- Wanneer het vervoer wordt verricht door of voor rekening van A, vindt het<br />

vervoer ongetwijfeld plaats in de relatie A-B.<br />

- Wanneer het vervoer wordt verricht door of voor rekening van D, vindt het<br />

vervoer ongetwijfeld plaats in de relatie C-D.<br />

- Wanneer het vervoer door of voor rekening van B wordt verricht, wordt het<br />

vervoer geacht plaats te vinden in de relatie A-B, <strong>be</strong>halve wanneer B aan A een<br />

btw-identificatienummer mededeelt dat werd toegekend door de lidstaat van<br />

vertrek. Op die manier kan worden vermeden dat B zich zou dienen te<br />

identificeren in de lidstaat van vertrek.<br />

- Wanneer het vervoer door of voor rekening van C wordt verricht, wordt het<br />

vervoer geacht plaats te vinden in de relatie B-C, <strong>be</strong>halve wanneer C aan B een<br />

btw-identificatienummer mededeelt dat werd toegekend door de lidstaat van<br />

vertrek. Op die manier kan worden vermeden dat C zich zou dienen te<br />

identificeren in de lidstaat van vertrek.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

815 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

Situatie 4: A, een in lidstaat 1 gevestigde en aldaar voor btw-doeleinden<br />

geregistreerde <strong>be</strong>lastingplichtige, verkoopt goederen aan B, lid van een btweenheid,<br />

welke ze op zijn <strong>be</strong>urt doorverkoopt aan C, een ander Lid van dezelfde<br />

btw-eenheid; C verkoopt ze door aan D een in lidstaat 3 gevestigde en aldaar voor<br />

btw-doeleinden geregistreerde <strong>be</strong>lastingplichtige; de goederen worden rechtstreeks<br />

verzonden of vervoerd van bij de opslagruimte van A naar D in lidstaat 3<br />

De leden B en C van de btw-eenheid komen enkel tussen bij handelingen die in een<br />

ander lidstaat plaatsvinden (in lidstaat 1 of in lidstaat 3 naargelang het geval) omdat<br />

ze in België noch een levering noch een intracommunautaire verwerving van de<br />

goederen verrichten.<br />

Enkel de fiscale autoriteiten van de lidstaat van vertrek en van de lidstaat van<br />

<strong>be</strong>stemming heb<strong>be</strong>n de <strong>be</strong>voegdheid om de verplichtingen te <strong>be</strong>palen die B en C<br />

moeten naleven. Deze fiscale autoriteiten heb<strong>be</strong>n eveneens de <strong>be</strong>voegdheid om te<br />

<strong>be</strong>palen of er een vereenvoudigingsregeling tussen 3 operatoren mogelijk is en of, in<br />

dat geval, B of C naargelang het geval zijn Belgisch sub-btw-identificatienummer<br />

mag meedelen aan zijn leverancier.<br />

Indien het vereenvoudigd driehoeksverkeer is toegelaten, zal de btw-eenheid<br />

naargelang het geval via het sub-btw-identificatienummer van B of dat van C, de<br />

verplichtingen moeten vervullen die uit dit stelsel voortspruiten.<br />

Situatie 5: A, lid van een btw-eenheid verkoopt goederen aan B, een ander lid van<br />

dezelfde btw-eenheid, die ze op zijn <strong>be</strong>urt doorverkoopt aan C, een in lidstaat 2<br />

gevestigde en aldaar voor btw-doeleinden geregistreerde <strong>be</strong>lastingplichtige; C<br />

verkoopt de goederen door aan D, een in lidstaat 3 gevestigde en aldaar voor btwdoeleinden<br />

geregistreerde <strong>be</strong>lastingplichtige (of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon);<br />

de goederen worden rechtstreeks verzonden of vervoerd van bij de<br />

opslagruimte van A in België naar D in lidstaat 3<br />

De kwalificatie van dergelijke handeling hangt af van de vraag aan welke levering<br />

(A-B, B-C of C-D) het vervoer van de goederen is verbonden.<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie A-B<br />

De tussen A en B in België verrichte handeling, valt buiten het toepassingsgebied<br />

van de <strong>be</strong>lasting. Daarentegen zal de in het kader van deze levering verrichte<br />

verzending van de goederen naar een andere lidstaat aangemerkt worden als een door<br />

de btw-eenheid via het sub-btw-identificatienummer van B verrichte overbrenging<br />

die wordt gelijkgesteld met een intracommunautaire levering onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

in de zin van artikel 12bis, eerste lid, van het Btw-Wetboek.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 816<br />

Deze overbrenging wordt vrijgesteld van de btw overeenkomstig artikel 39bis, eerste<br />

lid, 4°, van het Btw-Wetboek.<br />

Gelijklopend verricht B in lidstaat 3 een handeling die in principe door de fiscale<br />

autoriteiten van deze lidstaat zal <strong>be</strong>schouwd worden als een intracommunautaire<br />

verwerving van goederen. Om deze handeling te kunnen verrichten, dient B zich in<br />

lidstaat 3 voor btw-doeleinden te laten registreren (B').<br />

Vervolgens verricht B via zijn door lidstaat 3 toegekend btw-identificatienummer<br />

(B'), een levering zonder vervoer welke, overeenkomstig artikel 31 van de Richtlijn<br />

2006/112/EG (voorheen artikel 8, § 1, b), van de zesde btw-richtlijn) (cf. artikel 15,<br />

§ 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek) geacht wordt plaats te vinden daar waar het<br />

goed zich <strong>be</strong>vindt op het tijdstip van de levering, namelijk in de andere lidstaat.<br />

Ten slotte verricht C eveneens een levering zonder vervoer die in lidstaat 3<br />

plaatsvindt.<br />

B dient de door de fiscale autoriteiten van de lidstaat van <strong>be</strong>stemming opgelegde<br />

reglementering na te leven voor de handelingen die hij aldaar verricht.<br />

Het vervoer vindt plaats in de relatie B-C<br />

De tussen A en B in België verrichte handeling, is een levering zonder vervoer die<br />

buiten het toepassingsgebied van de <strong>be</strong>lasting valt.<br />

De levering verricht door B, wordt <strong>be</strong>schouwd als een door de btw-eenheid, via het<br />

sub-btw-identificatienummer van B, verrichte intracommunautaire levering van<br />

goederen die wordt vrijgesteld op grond van artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Btw-<br />

Wetboek.<br />

C verricht vervolgens een intracommunautaire verwerving van goederen in de<br />

lidstaat van <strong>be</strong>stemming, gevolgd door een levering zonder vervoer aan D.<br />

Het vereenvoudigd driehoeksverkeer kan worden toegepast tussen de btw-eenheid<br />

enerzijds, (via het sub-btw-identificatienummer van B), en partijen C en D<br />

anderzijds.<br />

(1 februari 2012)


Het vervoer vindt plaats in de relatie C-D<br />

(1 februari 2012)<br />

817 "Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen"<br />

De tussen A en B in België verrichte handeling is een levering zonder vervoer die<br />

buiten het toepassingsgebied van de <strong>be</strong>lasting valt.<br />

De tussen B en C in België verrichte handeling wordt <strong>be</strong>schouwd als een door de<br />

btw-eenheid, via het sub-btw-identificatienummer van B verrichte levering zonder<br />

vervoer, welke de Belgische btw opeisbaar maakt.<br />

De door C verrichte levering is een intracommunautaire levering met vervoer welke<br />

wordt vrijgesteld op grond van artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek.<br />

Ten slotte verricht D een intracommunautaire verwerving van goederen in de lidstaat<br />

van <strong>be</strong>stemming.<br />

Aangezien C vanuit België een intracommunautaire levering verricht, dient hij zich<br />

voor btw-doeleinden te laten registreren in België.<br />

Hoe wordt <strong>be</strong>paald in welke relatie het vervoer plaatsvindt ?<br />

- Wanneer het vervoer wordt verricht door of voor rekening van A, vindt het<br />

vervoer ongetwijfeld plaats in de relatie A-B.<br />

- Wanneer het vervoer wordt verricht door of voor rekening van D, vindt het<br />

vervoer ongetwijfeld plaats in de relatie C-D.<br />

- Wanneer het vervoer door of voor rekening van B wordt verricht, wordt het<br />

vervoer geacht plaats te vinden in de relatie B-C, <strong>be</strong>halve wanneer B aan A een<br />

btw-identificatienummer mededeelt dat werd toegekend door een andere<br />

lidstaat dan België (lidstaat van vertrek). Op die manier kan worden vermeden<br />

dat B zich zou dienen te identificeren in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming.<br />

- Wanneer het vervoer door of voor rekening van C wordt verricht, wordt het<br />

vervoer geacht plaats te vinden in de relatie B-C, <strong>be</strong>halve wanneer C een btwidentificatienummer<br />

van de lidstaat van vertrek meedeelt aan B. Op die manier<br />

kan worden vermeden dat C zich zou dienen te identificeren in de lidstaat van<br />

vertrek.


"Hoofdstuk IX bis : Intracommunautaire handelingen" 818<br />

(1 februari 2012)


310/90. Inleiding.<br />

(1 februari 2012)<br />

819 "HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot"<br />

HOOFDSTUK IX TER<br />

HET <strong>BTW</strong>-ENTREPOT<br />

Eerste afdeling. - Algemene <strong>be</strong>palingen.<br />

In een economische kringloop zijn alle productie- en handelsstadia in de regel aan de<br />

btw onderworpen. Dankzij het aftrekmechanisme eigen aan de btw blijft de<br />

<strong>be</strong>lastingdruk op de prijs van een goed evenwel steeds dezelfde ongeacht het aantal<br />

handelingen die de levering aan de eindverbruiker voorafgaan.<br />

Ten einde de heffing van de <strong>be</strong>lasting te vereenvoudigen biedt de Richtlijn 2006/<br />

112/EG elke lidstaat de mogelijkheid om onder duidelijk omschreven voorwaarden<br />

af te wijken van de verplichte <strong>be</strong>lastingheffing per onderscheiden stadium van het<br />

economisch proces.<br />

De artikelen 154 tot 163 van de Richtlijn 2006/112/EG laten de lidstaten namelijk toe<br />

een vrijstelling in te voeren voor de handelingen die op hun grondgebied worden<br />

verricht in het kader van de andere regeling van entrepot dan douane-entrepot (hierna<br />

ook btw-entrepot genoemd). Die regeling strekt in essentie ertoe de verplichtingen te<br />

vereenvoudigen van personen die actief zijn in de handel van grondstoffen en andere<br />

goederen die het voorwerp uitmaken van kettingverkopen of op internationale<br />

termijnmarkten worden verhandeld.<br />

310/91. Wettelijke en reglementaire <strong>be</strong>palingen.<br />

België heeft gebruik gemaakt van deze door de communautaire <strong>be</strong>palingen geboden<br />

mogelijkheid en heeft inzake btw-entrepot vrijstellingen voorzien die het voorwerp<br />

uitmaken van artikel 39quater van het Wetboek.


"HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot" 820<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54, van 25 februari 1996, met <strong>be</strong>trekking tot de andere<br />

regeling van entrepot dan douane-entrepot <strong>be</strong>doeld in artikel 39quater van het<br />

Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van<br />

5 maart 1996) <strong>be</strong>vat de voorwaarden en de <strong>be</strong>perkingen voor de toepassing van de<br />

vrijstelling van genoemd artikel 39quater. De modaliteiten en formaliteiten die voor<br />

de vrijstelling moeten worden in acht genomen zijn <strong>be</strong>paald in de circulaire AOIF<br />

nr. 14/2003 van 19 mei 2003 die tevens een gedetailleerde commentaar op de<br />

regeling btw-entrepot <strong>be</strong>vat.<br />

310/92. Begrip "btw-entrepot".<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 2. - Het btw-entrepot.<br />

Artikel 39quater van het Wetboek stelt handelingen met <strong>be</strong>trekking tot goederen die<br />

<strong>be</strong>stemd zijn om in België in een btw-entrepot te worden opgeslagen of er zich reeds<br />

<strong>be</strong>vinden, vrij van btw (z. nr. 310/98).<br />

Het Wetboek geeft geen definitie van het <strong>be</strong>grip "btw-entrepot", maar duidt alleen de<br />

plaatsen aan die als btw-entrepot worden aangemerkt. Gelet evenwel op artikel<br />

39quater, § 2, van het Wetboek en artikel 2 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54 kan<br />

het btw-entrepot worden omschreven als een in België gelegen plaats die door de<br />

<strong>be</strong>voegde autoriteiten is erkend om goederen met vrijstelling van btw op te slaan. Het<br />

<strong>be</strong>treft steeds een duidelijk omschreven fysieke plaats (entrepot, deel van een<br />

gebouw, fabriek, silo, industriële site, tank, netwerk van pijpleidingen, enz.).<br />

310/93. Als btw-entrepot erkende plaatsen.<br />

De plaats die als btw-entrepot kan worden erkend, verschilt naargelang de aard van<br />

de op te slagen goederen.<br />

1° Accijnsproducten en goederen <strong>be</strong>stemd voor de productie of de<br />

verwerking van accijnsproducten.<br />

Voor accijnsproducten en goederen die <strong>be</strong>stemd zijn voor de productie of de<br />

verwerking van accijnsproducten, worden uitsluitend de in België gelegen plaatsen


(1 februari 2012)<br />

821 "HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot"<br />

die worden gedefinieerd als <strong>be</strong>lastingentrepot in de zin van artikel 4, punt b, van<br />

de Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van<br />

25 februari 1992, <strong>be</strong>treffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden<br />

heb<strong>be</strong>n, het verkeer daarvan en de controle daarop (1) , als btw-entrepot<br />

erkend (artikel 39quater, § 2 van het Wetboek en koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54, art. 2, 1°).<br />

Het is daarbij van geen <strong>be</strong>lang dat voornoemde producten en goederen worden<br />

ingevoerd, nationale goederen zijn dan wel afkomstig zijn uit een andere lidstaat van<br />

de Europese Unie.<br />

Overeenkomstig artikel 1, § 6, 4°, van het Wetboek wordt onder accijnsproducten<br />

verstaan, de goederen onderworpen aan communautaire accijnsrechten (minerale<br />

oliën, tabaksfabrikaten, alcohol en alcoholhoudende dranken). De goederen onderworpen<br />

aan autonome Belgische accijnsrechten (koffie en alcoholvrije dranken)<br />

worden voor de toepassing van de regeling btw-entrepot derhalve niet als accijnsproducten<br />

aangemerkt.<br />

Onder <strong>be</strong>lastingentrepot moet worden verstaan iedere plaats waar de erkende<br />

entrepothouder bij de <strong>be</strong>drijfsuitoefening accijnsproducten onder schorsing van<br />

accijns produceert, verwerkt, voorhanden heeft, ontvangt of verzendt.<br />

De erkenning van een plaats als <strong>be</strong>lastingentrepot door de Administratie der douane<br />

en accijnzen, houdt tevens de ambtshalve erkenning in van die plaats als btwentrepot<br />

voor de goederen die overeenkomstig de nrs. 310/95 en 310/96 tot de<br />

regeling btw-entrepot zijn toegelaten.<br />

2° Andere goederen dan deze <strong>be</strong>doeld in 1°.<br />

Wat de goederen andere dan accijnsgoederen en andere dan goederen <strong>be</strong>stemd voor<br />

de productie of de verwerking van accijnsproducten <strong>be</strong>treft, wordt een onderscheid<br />

gemaakt tussen in België ingevoerde goederen en goederen afkomstig uit de<br />

Gemeenschap.<br />

a) In België ingevoerde goederen.<br />

Voor goederen andere dan accijnsproducten en andere dan goederen <strong>be</strong>stemd voor de<br />

productie of de verwerking van accijnsproducten, die in België werden ingevoerd in<br />

de zin van artikel 23 van het Wetboek (z. nrs. 193/5 tot 193/7), kunnen alleen de in<br />

België gelegen plaatsen die als douane-entrepot worden aangemerkt door de<br />

(1) Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van 23 maart 1992 nr. L76.


"HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot" 822<br />

communautaire douanereglementering ter zake (z. nr. 197/3, 4), als btw-entrepot<br />

worden erkend (artikel 39quater, § 2, 2° van het Wetboek en artikel 2, 2° van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54).<br />

De erkenning van een douane-entrepot als btw-entrepot is afhankelijk van een<br />

bijzondere vergunning verleend door de Administratie der douane en accijnzen.<br />

b) Nationale goederen en goederen afkomstig uit een andere lidstaat.<br />

Voor andere goederen dan deze <strong>be</strong>doeld in de punten 1° en 2°, a, hiervoor, worden<br />

uitsluitend als btw-entrepot aangemerkt de in België gelegen plaatsen die door de<br />

Algemene administratie van de fiscaliteit als dusdanig worden erkend<br />

(artikel 39quater, § 2, 2° van het Wetboek en artikel 2, 3° van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 54).<br />

Die erkenning geschiedt op grond van een door die Administratie uitgereikte<br />

bijzondere vergunning.<br />

Afdeling 3. - Goederen toegelaten tot de regeling btw-entrepot.<br />

310/94. Beperkende criteria.<br />

Artikel 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54 voert twee criteria in die de plaatsing van<br />

goederen onder de regeling btw-entrepot <strong>be</strong>perken. Eén criterium houdt verband met<br />

de herkomst van de goederen, het andere met de <strong>be</strong>stemming van de goederen.<br />

310/95. Criterium inzake herkomst.<br />

1° Ingevoerde goederen.<br />

De plaatsing onder de regeling btw-entrepot van goederen (accijnsproducten en<br />

andere) die in België worden ingevoerd in de zin van artikel 23 van het Wetboek, is<br />

<strong>be</strong>perkt tot dezelfde goederen als die welke onder de regeling van douane-entrepot<br />

mogen worden geplaatst.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

823 "HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot"<br />

Vooraleer ze in het vrij verkeer zijn gebracht, komen alle goederen, accijnsproducten<br />

in<strong>be</strong>grepen, in aanmerking voor plaatsing onder de regeling douane-entrepot.<br />

Niettemin kan de opslag worden ontzegd aan <strong>be</strong>paalde goederen, bijvoor<strong>be</strong>eld om<br />

redenen van goede zeden, openbare orde, publieke veiligheid, volksgezondheid en<br />

milieu.<br />

Ondanks het feit dat ze onder een regeling douane-entrepot kunnen worden geplaatst,<br />

zijn tabaksfabrikanten evenwel van de regeling btw-entrepot uitgesloten (z. nr. 310/<br />

111, A).<br />

2° EG - goederen.<br />

Nationale goederen of goederen afkomstig uit een andere lidstaat, ongeacht of het<br />

accijnsproducten dan wel andere goederen <strong>be</strong>treft, kunnen slechts onder de regeling<br />

btw-entrepot worden geplaatst in de mate dat ze voorkomen op de lijst van de<br />

goederen die is opgenomen in de bijlage bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54.<br />

De in deze bijlage opgenomen goederen zijn voornamelijk metalen en grondstoffen<br />

die het voorwerp uitmaken van kettingverkopen, zoals die plaatsvinden op internationale<br />

grondstoffenmarkten. De enige accijnsproducten die op deze lijst voorkomen,<br />

zijn de minerale oliën.<br />

310/96. Criterium inzake <strong>be</strong>stemming.<br />

Overeenkomstig artikel 3, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54 worden de goederen<br />

die <strong>be</strong>stemd zijn om in het kleinhandelsstadium te worden geleverd, ongeacht hun<br />

herkomst of aard, van de regeling btw-entrepot uitgesloten.<br />

Plaatsen waar de eindgebruikers toegang heb<strong>be</strong>n, kunnen bijgevolg niet als btwentrepot<br />

worden erkend of aangemerkt (grootwarenhuizen, <strong>be</strong>nzinestations, ...).<br />

310/97. Opgeheven.


"HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot" 824<br />

310/98. Opsomming.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 4. - Vrijgestelde handelingen.<br />

Op grond van artikel 39quater, § 1, van het Wetboek worden van de <strong>be</strong>lasting<br />

vrijgesteld :<br />

1° de invoeren, de intracommunautaire verwervingen en de leveringen van<br />

goederen die onder de regeling btw-entrepot worden geplaatst;<br />

2° de leveringen van goederen die zich reeds onder de regeling btw-entrepot<br />

<strong>be</strong>vinden, met <strong>be</strong>houd van die regeling;<br />

3° de diensten, andere dan die vrijgesteld bij toepassing van de artikelen 41 en 42<br />

van het Wetboek, die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n :<br />

- op goederen die het voorwerp uitmaken van de in 1° <strong>be</strong>doelde handelingen<br />

tot plaatsing onder de regeling btw-entrepot;<br />

- op goederen die zich in België reeds onder de regeling btw-entrepot<br />

<strong>be</strong>vinden.<br />

De vrijstelling wordt verleend onder de voorwaarden en binnen de perken gesteld in<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54.<br />

310/99. Handelingen tot plaatsing van goederen onder de regeling btw-entrepot.<br />

Artikel 39quater, § 1, 1°, van het Wetboek verleent vrijstelling van btw voor<br />

volgende handelingen waarbij goederen in België in een btw-entrepot worden<br />

geplaatst :<br />

- de binnenlandse levering;<br />

- de intracommunautaire verwerving;<br />

- de invoer.


(1 februari 2012)<br />

825 "HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot"<br />

Het toepassen van de vrijstelling houdt de verplichting in om de goederen vanaf het<br />

tijdstip waarop het <strong>be</strong>lastbaar feit met <strong>be</strong>trekking tot voornoemde handelingen is<br />

ontstaan, zonder uitstel in het btw-entrepot op te slaan. Uiteraard dient daarbij<br />

rekening te worden gehouden met de tijd nodig om de goederen naar het entrepot te<br />

vervoeren (z. evenwel nr. 310/101, 1°, in geval een dienst wordt verricht die de<br />

opslag in het btw-entrepot voorafgaat).<br />

310/100. Leveringen van goederen onder de regeling btw-entrepot.<br />

De leveringen van goederen die in België onder de regeling btw-entrepot werden<br />

geplaatst, zijn vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting bij toepassing van artikel 39quater, § 1,<br />

2°, van het Wetboek, in de mate dat ze werden verricht met handhaving van de<br />

regeling.<br />

310/101. Diensten verricht onder de regeling btw-entrepot.<br />

De diensten, andere dan die vrijgesteld bij toepassing van de artikelen 41 en 42 van<br />

het Wetboek, zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld op grond van artikel 39quater, § 1, 3°,<br />

van het Wetboek, wanneer ze <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n :<br />

1° op goederen die in België het voorwerp zijn van een handeling tot plaatsing<br />

onder de regeling btw-entrepot die bij toepassing van artikel 39quater, § 1, 1°,<br />

van het Wetboek is vrijgesteld;<br />

of<br />

2° op goederen die zich in België reeds in het btw-entrepot <strong>be</strong>vinden.<br />

Onder diensten die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen in de zin van artikel 39quater,<br />

§ 1, 3°, van het Wetboek, moet worden verstaan de materiële werken of expertises<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, van het Wetboek. Bepaalde van die<br />

diensten zijn evenwel van de vrijstelling uitgesloten (z. 1° en 2° hierna).<br />

Diensten die op grond van artikel 21, §2 van het Wetboek geacht worden in België<br />

plaats te vinden, maar die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen die zich in een andere<br />

lidstaat onder een gelijkaardige regeling btw-entrepot <strong>be</strong>vinden, kunnen niet<br />

vrijgesteld worden op grond van artikel 39quater, §1, 3° van het Wetboek.


"HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot" 826<br />

1° Diensten verricht aan goederen die in België het voorwerp uitmaken van<br />

een handeling tot plaatsing onder de regeling btw-entrepot.<br />

De diensten, andere dan die vrijgesteld door de artikelen 41 en 42 van het Wetboek,<br />

die worden verricht aan goederen die het voorwerp uitmaken van een handeling tot<br />

plaatsing onder de regeling btw-entrepot <strong>be</strong>doeld in artikel 39quater, § 1, 1°, van het<br />

Wetboek, zijn diensten met <strong>be</strong>trekking tot goederen die in België met vrijstelling van<br />

de <strong>be</strong>lasting werden ingevoerd, geleverd of intracommunautair verworven omdat ze<br />

in België onder de regeling btw-entrepot werden geplaatst, maar die niet<br />

onmiddellijk in het btw-entrepot worden opgeslagen omdat ze voorafgaandelijk de<br />

<strong>be</strong>doelde diensten moeten ondergaan.<br />

Wanneer de diensten voltooid zijn in de zin van artikel 22 van het Wetboek, moeten<br />

de goederen zonder uitstel in het btw-entrepot worden opgeslagen, daarbij rekening<br />

houdend met de tijd nodig voor het vervoer naar dat entrepot.<br />

In principe kunnen alle materiële werken en expertises verricht aan de goederen vóór<br />

hun effectieve opslag in het entrepot, vrijgesteld worden op grond van artikel<br />

39quater, § 1, 3°, van het Wetboek.<br />

Er dient evenwel rekening te worden gehouden met volgende <strong>be</strong>perkingen :<br />

- de materiële werken en expertises kunnen slechts van de btw worden<br />

vrijgesteld op voorwaarde dat ze <strong>be</strong>schouwd worden als diensten die, op grond<br />

van artikel 21, § 2, van het Wetboek geacht worden in België plaats te vinden;<br />

- de materiële werken die vóór de effectieve opslag worden verricht en ertoe<br />

leiden dat goederen worden geproduceerd die ingevolge de <strong>be</strong>perkende criteria<br />

<strong>be</strong>doeld in de nrs. 310/94 tot 310/96 niet in het btw-entrepot kunnen worden<br />

opgeslagen, zijn van de vrijstelling uitgesloten;<br />

- krachtens de communautaire reglementering inzake accijnzen moeten de<br />

productie, de verwerking alsmede elke andere <strong>be</strong>handeling van accijnsproducten<br />

steeds worden verricht in een <strong>be</strong>lastingentrepot, dus na de inslag van<br />

de goederen; daar het <strong>be</strong>lastingentrepot ambtshalve als btw-entrepot wordt<br />

aangemerkt voor de accijnsproducten die tot de regeling btw-entrepot zijn<br />

toegelaten (z. nr. 310/95), mogen die goederen geen enkele dienst ondergaan<br />

vóór hun opslag in het btw-entrepot; dit geldt ook voor de goederen die<br />

<strong>be</strong>stemd zijn voor de productie of de verwerking van accijnsproducten.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

827 "HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot"<br />

2° Diensten met <strong>be</strong>trekking tot goederen die zich in België onder de regeling<br />

<strong>be</strong>vinden en die opgeslagen zijn in het btw-entrepot.<br />

De vrijstelling waarin artikel 39quater, § 1, 3°, van het Wetboek voorziet voor<br />

diensten verricht aan goederen die zich reeds in het btw-entrepot <strong>be</strong>vinden, wordt<br />

<strong>be</strong>perkt door de artikelen 5 en 6 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54.<br />

a) Beperking van de vrijstelling tot de gebruikelijke <strong>be</strong>handelingen toegelaten in<br />

een douane-entrepot.<br />

Krachtens artikel 5 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54 wordt de vrijstelling voor<br />

diensten die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen die zich onder de regeling <strong>be</strong>vinden en<br />

die in het btw-entrepot zijn opgeslagen, <strong>be</strong>perkt tot de verrichtingen die door de<br />

communautaire douanereglementering zouden zijn toegelaten wanneer deze<br />

goederen zich onder de regeling van douane-entrepot zouden <strong>be</strong>vinden.<br />

De vrijstelling is aldus <strong>be</strong>perkt tot de gebruikelijke <strong>be</strong>handelingen die tot doel<br />

heb<strong>be</strong>n de <strong>be</strong>waring van onder de regeling btw-entrepot geplaatste goederen te<br />

verzekeren, de presentatie of de handelskwaliteit ervan te ver<strong>be</strong>teren of om de<br />

distributie of de wederverkoop ervan voor te <strong>be</strong>reiden.<br />

De vrijstelling vindt geen toepassing wanneer de goederen, na hun inslag in het btwentrepot,<br />

andere diensten ondergaan dan deze <strong>be</strong>doeld in vorige alinea.<br />

b) Beperking van de vrijstelling tot de diensten met <strong>be</strong>trekking tot goederen die<br />

niet het voorwerp uitmaken van een levering zonder handhaving van de<br />

regeling btw-entrepot.<br />

De sub a) <strong>be</strong>doelde gebruikelijke <strong>be</strong>handelingen met <strong>be</strong>trekking tot goederen die zich<br />

in het btw-entrepot <strong>be</strong>vinden, zijn bovendien slechts van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld<br />

binnen de perken gesteld in artikel 6 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54.<br />

Luidens laatstgenoemd artikel is de vrijstelling niet toepasselijk op de gebruikelijke<br />

<strong>be</strong>handelingen die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op goederen die, alhoewel ze nog fysiek<br />

aanwezig zijn in het btw-entrepot, reeds het voorwerp heb<strong>be</strong>n uitgemaakt van een<br />

levering zonder handhaving van de regeling btw-entrepot.


"HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot" 828<br />

310/102. Principe.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 5. - Vergunning.<br />

De vrijstelling waarin artikel 39quater, § 1, van het Wetboek voorziet, wordt slechts<br />

verleend op voorwaarde dat de rechtheb<strong>be</strong>nde zich kan <strong>be</strong>roepen op een bijzondere<br />

vergunning uitgereikt door de <strong>be</strong>voegde Administratie of op de algemene vergunning<br />

ingesteld door de Circulaire AOIF nr. 14/2003 van 19 mei 2003.<br />

310/103. Bijzondere vergunning.<br />

De bijzondere vergunning is vereist voor :<br />

- de plaatsing van goederen onder de regeling btw-entrepot;<br />

- het verrichten van diensten aan goederen vóór hun effectieve opslag in het btwentrepot.<br />

De bijzondere vergunning moet schriftelijk worden aangevraagd en geeft, naargelang<br />

de aard en/of de herkomst van de goederen, aanleiding tot het uitreiken van een titel<br />

door de Administratie der douane en accijnzen of door de Algemene administratie<br />

van de fiscaliteit voor accijnsproducten en goederen die <strong>be</strong>stemd zijn voor de<br />

verwerking van accijnsproducten, moet evenwel geen onderscheiden vergunning<br />

btw-entrepot worden aangevraagd. De vergunning inzake <strong>be</strong>lastingentrepot die de<br />

Administratie der douane en accijnzen heeft uitgereikt aan de entrepositaris, geldt<br />

namelijk tevens als bijzondere vergunning inzake btw-entrepot voor de<br />

accijnsproducten en de goederen <strong>be</strong>stemd voor de productie en de verwerking van<br />

accijnsproducten die tot de regeling btw-entrepot zijn toegelaten.<br />

310/104. Algemene vergunning.<br />

De circulaire AOIF nr. 14/2003 van 19 mei 2003 verleent een algemene vergunning<br />

voor :


(1 februari 2012)<br />

829 "HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot"<br />

- de levering van goederen met <strong>be</strong>houd van de regeling btw-entrepot;<br />

- het verrichten van diensten aan goederen die zich in het btw-entrepot <strong>be</strong>vinden.<br />

De algemene vergunning moet niet worden aangevraagd. Ze vloeit voort uit de<br />

toepassing van de vrijstelling met inachtneming van de voorwaarden gesteld in<br />

voornoemde aanschrijving.<br />

310/105. Algemeen.<br />

Afdeling 6. - Werking van de regeling.<br />

De regeling btw-entrepot die sinds 1 januari 1996 van toepassing is, vloeit voort uit<br />

de omzetting in Belgisch recht van de artikelen 153 tot 163 van de Richtlijn 2006/<br />

112/EG van de Raad van 28 novem<strong>be</strong>r 2006.<br />

Overeenkomstig deze <strong>be</strong>palingen, moeten de lidstaten die vrijstelling van <strong>be</strong>lasting<br />

verlenen in het kader van de regeling btw-entrepot, ervoor zorgen dat het <strong>be</strong>drag van<br />

de btw dat is verschuldigd bij de onttrekking van de goederen aan de regeling,<br />

overeenkomt met het <strong>be</strong>drag dat verschuldigd zou zijn wanneer de vrijgestelde<br />

handelingen in het binnenland aan de <strong>be</strong>lasting waren onderworpen.<br />

Met andere woorden, op de goederen die aan de regeling btw-entrepot worden<br />

onttrokken moet dezelfde fiscale druk rusten als die welke ze zouden gedragen<br />

heb<strong>be</strong>n indien ze niet onder die regeling waren geplaatst, rekening houdend met het<br />

aftrekmechanisme ingeval van opeenvolgende handelingen.<br />

Daar die onttrekking op zich geen <strong>be</strong>lastbaar feit uitmaakt en evenmin een <strong>be</strong>lastbare<br />

handeling is, heeft België voornoemd objectief verwezenlijkt door het invoeren van<br />

een voorlopige vrijstelling. De vrijstelling wordt pas definitief wanneer de verkrijger<br />

de goederen doorlevert. Wanneer de goederen aan de regeling worden onttrokken,<br />

moet de <strong>be</strong>lasting in <strong>be</strong>paalde situaties geregulariseerd worden om de juiste<br />

<strong>be</strong>lastingdruk op die goederen te herstellen (z. nr. 310/108).<br />

Rekening houdend met het voorlopig karakter van de vrijstelling en het feit dat de<br />

verkoper niet verantwoordelijk kan gesteld worden voor de <strong>be</strong>stemming die zijn<br />

koper aan de goederen geeft na de levering, wordt de verkrijger van de goederen of


"HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot" 830<br />

de ontvanger van de diensten in het kader van de regeling btw-entrepot systematisch<br />

aangewezen als schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting die moet worden voldaan in de<br />

gevallen waarin op de voorlopige vrijstelling moet worden teruggekomen.<br />

310/106. Voorlopige vrijstelling.<br />

Overeenkomstig artikel 7, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54 wordt de vrijstelling<br />

voor handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 39quater, § 1, van het Wetboek voorlopig<br />

verleend.<br />

Deze voorlopige vrijstelling kan definitief worden voor <strong>be</strong>paalde handelingen<br />

(z. nr. 310/107), terwijl andere dan weer moeten worden geregulariseerd (z. nr. 310/<br />

108).<br />

310/107. Gevallen waarin de voorlopige vrijstelling definitief wordt.<br />

Artikel 7, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54 somt de situaties op waarin de<br />

voorlopige vrijstelling van de btw voor de handelingen die onder de regeling btwentrepot<br />

zijn verricht, definitief wordt. Het <strong>be</strong>treft :<br />

"handelingen die voorafgaan aan :<br />

1° een levering van goederen onder <strong>be</strong>zwarende titel met <strong>be</strong>houd van de andere<br />

regeling van entrepot dan douane-entrepot;<br />

2° de onttrekking van de goederen aan de andere regeling van entrepot dan<br />

douane-entrepot door de <strong>be</strong>lastingplichtige die een levering van goederen<br />

verricht onder <strong>be</strong>zwarende titel zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 10, § 1, van het<br />

Wetboek;<br />

3° de onttrekking van de goederen aan de andere regeling van entrepot dan<br />

douane-entrepot door hun eigenaar, los van elke handelstransactie, in het<br />

kader hetzij van een overbrenging van goederen zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 12bis,<br />

eerste lid, van het Wetboek, hetzij van een vervoer of een verzending van die<br />

goederen buiten de Gemeenschap verricht door die eigenaar of voor zijn<br />

rekening."<br />

(1 februari 2012)


De voorlopige vrijstelling wordt derhalve definitief :<br />

(1 februari 2012)<br />

831 "HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot"<br />

1° voor de in artikel 39quater, § 1, 1°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde handelingen<br />

waarbij de goederen onder de regeling btw-entrepot worden geplaatst (levering,<br />

intracommunautaire verwerving, invoer) evenals voor de in artikel 39quater,<br />

§ 1, 3°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde diensten die vóór de opslag in het btwentrepot<br />

worden verricht aan goederen die het voorwerp uitmaken van een<br />

vrijgestelde handeling tot plaatsing onder de regeling btw-entrepot :<br />

- wanneer deze goederen worden doorverkocht in het btw-entrepot met<br />

handhaving van de regeling. Deze verkoop is op zijn <strong>be</strong>urt voorlopig vrijgesteld<br />

van de btw;<br />

- wanneer de persoon die de goederen in het btw-entrepot heeft geplaatst, deze<br />

goederen uitslaat ingevolge een door hem verrichte verkoop. Deze verkoop<br />

heeft niet plaats met handhaving van de regeling en kan derhalve niet genieten<br />

van de voorlopige vrijstelling van de btw;<br />

- wanneer de persoon die de goederen in het btw-entrepot heeft geplaatst, deze<br />

goederen uit het btw-entrepot uitslaat om ze, los van elke handelstransactie, te<br />

verzenden naar een plaats buiten België (z. echter nr. 310/108 voor goederen<br />

die naar een andere lidstaat worden verzonden met het oog op het verrichten<br />

van een handeling <strong>be</strong>doeld in artikel 12bis, tweede lid, 5°, 6° of 7°, van het<br />

Wetboek);<br />

2° voor de leveringen van goederen die in het btw-entrepot blijven en vrijgesteld<br />

zijn door artikel 39quater, § 1, 2°, van het Wetboek, evenals voor de diensten<br />

die worden verricht aan goederen die zich in het btw-entrepot onder de regeling<br />

<strong>be</strong>vinden en vrijgesteld zijn door artikel 39quater, § 1, 3°, van het Wetboek:<br />

- wanneer deze goederen worden doorverkocht met handhaving van de<br />

regeling. Deze doorverkoop geniet op zijn <strong>be</strong>urt slechts een voorlopige<br />

vrijstelling van btw;<br />

- wanneer deze goederen uit het btw-entrepot worden uitgeslagen door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die ze heeft verkocht. Deze verkoop heeft niet plaats<br />

met handhaving van de regeling en kan niet genieten van de voorlopige<br />

vrijstelling van btw;


"HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot" 832<br />

- wanneer deze goederen uit het btw-entrepot worden uitgeslagen en, los<br />

van elke handelstransactie, door de eigenaar worden verzonden naar een<br />

plaats buiten België (z. echter nr. 310/108 voor goederen die naar een<br />

andere lidstaat worden verzonden met het oog op het verrichten van een<br />

handeling <strong>be</strong>doeld in artikel 12bis, tweede lid, 5°, 6° of 7°, van het<br />

Wetboek).<br />

Onder onttrekking van goederen aan de andere regeling van entrepot dan douaneentrepot<br />

los van elke handelstransactie in de zin van artikel 7 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 54, moet worden verstaan de situatie waarbij goederen uit het btw-entrepot<br />

worden uitgeslagen zonder dat die goederen daarbij het voorwerp uitmaken van een<br />

levering onder <strong>be</strong>zwarende titel te rekenen vanaf hun laatste levering met handhaving<br />

van de regeling die is vrijgesteld op grond van artikel 39quater, § 1, 2°, van het<br />

Wetboek of vanaf hun plaatsing onder de regeling wanneer ze gedurende hun verblijf<br />

in het btw-entrepot niet onder <strong>be</strong>zwarende titel werden geleverd.<br />

310/108. Gevallen waarin moet worden teruggekomen op de voorlopige vrijstelling.<br />

Artikel 7, § 3, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54 somt de gevallen op waarin moet<br />

worden teruggekomen op de vrijstelling.<br />

1° Principe<br />

De voorlopige vrijstelling moet worden geregulariseerd wanneer de volgende twee<br />

voorwaarden gezamenlijk zijn vervuld:<br />

- de goederen worden door hun eigenaar los van elke handelstransactie<br />

(z. nr. 310/107, laatste lid) aan de regeling btw-entrepot onttrokken;<br />

- de aan de regeling onttrokken goederen blijven in België of worden door of<br />

voor rekening van hun eigenaar verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat<br />

met het oog op het verrichten van een handeling <strong>be</strong>doeld in artikel 12bis,<br />

tweede lid, 5°, 6° of 7°, van het Wetboek.<br />

De overbrenging van goederen van België naar een andere lidstaat met het oog op<br />

het verrichten van een handeling <strong>be</strong>doeld in artikel 12bis, tweede lid, 5°, 6° of 7°,<br />

van het Wetboek (z. nr. 310/47, II, 5° tot 7°), wordt niet gelijkgesteld met een<br />

<strong>be</strong>lastbare handeling. Na het <strong>be</strong>ëindigen van de in die <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>doelde handeling<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

833 "HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot"<br />

kunnen de goederen terug naar België worden verzonden of verstuurd zonder dat hun<br />

overbrenging als een <strong>be</strong>lastbare handeling wordt aangemerkt. Die situatie dient<br />

bijgevolg op dezelfde manier te worden <strong>be</strong>handeld als deze waarbij de goederen in<br />

België blijven na aan de regeling btw-entrepot te zijn onttrokken.<br />

2° Te regulariseren handelingen<br />

Bij het <strong>be</strong>palen van de handeling die in de sub 1 <strong>be</strong>doelde gevallen moet worden<br />

geregulariseerd dient het nodige onderscheid te worden gemaakt naargelang de aan<br />

de regeling onttrokken goederen al dan niet het voorwerp heb<strong>be</strong>n uitgemaakt van één<br />

of meerdere leveringen onder <strong>be</strong>zwarende titel tijdens hun verblijf in het btwentrepot.<br />

Wanneer de goederen niet het voorwerp heb<strong>be</strong>n uitgemaakt van een dergelijke<br />

levering, wordt de btw opeisbaar over de handeling waarbij de goederen door hun<br />

eigenaar onder de regeling werden geplaatst (invoer, levering of intracommunautaire<br />

verwerving), alsmede over de aan die eigenaar verstrekte diensten met<br />

<strong>be</strong>trekking tot die goederen.<br />

Ingeval de goederen daarentegen wel het voorwerp heb<strong>be</strong>n uitgemaakt van één of<br />

meerdere leveringen onder <strong>be</strong>zwarende titel tijdens hun verblijf in het btw-entrepot,<br />

wordt de btw opeisbaar over de levering van de goederen aan de eigenaar die ze aan<br />

de regeling btw-entrepot onttrekt, evenals over de aan die eigenaar verstrekte<br />

diensten met <strong>be</strong>trekking tot die goederen.<br />

Overeenkomstig artikel 9 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54 wordt de btw die is<br />

verschuldigd over de te regulariseren handelingen, opeisbaar op het tijdstip dat de<br />

goederen aan de regeling btw-entrepot worden onttrokken tegen het tarief dat van<br />

toepassing zou zijn geweest op elk van die handelingen indien zij niet voorlopig<br />

waren vrijgesteld.<br />

310/109. Aanzuivering van de regeling.<br />

De levering van goederen onder <strong>be</strong>zwarende titel zonder handhaving van de<br />

regeling btw-entrepot of de uitslag van de goederen uit het btw-entrepot, los van<br />

elke handelstransactie, stelt een einde aan de regeling. Aangezien de uitslag van<br />

de goederen uit het entrepot op zich geen nieuw <strong>be</strong>lastbaar feit is, en evenmin een<br />

<strong>be</strong>lastbare handeling, wordt de juiste fiscale druk die op de goederen moet wegen<br />

bij de <strong>be</strong>ëindiging van de regeling meestal <strong>be</strong>reikt door het <strong>be</strong>lasten van de


"HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot" 834<br />

laatste levering waarvan ze tijdens hun verblijf in het entrepot het voorwerp<br />

waren (of van de plaatsing van de goederen onder de regeling wanneer de goederen<br />

gedurende hun verblijf in het entrepot niet het voorwerp zijn geweest van een<br />

levering onder <strong>be</strong>zwarende titel).<br />

Volgende situaties kunnen zich daarbij voordoen.<br />

- De regeling wordt <strong>be</strong>ëindigd ingevolge een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

zonder handhaving van de regeling.<br />

Wanneer de onttrekking van de goederen aan de regeling btw-entrepot het gevolg is<br />

van een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel zonder handhaving van de regeling, kan die<br />

levering niet worden vrijgesteld op grond van artikel 39quater, § 1, 2°, van het<br />

Wetboek (1) .<br />

De gewone regels voor een binnenlandse levering zijn bijgevolg van toepassing op<br />

de <strong>be</strong>doelde levering (opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting, schuldenaar, ...), dus ook de<br />

mogelijke toepassing van een vrijstelling (artikel 39, 39bis, 39quater, § 1, 1°, 42, ...<br />

van het Wetboek). De goederen zijn aldus <strong>be</strong>zwaard met eenzelfde fiscale druk als<br />

wanneer de regeling btw-entrepot niet zou zijn toegepast. Er is bijgevolg geen enkele<br />

regularisatie nodig.<br />

- De regeling wordt <strong>be</strong>ëindigd ingevolge de uitslag van de goederen uit het btwentrepot,<br />

los van elke handelstransactie.<br />

Wanneer de uitslag van de goederen uit het btw-entrepot los van elke handelstransactie<br />

geschiedt (z. nr. 310/107, laatste lid), moeten de goederen bij het<br />

<strong>be</strong>ëindigen van de regeling een fiscale last ondergaan. Dat kan enkel ge<strong>be</strong>uren via<br />

een regularisatie ofwel van de levering die onder de regeling wordt verricht aan de<br />

persoon die de goederen onttrekt aan de regeling btw-entrepot, ofwel van de<br />

handeling met plaatsing van de goederen onder de regeling door die persoon in het<br />

geval de goederen tijdens hun verblijf in het btw-entrepot niet het voorwerp zijn<br />

geweest van een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel. Deze regularisatie moet evenwel<br />

enkel worden verricht wanneer de goederen in België blijven of naar een andere<br />

lidstaat worden overgebracht met het oog op het verrichten van een handeling<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 12bis, tweede lid, 5°, 6° of 7°, van het Wetboek. In de andere<br />

gevallen van overbrenging naar een andere lidstaat of bij de uitvoer naar een derde<br />

land moeten de vervoerde of verzonden goederen immers geen fiscale druk<br />

ondergaan.<br />

(1) Voor de accijnsproducten en de goederen <strong>be</strong>stemd voor de productie of de verwerking van accijnsproducten, die<br />

zich in een <strong>be</strong>lastingsentrepot <strong>be</strong>vinden en die zijn toegelaten tot de regeling btw-entrepot, moet evenwel rekening<br />

worden gehouden met het <strong>be</strong>paalde in nr. 310/111, B.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

835 "HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot"<br />

Zo ook draagt de taxatie van de diensten die, ingevolge de <strong>be</strong>perkingen van de<br />

artikelen 5 en 6 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54, niet van de <strong>be</strong>lasting kunnen<br />

worden vrijgesteld op grond van artikel 39quater, § 1, 3°, van het Wetboek<br />

alhoewel ze worden verricht aan goederen die zich onder de regeling btwentrepot<br />

<strong>be</strong>vinden, en het <strong>be</strong>lasten van de dienstprestaties waarvoor de<br />

voorlopige vrijstelling van artikel 39quater, § 1, 3°, van het Wetboek niet kan<br />

worden gehandhaafd ingevolge artikel 7, § 3, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54,<br />

eveneens bij tot het <strong>be</strong>reiken van de juiste fiscale druk op de goederen die aan<br />

de regeling btw-entrepot zijn onttrokken.<br />

310/110. Schuldenaars van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Krachtens de algemene regel vervat in artikel 51, § 1, 1°, van het Wetboek is de btw<br />

verschuldigd door de <strong>be</strong>lastingplichtige die in België een <strong>be</strong>lastbare levering van<br />

goederen of een <strong>be</strong>lastbare dienst verricht.<br />

Wanneer deze handelingen worden verricht onder de regeling btw-entrepot genieten<br />

zij een voorlopige vrijstelling die slechts definitief wordt op voorwaarde dat de<br />

goederen worden doorverkocht met handhaving van de regeling of aan de regeling<br />

worden onttrokken onder de voorwaarden <strong>be</strong>schreven in nr. 310/107.<br />

Het kan voorkomen dat deze voorwaarde slechts wordt vervuld lange tijd na de<br />

handeling die de voorlopige vrijstelling geniet. De gebruikelijke schuldenaar van de<br />

<strong>be</strong>lasting heeft bijgevolg geen enkele controle over de naleving van de <strong>be</strong>doelde<br />

voorwaarde.<br />

Om die reden is de wetgever afgeweken van de <strong>be</strong>palingen vervat in artikel 51,<br />

§ 1, 1°, van het Wetboek door de medecontractant van de leverancier of van de<br />

dienstverrichter aan te merken als schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting (z. Wetboek<br />

art. 51, § 2, 3°).<br />

Die afwijking is uiteraard alleen toepasselijk op de leveringen van goederen en op de<br />

diensten die voorlopig van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld bij toepassing van artikel<br />

39quater, § 1, van het Wetboek en artikel 7, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54.<br />

Om elke <strong>be</strong>twisting te vermijden aangaande de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting bij de<br />

aanzuivering van de regeling, en inzonderheid wanneer er goederen ontbreken in het<br />

entrepot, wordt de persoon die de goederen aan de regeling btw-entrepot


"HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot" 836<br />

onttrekt, overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54, aangewezen<br />

als schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting over de handelingen waarvoor de<br />

voorlopige vrijstelling moet geregulariseerd worden (z. Wetboek art. 51, § 2, 4°).<br />

310/111. Bijzonderheden van de regeling btw-entrepot ten aanzien van accijnsproducten<br />

en van goederen die <strong>be</strong>stemd zijn voor de productie en de<br />

verwerking van accijnsproducten.<br />

A. Uitsluiting van de tabaksfabrikanten uit de regeling btw-entrepot.<br />

Tabaksfabrikanten komen niet voor op de lijst van goederen opgenomen in de bijlage<br />

bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54. Tabakfabrikanten van communautaire oorsprong zijn<br />

derhalve uitgesloten van de regeling btw-entrepot.<br />

De regeling btw-entrepot is evenmin toepasselijk op in België ingevoerde<br />

tabaksfabrikanten aangezien de opeisbaarheid van de btw voor die goederen nauw is<br />

verbonden met de regeling inzake accijnsrechten (z. artikel 58, § 1, van het Wetboek).<br />

B. Dwingend karakter van de regeling btw-entrepot voor <strong>be</strong>paalde<br />

accijnsproducten en <strong>be</strong>paalde goederen.<br />

De regeling btw-entrepot moet verplicht worden toegepast ten aanzien van<br />

accijnsproducten en van goederen die <strong>be</strong>stemd zijn voor de productie of de<br />

verwerking van accijnsproducten, die in een in België gelegen <strong>be</strong>lastingentrepot<br />

worden opgeslagen of die er zich in <strong>be</strong>vinden, uiteraard voor zover die goederen zijn<br />

toegelaten onder de regeling btw-entrepot (z. artikel 4 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 54).<br />

Summier kan worden gesteld dat de verplichte toepassing van de regeling geldt voor:<br />

- minerale oliën ongeacht of ze zijn ingevoerd dan wel van communautaire<br />

oorsprong zijn;<br />

- alcohol en alcoholhoudende dranken die in België zijn ingevoerd;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

837 "HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot"<br />

- goederen <strong>be</strong>stemd voor de productie of de verwerking van die accijnsproducten,<br />

die in België zijn ingevoerd, of, zo het goederen <strong>be</strong>treft van<br />

communautaire oorsprong, die zijn opgenomen in de bijlage van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 54.<br />

De regeling wordt slechts <strong>be</strong>ëindigd bij de aangifte ten verbruik van de goederen<br />

voor de toepassing van de accijnsrechten of bij de daadwerkelijke uitslag van de<br />

goederen uit het <strong>be</strong>lastingentrepot (artikel 4 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54).<br />

Bijgevolg vinden alle leveringen van goederen die worden verricht vóór de<br />

inverbruikstelling van de goederen op het stuk van de accijnsrechten of vóór de<br />

daadwerkelijke uitslag van de goederen uit het <strong>be</strong>lastingentrepot, plaats onder de<br />

regeling btw-entrepot en zijn ze als dusdanig van de btw vrijgesteld.<br />

C. Diensten verricht aan goederen vóór hun effectieve opslag in het<br />

btw-entrepot.<br />

De productie, de verwerking of elke andere <strong>be</strong>handeling van accijnsproducten die<br />

zich onder schorsing van de accijnsrechten <strong>be</strong>vinden, moet verplicht geschieden in<br />

een <strong>be</strong>lastingentrepot, dus na de plaatsing van de goederen in dat entrepot. Die<br />

goederen kunnen dan ook geen diensten ondergaan alvorens ze effectief in een btwentrepot<br />

zijn opgeslagen, daar het <strong>be</strong>lastingentrepot wordt aangemerkt als een btwentrepot<br />

voor die producten. Dezelfde regels gelden voor goederen die <strong>be</strong>stemd zijn<br />

voor de productie en de verwerking van accijnsproducten.<br />

De diensten die in het btw-entrepot worden verricht kunnen slechts van de btw<br />

worden vrijgesteld op grond van artikel 39quater, § 1, 3°, van het Wetboek voor<br />

zover uiteraard :<br />

- ze <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op accijnsproducten en goederen <strong>be</strong>stemd voor de<br />

productie of de verwerking van accijnsproducten, die tot de regeling btwentrepot<br />

zijn toegelaten (z. nr. 310/95);<br />

- ze <strong>be</strong>staan uit gebruikelijke handelingen die zijn toegelaten in een douaneentrepot<br />

(z. nr. 310/101, 2°, a)).<br />

D. Vergunning btw-entrepot.<br />

De plaatsing onder de regeling btw-entrepot van accijnsproducten en van goederen<br />

die <strong>be</strong>stemd zijn voor de productie of de verwerking van accijnsproducten, impliceert<br />

dat die producten en goederen in een <strong>be</strong>lastingentrepot worden opgeslagen.


"HOOFDSTUK IX TER : Het btw-entrepot" 838<br />

De vergunning inzake <strong>be</strong>lastingentrepot die de Administratie der douane en<br />

accijnzen heeft uitgereikt aan de erkende entrepositaris, geldt tevens als bijzondere<br />

vergunning inzake btw-entrepot voor voornoemde producten en goederen die onder<br />

de regeling btw-entrepot zijn toegelaten (z. koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 54, artikel 10,<br />

tweede lid). Er moet dus geen onderscheiden vergunning inzake btw-entrepot worden<br />

aangevraagd en uitgereikt.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

839 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

HOOFDSTUK X<br />

EIGENLIJKE VRIJSTELLINGEN<br />

311. De in artikel 44 <strong>be</strong>doelde personen zijn <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

Om de juiste draagwijdte te vatten van de in artikel 44 <strong>be</strong>doelde "vrijstellingen",<br />

dient vooreerst dat <strong>be</strong>grip te worden toegelicht. Vrijstelling in de zin van artikel 44<br />

van het Wetboek heeft uitsluitend <strong>be</strong>trekking op de uitdrukkelijk in dat artikel<br />

opgesomde leveringen en diensten. Het <strong>be</strong>tekent dat voor die handelingen geen btw<br />

verschuldigd is, en dit uitsluitend omdat een uitdrukkelijke tekst die handelingen,<br />

welke normaal in de uitoefening van een economische activiteit worden verricht, van<br />

de <strong>be</strong>lasting vrijstelt.<br />

Hoewel de in artikel 44 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde leveringen en diensten van de<br />

<strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld, blijven het niettemin handelingen die <strong>be</strong>doeld zijn in het<br />

Wetboek en verlenen ze op grond van artikel 4 van het Wetboek de hoedanigheid<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige aan degene die ze onder de in laatstgenoemde <strong>be</strong>paling<br />

gestelde voorwaarden verricht. Aldus is hij die leveringen van goederen of diensten<br />

verricht welke ingevolge artikel 44 van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld, <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

voor de handelingen welke hij in de uitoefening van die economische<br />

werkzaamheid verricht zelfs wanneer die werkzaamheid alleen <strong>be</strong>staat in het<br />

verrichten van vrijgestelde handelingen waarvoor geen btw is verschuldigd.<br />

Ingevolge de opheffing sedert 1 januari 1993 van artikel 5 van het Wetboek, blijft de<br />

vrijstelling voortaan <strong>be</strong>perkt tot de handelingen genoemd in <strong>be</strong>doeld artikel 44 en<br />

kan ze in principe niet uitgebreid worden tot de handelingen die met de<br />

hoofdhandeling samenhangen.<br />

Deze samenhangende handelingen zijn derhalve in principe, volgens de gewone<br />

regels aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen onverminderd evenwel de toepassing van de in<br />

artikel 56, § 2 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting in het<br />

voordeel van kleine ondernemingen van wie de jaaromzet niet meer <strong>be</strong>draagt dan<br />

5.580 EUR, zoals vastgesteld in artikel 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19 van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1992, genomen ter uitvoering van voornoemde wettelijke <strong>be</strong>paling.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 840<br />

Tevens is het zo dat diverse <strong>be</strong>palingen van artikel 44 van het Wetboek onder<br />

<strong>be</strong>paalde voorwaarden niet alleen een wel<strong>be</strong>paalde werkzaamheid vrijstellen maar<br />

ook de nauw daarmee verbonden handelingen (z. Parl. Vr. nr. 764 dd. 27 okto<strong>be</strong>r<br />

1993 van de H. Volksvertegenwoordiger Simons; <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 109, blz. 648-<br />

651).<br />

312. Recht op aftrek.<br />

Daar waar artikel 5 van het Wetboek, zoals dat artikel van toepassing was vóór<br />

1 januari 1993, de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige ontnam aan degene die door<br />

artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde handelingen verrichtte, heeft de intrekking<br />

van genoemd artikel 5 tot gevolg dat vanaf genoemd tijdstip de personen die<br />

<strong>be</strong>doelde vrijgestelde handelingen verrichten wel degelijk de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige heb<strong>be</strong>n.<br />

De omstandigheid dat de verrichter van door artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde<br />

handelingen vanaf 1 januari 1993 de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige heeft,<br />

verleent hem geenszins de mogelijkheid die handelingen aan de btw te onderwerpen<br />

noch enig recht op aftrek van voor<strong>be</strong>lasting uit te oefenen. De persoon die bijgevolg<br />

uitsluitend bij artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde handelingen stelt, is een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige zonder recht op aftrek van voor<strong>be</strong>lasting. Die persoon moet<br />

uiteraard niet als <strong>be</strong>lastingplichtige worden geïdentificeerd voor zijn uitgaande<br />

handelingen.<br />

Hierop <strong>be</strong>staan evenwel een paar uitzonderingen nl. waarbij degenen die <strong>be</strong>talings-<br />

en ontvangstverrichtingen doen, met uitzondering van de invordering van<br />

schuldvorderingen, mogen kiezen voor het <strong>be</strong>lasten van deze handelingen (Wetboek,<br />

art. 44, § 3, 8°) en ook personen die handelingen verrichten als <strong>be</strong>doeld in artikel 44,<br />

§ 3, 4° tot 10°, van het Wetboek heb<strong>be</strong>n op grond van artikel 45, § 1, 4° en 5°, van<br />

dat Wetboek onder de in die <strong>be</strong>paling gestelde voorwaarden, recht op aftrek van<br />

voor<strong>be</strong>lasting.<br />

De door artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige heeft dus geen<br />

recht op aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting geheven van grondstoffen, materialen en<br />

hulpstoffen, geen aftrek voor de algemene onkosten (bv. telefoonrekening), en geen<br />

aftrek voor de investeringsuitgaven gedaan voor de uitoefening van de vrijgestelde<br />

activiteit.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

841 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige daarentegen die de uitgaande handelingen niet aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderwerpt om reden van onder meer uitvoer of omdat de plaats van de handeling<br />

zich in het buitenland <strong>be</strong>vindt (z. Wetboek, art. 45, § 1, 2° en 3°), <strong>be</strong>houdt volledig<br />

zijn recht op aftrek.<br />

Van het principe dat de voor<strong>be</strong>lasting niet in aftrek kan worden gebracht door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen stelt welke ingevolge artikel 44 van het Wetboek<br />

van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld, wordt in <strong>be</strong>paalde uitzonderlijke gevallen<br />

afgeweken door artikel 45, § 1, 4° en 5°, van het Wetboek. Hierdoor heb<strong>be</strong>n zowel<br />

verzekerings- en herverzekeringsmaatschappijen als bank- en financiële instellingen<br />

die voor andere handelingen <strong>be</strong>lastingplichtige zijn recht op aftrek van de btw die<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op verzekerings- of herverzekeringsverrichtingen en op in artikel 44<br />

van het Wetboek <strong>be</strong>doelde bank- en financiële verrichtingen, wanneer:<br />

a) de medecontractant buiten de Europese Gemeenschap is gevestigd;<br />

b) de verzekerings- of herverzekeringsverrichtingen en de bank- en financiële<br />

verrichtingen rechtstreeks samenhangen met goederen die zijn <strong>be</strong>stemd om te<br />

worden uitgevoerd naar een land buiten die Gemeenschap.<br />

Dit recht op aftrek wordt ook toegekend aan makelaars of lastheb<strong>be</strong>rs die<br />

tussenkomst verlenen bij zulke handelingen wanneer deze zelf recht op aftrek<br />

verlenen.<br />

De verzekeringsmaatschappijen of bankinstellingen evenals de makelaars of lastheb<strong>be</strong>rs<br />

die bij toepassing van artikel 45, § 1, 4° en 5°, van het Wetboek recht op<br />

aftrek heb<strong>be</strong>n, worden sinds 1 januari 1993, zelfs indien ze geen enkele <strong>be</strong>lastbare<br />

activiteit uitoefenen, als gewone <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>schouwd en verkrijgen in die<br />

hoedanigheid een btw-identificatienummer dat de letters BE <strong>be</strong>vat (z. Wetboek,<br />

art. 50, § 2). Door middel van de in te dienen periodieke btw-aangifte zullen die<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen boven<strong>be</strong>doeld recht op aftrek kunnen uitoefenen.<br />

313. Optiemogelijkheid.<br />

Degene die een werkzaamheid uitoefent die ingevolge artikel 44 van het Wetboek<br />

van de <strong>be</strong>lasting is vrijgesteld, kan in de regel niet opteren voor het vrijwillig<br />

<strong>be</strong>lasten van zijn prestaties.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 842<br />

Op deze regel <strong>be</strong>staat er evenwel een uitzondering, namelijk zij die <strong>be</strong>talings- en<br />

ontvangstverrichtingen, met uitzondering van de invordering van schuldvorderingen,<br />

doen, mogen kiezen voor het <strong>be</strong>lasten van deze handelingen (Wetboek, art. 44, § 3,<br />

8).<br />

(1 februari 2012)<br />

Eerste afdeling. - Diensten die vrijgesteld zijn wegens<br />

de hoedanigheid van degene die ze verricht<br />

(Wetboek, art. 44, § 1).<br />

314. Prestaties van advocaten (Wetboek, art. 44, § 1, 1°).<br />

A. Algemene toepassingsvoorwaarden van de vrijstelling.<br />

Alle diensten van advocaten, verricht in hun normale werkzaamheid van advocaat,<br />

zijn vrijgesteld van btw.<br />

Sinds de invoering van de btw waren de diensten van notarissen en<br />

gerechtsdeurwaarders eveneens vrijgesteld van de btw (artikel 44, § 1, 1° (oud), van<br />

het Wetboek zoals van toepassing tot en met 31 decem<strong>be</strong>r 2011). Met ingang van<br />

1 januari 2012 werd deze vrijstelling opgeheven voor notarissen en gerechtsdeurwaarders.<br />

Met <strong>be</strong>trekking tot de huidige vrijstellingsregeling inzake prestaties van advocaten,<br />

moet het volgend onderscheid worden gemaakt (1) :<br />

- de advocaten die in België zijn gevestigd, genieten de vrijstelling voor hun<br />

prestaties die voortvloeien uit hun normale activiteit indien ze ingeschreven<br />

zijn bij een Belgische balie, met in<strong>be</strong>grip van de advocaten ingeschreven op de<br />

lijst van de advocaten die hun <strong>be</strong>roep uitoefenen onder de <strong>be</strong>roepstitel van een<br />

andere Lidstaat van de Europese Unie (lijst E) of bij een balie in een andere<br />

Lidstaat van de Europese Unie;<br />

(1) Wat het standpunt ten aanzien van de advocaten ingeschreven bij een balie in een andere Lidstaat van de Europese<br />

Unie <strong>be</strong>treft, wordt verwezen naar de aanschrijving nr. 4/2000 van de Administratie van Fiscale Zaken, ermee<br />

rekening houdende dat de richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 ter<br />

vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het <strong>be</strong>roep van advocaat in een andere Lidstaat dan die waar<br />

de <strong>be</strong>roepskwalificatie is verworven is omgezet, in Belgisch recht, door de wet van 22 novem<strong>be</strong>r 2001 ter<br />

vergemakkelijking van de uitoefening van het <strong>be</strong>roep van advocaat en van de vestiging in België van advocaten die<br />

onderdaan zijn van een andere Lidstaat van de Europese Unie. Deze wet werd gepubliceerd in het Belgisch<br />

Staatsblad van 20 decem<strong>be</strong>r en is, bij afwezigheid van specifieke wettelijke <strong>be</strong>palingen, in werking getreden op<br />

30 decem<strong>be</strong>r 2001.


(1 februari 2012)<br />

843 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

- de prestaties van advocaten die gevestigd zijn in het buitenland maar waarvan<br />

de plaats van de <strong>be</strong>trokken diensten zich in België <strong>be</strong>vindt door toepassing van<br />

artikel 21, § 2, (nieuw) van het Wetboek, kunnen de vrijstelling genieten<br />

waarin artikel 44, § 1, 1° van het Wetboek voorziet indien de <strong>be</strong>trokken<br />

advocaten ingeschreven zijn bij een rechtbank of een <strong>be</strong>roepsorganisatie (met<br />

andere woorden bij de Balie of de orde van advocaten met uitzondering van elk<br />

kabinet, elke privé-organisatie of vakbond) van een Lidstaat van de Europese<br />

Unie en die er gerechtigd zijn, in overeenstemming met het artikel 477bis van<br />

het Gerechtelijk Wetboek, om een <strong>be</strong>roepstitel te dragen die overeenstemt met<br />

die van advocaat in België.<br />

In dit laatste geval dient de in België gevestigde ontvanger van de dienst van de in<br />

het buitenland gevestigde advocaat het <strong>be</strong>wijs te leveren van de vervulling van de<br />

vrijstellingsvoorwaarden.<br />

Daarentegen zijn de prestaties die geleverd zijn vanuit een buitenlandse inrichting<br />

door advocaten die niet zijn ingeschreven bij een rechtbank of een <strong>be</strong>roepsorganisatie<br />

van een Lidstaat van de Europese Unie (met in<strong>be</strong>grip van België) aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen.<br />

Een burgerlijke advocatenvennootschap, met of zonder handelsvorm, gevestigd in<br />

België, met als maatschappelijk doel het gezamenlijk uitoefenen van het <strong>be</strong>roep van<br />

advocaat geniet de voornoemde vrijstelling voor zover de meerderheid van de<br />

advocaten vennoten zijn die ingeschreven zijn bij een balie in België of in een andere<br />

Lidstaat van de Europese Unie.<br />

Evenzo geniet een Belgische inrichting van een in het buitenland gevestigde<br />

advocatenvennootschap de vrijstelling voorzien in artikel 44, § 1, 1°, van het Wetboek<br />

voor zover de meerderheid van de advocaten vennoten zijn die ingeschreven<br />

zijn bij een balie in België of in een andere Lidstaat van de Europese Unie.<br />

B. Normale <strong>be</strong>roepsuitoefening.<br />

De vrijstelling is niet <strong>be</strong>perkt tot de prestaties die de advocaten verrichten in het<br />

kader van de rechtspleging en de procesvoering. De vrijstelling omvat alle prestaties<br />

die zij in de normale uitoefening van hun <strong>be</strong>roep verrichten (bv. <strong>be</strong>lastingadvies).<br />

Daarentegen is de vrijstelling niet van toepassing voor de diensten van ereadvocaten<br />

en erepleit<strong>be</strong>zorgers.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 844<br />

315. Prestaties van artsen, tandartsen en andere zorgverleners op het gebied van de<br />

gezondheidszorg (Wetboek, art. 44, § 1, 2°).<br />

A. Artsen en tandartsen.<br />

De in artikel 44, § 1, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde artsen en tandartsen zijn<br />

die welke overeenkomstig de wetten <strong>be</strong>treffende de geneeskunde in België de<br />

geneeskunde en de tandheelkunde mogen uitoefenen. Voor zover zij de titel<br />

van arts heb<strong>be</strong>n worden onder meer homeopaten, acupuncturisten, osteopaten<br />

en podologen door die wets<strong>be</strong>paling <strong>be</strong>doeld.<br />

De burgerlijke vennootschappen die onder handelsvorm opgericht zijn door<br />

artsen of tandartsen en waarvan het maatschappelijk doel <strong>be</strong>staat in de<br />

gezamenlijke uitoefening van het <strong>be</strong>roep van arts of tandarts genieten eveneens<br />

de vrijstelling in de mate waarin de prestaties die zij verrichten verband houden<br />

met de normale uitoefening van het <strong>be</strong>roep van arts of tandarts (Beslissing<br />

E.T. 63.571 van 6 juli 1988, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 83, blz. 469, nr. 896).<br />

De vrijstelling is niet <strong>be</strong>perkt tot de verstrekking van geneeskundige zorgen<br />

maar omvat alle verrichtingen die verband houden met de normale uitoefening<br />

van de <strong>be</strong>treffende <strong>be</strong>roepen. Zo wordt onder meer aangenomen:<br />

1° dat artsen zich op de vrijstelling mogen <strong>be</strong>roepen voor preventief<br />

medisch onderzoek of voor controleonderzoek i.v.m. de sociale wetten<br />

(bv. de diensten voor ar<strong>be</strong>idsgeneeskunde), alsook voor laboratoriumanalyses;<br />

in dat opzicht werd overigens aangenomen dat de vrijstelling<br />

ook mag worden toegepast voor analyses van klinisch-biologische aard<br />

die verricht worden door apothekers of licentiaten in de scheikundige<br />

wetenschappen die daartoe <strong>be</strong>voegd zijn, of door personen die ze<br />

verrichten onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van artsen of<br />

van de hier genoemde apothekers en licentiaten, met in<strong>be</strong>grip van zulke<br />

analyses die worden verricht ter uitvoering van een gerechtelijke<br />

opdracht als <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 2, van het Wetboek. Daar staat<br />

tegenover dat, wanneer <strong>be</strong>nevens de activiteiten in de menselijke<br />

geneeskunde, voornoemde laboratoria ook een activiteit uitoefenen in de<br />

diergeneeskunde, zij deze diensten inzake diergeneeskunde aan de<br />

<strong>be</strong>lasting dienen te onderwerpen en dit ongeacht de hoedanigheid van de<br />

persoon onder wiens verantwoordelijkheid die prestaties zijn uitgevoerd.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

845 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

Er wordt op gewezen dat onderzoekswerk, met in<strong>be</strong>grip van klinische<br />

proeven, dat door artsen onder <strong>be</strong>zwarende titel wordt verricht voor<br />

derden (farmaceutische <strong>be</strong>drijven, onderzoeksbureaus, …) niet vrijgesteld<br />

is, zelfs al wordt dit verricht in het kader van een medische<br />

<strong>be</strong>handeling (z. Beslissing E.T. 116.111 van 21 februari 2011);<br />

2° dat de tandartsen, de licentiaten in de tandheelkunde en de tandheelkundige<br />

klinieken die worden geëxploiteerd onder de verantwoordelijkheid<br />

en het toezicht van personen die wettelijk <strong>be</strong>voegd zijn om de<br />

tandheelkunde uit te oefenen, zich op de vrijstelling mogen <strong>be</strong>roepen<br />

voor de leveringen en de herstellingen van kunstgebitten voor zover die<br />

handelingen verband houden met een medische handeling en gepaard<br />

gaan met een aangepaste verzorging (z. Aanschrijving 57/1972 van 2 juni<br />

1972).<br />

De artsen daarentegen die door de wet van 12 april 1958 <strong>be</strong>treffende de<br />

medischfarmaceutische cumul speciaal werden gemachtigd om geneesmiddelen<br />

te verkopen aan hun patiënten, oefenen twee onderscheiden werkzaamheden<br />

uit waarbij hun activiteit als apotheker aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen<br />

is terwijl de activiteit als arts de <strong>be</strong>doelde vrijstelling geniet.<br />

Personen, zoals handopleggers en kruidendokters, die op onwettige wijze de<br />

geneeskunde <strong>be</strong>oefenen, kunnen zich op de vrijstelling niet <strong>be</strong>roepen. Datzelfde<br />

geldt voor tandtechnici die op onwettige wijze de tandheelkunde zouden<br />

<strong>be</strong>oefenen.<br />

B. Andere zorgverleners op het gebied van de gezondheidszorg.<br />

De vrijstelling vindt toepassing op de diensten van gezondheidskundige<br />

verzorging verricht in de uitoefening van hun normale en geregelde<br />

werkzaamheid door kinesitherapeuten, ongeacht of die prestaties al dan niet<br />

opgenomen zijn in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen<br />

inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.<br />

Wat <strong>be</strong>treft de overige zorgverleners die tevens de in artikel 44, § 1, 2°<br />

<strong>be</strong>doelde vrijstelling genieten, worden momenteel - in een streven om de in<br />

voornoemde wets<strong>be</strong>paling voorkomende opsomming te actualiseren - onder<br />

meer vroedkundigen, verplegers en verpleegsters, verzorgers en verzorgsters,<br />

paramedici (ergotherapeuten, diëtisten, logopedisten, podologen, technologen<br />

in medische <strong>be</strong>eldvorming, enz.) en tabacologen <strong>be</strong>oogd, op voorwaarde dat zij


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 846<br />

erkend zijn (<strong>be</strong>roepstitels, toegang tot het <strong>be</strong>roep). De <strong>be</strong>treffende vrijstelling is<br />

op hen echter slechts toepasselijk voor hun diensten van gezondheidskundige<br />

verzorging die zijn opgenomen in de nomenclatuur van de geneeskundige<br />

verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.<br />

Ten aanzien echter van de in de vorige alinea <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>oefenaars van<br />

wie slechts een <strong>be</strong>perkt aantal prestaties in aanmerking komt voor terug<strong>be</strong>taling<br />

door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, heeft de<br />

Administratie <strong>be</strong>slist dat dergelijke prestaties vrijgesteld zijn van btw voor<br />

zover zij opgenomen zijn in de nomenclatuur van de geneeskundige<br />

verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, en dit<br />

ongeacht het aantal prestaties dat voor terug<strong>be</strong>taling in aanmerking komt<br />

(z. <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 104.382 van 13 mei 2011).<br />

De <strong>be</strong>treffende vrijstelling vindt daarentegen geen toepassing op de diensten<br />

van lichaamsverzorging verstrekt door orthopedisten, bandagisten, pedicures,<br />

manicuren en exploitanten van sauna's.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 2. - Handelingen die vrijgesteld zijn wegens sociale<br />

of culturele redenen (Wetboek, art. 44, § 2).<br />

316. Prestaties van inrichtingen voor gezondheidsverzorging (Wetboek, art. 44, § 2,<br />

1°, eerste deel).<br />

Artikel 44, § 2, 1°, van het Wetboek stelt van de <strong>be</strong>lasting vrij de diensten en de<br />

leveringen van goederen die daarmee nauw samenhangen in de uitoefening van hun<br />

geregelde werkzaamheid verstrekt door ziekenhuizen, psychiatrische instellingen,<br />

klinieken en dispensaria.<br />

Onder "ziekenhuizen" worden verstaan de inrichtingen <strong>be</strong>doeld in de gecoördineerde<br />

wet van 7 augustus 1987 op de ziekenhuizen d.w.z. "inrichtingen, met één of meer<br />

diensten voor onderzoek en verzorging waarin personen worden opgenomen om er te<br />

verblijven ten einde er een genees-, heel- of verloskundig onderzoek of een genees-,<br />

heel- of verloskundige <strong>be</strong>handeling te ondergaan". Op grond van die wet moeten de<br />

ziekenhuisdiensten aan <strong>be</strong>paalde normen <strong>be</strong>antwoorden en moeten ze worden<br />

aangenomen door de <strong>be</strong>voegde overheidsinstelling. De herstellingsoorden die niet


(1 februari 2012)<br />

847 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

aan die normen voldoen, <strong>be</strong>komen geen vrijstelling. Dit laatste geldt eveneens voor<br />

de vakantietehuizen die als herstellingsoord worden voorgesteld (z. evenwel nr. 319,<br />

C, alinea 2, 3 de streepje).<br />

De vrijstelling omvat de onderscheiden diensten die aan zieken en gewonden worden<br />

verstrekt (onderzoek, verzorging, voeding, logies, levering van prothesen en geneesmiddelen<br />

<strong>be</strong>horende bij de verzorging enz.), alsmede de verhuur van televisietoestellen,<br />

telefoondiensten en het eventueel verschaffen van onderdak door het<br />

ziekenhuis aan een persoon die een zieke vergezelt (Beslissing E.T. 110.410 van<br />

23 februari 2006).<br />

Zij omvat eveneens de leveringen van kleine voorwerpen (gevlochten mandjes,<br />

onderleggers, enz.) vervaardigd door de patiënten, en de kleine diensten (vouwen van<br />

papier, breiwerk met door klanten geleverde wol, enz.) door die patiënten verricht in<br />

het kader van de zorgen die hun worden verstrekt (Beslissing E.T. 19.964 van<br />

9 okto<strong>be</strong>r 1975, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 24, blz. 82. nr. 556).<br />

De vrijstelling van btw geldt eveneens ten aanzien van de exploitatie door een<br />

ziekenhuis van een cafetaria voor zover de volgende voorwaarden samen vervuld<br />

zijn:<br />

- de cafetaria is slechts toegankelijk voor personeelsleden, patiënten en hun<br />

<strong>be</strong>zoekers, wat impliceert dat er geen directe toegang <strong>be</strong>staat van buiten naar<br />

het cafetarialokaal;<br />

- de exploitant oefent geen andere <strong>be</strong>lastbare werkzaamheden uit en verschaft<br />

bovendien geen maaltijden andere dan lichte maaltijden zoals <strong>be</strong>doeld in punt<br />

18 van de aanschrijving nr. 10 van 13 april 1994;<br />

- de ontvangsten van de cafetaria veroorzaken geen concurrentieverstoring en<br />

blijven dus <strong>be</strong>trekkelijk gering in vergelijking met de gezamenlijke vrijgestelde<br />

ontvangsten. Aan deze voorwaarde is voldaan wanneer de ontvangsten van de<br />

cafetaria het <strong>be</strong>drag van 5.580 EUR, voorzien door artikel 1 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 19 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 inzake de vrijstellingsregeling <strong>be</strong>paald<br />

door artikel 56, § 2, van het Btw-Wetboek, niet overschrijden, of als dit <strong>be</strong>drag<br />

toch overschreden is, wanneer deze ontvangsten hoogstens 10 pct. van de<br />

globale (vrijgestelde) ontvangsten van de exploitanten <strong>be</strong>reiken.<br />

Wanneer één of meerdere hiervoor <strong>be</strong>doelde voorwaarden niet vervuld zijn, dan zijn<br />

de ontvangsten van de cafetaria voor het geheel van de btw onderworpen, <strong>be</strong>houdens<br />

in het geval dat de exploitant zich kan <strong>be</strong>roepen op de hiervoor <strong>be</strong>doelde<br />

vrijstellingsregeling.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 848<br />

Indien de exploitatie van de cafetaria aan een derde in concessie wordt gegeven,<br />

moet deze derde zijn handelingen volgens de normale regels aan de btw onderwerpen.<br />

Daarentegen kan geen aanspraak op de vrijstelling worden gemaakt ten aanzien van<br />

de handelingen die vreemd blijven aan de eigenlijke prestaties van ziekenhuizen,<br />

zoals:<br />

- de levering van geneesmiddelen aan personen die niet in de inrichting worden<br />

verpleegd;<br />

- de exploitatie van een parking die voor iedereen toegankelijk is;<br />

- de levering en het herstellen van prothesen, die niet gepaard gaan met het<br />

toedienen van zorgen;<br />

- de levering van brillen en glazen, zelfs aan personen die werden onderzocht<br />

door een arts die verbonden is aan het ziekenhuis welke de winkel voor optiek<br />

exploiteert;<br />

- het wassen van linnen door een ziekenhuis voor een ander ziekenhuis;<br />

- het verschaffen van spijzen en dranken door een ziekenhuis in een inrichting<br />

voor zelf<strong>be</strong>diening die voor iedereen toegankelijk is (verg. Beslissing<br />

E.T. 23.202 van 25 april 1997, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 31, blz. 444, nr. 619);<br />

- het opbaren in het mortuarium van een ziekenhuis van buiten dat ziekenhuis<br />

overleden personen (z. Parl. Vr. nr. 1115 dd. 31 mei 1994 van de<br />

H. Volksvertegenwoordiger Ramoudt; <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 111, blz. 1241-1242<br />

en Parl. Vr. nr. 3-5633 dd. 12 juli 2006 van Mevrouw de Volksvertegenwoordiger<br />

Nyssens);<br />

- de huur van de uitrusting van een ziekenhuis voor zover deze <strong>be</strong>trekking heeft<br />

op een roerend goed of een onroerend goed door <strong>be</strong>stemming (de huur van het<br />

gebouw is daarentegen vrijgesteld overeenkomstig artikel 44, § 3, 2° van het<br />

Btw-Wetboek).<br />

Het ziekenhuis dat geregeld dergelijke handelingen verricht, moet deze in de regel<br />

aan de <strong>be</strong>lasting onderwerpen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

849 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

De handelingen die door ziekenhuizen in opdracht van externe <strong>be</strong>drijven worden<br />

verricht (bv. het testen van nieuwe geneesmiddelen of nieuwe <strong>be</strong>handelingsmethoden<br />

in opdracht van farmaceutische <strong>be</strong>drijven) vallen evenmin onder de toepassing van<br />

de vrijstelling, zelfs al worden deze verricht in het kader van een medische<br />

<strong>be</strong>handeling. Bedoelde handelingen worden niet aangemerkt als diensten van<br />

ziekenhuisverpleging, doch worden veeleer verricht in het rechtstreekse <strong>be</strong>lang van<br />

voornoemde farmaceutische ondernemingen (z. Parl. Vr. nr. 23 dd. 7 decem<strong>be</strong>r 2009<br />

van de H. Volksvertegenwoordiger Brotcorne; Beslissing E.T. 116.111 van<br />

21 februari 2011).<br />

Er <strong>be</strong>staat anderzijds wel aanspraak op vrijstelling voor de overeenkomst waarbij een<br />

kloostergemeenschap tegen vergoeding, de verbintenis aangaat tegenover de eigenaar<br />

van een inrichting voor gezondheidsverzorging (bv. een openbaar centrum voor<br />

maatschappelijk welzijn) de zieken en gewonden die in die inrichting worden<br />

opgenomen te verzorgen, onderdak te verschaffen en er toezicht op te houden, en de<br />

inrichting te <strong>be</strong>heren (Wetboek, art. 44, § 2, 10°).<br />

317. (Opgeheven).<br />

318. Vervoer van zieken of gewonden met speciaal daartoe uitgeruste vervoermiddelen<br />

(Wetboek, art. 44, § 2, 1°, tweede deel).<br />

De vrijstelling is afhankelijk van drie voorwaarden:<br />

1° het moet gaan om een vervoer, d.w.z. de verplaatsing van een persoon van de<br />

ene plaats naar de andere;<br />

2° de vervoerde persoon moet een zieke of een gewonde zijn;<br />

3° het vervoer moet worden verricht met een vervoermiddel dat speciaal is<br />

uitgerust met het oog op het vervoer van zieken of gewonden (bv. een<br />

ziekenwagen of hefschroefvliegtuig).<br />

De hoedanigheid van de vervoerder is niet van <strong>be</strong>lang.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 850<br />

318/2. Prestaties van sommige zelfstandige groeperingen van personen (Wetboek,<br />

art. 44, § 2, 1°bis).<br />

Van de <strong>be</strong>lasting zijn eveneens vrijgesteld de diensten verleend aan hun leden door<br />

zelfstandige groeperingen van personen die een werkzaamheid uitoefenen die<br />

krachtens artikel 44 is vrijgesteld of waarvoor zij niet <strong>be</strong>lastingplichtige zijn,<br />

wanneer die diensten direct nodig zijn voor de uitoefening van die werkzaamheid, en<br />

deze groeperingen van hun leden enkel terug<strong>be</strong>taling vorderen van hun aandeel in de<br />

gezamenlijke uitgaven en mits deze vrijstelling niet tot concurrentieverstoring kan<br />

leiden. De personen <strong>be</strong>doeld in dit artikel zijn ofwel vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

(advokaten, notarissen, ziekenhuizen) ofwel personen die niet de hoedanigheid<br />

heb<strong>be</strong>n van <strong>be</strong>lastingplichtige omdat ze niet aan de voorwaarden voldoen (art. 4 van<br />

het Wetboek), of omdat zij moeten <strong>be</strong>schouwd worden als institutionele niet<strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

(art. 6 van het Wetboek).<br />

De toepassingsvoorwaarden voor deze vrijstelling worden <strong>be</strong>paald in het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 43 van 5 juli 1991 (BS van 6 augustus 1991).<br />

De regeling met <strong>be</strong>trekking tot de kostendelende verenigingen wordt toegelicht in de<br />

aanschrijving nr. 3/1996 van 9 mei 1996 (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 121, blz. 395-414).<br />

318/3. Bepaalde leveringen (Wetboek, art. 44, § 2, 1°ter).<br />

De leveringen van menselijke organen, van menselijk bloed en van moedermelk zijn<br />

eveneens van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld. Er dient terzake te worden opgemerkt dat de<br />

invoer en de intracommunautaire verwerving van diezelfde goederen eveneens van<br />

de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld op grond van artikel 40, § 1, 1°, a, van het Wetboek.<br />

319. Diensten met <strong>be</strong>trekking tot maatschappelijk werk en sociale zekerheid<br />

(Wetboek, art. 44, § 2, 2°).<br />

Op grond van artikel 44, § 2, 2°, van het Wetboek zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld de<br />

diensten en leveringen van goederen die nauw samenhangen met maatschappelijk<br />

werk, met de sociale zekerheid en met de <strong>be</strong>scherming van kinderen en jongeren en<br />

die worden verricht door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die<br />

door de <strong>be</strong>voegde overheid als instellingen van sociale aard worden erkend.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

851 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

Met het <strong>be</strong>grip "instelling" worden zowel de natuurlijke personen als de rechtspersonen<br />

<strong>be</strong>oogd.<br />

Met organisaties erkend door de <strong>be</strong>voegde overheid worden <strong>be</strong>oogd:<br />

- hetzij de instellingen die een formele erkenning genieten, in de gevallen waarin<br />

in een formele erkenning door de <strong>be</strong>voegde federale, regionale of gewestelijke<br />

overheid wordt voorzien,<br />

- hetzij de instellingen waarvan de diensten en nauw daarmee samenhangende<br />

leveringen van goederen worden verricht in overeenstemming met de voor die<br />

instellingen geldende reglementering.<br />

Artikel 44, § 2, 2°, van het Wetboek vermeldt uitdrukkelijk een aantal instellingen<br />

van sociale aard.<br />

A. De instellingen die de <strong>be</strong>jaardenzorg tot doel heb<strong>be</strong>n.<br />

De vrijstelling ten aanzien van de instellingen die de <strong>be</strong>jaardenzorg tot doel<br />

heb<strong>be</strong>n is gebonden aan de erkenning ervan door de <strong>be</strong>voegde overheid.<br />

Vermits het verlenen van die erkenning gebaseerd is op het nakomen van de<br />

door de <strong>be</strong>voegde overheid <strong>be</strong>paalde voorwaarden die onder meer ook de<br />

sociale aspecten van de door <strong>be</strong>doelde instellingen verstrekte <strong>be</strong>jaardenzorg<br />

<strong>be</strong>ogen, worden de privaatrechtelijke instellingen die de <strong>be</strong>jaardenzorg tot doel<br />

heb<strong>be</strong>n, op voorwaarde dat ze als zodanig door de <strong>be</strong>voegde overheid zijn<br />

erkend en ze prijzen toepassen die goedgekeurd zijn door de Minister van<br />

Economische Zaken, voor de toepassing van de btw, geacht te handelen onder<br />

sociale voorwaarden, welke vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor de<br />

publiekrechtelijke instellingen.<br />

Bijgevolg zijn de privaatrechtelijke instellingen die aan bovengenoemde<br />

voorwaarden voldoen, ongeacht de juridische vorm waarin ze zijn opgericht,<br />

op grond van artikel 44, § 2, 2°, van het Wetboek eveneens van de <strong>be</strong>lasting<br />

vrijgesteld.<br />

Tevens is het zo dat de nieuwe strekkingen die zich in de <strong>be</strong>jaardenzorg<br />

aftekenen, ernaar streven de integratie van de <strong>be</strong>jaarden in de gemeenschap te<br />

<strong>be</strong>vorderen. Derhalve wordt de <strong>be</strong>jaardenzorg voortaan niet enkel <strong>be</strong>perkt tot<br />

de opvang van <strong>be</strong>jaarden in rusthuizen maar wordt thans ook in een aantal<br />

andere mogelijkheden voorzien waarvan de <strong>be</strong>jaarden kunnen gebruik maken,<br />

zoals serviceflatgebouwen of woningcomplexen met dienstverlening en<br />

dienstencentra.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 852<br />

De vrijstelling van artikel 44, § 2, 2°, van het Wetboek is van toepassing ten<br />

aanzien van het geheel van diensten dat wordt aangeboden aan de <strong>be</strong>woners<br />

(diensten die moeten verstrekt of verzekerd worden, facultatief aan te bieden<br />

diensten) en geldt slechts voor de diensten die aan de <strong>be</strong>woners worden<br />

verstrekt.<br />

Ze is daarentegen niet van toepassing ten aanzien van diensten die worden<br />

verstrekt aan de personen die niet in de serviceflatgebouwen verblijven.<br />

Wanneer die diensten echter ook verstrekt worden aan <strong>be</strong>jaarden (van minstens<br />

zestig jaar) die niet in de serviceflatgebouwen verblijven, kunnen ze de<br />

vrijstelling genieten van artikel 44, § 2, 2°, <strong>be</strong>treffende diensten voor gezinshulp.<br />

Kunnen zodoende de vrijstelling genieten, het verstrekken van maaltijden<br />

(in de refter van de serviceflatgebouwen of bij de <strong>be</strong>jaarden thuis), het wassen<br />

van persoonlijk huishoudlinnen van <strong>be</strong>jaarden die niet in de serviceflatgebouwen<br />

verblijven, alsmede hulp in het huishouden thuis bij <strong>be</strong>jaarden die<br />

niet in de serviceflatgebouwen verblijven.<br />

In <strong>be</strong>ginsel zouden slechts de reeds erkende tehuizen de vrijstelling kunnen<br />

<strong>be</strong>komen. Maar gelet op de duur van de erkenningsprocedure wordt aangenomen<br />

dat <strong>be</strong>jaardentehuizen aanspraak kunnen maken op de vrijstelling vanaf<br />

de indiening van de aanvraag tot erkenning.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>jaardentehuis is erkend, wordt het recht op vrijstelling<br />

definitief. Wanneer de erkenning wordt geweigerd of wanneer de toegepaste<br />

prijzen niet worden goedgekeurd door de Minister van Economische Zaken<br />

gaat het recht op vrijstelling teniet. Dit geschiedt zonder terugwerkende kracht,<br />

<strong>be</strong>houdens in gevallen van fraude. Onder dat voor<strong>be</strong>houd is de btw<br />

verschuldigd vanaf de datum waarop de <strong>be</strong>slissing met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

weigering is <strong>be</strong>tekend. Dit geldt ook wanneer, ingevolge een ministeriële<br />

<strong>be</strong>slissing tot sluiting, een <strong>be</strong>jaardentehuis de erkenning ontnomen wordt die<br />

het had <strong>be</strong>komen.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>treffende instelling in uitzonderlijke gevallen voornoemde<br />

voorwaarden niet of niet meer vervult, is de vrijstelling van artikel 44, § 2, 2°<br />

van het Btw-Wetboek op haar dan niet van toepassing.<br />

De door de <strong>be</strong>treffende instelling gestelde handelingen volgen hun eigen<br />

regeling zowel ten aanzien van het toepasselijke btw-tarief (z. meer <strong>be</strong>paald nr.<br />

141, XXX) als ten aanzien van de in voorkomend geval eventueel toepasselijke<br />

vrijstelling (bv. medische prestaties).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

853 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

B. De kinder<strong>be</strong>waarplaatsen, de zuigelingentehuizen en de instellingen<br />

die in hoofdzaak het toezicht over de jongelui en de zorg voor hun<br />

onderhoud, opvoeding en vrijetijds<strong>be</strong>steding tot doel heb<strong>be</strong>n.<br />

a. Kinder<strong>be</strong>waarplaatsen en zuigelingentehuizen<br />

Overeenkomstig de administratieve <strong>be</strong>slissingen strekt deze vrijstelling zich uit<br />

tot de personen of instellingen genaamd "<strong>be</strong>waarplaatsen", "kindertehuizen" of<br />

"kinderdagverblijven" die permanent, dat wil zeggen in <strong>be</strong>ginsel het gehele jaar<br />

door, tegen vergoeding, kinderen van minder dan zeven jaar maaltijden<br />

verschaffen of in <strong>be</strong>waring nemen en die erkend zijn door of handelen onder de<br />

controle van hetzij "Kind en Gezin", hetzij "l'Office de la Naissance et de<br />

l'Enfance", hetzij "Dienst für Kind und Familie". Personen die slechts kinderen<br />

van familieleden van minder dan zeven jaar permanent bij zich houden,<br />

kunnen, ofschoon in dat geval de erkenning niet wordt geëist, eveneens<br />

voormelde vrijstelling genieten (z. Beslissing van 16 juli 1971, nr. E.T. 4.033,<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE, nr. 4, blz. 485, nr. 172, Beslissing van 2 maart 1973,<br />

nr. E.T. 11.448, <strong>BTW</strong>-REVUE, nr. 12, blz. 293-294, nr. 392; Beslissing E.T.<br />

29.067 van 15 februari 1979, nr. E.T. 29.067, <strong>BTW</strong>-REVUE, nr. 40, blz. 481-<br />

482, nr. 694).<br />

Het decreet van 24 juni 1997 tot wijziging van het decreet van 29 mei 1984<br />

houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin (BS van 2 augustus 1997)<br />

en de bijhorende uitvoerings<strong>be</strong>sluiten (BS van 9 septem<strong>be</strong>r 1997) heb<strong>be</strong>n de<br />

leeftijdsgrens voor erkende kinderopvang echter opgetrokken tot twaalf jaar.<br />

Bovendien verplicht het decreet van 8 februari 1999 tot wijziging van het<br />

decreet van 30 maart 1983 houdende oprichting van de "Office de la Naissance<br />

et de l'Enfance" (BS van 16 juni 1999) voortaan eenieder die niet tot het<br />

familiaal leefmilieu van het kind <strong>be</strong>hoort en de opvang van kinderen van<br />

minder dan twaalf jaar wil organiseren, dit te melden aan dit "office" en de<br />

kwaliteitscode, vastgesteld door het <strong>be</strong>sluit van de regering van de Franse<br />

Gemeenschap van 31 mei 1999 (BS van 21 decem<strong>be</strong>r 1999) in acht te nemen.<br />

Ingevolge deze decreetwijzigingen, van toepassing in de Vlaamse en Franse<br />

Gemeenschap, wordt de vrijstelling <strong>be</strong>oogd in artikel 44, § 2, 2°, van het Btw-<br />

Wetboek voor de permanente opvang van kinderen door erkende personen of<br />

instellingen uitgebreid tot kinderen van minder dan twaalf jaar, vanaf de datum<br />

van inwerkingtreding van de voormelde decreten.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 854<br />

Wat de Duitstalige Gemeenschap <strong>be</strong>treft, is de opvang van kinderen onder de<br />

zeven jaar geregeld door het decreet van 9 mei 1988 tot oprichting van een<br />

fonds voor kinderwelzijn, tot overname van sommige personeelsleden van het<br />

Nationaal Werk voor kinderwelzijn alsmede tot regeling van het her<strong>be</strong>rgen van<br />

kinderen onder zeven jaar (BS van 27 januari 1989), zoals gewijzigd door de<br />

decreten van 7 mei 1990 (BS van 19 januari 1991) en 21 januari 1991 (BS van<br />

19 maart 1991), alsook door het <strong>be</strong>sluit van de regering van de Duitstalige<br />

Gemeenschap van 24 juni 1999 (BS van 17 februari 2000) <strong>be</strong>treffende de<br />

opvang van jonge kinderen. Het zou de <strong>be</strong>doeling zijn van de regering om de<br />

leeftijdsgrens eveneens op twaalf jaar te brengen. In afwachting van de<br />

noodzakelijke decreetwijziging <strong>be</strong>oogt de vrijstelling nu dus slechts de opvang<br />

van de kinderen onder de zeven jaar (z. Parl. Vr. nr. 488 dd. 24 okto<strong>be</strong>r 2000<br />

van de H. Volksvertegenwoordiger Leterme).<br />

De <strong>be</strong>oogde vrijstelling geldt zowel voor de leveringen van goederen als voor<br />

het verrichten van diensten die nauw samenhangen met de vrijgestelde<br />

activiteit. Aldus zijn vrijgesteld het verschaffen van maaltijden en dranken om<br />

ter plaatse te worden verbruikt, het verblijf, de verzorging, de <strong>be</strong>waking<br />

evenals het verstrekken van het verzorgingsmateriaal (bv. luiers) van de<br />

kinderen tijdens hun verblijf in het zuigelingentehuis.<br />

Personen of instellingen die enkel tijdens de vakantieperiodes kinderen<br />

opnemen vallen niet onder de vrijstelling, ongeacht of die kinderen al dan niet<br />

jonger zijn dan zeven jaar. Die personen of instellingen zouden eventueel wel<br />

de vrijstelling kunnen genieten waarin artikel 44, § 2, 2°, van het Wetboek,<br />

voorziet ten aanzien van instellingen erkend door de <strong>be</strong>voegde overheid, die,<br />

ingevolge hun statuten, in hoofdzaak tot doel heb<strong>be</strong>n het toezicht over jongelui<br />

en de zorg voor hun onderhoud, opvoeding en vrijetijds<strong>be</strong>steding. Voor de<br />

toepassing van deze laatste <strong>be</strong>paling is echter vereist dat de instelling subsidies<br />

ontvangt van de overheid die ze erkend heeft (Beslissing E.T. 11.448 van<br />

2 maart 1973, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 12, blz. 293, nr. 392).<br />

b. Instellingen voor de jeugd.<br />

Hier worden <strong>be</strong>doeld de instellingen die in hoofdzaak het toezicht over de<br />

jongelui en de zorg voor hun onderhoud, opvoeding en vrijetijds<strong>be</strong>steding tot<br />

doel heb<strong>be</strong>n.<br />

Voor de toepassing van die <strong>be</strong>paling wordt een jeugdinstelling enkel<br />

<strong>be</strong>schouwd als erkend ten aanzien van die werkzaamheden welke door de<br />

<strong>be</strong>voegde overheid in aanmerking worden genomen voor de <strong>be</strong>rekening van de<br />

door haar uitgekeerde subsidies, alsook ten aanzien van de leveringen van<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

855 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

goederen die de jeugdinstelling verricht in het kader zelf van zulke vrijgestelde<br />

werkzaamheden (bv. indien een scoutskamp gesubsidieerd is strekt de<br />

vrijstelling zich uit tot de leveringen in de kampkantine aan de deelnemers, van<br />

spijzen en dranken die ter plaatse worden verbruikt, van chocolade en<br />

versnaperingen, enz.).<br />

De erkenning kan van onderscheiden FOD’s voortkomen en <strong>be</strong>oogt onder meer<br />

jeugdtehuizen of jeugdclubs. Jeugdher<strong>be</strong>rgen, jeugdhemen en vakantietehuizen<br />

voor de jeugd zijn dus vrijgesteld wanneer ze aangesloten zijn bij de Vlaamse<br />

jeugdher<strong>be</strong>rgcentrale, de Centrale Wallonne des Au<strong>be</strong>rges de la Jeunesse, het<br />

Centrum voor jeugdtoerisme of het Centre <strong>be</strong>lge du tourisme des jeunes, en<br />

langs die centra om subsidies ontvangen van de <strong>be</strong>voegde overheid.<br />

De vrijstelling geldt ook ten aanzien van de onthaalorganismen voor buitenlandse<br />

studenten en stagiaires erkend door de Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking,<br />

afhangend van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse<br />

Zaken en Buitenlandse Handel, voor die werkzaamheden welke in aanmerking<br />

komen voor de uitkering van subsidies (en voor de leveringen van goederen die<br />

daarmee nauw samenhangen verricht in het kader van die werkzaamheden).<br />

De vrijstelling geldt ook t.a.v. de diensten verricht door de instellingen erkend<br />

door de Federale Overheidsdienst Justitie overeenkomstig het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit van 29 april 1969 tot vaststelling van de algemene voorwaarden voor<br />

erkenning <strong>be</strong>doeld in artikel 66 van de wet van 8 april 1965 <strong>be</strong>treffende jeugd<strong>be</strong>scherming<br />

(homes die onderdak verschaffen aan jongeren die van de<br />

jeugdrechtbank afhangen). Wanneer de instelling door de Federale<br />

Overheidsdienst Justitie is erkend, is de vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting van<br />

toepassing op de diensten die de instelling verleent aan al de jongeren die er in<br />

ondergebracht zijn, zelfs indien een <strong>be</strong>paald aantal onder hen niet onder<br />

toezicht staat van de jeugdrechtbank. Gelet op de duur van de<br />

erkenningsprocedure neemt de administratie verder aan dat de instellingen die<br />

de erkenning heb<strong>be</strong>n aangevraagd en de voorwaarden vervullen om ze te<br />

verkrijgen zich voorlopig op de vrijstelling mogen <strong>be</strong>roepen. Deze vrijstelling<br />

mag echter slechts worden toegepast in de mate waarin de diensten worden<br />

verleend aan minderjarigen die reeds door de jeugdrechtbank in het kader van<br />

de wet van 8 april 1965 in de <strong>be</strong>doelde instelling zijn geplaatst. Wanneer<br />

terecht aanspraak werd gemaakt op de vrijstelling, maar de erkenning<br />

uiteindelijk werd geweigerd, vervalt de vrij-stelling op de datum dat de<br />

<strong>be</strong>slissing tot weigering aan de instelling <strong>be</strong>tekend werd en worden de door de<br />

instelling verrichte handelingen in principe aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 856<br />

C. De instellingen voor gezinshulp<br />

Onder gezinshulp moet worden verstaan zowel de gezinshulp in de zin van het<br />

Ministerieel Besluit van 6 april 1967 tot goedkeuring van het statuut van<br />

gezinshelp(st)er (BS van 27 april 1967), als de hulp aan <strong>be</strong>jaarden en alle<br />

andere diensten verstrekt door diensten voor gezinshulp.<br />

Worden derhalve onder meer <strong>be</strong>doeld:<br />

- de eigenlijke gezinshulp in het huishouden verricht door een derde<br />

(huishoudelijke hulp);<br />

- de diensten die "babysitting" worden genoemd, <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>nd op<br />

het <strong>be</strong>waken van kinderen ten huize. De vrijstelling is niet alleen van<br />

toepassing op de prestaties van de personen die de <strong>be</strong>waking verzekeren,<br />

maar ook op de prestaties van de instellingen die het op zich nemen de<br />

diensten van die personen aan de ouders te <strong>be</strong>zorgen;<br />

- de diensten verstrekt door herstellingsoorden gespecialiseerd in de<br />

opvang van personen na hun verblijf in een ziekenhuis of herstellend van<br />

een ziekte, die als dusdanig erkend zijn door de ziekenfondsen<br />

(Beslissing E.T. 45.685 van 30 juni 1988, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 83, blz. 468,<br />

nr. 895). Deze herstellingsoorden onderscheiden zich van de vakantie-<br />

tehuizen onder meer door de zekerheid van medische <strong>be</strong>geleiding, de<br />

reglementering van de toelatingsvoorwaarden, de <strong>be</strong>perking van de<br />

verblijfsduur en de gehele of gedeeltelijke tussenkomst door de ziekenfondsen;<br />

- het bijstaan en <strong>be</strong>geleiden van <strong>be</strong>jaarden, alleenstaanden en invaliden<br />

(Beslissing E.T. 84.569 van 7 okto<strong>be</strong>r 1996, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 124,<br />

blz. 982-983, nr. 1025);<br />

- de dienstprestaties verricht door verenigingen zonder winstoogmerk<br />

waarvan de activiteiten <strong>be</strong>staan in het bijstaan en <strong>be</strong>geleiden van<br />

<strong>be</strong>jaarden, alleenstaanden en invaliden, teneinde hen in de mogelijkheid<br />

te stellen een zekere zelfstandigheid te <strong>be</strong>waren, een normaal sociaal<br />

leven te leiden en hen in staat te stellen om zo lang mogelijk thuis te<br />

kunnen leven.<br />

(1 februari 2012)<br />

De diensten verricht door deze <strong>be</strong>geleid(st)ers die ter <strong>be</strong>schikking worden<br />

gesteld van personen die erom verzoeken, <strong>be</strong>staan onder meer in het<br />

verrichten van boodschappen, hen te <strong>be</strong>geleiden of te vervoeren naar de<br />

geneesheer of familieleden, het thuis<strong>be</strong>zorgen van geneesmiddelen, bij


(1 februari 2012)<br />

857 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

bijvoor<strong>be</strong>eld tijdelijke immobiliteit en het verrichten van eenvoudige<br />

huishoudelijke taken (vaat, ophangen gordijnen, vervangen lampen, ...)<br />

(Beslissing E.T. 84.569 van 7 okto<strong>be</strong>r 1996, <strong>BTW</strong>-REVUE, nr. 124,<br />

p. 982, nr. 1025);<br />

- de prestaties van tolken die dove personen bijstaan in de eigen<br />

gebarentaal op het vlak van hun administratieve, juridische of sociale<br />

handelingen of in het kader van bijscholing, <strong>be</strong>roepsopleiding en werkvergaderingen;<br />

- de prestaties verricht door sociale tolken die, in opdracht van een<br />

Vlaamse Sociaal Tolk- en Vertaaldienst, anderstaligen helpen bij hun<br />

contacten met scholen, openbare diensten, ziekenhuizen en dergelijke, op<br />

het vlak van administratieve, juridische of sociale handelingen;<br />

- de diensten die worden vergoed door de afgifte van dienstencheques<br />

<strong>be</strong>oogd door de wet van 20 juli 2001 (BS van 11 augustus 2001) tot<br />

<strong>be</strong>vordering van buurtdiensten en -banen (Beslissing E.T. 105.675 van<br />

30 septem<strong>be</strong>r 2003).<br />

D. De centra voor levens- en gezinsvragen.<br />

E. De ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.<br />

F. De psycho-medisch-sociale centra en de centra voor leerlingen<strong>be</strong>geleiding.<br />

G. De instellingen die de gehandicaptenzorg tot doel heb<strong>be</strong>n.<br />

H. Diensten <strong>be</strong>treffende de <strong>be</strong>geleiding, de omkadering of de opvang<br />

van personen die zich in materiële of morele moeilijkheden <strong>be</strong>vinden.<br />

Artikel 44, § 2, 2°, van het Wetboek stelt onder meer vrij de instellingen die de<br />

<strong>be</strong>geleiding, de omkadering of de opvang van personen die zich in materiële of<br />

morele moeilijkheden <strong>be</strong>vinden tot doel heb<strong>be</strong>n. Als personen die voor deze<br />

bijstand in aanmerking komen worden onder meer <strong>be</strong>doeld: daklozen,<br />

mishandelde vrouwen, drugsverslaafden en alcoholisten.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 858<br />

I. Gespecialiseerde <strong>be</strong>geleiding voor burgers die <strong>be</strong>trokken zijn in een<br />

gerechtelijke procedure.<br />

De instellingen <strong>be</strong>doeld in het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 17 decem<strong>be</strong>r 2003<br />

<strong>be</strong>treffende de subsidiëring van instellingen die voorzien in een gespecialiseerde<br />

<strong>be</strong>geleiding voor burgers die <strong>be</strong>trokken zijn in een gerechtelijke<br />

procedure worden vrijgesteld.<br />

J. De externe diensten voor preventie en <strong>be</strong>scherming op het werk.<br />

Aangezien de externe diensten, erkend bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 27 maart<br />

1998 <strong>be</strong>treffende de externe diensten voor preventie en <strong>be</strong>scherming op het<br />

werk, ter uitvoering van de wet van 4 augustus 1996 <strong>be</strong>treffende het welzijn<br />

van de werknemers (dat overigens ook een medisch aspect omvat dat reeds<br />

wordt vrijgesteld op grond van o.a. artikel 44, § 1, 2°, van het Btw-Wetboek)<br />

bij de uitvoering van hun werk een <strong>be</strong>langrijke rol spelen, niet alleen bij de<br />

veiligheid en gezondheid van de werknemers, maar in het licht van de wet van<br />

4 augustus 1996 ook wat de toestand van de werknemers in het algemeen<br />

<strong>be</strong>treft (zoals het welzijn op het werk en inzonderheid de psycho-sociale<br />

problemen veroorzaakt door het werk), worden de handelingen met <strong>be</strong>trekking<br />

tot het maatschappelijk werk van <strong>be</strong>doelde externe diensten vrijgesteld van de<br />

btw.<br />

320. Diensten van sportinrichtingen en inrichtingen voor lichamelijke opvoeding<br />

(Wetboek, art. 44, § 2, 3°).<br />

Artikel 44, § 2, 3°, van het Wetboek stelt vrij de diensten verstrekt door exploitanten<br />

van sportinrichtingen en inrichtingen voor lichamelijke opvoeding aan personen die<br />

er aan lichamelijke ontwikkeling of aan sport doen, wanneer die exploitanten en<br />

inrichtingen instellingen zijn die geen winstoogmerk heb<strong>be</strong>n en zij de ontvangsten uit<br />

de vrijgestelde werkzaamheden uitsluitend gebruiken tot dekking van de kosten<br />

ervan.<br />

De toekenning, tegen <strong>be</strong>taling, van het recht om toegang te heb<strong>be</strong>n tot of gebruik te<br />

mogen maken van een sportinrichting is een dienst die in het Wetboek is omschreven<br />

(art. 18, § 1, tweede lid, 12°). Die dienst is derhalve aan <strong>be</strong>lasting onderworpen.<br />

De dienst wordt evenwel van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld als de drie volgende<br />

voorwaarden samen vervuld zijn:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

859 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

1° de dienst moet <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op het <strong>be</strong>oefenen van de sport zelf en<br />

verstrekt worden aan personen die actief aan sport komen doen;<br />

2° de exploitant moet een instelling zijn die geen winstoogmerk nastreeft;<br />

3° de ontvangsten van de exploitatie moeten uitsluitend worden gebruikt om de<br />

kosten ervan te dekken.<br />

Artikel 44, § 2, 3°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelt dus alle inrichtingen waar een<br />

werkzaamheid wordt uitgeoefend die van die aard is dat ze de lichamelijke<br />

ontplooiing <strong>be</strong>vordert, zoals gymnastiekzalen, zwembaden, rijscholen, sportterreinen,<br />

tennisvelden, golfterreinen, enz.<br />

De vrijstelling is <strong>be</strong>perkt tot de diensten die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op het <strong>be</strong>oefenen van<br />

de sport zelf, en die door de exploitanten worden verleend aan personen die aan<br />

lichamelijke opvoeding of sport doen, met in<strong>be</strong>grip van het ter <strong>be</strong>schikking stellen<br />

van sporttoestellen of -artikelen voor dat doel (Beslissing E.T. 24.946 van 9 maart<br />

1978, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 34, blz. 306, nr. 636) of zelfs een paard in een manège.<br />

De vrijstelling geldt dus niet voor het her<strong>be</strong>rgen en het onderhoud van de paarden,<br />

die door de eigenaars aan de exploitant van een rijschool voor <strong>be</strong>waking en<br />

onderhoud worden toevertrouwd (Beslissing E.T. 74.815 van 23 februari 1993,<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 106, blz. 1062, nr. 972). De vrijstelling geldt evenmin voor de door<br />

een vereniging zonder winstoogmerk verstrekte diensten die <strong>be</strong>staan in het<br />

<strong>be</strong>vorderen van de hondensport en het aanmoedigen van het fokken en houden van<br />

honden (Beslissing E.T. 33.044 van 23 maart 1981, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 50, blz. 516,<br />

nr. 763).<br />

Onder exploitant van een sportinrichting wordt verstaan inzonderheid iedere<br />

sportvereniging die haar leden in de mogelijkheid stelt een <strong>be</strong>paalde sport te<br />

<strong>be</strong>oefenen door de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van uitrustingen, het geven van leiding,<br />

enz., ongeacht of die vereniging daartoe al dan niet over een vaste infrastructuur<br />

<strong>be</strong>schikt. Dit is het geval voor een wielertoeristenclub, een wandelclub, en dergelijke,<br />

die een organisatie omvatten welke leiding geeft, uitrusting ter <strong>be</strong>schikking stelt,<br />

enz., om in groepsverband op de weg aan wieler- of wandelsport te doen (Beslissing<br />

E.T. 29.112 van 28 maart 1980, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 45, blz. 268, nr. 736).<br />

Wat de andere diensten <strong>be</strong>treft die door de exploitanten van die inrichtingen worden<br />

verleend (bv. het organiseren van sportmanifestaties waarvoor ze entreegelden<br />

vragen, de toekenning van het recht op toegang tot de inrichting tegen <strong>be</strong>taling van<br />

een vergoeding aan anderen dan degenen die aan sport komen doen, of het


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 860<br />

verschaffen van spijzen en dranken om ter plaatse te worden verbruikt) kan in de<br />

regel geen aanspraak worden gemaakt op de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 2, 3°,<br />

van het Wetboek; die diensten verlenen aan de exploitant de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wanneer ze geregeld worden verricht (z. ook nr. 328/4).<br />

Er wordt echter aanvaard dat de ontvangsten die de exploitant verkrijgt uit het<br />

verlenen van het recht op toegang tot de inrichting niet <strong>be</strong>lastbaar zijn met btw, voor<br />

zover het om een <strong>be</strong>trekkelijk gering <strong>be</strong>drag gaat in vergelijking met de gezamenlijke<br />

vrijgestelde ontvangsten. Het verschaffen van spijzen en dranken moet door de<br />

exploitant evenmin aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen worden wanneer de volgende<br />

voorwaarden samen vervuld zijn:<br />

- de lokalen waar de spijzen en dranken worden verbruikt zijn alleen toegankelijk<br />

voor degenen die in de inrichting aan sport doen en op bijkomende wijze<br />

voor hun genodigden, wat impliceert dat er geen directe toegang <strong>be</strong>staat van<br />

buiten naar het cafetarialokaal;<br />

- de exploitant oefent geen andere <strong>be</strong>lastbare werkzaamheden uit en verschaft<br />

bovendien geen maaltijden andere dan lichte maaltijden zoals <strong>be</strong>doeld in punt<br />

18 van de aanschrijving nr. 10 van 13 april 1994;<br />

- de ontvangsten van de cafetaria veroorzaken geen concurrentieverstoring en<br />

blijven dus <strong>be</strong>trekkelijk gering in vergelijking met de gezamenlijke vrijgestelde<br />

ontvangsten. Aan deze voorwaarde is voldaan wanneer de ontvangsten van de<br />

cafetaria het <strong>be</strong>drag van 5.580 EUR, voorzien door artikel 1 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 19 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 inzake de vrijstellingsregeling <strong>be</strong>paald<br />

door artikel 56, § 2, van het Btw-Wetboek, niet overschrijden, of als dit <strong>be</strong>drag<br />

toch overschreden is, wanneer deze ontvangsten hoogstens 10 pct. van de<br />

globale (vrijgestelde) ontvangsten van de exploitant <strong>be</strong>reiken.<br />

Wanneer één of meerdere hiervoor <strong>be</strong>doelde voorwaarden niet vervuld zijn, dan zijn<br />

de ontvangsten van de cafetaria voor het geheel aan de btw onderworpen, <strong>be</strong>houdens<br />

in het geval dat de exploitant zich kan <strong>be</strong>roepen op de hiervoor <strong>be</strong>doelde<br />

vrijstellingsregeling.<br />

Wanneer de exploitatie van het restaurant of het café aan een derde in concessie<br />

wordt gegeven, heeft deze altijd de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige voor die<br />

activiteit en moet hij zijn handelingen aan de <strong>be</strong>lasting onderwerpen. Anderzijds<br />

aanvaardt de Administratie dat de handeling waarbij de concessie aan die derde<br />

wordt verleend niet met btw <strong>be</strong>lastbaar is indien de concessiegever geen andere<br />

werkzaamheid uitoefent die aan de <strong>be</strong>lasting is onderworpen.<br />

(1 februari 2012)


321. Onderwijs (Wetboek, art. 44, § 2, 4°).<br />

(1 februari 2012)<br />

861 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

Artikel 44, § 2, 4°, van het Wetboek stelt vrij het verstrekken van school- of<br />

universitair onderwijs, <strong>be</strong>roepsopleiding en -herscholing, en het verrichten van de<br />

nauw daarmee samenhangende diensten en leveringen van goederen zoals het<br />

verschaffen van logies, spijzen en dranken en van voor het vrijgestelde onderwijs<br />

gebruikte handboeken, door instellingen die daartoe door de <strong>be</strong>voegde overheid zijn<br />

erkend of die aan dergelijke instellingen zijn toegevoegd of ervan afhangen;<br />

vrijgesteld is ook het geven door leerkrachten van lessen met <strong>be</strong>trekking tot school-<br />

of universitair onderwijs, <strong>be</strong>roepsopleiding of -herscholing.<br />

De draagwijdte van deze vrijstelling werd uiteengezet en toegelicht in de aanschrijving<br />

nr. 25 van 24 decem<strong>be</strong>r 1993.<br />

In deze aanschrijving werd de toepassing van de vrijstelling <strong>be</strong>perkt tot de<br />

publiekrechtelijke rechtspersonen en privaatrechtelijke instellingen die geen winstoogmerk<br />

heb<strong>be</strong>n en de ontvangsten uit de vrijgestelde werkzaamheid uitsluitend<br />

gebruiken tot dekking van de kosten van die werkzaamheid. Handelsondernemingen<br />

of de ondernemingen met commerciële doeleinden of zelfs de ondernemingen zonder<br />

winstoogmerk maar waarvan uit de boekhouding een winstoogmerk zou blijken,<br />

werden daarentegen van de vrijstelling uitgesloten (uitgezonderd het taalonderricht).<br />

De <strong>be</strong>perking van het toepassingsgebied van de vrijstelling was het gevolg van het<br />

gemotiveerd advies van 17 februari 1993 van de Europese Commissie waarin België<br />

in gebreke werd gesteld omdat inzake onderwijs, op dat ogenblik, een te ruime en te<br />

vaag omschreven vrijstelling gold.<br />

In haar arrest nr. 145.138 van 30 mei 2005 heeft de Raad van State voornoemde<br />

aanschrijving echter vernietigd. De Raad heeft geoordeeld dat de <strong>be</strong>treffende<br />

aanschrijving een niet in de wet (artikel 44, § 2, 4°, van het Wetboek) <strong>be</strong>paalde<br />

<strong>be</strong>perking van de vrijstelling invoert (meer <strong>be</strong>paald ten aanzien van het commercieel<br />

onderwijs), zodat er schending is van artikel 172, tweede lid, van de Grondwet.<br />

In afwachting dat de <strong>be</strong>perking van de draagwijdte van de vrijstelling inzake<br />

onderwijs, zoals die tot hiertoe door de Administratie werd toegepast, wettelijk<br />

geregeld is, kunnen de commerciële ondernemingen zich alsnog op voornoemd arrest<br />

van de Raad van State <strong>be</strong>roepen om de <strong>be</strong>oogde vrijstelling toe te passen. Het spreekt<br />

voor zich dat in dat geval rekening moet worden gehouden met een eventuele<br />

herziening van het oorspronkelijk uitgeoefend recht op aftrek.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 862<br />

De Administratie zal evenwel geen kritiek uitoefenen wanneer de handelsvennootschappen<br />

hun handelingen inzake onderwijs, <strong>be</strong>roepsopleiding en -herscholing, zoals<br />

voorheen, blijven <strong>be</strong>lasten.<br />

A. School- en universitair onderwijs.<br />

In zijn traditionele <strong>be</strong>tekenis houdt het verstrekken van onderwijs in, het<br />

systematisch overbrengen van kennis aan afzonderlijke of in groep zijnde<br />

personen die deze kennis vergaren onder leiding van een leraar of meester.<br />

Wordt meer algemeen <strong>be</strong>oogd, het onderwijs (lager, normaal, middelbaar,<br />

technisch, kunst-, universitair en buitengewoon onderwijs) dat <strong>be</strong>staat uit het<br />

geven van cursussen, in de regel gedurende een periode die overeenstemt met<br />

een school- of academiejaar, met inachtneming van een pedagogisch<br />

programma en de organisatie van examens met het oog op de aflevering van<br />

een geschrift (diploma, getuigschrift, brevet, attest).<br />

Omwille van de evolutie van de onderwijsmethodes, geldt die <strong>be</strong>paling<br />

ongeacht de wijze waarop het onderwijs wordt verstrekt, voor zover het onder<br />

een werkelijke leiding plaatsvindt.<br />

Aldus worden niet alleen de traditionele vormen van onderwijs die <strong>be</strong>staan in<br />

het geven van cursussen <strong>be</strong>oogd maar eveneens het schriftelijk onderwijs,<br />

seminaries, studiecycli, follow-up of andere gelijkaardige diensten (z. evenwel<br />

punt C, derde lid, hierna).<br />

B. Beroepsopleiding en -herscholing.<br />

De <strong>be</strong>roepsopleiding en -herscholing is het onderricht dat direct tot doel heeft<br />

een vak of een <strong>be</strong>roep aan te leren, de bijscholing, de herscholing of voortdurende<br />

scholing (permanente educatie).<br />

C. Draagwijdte van de vrijstelling.<br />

Het onderwijs moet in de regel bovendien gegeven worden gedurende een<br />

periode die overeenstemt met een school- of academiejaar, met inachtneming<br />

van een pedagogisch programma en de organisatie van examens met het oog op<br />

het afleveren van een geschrift (diploma, getuigschrift, brevet, attest).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

863 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

Wat inzonderheid het taalonderwijs <strong>be</strong>treft, heeft de Administratie <strong>be</strong>slist om<br />

de vrijstelling uit te breiden tot genoemd taalonderwijs in de overweging dat<br />

het terzake gaat om fundamenteel onderwijs van dezelfde aard als het<br />

algemeen onderwijs. Deze vrijstelling geldt overigens ongeacht de juridische<br />

hoedanigheid van de dienstverrichter, de duur van de periode waarin de<br />

cursussen worden gegeven en hun integratie in een normale cyclus. Voor het<br />

verstrekken van dit onderwijs handelen de dienstverrichters onder omstandigheden<br />

die vergelijkbaar zijn met die van publiekrechtelijke instellingen zelfs<br />

indien het gaat om handelsondernemingen (z. Parl. Vr. nr. 1151 dd. 24 juni<br />

1994 van de H. Volksvertegenwoordiger Gol, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 111, blz. 1250-<br />

1252).<br />

Ten aanzien van <strong>be</strong>roepsopleiding en -herscholing die op grond van artikel 44,<br />

§ 2, 4°, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld, stelt de<br />

Administratie niet als strikte voorwaarde dat <strong>be</strong>doeld onderricht wordt<br />

verstrekt gedurende een periode die overeenkomt met een school- of<br />

academiejaar. De vrijstelling geldt ongeacht de duur van de <strong>be</strong>roepsopleiding<br />

of herscholing voor zover <strong>be</strong>doelde opleiding wordt gegeven gedurende een<br />

periode die noodzakelijk is om tijdens de duur ervan effectief een <strong>be</strong>roep aan te<br />

leren of de <strong>be</strong>doelde opleiding of herscholing te verwerven.<br />

Als bijscholing of voortdurende scholing (meestal seminaries genoemd) die<br />

van de <strong>be</strong>lasting is vrijgesteld, geldt het onderricht dat wordt verstrekt hetzij<br />

door <strong>be</strong>roepsverenigingen of door instellingen die aan dergelijke verenigingen<br />

zijn toegevoegd of ervan afhangen, hetzij door instellingen die geen winstoogmerk<br />

heb<strong>be</strong>n, hetzij door handelsondernemingen (z. supra) en in de regel<br />

slechts toegankelijk zijn voor personen die reeds effectief het <strong>be</strong>roep<br />

uitoefenen in verband waarmee bovengenoemd onderricht wordt verstrekt en<br />

waarvan de duur noodzakelijk is om een bijkomende specialisatie of<br />

zogenaamde "updating" in verband met het reeds uitgeoefende <strong>be</strong>roep te<br />

verwerven.<br />

Het onderricht dat buiten normaal schoolverband wordt gegeven in het kader<br />

van volksontwikkeling zoals o.m. het ontwikkelingswerk voor volwassenen,<br />

het sociaal en cultureel vormings- en ontwikkelingswerk voor bijzondere<br />

doelgroepen en problemen kan in de regel niet aangemerkt worden als<br />

onderricht dat van de btw is vrijgesteld.<br />

Boven<strong>be</strong>doeld sociaal en cultureel vormingswerk kan worden verstrekt zowel<br />

in verenigingsverband als in instellingen die, wanneer ze voor <strong>be</strong>doeld<br />

onderricht door de Minister die <strong>be</strong>voegd is voor de Cultuur erkend zijn, van<br />

overheidswege worden gesubsidieerd.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 864<br />

Aangezien de werkingskosten van deze verenigingen en instellingen, in de<br />

regel, gedekt worden door subsidies en, in voorkomend geval, door een geringe<br />

bijdrage <strong>be</strong>taald door de deelnemers, handelen deze verenigingen en<br />

instellingen niet onder de voorwaarden van artikel 2 van het Wetboek en<br />

moeten zij derhalve niet voor de btw geïdentificeerd worden aangezien zij voor<br />

de aldus uitgeoefende activiteit niet de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

heb<strong>be</strong>n.<br />

Ten aanzien van verenigingen of groeperingen met of zonder rechtspersoonlijkheid<br />

zoals bijvoor<strong>be</strong>eld liefdadigheidsinstellingen, parochiale verenigingen,<br />

ouder- en jeugdverenigingen, vaderlandslievende, politieke, culturele, wetenschappelijke,<br />

filosofische, filantropische verenigingen, turnverenigingen en<br />

verenigingen voor vrijetijds<strong>be</strong>steding die niet erkend noch gesubsidieerd<br />

worden door de overheid, neemt de Administratie aan dat zij, mits de hierna<br />

volgende voorwaarden samen vervuld zijn, evenmin voor de btw moeten<br />

geïdentificeerd worden.<br />

De in het vorig lid <strong>be</strong>doelde verenigingen of groeperingen moeten voldoen aan<br />

de volgende voorwaarden:<br />

1° het doel van de vereniging of groepering mag niet <strong>be</strong>staan uit het<br />

verdedigen of het <strong>be</strong>vorderen van de <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>langen van de leden;<br />

2° de vereniging of groepering mag niet opgericht zijn speciaal met het oog<br />

op het organiseren van cursussen en onderricht;<br />

3° de organisatie van cursussen en onderricht met <strong>be</strong>trekking tot eenzelfde<br />

vak of onderwerp mag niet permanent en geregeld plaatsvinden;<br />

4° de vereniging of groepering mag geen winstoogmerk heb<strong>be</strong>n zodat de in<br />

voorkomend geval door de leden en eventueel door andere deelnemers<br />

<strong>be</strong>taalde bijdragen uitsluitend worden gebruikt tot dekking van de kosten<br />

ervan;<br />

5° de vereniging of groepering mag niet de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

heb<strong>be</strong>n uit oorzaak van andere handelingen dan de organisatie<br />

van culturele of sportieve samenkomsten of vermakelijkheden.<br />

(Beslissing E.T. 81.094 van 29 augustus 1994, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 110,<br />

blz. 1026-1027, nr. 1000).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

865 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

Sportonderricht (paardrijden, zwemmen, vliegen, enz.) wordt niet als schoolonderwijs<br />

aangemerkt. De vrijstelling van artikel 44, § 2, 4°, van het Wetboek<br />

is bijgevolg niet van toepassing voor manèges, dansscholen, vliegscholen, en<br />

dergelijke. Maar indien die scholen instellingen zijn die geen winstoogmerk<br />

heb<strong>be</strong>n en de ontvangsten uit hun werkzaamheden uitsluitend gebruikt worden<br />

tot dekking van de kosten ervan, genieten ze de vrijstelling van artikel 44, § 2,<br />

3°, van het Wetboek.<br />

D. Privé-lessen.<br />

De vrijstelling geldt eveneens ten aanzien van privé-lessen voor zover die<br />

<strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op leerstof die in de traditionele onderwijsnetten wordt<br />

onderwezen, op <strong>be</strong>roepsopleiding en -herscholing en die particulier worden<br />

verstrekt door natuurlijke personen.<br />

In dit verband wordt de aandacht erop gevestigd dat wanneer een natuurlijke<br />

persoon lessen of cursussen geeft in een instelling die diensten verstrekt welke<br />

al dan niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen zijn, de Administratie, voor de<br />

toepassing van de btw, aanvaardt dat normaal tussen die persoon en de<br />

instelling een band van ondergeschiktheid <strong>be</strong>staat, zodat er in hun relatie geen<br />

<strong>be</strong>lastbare handeling <strong>be</strong>staat en er bijgevolg geen btw verschuldigd is. Het gaat<br />

hier evenwel slechts om een toegeving waarvan de leerkracht, die handelt in de<br />

omstandigheden zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 4 van het Wetboek, geen gebruik hoeft<br />

te maken. In geval van afwezigheid van een band van ondergeschiktheid kan<br />

de btw-identificatie van die leerkracht dan ook niet worden geweigerd. Die<br />

band van ondergeschiktheid moet al naargelang de omstandigheden inzonderheid<br />

blijken uit de verhouding tussen de natuurlijke persoon leerkracht en<br />

de instelling. Dit is onder meer het geval wanneer de leerkracht zich volledig<br />

moet onderwerpen aan het intern reglement van de instelling die overigens<br />

eenzijdig de inhoud van de te onderwijzen leerstof, het uurrooster en de<br />

<strong>be</strong>zoldiging of vergoeding van de leerkracht vaststelt.<br />

E. Met onderwijs nauw samenhangende handelingen.<br />

Logies, spijzen en dranken.<br />

Naast het eigenlijke onderwijs verstrekken onderwijsinstellingen en meer<br />

algemeen instellingen die de vrijstelling genieten, in het kader van hun<br />

geregelde werkzaamheid soms nog verscheidene andere diensten. Die diensten


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 866<br />

gaan van vervoer van de leerlingen tot het verschaffen van logies, spijzen en<br />

dranken aan de leerlingen en aan het onderwijzend personeel. Al die diensten<br />

die gewoonlijk door onderwijsinstellingen worden verstrekt zijn eveneens van<br />

de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld op grond van artikel 44, § 2, 4°, van het Wetboek voor<br />

zover ze nauw met het onderwijs samenhangen.<br />

Andere leveringen van goederen en diensten.<br />

De leveringen van goederen welke een vrijgestelde onderwijsinstelling verricht<br />

in de uitoefening zelf van haar vrijgestelde werkzaamheid zijn evenmin<br />

<strong>be</strong>lastbaar met btw.<br />

Aldus zijn de volgende handelingen niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen.<br />

1° de verkoop aan de leerlingen en leerkrachten van boeken, brochures,<br />

<strong>handleiding</strong>en en dergelijke, rechtstreeks verband houdend met het<br />

onderricht dat hun wordt verstrekt;<br />

2° de verkoop van werken van leerlingen (goederen vervaardigd door de<br />

leerlingen van een technische school) indien die werken vervaardigd zijn<br />

overeenkomstig het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 12 maart 1976 tot vaststelling<br />

van de voorwaarden waaronder de door een onderwijsinrichting geproduceerde<br />

voorwerpen of verleende diensten kunnen worden vervreemd of<br />

verhuurd.<br />

Uit dat <strong>be</strong>sluit blijkt inzonderheid dat die scholen zich moeten <strong>be</strong>perken tot de<br />

verkoop, in niet-commerciële omstandigheden, van het werk van hun<br />

leerlingen. Meer algemeen moet de vrijstelling geweigerd worden voor iedere<br />

handelsexploitatie door een onderwijsinstelling, zelfs als ze daarvoor<br />

bijkomstig de diensten van haar leerlingen gebruikt (bv. een restaurant dat open<br />

is voor het publiek wordt commercieel geëxploiteerd door een school voor<br />

hotelhouders).<br />

In dezelfde optiek genieten de zogenaamde "mini-ondernemingen" en<br />

"leer<strong>be</strong>drijven", die in de schoot van sommige scholen van het secundair<br />

onderwijs werden opgericht met als doel de leerlingen vertrouwd te maken met<br />

de concrete aspecten van het <strong>be</strong>drijfsleven (marketing, productie, aankoop,<br />

verkoop, financiële transacties, planning, kostprijs<strong>be</strong>rekening, boekhouding,<br />

enz.), de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 2, 4°, van het Wetboek indien zij<br />

handelen onder de volgende omstandigheden:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

867 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

- deze mini-ondernemingen of leer<strong>be</strong>drijven zijn simulaties van een<br />

eenmanszaak of een vennootschap, die worden opgericht door de<br />

leerlingen, eventueel onder <strong>be</strong>geleiding van middenstandsorganisaties;<br />

- <strong>be</strong>doelde mini-ondernemingen of leer<strong>be</strong>drijven ondergaan ieder schooljaar<br />

een wijziging wat <strong>be</strong>treft zowel de samenstelling als de aard van de<br />

activiteit die overigens relatief <strong>be</strong>perkt is en derhalve geen aanleiding<br />

geeft tot enige vorm van concurrentieverstoring;<br />

- de doelstelling van het opzet <strong>be</strong>staat erin de leerlingen onder <strong>be</strong>geleiding,<br />

en toezicht van de <strong>be</strong>voegde leerkrachten, als praktische toepassing van<br />

de theoretisch opgedane kennis, een praktijkgerichte opleiding te<br />

verschaffen (Beslissing E.T. 60.276 van 20 decem<strong>be</strong>r 1989,<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 89. blz. 89-90, nr. 920).<br />

Onderzoekswerk dat door universitaire instellingen onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

wordt verricht ten voordele van derden wordt niet aangemerkt als diensten die<br />

nauw samenhangen met universitair onderwijs en zijn bijgevolg aan de<br />

<strong>be</strong>lasting onderworpen (z. Parl. Vr. nr. 245 dd. 25 juni 2008 van Mevrouw de<br />

Volksvertegenwoordiger Nyssens).<br />

Organisatie van voordrachten.<br />

Sommige vrijgestelde instellingen organiseren soms voordrachten die<br />

rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met het verstrekte onderricht<br />

(openingszitting bij de aanvang van het nieuwe leerjaar, voordrachten voor<strong>be</strong>houden<br />

aan de ouders van de leerlingen, pedagogische voordrachten, enz.).<br />

De organisatie van zulke voordrachten, die in nauw verband staan met hun<br />

vrijgestelde werkzaamheid, wijzigen niet het statuut van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

zonder recht op aftrek van die instellingen.<br />

F. Toegevoegde organismen.<br />

De vrijstelling inzake onderwijs zoals deze wordt toegelicht onder de letters A,<br />

B en C hiervoor, alsmede deze met <strong>be</strong>trekking tot de met het onderwijs nauw<br />

samenhangende handelingen (z. litt. E) geldt eveneens wanneer de <strong>be</strong>treffende<br />

handelingen worden verstrekt door een organisme dat geen winstoogmerk heeft<br />

en de ontvangsten uit de vrijgestelde werkzaamheid uitsluitend gebruikt<br />

worden tot dekking van de kosten van die werkzaamheid en dat aan een


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 868<br />

vrijgestelde onderwijsinstelling is toegevoegd of er van afhangt. In dat geval<br />

aanvaardt de Administratie dat er een band van afhankelijkheid <strong>be</strong>staat van<br />

zodra leerlingen of leden van het onderwijzend personeel actief deelnemen aan<br />

de directie van het toegevoegd organisme.<br />

322. Instellingen voor sportonderricht.<br />

Het onderricht verstrekt door manèges, dansscholen en meer algemeen door<br />

instellingen waar sportonderricht wordt verstrekt, kan in de regel niet als<br />

schoolonderwijs worden aangemerkt maar eventueel worden <strong>be</strong>schouwd als<br />

<strong>be</strong>roepsopleiding. Onder de enige voorwaarde dat het gaat om <strong>be</strong>roepsopleiding, is<br />

sportonderricht op grond van artikel 44, § 2, 4°, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting<br />

vrijgesteld indien het wordt verstrekt door een vrijgestelde instelling <strong>be</strong>oogd in<br />

nr. 321.<br />

Buiten laatstgenoemde vrijstelling komt sportonderricht eventueel in aanmerking<br />

voor een andere vrijstelling namelijk die <strong>be</strong>paald in artikel 44, § 2, 3°, van het<br />

Wetboek, die geldt in hoofde van een exploitant van een instelling voor lichamelijke<br />

opvoeding of een sportinrichting die geen winstoogmerk heeft en waarvan de<br />

ontvangsten uit de vrijgestelde werkzaamheid uitsluitend worden gebruikt tot<br />

dekking van de kosten ervan. Deze vrijstelling is immers niet alleen van toepassing<br />

op het aanleren van een sporttak (bv. leren zwemmen, leren vliegen, enz.) maar ook<br />

op de eigenlijke <strong>be</strong>oefening ervan.<br />

In al de andere gevallen is sportonderricht in de regel aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen.<br />

322/2. Autorijscholen.<br />

De diensten verstrekt door scholen voor het <strong>be</strong>sturen van motorrijtuigen voor<br />

wegverkeer kunnen, gelet op de <strong>be</strong>perkte draagwijdte van het nieuw artikel 44, § 2,<br />

4°, van het Wetboek niet worden aangemerkt als schoolonderwijs. De door deze<br />

instellingen verstrekte diensten zijn bijgevolg aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen.<br />

Wanneer evenwel het leren autorijden <strong>be</strong>roepsopleiding of -herscholing <strong>be</strong>treft, komt<br />

dat onderricht als zodanig in aanmerking voor de vrijstelling <strong>be</strong>oogd in voornoemd<br />

artikel 44, § 2, 4°, van het Wetboek voor zover het wordt verstrekt door een in<br />

nr. 321 <strong>be</strong>oogde vrijgestelde instelling.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

869 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

Ten aanzien van het <strong>be</strong>sturen van motorrijtuigen kunnen slechts de diensten verstrekt<br />

voor het <strong>be</strong>halen van het rij<strong>be</strong>wijs voor voertuigen van de categorie C (vrachtwagen),<br />

voertuigen van de categorie D (autobussen) en voertuigen van de categorie G<br />

(landbouwvoertuig) als <strong>be</strong>roepsopleiding of -herscholing worden aangemerkt.<br />

322/3. Vliegonderricht.<br />

(Deze problematiek wordt thans opnieuw onderzocht.)<br />

323. Diensten <strong>be</strong>treffende onderwijskeuze en gezinsvoorlichting (Wetboek, art. 44,<br />

§ 2, 5°).<br />

Artikel 44, § 2, 5°, van het Wetboek, stelt de diensten <strong>be</strong>treffende onderwijskeuze en<br />

gezinsvoorlichting alsook de nauw daarmee samenhangende leveringen van<br />

goederen vrij van de btw.<br />

Wat onderwijskeuze <strong>be</strong>treft, geldt de vrijstelling voor de diensten die gewoonlijk<br />

worden verricht door psychologen op het vlak van psychopedagogie, naar analogie<br />

met de diensten die worden verstrekt door hun collega’s in psycho-medisch-sociale<br />

centra en centra voor leerlingen<strong>be</strong>geleiding (centra die overigens vrijgesteld zijn<br />

overeenkomstig artikel 44, § 2, 2°, van het Wetboek).<br />

Het <strong>be</strong>grip "gezinsvoorlichting" vereist evenwel verduidelijking. De diensten verricht<br />

door psychologen kunnen, ongeacht de redenen waarom deze psychologen worden<br />

geconsulteerd en ongeacht de gebruikte consultatiemethode, de vrijstelling <strong>be</strong>oogd<br />

door het voornoemd artikel 44, § 2, 5°, genieten voor zover deze diensten dezelfde<br />

doelstellingen nastreven als de centra voor levens- en gezinsvragen op het vlak van<br />

psychologische hulp, waarvan de handelingen vrijgesteld zijn door artikel 44, § 2, 2°,<br />

van het Btw-Wetboek (z. Beslissing E.T. 114.414 van 16 april 2008).<br />

Redenen voor het raadplegen van een psycholoog kunnen onder meer zijn:<br />

- persoonlijke moeilijkheden (slecht gevoel, angstgevoel, enz.);<br />

- de verhouding tussen ouders en kinderen;<br />

- relatieproblemen;<br />

- gezins<strong>be</strong>middeling.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 870<br />

Wat de gebruikte consultatiemethode <strong>be</strong>treft, kan het gaan om individuele<br />

gesprekken, gesprekken met de partner, gezinstherapie, korte therapieën, systemische<br />

therapieën, enz.<br />

Dit standpunt is in overeenstemming met het neutraliteitsprincipe dat inherent is aan<br />

het gemeenschappelijk stelsel van de btw. Dit principe verzet er zich tegen dat<br />

operatoren die dezelfde handelingen verrichten anders zouden <strong>be</strong>handeld worden op<br />

het vlak van de btw. Met dit standpunt drukt de Administratie haar wil uit om zich, in<br />

de huidige stand van de wetgeving, te schikken naar de Europese jurisprudentie die<br />

het geheel van de gezondheidskundige verzorging van de mens, met in<strong>be</strong>grip van<br />

psychotherapeutische <strong>be</strong>handelingen door gediplomeerde psychologen, vrijstelt<br />

(z. arrest H.v.J. 6 novem<strong>be</strong>r 2003, zaak C-45/01, Christoph-Dornier-Stiftung für<br />

Klinische Psychologie t. Finanzamt Gießen).<br />

Er wordt nog op gewezen dat, om aanspraak te kunnen maken op de vrijstelling<br />

<strong>be</strong>oogd door voornoemd artikel 44, § 2, 5°, de psychologen ook de vereiste<br />

<strong>be</strong>roepstitel moeten heb<strong>be</strong>n en moeten ingeschreven zijn op de lijst van de<br />

commissie van psychologen (z. wet van 8 novem<strong>be</strong>r 1993 tot <strong>be</strong>scherming van de<br />

titel van psycholoog).<br />

De titel van psychotherapeut is daarentegen niet <strong>be</strong>schermd door de wet. Deze<br />

kwalificatie op zich laat de dienstverrichter niet toe voor zijn verstrekte diensten de<br />

<strong>be</strong>doelde vrijstelling te genieten. Deze laatste kan niettemin voor zijn praktijk van<br />

psychotherapie de voornoemde vrijstelling toepassen indien hij psycholoog,<br />

geneesheer-psychiater of doctor in de geneeskunde-kandidaat-specialist in de<br />

psychiatrie (<strong>be</strong>schermde titels) is.<br />

De vrijstelling van artikel 44, § 2, 5°, van het Wetboek geldt daarentegen niet voor:<br />

- handelingen in verband met ar<strong>be</strong>idspsychologie en met <strong>be</strong>trekking tot<br />

aanwerving (evaluatie, selectie, integratie, enz.), ar<strong>be</strong>idsprestaties, <strong>be</strong>roepsziekten,<br />

werkgroepen (regels, conflicten, enz.), personeels<strong>be</strong>heer (motivatie,<br />

management, enz.), werkintegratie en -reïntegratie, enz (z. evenwel de diensten<br />

die worden verricht onder de voorwaarden die zijn vereist voor de toepassing<br />

van artikel 44, § 2, 2°, van het Wetboek);<br />

- handelingen verricht door huwelijksbureaus.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

871 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

324. Verhuur van boeken en tijdschriften, van muziekpartituren, grammofoonplaten,<br />

magneetbanden, diapositieven en van andere dergelijke voorwerpen van<br />

culturele aard (Wetboek, art. 44, § 2, 6°).<br />

De hier <strong>be</strong>doelde handelingen zijn die van verhuur als <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1,<br />

tweede lid, 4°, van het Wetboek. De vrijstelling is evenwel slechts van toepassing<br />

indien de volgende voorwaarden vervuld zijn:<br />

1° de dienstverrichter moet een instelling zijn die geen winstoogmerk heeft;<br />

2° de uit die werkzaamheid <strong>be</strong>komen ontvangsten zullen uitsluitend worden<br />

gebruikt tot dekking van de exploitatiekosten.<br />

Onder de hierboven vermelde voorwaarden is de verhuur van kunstwerken<br />

(schilderijen, tekeningen, foto's, enz.) een van de btw vrijgestelde handeling<br />

(Beslissing E.T. 29.719 van 8 mei 1979, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 41, blz. 542, nr. 703).<br />

325. Diensten van bibliotheken en leeszalen (Wetboek, art. 44, § 2, 6°).<br />

Onder bibliotheek wordt verstaan de inrichting waarvan de voornaamste werkzaamheid<br />

erin <strong>be</strong>staat boeken en andere documenten ter <strong>be</strong>schikking van de lezer te<br />

stellen, hetzij in de inrichting zelf, hetzij door middel van een werkelijke verhuur.<br />

Dagbladkiosken, onder meer in stations, zijn natuurlijk geen bibliotheken.<br />

Onder leeszaal wordt verstaan de plaats waar boeken worden verhuurd.<br />

De diensten die door bibliotheken en leeszalen aan de lezers worden verstrekt, zijn<br />

vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting wanneer aan de dub<strong>be</strong>le voorwaarde is voldaan:<br />

1° dat de exploitant een instelling is die geen winstoogmerk heeft, en;<br />

2° dat de uit de werkzaamheid <strong>be</strong>komen ontvangsten uitsluitend worden gebruikt<br />

tot dekking van de exploitatiekosten.<br />

Op grond van dezelfde <strong>be</strong>paling zijn van de <strong>be</strong>lasting eveneens vrijgesteld, de<br />

leveringen door hogergenoemde bibliotheken en leeszalen van goederen die nauw<br />

samenhangen met de vrijgestelde diensten.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 872<br />

Aldus zijn de verkopen door een bibliotheek of een leeszaal van boeken of<br />

periodieke publicaties die aan de lezers verhuurd werden eveneens van de <strong>be</strong>lasting<br />

vrijgesteld.<br />

326. Exploitatie van musea, monumenten, natuurmonumenten, plantentuinen en<br />

dierentuinen (Wetboek, art. 44, § 2, 7°).<br />

Artikel 44, § 2, 7°, van het Wetboek stelt vrij de diensten en de leveringen van<br />

goederen die daarmee nauw samenhangen die door de exploitant aan de <strong>be</strong>zoekers<br />

worden verstrekt met <strong>be</strong>trekking tot al of niet geleid <strong>be</strong>zoek aan musea,<br />

monumenten, natuurmonumenten, plantentuinen en dierentuinen, wanneer die<br />

exploitant een instelling is die geen winstoogmerk heeft en hij de ontvangsten uit de<br />

vrijgestelde werkzaamheden uitsluitend gebruikt tot dekking van de kosten ervan.<br />

De exploitatie van musea, monumenten, natuurmonumenten, plantentuinen en<br />

dierentuinen, kan aanleiding geven tot allerlei in het Wetboek omschreven leveringen<br />

en diensten: de toekenning van het recht op toegang tot de inrichting (Wetboek,<br />

art. 18, § 1, tweede lid, 12°), het verlenen van het recht tot reproductie van<br />

kunstwerken die eigendom zijn van een museum (Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid,<br />

7°), de organisatie van een klank- en lichtspel (Wetboek, artikel 18 § 1, tweede lid,<br />

12°) het verschaffen van spijzen en dranken om ter plaatse te worden verbruikt<br />

(Wetboek, art. 18, § 1, tweede lid, 11°), de verkoop van brochures, boeken,<br />

diapositieven, souvenirs, enz.<br />

De in artikel 44, § 2, 7°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde diensten en de daarmee nauw<br />

samenhangende leveringen van goederen zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld als de<br />

volgende voorwaarden samen vervuld zijn:<br />

1° de diensten en de nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen<br />

moeten aan de <strong>be</strong>zoeker verstrekt worden;<br />

2° die diensten en de goederen moeten in nauw verband staan met het <strong>be</strong>zoek; op<br />

te merken valt dat wanneer de exploitant zelf een schouwspel monteert en aan<br />

de toeschouwers entreegeld vraagt, hij dan een in het Wetboek <strong>be</strong>doelde dienst<br />

verricht waardoor hij de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige verkrijgt indien<br />

hij die werkzaamheid geregeld uitoefent en artikel 44, § 2, 9°, of artikel 44,<br />

§ 2, 12°, van het Wetboek geen toepassing vindt (z. nrs. 328 en 328/4);<br />

3° de exploitant moet een instelling zijn die geen winstoogmerk heeft;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

873 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

4° de ontvangsten van de exploitatie moeten uitsluitend dienen tot dekking van de<br />

kosten ervan;<br />

5° de <strong>be</strong>zochte culturele instelling moet zijn: een museum, een monument, een<br />

natuurmonument, een plantentuin of een dierentuin.<br />

Wanneer in een museum, monument, natuurmonument, dierentuin of plantentuin, die<br />

de vrijstelling van artikel 44, § 2, 7°, van het Wetboek geniet, door de exploitant van<br />

deze instelling zelf een cafetaria wordt geëxploiteerd, wordt deze dienst als een<br />

dienst met <strong>be</strong>trekking tot het <strong>be</strong>zoek <strong>be</strong>schouwd, die eveneens de voormelde<br />

vrijstelling geniet voor zover de volgende voorwaarden samen vervuld zijn:<br />

- de cafetaria is slechts toegankelijk voor personen die de instelling effectief<br />

<strong>be</strong>zoeken (al dan niet geleide <strong>be</strong>zoeken, individuele of groeps<strong>be</strong>zoeken), wat<br />

impliceert dat er geen directe toegang <strong>be</strong>staat van buiten naar het cafetarialokaal;<br />

- dit lokaal is uitsluitend gedurende de openingsuren van de instelling<br />

toegankelijk;<br />

- de exploitant oefent geen andere <strong>be</strong>lastbare werkzaamheden uit en verschaft<br />

bovendien geen maaltijden andere dan lichte maaltijden zoals <strong>be</strong>doeld in punt<br />

18 van de aanschrijving nr. 10 van 13 april 1994;<br />

- de ontvangsten van de cafetaria veroorzaken geen concurrentieverstoring en<br />

blijven dus <strong>be</strong>trekkelijk gering in vergelijking met de gezamenlijke vrijgestelde<br />

ontvangsten. Aan deze voorwaarde is voldaan wanneer de ontvangsten van de<br />

cafetaria het <strong>be</strong>drag van 5.580 EUR, voorzien door artikel 1 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 19 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 inzake de vrijstellingsregeling <strong>be</strong>paald<br />

door artikel 56, § 2, van het Wetboek, niet overschrijden, of als dit <strong>be</strong>drag toch<br />

overschreden is, wanneer deze ontvangsten hoogstens 10 pct. van de globale<br />

(vrijgestelde) ontvangsten van de exploitant <strong>be</strong>reiken.<br />

Wanneer één of meerdere hiervoor <strong>be</strong>doelde voorwaarden niet vervuld zijn, dan zijn<br />

de ontvangsten van de cafetaria voor het geheel aan de btw onderworpen, <strong>be</strong>houdens<br />

in het geval dat de exploitant zich kan <strong>be</strong>roepen op de hiervoor <strong>be</strong>doelde<br />

vrijstellingsregeling. Rekening houdend met het permanent karakter van die<br />

activiteit, is de vrijstelling voorzien door artikel 44, § 2, 12°, van het Wetboek, dat<br />

toevallige activiteiten <strong>be</strong>oogt zoals liefdadigheidsfeesten, Vlaamse kermis, …, er niet<br />

op van toepassing.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 874<br />

Indien de exploitatie van de cafetaria aan een derde in concessie wordt gegeven,<br />

moet deze derde zijn handelingen volgens de normale regels aan de btw<br />

onderwerpen.<br />

327. Diensten van voordrachtgevers, artiesten en <strong>be</strong>roepssport<strong>be</strong>oefenaars<br />

(Wetboek, art. 44, § 2, 8°).<br />

Artikel 44, § 2, 8°, van het Wetboek stelt vrij de diensten aan organisatoren van<br />

voordrachten verstrekt door voordrachtgevers die als zodanig handelen; de diensten<br />

aan organisatoren van schouwspelen en concerten, aan uitgevers van grammofoonplaten<br />

en van andere klankdragers en aan makers van films en van andere <strong>be</strong>elddragers<br />

verstrekt door acteurs, orkestleiders, muzikanten en andere artiesten voor de<br />

uitvoering van toneelwerken, balletten, films, muziekstukken, circus-, variété- of<br />

cabaretvoorstellingen; de diensten aan organisatoren van sportwedstrijden of sportfeesten<br />

verstrekt door deelnemers aan die wedstrijden of feesten.<br />

De diensten van voordrachtgevers, van artiesten in het algemeen en van <strong>be</strong>roepssportlui,<br />

zijn in <strong>be</strong>ginsel <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, van het Wetboek,<br />

wanneer zij tegen vergoeding worden verricht en de <strong>be</strong>trokken dienstverrichters<br />

zelfstandig optreden.<br />

De vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 2, 8°, van het Wetboek is van toepassing op<br />

voordrachtgevers, uitvoerende artiesten en sport<strong>be</strong>oefenaars ongeacht de juridische<br />

vorm waaronder zij optreden. Derhalve werd het standpunt van de Administratie<br />

zoals <strong>be</strong>paald in de nrs. 10 en 11 van de aanschrijving nr. 13/1997 van 19 novem<strong>be</strong>r<br />

1997 ingetrokken (Beslissing E.T. 108.828 van 30 septem<strong>be</strong>r 2005). De Minister van<br />

Financiën heeft evenwel <strong>be</strong>slist om voorlopig de toepassing van voornoemde<br />

<strong>be</strong>slissing niet te eisen (Informaties en Mededelingen, AOIF-btw, 18 juli 2006/1).<br />

De personen van wie de diensten van de <strong>be</strong>lasting worden vrijgesteld ingevolge<br />

artikel 44, § 2, 8°, van het Wetboek, kunnen in drie groepen worden ingedeeld.<br />

1° Voordrachtgevers.<br />

Onder voordrachtgever wordt verstaan, een ieder die op een bijeenkomst of op<br />

een vergadering spreekt over onderwerpen die het gehoor kunnen onderrichten.<br />

De diensten van voordrachtgevers zijn maar vrijgesteld indien ze aan organisatoren<br />

van voordrachten worden verstrekt.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

875 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

De vrijstelling is eveneens van toepassing op de handelingen verricht door een<br />

persoon die optreedt als gids, wanneer ze worden verstrekt aan een organisator<br />

van geleide <strong>be</strong>zoeken aan plaatsen, musea, kastelen, kerken, steden, ...<br />

Ten aanzien van tolken en vertalers die simultaanvertalingen verrichten<br />

aanvaardt de Administratie in de praktijk dat de vrijstelling algemeen van<br />

toepassing is voor elke simultaanvertaling, met in<strong>be</strong>grip van het bijstaan van<br />

dove personen in de eigen gebarentaal van een publieke spreek<strong>be</strong>urt of<br />

uiteenzetting die toegankelijk is voor een ruim publiek, voor zover uiteraard de<br />

voordrachtgever en de tolk <strong>be</strong>iden handelen voor rekening van de organisator<br />

van de publieke spreek<strong>be</strong>urt of uiteenzetting. Het criterium inzake de<br />

toegankelijkheid voor een ruim publiek vereist op zich dat om het even welke<br />

persoon toegang kan heb<strong>be</strong>n, met of zonder <strong>be</strong>taling van een inkomgeld, tot de<br />

plaats waar de spreek<strong>be</strong>urt of uiteenzetting wordt gehouden en dit zonder enige<br />

<strong>be</strong>perking hetgeen iedere voorafgaande bijzondere uitnodiging uitsluit. Het feit<br />

dat een deel van de toehoorders lid is van een <strong>be</strong>paald gezelschap en dat de<br />

uiteenzetting plaatsvindt in de vergaderplaats van dat gezelschap, doet geen<br />

afbreuk aan de toepassing van die vrijstelling.<br />

In deze optiek is de vrijstelling eveneens van toepassing wanneer een tolk<br />

tussenkomst verleent bij parlementaire vergaderingen of zittingen van<br />

gemeenteraden of in de uitvoering van een juridisch mandaat (z. artikel 148<br />

van de Belgische grondwet, de Aanschrijving nr. 15/1979 van 25 juli 1979,<br />

nr. 15, punt 22 en recenter het antwoord op de Parl. Vr. nr. 441 van 5 juli 1993<br />

van de H. Senator Hatry, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 107, blz. 158-160).<br />

Daarentegen geldt de vrijstelling niet voor congressen die worden gehouden<br />

door <strong>be</strong>roepsverenigingen omdat ze niet toegankelijk zijn voor een breed<br />

publiek. De aanwezigheid van perslui op dergelijke congressen speelt<br />

overigens terzake geen rol. Deze vrijstelling is tevens niet van toepassing ten<br />

aanzien van diensten verricht door een tolk naar aanleiding van een verhoor<br />

door de federale politie.<br />

Bovendien wordt verwezen naar punten 321E en 328 voor wat <strong>be</strong>treft het<br />

organiseren van congressen door <strong>be</strong>paalde instellingen.<br />

De diensten verricht door tolken die <strong>be</strong>staan uit het simultaan vertalen van<br />

verhoren die door de federale politie worden afgenomen, zijn <strong>be</strong>lastbaar tegen<br />

het btw-tarief van 21 pct.. Gelet op het feit dat deze verhoren niet toegankelijk<br />

zijn voor een ruim publiek, vallen voornoemde vertaaldiensten niet in het<br />

toepassingsgebied van de vrijstelling <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 2, 8°, van het


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 876<br />

Wetboek. Deze diensten worden evenmin aangemerkt als diensten van<br />

gezinshulp die worden <strong>be</strong>oogd in artikel 44, § 2, 2°, van het Wetboek<br />

(Beslissing E.T. 144.552 van 6 mei 2010).<br />

2° Artiesten.<br />

De tweede groep omvat de acteurs, orkestleiders, muzikanten en andere<br />

artiesten voor de uitvoering van toneelwerken, balletten, films, muziekstukken,<br />

circus-, variété- of cabaretvoorstellingen.<br />

De diensten van deze personen zijn slechts van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld<br />

wanneer ze worden verleend aan organisatoren van schouwspelen en<br />

concerten, aan uitgevers van grammofoonplaten en van andere klankdragers en<br />

aan makers van films en andere <strong>be</strong>elddragers. Onder maker van films dient de<br />

"producer" te worden verstaan, dit is, in algemene zin, degene die op het<br />

hoogste vlak instaat voor het totstandkomen van films en de leiding daarbij<br />

heeft (Beslissing E.T. 24.762 van 8 novem<strong>be</strong>r 1977, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 34,<br />

blz. 310-311, nr. 642).<br />

Slechts de prestaties van uitvoerende artiesten, dit wil zeggen, van personen die<br />

daadwerkelijk deelnemen aan de uitvoering van dramatiek, muzikale of<br />

choreografische werken of circus- of musichallvoorstellingen, zijn van de<br />

<strong>be</strong>lasting vrijgesteld. Onder uitvoerend artiest wordt dus verstaan de acteur, de<br />

orkestleider, de muzikant, de zanger, de danser, de figurant, de cabaretier, de<br />

variétéartiest, de circusartiest, de presentator en iedere andere persoon die in<br />

een rol of een nummer van een toneelwerk, een ballet, een film, een<br />

ontspanningsprogramma, enz., optreedt (zie Aanschr. 13/1997 van<br />

19 novem<strong>be</strong>r 1997).<br />

Voor de toepassing van de vrijstelling kunnen echter niet als uitvoerend artiest<br />

worden aangemerkt, onder meer: de decorateur, de requisiteur, de grimeur, de<br />

kapper, de kostuumontwerper, de pruikenmaker, de toneelmachinist, de<br />

soufleur, de cameraman, de scriptgirl, de geluidstechnicus, de sonorisator, de<br />

filmmonteur, de productieleider, de opnameleider en de medewerkers van die<br />

personen. Hetzelfde geldt voor de impresario's en de personen die hun stem<br />

verlenen bij de realisatie van reclameboodschappen voor radio en televisie.<br />

Wegens hun daadwerkelijke deelneming aan de voor<strong>be</strong>reiding, de afwerking en<br />

de uitvoering van toneelwerken of films, worden regisseurs daarentegen wel<br />

als uitvoerend artiest aangemerkt. In dit opzicht wordt als filmregisseur<br />

aangemerkt, degene die in opdracht van een filmproducer handelingen verricht<br />

die uitsluitend <strong>be</strong>horen tot de regie, zoals het geven van richtlijnen aan acteurs<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

877 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

en de filmtechnische <strong>be</strong>werking van het gegeven (Beslissing E.T. 24.762 van<br />

8 novem<strong>be</strong>r 1977). Dit geldt eveneens voor de assistent van de filmregisseur<br />

wanneer hij door een rechtstreekse medewerking, in dezelfde hoedanigheid als<br />

de filmregisseur actief deelneemt aan het voor<strong>be</strong>reiden, het uitwerken en het<br />

uitvoeren van een cinematografisch werk (Beslissing E.T. 11.072 van<br />

14 februari 1973, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 12, blz. 294, nr. 393).<br />

Daarenboven wordt aangenomen dat de diensten verleend door mannequins ter<br />

gelegenheid van modeshows, diensten zijn die van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld<br />

ingevolge artikel 44, § 2, 8°, van het Wetboek.<br />

Evenzo dient een "diskjockey", die onder andere voor de nodige stemming<br />

zorgt op een dansavond, evenzeer als een conférencier, te worden aangemerkt<br />

als een artiest voor de toepassing van artikel 44, § 2, 8°, van het Wetboek, zelfs<br />

wanneer hij deze diensten verricht voor een particulier die een privé-dansavond<br />

organiseert. De handelingen van de "diskjockey" zijn daarentegen wel<br />

<strong>be</strong>lastbaar wanneer hij zelf als organisator van dans- of ontspanningsavonden<br />

handelt of wanneer hij er zich toe <strong>be</strong>perkt materieel te verhuren, zonder dat hij<br />

zelf optreedt of deelneemt aan de uitvoering van de muziek (Beslissing<br />

E.T. 17.124 van 25 januari 1974, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 16, blz. 273, nr. 476).<br />

Het ge<strong>be</strong>urt dat een uitvoerend artiest met een organisator van een schouwspel<br />

een overeenkomst sluit waarbij eerstgenoemde zich, voor een enige prijs,<br />

verbindt prestaties van uitvoerend artiest te verrichten voor een <strong>be</strong>paald<br />

schouwspel en bovendien rechten te verlenen op het door hem ontworpen idee<br />

van dit schouwspel.<br />

In dat geval <strong>be</strong>twist de Administratie de interpretatie van de partijen niet<br />

volgens dewelke die overeenkomst in haar geheel moet worden <strong>be</strong>schouwd als<br />

een overeenkomst die het verrichten van prestaties van uitvoerend artiest tot<br />

voorwerp heeft (Beslissing E.T. 62.466 van 19 okto<strong>be</strong>r 1988, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 34, blz. 311, nr. 643).<br />

3° Beroepssport<strong>be</strong>oefenaars.<br />

De derde groep zijn personen die deelnemen aan sportwedstrijden of optreden<br />

bij sportfeesten.<br />

De diensten van die personen zijn maar vrijgesteld indien ze worden verstrekt<br />

aan organisatoren van sportwedstrijden of sportfeesten.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 878<br />

Wanneer sport<strong>be</strong>oefenaars zich tegenover een <strong>be</strong>lastingplichtige die hun<br />

sportkledij, sportartikelen of andere voorwerpen levert, verbinden om, als<br />

tegenprestatie voor deze levering, te zijnen <strong>be</strong>hoeve reclame te maken, moeten<br />

die sport<strong>be</strong>oefenaars, als <strong>be</strong>lastingplichtige, het verlenen van reclamediensten<br />

aan de <strong>be</strong>lasting onderwerpen, <strong>be</strong>houdens wanneer deze diensten worden<br />

verricht door sport<strong>be</strong>oefenaars die <strong>be</strong>doeld zijn in artikel 44, § 2, 8°, van het<br />

Wetboek, in welk geval die diensten op grond van deze laatste <strong>be</strong>paling van de<br />

<strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld. Wanneer op voornoemde sportartikelen onder een of<br />

andere vorm de naam, de handels<strong>be</strong>naming of het logo van de <strong>be</strong>trokken<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is aangebracht, gaat de Administratie ervan uit dat er<br />

vanwege de sport<strong>be</strong>oefenaars de (stilzwijgende) verbintenis <strong>be</strong>staat om voor<br />

voornoemde <strong>be</strong>lastingplichtige reclame te voeren. Om praktische redenen eist<br />

de Administratie echter niet dat de niet in artikel 44, § 2, 8°, van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>doelde sport<strong>be</strong>oefenaars als <strong>be</strong>lastingplichtige worden geregistreerd,<br />

wanneer ze alleen om reden van het verlenen van de <strong>be</strong>doelde reclamediensten<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige zouden zijn (Beslissing E.T. 23.594 van 26 april 1977,<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nrs. 31, blz. 447-448, nr. 622, en 85, blz. 163, nr. 909).<br />

Opmerking <strong>be</strong>treffende de groepen 1° tot 3°.<br />

De aandacht wordt er nogmaals op gevestigd dat de in artikel 44, § 2, 8°, van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde diensten niet van btw zijn vrijgesteld wanneer de voordrachtgevers,<br />

uitvoerende artiesten en <strong>be</strong>roepssport<strong>be</strong>oefenaars ze niet aan<br />

organisatoren maar rechtstreeks aan de toehoorders of toeschouwers verstrekken. In<br />

dat geval is de btw dus verschuldigd, tenzij de dienst als zodanig zou vrijgesteld zijn<br />

bij toepassing van artikel 44, § 2, 9°, van het Wetboek (z. nr. 328).<br />

328. Organisatie van diverse voorstellingen (Wetboek, art. 44, § 2, 9°).<br />

Artikel 44, § 2, 9°, van het Wetboek stelt vrij de organisatie van toneel-, ballet- of<br />

filmvoorstellingen, van tentoonstellingen, concerten of conferenties alsook de<br />

leveringen van goederen die nauw samenhangen met deze diensten door instellingen<br />

die erkend zijn door de <strong>be</strong>voegde overheid, mits de inkomsten die zij verkrijgen uit<br />

die werkzaamheid uitsluitend dienen om de kosten ervan te <strong>be</strong>strijden.<br />

De organisatie van toneel-, ballet- of filmvoorstellingen, en van tentoonstellingen,<br />

concerten en conferenties, is van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld op voorwaarde:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

879 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

1° dat de organisatie uitgaat van instellingen erkend door de <strong>be</strong>voegde overheid.<br />

Als <strong>be</strong>voegde overheid worden <strong>be</strong>schouwd de publieke instellingen die<br />

(regionaal) <strong>be</strong>voegd zijn voor de cultuur. De <strong>be</strong>doelde erkenning blijkt over het<br />

algemeen door het verlenen van werkingstoelagen;<br />

2° dat de ontvangsten van de werkzaamheid uitsluitend dienen om de kosten van<br />

de organisatie te dekken.<br />

Als in de toestand <strong>be</strong>doeld in het voorgaande lid de vereniging of organisatie nog<br />

niet erkend is door de <strong>be</strong>voegde overheid, wordt aangenomen dat, gelet op de duur<br />

van de erkenningsprocedure, de verenigingen of organisaties die de voorwaarden om<br />

te worden erkend vervullen, zich voorlopig op de vrijstelling van de btw mogen<br />

<strong>be</strong>roepen vanaf de indiening van hun aanvraag tot erkenning. De vrijstelling van de<br />

btw wordt definitief wanneer de erkenning wordt toegestaan.<br />

Wanneer de erkenning daarentegen wordt geweigerd, vervalt de vrijstelling op de<br />

datum waarop de <strong>be</strong>slissing tot weigering aan de <strong>be</strong>trokkenen werd <strong>be</strong>tekend.<br />

Hetzelfde geldt in geval van intrekking van een oorspronkelijk toegestane erkenning<br />

(Beslissing E.T. 19.398 van 29 novem<strong>be</strong>r 1974, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 19, blz. 88,<br />

nr. 506).<br />

Het verstrekken van programma's <strong>be</strong>treffende een vrijgestelde voorstelling is<br />

eveneens van btw vrijgesteld als nauw samenhangende handeling met de vrijgestelde<br />

dienst (Beslissing T. 2026 van 28 april 1971, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 3, blz. 384, nr. 92).<br />

Om dezelfde reden is de exploitatie door een hiervoor <strong>be</strong>doelde instelling van een<br />

drankgelegenheid die verbonden is aan een schouwburg, een concertgebouw of een<br />

andere dergelijke inrichting, evenmin aan de btw onderworpen wanneer de volgende<br />

voorwaarden samen vervuld zijn:<br />

- de cafetaria is uitsluitend ter gelegenheid van de voorstellingen en de<br />

concerten, welke in die inrichtingen worden georganiseerd, toegankelijk voor<br />

de personen die ze bijwonen, wat impliceert dat er geen directe toegang <strong>be</strong>staat<br />

van buiten naar het cafetarialokaal. Wanneer echter deze drankgelegenheid ook<br />

nog op andere tijdstippen en/of voor andere personen toegankelijk is, dan is de<br />

exploitatie ervan volledig aan de btw onderworpen;<br />

- de exploitant oefent geen andere <strong>be</strong>lastbare werkzaamheden uit en verschaft<br />

bovendien geen maaltijden andere dan lichte maaltijden zoals <strong>be</strong>doeld in punt<br />

18 van de aanschrijving nr. 10 van 13 april 1994;


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 880<br />

- de ontvangsten van de cafetaria veroorzaken geen concurrentieverstoring en<br />

blijven dus <strong>be</strong>trekkelijk gering in vergelijking met de gezamenlijke vrijgestelde<br />

ontvangsten. Aan deze voorwaarde is voldaan wanneer de ontvangsten van de<br />

cafetaria het <strong>be</strong>drag van 5.580 EUR, voorzien door artikel 1 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 19 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 inzake de vrijstellingsregeling <strong>be</strong>paald<br />

door artikel 56, § 2, van het Wetboek, niet overschrijden, of als dit <strong>be</strong>drag toch<br />

overschreden is, wanneer deze ontvangsten hoogstens 10 pct. van de globale<br />

(vrijgestelde) ontvangsten van de exploitant <strong>be</strong>reiken.<br />

Wanneer één of meerdere hiervoor <strong>be</strong>doelde voorwaarden niet vervuld zijn, dan zijn<br />

de ontvangsten van de cafetaria voor het geheel aan de btw onderworpen, <strong>be</strong>houdens<br />

in het geval dat de exploitant zich kan <strong>be</strong>roepen op de hiervoor <strong>be</strong>doelde vrijstellingsregeling.<br />

Indien de exploitatie van de cafetaria aan een derde in concessie wordt gegeven,<br />

moet deze derde zijn handelingen volgens de normale regels aan de btw<br />

onderwerpen.<br />

328/2. Bepaalde ter<strong>be</strong>schikkingstellingen van personeel (Wetboek, art. 44, § 2, 10°).<br />

Van de <strong>be</strong>lasting is eveneens vrijgesteld de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van personeel door<br />

religieuze of levens<strong>be</strong>schouwelijke instellingen voor werkzaamheden die zijn vrijgesteld<br />

krachtens artikel 44, § 2, 1° (diensten door instellingen voor gezondheidszorg),<br />

2° (diensten die <strong>be</strong>jaardenzorg tot doel heb<strong>be</strong>n) en 4° (diensten van<br />

onderwijs), van het Wetboek, of met het oog op de verlening van geestelijke bijstand.<br />

328/3. Bepaalde diensten verricht door instellingen die geen winstoogmerk heb<strong>be</strong>n<br />

(Wetboek, art. 44, § 2, 11°).<br />

Artikel 44, § 2, 11°, van het Wetboek stelt vrij de diensten en de nauw daarmee<br />

samenhangende leveringen van goederen ten <strong>be</strong>hoeve en in het gemeenschappelijk<br />

<strong>be</strong>lang van hun leden verricht, tegen <strong>be</strong>taling van een krachtens de statuten <strong>be</strong>paalde<br />

bijdrage, door instellingen die geen winst <strong>be</strong>ogen en doeleinden van politieke,<br />

syndicale, religieuze, levens<strong>be</strong>schouwelijke, vaderlandslievende, filantropische of<br />

staatsburgerlijke aard nastreven. Ter voorkoming van concurrentieverstoring kan de<br />

Koning de vrijstelling afhankelijk maken van aanvullende voorwaarden.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

881 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

Opdat de vrijstelling toepassing zou kunnen vinden moet het gaan om:<br />

1° instellingen die geen winst <strong>be</strong>ogen; <strong>be</strong>doeld zijn de verenigingen zonder<br />

winstoogmerk en alle andere verenigingen of groeperingen die geen winstoogmerk<br />

nastreven;<br />

2° diensten en nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen die ten<br />

<strong>be</strong>hoeve en in het gemeenschappelijk <strong>be</strong>lang van de leden worden verricht;<br />

prestaties voor privé-doeleinden of leveringen voor afzonderlijke leden zijn<br />

steeds <strong>be</strong>lastbaar;<br />

3° instellingen die doeleinden van politieke, syndicale, religieuze, levens<strong>be</strong>schouwelijke,<br />

vaderlandslievende, filantropische of staatsburgerlijke aard<br />

nastreven.<br />

Als instellingen die dergelijke doeleinden nastreven kunnen onder meer<br />

worden aangemerkt:<br />

- instellingen die doeleinden van syndicale aard nastreven, dat zijn onder<br />

meer werknemersgroeperingen, patroonsorganisaties en <strong>be</strong>roepsverenigingen<br />

die primair tot doel heb<strong>be</strong>n de collectieve <strong>be</strong>langen van hun leden<br />

– ongeacht of het gaat om werknemers, werkgevers, <strong>be</strong>oefenaars van<br />

vrije <strong>be</strong>roepen dan wel ondernemers die een <strong>be</strong>paalde economische<br />

activiteit ontplooien – te <strong>be</strong>hartigen en hen te vertegenwoordigen<br />

tegenover derden, daaronder <strong>be</strong>grepen overheidsinstanties (z. Circulaire<br />

E.T. 121.844 (AAFisc Nr. 1/2012) van 3 januari 2012);<br />

- instellingen die tot doel heb<strong>be</strong>n voor hun buitenlandse leden die zich in<br />

België heb<strong>be</strong>n gevestigd een centrum voor menslievende, sociale en<br />

culturele activiteiten te organiseren ten einde een <strong>be</strong>tere verstandhouding<br />

tussen België en het vaderland van de leden te <strong>be</strong>vorderen en<br />

tevens kameraadschap tussen haar leden onderling tot stand te brengen<br />

(Beslissing E.T. 29.832 van 30 novem<strong>be</strong>r 1979, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 43,<br />

blz. 44, nr. 727);<br />

- instellingen met als doel de <strong>be</strong>geleiding, de opvang en de reïntegratie in<br />

de maatschappij van sommige maatschappelijke groepen, zoals exgedetineerden<br />

en alcoholisten (Beslissing E.T. 31.691 van 25 okto<strong>be</strong>r<br />

1979, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 43, blz. 45, nr. 728);


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 882<br />

- instellingen die zich uitsluitend <strong>be</strong>zig houden met problemen die verband<br />

houden met het landschap, het openbaar groen, de openluchtrecreatie en<br />

het milieu<strong>be</strong>heer en hierover aan hun leden, onder meer door middel van<br />

een tijdschrift, geregeld informatie en advies verschaffen (Beslissing<br />

E.T. 30.175 van 13 decem<strong>be</strong>r 1979, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 43, blz. 45, nr.<br />

729).<br />

Worden daarentegen niet <strong>be</strong>schouwd als organisaties die dergelijke doeleinden<br />

nastreven, de verenigingen die tot doel heb<strong>be</strong>n de hondensport te <strong>be</strong>vorderen en het<br />

fokken en houden van honden aan te moedigen (Beslissing E.T. 33.044 van 23 maart<br />

1981, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 50, blz. 516, nr. 763) en, in het algemeen, elke activiteit in<br />

verband met het dierenrijk;<br />

4° de dienst moet ten <strong>be</strong>hoeve van de leden van de instelling worden verricht; als<br />

leden worden aangemerkt de natuurlijke personen en de rechtspersonen die<br />

heb<strong>be</strong>n deelgenomen aan de oprichting van de instelling en degenen die later<br />

door de oprichters als leden worden aangenomen. Er moet geen onderscheid<br />

worden gemaakt tussen ledenoprichters en toetredende leden;<br />

5° de dienst moet worden verricht in het gemeenschappelijk <strong>be</strong>lang van de leden;<br />

de diensten worden verstrekt in het gemeenschappelijk <strong>be</strong>lang van de leden<br />

wanneer daaruit direct een voordeel ontstaat dat normaal wordt verkregen door<br />

al de leden van de instelling, die zich tegenover elkaar verbonden heb<strong>be</strong>n de<br />

totale kosten ervan gemeenschappelijk te dragen. De diensten die een instelling<br />

verstrekt in het persoonlijk <strong>be</strong>lang van haar leden worden derhalve niet<br />

vrijgesteld. In de mate van die diensten, dient de instelling deze aan de<br />

<strong>be</strong>lasting te onderwerpen, voor zover die handelingen niet van de <strong>be</strong>lasting zijn<br />

vrijgesteld door een andere <strong>be</strong>paling van artikel 44 van het Wetboek<br />

(z. inzonderheid nr. 328/4);<br />

6° de instelling mag voor die dienst en de nauw daarmee samenhangende<br />

leveringen van goederen slechts een krachtens de statuten <strong>be</strong>paalde bijdrage<br />

ontvangen.<br />

Onder bijdrage wordt verstaan het aandeel waartoe ieder lid zich verbonden<br />

heeft bij te dragen in de uitgaven die gemeenschappelijk zijn aan de leden.<br />

De bijdrage is onderscheiden van de prijs van een dienstverrichting doordat de<br />

bijdrage verschuldigd wordt om reden van toetreding tot de maatschappelijke<br />

overeenkomst en ze verbonden is aan de hoedanigheid van lid, terwijl de prijs<br />

verschuldigd wordt om reden van een afzonderlijke overeenkomst,<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

883 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

onderscheiden van de maatschappelijke overeenkomst en gesloten tussen de<br />

vereniging en het lid. Het verband dat altijd <strong>be</strong>staat tussen de prijs van een<br />

goed of van een dienst enerzijds en de levering van het goed of het verrichten<br />

van de dienst anderzijds, <strong>be</strong>staat niet ten aanzien van de bijdrage.<br />

De Koning kan, ter voorkoming van concurrentieverstoring, de vrijstelling<br />

afhankelijk maken van aanvullende voorwaarden.<br />

328/4. Bepaalde leveringen van goederen en diensten, verricht in samenhang met<br />

werkzaamheden die ter verkrijging van financiële steun voor vrijgestelde<br />

instellingen zijn georganiseerd (Wetboek, art. 44, § 2, 12°).<br />

Artikel 44, § 2, 12°, van het Wetboek stelt de leveringen van goederen en de diensten<br />

vrij van de <strong>be</strong>lasting, wanneer ze onder de volgende omstandigheden worden<br />

verricht:<br />

1° de handeling wordt verricht door een instelling waarvan de werkzaamheid<br />

krachtens artikel 44, § 2, 1° tot 4°, 7° en 11°, is vrijgesteld;<br />

2° de handeling wordt verricht in samenhang met werkzaamheden die ter<br />

verkrijging van financiële steun voor die instelling zijn georganiseerd;<br />

3° deze werkzaamheden moeten uitsluitend ten bate van de <strong>be</strong>trokken instelling<br />

worden georganiseerd.<br />

De Koning kan, ter voorkoming van concurrentieverstoring, <strong>be</strong>perkingen<br />

opleggen ten aanzien van het aantal van de vrijgestelde werkzaamheden of het<br />

<strong>be</strong>drag van de opbrengsten.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een vereniging zonder winstoogmerk die geregeld feestelijkheden organiseert ter gelegenheid<br />

waarvan spijzen en dranken worden verstrekt aan leden en aan niet-leden heeft voor het verrichten<br />

van deze handelingen in de regel de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Op grond van artikel 44, § 2, 12°, van het Wetboek, wordt evenwel het verstrekken van spijzen en<br />

dranken van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld, wanneer deze handeling wordt verricht in samenhang met<br />

<strong>be</strong>paalde werkzaamheden (Vlaamse kermis, weldadigheidsfeest, enz.) die ter verkrijging van<br />

financiële steun door sommige instellingen (ziekenhuizen, <strong>be</strong>jaardentehuizen, scholen, sportinrichtingen,<br />

enz.) uitsluitend in hun voordeel worden georganiseerd.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 884<br />

328/5. Leveringen van goederen en dienstverrichtingen door <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

zonder recht op aftrek (Wetboek, art. 44, § 2, 13°).<br />

Op grond van artikel 44, § 2, 13°, van het Wetboek zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld;<br />

1° de leveringen van goederen die uitsluitend ten <strong>be</strong>hoeve van een op grond van<br />

dit artikel vrijgestelde activiteit werden aangewend als voor deze goederen<br />

geen recht op aftrek is genoten;<br />

Terzake gaat het enkel om leveringen van goederen die werden gebruikt door<br />

degenen die diensten verrichten en goederen leveren welke op grond van<br />

artikel 44 van het Wetboek zijn vrijgesteld en waarvan de btw geheven van de<br />

aankoop van die goederen niet in aftrek kon worden gebracht.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een dierentuin <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 2, 7°, van het Wetboek verkoopt geregeld verouderde<br />

computers.<br />

Op te merken valt dat de vrijstelling <strong>be</strong>paald in artikel 44, § 2, 13°, van het<br />

Wetboek specifiek geldt voor andere goederen dan die welke nauw<br />

samenhangen met het verlenen van vrijgestelde diensten.<br />

V o o r b e e l d<br />

De verkoop van brochures en prentkaarten i.v.m. dieren door voornoemde dierentuin wordt<br />

gedekt door de vrijstelling <strong>be</strong>paald in artikel 44, § 2, 7°, van het Wetboek.<br />

Voornoemde vrijstelling van artikel 44, § 2, 13°, van het Wetboek vindt geen<br />

toepassing ten aanzien van <strong>be</strong>lastingplichtigen met gedeeltelijk recht op aftrek<br />

en die voor de <strong>be</strong>rekening van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting de regel van het<br />

algemeen verhoudingsgetal toepassen (Wetboek, art. 46, § 1). Bedoelde<br />

vrijstelling geldt evenmin ten aanzien van financiële- en verzekeringsinstellingen<br />

noch ten aanzien van makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs die goederen<br />

verkopen welke gebruikt werden voor handelingen op grond waarvan zij recht<br />

op aftrek heb<strong>be</strong>n genoten op grond van artikel 45, § 1, 4° en 5°, van het<br />

Wetboek.<br />

2° de overdracht van cliënteel of het verlenen van rechten op een cliënteel dat<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op een op grond van dit artikel vrijgestelde activiteit;


(1 februari 2012)<br />

885 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

Terzake gaat het om de overdracht van een cliënteel of het verlenen van<br />

rechten op een cliënteel door een <strong>be</strong>lastingplichtige zonder recht op aftrek.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een verzekeringsmakelaar die zijn verzekeringsportefeuille en het daaraan verbonden cliënteel<br />

overdraagt of rechten op dat cliënteel verleent.<br />

Bij ontstentenis van een specifieke vrijstellings<strong>be</strong>paling zou die overdracht van cliënteel of het<br />

verlenen van rechten op dat cliënteel in de regel <strong>be</strong>lastbaar zijn omwille van de afschaffing<br />

sinds 1 januari 1993 van artikel 5 van het Wetboek en het feit dat <strong>be</strong>doelde handeling gesteld<br />

wordt in de uitoefening van een economische activiteit.<br />

3° de levering van goederen waarvan de verkrijging of de <strong>be</strong>stemming het<br />

voorwerp heeft uitgemaakt van een uitsluiting van het recht op aftrek<br />

overeenkomstig artikel 45, § 3, van het Wetboek;<br />

De in artikel 45, § 3, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde goederen waarvan de aftrek<br />

van de btw geheven van de aankoop is uitgesloten en waarop de bovengenoemde<br />

vrijstellings<strong>be</strong>paling van toepassing is zijn de tabaksfabrikaten, de<br />

geestrijke dranken en de goederen die als kosten van onthaal worden<br />

aangemerkt.<br />

Voornoemde vrijstelling komt erop neer dat <strong>be</strong>lastingplichtigen met recht op<br />

aftrek de btw niet verschuldigd zijn bij de verkoop van de in het vorige lid<br />

vernoemde goederen wanneer de van de aankoop van die goederen geheven<br />

btw niet in aftrek werd gebracht.<br />

De vrijstelling <strong>be</strong>paald in artikel 44, § 2, 13°, van het Wetboek is een<br />

technische vrijstelling die tot doel heeft dub<strong>be</strong>le <strong>be</strong>lastingheffing te vermijden.<br />

Immers, wanneer goederen worden gebruikt voor een werkzaamheid maar de<br />

aankoop of de verwerving ervan geen recht op aftrek van de erop<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting verleent, hetzij omdat ze volledig worden gebruikt<br />

voor vrijgestelde handelingen, hetzij omdat de aftrek op grond van een andere<br />

<strong>be</strong>paling niet wordt toegestaan, zou het <strong>be</strong>lasten van de verkoop ervan leiden<br />

tot een dub<strong>be</strong>le <strong>be</strong>lastingheffing vermits het te <strong>be</strong>lasten <strong>be</strong>drag <strong>be</strong>zwaard is met<br />

btw die niet werd afgetrokken.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 886<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 3. - Andere vrijgestelde handelingen<br />

(Wetboek, art. 44, § 3).<br />

329. De levering en de verhuur van uit hun aard onroerende goederen (Wetboek,<br />

art. 44, § 3, 1° en 2°).<br />

In de regel worden de volgende handelingen van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld:<br />

1° de levering van uit hun aard onroerende goederen, uitgezonderd de levering<br />

van gebouwen of gedeelten van gebouwen, wanneer hun vervreemding wordt<br />

verricht uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar volgend op het jaar van<br />

de eerste ingebruikneming of de eerste in<strong>be</strong>zitneming van dat gebouw (hierna<br />

aangeduid als nieuw gebouw) en van het bijhorende terrein <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 1, § 9, van het Wetboek, en mits de levering geschiedt door een persoon<br />

die:<br />

a) van rechtswege de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige heeft wegens het<br />

geregeld vervreemden van nieuwe gebouwen zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 12,<br />

§ 2, van het Wetboek (bv. de zogenaamde "bouwpromotor");<br />

b) van rechtswege de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige met of zonder<br />

recht op aftrek heeft voor een andere economische activiteit dan die van<br />

bouwpromotor en formeel opteert voor de verkoop met toepassing van de<br />

btw van een nieuw gebouw dat hij in de uitoefening van zijn<br />

economische activiteit heeft gebruikt;<br />

V o o r b e e l d<br />

Een tandarts verkoopt het nieuw gebouw waarin hij zijn praktijk heeft<br />

uitgeoefend.<br />

c) anders dan in de uitoefening van een economische activiteit toevallig een<br />

nieuw gebouw verkoopt en formeel opteert voor de toepassing van de<br />

btw. Hier worden bijgevolg zowel de niet-<strong>be</strong>lastingplichtigen (bv.<br />

particulieren, de openbare instellingen zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 6, eerste<br />

lid van het Wetboek) als de <strong>be</strong>lastingplichtigen met of zonder recht op<br />

aftrek <strong>be</strong>doeld maar dan slechts indien de <strong>be</strong>treffende handeling in<br />

hoofde van laatstgenoemden tot de privé-sfeer <strong>be</strong>hoort of meer algemeen<br />

die handeling wordt gesteld voor andere doeleinden dan die van de<br />

economische activiteit.


(1 februari 2012)<br />

887 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

V o o r b e e l d<br />

Een tandarts verkoopt zijn nieuwe privé-woning.<br />

Zijn derhalve van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld:<br />

- de levering van gronden, andere dan de bijhorende terreinen in de<br />

zin van artikel 1, § 9, 2°, van het Wetboek, en de levering van<br />

gebouwen, andere dan nieuwe gebouwen, of buiten de<br />

voorwaarden inzake <strong>be</strong>lastingplicht door onder b) en c) genoemde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen die formeel voor de toepassing van de btw<br />

heb<strong>be</strong>n geopteerd. De onder a) vermelde persoon is in ieder geval<br />

bij de vervreemding van een nieuw gebouw en het bijhorend terrein<br />

de btw verschuldigd;<br />

- de vestiging, overdracht of wederoverdracht van zakelijke rechten<br />

in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek, die<br />

<strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op uit hun aard onroerende goederen, uitgezonderd<br />

de vestiging, overdracht of wederoverdracht van dergelijke<br />

zakelijke rechten op nieuwe gebouwen, gedeelten van gebouwen en<br />

het bijhorende terrein <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 9, van het Wetboek,<br />

wanneer zij worden verricht uiterlijk op 31 decem<strong>be</strong>r van het<br />

tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of<br />

de eerste in<strong>be</strong>zitneming van dat gebouw en mits voldaan is aan de<br />

voorwaarden inzake <strong>be</strong>lastingplicht in hoofde van degene die het<br />

zakelijk recht vestigt, overdraagt of wederoverdraagt (<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>oogd in artikel 12, § 2; <strong>be</strong>lastingplichtige wiens<br />

economische activiteit niet <strong>be</strong>staat uit de geregelde verkoop van<br />

gebouwen met voldoening van de <strong>be</strong>lasting die formeel opteert om<br />

de handelingen met <strong>be</strong>trekking tot de zakelijke rechten op<br />

gebouwen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen; <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>oogd in artikel 8, §§ 2 of 3 die opteert om dezelfde handelingen<br />

met <strong>be</strong>trekking tot de zakelijke rechten op gebouwen binnen de<br />

termijn aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen);<br />

2° de verpachting, de verhuur en de overdracht van huur van uit hun aard<br />

onroerende goederen, met uitzondering van de volgende diensten:<br />

- de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van stalling voor rijtuigen;<br />

- de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van <strong>be</strong>rgruimte voor het opslaan van goederen;<br />

- het verschaffen van gemeu<strong>be</strong>ld logies in hotels, motels en in inrichtingen<br />

waar aan <strong>be</strong>talende gasten onderdak wordt verleend;


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 888<br />

- de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van plaats om te kamperen;<br />

- de onroerende financieringshuur onder de voorwaarden van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 30 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992;<br />

- de verhuur van safeloketten;<br />

- de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van uit hun aard onroerende goederen in het<br />

kader van de exploitatie van havens, <strong>be</strong>vaarbare waterlopen en<br />

vlieghavens.<br />

De leveringen van onroerende goederen (met in<strong>be</strong>grip van de vestiging,<br />

overdracht of wederoverdracht van zakelijke rechten op gebouwen) worden<br />

<strong>be</strong>handeld in hoofdstuk VII, de onroerende verhuur in hoofdstuk III, afdeling 3.<br />

329/2. Contracten voor uitgave (Wetboek, art. 44, § 3, 3°).<br />

De door de auteur of toondichter gesloten contracten voor uitgave van letterkundige<br />

werken of van kunstwerken zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld.<br />

De vrijstelling is afhankelijk van de naleving van de drie volgende voorwaarden:<br />

1° de verrichting moet een contract voor uitgave zijn en de uitgave veronderstelt<br />

dat het werk dat wordt overgedragen of waarop rechten worden verleend<br />

materieel vermenigvuldigd wordt op een aantal duurzame exemplaren, voldoende<br />

om ter <strong>be</strong>schikking van het publiek te worden gesteld;<br />

2° de overeenkomst moet worden gesloten met de auteur of toondichter van het<br />

letterkundig werk of van het kunstwerk; volgens de rechtspraak kunnen echter<br />

alleen natuurlijke personen als letterkundig of artistiek auteur worden aangemerkt<br />

(Beslissing E.T. 13.653 van 1 decem<strong>be</strong>r 1972, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 11,<br />

blz. 207, nr. 366);<br />

3° het contract voor uitgave moet <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op een letterkundig werk of<br />

een kunstwerk. Deze omvatten alle voortbrengselen op het gebied van de<br />

letterkunde, wetenschap en kunst, zoals boeken ongeacht het genre (romans,<br />

technische werken, stripverhalen, boeken waarin illustraties een essentiële<br />

plaats innemen, …), brochures, teksten van persartikels, voordrachten,<br />

toespraken, preken en andere geschriften van die aard, teksten van sketches,<br />

scenario’s en dialogen van theaterstukken en films, romanaanpassingen voor<br />

het toneel en voor het scherm; muzikale composities met of zonder woorden;<br />

de weergave van choreografische werken en de <strong>be</strong>schrijving van pantomimes;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

889 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

dramatische toneelwerken en dramatisch-muzikale werken; cinematografische<br />

en televisuele werken en, meer algemeen, audiovisuele werken (daaronder<br />

<strong>be</strong>grepen rechtstreekse radio- en televisie-uitzendingen, interviews, reclamespots,<br />

muziekclips, videospelletjes, diavoorstellingen); stripverhalen en werken<br />

van teken-, schilder-, bouw-, <strong>be</strong>eldhouw-, graveer- en lithografeerkunst;<br />

fotografische werken; werken van toegepaste kunsten; tekeningen, schetsen,<br />

kaarten en plastische werken met <strong>be</strong>trekking tot aardrijkskunde, topografie,<br />

geschiedenis, bouwkunde, wetenschappen, enz.<br />

Er dient daarentegen geen enkel onderscheid te worden gemaakt voor wat de<br />

wijze van ter<strong>be</strong>schikkingstelling aan het publiek <strong>be</strong>treft, evenals voor wat de<br />

drager <strong>be</strong>treft. Alle technieken komen in aanmerking, zowel papier als digitaal<br />

als internetsites.<br />

Worden niet vrijgesteld:<br />

a) het contract voor uitgave gesloten met een andere persoon dan de auteur of<br />

toondichter, en onder meer het contract tussen twee uitgevers;<br />

b) de overeenkomst waarbij een auteur, een toondichter of een fotograaf zich<br />

ertoe <strong>be</strong>perkt toestemming te verlenen om zijn werk te vermenigvuldigen of uit<br />

te voeren, terwijl de medecontractant niet de verplichting tot publicatie op zich<br />

neemt;<br />

c) de sommen (1) die door de hier te lande gevestigde organisatoren van schouwspelen,<br />

concerten of vermakelijkheden, exploitanten van drankgelegenheden,<br />

dancings of juke-boxes, radio- en televisie-instituten, rechtstreeks of door<br />

<strong>be</strong>middeling van een auteursvereniging <strong>be</strong>taald worden aan auteurs of<br />

componisten voor de vertoning of de uitvoering in het openbaar of voor de<br />

uitzending in het openbaar van een letterkundig, dramatisch, dramaticomuzikaal<br />

of muzikaal werk (z. Aanschr. 142/1971 van 24 septem<strong>be</strong>r 1971);<br />

d) de contracten voor uitgave van letterkundige werken of kunstwerken gesloten<br />

door een rechtspersoon (z. 2°).<br />

(1) De btw verschuldigd over die sommen wordt <strong>be</strong>rekend tegen het tarief van 6 pct. <strong>be</strong>doeld in rubriek XXIX van<br />

ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 890<br />

330. Handelingen van verzekering en herverzekering en van makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs<br />

bij verzekeringen. (Wetboek, art. 44, § 3, 4°).<br />

Op grond van artikel 44, § 3, 4°, van het Wetboek worden van de <strong>be</strong>lasting<br />

vrijgesteld, de handelingen van verzekering en herverzekering, met in<strong>be</strong>grip van de<br />

daarmee samenhangende diensten verricht door makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs, met<br />

uitzondering evenwel van de diensten als schade-expert.<br />

Aangezien sinds 1 januari 1993 de draagwijdte van artikel 18 van het Wetboek werd<br />

uitgebreid waardoor als dienst wordt aangemerkt elke handeling die geen levering<br />

van een goed is, zouden de verzekering en de herverzekering, vóór 1 januari 1993<br />

buiten de werkingssfeer van de btw, bij gebreke van een vrijstelling, sinds<br />

bovengenoemd tijdstip als een <strong>be</strong>lastbare handeling dienen aangemerkt te worden.<br />

Om die reden werden dan ook de verzekering en de herverzekering uitdrukkelijk in<br />

artikel 44, § 3, 4°, van het Wetboek opgenomen.<br />

De diensten van makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs bij verzekeringen en herverzekeringen,<br />

met uitzondering evenwel van de diensten van schade-experts zijn eveneens<br />

vrijgesteld.<br />

Onder diensten door makelaars of lastheb<strong>be</strong>rs bij verzekeringen, als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 44, § 3, 4°, van het Wetboek, wordt verstaan niet alleen de handelingen van<br />

makelaars of lastheb<strong>be</strong>rs in de strikte zin, maar ook de diverse handelingen die<br />

tussenpersonen bij verzekeringen gewoonlijk verrichten bij de normale uitoefening<br />

van hun werkzaamheid van tussenpersoon bij verzekeringen.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige, in de hoedanigheid van makelaar of lastheb<strong>be</strong>r, is<br />

tussengekomen bij het sluiten van een verzekeringscontract, dekt de vrijstelling<br />

voorzien door artikel 44, § 3, 4° van het Wetboek deze handeling van tussenpersoon<br />

maar zij omvat eveneens de handelingen van <strong>be</strong>heer die deze <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

verstrekt en die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op verzekeringscontracten die zijn gesloten of<br />

gewijzigd door zijn tussenkomst en dat gedurende de volledige looptijd van de<br />

des<strong>be</strong>treffende contracten. Deze handelingen kunnen onder meer <strong>be</strong>staan uit de<br />

<strong>be</strong>rekening van het <strong>be</strong>drag van de premies, de incassering van deze premies, de<br />

invordering van de on<strong>be</strong>taalde premies, de tussenkomst in de regeling van<br />

schadegevallen, het onderzoek van de aanpassingen in het contract gevraagd door de<br />

klant of door de maatschappij, enz… Deze vrijstelling is eveneens van toepassing op<br />

de handelingen verricht door de persoon die niet zelf is tussengekomen bij het sluiten<br />

van een verzekeringspolis en vervolgens een “<strong>be</strong>heerstussenpersoon” van deze polis<br />

is geworden door de overname van de gehele of een deel van de<br />

verzekeringsportefeuille van de tussenpersoon inzake verzekeringen, <strong>be</strong>oogd door<br />

artikel 44, § 3, 4°, van het Wetboek, die de polis had gesloten.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

891 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

Behoudens het bijzondere geval van een dergelijke overname van een<br />

verzekeringsportefeuille, genieten de dienstverrichtingen met <strong>be</strong>trekking tot het<br />

<strong>be</strong>heer van verzekeringscontracten de vrijstelling echter niet wanneer ze worden<br />

verstrekt door personen die niet zijn tussengekomen als makelaars of lastheb<strong>be</strong>rs bij<br />

het sluiten van deze contracten, zelfs wanneer ze de hoedanigheid van makelaar of<br />

lastheb<strong>be</strong>r zouden heb<strong>be</strong>n voor hun tussenkomst in andere contracten.<br />

De enige uitzondering op het principe als vermeld in het vorige lid <strong>be</strong>treft de<br />

dienstverrichtingen die kaderen in de opdracht van het regelen van schadegevallen.<br />

Deze laatste kunnen de vrijstelling voorzien ten <strong>be</strong>hoeve van makelaars en<br />

lastheb<strong>be</strong>rs inzake verzekeringen genieten, zelfs wanneer ze worden verstrekt door<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige die niet is tussengekomen bij het sluiten van het contract.<br />

Zo zijn, bij wijze van voor<strong>be</strong>eld, in het kader van bijstandscontracten, de Belgische<br />

verzekeringsmaatschappijen genoopt <strong>be</strong>roep te doen op buitenlandse correspondenten<br />

voor de regeling van schadegevallen waarvan hun verzekerden in het<br />

buitenland slachtoffer zijn (organisatie van het slepen of herstel van het voertuig,<br />

organisatie van de repatriëring van de passagiers,…). A contrario kunnen de<br />

Belgische verzekeringsmaatschappijen eveneens optreden als correspondent voor<br />

rekening van een buitenlandse maatschappij en tussenkomen in het regelen van<br />

schadegevallen die zich voordoen op Belgische bodem. In deze twee gevallen<br />

kunnen de <strong>be</strong>dragen die worden gevraagd als tegenprestatie voor hun tussenkomst bij<br />

het regelen van schadegevallen (de tussenkomst vindt plaats in België overeenkomstig<br />

artikel 21, § 2, (nieuw) van het Wetboek) - ongeacht of het land-, maritieme<br />

of luchtvaartverzekeringen <strong>be</strong>treft - de vrijstelling genieten die van toepassing is op<br />

de handelingen verricht door tussenpersonen inzake verzekeringen.<br />

Het is daarentegen logisch dat ingeval de handelingen verricht door derden in het<br />

kader van het regelen van schadegevallen (expertise, herstelling, slepen, repatriëring,<br />

enz …) door deze correspondenten zouden worden doorgefactureerd aan de<br />

verzekeringsmaatschappijen op grond van de artikelen 13 en 20 van het Wetboek,<br />

deze correspondenten de vrijstelling niet genieten en gehouden zijn voor deze<br />

doorgefactureerde handelingen hun eigen regeling toe te passen.<br />

Dit geldt eveneens voor handelingen van correspondenten of vertegenwoordigers die<br />

<strong>be</strong>staan in het <strong>be</strong>heer en het regelen van klachten met <strong>be</strong>trekking tot ongevallen van<br />

voertuigen in het kader van vertegenwoordigingsovereenkomsten, gewoonlijk<br />

“groene kaart” of “4 de richtlijn” genoemd.<br />

Personen die <strong>be</strong>last zijn met het regelen van schadegevallen kunnen zich evenwel<br />

<strong>be</strong>roepen op de <strong>be</strong>palingen van het arrest Arthur Andersen van het Hof van Justitie<br />

van de Europese Unie (z. arrest H.v.J. 3 maart 2005, zaak C-472/03). Deze personen


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 892<br />

kunnen dan opteren voor het <strong>be</strong>lasten van de handelingen die ze verrichten in dit<br />

kader. Deze optie is definitief, voor het geheel van de dienstverrichtingen bij het<br />

regelen van schadegevallen (Beslissing E.T. 103.851/3 van 20 januari 2007).<br />

Ofschoon de schade-expertise van de vrijstelling is uitgesloten, zijn de diensten<br />

verricht door personen <strong>be</strong>last met de eigenlijke schaderegelingen inzake verzekeringen,<br />

zoals averijcommissarissen en dispacheurs, daarentegen wel van de<br />

<strong>be</strong>lasting vrijgesteld.<br />

Opdat de vrijstelling van toepassing zou zijn, moeten de tussenpersonen (makelaars,<br />

lastheb<strong>be</strong>rs of experten) <strong>be</strong>middelen op het gebied van de verzekeringen gesloten<br />

door <strong>be</strong>roepsverzekeraars. Onder verzekeringen worden verstaan de diverse<br />

handelingen die onderworpen zijn aan de taks gevestigd bij de artikelen 173 tot 183<br />

van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen, daaronder <strong>be</strong>grepen de<br />

overeenkomsten van lijfrente of tijdelijke rente en de vrijgestelde verzekeringen,<br />

zoals de contracten van herverzekering en de cascoverzekeringen. Die overeenkomsten<br />

moeten bovendien worden gesloten met een <strong>be</strong>roepsverzekeraar, wat<br />

veronderstelt dat de verzekeraar een onderneming is die technisch georganiseerd is<br />

om een geheel van risico's te compenseren volgens de wetten van de statistiek.<br />

De regeling met <strong>be</strong>trekking tot de tussenpersonen bij verzekeringen en de schadeexperts<br />

bij verzekeringen wordt uitvoerig toegelicht in de aanschrijving nr. 10/1979.<br />

330/2. Kredietverrichtingen, <strong>be</strong>middeling bij en <strong>be</strong>heer van kredieten. (Wetboek,<br />

art. 44, § 3, 5°).<br />

Op grond van artikel 44, § 3, 5°, van het Wetboek worden de verlening van kredieten<br />

en <strong>be</strong>middeling inzake kredieten, alsmede het <strong>be</strong>heer van kredieten door degene die<br />

ze heeft verleend van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld.<br />

Voor een toelichting op deze vrijstelling wordt verwezen naar hoofdstuk III<br />

"Diensten".<br />

Waar vóór 1 januari 1993 het <strong>be</strong>heer van kredieten door degene die ze heeft verleend<br />

als een aan de kredietverrichting inherente dienst werd <strong>be</strong>schouwd en als zodanig<br />

eveneens van de <strong>be</strong>lasting was vrijgesteld, wordt <strong>be</strong>doeld <strong>be</strong>heer thans uitdrukkelijk<br />

in de vrijstellings<strong>be</strong>paling opgenomen.<br />

Op te merken valt evenwel dat wanneer het <strong>be</strong>heer van kredieten toevertrouwd wordt<br />

aan een derde, de onderhavige vrijstelling ten aanzien van dat <strong>be</strong>heer niet geldt.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

893 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

De commissielonen die door vennootschappen gespecialiseerd in het uitgeven van<br />

kredietkaarten worden verrekend met de <strong>be</strong>dragen <strong>be</strong>taald aan de aangesloten<br />

handelaars, <strong>be</strong>treffen de vergoeding van diensten verricht ten bate van die handelaars<br />

en zijn, als tegenprestaties van door artikel 44, § 3, 5°, van het Wetboek vrijgestelde<br />

kredietverrichtingen, niet aan de btw onderworpen (z. Parl. Vr. nr. 1099 dd. 20 mei<br />

1994 van de H. Volksvertegenwoordiger de Clippele en Parl. Vr. nr. 1222<br />

dd. 21 septem<strong>be</strong>r 1994 van de H. Volksvertegenwoordiger Reynders, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 111 blz. 1236-1237 en blz. 1280-1282).<br />

330/3. Zekerheids- en garantieverbintenissen bij een <strong>be</strong>heer van kredietverrichtingen.<br />

(Wetboek, art. 44, § 3, 6°).<br />

Op grond van artikel 44, § 3, 6°, van het Wetboek zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld<br />

het <strong>be</strong>middelen bij en het aangaan van verplichtingen, borgtochten en andere<br />

zekerheids- en garantieverbintenissen, alsmede het <strong>be</strong>heer van kredietgaranties door<br />

degene die het krediet heeft verleend.<br />

De terzake <strong>be</strong>doelde zekerheids- en garantieverbintenissen met in<strong>be</strong>grip van de<br />

borgtocht zijn overeenkomsten waarbij inzonderheid een derde de verbintenis van de<br />

schuldenaar onder diverse vormen waarborgt tegenover de schuldeiser.<br />

Voor een toelichting op deze vrijstelling wordt verwezen naar hoofdstuk III<br />

"Diensten".<br />

330/4. Bepaalde bank- en financiële verrichtingen. (Wetboek, art. 44, § 3, 7°).<br />

Op grond van artikel 44, § 3, 7°, van het Wetboek zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld de<br />

handelingen, <strong>be</strong>middeling daaronder <strong>be</strong>grepen, <strong>be</strong>treffende deposito's, rekeningcourant-verkeer,<br />

schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren met<br />

uitzondering van de invordering van schuldvorderingen.<br />

Voor een toelichting op deze vrijstelling wordt verwezen naar hoofdstuk III<br />

"Diensten".<br />

De aandacht wordt erop gevestigd dat de diensten van makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs bij<br />

voornoemde handelingen eveneens van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 894<br />

331. Betalings- en ontvangstverrichtingen. (Wetboek, art. 44, § 3, 8°).<br />

Op grond van artikel 44, § 3, 8°, van het Wetboek zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld de<br />

<strong>be</strong>talings- en ontvangstverrichtingen, <strong>be</strong>middeling daaronder <strong>be</strong>grepen, met uitzondering<br />

van de invordering van schuldvorderingen.<br />

De dienstverrichter kan, onder de voorwaarden gesteld door of vanwege de Minister<br />

van Financiën, kiezen voor het <strong>be</strong>lasten ervan. De voorwaarden voor het uitoefenen<br />

van deze keuze zijn <strong>be</strong>paald in aanschrijving nr. 18/1979 van 26 okto<strong>be</strong>r 1979. De<br />

keuze voor het <strong>be</strong>lasten ervan is onherroepelijk en ze geldt ten aanzien van alle<br />

<strong>be</strong>talings- en ontvangstverrichtingen die door de <strong>be</strong>lastingplichtige worden gedaan.<br />

De hier <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>talings- en ontvangstverrichtingen zijn deze die vóór 1 januari<br />

1978 binnen de werkingssfeer van de btw vielen, evenwel zonder vrijgesteld te zijn.<br />

Het gaat niet alleen om de verrichtingen waarbij iemand zich voor rekening van een<br />

ander <strong>be</strong>last met het doen van een <strong>be</strong>taling, maar ook om deze waarbij iemand een<br />

geldsom voor rekening van een ander int; die inning kan inzonderheid <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>n op handelspapieren, op coupons en terug<strong>be</strong>taalbare effecten, op ontvangst<strong>be</strong>wijzen<br />

of op facturen.<br />

Wanneer het niet gaat om het innen zonder meer, bijvoor<strong>be</strong>eld wanneer dwang moet<br />

worden uitgeoefend om <strong>be</strong>taling te <strong>be</strong>komen, gaat het om de invordering van een<br />

schuldvordering. Deze dienst wordt door dezelfde <strong>be</strong>paling van de vrijstelling<br />

uitgesloten.<br />

Voor een toelichting inzake deze vrijstelling wordt verwezen naar hoofdstuk III<br />

"Diensten".<br />

Hoewel het keuzerecht met <strong>be</strong>trekking tot de diensten van makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs<br />

bij <strong>be</strong>talings- en ontvangstverrichtingen niet uitdrukkelijk uit voornoemde <strong>be</strong>paling<br />

blijkt, aanvaardt de Administratie dat ook makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs kunnen kiezen<br />

voor het <strong>be</strong>lasten van <strong>be</strong>doelde verrichtingen.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige heeft gekozen voor het <strong>be</strong>lasten ervan overeenkomstig<br />

aanschrijving nr. 18/1979 van 26 okto<strong>be</strong>r 1979, kan hij de btw geheven van de<br />

goederen en diensten die hij gebruikt voor de hier <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>talings- en<br />

ontvangstverrichtingen volgens de gewone regels in aftrek brengen zelfs wanneer de<br />

plaats van de dienst die is waar de afnemer is gevestigd (z. Wetboek, art. 45, § 1, 1°<br />

tot 3°).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

895 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

332. Handelingen <strong>be</strong>treffende deviezen, bankbiljetten en munten die wettig<br />

<strong>be</strong>taalmiddel zijn. (Wetboek, art. 44, § 3, 9°).<br />

Op grond van artikel 44, § 3, 9°, van het Wetboek zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld,<br />

de handelingen, <strong>be</strong>middeling daaronder <strong>be</strong>grepen, <strong>be</strong>treffende deviezen, bankbiljetten<br />

en munten die wettig <strong>be</strong>taalmiddel zijn, met uitzondering van munten en<br />

biljetten die als verzamelobject worden <strong>be</strong>schouwd; als zodanig worden <strong>be</strong>schouwd<br />

gouden, zilveren of uit een ander metaal geslagen munten, alsmede biljetten die<br />

normaliter niet als wettig <strong>be</strong>taalmiddel worden gebruikt of die een numismatische<br />

waarde heb<strong>be</strong>n.<br />

Voor een toelichting op deze vrijstelling wordt verwezen naar hoofdstuk III<br />

"Diensten".<br />

De diensten van makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs bij voornoemde handelingen zijn eveneens<br />

van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld.<br />

Van de vrijstelling worden uitgesloten de handelingen met <strong>be</strong>trekking tot munten en<br />

biljetten die niet als <strong>be</strong>taalmiddel worden gebruikt. Zijn bijgevolg <strong>be</strong>lastbaar de<br />

handelingen, <strong>be</strong>middeling daaronder <strong>be</strong>grepen, met <strong>be</strong>trekking tot gouden, zilveren<br />

of uit een ander metaal geslagen munten, alsmede biljetten die normaal niet als<br />

<strong>be</strong>taalmiddel worden gebruikt of die weliswaar nog als <strong>be</strong>taalmiddel kunnen worden<br />

gebruikt maar vanuit numismatisch oogpunt worden verhandeld. Er wordt opgemerkt<br />

dat de overdracht van munten en bankbiljetten die geen wettig <strong>be</strong>taalmiddel zijn of<br />

die vanuit numismatisch oogpunt worden verhandeld wordt <strong>be</strong>schouwd als de<br />

levering van een goed als <strong>be</strong>doeld in artikel 10 van het Wetboek.<br />

332/2. Handelingen, <strong>be</strong>middeling daaronder <strong>be</strong>grepen, inzake effecten. (Wetboek,<br />

art. 44, § 3, 10°).<br />

Op grond van artikel 44, § 3, 10°, van het Wetboek zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld<br />

de handelingen, <strong>be</strong>middeling daaronder <strong>be</strong>grepen, uitgezonderd <strong>be</strong>waring en <strong>be</strong>heer,<br />

inzake aandelen, deelnemingen in vennootschappen of verenigingen, obligaties en<br />

andere waardepapieren, met uitsluiting van documenten die goederen vertegenwoordigen.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 896<br />

De onderhavige vrijstelling <strong>be</strong>oogt inzonderheid de verkoop, de aankoop, de<br />

ontlening of verbruiklening (ook bondlending of stock-lending genoemd) van welke<br />

effecten ook die geen goederen vertegenwoordigen. De diensten van makelaars en<br />

lastheb<strong>be</strong>rs bij bovengenoemde handelingen zijn op grond van dezelfde <strong>be</strong>paling<br />

eveneens van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld.<br />

De diensten inzake <strong>be</strong>waring en <strong>be</strong>heer van effecten en meer algemeen van<br />

waardepapieren die geen goederen vertegenwoordigen zijn op grond van artikel 18<br />

van het Wetboek <strong>be</strong>lastbaar.<br />

De bovengenoemde vrijstelling geldt ook niet ten aanzien van handelingen,<br />

<strong>be</strong>middeling daaronder <strong>be</strong>grepen, met <strong>be</strong>trekking tot documenten (bv. warrantceel)<br />

die goederen vertegenwoordigen. Deze uitzonderings<strong>be</strong>paling steunt op de omstandigheid<br />

dat de <strong>be</strong>oogde handelingen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op lichamelijke goederen om<br />

reden dat het document geen andere waarde kan heb<strong>be</strong>n dan die van de goederen die<br />

het vertegenwoordigt. De in deze <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>doelde handelingen kunnen dan ook<br />

slechts <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de lichamelijke goederen zodat de toepasselijke btwregeling<br />

dan ook in functie van de handelingen met <strong>be</strong>trekking tot die goederen moet<br />

worden <strong>be</strong>paald.<br />

332/3. Handelingen verricht door instellingen voor collectieve <strong>be</strong>legging. (Wetboek,<br />

art. 44, § 3, 11°).<br />

Op grond van artikel 44, § 3, 11°, van het Wetboek zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld<br />

het <strong>be</strong>heer van de instellingen voor collectieve <strong>be</strong>legging <strong>be</strong>doeld in de wet van<br />

20 juli 2004 <strong>be</strong>treffende <strong>be</strong>paalde vormen van collectief <strong>be</strong>heer van <strong>be</strong>leggingsportefeuilles<br />

en de organismen voor de financiering van pensioenen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 8 van de wet van 27 okto<strong>be</strong>r 2006 <strong>be</strong>treffende het toezicht op de instellingen<br />

voor <strong>be</strong>drijfspensioenvoorziening.<br />

De vrijstelling geldt voor het <strong>be</strong>heer van de instellingen voor collectieve <strong>be</strong>legging.<br />

De hiervoor <strong>be</strong>oogde instellingen voor collectieve <strong>be</strong>legging zijn:<br />

- het gemeenschappelijk <strong>be</strong>leggingsfonds, met veranderlijk of vast aantal<br />

aandelen en <strong>be</strong>heerd door een <strong>be</strong>heersvennootschap;<br />

- de <strong>be</strong>leggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal (BEVEK);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

897 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

- de <strong>be</strong>leggingsvennootschap met vast kapitaal (BEVAK) (z. Parl. Vr. nr. 614<br />

dd. 22 juni 1993 van de H. Volksvertegenwoordiger de Clippele, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 107, blz. 142-144);<br />

- vennootschap voor <strong>be</strong>legging in schuldvorderingen (VBS).<br />

Instellingen voor collectieve <strong>be</strong>legging naar buitenlands recht worden eveneens<br />

<strong>be</strong>doeld, wanneer de rechten van deelneming worden verhandeld in België.<br />

Bovengenoemde vrijstelling geldt eveneens ten aanzien van de <strong>be</strong>stuursvergoedingen<br />

die door bovengenoemde instellingen voor collectieve <strong>be</strong>legging worden toegekend<br />

aan instellingen (bv. banken) die als <strong>be</strong>stuurder voor eerstgenoemde instellingen<br />

optreden evenals ten aanzien van de bijkomende diensten (bv. <strong>be</strong>leggingsadvies) die<br />

genoemde <strong>be</strong>stuurders in die hoedanigheid voor dezelfde instellingen verrichten.<br />

Anderzijds geldt die vrijstelling niet ten aanzien van de diensten die worden verleend<br />

aan de <strong>be</strong>stuurder van een vennootschap voor <strong>be</strong>legging van schuldvorderingen door<br />

de cedent als ontvanger en <strong>be</strong>waarder van de overgedragen schuldvordering. De aan<br />

laatstgenoemde verleende vergoedingen voor die diensten kunnen immers niet<br />

worden <strong>be</strong>schouwd als <strong>be</strong>heersvergoedingen die de vrijstelling genieten in de zin van<br />

artikel 44, § 3, 11°, van het Wetboek, maar zijn wel aan te merken als de<br />

tegenprestatie van handelingen die van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld krachtens<br />

artikel 44, § 3, 7° en 8°, van voornoemd Wetboek.<br />

Er wordt in dit verband opgemerkt dat de cedent die zich <strong>be</strong>perkt tot de hiervoor<br />

vermelde ontvangstverrichting geen diensten inzake invordering van schuldvorderingen<br />

verricht.<br />

De vrijstelling geldt ook voor het <strong>be</strong>heer van de organismen voor de financiering van<br />

pensioenen <strong>be</strong>doeld in artikel 8 van de wet van 27 okto<strong>be</strong>r 2006 <strong>be</strong>treffende het<br />

toezicht op de instellingen voor <strong>be</strong>drijfspensioenvoorziening.<br />

332/4. Postzegels, fiscale zegels en andere soortgelijke zegels. (Wetboek, art. 44, § 3,<br />

12°).<br />

Op grond van artikel 44, § 3, 12°, van het Wetboek zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld,<br />

de leveringen tegen de nominale waarde, van postzegels die frankeerwaarde heb<strong>be</strong>n<br />

in het binnenland, fiscale zegels en andere soortgelijke zegels.


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 898<br />

Ten aanzien van de levering van postzegels is de <strong>be</strong>lasting niet verschuldigd als de<br />

volgende voorwaarden samen vervuld zijn; de postzegels moeten:<br />

- een frankeerwaarde heb<strong>be</strong>n; dit komt er op neer dat de postzegels<br />

ongestempeld zijn;<br />

- hier te lande geldig zijn;<br />

- verkocht worden tegen een prijs gelijk aan de faciale waarde.<br />

Wanneer bijgevolg één van de hiervoor vermelde voorwaarden niet is vervuld, is in<br />

de regel de levering van postzegels in het kader van een economische activiteit<br />

<strong>be</strong>lastbaar (bv. verkoop door een postzegelhandelaar) als de levering van een goed<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 10 van het Wetboek.<br />

332/5/1. Weddenschappen, loterijen en andere kans- en geldspelen (Wetboek, art. 44,<br />

§ 3, 13°).<br />

Op grond van artikel 44, § 3, 13°, van het Wetboek zijn van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld,<br />

de weddenschappen, loterijen en andere kans- en geldspelen, met inachtneming van<br />

de door de Koning vastgestelde voorwaarden en <strong>be</strong>perkingen.<br />

Voor nadere toelichting inzake deze vrijstelling wordt verwezen naar het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 45 van 14 april 1993 en de aanschrijving nr. 6/1994.<br />

332/5/2. Diensten verricht door openbare postdiensten (Wetboek, art. 44, § 3, 14°).<br />

Overeenkomstig artikel 44, § 3, 14°, van het Wetboek zijn vrijgesteld de diensten en<br />

de leveringen van goederen bijkomstig bij deze diensten verricht door de openbare<br />

postdiensten, wanneer het diensten <strong>be</strong>treft vermeld in artikel 131, 1°, van de wet van<br />

21 maart 1991 <strong>be</strong>treffende de hervorming van sommige economische overheids<strong>be</strong>drijven.<br />

Onder het <strong>be</strong>grip "openbare postdiensten" in de zin van het Wetboek dienen te<br />

worden verstaan de postdiensten die aan de leverancier van de universele postdienst<br />

worden toevertrouwd. In België is bpost voor het ogenblik de enige leverancier van<br />

de universele postdienst.<br />

(1 februari 2012)


332/6. Inleiding.<br />

(1 februari 2012)<br />

899 "HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen"<br />

Afdeling 4. - Bijzondere regeling voor <strong>be</strong>leggingsgoud<br />

(Btw-Wetboek, artikel 44bis).<br />

Sinds januari 2000 heeft artikel 44bis van het Btw-Wetboek een bijzondere regeling<br />

ingesteld voor <strong>be</strong>leggingsgoud.<br />

Sinds het ontstaan van de bijzondere regeling op <strong>be</strong>leggingsgoud verschilde het<br />

stelsel van de ene Lidstaat tot de andere.<br />

Met het oog op de harmonisering van de Europese interne markt, heb<strong>be</strong>n de<br />

instellingen van de Europese Unie onlangs de richtlijn nr. 98/80/EG van de Raad van<br />

12 okto<strong>be</strong>r 1998 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde en tot wijziging van richtlijn nr. 77/388/EEG - bijzondere<br />

regeling voor <strong>be</strong>leggingsgoud (P.B. E.G. nr. L 281 van 17 okto<strong>be</strong>r 1998) aangenomen.<br />

Deze richtlijn wijzigt geenszins de btw-regeling van toepassing op ander goud dan<br />

<strong>be</strong>leggingsgoud. On<strong>be</strong>werkt goud, goud als halffabrikaat of goud onder de vorm van<br />

een eindproduct, <strong>be</strong>stemd voor industriële of commerciële doeleinden, sieraden,<br />

juwelen of goudsmidswerk en verzamelobjecten die een numismatisch <strong>be</strong>lang<br />

heb<strong>be</strong>n, blijven dus in de regel onderworpen aan de normale btw-reglementering.<br />

Drie koninklijke <strong>be</strong>sluiten van 30 decem<strong>be</strong>r 1999 (Belgisch Staatsblad van<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1999) zetten de <strong>be</strong>palingen van deze richtlijn om in het Belgisch Btw-<br />

Wetboek met inwerkingtreding vanaf 1 januari 2000.<br />

De aangebrachte wijzigingen aan deze koninklijke <strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>staan voornamelijk:<br />

- uit de invoering van een bijzondere regeling van toepassing op de levering, de<br />

intracommunautaire verwerving en de invoer van <strong>be</strong>leggingsgoud en voor<br />

diensten van tussenpersonen die niet handelen onder de voorwaarden van<br />

artikel 13, § 2 van het Wetboek en <strong>be</strong>middelen bij zulke handelingen;<br />

- uit de invoering van een regeling van verlegging van heffing van toepassing op<br />

<strong>be</strong>paalde leveringen van goud, waaronder deze van <strong>be</strong>leggingsgoud;


"HOOFDSTUK X: Eigenlijke vrijstellingen" 900<br />

- uit de invoering van de verplichting tot uitreiking van een factuur voor de<br />

leveringen van <strong>be</strong>leggingsgoud voor een <strong>be</strong>drag hoger dan 2.500 EUR;<br />

- uit de afschaffing van het verlaagd tarief van 1 pct. van toepassing op goud dat<br />

als <strong>be</strong>leggingsobject wordt gebruikt.<br />

Het is evenwel van <strong>be</strong>lang te <strong>be</strong>nadrukken dat de bijzondere regeling vreemd blijft<br />

aan de handelingen die door een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige worden<br />

verricht en die buiten de Gemeenschap plaatsvinden. Die handelingen worden<br />

derhalve aangemerkt als <strong>be</strong>lastbaar en blijven dus onderworpen aan de normale<br />

regels (meer in het bijzonder wat het recht op aftrek <strong>be</strong>treft).<br />

332/7. Beginselen van de bijzondere regeling voor <strong>be</strong>leggingsgoud (artikel 44bis van<br />

het Btw-Wetboek).<br />

De nieuwe regeling voor <strong>be</strong>leggingsgoud <strong>be</strong>staat uit twee delen:<br />

- de algemene regel die <strong>be</strong>staat uit een vrijstelling voor de leveringen, de<br />

intracommunautaire verwervingen en de invoeren van <strong>be</strong>leggingsgoud alsook<br />

voor de diensten van tussenpersonen die niet handelen onder de voorwaarden<br />

van artikel 13, § 2, van het Btw-Wetboek en <strong>be</strong>middelen bij zulke handelingen.<br />

De vrijstellingsregeling gaat gepaard met een bijzonder en <strong>be</strong>perkt recht op<br />

aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting (zie hoofdstuk XI - De aftrek);<br />

- een afwijking waarbij aan <strong>be</strong>paalde handelaars wordt toegelaten om onder<br />

<strong>be</strong>paalde voorwaarden te opteren voor de normale regeling van <strong>be</strong>lastingheffing.<br />

De uitoefening van deze optie houdt de terugkeer in naar de gewone<br />

regels inzake aftrek van btw.<br />

Voor verdere toelichting <strong>be</strong>treffende deze bijzondere regeling, wordt er verwezen<br />

naar de aanschrijving nr. 3/2000 van 12 okto<strong>be</strong>r 2000.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

901 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

HOOFDSTUK XI<br />

AFTREK VAN VOORBELASTING<br />

Eerste afdeling. - Algemene <strong>be</strong>ginselen.<br />

333. Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting, hoofdkenmerk van de btw.<br />

De btw onderscheidt zich voornamelijk van de met het zegel gelijkgestelde taksen<br />

door het aftrekmechanisme "<strong>be</strong>lasting van <strong>be</strong>lasting". De automatische werking van<br />

dat mechanisme doet het cumulatief effect teniet van de heffing van een <strong>be</strong>lasting op<br />

iedere juridische handeling.<br />

De <strong>be</strong>lasting verschuldigd door een <strong>be</strong>lastingplichtige ter zake van de door hem<br />

verrichte leveringen en diensten wordt namelijk door hem niet integraal aan de Staat<br />

gestort. Hij brengt vooraf de <strong>be</strong>lasting in aftrek die de <strong>be</strong>drijfsuitgaven <strong>be</strong>zwaart,<br />

welke werden verricht voor de economische activiteit waaruit de <strong>be</strong>lastingplicht<br />

volgt.<br />

Iedere <strong>be</strong>lastingplichtige is dus slechts een <strong>be</strong>lastingontvanger in de schakel van de<br />

keten waar hij zich <strong>be</strong>vindt, voor zover, welteverstaan, diens uitgaande handelingen<br />

(leveringen of diensten) de vrijstellingen waarin voorzien in artikel 44 van het<br />

Wetboek, niet genieten. Door van zijn medecontractanten de <strong>be</strong>lasting te eisen, die<br />

verschuldigd is van de door hem geleverde goederen en verleende diensten,<br />

recupereert hij, eensdeels, de <strong>be</strong>lasting die de door hem voor de doeleinden van zijn<br />

economische activiteit ontvangen goederen en diensten <strong>be</strong>zwaart en, anderdeels, de<br />

<strong>be</strong>lasting die hij, na toepassing van de aftrek aan de Staat heeft <strong>be</strong>taald. De btw wordt<br />

pas definitief door de Staat verworven wanneer het goed of de dienst geleverd wordt<br />

aan iemand die geen voor<strong>be</strong>lasting mag aftrekken. Aangezien dit in de regel een<br />

eindverbruiker is, <strong>be</strong>zwaart de btw doorgaans de uiteindelijke prijs van het goed of<br />

van de dienst bij de levering ervan in de consumptieve sfeer.<br />

Niettegenstaande de met de aftrek noodzakelijk samengaande gefractioneerde<br />

<strong>be</strong>talingen verliest de btw daardoor niet het kenmerk van een eenmaal verschuldigde<br />

verbruiks<strong>be</strong>lasting.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 902<br />

334. Alleen <strong>be</strong>lastingplichtigen, niet vrijgesteld door artikel 44, heb<strong>be</strong>n recht op<br />

aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

Recht op aftrek <strong>be</strong>staat in principe uitsluitend bij een <strong>be</strong>lastingplichtige waarvan de<br />

uitgaande handelingen (het resultaat van de economische activiteit) niet vallen onder<br />

de vrijstellingen <strong>be</strong>oogd in artikel 44. Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting is derhalve toepasselijk<br />

op degene die, in de uitoefening van zijn economische activiteit, geregeld en<br />

zelfstandig, met of zonder winstoogmerk, hoofdzakelijk of aanvullend, leveringen<br />

van goederen of diensten verricht <strong>be</strong>doeld in het Btw-Wetboek (Wetboek, art. 4). Dat<br />

is het geval voor:<br />

1° het leveren van goederen en het verstrekken van diensten die onderworpen zijn<br />

aan de <strong>be</strong>lasting;<br />

2° het leveren van goederen en het verstrekken van diensten die van de btw zijn<br />

vrijgesteld krachtens de artikelen 39 tot 42 van het Wetboek;<br />

3° het leveren van goederen en het verstrekken van diensten die niet onderworpen<br />

zijn aan de <strong>be</strong>lasting omdat ze buiten België worden verricht, doch waarvoor<br />

recht op aftrek zou ontstaan indien zij in België zouden plaatsvinden.<br />

Ieder die, in de uitoefening van zijn economische activiteit, uitsluitend handelingen<br />

verricht <strong>be</strong>doeld in 1° tot 3° hierboven, is een volledige <strong>be</strong>lastingplichtige of<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige met volledig recht op aftrek. Deze persoon kan, in de regel, de<br />

volledige aftrek verrichten van de btw die van zijn <strong>be</strong>roepsuitgaven werd geheven<br />

(z. Wetboek, art. 45, § 1, 1° tot 3°).<br />

Hoewel de navolgende personen volgens de definitie van <strong>be</strong>lastingplichtige wel die<br />

hoedanigheid heb<strong>be</strong>n, kunnen zij evenwel geen recht op aftrek laten gelden. Het gaat<br />

om de <strong>be</strong>lastingplichtigen zonder recht op aftrek. Dit zijn degenen die leveringen of<br />

diensten verrichten die krachtens artikel 44 van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting zijn<br />

vrijgesteld. Dit is het geval voor degenen die onder de voorwaarden van artikel 4<br />

bijv. overdrachten van waarden en geld; verkopen van oude gebouwen, verhuringen<br />

van gebouwen, diensten van geneeskundige verzorging en paramedische verzorging<br />

welke zijn opgenomen in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen<br />

inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering verrichten. Dit is ook het geval<br />

voor de prestaties van advocaten, het verstrekken van onderwijs door erkende<br />

onderwijsinstellingen, diensten van verzekering, enz.<br />

De navolgende personen zijn daarentegen geen <strong>be</strong>lastingplichtigen en kunnen<br />

uiteraard geen voor<strong>be</strong>lasting in aftrek brengen:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

903 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

1° de publiekrechtelijke lichamen die handelen onder de voorwaarden van niet<strong>be</strong>lastingplicht<br />

<strong>be</strong>paald in artikel 6 van het Wetboek;<br />

2° degenen die slechts toevallig in het Wetboek <strong>be</strong>doelde handelingen verrichten<br />

of die hun werkzaamheid uitoefenen in een band van ondergeschiktheid (bijv.<br />

ar<strong>be</strong>idscontract voor <strong>be</strong>dienden of ar<strong>be</strong>iders);<br />

3° degenen die handelingen verrichten die niet <strong>be</strong>doeld zijn in het Wetboek, of<br />

handelingen buiten de werkingssfeer (bijv. holdings).<br />

Een zelfde persoon kan derhalve, in de uitoefening van zijn economische activiteit,<br />

tegelijk:<br />

- handelingen verrichten die hem aanspraak op aftrek geven;<br />

- handelingen verrichten die hem elke aanspraak op aftrek ontnemen (niet aan de<br />

btw onderworpen handelingen of aan de btw onderworpen handelingen, maar<br />

vrijgesteld door artikel 44 van het Wetboek).<br />

Die persoon, gedeeltelijke <strong>be</strong>lastingplichtige (verrichten van handelingen die recht<br />

op aftrek verlenen evenals niet aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen handelingen) of<br />

gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige (verrichten van handelingen die recht op aftrek verlenen<br />

evenals door het Wetboek <strong>be</strong>oogde handelingen maar vrijgesteld door artikel 44 van<br />

het Wetboek) kan de btw geheven van zijn uitgaven die worden gedaan in het kader<br />

van zijn economische activiteit slechts gedeeltelijk aftrekken door in <strong>be</strong>ginsel de<br />

regel van het verhoudingsgetal of prorataregel toe te passen (z. nrs. 411 tot 419) of,<br />

in afwijking van deze regel, deze van het werkelijk gebruik van de goederen en<br />

diensten (z. nrs. 420 tot 424).<br />

334/2. Regeling voor sommige verzekerings- of financiële verrichtingen.<br />

Overeenkomstig artikel 45, § 1, 4° en 5°, van het Wetboek, kan de voor<strong>be</strong>lasting<br />

eveneens in aftrek worden gebracht wanneer de handelingen (aankoop van goederen,<br />

invoeren, intracommunautaire verwervingen en de daarmee gelijkgestelde handelingen,<br />

ontvangen diensten) waarvan ze werd geheven, gebruikt worden voor het<br />

verrichten van:<br />

1° handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 4° tot 10° (handelingen van verzekering<br />

en herverzekering, kredietverrichtingen, andere vrijgestelde bank- en financiële<br />

verrichtingen, handelingen <strong>be</strong>treffende deviezen, handelingen, uitgezonderd<br />

<strong>be</strong>waring en <strong>be</strong>heer, m.b.t. waardepapieren), telkens wanneer de mede


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 904<br />

contractant buiten de Europese Gemeenschap is gevestigd, of de genoemde<br />

handelingen, volgens door of vanwege de Minister van Financiën te <strong>be</strong>palen<br />

voorwaarden, rechtstreeks samenhangen met goederen die <strong>be</strong>stemd zijn om te<br />

worden uitgevoerd naar een land buiten die Gemeenschap;<br />

2° diensten als makelaar of lastheb<strong>be</strong>r bij in 1° <strong>be</strong>doelde handelingen.<br />

Afgezien van een eventuele keuze voor het <strong>be</strong>lasten met btw van de <strong>be</strong>talings- en<br />

ontvangstverrichtingen (z. nr. 331), <strong>be</strong>treft het handelingen die van de btw zijn<br />

vrijgesteld krachtens artikel 44, § 3, van het Wetboek.<br />

Hoewel degenen die deze handelingen verrichten derhalve in de regel geen btw<br />

verschuldigd zijn, heb<strong>be</strong>n zij toch, in <strong>be</strong>perkte mate, een recht op aftrek van de hun<br />

aangerekende btw.<br />

Sinds 1 januari 1993 wordt deze recuperatie verricht door middel van een aftrek in de<br />

periodieke aangifte (en niet meer bij wijze van teruggaaf), aangezien <strong>be</strong>doelde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen vanaf genoemde datum, zoals elke andere <strong>be</strong>lastingplichtige met<br />

recht op aftrek, periodieke aangiften moeten indienen (z. Wetboek, art. 53, 3°).<br />

334/3. Toestand van de in het buitenland gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige ten aanzien van<br />

het recht op aftrek.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die hier te lande geen vaste inrichting noch aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger heeft en die in België niet <strong>be</strong>schikt over een rechtstreekse<br />

identificatie kan, bij wijze van teruggaaf, de <strong>be</strong>lasting geheven van de aan hem<br />

geleverde goederen en verleende diensten en van de door hem gedane intracommunautaire<br />

verwervingen, de daarmee gelijkgestelde handelingen en invoeren<br />

recupereren in de mate waarin de <strong>BTW</strong> aftrekbaar is overeenkomstig de artikelen 45<br />

tot 48 van het Wetboek (z. aanschr. 4/1988 van 24.02.1988 en circulaire AFZ Nr. 20/<br />

2009 van 22.12.2009 - zie ook nr. 523/2).<br />

Voornoemde circulaire 20/2009 <strong>be</strong>paalt tevens de modaliteiten van de nieuwe<br />

procedure van teruggaaf, voor de in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen, van de<br />

btw die als voor<strong>be</strong>lasting in een andere Lidstaat werd aangerekend.<br />

(1 februari 2012)


334/4. Bijzondere regeling voor <strong>be</strong>leggingsgoud.<br />

(1 februari 2012)<br />

905 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

De bijzondere regeling voor <strong>be</strong>leggingsgoud die vanaf 1 januari 2000 van toepassing<br />

is <strong>be</strong>staat uit 2 delen:<br />

- de algemene regel die <strong>be</strong>staat in een vrijstelling (artikel 44bis, § 1, eerste lid<br />

van het Btw-Wetboek) voor de leveringen, de intracommunautaire verwervingen<br />

en de invoeren van <strong>be</strong>leggingsgoud alsook voor de diensten van<br />

tussenpersonen die niet handelen onder de voorwaarden van artikel 13, § 2, van<br />

het Btw-Wetboek en <strong>be</strong>middelen bij zulke handelingen. De vrijstellingsregeling<br />

gaat gepaard met een bijzonder en <strong>be</strong>perkt recht op aftrek van de<br />

voor<strong>be</strong>lasting.<br />

- Een afwijking (artikel 44bis, § 1, tweede en derde lid en § 2, tweede lid van het<br />

Btw-Wetboek) waarbij <strong>be</strong>paalde handelaars worden toegelaten om onder<br />

<strong>be</strong>paalde voorwaarden te opteren voor de normale regeling van <strong>be</strong>lastingheffing.<br />

De uitoefening van die optie brengt een terugkeer naar de normale<br />

regels inzake aftrek mee.<br />

Voor verdere inlichtingen <strong>be</strong>treffende de bijzondere regeling, wordt verwezen naar<br />

de ministeriële aanschrijving van 12 okto<strong>be</strong>r 2000, nr. 3 (zie eveneens hoofdstuk X:<br />

de eigenlijke vrijstellingen).<br />

A. Bijzonder en <strong>be</strong>perkt recht op aftrek.<br />

a. Belastingplichtigen die leveringen van goud verrichten die vrijgesteld zijn door<br />

artikel 44bis van het Btw-Wetboek. - Recht op aftrek ingevoerd bij artikel 45,<br />

§ 1ter van het Btw-Wetboek.<br />

Elke <strong>be</strong>lastingplichtige mag, voor zover de latere levering van dat goud is<br />

vrijgesteld krachtens artikel 44bis, § 1, eerste lid, van de door hem verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting in aftrek brengen:<br />

1° de <strong>be</strong>lasting geheven op de levering van <strong>be</strong>leggingsgoud hem gedaan<br />

door een persoon die heeft geopteerd voor de <strong>be</strong>lastingheffing van die<br />

levering overeenkomstig artikel 44bis, § 1, tweede of derde lid;<br />

Voor<strong>be</strong>eld: een bank, waarvan de leveringen aan particulieren van <strong>be</strong>leggingsgoud zijn<br />

vrijgesteld door artikel 44bis van het Wetboek, kan de <strong>be</strong>lasting in aftrek brengen die ze<br />

heeft <strong>be</strong>taald bij de aankoop van dit goud indien haar leverancier geopteerd heeft voor<br />

de <strong>be</strong>lastingheffing.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 906<br />

2° de <strong>be</strong>lasting geheven op de aankoop, de intracommunautaire verwerving<br />

of de invoer van ander dan <strong>be</strong>leggingsgoud, in de mate dat dit goud<br />

vervolgens door hem of voor zijn rekening wordt omgezet in <strong>be</strong>leggingsgoud;<br />

(1 februari 2012)<br />

Voor<strong>be</strong>eld: de <strong>be</strong>lastingplichtige die oud goud koopt (afval van goud, gebruikte<br />

juwelen, enz...) met toepassing van de btw, het doet omzetten in <strong>be</strong>leggingsgoud en dit<br />

met vrijstelling aan een particulier verkoopt, kan de <strong>be</strong>lasting geheven van de aankoop<br />

van het oud goud in aftrek brengen.<br />

3° de <strong>be</strong>lasting geheven op de aan hem verstrekte diensten <strong>be</strong>staande in de<br />

wijziging van de vorm, het gewicht of de zuiverheid van het goud,<br />

daaronder <strong>be</strong>grepen het <strong>be</strong>leggingsgoud.<br />

Voor<strong>be</strong>eld: de <strong>be</strong>lastingplichtige die oud goud koopt (afval van goud, gebruikte<br />

juwelen, enz...) met toepassing van de btw, het doet omzetten in <strong>be</strong>leggingsgoud en dit<br />

met vrijstelling aan een particulier verkoopt, kan de <strong>be</strong>lasting geheven van de kosten<br />

van omzetting in aftrek brengen.<br />

Voor<strong>be</strong>eld: de Koninklijke Munt van België zou de <strong>be</strong>lasting geheven van de door een<br />

derde gefactureerde diensten voor de omzetting van staven goud in muntstukken die zij<br />

verkoopt met toepassing van de vrijstelling van artikel 44bis, in aftrek kunnen brengen.<br />

Daarentegen is de <strong>be</strong>lasting geheven van de uitgaven andere dan deze die<br />

hierboven zijn vermeld, in geen geval aftrekbaar.<br />

b. Belastingplichtigen die <strong>be</strong>leggingsgoud produceren en leveringen van goud<br />

verrichten die vrijgesteld zijn door artikel 44bis van het Btw-Wetboek. Recht<br />

op aftrek ingevoerd bij artikel 45, § 1quater van het Btw-Wetboek.<br />

Elke <strong>be</strong>lastingplichtige die <strong>be</strong>leggingsgoud in de zin van artikel 1, § 8,<br />

produceert of die goud in <strong>be</strong>leggingsgoud omzet, kan van de door hem<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting in aftrek brengen, de <strong>be</strong>lasting geheven op de aankoop,<br />

de intracommunautaire verwerving of de invoer van goederen en diensten die<br />

verband houden met de productie of de omzetting van dat goud, voor zover de<br />

latere levering van dat goud is vrijgesteld krachtens artikel 44bis, § 1, eerste<br />

lid.<br />

Zijn aldus aftrekbaar de <strong>be</strong>lastingen m.b.t. de installaties, machines en<br />

werktuigen die gebruikt worden voor de productie of de omzetting van het<br />

goud (materieel voor het winnen, het breken, het wassen en voor het vervoer<br />

van het erts en de producten die noodzakelijk zijn voor de chemische<br />

<strong>be</strong>handeling van die ertsen en voor het zuiveren van het goud, materiaal voor<br />

het smelten, enz...), de <strong>be</strong>lastingen m.b.t. de diensten die verband houden met


(1 februari 2012)<br />

907 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

de productie of de omzetting van het goud (prospectiekosten voor de<br />

goudafzetting, studiekosten m.b.t. het winnen van goud, het zuiveren, de<br />

smelting, de analyse van stalen, diensten van productie of omzetting die<br />

worden toevertrouwd aan onderaannemers, toezicht op de productie en de<br />

kwaliteit, enz...). Bij wijze van vereenvoudiging laat de administratie toe dat<br />

alle goederen en diensten (<strong>be</strong>handeling, manipulatie, onderhoud, enz...) die<br />

gebruikt worden tot bij het verlaten van de plaats van de productie of omzetting<br />

van het goud, onder een vorm die <strong>be</strong>antwoordt aan de definitie van<br />

<strong>be</strong>leggingsgoud, mogen <strong>be</strong>schouwd worden als verband houdende met de<br />

productie of de omzetting van goud.<br />

Daarentegen zijn de kosten die geen rechtstreeks verband houden met de<br />

productie of de omzetting van het <strong>be</strong>leggingsgoud niet aftrekbaar. Dit is het<br />

geval voor de <strong>be</strong>heerskosten van de onderneming, de boekhoudings- en<br />

publiciteitskosten, kosten voor opslag en kosten voor verkoop van het goud<br />

(vergoedingen voor makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs, vervoerskosten tot bij de klant,<br />

enz...).<br />

c. Makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs die tussenkomen bij de leveringen van goud die<br />

vrijgesteld zijn door artikel 44bis van het Btw-Wetboek.<br />

De makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs die niet handelen onder de voorwaarden van<br />

artikel 13, § 2, van het Wetboek en die niet geopteerd heb<strong>be</strong>n voor de<br />

<strong>be</strong>lastingheffing van hun diensten, kunnen geen enkele aftrek verrichten van de<br />

<strong>be</strong>lastingen geheven op de goederen en de diensten die hen werden geleverd en<br />

die zij gebruiken voor het verrichten van diensten vrijgesteld door artikel 44bis<br />

van het Wetboek. Zij heb<strong>be</strong>n voor de uitoefening van deze diensten, de<br />

hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige zonder recht op aftrek.<br />

B. Mogelijkheid tot optie voor de <strong>be</strong>lastingheffing. "Gewoon" recht op<br />

aftrek.<br />

Artikel 44bis, § 1, tweede en derde lid en § 2, tweede lid voorziet in de<br />

mogelijkheid om, onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, te opteren voor de <strong>be</strong>lastingheffing<br />

van handelingen die vrijgesteld zijn door artikel 44bis van het Btw-<br />

Wetboek.<br />

Deze optie is voor<strong>be</strong>houden voor:<br />

- leveringen van <strong>be</strong>leggingsgoud verricht door sommige wel<strong>be</strong>paalde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen aan andere <strong>be</strong>lastingplichtigen (artikel 44bis, § 1,<br />

tweede en derde lid);


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 908<br />

- diensten van makelaars en lastheb<strong>be</strong>rs die niet handelen onder de<br />

voorwaarden van artikel 13, § 2 van het Wetboek en die tussenkomen in<br />

leveringen van <strong>be</strong>leggingsgoud waarvoor de leverancier zelf heeft<br />

geopteerd voor de <strong>be</strong>lastingheffing (artikel 44bis, § 1, derde lid).<br />

De keuze voor de <strong>be</strong>lastingheffing staat de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige toe om<br />

het normaal regime van aftrek toe te passen.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 2. - Omvang van het recht op aftrek<br />

van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

I. Algemene draagwijdte van het recht op aftrek.<br />

335. Teksten.<br />

Overeenkomstig artikel 45, § 1, van het Wetboek, waarin het <strong>be</strong>ginsel van het recht<br />

op aftrek is vastgelegd, mag de <strong>be</strong>lastingplichtige op de <strong>be</strong>lasting die hij<br />

verschuldigd is de <strong>be</strong>lasting geheven van de aan hem geleverde goederen en<br />

verleende diensten, van de door hem ingevoerde goederen en de door hem verrichte<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen, in aftrek brengen in de mate dat hij<br />

die goederen en diensten gebruikt voor het verrichten van:<br />

1° <strong>be</strong>laste handelingen;<br />

2° handelingen vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting krachtens de artikelen 39 tot 42;<br />

3° handelingen in het buitenland, waarvoor recht op aftrek zou ontstaan indien zij<br />

in het binnenland zouden plaatsvinden;<br />

4° handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 4° tot 10°, telkens wanneer de medecontractant<br />

buiten de Gemeenschap is gevestigd, of de genoemde handelingen,<br />

volgens door of vanwege de Minister van Financiën te <strong>be</strong>palen voorwaarden,<br />

rechtstreeks samenhangen met goederen die <strong>be</strong>stemd zijn om te worden<br />

uitgevoerd naar een land buiten de Gemeenschap;<br />

5° diensten als makelaar of lastheb<strong>be</strong>r bij in 4° <strong>be</strong>doelde handelingen.


(1 februari 2012)<br />

909 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Artikel 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 voegt voor de toepassing van artikel 45, § 1,<br />

van het Wetboek, een <strong>be</strong>langrijke precisering toe door te <strong>be</strong>palen dat de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige de <strong>be</strong>lasting in aftrek brengt die werd geheven van de goederen en<br />

diensten die hij <strong>be</strong>stemt voor het verrichten van in artikel 45, § 1, 1° tot 5°, van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde handelingen.<br />

336. Beoordelingscriterium: de vermoedelijke <strong>be</strong>stemming van de ontvangen<br />

goederen en diensten.<br />

Op het ogenblik dat de aftrek wordt toegepast door de inschrijving van de af te<br />

trekken <strong>be</strong>lasting in de periodieke aangifte, moet de <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>palen of de<br />

ontvangen goederen en diensten, volgens de normale gang van zaken, al dan niet<br />

<strong>be</strong>stemd zijn om handelingen te verrichten die recht op aftrek verlenen (z. nr. 335).<br />

Zo ja, mag hij de <strong>be</strong>lasting die de ontvangen goederen en diensten <strong>be</strong>zwaart<br />

aftrekken onder voor<strong>be</strong>houd van de uitsluitingen en <strong>be</strong>perkingen van het recht op<br />

aftrek <strong>be</strong>paald in artikel 45, §§ 2, 3 en 4, van het Wetboek.<br />

Zo neen, <strong>be</strong>staat er geen recht op aftrek. Zo zijn de goederen, zoals oorspronkelijke<br />

kunstwerken (schilderijen, <strong>be</strong>eldhouwwerken, enz), die door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

worden gekocht zonder de <strong>be</strong>doeling ze door te verkopen maar als <strong>be</strong>legging, en<br />

waarvan de waarde niet vermindert door het gebruik dat de <strong>be</strong>lastingplichtige ervan<br />

maakt, geen <strong>be</strong>drijfsmiddelen als <strong>be</strong>doeld in artikel 6 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3<br />

van 10 decem<strong>be</strong>r 1969 of, meer algemeen, geen goederen die <strong>be</strong>stemd zijn om te<br />

worden gebruikt voor het verrichten van handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 45, § 1, van<br />

het Wetboek. De <strong>be</strong>lasting geheven van de aankoop van die goederen is dus niet<br />

aftrekbaar.<br />

Dezelfde oplossing geldt ook voor de aankoop van lijsten, voetstukken en andere<br />

houders of steunen <strong>be</strong>stemd om boven<strong>be</strong>doelde kunstwerken te <strong>be</strong>schermen of<br />

tentoon te stellen.<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige vennootschap mag evenmin de <strong>be</strong>lasting geheven van de<br />

onkosten, zoals de bankkosten van <strong>be</strong>taling, die een inbreng in geldspeciën die zij<br />

doet in een andere vennootschap meebrengen, in aftrek brengen. Die kosten heb<strong>be</strong>n<br />

immers <strong>be</strong>trekking op het verwerven en aanhouden van aandelen wat niet kan<br />

aangemerkt worden als een economische activiteit en bijgevolg niet <strong>be</strong>doeld is in het<br />

Wetboek (Beslissing E.T. 14.089 van 31 januari 1973, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 13, blz. 420,<br />

nr. 418).


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 910<br />

Er dient evenwel te worden opgemerkt dat de kosten in verband met het verwerven<br />

en aanhouden van deelnemingen door een holding in vennootschappen waarvoor zij<br />

<strong>be</strong>heersdiensten verricht, algemene onkosten zijn van de volledige (<strong>be</strong>lastbare en/of<br />

vrijgestelde) economische activiteit van de holding en bijgevolg aftrekbaar zijn in de<br />

mate dat zij <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op <strong>be</strong>lastbare handelingen. (Arrest Cibo Participations<br />

SA, H.v.J., 27/09/2001, C-16/00).<br />

Evenzo is de btw geheven van een commissieloon <strong>be</strong>taald aan een makelaar die<br />

tussenkomst verleent bij de verkoop van een gebouw, die vrijgesteld is op grond van<br />

art. 44, § 3, 1°, a, van het Wetboek, niet aftrekbaar, zelfs niet wanneer dit gebouw als<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel voor de uitoefening van een werkzaamheid als <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wordt gebruikt (Beslissing E.T. 19.385 van 24 maart 1975, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 21,<br />

blz. 233, nr. 528).<br />

Daarentegen is de btw geheven van expertisekosten die een <strong>be</strong>lastingplichtige doet<br />

volgens de normale regels aftrekbaar:<br />

- om de waarde vast te stellen van de goederen die tot zijn onderneming <strong>be</strong>horen<br />

met het oog op het sluiten van een verzekeringscontract of een daaraan aan te<br />

brengen wijziging;<br />

- om het actief en/of het passief van zijn onderneming te evalueren met het oog<br />

op een kapitaalverhoging of een inbreng in vennootschap, of in het kader van<br />

een solvabiliteits- of rentabiliteitsanalyse;<br />

- om, ten opzichte van een verzekeringsmaatschappij, de schade te schatten die<br />

hij heeft geleden wegens het geheel of gedeeltelijk verlies door ramp van zijn<br />

<strong>be</strong>drijfsgoederen of zijn <strong>be</strong>drijfswinst (Beslissing E.T. 51.825 van 24 septem<strong>be</strong>r<br />

1985, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 69, blz. 403, nr. 853).<br />

336/2. Verkrijging van de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige na aanschaf van een<br />

goed.<br />

Alvorens de aftrek te verrichten, moet de <strong>be</strong>lastingplichtige eveneens <strong>be</strong>palen in<br />

welke hoedanigheid hij handelt op het tijdstip van de aanschaf van het goed.<br />

Inderdaad, in het arrest gewezen op 2 juni 2005 heeft het Hof geoordeeld dat<br />

artikel 17 van de zesde richtlijn (momenteel artikel 168 van de Richtlijn 2006/<br />

112/EG van de Raad van 28 novem<strong>be</strong>r 2006 - vgl. art. 45 van het Wetboek en de<br />

art. 1 en 2 van het K.B. nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

aftrekregeling) het tijdstip <strong>be</strong>paalt waarop het recht op aftrek ontstaat en dat uit deze<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

911 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

<strong>be</strong>paling volgt dat enkel de hoedanigheid waarin de <strong>be</strong>trokken persoon op het tijdstip<br />

van de aanschaf van het goed heeft gehandeld, kan <strong>be</strong>palen of er een recht op aftrek<br />

<strong>be</strong>staat. Bovendien heeft zij er op gewezen dat artikel 20 van deze richtlijn<br />

(momenteel artikel 184 e.v. van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van<br />

28 novem<strong>be</strong>r 2006 - vgl. de art. 48, § 2, en 49, 3°, van het Wetboek en de art. 6 tot 11<br />

van voornoemd KB nr. 3) evenwel geen <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>treffende het ontstaan van een<br />

recht op aftrek <strong>be</strong>vat, maar de <strong>be</strong>rekeningsmethode voor de herziening van de<br />

oorspronkelijk aftrek vastlegt en dus geen recht op aftrek in het leven kan roepen en<br />

evenmin de door een <strong>be</strong>lastingplichtige in verband met zijn niet-<strong>be</strong>laste handelingen<br />

<strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting kan omzetten in aftrekbare <strong>be</strong>lasting in de zin van voormeld<br />

artikel 17.<br />

Uit deze jurisprudentie volgt dus duidelijk dat wanneer een natuurlijke persoon of<br />

rechtspersoon een goed heeft gekocht in de hoedanigheid van niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

en hij vervolgens de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige verkrijgt en dit goed als<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel voor zijn economische activiteit gebruikt, het hem niet is toegestaan<br />

om de <strong>be</strong>lasting geheven van de aankoop van dit goed volledig of gedeeltelijk in<br />

aftrek te brengen (Beslissing E.T. 110.412 van 20 decem<strong>be</strong>r 2005).<br />

337. Uitsluiting van de aftrek van de <strong>be</strong>lasting die geheven werd van de goederen en<br />

diensten die voor privé-gebruik of, meer algemeen, voor andere doeleinden dan<br />

die van de economische activiteit zijn <strong>be</strong>stemd.<br />

A. Goederen en diensten die geen <strong>be</strong>drijfsmiddelen zijn.<br />

Overeenkomstig artikel 45, § 1, van het Wetboek mag de <strong>be</strong>lastingplichtige de btw<br />

niet aftrekken die geheven werd van de goederen en diensten welke hij gebruikt voor<br />

zijn privé-doeleinden of voor de privé-doeleinden van zijn personeel, of meer<br />

algemeen, voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit.<br />

Wanneer de goederen en de diensten zowel voor de doeleinden van zijn economische<br />

activiteit als voor andere doeleinden worden gebruikt, mag de <strong>be</strong>lasting slechts<br />

gedeeltelijk worden afgetrokken naar verhouding van het gebruik voor de <strong>be</strong>hoeften<br />

van de economische activiteit.<br />

Om die verhouding te <strong>be</strong>palen volgt de <strong>be</strong>lastingplichtige in <strong>be</strong>ginsel de regels die<br />

worden toegepast voor het aanvaarden van de uitgaven als <strong>be</strong>drijfslasten voor de<br />

heffing van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen, wanneer de <strong>be</strong>voegde administratie door<br />

middel van een percentage, de aanvaardbare onkosten heeft vastgesteld. In het<br />

tegenovergestelde geval wordt die verhouding speciaal voor de toepassing van de<br />

btw <strong>be</strong>paald onder controle van de administratie (KB nr. 3, art. 1, § 2).


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 912<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige heeft zijn winkel in een gebouw dat hij samen met zijn gezin gedeeltelijk<br />

<strong>be</strong>woont. Een enkele meter registreert het elektriciteitsverbruik voor het hele gebouw. De ter zake van<br />

dat verbruik geheven btw is slechts aftrekbaar tot het <strong>be</strong>loop van het vermoedelijk verbruik voor de<br />

<strong>be</strong>hoeften van de economische activiteit, te <strong>be</strong>palen volgens hetzelfde criterium, zowel voor de<br />

toepassing van de btw als voor de toepassing van de inkomsten<strong>be</strong>lasting.<br />

Indien evenwel, en dat is het geval voor een aantal <strong>be</strong>oefenaars van een vrij <strong>be</strong>roep,<br />

de aftrekbare <strong>be</strong>drijfslasten voor de heffing van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen globaal en<br />

forfaitair worden vastgesteld (b.v. op een percentage van de aangegeven inkomsten),<br />

dan moet de <strong>be</strong>lastingplichtige voor de btw-aftrek die uitgaven voor gemengd<br />

gebruik uitsplitsen onder controle van de administratie.<br />

Uit wat voorafgaat kan worden <strong>be</strong>sloten dat de btw geheven van de kosten voor<br />

kledij in <strong>be</strong>ginsel niet aftrekbaar is, aangezien er moet worden van uitgegaan dat<br />

deze kosten intrinsiek steeds een privé-karakter vertonen. Wel aftrekbaar is<br />

vanzelfsprekend de btw geheven van specifieke <strong>be</strong>roepskledij die eveneens inzake<br />

inkomsten<strong>be</strong>lasting aftrekbaar is. Aftrek is bijgevolg uitgesloten voor de btw<br />

geheven van de aankoop van stads-, avond-, ceremonie-, reis- of vrijetijdskledij.<br />

Wat de kosten voorzien door het personeel <strong>be</strong>treft, wordt er verwezen naar nr. 351<br />

tot 353.<br />

B. Goederen en diensten die <strong>be</strong>drijfsmiddelen zijn.<br />

Artikel 45, § 1quinquies, van het Btw-Wetboek stipuleert dat ten aanzien van de uit<br />

hun aard onroerende goederen en de andere <strong>be</strong>drijfsmiddelen en diensten die op<br />

grond van artikel 48, § 2 aan de herziening zijn onderworpen en <strong>be</strong>horen tot het<br />

vermogen van de onderneming van de <strong>be</strong>lastingplichtige, en die zowel voor de<br />

doeleinden van zijn economische activiteit als voor zijn privé-doeleinden of voor de<br />

privé-doeleinden van zijn personeel of, meer algemeen, voor andere doeleinden dan<br />

deze van zijn economische activiteit worden gebruikt, mag de <strong>be</strong>lastingplichtige de<br />

<strong>be</strong>lasting geheven van de goederen en diensten met <strong>be</strong>trekking tot die goederen<br />

slechts tot <strong>be</strong>loop van het gebruik voor de doeleinden van zijn economische activiteit<br />

in aftrek brengen.<br />

De goederen die door artikel 45, § 1quinquies worden <strong>be</strong>oogd zijn:<br />

- de uit hun aard onroerende goederen, de andere <strong>be</strong>drijfsmiddelen en de<br />

diensten die op grond van artikel 48, § 2, aan de herziening zijn onderworpen<br />

(z. nrs. 386 en volgende);


(1 februari 2012)<br />

913 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

- die <strong>be</strong>horen tot het vermogen van de onderneming van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

In het geval van gedeeltelijke opname in het <strong>be</strong>drijfsvermogen door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige natuurlijke persoon, <strong>be</strong>hoort enkel dat deel dat werd<br />

opgenomen in het <strong>be</strong>drijfsvermogen tot het toepassingsgebied van de btw. Dit<br />

<strong>be</strong>tekent dat elke aftrek of herziening uitgesloten is met <strong>be</strong>trekking tot het<br />

gedeelte dat niet werd opgenomen in het <strong>be</strong>drijfsvermogen alsook dat, in geval<br />

van (weder)verkoop van het <strong>be</strong>drijfsmiddel, het daarmee overeenstemmend<br />

deel van de prijs, in principe, geen deel uitmaakt van de maatstaf van heffing.<br />

Er dient te worden <strong>be</strong>nadrukt dat de gehuurde goederen (leasing) niet worden<br />

<strong>be</strong>oogd door artikel 45, §1quinquies, van het Wetboek aangezien ze in hoofde<br />

van de huurder niet als <strong>be</strong>drijfsmiddelen worden aangemerkt (z. nr. 391). De<br />

<strong>be</strong>lasting geheven van leveringen van goederen en diensten (herstelling,<br />

onderhoud, brandstof, enz.) met <strong>be</strong>trekking tot <strong>be</strong>drijfsmiddelen wordt<br />

evenmin <strong>be</strong>oogd. De aftrek dient desgevallend te worden verricht overeenkomstig<br />

de andere ter zake geldende regels (z. inzonderheid het punt A.,<br />

hiervoor);<br />

- en die zowel voor de doeleinden van zijn economische activiteit als voor zijn<br />

privé-doeleinden of voor de privé-doeleinden van zijn personeel of, meer<br />

algemeen, voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit<br />

worden gebruikt.<br />

Er wordt aan herinnerd dat het privé-gebruik van een transportmiddel, ook het<br />

woon-werkverkeer van de <strong>be</strong>lastingplichtige of van zijn personeel omvat.<br />

In het omgekeerde geval, indien het <strong>be</strong>drijfsmiddel <strong>be</strong>horend tot het<br />

<strong>be</strong>drijfsvermogen vanaf het <strong>be</strong>gin enkel wordt gebruikt voor uitsluitend<br />

<strong>be</strong>roepsdoeleinden, is artikel 45, § 1quinquies, van het Wetboek, niet van<br />

toepassing. De aftrek dient in dat geval uitgeoefend te worden volgens andere<br />

terzake geldende regels (artikel 45, § 1, van het Wetboek en, in voorkomend<br />

geval, artikel 45, § 2, van het Wetboek) en in het geval later een wijziging<br />

optreedt in het gebruik, dient de regularisatie uitgevoerd te worden op basis<br />

van artikel 19, § 1, van het Wetboek (z. nr. 62/2).<br />

Enkel de overeenkomsten ingevolge welke een <strong>be</strong>drijfsmiddel om niet ter<br />

<strong>be</strong>schikking van de gebruikers wordt gesteld worden hier <strong>be</strong>oogd. Wanneer de<br />

gebruiker gehouden is een huurprijs te <strong>be</strong>talen <strong>be</strong>treft het een ter<strong>be</strong>schikkingstelling<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel. De aftrek van voor<strong>be</strong>lasting geschiedt dan overeenkomstig<br />

artikel 45, § 1, en, in voorkomend geval, artikel 45, § 2, van het Wetboek.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 914<br />

338. Verwerping van de aftrek of onttrekking.<br />

In principe mag de <strong>be</strong>lastingplichtige die de vrijstellingen <strong>be</strong>doeld in artikel 44 niet<br />

geniet, de aftrek van de <strong>be</strong>lasting die van een goed of een dienst werd geheven niet<br />

verrichten wanneer hij bij voorbaat weet dat, volgens de normale gang van zaken in<br />

zijn onderneming, dat goed of die dienst voor zijn privé-doeleinden, voor de privédoeleinden<br />

van zijn personeel of, meer algemeen, voor andere doeleinden dan die<br />

van zijn economische activiteit is <strong>be</strong>stemd of nog, dat het goed of de dienst om niet<br />

zal worden verstrekt, tenzij het gaat om een handelsmonster of om een handelsgeschenk<br />

van geringe waarde (z. nrs. 348 en 350).<br />

Er kunnen zich evenwel toestanden voordoen waarin het voor deze <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

onmogelijk is, hetzij met zekerheid te voorzien dat de goederen of de diensten voor<br />

dergelijke doeleinden zullen worden <strong>be</strong>stemd, hetzij de <strong>be</strong>stemming voor die<br />

doeleinden voor elk goed of elke dienst afzonderlijk te <strong>be</strong>palen, hetzij de omvang<br />

ervan juist vast te stellen. In die omstandigheden is de aftrek van de <strong>be</strong>lasting<br />

toegestaan. Maar op het tijdstip waarop het goed of de dienst voor de hierboven<br />

genoemde doeleinden wordt onttrokken, wordt deze onttrekking aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen overeenkomstig artikel 12, § 1, eerste lid, 1° of 2°, of artikel 19, § 1 of<br />

§ 2, eerste lid, 1° of 2°, van het Wetboek; zo niet moet een herziening van de aftrek<br />

worden verricht overeenkomstig het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, artikel 5 (z. nr. 378).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° Een groothandelaar in wijn koopt wijn die hij voor de verkoop <strong>be</strong>stemt. Een vaatje is voor zijn<br />

privé-verbruik <strong>be</strong>stemd. De btw geheven van de aankoop van dat vaatje is niet aftrekbaar.<br />

Indien de groothandelaar bij de inkoop daarentegen geen wijn voor zijn privé-verbruik<br />

reserveert maar de <strong>be</strong>doeling heeft uit zijn voorraad te nemen naarmate van zijn privé<strong>be</strong>hoeften,<br />

mag hij alle btw aftrekken die hij bij de inkopen van wijn heeft <strong>be</strong>taald, maar hij<br />

moet op grond van artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek, op het tijdstip van de<br />

onttrekking voor zijn privé-verbruik, de wegens die onttrekking opeisbare btw voldoen. Die btw<br />

is uiteraard niet aftrekbaar.<br />

2° Een juwelier koopt een wel<strong>be</strong>paald juweel dat hij <strong>be</strong>stemt als huwelijksgeschenk voor zijn<br />

dochter. De btw geheven van die aankoop is niet aftrekbaar. Indien de juwelier daarentegen<br />

een partij juwelen koopt en het juweel dat als huwelijksgeschenk moet dienen niet buiten zijn<br />

boeken houdt, mag hij de <strong>be</strong>lasting geheven van die inkoop volledig aftrekken. Maar hij moet<br />

vanzelfsprekend, overeenkomstig artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek, die <strong>be</strong>lasting<br />

voldoen over de aankoopprijs (maatstaf van heffing <strong>be</strong>paald in art. 33, 1°, van het Wetboek) bij<br />

het onttrekken van dat als geschenk gekozen juweel. Die btw is niet aftrekbaar.<br />

3° Een aannemer van onroerend werk laat door zijn ar<strong>be</strong>iders zijn privé-woning bouwen. Bij de<br />

voltooiing van het werk moet hij, op grond van artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek,<br />

de btw voldoen over de door hem gedane uitgaven (maatstaf van heffing <strong>be</strong>paald in art. 33, 2°,


(1 februari 2012)<br />

915 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

van het Wetboek). Die <strong>be</strong>lasting is niet aftrekbaar. Maar hij heeft de btw die oorspronkelijk<br />

geheven is bij de aanschaffing van de gebruikte materialen mogen aftrekken en er moet geen<br />

herziening van die btw ge<strong>be</strong>uren.<br />

338/2. Bijzonder geval met <strong>be</strong>trekking tot nieuwe vervoermiddelen die intracommunautair<br />

geleverd worden.<br />

Overeenkomstig artikel 45, § 1bis, van het Wetboek mag de in artikel 8bis, § 1, van<br />

het Wetboek <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige de <strong>be</strong>lasting geheven van de levering, de<br />

invoer of de intracommunautaire verwerving van het vervoermiddel dat hij levert<br />

onder de voorwaarden van artikel 39bis, van het Wetboek, slechts in aftrek brengen<br />

binnen de grenzen of ten <strong>be</strong>lope van het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting dat op deze levering<br />

eisbaar zou zijn indien ze niet vrijgesteld zou zijn op grond van genoemd<br />

artikel 39bis.<br />

Deze <strong>be</strong>paling houdt een dub<strong>be</strong>le <strong>be</strong>perking in van het recht op aftrek van de<br />

toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige:<br />

- enerzijds, op het vlak van de aard van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting: het <strong>be</strong>treft<br />

slechts de <strong>be</strong>lasting geheven van de aankoop, de intracommunautaire<br />

verwerving of de invoer van het nieuwe vervoermiddel door de toevallige<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige. De <strong>be</strong>lasting geheven van goederen en diensten met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de verkoop van het vervoermiddel door de toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

zoals kosten m.b.t. reclame, makelaars of vervoer, kan bijgevolg<br />

geenszins in aftrek worden gebracht;<br />

- anderzijds, op het vlak van het <strong>be</strong>drag van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting: dit <strong>be</strong>drag<br />

wordt <strong>be</strong>rekend door op de maatstaf van heffing van de door artikel 39bis, van<br />

het Wetboek, vrijgestelde levering het tarief toe te passen dat geldt voor deze<br />

levering (z. nr. 310/75).<br />

339. Bijzonder geval met <strong>be</strong>trekking tot autovoertuigen <strong>be</strong>stemd voor het vervoer<br />

van personen en/of goederen over de weg. Aftrekplafond van 50 pct.<br />

(z. aanschr. 73/1972).<br />

Op grond van artikel 45, § 2, van het Wetboek, mag ten aanzien van de levering,<br />

invoer en intracommunautaire verwerving van autovoertuigen <strong>be</strong>stemd voor het<br />

vervoer van personen en/of goederen over de weg en ten aanzien van leveringen en<br />

diensten met <strong>be</strong>trekking tot die voertuigen, de aftrek in geen geval hoger zijn dan<br />

50 pct. van de <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting, <strong>be</strong>houdens in elf uitzonderingsgevallen (z. punt 2,<br />

hierna).


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 916<br />

1. Voertuigen waarop de <strong>be</strong>perking van toepassing is.<br />

Vóór 1 januari 2006 <strong>be</strong>paalde artikel 45, § 2, eerste lid, van het Wetboek dat<br />

ten aanzien van de levering, de invoer en de intracommunautaire verwerving<br />

van automobielen voor personenvervoer, daaronder <strong>be</strong>grepen de voertuigen die<br />

zowel voor personenvervoer als voor goederenvervoer kunnen dienen, de<br />

aftrek in geen geval hoger mocht zijn dan 50 pct. van de <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting.<br />

Het tweede lid van die <strong>be</strong>paling voorzag drie gevallen waarin de <strong>be</strong>perking van<br />

het recht op aftrek niet van toepassing was, namelijk voor de voertuigen<br />

<strong>be</strong>stemd om te worden verkocht of te worden verhuurd door <strong>be</strong>paalde<br />

professionelen uit de automobielsector, voor voertuigen <strong>be</strong>stemd om<br />

uitsluitend te worden gebruikt voor <strong>be</strong>zoldigd personenvervoer en tenslotte<br />

voor de nieuwe voertuigen die het voorwerp uitmaken van een vrijgestelde<br />

intracommunautaire levering.<br />

Geen enkele <strong>be</strong>paling in het Wetboek of in de ter uitvoering ervan genomen<br />

<strong>be</strong>sluiten <strong>be</strong>vatte evenwel welomschreven criteria die toelieten om vast te<br />

stellen welke voertuigen al dan niet werden <strong>be</strong>oogd door de <strong>be</strong>perking <strong>be</strong>doeld<br />

in het voornoemd artikel 45, § 2, eerste lid.<br />

Het onderscheid tussen de voertuigen werd tot dan enkel <strong>be</strong>paald door<br />

administratieve aanschrijvingen (criteria opgenomen in de aanschrijvingen<br />

nr. 10 van 11 septem<strong>be</strong>r 1987 en nr. 25 van 11 decem<strong>be</strong>r 1990). Terwijl er zich<br />

geen enkele moeilijkheid voordeed voor inzonderheid vrachtwagens gebruikt<br />

voor het vervoer van goederen (zonder <strong>be</strong>perking van het recht op aftrek),<br />

bleek het onderscheid daarentegen tussen personenauto’s, auto’s voor dub<strong>be</strong>l<br />

gebruik (<strong>be</strong>doeld door de <strong>be</strong>perking) en lichte vrachtauto’s (niet <strong>be</strong>doeld door<br />

de <strong>be</strong>perking) veel delicater te zijn.<br />

Om elke <strong>be</strong>twisting te vermijden drong een specifieke, nauwkeurige en strikte<br />

wettelijke <strong>be</strong>paling zich op.<br />

Dat is het doel van het nieuwe artikel 45, § 2, van het Wetboek en meer in het<br />

bijzonder van het tweede lid ervan, gewijzigd bij artikel 107 van de<br />

programmawet van 27 decem<strong>be</strong>r 2005 (z. circulaire nr. AFZ 12/2006 dd.<br />

06.06.2006).<br />

Artikel 45, § 2, nieuw, dat de eerder toegepaste uitsluitingen <strong>be</strong>houdt, is anders<br />

opgesteld. Het eerste lid houdt voortaan een algemene <strong>be</strong>perking in van het<br />

recht op aftrek dat van toepassing is op alle soorten autovoertuigen, dus met<br />

in<strong>be</strong>grip van vrachtwagens, lichte vrachtauto’s, autobussen en motorfietsen.<br />

Het tweede lid <strong>be</strong>vat een restrictieve lijst van uitzonderingen op de <strong>be</strong>perking<br />

van het recht op aftrek.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

917 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Behalve de reeds <strong>be</strong>staande uitsluitingen somt het nieuwe tweede lid de<br />

autovoertuigen op waarop de afwijking op de <strong>be</strong>perking van het recht op aftrek<br />

van toepassing is.<br />

2. Uitzonderingen vermeld in artikel 45, § 2, tweede lid, van het Wetboek.<br />

De <strong>be</strong>perking vervat in artikel 45, § 2, eerste lid, van het Wetboek is niet van<br />

toepassing op:<br />

a) de voertuigen met een maximaal toegelaten massa van meer dan<br />

3 500 kg;<br />

b) de voertuigen voor personenvervoer met meer dan acht zitplaatsen, die<br />

van de <strong>be</strong>stuurder niet in<strong>be</strong>grepen;<br />

c) de voertuigen die speciaal zijn ingericht voor het vervoer van zieken,<br />

gewonden en gevangenen en voor lijkenvervoer;<br />

d) de voertuigen die, omwille van hun technische kenmerken, niet kunnen<br />

worden ingeschreven in het repertorium van de Dienst voor Inschrijving<br />

van de Voertuigen;<br />

e) de voertuigen die speciaal zijn uitgerust voor het kamperen;<br />

f) de voertuigen <strong>be</strong>doeld in artikel 4, § 2, van het Wetboek van de met de<br />

inkomsten<strong>be</strong>lastingen gelijkgestelde <strong>be</strong>lastingen (z. circulaire nr. AFZ<br />

12/2006 dd. 06.06.2006);<br />

Door die <strong>be</strong>paling worden lichte vrachtauto’s zoals omschreven in<br />

artikel 4, § 2, van het Wetboek van de met de inkomsten<strong>be</strong>lastingen<br />

gelijkgestelde <strong>be</strong>lastingen, uitgesloten van de aftrek<strong>be</strong>perking. Door de<br />

verwijzing naar dat artikel wordt het <strong>be</strong>grip «lichte vrachtauto»<br />

bovendien afgestemd op de directe <strong>be</strong>lastingen (zie artikel 65 en 75 van<br />

het wetboek van de met de inkomsten<strong>be</strong>lastingen gelijkgestelde<br />

<strong>be</strong>lastingen).<br />

g) de bromfietsen en de motorfietsen;<br />

h) de voertuigen <strong>be</strong>stemd om te worden verkocht door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die een economische activiteit uitoefent die <strong>be</strong>staat in de<br />

verkoop van autovoertuigen;<br />

i) de voertuigen <strong>be</strong>stemd om te worden verhuurd door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die een economische activiteit uitoefent die <strong>be</strong>staat in de<br />

verhuur van autovoertuigen aan om het even wie;<br />

Twee cassatiearresten van 19 januari 2007 heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekking op de<br />

draagwijdte van artikel 45, § 2, tweede lid, i van het Wetboek.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 918<br />

(1 februari 2012)<br />

Overeenkomstig die arresten wordt met een (specifieke) economische<br />

activiteit die <strong>be</strong>staat in de verhuur van autovoertuigen <strong>be</strong>doeld, een naar<br />

het publiek gerichte niet-toevallige activiteit van verhuur van autovoertuigen.<br />

Hierbij is niet vereist dat die activiteit de enige of <strong>be</strong>langrijkste<br />

activiteit zou zijn noch dat het aanbod zou gedaan worden aan een<br />

on<strong>be</strong>grensde clientèle. Voor de toepassing van artikel 45, § 2, tweede lid,<br />

i, van het Wetboek hoeft de verhuuractiviteit dus geen hoofdactiviteit te<br />

zijn (het mag b.v. ook om een nevenactiviteit gaan die automatisch<br />

gegenereerd wordt door een andere activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige)<br />

en moet de onderneming die zich richt tot een <strong>be</strong>paald doelpubliek niet<br />

worden onderscheiden van een <strong>be</strong>lastingplichtige die aan iedereen<br />

autovoertuigen verhuurt.<br />

Gelet op hetgeen voorafgaat is de aftrek<strong>be</strong>perking van artikel 45, § 2, van<br />

het Wetboek niet meer van toepassing wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

geregeld:<br />

- vervangwagens ter <strong>be</strong>schikking stelt van zijn klanten in afwachting<br />

van de herstelling of het onderhoud van het voertuig van laatstgenoemden;<br />

- vervangwagens ter <strong>be</strong>schikking stelt van zijn klanten in afwachting<br />

van de levering van een nieuw voertuig;<br />

- vervangwagens ter <strong>be</strong>schikking stelt van zijn klanten in het kader<br />

van een pechverhelpingsdienst;<br />

- autovoertuigen ter <strong>be</strong>schikking stelt van verbonden ondernemingen.<br />

Aangezien artikel 45, § 2, tweede lid, i, van het Wetboek enkel<br />

ondernemingen <strong>be</strong>oogt die een economische activiteit uitoefenen die<br />

<strong>be</strong>staat in de verhuur van autovoertuigen zoals verduidelijkt in punt 1<br />

hiervoor (leasing daaronder <strong>be</strong>grepen), kan die uitzondering op de<br />

aftrek<strong>be</strong>perking, onder meer, niet worden ingeroepen:<br />

- door <strong>be</strong>lastingplichtigen die slechts af en toe autovoertuigen<br />

verhuren;<br />

- door <strong>be</strong>lastingplichtigen die zich <strong>be</strong>perken tot de verhuur van een<br />

autovoertuig aan bijvoor<strong>be</strong>eld aandeelhouders, <strong>be</strong>stuurders of<br />

personeelsleden;<br />

- voor autovoertuigen die gebruikt worden in omstandigheden als<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 19, § 1, van het Wetboek.


(1 februari 2012)<br />

919 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Voor ondernemingen als <strong>be</strong>oogd in artikel 45, § 2, tweede lid, i, van het<br />

Wetboek, geldt de uitzondering op de aftrek<strong>be</strong>perking slechts voor de<br />

autovoertuigen die <strong>be</strong>stemd zijn om te worden verhuurd en die effectief<br />

die <strong>be</strong>stemming krijgen. De voertuigen die gedeeltelijk voor andere<br />

doeleinden worden gebruikt (b.v. gebruik voor eigen <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>hoeften of<br />

gebruik in omstandigheden als <strong>be</strong>doeld in artikel 19, § 1, van het<br />

Wetboek) vallen in <strong>be</strong>ginsel buiten de uitzondering (zie evenwel<br />

aanschrijving nr. 9 van 30 juli 1985).<br />

j) de voertuigen <strong>be</strong>stemd om uitsluitend te worden gebruikt voor <strong>be</strong>zoldigd<br />

personenvervoer;<br />

Deze uitzondering <strong>be</strong>doelt vooral de exploitanten van taxi<strong>be</strong>drijven. Ze<br />

vereist in <strong>be</strong>ginsel een uitsluitend gebruik voor <strong>be</strong>zoldigd personenvervoer.<br />

Wanneer een exploitant van een taxi<strong>be</strong>drijf zijn voertuig zeer<br />

bijkomstig gebruikt voor privé-doeleinden, of bijkomstig voor het<br />

vervoer van kleine voorwerpen (pakjes, documenten, enz.), wordt<br />

aangenomen dat de <strong>be</strong>perking <strong>be</strong>oogd door artikel 45, § 2, eerste lid, van<br />

het Wetboek evenmin van toepassing is. In dat geval mag de<br />

voor<strong>be</strong>lasting worden afgetrokken naar verhouding van het gebruik voor<br />

de doeleinden van de economische activiteit zonder dat de <strong>be</strong>perking van<br />

50 pct. hoeft te worden toegepast (<strong>be</strong>slissing E.T. 56.717 van<br />

03.02.1987 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 77, blz. 230, nr. 871).<br />

Het vervoer van kleine voorwerpen kan als bijkomstig aan de activiteit<br />

verricht door exploitanten van taxi<strong>be</strong>drijven <strong>be</strong>schouwd worden in de<br />

mate dat de hierdoor gerealiseerde omzet niet meer <strong>be</strong>draagt dan 15 pct.<br />

van de totale omzet met <strong>be</strong>trekking tot de taxidienst zelf en het <strong>be</strong>zoldigd<br />

vervoer van kleine voorwerpen.<br />

Daar de exploitanten van autorijscholen niet worden <strong>be</strong>doeld in een van<br />

de hierboven opgesomde uitzonderingen, is de <strong>be</strong>perking ingesteld bij<br />

artikel 45, § 2, van het Wetboek van toepassing ten aanzien van de door<br />

hen, voor het verstrekken van hun diensten, gebruikte personenwagens,<br />

alsmede ten aanzien van de leveringen van goederen en diensten met<br />

<strong>be</strong>trekking tot die wagens (z. aanschr. 19/1978, nr. 24, tweede en derde<br />

lid).<br />

k) de nieuwe voertuigen in de zin van artikel 8bis, § 2, 2°, eerste<br />

gedachtestreep, andere dan deze <strong>be</strong>doeld onder h), i) en j), die het<br />

voorwerp uitmaken van een op grond van artikel 39bis vrijgestelde<br />

levering. In dit geval wordt de aftrek slechts uitgeoefend binnen de


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 920<br />

(1 februari 2012)<br />

grenzen of ten <strong>be</strong>lope van het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting dat op deze<br />

levering opeisbaar zou zijn indien ze niet vrijgesteld zou zijn op grond<br />

van voornoemd artikel 39bis (z. nr. 310/75).<br />

3. Belasting waarvan het recht op aftrek wordt <strong>be</strong>perkt.<br />

Vooreerst is de <strong>be</strong>perking van het recht op aftrek van toepassing op de<br />

<strong>be</strong>lasting geheven van de verkrijging, de intracommunautaire verwerving en de<br />

daarmee gelijkgestelde handelingen (z. Wetboek, art. 25quater) en de invoer<br />

van automobielen, daaronder <strong>be</strong>grepen de levering aan zichzelf die <strong>be</strong>lastbaar<br />

is op grond van artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek.<br />

De <strong>be</strong>perking van het recht op aftrek slaat bovendien ook op de <strong>be</strong>lasting<br />

geheven van leveringen en diensten met <strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>doelde voertuigen.<br />

Benevens de <strong>be</strong>lasting voldaan ter zake van de huur van die voertuigen,<br />

daaronder <strong>be</strong>grepen de verhuur volgens een zogenaamde "rentingformule",<br />

gaat het in 't algemeen om de <strong>be</strong>lasting geheven van de kosten van gebruik,<br />

inzonderheid:<br />

a) de leveringen van brandstoffen, smeeroliën en andere producten <strong>be</strong>stemd<br />

om door die voertuigen te worden verbruikt;<br />

b) het reinigen, het onderhouden, het herstellen, het ver<strong>be</strong>teren, het inrichten<br />

en het omvormen van die voertuigen, daaronder <strong>be</strong>grepen de levering van<br />

stukken en toe<strong>be</strong>horen die worden gebruikt voor het verrichten van die<br />

diensten;<br />

c) de leveringen van onderdelen, toe<strong>be</strong>horen en uitrustingsstukken met<br />

<strong>be</strong>trekking tot die voertuigen.<br />

Opgemerkt wordt dat de kosten van vervoer per taxi gemaakt door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige in de uitoefening van zijn <strong>be</strong>roepswerkzaamheid niet de<br />

vergoeding zijn van diensten <strong>be</strong>doeld in artikel 45, § 2, van het Wetboek<br />

(<strong>be</strong>slissing E.T. 13.098 van 08.11.1972 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 10, blz. 71, nr. 352).<br />

De btw geheven van de kosten van oprichting en onderhoud van een garage<br />

voor de stalling van een voertuig dat voor een <strong>be</strong>laste economische activiteit<br />

wordt gebruikt, is evenmin aan de in artikel 45, § 2, van het Wetboek<br />

ingestelde <strong>be</strong>perking van het recht op aftrek onderworpen. Hetzelfde geldt<br />

t.a.v. de aftrek van de btw geheven van de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van<br />

parkeerplaatsen en garages (zie <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 108.474 dd. 09.12.2004).


(1 februari 2012)<br />

921 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Anderzijds is de btw geheven van de installatie door een garagist van een<br />

mobilofoon in een personenwagen onderworpen aan de <strong>be</strong>perking van het recht<br />

op aftrek. Hetzelfde geldt voor de <strong>be</strong>lasting geheven van de levering van een<br />

mobilofoon <strong>be</strong>stemd om te worden geïnstalleerd in een dergelijk voertuig.<br />

Daarentegen is de <strong>be</strong>perking van het recht op aftrek niet van toepassing ten<br />

aanzien van de btw geheven van de levering van een draagbare mobilofoon van<br />

een model dat werkelijk zowel binnen als buiten de wagen kan gebruikt<br />

worden. Deze <strong>be</strong>perking is evenmin van toepassing op de btw die wordt<br />

aangerekend met <strong>be</strong>trekking tot het gebruik van de mobilofoon (telefoonkosten).<br />

De aftrek van die btw mag worden verricht naar verhouding van het<br />

<strong>be</strong>roepsgebruik, zonder dat de <strong>be</strong>perking tot 50 pct. van de <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting<br />

van toepassing is (<strong>be</strong>slissing E.T. 54.978 van 28.01.1986 - <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 71, blz. 158, nr. 858 en parlementaire vraag nr. 141 van M. Wintgens van<br />

21.03.1990, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 90, blz. 272, nr. 11).<br />

339/2. Voertuigen <strong>be</strong>oogd door artikel 45, § 2, die ter <strong>be</strong>schikking worden gesteld van<br />

een personeelslid of van een <strong>be</strong>stuurder of vennoot – samenhang tussen<br />

artikel 45, § 2 en andere <strong>be</strong>palingen van het Wetboek<br />

Vooreerst moet worden verduidelijkt dat artikel 45, § 1quinquies, van het Wetboek<br />

niet de ter<strong>be</strong>schikkingstelling onder <strong>be</strong>zwarende titel (tegen <strong>be</strong>taling van een<br />

huursom) van een <strong>be</strong>drijfsmiddel dat <strong>be</strong>hoort tot het vermogen van een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>oogt. Dit geldt eveneens voor de voertuigen <strong>be</strong>oogd door<br />

artikel 45, § 2, van het Wetboek.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige een voertuig om niet ter <strong>be</strong>schikking stelt van zijn<br />

personeel of van de zaakvoerder of <strong>be</strong>stuurder, dient een onderscheid te worden<br />

gemaakt naargelang de <strong>be</strong>lastingplichtige het voertuig aankoopt of huurt.<br />

A. Het voertuig wordt verworven door de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

1. Er is bij aanschaf van het <strong>be</strong>drijfsmiddel een gemengd gebruik.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die het voertuig aankoopt zal vanaf het <strong>be</strong>gin<br />

rekening moeten houden met het gebruik voor andere doeleinden dan<br />

deze van zijn economische activiteit.<br />

Zo zal hij in het geval hij het voertuig om niet ter <strong>be</strong>schikking stelt van<br />

een lid van het personeel, dat het zowel voor <strong>be</strong>roepsdoeleinden als voor<br />

privédoeleinden zal gebruiken, de btw geheven van de aankoop van dat


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 922<br />

(1 februari 2012)<br />

voertuig moeten <strong>be</strong>perken ingevolge artikel 45, § 1quinquies, van het<br />

Wetboek en, in voorkomend geval, krachtens artikel 45, § 2, van het<br />

Wetboek.<br />

De verhouding privégebruik en <strong>be</strong>roepsgebruik wordt in principe<br />

vastgesteld op basis van een raming van de af te leggen kilometers. Deze<br />

raming ge<strong>be</strong>urt onder toezicht van de administratie en dient te worden<br />

gestaafd door <strong>be</strong>wijskrachtige gegevens. Uiterlijk in de periodieke btwaangifte<br />

in te dienen op 20 april van het jaar volgend op het jaar van<br />

aankoop van het <strong>be</strong>drijfsmiddel moet de <strong>be</strong>lastingplichtige de<br />

oorspronkelijke aftrek herzien (artikel 8, 1°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969).<br />

Indien het <strong>be</strong>roepsmatig gebruik van een voertuig, <strong>be</strong>oogd door<br />

artikel 45, § 2, van het Wetboek, 50 pct. niet overschrijdt, is de<br />

aftrek<strong>be</strong>perking van voornoemd artikel niet van toepassing. Initieel zal<br />

het recht op aftrek <strong>be</strong>perkt worden conform artikel 45, § 1quinquies, van<br />

het Wetboek tot <strong>be</strong>loop van het <strong>be</strong>roepsmatig gebruik.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige koopt in 2011 een personenwagen aan, neemt het op in zijn<br />

<strong>be</strong>drijfsvermogen en gebruikt het slechts voor 40 pct. voor de doeleinden van zijn<br />

economische activiteit. Het recht op aftrek van de btw geheven van de aankoop van de<br />

personenwagen zal <strong>be</strong>perkt zijn tot 40 pct. ingevolge artikel 45, § 1quinquies, van het<br />

Wetboek.<br />

Indien het <strong>be</strong>roepsmatig gebruik echter hoger is dan 50 pct., moeten de<br />

aftrek<strong>be</strong>perkingen voorzien in de artikelen 45, § 1quinquies en 45, § 2,<br />

van het Wetboek worden gecombineerd.<br />

Dit is het geval wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige uit bovenstaand voor<strong>be</strong>eld<br />

de personenwagen voor 60 pct. gebruikt voor de doeleinden van zijn<br />

economische activiteit. Het recht op aftrek van de btw geheven van de<br />

aankoop van de personenwagen, dat ingevolge artikel 45, § 1quinquies,<br />

van het Wetboek slechts zou worden <strong>be</strong>perkt tot 60 pct., wordt krachtens<br />

de algemene aftrek<strong>be</strong>perking <strong>be</strong>doeld in artikel 45, § 2, van het Wetboek<br />

verder <strong>be</strong>perkt tot 50 pct.<br />

In <strong>be</strong>ide veronderstellingen kan artikel 19, § 1, van het Wetboek niet<br />

meer van toepassing zijn (z. nr. 62/2). In voorkomend geval moet de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige een gewijzigd gebruik van de personenwagen<br />

(verhouding <strong>be</strong>roepsmatig-privématig gebruik) rechtzetten middels het<br />

stelsel van herzieningen.


(1 februari 2012)<br />

923 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

2. Er is bij aanschaf van het <strong>be</strong>drijfsmiddel geen gemengd gebruik.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige oefent zijn recht op aftrek uit overeenkomstig<br />

artikel 45, § 1, van het Wetboek en, in voorkomend geval, krachtens<br />

artikel 45, § 2, van het Wetboek (z. nr. 339).<br />

Artikel 19, § 1, van het Wetboek is van toepassing (z. nr. 62/2).<br />

B. Het voertuig wordt door de <strong>be</strong>lastingplichtige gehuurd.<br />

In het geval de <strong>be</strong>lastingplichtige een voertuig huurt kan het niet worden<br />

aangemerkt als een <strong>be</strong>drijfsmiddel in zijn hoofde (z. nr. 391). Hij ontvangt een<br />

dienst en moet zijn recht op aftrek uitoefenen overeenkomstig artikel 45, §§ 1<br />

en 2, van het Wetboek.<br />

340. Aftrekbare <strong>be</strong>lasting.<br />

In <strong>be</strong>ginsel kan de <strong>be</strong>lastingplichtige aftrekken:<br />

1° de btw die hem is gefactureerd voor de levering van goederen (<strong>be</strong>drijfsmiddelen,<br />

grondstoffen, halffabrikaten, afgewerkte producten, hulpstoffen, energie,<br />

enz.) en wegens verstrekking van diensten (loon<strong>be</strong>werking, werk in onroerende<br />

staat, verhuur van materieel, vervoer, reclame, makelaars-verrichtingen, enz.);<br />

2° de btw die hij heeft voldaan bij de invoer van goederen voor zijn <strong>be</strong>drijf. Dit is<br />

ook het geval ten aanzien van de wegens invoer verschuldigde btw voldaan<br />

door een eigenaargeadresseerde, die een btw-<strong>be</strong>lastingplichtige is, met<br />

<strong>be</strong>trekking tot voor zijn werkzaamheid <strong>be</strong>stemde goederen die werden<br />

ingevoerd onder een entrepot- of doorvoerregeling en onder die regeling zijn<br />

verdwenen of gestolen (Beslissing E.T. 20.066 van 19 juni 1979, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 43, blz. 47, nr. 731);<br />

3° de btw die hij heeft voldaan naar aanleiding van de intracommunautaire<br />

verwerving van goederen of een daarmee gelijkgestelde handeling;<br />

4° de btw die hij heeft voldaan wegens de ingebruikneming van goederen voor de<br />

doeleinden van zijn economische activiteit of wegens werk in onroerende staat<br />

dat hij voor dezelfde doeleinden verricht (Wetboek, art. 12, § 1, eerste lid, 3°<br />

en 4°, en art 19, § 2, eerste lid, 1°).


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 924<br />

De van <strong>be</strong>drijfsmiddelen geheven btw komt in aanmerking voor aftrek op dezelfde<br />

gronden als de btw die werd geheven van de andere goederen en diensten die de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige gebruikt voor de uitoefening van zijn <strong>be</strong>lastbare economische<br />

activiteit. Daarbij dient evenwel de aandacht te worden gevestigd op het feit dat deze<br />

aftrek voor herziening vatbaar is gedurende een periode van vijf jaar of vijftien jaar,<br />

overeenkomstig artikel 48, § 2, van het Wetboek (z. nrs. 397 tot 404).<br />

Het recht op aftrek kan slechts worden uitgeoefend voor zover de <strong>be</strong>lasting opeisbaar<br />

is overeenkomstig de artikelen 17 en 22 van het Wetboek, m.a.w. alleen de wettelijk<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting is aftrekbaar (z. H.v.J., 13 decem<strong>be</strong>r 1989, zaak 342/87).<br />

Wanneer derhalve bij de overdracht van een algemeenheid van goederen, onder de<br />

omstandigheden <strong>be</strong>doeld in de artikelen 11 en 18, § 3, van het Wetboek, de<br />

overdrager ten onrechte btw in rekening heeft gebracht aan de overnemer, kan deze<br />

laatste die btw niet aftrekken. Maar het is vanzelfsprekend dat deze nietverschuldigde<br />

btw het voorwerp kan uitmaken van een teruggaaf op grond van<br />

artikel 77.<br />

341. Toestand van de volledige <strong>be</strong>lastingplichtige met <strong>be</strong>trekking tot de aftrek van<br />

voor<strong>be</strong>lasting.<br />

De volledige <strong>be</strong>lastingplichtige (z. nr. 334) brengt in <strong>be</strong>ginsel in aftrek, alle btw die<br />

van zijn <strong>be</strong>roepsuitgaven wordt geheven.<br />

Hij moet van de aftrek slechts uitsluiten:<br />

1° de btw die wordt geheven van niet-<strong>be</strong>roepsuitgaven (z. nrs. 337 en 339);<br />

2° de btw waarvoor een uitsluiting of een <strong>be</strong>perking van het recht op aftrek<br />

uitdrukkelijk wordt <strong>be</strong>paald overeenkomstig artikel 45, §§ 2, 3 en 4 van het<br />

Wetboek (z. nrs. 339 en 343 tot 347/2).<br />

Er wordt enerzijds aan herinnerd dat wanneer men de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

op ondub<strong>be</strong>lzinnige wijze en zonder frauduleus of <strong>be</strong>drieglijk opzet heeft<br />

verkregen, deze hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige niet met terugwerkende kracht<br />

kan worden ontnomen noch dat het uitgeoefende recht op aftrek in vraag kan worden<br />

gesteld, indien de <strong>be</strong>oogde economische activiteit niet effectief tot <strong>be</strong>lastbare<br />

handelingen heeft geleid (z. H.v.J., 29 februari 1996, Zaak, INZO en H.v.J.,<br />

15 januari 1998, zaak C-37/95, Ghent Coal Terminal). Er moet evenwel op gewezen<br />

worden dat wanneer, zoals reeds aangehaald in nummer 336/2, een natuurlijke<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

925 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

persoon of rechtspersoon een goed heeft gekocht in de hoedanigheid van niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

en hij vervolgens de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige verkrijgt<br />

en dit goed als <strong>be</strong>drijfsmiddel voor zijn economische activiteit gebruikt, het hem niet<br />

is toegestaan om de <strong>be</strong>lasting geheven van de aankoop van dit goed volledig of<br />

gedeeltelijk in aftrek te brengen. Deze situatie is verschillend van het geval waarin<br />

een persoon, die nog niet voor de btw is geïdentificeerd, kosten maakt in het kader<br />

van handelingen die onmiskenbaar de voor<strong>be</strong>reiding zijn van een economische<br />

activiteit. In dergelijke veronderstelling heeft deze persoon wegens deze<br />

voor<strong>be</strong>reidende handelingen de hoedanigheid van btw-<strong>be</strong>lastingplichtige en mag hij<br />

vervolgens de <strong>be</strong>lasting geheven van de verkregen goederen en diensten in aftrek<br />

brengen, zelfs indien deze handelingen zijn btw-identificatie voorafgaan (z. H.v.J.,<br />

14 februari 1985, zaak 268/83, Rompelman).<br />

Bovendien wordt aangestipt dat het recht op aftrek niet <strong>be</strong>perkt wordt tot de gevallen<br />

waarin de <strong>be</strong>lastingplichtige de ontvangen goederen en diensten <strong>be</strong>stemt voor<br />

effectief met btw <strong>be</strong>laste handelingen. Een <strong>be</strong>lastingplichtige blijft een volledige<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige en hij <strong>be</strong>houdt zijn recht op aftrek volledig wanneer hij de<br />

ontvangen goederen en diensten <strong>be</strong>stemt voor handelingen die vrijgesteld zijn<br />

krachtens de artikelen 39 tot 42 van het Wetboek of voor in het buitenland verrichte<br />

handelingen, waarvoor recht op aftrek zou ontstaan indien zij in het binnenland<br />

zouden plaatsvinden.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

In <strong>be</strong>ginsel kan de van hun <strong>be</strong>roepsuitgaven geheven btw in aftrek worden gebracht door<br />

inzonderheid:<br />

- de exporteurs en intracommunautaire leveranciers (Wetboek, art. 39 en 39bis);<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtige die een in entrepot opgeslagen goed levert (Wetboek, art. 40, § 2, 1°);<br />

- de internationale goederenvervoerders, die de in artikel 41 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

vrijstelling genieten;<br />

- de bouwers van zee- en binnenschepen die de in artikel 42 <strong>be</strong>doelde vrijstelling genieten;<br />

- de aannemer van werk in onroerende staat die hier te lande gevestigd is en buiten België een<br />

gebouw opricht (Wetboek, art. 21, § 3, 1° of art. 21bis, § 2, 1°);<br />

- de makelaar die niet handelt onder de omstandigheden <strong>be</strong>doeld in artikel 13, § 2, van het<br />

Wetboek en die tussenkomst verleent bij de inkoop of bij de verkoop van goederen die zich<br />

buiten de Gemeenschap <strong>be</strong>vinden, zelfs wanneer ze in België moeten worden ingevoerd<br />

(Wetboek, art. 21, § 2, en art. 41, § 2), of nog van goederen die zich in België <strong>be</strong>vinden en die<br />

op grond van artikel 39 van het Wetboek worden uitgevoerd met vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting<br />

(Wetboek, art. 41, § 2).


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 926<br />

Een verzekeringsmaatschappij, daarentegen, waarvan de handelingen door artikel 44, § 3, 4°,<br />

van het Btw-Wetboek zijn vrijgesteld, mag, in principe (z. echter nr. 334/2) geen aftrek<br />

verrichten wegens haar hier te lande of in het buitenland uitgeoefende economische activiteit.<br />

342. Toestand van de <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek (gemengde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige) met <strong>be</strong>trekking tot de aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek (zie nr. 334) moet, evenals de<br />

volledige <strong>be</strong>lastingplichtige, alvorens enige aftrek te verrichten de btw afzonderen<br />

die <strong>be</strong>trekking heeft op zijn privé- of andere dan <strong>be</strong>roepsuitgaven, alsmede de<br />

<strong>be</strong>lasting waarvoor een uitsluiting of een <strong>be</strong>perking van het recht op aftrek<br />

uitdrukkelijk zijn voorgeschreven. Voor het <strong>be</strong>palen van de gedeeltelijke aftrek die<br />

hij mag verrichten, richt hij zich naar de <strong>be</strong>palingen van de artikelen 46 en 48 van het<br />

Wetboek en 12 tot 21 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 (art. 1, § 1, tweede lid, van dat<br />

<strong>be</strong>sluit).<br />

Dat probleem wordt nader <strong>be</strong>sproken in afdeling 5. Nu reeds kan erop worden<br />

gewezen dat:<br />

- wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek t.a.v. de aftrek<br />

van de voor<strong>be</strong>lasting onderworpen is aan het "algemeen verhoudingsgetal"<br />

(Wetboek, art. 46, § 1), hij dat verhoudingsgetal toepast op het <strong>be</strong>drag van de<br />

<strong>be</strong>lasting waarvoor aftrek zou zijn toegestaan indien hij een volledige<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige was;<br />

- wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek de regel van het<br />

werkelijke gebruik volgt (Wetboek, art. 46, § 2), hij, alvorens de aftrek te doen,<br />

moet nagaan of de ontvangen goederen en diensten <strong>be</strong>stemd zijn voor de<br />

economische activiteit die hem recht op aftrek verlenen, en zo ja, in welke<br />

mate.<br />

II. Uitsluiting van het recht op aftrek voor de btw geheven van sommige<br />

<strong>be</strong>roepsuitgaven.<br />

343. Algemeen.<br />

Artikel 45, §§ 3 en 4, van het Wetboek sluit het recht op aftrek uit voor de btw<br />

geheven van <strong>be</strong>paalde leveringen van goederen en <strong>be</strong>paalde dienstverrichtingen,<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

927 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

zelfs wanneer die door een <strong>be</strong>lastingplichtige worden gebruikt voor de doeleinden<br />

van zijn <strong>be</strong>lastbare economische activiteit of voor het verrichten van <strong>be</strong>lastbare<br />

handelingen.<br />

344. Tabaksfabrikaten (Wetboek, art. 45, § 3, 1°).<br />

Ieder recht op aftrek is uitgesloten voor de tabaksfabrikaten daar deze onder de<br />

toepassing vallen van een bijzonder stelsel waarin de normale aftrek geen toepassing<br />

vindt (Wetboek, art. 58, § 1; KB nr. 13 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

regeling van tabaksfabrikaten).<br />

345. Geestrijke dranken (Wetboek, art. 45, § 3, 2°).<br />

De <strong>be</strong>lasting ter zake van de inkoop, de invoer of de intracommunautaire verwerving<br />

van geestrijke dranken is niet aftrekbaar <strong>be</strong>houdens wanneer deze <strong>be</strong>stemd zijn om te<br />

worden wederverkocht (vervaardiging van of handel in geestrijke dranken) of om te<br />

worden verstrekt ter uitvoering van een dienstverrichting (verbruik ter plaatse, als<br />

dusdanig of na te zijn verwerkt in spijzen of dranken, in hotels, restaurants, privéclubs).<br />

De uitsluiting heeft <strong>be</strong>trekking op de zogenaamde sterke dranken, zoals cognac,<br />

whisky, jenever en likeuren (wijn, aperitief op basis van wijn en champagne niet<br />

in<strong>be</strong>grepen). Ze geldt zelfs wanneer deze dranken worden aangeboden als<br />

handelsmonster, om te proeven (z. nr. 347) of als een geschenk van geringe waarde<br />

(z. nr. 350).<br />

In deze optiek werd <strong>be</strong>paald dat wanneer de uitbater van een restaurant, van een café<br />

of een dergelijke inrichting een geestrijk of ander drankje aanbiedt aan een klant ter<br />

gelegenheid van het verstrekken onder <strong>be</strong>zwarende titel van een maaltijd of<br />

consumptie, in <strong>be</strong>ginsel mag worden aangenomen dat de gevraagde prijs voor de<br />

maaltijd of de consumpties eveneens het aangeboden drankje omvat. Dit "gratis<br />

aanbod" heeft derhalve noch een herziening van de aftrek, noch enige <strong>be</strong>lastbare<br />

onttrekking tot gevolg. Men mag evenwel niet uit het oog verliezen dat, om het<br />

vermoeden van artikel 64, § 1, van het Btw-Wetboek te weerleggen (op grond<br />

waarvan de administratie het recht heeft om de btw te eisen over de "tariefprijs" van<br />

het aangeboden drankje), de <strong>be</strong>lastingplichtige moet <strong>be</strong>wijzen dat het drankje<br />

aangeboden werd in het kader van het verstrekken van een maaltijd of een<br />

consumptie onder <strong>be</strong>zwarende titel (Beslissing E.T. 96.920 van 31 augustus 2000,<br />

<strong>BTW</strong>-Revue nr. 145, blz. 152, nr. 1081).


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 928<br />

346. Kosten van logies en kosten van spijzen en dranken om ter plaatse te worden<br />

verbruikt (Wetboek, art. 45, § 3, 3°).<br />

Kosten van logies, spijzen of dranken, volgend uit een huisvestings- of restauratiecontract<br />

zijn uitgaven waarbij men moeilijk het onderscheid tussen privé- en<br />

<strong>be</strong>roepsgebruik kan maken. Daarom mag de btw die ter zake van die kosten werd<br />

voldaan (hotel-, restaurantrekeningen, enz.) in de regel niet worden afgetrokken.<br />

Op die regel <strong>be</strong>staan echter de twee volgende uitzonderingen die <strong>be</strong>perkend moeten<br />

uitgelegd worden.<br />

1. Hotel- en restauratiekosten die door personeel worden gemaakt.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige mag de btw aftrekken ter zake van de kosten van logies,<br />

spijzen of dranken, die worden gedaan voor het personeel dat buiten de<br />

onderneming <strong>be</strong>last is met een levering van goederen of met een dienstverrichting<br />

(Wetboek, art. 45, § 3, 3°, a).<br />

Deze afwijkende <strong>be</strong>paling is enerzijds slechts van toepassing op de kosten<br />

gemaakt door de leden van het personeel en <strong>be</strong>doelt dus geenszins dezelfde<br />

kosten die door de <strong>be</strong>heersorganen (<strong>be</strong>stuurders, zaakvoerders, de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

zelf indien het gaat om een natuurlijke persoon) worden gemaakt.<br />

Anderzijds moet het gaan om kosten die, buiten de onderneming, ter gelegenheid<br />

van reizen, worden gemaakt in verband met een wel<strong>be</strong>paalde opdracht:<br />

het leveren van goederen of van diensten in de zin van het Wetboek.<br />

Inzonderheid zijn hieronder <strong>be</strong>grepen:<br />

1° de hotel- en restauratiekosten die door vrachtwagen<strong>be</strong>stuurders en<br />

<strong>be</strong>geleiders worden gedaan ter gelegenheid van de levering van<br />

goederen, zonder onderscheid naargelang die goederen vooraf <strong>be</strong>steld<br />

waren of dadelijk bij de <strong>be</strong>stelling worden geleverd;<br />

2° de hotel- en restauratiekosten die gedaan worden door ar<strong>be</strong>iders die, op<br />

een andere plaats dan in de onderneming, <strong>be</strong>last zijn met het monteren<br />

van een machine of met het oprichten van een gebouw voor rekening van<br />

klanten.<br />

Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting is integendeel uitgesloten voor:<br />

1° de kosten gemaakt door de handelsvertegenwoordigers, <strong>be</strong>dienden van de<br />

firma, ter gelegenheid van de prospectie van het cliënteel, zonder dat<br />

daarbij een onmiddellijke levering van goederen plaatsgrijpt;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

929 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

2° de kosten die door een weddetrekkend boekhouder van een firma met<br />

filialen worden gedaan ter gelegenheid van reizen die hij doet voor de<br />

controle van de in die filialen gehouden boekhouding;<br />

3° de kosten voor eetmalen die door een <strong>be</strong>lastingplichtige worden gemaakt,<br />

naar aanleiding van een receptie die hij voor zijn personeelsleden in een<br />

restaurant of een hotelinrichting organiseert, bijvoor<strong>be</strong>eld, ter gelegenheid<br />

van een patroonfeest;<br />

4° de kosten van een "rondje" dat een leverancier, ter gelegenheid van een<br />

levering van dranken, bij een caféhouder aanbiedt aan de klanten die zich<br />

in de inrichting <strong>be</strong>vinden.<br />

De ondernemingen die grote moeilijkheden ondervinden om, geval per geval,<br />

uit te maken of de aftrek al dan niet toegestaan is, kunnen, in akkoord met het<br />

controlekantoor waaronder zij ressorteren, forfaitaire aftrek<strong>be</strong>dragen vaststellen<br />

die dan globaal genomen, moeten overeenstemmen met de werkelijke<br />

aanwending van de gemaakte kosten.<br />

Hoe dan ook, het is duidelijk dat de <strong>be</strong>lastingplichtige de aftrek enkel kan<br />

toepassen voor kosten die werkelijk werden gedaan en die <strong>be</strong>wezen worden<br />

door facturen of rekeningen die op zijn naam of op de firmanaam werden<br />

opgesteld, door de hotel-, restaurant- of caféhouder. Kent de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

aan zijn personeel een forfaitaire reisvergoeding toe, zonder van de personeelsleden<br />

de verantwoording van de werkelijke kosten te eisen, dan is geen aftrek<br />

mogelijk.<br />

2. Hotel- en restauratiekosten gedaan door <strong>be</strong>lastingplichtigen die op hun<br />

<strong>be</strong>urt dezelfde diensten verstrekken.<br />

Krachtens artikel 45, § 3, 3°, b, van het Wetboek mag de btw geheven van<br />

hotel- en restauratiekosten gedaan door <strong>be</strong>lastingplichtigen die op hun <strong>be</strong>urt<br />

deze diensten onder <strong>be</strong>zwarende titel verstrekken, door deze laatsten in aftrek<br />

worden gebracht.<br />

De aftrek is bijgevolg toegestaan ten aanzien van de hotel- of restauranthouders<br />

die in onderaanneming een <strong>be</strong>roep doen op een vakgenoot, alsook voor de<br />

<strong>be</strong>drijfskantines die maaltijden laten verstrekken door uitzenders van diners<br />

(traiteurs) of door gespecialiseerde restauratieondernemingen.<br />

Dit is eveneens het geval bij de organisatie van conferenties, seminaries,<br />

congressen, enz., waarbij de organisatoren dergelijke kosten die hen ten laste<br />

werden gelegd, als dusdanig en voor een afzonderlijke prijs doorfactureren


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 930<br />

(in hun eigen naam) aan de deelnemers van de <strong>be</strong>trokken manifestaties (Vraag<br />

nr. 1411 van de heer Breyne van 2 februari 1995, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 114,<br />

blz. 671-673, nr. 11).<br />

347. Kosten van onthaal (Wetboek, art. 45, § 3, 4°).<br />

Begrip "kosten van onthaal".<br />

Kosten van onthaal, waarvan het recht op aftrek is uitgesloten krachtens artikel 45,<br />

§ 3, vierde lid van het Btw-Wetboek, zijn de kosten die de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

aangaan in het kader van public relations, ontvangst en vermaak van aan het <strong>be</strong>drijf<br />

vreemde personen. De uitsluiting van dit recht op aftrek <strong>be</strong>antwoordt aan de<br />

doeleinden van artikel 176 van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van<br />

28 novem<strong>be</strong>r 2008 (voorheen artikel 17, § 6, Zesde Europese Richtlijn (77/388/ EG)<br />

van 17 mei 1977), te weten de uitsluiting van het recht op aftrek voor "de uitgaven<br />

die geen strikt <strong>be</strong>roepskarakter heb<strong>be</strong>n, zoals luxe-uitgaven, vermaak of<br />

representatiekosten."<br />

Onder aan het <strong>be</strong>drijf vreemde personen wordt verstaan de personen die niet in de<br />

onderneming werken als directie - (met in<strong>be</strong>grip van de administratieve raad) of<br />

personeelslid. Het <strong>be</strong>grip aan het <strong>be</strong>drijf vreemde personen <strong>be</strong>oogt dus niet enkel de<br />

leveranciers en de klanten, maar ook de aandeelhouders of vennoten van een<br />

onderneming en de leden van een vereniging.<br />

Iedere aftrek is dus uitgesloten zowel voor de uitgaven met het oog op het scheppen<br />

en ontwikkelen van een gunstig klimaat voor de promotie van de zaak buiten de<br />

gewone <strong>be</strong>roepscontracten als voor de uitgaven gedaan door een vennootschap of een<br />

vereniging voor het onthaal of de ontvangst van de aandeelhouders, vennoten of<br />

leden op een algemene vergadering.<br />

Deze uitgaven die vooral worden gedaan naar aanleiding van manifestaties of<br />

bijzondere ge<strong>be</strong>urtenissen (banket, receptie, inhuldiging, feest, reizen, allerhande<br />

animatie, ...) kunnen <strong>be</strong>staan zowel uit hotelkosten, restaurant- of traiteurkosten, als<br />

uit de aankoop van drank en voeding, de aankoop van bloemen, de huur van<br />

materiaal, enz.<br />

Er moet evenwel een onderscheid gemaakt worden tussen de hiervoor omschreven<br />

kosten van onthaal en de publiciteitskosten. In haar arrest van 8 april 2005 heeft het<br />

Hof van Cassatie zich uitgesproken over de kwalificatie van kosten van ontspanning<br />

en vermaak die worden gemaakt in het kader van een feestelijke bijeenkomst die<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

931 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel heeft kopers in te lichten over het <strong>be</strong>staan en<br />

de hoedanigheid van een product of dienst met de <strong>be</strong>doeling de verkoop ervan te<br />

<strong>be</strong>vorderen. De administratie heeft <strong>be</strong>slist om dergelijke kosten, die worden gemaakt<br />

met het oog op de publiciteit voor wel<strong>be</strong>paalde producten en het derhalve om<br />

publiciteit en uitgaven gaat met een strikt professioneel karakter, niet aan te merken<br />

als kosten van onthaal in de zin van artikel 45, § 3, 4° van het Wetboek.<br />

Het is aan de <strong>be</strong>lastingplichtige om, geval per geval, aan te tonen dat de gedane<br />

kosten de directe verkoop <strong>be</strong>ogen of worden gemaakt met het oog op de publiciteit<br />

voor wel<strong>be</strong>paalde producten of dat een ander doel werd nagestreefd dan het creëren<br />

van een algemene gunstige atmosfeer ten overstaan van de onderneming.<br />

In haar cassatievoorziening met <strong>be</strong>trekking tot deze zaak heeft de administratie<br />

evenwel uitsluitend de toepassing van artikel 45, § 3, 4°, van het Btw-Wetboek<br />

verdedigd. De uitspraak van het Hof heeft bijgevolg slechts <strong>be</strong>trekking op het<br />

toepassingsgebied van dat artikel.<br />

In dat verband wordt erop gewezen dat artikel 45, § 3, 3°, van het Btw-Wetboek,<br />

<strong>be</strong>houdens de in dat artikel <strong>be</strong>oogde uitzonderingen, het recht op aftrek uitsluit van<br />

de btw geheven van kosten van logies, spijzen en dranken in de zin van artikel 18,<br />

§ 1, tweede lid, 10° en 11°. Gelet op deze uitdrukkelijke <strong>be</strong>paling mag dan ook niet<br />

uit het oog worden verloren dat in het geval kosten worden gemaakt met het oog op<br />

de publiciteit voor wel<strong>be</strong>paalde producten of diensten, die niet kunnen worden<br />

aangemerkt als kosten van onthaal in de zin van artikel 45, § 3, 4°, van het Btw-<br />

Wetboek, de aftrek<strong>be</strong>perking <strong>be</strong>oogd door artikel 45, § 3, 3°, voormeld, toch van<br />

toepassing is.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

De btw geheven van volgende kosten gedaan door de onderneming kan niet worden afgetrokken<br />

aangezien het kosten van onthaal <strong>be</strong>treft:<br />

- bij de aankoop van een plezierboot die de koper zal gebruiken om zijn zakenrelaties te<br />

<strong>be</strong>vorderen, door het organiseren van tochten op zee voor zijn klanten en leveranciers<br />

(Beslissing E.T. 19.216 van 27 februari 1976, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 25, blz. 151, nr. 569);<br />

- de kosten voor het inrichten en uitrusten van een appartement, dat kosteloos ter <strong>be</strong>schikking<br />

wordt gesteld van sommige klanten (Beslissing E.T. 26.232 van 3 februari 1978, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 34, blz. 311-312, nr. 644);<br />

- de uitgaven met <strong>be</strong>trekking tot de organisatie van een reis met in<strong>be</strong>grip eventueel van eetmaal,<br />

<strong>be</strong>zoek aan <strong>be</strong>zienswaardigheden voor potentiële kopers (Beslissing E.T. 26.968 van 6 januari<br />

1978, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 37, blz. 905, nr. 677).


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 932<br />

Kosten die niet de aard heb<strong>be</strong>n van kosten van onthaal.<br />

Daarentegen geldt de <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>doeld in artikel 45, § 3, 4° van het Btw-Wetboek<br />

niet voor kosten die een strikt <strong>be</strong>roepskarakter heb<strong>be</strong>n.<br />

Zijn geen kosten van onthaal:<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

- de inrichting van een hall, een wachtzaal, vergaderzaal en andere <strong>be</strong>roepslokalen, en de<br />

aankoop van goederen om die plaatsen uit te rusten (zetels, tafels, kapstokken, asbakken, enz.)<br />

en versieringen (planten, bloemen, muurdecoraties, en andere) in de normale context van de<br />

exploitatie, het werkkader van het personeel, en de normale omstandigheden van handelscontacten.<br />

Dit met uitsluiting van goederen die aangekocht zouden zijn met het oog op een<br />

receptie (wat muurversieringen en dergelijke <strong>be</strong>treft mag men de uitsluiting van het recht op<br />

aftrek op basis van artikel 45, § 1 van het Btw-Wetboek niet uit het oog verliezen, voor<br />

originele kunstwerken die door de <strong>be</strong>lastingplichtige zijn aangekocht, zonder de <strong>be</strong>doeling om<br />

ze te verkopen, maar als <strong>be</strong>legging en waarvan de waarde niet daalt door het gebruik - zie<br />

nr. 336, 3 de en 4 de lid, hiervoor);<br />

- het ter <strong>be</strong>schikking stellen van parkeergelegenheid bij de onderneming ten <strong>be</strong>hoeve van klanten<br />

en leveranciers, zonder dat zij daarvoor <strong>be</strong>talen, in het kader van de handelscontracten stricto<br />

sensu, en dit zonder onderscheid of de onderneming haar eigen parkeergelegenheid heeft<br />

ingericht of dat zij zelf het parkeergeld <strong>be</strong>taalt voor ter <strong>be</strong>schikking gestelde parkeerplaatsen;<br />

- het "gratis" vervoer van mogelijke klanten, vanaf een wel<strong>be</strong>paalde plaats tot aan de<br />

onderneming en terug, met als duidelijk doel, buiten elk feest of receptie, hen de mogelijkheid<br />

te geven een technisch <strong>be</strong>zoek aan de inrichting te brengen en zo de verkoop van de produkten<br />

te stimuleren (in dit verband moet geen enkel onderscheid worden gemaakt naargelang de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige een contract afsluit met een vervoersmaatschappij of dat hij zijn eigen<br />

transportmiddelen gebruikt. Als de <strong>be</strong>lastingplichtige evenwel een maaltijd aanbiedt aan zijn<br />

mogelijke klanten, dan kan de btw geheven van deze maaltijd krachtens artikel 45, § 3, 3° van<br />

het Btw-Wetboek niet worden afgetrokken en dit niettegenstaande het feit dat deze uitgave<br />

<strong>be</strong>doeld is om een <strong>be</strong>lastbare handeling te stellen; zie nr. 346);<br />

- de verfraaiing van lokalen van een hotel of een restaurant (versiering en bloemen in de hall en<br />

de kamers, luchters in de salon, bar en eetzaal) waarbij de uitgaven tot doel heb<strong>be</strong>n hun<br />

klanten een aangenaam verblijf te verzekeren en waarbij de <strong>be</strong>taalde prijs overeenstemt met<br />

het geleverde comfort (daarentegen is de aftrek uitgesloten op basis van artikel 45, § 1 van het<br />

Btw-Wetboek wanneer het originele kunstwerken <strong>be</strong>treft waarvan de waarde niet daalt door<br />

het gebruik en die zijn aangekocht door de hotelier of restauranthouder als <strong>be</strong>legging; zie<br />

nr. 336, 3 de en 4 de lid).<br />

Anderzijds mogen kosten van onthaal niet worden verward met demonstratiekosten,<br />

waarbij eventueel handelsmonsters worden uitgedeeld, of nog met de kosten die<br />

samengaan met het verbruik van goederen die door het <strong>be</strong>drijf voortgebracht of<br />

verkocht worden (b.v. bier of wijn die worden aangeboden door een brouwerij of<br />

door een wijnhandelaar, de door demonstrateurs op jaar<strong>be</strong>urzen of voedingssalons


(1 februari 2012)<br />

933 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

voor 't proeven aangeboden producten). De <strong>be</strong>lasting die voldaan werd voor de<br />

uitgedeelde stalen (z. nr. 348) en voor de voor 't proeven aangeboden goederen is<br />

aftrekbaar en geen onttrekking moet worden <strong>be</strong>last (z. echter nr. 345, tweede lid,<br />

voor de geestrijke dranken).<br />

Bijzondere geval in het kader van sport en cultuur.<br />

Ten aanzien van het ter <strong>be</strong>schikking stellen tegen vergoeding door voetbalclubs van<br />

business-seats en loges van ondernemingen waarbij ter gelegenheid van voetbalwedstrijden<br />

aan de genodigden van laatstgenoemden eveneens spijzen en dranken<br />

worden verschaft, is, gelet op de duidelijke <strong>be</strong>paling van artikel 45, § 3, 3° en 4°, van<br />

het Wetboek, de btw geheven van respectievelijk de kosten van spijzen en dranken<br />

die onder bovengenoemde omstandigheden worden verstrekt, evenals de btw<br />

geheven van receptiekosten die bij dezelfde gelegenheid worden gemaakt, in hoofde<br />

van <strong>be</strong>doelde ondernemingen, van alle recht op aftrek uitgesloten.<br />

Daarentegen worden niet als kosten van onthaal <strong>be</strong>doeld in bovengenoemde<br />

artikel 45, § 3, 4°, maar als publiciteitskosten aangemerkt, de door ondernemingen<br />

gedane uitgaven met <strong>be</strong>trekking tot het gebruik van business-seats en loges voor<br />

zover <strong>be</strong>doelde ondernemingen door middel van die business-seats en loges onder<br />

een of andere vorm publiciteit voeren (Beslissing E.T. 63.540 van 7 en 10 juli 1989,<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 88, blz. 433-436, nr. 915).<br />

De in dit opzicht uitgewerkte regels zijn mutatis mutandis van toepassing ten aanzien<br />

van andere sportmanifestaties (tennis, volleybal, enz.) en van culturele manifestaties<br />

(theater, bioscoop, concerten, enz.) waarvan de organisatie onderworpen is aan de<br />

btw.<br />

347/2. Kosten gedaan door reisbureaus die handelen volgens het vermoeden vervat in<br />

artikel 20, § 2, van het Wetboek (Wetboek, art. 45, § 4).<br />

De diensten die aan de reizigers door toedoen van reisbureaus worden verstrekt zijn<br />

onderworpen aan een bijzondere regeling. Een van de specifieke kenmerken van<br />

deze regeling, die neerkomt op een eenmalige forfaitaire heffing van de btw op de<br />

brutowinstmarge, <strong>be</strong>staat erin dat de btw geheven van <strong>be</strong>paalde kosten die het<br />

reisbureau heeft gedaan, door dit laatste niet kan worden afgetrokken. De in die<br />

regeling <strong>be</strong>doelde kosten, die alle rechtstreeks <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de organisatie<br />

van een reis, zijn:<br />

1° kosten van vervoer, logies, ter plaatse gebruikte spijzen of dranken en vermaak,<br />

die aan het reisbureau op eigen naam zijn gefactureerd;


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 934<br />

2° de vergoeding die aan een ander reisbureau, dat zijn tussenkomst heeft<br />

verleend voor het verrichten van dezelfde diensten, werd <strong>be</strong>taald.<br />

De regeling die op het stuk van de aftrek geldt ten aanzien van de reisbureaus wordt<br />

toegelicht in de aanschrijving nr. 33/1978.<br />

III. Bijzondere problemen met <strong>be</strong>trekking tot de omvang van het recht<br />

op aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

348. Kosteloze uitdeling van monsters.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>drijf kosteloos monsters uitdeelt, met een publicitair doel en om de<br />

goederen die het <strong>be</strong>drijf fabriceert of verkoopt te leren kennen en te leren waarderen,<br />

dan is de <strong>be</strong>lasting die ter zake van de fabricage of de inkoop van die monsters werd<br />

geheven aftrekbaar indien de kosten ervan als <strong>be</strong>drijfslasten worden aanvaard voor<br />

de heffing van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen. Er is dan geen sprake van herziening van de<br />

aftrek, noch van onttrekking, aangezien artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van het<br />

Wetboek uitdrukkelijk de handelsmonsters van de toepassing van die <strong>be</strong>paling<br />

uitsluit.<br />

Het monster moet van dezelfde aard zijn als de goederen die door het <strong>be</strong>drijf worden<br />

gefabriceerd of verkocht. Vereist is echter niet dat ze op een speciale manier werden<br />

geconditioneerd, noch dat ze de uitdrukkelijke vermelding "monster" dragen. De<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die dergelijke uitdeling doet moet er uiteraard wel voor zorgen dat<br />

hij, ten overstaan van de administratie, kan aantonen dat de uit dien hoofde verdeelde<br />

goederen niet geleverd werden in omstandigheden die de <strong>be</strong>lasting verschuldigd<br />

maken (Wetboek, art. 64, § 1). Het <strong>be</strong>wijs daarvan zal, inzonderheid voor de<br />

monsters die in dezelfde conditionering als de gewoonlijk verkochte goederen<br />

worden aangeboden, geleverd dienen te worden door een ontvangst<strong>be</strong>wijs dat van de<br />

geadresseerden van die monsters wordt gevorderd.<br />

Wanneer evenwel zogenaamde "sterke dranken" gratis worden uitgedeeld als<br />

monster of gratis worden aangeboden om te proeven, is, krachtens artikel 45, § 3, 2°,<br />

van het Wetboek, geen aftrek toegelaten (z. nr. 345).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

935 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

349. Premies in natura die ter gelegenheid van een promotie-verkoop, bij aankoop<br />

van goederen worden gegeven.<br />

De in het vorige nummer <strong>be</strong>doelde omstandigheid dient niet te worden verward met<br />

het geval waarin ter gelegenheid van de verkoop van goederen, een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

een premie uitreikt, hetzij in de vorm van een koopwaar van dezelfde aard<br />

(bv. de verkoop van drie produkten voor de prijs van twee), hetzij nog van een<br />

andersoortige koopwaar (bv. overhandiging van een voorwerp bij aankoop van<br />

voedingsmiddelen).<br />

In zo'n geval wordt de verrichting geacht <strong>be</strong>trekking te heb<strong>be</strong>n op de verkoop, tegen<br />

een enige prijs, van een geheel van goederen. Dat heeft tot gevolg dat, zo het gaat om<br />

goederen <strong>be</strong>lastbaar met hetzelfde tarief, de <strong>be</strong>lasting gewoon <strong>be</strong>rekend wordt, tegen<br />

dat tarief, over de <strong>be</strong>taalde prijs. Is het premievoorwerp <strong>be</strong>lastbaar tegen een ander<br />

tarief dan dat van de verkochte goederen, dan moet de prijs in <strong>be</strong>ginsel worden<br />

uitgesplitst over die verschillende tarieven, zodanig dat alle elementen van het geheel<br />

met het hun eigen tarief worden <strong>be</strong>last.<br />

Volledigheidshalve wordt ook verwezen naar de aanschrijvingen nrs. 85/1972 en<br />

22/1975 (z. nr. 123).<br />

350. Geschenken van geringe waarde.<br />

Hier worden die voorwerpen <strong>be</strong>doeld die in <strong>be</strong>roepsrelaties worden gegeven en<br />

waarvan de kostprijs door de <strong>be</strong>drijven als algemene onkosten wordt geboekt<br />

(eindejaarsgeschenken, giften in natura, enz.). Deze voorwerpen verschillen van de<br />

in nr. 348 hierboven <strong>be</strong>oogde monsters doordat ze niet van dezelfde aard zijn als de<br />

goederen die het <strong>be</strong>drijf doorgaans verkoopt. Ze worden dan ook niet uitgedeeld met<br />

de <strong>be</strong>doeling ze te leren kennen of waarderen.<br />

Deze geschenken worden, voor de toepassing van de btw, geacht van "geringe<br />

waarde" te zijn zo hun inkoopprijs, of bij gebreke daarvan, hun normale waarde, voor<br />

het gehele geschenk, lager is dan 50 EUR (tot 31 decem<strong>be</strong>r 2001: 12,50 EUR),<br />

exclusief btw. Is die voorwaarde vervuld, dan mag de aftrek van de <strong>be</strong>lasting welke<br />

van die voorwerpen, of van de elementen waaruit ze zijn samengesteld, werd<br />

geheven, worden toegepast zonder dat er bij de uitdeling ervan van herziening van de<br />

aftrek of van onttrekking sprake is (Wetboek, art. 12, § 1, eerste lid, 2°).


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 936<br />

Bereikt de waarde van dergelijke voorwerpen de aangeduide grens, of overschrijdt ze<br />

die, dan mag geen aftrek plaatsvinden. Werd de <strong>be</strong>lasting toch reeds afgetrokken bij<br />

de verkrijging van die goederen, dan moet bij de uitdeling ervan die aftrek niet<br />

worden herzien, maar is de onttrekking met het oog op de afgifte als geschenk zelf<br />

een handeling die met een <strong>be</strong>lastbare levering wordt gelijkgesteld (Wetboek, art. 12,<br />

§ 1, eerste lid, 2°). Diezelfde regel geldt overigens voor de goederen, ongeacht de<br />

waarde ervan, die niet in <strong>be</strong>roepsrelaties worden geschonken en waarvan op het<br />

tijdstip van de verkrijging en rekening houdend met de normale gang van zaken in de<br />

onderneming, niet vaststond dat ze waren <strong>be</strong>stemd om te worden geschonken (z. in<br />

het bijzonder nr. 351, 5°, voor geschenken aan personeelsleden).<br />

Ten slotte wordt geen aftrek toegestaan van de <strong>be</strong>lasting die de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>taalt bij de aankoop van goederen en diensten met het oog op het kosteloos<br />

verlenen van diensten, zelfs niet wanneer de waarde van deze prestatie geen<br />

50,00 euro <strong>be</strong>reikt.<br />

De regelen hierboven gelden eveneens voor de goederen die een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wegschenkt aan de slachtoffers van een ramp, zelfs wanneer het goederen <strong>be</strong>treft die<br />

normaal <strong>be</strong>stemd zijn voor de verkoop (vgl. Beslissing E.T. 22.421 van 29 januari<br />

1976, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 25, blz. 152, nr. 571).<br />

Wanneer het zgn. geschenk door een <strong>be</strong>lastingplichtige aan iemand zoals een<br />

makelaar wordt overhandigd en in werkelijkheid een bijkomend voordeel in natura<br />

uitmaakt, dan gelden deze regelen uiteraard niet.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een zelfstandig makelaar, die zich bijzonder verdienstelijk maakte bij het marktonderzoek, ontvangt<br />

daarvoor een televisietoestel. De <strong>be</strong>lasting van 21 pct. is verschuldigd over de normale waarde van<br />

het aan de makelaar overhandigde toestel, en daarenboven over het bijkomend commissieloon dat de<br />

makelaar aldus ontvangen heeft. Dat bijkomend commissieloon is gelijk aan de normale waarde van<br />

het voorwerp.<br />

351. Kosten gedaan voor het personeel. Sociale voordelen die aan personeelsleden<br />

worden toegekend. Voordelen van alle aard.<br />

1° Bedrijfskantines. Bepaald restaurant buiten de onderneming. Maaltijdcheques<br />

uitgereikt door gespecialiseerde vennootschappen.


A. Bedrijfskantines.<br />

(1 februari 2012)<br />

937 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Sommige ondernemingen <strong>be</strong>schikken over hun eigen kantine waar, veelal tegen<br />

verminderde prijzen, maaltijden worden verstrekt aan de personeelsleden. De<br />

administratie gaat er in dat geval van uit dat deze ondernemingen handelen als<br />

restauranthouder.<br />

Het verstrekken van de eetmalen en van de dranken geschiedt ter uitvoering van een<br />

contract onder <strong>be</strong>zwarende titel tussen werkgever en personeelsleden, hetzij omdat<br />

de personeelsleden er een prijs voor <strong>be</strong>talen, hetzij omdat ze aldus een bijkomend<br />

voordeel halen uit hun ar<strong>be</strong>ids- of <strong>be</strong>diendecontract. Deze dienst is derhalve<br />

onderworpen aan de btw.<br />

Deze oplossing geldt eveneens voor de goederen die aan het personeel worden<br />

verkocht (b.v. dranken of eetwaren verkocht via automaten die door de werkgever<br />

worden geëxploiteerd) en voor alle uitdelingen van koopwaren, kosteloos of tegen<br />

prijzen die lager zijn dan de werkelijke prijs, telkens wanneer, inzake inkomsten<strong>be</strong>lasting<br />

een voordeel van alle aard werd <strong>be</strong>paald (bv. flesjes bier die aan het<br />

personeel van een brouwerij worden gegeven, kolen die aan de mijnwerkers worden<br />

gegeven, maaltijden genoten door het personeel van een restaurant, enz.).<br />

De werkgever mag vanzelfsprekend de <strong>be</strong>lasting aftrekken die geheven werd van de<br />

uitgaven die hij heeft moeten doen om die voordelen aan zijn personeel te<br />

verschaffen. Dat is zelfs het geval wanneer die voordelen inzake inkomsten<strong>be</strong>lasting<br />

niet als voordelen van alle aard worden aangemerkt. In dit opzicht is het in de regel<br />

zonder <strong>be</strong>lang of de <strong>be</strong>reiding en het opdienen van de maaltijden worden verricht<br />

door de personeelsleden van de ondernemingen of dat deze, voor het geheel of voor<br />

een gedeelte van de leveringen of diensten welke voor zulk een activiteit<br />

noodzakelijk zijn, een <strong>be</strong>roep doen op een gespecialiseerd <strong>be</strong>drijf dat de kosten van<br />

deze handelingen aan de onderneming factureert.<br />

De toestand is totaal verschillend wanneer de onderneming de kosten draagt van de<br />

zakenmaaltijden waaraan sommige van haar <strong>be</strong>heersorganen of sommige<br />

personeelsleden deelnemen. In dit geval is, overeenkomstig artikel 45, § 3, 3° en 4°,<br />

van het Wetboek, de btw, die aan de onderneming wordt aangerekend door de<br />

restauranthouder die deze maaltijden heeft verstrekt, niet aftrekbaar. De administratie<br />

zal in dergelijk geval evenwel het voordeel in natura niet <strong>be</strong>lasten dat, overeenkomstig<br />

de wetgeving inzake inkomsten<strong>be</strong>lasting, hieruit zou kunnen voortvloeien<br />

voor de <strong>be</strong>heersorganen of de personeelsleden die aan deze maaltijden heb<strong>be</strong>n<br />

deelgenomen.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 938<br />

B. Bepaald restaurant buiten de onderneming.<br />

Het ge<strong>be</strong>urt dat een onderneming niet <strong>be</strong>schikt over haar eigen <strong>be</strong>drijfskantine, maar<br />

een overeenkomst sluit met een <strong>be</strong>paalde restauranthouder, bij wie de personeelsleden<br />

hun maaltijden kunnen gebruiken. Meestal overhandigt deze restauranthouder<br />

aan de onderneming bons of tickets van een <strong>be</strong>paalde of <strong>be</strong>paalbare waarde, in te<br />

ruilen voor een maaltijd. De onderneming <strong>be</strong>taalt een prijs die overeenstemt met deze<br />

waarde en verschaft, veelal tegen een lagere prijs, op haar <strong>be</strong>urt de tickets aan haar<br />

personeelsleden.<br />

In zo'n geval, en voor zover de in het volgende lid gestelde voorwaarden zijn<br />

vervuld, meent de administratie dat de onderneming, net zoals in het in A <strong>be</strong>oogde<br />

geval, een aan de btw onderworpen restauratie-activiteit uitoefent, waarvan zij de<br />

uitvoering in onderaanneming laat verrichten door het restaurant waarmede zij<br />

handelt. Zij mag derhalve de btw <strong>be</strong>grepen in de waarde van de bons en tickets die<br />

zij werkelijk aan haar personeelsleden uitreikt, in aftrek brengen.<br />

Deze oplossing is slechts van toepassing voor zover de volgende voorwaarden zijn<br />

vervuld:<br />

1° het aantal aan elk personeelslid uitgereikte bons moet gelet op het aantal<br />

werkdagen als normaal kunnen worden aangemerkt;<br />

2° de waarde van de bons mag de normale aan personeelsleden gevraagde prijs<br />

van een gewone maaltijd genomen in een <strong>be</strong>drijfskantine niet overtreffen;<br />

3° de bon moet, ten minste tot <strong>be</strong>loop van zijn waarde, werkelijk worden gebruikt<br />

voor een maaltijd genomen tijdens de hiervoor overeenkomstig het<br />

ar<strong>be</strong>idsreglement van de onderneming uitgetrokken rustpauze;<br />

4° de restauranthouder en de onderneming die de bovengenoemde overeenkomst<br />

heb<strong>be</strong>n gesloten, moeten in staat zijn om ten <strong>be</strong>hoeve van de administratie aan<br />

te tonen dat de bovengenoemde voorwaarden werden nageleefd.<br />

C. Maaltijdcheques uitgereikt door gespecialiseerde vennootschappen.<br />

Gespecialiseerde vennootschappen geven, soms rechtstreeks, soms door <strong>be</strong>middeling<br />

van banken, maaltijdcheques uit met een wisselende nominale waarde, die door de<br />

ondernemingen worden verkregen voor hun waarde verhoogd met een commissie, en<br />

die de mogelijkheid inhouden maaltijden te gebruiken in een groot aantal<br />

gecatalogiseerde restaurants. De ondernemingen die deze cheques heb<strong>be</strong>n verkregen<br />

en <strong>be</strong>taald overhandigen ze aan hun personeelsleden, veelal voor een <strong>be</strong>drag dat lager<br />

is dan hun nominale waarde.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

939 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

De restaurants die de voor de maaltijden gebruikte cheques <strong>be</strong>zitten, bieden deze ter<br />

<strong>be</strong>taling aan bij de uitgevende vennootschappen zodat zij geen binding heb<strong>be</strong>n met<br />

de ondernemingen die dan ook geen enkel toezicht kunnen uitoefenen op het<br />

werkelijke gebruik van de verdeelde cheques. Onder die omstandigheden kunnen de<br />

ondernemingen die deze werkwijze toepassen niet worden geacht aan hun<br />

personeelsleden maaltijden te verschaffen waarvan zij de uitvoering laten verrichten<br />

door een restaurant. Hun tussenkomst <strong>be</strong>staat in feite in de toekenning van een<br />

geldelijke premie, welke de loontrekkenden de mogelijkheid biedt rechtstreeks, in<br />

het restaurant van hun keuze, tegen voordeliger voorwaarden een maaltijd te<br />

gebruiken.<br />

Hieruit volgt:<br />

1° dat deze ondernemingen geen enkel recht op aftrek mogen uitoefenen voor de<br />

uitgave die overeenstemt met de waarde van de maaltijdcheques;<br />

2° dat zij, in hun relatie tot de personeelsleden, evenmin de <strong>be</strong>lasting moeten<br />

aanrekenen over de som die aan laatstgenoemden in rekening wordt gebracht<br />

bij de overhandiging van de maaltijdcheques of, in voorkomend geval, over het<br />

voordeel in natura dat in dit geval in aanmerking zou worden genomen.<br />

Verder verrichten de vennootschappen die de maaltijdcheques uitgeven een geheel<br />

van diensten (uitgifte van de cheques, incassering bij de ondernemingen, <strong>be</strong>taling aan<br />

de restaurants, prospectie van deze laatste, reclame, enz.), <strong>be</strong>doeld in artikel 18, § 1,<br />

tweede lid, 1°, van het Btw-Wetboek. De commissie die zij voor deze prestatie boven<br />

de waarde van de cheques aanrekenen bij de verkoop ervan is aan de btw<br />

onderworpen tegen het tarief van 21 pct. Bovendien heb<strong>be</strong>n deze vennootschappen<br />

de hoedanigheid van niet-vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige en mogen zij, overeenkomstig<br />

de gewone regels, de <strong>be</strong>lasting geheven van hun <strong>be</strong>roepsuitgaven in aftrek<br />

brengen; de uitgifte van de cheques kan in het onderhavige geval geen aanleiding<br />

geven tot een gedeeltelijke <strong>be</strong>lastingplicht, aangezien hun tegenwaarde geen element<br />

is van de omzet van deze vennootschappen.<br />

De ondernemingen die de cheques heb<strong>be</strong>n verkregen mogen, voor zover zij nietvrijgestelde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige zijn, op hun <strong>be</strong>urt de <strong>be</strong>lasting geheven van de<br />

commissie die hun wordt aangerekend, overeenkomstig de normale regels, in aftrek<br />

brengen aangezien zij deze uitgave verrichten voor de <strong>be</strong>hoeften van hun<br />

economische activiteit.<br />

Wanneer, tussen de uitgevende vennootschap en de onderneming, een bankinstelling<br />

<strong>be</strong>middelt voor de afgifte en de incassering van de cheques, en zij deze dienst in<br />

eigen naam factureert, wordt zij, bij toepassing van de artikelen 13 en 20 van het<br />

Btw-Wetboek, geacht de dienst die zij ontvangen heeft zelf te verstrekken (het geheel


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 940<br />

van diensten). De <strong>be</strong>lasting is derhalve door de bankinstelling verschuldigd over het<br />

totaal <strong>be</strong>drag van de commissie die zij aan de onderneming aanrekent, terwijl in<br />

hoofde van de uitgevende vennootschap de <strong>be</strong>lasting verschuldigd is over het<br />

gedeelte van de commissie dat de bank haar afstaat. De bank mag dan, overeenkomstig<br />

de normale regels, de <strong>be</strong>lasting in aftrek brengen die haar door de<br />

uitgevende vennootschap wordt aangerekend.<br />

Ten slotte is het duidelijk dat, in de relatie van de personeelsleden van de<br />

onderneming tot de restaurants, de btw overeenkomstig de normale regels verschuldigd<br />

is over de totale prijs die deze laatste voor de maaltijden aanrekenen. Om het<br />

tijdstip van verschuldigdheid van de <strong>be</strong>lasting te <strong>be</strong>palen dient men, wanneer de regel<br />

van de incassering van de prijs als <strong>be</strong>paald in artikel 17, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 1, van 29 decem<strong>be</strong>r 1992, van toepassing is, overigens ermee rekening te houden<br />

dat de afgifte van de maaltijdcheques aan de restauranthouder kan worden<br />

aangemerkt als een geldige <strong>be</strong>taling aan deze laatste. Bovendien mag de restauranthouder,<br />

naar aanleiding van de terug<strong>be</strong>taling van de waarde van de maaltijdcheques<br />

door de uitgevende vennootschap, aan deze geen facturen uitreiken waarop de btw<br />

wordt aangerekend met <strong>be</strong>trekking tot de tegen afgifte van de maaltijdcheques<br />

verschafte maaltijden (z. Beslissing E.T. 28.192 van 23 juli 1981, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 51, blz. 625, nr. 771).<br />

2° Automobielen die door de onderneming ter <strong>be</strong>schikking van haar<br />

personeelsleden of <strong>be</strong>heersorganen worden gesteld voor hun verplaatsingen.<br />

Wanneer een onderneming automobielen ter <strong>be</strong>schikking stelt van haar personeelsleden<br />

of <strong>be</strong>heersorganen voor hun <strong>be</strong>roepsreizen, maar ze hen eveneens laat<br />

gebruiken voor privé-reizen, dan verschaft zij het genot van een roerend goed, dit is<br />

een aan de btw onderworpen handeling (z. Wetboek, artikel 18, § 1, tweede lid, 4°,<br />

en artikel 19, § 1).<br />

In dat geval is de btw dus opeisbaar, hetzij over de huurvergoeding welke de<br />

<strong>be</strong>trokkene <strong>be</strong>taalt, hetzij, indien geen vergoeding wordt gevraagd, in de regel over<br />

de gemaakte uitgaven (z. Wetboek, art. 33, 2°), met dien verstande dat de uitgaven<br />

waarvan de geheven voor<strong>be</strong>lasting niet in aftrek kan worden gebracht, niet in<br />

aanmerking komen (z. H.V.J., 25 mei 1993- Mohsche, C 193/91).<br />

Dit laatste geval wordt vanaf 1 januari 1993 uitdrukkelijk geregeld in artikel 19, § 1,<br />

van het Wetboek, dat met een dienst verricht onder <strong>be</strong>zwarende titel gelijkstelt, het<br />

gebruiken van een tot het <strong>be</strong>drijf <strong>be</strong>horend goed, voor privé-doeleinden van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of van zijn personeel, of meer algemeen, voor andere doeleinden<br />

dan deze van de economische activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige, wanneer voor dat<br />

goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de <strong>be</strong>lasting is ontstaan.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

941 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Voor verdere toelichtingen in dit verband wordt verwezen naar de aanschrijving<br />

nr. 4/1996 van 9 mei 1996 (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 121, blz. 415 tot 456).<br />

3° Ter<strong>be</strong>schikkingstelling van woongelegenheid aan een gerant of aan<br />

personeelsleden.<br />

De ter<strong>be</strong>schikkingstelling van woongelegenheid aan een gerant of aan personeelsleden<br />

volgt uit een contract onder <strong>be</strong>zwarende titel gesloten tussen de werkgever en<br />

de <strong>be</strong>gunstigden, hetzij omdat deze een prijs <strong>be</strong>talen voor deze ter<strong>be</strong>schikkingstelling,<br />

hetzij omdat ze een voordeel verkrijgen uit de uitoefening van een<br />

<strong>be</strong>roepswerkzaamheid.<br />

Aangezien deze ter<strong>be</strong>schikkingstelling een krachtens artikel 44, § 3, 2°, van het<br />

Wetboek vrijgestelde handeling vormt, is zij niet aan de btw onderworpen. De<br />

onderneming kan evenwel geen aftrek toepassen van de <strong>be</strong>lasting geheven van<br />

goederen en diensten <strong>be</strong>treffende de oprichting van die woongelegenheid of op<br />

onderhouds- en herstellingswerk dat aan die woongelegenheid wordt verricht.<br />

Ten aanzien van de woongelegenheid welke een onderneming binnen haar <strong>be</strong>drijfsinstallatie<br />

ter <strong>be</strong>schikking stelt van haar huis<strong>be</strong>waarder, wordt boven<strong>be</strong>doelde aftrek<br />

echter toegestaan, indien is aangetoond dat het gebruik van genoemde woongelegenheid<br />

strikt verantwoord is voor de <strong>be</strong>hoeften van de onderneming (ontvangst,<br />

<strong>be</strong>waking, enz.) en het kader van deze <strong>be</strong>hoeften niet wordt overschreden.<br />

4° Collectieve voordelen- Medische dienst. Infirmerie, kinderkrib<strong>be</strong>, badgelegenheid,<br />

enz.<br />

Wanneer in het uitsluitend <strong>be</strong>lang van alle personeelsleden, een <strong>be</strong>drijf <strong>be</strong>paalde<br />

sociale voordelen verstrekt die een collectief karakter dragen en die voor de<br />

toepassing van het Wetboek van inkomsten<strong>be</strong>lasting niet als voordelen van alle aard<br />

worden <strong>be</strong>schouwd, maar waarbij voor de toepassing van dat Wetboek de aftrek<br />

wordt aanvaard van de goederen en diensten die worden gebruikt om dat voordeel te<br />

realiseren, is de btw, die geheven werd van de goederen en diensten volgens de<br />

gewone regels aftrekbaar. Dit is onder meer het geval bij goederen en diensten<br />

aangewend voor collectieve doeleinden, voor een receptie of een feest gegeven naar<br />

aanleiding van een <strong>be</strong>noeming, de overhandiging van een ereteken, Sint-Niklaas en<br />

andere dergelijke feesten. Dit met uitzondering van de verrichte kosten die zijn<br />

uitgesloten krachtens artikel 45, § 3, eerste tot derde lid van het Btw-Wetboek<br />

(zie Parl. Vr. nr. 202 van Mevr. Trees Pieters van 20 januari 2000, <strong>BTW</strong>-Revue<br />

nr. 147, blz. 312-315, nr. 16).


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 942<br />

Deze oplossing blijft gelden wanneer de werkgever aan zijn personeelsleden een<br />

<strong>be</strong>paalde deelname in de door hem gedane kosten vraagt op voorwaarde althans dat,<br />

indien hij die bijdrage in het geheel niet had gevraagd, het voordeel dat dan werd<br />

verstrekt niet als een voordeel van alle aard zou worden aangemerkt.<br />

Tot de hier <strong>be</strong>doelde sociale voordelen <strong>be</strong>horen onder meer:<br />

1) het inrichten en in stand houden van een clubhuis, sanitaire installaties, een<br />

kinder<strong>be</strong>waarplaats, een medische of farmaceutische dienst <strong>be</strong>stemd voor het<br />

verstrekken van medische hulp bij ar<strong>be</strong>idsongevallen, een sportterrein;<br />

2) de aankoop en het onderhoud van sportuitrustingen, muziekinstrumenten,<br />

materialen en <strong>be</strong>nodigdheden die door het personeel voor het <strong>be</strong>oefenen van<br />

sport of voor het musiceren worden gebruikt en niet hun eigendom worden;<br />

3) het gratis uitdelen van soep of dranken (koffie, thee, melk, bier, enz., doch met<br />

uitzondering van zogenaamde «sterke dranken») aan de leden van het<br />

personeel;<br />

4) het gratis vervoer van ar<strong>be</strong>iders per autocar van de plaats waar ze wonen of van<br />

een nabijgelegen plaats naar het <strong>be</strong>drijf en omgekeerd;<br />

5) de goederen en diensten die <strong>be</strong>stemd zijn voor collectieve doeleinden op een<br />

receptie of een feest ter gelegenheid van een <strong>be</strong>noeming, een <strong>be</strong>kroning van<br />

ar<strong>be</strong>idslaureaten, een Sinterklaasfeest, e.d. (bloemen voor versiering van het<br />

lokaal waarin het feest of de receptie plaatsvindt, eetwaren en dranken - andere<br />

dan de zogenaamde sterke dranken - die tijdens het feest of de receptie in de<br />

onderneming worden verbruikt, enz.). btw geheven van restaurant- of andere in<br />

artikel 45, § 3, 3°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde kosten is evenwel uiteraard niet<br />

aftrekbaar.<br />

5° Gelegenheidsgeschenken.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige aan <strong>be</strong>paalde personeelsleden of aan leden van hun<br />

gezin naar aanleiding van een <strong>be</strong>paalde gelegenheid geschenken overhandigt, gaat<br />

het, in de regel, om sociale voordelen die een privatief karakter heb<strong>be</strong>n.<br />

De <strong>be</strong>lasting die werd geheven van de goederen die worden aangewend om deze<br />

privatieve voordelen te verstrekken is niet aftrekbaar als hun <strong>be</strong>stemming vooraf is<br />

<strong>be</strong>kend. In de gevallen echter waarin het onmogelijk is met zekerheid de <strong>be</strong>stemming<br />

te voorzien of deze voor elk voorwerp afzonderlijk te <strong>be</strong>palen, of nog de omvang<br />

ervan juist vast te stellen, is de aftrek van de <strong>be</strong>lasting toegestaan doch is de latere<br />

onttrekking aan de btw onderworpen, zoals <strong>be</strong>paald in artikel 12, § 1, eerste lid, 1° en<br />

2°, van het Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

943 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Tot de hier <strong>be</strong>doelde sociale voordelen met een privatief karakter <strong>be</strong>horen onder<br />

meer:<br />

1) de geschenken of eretekens die worden overhandigd aan personeelsleden of<br />

aan leden van hun gezin, op een feest of receptie georganiseerd ter gelegenheid<br />

van een oppensioenstelling of een <strong>be</strong>noeming;<br />

2) de geschenken die ter gelegenheid van het feest van de ar<strong>be</strong>id aan personeelsleden<br />

die een <strong>be</strong>paald aantal dienstjaren tellen worden overhandigd;<br />

3) de bloemen en geschenken die een <strong>be</strong>lastingplichtige aanbiedt ter gelegenheid<br />

van het huwelijk van een personeelslid.<br />

De administratie heeft het speelgoed dat aan de kinderen van de personeelsleden<br />

wordt uitgedeeld ter gelegenheid van een Sinterklaasfeest en de geschenken die ter<br />

gelegenheid van de eindejaarsfeesten aan de personeelsleden worden uitgedeeld<br />

reeds, onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, ingedeeld bij de collectieve voordelen waarvan<br />

de verstrekking geen aanleiding geeft tot een herziening van de aftrek of tot een<br />

onttrekking (Beslissing E.T. 36.857 van 20 februari 1981 - <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 49,<br />

blz. 480-481, nr. 759, en <strong>be</strong>slissing E.T. 44.335 van 4 januari 1983 - <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 57, blz. 149, nr. 801).<br />

Dit is zo wanneer de volgende voorwaarden samen zijn vervuld:<br />

1° het speelgoed wordt uitgedeeld aan al de kinderen van de personeelsleden die<br />

<strong>be</strong>antwoorden aan een vooraf opgelegde leeftijdsvoorwaarde of, indien het om<br />

geschenken aan personeelsleden gaat, deze geschenken worden aan alle<br />

personeelsleden uitgedeeld;<br />

2° de aankoopprijs of, indien er geen aankoopprijs is, de normale waarde van de<br />

aangeboden goederen is lager dan 35 EUR (tot 31 decem<strong>be</strong>r 2001:<br />

12,50 EUR), exclusief btw;<br />

3° de uitgave, volgens de administratieve rechtspraak inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen,<br />

wordt als algemene onkosten aanvaard en de <strong>be</strong>doelde toekenning<br />

wordt niet als een voordeel van alle aard aangemerkt:<br />

4° de uitgedeelde geschenken zijn geen goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 45, § 3, van<br />

het Wetboek.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 944<br />

6° Kosten van outplacement.<br />

Werkgevers doen vaak tegen <strong>be</strong>taling <strong>be</strong>roep op een gespecialiseerd bureau van<br />

leidingsadvies, met als doel een werknemer toe te laten om zelf en zo snel mogelijk<br />

werk te vinden bij een nieuwe werkgever of een <strong>be</strong>roepsactiviteit als zelfstandige uit<br />

te bouwen.<br />

Op het vlak van inkomsten<strong>be</strong>lasting worden de kosten van outplacement<br />

gelijkgesteld met de eigen uitgaven van de werkgever die deze laatste als kosten kan<br />

in aftrek brengen. Voor toepassing van de btw, dient men bijgevolg de kosten van<br />

outplacement te <strong>be</strong>schouwen als inherent aan de economische activiteit van de<br />

werkgever. Indien laatstgenoemde een btw-<strong>be</strong>lastingplichtige met recht op aftrek is,<br />

is de btw geheven op deze kosten volgens de normale regels aftrekbaar (Parl. Vr.<br />

nr. 1477, van de heer Fournaux, van 8 septem<strong>be</strong>r 1998).<br />

7° Kosten gedragen door de werkgever tot ontlasting van de buitenlandse<br />

kaderleden.<br />

De door de werkgever gedragen kosten tot ontlasting van zijn naar België<br />

overgeplaatste buitenlandse kaderleden zijn voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over<br />

de toegevoegde waarde, uitgaven die verband houden met de privé-<strong>be</strong>hoeften van die<br />

kaderleden, hoewel ze door de <strong>be</strong>palingen van de nrs. 235/6 tot 235/10 van de<br />

administratieve commentaar op het Wetboek van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen 1992<br />

worden <strong>be</strong>schouwd als terug<strong>be</strong>talingen van eigen kosten van de werkgever (H.v.J.,<br />

16 okto<strong>be</strong>r 1997, zaak C-258/95, J. Filli<strong>be</strong>ck Sohne GmbH t./Finanzamt Neustadt).<br />

Bijgevolg kan de werkgever de van die kosten geheven <strong>be</strong>lasting in de regel niet in<br />

aftrek brengen.<br />

Er werd nochtans toegestaan dat een werkgever de btw geheven van de door hem<br />

gedragen verhuiskosten tot ontlasting van zijn naar België overgeplaatste buitenlandse<br />

kaderleden volgens de normale regels in aftrek kan brengen (Zie Parl. Vr.<br />

nr. 1327 van L. Michel van 20 april 1998, <strong>BTW</strong>-Revue nr. 138, p. 834, nr. 8).<br />

Deze afwijking is een strikte interpretatie.<br />

De aftrek van de btw is daarentegen uitgesloten voor alle andere kosten vermeld in<br />

de voornoemde nrs. van de administratieve commentaar op het WIB 1992 (de<br />

tussenkomst door een immobiliënkantoor bij het zoeken naar huisvesting, het<br />

inrichten van een woning, de aankoop van meubilair, reizen voor het kaderlid en zijn<br />

gezinsleden naar het land van herkomst, enz.).<br />

(1 februari 2012)


352. Reis- en verblijfkosten.<br />

(1 februari 2012)<br />

945 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Het komt vaak voor dat personeelsleden ter gelegenheid van <strong>be</strong>roepsreizen kosten<br />

doen (hotel- en restaurantkosten, enz.). Ook doen zij vaak kosten voor de <strong>be</strong>roepsreizen<br />

zelf (vervoerkosten). Ten einde terug<strong>be</strong>taling daarvan te <strong>be</strong>komen<br />

overhandigen zij aan hun werkgever een globale rekening.<br />

In hoofde van de werkgever komt de <strong>be</strong>lasting die ter zake van die kosten geheven<br />

werd slechts voor aftrek in aanmerking mits de volgende voorwaarden samen<br />

vervuld zijn:<br />

1° het moet gaan om de werkelijke kosten die voorkomen op een factuur die door<br />

de leverancier of dienstverrichter op naam van de werkgever werd gesteld;<br />

2° er mag geen uitsluiting van het recht op aftrek <strong>be</strong>staan krachtens artikel 45, § 3,<br />

van het Wetboek.<br />

Elke aftrek is dan ook, inzonderheid, uitgesloten:<br />

- wanneer aan het personeelslid een forfaitaire reisvergoeding wordt<br />

toegekend, zonder dat de gedane uitgaven worden verantwoord;<br />

- wanneer het personeelslid de uitgave in eigen naam heeft gedaan en die<br />

uitgave derhalve niet het voorwerp uitmaakt van een op naam van de<br />

werkgever gestelde factuur;<br />

- wanneer, voor de <strong>be</strong>roepsreizen die hij met eigen autovoertuig doet, het<br />

personeelslid een forfaitaire kilometervergoeding ontvangt.<br />

De rekeningen voor gedane kosten die aan de werkgever worden overhandigd<br />

moeten het detail van de uitgaven weergeven en moeten worden gestaafd met de<br />

facturen die ze verantwoorden. De <strong>be</strong>dragen van die facturen en van de aftrekbare<br />

<strong>be</strong>lasting die daarop voorkomt mogen globaal en periodiek in het boek voor<br />

inkomende facturen worden ingeschreven, op voorwaarde evenwel dat daarbij<br />

verwezen wordt naar de inschrijving van die onkostennota's in het financieel<br />

dagboek.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 946<br />

353. Kosten van vervoer per spoor, tram en autobus.<br />

Afwijkend van wat in nr. 352 werd gezegd mag de werkgever de <strong>be</strong>lasting in aftrek<br />

brengen die geheven werd van de werkelijke reiskosten die hij draagt voor zijn<br />

personeel, mits het gaat om de gemeenschappelijke vervoermiddelen (spoorweg,<br />

tram, autobus), in de mate waarin de werkgever verplicht is daarin bij te dragen op<br />

grond van de sociale wetgeving of overeenkomstig de paritaire overeenkomsten die<br />

ter uitvoering van die wetgeving werden getroffen. Die oplossing blijft gelden<br />

wanneer de <strong>be</strong>diende of de ar<strong>be</strong>ider die vervoerkosten in eigen naam heeft gedaan en<br />

zelfs zo, gelet op de aard van dergelijk vervoer, door de vervoerder geen enkele<br />

factuur wordt uitgereikt en de reiziger evenmin in het <strong>be</strong>zit kan blijven van zijn<br />

vervoer<strong>be</strong>wijs.<br />

Wat de vervoerkosten <strong>be</strong>treft die door de werkgever zelf worden gedragen voor zijn<br />

persoonlijke verplaatsingen, wordt er verwezen naar nr. 362.<br />

354. Algemeen.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 3. - Uitoefenen van het recht op aftrek.<br />

Opdat een <strong>be</strong>lastingplichtige de <strong>be</strong>lasting geheven van de door hem ontvangen<br />

goederen en diensten zou mogen aftrekken:<br />

1° moet het recht op aftrek van die <strong>be</strong>lasting ontstaan zijn (KB nr. 3, art. 2; z. I);<br />

2° moeten de voorwaarden om dat recht uit te oefenen nagekomen zijn (KB nr. 3,<br />

art. 3, en KB nr. 31, art. 7; z. II).<br />

Wanneer die twee voorwaarden vervuld zijn, ge<strong>be</strong>urt de aftrek voor een gegeven<br />

tijdvak globaal in de maand- of kwartaalaangifte (KB nr. 3, art. 4; z. III).


(1 februari 2012)<br />

947 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

I. Ontstaan van het recht op aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

355. Onmiddellijke aftrek.<br />

De aftrek geschiedt onmiddellijk in die zin dat het recht op aftrek ontstaat op het<br />

tijdstip zelf dat de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

356. Levering van goederen, verlenen van diensten.<br />

Voor de <strong>be</strong>lasting geheven van aan de <strong>be</strong>lastingplichtige geleverde goederen en<br />

verleende diensten ontstaat het recht op aftrek op de datum waarop de <strong>be</strong>lasting<br />

opeisbaar wordt krachtens de artikelen 17 en 22 van het Wetboek (KB nr. 3, art. 2,<br />

1°).<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° Verkoop van goederen die moeten worden vervoerd. Een voorschot werd <strong>be</strong>taald bij de<br />

<strong>be</strong>stelling op 15 decem<strong>be</strong>r 2001. Op 29 januari 2002 verlaten de goederen het magazijn van de<br />

verkoper en op 2 februari 2002 worden ze bij de koper afgeleverd die op dezelfde dag het saldo<br />

van de prijs <strong>be</strong>taalt. Het recht op aftrek ontstaat op:<br />

a) 15 decem<strong>be</strong>r 2001, ten aanzien van de btw die op deze datum opeisbaar wordt over het<br />

voorschot (Wetboek, art. 17, § 1, tweede lid);<br />

b) op 2 februari 2002, ten aanzien van de btw die op deze datum opeisbaar wordt over het<br />

saldo van de prijs (Wetboek, art. 16, § 1, tweede lid, 1°, en art. 17, § 1, eerste lid).<br />

2° Materieel werk aan een roerend goed. Een voorschot moet worden <strong>be</strong>taald bij de <strong>be</strong>stelling, dit<br />

is op 29 januari 2001 en het saldo is verschuldigd bij de voltooiing van het werk, dit is op<br />

10 maart 2001. De opdrachtgever <strong>be</strong>taalt het voorschot op 5 februari 2001 en het saldo van de<br />

prijs op 4 april 2001.<br />

Het recht op aftrek van de <strong>be</strong>lasting geheven van het voorschot ontstaat op 29 januari 2001,<br />

vervaldag voor dat voorschot, terwijl het recht op aftrek van de <strong>be</strong>lasting geheven van het<br />

saldo ontstaat op 10 maart 2001, datum waarop het werk is voltooid. (Wetboek, art. 22).<br />

357. Leveringen aan zichzelf.<br />

Voor de <strong>be</strong>lasting geheven van de handelingen die een <strong>be</strong>lastingplichtige voor de<br />

<strong>be</strong>hoeften van zijn <strong>be</strong>drijf verricht en die met een levering van goederen worden


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 948<br />

gelijkgesteld door artikel 12, § 1, eerste lid, 3° en 4°, van het Wetboek, of die met het<br />

verlenen van een dienst worden gelijkgesteld door artikel 19, § 2, eerste lid, 1° of<br />

§ 3, van het Wetboek, ontstaat het recht op aftrek op de datum waarop de <strong>be</strong>lasting<br />

opeisbaar wordt krachtens de artikelen 17 en 22 van het Wetboek (KB nr. 3, art. 2,<br />

2°).<br />

De levering aan zichzelf (onttrekking of ingebruikneming) wordt technisch met een<br />

levering van een goed of met het verlenen van een dienst gelijkgesteld, ook wat het<br />

ogenblik van de opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>treft. Daaruit kan men <strong>be</strong>sluiten<br />

dat ook het recht op aftrek op hetzelfde ogenblik ontstaat. Dat ogenblik wordt<br />

derhalve <strong>be</strong>paald overeenkomstig de artikelen 17 en 22 van het Wetboek.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° Een fabrikant van schrijfmachines die normaal voor de verkoop <strong>be</strong>stemd zijn, onttrekt aan zijn<br />

voorraad een machine voor de <strong>be</strong>hoeften van zijn kantoren. De onttrekking heeft plaats op<br />

5 maart 2001, datum waarop de fabrikant <strong>be</strong>zit neemt van de machine om ze in zijn kantoren<br />

als <strong>be</strong>drijfsmiddel te gebruiken.<br />

De <strong>be</strong>lasting is, wegens die ingebruikneming, op 5 maart 2001 opeisbaar, ingevolge de<br />

artikelen 12, § 1, eerste lid, 3°, 16, § 1, eerste lid en 17, § 1, eerste lid, van het Wetboek. De<br />

<strong>be</strong>lasting is aftrekbaar aangezien de onttrekking voor de <strong>be</strong>hoeften van het <strong>be</strong>drijf is ge<strong>be</strong>urd.<br />

Het recht op aftrek ontstaat op 5 maart 2001.<br />

2° Het tot stand brengen van een binnenhuistelefooninstallatie, waarvan de verschillende<br />

<strong>be</strong>standdelen normaal voor verkoop <strong>be</strong>stemd zijn, door de vennootschap die eigenares ervan<br />

is, met het oog op de verhuur, heeft de toepassing tot gevolg van artikel 12, § 1, eerste lid, 3°,<br />

van het Wetboek, in hoofde van deze vennootschap.<br />

De <strong>be</strong>lasting is opeisbaar over de overeenkomstig artikel 33, § 1 van het Wetboek te <strong>be</strong>palen<br />

kostprijs van die installatie op het tijdstip dat die installatie is voltooid (z. art. 17 en 16, § 1,<br />

tweede lid, in fine). Op datzelfde tijdstip ontstaat ook het recht op aftrek.<br />

Daar het gaat om een ingebruikneming voor een <strong>be</strong>lastbare roerende verhuur, mag de aldus<br />

<strong>be</strong>rekende <strong>be</strong>lasting door de vennootschap in aftrek worden gebracht. (Beslissing E.T. 15.522<br />

van 7 januari 1974, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 16, blz. 268, nr. 469).<br />

3° Een aannemer van werk in onroerende staat laat door zijn ar<strong>be</strong>iders en met materialen die hij<br />

aan zijn voorraad onttrekt, een loods bouwen om er zijn <strong>be</strong>drijfsmaterieel in op te <strong>be</strong>rgen. De<br />

bouw is voltooid op 10 novem<strong>be</strong>r 2001.<br />

De <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>rekend over de normale waarde van de dienst (z. Wetboek, art. 33, 3°) met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de oprichting van dat gebouw is, ingevolge artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het<br />

Wetboek, opeisbaar op het tijdstip waarop het gebouw is voltooid, dus op 10 novem<strong>be</strong>r 2001<br />

(Wetboek, art. 22, § 1, eerste lid). Aangezien de onttrekking voor de <strong>be</strong>hoeften van het <strong>be</strong>drijf<br />

is ge<strong>be</strong>urd, is de <strong>be</strong>lasting op dezelfde datum aftrekbaar.


358. Invoer.<br />

(1 februari 2012)<br />

949 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Voor de <strong>be</strong>lasting geheven bij invoer ontstaat het recht op aftrek op de datum waarop<br />

die <strong>be</strong>lasting opeisbaar is krachtens artikel 24 van het Wetboek. De commentaar op<br />

die <strong>be</strong>paling is opgenomen in nr. 198.<br />

V o o r b e e l d<br />

Aan invoerrechten onderworpen goederen worden op 9 januari 2007 rechtstreeks vanuit Brazilië in<br />

België ingevoerd. Ze worden op 12 januari 2007 in België voor het verbruik aangegeven met een<br />

aangifte die dezelfde dag door de Belgische douane wordt aanvaard. Het recht op aftrek ontstaat op<br />

12 januari 2007, datum waarop de douaneschuld ontstaat (aanvaarding van de aangifte voor het<br />

verbruik) en de btw wegens vervoer opeisbaar is.<br />

359. Intracommunautaire verwervingen en daarmee gelijkgestelde handelingen.<br />

Voor de btw geheven van intracommunautaire verwervingen en van handelingen die<br />

hiermee worden gelijkgesteld door artikel 25quater van het Wetboek, ontstaat het<br />

recht op aftrek op de datum waarop die btw opeisbaar wordt krachtens<br />

artikel 25septies van het Wetboek, dat wil zeggen in de regel op de vijftiende van de<br />

maand volgend op die waarin de intracommunautaire verwerving plaatsvindt, tenzij<br />

vooraf een factuur werd uitgereikt (z. Wetboek, art. 25septies, § 2).<br />

V o o r b e e l d<br />

A, een Belgische <strong>be</strong>lastingplichtige met volledig recht op aftrek verricht een intracommunautaire<br />

verwerving van goederen die hij bij B, een in Italië gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige, gekocht heeft. Op<br />

10 maart 1993 worden de goederen door vervoerder C, die handelt in opdracht van B, bij A<br />

afgeleverd. De factuur met <strong>be</strong>trekking tot die levering wordt uitgereikt op 20 april 1993.<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt terzake opeisbaar op 15 april 1993, tijdstip waarop ook het recht op aftrek<br />

ontstaat.<br />

Indien de factuur zou zijn uitgereikt op 18 maart 1993, zou de <strong>be</strong>lasting opeisbaar zijn geworden en<br />

het recht op aftrek zijn ontstaan op 18 maart 1993.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 950<br />

II. Voorwaarden om het recht op aftrek uit te oefenen.<br />

360. Algemeenheden.<br />

Net zoals de voor een handeling opeisbare <strong>be</strong>lasting niet aan de Staat dient te worden<br />

<strong>be</strong>taald op het tijdstip waarop ze opeisbaar is, kan de aftrek van de <strong>be</strong>lasting die van<br />

een handeling geheven werd ook niet worden toegepast op het ogenblik waarop het<br />

recht op aftrek is ontstaan. Het is immers zo dat de <strong>be</strong>lasting die een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

uiteindelijk aan de Staat stort voortspruit uit een globale afrekening die in<br />

een aangifte wordt gemaakt. Daarin wordt, voor een <strong>be</strong>paalde periode, de wegens de<br />

inputs af te trekken btw toegerekend op de wegens de outputs opeisbare btw.<br />

Wanneer men derhalve voor de inputs vaststelt op welk ogenblik het recht op aftrek<br />

ontstaat, dan duidt men meteen de periode aan waarop de aangifte zal <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>n waarin de aftrek kan worden toegepast. Voor de uitoefening van het recht op<br />

aftrek is bovendien vereist dat <strong>be</strong>paalde voorwaarden, die in artikel 3 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 zijn vastgesteld, worden nageleefd. Die voorwaarden worden<br />

hierna aangeduid voor de onderscheiden inputs.<br />

361. Leveren van goederen en verlenen van diensten (KB nr. 3, art. 3, § 1, 1°, en KB<br />

nr. 31, art. 7).<br />

Artikel 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 schrijft voor dat de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, <strong>be</strong>halve hij die uitsluitend leveringen van goederen of diensten<br />

verricht die vrijgesteld zijn door artikel 44 van het Wetboek, waarvoor hij geen recht<br />

op aftrek heeft, gehouden is aan zijn medecontractant een factuur uit te reiken:<br />

1° wanneer hij in de uitoefening van zijn economische activiteit een levering van<br />

een goed heeft gedaan of een dienst heeft verricht;<br />

2° wanneer, voor de levering van een goed of voor de voltooiing van een dienst,<br />

de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt over de prijs van de handeling of over een deel<br />

van die prijs, bij toepassing van de artikelen 17, § 1, en 22, § 2, van het<br />

Wetboek.<br />

De factuur moet uiterlijk de vijfde werkdag na de maand waarin de <strong>be</strong>lasting<br />

opeisbaar is worden uitgereikt. Om regelmatig te zijn moet die factuur alle<br />

vermeldingen <strong>be</strong>vatten <strong>be</strong>paald in artikel 5, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

951 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Om de <strong>be</strong>lasting die opeisbaar is voor het leveren van goederen of voor het verlenen<br />

van diensten te mogen aftrekken moet de <strong>be</strong>lastingplichtige, krachtens artikel 3, § 1,<br />

1°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, in het <strong>be</strong>zit zijn van een door zijn leverancier<br />

uitgereikte regelmatige factuur waarop hem inzonderheid de opeisbare <strong>be</strong>lasting<br />

afzonderlijk wordt in rekening gebracht.<br />

De vermelding van de opeisbare <strong>be</strong>lasting op de factuur moet in <strong>be</strong>ginsel juist zijn<br />

opdat de klant ze zou kunnen aftrekken. In de praktijk zal echter geen kritiek worden<br />

uitgeoefend op de verrichte aftrek wanneer de onjuistheid een gevolg is van een<br />

toevallige vergissing bij het vermelden van het tarief of van de maatstaf van heffing<br />

waardoor de Staat niet wordt <strong>be</strong>nadeeld. De aftrek moet echter worden herzien indien<br />

daarna wordt vastgesteld dat de leverancier niet het hele <strong>be</strong>drag dat hij zijn klant als<br />

<strong>be</strong>lasting in rekening heeft gebracht aan de Staat heeft voldaan (z. Wetboek, art. 51,<br />

§ 1, 3°) of dat hij een teruggaaf heeft <strong>be</strong>komen tegen uitreiking aan zijn klant van een<br />

ver<strong>be</strong>terend stuk overeenkomstig artikel 77, § 1, 1°, en artikel 79 van het Wetboek.<br />

Alleen het originele exemplaar van een factuur mag in principe als <strong>be</strong>wijs voor het<br />

recht op aftrek gelden. Wanneer verscheidene exemplaren van een factuur worden<br />

uitgereikt, moet de leverancier op de aan de afnemer uitgereikte bijkomende<br />

exemplaren duidelijk de vermelding «duplicaat» aanbrengen of enige andere<br />

vermelding waaruit blijkt dat een ander exemplaar van de factuur het originele<br />

exemplaar is dat alleen mag worden aangewend voor de aftrek van de <strong>be</strong>lasting<br />

(z. aanschr. 91/1970, in fine).<br />

Wanneer het origineel exemplaar door toeval verloren is gegaan of vernietigd is, mag<br />

de <strong>be</strong>lasting evenwel, onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden (z. aanschr. 10/1974; nr. 439/2,<br />

2 de lid, hierna), in aftrek worden gebracht op zicht van een dub<strong>be</strong>l.<br />

De medecontractant van de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige mag de<br />

<strong>be</strong>lasting geheven van de aan hem door die <strong>be</strong>lastingplichtige geleverde goederen en<br />

verstrekte diensten slechts in aftrek brengen indien hij in het <strong>be</strong>zit is van de factuur<br />

uitgereikt overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 31 van 29 decem<strong>be</strong>r<br />

1992 of indien, in het geval <strong>be</strong>doeld in artikel 5 van hetzelfde <strong>be</strong>sluit, hij de<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting heeft <strong>be</strong>taald overeenkomstig dat artikel en hij <strong>be</strong>schikt over<br />

een factuur die de handeling vaststelt.<br />

Ten aanzien van de btw die verschuldigd is op de kosten van openbaarmaking van<br />

akten of uittreksels van akten en van de jaarrekeningen van vennootschappen, kan<br />

het recht op aftrek door de vennootschap worden uitgeoefend mits ze in het <strong>be</strong>zit is<br />

van een uittreksel uit de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad waarop de publicatie<br />

voorkomt.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 952<br />

Het stuk dat eventueel door de griffier wordt uitgereikt, hetzij bij de <strong>be</strong>taling van de<br />

provisie, hetzij na de definitieve afrekening, verleent bijgevolg geen recht op aftrek<br />

(z. aanschr. 34/1978).<br />

Op het stuk van de aftrek van de btw die geheven werd van de leveringen van<br />

goederen en diensten met <strong>be</strong>trekking tot een personenauto die voor de werkzaamheid<br />

van een maatschap (1) wordt gebruikt, moet een onderscheid worden gemaakt<br />

naargelang deze personenauto wordt gekocht door en gefactureerd aan één van de<br />

vennoten van die maatschap (1) of wordt gekocht door en gefactureerd aan de<br />

maatschap (1) zelf (Parl. Vr. nr. 65 van Verbist van 22 februari 1977, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 31, blz. 454, nr. 1).<br />

362. Gemeenschappelijk vervoer van personen (spoor, tram, autobus).<br />

Gelet op de bijzondere omstandigheden waarin de maatschappijen voor openbaar<br />

vervoer aan de reizigers vervoer<strong>be</strong>wijzen uitreiken, zijn deze maatschappijen bij de<br />

afgifte van de vervoer<strong>be</strong>wijzen (reisbiljetten, kaarten, abonnementen) die voor<br />

<strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>hoeften worden gekocht, ervan ontheven een factuur uit te reiken.<br />

Alhoewel de <strong>be</strong>lastingplichtige, wegens de ontheffing verleend aan de maatschappijen<br />

voor openbaar vervoer, niet in het <strong>be</strong>zit is van een regelmatige factuur, is<br />

het toegestaan dat hij de btw geheven van openbaar vervoer waarvan hij de kosten<br />

draagt, in aftrek mag brengen in de mate waarin hij, inzonderheid door het<br />

voorleggen van een vervoer<strong>be</strong>wijs, tegenover de Administratie aantoont dat hij van<br />

het openbaar vervoer werkelijk gebruik gemaakt heeft voor de <strong>be</strong>hoeften van de<br />

onderneming.<br />

Er hoeft overigens geen enkel onderscheid te worden gemaakt naargelang het<br />

vervoer<strong>be</strong>wijs voor <strong>be</strong>roepsreizen werd gebruikt door de <strong>be</strong>lastingplichtige zelf of<br />

door de <strong>be</strong>heersorganen als de <strong>be</strong>lastingplichtige een rechtspersoon is, dan wel door<br />

leden van zijn personeel.<br />

Indien het vervoer<strong>be</strong>wijs recht geeft op verscheidene reizen (kaart of abonnement<br />

zelfs uitgegeven op naam van een <strong>be</strong>heersorgaan van de vennootschap of van een<br />

personeelslid), mag de btw <strong>be</strong>grepen in de prijs van het vervoer<strong>be</strong>wijs uiteraard<br />

slechts in aftrek worden gebracht in de mate waarin dit vervoer<strong>be</strong>wijs werkelijk werd<br />

gebruikt voor de <strong>be</strong>hoeften van de onderneming. Het <strong>be</strong>drag van de aftrekbare btw<br />

dient door de <strong>be</strong>lastingplichtige te worden vastgesteld overeenkomstig de regels die<br />

(1) zie wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van vennootschappen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

953 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

worden aangenomen inzake inkomsten<strong>be</strong>lasting voor het <strong>be</strong>palen van het deel van de<br />

prijs van het vervoer<strong>be</strong>wijs dat als algemene onkosten aanneembaar is (z. Beslissing<br />

E.T. 16.172 van 31 juli 1975, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 22, blz. 325, nr. 549).<br />

363. Bedrijfsmiddelen verkregen door de echtgenoot.<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige die een <strong>be</strong>drijfsmiddel gebruikt voor zijn aan de btw<br />

onderworpen economische activiteit, mag in de regel de bij de verkrijging ervan<br />

geheven btw slechts aftrekken indien het goed door hem is verkregen en op zijn<br />

naam is gefactureerd.<br />

Wanneer echter een <strong>be</strong>drijfsmiddel is verkregen en gefactureerd op naam van één der<br />

echtgenoten, maar <strong>be</strong>stemd is voor de andere echtgenoot die het gebruikt voor zijn<br />

aan de btw onderworpen economische activiteit, mag de bij de verkrijging van dit<br />

goed geheven btw worden afgetrokken alsof het goed verkregen werd door en<br />

gefactureerd aan de echtgenoot die het goed voor zijn <strong>be</strong>lastbare economische<br />

activiteit gebruikt.<br />

Deze regel geldt ongeacht het huwelijksstelsel van de echtgenoten en wie ook de<br />

echtgenoot is die het goed heeft verkregen.<br />

Hij is eveneens van toepassing wanneer <strong>be</strong>ide echtgenoten ieder een economische<br />

activiteit als <strong>be</strong>lastingplichtige uitoefenen waarvoor ze aan de normale btw-regeling<br />

zijn onderworpen. In dit geval dient de aftrek van de bij de verkrijging van het goed<br />

geheven btw te worden verricht met inachtneming van het werkelijk gebruik voor de<br />

doeleinden van de economische activiteit van ieder van de echtgenoten. Deze laatste<br />

gedragslijn geldt overigens eveneens wanneer een echtgenoot een economische<br />

activiteit als <strong>be</strong>lastingplichtige uitoefent en de andere echtgenoot een niet zelfstandige<br />

activiteit (verg. nr. 421, 2°, c).<br />

364. Openbare verkoping van de goederen van een gefailleerde.<br />

Ingeval de roerende goederen van een gefailleerde <strong>be</strong>lastingplichtige openbaar<br />

worden verkocht, moet de curator in de regel een factuur uitreiken in alle gevallen<br />

waarin de uitreiking verplicht zou zijn bij vrijwillige verkoop (z. nr. 429).<br />

Deze factuur mag evenwel onder volgende voorwaarden worden vervangen door een<br />

stuk dat door de instrumenterende notaris of gerechtsdeurwaarder uitgaand van het<br />

proces-verbaal van toewijzing wordt opgesteld en aan de koper wordt uitgereikt:


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 954<br />

1° per toegewezen lot <strong>be</strong>vatten het proces-verbaal en het stuk de normale<br />

vermeldingen van een factuur, met in<strong>be</strong>grip van het btw-identificatienummer<br />

van de koper, maar met uitzondering van het volgnummer in het boek voor<br />

uitgaande facturen. In het procesverbaal mogen deze vermeldingen worden<br />

vervangen door een refertenummer dat aan ieder stuk wordt toegekend;<br />

2° een dub<strong>be</strong>l van het stuk wordt aan de curator overhandigd (z. KB nr. 1, art. 6,<br />

§ 2).<br />

De koper mag, wanneer hij een niet-vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige is, overeenkomstig<br />

de gewone regels de btw in aftrek brengen op basis van dit uittreksel<br />

uit het proces-verbaal van toewijzing.<br />

365. Leveringen en diensten aan zichzelf voor de <strong>be</strong>hoeften van de onderneming (KB<br />

nr. 3, art. 3, § 1, 2°).<br />

De artikelen 3 en 4, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, van 29 decem<strong>be</strong>r 1992,<br />

schrijven voor dat de <strong>be</strong>lastingplichtige een stuk moet opmaken tot vaststelling van<br />

de handelingen aan zichzelf, uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin<br />

de <strong>be</strong>lasting op die handelingen opeisbaar is geworden.<br />

Om de <strong>be</strong>lasting geheven van de voor de <strong>be</strong>hoeften van de onderneming gedane<br />

handelingen te mogen aftrekken, moet de <strong>be</strong>lastingplichtige dat stuk op regelmatige<br />

wijze heb<strong>be</strong>n opgemaakt. Hij moet de op die handelingen verschuldigde btw<br />

eveneens heb<strong>be</strong>n ingeschreven in de aangifte voor het tijdvak waarin ze opeisbaar is<br />

geworden.<br />

366. Invoer met voldoening van de <strong>be</strong>lasting bij de aangifte ten verbruik (KB nr. 3,<br />

art. 3, § 1, 3°).<br />

Om de van een invoer geheven <strong>be</strong>lasting te mogen aftrekken moet de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

in het <strong>be</strong>zit zijn van een papieren of elektronische aangifte ten verbruik<br />

waarop hij als geadresseerde staat vermeld en dat de <strong>be</strong>taling van de btw aan de<br />

<strong>be</strong>trokken douanediensten vaststelt (z. nr. 226).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

955 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

367. Invoer onder het stelsel van de verlegging van de heffing naar het binnenland<br />

(KB nr. 3, art. 3, § 1, 4°).<br />

Aan <strong>be</strong>lastingplichtigen die in België over een individueel btw-identificatienummer<br />

<strong>be</strong>schikken en die periodieke aangiften indienen kan een vergunning worden<br />

verleend om, onder de door die vergunning gestelde voorwaarden (z. aanschr. 3/<br />

1973 - bijwerking 2006, gevoegd bij aanschr. 1/2006), de uit hoofde van invoer<br />

opeisbare btw niet te voldoen op het tijdstip van de aangifte ten verbruik, maar ze op<br />

te nemen als verschuldigde <strong>be</strong>lasting in rooster 57 van de aangifte m.b.t. het tijdvak<br />

waarin de invoer plaatsvindt (KB nr. 7, art. 7, § 2).<br />

Ter staving van de inschrijving in rooster 57 moet de <strong>be</strong>lastingplichtige in het <strong>be</strong>zit<br />

zijn van een papieren of elektronische aangifte ten verbruik waarop hij als<br />

geadresseerde wordt vermeld en waarop hij zich voor de voldoening van de btw<br />

<strong>be</strong>roept op de verlegging van de heffing <strong>be</strong>doeld in voornoemde aanschrijving 3/<br />

1973 (z. nr. 230).<br />

Door die inschrijving kan de <strong>be</strong>lastingplichtige zijn recht op aftrek uitoefenen in<br />

rooster 59 van dezelfde aangifte.<br />

368. Intracommunautaire verwerving van goederen (KB nr. 3, art. 3, § 1, 5°).<br />

Om de voor<strong>be</strong>lasting geheven van een intracommunautaire verwerving van goederen<br />

in aftrek te kunnen brengen moet de <strong>be</strong>lastingplichtige verwerver in het <strong>be</strong>zit zijn van<br />

een door de leverancier uitgereikte factuur. Deze factuur dient minimaal een aantal<br />

vermeldingen te <strong>be</strong>vatten, nl. de naam, het adres en het btw-identificatienummer van<br />

de bij de handeling <strong>be</strong>trokken partijen, de aard en de hoeveelheid van de verworven<br />

goederen, de prijs en het toe<strong>be</strong>horen ervan, en moet door de verwerver worden<br />

aangevuld met de overige vermeldingen die overeenkomstig artikel 5, § 1, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 op de factuur moeten voorkomen.<br />

Wanneer bij het einde van de maand tijdens dewelke overeenkomstig artikel<br />

25septies van het Wetboek de <strong>be</strong>lasting opeisbaar is geworden, de verwerver nog<br />

niet in het <strong>be</strong>zit is van een factuur, dient hij zelf een stuk op te maken (KB nr. 1,<br />

art. 9, § 1) en de op de verwerving <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>nde verschuldigde btw in zijn<br />

aangifte op te nemen. Op basis van dit stuk kan hij dan in dezelfde aangifte zijn recht<br />

op aftrek uitoefenen.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 956<br />

Ten aanzien van de intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel<br />

dient de <strong>be</strong>lastingplichtige, in het geval <strong>be</strong>doeld in artikel 2 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 46, van 29 decem<strong>be</strong>r 1992, om zijn recht op aftrek te kunnen uitoefenen<br />

bovendien in het <strong>be</strong>zit te zijn van de bijzondere btw-aangifte inzake de intracommunautaire<br />

verwerving van nieuwe vervoermiddelen (aangifte nr. 446).<br />

369. Met een intracommunautaire verwerving van goederen gelijkgestelde handeling<br />

(KB nr. 3, art. 3, § 1, 6°).<br />

Om de voor<strong>be</strong>lasting geheven van een handeling die krachtens artikel 25quater van<br />

het Wetboek met een intracommunautaire verwerving wordt gelijkgesteld in aftrek te<br />

kunnen brengen moet de <strong>be</strong>lastingplichtige in het <strong>be</strong>zit zijn van een door hemzelf<br />

opgemaakt stuk (KB nr. 1, art. 2) en de verschuldigde <strong>be</strong>lasting opnemen in de<br />

aangifte m.b.t. het tijdvak waarin ze opeisbaar wordt.<br />

370. Belasting voldaan door de medecontractant (KB nr. 3, art. 3, § 1, 7°).<br />

Om zijn recht op aftrek te kunnen uitoefenen moet de <strong>be</strong>lastingplichtige ten aanzien<br />

van de <strong>be</strong>lasting geheven van de handelingen waarvoor hij, bij toepassing van<br />

artikel 51, § 2, 1°, 2°, 5° en 6° of § 4, of van artikel 55, § 6, van het Wetboek, ertoe<br />

gehouden is zelf de opeisbare <strong>be</strong>lasting te voldoen, in het <strong>be</strong>zit zijn van een factuur<br />

uitgereikt overeenkomstig de artikelen 53, § 2 en 53octies, van het Wetboek of, bij<br />

gebreke van een dergelijke factuur, van het <strong>be</strong>doelde stuk in artikel 9, § 1, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 met <strong>be</strong>trekking tot de regeling voor de voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde of in artikel 5, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 31 van 2 april 2002 met <strong>be</strong>trekking tot de toepassingsmodaliteiten van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door<br />

niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen en de verschuldigde <strong>be</strong>lasting opnemen<br />

in de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot het tijdvak waarin ze opeisbaar wordt (artikel 3, § 1,<br />

7°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969).<br />

Wat inzonderheid het stuk <strong>be</strong>doeld in artikel 9, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1<br />

van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 <strong>be</strong>treft, is er <strong>be</strong>paald dat, <strong>be</strong>halve in het geval de factuur<br />

moet worden uitgereikt door de medecontractant in naam en voor rekening van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die de goederen levert of de diensten verstrekt de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon, die overeenkomstig artikel 51,<br />

§ 1, 2°, en § 2, 1°, 2°, 5° en 6°, van het Wetboek, of de artikelen 20 of 20bis,<br />

schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting, uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

957 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

waarin de <strong>be</strong>lasting overeenkomstig de artikelen 17, § 1, 22, § 2, of 25septies, § 2,<br />

eerste lid, van het Wetboek de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt, een stuk dienen op te<br />

maken wanneer zij nog niet in het <strong>be</strong>zit zijn van de factuur met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

handeling.<br />

III. Uitoefening van het recht op aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

371. De aftrek geschiedt onmiddellijk en globaal.<br />

De aftrek geschiedt onmiddellijk en globaal in die zin dat de <strong>be</strong>lastingplichtige dat<br />

recht uitoefent door op het totale <strong>be</strong>drag van de voor een aangiftetijdvak<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting, het totaal van de <strong>be</strong>lasting waarvoor het recht op aftrek<br />

tijdens datzelfde tijdvak is ontstaan toe te rekenen, voor zover de voorwaarden voor<br />

de uitoefening van dat recht worden nagekomen.<br />

In artikel 4, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, waarin dat <strong>be</strong>ginsel is vervat,<br />

worden geen andere voorwaarden voor de uitoefening van het recht op aftrek gesteld.<br />

Daaruit volgt inzonderheid:<br />

1° dat de aftrek onmiddellijk mag geschieden, zonder te moeten wachten tot de<br />

goederen werkelijk wederverkocht zijn (een voorraad kan dus worden<br />

gevormd, zonder dat hij <strong>be</strong>zwaard blijft met de <strong>be</strong>lasting die van de <strong>be</strong>standdelen<br />

ervan werd geheven);<br />

2° dat de aftrek door een <strong>be</strong>lastingplichtige kan worden verricht, zonder dat hij<br />

aan zijn leverancier de <strong>be</strong>lasting heeft voldaan, welke die leverancier hem in<br />

rekening heeft gebracht;<br />

3° dat de aftrek mag worden toegepast en geldig blijft, zelfs wanneer de voor een<br />

goed af te trekken <strong>be</strong>lasting hoger is dan die welke bij de wederverkoop ervan<br />

van toepassing is (goederen verkocht met verlies).<br />

372. V o o r b e e l d e n.<br />

1. Een <strong>be</strong>lastingplichtige die een maandaangifte moet indienen, heeft een regelmatige factuur<br />

ontvangen die hem op 5 februari 2001 werd uitgereikt voor een levering die plaatsheeft op<br />

15 januari 2001. De op die factuur vermelde <strong>be</strong>lasting mag hij in aftrek brengen in de aangifte<br />

met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van de maand januari 2001.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 958<br />

Indien de factuur daarentegen <strong>be</strong>trekking heeft op een levering van 3 februari 2001, is het<br />

recht op aftrek, hoewel de factuur op 5 februari 2001 werd uitgereikt, slechts in februari 2001<br />

ontstaan en mag het bijgevolg slechts worden uitgeoefend in de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

handelingen van de maand februari.<br />

2. Een <strong>be</strong>lastingplichtige die maandaangiften moet indienen voert een aan invoerrechten<br />

onderworpen goed in uit Japan dat op 20 januari 2001 het grondgebied van de Gemeenschap<br />

binnenkomt via de haven van Antwerpen. Dat goed wordt in België op 23 januari 2001 op zijn<br />

naam voor het verbruik aangegeven met voldoening van de <strong>be</strong>lasting. De des<strong>be</strong>treffende<br />

aangifte voor het verbruik wordt diezelfde dag door de <strong>be</strong>trokken douanediensten aanvaard.<br />

Hij brengt de <strong>be</strong>lasting in aftrek in de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van januari,<br />

aangezien het recht op aftrek op 23 januari 2001 is ontstaan, datum waarop de douaneschuld<br />

is ontstaan ingevolge de aanvaarding van de aangifte voor het verbruik en bijgevolg ook de<br />

btw wegens invoer opeisbaar is geworden. Hij is overigens in het <strong>be</strong>zit van het invoerdocument<br />

op het tijdstip van de aangifte die uiterlijk 20 februari 2001 moet worden ingediend.<br />

3. Een <strong>be</strong>lastingplichtige die maandaangiften moet indienen, voert een aan invoerrechten<br />

onderworpen <strong>be</strong>drijfsmiddel rechtstreeks uit de Verenigde Staten in België in onder het stelsel<br />

van de verlegging van de heffing van de <strong>be</strong>lasting. De bij de verklaring van dat <strong>be</strong>drijfsmiddel<br />

overgelegde aangifte voor het verbruik wordt op 20 januari 2001 door de Belgische douane<br />

aanvaard.<br />

In de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van januari neemt hij de voor die invoer<br />

opeisbare <strong>be</strong>lasting op in het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting (rooster 57); in diezelfde<br />

aangifte neemt hij deze <strong>be</strong>lasting op in het <strong>be</strong>drag van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting (rooster 59).<br />

4. Een <strong>be</strong>lastingplichtige, groothandelaar in op<strong>be</strong>rgkasten neemt uit zijn voorraad een kast die<br />

hij <strong>be</strong>stemt voor de uitrusting van zijn kantoren. Die ingebruikneming ge<strong>be</strong>urt op 20 januari<br />

2001. De <strong>be</strong>lastingplichtige maakt daarvoor het bij artikel 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1<br />

voorgeschreven stuk op binnen de daarvoor <strong>be</strong>paalde termijn.<br />

In de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van januari neemt de <strong>be</strong>lastingplichtige de<br />

voor die ingebruikneming opeisbare <strong>be</strong>lasting op in het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting<br />

(rooster 54) (Wetboek, art. 12, § 1, eerste lid, 3°); in diezelfde aangifte neemt hij die <strong>be</strong>lasting<br />

op in het <strong>be</strong>drag van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting (rooster 59).<br />

373. Vertraging bij het vervullen van de voorwaarden voor de uitoefening van het<br />

recht op aftrek van voor<strong>be</strong>lasting.<br />

Het kan ge<strong>be</strong>uren dat de formaliteiten waarvan de uitoefening van het recht op aftrek<br />

afhankelijk is, te laat worden vervuld. Dat is inzonderheid het geval wanneer de<br />

factuur voor een levering uitgereikt wordt na de vijfde werkdag van de maand na die<br />

waarin het goed werd geleverd. De <strong>be</strong>lastingplichtige mag in dat geval de aftrek<br />

slechts voor het eerst doen in de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot het tijdvak waarin de<br />

formaliteiten vervuld zijn (KB nr. 3, art. 4, tweede lid).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

959 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige heeft een factuur ontvangen die hem op 10 februari 2001 werd uitgereikt voor<br />

een levering die plaatsheeft op 15 januari 2001. Hoewel hij die factuur in zijn <strong>be</strong>zit heeft op het<br />

tijdstip dat hij zijn maandaangifte voor de handelingen van januari 2001 opstelt, mag hij de aftrek van<br />

de te laat gefactureerde <strong>be</strong>lasting slechts doen in de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van<br />

februari 2001.<br />

374. Het recht op aftrek werd niet onmiddellijk uitgeoefend.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige zijn recht op aftrek niet heeft uitgeoefend overeenkomstig<br />

het <strong>be</strong>paalde in artikel 4, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3<br />

(z. nrs. 371 tot 373, hierboven), mag hij het <strong>be</strong>drag van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting<br />

opnemen in één van de aangiften die hij indient vóór het verstrijken van het derde<br />

kalenderjaar volgend op dat waarin de af te trekken <strong>be</strong>lasting opeisbaar is geworden<br />

(KB nr. 3, art. 4, tweede lid).<br />

In dat geval wordt de aftrekbare btw opgenomen in de periodieke aangifte onder de<br />

rubriek herzieningen.<br />

Artikel 4, tweede lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, kan eveneens van toepassing<br />

zijn wanneer iemand de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige heeft verloren, bijvoor<strong>be</strong>eld<br />

door stopzetting van zijn economische activiteit. Deze laatste kan dan binnen<br />

de voornoemde termijn vragen het recht op aftrek dat hij niet heeft uitgeoefend<br />

tijdens de periode waarin hij zijn <strong>be</strong>lastingplichtige was, nog te mogen uitoefenen, zij<br />

het dat de aftrek dan noodzakelijk moet geschieden bij wijze van teruggaaf. De<br />

aanvraag om teruggaaf moet dan de gegevens <strong>be</strong>vatten waarover het gaat in nr. 6 van<br />

de aanschrijving nr. 29/1975.<br />

375. Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling.<br />

Fusie. Uitoefening van het recht op aftrek door de overnemer.<br />

Wanneer vennootschappen overgaan tot fusie bij wege van opslorping of anderszins,<br />

is in <strong>be</strong>ginsel artikel 11 van het Btw-Wetboek van toepassing. In dat verband wordt<br />

eraan herinnerd dat de overnemer geacht wordt de persoon van de overdrager voort<br />

te zetten van wie hij de rechten en de plichten ten aanzien van de btw overneemt<br />

(met name ten aanzien van de herzieningen). De overdrager blijft wel gehouden tot<br />

aangifte en <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting die vóór de overdracht opeisbaar is geworden<br />

en hij mag met <strong>be</strong>trekking tot zijn <strong>be</strong>roepskosten de <strong>be</strong>lasting aftrekken die tot op dat<br />

ogenblik werd geheven (z. nr. 32, B).


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 960<br />

Het kan ge<strong>be</strong>uren dat de overdrager zijn recht op aftrek niet heeft uitgeoefend in zijn<br />

laatste in te dienen aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van vóór het tijdstip<br />

waarop de overdracht uitwerking heeft; de redenen hiervoor zijn verscheiden en<br />

vloeien inzonderheid voort uit het feit dat de voorwaarden om dit recht uit te oefenen<br />

als <strong>be</strong>doeld in artikel 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde, op het moment van de overdracht niet vervuld waren.<br />

In dergelijk geval kan de overdrager dus zelf zijn recht op aftrek niet meer uitoefenen<br />

en de overnemer kan het evenmin uitoefenen aangezien hij niet in het <strong>be</strong>zit is van een<br />

op zijn naam uitgereikte factuur (vgl. art. 3, § 1, 1°, van het kon. <strong>be</strong>sl. nr. 3 van<br />

10 decem<strong>be</strong>r 1969 met <strong>be</strong>trekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en art. 5, § 1, 2°, van het kon. <strong>be</strong>sl. nr. 1 van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de regeling voor de voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde).<br />

Rekening houdend met dit bijzonder geval aanvaardt de Administratie in de praktijk<br />

dat de overnemer, op grond van voormelde fictie dat de overnemer de persoon van de<br />

overdrager voortzet, het recht op aftrek nog kan uitoefenen volgens het onderscheid<br />

en de voorwaarden <strong>be</strong>oogd in artikel 4 van het voormelde koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3.<br />

Daartoe is evenwel vereist dat in bijlage van elke aangifte waarvan het recht op<br />

aftrek wordt uitgeoefend een samenvattende opgave van de <strong>be</strong>treffende facturen<br />

opgesteld op naam van de overdrager, wordt gevoegd.<br />

In het <strong>be</strong>doelde geval kan, gelet op hetgeen voorafgaat, de nieuwe juridische entiteit<br />

die uit de fusie is ontstaan, het recht op aftrek uitoefenen op basis van de facturen die<br />

opgesteld zijn op naam van de vorige juridische entiteit en voorzien van het btwidentificatienummer<br />

van die juridische entiteit, voor zover uiteraard deze facturen<br />

<strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op handelingen waarvoor de <strong>be</strong>lasting opeisbaar is geworden vóór<br />

het tijdstip waarop de overdracht uitwerking heeft.<br />

Indien daarentegen een dergelijke factuur <strong>be</strong>trekking heeft op handelingen waarvoor<br />

de <strong>be</strong>lasting opeisbaar is geworden nadat de overdracht haar uitwerking heeft, kan zij<br />

niet als basis dienen om het recht op aftrek uit te oefenen in hoofde van de nieuwe<br />

juridische entiteit. In dat geval komt het aan deze laatste toe om de leverancier uit te<br />

nodigen een creditnota op te maken en een nieuwe factuur uit te reiken met<br />

vermelding van haar naam en haar btw-identificatienummer. (Parl. Vr. nr. 1210, van<br />

28 januari 1998, van de heer M. Fournaux, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 135, blz. 399).<br />

(1 februari 2012)


376. Verval van het recht op aftrek.<br />

(1 februari 2012)<br />

961 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Wanneer de aftrek niet werd uitgeoefend binnen de gestelde termijnen en volgens de<br />

in de voorgaande nummers <strong>be</strong>paalde modaliteiten, kan de <strong>be</strong>lastingplichtige zijn<br />

recht op aftrek niet meer uitoefenen.<br />

377. Inleiding.<br />

Afdeling 4. - Herziening van de aftrek.<br />

De oorspronkelijk verrichte aftrek is slechts definitief enerzijds indien hij juist is en<br />

anderzijds indien de aanvankelijke <strong>be</strong>stemming die de <strong>be</strong>lastingplichtige aan de<br />

ontvangen goederen of diensten had gegeven, niet geheel of gedeeltelijk wordt<br />

gewijzigd door een latere ge<strong>be</strong>urtenis.<br />

Dienaangaande maakt het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 onderscheid tussen de andere<br />

<strong>be</strong>lasting dan die geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen en de <strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

Deze laatste is immers op grond van artikel 48, § 2, van het Wetboek<br />

onderworpen aan een vijfjarige of vijftienjarige herziening.<br />

Opmerking<br />

De aandacht wordt erop gevestigd dat artikel 48, § 2, van het Wetboek door<br />

artikel 14 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 22 decem<strong>be</strong>r 1995 tot wijziging van het<br />

Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (BS 30 decem<strong>be</strong>r 1995) werd<br />

gewijzigd in die zin dat vanaf 1 januari 1996 de herzieningstermijn met <strong>be</strong>trekking<br />

tot onroerende <strong>be</strong>drijfsmiddelen van tien op vijftien jaar wordt gebracht.<br />

Aldus <strong>be</strong>draagt de herzieningstermijn vanaf 1 januari 1996 vijftien jaar ten aanzien<br />

van de <strong>be</strong>lasting geheven van handelingen die strekken of bijdragen tot de oprichting<br />

of de verkrijging, met voldoening van de <strong>be</strong>lasting, van een gebouw of tot de<br />

verkrijging met voldoening van de <strong>be</strong>lasting van een in artikel 9, tweede lid, 2° van<br />

het Wetboek <strong>be</strong>doeld zakelijk recht op een gebouw (z. nr. 20).<br />

De vijftienjarige herziening is evenwel slechts van toepassing op de <strong>be</strong>lasting<br />

geheven van de in vorig lid <strong>be</strong>doelde handelingen waarvoor het recht op aftrek is


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 962<br />

ontstaan vanaf 1 januari 1996. Ten aanzien van de van dergelijke handelingen<br />

geheven <strong>be</strong>lasting waarvoor het recht op aftrek vóór die datum is ontstaan, <strong>be</strong>draagt<br />

het herzieningstijdvak tien jaar.<br />

De ingebruikneming van het <strong>be</strong>treffende <strong>be</strong>drijfsmiddel waarvan sprake in artikel 9,<br />

§ 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

aftrekregeling voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

oefent geen invloed uit op de duurtijd van herzieningstermijn.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige bijgevolg een nijverheidsgebouw heeft laten<br />

oprichten, waarvoor hij in 1995 een voorschot heeft <strong>be</strong>taald aan de aannemer en in<br />

1996 het saldo van de prijs, <strong>be</strong>draagt de herzieningstermijn tien jaar voor de<br />

<strong>be</strong>lasting met <strong>be</strong>trekking tot het voorschot <strong>be</strong>taald in 1995 en vijftien jaar voor de<br />

<strong>be</strong>lasting met <strong>be</strong>trekking tot het saldo van de prijs.<br />

Eerste onderafdeling. - Herziening van de aftrek van de andere <strong>be</strong>lasting<br />

dan die geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

I. Omstandigheden waarin en tijdstip waarop de herziening ge<strong>be</strong>urt.<br />

378. Oorspronkelijke aftrek te groot of te klein (KB nr. 3, art. 5, 1°).<br />

De oorspronkelijke aftrek kan bij vergissing groter of kleiner zijn dan die welke de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige mocht toepassen op het tijdstip waarop hij zijn recht op aftrek<br />

uitoefende. Het kan ook voorkomen dat, voor goederen en diensten die <strong>be</strong>stemd zijn<br />

om zowel voor privé-doeleinden als voor de doeleinden van de economische<br />

activiteit met recht op aftrek te worden aangewend, de <strong>be</strong>lastingplichtige het deel<br />

overschat of onderschat heeft dat voor laatstgenoemde doeleinden zou worden<br />

gebruikt.<br />

De herziening heeft, naargelang van het geval, een terugstorting van de te veel<br />

afgetrokken <strong>be</strong>lasting of een bijkomende aftrek tot <strong>be</strong>loop van de te weinig<br />

afgetrokken <strong>be</strong>lasting tot gevolg.<br />

(1 februari 2012)


Tijdstip waarop de herziening plaatsgrijpt.<br />

1. De oorspronkelijke aftrek was te klein.<br />

(1 februari 2012)<br />

963 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

De bijkomende aftrek wordt verricht in de aangifte die <strong>be</strong>trekking heeft op het<br />

tijdvak tijdens hetwelk de vergissing werd vastgesteld, voor zover deze aangifte<br />

wordt ingediend vóór het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op dat<br />

waarin de af te trekken <strong>be</strong>lasting opeisbaar is geworden.<br />

2. De oorspronkelijke aftrek was te groot.<br />

De herziening, bij wijze van terugstorting, moet zo vlug mogelijk geschieden.<br />

De boete daargelaten, zijn de interesten immers verschuldigd te rekenen vanaf de<br />

uiterste datum voor indiening van de aangifte waarin te veel werd afgetrokken.<br />

379. Voorlopige vaststelling in geval van gedeeltelijke aftrek (privé-<strong>be</strong>stemming<br />

naast gebruik voor de doeleinden van de economische activiteit met recht op<br />

aftrek). Herziening.<br />

Bij gedeeltelijke aftrek van een <strong>be</strong>lasting andere dan die geheven van<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen, die <strong>be</strong>trekking heeft op goederen of diensten die deels voor de<br />

<strong>be</strong>hoeften van de economische activiteit en deels voor privé-<strong>be</strong>hoeften worden<br />

gebruikt, wordt de aftrek voorlopig vastgesteld. Na het verstrijken van het jaar<br />

waarin het recht op aftrek is ontstaan moet die voorlopige aftrek worden herzien<br />

(Wetboek, art. 48, § 1). Die herziening moet geschieden in de aangifte die <strong>be</strong>trekking<br />

heeft op de periode tijdens welke de definitieve vaststelling van het aftrekbaar<br />

gedeelte plaatsheeft en uiterlijk in de aangifte die ieder jaar in april moet worden<br />

ingediend.<br />

Spruit de herziening van de oorspronkelijke aftrek voort uit het feit dat voor de<br />

toepassing van de inkomsten<strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>drijfslasten waarmee de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige voor het <strong>be</strong>palen van zijn aftrek rekening had gehouden, heeft<br />

verworpen, dan ge<strong>be</strong>urt de herziening, bij wijze van terugstorting van wat ten<br />

onrechte werd afgetrokken, in de aangifte die <strong>be</strong>trekking heeft op de periode tijdens<br />

welke de verwerping van die <strong>be</strong>drijfslasten officieel aan de <strong>be</strong>lastingplichtige werd<br />

genotificeerd.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 964<br />

380. Omstandigheid <strong>be</strong>doeld in artikel 79, tweede lid, van het Wetboek (KB nr. 3,<br />

art. 5, 2°).<br />

Wanneer de leverancier van een goed of de dienstverrichter de gehele of<br />

gedeeltelijke teruggaaf heeft verkregen van de <strong>be</strong>lasting die hij zijn medecontractant<br />

in rekening heeft gebracht, <strong>be</strong>paalt artikel 79, tweede lid, van het Wetboek dat die<br />

medecontractant, indien hij de aan zijn leverancier teruggegeven <strong>be</strong>lasting heeft<br />

afgetrokken, ze moet terugstorten aan de Staat door ze te <strong>be</strong>grijpen in het <strong>be</strong>drag van<br />

de <strong>be</strong>lasting verschuldigd over het tijdvak waarin hij het ver<strong>be</strong>terend stuk heeft<br />

ontvangen.<br />

Tijdstip waarop de herziening moet ge<strong>be</strong>uren.<br />

De herziening wordt verricht in de aangifte die <strong>be</strong>trekking heeft op het tijdperk<br />

waarin de <strong>be</strong>lastingplichtige het ver<strong>be</strong>terend stuk heeft ontvangen waarvan sprake in<br />

artikel 79 van het Wetboek (in <strong>be</strong>ginsel een creditnota).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° Een volledige <strong>be</strong>lastingplichtige heeft goederen gekocht voor een prijs van 5.000 EUR,<br />

verhoogd met een <strong>be</strong>lasting van 1.050 EUR. Die <strong>be</strong>lasting heeft hij in aftrek gebracht.<br />

Op het einde van het jaar staat zijn leverancier hem een rabat van 10 pct. toe gelet op de<br />

omvang van zijn inkopen. Hij zendt hem een creditnota van 500 EUR, verhoogd met 105 EUR<br />

als <strong>be</strong>lasting over het rabat.<br />

De leverancier krijgt teruggaaf van die 105 EUR, maar zijn medecontractant moet ze<br />

terugstorten.<br />

2° Een gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is aan een algemeen verhoudingsgetal van<br />

50 pct. heeft goederen gekocht voor een prijs van 5.000 EUR, verhoogd met een <strong>be</strong>lasting van<br />

1.050 EUR. Hij heeft de helft van die <strong>be</strong>lasting, of 525 EUR, in aftrek gebracht.<br />

Op het einde van het jaar staat zijn leverancier hem een rabat toe van 10 pct. en zendt hem een<br />

creditnota van 500 EUR verhoogd met 105 EUR als <strong>be</strong>lasting op het rabat.<br />

De leverancier <strong>be</strong>komt de terug<strong>be</strong>taling van die 105 EUR, maar de medecontractant moet de<br />

helft van die <strong>be</strong>lasting, of 52,5 EUR, terugstorten.


(1 februari 2012)<br />

965 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

381. Wijzigingen in de gegevens van de <strong>be</strong>rekening van de oorspronkelijk<br />

afgetrokken <strong>be</strong>lasting (KB nr. 3, art. 5, 3°).<br />

Op het tijdstip dat de <strong>be</strong>lastingplichtige de oorspronkelijke aftrek toepast, houdt hij<br />

rekening met de vermoedelijke <strong>be</strong>stemming van de ontvangen goederen en diensten.<br />

Het kan evenwel ge<strong>be</strong>uren dat de <strong>be</strong>stemming in werkelijkheid niet overeenstemt<br />

met die welke men eraan had willen geven en dat uiteindelijk de ontvangen goederen<br />

en diensten voor een andere <strong>be</strong>stemming aangewend worden waarvoor in het geheel<br />

geen aftrek mogelijk was ofwel een aftrek van een kleiner <strong>be</strong>drag dan die welke werd<br />

toegepast. Van de andere kant kan het eveneens voorkomen dat aan de ontvangen<br />

goederen en diensten uiteindelijk een andere <strong>be</strong>stemming wordt gegeven waarvoor<br />

een grotere aftrek mogelijk is dan die welke oorspronkelijk werd verricht.<br />

Deze wijzigingen impliceren een herziening van de oorspronkelijk afgetrokken<br />

<strong>be</strong>lasting en heb<strong>be</strong>n ofwel een terugstorting van de te veel afgetrokken <strong>be</strong>lasting,<br />

ofwel een bijkomende aftrek van de nog af te trekken <strong>be</strong>lasting tot gevolg.<br />

Dat is inzonderheid het geval:<br />

1° wanneer iemand die uitsluitend handelingen verricht die recht op aftrek<br />

verlenen, tevens handelingen <strong>be</strong>gint te stellen die geen recht op aftrek verlenen;<br />

2° wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek eerst de aftrek<br />

toepast volgens het voorlopig en daarna volgens definitief algemeen<br />

verhoudingsgetal (z. nr. 415);<br />

3° wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek de aftrek<br />

toepast met inachtneming van het werkelijk gebruik, ingeval goederen van een<br />

<strong>be</strong>drijfsafdeling die recht op aftrek verleent naar een <strong>be</strong>drijfsafdeling die geen<br />

recht op aftrek verleent overgaan of omgekeerd (z. nr. 422).<br />

Tijdstip waarop de herziening moet ge<strong>be</strong>uren.<br />

De herziening moet, in <strong>be</strong>ginsel, gedaan worden in de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

periode tijdens welke de wijziging in de oorspronkelijke <strong>be</strong>stemming heeft plaatsgehad.<br />

De herziening voortkomende uit de wijzigingen in de aftrekprorata's wordt steeds<br />

gedaan in de aangifte die in april van ieder jaar moet worden ingediend.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 966<br />

382. Onttrekking of ingebruikneming en herziening van de aftrek.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige mag de hem aangerekende voor<strong>be</strong>lasting in aftrek brengen<br />

wanneer, volgens de normale gang van zaken, de afgenomen goederen en diensten<br />

<strong>be</strong>stemd zijn voor het verrichten van handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 45, § 1, 1° tot 5°,<br />

van het Wetboek.<br />

Wanneer het van bij de aanschaffing vaststaat dat de goederen of diensten niet<br />

<strong>be</strong>stemd zijn voor het verrichten van handelingen waarvoor er, overeenkomstig het<br />

vorige lid, recht op aftrek <strong>be</strong>staat, dan mag de over die goederen en diensten<br />

aangerekende voor<strong>be</strong>lasting niet in aftrek worden gebracht. In de gevallen waarin de<br />

goederen en de diensten normaal <strong>be</strong>stemd zijn voor het verrichten van handelingen<br />

waarvoor aanspraak op aftrek <strong>be</strong>staat, doch achteraf deze <strong>be</strong>stemming wordt<br />

gewijzigd, moet de oorspronkelijk terecht verrichte aftrek worden herzien krachtens<br />

artikel 5, 3°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 (z. nr. 381), tenzij die wijziging van<br />

<strong>be</strong>stemming krachtens de artikelen 12, § 1, eerste lid, 1° tot 5° of 19, § 1 of § 2, van<br />

het Wetboek wordt gelijkgesteld met een levering van een goed of met het verrichten<br />

van een dienst, onder <strong>be</strong>zwarende titel, of nog wanneer, ten gevolge van die<br />

wijziging, de goederen en diensten worden gebruikt voor het verrichten van zulke<br />

handelingen.<br />

Dezelfde regel geldt indien het onmogelijk is met zekerheid de <strong>be</strong>stemming te<br />

voorzien of deze voor elk voorwerp afzonderlijk te <strong>be</strong>palen, of nog de omvang ervan<br />

juist vast te stellen (verg. nr. 338).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een aannemer van werk in onroerende staat laat zijn ar<strong>be</strong>iders een privé-woning en een loods voor<br />

het op<strong>be</strong>rgen van zijn materiaal optrekken. Daarvoor gebruikt hij materialen die normaal <strong>be</strong>stemd<br />

zijn voor zijn economische activiteit als aannemer en hij heeft de van die materialen geheven<br />

<strong>be</strong>lasting afgetrokken.<br />

Krachtens artikel 19, § 2, 1° en 2°, van het Wetboek moet hij bij de voltooiing van dat werk in<br />

onroerende staat de btw voldoen, enerzijds, over de normale waarde van het werk in onroerende staat<br />

en de materialen m.b.t. de loods en anderzijds over de door hem als <strong>be</strong>lastingplichtige gedane<br />

uitgaven m.b.t. de privé-woning. Hij mag die <strong>be</strong>lasting niet aftrekken in de mate dat ze <strong>be</strong>trekking<br />

heeft op zijn privé-woning. Hij mag ze aftrekken in de mate dat ze <strong>be</strong>trekking heeft op de loods die<br />

werd gebouwd voor de <strong>be</strong>hoeften van zijn onderneming (verg. nr. 357. voor<strong>be</strong>eld, 2°).<br />

Maar zomin in het ene als in het andere geval moet de aftrek van de <strong>be</strong>lasting van de inkoop van de<br />

materialen worden herzien. De onttrekking van de materialen voor de privé-woning valt evenmin<br />

onder de toepassing van artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek, aangezien die materialen<br />

worden gebruikt voor het verrichten van werk in onroerende staat voor privé-doeleinden, werk dat<br />

wordt <strong>be</strong>last krachtens artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek.


383. Verlies van ieder recht op aftrek (KB nr. 3, art. 5, 4°).<br />

(1 februari 2012)<br />

967 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Een persoon kan ieder recht op aftrek verliezen, hetzij omdat hij zijn zaak stopzet,<br />

hetzij omdat hij, ten gevolge van een wijziging in zijn economische activiteit of van<br />

een wijziging in de regeling waaronder zijn economische activiteit op het stuk van de<br />

btw valt, een <strong>be</strong>lastingplichtige zonder recht op aftrek wordt (z. Wetboek, art. 44).<br />

De herziening van de aftrek moet in <strong>be</strong>ginsel ge<strong>be</strong>uren op het tijdstip waarop ieder<br />

recht op aftrek definitief verloren gaat, indien op dat tijdstip niet vervreemde<br />

lichamelijke roerende goederen of niet gebruikte diensten overblijven, waarvoor de<br />

<strong>be</strong>lasting aanvankelijk werd afgetrokken. De herziening ge<strong>be</strong>urt in de laatste aangifte<br />

die de <strong>be</strong>lastingplichtige moet indienen.<br />

Bij het <strong>be</strong>ëindigen van de uitoefening van iedere economische activiteit worden de<br />

goederen welke een <strong>be</strong>lastingplichtige of zijn rechtheb<strong>be</strong>nden nog onder zich heb<strong>be</strong>n<br />

en waarvoor recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de btw is ontstaan, echter<br />

geacht door de <strong>be</strong>lastingplichtige onttrokken te zijn. Deze onttrekking wordt door<br />

artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek met een <strong>be</strong>lastbare levering gelijkgesteld.<br />

Uiteraard vindt in dit geval geen herziening plaats.<br />

In het geval van een vereffening van een maatschap (1) die een onregelmatige<br />

vennootschap in gezamenlijke naam is, worden na de sluiting van de vereffening de<br />

vroegere deelgenoten automatisch onverdeelde eigenaars van de overblijvende<br />

goederen. De overeenkomst waarbij de vroegere deelgenoten, die ieder voor eigen<br />

rekening de werkzaamheid van de vereniging voortzetten, deze goederen verdelen, is<br />

een eigendomsaanwijzende overeenkomst die, aangezien ze tussen <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

wordt gesloten, aanleiding geeft tot heffing van de btw over de aan ieder<br />

van hen toe<strong>be</strong>deelde goederen, ten <strong>be</strong>lope van de nieuwe delen die ieder van hen<br />

verkrijgt en voor zover de goederen <strong>be</strong>doeld worden in artikel 9 en de vrijstelling van<br />

artikel 44, § 3, 1°, a en b, van het Btw-Wetboek niet geldt. Rekening houdend met<br />

deze heffing en met het feit dat de vroegere deelgenoten zelf <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

worden, wordt afgezien van de herziening van de aftrek, die normaal in hoofde van<br />

de vereffende maatschap (1) moet plaatsvinden (z. Beslissing E.T. 10.991 van<br />

5 novem<strong>be</strong>r 1976, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 29, blz. 244, nr. 601).<br />

Er moet, ten slotte, geen herziening plaatsgrijpen en er is evenmin sprake van<br />

onttrekking wanneer, na het overlijden van een <strong>be</strong>lastingplichtige, de erfgenamen of<br />

legatarissen van de <strong>be</strong>lastingplichtige of, na verdeling, één onder hen de handelszaak,<br />

die ze in de nalatenschap verkregen heb<strong>be</strong>n, verder exploiteren (z. nr. 404).<br />

(1) zie wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van vennootschappen.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 968<br />

383/2. Ontstaan van een recht op aftrek ingevolge een wijzing van het <strong>be</strong>lastingregime<br />

(KB nr. 3, art. 21bis).<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige die leveringen van goederen of diensten verricht die<br />

op grond van artikel 44 van het Wetboek zijn vrijgesteld en waarvoor hij geen recht<br />

op aftrek heeft, ingevolge een wetswijziging een <strong>be</strong>lastingplichtige met recht op<br />

aftrek wordt, kan hij bij wijze van herziening zijn recht op aftrek uitoefenen voor de<br />

andere goederen en diensten dan <strong>be</strong>drijfsmiddelen:<br />

- die nog niet werden gebruikt of verbruikt op het tijdstip waarop het<br />

<strong>be</strong>lastingregime wijzigt. De btw geheven van de algemene onkosten (telefoon,<br />

energie, water, enz.) die <strong>be</strong>trekking heeft op de periode voorafgaand aan de<br />

wijzing van de <strong>be</strong>lastingregeling is bijgevolg niet aftrekbaar;<br />

- of die rechtstreeks en duidelijk toewijsbaar zijn aan een door de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

verrichte <strong>be</strong>laste handeling.<br />

De herziening is afhankelijk van de indiening bij het controlekantoor van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert<br />

van een inventaris van de op het tijdstip van de wijziging van het <strong>be</strong>lastingregime<br />

nog niet gebruikte of verbruikte goederen en diensten.<br />

Dat document, alsook in voorkomend geval de staat van <strong>be</strong>drijfsmiddelen die nog<br />

bruikbaar zijn (z. nr. 404/2), wordt opgemaakt in twee exemplaren waarvan er één<br />

<strong>be</strong>stemd is voor het btw-controlekantoor. Het vermeldt op gedetailleerde wijze de<br />

goederen en diensten die nog in aanmerking komen voor de herziening, de datum en<br />

het nummer van de factuur van de aankoop of het invoerdocument, de maatstaf van<br />

heffing waarover ze met de btw werden <strong>be</strong>last en het te regulariseren <strong>be</strong>drag.<br />

De herziening ge<strong>be</strong>urt tot <strong>be</strong>loop van het passende <strong>be</strong>drag door toerekening op het<br />

aan de Staat verschuldigde <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting in rooster 71 van kader VI van de<br />

periodieke aangifte <strong>be</strong>oogd door artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek.<br />

Wanneer het eindresultaat van deze toerekening een door de Staat verschuldigd<br />

<strong>be</strong>drag is, wordt dat <strong>be</strong>drag naar de volgende aangiftetijdvakken overgebracht tot<br />

passend <strong>be</strong>loop van rooster 71 van deze aangiften.<br />

384. Goederen die uit het <strong>be</strong>drijf zijn verdwenen.<br />

Ingevolge artikel 64, § 1, van het Wetboek (z. nr. 603, 2°), wordt iedereen die<br />

goederen verkrijgt of produceert om ze te verkopen, <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs, geacht<br />

de door hem verkregen of geproduceerde goederen te heb<strong>be</strong>n geleverd onder<br />

voorwaarden waaronder de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

969 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Kan de <strong>be</strong>lastingplichtige niet <strong>be</strong>wijzen dat de gekochte of geproduceerde goederen<br />

verdwenen zijn door aan te tonen dat ze vernietigd of gestolen zijn, dan moet hij voor<br />

die goederen de <strong>be</strong>lasting voldoen net alsof hij die goederen had geleverd in<br />

omstandigheden die de <strong>be</strong>lasting opeisbaar maakten. De aftrek van de <strong>be</strong>lasting die,<br />

met <strong>be</strong>trekking tot die goederen of hun <strong>be</strong>standdelen, werd gedaan moet dan ook niet<br />

worden herzien.<br />

Wanneer het <strong>be</strong>wijs van vernietiging of van de diefstal wordt geleverd, kan het<br />

vermoeden van voornoemd artikel 64, § 1, niet worden ingeroepen, en moet de aftrek<br />

evenmin worden herzien.<br />

Dat <strong>be</strong>wijs moet tegelijk slaan op het <strong>be</strong>staan van de bijzondere omstandigheden die<br />

de goederen heb<strong>be</strong>n doen verdwijnen (b.v. de vernietiging door brand) en op de<br />

juiste omvang van het verlies dat er het gevolg van was. Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

vrijwillig onverkoopbare goederen wil vernietigen, dan moet hij er<br />

overigens voor zorgen dat hij deze vernietiging door de controlediensten laat<br />

vaststellen of dat hij er zich op andere wijze een <strong>be</strong>wijs van verschaft.<br />

Het verlies dat ontstaat tijdens vervoer of <strong>be</strong>werking en het normale verlies, dat in<br />

sommige handelstakken voorkomt (vroege vruchten of groenten, groenten in 't<br />

algemeen, bloemen, enz.), zal evenwel steeds worden aanvaard zonder dat daarvoor<br />

bijzondere <strong>be</strong>wijsstukken moeten worden voorgelegd.<br />

II. Modaliteiten van de herziening.<br />

385. Inschrijvingen te doen in de periodieke.aangifte.<br />

De herzieningen worden vastgesteld in de roosters “regularisaties” van de periodieke<br />

aangifte.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 970<br />

Onderafdeling 2. - Herziening van de aftrek van <strong>be</strong>lasting geheven van<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

I. Begrip "<strong>be</strong>drijfsmiddelen".<br />

386. Bepaling van het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>drijfsmiddelen".<br />

Het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>drijfsmiddelen" kan inzake btw niet worden <strong>be</strong>oordeeld aan de hand<br />

van de houding die de <strong>be</strong>lastingplichtige heeft aangenomen uit boekhoudkundig<br />

oogpunt of voor de toepassing van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen.<br />

De mogelijkheid die daar aan de ondernemingen wordt gelaten om <strong>be</strong>paalde<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen nu eens als vastgelegde middelen, dan weer als algemene onkosten<br />

aan te merken, kan op het stuk van de btw niet worden toegestaan, Voor de btw is het<br />

dus vereist dat men over een objectief criterium <strong>be</strong>schikt.<br />

Artikel 6, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, <strong>be</strong>vat dan ook een objectieve <strong>be</strong>paling<br />

van wat als <strong>be</strong>drijfsmiddel wordt aangemerkt voor de toepassing van de artikelen 12,<br />

§ 1, en 48, § 2, van het Wetboek.<br />

387. Het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>drijfsmiddelen".<br />

Bedrijfsmiddelen zijn de lichamelijke goederen, andere dan de lichamelijke<br />

goederen, de zakelijke rechten <strong>be</strong>doeld in artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek<br />

en de diensten die <strong>be</strong>stemd zijn om op een duurzame wijze te worden gebruikt als<br />

werkinstrumenten of exploitatiemiddelen (KB nr. 3, art. 6, § 1).<br />

Het <strong>be</strong>grip <strong>be</strong>drijfsmiddel is dus hoofdzakelijk van toepassing op:<br />

1° gebouwen, bouwwerken en installaties voor de doeleinden van de economische<br />

activiteit, daarin <strong>be</strong>grepen die welke voor de administratieve of sociale<br />

diensten van de ondernemingen dienen;<br />

2° exploitatiematerieel, machines en gereedschap met uitzondering van klein<br />

gereedschap (z. nr. 389);<br />

3° vervoermaterieel (voertuigen en toestellen, daaronder <strong>be</strong>grepen de<br />

"containers");<br />

(1 februari 2012)


4° kantoormeubilair en -materieel;<br />

(1 februari 2012)<br />

971 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

5° materieel voor het opslaan of voor het verpakken van de in de onderneming<br />

verwerkte stoffen, producten en goederen, dat ter <strong>be</strong>schikking van de<br />

onderneming blijft (voor haar eigen <strong>be</strong>hoeften) en dat niet <strong>be</strong>stemd is om aan<br />

de klanten te worden geleverd;<br />

6° het wapen door een juwelier gekocht met het oog op de <strong>be</strong>scherming van de<br />

goederen waarin hij handel drijft (Beslissing E.T. 11.735 van 9 januari 1973,<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE, nr. 11, blz. 210, nr. 374);<br />

7° dieren die door een landbouw<strong>be</strong>drijf worden gekocht met het oog op het<br />

verrichten van proeven met veevoeders, wanneer die dieren normaal minstens<br />

gedurende één jaar als proefdier kunnen worden gebruikt. Artikel 12, § 1,<br />

eerste lid, 3°, is niet van toepassing ingeval op het proef<strong>be</strong>drijf geboren dieren<br />

door de eigenaars worden gebruikt als proefdier (Beslissing E.T. 14.102 van<br />

9 april 1973, <strong>BTW</strong>-REVUE, nr. 13, blz. 421, nr. 419);<br />

8° zakelijke rechten met <strong>be</strong>trekking tot onroerende goederen;<br />

9° immateriële vaste activa dat wordt afgeschreven of een waardevermindering<br />

ondergaat (licentierechten of rechten op de productie, fabrieks- of handelsmerken,<br />

industrietekeningen, auteursrechten of andere intellectuele rechten,<br />

cliënteel, octrooien, …);<br />

10° werk in onroerende staat, inzonderheid verricht door de huurders van<br />

onroerende goederen.<br />

388. Goederen die vlug tenietgaan.<br />

Het kenmerk van een <strong>be</strong>drijfsmiddel is dat het op duurzame wijze in de onderneming<br />

wordt gebruikt als werkinstrument of als exploitatiemiddel. Op die wijze wordt het<br />

zeer duidelijk onderscheiden van de hulpstoffen (stookolie, elektriciteit, <strong>be</strong>paalde<br />

chemische producten, enz.), die, bij het eerste gebruik dat men ervan maakt,<br />

tenietgaan. Bij de <strong>be</strong>oordeling van de gebruiksduur moet worden uitgegaan van de<br />

aard van het goed en niet van het min of meer intensief gebruik dat de verkrijger er<br />

van maakt.<br />

Het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>drijfsmiddel" dat geldt voor de toepassing van de btw, impliceert, in<br />

de regel, evenwel geenszins dat de door de onderneming verrichte uitrustingsuitgaven<br />

als «vastliggend» worden aangemerkt, met het oog op de afschrijving ervan.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 972<br />

389. Klein materieel, klein gereedschap en kantoor<strong>be</strong>hoeften.<br />

Voor klein materieel, klein gereedschap en kantoor<strong>be</strong>hoeften kan soms moeilijk<br />

worden <strong>be</strong>paald of ze al dan niet bij de <strong>be</strong>drijfsmiddelen moeten worden gerekend,<br />

rekening houdende met hun omvang of hun duurzaamheid.<br />

Daarom <strong>be</strong>paalt artikel 6, tweede lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 dat in het eerste<br />

lid evenwel niet worden <strong>be</strong>doeld verpakkingsmiddelen, klein materieel, klein<br />

gereedschap en kantoor<strong>be</strong>hoeften, wanneer die goederen voldoen aan de door de<br />

Minister van Financiën gestelde criteria.<br />

Het ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 1, van 2 septem<strong>be</strong>r 1980, <strong>be</strong>paalt deze criteria: de prijs of,<br />

bij ontstentenis van een prijs, de normale waarde, per in de handel gebruikelijke<br />

eenheid moet lager zijn dan 250 EUR, exclusief btw.<br />

De in de handel gebruikelijke eenheid is, onder verwijzing naar de handelsgebruiken,<br />

hetzij elk voorwerp afzonderlijk wanneer het per stuk wordt verkocht (een hamer,<br />

een zaag, een kantoorregister, enz.), hetzij ook een geheel van voorwerpen, wanneer<br />

ieder <strong>be</strong>standdeel ervan niet afzonderlijk kan worden verkregen (b.v. een<br />

verzameling boeken, indien elk boek niet afzonderlijk kan worden gekocht). Voor de<br />

kleine kantoor<strong>be</strong>hoeften (nietjes, bladen papier, enz.) wordt onder gebruikelijke<br />

eenheid verstaan de conditionering waarin dergelijke goederen gewoonlijk worden<br />

aangeboden (een doosje nietjes, een pak papier, enz.).<br />

Bij het maken van een onderscheid volgens bovenstaand criterium moet het <strong>be</strong>grip<br />

klein materieel of klein gereedschap in een brede zin worden opgevat. Het is van<br />

toepassing op alle goederen die, in de onderneming, een eigen <strong>be</strong>staan en nut heb<strong>be</strong>n,<br />

hetzij als werkinstrument, hetzij als exploitatiemiddel. Men mag evenwel niet<br />

verwarren met de materialen, de onderdelen en de reserveonderdelen. Dergelijke<br />

goederen zijn slechts nuttig als onderdeel van een gebouw, een machine, een toestel<br />

of elk ander <strong>be</strong>drijfsmiddel (z. nr. 395). Zo kunnen telefoontoestellen niet worden<br />

aangemerkt als klein materieel, daar ze slechts gebruikt kunnen worden wanneer ze<br />

aangesloten zijn op de installatie waarvan ze deel uitmaken (Beslissing E.T. 15.522<br />

van 7 januari 1974, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 16, blz. 268, nr. 469).<br />

390. Verpakkingsmiddelen.<br />

Overeenkomstig artikel 6, tweede lid van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 en het<br />

ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 1, van 2 septem<strong>be</strong>r 1980, worden eveneens verpakkingsmiddelen,<br />

zelfs indien ze opnieuw kunnen worden gebruikt, voor de toepassing van<br />

de artikelen 12, § 1, en 48, § 2, van het Wetboek niet als <strong>be</strong>drijfsmiddel aangemerkt.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

973 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Verpakkingsmiddelen zijn alle inhoudende voorwerpen, ongeacht hun aard of<br />

duurzaamheid, die bijdragen tot het vervoer en de levering van de goederen buiten de<br />

onderneming (flessen, zakken, tonnen, vaten, enz.).<br />

Zijn daarentegen geen verpakkingsmiddelen, het materieel dat binnen de<br />

onderneming voor de conditionering wordt gebruikt, alsmede de "containers" die als<br />

vervoermiddelen moeten worden aangemerkt.<br />

391. Verhuurde <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

Naar luid van artikel 6, § 2, tweede lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 worden de<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen als zodanig aangemerkt t.a.v. degene die ze in huur geeft of, meer<br />

algemeen, het genot ervan overdraagt of rechten op dat genot verleent, en niet in<br />

hoofde van degene die ze gebruikt.<br />

II. Begrip "<strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen".<br />

392. Bepaling van het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen".<br />

Onder "<strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen" wordt verstaan de <strong>be</strong>lasting<br />

geheven op de aankoop, de intracommunautaire verwerving, de invoer of de<br />

handelingen die strekken of bijdragen tot de totstandkoming, het omvormen of het<br />

ver<strong>be</strong>teren van <strong>be</strong>drijfsmiddelen (KB nr. 3, art. 7, eerste lid).<br />

V o o r b e e l d e n<br />

Conceptiewerk voor het bouwen van een machine; opmaken van plans vóór het oprichten van een<br />

nijverheidsgebouw; vervoer van een <strong>be</strong>drijfsmiddel; montage of bouwen van een <strong>be</strong>drijfsmiddel; de<br />

<strong>be</strong>middeling door een makelaarskantoor (agentschap in onroerende goederen) dat voor rekening van<br />

de koper tussenkomst verleent bij de aankoop van een terrein waarop deze gebouwen zal laten<br />

oprichten die hij voor <strong>be</strong>roepsdoeleinden <strong>be</strong>stemt (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 13, blz. 422, nr. 420); uitgraven<br />

en stutten van mijngalerijen die <strong>be</strong>stemd zijn om te worden gebruikt voor het <strong>be</strong>reiken van de te<br />

ontginnen steenkoollagen; het bouwen van steunmuren, inzonderheid die waarop de loopkranen zich<br />

verplaatsen, in steengroeven.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 974<br />

393. Handelingen die niet aan herziening zijn onderworpen.<br />

Er wordt geen herziening verricht van de aftrek van de <strong>be</strong>lasting geheven hetzij van<br />

de herstelling of het onderhoud van <strong>be</strong>drijfsmiddelen, hetzij van de aanschaffing, de<br />

intracommunautaire verwerving, of de invoer van reserveonderdelen <strong>be</strong>stemd voor<br />

die handelingen (KB nr. 3, art. 7, tweede lid, 1°). Die <strong>be</strong>lasting is immers geheven<br />

van uitgaven die er enkel toe strekken de economische waarde van een <strong>be</strong>staand<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel te <strong>be</strong>houden. Het <strong>be</strong>grip "herstellingen" onderstelt werk dat noodzakelijk<br />

is om een <strong>be</strong>staand <strong>be</strong>drijfsmiddel te kunnen blijven gebruiken, zonder dat<br />

het werk de waarde van het <strong>be</strong>drijfsmiddel verhoogt, wat rendement, capaciteit of<br />

levensduur <strong>be</strong>treft (vooral door gebruik van <strong>be</strong>ter geschikte of duurzamere<br />

materialen), of zonder dat het door zijn omvang in feite de vernieuwing of zelfs maar<br />

de gedeeltelijke verbouwing van een <strong>be</strong>drijfsmiddel tot gevolg heeft (Beslissing<br />

E.T. 7.885 van 6 septem<strong>be</strong>r 1972, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 10, blz. 73, nr. 355).<br />

De <strong>be</strong>lasting die geheven wordt van de huur van <strong>be</strong>drijfsmiddelen, en, meer<br />

algemeen, van de overdracht van het genot of rechten op het genot van die goederen<br />

wordt evenmin als btw geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen aangemerkt (KB nr. 3, art. 7,<br />

tweede lid, z. nr. 391).<br />

394. V o o r b e e l d e n<br />

Het maken van het onderscheid tussen de handelingen die strekken of bijdragen tot<br />

de totstandkoming, het omvormen of het ver<strong>be</strong>teren van <strong>be</strong>drijfsmiddelen en de<br />

handelingen die strekken of bijdragen tot de herstelling of het onderhoud van<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen kan, in grensgevallen, zeer moeilijk zijn.<br />

De toepassingen, die hierna gegeven worden, zullen <strong>be</strong>ter doen inzien hoe dat<br />

onderscheid moet worden gemaakt.<br />

Nieuwe investeringen zijn inzonderheid:<br />

1° het vervangen van machines of toestellen die op zichzelf een zelfstandig geheel<br />

uitmaken, met in<strong>be</strong>grip van het geval waarin die machines of toestellen worden<br />

ingeschakeld in een produktie- of montagelijn;<br />

2° het tot stand brengen in een spoorwegnet, van nieuwe wissels of nieuwe<br />

sporen, van nieuwe elektrificatiewerken; het aanschaffen van nieuwe locomotieven<br />

ter vervanging van buiten dienst gestelde locomotieven;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

975 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

3° het tot stand brengen van nieuwe leidingen en nieuwe aansluitingen door een<br />

maatschappij voor watervoorziening, voor gasvoorziening of voor elektriciteitsvoorziening;<br />

4° het weder opbouwen van een loods die door brand vernield werd.<br />

Als herstelling of onderhoud worden aangemerkt:<br />

1° het vervangen in een machine of een toestel, van een defect onderdeel door een<br />

gelijkaardig onderdeel; het vervangen van de defecte motor van een machine<br />

door een motor van dezelfde omvang en hetzelfde rendement:<br />

2° het vervangen, in een spoorwegnet, van <strong>be</strong>staande sporen of spoorlijnen;<br />

3° het vervangen, door een maatschappij voor watervoorziening, voor gasvoorziening<br />

of voor elektriciteitsvoorziening, van <strong>be</strong>staande ka<strong>be</strong>ls of leidingen;<br />

4° het vervangen van de vuurvaste stenen van een oven.<br />

Veranderingen en ver<strong>be</strong>teringen aangebracht aan een <strong>be</strong>drijfsmiddel zijn:<br />

1° het vergroten van een loods, het toevoegen van aanhorigheden aan gebouwen<br />

die voor <strong>be</strong>roepsdoeleinden worden gebruikt;<br />

2° het vervangen van de defecte motor van een machine door een sterkere motor<br />

met groter rendement;<br />

3° het verhogen van de capaciteit van een oven ter gelegenheid van een herstelling<br />

aan de oven;<br />

4° het vernieuwen van een <strong>be</strong>drijfsmiddel.<br />

395. Materialen, onderdelen en reserve-onderdelen.<br />

Op het tijdstip van de aanschaffing kan niet steeds worden <strong>be</strong>paald of materialen,<br />

onderdelen en reserve-onderdelen zullen worden gebruikt bij de totstandkoming, het<br />

ver<strong>be</strong>teren of het omvormen van een <strong>be</strong>drijfsmiddel, dan wel voor het herstellen of<br />

onderhouden ervan. De <strong>be</strong>lasting voldaan ter zake van de aanschaffing van die<br />

materialen en onderdelen zal dan ook nooit als een van <strong>be</strong>drijfsmiddelen geheven<br />

<strong>be</strong>lasting worden aangemerkt, zelfs niet indien de <strong>be</strong>stemming gekend is.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 976<br />

Worden deze materialen en onderdelen later gebruikt voor het herstellen of onderhouden<br />

van een <strong>be</strong>drijfsmiddel, dan heeft dat gebruik normaal geen opeisbaarheid<br />

van btw tot gevolg.<br />

Maar het gebruik ervan voor de totstandkoming, het ver<strong>be</strong>teren of het omvormen van<br />

een <strong>be</strong>drijfsmiddel, heeft de opeisbaarheid van btw tot gevolg. De volgende<br />

toestanden kunnen zich dan voordoen.<br />

1° Wanneer de verkrijger zelf of met <strong>be</strong>hulp van zijn werklieden een <strong>be</strong>drijfsmiddel<br />

bouwt, ver<strong>be</strong>tert of omvormt, dan gebruikt hij die materialen en<br />

onderdelen voor het verrichten van een handeling die overeenkomstig de<br />

artikelen 12, § 1, eerste lid, 3°, of 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek aan<br />

de btw onderworpen is. In dat geval worden de materialen en onderdelen dus<br />

niet als zodanig <strong>be</strong>last, maar wordt de waarde ervan nochtans aan de btw<br />

onderworpen, aangezien ze <strong>be</strong>grepen is in de maatstaf van heffing van de<br />

<strong>be</strong>lasting die voor de <strong>be</strong>doelde handeling is verschuldigd (Wetboek, art. 33).<br />

2° Wanneer de verkrijger die materialen en onderdelen ter <strong>be</strong>schikking stelt van<br />

een derde, die hij met het bouwen, ver<strong>be</strong>teren of omvormen van een<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel heeft <strong>be</strong>last, is artikel 12, § 1, 3°, van het Wetboek van<br />

toepassing wegens het gebruik zelf van die goederen voor het bouwen, het<br />

ver<strong>be</strong>teren of het omvormen van het <strong>be</strong>drijfsmiddel. In de praktijk mag worden<br />

aangenomen dat de bij die <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>doelde ingebruikneming dan plaatsvindt<br />

zodra de materialen en onderdelen worden verwerkt in een roerend of<br />

onroerend <strong>be</strong>drijfsmiddel. De btw die dan naargelang van het geval verschuldigd<br />

is over de aankoopprijs, of de kostprijs bij gebreke van aankoopprijs<br />

van die goederen (z. Wetboek, art. 33), is aftrekbaar volgens de gewone regels.<br />

III. Gewone herziening van de oorspronkelijk verrichte aftrek van btw<br />

op <strong>be</strong>drijfsmiddelen (KB nr. 3, art. 8).<br />

396. Gevallen.<br />

Zoals voor de andere <strong>be</strong>lasting dan die geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen, wordt de<br />

aftrek van de <strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen herzien in de twee nagenoemde<br />

gevallen:<br />

1° wanneer de oorspronkelijk verrichte aftrek meer of minder <strong>be</strong>draagt dan die<br />

welke de <strong>be</strong>lastingplichtige oorspronkelijk mocht verrichten;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

977 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

2° in het geval <strong>be</strong>doeld in artikel 79, tweede lid, van het Wetboek.<br />

Verwezen wordt, wat dat <strong>be</strong>treft, naar de toelichting die in de nrs. 378 tot 380 werd<br />

gegeven.<br />

Die gewone herziening staat, in voorkomend geval, los van de vijf- of vijftienjarige<br />

herziening die eigen is aan de <strong>be</strong>drijfsmiddelen en waarover punt IV hierna handelt.<br />

IV. De vijf- of vijftienjarige herziening, eigen aan de <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

A. Algemeen.<br />

397. Algemene draagwijdte van de vijf- of vijftienjarige herziening.<br />

Wegens hun duurzaamheid kunnen <strong>be</strong>drijfsmiddelen, tijdens hun gebruiksduur,<br />

veranderende of verschillende <strong>be</strong>stemmingen krijgen. Zo is het inzonderheid<br />

mogelijk dat een <strong>be</strong>drijfsmiddel oorspronkelijk uitsluitend voor een <strong>be</strong>lastbare<br />

economische activiteit werd aangewend en nadien gebruikt wordt voor een economische<br />

activiteit waarvoor in het geheel geen aftrek wordt aanvaard of waarvoor<br />

slechts gedeeltelijk recht op aftrek <strong>be</strong>staat, of nog, kan het geheel of gedeeltelijk voor<br />

privé-doeleinden worden aangewend.<br />

Daarom moet, overeenkomstig artikel 48, § 2, van het Wetboek, de aftrek van de<br />

<strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen worden herzien gedurende een tijdvak van<br />

vijf of vijftien jaar. Ieder jaar ge<strong>be</strong>urt een herziening tot het <strong>be</strong>loop van een vijfde of<br />

een vijftiende van het <strong>be</strong>drag van die <strong>be</strong>lasting, wanneer veranderingen zijn<br />

ingetreden in de factoren die aan de <strong>be</strong>rekeningen van de aftrek, gedaan voor de<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen, ten grondslag heb<strong>be</strong>n gelegen (z. nr. 377 in fine).<br />

Voor de herziening worden de <strong>be</strong>drijfsmiddelen geacht een gebruiksduur van vijf of<br />

vijftien jaar te heb<strong>be</strong>n, ongeacht de afschrijvingstermijn die wordt in acht genomen<br />

uit technisch of boekhoudkundig oogpunt of voor de toepassing van de wetgeving<br />

inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen.<br />

Deze vijf- of vijftienjarige herziening mag evenmin worden verward met een aftrek<br />

"prorata temporis". Deze zou erin <strong>be</strong>staan de aftrek slechts op progressieve wijze,<br />

naar rato van een vijfde of een vijftiende per jaar, toe te laten. De aftrek met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>drijfsmiddelen is onmiddellijk en volledig toegelaten en is slechts


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 978<br />

voor herziening vatbaar in de bijzondere gevallen die uitdrukkelijk in artikel 10 van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 worden <strong>be</strong>paald (z. nrs. 400 tot 404, hierna). Een<br />

volledige <strong>be</strong>lastingplichtige zal dan ook geen herziening moeten verrichten wanneer<br />

hij deze hoedanigheid gedurende het tijdvak <strong>be</strong>paald voor de herziening van de<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen <strong>be</strong>houdt, en wanneer hij de oorspronkelijke <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>stemming<br />

van het goed niet wijzigt. Elke <strong>be</strong>stemming die na het verstrijken van het herzieningstijdvak<br />

aan het goed wordt gegeven blijft overigens zonder invloed op de<br />

oorspronkelijk gedane aftrek.<br />

398. Uitgangspunt en duur van het herzieningstijdvak. Beginsel.<br />

Overeenkomstig artikel 9, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, <strong>be</strong>gint het herzieningstijdvak<br />

te lopen vanaf 1 januari van het jaar waarin het recht op aftrek ontstaat<br />

(KB nr. 3, art. 2; z. nrs. 355 tot en met 359), dit wil zeggen het jaar waarin de van het<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel geheven <strong>be</strong>lasting opeisbaar is geworden. Aldus wordt het jaar waarin<br />

het recht op aftrek ontstaat voor een geheel jaar <strong>be</strong>rekend.<br />

Het herzieningstijdvak eindigt bij het verstrijken van het vierde of het veertiende<br />

jaar, naargelang van het geval, na dit waarin het recht op aftrek is ontstaan.<br />

In principe <strong>be</strong>draagt het herzieningstijdvak (tijdens hetwelk de aftrek van de<br />

<strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen aan herziening onderworpen is) vijf jaar.<br />

Ten aanzien van de <strong>be</strong>lasting die wordt geheven van handelingen die strekken of<br />

bijdragen tot de oprichting of de verkrijging, met voldoening van de <strong>be</strong>lasting, van<br />

een gebouw, of tot de verkrijging met voldoening van de <strong>be</strong>lasting van een in<br />

artikel 9, tweede lid, 2, van het Wetboek <strong>be</strong>doeld zakelijk recht op een gebouw,<br />

<strong>be</strong>draagt het herzieningstijdvak evenwel vijftien jaar (z. nr. 377, in fine). De hier<br />

<strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingen zijn die geheven van zowel materiële handelingen die heb<strong>be</strong>n<br />

bijgedragen tot de oprichting van het gebouw (de eigenlijke bouwwerken) als de<br />

handelingen van intellectuele aard (studie, architectenplannen, ...) met <strong>be</strong>trekking tot<br />

hetzelfde gebouw.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die met <strong>be</strong>trekking tot bovengenoemde handelingen de aftrek<br />

heeft uitgeoefend, is met het oog op de controle van de eventuele herziening van die<br />

aftrek, gehouden de boeken, de stukken, de facturen, de contracten, de rekeninguittreksels<br />

en andere stukken, vermeld in artikel 60, § 1, van het Wetboek met<br />

<strong>be</strong>trekking tot die handelingen, gedurende vijftien jaar te <strong>be</strong>waren (z. art. 11, § 4 van<br />

het kon. <strong>be</strong>sl. nr. 3, van 10 decem<strong>be</strong>r 1969).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

979 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Daarentegen <strong>be</strong>draagt het herzieningstijdvak van de <strong>be</strong>lasting geheven van handelingen<br />

die strekken of bijdragen tot het omvormen of het ver<strong>be</strong>teren van gebouwen<br />

slechts vijf jaar, tenzij die omvormings- of ver<strong>be</strong>teringswerken dermate <strong>be</strong>langrijk<br />

zijn dat er in feite een nieuw gebouw ontstaat (z. nr. 152/2). In dit laatste geval<br />

<strong>be</strong>draagt het herzieningstijdvak van de <strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>doelde omvormings-<br />

of ver<strong>be</strong>teringswerken uiteraard vijftien jaar.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° Een <strong>be</strong>lastingplichtige neemt op 5 maart 1996 een aan hem geleverde machine in ontvangst.<br />

Daar het recht op aftrek op die datum is ontstaan, <strong>be</strong>gint het herzieningstijdvak, dat vijf jaar<br />

<strong>be</strong>draagt, te lopen op 1 januari 1996 en eindigt het op 31 decem<strong>be</strong>r 2000.<br />

2° Een <strong>be</strong>lastingplichtige verwerft op 8 maart 1996 met toepassing van de btw het vruchtgebruik<br />

op een nijverheidsgebouw dat nog niet in gebruik werd genomen. Daar het recht op aftrek op<br />

die datum is ontstaan, <strong>be</strong>gint het herzieningstijdvak, dat vijftien jaar <strong>be</strong>draagt, te lopen op 1<br />

januari 1996 en eindigt het op 31 decem<strong>be</strong>r 2010.<br />

Die <strong>be</strong>rekeningswijze van het herzieningstijdvak biedt inzonderheid aan de<br />

gemengde <strong>be</strong>lastingplichtigen die aan de regel van het algemeen verhoudingsgetal<br />

zijn onderworpen, de mogelijkheid om hun achtereenvolgende herzieningen globaal<br />

te verrichten met inachtneming van het jaartotaal van de <strong>be</strong>lasting die van hun<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen werd geheven.<br />

399. Uitzondering met <strong>be</strong>trekking tot het uitgangspunt van de herziening.<br />

De administratie kan toestaan, of zelfs voorschrijven, dat als uitgangspunt van het<br />

herzieningstijdvak wordt aangenomen de 1 ste januari van het jaar waarin het<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel in gebruik wordt genomen (KB nr. 3, art. 9, § 2). Er wordt opgemerkt<br />

dat de <strong>be</strong>paling van het uitgangspunt van het herzieningstijdvak geen invloed heeft<br />

op de duur van de periode.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige mag dat uitgangspunt gebruiken wanneer hij een boekhouding<br />

voert die het hem mogelijk maakt het tijdstip waarop het <strong>be</strong>drijfsmiddel in gebruik<br />

wordt genomen te <strong>be</strong>palen door het overboeken van de investeringsuitgaven van de<br />

rekening "vaste activa in aanbouw" naar de rekening "vastgelegde middelen", met<br />

vermelding van het goed in kwestie en van de <strong>be</strong>lasting voldaan ter zake van de<br />

totstandkoming ervan. Die mogelijkheid is afhankelijk van een vergunning verleend<br />

door het controlekantoor waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert en moet op het<br />

geheel van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 980<br />

Anderzijds schrijft het hoofd van het controlekantoor waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

ressorteert voor dat de 1 ste januari van het jaar waarin het <strong>be</strong>drijfsmiddel in<br />

gebruik wordt genomen als uitgangspunt van het herzieningstijdvak wordt genomen,<br />

in de gevallen waarin het uitgangspunt dat door artikel 9, § 1, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 3 wordt <strong>be</strong>paald, de herziening dreigt te vervalsen.<br />

Dit is inzonderheid het geval:<br />

1° voor de investeringen die gedaan worden door een nieuwe onderneming,<br />

wanneer de totstandkoming van die <strong>be</strong>drijfsmiddelen over meer dan één jaar<br />

gespreid is;<br />

2° voor de gebouwen waarvan de oprichting over meer dan één jaar is gespreid.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige laat een fabriek bouwen waarvan de oprichting is gespreid over de jaren 2004,<br />

2005 en 2006, met vervaldagen en <strong>be</strong>talingen van voorschotten tijdens die jaren. De fabriek <strong>be</strong>gint in<br />

2007 te werken. Het herzieningstijdvak <strong>be</strong>gint te lopen op 1 januari 2007 en <strong>be</strong>draagt vijftien jaar<br />

voor alle btw die opeisbaar is geworden tijdens de jaren 2004, 2005 en 2006.<br />

B. Gevallen waarin en tijdstip waarop de vijf- of vijftienjarige herziening<br />

voor de <strong>be</strong>drijfsmiddelen moet worden verricht. Berekening van die<br />

herziening.<br />

400. Geheel of gedeeltelijk gebruik van een <strong>be</strong>drijfsmiddel voor privé- of andere dan<br />

<strong>be</strong>roepsdoeleinden.<br />

Artikel 10, 1°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 voorziet in de herziening van de aftrek<br />

in het geval waarin de <strong>be</strong>lastingplichtige gedurende het herzieningstijdvak, een<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel geheel of gedeeltelijk gebruikt voor privé-doeleinden of ter verwezenlijking<br />

van handelingen die geen recht op aftrek verlenen of die recht op aftrek<br />

verlenen in een andere verhouding dan die welke als grondslag heeft gediend voor de<br />

oorspronkelijke aftrek.<br />

Deze herziening dient evenwel niet te worden verricht wanneer het privé-gebruik<br />

(tijdelijk of gedeeltelijk) in voorkomend geval aanleiding geeft tot de toepassing van<br />

artikel 19, § 1, van het Wetboek (z. nr. 62/2). In dit verband wordt <strong>be</strong>nadrukt dat dit<br />

artikel niet van toepassing is op goederen <strong>be</strong>oogd door artikel 45, § 1quinquies van


(1 februari 2012)<br />

981 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

het Wetboek en dat, in het omgekeerde geval, slechts artikel 19, § 1, van toepassing<br />

kan zijn in het geval van een latere wijziging van de omstandigheden van het gebruik<br />

van de goederen niet <strong>be</strong>oogd door artikel 45, § 1quinquies.<br />

De herziening dient overigens niet te worden verricht wanneer het volledig gebruik<br />

voor privé-doeleinden aanleiding geeft tot een onttrekking <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 1,<br />

1° of 2°, van het Wetboek (z. nr. 402).<br />

In dat verband wordt opgemerkt dat er slechts van het mechanisme van de herziening<br />

moet worden afgeweken ten gunste van de toepassing van artikel 12, § 1, eerste lid,<br />

1° of 2°, van het Wetboek, wanneer aan de dub<strong>be</strong>le voorwaarde wordt voldaan dat<br />

het <strong>be</strong>drijfsmiddel definitief voor andere doeleinden dan die van de economische<br />

activiteit wordt aangewend en het uit het economisch patrimonium van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige verdwijnt.<br />

Samengevat moet er derhalve worden overgegaan tot een onttrekking wanneer de<br />

twee voornoemde voorwaarden zijn vervuld en tot een herziening wanneer deze niet<br />

zijn vervuld (Parl. vr. nr. 966, van 01/07/1997, van de heer M. Michel, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 138/blz. 819).<br />

a) Wanneer het gebruik gedeeltelijk is, wordt de herziening, die wordt <strong>be</strong>rekend<br />

met inachtname van in artikel 1, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3<br />

(z. nrs. 335 tot 337), verricht tot <strong>be</strong>loop van een vijfde of een vijftiende,<br />

naargelang van het geval, van het <strong>be</strong>drag der oorspronkelijk in aftrek gebrachte<br />

<strong>be</strong>lasting, voor ieder jaar waarin een wijziging in het gebruik intreedt (KB<br />

nr. 3, art. 11, § 1, eerste lid). Ze wordt verricht in de aangifte die moet worden<br />

ingediend in de maand april van het jaar volgend op dat waarin de wijziging<br />

van <strong>be</strong>stemming plaatsvond.<br />

b) Wanneer het <strong>be</strong>drijfsmiddel geheel wordt gebruikt voor privé-doeleinden of ter<br />

verwezenlijking van handelingen die geen recht op aftrek verlenen, wordt de<br />

herziening in eenmaal verricht, zowel voor het jaar waarin de wijziging in het<br />

gebruik intreedt als voor de nog te lopen jaren (KB nr. 3, art. 11, § 1, tweede<br />

lid).<br />

De herziening vindt plaats in de aangifte die <strong>be</strong>trekking heeft op de periode<br />

waarin de wijziging van <strong>be</strong>stemming heeft plaatsgehad.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 982<br />

401. Wijzigingen in de factoren die aan de <strong>be</strong>rekening van de aftrek gedaan voor<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen ten grondslag heb<strong>be</strong>n gelegen.<br />

Artikel 10, 2°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 voorziet in de herziening in de<br />

gevallen waarin de oorspronkelijke toestand, die voor de <strong>be</strong>rekening van de aftrek in<br />

aanmerking werd genomen, een wijziging ondergaat tijdens het herzieningstijdvak<br />

wegens wisselvalligheden in de uitgeoefende economische activiteit of wijziging in<br />

het <strong>be</strong>lastingstatuut ervan (nieuwe vrijstelling, opheffing van een vrijstelling, enz.).<br />

Dat is inzonderheid het geval:<br />

1° wanneer een persoon die <strong>be</strong>lastingplichtige is met volledig recht op aftrek,<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wordt met gedeeltelijk recht op aftrek;<br />

2° wanneer een persoon die <strong>be</strong>lastingplichtige is met gedeeltelijk recht op aftrek,<br />

de aftrek verricht volgens een algemeen verhoudingsgetal dat van jaar tot jaar<br />

verschilt;<br />

3° wanneer een persoon die <strong>be</strong>lastingplichtige is met gedeeltelijk recht op aftrek,<br />

de aftrek verricht volgens het werkelijk gebruik van de goederen en diensten en<br />

achteraf de oorspronkelijke <strong>be</strong>stemming, die aan het <strong>be</strong>drijfsmiddel was<br />

gegeven, wijzigt.<br />

Artikel 11, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 <strong>be</strong>paalt dat in die gevallen de<br />

herziening ieder jaar geschiedt tot <strong>be</strong>loop van een vijfde of een vijftiende van de<br />

oorspronkelijk in aftrek gebrachte <strong>be</strong>lasting. Verder verwijst dat artikel naar de<br />

artikelen 12 tot 21 van hetzelfde <strong>be</strong>sluit, waarin de bijzondere herzieningsmodaliteiten<br />

worden <strong>be</strong>paald die gelden voor personen die slechts een gedeeltelijk recht op<br />

aftrek <strong>be</strong>zitten (z. afdeling 5, nrs. 410 tot 424).<br />

De herziening grijpt plaats in de aangifte die moet worden ingediend in de maand<br />

april van het jaar dat volgt op dat waarin de wijziging is voorgekomen.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige met volledig recht op aftrek neemt in 2000 een aan hem geleverde machine in<br />

ontvangst, waarvoor hem een btw van 5.000 EUR (omgerekend) in rekening wordt gebracht. Hij trekt<br />

die <strong>be</strong>lasting onmiddellijk af.<br />

Tengevolge van een uitbreiding van zijn economische activiteit tot een nieuwe <strong>be</strong>drijfsafdeling die<br />

geen recht op aftrek verleent, wordt die <strong>be</strong>lastingplichtige in 2002 een gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die aan de regel van het algemeen verhoudingsgetal is onderworpen. Hij moet de herziening van de<br />

oorspronkelijke aftrek verrichten tot <strong>be</strong>loop van één vijfde voor ieder van de jaren 2002 tot 2004,<br />

volgens het verhoudingsgetal met <strong>be</strong>trekking tot die jaren (z. nr. 418).


402. Verkoop of onttrekking van een <strong>be</strong>drijfsmiddel.<br />

(1 februari 2012)<br />

983 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Overeenkomstig artikel 10, 3°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, mag de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

de btw die oorspronkelijk niet in aftrek kon worden gebracht herzien<br />

wanneer gedurende het herzieningstijdvak het <strong>be</strong>drijfsmiddel het voorwerp is van<br />

een levering die recht op aftrek verleent als <strong>be</strong>doeld in het Wetboek.<br />

Deze herziening in het voordeel van de <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>treft de gevallen waarin<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige die, omdat hij een gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige is of omdat hij<br />

het <strong>be</strong>drijfsmiddel ook gedeeltelijk voor privé-doeleinden gebruikte, oorspronkelijk<br />

niet de hele btw geheven van een <strong>be</strong>drijfsmiddel in aftrek heeft kunnen brengen en<br />

dat goed gedurende het herzieningstijdvak vervreemdt of onttrekt met <strong>be</strong>taling van<br />

de <strong>be</strong>lasting.<br />

De herziening wordt in éénmaal verricht voor het jaar waarin de oorzaak van<br />

herziening zich heeft voorgedaan en voor de nog te lopen jaren van het<br />

herzieningstijdvak tot <strong>be</strong>loop, volgens het geval, van een vijfde of een vijftiende per<br />

jaar van het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting welke de in het vorige lid <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>perking<br />

heeft ondergaan (KB nr. 3, art. 11, § 3).<br />

Het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting dat ingevolge de herziening in aftrek mag worden<br />

gebracht, wordt <strong>be</strong>perkt tot het <strong>be</strong>drag dat wordt <strong>be</strong>komen door de maatstaf van<br />

heffing voor de levering of de onttrekking te vermenigvuldigen met het tarief<br />

waartegen de <strong>be</strong>lasting, waarvan de aftrek wordt herzien, werd <strong>be</strong>rekend (KB nr. 3,<br />

art. 10, laatste lid).<br />

Bovendien geldt de herziening niet in de mate dat door artikel 45, § 2, van het<br />

Wetboek een <strong>be</strong>perking aan de aftrek is gesteld (KB nr. 3, art. 10, 3°).<br />

De herziening vindt plaats in de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot het tijdvak waarin het<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel werd vervreemd of onttrokken met toepassing van de <strong>be</strong>lasting.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1° X, een volledige <strong>be</strong>lastingplichtige, heeft op 10 februari 1992 een machine gekocht voor de<br />

prijs van 100.000 BEF, exclusief btw van 19 pct. of 19.000 BEF. Dit <strong>be</strong>drijfsmiddel wordt voor<br />

3/5 gebruikt voor de <strong>be</strong>hoeften van zijn <strong>be</strong>drijf en voor 2/5 voor zijn privé-<strong>be</strong>hoeften. X heeft<br />

bijgevolg 3/5 van 19.000 BEF of 11.400 BEF in aftrek gebracht. De niet aftrekbare btw<br />

<strong>be</strong>droeg 2/5 van 19.000 BEF of 7.600 BEF.<br />

Die verhouding wijzigt niet in 1993, maar in 1994 wordt de machine verkocht voor 50.000<br />

BEF, met <strong>be</strong>taling van de btw van 50.000 BEF tegen 20,5 pct. of 10.250 BEF.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 984<br />

In dit geval zal X recht heb<strong>be</strong>n op een herziening in zijn voordeel van 3/5 (jaren 1994, 1995 en<br />

1996) van de <strong>be</strong>lasting die hij niet in aftrek heeft kunnen brengen, of 3/5 van 7.600 BEF, hetzij<br />

4.560 BEF, aangezien voor die jaren het goed immers wordt geacht geheel voor een <strong>be</strong>lastbare<br />

economische activiteit te zijn gebruikt.<br />

Deze bijkomende aftrek wordt evenwel <strong>be</strong>perkt tot 19 pct. van 50.000 BEF of 9.500 BEF (z. KB<br />

nr. 3, art. 10, laatste lid).<br />

In onderhavig geval kan X bijgevolg in de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot het tijdvak waarin de<br />

machine werd verkocht een bijkomende aftrek verrichten van 4.560 BEF.<br />

2° Zelfde voor<strong>be</strong>eld, <strong>be</strong>halve dat de machine in 1994 niet wordt verkocht, doch voor privédoeleinden<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtige onttrokken.<br />

Daar artikel 12, § 1 eerste lid,, 1°, van het Wetboek geen onderscheid maakt tussen<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen en andere goederen is X, wegens de onttrekking van het <strong>be</strong>drijfsmiddel, de<br />

<strong>be</strong>lasting verschuldigd over een maatstaf van heffing die gelijk is aan de prijs die X op het<br />

tijdstip van de onttrekking zou moeten <strong>be</strong>talen bij de aankoop van dezelfde doch tweedehandse<br />

machine, of, bij gebreke van aankoopprijs, over de kostprijs van een dergelijke machine,<br />

<strong>be</strong>rekend op datzelfde tijdstip (Wetboek, art. 33, 1°).<br />

Overigens moet X wegens het feit dat het gehele privé-gebruik volgt op een in artikel 12, § 1,<br />

1°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde onttrekking de voor de jaren 1994, 1995 en 1996 oorspronkelijk<br />

afgetrokken btw niet aan de Staat terugstorten (z. nr. 400), aangezien immers voor die jaren<br />

het goed wordt geacht geheel voor een <strong>be</strong>lastbare economische activiteit te zijn gebruikt.<br />

Om diezelfde reden heeft X dan recht op een herziening in zijn voordeel van 3/5 van de<br />

<strong>be</strong>lasting die hij niet in aftrek heeft kunnen brengen, t.t.z. 3/5 van 7.600 BEF hetzij 4.560 BEF.<br />

In de veronderstelling dat op het tijdstip van de onttrekking de aankoopprijs van een zelfde<br />

doch tweedehandse machine of bij gebreke van aankoopprijs de kostprijs, nog 10.000 BEF<br />

<strong>be</strong>draagt, wordt deze bijkomende aftrek <strong>be</strong>perkt tot 10.000 BEF tegen 19 pct. of 1.900 BEF<br />

(KB nr. 3, art. 10, laatste lid).<br />

3° X, een volledige <strong>be</strong>lastingplichtige, heeft in 1990 een nieuwe personenwagen gekocht voor<br />

100.000 BEF (catalogusprijs). Deze wagen wordt voor 3/5 voor doeleinden van de<br />

economische activiteit en voor 2/5 voor privé-doeleinden gebruikt. X heeft bijgevolg slechts de<br />

helft (Wetboek, art. 45, § 2) van de <strong>be</strong>taalde btw of 50 pct. van 25.000 BEF, hetzij 12.500 BEF<br />

in aftrek kunnen brengen.<br />

In mei 1992 wordt het voertuig verkocht voor 30.000 BEF. De verschuldigde btw, <strong>be</strong>rekend<br />

over de minimummaatstaf van heffing of 40 pct. van 100.000 BEF = 40.000 BEF, <strong>be</strong>draagt<br />

7.800 BEF (tarief 19,5 pct.). In dit geval kan X geen bijkomende aftrek verrichten. Het voertuig<br />

wordt weliswaar voor de resterende jaren (1992, 1993 en 1994) geacht volledig voor een<br />

<strong>be</strong>lastbare economische activiteit te worden gebruikt, maar aangezien er oorspronkelijk reeds<br />

een <strong>be</strong>roepsgebruik was van meer dan 50 pct., kan een nog groter <strong>be</strong>roepsgebruik geen<br />

aanleiding geven tot een grotere aftrek dan die welke overeenkomstig artikel 45, § 2, van het<br />

Wetboek maximaal werd verricht.<br />

In de veronderstelling dat in 1990 de personenwagen voor 2/5 voor doeleinden van de<br />

economische activiteit en voor 3/5 voor privé-doeleinden zou worden gebruikt, geldt de<br />

volgende oplossing:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

985 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

- oorspronkelijk aftrekbaar: 2/5 van 25.000 BEF of 10.000 BEF;<br />

- niet aftrekbaar: 3/5 of. 15.000 BEF;<br />

- herziening in 1992: 3/5 (voor de jaren 1992, 1993, 1994) van het verschil tussen 50 pct.<br />

en de reeds afgetrokken 2/5, of 50 pct. - 40 pct. = 10 pct. van de <strong>be</strong>taalde btw; dus 3/5<br />

van 2.500 BEF = 1.500 BEF bijkomende aftrek ten voordele van X.<br />

403. Bedrijfsmiddelen die ophouden in de onderneming te <strong>be</strong>staan (KB nr. 3, art. 10,<br />

4°).<br />

Wanneer gedurende het herzieningstijdvak een <strong>be</strong>drijfsmiddel ophoudt in de<br />

onderneming te <strong>be</strong>staan, moet de herziening worden verricht tenzij wordt<br />

aangetoond:<br />

- hetzij dat het <strong>be</strong>drijfsmiddel door de <strong>be</strong>lastingplichtige werd vervreemd of<br />

onttrokken met toepassing van de <strong>be</strong>lasting of met vrijstelling ervan op grond<br />

van de artikelen 39 tot 42 van het Wetboek (de levering mag <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>n op een <strong>be</strong>drijfsmiddel dat nog kan worden gebruikt of op een<br />

onbruikbaar geworden <strong>be</strong>drijfsmiddel, bijvoor<strong>be</strong>eld als oud ijzer);<br />

- hetzij dat het <strong>be</strong>drijfsmiddel werd vernietigd of ontvreemd;<br />

- hetzij dat het <strong>be</strong>drijfsmiddel werd overgedragen volgens de <strong>be</strong>palingen van<br />

artikel 11 van het Wetboek (b.v. bij de overdracht van een handelszaak aan een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige met recht op aftrek).<br />

Indien dat <strong>be</strong>wijs wordt geleverd, moet geen herziening worden verricht voor het<br />

overgedragen, onttrokken of verloren goed, noch voor het jaar waarin de levering, de<br />

onttrekking of het verlies van het <strong>be</strong>drijfsmiddel ge<strong>be</strong>urt, noch voor de nog te lopen<br />

jaren. Die regel is van toepassing ongeacht of de persoon die de <strong>be</strong>drijfsmiddelen<br />

heeft geleverd, onttrokken of verloren, een <strong>be</strong>lastingplichtige is met volledig dan wel<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige met slechts gedeeltelijk recht op aftrek.<br />

Indien het <strong>be</strong>wijs niet wordt geleverd, geschiedt de herziening in een keer, tot <strong>be</strong>loop<br />

van een vijfde of eventueel van een vijftiende per jaar, voor het jaar waarin de<br />

oorzaak van de herziening zich voordoet en voor de nog te lopen jaren (KB nr. 3,<br />

art. 11, § 3).<br />

De herziening wordt verricht in de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot het tijdvak waarin het<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel opgehouden heeft in de onderneming te <strong>be</strong>staan.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 986<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. Een <strong>be</strong>lastingplichtige neemt op 5 septem<strong>be</strong>r 2000 een aan hem geleverde machine in<br />

ontvangst die hij heeft gekocht voor de prijs van 10.000 EUR (omgerekend) en brengt een<br />

<strong>be</strong>lasting van 2.100 EUR (omgerekend) in aftrek. In 2002 houdt de machine op in de<br />

onderneming te <strong>be</strong>staan, zonder dat enig <strong>be</strong>wijs wordt geleverd wat <strong>be</strong>treft de overdracht, de<br />

onttrekking of het verlies door vernietiging of ontvreemding.<br />

De herziening heeft <strong>be</strong>trekking op de jaren 2002, 2003 en 2004 en de <strong>be</strong>lastingplichtige moet<br />

drie vijfde van de oorspronkelijk afgetrokken <strong>be</strong>lasting (2.100 EUR) in één keer terugstorten.<br />

Hij moet dus 1.260 EUR terugstorten.<br />

Aan te stippen valt dat de <strong>be</strong>lastingplichtige met volledig recht op aftrek geen enkele<br />

herziening moet toepassen zolang het <strong>be</strong>drijfsmiddel in de onderneming blijft, zelfs indien het<br />

voor niets meer wordt gebruikt. De <strong>be</strong>lastingplichtige die slechts een gedeeltelijk recht op<br />

aftrek heeft en die de aftrek uitoefent volgens het algemeen verhoudingsgetal, moet zelfs in dat<br />

geval de herzieningen verder toepassen volgens de achtereenvolgende verhoudingsgetallen<br />

<strong>be</strong>paald in artikel 16 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 (z. nr. 418).<br />

2. Wanneer oude gebouwen of gebouwen waarvoor de termijn <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 1°, a,<br />

van het Btw-Wetboek nog niet is verstreken en waarvoor de in artikel 44, § 3, 1°, a, tweede<br />

streepje, van dat Wetboek <strong>be</strong>doelde optie niet werd uitgeoefend, worden vervreemd, is de<br />

verkoop van bovengenoemde gebouwen aan het registratierecht onderworpen en moet de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige bij toepassing van artikel 10, 4° lid van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van<br />

10 decem<strong>be</strong>r 1969, de herziening toepassen van de btw die aanvankelijk werd afgetrokken,<br />

indien de overdrachten plaatsheb<strong>be</strong>n gedurende de herzieningsperiode, <strong>be</strong>doeld in artikel 9<br />

van het voornoemd koninklijk <strong>be</strong>sluit.<br />

Wanneer de overdrachten ge<strong>be</strong>uren in het kader van de liquidatie van een faillissement dan is<br />

het de curator in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de gefailleerde die de herziening<br />

moet toepassen.<br />

Volgens een arrest van het Hof van Cassatie (20 januari 1994) dienen de schulden die<br />

<strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de herziening van de oorspronkelijk in aftrek gebrachte btw te worden<br />

aangemerkt als schulden in de massa en niet als schulden van de massa. Inderdaad, de<br />

schulden kunnen slechts ten laste van de massa worden gelegd wanneer de curator qualitate<br />

qua verbintenissen heeft aangegaan lastens de massa, zoals het verderzetten van de<br />

commerciële activiteit van de gefailleerde, de uitvoering van de contracten die laatstgenoemde<br />

heeft gesloten of nog het gebruiken van roerende of onroerende goederen van de gefailleerde<br />

om een <strong>be</strong>hoorlijke afwikkeling van het faillissement te verzekeren. Welnu, voornoemde<br />

schulden vloeien, zo stelt het Hof, niet voort uit een verbintenis aangegaan door de curator in<br />

het kader van het <strong>be</strong>heer van de massa, maar uit de toepassing van artikel 528 van het<br />

Wetboek van Koophandel en van artikel 10 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r<br />

1969.


(1 februari 2012)<br />

987 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

403/2 Herzieningen te verrichten in geval van een overdracht bij toepassing van de<br />

artikelen 11 en 18, § 3, van het Wetboek - overdracht van een algemeenheid van<br />

goederen of een <strong>be</strong>drijfsafdeling ( z. eveneens bijlage XVII).<br />

A. Herzieningen bij de overdrager.<br />

In principe brengt de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een<br />

<strong>be</strong>drijfsafdeling, met in<strong>be</strong>grip van gebouwen en andere investeringsgoederen, geen<br />

herziening van de aftrek met zich mee in hoofde van de overdrager wanneer zij<br />

ge<strong>be</strong>urt onder toepassing van de artikelen 11 en 18, § 3, van het Btw-Wetboek, de<br />

overnemer wordt geacht de persoon van de overdrager verder te zetten (zie evenwel<br />

punt B voor eventuele herzieningen in hoofde van de overnemer en de verplichtingen<br />

die voorvloeien in hoofde van de overdrager).<br />

Wanneer derhalve de overdrager het geheel van de rechten waarover hij <strong>be</strong>schikt op<br />

de gebouwen waarin de overgedragen activiteit geëxploiteerd werd overdraagt,<br />

ongeacht of het gaat om zakelijke rechten (eigendomsrecht of ander zakelijk recht<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 9, 2° lid, 2°, van het Btw-Wetboek) of persoonlijke rechten (in<br />

geval van overdracht van een huurcontract), is er geen reden tot herziening van de<br />

aftrek van de <strong>be</strong>lastingen geheven van de verwerving van deze gebouwen of van de<br />

zakelijke rechten op deze gebouwen, noch van deze geheven van oprichtings-,<br />

omvormings- of ver<strong>be</strong>teringswerken uitgevoerd door de overdrager aan deze<br />

gebouwen.<br />

Rekening houdend met het bijzonder statuut van zakelijke rechten op gebouwen,<br />

hoeft er geen herziening te worden verricht in hoofde van de overdrager wanneer<br />

deze ten voordele van de overnemer een zakelijk recht vestigt op het gebouw waarin<br />

de overgedragen activiteit werd geëxploiteerd.<br />

Wanneer, in het kader van een overdracht van een algemeenheid van goederen of van<br />

een <strong>be</strong>drijfsafdeling <strong>be</strong>doeld in de artikelen 11 en 18, § 3, van het Btw-Wetboek, de<br />

overdrager daarentegen het eigendomsrecht van het gebouw waarin de overgedragen<br />

activiteit geëxploiteerd werd <strong>be</strong>houdt, en hij met <strong>be</strong>trekking tot dat gebouw een<br />

huurcontract sluit met de overnemer (of titularis is van een huur en onderverhuurt),<br />

zal de door het gebouw ondergane <strong>be</strong>stemmingswijziging - het gebouw zal voortaan<br />

gebruikt worden voor een op basis van artikel 44, § 3, 2°, van het Btw-Wetboek<br />

vrijgestelde activiteit - aanleiding geven tot een herziening van de afgetrokken<br />

<strong>be</strong>lasting geheven van de verwerving, de oprichting, omvorming of ver<strong>be</strong>tering van<br />

dit gebouw, op voorwaarde dat de <strong>be</strong>stemmingswijziging plaatsvindt gedurende de<br />

herzieningsperiode. Dit geldt eveneens wanneer de overdrager het gebouw om niet<br />

ter <strong>be</strong>schikking van de overnemer zou stellen.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 988<br />

B. Herzieningen bij de overnemer<br />

De fictie van artikel 11, van het Btw-Wetboek op grond waarvan de overnemer<br />

geacht wordt de persoon van de overdrager verder te zetten, heeft tot gevolg dat de<br />

overnemer zelf een herziening van de aanvankelijk door de overdrager afgetrokken<br />

<strong>be</strong>lasting moet doorvoeren wanneer, op het ogenblik van of na het voortzetten van de<br />

overgedragen activiteit, hij zich <strong>be</strong>vindt in één van de gevallen <strong>be</strong>oogd door<br />

artikel 10 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969 met <strong>be</strong>trekking tot<br />

de aftrekregeling.<br />

Aangezien de herzieningsperiode aanvangt bij de overdrager dient deze, met het oog<br />

op een eventuele herziening, de overnemer bij de overdracht in kennis te stellen van<br />

alle elementen (facturen, ta<strong>be</strong>l van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen,…) die deze laatste zullen<br />

toelaten in voorkomend geval de aftrek te herzien.<br />

404. Verlies van hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige (KB nr. 3, art. 10, 5°).<br />

Bij verlies van de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige of wanneer er nog slechts<br />

handelingen worden gesteld die geen recht op aftrek verlenen, moet de herziening<br />

ge<strong>be</strong>uren voor de aan herziening onderworpen onroerende goederen uit hun aard en<br />

de zakelijke rechten, tenzij die goederen het voorwerp heb<strong>be</strong>n uitgemaakt van een<br />

levering die recht op aftrek verleent (in<strong>be</strong>grepen een onttrekking in de zin van<br />

artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek) of die zakelijke rechten met<br />

toepassing van de <strong>be</strong>lasting werden overgedragen of wederovergedragen.<br />

Aangezien t.a.v. roerende goederen artikel 12, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek<br />

steeds van toepassing is, kan er geen herziening meer plaatsgrijpen voor de roerende<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen indien de <strong>be</strong>lastingplichtige zijn economische activiteit stopzet.<br />

De herziening geschiedt in een keer, tot <strong>be</strong>loop van een vijfde of vijftiende per jaar,<br />

voor het jaar waarin het verlies van ieder recht op aftrek zich voordoet en voor de<br />

nog te lopen jaren (KB nr. 3, art. 11, § 3).<br />

De herziening ge<strong>be</strong>urt in de laatste aangifte die de <strong>be</strong>lastingplichtige moet indienen.<br />

Geen enkele herziening is vereist wanneer, na het overlijden van een <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

de erfgenamen of legatarissen, of na verdeling één onder hen, de handelszaak<br />

die ze in de nalatenschap verkregen heb<strong>be</strong>n verder exploiteren (z. nr. 383).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

989 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

404/2. Ontstaan van een recht op aftrek ingevolge een wijzing van het <strong>be</strong>lastingregime<br />

(KB nr. 3, art. 21bis).<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige die leveringen van goederen of diensten verricht die<br />

op grond van artikel 44 van het Wetboek zijn vrijgesteld en waarvoor hij geen recht<br />

op aftrek heeft, ingevolge een wetswijziging een <strong>be</strong>lastingplichtige met recht op<br />

aftrek wordt, kan hij bij wijze van herziening zijn recht op aftrek uitoefenen voor de<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen die overblijven tijdens die wijziging, op voorwaarde dat deze<br />

goederen nog bruikbaar zijn en dat de periode <strong>be</strong>paald krachtens artikel 48, § 2, van<br />

het Wetboek niet is verstreken.<br />

Het <strong>be</strong>drag van de herziening is gelijk aan de <strong>be</strong>lasting die niet in aftrek kon worden<br />

gebracht, verminderd met een vijfde of een vijftiende volgens het onderscheid<br />

gemaakt naargelang de aard van het goed overeenkomstig artikel 9, § 1 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, per jaar vanaf 1 januari van het jaar dat overeenkomstig<br />

artikel 2 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 in aanmerking moet worden genomen voor<br />

de <strong>be</strong>rekening van de aftrek tot 31 decem<strong>be</strong>r van het jaar dat voorafgaat aan het jaar<br />

waarin de wijziging van <strong>be</strong>lastingregeling zich heeft voorgedaan.<br />

Deze herziening ge<strong>be</strong>urt rekening houdend met de artikelen 45 tot 49 van het<br />

Wetboek waarbij artikel 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 niet uit het oog wordt<br />

verloren.<br />

De herziening is afhankelijk van de indiening bij het controlekantoor van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert<br />

van een staat van <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

Dat document, alsook in voorkomend geval de inventaris van de nog niet gebruikte<br />

goederen en diensten (z. nr. 383/2), wordt opgemaakt in twee exemplaren waarvan er<br />

één <strong>be</strong>stemd is voor het btw-controlekantoor. Het vermeldt op gedetailleerde wijze<br />

de goederen en diensten die nog in aanmerking komen voor de herziening, de datum<br />

en het nummer van de factuur van de aankoop of het invoerdocument, de maatstaf<br />

van heffing waarover ze met de btw werden <strong>be</strong>last en het te regulariseren <strong>be</strong>drag.<br />

De herziening ge<strong>be</strong>urt tot <strong>be</strong>loop van het passende <strong>be</strong>drag door toerekening op het<br />

aan de Staat verschuldigde <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting in rooster 71 van kader VI van de<br />

periodieke aangifte <strong>be</strong>oogd door artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek.<br />

Wanneer het eindresultaat van deze toerekening een door de Staat verschuldigd<br />

<strong>be</strong>drag is, wordt dat <strong>be</strong>drag naar de volgende aangiftetijdvakken overgebracht tot<br />

passend <strong>be</strong>loop van rooster 71 van deze aangiften.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 990<br />

C. Modaliteiten van de vijf- of vijftienjarige herziening.<br />

405. Inschrijving in de periodieke aangifte.<br />

De herziening wordt vastgesteld in de roosters "herzieningen" van de periodieke<br />

aangifte.<br />

406. Berekeningsblad dat bij de aangifte wordt gevoegd.<br />

De <strong>be</strong>rekening van de gedane herzieningen moet worden verantwoord ten <strong>be</strong>hoeve<br />

van de administratie. Het is aangeraden dit te doen in een <strong>be</strong>rekeningsblad dat<br />

gevoegd wordt bij de aangifte waarin de herziening plaatsgrijpt.<br />

407. Ta<strong>be</strong>l van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige houdt een ta<strong>be</strong>l van zijn <strong>be</strong>drijfsmiddelen die het mogelijk<br />

maakt de aftrek en de herzieningen die hij heeft verricht te controleren (KB nr. 3,<br />

art. 11, § 5). Het houden van deze ta<strong>be</strong>l is vooral van <strong>be</strong>lang voor de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

met een gedeeltelijk recht op aftrek die aan de regel van het algemeen<br />

verhoudingsgetal zijn onderworpen.<br />

Volgende inschrijvingen zullen erin voorkomen.<br />

1° Belastingplichtigen die de 1 ste januari van het jaar waarin het recht op aftrek is<br />

ontstaan als uitgangspunt van het herzieningstijdvak nemen.<br />

Benevens de verwijzing naar de ontvangen factuur, naar het invoerdocument of<br />

naar het stuk dat in geval van onttrekking krachtens artikel 3 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1 moet worden opgesteld, dient te worden vermeld:<br />

- de datum waarop het recht op aftrek van de voor het <strong>be</strong>drijfsmiddel<br />

voldane <strong>be</strong>lasting is ontstaan;<br />

- het totaal<strong>be</strong>drag van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting wanneer het gaat om een<br />

volledige <strong>be</strong>lastingplichtige;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

991 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

- het <strong>be</strong>drag van de effectief in aftrek gebrachte <strong>be</strong>lasting wanneer een<br />

verhoudingsgetal werd toegepast.<br />

Jaarlijks worden die inschrijvingen afgesloten door het samentellen van alle<br />

<strong>be</strong>lastingen waarvoor het recht op aftrek tijdens dat jaar is ontstaan. Gaat het<br />

om een <strong>be</strong>lastingplichtige met een gedeeltelijk recht op aftrek die aan de regel<br />

van het verhoudingsgetal is onderworpen, dan moeten eveneens het voorlopig<br />

en nadien het definitief verhoudingsgetal worden vermeld die voor de<br />

<strong>be</strong>rekening van de oorspronkelijke aftrek in aanmerking werden genomen. De<br />

inschrijvingen moeten het bovendien ook mogelijk maken de <strong>be</strong>drijfsmiddelen<br />

te individualiseren, dit in verband met de herzieningen die in de gevallen<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 10, 1° en 3° tot 5°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 moeten<br />

worden verricht.<br />

2° Belastingplichtigen die de 1ste januari van het jaar waarin het <strong>be</strong>drijfsmiddel in<br />

gebruik werd genomen als uitgangspunt van het herzieningstijdvak nemen.<br />

Die <strong>be</strong>lastingplichtigen moeten de voorschriften onder 1° hierboven naleven.<br />

Bovendien moeten zij, naast de datum waarop het goed in gebruik werd<br />

genomen, speciaal het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting vermelden die in aftrek werd<br />

gebracht (aftrek die eventueel zal moeten worden herzien). Benevens een<br />

verwijzing naar de <strong>be</strong>scheiden waardoor de <strong>be</strong>taling van die <strong>be</strong>lastingen werd<br />

vastgesteld (facturen, invoerdocumenten, intern stuk met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

onttrekkingen), <strong>be</strong>grijpt deze inschrijving, hetzij een verwijzing naar de<br />

oorspronkelijk in de ta<strong>be</strong>l van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen of in het boek voor<br />

inkomende facturen gedane inschrijvingen, hetzij, op voorwaarde dat ze<br />

toereikend zijn, naar de inschrijvingen die in de rekening "vaste activa in<br />

aanbouw" werden gedaan.<br />

408. Vorm van de ta<strong>be</strong>l van <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

Er worden aan de <strong>be</strong>lastingplichtigen geen formele voorschriften opgelegd met<br />

<strong>be</strong>trekking tot het bijhouden van de ta<strong>be</strong>l. Zo zij de vereisten die in nr. 407 zijn<br />

gesteld naleven, dan mogen zij ofwel een bijzonder stuk opmaken, ofwel de ta<strong>be</strong>llen<br />

of registers aanpassen die ze nu reeds houden (het boek voor inkomende facturen<br />

daaronder <strong>be</strong>grepen) uit boekhoudkundig oogpunt of om te kunnen voldoen aan de<br />

voorschriften van de inkomsten<strong>be</strong>lasting.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 992<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen met een gedeeltelijk recht op aftrek die onderworpen zijn aan<br />

de regel van het verhoudingsgetal, wordt evenwel aangeraden een biezondere ta<strong>be</strong>l<br />

aan te leggen. Op die wijze zullen zij op systematische wijze de jaarlijkse herzieningen<br />

kunnen doen en meteen de controle door de administratie vergemakkelijken.<br />

409. Bewaring van de ta<strong>be</strong>l van <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

De ta<strong>be</strong>l <strong>be</strong>treffende een <strong>be</strong>paald <strong>be</strong>drijfsmiddel moet worden <strong>be</strong>waard gedurende<br />

een tijdvak van zeven jaar te rekenen vanaf het verstrijken van het herzieningstijdvak<br />

(KB nr. 3, art. 11, § 5, tweede lid; Wetboek, art. 60, § 1).<br />

410. Algemeen.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 5. - Bijzondere <strong>be</strong>palingen met <strong>be</strong>trekking tot<br />

de aftrek door een gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Een zelfde persoon kan in de uitoefening van zijn economische activiteit tegelijk<br />

handelingen verrichten die aanspraak geven op aftrek en handelingen waarvoor geen<br />

aftrek is toegestaan. Daarbij kan het ge<strong>be</strong>uren dat die handelingen verricht worden in<br />

een sector die los staat van de <strong>be</strong>lastbare sector, maar het is evengoed mogelijk dat ze<br />

binnen het <strong>be</strong>drijf of binnen een sector ervan, in de rest van de economische activiteit<br />

verweven zitten (z. nrs. 334 en 342).<br />

Gemengde <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn onder meer:<br />

- de banken, die aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen handelingen verrichten (<strong>be</strong>waring<br />

van effecten, verhuur van brandkasten, enz.) en ook handelingen stellen die<br />

ingevolge artikel 44, § 3, 5° tot 10°, van het Wetboek van de btw zijn<br />

vrijgesteld (krediet-, disconto- en <strong>be</strong>ursverrichtingen, overdracht van waarden<br />

en van geld, enz.; z. aanschr. 10/1995);<br />

- de accountant die zowel aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen handelingen verricht<br />

(boekhoudwerk, adviezen verstrekken, enz.) als handelingen vrijgesteld op<br />

grond van artikel 44 van het Wetboek (privé-lessen inzake boekhouding;<br />

z. Wetboek, art. 44, § 2, 4°);


(1 februari 2012)<br />

993 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

- de autorijscholen die geen winstoogmerk heb<strong>be</strong>n en die zowel diensten<br />

verstrekken die aan de btw zijn onderworpen (leren rijden met personenwagens)<br />

als diensten die vrijgesteld zijn krachtens artikel 44, § 2, 4°, van het<br />

Wetboek (leren rijden met een vrachtwagen of autobus; z. aanschr. 25 1993,<br />

nrs. 17-19);<br />

- de psycholoog die zowel aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen handelingen verricht<br />

(b.v. <strong>be</strong>roepskeuze) als handelingen die door artikel 44, § 2, 5°, van het<br />

Wetboek, van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld (onderwijskeuze en gezinsvoorlichting);<br />

- de exploitant van een tandheelkundige praktijk die kunsttanden levert of<br />

herstelt, nu eens met het verstrekken van bijhorende zorgen (handeling vrijgesteld<br />

krachtens artikel 44, § 1, 2°), dan weer zonder verzorging (handeling<br />

onderworpen aan de btw) (z. aanschr. 57/1972 van 2 juni 1972);<br />

- degenen die geregeld de dub<strong>be</strong>le werkzaamheid uitoefenen die erin <strong>be</strong>staat in<br />

artikel 44, § 3, 1°, a, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde gebouwen over te dragen of op<br />

te richten voor rekening van derden en gronden of onverdeelde aandelen in<br />

gronden te verkopen, zoals de zogenaamde projectontwikkelaars (bouwpromotors),<br />

verkavelaarspromotors en sommige aannemers van openbare of<br />

particuliere werken (z. aanschr. 17/1975 van 29 juli 1975);<br />

De gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige die dus voor een gedeelte van zijn economische<br />

activiteit aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen is en voor een ander gedeelte ervan niet, mag<br />

de van zijn <strong>be</strong>roepsuitgaven geheven <strong>be</strong>lasting niet volledig in aftrek brengen.<br />

In artikel 46 van het Wetboek worden voor hem twee wijzen van aftrek <strong>be</strong>paald.<br />

In <strong>be</strong>ginsel past de gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige de regel van het "algemeen<br />

verhoudingsgetal" toe, <strong>be</strong>paald in artikel 46, § 1, van het Wetboek: de <strong>be</strong>lasting ter<br />

zake van de voor zijn economische activiteit gebruikte goederen en diensten wordt in<br />

aftrek gebracht naar verhouding van de breuk gevormd door het <strong>be</strong>drag van de<br />

handelingen waarvoor de aftrek is toegestaan (teller van de breuk) en het totale<br />

<strong>be</strong>drag van de handelingen van zijn economische activiteit (noemer van de breuk).<br />

In afwijking van die regel kan de administratie aan de <strong>be</strong>lastingplichtige, op zijn<br />

verzoek, vergunning verlenen om het recht op aftrek uit te oefenen met inachtneming<br />

van het werkelijk gebruik van de ontvangen goederen en diensten of van een<br />

deel daarvan. Zij kan hem verplichten op die wijze te handelen wanneer de aftrek<br />

naar verhouding van de breuk leidt tot ongelijkheid in de heffing van de <strong>be</strong>lasting<br />

(Wetboek, art. 46, § 2).


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 994<br />

De artikelen 12 tot 18 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, <strong>be</strong>vatten de <strong>be</strong>palingen met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal (z. nrs. 411 tot 419),<br />

terwijl de artikelen 19 tot 21 van dat <strong>be</strong>sluit voorzien in de modaliteiten voor de<br />

herziening van de aftrek volgens het werkelijk gebruik (z. nrs. 420 tot 424).<br />

I. Algemeen verhoudingsgetal.<br />

411. Bepalen van het algemeen verhoudingsgetal.<br />

Het algemeen verhoudingsgetal is, volgens artikel 12, eerste lid, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 3, een breuk:<br />

1° met als teller, het totaal<strong>be</strong>drag, vastgesteld per kalenderjaar, van de<br />

handelingen waarvoor aanspraak op aftrek <strong>be</strong>staat (handelingen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 45, § 1, 1° tot 5°, van het Wetboek);<br />

2° met als noemer, het totaal<strong>be</strong>drag, vastgesteld per kalenderjaar, zowel van de<br />

handelingen opgenomen in de teller als van de handelingen waarvoor geen<br />

aanspraak op aftrek <strong>be</strong>staat.<br />

Onder <strong>be</strong>drag van de handelingen wordt in <strong>be</strong>ginsel verstaan, de prijs of, bij<br />

ontstentenis van een prijs, de normale waarde van de leveringen van goederen en van<br />

de diensten, met inachtneming, in voorkomend geval, van de in de loop van het jaar<br />

toegestane verminderingen of kortingen. De van de handelingen geheven <strong>be</strong>lasting<br />

wordt niet meegeteld (KB nr. 3, art. 12, tweede lid).<br />

De handelingen waarmee moet worden rekening gehouden zijn die welke heb<strong>be</strong>n<br />

plaatsgehad tijdens een kalenderjaar. Zowel in de teller als in de noemer moeten er<br />

onder meer ook de leveringen aan zichzelf, in de zin <strong>be</strong>doeld in het Wetboek, worden<br />

bijgevoegd, ongeacht of ze al dan niet werden verricht voor de <strong>be</strong>hoeften van de<br />

onderneming.<br />

412. Berekenings- en afrondingsmodaliteiten van het algemeen verhoudingsgetal.<br />

De <strong>be</strong>dragen uitgedrukt in euro, zowel in teller als in noemer, worden afgerond tot<br />

het hoger tiental.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

995 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Na deze afronding wordt het algemeen verhoudingsgetal uitgedrukt in percenten<br />

door volgende verhouding te maken: het <strong>be</strong>drag van de teller staat tot het <strong>be</strong>drag van<br />

de noemer, zoals het resultaat staat tot honderd.<br />

Is het resultaat geen geheel getal, dan wordt het afgerond naar de hogere eenheid.<br />

T 58.327<br />

N 180.473<br />

Afronding tot het hoger tiental:<br />

58.330 = 32,32<br />

180.480 100<br />

V o o r b e e l d<br />

Het verhoudingsgetal is derhalve, na afronding van de teller van het resultaat (32,32) tot de hogere<br />

eenheid: 33 pct.<br />

413. Uitsluiting, voor de <strong>be</strong>rekening van het algemeen verhoudingsgetal, van<br />

sommige factoren.<br />

Artikel 13 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 sluit uit teller en noemer van het algemeen<br />

verhoudingsgetal sommige factoren uit die, indien ze <strong>be</strong>houden waren gebleven, de<br />

<strong>be</strong>tekenis van het verhoudingsgetal hadden vervalst.<br />

Artikel 13, 1°, sluit de opbrengst uit van het afstoten van <strong>be</strong>drijfsmiddelen<br />

(nijverheids- of handelsgebouwen, machines, enz.) die door de <strong>be</strong>lastingplichtige in<br />

zijn <strong>be</strong>drijf werden gebruikt.<br />

Artikel 13, 2°, schrijft de uitsluiting voor van de opbrengsten van en de inkomsten uit<br />

onroerende verrichtingen (verkoop van grond, onroerende verhuur, enz.) of<br />

financiële verrichtingen (<strong>be</strong>urs- en kredietverrichtingen, enz.) tenzij die verrichtingen<br />

<strong>be</strong>horen tot een specifieke economische activiteit van dien aard (immobiliënkantoor,<br />

bank, kredietinstelling).<br />

Deze laatste uitsluiting heeft tot doel te voorkomen dat ondernemingen aan de regel<br />

van het verhoudingsgetal zouden worden onderworpen voor bijkomende handelingen<br />

van onroerende of financiële aard die ze moeten doen voor het <strong>be</strong>heer van hun eigen<br />

vermogen en die vrijgesteld zijn krachtens artikel 44 van het Wetboek (b.v.<br />

onroerende verhuur, verkoop van grond of van oude gebouwen of <strong>be</strong>ursverrichtingen<br />

met <strong>be</strong>trekking tot hun eigen portefeuille). Die ondernemingen worden <strong>be</strong>handeld als<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen met een volledig recht op aftrek onder voor<strong>be</strong>houd dat ze de


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 996<br />

<strong>be</strong>lasting geheven van de goederen en diensten die voor de verwezenlijking van die<br />

handelingen worden gebruikt niet mogen aftrekken (b.v. het <strong>be</strong>waren van effecten<br />

van de portefeuille, het herstellen en het onderhouden van in huur gegeven lokalen,<br />

het opmeten van voor de verkoop <strong>be</strong>stemde grond).<br />

Wanneer <strong>be</strong>lastingplichtigen evenwel financiële handelingen stellen die het<br />

rechtstreekse, duurzame en noodzakelijke verlengstuk zijn van hun <strong>be</strong>lastbare<br />

activiteit, dan kunnen deze handelingen niet als bijkomstig worden aangemerkt en<br />

genieten deze <strong>be</strong>lastingplichtigen slechts een gedeeltelijk recht op aftrek. Zij zijn dan<br />

onderworpen aan de regel van het algemeen verhoudingsgetal. Dit zal onder meer het<br />

geval zijn met een rechtspersoon aangesteld als syndicus en met een vennootschap<br />

gespecialiseerd in de uitgifte van maaltijdcheques. (Beslissing E.T. 88.549 van<br />

18 novem<strong>be</strong>r 1996, <strong>BTW</strong>-Revue nr. 129, blz. 603-604, nr. 1032).<br />

Artikel 13, 3°, sluit het <strong>be</strong>drag uit van de handelingen die buiten België worden<br />

verricht door de aldaar gevestigde <strong>be</strong>drijfszetel, wanneer die uitgaven niet rechtstreeks<br />

door de in België gevestigde zetel worden gedragen.<br />

414. (Opgeheven.)<br />

415. Voorlopig verhoudingsgetal en definitief verhoudingsgetal.<br />

1. Voorlopig verhoudingsgetal.<br />

Voor ieder kalenderjaar verricht de <strong>be</strong>lastingplichtige de aftrek voorlopig volgens<br />

een verhoudingsgetal dat wordt <strong>be</strong>paald aan de hand van het <strong>be</strong>drag van de<br />

handelingen die in de loop van het vorige jaar werden verricht (KB nr. 3, art. 15,<br />

eerste lid).<br />

Maar het is mogelijk dat een dergelijke referentie ontbreekt (nieuwe onderneming) of<br />

niet relevant is (een onderneming die een grote wijziging in de aard van haar<br />

economische activiteit overweegt). Het voorlopig verhoudingsgetal wordt dan<br />

geraamd door de <strong>be</strong>lastingplichtige volgens zijn exploitatievooruitzichten (KB nr. 3,<br />

art. 15, eerste lid, tweede volzin).<br />

2. Definitief verhoudingsgetal.<br />

Het definitief verhoudingsgetal wordt <strong>be</strong>paald aan de hand van het werkelijk <strong>be</strong>drag<br />

van de tijdens het voorbije jaar verrichte handelingen. Het moet uiterlijk 20 april van<br />

het volgend jaar worden vastgesteld (tweede lid van bovengenoemd art. 15).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

997 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Het definitief verhoudingsgetal voor een <strong>be</strong>paald jaar wordt in <strong>be</strong>ginsel het voorlopig<br />

verhoudingsgetal voor het daaropvolgend jaar.<br />

V o o r b e e l d<br />

Het definitief verhoudingsgetal voor 2001, in 2002 vastgesteld, is het voorlopig verhoudingsgetal voor<br />

2002.<br />

3. Biezonder geval.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die gehouden is tot het indienen van maandaangiften is niet<br />

altijd in de mogelijkheid het definitief verhoudingsgetal van het vorige jaar, dat als<br />

voorlopig verhoudingsgetal voor het lopend jaar dient, te kennen op het ogenblik<br />

waarop hij de aangiften moet indienen met <strong>be</strong>trekking tot de eerste twee maanden<br />

van het jaar.<br />

Hij mag in dat geval het voorlopig verhoudingsgetal van het vorige jaar verder<br />

gebruiken, maar hij moet de aldus gedane aftrek herzien in de aangifte met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de handelingen van de maand maart die in de maand april moet<br />

worden ingediend. Hij houdt dan rekening met het definitief verhoudingsgetal dat<br />

dan vastgesteld moet zijn.<br />

416. Herziening van de aftrek van andere <strong>be</strong>lasting dan die geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

De herziening van de andere <strong>be</strong>lasting dan die geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen ge<strong>be</strong>urt<br />

door ieder jaar het voorlopig verhoudingsgetal met het definitief verhoudingsgetal te<br />

vergelijken.<br />

Wanneer het definitief verhoudingsgetal groter is dan het voorlopig verhoudingsgetal,<br />

dan verricht de <strong>be</strong>lastingplichtige de bijkomende aftrek. In het tegenovergestelde<br />

geval verricht hij een terugstorting (KB nr. 3, art. 15, derde lid).<br />

V o o r b e e l d<br />

Het voorlopig verhoudingsgetal voor 2001 <strong>be</strong>draagt 40 pct. en het in 2002 vastgesteld definitief<br />

verhoudingsgetal voor 2001 <strong>be</strong>loopt 60 pct. Op grond van het voorlopig verhoudingsgetal heeft de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige 40 pct. van 10.000 EUR of 4.000 EUR btw in aftrek gebracht. Aan de hand van het<br />

definitief verhoudingsgetal mag hij 60 pct. van 10.000 EUR of 6.000 EUR in aftrek brengen. Hij heeft<br />

dus recht op een bijkomende aftrek van 2.000 EUR (6.000 - 4.000).<br />

In het tegenovergestelde geval, wanneer het voorlopig verhoudingsgetal 60 pct. <strong>be</strong>draagt en het<br />

definitief verhoudingsgetal 40 pct., moet de <strong>be</strong>lastingplichtige 2.000 EUR aan de Staat terugstorten.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 998<br />

417. Ontheffing van herziening. Verschil van minder dan 10 percent.<br />

1° Beginsel van de ontheffing.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige is ervan ontheven de herziening te verrichten wanneer het<br />

verschil tussen de in aanmerking te nemen verhoudingsgetallen geen tien percent<br />

<strong>be</strong>reikt (KB nr. 3. art. 17, § 1, eerste lid).<br />

Die <strong>be</strong>paling is toepasselijk op de herzieningen die ingevolge artikel 15 (vergelijking<br />

tussen het voorlopig en het definitief verhoudingsgetal) en artikel 16 (herziening van<br />

de van <strong>be</strong>drijfsmiddelen geheven <strong>be</strong>lasting) (z. nr. 418) worden verricht.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Het voorlopig verhoudingsgetal voor een <strong>be</strong>paald jaar <strong>be</strong>draagt 42 pct.; het definitief verhoudingsgetal<br />

voor dat zelfde jaar <strong>be</strong>draagt 35 pct. Geen herziening moet worden verricht (z. eveneens het<br />

voor<strong>be</strong>eld in nr. 418).<br />

2° Afwijking van dat <strong>be</strong>ginsel.<br />

De ontheffing van de herziening is niet toepasselijk in geval van herziening van een<br />

verhoudingsgetal dat voorlopig werd geraamd uitgaande van de exploitatievooruitzichten<br />

(KB nr. 3, art. 17, § 1, tweede lid).<br />

Deze <strong>be</strong>paling wordt verantwoord door het onzekere karakter van die ramingen.<br />

Speculaties, gesteund op de ontheffing van de herziening, worden op die wijze<br />

eveneens vermeden.<br />

3° Facultatief karakter van de ontheffing.<br />

De ontheffing werd ingesteld met het oog op vereenvoudiging. Ze mag echter niet tot<br />

gevolg heb<strong>be</strong>n dat de <strong>be</strong>lastingplichtige daardoor <strong>be</strong>let wordt de aanvullende aftrek,<br />

waarop hij recht heeft, uit te oefenen. Daarom <strong>be</strong>paalt artikel 17, § 2, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 dat de <strong>be</strong>lastingplichtige aan die ontheffing kan verzaken. Om<br />

ook hier speculaties te voorkomen, moet hij dat doen voor minstens vijf<br />

achtereenvolgende jaren.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige moet van zijn <strong>be</strong>slissing af te zien van de ontheffing van de<br />

herziening kennis geven aan de administratie, in het <strong>be</strong>rekeningsblad dat hij moet<br />

indienen bij het controlekantoor waaronder hij ressorteert (KB nr. 3, artikel 17, § 2).


(1 februari 2012)<br />

999 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

418. Herziening van de aftrek van <strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

1° Vijfjarige of vijftienjarige herziening waarvan het uitgangspunt de<br />

1 ste januari is van het jaar waarin het recht op aftrek is ontstaan (KB nr. 3,<br />

art. 9, § 1).<br />

De aftrek van <strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen wordt herzien gedurende een<br />

tijdvak van vijf of vijftien jaar (z. nr. 398). Wanneer de door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

met een gedeeltelijk recht op aftrek ieder jaar vastgestelde verhoudingsgetallen<br />

wijzigingen ondergaan, moet de oorspronkelijke aftrek worden herzien.<br />

Krachtens artikel 16, § 1, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, wordt de<br />

oorspronkelijke aftrek verricht aan de hand van het voorlopig verhoudingsgetal van<br />

het jaar waarin het recht op aftrek ontstaat en hij wordt herzien aan de hand van het<br />

definitief verhoudingsgetal van dat jaar. Deze eerste herziening heeft <strong>be</strong>trekking op<br />

het totaal<strong>be</strong>drag van de oorspronkelijk in aftrek gebrachte <strong>be</strong>lasting.<br />

De volgende herzieningen heb<strong>be</strong>n jaarlijks <strong>be</strong>trekking op een vijfde of een vijftiende<br />

van de overeenkomstig het eerste definitief verhoudingsgetal gedane aftrek. De<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige verricht deze herzieningen door dat verhoudingsgetal te<br />

vergelijken met het definitief verhoudingsgetal van ieder van de vier of veertien<br />

<strong>be</strong>trokken jaren (KB nr. 3, art. 16. § 1, tweede lid).<br />

Het hiernavolgende voor<strong>be</strong>eld toont aan op welke wijze men tewerk gaat. Er werd<br />

rekening gehouden met de toepassing van artikel 17 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3<br />

(z. nr. 417) naar luid waarvan de <strong>be</strong>lastingplichtige ontheven wordt van de<br />

verplichting de aftrek te herzien wanneer het verschil tussen de verhoudingsgetallen<br />

geen 10 pct. <strong>be</strong>draagt.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een persoon die slechts voor een gedeelte van zijn economische activiteit recht op aftrek heeft, neemt<br />

in 1998 een aan hem geleverde machine in ontvangst. De prijs <strong>be</strong>draagt 100.000 EUR (omgerekend),<br />

te vermeerderen met een <strong>be</strong>lasting van 21 pct., of 21.000 EUR (omgerekend). Zijn voorlopig<br />

verhoudingsgetal voor 1998 <strong>be</strong>draagt 40 pct. Hij mag dan ook 40 pct. van 21.000 EUR of 8.400 EUR<br />

in aftrek brengen.<br />

a) Herziening voor 1998.<br />

Het definitief verhoudingsgetal voor 1998 dat in 1999 op grond van de exploitatieresultaten<br />

van 1998 wordt <strong>be</strong>rekend, <strong>be</strong>draagt 30 pct. Aan de hand van dat verhoudingsgetal mag de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige slechts 6.300 EUR (30 pct. van 21.000 EUR) aftrekken en moet hij dus het<br />

verschil, of 2.100 EUR, aan de Staat terugstorten.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 1000<br />

Deze herziening heeft <strong>be</strong>trekking op het geheel van de in 1998 voorlopig verrichte aftrek en<br />

dekt bijgevolg de herziening inzake de eerste tranche van een vijfde (1998).<br />

b) Herziening voor 1999.<br />

Het verhoudingsgetal voor 1999 dat in 2000 op grond van de resultaten van 1999 wordt<br />

<strong>be</strong>rekend, <strong>be</strong>draagt 50 pct.<br />

De herziening heeft <strong>be</strong>trekking op één vijfde van de <strong>be</strong>lasting (21.000 EUR), of 4.200 EUR.<br />

Toegestane aftrek voor 1999:<br />

50 pct. van 4.200 BEF: 2.100 EUR<br />

Reeds afgetrokken: 6.300 EUR: 1.260 EUR<br />

5<br />

Te verrichten bijkomende aftrek: 840 EUR<br />

c) Herziening voor 2000.<br />

Het verhoudingsgetal voor 2000 dat in 2001 op grond van de resultaten van 2000 wordt<br />

<strong>be</strong>rekend, <strong>be</strong>draagt 20 pct.<br />

Toegestane aftrek voor 2000:<br />

20 pct. van 4.200 EUR: 840 EUR<br />

Reeds afgetrokken: 6.300 EUR: 1.260 EUR<br />

5<br />

Aan de Staat terug te storten: 420 EUR<br />

d) Herziening voor 2001.<br />

Het verhoudingsgetal voor 2001 dat in 2002 op grond van de resultaten van 2001 wordt<br />

<strong>be</strong>rekend, <strong>be</strong>draagt 25 pct.<br />

Voor 2001 moet geen herziening worden verricht daar het verschil tussen het definitief<br />

verhoudingsgetal van het <strong>be</strong>trokken jaar (25 pct.) en het definitief verhoudingsgetal van het<br />

eerste jaar (30 pct.) kleiner is dan 10 percent.<br />

e) Herziening voor 2002.<br />

Het verhoudingsgetal voor 2002 dat in 2003 op grond van de resultaten van 2002 wordt<br />

<strong>be</strong>rekend, <strong>be</strong>draagt 70 pct.<br />

Toegestane aftrek voor 2002:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1001 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

70 pct. van 4.200 EUR: 2.940 EUR<br />

Reeds afgetrokken: 6.300: 1.260 EUR<br />

5<br />

Te verrichten bijkomende aftrek: 1.680 EUR<br />

De wijzigingen van het verhoudingsgetal tijdens de volgende jaren heb<strong>be</strong>n geen invloed meer<br />

op de aftrek die werd verricht.<br />

2° Vijfjarige of vijftienjarige herziening waarvan het uitgangspunt de eerste<br />

januari is van het jaar waarin het <strong>be</strong>drijfsmiddel in gebruik wordt<br />

genomen (KB nr. 3, art. 9, § 2).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die krachtens artikel 9, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, de<br />

eerste januari van het jaar waarin het <strong>be</strong>drijfsmiddel in gebruik wordt genomen als<br />

uitgangspunt van de herziening nemen, verrichten de eerste herziening volgens het<br />

definitief verhoudingsgetal van het jaar waarin het <strong>be</strong>drijfsmiddel in gebruik werd<br />

genomen. Die eerste herziening heeft <strong>be</strong>trekking op het geheel van de oorspronkelijk<br />

afgetrokken <strong>be</strong>lastingen.<br />

De volgende herzieningen heb<strong>be</strong>n ieder jaar <strong>be</strong>trekking op een vijfde of een<br />

vijftiende van de <strong>be</strong>lasting die volgens het definitief verhoudingsgetal van het jaar<br />

van de ingebruikneming werd afgetrokken. Ze worden verricht door dat verhoudingsgetal<br />

te vergelijken met het definitief verhoudingsgetal van ieder van de vier of<br />

veertien volgende jaren.<br />

419. Modaliteiten van de herziening.<br />

Ieder verhoudingsgetal moet worden gerechtvaardigd door een <strong>be</strong>rekeningsblad dat<br />

door de <strong>be</strong>lastingplichtige moet worden ingediend bij het controlekantoor waaronder<br />

hij ressorteert (KB nr. 3, art. 15, laatste lid).<br />

De herziening wordt vastgesteld in de roosters "herzieningen".<br />

De herzieningen moeten worden verricht in de aangifte die in de maand april van<br />

ieder jaar moet worden ingediend.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 1002<br />

II. De aftrek met inachtneming van het werkelijk gebruik van de<br />

goederen en diensten.<br />

420. Algemeen.<br />

De regel van het algemeen verhoudingsgetal kan, door de forfaitaire aard ervan,<br />

leiden tot ongelijkheden in de heffing van de <strong>be</strong>lasting, nu eens in het nadeel van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die ingevolge het verhoudingsgetal de aftrek niet kan verrichten<br />

waarop hij recht had indien men rekening houdt met het werkelijk gebruik van de<br />

goederen en diensten, dan weer in het voordeel van de <strong>be</strong>lastingplichtige die wegens<br />

het algemeen verhoudingsgetal meer kan aftrekken dan het <strong>be</strong>drag waarop hij in<br />

werkelijkheid recht had gelet op het gebruik van de goederen en diensten.<br />

Daarom kan de administratie aan de <strong>be</strong>lastingplichtige, op zijn verzoek, vergunning<br />

verlenen om het recht op aftrek uit te oefenen met inachtneming van het werkelijk<br />

gebruik van alle of van een gedeelte van de ontvangen goederen en diensten. Zo de<br />

toepassing van het algemeen verhoudingsgetal ongelijkheden in het leven roept kan<br />

ze hem overigens verplichten op die wijze te handelen (Wetboek, art. 46, § 2).<br />

Het is in vele gevallen aangewezen de regel van het werkelijk gebruik toe te passen<br />

en het algemeen verhoudingsgetal prijs te geven. Tijdens de parlementaire<br />

werkzaamheden die aan de goedkeuring van het Btw-Wetboek zijn voorafgegaan,<br />

heeft de Minister van Financiën trouwens verklaard dat de administratie zo vaak als<br />

mogelijk is gebruik zou moeten maken van de machten die daartoe in bovengenoemd<br />

artikel 46, § 2, zijn ingeschreven (Verslag van de Verenigde Commissies voor<br />

Economische Zaken en voor Financiën van de Senaat, Parl. <strong>be</strong>sch., Senaat, zitting<br />

1968-1969, nr. 455, blz. 163).<br />

421. Werkingssfeer van de aftrek met inachtneming van het werkelijk gebruik van<br />

de goederen en diensten.<br />

1° Aanvraag om toepassing.<br />

Iedere <strong>be</strong>lastingplichtige kan voor de toepassing van het stelsel van aftrek volgens<br />

het werkelijk gebruik opteren. Hij oefent die optie uit in een stuk dat hij moet<br />

indienen bij het controlekantoor waaronder hij ressorteert.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1003 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Voor de <strong>be</strong>lasting geheven van goederen en diensten die uitsluitend voor de sector<br />

met recht op aftrek <strong>be</strong>stemd zijn, oefent hij zijn recht op aftrek uit volgens de regels<br />

die gelden voor de volledige <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Voor de <strong>be</strong>lasting geheven van goederen en diensten die uitsluitend voor de sector<br />

zonder recht op aftrek worden <strong>be</strong>stemd, is alle aftrek uitgesloten.<br />

Voor de <strong>be</strong>lasting die geheven werd van goederen en diensten die hij voor de twee<br />

sectoren zal gebruiken, moet hij, in de mate van het mogelijke, bijzondere<br />

verhoudingsgetallen vaststellen met <strong>be</strong>trekking tot dat gebruik (zo zal, bijvoor<strong>be</strong>eld,<br />

wanneer een onroerend goed voor <strong>be</strong>ide sectoren wordt gebruikt, hij een criterium<br />

kunnen aanwenden dat gebaseerd is op de respectievelijk door de sectoren<br />

ingenomen oppervlakte). Eventueel kan een bijzonder verhoudingsgetal worden<br />

gebruikt dat op dezelfde wijze wordt vastgesteld als het algemeen verhoudingsgetal,<br />

dit voor zover de administratie zich daar niet uitdrukkelijk tegen verzet (z. 2°).<br />

2° Verplichte toepassing.<br />

Het controlekantoor waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert kan hem de verplichting<br />

opleggen de aftrek te doen volgens de regel van het werkelijk gebruik, telkens<br />

wanneer vastgesteld wordt dat het gebruik van het algemeen verhoudingsgetal leidt<br />

tot ongelijkheid in de heffing van de <strong>be</strong>lasting (Wetboek, art. 46, § 2). Dat ge<strong>be</strong>urt bij<br />

gemotiveerde <strong>be</strong>slissing waarvan kennis wordt gegeven aan de <strong>be</strong>trokkene. De<br />

kennisgeving vermeldt vanaf welke datum ze uitwerking heeft.<br />

Die kennisgeving zal, in <strong>be</strong>ginsel, steeds worden gedaan wanneer men vaststelt dat<br />

de aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal leidt tot een aftrek die merkelijk<br />

groter is dan die welke uit het aanwenden van de regel van het werkelijk gebruik zou<br />

voortvloeien. Op die manier zou de gemengde <strong>be</strong>lastingplichtige voor zijn <strong>be</strong>lastbare<br />

economische activiteit <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>handeld worden dan een volledige <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die een zelfde economische activiteit heeft.<br />

De administratie zal, bij het vaststellen van de noodzakelijkheid de aftrek volgens het<br />

werkelijk gebruik verplicht te maken, rekening houden met <strong>be</strong>paalde feitelijke<br />

omstandigheden die zich verzetten tegen het <strong>be</strong>houd, geheel of ten dele, van de regel<br />

van het algemeen verhoudingsgetal. Dat is inzonderheid het geval wanneer:<br />

a) de economische activiteit een sector met recht op aftrek en een daarvan<br />

duidelijk onderscheiden sector zonder recht op aftrek omvat en in het bijzonder<br />

zo voor iedere sector een afzonderlijke boekhouding wordt gevoerd;


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 1004<br />

b) de <strong>be</strong>lastingplichtige bij ontvangst van de goederen of bij de levering van de<br />

diensten gemakkelijk kan <strong>be</strong>palen voor welke sector die goederen en diensten<br />

uitsluitend zijn <strong>be</strong>stemd, hetzij voor de sector met recht op aftrek, hetzij voor<br />

de sector zonder recht op aftrek;<br />

c) de regel van het algemeen verhoudingsgetal kan niet worden toegepast daar de<br />

noemer van het verhoudingsgetal moeilijk of onmogelijk kan worden <strong>be</strong>paald<br />

(geval van de verzekeringsmaatschappijen die, los van hun verzekeringsverrichtingen,<br />

<strong>be</strong>lastbare handelingen verrichten).<br />

Het is derhalve aangewezen dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen die zich in zulke<br />

omstandigheden <strong>be</strong>vinden spontaan het stelsel van de aftrek volgens het<br />

werkelijke gebruik aanwenden (z. 1°). Op die manier zullen zij de moeilijkheden<br />

voorkomen die een wijziging van hun aftrekregeling zou meebrengen<br />

indien de administratie hen daartoe bij kennisgeving zou verplichten.<br />

Voor de openbare instellingen die aan de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde onderworpen zijn krachtens artikel 6, van het Wetboek zal de<br />

toepassing van de regel van het werkelijk gebruik alleszins en van ambtswege<br />

worden opgelegd. Daarbij wordt rekening gehouden met de verklaringen die in<br />

die zin worden afgelegd in de Verenigde Commissies voor Economische Zaken<br />

en voor Financiën van de Senaat ter gelegenheid van de voor<strong>be</strong>reidende<br />

werken van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek van de btw<br />

(z. eveneens aanschrijving nr. AOIF 24/2007 van 29 augustus 2007, punt 37).<br />

3° Kennisgeving met <strong>be</strong>trekking tot bijzondere verhoudingsgetallen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die bijzondere verhoudingsgetallen toepast die gesteund zijn op<br />

het werkelijk gebruik moet de administratie daarvan kennis geven. Hij doet dit in een<br />

stuk dat hij moet indienen bij het controlekantoor waaronder hij ressorteert. In dat<br />

stuk duidt hij de criteria aan die hij bij de <strong>be</strong>rekening heeft gebruikt. Dat stuk mag<br />

hetzelfde zijn als dat <strong>be</strong>doeld in 1°, waarin hij om toepassing van de aftrek volgens<br />

het werkelijk gebruik verzoekt.<br />

422. Herziening van de aftrek van <strong>be</strong>lasting die werd afgetrokken met inachtneming<br />

van het werkelijk gebruik (KB nr. 3, art. 19 en 20).<br />

Artikel 19 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, <strong>be</strong>paalt dat de <strong>be</strong>lasting moet worden<br />

herzien zo de goederen en diensten niet worden gebruikt in de <strong>be</strong>drijfsafdeling<br />

waarvoor ze oorspronkelijk <strong>be</strong>stemd waren. De herziening heeft de terugstorting tot<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1005 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

gevolg van de oorspronkelijk in aftrek gebrachte <strong>be</strong>lasting wanneer de goederen en<br />

diensten, geheel of gedeeltelijk, worden overgebracht van een <strong>be</strong>drijfsafdeling<br />

waarvan de handelingen recht op aftrek geven, naar een <strong>be</strong>drijfsafdeling waarvan de<br />

handelingen geen recht op aftrek geven. Ze heeft een bijkomende aftrek tot gevolg in<br />

het tegenovergestelde geval.<br />

Artikel 20 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 heeft <strong>be</strong>trekking op de <strong>be</strong>drijfsmiddelen. In<br />

zijn eerste lid <strong>be</strong>paalt het dat de in artikel 19 <strong>be</strong>doelde herziening wordt verricht<br />

wanneer een wijziging in het gebruik van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen intreedt voor het<br />

verstrijken van het vierde of het veertiende jaar na dat waarin het recht op aftrek is<br />

ontstaan.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>drijfsmiddel waarvoor de aftrek moet worden herzien overgaat van<br />

een <strong>be</strong>drijfsafdeling die aan de <strong>be</strong>lasting is onderworpen naar een <strong>be</strong>drijfsafdeling die<br />

niet aan de <strong>be</strong>lasting is onderworpen, is het terug te storten <strong>be</strong>drag, volgens<br />

artikel 20, gelijk aan de oorspronkelijk in aftrek gebrachte <strong>be</strong>lasting, verminderd met<br />

een vijfde of een vijftiende per jaar dat verstreken is voor het jaar waarin de<br />

wijziging in het gebruik is ingetreden. In het tegenovergestelde geval is het <strong>be</strong>drag<br />

van de aftrek gelijk aan de <strong>be</strong>lasting die oorspronkelijk niet kon worden afgetrokken,<br />

verminderd met één vijfde of één vijftiende per jaar dat verstreken is vóór het jaar<br />

waarin de wijziging in het gebruik is ingetreden.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige die de aftrek uitoefent volgens de regel van het werkelijk gebruik van de<br />

goederen en diensten, koopt in juni 2000 een machine voor 200.000 EUR (omgerekend) en gebruikt ze<br />

in de <strong>be</strong>drijfsafdeling die recht op aftrek verleent. Hij brengt de <strong>be</strong>lasting, namelijk 42.000 EUR, in<br />

aftrek.<br />

In mei 2002 gebruikt hij de machine voor de <strong>be</strong>drijfsafdeling die geen recht op aftrek verleent. Bij<br />

toepassing van artikel 20 moet een <strong>be</strong>drag worden teruggestort dat gelijk is aan de oorspronkelijk in<br />

aftrek gebrachte <strong>be</strong>lasting (42.000 EUR), verminderd met één vijfde voor 2000 en voor 2001. Hij<br />

moet dus drie vijfden van 42.000 EUR of 25.200 EUR terugstorten.<br />

423. (Opgeheven)<br />

424. Modaliteiten van de herziening.<br />

De herziening wordt vastgesteld in de roosters "herzieningen" van de periodieke<br />

aangifte.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 1006<br />

De herziening wordt verricht in de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot het aangiftetijdvak<br />

waarin het goed van de ene sector naar de andere werd overgebracht.<br />

424/2. Algemeen.<br />

Afdeling 6. - Bijzondere <strong>be</strong>palingen met <strong>be</strong>trekking tot de aftrek<br />

door een btw-eenheid.<br />

De btw-eenheid dient te worden aangemerkt als een enkele <strong>be</strong>lastingplichtige die in<br />

de plaats treedt van haar leden ten einde hun rechten en verplichtingen inzake btw<br />

gezamenlijk uit te oefenen. Het is bijgevolg de btw-eenheid die het recht op aftrek<br />

uitoefent van de btw geheven van de goederen en diensten die gedurende haar<br />

<strong>be</strong>staan aan haar leden worden verstrekt.<br />

De artikelen 45 tot 49 van het Wetboek en de regels van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3<br />

zijn van toepassing op de btw-eenheid.<br />

424/3. Voorafgaand onderzoek.<br />

Bij het onderzoek van het toepasselijk stelsel met <strong>be</strong>trekking tot het recht op aftrek<br />

van een btw-eenheid moet in een eerste fase rekening worden gehouden met de<br />

externe handelingen verricht door haar leden.<br />

Indien de externe handelingen uitsluitend <strong>be</strong>staan in leveringen van goederen of<br />

diensten die recht op aftrek verlenen, moet de btw-eenheid in haar geheel aangemerkt<br />

worden als een <strong>be</strong>lastingplichtige met volledig recht op aftrek. De aard van de<br />

interne handelingen is dus zonder enige invloed op het recht op aftrek van de eenheid<br />

vermits deze handelingen in hoofde van de <strong>be</strong>trokken eenheid in haar geheel leiden<br />

tot het verwezenlijken van externe handelingen die recht op aftrek verlenen. Voor het<br />

<strong>be</strong>palen van het recht op aftrek van de btw-eenheid is het derhalve niet vereist om te<br />

onderzoeken of de interne handelingen al dan niet recht op aftrek zouden verlenen<br />

indien ze extern hadden plaatsgevonden: <strong>be</strong>houdens de uitzonderingen en<br />

<strong>be</strong>perkingen voorzien in de wet kan de btw-eenheid de volledige <strong>be</strong>lasting geheven<br />

van de goederen en diensten verstrekt aan haar leden aftrekken.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1007 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

V o o r b e e l d<br />

Een btw-eenheid <strong>be</strong>staat uit vier vennootschappen A, B, C, D.<br />

A heeft een productie- en verkoopsactiviteit van brouwerijproducten; ze levert alleen<br />

maar goederen aan derden;<br />

B produceert glazen flessen; ze verkoopt 10 pct. van haar productie aan A, de rest wordt verkocht aan<br />

derden;<br />

C produceert bakken in plastiek, speciaal ontworpen voor het transport van flessen; ze verkoopt 20<br />

pct. van haar productie aan A en de rest aan derden;<br />

D is een patrimoniumvennootschap die de onroerende goederen van de btw-eenheid <strong>be</strong>zit die ze<br />

middels onroerende huurcontracten ter <strong>be</strong>schikking stelt van de drie eerste vennootschappen.<br />

Deze btw-eenheid moet worden aangemerkt als een <strong>be</strong>lastingplichtige met volledig recht op aftrek.<br />

Derhalve zal de btw-eenheid de <strong>be</strong>lasting geheven van alle goederen en diensten verworven door haar<br />

vier leden volgens de normale regels kunnen aftrekken, onder voor<strong>be</strong>houd van de uitsluitingen<br />

voorzien in het Btw-Wetboek.<br />

Zelfs de <strong>be</strong>lasting geheven van de onroerende goederen die de vennootschap D verwerft om ze te<br />

verhuren aan de andere vennootschappen van de btw-eenheid is aftrekbaar. De omstandigheid dat de<br />

onroerende verhuur een vrijgestelde handeling is die D geen enkel recht op aftrek verleent van de<br />

voor<strong>be</strong>lasting, indien ze zou worden verricht buiten het bijzonder kader van een btw-eenheid, heeft<br />

geen enkele invloed op het recht op aftrek van de btw-eenheid.<br />

Wanneer daarentegen de externe handelingen van de leden van de btw-eenheid<br />

<strong>be</strong>staan in handelingen die zowel recht op aftrek verlenen als handelingen die geen<br />

recht op aftrek verlenen, is de btw-eenheid in haar geheel een <strong>be</strong>lastingplichtige met<br />

gedeeltelijk recht op aftrek.<br />

In dit geval zijn er twee stelsels van aftrek mogelijk: aftrek volgens het algemeen<br />

verhoudingsgetal en het stelsel van het werkelijk gebruik.<br />

424/4. Aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal.<br />

Voor de btw-eenheid wordt het algemeen verhoudingsgetal <strong>be</strong>paald door een breuk:<br />

- met als teller, het totaal<strong>be</strong>drag, vastgesteld per kalenderjaar, van de externe<br />

handelingen verricht door de leden van de btw-eenheid waarvoor aanspraak op<br />

aftrek <strong>be</strong>staat, alsook van de handelingen gelijkgesteld met leveringen van<br />

goederen of diensten krachtens de artikelen 12, § 1, eerste lid, 1°, 2°, en 5° en<br />

19, § 1 en § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek;


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 1008<br />

- en als noemer, het totaal<strong>be</strong>drag, vastgesteld per kalenderjaar, zowel van de<br />

handelingen opgenomen in de teller als van de externe handelingen verricht<br />

door de leden van de btw-eenheid waarvoor geen aanspraak op aftrek <strong>be</strong>staat.<br />

De interne handelingen heb<strong>be</strong>n daarentegen, ongeacht hun aard, geen enkele invloed<br />

op het recht op aftrek vermits het algemeen verhoudingsgetal van toepassing is op<br />

alle <strong>be</strong>lasting geheven van de goederen en diensten verricht door derden. Het<br />

percentage van het recht op aftrek wordt uitsluitend <strong>be</strong>rekend op basis van de externe<br />

handelingen. Er moet derhalve niet worden onderzocht of deze interne handelingen<br />

al dan niet recht op aftrek zouden heb<strong>be</strong>n verleend indien ze extern waren verricht.<br />

De handelingen die krachtens het nieuwe artikel 19bis van het Btw-Wetboek worden<br />

gelijkgesteld met een dienst verricht onder <strong>be</strong>zwarende titel mogen noch in de<br />

noemer, noch in de teller van het algemeen verhoudingsgetal worden opgenomen.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d 1<br />

Een btw-eenheid <strong>be</strong>staat uit twee vennootschappen A en B.<br />

A is een vennootschap waarvan de enige activiteit <strong>be</strong>staat in het verlenen van kredieten aan derden.<br />

Omzet: 10 miljoen €;<br />

B is een vennootschap inzake krediet<strong>be</strong>heer; tot <strong>be</strong>loop van 40 pct. van de omzet <strong>be</strong>staat haar<br />

activiteit in het <strong>be</strong>heer van de kredieten van A, de rest van haar activiteit wordt verricht ten <strong>be</strong>hoeve<br />

van kredietmaatschappijen die geen deel uitmaken van de btw-eenheid. Omzet (intern + extern):<br />

5 miljoen €.<br />

Het verlenen van kredieten is een handeling die vrijgesteld is van btw, door artikel 44, § 3, 5°, van het<br />

Btw-Wetboek. Het <strong>be</strong>heer van kredieten verricht door een persoon die ze niet heeft verleend, is<br />

daarentegen een dienstverrichting die niet de vrijstelling <strong>be</strong>oogd door artikel 44, § 3, 5°, van het Btw-<br />

Wetboek geniet. Ten opzichte van haar externe handelingen is deze btw-eenheid derhalve een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek.<br />

- de teller van het algemeen verhoudingsgetal <strong>be</strong>draagt 60 pct. (externe handelingen) van<br />

5 miljoen € (omzet van B), zijnde 3 miljoen €;<br />

- de noemer van het algemeen verhoudingsgetal <strong>be</strong>draagt 3 miljoen € (externe handelingen van<br />

B) + 10 miljoen € (externe handelingen van A) = 13 miljoen €;<br />

- het algemeen verhoudingsgetal, afgerond tot de hogere eenheid, <strong>be</strong>draagt in dit geval 23 pct.<br />

V o o r b e e l d 2<br />

Een btw-eenheid <strong>be</strong>staat uit twee vennootschappen A en B.<br />

A is een vennootschap die gespecialiseerd is in de verkoop van elektrische huishoudapparaten. Ze<br />

verkoopt uitsluitend aan derden. Omzet: 20 miljoen €;


(1 februari 2012)<br />

1009 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

B is een kredietmaatschappij. Haar omzet <strong>be</strong>draagt 15 miljoen €. Tot <strong>be</strong>loop van 80 pct. van haar<br />

omzet <strong>be</strong>staat haar activiteit in het verlenen van kredieten aan klanten van A. De rest van haar<br />

activiteit <strong>be</strong>staat in het verlenen van kredieten aan A voor de financiering van de aankoop van haar<br />

investeringen en voorraden.<br />

Deze btw-eenheid is een <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek:<br />

- de teller van het algemeen verhoudingsgetal <strong>be</strong>draagt 20 miljoen € (externe omzet van A, die<br />

een recht op aftrek verleent);<br />

- de noemer van het algemeen verhoudingsgetal <strong>be</strong>draagt: 20 miljoen € (externe omzet van A) +<br />

12 miljoen € (80 pct. van 15 miljoen €, wat de externe omzet van B vertegenwoordigt), zijnde<br />

32 miljoen €;<br />

- het algemeen verhoudingsgetal <strong>be</strong>draagt in dit geval 63 pct.<br />

Opmerking: De aandacht wordt er evenwel op gevestigd dat het algemeen<br />

verhoudingsgetal van de btw-eenheid het <strong>be</strong>drag moet omvatten van de handelingen<br />

die worden verricht door de buitenlandse vestigingen van haar leden, wanneer de<br />

uitgaven met <strong>be</strong>trekking tot die handelingen worden gefactureerd aan de Belgische<br />

zetel.<br />

424/5. Aftrek volgens het werkelijk gebruik.<br />

Voor de uitoefening van het recht op aftrek volgens het stelsel van het werkelijk<br />

gebruik dient de btw-eenheid het eindgebruik te kennen dat elk van haar leden zal<br />

maken van de goederen en diensten die het heeft verkregen.<br />

In dit verband, moeten bij de <strong>be</strong>paling van het eindgebruik volgende handelingen in<br />

aanmerking worden genomen:<br />

- de externe handelingen die, in functie van hun aard, recht op aftrek verlenen,<br />

- maar ook de interne handelingen, die zelf moeten worden onderzocht, niet in<br />

functie van hun aard, maar in functie van het gebruik dat het lid, waaraan die<br />

diensten worden verstrekt, ervan zal maken.<br />

Twee voor<strong>be</strong>elden zullen toelaten deze problematiek, wat het principe <strong>be</strong>treft, <strong>be</strong>ter<br />

te <strong>be</strong>grijpen.<br />

V o o r b e e l d 1<br />

Een btw-eenheid <strong>be</strong>staat uit twee vennootschappen A en B.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 1010<br />

A is een vennootschap gespecialiseerd in de verkoop van elektrische huishoudtoestellen. Zij verricht<br />

uitsluitend externe handelingen;<br />

B is een kredietinstelling. Haar werkzaamheid <strong>be</strong>staat er voor 80 pct. van haar omzet in kredieten toe<br />

te staan aan klanten van A. Voor de rest van haar activiteit staat zij kredieten toe aan A voor de<br />

financiering van haar investeringen en voorraden.<br />

Deze btw-eenheid is dus een <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek.<br />

In principe mag de btw-eenheid, onder voor<strong>be</strong>houd van de voorziene wettelijke uitsluitingen en<br />

<strong>be</strong>perkingen, in aftrek brengen:<br />

- de <strong>be</strong>lasting geheven van de goederen en diensten die door derden aan A werden verstrekt;<br />

- de <strong>be</strong>lasting geheven van de goederen en diensten die door derden aan B werden verstrekt<br />

naar verhouding van 20 pct. (verhouding van de kredieten door B toegestaan aan A, die ze<br />

gebruikt voor het verrichten van handelingen die een recht op aftrek in hoofde van de btweenheid<br />

doen ontstaan).<br />

Het is de btw-eenheid daarentegen niet toegestaan, naar verhouding van 80 pct., de <strong>be</strong>lasting geheven<br />

van de goederen en diensten die aan B werden verstrekt in aftrek te brengen, aangezien naar<br />

verhouding van dit percentage B externe kredietverrichtingen verricht die geen recht op aftrek doen<br />

ontstaan in hoofde van de btw-eenheid.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d 2<br />

Een btw-eenheid <strong>be</strong>staat uit twee vennootschappen A en B.<br />

A is een onderneming waarvan de werkzaamheid uitsluitend <strong>be</strong>staat in externe kredietverrichtingen;<br />

B is een vennootschap inzake krediet<strong>be</strong>heer. Haar activiteit <strong>be</strong>staat erin, naar verhouding van 40 pct.<br />

van haar omzet, de kredieten van A te <strong>be</strong>heren, de rest van haar activiteit heeft <strong>be</strong>trekking op<br />

kredietinstellingen die niet tot de btw-eenheid <strong>be</strong>horen.<br />

Deze btw-eenheid is een <strong>be</strong>lastingplichtige met gedeeltelijk recht op aftrek.<br />

In principe mag deze btw-eenheid de <strong>be</strong>lasting geheven van de goederen en diensten die aan B<br />

werden verstrekt slechts in aftrek brengen naar verhouding van 60 pct. (door B gerealiseerde externe<br />

omzet). Het <strong>be</strong>heer van kredieten door een onderneming die deze kredieten niet heeft verleend is een<br />

aan de btw onderworpen handeling die recht op aftrek verleent.<br />

Daarentegen is geen recht op aftrek toegestaan:<br />

- voor de <strong>be</strong>lasting geheven van de goederen en diensten die aan A werden verstrekt<br />

(vrijgestelde externe kredietverrichtingen);<br />

- voor de <strong>be</strong>lasting geheven van de goederen en diensten die aan B werden verstrekt en die<br />

dienden voor het <strong>be</strong>heer van de kredieten van A door B, hetzij naar verhouding van 40 pct. van<br />

de voor<strong>be</strong>lasting.


(1 februari 2012)<br />

1011 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Er wordt aan herinnerd dat het stelsel van aftrek volgens het werkelijk gebruik de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige oplegt een onderscheid te maken tussen:<br />

- <strong>be</strong>lasting geheven van goederen en diensten uitsluitend <strong>be</strong>stemd voor het<br />

verrichten van handelingen die recht op aftrek verlenen, waarvoor hij de aftrek<br />

uitoefent volgens de regels die gelden voor een <strong>be</strong>lastingplichtige met volledig<br />

recht op aftrek;<br />

- <strong>be</strong>lasting geheven van goederen en diensten uitsluitend <strong>be</strong>stemd voor het<br />

verrichten van handelingen die geen recht op aftrek verlenen, waarvoor alle<br />

aftrek is uitgesloten;<br />

- <strong>be</strong>lasting geheven van goederen en diensten <strong>be</strong>stemd om zowel gebruikt te<br />

worden voor de deelactiviteit die recht op aftrek verleent als voor de<br />

deelactiviteit die geen recht op aftrek verleent.<br />

In het geval van de btw-eenheid worden de goederen en diensten verstrekt aan de<br />

leden en is het de btw-eenheid die de aftrek zal uitoefenen op basis van de<br />

<strong>be</strong>stemming die aan deze goederen en diensten zal worden gegeven.<br />

De <strong>be</strong>stemming ge<strong>be</strong>urt in principe op volgende hiërarchische wijze:<br />

- per lid;<br />

- per deelactiviteit of per type van activiteit van het lid;<br />

- in functie van het extern of intern karakter van zijn handelingen;<br />

- en tenslotte, in functie van het gebruik dat de andere leden maken van de<br />

handelingen die voor hen worden verricht.<br />

V o o r b e e l d 3<br />

Een btw-eenheid <strong>be</strong>staat uit een vennootschap A, dienstverrichter ICT, een kredietinstelling B en een<br />

onroerende leasingmaatschappij C. B en C verrichten uitsluitend externe handelingen.<br />

B en C <strong>be</strong>stellen bij A respectievelijk 200 en 100 computers <strong>be</strong>stemd voor hun werkzaamheid. A koopt<br />

deze computers aan bij een leverancier die geen lid is van de btw-eenheid.<br />

Aangezien op het ogenblik van de levering van de computers hun eind<strong>be</strong>stemming gekend is – A is in<br />

het <strong>be</strong>zit van <strong>be</strong>stelbons uitgaand van B en C – kan de btw-eenheid de btw geheven van de<br />

100 computers geleverd aan A en <strong>be</strong>stemd voor C in aftrek brengen (er wordt verondersteld dat C<br />

uitsluitend externe handelingen verricht). Zij kan de <strong>be</strong>lasting geheven van de 200 computers <strong>be</strong>stemd<br />

voor B niet in aftrek brengen.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 1012<br />

Belangrijke opmerking:<br />

Indien, in het gegeven voor<strong>be</strong>eld, A over een voorraad computers <strong>be</strong>schikte, die in<br />

eerste instantie <strong>be</strong>stemd waren voor de externe verkoop, zodat er een volledig recht<br />

op aftrek van de <strong>be</strong>lasting geheven van de verwerving was ontstaan, dan zou de<br />

verkoop aan B en aan C, in hoofde van de btw-eenheid een onttrekking voorzien bij<br />

artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek tot gevolg heb<strong>be</strong>n.<br />

De btw-eenheid zou in dat geval de <strong>be</strong>lasting geheven over de onttrekking van deze<br />

computers in aftrek kunnen brengen voor een <strong>be</strong>drag dat overeenstemt met de 100<br />

computers <strong>be</strong>stemd voor de leasingmaatschappij C.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d 4<br />

Een btw-eenheid <strong>be</strong>staat uit 3 vennootschappen. Veronderstel dat hun omzet 100 <strong>be</strong>draagt.<br />

A is een kredietmaatschappij: al haar handelingen inzake krediet worden extern verricht;<br />

B is een vennootschap inzake krediet<strong>be</strong>heer: 80 pct. van haar handelingen worden extern verricht, en<br />

20 pct. voor A;<br />

C is een factoringmaatschappij: 70 pct. van haar handelingen inzake invordering van schuldvordering<br />

(onderworpen aan de btw) worden extern verricht, 20 pct. voor B en 10 pct. voor A.<br />

Het recht op aftrek van de btw-eenheid wordt als volgt vastgesteld:<br />

Voor de verwervingen van goederen en diensten door A<br />

A verricht slechts externe vrijgestelde handelingen inzake krediet. De goederen en diensten verworven<br />

door A bij derden verlenen geen enkel recht op aftrek.<br />

Voor de verwervingen van goederen en diensten door B<br />

Het recht op aftrek van de btw-eenheid voor de verwervingen van goederen en diensten door B wordt<br />

<strong>be</strong>paald door een bijzonder verhoudingsgetal, dat wordt vastgesteld als volgt:<br />

- in de teller: de externe handelingen, zijnde 80 (de interne handelingen verlenen aan B geen<br />

recht op aftrek omdat ze worden gebruikt door A voor het verrichten van externe vrijgestelde<br />

handelingen);<br />

- in de noemer: het totaal van de externe en interne handelingen, zijnde 100;<br />

- vandaar een bijzonder verhoudingsgetal van 80 pct.


Voor de verwervingen van goederen en diensten door C<br />

(1 februari 2012)<br />

1013 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

De <strong>be</strong>rekening van de teller van het bijzonder verhoudingsgetal dat van toepassing is op C moet<br />

omvatten:<br />

- de externe handelingen verricht door C, zijnde 70;<br />

- de handelingen gerealiseerd door C voor B, in de mate dat deze laatste ze gebruikt voor het<br />

verrichten van handelingen die recht op aftrek verlenen, in casu dus in de mate waarin B deze<br />

handelingen gebruikt voor het verrichten van externe handelingen, zijnde 16 (80 pct. van 20);<br />

- zijnde in totaal 86.<br />

Volgende handelingen mogen evenwel niet worden opgenomen in de teller:<br />

- de handelingen verricht door C voor A, omdat deze laatste ze gebruikt in het kader van zijn<br />

externe vrijgestelde activiteit;<br />

- de handelingen verricht door C voor B, in de mate waarin B deze gebruikt voor het verrichten<br />

van handelingen voor A, die zelf slechts externe vrijgestelde handelingen verricht;<br />

- met een noemer van 100, is het bijzonder verhoudingsgetal bijgevolg 86 pct.<br />

424/6. Herziening bij vorming en ontbinding van de btw-eenheid en bij toetreding en<br />

uittreding van een lid<br />

A. Vorming van een btw-eenheid en toetreding van een <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Bij de vorming van de btw-eenheid of de toetreding van een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

tot een dergelijke eenheid dient een herziening te worden verricht van de<br />

oorspronkelijk in aftrek gebrachte <strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen,<br />

zowel in hoofde van de <strong>be</strong>lastingplichtige die toetreedt tot of die eenheid<br />

vormt, als in hoofde van de btw-eenheid zelf.<br />

Geen enkele herziening dient daarentegen te worden verricht voor de andere<br />

goederen dan de <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

1. Herziening in hoofde van de <strong>be</strong>lastingplichtige die toetreedt tot de btweenheid.<br />

Overeenkomstig artikel 10, § 1, eerste lid, 5° (nieuw), van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969, met <strong>be</strong>trekking tot de aftrekregeling,<br />

dient de <strong>be</strong>lastingplichtige die toetreedt tot een btw-eenheid een<br />

herziening te verrichten, in het voordeel van de Schatkist, van de


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 1014<br />

(1 februari 2012)<br />

oorspronkelijk in aftrek gebrachte <strong>be</strong>lasting, met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen die hij nog onder zich houdt, voor zover uiteraard het<br />

herzieningstijdvak nog niet is verstreken.<br />

Voornoemde <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>treft evenwel slechts de onroerende goederen uit<br />

hun aard en de zakelijke rechten die voor herziening vatbaar zijn.<br />

Bijgevolg is, wat de roerende goederen <strong>be</strong>treft, artikel 12, § 1, eerste lid,<br />

5°, van het Btw-Wetboek in het <strong>be</strong>oogde geval normaal van toepassing.<br />

In de mate waarin de <strong>be</strong>lasting die ingevolge de onttrekking verschuldigd<br />

zou zijn niet aftrekbaar zou zijn, noch door de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

individueel <strong>be</strong>schouwd, noch door de btw-eenheid, werd <strong>be</strong>slist, ten<br />

einde de neutraliteit van de <strong>be</strong>lasting te respecteren, dat de herziening<br />

zoals hiervoor voorzien eveneens van toepassing is op de roerende<br />

goederen.<br />

2. Herziening in hoofde van de btw-eenheid.<br />

Samenhangend met de hiervoor <strong>be</strong>doelde herziening kan de btw-eenheid,<br />

overeenkomstig artikel 10, § 2 (nieuw), tweede streepje, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, een herziening verrichten, in haar voordeel, van<br />

de <strong>be</strong>lasting die werd geheven van de roerende en onroerende <strong>be</strong>drijfsmiddelen<br />

toe<strong>be</strong>horend aan de <strong>be</strong>lastingplichtige die lid wordt van die<br />

eenheid, rekening houdend uiteraard, met het gebruik dat zal worden<br />

gemaakt van die <strong>be</strong>drijfsmiddelen in hoofde van de btw-eenheid en de<br />

aftrekregeling van toepassing op die eenheid.<br />

De tweevoudige herziening waarvan hier sprake is heeft geen invloed op<br />

het aanvangspunt van het herzieningstijdvak van elk <strong>be</strong>drijfsmiddel.<br />

V o o r b e e l d<br />

Vennootschap A heeft in de loop van 2002 een nieuw gebouw aangekocht met toepassing van de btw<br />

(100.000 + 21.000 btw = 121.000 €). Haar enige activiteit <strong>be</strong>staat erin dat ze dat gebouw verhuurt<br />

aan vennootschap B (handeling vrijgesteld op grond van artikel 44, § 3, 2°, van het Btw-Wetboek). De<br />

btw werd bijgevolg niet in aftrek gebracht. Het gebouw is het enige <strong>be</strong>drijfsmiddel van A.<br />

Vennootschap B is een onderneming die als enige activiteit heeft de aankoop en verkoop van<br />

computers (<strong>be</strong>lastingplichtige met volledig recht op aftrek). In de loop van 2001 heeft B nieuwe<br />

kantoormeu<strong>be</strong>len aangekocht (10.000 + 2.100 btw = 12.100 €). In de loop van 2004 heeft B een<br />

nieuwe vrachtwagen aangekocht (20.000 + 4.200 btw = 24.200 €). Uit de inventaris afgesloten op 1<br />

juli 2007 blijkt een goederenvoorraad ter waarde van 5.000 € (exclusief btw). B <strong>be</strong>schikt niet over<br />

andere <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

Vanaf 1 juli 2007 vormen A en B een btw-eenheid (met volledig recht op aftrek).


Herziening in hoofde van vennootschap A:<br />

(1 februari 2012)<br />

1015 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

- het gebouw is een <strong>be</strong>drijfsmiddel (herzieningstijdvak 01/01/2002 - 31/12/2016) maar er werd<br />

geen btw in aftrek gebracht dus geen herziening in het voordeel van de Schatkist.<br />

Herziening in hoofde van vennootschap B:<br />

- goederen in voorraad zijn geen <strong>be</strong>drijfsmiddel, de btw dient bijgevolg niet te worden herzien<br />

- kantoormeu<strong>be</strong>len zijn <strong>be</strong>drijfsmiddelen maar het herzieningstijdvak is verstreken (01/01/2001 –<br />

31/12/2005), de btw dient bijgevolg niet te worden herzien<br />

- de vrachtwagen is een <strong>be</strong>drijfsmiddel waarvan het herzieningstijdvak nog niet is verstreken<br />

(01/01/2004 – 31/12/2008), de btw dient als volgt te worden herzien in het voordeel van de<br />

Schatkist: 4.200 x 2/5 = 1.680 €<br />

Herziening in hoofde van de btw-eenheid (<strong>be</strong>lastingplichtige met volledig recht op aftrek):<br />

- gebouw: de btw mag als volgt worden herzien in het voordeel van de btw-eenheid: 21.000 x<br />

10/15 = 14.000 €<br />

- goederen in voorraad: geen herziening want geen <strong>be</strong>drijfsmiddel<br />

- kantoormeu<strong>be</strong>len: geen herziening want het herzieningstijdvak is verstreken<br />

- vrachtwagen: de btw mag als volgt worden herzien in het voordeel van de btw-eenheid: 4.200<br />

x 2/5 = 1.680 €<br />

B. Ontbinding van een btw-eenheid en uittreding van een lid.<br />

Bij de ontbinding van een btw-eenheid of de uittreding van een lid uit een<br />

dergelijke eenheid, dient een herziening te worden verricht van de oorspronkelijk<br />

in aftrek gebrachte <strong>be</strong>lasting, geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen, zowel in<br />

hoofde van de btw-eenheid als in hoofde van het uittredend lid.<br />

Geen enkele herziening dient daarentegen te worden verricht voor de andere<br />

goederen dan <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

1. Herziening in hoofde van de btw-eenheid.<br />

Overeenkomstig artikel 10, § 1, 4°, (nieuw), van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 3, dient door de btw-eenheid een herziening te worden verricht van de<br />

oorspronkelijk in aftrek gebrachte <strong>be</strong>lasting geheven van <strong>be</strong>drijfsmiddelen<br />

wanneer deze <strong>be</strong>drijfsmiddelen door de btw-eenheid niet meer<br />

worden gebruikt omwille van de uittreding van één van haar leden.<br />

2. Herziening in hoofde van het uittredend lid.<br />

Samenhangend met de hiervoor <strong>be</strong>doelde herziening kan het uittredend<br />

lid, overeenkomstig artikel 10, § 2, (nieuw), eerste streepje, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, een herziening verrichten in zijn voordeel van de


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 1016<br />

(1 februari 2012)<br />

<strong>be</strong>lasting die werd geheven van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen die hem toe<strong>be</strong>horen,<br />

rekening houdend uiteraard met het gebruik dat zal worden gemaakt van<br />

de <strong>be</strong>drijfsmiddelen na het uittreden uit de btw-eenheid en met de<br />

aftrekregeling die op hem van toepassing zal zijn. De tweevoudige<br />

herziening waarvan hier sprake is heeft geen invloed op het aanvangspunt<br />

van het herzieningstijdvak van elk <strong>be</strong>drijfsmiddel.<br />

C. Tijdstip waarop de herzieningen moeten worden verricht.<br />

De hiervoor <strong>be</strong>doelde herzieningen dienen te worden verricht:<br />

- in het geval van vorming van een btw-eenheid: in de laatste periodieke<br />

aangifte in te dienen door het lid en in de eerste periodieke aangifte in te<br />

dienen door de btw-eenheid;<br />

- in het geval van ontbinding van de btw-eenheid: in de laatste periodieke<br />

aangifte in te dienen door de btw-eenheid in de eerste periodieke aangifte<br />

in te dienen door het lid;<br />

- in het geval van toetreding van een lid tot de btw-eenheid: in de laatste<br />

periodieke aangifte in te dienen door het lid en in de aangifte met<br />

<strong>be</strong>trekking tot hetzelfde tijdvak van de btw-eenheid;<br />

- in het geval van uittreding van een lid uit de btw-eenheid: in de<br />

periodieke aangifte in te dienen door de btw-eenheid met <strong>be</strong>trekking tot<br />

het tijdvak waarin het lid is uitgetreden en in de eerste periodieke<br />

aangifte in te dienen door het lid na zijn uittreding uit de btw-eenheid.<br />

D. Compensatiemaatregel.<br />

Aangezien de hiervoor omschreven herzieningen mogelijk aanleiding kunnen<br />

geven tot een <strong>be</strong>langrijke voorfinanciering van de <strong>be</strong>lasting, voorziet artikel 10,<br />

§ 3, (nieuw) van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 een compensatiemaatregel tussen<br />

de verschuldigde <strong>be</strong>lasting en de te recupereren <strong>be</strong>lasting.<br />

Overeenkomstig die <strong>be</strong>paling kunnen de <strong>be</strong>dragen verschuldigd ingevolge de<br />

in artikel 10, § 1, 4° en 5°, (nieuw), van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 <strong>be</strong>doelde<br />

herzieningen, in het kader van de btw-eenheid, worden verrekend met het<br />

<strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting die in aftrek kan worden gebracht bij toepassing van de<br />

in artikel 10, § 2 (nieuw), van dat <strong>be</strong>sluit <strong>be</strong>doelde herziening.


(1 februari 2012)<br />

1017 "HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting"<br />

Deze verrekening vereist de schriftelijke toestemming van het (de) <strong>be</strong>trokken<br />

lid (leden) en van de vertegenwoordiger van de btw-eenheid. De verrekening<br />

moet ge<strong>be</strong>uren in hoofde van de btw-eenheid.<br />

Deze compensatiemaatregel vereist het opmaken en het verzenden aan de btwcontrolekantoren<br />

waaronder de btw-eenheid en het (de) <strong>be</strong>trokken lid (leden)<br />

ressorteren van een inventaris van de aan de herziening onderworpen <strong>be</strong>drijfsmiddelen.


"HOOFDSTUK XI: Aftrek van voor<strong>be</strong>lasting" 1018<br />

(1 februari 2012)


425. Inleiding.<br />

(1 februari 2012)<br />

1019 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

HOOFDSTUK XII<br />

MAATREGELEN VOOR DE VOLDOENING VAN DE <strong>BTW</strong><br />

Hoofdstuk XII handelt over de <strong>be</strong>palingen van de artikelen 50 tot 51ter en 53 tot<br />

53octies van het Wetboek, die de <strong>be</strong>taling van de btw moeten verzekeren.<br />

Deze <strong>be</strong>palingen worden inzonderheid gepreciseerd in de koninklijke <strong>be</strong>sluiten<br />

nrs. 1, 10, 23, 31 en 50.<br />

Bijzondere verplichtingen worden anderzijds soms opgelegd in het kader van in<br />

andere hoofdstukken van deze Handleiding onderzochte <strong>be</strong>sluiten (teruggaafregister,<br />

z. hoofdstuk XIV; inkoop of invoer met vrijstelling van btw met het oog op de<br />

uitvoer, z. hoofdstuk IX).<br />

Achtereenvolgens worden in afzonderlijke afdelingen toegelicht:<br />

1° informatieve aangiften en keuzeverklaringen met <strong>be</strong>trekking tot hun activiteit<br />

in te dienen door de <strong>be</strong>lastingplichtigen en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen,<br />

het btw-identificatienummer;<br />

2° het uitreiken van facturen of als zodanig geldende stukken;<br />

3° de periodieke btw-aangifte en de bijzondere btw-aangifte;<br />

4° de boekhouding;<br />

5° de jaarlijkse opgave van de handelingen met afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen;<br />

6° de opgave van de intracommunautaire handelingen;<br />

7° de schuldenaar van de btw.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1020<br />

Eerste afdeling. - Informatieve aangiften en keuzeverklaringen in te<br />

dienen door de <strong>be</strong>lastingplichtigen en de niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen met <strong>be</strong>trekking tot<br />

hun activiteit; het btw-identificatienummer.<br />

426. Aangiften van aanvang, wijziging en stopzetting van activiteit (Wetboek, art. 53,<br />

§ 1, eerste lid, 1°, en KB nr. 10 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992, art. 1 tot 3).<br />

A. Aangifte van aanvang van activiteit.<br />

Eenieder moet, vooraleer een economische activiteit uit te oefenen waardoor hij<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wordt voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde, daarvan aangifte doen op het controlekantoor van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde dat <strong>be</strong>voegd is voor de plaats waar hij gevestigd is. Die aangifte<br />

wordt gedaan door middel van het formulier 604 A (KB nr. 10, art. 1).<br />

Deze inlichtingen dienen enkel te worden verstrekt voorzover ze niet reeds aan de<br />

Kruispuntbank van Ondernemingen <strong>be</strong>doeld in de wet van 16 januari 2003 tot<br />

oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het<br />

handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende<br />

diverse <strong>be</strong>palingen, werden medegedeeld. De <strong>be</strong>doelde inlichtingen kunnen eveneens<br />

aan het controlekantoor van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde waaronder de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert worden verstrekt door <strong>be</strong>middeling van een<br />

overeenkomstig de voormelde wet erkend ondernemingsloket (KB nr. 10, art. 7bis).<br />

Deze aangifte vermeldt inzonderheid: de <strong>be</strong>naming en de juridische vorm waaronder<br />

de aangever zijn economische activiteit uitoefent, naargelang het geval, het adres van<br />

de maatschappelijke zetel of van de woonplaats, het adres van de administratieve<br />

hoofdzetel en van de <strong>be</strong>drijfszetel van de aangever, een nauwkeurige omschrijving<br />

van de economische activiteit, de datum van aanvang van de economische activiteit<br />

die zal worden uitgeoefend en een raming van de omzet die zal verwezenlijkt<br />

worden.<br />

Indien de aangever niet in België is gevestigd en hij geen aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger laat erkennen, vermeldt deze aangifte bovendien een adres in<br />

België waar de boeken en stukken die de aangever overeenkomstig artikel 60 van het<br />

Wetboek moet <strong>be</strong>waren ter inzage zullen worden voorgelegd op ieder verzoek van de<br />

ambtenaren van de administratie die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder<br />

haar <strong>be</strong>voegdheid heeft overeenkomstig artikel 61, § 1, van het Wetboek (KB nr. 10,<br />

art. 1).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1021 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Indien de aangever wel in België gevestigd is, wordt de plaats van vestiging <strong>be</strong>paald<br />

door het fiscaal domicilie van de <strong>be</strong>trokkene. Het fiscaal domicilie van een vennootschap,<br />

of meer algemeen, van een rechtspersoon, moet altijd overeenstemmen met de<br />

plaats waar het effectieve dagelijkse <strong>be</strong>heer van deze vennootschap plaatsvindt en<br />

waar de boekhouding wordt gehouden en wordt gecentraliseerd (Vraag nr. 404/04<br />

van de heer Van Campenhout van 28.05.2004, Vragen en antwoorden, Kamer, 2003-<br />

2004, nr. 45, p. 6893-6897). Het fiscaal domicilie van een vennootschap zal dus de<br />

plaats zijn waar men effectief de fiscale situatie van de vennootschap kan<br />

controleren, waarbij het vanzelfsprekend aan de controlerende ambtenaar toegestaan<br />

is een <strong>be</strong>paald element of andere gegevens op een andere plaats te gaan controleren,<br />

waar een deel van de activiteit wordt uitgeoefend. Voor natuurlijke personen blijft<br />

het fiscaal domicilie, in principe, de woonplaats van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Elke btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, moet, bij haar<br />

oprichting, een gemotiveerd verzoek in naam en voor rekening van alle leden die de<br />

voorwaarden vervullen om deel uit te maken van een btw-eenheid, indienen bij het<br />

btw-controlekantoor dat <strong>be</strong>voegd is voor de plaats waar zij is gevestigd.<br />

Dit door de vertegenwoordiger van de btw-eenheid overeenkomstig artikel 2, § 2,<br />

1 ste lid, van het KB nr. 55 ingediende verzoek, op basis van een door alle leden van<br />

de btw-eenheid ondertekende volmacht, geldt als aangifte van aanvang van<br />

werkzaamheid in de zin van artikel 53, § 1, 1 ste lid, 1°, van het Wetboek. Te dien<br />

einde wordt gebruik gemaakt van het formulier 606 A.<br />

Overeenkomstig artikel 1, § 3, 3 de lid, van het KB nr. 55, duiden de leden van de<br />

btw-eenheid inderdaad één van hen aan om, in hun naam en voor hun rekening, de<br />

rechten en verplichtingen van die btw-eenheid, uit te oefenen. Dit lid wordt, voor de<br />

toepassing van dit koninklijk <strong>be</strong>sluit, de vertegenwoordiger van de btw-eenheid<br />

genoemd.<br />

Het door de vertegenwoordiger van de btw-eenheid ingediende verzoek vermeldt<br />

inzonderheid: de <strong>be</strong>naming waaronder de btw-eenheid werd opgericht, het adres<br />

waar zij is gevestigd en dat overeenstemt met het adres van het fiscaal domicilie van<br />

de vertegenwoordiger van die btw-eenheid, een nauwkeurige omschrijving van de<br />

externe economische hoofd- en nevenactiviteiten van de btw-eenheid, de datum van<br />

aanvang van de btw-eenheid, een raming van de omzet die met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

externe handelingen zal worden gerealiseerd en de btw-regeling die op haar<br />

toepasselijk zal zijn: indiening van maandaangiften, kwartaalaangiften, btw-eenheid<br />

die uitsluitend vrijgestelde handelingen verricht zonder recht op aftrek met<br />

toekenning van een btw-identificatienummer.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1022<br />

B. Aangifte van wijziging van activiteit.<br />

Bovendien moet iedere <strong>be</strong>lastingplichtige, gehouden tot het indienen van<br />

voornoemde aangifte, die zijn woonplaats of maatschappelijke zetel verplaatst, die de<br />

<strong>be</strong>naming of de juridische vorm waaronder hij zijn economische activiteit uitoefent,<br />

wijzigt, die een administratieve zetel, een <strong>be</strong>drijfszetel of een <strong>be</strong>drijfsinrichting<br />

opricht, verplaatst of afschaft, die zijn economische activiteit geheel of gedeeltelijk<br />

wijzigt, die het communicatieadres als <strong>be</strong>oogd in artikel 61, § 1, zesde lid, van het<br />

Wetboek wijzigt of die uitsluitend nog vrijgestelde handelingen als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 44 van het Wetboek zal verrichten, daarvan binnen een termijn van één maand<br />

aangifte doen op het controlekantoor van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

waaronder hij ressorteert (KB nr. 10, art. 2). Die aangifte wordt gedaan door middel<br />

van het formulier 604 B.<br />

Deze inlichtingen dienen enkel te worden verstrekt voorzover ze niet reeds aan de<br />

Kruispuntbank van Ondernemingen <strong>be</strong>doeld in de wet van 16 januari 2003 tot<br />

oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het<br />

handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende<br />

diverse <strong>be</strong>palingen, werden medegedeeld. De <strong>be</strong>doelde inlichtingen kunnen eveneens<br />

aan het controlekantoor van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde waaronder de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert worden verstrekt door <strong>be</strong>middeling van een overeenkomstig<br />

de voormelde wet erkend ondernemingsloket (KB nr. 10, art. 7bis).<br />

Elke <strong>be</strong>lastingplichtige die recht heeft op de teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 8 1 , van het<br />

KB nr. 4, en die zijn bankgegevens of de wijziging van zijn bankgegevens, inclusief<br />

IBAN en BIC, nog niet aan de administratie heeft meegedeeld, dient deze gegevens<br />

op te nemen in het formulier 604 B overeenkomstig de modaliteiten voorzien in<br />

artikel 2, eerste lid van het KB nr. 10. De kennisgeving van deze gegevens heeft<br />

uitwerking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op het tijdvak waarop het<br />

terug te geven <strong>be</strong>lastingoverschot <strong>be</strong>trekking heeft, wanneer deze wijziging wordt<br />

ingediend voor het einde van de maand volgend op datzelfde tijdvak.<br />

(1 februari 2012)<br />

Voor<strong>be</strong>eld<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige X geniet een <strong>be</strong>lastingkrediet met <strong>be</strong>trekking tot het eerste kwartaal van 2010 en<br />

wijzigt zijn bankrekeningnummer op datum van 25 maart 2010. Hij deelt de nieuwe gegevens mee aan<br />

de hand van het formulier 604 B dat hij op 10 april 2010 naar zijn btw-controlekantoor stuurt.<br />

Aangezien de <strong>be</strong>lastingplichtige zijn nieuw rekeningnummer meedeelt vóór het einde van de maand<br />

april, zijnde de maand volgend op het tijdvak waarop het terug te <strong>be</strong>talen <strong>be</strong>lastingkrediet <strong>be</strong>trekking<br />

heeft, heeft de wijziging uitwerking op 1 mei 2010. De terug<strong>be</strong>taling aan de <strong>be</strong>lastingplichtige kan op<br />

het nieuw rekeningnummer ge<strong>be</strong>uren op de reglementair voorziene datum, met name ten laatste op<br />

30 juni 2010.


(1 februari 2012)<br />

1023 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Wat de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>treft, is haar<br />

vertegenwoordiger gehouden om het btw-controlekantoor dat <strong>be</strong>voegd is voor die<br />

btw-eenheid, in kennis te stellen van elke in hoofde van die laatste opgetreden<br />

wijziging.<br />

Die aangifte kan <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op:<br />

- een wijziging van de gegevens met <strong>be</strong>trekking tot de identificatie van de btweenheid<br />

(verandering van <strong>be</strong>naming, van fiscaal domicilie, wijziging van alle<br />

of van een deel van de externe activiteiten, wijziging van de regeling van<br />

indiening van de periodieke aangiften);<br />

- een wijziging van de persoonlijke gegevens van één of meerdere leden van de<br />

btw-eenheid (adreswijziging van een lid, wijziging van de ganse of van een<br />

deel van de interne of externe economische activiteit van een lid, stopzetting<br />

van de activiteit in hoofde van een lid);<br />

- de toetreding, na optie, van een nieuw lid tot de btw-eenheid (KB nr. 55, art. 4,<br />

§ 1);<br />

- de verplichte toetreding van een nieuw lid tot de btw-eenheid (KB nr. 55,<br />

art. 4, § 2, 1 ste lid);<br />

- de vrijwillige uittreding van een lid van de btw-eenheid na het verstrijken van<br />

de verplichte termijn (KB nr. 55, art. 5, § 1, 1 ste lid);<br />

- de verplichte uittreding van een lid dat de voorwaarden voor lidmaatschap van<br />

een btw-eenheid niet langer vervult (KB nr. 55, art. 5, § 2, 2 de lid);<br />

- de verplichte uittreding van een lid dat verwikkeld is in een insolvabiliteitprocedure<br />

(KB nr. 55, art. 6, § 2);<br />

- de vrijwillige of verplichte uittreding van de vertegenwoordiger van de btweenheid<br />

of de stopzetting van diens lastgeving (KB nr. 55, art. 6, § 3).<br />

Deze door de vertegenwoordiger van de btw-eenheid verrichte kennisgeving op basis<br />

van de door alle leden van de btw-eenheid ondertekende volmacht, geldt als een<br />

aangifte van wijziging van werkzaamheid in de zin van artikel 53, § 1, 1 ste lid, 1°,<br />

van het Wetboek. Te dien einde wordt gebruik gemaakt van het formulier 606 B.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1024<br />

C. Aangifte van stopzetting van activiteit.<br />

Elke <strong>be</strong>lastingplichtige die alle economische activiteit stopzet waarvoor hij <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

is, moet daarvan eveneens binnen een termijn van één maand aangifte<br />

doen op het controlekantoor van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde waaronder<br />

hij ressorteert (KB nr. 10, art. 3). Die aangifte wordt gedaan door middel van het<br />

formulier 604 C.<br />

Deze inlichting dient enkel te worden verstrekt voor zover ze niet reeds aan de<br />

Kruispuntbank van Ondernemingen werd medegedeeld. Ze kan eveneens aan het<br />

controlekantoor van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde waaronder de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert worden verstrekt door <strong>be</strong>middeling van een erkend<br />

ondernemingsloket (KB nr. 10, art. 7bis).<br />

Ingeval van faillissement moet de curator binnen een maand na de sluiting van het<br />

faillissement een aangifte van stopzetting van activiteit indienen. Hij mag ze vroeger<br />

indienen zodra blijkt dat er geen handelingen meer worden verricht die de <strong>be</strong>lasting<br />

opeisbaar maken (z. aanschr. nr. 26/1978, nr. 25).<br />

Wat de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>treft, is haar<br />

vertegenwoordiger gehouden, overeenkomstig artikel 3, § 1, van het KB nr. 55, om<br />

het btw-controlekantoor dat <strong>be</strong>voegd is voor die btw-eenheid, in kennis te stellen van<br />

de stopzetting van de btw-eenheid.<br />

De btw-eenheid kan worden stopgezet omwille van de twee volgende redenen:<br />

- de voorwaarden voor het <strong>be</strong>staan van de eenheid als <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 1,<br />

van het KB nr. 55, zijn niet meer vervuld in hoofde van de leden van die<br />

eenheid;<br />

- de btw-eenheid verzoekt op vrijwillige basis om haar stopzetting, ofschoon de<br />

voorwaarden voor haar <strong>be</strong>staan nog steeds worden vervuld.<br />

Deze kennisgeving geldt als een aangifte van stopzetting van werkzaamheid van de<br />

btw-eenheid in de zin van artikel 53, § 1, 1 ste lid, 1°, van het Wetboek. Te dien einde<br />

wordt gebruik gemaakt van het formulier 606 C. Die kennisgeving moet worden<br />

gedaan aan het voor de btw-eenheid <strong>be</strong>voegde btw-controlekantoor binnen de maand<br />

na dat feit.<br />

(1 februari 2012)


426/2. Andere informatieve aangiften.<br />

(1 februari 2012)<br />

1025 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

A. Intracommunautaire verwervingen (KB nr. 10, art. 4, § 1).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die:<br />

- de regeling <strong>be</strong>oogd in artikel 56, § 2 van het Wetboek toepassen (kleine<br />

ondernemingen onderworpen aan de vrijstellingsregeling);<br />

- onderworpen zijn aan de regeling <strong>be</strong>oogd in artikel 57 van het Wetboek<br />

(landbouwondernemingen);<br />

evenals de <strong>be</strong>lastingplichtigen en de btw-eenheden die:<br />

- uitsluitend handelingen verrichten die bij toepassing van artikel 44 van het<br />

Wetboek zijn vrijgesteld en die geen recht op aftrek verlenen;<br />

en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen moeten jaarlijks, vóór de eerste intracommunautaire<br />

verwerving van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en<br />

producten onderworpen aan de accijns, ten gevolge waarvan de drempel van<br />

11.200 EUR overschreden wordt, een verklaring van het overschrijden van die<br />

drempel indienen op het controlekantoor van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert.<br />

Bedoelde verklaring moet echter niet worden ingediend wanneer zij reeds werd<br />

ingediend in de loop van het vorige kalenderjaar of wanneer in de loop van<br />

datzelfde jaar reeds een bijzondere btw-aangifte (z. nrs. 454 tot 454/7) werd<br />

ingediend voor de intracommunautaire verwervingen van goederen en het aldus<br />

aangegeven <strong>be</strong>drag hoger was dan voormelde drempel van 11.200 EUR. Deze<br />

ontheffing geldt tot bij het verstrijken van de termijn met <strong>be</strong>trekking tot het gebruik<br />

van het btw-identificatienummer (z. nr. 427).<br />

B. Andere in België of in een andere lidstaat verrichte handelingen<br />

waarvoor de klant de <strong>be</strong>lasting verschuldigd is.<br />

Elke <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in artikel 53bis, § 2, van het Wetboek, d.w.z.:<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die niet voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd en die<br />

een dienst ontvangen waarvoor zij voor de eerste maal schuldenaar worden van<br />

de <strong>be</strong>lasting bij toepassing van artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek;


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1026<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>doeld in artikel 50, § 1, eerste lid, 5° van het Wetboek<br />

die voor de eerste maal een dienst verstrekken die krachtens communautaire<br />

<strong>be</strong>palingen geacht worden in een andere lidstaat plaats te vinden en waarvoor<br />

de <strong>be</strong>lasting verschuldigd is door de ontvanger van de dienst;<br />

moeten vooraleer deze dienst wordt ontvangen dan wel verstrekt daarvan mededeling<br />

doen op het controlekantoor van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde waaronder<br />

hij ressorteert.<br />

Hier worden meer <strong>be</strong>paald de <strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>oogd die leveringen van<br />

goederen of diensten verrichten die krachtens artikel 44 van het Wetboek zijn<br />

vrijgesteld en waarvoor zij geen recht op aftrek heb<strong>be</strong>n en die nog niet om een<br />

andere reden (vb. drempeloverschrijding of optie) voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd<br />

en die:<br />

- ofwel hier te lande <strong>be</strong>lasting verschuldigd zijn ingevolge een aan hen door een<br />

niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige verstrekte dienst, die overeenkomstig<br />

artikel 21, § 2, van het Wetboek hier te lande plaatsvindt en niet is<br />

vrijgesteld (art. 51, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek);<br />

- ofwel diensten verstrekken die krachtens communautaire <strong>be</strong>palingen geacht<br />

worden plaats te vinden in een andere lidstaat en waarvan de <strong>be</strong>lasting<br />

verschuldigd is door de ontvanger van de dienst dewelke aldaar niet is<br />

vrijgesteld ( art. 50, § 1, 5°, van het Wetboek).<br />

426/3. Keuzeverklaring.<br />

A. Heffing in België (KB nr. 10, art. 4, § 2).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die geen periodieke aangiften indienen en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen die hun intracommunautaire verwervingen van andere<br />

goederen dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten, waarvoor de drempel<br />

van 11.200 EUR niet overschreden werd aan de btw in België wensen te onderwerpen,<br />

moeten een keuzeverklaring indienen.<br />

Deze keuze gaat in op de datum van indiening van deze verklaring en geldt tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar dat op voormelde datum volgt.<br />

Deze verklaring moet schriftelijk worden ingediend bij het controlekantoor van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert.<br />

(1 februari 2012)


B. Verkopen op afstand (KB nr. 10, art. 7).<br />

(1 februari 2012)<br />

1027 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Iedere <strong>be</strong>lastingplichtige, die leveringen van goederen verricht als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 15, § 5, eerste lid, 1°, van het Wetboek, waarvan het <strong>be</strong>drag tijdens het<br />

voorafgaande kalenderjaar of, op het tijdstip van de levering tijdens het lopende<br />

kalenderjaar, de drempel niet overschrijdt zoals die bij toepassing van artikel 34 van<br />

de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen nr. 2006/112/EEG van<br />

28 novem<strong>be</strong>r 2006, door de Lidstaat van aankomst van de verzending of het<br />

vervoer naar de koper is vastgesteld (z. nr. 520) en die ervoor kiest dat de plaats van<br />

deze leveringen van goederen wordt <strong>be</strong>paald overeenkomstig artikel 15, § 5, eerste<br />

lid, van het Wetboek, moet hiervan het hoofd van het controlekantoor van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert op de hoogte<br />

brengen bij ter post aangetekende brief (KB nr. 10, art. 7).<br />

Deze aangetekende brief moet aan de volgende vereisten voldoen en vermelden:<br />

1° de naam of de maatschappelijke <strong>be</strong>naming van de <strong>be</strong>lastingplichtige en het<br />

adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel, alsmede het identificatienummer<br />

dat hem krachtens artikel 50 van het Wetboek werd toegekend<br />

voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde;<br />

2° de lidstaat van aankomst van de verzonden of vervoerde goederen voor<br />

dewelke gekozen wordt;<br />

3° het identificatienummer dat aan de <strong>be</strong>lastingplichtige in deze lidstaat werd<br />

toegekend voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde;<br />

4° de datum vanaf wanneer de keuze ingaat;<br />

5° de datum, alsook de naam en de hoedanigheid van de ondertekenaar van de<br />

brief.<br />

Deze keuze gaat in op de datum van de afgifte ter post van de brief en geldt tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar dat volgt op voormelde datum.<br />

427. Btw-identificatienummer.<br />

A. Toekenning.<br />

De administratie kent een btw-identificatienummer toe dat de letters BE <strong>be</strong>vat:


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1028<br />

1° overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek, aan alle in<br />

België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen met uitzondering van:<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>doeld in artikel 8 en 8bis, van het Wetboek (z.<br />

hoofdstuk VII en IXbis);<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend de bij artikel 44 van het Wetboek<br />

vrijgestelde handelingen verrichten die hen geen recht op aftrek verlenen<br />

(z. hoofdstuk X);<br />

2° overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek, aan de niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen en aan de <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend<br />

leveringen van goederen of diensten verrichten waarvoor zij geen recht op<br />

aftrek heb<strong>be</strong>n, wanneer zij een verklaring indienen:<br />

- van de overschrijding van de drempel van 11.200 EUR voor de<br />

intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe<br />

vervoermiddelen en accijnsproducten (z. nr. 426/2, letter A);<br />

- van keuze om al hun intracommunautaire verwervingen van andere<br />

goederen dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten in België aan<br />

de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen (z. nr. 426/3, letter A);<br />

3° overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek, aan elke niet in<br />

België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen verricht <strong>be</strong>doeld in het<br />

Wetboek waarvoor recht op aftrek is ontstaan en waarvoor hij krachtens de<br />

artikelen 51 en 52 van het Wetboek schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting in België;<br />

4° overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek, aan elke<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige als hij schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting krachtens artikel 51,<br />

§ 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek (diensten die in België plaatsvinden bij<br />

toepassing van de algemene regel van de plaats<strong>be</strong>paling “plaats ontvanger”);<br />

5° overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek, aan elke<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige gevestigd in België die diensten verricht die, krachtens de<br />

communautaire <strong>be</strong>palingen, geacht worden plaats te vinden in een andere<br />

lidstaat en waarvan de <strong>be</strong>lasting is verschuldigd door de ontvanger van de<br />

dienst;<br />

6° overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 6°, van het Wetboek, aan elk lid van<br />

een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, die voor de btw is geïdentificeerd<br />

overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek. Dit identificatienummer<br />

vormt een sub-btw-identificatienummer van de btw-eenheid;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1029 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

7° overeenkomstig artikel 50, § 2, eerste lid, van het Wetboek, aan elke btweenheid<br />

in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, die uitsluitend leveringen<br />

van goederen of diensten verricht waarvoor zij geen recht op aftrek heeft;<br />

8° overeenkomstig artikel 50, § 2, 2 de lid, van het Wetboek, aan de leden van de in<br />

artikel 50, § 2, eerste lid, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde btw-eenheid. Dit btwidentificatienummer<br />

vormt een sub-btw-identificatienummer van deze btweenheid.<br />

9° Tot slot, biedt artikel 50, § 3, van het Wetboek de mogelijkheid om andere<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen voor btw-doeleinden te identificeren. Van die mogelijkheid<br />

wordt bijvoor<strong>be</strong>eld gebruik gemaakt bij de toekenning van:<br />

- een globaal btw-identificatienummer dat de letters BE <strong>be</strong>vat en dat<br />

<strong>be</strong>gint met 796.5 of 796.6 aan de vooraf erkende persoon <strong>be</strong>oogd in<br />

artikel 55, § 3, tweede lid, van het Wetboek (z. nr. 110, letter C);<br />

- een btw-identificatienummer dat de letters BE <strong>be</strong>vat aan de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

gehouden tot indiening van bijzondere btw-aangiften en die<br />

nog niet voor btw-doeleinden geïdentificeerd is en, overeenkomstig<br />

KB nr. 31 art. 5, eerste lid, 2°, als medecontractant van de niet in<br />

België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige (die niet wordt vertegenwoordigd<br />

door een aansprakelijke vertegenwoordiger of een vooraf erkende<br />

persoon) de btw voldoet over de aan hem verrichte leveringen van<br />

goederen of diensten;<br />

- een btw-identificatienummer dat de letters BE <strong>be</strong>vat onder <strong>be</strong>paalde<br />

omstandigheden en op zijn uitdrukkelijk verzoek aan de niet in België<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die in België slechts handelingen<br />

verricht waarvoor hij niet de schuldenaar is (z. nr. 97 b aanschrijving<br />

4/2003).<br />

B. Praktische <strong>be</strong>nadering.<br />

De administratie kent dus een btw-identificatienummer toe dat de letters BE <strong>be</strong>vat:<br />

a. aan elke in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige, met uitzondering van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>doeld in de artikelen 8 en 8bis, van het Wetboek en van<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die vrijgesteld<br />

zijn ingevolge artikel 44, van het Wetboek en die hen geen enkel recht op<br />

aftrek verlenen, daaronder echter niet <strong>be</strong>grepen de btw-eenheden;<br />

Worden ondermeer <strong>be</strong>doeld:


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1030<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtige die geniet van de regeling van de <strong>be</strong>lastingvrijstelling<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het Wetboek;<br />

- de in België gevestigde landbouwondernemer die onderworpen is aan<br />

de bijzondere landouwregeling <strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het Wetboek;<br />

- de btw-eenheid (ongeacht of ze al dan niet uitsluitend handelingen<br />

verricht die zijn vrijgesteld ingevolge artikel 44 van het Btw-Wetboek<br />

en die haar geen enkel recht op aftrek verlenen).<br />

b. aan elke niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon ingeval van optie om de<br />

intracommunautaire verwervingen van de goederen aan de <strong>be</strong>lasting te<br />

onderwerpen of ingeval van overschrijding van de drempel met <strong>be</strong>trekking tot<br />

deze verwervingen;<br />

c. aan elke niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen verricht<br />

zoals <strong>be</strong>doeld in het Wetboek die hem recht op aftrek verlenen en waarvoor hij<br />

Belgische btw verschuldigd is;<br />

d. aan elk lid van een btw-eenheid die voor btw-doeleinden is geïdentificeerd. Dit<br />

identificatienummer is een sub-btw-identificatienummer van die btw-eenheid;<br />

e. aan de <strong>be</strong>lastingplichtige die uitsluitend handelingen verricht die zijn vrijgesteld<br />

ingevolge artikel 44 van het Wetboek en die geen enkel recht op aftrek<br />

verlenen in de volgende gevallen:<br />

- in geval van optie om de intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen;<br />

- in geval van overschrijding van de drempel met <strong>be</strong>trekking tot deze<br />

verwervingen;<br />

- indien hij schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting ingevolge artikel 196 van de<br />

Richtlijn 2006/112/EG (gewijzigd door de Richtlijn 2008/8/EG) in het<br />

kader van een dienstverrichting die aan hem wordt verleend door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige gevestigd in een derde land of een andere lidstaat,<br />

die hier in België plaatsvindt ingevolge de algemene regel van de<br />

plaats<strong>be</strong>paling als de plaats waar de ontvanger van de dienst is<br />

gevestigd en die niet is vrijgesteld van Belgische btw;<br />

- indien hij een dienst verricht voor een <strong>be</strong>lastingplichtige die gevestigd<br />

is in een andere lidstaat waar de handeling plaatsvindt ingevolge de<br />

algemene regel van de plaats<strong>be</strong>paling als de plaats waar de ontvanger<br />

van de dienst is gevestigd en voor zover de ontvanger van de dienst<br />

schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting ingevolge artikel 196 van voornoemde<br />

richtlijn en de handeling niet vrijgesteld is van de <strong>be</strong>lasting in die<br />

andere lidstaat;<br />

(1 februari 2012)


Meedelen van het btw-identificatienummer<br />

(1 februari 2012)<br />

1031 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Elke in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige (uitz. art. 8, art. 8bis, art. 44 van het<br />

Wetboek), met uitsluiting van de btw-eenheden, en elke niet in België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen verricht zoals <strong>be</strong>doeld in het Wetboek die hem<br />

recht op aftrek verlenen en waarvoor hij Belgische btw verschuldigd is, zijn<br />

gehouden het btw-identificatienummer dat hen werd toegekend, mee te delen aan<br />

hun leveranciers en klanten (art. 53quater, § 1, eerste lid, van het Wetboek).<br />

Elke niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon (ingeval van optie of drempeloverschrijding)<br />

en <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in artikel 44 (ingeval van optie, drempeloverschrijding,<br />

ontvangen dienst cfr pt. 427 B e. derde streepje) van het Wetboek,<br />

zijn gehouden het btw-identificatienummer dat hen werd toegekend, mee te delen<br />

aan hun leveranciers wanneer zij schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting in België<br />

(art. 53quater, § 2, van het Wetboek).<br />

Elke <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in artikel 44 van het Wetboek moet het btwidentificatienummer<br />

dat hem werd toegekend, meedelen aan zijn klanten wanneer hij<br />

een dienst verricht die plaatsvindt in een andere lidstaat, waarvoor de ontvanger van<br />

de dienst schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting en de handeling niet is vrijgesteld in die<br />

lidstaat (art. 53quater, § 3, van het Wetboek).<br />

De leden van een btw-eenheid die geen of niet uitsluitend handelingen verricht die<br />

zijn vrijgesteld ingevolge artikel 44 van het Wetboek en die geen enkel recht op<br />

aftrek verlenen, moeten aan hun leveranciers en aan hun klanten het sub-btwidentificatienummer<br />

dat hen is toegekend, meedelen (art. 53quater, § 4, eerste lid,<br />

van het Wetboek).<br />

De leden van een btw-eenheid die uitsluitend handelingen verricht die zijn<br />

vrijgesteld ingevolge artikel 44 van het Wetboek en die geen enkel recht op aftrek<br />

verlenen, moeten aan hun leveranciers en aan hun klanten het sub-btw-identificatienummer<br />

dat hen is toegekend, meedelen in de volgende gevallen (art. 53quater,<br />

§ 4, tweede lid, van het Wetboek):<br />

- de btw-eenheid waarvan ze deel uitmaken, is schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting in<br />

België;<br />

- die leden diensten verrichten die plaatsvinden in een andere lidstaat waar de<br />

<strong>be</strong>lasting verschuldigd is door de ontvanger van de dienst en de handeling niet<br />

is vrijgesteld


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1032<br />

Elke niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die overeenkomstig artikel 55, § 1<br />

of § 2, hier te lande een aansprakelijke vertegenwoordiger heeft laten erkennen of die<br />

overeenkomstig artikel 55, § 3, tweede lid, door een vooraf erkende persoon wordt<br />

vertegenwoordigd, moet voor de handelingen die hij in België verricht of ontvangt,<br />

de naam of <strong>be</strong>naming en het adres van hun aansprakelijke vertegenwoordiger in<br />

België of van de vooraf erkende persoon die hem vertegenwoordigt, aan zijn klanten<br />

of leveranciers mededelen (art. 53quater, § 5, van het Wetboek).<br />

Bijzonder geval met <strong>be</strong>trekking tot de intracommunautaire handelingen<br />

- Intracommunautaire verwervingen van goederen<br />

De volgende <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn verplicht het btw-identificatienummer te<br />

gebruiken dat hen werd toegekend omwille van drempeloverschrijding (z.<br />

pt. 426/2 A) of optie (z. pt. 426/3 A) bij de intracommunautaire verwervingen<br />

die zij verrichten gedurende de geldigheidsduur van het nummer (cfr. infra).<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die genieten van de regeling van de <strong>be</strong>lastingvrijstelling<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het Btw-Wetboek;<br />

- de landbouwondernemers die in België gevestigd zijn en die onderworpen<br />

zijn aan de bijzondere regeling <strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het<br />

Btw-Wetboek;<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die bij<br />

toepassing van artikel 44 van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting zijn<br />

vrijgesteld en die hen geen enkel recht op aftrek verlenen;<br />

- de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen;<br />

- de leden van een btw-eenheid die uitsluitend handelingen verricht die<br />

zijn vrijgesteld ingevolge artikel 44 van het Wetboek en die hen geen<br />

enkel recht op aftrek verlenen.<br />

Wettelijk vermoeden: Deze personen worden geacht geopteerd te heb<strong>be</strong>n om<br />

hun intracommunautaire verwervingen van goederen aan de <strong>be</strong>lasting te<br />

onderwerpen van zodra ze hun btw-identificatienummer meedelen aan hun<br />

leverancier om een dergelijke verwerving te verrichten.<br />

- Intracommunautaire diensten die worden ontvangen of verricht:<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die bij toepassing<br />

van artikel 44 van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld en die hen<br />

geen enkel recht op aftrek verlenen en die schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting<br />

voor de dienst die aan hen werd verstrekt of die een intracommunautaire dienst<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1033 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

verrichten waarvoor de <strong>be</strong>lasting verschuldigd is door de ontvanger van de<br />

dienst (z. pt. 426/2 B) zijn verplicht het btw-identificatienummer dat hen<br />

hiervoor werd toegekend - of het btw-identificatienummer dat zij in voorkomend<br />

geval reeds hadden wegens optie of drempeloverschrijding - te<br />

gebruiken bij het ontvangen of verrichten van <strong>be</strong>doelde diensten.<br />

Indien zij nadien intracommunautaire verwervingen van goederen verrichten<br />

moeten zij het btw-identificatienummer dat zij ingevolge de hiervoor <strong>be</strong>doelde<br />

ontvangen of verstrekte diensten heb<strong>be</strong>n gekregen niet gebruiken bij deze<br />

verwervingen tenzij ingeval van optie of drempeloverschrijding.<br />

Vermelding van het btw-identificatienummer<br />

In de mate dat het btw-identificatienummer, dat de letters BE <strong>be</strong>vat, moet worden<br />

medegedeeld, dient dit nummer te worden vermeld op de contracten, facturen,<br />

<strong>be</strong>stelbons, verzendnota's en andere documenten met <strong>be</strong>trekking tot de economische<br />

activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige (KB nr. 1 art. 30, eerste lid).<br />

De leden van een btw-eenheid kunnen op die documenten enkel hun sub-btwidentificatienummer<br />

dat de letters BE <strong>be</strong>vat, vermelden (KB nr. 1 art. 30, 2 de lid).<br />

Geldigheidsduur van het btw-identificatienummer<br />

De geldigheidsduur van het btw-identificatienummer is, in principe, niet <strong>be</strong>perkt in<br />

tijd. Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige stopt met zijn economische activiteit, is hij echter<br />

gehouden de administratie hierover in te lichten door het formulier 604 C in te<br />

dienen bij het btw-controlekantoor waaronder hij ressorteert (zie nr. 426 C).<br />

De geldigheid van het btw-identificatienummer toegekend aan de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die uitsluitend handelingen verricht die zijn vrijgesteld ingevolge artikel 44 van het<br />

Wetboek en die geen enkel recht op aftrek verlenen, en dit ingevolge het afnemen of<br />

verrichten van intracommunautaire diensten, is evenmin <strong>be</strong>perkt in de tijd.<br />

Inderdaad, op voorwaarde dat de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige handelingen blijft<br />

verrichten die worden <strong>be</strong>oogd door het Wetboek, blijft het nummer dat hem werd<br />

toegekend geldig, zelfs indien hij geen intracommunautaire diensten meer verricht<br />

en/of ontvangt.<br />

Het btw-identificatienummer dat werd toegekend aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen of aan <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die<br />

zijn vrijgesteld ingevolge artikel 44 van het Wetboek en die geen enkel recht op<br />

aftrek verlenen, ingevolge een verklaring van drempeloverschrijding met <strong>be</strong>trekking


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1034<br />

tot intracommunautaire verwervingen, kan geldig worden gebruikt vanaf de dag van<br />

de drempeloverschrijding tot en met 31 decem<strong>be</strong>r van het daaropvolgende kalenderjaar.<br />

Indien de drempel tijdens dat laatste jaar werd overschreden en, in voorkomend<br />

geval, tijdens de daaropvolgende jaren, kan dit nummer geldig gebruikt worden tot<br />

en met 31 decem<strong>be</strong>r van het jaar volgend op het jaar waarin de drempel voor de<br />

laatste maal werd overschreden (426/2 A).<br />

Het btw-identificatienummer dat werd toegekend aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen of aan <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die<br />

zijn vrijgesteld ingevolge artikel 44 van het Wetboek en die geen enkel recht op<br />

aftrek verlenen en die de optie heb<strong>be</strong>n uitgeoefend om hun intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen, heeft een<br />

geldigheidsduur van ten minste twee kalenderjaren (426/2 B).<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 2. - De facturering.<br />

428. Belang van de facturering binnen het btw-systeem.<br />

Het btw-stelsel kan enkel goed functioneren zo de factureringsplicht gewaarborgd is.<br />

De factuur is van het grootste <strong>be</strong>lang in de praktische toepassing van de btw, daar zij<br />

de spil is van het aftrekmechanisme. Het is immers aan de hand van zijn<br />

aankoopfacturen dat elke <strong>be</strong>lastingplichtige die als zodanig handelt het <strong>be</strong>drag van de<br />

hem door zijn leveranciers aangerekende btw (voor<strong>be</strong>lasting genoemd) aantoont en<br />

in aftrek kan brengen, terwijl het in de regel aan de hand van zijn verkoopfacturen is<br />

dat hij het aan de Staat verschuldigde btw-<strong>be</strong>drag <strong>be</strong>paalt.<br />

De facturering maakt het voorwerp uit van artikel 53, §§ 2 en 3, van het Wetboek en<br />

van de artikelen 1 tot 13 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de regeling voor de voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde.


(1 februari 2012)<br />

1035 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

I. Verplichting tot het uitreiken van een factuur of een als zodanig<br />

geldend stuk.<br />

429. Principe.<br />

Overeenkomstig artikel 53, § 2, van het Wetboek, is de <strong>be</strong>lastingplichtige die andere<br />

leveringen van goederen of diensten verricht dan die welke krachtens artikel 44 zijn<br />

vrijgesteld en die hem geen enkel recht op aftrek verlenen, ertoe gehouden een<br />

factuur uit te reiken aan zijn medecontractant of ervoor te zorgen dat in zijn naam en<br />

voor zijn rekening, door zijn medecontractant of een derde een factuur wordt<br />

uitgereikt:<br />

1° wanneer hij een levering van goederen of een dienst heeft verricht<br />

(z. hoofdstuk II en III) voor een <strong>be</strong>lastingplichtige of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon;<br />

2° wanneer hij een in artikel 15, §§ 4 en 5, <strong>be</strong>doelde levering van goederen heeft<br />

verricht voor elke niet-<strong>be</strong>lastingplichtige persoon. Een factuur moet dan ook<br />

steeds worden uitgereikt in geval van een levering van goederen die aanleiding<br />

geeft of zou kunnen geven tot de toepassing van de bijzondere regeling van de<br />

verkopen op afstand.<br />

V o o r b e e l d 1<br />

A, een in Doornik (België) gevestigd confectie<strong>be</strong>drijf, verkoopt kleren aan B, een in Frankrijk<br />

gevestigde particulier. De goederen worden door of voor rekening van A vanuit België verzonden of<br />

vervoerd naar Frankrijk.<br />

Eerste veronderstelling: A overschrijdt de voor de toepassing van de regeling van de verkopen op<br />

afstand door Frankrijk vastgestelde drempel (100.000 EUR) of heeft gekozen voor <strong>be</strong>lastingheffing in<br />

Frankrijk.<br />

De regeling van de verkopen op afstand is van toepassing en dus is de btw door A verschuldigd in<br />

Frankrijk (Lidstaat van aankomst van de verzending of van het vervoer) tegen het in die Lidstaat<br />

toepasselijk tarief (Wetboek, art. 15, § 5).<br />

De handeling moet het voorwerp uitmaken van een factuur overeenkomstig artikel 53, § 2, 1 lid, 2°,<br />

van het Wetboek.<br />

Tweede veronderstelling: A overschrijdt niet de voor de toepassing van de regeling van de verkopen<br />

op afstand door Frankrijk vastgestelde drempel (100.000 EUR) en heeft niet gekozen voor<br />

<strong>be</strong>lastingheffing in Frankrijk.<br />

ste


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1036<br />

Het <strong>be</strong>treft geen levering waarop de regeling van de verkopen op afstand van toepassing is en dus is<br />

de btw door A verschuldigd in België (Lidstaat van herkomst van de goederen) tegen het in België<br />

toepasselijk tarief.<br />

Bij toepassing van artikel 53, § 2, 1 ste lid, 2°, van het Wetboek en met inachtname van de <strong>be</strong>palingen<br />

<strong>be</strong>oogd in artikel 16, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, moet de handeling het voorwerp uitmaken<br />

van een factuur. Het gaat in feite om een verkoop die, inzonderheid bij overschrijding van de drempel<br />

van 100.000 EUR door de leverancier, aanleiding zou kunnen geven tot de toepassing van de<br />

bijzondere regeling van de verkopen op afstand.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d 2<br />

C, een in Valenciennes (Frankrijk) gevestigd confectie<strong>be</strong>drijf, verkoopt kleren aan D, een in België<br />

gevestigde particulier. De goederen worden door of voor rekening van C vanuit Frankrijk verzonden<br />

of vervoerd naar België.<br />

Eerste veronderstelling: C overschrijdt de voor de toepassing van de verkopen op afstand door België<br />

vastgestelde drempel (35.000 EUR) of heeft gekozen voor <strong>be</strong>lastingheffing in België.<br />

De regeling van de verkopen op afstand is van toepassing en de <strong>be</strong>lasting is door C verschuldigd in<br />

België tegen het in België toepasselijk tarief (Wetboek, art. 15, § 4).<br />

Hoewel C niet in België gevestigd is, wordt de handeling die hij verricht geacht in België plaats te<br />

vinden overeenkomstig het <strong>be</strong>paalde in artikel 15, § 4, van het Wetboek zodat de Belgische wettelijke<br />

en reglementaire <strong>be</strong>palingen inzake btw van toepassing zijn. Bedoelde handeling moet bijgevolg het<br />

voorwerp uitmaken van een factuur krachtens artikel 53, § 2, 1 ste lid, 2°, van het Wetboek.<br />

Tweede veronderstelling: C overschrijdt niet de voor de toepassing van de verkopen op afstand door<br />

België vastgestelde drempel (35.000 EUR) en heeft niet gekozen voor <strong>be</strong>lastingheffing in België.<br />

Het <strong>be</strong>treft geen levering die valt onder de regeling van de verkopen op afstand en dus is de btw door<br />

C verschuldigd in Frankrijk tegen het in die Lidstaat toepasselijk tarief.<br />

Aangezien C niet hier te lande gevestigd is en de handeling anderzijds niet geacht wordt in België<br />

plaats te vinden, zijn de Belgische wettelijke en reglementaire <strong>be</strong>palingen inzake btw niet van<br />

toepassing.<br />

3° wanneer hij een in artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

intracommunautaire levering van nieuwe vervoermiddelen in de zin van<br />

artikel 8bis, § 2, van het Wetboek, heeft verricht voor elke niet-<strong>be</strong>lastingplichtige;<br />

4° wanneer, vóór de levering van een goed of vóór de voltooiing van een dienst,<br />

de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt over de gehele of een deel van de prijs van de<br />

handeling, bij toepassing van de artikelen 17, § 1 en 22, § 2, van het Wetboek<br />

(z. de hoofdstukken II en III);


(1 februari 2012)<br />

1037 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

5° wanneer, vóór een intracommunautaire levering van goederen, de prijs geheel<br />

of gedeeltelijk wordt ontvangen.<br />

Opdat een <strong>be</strong>lastingplichtige verplicht zou zijn een factuur uit te reiken is het<br />

evenwel niet voldoende dat hij een goed levert of een dienst verricht. De<br />

factureringsplicht geldt immers enkel en alleen ten aanzien van de handelingen die<br />

worden verricht in de uitoefening van zijn economische activiteit. Daarbij moet geen<br />

onderscheid worden gemaakt naargelang de afnemer een <strong>be</strong>lastingplichtige is, een in<br />

artikel 44 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige of om 't even welke andere<br />

persoon of nog naargelang de handeling effectief aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen is,<br />

vrijgesteld krachtens de artikelen 39 tot 42 (z. hoofdstuk IX) of eenvoudig niet<br />

<strong>be</strong>lastbaar omdat zij niet hier te lande plaatsvindt.<br />

Wat de btw-eenheden in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>treft, rust de<br />

verplichting om een factuur uit te reiken op het lid dat de handeling verricht<br />

waarvoor, krachtens hetgeen voorafgaat, verplicht een factuur moet worden<br />

uitgereikt. De verplichting om overeenkomstig artikel 53, § 2, van het Wetboek, een<br />

factuur uit te reiken, heeft geen <strong>be</strong>trekking op de handelingen die het lid van een<br />

btw-eenheid verricht met andere leden van dezelfde btw-eenheid (z. nr. 433/3).<br />

De factuur dient krachtens artikel 8 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 in dub<strong>be</strong>l<br />

opgemaakt te worden.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

a) Een groothandelaar in kosmetische producten die scheercrème, tandpasta, enz..., verkoopt aan<br />

een haarkapper, is verplicht een factuur uit te reiken.<br />

b) Diezelfde groothandelaar is tevens verplicht een factuur uit te reiken wanneer die haarkapper<br />

bij de <strong>be</strong>stelling een voorschot <strong>be</strong>taalt. In dit geval is de <strong>be</strong>lasting immers verschuldigd over<br />

het <strong>be</strong>drag van het ontvangen voorschot.<br />

c) De handelaar in kosmetische producten is niet verplicht een factuur uit te reiken wanneer hij<br />

uit zijn privéverzameling een schilderij verkoopt, zelfs niet wanneer de koper een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is (b.v. een handelaar in kunstvoorwerpen). In dit geval handelt de verkoper<br />

immers niet in de uitoefening van zijn activiteit waarvoor hij <strong>be</strong>lastingplichtige is.<br />

d) Wanneer deze groothandelaar een goed zou verkopen dat hij in de uitoefening van zijn<br />

activiteit als <strong>be</strong>lastingplichtige heeft gebruikt, is hij echter wel verplicht een factuur uit te<br />

reiken. Dit zou onder meer het geval zijn wanneer hij een door hem gebruikt kasregister<br />

verkoopt.<br />

e) Een fabrikant van machines verkoopt een machine aan een in Frankrijk gevestigde firma. Hij<br />

verricht zelf het vervoer van de machine naar zijn afnemer in Frankrijk. Hoewel deze<br />

handeling krachtens artikel 39bis, 1°, van het Wetboek (z. hoofdstuk IXbis),vrijgesteld is, dient<br />

de fabrikant een factuur uit te reiken.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1038<br />

f) Diezelfde fabrikant ontvangt, voor dezelfde handeling, een voorschot van zijn Franse afnemer.<br />

Ofschoon het voorschot in dit geval geen aanleiding geeft tot het opeisbaar worden van btw<br />

(z. hoofdstuk IXbis), is de fabrikant desondanks gehouden een factuur uit te reiken voor het<br />

ontvangen voorschot.<br />

430. Tijdstip van uitreiking.<br />

A. Wettelijke termijn.<br />

1° Dienstverrichtingen en leveringen van goederen andere dan intracommunautaire<br />

leveringen van goederen.<br />

Artikel 4, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, <strong>be</strong>paalt dat de factuur moet<br />

worden uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin de<br />

<strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt over het geheel of een deel van de prijs.<br />

Een factuur van 3 februari zal aldus evengoed op een levering van 31 januari<br />

als op een levering van 6 januari kunnen slaan, met dien verstande dat de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige maandindiener, die op 3 februari een factuur uitreikt met<br />

<strong>be</strong>trekking tot handelingen van januari, deze handelingen moet opnemen in zijn<br />

periodieke aangifte <strong>be</strong>treffende de maand januari. De datum van de levering<br />

moet overigens steeds op de factuur worden vermeld, zodat de afnemer, die op<br />

3 februari een factuur <strong>be</strong>treffende handelingen van januari ontvangt, de btw die<br />

erop is vermeld in zijn aangifte <strong>be</strong>treffende de handelingen van de maand<br />

januari in aftrek kan brengen, in het geval hij onderworpen is aan hetzelfde<br />

stelsel van indiening van aangiften.<br />

2° Intracommunautaire leveringen van goederen.<br />

- Overeenkomsten zonder voorschot.<br />

Voor de intracommunautaire leveringen van goederen, moet de factuur,<br />

overeenkomstig artikel 4, § 2, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1,<br />

worden uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin de<br />

levering werd verricht.<br />

Een factuur van 3 februari, waarop de datum van het <strong>be</strong>lastbare feit van de<br />

intracommunautaire levering steeds moet worden vermeld, zal aldus evengoed<br />

op een intracommunautaire levering van 31 januari als op een intracommunautaire<br />

levering van 6 januari kunnen slaan, met dien verstande dat de<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1039 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, die op 3 februari een factuur uitreikt met <strong>be</strong>trekking tot<br />

handelingen van januari, deze handelingen moet opnemen in zijn periodieke<br />

aangifte van de maand februari zo hij maandaangever is (de <strong>be</strong>lasting wordt<br />

opeisbaar op 3 februari, z. hoofdstuk IXbis). De <strong>be</strong>lastingplichtige verwerver<br />

die op 3 februari een factuur <strong>be</strong>treffende intracommunautaire leveringen van<br />

januari ontvangt, moet, via zijn aangifte <strong>be</strong>treffende de handelingen van de<br />

maand februari, binnen de wettelijke termijn de <strong>be</strong>taling van de btw verrichten<br />

en kan, in voorkomend geval, de aftrek van de btw uitoefenen.<br />

- Overeenkomsten met storting van een voorschot vóór de datum waarop<br />

de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

Overeenkomstig artikel 4, § 2, tweede lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, moet<br />

de factuur worden uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die<br />

waarin een voorschot wordt <strong>be</strong>taald. Dit voorschot brengt geen enkele<br />

opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting met zich mee (z. hoofdstuk IXbis). Geen enkele<br />

<strong>be</strong>lasting dient dan ook te worden voldaan bij de ontvangst van deze<br />

voorschotfactuur.<br />

B. Bijzonder geval.<br />

- Werk in onroerende staat.<br />

Inzake werk in onroerende staat ontstaan er dikwijls na het feitelijk <strong>be</strong>ëindigen<br />

van het werk <strong>be</strong>twistingen tussen de partijen omtrent de omvang en de<br />

kwaliteit ervan, zodat het soms moeilijk is de juiste datum vast te stellen<br />

waarop het werk overeenkomstig de <strong>be</strong>palingen van het contract voltooid werd<br />

(z. hoofdstuk III). Om deze reden zal er geen kritiek worden uitgebracht<br />

wanneer de factuur is uitgereikt uiterlijk op het einde van de derde maand na<br />

die waarin de aannemer heeft opgehouden te werken. Het hoeft evenwel geen<br />

<strong>be</strong>toog dat indien vóór het verstrijken van de hier <strong>be</strong>doelde termijn aan de<br />

aannemer een <strong>be</strong>taling wordt gedaan, dit feit de <strong>be</strong>lasting opeisbaar maakt<br />

(z. hoofdstuk III) en een factuur moet worden uitgereikt binnen de termijn<br />

gesteld in nr. 430, letter A, 1°.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1040<br />

431. Facturering van de leveringen van goederen en de diensten verricht voor<br />

natuurlijke personen die ze <strong>be</strong>stemmen voor hun privé-gebruik.<br />

Principe.<br />

Uit de lezing van artikel 53, § 2, van het Wetboek volgt dat er in hoofde van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige geen verplichting <strong>be</strong>staat tot het uitreiken van een factuur met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de levering van goederen of het verstrekken van diensten aan een<br />

natuurlijke persoon die deze goederen of diensten <strong>be</strong>stemt voor zijn privé-gebruik.<br />

Deze niet-verplichting tot het uitreiken van een factuur <strong>be</strong>treft dus de aankopen,<br />

verricht door natuurlijke personen, al dan niet btw-<strong>be</strong>lastingplichtigen, wanneer zij<br />

deze goederen of diensten <strong>be</strong>stemmen voor hun privé-gebruik.<br />

Worden dus niet <strong>be</strong>doeld: de aanschaffing van goederen en diensten door al dan niet<br />

btw-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen (b.v. een handelsvennootschap, een V.Z.W.,<br />

openbare instellingen, verenigingen en federaties, kloostergemeenschappen,<br />

hospitalen, scholen, enz...).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

a) Verkoop van een slaapkamer door een kleinhandelaar in meu<strong>be</strong>len aan een loontrekkende, een<br />

slager, een notaris: er is ontheffing van de factureringsplicht.<br />

b) Dezelfde meu<strong>be</strong>lhandelaar verkoopt een kantoormeu<strong>be</strong>l aan een advocaat, een tandarts: deze<br />

personen zijn <strong>be</strong>lastingplichtigen die door artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde handelingen<br />

verrichten en die handelen in de uitoefening van hun economische activiteit: er is dus geen<br />

ontheffing van factureringsplicht.<br />

Vrijwillige facturatie.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>houdt de mogelijkheid om een factuur uit te reiken wanneer<br />

er daartoe geen verplichting is. Zijn keuze heeft evenwel gevolgen ten aanzien van<br />

het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt, alsmede ten aanzien van zijn<br />

boekhoudkundige verplichtingen.


Tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

(1 februari 2012)<br />

1041 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige die niet gehouden is een factuur uit te reiken, er<br />

daadwerkelijk geen uitreikt, volgt hieruit geen <strong>be</strong>lastingvrijstelling: de btw blijft<br />

opeisbaar en is, in toepassing van de artikelen 17, § 3, en 22, § 3, van het Wetboek,<br />

slechts verschuldigd naarmate van de incassering van de prijs of van de subsidies als<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 26, eerste lid, van het Wetboek (KB nr. 1, art. 17, eerste lid).<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige, hoewel hij niet gehouden is een factuur uit te reiken,<br />

toch een factuur uitreikt aan een natuurlijk persoon die handelt voor privédoeleinden,<br />

wordt de <strong>be</strong>lasting opeisbaar volgens de gewone regels (z. hoofdstuk II<br />

en III).<br />

Zo de <strong>be</strong>lastingplichtige echter onderworpen is aan de door artikel 56, § 1, van het<br />

Wetboek ingestelde bijzondere regeling (<strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan een<br />

forfaitaire regeling voor de <strong>be</strong>paling van zijn omzetcijfer), is deze <strong>be</strong>paling op hem<br />

niet van toepassing (KB nr. 1, art. 17, tweede lid).<br />

Boekhoudverplichtingen.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige, voor handelingen met natuurlijke personen die de hen<br />

verstrekte goederen of diensten voor hun privé-gebruik <strong>be</strong>stemmen, daadwerkelijk<br />

geen factuur uitreikt, moet hij, met het oog op de aangifte en de <strong>be</strong>taling van de<br />

opeisbare <strong>be</strong>lasting, de ontvangsten met <strong>be</strong>trekking tot deze handelingen inschrijven<br />

in een dagboek van ontvangsten.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige over meerdere <strong>be</strong>drijfszetels <strong>be</strong>schikt, moet hij een<br />

dagboek van ontvangsten houden per <strong>be</strong>drijfszetel en moet hij bovendien een<br />

centralisatieboek houden waarin hij op het einde van elke aangifteperiode, per tarief,<br />

het totaal<strong>be</strong>drag van de ontvangsten inschrijft van dat tijdvak, ingeschreven in de<br />

verschillende dagboeken van ontvangsten (z. nr. 459 en KB nr. 1, art. 14, § 2, 3°) .<br />

In de regel worden de ontvangsten niet handeling per handeling ingeschreven, maar<br />

wel gegroepeerd per dag en per tarief. In sommige gevallen is een afzonderlijke<br />

inschrijving evenwel verplicht (z. nr. 459).<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige, hoewel hij er niet toe is gehouden, toch een factuur<br />

uitreikt aan een natuurlijke persoon die de hem verstrekte goederen of diensten<br />

<strong>be</strong>stemt voor zijn privé-gebruik, dan moet de ontvangst niet in het ontvangstenboek


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1042<br />

worden ingeschreven, vermits de factuur in het boek voor uitgaande facturen dient<br />

ingeschreven te worden en de opeisbare <strong>be</strong>lasting aldus in de periodieke aangifte<br />

opgenomen zal worden.<br />

In dit kader kan worden vermeld dat <strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>lastingplichtigen die overeenkomstig<br />

de btw-reglementering geen factuur moeten uitreiken aan hun klanten, mits<br />

naleving van gestelde voorwaarden, gebruik kunnen maken van een kasregister en<br />

dus de gegevens van de door hen verrichte handelingen uitsluitend op digitale wijze<br />

kunnen <strong>be</strong>waren. Zij zijn ervan ontheven om per <strong>be</strong>drijfszetel een dagboek van<br />

ontvangsten bij te houden. Het bijhouden van een centralisatieregister blijft wel<br />

verplicht. (z. ET 103.018 dd. 27 juni 2002 en 2 juni 2003, ET 103.592 dd. 2 juni<br />

2003).<br />

432. Uitzonderingen op de mogelijkheid om geen factuur uit te reiken.<br />

Overeenkomstig artikel 1, § 1, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, moet in de<br />

volgende gevallen altijd een factuur uitgereikt worden, zelfs indien de medecontractant<br />

een natuurlijke persoon is die handelt voor privé-doeleinden:<br />

1° de leveringen:<br />

a) van voor personen- of goederenvervoer <strong>be</strong>stemde nieuwe of tweedehandse<br />

landvoertuigen, voorzien van een motor met een cilinderinhoud<br />

van meer dan 48 kubieke centimeter of met een vermogen van<br />

meer dan 7,2 kilowatt, alsmede hun aanhangwagens, met in<strong>be</strong>grip van<br />

de auto’s voor dub<strong>be</strong>l gebruik en de kampeerwagens;<br />

b) van jachten en plezierboten;<br />

c) van vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen, zweefvliegtuigen,<br />

vrije of <strong>be</strong>stuurbare luchtballons en andere dergelijke<br />

luchtvaartuigen, ongeacht of ze zwaarder of lichter zijn dan de lucht,<br />

met of zonder motor;<br />

2° de leveringen van goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 1, § 9, van het Wetboek alsook<br />

de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op<br />

zulke goederen die niet overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek<br />

van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1043 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Hier worden de nieuwe gebouwen in de zin van het Wetboek <strong>be</strong>doeld alsmede<br />

de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten met<br />

<strong>be</strong>trekking tot dergelijke gebouwen (z. hoofdstuk VII);<br />

3° de in artikel 20, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 vermelde handelingen;<br />

Het <strong>be</strong>treft alle werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, van het<br />

Wetboek alsmede een aantal onderscheiden handelingen met <strong>be</strong>trekking tot<br />

onroerende goederen uit hun aard (z. nrs. 483/4 tot 483/17);<br />

4° de leveringen van goederen en de diensten <strong>be</strong>stemd voor de oprichting van een<br />

gebouw <strong>be</strong>doeld in artikel 64, § 4, van het Wetboek;<br />

5° de verkopen op af<strong>be</strong>taling en de huurkopen;<br />

Er wordt verwezen naar nr. 23. Voor de toepassing van dit 5°, dient onder<br />

verkoop op af<strong>be</strong>taling meer <strong>be</strong>paald verstaan te worden ieder contract van<br />

kredietverstrekking dat, ongeacht de <strong>be</strong>naming of de vorm ervan, aanleiding<br />

geeft tot de verwerving van lichamelijke goederen of diensten en waarvan de<br />

prijs voldaan wordt, bij wege van periodieke <strong>be</strong>talingen, in minstens drie<br />

termijnen, het voorschot niet in<strong>be</strong>grepen;<br />

6° de leveringen:<br />

- van goederen die, gelet op de aard ervan, de wijze waarop zij worden<br />

aangeboden, de verkochte hoeveelheden of de toegepaste prijzen,<br />

kennelijk <strong>be</strong>stemd zijn voor een economisch gebruik;<br />

Terzake dient aangestipt dat als kennelijk <strong>be</strong>stemd voor een handels-<br />

of <strong>be</strong>roepsgebruik (m.a.w. een economisch gebruik) moeten worden<br />

aangemerkt de goederen die uitsluitend of in hoofdzaak voor gebruik<br />

of verhandeling in een handelszaak of de uitoefening van een<br />

<strong>be</strong>roepsactiviteit in aanmerking komen of waarvan de wijze van<br />

aanbieding, zoals verpakking, gebruiksaanwijzing, hoeveelheden,<br />

expliciet of impliciet op zodanig gebruik of zodanige verhandeling is<br />

ingesteld (b.v. gespecialiseerd gereedschap, kopieermachines,<br />

elektrische meet- en controletoestellen, leder en rub<strong>be</strong>r in grote platen,<br />

producten zoals ver<strong>be</strong>teraars die speciaal worden <strong>be</strong>reid voor gebruik<br />

door bakkers, banketbakkers of andere ambachtslui, cosmeticaproducten<br />

voor haarkappers- en kapsters, spijkers en schroeven voor<br />

schrijnwerkers en andere vaklui, jam en <strong>be</strong>reide vruchten voor<br />

banketbakkers, andere producten waarvan de aard en de wijze van<br />

aanbieding doen blijken dat het gaat om leveringen in hoeveelheden<br />

die de normale <strong>be</strong>hoeften van particulieren overstijgen). Goederen zijn


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1044<br />

(1 februari 2012)<br />

daarenboven, door hun aard of wijze van aanbieding, alleen dan niet<br />

meer kennelijk voor handels- of <strong>be</strong>roeps- (economisch) gebruik<br />

<strong>be</strong>stemd wanneer ze in zulke mate ook door particulieren worden<br />

gekocht dat bij het publiek, wanneer het met die goederen of die wijze<br />

van aanbieding wordt geconfronteerd, geen spontane associatie met<br />

handels- of <strong>be</strong>roepsgebruik wordt gewekt;<br />

- van goederen van dezelfde soort als deze waarin de verkrijger handel<br />

drijft of die hij normaal <strong>be</strong>stemt voor de uitoefening van zijn<br />

economische activiteit;<br />

7° de leveringen verricht in inrichtingen of op plaatsen die normaal niet<br />

toegankelijk zijn voor particulieren;<br />

Bijvoor<strong>be</strong>eld: de inrichtingen die "cash and carry" worden genoemd of de<br />

verkoopzalen, die aan handelaars of vaklui worden voor<strong>be</strong>houden.<br />

De ontheffing van de factureringsplicht werd desondanks toegestaan voor de<br />

leveringen van goederen door een onderneming aan haar personeelsleden, op<br />

voorwaarde dat de handelingen afzonderlijk worden opgetekend in een register<br />

of op lijsten (met vermelding van datum, naam en adres van de kopers,<br />

geleverde goederen, totale prijs en tarief) en voor zover deze handelingen niet<br />

<strong>be</strong>doeld zijn in 1°, 2°, 5° en 9°, b, van onderhavig nr. 432 (z. aanschr. 119/<br />

1971);<br />

8° de leveringen verricht door voortbrengers- of grossiers<strong>be</strong>drijven;<br />

Een factuur moet i.c. steeds worden uitgereikt en dit ongeacht of zo’n <strong>be</strong>drijf al<br />

dan niet bijzonder ingericht is voor de verkoop in het klein en of de<br />

medecontractant een natuurlijke persoon is die handelt voor privé-doeleinden.<br />

Om te voorkomen dat een onderneming haar kosten en administratieve kosten<br />

zou zien toenemen, staat de administratie evenwel een afwijking toe voor zover<br />

de onderneming <strong>be</strong>staat uit twee <strong>be</strong>drijfsafdelingen in de zin van artikel 11, van<br />

het Wetboek en de ondernemer binnen zijn onderneming doch onafhankelijk<br />

van elkaar zowel een "groothandel" als een "kleinhandel" uitbaat die, vanuit<br />

technisch oogpunt <strong>be</strong>ide in staat zijn door eigen middelen te functioneren.<br />

Te dien einde en met het oog op de <strong>be</strong>oordeling van het al dan niet <strong>be</strong>staan van<br />

twee afzonderlijke <strong>be</strong>drijfsafdelingen onderzoekt de administratie, geval per<br />

geval, iedere bijzondere situatie die haar wordt voorgelegd, rekening houdend<br />

met alle omstandigheden eigen aan de zaak in kwestie.


(1 februari 2012)<br />

1045 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

In <strong>be</strong>vestigend geval en onder voor<strong>be</strong>houd van de andere <strong>be</strong>palingen van<br />

artikel 1, § 1, eerste lid, van voormeld koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 mag de<br />

handelaar gebruik maken van de ontheffing van de factureringsplicht voor zijn<br />

leveringen aan particulieren, op voorwaarde dat hij voor iedere handeling<br />

waarvoor hij gebruik maakt van deze ontheffing, in zijnen hoofde kan aantonen<br />

dat hij effectief als kleinhandelaar heeft gehandeld ten overstaan van een<br />

fysieke persoon handelend voor zijn privé-gebruik, daarbij rekening houdend<br />

met de aard van de geleverde goederen, de wijze waarop zij worden<br />

aangeboden, de verkochte hoeveelheden en de toegepaste prijzen. Dit <strong>be</strong>wijs<br />

kan worden geleverd met alle middelen van het gemeen recht, met<br />

uitzondering van de eed. Het kan inzonderheid <strong>be</strong>staan uit de dub<strong>be</strong>ls van de<br />

door de leverancier opgemaakte en uitgereikte stukken (b.v. kasticketten).<br />

Anderzijds, wanneer een handelaar zich op enigerlei wijze (b.v. door middel<br />

van reclame) in de relatie met potentiële klanten uitgeeft als voortbrenger of<br />

grossier, ofschoon hij dit in werkelijkheid niet is, moet die handelaar als<br />

dusdanig worden aangemerkt voor de toepassing van het <strong>be</strong>paalde in het vorige<br />

lid. Dit geldt zelfs wanneer hij zich als dusdanig uitgeeft in de relatie met<br />

<strong>be</strong>paalde potentiële klanten en niet met andere potentiële klanten.<br />

De ontheffing van de factureringsplicht in hoofde van een onderneming voor<br />

de aan haar personeelsleden verrichte leveringen van goederen onder de in 7°,<br />

tweede lid, hiervoor vermelde voorwaarden, is eveneens toepasselijk op de in<br />

dit 8° <strong>be</strong>doelde handelingen;<br />

9° a) de leveringen van onderdelen, toe<strong>be</strong>horen en uitrustingsstukken voor<br />

de onder 1° hiervoor vermelde goederen, wanneer de prijs (btw<br />

in<strong>be</strong>grepen), meer <strong>be</strong>draagt dan 125 EUR;<br />

Bijvoor<strong>be</strong>eld: motoren, lampen, achteruitkijkspiegels, wieldoppen,<br />

bagagedragers, brandblusapparaten, banden, batterijen.<br />

b) de werken, andere dan het wassen, verricht aan de in 1° hiervoor<br />

vermelde goederen, met in<strong>be</strong>grip van de levering van de goederen<br />

gebruikt bij de uitvoering van deze werken, wanneer de prijs (btw<br />

in<strong>be</strong>grepen) meer <strong>be</strong>draagt dan 125 EUR;<br />

Bijvoor<strong>be</strong>eld: smeren, verversen van olie, schilderen, geven van een<br />

<strong>be</strong>schermende <strong>be</strong>handeling, installeren van een alarm- of antidiefstalsysteem.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1046<br />

10° de verrichtingen van verhuizing of meu<strong>be</strong>l<strong>be</strong>waring en de bij die handelingen<br />

<strong>be</strong>horende prestaties.<br />

De uitreiking van een factuur is niet alleen verplicht wanneer de<br />

dienstverrichter gespecialiseerd is in de verrichtingen van verhuizing of<br />

meu<strong>be</strong>l<strong>be</strong>waring, maar eveneens wanneer een andere <strong>be</strong>lastingplichtige het<br />

voertuig waarover hij <strong>be</strong>schikt gebruikt om een verhuizing te doen;<br />

11° de leveringen van goederen en dienstverrichtingen <strong>be</strong>oogd in artikel 42, § 3,<br />

eerste lid, 1° tot 8°, van het Wetboek.<br />

Op te merken valt dat voor de in de nrs. 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, 9° b, en 10° hiervoor<br />

<strong>be</strong>doelde handelingen, de factuur die uitgereikt wordt aan een natuurlijke<br />

persoon die de hem verstrekte goederen of diensten <strong>be</strong>stemt voor zijn privégebruik,<br />

het btw-<strong>be</strong>drag niet afzonderlijk moet vermelden. Er mag dus<br />

inclusief <strong>be</strong>lasting gefactureerd worden en het volstaat het tarief van de btw op<br />

de factuur te vermelden. Deze factuur moet dan wel de volgende vermelding<br />

dragen: "Handeling met een natuurlijke persoon. Prijs gefactureerd btw<br />

in<strong>be</strong>grepen. Aanschr. 119/1971". Wat de levering van gebruikte goederen,<br />

kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten evenals de<br />

gebruikte vervoermiddelen onder de bijzondere regeling van heffing over de<br />

winstmarge bij toepassing van artikel 58, § 4, van het Wetboek <strong>be</strong>treft, moet de<br />

prijs gefactureerd worden btw in<strong>be</strong>grepen. Op de factuur of het als zodanig<br />

geldend stuk dient bovendien de volgende vermelding te worden aangebracht:<br />

"Levering onderworpen aan de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over<br />

de winstmarge. btw niet aftrekbaar" (z. aanschr. nrs. 1/1995 en 2/1995);<br />

12° de leveringen van <strong>be</strong>leggingsgoud, gedefinieerd in artikel 1, § 8, van het<br />

Wetboek, waarvan het <strong>be</strong>drag meer dan 2.500 EUR <strong>be</strong>draagt, waaronder<br />

<strong>be</strong>leggingsgoud dat <strong>be</strong>lichaamd is in certificaten voor toegewezen of niettoegewezen<br />

goud of dat verhandeld wordt op goudrekeningen, en waaronder,<br />

in het bijzonder, goudleningen en swaps, die een eigendoms- of vorderingsrecht<br />

op <strong>be</strong>leggingsgoud <strong>be</strong>lichamen, evenals voor handelingen <strong>be</strong>treffende<br />

<strong>be</strong>leggingsgoud <strong>be</strong>staande in future- en termijncontracten die leiden tot de<br />

overdracht van een eigendoms- of vorderingsrecht met <strong>be</strong>trekking tot <strong>be</strong>leggingsgoud.<br />

Die maatregel heeft uitsluitend tot doel het uitreiken van een factuur verplicht<br />

te maken voor de leveringen van goud die vrijgesteld zijn krachtens artikel<br />

44bis, van het Wetboek en waarvan het <strong>be</strong>drag meer dan 2.500 EUR<br />

<strong>be</strong>draagt wanneer de klant een natuurlijk persoon is die dit goud <strong>be</strong>stemt voor<br />

zijn persoonlijk gebruik.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1047 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

432/2. Uitreiking van de factuur door de medecontractant (self-billing).<br />

Teneinde rekening te houden met <strong>be</strong>paalde bijzondere situaties (situaties waarin met<br />

name de medecontractant <strong>be</strong>ter dan zijn leverancier geplaatst is om aan de<br />

factureringsverplichting tegemoet te komen, meer <strong>be</strong>paald omdat hij over het<br />

algemeen vóór hem <strong>be</strong>schikt over de noodzakelijke gegevens voor het opmaken van<br />

de factuur, b.v. in de verhouding tussen de suikerraffinaderijen of de melkerijen en<br />

hun respectievelijke leveranciers van suikerbieten of van melk) mag de factuur,<br />

overeenkomstig artikel 6, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, worden opgesteld door<br />

de medecontractant voor de aan hem verrichte levering van goederen of de aan hem<br />

verstrekte dienst, onder de volgende voorwaarden:<br />

1° deze factureringsmethode moet het voorwerp uitmaken van een overeenkomst<br />

die voorafgaat aan het opstellen van de eerste factuur tussen de partijen;<br />

2° de partijen moeten het <strong>be</strong>staan van zulke overeenkomst op verzoek van de<br />

administratie kunnen aantonen zonder evenwel ertoe gehouden te zijn spontaan<br />

een <strong>be</strong>wijs van die overeenkomst mee te delen;<br />

3° elke factuur (ook afrekening genoemd) moet het voorwerp uitmaken van een<br />

expliciete procedure van aanvaarding door de <strong>be</strong>lastingplichtige die de<br />

goederen levert of de diensten verricht. Een impliciete procedure van<br />

aanvaarding wordt niettemin toegestaan onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden<br />

(z. circulaire AOIF nr. 48 van 8 decem<strong>be</strong>r 2005);<br />

4° in geval van toepassing van de verlegging van heffing in het kader van selfbilling<br />

(toepassingsvoorwaarden z. nrs. 59 en 60 van circulaire AOIF<br />

nr. 48/2005) stelt de medecontractant zijn btw-controlekantoor in kennis van<br />

zijn keuze om deze verlegging van heffing toe te passen voor wel<strong>be</strong>paalde<br />

handelingen (alle handelingen van een <strong>be</strong>paald type). Correlatief moet de<br />

leverancier of dienstverrichter zijn btw-controlekantoor de identiteit van al zijn<br />

medecontractanten die heb<strong>be</strong>n geopteerd voor deze verlegging, meedelen;<br />

5° de afrekening wordt in twee exemplaren opgesteld binnen dezelfde termijn als<br />

deze vastgesteld voor de factuur, en dient een passende vermelding te <strong>be</strong>vatten,<br />

waardoor ze zich duidelijk onderscheidt van de door de leverancier of<br />

dienstverrichter uitgereikte factuur, en moet <strong>be</strong>paalde verplichte vermeldingen<br />

<strong>be</strong>vatten (z. nr. 440/5);


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1048<br />

6° in de expliciete procedure van aanvaarding van de afrekeningen moet de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die de goederen heeft geleverd of de diensten heeft verricht,<br />

in <strong>be</strong>ginsel een aanvaardingsstuk in twee exemplaren opstellen met <strong>be</strong>trekking<br />

tot de door de medecontractant opgestelde afrekeningen en één exemplaar aan<br />

deze laatste overhandigen na het te heb<strong>be</strong>n ondertekend. De partijen mogen<br />

echter de expliciete aanvaarding rechtstreeks op het document van de<br />

afrekening verwezenlijken op voorwaarde dat deze modaliteit uitdrukkelijk is<br />

<strong>be</strong>dongen in hun voorafgaand akkoord tot gebruik van self-billing: <strong>be</strong>ide<br />

exemplaren van de afrekening worden dan door de leverancier of dienstverrichter<br />

voor akkoord ondertekend; de naam en, indien de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

niet zelf ondertekent, de hoedanigheid van de ondertekenaar worden eveneens<br />

vermeld; de <strong>be</strong>lastingplichtige die de handeling heeft uitgevoerd, geeft de<br />

medecontractant het aangevulde document terug binnen de termijn, <strong>be</strong>oogd in<br />

nr. 430.<br />

De procedure van self-billing is slechts van toepassing in de gevallen waar krachtens<br />

het Wetboek en zijn <strong>be</strong>sluiten in <strong>be</strong>ginsel verplicht een factuur moet worden<br />

uitgereikt door de <strong>be</strong>lastingplichtige die een goed levert of een dienst verstrekt.<br />

De circulaire AOIF nr. 48 van 8 decem<strong>be</strong>r 2005 licht in detail het bijzonder stelsel<br />

van self-billing toe.<br />

II. Andere stukken die moeten worden opgemaakt en, in voorkomend<br />

geval, overhandigd aan de medecontractant.<br />

433. Verplichting een stuk op te maken voor de met leveringen van goederen of<br />

dienstverrichtingen gelijkgestelde handelingen en het tijdstip waarop dit stuk<br />

moet worden opgemaakt.<br />

A. Handelingen gelijkgesteld met een intracommunautaire levering van<br />

goederen: de overbrengingen van goederen ter <strong>be</strong>stemming van een<br />

andere lidstaat.<br />

Overeenkomstig artikel 12bis, van het Wetboek, wordt de verzending van een<br />

lichamelijk goed, buiten België maar binnen de Gemeenschap door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

voor <strong>be</strong>drijfsdoeleinden, onder de in dit artikel uiteengezette omstandigheden,<br />

gelijkgesteld met een intracommunautaire levering van goederen onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel. Deze stof wordt <strong>be</strong>sproken in hoofdstuk IXbis, naar hetwelk<br />

verwezen wordt. Deze handelingen moeten, krachtens artikel 2 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1, vastgesteld worden in een door de <strong>be</strong>lastingplichtige opgemaakt stuk.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1049 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

B. Handelingen gelijkgesteld met een andere dan een intracommunautaire<br />

levering van goederen of met een dienstverrichting.<br />

Bepaalde handelingen worden, ingevolge artikel 12 en artikel 19 van het Wetboek,<br />

gelijkgesteld hetzij met een levering van goederen in de zin van artikel 10, § 1, van<br />

het Wetboek, hetzij met een dienst in de zin van artikel 18, § 1, van het Wetboek.<br />

Deze handelingen worden uitvoerig <strong>be</strong>handeld in de hoofdstukken II en III. Met het<br />

oog op de voldoening van de <strong>be</strong>lasting die uit hoofde van deze handelingen<br />

opeisbaar is, dient de <strong>be</strong>lastingplichtige, krachtens artikel 3, eerste lid, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, een stuk op te maken.<br />

Voor een dienstprestatie, <strong>be</strong>doeld in artikel 19bis, van het Wetboek, is het lid van de<br />

btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, dat zulke dienst ontvangt,<br />

overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 gehouden een<br />

stuk op te maken dat deze handeling vaststelt. Het <strong>be</strong>treft in dit geval dienstprestaties<br />

die worden verstrekt aan een lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van<br />

het Wetboek door een van zijn niet in België gelegen vestigingen.<br />

433/2. Tijdstip waarop dit stuk moet worden opgemaakt.<br />

Het in nr. 433 <strong>be</strong>doelde stuk moet, naargelang het geval, worden opgemaakt binnen<br />

de volgende termijn.<br />

A. Handelingen gelijkgesteld met een intracommunautaire levering van<br />

goederen: de overbrengingen van goederen ter <strong>be</strong>stemming van een<br />

andere lidstaat.<br />

Overeenkomstig artikel 4, § 2, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, moet het<br />

stuk dat dient opgemaakt te worden ter vaststelling van die handelingen worden<br />

uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin de levering werd<br />

verricht.<br />

B. Handelingen gelijkgesteld met een andere dan een intracommunautaire<br />

levering van goederen of met een dienstverrichting.<br />

Overeenkomstig artikel 4, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, dient het ter<br />

vaststelling van dergelijke handelingen op te maken stuk te worden uitgereikt


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1050<br />

uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin de btw opeisbaar wordt<br />

(onttrekking van het goed of voltooiing van de met een dienst gelijkgestelde<br />

handeling - z. hoofdstuk II en III).<br />

433/3. Verplichting voor het lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van<br />

het Wetboek, een stuk op te maken dat de verschaffing van goederen en<br />

diensten aan een ander lid van dezelfde btw-eenheid vaststelt.<br />

A. Principe.<br />

De handelingen die tot stand komen tussen de leden van eenzelfde btweenheid,<br />

<strong>be</strong>horen niet tot het toepassingsgebied van de btw-reglementering<br />

zodat zij niet het voorwerp dienen uit te maken van een factuur, opgesteld<br />

binnen de termijn en volgens de vormvoorschriften van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 1.<br />

In deze veronderstelling is het lid dat de handeling uitvoert, overeenkomstig<br />

artikel 53, § 3, van het Wetboek evenwel gehouden aan zijn medecontractant<br />

(het andere lid) een bijzonder stuk uit te reiken dat deze handeling vaststelt. In<br />

het tegenovergestelde geval volgt de factuur die moet worden uitgereikt, de<br />

regels zoals die worden <strong>be</strong>schreven in de nrs. 428 en volgende.<br />

B. Tijdstip waarop dit stuk moet worden opgemaakt.<br />

Dit bijzonder stuk, eveneens intern stuk genoemd, moet aan het lid worden<br />

uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin de handeling<br />

werd verricht (artikel 4, § 3, eerste lid, van het KB nr. 1).<br />

Evenwel, wanneer de prijs of een deel ervan werd voldaan vóór de<br />

verschaffing van het goed of de dienst, moet het stuk worden uitgereikt<br />

uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die van de voldoening van de prijs<br />

of een deel ervan (artikel 4, § 3, tweede lid, van het KB nr. 1).<br />

Voor doorlopende diensten dient het stuk te worden uitgereikt uiterlijk de<br />

vijfde werkdag van de maand na het verstrijken van de periode waarop de<br />

afrekening <strong>be</strong>trekking heeft (artikel 4, § 3, derde lid, van het KB nr. 1).<br />

(1 februari 2012)


C. Ontheffing om het stuk op te maken.<br />

(1 februari 2012)<br />

1051 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Het lid van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek is<br />

echter niet gehouden zulk stuk op te maken in de mate waarin het vrijwillig aan<br />

het andere lid binnen de termijn, voorzien in artikel 4, § 1, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1, een factuur uitreikt die de vermeldingen <strong>be</strong>vat, <strong>be</strong>oogd in<br />

artikel 5, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1.<br />

Naar analogie met de regel, vervat in artikel 53, § 2, van het Btw-Wetboek<br />

inzake de uitreiking van de factuur, eist de administratie de uitreiking van dit<br />

stuk niet wanneer de handeling die werd verricht voor een ander lid van de<br />

btw-eenheid buiten het stelsel van de btw-eenheid, zou vrijgesteld zijn geweest<br />

krachtens artikel 44 van het Btw-Wetboek en geen enkel recht op aftrek zou<br />

heb<strong>be</strong>n verleend.<br />

434. Op een <strong>be</strong>lastingplichtige rustende verplichting een stuk op te maken voor de<br />

leveringen van goederen en de diensten die hem werden verstrekt door een niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

of door een <strong>be</strong>lastingplichtige die niet gehouden is een factuur<br />

uit te reiken.<br />

A. Verplichting een stuk op te maken.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige, die leveringen van goederen of diensten verricht, andere dan<br />

deze die vrijgesteld zijn door artikel 44 van het Wetboek, waarvoor hij geen recht op<br />

aftrek heeft, is ertoe gehouden op de dag zelf van de handeling een stuk in twee<br />

exemplaren op te maken voor de voor zijn economische activiteit <strong>be</strong>stemde goederen<br />

en diensten, die hem onder <strong>be</strong>zwarende of om niet worden verstrekt door een niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

of door een <strong>be</strong>lastingplichtige die niet gehouden is een factuur uit<br />

te reiken (KB nr. 1, art. 10).<br />

Dit stuk wordt door <strong>be</strong>ide contracterende partijen voor akkoord ondertekend, met<br />

vermelding van de hoedanigheid van de ondertekenaars, een exemplaar van het stuk<br />

wordt overhandigd aan de leverancier van de goederen of aan de dienstverrichter.<br />

B. Tijdstip van opmaken van dit stuk.<br />

Het in artikel 10, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 <strong>be</strong>doelde stuk (z. hiervoor)<br />

dient de dag zelf van de levering van de goederen of de dienst opgemaakt te worden.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1052<br />

C. Ontslag van de verplichting het stuk op te maken.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige is ervan ontheven het in artikel 10, § 1, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1 <strong>be</strong>doelde stuk op te stellen, wanneer zijn medecontractant aan hem een<br />

stuk uitreikt dat de handeling vaststelt.<br />

Anderzijds heeft de administratie, rekening houdend met de handelspraktijken van<br />

<strong>be</strong>paalde sectoren, volgende <strong>be</strong>palingen aangenomen (z. <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 115,<br />

blz. 775-779, parlementaire vraag nr. 1452 van 6 maart 1995 van de heer Volksvertegenwoordiger<br />

de Clippele):<br />

1° voornoemd document mag worden vervangen door andere stukken waaruit het<br />

akkoord van de partijen blijkt (contract, ondertekende <strong>be</strong>stelbon, ...) of door<br />

een document dat de <strong>be</strong>taling vaststelt (ontvangst<strong>be</strong>wijs, kwitantie, rekeninguittreksel,<br />

document <strong>be</strong>doeld in artikel 320 van het Wetboek der Inkomsten<strong>be</strong>lastingen,<br />

...), maar voor zover welteverstaan de reden van de <strong>be</strong>taling kan<br />

worden aangetoond;<br />

2° in het specifieke geval van onroerende verhuur is de <strong>be</strong>lastingplichtige die een<br />

gebouw huurt ontheven voormeld document op te stellen wanneer het<br />

huurcontract geregistreerd is;<br />

3° in afwijking van artikel 14, § 2, 1°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1992, moeten de in 1° en 2° hierboven <strong>be</strong>oogde documenten niet<br />

worden ingeschreven in het boek voor inkomende facturen van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Deze afwijkende <strong>be</strong>palingen zijn evenwel niet van toepassing op volgende aan de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige verstrekte handelingen:<br />

- leveringen van goederen zoals handelsgoederen, grondstoffen en hulpstoffen;<br />

- diensten, werken en studies, in de mate dat deze diensten, werken en studies als<br />

zodanig het voorwerp uitmaken van een herfacturering aan de klanten of<br />

rechtstreeks <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de aan klanten gefactureerde producten;<br />

- leveringen van <strong>be</strong>drijfsmiddelen en dienstverrichtingen die strekken of<br />

bijdragen tot de totstandkoming, het omvormen of het ver<strong>be</strong>teren van een<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddel.<br />

(1 februari 2012)


435. Opgeheven.<br />

(1 februari 2012)<br />

1053 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

436. Stuk op te maken door de <strong>be</strong>lastingplichtigen en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen die schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting en tijdstip waarop dit stuk<br />

moet worden opgemaakt.<br />

Elke <strong>be</strong>lastingplichtige en niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon, die schuldenaars van<br />

de <strong>be</strong>lasting zijn, moeten, <strong>be</strong>halve in het geval de factuur moet worden uitgereikt<br />

door de medecontractant in naam en voor rekening van de leverancier of<br />

dienstverrichter:<br />

1° voor hun intracommunautaire verwervingen van goederen (z. art. 51, § 1, 2°,<br />

van het Wetboek);<br />

2° voor de door een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige verstrekte<br />

diensten en waarvan de plaats geacht wordt zich in België te <strong>be</strong>vinden<br />

(z. art. 51, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek en hoofdstuk III);<br />

3° voor de leveringen van goederen, aansluitend op een door een niet in België<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige verrichte verwerving van goederen en die zijn<br />

afnemer aanduidt als schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting (z. art. 51, § 2, eerste lid, 2°,<br />

van het Wetboek en hoofdstuk IXbis),<br />

4° voor de door een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige verrichte<br />

leveringen van goederen of verstrekte diensten (andere dan deze <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 51, § 2, 1°, 2° en 6°, van het Wetboek) die <strong>be</strong>lastbaar zijn en niet zijn<br />

vrijgesteld (z. art. 51, § 2, eerste lid, 5°, van het Wetboek);<br />

5° voor de door een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige verrichte<br />

leveringen van gas via het aardgasdistributiesysteem, of van elektriciteit die<br />

overeenkomstig artikel 15, § 2, tweede lid, 4°, van het Wetboek, geacht worden<br />

in België plaats te vinden (z. art. 51, § 2, eerste lid, 6°, van het Wetboek);<br />

6° voor werk in onroerende staat verricht door een in België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 20 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1;<br />

7° voor de leveringen van goud zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 20bis van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1,


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1054<br />

uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin de <strong>be</strong>lasting overeenkomstig<br />

de artikelen 17, § 1, en 22, § 2, of 25septies, § 2, eerste lid, van het Wetboek<br />

opeisbaar wordt, een stuk op te maken, wanneer zij voor de <strong>be</strong>doelde handeling nog<br />

niet in het <strong>be</strong>zit zijn van de factuur of het als zodanig geldend stuk.<br />

Dezelfde personen zijn gehouden, wanneer zij de factuur of het als zodanig geldend<br />

stuk ontvangen, tot het vermelden hierop van een verwijzing naar het stuk dat zij<br />

heb<strong>be</strong>n moeten opmaken, en op dit laatste van een verwijzing naar de factuur of het<br />

als zodanig geldend stuk (KB nr. 1, art. 9, § 4).<br />

437. Ver<strong>be</strong>terende stukken.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn gehouden een ver<strong>be</strong>terend stuk uit te reiken wanneer de<br />

factuur, en bijvoor<strong>be</strong>eld de stukken <strong>be</strong>doeld in de nrs. 432, 433 A, 434, na de<br />

uitreiking ervan moet worden ver<strong>be</strong>terd (z. KB nr. 1, art. 12, § 1).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen en niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen zijn gehouden een<br />

ver<strong>be</strong>terend stuk op te maken wanneer bijvoor<strong>be</strong>eld de stukken <strong>be</strong>doeld in nrs. 433<br />

B, 434 en 436 moeten worden ver<strong>be</strong>terd na de inschrijving ervan in het boek voor<br />

inkomende facturen of in het voor deze doeleinden gehouden register (z. KB nr. 1,<br />

art. 12, § 2).<br />

De genoemde ver<strong>be</strong>terende stukken moeten een verwijzing <strong>be</strong>vatten naar de te<br />

ver<strong>be</strong>teren factuur of naar het te ver<strong>be</strong>teren stuk (z. KB nr. 1, art. 12, § 3).<br />

438. (Opgeheven).<br />

III. Inhoud en vorm van de factuur en van de verschillende als zodanig<br />

geldende stukken.<br />

439. Vermeldingen welke de factuur dient te <strong>be</strong>vatten.<br />

De vermeldingen die op een factuur moeten voorkomen worden nauwkeurig vermeld<br />

in artikel 5, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992. Zij moeten<br />

opgenomen worden op elke factuur die wordt uitgereikt zowel voor de in België<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1055 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

verrichte handelingen en de handelingen die worden geacht in België te zijn verricht<br />

als voor alle andere handelingen gesteld door in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

Voor het gemak worden de vermeldingen hierna voorgesteld in ta<strong>be</strong>lvorm; waar<br />

nodig wordt een summiere uitleg verstrekt.<br />

VERPLICHTE<br />

VERMELDINGEN<br />

TOELICHTING<br />

1° Datum van de uitreiking. KB nr. 1, art. 5, § 1, 1°.<br />

2° Volgnummer. KB nr. 1, art. 5, § 1, 1°.<br />

3° Naam en adres van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

leverancier van goederen<br />

of van de dienstverrichter of van<br />

het lid van de btw-eenheid.<br />

4° Het btw-identificatienummer van<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

5° De identiteit, het adres en de<br />

hoedanigheid van de aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Deze datum mag één van de eerste vijf<br />

werkdagen van de maand zijn die volgt op die<br />

waarin zich, volgens het geval, de oorzaak van<br />

opeisbaarheid, de intracommunautaire levering<br />

of de <strong>be</strong>taling van de prijs of een gedeelte van<br />

de prijs van een intracommunautaire levering<br />

voordoet.<br />

Het volgnummer waaronder de factuur in het<br />

boek voor uitgaande facturen wordt<br />

ingeschreven.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 2°.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 2°.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 2°bis, a)<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige niet in België is<br />

gevestigd, schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting en hij<br />

hier te lande een aansprakelijke vertegenwoordiger<br />

heeft laten erkennen overeenkomstig<br />

artikel 55, § 1 of § 2, van het Btw-Wetboek.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1056<br />

6° De identiteit, het adres, het btwidentificatienummer<br />

en de hoedanigheid<br />

van de vooraf erkende<br />

persoon<br />

7° Naam en adres van de medecontractant.<br />

8° Btw-identificatienummer van de<br />

medecontractant wanneer deze<br />

laatste geïdentificeerd is voor btwdoeleinden.<br />

9° De identiteit, het adres en de<br />

hoedanigheid van de aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger van de medecontractant.<br />

(1 februari 2012)<br />

K.B. nr. 1, art. 5, § 1, 2°bis, b)<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige niet in België is<br />

gevestigd, schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting en hij<br />

wordt vertegenwoordigd door een vooraf<br />

erkende persoon overeenkomstig artikel 55, § 3,<br />

van het Btw-Wetboek.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 3°<br />

Daarenboven mag, bij onmiddellijke uitreiking<br />

van de factuur voor een levering van een goed<br />

of een dienstprestatie met <strong>be</strong>trekking tot een<br />

motorvoertuig onderworpen aan de reglementering<br />

van de verplichte inschrijving van de<br />

voertuigen (personenauto, minibus, vrachtauto,<br />

lichte vrachtauto, tractor, motorfiets ...) en/of tot<br />

zijn aanhangwagen, daaronder <strong>be</strong>grepen de<br />

kampeerwagen, de naam en het adres van de<br />

afnemer worden vervangen door het inschrijvingsnummer<br />

(nummerplaat) van het voertuig,<br />

wanneer de prijs, btw in<strong>be</strong>grepen, niet meer<br />

<strong>be</strong>draagt dan 61,97 EUR (2.500 BEF) en dadelijk<br />

wordt <strong>be</strong>taald (z. aanschr. 22/1981, nr. 3).<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 3° en 4°<br />

Dit nummer werd, naargelang het geval, aan de<br />

medecontractant toegekend hetzij overeenkomstig<br />

artikel 50 van het Wetboek, hetzij door<br />

een andere lidstaat.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 3°bis, a)<br />

Wanneer de medecontractant niet in België is<br />

gevestigd, schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting en hij<br />

hier te lande een aansprakelijke vertegenwoordiger<br />

heeft laten erkennen overeenkomstig<br />

artikel 55, § 1 of § 2, van het Btw-Wetboek.


10° De identiteit, het adres, het btwidentificatienummer<br />

en de hoedanigheid<br />

van de vooraf erkende<br />

persoon.<br />

11° Datum waarop het <strong>be</strong>lastbaar feit<br />

van de levering van de goederen of<br />

van de dienstverrichting heeft<br />

plaatsgevonden.<br />

12° De gegevens die nodig zijn om de<br />

handeling te determineren en om<br />

het tarief van de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting vast te stellen, inzonderheid<br />

de gebruikelijke <strong>be</strong>naming van<br />

de geleverde goederen en van de<br />

verstrekte diensten en hun hoeveelheid<br />

alsook het voorwerp van de<br />

diensten.<br />

(1 februari 2012)<br />

1057 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 3°bis, b)<br />

Wanneer de medecontractant niet in België is<br />

gevestigd, schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting en hij<br />

wordt vertegenwoordigd door een vooraf<br />

erkende persoon overeenkomstig artikel 55, § 3,<br />

van het Btw-Wetboek.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 5°<br />

Wanneer er, ingevolge de aard zelf van de<br />

handeling, sprake is van een doorlopende<br />

levering, dient de factuur melding te maken van<br />

de periode waarop ze <strong>be</strong>trekking heeft (inzonderheid<br />

leveringen van water, gas en elektriciteit<br />

door de distributiemaatschappijen).<br />

Zo de factuur uitgereikt wordt vóór de levering<br />

van het goed of vóór de verrichting of de<br />

voltooiing van de dienst, volstaat het dat zij een<br />

vermelding draagt in de zin van "te leveren", "te<br />

verstrekken", "in uitvoering" of "te voltooien".<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 6°<br />

Alle gegevens die dienstig zijn om de aard van<br />

de handelingen vast te stellen moeten vermeld<br />

worden.<br />

Ter aanduiding van de goederen en diensten<br />

mogen codevermeldingen worden gebruikt, in<br />

zover de afnemer in het <strong>be</strong>zit is van de sleutel<br />

van die codes en de administratie van de btw er<br />

eveneens kan over <strong>be</strong>schikken.<br />

Wanneer, om welke reden ook, producten gratis<br />

worden geleverd aan de klant (b.v. levering van<br />

13 stuks voor de prijs van 12), dient de factuur<br />

de werkelijk geleverde hoeveelheid te vermelden.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1058<br />

13° Voor elk tarief of elke vrijstelling,<br />

de maatstaf van heffing, de<br />

eenheidsprijs exclusief <strong>be</strong>lasting,<br />

evenals de eventuele vooruit<strong>be</strong>talingskortingen,<br />

prijskortingen en -<br />

rabatten indien deze niet in de<br />

eenheidsprijs zijn <strong>be</strong>grepen.<br />

14° De vermelding van de tarieven<br />

van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting,<br />

wanneer de afnemer een <strong>be</strong>lasting<br />

wordt aangerekend.<br />

(1 februari 2012)<br />

KB nr.1, art. 5, § 1, 7°<br />

Voor de leveringen van nieuwe vervoermiddelen<br />

dient de factuur te vermelden:<br />

- voor de landvoertuigen, de datum waarop zij<br />

voor het eerst in het verkeer werden<br />

gebracht, de cilinderinhoud en de motorsterkte,<br />

het aantal afgelegde kilometers;<br />

- voor de boten, de lengte en het aantal uren<br />

navigatie;<br />

- voor de vliegtuigen, het totaalgewicht bij het<br />

opstijgen en het aantal vlieguren.<br />

Bovendien dient de factuur eveneens melding te<br />

maken van: het merk, het model, het jaartal, de<br />

cilinderinhoud, de motorsterkte, het carrosseriemodel<br />

en het chassisnummer in geval van<br />

levering van nieuwe of tweedehandse personenwagens<br />

of wagens voor dub<strong>be</strong>l gebruik en,<br />

wanneer het gaat om tweedehandse personenauto’s<br />

of auto’s voor dub<strong>be</strong>l gebruik, de datum<br />

van hun eerste inverkeersstelling, en voor de<br />

andere werken dan het wassen aan motorvoertuigen,<br />

de vermelding van de nummerplaat van<br />

het voertuig.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 8°<br />

Dienen inzonderheid vermeld te worden: de als<br />

kosten voor verloren verpakking en vervoerkosten<br />

afzonderlijk in rekening gebrachte<br />

sommen.<br />

Wanneer de maatstaf van heffing in een<br />

vreemde munteenheid uitgedrukt is, moet zij<br />

omgezet worden in euro.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 9°<br />

Codevermeldingen zijn toegestaan als de sleutel<br />

ervan op de factuur is vermeld.


15° Het totaal<strong>be</strong>drag van de verschuldigde<br />

btw, uitgedrukt in de<br />

nationale munteenheid van de<br />

lidstaat waar de goederen worden<br />

geleverd of de diensten worden<br />

verricht, wanneer de afnemer een<br />

<strong>be</strong>lasting wordt aangerekend.<br />

(1 februari 2012)<br />

1059 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 9°<br />

Ingeval de gefactureerde handelingen aan<br />

verschillende tarieven onderworpen zijn, dient<br />

voor elk tarief het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting, alsmede het totaal<strong>be</strong>drag van de<br />

<strong>be</strong>lasting vermeld te worden.<br />

Het totaal<strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting moet in euro<br />

uitgedrukt zijn. Het totaal<strong>be</strong>drag van de<br />

<strong>be</strong>lasting is het <strong>be</strong>drag dat de leverancier of de<br />

dienstverrichter in zijn periodieke aangifte zal<br />

opnemen als aan de Staat verschuldigd en dat op<br />

basis waarvan de afnemer, indien hij een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is die recht op aftrek heeft,<br />

overgaat tot aftrek.<br />

Wanneer een factuur wordt uitgereikt aan een<br />

particulier, en <strong>be</strong>houdens de onder de punten 1°,<br />

2°, 3° en 9° van het nr. 432 <strong>be</strong>doelde gevallen,<br />

mag de factuur de prijs inclusief btw en het<br />

tarief van de <strong>be</strong>lasting vermelden (aanschr.<br />

119/1971 en 116/1972); hetzelfde geldt voor de<br />

facturen van minder dan 125 EUR, zelfs in het<br />

geval ze worden gericht aan personen andere<br />

dan particulieren, wanneer de handeling gesteld<br />

werd in een detailhandelszaak (winkel, parking,<br />

<strong>be</strong>nzinestation, café, restaurant, enz...) en de<br />

factuur onmiddellijk uitgereikt wordt (aanschr.<br />

22/1981, nrs. 4 tot 6).<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige geen enkel<br />

<strong>be</strong>drag aan btw in rekening moet brengen, kan<br />

hij dan ook geen <strong>be</strong>drag aan <strong>be</strong>lasting op de<br />

factuur of het als zodanig geldend stuk<br />

opnemen.<br />

Opgemerkt wordt dat wanneer de <strong>be</strong>lasting<br />

overeenkomstig artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, 2°,<br />

5° en 6° van het Wetboek verschuldigd is door<br />

de medecontractant, de vermelding "Belasting te<br />

voldoen door de medecontractant - Btw-<br />

Wetboek, artikel 51, § 2" of de verwijzing naar


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1060<br />

16° De vermelding van de wets<strong>be</strong>paling<br />

krachtens dewelke de<br />

handeling van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld<br />

is of krachtens dewelke de<br />

<strong>be</strong>lasting niet in rekening gebracht<br />

wordt, of een gelijkwaardige vermelding.<br />

17° Een verwijzing naar het (de)<br />

vroeger(e) uitgereikte stuk of<br />

stukken.<br />

18° Alle andere vermeldingen voorgeschreven<br />

ter uitvoering van het<br />

Btw-Wetboek of de uitvoerings<strong>be</strong>sluiten.<br />

(1 februari 2012)<br />

de <strong>be</strong>treffende <strong>be</strong>paling van de richtlijn<br />

2006/112/EEG of naar elke andere gelijkwaardige<br />

vermelding de vermelding van de<br />

tarieven en van het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting vervangt.<br />

Wat <strong>be</strong>treft de leveringen van gebruikte<br />

goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor<br />

verzamelingen en antiquiteiten, evenals tweedehandse<br />

vervoermiddelen die onder de bijzondere<br />

regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge<br />

vallen, moet de prijs gefactureerd worden<br />

btw in<strong>be</strong>grepen. De btw moet niet worden<br />

afgetrokken van de maatstaf van heffing (z.<br />

aanschr. nr. 1/1995 en nr. 2/1995).<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 10°<br />

Zijn inzonderheid vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting<br />

de in de artikelen 39 tot 42 en 44bis van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde handelingen.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 11°<br />

Wanneer meerdere facturen of stukken worden<br />

uitgereikt voor éénzelfde handeling (het geval<br />

van de voorschotfactuur of de deelfactuur), mag<br />

de definitieve factuur de medecontractant niet<br />

debiteren voor een <strong>be</strong>drag, als <strong>be</strong>lasting, waarvoor<br />

hij reeds eerder werd gedebiteerd.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1, 12°<br />

b.v. de vermeldingen met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

toepassing van de artikelen 7 en 20 van het KB<br />

nr. 1; de vermeldingen die kleine ondernemingen<br />

onderworpen aan de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting moeten aanbrengen (z. KB<br />

nr. 19, art. 9).


439/2. Opgeheven.<br />

439/3. In meerdere exemplaren uitgereikte factuur.<br />

(1 februari 2012)<br />

1061 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Wanneer een factuur in meerdere exemplaren wordt uitgereikt, moet de leverancier<br />

op het of de bijkomende exemplaren die aan de afnemer worden <strong>be</strong>zorgd duidelijk de<br />

vermelding "dub<strong>be</strong>l" of enige andere vermelding aanbrengen, die aangeeft dat een<br />

ander exemplaar het origineel uitmaakt en enkel dat voor aftrek kan dienen.<br />

Wanneer evenwel het origineel per toeval verloren of teloor gegaan is, mag de<br />

leverancier het vervangen door een in alle opzichten met het oorspronkelijke stuk<br />

overeenstemmend dub<strong>be</strong>l (ook wat de datum <strong>be</strong>treft), aangevuld met de volgende<br />

vermelding, gedagtekend met de datum waarop het dub<strong>be</strong>l wordt uitgereikt: "Dub<strong>be</strong>l<br />

uitgereikt op vraag van de klant ter vervanging van de verloren of teloor gegane<br />

originele factuur" (z. aanschr. 10/1974). Dit dub<strong>be</strong>l kan alsdan, onder <strong>be</strong>paalde<br />

voorwaarden, dienen voor de aftrek.<br />

439/4. Intern stuk dat de verschaffing van goederen en diensten tussen leden van<br />

dezelfde btw-eenheid vaststelt.<br />

De vermeldingen die op dit stuk moeten voorkomen, worden nauwkeurig vermeld<br />

door artikel 5, § 1bis, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992.<br />

Krachtens deze <strong>be</strong>paling moet dit intern stuk de volgende vermeldingen <strong>be</strong>vatten:<br />

VERPLICHTE<br />

VERMELDINGEN<br />

1° Datum waarop het goed of de<br />

dienst werd verschaft.<br />

TOELICHTING<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1bis, 1°<br />

Wanneer er, ingevolge de aard zelf van de<br />

handeling, sprake is van een doorlopende<br />

levering, dient het stuk melding te maken<br />

van de periode waarop het <strong>be</strong>trekking heeft<br />

(inzonderheid leveringen van water, gas en<br />

elektriciteit door de distributiemaatschappijen).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1062<br />

(1 februari 2012)<br />

Zo het stuk uitgereikt wordt vóór de levering<br />

van het goed of vóór de verrichting of de<br />

voltooiing van de dienst, volstaat het dat het<br />

een vermelding draagt in de zin van "te<br />

leveren", "te verstrekken", "in uitvoering" of<br />

"te voltooien".<br />

2° Datum van uitreiking. KB nr. 1, art. 5, § 1bis, 2°<br />

Dit stuk moet worden uitgereikt uiterlijk de<br />

vijfde werkdag van de maand na die waarin<br />

het goed of de dienst aan een ander lid werd<br />

verschaft, of na die van de voldoening van de<br />

prijs of een deel ervan, of na het verstrijken<br />

van de periode waarop de afrekening<br />

<strong>be</strong>trekking heeft.<br />

3° Volgnummer. KB nr. 1, art. 5, § 1bis, 2°<br />

4° Naam en adres van het lid dat de<br />

goederen of diensten verschaft.<br />

5° Het sub-btw-identificatienummer<br />

van het lid dat de goederen of<br />

diensten verschaft.<br />

6° Naam en adres van de medecontractant.<br />

7° Het sub-btw-identificatienummer<br />

van het lid dat de goederen of<br />

diensten ontvangt.<br />

Het volgnummer waaronder het stuk in het<br />

boek voor uitgaande facturen van het lid<br />

wordt ingeschreven.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1bis, 3°<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1bis, 3°<br />

Dit nummer wordt aan de leden van de btweenheid<br />

toegekend krachtens artikel 50, § 1,<br />

eerste lid, 6°, van het Wetboek.<br />

In geen geval mag het lid op het stuk het<br />

btw-identificatienummer van de btw-eenheid<br />

vermelden.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1bis, 4°<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1bis, 4°<br />

Zie nr. 439/4, 5°.


8° De gegevens die nodig zijn om de<br />

handeling te <strong>be</strong>palen, inzonderheid<br />

de gebruikelijke <strong>be</strong>naming van de<br />

geleverde goederen en verstrekte<br />

diensten en hun hoeveelheid alsook<br />

het voorwerp van de diensten.<br />

9° De eenheidsprijs exclusief btw<br />

evenals de eventuele vooruit<strong>be</strong>talingskortingen,<br />

prijskortingen, en -<br />

rabatten indien deze niet in de<br />

eenheidsprijs zijn <strong>be</strong>grepen.<br />

10° Het totaal<strong>be</strong>drag van de handeling.<br />

(1 februari 2012)<br />

1063 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1bis, 5°<br />

Zie nr. 439, 12°.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1bis, 6°<br />

Zie nr. 439, 13°.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 1bis, 7°<br />

440. Stuk met <strong>be</strong>trekking tot de intracommunautaire overbrenging van goederen<br />

(z. nr. 433, letter A).<br />

Dit stuk moet, <strong>be</strong>halve de vermeldingen die een factuur moet <strong>be</strong>vatten, eveneens het<br />

juiste adres vermelden van de inrichting ter <strong>be</strong>stemming waarvan de goederen<br />

worden overgebracht (KB nr. 1, art. 5, § 1, 3°).<br />

440/2. Stuk met <strong>be</strong>trekking tot de met een andere dan een intracommunautaire<br />

levering van goederen of met een dienstverrichting gelijkgestelde handeling<br />

(z. nr. 433, letter B).<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige een door artikel 12 van het Wetboek met een levering<br />

van goederen of een door artikel 19 van het Wetboek met een dienst gelijkgestelde<br />

handeling stelt, is hij gehouden een stuk op te maken dat de handeling vaststelt (KB<br />

nr. 1, art. 3, eerste lid). De vermeldingen die op dit stuk moeten voorkomen zijn in de<br />

hiernavolgende ta<strong>be</strong>l opgenomen.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1064<br />

VERPLICHTE<br />

VERMELDINGEN<br />

1° Nummer van inschrijving in het<br />

boek voor uitgaande facturen.<br />

2° Naam en adres van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

3° Btw-identificatienummer van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

(1 februari 2012)<br />

TOELICHTING<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2, 1°<br />

Zie nr. 439, 2°.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2, 2°<br />

Zie nr. 439, 3°.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2, 2°<br />

Zie nr. 439, 4°.<br />

4° Datum van de handeling. KB nr. 1, art. 5, § 2, 3°<br />

Zie nr. 439, 11°.<br />

5° De gegevens die nodig zijn om de<br />

handeling te determineren en om<br />

het tarief van de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting vast te stellen.<br />

6° De vermelding, per tarief, van de<br />

maatstaf van heffing.<br />

7° Het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2, 4°<br />

Zie nr. 439, 12°.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2, 5°<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2, 5°<br />

Zie nr. 439, 15°.<br />

440/3. Vermeldingen die het stuk dient te <strong>be</strong>vatten, dat moet worden opgemaakt door<br />

een lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, ingevolge<br />

dienstprestaties die hem werden verstrekt door een van zijn buiten België<br />

gelegen vestigingen<br />

Het stuk dat het lid van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek<br />

overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van het KB nr. 1 dient op te maken tot<br />

vaststelling van de verstrekking van een dienst die hem werd verschaft door een van<br />

zijn buiten België gelegen vestigingen, <strong>be</strong>vat volgende vermeldingen:


VERPLICHTE<br />

VERMELDINGEN<br />

1° Datum waarop de dienst werd<br />

ontvangen.<br />

(1 februari 2012)<br />

1065 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

TOELICHTING<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2bis, 1°<br />

2° Datum van uitreiking. KB nr. 1, art. 5, § 2bis, 2°<br />

Dit stuk moet worden uitgereikt uiterlijk de<br />

vijfde werkdag van de maand na die waarin<br />

de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt.<br />

3° Volgnummer. KB nr. 1, art. 5, § 2bis, 2°<br />

4° Naam en adres van de inrichting<br />

van waaruit de dienst wordt verricht.<br />

5° Naam en adres van het lid dat de<br />

dienst ontvangt.<br />

6° Het sub-btw-identificatienummer<br />

van het lid dat de dienst ontvangt.<br />

7° De gegevens die nodig zijn om het<br />

voorwerp van de dienst te <strong>be</strong>palen.<br />

Zie nr. 439/4, 3°<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2bis, 3°<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2bis, 4°<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2bis, 4°<br />

Zie nr. 439/4, 7°<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2bis, 5°<br />

Zie nr. 439, 12°<br />

8° De normale waarde van de dienst. KB nr. 1, art. 5, § 2bis, 6°<br />

Deze normale waarde wordt vastgesteld<br />

overeenkomstig artikel 32 van het Wetboek.<br />

9° De vermelding van de tarieven van<br />

de verschuldigde <strong>be</strong>lasting.<br />

10° Het totaal<strong>be</strong>drag van de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting.<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2bis, 7°<br />

Zie nr. 439, 14°<br />

KB nr. 1, art. 5, § 2bis, 7°<br />

Zie nr. 439, 15°


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1066<br />

440/4. Vermeldingen op het door de <strong>be</strong>lastingplichtige op te maken stuk ingevolge de<br />

aan hem verrichte leveringen van goederen of verstrekte diensten waarvoor<br />

geen verplichting tot facturering <strong>be</strong>staat.<br />

Het stuk dat de <strong>be</strong>lastingplichtige moet opmaken ingevolge de leveringen van<br />

goederen en de diensten die hem worden verstrekt en waarvoor geen verplichting tot<br />

facturering <strong>be</strong>staat (z. nr. 434), <strong>be</strong>vat de volgende vermeldingen:<br />

VERPLICHTE<br />

VERMELDINGEN<br />

1° Nummer van inschrijving in het<br />

boek voor inkomende facturen<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

(1 februari 2012)<br />

TOELICHTING<br />

KB nr. 1, art. 10, § 1, tweede lid, 1°<br />

2° Naam en adres van de partijen. KB nr. 1, art. 10, § 1, tweede lid, 2°<br />

3° Btw-identificatienummer van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Behalve zijn naam of maatschappelijke<br />

<strong>be</strong>naming en zijn adres, moet de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

tevens de naam en het adres van de<br />

derde waarmee hij een contract heeft<br />

gesloten, vermelden.<br />

KB nr. 1, art. 10, § 1, tweede lid, 3°<br />

4° De datum van de handeling. KB nr. 1, art. 10, § 1, tweede lid, 4°<br />

5° De gegevens die nodig zijn om de<br />

handeling te determineren.<br />

Het opmaken van dit stuk geschiedt de dag<br />

zelf van de handeling.<br />

KB nr. 1, art. 10, § 1, tweede lid, 5°<br />

6° De prijs. KB nr. 1, art. 10, § 1, tweede lid, 6°<br />

Wanneer de handeling er één is onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel.<br />

Overeenkomstig het <strong>be</strong>paalde in artikel 10, § 1, derde lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 1 wordt dit stuk door <strong>be</strong>ide partijen voor akkoord ondertekend, met vermelding<br />

van de hoedanigheid van de ondertekenaars.


(1 februari 2012)<br />

1067 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

440/5. Vermeldingen welke de door de medecontractant opgemaakte factuur dient te<br />

<strong>be</strong>vatten (z. nr. 432/2).<br />

De door de medecontractant van de <strong>be</strong>lastingplichtige opgemaakte factuur dient<br />

melding te maken van de in nr. 439, 1° tot 18° <strong>be</strong>doelde vermeldingen.<br />

Indien de partijen heb<strong>be</strong>n geopteerd voor de expliciete aanvaarding op het document<br />

van de afrekening (z. nr. 432/2), moet de leverancier of dienstverrichter die de<br />

afrekening in twee exemplaren ontvangt, zich akkoord verklaren met de inhoud of<br />

anderszins zijn opmerkingen geven op <strong>be</strong>ide exemplaren, deze dagtekenen,<br />

ondertekenen en het originele exemplaar aan zijn medecontractant terugsturen.<br />

Behoudens die vermeldingen dient deze factuur, in geval van verlegging van heffing<br />

naar de medecontractant in het kader van het stelsel "self-billing" (toepassingsvoorwaarden<br />

nr. 60 van Circulaire AOIF nr. 48/2005), eveneens de vermelding<br />

"Belasting te voldoen door de medecontractant - Circulaire AOIF nr. 48/2005" te<br />

<strong>be</strong>vatten in plaats van de vermelding van de btw-tarieven en van het totaal<strong>be</strong>drag van<br />

de verschuldigde <strong>be</strong>lasting.<br />

440/6. Vermeldingen welke het door de <strong>be</strong>lastingplichtigen en door de niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen op te maken stuk dient te <strong>be</strong>vatten wat <strong>be</strong>treft<br />

de handelingen waarvoor zij schuldenaar zijn van de btw en waarvoor zij noch<br />

de factuur, noch het als zodanig geldend stuk ontvangen heb<strong>be</strong>n (z. nr. 436).<br />

De vermeldingen worden weergegeven in de ta<strong>be</strong>l hieronder.<br />

VERPLICHTE<br />

VERMELDINGEN<br />

1° Datum waarop het stuk is opgemaakt.<br />

2° Naam en adres van de bij de<br />

handeling <strong>be</strong>trokken partijen.<br />

3° Btw-identificatienummer van de<br />

persoon die dit stuk opstelt.<br />

TOELICHTING<br />

KB nr. 1, art. 9, § 2, 1°<br />

KB nr. 1, art. 9, § 2, 2°<br />

KB nr. 1, art. 9, § 2, 3°


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1068<br />

4° Datum van het <strong>be</strong>lastbaar feit. KB nr. 1, art. 9, § 2, 4°, a)<br />

5° De datum waarop de handeling<br />

voltooid is of de datum van de<br />

opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting.<br />

6° De gegevens die nodig zijn om de<br />

handeling en het tarief van de<br />

<strong>be</strong>lasting te <strong>be</strong>palen, inzonderheid<br />

de gebruikelijke <strong>be</strong>naming van de<br />

geleverde goederen en de verstrekte<br />

diensten en hun hoeveelheid,<br />

alsook het voorwerp van die<br />

diensten.<br />

7° De aanduiding, per tarief, van de<br />

maatstaf van heffing en van de<br />

elementen waaruit hij is samengesteld.<br />

8° Het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting.<br />

(1 februari 2012)<br />

Voor de intracommunautaire verwervingen:<br />

deze datum laat toe de datum van opeisbaarheid<br />

van de <strong>be</strong>lasting te <strong>be</strong>palen.<br />

KB nr. 1, art. 9, § 2, 4°, b)<br />

Deze datum waarop de handeling voltooid is<br />

dient vermeld te worden voor de in artikel<br />

51, § 2, eerste lid, 1°, 2°, 5° en 6°, artikel 20<br />

of 20bis, van het Btw-Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

handelingen.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt vóór<br />

deze datum, bij toepassing van artikel 17,<br />

§ 1, tweede lid, of van artikel 22, § 2, tweede<br />

lid, van het Wetboek, moet de datum van<br />

opeisbaarheid van deze <strong>be</strong>lasting worden<br />

vermeld.<br />

KB nr. 1, art. 9, § 2, 5°<br />

Zie nr. 439, 12°.<br />

KB nr. 1, art. 9, § 2, 6°<br />

Zie nr. 439, 14°.<br />

KB nr. 1, art. 9, § 2, 6°


9° Een verwijzing naar de overeenkomst<br />

of naar elk ander stuk<br />

opgemaakt tussen de <strong>be</strong>trokken<br />

partijen<br />

10° Nummer van inschrijving in het<br />

boek voor inkomende facturen of<br />

het ad hoc-boek<br />

(1 februari 2012)<br />

1069 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

KB nr. 1, art. 9, § 2, 7°<br />

Die stukken moeten de aard en de hoeveelheid<br />

van de verkregen goederen of het<br />

voorwerp van de ontvangen diensten alsmede<br />

de prijs en het toe<strong>be</strong>horen ervan kunnen<br />

staven.<br />

KB nr. 1, art. 9, § 2, 8°<br />

Bepaalde <strong>be</strong>lastingplichtigen en de niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen moeten het<br />

stuk dat zij opmaken inschrijven in een boek<br />

overeenkomstig artikel 14, §§ 5 en 6, van het<br />

KB nr. 1 (z. nr. 465).<br />

Bij de ontvangst van de factuur of het als zodanig geldend stuk dient het in onderhavig<br />

nummer <strong>be</strong>doeld stuk te worden aangevuld met een verwijzing naar de ontvangen factuur of<br />

het als zodanig geldend stuk en omgekeerd.<br />

440/7. Vermeldingen welke de ver<strong>be</strong>terende stukken dienen te <strong>be</strong>vatten.<br />

De in nr. 437 <strong>be</strong>doelde ver<strong>be</strong>terende stukken moeten een verwijzing <strong>be</strong>vatten naar de<br />

factuur of het stuk dat zij ver<strong>be</strong>teren.<br />

441. Vorm van de factuur.<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 legt geen uniform factuurmodel op. Iedere <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>paalt bijgevolg vrij op welke wijze hij zijn factuur zal opmaken voor<br />

zover uiteraard de factuur alle verplichte vermeldingen <strong>be</strong>vat.<br />

Bovendien staat het de <strong>be</strong>lastingplichtige vrij een factuur op te maken in zoveel<br />

exemplaren als hij verkiest. Het voorgeschreven minimum is echter een factuur in<br />

tweevoud, namelijk een origineel (dat moet worden uitgereikt aan de medecontractant)<br />

en een dub<strong>be</strong>l (dat hij zelf dient te <strong>be</strong>waren) (art. 8, KB nr. 1).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1070<br />

Aan de afnemer mag de leverancier of de dienstverrichter een factuur uitreiken in<br />

zoveel exemplaren als hij wil, maar aangezien alleen het originele exemplaar van een<br />

factuur als <strong>be</strong>wijs voor het recht op aftrek mag gelden, moet op de bijkomende<br />

exemplaren duidelijk de vermelding "dub<strong>be</strong>l" worden aangebracht of een andere<br />

vermelding waaruit blijkt dat een ander exemplaar van de factuur het origineel is.<br />

441/2. Model van een factuur.<br />

Hierna volgt een model van een factuur opgemaakt in EUR met drie tarieven, waarin<br />

de meest voorkomende bijzonderheden opgenomen zijn:<br />

a) de korting van 10 pct. wordt van de totale prijs afgetrokken voor de <strong>be</strong>rekening<br />

van de btw, omdat ze definitief verworven is op het tijdstip van de levering<br />

(z. hoofdstuk V, nr. 121);<br />

b) de vervoerkosten moeten bij de prijs worden gevoegd (z. hoofdstuk V, nr. 119)<br />

maar worden eenvormig <strong>be</strong>last tegen het laagste tarief dat op de factuur is<br />

toegepast (z. hoofdstuk VI, nr. 148/3);<br />

c) de afzonderlijk gefactureerde verpakkingskosten (3,75 EUR) worden niet in de<br />

maatstaf van heffing opgenomen, omdat verpakkingsmiddelen waarvoor<br />

statiegeld aangerekend wordt, mogen worden teruggezonden aan de leverancier<br />

tegen terug<strong>be</strong>taling van de gewaarborgde som (z. hoofdstuk V, nr. 125);<br />

d) het disconto (korting voor contante <strong>be</strong>taling) van 2 pct. wordt voor de heffing<br />

van de prijs afgetrokken, ongeacht of de klant al dan niet binnen tien dagen<br />

<strong>be</strong>taalt (z. hoofdstuk V, nr. 121). Merk op dat het hier gaat om een disconto<br />

van 2 pct. van de brutoprijs.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1071 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

N.V. Zeepfabriek 1150 Brussel, 6 april 2009<br />

Brussel Zeepstraat, 73<br />

<strong>BTW</strong> BE 0403.720.037<br />

C. VANDINGENEN<br />

Factuur nr. 212 Borstelplein, 11<br />

1010 Brussel<br />

<strong>BTW</strong>-nr. BE 0659.999.666<br />

Datum Geleverde goederen Eenheids- Maatstaf van heffing Totaal te<br />

levering<br />

prijs<br />

<strong>be</strong>talen<br />

in EUR 6 % 12 % 21 % in EUR<br />

120 dozen 500gr<br />

zeeppoeder<br />

"Hagelblank"<br />

0,60 72,00<br />

15 flessen 5 l. afwasmiddel<br />

"buddelschoon AA"<br />

5,20 78,00<br />

200 stukken<br />

toiletzeep "Luxon"<br />

0,25 50,00<br />

12 flesjes 15 cl.<br />

ontvlekker<br />

"Wimpel"<br />

1,49 17,88<br />

2 <strong>be</strong>werkte<br />

apotheekzakjes en -<br />

dozen<br />

4,95 9,90<br />

6 april 2009 3 pakken<br />

Luierbroekjes<br />

6,20 18,60<br />

9,90 18,60 217,88<br />

Korting 10% -0,99 -1,86 -21,79<br />

8,91 16,74 196,09<br />

Vervoerkosten 6,00<br />

Totaal 14,91 16,74 196,09 227,74<br />

Statiegeld 15 flessen tegen 0,25 € 3,75<br />

231,49<br />

Disconto 2% - 0,30 - 0,33 - 3,92<br />

14,61 16,41 192,17<br />

<strong>BTW</strong> 0,88 1,97 40,36 43,21<br />

Totaal te <strong>be</strong>talen 274,70


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1072<br />

441/3. Elektronische facturering.<br />

Artikel 53octies, § 1, tweede lid, van het Wetboek <strong>be</strong>paalt dat de Koning onder de<br />

door Hem te stellen voorwaarden en modaliteiten kan toelaten dat de uitreiking van<br />

de factuur, <strong>be</strong>doeld in artikel 53, § 2, geschiedt door de overdracht van de gegevens<br />

die ze moet <strong>be</strong>vatten bij wege van een procedure waarbij telegeleidingstechnieken<br />

worden aangewend, voor zover de authenticiteit van de herkomst en de integriteit<br />

van de inhoud ervan worden gewaarborgd.<br />

Artikel 1, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 vermeldt duidelijk dat de elektronische<br />

facturatie enkel mag worden gebruikt onder voor<strong>be</strong>houd van de hierna <strong>be</strong>schreven<br />

voorwaarden en mits aanvaarding door de medecontractant.<br />

De factureringsmethoden die uitdrukkelijk in het oude artikel 1, § 3, van dit<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit werden vermeld, met name de <strong>be</strong>veiligde elektronische<br />

handtekening en de elektronische uitwisseling van gegevens overeenkomstig de<br />

standaardcode EDI, werden opgeheven als verplichte methoden. Zij blijven hoe dan<br />

ook op facultatieve wijze van toepassing. Wanneer zij niet worden gebruikt moeten<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtigen, door een geheel van elementen, kunnen aantonen dat de<br />

voorwaarden van authenticiteit van de herkomst en integriteit van de inhoud vervuld<br />

zijn (z. art. 53octies, § 1, 2 e lid, van het Wetboek).<br />

IV. Bijzondere gevallen.<br />

442. Voorschotfactuur en eindfactuur.<br />

Wanneer een factuur wordt uitgereikt omdat een voorschot op de prijs van het goed<br />

of van de dienst werd <strong>be</strong>taald of moet worden <strong>be</strong>taald, wordt het <strong>be</strong>drag van dit<br />

voorschot en, in voorkomend geval, het <strong>be</strong>drag van de daarover verschuldigde btw<br />

vermeld.<br />

De latere uitgereikte eindfactuur moet verwijzen naar de voorschotfactuur (of -<br />

facturen). Ze mag de medecontractant niet opnieuw debiteren voor het btw-<strong>be</strong>drag<br />

dat reeds op de voorschotfactuur (of - facturen) was vermeld (z. nr. 439, 17°).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1073 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Met <strong>be</strong>trekking tot intracommunautaire leveringen moet evenwel opgemerkt worden<br />

dat een factuur dient uitgereikt te worden voor elk voorschot dat gestort werd vóór de<br />

datum van opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting (z. hoofdstuk IXbis). De definitieve<br />

factuur die de handeling vaststelt, herneemt de volledige maatstaf van heffing en<br />

verwijst naar de wets<strong>be</strong>paling die de vrijstelling van <strong>be</strong>lasting instelt (z. nr. 439,<br />

16°), aangezien het voorschot, in dit geval, de <strong>be</strong>lasting niet opeisbaar maakt.<br />

443. Verzamelfactuur.<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige mag zich ertoe <strong>be</strong>perken uiterlijk de vijfde werkdag van iedere<br />

maand één enkele verzamelfactuur aan zijn afnemer uit te reiken waarin alle<br />

handelingen van de afgelopen maand met die afnemer (contant of op krediet) zijn<br />

opgenomen en waarin het totale btw-<strong>be</strong>drag verschuldigd voor die maand, in<br />

rekening wordt gebracht.<br />

Op te merken valt tevens dat de verzamelfactuur enkel de handelingen mag <strong>be</strong>vatten<br />

die in de loop van de maand waarop ze <strong>be</strong>trekking heeft, werden verricht. Aldus mag<br />

de verzamelfactuur van de handelingen verricht tijdens de maand april worden<br />

uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag van de maand mei, maar deze factuur mag niet<br />

de handelingen <strong>be</strong>vatten waarvoor de <strong>be</strong>lasting opeisbaar is geworden in de loop van<br />

de maand mei, b.v. op 2 en 3 mei.<br />

444. Openbare verkoop van roerende goederen van een gefailleerde <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Bij de openbare verkoop van roerende goederen van een gefailleerde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

mag de factuur worden vervangen door een door de instrumenterende<br />

notaris of gerechtsdeurwaarder op basis van het proces-verbaal van toewijzing<br />

opgesteld stuk dat aan de koper wordt uitgereikt, onder de volgende voorwaarden<br />

(art. 6, § 2, KB nr. 1):<br />

1° het proces-verbaal en het stuk <strong>be</strong>vatten, per toegewezen lot, de in nr. 439<br />

opgesomde vermeldingen, met uitzondering van het volgnummer in het boek<br />

voor uitgaande facturen, en, voor leveringen aan overeenkomstig artikel 50 van<br />

het Wetboek voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtigen, hun<br />

btw-identificatienummer.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1074<br />

In het proces-verbaal mogen deze vermeldingen evenwel worden vervangen<br />

door een refertenummer dat aan ieder stuk wordt toegekend.<br />

2° een dub<strong>be</strong>l van het stuk wordt aan de curator overhandigd.<br />

445. Opgeheven.<br />

445/2. Verkoop op proef, zending op zicht of in consignatie.<br />

In geval van verkoop op proef of van zending op zicht of in consignatie, dient de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, bij de overhandiging of de verzending van de goederen, aan de<br />

geadresseerde of de consignataris een stuk uit te reiken waarop worden vermeld,<br />

<strong>be</strong>nevens de naam en het adres van de bij de handeling <strong>be</strong>trokken partijen, een<br />

volgnummer dat aan het stuk werd toegekend, de datum van de overhandiging of de<br />

verzending van de goederen, de gebruikelijke <strong>be</strong>naming ervan en de hoeveelheid van<br />

de overhandigde of de verzonden goederen. (art. 7, § 1, eerste lid, KB nr. 1)<br />

De hiervoor <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige dient eveneens aan de geadresseerde of aan<br />

de consignataris een stuk uit te reiken bij de ontvangst van de goederen die hem door<br />

laatstgenoemden, geheel of gedeeltelijk, worden teruggegeven. Dit stuk <strong>be</strong>vat de<br />

vermeldingen <strong>be</strong>doeld in het vorige lid, met uitzondering van de datum van de<br />

overhandiging of van de verzending van de goederen, die wordt vervangen door de<br />

datum van ontvangst van de goederen. (art. 7, § 1, tweede lid, KB nr. 1)<br />

De factuur, die de <strong>be</strong>lastingplichtige moet uitreiken aan de geadresseerde of de<br />

consignataris wanneer deze eigenaar wordt van de goederen of wanneer deze<br />

goederen geacht worden aan de consignataris te zijn geleverd op het ogenblik waarop<br />

het contract uitwerking heeft of, zo hij een verkoopcommissionair is, in de mate<br />

waarin hij de door zijn toedoen verkochte goederen levert (z. hoofdstuk V, nr. 27),<br />

moet verwijzen naar de in de twee vorige leden <strong>be</strong>doelde stukken (art. 7, § 1, laatste<br />

lid, KB nr. 1). Wanneer evenwel een afrekening met <strong>be</strong>trekking tot goederen die zich<br />

in een depot <strong>be</strong>vinden door de consignataris wordt overgelegd en de éénheidsprijs<br />

van de verzonden goederen niet meer <strong>be</strong>draagt dan 123,95 EUR (exclusief btw),<br />

dient de factuur niet te verwijzen naar het overeenkomstige stuk of de overeenkomstige<br />

stukken opgemaakt bij de overhandiging of de verzending (z. aanschr. 86/<br />

1971).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1075 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Wanneer de voormelde stukken ver<strong>be</strong>terd moeten worden, is de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

gehouden een ver<strong>be</strong>terend stuk in tweevoud op te maken (art. 12, §§ 1 en 4,<br />

KB nr. 1).<br />

Geen enkel stuk dient opgemaakt te worden wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige, in geval<br />

van verkoop op proef of van zending op zicht, het bijzonder register der nietoverbrengingen<br />

dient aan te vullen (z. nr. 461/3) of in geval van consignatieverkoop,<br />

wanneer hij voor de overdracht van de goederen naar een andere Lidstaat<br />

met het oog op deze verkoop, het in het nr. 433, letter A, <strong>be</strong>doelde stuk dient uit te<br />

reiken (art. 7, § 1, derde lid, KB nr. 1).<br />

Overigens, wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige, die goederen op proef verkoopt of ze op<br />

zicht of in consignatie zendt, niet in België is gevestigd en evenmin gehouden is het<br />

voormelde stuk op te maken, is de <strong>be</strong>lastingplichtige die de goederen ontvangt,<br />

gehouden zelf een stuk op te maken waarop de in dit nummer <strong>be</strong>doelde gegevens<br />

voorkomen, met uitzondering van de verzendingsdatum die wordt vervangen door de<br />

datum van ontvangst van de goederen. (art. 7, § 2, eerste lid, KB nr. 1)<br />

Diezelfde <strong>be</strong>lastingplichtige, die de goederen heeft ontvangen, dient eveneens een<br />

stuk op te stellen bij de gehele of gedeeltelijke teruggave van de goederen. Dit stuk<br />

<strong>be</strong>vat dezelfde vermeldingen, met uitzondering van de datum van ontvangst van de<br />

goederen die wordt vervangen door de datum van hun teruggave. (art 7, § 2, tweede<br />

lid, KB nr. 1)<br />

Wanneer hij eigenaar wordt van de goederen of wanneer de goederen geacht worden<br />

aan hem te zijn geleverd op het ogenblik dat het contract uitwerking heeft, brengt de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige op de factuur die aan hem wordt uitgereikt een verwijzing aan naar<br />

het opgestelde stuk (art. 7, § 2, KB nr. 1) en maakt hij een ver<strong>be</strong>terend stuk op in<br />

geval het stuk dat hij diende op te stellen ver<strong>be</strong>terd moet worden na de inschrijving<br />

ervan in het boek voor inkomende facturen (art. 12, § 2, KB nr. 1).<br />

445/3. Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling.<br />

De in artikel 11 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde overdracht van een algemeenheid van<br />

goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling, evenals de in artikel 18, § 3, van hetzelfde<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde handelingen, moeten worden vastgesteld in een stuk dat door de<br />

bij de overdracht <strong>be</strong>trokken partijen wordt opgesteld en waarvan elke partij een<br />

exemplaar ontvangt (art. 11, KB nr. 1).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1076<br />

Dit stuk moet inzonderheid de volgende vermeldingen <strong>be</strong>vatten:<br />

1° de datum van de overdracht of van de handelingen;<br />

2° de naam of de maatschappelijke <strong>be</strong>naming en het adres van de <strong>be</strong>trokken<br />

partijen en, in voorkomend geval, hun btw-identificatienummer;<br />

3° een nauwkeurige <strong>be</strong>schrijving van het voorwerp van de overdracht of van de<br />

handeling;<br />

4° de prijs.<br />

Wanneer dit stuk, na de inschrijving ervan in het facturenboek, ver<strong>be</strong>terd dient te<br />

worden, zijn de partijen gehouden een ver<strong>be</strong>terend stuk op te maken (art. 12, § 2,<br />

KB nr. 1).<br />

445/4. Door de aansprakelijke vertegenwoordiger van een niet in België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige op te maken stuk.<br />

De aansprakelijke vertegenwoordiger van een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

of de vooraf erkende persoon die hem vertegenwoordigt moet, op zicht van<br />

de factuur die deze <strong>be</strong>lastingplichtige hem toezendt, het door artikel 4 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 31 van 2 april 2002 voorgeschreven stuk opmaken. Dit stuk<br />

moet aan de medecontractant van de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

worden uitgereikt binnen de wettelijke termijn voorzien voor het uitreiken van<br />

facturen (z. nr. 430). Dit stuk dient de vermeldingen van de factuur als <strong>be</strong>doeld in het<br />

nr. 439 hiervoor te <strong>be</strong>vatten. De aansprakelijke vertegenwoordiger stuurt het<br />

origineel van dat stuk naar de medecontractant van de niet in België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige na de factuur welke die <strong>be</strong>lastingplichtige voor zijn medecontractant<br />

heeft <strong>be</strong>stemd eraan gehecht te heb<strong>be</strong>n. Hij <strong>be</strong>waart het dub<strong>be</strong>l van dat<br />

stuk.<br />

Ingevolge een zekere vertraging, opgelopen bij het overzenden van de factuur<br />

waaraan noch de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige, noch de aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger enige schuld heeft, ge<strong>be</strong>urt het dat deze laatste niet in de<br />

mogelijkheid verkeert het hiervoor <strong>be</strong>doelde stuk binnen de vereiste termijn uit te<br />

reiken. Anderzijds moet er rekening mee worden gehouden dat krachtens artikel 4,<br />

tweede lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3, de medecontractant van de niet in België<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige zijn recht op aftrek niet onmiddellijk kan uitoefenen<br />

wanneer het door de aansprakelijke vertegenwoordiger opgemaakte stuk wordt<br />

uitgereikt na de uiterste datum als voorzien door artikel 4 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 1.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1077 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

In die omstandigheden wordt toegestaan dat de aansprakelijke vertegenwoordiger,<br />

indien hij niet in de mogelijkheid verkeert het stuk uit te reiken binnen de<br />

voorgeschreven termijn, het nog geldig kan uitreiken tot bij het verstrijken van de<br />

<strong>be</strong>doelde maand (in plaats van tot de vijfde werkdag van deze maand).<br />

Er dient daarenboven op gewezen te worden dat de aansprakelijke vertegenwoordiger,<br />

onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden en op grond van artikel 4, § 3, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 31, kan ontheven worden van de verplichting tot het opstellen<br />

van voormeld stuk, wanneer de door de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

opgemaakte factuur alle in nr. 439 opgesomde vermeldingen <strong>be</strong>vat. De afwijking<br />

<strong>be</strong>doeld in voorgaand lid kan slechts worden ingeroepen als de aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger voorafgaandelijk het hoofd van het CKBB hiervan schriftelijk in<br />

kennis heeft gesteld en het voordeel ervan kan door de administratie worden<br />

ingetrokken indien de opgelegde voorwaarden niet worden voldaan (z. circ. 4/2003,<br />

nrs. 155 tot 157).<br />

445/5. Facturering van verkopen van brandstof waarvan de <strong>be</strong>taling ge<strong>be</strong>urt door<br />

middel van de Bancontact- en Mister Cash-kaarten.<br />

Bepaalde vereenvoudigingen worden toegestaan inzake facturering wat <strong>be</strong>treft de<br />

leveringen van brandstof waarvan de <strong>be</strong>taling ge<strong>be</strong>urt door middel van de<br />

Bancontact- (z. aanschr. nr. 9/1983) en Mister Cash-kaart (z. aanschr. nr. 1/ 1986).<br />

445/6. Verkoop in ‘t klein.<br />

Voor de handelingen verricht in inrichtingen waar gewoonlijk goederen worden<br />

geleverd of diensten worden verleend aan natuurlijke personen die deze voor privégebruik<br />

<strong>be</strong>stemmen (winkels, parkeergarage, <strong>be</strong>nzinestations, enz ...), mag de factuur<br />

de prijs, inclusief btw, en het tarief van de <strong>be</strong>lasting vermelden zo het totaal<strong>be</strong>drag<br />

van de factuur, inclusief btw, niet meer <strong>be</strong>draagt dan 61,97 EUR en die factuur<br />

onmiddellijk wordt uitgereikt (z. Aanschr. 22/1981).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1078<br />

445/7. Belastingplichtige onderworpen aan een bijzondere regeling.<br />

Voor de verplichtingen die op het stuk van de facturering moeten worden nagekomen<br />

door de aan de bijzondere regeling van de landbouwondernemers en aan de<br />

<strong>be</strong>lastingvrijstellingsregeling onderworpen <strong>be</strong>lastingplichtigen, wordt verwezen naar<br />

hoofdstuk XIII.<br />

V. Andere aan <strong>be</strong>lastingplichtigen en niet-<strong>be</strong>lastingplichtigen opgelegde<br />

verplichtingen met <strong>be</strong>trekking tot de uit te reiken, op te maken of te<br />

ontvangen stukken.<br />

446. Bewaring en mededeling.<br />

Behoudens een door of vanwege de Minister van Financiën toe te stane afwijking,<br />

dienen de inkomende facturen en stukken en de dub<strong>be</strong>ls van de uitgaande facturen en<br />

stukken <strong>be</strong>waard te worden gedurende zeven jaar te rekenen vanaf de eerste januari<br />

die volgt op hun datum (Wetboek, art. 60; z. nrs. 556 tot 558).<br />

Bovendien dienen de inkomende facturen en stukken en de dub<strong>be</strong>ls van de uitgaande<br />

facturen en stukken, zonder verplaatsing, ter inzage te worden voorgelegd op ieder<br />

verzoek van de ambtenaren van de administratie die de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft (Wetboek, art. 61; z. nrs. 561 tot<br />

566).<br />

447. Sancties.<br />

De ingevolge het gebrek aan <strong>be</strong>waring en mededeling opgelopen sancties worden<br />

vermeld in de nrs. 560 en 567.<br />

Wanneer de factuur of het als zodanig geldend stuk, waarvan de uitreiking is<br />

voorgeschreven door de artikelen 53, 53octies en 54, of door de ter uitvoering ervan<br />

genomen <strong>be</strong>sluiten, niet is uitgereikt of onjuiste vermeldingen <strong>be</strong>vat ten aanzien van<br />

het identificatienummer, de naam of het adres van de bij de handeling <strong>be</strong>trokken<br />

partijen, de aard of de hoeveelheid van de geleverde goederen of verstrekte diensten,<br />

de prijs of het toe<strong>be</strong>horen ervan, wordt een geldboete opgelegd gelijk aan het dub<strong>be</strong>l<br />

van de op de handeling verschuldigde <strong>be</strong>lasting, zonder dat ze minder mag <strong>be</strong>dragen<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1079 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

dan 50 EUR. Die geldboete is verschuldigd individueel door de leverancier of de<br />

dienstverrichter en door zijn medecontractant, <strong>be</strong>houdens wanneer de overtreding als<br />

louter toevallig kan worden aangemerkt (Wetboek, art. 70, § 2).<br />

Op te merken valt dat die geldboete overeenkomstig de in ta<strong>be</strong>l C van de bijlage bij<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 41 van 30 januari 1987 <strong>be</strong>paalde verminderingsschaal, kan<br />

verminderd worden.<br />

De aandacht wordt eveneens gevestigd op de hoofdelijke aansprakelijkheid van de<br />

medecontractant voor de voldoening van de btw, wanneer de factuur niet werd<br />

opgemaakt of onjuiste vermeldingen <strong>be</strong>vat (Wetboek, art. 51bis; z. nr. 483/19).<br />

447/2. Reglementering<br />

Afdeling 3. - Uitreiking van een rekening of ontvangst<strong>be</strong>wijs.<br />

Artikel 22, van het KB nr. 1<br />

Overeenkomstig voornoemd artikel 22 is de <strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van een btweenheid<br />

in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek gehouden aan zijn klant een<br />

rekening of ontvangst<strong>be</strong>wijs uit te reiken voor de volgende handelingen:<br />

1° het verschaffen van gemeu<strong>be</strong>ld logies dat al dan niet gepaard gaat met het<br />

verschaffen van spijzen en dranken of met bijkomstige diensten, door de<br />

exploitant van een hotelinrichting of, meer algemeen, door al wie een<br />

inrichting drijft waar aan <strong>be</strong>talende gasten onderdak wordt verschaft;<br />

2° het verschaffen van maaltijden en van dranken die bij die maaltijden worden<br />

verbruikt, door de exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden<br />

worden verbruikt;<br />

3° het wassen van personenauto’s, auto’s voor dub<strong>be</strong>l gebruik, minibussen en<br />

kampeerauto’s.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige is er evenwel niet toe gehouden de rekening of het ontvangst<strong>be</strong>wijs<br />

op te maken voor zover hij op het tijdstip waarop de dienst is <strong>be</strong>ëindigd aan<br />

de klant een factuur uitreikt waarop de vermeldingen, genoemd in artikel 5, § 1, van<br />

het KB nr. 1, zijn aangebracht of een vereenvoudigde factuur door een geregistreerd<br />

kassasysteem <strong>be</strong>doeld in artikel 13bis, derde lid, van het KB nr. 1.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1080<br />

Artikel 13bis, van het KB nr. 1<br />

De exploitant van een inrichting waar maaltijden worden verbruikt is overeenkomstig<br />

artikel 13bis, van het KB nr. 1, voor de restaurant- en cateringdiensten die<br />

hij verricht voor een ontvanger die niet handelt in de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

vanaf 1 januari 2010 gehouden een vereenvoudigde factuur uit te reiken.<br />

Indien het gaat om een exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden<br />

worden verbruikt, moet deze vereenvoudigde factuur worden uitgereikt door een<br />

geregistreerd kassasysteem op het tijdstip waarop de dienst is <strong>be</strong>ëindigd. In het<br />

andere geval - m.a.w. wanneer de exploitant niet regelmatig maaltijden verschaft -<br />

wordt de vereenvoudigde factuur uitgereikt onder de vorm van een rekening of een<br />

ontvangst<strong>be</strong>wijs als <strong>be</strong>doeld in artikel 22, van het KB nr. 1.<br />

447/3. Documenten<br />

I. Rekening of ontvangst<strong>be</strong>wijs als <strong>be</strong>doeld in artikel 22, van het KB<br />

nr. 1<br />

A. Vermeldingen aan te brengen door een erkende drukker.<br />

De rekening of het ontvangst<strong>be</strong>wijs, eveneens btw-bonnetje genoemd, is een<br />

formulier, dat op voorhand op kosten van de <strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van de btweenheid<br />

in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek door een erkende drukker<br />

moeten worden gedrukt dat in ieder geval de nagenoemde gegevens moet <strong>be</strong>vatten<br />

(KB nr. 1, art. 22, § 2, 2 de tot 4 de lid):<br />

1° de naam en de voornaam of, voor een rechtspersoon, de maatschappelijke<br />

<strong>be</strong>naming, alsmede het adres van de <strong>be</strong>lastingplichtige of van het lid van de<br />

btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, die de documenten<br />

zal gebruiken;<br />

2° het btw-identificatienummer van de <strong>be</strong>trokkene;<br />

3° een kader waarvan de afmetingen niet kleiner mogen zijn dan 6 cm bij 3 cm en<br />

waarin moeten worden gedrukt:<br />

- de vermeldingen "Belasting over de toegevoegde waarde" en<br />

"Rekening" of "Ontvangst<strong>be</strong>wijs";<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1081 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

- een waarmerk <strong>be</strong>staande uit een leeuw in het midden en de letter B;<br />

- een volgnummer <strong>be</strong>staande uit vijf cijfers dat wordt genomen uit een<br />

reeks van 00.001 tot 99.999 en dat wordt gevolgd door een of meer<br />

letters van het alfa<strong>be</strong>t om de reeks aan te duiden (voor<strong>be</strong>eld: 00.025<br />

AA);<br />

- de coördinaten van de drukker;<br />

- een druknummer dat de maand en het jaar aangeeft waarin de<br />

documenten werden gedrukt (voor<strong>be</strong>eld: 09/93 voor de documenten<br />

die worden gedrukt in septem<strong>be</strong>r 1993);<br />

4° de vermelding "kopie" op het dub<strong>be</strong>l van de rekening of het ontvangst<strong>be</strong>wijs.<br />

De drukkers die wensen te worden erkend voor het drukken van rekeningen of<br />

ontvangst<strong>be</strong>wijzen, moeten een verzoek richten tot de Algemene administratie van de<br />

fiscaliteit - Centrale diensten - Directie II/1 A, North Galaxy, Toren A, 24 ste verdieping,<br />

33, bus 25, te 1030 Brussel.<br />

B. Aan te vullen vermeldingen.<br />

De rekening of het ontvangst<strong>be</strong>wijs wordt in tweevoud opgemaakt door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het<br />

Wetboek en <strong>be</strong>vat de volgende vermeldingen (KB nr. 1, art. 22, § 2, 1 ste lid):<br />

1° de datum;<br />

2° het <strong>be</strong>drag, <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde in<strong>be</strong>grepen, verschuldigd of<br />

<strong>be</strong>taald door de klant;<br />

3° in voorkomend geval, het aantal verbruikte maaltijden evenals het onderscheid<br />

tussen het <strong>be</strong>drag voor het verschaffen van de maaltijden en het <strong>be</strong>drag voor<br />

het verschaffen van de dranken (indien uitgereikt voor het verschaffen van<br />

maaltijden en daarbij horende dranken, KB nr. 1, art. 22, § 1, 2°);<br />

C. Opmaak van de documenten.<br />

Onder voor<strong>be</strong>houd van hetgeen voorafgaat is de opmaak van die documenten niet<br />

gereglementeerd, zodat de gebruikers daar vrij kunnen over <strong>be</strong>slissen. Het volstaat<br />

bijgevolg dat die documenten enkel de hierboven <strong>be</strong>doelde gegevens <strong>be</strong>vatten, maar


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1082<br />

ze mogen ook worden gecombineerd, bijvoor<strong>be</strong>eld met de traditionele hotel- of<br />

restaurantrekening, zodat ze het detail van de verstrekte diensten en <strong>be</strong>paalde teksten<br />

of tekeningen met publicitaire doeleinden <strong>be</strong>vatten. Ze mogen eveneens worden<br />

opgemaakt in de vorm van een werkelijke factuur (met vermelding van de klant).<br />

Anderzijds moeten deze documenten worden opgemaakt in twee exemplaren,<br />

waarvan het door de <strong>be</strong>lastingplichtige te <strong>be</strong>waren exemplaar moet worden gerangschikt<br />

volgens de datum ervan (KB nr. 1, art. 22, § 6), derwijze dat de inschrijvingen<br />

op het origineel bij doorschrijving kunnen worden overgebracht op het dub<strong>be</strong>l, door<br />

middel van een carbonpapier, van een produkt op de keerzijde van het origineel of<br />

door een ander procédé. Het dub<strong>be</strong>l moet de vermelding "kopie" dragen. De<br />

documenten mogen worden samengevoegd in boekjes. Ze mogen ook op losse<br />

bladen worden opgemaakt.<br />

D. Tijdstip waarop de documenten moeten worden uitgereikt.<br />

De rekening of het ontvangst<strong>be</strong>wijs moet worden uitgereikt aan de klant op het<br />

tijdstip waarop de dienst voltooid is (KB nr. 1, art. 22, § 4) dat wil zeggen:<br />

1° ten aanzien van de hotels, wanneer het verblijf van de klant in het hotel<br />

ophoudt of wanneer een gedeeltelijke afrekening wordt opgemaakt;<br />

2° ten aanzien van de inrichtingen waar regelmatig maaltijden worden verbruikt,<br />

wanneer de klant zijn maaltijd heeft <strong>be</strong>ëindigd of ten laatste wanneer hij de<br />

inrichting verlaat. Voor maaltijden die in hotel-restaurants verschaft worden<br />

aan personen die er verblijven, is het nochtans niet nodig een afzonderlijke<br />

rekening uit te reiken wanneer de prijs van de maaltijden niet onmiddellijk<br />

wordt <strong>be</strong>taald: in dergelijk geval wordt de prijs van de maaltijd opgenomen in<br />

de hotelrekening;<br />

3° ten aanzien van het wassen van automobielen, wanneer het gewassen voertuig<br />

ter <strong>be</strong>schikking wordt gesteld van de eigenaar.<br />

De rekening moet onmiddellijk aan de klant worden overhandigd, zelfs wanneer die<br />

klant op dat moment niet <strong>be</strong>taalt en, bijvoor<strong>be</strong>eld, de hotel- of restauranthouder de<br />

gewoonte heeft op <strong>be</strong>paalde tijdstippen een verzamelfactuur uit te reiken: in dat<br />

geval wordt aangeraden dat op de factuur een verwijzing wordt aangebracht naar de<br />

overeenstemmende rekeningen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1083 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Evenwel, zoals reeds werd uiteengezet, is de <strong>be</strong>lastingplichtige niet gehouden de<br />

rekening of het ontvangst<strong>be</strong>wijs op te maken voor zover hij op het tijdstip waarop de<br />

dienst is <strong>be</strong>ëindigd aan de klant een factuur uitreikt waarop de vermeldingen,<br />

genoemd in artikel 5, § 1, van het KB nr. 1, zijn aangebracht of een vereenvoudigde<br />

factuur door een geregistreerd kassasysteem <strong>be</strong>doeld in artikel 13bis, derde lid, van<br />

het KB nr. 1.<br />

De verplichting om een rekening uit te reiken bij de voltooiing van de dienst wijzigt<br />

in geen enkel opzicht de oorzaak van de opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting.<br />

E. Dagelijkse aantekening.<br />

De nummers van de rekeningen of van de ontvangst<strong>be</strong>wijzen die in de loop van de<br />

dag worden gebruikt moeten dagelijks worden aangetekend in het dagboek van<br />

ontvangsten <strong>be</strong>doeld in artikel 14, § 2, 3°, van het KB nr. 1 (z. nr. 459), na de<br />

inschrijving van de ontvangsten ten aanzien waarvan de <strong>be</strong>lastingplichtige gebruik<br />

heeft gemaakt van de ontheffing van de factureringsplicht (KB nr. 1, art. 22, § 5).<br />

Indien verschillende reeksen rekeningen gelijktijdig worden gebruikt (z. ondernemingen<br />

die afzonderlijke reeksen laten gebruiken door de verschillende personeelsleden<br />

of in de verschillende inrichtingen) moeten de nummers van iedere reeks<br />

worden aangetekend.<br />

Er <strong>be</strong>staat geen <strong>be</strong>zwaar tegen dat een bijzonder register, onderscheiden van het<br />

dagboek van ontvangsten, wordt gebruikt voor de dagelijkse inschrijving van de<br />

nummers van de gebruikte rekeningen of ontvangst<strong>be</strong>wijzen.<br />

F. Bewaring en voorlegging.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige moet op ieder verzoek van de ambtenaren die <strong>be</strong>last zijn met de<br />

controle op de heffing van de btw, de dub<strong>be</strong>ls van de stukken die hij aan de klanten<br />

heeft uitgereikt, alsook de stukken die hij heeft laten drukken maar nog niet heeft<br />

gebruikt, ter inzage voorleggen. Hij moet eveneens kunnen aantonen welke <strong>be</strong>stemming<br />

hij heeft gegeven aan de stukken die hij van de drukker heeft ontvangen<br />

(KB nr. 1, art. 22, § 7).<br />

Bovendien moeten die documenten worden <strong>be</strong>waard gedurende 7 jaar te rekenen<br />

vanaf de eerste januari van het jaar dat volgt op hun datum (Wetboek, art. 60).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1084<br />

II. Ticket aanschrijving 6/1999<br />

Op grond van artikel 22, § 9, van het KB nr. 1, kan door of vanwege de Minister van<br />

Financiën, onder de door of namens hem te stellen voorwaarden, vergunning worden<br />

verleend om de rekeningen of de ontvangst<strong>be</strong>wijzen, de zogenaamde btw-bonnetjes,<br />

te vervangen door bons van kasregisters.<br />

Om deze vergunning te <strong>be</strong>komen moet de <strong>be</strong>trokkene bovendien aan de volgende<br />

voorwaarden voldoen:<br />

1° hij moet schriftelijk een aanvraag om vergunning indienen bij het hoofd van<br />

het btw-controlekantoor waaronder hij ressorteert en nauwkeurig het (de)<br />

kasregister(s) aangeven dat (die) hij gebruikt (merk, model, fabricagenummer<br />

en de letter of het identificatienummer dat hij toekent aan het of de<br />

kasregister(s) dat (die) hij gebruikt, alsmede het lokaal waar het (ze) staat<br />

(staan); de aanvrager preciseert bovendien dat het kasregister dat het voorwerp<br />

uitmaakt van zijn vraag <strong>be</strong>antwoordt aan het kenmerk van het "gelijktijdig<br />

afdrukken".<br />

2° de kassabons moeten aan de klanten worden uitgereikt en ter hunner<br />

<strong>be</strong>schikking worden gelaten wanneer ze de inrichting verlaten.<br />

Zij moeten de volgende gegevens vermelden:<br />

- de aanduiding van de onderneming (naam en voornaam of, voor<br />

rechtspersonen, de maatschappelijke <strong>be</strong>naming) alsmede het adres en<br />

het btw-identificatienummer;<br />

- de letter of het identificatienummer door de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

toegekend aan het kasregister dat de bons vervaardigt;<br />

- de datum waarop de handeling plaatsvindt;<br />

- het volgnummer toegekend aan de handelingen;<br />

- voor het verschaffen van maaltijden in inrichtingen waar regelmatig<br />

maaltijden worden verbruikt: het aantal verbruikte maaltijden, voorafgegaan<br />

door de vermelding "aantal maaltijden";<br />

- de globale prijs (btw en, in voorkomend geval, dienst in<strong>be</strong>grepen);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1085 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

- een verwijzing naar de aanschrijving: "Vergunning van ... (datum) -<br />

Aanschrijving nr. 6/1999".<br />

3° de controleband van het kasregister moet, voor elke handeling, de datum, het<br />

volgnummer en het door de klant verschuldigd <strong>be</strong>drag alsmede voor het<br />

verschaffen van maaltijden en van de daarbij horende dranken om ter plaatse te<br />

worden verbruikt, het aantal verbruikte maaltijden aanduiden; indien de datum<br />

niet op de controleband is gedrukt door de machine zelf, moet hij er worden op<br />

aangebracht met de hand op de dag zelf van de handelingen;<br />

4° de <strong>be</strong>lastingplichtige moet in het dagboek van ontvangsten <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 14, § 2, 3°, van het KB nr. 1, of in een bijzonder register, dag na dag de<br />

nummers aantekenen die werden toegekend aan de handelingen van die dag,<br />

eventueel voor elk kasregister afzonderlijk;<br />

5° hij moet de controlebanden van de kasregisters <strong>be</strong>waren na op de buitenzijde<br />

de datum van de handelingen en eventueel het nummer van de kas te heb<strong>be</strong>n<br />

aangetekend; hij moet ze rangschikken per datum en eventueel per kas.<br />

De vergunning is steeds herroepbaar; ze zal onmiddellijk worden ingetrokken<br />

wanneer misbruik of poging tot misbruik wordt vastgesteld.<br />

III. Ticket ET 103.592<br />

De <strong>be</strong>slissing ET 103592 van 2 juni 2003 voorziet de mogelijkheid om de<br />

rekeningen en ontvangst<strong>be</strong>wijzen, de btw-bonnetjes, te vervangen door bons van<br />

kasregisters en het uitsluitend op digitale wijze <strong>be</strong>waren van de gegevens van de<br />

verrichte handelingen.<br />

a) Voorwaarden<br />

Hiervoor moet voldaan worden aan alle hieronder gestelde voorwaarden:<br />

- op het tijdstip van de voltooiing van de dienst moet onmiddellijk een kasticket,<br />

dat de gegevens moet <strong>be</strong>vatten die vermeld staan in II a) van ET 103.592,<br />

worden uitgereikt aan de klant;<br />

- de op de kasticketten vermelde gegevens worden op een digitale wijze <strong>be</strong>waard<br />

(II b) van ET 103.592);


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1086<br />

- teneinde de onveranderlijkheid te garanderen van de inhoud van de uitgereikte<br />

kasticketten wordt een verzegelingsalgoritme zoals uiteengezet in II c) van<br />

ET 103.592 gehanteerd;<br />

- op het einde van elke dagelijkse openingsperiode van de inrichting wordt een<br />

financieel rapport gegenereerd zoals uiteengezet in II d) van ET 103.592 dat<br />

digitaal wordt <strong>be</strong>waard (II e) van ET 103.592).<br />

b) Ontheven van <strong>be</strong>paalde verplichtingen<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige de hiervoor gestelde voorwaarden integraal naleeft dan<br />

is hij ontheven van de volgende verplichtingen:<br />

- het aanmaken van een papieren controleband (veiligheidsafdruk) met<br />

detailgegevens van de handelingen;<br />

- het bijhouden van een dagboek van ontvangsten per <strong>be</strong>drijfszetel als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 14, § 2, 3°, eerste lid, van het KB nr. 1.<br />

c) Centralisatieregister<br />

Evenwel moeten de <strong>be</strong>lastingplichtigen die over één of meerdere <strong>be</strong>drijfszetels<br />

<strong>be</strong>schikken, voor het geheel van de handelingen waarvoor zij niet gehouden zijn tot<br />

uitreiking van een factuur en geen factuur heb<strong>be</strong>n uitgereikt, een<br />

(centralisatie)register houden waarin zij, per tarief, op het einde van elke<br />

aangifteperiode, het totaal<strong>be</strong>drag van de ontvangsten van de periode inschrijven. Dit<br />

register moet <strong>be</strong>antwoorden aan de regels vervat in artikel 15, § 1, van hetzelfde<br />

KB nr. 1.<br />

d) Geen dagelijkse aantekening<br />

In tegenstelling tot wat voorgeschreven is in artikel 22, § 5, van voormeld KB nr. 1<br />

wordt er niet geëist dat de nummers van de in de loop van de dag aan de klanten<br />

uitgereikte kasticketten dagelijks worden aangetekend in het register dat door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wordt gehouden.<br />

e) Vergunning<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die de rekeningen en ontvangst<strong>be</strong>wijzen wensen te vervangen<br />

door bons van kasregisters en de kasticketten op digitale wijze <strong>be</strong>waren moeten<br />

hiertoe een aanvraag indienen bij het hoofd van het btw-controlekantoor waarvan ze<br />

afhangen. De aanvrager moet eveneens verduidelijken dat hij de methode van<br />

digitale <strong>be</strong>waring van de gegevens wil toepassen en de datum mededelen vanaf<br />

wanneer deze werkwijze zal worden aangewend.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1087 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Het hoofd van het btw-controlekantoor reikt de vergunning uit binnen een termijn<br />

van één maand te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, voor zover<br />

de aanvraag volledig is en alle vereiste voorwaarden zijn vervuld. Indien de toekenning<br />

van de vergunning wordt geweigerd, verstuurt hij binnen dezelfde termijn<br />

een met redenen omklede <strong>be</strong>slissing naar de aanvrager.<br />

IV. Ticket geregistreerd kassasysteem<br />

Onder een ticket geregistreerd kassasysteem wordt het ticket verstaan dat wordt<br />

aangemaakt en uitgereikt door het geregistreerde kassasysteem zoals <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 13bis, van het KB nr. 1. Het is de vorm waaronder de <strong>be</strong>doelde vereenvoudigde<br />

factuur moet worden uitgereikt wanneer de restaurant- en cateringdiensten<br />

worden verstrekt door een exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden<br />

worden verbruikt voor een ontvanger die niet handelt in de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Het KB van 30 decem<strong>be</strong>r 2009 <strong>be</strong>paalt de definitie en de voorwaarden waaraan een<br />

geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet voldoen (Belgisch Staatsblad<br />

van 31 decem<strong>be</strong>r 2009 en 26 januari 2010). Een geregistreerd kassasysteem is het<br />

elektronisch kasregister, de terminal met kassasoftware, de computer met kassasoftware<br />

of gelijk welk ander gelijkaardig apparaat dat gebruikt wordt voor de<br />

registratie van uitgaande handelingen.<br />

Het geregistreerd kassasysteem dient te voldoen aan de volgende vereisten en<br />

waarborgen:<br />

1° de onveranderlijkheid van de ingebrachte gegevens;<br />

2° de <strong>be</strong>waring van alle ingebrachte gegevens, gelijktijdig met de aanmaak van<br />

het kasticket dat geldt als vereenvoudigde factuur, in een elektronisch journaal<br />

of journaal<strong>be</strong>stand; dit <strong>be</strong>vat tevens elke wijziging van de software of<br />

programmaparameters en elk gebruik van specifieke functionaliteiten;<br />

3° de mogelijkheid tot controle door de ambtenaren van de administratie die de<br />

btw onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft;<br />

4° een minimum verplichte inhoud van het kasticket:<br />

- de volledige <strong>be</strong>naming: "btw-kasticket"<br />

- de datum en het uur van de uitreiking van het ticket


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1088<br />

- het volgnummer van het kasticket, genomen uit een ononderbroken<br />

reeks<br />

- de volledige identificatie van de dienstverrichter met in<strong>be</strong>grip van zijn<br />

btw-identificatienummer<br />

- de identificatie van de gebruiker<br />

- de aard en de prijs van de verstrekte diensten<br />

- het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde btw en de gegevens aan de hand<br />

waarvan dat <strong>be</strong>drag kan worden <strong>be</strong>rekend<br />

- de korting en de teruggegeven <strong>be</strong>dragen<br />

- de identificatie van de kassa/terminal<br />

- het algoritme <strong>be</strong>rekend op basis van de hierboven opgesomde vermeldingen<br />

van het kasticket<br />

5° een verplichte aanmaak van een dagelijks financieel rapport en een dagelijks<br />

gebruiker rapport die de verkopen en het gebruik van de andere functionaliteiten<br />

van de kassa tijdens deze openingsperiode samenvatten (Z-rapporten);<br />

6° een verplichte registratie van alle gesimuleerde dienstprestaties uitgevoerd in<br />

het kader van een vorming;<br />

7° uitgerust zijn met een module die op onveranderlijke en <strong>be</strong>veiligde wijze<br />

relevante data van de kastickets opslaat en verwerkt tot een algoritme en<br />

eventuele andere controlegegevens die worden afgedrukt op het kasticket en<br />

die toegankelijk zijn voor de controle ambtenaren.<br />

Het is duidelijk dat de huidige vergunde systemen van kasregisters, met name<br />

de kasregisters <strong>be</strong>oogd de aanschrijving 6/1999 alsmede de computersystemen<br />

<strong>be</strong>doeld in de administratieve <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 103.592 van 2 juni 2003 niet<br />

voldoen aan de vereisten gesteld aan het geregistreerd kassasysteem als<br />

hierboven vermeld.<br />

Voornoemde regelgeving voorziet dat het nieuw geregistreerd kassasysteem in<br />

werking zou treden op 1 januari 2010. Echter de detail kenmerken waaraan het<br />

nieuw geregistreerd kassasysteem zal moeten voldoen, dienen te worden vastgelegd<br />

in een nog uit te vaardigen circulaire zodat het systeem nog geen<br />

effectieve uitwerking heeft.<br />

(1 februari 2012)


447/4. Uit te reiken documenten in de horecasector.<br />

(1 februari 2012)<br />

1089 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Voor de verplichting tot het gebruik van het geregistreerd kassasysteem heeft de<br />

regelgever in een overgangsperiode voorzien die loopt van 1 januari 2010 tot en met<br />

31 decem<strong>be</strong>r 2012.<br />

De <strong>be</strong>oogde <strong>be</strong>lastingplichtigen die in de loop van deze periode een zaak opstarten of<br />

overnemen, in de omstandigheden als <strong>be</strong>doeld in de artikelen 11 en 18, § 3, van het<br />

Wetboek (overdracht van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling),<br />

zelfs indien de overdrager reeds vóór 1 januari 2010 geïdentificeerd was<br />

als exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden worden verbruikt, en die<br />

nog niet vóór 1 januari 2010 waren geïdentificeerd als exploitant van een inrichting<br />

waar regelmatig maaltijden worden verbruikt, dienen vanaf de aanvang van hun<br />

activiteit een geregistreerd kassasysteem in gebruik te nemen. In de praktijk kan dit<br />

uiteraard slechts vanaf het tijdstip waarop het geregistreerd kassasysteem<br />

operationeel wordt, met name het moment waarop de vereiste module <strong>be</strong>schikbaar is.<br />

Om deze reden wordt de overgangsperiode opgesplitst in twee gedeelten. De andere<br />

<strong>be</strong>oogde <strong>be</strong>lastingplichtigen die tijdens de overgangsperiode op vrijwillige wijze<br />

gebruik maken van een geregistreerd kassasysteem dienen vanaf de datum van<br />

ingebruikname van dit systeem alle verplichtingen verbonden aan deze nieuwe<br />

regeling na te leven. Na het verstrijken van de overgangsperiode, met name vanaf<br />

1 januari 2013 geldt de nieuwe regeling voor alle <strong>be</strong>oogde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

Per type van horeca exploitatie wordt in diverse ta<strong>be</strong>llen weergegeven welke<br />

controledocumenten de exploitant moet opmaken en uitreiken aan de klanten en<br />

onder welke voorwaarden dit document kan worden vervangen door een factuur (zie<br />

E.T.118.066 dd. 09.03.2010 en erratum –addendum E.T. 118.066 dd. 09.03.2010).<br />

Hierbij wordt gemakshalve uitgegaan van de volgende kern<strong>be</strong>grippen:<br />

- overgangsperiode deel 1: periode die aanvangt op 1 januari 2010 en die<br />

eindigt op het tijdstip waarop het geregistreerd kassasysteem operationeel<br />

wordt<br />

- overgangsperiode deel 2: periode die aanvangt op de datum waarop het<br />

geregistreerd kassasysteem operationeel wordt en die eindigt op 31 decem<strong>be</strong>r<br />

2012<br />

- <strong>be</strong>staande ondernemingen: <strong>be</strong>lastingplichtigen die vóór 1 januari 2010 reeds<br />

voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd als exploitant van een inrichting waar<br />

regelmatig maaltijden worden verbruikt<br />

- starters/overnemers: <strong>be</strong>lastingplichtigen die nog niet vóór 1 januari 2010<br />

waren geïdentificeerd als exploitant van een inrichting waar regelmatig<br />

maaltijden worden verbruikt en die tijdens de periode van 1 januari 2010 tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r 2012 een zaak opstarten of overnemen


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1090<br />

- hotelgasten: personen die in het hotel logeren<br />

- niet-hotelgasten: personen die niet in het hotel logeren en, voor de ontvangst<br />

van diensten die niet in de globale hotelrekening vervat zijn, de personen die in<br />

het hotel logeren<br />

- btw-bonnetje: zie nr. 447/3/I<br />

- ticket 6/1999: zie nr. 447/3/II<br />

- ticket E.T. 103.592: zie nr. 447/3/III<br />

- ticket geregistreerd kassasysteem: zie nr. 447/3/IV<br />

- controledocument: naargelang het geval, hetzij een ticket aanschrijving<br />

6/1999, hetzij een ticket E.T. 103.592, hetzij een btw-bonnetje, hetzij een ticket<br />

geregistreerd kassasysteem<br />

- factuur: factuur die alle vermeldingen <strong>be</strong>vat die zijn voorgeschreven door<br />

artikel 5, § 1, van het KB nr. 1<br />

Opmerkingen:<br />

1. Wanneer de klant een <strong>be</strong>lastingplichtige is of een niet <strong>be</strong>lastingplichtig<br />

rechtspersoon moet er steeds een factuur worden uitgereikt, in voorkomend<br />

geval naast het controledocument.<br />

2. Tenzij anders vermeld (zie D) moet de exploitant, vanaf het tijdstip van<br />

ingebruikname van het geregistreerde kassasysteem (vrijwillig of verplicht),<br />

een ticket geregistreerde kassa uitreiken voor alle verrichte handelingen,<br />

ongeacht hun aard (vb. ook voor het louter verschaffen van dranken buiten het<br />

kader van een maaltijd) en ongeacht de hoedanigheid van de klant. De andere<br />

controledocumenten, het btw-bonnetje of, ter vervanging daarvan, het ticket<br />

6/1999 of het ticket ET 103.592, dienen door de <strong>be</strong>trokken exploitant enkel<br />

uitgereikt te worden voor het verschaffen van maaltijden en daarbij horende<br />

dranken voor verbruik ter plaatse.<br />

A. Inrichtingen die regelmatig maaltijden verschaffen om ter plaatse te<br />

worden verbruikt<br />

<strong>be</strong>staande<br />

ondernemingen<br />

(1 februari 2012)<br />

overgangsperiode<br />

deel 1<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst<br />

overgangsperiode<br />

deel 2<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillig ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

vanaf 01.01.2013<br />

- verplicht ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

of<br />

- factuur als de klant een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is en<br />

de uitreiking ge<strong>be</strong>urt<br />

op tijdstip voltooiing<br />

van de dienst


starters/<br />

overnemers<br />

(1 februari 2012)<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst<br />

1091 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

- verplicht ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

of<br />

- factuur als de klant een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is en<br />

de uitreiking ge<strong>be</strong>urt<br />

op tijdstip voltooiing<br />

van de dienst<br />

- verplicht ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

of<br />

- factuur als de klant een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is en<br />

de uitreiking ge<strong>be</strong>urt<br />

op tijdstip voltooiing<br />

van de dienst<br />

B. Inrichtingen die occasioneel maaltijden verschaffen om ter plaatse te<br />

worden verbruikt.<br />

In het geval de ontvangsten voortkomende uit het verschaffen van maaltijden<br />

om ter plaatse te worden verbruikt (exclusief btw), met uitsluiting van de<br />

daarbij horende dranken, minder <strong>be</strong>dragen dan 10 percent van de totale omzet<br />

(exclusief btw) gerealiseerd door horeca activiteiten, wordt de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

niet aangemerkt als "een exploitant van een inrichting waar<br />

regelmatig maaltijden worden verbruikt".<br />

Als voor<strong>be</strong>elden kunnen worden geciteerd: drankgelegenheden die slechts<br />

occasioneel maaltijden verschaffen, inrichtingen die gespecialiseerd zijn in<br />

meeneemmaaltijden, enz. Indien bijvoor<strong>be</strong>eld een meu<strong>be</strong>lzaak binnen haar<br />

inrichting een cafetaria (waar ook maaltijden worden verschaft) exploiteert<br />

voor haar klanten mag voor de <strong>be</strong>rekening van de 10 percent regel uiteraard<br />

slechts rekening worden gehouden met de totale omzet van de cafetaria en niet<br />

met de volledige omzet van de meu<strong>be</strong>lzaak.<br />

Berekening van de 10 percent regel (voor alle <strong>be</strong>trokken ondernemingen)<br />

Om te <strong>be</strong>palen of een exploitant een inrichting uitbaat die hetzij regelmatig,<br />

hetzij occasioneel maaltijden verschaft om ter plaatse te worden verbruikt - de<br />

zogenaamde 10 percent regel - moet rekening worden gehouden met de<br />

volgende elementen:<br />

- in het geval de <strong>be</strong>lastingplichtige meerdere inrichtingen exploiteert,<br />

wordt de 10 percent regel <strong>be</strong>rekend per onderscheiden inrichting en<br />

volgt iedere inrichting haar eigen regeling ;<br />

- voor <strong>be</strong>staande ondernemingen geldt als referentieperiode het<br />

verstreken kalenderjaar. Voor dergelijke ondernemingen zal de eerste<br />

referentieperiode het kalenderjaar 2012 omvatten ;


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1092<br />

- voor overnemers geldt als eerste referentieperiode de laatste<br />

12 maanden gerealiseerd door de overdrager, vervolgens het resterende<br />

gedeelte van het kalenderjaar waarin de overname plaatsvindt<br />

(tenzij de overname geschiedt tijdens het vierde kwartaal van een<br />

kalenderjaar) en tenslotte ieder daaropvolgend kalenderjaar (indien de<br />

overname geschiedt tijdens het vierde kwartaal van een kalenderjaar<br />

wordt voor de tweede referentieperiode het resterende gedeelte van dit<br />

kalenderjaar samengevoegd met het daaropvolgende kalenderjaar);<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d:<br />

overname op 1 juli jaar X:<br />

eerste referentieperiode:<br />

Op 1 juli X dient de periode van 1 juli X-1 tot 30 juni X <strong>be</strong>schouwd te worden.<br />

2 de referentieperiode:<br />

Op 1 januari X+1 dient de periode van 1 juli X tot 31 decem<strong>be</strong>r X <strong>be</strong>schouwd te<br />

worden.<br />

3 de referentieperiode:<br />

Op 1 januari X+2 dient de periode van 1 januari X+1 tot 31 decem<strong>be</strong>r X+1 <strong>be</strong>schouwd<br />

te worden.<br />

overname op 1 novem<strong>be</strong>r X:<br />

eerste referentieperiode:<br />

Op 1 novem<strong>be</strong>r X dient de periode van 1 novem<strong>be</strong>r X-1 tot 31 okto<strong>be</strong>r X <strong>be</strong>schouwd te<br />

worden.<br />

2 de referentieperiode:<br />

Op 1 januari X+2 dient de periode van 1 novem<strong>be</strong>r X tot 31 decem<strong>be</strong>r X+1 <strong>be</strong>schouwd<br />

te worden.<br />

- voor starters geldt als eerste referentieperiode - waarbij het percentage<br />

door de exploitant dient te worden geraamd onder controle van de<br />

administratie - het resterende gedeelte van het kalenderjaar waarin de<br />

activiteit wordt opgestart (tenzij de aanvang van activiteit zich situeert<br />

tijdens het laatste kwartaal van een kalenderjaar) en vervolgens ieder<br />

daaropvolgend kalenderjaar (indien de activiteit wordt aangevangen<br />

tijdens het laatste kwartaal van een kalenderjaar wordt voor de eerste<br />

referentieperiode het resterende gedeelte van dit kalenderjaar samengevoegd<br />

met het daaropvolgende kalenderjaar);<br />

V o o r b e e l d:<br />

start op 1 juli jaar X:<br />

eerste referentieperiode:<br />

Op 1 juli X dient de periode van 1 juli X tot 31 decem<strong>be</strong>r X <strong>be</strong>schouwd te worden<br />

(RAMING).<br />

Op 1 januari X+1 dienen de werkelijke cijfers van 1 juli X tot 31 decem<strong>be</strong>r X<br />

<strong>be</strong>schouwd te worden.


(1 februari 2012)<br />

1093 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

2 de referentieperiode:<br />

Op 1 januari X+2 dient de periode van 1 januari X+1 tot 31 decem<strong>be</strong>r X+1 <strong>be</strong>schouwd<br />

te worden.<br />

start op 1 novem<strong>be</strong>r X:<br />

eerste referentieperiode:<br />

Op 1 novem<strong>be</strong>r X dient de periode van 1 novem<strong>be</strong>r X tot 31 decem<strong>be</strong>r X+1 <strong>be</strong>schouwd<br />

te worden (RAMING).<br />

Op 1 januari X+2 dienen de werkelijke cijfers van de periode van 1 novem<strong>be</strong>r X tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r X+1 <strong>be</strong>schouwd te worden.<br />

2 de referentieperiode:<br />

Op 1 januari X+3 dient de periode van 1 januari X+2 tot 31 decem<strong>be</strong>r X+2 <strong>be</strong>schouwd<br />

te worden.<br />

- van zodra ten aanzien van een referentieperiode de 10 percent voor de<br />

eerste maal wordt <strong>be</strong>reikt of overschreden, verkrijgt de exploitatie<br />

vanaf de eerste dag die volgt op de <strong>be</strong>trokken referentieperiode (of<br />

voor starters vanaf het <strong>be</strong>gin van de eerste referentieperiode indien de<br />

raming minstens 10 percent <strong>be</strong>draagt) definitief het statuut van<br />

inrichting die regelmatig maaltijden verschaft om ter plaatse te<br />

worden verbruikt en dit ongeacht het percentage dat in de toekomst<br />

wordt gerealiseerd. Het statuut van een dergelijke inrichting kan<br />

slechts wijzigen indien de exploitant de activiteit met <strong>be</strong>trekking tot<br />

het verschaffen van maaltijden om ter plaatse te worden verbruikt<br />

volledig en definitief stopzet (voor<strong>be</strong>eld: een zaak die zich in de<br />

toekomst uitsluitend gaat <strong>be</strong>perken tot de leveringen van meeneemmaaltijden).<br />

<strong>be</strong>staande<br />

ondernemingen<br />

starters/<br />

overnemers<br />

Indien, gelet op wat voorafgaat, een <strong>be</strong>lastingplichtige niet wordt<br />

aangemerkt als een exploitant van een inrichting waar regelmatig<br />

maaltijden worden verbruikt, is hij niet verplicht een geregistreerd<br />

kassasysteem te gebruiken (zie hieronder). In het omgekeerde geval<br />

geldt de regeling zoals omschreven onder punt A hiervoor.<br />

overgangsperiode<br />

deel 1<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst<br />

overgangsperiode<br />

deel 2<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillig ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

vanaf 01.01.2013<br />

- btw-bonnetje of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillig ticket<br />

geregistreerde kassa


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1094<br />

C. Traiteurs<br />

C. 1 De ontvangsten voortkomende uit de restaurant- en cateringdiensten<br />

(exclusief btw), met uitsluiting van het verschaffen van dranken, -<br />

m.a.w. de diensten die met ingang van 1 januari 2010 het voorwerp<br />

heb<strong>be</strong>n uitgemaakt van een tariefverlaging - <strong>be</strong>dragen minstens<br />

10 percent van de totale omzet (exclusief btw) gerealiseerd door<br />

horeca activiteiten.<br />

<strong>be</strong>staande<br />

ondernemingen<br />

starters/<br />

overnemers<br />

(1 februari 2012)<br />

overgangsperiode<br />

deel 1<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst<br />

overgangsperiode<br />

deel 2<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillig ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

- verplicht ticket<br />

geregistreerde kassa of<br />

- factuur als de klant een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is en<br />

de uitreiking ge<strong>be</strong>urt op<br />

tijdstip voltooiing van<br />

de dienst<br />

vanaf 01.01.2013<br />

- verplicht ticket<br />

geregistreerde kassa of<br />

- factuur als de klant een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is en<br />

de uitreiking ge<strong>be</strong>urt<br />

op tijdstip voltooiing<br />

van de dienst<br />

- verplicht ticket<br />

geregistreerde kassa of<br />

- factuur als de klant een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is en<br />

de uitreiking ge<strong>be</strong>urt<br />

op tijdstip voltooiing<br />

van de dienst<br />

C. 2 De ontvangsten voortkomende uit de restaurant- en cateringdiensten<br />

(exclusief btw), met uitsluiting van het verschaffen van dranken, -<br />

m.a.w. de diensten die met ingang van 1 januari 2010 het voorwerp<br />

heb<strong>be</strong>n uitgemaakt van een tariefverlaging - <strong>be</strong>dragen minder dan<br />

10 percent van de totale omzet (exclusief btw ) gerealiseerd door<br />

horeca activiteiten.<br />

<strong>be</strong>staande<br />

ondernemingen<br />

starters/<br />

overnemers<br />

overgangsperiode<br />

deel 1<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst<br />

overgangsperiode<br />

deel 2<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst<br />

of<br />

- vrijwillig ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

vanaf 01.01.2013<br />

- btw-bonnetje of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillig ticket<br />

geregistreerde kassa


D. Hotelhouders (inclusief Bed and Breakfast)<br />

(1 februari 2012)<br />

1095 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

D. 1 De ontvangsten, exclusief btw, voortkomende uit het verschaffen van<br />

maaltijden om ter plaatse te worden verbruikt (daaronder niet<br />

<strong>be</strong>grepen het ontbijt verstrekt aan hotelgasten), met uitsluiting van<br />

de daarbij horende dranken, <strong>be</strong>dragen minstens 10 percent van de<br />

totale omzet (exclusief btw) gerealiseerd door horeca activiteiten<br />

<strong>be</strong>staande<br />

ondernemingen<br />

starters/<br />

overnemers<br />

overgangsperiode<br />

deel 1<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst<br />

overgangsperiode<br />

deel 2<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillig ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

voor niet hotelgasten<br />

of<br />

- vrijwillige ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

voor niet-hotelgasten<br />

en hotelgasten<br />

- voor hotelgasten:<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst<br />

of<br />

- vrijwillig ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

- voor niethotelgasten:<br />

vanaf 01.01.2013<br />

- voor hotelgasten:<br />

- btw-bonnetje<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillig ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

-- voor niethotelgasten:<br />

- verplicht ticket<br />

geregistreerde kassa of<br />

- factuur als de klant een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is en<br />

de uitreiking ge<strong>be</strong>urt<br />

op tijdstip voltooiing<br />

van de dienst<br />

- voor hotelgasten:<br />

- btw-bonnetje of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillig ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

- voor niethotelgasten:<br />

- verplicht ticket<br />

geregistreerde kassa of


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1096<br />

(1 februari 2012)<br />

- verplicht ticket<br />

geregistreerde kassa of<br />

- factuur als de klant een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is en<br />

de uitreiking ge<strong>be</strong>urt<br />

op tijdstip voltooiing<br />

van de dienst<br />

- factuur als de klant een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is en<br />

de uitreiking ge<strong>be</strong>urt<br />

op tijdstip voltooiing<br />

van de dienst<br />

D. 2 De ontvangsten, exclusief btw, voortkomende uit het verschaffen van<br />

maaltijden om ter plaatse te worden verbruikt (daaronder niet<br />

<strong>be</strong>grepen het ontbijt verstrekt aan hotelgasten), met uitsluiting van<br />

de daarbij horende dranken, <strong>be</strong>dragen minder dan 10 percent van de<br />

totale omzet (exclusief btw) gerealiseerd door horeca activiteiten<br />

<strong>be</strong>staande<br />

ondernemingen<br />

starters/<br />

overnemers<br />

overgangsperiode<br />

deel 1<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst<br />

overgangsperiode<br />

deel 2<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillig ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

voor niet hotelgasten<br />

of<br />

- vrijwillige ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

voor niet-hotelgasten<br />

en hotelgasten<br />

vanaf 01.01.2013<br />

- btw-bonnetje<br />

- E.T. 103.592 (enkel<br />

voor hotelgasten) of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillig ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

voor niet hotelgasten<br />

of<br />

- vrijwillige ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

voor niet-hotelgasten<br />

en hotelgasten<br />

E. Exploitanten van een drankgelegenheid (café, taverne), snack-bar,<br />

tea-room, cafetaria, verbruikssalon voor ijs of banketgebak en<br />

andere verbruikssalons.<br />

Tolerantie<br />

De exploitant van een drankgelegenheid (café, taverne), snack-bar, tea-room,<br />

cafetaria, verbruikssalon voor ijs of banketgebak en andere verbruikssalons die<br />

zich <strong>be</strong>perkt tot het verschaffen van “lichte” maaltijden die uitsluitend worden<br />

geserveerd met brood en die in de hiernavolgende lijst zijn vermeld dient<br />

overeenkomstig punt 18 van de aanschrijving nr. 6/1999, geen rekening of<br />

ontvangst<strong>be</strong>wijs uit te reiken.


Lichte maaltijden:<br />

(1 februari 2012)<br />

1097 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

- soepen;<br />

- croques (monsieur, madame, hawaïaanse, ...) en andere toasten van<br />

allerlei aard;<br />

- kroketten (van garnalen, vlees, gevogelte, kaas, ...), met uitzondering<br />

van aardappelkroketten;<br />

- vol-au-vent, pensen, satés;<br />

- <strong>be</strong>legde broodjes (in<strong>be</strong>grepen hamburgers, hot-dogs, pitta's, ...);<br />

- deegwaren, (spaghetti, lasagne, ...), pizza, quiche en andere hartige<br />

taarten;<br />

- koude salades (van vlees, vis, ...);<br />

- Engelse schotels;<br />

- omeletten, roereieren, spiegeleieren en andere <strong>be</strong>reide eieren;<br />

- pannenkoeken, nagerechten en ijs, wafels, gebak, koeken, croissants,<br />

yoghurt en milkshakes.<br />

Ingeval de exploitant ook andere maaltijden verschaft, moet hij een rekening of<br />

ontvangst<strong>be</strong>wijs uitreiken voor alle door hem verstrekte maaltijden.<br />

Uitreiken van een controledocument<br />

Deze tolerantie blijft in ieder geval van toepassing in deel 1 van de<br />

overgangsperiode. Daarna zullen deze exploitanten overeenkomstig onderstaande<br />

ta<strong>be</strong>l gehouden zijn tot het uitreiken van een controledocument.<br />

In dit opzicht is het niet nodig een onderscheid te maken tussen de <strong>be</strong>staande<br />

ondernemingen en de starters/overnemers. De bovengenoemde exploitanten<br />

heb<strong>be</strong>n tijdens deze periode geen aanvullende verplichtingen.<br />

<strong>be</strong>staande<br />

ondernemingen<br />

Overgangsperiode<br />

deel 1<br />

geen<br />

controle-<br />

document<br />

overgangsperiode<br />

deel 2<br />

geen<br />

controle-<br />

document<br />

vanaf 01.01.2013<br />

10-percentregel voldaan:<br />

- verplicht ticket<br />

geregistreerde kassa of<br />

- factuur als de klant een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is en de<br />

uitreiking ge<strong>be</strong>urt op<br />

tijdstip voltooiing van de<br />

dienst


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1098<br />

starters/<br />

overnemers<br />

(1 februari 2012)<br />

geen<br />

controle-<br />

document<br />

F. Exploitanten van een frituur.<br />

Tolerantie<br />

10-percentregel voldaan:<br />

- verplicht ticket<br />

geregistreerde kassa of<br />

- factuur als de klant een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is en<br />

de uitreiking ge<strong>be</strong>urt op<br />

tijdstip voltooiing van<br />

de dienst<br />

10-percentregel niet-<br />

voldaan:<br />

- btw-bonnetje of<br />

- ticket 6/1999 of<br />

- E.T. 103.592 of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillige ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

10-percentregel niet-<br />

voldaan:<br />

- btw-bonnetje of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillige ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

10-percentregel voldaan:<br />

- verplicht ticket<br />

geregistreerde kassa of<br />

- factuur als de klant een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is en de<br />

uitreiking ge<strong>be</strong>urt op<br />

tijdstip voltooiing van de<br />

dienst<br />

10-percentregel niet-<br />

voldaan:<br />

- btw-bonnetje of<br />

- factuur op tijdstip<br />

voltooiing dienst of<br />

- vrijwillige ticket<br />

geregistreerde kassa<br />

De Administratie heeft bovendien toegestaan dat de exploitant van een frituur<br />

geen controledocument dient uit te reiken indien zijn exploitatie voldoet aan<br />

alle voorwaarden vervat in punt 19 van bovengenoemde aanschrijving<br />

nr. 6/1999:<br />

1° de exploitant <strong>be</strong>perkt zich tot het verstrekken van gerechten en<br />

voedingswaren - per categorie opgenomen in de hierna volgende lijst -<br />

die gebruikelijk worden verstrekt of verkocht in de frituursector, al<br />

dan niet geserveerd met brood of drank:


(1 februari 2012)<br />

1099 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

- frieten (<strong>be</strong>reiding in frituurvet of -olie);<br />

- gerechten die volledig klaar worden ingekocht voor <strong>be</strong>reiding in<br />

frituurvet of -olie (b.v. hamburgers, alle soorten burgers,<br />

frikandellen, viandellen, sticks, satés, loempia's en alle soorten<br />

kroketten);<br />

- sausen zoals looksaus, americain, andalouse, banzaï, <strong>be</strong>arnaise,<br />

brasil, cocktail, curry, curry-ketchup, extra-saus, hot chili, ketchup,<br />

mayonaise, mosterd, pickles, pili-pili, provençale, riche,<br />

salad-dressing, samoerai, tartare, stoofvleessaus, zigeunersaus;<br />

- specerijen, verse gesneden uien of conserven van uien,<br />

augurken, komkommers, conserven van mosselen, rolmops;<br />

- hardgekookte eieren;<br />

- voorgekookte koude worsten, zoals cervelaatworst en<br />

jagersworst;<br />

- stoofvlees, goulash, vol-au-vent, gehaktballetjes in tomatensaus;<br />

- hot-dogs;<br />

- "smos", uitsluitend samengesteld uit brood, sla, tomaten en/of<br />

komkommers, ham en/of kaas, mayonaise, hardgekookte eieren<br />

en verse gesneden uien.<br />

Worden daarentegen niet <strong>be</strong>schouwd als voedingsmiddelen eigen aan<br />

de frituursector en vallen bijgevolg buiten het toepassingsgebied van<br />

de huidige uitzondering:<br />

- verse mosselen;<br />

- vleessoorten zoals onder meer biefstukken, ribstukken en<br />

kalfslapjes;<br />

- pitta's;<br />

- croques (monsieur, madame, enz.) en andere toasten;<br />

- deegwaren, pizza's, enz.;<br />

- <strong>be</strong>reide eieren, met uitzondering van hardgekookte eieren;<br />

- salades en rauwkost;<br />

- nagerechten.<br />

2° de hierboven <strong>be</strong>doelde voedingswaren worden uitsluitend opgediend in een<br />

voor éénmalig gebruik <strong>be</strong>stemde houder of verpakking van papier, karton of<br />

kunststof (b.v. puntzakken, schaaltjes, speciaal papier dat in voorkomend geval<br />

wordt gebruikt om de inhoud van de zak of schaal te vergroten), in voorkomend<br />

geval vergezeld van <strong>be</strong>stek dat eveneens dient voor éénmalig gebruik;


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1100<br />

3° de inrichting (zowel binnen als buiten) die de exploitant ter <strong>be</strong>schikking van<br />

zijn cliënteel stelt is op een zodanige wijze uitgerust of ontworpen dat ze aan<br />

maximum zestien personen de mogelijkheid biedt om tegelijkertijd de onder<br />

1°, eerste lid van dit punt <strong>be</strong>doelde spijzen die door de exploitant worden<br />

verstrekt, te verbruiken in de inrichting. De omstandigheid dat deze personen<br />

hun maaltijd verbruiken rechtstaand of zittend, aan een tafel, aan de toonbank<br />

of eenvoudigweg aan een aan de muur <strong>be</strong>vestigde plank, binnen in de<br />

inrichting of in open lucht, is daarbij van geen <strong>be</strong>lang.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die meerdere inrichtingen zoals <strong>be</strong>doeld in het huidige<br />

nummer uitbaat, moet elke inrichting individueel <strong>be</strong>schouwen om na te gaan of<br />

de eerste twee in het voorgaande lid genoemde voorwaarden <strong>be</strong>iden vervuld<br />

zijn. Daarentegen slaat de <strong>be</strong>perking die wordt opgelegd in de derde<br />

voorwaarde op het geheel van de inrichtingen die reeds aan de eerste en de<br />

tweede voorwaarde voldoen (indien bijvoor<strong>be</strong>eld de exploitant van twee<br />

inrichtingen tegelijkertijd in de ene inrichting aan tien personen en in de andere<br />

inrichting aan twaalf personen de mogelijkheid kan bieden om hun maaltijd in<br />

de inrichting te verbruiken, zijn <strong>be</strong>ide inrichtingen uitgesloten van het voordeel<br />

van de huidige uitzondering).<br />

De exploitant van een frituur die aan zijn klanten met het oog op verbruik ter<br />

plaatse voedingswaren verschaft die niet zijn vermeld in de onder 1°, eerste lid,<br />

van onderhavig punt <strong>be</strong>oogde lijst, moet een rekening of een ontvangst<strong>be</strong>wijs<br />

uitreiken voor alle door hem verstrekte maaltijden met in<strong>be</strong>grip van deze die in<br />

hogergenoemde lijst voorkomen. De door de exploitant van een frituur<br />

verrichte leveringen van voedingswaren die niet zijn <strong>be</strong>oogd in de <strong>be</strong>trokken<br />

lijst en die uitsluitend zijn <strong>be</strong>stemd om door de klant te worden meegenomen<br />

buiten de inrichting van die exploitant vormen geen enkel <strong>be</strong>letsel voor het<br />

vervullen van de eerste voorwaarde gelet op het feit dat ieder verbruik ter<br />

plaatse van deze goederen wordt uitgesloten.<br />

Anderzijds moet de exploitant van een frituur die aan zijn klanten in dezelfde<br />

inrichting tegelijkertijd spijzen <strong>be</strong>doeld onder 1°, eerste lid van dit nummer en<br />

zogenaamde "lichte" maaltijden in de zin van punt E aanbiedt die ter plaatse<br />

worden verbruikt (<strong>be</strong>halve kroketten, vol-au-vent, satés, hamburgers, hot-dogs,<br />

hardgekookte eieren), voor alle maaltijden de voorgeschreven rekeningen of<br />

ontvangst<strong>be</strong>wijzen uitreiken. Bovendien dient de exploitant van een frituur die<br />

in dezelfde inrichting tegelijkertijd een frituur, die voldoet aan de drie<br />

voorwaarden van het eerste lid van onderhavig punt, en een restaurant uitbaat,<br />

een rekening of een ontvangst<strong>be</strong>wijs uit te reiken voor alle maaltijden die hij<br />

verstrekt.<br />

(1 februari 2012)


Uitreiken van een controledocument<br />

(1 februari 2012)<br />

1101 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Deze tolerantie blijft in ieder geval van toepassing in overgangsperiode deel 1.<br />

Daarna zullen deze exploitanten overeenkomstig de ta<strong>be</strong>l onder E gehouden<br />

zijn tot het uitreiken van een controledocument.<br />

G. Exploitanten van foorkramen en <strong>be</strong>drijfsmesses<br />

Overeenkomstig punt 12 van de aanschrijving nr. 6/1999 dienen de<br />

exploitanten van foorkramen die worden gebruikt tijdens kermissen (zelfs deze<br />

die een zekere tijd duren), markten, volksfeesten, sportwedstrijden, enz., met<br />

uitzondering van blijvende installaties (b.v. installaties in pretparken of op<br />

parkeerplaatsen langs autowegen) geen controledocument uit te reiken.<br />

De <strong>be</strong>drijfsmesses zijn evenmin verplicht tot het uitreiken van een controledocument.<br />

Deze <strong>be</strong>slissing blijft gehandhaafd.<br />

447/5. Uit te reiken documenten voor het wassen van automobielen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die automobielen wast (car-wash, garagehouders, exploitanten<br />

van parkings of van service-stations) moet voor iedere personenauto, auto voor<br />

dub<strong>be</strong>l gebruik, minibus en kampeerauto die wordt gewassen een rekening of<br />

ontvangst<strong>be</strong>wijs zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 22, van het KB nr. 1 (z. 447/3/I) uitreiken.<br />

Deze verplichting geldt derhalve niet voor het wassen van vrachtwagens,<br />

<strong>be</strong>stelwagens, kampeeraanhangwagens (caravans, camping-car) en motorrijwielen,<br />

noch voor het louter ter<strong>be</strong>schikkingstelling van materiaal aan de klant om hem toe te<br />

laten zelf een voertuig te wassen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige is er evenwel niet tot gehouden de rekening of het<br />

ontvangst<strong>be</strong>wijs op te maken voor zover hij op het tijdstip waarop de dienst is<br />

voltooid aan de klant een factuur uitreikt waarop de vermeldingen genoemd in<br />

artikel 5, van het KB nr. 1 zijn aangebracht.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1102<br />

448. Principe.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 4. - Btw-aangiften van de <strong>be</strong>lastbare handelingen en<br />

<strong>be</strong>taling van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting aan de Schatkist.<br />

Elke maand zijn de <strong>be</strong>lastingplichtigen, met uitzondering van degenen die geen enkel<br />

recht op aftrek heb<strong>be</strong>n (z. Wetboek, art. 53, § 1, 1 ste lid, 2°), namelijk degenen:<br />

- die uitsluitend leveringen van goederen of diensten verrichten, vrijgesteld door<br />

artikel 44 van het Wetboek, waarvoor zij geen recht op aftrek heb<strong>be</strong>n;<br />

- die onderworpen zijn aan de regeling <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het<br />

Wetboek (kleine ondernemingen onderworpen aan de vrijstellingsregeling);<br />

- die onderworpen zijn aan de regeling <strong>be</strong>doeld in artikel 57, § 1 van het<br />

Wetboek (de landbouwondernemers);<br />

gehouden een aangifte in te dienen van het <strong>be</strong>drag van de in het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

handelingen die zij tijdens de verstreken maand heb<strong>be</strong>n verricht of die aan hen<br />

werden verstrekt in het kader van hun economische activiteit, van het <strong>be</strong>drag van de<br />

opeisbare btw, van de te verrichten aftrek en van de te verrichten herzieningen, en<br />

van de gegevens die de Koning noodzakelijk acht om te voldoen aan de door de<br />

Europese Gemeenschappen uitgevaardigde regelgeving op het vlak van statistieken<br />

en om de controle op de toepassing van de btw te verzekeren. De Koning kan<br />

toelaten dat de aangifte per kwartaal, halfjaarlijks of jaarlijks wordt ingediend<br />

(Wetboek, art. 53octies, § 1, derde lid).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn gehouden de verschuldigde <strong>be</strong>lasting te voldoen binnen<br />

de termijn van indiening van de periodieke aangifte (Wetboek, art. 53, § 1, eerste lid,<br />

3°). De Koning kan toelaten dat, in de door Hem te <strong>be</strong>palen gevallen en onder de<br />

door Hem te stellen voorwaarden, de <strong>be</strong>lasting wordt voldaan door middel van<br />

maandelijkse voorschotten (Wetboek, art. 53octies, § 1, vijfde lid). Hij kan ook<br />

<strong>be</strong>palen dat de <strong>be</strong>lasting verschuldigd over de handelingen verricht tijdens het laatste<br />

aangiftetijdvak van het kalenderjaar moet worden voldaan vóór het verstrijken van<br />

het jaar (Wetboek, art. 53octies, § 1, zesde lid).


(1 februari 2012)<br />

1103 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Bovendien zijn de <strong>be</strong>lastingplichtigen die geen periodieke btw-aangiften indienen en<br />

de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen gehouden tot het indienen van de<br />

bijzondere btw-aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen waarvoor zij schuldenaar<br />

zijn van de <strong>be</strong>lasting (zie nrs. 454 tot 454/3). Deze aangifte moet worden ingediend<br />

voor het kwartaal waarop deze handelingen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n.<br />

De verschuldigde <strong>be</strong>lasting die <strong>be</strong>trekking heeft op de bijzondere btw-aangifte moet<br />

aan de Schatkist worden voldaan binnen de termijn voorzien voor de indiening van<br />

deze aangifte.<br />

Eerste onderafdeling. - Periodieke btw-aangiften (maand- en kwartaalaangiften).<br />

449. Personen gehouden tot het indienen van periodieke aangiften.<br />

A. Principe.<br />

De verplichting om een aangifte in te dienen <strong>be</strong>helst alle <strong>be</strong>lastingplichtigen met<br />

uitzondering van degenen die geen recht op aftrek heb<strong>be</strong>n. Deze aangiften heb<strong>be</strong>n als<br />

voornaamste doel de administratie in kennis te stellen van enerzijds het <strong>be</strong>drag van<br />

de verschuldigde btw op de door de aangever verrichte handelingen en anderzijds het<br />

<strong>be</strong>drag van de btw door de aangever in aftrek te brengen. Zij vermelden ook het<br />

<strong>be</strong>drag van de omzet (handelingen verricht door de aangever), het <strong>be</strong>drag van de<br />

aankopen van de handelsgoederen, de diensten en diverse goederen en de door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige gedane investeringen, alsook de verschillende handelingen die hij<br />

heeft ontvangen en waarvoor hij schuldenaar is van de btw aan de Schatkist.<br />

Tenslotte is het ook in hun aangifte dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen in principe hun recht<br />

op teruggaaf uitoefenen en herzieningen verrichten eigen aan de uitoefening van hun<br />

activiteit.<br />

B. Uitzondering op de verplichting tot indiening van periodieke<br />

aangiten.<br />

De volgende <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn niet gehouden tot het indienen van periodieke<br />

aangiften:


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1104<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtige die uitsluitend leveringen van goederen of diensten<br />

verricht vrijgesteld door artikel 44 van het Wetboek waarvoor hij geen recht op<br />

aftrek heeft;<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is aan de regeling <strong>be</strong>doeld in artikel 56,<br />

§ 2, van het Wetboek (vrijgestelde kleine ondernemingen);<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is aan de regeling <strong>be</strong>doeld in artikel 57<br />

van het Wetboek (de landbouwondernemers).<br />

Bovendien heeft de administratie andere <strong>be</strong>lastingplichtigen, in het kader van<br />

<strong>be</strong>paalde bijzondere regelingen, ontheven van de verplichting periodieke aangiften in<br />

te dienen. Het <strong>be</strong>treft met name:<br />

- de handelaars in recuperatiestoffen en -producten (z. aanschr. 88/1970 en<br />

120/1971);<br />

- de depothouders van wasserijen, ververijen en stomerijen of stoppageondernemingen<br />

(z. aanschr. 28/1975);<br />

- de depothouders, ophalers en verzamelaars van sportpronostieken en agentschappen<br />

voor weddenschappen op paardenwedrennen die tussenkomen bij het<br />

inzamelen van inzetten op Belgische wedrennen (z. aanschr. 94/1971 en<br />

15/1974);<br />

- de schippers die niet meer dan vijf boten exploiteren (z. aanschr. 109/1970,<br />

84/1971, 2/1973 en 27/1975);<br />

- solvabiliteitsonderzoekers voor rekening van kredietinstellingen (z. aanschr.<br />

181/1971);<br />

- tussenpersonen in de sector van de directe verkopen wanneer de organisator<br />

van de verkopen van een bijzondere vergunning geniet (<strong>be</strong>slissing ET 102.595<br />

van 19/2/2002).<br />

- tussenpersonen bij het werven van abonnees-eindverbruikers, hetzij voor<br />

leveringen van gas en/of elektriciteit, hetzij voor diensten inzake<br />

telecommunicatie, waarbij de leverancier van gas en elektriciteit of de operator<br />

inzake telecommunicatie een bijzondere vergunning geniet (<strong>be</strong>slissing<br />

ET 110.297 van 13/05/2008<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1105 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

- artsen en ziekenhuizen die naast hun krachtens artikel 44 van het Btw-Wetboek<br />

vrijgestelde activiteiten geen andere met btw <strong>be</strong>laste activiteit verrichten dan<br />

onderzoekswerk, met in<strong>be</strong>grip van klinische proeven en kiezen voor de<br />

bijzondere regeling voor artsen en ziekenhuizen (<strong>be</strong>slissing ET 116.111 van<br />

21/02/2011).<br />

Anderzijds kunnen de <strong>be</strong>lastingplichtigen die eenmaal per jaar een handels<strong>be</strong>urs, een<br />

feest of een gelijkaardige manifestatie organiseren en die geen periodieke aangiften<br />

moeten indienen voor het uitoefenen van een andere <strong>be</strong>lasting-plichtige activiteit,<br />

gemachtigd worden slechts één btw-aangifte per manifestatie in te dienen (z. aanschr.<br />

79/1972).<br />

Indien de organisatoren van sportevenementen die in <strong>be</strong>ginsel onderworpen zijn aan<br />

de normale regeling slechts één maal per jaar een sportevenement organiseren en<br />

buiten het kader van dit sportevenement geen andere met btw te <strong>be</strong>lasten handelingen<br />

verrichten, staat de administratie aan dergelijke organisatoren een vereenvoudigde<br />

regeling toe die hen ontheft van het indienen van periodieke aangiften. Zij zijn<br />

gehouden een specifieke jaaraangifte in te dienen ten laatste op het einde van de<br />

tweede kalendermaand volgend op de maand waarin het <strong>be</strong>doelde sportevenement<br />

eindigt. (Zie <strong>be</strong>slissing E.T. 119.653 van 11/07/2011)<br />

In geval van faillissement van de <strong>be</strong>lastingplichtige, mag de curator, voor alle<br />

handelingen die hij sinds de dag van het vonnis van de faillietverklaring heeft<br />

verricht, zich <strong>be</strong>perken tot het indienen van een verzamelaangifte en dit binnen de<br />

maand na het sluiten van de vereffening van het faillissement. Wanneer evenwel de<br />

vereffening niet <strong>be</strong>ëindigd is na afloop van het kalenderjaar volgend op dat in de<br />

loop waarvan het vonnis van faillietverklaring werd uitgesproken, moet een<br />

tussentijdse aangifte worden ingediend uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar<br />

of van de volgende jaren (z. aanschr. 26/1978, nrs. 27 tot 33).<br />

C. Niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

Wanneer hij in België andere handelingen verricht dan deze waarvoor zijn<br />

medecontractant overeenkomstig artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, 2° en 5° en 6°, van het<br />

Wetboek schuldenaar is van de btw (z. nr. 483), is de <strong>be</strong>lastingplichtige die niet in<br />

België is gevestigd, gehouden, naargelang het geval,<br />

- zich in België voor btw-doeleinden te laten identificeren zonder een<br />

aansprakelijke vertegenwoordiger te laten erkennen (rechtstreekse identificatie),<br />

wanneer hij een in de Gemeenschap gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige is.<br />

Hij kan evenwel, in <strong>be</strong>paalde omstandigheden, een aansprakelijke vertegenwoordiger<br />

laten erkennen, indien hij dat wenst;


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1106<br />

- een aansprakelijke vertegenwoordiger in België te laten erkennen, wanneer hij<br />

een niet in de Gemeenschap gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige is.<br />

Wanneer hij een rechtstreekse identificatie heeft, is de <strong>be</strong>lastingplichtige zelf<br />

gehouden periodieke btw-aangiften in te dienen. Wanneer hij een aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger heeft laten erkennen, is het deze laatste die in de rechten en<br />

plichten treedt van de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige en die, in het<br />

bijzonder, gehouden is de periodieke btw-aangiften van deze <strong>be</strong>lastingplichtige in te<br />

dienen.<br />

Wanneer een ontslag of een ontheffing van toepassing is met <strong>be</strong>trekking tot de btw-<br />

identificatie of met <strong>be</strong>trekking tot de erkenning van een aansprakelijke vertegenwoordiger,<br />

moet geen periodieke btw-aangifte worden ingediend. Deze afwijkingen<br />

en ontheffingen leiden echter niet tot vrijstelling van <strong>be</strong>lasting voor de <strong>be</strong>lastbare<br />

handelingen verricht hier te lande.<br />

De niet in België gevestigde organisatoren van schouwspelen, manifestaties en<br />

<strong>be</strong>urzen, de niet in België gevestigde deelnemers aan schouwspelen, manifestaties en<br />

<strong>be</strong>urzen en de niet in België gevestigde tussenpersonen gespecialiseerd in<br />

merchandising op dergelijke evenementen kunnen onder de voorwaarden <strong>be</strong>doeld in<br />

de <strong>be</strong>slissing ET 116.547 van 9 juni 2009 de bijzondere regeling MANIFESTATIES,<br />

BEURZEN en MERCHANDISING genieten. Deze regeling voorziet een afwijking<br />

op de na te leven formaliteiten op het stuk van de btw en houdt onder andere in dat<br />

er, in de plaats van de periodieke btw-aangifte, naar gelang de omzet, jaarlijks of<br />

semestrieel, een specifieke btw-aangifte MANIFESTATIES, BEURZEN en<br />

MERCHANDISING moet worden ingediend.<br />

D. Btw-eenheden.<br />

In het kader van het stelsel van de btw-eenheid dienen de handelingen, die tijdens<br />

een aangifteperiode door de leden van deze btw-eenheid werden verricht, te worden<br />

ingeschreven in één enkele aangifte die wordt ingediend onder de naam en het btwidentificatienummer<br />

van de eenheid.<br />

Overeenkomstig artikel 53, § 1, 1 ste lid, 2°, van het Wetboek, in combinatie met<br />

artikel 1, § 3, 3 de lid, van het KB nr. 55, is de vertegenwoordiger van de btw-eenheid<br />

gehouden om iedere maand of ieder kwartaal op grond van een volmacht een<br />

periodieke aangifte in te dienen in naam en voor rekening van alle leden van de<br />

eenheid.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1107 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Het stelsel van indiening van de periodieke aangifte dat toepasselijk is op de btweenheid,<br />

volgt de normale regels, die van toepassing zijn op andere <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

(z. nrs. 450 en volgende).<br />

450. Periode waarop de periodieke aangifte <strong>be</strong>trekking heeft.<br />

A. Principe.<br />

Bij toepassing van artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek is in principe iedere<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, met uitzondering van degene die geen recht op aftrek heeft,<br />

gehouden tot het indienen van een btw-maandaangifte, en dit ongeacht de <strong>be</strong>langrijkheid<br />

van zijn omzetcijfer.<br />

B. Afwijking.<br />

Artikel 53octies, § 1, derde lid, van het Wetboek voorziet dat de Koning kan toelaten<br />

af te wijken van de verplichting tot maandelijkse indienen. Deze aan de Koning<br />

toegekende wettelijke <strong>be</strong>voegdheid maakt het voorwerp uit van de <strong>be</strong>palingen van<br />

artikel 18, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1.<br />

Sinds 1 januari 2010 en krachtens artikel 18, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1,<br />

wordt de <strong>be</strong>lastingplichtige die het <strong>be</strong>drag van het in artikel 19, § 1, van hetzelfde<br />

<strong>be</strong>sluit <strong>be</strong>doelde voorschot <strong>be</strong>paalt overeenkomstig de in § 2, van laatstgenoemd<br />

artikel uiteengezette regel, gemachtigd slechts om de drie maanden een aangifte in te<br />

dienen, uiterlijk de twintigste van de maand na ieder kalenderkwartaal, wanneer de<br />

volgende voorwaarden allen worden voldaan:<br />

- zijn jaarlijks omzetcijfer (exclusief btw) voor de volledige economische<br />

activiteit <strong>be</strong>draagt niet meer dan 1.000.000 EUR;<br />

- zijn jaarlijks omzetcijfer (exclusief btw) <strong>be</strong>draagt niet meer dan 200.000 EUR<br />

voor het geheel van de leveringen van de navolgende goederen:<br />

a. minerale oliën, <strong>be</strong>doeld in artikel 3 van de wet van 22 okto<strong>be</strong>r 1997<br />

<strong>be</strong>treffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale oliën;<br />

b. toestellen voor mobiele telefonie en computers alsmede hun<br />

randapparatuur, toe<strong>be</strong>horen en onderdelen;


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1108<br />

c. landvoertuigen, uitgerust met een motor, onderworpen aan de<br />

reglementering <strong>be</strong>treffende de inschrijving.<br />

- het jaarlijks <strong>be</strong>drag van de intracommunautaire leveringen van goederen<br />

<strong>be</strong>oogd in artikel 39bis, eerste lid, 1° en 4°, van het Wetboek en de daarop<br />

volgende leveringen van goederen <strong>be</strong>oogd in artikel 25quinquies, § 3, derde<br />

lid, van het Wetboek <strong>be</strong>draagt niet meer dan 400.000 EUR.<br />

Onder omzet wordt verstaan het geheel van uitgaande handelingen op te nemen in de<br />

aangifte, met name de som van de in de roosters 00 t.e.m. 47 te vermelden<br />

handelingen waarvan de in de roosters 48 en 49 op te nemen <strong>be</strong>dragen worden<br />

afgetrokken.<br />

Het <strong>be</strong>treft meer <strong>be</strong>paald:<br />

- de handelingen vrijgesteld door de artikelen 39 tot 42 van het Wetboek;<br />

- de handelingen vrijgesteld door artikel 44 van het Wetboek die al dan niet recht<br />

op aftrek verlenen;<br />

- de handelingen die plaatsvinden in het buitenland;<br />

- de handelingen die aan een bijzondere regeling onderworpen zijn (b.v. de<br />

verkoop van tabaksfabrikaten, de verkoop van tweedehandse goederen onder<br />

de winstmargeregeling);<br />

- de uitzonderlijke handelingen <strong>be</strong>doeld in de artikelen 11, 12, 18, § 3, en 19 van<br />

het Wetboek.<br />

Wanneer de overschrijding van de drempel van 1.000.000 EUR uitzonderlijk is, kan<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige een gemotiveerd verzoek richten aan het hoofd van het<br />

<strong>be</strong>voegde controlekantoor om te kunnen blijven genieten van de indiening van<br />

kwartaalaangiften.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige meerdere <strong>be</strong>roepswerkzaamheden uitoefent (b.v.<br />

bakker en kruidenier), moet het totaal worden gemaakt van de in die verschillende<br />

activiteiten gerealiseerde omzet. Er moet daarentegen geen rekening worden<br />

gehouden met de inkomsten genoten als loontrekkende, noch met de handelingen<br />

onderworpen aan de bijzondere regeling van artikel 57 van het Wetboek<br />

(landbouwregeling).<br />

Wanneer meerdere <strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>roepswerkzaamheden uitoefenen in<br />

onverdeeldheid of in vereniging dient het <strong>be</strong>drag van de totale omzet van die<br />

gemeenschappelijk uitgeoefende werkzaamheden in aanmerking te worden genomen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1109 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Wanneer daarentegen ieder van de echtgenoten een onderscheiden <strong>be</strong>roepswerkzaamheid<br />

uitoefent waarvoor een btw-identificatienummer werd verkregen (b.v. de<br />

man caféhouder en de vrouw kruidenierster), moet het <strong>be</strong>drag van de door ieder van<br />

hen verwezenlijkte omzet apart in aanmerking worden genomen, ongeacht het<br />

huwelijksvermogenstelsel.<br />

Zelfs indien de onderneming meerdere onderscheiden <strong>be</strong>drijfszetels omvat, moet<br />

slechts één periodieke aangifte worden ingediend.<br />

450/2. Overgang van een regeling naar een andere.<br />

De overgang van de regeling kwartaalaangiften naar maandaangiften geschiedt bij<br />

het verstrijken van het kalenderkwartaal waarin voor de eerste maal niet meer aan<br />

alle vereiste voorwaarden is voldaan (z. nr. 450). De <strong>be</strong>lastingplichtige is tevens<br />

gehouden uiterlijk de tiende van de maand volgend op het boven<strong>be</strong>doelde kalenderkwartaal<br />

het controlekantoor van de btw waaronder hij ressorteert, schriftelijk kennis<br />

te geven van deze overgang (KB nr. 1, art. 18, § 3, eerste lid).<br />

Alle andere overgangen van een aangifteregeling naar een andere zullen slechts<br />

kunnen worden verkregen mits machtiging van de administratie en op uitdrukkelijk<br />

verzoek van de <strong>be</strong>lastingplichtige (gemotiveerd schriftelijk verzoek in te dienen bij<br />

het controlekantoor van de btw waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert). Sinds 1<br />

januari 2010 treden zij in werking op de eerste dag van het aangiftetijdvak van de<br />

door de <strong>be</strong>lastingplichtige gevraagde nieuwe regeling volgend op de datum van<br />

aanvaarding van de aanvraag door de <strong>be</strong>trokken administratie (KB nr. 1, art. 18, § 3,<br />

tweede lid).<br />

451. Elektronische indiening van de periodieke aangifte.<br />

Bij toepassing van artikel 53octies, § 2, van het Wetboek, stipuleert artikel 18, § 4,<br />

van het KB nr. 1 dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen die gehouden zijn tot het indienen van<br />

aangiften <strong>be</strong>doeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek, deze aangiften<br />

langs elektronische weg moeten indienen.<br />

Paragraaf 5 van artikel 18 van hetzelfde KB preciseert evenwel dat de hiervoor<br />

<strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtigen van de verplichting tot indiening langs elektronische<br />

weg zijn vrijgesteld zolang zij, of in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is<br />

de <strong>be</strong>doelde aangiften namens hen in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde<br />

middelen <strong>be</strong>schikken om aan deze verplichting te voldoen.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1110<br />

Om de aangifte via elektronische weg in te dienen maakt de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

gebruik van de toepassing INTERVAT die hem door de administratie ter <strong>be</strong>schikking<br />

wordt gesteld op de internetsite van FOD Financiën http://www.minfin.<strong>fgov</strong>.<strong>be</strong><br />

(rubriek E-services).<br />

Voor praktische informatie wordt verwezen naar de FAQ’s die eveneens op<br />

voormelde site terug te vinden zijn.<br />

451/2 Indiening van de periodieke aangifte op papier.<br />

Ingeval van vrijstelling van de verplichting tot elektronische indiening of ingeval van<br />

overmacht (b.v. technische problemen) kan de periodieke aangifte op papier worden<br />

ingediend. In dat geval mag de <strong>be</strong>lastingplichtige enkel het door de administratie<br />

aangemaakte formulier, waarvan een model in de bijlage bij onderhavige <strong>handleiding</strong><br />

werd gevoegd (Bijlage IV), gebruiken. Dit formulier kan de <strong>be</strong>trokkene <strong>be</strong>komen op<br />

het btw-controlekantoor waaronder hij ressorteert en dient hij na invulling toe te<br />

zenden aan het <strong>be</strong>voegde scanningscentrum:<br />

- hetzij, wanneer het een Nederlandstalige versie <strong>be</strong>treft:<br />

Federale Overheidsdienst FINANCIEN<br />

Algemene administratie van de Fiscaliteit<br />

Scanningscentrum<br />

Zuiderpoort – Blok B<br />

Gaston Crommenlaan 6, bus 001<br />

9050 Gent (Lede<strong>be</strong>rg)<br />

- hetzij, wanneer het een Franstalige of Duitstalige versie <strong>be</strong>treft:<br />

Service Public Fédéral FINANCES<br />

Administration générale de la Fiscalité<br />

Centre de scanning<br />

Avenue du Prince de Liège 133, Bâtiment A<br />

5100 Namur (Jam<strong>be</strong>s)<br />

Sinds 1 januari 2010 wordt de geautomatiseerde aangifte, aangemaakt door de<br />

softwareproducenten, door de administratie niet meer aanvaard.<br />

(1 februari 2012)


452. Aangiftetermijn.<br />

(1 februari 2012)<br />

1111 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

De maandaangifte moet, uiterlijk de 20 ste van de maand die volgt op de maand<br />

waarop zij <strong>be</strong>trekking heeft, worden ingediend bij de door de Minister van Financiën<br />

aangewezen dienst.<br />

De kwartaalaangifte moet uiterlijk de 20 ste van de maand volgend op het verstrijken<br />

van het kalenderkwartaal waarop zij <strong>be</strong>trekking heeft, worden ingediend bij de door<br />

de Minister van Financiën aangewezen dienst.<br />

Echter wanneer de 20 ste een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt<br />

de indieningstermijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag, ongeacht de indieningsregeling<br />

(maand- of kwartaalaangifte).<br />

453. Inhoud van de periodieke aangifte.<br />

Naast de identificatie van de <strong>be</strong>lastingplichtige en het tijdvak waarop de aangifte<br />

<strong>be</strong>trekking heeft alsmede de eventuele aanvraag om terug<strong>be</strong>taling, moet de<br />

periodieke aangifte verschillende gegevens <strong>be</strong>vatten die blijken uit de boekhouding<br />

die de <strong>be</strong>lastingplichtige moet houden overeenkomstig artikel 14 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1 (z. nrs. 455 tot 459). Deze gegevens <strong>be</strong>treffen:<br />

- het <strong>be</strong>drag van de gerealiseerde omzet, ongeacht of het gaat om handelingen<br />

die al dat niet recht op aftrek verschaffen (z. kader II van de aangifte, roosters<br />

00 tot 49);<br />

- het <strong>be</strong>drag van de door de aangever verschuldigde <strong>be</strong>lasting (z. kader IV van<br />

de aangifte, roosters 54 tot 57);<br />

- het <strong>be</strong>drag van de herzieningen (z. kaders IV en V van de aangifte, roosters 61<br />

tot 64);<br />

- het <strong>be</strong>drag van de inkomende handelingen (z. kader III van de aangifte,<br />

roosters 81 tot 88);<br />

- het <strong>be</strong>drag van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting (z. kader V van de aangifte, rooster 59).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1112<br />

Sinds 1 januari 2010 laat een nieuw aan te vinken rooster in Kader VIII van de<br />

aangifte de <strong>be</strong>lastingplichtige toe de administratie mee te delen dat hij geen<br />

handelingen heeft verricht die in de jaarlijkse opgave van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

klanten moeten worden vermeld. De <strong>be</strong>lastingplichtige die dit rooster in de laatste<br />

aangifteperiode van het <strong>be</strong>treffende jaar aanvinkt, moet dus geen “nihil”-klantenlisting<br />

meer indienen.<br />

453/2. Verplichting tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

A. Belasting waarvan de opeisbaarheid blijkt uit de aangifte.<br />

De voor de aangifteperiode verschuldigde <strong>be</strong>lasting moet uiterlijk de twintigste van<br />

de maand die volgt op deze periode worden voldaan.<br />

Wanneer de twintigste een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt<br />

de <strong>be</strong>talingstermijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.<br />

De <strong>be</strong>taling moet ge<strong>be</strong>uren op de postrekening vermeld in artikel 2 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 24.<br />

B. Voorschot te voldoen door <strong>be</strong>lastingplichtigen gehouden tot het<br />

indienen van maandaangiften.<br />

Principe.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die op 1 decem<strong>be</strong>r van het lopend kalenderjaar gehouden is tot<br />

het indienen van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

maandaangiften, moet een voorschot <strong>be</strong>talen op de <strong>be</strong>lasting die verschuldigd is over<br />

zijn handelingen van de maand decem<strong>be</strong>r van datzelfde jaar (KB nr. 1, art. 19, § 3).<br />

Bedrag.<br />

Het <strong>be</strong>drag van het voorschot stemt overeen met de <strong>be</strong>lasting die door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige effectief verschuldigd is over de handelingen die hij heeft verricht<br />

vanaf 1 decem<strong>be</strong>r tot en met 20 decem<strong>be</strong>r van het lopende kalenderjaar. Dit<br />

voorschot wordt opgenomen in rooster 91 van de periodieke aangifte met <strong>be</strong>trekking<br />

tot de handelingen van de maand decem<strong>be</strong>r.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1113 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Onder de verschuldigde <strong>be</strong>lasting verstaat men het <strong>be</strong>drag van de opeisbare btw,<br />

verminderd met de btw waarvoor het recht op aftrek geldig kan worden uitgeoefend.<br />

Wat dit recht op aftrek <strong>be</strong>treft, is het derhalve vereist dat de <strong>be</strong>lastingplichtige op<br />

20 decem<strong>be</strong>r in het <strong>be</strong>zit is van de factuur of het als zodanig geldend stuk. De<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige moet de <strong>be</strong>dragen kunnen mededelen die als basis dienden voor de<br />

<strong>be</strong>rekening van het voorschot (<strong>be</strong>dragen van de verschuldigde en aftrekbare <strong>be</strong>lasting<br />

voor de periode van 1 tot en met 20 decem<strong>be</strong>r).<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige rooster 91 van de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

handelingen van de maand decem<strong>be</strong>r niet invult of deze aangifte met een ingevuld<br />

rooster 91 niet tijdig indient, is het <strong>be</strong>drag van het voorschot gelijk aan de <strong>be</strong>lasting<br />

die verschuldigd is voor de handelingen van de maand novem<strong>be</strong>r van het lopende<br />

kalenderjaar (rooster 71 van de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van de<br />

maand novem<strong>be</strong>r).<br />

Deze wijze om het <strong>be</strong>drag te <strong>be</strong>palen van het voor de handelingen van de maand<br />

decem<strong>be</strong>r te <strong>be</strong>talen voorschot biedt de <strong>be</strong>lastingplichtige de facto de mogelijkheid<br />

om, naar keuze, het <strong>be</strong>drag van het voorschot vast te stellen en dus hetzij een<br />

voorschot <strong>be</strong>rekend op grond van de op 20 decem<strong>be</strong>r van het lopende kalenderjaar<br />

effectief verschuldigde <strong>be</strong>lasting, hetzij een forfaitair <strong>be</strong>paald voorschot dat gelijk is<br />

aan de <strong>be</strong>lasting verschuldigd voor de handelingen van de maand novem<strong>be</strong>r van het<br />

lopende kalenderjaar, te voldoen.<br />

Er dient te worden opgemerkt dat indien de <strong>be</strong>lastingplichtige de tweede <strong>be</strong>rekeningswijze<br />

hanteert, hij geen voorschot moet <strong>be</strong>talen wanneer uit de aangifte van<br />

de maand novem<strong>be</strong>r een <strong>be</strong>lastingtegoed (rooster 72 van de aangifte) of geen enkel<br />

aan de Schatkist verschuldigd <strong>be</strong>drag ("Nihil-aangifte") blijkt.<br />

Datum van <strong>be</strong>taling.<br />

Het voorschot moet uiterlijk op 24 decem<strong>be</strong>r worden <strong>be</strong>taald Deze datum moet<br />

worden <strong>be</strong>schouwd als uiterste datum van <strong>be</strong>taling, zonder enig uitstel.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige van wie de btw-rekening-courant een tegoed vertoont op het<br />

tijdstip van de <strong>be</strong>taling, mag zijn <strong>be</strong>taling tot het passende <strong>be</strong>loop verminderen.<br />

Niet <strong>be</strong>taling of laattijdige <strong>be</strong>taling.<br />

Bij niet-<strong>be</strong>taling of laattijdige <strong>be</strong>taling van het voorschot zullen de in artikel 91, § 1,<br />

van het Wetboek <strong>be</strong>oogde interesten worden gevorderd op grond van het <strong>be</strong>drag<br />

vermeld in rooster 91 van de aangifte van de maand decem<strong>be</strong>r. Wanneer geen <strong>be</strong>drag


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1114<br />

in rooster 91 werd vermeld zullen de interesten worden gevorderd op grond van<br />

rooster 71 van de aangifte van de maand novem<strong>be</strong>r. Bij de <strong>be</strong>rekening van de<br />

interesten wordt rekening gehouden met het <strong>be</strong>lastingkrediet waarvan, in<br />

voorkomend geval, de <strong>be</strong>lastingplichtige geniet op datum van 24 decem<strong>be</strong>r.<br />

C. Voorschotten te voldoen door <strong>be</strong>lastingplichtigen gehouden tot het<br />

indienen van kwartaalaangiften.<br />

Overeenkomstig artikel 19, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 moet de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die slechts om de drie maanden een aangifte indient, uiterlijk de twintigste<br />

van de tweede en de derde maand van ieder kalenderkwartaal een voorschot voldoen<br />

op de <strong>be</strong>lasting waarvan de opeisbaarheid uit die aangifte zal blijken.<br />

De voorschotten moeten dus worden gestort:<br />

- voor het 1 ste kwartaal van het jaar: uiterlijk op 20 februari en 20 maart;<br />

- voor het 2 de kwartaal van het jaar: uiterlijk op 20 mei en 20 juni;<br />

- voor het 3 de kwartaal van het jaar: uiterlijk op 20 augustus en 20 septem<strong>be</strong>r;<br />

- voor het 4 de kwartaal van het jaar: uiterlijk op 20 novem<strong>be</strong>r en 20 decem<strong>be</strong>r.<br />

Het <strong>be</strong>drag van elk van de twee voorschotten die tijdens een kwartaal moeten worden<br />

<strong>be</strong>taald, is gelijk aan een derde van het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting dat voorkomt in<br />

rooster 71 van de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van het vorige kwartaal.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige mag het <strong>be</strong>drag van het te <strong>be</strong>talen voorschot aftrekken van het<br />

saldo dat op de dag van de <strong>be</strong>taling in zijn voordeel <strong>be</strong>staat op de btw-rekeningcourant.<br />

Bij niet <strong>be</strong>taling of bij laattijdige <strong>be</strong>taling van het voorschot zullen, in voorkomend<br />

geval, de in artikel 91, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>oogde interesten worden gevorderd.<br />

Er wordt opgemerkt dat de <strong>be</strong>lastingplichtige die de verplichting tot <strong>be</strong>taling van het<br />

op de hiervoor uiteengezette wijze <strong>be</strong>rekende voorschot niet nakomt, het voordeel<br />

van de regeling van indiening van kwartaalaangiften niet verliest.<br />

(1 februari 2012)


Onderafdeling 2. - Bijzondere btw-aangiften.<br />

(1 februari 2012)<br />

1115 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

454. Personen gehouden tot het indienen van de bijzondere btw-aangifte.<br />

De bijzondere btw-aangifte moet worden ingediend door (art. 53ter van het Wetboek):<br />

1° de btw-<strong>be</strong>lastingplichtigen die geen periodieke btw-aangiften indienen en die<br />

schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting of die deze <strong>be</strong>lasting moeten voldoen in de<br />

plaats van hun medecontractant (z. nr. 483). Moeten bijgevolg een bijzondere<br />

btw-aangifte indienen, de <strong>be</strong>lastingplichtigen die:<br />

- uitsluitend leveringen van goederen of diensten verrichten vrijgesteld<br />

door artikel 44 van het Wetboek waarvoor zij geen recht op aftrek<br />

heb<strong>be</strong>n;<br />

- de regeling <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2 van het Wetboek toepassen<br />

(kleine vrijgestelde ondernemingen);<br />

- de regeling <strong>be</strong>doeld in artikel 57, § 1 van het Wetboek toepassen (de<br />

landbouwondernemers);<br />

2° de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen die overeenkomstig artikel 51, § 1, 2°<br />

en § 2, eerste lid, 1° en 2°, van het Wetboek schuldenaar zijn van de btw of<br />

ingevolge artikel 5 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 31 de btw moeten voldoen in<br />

de plaats van de leverancier of dienstverrichter (z. nr. 483);<br />

3° de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten van de Belgische Staat, de<br />

provincies, de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen, die<br />

schuldenaar zijn van de btw:<br />

- overeenkomstig artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek, voor<br />

wat <strong>be</strong>treft diensten, <strong>be</strong>doeld in artikel 21, § 2, van het Wetboek, die<br />

hun worden verstrekt (zij worden in dat geval door artikel 21, § 1, van<br />

het Wetboek <strong>be</strong>schouwd als <strong>be</strong>lastingplichtigen voor de toepassing<br />

van artikel 21, § 2 want zij zijn voor btw-doeleinden geregistreerd);<br />

- wanneer zij werken uitvoeren, <strong>be</strong>doeld in artikel 19, § 2, 1°, van het<br />

Wetboek (werk in onroerende staat, uitgevoerd door eigen personeel<br />

en niet uitsluitend <strong>be</strong>stemd voor overheidsinfrastructuur die specifiek<br />

wordt gebruikt voor hun taak als overheid).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1116<br />

4° De <strong>be</strong>lastingplichtigen die onderworpen zijn aan de bijzondere<br />

landbouwregeling (LA) en een bijkomende activiteit <strong>be</strong>staande uit werk in<br />

onroerende staat verrichten met jaarlijkse omzet lager dan 5.580 EUR, en die<br />

bij administratieve tolerantie de LA-regeling mogen <strong>be</strong>houden voor de<br />

hoofdactiviteit, dienen een bijzondere aangifte in te dienen met <strong>be</strong>trekking tot<br />

het werk in onroerende staat (zie nr. 518).<br />

De intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen en van accijnsproducten,<br />

verricht door de voormelde personen moeten slechts in de bijzondere btwaangifte<br />

worden opgenomen wanneer die personen ervoor gekozen heb<strong>be</strong>n om al hun<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen in België aan de btw te onderwerpen<br />

of wanneer het totaal<strong>be</strong>drag van hun intracommunautaire verwervingen, voor<br />

het lopende kalenderjaar of voor het vorige kalenderjaar, van andere goederen dan<br />

nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten de drempel van 11.200 EUR overschrijdt<br />

(zie hoofdstuk IXbis).<br />

De personen gehouden tot het indienen van de bijzondere btw-aangifte aan wie een<br />

btw-identificatienummer werd toegekend dat de letters BE <strong>be</strong>vat, worden geacht de<br />

keuze te heb<strong>be</strong>n gedaan en aldus al hun intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen in België aan de btw te onderwerpen wanneer zij hun identificatienummer<br />

dat de letters BE <strong>be</strong>vat aan een leverancier mededelen om een intracommunautaire<br />

verwerving van goederen te doen, ofschoon het totaal <strong>be</strong>drag van hun intracommunautaire<br />

verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen en<br />

accijnsproducten voor het lopende jaar of voor het vorige jaar de drempel van<br />

11.200 EUR niet overschrijdt of nog, ze de in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°,<br />

tweede lid, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde keuzeverklaring niet heb<strong>be</strong>n ingediend<br />

(z. Wetboek, art. 25ter, § 1, tweede lid, 2°, vierde lid en art. 53quater, § 1, tweede<br />

lid).<br />

454/2. Handelingen waarvoor de btw-<strong>be</strong>lastingplichtigen die geen periodieke btwaangiften<br />

indienen schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting of de <strong>be</strong>lasting moeten<br />

voldoen in de plaats van de leverancier van de goederen of van de<br />

dienstverrichter.<br />

A. Intracommunautaire verwervingen van goederen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die geen periodieke aangiften (maand- of kwartaalaangiften)<br />

indienen, zijn schuldenaar van de btw wegens de intracommunautaire verwervingen:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1117 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

1° van accijnsproducten (minerale oliën, alcohol, alcoholhoudende dranken en<br />

tabaksfabrikaten);<br />

2° van nieuwe vervoermiddelen, zoals <strong>be</strong>paald in artikel 8bis, § 2, van het Wetboek<br />

(z. hoofdstuk IXbis);<br />

3° van andere goederen dan deze <strong>be</strong>doeld in 1° en 2° hiervoor, wanneer het<br />

totaal<strong>be</strong>drag van deze verwervingen de drempel van 11.200 EUR gedurende<br />

het lopende jaar of het voorgaande jaar overschrijdt;<br />

4° van andere goederen dan deze <strong>be</strong>doeld in 1° en 2° hiervoor, wanneer zij ervoor<br />

geopteerd heb<strong>be</strong>n deze handelingen in België aan de btw te onderwerpen.<br />

B. Diensten waarvoor de ontvanger van de diensten schuldenaar is van<br />

de <strong>be</strong>lasting.<br />

Diezelfde <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn eveneens schuldenaar van de btw, wanneer zij<br />

diensten ontvangen die geacht worden in België plaats te vinden, overeenkomstig<br />

artikel 21, § 2, van het Wetboek, en die verstrekt worden door <strong>be</strong>lastingplichtigen die<br />

niet in België zijn gevestigd (z. Wetboek, art. 51, § 2, eerste lid, 1°).<br />

Het gaat om alle diensten verricht door dienstverrichters die gevestigd zijn in een<br />

andere lidstaat of in een derde land, met uitzondering van deze diensten die <strong>be</strong>doeld<br />

zijn in artikel 21, § 3, van het Wetboek:<br />

1° diensten die verband houden met een onroerend goed;<br />

2° personenvervoerdiensten;<br />

3° diensten die <strong>be</strong>staan in het verlenen van toegang tot culturele, artistieke,<br />

sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- en soortgelijke<br />

evenementen;<br />

4° restaurant- en cateringdiensten (<strong>be</strong>halve deze verricht aan boord van een schip,<br />

vliegtuig, trein in de EG);<br />

5° verhuur op korte termijn van een vervoermiddel;<br />

6° restaurant- en cateringdiensten (aan boord van een schip, vliegtuig of trein in<br />

de EG);


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1118<br />

C. Levering van gas via een op het grondgebied van de Gemeenschap<br />

gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten<br />

net, levering van elektriciteit of levering van warmte of koude<br />

via warmte- of koudenetten<br />

Krachtens artikel 51, § 2, eerste lid, 6°, van het Wetboek, zijn dezelfde <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting voor de leveringen van gas, elektriciteit,<br />

warmte of koude, door een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige, wanneer<br />

deze handeling hier te lande <strong>be</strong>lastbaar is overeenkomstig artikel 15, § 2, tweede lid,<br />

4°.<br />

D. Diensten verstrekt aan een lid van een btw-eenheid in de zin van<br />

artikel 4, § 2, van het Wetboek door een van zijn niet in België<br />

gevestigde vestigingen.<br />

De btw-eenheid is schuldenaar van de btw die verschuldigd is op dienstprestaties die<br />

haar leden ontvangen van hun buiten België gevestigde vestigingen (Wetboek,<br />

art. 19bis).<br />

De btw-eenheid die is onderworpen aan de verplichting tot indiening van de<br />

periodieke aangifte op grond van artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, voldoet de btw in de<br />

voormelde periodieke aangifte.<br />

Evenwel, de btw-eenheid die uitsluitend leveringen van goederen of diensten verricht<br />

die krachtens artikel 44 van het Wetboek zijn vrijgesteld van btw en waarvoor zij<br />

geen recht op aftrek heeft, is gehouden deze btw in een bijzondere aangifte te<br />

voldoen.<br />

E. Andere handelingen verstrekt door niet in België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

De in nr. 454 <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn eveneens schuldenaar van de<br />

<strong>be</strong>lasting voor de aan hen verrichte leveringen van goederen door een niet in België<br />

gevestigde leverancier die in een andere Lidstaat voor btw-doeleinden geïdentificeerd<br />

is, wanneer de voorwaarden van de vereenvoudigingsregeling inzake<br />

driehoeksverkeer vervuld zijn (z. hoofdstuk IXbis).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1119 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Overigens moeten de hiervoor <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtigen ook de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting voldoen over de handelingen verricht in België door <strong>be</strong>lastingplichtigen die<br />

er niet gevestigd zijn en die geen aansprakelijke vertegenwoordiger heb<strong>be</strong>n laten<br />

erkennen of die er niet voor de btw geïdentificeerd zijn (z. art. 5 van het KB nr. 31).<br />

454/3. Handelingen waarvoor de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen schuldenaar<br />

zijn van de <strong>be</strong>lasting.<br />

De niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen zijn schuldenaar van de btw voor dezelfde<br />

handelingen als de handelingen die in nr. 454/2 omschreven werden.<br />

De Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten van de Belgische Staat, de provincies,<br />

de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen zijn eveneens<br />

schuldenaar van de btw wanneer zij werken uitvoeren, <strong>be</strong>doeld in artikel 19, § 2, 1°,<br />

van het Btw-Wetboek (werk in onroerende staat, uitgevoerd door eigen personeel en<br />

niet uitsluitend <strong>be</strong>stemd voor overheidsinfrastructuur die specifiek wordt gebruikt<br />

voor hun taak als overheid).<br />

454/4. Tijdvak waarop de bijzondere btw-aangifte <strong>be</strong>trekking heeft.<br />

De bijzondere btw-aangifte is een kwartaalaangifte die <strong>be</strong>trekking heeft op de<br />

<strong>be</strong>lastbare handelingen, verricht gedurende een kalenderkwartaal en waarvoor de<br />

aangever:<br />

- gehouden is tot de <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting;<br />

- van een vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting geniet.<br />

Geen enkele bijzondere btw-aangifte moet worden ingediend wanneer geen enkele<br />

<strong>be</strong>lastbare handeling of herziening heeft plaatsgehad gedurende een kalenderkwartaal.<br />

454/5. Bijzondere aangifteformulieren.<br />

De personen gehouden tot het indienen van dergelijke aangifte moeten gebruik<br />

maken van de formulieren die hen door de administratie worden verstrekt en<br />

waarvan het model in bijlage gaat van deze <strong>handleiding</strong> (z. bijlage V).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1120<br />

454/6. Aangiftetermijn.<br />

De bijzondere aangifte moet worden ingediend bij het controlekantoor van de btw<br />

waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert, uiterlijk de twintigste dag van de maand<br />

die volgt op het kalenderkwartaal waarin de btw opeisbaar is geworden, overeenkomstig:<br />

- artikel 25septies van het Wetboek, voor de intracommunautaire verwervingen<br />

van goederen (z. hoofdstuk IXbis);<br />

- artikel 22, § 2, van het Wetboek, voor de diensten (z. hoofdstuk III);<br />

- artikel 17, § 1, van het Wetboek, voor de leveringen van goederen<br />

(z. hoofdstuk III).<br />

454/7. Inhoud van de bijzondere aangifte.<br />

Naast de identificatie van de aangever en het tijdvak waarop de bijzondere aangifte<br />

<strong>be</strong>trekking heeft, moet de aangifte verschillende gegevens vermelden die voortvloeien<br />

uit het register dat de <strong>be</strong>lastingplichtige of de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon<br />

moet houden overeenkomstig artikel 14, §§ 5 en 6 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 1 (z. nr. 465).<br />

Deze gegevens <strong>be</strong>treffen inzonderheid:<br />

- het <strong>be</strong>drag van de intracommunautaire verwervingen van goederen en gelijkgestelde<br />

handelingen (z. kader II van aangifte, roosters 71 tot 73);<br />

- het <strong>be</strong>drag van de andere handelingen waarvoor de aangever de btw moet<br />

voldoen (z. kader II van de aangifte, rooster 74);<br />

- het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting en de herzieningen (z. kader III van<br />

de aangifte, roosters 80 tot 82).<br />

Daarnaast dient de aangifte een opgave te <strong>be</strong>vatten van de handelingen die het<br />

voorwerp heb<strong>be</strong>n uitgemaakt van een inschrijving in de roosters 71 tot 74, 81 en 82<br />

van de bijzondere aangifte op grond van stukken die werden ontvangen of<br />

opgemaakt naar aanleiding van deze handelingen en van de verrichte regularisaties,<br />

(z. kader VI van de aangifte).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1121 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Deze opgave <strong>be</strong>vat voor iedere handeling volgende gegevens:<br />

- datum van het ontvangen of opgemaakte stuk (factuur of ander stuk);<br />

- naam, het adres en, in voorkomend geval, het btw-identificatienummer van de<br />

leverancier of dienstverrichter, geïdentificeerd in een andere lidstaat;<br />

- aard van de handeling (vb.: verwerving van een nieuw vervoermiddel,<br />

accijnsproducten, regularisatie, administratieve <strong>be</strong>slissing, ...);<br />

- datum van de handeling (d.w.z. tijdstip waarop de btw opeisbaar wordt of<br />

waarop het recht op teruggave ontstaat);<br />

- <strong>be</strong>drag van de handeling desgevallend in vreemde munt wanneer ze werd<br />

overeengekomen in een dergelijke munt;<br />

- de ISO-code van de gebruikte munt;<br />

- het <strong>be</strong>drag van de maatstaf van heffing in euro;<br />

- het btw-tarief waaraan de handeling is onderworpen, of een horizontale streep<br />

indien de handeling van btw is vrijgesteld;<br />

- het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde btw;<br />

- het <strong>be</strong>drag van de terug te geven btw.<br />

Nadat de aangever de aangifte heeft ingevuld, dateert en ondertekent hij ze.<br />

454/8. Verplichting tot <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting.<br />

De verschuldigde <strong>be</strong>lasting voor de bijzondere aangifteperiode moet uiterlijk de 20 ste<br />

van de maand die volgt op deze aangifteperiode worden voldaan.<br />

Wanneer de 20 ste een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de<br />

<strong>be</strong>talingstermijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.<br />

In het geval de <strong>be</strong>taling van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting niet plaatsvindt binnen de<br />

termijn voorzien voor de indiening van de bijzondere aangifte is de schuldenaar een<br />

interest van 0,8 pct. per maand vertraging (elke <strong>be</strong>gonnen maand wordt als een<br />

volledige maand geteld), alsmede een fiscale geldboete wegens laattijdige <strong>be</strong>taling<br />

verschuldigd.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1122<br />

Onderafdeling 3. - Andere aangiften en <strong>be</strong>talingswijzen.<br />

454/9. Bijzondere btw-aangifte inzake de intracommunautaire verwervingen van<br />

nieuwe vervoermiddelen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen <strong>be</strong>doeld in<br />

nr. 454 die intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen verrichten,<br />

terwijl zij gedurende het jaar of het vorige jaar de drempel van 11.200 EUR<br />

voor hun intracommunautaire verwervingen van goederen andere dan nieuwe<br />

vervoermiddelen en accijnsproducten, niet heb<strong>be</strong>n overschreden, of die er niet voor<br />

gekozen heb<strong>be</strong>n om deze intracommunautaire verwervingen van goederen in België<br />

aan de btw te onderwerpen, moeten een bijzondere aangifte met als titel "Bijzondere<br />

btw-aangifte inzake de intracommunautaire verwerving van nieuwe vervoermiddelen"<br />

indienen op een douanekantoor, waar de btw zal <strong>be</strong>taald worden.<br />

(z. KB nr. 46 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992).<br />

454/10. De aangifte ten verbruik op het stuk van de accijns.<br />

Wanneer de personen <strong>be</strong>doeld in nr. 454/9 intracommunautaire verwervingen van<br />

accijnsproducten verrichten onder de hiervoor <strong>be</strong>doelde voorwaarden, moeten zij de<br />

aangifte ten verbruik op het stuk van de accijns indienen op het <strong>be</strong>voegde kantoor der<br />

accijnzen waar de btw moet worden voldaan. Deze aangifte geldt als aangifte voor de<br />

<strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (z. KB nr. 51, art. 5).<br />

455. Algemeen.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 5. - De boekhouding.<br />

Het systeem van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde is essentieel gebaseerd op<br />

de boekhouding. Het <strong>be</strong>rekenen van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting voor elke aangifteperiode,<br />

het <strong>be</strong>palen van het <strong>be</strong>drag van de aftrekbare btw, het verzamelen van de<br />

verschillende gegevens voor het opmaken van de periodieke aangiften, van de<br />

jaarlijkse opgave van afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen en van de opgave van de intra-


(1 februari 2012)<br />

1123 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

communautaire handelingen; genoemde verplichtingen vereisen dat de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

het administratief <strong>be</strong>heer van zijn onderneming op een aangepaste wijze<br />

organiseert. Bovendien moet de administratie kunnen nagaan of de inschrijvingen in<br />

de boekhouding waarachtig zijn en of ze correct zijn overgenomen in de aangiften.<br />

Om bovengenoemde redenen leggen de artikelen 14 tot 16 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 1 diverse boekhoudkundige verplichtingen op aan de <strong>be</strong>lastingplichtigen, met<br />

uitzondering van diegenen die uitsluitend handelingen verrichten als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 8bis van het Wetboek (intracommunautaire levering van nieuwe vervoermiddelen;<br />

z. hoofdstuk IXbis).<br />

Elke <strong>be</strong>lastingplichtige is vrij zijn boekhouding te organiseren zoals hij wil, op<br />

voorwaarde dat ze voldoet aan de eisen van de fiscale wetgeving. Van deze algemene<br />

regel wordt enkel afgeweken voor de <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de<br />

forfaitaire regeling. Laatstgenoemden zijn immers verplicht hun boek voor<br />

inkomende facturen te houden op de door de administratie <strong>be</strong>paalde wijze (zie<br />

hoofdstuk XIII).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen moeten een aan de omvang van hun activiteiten aangepaste<br />

boekhouding voeren om de btw te kunnen toepassen en controleren. Ten dien einde<br />

moet de boekhouding minstens de volgende boeken omvatten: een boek voor<br />

inkomende facturen, een boek voor uitgaande facturen, een dagboek van ontvangsten<br />

per <strong>be</strong>drijfszetel en in voorkomend geval, een centralisatieboek (art. 14, § 2 van het<br />

KB nr. 1).<br />

Bovendien legt artikel 14, § 4 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, bijzondere regels op<br />

voor de kleine ondernemingen die de vrijstellingsregeling toepassen. Anderzijds<br />

worden in de §§ 5 en 6 van dit artikel bijzondere verplichtingen opgelegd aan<br />

<strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>lastingplichtigen en aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen in het<br />

geval zij schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting (z. nr. 483).<br />

Er wordt opgemerkt dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de bijzondere<br />

regeling van de landbouwondernemingen een zeer <strong>be</strong>perkte boekhouding voeren ten<br />

aanzien van die handelingen waarvoor zij aan die regeling onderworpen zijn (z.<br />

hoofdstuk XIII, nrs. 514 en 515).<br />

Bij de organisatie van zijn boekhouding mag de <strong>be</strong>lastingplichtige die eraan<br />

onderworpen is, de wettelijke <strong>be</strong>palingen en reglementeringen inzake de boekhouding,<br />

opgenomen in de wet van 17 juli 1975 met <strong>be</strong>trekking tot de boekhouding<br />

en de jaarrekeningen van de ondernemingen, en in de koninklijke <strong>be</strong>sluiten genomen<br />

ter uitvoering van deze wet, niet verwaarlozen (z. inzonderheid de aanschr. 3/1976,<br />

19/1976 en 11/1983).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1124<br />

Tenslotte vermelden we dat een boekhouding als voldoende kan <strong>be</strong>schouwd worden<br />

op fiscaal vlak, zelfs als ze niet strikt voldoet aan de wensen van de boekhouder en<br />

aan de eisen van de boekhoudtechniek. Een boekhouding kan aanvaard worden als de<br />

boekingen gestaafd zijn met <strong>be</strong>wijsstukken en als het geheel kan <strong>be</strong>schouwd worden<br />

als voldoende controleerbaar, oprecht en correct voor de toepassing van de btw.<br />

Bijgevolg zal de administratie geen boekhouding verwerpen die enkel vormgebreken<br />

vertoont die geen invloed heb<strong>be</strong>n op het <strong>be</strong>palen van de juiste omzet van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige (b.v. indien de formaliteiten van parafering en van visum niet<br />

vervuld zijn).<br />

456. De btw-boekhouding van de <strong>be</strong>lastingplichtigen, uitgezonderd degenen <strong>be</strong>doeld<br />

in de artikelen 44, 56, § 2 en 57 van het Wetboek.<br />

Krachtens artikel 14, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 moeten de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

een aan de omvang van hun activiteiten aangepaste boekhouding voeren<br />

om de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde te kunnen toepassen en deze te kunnen<br />

controleren. Dit veronderstelt, enerzijds, dat de inschrijvingen in de boeken de<br />

<strong>be</strong>dragen vermelden welke in de periodieke btw-aangiften moeten worden<br />

opgenomen, en anderzijds, dat alle inschrijvingen gestaafd worden door rechtvaardigingsstukken.<br />

De boekhouding van de <strong>be</strong>lastingplichtigen moet minstens <strong>be</strong>vatten:<br />

- een boek voor inkomende facturen;<br />

- een boek voor uitgaande facturen;<br />

- een dagboek van ontvangsten per <strong>be</strong>drijfszetel (voor de handelingen verricht<br />

met natuurlijke personen waarvoor zij niet gehouden zijn een factuur uit te<br />

reiken en waarvoor zij ook geen factuur heb<strong>be</strong>n uitgereikt) en, in voorkomend<br />

geval, een centralisatieboek.<br />

Bovendien schrijft artikel 11, § 5 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 het houden van een<br />

ta<strong>be</strong>l van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen voor, terwijl artikel 5 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 23<br />

en artikel 8 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 50 het houden van klantenrekeningen<br />

voorschrijven. Overigens legt artikel 4, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 het<br />

bijhouden van een teruggaafregister op.<br />

Behoudens de hiervoor <strong>be</strong>doelde boeken en registers wordt de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

verplicht andere boeken of registers te houden ingevolge de btw-wetgeving.<br />

(1 februari 2012)


Het <strong>be</strong>treft:<br />

(1 februari 2012)<br />

1125 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

- het register voor materiële werken of expertises met <strong>be</strong>trekking tot andere<br />

goederen dan uit hun aard onroerende goederen (z. nr. 461);<br />

- het register van de niet-overbrengingen (z. nr. 461/3);<br />

- het btw-register van de motorvoertuigen (z. nr. 461/2).<br />

Overigens moeten de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen en de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

gehouden tot het indienen van de bijzondere aangifte (z. nr. 454) en die schuldenaar<br />

zijn van de <strong>be</strong>lasting voor hun intracommunautaire verwervingen van goederen,<br />

andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten, een boekhouding voeren<br />

die hen toelaat de overschrijding van de drempel van 11.200 EUR voor dergelijke<br />

verwervingen na te gaan (z. nr. 465).<br />

Bovendien moeten de <strong>be</strong>lastingplichtigen die handelingen van verkoop verrichten in<br />

het kader van de regeling van verkopen op afstand, krachtens artikel 16, § 1, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, een boekhouding houden die op zodanige wijze is<br />

georganiseerd dat de administratie een controle kan uitoefenen op het <strong>be</strong>drag van de<br />

met <strong>be</strong>trekking tot deze materie gestelde drempel (z. hoofdstuk XIII, nr. 520/6).<br />

De boeken waarvan hierboven sprake moeten geen afzonderlijke documenten zijn<br />

die uitsluitend voor btw-doeleinden dienen. Ze mogen worden opgenomen in het<br />

geheel van de boekhouding waar men ze onder diverse <strong>be</strong>namingen kan terugvinden:<br />

inkoopboek of inkoopjournaal, verkoopboek of verkoopjournaal, dagboeken<br />

van de financiële <strong>be</strong>werkingen, enz. Kortom, de btw-verplichtingen en boekhoudverplichtingen<br />

mogen worden gecombineerd, op voorwaarde dat ze de controle op de<br />

juiste heffing van de <strong>be</strong>lasting mogelijk maken.<br />

Aangaande dit onderwerp moet er opgemerkt worden dat krachtens artikel 5 van de<br />

wet van 17 juli 1975 met <strong>be</strong>trekking tot de boekhouding van ondernemingen, de<br />

kleine ondernemingen ten minste de volgende drie dagboeken moeten bijhouden: een<br />

aankoopboek, een verkoopboek en een thesaurieboek.<br />

Als men deze verplichting vergelijkt met deze die voortvloeit uit de btwreglementering<br />

stelt men vast dat het aankoopboek en het verkoopboek respectievelijk<br />

overeenstemmen met het boek voor inkomende en uitgaande facturen, onder<br />

dit voor<strong>be</strong>houd dat in de marge van deze inschrijvingen het <strong>be</strong>drag, de wijze en de<br />

datum van <strong>be</strong>taling moeten worden aangetekend. Het thesaurieboek van zijn kant<br />

steekt duidelijk af tegen het dagboek van ontvangsten aangezien het niet alleen de


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1126<br />

leveringen en diensten verricht met particulieren zonder uitreiking van een factuur<br />

omvat, maar ook alle ontvangsten, zonder uitzondering en bovendien alle uitgaven,<br />

de onttrekkingen van fondsen andere dan voor de <strong>be</strong>hoeften van de onderneming,<br />

alsook de dagelijkse saldi in contanten.<br />

De boeken die deel uitmaken van de boekhouding vormen, ieder naargelang zijn<br />

oogmerk, een doorlopende reeks; uiterlijk op het tijdstip van gebruik worden zij<br />

geïdentificeerd door de precisering van dit oogmerk, hun plaats in deze reeks, de<br />

naam of de maatschappelijke <strong>be</strong>naming van de <strong>be</strong>lastingplichtige, van het lid van de<br />

btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek of van de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon en zijn in artikel 50 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde btwidentificatienummer<br />

(z. art. 15, § 1, van KB nr. 1).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen mogen tegelijk verscheidene factuurboeken houden, zowel<br />

inkomende als uitgaande (bijvoor<strong>be</strong>eld per exploitatiezetel, per afdeling, ...). Ze<br />

moeten echter op ieder ogenblik een inventaris houden van de factuurboeken die in<br />

gebruik zijn met vermelding van de aan elk ervan voor<strong>be</strong>houden <strong>be</strong>stemming.<br />

Bovendien moeten ze voor ieder aangiftetijdvak een samenvattende ta<strong>be</strong>l opmaken<br />

die, per rooster of per rubriek van de aangifte, de <strong>be</strong>dragen vermeldt die voortkomen<br />

uit de onderscheiden factuurboeken (z. aanschr. nr. 81/70).<br />

De factuurboeken mogen onder de navolgende voorwaarden op losse bladen worden<br />

gehouden:<br />

- de bladen moeten, uiterlijk op het ogenblik waarop ze gebruikt worden,<br />

genummerd worden volgens een ononderbroken reeks (minimum voor een<br />

jaar);<br />

- de bladen moeten steeds <strong>be</strong>waard worden in volgorde van de nummers;<br />

- de facturen en andere stukken worden ingeschreven volgens een ononderbroken<br />

reeks nummers (minimum voor een jaar);<br />

- de ingeschreven <strong>be</strong>dragen worden, hetzij per jaar, hetzij per aangiftetijdvak,<br />

getotaliseerd. Blad per blad wordt een totaal gemaakt dat wordt overgemaakt<br />

naar de volgende bladzijde;<br />

- wanneer een gedeelte van een blad ongebruikt blijft om technische redenen,<br />

moet dat gedeelte door middel van een streep onbruikbaar worden gemaakt.<br />

Het dagboek van ontvangsten en het centralisatieboek mogen niet op losse bladen<br />

worden gehouden (z. art. 15, § 1, tweede lid, van het KB nr. 1).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1127 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

De inschrijvingen met <strong>be</strong>trekking tot de boekhouding moeten gesteund zijn op<br />

verantwoordingsstukken die gedateerd zijn en waarvan, naargelang het geval, een<br />

origineel exemplaar of een dub<strong>be</strong>l dient te worden <strong>be</strong>waard.<br />

De inschrijvingen in de factuurboeken moeten zonder uitstel, in volgorde van de data<br />

en zonder enig wit vlak noch leemte worden verricht en in geval van ver<strong>be</strong>tering<br />

moet de oorspronkelijke inschrijving leesbaar blijven. Bovendien worden de totalen<br />

van elk blad bovenaan op het volgend blad overgedragen.<br />

Dit dagboek kan op elektronische wijze worden gehouden overeenkomstig artikel 14,<br />

§ 2, tweede lid, van het KB nr. 1.<br />

457. Boek voor inkomende facturen.<br />

A. In te schrijven stukken.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van<br />

het Wetboek, moet een boek voor inkomende facturen houden waarin hij de<br />

navolgende facturen en stukken inschrijft:<br />

1° de facturen en de als zodanig geldende stukken (bijvoor<strong>be</strong>eld de kwitanties),<br />

evenals de creditnota's die aan hem zijn uitgereikt met <strong>be</strong>trekking tot zijn<br />

economische activiteit;<br />

2° de stukken <strong>be</strong>treffende invoer van goederen met <strong>be</strong>trekking tot de economische<br />

activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige, in voorkomend geval met verwijzing naar<br />

de overeenkomstige inkoopfacturen;<br />

3° de stukken met <strong>be</strong>trekking tot de overdracht van een algemeenheid van<br />

goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling, alsook de diensten die ingevolge een<br />

dergelijke overdracht zijn verricht (z. art. 11 van het KB nr. 1 en Wetboek,<br />

artikel 11 en 18, § 3);<br />

4° de stukken die de <strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van een btw-eenheid in de zin<br />

van artikel 4, § 2, van het Wetboek, moet opstellen om volgende handelingen<br />

te staven:<br />

a) een ingebruikneming van goederen gelijkgesteld met een levering van<br />

goederen (Wetboek, art. 12, § 1, 3° en 4°);


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1128<br />

b) de uitvoering van een werk in onroerende staat voor de doeleinden van<br />

zijn economische activiteit (Wetboek, art. 19, § 2, 1° en § 3);<br />

c) een dienst, verstrekt aan een lid van een btw-eenheid door een van zijn<br />

vestigingen buiten België (artikel 19bis van het Wetboek en artikel 3,<br />

tweede lid, van het KB nr. 1);<br />

d) een intracommunautaire verwerving, een levering van goederen of een<br />

dienstprestatie, waarvoor hij nog geen factuur in zijn <strong>be</strong>zit heeft,<br />

uiterlijk de 5 de werkdag van de maand na die waarin de <strong>be</strong>lasting<br />

opeisbaar wordt en waarvoor hij schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting is<br />

(artikel 9, § 1, van het KB nr. 1);<br />

e) een levering van goederen of een dienstverrichting <strong>be</strong>stemd voor zijn<br />

economische activiteit die hem wordt verstrekt door een niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

of door een <strong>be</strong>lastingplichtige die uitsluitend door<br />

artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde handelingen verricht,<br />

waarvoor hij geen recht op aftrek heeft (KB nr. 1, art. 10);<br />

5° de factuur (of afrekening) die, onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, mag worden<br />

opgesteld door de medecontractant, voor de leveringen van goederen en<br />

diensten (z. nr. 432/2 en KB nr. 1, art. 6, § 1);<br />

6° het interne stuk, <strong>be</strong>doeld in artikel 53, § 3, van het Wetboek, dat de tussen twee<br />

leden van een zelfde btw-eenheid gerealiseerde handelingen vaststelt.<br />

Bovendien spreekt het vanzelf dat een factuur die zowel op privé-<strong>be</strong>hoeften als op<br />

<strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>hoeften <strong>be</strong>trekking heeft, als dusdanig in haar geheel wordt ingeschreven,<br />

met dien verstande dat het privé-gedeelte in een aparte kolom wordt vermeld.<br />

B. Vermeldingen die het boek voor inkomende facturen moet <strong>be</strong>vatten.<br />

Artikel 15, § 3, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 somt de vermeldingen op die het boek<br />

voor inkomende facturen verplicht moet <strong>be</strong>vatten:<br />

1° het volgnummer dat de <strong>be</strong>lastingplichtige toekent aan de factuur of aan het<br />

inkomend stuk;<br />

2° de datum van de factuur of van het stuk;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1129 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

3° de naam of de maatschappelijke <strong>be</strong>naming van de leverancier of de<br />

dienstverrichter;<br />

4° per factuur of per stuk en, indien nodig per tarief de maatstaf van heffing en het<br />

<strong>be</strong>drag van de overeenkomstige <strong>be</strong>lasting;<br />

5° de prijs van de handeling wanneer deze niet <strong>be</strong>lastbaar is;<br />

6° een uitsplitsing met het oog op het invullen van de btw-aangifte evenals op het<br />

einde van elke aangifteperiode, per rooster van de aangifte, het totaal<strong>be</strong>drag<br />

van de periode<br />

Deze vermeldingen zijn over het algemeen niet voldoende om het <strong>be</strong>heer van de<br />

onderneming op te volgen.<br />

In dit kader, hoewel iedere onderneming zelf moet <strong>be</strong>palen welke voor haar de<br />

optimale indeling is van het boek voor inkomende facturen, is er desalniettemin<br />

reden om in elk geval een aparte inschrijving en dus een aparte kolom te voorzien<br />

voor de elementen die moeten worden opgenomen in de kaders III en V van de<br />

periodieke btw-aangifte (z. nr. 453).<br />

458. Boek voor uitgaande facturen.<br />

A. In te schrijven stukken.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van<br />

het Wetboek, moet een boek voor uitgaande facturen houden waarin hij de<br />

handelingen inschrijft waarvoor hij een factuur of een als zodanig geldend stuk moet<br />

uitreiken:<br />

1° de factuur en het als zodanig geldend stuk dat hij uitreikt met <strong>be</strong>trekking tot<br />

zijn economische activiteit (1) ;<br />

2° de stukken met <strong>be</strong>trekking tot de overdracht van een algemeenheid van<br />

goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling, alsook de diensten die ingevolge een<br />

dergelijke overdracht zijn verricht (z. art. 11 van het KB nr. 1 en het Wetboek,<br />

art. 11 en 18, § 3);<br />

(1) Zijn eveneens <strong>be</strong>doeld de commissienota's die voorgesteld worden als creditnota's ontvangen door de <strong>be</strong>lastingplichtige.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1130<br />

3° de stukken die de <strong>be</strong>lastingplichtige moet opstellen voor onttrekkingen en<br />

andere handelingen gelijkgesteld met leveringen van goederen of diensten<br />

(z. Wetboek, art. 12 en 19 en art. 3 van het KB nr. 1);<br />

4° de stukken die de <strong>be</strong>lastingplichtige moet opstellen voor de intracommunautaire<br />

overbrengingen van goederen (Wetboek, art. 39bis, eerste lid, 4° en<br />

art. 2 van het KB nr. 1);<br />

5° het interne stuk, <strong>be</strong>doeld in artikel 53, § 3, van het Wetboek, dat de tussen twee<br />

leden van een zelfde btw-eenheid gerealiseerde handelingen vaststelt;<br />

6° de factuur (of afrekening) die, onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, mag worden<br />

opgesteld door de medecontractant, voor de leveringen van goederen en<br />

diensten (z. nr. 432/2 en KB nr. 1, art. 6, § 1).<br />

De creditnota's die aan klanten worden uitgereikt en die volgens artikel 4 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 in het teruggaafregister worden ingeschreven (z. hoofdstuk<br />

XIV), mogen ook in het boek voor uitgaande facturen worden ingeschreven (in het<br />

rood of met een passende vermelding, CT of -). Ze mogen ook worden ingeschreven<br />

in een speciaal daartoe gehouden register <strong>be</strong>doeld voor de creditnota's bij uitgaande<br />

handelingen.<br />

B. Vermeldingen die het boek voor uitgaande facturen moet <strong>be</strong>vatten.<br />

Artikel 15, § 3, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 somt de vermeldingen op die het boek<br />

voor uitgaande facturen verplicht moet <strong>be</strong>vatten:<br />

1° het volgnummer dat de <strong>be</strong>lastingplichtige toekent aan de factuur of aan het<br />

uitgaande stuk;<br />

2° de datum van de factuur of van het stuk;<br />

3° de naam of de maatschappelijke <strong>be</strong>naming van de klant;<br />

4° per factuur of per stuk en, indien nodig per tarief, de maatstaf van heffing en<br />

het <strong>be</strong>drag van de overeenkomstige <strong>be</strong>lasting;<br />

5° de prijs van de handeling wanneer deze niet <strong>be</strong>lastbaar is;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1131 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

6° een uitsplitsing met het oog op het invullen van de btw-aangifte evenals op het<br />

einde van elke aangifteperiode per rooster van de aangifte, het totaal<strong>be</strong>drag van<br />

de periode.<br />

Zoals voor het boek voor inkomende facturen, moet het boek voor uitgaande facturen<br />

worden uitgesplitst, enerzijds om een goed <strong>be</strong>heer van de onderneming te<br />

waarborgen en anderzijds om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen.<br />

Wat <strong>be</strong>treft de uitsplitsing nodig om de periodieke aangifte op te stellen, wordt<br />

verwezen naar nr. 453.<br />

459. Dagboek van ontvangsten op papier.<br />

A. Handelingen met natuurlijke personen.<br />

Het dagboek van ontvangsten moet, per <strong>be</strong>drijfszetel, worden gehouden door<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen die aan de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting zijn onderworpen<br />

voor de handelingen die zij verrichten met natuurlijke personen die ze <strong>be</strong>stemmen<br />

voor hun privé-gebruik, waarvoor zij niet gehouden zijn een factuur uit te reiken en<br />

waarvoor zij ook geen factuur heb<strong>be</strong>n uitgereikt (z. nrs. 431 en 432). Dit dagboek<br />

dient om, per <strong>be</strong>drijfszetel, het totaal van de ontvangsten in te schrijven met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de handelingen, verricht in het kader van de economische activiteit,<br />

waarvoor geen factuur moet worden uitgereikt en tevens niet werd uitgereikt.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die over meerdere <strong>be</strong>drijfszetels <strong>be</strong>schikken, moeten<br />

bovendien een centralisatieboek bijhouden waarin zij op het einde van elke<br />

aangifteperiode, per tarief, het totaal<strong>be</strong>drag van de ontvangsten inschrijven van dat<br />

tijdvak, ingeschreven in de verschillende dagboeken van ontvangst.<br />

Het dagboek van ontvangsten en het centralisatieboek mogen niet op losse bladen<br />

worden gehouden (z. nr. 456 en KB nr. 1, art. 15, § 1, tweede lid).<br />

Het dagboek van ontvangsten dient de handelingen op te nemen verricht tijdens een<br />

periode van twaalf maanden (KB nr. 1, art. 15, § 1, vierde lid).<br />

B. Inschrijving per btw-tarief.<br />

In de mate van het mogelijke moet bij de inschrijving van de ontvangsten een<br />

onderscheid worden gemaakt per btw-tarief. Is het onmogelijk dat onderscheid te


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1132<br />

maken op het moment zelf van het verrichten van een handeling, dan mag de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige zijn ontvangsten zonder het onderscheid te maken per tarief<br />

inschrijven.<br />

Hij is er dan echter toe verplicht naderhand zijn ontvangsten per tarief uit te splitsen<br />

om zijn periodieke aangifte te kunnen invullen. De administratie heeft verschillende<br />

methodes van uitsplitsing ontworpen (z. aanschr. 101/1970).<br />

Bovendien worden, naargelang het geval, in het enig dagboek van ontvangsten of in<br />

het centralisatieboek, op het einde van elke aangifteperiode, per tarief, het<br />

totaal<strong>be</strong>drag van de maatstaf van heffing en van de overeenkomstige <strong>be</strong>lasting met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de periode ingeschreven.<br />

Voor de <strong>be</strong>rekening van het <strong>be</strong>drag van de ontvangsten "exclusief btw", vertrekkend<br />

van de ontvangsten "btw in<strong>be</strong>grepen", voor een <strong>be</strong>paald tarief, moet:<br />

a) de in de totale ontvangst <strong>be</strong>grepen btw worden <strong>be</strong>rekend door die totale<br />

ontvangst te vermenigvuldigen met de breuk:<br />

(1 februari 2012)<br />

btw-tarief<br />

100 + btw-tarief<br />

(bijvoor<strong>be</strong>eld, voor het 6 pct.-tarief is de breuk 6/106)<br />

b) het verschil worden <strong>be</strong>rekend tussen de totale ontvangst voor dat <strong>be</strong>paald tarief<br />

en het in a) <strong>be</strong>rekende <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Wanneer de uitkomst een fractie van een euro met meer dan twee decimalen <strong>be</strong>vat,<br />

moet die fractie op de hogere of de lagere cent worden afgerond, naargelang de derde<br />

decimaal 5 <strong>be</strong>reikt of 5 niet <strong>be</strong>reikt.<br />

C. Dagelijkse inschrijving of gedetailleerde inschrijving.<br />

In de regel moeten, per <strong>be</strong>drijfszetel, de inschrijvingen in het dagboek van<br />

ontvangsten van dag tot dag worden gedaan voor het totaal der ontvangsten van die<br />

dag. Evenwel moeten de ontvangsten die voortkomen van de levering van goederen<br />

waarvan de prijs per in de handel gebruikelijke eenheid meer <strong>be</strong>draagt dan 250 EUR,<br />

btw in<strong>be</strong>grepen, het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke inschrijving met<br />

vermelding van de aard van de verkochte goederen. Deze inschrijving mag worden<br />

vervangen door een dagelijkse globale inschrijving wanneer de verantwoordingsstukken<br />

die moeten worden opgesteld, <strong>be</strong>nevens de ontvangst, de aard van de<br />

verkochte goederen nauwkeurig vermelden (art. 15, § 4, van het KB nr. 1).


D. Rekeningen en ontvangst<strong>be</strong>wijzen.<br />

(1 februari 2012)<br />

1133 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

De hotel- en restauranthouders en exploitanten van een installatie voor het wassen<br />

van autovoertuigen moeten eveneens, per <strong>be</strong>drijfszetel, de nummers van de<br />

rekeningen of van de ontvangst<strong>be</strong>wijzen welke in de loop van de dag werden<br />

gebruikt, van dag tot dag, in het dagboek van ontvangsten inschrijven, na de hiervoor<br />

voorziene inschrijvingen (z. nr. 447/3, I, E). Dit is eveneens het geval wanneer de<br />

rekeningen of ontvangst<strong>be</strong>wijzen vervangen worden door bons van een kasregister<br />

overeenkomstig aanschrijving 6/1999.<br />

E. Bewaring.<br />

Het dagboek van ontvangsten met <strong>be</strong>trekking tot de in de <strong>be</strong>drijfszetel verrichte<br />

handelingen alsook de verantwoordingsstukken die erop <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n met<br />

in<strong>be</strong>grip van, in voorkomend geval, de dub<strong>be</strong>ls van de rekening of van de<br />

ontvangst<strong>be</strong>wijzen, dienen zich op die <strong>be</strong>drijfszetel te <strong>be</strong>vinden tot het verstrijken<br />

van de derde maand volgend op die waarin het genoemd dagboek werd afgesloten<br />

(KB nr. 1, art. 14 § 2).<br />

F. Gebruik van een kasregister.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen mogen voor de registratie van handelingen waarvoor<br />

overeenkomstig de btw-reglementering geen factuur moet worden uitgereikt, gebruik<br />

maken van een kasregister.<br />

Onder wel<strong>be</strong>paalde in de administratieve <strong>be</strong>slissing nr. ET 103.018 van 27 juni 2002<br />

en van 2 juni 2003 opgesomde voorwaarden, mogen de <strong>be</strong>lastingplichtigen de<br />

gegevens van de door hen verrichte handelingen uitsluitend op digitale wijze<br />

<strong>be</strong>waren en worden zij ontheven van de verplichting tot het bijhouden van een<br />

dagboek van ontvangsten per <strong>be</strong>drijfszetel. Een gelijkaardige <strong>be</strong>slissing is van<br />

toepassing op de <strong>be</strong>lastingplichtigen die gehouden zijn aan hun klant een rekening of<br />

een ontvangst<strong>be</strong>wijs uit te reiken (<strong>be</strong>slissing nr. E.T. 103.592 van 2 juni 2003).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die of het lid van een btw-eenheid dat van één van <strong>be</strong>ide<br />

voormelde <strong>be</strong>slissingen geniet, moet een digitaal register houden, waarin hij op het<br />

einde van elke aangifteperiode, per tarief, het totaal<strong>be</strong>drag van de ontvangsten van<br />

het tijdvak inschrijft. Hij moet in dit register eveneens, per tarief, het <strong>be</strong>drag van de<br />

maatstaf van heffing en van de <strong>be</strong>lasting met <strong>be</strong>trekking tot de periode inschrijven.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1134<br />

Bovendien wordt verwezen naar E.T. 118.066 van 9 maart 2010 waarin het verplicht<br />

gebruik van een geregistreerde kassa door exploitanten van een inrichting waar<br />

regelmatig maaltijden worden verstrekt, wordt aangekondigd. Wanneer de detailkenmerken<br />

waaraan het geregistreerd kassasysteem zal moeten voldoen, vastgelegd<br />

zullen zijn, zal het systeem operationeel worden. Ook in dit systeem worden de<br />

gegevens digitaal <strong>be</strong>waard en is er ontheffing van het bijhouden van een dagboek<br />

van ontvangsten.<br />

459/2. Dagboek van ontvangsten en centralisatieboek gehouden door middel van een<br />

geïnformatiseerd systeem (z. <strong>be</strong>slissingen E.T. 112.577 en E.T. 112.577/2).<br />

A. Principe.<br />

Overeenkomstig artikel 14, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, kunnen de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen die per <strong>be</strong>drijfszetel een dagboek van ontvangsten en, in<br />

voorkomend geval, een centralisatieboek moeten houden, dit (deze) boek(en)<br />

op digitale wijze houden. Het houden van een boek op digitale wijze <strong>be</strong>oogt<br />

het onmiddellijk aanmaken van dat boek op een digitaal medium en in geen<br />

enkel geval het scannen van een boek dat op papier werd gehouden.<br />

B. Inhoud en vorm.<br />

De omstandigheid dat het dagboek van ontvangsten en het centralisatieboek op<br />

digitale wijze worden gehouden, heeft geen enkele invloed op de inhoud ervan;<br />

op dat vlak wordt er bijgevolg verwezen naar nr. 459.<br />

Wat het dagboek van ontvangsten en het centralisatieboek gehouden op<br />

digitale wijze <strong>be</strong>treft, kan, indien het informaticasysteem van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

op het einde van elke dagelijkse openingsperiode een financieel<br />

rapport genereert dat minstens de vermeldingen, opgenomen in artikel 15, § 4,<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, <strong>be</strong>vat, het geheel van deze dagelijkse financiële<br />

rapporten gelden als, naargelang het geval, dagboek van ontvangsten of<br />

centralisatieboek, wanneer deze rapporten worden <strong>be</strong>waard in een afzonderlijke<br />

database en de veiligheidsvoorwaarden worden nageleefd (z. hierna).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1135 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

C. Inschrijvingen in het dagboek van ontvangsten.<br />

Net zoals voor het dagboek van ontvangsten op papier moeten de inschrijvingen<br />

in de boeken zonder uitstel, in volgorde van de data, zonder enig wit<br />

vlak noch leemte worden verricht en moet, in geval van ver<strong>be</strong>tering, de<br />

oorspronkelijke inschrijving leesbaar blijven.<br />

Gelet op het specifieke karakter van het op digitale wijze gehouden dagboek,<br />

moet een rechtzetting van een inschrijving in het digitaal dagboek van<br />

ontvangsten zonder uitstel ge<strong>be</strong>uren door een nieuwe afzonderlijke<br />

inschrijving. Deze moet worden uitgevoerd op de datum waarop de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van de btw-eenheid kennis heeft van de vergissing<br />

en moet, naast het <strong>be</strong>drag van de rechtzetting (btw in<strong>be</strong>grepen) in min of meer,<br />

een verwijzing <strong>be</strong>vatten hetzij rechtstreeks naar de oorspronkelijke foutieve<br />

handeling indien deze het voorwerp heeft uitgemaakt van een afzonderlijke<br />

inschrijving in het dagboek van ontvangsten, hetzij, bij gebrek aan een<br />

afzonderlijke inschrijving, naar de datum van de oorspronkelijke inschrijving<br />

waarop de rechtzetting <strong>be</strong>trekking heeft.<br />

D. Waarborg van het onomkeerbaar karakter van de gegevens.<br />

De administratie heeft een methode uitgewerkt ten einde de onomkeerbaarheid<br />

van de erin opgenomen inschrijvingen te waarborgen. Deze methode <strong>be</strong>staat<br />

erin om enerzijds met iedere dagelijkse inschrijving van de ontvangsten, het<br />

<strong>be</strong>drag van de dagontvangsten van de zes maanden voorafgaand aan de datum<br />

van inschrijving te integreren, zodat deze inschrijving wordt gekoppeld aan de<br />

vorige inschrijvingen en anderzijds het digitale <strong>be</strong>stand te versleutelen met<br />

<strong>be</strong>hulp van een geavanceerde digitale handtekening die gebaseerd is op een<br />

certificaat van minimum klasse 2.<br />

Vooreerst gaat de <strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van de btw-eenheid dag na dag,<br />

op het einde van elke dagelijkse openingsperiode over tot de inschrijving in het<br />

digitaal dagboek van ontvangsten van het totaal van de ontvangsten van die<br />

dag (btw in<strong>be</strong>grepen) per onderscheiden btw-tarief. Hij vermeldt vervolgens<br />

zonder uitstel, per onderscheiden btw-tarief, het totaal<strong>be</strong>drag van de voorafgaande<br />

gecumuleerde ontvangsten (namelijk de som van de ontvangsten van de<br />

zes voorafgaande maanden voor een <strong>be</strong>lastingplichtige maandaangever, van de<br />

twee voorafgaande kwartalen voor een <strong>be</strong>lastingplichtige kwartaalaangever of<br />

van de dagontvangsten van het lopende jaar voor een <strong>be</strong>lastingplichtige nietindiener)<br />

btw in<strong>be</strong>grepen. Uiteindelijk maakt hij de som, per btw-tarief, van de<br />

ontvangsten van de des<strong>be</strong>treffende dag en het totaal van de voorgaande<br />

ontvangsten.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1136<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d:<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige indiener van maandaangiften verricht op 20 novem<strong>be</strong>r 2007 verschillende<br />

leveringen van goederen die moeten worden vermeld in zijn dagboek van ontvangsten, waarvan een<br />

deel onderworpen aan 6 % en een ander deel aan 21 %. Tot deze laatste categorie <strong>be</strong>hoort onder<br />

meer de verkoop van een tent met een waarde van meer dan 250,00 EUR, btw in<strong>be</strong>grepen. Diezelfde<br />

dag vraagt een klant die op 17 novem<strong>be</strong>r 2007 een goed had gekocht ter waarde van 50,00 EUR, btw<br />

in<strong>be</strong>grepen, om een factuur op te maken voor die levering, die reeds werd ingeschreven in het<br />

dagboek van ontvangsten.<br />

Op 20 novem<strong>be</strong>r 2007 moet de <strong>be</strong>lastingplichtige zijn dagboek van ontvangsten als volgt aanvullen:<br />

Tarief 6 % Tarief 21 %<br />

Diverse ontvangsten 20/11/07 100,00 EUR 200,00 EUR<br />

Verkoop van een tent 20/11/07 300,00 EUR<br />

Correctie m.b.t. 17/11/07 (50,00 EUR)<br />

Totale ontvangsten van 20/11/07 100,00 EUR 450,00 EUR<br />

Ontvangsten van 1/05/07 tot 19/11/07 22.200,00 EUR 49.500,00 EUR<br />

Gecumuleerd totaal op 20/11/07 22.300,00 EUR 49.950,00 EUR<br />

Totaal te <strong>be</strong>veiligen op 20/11/07 622.300,00 2.149.950,00<br />

In de praktijk moet, teneinde de identificatie toe te laten van het btw-tarief<br />

waaraan de ontvangsten zijn onderworpen, het te versleutelen <strong>be</strong>drag<br />

onmiddellijk worden voorafgegaan door een code <strong>be</strong>staande uit twee cijfers die<br />

het toepasselijk tarief aanduiden. Zo zal het te <strong>be</strong>veiligen <strong>be</strong>drag worden<br />

voorafgegaan door de code 06, 12 of 21, naargelang de ontvangsten zijn<br />

onderworpen aan het tarief van respectievelijk 6 %, 12 % of 21 %.<br />

Van zodra de <strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van de btw-eenheid op het einde van<br />

de dagelijkse openingsperiode zijn dagboek van ontvangsten heeft aangevuld,<br />

moet hij het <strong>be</strong>drag van het gecumuleerd totaal (btw in<strong>be</strong>grepen) met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de datum van inschrijving (dat voortvloeit uit de som van de<br />

totale dagontvangsten en het totaal van de ontvangsten van de zes<br />

voorafgaande maanden) zonder uitstel versleutelen door middel van zijn<br />

geavanceerde digitale handtekening, gebaseerd op een certificaat van minimum<br />

klasse 2.<br />

Concreet wil dit zeggen dat in het aangehaald voor<strong>be</strong>eld, de <strong>be</strong>lastingplichtige twee <strong>be</strong>dragen<br />

elektronisch moet handtekenen: 22.300,00 EUR en 49.950,00 EUR.<br />

Wat de <strong>be</strong>veiliging van de inschrijvingen in het centralisatieboek <strong>be</strong>treft, moet<br />

er onderscheid worden gemaakt naargelang de <strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van


(1 februari 2012)<br />

1137 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

een btw-eenheid al dan niet geniet van de <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 103.018 van<br />

27 juni 2002 en 2 juni 2003 of van de <strong>be</strong>slissing nr. E.T. 103.592 van 2 juni<br />

2003 met <strong>be</strong>trekking tot de digitale <strong>be</strong>waring van kasticketten.<br />

Wanneer deze <strong>be</strong>slissingen niet toepasselijk zijn, gebruikt de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

of het lid van een btw-eenheid een veiligheidsmethode analoog aan de door de<br />

administratie uitgewerkte methode met <strong>be</strong>trekking tot het dagboek van<br />

ontvangsten.<br />

Bijgevolg gaat hij op het einde van elke aangifteperiode over tot de<br />

inschrijving in het digitaal centralisatieboek van het totaal<strong>be</strong>drag van de<br />

ontvangsten van die periode, per btw-tarief. De <strong>be</strong>lastingplichtige vermeldt<br />

vervolgens zonder uitstel, per onderscheiden btw-tarief, het totaal<strong>be</strong>drag van de<br />

gecumuleerde ontvangsten met <strong>be</strong>trekking tot de twee aangifteperioden<br />

(kwartaalaangever) of de zes aangifteperioden (maandaangever), die de periode<br />

van genoemde inschrijving voorafgaan.<br />

Vervolgens maakt het <strong>be</strong>drag van het gecumuleerd totaal van de te <strong>be</strong>veiligen<br />

ontvangsten eveneens het voorwerp uit van een versleuteling met zijn<br />

geavanceerde digitale handtekening, gebaseerd op een certificaat van minimum<br />

klasse 2.<br />

In geval van toepassing van deze <strong>be</strong>slissingen <strong>be</strong>waart de <strong>be</strong>lastingplichtige of<br />

het lid van een btw-eenheid de kasticketten op een digitale wijze en vervangt<br />

het dagboek van ontvangsten op papier door digitale financiële rapporten. De<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen die ervan gebruik maken, moeten derhalve geen dagboek<br />

van ontvangsten per <strong>be</strong>drijfszetel houden maar ze genereren op het einde van<br />

elke dagelijkse openingsperiode een financieel rapport (Z-totaal) per reeks van<br />

opeenvolgende nummers per kassa, per reeks van kassa's van eenzelfde<br />

inrichting of voor het totaal van de kassa's van eenzelfde inrichting, volgens de<br />

voorwaarden, <strong>be</strong>paald in de hoger genoemde <strong>be</strong>slissingen.<br />

Rekening houdend met het feit dat een veiligheidsmaatregel wordt toegepast<br />

op grond van elke gerealiseerde handeling van de <strong>be</strong>lastingplichtige, die<br />

gebruik maakt van één van <strong>be</strong>ide <strong>be</strong>slissingen, acht de administratie het niet<br />

nodig gelijktijdig een bijkomende <strong>be</strong>veiligingsprocedure toe te passen op de<br />

inschrijvingen in het digitaal register (dat het centralisatieboek vervangt),<br />

vermits deze zijn gebaseerd op reeds <strong>be</strong>veiligde inschrijvingen.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1138<br />

E. Door de boeken <strong>be</strong>oogde periode.<br />

In tegenstelling tot het dagboek van ontvangsten op papier kan het digitaal<br />

dagboek van ontvangsten een langere periode omvatten dan de periode van<br />

twaalf maanden, <strong>be</strong>oogd door artikel 15, § 1, vierde lid, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1.<br />

De periode die het centralisatieboek <strong>be</strong>strijkt, wordt niet <strong>be</strong>perkt in de tijd.<br />

F. Bewaring en voorlegging.<br />

De vereiste maatregelen moeten worden getroffen opdat de authenticiteit van<br />

de herkomst en de integriteit van de inhoud van de op digitale wijze gehouden<br />

boeken, alsmede hun leesbaarheid kunnen worden gegarandeerd tijdens de<br />

volledige <strong>be</strong>waringstermijn.<br />

Wat de voorlegging van deze boeken <strong>be</strong>treft, indien het dagboek van<br />

ontvangsten niet wordt gehouden op de <strong>be</strong>drijfszetel, is de <strong>be</strong>lastingplichtige er<br />

derhalve toe gehouden vanuit die <strong>be</strong>drijfszetel een volledige on-line toegang te<br />

waarborgen tot de gegevens van het dagboek van ontvangsten gedurende de<br />

periode waarop het dagboek <strong>be</strong>trekking heeft én de drie maanden volgend op<br />

de sluiting van dit dagboek. Het centralisatieboek moet aan de ambtenaren van<br />

de administratie kunnen worden voorgelegd op het fiscaal domicilie van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

460. Ta<strong>be</strong>l van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

Om, met het oog op een eventuele herziening van de aftrek, de <strong>be</strong>drijfsmiddelen te<br />

kunnen volgen gedurende, naargelang het geval, de vijfjarige of tienjarige herzieningsperiode<br />

(z. hoofdstuk XI), moet de <strong>be</strong>lastingplichtige een ta<strong>be</strong>l van de<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen houden (art. 11, § 5, van het KB nr. 3).<br />

De ta<strong>be</strong>l van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen is aan geen enkele bijzondere vormvoorwaarde<br />

onderworpen. De <strong>be</strong>lastingplichtige hoeft zelfs geen afzonderlijke ta<strong>be</strong>l van de<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen te houden indien al de nodige elementen voor een eventuele<br />

herziening teruggevonden kunnen worden in andere ta<strong>be</strong>llen of registers (b.v. in de<br />

afschrijvingsta<strong>be</strong>llen gehouden inzake inkomsten<strong>be</strong>lasting of zelfs in een aparte<br />

kolom van het boek voor inkomende facturen).<br />

(1 februari 2012)


460/2. De klantenrekeningen.<br />

(1 februari 2012)<br />

1139 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Krachtens artikel 5 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 23 en artikel 8 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 50 moet de <strong>be</strong>lastingplichtige klantenrekeningen houden of alle andere<br />

stukken om te kunnen voldoen aan de verplichting van indiening van enerzijds de<br />

opgave van de afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen (z. nrs. 476 tot 481/2) en anderzijds de<br />

opgave van de intracommunautaire handelingen (z. nrs. 466 tot 475). Desnoods<br />

volstaat het dat de <strong>be</strong>lastingplichtige per klant een bijkomend dub<strong>be</strong>l bijhoudt van<br />

alle facturen en stukken die hij uitreikt met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen die moeten<br />

worden vermeld in voornoemde opgaven.<br />

De klantenrekeningen zijn aan geen enkele bijzondere vormvoorwaarde<br />

onderworpen. Ze moeten echter op een zodanige manier worden gehouden dat de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige in staat is de gegevens te verzamelen die nodig zijn voor het<br />

opmaken van de <strong>be</strong>doelde opgaven.<br />

Deze klantenrekeningen moeten bijgevolg, voor elke klant, de volgende gegevens<br />

<strong>be</strong>vatten:<br />

- de naam en het adres;<br />

- het btw-identificatienummer;<br />

- het <strong>be</strong>drag, exclusief <strong>be</strong>lasting, van de handelingen die werden gefactureerd;<br />

- in voorkomend geval, het <strong>be</strong>drag van de in rekening gebrachte <strong>be</strong>lasting;<br />

- het <strong>be</strong>drag van de uitgereikte creditnota's;<br />

- in voorkomend geval, het <strong>be</strong>drag van de btw met <strong>be</strong>trekking tot de uitgereikte<br />

creditnota's.<br />

461. Het register voor materiële werken of expertises met <strong>be</strong>trekking tot andere<br />

goederen dan uit hun aard onroerende goederen.<br />

A. Principe.<br />

Overeenkomstig artikel 54bis, § 1, tweede lid, en § 2 van het Wetboek, en artikel 25<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, moet iedere <strong>be</strong>lastingplichtige of lid van een btweenheid<br />

in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek een register houden van de


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1140<br />

goederen die hem door een <strong>be</strong>lastingplichtige worden toevertrouwd met het oog op<br />

de oplevering aan laatstgenoemde van een maakloonwerk in de zin van artikel 18,<br />

§ 1, tweede lid, 1°, van het Wetboek.<br />

In dit register vermeldt de <strong>be</strong>lastingplichtige eveneens de goederen die hem vanuit<br />

een andere Lidstaat werden toegezonden door of voor rekening van een in die andere<br />

lidstaat voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige en die het voorwerp<br />

uitmaken van een expertise of van een materieel werk, ander dan een maakloonwerk<br />

in de zin van artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, van het Wetboek.<br />

Dit register dient evenwel niet te worden gehouden of ingevuld voor wat <strong>be</strong>treft de<br />

handelingen die moeten worden opgenomen in het btw-register van de motorvoertuigen<br />

(KB nr. 1 art. 25, § 4; z. nr. 461/2)<br />

B. Vermeldingen die het register moet <strong>be</strong>vatten.<br />

In dit register vermeldt de <strong>be</strong>lastingplichtige:<br />

1° een volgnummer;<br />

2° de datum van ontvangst van de goederen;<br />

3° de naam en het adres van de opdrachtgever;<br />

4° het btw-identificatienummer van de opdrachtgever;<br />

5° de hoeveelheid goederen die hem zijn toevertrouwd;<br />

6° de gebruikelijke <strong>be</strong>naming van die goederen en hun nummers of identificatiekentekens<br />

wanneer ze ervan voorzien zijn;<br />

7° dadelijk na de voltooiing van de expertise of van het werk, de datum van de<br />

verzending of van het vervoer van de goederen die het voorwerp heb<strong>be</strong>n<br />

uitgemaakt van de dienstverrichting;<br />

8° per verzending, de hoeveelheid van de verzonden goederen alsook de<br />

gebruikelijke <strong>be</strong>naming ervan;<br />

9° de hoeveelheid en de gebruikelijke <strong>be</strong>naming van de goederen die hem zijn<br />

toevertrouwd en die niet aan de opdrachtgever worden teruggegeven;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1141 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

10° de datum en het inschrijvingsnummer in het boek voor uitgaande facturen van<br />

de facturen en de creditnota's die hij met <strong>be</strong>trekking tot de verrichte dienst<br />

heeft uitgereikt.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtigen een boekhouding voeren waarin deze vermeldingen<br />

voorkomen, zijn zij ervan ontheven een dergelijk register te houden.<br />

Bovendien moet het register vóór elk gebruik worden genummerd en vervolgens<br />

worden voorgelegd, ter visering en parafering, op het btw-controlekantoor van het<br />

ambtsgebied waarin de <strong>be</strong>lastingplichtige gevestigd is.<br />

Dit register kan op geïnformatiseerde wijze worden gehouden overeenkomstig de<br />

modaliteiten <strong>be</strong>paald door of vanwege de Minister van Financiën.<br />

461/2. Btw-register van de motorvoertuigen.<br />

A. Principe.<br />

Artikel 28 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking<br />

tot de regeling voor de voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde, verplicht de garagisten en, meer algemeen, de <strong>be</strong>lastingplichtigen of<br />

leden van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, die<br />

geregeld <strong>be</strong>paalde handelingen met <strong>be</strong>trekking tot motorvoertuigen verrichten,<br />

om een register bij te houden, per <strong>be</strong>drijfszetel, <strong>be</strong>stemd voor de inschrijving<br />

van alle voertuigen die in hun inrichting binnenkomen met het oog op het<br />

verrichten van één of meerdere van deze handelingen.<br />

Overeenkomstig artikel 29 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 moeten de<br />

inschrijvingen in het register zonder enig wit vlak noch leemte worden<br />

verricht; in geval van ver<strong>be</strong>tering moet de oorspronkelijke inschrijving leesbaar<br />

blijven. Vóór elk gebruik moeten de registers genummerd worden en<br />

vervolgens voorgelegd worden om geviseerd en geparafeerd te worden op het<br />

controlekantoor van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde waaronder de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert.<br />

Met ingang van 1 april 2007 kan <strong>be</strong>doeld register ook op geïnformatiseerde<br />

wijze worden gehouden overeenkomstig de modaliteiten <strong>be</strong>paald door of<br />

vanwege de Minister van Financiën. Een vergunning daartoe is niet meer<br />

vereist.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1142<br />

Dit register vervangt voortaan het register van de voor verkoop <strong>be</strong>stemde<br />

tweedehandse vervoermiddelen, dat wordt <strong>be</strong>commentarieerd in de aanschrijving<br />

nr. 4 van 22 februari 1995, evenals het register voor de werken aan<br />

motorvoertuigen, <strong>be</strong>schreven in de aanschrijving nr. 5 van 2 maart 1995.<br />

Rekening houdend met de wijziging aangebracht aan artikel 25 van het<br />

voormeld koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, heeft het bijhouden van het hogervermeld<br />

garageregister bovendien tot gevolg dat, voor de handelingen die dienen te<br />

worden opgenomen in dit register, de verplichting wordt opgeheven voor het<br />

bijhouden of het invullen van het register <strong>be</strong>oogd in § 1 van dit artikel 25,<br />

zijnde het register <strong>be</strong>stemd voor de inschrijving van de goederen die het<br />

voorwerp uitmaken van een maakloonwerk in de zin van artikel 18, § 1, tweede<br />

lid, 1°, van het Wetboek, van een expertise of een materieel werk ander dan<br />

een maakloonwerk.<br />

De aanschrijving AOIF nr. 16 van 23 maart 2004 <strong>be</strong>commentarieert gedetailleerd<br />

het bijhouden van dit register.<br />

B. Regeling.<br />

I. Beoogde handelingen en personen<br />

Overeenkomstig artikel 28, §§ 1 en 4, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1,<br />

voormeld, moet elke <strong>be</strong>lastingplichtige of elk lid van een btw-eenheid in de zin<br />

van artikel 4, § 2, van het Wetboek, die, in het kader van zijn economische<br />

activiteit, regelmatig één of meerdere van de volgende handelingen verricht,<br />

per <strong>be</strong>drijfszetel, een register bijhouden van de motorvoertuigen die in zijn<br />

inrichting aanwezig zijn:<br />

1) elke levering en/of dienstverrichting <strong>be</strong>treffende een motorvoertuig, met<br />

uitzondering van het wassen van goederen <strong>be</strong>doeld in artikel 22, § 1, 3°,<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992;<br />

2) elke levering van tweedehandse voertuigen;<br />

3) elke tussenkomst als tussenpersoon in de levering van tweedehandse<br />

motorvoertuigen.<br />

Deze <strong>be</strong>paling is evenwel niet van toepassing op de <strong>be</strong>lastingplichtigen of<br />

leden van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, die<br />

uitsluitend handelingen van montage, assemblage of constructie verrichten.<br />

(1 februari 2012)


II. Inschrijvingen in het register<br />

(1 februari 2012)<br />

1143 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Dit register moet door de <strong>be</strong>trokken persoon worden aangevuld door het<br />

inschrijven van:<br />

1° zodra het voertuig binnenkomt in zijn inrichting teneinde er het<br />

voorwerp uit te maken van een handeling <strong>be</strong>doeld in punt 1 hierboven,<br />

een volgnummer, de datum van binnenkomst van het voertuig in zijn<br />

inrichting, de nummerplaat van dit voertuig of, bij gebrek daaraan,<br />

zijn chassisnummer, in voorkomend geval, het identificatienummer<br />

van de opdrachtgever toegekend door een andere lidstaat en de code<br />

die de aard van de handeling identificeert (z. punt V hierna) en die<br />

wordt vastgesteld door de Minister van Financiën of zijn afgevaardigde;<br />

2° wanneer het voertuig zijn inrichting verlaat: de datum van het verlaten<br />

van de inrichting;<br />

3° ten laatste op het einde van de maand volgend op die waarin het<br />

voertuig zijn inrichting heeft verlaten, een verwijzing naar de factuur<br />

of, bij gebrek daaraan, naar een ander verantwoordingsstuk <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 15, § 2, van het KB nr. 1, of de reden waarom geen enkel stuk<br />

werd opgemaakt.<br />

III. Definities<br />

Onder motorvoertuigen wordt verstaan de landvoertuigen die uitgerust zijn met<br />

een motor en onderworpen aan de reglementering <strong>be</strong>treffende de inschrijving.<br />

Onder tweedehandse motorvoertuigen wordt verstaan de hierboven <strong>be</strong>oogde<br />

voertuigen, met in<strong>be</strong>grip van de voertuigen <strong>be</strong>doeld in artikel 8bis, § 2, eerste<br />

lid, 2°, van het Wetboek en welke als zodanig of na herstelling geschikt zijn<br />

om opnieuw te worden gebruikt.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1144<br />

IV. Plaats van <strong>be</strong>waring - voorlegging van het register<br />

De registers die worden bijgehouden overeenkomstig artikel 28, § 1, van het<br />

KB nr. 1, andere dan deze die sinds meer dan drie maand zijn afgesloten,<br />

moeten zich op de <strong>be</strong>drijfszetel <strong>be</strong>vinden.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2,<br />

van het Wetboek, moet de hierboven <strong>be</strong>oogde registers, op uitdrukkelijk<br />

verzoek van de ambtenaren van de administraties die <strong>be</strong>voegd zijn voor de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, de inkomsten<strong>be</strong>lastingen en de douane<br />

en accijnzen, op de <strong>be</strong>drijfszetel ter inzage voorleggen.<br />

V. Codes die de aard van de handeling vaststellen<br />

Code 1<br />

De code uitgedrukt door het cijfer "1" zal worden gebruikt ter identificering<br />

van de handelingen van onderhoud, herstelling, omvorming, installatie,<br />

alsmede van elke andere handeling die niet strikt <strong>be</strong>doeld wordt door de<br />

codes 2, 3 en 4.<br />

Wanneer het voertuig het voorwerp moet uitmaken van een handeling als<br />

<strong>be</strong>doeld door de code "1", maar ook van handelingen <strong>be</strong>doeld door de codes 2<br />

en/of 3, moet enkel de code 1 worden vermeld.<br />

Code 2<br />

De code uitgedrukt door het cijfer "2" zal worden gebruikt ter identificering<br />

van de handelingen die geheel worden verricht ter uitvoering van een<br />

waarborgverplichting.<br />

In zover een handeling moet worden verricht deels onder garantie en deels op<br />

kosten van de klant of van enig ander persoon, zal de code "1" worden<br />

gebruikt.<br />

(1 februari 2012)


Code 3<br />

(1 februari 2012)<br />

1145 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

De code uitgedrukt door het cijfer "3" zal worden gebruikt wanneer het<br />

voertuig, tijdens zijn verblijf in de inrichting van de <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

uitsluitend het voorwerp uitmaakt van een <strong>be</strong>stek, onder <strong>be</strong>zwarende titel of<br />

om niet.<br />

Code 4<br />

De code uitgedrukt door het cijfer "4" zal worden gebruikt ter identificering, in<br />

hoofde van de persoon die wordt <strong>be</strong>oogd door het houden van het register,<br />

hetzij van de levering van een tweedehands motorvoertuig voor zijn rekening,<br />

hetzij van diens tussenkomst als tussenpersoon bij een dergelijke levering.<br />

Als deze levering of tussenkomst bij deze levering eveneens gepaard gaat met<br />

het stellen, door de <strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van een btw-eenheid in de zin<br />

van artikel 4, § 2, van het Wetboek, dat het register moet houden, van een<br />

handeling, <strong>be</strong>doeld door de codes 1 en/of 2 en/of 3, zal steeds de code "4"<br />

worden vermeld.<br />

461/3. Register van niet-overbrengingen.<br />

A. Principe.<br />

Krachtens artikel 54bis, § 1, eerste lid, van het Wetboek moet iedere<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige (of lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van<br />

het Wetboek) een register houden van de goederen die hij heeft verzonden of<br />

vervoerd, of die voor zijn rekening werden verzonden of vervoerd, naar een<br />

andere lidstaat voor de handelingen, <strong>be</strong>doeld in artikel 12bis, tweede lid, 5° tot<br />

7°.<br />

Anderzijds moet, overeenkomstig de <strong>be</strong>palingen van artikel 58, § 4, 10°, van<br />

het Wetboek, de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper een register houden van de<br />

goederen, onderworpen aan de bijzondere regeling van de <strong>be</strong>lastingheffing<br />

over de winstmarge, die hij heeft verzonden of vervoerd, of die voor zijn<br />

rekening werden verzonden of vervoerd, naar een andere lidstaat met het oog<br />

op eventuele verkoop in de lidstaat van aankomst van de verzending of van het<br />

vervoer van de goederen.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1146<br />

De artikelen 23, 24, 27 en 29, eerste lid van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 regelen<br />

de toepassingsmodaliteiten voor het houden van dit register.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige vermeldt in dit register de goederen die door hemzelf of<br />

voor zijn rekening zijn verzonden of vervoerd, voor <strong>be</strong>drijfsdoeleinden, naar<br />

een andere lidstaat van de Gemeenschap, met het oog op:<br />

1° de verrichting voor de <strong>be</strong>lastingplichtige van een dienst in verband<br />

met werkzaamheden <strong>be</strong>treffende deze goederen, die daadwerkelijk<br />

worden verricht in de lidstaat van aankomst van de verzending of het<br />

vervoer van de goederen, voor zover de goederen na de werkzaamheden<br />

worden teruggezonden naar de <strong>be</strong>lastingplichtige in België<br />

van waar zij oorspronkelijk verzonden of vervoerd werden;<br />

2° het tijdelijk gebruik van deze goederen op het grondgebied van de<br />

lidstaat van aankomst van de verzending of van het vervoer van deze<br />

goederen, ten <strong>be</strong>hoeve van een dienst die door de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wordt verricht;<br />

3° het tijdelijk gebruik van deze goederen voor een periode van ten<br />

hoogste 24 maanden op het grondgebied van een andere lidstaat, waar<br />

de invoer van dezelfde goederen uit een derde land, met het oog op<br />

tijdelijk gebruik, in aanmerking zou komen voor de regeling voor<br />

tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten;<br />

4° de eventuele verkoop indien de <strong>be</strong>lastingplichtige een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper is, <strong>be</strong>doeld in artikel 58, § 4, van het<br />

Wetboek die de goederen onderwerpt aan de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge.<br />

B. Vermeldingen in het schrijven in het register.<br />

In dit register vermeldt de <strong>be</strong>lastingplichtige, voor elke handeling (z. KB nr. 1,<br />

art. 24):<br />

1° een volgnummer;<br />

2° de datum van de handeling;<br />

3° de naam en het adres van de <strong>be</strong>stemmeling van de <strong>be</strong>trokken<br />

goederen;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1147 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

4° in voorkomend geval, het btw-identificatienummer van die <strong>be</strong>stemmeling<br />

en de plaats van <strong>be</strong>stemming van de <strong>be</strong>trokken goederen;<br />

5° de hoeveelheid van de verzonden of de vervoerde goederen en de<br />

gebruikelijke <strong>be</strong>naming van deze goederen;<br />

6° hun nummers of identificatiekentekens wanneer deze ervan voorzien<br />

zijn;<br />

7° de waarde van de verzonden of de vervoerde goederen <strong>be</strong>paald<br />

overeenkomstig artikel 33, 1° van het Wetboek (z. hoofdstuk V);<br />

8° de datum van terugkeer van de goederen;<br />

9° de hoeveelheid en de gebruikelijke <strong>be</strong>naming van de teruggekeerde<br />

goederen, wanneer deze verschillen van die der verzonden of<br />

vervoerde goederen;<br />

10° de hoeveelheid van de goederen die niet zijn teruggekeerd, alsook de<br />

reden van niet terugkeer;<br />

11° de datum en het inschrijvingsnummer in de factuurboeken van de<br />

facturen of de als zodanig geldende stukken en van de creditnota's die<br />

hij heeft ontvangen of uitgereikt met <strong>be</strong>trekking tot deze handelingen.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtigen een boekhouding voeren waarin deze vermeldingen<br />

voorkomen, zijn zij ervan ontheven een dergelijk register te houden.<br />

(zie KB nr. 1, art. 27)<br />

Bovendien moet het register vóór elk gebruik worden genummerd en<br />

vervolgens, ter visering en parafering, worden voorgelegd op het btwcontrolekantoor<br />

van het ambtsgebied waarin de <strong>be</strong>lastingplichtige gevestigd is.<br />

(zie KB nr. 1, art. 29, eerste lid)<br />

Anderzijds kan dit register op geïnformatiseerde wijze gehouden worden<br />

overeenkomstig de modaliteiten <strong>be</strong>paald door of vanwege de Minister van<br />

Financiën. (zie KB nr. 1, art. 29, tweede lid)<br />

Overigens, voor wat <strong>be</strong>treft de verzending of het vervoer van een lichamelijk<br />

goed buiten België maar binnen de Gemeenschap, door of voor rekening van<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige gevestigd in België, voor zover dit goed respectievelijk:


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1148<br />

- tijdelijk gebruikt wordt op het grondgebied van de lidstaat van<br />

aankomst van de verzending of het vervoer van het goed, ten <strong>be</strong>hoeve<br />

van een dienstverrichting door de <strong>be</strong>lastingplichtige (z. Wetboek,<br />

art. 12bis, tweede lid, 6°);<br />

- tijdelijk gebruikt wordt voor een periode van ten hoogste 24 maanden<br />

op het grondgebied van een andere lidstaat waar de invoer van<br />

hetzelfde goed uit een derde land met het oog op een tijdelijk gebruik<br />

in aanmerking zou komen voor de regeling van tijdelijke invoer met<br />

volledige vrijstelling van invoerrechten (z. Wetboek art. 12bis, tweede<br />

lid, 7°),<br />

heeft de administratie <strong>be</strong>slist, bij wijze van proef, geen kritiek te leveren, vanaf<br />

1 januari 1993, op de niet-inschrijving in het register van niet-overbrengingen,<br />

van volgende goederen:<br />

1° de vervoermiddelen die in België ingeschreven zijn in een normale<br />

reeks;<br />

2° laadborden, containers en andere speciaal ontworpen en herbruikbare<br />

verpakkingsgoederen <strong>be</strong>stemd voor transporten;<br />

3° uitrusting voor de pers, voor de radio en voor de televisie;<br />

4° de <strong>be</strong>roepsuitrusting die nodig is voor de uitoefening van een ambacht<br />

of van een <strong>be</strong>roep wanneer:<br />

(1 februari 2012)<br />

a) de prijs van dit goed of, bij gebreke van een prijs, de normale<br />

waarde ervan, per gebruikelijke handelseenheid, minder <strong>be</strong>draagt<br />

dan 1.250 EUR en het materieel niet meer dan zeven dagen<br />

buiten België gebruikt wordt;<br />

b) de prijs van dit goed of, bij gebreke van een prijs, de normale<br />

waarde ervan, per gebruikelijke handelseenheid, minder <strong>be</strong>draagt<br />

dan 250 EUR en het materieel meer dan zeven dagen maar<br />

minder dan 24 maanden buiten België gebruikt wordt.<br />

5° de draagbare computers en aanverwante <strong>be</strong>roepsuitrusting meegenomen<br />

naar een andere lidstaat tijdens <strong>be</strong>roepsreizen door kaderleden<br />

of personeelsleden van een <strong>be</strong>lastingplichtige onderneming of<br />

instelling.


(1 februari 2012)<br />

1149 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

462. De boekhouding van de <strong>be</strong>lastingplichtigen, <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2 van het<br />

Wetboek (kleine ondernemingen, onderworpen aan de vrijstellingsregeling van<br />

<strong>be</strong>lasting).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige voert een boekhouding naargelang de omvang van zijn<br />

activiteit. Deze boekhouding moet het mogelijk maken de btw toe te passen en te<br />

controleren; zij is gebaseerd op het houden van minimum drie boeken.<br />

De kleine ondernemingen onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het Wetboek genieten faciliteiten voor het houden van<br />

hun boekhouding.<br />

A. Boek voor inkomende en boek voor uitgaande facturen.<br />

Krachtens artikel 14, § 4, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, is de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting ervan<br />

ontheven een boek voor inkomende en uitgaande facturen te houden wanneer:<br />

1° hij de facturen en de stukken of, in voorkomend geval, de dub<strong>be</strong>ls van<br />

de facturen en de stukken <strong>be</strong>waart (z. nrs. 457, letter A en 458, letter<br />

A), die in principe worden ingeschreven in het boek voor inkomende<br />

of uitgaande facturen, volgens een ononderbroken reeks volgnummers<br />

welke hij eraan toekent bij de ontvangst, de uitreiking of het opmaken<br />

ervan;<br />

2° hij een speciaal register houdt <strong>be</strong>doeld in nr. 465 hierna.<br />

B. Dagboek van ontvangsten.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling moet het<br />

dagboek van ontvangsten houden als <strong>be</strong>doeld in nr. 459, met dien verstande<br />

evenwel dat de ontvangsten niet moeten worden opgesplitst per toepasselijk<br />

btw-tarief.<br />

C. Andere verplichtingen.<br />

Deze kleine ondernemingen moeten nog klantenrekeningen houden teneinde de<br />

jaarlijkse opgave van de afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen op te stellen (z. nrs. 476


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1150<br />

tot 481/2). Voor de rest wordt er verwezen naar het hoofdstuk XIII met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de vrijstellingsregeling van de <strong>be</strong>lasting.<br />

463. De boekhouding van de <strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het<br />

Wetboek (bijzondere landbouwregeling).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de bijzondere regeling van de landbouwondernemingen<br />

houden een zeer <strong>be</strong>perkte boekhouding (z. hoofdstuk XIII). Zij<br />

moeten evenwel enerzijds klantenrekeningen houden met het oog op het opstellen<br />

van hun jaarlijkse opgave van de <strong>be</strong>lastingplichtige-afnemers en de jaarlijkse opgave<br />

van de intracommunautaire handelingen (z. nr. 460/2), alsook het register <strong>be</strong>doeld in<br />

nr. 465 hierna. Daarenboven moeten zij eveneens een register van niet-overbrengingen<br />

houden (z. nr. 461/3) en moeten zij op elk ogenblik in staat zijn om ten<br />

<strong>be</strong>hoeve van de ambtenaren van de administratie, voor het lopende kalenderjaar, het<br />

totale <strong>be</strong>drag te <strong>be</strong>palen van hun leveringen van goederen die in aanmerking komen<br />

voor de <strong>be</strong>rekening van de drempels <strong>be</strong>doeld door de regeling van de verkopen op<br />

afstand (z. hoofdstuk XIII en KB nr. 1, art. 16, § 1).<br />

464. De boekhouding van de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen en de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

die uitsluitend handelingen verrichten die krachtens artikel 44 van<br />

het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld en waarvoor zij geen enkel recht<br />

op aftrek heb<strong>be</strong>n.<br />

De niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen, evenals de <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend<br />

handelingen verrichten die krachtens artikel 44 van het Wetboek van de<br />

<strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld en waarvoor zij geen enkel recht op aftrek heb<strong>be</strong>n, moeten<br />

voor de toepassing van de btw geen boekhouding houden uitgezonderd het register<br />

<strong>be</strong>doeld in nr. 465 hierna.<br />

465. Het register dat moet bijgehouden worden door de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting, de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

onderworpen aan de bijzondere regeling van de landbouwondernemingen, de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die krachtens<br />

artikel 44 van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld en waarvoor zij<br />

geen recht op aftrek heb<strong>be</strong>n en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1151 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting, de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de bijzondere regeling voor de landbouwondernemingen,<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die<br />

krachtens artikel 44 van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld en waarvoor<br />

zij geen enkel recht op aftrek heb<strong>be</strong>n en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen<br />

moeten een register houden waarin zij de facturen en de stukken met <strong>be</strong>trekking tot<br />

hun activiteit inschrijven die de handelingen vaststellen waarvoor zij schuldenaar<br />

zijn van de <strong>be</strong>lasting. Voor deze handelingen moeten zij een bijzondere aangifte<br />

indienen (z. nrs. 454 tot 454/7).<br />

Correlatief met dit register, zijn deze personen gehouden tot het opstellen van een<br />

teruggaafregister (z. art. 4 van het KB nr. 4 - hoofdstuk XIV).<br />

Bovendien moeten de hierboven genoemde personen op elk ogenblik in staat zijn om<br />

ten <strong>be</strong>hoeve van de ambtenaren van de administratie, voor het lopende kalenderjaar,<br />

het totale <strong>be</strong>drag te <strong>be</strong>palen van hun intracommunautaire verwervingen van andere<br />

goederen dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten (KB nr. 1, art. 16, § 2).<br />

Deze <strong>be</strong>palingen <strong>be</strong>treffen echter niet de voornoemde personen die ervoor gekozen<br />

heb<strong>be</strong>n hun bovengenoemde intracommunautaire verwervingen aan de <strong>be</strong>lasting in<br />

België te onderwerpen wanneer het totale <strong>be</strong>drag van deze verwervingen voor het<br />

lopende kalenderjaar of voor het vorige kalenderjaar de drempel van 11.200 EUR<br />

niet <strong>be</strong>reikt (z. hoofdstuk IXbis, nr. 310/25).<br />

Om aan deze verplichting te voldoen dienen de hierboven vermelde personen die<br />

geen boekhouding voeren die het mogelijk maakt, per kalenderjaar, na te gaan of de<br />

voormelde drempel al of niet werd overschreden, bij voor<strong>be</strong>eld, een lijst die of een<br />

geschikt register dat toelaat de drempel te controleren, te houden.<br />

466. Principe.<br />

Afdeling 6. - Opgave van de intracommunautaire handelingen.<br />

Ingevolge het afschaffen op 1 januari 1993 van de fiscale controles aan de binnengrenzen<br />

van de EG-lidstaten heeft de Raad van de Europese Gemeenschappen, ten<br />

einde te voorkomen dat de lidstaten <strong>be</strong>lastingopbrengsten derven, een gemeenschappelijk<br />

systeem voor de uitwisseling van inlichtingen <strong>be</strong>treffende intracommunautaire


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1152<br />

transacties tussen de <strong>be</strong>voegde overheden van de lidstaten uitgewerkt (Verordening<br />

(EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 okto<strong>be</strong>r 2003).<br />

In België moeten de ondernemingen die intracommunautaire handelingen verrichten<br />

of die <strong>be</strong>trokken zijn bij handelingen van driehoeksverkeer dergelijke inlichtingen<br />

verstrekken door middel van het indienen van een opgave hierna aangeduid als:<br />

Opgave van de intracommunautaire handelingen. Sinds 1 januari 2010 werd deze<br />

opgave van de intracommunautaire handelingen grondig gewijzigd, zowel op vlak<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtigen die gehouden zijn tot het indienen ervan als op het vlak<br />

van inhoud en periodiciteit.<br />

Het indienen van een opgave van de intracommunautaire handelingen heeft generlei<br />

invloed op de ongewijzigde verplichting tot het indienen van de jaarlijkse listing van<br />

de afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen (z. nrs. 476 tot 481/2). Gelet immers op de aard van<br />

de handelingen die enerzijds in de opgave van de intracommunautaire handelingen<br />

en anderzijds in de jaarlijkse listing moeten worden opgenomen, is een dub<strong>be</strong>l<br />

gebruik tussen genoemde opgave en listing totaal uitgesloten.<br />

Overeenkomstig artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek moeten de <strong>be</strong>lastingplichtigen,<br />

die overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 1° van het Wetboek, met<br />

uitsluiting van de btw-eenheden in de zin van artikel 4, § 2, artikel 50, § 1, eerste lid,<br />

3° en 5°, voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd, de leden van een btw-eenheid in<br />

de zin van artikel 4, § 2, alsook de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen die<br />

voor de handelingen die ze hier te lande verrichten worden vertegenwoordigd door<br />

een overeenkomstig artikel 55, § 3, tweede lid, van het Wetboek vooraf erkende<br />

persoon, iedere kalendermaand voor iedere persoon die in een andere lidstaat voor<br />

btw-doeleinden is geïdentificeerd, de administratie die de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft in kennis stellen van <strong>be</strong>paalde<br />

gegevens, waarbij een onderscheid moet worden gemaakt naargelang de aard van de<br />

handelingen.<br />

467. Personen gehouden tot het opstellen van de opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>oogd in artikel 53sexies, van het Wetboek die, wanneer ze<br />

handelingen verrichten <strong>be</strong>doeld in de nrs 468/2 tot 472 hierna, gehouden zijn de<br />

opgave van de intracommunautaire handelingen in te dienen, zijn de volgende:<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die gehouden zijn tot het indienen van periodieke btwaangiften;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1153 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de vrijstellingsregeling <strong>be</strong>oogd in<br />

artikel 56, § 2, van het Wetboek;<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtige landbouwondernemers die onderworpen zijn aan de<br />

bijzondere regeling voorzien in artikel 57 van het Wetboek. De verplichtingen<br />

die deze landbouwondernemers moeten nakomen op het stuk van het opstellen<br />

van de opgave van de intracommunautaire handelingen verschillen enigszins<br />

van de verplichtingen die de andere <strong>be</strong>lastingplichtigen ter zake moeten<br />

vervullen (z. nr. 475);<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 44 van het Wetboek die geen recht op aftrek verlenen en die diensten<br />

verstrekken die geacht worden, krachtens artikel 21, § 2, van het Wetboek, in<br />

een andere lidstaat plaats te vinden en waarvoor de <strong>be</strong>lasting verschuldigd is<br />

door de ontvanger overeenkomstig artikel 196 van de Richtlijn 2006/112/EG;<br />

- de leden van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek;<br />

- de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen die handelingen verrichten<br />

<strong>be</strong>doeld in het Wetboek die hen recht op aftrek verlenen en waarvoor zij<br />

krachtens artikel 51 en 52 van het Wetboek schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting;<br />

- de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen die worden vertegenwoordigd<br />

door een overeenkomstig artikel 55, § 3, tweede lid, van het Wetboek vooraf<br />

erkende persoon.<br />

Volgende <strong>be</strong>lastingplichtigen daarentegen dienen nooit een opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen op te stellen:<br />

- de toevallige <strong>be</strong>lastingplichtigen als <strong>be</strong>doeld in de artikelen 8 (personen die<br />

occasioneel hetzij een nieuw gebouw vervreemden, hetzij een zakelijk recht op<br />

een nieuw gebouw in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek<br />

vestigen, overdragen of wederoverdragen) en 8bis van het Wetboek (personen<br />

die occasioneel een intracommunautaire levering verrichten van een nieuw<br />

vervoermiddel) (z. Hoofdstukken VII en IXbis);<br />

- de btw-eenheden in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, in de mate<br />

waarin de verplichting tot indiening van de opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen enkel <strong>be</strong>staat in hoofde van de leden van deze btw-eenheden.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1154<br />

468. In te schrijven afnemers.<br />

De aangever moet in de opgave van de intracommunautaire handelingen de afnemers<br />

opnemen die in een andere lidstaat van de Europese Unie voor btw-doeleinden zijn<br />

geïdentificeerd en met wie hij in de loop van de verstreken kalendermaand (of het<br />

verstreken kalenderkwartaal, zie nr. 473/2) handelingen heeft verricht als <strong>be</strong>doeld in<br />

de nrs. 468/2 tot 472 hierna.<br />

Onder afnemer wordt verstaan de medecontractant van de aangever, namelijk de<br />

koper van de goederen of de afnemer van de diensten.<br />

In het geval de indiener van de opgave goederen van zijn <strong>be</strong>drijf overbrengt naar een<br />

andere lidstaat, dient hij zichzelf als afnemer in genoemde opgave te vermelden.<br />

Gelet op de aard van de handelingen die in de opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen moeten worden opgenomen, is het in ieder geval uitgesloten dat in die<br />

opgave een afnemer wordt vermeld met een Belgisch btw-identificatienummer dat<br />

door de Administratie die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder haar<br />

<strong>be</strong>voegdheid heeft werd toegekend.<br />

Elke afnemer moet in die opgave worden opgenomen ongeacht de <strong>be</strong>langrijkheid van<br />

de verrichte handelingen.<br />

Voor elke afnemer die in de opgave moet worden vermeld dient in de daartoe<br />

<strong>be</strong>stemde kolom tevens het btw-identificatienummer dat de <strong>be</strong>voegde lidstaat aan die<br />

afnemer heeft toegekend te worden opgenomen.<br />

468/2. Aan te geven handelingen.<br />

Sedert 1 januari 2010 en bij toepassing van artikel 1, 2°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 50 van 9 decem<strong>be</strong>r 2009, worden de in de opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen aan te geven handelingen onderverdeeld in drie categorieën. Deze<br />

onderverdeling is van fundamenteel <strong>be</strong>lang aangezien elke categorie van handelingen<br />

in voorkomend geval voor iedere afnemer afzonderlijk moet worden aangegeven. De<br />

drie categorieën van handelingen <strong>be</strong>helzen:<br />

- categorie I: de vrijgestelde intracommunautaire leveringen van goederen;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1155 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

- categorie II: de leveringen van goederen verricht in de lidstaat van aankomst<br />

van de verzending of het vervoer van de goederen, in het geval van driehoeksverkeer;<br />

- categorie III: de diensten verricht voor een <strong>be</strong>lastingplichtige van een andere<br />

lidstaat waar deze <strong>be</strong>lastingplichtige schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting en voor<br />

zover deze diensten niet zijn vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting in die lidstaat.<br />

469. Categorie I: De vrijgestelde intracommunautaire leveringen van goederen.<br />

In categorie I worden <strong>be</strong>doeld de leveringen van goederen die plaatsvinden in België<br />

en die van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld bij toepassing van artikel 39bis, eerste lid, 1°<br />

en 4° van het Wetboek. De volgende handelingen zijn <strong>be</strong>doeld:<br />

a) de leveringen van goederen door de verkoper, andere dan een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die de regeling geniet <strong>be</strong>paald in artikel 56, § 2, door de afnemer of<br />

voor hun rekening verzonden of vervoerd buiten België maar binnen de<br />

Gemeenschap, die worden verricht voor een andere <strong>be</strong>lastingplichtige, of voor<br />

een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon, die als zodanig optreedt in een<br />

andere lidstaat en die er aldaar toe gehouden is zijn intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen voor zover deze<br />

leveringen van goederen niet onderworpen zijn aan de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge ingesteld bij artikel 58, § 4, van het<br />

Wetboek (Wetboek art. 39bis, eerste lid, 1° - hoofdstuk IXbis).<br />

Voor deze handelingen wordt de medecontractant-koper, die in de lidstaat van<br />

aankomst van de verzending of van het vervoer van goederen gehouden is zijn<br />

intracommunautaire verwerving van goederen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen,<br />

in de opgave vermeld als afnemer. Bedoelde afnemer wordt in de opgave<br />

opgenomen met aanduiding van het btw-identificatienummer dat hem werd<br />

toegekend door de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van<br />

de goederen, waaronder de goederen aan hem zijn geleverd. Dit geldt eveneens<br />

wanneer de afnemer een in België gevestigde onderneming is die in een andere<br />

lidstaat voor btw-doeleinden is geïdentificeerd.<br />

b) De in artikel 12bis van het Wetboek <strong>be</strong>doelde leveringen van goederen, andere<br />

dan deze onderworpen aan de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

winstmarge ingesteld bij artikel 58, § 4, van het Wetboek, waarvoor de<br />

vrijstelling als <strong>be</strong>doeld in art. 39bis, eerste lid, 1° van dat Wetboek zou gelden,<br />

indien zij voor een andere <strong>be</strong>lastingplichtige zouden zijn verricht (Wetboek,<br />

art. 39bis, eerste lid, 4° - hoofdstuk IXbis).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1156<br />

470. (Opgeheven.)<br />

471. (Opgeheven.)<br />

De hier <strong>be</strong>doelde handelingen heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekking op de overbrenging door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of een lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2,<br />

van het Wetboek van een goed van zijn <strong>be</strong>drijf naar een andere lidstaat<br />

(z. hoofdstuk IXbis). Bedoeld wordt onder meer de onderneming die over<br />

bijhuizen <strong>be</strong>schikt in verschillende lidstaten en goederen verzendt vanuit haar<br />

Belgische vestiging naar de andere bijhuizen. Dergelijke handelingen moeten<br />

in de opgave worden opgenomen met als afnemer de indiener van die opgave<br />

(<strong>be</strong>lastingplichtige of lid van een Belgische btw-eenheid) en met de aanduiding<br />

van het btw-identificatienummer waaronder deze onderneming is geregistreerd<br />

in de lidstaat waar de verwerving van de goederen plaatsvindt (lidstaat van<br />

aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen).<br />

De handelingen die niet worden aanzien als overbrengingen (z. hoofdstuk<br />

IXbis) moeten niet worden opgenomen in de opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen (voor<strong>be</strong>eld: goederen vervoerd naar een andere lidstaat<br />

om er te worden gemonteerd of geïnstalleerd door of voor rekening van de<br />

leverancier).<br />

Wanneer één van de voorwaarden om niet te worden aanzien als overbrenging,<br />

niet meer wordt vervuld (z. hoofdstuk IXbis), wordt het <strong>be</strong>doelde goed<br />

<strong>be</strong>schouwd als overgebracht naar een andere lidstaat. In dat geval vindt de<br />

overbrenging plaats op het tijdstip waarop de voorwaarde niet meer wordt<br />

vervuld en dient deze handeling als dusdanig in de opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen te worden opgenomen.<br />

472. Categorie II: De leveringen van goederen verricht in de lidstaat van aankomst<br />

van de verzending of het vervoer van de goederen, in het geval van driehoeksverkeer.<br />

Categorie II <strong>be</strong>helst elke levering van goederen verricht in een andere lidstaat dan<br />

België door de <strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van een btw-eenheid, die overeenkomstig<br />

artikel 50, § 1, eerste lid, of § 2, tweede lid van het Wetboek voor btw-doeleinden is<br />

geïdentificeerd (indiener van de opgave van de intracommunautaire handelingen)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1157 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

voor zover hij niet in die andere lidstaat is gevestigd en de voorwaarden vereist voor<br />

de vereenvoudigingsmaatregelen inzake driehoeksverkeer zijn vervuld (z. hoofdstuk<br />

IXbis).<br />

Voor de toepassing van het <strong>be</strong>paalde in het vorige lid wordt ervan uitgegaan dat de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van een btw-eenheid (indiener van de opgave) de<br />

intracommunautaire verwerving en de daarop aansluitende levering van goederen<br />

heeft verricht onder het btw-identificatienummer dat hem door de administratie werd<br />

toegekend bij toepassing van artikel 50, § 1, eerste lid, of § 2, tweede lid, van het<br />

Wetboek.<br />

Op te merken valt dat het opnemen van de handelingen van categorie II in de opgave<br />

één van de voorwaarden is om de intracommunautaire verwerving van de goederen<br />

niet aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen in de lidstaat die het btw-identificatienummer<br />

heeft toegekend waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige deze verwerving heeft verricht<br />

(z. hoofdstuk IXbis en Wetboek, art. 25quinquies, § 3, laatste lid).<br />

Voor de handelingen van categorie II wordt de medecontractant-koper, met de<br />

aanduiding van het btw-identificatienummer waaronder hij in de lidstaat van<br />

<strong>be</strong>stemming van de goederen is geregistreerd, in deze opgave vermeld als afnemer.<br />

V o o r b e e l d<br />

De onderneming A, gevestigd in lidstaat 1, verkoopt een partij goederen aan de onderneming B,<br />

gevestigd in lidstaat 2. B verkoopt deze goederen op haar <strong>be</strong>urt aan de onderneming C, gevestigd in<br />

lidstaat 3. A, B en C zijn enkel in hun eigen lidstaat voor btw-doeleinden geïdentificeerd. De goederen<br />

worden voor rekening van B vanuit de magazijnen van A in lidstaat 1 rechtstreeks verzonden naar C<br />

in lidstaat 3. Voor de door haar verrichte levering van goederen duidt B haar klant C aan als<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting.<br />

1 ste hypothese: lidstaat 1 is België<br />

De Belgische onderneming A verricht in België een intracommunautaire levering van goederen die<br />

krachtens artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek is vrijgesteld.<br />

In de opgave van de intracommunautaire handelingen neemt A genoemde levering op als een<br />

handeling <strong>be</strong>oogd in categorie I met als afnemer de medecontractant B zoals die is geregistreerd in<br />

lidstaat 2.<br />

2 de hypothese: lidstaat 2 is België<br />

De Belgische onderneming B verricht in lidstaat 3 een levering van goederen waarvoor hij zijn klant<br />

aanduidt als schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1158<br />

In de opgave van de intracommunautaire handelingen neemt B genoemde levering op als een<br />

handeling <strong>be</strong>oogd in categorie II met als afnemer de medecontractant C zoals die is geregistreerd in<br />

lidstaat 3.<br />

3 de hypothese: lidstaat 3 is België<br />

De Belgische onderneming C dient geen handeling op te nemen in de opgave.<br />

472/2. Categorie III: De dienst verricht voor een <strong>be</strong>lastingplichtige van een andere<br />

lidstaat waar deze <strong>be</strong>lastingplichtige schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting en voor<br />

zover deze diensten niet zijn vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting in die lidstaat.<br />

Sedert 1 januari 2010 moet de opgave handelingen van categorie III vermelden die<br />

overeenstemmen met dienstprestaties die voldoen aan de volgende voorwaarden:<br />

- de klant is een <strong>be</strong>lastingplichtige of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon<br />

die voor btw-doeleinden is geïdentificeerd;<br />

- de dienstprestaties vinden, krachtens de algemene regel voor de plaats van de<br />

dienst (art. 21, § 2, van het Wetboek), plaats in een andere lidstaat;<br />

Worden dus <strong>be</strong>doeld: alle dienstprestaties, met uitzondering van deze die<br />

krachtens een afwijkingscriterium (art. 21, § 3, van het Wetboek) plaatsvinden<br />

in een andere lidstaat. Laatst<strong>be</strong>doelde diensten worden in rooster 47 van de<br />

periodieke aangifte opgenomen en heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>trekking op:<br />

- een onroerend goed;<br />

- personenvervoer;<br />

- het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve,<br />

wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- en soortgelijke<br />

evenementen;<br />

- restaurant en catering (buiten schepen, vliegtuigen, treinen binnen de<br />

EG);<br />

- verhuur op korte termijn van een vervoermiddel;<br />

- restaurant en catering (aan boord van een schip, vliegtuig of trein in de<br />

EG).<br />

- de ontvanger van de dienst is schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting (ofwel heeft de<br />

dienstverrichter geen vaste inrichting in de lidstaat van de ontvanger, ofwel<br />

komt de vaste inrichting waarover de dienstverrichter in deze lidstaat <strong>be</strong>schikt<br />

niet tussen bij de dienstprestaties);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1159 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

- de diensten zijn niet vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting in de lidstaat waar ze<br />

plaatsvinden;<br />

Het gaat om handelingen die moeten worden ingeschreven in rooster 44 van de<br />

periodieke btw-aangifte. In voorkomend geval dient rekening te worden gehouden<br />

met correcties <strong>be</strong>treffende deze handelingen die worden ingeschreven in rooster 48<br />

van de periodieke aangifte.<br />

473. Inschrijvingen in de opgave van de intracommunautaire handelingen.<br />

Indien op de intracommunautaire opgave meerdere <strong>be</strong>dragen moeten worden<br />

opgenomen voor eenzelfde persoon (hetgeen meer <strong>be</strong>paald het geval is wanneer een<br />

onderscheid moet worden gemaakt naargelang de aard van de handeling of van het<br />

<strong>be</strong>trokken tijdvak) moet het identificatienummer dat aan deze persoon in een andere<br />

lidstaat werd toegekend en waaronder de handeling werd verricht, voor ieder <strong>be</strong>drag<br />

worden vermeld.<br />

De opgave moet voor iedere persoon <strong>be</strong>oogd in nr. 468 vermelden:<br />

- het btw-identificatienummer waaronder de afnemer in een andere lidstaat<br />

geregistreerd werd;<br />

- het totaal<strong>be</strong>drag, uitgedrukt in euro, van de handelingen waarvoor de <strong>be</strong>lasting<br />

in de loop van de periode, waarop de opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen <strong>be</strong>trekking heeft, opeisbaar is geworden;<br />

- een afzonderlijke vermelding per categorie van handelingen (z. nrs. 469 tot<br />

472/2), d.w.z.:<br />

- code “L” voor de handelingen van categorie I<br />

- code “T” voor de handelingen van categorie II<br />

- code “S” voor de handelingen van categorie III.<br />

Bij het vaststellen van het totaal<strong>be</strong>drag van de handelingen moet in voorkomend<br />

geval ook rekening worden gehouden met de herzieningen. Deze herzieningen<br />

kunnen zich onder meer voordoen wanneer:<br />

- een vergissing werd <strong>be</strong>gaan in het factureren van een handeling aan de klant;


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1160<br />

- aan de afnemer een prijsvermindering wordt toegestaan na het tijdstip waarop<br />

de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt;<br />

- de leverancier zijn afnemer crediteert wegens terugzending van verpakkingen<br />

die voor het vervoer van geleverde goederen heb<strong>be</strong>n gediend in het geval het<br />

oorspronkelijk aangerekende <strong>be</strong>drag voor die verpakkingen diende te worden<br />

<strong>be</strong>grepen in de maatstaf van heffing;<br />

- een overeenkomst vóór de levering van het goed verbroken is;<br />

- een overeenkomst minnelijk of door een in kracht van gewijsde gegane<br />

gerechtelijke <strong>be</strong>slissing vernietigd of ontbonden is;<br />

- wanneer een geleverd goed binnen zes maanden na de levering van het goed<br />

door de leverancier is teruggenomen zonder dat één van de partijen ten aanzien<br />

van de prijs een geldelijk voordeel heeft verkregen.<br />

Voor het opnemen van de herzieningen in de opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen speelt het geen enkele rol of de handeling waarop de herziening<br />

<strong>be</strong>trekking heeft al dan niet reeds werd opgenomen in een voorgaande opgave.<br />

Het <strong>be</strong>drag van de herzieningen wordt opgenomen in de opgave van de handelingen<br />

met <strong>be</strong>trekking tot de periode waarin van de herziening kennis is gegeven aan de<br />

afnemer (b.v. door middel van een creditnota). Dit <strong>be</strong>drag wordt, volgens het geval,<br />

in mindering gebracht van of gevoegd bij het totaal<strong>be</strong>drag van de handelingen<br />

verricht met dezelfde afnemer.<br />

Wanneer het eindsaldo een negatief <strong>be</strong>drag is, wordt dit <strong>be</strong>drag voorafgegaan door<br />

het minteken "-".<br />

Wanneer, voor een <strong>be</strong>paalde klant, in de opgave uitsluitend een herziening moet<br />

worden aangegeven (bij ontstentenis van handelingen <strong>be</strong>oogd in de categorieën I, II<br />

of III), moet zijn btw-identificatienummer worden vermeld evenals het <strong>be</strong>drag van de<br />

herziening, in voorkomend geval voorafgegaan door het teken "-".<br />

De aandacht wordt er op gevestigd dat herzieningen niet mogen worden verward met<br />

correcties aangezien de correcties op een totaal andere wijze in de opgave van de<br />

intracommunautaire handelingen worden opgenomen.<br />

In het geval de indiener van de opgave van de intracommunautaire handelingen bij<br />

het invullen van die opgave een materiële vergissing <strong>be</strong>gaat en die vergissing slechts<br />

vaststelt na het indienen van de <strong>be</strong>trokken opgave, dient hij in de eerstvolgende in te<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1161 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

dienen opgave na het tijdstip waarop de vergissing wordt vastgesteld spontaan een<br />

correctie op te nemen. Onder materiële vergissing wordt verstaan elke vergissing die<br />

uitsluitend door de aangever wordt <strong>be</strong>gaan bij het invullen van een opgave van de<br />

intracommunautaire handelingen en die derhalve geen aanleiding geeft tot het<br />

uitreiken van een ver<strong>be</strong>terend stuk (credit- of de<strong>be</strong>tnota) aan de medecontractant.<br />

De inschrijvingen in een ingediende opgave die zonder twijfel een materiële<br />

vergissing uitmaken, zullen ambtshalve door de administratie worden verworpen.<br />

473/2. Periodiciteit van de opgave van de intracommunautaire handelingen.<br />

Sedert 1 januari 2010 en krachtens artikel 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 50 van<br />

9 decem<strong>be</strong>r 2009 zijn de personen die verplicht zijn een intracommunautaire opgave<br />

in te dienen, in principe, gehouden om dergelijke opgave maandelijks in te dienen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen gehouden tot het indienen van maandelijkse aangiften en de<br />

leden van een btw-eenheid, die eveneens gehouden is tot dergelijke indiening van<br />

aangiften, moeten bijgevolg steeds maandelijks een intracommunautaire opgave<br />

indienen, en dit ongeacht het <strong>be</strong>drag van de intracommunautaire handelingen<br />

(leveringen van goederen en/of diensten) die ze verrichten.<br />

Daarentegen laat artikel 5, § 1, van hetzelfde koninklijk <strong>be</strong>sluit toe dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

die gehouden zijn hun aangiften driemaandelijks in te dienen of die niet<br />

gehouden zijn een periodieke aangifte in te dienen, alsook de leden van een btweenheid,<br />

die gehouden is haar aangifte driemaandelijks in te dienen of die niet<br />

gehouden is een periodieke aangifte in te dienen, hun opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen driemaandelijks indienen.<br />

Deze toelating geldt slecht voor zover het driemaandelijks totaal<strong>be</strong>drag van de<br />

vrijgestelde leveringen van goederen (d.w.z. de handelingen van de categorie I en II,<br />

z. nrs. 469 en 472) verricht door deze personen niet meer <strong>be</strong>draagt dan 50.000 EUR<br />

in de loop van elk van de vorige vier kalenderkwartalen. De intracommunautaire<br />

dienstprestaties (handelingen van categorie III, z. nr. 472/2) komen niet in<br />

aanmerking voor het <strong>be</strong>rekenen van deze drempeloverschrijding.<br />

Indien de drempel van 50.000 EUR in de loop van een kwartaal wordt overschreden,<br />

zal de aangever in principe maandelijks een intracommunautaire opgave moeten<br />

indienen vanaf de maand die volgt op deze waarin de overschrijding is ge<strong>be</strong>urd.<br />

Evenwel, bij wijze van administratieve tolerantie, zal de <strong>be</strong>lastingplichtige pas vanaf<br />

de eerste maand die volgt op het kwartaal waarin de overschrijding is ge<strong>be</strong>urd


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1162<br />

maandopgaven indienen. Hij zal opnieuw kwartaalopgaven kunnen indienen<br />

wanneer de drempel van 50.000 EUR niet meer overschreden wordt, noch in de loop<br />

van het <strong>be</strong>treffende kwartaal, noch in de loop van elk van de vier voorafgaande<br />

kwartalen.<br />

Er wordt opgemerkt dat de persoon die toelating krijgt om een kwartaalopgave in te<br />

dienen steeds kan opteren om een maandopgave in te dienen. Deze keuze geldt dan<br />

voor een periode van minimum 12 maanden.<br />

Opmerking:<br />

Bij de inwerkingtreding van het VAT-PACKAGE op 1 januari 2010 werd de<br />

drempel van 50.000 EUR, <strong>be</strong>doeld in artikel 5, § 1, eerste lid, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 50, tijdelijk (tot 31 decem<strong>be</strong>r 2011) op 100.000 EUR gebracht. Vanaf<br />

1 januari 2012 geldt de drempel van 50.000 EUR (zie art. 9 van het KB nr. 50). (zie<br />

E.T. 117.215/5 d.d. 16/11/2009 en E.T. 117.215/5 Bijwerking d.d. 09/01/2012).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige die periodieke kwartaalaangiften en intracommunautaire kwartaalopgaven<br />

indient, verricht de volgende intracommunautaire leveringen van goederen (handelingen van<br />

categorie I en II) in 2012:<br />

Januari: 10.000 EUR<br />

Februari: 20.000 EUR<br />

Maart: 10.000 EUR<br />

Dit komt neer op een totaal van 40.000 EUR op te nemen in zijn intracommunautaire opgave van het<br />

1 e kwartaal 2012, in te dienen uiterlijk tegen 20 april 2012.<br />

Hij verricht vervolgens de volgende intracommunautaire leveringen van goederen in 2012:<br />

April: 30.000 EUR<br />

Mei: 50.000 EUR<br />

Juni: 20.000 EUR<br />

Vanaf het einde van de maand mei is de drempel van 50.000 EUR overschreden. Bij wijze van<br />

administratieve tolerantie, zal de <strong>be</strong>lastingplichtige echter een intracommunautaire kwartaalopgave<br />

met <strong>be</strong>trekking tot het 2 e kwartaal indienen voor 20 juli 2012. Echter, vanaf 20 augustus 2012 zal hij<br />

desgevallend een intracommunautaire maandopgave met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van de maand<br />

juli 2012 indienen.<br />

Krachtens artikel 5, § 2, van voormeld koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 50, dienen de landbouwondernemers,<br />

die niet gehouden zijn tot de indiening van de aangifte <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek, ieder jaar vóór 31 maart slechts één<br />

intracommunautaire opgave in met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van het verstreken<br />

kalenderjaar.


(1 februari 2012)<br />

1163 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

474. Invullen en indienen van de opgave van de intracommunautaire handelingen.<br />

Bij toepassing van artikel 53octies, § 2, van het Wetboek, stipuleert artikel 6, § 1,<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 50 dat de intracommunautaire opgave langs<br />

elektronische weg moet worden ingediend.<br />

Paragraaf 2 van het zelfde artikel preciseert evenwel dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen en de<br />

leden van een btw-eenheid, zolang zij, of in voorkomend geval, de persoon die<br />

gemachtigd is om dergelijke opgaven in te dienen niet over de nodige geïnformatiseerde<br />

middelen <strong>be</strong>schikken om aan deze verplichting te voldoen, zijn<br />

vrijgesteld van de verplichting tot indiening langs elektronische weg.<br />

Bovendien <strong>be</strong>paalt § 3 van hetzelfde artikel dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen die niet<br />

gehouden zijn tot de indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde aangifte en de leden van een btw-eenheid in de zin van artikel 4,<br />

§ 2, van het Wetboek, die niet gehouden is tot de indiening van dergelijke aangifte,<br />

kunnen kiezen om de intracommunautaire opgave hetzij elektronisch, hetzij op<br />

papier in te dienen.<br />

Voor de indiening van <strong>be</strong>doelde opgave langs elektronische weg wordt verwezen<br />

naar de INTERVAT toepassing die door de administratie ter <strong>be</strong>schikking wordt<br />

gesteld op de internetsite van FOD Financiën (http://www.minfin.<strong>fgov</strong>.<strong>be</strong> (rubriek eservices)).<br />

Voor de indiening van de opgave op papier dient gebruik gemaakt te worden van een<br />

door de administratie verstrekt formulier waarvan een model terug te vinden is in de<br />

bijlage bij genoemd koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 50 (zonder onderscheid naargelang de<br />

opgave maandelijks, per kwartaal of jaarlijks zal worden ingediend).<br />

De opgave moet worden ingediend vóór de 20 ste van de maand die volgt op de<br />

periode waarop ze <strong>be</strong>trekking heeft of, wanneer deze dag een zaterdag, zondag of<br />

wettelijke feestdag is, de eerstvolgende werkdag.<br />

De ondernemingen die geen handelingen heb<strong>be</strong>n verricht die moeten worden<br />

vermeld in de opgave en die geen correcties hoeven aan te brengen aan vroeger<br />

ingediende opgaven moeten voor die <strong>be</strong>treffende periode geen nihil-opgave<br />

opmaken.<br />

Tot slot wordt de aandacht gevestigd op het feit dat het door de softwareproducent<br />

aangemaakte formulier <strong>be</strong>stemd voor geautomatiseerde invulling sinds 1 januari<br />

2010 door de administratie niet meer wordt aanvaard.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1164<br />

475. De opgave van intracommunautaire leveringen in te dienen door de landbouwondernemers<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het Wetboek.<br />

Bij toepassing van artikel 57, § 7, van het Wetboek en krachtens artikel 5, § 2, van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 50, moeten de landbouwondernemers die niet gehouden zijn<br />

tot het indienen van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

periodieke btw-aangiften, ieder jaar vóór 31 maart een enkele intracommunautaire<br />

opgave met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van het verstreken kalenderjaar indienen.<br />

Aangezien de landbouwondernemers niet gehouden zijn tot de indiening van<br />

periodieke btw-aangiften, kunnen ze deze jaarlijkse opgave, naar keuze, elektronische<br />

of op papier indienen.<br />

Zij moeten geen nihil-opgave indienen wanneer zij tijdens het kalenderjaar waarop<br />

de opgave <strong>be</strong>trekking heeft, geen enkele handeling of correctie heb<strong>be</strong>n verricht die in<br />

de opgave moet worden vermeld.<br />

De landbouwondernemingen moeten anderzijds eveneens binnen dezelfde termijn<br />

voorzien voor de intracommunautaire opgave, de jaarlijkse listing van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

klanten indienen (z. nrs. 476 tot 482). Zij moeten bij het invullen van deze<br />

listing met een specifieke vermelding aanduiden of zij al dan niet tijdens het<br />

voorgaande kalenderjaar handelingen heb<strong>be</strong>n verricht die moeten worden opgenomen<br />

in de opgave van de intracommunautaire handelingen en/of correcties moeten<br />

aanbrengen aan vroeger ingediende opgaven.<br />

Voor het invullen van de jaaropgave van de intracommunautaire handelingen mogen<br />

de landbouwondernemers uiteraard geen rekening houden met het <strong>be</strong>drag van de<br />

forfaitaire compensaties als <strong>be</strong>doeld in artikel 57, § 2, van het Wetboek die hen door<br />

hun afnemers worden <strong>be</strong>taald.<br />

476. Principe.<br />

Afdeling 7. - Jaarlijkse opgave van afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

(listing afnemers).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 1°, van het<br />

Wetboek, met uitsluiting van de btw-eenheden in de zin van artikel 4, § 2, van het<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1165 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Wetboek, en artikel 50, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek voor btw-doeleinden zijn<br />

geïdentificeerd, de leden van een btw-eenheid <strong>be</strong>doeld in artikel 50, § 1, eerste lid,<br />

6°, van het Wetboek, de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen die voor de<br />

handelingen die zij hier te lande verrichten zijn vertegenwoordigd door een vooraf<br />

erkende persoon, overeenkomstig artikel 55, § 3, tweede lid, van het Wetboek, en de<br />

andere niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>doeld in artikel 50, § 3, van<br />

het Wetboek, zijn overeenkomstig artikel 53quinquies, van het Wetboek en artikel 1,<br />

§ 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 23, gehouden jaarlijks voor elk lid van een btweenheid<br />

en voor iedere <strong>be</strong>lastingplichtige die voor btw-doeleinden moet geïdentificeerd<br />

zijn, <strong>be</strong>halve voor degenen die uitsluitend handelingen verrichten die<br />

krachtens artikel 44, van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld, en waaraan<br />

zij goederen heb<strong>be</strong>n geleverd of diensten heb<strong>be</strong>n verstrekt in de loop van het vorige<br />

jaar, de administratie die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder haar<br />

<strong>be</strong>voegdheid heeft in kennis te stellen van het totale <strong>be</strong>drag van die handelingen<br />

alsmede van het totale <strong>be</strong>drag van de in rekening gebrachte <strong>be</strong>lasting.<br />

Het opmaken van de listing afnemers maakt het voorwerp uit van de aanschrijving<br />

nr. 3/1986 van 20 maart 1986.<br />

477. Personen die de jaarlijkse opgave moeten opmaken.<br />

Alle <strong>be</strong>lastingplichtigen en leden van een btw-eenheid dienen dus de jaarlijkse<br />

opgave van hun afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen op te maken, met uitzondering van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die krachtens artikel 44,<br />

van het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld zonder enig recht op aftrek te doen<br />

ontstaan. Het <strong>be</strong>treft in hoofdzaak <strong>be</strong>lastingplichtigen die periodieke aangiften<br />

indienen, de in artikel 57, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde landbouwondernemers, de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen die vallen onder de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting voorzien in<br />

artikel 56, § 2, van het Wetboek en de categorieën van <strong>be</strong>lastingplichtigen die<br />

ontheven zijn van de verplichting periodieke aangiften in te dienen (bv. verkopers<br />

van recuperatiestoffen en -producten) en de leden van een btw-eenheid die niet<br />

uitsluitend handelingen verricht <strong>be</strong>oogd in artikel 44, van het Wetboek.<br />

Anderzijds ontslaat de administratie <strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>lastingplichtigen van de indiening<br />

van de jaarlijkse opgave. Het gaat om <strong>be</strong>lastingplichtigen die eveneens ontslagen zijn<br />

van de indiening van periodieke btw-aangiften (z. nr. 8 van aanschr. 3/1986):<br />

- de schippers die niet meer dan vijf boten exploiteren en geen periodieke btwaangiften<br />

indienen (z. aanschr. 109/1970, 84/1971 en 2/1973).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1166<br />

Voor de <strong>be</strong>lastingplichtigen die niet in België gevestigd zijn en die een aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger heb<strong>be</strong>n laten erkennen of vertegenwoordigd worden door<br />

een vooraf erkende persoon moet, naargelang het geval, de aansprakelijke vertegenwoordiger<br />

of de vooraf erkende persoon de listing indienen.<br />

Wanneer een aansprakelijke vertegenwoordiger verschillende in het buitenland<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen vertegenwoordigt, moet hij voor iedere <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die hij vertegenwoordigt een opgave opstellen. Deze opgave wordt<br />

ingediend onder het individueel btw-identificatienummer dat aan deze <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

werd toegekend. De vooraf erkende aansprakelijke vertegenwoordiger is<br />

gehouden om jaarlijks één enkele opgave (onder het globaal nummer) in te dienen<br />

voor alle in het buitenland gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen die hij vertegenwoordigt.<br />

De in artikel 44 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtigen moeten deze jaarlijkse<br />

opgave niet indienen.<br />

Wat de btw-eenheden in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>treft, <strong>be</strong>staat de<br />

verplichting tot indiening van de jaarlijkse opgave enkel in hoofde van hun leden<br />

voor de handelingen die hen <strong>be</strong>treffen. Elk lid is gehouden zijn eigen listing binnen<br />

de wettelijke termijn in te dienen onder het sub-btw-identificatienummer, dat hem<br />

door de administratie werd toegekend op grond van artikel 50, § 1, eerste lid, 6°, van<br />

het Wetboek.<br />

478. In te schrijven afnemers.<br />

De jaarlijkse opgave moet alle afnemers vermelden, <strong>be</strong>lastingplichtigen of leden van<br />

een btw-eenheid, die krachtens artikel 50, van het Wetboek in België voor btwdoeleinden<br />

geïdentificeerd zijn, <strong>be</strong>halve degenen die ingevolge artikel 44 van het<br />

Wetboek uitsluitend van de <strong>be</strong>lasting vrijgestelde handelingen verrichten. Het<br />

<strong>be</strong>treft:<br />

- <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting;<br />

- <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan een forfaitaire regeling;<br />

- <strong>be</strong>lastingplichtigen die de bijzondere landbouwregeling toepassen;<br />

- <strong>be</strong>lastingplichtigen die de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting, <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 56, § 2, van het Wetboek, toepassen;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1167 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

- niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen die voor btw-doeleinden in België<br />

geïdentificeerd zijn;<br />

- leden van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek.<br />

Er wordt opgemerkt dat in de listing slechts die afnemers, <strong>be</strong>lastingplichtigen of<br />

leden van een btw-eenheid, moeten worden vermeld aan wie in de loop van het<br />

voorbije jaar goederen werden geleverd of diensten werden verstrekt voor een totaal<br />

<strong>be</strong>drag (exclusief <strong>be</strong>lasting) van meer dan 250 EUR (z. aanschr. 3/1986, nr. 11).<br />

Wat <strong>be</strong>treft de btw-eenheden in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, vermeldt<br />

de listing die door het lid wordt ingediend, <strong>be</strong>halve zijn afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

die in België voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd krachtens artikel 50 van het<br />

Wetboek, zijn afnemers die lid zijn van dezelfde of een andere btw-eenheid en die<br />

voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd krachtens artikel 50, § 1, eerste lid, 6°, van<br />

het Wetboek.<br />

479. Te vermelden handelingen.<br />

In de opgave van de afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen worden in principe alle leveringen<br />

van goederen en diensten voor een <strong>be</strong>drag (excl. btw) van meer dan 250 EUR<br />

opgenomen, die tijdens het voorbije jaar, aan <strong>be</strong>lastingplichtigen of aan leden van<br />

een btw-eenheid werden verstrekt en waarvoor de aangever gehouden was aan zijn<br />

klant een factuur of een document <strong>be</strong>doeld in artikel 53, § 3, van het Wetboek uit te<br />

reiken of in het geval van een landbouwer onderworpen aan de bijzondere<br />

landbouwregeling, waarvoor hij een aankoopborderel <strong>be</strong>doeld in artikel 4, van het<br />

KB nr. 22 van zijn afnemer diende te ontvangen.<br />

Bepaalde handelingen moeten evenwel niet worden opgenomen (z. aanschr. 3/86,<br />

nr. 20)., zoals onder meer:<br />

- de leveringen van water, gas, elektriciteit en stoom door distributie<strong>be</strong>drijven;<br />

- de diensten verricht door telecommunicatie<strong>be</strong>drijven;<br />

- de handelingen verricht door reisbureaus.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1168<br />

480. Gegevens welke de opgave moet <strong>be</strong>vatten.<br />

De jaarlijkse opgave moet, voor iedere afnemer <strong>be</strong>oogd in nr. 478, volgende<br />

gegevens <strong>be</strong>vatten:<br />

- het btw-identificatienummer of, voor de leden van een btw-eenheid, het subbtw-identificatienummer,<br />

dat hem werd toegekend;<br />

- het totaal <strong>be</strong>drag, exclusief btw, van de goederen die hem werden geleverd en<br />

van de aan hem verstrekte diensten. Wat de tabaksfabrikaten <strong>be</strong>treft en<br />

rekening houdend met de bijzondere regeling waaraan die producten<br />

onderworpen zijn, is het niet nodig om de <strong>be</strong>lasting die <strong>be</strong>grepen is in de<br />

gefactureerde <strong>be</strong>dragen af te zonderen. Wat de leveringen <strong>be</strong>treft van gebruikte<br />

goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten,<br />

alsook van vervoermiddelen verkocht onder de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge, moet het <strong>be</strong>drag van de totale verkoopprijs,<br />

btw in<strong>be</strong>grepen, worden vermeld;<br />

- het totaal<strong>be</strong>drag van de aan de afnemer in rekening gebrachte <strong>be</strong>lasting. Wat de<br />

leveringen <strong>be</strong>treft van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor<br />

verzamelingen en antiquiteiten, alsook van vervoermiddelen verkocht onder de<br />

bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge, mag het <strong>be</strong>drag<br />

van de "in<strong>be</strong>grepen" <strong>be</strong>lasting niet voorkomen in de tot dat doel voorziene<br />

kolom, aangezien dit <strong>be</strong>drag reeds voorkomt in de kolom <strong>be</strong>stemd voor het<br />

<strong>be</strong>drag van de jaaromzet (z. hiervoor). Wat de handelingen met een ander lid<br />

van dezelfde btw-eenheid <strong>be</strong>treft, mag geen enkel btw-<strong>be</strong>drag voorkomen in de<br />

tot dat doel voorziene kolom, aangezien deze handelingen nooit aan de btw<br />

werden onderworpen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die op 31 decem<strong>be</strong>r van het jaar waarop de jaarlijkse opgave<br />

van afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>trekking heeft, genieten van de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het Wetboek, zijn gehouden<br />

deze opgave aan te vullen met een verklaring die vermeldt:<br />

- het <strong>be</strong>drag van de omzet gerealiseerd in de loop van het jaar waarop deze<br />

opgave <strong>be</strong>trekking heeft;<br />

- indien de werkzaamheid onder de vrijstellingsregeling werd aangevangen in de<br />

loop van het jaar waarop deze opgave <strong>be</strong>trekking heeft, dient de datum te<br />

worden vermeld waarop de kleine onderneming deze regeling is <strong>be</strong>ginnen<br />

toepassen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1169 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

De landbouwondernemingen die onderworpen zijn aan de bijzondere landbouwregeling<br />

(z. hoofdstuk XIII) dienen <strong>be</strong>doelde opgave aan te vullen met een verklaring<br />

waarin zij vermelden dat zij gehouden zijn tot het indienen van de jaarlijkse<br />

intracommunautaire opgave (z. nr. 475) of dat zij niet gehouden zijn tot het indienen<br />

van die opgave.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen verricht als <strong>be</strong>doeld in de artikelen 20, § 2,<br />

20bis, § 2, en 20ter, 2 de lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 moet zijn medecontractanten<br />

vermelden in de jaarlijkse opgave van afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen,<br />

maar mag het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting niet opnemen in de daartoe voorziene kolom.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen verricht vrijgesteld bij toepassing van<br />

artikel 44bis van het Wetboek of voor dewelke zijn medecontractant schuldenaar is<br />

van de <strong>be</strong>lasting krachtens artikel 20bis van het KB nr. 1, dient bijgevolg zijn<br />

medecontractanten op te nemen op de jaarlijkse opgave van afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen,<br />

maar het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting mag uiteraard niet voorkomen in de<br />

daartoe voorziene kolom.<br />

481. Vorm van de opgave en modaliteiten voor de indiening.<br />

Bij toepassing van artikel 53octies, § 2, van het Wetboek en artikel 2, § 1, eerste lid<br />

van het KB nr. 23 moet de jaarlijkse opgave van <strong>be</strong>lastingplichtige afnemers langs<br />

elektronische weg ingediend worden.<br />

Het tweede lid van § 1 van laatstgenoemd artikel <strong>be</strong>paalt evenwel dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

en de leden van een btw-eenheid, vrijgesteld zijn van de verplichting tot<br />

indiening langs elektronische weg zolang zij en in voorkomend geval de persoon die<br />

gemachtigd is de <strong>be</strong>doelde lijst namens hen in te dienen, niet over de nodige<br />

geïnformatiseerde middelen <strong>be</strong>schikken om aan deze verplichting te voldoen.<br />

Bovendien <strong>be</strong>paalt § 2 van dat artikel dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen die niet gehouden<br />

zijn tot de indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>doelde aangifte, de keuze heb<strong>be</strong>n om de jaarlijkse opgave langs elektronische weg<br />

dan wel op papier in te dienen. Er wordt opgemerkt dat de leden van een btw-eenheid<br />

niet <strong>be</strong>oogd zijn door deze <strong>be</strong>paling en van deze keuzemogelijkheid niet kunnen<br />

genieten.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1170<br />

Ten einde de jaarlijkse opgave langs elektronische weg in te dienen, gebruikt de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of het lid van een btw-eenheid, de toepassing INTERVAT, die<br />

door de Administratie ter <strong>be</strong>schikking wordt gesteld op de website van de FOD<br />

Financiën http://www.minfin.<strong>fgov</strong>.<strong>be</strong> (rubriek e-services).<br />

Om de jaarlijkse opgave op papier in te dienen gebruikt de <strong>be</strong>lastingplichtige of het<br />

lid van een btw-eenheid, het door de administratie verstrekte papieren formulier<br />

waarvan het model in bijlage gaat van voornoemd koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 23.<br />

De modaliteiten van de indiening van de jaarlijkse opgave op papier zijn dezelfde als<br />

deze van toepassing inzake de indiening op papier van de periodieke btw-aangifte<br />

(z. nr. 451/2).<br />

Het model van de jaarlijkse opgave <strong>be</strong>stemd voor geautomatiseerde invulling en<br />

ontwikkeld door softwareproducenten wordt sinds 1 januari 2010 door de administratie<br />

niet meer aanvaard.<br />

De jaarlijkse opgave moet ten laatste op 31 maart van het jaar volgend op dat waarin<br />

de handelingen plaatsvonden, worden ingediend.<br />

Wanneer iemand enkel nog handelingen verricht die zijn vrijgesteld door artikel 44<br />

van het Wetboek en die geen recht op aftrek verlenen of wanneer hij de hoedanigheid<br />

van <strong>be</strong>lastingplichtige verliest, moet de opgave binnen drie maanden na deze<br />

wijziging of dit verlies worden ingediend.<br />

Wanneer een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, enkel nog<br />

handelingen verricht die zijn vrijgesteld door artikel 44 van het Wetboek en die geen<br />

recht op aftrek verlenen of wanneer zij de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

verliest, moeten de opgaven van de leden binnen drie maanden na deze wijziging of<br />

dit verlies worden ingediend.<br />

481/2. "Nihil"-opgave.<br />

Vanaf 1 januari 2010 zijn de <strong>be</strong>lastingplichtige indieners van periodieke btwaangiften,<br />

die in de loop van het voorbije jaar geen handelingen verricht heb<strong>be</strong>n die<br />

moeten opgenomen worden in de jaarlijkse opgave, gehouden de administratie<br />

hiervan in kennis te stellen door middel van het aankruisen van het tot dat doel<br />

<strong>be</strong>stemde vakje in Kader VIII van hun periodieke btw-aangifte met <strong>be</strong>trekking tot het<br />

laatste tijdvak van het kalenderjaar. Bijgevolg dienen ze geen « nihil »-opgave meer<br />

in te dienen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1171 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige om welke reden ook nagelaten heeft dit vakje aan te<br />

kruisen in de voorziene periodieke aangifte moet hij:<br />

- hetzij een « nihil »-opgave indienen (langs elektronische weg of, in geval van<br />

vrijstelling van indiening langs elektronische weg, op papier)<br />

- hetzij het btw-controlekantoor waaronder zij ressorteren op schriftelijke wijze<br />

in kennis stellen zonder dat hiervoor een specifiek formulier moet gebruikt<br />

worden, dat zij in de loop van het door de opgave <strong>be</strong>oogde jaar geen<br />

handelingen verricht heb<strong>be</strong>n die in deze lijst moeten vermeld worden.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die de vrijstellingsregeling <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het<br />

Btw-Wetboek genieten en de <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de bijzondere<br />

landbouwregeling <strong>be</strong>doeld in artikel 57, van het Btw-Wetboek moeten steeds een<br />

nihil-opgave indienen wanneer ze in de loop van het voorbije jaar geen handelingen<br />

verricht heb<strong>be</strong>n die moeten worden opgenomen in de jaarlijkse opgave.<br />

De leden van een btw-eenheid die in de loop van het voorbije jaar geen handelingen<br />

verricht heb<strong>be</strong>n die moeten worden opgenomen in de jaarlijkse opgave, moeten:<br />

- hetzij een « nihil »-opgave indienen (langs elektronische weg of, in geval van<br />

vrijstelling van indiening langs elektronische weg, op papier)<br />

- hetzij het btw-controlekantoor waaronder hij ressorteert op schriftelijke wijze<br />

in kennis stellen zonder dat hiervoor een specifiek formulier moet gebruikt<br />

worden, dat hij in de loop van het door de opgave <strong>be</strong>oogde jaar geen<br />

handelingen verricht heeft die in deze lijst moeten vermeld worden.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die de vrijstellingsregeling <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het<br />

Btw-Wetboek genieten en de <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de bijzondere<br />

landbouwregeling <strong>be</strong>doeld in artikel 57, van het Btw-Wetboek moeten bovendien de<br />

vermeldingen die hen specifiek aan<strong>be</strong>langen invullen (omzet en datum <strong>be</strong>gin<br />

werkzaamheid onder de vrijstellingsregeling - verklaring met <strong>be</strong>trekking tot het<br />

verrichten van intracommunautaire handelingen door een landbouwer (z. nr. 480)).<br />

Op elke nihil-listing dienen de niet gebruikte roosters blanco gelaten te worden. Deze<br />

mogen geen gegevens, nullen, strepen of andere vermeldingen zoals "nihil" <strong>be</strong>vatten,<br />

noch worden doorstreept.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1172<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 8. - De schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Eerste onderafdeling. - Principes.<br />

482. Schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting.<br />

De <strong>be</strong>lasting is aan de Schatkist verschuldigd (art. 51, § 1, van het Wetboek):<br />

1° door de <strong>be</strong>lastingplichtige die in België een <strong>be</strong>lastbare levering van goederen<br />

of een <strong>be</strong>lastbare dienst verricht;<br />

2° door degene die in België een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving van<br />

goederen verricht;<br />

3° door eenieder die op de factuur of op een als zodanig geldend stuk de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde vermeldt, zelfs indien hij geen goed heeft<br />

geleverd, noch een dienst heeft verstrekt. Hij wordt schuldenaar van de<br />

<strong>be</strong>lasting op het tijdstip van het uitreiken van de factuur of het stuk.<br />

Voor de <strong>be</strong>lastbare leveringen van goederen of de <strong>be</strong>lastbare diensten die in België<br />

worden verricht, is de <strong>be</strong>lasting evenwel, in afwijking van wat voorafgaat (z. 1°<br />

hiervoor), verschuldigd door (art. 51, § 2, van het Wetboek):<br />

1° de ontvanger van de dienst wanneer de dienstverrichter een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

is die niet in België gevestigd is en de dienst krachtens artikel 21, § 2, van het<br />

Wetboek, geacht wordt in België plaats te vinden (z. hoofdstuk III);<br />

2° door de medecontractant die overeenkomstig artikel 50, van het Wetboek voor<br />

btw-doeleinden is geïdentificeerd, wanneer het gaat om leveringen van<br />

goederen als <strong>be</strong>doeld in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 3°, en voor zover de in<br />

artikel 53, § 2, eerste lid, <strong>be</strong>oogde factuur de door de Koning te <strong>be</strong>palen<br />

vermeldingen <strong>be</strong>vat;<br />

3° door de medecontractant wanneer het gaat om leveringen van goederen of<br />

diensten <strong>be</strong>doeld in de artikelen 39, § 2 en 39quater van het Wetboek;<br />

4° door de persoon die de goederen onttrekt aan één van de regelingen <strong>be</strong>doeld in<br />

de artikelen 39, § 2 en 39quater van het Wetboek;


(1 februari 2012)<br />

1173 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

5° door de in België gevestigde medecontractant die gehouden is tot het indienen<br />

van aangiften <strong>be</strong>doeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2° of door de niet in België<br />

gevestigde medecontractant die er een aansprakelijke vertegenwoordiger heeft<br />

laten erkennen overeenkomstig artikel 55, § 1 of § 2, wanneer de handeling,<br />

levering van goederen of dienstprestatie, verricht wordt door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die niet in België gevestigd is en deze handeling hier te lande<br />

<strong>be</strong>lastbaar is en zij niet <strong>be</strong>doeld wordt onder 1° en 2° en 6° van art. 51, § 2, van<br />

het Wetboek, noch vrijgesteld is of verricht wordt met vrijstelling van de<br />

<strong>be</strong>lasting krachtens de artikelen 39 tot 44bis van het Wetboek;<br />

6° door de medecontractant die onder een nummer dat de letters BE <strong>be</strong>vat, voor<br />

btw-doeleinden is geïdentificeerd, wanneer de ingevolge artikel 15, § 2, tweede<br />

lid, 4°, van het Wetboek, hier te lande <strong>be</strong>lastbare handeling wordt verricht door<br />

een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Voor de toepassing van artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, 5° en 6°, van het Wetboek,<br />

wordt een <strong>be</strong>lastingplichtige die in België een vaste inrichting heeft, aangemerkt als<br />

een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige als deze inrichting niet <strong>be</strong>trokken is<br />

bij de levering van goederen of de dienst.<br />

In dit kader is een vaste inrichting <strong>be</strong>trokken bij de levering van de goederen of de<br />

dienst wanneer deze levering of dienst wordt geacht te zijn verricht vanuit deze vaste<br />

inrichting, met andere woorden als de menselijke en technische middelen van de<br />

inrichting werden aangewend om die levering of dienst te verrichten. Een loutere<br />

administratieve ondersteuning vanwege de vaste inrichting volstaat echter niet.<br />

Daarentegen brengt de loutere vermelding van het btw-identificatienummer van de<br />

vaste inrichting op de factuur in principe automatisch met zich mee dat deze vaste<br />

inrichting <strong>be</strong>trokken is bij de handeling. Het <strong>be</strong>treft evenwel slechts een vermoeden.<br />

Wanneer, ten aanzien van goederen en diensten waarvoor de in artikel 59, § 2, van<br />

het Wetboek, <strong>be</strong>doelde deskundige schatting kan worden gevorderd, wordt<br />

vastgesteld dat de <strong>be</strong>lasting werd voldaan over een onvoldoende maatstaf, is de<br />

aanvullende <strong>be</strong>lasting verschuldigd door degene tegen wie de schattingsprocedure<br />

wordt ingesteld (z. art. 51, § 3, van het Wetboek).<br />

Artikel 51, § 4, van het Wetboek biedt bovendien de mogelijkheid om, bij koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit, de medecontractant van de <strong>be</strong>lastingplichtige leverancier van goederen of<br />

dienstverrichter tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting te verplichten (z. nrs. 483/2 tot<br />

483/19). De artikelen 20, 20bis en 20ter van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 zijn genomen<br />

in uitvoering van deze wettelijke <strong>be</strong>paling.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1174<br />

Ten aanzien van invoer, wijst de Koning aan op wiens naam de ter zake van invoer<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting mag of moet worden voldaan, en wie voor deze voldoening<br />

aansprakelijk is (art. 52, van het Wetboek). Verwezen wordt naar hoofdstuk VIII,<br />

waar deze <strong>be</strong>palingen worden <strong>be</strong>handeld.<br />

483. Handelingen verricht door een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

geen aansprakelijke vertegenwoordiger heeft laten erkennen.<br />

Wanneer een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige niet wordt vertegenwoordigd<br />

door een aansprakelijke vertegenwoordiger of door een vooraf erkende<br />

persoon voor handelingen waarvoor hij overeenkomstig artikel 51, § 1, 1°, van het<br />

Wetboek schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting, of niet voor de btw geïdentificeerd is,<br />

voldoet zijn medecontractant de <strong>be</strong>lasting die verschuldigd is over de aan hem<br />

verrichte leveringen van goederen en de aan hem verstrekte diensten op volgende<br />

wijze:<br />

- wanneer hij een <strong>be</strong>lastingplichtige is die gehouden is een in artikel 53, § 1,<br />

eerste lid, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde aangifte in te dienen, door ze op te<br />

nemen in het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting dat wordt vermeld in de<br />

aangifte met <strong>be</strong>trekking tot het tijdvak waarin de <strong>be</strong>lasting opeisbaar is;<br />

- wanneer hij een persoon is die gehouden is de in artikel 53ter, 1° van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde aangifte in te dienen, door ze op te nemen in het <strong>be</strong>drag van<br />

de verschuldigde <strong>be</strong>lasting dat wordt vermeld in de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot<br />

het tijdvak waarin de <strong>be</strong>lasting opeisbaar is;<br />

- wanneer hij een andere persoon is, door middel van een storting of overschrijving<br />

op een postrekening aangeduid door of vanwege de Minister van<br />

Financiën.<br />

Door of vanwege de Minister van Financiën kunnen, in voorkomend geval, andere<br />

wijzen van <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting worden <strong>be</strong>paald (z. KB nr. 31 van 2 april 2002;<br />

circ. 4/2003).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1175 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Onderafdeling 2. - Verlegging van de heffing van de <strong>be</strong>lasting voor de in<br />

artikel 20 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 <strong>be</strong>doelde<br />

handelingen.<br />

483/2. Principe.<br />

De door artikel 20 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 ingevoerde regeling legt de<br />

medecontractant van de in België gevestigde leverancier van de goederen of de<br />

dienstverrichter de verplichting op zelf de verschuldigde <strong>be</strong>lasting te voldoen,<br />

wanneer:<br />

1° die medecontractant een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige is die voor de<br />

voldoening van de btw periodieke btw-aangiften indient of een niet in België<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige is die hier te lande overeenkomstig artikel 55, § 1<br />

of § 2 van het Wetboek een aansprakelijke vertegenwoordiger heeft laten<br />

erkennen;<br />

2° de handelingen die het voorwerp uitmaken van het contract <strong>be</strong>horen tot de in<br />

§ 2 van dat artikel 20 aangeduide handelingen.<br />

De medecontractant van de leverancier van de goederen of van de dienstverrichter<br />

wordt alzo in de plaats gesteld van deze laatsten voor de voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting.<br />

Binnen de door deze afdeling gestelde grenzen en voorwaarden vervangt artikel 20<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 de gewone wijze van de voldoening van de <strong>be</strong>lasting<br />

door een stelsel van verlegging van de heffing: de medecontractant van de<br />

leverancier van goederen of van de dienstverrichter, is zelf gehouden tot de<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

483/3. Bedoelde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

Voor de toepassing van artikel 20 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 moet de<br />

medecontractant van de in België gevestigde leverancier van goederen of de<br />

dienstverrichter een <strong>be</strong>lastingplichtige zijn die op het stuk van de btw maand- of<br />

kwartaalaangiften indient of een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die een<br />

aansprakelijke vertegenwoordiger heeft laten erkennen. Worden dus niet <strong>be</strong>doeld:


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1176<br />

1° de aan de in artikel 56, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde regeling van <strong>be</strong>lastingvrijstelling<br />

onderworpen <strong>be</strong>lastingplichtigen;<br />

2° de aan de bijzondere regeling van artikel 57 van het Wetboek onderworpen<br />

landbouwondernemers;<br />

3° de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen die in België geen aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger heb<strong>be</strong>n (vb. de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die in België geniet van een rechtstreekse identificatie, of vertegenwoordigd<br />

wordt door een vooraf erkend persoon);<br />

4° de <strong>be</strong>lastingplichtigen die door een administratieve <strong>be</strong>slissing vrijgesteld zijn<br />

periodieke aangiften in te dienen.<br />

Bovendien is deze regeling slechts van toepassing voor zover de leverancier van<br />

goederen of de dienstverrichter handelingen verricht die <strong>be</strong>doeld zijn in § 2 van het<br />

artikel 20 (z. nr. 483/4). Zo niet, blijft de gewone regeling voor de voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting toepasselijk.<br />

Tenslotte, wanneer de goederen en diensten, die handelingen uitmaken als <strong>be</strong>oogd in<br />

§ 2 van artikel 20, gefactureerd worden aan een <strong>be</strong>lastingplichtige indiener van<br />

periodieke aangiften is de verlegging van heffing van toepassing, ongeacht of deze<br />

handelingen door de medecontractant gebruikt worden in de uitoefening van zijn met<br />

btw <strong>be</strong>laste economische activiteit, dan wel zijn van de btw vrijgestelde activiteit of<br />

zijn activiteit buiten de werkingssfeer van de btw of worden aangewend voor<br />

meerdere activiteiten. Wanneer evenwel de voor btw-doeleinden geïdentificeerde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, een fysieke persoon is die uitsluitend handelt voor privédoeleinden,<br />

is de verlegging van heffing niet van toepassing.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een gemeente, geïdentificeerd voor btw-doeleinden voor de uitbating van een sociale<br />

kruidenierswinkel en indiener van periodieke aangiften laat de ramen vervangen van een gebouw<br />

waarin deze winkel zich <strong>be</strong>vindt. Het gebouw in kwestie dient eveneens als opslagplaats voor de<br />

archieven van de gemeente. De verlegging van heffing moet toegepast worden voor het geheel van de<br />

werken, de verschuldigde <strong>be</strong>lasting is evenwel slechts aftrekbaar voor het gedeelte dat verband houdt<br />

met de uitbating van deze winkel.


483/4. Bedoelde handelingen.<br />

(1 februari 2012)<br />

1177 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Luidens de <strong>be</strong>woordingen van artikel 20, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, wordt<br />

<strong>be</strong>doeld alle werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, van het Wetboek.<br />

Worden eveneens <strong>be</strong>doeld, in de mate dat zij geen werk in onroerende staat zijn:<br />

1° iedere handeling die tot voorwerp heeft zowel de levering als de aanhechting<br />

aan een gebouw:<br />

a) van de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van een<br />

installatie voor centrale verwarming of airconditioning, daaronder<br />

<strong>be</strong>grepen de branders, de reservoirs en de regel- en controletoestellen<br />

verbonden aan de ketels of aan de radiatoren;<br />

b) van de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van een<br />

sanitaire installatie van een gebouw en, meer algemeen, van alle vaste<br />

toestellen voor sanitair of hygiënisch gebruik aangesloten op een<br />

waterleiding of een riool;<br />

c) van de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van een<br />

elektrische installatie van een gebouw, met uitzondering van toestellen<br />

voor de verlichting en van lampen;<br />

d) van de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van een<br />

elektrische <strong>be</strong>linstallatie, van brandalarmtoestellen, van alarmtoestellen<br />

tegen diefstal en van een huistelefoon;<br />

e) van op<strong>be</strong>rgkasten, gootstenen, gootsteenkasten en meu<strong>be</strong>ls met<br />

ingebouwde gootsteen, wastafels en meu<strong>be</strong>ls met ingebouwde wasbak,<br />

zuigkappen, ventilators en luchtverversers waarmee een keuken of<br />

badkamer is uitgerust;<br />

f) van luiken, rolluiken en rolgordijnen die aan de buitenkant van het<br />

gebouw worden geplaatst;<br />

2° iedere handeling die tot voorwerp heeft zowel de levering van wand<strong>be</strong>kleding<br />

of vloer<strong>be</strong>kleding als de plaatsing ervan in een gebouw, ongeacht of die<br />

<strong>be</strong>kleding of <strong>be</strong>dekking aan het gebouw wordt vastgehecht of eenvoudig ter<br />

plaatse op maat wordt gesneden volgens de afmetingen van de te <strong>be</strong>dekken<br />

oppervlakte;


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1178<br />

3° ieder werk dat <strong>be</strong>staat in het aanhechten, het plaatsen, het herstellen, het<br />

onderhouden en het reinigen van goederen <strong>be</strong>doeld in 1° of 2° hiervoor.<br />

Wordt ook <strong>be</strong>doeld de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van personeel met het oog op het<br />

verrichten van een werk in onroerende staat of van één van de onder 1°, 2° of 3°<br />

hierboven <strong>be</strong>doelde handelingen.<br />

483/5. Werk in onroerende staat.<br />

Onder werk in onroerende staat dient, voor de toepassing van het Wetboek en de ter<br />

uitvoering ervan genomen <strong>be</strong>sluiten, te worden verstaan het bouwen, het verbouwen,<br />

het afwerken, het inrichten, het herstellen, het onderhouden, het reinigen en het<br />

afbreken, geheel of ten dele, van een uit zijn aard onroerend goed, en de handeling<br />

die erin <strong>be</strong>staat een roerend goed te leveren en het meteen op zodanig wijze aan te<br />

brengen aan een onroerend goed dat het onroerend uit zijn aard wordt (z. Wetboek<br />

art. 19, § 2, laatste lid).<br />

483/6. Het bouwen, het verbouwen, het onderhouden, het afwerken, het inrichten, het<br />

herstellen, het reinigen en het afbreken, geheel of ten dele, van een uit zijn aard<br />

onroerend goed.<br />

De hier <strong>be</strong>doelde handelingen zijn:<br />

1° de verschillende handelingen die bijdragen tot het oprichten van om 't even<br />

welk gebouw dat met de grond is verbonden (woonhuis, flat, industrieel-,<br />

commercieel- of landbouwgebouw, een kunstwerk zoals een weg, een brug,<br />

een sluis, een havenkade, een rivier<strong>be</strong>rm, enz.);<br />

2° de handelingen met <strong>be</strong>trekking tot de afwerking van dergelijke bouwwerken;<br />

3° de werken die tot doel heb<strong>be</strong>n de bouwwerken in goede staat te houden,<br />

ongeacht of het gaat om grove herstellingen, om huurherstellingen of om<br />

reinigingswerken;<br />

4° de werken die tot voorwerp heb<strong>be</strong>n het aanleggen, het onderhouden en het<br />

reinigen van gronden en van alle andere uit hun aard onroerende goederen;<br />

5° het afbreken van uit hun aard onroerende goederen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1179 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Voor<strong>be</strong>elden van de <strong>be</strong>doelde handelingen kunnen worden gevonden in de<br />

aanschrijving nr. 3/1979.<br />

483/7. Handeling die erin <strong>be</strong>staat een roerend goed te leveren en het meteen op<br />

zodanige wijze aan te brengen aan een onroerend goed dat het onroerend uit<br />

zijn aard wordt.<br />

Voor de toepassing van artikel 19, § 2, van het Wetboek, is de handeling waarbij een<br />

roerend goed wordt geleverd en op zodanige wijze aan een onroerend goed wordt<br />

aangebracht dat het onroerend uit zijn aard wordt, eveneens een werk in onroerende<br />

staat (z. ook aanschr. nr. 3/1979).<br />

De handeling waarbij een roerend goed wordt geleverd dat niet wordt ingelijfd in een<br />

gebouw of in een ander uit zijn aard onroerend goed, maar dat op eenvoudige wijze<br />

wordt vastgemaakt aan een gebouw, is geen werk in onroerende staat <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 19, § 2, van het Wetboek. De bijzondere regeling van de verlegging van de<br />

heffing die door artikel 20 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 werd ingevoerd kan op<br />

deze handeling dan ook niet toegepast worden, tenzij in de in § 2 van dit artikel op<br />

een <strong>be</strong>perkende wijze opgesomde gevallen (z. nrs. 483/8 tot 483/19).<br />

Aldus blijven machines, toestellen en apparatuur, in het bijzonder voor industriële<br />

installaties, of voorwerpen voor dagelijks gebruik, voor normale uitrusting of<br />

versiering, in <strong>be</strong>ginsel roerend, ten hoogste worden ze onroerend door <strong>be</strong>stemming.<br />

De door artikel 20 ingevoerde regeling is dus niet van toepassing op de handeling<br />

waarbij een dergelijk goed geleverd en aan een gebouw aangehecht wordt, zelfs<br />

wanneer dit aanhechten een werk in onroerende staat van geringe omvang vereist,<br />

tenzij het een handeling <strong>be</strong>treft die uitdrukkelijk <strong>be</strong>doeld is in § 2, 1° of 2° van dit<br />

artikel 20.<br />

De regeling van verlegging van de heffing is van toepassing op dergelijk werk in<br />

onroerende staat van geringe omvang wanneer het wordt verricht door een derde.<br />

Wanneer een contract een geheel van handelingen tot voorwerp heeft waarvan<br />

sommige vallen onder de toepassing van deze regeling en andere niet, dient het<br />

volgende onderscheid te worden gemaakt.<br />

Wanneer het hoofdvoorwerp van het contract een door de regeling van de verlegging<br />

van de heffing <strong>be</strong>oogde handeling uitmaakt en de elementen van <strong>be</strong>doeld contract die<br />

niet in het toepassingsgebied van deze regeling vallen derhalve slechts bijkomstig


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1180<br />

zijn, aanvaardt de administratie, bij wijze van vereenvoudiging, dat de regeling van<br />

de verlegging van de heffing wordt toegepast voor het geheel zodat de factuur niet<br />

moet worden uitgesplitst.<br />

Indien het hoofdvoorwerp van het contract een handeling <strong>be</strong>treft die niet <strong>be</strong>doeld is<br />

door de regeling van de verlegging van de heffing en de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

bijkomstige handelingen moet verrichten waarvoor artikel 20 van voormeld<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 wel van toepassing is, moet de factuur worden uitgesplitst en<br />

is het uitgesloten dat de verlegging van de heffing wordt toegepast voor de<br />

hoofdhandeling. Daarentegen blijft in de regel deze verlegging van de heffing van<br />

toepassing voor de bijkomende handelingen <strong>be</strong>doeld in bovengenoemd artikel 20.<br />

De administratie zal in een dergelijk geval evenwel geen kritiek uitoefenen wanneer<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige op de factuur eveneens de btw aanrekent voor de bijkomende<br />

handelingen <strong>be</strong>oogd door de regeling van de verlegging van de heffing. In het geval<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige gebruik maakt van deze tolerantie zal hij op de factuur een<br />

verwijzing aanbrengen naar de <strong>be</strong>slissing (E.T. 84.160 van 12 juni 1995, <strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 114, p. 648, nr. 1011).<br />

483/8. Andere handelingen van levering en aanhechting aan een gebouw en die<br />

<strong>be</strong>doeld zijn in artikel 20, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1.<br />

Hier zijn <strong>be</strong>doeld de handelingen waarbij een roerend goed wordt geleverd en<br />

aangehecht aan een gebouw, zonder dat het hier echter gaat om een werk in<br />

onroerende staat zoals dat gedefinieerd werd in de nrs. 483/5 tot 483/7 hiervoor. De<br />

<strong>be</strong>trokken handelingen worden hierna uiteengezet.<br />

Onder gebouw wordt in <strong>be</strong>ginsel verstaan elke constructie die als zodanig wordt<br />

aangemerkt door de wetten en <strong>be</strong>sluiten terzake van het kadaster.<br />

In dat opzicht worden geacht deel uit te maken van een gebouw, de aanhorigheden en<br />

de bijgebouwen van een hoofdgebouw dat wordt gebruikt in een landbouw-, een<br />

handels-, een industriële of ambachtelijke onderneming en die op zichzelf zonder dat<br />

hoofdgebouw niet als volledig kunnen worden <strong>be</strong>schouwd.<br />

Zijn dus gebouwen: woonhuizen, bungalows, chalets, villa's, flats, fabrieken,<br />

werkplaatsen, hoeven, loodsen, garages, enz...<br />

(1 februari 2012)


483/9. Centrale verwarming en airconditioning.<br />

(1 februari 2012)<br />

1181 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Wordt <strong>be</strong>doeld, voor zover het geen werk in onroerende staat is, elke handeling<br />

waarbij de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van een installatie voor<br />

centrale verwarming of airconditioning, daaronder <strong>be</strong>grepen de branders, de<br />

reservoirs en de regel- en controletoestellen verbonden aan de ketels of aan de<br />

radiatoren worden geleverd en aangehecht aan een gebouw (art. 20, § 2, 1°, a, KB<br />

nr. 1).<br />

Onder centrale verwarming wordt verstaan elk verwarmingssysteem dat erin <strong>be</strong>staat<br />

warmte te verspreiden in één of meerdere lokalen door middel van verschillende<br />

toestellen verbonden aan een enige warmtebron, wat bovendien ook de aard van deze<br />

bron weze: gas, elektriciteit, zonneënergie, windenergie of een andere herhaalbare<br />

energie. Aan deze verscheiden criteria <strong>be</strong>antwoordt met name het systeem, "minichauffage"<br />

genaamd, dat erin <strong>be</strong>staat de warmte, voortgebracht door een speciale<br />

kachel, in verschillende kamers te verspreiden door middel van radiatoren die<br />

verbonden zijn aan die kachel.<br />

Alhoewel ze niet strikt <strong>be</strong>antwoorden aan het <strong>be</strong>grip "centrale verwarming", gelet op<br />

het feit dat voor hun werking geen <strong>be</strong>roep wordt gedaan op een enige warmtebron,<br />

dienen sommige moderne verwarmingssystemen van woningen, ten aanzien van de<br />

toepassing van artikel 20 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 (alsook ten aanzien van de<br />

btw-tarieven), als centrale verwarming te worden <strong>be</strong>schouwd om reden van de<br />

kenmerken die ze vertonen (algemene verspreiding van de installatie in de woning,<br />

definitief karakter van plaatsing en aanpassing aan de verwarming van de woning<br />

door de individuele of gecentraliseerde programmering van de warmtespreiding) en<br />

die ze <strong>be</strong>stemmen voor het verwarmen van de totaliteit of in ieder geval de quasitotaliteit<br />

van de woning (ééngezinswoning of appartement, volgens het geval). Deze<br />

verwarmingssystemen kunnen, gezien hun integratie in het gebouw, er niet van<br />

worden losgemaakt in geval van verkoop of verhuur.<br />

Voor voor<strong>be</strong>elden van dergelijke installaties wordt verwezen naar de nummers 6 en 7<br />

van de bijlage 2 van de aanschrijving nr. 6/1986.<br />

483/10. Sanitaire installatie.<br />

Wordt eveneens <strong>be</strong>doeld, voor zover het geen werk in onroerende staat is, iedere<br />

handeling waarbij de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van een


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1182<br />

sanitaire installatie en, meer algemeen, van al de vaste toestellen voor sanitair of<br />

hygiënisch gebruik aangesloten op een waterleiding of een riool worden geleverd en<br />

aangehecht aan een gebouw (art. 20, § 2, 1°, b, KB nr. 1).<br />

Wordt aldus inzonderheid <strong>be</strong>doeld de handeling waarbij buisleidingen, kranen,<br />

pompen, gootstenen, wastafels, W.C.'s, urinoirs, bidets, voetbaden, badkuipen en<br />

gootstenen worden geleverd en aan een gebouw aangehecht.<br />

483/11. Elektrische installatie.<br />

Wordt eveneens <strong>be</strong>doeld, voor zover het geen werk in onroerende staat is, iedere<br />

handeling waarbij de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van een<br />

elektrische installatie van een gebouw, met uitzondering van toestellen voor de<br />

verlichting en lampen, worden geleverd en aan een gebouw vastgehecht (art. 20, § 2,<br />

1°, c, KB nr. 1).<br />

Onder verlichtingstoestellen en lampen worden inzonderheid <strong>be</strong>doeld hanglampen,<br />

plafondlampen, luchters, wandlampen, tafellampen, nachtlampen, bureaulampen,<br />

schemerlampen en waterdichte lampen voor vochtige ruimten, kandelaren, pianolampen,<br />

réverbères, lampen op voet, lampen voor donkere kamers en voor winkeluitstalramen,<br />

fluorescentielampen en hun houders, daaronder <strong>be</strong>grepen de starters en<br />

de ballasten, enz...<br />

De uitzondering <strong>be</strong>paald bij artikel 20, § 2, 1°, c, is echter niet toepasselijk wanneer<br />

de toestellen voor de verlichting en de lampen worden geleverd en ingewerkt in het<br />

plafond of in een vals plafond.<br />

483/12. Elektrische <strong>be</strong>linstallatie, brand- en alarmtoestellen, telefooninstallatie.<br />

Wordt eveneens <strong>be</strong>doeld, voor zover het geen werk in onroerende staat is, iedere<br />

handeling waarbij de <strong>be</strong>standdelen of een gedeelte van de <strong>be</strong>standdelen van een<br />

elektrische <strong>be</strong>linstallatie, van brandalarmtoestellen, van alarmtoestellen tegen diefstal<br />

en van een huistelefoon worden geleverd en aan een gebouw aangehecht (art. 20, § 2,<br />

1°, d).<br />

Onder elektrische <strong>be</strong>linstallatie worden <strong>be</strong>doeld de elektromagnetische inrichtingen<br />

die een hamertje doen trillen op een <strong>be</strong>l, alsook de trillers met zoemertoon of<br />

melodie, enz...<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1183 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Onder de elementen van een brandalarm- en <strong>be</strong>veiligingstoestel kan men citeren, de<br />

toestellen aangesloten op een waterleiding, toestellen met smeltveiligheden,<br />

toestellen met uitzettingskleppen, toestellen met elektrische weerstandsgeleiders,<br />

toestellen met foto-elektrische cel, toestellen met detector, enz...<br />

Onder de toestellen van een huistelefooncentrale kan men die citeren waarmee een<br />

centrale is uitgerust om tussen de verschillende vertrekken van een gebouw te<br />

kunnen telefoneren, de elektrische deuropeners (parlofoon en deurcodetoestellen) en<br />

binnenposten.<br />

483/13. Kasten, gootstenen en dampkappen.<br />

Wordt eveneens <strong>be</strong>doeld, voor zover het geen werk in onroerende staat is, iedere<br />

handeling waarbij worden geleverd en aan een gebouw aangehecht: op<strong>be</strong>rgkasten,<br />

gootstenen, gootsteenkasten en meu<strong>be</strong>ls met ingebouwde gootsteen, wastafels en<br />

meu<strong>be</strong>ls met ingebouwde wasbak, zuigkappen, ventilators en luchtverversers<br />

waarmee een keuken of badkamer is uitgerust (art. 20, § 2, 1°, e, KB nr. 1).<br />

De opsomming van de door deze <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>doelde goederen is <strong>be</strong>perkend. Zijn dus<br />

niet <strong>be</strong>doeld, de handelingen waarbij een koelkast, een diepvriezer, een komfoor of<br />

een fornuis met gas of elektriciteit, een elektrische oven, een vaatwasmachine, een<br />

wasmachine of een linnendroogkast, enz..., worden geleverd en geplaatst.<br />

483/14. Luiken, rolluiken, rolgordijnen.<br />

Wordt eveneens <strong>be</strong>doeld, voor zover het geen werk in onroerende staat is, iedere<br />

handeling waarbij luiken, rolluiken en rolgordijnen, die aan de buitenkant van een<br />

gebouw worden geplaatst, geleverd en aan een gebouw aangehecht worden (art. 20,<br />

§ 2, 1°, f, KB nr. 1).<br />

483/15. Wand<strong>be</strong>kledingen en vloer<strong>be</strong>dekkingen.<br />

Wordt eveneens <strong>be</strong>doeld, voor zover het geen werk in onroerende staat is, iedere<br />

handeling die tot voorwerp heeft zowel de levering van wand<strong>be</strong>kleding of<br />

vloer<strong>be</strong>kleding als de plaatsing ervan in een gebouw, ongeacht of die <strong>be</strong>kleding of


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1184<br />

<strong>be</strong>dekking aan het gebouw wordt vastgehecht of eenvoudig ter plekke op maat wordt<br />

gesneden volgens de afmetingen van de te <strong>be</strong>dekken oppervlakte (art. 20, § 2, 2°,<br />

KB nr. 1).<br />

Zijn ondermeer <strong>be</strong>doeld, de handelingen waarbij worden geleverd en geplaatst:<br />

vasttapijt, balatum, linoleum of eender welke vloer<strong>be</strong>kleding, ongeacht of die<br />

<strong>be</strong>dekking is gelijmd of op een andere manier is vastgehecht of eenvoudig<br />

neergelegd, in zover, in dit laatste geval, de vloer<strong>be</strong>dekking ter plaatse op maat wordt<br />

gesneden volgens de afmetingen van de te <strong>be</strong>dekken oppervlakte.<br />

483/16. Het aanhechten, het plaatsen, het herstellen, het onderhouden en het reinigen.<br />

Wordt eveneens <strong>be</strong>doeld, voor zover het geen werk in onroerende staat is, ieder werk<br />

dat <strong>be</strong>staat in het aanhechten, het plaatsen, het herstellen, het onderhouden en het<br />

reinigen van goederen <strong>be</strong>doeld in 1° en 2° van artikel 20, § 2, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1 (art. 20, § 2, 3°, KB nr. 1).<br />

483/17. De ter<strong>be</strong>schikkingstelling van personeel.<br />

Wordt ook <strong>be</strong>doeld, de ter<strong>be</strong>schikkingstelling van personeel met het oog op het<br />

verrichten van een werk in onroerende staat of van één van de in § 2 van artikel 20<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 <strong>be</strong>doelde handelingen (art. 20, § 2, 3 de lid, KB nr. 1).<br />

Bedoeld wordt de overeenkomst waarbij een persoon leden van zijn personeel ter<br />

<strong>be</strong>schikking stelt van een ander persoon om onder de leiding van deze laatste te<br />

werken en in het artikel 20 <strong>be</strong>doelde handelingen uit te voeren.<br />

De personen die ter <strong>be</strong>schikking worden gesteld moeten gebonden zijn door een<br />

ar<strong>be</strong>ids- of <strong>be</strong>diendencontract of door een contract dat een band van ondergeschiktheid<br />

inhoudt tegenover de persoon die ze ter <strong>be</strong>schikking stelt en ze moeten<br />

werken onder de leiding van de persoon ter wiens <strong>be</strong>schikking ze zijn gesteld.<br />

Het onderscheid tussen het contract van ter<strong>be</strong>schikkingstelling van personeel en het<br />

aannemingscontract of onderaannemingscontract is soms moeilijk te maken.<br />

Evenwel is het onderzoek naar de juridische aard van de overeenkomst hier zonder<br />

<strong>be</strong>lang want zowel in het ene als in het andere geval is de regeling <strong>be</strong>paald bij het<br />

artikel 20 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van toepassing wanneer het contract een<br />

werk in onroerende staat tot voorwerp heeft, ofwel één van de handelingen <strong>be</strong>doeld<br />

in § 2 van het evengenoemde artikel.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1185 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

483/18. De verplichtingen van de dienstverrichter of van de leverancier van de<br />

goederen.<br />

A. Facturering.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen verricht <strong>be</strong>doeld in § 2 van artikel 20 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 (z. nr. 454/4) moet aan zijn medecontractant een factuur<br />

uitreiken waarop de door artikel 5, § 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 voorziene<br />

vermeldingen voorkomen, met dien verstande evenwel dat:<br />

1° hij noch het btw-tarief, noch het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting<br />

vermeldt;<br />

2° hij er de volgende vermelding op plaatst: "Belasting te voldoen door de<br />

medecontractant, Koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, art. 20" of elke andere<br />

gelijkwaardige vermelding (z. art. 20, § 3, KB nr. 1).<br />

Het kan zijn dat een overeenkomst de levering en aanhechting omvat van goederen<br />

die een geheel uitmaken waarvan <strong>be</strong>paalde delen onder de toepassing van artikel 20<br />

vallen en andere niet. In dat geval is in <strong>be</strong>ginsel de regeling van de verlegging van de<br />

heffing alleen toepasselijk op wat is <strong>be</strong>doeld in artikel 20, en moet derhalve de<br />

factuur worden uitgesplitst. Ter vereenvoudiging neemt de administratie evenwel aan<br />

dat de regeling van de verlegging van de heffing op de gehele overeenkomst kan<br />

worden toegepast (z. aanschr. nr. 3/1979, nrs. 19 en 41).<br />

Die vereenvoudiging geldt zelfs wanneer de factuur niet een globale prijs vermeldt<br />

maar afzonderlijke prijzen voor verschillende delen of <strong>be</strong>standdelen van het geheel,<br />

waarvan sommige onder de toepassingssfeer van artikel 20 vallen en andere niet.<br />

Ze mag tenslotte worden toegepast wanneer tussen dezelfde partijen een enig<br />

contract wordt gesloten en een deel van de globale prijs, of een afzonderlijke prijs,<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op een werk in onroerende staat dat onder de regeling van de<br />

verlegging valt, en het overige deel van de globale prijs, of een andere afzonderlijke<br />

prijs, <strong>be</strong>trekking heeft op goederen die ingevolge hun plaatsing niet onroerend uit<br />

hun aard worden en niet reeds zijn <strong>be</strong>doeld in artikel 20, § 2, 1° en 2°, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 (z. <strong>be</strong>slissing van 4 juli 1979, E.T. 32.583, <strong>BTW</strong>-REVUE,<br />

nr. 41, blz. 551, nr. 712).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1186<br />

Deze tolerantie kan evenwel slechts worden toegepast voor zover het hoofdvoorwerp<br />

van het contract een door de regeling van de verlegging van de heffing <strong>be</strong>oogde<br />

handeling uitmaakt en de elementen van <strong>be</strong>doeld contract die niet in het toepassingsgebied<br />

van deze regeling vallen derhalve slechts bijkomstig zijn.<br />

Indien het hoofdvoorwerp van het contract een handeling <strong>be</strong>treft die niet <strong>be</strong>doeld is<br />

door de regeling van de verlegging van de heffing en de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

bijkomstig handelingen moet verrichten waarvoor artikel 20 van voormeld koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1 wel van toepassing is, moet de factuur worden uitgesplitst en is het<br />

uitgesloten dat de verlegging van de heffing wordt toegepast voor de hoofdhandeling.<br />

Daarentegen blijft in de regel deze verlegging van de heffing van<br />

toepassing voor de bijkomende handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 20 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1. De administratie zal in een dergelijk geval evenwel geen kritiek uitoefenen<br />

wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige op de factuur eveneens de btw aanrekent voor<br />

de bijkomende handelingen <strong>be</strong>oogd door de regeling van de verlegging van de<br />

heffing. In het geval de <strong>be</strong>lastingplichtige gebruik maakt van deze tolerantie zal hij<br />

op de factuur een verwijzing aanbrengen naar de onderhavige <strong>be</strong>slissing<br />

(z. <strong>be</strong>slissing van 12 juni 1995, E.T. 84.160, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 114, blz. 647,<br />

nr. 1011).<br />

B. Periodieke aangifte.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen verricht <strong>be</strong>doeld in artikel 20, § 2 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 (z. nr. 483/4), neemt de heffingsmaatstaven van de <strong>be</strong>lasting<br />

welke zijn medecontractant moet voldoen niet op in de roosters 00 tot 03.<br />

Die heffingsmaatstaven moeten worden vermeld in rooster 45.<br />

De <strong>be</strong>dragen van de uitgereikte creditnota's die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de handelingen<br />

waarvan de maatstaven van heffing, ingevolge hetgeen voorafgaat, zijn opgenomen<br />

in rooster 45, moeten worden <strong>be</strong>grepen in de in het rooster 49 van de aangifte in te<br />

schrijven <strong>be</strong>dragen.<br />

C. Voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen verricht <strong>be</strong>doeld in artikel 20, § 2 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 (z. nr. 483/4), mag in geen geval de op de hiervoor <strong>be</strong>doelde<br />

handelingen verschuldigde <strong>be</strong>lasting voldoen. Elke inbreuk op deze verplichting stelt<br />

hem bloot aan de sancties <strong>be</strong>paald bij artikel 70, § 4, en, eventueel, artikel 73 van het<br />

Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


D. Boekhouding.<br />

(1 februari 2012)<br />

1187 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen verricht <strong>be</strong>doeld in artikel 20, § 2 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 (z. nr. 483/4), moet ze opnemen in zijn boekhouding, met<br />

dien verstande dat het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting er niet mag in<br />

voorkomen. Het boek voor uitgaande facturen moet bovendien zo georganiseerd<br />

worden dat het rooster 45 van de periodieke aangifte ingevuld kan worden (het is,<br />

m.a.w., aangewezen in het boek voor uitgaande facturen een aparte kolom in te<br />

lassen, <strong>be</strong>stemd om vervolledigd te worden met het <strong>be</strong>drag van deze handelingen).<br />

E. Jaarlijkse opgave van de afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen verricht <strong>be</strong>doeld in artikel 20, § 2 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 (z. nr. 483/4), moet zijn medecontractanten opnemen in de<br />

opgave van zijn afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen. Het <strong>be</strong>drag aan <strong>be</strong>lasting mag evenwel<br />

niet voorkomen in de kolom die daarvoor is <strong>be</strong>stemd.<br />

483/19. De verplichtingen van de medecontractant.<br />

A. De periodieke aangifte.<br />

De medecontractant voor wie één van de in artikel 20, § 2 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 1 <strong>be</strong>doelde handelingen door een <strong>be</strong>lastingplichtige werd verricht, moet de<br />

maatstaf van heffing van deze handelingen opnemen in, volgens het geval, rooster<br />

81, 82 of 83 enerzijds, en rooster 87 anderzijds, alsmede, het <strong>be</strong>drag van de op grond<br />

van deze handelingen verschuldigde <strong>be</strong>lasting in rooster 56 van zijn periodieke<br />

aangifte met <strong>be</strong>trekking tot het tijdvak waarin de <strong>be</strong>lasting verschuldigd is geworden.<br />

Iedere inbreuk op die verplichting kan de toepassing van de sancties <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 70, § 1, en, eventueel, artikel 73 van het Wetboek tot gevolg heb<strong>be</strong>n.<br />

B. Aftrek.<br />

Het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting opgenomen in rooster 56, mag worden<br />

afgetrokken in diezelfde periodieke aangifte, met dien verstande dat eventueel de<br />

<strong>be</strong>perkingen <strong>be</strong>paald bij de artikelen 45 tot 49 van het Wetboek moeten worden<br />

toegepast.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1188<br />

C. Voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

De te <strong>be</strong>talen <strong>be</strong>lasting op grond van de conform de voorafgaandelijke <strong>be</strong>palingen<br />

ingevulde periodieke aangifte wordt voldaan op de gewone wijze en binnen de<br />

termijn <strong>be</strong>paald voor de <strong>be</strong>taling van die <strong>be</strong>lasting.<br />

Onderafdeling 2/2. - Verlegging van de <strong>be</strong>lasting voor wat <strong>be</strong>treft de in<br />

artikel 20bis van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 <strong>be</strong>doelde<br />

handelingen.<br />

483/19/2. Principe.<br />

Bij toepassing van artikel 51, § 4, van het Wetboek, <strong>be</strong>paalt artikel 20bis van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 dat de medecontractant van de <strong>be</strong>lastingplichtige die een<br />

levering van goud verricht, de over deze levering verschuldigde <strong>be</strong>lasting moet<br />

voldoen, wanneer:<br />

1° deze levering wordt <strong>be</strong>doeld in artikel 20bis, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 1;<br />

2° die medecontractant een in België gevestigd <strong>be</strong>lastingplichtige is die gehouden<br />

is tot het indienen van een in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>doelde aangifte, of een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die hier,<br />

overeenkomstig artikel 55, § 1 of § 2, van het Wetboek een aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger heeft laten erkennen.<br />

483/19/3. In artikel 20bis, § 2, van het KB nr. 1 <strong>be</strong>doelde handelingen.<br />

Worden <strong>be</strong>doeld door deze <strong>be</strong>paling:<br />

- de leveringen van <strong>be</strong>leggingsgoud, verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

heeft geopteerd voor de <strong>be</strong>lastingheffing van die leveringen. Voor wat <strong>be</strong>treft<br />

de mogelijkheid om te opteren voor de <strong>be</strong>lastingheffing van de handelingen<br />

met <strong>be</strong>trekking tot <strong>be</strong>leggingsgoud, wordt verwezen naar hoofdstuk II, punt C,<br />

van de aanschrijving nr. 3 van 12 okto<strong>be</strong>r 2000 <strong>be</strong>treffende de bijzondere<br />

regeling voor het <strong>be</strong>leggingsgoud, alsook naar het nr. 59, 9° van onderhavige<br />

<strong>handleiding</strong>;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1189 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

- de leveringen van goud onder de vorm van grondstof of halffabrikaten met een<br />

zuiverheid van tenminste 325 duizendste.<br />

483/19/4. Bedoelde <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

Opdat artikel 20bis van het koninklijk <strong>be</strong>sluit van toepassing zou zijn, moet de<br />

medecontractant van de leverancier van het goud een in België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige zijn die maand- of kwartaalaangiften indient voor de btw, of een<br />

niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die een aansprakelijke vertegenwoordiger<br />

heeft laten erkennen overeenkomstig artikel 55, § 1 of § 2, van het Wetboek.<br />

483/19/5. De verplichtingen van de leverancier van het goud in het kader van de<br />

verlegging van heffing.<br />

A. Facturering.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen verricht <strong>be</strong>doeld in § 2 van artikel 20bis van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 (z. nr. 483/19/3) moet aan zijn medecontractant een<br />

factuur uitreiken die de vermeldingen voorzien in artikel 5, § 1, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1 <strong>be</strong>vat, weliswaar onder volgend dub<strong>be</strong>l voor<strong>be</strong>houd:<br />

1° hij vermeldt noch het tarief, noch het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting;<br />

2° hij brengt er de vermelding op aan "Belasting te voldoen door de medecontractant,<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, art. 20bis" of elke andere gelijkwaardige<br />

vermelding.<br />

B. Andere verplichtingen.<br />

Wat <strong>be</strong>treft de verplichtingen met <strong>be</strong>trekking tot de periodieke aangifte, de<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting, de boekhouding, de indiening van de jaarlijkse opgave<br />

van de klanten<strong>be</strong>lastingplichtigen van een <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen verricht<br />

als <strong>be</strong>doeld in artikel 20bis van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 (483/19/3), wordt<br />

verwezen, "mutatis mutandis", naar punt 483/18 hiervoor, onder B, C, D en E.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1190<br />

Onderafdeling 2/3. - Verlegging van de <strong>be</strong>lasting voor wat <strong>be</strong>treft de in<br />

artikel 20ter van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 <strong>be</strong>doelde<br />

handelingen.<br />

483/19/6. Principe.<br />

Artikel 20ter van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, <strong>be</strong>paalt, met ingang van 18 januari<br />

2010, dat de medecontractant van de <strong>be</strong>lastingplichtige, in afwijking van artikel 51,<br />

§ 1, 1°, van het Wetboek, gehouden is de verschuldigde <strong>be</strong>lasting over de verrichte<br />

dienstprestatie te voldoen, wanneer de volgende voorwaarden zijn vervuld:<br />

1. het gaat om de overdracht van broeikasgasemissierechten als omschreven in<br />

artikel 3 van Richtlijn 2003/87/EG, die overdraagbaar zijn overeenkomstig<br />

artikel 12 van die richtlijn, evenals andere eenheden die door exploitanten<br />

kunnen worden gebruikt om die richtlijn na te leven;<br />

2. de medecontractant is:<br />

- een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige, gehouden tot het indienen<br />

van een in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

aangifte;<br />

- een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die hier te lande een<br />

aansprakelijke vertegenwoordiger heeft laten erkennen overeenkomstig<br />

artikel 55, § 1 of § 2, van het Wetboek;<br />

- een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen<br />

verricht <strong>be</strong>doeld in het Wetboek waarvoor recht op aftrek is ontstaan<br />

en waarvoor hij krachtens de artikelen 51 en 52, van het Wetboek,<br />

schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting in België.<br />

483/19/7. Facturering.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die de <strong>be</strong>doelde diensten van overdracht verricht (z. nr. 483/<br />

19/6) vermeldt op de facturen die hij voor die handelingen uitreikt, noch het tarief,<br />

noch het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting, maar brengt er de vermelding op aan<br />

"Belasting te voldoen door de medecontractant, koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, artikel 20ter"<br />

of elke andere gelijkwaardige vermelding.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1191 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

Onderafdeling 3. - Hoofdelijkheid tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting.<br />

483/20. Principe.<br />

Artikel 51bis van het Wetboek voorziet, in wel<strong>be</strong>paalde gevallen, in de hoofdelijkheid<br />

tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting in hoofde van de medecontractant van de<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Aldus is de medecontractant, ten opzichte van de Staat, met de schuldenaar van de<br />

<strong>be</strong>lasting hoofdelijk gehouden tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting krachtens:<br />

- artikel 51, § 1, 1° en §§ 2 en 4 van het Wetboek (z. nr. 482) wanneer de factuur<br />

of het als zodanig geldend stuk, waarvan het uitreiken is voorgeschreven door<br />

de artikelen 53 en 54 of door de ter uitvoering ervan genomen <strong>be</strong>sluiten, niet<br />

werd uitgereikt of een onjuiste vermelding <strong>be</strong>vat ten aanzien van de naam, het<br />

adres of het btw-identificatienummer van de bij de handeling <strong>be</strong>trokken<br />

partijen, de aard of de hoeveelheid van de geleverde goederen of de verstrekte<br />

diensten of de prijs of het toe<strong>be</strong>horen ervan;<br />

- artikel 51, § 1, 2°, van het Wetboek (z. nr. 482) wanneer de factuur of het als<br />

zodanig geldend stuk niet werd uitgereikt of een onjuiste vermelding <strong>be</strong>vat ten<br />

aanzien van de naam, het adres of het <strong>BTW</strong>-identificatienummer van de bij de<br />

handeling <strong>be</strong>trokken partijen, de aard of de hoeveelheid van de verworven<br />

goederen of de prijs of het toe<strong>be</strong>horen ervan;<br />

- artikel 51, § 1, 1°, van het Wetboek (z. nr. 482) wanneer de factuur of het als<br />

zodanig geldend stuk het <strong>be</strong>drag van de op de handeling verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting niet of onjuist vermeldt;<br />

- artikel 51, §§ 2 en 4, van het Wetboek (z. nr. 482) wanneer hij een <strong>be</strong>drag<br />

aanrekent als <strong>be</strong>lasting.<br />

In de regeling entrepot ander dan douane-entrepot, zijn de depothouder, degene die<br />

zich <strong>be</strong>last met het vervoer van de goederen uit het entrepot alsook, in voorkomend<br />

geval, zijn lastgever, tegenover de Staat hoofdelijk gehouden tot voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting met de persoon die er krachtens de artikelen 51, § 1, 1° en 2°, § 2, eerste<br />

lid, 3°, 4° en 5°, of 52, § 1, tweede lid, schuldenaar van is (artikel 51bis, § 3, van het<br />

Wetboek).


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1192<br />

Elke <strong>be</strong>lastingplichtige is hoofdelijk gehouden de <strong>be</strong>lasting te voldoen met de<br />

persoon die er krachtens artikel 51, §§ 1 en 2, schuldenaar van is, als hij op het<br />

tijdstip waarop hij een handeling heeft verricht, wist of moest weten dat de <strong>be</strong>taling<br />

van de <strong>be</strong>lasting, in de ketting van de handelingen, niet werd gedaan of zal worden<br />

gedaan met de <strong>be</strong>doeling de <strong>be</strong>lasting te ontduiken (artikel 51bis, § 4, van het<br />

Wetboek).<br />

Inzake invoer, wordt de hoofdelijkheid tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting eveneens<br />

voorzien in hoofde van de bij invoer <strong>be</strong>trokken of tussenkomende personen.<br />

Verwezen wordt naar hoofdstuk VIII voor wat deze materie <strong>be</strong>treft.<br />

Bovendien kan de invordering van de <strong>be</strong>lasting, de interesten en de geldboeten,<br />

krachtens artikel 55, § 6, van het Wetboek, geschieden ten laste van de medecontractant<br />

van de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige, die niet wordt<br />

vertegenwoordigd door een aansprakelijke vertegenwoordiger of door een vooraf<br />

erkende persoon voor handelingen waarvoor hij schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting, of in<br />

België niet voor btw-doeleinden geïdentificeerd is.<br />

Daarenboven dient opgemerkt dat de hoofdelijkheid in voldoening van de <strong>be</strong>lasting<br />

eveneens kan ingeroepen worden krachtens artikel 73sexies van het Wetboek, ten<br />

laste van de personen die als daders of als medeplichtigen van misdrijven <strong>be</strong>doeld in<br />

de artikelen 73 en 73bis werden veroordeeld (met name inbreuken op de <strong>be</strong>palingen<br />

van het Wetboek of de ter uitvoering ervan genomen <strong>be</strong>sluiten).<br />

Overigens voorziet ook artikel 70 van het Wetboek in een hoofdelijkheid, ten laste<br />

van de medecontractant, tot <strong>be</strong>taling van de geldboeten.<br />

483/21. Ontslag van hoofdelijkheid.<br />

De medecontractant van degene die krachtens artikel 51, § 1, 1°, van het Wetboek<br />

(z. nr. 482) schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting, die de identiteit van zijn leverancier of<br />

dienstverrichter aantoont en <strong>be</strong>wijst hem de prijs en de bij<strong>be</strong>horende <strong>be</strong>lasting of een<br />

deel daarvan te heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>taald, is in die mate van de hoofdelijkheid, voor wat <strong>be</strong>treft<br />

de verplichting tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting, ontslagen (artikel 51bis, § 2, van het<br />

Wetboek).<br />

Hetzelfde is waar voor de medecontractant ter goeder trouw van een niet in België<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige, die in België niet wordt vertegenwoordigd, noch voor<br />

btw-doeleinden geïdentificeerd is (art. 55, § 6, laatste lid, Wetboek).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1193 "HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw"<br />

483/22. Hoofdelijkheid <strong>be</strong>doeld in artikel 51ter van het Wetboek.<br />

A. Principe.<br />

Artikel 51ter van het Wetboek voert een hoofdelijkheid in tussen alle leden van<br />

eenzelfde btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek tot voldoening<br />

van alle schulden (<strong>be</strong>lasting, boeten, interesten en kosten) van de btw-eenheid zelf.<br />

De btw-eenheid is inderdaad een <strong>be</strong>lastingplichtige als zodanig; als houder van de<br />

rechten en verplichtingen, <strong>be</strong>doeld in het btw-Wetboek en zijn uitvoerings<strong>be</strong>sluiten,<br />

is zij bijgevolg gehouden tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting waarvan zij schuldenaar is,<br />

evenals van de boeten en interesten die haar kunnen worden opgelegd in geval van<br />

niet-naleving van haar verplichtingen.<br />

De btw-eenheid is evenwel slechts een fictie, zij <strong>be</strong>zit geen eigen rechtspersoonlijkheid.<br />

Dientengevolge zijn de enige personen tegen wie de administratie kan<br />

pogen om de haar verschuldigde sommen in te vorderen, de leden van deze btweenheid.<br />

De door artikel 51ter van het Wetboek ingevoerde hoofdelijkheid strekt<br />

ertoe het collectief karakter van de btw-eenheid in haar werking te versterken.<br />

B. Afzwakking van het principe.<br />

De door artikel 51ter van het Wetboek <strong>be</strong>doelde hoofdelijkheid <strong>be</strong>oogt enkel de<br />

schulden die slaan op handelingen met <strong>be</strong>trekking tot de periode waarin de leden één<br />

enkele <strong>be</strong>lastingplichtige (de btw-eenheid) vormen in de zin van artikel 4, § 2, van<br />

het Wetboek. Worden derhalve uitgesloten de schulden die door de leden zijn<br />

aangegaan vóór hun toetreding tot de btw-eenheid, wanneer zij nog <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

als zodanig waren.


"HOOFDSTUK XII: Maatregelen ter voldoening van de btw" 1194<br />

(1 februari 2012)


484. Overzicht.<br />

(1 februari 2012)<br />

1195 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

HOOFDSTUK XIII<br />

BIJZONDERE REGELINGEN<br />

Voor de kleine ondernemingen die onvoldoende georganiseerd zijn op het stuk van<br />

de boekhouding zou de toepassing van de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting<br />

moeilijkheden kunnen doen rijzen. Daarom is in de artikelen 56 en 57 van het<br />

Wetboek voor <strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>drijfssectoren voorzien in drie bijzondere regelingen. Men<br />

onderscheidt:<br />

1° forfaitaire grondslagen van aanslag voor sommige kleine onderne-mingen<br />

(eerste afdeling);<br />

2° de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting voor de kleine ondernemingen (tweede<br />

afdeling);<br />

3° een bijzondere forfaitaire regeling voor de landbouwondernemers (derde<br />

afdeling).<br />

Tevens <strong>be</strong>staat er een regeling inzake verkopen op afstand (vierde afdeling). Deze<br />

regeling laat toe te vermijden dat <strong>be</strong>lastingplichtigen zich systematisch in andere<br />

lidstaten zouden vestigen waar lagere btw-tarieven van toepassing zijn om vanuit die<br />

landen aan Belgische particulieren te leveren gebruik makend van meer voordelige<br />

btw-tarieven.<br />

Er <strong>be</strong>staat eveneens een bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge<br />

die van toepassing is op gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor<br />

verzamelingen en antiquiteiten (vijfde afdeling).<br />

Tenslotte is er sedert 1 juli 2003 een bijzondere regeling van toepassing op de niet in<br />

de Gemeenschap gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen die langs elektronische weg diensten<br />

verstrekken aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige afnemers gevestigd in de Gemeenschap<br />

(zesde afdeling).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1196<br />

485. Waarover gaat het ?<br />

(1 februari 2012)<br />

Eerste afdeling. - Forfaitaire grondslagen van aanslag voor<br />

de kleine ondernemingen.<br />

De forfaitaire grondslagen van aanslag <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 1, van het Wetboek en<br />

in het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 2, moeten het eenvoudig mogelijk maken de <strong>be</strong>lastbare<br />

omzet van de <strong>be</strong>lastingplichtige te <strong>be</strong>palen in de gevallen waarin die omzet niet blijkt<br />

uit facturen of andere precieze gegevens, zonder dat de <strong>be</strong>trokkene zijn ontvangsten<br />

van dag tot dag moet optekenen.<br />

Ingevolge artikel 1, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 (z. nr. 431), is die regeling<br />

slechts van toepassing op de kleine ondernemingen die gewoonlijk slechts aan<br />

particulieren roerende goederen leveren of diensten verstrekken en die voor hun<br />

handelingen geen factuur uitreiken. Ze geldt dus niet voor de <strong>be</strong>lastingplichtigen die<br />

normaal facturen of als zodanig geldende stukken uitreiken om hun handelingen te<br />

staven en inzonderheid niet voor degenen die geregeld goederen leveren of diensten<br />

verstrekken aan <strong>be</strong>roepsmensen (groothandelaars, handelaars in meststoffen, enz.) of<br />

voor degenen die werk in onroerende staat verrichten (aannemers van metselwerk,<br />

plafonneerders, schilders, enz.). Dat uitgezonderd, zijn de gewone mechanismen van<br />

het btw-stelsel, en inzonderheid het mechanisme van de aftrek, in <strong>be</strong>ginsel van<br />

toepassing op de kleine ondernemingen die aan de forfaitaire regeling onderworpen<br />

zijn. Die ondernemingen blijven overigens gehouden tot de voornaamste, weliswaar<br />

vereenvoudigde, verplichtingen van de <strong>be</strong>lastingplichtigen (indienen van een<br />

periodieke aangifte, voldoen van de <strong>be</strong>lasting aan de Staat, enz.) (z. nr. 496).<br />

486. Algemeen.<br />

Artikel 56, § 1, van het Wetboek kent aan de Koning de macht toe om, ten aanzien<br />

van door Hem te omschrijven kleine ondernemingen, de wijze te regelen waarop de<br />

administratie, na overleg met de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>drijfsgroeperingen, forfaitaire grondslagen<br />

van aanslag vaststelt, wanneer zulks mogelijk is.<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 2 van 7 novem<strong>be</strong>r 1969 <strong>be</strong>paalt de structuur en de<br />

organisatie van de forfaitaire regeling waaraan kleine ondernemingen kunnen worden<br />

onderworpen.


(1 februari 2012)<br />

1197 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Forfaitaire regelingen <strong>be</strong>staan voor de volgende sectoren: kleinhandelaars in<br />

levensmiddelen; kleinhandelaars in zuivelproducten en melkventers; drogisten;<br />

kleinhandelaars in wild en gevogelte; kleinhandelaars in schoeisel; schoenherstellers;<br />

kleinhandelaars in vis; visventers; kleinhandelaars in diverse textiel- en lederwaren;<br />

kleinhandelaars in ijzerwaren en gereedschappen; kleinhandelaars in kranten en<br />

tijdschriften; kleinhandelaars in boeken; kleinhandelaars in tabaksproducten; slagersspekslagers;<br />

bakkers, brood- en banketbakkers; caféhouders; kappers; apothekers;<br />

geneesheren met geneesmiddelendepot; consumptie-ijs<strong>be</strong>reiders; exploitanten van<br />

frietkramen en foornijveraars.<br />

487. Belastingplichtigen die aan de forfaitaire regeling worden onderworpen.<br />

Om voor een <strong>be</strong>paald jaar aan de forfaitaire regeling onderworpen te zijn moet de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige:<br />

1° zijn werkzaamheid uitoefenen in een <strong>be</strong>drijfssector waarvoor de administratie<br />

forfaitaire grondslagen van aanslag heeft vastgesteld ;<br />

2° aan de volgende voorwaarden voldoen (KB nr. 2, art. 1 en 2).<br />

a) eerste voorwaarde: vorm van de onderneming.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige moet een fysieke persoon zijn of een vennootschap<br />

onder firma, een gewone commanditaire vennootschap of een <strong>be</strong>sloten<br />

vennootschap met <strong>be</strong>perkte aansprakelijkheid. Andere rechtspersonen<br />

(N.V., commanditaire vennootschap op aandelen, coöperatieve vennootschap,<br />

V.Z.W., openbare lichamen, enz.) kunnen dus niet aan een<br />

forfaitaire regeling worden onderworpen of de toepassing ervan kiezen.<br />

b) tweede voorwaarde: aard van de handelingen.<br />

Een forfait is normaal uitgewerkt voor <strong>be</strong>lastingplichtigen die niet<br />

geregeld facturen of als zodanig geldende stukken moeten uitreiken.<br />

Daarom vindt de forfaitaire regeling enkel toepassing op <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

van wie de totale omzet voor ten minste 75 pct. <strong>be</strong>staat uit<br />

handelingen waarvoor geen verplichting tot uitreiking van een factuur of<br />

van een als zodanig geldend stuk is opgelegd. Van het forfait zijn dus<br />

uitgesloten de <strong>be</strong>lastingplichtigen die facturen of als zodanig geldende<br />

stukken moeten uitreiken voor meer dan 25 pct. van het <strong>be</strong>drag van hun<br />

handelingen, exclusief btw.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1198<br />

(1 februari 2012)<br />

Het percentage van 75 kan evenwel tot 60 worden herleid in twee<br />

gevallen:<br />

- wanneer de handelingen slechts een gering aantal <strong>be</strong>langrijke<br />

klanten <strong>be</strong>treffen (b.v. leveringen aan collectiviteiten);<br />

- wanneer ze <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op hoeveelheden goederen die niet<br />

merkelijk groter zijn dan de hoeveelheden die gewoonlijk aan<br />

particulieren worden geleverd (b.v. leveringen aan vaklui).<br />

c) derde voorwaarde: <strong>be</strong>perkte omzet.<br />

Om aan een forfaitaire regeling onderworpen te zijn mag de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

geen jaaromzet heb<strong>be</strong>n die tijdens het afgelopen jaar meer<br />

<strong>be</strong>droeg dan een <strong>be</strong>paald <strong>be</strong>drag, exclusief btw. Dat <strong>be</strong>drag werd<br />

vastgesteld op 750.000,00 EUR (z. KB van 23 augustus 2004 tot<br />

wijziging van de KB's nrs. 1 en 2 - B.S. van 31 augustus 2004).<br />

Voor de <strong>be</strong>rekening van die jaaromzet moeten in aanmerking worden<br />

genomen al de handelingen die de <strong>be</strong>lastingplichtige zelfstandig verricht<br />

in de uitoefening van al zijn economische werkzaamheden, hierin<br />

<strong>be</strong>grepen de handelingen die vrijgesteld zijn van de btw (b.v. de<br />

uitvoeren, de intracommunautaire leveringen van goederen en de hiermee<br />

gelijkgestelde handelingen, de leveringen aan ambassades, enz.), die in<br />

het buitenland verricht worden, of die aan een bijzondere regeling<br />

onderworpen zijn (b.v. verkoop van tabaksfabrikaten).<br />

Geen rekening moet worden gehouden met voorschotten (z. nr. 122),<br />

uitzonderlijke opbrengsten (b.v. verkoop van gebruikte <strong>be</strong>drijfsmiddelen),<br />

de inkomsten uit handelingen die de <strong>be</strong>lastingplichtige niet<br />

zelfstandig verricht (b.v. inkomsten als loon- of weddetrekkende), de<br />

opbrengsten van een landbouwexploitatie die onderworpen is aan de<br />

bijzondere landbouwregeling, inkomsten uit onroerende verhuur in de<br />

mate waarin ze van de btw zijn vrijgesteld en opbrengsten uit <strong>be</strong>heersoperaties<br />

<strong>be</strong>treffende het privaat of maatschappelijk vermogen welke als<br />

dusdanig door de Administratie der directe <strong>be</strong>lastingen worden erkend<br />

(b.v. verkoop van aandelen).<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige verschillende economische werkzaamheden<br />

uitoefent (b.v. bakker en kruidenier), moet het totaal worden<br />

gemaakt van de omzet van die verschillende activiteiten.


488. Soorten forfaits.<br />

(1 februari 2012)<br />

1199 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Wanneer verschillende <strong>be</strong>lastingplichtigen economische werkzaamheden<br />

uitoefenen in onverdeeldheid of in vereniging dient de totale gezamenlijke<br />

omzet van al die werkzaamheden in aanmerking te worden<br />

genomen.<br />

Daarentegen, wanneer echtgenoten een onderscheiden economische<br />

werkzaamheid uitoefenen (b.v. de man caféhouder en de vrouw<br />

kruidenierster), wordt afzonderlijk rekening gehouden met de omzet van<br />

ieder, ongeacht hun huwelijksvoorwaarden.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die hun werkzaamheid aanvangen worden slechts<br />

aan de forfaitaire regeling onderworpen indien zij in de aangifte van<br />

aanvang van werkzaamheid, voorgeschreven bij artikel 53, § 1, eerste lid,<br />

1°, van het Wetboek (z. nr. 426), verklaren, onder controle van de<br />

administratie, dat hun <strong>be</strong>roepswerkzaamheid naar alle waarschijnlijkheid<br />

zal voldoen aan de voor de toepassing van de forfaitaire regeling<br />

<strong>be</strong>paalde voorwaarden.<br />

1. Algemene forfaits.<br />

Voor de <strong>be</strong>langrijke <strong>be</strong>drijfssectoren van de kleinhandel en het ambacht (slagers,<br />

kruideniers, caféhouders, kappers, enz.) zijn algemene forfaits vastgesteld. Ze gaan<br />

uit van de stelling dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen die eraan onderworpen zijn hun<br />

werkzaamheid uitoefenen in normale omstandigheden die nagenoeg dezelfde zijn<br />

voor alle kleinhandelaars en vaklui van die sector.<br />

2. Bijzondere forfaits.<br />

Sommige groepen van kleinhandelaars die hun werkzaamheid uitoefenen in sectoren<br />

waarvoor een algemeen forfait werd vastgesteld, zijn gespecialiseerd in de verkoop<br />

van <strong>be</strong>paalde producten (b.v. levensmiddelenzaken gespecialiseerd in wild en<br />

gevogelte) of <strong>be</strong>voorraden zich op een bijzondere wijze (b.v. visventers die<br />

rechtstreeks in de vismijn kopen, aankopen in "cash and carry"-<strong>be</strong>drijven), en<br />

<strong>be</strong>halen dan een winstmarge welke merkelijk groter is dan die van de andere<br />

kleinhandelaars van dezelfde sector, die hun koopwaren in een normale onderlinge<br />

verhouding verkopen of zich op de gewone wijzen <strong>be</strong>voorraden.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1200<br />

Voor die bijzondere groepen kan de administratie, na overleg met de <strong>be</strong>trokken<br />

<strong>be</strong>drijfsgroeperingen, bijzondere forfaits vaststellen. Die bijzondere forfaits zijn<br />

opgenomen in de regelingen die de algemene forfaits vaststellen.<br />

3. Individuele forfaits.<br />

Bepaalde <strong>be</strong>lastingplichtigen oefenen hun <strong>be</strong>roepswerkzaamheid uit in zulke<br />

individuele omstandigheden, dat het niet mogelijk is hun omzet te <strong>be</strong>rekenen volgens<br />

de algemene of de bijzondere forfaits die voor hun sector zijn vastgesteld zonder tot<br />

opvallende ongelijkheden bij de heffing van de btw te komen. Die <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

worden uitdrukkelijk van de forfaitaire regeling uitgesloten door de<br />

regelingen tot vaststelling van de forfaits.<br />

In een brief gericht aan het hoofd van het controlekantoor waaronder ze ressorteren,<br />

kunnen die <strong>be</strong>lastingplichtigen echter individueel vragen dat de forfaitaire grondslagen<br />

van aanslag van het algemeen of bijzonder forfait zouden worden aangepast<br />

aan hun speciale werkzaamheid.<br />

Het hoofd van het controlekantoor <strong>be</strong>tekent zijn <strong>be</strong>slissing bij aangetekende brief.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die binnen een maand van die <strong>be</strong>tekening niet te kennen heeft<br />

gegeven dat hij zich wil houden aan de normale btw-regeling, wordt geacht<br />

onderworpen te zijn aan de forfaitaire regeling volgens de grondslagen vastgesteld<br />

door het hoofd van het controlekantoor.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

De kapper die <strong>be</strong>weert in uitzonderlijke ongunstige exploitatievoorwaarden te moeten werken mag op<br />

de hiervoor uiteengezette wijze vragen de forfaitaire grondslagen aan te passen om met zijn<br />

bijzondere toestand rekening te houden. Hij moet zijn aanvraag staven met positieve en<br />

controleerbare gegevens die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op het geheel van zijn toestand. Een vermindering van<br />

het aantal openingsdagen van het salon kan op zichzelf niet het <strong>be</strong>wijs zijn van het <strong>be</strong>staan van<br />

uitzonderlijk ongunstige exploitatievoorwaarden.<br />

489. Optiemogelijkheid.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die onderworpen zijn aan de forfaitaire regeling, mogen<br />

opteren voor de toepassing van de normale regeling op grond van hun werkelijke<br />

omzet.


(1 februari 2012)<br />

1201 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Die optie heeft uitwerking vanaf 1 april, op voorwaarde dat zij vóór 15 maart wordt<br />

gedaan bij aangetekende brief gericht aan het controlekantoor van de btw waaronder<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert. Na een dergelijke optie kan de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

slechts opnieuw overgaan naar de forfaitaire regeling na gedurende twee volle jaren<br />

aan de gewone regeling onderworpen te zijn geweest (KB nr. 2, art. 5, § 1).<br />

Van zijn kant kan de <strong>be</strong>lastingplichtige die volgens de gewone regeling wordt <strong>be</strong>last,<br />

opteren voor de forfaitaire regeling indien hij de gestelde voorwaarden vervult. Die<br />

optie moet eveneens worden gedaan vóór 15 maart bij aangetekende brief gericht aan<br />

het controlekantoor. Zij heeft uitwerking vanaf 1 april van hetzelfde jaar (KB nr. 2,<br />

art. 5, § 2).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de forfaitaire regeling zal van rechtswege aan<br />

de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting worden onderworpen vanaf 1 juli van een<br />

<strong>be</strong>paald jaar, indien hij de voorwaarden vervult om van deze regeling te genieten,<br />

inzonderheid indien zijn gedurende het voorgaande kalenderjaar gerealiseerd<br />

omzetcijfer niet meer dan 5.580 EUR <strong>be</strong>draagt. De <strong>be</strong>lastingplichtige die niet wenst<br />

te genieten van deze regeling dient daarvan het hoofd van het btw-controlekantoor<br />

waaronder hij ressorteert, vóór 1 juni, bij ter post aangetekende brief in kennis te<br />

stellen (KB nr. 19, art. 8, eerste lid).<br />

Op zijn verzoek zal hij evenwel reeds vanaf 1 januari onderworpen worden aan de<br />

vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting indien uit zijn exploitatievooruitzichten blijkt dat<br />

het <strong>be</strong>perkt jaarlijks omzetcijfer niet zal overschreden worden (KB 19, art. 8, 2 de en<br />

3 de lid). Te dien einde moet hij in de loop van het laatste kwartaal maar vóór<br />

15 decem<strong>be</strong>r van het lopende jaar, een aanvraag indienen, bij het hoofd van het<br />

controlekantoor waaronder hij ressorteert, bij ter post aangetekende brief, waarin hij<br />

het omzetcijfer vermeldt dat werd gerealiseerd tijdens de eerste drie kwartalen van<br />

het lopende jaar, alsmede een raming van het omzetcijfer van het vierde kwartaal.<br />

Wanneer aan zijn verzoek een gunstig gevolg wordt gegeven, zal de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting worden onderworpen vanaf<br />

1 januari van het daaropvolgende jaar.<br />

Daartegenover kan de kleine onderneming onderworpen aan de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting opteren voor de forfaitaire regeling zelfs indien haar jaarlijks omzetcijfer<br />

niet meer <strong>be</strong>draagt dan 5.580 EUR. Deze optie heeft uitwerking bij het<br />

verstrijken van de maand die volgt op deze waarin de ter post aangetekende brief<br />

wordt verzonden aan het hoofd van het controlekantoor waaronder ze ressorteert. De<br />

kleine onderneming die dergelijke optie heeft uitgeoefend, kan echter niet opnieuw<br />

overgaan naar de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting vóór 1 januari van het derde jaar<br />

na dat waarin de optie uitwerking heeft gehad (KB 19, art. 6).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1202<br />

Daarenboven, indien het totaal<strong>be</strong>drag van zijn omzetcijfer in de loop van een<br />

kalenderjaar meer <strong>be</strong>draagt dan 5.580 EUR, kan de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen<br />

aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting opteren voor de forfaitaire regeling in<br />

plaats van rechtswege aan de normale regeling te worden onderworpen. Indien hij de<br />

voorwaarden vervult om van deze regeling te genieten en het hoofd van het <strong>be</strong>voegde<br />

controlekantoor, bij ter post aangetekende brief, van zijn keuze in kennis heeft<br />

gesteld, zal hij aan de forfaitaire regeling worden onderworpen voor de handelingen<br />

die hij verricht vanaf de eerste handeling, in z'n totaliteit <strong>be</strong>schouwd, waarbij de<br />

drempel van 5.580 EUR wordt overschreden (KB nr. 19, art. 7, 1 ste lid).<br />

490. Verval van de forfaitaire regeling.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige die aan de forfaitaire regeling is onderworpen,<br />

naderhand niet meer voldoet aan de voorwaarden die voor de toepassing ervan zijn<br />

gesteld moet hij, vanaf de eerste dag van het kwartaal dat volgt op dat waarin zijn<br />

toestand werd gewijzigd, overgaan naar de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting<br />

(z. KB nr. 2, art. 6). Die overgang is onder meer verplicht wanneer het maximum<br />

inzake jaaromzet is overtroffen, wanneer het toegelaten percentage handelingen met<br />

factuur wordt overtroffen, wanneer krachtens een uitsluitingclausule de toepassing<br />

van de forfaitaire regeling wordt uitgesloten, enz. In al deze gevallen moet de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige spontaan overgaan naar de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting en<br />

binnen 15 dagen het controlekantoor waaronder hij ressorteert van deze wijziging in<br />

zijn <strong>be</strong>roepswerkzaamheid schriftelijk verwittigen. Deze regel wordt door de<br />

administratie met de nodige soepelheid toegepast. Zo zal een lichte overschrijding<br />

van de gestelde grenzen worden gedoogd wanneer mag worden verwacht dat de<br />

overschrijding slechts toevallig is.<br />

Wanneer de jaaromzet van een aan het forfait onderworpen <strong>be</strong>lastingplichtige in de<br />

loop van het verstreken kalenderjaar niet meer <strong>be</strong>draagt dan 5.580 EUR, wordt deze<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige vanaf 1 juli van het volgende jaar aan de vrijstellingsregeling van<br />

<strong>be</strong>lasting onderworpen, <strong>be</strong>houdens indien hij vóór 1 juni het hoofd van het btwcontrolekantoor<br />

waaronder hij ressorteert, bij ter post aangetekende brief, in kennis<br />

stelt dat hij van de vrijstellingsregeling van de <strong>be</strong>lasting niet wenst te genieten<br />

(KB 19, art. 8, 1 ste lid).<br />

De overgang naar de vrijstellingsregeling heeft voor gevolg dat een herziening van<br />

de aftrek van de <strong>be</strong>lasting dient te ge<strong>be</strong>uren van de andere goederen dan <strong>be</strong>drijfsmiddelen,<br />

die nog niet werden vervreemd en van de diensten die nog niet werden<br />

gebruikt op het tijdstip van de wijziging van <strong>be</strong>lastingregeling alsook van de nog<br />

bruikbare <strong>be</strong>drijfsmiddelen die op dat tijdstip nog <strong>be</strong>staan, en waarvan de<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1203 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

oorspronkelijke aftrek het voorwerp uitmaakt van een herziening. Anderzijds <strong>be</strong>staat<br />

ook de mogelijkheid om de btw te recupereren die werd <strong>be</strong>taald op de forfaitair<br />

<strong>be</strong>rekende verkoopprijs van de goederen in voorraad die vervroegd werden <strong>be</strong>last.<br />

491. Procedure voor het vaststellen van de forfaitaire grondslagen van aanslag.<br />

De forfaitaire grondslagen van aanslag worden door de administratie vastgesteld na<br />

overleg met de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>drijfsgroeperingen. Vóór 1 februari van ieder jaar<br />

moeten de groeperingen die wensen te worden geconsulteerd voor het vaststellen van<br />

die forfaitaire grondslagen, zich aan de administratie kenbaar maken en gedetailleerde<br />

en <strong>be</strong>cijferde voorstellen overleggen met het oog op het vaststellen van de<br />

forfaitaire regeling voor de heffing van de btw.<br />

Van haar kant kan de administratie ambtshalve forfaitaire grondslagen onderzoeken<br />

ten aanzien van sectoren waarvoor geen enkele groepering een aanvraag heeft<br />

ingediend.<br />

Het onderzoek van de forfaitaire grondslagen van aanslag en de contacten met de<br />

<strong>be</strong>drijfsgroeperingen zijn toevertrouwd aan een college van ambtenaren van de<br />

Algemene administratie van de Fiscaliteit.<br />

In de loop van elk jaar stelt de administratie, op basis van de opnemingen die zij<br />

gedaan heeft en na raadpleging van de <strong>be</strong>roepsgroeperingen, voorlopig de forfaitaire<br />

grondslagen van aanslag vast (toepasselijke forfaitaire coëfficiënten, rendementsnormen,<br />

loon van de patroon, enz.) die door de <strong>be</strong>lastingplichtigen in de loop van het<br />

volgende jaar zullen moeten gebruikt worden voor de <strong>be</strong>rekening van hun omzet.<br />

De voorlopig vastgestelde grondslagen kunnen herzien worden in de loop van het<br />

jaar wanneer zich gevoelige wijzigingen in de <strong>be</strong>standdelen van de forfaitaire<br />

regeling voordoen. Ze moeten herzien worden na het einde van het <strong>be</strong>oogde jaar,<br />

wanneer blijkt dat de wijzigingen in voormelde <strong>be</strong>standdelen van die aard zijn dat de<br />

omzet die <strong>be</strong>rekend werd op grond van de voorlopige forfaitaire grondslagen,<br />

vastgesteld op de hierboven aangeduide wijze, met ten minste 2 pct. gewijzigd wordt.<br />

De tekst van de forfaitaire regelingen wordt jaarlijks door de controlekantoren van de<br />

btw toegestuurd aan de aan de forfaitaire regeling onderworpen <strong>be</strong>lastingplichtigen.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1204<br />

492. Werking van de forfaitaire regeling.<br />

In navolging van de methodes die voor de <strong>be</strong>rekening van de forfaitaire grondslagen<br />

van aanslag inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen worden gevolgd (Wetboek van de<br />

inkomsten<strong>be</strong>lastingen, art. 342), kunnen de technieken die voor de forfaitaire<br />

<strong>be</strong>rekening van de ten aanzien van de btw <strong>be</strong>lastbare omzet worden toegepast in drie<br />

categorieën worden ingedeeld:<br />

1° forfaitaire vaststelling van brutowinstmarges (exclusief btw) die bij het <strong>be</strong>drag<br />

van de inkopen (exclusief btw) moeten worden gevoegd (b.v. kleinhandelaars<br />

in levensmiddelen, in schoenen);<br />

2° forfaitaire vaststelling van de door de <strong>be</strong>lastingplichtige verkochte hoeveelheid<br />

van <strong>be</strong>paalde producten, te vermenigvuldigen met de prijs per eenheid<br />

(exclusief btw) (b.v. slagers, caféhouders);<br />

3° forfaitaire vaststelling van de omzet aan de hand van het aantal werkuren<br />

(forfaitair <strong>be</strong>paald), vermenigvuldigd met een uurtarief (forfaitair <strong>be</strong>paald<br />

exclusief btw) (b.v. kappers).<br />

In de forfaitaire regelingen gesteund op de waarde of de hoeveelheid van de<br />

ingekochte, intracommunautair verworven of ingevoerde goederen, wordt de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige geacht, <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs (b.v. brand), alle ingekochte,<br />

intracommunautair verworven of ingevoerde goederen, al of niet <strong>be</strong>werkt, te<br />

heb<strong>be</strong>n geleverd of gebruikt bij het verlenen van diensten, onder voorwaarden<br />

die de <strong>be</strong>lasting opeisbaar maken. Dat vermoeden is op ieder aangiftetijdvak<br />

van toepassing, tenzij anders zou worden <strong>be</strong>slist door of vanwege de Minister<br />

van Financiën of bij het vaststellen van het forfait (z. KB nr. 2, art. 9 1 , eerste<br />

lid).<br />

Op dat <strong>be</strong>ginsel <strong>be</strong>staan twee uitzonderingen:<br />

1° wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige jaarlijks een inventaris opmaakt<br />

(z. nr. 493);<br />

2° wanneer hij aantoont dat <strong>be</strong>paalde goederen werden gebruikt voor het<br />

verrichten van vrijgestelde handelingen of van handelingen waarvoor<br />

geen forfaits werden vastgesteld (z. nr. 494).<br />

(1 februari 2012)


493. Jaarlijkse inventaris.<br />

(1 februari 2012)<br />

1205 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

In een forfaitaire regeling wordt in <strong>be</strong>ginsel niet met de voorraad rekening gehouden.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige niet ieder jaar een inventaris maakt van de goederen in<br />

voorraad, wordt de voorraad geacht ongewijzigd te zijn gebleven.<br />

Indien hij wel ieder jaar een inventaris maakt, wordt met de wijzigingen in de<br />

voorraad rekening gehouden bij de vaststelling van de omzet (KB nr. 2, art. 9 1 ,<br />

3 de lid). De wijze waarop het omzetcijfer in min of in meer moet worden aangepast<br />

wordt <strong>be</strong>schreven in de aanschrijving nr. 31/1978, onder de nrs. 16 tot 20. Het <strong>be</strong>drag<br />

van de <strong>be</strong>lasting die moet worden teruggegeven in geval van voorraadvermeerdering<br />

of die moet worden bij<strong>be</strong>taald in geval van voorraadvermindering wordt<br />

geregulariseerd via het kader IV, (rooster 61) of het kader V (rooster 62), van de btwaangifte<br />

met <strong>be</strong>trekking tot het tijdvak waarin de inventaris werd opgemaakt.<br />

494. Vrijgestelde handelingen of handelingen waarvoor geen forfait werd vastgesteld.<br />

Het valt voor dat een <strong>be</strong>lastingplichtige die aan het forfait is onderworpen ook<br />

vrijgestelde handelingen verricht (b.v. uitvoeren, intracommunautaire leveringen) of<br />

handelingen waarvoor geen forfait werd vastgesteld (b.v. een drogist, die aan het<br />

forfait is onderworpen maar ook kleine schilderwerken doet, gebruikt gekochte verf<br />

voor het schilderen van een gevel, handeling waarvoor geen forfait <strong>be</strong>staat).<br />

In het eerste voor<strong>be</strong>eld, het geval van de uitvoeren of de intracommunautaire<br />

leveringen, zou de zuivere en eenvoudige toepassing van het forfait (z. nr. 492) tot<br />

gevolg heb<strong>be</strong>n dat handelingen die normaal van de btw zijn vrijgesteld aan die<br />

<strong>be</strong>lasting zouden worden onderworpen.<br />

In het tweede voor<strong>be</strong>eld zou bij een strikte toepassing van de <strong>be</strong>ginselen de btw<br />

tweemaal worden geheven: een eerste maal omdat iedere gekochte koopwaar voor de<br />

toepassing van het forfait geacht wordt verkocht te zijn en een tweede maal als<br />

<strong>be</strong>standdeel van de prijs van de dienst waarin ook de geleverde verf is <strong>be</strong>grepen.<br />

Om die toestanden uit te schakelen mag de <strong>be</strong>lastingplichtige, bij het verstrijken van<br />

het kwartaal, in zijn boek voor inkomende facturen de inkopen, de intracommunautaire<br />

verwervingen en invoeren verminderen met de aankoopprijzen van de<br />

goederen waarvoor hij aantoont dat ze voor de genoemde handelingen werden<br />

gebruikt.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1206<br />

Het spreekt vanzelf dat de factuur, of het als zodanig geldend stuk, afgeleverd voor<br />

de schilderwerken (inclusief de gebruikte verf) moet ingeschreven worden in het<br />

boek voor uitgaande facturen, waarvan het totaal samen met de forfaitair vastgestelde<br />

omzet wordt overgebracht naar de btw-aangifte.<br />

Bij uitvoer of intracommunautaire leveringen wordt de factuur of het als zodanig<br />

geldend stuk eveneens ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen. Dit totaal<br />

wordt overgebracht naar het rooster 47 of 46 van de aangifte.<br />

495. Teruggaaf in geval van overgang naar de normale regeling.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is aan de forfaitaire regeling kan teruggaaf<br />

verkrijgen van de btw die hij voldaan heeft voor de goederen die hij in voorraad heeft<br />

op het tijdstip van overgang naar de normale regeling; voor de toepassing van de<br />

forfaitaire regeling werden die goederen immers geacht geleverd te zijn (z. nr. 492),<br />

zodat normaal de <strong>be</strong>lastingplichtige de btw heeft voldaan op deze goederen in<br />

voorraad.<br />

De terug te geven <strong>be</strong>lasting wordt <strong>be</strong>rekend over de waarde waarop de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

bij toepassing van de forfaitaire regeling werd <strong>be</strong>last. Hij heeft de btw<br />

immers over die waarde <strong>be</strong>taald.<br />

De teruggaaf heeft plaats overeenkomstig de regelen <strong>be</strong>paald door de artikelen 78 en<br />

80 van het Wetboek. Ze is ondergeschikt aan de indiening bij het controlekantoor<br />

van een inventaris van de voorraad goederen, in twee exemplaren, binnen een maand<br />

vanaf de datum van de wijziging van de <strong>be</strong>lastingregeling. De inventaris moet de<br />

gedetailleerde aanduiding <strong>be</strong>vatten van de hoeveelheid en de aard van de goederen in<br />

voorraad en de maatstaf aanduiden waarover de btw werd <strong>be</strong>rekend bij de<br />

verwerving ervan. Voor het gemak van de <strong>be</strong>rekening worden de goederen<br />

gerangschikt per koopwarengroep of per op het <strong>be</strong>rekeningsblad vermelde rubriek,<br />

naargelang het geval of het al dan niet gaat om een forfaitaire regeling die wordt<br />

vastgesteld uitgaande van de winstmarges.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige, onderworpen aan de forfaitaire regeling, jaarlijks<br />

inventarissen heeft opgemaakt waarmee rekening werd gehouden voor de <strong>be</strong>rekening<br />

van de btw (z. nr. 493), dan wordt de teruggaaf <strong>be</strong>perkt tot de <strong>be</strong>lasting die<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op de voorraadvermeerdering in vergelijking met de laatst<br />

opgemaakte inventaris die opgemaakt werd sinds het in voege treden van het Btw-<br />

Wetboek en waarmee rekening werd gehouden voor de <strong>be</strong>rekening van de btw.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1207 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Wanneer hij daarentegen geen enkele inventaris heeft opgemaakt vóór de overgang<br />

naar de normale regeling, dan heeft de teruggaaf <strong>be</strong>trekking op alle goederen in<br />

voorraad op het tijdstip van de wijziging van de <strong>be</strong>lastingregeling.<br />

495/2. Overgang naar de forfaitaire regeling.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die aan de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting onderworpen is,<br />

kan overgaan naar de forfaitaire regeling voor zover hij voldoet aan de voorwaarden<br />

die voor de toepassing van die regeling <strong>be</strong>paald zijn en voor zover hij op het tijdstip<br />

van de overgang een inventaris van zijn voorraad opmaakt.<br />

Die inventaris moet de gedetailleerde aanduiding <strong>be</strong>vatten van de aard, de<br />

hoeveelheid en de waarde, uitgedrukt in inkoopprijs, van de goederen in voorraad.<br />

Die goederen moeten bovendien gegroepeerd worden volgens de uitsplitsing van het<br />

boek voor inkomende facturen, die voorgeschreven is door de forfaitaire regeling<br />

welke door de <strong>be</strong>lastingplichtige zal gevolgd worden.<br />

De goederen die opgenomen zijn in de inventaris van overgang worden geacht<br />

geleverd te zijn, al of niet na <strong>be</strong>- of verwerking, of gebruikt te zijn bij de uitvoering<br />

van diensten, onder de forfaitaire regeling welke door de <strong>be</strong>lastingplichtige wordt<br />

gevolgd. De toepassing van die regeling op de bovenvermelde goederen wordt<br />

opgeschort tot bij het verstrijken van het jaar waarin de overgang plaatsvond; zij<br />

vindt plaats volgens het onderscheid, gemaakt in de hiernavolgende leden.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige een inventaris van zijn voorraad opmaakt bij het<br />

verstrijken van het jaar waarin de overgang plaatsvond, wordt de in het tweede lid<br />

van nr. 493 voorziene regularisatie toegepast, indien uit de vergelijking van de laatste<br />

inventaris met de inventaris van overgang blijkt dat de voorraad vermeerderd of<br />

verminderd is.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige bij het verstrijken van het jaar waarin de overgang<br />

plaatsvond geen inventaris van zijn voorraad opmaakt, wordt de <strong>be</strong>lasting die<br />

verschuldigd is krachtens het vermoeden dat in het derde lid hierboven is<br />

opgenomen, voor de goederen <strong>be</strong>grepen in de inventaris van overgang <strong>be</strong>rekend op<br />

de waarde, uitgedrukt in inkoopprijzen van die goederen volgens de tarieven van de<br />

<strong>be</strong>lasting en de forfaitaire coëfficiënten die van toepassing zijn voor het voormelde<br />

jaar. De <strong>be</strong>lasting is eisbaar, en dit ten <strong>be</strong>lope van één vierde van haar <strong>be</strong>drag, bij het<br />

verstrijken van elk kalenderkwartaal van het daaropvolgende jaar.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1208<br />

Dezelfde regels zijn eveneens van toepassing wanneer de aan de vrijstellingsregeling<br />

onderworpen <strong>be</strong>lastingplichtige overgaat naar de forfaitaire regeling en<br />

teruggaaf <strong>be</strong>komt van de <strong>be</strong>lasting geheven van de goederen, andere dan<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen, die nog niet werden vervreemd en van de diensten die nog niet<br />

werden gebruikt op het tijdstip van de wijziging van <strong>be</strong>lastingregeling, alsook van de<br />

nog bruikbare <strong>be</strong>drijfsmiddelen die op dat tijdstip nog <strong>be</strong>staan, voor zover het<br />

herzieningstijdvak nog niet is verstreken.<br />

495/2bis. Overgang naar de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de forfaitaire regeling overgaat<br />

naar de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting (z. nr. 489) en de herziening van de aftrek<br />

van de <strong>be</strong>lasting verricht <strong>be</strong>doeld in artikel 12 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19,<br />

geheven van de op het tijdstip van de wijziging van regeling nog bruikbare<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen waarvan de oorspronkelijke aftrek het voorwerp uitmaakt van een<br />

herziening, alsook van de goederen, andere dan <strong>be</strong>drijfsmiddelen, die nog niet<br />

werden vervreemd en van de diensten die nog niet werden gebruikt op het tijdstip<br />

van deze wijziging, dienen de onder nr. 495 hierboven uiteengezette regels eveneens<br />

te worden toegepast (KB nr. 2, art. 10, § 1, laatste lid).<br />

495/3. Overdracht van een handelsfonds door of aan een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

onderworpen aan de forfaitaire regeling.<br />

De aanschrijving nr. 18/1978 <strong>be</strong>paalt de regels die van toepassing zijn op de<br />

overdrachten van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling,<br />

wanneer de overdrager en/of de overnemer onderworpen zijn aan de forfaitaire<br />

regeling.<br />

Zij <strong>be</strong>oogt meer <strong>be</strong>paald de overdrachten van handelsfondsen:<br />

- door een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de forfaitaire regeling aan een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de normale <strong>be</strong>lastingregeling of<br />

omgekeerd;<br />

- door een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de forfaitaire regeling aan een<br />

andere <strong>be</strong>lastingplichtige die eveneens aan dezelfde regeling onderworpen is.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1209 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

496. Verplichtingen van aan de forfaitaire regeling onderworpen <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

De aan een forfaitaire regeling onderworpen <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn in principe<br />

gehouden tot dezelfde verplichtingen als degenen die aan de normale regeling van de<br />

<strong>be</strong>lasting onderworpen zijn.<br />

Uiteraard zijn er echter enkele afwijkingen ingevolge het bijzonder karakter van de<br />

forfaitaire regeling. Die bijzonderheden worden hierna <strong>be</strong>sproken.<br />

1. Boek voor inkomende facturen.<br />

Voor iedere <strong>be</strong>drijfssector schrijft de administratie een model voor van boek voor<br />

inkomende facturen waarin de goederen die werden aangekocht, die het voorwerp<br />

uitmaakten van intracommunautaire verwervingen of die werden ingevoerd, op een<br />

aangepaste wijze worden uitgesplitst. Dit stelt de <strong>be</strong>lastingplichtigen in staat<br />

gemakkelijk de diverse forfaitaire grondslagen te <strong>be</strong>rekenen, en het vergemakkelijkt<br />

het toezicht op die <strong>be</strong>rekeningen.<br />

2. Dagboek van ontvangsten.<br />

Dit dagboek moet in <strong>be</strong>ginsel niet worden gehouden, daar de <strong>be</strong>lastingplichtigen die<br />

aan een forfaitaire regeling onderworpen zijn hun ontvangsten niet moeten<br />

optekenen. Indien zij evenwel bijkomstig handelingen verrichten waarvoor geen<br />

forfaitaire grondslagen werden vastgesteld, moeten zij de ontvangsten uit die<br />

handelingen in een dagboek van ontvangsten optekenen, <strong>be</strong>halve indien die<br />

ontvangsten niet meer dan 250 EUR, inclusief btw , per kwartaal <strong>be</strong>dragen. In deze<br />

onderstelling, mag het <strong>be</strong>drag van de niet forfaitair geregelde handelingen het<br />

voorwerp uitmaken van een globale raming per btw-tarief in de aangifte. Er wordt<br />

opgemerkt dat voornoemd <strong>be</strong>drag van 250 EUR voor sommige forfaitaire regelingen<br />

werd verhoogd.<br />

Wanneer evenwel de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de forfaitaire regeling in<br />

het kader van zijn economische activiteit, om welke reden ook, gebruik maakt van<br />

een kasregister, dan zijn de dub<strong>be</strong>ls van de kasbons en/of de controlebanden stukken<br />

met <strong>be</strong>trekking tot de activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige die overeenkomstig<br />

artikel 60, § 1, tweede lid van het Btw-Wetboek moeten worden <strong>be</strong>waard en die<br />

overeenkomstig artikel 61 van datzelfde Wetboek op ieder verzoek van de<br />

ambtenaren van de Administratie die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder<br />

haar <strong>be</strong>voegdheid heeft, zonder verplaatsing, ter inzage moeten worden voorgelegd<br />

(btw-Revue nr. 136, p. 574, Beslissing van 1 septem<strong>be</strong>r 1998 nr. E.T. 91.298).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1210<br />

3. Uitreiking van facturen of van als zodanig geldende stukken. Boek voor<br />

uitgaande facturen.<br />

De forfaitaire <strong>be</strong>lastingplichtige is als dusdanig niet ontheven van de factureringsplicht.<br />

Bijgevolg, moet hij een factuur of een als zodanig geldend stuk uitreiken<br />

wanneer hij goederen levert of diensten verstrekt aan personen, andere dan<br />

natuurlijke personen die deze <strong>be</strong>stemmen voor hun privé-gebruik en zulks ongeacht<br />

of het al dan niet gaat om handelingen die gedekt zijn door de forfaitaire <strong>be</strong>paling<br />

van zijn omzet.<br />

In het boek voor uitgaande facturen, dat hij moet houden zal de forfaitaire<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige een onderscheid moeten maken tussen:<br />

- enerzijds, de facturen of de als zodanig geldende stukken die hij uitreikt voor<br />

handelingen die forfaitair geregeld zijn en waarvoor de <strong>be</strong>lasting vermeld op de<br />

factuur of het stuk dus niet nog eens opgenomen moet worden in rooster 54 van<br />

de periodieke aangifte;<br />

- anderzijds, de facturen of de als zodanig geldende stukken die hij uitreikt voor<br />

de handelingen die buiten het toepassingsveld van de forfaitaire regeling vallen<br />

en waarvoor de erop vermelde <strong>be</strong>lasting gevoegd moet worden bij de in rooster<br />

54 op te nemen <strong>be</strong>lasting op de forfaitair <strong>be</strong>rekende omzet.<br />

4. Onttrekkingen.<br />

De <strong>be</strong>trokkenen moeten niet het door artikel 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1<br />

(z. nr. 433) voorgeschreven stuk opmaken in geval van onttrekking van goederen, als<br />

<strong>be</strong>doeld in art. 12, § 1, 1° en 2°, van het Wetboek die in aanmerking werden<br />

genomen voor de forfaitaire <strong>be</strong>rekening van de omzet (KB nr. 2, art. 12, 2 e lid).<br />

Op te merken valt dat in voorkomend geval wel toepassing moet worden gemaakt<br />

van artikel 19, §§ 1 en 2, van het Wetboek.<br />

5. Ta<strong>be</strong>l van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

De aan de forfaitaire regeling onderworpen <strong>be</strong>lastingplichtigen moeten een ta<strong>be</strong>l van<br />

de <strong>be</strong>drijfsmiddelen houden op de wijze als vermeld onder nr. 408. Het wordt hun<br />

echter toegestaan geen bijzonder document op te stellen mits zij hun <strong>be</strong>drijfsmiddelen<br />

afzonderlijk inschrijven in het boek voor inkomende facturen, waarvan het<br />

model per <strong>be</strong>drijfssector door de administratie wordt voorgeschreven (z. nr. 496, 1).<br />

(1 februari 2012)


6. Berekeningsblad.<br />

(1 februari 2012)<br />

1211 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen moeten een <strong>be</strong>rekeningsblad opstellen waarvan het model<br />

door de administratie wordt voorgeschreven. Hierop worden de forfaitaire grondslagen<br />

en de verschuldigde btw <strong>be</strong>rekend. Dit <strong>be</strong>rekeningsblad moet als boekhoudkundig<br />

stuk worden <strong>be</strong>waard.<br />

7. Opgave van de bijkomende winst voortkomende van de bijzondere<br />

aankoopvoorwaarden.<br />

Bij het vaststellen van de omzetcoëfficiënten die van toepassing zijn in forfaitaire<br />

regelingen die vastgesteld zijn uitgaande van winstmarges, werd rekening gehouden<br />

met de toestand bij kleinhandelaars die onder normale voorwaarden inkopen (inkoop<br />

van normale hoeveelheden tegen normale prijzen door <strong>be</strong>middeling van een<br />

groothandelaar die de goederen in de winkel moet afleveren). Normale voorwaarden<br />

zijn niet aanwezig in geval van inkoop rechtstreeks in een andere lidstaat, in het<br />

buitenland of bij een grote importeur, inkoop bij fabrikanten of voortbrengers, enz.<br />

De bijkomende winst die de kleinhandelaar heeft verwezenlijkt door onder die<br />

voorwaarden in te kopen, moet per tarief worden <strong>be</strong>rekend op een gedetailleerde<br />

opgave van de bijkomende winst wegens bijzondere inkoopvoorwaarden. Die<br />

bijkomende winst wordt overgedragen naar het <strong>be</strong>rekeningsblad en zal een element<br />

zijn van de forfaitaire grondslagen van aanslag.<br />

497. Teruggaven.<br />

1. Teruggaaf van "forfaitair" <strong>be</strong>rekende <strong>be</strong>lasting.<br />

Afgezien van de teruggaaf bij wijziging van <strong>be</strong>lastingregeling is er, gelet op het<br />

bijzonder karakter van de forfaitaire regeling waarbij de omzet globaal en forfaitair<br />

wordt <strong>be</strong>paald aan de hand van de inkopen, geen teruggaaf mogelijk van de btw die<br />

door de aan die regeling onderworpen <strong>be</strong>lastingplichtige is voldaan ter zake van de<br />

door hem verrichte handelingen waarvoor de omzet op een forfaitaire wijze <strong>be</strong>rekend<br />

werd. Met andere woorden, de oorzaken van teruggaaf voorzien in artikel 77, § 1, 2°<br />

tot 7°, van het Wetboek <strong>be</strong>treffende de uitgaande handelingen gerealiseerd in het<br />

kader van de forfaitaire regeling, kunnen ter zake in principe geen toepassing vinden.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1212<br />

2. Teruggaaf van andere <strong>be</strong>lasting.<br />

De forfaitaire <strong>be</strong>lastingplichtige kan in voorkomend geval wel teruggaaf verkrijgen<br />

van de <strong>be</strong>lasting voldaan ter zake van door hem verrichte handelingen die niet gedekt<br />

zijn door de forfaitaire regeling, van de <strong>be</strong>lasting voldaan ter zake van<br />

intracommunautaire verwervingen of van invoer (Wetboek, art. 77, § 1bis), alsmede<br />

van de <strong>be</strong>lasting die hij voldaan zou heb<strong>be</strong>n en die het <strong>be</strong>drag te boven gaat dat<br />

wettelijk verschuldigd was (b.v. misslag in het <strong>be</strong>rekeningsblad of in de periodieke<br />

aangifte; Wetboek, art. 77, § 1, 1°).<br />

498. Draagwijdte van de regeling.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 2. - Vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

De bijzondere regeling ingevoerd door artikel 56, § 2, van het Wetboek en het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19 voor de kleine ondernemingen, ontheft deze laatsten van de<br />

voornaamste verplichtingen welke normaal aan btw-<strong>be</strong>lastingplichtigen worden<br />

opgelegd. Zo moeten zij onder meer geen periodieke btw-aangiften indienen met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de door hen verrichte handelingen en evenmin de btw storten aan de<br />

Schatkist. Zij mogen in geen enkel geval de btw welke ze aan hun leveranciers<br />

heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>taald in aftrek brengen. Deze kleine ondernemingen krijgen een btwidentificatienummer<br />

dat, sinds 1 januari 2010, voorafgegaan wordt door de letters BE<br />

(art. 50, § 1, van het Btw-Wetboek).<br />

De vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting wordt toegelicht in de aanschrijving nr. 2/1994.<br />

499. Begrip "kleine onderneming".<br />

De artikelen 1 en 2 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19 <strong>be</strong>palen de voorwaarden waaraan<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtigen moeten voldoen om aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting<br />

te worden onderworpen.


A. Bedoelde ondernemingen (KB nr. 19, art. 1 en 2).<br />

(1 februari 2012)<br />

1213 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Als kleine onderneming voor de toepassing van artikel 56, § 2, van het Wetboek<br />

wordt aangemerkt elke <strong>be</strong>lastingplichtige, met uitzondering van de btw-eenheid zoals<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 4, § 2 van het Wetboek natuurlijke persoon of rechtspersoon, die<br />

handelingen verricht die niet uitdrukkelijk zijn uitgesloten van de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting en waarvan de jaaromzet niet meer <strong>be</strong>draagt dan 5.580 EUR.<br />

B. Bedoelde handelingen en handelingen uitgesloten van de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting (KB nr. 19, art. 2).<br />

1° Bedoelde handelingen.<br />

Behalve de handelingen die uitdrukkelijk zijn uitgesloten krachtens<br />

artikel 56, § 2, van het Wetboek, kunnen alle leveringen van goederen en<br />

alle diensten verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige waarvan het jaarlijks<br />

omzetcijfer het toegelaten maximum niet overschrijdt, overeenkomstig<br />

ditzelfde artikel, genieten van de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

2° Uitgesloten handelingen.<br />

De vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting is niet van toepassing op:<br />

a) de handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 8 van het Wetboek; d.w.z. op<br />

overdrachten onder <strong>be</strong>zwarende titel door toevallige <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

van nieuwe gebouwen opgericht of verkregen met<br />

toepassing van de btw evenals op de vestiging, de overdracht of de<br />

wederoverdracht van zakelijke rechten andere dan de eigendom op<br />

onroerende goederen in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het<br />

Wetboek;<br />

b) de handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 8bis van het Wetboek; d.w.z. op<br />

toevallige leveringen onder <strong>be</strong>zwarende titel van nieuwe vervoermiddelen<br />

onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek;<br />

c) de handelingen <strong>be</strong>staande uit werk in onroerende staat zoals<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 19, § 2, 2 de lid, van het Wetboek;<br />

d) de handelingen opgesomd in artikel 20, § 2, 2 de en 3 de lid, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1;


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1214<br />

(1 februari 2012)<br />

e) de handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het Wetboek ; d.w.z. op<br />

leveringen van goederen en het verstrekken van diensten in de zin<br />

van artikel 2, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22, in het kader van<br />

de bijzondere landbouwregeling verricht door landbouwondernemers<br />

die aan deze regeling onderworpen zijn;<br />

f) de handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 58, § 1, van het Wetboek; d.w.z.<br />

op leveringen van tabaksfabrikaten en gelijkgestelden, waarvoor de<br />

<strong>be</strong>lasting wordt voldaan op hetzelfde tijdstip en op dezelfde wijze<br />

als de accijns;<br />

g) de handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 58, § 2, van het Wetboek, d.w.z.<br />

op leveringen door vissers van hun vangst (vis, schaal-, schelp- en<br />

weekdieren) die rechtstreeks van het vissersvaartuig worden<br />

aangevoerd om openbaar bij opbod te worden verkocht in de<br />

gemeentelijke vismijn van de aanvoerhaven;<br />

h) de handelingen waarvoor de <strong>be</strong>lasting opeisbaar is in België en<br />

welke verricht worden door <strong>be</strong>lastingplichtigen die niet hier te<br />

lande zijn gevestigd.<br />

Zodra ze handelingen verrichten onderworpen aan de btw, andere dan die<br />

welke uitdrukkelijk worden uitgesloten, kunnen de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

<strong>be</strong>doeld onder a) tot g) nochtans genieten van de vrijstellingsregeling van<br />

<strong>be</strong>lasting voor zover hun omzetcijfer <strong>be</strong>treffende deze "andere<br />

handelingen" 5.580 EUR niet overschrijdt.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

Een landbouwer onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling kan onderworpen worden aan de<br />

vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting voor een bijkomende werkzaamheid zoals de verkoop van een deel<br />

van zijn producten op groot- of kleinhandelsmarkt of de uitbating van een café.<br />

Een schoenhersteller, toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige voor de overdracht van een nieuw gebouw, kan<br />

voor zijn <strong>be</strong>roepswerkzaamheid van schoenhersteller onderworpen worden aan de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting.<br />

Een visser die ook visnetten herstelt, kan voor deze werkzaamheid genieten van de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting.<br />

Een kleinhandelaar in tabaksfabrikaten die enkel tabaksfabrikaten verkoopt, kan niet genieten van de<br />

vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting. Wanneer hij daarentegen ook andere producten verkoopt zoals<br />

rookartikelen, wegenkaarten, enz, ..., is er geen enkel <strong>be</strong>letsel dat hij voor deze bijkomende verkopen<br />

onderworpen is aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.


(1 februari 2012)<br />

1215 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Een in Duitsland gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die <strong>be</strong>lastbare handelingen stelt in België en ertoe<br />

gehouden is de verschuldigde btw te storten, kan geen aanspraak maken op de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting. Dit geldt ook voor de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die handelingen<br />

verricht waarvoor de <strong>be</strong>lasting wordt voldaan door zijn Belgische medecontractant.<br />

500. Toegang tot de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die tijdens het verstreken kalenderjaar een omzet heeft<br />

gerealiseerd die het <strong>be</strong>drag van 5.580 EUR, exclusief btw, niet overschrijdt, en die<br />

handelingen verricht andere dan deze welke uitdrukkelijk zijn uitgesloten, zal van<br />

rechtswege onderworpen worden aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting vanaf 1<br />

juli van het volgende jaar (KB nr. 19, art. 7).<br />

Op zijn verzoek zal hij evenwel reeds vanaf 1 januari onderworpen worden aan de<br />

vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting indien uit zijn exploitatievooruitzichten blijkt dat<br />

het <strong>be</strong>perkt jaarlijks omzetcijfer niet zal overschreden worden. Te dien einde, moet<br />

hij in de loop van het laatste kwartaal, maar vóór 15 decem<strong>be</strong>r, een aanvraag<br />

indienen bij het hoofd van het controlekantoor waaronder hij ressorteert bij ter post<br />

aangetekende brief waarin hij het omzetcijfer vermeldt dat werd gerealiseerd tijdens<br />

de eerste drie kwartalen, alsmede een raming van het omzetcijfer van het vierde<br />

kwartaal (KB nr. 19, art 8).<br />

Om te <strong>be</strong>palen of de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting van toepassing is voor kleine<br />

ondernemingen waarvan de werkzaamheid geen volledig kalenderjaar <strong>be</strong>loopt, moet<br />

het <strong>be</strong>perkt omzetcijfer van 5.580 EUR worden verminderd naar rato van de<br />

exploitatietermijn van de onderneming (KB nr. 19, art. 1, tweede lid).<br />

De aanpassing prorata temporis van het <strong>be</strong>perkt omzetcijfer dient te ge<strong>be</strong>uren in<br />

functie van het aantal volle maanden verlopen vanaf de aanvang van werkzaamheid<br />

in verhouding tot 12.<br />

De vermindering prorata temporis van het omzetcijfer dient echter niet te ge<strong>be</strong>uren<br />

voor seizoengebonden ondernemingen of ondernemingen die een werkzaamheid<br />

uitoefenen op een onderbroken wijze.<br />

Voor de nieuwe ondernemingen zal het jaarlijks omzetcijfer geraamd worden<br />

naargelang de exploitatievooruitzichten.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1216<br />

Niettemin kan de administratie <strong>be</strong>slissen om de <strong>be</strong>lastingplichtige aan een andere<br />

<strong>be</strong>lastingregeling (normale regeling, forfaitaire regeling, bijzondere landbouwregeling)<br />

te onderwerpen wanneer uit de omstandigheden duidelijk blijkt dat aan de<br />

voorwaarden gesteld voor de toepassing van de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting<br />

niet zal worden voldaan. In dat geval wordt de aanvraag verworpen door een<br />

gemotiveerde <strong>be</strong>slissing (KB nr. 19, art. 5).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

a) Op 15 april 2010 opent X een werkplaats voor de herstelling van fietsen.<br />

Volgens zijn vooruitzichten zal zijn jaarlijks omzetcijfer niet hoger zijn dan 5.580 EUR.<br />

Daar X ar<strong>be</strong>ider (loontrekkende) is in een garage en de <strong>be</strong>lastbare activiteit slechts bijkomstig<br />

wordt uitgeoefend, oordeelt de administratie dat X de voorwaarden vervult om te genieten van<br />

de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

Op 31 decem<strong>be</strong>r 2010 <strong>be</strong>draagt het totaal van de ontvangsten 3.600 EUR.<br />

Aanpassing prorata temporis:<br />

5.580 EUR x 8 (aantal gehele maanden verstreken sinds <strong>be</strong>gin werkzaamheid) = 3.720 EUR.<br />

12<br />

Het is dus met het <strong>be</strong>drag van 3.720 EUR dat men het gerealiseerde omzetcijfer (3.600 EUR)<br />

moet vergelijken gedurende de periode van werkzaamheid.<br />

b) Y, <strong>be</strong>lastingplichtige voor zijn bijkomende activiteit als verkoper van ijs en koude dranken,<br />

verkoopt gedurende de twee vakantiemaanden ijs en koude dranken aan de kust. Hij is<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting vanaf 1 januari<br />

2010.<br />

De gerealiseerde omzet gedurende de maanden juli en augustus 2010 <strong>be</strong>draagt 5.400 EUR.<br />

Aangezien het seizoenar<strong>be</strong>id <strong>be</strong>treft, dient er geen aanpassing prorata temporis te ge<strong>be</strong>uren.<br />

Het is dus met 5.580 EUR dat men het gerealiseerde omzetcijfer (5.400 EUR) moet vergelijken.<br />

501. Optiemogelijkheden.<br />

De vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting is niet verplichtend voor de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

die aan de voorwaarden ervan voldoen. Aan alle <strong>be</strong>lastingplichtigen wordt de<br />

mogelijkheid geboden te opteren, hetzij voor de normale regeling, hetzij voor de<br />

forfaitaire regeling voorzien bij artikel 56, § 1, van het Wetboek indien ze aan de<br />

daarvoor gestelde toepassingsvoorwaarden voldoen.


1° Wijze van optie.<br />

(1 februari 2012)<br />

1217 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

In alle gevallen moet de optie worden uitgeoefend bij een ter post aangetekende<br />

brief, per brief of per fax gericht aan het hoofd van het controlekantoor waaronder de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert.<br />

2° Tijdstip van optie.<br />

a) Vóór 1 juni van een <strong>be</strong>paald jaar: voor de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan<br />

de normale regeling of aan de forfaitaire regeling die zijn <strong>be</strong>lastingregeling<br />

wenst te <strong>be</strong>houden, niettegenstaande zijn omzetcijfer gerealiseerd gedurende<br />

het voorgaande jaar niet meer <strong>be</strong>draagt dan 5.580 EUR (KB nr. 19, art.8).<br />

Belangrijke opmerking.<br />

In voornoemd geval weze, in verband met de aldaar uitgeoefende optie,<br />

opgemerkt dat:<br />

1° de <strong>be</strong>lastingplichtige nooit aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting was<br />

onderworpen zodat de termijn opgelegd voor terugkeer naar de vrijstellingsregeling<br />

niet van toepassing is;<br />

2° de gekozen regeling (normale regeling of forfaitaire regeling), welke ook<br />

het gerealiseerde omzetcijfer is, van jaar tot jaar stilzwijgend wordt<br />

verlengd;<br />

3° de overgang naar de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting schriftelijk dient<br />

te worden aangevraagd door middel van een ter post aangetekende brief<br />

gericht aan het hoofd van het controlekantoor waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

ressorteert.<br />

b) Op gelijk welk tijdstip van het jaar: voor de <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen<br />

is aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting en die wenst <strong>be</strong>last te<br />

worden volgens de normale regeling of de forfaitaire regeling. In dat geval<br />

heeft de optie uitwerking te rekenen vanaf het verstrijken van de maand na die<br />

waarin de brief wordt verzonden (KB nr. 19, art.6, eerste lid).<br />

V o o r b e e l d<br />

Een optie uitgeoefend op 14 juni 2010 zal uitwerking heb<strong>be</strong>n op 1 augustus 2010.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1218<br />

3° Duur van de optie.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige die geopteerd heeft voor de normale regeling of voor de<br />

forfaitaire regeling kan niet opnieuw overgaan naar de vrijstellingsregeling van<br />

<strong>be</strong>lasting vóór 1 januari van het derde jaar na dat waarin de optie uitwerking heeft<br />

gehad.<br />

De terugkeer naar de vrijstellingsregeling moet ter kennis worden gebracht aan het<br />

controlekantoor waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert, bij ter post aangetekende<br />

brief en dit vóór 1 decem<strong>be</strong>r (KB nr. 19, art.6, tweede lid).<br />

M.a.w. de optie heeft uitwerking voor een periode van twee volledige kalenderjaren<br />

boven het resterend gedeelte van het jaar waarin de optie uitwerking heeft. Wanneer<br />

deze termijn verstreken is wordt, bij gebrek aan een ter post aangetekend schrijven<br />

vóór 1 decem<strong>be</strong>r waarin afstand wordt gedaan van de normale regeling of de<br />

forfaitaire regeling, de optie geacht stilzwijgend te zijn verlengd.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een optie uitgeoefend op 8 septem<strong>be</strong>r 2009 heeft uitwerking op 1 novem<strong>be</strong>r 2009. De <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die vanaf die datum onderworpen is aan de normale regeling of de forfaitaire regeling, kan<br />

slechts terugkeren naar de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting vanaf 1 januari 2012, indien hij vóór<br />

1 decem<strong>be</strong>r 2011 bij ter post aangetekend schrijven het hoofd van het btw-controlekantoor hiervan in<br />

kennis heeft gesteld. Zoniet zal hij minstens één kalenderjaar langer onderworpen blijven aan de<br />

normale regeling of de forfaitaire regeling.<br />

Het spreekt vanzelf dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen die opteren voor de normale regeling of de forfaitaire<br />

regeling onderworpen zijn aan het geheel van verplichtingen die voortvloeien uit deze regelingen.<br />

502. Verlies van de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting (KB nr. 19, art. 7).<br />

1° Overschrijding van de drempel.<br />

Principieel kan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting niet meer worden toegepast<br />

vanaf het tijdstip dat het gerealiseerde omzetcijfer meer dan 5.580 EUR <strong>be</strong>draagt.<br />

Uit hoofde van artikel 7, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19, vindt de<br />

overgang naar de normale regeling of de forfaitaire regeling plaats vanaf de eerste<br />

handeling, in z'n totaliteit <strong>be</strong>schouwd, waarbij de drempel van 5.580 EUR wordt<br />

overschreden (en niet meer na afloop van de maand waarin de overschrijding<br />

plaatsvindt).


(1 februari 2012)<br />

1219 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

V o o r b e e l d<br />

A, <strong>be</strong>lastingplichtige, onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting vanaf 1 januari 2005,<br />

stelt vast dat ingevolge een verkoop die hij in de loop van de maand septem<strong>be</strong>r 2009 zal verrichten,<br />

zijn omzetcijfer gerealiseerd vanaf het <strong>be</strong>gin van het jaar 6.500 EUR zal <strong>be</strong>reiken. Hij stelt het hoofd<br />

van het controlekantoor hiervan in kennis en hij zal onderworpen worden aan de normale regeling of<br />

eventueel aan de forfaitaire regeling voor deze handeling en de daarop volgende.<br />

Teneinde evenwel de formaliteiten te vermijden die de overgang van de ene regeling<br />

naar de andere regeling veroorzaken brengt een uitzonderlijke overschrijding met 10<br />

pct. van het toegelaten omzetcijfer geen wijziging van <strong>be</strong>lastingregeling met zich<br />

mee.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling van de <strong>be</strong>lasting kan<br />

slechts verder genieten van deze regeling wanneer de volgende twee voorwaarden<br />

gelijktijdig zijn vervuld:<br />

1) de overschrijding van de wettelijke drempel mag maximum 10 % <strong>be</strong>dragen<br />

EN<br />

2) de overschrijding dient uitzonderlijk te zijn.<br />

Ingeval van overschrijding van het <strong>be</strong>perkt omzetcijfer, moet de <strong>be</strong>trokken kleine<br />

onderneming het hoofd van het controlekantoor waaronder ze ressorteert, hiervan<br />

onmiddellijk in kennis stellen bij ter post aangetekende brief. Bovendien moet de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die de voorwaarden vervult om over te gaan naar de forfaitaire<br />

regeling in deze brief tevens de gewenste regeling vermelden (normale regeling of<br />

forfaitaire regeling). Bij ontstentenis hiervan zal de kleine onderneming onderworpen<br />

worden aan de normale regeling.<br />

Wanneer uit de omstandigheden duidelijk blijkt dat de <strong>be</strong>lastingplichtige niet meer<br />

<strong>be</strong>antwoordt aan het <strong>be</strong>grip "kleine onderneming" zal deze onderworpen worden<br />

aan de normale regeling of de forfaitaire regeling vanaf het verstrijken van de<br />

maand waarin de overschrijding is <strong>be</strong>reikt.<br />

2° Wijziging van werkzaamheid.<br />

In de regel is de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting toegankelijk voor elke <strong>be</strong>roepswerkzaamheid.<br />

Nochtans zal de <strong>be</strong>lastingplichtige die in het kader van een wijziging<br />

van werkzaamheid, nog enkel handelingen verricht als <strong>be</strong>doeld in artikel 2 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19, niet meer kunnen genieten van de vrijstellingsregeling van<br />

<strong>be</strong>lasting.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1220<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting voor zijn<br />

werkzaamheid als kleinhandelaar in rookartikelen die de verkoop van alle bijhorigheden (asbakken,<br />

pijpen, aanstekers, enz, ...) stopzet om enkel nog tabaksfabrikaten te verkopen, zal worden uitgesloten<br />

van de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

503. Berekeningswijze van het <strong>be</strong>perkt omzetcijfer (KB nr. 19, art. 3).<br />

A. Handelingen die in aanmerking dienen te worden genomen bij de<br />

<strong>be</strong>rekening van het <strong>be</strong>perkt omzetcijfer:<br />

1° de leveringen van goederen en de dienstverrichtingen die onderworpen<br />

zijn aan de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (zelfs indien zij plaats<br />

vinden in het buitenland);<br />

2° de leveringen van goederen en de dienstverrichtingen die vrijgesteld zijn<br />

krachtens de artikelen 39 tot 42 van het Wetboek.<br />

B. Volgende handelingen dienen eveneens in aanmerking te worden<br />

genomen bij de <strong>be</strong>rekening van het omzetcijfer, tenzij ze het karakter<br />

van bijkomstige handelingen <strong>be</strong>zitten:<br />

1° de handelingen met <strong>be</strong>trekking tot onroerende goederen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 44, § 3, 1° en 2°, van het Wetboek;<br />

2° de bank- en financiële verrichtingen <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 5° tot 11°,<br />

van het Wetboek;<br />

3° de verzekerings- en herverzekeringsverrichtingen <strong>be</strong>doeld in artikel 44,<br />

§ 3, 4°, van het Wetboek.<br />

C. De navolgende handelingen komen niet in aanmerking bij de<br />

<strong>be</strong>rekening van het <strong>be</strong>perkt omzetcijfer:<br />

1° de overdracht van investeringsgoederen;<br />

2° de handelingen die van de vrijstellingsregeling zijn uitgesloten krachtens<br />

artikel 2 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19;


(1 februari 2012)<br />

1221 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

3° de handelingen die krachtens artikel 44, §§ 1 en 2, van het Wetboek van<br />

de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld;<br />

4° de handelingen die krachtens artikel 44, § 3, 3°, 12° en 13°, van het<br />

Wetboek zijn vrijgesteld.<br />

Wanneer éénzelfde <strong>be</strong>lastingplichtige verscheidene economische werkzaamheden<br />

uitoefent (b.v. boekhouding en het <strong>be</strong>heer van een verzekeringsportefeuille die niet<br />

als bijkomend wordt aangemerkt), dient er rekening te worden gehouden met het<br />

totaal<strong>be</strong>drag van de omzetcijfers gerealiseerd voor de verschillende werkzaamheden.<br />

Er moet echter geen rekening worden gehouden met de ontvangsten als loontrekkende<br />

evenmin als met deze afkomstig van het <strong>be</strong>heer van het privépatrimonium.<br />

Er dient echter opgemerkt te worden dat, wat <strong>be</strong>treft het ter <strong>be</strong>schikking stellen van<br />

stalling voor rijtuigen (garages of boxen) in de zin van artikel 18, § 1, tweede lid, 8°,<br />

van het Wetboek, ieder die deze handeling uitoefent onder de voorwaarden van de<br />

artikelen 2 en 4 van het Wetboek, de hoedanigheid heeft van <strong>be</strong>lastingplichtige en in<br />

voorkomend geval kan genieten van de bijzondere regeling voorzien bij artikel 56,<br />

§ 2, van het Wetboek.<br />

In dit geval heeft het aantal stallingen dat in huur wordt gegeven geen <strong>be</strong>lang<br />

(z. nr. 53).<br />

Wanneer verscheidene personen in onverdeeldheid of in vereniging een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid<br />

uitoefenen, dient er rekening te worden gehouden met het globaal<br />

omzetcijfer van deze werkzaamheden die ze gezamenlijk realiseren.<br />

Wanneer daarentegen echtgenoten een onderscheiden <strong>be</strong>roepswerkzaamheid<br />

uitoefenen (b.v. man ruitenwasser en echtgenote naaister), wordt afzonderlijk<br />

rekening gehouden met het gerealiseerd omzetcijfer van ieder van hen, ongeacht hun<br />

huwelijksvoorwaarden.<br />

V o o r b e e l d<br />

Bernard, onderwijzer, is btw-<strong>be</strong>lastingplichtige voor een aanvullende werkzaamheid. In de loop van<br />

het jaar 2002 zien zijn ontvangsten er als volgt uit:


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1222<br />

Aard van de handelingen Bedrag Handelingen in aanmerking<br />

te nemen voor het <strong>be</strong>palen<br />

van het omzetcijfer<br />

1 Bijhouden van de boekhouding van een<br />

vriend,handelaar gevestigd in België<br />

500 ja → 500<br />

2 Makelaarsloon ontvangen van een<br />

groothandelaar in speelgoed, gevestigd<br />

in België:<br />

ingevolge een tussenkomst bij de<br />

verkoop aan een kleinhandelaar<br />

gevestigd:<br />

in België<br />

(1 februari 2012)<br />

in Frankrijk<br />

in Honduras<br />

370<br />

500<br />

ja → 370<br />

ja → 500<br />

750 ja → 750<br />

3 Overdracht van een gebouw in oprichting,<br />

verkocht met btw als toevallige<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

75.000 neen<br />

4 Verkoop van een tweedehandse<br />

computer, die enkel gebruikt werd voor<br />

zijn <strong>be</strong>lastbare werkzaamheid als<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

250 neen<br />

5 Salaris als onderwijzer 25.000 neen<br />

6 Privé-lessen wiskunde gegeven aan<br />

leerlingen van de school waar hij les<br />

geeft<br />

990 neen<br />

7 Verkoop van aandelen verworven in 3.700 neen (<strong>be</strong>heer van het privé-<br />

gemeenschap met zijn echtgenote<br />

patrimonium)<br />

8 Verkoop in Turkije (uitvoer) van<br />

educatief speelgoed dat hij zelf<br />

vervaardigd heeft<br />

2.500 ja → 2.500<br />

9 Toevallige verkoop van een nieuwe<br />

wagen aan een particulier gevestigd in<br />

Frankrijk alwaar de wagen zal worden<br />

ingeschreven<br />

12.500 neen<br />

Totaal te weerhouden 4.620


504. Aftrek.<br />

(1 februari 2012)<br />

1223 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

De vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting sluit voor de <strong>be</strong>lastingplichtigen die eraan<br />

onderworpen zijn het recht op aftrek uit van de <strong>be</strong>lasting geheven van de goederen en<br />

de diensten die ze gebruiken voor het verrichten van hun handelingen.<br />

V o o r b e e l d<br />

X <strong>be</strong>gint zijn <strong>be</strong>lastbare werkzaamheid op 1 april 2008 en in functie van zijn exploitatie vooruitzichten<br />

wordt hij onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

Om zijn voorraad aan te leggen, koopt hij goederen die <strong>be</strong>stemd zijn voor doorverkoop:<br />

Bedrag exclusief btw 2.500 EUR<br />

Verschuldigde btw 21 % 525 EUR<br />

Totaal <strong>be</strong>drag 3.025 EUR<br />

Om zijn leveringen te verrichten koopt hij een lichte vrachtwagen:<br />

Bedrag exclusief btw 15.000 EUR<br />

Verschuldigde btw 21 % 3.150 EUR<br />

Totaal 18.150 EUR<br />

X mag noch de btw geheven bij de aankoop van de goederen, noch deze geheven bij de aankoop van<br />

de lichte vrachtwagen, in aftrek brengen.<br />

De wijziging van regeling (overgang van de vrijstellingsregeling naar een regeling met <strong>be</strong>taling van<br />

de <strong>be</strong>lasting of omgekeerd) leidt noodzakelijkerwijs tot een teruggaaf van <strong>be</strong>lasting of tot een<br />

herziening van de aftrek.<br />

504/2. Teruggaaf.<br />

Wegens de algemene economie van de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting zijn de<br />

oorzaken van teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77, § 1, van het Wetboek die <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>n op uitgaande handelingen verricht door de kleine onderneming, niet van<br />

toepassing.<br />

Voor <strong>be</strong>paalde inkomende handelingen daarentegen, zou de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting, oorzaken van teruggaaf


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1224<br />

kunnen inroepen. Dit zou ondermeer het geval kunnen zijn voor intracommunautaire<br />

verwervingen <strong>be</strong>last bij <strong>be</strong>stemming (Wetboek, art. 77, § 1) en voor de invoeren van<br />

goederen afkomstig uit niet E.U.-lidstaten.<br />

In dat geval zal de teruggaaf geschieden overeenkomstig de artikelen 5, § 1, 8 3 en 9<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4.<br />

Tenslotte wordt een teruggaaf voorzien in artikel 11 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19,<br />

wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige niet meer onderworpen is aan de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting.<br />

505. Verplichtingen van de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting.<br />

1° Aangifte van aanvang, van wijziging en stopzetting van werkzaamheid.<br />

Overeenkomstig de <strong>be</strong>palingen van artikel 53, § 1, 1°, van het Wetboek, dient de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting, door<br />

middel van een aangifte die hij moet indienen bij het btw-controlekantoor waaronder<br />

hij ressorteert, de administratie in kennis te stellen van de aanvang, de wijziging of<br />

de stopzetting van zijn werkzaamheid.<br />

2° Facturatie (KB nr. 19, art.9).<br />

De kleine onderneming onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting dient<br />

facturen uit te reiken voor de handelingen die zij verricht met personen, andere dan<br />

natuurlijke personen die de handelingen <strong>be</strong>stemmen voor hun privé-gebruik, of voor<br />

de handelingen waarvoor, gezien hun aard, de ontheffing van de factureringsplicht<br />

niet geldt (Wetboek, art. 53, § 2, laatste lid).<br />

Nochtans, gezien de handelingen verricht met een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen<br />

aan de vrijstellingsregeling geen enkel recht op aftrek geven voor de medecontractant,<br />

mogen de facturen of de als zodanig geldende stukken afgeleverd door<br />

de kleine onderneming op geen enkele wijze de <strong>be</strong>lasting vermelden.<br />

Bovendien moet op deze facturen of documenten de vermelding worden aangebracht:<br />

"Kleine onderneming onderworpen aan de vrijstellingsregeling van<br />

<strong>be</strong>lasting. Btw niet toepasselijk."<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1225 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Deze bijzonderheden buiten <strong>be</strong>schouwing gelaten moet de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting bij het opmaken van zijn<br />

facturen of de als zodanig geldende stukken, de voorschriften naleven van artikel 5,<br />

§ 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 met uitzondering evenwel van de punten 8° en 9°<br />

van ditzelfde artikel (z. nr. 439).<br />

3° Meedelen van het BE-identificatienummer.<br />

De kleine onderneming moet haar BE-identificatienummer aan haar klanten en<br />

leveranciers meedelen (vermelding op contracten, facturen, <strong>be</strong>stelbons, …).<br />

Evenwel, wanneer zij intracommunautaire verwervingen van goederen verricht mag<br />

zij haar identificatienummer aan haar leveranciers slechts meedelen als zij vooraf een<br />

verklaring van drempeloverschrijding heeft gedaan of zij de optie heeft uitgeoefend<br />

om haar intracommunautaire verwervingen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen (zodra<br />

de onderneming aan haar leverancier haar identificatienummer voorafgegaan door de<br />

letters BE meedeelt wordt zij geacht te heb<strong>be</strong>n geopteerd) (art. 25ter, § 1, 2°, c, van<br />

het Wetboek).<br />

4° Factuurboeken - Boek <strong>be</strong>doeld in artikel 14, § 5, van het KB nr. 1.<br />

Overeenkomstig artikel 14, § 4, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 is de kleine<br />

onderneming onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting ontheven van<br />

het houden van een inkomend en een uitgaand factuurboek voor zover zij de<br />

ontvangen facturen en stukken en de dub<strong>be</strong>ls van de uitgereikte facturen en stukken<br />

<strong>be</strong>waart volgens een ononderbroken reeks nummers, toegekend bij de ontvangst<br />

ervan indien het inkomende facturen <strong>be</strong>treft en toegekend naarmate van hun<br />

uitreiking indien het uitgaande facturen <strong>be</strong>treft.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting<br />

gebruik maakt van deze ontheffing dient hij het boek te houden <strong>be</strong>doeld in artikel 14,<br />

§ 5, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, waarin de handelingen worden ingeschreven<br />

waarvoor hijzelf gehouden is tot <strong>be</strong>taling van de btw aan de Schatkist (z. nr. 465).<br />

In dit boek worden de facturen en stukken ingeschreven met <strong>be</strong>trekking tot:<br />

- intracommunautaire verwervingen die <strong>be</strong>lastbaar zijn in België (Wetboek,<br />

art. 51, § 1, 2°);<br />

- handelingen waarvoor de aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting onderworpen<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige optreedt als ontvanger van de dienst, en waarbij hij<br />

ertoe gehouden is de <strong>be</strong>lasting te <strong>be</strong>talen krachtens artikel 51, § 2, van het<br />

Wetboek;


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1226<br />

- handelingen waarvoor de aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting onderworpen<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige optreedt als medecontractant van de niet in België<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige en waarbij hij ertoe gehouden is de <strong>be</strong>lasting te<br />

<strong>be</strong>talen overeenkomstig de <strong>be</strong>palingen van artikel 5 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 31.<br />

5° Dagontvangstenboek.<br />

De ontvangsten moeten globaal van dag tot dag worden ingeschreven in het<br />

dagontvangstenboek (KB nr. 1, art. 15, § 4).<br />

Een afzonderlijke inschrijving, met vermelding van de aard van de verkochte<br />

goederen, is evenwel noodzakelijk voor de ontvangsten voortkomende van de<br />

leveringen van goederen waarvan de prijs, per in de handel gebruikelijke eenheid,<br />

meer <strong>be</strong>draagt dan 250 EUR.<br />

Deze in het voormelde lid <strong>be</strong>doelde afzonderlijke inschrijving mag worden<br />

vervangen door een dagelijkse globale inschrijving wanneer de verantwoordingsstukken<br />

die opgesteld moeten worden, <strong>be</strong>nevens de ontvangst, de aard van de<br />

verkochte goederen nauwkeurig vermelden.<br />

Het houden van een dagontvangstenboek zoals opgelegd aan de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting heeft enkel tot doel deze<br />

laatste toe te laten gemakkelijk de evolutie van zijn omzetcijfer te volgen en de<br />

administratie toe te laten na te gaan of de kleine onderneming terecht geniet van de<br />

vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

In de praktijk mag het kasboek op zulke wijze worden aangepast dat het eveneens<br />

dienst doet als dagontvangstenboek waarin, samen met de nodige vermeldingen,<br />

zowel de ontvangsten van de gefactureerde handelingen als deze waarvoor gebruik<br />

wordt gemaakt van de ontheffing van de factureringsplicht worden ingeschreven.<br />

6° Ta<strong>be</strong>l van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen.<br />

Teneinde de <strong>be</strong>drijfsmiddelen te kunnen volgen gedurende 5 of 15 jaar dient, met het<br />

oog op een eventuele herziening van de btw geheven van deze <strong>be</strong>drijfsmiddelen, de<br />

kleine onderneming een ta<strong>be</strong>l van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen te houden.<br />

Deze ta<strong>be</strong>l moet inzonderheid volgende elementen <strong>be</strong>vatten:<br />

a) de aard en de <strong>be</strong>naming van het goed;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1227 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

b) de datum en het nummer van de aankoopfactuur of het invoerdocument;<br />

c) de datum van de aankoop en de datum van de ingebruikname van het goed;<br />

d) de prijs, exclusief btw, of de waarde van het goed;<br />

e) het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>taalde btw.<br />

Er dient geen afzonderlijke ta<strong>be</strong>l te worden gehouden indien deze elementen kunnen<br />

teruggevonden worden in de afschrijvingsta<strong>be</strong>llen die gehouden moeten worden<br />

inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen.<br />

7° Jaarlijkse opgave van de afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen en jaarlijkse<br />

aangifte van het omzetcijfer.<br />

Vóór 31 maart van ieder jaar moet de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting bij het btw-controlekantoor waaronder hij ressorteert<br />

een opgave indienen waarin, voor elke afnemer-<strong>be</strong>lastingplichtige waaraan hij<br />

goederen heeft geleverd of diensten heeft verstrekt voor minstens 250 EUR,<br />

volgende gegevens worden opgenomen:<br />

a) naam en adres van de afnemer;<br />

b) het identificatienummer dat aan deze afnemer inzake btw werd toegekend;<br />

c) het totaal <strong>be</strong>drag van de aan deze afnemer in de loop van het vorige<br />

kalenderjaar geleverde goederen en diensten.<br />

Te dien einde moet hij klantenrekeningen bijhouden. Deze klantenrekeningen zijn<br />

aan geen enkele vormvoorwaarde onderworpen. De administratie aanvaardt elke<br />

manier welke toelaat te voldoen aan de verplichting om de jaarlijkse opgave van de<br />

afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen op te stellen.<br />

Bovendien zijn de kleine ondernemingen die de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting<br />

toepassen op 31 decem<strong>be</strong>r van het jaar waarop bovengenoemde opgave <strong>be</strong>trekking<br />

heeft, gehouden deze opgave aan te vullen met een verklaring die melding maakt<br />

van:<br />

a) het <strong>be</strong>drag van het omzetcijfer gerealiseerd in de loop van het kalenderjaar<br />

waarop deze lijst <strong>be</strong>trekking heeft, <strong>be</strong>rekend overeenkomstig artikel 3 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 19 (z. nr. 503);


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1228<br />

b) de datum (dag/maand) waarop de kleine onderneming van de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting is <strong>be</strong>ginnen genieten, indien de werkzaamheid<br />

onder de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting werd aangevangen in de loop van<br />

het jaar waarop voornoemde lijst <strong>be</strong>trekking heeft.<br />

De jaarlijkse opgave van de afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen en de aangifte van het<br />

omzetcijfer maken het voorwerp uit van één enkel formulier.<br />

De verplichting om deze opgave langs elektronische weg in te dienen geldt niet voor<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is aan de vrijstellingsregeling. Hij kan wel<br />

opteren om de indiening op elektronische wijze te doen.<br />

8° Opgave van de intracommunautaire handelingen<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling moet, in voorkomend<br />

geval, een opgave van zijn intracommunautaire handelingen (diensten <strong>be</strong>oogd door<br />

de algemene regel van de plaats van vestiging van de afnemer en die niet zijn<br />

vrijgesteld in de lidstaat van de afnemer).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling is niet gehouden deze<br />

listing op elektronische wijze in te dienen maar kan hier steeds voor opteren.<br />

9° Bijzondere aangifte<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling moet een bijzondere<br />

aangifte, <strong>be</strong>doeld in artikel 53ter van het Wetboek, indienen uiterlijk de 20 ste dag van<br />

de maand die volgt op het kalenderkwartaal waarin hij een goed of een dienst heeft<br />

ontvangen waarvoor hij schuldenaar is van de btw.<br />

506. Intracommunautaire handelingen.<br />

A. De <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling handelt<br />

in de hoedanigheid van koper.<br />

In principe is de regeling van de intracommunautaire verwerving van toepassing van<br />

zodra de koper een <strong>be</strong>lastingplichtige is of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon.<br />

Nochtans zullen de intracommunautaire verwervingen die <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op<br />

andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen (Wetboek, art. 8bis, § 2) of accijnsproducten,<br />

verricht door <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de vrijstellingsregeling<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1229 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

niet onderworpen zijn aan de <strong>be</strong>lasting in België voor zover het <strong>be</strong>drag hiervan<br />

gedurende het lopende kalenderjaar of het vorige kalenderjaar niet hoger is dan<br />

11.200 EUR (Wetboek, art. 25ter, § 1, tweede lid, 2°, eerste lid, b en c). De<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling heeft nochtans de<br />

mogelijkheid te opteren voor de <strong>be</strong>lastingheffing van zijn intracommunautaire<br />

verwervingen, zelfs indien hij voornoemd <strong>be</strong>drag niet <strong>be</strong>reikt.<br />

1° Het <strong>be</strong>drag van de intracommunautaire verwervingen is niet hoger dan<br />

11.200 EUR en de <strong>be</strong>lastingplichtige opteert niet voor de <strong>be</strong>lastingheffing<br />

"bij <strong>be</strong>stemming".<br />

De intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen<br />

of accijnsproducten, verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan<br />

de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting zijn niet onderworpen aan de btw in België<br />

voor zover het jaarlijks globaal <strong>be</strong>drag hiervan niet hoger is dan 11.200 EUR.<br />

Om na te gaan of de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling<br />

voornoemde drempel overschrijdt, dient te worden nagegaan:<br />

a) of, gedurende het jaar voorafgaand aan het lopende kalenderjaar, hij aankopen<br />

heeft verricht in andere lidstaten voor een <strong>be</strong>drag (exclusief btw) hoger dan<br />

11.200 EUR; in <strong>be</strong>vestigend geval zullen al zijn intracommunautaire<br />

verwervingen vanaf de eerste aankoop in het lopende kalenderjaar <strong>be</strong>last<br />

worden in België;<br />

b) of, niettegenstaande de drempel van 11.200 EUR gedurende het vorig<br />

kalenderjaar niet werd overschreden, hij deze drempel gedurende het lopende<br />

kalenderjaar door een nieuwe intracommunautaire verwerving overschrijdt;<br />

vanaf dat ogenblik dient hij in dat geval deze nieuwe intracommunautaire<br />

verwerving en alle latere verwervingen in België aan de <strong>be</strong>lasting te<br />

onderwerpen.<br />

Voor een overzicht van de handelingen waarmee rekening moet worden gehouden bij<br />

de <strong>be</strong>rekening van de drempel van 11.200 EUR, wordt verwezen naar hoofdstuk<br />

IXbis, randnr. 310/25, III, A.<br />

Iedere overschrijding van de drempel van 11.200 EUR <strong>be</strong>doeld in artikel 25ter, § 1,<br />

tweede lid, 2°, eerste lid, b en c, van het Wetboek verplicht de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

onderworpen aan de vrijstellingsregeling:


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1230<br />

a) vooraleer de eerste intracommunautaire verwerving te verrichten die aanleiding<br />

geeft tot het overschrijden van die drempel, een verklaring van het overschrijden<br />

van die drempel in te dienen op het controlekantoor waaronder hij<br />

ressorteert (Wetboek, art. 53bis, § 1; KB nr. 10, art. 4, § 1);<br />

b) een bijzondere aangifte in te dienen van al de intracommunautaire verwervingen<br />

die hij in de loop van een kalenderkwartaal heeft verricht (Wetboek,<br />

art. 53ter, 1°);<br />

c) de <strong>be</strong>lasting die uit deze bijzondere aangifte blijkt te voldoen binnen de termijn<br />

voorzien voor het indienen van deze aangifte (Wetboek, art. 53ter, 2°);<br />

d) zijn BE-identificatienummer mee te delen aan zijn leverancier.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling de drempel van<br />

11.200 EUR nog niet heeft <strong>be</strong>reikt en wenst te genieten van het <strong>be</strong>lastingstelsel met<br />

<strong>be</strong>taling van de btw in de lidstaat van vertrek dan mag hij op geen enkel stuk<br />

(<strong>be</strong>stelbon, enz. ...) hetwelk hij meedeelt aan zijn leverancier gevestigd in een andere<br />

lidstaat, zijn btw-identificatienummer vermelden. De vermelding van zijn btwidentificatienummer<br />

doet vermoeden dat hij geopteerd heeft voor het stelsel van de<br />

<strong>be</strong>lastingheffing van de intracommunautaire verwerving, met als gevolg dat hij de<br />

btw zal moeten voldoen in België (Wetboek, art. 25ter, § 1, tweede lid, 2°, vierde<br />

lid).<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

S, schoonheidsspecialiste onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting, koopt in 2011 de<br />

volgende goederen:<br />

1° op 15 januari koopt ze in Frankrijk schoonheidsproducten voor een <strong>be</strong>drag van 1.250 EUR.<br />

→ de verschuldigde btw dient te worden <strong>be</strong>taald in Frankrijk door de leverancier tegen het<br />

in deze lidstaat van kracht zijnde btw-tarief.<br />

2° op 20 april levert een in Duitsland gevestigde leverancier haar een massageapparaat voor een<br />

prijs van 6.200 EUR.<br />

→ de verschuldigde btw is <strong>be</strong>taalbaar in Duitsland door de leverancier tegen het in deze<br />

lidstaat van kracht zijnde btw-tarief, <strong>be</strong>halve indien, in hoofde van de verkoper, het een<br />

verkoop op afstand <strong>be</strong>treft. In dit geval is de Belgische btw verschuldigd maar deze<br />

wordt door de leverancier zelf aan de Schatkist <strong>be</strong>taald.


(1 februari 2012)<br />

1231 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

2° Het <strong>be</strong>drag van de intracommunautaire verwervingen overschrijdt de<br />

drempel van 11.200 EUR.<br />

Indien hij niet geopteerd heeft voor de <strong>be</strong>lasting bij <strong>be</strong>stemming voor al zijn<br />

intracommunautaire verwervingen, is de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de<br />

vrijstellingsregeling gehouden jaarlijks, vóóraleer de eerste intracommunautaire<br />

verwerving van goederen te verrichten ten gevolge waarvan de drempel van<br />

11.200 EUR <strong>be</strong>doeld in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, eerste lid, b, van het<br />

Wetboek wordt overschreden, een verklaring van het overschrijden van die drempel<br />

in te dienen (Wetboek, art. 53bis, § 1, en KB nr. 10, art. 4, § 1).<br />

Bovendien houdt de overschrijding van de drempel van 11.200 EUR voor de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting de<br />

verplichting in een bijzondere aangifte in te dienen voor al de intracommunautaire<br />

verwervingen die hij verricht heeft tijdens een kalenderkwartaal alsmede de <strong>be</strong>lasting<br />

te <strong>be</strong>talen binnen de termijn voorzien voor het indienen van deze aangifte waaruit de<br />

opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting blijkt (Wetboek, art. 53ter).<br />

Hij moet eveneens zijn btw-identificatienummer aan zijn leverancier meedelen.<br />

Wanneer gedurende een kalenderkwartaal geen enkele handeling is verricht<br />

waarvoor hij schuldenaar is van de btw, moet deze bijzondere aangifte niet worden<br />

ingediend.<br />

In geval van overschrijding van de drempel van 11.200 EUR gedurende een<br />

kalenderjaar, wordt de regeling van <strong>be</strong>lasting "bij <strong>be</strong>stemming" automatisch<br />

toegepast vanaf de dag van de overschrijding van de drempel en dit tot 31 decem<strong>be</strong>r<br />

van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin de drempel werd overschreden<br />

(Wetboek, art. 50, § 1, laatste lid).<br />

V o o r b e e l d<br />

Het hiervoor weergegeven voor<strong>be</strong>eld, wordt vervolledigd als volgt:<br />

3° op 5 okto<strong>be</strong>r brengt S nieuwe schoonheidsproducten mee uit Frankrijk voor een <strong>be</strong>drag van<br />

1.500 EUR.<br />

→ zelfde oplossing als onder nr. 1° hiervoor.<br />

4° op 13 okto<strong>be</strong>r koopt ze in Nederland een P.C. Prijs: 2.000 EUR.<br />

→ de verschuldigde btw is <strong>be</strong>taalbaar in Nederland door de leverancier tegen het in deze<br />

lidstaat van kracht zijnde btw-tarief.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1232<br />

In dit stadium heeft ze intracommunautaire verwervingen verricht voor een totaal <strong>be</strong>drag van:<br />

{1.250 (1°) + 6.200 (2°) + 1.500 (3°) + 2.000 (4°)} = 10.950 EUR.<br />

5° Vóór eind 2011 wil ze nog een zonnebank kopen in Duitsland waarvan de prijs 2.500 EUR<br />

<strong>be</strong>draagt.<br />

Voor deze aankoop kan ze niet meer genieten van de regeling van <strong>be</strong>lastingheffing in het land<br />

van vertrek van de goederen.<br />

Vooraleer deze aankoop te verrichten dient ze dus het btw-controlekantoor waaronder zij<br />

ressorteert in kennis te stellen van het totaal <strong>be</strong>drag van de reeds verrichte intracommunautaire<br />

verwervingen en is ze voor de verwerving van de zonnebank gehouden tot het<br />

indienen van een bijzondere aangifte en de btw, waarvan de opeisbaarheid blijkt uit deze<br />

aangifte, in België te <strong>be</strong>talen.<br />

Zij zal ook haar btw-identificatienummer aan haar leverancier moeten meedelen.<br />

Aangezien zij in 2011 de drempel van 11.200 EUR heeft overschreden, zullen alle intracommunautaire<br />

verwervingen die zij in 2012 zal verrichten <strong>be</strong>last worden "bij <strong>be</strong>stemming"<br />

zoals op de hierboven <strong>be</strong>schreven manier.<br />

3° Optie voor de "<strong>be</strong>lastingheffing bij <strong>be</strong>stemming" voor de intracommunautaire<br />

verwervingen. (Wetboek, art. 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede<br />

lid en KB nr. 10, art. 4, § 2).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting<br />

heb<strong>be</strong>n het recht te opteren voor de <strong>be</strong>lastingheffing in België voor al hun intracommunautaire<br />

verwervingen.<br />

Deze optie moet worden ingediend bij het btw-controlekantoor waaronder de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert.<br />

Deze optie heeft uitwerking vanaf de datum van de indiening ervan en loopt tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar dat op de voormelde datum volgt.<br />

De <strong>be</strong>lastingheffing bij <strong>be</strong>stemming houdt voor de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen<br />

aan de vrijstellingsregeling de verplichting in een bijzondere aangifte in te dienen<br />

voor al de gedurende een kalenderkwartaal verrichte intracommunautaire verwervingen<br />

en de <strong>be</strong>lasting, waarvan de opeisbaarheid blijkt uit deze aangifte, te <strong>be</strong>talen<br />

binnen de termijn voorzien voor het indienen van deze aangifte.<br />

De optie houdt eveneens in dat de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling<br />

zijn btw-identificatienummer aan zijn leveranciers moet meedelen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1233 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

V o o r b e e l d<br />

Wanneer S in de <strong>be</strong>ide hiervoor opgenomen voor<strong>be</strong>elden, voor haar intracommunautaire<br />

verwervingen geopteerd heeft voor de <strong>be</strong>lastingheffing in België moet zij, ten laatste de 20 ste van de<br />

maand die volgt op ieder kalenderkwartaal waarin zij intracommunautaire verwervingen heeft<br />

verricht een bijzondere aangifte indienen en de verschuldigde btw <strong>be</strong>talen:<br />

- ten laatste op 20 april 2011: indiening van de bijzondere aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

intracommunautaire verwervingen van 15 januari 2011 en <strong>be</strong>taling van de hierop <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>nde btw;<br />

- ten laatste op 20 juli 2011: indiening van de bijzondere aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

intracommunautaire verwervingen van 20 april 2011 en <strong>be</strong>taling van de hierop <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>nde btw;<br />

- op 20 okto<strong>be</strong>r 2011: geen bijzondere aangifte in te dienen vermits er geen enkele intracommunautaire<br />

verwerving verricht werd in de loop van het derde kwartaal 2011;<br />

- ten laatste op 20 januari 2012: indiening van de bijzondere aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

intracommunautaire verwervingen van 5 en 13 okto<strong>be</strong>r 2011 alsmede van de verwerving van<br />

de zonnebank, en <strong>be</strong>taling van de btw met <strong>be</strong>trekking tot deze drie verwervingen.<br />

Ten gevolge van de in januari 2011 uitgeoefende optie zullen alle door S. verrichte intracommunautaire<br />

verwervingen minstens tot 31 decem<strong>be</strong>r 2013 <strong>be</strong>last worden in België.<br />

4° Bijzondere gevallen.<br />

a) Intracommunautaire verwerving van goederen onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel door een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen<br />

aan de vrijstellingsregeling, wanneer de medecontractant, gevestigd<br />

in een andere lidstaat:<br />

1) een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is (particulier, niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon): noch de verkoop, noch de intracommunautaire<br />

verwerving is <strong>be</strong>lastbaar met btw;<br />

2) een als zodanig handelende <strong>be</strong>lastingplichtige is op wie ten aanzien<br />

van de door hem verrichte handelingen een vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting van toepassing is vergelijkbaar met de vrijstellingsregeling<br />

in België (z. art. 282 tot 292 van Richtlijn 2006/112/EG):<br />

in dit geval, verkoopt hij een goed "voor<strong>be</strong>lasting in<strong>be</strong>grepen", daar<br />

hij de voor<strong>be</strong>lasting niet in aftrek kan brengen. De intracommunautaire<br />

verwerving van dit goed is niet onderworpen aan de<br />

btw;


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1234<br />

(1 februari 2012)<br />

3) een landbouwondernemer is die als zodanig optreedt en die<br />

onderworpen is aan de bijzondere landbouwregeling (z. art. 295 tot<br />

305 van Richtlijn 2006/112/EG):<br />

- de intracommunautaire verwerving van goederen is onderworpen<br />

aan de btw wanneer de drempel van 11.200 EUR<br />

wordt overschreden of wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

onderworpen aan de vrijstellingsregeling geopteerd heeft<br />

voor de <strong>be</strong>lastingheffing in België. De Schatkist van de<br />

andere lidstaat kent aan de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen<br />

aan de vrijstellingsregeling de teruggaaf toe van het <strong>be</strong>drag<br />

van de forfaitaire compensatie die hij aan de landbouwer<br />

onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling heeft<br />

<strong>be</strong>taald;<br />

- de intracommunautaire verwerving van goederen is niet<br />

onderworpen aan de btw wanneer de drempel van<br />

11.200 EUR niet wordt overschreden en wanneer de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling<br />

niet geopteerd heeft voor de <strong>be</strong>lastingheffing in het land van<br />

<strong>be</strong>stemming. De <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de<br />

vrijstellingsregeling <strong>be</strong>taalt het <strong>be</strong>drag van de forfaitaire<br />

compensatie aan de landbouwer onderworpen aan de<br />

bijzondere landbouwregeling maar heeft geen recht op<br />

teruggaaf;<br />

4) een <strong>be</strong>lastingplichtige is die als zodanig optreedt en onderworpen is<br />

aan een vrijstellingregeling die vergelijkbaar is met de regeling<br />

(z. art. 132 tot 137 van Richtlijn 2006/112/EG):<br />

- wanneer de drempel van 11.200 EUR niet wordt<br />

overschreden en de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de<br />

vrijstellingsregeling niet geopteerd heeft voor de <strong>be</strong>lastingheffing<br />

bij <strong>be</strong>stemming, is er geen btw verschuldigd in België<br />

en de btw in het land van oorsprong is slechts verschuldigd<br />

wanneer de wetgeving van deze andere lidstaat hierin<br />

voorziet;<br />

- wanneer de drempel van 11.200 EUR wordt overschreden of<br />

wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen van de vrijstellingsregeling<br />

geopteerd heeft voor de <strong>be</strong>lastingheffing in


(1 februari 2012)<br />

1235 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

België, zal de intracommunautaire verwerving moeten voorkomen<br />

in de bijzondere aangifte aangezien ze onderworpen is<br />

aan de btw op grond van artikel 25ter, § 1, van het Wetboek.<br />

Nochtans, voor zover er geen enkele btw zou verschuldigd<br />

zijn indien hij het goed in België had aangekocht, is deze<br />

intracommunautaire verwerving vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting<br />

krachtens artikel 40, § 1, 1°, a, van het Wetboek.<br />

b) Intracommunautaire verwerving van accijnsproducten.<br />

1) Energieproducten, alcohol en alcoholische dranken, met uitzondering<br />

van gas dat geleverd wordt via een op het grondgebied van<br />

de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een<br />

dergelijk systeem aangesloten net.<br />

Artikel 58, § 1bis, van het Wetboek en het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 51<br />

van 14 april 1993 voeren een vereenvoudigde regeling in voor de<br />

intracommunautaire verwerving van hogervermelde producten -<br />

welke inzake accijnzen reeds tot verbruik zijn uitgeslagen in een<br />

andere lidstaat - onder <strong>be</strong>zwarende titel en voor commerciële<br />

doeleinden verricht door, onder meer, de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

onderworpen aan de vrijstellingsregeling die, voor de intracommunautaire<br />

verwerving van andere goederen, de drempel van<br />

11.200 EUR niet heb<strong>be</strong>n overschreden of niet heb<strong>be</strong>n geopteerd<br />

voor de <strong>be</strong>lastingheffing bij <strong>be</strong>stemming.<br />

Voor deze <strong>be</strong>lastingplichtigen wordt de Belgische btw die<br />

verschuldigd is ingevolge intracommunautaire verwervingen van<br />

accijnsproducten andere dan tabaksfabrikaten, <strong>be</strong>taald op hetzelfde<br />

tijdstip als de accijns of de controleretributie en in voorkomend<br />

geval iedere andere indirecte <strong>be</strong>lasting, aan de ontvanger van de<br />

accijns waaronder ze ressorteren.<br />

De aangifte ten verbruik in België op het stuk van de accijns geldt<br />

als aangifte voor de <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde.<br />

In de praktijk dient de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de<br />

vrijstellingsregeling, voorafgaand aan de verzending van <strong>be</strong>doelde<br />

producten, de <strong>be</strong>taling van de accijns te verzekeren door storting<br />

van een waarborg aan de ontvanger van de accijns waaronder hij<br />

ressorteert.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1236<br />

(1 februari 2012)<br />

Bij ontvangst van de goederen zal deze ontvanger tegelijkertijd de<br />

accijns en de btw heffen met <strong>be</strong>trekking tot de intracommunautaire<br />

verwerving; hij zal tevens het <strong>be</strong>geleidingsdocument van de<br />

goederen viseren.<br />

Wanneer, na het tijdstip waarop in België de intracommunautaire<br />

verwerving plaatsvindt, de afnemer teruggaaf verkrijgt van de<br />

accijns voldaan in de lidstaat van vertrek van de verzending van de<br />

goederen (1) wordt de maatstaf van heffing van de btw dienovereenkomstig<br />

verlaagd.<br />

Dientengevolge kan de teveel <strong>be</strong>taalde btw het voorwerp uitmaken<br />

van een aanvraag om teruggaaf bij de ontvanger van de accijns die<br />

de waarborg heeft geïnd van zodra aan deze laatste het <strong>be</strong>wijs<br />

wordt geleverd van de teruggaaf van de accijns voldaan in de<br />

lidstaat van vertrek alsmede van de <strong>be</strong>taling van de Belgische btw.<br />

De schriftelijke aanvraag om teruggaaf moet worden ingediend<br />

vóór het verstrijken van het derde kalenderjaar na dat waarin de<br />

oorzaak van de teruggaaf zich heeft voorgedaan te rekenen vanaf<br />

het tijdstip waarop de vordering tot teruggaaf is ontstaan. Deze<br />

aanvraag moet minstens 7 EUR <strong>be</strong>dragen.<br />

2) Tabaksfabrikaten.<br />

Wat <strong>be</strong>treft de tabaksfabrikaten voorziet de regeling <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 58, § 1, van het Wetboek dat de btw wordt <strong>be</strong>taald op<br />

hetzelfde tijdstip als de accijns bij de ontvanger van het<br />

Accijnskantoor <strong>be</strong>voegd voor deze materie.<br />

De <strong>be</strong>taling van deze <strong>be</strong>lastingen laat de voormelde ontvanger toe<br />

de fiscale bandjes af te leveren.<br />

(1) De accijnsproducten zijn in het verkeer onder vrijstelling van de btw op basis van een wettelijke <strong>be</strong>paling die<br />

overeenstemt met artikel 39bis, 3°, van het Wetboek, <strong>be</strong>halve indien de in de lidstaat van vertrek gevestigde<br />

leverancier zelf een <strong>be</strong>lastingplichtige is die onderworpen is aan de vrijstellingsregeling. In dat geval wordt de<br />

Belgische btw niet geheven en de <strong>be</strong>lastingplichtige koper dient dan enkel de accijns te <strong>be</strong>talen.


(1 februari 2012)<br />

1237 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

B. De <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling handelt<br />

in hoedanigheid van verkoper.<br />

De vrijstelling voorzien voor de intracommunautaire leveringen van goederen door<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen is niet van toepassing indien zulke leveringen worden verricht<br />

door <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting<br />

(z. art. 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek).<br />

Er dient nochtans te worden opgemerkt dat hetgeen voorafgaat niet van toepassing is<br />

op de leveringen (toevallige leveringen onder <strong>be</strong>zwarende titel) van nieuwe vervoermiddelen<br />

in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2° van het Wetboek, onder de<br />

voorwaarden voorzien in artikel 39bis van het Wetboek. Dergelijke leveringen,<br />

welke steeds <strong>be</strong>last worden bij <strong>be</strong>stemming, volgen een voor hen bijzondere regeling.<br />

C. De <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling handelt<br />

in de hoedanigheid van afnemer van een dienst die wordt verricht door<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige die niet in België is gevestigd.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling een dienst<br />

afneemt, die voor hem wordt verricht door een niet in België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, en die geacht wordt plaats te vinden in België overeenkomstig<br />

artikel 21, § 2 van het Wetboek, is de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de<br />

vrijstellingsregeling schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting overeenkomstig artikel 51, § 2,<br />

eerste lid, 1° van het Wetboek.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling dient de btw over de<br />

dienstverrichting te voldoen via een bijzondere aangifte in de zin van artikel 53ter<br />

van het Wetboek.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een in België gevestigde kleine onderneming onderworpen aan de vrijstellingsregeling doet voor een<br />

advies <strong>be</strong>roep op een consultant die in Frankrijk is gevestigd. Het advies wordt verstrekt op<br />

25 januari 2010. De consultant rekent voor zijn diensten 350,00 EUR aan (exclusief btw).<br />

De Franse dienstverrichter brengt geen btw in rekening aan de kleine onderneming, omdat zijn dienst<br />

geacht wordt in België plaats te vinden (de lidstaat waar de ontvanger van de dienst is gevestigd).<br />

Bijgevolg is de Belgische btw opeisbaar.<br />

De kleine onderneming dient haar btw-identificatienummer mee te delen aan de consultant en de<br />

opeisbare btw op te nemen in de bijzondere btw-aangifte van het 1 ste kwartaal van 2010.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1238<br />

D. Het verrichten van een dienst door een <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

onderworpen is aan de vrijstellingsregeling aan een in een andere<br />

lidstaat gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen is aan de vrijstellingsregeling een dienst<br />

verricht voor een in een andere lidstaat gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die,<br />

overeenkomstig artikel 21, § 2 van het Wetboek, plaatsvindt waar de ontvanger is<br />

gevestigd en deze ontvanger in zijn lidstaat van vestiging schuldenaar is van de<br />

<strong>be</strong>lasting, dient hij het totale <strong>be</strong>drag van de door hem verrichte dienst op te nemen in<br />

de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen, met vermelding van code<br />

"S" (z. Wetboek art. 53sexies, § 1, 3°). Wanneer de dienst vrijgesteld zou zijn in de<br />

lidstaat van de ontvanger, mag die niet in de btw-opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen worden opgenomen.<br />

507. Wijziging van <strong>be</strong>lastingregeling. Gevolgen (KB nr. 19, artikelen 11 en 12).<br />

De kleine onderneming die niet langer onderworpen is aan de vrijstellingsregeling<br />

van <strong>be</strong>lasting en overgaat naar de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting of, eventueel<br />

naar de forfaitaire regeling, kan teruggaaf verkrijgen van de btw geheven:<br />

1° van de andere goederen dan <strong>be</strong>drijfsmiddelen, die nog niet werden vervreemd<br />

en van de diensten die nog niet werden gebruikt bij de wijziging van<br />

<strong>be</strong>lastingregeling;<br />

2° van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen die bij de wijziging nog <strong>be</strong>staan, voor zover die<br />

goederen nog bruikbaar zijn en het herzieningstijdvak <strong>be</strong>paald bij artikel 48,<br />

§ 2, van het Wetboek, of ter uitvoering ervan, niet is verstreken.<br />

Omgekeerd, zal de <strong>be</strong>lastingplichtige die overgaat van een regeling met <strong>be</strong>taling van<br />

de <strong>be</strong>lasting naar de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting, de onder de normale of de<br />

forfaitaire regeling in aftrek gebrachte btw geheel of gedeeltelijk, al naargelang van<br />

de aard van de nog aanwezige goederen of de nog niet verbruikte diensten op het<br />

tijdstip van de wijziging van <strong>be</strong>lastingregeling, moeten terugstorten aan de Staat.<br />

Er weze evenwel aangestipt dat wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige oorspronkelijk aan de<br />

forfaitaire regeling was onderworpen de terugstorting van de in aftrek gebrachte<br />

<strong>be</strong>lasting gedeeltelijk gecompenseerd wordt door de terug<strong>be</strong>taling van de forfaitaire<br />

<strong>be</strong>lasting.<br />

(1 februari 2012)


508. (Opgeheven).<br />

508/2. (Opgeheven).<br />

(1 februari 2012)<br />

1239 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Afdeling 3. - Bijzondere regeling voor landbouwondernemingen.<br />

509. Algemene <strong>be</strong>schouwingen.<br />

Artikel 57 van het Wetboek <strong>be</strong>paalt dat landbouwondernemers ten aanzien van de<br />

uitoefening van hun werkzaamheid niet gehouden zijn tot het naleven van de<br />

verplichtingen die op het stuk van facturering, aangifte en voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting, aan de <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn opgelegd, met uitzondering van de<br />

verplichtingen die voortvloeien uit de intracommunautaire handelingen die ze<br />

verrichten. Het legt tevens het <strong>be</strong>ginsel vast dat die ondernemers een op forfaitaire<br />

wijze <strong>be</strong>rekende voor<strong>be</strong>lasting terug<strong>be</strong>taald wordt door hun medecontractant,<br />

wanneer deze zelf hetzij een <strong>be</strong>lastingplichtige is, met uitzondering van een andere<br />

landbouwer die hier te lande zelf aan de bijzondere landbouwregeling van artikel 57<br />

van het Wetboek is onderworpen, hetzij een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon is<br />

die gehouden is intracommunautair te verwerven in de lidstaat van aankomst van de<br />

goederen.<br />

De toepassing van dat stelsel is geregeld bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22.<br />

Met de term "landbouwregeling", die in deze afdeling wordt gebruikt, wordt de<br />

regeling van dat <strong>be</strong>sluit <strong>be</strong>doeld. De aanschrijving nr. 59/1970 geeft een toelichting<br />

bij die regeling.<br />

Sinds 1 januari 2010 krijgt de <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is aan de<br />

bijzondere landbouwregeling een btw-identificatienummer dat de letters BE <strong>be</strong>vat<br />

(art. 50 van het Wetboek). Hij is gehouden dit nummer aan al zijn leveranciers,<br />

dienstverrichters en klanten mee te delen.<br />

Inzake intracommunautaire handelingen wordt evenwel verwezen naar nr. 512/2<br />

hierna.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1240<br />

Wat <strong>be</strong>treft het merendeel van de diensten die hem worden verstrekt door niet in<br />

België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen, is de landbouwondernemer sinds 1 januari<br />

2010 schuldenaar van de btw. Hij moet deze btw opnemen in zijn bijzondere<br />

aangifte.<br />

510. Het <strong>be</strong>grip landbouwondernemer.<br />

Artikel 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22 merkt als landbouwondernemer aan, de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, met uitzondering van de btw-eenheid zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 4,<br />

§ 2 van het Wetboek, wiens <strong>be</strong>drijvigheid <strong>be</strong>staat in:<br />

1° algemene landbouw, groenteteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt,<br />

champignonteelt, teelt van zaai- en pootgoed en druiventeelt;<br />

2° veeteelt, pluimveeteelt, konijnenteelt en bijenteelt;<br />

3° boomkweek;<br />

4° bosbouw.<br />

Onder veeteelt verstaat men die welke normalerwijze op de hoeve gedaan wordt,<br />

hetzij met het oog op de productie (b.v. de teelt van melkkoeien), hetzij met het oog<br />

op de voortplanting, hetzij met het oog op de verkoop na vetmesting. In dit opzicht<br />

kunnen de dieren die gekocht worden met het oog op de wederverkoop niet<br />

<strong>be</strong>schouwd worden als deel uitmakend van een teelt, indien ze niet ten minste zes<br />

weken gehouden worden met het oog op het vetmesten.<br />

De veeteelt slaat niet op renpaarden, noch op pelsdieren (nertsen, chinchilla's,<br />

konijnen voornamelijk gekweekt voor de pels, enz.), vogels, honden, katten, dwerggeiten<br />

of proefdieren, zoals muizen en guinese biggetjes.<br />

De "pluimveeteelt" omvat de uitbating van broedmachines, daarin <strong>be</strong>grepen de<br />

productie van broedeieren, de teelt en het vermeerderen van geselecteerd materiaal,<br />

het vetmesten van kippen, de teelt van struisvogels en de teelt van fazanten en<br />

patrijzen, en het kweken van eenden <strong>be</strong>stemd om te worden doorverkocht na het<br />

vetmesten, wanneer de eenden met het oog op de vetmesting, gedurende ten minste<br />

12 dagen worden <strong>be</strong>waakt.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1241 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

De bijenteelt (met het oog op de productie van honing en was), de bosbouw en de<br />

boomkweek (kweek van planten van jonge bomen) vallen onder de landbouwregeling.<br />

Zijn daarentegen uitgesloten de teelt van wormen en escargots, net als de<br />

vis, de mossel- en de oesterteelt.<br />

511. Inkopen gedaan door landbouwondernemers.<br />

De gewone regelen gelden voor de inkopen, de intracommunautaire verwervingen en<br />

de invoeren gedaan door landbouwondernemers die onder de landbouwregeling<br />

vallen.<br />

Zo zullen hun leveranciers, wanneer zij zelf <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn die aan de<br />

normale regeling of aan de forfaitaire regeling zijn onderworpen, hun een factuur<br />

uitreiken en de verschuldigde btw op die factuur afzonderlijk in rekening brengen.<br />

Wat de intracommunautaire verwervingen <strong>be</strong>treft wordt verwezen naar nr. 512/2<br />

hierna.<br />

512. Handelingen waarvoor de landbouwregeling geldt.<br />

De landbouwregeling geldt ten aanzien van de volgende handelingen (KB nr. 22,<br />

art. 2, § 1).<br />

A. Levering van voortgebrachte of geteelde producten en van gefokte<br />

dieren (KB nr. 22, art. 2, § 1, 1°).<br />

De verkoper moet de producten heb<strong>be</strong>n voortgebracht of geteeld of de dieren heb<strong>be</strong>n<br />

gekweekt in de hoedanigheid van landbouwondernemer in de zin van artikel 1 van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22 (z. nr. 510).<br />

De landbouwregeling kan bijgevolg niet gelden wanneer de landbouwondernemer<br />

goederen verkoopt die hij heeft gekocht, zelfs indien het gaat om fruit of gewassen<br />

die hij heeft gekocht op stam of te velde. Zo dergelijke verkopen evenwel<br />

uitzonderlijk zijn, zal de toepassing van die regeling niet gekritiseerd worden.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1242<br />

Het is in principe niet van <strong>be</strong>lang of de voortgebrachte goederen <strong>be</strong>last zijn met het<br />

tarief van 6 pct. of met een ander tarief. De uitzondering opgenomen in artikel 2, § 2,<br />

3°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22, mag nochtans niet uit het oog worden verloren<br />

(z. nr. 513, 3°).<br />

De goederen moeten worden geleverd in de staat waarin ze worden voortgebracht of<br />

geteeld of na een primaire verwerking te heb<strong>be</strong>n ondergaan die normaal bij de<br />

landbouw<strong>be</strong>drijven <strong>be</strong>hoort.<br />

Als voor<strong>be</strong>elden van primaire verwerkingen kunnen worden opgesomd: het maken<br />

van boter en van kaas; het maken van yoghurt; het pasteuriseren, steriliseren,<br />

homogeniseren en op flessen trekken van melk van zijn productie; het sorteren van<br />

aardappelen of fruit; het drogen van granen, gras, enz.; het malen van koren tot<br />

bloem; het in potten verpakken van honing; het verpakken van eieren; het vellen van<br />

bomen en, eventueel, het tot blokken zagen van de stammen; het roten, zwingelen,<br />

breken en hekelen van vlas, het pasteuriseren en het opleggen in bokalen van zelf<br />

gekweekte zurkel (Beslissing nr. ET 92.609 van 24/3/1998).<br />

Daarentegen zijn geen primaire verwerkingen of <strong>be</strong>horen niet bij landbouw<strong>be</strong>drijven,<br />

in het bijzonder: het verwerken tot conserven (blik, enz.), het slachten van vee of<br />

pluimvee en de daarmee gepaard gaande <strong>be</strong>werkingen met het oog op de verkoop<br />

van het vlees, het tot planken zagen van hout, de <strong>be</strong>reiding van wijn en vruchtensap<br />

van druiven of andere vruchten; het maken van cider, de aanmaak van roomijs.<br />

B. Diensten ter uitvoering van contractteelt of contractmesterij (KB<br />

nr. 22, art. 2, § 1, 2°).<br />

Onder "teeltcontract" wordt verstaan de overeenkomst waarbij de landbouwer de<br />

grond ter <strong>be</strong>schikking stelt en al of een gedeelte van de verschillende land<strong>be</strong>werkingen<br />

uitvoert, gaande van het ploegen tot het oogsten, terwijl de<br />

medecontractant de landbouwer het zaai- en plantgoed en/of de meststoffen ter<br />

<strong>be</strong>schikking stelt, die nodig zijn voor de teelt, waarvan hij voornemens is de vruchten<br />

voor zich te houden. Eventueel neemt hij ook de uitvoering van zekere land<strong>be</strong>werkingen<br />

op zich (<strong>be</strong>sproeien, maaien, wieden, enz.).<br />

Onder "mesterijcontract" wordt verstaan het contract waarbij de landbouwondernemer<br />

zich verbindt de hem toevertrouwde dieren, die de eigendom van zijn<br />

medecontractant blijven, te voeren en te verzorgen. Eventueel stelt de medecontractant<br />

het veevoeder te zijner <strong>be</strong>schikking.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1243 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

De overeenkomsten van contractteelt of contractmesterij kunnen verscheidene<br />

aspecten vertonen.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

Wanneer de landbouwondernemer eigenaar is van de dieren die hij vetmest en hij daarvoor door zijn<br />

medecontractant ter <strong>be</strong>schikking gestelde goederen gebruikt, wordt de levering van die dieren <strong>be</strong>doeld<br />

in letter A (b.v. levering van varkens, waarvan de landbouwondernemer eigenaar is, vetgemest met<br />

voeder verschaft door een veevoeder<strong>be</strong>drijf).<br />

Wanneer de landbouwondernemer dieren (bv. vleesvarkens, braadkippen, ...) vetmest die aan zijn<br />

medecontractant toe<strong>be</strong>horen, al dan niet met voeder dat ter zijner <strong>be</strong>schikking wordt gesteld, dan<br />

verstrekt hij een dienst van contractmesterij zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 2, § 1, 2°, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 22.<br />

De teelt of de mesterij moet natuurlijk <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op producten of dieren <strong>be</strong>doeld in artikel 1<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22, bijvoor<strong>be</strong>eld de teelt van vlas, erwten, aardappelen, enz.. Het fokken<br />

van nertsen is daarvan dus uitgesloten (z. nr. 510).<br />

C. Onderlinge landbouwhulp (KB nr. 22, art. 2, § 1, 3°).<br />

Andere dan in letter B <strong>be</strong>doelde diensten vallen onder de landbouwregeling wanneer<br />

ze als onderlinge landbouwhulp worden verricht zonder het gebruik van machines,<br />

tenzij het zou gaan om machines die slechts uitzonderlijk dienen voor het verrichten<br />

van werk voor rekening van anderen, dat is voor werk buiten het eigen <strong>be</strong>drijf van de<br />

dienstverrichter.<br />

Onderlinge landbouwhulp is een dienst verstrekt aan een ander landbouwondernemer,<br />

gewoonlijk op basis van wederkerigheid, bij ziekte, ongeval, ongunstig<br />

weder, enz., zonder enige vergoeding in geld of tegen een vergoeding die alleen de<br />

gedane uitgaven dekt (loonkosten).<br />

Wanneer een landbouwondernemer geregeld diensten verricht die niet zijn <strong>be</strong>oogd<br />

onder B en C en niet de voorwaarden vervult om te genieten van de vrijstellingsregeling<br />

voor kleine ondernemingen, dan is hij een ondernemer van werken, die voor<br />

zijn volledige werkzaamheid, in<strong>be</strong>grepen die van landbouwondernemer, aan de<br />

gewone regeling onderworpen is (Wetboek, art. 57, § 6, 2°) (zie nr. 517, A, 2).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1244<br />

D. Leveringen van gebruikte <strong>be</strong>drijfsmiddelen en andere in het <strong>be</strong>drijf<br />

gebruikte goederen (KB nr. 22, art. 2, § 1, 4°).<br />

De landbouwregeling is van toepassing op leveringen van gebruikte <strong>be</strong>drijfsmiddelen<br />

en van andere goederen die de landbouwondernemer in zijn <strong>be</strong>drijf heeft gebruikt.<br />

Zulks <strong>be</strong>tekent dat de landbouwondernemer geen factuur moet uitreiken (zelfs geen<br />

aankoopborderel moet ontvangen) en ook geen btw moet in rekening brengen en aan<br />

de Staat afdragen wanneer hij een auto, een maaidorser, een landbouwtractor, een<br />

vrachtwagen of ander dergelijk materieel verkoopt, of andere goederen die hij in zijn<br />

<strong>be</strong>drijf heeft gebruikt en die geen <strong>be</strong>drijfsmiddelen zijn (klein materieel, mest,<br />

gebruikte verpakkingsmiddelen, enz.). Bij de aankoop van deze goederen heeft de<br />

landbouwer geen btw gerecupereerd vermits deze <strong>be</strong>grepen is in zijn forfaitaire<br />

compensatie die hem werd doorgestort ter gelegenheid van de verrichtingen <strong>be</strong>doeld<br />

in nummers 512A en 512B. Hetzelfde geldt voor de verkoop van goederen die hij in<br />

zijn onderneming heeft gebruikt en die geen <strong>be</strong>drijfsmiddelen zijn (klein materieel,<br />

mest, gebruikte verpakking, enz.).<br />

Hij ontvangt geen forfaitaire compensatie meer voor zulke verkopen.<br />

Opmerking.<br />

Vanaf 1 januari 2002, is de bijzondere regeling van artikel 57 van toepassing op de<br />

verkoop van alle goederen - zonder uitzondering - die de landbouwondernemer heeft<br />

gebruikt in zijn onderneming, zelfs wanneer hij bijvoor<strong>be</strong>eld een vervoermiddel<br />

verkoopt dat hij als <strong>be</strong>drijfsmiddel heeft gebruikt.<br />

E. Bijzondere gevallen.<br />

De handelingen waarvan hierna sprake, die thans een gangbare praktijk vormen in de<br />

landbouwwereld en gepaard gaan met hoge vergoedingen, kunnen niet worden<br />

gesitueerd in de huidige tekst van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22. In afwachting van de<br />

aanpassing van dit koninklijk <strong>be</strong>sluit worden deze handelingen geïnterpreteerd als<br />

<strong>be</strong>horende tot het toepassingsgebied van het KB nr. 22. Hierdoor is de landbouwer<br />

bij de uitvoering van dergelijke handelingen onderworpen aan de bijzondere<br />

landbouwregeling. Deze handelingen geven evenwel geen aanleiding tot het <strong>be</strong>talen<br />

van een forfaitaire compensatie aan de landbouwondernemer.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1245 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

1. Vergoeding <strong>be</strong>taald door een varkensmest<strong>be</strong>drijf aan landbouwers voor het<br />

storten van <strong>be</strong>drijfsmest op gronden van deze laatsten.<br />

De vergoeding die door een varkensmest<strong>be</strong>drijf wordt <strong>be</strong>taald aan een<br />

landbouwer voor het mogen storten van <strong>be</strong>drijfsmest op gronden van<br />

laatstgenoemde is de tegenprestatie van een dienst in de zin van artikel 18, § 1,<br />

eerste lid, van het Btw-Wetboek die onderworpen is aan het normale btw-tarief<br />

dat thans 21 pct. <strong>be</strong>draagt.<br />

Ingeval de <strong>be</strong>trokken landbouwer onderworpen is aan de bijzondere landbouwregeling<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het Btw-Wetboek, valt deze dienst<br />

binnen de toepassingssfeer van de bijzondere landbouwregeling, zodat er voor<br />

deze handeling geen btw moet worden in rekening gebracht. De afnemer van<br />

de dienst (het varkensmest<strong>be</strong>drijf), moet voor die handeling aan de forfaitaire<br />

landbouwondernemer geen forfaitaire compensatie <strong>be</strong>talen (Beslissing<br />

nr. ET 89.594 van 6/5/1997).<br />

2. De vergoeding <strong>be</strong>taald door een veiling aan een landbouwer voor het ophalen<br />

van <strong>be</strong>dorven of <strong>be</strong>schadigd fruit dat zal verspreid worden op de velden van<br />

deze landbouwer.<br />

De uiteenzetting onder punt 1 hierboven vermeld, is hierop mutatis mutandis<br />

van toepassing.<br />

3. Btw-regeling van toepassing op handelingen <strong>be</strong>treffende melkquota.<br />

Enkel de tijdelijke overdracht van het melkquotum is onderworpen aan de btw.<br />

Bovendien, wanneer deze overdracht wordt verricht door een landbouwondernemer<br />

onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 57 van het Btw-Wetboek, aanvaardt de administratie dat genoemde<br />

overdracht de bijzondere landbouwregeling geniet zodat naar aanleiding<br />

van deze handeling geen btw dient te worden aangerekend. De verwerver is er<br />

evenmin toe gehouden voor deze handeling de forfaitaire compensatie te<br />

<strong>be</strong>talen aan de landbouwondernemer.<br />

Daarentegen <strong>be</strong>schouwt de administratie de vergoeding die verkregen wordt als<br />

tegenprestatie voor:<br />

● de definitieve overdracht van het quotum (gepaard gaande met de<br />

overdracht of de verhuur van gronden of in het kader van de procedure<br />

van herverdeling van quota);


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1246<br />

● de definitieve <strong>be</strong>ëindiging van de melkproductie;<br />

niet als de prijs van een dienstprestatie zodat de ter zake ontvangen vergoeding<br />

niet aan de btw onderworpen is (Beslissing nr. ET 87.178 van 9/1/1998,<br />

zie ook nr. 45).<br />

512/2. Intracommunautaire handelingen.<br />

A. Intracommunautaire verwervingen.<br />

De situatie van de aan de bijzondere landbouwregeling onderworpen landbouwondernemer<br />

verschilt naargelang hij intracommunautaire verwervingen verricht voor<br />

een <strong>be</strong>drag dat kleiner of groter is dan 11.200 EUR per jaar, of indien de drempel van<br />

11.200 EUR niet is <strong>be</strong>reikt, hij opteert voor de <strong>be</strong>lastingheffing in "de lidstaat van<br />

<strong>be</strong>stemming" van al zijn intracommunautaire verwervingen.<br />

Voor een overzicht van de handelingen waarmee rekening moet worden gehouden bij<br />

de <strong>be</strong>rekening van de drempel van 11.200 EUR, wordt verwezen naar hoofdstuk<br />

IXbis, randnr. 310/25, III, A.<br />

a) Het <strong>be</strong>drag van de intracommunautaire verwervingen overschrijdt de<br />

drempel van 11.200 EUR per jaar niet en de <strong>be</strong>lastingplichtige opteert niet<br />

voor de <strong>be</strong>lastingheffing in "de lidstaat van <strong>be</strong>stemming".<br />

In afwijking van het algemeen principe van <strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van<br />

<strong>be</strong>stemming, zijn intracommunautaire verwervingen verricht door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling niet<br />

onderworpen aan btw in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming indien:<br />

1° het gaat om andere goederen dan:<br />

(1 februari 2012)<br />

a) goederen die door of voor rekening van de leverancier zullen<br />

worden geïnstalleerd of gemonteerd;<br />

b) nieuwe vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, van het<br />

Wetboek;<br />

c) accijnsproducten (energieproducten, alcohol en alcoholische<br />

dranken, tabaksfabrikanten, zoals omschreven in de vigerende<br />

communautaire <strong>be</strong>palingen, met uitzondering van gas dat geleverd


(1 februari 2012)<br />

1247 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

wordt via een op het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd<br />

aardgassysteem of eender welk op een dergelijk systeem<br />

aangesloten net) (z. bijzondere regeling, artikel 58, § 1 en § 1bis<br />

van het Wetboek);<br />

2° de goederen in hoofde van de verkoper niet het voorwerp uitmaken van<br />

een verkoop op afstand. In dat geval wordt de btw door de leverancier<br />

<strong>be</strong>taald in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming van de goederen (Wetboek, art. 15,<br />

§ 4); in hoofde van de koper gaat het om een interne aankoop in België.<br />

Belangrijke opmerkingen.<br />

Elke overschrijding van de drempel van 11.200 EUR verplicht de landbouwondernemer<br />

onderworpen aan de bijzondere regeling ertoe:<br />

a) aangifte te doen van het overschrijden van deze drempel bij het controlekantoor<br />

waaronder hij ressorteert en dit voorafgaandelijk aan de eerste<br />

intracommunautaire verwerving ten gevolge waarvan de drempel wordt<br />

overschreden (Wetboek, art. 53bis, § 1);<br />

b) aan de verkoper zijn btw-identificatienummer mede te delen voorafgegaan<br />

door de letters BE (Wetboek, art. 53quater, § 1);<br />

c) een bijzondere btw-aangifte in te dienen tot vaststelling van de gedurende een<br />

kalenderkwartaal verrichte intracommunautaire verwervingen (Wetboek,<br />

art. 53ter, 1°);<br />

d) de verschuldigde btw te voldoen binnen de termijn voorzien voor de indiening<br />

van deze bijzondere btw-aangifte (Wetboek, art. 53ter, 2°).<br />

Indien de landbouwer onderworpen aan de bijzondere regeling de drempel van<br />

11.200 EUR nog niet heeft <strong>be</strong>reikt en wenst te genieten van het <strong>be</strong>lastingstelsel met<br />

<strong>be</strong>taling van de btw in de lidstaat van vertrek dan mag hij op geen enkel stuk<br />

(<strong>be</strong>stelbon, enz. ...) hetwelk hij meedeelt aan zijn leverancier gevestigd in een andere<br />

lidstaat, zijn btw-identificatienummer vermelden. De vermelding van zijn btwidentificatienummer<br />

doet vermoeden dat hij geopteerd heeft voor het stelsel van de<br />

<strong>be</strong>lastingheffing van de intracommunautaire verwerving, met als gevolg dat hij de<br />

btw zal moeten voldoen in België (Wetboek, art. 25ter, § 1, tweede lid, 2°, vierde<br />

lid).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1248<br />

In de mate waarin hij gehouden is tot <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting overeenkomstig<br />

artikel 51, § 1, 2° of 51, § 2, van het Wetboek, dient de landbouwondernemer een<br />

bijzondere btw-aangifte in te dienen en aan de Schatkist de verschuldigde <strong>be</strong>lasting<br />

te storten zonder dat deze evenwel aftrekbaar is.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

S., landbouwer onderworpen aan de bijzondere regeling die niet heeft geopteerd voor de<br />

<strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming van zijn intracommunautaire verwervingen, koopt in<br />

2011 volgende goederen:<br />

1° op 15 januari gaat hij naar Frankrijk waar hij fytofarmaceutische producten koopt voor een<br />

<strong>be</strong>drag van 1.000 EUR.<br />

De btw is verschuldigd en dient <strong>be</strong>taald te worden in Frankrijk door de leverancier tegen het<br />

btw-tarief dat van toepassing is in die lidstaat.<br />

2° op 20 april levert een in Duitsland gevestigde leverancier hem een verstuivingstoestel voor de<br />

prijs van 6.000 EUR.<br />

De btw is verschuldigd en dient door de leverancier in Duitsland te worden <strong>be</strong>taald tegen het<br />

tarief van toepassing in die lidstaat <strong>be</strong>houdens, indien het in hoofde van de verkoper om een<br />

verkoop op afstand gaat. In dat geval is de Belgische btw verschuldigd die echter door de<br />

leverancier zelf aan de Schatkist moet worden <strong>be</strong>taald.<br />

b) Het <strong>be</strong>drag van de intracommunautaire verwervingen overschrijdt de<br />

drempel van 11.200 EUR.<br />

Tenzij hij voor al zijn intracommunautaire verwervingen heeft geopteerd voor de<br />

<strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming, is de landbouwondernemer<br />

onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling ertoe gehouden jaarlijks, vooraleer<br />

de eerste intracommunautaire verwerving van goederen te verrichten ten gevolge<br />

waarvan de in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, eerste lid, b, van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>doelde drempel van 11.200 EUR wordt overschreden, een verklaring van het<br />

overschrijden van die drempel in te dienen (Wetboek, art. 53bis, § 1 en KB nr. 10,<br />

art. 4, § 1).<br />

Het overschrijden van de drempel van 11.200 EUR brengt voor de landbouwondernemer<br />

onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling bovendien de<br />

verplichting met zich mee een bijzondere btw-aangifte in te dienen voor alle<br />

intracommunautaire verwervingen verricht in de loop van een kalenderkwartaal en<br />

de <strong>be</strong>lasting, waarvan de opeisbaarheid uit deze aangifte blijkt, te <strong>be</strong>talen binnen de<br />

termijn voorzien voor het indienen van deze aangifte.


(1 februari 2012)<br />

1249 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Indien in de loop van een kalenderkwartaal geen enkele intracommunautaire<br />

verwerving werd verricht moet de bijzondere btw-aangifte niet worden ingediend.<br />

Ingeval van overschrijding van de drempel van 11.200 EUR in de loop of op het<br />

einde van het kalenderjaar is het stelsel van <strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van<br />

<strong>be</strong>stemming automatisch van toepassing tot 31 decem<strong>be</strong>r van het kalenderjaar dat<br />

volgt op het jaar waarin de drempel voor het laatst werd overschreden (Wetboek,<br />

art. 50, § 1, laatste lid).<br />

V o o r b e e l d<br />

Het voor<strong>be</strong>eld hierboven wordt als volgt vervolledigd:<br />

3° op 5 okto<strong>be</strong>r brengt hij nieuwe fytofarmaceutische producten uit Frankrijk mee voor een<br />

<strong>be</strong>drag van 1.500 EUR.<br />

Zelfde oplossing als onder 1° hierboven.<br />

4° op 13 okto<strong>be</strong>r neemt hij in Nederland een computer in ontvangst. Prijs: 2.000 EUR.<br />

btw verschuldigd en <strong>be</strong>taald in Nederland door de leverancier tegen het tarief van toepassing<br />

in die lidstaat.<br />

In dit stadium heeft de <strong>be</strong>trokken landbouwondernemer reeds intracommunautaire<br />

verwervingen verricht voor een totaal <strong>be</strong>drag van [1.000 (1°) + 6.000 (2°) + 1.500 (3°) +<br />

2.000 (4°)] = 10.500 EUR.<br />

5° voor het eind van het jaar 2011 wil hij in Duitsland nog een zaaimachine aankopen waarvan<br />

de prijs 2.000 EUR <strong>be</strong>draagt.<br />

Voor deze aankoop kan hij niet meer genieten van het stelsel van <strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat<br />

van vertrek van de goederen. Hij zal dus, vooraleer deze aankoop te verrichten, het<br />

totaal<strong>be</strong>drag van de reeds verrichte intracommunautaire verwervingen ter kennis moeten<br />

brengen van het btw-controlekantoor waaronder hij ressorteert en voor de verwerving van de<br />

zaaimachine zal hij ertoe gehouden zijn aan zijn Duitse leverancier zijn btw-identificatienummer<br />

voorafgegaan door de letters BE mede te delen, in België de bijzondere btwaangifte<br />

in te dienen en er tevens de <strong>be</strong>lasting te voldoen waarvan de opeisbaarheid uit die<br />

aangifte blijkt.<br />

In rooster 71 van kader III dient hij het <strong>be</strong>drag van 2.000 EUR op te nemen, in rooster 80 van<br />

kader IV het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting zijnde 420 EUR (2.000 X 21%) en indien<br />

geen regularisatie dient te worden doorgevoerd dit <strong>be</strong>drag van 420 EUR naar rooster 83 over<br />

te dragen. Hij zal tevens gehouden zijn kader V in te vullen en er de gedane verrichtingen te<br />

detailleren.<br />

Gezien hij in 2011 de drempel van 11.200 EUR heeft overschreden zullen alle<br />

intracommunautaire verwervingen die hij in 2012 verricht <strong>be</strong>last worden in België (de lidstaat<br />

van <strong>be</strong>stemming) op de hiervoor vermelde wijze.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1250<br />

c) Optie voor de <strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming van de<br />

intracommunautaire verwervingen (Wetboek, art. 25ter, § 1, tweede lid,<br />

2°, tweede lid en KB nr. 10, art. 4, § 2).<br />

De landbouwondernemers onderworpen aan de bijzondere regeling heb<strong>be</strong>n het recht<br />

om te kiezen voor de <strong>be</strong>lastingheffing in België van al hun intracommunautaire<br />

verwervingen.<br />

Deze keuzeverklaring moet worden ingediend bij het btw-controlekantoor waaronder<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert.<br />

Deze keuze heeft uitwerking vanaf de dag van het indienen van de verklaring en<br />

geldt tot 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar dat volgt op de hiervoor vermelde datum.<br />

De <strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming brengt voor de landbouwondernemer<br />

de verplichting mee een bijzondere btw-aangifte in te dienen voor alle<br />

intracommunautaire verwervingen die hij verricht heeft in de loop van een<br />

kalenderkwartaal en binnen de termijn voorzien voor de indiening van de aangifte, de<br />

<strong>be</strong>lasting te <strong>be</strong>talen waarvan de opeisbaarheid uit die aangifte blijkt.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Indien S., in de voor<strong>be</strong>elden opgenomen hierboven, voor zijn intracommunautaire verwervingen op 10<br />

januari 2011 heeft gekozen voor de <strong>be</strong>lastingheffing in België, zal hij, uiterlijk de 20 ste van de maand<br />

die volgt op elk kalenderkwartaal waarin hij intracommunautaire verwervingen heeft verricht, een<br />

bijzondere btw-aangifte moeten indienen en de verschuldigde btw <strong>be</strong>talen:<br />

- uiterlijk op 20 april 2011: indienen van de bijzondere btw-aangifte m.b.t. de op 15 januari<br />

2009 verrichte intracommunautaire verwerving en <strong>be</strong>taling van de hierop <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>nde<br />

btw;<br />

- uiterlijk op 20 juli 2011: indienen van de bijzondere btw-aangifte m.b.t. de op 20 april 2009<br />

verrichte intracommunautaire verwerving en <strong>be</strong>taling van de hierop <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>nde btw;<br />

- 20 okto<strong>be</strong>r 2011: geen bijzondere btw-aangifte in te dienen gezien er gedurende het derde<br />

kwartaal van 2009 geen intracommunautaire verwervingen plaatsvonden;<br />

- uiterlijk op 20 januari 2012: indienen van de bijzondere btw-aangifte m.b.t. de op 5 en<br />

13 okto<strong>be</strong>r 2011 verrichte intracommunautaire verwervingen, alsmede de verwerving van de<br />

zaaimachine en <strong>be</strong>taling van de btw verschuldigd ingevolge deze verwervingen.<br />

Ten gevolge van de optie uitgeoefend in januari 2011 zullen alle intracommunautaire verwervingen<br />

verricht door S. ten minste tot 31 decem<strong>be</strong>r 2013 <strong>be</strong>last worden in België.


B. Intracommunautaire leveringen.<br />

(1 februari 2012)<br />

1251 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

a) Principe van de intracommunautaire leveringen.<br />

Voor de levering van goederen die door de verkoper, andere dan een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die de regeling geniet <strong>be</strong>paald in artikel 56, § 2, van<br />

het Wetboek, of door de afnemer, of voor hun rekening, vanuit België<br />

(lidstaat van vertrek), naar een andere lidstaat worden verzonden of<br />

vervoerd, is er in België vrijstelling van btw.<br />

Om vrijgesteld te zijn moet de levering worden verricht voor een andere<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, of voor een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon, die<br />

als zodanig optreden in een andere lidstaat dan die van het vertrek van de<br />

verzending of het vervoer en die aldaar gehouden zijn intracommunautair<br />

te verwerven (Wetboek, art. 39bis, eerste lid, 1°).<br />

b) Facturatie.<br />

In principe moet de landbouwondernemer voor deze handelingen zelf een<br />

factuur uitreiken maar aan de koper wordt de mogelijkheid gelaten een<br />

aankoopborderel uit te reiken (z. nr. 514, A.1.).<br />

c) Listing.<br />

Indien, om welke reden ook, de landbouwondernemer periodieke<br />

aangiften indient (omdat hij voor een gedeelte van zijn werkzaamheid<br />

aan de normale regeling onderworpen is of aan de forfaitaire regeling),<br />

moet hij ieder kwartaal een opgave indienen van zijn intracommunautaire<br />

handelingen en dit uiterlijk de twintigste werkdag van de eerste maand<br />

volgend op elk kalenderkwartaal. Indien hij daarentegen geen periodieke<br />

aangiften moet indienen (omdat hij aan de bijzondere landbouwregeling<br />

onderworpen is en eventueel voor een gedeelte van zijn activiteiten ook<br />

aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting) dan moet hij slechts jaarlijks<br />

een opgave indienen van zijn intracommunautaire handelingen (samen<br />

met de opgave van de Belgische afnemers-<strong>be</strong>lastingplichtigen, die<br />

jaarlijks vóór 31 maart moet worden ingediend).<br />

Opmerking.<br />

Indien het <strong>be</strong>drag van de intracommunautaire verwervingen of leveringen<br />

250.000 EUR per jaar overschrijdt, moet hij daarenboven een<br />

maandelijkse aangifte INTRASTAT indienen (statistische gegevens).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1252<br />

d) Forfaitaire compensatie (zie ook nr. 516)<br />

(1 februari 2012)<br />

De landbouwondernemer onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling<br />

in België heeft het recht om, boven de prijs, het <strong>be</strong>drag van de<br />

forfaitaire compensatie (6%, of 2% voor hout) (Wetboek, art. 57, § 2,<br />

2 de lid, 1° en 2°) aan te rekenen:<br />

- aan zijn <strong>be</strong>lastingplichtige kopers, met in<strong>be</strong>grip van:<br />

- aan een in een andere lidstaat aan de bijzondere landbouwregeling<br />

onderworpen landbouwondernemer (z. art. 295 tot<br />

305 van Richtlijn 2006/112/EG) (daar waar, in tegenstelling<br />

tot het geval waarin hij levert aan een landbouwondernemer<br />

in België onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling<br />

van artikel 57 van het Btw-Wetboek, de forfaitaire compensatie<br />

niet verschuldigd is);<br />

- aan een in een andere lidstaat vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

op grond van de artikelen 132 tot 137 van Richtlijn 2006/<br />

112/EG) (vgl. art. 44 van het Wetboek);<br />

- aan een in een andere lidstaat aan de vrijstellingsregeling van<br />

de <strong>be</strong>lasting onderworpen <strong>be</strong>lastingplichtige (z. art. 282-292<br />

van Richtlijn 2006/112/EG);<br />

- aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen die gehouden zijn hun<br />

intracommunautaire verwervingen van landbouwproducten aan de<br />

<strong>be</strong>lasting te onderwerpen in de lidstaat van aankomst.<br />

C. Regeling inzake de intracommunautaire verwerving van accijnsproducten.<br />

Indien een landbouwondernemer die in België onderworpen is aan de bijzondere<br />

landbouwregeling in een andere lidstaat accijnsproducten koopt, en hij voor zijn<br />

andere intracommunautaire verwervingen de drempel van 11.200 EUR nog niet heeft<br />

overschreden (en hij niet geopteerd heeft voor de <strong>be</strong>lastingheffing in België), wordt<br />

de btw in België geheven op hetzelfde tijdstip als de accijns bij de <strong>be</strong>voegde<br />

ontvanger der accijnzen volgens de modaliteiten die hem door die ambtenaar zullen<br />

worden medegedeeld. Er wordt opgemerkt dat de drempel van 11.200 EUR voor<br />

accijnsproducten niet van toepassing is en dat de Belgische btw verschuldigd is vanaf<br />

de eerste euro (z. Wetboek, artikel 58, §1bis en KB nr. 51).


(1 februari 2012)<br />

1253 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

De intracommunautaire verwerving van dergelijke producten door een aan de<br />

normale regeling onderworpen landbouwondernemer geschiedt volgens de regels<br />

<strong>be</strong>paald voor de andere intracommunautaire verwervingen en de <strong>be</strong>lasting wordt<br />

<strong>be</strong>taald en eventueel afgetrokken via zijn periodieke btw-aangifte.<br />

Voor de landbouwondernemer onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling die<br />

de drempel van 11.200 EUR heeft overschreden of geopteerd heeft voor de regeling<br />

met <strong>be</strong>lastingheffing in België geschiedt de <strong>be</strong>taling van de btw (zonder recht op<br />

aftrek) door middel van het indienen van de bijzondere btw-aangifte.<br />

D. Regeling inzake de intracommunautaire levering van nieuwe vervoermiddelen.<br />

Artikel 8bis, § 2, van het Wetboek stelt een bijzondere regeling in voor de levering<br />

onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek, voor de landvoertuigen die<br />

zijn uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 48cc of met een<br />

vermogen van meer dan 7,2 kilowatt, <strong>be</strong>stemd voor het personen- of goederenvervoer.<br />

Dit artikel doelt dus ook op een landbouwtractor, een vrachtwagen, enz...<br />

Een aan de bijzondere regeling onderworpen landbouwondernemer die een in<br />

artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2° van het Wetboek <strong>be</strong>doeld nieuw vervoermiddel<br />

verkoopt aan een koper gevestigd in een andere lidstaat wordt een toevallige<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige voor deze intracommunautaire levering (zoals elke niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

persoon die zulke goederen zou verkopen) zonder evenwel de<br />

hoedanigheid van landbouwondernemer onderworpen aan de bijzondere regeling te<br />

verliezen.<br />

Overeenkomstig artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek, worden als nieuwe<br />

vervoermiddelen <strong>be</strong>schouwd, de vervoermiddelen als <strong>be</strong>doeld in artikel 8bis, § 2,<br />

eerste lid, 1°, van het Wetboek:<br />

- waarvan de levering plaatsvindt binnen de zes maanden na de datum van hun<br />

eerste ingebruikneming of die niet meer dan 6.000 km heb<strong>be</strong>n afgelegd als het<br />

landvoertuigen <strong>be</strong>treft;<br />

- waarvan de levering plaatsvindt binnen de drie maanden na de datum van hun<br />

eerste ingebruikneming of die niet meer dan 100 uren heb<strong>be</strong>n gevaren als het<br />

boten <strong>be</strong>treft;


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1254<br />

- waarvan de levering plaatsvindt binnen de drie maanden na de datum van hun<br />

eerste ingebruikneming of die niet meer dan 40 uren heb<strong>be</strong>n gevlogen als het<br />

luchtvaartuigen <strong>be</strong>treft.<br />

Om te <strong>be</strong>palen of een landbouwtractor die niet is uitgerust met een kilometerteller al<br />

dan niet als nieuw in de zin van artikel 8bis, van het Wetboek, moet worden<br />

<strong>be</strong>schouwd, wordt ervan uitgegaan dat 600 uren gebruik overeenstemt met 6.000 km.<br />

Krachtens artikel 45, § 1bis, van het Wetboek kunnen de landbouwondernemers<br />

onderworpen aan de in artikel 57 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde landbouwregeling de<br />

<strong>be</strong>lasting geheven op de levering, de invoer of de intracommunautaire verwerving<br />

van een nieuw vervoermiddel in de zin van artikel 8bis, § 2, van het Wetboek,<br />

waarvan de levering is vrijgesteld ingevolge artikel 39bis van het Wetboek, in aftrek<br />

brengen binnen de grenzen of ten <strong>be</strong>lope van het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting dat op deze<br />

levering opeisbaar zou zijn indien ze niet vrijgesteld zou zijn op grond van genoemd<br />

artikel 39bis. Deze aftrek ge<strong>be</strong>urt bij wijze van teruggaaf (Wetboek artikel 76, § 2 en<br />

KB nr. 48).<br />

E. Regeling inzake de intracommunautaire verwervingen van nieuwe<br />

vervoermiddelen.<br />

Bij toepassing van artikel 25ter van het Wetboek zijn de intracommunautaire<br />

verwervingen van nieuwe vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid,<br />

2° van het Wetboek die verricht worden onder <strong>be</strong>zwarende titel en in België<br />

plaatsvinden door landbouwondernemers onderworpen aan de bijzondere<br />

landbouwregeling <strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het Wetboek steeds onderworpen aan de<br />

btw.<br />

De na te leven verplichtingen inzake aangifte van de intracommunautaire verwervingen<br />

en <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting verschuldigd ingevolge deze intracommunautaire<br />

verwervingen zijn opgenomen in het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 46 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992.<br />

F. Diensten verricht door een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de bijzondere regeling voor<br />

landbouwondernemingen een dienst ontvangt die plaatsvindt overeenkomstig de<br />

algemene regel van artikel 21, § 2 van het Wetboek en die niet is vrijgesteld, is hij<br />

overeenkomstig artikel 51, § 2, 1° van het Wetboek schuldenaar van de btw. Hij<br />

moet in dat geval de <strong>be</strong>lasting voldoen via de bijzondere aangifte <strong>be</strong>oogd in<br />

artikel 53ter van het Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1255 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

V o o r b e e l d<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige die onderworpen is aan de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen<br />

doet op 20 januari 2010 <strong>be</strong>roep op een veearts die in Duitsland is gevestigd om 5 drachtige koeien te<br />

onderzoeken. Het onderzoek vindt plaats op 25 januari 2010. De veearts rekent 350,00 EUR aan<br />

(exclusief btw) voor zijn diensten.<br />

De Duitse dienstverrichter brengt geen btw in rekening aan de forfaitaire landbouwonderneming,<br />

omdat zijn dienst geacht wordt in België plaats te vinden (de lidstaat waar de ontvanger van de dienst<br />

is gevestigd).<br />

De forfaitaire landbouwonderneming dient haar btw-identificatienummer mee te delen aan de veearts<br />

en de verschuldigde <strong>be</strong>lasting over deze dienst te voldoen aan de Schatkist door ze op te nemen in de<br />

bijzondere aangifte met <strong>be</strong>trekking tot het 1 ste kwartaal van 2010.<br />

G. Het verrichten van een dienst door een <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

onderworpen is aan de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen<br />

aan een in een andere lidstaat gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige, die onderworpen is aan de bijzondere regeling voor<br />

landbouwondernemingen, een dienst verricht voor een in een andere lidstaat<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die, overeenkomstig artikel 21, § 2 van het Wetboek,<br />

plaatsvindt waar de ontvanger is gevestigd en deze ontvanger in zijn lidstaat van<br />

vestiging schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting, dient hij het totale <strong>be</strong>drag van de door hem<br />

verrichte dienst op te nemen in de jaarlijkse btw-opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen, met vermelding van code "S" (z. Wetboek art. 53sexies, § 1, 3°).<br />

Wanneer de dienst vrijgesteld zou zijn in de lidstaat van de ontvanger, mag die niet<br />

in de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen worden opgenomen.<br />

513. Handelingen die uit de landbouwregeling zijn gesloten (KB nr. 22, art. 2, § 2).<br />

Ter voorkoming van concurrentieverstoring sluit artikel 2, § 2, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 22 de volgende handelingen uit de landbouwregeling:<br />

1° de leveringen die de landbouwondernemer op groot- en kleinhandelsmarkten<br />

verricht;<br />

2° de leveringen in het klein die hij verricht, hetzij van deur tot deur (b.v. als<br />

melkventer), hetzij in een inrichting die bijzonder voor de verkoop in het klein<br />

is ingericht (b.v. een winkel, een stalletje langs de openbare weg);


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1256<br />

3° de leveringen en de diensten met <strong>be</strong>trekking tot producten of dieren die de<br />

landbouwondernemer als zodanig heeft voortgebracht of geteeld, doch die niet<br />

zijn <strong>be</strong>last met het tarief van 6 pct., zoals rijpaarden doch met uitsluiting van<br />

ruwe en niet tot verbruik <strong>be</strong>reide tabak. De landbouwregeling blijft evenwel<br />

gelden ten aanzien van de levering van dergelijke producten die de<br />

landbouwondernemer doet aan door de Minister van Landbouw erkende<br />

coöperatieve producentenveilingen. Veilingen, die optreden als verkoopscommissionair,<br />

worden voor de toepassing van het Wetboek als koper en<br />

verkoper aangezien krachtens artikel 13, § 1, van het Wetboek.<br />

Voor de onder 1° tot 3° opgesomde handelswerkzaamheden valt de landbouwondernemer<br />

dus niet onder de landbouwregeling, maar hij blijft in principe onder die<br />

regeling als producent (zie nr. 517, B.).<br />

Er wordt opgemerkt dat de landbouwondernemer wiens enige werkzaamheid erin<br />

<strong>be</strong>staat verrichtingen te doen die <strong>be</strong>oogd zijn onder 1° tot 3° hierboven, aan de<br />

normale btw-regeling, of eventueel aan één der bijzondere regelingen van artikel 56,<br />

§ 1 of § 2, van het Wetboek, moet onderworpen worden voor geheel zijn werkzaamheid,<br />

zelfs indien hij ertoe komt, in het verlengde van die werkzaamheid en op<br />

bijkomstige wijze, <strong>be</strong>paalde landbouwproducten te verkopen die onderworpen zijn<br />

aan het tarief van 6 pct. (b.v. verkoop door een fokker van rijpaarden van mest, van<br />

overschotten van stro en hooi, verkoop van paarden die gebruikt werden als rijpaard<br />

en die <strong>be</strong>stemd zijn voor het slachthuis).<br />

Bijgevolg moet bijvoor<strong>be</strong>eld een groentekweker wiens werkzaamheid alleen <strong>be</strong>staat<br />

in de verkoop van al zijn groenten op markten of in een speciaal voor de verkoop in<br />

het klein uitgeruste inrichting voor gans zijn werkzaamheid de normale regeling van<br />

de btw of eventueel de vrijstellingsregeling van artikel 56, § 2, van het Wetboek<br />

toepassen.<br />

514. Verplichtingen op het stuk van de facturering met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

handelingen die onder de landbouwregeling vallen.<br />

De landbouwondernemers onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling zijn ten<br />

aanzien van die werkzaamheid niet gehouden de verplichtingen na te leven die aan<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtigen zijn opgelegd op het stuk van facturering, aangifte en<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting, met uitzondering van de verplichtingen die voortvloeien<br />

uit de intracommunautaire handelingen die ze verrichten (Wetboek, art. 57, § 1).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1257 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

A1. Leveringen van landbouwproducten aan <strong>be</strong>lastingplichtige kopers,<br />

gevestigd in België.<br />

Voor de levering van producten en dieren die de landbouwondernemers in die<br />

hoedanigheid heb<strong>be</strong>n voortgebracht of geteeld, moeten zij zelf geen factuur<br />

uitreiken. Maar wanneer hun koper zelf een <strong>be</strong>lastingplichtige is die ertoe<br />

gehouden is een periodieke btw-aangifte in te dienen (dus niet een andere<br />

landbouwondernemer die aan de bijzondere regeling is onderworpen) of een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling van artikel 56, § 2,<br />

van het Wetboek, moet deze hun een stuk of aankoopborderel uitreiken, dat<br />

alle vermeldingen <strong>be</strong>vat welke zijn opgesomd in artikel 4, § 1, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22, met name:<br />

1° de datum waarop het stuk wordt uitgereikt en het volgnummer waaronder<br />

het is ingeschreven in het boek voor inkomende facturen;<br />

2° de naam en het adres van de koper of ontvanger en van de landbouwondernemer<br />

en de vermelding dat deze laatste onderworpen is aan de<br />

forfaitaire regeling voor landbouwproducenten;<br />

3° de datum van de levering van het goed of van de voltooiing van de<br />

dienst, of de datum waarop zich een ander <strong>be</strong>lastbaar feit heeft<br />

voorgedaan;<br />

4° de gewone <strong>be</strong>naming en de hoeveelheid van de geleverde goederen, of de<br />

aard van de dienst, in voorkomend geval met vermelding van alle<br />

gegevens die voor het <strong>be</strong>palen van het toe te passen tarief nodig zijn;<br />

5° de prijs zonder <strong>be</strong>lasting, en de andere elementen van de maatstaf van<br />

heffing;<br />

6° het forfaitaire compensatiepercentage en het <strong>be</strong>drag van de forfaitaire<br />

compensatie dat aan de landbouwondernemer is terug<strong>be</strong>taald;<br />

7° alle andere bijzondere of afwijkende vermeldingen die worden voorgeschreven<br />

door de <strong>be</strong>sluiten genomen ter uitvoering van het Wetboek.<br />

Wat de prijs <strong>be</strong>treft dient duidelijk te worden <strong>be</strong>paald of het gaat om een prijs<br />

tussen contractanten vastgesteld zonder rekening te houden met het <strong>be</strong>drag van<br />

de forfaitaire compensatie (exclusief-prijs, z. letter a hierna) dan wel om een<br />

prijs rekening houdend met de forfaitaire compensatie (inclusief-prijs, z. letter<br />

b hierna).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1258<br />

a) Exclusief-prijs.<br />

(1 februari 2012)<br />

In dat geval moet de koper aan de landbouwondernemer boven de prijs<br />

en de andere <strong>be</strong>standdelen van de maatstaf van heffing, een forfaitair<br />

percentage <strong>be</strong>talen, opdat de landbouwondernemer op die wijze de btw<br />

zou kunnen recupereren die hij voor zijn inkopen heeft <strong>be</strong>taald.<br />

Dat percentage is voor alle landbouwondernemers zonder onderscheid<br />

<strong>be</strong>paald op:<br />

- 2 pct. voor de leveringen van hout;<br />

- 6 pct. voor de leveringen van alle andere landbouwproducten, zoals<br />

granen, groen, voeder, stro, groenten, fruit, melk, eieren, bieten,<br />

tabak, hop, bloemen, vee, kippen, konijnen.<br />

b) Inclusief-prijs.<br />

Indien het <strong>be</strong>drag van de forfaitaire compensatie in aanmerking is<br />

genomen voor het <strong>be</strong>palen van de prijs <strong>be</strong>komen door de landbouwondernemer,<br />

zal de koper op het aankoopborderel vermelden dat het gaat<br />

om een prijs inclusief 2 pct. of 6 pct., volgens het hierboven gemaakte<br />

onderscheid.<br />

Zowel in geval a als in geval b dient het aankoopborderel in tweevoud te<br />

worden uitgereikt door de koper. De landbouwondernemer <strong>be</strong>houdt één<br />

exemplaar ervan en <strong>be</strong>waart het met het oog op eventuele controle gedurende<br />

zeven jaar te rekenen vanaf de eerste januari volgend op zijn datum (Wetboek,<br />

artikel 60). Het ander exemplaar dient hij voor akkoord te ondertekenen en<br />

terug te sturen naar de koper. De koper zal immers, indien hij een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is gehouden tot het indienen van periodieke aangiften, op<br />

grond van dat exemplaar de forfaitaire terug<strong>be</strong>taling ten <strong>be</strong>drage van 2 pct. of<br />

van 6 pct., naargelang van het geval, als aftrekbare btw mogen <strong>be</strong>schouwen en<br />

alzo op zijn <strong>be</strong>urt de <strong>be</strong>lasting kunnen recupereren.<br />

In de praktijk wordt in <strong>be</strong>paalde gevallen niet geëist dat het tweede exemplaar<br />

ondertekend en teruggestuurd zou worden; dit is inzonderheid het geval voor<br />

verkopen aan veilingen en voor verkopen van melk aan zuivelfabrieken<br />

(z. aanschr. 56/1971) en voor de verkoop van bieten aan suikerfabrieken<br />

(z. aanschr. 123/1971).


(1 februari 2012)<br />

1259 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Het aankoopborderel moet overigens niet per verkoop worden opgemaakt. Het<br />

volstaat in principe dat het wordt uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag van de<br />

maand die volgt op die waarin de verkoop plaatsvond en het mag dus een<br />

verzamelborderel zijn voor alle verkopen van die maand. Een langere termijn<br />

werd toegestaan voor leveringen van melk aan zuivelfabrieken (z. aanschr.<br />

56/1971) en voor leveringen van suikerbieten aan suikerfabrieken (z. aanschr.<br />

123/1971).<br />

Het staat de landbouwondernemer overigens vrij zelf binnen die termijn een<br />

factuur uit te reiken waarop alle vermeldingen voorkomen die op het aankoopborderel<br />

moeten worden aangebracht (KB nr. 22, art. 4, § 2).<br />

A2. Leveringen van landbouwproducten aan <strong>be</strong>lastingplichtigen die niet in<br />

België zijn gevestigd, of aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen, die<br />

gevestigd zijn in een andere lidstaat.<br />

Artikel 4, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22, legt aan de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

koper, gevestigd in België, de verplichting op een aankoopborderel uit te<br />

reiken aan de landbouwondernemer. Deze verplichting kan niet worden<br />

opgelegd aan de koper indien die niet in België is gevestigd.<br />

Voor de leveringen van landbouwproducten aan <strong>be</strong>lastingplichtigen die niet in<br />

België zijn gevestigd of aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen die<br />

gevestigd zijn in een andere lidstaat zal de landbouwondernemer derhalve zelf<br />

een factuur of een als zodanig geldend stuk dienen uit te reiken aan de koper,<br />

dat alle vermeldingen <strong>be</strong>vat welke zijn opgesomd in artikel 4bis, § 1, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22, met name:<br />

1° de datum waarop de factuur of het als zodanig geldend stuk wordt<br />

uitgereikt en het volgnummer ervan;<br />

2° de naam en het adres van de koper of ontvanger en van de landbouwondernemer<br />

en de vermelding dat deze laatste onderworpen is aan de<br />

bijzondere regeling voor landbouwproducenten;<br />

3° de datum van de levering van het goed of de voltooiing van de dienst, of<br />

de datum waarop zich een ander <strong>be</strong>lastbaar feit heeft voorgedaan;<br />

4° de gewone <strong>be</strong>naming en de hoeveelheid van de geleverde goederen, of de<br />

aard van de dienst, in voorkomend geval met vermelding van alle<br />

gegevens die voor het <strong>be</strong>palen van het toe te passen tarief nodig zijn;


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1260<br />

5° de prijs zonder <strong>be</strong>lasting en de andere elementen van de maatstaf van<br />

heffing;<br />

6° het forfaitaire compensatiepercentage en het <strong>be</strong>drag van de forfaitaire<br />

compensatie dat aan de landbouwondernemer is terug<strong>be</strong>taald overeenkomstig<br />

artikel 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22 (vermelding niet aan te<br />

brengen voor verkopen aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen die<br />

genieten van de afwijking <strong>be</strong>doeld in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°,<br />

van het Wetboek);<br />

7° alle andere bijzondere of afwijkende vermeldingen die worden voorgeschreven<br />

door de <strong>be</strong>sluiten genomen ter uitvoering van het Wetboek;<br />

8° het nummer waaronder de landbouwondernemer in België voor btwdoeleinden<br />

is geïdentificeerd voor de in artikel 39bis, 1°, van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde handelingen evenals het nummer onder hetwelk de<br />

koper voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in een andere lidstaat.<br />

Het document moet worden uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag na de maand<br />

waarin het <strong>be</strong>lastbaar feit plaatsvond.<br />

De landbouwondernemer <strong>be</strong>houdt één exemplaar ervan en <strong>be</strong>waart het met het<br />

oog op controle gedurende zeven jaar te rekenen vanaf de eerste januari<br />

volgend op zijn datum (Wetboek, art. 60).<br />

Overigens staat het de koper vrij binnen die termijn een aankoopborderel in<br />

tweevoud uit te reiken waarop alle vermeldingen voorkomen die op de factuur<br />

moeten worden aangebracht (KB nr. 22, art. 4bis, § 2). De landbouwer <strong>be</strong>houdt<br />

één exemplaar ervan en <strong>be</strong>waart het gedurende zeven jaar te rekenen vanaf de<br />

eerste januari volgend op zijn datum (Wetboek, art. 60). Het andere exemplaar<br />

dient hij voor akkoord te ondertekenen en af te geven of terug te sturen naar de<br />

koper.<br />

A3. Verkopen van landbouwproducten op afstand.<br />

Voor de leveringen van landbouwproducten verricht onder de voorwaarden van<br />

artikel 15, §§ 5 en 6, van het Wetboek, moet de landbouwondernemer aan de<br />

koper een factuur of een als zodanig geldend stuk uitreiken dat, <strong>be</strong>nevens de<br />

vermeldingen opgenomen in artikel 4ter van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22,<br />

eveneens de vermeldingen <strong>be</strong>vat eventueel voorgeschreven door de lidstaat op<br />

het grondgebied waarvan de goederen zich <strong>be</strong>vinden op het tijdstip van<br />

aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1261 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

De landbouwondernemer <strong>be</strong>houdt één exemplaar ervan en <strong>be</strong>waart het met het<br />

oog op controle gedurende zeven jaar te rekenen vanaf de eerste januari<br />

volgend op zijn datum (Wetboek, art. 60).<br />

Er wordt opgemerkt dat, krachtens artikel 2, § 3, van het KB nr. 22, de<br />

bijzondere landbouwregeling niet toepasselijk is ten aanzien van de leveringen,<br />

verricht onder de voorwaarden van artikel 15, §§ 4 en 5, van het Wetboek.<br />

B1. Landbouwdiensten verricht voor <strong>be</strong>lastingplichtige ontvangers,<br />

gevestigd in België.<br />

Wanneer een landbouwondernemer diensten verstrekt in uitvoering van<br />

overeenkomsten van contractteelt of contractmesterij (z. nr. 512, B), zoals<br />

voor het mesten van varkens in opdracht van een veevoeder<strong>be</strong>drijf, moet hij<br />

geen factuur uitreiken doch zal hij, zoals voor zijn leveringen van<br />

landbouwgoederen, van zijn opdrachtgever, indien die zelf een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

is die ertoe is gehouden hier te lande een periodieke btw-aangifte in te<br />

dienen of een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling van<br />

artikel 56, § 2, van het Wetboek, een stuk moeten ontvangen waarin dezelfde<br />

gegevens voorkomen als die welke voor het aankoopborderel onder nr. 514, A,<br />

1, hiervoor zijn opgesomd. Dat stuk zal dus in het bijzonder de prijs vermelden<br />

en het <strong>be</strong>drag van de forfaitaire compensatie <strong>be</strong>rekend tegen het forfaitair<br />

compensatiepercentage van 6 pct. of 2 pct.<br />

Naar hetzelfde nummer 514, A, 1, kan eveneens worden verwezen wat <strong>be</strong>treft<br />

de uitreikingstermijn van het aankoopborderel, de <strong>be</strong>waringstermijn ervan en<br />

de mogelijkheid in hoofde van de landbouwondernemer om zelf een factuur uit<br />

te reiken.<br />

Voor diensten die hij verricht als landbouwhulp (z. nr. 512, C), dient de<br />

landbouwondernemer geen factuur uit te reiken noch een gelijkaardig stuk te<br />

ontvangen, en <strong>be</strong>komt hij de forfaitaire compensatie niet die is ingesteld bij<br />

artikel 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22 (z. nr. 516).<br />

B2. Landbouwdiensten verricht voor <strong>be</strong>lastingplichtigen die niet in België<br />

zijn gevestigd.<br />

Wanneer een landbouwondernemer diensten verstrekt in uitvoering van<br />

overeenkomsten van contractteelt of contractmesterij (z. nr. 512, B) voor<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen die niet in België gevestigd zijn, zal hij een factuur of een


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1262<br />

als zodanig geldend stuk dienen uit te reiken dat alle vermeldingen <strong>be</strong>vat<br />

opgesomd onder nr. 514, A, 2, Naar hetzelfde nummer 514, A, 2 kan eveneens<br />

worden verwezen wat <strong>be</strong>treft de uitreikingstermijn van de factuur, de<br />

<strong>be</strong>waringstermijn ervan en de mogelijkheid in hoofde van de ontvanger van de<br />

dienst om zelf aan de landbouwondernemer een aankoopborderel uit te reiken.<br />

C. Verkopen van andere goederen dan landbouwproducten.<br />

C1. Algemeen principe.<br />

Voor verkopen van in zijn <strong>be</strong>drijf gebruikte goederen, andere dan landbouwproducten<br />

(landbouwmaterieel, gereedschap, gebruikte verpakkingen, vervoermiddelen,<br />

tractoren, enz.) moet de landbouwondernemer geen factuur uitreiken<br />

(<strong>be</strong>houdens in de gevallen hierna genoemd) en dient hij evenmin een aankoopborderel<br />

te ontvangen, noch moet de koper hem de bij artikel 3 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22 <strong>be</strong>paalde forfaitaire compensatie terug<strong>be</strong>talen.<br />

Zijn koper moet hem dus boven de prijs geen forfaitair <strong>be</strong>drag als<br />

voor<strong>be</strong>lasting terug<strong>be</strong>talen. De bij de inkoop van materieel, gereedschap, enz.,<br />

<strong>be</strong>taalde voor<strong>be</strong>lasting is immers forfaitair verrekend (macro-economisch) bij<br />

het <strong>be</strong>palen van het tarief (6 pct. of 2 pct.) van de forfaitaire compensatie<br />

(zie nr. 512, D.).<br />

C2. Levering aan <strong>be</strong>lastingplichtigen of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen<br />

gevestigd in een andere lidstaat, die genieten van de afwijking<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek.<br />

Voor leveringen aan <strong>be</strong>lastingplichtigen of aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen<br />

van in zijn onderneming gebruikte goederen, andere dan landbouwproducten<br />

(landbouwmaterieel, gereedschap, gebruikte verpakkingen, enz.)<br />

moet de landbouwondernemer een factuur uitreiken met, <strong>be</strong>nevens de datum<br />

van uitreiking van de factuur of het stuk en het volgnummer ervan, de vermeldingen<br />

voorgeschreven door artikel 5, § 1, 2° tot 12° van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992.<br />

Opmerking.<br />

In het hierboven <strong>be</strong>oogde geval is geen rekening gehouden met het stelsel van<br />

de verkoop op afstand.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1263 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

C3. Levering aan <strong>be</strong>lastingplichtigen of aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen,<br />

gevestigd in een andere lidstaat, die niet genieten van de<br />

afwijking <strong>be</strong>doeld in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek.<br />

De landbouwondernemer moet een factuur of een als zodanig geldend stuk<br />

uitreiken met, <strong>be</strong>nevens de datum van uitreiking van de factuur of van het stuk<br />

en het volgnummer ervan, de vermeldingen voorgeschreven door artikel 5, § 1,<br />

2° tot 12°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992. Deze<br />

intracommunautaire levering verricht onder de voorwaarden van artikel 39bis<br />

van het Wetboek is vrijgesteld van btw. In hoofde van de koper is er<br />

<strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van aankomst over de intracommunautaire<br />

verwerving van de goederen.<br />

C4. Levering aan kopers gevestigd buiten het grondgebied van de<br />

gemeenschap.<br />

De landbouwondernemer moet, in de gevallen voorzien in artikel 1 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 een factuur of een als zodanig geldend stuk uitreiken<br />

met de vermeldingen, opgenomen onder nr. 514, C, 4, hiervoor. Deze levering<br />

van goederen, verricht onder de voorwaarden van artikel 39 van het Wetboek,<br />

is vrijgesteld van btw (zie nr. 278/2).<br />

515. Verplichtingen op het stuk van de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen<br />

die aan de landbouwregeling zijn onderworpen.<br />

Ten aanzien van de handelingen waarvoor hij onder de landbouwregeling valt, is de<br />

landbouwondernemer ontslagen van de verplichtingen die op het stuk van de<br />

facturering, de periodieke aangifte en de voldoening van de btw aan de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

zijn opgelegd, met uitzondering van de verplichtingen die voortvloeien uit<br />

de intracommunautaire handelingen die hij verricht (Wetboek, art. 57, § 1). Ook de<br />

verplichtingen aangaande het houden van een boekhouding zijn zeer <strong>be</strong>perkt (zie<br />

nrs. 463 en 475).<br />

Wat de medecontractant <strong>be</strong>treft, en indien deze een <strong>be</strong>lastingplichtige koper of<br />

ontvanger is die in België gehouden is tot de indiening van een periodieke btwaangifte,<br />

is hij, voor zijn deel, schuldenaar tegenover de Staat van het verschil tussen<br />

de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>rekend tegen het tarief dat geldt voor de handeling en het <strong>be</strong>drag van<br />

de forfaitaire compensatie dat hij overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1264<br />

nr. 22 aan de landbouwondernemer <strong>be</strong>taalt (z. nrs. 514, A, en 516). Met het oog op<br />

de <strong>be</strong>rekening van dat verschil moet de medecontractant het dub<strong>be</strong>l van het<br />

aankoopborderel (bij de ontvangst) aanvullen met het tarief en het <strong>be</strong>drag van de<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting. Dat verschil moet hij in rooster 56 van zijn periodieke<br />

aangifte opnemen met <strong>be</strong>trekking tot het tijdvak waarin het <strong>be</strong>lastbaar feit zich heeft<br />

voorgedaan (KB nr. 22, art. 5, eerste lid):<br />

Anderzijds mag hij in aftrek brengen (KB nr. 22, art. 5, tweede lid):<br />

1° het <strong>be</strong>drag van de forfaitaire compensatie dat hij heeft <strong>be</strong>taald aan de<br />

landbouwondernemer overeenkomstig dat artikel 3, wanneer dat <strong>be</strong>drag is<br />

gestaafd met het aankoopborderel opgemaakt door de koper of de factuur die<br />

de landbouwondernemer vrijwillig uitreikt;<br />

2° het verschil dat hij in rooster 56 van zijn aangifte heeft opgenomen.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d e n<br />

a) Voor de inkopen van groenten tarief 6 pct. tijdens de maand januari 2009, reikt een conservenfabriek<br />

aan de producent een aankoopborderel uit, waarop onder meer zijn vermeld de prijs<br />

van 1.000 EUR en als forfaitaire compensatie een som van 60 EUR.<br />

In de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot de maand januari 2009 zal de conservenfabriek vermelden:<br />

in rooster 56: 0 EUR<br />

in rooster 59: 60 EUR<br />

in rooster 81: 1.000 EUR<br />

in rooster 87: 0 EUR<br />

b) Levering van on<strong>be</strong>werkte, gevelde bomen (tarief 6 pct.) door een boseigenaar aan een zagerij<br />

in januari 2009.<br />

De zagerij overhandigt aan de houtleverancier een aankoopborderel voor een nettoprijs van<br />

1.500 EUR, vermeerderd met een forfaitaire compensatie van 2 pct., zijnde 30 EUR.<br />

In haar aangifte m.b.t. de handelingen van de maand januari 2009, zal de zagerij inschrijven:<br />

in rooster 56: (90 - 30) 60 EUR<br />

in rooster 59: (60 + 30) 90 EUR<br />

in rooster 81: 1.500 EUR<br />

in rooster 87: 1.500 EUR<br />

Wanneer de medecontractant van de landbouwondernemer een koper of ontvanger is<br />

als <strong>be</strong>doeld in artikel 57, § 5, van het Wetboek (buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtige), kent<br />

de schatkist hem de terug<strong>be</strong>taling toe van het <strong>be</strong>drag van de forfaitaire compensatie


(1 februari 2012)<br />

1265 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

dat hij aan de landbouwondernemer heeft <strong>be</strong>taald en waarvan de <strong>be</strong>taling wordt<br />

<strong>be</strong>wezen overeenkomstig artikel 4bis, § 1 of § 2 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22.<br />

Deze terug<strong>be</strong>taling geschiedt op dezelfde wijze als de teruggaven inzake <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde (KB nr. 22, art. 5bis).<br />

De aanvraag om teruggaaf geschiedt in principe overeenkomstig de <strong>be</strong>palingen,<br />

opgenomen in de aanschrijving AFZ nr. 20/2009 van 22/12/2009 <strong>be</strong>treffende de<br />

teruggaaf van de btw aan een <strong>be</strong>lastingplichtige gevestigd in een andere lidstaat.<br />

Wanneer de rechtheb<strong>be</strong>nde op teruggaaf een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon is,<br />

zal deze evenwel, wat de te vervullen formaliteiten <strong>be</strong>treft, niet gehouden zijn tot de<br />

verplichtingen specifiek verbonden aan de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige (b.v.<br />

verklaring omtrent de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige).<br />

Indien de rechtheb<strong>be</strong>nde op teruggaaf een <strong>be</strong>lastingplichtige is die buiten het<br />

grondgebied van de Gemeenschap is gevestigd, dient de aanvraag om teruggaaf te<br />

geschieden overeenkomstig de <strong>be</strong>palingen, opgenomen in de aanschrijving nr. 4 van<br />

24 februari 1988.<br />

Opmerking.<br />

De kleine onderneming onder de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>paald door<br />

artikel 56, § 2, van het Wetboek, en de vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige krachtens<br />

artikel 44 van het Wetboek zullen het <strong>be</strong>drag van de forfaitaire compensatie, welke<br />

ze aan de landbouwondernemer dienen te <strong>be</strong>talen, niet kunnen recupereren.<br />

Daarentegen zal de in een andere lidstaat aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen <strong>be</strong>lastingplichtige, de in een andere lidstaat krachtens een artikel<br />

vergelijkbaar met artikel 44 van het Belgisch Wetboek vrijgestelde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

en de in een andere lidstaat aan de bijzondere landbouwregeling onderworpen<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die gehouden zijn aldaar intracommunautair te verwerven, wel het<br />

<strong>be</strong>drag kunnen recupereren van de forfaitaire compensatie dewelke ze <strong>be</strong>taald<br />

heb<strong>be</strong>n aan de Belgische landbouwondernemer onderworpen aan de bijzondere<br />

landbouwregeling.<br />

516. De forfaitaire compensatie - Recuperatie door de landbouwondernemer van zijn<br />

voor<strong>be</strong>lasting.<br />

Volgens artikel 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22 kan de landbouwondernemer<br />

onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling geen aftrek uitoefenen overeen-


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1266<br />

komstig de artikelen 45 tot 49 van het Wetboek. Maar hij recupereert het <strong>be</strong>drag van<br />

zijn voor<strong>be</strong>lasting op de wijze <strong>be</strong>paald in nummer 514, A.1, a) en b), op voorwaarde<br />

dat:<br />

1° de medecontractant hetzij een <strong>be</strong>lastingplichtige is, met uitzondering van een<br />

andere landbouwondernemer die in België aan de regeling van artikel 57 van<br />

het Wetboek is onderworpen, hetzij een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon is<br />

die gehouden is in de lidstaat van aankomst intracommunautair te verwerven;<br />

2° de handelingen met die medecontractant <strong>be</strong>staan in leveringen van producten<br />

of dieren die de landbouwondernemer als zodanig heeft voortgebracht of<br />

geteeld en die hoogstens een primaire verwerking heb<strong>be</strong>n ondergaan<br />

(z. nr. 512, A), of in diensten ter uitvoering van overeenkomsten van<br />

contractteelt of contractmesterij (z. nr. 512, B). Andere diensten (z. nr. 512, C)<br />

of leveringen van in het landbouw<strong>be</strong>drijf gebruikte goederen (z. nr. 512, D)<br />

blijven dus buiten de recuperatieregeling.<br />

Die afnemers reiken aan de landbouwer een aankoopborderel uit of ontvangen van de<br />

landbouwer een factuur of een als zodanig geldend stuk en voldoen hem, boven de<br />

prijs van de geleverde producten, 6 pct. (2 pct. voor hout) van die prijs, als forfaitaire<br />

compensatie van zijn voor<strong>be</strong>lasting. De landbouwer moet die 6 pct. (respectievelijk<br />

2 pct.) van de prijs niet aan de Staat afdragen.<br />

De maatstaf van heffing voor de <strong>be</strong>rekening van de forfaitaire compensatie is, zoals<br />

onder de normale regeling, deze vastgesteld bij artikel 26 van het Btw-Wetboek.<br />

Aldus zullen bijvoor<strong>be</strong>eld, de transportkosten dienen <strong>be</strong>grepen te worden in de<br />

maatstaf van heffing van zodra ze door de landbouwondernemer in rekening worden<br />

gebracht aan de klant (artikel 26, 2 e lid, Btw-Wetboek).<br />

Deze transportkosten zullen dus, als element van de maatstaf van heffing,<br />

onderworpen zijn aan de forfaitaire compensatie van 2 pct. of 6 pct. op dezelfde basis<br />

als de door de landbouwondernemer geleverde goederen.<br />

Voor wat de forfaitaire compensatie <strong>be</strong>treft in geval van:<br />

- intracommunautaire levering: zie nr. 512/2.B.d);<br />

- uitvoer: zie nr. 278/2.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1267 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Er wordt nog gewezen op de opheffing sinds 1 septem<strong>be</strong>r 2001 van de<br />

administratieve toegeving voorzien in de aanschrijving nr. 59/1970 (punt 2) en<br />

verduidelijkt door de <strong>be</strong>slissing nr. ET 22.698 die de niet-<strong>be</strong>lastingplichtigen toeliet<br />

de forfaitaire compensatie te <strong>be</strong>komen voor hun privé- of toevallige verkopen van<br />

bomen of ruw hout of voor hun leveringen van fruit en groenten op de veilingen.<br />

Voor meer informatie wordt verwezen naar de aanschrijving AOIF van 31 juli 2001.<br />

517. Landbouwondernemers die uitgesloten zijn van de landbouwregeling of er<br />

slechts gedeeltelijk aan zijn onderworpen. - Landbouwondernemers die<br />

verschillende <strong>be</strong>roepswerkzaamheden uitoefenen.<br />

Ofschoon zij <strong>be</strong>doeld zijn bij de definitie gegeven in artikel 1 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 22, zijn de volgende landbouwondernemers niet of slechts gedeeltelijk aan<br />

de landbouwregeling onderworpen.<br />

A. Landbouwondernemers waarop die regeling helemaal niet van<br />

toepassing is.<br />

A1. Landbouwondernemers die de vorm heb<strong>be</strong>n aangenomen van een<br />

handelsvennootschap.<br />

Die landbouwondernemers zijn in principe aan de normale regeling<br />

onderworpen (Wetboek, artikel 57, § 6, 1°). De groeperingen die zich de<br />

gemeenschappelijke productie van landbouwproducten tot doel stellen volgen<br />

nochtans de landbouwregeling, mits de werkzaamheid van hun leden zelf onder<br />

die regeling valt.<br />

De administratie neemt aan dat de vennootschap onder firma, de gewone<br />

commanditaire vennootschappen, de coöperatieve vennootschappen en de<br />

<strong>be</strong>sloten vennootschappen met <strong>be</strong>perkte aansprakelijkheid onder de bijzondere<br />

landbouwregeling blijven, op voorwaarde:<br />

a) dat alle vennoten producenten zijn van landbouwproducten en dat zij<br />

geen werkzaamheid uitoefenen die niet onder de landbouwregeling valt;<br />

b) dat de vennootschap uitsluitend de voortbrengst van landbouwproducten<br />

tot doel heeft.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1268<br />

Opmerkingen.<br />

a) De landbouwvennootschap die opgericht is onder de vorm van een<br />

vennootschap naar burgerlijk recht met als doel de exploitatie van een<br />

land- of tuinbouw<strong>be</strong>drijf, kan aan de bijzondere landbouwregeling<br />

worden onderworpen mits voldaan is aan de voorwaarden vervat in<br />

artikel 57 van het Wetboek en in het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22.<br />

b) Coöperaties voor inkoop en verkoop van landbouwproducten of die<br />

opgericht zijn voor het gemeenschappelijk gebruik van landbouwmaterieel<br />

of voor de uitvoering van landbouwwerken voor hun leden zijn<br />

niet <strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het Wetboek omdat ze geen producent zijn<br />

van de goederen waarin ze handel drijven.<br />

c) Een landbouwondernemer die financieel, economisch en organisatorisch<br />

nauw verbonden is met één of meerdere personen die juridisch gezien<br />

zelfstandig is of zijn en niet aan de bijzondere landbouwregeling is of<br />

zijn onderworpen, zal, door of vanwege de Minister van Financiën, in de<br />

gevallen die concurrentieverstoringen teweeg brengen, van de bijzondere<br />

landbouwregeling worden uitgesloten (z. KB nr. 22, art. 2, § 4).<br />

A2. Landbouwondernemers die nog een andere zelfstandige <strong>be</strong>roepswerkzaamheid<br />

uitoefenen ten aanzien waarvan zij reeds als btw<strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

aan de normale regeling zijn onderworpen.<br />

Die ondernemers zijn voor hun volledige <strong>be</strong>roepswerkzaamheid, in<strong>be</strong>grepen<br />

die van landbouwer, aan de normale regeling van de btw onderworpen.<br />

Dat is b.v. het geval wanneer een landbouwondernemer handel drijft in<br />

veevoeders, meststoffen of brandstoffen, of wanneer een landbouwondernemer<br />

door hem voortgebrachte goederen verwerkingen doet ondergaan die normaal<br />

niet in een landbouw<strong>be</strong>drijf worden verricht en die aangemerkt worden als<br />

niet-primaire verwerkingen (z. nr. 512, A en KB nr. 22, art. 2, § 1, 1°, a<br />

contrario), zoals het <strong>be</strong>reiden van conserven, en wegens die werkzaamheid de<br />

hoedanigheid van handelaar <strong>be</strong>zit. Dit geldt evenzo voor de landbouwondernemer<br />

die bijkomend gemeu<strong>be</strong>ld logies (hoevetoerisme) verschaft.<br />

De landbouwondernemer die voor zijn andere werkzaamheid onderworpen is<br />

aan de vrijstellingsregeling <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het Wetboek of<br />

onder de forfaitaire regeling valt <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 1, van het Wetboek<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1269 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

blijft nochtans onder de landbouwregeling. Zulks <strong>be</strong>tekent dat hij, in<br />

laatstgenoemd geval, in de uitoefening van die andere werkzaamheid vooral<br />

(normaal minstens 75 pct.) handelt met particulieren, zonder een factuur te<br />

moeten uitreiken, en dat zijn omzet niet hoger is dan 500.000 EUR. Voor de<br />

<strong>be</strong>rekening van dat <strong>be</strong>drag dient geen rekening te worden gehouden met de<br />

handelingen die onder de bijzondere landbouwregeling vallen. In dit geval<br />

wordt de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige, krachtens artikel 7 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 22, geacht twee onderscheiden sectoren te heb<strong>be</strong>n, en geldt hetgeen<br />

gezegd wordt in nr. 517, B.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een landbouwer houdt tevens een slagerswinkel.<br />

Zo hij voor zijn werkzaamheid als slager niet de forfaitaire regeling volgt die voor de slagers<br />

is uitgewerkt, is hij voor zijn volledige <strong>be</strong>roepswerkzaamheid, in<strong>be</strong>grepen die van landbouwer,<br />

aan de gewone regeling onderworpen.<br />

Zo hij daarentegen die forfaitaire regeling volgt, dan wordt hij geacht twee onderscheiden<br />

sectoren te heb<strong>be</strong>n, waarvan de ene overeenstemt met zijn werkzaamheid als landbouwondernemer<br />

en de andere met zijn werkzaamheid als slager. Voor de verkopen die hij dan als<br />

landbouwondernemer in de eerste sector doet, is de landbouwregeling van toepassing<br />

(voor<strong>be</strong>houd gemaakt, eventueel, voor de handelingen <strong>be</strong>doeld in nr. 513 hierboven; z. ook B<br />

hierna). Voor zijn verkopen als slager, in de tweede sector, moet hij de verplichtingen nakomen<br />

die voor de toepassing van de forfaitaire regeling zijn opgelegd.<br />

In de onderstelling dat hij alzo in zijn slagerswinkel vlees verkoopt van dieren die hij heeft<br />

geteeld (varkens, kippen, konijnen, enz.), dan wordt hij geacht die dieren aan zichzelf te<br />

heb<strong>be</strong>n geleverd voor de <strong>be</strong>hoeften van zijn handel in de tweede sector. Gaat het bijvoor<strong>be</strong>eld<br />

om een varken dat hij heeft gemest, dan dient hij in het boek voor inkomende facturen, de<br />

levering aan zichzelf van dat varken in te schrijven, aan de hand van een stuk dat die levering<br />

vaststelt en dat de onder B hierna opgesomde vermeldingen inhoudt, voor de prijs die hij zou<br />

heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>komen indien hij het varken levend zou heb<strong>be</strong>n verkocht aan een slager, b.v.<br />

150 EUR. Uitgaande van die prijs, dient hij dan het <strong>be</strong>drag te <strong>be</strong>palen dat volgens de<br />

forfaitaire regeling voor de slagers de prijs van het verkochte vlees vertegenwoordigt. Van de<br />

btw die hij als slagerverkoper over dat <strong>be</strong>drag verschuldigd is, zal hij 6 pct. over 150 EUR in<br />

aftrek mogen brengen (z. nrs. 514 en 516).<br />

Een landbouwondernemer die voor de uitoefening van zijn andere werkzaamheid onderworpen<br />

is aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting voor kleine ondernemingen, <strong>be</strong>doeld in artikel 56,<br />

§ 2, van het Wetboek, kan eveneens van de bijzondere landbouwregeling blijven genieten. Het<br />

<strong>be</strong>treft de landbouwondernemer die al dan niet in samenhang met zijn landbouwonderneming<br />

(b.v. hoevetoerisme) leveringen van goederen of diensten verricht waarvoor hij als kleine<br />

onderneming kan worden <strong>be</strong>schouwd <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het Wetboek. Voor de<br />

<strong>be</strong>rekening van het <strong>be</strong>drag van 5.580 EUR dient geen rekening te worden gehouden met de<br />

handelingen die onder de bijzondere landbouwregeling vallen.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1270<br />

A3. Landbouwondernemers wiens enige werkzaamheid leveringen en<br />

dienstverrichtingen omvat met <strong>be</strong>trekking tot goederen of dieren die hij<br />

als landbouwer voortgebracht of geteeld heeft, maar die aan een ander<br />

btw-tarief dan 6 pct. onderworpen zijn, met uitsluiting van ruwe en niet<br />

tot verbruik <strong>be</strong>reide tabak.<br />

Die ondernemers zijn voor geheel hun werkzaamheid aan de normale btwregeling<br />

onderworpen (of eventueel aan één van de bijzondere regelingen van<br />

artikel 56 van het Wetboek), tenzij in geval van levering van dergelijke<br />

goederen aan erkende veilingen (z. nr. 517, B.1, 3°). Dit is inzonderheid het<br />

geval voor een <strong>be</strong>lastingplichtige wiens enige werkzaamheid <strong>be</strong>staat in het<br />

telen en verkopen van rijpaarden (tarief 21 pct.), zelfs indien hij, in het<br />

verlengde van die werkzaamheid en op bijkomstige wijze, ertoe komt <strong>be</strong>paalde<br />

landbouwproducten te verkopen die aan het tarief van 6 pct. onderworpen zijn<br />

(b.v. de verkoop van mest, van overschotten van stro en hooi, verkoop van<br />

paarden die gebruikt werden als rijpaard en die <strong>be</strong>stemd zijn voor het<br />

slachthuis).<br />

B. Landbouwondernemers op wie de landbouwregeling gedeeltelijk van<br />

toepassing is.<br />

Bedoelde handelingen.<br />

Landbouwondernemers die niet <strong>be</strong>doeld zijn in A en die handelingen<br />

verrichten welke zijn <strong>be</strong>doeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22,<br />

(handelingen die uit de landbouwregeling zijn gesloten, z. nr. 513), worden<br />

geacht hun werkzaamheid uit te oefenen in twee sectoren, waarvan de ene<br />

overeenstemt met hun werkzaamheid als landbouwondernemer (waarvoor ze<br />

hun bijzondere landbouwregeling kunnen <strong>be</strong>houden) en de andere met de<br />

werkzaamheid in de uitoefening waarvan zij de <strong>be</strong>oogde handelingen<br />

verrichten; zij worden geacht aan zichzelf, d.w.z. van sector aan sector, de<br />

goederen te leveren die zij als landbouwondernemer heb<strong>be</strong>n voortgebracht en<br />

die zij gebruiken in de andere sector (KB nr. 22, art. 6).<br />

Voor die leveringen aan zichzelf moet de landbouwondernemer per aangiftetijdvak<br />

een stuk opmaken waarin hij vermeldt, de aard en de hoeveelheid van<br />

de geleverde goederen, de prijs die hij zou heb<strong>be</strong>n verkregen indien hij die<br />

goederen in het groot had verkocht, en de forfaitaire compensatie <strong>be</strong>rekend<br />

over die prijs tegen het tarief van de forfaitaire compensatie van 2 pct. of 6 pct.<br />

(z. nrs. 514 en 516).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1271 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

B1. De landbouwer is voor de tweede sector onderworpen aan de normale of<br />

de forfaitaire regeling.<br />

De handelingen verricht in de tweede sector (onderworpen aan de normale of<br />

de forfaitaire regeling) geven recht op aftrek in de zin van de artikelen 45 tot<br />

49 van het Wetboek. Zo mag de landbouwondernemer de forfaitaire<br />

compensatie <strong>be</strong>rekend op het hierboven <strong>be</strong>doelde stuk, in aftrek brengen in de<br />

periodieke aangifte die hij moet indienen m.b.t. de werkzaamheid in zijn<br />

tweede sector. Om uit te maken of die aangifte om de maand of per kwartaal<br />

moet worden opgemaakt, dient te worden nagegaan of de jaaromzet in de<br />

tweede sector, exclusief btw, al of niet 500.000 EUR overtreft, en moet er in<br />

geen geval rekening worden gehouden met de handelingen waarvoor de<br />

landbouwregeling blijft gelden.<br />

Artikel 6 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22 <strong>be</strong>oogt de volgende handelingen.<br />

1° Leveringen op groothandelsmarkten.<br />

De landbouwondernemer moet voor die leveringen een factuur uitreiken,<br />

uiterlijk de vijfde werkdag na de maand waarin het <strong>be</strong>lastbaar feit zich<br />

heeft voorgedaan, en daarin o.a. de btw in rekening brengen die volgens<br />

de aard van het verkochte goed verschuldigd is (b.v. 6 pct. voor fruit en<br />

groenten).<br />

Voor die verkopen moet hij daarenboven een periodieke aangifte<br />

indienen. In die aangifte mag hij een <strong>be</strong>drag aftrekken gelijk aan 6 pct.<br />

van de verkoopprijs (z. nrs. 514 en 516).<br />

V o o r b e e l d<br />

Verkoop van groenten op een groothandelsmarkt aan een warenhuis voor 3.000 EUR,<br />

in de maand januari 2009<br />

Facturen uit te reiken aan de koper voor 3.000 EUR en 6 pct. btw of 180EUR.<br />

Aangifte voor de maand januari:<br />

- prijs (rooster 01 van de aangifte): 3.000 EUR<br />

- verschuldigde <strong>BTW</strong> (rooster 54) 180 EUR<br />

- aftrekbare forfaitaire compensatie (rooster 59)(3.000 aan 6 pct.) 180 EUR


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1272<br />

(1 februari 2012)<br />

Er kan natuurlijk nog andere btw voor aftrek in aanmerking komen en worden<br />

ingeschreven in rooster 59 van de aangifte; het <strong>be</strong>treft meer <strong>be</strong>paald de btw <strong>be</strong>taald<br />

voor specifieke uitgaven met <strong>be</strong>trekking tot de verkopen op de groothandelsmarkt.<br />

Rooster 56 dient niet te worden ingevuld.<br />

2° Leveringen op kleinhandelsmarkten, in een inrichting voor de<br />

verkoop in 't klein (winkel, stalletje langs de openbare weg) of als<br />

venter van deur tot deur.<br />

Die verkopen worden gedaan aan particulieren. Ze moeten dus niet<br />

worden gefactureerd maar de ontvangsten worden van dag tot dag<br />

ingeschreven in een dagboek van ontvangsten (KB nr. 1, art. 14, § 2, 3°).<br />

In de periodieke aangifte moeten de ontvangsten worden gesplitst in<br />

verkoopprijzen "exclusief btw" en de btw zelf.<br />

V o o r b e e l d<br />

Totale kasontvangsten voor de maand januari 2009 2.120 EUR. Daarin is <strong>be</strong>grepen een<br />

btw van 2.120 EUR x (6/106) = 120 EUR, te vermelden in rooster 54 van de btwaangifte.<br />

De ontvangsten "exclusief btw" <strong>be</strong>lopen 2.000 EUR, te vermelden in rooster 01.<br />

De aan de landbouwregeling onderworpen landbouwondernemer mag van het als btw<br />

verschuldigd <strong>be</strong>drag van 120 EUR aftrekken, eensdeels, de btw <strong>be</strong>taald voor specifieke<br />

uitgaven met <strong>be</strong>trekking tot de des<strong>be</strong>treffende klein-handel en, anderdeels, een <strong>be</strong>drag<br />

gelijk aan 6 pct. van de groothandelsprijs van de in het klein door die ondernemer<br />

verkochte koopwaar. In de veronderstelling dat er geen enkele specifieke uitgave met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de kleinhandel is en dat de groothandelsprijs, in januari 2009 1.500 EUR<br />

<strong>be</strong>draagt, dan schrijft de landbouwondernemer in rooster 59, als aftrekbare forfaitaire<br />

compensatie: 6 pct. van 1.500 EUR = 90 EUR.<br />

Rooster 56 dient niet te worden ingevuld.<br />

Het dagboek van ontvangsten moet natuurlijk niet worden gehouden zo de<br />

landbouwondernemer als kleinhandelaar aan een regeling is onderworpen waarbij zijn<br />

omzet forfaitair wordt <strong>be</strong>paald. Dan moet hij handelen zoals hierboven m.b.t. de slager<br />

werd uiteengezet.<br />

3° Leveringen van voortgebrachte producten of geteelde dieren die niet<br />

aan het tarief van 6 pct. zijn onderworpen (rijpaarden) met<br />

uitzondering van ruwe en niet tot verbruik <strong>be</strong>reide tabak.<br />

Verkopen aan de door de Minister van Landbouw erkende coöperatieve<br />

producentenveilingen van landbouwproducten blijven evenwel onder de<br />

bijzondere landbouwregeling vallen (z. nr. 513, 3°).


(1 februari 2012)<br />

1273 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Voor zijn verkopen van dergelijke producten aan andere personen dan<br />

een erkende veiling, is de landbouwondernemer aan de gewone regeling,<br />

of, eventueel, aan één van de bijzondere regelingen van artikel 56, § 1 of<br />

§ 2, van het Wetboek onderworpen.<br />

In het geval de landbouwondernemer onderworpen is aan de normale<br />

regeling, of aan de forfaitaire regeling <strong>be</strong>doeld bij artikel 56, § 1, van het<br />

Wetboek zal hij 6 pct. als forfaitaire compensatie mogen aftrekken<br />

<strong>be</strong>rekend over de prijs die hij zou <strong>be</strong>komen indien hij zijn producten in<br />

het groot verkocht (vgl. voor<strong>be</strong>elden onder 1° en 2° hierboven).<br />

4° Diensten met <strong>be</strong>trekking tot goederen die niet <strong>be</strong>last zijn met het<br />

tarief van 6 pct.<br />

Zo een landbouwondernemer in die hoedanigheid diensten verricht met<br />

<strong>be</strong>trekking tot goederen die niet zijn <strong>be</strong>last met het tarief van 6 pct., dan<br />

is hij voor die diensten onderworpen aan de gewone regeling, zoals<br />

<strong>be</strong>paald onder 3° hierboven.<br />

De ter zake van de hierboven onder 1° tot 4° <strong>be</strong>doelde handelingen<br />

verschuldigde btw wordt op de gewone wijze voldaan door de landbouwer<br />

die op dat stuk gehouden is tot de normale verplichtingen van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de normale of forfaitaire regeling<br />

(facturering, eventueel dagboek van ontvangsten, boekhouding,<br />

periodieke aangiften, enz.).<br />

B2. De landbouwondernemer is voor de tweede sector onderworpen aan de<br />

vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting.<br />

De handelingen verricht in de tweede sector geven geen recht op aftrek in de<br />

zin van de artikelen 45 tot 49 van het Wetboek. De landbouwondernemer mag<br />

derhalve het <strong>be</strong>drag van de forfaitaire compensatie, vermeld op het document<br />

dat hij opmaakt voor de leveringen aan zichzelf, niet in aftrek brengen. Die<br />

documenten moeten worden bijgehouden, samen met de facturen die hij<br />

ontvangt in het kader van zijn activiteit waarvoor hij onderworpen is aan de<br />

vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen, volgens een ononderbroken<br />

genummerde reeks, met nummers die toegekend worden op het ogenblik van<br />

ontvangst of uitreiking der <strong>be</strong>doelde stukken.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1274<br />

Voor de <strong>be</strong>rekening van het <strong>be</strong>drag van 5.580 EUR dient rekening te worden<br />

gehouden met alle handelingen, verricht in de tweede sector. Er dient geen<br />

rekening te worden gehouden met de handelingen die onder de bijzondere<br />

landbouwregeling vallen.<br />

Met ingang van 1 okto<strong>be</strong>r 2007 zijn werk in onroerende staat in de zin van<br />

artikel 19, § 2, 2°, van het Wetboek, of handelingen opgesomd in artikel 20,<br />

§ 2, 2° en 3°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, uitgesloten van de vrijstellingsregeling.<br />

Een landbouwer, onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling,<br />

kan niet langer worden onderworpen aan de vrijstellingsregeling van de<br />

<strong>be</strong>lasting voor het strooien van grint, het ontruimen van sneeuw op de wegen<br />

voor rekening van een gemeente, <strong>be</strong>bossingswerkzaamheden voor rekening<br />

van bosuitbaters of houthandelaren, <strong>be</strong>bouwings- of oogstwerken, uitgevoerd<br />

tegen vergoeding op <strong>be</strong>paalde tijdstippen van het jaar voor rekening van andere<br />

landbouwers (zie evenwel nr. 518).<br />

Voor de verkopen aan <strong>be</strong>lastingplichtigen dient de landbouwondernemer een<br />

factuur uit te reiken. Op de factuur mag hij geen btw in rekening brengen en<br />

dient hij de volgende vermelding aan te brengen: "Kleine onderneming<br />

onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting. Btw niet toepasselijk.".<br />

De verkopen aan personen, andere dan <strong>be</strong>lastingplichtigen, dienen in een<br />

dagontvangstenboek te worden ingeschreven.<br />

518. Wijziging in de btw-regeling.<br />

A. Verplichting tot kennisgeving bij wijziging in de bijzondere regeling<br />

door de landbouwondernemer.<br />

De landbouwondernemer die voor zijn gehele werkzaamheid onderworpen is aan de<br />

landbouwregeling, moet het btw-controlekantoor waaronder hij ressorteert, binnen de<br />

vijftien dagen, schriftelijk in kennis stellen van iedere wijziging waardoor hij geheel<br />

of gedeeltelijk onderworpen wordt aan de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting, aan de<br />

forfaitaire regeling of aan de vrijstellingsregeling van de kleine ondernemingen<br />

(KB nr. 22, art. 8).<br />

Dat zal onder meer het geval zijn wanneer een landbouwondernemer:<br />

1° een andere werkzaamheid als <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>gint (winkelier, caféhouder,<br />

handelaar in meststoffen, enz.; z. nr. 517, A. 2);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1275 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

2° op groot- of kleinhandelsmarkten <strong>be</strong>gint te verkopen (z. nr. 517, B. 1, 1° en<br />

2°);<br />

3° op regelmatige basis handelingen verricht <strong>be</strong>staande uit werk in onroerende<br />

staat in de zin van artikel 19, § 2, 2°, van het Wetboek, of handelingen<br />

opgesomd in artikel 20, § 2, 2° en 3°, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1.<br />

Die kennisgeving is evenwel niet vereist wanneer een landbouwondernemer die op<br />

grond van artikel 2, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22 reeds ertoe gehouden is een<br />

periodieke aangifte in te dienen, andere handelingen <strong>be</strong>gint te verrichten die door<br />

diezelfde <strong>be</strong>paling zijn <strong>be</strong>doeld (b.v. een landbouwondernemer die reeds op een<br />

groothandelsmarkt verkoopt, <strong>be</strong>gint ook te verkopen op een kleinhandelsmarkt).<br />

Administratie tolerantie<br />

Voor de landbouwondernemers die enerzijds voor hun hoofdactiviteit onderworpen<br />

zijn aan de LA-regeling en anderzijds een bijkomende activiteit <strong>be</strong>staande uit werk in<br />

onroerende staat verrichten met een jaarlijkse omzet lager dan de drempel van<br />

5.580 EUR werd een administratieve tolerantie ingevoerd vanaf 1 okto<strong>be</strong>r 2007 die<br />

tot doel heeft dat de landbouwregeling voor hun hoofdactiviteit wordt <strong>be</strong>houden,<br />

niet-tegenstaande hun bijkomende activiteit moet worden onderworpen aan de<br />

<strong>be</strong>lasting.<br />

Ingevolge artikel 51, § 1, 1°, van het Btw-Wetboek, is de landbouwondernemer in<br />

principe de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting, <strong>be</strong>halve in het geval van toepassing van<br />

artikel 20 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot<br />

de regeling voor de voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde. In dat<br />

geval wordt de <strong>be</strong>lasting voldaan door de medecontractant indien deze zelf een in<br />

België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige is en indiener van periodieke btw-aangiften,<br />

ofwel een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die hier te lande een<br />

aansprakelijk vertegenwoordiger heeft laten erkennen.<br />

Wat zijn bijkomende activiteit die <strong>be</strong>trekking heeft op een werk in onroerende staat<br />

<strong>be</strong>treft, is de landbouwondernemer gehouden tot het indienen van een bijzondere<br />

btw-aangifte (nr. 629) in dewelke hij de maatstaf van heffing opneemt in rooster 74<br />

en, indien hijzelf de schuldenaar is van de <strong>be</strong>lasting, het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting in rooster 80.<br />

In de veronderstelling dat de <strong>be</strong>trokken handelingen werden verricht met verlegging<br />

van de heffing naar de medecontractant, moet de landbouwondernemer alleen de<br />

maatstaf van heffing opnemen in rooster 74 van de bijzondere btw-aangifte (en dit,


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1276<br />

ondanks het feit dat de omschrijving van dit rooster « Bedrag van de andere<br />

handelingen waarvoor de aangever de btw moet voldoen » op het formulier niet<br />

overeenstemt met de <strong>be</strong>oogde situatie). Indien de landbouwer voor het overige geen<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting moet opnemen in rooster 80, is het bovendien vereist dat in<br />

rooster 80 het <strong>be</strong>drag 0,00 wordt ingeschreven.<br />

Indien er in dit geval ook geen herzieningen van de <strong>be</strong>lasting zijn, dient eveneens het<br />

<strong>be</strong>drag 0,00 te worden ingeschreven in rooster 83 (aan de staat verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting).<br />

Indien geen enkele bijkomende handeling werd verricht gedurende een kwartaal<br />

moet geen bijzondere aangifte worden ingediend voor die periode (geen nihilaangifte).<br />

Gelet op het principe van de indiening van bijzondere aangiften kan de<br />

landbouwondernemer geen voor<strong>be</strong>lasting met <strong>be</strong>trekking tot zijn bijkomende<br />

activiteit in aftrek brengen.<br />

De aandacht wordt gevestigd op het feit dat bovengenoemde bijkomende activiteit in<br />

principe, evenals de hoofdactiviteit, in aanmerking wordt genomen voor het vaststellen<br />

van de overschrijding van de drempel van 11.200 EUR van toepassing inzake<br />

intracommunautaire verwervingen.<br />

Wat de jaarlijkse lijst van de btw-<strong>be</strong>lastingplichtige afnemers <strong>be</strong>treft, is het niet meer<br />

nodig de omzet van de bijkomende activiteit te vermelden (voortaan aangegeven in<br />

de bijzondere aangifte) in rubriek A, 1 van Kader I, omdat de vrijstellingsregeling<br />

van de <strong>be</strong>lasting terzake niet meer van toepassing is. De andere rubrieken van deze<br />

lijst moeten daarentegen worden ingevuld volgens de gewone regels. De controlekantoren<br />

zijn ertoe gehouden het al dan niet overschrijden van de drempel van<br />

5.580 EUR te controleren - boven dewelke de toegeving <strong>be</strong>treffende het <strong>be</strong>houd van<br />

de landbouwregeling voor de hoofdactiviteit niet meer van toepassing is- op zicht<br />

van de <strong>be</strong>dragen aangegeven in rooster 74 van de bijzondere aangiften van dat jaar.<br />

De landbouwondernemers die voor hun bijkomende activiteit de drempel van<br />

5.580 EUR zullen overschrijden, dienen onderworpen te worden aan de normale<br />

regeling voor hun totale activiteit (landbouwactiviteit en bijkomende) vanaf de eerste<br />

handeling waarbij de drempel wordt overschreden, die handeling in<strong>be</strong>grepen.<br />

Het spreekt voor zich dat deze administratieve toegeving facultatief is en dat de<br />

landbouwondernemers die er niet willen van genieten onderworpen zijn aan de<br />

normale regeling voor het geheel van hun activiteiten (hoofd- en nevenactiviteiten)<br />

en zodoende kunnen genieten van het recht op aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting en dit<br />

volgens de terzake van toepassing zijnde regels.<br />

(1 februari 2012)


B. Keuze van de normale regeling van de btw<br />

(1 februari 2012)<br />

1277 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

De landbouwondernemer kan, overeenkomstig artikel 57, § 8, van het Wetboek,<br />

kiezen voor de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting. Die optie moet door hem worden<br />

uitgeoefend door middel van een brief gericht aan het controlekantoor van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert, en ze heeft<br />

uitwerking vanaf het verstrijken van de maand na die waarin de brief wordt<br />

verzonden (KB nr. 22, art. 9, eerste lid).<br />

Vóór 1 januari van het derde jaar na dat waarin de optie uitwerking heeft gehad, kan<br />

de landbouwondernemer niet opnieuw overgaan naar de landbouwregeling. Zo hij<br />

die wijziging wenst, moet hij daarvan, vóór 1 decem<strong>be</strong>r, schriftelijk kennis geven aan<br />

het btw-controlekantoor waaronder de landbouwondernemer ressorteert; die<br />

wijziging heeft uitwerking met ingang van 1 januari van het volgende jaar<br />

(KB nr. 22, art. 9, tweede lid).<br />

519. Teruggaaf of herziening bij wijziging in de <strong>be</strong>lastingregeling.<br />

A. Teruggaaf.<br />

Zo de landbouwondernemer niet langer onderworpen is aan de landbouwregeling en<br />

overgaat naar de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting, kan hij volgens artikel 10 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22 teruggaaf verkrijgen van de btw die te zijnen laste werd<br />

geheven bij de verkrijging:<br />

1° van de andere goederen dan <strong>be</strong>drijfsmiddelen die nog niet werden vervreemd<br />

en van de diensten die nog niet werden gebruikt bij de wijziging in de<br />

<strong>be</strong>lastingregeling;<br />

2° van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen die bij de wijziging nog <strong>be</strong>staan, voor zover die<br />

goederen nog bruikbaar zijn en het tijdvak van herziening <strong>be</strong>paald bij<br />

artikel 48, § 2, van het Wetboek, of ter uitvoering ervan, niet is verstreken<br />

(z. hoofdstuk XI).<br />

Voor de handelingen die in artikel 2, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22 zijn<br />

<strong>be</strong>doeld, kan de landbouwondernemer de teruggaaf niet <strong>be</strong>komen; voor die<br />

handelingen kan hij immers een forfaitaire aftrek uitoefenen (z. nrs. 513 en 517, B).<br />

Wat de formaliteiten <strong>be</strong>treft wordt er verwezen naar artikel 10, § 2, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1278<br />

B. Herziening van aftrek.<br />

De landbouwondernemer die aan de normale regeling is onderworpen en die<br />

overgaat naar de landbouwregeling moet de door hem verrichte aftrek herzien van de<br />

<strong>be</strong>lasting die te zijnen laste werd gegeven bij de verkrijging:<br />

1° van de andere goederen dan <strong>be</strong>drijfsmiddelen die nog niet werden vervreemd<br />

en van de diensten die nog niet werden gebruikt bij de wijziging in de<br />

<strong>be</strong>lastingregeling;<br />

2° van de voor herziening vatbare en nog bruikbare <strong>be</strong>drijfsmiddelen die op dat<br />

tijdstip <strong>be</strong>staan.<br />

De terugkeer naar de bijzondere landbouwregeling is gelijkgesteld met het verlies<br />

van de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige voor de toepassing van artikel 49, 3°, van<br />

het Wetboek.<br />

Geen herziening dient plaats te vinden wanneer de landbouwondernemer die aan de<br />

bijzondere landbouwregeling onderworpen is, niet langer handelingen stelt die in<br />

artikel 2, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22, zijn <strong>be</strong>doeld (z. nr. 513), aangezien hij<br />

de btw die hij voor landbouwproductiemiddelen voldaan heeft, als zodanig niet in<br />

aftrek heeft kunnen brengen.<br />

Wat de formaliteiten <strong>be</strong>treft, wordt er verwezen naar artikel 11, § 2, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22.<br />

519/2. Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling<br />

tussen landbouwondernemers die aan de bijzondere landbouwregeling<br />

onderworpen zijn.<br />

Overeenkomstig artikel 11 van het Btw-Wetboek, wordt de overdracht van een<br />

algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling, onder <strong>be</strong>zwarende titel of<br />

om niet, bij wege van inbreng in vennootschap of anderszins, niet als een levering<br />

van goederen <strong>be</strong>schouwd, wanneer de overnemer een <strong>be</strong>lastingplichtige is die de<br />

<strong>be</strong>lasting, indien ze ingevolge de overdracht zou verschuldigd zijn, geheel of<br />

gedeeltelijk zou kunnen aftrekken.<br />

Alhoewel artikel 3, 1ste lid, van het KB nr. 22, stelt dat de landbouwondernemer,<br />

onderworpen aan de bijzondere regeling, ingesteld bij artikel 57 van het Btw-<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1279 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Wetboek, stricto sensu, geen recht op aftrek mag uitoefenen van zijn voor<strong>be</strong>lasting,<br />

verduidelijkt hetzelfde artikel 3, in het 2de lid dat het <strong>be</strong>drag van die <strong>be</strong>lasting hem<br />

normaliter wordt terug<strong>be</strong>taald onder de vorm van forfaitaire compensaties.<br />

Daaruit volgt dat de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een<br />

<strong>be</strong>drijfsafdeling tussen landbouwondernemers onderworpen aan de bijzondere<br />

regeling, wel kadert in artikel 11 van het Btw-Wetboek. Er zal geen btw verschuldigd<br />

zijn bij zulke overdracht.<br />

Afdeling 4. - Bijzondere regeling van de verkopen op afstand.<br />

520. Draagwijdte van de regeling.<br />

Als verkopen op afstand worden aangemerkt de leveringen van goederen welke, door<br />

of voor rekening van de leverancier worden verzonden of vervoerd vanuit een<br />

lidstaat van de Europese Unie naar een andere lidstaat en ter <strong>be</strong>stemming van een<br />

koper zijnde, hetzij een <strong>be</strong>lastingplichtige of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon<br />

die er niet toe gehouden is zijn intracommunautaire verwervingen van<br />

andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten aan de btw te<br />

onderwerpen, hetzij enige andere niet-<strong>be</strong>lastingplichtige, en voor zover de<br />

navermelde toepassingswaarden zijn vervuld (Wetboek, art. 15, §§ 4, 5 en 6).<br />

Het voornaamste kenmerk van onderhavige regeling is het verplaatsen van de plaats<br />

van levering naar de lidstaat van aankomst van de verzonden of vervoerde goederen.<br />

520/1. Toepassingsvoorwaarden voor de bijzondere regeling van de verkopen op<br />

afstand.<br />

I. Bedoelde personen.<br />

De leverancier: moet goederen leveren die door hem of voor zijn rekening worden<br />

verzonden of vervoerd uit een andere lidstaat dan die van aankomst van de<br />

verzending of het vervoer:


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1280<br />

- ofwel voor een <strong>be</strong>drag dat in het lopende kalenderjaar of tijdens het<br />

voorafgaande kalenderjaar een <strong>be</strong>paalde drempel overschrijdt. Voor België<br />

werd deze drempel vastgesteld op 35.000 EUR;<br />

- ofwel zonder toepassing van deze drempel ingeval de leverancier geopteerd<br />

heeft voor de onderwerping aan de <strong>be</strong>lasting in de lidstaat van aankomst der<br />

verzonden of vervoerde goederen, of wanneer het accijnsgoederen <strong>be</strong>treft in de<br />

zin van artikel 1, § 6, 4°, van het Wetboek, geleverd aan particulieren.<br />

De koper: indien de koper in België is gevestigd moet het gaan om, hetzij:<br />

1° een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige andere dan een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon<br />

(particulier);<br />

2° voor zover het gaat om andere goederen dan accijnsproducten in de zin van<br />

artikel 1, § 6, 4°, van het Wetboek, een <strong>be</strong>lastingplichtige of een niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon op wie de afwijking van artikel 25ter, § 1,<br />

tweede lid, 2°, eerste lid, van het Wetboek toepasselijk is.<br />

Worden <strong>be</strong>doeld:<br />

- landbouwondernemers onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 57 van het Wetboek;<br />

- <strong>be</strong>lastingplichtigen onderworpen aan de vrijstellingsregeling voor kleine<br />

ondernemingen <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het Wetboek;<br />

- <strong>be</strong>lastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten welke zijn<br />

vrijgesteld overeenkomstig artikel 44 van het Wetboek en waarvoor zij<br />

geen recht op aftrek heb<strong>be</strong>n (bijv. scholen, advocaten, geneesheren, ...);<br />

- niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen (bijv. Staat, gewest, provincie,<br />

gemeente, ...);<br />

DIE - noch tijdens het lopende kalenderjaar, noch in de loop van het voorafgaande<br />

kalenderjaar intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe<br />

vervoermiddelen en accijnsproducten heb<strong>be</strong>n verricht voor een <strong>be</strong>drag dat, exclusief<br />

btw, hoger is dan een vastgestelde drempel. Zo zullen bovengenoemde in België<br />

gevestigde afnemers geen aankopen die geleid heb<strong>be</strong>n tot een intracommunautaire<br />

verwerving in België onder de voorwaarden van artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het<br />

Wetboek, mogen heb<strong>be</strong>n verricht voor een totaal <strong>be</strong>drag dat, exclusief btw, hoger is<br />

dan 11.200 EUR.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1281 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

EN - die niet heb<strong>be</strong>n geopteerd voor het onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting van al de door<br />

hen onder de voorwaarden van artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek<br />

verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen.<br />

Voor de <strong>be</strong>rekening van de drempel van 11.200 EUR moet rekening worden<br />

gehouden met alle intracommunautaire verwervingen, met uitzondering van deze die:<br />

a) <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n, op goederen waarvan de levering door een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

in België zou vrijgesteld zijn door artikel 42, §§ 1 en 2, van het<br />

Wetboek, die overeenkomstig artikel 25ter van het Wetboek <strong>be</strong>lastbaar zijn,<br />

maar worden vrijgesteld door artikel 40, § 1, 1°, a), van het Wetboek, alsook<br />

deze die worden vrijgesteld door artikel 42, § 3, 1° tot 8° van het Wetboek ;<br />

b) <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op nieuwe vervoermiddelen als <strong>be</strong>doeld in artikel 8bis, § 2,<br />

eerste lid, 2°, van het Wetboek;<br />

c) <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op accijnsproducten in de zin van artikel 1, § 6, 4°, van het<br />

Wetboek;<br />

d) <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor<br />

verzamelingen en antiquiteiten, waarvan de verkoper een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper is die als zodanig optreedt en het verworven goed in de lidstaat<br />

van vertrek van het vervoer of de verzending aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen<br />

werd overeenkomstig de bijzondere regeling van de <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

winstmarge <strong>be</strong>doeld in titel B van de richtlijn 94/5/EG, of wanneer de verkoper<br />

een organisator is van openbare veilingen die als zodanig optreedt en het<br />

verworven goed in de lidstaat van vertrek van het vervoer of de verzending,<br />

aan de <strong>be</strong>lasting werd onderworpen overeenkomstig de bijzondere regeling<br />

<strong>be</strong>doeld in titel C van dezelfde richtlijn (niet-<strong>be</strong>lastbare intracommunautaire<br />

verwervingen);<br />

e) het gevolg zijn van leveringen in de lidstaat van aanvang van het vervoer of<br />

verzending, die verricht werden door:<br />

- een particulier;<br />

- een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon;<br />

- een <strong>be</strong>lastingplichtige die onder toepassing valt van de in de artikelen<br />

282 tot en met 292 van Richtlijn 2006/112/EG (cfr. art. 56, § 2 van<br />

het Wetboek) <strong>be</strong>doelde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen<br />

(niet-<strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwervingen).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1282<br />

Er dient voor de <strong>be</strong>rekening van de drempel van 11.200 EUR evenmin rekening te<br />

worden gehouden met aankopen verricht in andere lidstaten die geen intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen uitmaken zoals deze die een installatie of een<br />

montage vereisen in België door de leverancier of voor zijn rekening, met de<br />

aankopen die onder de bijzondere regeling vallen van de verkopen op afstand en met<br />

de aankopen die onder de regeling inzake de leveringen van gas via een op het<br />

grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een<br />

dergelijk systeem aangesloten net, de levering van elektriciteit of de levering van<br />

warmte of koude via warmte- of koudenetten.<br />

Er wordt nog opgemerkt dat de administratie toestaat dat er voor de <strong>be</strong>rekening van<br />

de drempel van 11.200 EUR geen rekening wordt gehouden met de intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen die kunnen worden vrijgesteld door<br />

artikel 40, § 1, 1°, a), van het Wetboek, omdat de levering van de goederen zou<br />

kunnen worden vrijgesteld door artikel 44, § 2, 13°, van het Wetboek als deze in<br />

België zou heb<strong>be</strong>n plaatsgevonden. Opdat de intracommunautaire verwerving van<br />

een goed kan worden vrijgesteld door artikel 40, § 1, 1°, a), van het Wetboek dient<br />

enerzijds de levering in de lidstaat van vertrek vrijgesteld te zijn door artikel 136 van<br />

Richtlijn 2006/112/EG omdat de leverancier, op het moment van de aankoop, het<br />

goed heeft <strong>be</strong>stemd voor een vrijgestelde activiteit en geen enkel recht op aftrek heeft<br />

kunnen genieten, en dienen anderzijds deze goederen te zijn gebruikt voor een<br />

activiteit die, als zij in België zou heb<strong>be</strong>n plaatsgevonden, eveneens zou vrijgesteld<br />

zijn en geen recht op aftrek zou verlenen.<br />

Voor de <strong>be</strong>rekening van de drempel van 11.200 EUR van toepassing op de niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen moet niet alleen rekening worden gehouden met de<br />

aankopen verricht in de andere lidstaten van de Europese Unie maar tevens met de<br />

invoeren verricht in deze lidstaten door niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen onder<br />

de voorwaarden van artikel 25quinquies, §§ 1, 2 en 4, van het Wetboek, die<br />

aanleiding geven tot een intracommunautaire verwerving in België.<br />

Indien de koper in een andere lidstaat dan België is gevestigd moet deze in die<br />

andere lidstaat hetzij, en voor zover het geen accijnsproducten <strong>be</strong>treft in de zin van<br />

artikel 1, § 6, 4°, van het Wetboek, een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon of een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige zijn onderworpen aan een regeling welke vergelijkbaar is met een<br />

regeling als vermeld onder punt 2° hiervoor, en die noch tijdens het lopende<br />

kalenderjaar, noch in de loop van het voorafgaande kalenderjaar intracommunautaire<br />

verwervingen heeft verricht voor een <strong>be</strong>drag dat, exclusief btw, hoger is dan de<br />

vastgestelde drempel en niet geopteerd heeft voor het onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting<br />

van al de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen, hetzij enige andere<br />

niet-<strong>be</strong>lastingplichtige (particulier).<br />

(1 februari 2012)


II. Bedoelde goederen.<br />

(1 februari 2012)<br />

1283 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Hier worden alle lichamelijke roerende goederen <strong>be</strong>doeld met uitsluiting evenwel<br />

van de nieuwe vervoermiddelen als <strong>be</strong>doeld in artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het<br />

Wetboek, van de goederen die door of voor rekening van de leverancier moeten<br />

worden gemonteerd of geïnstalleerd alsmede van de goederen onderworpen aan de<br />

bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge <strong>be</strong>doeld in artikel 58,<br />

§ 4, van het Wetboek en van de goederen die onder de regeling inzake de leveringen<br />

van gas via een op het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem<br />

of een op een dergelijk systeem aangesloten net, levering van elektriciteit of levering<br />

van warmte of koude via warmte- of koudenetten.<br />

III. Leveringsvoorwaarden.<br />

Een absolute vereiste voor de regeling van de verkopen op afstand is<br />

intracommunautair vervoer, of een vervoer <strong>be</strong>doeld in artikel 15, § 6, van het<br />

Wetboek verricht door de leverancier of door een derde die voor zijn rekening<br />

handelt, en ter <strong>be</strong>stemming van de koper. Met andere woorden, telkens wanneer de<br />

leverancier tussenkomt, zelfs onrechtstreeks, is deze regeling van toepassing. Dit zal<br />

bijvoor<strong>be</strong>eld het geval zijn wanneer een postorder<strong>be</strong>drijf, samen met het aanbieden<br />

van de goederen, een derdevervoerder zou aanduiden met wie de klant rechtstreeks<br />

kan contracteren.<br />

Wanneer daarentegen de klant de goederen in ontvangst gaat nemen bij de verkoper<br />

(ofwel persoonlijk, ofwel via een derde, b.v. een vervoerder die de opdracht krijgt de<br />

goederen in ontvangst te nemen voor zijn rekening en het vervoer te verrichten), dan<br />

is de regeling van de verkopen op afstand nooit van toepassing.<br />

De voorwaarden waaronder de levering ge<strong>be</strong>urt, meer <strong>be</strong>paald wat <strong>be</strong>treft het<br />

vervoer van de goederen, dienen te worden <strong>be</strong>oordeeld op grond van de gebruikelijke<br />

handelsdocumenten die voor die handeling zijn uitgereikt en van de feitelijke<br />

omstandigheden.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1284<br />

IV. Drempel.<br />

Tenzij hij zou heb<strong>be</strong>n geopteerd voor de <strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van aankomst<br />

van de verzonden of vervoerde goederen, moet de leverancier de btw niet toepassen<br />

in de lidstaat van aankomst, wanneer hij in de loop van het kalenderjaar of tijdens het<br />

voorafgaande kalenderjaar goederen heeft geleverd welke door hem of voor zijn<br />

rekening zijn verzonden of vervoerd naar deze lidstaat voor een <strong>be</strong>drag dat, exclusief<br />

btw, de drempel van die lidstaat (35.000 EUR ingeval van levering naar België<br />

vanuit een andere lidstaat) niet overschrijdt.<br />

Opdat het stelsel van verkoop op afstand van toepassing zou zijn, moet deze drempel<br />

overschreden geweest zijn in het voorafgaande kalenderjaar zoniet tijdens het<br />

lopende kalenderjaar op het tijdstip waarop de verkoop wordt verricht. Indien door<br />

het <strong>be</strong>drag van de levering de drempel wordt overschreden, vindt die levering,<br />

evenals de volgende leveringen, plaats in de lidstaat van aankomst der verzonden of<br />

vervoerde goederen.<br />

Om te <strong>be</strong>palen of de btw moet worden voldaan in de lidstaat van aankomst, moet er<br />

dus nagegaan worden, per lidstaat waar de leverancier voor btw-doeleinden<br />

geïdentificeerd is en van waaruit de goederen worden verzonden of vervoerd, en voor<br />

elke lidstaat naar dewelke hij goederen verzendt of vervoert, of de door die lidstaat<br />

vastgestelde drempel al dan niet wordt overschreden.<br />

a) Ta<strong>be</strong>l <strong>be</strong>vattende de door elke lidstaat vastgestelde drempel voor de<br />

<strong>be</strong>lasting van de verkopen op afstand.<br />

(1 februari 2012)<br />

Toestand septem<strong>be</strong>r 2011.<br />

lidstaat Verkopen op afstand<br />

Nationale Munt Equivalent in<br />

EURO<br />

België 35.000 EUR -<br />

Bulgarije 70.000 BGN 35.791<br />

Cyprus 35.000 EUR -<br />

Denemarken 280.000 DKK 37.557<br />

Duitsland 100.000 EUR -<br />

Estland 35.151 EUR -


(1 februari 2012)<br />

1285 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Finland 35.000 EUR -<br />

Frankrijk 100.000 EUR -<br />

Griekenland 35.000 EUR -<br />

Hongarije 8.800.000 HUF 32.257<br />

Ierland 35.000 EUR -<br />

Italië 100.000 EUR -<br />

Letland 24.000 LVL 34.052<br />

Litouwen 125.000 LTL 36.203<br />

Luxemburg 100.000 EUR -<br />

Malta 35.000 EUR -<br />

Nederland 100.000 EUR -<br />

Oostenrijk 35.000 EUR -<br />

Polen 160.000 PLN 40.293<br />

Portugal 35.000 EUR -<br />

Slowakije 35.000 EUR -<br />

Republiek Tsjechië 1.140.000 CZK 46.570<br />

Roemenië 118.000 RON 28.012<br />

Slovenië 35.000 EUR -<br />

Spanje 35.000 EUR -<br />

Verenigd Koninkrijk 70.000 GBP 81.843<br />

Zweden 320.000 SEK 36.232<br />

V o o r b e e l d<br />

Een in België gevestigde leverancier verkoopt goederen aan onder punt I, laatste lid, hiervoor<br />

<strong>be</strong>doelde kopers die gevestigd zijn in Nederland, Frankrijk en Duitsland, en het vervoer of de<br />

verzending van de goederen vanuit België naar één van deze lidstaten ge<strong>be</strong>urt telkens door<br />

deze leverancier of voor zijn rekening. Het is dus mogelijk dat de leverancier Belgische btw<br />

moet aanrekenen voor de verkopen met als <strong>be</strong>stemming Frankrijk en Nederland omdat hij de<br />

drempel voor de toepassing van de verkopen op afstand in deze lidstaten niet overschrijdt en<br />

niet heeft geopteerd, maar dat daarentegen wel de Duitse btw moet worden toegepast voor de<br />

verkopen op afstand in die lidstaat.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1286<br />

b) Berekening van de drempel.<br />

De drempel wordt <strong>be</strong>paald door het <strong>be</strong>drag, exclusief btw, van de door de<br />

leverancier verrichte leveringen van goederen die door of voor zijn rekening<br />

worden vervoerd over verzonden vanuit de lidstaat van vertrek der verzonden<br />

of vervoerde goederen met als <strong>be</strong>stemming een andere lidstaat.<br />

Om na te gaan of de drempel al dan niet wordt overschreden, moet geen<br />

rekening worden gehouden met:<br />

- verkopen aan <strong>be</strong>lastingplichtigen en aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen<br />

die ertoe gehouden zijn om al hun intracommunautaire<br />

verwervingen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen;<br />

- verkopen van nieuwe vervoermiddelen als <strong>be</strong>doeld in artikel 8bis, § 2,<br />

eerste lid, 2° van het Wetboek;<br />

- verkopen van goederen <strong>be</strong>stemd om te worden gemonteerd of<br />

geïnstalleerd door of voor rekening van de leverancier;<br />

- goederen die onder de regeling inzake de leveringen van gas via een op<br />

het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of een<br />

op een dergelijk systeem aangesloten net, levering van elektriciteit of<br />

levering van warmte of koude via warmte- of koudenetten vallen;<br />

- verkopen van accijnsproducten in de zin van artikel 1, § 6, 4°, van het<br />

Wetboek (waarvoor steeds de regeling voor de verkopen op afstand van<br />

toepassing is, zonder dat enige drempel geldt, wanneer de koper een<br />

particulier is);<br />

- verkopen van goederen onderworpen aan de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge;<br />

- verkopen van goederen waarvan de levering in de lidstaat van oorsprong<br />

is vrijgesteld bij toepassing van de nationale <strong>be</strong>palingen die overeenstemmen<br />

met de artikelen 148 en 151, § 1, a) tot d) van Richtlijn 2006/<br />

112/EG (voorheen artikel 15, punten 4 tot en met 10, van de Zesde<br />

Richtlijn, cfr. Wetboek, art. 42, §§ 1, 2 en 3, 1° tot 8°).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1287 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Opmerking 1: Gelijktijdige overschrijding van de drempels voorzien<br />

door artikel 15, § 4, en artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°,<br />

van het Wetboek.<br />

Een handeling kan aanleiding geven tot het gelijktijdig overschrijden van de<br />

drempels voorzien in de artikelen 15, § 4, tweede lid, 1°, en 25ter, § 1, tweede<br />

lid, 2°, eerste lid, b), van het Wetboek. Meer <strong>be</strong>paald ter vereenvoudiging van<br />

de verplichting zich voor btw-doeleinden te laten identificeren voor een niet in<br />

het binnenland gevestigde leverancier, wordt deze handeling, die zelfs<br />

eenmalig kan zijn, voor het geheel <strong>be</strong>schouwd als een intracommunautaire<br />

verwerving van goederen die in België onderworpen is aan de btw in hoofde<br />

van de in België gevestigde koper zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 25ter, § 1, tweede<br />

lid, 2°, eerste lid, a), van het Wetboek. Deze koper is er bijgevolg toe<br />

gehouden, overeenkomstig artikel 53bis, van het Wetboek, de overschrijding<br />

van de drempel van 11.200 EUR zoals <strong>be</strong>paald in artikel 25ter, § 1, tweede lid,<br />

2°, eerste lid, b), van het Wetboek, aan te geven voorafgaandelijk aan de eerste<br />

intracommunautaire verwerving van goederen die deze drempel overschrijdt.<br />

Bijgevolg moet deze handeling niet in aanmerking worden genomen voor de<br />

<strong>be</strong>rekening van de drempel, <strong>be</strong>doeld in artikel 15, § 4, tweede lid, 1°, van het<br />

Wetboek, voor de verkopen verricht met <strong>be</strong>stemming België door de verkoper<br />

die in een andere lidstaat gevestigd is.<br />

Hetgeen voorafgaat geldt uiteraard slechts wanneer geen gebruik werd gemaakt<br />

van de opties voorzien in artikel 15, § 4, derde lid, en artikel 25ter, § 1, tweede<br />

lid, 2°, tweede lid, van het Wetboek.<br />

Opmerking 2: Leveringen verricht door de <strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>oogd in<br />

artikel 11 van Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 4,<br />

punt 4, tweede lid, van de 6 de Richtlijn) (zie artikel 4, § 2,<br />

van het Wetboek).<br />

Naar België verzonden of vervoerde goederen kunnen het voorwerp uitmaken<br />

van leveringen verricht door in een andere lidstaat gevestigde personen die,<br />

ofschoon zij juridisch gezien wel zelfstandig zijn, door die lidstaat tezamen als<br />

één <strong>be</strong>lastingplichtige worden aangemerkt omdat ze financieel, economisch en<br />

organisatorisch nauw met elkaar verbonden zijn. Om in dat geval te <strong>be</strong>palen of<br />

de Belgische drempel van 35.000 EUR wordt overschreden, moeten deze<br />

leveringen in principe worden <strong>be</strong>schouwd als zijnde verricht door die ene<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige. Niettemin wordt deze <strong>be</strong>rekening om praktische redenen<br />

voor ieder lid van de btw-eenheid afzonderlijk gemaakt, gezien de<br />

administratie de <strong>be</strong>lastingplichtige als dusdanig niet kent.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1288<br />

Opmerking 3: Verkopen op afstand verricht door leden van een btweenheid.<br />

Wanneer het vervoer van de goederen naar de particulier of naar het lid van de<br />

groep van vier dat niet gehouden is om al zijn intracommunautaire verwervingen<br />

aan de btw te onderwerpen, wordt verricht door of voor rekening van<br />

een lid van de btw-eenheid, dient te worden nagegaan of de door de lidstaat<br />

van <strong>be</strong>stemming opgelegde drempel inzake verkopen op afstand al dan niet<br />

wordt overschreden.<br />

Wanneer de drempel wordt overschreden, wordt de levering geacht plaats te vinden<br />

in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming en maakt ze de btw opeisbaar in deze lidstaat.<br />

Hetzelfde geldt wanneer werd geopteerd voor taxatie in de lidstaat van <strong>be</strong>stemming.<br />

De regels om te <strong>be</strong>palen of de drempel al dan niet wordt overschreden, worden<br />

vastgelegd door de lidstaat van <strong>be</strong>stemming. Gelet op het feit dat de fiscale<br />

autoriteiten van deze lidstaten de btw-eenheid als dusdanig niet kennen, zullen ze<br />

deze <strong>be</strong>rekening in principe voor ieder lid afzonderlijk verrichten en niet in hoofde<br />

van de btw-eenheid.<br />

Wanneer er werd geopteerd of wanneer de drempel wordt overschreden, wordt deze<br />

verrichting bijgevolg aangemerkt als een levering van goederen die plaatsvindt in de<br />

lidstaat van <strong>be</strong>stemming. Voor deze handeling dient het lid zich bijgevolg in de<br />

lidstaat van <strong>be</strong>stemming voor btw-doeleinden te laten identificeren.<br />

c) Optie voor de <strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van aankomst.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die leveringen met vervoer door of voor hun rekening<br />

verrichten kunnen steeds opteren voor de <strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van<br />

aankomst, zelfs wanneer zij de drempel die door deze lidstaat wordt gesteld<br />

niet overschrijden.<br />

Voor wat België <strong>be</strong>treft moet overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 10 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 iedere <strong>be</strong>lastingplichtige die leveringen<br />

van goederen verricht als <strong>be</strong>doeld in artikel 15, § 5, eerste lid, 1°, van het<br />

Wetboek waarvan het <strong>be</strong>drag tijdens het voorafgaande kalenderjaar of, op het<br />

tijdstip van de levering tijdens het lopende kalenderjaar, de drempel niet<br />

overschrijdt zoals die bij toepassing van artikel 34, §§ 1 en 2 van Richtlijn<br />

2006/112/EG (voorheen artikel 28ter, B, 2, van de Zesde Richtlijn), door de<br />

lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer naar de koper is<br />

vastgesteld en die ervoor kiest dat de plaats van deze leveringen van goederen<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1289 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

wordt <strong>be</strong>paald overeenkomstig artikel 15, § 5, eerste lid, van het Wetboek,<br />

hiervan het hoofd van het btw-controlekantoor waaronder hij ressorteert op de<br />

hoogte brengen bij ter post aangetekende brief.<br />

Bijgevolg, wanneer een in België gevestigde leverancier naar een andere<br />

lidstaat goederen verkoopt waarvoor de regeling voor de verkopen op afstand<br />

van toepassing kan zijn, kan hij, niettegenstaande hij de drempel van die andere<br />

lidstaat tijdens het voorafgaande kalenderjaar of, op het tijdstip van de levering<br />

tijdens het lopende kalenderjaar niet overschrijdt, evenwel steeds opteren voor<br />

de <strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van aankomst. In dat geval moet hij het hoofd<br />

van het btw-controlekantoor waaronder hij ressorteert hiervan op de hoogte<br />

brengen bij ter post aangetekende brief.<br />

Deze brief moet vermelden:<br />

1° de naam of de maatschappelijke <strong>be</strong>naming van de <strong>be</strong>lastingplichtige en<br />

het adres van diens administratieve of maatschappelijke hoofdzetel,<br />

alsmede het identificatienummer dat hem krachtens artikel 50 van het<br />

Wetboek werd toegekend voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde;<br />

2° de lidstaat van aankomst van de verzonden of vervoerde goederen voor<br />

dewelke gekozen wordt;<br />

3° het identificatienummer dat aan de <strong>be</strong>lastingplichtige in deze lidstaat<br />

werd toegekend voor de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde;<br />

4° de datum vanaf wanneer de keuze ingaat;<br />

5° de datum, alsook de naam en de hoedanigheid van de ondertekenaar van<br />

de brief.<br />

Deze keuze gaat in op de datum van de afgifte ter post van de brief en geldt tot<br />

31 decem<strong>be</strong>r van het tweede jaar dat op die datum volgt.<br />

Er weze opgemerkt dat dergelijke optie afzonderlijk dient te worden<br />

uitgeoefend voor elke lidstaat.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1290<br />

520/2. Werking van de regeling verkopen op afstand.<br />

De regeling met <strong>be</strong>trekking tot de verkopen op afstand voorziet dat wanneer de<br />

goederen door of voor rekening van de leverancier worden verzonden of vervoerd<br />

naar een andere lidstaat dan deze van vertrek, deze goederen geacht worden geleverd<br />

te zijn in de lidstaat van aankomst.<br />

De plaats van de levering van de goederen wordt bijgevolg verplaatst naar de plaats<br />

waar de goederen zich <strong>be</strong>vinden op het tijdstip van de aankomst van het vervoer of<br />

verzending wanneer de plaats van vertrek en de plaats van aankomst zich op het<br />

grondgebied van verschillende lidstaten <strong>be</strong>vinden. De <strong>be</strong>lasting is bijgevolg<br />

verschuldigd in de lidstaat van aankomst der verzonden of vervoerde goederen tegen<br />

het btw-tarief van toepassing in deze lidstaat.<br />

Er weze evenwel opgemerkt dat, overeenkomstig artikel 12bis, tweede lid, 1°, van<br />

het Wetboek, een verkoop op afstand vanuit België naar een andere lidstaat, niet<br />

<strong>be</strong>schouwd wordt als een overbrenging in de zin van artikel 12bis, eerste lid van het<br />

Wetboek.<br />

Aangezien voor de accijnsproducten de regeling voor de verkopen op afstand enkel<br />

van toepassing is indien de koper een particulier is (en zonder toepassing van een<br />

verkoopdrempel) dient een onderscheid te worden gemaakt naargelang de verkopen<br />

op afstand <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op andere goederen dan accijnsproducten of op<br />

accijnsproducten.<br />

520/3. Andere goederen dan accijnsproducten in de zin van artikel 1, § 6, 4°, van het<br />

Wetboek.<br />

I. Verzending of vervoer vanuit een andere lidstaat naar België.<br />

In afwijking van § 2, tweede lid, 1°, van § 3 en van de uitsluiting van de leveringen<br />

van goederen onderworpen aan de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing <strong>be</strong>doeld<br />

in titel B of in titel C van de Richtlijn 94/5/EG (artikelen 312 tot 332 van Richtlijn<br />

2006/112/EG), wordt overeenkomstig artikel 15 § 4, van het Wetboek, de plaats van<br />

een levering van goederen geacht zich in België te <strong>be</strong>vinden wanneer ze door of voor<br />

rekening van de leverancier naar België worden verzonden of vervoerd vanuit een<br />

andere lidstaat en indien de levering van de goederen wordt verricht voor een<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1291 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of voor een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon op wie de<br />

afwijking van artikel 25ter, § 1, tweede lid van het Wetboek, toepasselijk is, of voor<br />

enige andere niet-<strong>be</strong>lastingplichtige en indien de goederen geen nieuwe vervoermiddelen<br />

zijn in de zin van artikel 8bis, § 2 van het Wetboek, noch gemonteerd of<br />

geïnstalleerd zijn door of voor rekening van de leverancier.<br />

Ingeval echter de geleverde goederen andere zijn dan accijnsproducten, is het vorige<br />

lid niet van toepassing op de leveringen van goederen:<br />

1° verricht binnen de grenzen of ten <strong>be</strong>lope van een totaal <strong>be</strong>drag, exclusief<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, dat in een kalenderjaar niet hoger mag<br />

zijn dan 35.000 EUR, en<br />

2° mits het totale <strong>be</strong>drag, exclusief <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, van de<br />

in het voorafgaande kalenderjaar verrichte leveringen van andere goederen dan<br />

accijnsproducten 35.000 EUR niet heeft overschreden.<br />

Deze <strong>be</strong>palingen zijn niet van toepassing wanneer de leverancier er in de lidstaat<br />

waarvan hij deel uitmaakt, voor gekozen heeft dat de plaats van de levering België is.<br />

A. De leverancier overschrijdt de Belgische drempel (35.000 EUR) of heeft<br />

geopteerd voor de <strong>be</strong>lastingheffing in België.<br />

Er weze aangestipt dat, zelfs indien de leverancier de Belgische drempel van<br />

35.000 EUR niet overschrijdt, hij steeds kan opteren voor de <strong>be</strong>lastingheffing in<br />

België (optie welke in ieder geval geldt voor een periode van twee kalenderjaren).<br />

1. De koper is een in België gevestigde particulier.<br />

In dit geval is de regeling voor de verkopen op afstand van toepassing. De btw<br />

is bijgevolg verschuldigd door de leverancier in België.<br />

Indien de leverancier in België niet voor btw-doeleinden is geïdentificeerd<br />

dient hij, alvorens een dergelijke levering te verrichten, zich hier te laten<br />

identificeren (z. nr. 520/6, B, hierna).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1292<br />

2. De koper is een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon op wie de afwijking van artikel 25ter, § 1, tweede<br />

lid, 2°, eerste lid van het Wetboek van toepassing is (z. punt I, 2°, van<br />

nr. 520/1 hiervoor).<br />

Ingeval de koper de drempel van 11.200 EUR niet overschrijdt en niet heeft<br />

geopteerd voor het onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting van al de door hem, onder de<br />

voorwaarden van artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek verrichte<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen is de regeling voor de<br />

verkopen op afstand van toepassing. Er wordt dan ook verwezen naar de<br />

oplossing onder punt A.1. hiervoor.<br />

Er weze aangestipt dat ingeval de koper de drempel van 11.200 EUR<br />

overschrijdt of heeft geopteerd voor het onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting van al de<br />

door hem, onder de voorwaarden van artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het<br />

Wetboek verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen, het niet<br />

gaat om een levering die valt onder de regeling verkopen op afstand, maar het<br />

in hoofde van de verkoper een vrijgestelde intracommunautaire levering en in<br />

hoofde van de koper een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving in België<br />

<strong>be</strong>treft.<br />

B. De leverancier overschrijdt de Belgische drempel (35.000 EUR) niet en<br />

heeft niet geopteerd voor de <strong>be</strong>lastingheffing in België.<br />

1. De koper is een in België gevestigde particulier.<br />

In dat geval gaat het niet om een levering die valt onder de regeling verkopen<br />

op afstand maar is de btw verschuldigd door de leverancier in de lidstaat van<br />

herkomst van de goederen tegen het in die lidstaat toepasselijk btw-tarief.<br />

2. De koper is een in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon op wie de afwijking van artikel 25ter, § 1, tweede<br />

lid, 2°, eerste lid, van het Wetboek toepasselijk is (z. punt I, 2°, van<br />

nr. 520/1 hiervoor).<br />

Ingeval de koper de drempel van 11.200 EUR niet overschrijdt en niet heeft<br />

geopteerd voor het onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting van al de door hem, onder de<br />

voorwaarden van artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek verrichte<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen is de levering <strong>be</strong>lastbaar in de<br />

lidstaat van herkomst van de goederen alwaar de btw moet worden voldaan<br />

door de leverancier tegen het in die lidstaat toepasselijk btw-tarief.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1293 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Er weze aangestipt dat ingeval voormelde koper de drempel van 11.200 EUR<br />

overschrijdt of heeft geopteerd voor het onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting van al de<br />

door hem, onder de voorwaarden van artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het<br />

Wetboek verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen, het niet<br />

gaat om een levering die valt onder de regeling verkopen op afstand maar het<br />

in hoofde van de verkoper een vrijgestelde intracommunautaire levering en in<br />

hoofde van de koper een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving in België<br />

<strong>be</strong>treft.<br />

V o o r b e e l d e n<br />

1. Een confectie<strong>be</strong>drijf gevestigd in Valenciennes (Frankrijk) verkoopt kleding aan een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 56, § 2 van het Wetboek welke laatste een winkel in kinderkleding uitbaat te Bergen<br />

(België). Deze <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling koopt ieder jaar<br />

enkel in Frankrijk voor ongeveer 1.250 EUR kleding aan van deze onderneming. Hij heeft geen<br />

aankopen verricht in andere lidstaten (Frankrijk in<strong>be</strong>grepen) voor meer dan 11.200 EUR en<br />

heeft niet geopteerd voor het onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting van al de door hem verrichte<br />

intracommunautaire verwervingen. Het vervoer wordt verricht door een onderneming die<br />

handelt voor rekening van de Franse onderneming.<br />

Navolgend onderscheid dient te worden gemaakt:<br />

a) de Franse onderneming overschrijdt de Belgische drempel van 35.000 EUR of heeft<br />

geopteerd voor de <strong>be</strong>lastingheffing in België.<br />

De verkoop is onderworpen aan de regeling van de verkopen op afstand. De Franse<br />

onderneming moet derhalve in België voor btw-doeleinden geïdentificeerd zijn of er<br />

zich laten identificeren. De btw zal dus verschuldigd zijn in België door de Franse<br />

onderneming;<br />

b) de Franse onderneming overschrijdt de Belgische drempel van 35.000 EUR niet en<br />

heeft niet geopteerd voor de <strong>be</strong>lastingheffing in België.<br />

De regeling van de verkopen op afstand is niet van toepassing. De verkoop is<br />

<strong>be</strong>lastbaar in Frankrijk tegen het aldaar van toepassing zijnde btw-tarief.<br />

2. Een leverancier, gevestigd in Amsterdam (Nederland), levert granen aan een landbouwondernemer,<br />

onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling welke is gevestigd in Veurne<br />

(België). De leverancier verkoopt ieder jaar voor ongeveer 125.000 EUR aan in België<br />

gevestigde kopers en is in België voor btw-doeleinden geïdentificeerd.<br />

Navolgend onderscheid dient te worden gemaakt:<br />

a) de landbouwer koopt ieder jaar voor minder dan 11.200 EUR in andere lidstaten en<br />

heeft niet geopteerd voor het onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting van al de door hem, onder<br />

de voorwaarden van artikel 25ter, § 1, 1 e lid, van het Wetboek, verrichte intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1294<br />

(1 februari 2012)<br />

De regeling van de verkopen op afstand is toepasselijk indien het vervoer van de granen<br />

wordt verricht door of voor rekening van de leverancier. De btw is dus verschuldigd in<br />

België door de leverancier.<br />

Indien de landbouwer evenwel zelf het vervoer verricht, is er geen verkoop op afstand<br />

en is de btw verschuldigd in Nederland tegen het aldaar toepasselijk btw-tarief;<br />

b) de landbouwer koopt ieder jaar voor meer dan 11.200 EUR in andere lidstaten of heeft<br />

geopteerd voor het onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting van al de door hem, onder de<br />

voorwaarden van artikel 25ter, § 1, 1° lid van het Wetboek verrichte intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen.<br />

De verkoop van granen is niet onderworpen aan de regeling van de verkopen op<br />

afstand. De btw is verschuldigd door de landbouwer bij de intracommunautaire<br />

verwerving van de granen in België.<br />

II. Verzending of vervoer vanuit België naar een andere lidstaat.<br />

In afwijking van § 2, tweede lid, 1°, van § 3 en van de uitsluiting van de leveringen<br />

van goederen onderworpen aan de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

winstmarge ingesteld bij artikel 58, § 4, van het Wetboek, wordt overeenkomstig<br />

artikel 15, § 5, van het Wetboek als plaats van een levering van goederen, die door of<br />

voor rekening van de leverancier worden verzonden of vervoerd vanuit België naar<br />

een andere lidstaat, aangemerkt: de plaats waar de goederen zich <strong>be</strong>vinden op het<br />

tijdstip van de aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, wanneer<br />

de voorwaarden onder 1° en 2° vervuld zijn:<br />

1° de levering moet:<br />

a) ofwel <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op andere goederen dan de in artikel 8bis, § 2,<br />

eerste lid, 2° van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde nieuwe vervoermiddelen, dan<br />

accijnsproducten, dan goederen geïnstalleerd of gemonteerd door of voor<br />

rekening van de leverancier en dan goederen die vallen onder de regeling<br />

inzake de leveringen van gas via een op het grond gebied van de<br />

Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk<br />

systeem aangesloten net, de levering van elektriciteit of de levering van<br />

warmte of koude via warmte- of koudenetten en moet worden verricht<br />

voor een niet-<strong>be</strong>lastingplichtig rechtspersoon of voor een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die, in deze lidstaat, de bijzondere regeling voor landbouwondernemers<br />

geniet of die enkel handelingen stelt waarvoor hij geen<br />

enkel recht op aftrek heeft, op voorwaarde dat op het tijdstip van de


(1 februari 2012)<br />

1295 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

levering deze personen niet gekozen heb<strong>be</strong>n om hun intracommunautaire<br />

verwervingen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen of, op dat tijdstip, het<br />

<strong>be</strong>drag van hun verwervingen in het lopende kalenderjaar de drempel niet<br />

overschrijdt waaronder deze verwervingen niet aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen worden in de lidstaat waarvan deze personen deel<br />

uitmaken, of dat <strong>be</strong>drag in het vorige kalenderjaar deze drempel niet<br />

heeft overschreden;<br />

b) ofwel <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op andere goederen dan de in artikel 8bis, § 2,<br />

eerste lid, 2° van het Wetboek, <strong>be</strong>doelde nieuwe vervoermiddelen en dan<br />

goederen geïnstalleerd of gemonteerd door of voor rekening van de<br />

leverancier en verricht voor iedere andere niet-<strong>be</strong>lastingplichtige;<br />

2° het <strong>be</strong>drag van de leveringen verricht door de leverancier naar deze lidstaat<br />

heeft in het vorige kalenderjaar de drempel overschreden of overschrijdt in het<br />

lopende kalenderjaar, op het tijdstip van de levering, de drempel zoals deze<br />

werd <strong>be</strong>paald door deze lidstaat bij toepassing van artikel 34, §§ 1 en 2 van<br />

Richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 28ter, B, 2, van de Zesde Richtlijn).<br />

Deze voorwaarde inzake de drempel is niet van toepassing:<br />

a) in de situatie <strong>be</strong>doeld in 1°, b), voor de accijnsproducten;<br />

b) wanneer de leverancier ervoor gekozen heeft dat de plaats van de door<br />

hem verrichte leveringen zich <strong>be</strong>vindt in de lidstaat van aankomst van de<br />

verzending of het vervoer van de goederen.<br />

Deze keuze geldt voor een periode van ten minste twee kalenderjaren.<br />

A. De leverancier overschrijdt de drempel van de lidstaat van aankomst<br />

der verzonden of vervoerde goederen (zie ta<strong>be</strong>l onder punt IV, a) van<br />

nr. 520/1) of heeft geopteerd voor de <strong>be</strong>lastingheffing in die lidstaat.<br />

Er weze aangestipt dat, zelfs indien de Belgische leverancier de drempel van die<br />

andere lidstaat niet overschrijdt, hij steeds kan opteren voor de <strong>be</strong>lastingheffing<br />

aldaar (optie welke in ieder geval geldt voor een periode van twee kalenderjaren).<br />

Wat de modaliteiten voor het uitoefenen van deze optie <strong>be</strong>treft wordt verwezen naar<br />

punt IV, c), van nr. 520/1 hiervoor.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1296<br />

1. De koper is een in een andere lidstaat gevestigde particulier.<br />

In dat geval is de regeling voor de verkopen op afstand van toepassing. De btw<br />

is bijgevolg verschuldigd door de leverancier in de lidstaat van aankomst van<br />

de verzonden of vervoerde goederen.<br />

De Belgische leverancier moet zich in die lidstaat voor btw-doeleinden laten<br />

identificeren.<br />

2. De koper is een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon of een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

gevestigd in een andere lidstaat en die aldaar niet gehouden is al<br />

zijn intracommunautaire verwervingen aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen.<br />

Indien de koper op het tijdstip van de levering niet gekozen heeft om zijn<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen aan de <strong>be</strong>lasting te<br />

onderwerpen of, op dat tijdstip, het <strong>be</strong>drag van zijn verwervingen in het<br />

lopende kalenderjaar, noch tijdens het voorafgaande kalenderjaar de drempel<br />

heeft overschreden waaronder deze verwervingen niet aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen worden in de lidstaat waar hij is gevestigd, is de btw<br />

verschuldigd door de leverancier in de lidstaat van aankomst. Er wordt dan ook<br />

verder verwezen naar de oplossing onder punt A.1. hiervoor.<br />

Er weze aangestipt dat ingeval voormelde koper de drempel overschrijdt of<br />

heeft geopteerd voor het onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting van al de door hem<br />

verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen, het in hoofde van de<br />

verkoper om een vrijgestelde intracommunautaire levering van goederen en in<br />

hoofde van de koper om een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving van<br />

goederen gaat.<br />

B. De Belgische leverancier overschrijdt de drempel van de lidstaat van<br />

aankomst der verzonden of vervoerde goederen (zie ta<strong>be</strong>l onder<br />

punt IV, a) van nr. 520/1 hiervoor) niet en heeft niet geopteerd voor de<br />

<strong>be</strong>lastingheffing in die lidstaat.<br />

1. De koper is een in een andere lidstaat gevestigde particulier.<br />

In dat geval gaat het niet om een levering die valt onder de regeling van de<br />

verkopen op afstand en is de btw door de leverancier verschuldigd in België<br />

(land van herkomst) tegen het in België toepasselijk btw-tarief.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1297 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

2. De koper is een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon of een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

gevestigd in een andere lidstaat en die aldaar niet gehouden is al<br />

zijn de intracommunautaire verwervingen aan de <strong>be</strong>lasting te<br />

onderwerpen.<br />

Indien de koper niet gekozen heeft om zijn intracommunautaire verwervingen<br />

aan de <strong>be</strong>lasting te onderwerpen en het <strong>be</strong>drag van zijn intracommunautaire<br />

verwervingen in het lopende kalenderjaar, noch tijdens het voorafgaande<br />

kalenderjaar de drempel heeft overschreden waaronder deze verwervingen niet<br />

aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen worden in de lidstaat waar hij is gevestigd, is de<br />

levering <strong>be</strong>lastbaar in België (land van herkomst) alwaar de btw moet worden<br />

voldaan door de leverancier tegen het in België toepasselijk btw-tarief.<br />

Er weze aangestipt dat ingeval voormelde koper de drempel overschrijdt of<br />

heeft geopteerd voor het onderwerpen aan de <strong>be</strong>lasting van al de door hem<br />

verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen, het in hoofde van de<br />

verkoper om een vrijgestelde intracommunautaire levering en in hoofde van de<br />

koper om een <strong>be</strong>lastbare intracommunautaire verwerving gaat.<br />

V o o r b e e l d<br />

Een meu<strong>be</strong>lhandelaar (NV Dubois) gevestigd te Luik levert een bureaustoel aan een arts<br />

wonende in het Groot Hertogdom Luxemburg die er in deze lidstaat niet toe gehouden is en<br />

niet heeft geopteerd om zijn intracommunautaire verwervingen aan de <strong>be</strong>lasting te<br />

onderwerpen. De meu<strong>be</strong>lhandelaar verzorgt zelf het vervoer. De NV overschrijdt de door het<br />

Groot Hertogdom Luxemburg vastgestelde drempel van 100.000 EUR voor de toepassing van<br />

de regeling inzake verkopen op afstand niet.<br />

Volgend onderscheid dient te worden gemaakt:<br />

- Indien de NV niet heeft geopteerd voor de <strong>be</strong>lastingheffing in het Groot Hertogdom<br />

Luxemburg is de levering <strong>be</strong>lastbaar in België waar de btw dient te worden voldaan<br />

door de Belgische leverancier.<br />

- Indien de NV heeft geopteerd voor de <strong>be</strong>lastingheffing in het Groot Hertogdom<br />

Luxemburg is de btw door de leverancier aldaar verschuldigd tegen het Luxemburgs<br />

btw-tarief. De NV moet in het Groot Hertogdom Luxemburg voor btw-doeleinden<br />

geïdentificeerd zijn of er zich laten identificeren.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1298<br />

520/4. Accijnsproducten in de zin van artikel 1, § 6, 4°, van het Wetboek<br />

(energieproducten, alcohol en alcoholische dranken en tabaksfabrikaten, met<br />

uitzondering van gas dat geleverd wordt via een op het grondgebied van de<br />

Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk<br />

systeem aangesloten net).<br />

Voor de accijnsproducten is de regeling voor de verkopen op afstand enkel van<br />

toepassing indien de koper een particulier is en voor zover het vervoer wordt verricht<br />

door of voor rekening van de leverancier. Er weze aangestipt dat er geen<br />

verkoopdrempel van toepassing is inzake accijnsproducten. De levering vindt dus<br />

plaats in de lidstaat van aankomst der verzonden of vervoerde accijnsproducten,<br />

ongeacht het <strong>be</strong>drag van de verkopen op afstand die er door de verkoper aan<br />

particulieren worden verricht.<br />

I. De accijnsproducten worden verzonden of vervoerd vanuit een andere<br />

lidstaat naar België.<br />

De btw is verschuldigd door de leverancier in België.<br />

De leverancier moet, alvorens een dergelijke levering te verrichten, in België voor<br />

btw-doeleinden geïdentificeerd zijn of er zich laten identificeren (zie nr. 520/6, B,<br />

hierna).<br />

Er wordt opgemerkt dat de aanschrijving nr. 8 van 8 okto<strong>be</strong>r 1998 aangaande het<br />

intracommunautair verkeer van accijnsproducten vanuit andere lidstaten met als<br />

<strong>be</strong>stemming België, voor <strong>be</strong>paalde aankopen op afstand in afwijkingen en vereenvoudigingen<br />

voorziet.<br />

II. De accijnsproducten worden verzonden of vervoerd vanuit België naar een<br />

andere lidstaat.<br />

De btw is verschuldigd door de leverancier in de lidstaat van aankomst van de<br />

verzonden of vervoerde goederen.<br />

Indien de Belgische leverancier in die lidstaat niet voor btw-doeleinden<br />

geïdentificeerd is moet hij, alvorens een dergelijke levering te verrichten, er zich<br />

laten identificeren.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1299 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

V o o r b e e l d<br />

Een Frans wijnproducent levert zelf 10 kisten wijn aan een particulier wonende te Brugge.<br />

Aangezien het gaat om een verkoop van accijnsproducten aan een particulier (niet-<strong>be</strong>lastingplichtige)<br />

en er voor accijnsproducten geen verkoopdrempel van toepassing is, <strong>be</strong>treft het hier een verkoop op<br />

afstand. De btw zal dus in België dienen te worden voldaan door de Franse wijnproducent.<br />

520/5. Bijzonder geval <strong>be</strong>doeld in artikel 15, § 6, van het Wetboek.<br />

Wanneer in de situaties <strong>be</strong>doeld in artikel 15, § 4 en § 5, van het Wetboek, de<br />

geleverde goederen uit een derdelandsgebied worden verzonden of vervoerd en door<br />

de leverancier worden ingevoerd in een andere lidstaat dan die van aankomst van de<br />

verzending of het vervoer naar de afnemer, worden zij overeenkomstig artikel 15,<br />

§ 6, van het Wetboek geacht te zijn verzonden of vervoerd vanuit de lidstaat van<br />

invoer.<br />

Artikel 15, § 6, van het Wetboek voert een fictie in voor de verkopen op afstand van<br />

goederen die de leverancier in een andere lidstaat dan die van aankomst van de<br />

verzending of het vervoer invoert, teneinde in alle gevallen de heffing van de btw in<br />

dat land van aankomst te waarborgen, door de plaats van vertrek van de verzending<br />

of het vervoer in de lidstaat van invoer te lokaliseren.<br />

Artikel 15, § 6, van het Wetboek, <strong>be</strong>treft het geval waarin een leverancier goederen<br />

invoert uit een derdelandsgebied in de zin van artikel 1, § 2, 3°, van het Wetboek (in<br />

principe een land gelegen buiten de Europese Unie) in een andere lidstaat (lidstaat<br />

van invoer) dan die van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer.<br />

Artikel 15, § 6, van het Wetboek, is slechts van toepassing indien de plaats van<br />

vertrek van de verzending of van het vervoer der goederen ter <strong>be</strong>stemming van de<br />

koper zich <strong>be</strong>vindt in een derdelandsgebied en indien de levering van die goederen<br />

wordt geacht plaats te vinden in de lidstaat van invoer overeenkomstig het criterium<br />

van de plaats<strong>be</strong>paling voorzien in artikel 32, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG<br />

(voorheen artikel 8.2 van de Zesde Richtlijn) wanneer de leverancier de btw bij<br />

invoer <strong>be</strong>taalt (z. artikel 15, § 3, van het Wetboek).<br />

Merk op dat artikel 15, § 6, van het Wetboek, niet systematisch van toepassing is<br />

doch slechts in de gevallen <strong>be</strong>doeld in de §§ 4 en 5 van dit artikel. De verrichting<br />

moet dus onder de bijzondere regeling van de verkoop op afstand vallen indien zij<br />

vanuit een lidstaat plaatsvond.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1300<br />

De handeling komt dus in aanmerking voor de <strong>be</strong>rekening van de drempel waarvan<br />

sprake in punt IV van nr. 520/1 hiervoor.<br />

Hoewel de levering van de goederen wordt geacht plaats te vinden in het land van<br />

aankomst van de verzending of het vervoer, is het bovendien zo dat deze goederen<br />

worden ingevoerd in een andere lidstaat waar zij volledig onderworpen blijven aan<br />

de normale regels inzake invoer.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d<br />

Een particulier gevestigd in Frankrijk <strong>be</strong>stelt ski's in een winkel gevestigd te Brussel. De Belgische<br />

winkelier <strong>be</strong>stelt de ski's bij een Canadese onderneming. De goederen worden in opdracht van de<br />

Belgische winkelier rechtstreeks naar de Franse particulier vervoerd en worden ingevoerd in<br />

Antwerpen alwaar de btw bij invoer <strong>be</strong>taald wordt door de Belgische winkelier. Door deze verkoop<br />

overschrijdt de Belgische winkelier de drempel die door Frankrijk werd vastgesteld voor toepassing<br />

van de regeling van de verkopen op afstand.<br />

Niettegenstaande er geen onderbreking geweest is in het internationaal vervoer <strong>be</strong>schouwt men<br />

België als vertrekpunt van het vervoer. Indien alle voorwaarden nodig voor de toepassing van de<br />

regeling van de verkopen op afstand zijn vervuld, dient artikel 15, § 6, van het Wetboek te worden<br />

toegepast.<br />

Inderdaad, aangezien de goederen worden vervoerd vanuit een derdelandsgebied (Canada) en door<br />

de Belgische leverancier worden ingevoerd in een andere lidstaat (België) dan die van aankomst van<br />

het vervoer naar de koper (Frankrijk), worden deze goederen geacht vervoerd te zijn vanuit de<br />

lidstaat van invoer (België). Aangezien het een verkoop op afstand <strong>be</strong>treft zal de Belgische<br />

leverancier de btw met <strong>be</strong>trekking tot deze levering aan de Franse particulier moeten voldoen in<br />

Frankrijk tegen het aldaar toepasselijk btw-tarief.<br />

520/6. Verplichtingen van de leverancier inzake de verkopen op afstand.<br />

A. Boekhouding.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die in artikel 15, §§ 4 en 5 van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

leveringen van goederen verrichten en die niet geopteerd heb<strong>be</strong>n voor de<br />

<strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van aankomst van de verzonden of vervoerde goederen<br />

moeten op elk ogenblik in staat zijn om ten <strong>be</strong>hoeve van de ambtenaren <strong>be</strong>last met de<br />

controle inzake btw, voor het lopend kalenderjaar het totaal <strong>be</strong>drag te <strong>be</strong>palen van<br />

hun leveringen die in aanmerking komen voor de <strong>be</strong>rekening van de drempels van<br />

toepassing in de diverse lidstaten (z. KB nr. 1, art. 16, § 1).


(1 februari 2012)<br />

1301 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Om na te gaan of een leverancier die dergelijke leveringen verricht de btw moet<br />

voldoen in de lidstaat van aankomst van de verzonden of vervoerde goederen moet er<br />

dus, voor elke lidstaat, naar dewelke goederen worden verzonden of vervoerd kunnen<br />

worden nagegaan of de drempel voor die lidstaat al dan niet wordt overschreden.<br />

De in België inzake btw geïdentificeerde leverancier die niet heeft geopteerd voor de<br />

<strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van aankomst der goederen dient derhalve voor elke<br />

lidstaat naar dewelke goederen worden verzonden of vervoerd in staat te zijn om te<br />

<strong>be</strong>palen of de door iedere lidstaat vastgestelde drempel al dan niet wordt<br />

overschreden. Dientengevolge dient hij een boekhouding te voeren die toelaat de<br />

leveringen te identificeren welke ter <strong>be</strong>stemming van elke lidstaat werden verricht.<br />

B. Identificatie voor btw-doeleinden.<br />

Indien de leverancier in een andere lidstaat is gevestigd dan België en hier te lande<br />

niet voor btw-doeleinden geïdentificeerd is, dient hij er zich, teneinde de door het<br />

Wetboek of ter uitvoering ervan opgelegde verplichtingen na te komen, alvorens hier<br />

te lande een levering te verrichten waarop de bijzondere regeling van de verkopen op<br />

afstand van toepassing is, voor btw-doeleinden te laten identificeren, bij het Centraal<br />

kantoor voor Buitenlandse Belastingplichtigen, alwaar hij tevens de overeenkomstig<br />

artikel 53, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek voorgeschreven aangifte van aanvang<br />

van werkzaamheid dient in te dienen.<br />

Indien de leverancier in België is gevestigd en hij de drempel van een andere lidstaat<br />

overschrijdt of heeft geopteerd voor de <strong>be</strong>lastingheffing in de lidstaat van aankomst<br />

dient hij er voor btw-doeleinden te zijn geïdentificeerd, en dient zich hiervoor te<br />

richten naar de <strong>be</strong>palingen van toepassing in deze lidstaat voor het <strong>be</strong>komen van een<br />

identificatienummer.<br />

C. Factureringsplicht.<br />

Er moet steeds een factuur worden uitgereikt voor een verkoop die aanleiding geeft<br />

tot de toepassing van de bijzondere regeling van de verkopen op afstand (Wetboek,<br />

art. 53, §2, eerste lid, 1° en 2°).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1302<br />

520/7. Wettelijk kader.<br />

Afdeling 5.- De bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over<br />

de winstmarge voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen,<br />

voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten.<br />

Artikel 58, § 4, van het Wetboek en het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 53 van 23 decem<strong>be</strong>r<br />

1994 zijn de implementatie in Belgisch recht van de Richtlijn 94/5/EG van de Raad<br />

van 14 februari 1994 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde en tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG, welke een<br />

communautaire regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge vaststelt voor<br />

gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten.<br />

De bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge wordt <strong>be</strong>sproken in<br />

de aanschrijving nr. 1 van 2 januari 1995 wat <strong>be</strong>treft kunstvoorwerpen, voorwerpen<br />

voor verzamelingen, antiquiteiten en gebruikte goederen, andere dan vervoermiddelen.<br />

De aanschrijving nr. 2 van 2 januari 1995 licht de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge toe voor de tweedehandse vervoermiddelen.<br />

Deze aanschrijvingen heffen respectievelijk de aanschrijving nr. 1 van 30 januari<br />

1984 <strong>be</strong>treffende de tweedehandse goederen en de aanschrijving nr. 10 van 1 juni<br />

1993 <strong>be</strong>treffende de tweedehandse vervoermiddelen op.<br />

520/8. Algemene draagwijdte.<br />

I. Definities.<br />

A. Gebruikte goederen.<br />

Als gebruikte goederen in de zin van de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing<br />

over de winstmarge worden <strong>be</strong>schouwd, de lichamelijke roerende goederen die in de<br />

staat waarin ze verkeren of na herstelling opnieuw kunnen worden gebruikt, andere<br />

dan kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, en andere<br />

dan edele metalen, edelstenen en parels (artikel 1, a), van het KB nr. 53 van<br />

23 decem<strong>be</strong>r 1994).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1303 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Benevens nieuwe goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en<br />

antiquiteiten, sluit deze definitie uit:<br />

1° edele metalen, edelstenen en parels (b.v. goud dat normaal als <strong>be</strong>leggingsobject<br />

wordt gebruikt); volgende goederen worden echter wel als gebruikte goederen<br />

in de zin van de bijzondere regeling <strong>be</strong>schouwd indien ze <strong>be</strong>antwoorden aan de<br />

definitie opgenomen in het eerste lid: gebruiksvoorwerpen, sieraden, juwelen<br />

en edelsmidwerk, welke geheel of gedeeltelijk samengesteld zijn uit edele<br />

metalen, edelstenen en/of parels;<br />

2° de vernieuwde goederen, met andere woorden zij die een dermate grondige<br />

herstelling heb<strong>be</strong>n ondergaan dat ze aan de koper als praktisch nieuw worden<br />

voorgesteld;<br />

3° de goederen die, vóór hun wederverkoop, een zodanige vervorming heb<strong>be</strong>n<br />

ondergaan dat er geen identificatie meer mogelijk is tussen het voorwerp in zijn<br />

oorspronkelijke toestand en zijn toestand bij de verkoop (b.v. wedersamenstelling<br />

van een kast met stukken van verschillende kasten);<br />

4° goederen die tenietgaan door het eerste gebruik dat men ervan maakt;<br />

5° goederen die niet in aanmerking komen om als dusdanig opnieuw te worden<br />

gebruikt (schroot, lompen, vodden, afval en oud goed van bindgaren, van touw<br />

en van ka<strong>be</strong>ls, enz...).<br />

Er dient opgemerkt te worden dat ingevolge een administratieve <strong>be</strong>slissing paarden<br />

kunnen <strong>be</strong>schouwd worden als gebruikte goederen voor de toepassing van de<br />

bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge, wanneer ze<br />

<strong>be</strong>antwoorden aan de definitie van gebruikte goederen zoals hiervoor gedefinieerd.<br />

In ieder geval zijn van de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge<br />

uitgesloten: de slachtpaarden, veulens onmiddellijk verkocht na de geboorte,<br />

renpaarden of paarden <strong>be</strong>stemd voor vrijetijds<strong>be</strong>steding die werden verkocht vóór ze<br />

werden gebruikt als renpaard of in het kader van vrijetijds<strong>be</strong>steding (Beslissing<br />

nr. ET 84.991 van 28/9/1998).<br />

B. Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten.<br />

Het <strong>be</strong>treft de goederen <strong>be</strong>doeld in rubriek XXI, § 2, van ta<strong>be</strong>l A, van de bijlage bij<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten<br />

bij die tarieven.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1304<br />

C. Belastingplichtige wederverkoper.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper is de <strong>be</strong>lastingplichtige die in het kader van zijn<br />

economische activiteit gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor<br />

verzamelingen en antiquiteiten koopt, <strong>be</strong>stemt voor <strong>be</strong>drijfsdoeleinden dan wel<br />

invoert met het oog op wederverkoop, ongeacht of deze <strong>be</strong>lastingplichtige optreedt<br />

voor eigen rekening dan wel, ingevolge een overeenkomst tot aan- of verkoop in<br />

commissie, voor rekening van een derde (Wetboek, art. 58, § 4, 1°).<br />

II. Bedoelde handelingen.<br />

De bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge is van toepassing op<br />

leveringen, door een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, van gebruikte goederen,<br />

kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten die hem binnen<br />

de Gemeenschap zijn geleverd door een leverancier die, bij de aankoop, de<br />

intracommunautaire verwerving of de invoer van die goederen geen enkel recht op<br />

vrijstelling of teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting heeft kunnen uitoefenen, voor zover die<br />

leverancier:<br />

1° een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is (particulier, niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon);<br />

of<br />

2° een andere <strong>be</strong>lastingplichtige, voor zover de levering van het goed door deze<br />

andere <strong>be</strong>lastingplichtige is vrijgesteld van de btw overeenkomstig artikel 44,<br />

§ 2, 13°, van het Wetboek (art. 136, a en b van 2006/112/EG);<br />

of<br />

3° een andere <strong>be</strong>lastingplichtige, voor zover de levering van het goed door deze<br />

andere <strong>be</strong>lastingplichtige is vrijgesteld van de btw krachtens artikel 56, § 2, van<br />

het Wetboek (art. 282 tot 292 van 2006/112/EG) en het een <strong>be</strong>drijfsmiddel<br />

<strong>be</strong>treft;<br />

of<br />

4° een andere <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, voor zover de levering van het<br />

goed door deze andere <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper overeenkomstig deze<br />

bijzondere regeling onderworpen is geweest aan de btw (Wetboek, art. 58, § 4,<br />

2°, art. 314 van 2006/112/EG).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1305 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

De goederen waarvan de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper niet kan aantonen dat hij<br />

ze gekocht heeft van de bovengenoemde personen, worden geacht verkregen te zijn<br />

onder de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Omgekeerd, wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper gebruikte goederen,<br />

kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten invoert of<br />

wanneer hij ze aankoopt met toepassing van de normale btw-regeling van <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

die als zodanig optreden of van andere <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkopers,<br />

gaat het niet op, bij de levering van die goederen, de verschuldigde heffing te<br />

<strong>be</strong>perken tot de door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper gerealiseerde meerwaarde,<br />

gezien deze de btw geheven bij de invoer, de aankoop of de intracommunautaire<br />

verwerving van die goederen in aftrek heeft kunnen brengen. In die optiek zijn<br />

gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en<br />

antiquiteiten die door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper aangekocht zijn bij<br />

leveranciers die van een recht op vrijstelling of teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting heb<strong>be</strong>n<br />

genoten (zoals diplomaten, internationale organisaties, leden van de Belgische<br />

strijdkrachten in Duitsland) eveneens van de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing<br />

over de winstmarge uitgesloten (Beslissing nr. ET 10.212/61 van 18/3/1994).<br />

De bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge is niet van<br />

toepassing op leveringen door <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkopers van tweedehandse<br />

vervoermiddelen die hen werden geleverd binnen de Gemeenschap door invaliden of<br />

zwaar gehandicapten die bij de aankoop, de intracommunautaire verwerving of de<br />

invoer van de <strong>be</strong>trokken vervoermiddelen de teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting voorzien in<br />

artikel 77, § 2, van het Btw-Wetboek heb<strong>be</strong>n verkregen zelfs indien er een prorata<br />

temporis regularisatie is geweest van de teruggegeven <strong>be</strong>lasting. In dit opzicht wordt<br />

eraan herinnerd dat men slechts teruggaaf van de btw kan verkrijgen voor één<br />

automobiel tegelijk hetgeen tevens het gebruik veronderstelt van elk verkregen<br />

voertuig door de verkrijger als persoonlijk vervoermiddel gedurende een periode van<br />

drie jaar. Indien gedurende deze periode het vervoermiddel wordt aangewend voor<br />

andere doeleinden of wordt afgestaan door de <strong>be</strong>gunstigde, is deze gehouden de<br />

<strong>be</strong>lasting die hem werd teruggegeven tot het passend <strong>be</strong>loop terug te storten in<br />

verhouding tot de nog te verlopen tijd tot het verstrijken van de periode.<br />

Voor <strong>be</strong>paalde goederen van cultureel <strong>be</strong>lang werden evenwel bijzondere maatregelen<br />

getroffen ter <strong>be</strong>vordering van de instandhouding en de verrijking van het<br />

culturele erfgoed van de Europese Unie. Om die reden kan de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper, overeenkomstig art. 58, § 4, 4°, van het Wetboek, opteren voor de<br />

toepassing van de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge op<br />

leveringen van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten<br />

die hij zelf heeft ingevoerd, of op leveringen van kunstvoorwerpen die aan hem zijn


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1306<br />

geleverd door de maker of diens rechtheb<strong>be</strong>nden, of die aan hem zijn geleverd door<br />

een andere <strong>be</strong>lastingplichtige dan een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper wanneer de<br />

levering door deze <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen is aan het verlaagd tarief. Deze<br />

keuze geldt voor minstens twee kalenderjaren en houdt tevens in dat de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper verzaakt aan het recht op aftrek van de <strong>be</strong>lasting<br />

geheven van de invoer of de aankoop van de <strong>be</strong>doelde goederen.<br />

Anderdeels kan de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper goederen die <strong>be</strong>oogd zijn door<br />

de bijzondere regeling zelf uit die regeling sluiten, ofwel bij de aanschaffing ervan,<br />

in welk geval geen enkele inschrijving in het aankoopregister mag voorkomen, ofwel<br />

nadat ze werden ingeschreven in het aankoopregister, in welk geval een regularisatie<br />

in het aankoopregister dient plaats te vinden.<br />

De omstandigheid dat de economische activiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper ook slaat op goederen die uitgesloten worden van de bijzondere<br />

regeling, <strong>be</strong>tekent niet dat de bijzondere regeling vervalt. Indien tegelijkertijd de<br />

normale regeling en de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge<br />

wordt toegepast dient de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper niet noodzakelijk een<br />

afzonderlijke boekhouding te voeren voor de handelingen onderworpen aan de<br />

normale regeling van de <strong>be</strong>lasting en voor de handelingen onderworpen aan de<br />

bijzondere regeling, op voorwaarde dat hij de handelingen inschrijft in afzonderlijke<br />

kolommen in het dagboek van ontvangsten en in het uitgaand facturenboek.<br />

III. Maatstaf van heffing.<br />

De maatstaf van heffing voor de leveringen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen,<br />

voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten is de winstmarge van<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, verminderd met het <strong>be</strong>drag van de btw die in de<br />

winstmarge is <strong>be</strong>grepen. Deze winstmarge is gelijk aan het verschil tussen de door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper voor het goed gevraagde verkoopprijs en de<br />

aankoopprijs.<br />

Worden <strong>be</strong>schouwd als:<br />

1° verkoopprijs: alles wat de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper als tegenprestatie<br />

verkrijgt of moet verkrijgen van de koper of van een derde, met in<strong>be</strong>grip van<br />

de subsidies die rechtstreeks met deze handeling verband houden, de<br />

<strong>be</strong>lastingen, de rechten en de heffingen, de taksen en de bijkomende kosten die<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper aan de koper vraagt zoals kosten van<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1307 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

commissie, verpakking, verzekering en vervoer; worden niet in aanmerking<br />

genomen de sommen die als disconto van de prijs mogen worden afgetrokken,<br />

de prijsverminderingen die door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper aan de<br />

afnemer worden toegekend en die door deze laatste zijn verkregen op het<br />

tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt en de sommen voorgeschoten door<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper voor uitgaven die hij ten name en voor<br />

rekening van zijn medecontractant heeft gedaan;<br />

2° aankoopprijs: alles wat de hierboven onder 1° gedefinieerde tegenprestatie<br />

uitmaakt die zijn leverancier van de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper verkrijgt<br />

of moet verkrijgen.<br />

Voor de leveringen van goederen onderworpen aan de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge wordt de omzet gevormd door de totale<br />

winstmarge dewelke de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper in de loop van een jaar<br />

heeft gerealiseerd bij de verkoop van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen,<br />

voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, verminderd met het <strong>be</strong>drag van de<br />

btw die in de winstmarge is <strong>be</strong>grepen. Het <strong>be</strong>lang van dit nieuw <strong>be</strong>grip van<br />

omzetcijfer blijkt inzonderheid bij de <strong>be</strong>rekening van het jaarlijks omzetplafond van<br />

5.580 EUR in de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting (zie nr. 503).<br />

IV. Aftrek.<br />

A. In hoofde van de koper.<br />

Wanneer de koper een <strong>be</strong>lastingplichtige is, kan die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde die verschuldigd of voldaan is voor aan hem geleverde of te leveren<br />

gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en<br />

antiquiteiten door een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, niet aftrekken van de<br />

<strong>be</strong>lasting die hij verschuldigd is, voor zover de levering van deze goederen door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper onderworpen is aan de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge.<br />

N.B.: Indien een <strong>be</strong>lastingplichtige koper die gehouden is tot het indienen van de in<br />

artikel 53, § 1, 1 ste lid, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde aangifte bv. een voertuig dat hij<br />

heeft gebruikt voor zijn aan de btw onderworpen activiteit verkoopt, is de btw<br />

volgens de normale regels verschuldigd, ongeacht of hij het oorspronkelijk heeft<br />

aangekocht met toepassing van de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

winstmarge dan wel volgens de normale regeling (PV nr. 392 van 22/4/1996).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1308<br />

B. In hoofde van de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper mag de btw die verschuldigd of voldaan is voor<br />

aan hem geleverde of te leveren gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen<br />

voor verzamelingen en antiquiteiten door een andere <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper<br />

gevestigd in België of in een andere lidstaat niet in aftrek brengen van de<br />

<strong>be</strong>lasting die hij verschuldigd is, voor zover de levering van die goederen door de<br />

verkoper werd onderworpen aan de bijzondere winstmargeregeling.<br />

Onder voor<strong>be</strong>houd van de <strong>be</strong>perkingen en de uitsluitingen voorzien in het Wetboek<br />

mag de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, zoals alle <strong>be</strong>lastingplichtigen, de <strong>be</strong>lasting<br />

geheven van de uitgaven verricht ten <strong>be</strong>hoeve van zijn economische activiteit, die hij<br />

heeft ingeschreven in zijn boek voor inkomende facturen, in principe, in aftrek<br />

brengen. In die zin kan hij eveneens de btw in aftrek brengen, met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

uitgaven gedaan voor de goederen die hij aan de bijzondere winstmargeregeling<br />

onderwerpt. Hetzelfde geldt voor de <strong>be</strong>lastingen geheven van de goederen die aan<br />

hem worden geleverd, door hem worden ingevoerd of intracommunautair worden<br />

verworven, zoals bijvoor<strong>be</strong>eld de onderdelen toe<strong>be</strong>horen en uitrustingsstukken<br />

gebruikt voor de herstelling, het onderhoud en de omvorming (z. evenwel punt<br />

520/8, I, A, 3°, hiervoor) van deze goederen, evenals de <strong>be</strong>lastingen met <strong>be</strong>trekking<br />

tot de diensten van herstelling, onderhoud, omvorming en expertise met <strong>be</strong>trekking<br />

tot deze goederen.<br />

De prijs van deze leveringen van goederen en diensten mag niet worden<br />

ingeschreven in het aankoopregister, maar dient te worden ingeschreven in het boek<br />

voor inkomende facturen; deze prijs mag bovendien niet worden toegevoegd aan de<br />

aankoopprijs van deze goederen die is ingeschreven in het aankoopregister, voor de<br />

<strong>be</strong>rekening van de winstmarge.<br />

V. Facturatie.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper dient voor de leveringen van de goederen die<br />

hij verricht een factuur uit te reiken in de gevallen voorzien in artikel 53, § 2, eerste<br />

lid, van het Wetboek en in artikel 1, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1992, met <strong>be</strong>trekking tot de regeling voor de voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde. De <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper mag de<br />

btw over de leveringen van de goederen waarop hij de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge toepast niet afzonderlijk vermelden op de<br />

factuur die hij uitreikt, op ieder als zodanig geldend stuk of op ieder ver<strong>be</strong>terend<br />

stuk.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1309 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Op de factuur of op het als zodanig geldend stuk dient tevens de volgende<br />

vermelding te worden aangebracht: "Levering onderworpen aan de bijzondere<br />

regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge. Btw niet aftrekbaar." (KB nr. 53,<br />

art. 8).<br />

520/9. Voorwaarden en modaliteiten van de toepassing van de bijzondere regeling.<br />

Artikel 58, § 4, van het Wetboek kan slechts worden toegepast indien de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper voldoet aan de voorwaarden en modaliteiten die voor de<br />

toepassing van de bijzondere regeling voor de <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge<br />

zijn gesteld.<br />

De bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge kan door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper slechts worden toegepast op voorwaarde dat hij:<br />

1° een aankoopborderel uitreikt aan zijn leverancier om de aankoop van de<br />

<strong>be</strong>doelde goederen bij die leverancier vast te stellen, <strong>be</strong>houdens indien deze er<br />

zelf toe gehouden is hem een factuur of een als zodanig geldend stuk uit te<br />

reiken;<br />

2° kan <strong>be</strong>wijzen, door alle middelen van het gemene recht doch uitgezonderd de<br />

eed, dat zijn leverancier één van de personen is opgesomd onder nr. 520/8, II,<br />

en dat deze geen enkel recht op vrijstelling of teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting heeft<br />

kunnen uitoefenen bij de aankoop, de intracommunautaire verwerving of de<br />

invoer van het goed dat hij verkoopt aan de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper;<br />

3° een aankoopregister houdt met de aankopen van de <strong>be</strong>doelde goederen;<br />

4° een vergelijkingsregister houdt;<br />

5° de goederen die hij koopt individualiseert;<br />

6° voor de verkopen van goederen onderworpen aan de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge, een afzonderlijke boekhouding voert of,<br />

indien hij geen afzonderlijke boekhouding voert, deze handelingen inschrijft in<br />

afzonderlijke kolommen in zijn boek voor uitgaande facturen en in zijn<br />

dagboek van ontvangsten.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1310<br />

I. Opstellen van een aankoopborderel of ontvangst van een factuur.<br />

Bij de aankoop bij een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige of bij een <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

uitsluitend leveringen van goederen of diensten verricht die vrijgesteld zijn door<br />

artikel 44, § 2, 13°, van het Wetboek, of bij de consignatiezending door één van deze<br />

personen, moet de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper een aankoopborderel uitreiken.<br />

Dat aankoopborderel moet worden opgemaakt in twee exemplaren, moet worden<br />

getekend door de contracterende partijen en het dient eveneens de hoedanigheid van<br />

de ondertekenaars te vermelden. Eén exemplaar van het aankoopborderel wordt<br />

overhandigd aan de verkoper op het tijdstip van de levering. Het andere exemplaar<br />

wordt door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper <strong>be</strong>waard.<br />

Bij de aankoop bij een <strong>be</strong>lastingplichtige die de vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting<br />

geniet <strong>be</strong>paald in artikel 56, § 2, van het Wetboek of bij een andere <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper zijn deze er zelf toe gehouden aan de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper<br />

een factuur uit te reiken welke de vermeldingen <strong>be</strong>vat, voorgeschreven door<br />

artikel 5 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, van 29 decem<strong>be</strong>r 1992.<br />

Voor wat de vermeldingen <strong>be</strong>treft die moeten voorkomen op het aankoopborderel<br />

wordt verwezen naar de aanschrijvingen nrs. 1/1995 en 2/1995.<br />

II. Bewijsmiddelen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper moet in staat zijn om te <strong>be</strong>wijzen, door alle<br />

middelen van het gemene recht met uitzondering van de eed, dat zijn leverancier één<br />

van de personen is opgesomd onder nr. 520/8, II, 1° tot 4°. Hij moet eveneens<br />

kunnen <strong>be</strong>wijzen dat de leverancier geen enkel recht op vrijstelling of teruggaaf van<br />

de <strong>be</strong>lasting heeft kunnen uitoefenen bij de aankoop, de intracommunautaire<br />

verwerving of de invoer van het <strong>be</strong>doelde goed.<br />

Behalve in geval van samenspanning tussen de partijen of het klaarblijkelijk niet<br />

naleven van onderhavige <strong>be</strong>paling ontlast het door de leverancier ondertekend<br />

aankoopborderel of de door de <strong>be</strong>lastingplichtige, <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het<br />

Wetboek, uitgereikte factuur, de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper van de<br />

aansprakelijkheid om de hoedanigheid van zijn leveranciers aan te tonen. Sorteert<br />

hetzelfde effect in hoofde van de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, de voorlegging<br />

van een factuur of een als zodanig geldend stuk dat hem werd uitgereikt door een<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1311 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

andere <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, voor zover op de factuur of op het als<br />

zodanig geldend stuk de <strong>be</strong>lasting niet apart is vermeld en in de mate dat, wat de<br />

leveringen van goederen <strong>be</strong>treft die worden aangemerkt in België plaats te vinden,<br />

die factuur een vermelding <strong>be</strong>vat waaruit blijkt dat het goed onderworpen werd aan<br />

de <strong>be</strong>lasting overeenkomstig de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

winstmarge. Bij gebreke van voorlegging van die stukken dient de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper het vereiste <strong>be</strong>wijs te leveren door een geheel van overeenstemmende<br />

stukken zoals bijvoor<strong>be</strong>eld <strong>be</strong>stelbons, contracten, vervoerdocumenten en <strong>be</strong>talings<strong>be</strong>wijzen<br />

met <strong>be</strong>trekking tot het goed en de levering ervan.<br />

III. Houden van een aankoopregister.<br />

Het aankoopregister dient voor de inschrijving voor de goederen die door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper werden onderworpen aan de bijzondere regeling<br />

van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge. Het moet op een manier worden uitgesplitst<br />

die toelaat de periodieke aangifte in te vullen en de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge toe te passen en te controleren. Voor die<br />

goederen vervangt het aankoopregister het boek voor inkomende facturen.<br />

Nochtans is het toegestaan deze aankopen in het boek voor inkomende facturen in te<br />

schrijven voor zover al de vermeldingen die normaal in het aankoopregister dienen te<br />

worden opgenomen, erin worden opgenomen in duidelijk afgescheiden kolommen<br />

die speciaal hiervoor worden aangelegd. Een dergelijk gecombineerd boek voor<br />

inkomende facturen moet een aangepaste uitsplitsing <strong>be</strong>vatten met het oog op het<br />

invullen van de periodieke aangifte en het moet toelaten om de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde, zowel voor de handelingen verricht onder de normale regeling<br />

van de btw als voor de handelingen verricht onder de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge toe te passen en te controleren.<br />

Voor de in consignatie gezonden goederen heeft de inschrijving in het aankoopregister<br />

slechts plaats nadat de aankoop definitief wordt afgesloten, dit wil in de regel<br />

zeggen op het tijdstip van de verkoop door de consignataris. Bij consignatie-zending<br />

door een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige of door een <strong>be</strong>lastingplichtige waarvan de levering<br />

van het goed overeenkomstig artikel 44, § 2, 13°, van het Wetboek is vrijgesteld van<br />

de btw, wordt het aankoopborderel pas dan aangevuld terwijl bij consignatiezending<br />

door een andere <strong>be</strong>lastingplichtige het voorlopig stuk, dat hij krachtens artikel 7 van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 moet opstellen om deze zending vast te stellen, bij de<br />

factuur moet worden gevoegd.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1312<br />

De inschrijving in het register geschiedt naarmate van de aankopen volgens een<br />

doorlopende nummerreeks. Wat de vermeldingen <strong>be</strong>treft die erin moeten voorkomen<br />

wordt verwezen naar de aanschrijvingen nrs. 1/1995 en 2/1995.<br />

Teneinde de roosters 81 en 86 van de periodieke btw-aangifte te kunnen invullen,<br />

dienen afzonderlijke kolommen te worden gebruikt voor de inschrijving van de<br />

goederen aangekocht, met toepassing van de bijzondere regeling naargelang deze<br />

goederen werden aangekocht, in België of in een andere lidstaat van de<br />

Gemeenschap.<br />

In voorkomend geval moeten de aankoopprijzen van tweedehandse goederen, per<br />

btw-tarief, worden uitgesplitst over afzonderlijke kolommen. Bij aankoop van een<br />

partij tweedehandse goederen, onderworpen aan verschillende tarieven, voor een<br />

globale prijs, moet de uitsplitsing van die prijs worden gedaan onder de<br />

verantwoordelijkheid van de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper. Daarenboven moet<br />

het aankoopdocument de administratie toelaten de waarde van ieder gekocht goed te<br />

controleren.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, voor een goed dat hij heeft aangekocht<br />

in België of in een andere lidstaat en dat hij heeft ingeschreven in het aankoopregister,<br />

op het tijdstip van de verkoop, de normale btw-regeling of een vrijstelling<br />

toepast, dient hij over te gaan tot de vereiste regularisatieboekingen. Met <strong>be</strong>trekking<br />

tot die boekingen wordt verwezen naar de aanschrijvingen nrs. 1/1995 en 2/1995.<br />

IV. Houden van een vergelijkingsregister.<br />

Het vergelijkingsregister is een centralisatieregister dat, uitgaande van het boek voor<br />

uitgaande facturen (kolom van de handelingen onderworpen aan de bijzondere<br />

regeling), van het ontvangstenboek (kolom van de handelingen onderworpen aan de<br />

bijzondere regeling) en van het aankoopregister, toelaat op het einde van elk<br />

aangiftetijdvak, uitgezonderd op het einde van het laatste aangiftetijdvak van het jaar,<br />

de <strong>be</strong>lasting vast te stellen die door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper<br />

verschuldigd is over de verkopen die hij heeft gedaan. Het laat inderdaad toe de<br />

globale maatstaf van heffing voor het tijdvak en de verschuldigde <strong>be</strong>lasting die erin<br />

is <strong>be</strong>grepen, weder samen te stellen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1313 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

V. Identificatie van de gebruikte goederen (met uitzondering van de<br />

vervoermiddelen), kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen<br />

en antiquiteiten die de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper in zijn <strong>be</strong>zit<br />

heeft.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper moet, op elk ogenblik, op verzoek van de<br />

controleambtenaren, de herkomst kunnen aantonen van de goederen die hij in zijn<br />

<strong>be</strong>zit heeft. Daartoe moet hij ieder goed individualiseren, hetzij door een etiket<br />

waarop het nummer van inschrijving in het aankoopregister of in het boek voor<br />

inkomende facturen is vermeld, hetzij op om het even welke andere wijze die<br />

dezelfde waarborgen biedt.<br />

Wat <strong>be</strong>treft de tweedehandse vervoermiddelen, wordt verwezen naar nr. 520/12, I, D.<br />

hierna.<br />

520/10. Werking.<br />

I. Wijze van vaststelling van de maatstaf van heffing per aangiftetijdvak.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper stelt de maatstaf van heffing voor leveringen<br />

van goederen die onderworpen zijn aan de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing<br />

over de winstmarge vast voor elk aangiftetijdvak. Met dat doel schrijft hij, naarmate<br />

van zijn aankopen, het <strong>be</strong>drag hiervan onmiddellijk in zijn aankoopregister zonder<br />

uitstel tot de dag van de doorverkoop. Naarmate van zijn verkopen schrijft hij het<br />

<strong>be</strong>drag van de verkoopprijzen, "btw in<strong>be</strong>grepen" hetzij in zijn boek voor uitgaande<br />

facturen, hetzij in zijn dagboek van ontvangsten.<br />

Vervolgens, op het einde van elk aangiftetijdvak, uitgezonderd voor het laatste<br />

aangiftetijdvak van het jaar, brengt hij het totaal<strong>be</strong>drag van zijn verkopen, btw<br />

in<strong>be</strong>grepen, en het totaal<strong>be</strong>drag van zijn aankopen ingeschreven in het<br />

aankoopregister over naar het vergelijkingsregister en <strong>be</strong>rekent de verschuldigde btw<br />

die <strong>be</strong>grepen is in het verschil tussen <strong>be</strong>ide <strong>be</strong>dragen.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1314<br />

A. Periodieke afsluiting van het ontvangstenboek en van het boek voor<br />

uitgaande facturen.<br />

1. Dagontvangstenboek.<br />

In principe is een afzonderlijke inschrijving van alle goederen, welke ook de<br />

prijs per in de handel gebruikelijke eenheid ervan is, in het dagboek van<br />

ontvangsten noodzakelijk met vermelding van de aard van de verkochte<br />

goederen voor de ontvangsten die voortkomen van de leveringen aan<br />

natuurlijke personen waarvoor gebruik gemaakt is van de ontheffing van de<br />

factureringsplicht.<br />

De administratie aanvaardt echter dat, wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper<br />

de maatstaf van heffing vaststelt per aangiftetijdvak, de ontvangsten,<br />

btw in<strong>be</strong>grepen, dagelijks en, in <strong>be</strong>ginsel, globaal mogen worden ingeschreven.<br />

Een afzonderlijke inschrijving met vermelding van de aard van de verkochte<br />

goederen is evenwel noodzakelijk voor de ontvangsten die voortkomen van de<br />

levering van goederen waarvan de prijs, per in de handel gebruikelijke eenheid,<br />

meer <strong>be</strong>draagt dan 250 EUR, btw in<strong>be</strong>grepen. Deze inschrijving mag worden<br />

vervangen door een dagelijkse globale inschrijving wanneer de verantwoordingsstukken<br />

die moeten worden opgesteld, <strong>be</strong>nevens het <strong>be</strong>drag van de<br />

ontvangst, de aard van de verkochte goederen nauwkeurig vermelden<br />

(artikel 15, § 4, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de regeling voor de voldoening van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde).<br />

2. Boek voor uitgaande facturen.<br />

De leveringen van goederen verricht met toepassing van de bijzondere regeling<br />

van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge dienen afzonderlijk te worden<br />

ingeschreven van de leveringen van goederen waarvoor de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting heeft toegepast. Ingeval er<br />

geen afzonderlijke boekhouding wordt gevoerd, moet de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper de leveringen verricht onder de bijzondere winstmargeregeling<br />

inschrijven in een afzonderlijke kolom van zijn boek voor uitgaande facturen.<br />

De leveringen van goederen onderworpen aan de bijzondere winstmargeregeling<br />

moeten worden ingeschreven tegen verkoopprijs, btw in<strong>be</strong>grepen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1315 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Op het einde van elk aangiftetijdvak totaliseert de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper,<br />

wat <strong>be</strong>treft de leveringen verricht onder de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge, voor de <strong>be</strong>schouwde periode, het <strong>be</strong>drag,<br />

btw in<strong>be</strong>grepen, van zijn verkopen die voorkomen in zijn boek voor uitgaande<br />

facturen en van zijn ontvangsten, die blijken uit zijn ontvangstenboek.<br />

B. Periodieke afsluiting van het aankoopregister.<br />

Op het einde van ieder aangiftetijdvak totaliseert de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper<br />

de tijdens dit tijdvak in de kolommen van het aankoopregister ingeschreven<br />

<strong>be</strong>dragen.<br />

C. Berekening van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting.<br />

1. Voor de handelingen verricht onder de winstmargeregeling gedurende het<br />

aangiftetijdvak, met uitzondering van het laatste aangiftetijdvak van het<br />

jaar.<br />

In dit geval is de totale winstmarge gelijk aan het verschil tussen:<br />

a) het totaal van de verkoopprijzen van de goederen door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper gedurende het tijdvak geleverd met<br />

toepassing van de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

winstmarge;<br />

b) het totaal van de aankoopprijzen van de goederen dewelke de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper tijdens het tijdvak heeft verkregen<br />

onder de voorwaarden van toepassing van de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge.<br />

Teneinde die marge te kunnen <strong>be</strong>palen transporteert de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper, op het einde van ieder aangiftetijdvak, uitgezonderd voor het<br />

laatste aangiftetijdvak van het jaar, enerzijds, het totaal<strong>be</strong>drag van zijn<br />

verkopen die voor genoemde periode voorkomen in de kolommen van de<br />

winstmargeregeling in zijn boek voor uitgaande facturen en in zijn<br />

ontvangstenboek en, anderzijds, het totaal<strong>be</strong>drag van zijn aankopen die voor<br />

genoemd tijdvak voorkomen in zijn aankoopregister, naar het vergelijkingsregister.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1316<br />

Het aldus <strong>be</strong>komen verschil vormt het <strong>be</strong>lastbaar <strong>be</strong>drag, <strong>be</strong>lasting in<strong>be</strong>grepen,<br />

van de handelingen onder de winstmargeregeling die de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper tijdens het <strong>be</strong>schouwde tijdvak heeft verricht. De in<strong>be</strong>grepen<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting wordt <strong>be</strong>rekend volgens de formule:<br />

(1 februari 2012)<br />

D x t<br />

100 + t<br />

waarin D het <strong>be</strong>lastbaar verschil "<strong>be</strong>lasting in<strong>be</strong>grepen" vertegenwoordigt en t<br />

het btw-tarief.<br />

Het <strong>be</strong>lastbaar <strong>be</strong>drag dat na aftrek van de <strong>be</strong>lasting wordt <strong>be</strong>komen, wordt<br />

samen met het <strong>be</strong>drag van de handelingen verricht onder de normale regeling<br />

van de <strong>be</strong>lasting tegen het toepasselijk tarief overgebracht naar de roosters 01,<br />

02 of 03 van de periodieke btw-aangifte en de verschuldigde btw wordt<br />

overgebracht naar rooster 54 van de btw-aangifte.<br />

Het totaal<strong>be</strong>drag van de aankopen ingeschreven in het aankoopregister wordt<br />

overgebracht naar rooster 81.<br />

Wanneer het <strong>be</strong>drag dat uit het aankoopregister werd overgebracht groter is<br />

dan het <strong>be</strong>drag dat uit het boek voor uitgaande facturen en uit het<br />

ontvangstenboek is overgebracht, hetgeen een negatief saldo teweegbrengt in<br />

het rooster "Belastbaar verschil" van het vergelijkingsregister, moet dit <strong>be</strong>drag,<br />

voorafgegaan door het plusteken, worden overgedragen naar het vak<br />

"Overdracht van het vorige aangiftetijdvak" van de kolom "Aankoopprijs van<br />

de goederen aangekocht met toepassing van de bijzondere regeling in België"<br />

van het aankoopregister, en geen enkel <strong>be</strong>drag wordt ingeschreven in de<br />

roosters 01, 02, 03 en 54.<br />

Het aldus overgedragen <strong>be</strong>drag mag niet in aanmerking worden genomen voor<br />

de <strong>be</strong>rekening van het totaal<strong>be</strong>drag der aankopen hetgeen dient te worden<br />

opgenomen in het rooster 81 van de periodieke btw-aangifte.<br />

2. Voor de handelingen verricht onder de winstmargeregeling gedurende het<br />

laatste aangiftetijdvak van het jaar.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper dient jaarlijks een inventaris op te maken<br />

van de voorraad goederen onderworpen aan de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge.


(1 februari 2012)<br />

1317 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Deze inventaris zal niet alleen toelaten om bij de vaststelling van de totale<br />

winstmarge op jaarbasis rekening te houden met de voorraadschommelingen,<br />

maar laat tevens toe het totaal <strong>be</strong>drag, in aankoopprijs, te <strong>be</strong>palen van de<br />

tijdens het jaar verkochte goederen.<br />

Het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>gininventaris (<strong>be</strong>ginvoorraad) verhoogd met het <strong>be</strong>drag<br />

van de gedurende het jaar verrichte aankopen, en verminderd met het <strong>be</strong>drag<br />

van de eindinventaris (eindvoorraad), geeft als resultaat het <strong>be</strong>drag der<br />

verkochte aankopen.<br />

De totale winstmarge voor het laatste aangiftetijdvak van het jaar is gelijk aan<br />

het verschil tussen:<br />

a) het totale <strong>be</strong>drag van de verkoopprijzen van de leveringen van goederen<br />

die onderworpen zijn aan de bijzondere winstmargeregeling en die<br />

tijdens het jaar zijn verricht;<br />

b) en het totale <strong>be</strong>drag van de aankoopprijzen van de goederen die tijdens<br />

hetzelfde jaar door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper met toepassing<br />

van de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge zijn<br />

geleverd (verkochte aankopen), verhoogd met het <strong>be</strong>drag van de<br />

winstmarges die reeds werden aangegeven voor de vorige aangiftetijdvakken<br />

van hetzelfde jaar.<br />

Het <strong>be</strong>drag van de maatstaf van heffing wordt uit de totale winstmarge gehaald<br />

en wordt ingeschreven in de roosters 01, 02, of 03 van de periodieke aangifte<br />

tegen het toepasselijke tarief. De verschuldigde <strong>be</strong>lasting wordt opgenomen in<br />

rooster 54 van voornoemde aangifte.<br />

Bovendien zal de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper om statistische redenen,<br />

éénmaal per jaar in de aangifte van het laatste aangiftetijdvak van het jaar (of<br />

van het boekhoudkundig jaar) in rooster 00 het <strong>be</strong>drag inschrijven van de<br />

goederen die werden verkocht gedurende dat jaar onder de bijzondere regeling<br />

van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge gewaardeerd aan aankoopprijs<br />

(verkochte aankopen).<br />

V o o r b e e l d:<br />

Beginstock 1/1 = 3.000 EUR<br />

Aankopen = + 15.000 EUR<br />

Eindstock 31/12 = - 5.000 EUR<br />

Verkochte aankopen = 13.000 EUR


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1318<br />

Veronderstelling: verkopen aan 21 % = 20.000 EUR; reeds aangegeven winstmarges =<br />

2.000 EUR.<br />

Winstmarge voor het laatste aangiftetijdvak:<br />

20.000 EUR - (13.000 EUR + 2.000 EUR) = 5.000 EUR.<br />

Verschuldigde btw: 5.000 x 21 = 867,77 EUR<br />

121<br />

Het <strong>be</strong>lastbaar <strong>be</strong>drag, exclusief btw, (5.000 EUR - 867,77 EUR = 4.132,23 EUR) wordt<br />

overgebracht naar rooster 03 van de periodieke btw-aangifte. De verschuldigde btw (867,77<br />

EUR) wordt overgebracht naar rooster 54 van die aangifte.<br />

Het <strong>be</strong>drag van de eindstock 31/12 (5.000 EUR) wordt, voor de volgende aangifteperiode,<br />

overgedragen naar het aankoopregister. Om statistische redenen zal het totaal<strong>be</strong>drag van de<br />

goederen gewaardeerd aan aankoopprijs die gedurende het <strong>be</strong>schouwde aangiftetijdvak<br />

werden verkocht onder de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge<br />

(13.000,00 EUR) dienen te worden overgebracht naar rooster 00 van de periodieke btwaangifte.<br />

Wanneer de totale marge met <strong>be</strong>trekking tot de laatste aangifteperiode van het<br />

jaar of van het boekhoudkundig jaar negatief is:<br />

- mag deze niet worden overgedragen naar het volgend jaar in het<br />

aankoopregister (artikel 3, laatste alinea, van het KB nr. 53);<br />

- wordt geen enkel <strong>be</strong>drag ingeschreven in de roosters 01, 02 of 03 van de<br />

aangifte;<br />

- dient het <strong>be</strong>drag ingeschreven in het rooster 00 (verkochte aankopen)<br />

verminderd te worden met het <strong>be</strong>drag van de negatieve marge.<br />

(1 februari 2012)<br />

V o o r b e e l d:<br />

Veronderstelling: Verkochte aankopen = 13.000 EUR (zie vorige voor<strong>be</strong>eld)<br />

Verkopen aan 21 % = 15.000 EUR<br />

Reeds aangegeven marge = 4.000 EUR<br />

Winstmarge over de laatste aangifteperiode:<br />

15.000 EUR - (13.000 EUR + 4.000 EUR) = - 2.000 EUR<br />

Vermits de marge negatief is, is er geen btw verschuldigd en dient geen enkel <strong>be</strong>drag<br />

ingeschreven te worden in rooster 03 en rooster 54 van de periodieke aangifte.<br />

Het <strong>be</strong>drag van de verkochte aankopen, verminderd met de negatieve winstmarge (13.000 EUR<br />

- 2.000 EUR = 11.000,00 EUR) zal ingeschreven worden in rooster 00.


(1 februari 2012)<br />

1319 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Er wordt opgemerkt dat, wanneer het boekjaar niet gelijkloopt met het<br />

kalenderjaar de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper de jaarlijkse regularisatie zal<br />

doorvoeren in de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot het laatste aangiftetijdvak van het<br />

boekjaar (PV nr. 844 van 11/4/1997 van M. Van den Eynde).<br />

II. Wijze van vaststelling van de maatstaf van heffing per levering.<br />

A. Met <strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkopers die door de aard van<br />

hun economische activiteit of gezien de organisatie van hun boekhouding,<br />

moeilijkheden zouden ondervinden om de maatstaf van heffing per aangiftetijdvak<br />

te <strong>be</strong>palen, aanvaardt de administratie dat deze de maatstaf van heffing<br />

<strong>be</strong>rekenen per levering, voor elk goed individueel <strong>be</strong>schouwd. Deze wijze van<br />

vaststelling dient dan te worden toegepast voor het geheel van de goederen<br />

onderworpen aan de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing.<br />

De wijze van vaststelling van de maatstaf van heffing per levering vereist een<br />

strikte individualisering van de goederen onderworpen aan de bijzondere<br />

regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge, zowel bij aankoop als bij de<br />

levering ervan. Om die reden is, wat het dagontvangstenboek <strong>be</strong>treft, een<br />

afzonderlijke inschrijving in het dagboek noodzakelijk met vermelding van de<br />

aard van de verkochte goederen voor de ontvangsten die voortkomen van de<br />

leveringen van alle goederen, welke ook de prijs per in de handel gebruikte<br />

eenheid ervan is. De wijze van vaststelling van de maatstaf van heffing per<br />

levering impliceert het naleven van nagenoeg dezelfde voorwaarden zoals<br />

gesteld voor de toepassing van de wijze van vaststellen van de maatstaf van<br />

heffing per aangiftetijdvak, met uitzondering van het houden van een<br />

vergelijkingsregister en het uitvoeren van de daaruit voortvloeiende boekhoudkundige<br />

verrichtingen, waaronder de mogelijkheid tot overdracht van het ene<br />

aangiftetijdvak naar een volgend tijdvak.<br />

Het houden van een vergelijkingsregister en de boekhoudkundige verrichtingen<br />

die hieruit voortvloeien, onder meer de mogelijkheid tot overdracht van een<br />

aangiftetijdvak naar een ander, zijn immers uitsluitend voor<strong>be</strong>houden aan de<br />

wijze van vaststelling van de maatstaf van heffing per aangiftetijdvak.<br />

Wanneer de maatstaf van heffing wordt <strong>be</strong>paald per levering en voor een<br />

handeling de verkoopprijs lager is dan de aankoopprijs, geeft deze natuurlijk<br />

geen aanleiding tot een <strong>be</strong>lastingheffing. Anderzijds doet de verwezenlijking<br />

van een negatieve winstmarge geen recht tot terug<strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1320<br />

ontstaan. Dit verlies mag evenmin worden overgedragen op de positieve<br />

winstmarge die voortvloeit uit een andere handeling, gezien, principieel, de<br />

btw verschuldigd is voor elke individuele handeling op de waarde die wordt<br />

toegevoegd ingevolge de tussenkomst van de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper.<br />

Er moet eveneens geen regularisatie worden verricht op het einde van het<br />

boekjaar.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper moet zijn boekhouding voeren dermate<br />

dat voor elk goed, afzonderlijk <strong>be</strong>schouwd, de maatstaf van heffing en de<br />

opeisbare btw kan worden vastgesteld. De boekhouding moet de toepassing en<br />

de controle toelaten van de btw zowel voor wat <strong>be</strong>treft de handelingen verricht<br />

onder de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting als die welke zijn verricht onder de<br />

bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper dient voor statistische doeleinden in elke<br />

periodieke aangifte het <strong>be</strong>drag van de goederen gewaardeerd aan aankoopprijs<br />

die hij verkocht onder de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

winstmarge gedurende dat aangiftetijdvak op te nemen in rooster 00. (Wanneer<br />

de maatstaf van heffing <strong>be</strong>paald wordt per aangiftetijdvak overeenkomstig<br />

voormeld punt I, dan zal de inschrijving slechts éénmaal per jaar plaatsvinden.<br />

Dit zal dan in de laatste aangifte van het kalender- of boekhoudkundig jaar<br />

zijn).<br />

Indien de <strong>be</strong>rekende winstmarge voor één wel<strong>be</strong>paalde levering negatief is, dan<br />

zal het <strong>be</strong>drag ingeschreven in rooster 00 verminderd dienen te worden met<br />

deze negatieve marge.<br />

B. De overgang naar de regeling van vaststelling van de maatstaf van heffing per<br />

levering stelt geen bijzondere problemen inzake btw-verplichtingen wanneer<br />

deze geschiedt op het einde van het jaar of boekjaar. De voorziene <strong>be</strong>palingen<br />

voor de <strong>be</strong>rekening van het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting voor de<br />

handelingen verricht onder de regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge<br />

voor de laatste aangifteperiode van het jaar of boekjaar, als uiteengezet<br />

in de nrs. 95 en volgende van de aanschrijving nr. 1/1995, dienen alsdan te<br />

worden toegepast (zie punt I.C.2. hiervoor).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1321 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Wanneer deze overgang daarentegen plaats vindt in de loop van het jaar of het<br />

boekjaar, is de overgang van de regeling van vaststelling van de maatstaf van<br />

heffing per aangifteperiode naar de regeling van vaststelling van de maatstaf<br />

van heffing per levering slechts onder de volgende voorwaarden toegelaten<br />

door de administratie:<br />

a) de overgang dient te geschieden op het einde van de maand indien het<br />

een maandaangever <strong>be</strong>treft of op het einde van een kwartaal indien het<br />

een kwartaalaangever <strong>be</strong>treft;<br />

b) op de laatste dag van het aangiftetijdvak waarin gebruik wordt gemaakt<br />

van de regeling van vaststelling van de winstmarge per aangifteperiode,<br />

dient een inventaris te worden opgemaakt van de voorraad goederen,<br />

onderworpen aan de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

winstmarge;<br />

c) de winstmarge van het laatste aangiftetijdvak waarin gebruik wordt<br />

gemaakt van de regeling van vaststelling van de winstmarge per<br />

aangifteperiode, wordt op dezelfde wijze <strong>be</strong>rekend als de winstmarge<br />

voor het laatste aangiftetijdvak van het jaar of boekjaar in het geval<br />

waarin de winstmarge per aangiftevak wordt <strong>be</strong>rekend. Het totaal<strong>be</strong>drag<br />

van de goederen die werden verkocht tijdens de reeds verlopen<br />

aangifteperioden van het jaar of het boekjaar, gewaardeerd tegen<br />

aanschaffingsprijs, moet worden opgenomen in rooster 00 van de laatste<br />

aangifte waarin gebruik wordt gemaakt van de regeling van vaststelling<br />

van de winstmarge per aangifteperiode;<br />

d) in geen geval kunnen de regelingen van vaststelling van de winstmarge<br />

per aangifteperiode en deze van vaststelling van de winstmarge per<br />

levering door een <strong>be</strong>lastingplichtige tegelijkertijd worden gebruikt;<br />

e) de regeling van vaststelling van de winstmarge per levering moet ten<br />

minste worden gehandhaafd tot 31 decem<strong>be</strong>r van het tweede kalenderjaar<br />

dat volgt op het jaar van de overgang naar de regeling van vaststelling<br />

van de winstmarge per levering.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1322<br />

520/11. Intracommunautaire handelingen.<br />

I. Gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen<br />

en antiquiteiten, geleverd met toepassing van de bijzondere<br />

regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge en verzonden of<br />

vervoerd vanuit een lidstaat naar een andere lidstaat door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, door de afnemer of voor hun<br />

rekening.<br />

De levering van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor<br />

verzamelingen en antiquiteiten die door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper werden<br />

onderworpen aan de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge en<br />

die vanuit een lidstaat worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, door de afnemer of voor hun rekening, is niet<br />

vrijgesteld in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer. Daarmee<br />

samenhangend is de intracommunautaire verwerving van die goederen niet aan de<br />

<strong>be</strong>lasting onderworpen in de lidstaat van aankomst.<br />

In die optiek is de vrijstelling van de <strong>be</strong>lasting niet van toepassing op de intracommunautaire<br />

leveringen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor<br />

verzamelingen of antiquiteiten verricht in België onder de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge (Wetboek, art. 39bis, eerste lid, 1°, 3° en 4°).<br />

Bijgevolg moeten die intracommunautaire leveringen door de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper niet worden opgenomen in zijn "btw-opgave van de intracommunautaire<br />

handelingen".<br />

Anderdeels is de intracommunautaire verwerving van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen,<br />

voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten, dewelke door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper in België worden verricht, niet onderworpen aan de<br />

<strong>be</strong>lasting wanneer de leverancier hetzij een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper is die<br />

als zodanig optreedt en het verworven goed in de lidstaat van vertrek van de<br />

verzending of van het vervoer aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen geweest is<br />

overeenkomstig de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge,<br />

hetzij een organisator van openbare veilingen is die als zodanig optreedt en het<br />

verworven goed in de lidstaat van vertrek van de verzending of van het vervoer aan<br />

de <strong>be</strong>lasting werd onderworpen, overeenkomstig de bijzondere regeling voor<br />

verkoop op openbare veilingen (Wetboek, art. 25ter, § 1, tweede lid, 4°).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1323 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Uit wat voorafgaat volgt dat voor de intracommunautaire leveringen onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel van <strong>be</strong>doelde goederen voor dewelke de in België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de<br />

winstmarge toepast de btw opeisbaar is in België over de winstmarge gerealiseerd<br />

door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, ongeacht of de afnemer een natuurlijk<br />

persoon, een <strong>be</strong>lastingplichtige of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon is.<br />

De regeling van de verkopen op afstand, overeenkomstig dewelke, onder <strong>be</strong>paalde<br />

voorwaarden, de plaats van de levering verschoven wordt van de plaats van aanvang<br />

van het vervoer van de <strong>be</strong>trokken goederen, naar de plaats van aankomst van deze<br />

goederen ter <strong>be</strong>stemming is niet van toepassing voor de leveringen van goederen<br />

onderworpen aan de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge<br />

(z. afdeling 4 hiervoor).<br />

II. Intracommunautaire verwervingen in België van gebruikte goederen,<br />

kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten,<br />

onder <strong>be</strong>zwarende titel verricht door een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper.<br />

Al naargelang de hoedanigheid van de verkoper in de lidstaat van vertrek van de<br />

verzending of van het vervoer kan de levering van <strong>be</strong>doelde goederen door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper al dan niet worden verricht met toepassing van de<br />

bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge.<br />

A. De verkoper in de lidstaat van herkomst is een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Noch de verkoop, noch de intracommunautaire verwerving zijn aan de <strong>be</strong>lasting<br />

onderworpen en de goederen mogen door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper aan<br />

de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge onderworpen<br />

worden.<br />

B. De verkoper in de lidstaat van herkomst is een <strong>be</strong>lastingplichtige die als<br />

zodanig optreedt, andere dan een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper of<br />

een organisator van openbare veilingen.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1324<br />

1. De levering verricht door de <strong>be</strong>lastingplichtige is vrijgesteld overeenkomstig<br />

artikel 136 a en b van Richtlijn 2006/112/EG.<br />

Bedoeld zijn de leveringen van goederen die niet het voorwerp heb<strong>be</strong>n<br />

uitgemaakt van een recht op aftrek, hetzij omdat ze uitsluitend ten <strong>be</strong>hoeve van<br />

een vrijgestelde activiteit zijn aangewend, hetzij omdat ze zijn uitgesloten van<br />

het recht op aftrek door de nationale wetgeving.<br />

In die veronderstelling is de intracommunautaire levering van het goed<br />

vrijgesteld van de btw in de lidstaat van vertrek en de overeenkomstige<br />

intracommunautaire verwerving in België is onderworpen aan de btw op grond<br />

van artikel 25ter, § 1, van het Wetboek. Deze verwerving is echter vrijgesteld<br />

van de btw krachtens artikel 40, § 1, 1°, a, van het Wetboek, in zoverre de<br />

levering van het goed door <strong>be</strong>lastingplichtigen in het binnenland in elk geval<br />

zou zijn vrijgesteld, zodat in dat geval geen btw is verschuldigd terzake van die<br />

verrichting.<br />

De aldus verworven goederen kunnen door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper<br />

worden onderworpen aan de winstmargeregeling.<br />

2. De levering wordt verricht door de <strong>be</strong>lastingplichtige met toepassing van<br />

een vrijstellingsregeling van <strong>be</strong>lasting, <strong>be</strong>oogd in artikel 282 tot 292 van<br />

Richtlijn 2006/112/EG, vergelijkbaar met de vrijstellingsregeling <strong>be</strong>paald<br />

in artikel 56, § 2, van het Wetboek.<br />

Daar de vrijstellingsgerechtigde leverancier niet kan overgaan tot aftrek van de<br />

door hem <strong>be</strong>taalde voor<strong>be</strong>lasting, koopt de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper<br />

een goed, "rest<strong>be</strong>lasting" in<strong>be</strong>grepen.<br />

De intracommunautaire verwerving van dit goed is niet onderworpen aan de<br />

<strong>be</strong>lasting.<br />

Voor zover het goed in hoofde van de verkoper een <strong>be</strong>drijfsmiddel <strong>be</strong>treft, kan<br />

dit goed door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper worden onderworpen aan de<br />

bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge.<br />

3. De levering wordt verricht door de <strong>be</strong>lastingplichtige met toepassing van<br />

de normale btw-regeling.<br />

De intracommunautaire levering van het goed is vrijgesteld van btw in de<br />

lidstaat van vertrek. De intracommunautaire verwerving van het goed in België<br />

is onderworpen aan de btw op grond van artikel 25ter, § 1, van het Wetboek.<br />

Deze <strong>be</strong>lasting is aftrekbaar volgens de normale regels.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1325 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

De verkoop van het goed door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper is in België<br />

onderworpen aan de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting.<br />

C. De verkoper in de lidstaat van herkomst is een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper of een organisator van openbare veilingen die als<br />

zodanig optreedt.<br />

1. Ofwel heeft hij het gebruikte goed, het kunstvoorwerp, het voorwerp voor<br />

verzamelingen of de antiquiteit geleverd met toepassing van de bijzondere<br />

regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge of met toepassing van de<br />

bijzondere regeling voor verkoop op openbare veilingen.<br />

De intracommunautaire verwerving van dat goed is in België niet onderworpen<br />

aan de btw op grond van artikel 25ter, § 1, tweede lid, 4°, van het Wetboek.<br />

Dit goed kan door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper worden onderworpen<br />

aan de bijzondere winstmargeregeling.<br />

2. Ofwel heeft hij - of kon hij - het gebruikte goed, het kunstvoorwerp, het<br />

voorwerp voor verzamelingen of de antiquiteit niet leveren met toepassing<br />

van de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge of met<br />

toepassing van de bijzondere regeling voor verkoop op openbare veilingen.<br />

De intracommunautaire levering van het goed is vrijgesteld van de btw in de<br />

lidstaat van vertrek. De intracommunautaire verwerving in België van dit goed<br />

is onderworpen aan de btw op grond van artikel 25ter, § 1, van het Wetboek,<br />

en de btw is aftrekbaar volgens de normale regels.<br />

De verkoop van het goed door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper is in België<br />

onderworpen aan de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting.<br />

III. Verrichtingen gelijkgesteld met intracommunautaire leveringen/<br />

verwervingen.<br />

A. Overbrenging.<br />

Elk gebruikt goed, kunstvoorwerp, voorwerp voor verzamelingen of antiquiteit dat<br />

door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper werd onderworpen aan de bijzondere<br />

regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge en dat door hem of voor zijn


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1326<br />

rekening wordt verzonden of vervoerd vanuit een lidstaat naar een andere lidstaat<br />

met het oog op de eventuele verkoop ervan in deze laatste lidstaat maakt in principe<br />

het voorwerp van een overbrenging uit (Wetboek, art. 12bis).<br />

Deze overbrenging wordt in de lidstaat van vertrek gelijkgesteld met een levering<br />

van goederen onder <strong>be</strong>zwarende titel en in de lidstaat van aankomst van de<br />

verzending of van het vervoer wordt de <strong>be</strong>stemming van het aldus overgebrachte<br />

gebruikte goed, kunstvoorwerp, voorwerp voor verzamelingen of antiquiteit<br />

gelijkgesteld met een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

(Wetboek, art. 25quater, § 1).<br />

Bedoelde overbrenging is niet van de <strong>be</strong>lasting vrijgesteld in de lidstaat van vertrek<br />

(Wetboek, art. 39bis, eerste lid, 4°). De maatstaf van heffing voor de heffing van de<br />

<strong>be</strong>lasting over deze overbrenging is de winstmarge die de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper theoretisch aanrekent voor deze levering aan zichzelf. In principe is<br />

deze maatstaf van heffing dus gelijk aan nul.<br />

De intracommunautaire verwerving die plaatsvindt in de lidstaat van aankomst van<br />

de verzonden of vervoerde goederen is daarentegen niet onderworpen aan de<br />

<strong>be</strong>lasting.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper is er niet toe gehouden het stuk, <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 2 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, op te maken. Hij moet deze overbrenging<br />

evenmin opnemen in zijn "btw-opgave van de intracommunautaire handelingen".<br />

Teneinde de vanuit België verzonden overgebrachte goederen te kunnen volgen<br />

zodat steeds de plaats <strong>be</strong>kend zou zijn waar de goederen zich <strong>be</strong>vinden dienen deze<br />

goederen te worden ingeschreven in het register <strong>be</strong>oogd in de artikelen 23 en 24 van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1.<br />

B. Niet-overbrenging.<br />

Maakt evenwel niet het voorwerp uit van een overbrenging, elk gebruikt goed,<br />

kunstvoorwerp, voorwerp voor verzamelingen of antiquiteit, dat door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper werd onderworpen aan de bijzondere regeling van<br />

<strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge en dat door hem of voor zijn rekening werd<br />

verzonden of vervoerd van een lidstaat naar een andere lidstaat met het oog op het<br />

gebruik van dit goed gedurende ten hoogste 24 maanden, indien de invoer van<br />

ditzelfde goed uit een derde land met het oog op het tijdelijk gebruik in aanmerking<br />

zou komen voor de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van<br />

invoerrechten (Wetboek, art. 12bis, tweede lid, 7°). Deze goederen maken dan het<br />

voorwerp uit van een niet-overbrenging.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1327 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

De volgende goederen kunnen inzonderheid het voorwerp uitmaken van een nietoverbrenging<br />

(Verordening EEG nr. 2913/92 van de Raad van 12 okto<strong>be</strong>r 1992 tot<br />

vaststelling van het communautair douanewetboek, artikel 137 en volgende;<br />

Verordening EEG nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993, artikel 670 en<br />

volgende):<br />

1° goederen die <strong>be</strong>stemd zijn om te worden getoond of te worden gebruikt op<br />

tentoonstellingen, <strong>be</strong>urzen, congressen en dergelijke;<br />

2° tweedehandse goederen die worden verzonden of vervoerd om te worden<br />

geveild;<br />

3° goederen die worden verzonden of vervoerd in het kader van een koopovereenkomst<br />

op proef;<br />

4° kunstwerken die worden verzonden of vervoerd om met het oog op een<br />

eventuele verkoop te worden tentoongesteld;<br />

5° zichtzendingen van bont- en lederwerken, sieraden, tapijten en juwelen, mits<br />

daarvan, vanwege hun bijzondere kenmerken, geen monsters kunnen worden<br />

ingevoerd.<br />

De niet-overbrenging van deze goederen wordt in de lidstaat van vertrek van het<br />

vervoer of van de verzending niet gelijkgesteld met een levering onder <strong>be</strong>zwarende<br />

titel. In de lidstaat van aankomst wordt de <strong>be</strong>stemming van het goed niet gelijkgesteld<br />

met een intracommunautaire verwerving onder <strong>be</strong>zwarende titel. Wanneer<br />

het goed of het voorwerp vanuit België verzonden wordt dan moet het worden<br />

opgenomen in het register, <strong>be</strong>doeld in de artikelen 23 en 24 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 1.<br />

Merk evenwel op dat de hierbovenvermelde zendingen slechts kunnen gekwalificeerd<br />

worden als "niet-overbrengingen" zolang voldaan is aan de voorwaarde van<br />

het tijdelijk gebruik van het <strong>be</strong>trokken goed op het grondgebied van een andere<br />

lidstaat voor een periode van ten hoogste 24 maanden. Indien het overgebrachte goed<br />

verkocht wordt, is niet meer voldaan aan deze voorwaarde van tijdelijk gebruik. Op<br />

dat ogenblik wordt de niet-overbrenging omgezet in overbrenging en wordt de<br />

<strong>be</strong>stemming van het <strong>be</strong>trokken goed gelijkgesteld met een intracommunautaire<br />

verwerving van goederen onder <strong>be</strong>zwarende titel. Op dat ogenblik treedt de regeling<br />

in werking die hierboven werd uiteengezet voor de overbrenging van goederen die<br />

door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper geplaatst werden onder de bijzondere<br />

regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1328<br />

520/12. Bijzondere <strong>be</strong>palingen.<br />

I. Tweedehandse vervoermiddelen.<br />

A. Begrippen.<br />

Als vervoermiddelen in de zin van de bijzondere winstmargeregeling worden<br />

<strong>be</strong>schouwd:<br />

1° automobielen, motorrijwielen en andere motorrijtuigen voor vervoer te land,<br />

ongeacht de soort van de motor, alsmede hun aanhangwagens (bv. een<br />

caravan);<br />

2° jachten en plezierboten;<br />

3° vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en andere dergelijke<br />

toestellen, en zweefvliegtuigen.<br />

Voor de toepassing van deze regeling wordt onder tweedehandse vervoermiddelen<br />

verstaan, de vervoermiddelen die in de staat waarin ze verkeren of na herstelling<br />

opnieuw kunnen worden gebruikt.<br />

Benevens nieuwe vervoermiddelen sluit deze definitie uit:<br />

1° de vervoermiddelen die, vóór hun wederverkoop, een zodanige vervormingheb<strong>be</strong>n<br />

ondergaan dat er geen identificatie mogelijk is tussen het voorwerp in<br />

zijn oorspronkelijke toestand en zijn toestand bij de verkoop (b.v. een tot<br />

minibus of motorhome omgevormde lichte vrachtwagen);<br />

2° de vervoermiddelen die niet in aanmerking komen om als dusdanig opnieuw te<br />

worden gebruikt (b.v. wrakken van voertuigen die tot schroot zijn gemaakt).<br />

B. Bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing inzake nieuwe vervoermiddelen.<br />

Krachtens artikel 58, § 4, 9°, van het Wetboek zijn uitgesloten van de bijzondere<br />

regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge, de leveringen van nieuwe<br />

vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, van het Wetboek, verricht onder de<br />

in artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde voorwaarden.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1329 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

In de overgangsregeling inzake btw die van toepassing is in alle lidstaten werd<br />

immers een speciale regeling uitgewerkt voor nieuwe vervoermiddelen. De aandacht<br />

wordt er op gevestigd dat dit <strong>be</strong>grip van nieuw vervoermiddel enkel van toepassing is<br />

in de intracommunautaire handelingen tussen de lidstaten.<br />

Derhalve komt de btw, in elke onderstelling, toe aan de lidstaat van verbruik, en dit<br />

in afwijking van het algemeen <strong>be</strong>ginsel van de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing<br />

over de winstmarge dat de leveringen van de in die regeling <strong>be</strong>doelde<br />

goederen door de verkoper, door de afnemer of voor hun rekening verzonden of<br />

vervoerd buiten België maar binnen de Unie, <strong>be</strong>lastbaar zijn in België.<br />

Wat de bijzondere regeling inzake nieuwe vervoermiddelen <strong>be</strong>treft wordt verwezen<br />

naar hoofdstuk IXbis, afdeling 7.<br />

C. Opstellen van een aankoopborderel of ontvangst van een factuur.<br />

Bij de aankoop bij een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige of bij een <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

uitsluitend leveringen van goederen of diensten verricht die vrijgesteld zijn door<br />

artikel 44, § 2, 13°, van het Wetboek moet de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper een<br />

aankoopborderel uitreiken dat inzonderheid de gegevens die nodig zijn om de<br />

handeling te determineren vermeldt, zoals de gebruikelijke <strong>be</strong>naming van het<br />

geleverde vervoermiddel, het merk, het model, het jaartal, de cilinderinhoud, de<br />

motorsterkte, het carrosseriemodel, het chassisnummer en de datum waarop dit<br />

vervoermiddel voor het eerst in het verkeer werd gebracht.<br />

Bij de aankoop bij een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de bijzondere regeling<br />

voorzien in artikel 56, § 2, van het Wetboek of bij een andere <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper zullen deze aan de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper een factuur<br />

uitreiken waarop alle vermeldingen staan die voorzien zijn bij artikel 5 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992.<br />

D. Bewijsmiddelen.<br />

Eén van de elementen die bijdragen tot het leveren van het <strong>be</strong>wijs dat het<br />

vervoermiddel werd verkregen van één der personen, opgesomd onder nr. 520/8, II,<br />

1° tot 4°, is de voorlegging van een door de leverancier ondertekend attest, of een<br />

kopie ervan, in hetwelk deze laatste zijn hoedanigheid <strong>be</strong>vestigt en verklaart geen<br />

enkel recht op aftrek, vrijstelling of teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting te heb<strong>be</strong>n kunnen<br />

uitoefenen bij de aankoop, de intracommunautaire verwerving of de invoer van het<br />

vervoermiddel dat hij aan de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper heeft geleverd.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1330<br />

Na het attest te heb<strong>be</strong>n ingevuld en ondertekend, geeft de leverancier bij de levering<br />

van het vervoermiddel het formulier terug aan de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper<br />

die het <strong>be</strong>waart als bijlage bij het document opgesteld om de aankoop vast te stellen<br />

(aankoopborderel of factuur), samen met een kopie van het inschrijvings<strong>be</strong>wijs, in de<br />

gevallen waar overeenkomstig de reglementering <strong>be</strong>treffende de inschrijving van<br />

motorvoertuigen een inschrijvings<strong>be</strong>wijs is vereist.<br />

In geval van verkoop van het vervoermiddel onder de winstmargeregeling aan een<br />

andere <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper is de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper<br />

gehouden het origineel van het attest en het inschrijvings<strong>be</strong>wijs aan die andere<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper te overhandigen. Hij moet van zijn kant kopieën<br />

van die documenten <strong>be</strong>waren en voegen bij het aankoopborderel of bij de factuur<br />

welke de verrichting vaststelt. Aan het einde van de ketting, wanneer het vervoermiddel<br />

geleverd wordt aan een klant-eindverbruiker, moet de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper die de levering verricht, samen met de factuur afkomstig van de<br />

voorgaande <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, een kopie <strong>be</strong>waren van het<br />

inschrijvings<strong>be</strong>wijs alsmede het origineel van het attest.<br />

Bij gebrek aan voorlegging van de hiervoor <strong>be</strong>doelde stukken dient de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper het vereiste <strong>be</strong>wijs te leveren door een geheel van<br />

overeenstemmende stukken zoals onder meer de door de leverancier uitgereikte<br />

factuur met <strong>be</strong>trekking tot de levering of het door de leverancier ondertekende<br />

aankoopborderel, de opgemaakte <strong>be</strong>stelbons, contracten, vervoerdocumenten en<br />

<strong>be</strong>talings<strong>be</strong>wijzen, met <strong>be</strong>trekking tot de vervoermiddelen en de levering ervan.<br />

E. Levering aan invaliden of gehandicapten.<br />

De toepassing van de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting is vereist wat de levering<br />

van een tweedehandse automobiel voor personenvervoer <strong>be</strong>treft aan een invalide of<br />

gehandicapte die kan en wenst te genieten van het voordeel van het verlaagd btwtarief<br />

en van de teruggave, voorzien bij artikel 77, § 2, van het Wetboek.<br />

F. Verzekeraars.<br />

Verzekeraars die geregeld tweedehandse vervoermiddelen verkopen waarvan ze de<br />

eigendom, ingevolge overlating, heb<strong>be</strong>n verkregen van verzekerden (bij verzekering<br />

tegen diefstal en totaalverlies) heb<strong>be</strong>n, indien ze optreden onder de omstandigheden<br />

als <strong>be</strong>doeld onder punt 6 van de aanschrijving nr. 2/1995 voor de toepassing van de<br />

bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge, de hoedanigheid van<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1331 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper ten aanzien van de verkoop van tweedehandse<br />

vervoermiddelen waarvan ze de eigendom bij overlating heb<strong>be</strong>n verkregen van<br />

verzekerden. Voor zover deze laatsten personen zijn die geen enkel recht op aftrek,<br />

vrijstelling of teruggaaf van de btw heb<strong>be</strong>n kunnen uitoefenen bij de aankoop, de<br />

intracommunautaire verwerving of de invoer van hun vervoermiddel, is de<br />

bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de marge van toepassing op de<br />

wederverkoop ervan door boven<strong>be</strong>doelde verzekeraars (Beslissing nr. ET 10.212/55<br />

van 10/8/1993).<br />

G. Leasing van vervoermiddelen.<br />

In de uitvoering van een leasingcontract van een voertuig, is het mogelijk dat zich bij<br />

het einde van het contract de volgende situaties voordoen:<br />

- ofwel werd de aankoopoptie niet gelicht door de leasingnemer, werd het<br />

voertuig door de leasingmaatschappij teruggenomen en vervolgens onmiddellijk<br />

verkocht met btw aan een <strong>be</strong>stuurder of <strong>be</strong>heerder van de leasingnemende<br />

vennootschap tegen een prijs gelijk aan de residuele waarde van het<br />

leasingcontract;<br />

- ofwel werd de aankoopoptie wel gelicht door de leasingnemende vennootschap<br />

en verkoopt deze vennootschap het voertuig eveneens onmiddellijk met<br />

toepassing van de btw maar tegen een spotprijs (residuele waarde van het<br />

leasingcontract) aan een <strong>be</strong>stuurder, een <strong>be</strong>heerder of nog aan een personeelslid<br />

van deze vennootschap.<br />

Wanneer een particulier, die geen enkel recht op aftrek, teruggaaf of vrijstelling van<br />

de btw heeft, het aldus aangekochte voertuig verkoopt aan een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper vóór er enige inschrijving op zijn naam bij de D.I.V. plaatsvindt, kan<br />

volgende oplossing worden toegepast.<br />

Wanneer de handeling in hoofde van de particulier als sporadisch kan <strong>be</strong>schouwd<br />

worden, kan de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, bij wederverkoop van het<br />

voertuig, de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge toepassen.<br />

In het tegenovergestelde geval, verkrijgt de particulier de hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige en dienen de aldus op het einde van het leasingcontract<br />

aangekochte voertuigen te worden verkocht onder de normale btw-regeling, met<br />

<strong>be</strong>taling van btw over de totale prijs zowel door de <strong>be</strong>trokken particulier als door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1332<br />

II. Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten.<br />

A. Invoer van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en<br />

antiquiteiten. - Aankoop van kunstvoorwerpen bij <strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>lastingplichtigen,<br />

andere dan <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkopers.<br />

1. Optie voor de toepassing van de bijzondere regeling.<br />

Voor de leveringen van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en<br />

antiquiteiten dewelke hij tegen het verlaagd tarief heeft ingevoerd en van<br />

kunstvoorwerpen die hij aan het verlaagd tarief heeft verkregen kan de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper opteren voor de toepassing van de bijzondere<br />

regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge. Het uitoefenen van die<br />

keuze slaat op het geheel van de leveringen van <strong>be</strong>doelde voorwerpen en geldt<br />

voor ten minste twee kalenderjaren (Wetboek, art. 58, § 4, 4°).<br />

Overeenkomstig rubriek XXI, § 1, van ta<strong>be</strong>l A van de bijlage van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en<br />

diensten bij die tarieven, is het verlaagd tarief van toepassing:<br />

- op de invoer van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en<br />

antiquiteiten;<br />

- op de leveringen van kunstvoorwerpen:<br />

(1 februari 2012)<br />

- die door de maker of diens rechtheb<strong>be</strong>nden worden verricht;<br />

- of die incidenteel worden verricht door een andere <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

dan een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper wanneer die<br />

kunstvoorwerpen door die <strong>be</strong>lastingplichtige zelf zijn ingevoerd of<br />

hem zijn geleverd door de maker of diens rechtheb<strong>be</strong>nden of<br />

wanneer ze te zijnen gunste het recht op volledige aftrek van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde heb<strong>be</strong>n doen ontstaan;<br />

- op de intracommunautaire verwervingen van kunstvoorwerpen wanneer<br />

de verkoper in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer<br />

van de verworven goederen:<br />

- de maker is of een rechtheb<strong>be</strong>nde van de maker;


(1 februari 2012)<br />

1333 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

- of een andere <strong>be</strong>lastingplichtige is dan de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper,<br />

die incidenteel handelt, wanneer die kunstvoorwerpen<br />

door die <strong>be</strong>lastingplichtige zelf zijn ingevoerd of hem zijn geleverd<br />

door de maker of diens rechtheb<strong>be</strong>nden of wanneer ze te zijnen<br />

gunste het recht op volledige aftrek van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde heb<strong>be</strong>n doen ontstaan.<br />

De keuze voor de toepassing van de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing<br />

over de winstmarge houdt tevens in dat de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper<br />

van de <strong>be</strong>lasting die hij verschuldigd is niet in aftrek mag brengen:<br />

a) de <strong>be</strong>lasting die verschuldigd of voldaan is voor kunstvoorwerpen,<br />

voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten die hij zelf heeft<br />

ingevoerd;<br />

b) de <strong>be</strong>lasting die verschuldigd of voldaan is voor aan hem geleverde of te<br />

leveren kunstvoorwerpen door de maker of diens rechtheb<strong>be</strong>nden;<br />

c) de <strong>be</strong>lasting die verschuldigd of voldaan is voor aan hem geleverde of te<br />

leveren kunstvoorwerpen door een andere <strong>be</strong>lastingplichtige dan een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper.<br />

De verkoop door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper van de aldus ingevoerde<br />

kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten en van de<br />

aldus verkregen kunstvoorwerpen met toepassing van de bijzondere<br />

winstmargeregeling ge<strong>be</strong>urt tegen het normaal btw-tarief.<br />

Wat de modaliteiten van de uitoefening van de keuze <strong>be</strong>treft en de vaststelling<br />

van de in aanmerking te nemen aankoopprijs met het oog op de inschrijving in<br />

het aankoopregister van <strong>be</strong>doelde goederen, wordt verwezen naar aanschrijving<br />

1/1995.<br />

2. Verkoop onder de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Voor elke levering van de aldus ingevoerde kunstvoorwerpen, voorwerpen<br />

voor verzamelingen en antiquiteiten en van de aldus verkregen kunstvoorwerpen<br />

en voor dewelke de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper heeft geopteerd<br />

voor de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge, kan hij<br />

de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting toepassen. In dat geval mag hij van de<br />

<strong>be</strong>lasting die hij verschuldigd is de verschuldigde of voldane voor<strong>be</strong>lasting<br />

aftrekken.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1334<br />

Het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt<br />

voor de levering waarvoor de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper voor de<br />

normale regeling van de <strong>be</strong>lasting kiest.<br />

Om zijn recht op aftrek te kunnen uitoefenen moet de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper in het <strong>be</strong>zit zijn van de stukken genoemd in artikel 3 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969. Krachtens artikel 60, § 1, eerste<br />

lid, van het Wetboek moeten die stukken worden <strong>be</strong>waard gedurende zeven<br />

jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar volgend op het jaar waarin<br />

dit recht op aftrek is ontstaan.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper op het tijdstip van de wederverkoop<br />

de normale btw-regeling of een vrijstelling toepast dient hij dezelfde<br />

regularisaties toe te passen als die waartoe hij gehouden is voor een goed dat<br />

hij aangekocht heeft in België of in een andere lidstaat en dat hij ingeschreven<br />

heeft in zijn aankoopregister en waarvoor hij op het tijdstip van de verkoop de<br />

normale btw-regeling of een vrijstelling toepast.<br />

Het toepasselijk btw-tarief bij de verkoop van kunstvoorwerpen, voorwerpen<br />

voor verzamelingen en antiquiteiten onder de normale regeling van de<br />

<strong>be</strong>lasting is het normaal tarief.<br />

B. Leveringen door een Duitse <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper van<br />

kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten.<br />

Voor de leveringen door een <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper van kunstvoorwerpen,<br />

voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten geldt in de Bondsrepubliek<br />

Duitsland een regeling die, wat de toepassingsmodaliteiten <strong>be</strong>treft, afwijkt van de<br />

bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge. Wat dat <strong>be</strong>treft wordt<br />

verwezen naar nr. 118 van de aanschrijving 1/1995.<br />

III. Openbare verkopen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen,<br />

voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten.<br />

In principe zijn de algemene regels van de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing<br />

over de winstmarge van toepassing op de door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper<br />

verrichte openbare verkopen van de <strong>be</strong>doelde goederen waarvoor hij tussen<strong>be</strong>ide<br />

komt voor eigen rekening dan wel ingevolge een overeenkomst tot aan- en verkoop<br />

in commissie, voor rekening van een derde.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1335 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Bij die verkopen kunnen zich evenwel bijzondere toestanden voordoen waarvoor<br />

wordt verwezen naar de nrs. 119 tot 140 van de aanschrijving 1/1995.<br />

520/13. Diversen.<br />

I. Uitvoer en verkopen aan internationale organisaties of onder de<br />

diplomatieke en consulaire regeling.<br />

De uitvoer van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor<br />

verzamelingen en antiquiteiten of de levering ervan door de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper aan de in België gevestigde internationale organisaties, diplomatieke<br />

missies en consulaire posten, is vrijgesteld van de <strong>be</strong>lasting. De vrijstelling is niet<br />

van toepassing op leveringen aan de leden van de voornoemde in België gevestigde<br />

internationale organisaties, diplomatieke missies of consulaire posten voor hun<br />

persoonlijk gebruik, ongeacht het feit dat ze al dan niet een diplomatiek statuut<br />

heb<strong>be</strong>n. De toepassing van de vrijstelling op leveringen aan internationale<br />

organisaties, diplomatieke missies of consulaire posten gevestigd in een andere EUlidstaat,<br />

of aan hun leden, is afhankelijk van de voorwaarden opgelegd door de<br />

lidstaat van vestiging. De <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper moet op iedere vraag<br />

van de administratie de ingeroepen vrijstelling kunnen rechtvaardigen. Opdat de<br />

vrijstelling zou kunnen worden toegepast dient een zelfde regularisatie te worden<br />

verricht zoals die is vereist indien de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper voor een<br />

<strong>be</strong>paalde levering kiest voor de toepassing van de normale regeling van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Daarenboven zal in kolom 4 van het aankoopregister de vermelding "vrijstelling"<br />

worden aangebracht (z. ook nr. 278/3).<br />

II. Onttrekking door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper voor zijn privédoeleinden<br />

van voor doorverkoop onder de winstmargeregeling<br />

<strong>be</strong>stemde goederen.<br />

Aangezien de aankoop, de intracommunautaire verwerving of de invoer van de<br />

<strong>be</strong>doelde goederen geen recht op aftrek deed ontstaan in hoofde van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper, kunnen de normale regels inzake onttrekkingen<br />

niet worden toegepast.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1336<br />

De onttrokken goederen dienen niettemin te kunnen worden gevolgd. Er dient<br />

immers ondermeer te kunnen worden geverifieerd of de eventuele verliezen die<br />

zouden worden geleden bij de latere verkoop van de goederen kunnen worden<br />

gestaafd, of er een redelijke verhouding <strong>be</strong>staat tussen het aantal onttrokken en het<br />

aantal verkochte goederen, enz. ... Tevens, indien het onttrokken goed bij de aankoop<br />

werd ingeschreven in het aankoopregister heeft de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper<br />

door de overdracht naar het vergelijkingsregister met <strong>be</strong>trekking tot het<br />

aangiftetijdvak waarin de aankoop plaats had zijn "<strong>be</strong>lastbaar verschil" verminderd<br />

ten <strong>be</strong>lope van de aankoopprijs van het onttrokken goed.<br />

De onttrekkingen brengen mee dat de aankoopprijs van de onttrokken goederen moet<br />

worden gevoegd bij het totaal <strong>be</strong>drag van de verkopen van goederen van hetzelfde<br />

btw-tarief tijdens dat aangiftetijdvak.<br />

Het intern stuk dat dient te worden opgemaakt om deze onttrekking vast te stellen,<br />

zal, <strong>be</strong>halve de elementen voorzien in artikel 5, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1,<br />

ook de aankoopprijs van het onttrokken goed vermelden maar zonder vermelding van<br />

de btw, aangezien deze niet verschuldigd is op deze handeling.<br />

Het op het intern stuk vermelde <strong>be</strong>drag dient in het uitgaand factuurboek te worden<br />

ingeschreven in de kolom van de handelingen onderworpen aan de winstmargeregeling.<br />

Dezelfde regels moeten gevolgd worden voor de goederen die de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wederverkoper <strong>be</strong>houdt voor privé-doeleinden bij stopzetting van zijn werkzaamheid.<br />

Wanneer het onttrokken goed nadien opnieuw aan de winstmargeregeling<br />

onderworpen wordt met het oog op de verkoop, zou de eventuele waardevermindering<br />

die het gevolg kan zijn van het gebruik van het goed gedurende de<br />

periode van onttrekking een weerslag kunnen heb<strong>be</strong>n op de aankoopprijs die door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper moet worden vermeld op het aankoopborderel dat<br />

hij moet uitreiken aan zichzelf om de wederinschrijving van het goed met het oog op<br />

de verkoop in het aankoopregister te staven (in geval het goed voorheen was<br />

onttrokken voor zijn privédoeleinden) of op het intern stuk (in geval het goed<br />

voorheen was onttrokken voor zijn economische activiteit).<br />

De vergelijking tussen de verkoopprijs van het voorheen onttrokken goed en het<br />

<strong>be</strong>drag waartegen dit goed laatst in het aankoopregister werd ingeschreven mag in<br />

geen geval resulteren in een negatieve winstmarge.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1337 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Wat de formaliteiten en de voorwaarden <strong>be</strong>treft waaraan de onttrekking van<br />

gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of<br />

antiquiteiten onderworpen is wordt verwezen naar de aanschrijvingen nrs. 1/1995 en<br />

2/1995.<br />

Hierbij dient opgemerkt dat aanschrijving 9/1985 welke handelt over de bijzondere<br />

regeling van toepassing op onttrekkingen van wagens en wagens voor dub<strong>be</strong>l gebruik<br />

niet van toepassing is op vervoermiddelen onderworpen aan de bijzondere regeling<br />

van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge. Overigens dient het aantal door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper onttrokken vervoermiddelen in overeenstemming<br />

te zijn met het aantal verkopen van vervoermiddelen die hij gerealiseerd heeft.<br />

III. Gebruik door de <strong>be</strong>lastingplichtige wederverkoper voor zijn economische<br />

activiteit van voor doorverkoop onder de winstmargeregeling<br />

<strong>be</strong>stemde goederen.<br />

Wat <strong>be</strong>treft het opmaken van een intern stuk om de handeling vast te stellen alsook<br />

voor het inschrijven van dit stuk in het boek voor uitgaande facturen zal op dezelfde<br />

manier worden gehandeld als uiteengezet onder punt II hierboven. Bovendien zal<br />

deze handeling ingeschreven worden in het boek voor inkomende facturen zonder dat<br />

enige <strong>be</strong>lasting kan worden in aftrek gebracht.<br />

Wat de te vervullen formaliteiten en voorwaarden <strong>be</strong>treft in verband met dit gebruik<br />

alsmede de te volgen werkwijze bij de latere verkoop wordt verwezen naar de<br />

aanschrijvingen nrs. 1/1995 en 2/1995.<br />

IV. Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling<br />

omvattende de goederen onderworpen aan de winstmargeregeling.<br />

Krachtens artikel 11 van het Wetboek wordt niet als levering <strong>be</strong>schouwd, de<br />

overdracht van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling, onder<br />

<strong>be</strong>zwarende titel of om niet, bij wege van inbreng in vennootschap of anderszins,<br />

wanneer de overnemer een <strong>be</strong>lastingplichtige is die de <strong>be</strong>lasting, indien ze ingevolge<br />

de overdracht zou verschuldigd zijn, geheel of gedeeltelijk zou kunnen aftrekken. In<br />

dat geval wordt de overnemer geacht de persoon van de overdrager voort te zetten.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1338<br />

Het <strong>be</strong>paalde, opgenomen in artikel 11 van het Wetboek, volgens hetwelk de<br />

overdracht van een algemeenheid van goederen of van een <strong>be</strong>drijfsafdeling niet<br />

<strong>be</strong>lastbaar is met btw is enkel van toepassing indien de goederen die het voorwerp<br />

van deze overdracht uitmaken, onderworpen zijn aan de normale regeling van de<br />

<strong>be</strong>lasting.<br />

De overgang naar de normale regeling van de goederen, onderworpen aan de<br />

bijzondere regeling van de winstmarge, zou evenwel aan de overnemer elke<br />

mogelijkheid ontnemen om er de winstmargeregeling op toe te passen.<br />

Gezien de fictie van de voortzetting van de persoon van de overdrager, opgenomen<br />

in artikel 11 van het Wetboek, meebrengt dat de overnemer de rechten en<br />

verplichtingen van de overdrager overneemt, aanvaardt de administratie dat de<br />

goederen in het handelsactief van de overnemer opgenomen worden onder dezelfde<br />

regeling als diegene die door de overdrager werd toegepast.<br />

De voorraad van de aan de winstmargeregeling onderworpen goederen van de<br />

overdrager kan aldus opgenomen worden in het handelsactief van de overnemer voor<br />

een prijs welke de <strong>be</strong>lasting over de winstmarge <strong>be</strong>vat, terwijl de andere elementen<br />

die het voorwerp uitmaken van de overdracht kunnen overgedragen worden met<br />

toepassing van artikel 11 van het Wetboek.<br />

In hoofde van de overdrager moet de overdracht van de goederen onderworpen aan<br />

de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge als een levering van<br />

goederen worden <strong>be</strong>schouwd zoals elke andere levering van goederen onderworpen<br />

aan die regeling.<br />

Bijgevolg moeten de <strong>be</strong>dragen voortkomende van de overdracht van die goederen<br />

worden opgenomen in het uitgaand factuurboek van de overdrager onder de kolom<br />

van de winstmarge.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige overnemer dient een inventaris van de goederen die in de<br />

overdracht <strong>be</strong>grepen zijn en dewelke hij verkregen heeft met toepassing van de<br />

winstmargeregeling, in te dienen bij het controlekantoor waaronder hij ressorteert<br />

binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de overdracht en dit in twee<br />

exemplaren.<br />

De inventaris dient voor elk goed afzonderlijk <strong>be</strong>schouwd, dezelfde vermeldingen<br />

weer te geven dewelke normaal op de factuur dienen voor te komen, alsook de<br />

waarde uitgedrukt in aankoopprijs.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1339 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Afdeling 6. - Bijzondere regeling van toepassing<br />

op elektronische dienstprestaties<br />

521. Wettelijk kader en draagwijdte van de bijzondere regeling.<br />

Artikel 357 e.v. van Richtlijn 2006/112/EG, gewijzigd door Richtlijn 2008/8/EG,<br />

voorziet voor <strong>be</strong>paalde diensten die langs elektronische weg worden verricht alsook<br />

voor radio- en televisie-omroepdiensten, een bijzondere regeling die tot doel heeft de<br />

naleving van de fiscale verplichtingen van de niet in de Gemeenschap gevestigde<br />

economische ondernemers die diensten langs elektronische weg verstrekken aan niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

personen, te vergemakkelijken.<br />

Door toepassing van deze regeling kan elke ondernemer die in de Gemeenschap<br />

<strong>be</strong>doelde diensten met elektronische middelen aanbiedt aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtigen,<br />

kiezen om te worden geïdentificeerd in slechts één lidstaat, indien hij niet in de<br />

Gemeenschap is gevestigd en nog niet anderszins voor <strong>be</strong>lastingdoeleinden in de<br />

Gemeenschap werd geïdentificeerd.<br />

Artikel 18, § 1, tweede lid, 16°, van het Wetboek, verduidelijkt het <strong>be</strong>grip diensten<br />

verstrekt langs elektronische weg.<br />

Anderzijds <strong>be</strong>paalt artikel 21bis, § 2, 9°, van het Wetboek dat dienstprestaties<br />

verstrekt langs elektronische weg door een dienstverrichter gevestigd buiten de<br />

Gemeenschap aan een ontvanger gevestigd in België worden geacht in België plaats<br />

te vinden.<br />

Deze bijzondere regeling is opgenomen in artikel 58bis, van het Wetboek. Zij maakt<br />

tevens het voorwerp uit van de circulaire AFZ nr. 9/2003 dd. 12/08/2003 <strong>be</strong>treffende<br />

"Elektronische handel".<br />

Overeenkomstig artikel 109 van het Wetboek is deze bijzondere regeling van<br />

toepassing tot 31 decem<strong>be</strong>r 2014 (Artikel 357 van de Richtlijn 2006/112/EG<br />

gewijzigd door Richtlijn 2006/138/EG).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1340<br />

521/2. Kenmerken en toepassingsvoorwaarden van de bijzondere regeling.<br />

Artikel 58bis, § 1, van het Wetboek, laat elke niet in de Gemeenschap gevestigde<br />

ondernemer die diensten in de zin van artikel 18, § 1, tweede lid, 16°, van het<br />

Wetboek, langs elektronische weg verricht aan ontvangers gevestigd in de<br />

Gemeenschap die niet handelen in de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige voor de<br />

doeleinden van een economische activiteit, toe zijn voordeel te halen uit een<br />

bijzondere regeling die hem toelaat zich voor de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde te laten identificeren in de lidstaat van zijn keuze zelfs in geval hij er geen<br />

enkele dienst verricht, en dat op voorwaarde dat hij niet reeds voor de btw in de<br />

Gemeenschap is geïdentificeerd.<br />

De toepassingsvoorwaarden van de bijzondere regeling zijn dus de volgende:<br />

- Wat <strong>be</strong>treft de dienstverrichter:<br />

o Hij is niet in de Gemeenschap gevestigd;<br />

o Hij is niet reeds voor btw-doeleinden geïdentificeerd in de Gemeenschap.<br />

- Wat <strong>be</strong>treft de ontvanger:<br />

o Hij is in de Gemeenschap gevestigd;<br />

o Hij is een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige, of ingeval hij een <strong>be</strong>lastingplichtige is,<br />

kan de prestatie hem niet worden geleverd voor de doeleinden van zijn<br />

economische activiteit als <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

- Wat <strong>be</strong>treft de handeling:<br />

o Het moet gaan om een elektronische dienstprestatie in de zin van artikel<br />

18, § 1, tweede lid, 16°, van het Wetboek.<br />

Kenmerken van de bijzondere regeling<br />

1. Het laat toe aan de dienstverrichter die, meestal in verschillende lidstaten<br />

schuldenaar is van de btw, en gehouden is zich voor btw-doeleinden te laten<br />

identificeren, om de lidstaat te kunnen kiezen waar hij voor deze handelingen<br />

geïdentificeerd zal zijn, en er zijn aangifte- en <strong>be</strong>talingsverplichtingen te<br />

vervullen.<br />

De dienstverrichter doet langs elektronische weg aan de lidstaat die hij voor<br />

identificatie heeft gekozen opgave van het <strong>be</strong>gin van zijn <strong>be</strong>lastbare activiteit<br />

(Wetboek, artikel 58bis, § 1).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1341 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

2. Voor zover de <strong>be</strong>doelde dienstverrichter opteert voor de bijzondere regeling, is<br />

deze regeling op hem van toepassing voor alle elektronische diensten.<br />

3. De bijzondere regeling laat de <strong>be</strong>trokken dienstverrichter niet toe de<br />

voor<strong>be</strong>lasting in de periodieke aangifte in aftrek te brengen (artikel 58bis, § 3<br />

van het Wetboek).<br />

Hij zal evenwel teruggaaf kunnen krijgen van de door hem voldane<br />

voor<strong>be</strong>lasting geheven van de goederen en diensten die hij ten <strong>be</strong>hoeve van de<br />

<strong>be</strong>lastbare activiteiten die de voormelde regeling genieten, heeft gebruikt, en<br />

dit overeenkomstig artikel 76, § 2, van het Wetboek en volgens de normale<br />

regels.<br />

Deze voor<strong>be</strong>lasting zal hem worden teruggestort door de lidstaat waar de<br />

voor<strong>be</strong>lasting werd voldaan overeenkomstig het <strong>be</strong>paalde in de dertiende<br />

richtlijn EG.<br />

De modaliteiten van de aanvraag om teruggave werden geregeld door artikel 9,<br />

§ 3, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 van 29 decem<strong>be</strong>r 1969 met <strong>be</strong>trekking tot<br />

de teruggaven inzake de btw.<br />

4. De administratie is gehouden de dienstverrichter langs elektronische weg het<br />

btw-identificatienummer dat hem werd toegekend mee te delen.<br />

Het gaat om een identificatienummer van 10 cijfers voorafgegaan door de<br />

letters EU.<br />

Dit nummer wordt ambtshalve doorgehaald wanneer de dienstverrichter zijn<br />

activiteit <strong>be</strong>ëindigd of wanneer hij niet langer voldoet aan de voorwaarden om<br />

gebruik te maken van de bijzondere regeling of wanneer hij bij voortduring niet<br />

aan de voorschriften van die bijzondere regeling voldoet (artikel 58bis, § 4, van<br />

het Wetboek).<br />

5. Wanneer de gegevens voor het <strong>be</strong>palen van de maatstaf van heffing van de btw<br />

van een in artikel 58bis van het Wetboek <strong>be</strong>doelde dienstverrichting zijn<br />

uitgedrukt in de munteenheid van een derde land of van een lidstaat die de euro<br />

niet heeft aangenomen, is voor de omrekening tussen deze munteenheid en de<br />

euro de wisselkoers van toepassing die gold op de laatste dag van de<br />

aangifteperiode die de Europese Centrale Bank voor die dag <strong>be</strong>kend heeft<br />

gemaakt of, bij gebreke, de wisselkoers voor de eerstvolgende dag van<br />

<strong>be</strong>kendmaking (z. KB nr. 42 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

wisselkoers).


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1342<br />

6. Het is uitdrukkelijk uitgesloten voor een niet in de Gemeenschap gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die geopteerd heeft voor de bijzondere regeling en die<br />

daarom in België werd geïdentificeerd, om in België een aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger te laten erkennen (uitdrukkelijke uitsluiting voorzien door<br />

artikel 55, § 1, 1 e lid, van het Wetboek).<br />

In dat opzicht merkt men op dat de bijzondere regeling voorzien door<br />

artikel 58bis van het Wetboek afwijkt van de <strong>be</strong>palingen uiteengezet in de<br />

circulaire AOIF nr. 4/2003 (circulaire die de regeling toelicht die van<br />

toepassing is op de handelingen verricht in België door niet in België<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen).<br />

7. De buitenlandse dienstverrichter die gekozen heeft om zich in het kader van de<br />

bijzondere regeling van artikel 58bis in België voor btw-doeleinden te laten<br />

identificeren is gehouden een <strong>be</strong>paald aantal verplichtingen te vervullen<br />

(z. hierna).<br />

521/3. Verplichtingen vanwege de dienstverrichter die gekozen heeft om zich in België<br />

te laten identificeren.<br />

Artikel 58bis, § 2, van het Wetboek, legt de volgende verplichtingen op aan de buiten<br />

de Gemeenschap gevestigde dienstverrichter die voor de bijzondere regeling heeft<br />

geopteerd en ervoor gekozen heeft om zich in België te laten identificeren.<br />

1. Langs elektronische weg diverse inlichtingen met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

uitoefening van zijn economische activiteit meedelen aan de administratie:<br />

naam, elektronisch en postadres, enz., elke wijziging van deze gegevens de<br />

stopzetting van alle <strong>be</strong>lastbare activiteiten (artikel 58bis, § 2, 1° tot 3°, van het<br />

Wetboek). Deze gegevens moeten worden meegedeeld op het elektronisch<br />

adres dat in het bijzonder met dit doel werd gecreëerd (artikel 53octies, § 2, en<br />

artikel 58bis, § 5, van het Wetboek).<br />

2. Per kwartaal een aangifte indienen voor alle handelingen die deze regeling<br />

genieten (artikel 58bis, § 2, 4°, van het Wetboek). Deze aangifte moet worden<br />

opgesteld door gebruik te maken van een specifiek aangifteformulier dat<br />

<strong>be</strong>staat uit een elektronisch <strong>be</strong>richt waarvan de inhoud is <strong>be</strong>paald in de bijlage<br />

IV van voormeld KB nr. 1 (artikel 18, § 4, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 - zie<br />

bijlage XVI).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1343 "HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen"<br />

Zij moet worden toegestuurd binnen 20 dagen volgend op het verstrijken van<br />

ieder kalenderkwartaal naar het elektronisch adres dat te dien einde gecreëerd<br />

werd door of vanwege de Minister van Financiën.<br />

3. De terzake verschuldigde <strong>be</strong>lasting voldoen in de aangifte binnen de voor<br />

de indiening van deze aangifte <strong>be</strong>paalde periode (artikel 58bis, § 2, 5°, van<br />

het Wetboek).<br />

De verschuldigde <strong>be</strong>lasting die voortvloeit uit de hiervoor <strong>be</strong>doelde aangifte<br />

moet dus worden voldaan in België (de lidstaat die de dienstverrichter heeft<br />

gekozen om zich te laten identificeren). Die lidstaat staat in voor de verdeling<br />

van de aldus geïnde btw onder de verschillende lidstaten waar de handelingen<br />

worden geacht plaats te vinden aan de hand van de gegevens verstrekt door de<br />

in het derde land gevestigde ondernemer.<br />

De modaliteiten van <strong>be</strong>taling op de postrekening van "VAT on E-services"<br />

worden geregeld in onderafdeling 3, artikel 13bis van het KB nr. 24 van<br />

29 decem<strong>be</strong>r 1992 met <strong>be</strong>trekking tot de voldoening van de btw.<br />

4. Een register bijhouden van de handelingen waarop deze bijzondere<br />

regeling van toepassing is (artikel 26bis, KB nr. 1), waarin de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

voor elke handeling dient te vermelden:<br />

1° een volgnummer;<br />

2° de datum van de handeling of de periode van de uitvoering van de<br />

handeling;<br />

3° de naam en het adres van de ontvanger van de dienst;<br />

4° de <strong>be</strong>schrijving van de langs elektronische weg verstrekte dienst;<br />

5° de vermelding van het tarief dat van toepassing is in de lidstaat waar de<br />

handeling wordt geacht plaats te vinden, van de maatstaf van heffing en<br />

van het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting;<br />

6° in voorkomend geval, de vermelding van de wettelijke <strong>be</strong>paling op grond<br />

waarvan de handeling van de <strong>be</strong>lasting is vrijgesteld of op grond waarvan<br />

de <strong>be</strong>lasting niet in rekening wordt gebracht.<br />

Op het einde van elke aangifteperiode, moet hij uiteraard per <strong>be</strong>trokken lidstaat<br />

inschrijven:<br />

- het totale <strong>be</strong>drag van de maatstaf van heffing en het totale <strong>be</strong>drag van de<br />

overeenstemmende <strong>be</strong>lasting uitgedrukt in euro;<br />

- het totale <strong>be</strong>drag van de met <strong>be</strong>trekking tot deze periode in de<br />

Gemeenschap verschuldigde <strong>be</strong>lasting.


"HOOFDSTUK XIII: Bijzondere regelingen" 1344<br />

De <strong>be</strong>waringstermijn van het register met <strong>be</strong>trekking tot de elektronische<br />

diensten verstrekt aan niet-<strong>be</strong>lastingplichtige personen wordt vastgelegd op 10<br />

jaar te rekenen vanaf 31 decem<strong>be</strong>r van het jaar van de handeling. Dit register<br />

moet worden meegedeeld, op aanvraag, langs elektronische weg aan de lidstaat<br />

van identificatie en de lidstaat van verbruik (artikel 58bis, § 2, 6°, Btw-<br />

Wetboek).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1345 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

HOOFDSTUK XIV<br />

TERUGGAAF VAN DE BELASTING<br />

Eerste afdeling. - Oorzaken van teruggaaf.<br />

522. Beperkende opsomming van de oorzaken van teruggaaf.<br />

Luidens artikel 75 van het Wetboek kan de btw slechts worden teruggegeven in de<br />

door het Wetboek <strong>be</strong>paalde gevallen. Deze gevallen worden opgesomd in de<br />

artikelen 76, 77 en 77bis. Het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 van 29 decem<strong>be</strong>r 1969 met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de teruggaven inzake <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde <strong>be</strong>paalt de<br />

uitvoeringsmodaliteiten van deze wets<strong>be</strong>palingen.<br />

In voormelde artikelen wordt tevens verwezen naar artikel 334 van de<br />

programmawet van 27 decem<strong>be</strong>r 2004. Overeenkomstig dit artikel kan elke som die<br />

aan een <strong>be</strong>lastingschuldige moet worden teruggegeven of <strong>be</strong>taald in het kader van de<br />

toepassing van de wettelijke <strong>be</strong>palingen inzake de inkomsten<strong>be</strong>lastingen en de ermee<br />

gelijkgestelde <strong>be</strong>lastingen, de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde of krachtens de<br />

<strong>be</strong>palingen van het burgerlijk recht met <strong>be</strong>trekking tot de onverschuldigde <strong>be</strong>taling,<br />

door de <strong>be</strong>voegde ambtenaar zonder formaliteit worden aangewend ter <strong>be</strong>taling van<br />

de door deze <strong>be</strong>lastingschuldige verschuldigde voorheffingen, inkomsten<strong>be</strong>lastingen<br />

en ermee gelijkgestelde <strong>be</strong>lastingen, de <strong>be</strong>lastingen over de toegevoegde waarde, in<br />

hoofdsom, opcentiemen en verhogingen, fiscale of administratieve geldboeten,<br />

interesten en kosten wanneer deze laatste niet of niet meer worden <strong>be</strong>twist.<br />

Artikel 76, § 1, doelt op het geval waarin, voor dezelfde aangifteperiode, de<br />

aftrekbare btw hoger is dan de verschuldigde btw wanneer het een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

met recht op aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>treft, die in België is gevestigd, in België<br />

een vaste inrichting heeft of die overeenkomstig artikel 55 in België een<br />

aansprakelijke vertegenwoordiger heeft doen erkennen. (z. nr. 523). Rekening<br />

houdend met de omzetting van de richtlijn 2000/65/EG van de Raad van 17 okto<strong>be</strong>r<br />

2000 tot wijziging van de richtlijn 77/388/EEG <strong>be</strong>treffende de vaststelling van de<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde (z. nr. 110), wordt de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die in België een rechtstreekse identificatie geniet tevens


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1346<br />

<strong>be</strong>oogd door deze <strong>be</strong>paling. Hetzelfde geldt voor een niet in België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die vertegenwoordigd wordt door een overeenkomstig artikel 55,<br />

§ 3, tweede lid van het Wetboek vooraf erkend persoon voor <strong>be</strong>paalde in<br />

aanschrijving 4/2003 opgesomde handelingen.<br />

In dit verband wordt de aandacht gevestigd op artikel 8 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 4 dat <strong>be</strong>trekking heeft op de teruggave van een <strong>be</strong>lastingtegoed dat <strong>be</strong>staat in<br />

hoofde van een <strong>be</strong>lastingplichtige zonder recht op aftrek van de voor<strong>be</strong>lasting of van<br />

een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon en dat voortvloeit uit een aangifte <strong>be</strong>doeld<br />

in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek. In de regel zal het eindresultaat van een door<br />

artikel 53ter, 1°, van het Wetboek <strong>be</strong>oogde aangifte een aan de Staat verschuldigd<br />

<strong>be</strong>drag zijn. Het kan niettemin voorkomen dat <strong>be</strong>treffende aangifte ten gevolge van<br />

doorgevoerde herzieningen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 77, § 1, van<br />

het Wetboek een door de Staat verschuldigd eindresultaat vertoont. (z. nrs. 524 tot<br />

530).<br />

Artikel 76, § 2, <strong>be</strong>oogt de teruggaaf aan <strong>be</strong>lastingplichtigen met recht op aftrek van<br />

de voor<strong>be</strong>lasting maar die niet in § 1 worden <strong>be</strong>doeld. (z. nr. 523/2).<br />

Artikel 77 <strong>be</strong>treft diverse gevallen van teruggaaf van btw voldaan ten aanzien van<br />

levering van goederen, van een dienst of van een intracommunautaire verwerving in<br />

België (Wetboek, art. 77, § 1) of ter zake van invoer (Wetboek, art. 77, § 1bis),<br />

(z. nrs. 524 tot 534).<br />

Artikel 77bis slaat op de teruggaaf van btw die door een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon werd voldaan bij de invoer in België van goederen die zijn <strong>be</strong>stemd<br />

voor een andere Lidstaat en aldaar door die persoon intracommunautair worden<br />

verworven met toepassing van de <strong>be</strong>lasting (z. nr. 534/2).<br />

I. Teruggaaf op grond van artikel 76 van het Wetboek.<br />

Artikel 76 geldt alleen ten aanzien van <strong>be</strong>lastingplichtigen met recht op aftrek<br />

volgens het volgende onderscheid.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1347 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

523. Meer aftrekbare dan verschuldigde btw. Teruggaaf van het verschil.<br />

Belastingkrediet in hoofde van <strong>be</strong>lastingplichtigen gehouden tot het indienen<br />

van een periodieke aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2° van het<br />

Wetboek (Wetboek art. 76, § 1).<br />

Wanneer het <strong>be</strong>drag van de btw die ingevolge de artikelen 45 tot 48 van het Wetboek<br />

door een <strong>be</strong>lastingplichtige werd afgetrokken in een periodieke btw-aangifte, meer<br />

<strong>be</strong>draagt dan de verschuldigde btw, wordt het verschil in principe naar het volgende<br />

aangiftetijdvak overgedragen.<br />

Zo een dergelijk verschil echter blijkt uit de aangifte m.b.t. het laatste aangiftetijdvak<br />

van een kalenderjaar, zou het, volgens artikel 76, § 1, van het Wetboek, moeten<br />

worden terug<strong>be</strong>taald binnen drie maanden op uitdrukkelijk verzoek van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige. Bij latere terug<strong>be</strong>taling zou ten voordele van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

een interest van 0,8 % per maand van rechtswege verschuldigd zijn (Wetboek,<br />

art. 91, § 3).<br />

Om uit te maken of er aanleiding tot teruggaaf van een overschot is, dient men<br />

evenwel niet alleen rekening te houden met de voor het aangiftetijdvak aftrekbare en<br />

verschuldigde btw, doch ook met de btw die vatbaar is voor teruggaaf op grond van<br />

artikel 77, §§ 1 en 1bis, en met de btw die wegens herzieningen moet worden<br />

voldaan of supplementair in aftrek kan worden gebracht (z. K.B. nr. 4, art. 5 en<br />

art. 7). Slechts zo het eindresultaat een door de Staat verschuldigd <strong>be</strong>drag is, maakt<br />

het een <strong>be</strong>lastingkrediet uit dat wordt teruggegeven, ofwel door overdracht naar de<br />

volgende aangifteperiode door opname in de rekeningcourant, ofwel door een<br />

werkelijke terug<strong>be</strong>taling volgens het onderscheid gemaakt in artikel 8 1 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 van 29 decem<strong>be</strong>r 1969 (z. nr. 547).<br />

523/2. Belastingplichtigen met recht op aftrek maar niet gehouden tot het indienen<br />

van een aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2° van het Wetboek<br />

(Wetboek art. 76, § 2).<br />

Op grond van artikel 76, § 2, kan teruggaaf worden <strong>be</strong>komen:<br />

a) door de personen die niet geregeld nieuwe gebouwen, gedeelten van gebouwen<br />

en het bijhorend terrein vervreemden of zakelijke rechten hierop vestigen,<br />

overdragen of wederoverdragen zo de aftrekbare btw meer <strong>be</strong>draagt dan de<br />

verschuldigde (z. nrs. 185 tot 187, 540 en 553);


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1348<br />

b) door de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen die geen aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger heb<strong>be</strong>n en die niet <strong>be</strong>schikken over een rechtstreekse<br />

identificatie (z. aanschr. 4/1988, 4/2003 en aanschr. AFZ 20/2009) volgens het<br />

volgend onderscheid:<br />

1° de teruggaaf geschiedt overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 3l van 29 decem<strong>be</strong>r 1992, wanneer het een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>treft gevestigd in een andere lidstaat dan België en die in België niet<br />

voor <strong>BTW</strong>-doeleinden is geïdentificeerd (modaliteiten worden <strong>be</strong>paald,<br />

in het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56 van 9 decem<strong>be</strong>r 2009);<br />

2° de teruggaaf geschiedt overeenkomstig de artikelen 9, §§ 2 en 3, en 12,<br />

§§ 1bis en 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 van 29 decem<strong>be</strong>r 1969,<br />

wanneer het een buiten de Gemeenschap gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>treft die in België niet voor btw-doeleinden is geïdentificeerd of een<br />

niet <strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon die niet in België is gevestigd en die<br />

hier te lande geen in het Wetboek <strong>be</strong>oogde handelingen heeft verricht<br />

andere dan de intracommunautaire verwerving van nieuwe<br />

vervoermiddelen <strong>be</strong>doeld in artikel 8bis, § 2, van het Wetboek of<br />

wanneer het gaat om een dienstverrichter die zich voor de toepassing van<br />

de in artikel 58bis van het Wetboek <strong>be</strong>doelde bijzondere regeling in<br />

België of in een andere lidstaat heeft geïdentificeerd;<br />

c) door de in artikel 8bis, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>oogde <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

binnen de perken <strong>be</strong>paald in artikel 45, § 1bis van hetzelfde Wetboek en in de<br />

regel door middel van de in artikel 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 48 <strong>be</strong>doelde<br />

aangifte, van de <strong>be</strong>lasting geheven van de levering, de invoer of de intracommunautaire<br />

verwerving van nieuwe vervoermiddelen die onder de voorwaarden<br />

<strong>be</strong>paald in artikel 39bis van het Wetboek worden geleverd. Deze aangifte geldt<br />

als aanvraag om teruggaaf wanneer de voorwaarden voor de uitoefening van<br />

het recht op aftrek vervuld zijn op het tijdstip van het indienen van deze<br />

aangifte. Wanneer dit niet het geval is dient een aanvraag om teruggaaf te<br />

worden ingediend overeenkomstig artikel 9 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4<br />

(z. nrs. 310/77 en 553).<br />

(1 februari 2012)


II. Andere gevallen van teruggaaf.<br />

A. Handelingen verricht in België.<br />

(1 februari 2012)<br />

1349 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

524. Bedrag dat het wettelijk verschuldigde te boven gaat (Wetboek, art. 77, § 1, 1°).<br />

Teruggaaf tot het passende <strong>be</strong>loop wordt verleend wanneer de <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting ten<br />

aanzien van een levering van goederen, van een dienst of van een intracommunautaire<br />

verwerving van een goed, de wettelijk verschuldigde <strong>be</strong>lasting overtreft.<br />

Hiermee worden inzonderheid <strong>be</strong>doeld alle gevallen waarin een vergissing is <strong>be</strong>gaan<br />

bij het factureren of in de aangifte die door de <strong>be</strong>lastingplichtige of niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon moet worden ingediend: heffing op een niet<br />

<strong>be</strong>lastbare handeling, toepassing van een onjuist tarief of van een verkeerde maatstaf<br />

van heffing, dub<strong>be</strong>le boeking, misslag in de optelling van de aan de Staat te storten<br />

<strong>be</strong>lasting.<br />

Teruggaaf heeft eveneens plaats indien de maatstaf van heffing wordt verminderd<br />

ingevolge een ge<strong>be</strong>urtenis die zich na de levering voordoet, zoals de definitieve<br />

vaststelling van een voor herziening vatbare prijs of de vervulling van een<br />

uitdrukkelijke of stilzwijgende ontbindende voorwaarde.<br />

Tevens wordt het in artikel 25quinquies, § 3, tweede lid, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

geval <strong>be</strong>oogd in geval van verlaging van de maatstaf van heffing van een<br />

intracommunautaire verwerving waarvan de plaats wordt vastgesteld overeenkomstig<br />

het eerste lid van bovengenoemde <strong>be</strong>paling.<br />

525. Prijsvermindering (Wetboek, art. 77, § 1, 2°).<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt tot het passende <strong>be</strong>loop teruggegeven wanneer een prijsvermindering<br />

aan de medecontractant wordt toegestaan of door hem wordt verkregen<br />

na het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting verschuldigd wordt. De reden voor de toegestane<br />

prijsvermindering is van geen <strong>be</strong>lang (handelsoverwegingen, kortingen bij het einde<br />

van het jaar, niet-overeenstemming van de goederen met de <strong>be</strong>stelling enz.).


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1350<br />

Aan te stippen valt dat de kortingen en verminderingen waarop de afnemer een<br />

verworven recht heeft op het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting verschuldigd wordt, niet tot<br />

de maatstaf van heffing <strong>be</strong>horen (z. Wetboek. art. 28, 2°).<br />

526. Terugzending van verpakkingsmiddelen (Wetboek, art. 77, § 1, 3°).<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt teruggegeven tot <strong>be</strong>loop van de <strong>be</strong>dragen waarvoor de<br />

leverancier zijn medecontractant crediteert wegens terugzending van de<br />

verpakkingsmiddelen die voor het vervoer van de geleverde goederen heb<strong>be</strong>n<br />

gediend. Die <strong>be</strong>paling is enkel van toepassing indien op het ogenblik van de levering<br />

niet reeds vaststond dat de medecontractant de mogelijkheid had om de<br />

verpakkingsmiddelen terug te zenden, want wanneer deze mogelijkheid <strong>be</strong>staat,<br />

dienen de kosten voor gewone en gebruikelijke verpakkingsmiddelen niet in de<br />

maatstaf van heffing te worden opgenomen krachtens artikel 28, 4°, van het<br />

Wetboek.<br />

527. Verbreking van de overeenkomst voor de levering of de uitvoering van de dienst<br />

(Wetboek. art. 77, § 1, 4°).<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt teruggegeven wanneer de overeenkomst vóór de levering van het<br />

goed of vóór de uitvoering van de dienst verbroken is, maar alleszins nadat de<br />

<strong>be</strong>lasting in hoofde van de leverancier of de dienstverrichter krachtens een of andere<br />

wettelijke of reglementaire <strong>be</strong>paling (z. Wetboek, art. 17 en 22 en K.B. nr. 1, art. 17)<br />

opeisbaar is geworden.<br />

528. Minnelijke of gerechtelijke vernietiging of ontbinding van een overeenkomst<br />

(Wetboek, art. 77, § 1, 5°).<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt teruggegeven wanneer de overeenkomst wordt vernietigd wegens<br />

<strong>be</strong>drog, dwaling of geweld of wordt ontbonden (waaronder de verkeerde nietuitvoering<br />

door één der partijen, de niet-overeenstemming met de <strong>be</strong>stelling van<br />

goederen of diensten, een laattijdige levering, enz.).<br />

Geen onderscheid wordt gemaakt naargelang de vernietiging of de ontbinding<br />

minnelijk of gerechtelijk geschiedt, maar in dat laatste geval moet de gerechtelijke<br />

<strong>be</strong>slissing in kracht van gewijsde gegaan zijn om de terug<strong>be</strong>taling te rechtvaardigen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1351 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

529. Terugzending van het goed binnen zes maanden (Wetboek, art. 77, § 1, 6°).<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt teruggegeven wanneer het geleverde goed binnen zes maanden<br />

na de levering of de intracommunautaire verwerving van het goed door de<br />

leverancier is teruggenomen zonder dat een van de partijen ten aanzien van de prijs<br />

een geldelijk voordeel heeft verkregen.<br />

Ingevolge die <strong>be</strong>paling kan er in <strong>be</strong>ginsel geen teruggaaf plaatsvinden wanneer de<br />

prijs waarvoor het goed wordt teruggenomen niet precies de prijs is waarvoor het<br />

oorspronkelijk werd verkocht.<br />

De administratie aanvaardt echter dat geen van de partijen ten aanzien van de prijs<br />

een geldelijk voordeel heeft verkregen wanneer voor het gebruik van het goed aan de<br />

leverancier een vergoeding zou worden <strong>be</strong>taald die wordt vastgesteld in functie van<br />

de werkelijke gebruiksduur van het goed en die in geen geval meer <strong>be</strong>draagt dan de<br />

brutowinst die de leverancier heeft gemaakt bij de oorspronkelijke verkoop van het<br />

goed.<br />

Die <strong>be</strong>paling staat de teruggaaf toe zonder dat degene die erom verzoekt het <strong>be</strong>wijs<br />

moet leveren van de vernietiging of de ontbinding van de overeenkomst <strong>be</strong>treffende<br />

de <strong>be</strong>laste handeling. Alleen het materiële feit van de terugzending en het ontbreken<br />

van enig geldelijk voordeel moet worden aangetoond.<br />

530. Geheel of gedeeltelijk verlies van de schuldvordering van de prijs (Wetboek,<br />

art. 77, § 1, 7°).<br />

De teruggaaf ingesteld bij artikel 77, § 1, 7°, van het Wetboek, wordt toegestaan<br />

zodra het geheel of gedeeltelijk verlies van de schuldvordering vaststaat. Het <strong>be</strong>treft<br />

de situatie waarbij goederen of diensten worden verstrekt in uitvoering van een<br />

overeenkomst die niet werd vernietigd of ontbonden, maar waar om één of andere<br />

reden, de prijs, hetzij volledig, hetzij gedeeltelijk, niet werd <strong>be</strong>taald. De teruggaaf is<br />

niet alleen van toepassing wanneer het verlies van de schuldvordering van de prijs<br />

het gevolg is van een faillissement of gerechtelijke reorganisatie, maar ook wanneer<br />

de leverancier vaststelt dat een factuur geheel of gedeeltelijk on<strong>be</strong>taald is gebleven.<br />

De vraag wanneer het verlies van een schuldvordering als zeker mag worden<br />

<strong>be</strong>schouwd, hangt af van de omstandigheden eigen aan ieder geval.


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1352<br />

In de praktijk zal de administratie niet <strong>be</strong>twisten dat het verlies vaststaat, wanneer<br />

het <strong>be</strong>drag van het verlies aangetekend werd op de rekening "Verlies en Winst", voor<br />

zover die aantekening ge<strong>be</strong>urt op een tijdstip waarop de schuldeiser, door middel van<br />

alle mogelijke feiten of rechtsmiddelen, kan <strong>be</strong>wijzen dat zijn schuldvordering als<br />

verloren kan worden <strong>be</strong>schouwd. In ieder geval is de inschrijving van de gehele of<br />

gedeeltelijke schuldvordering op een rekening "Provisie voor dubieuze debiteuren",<br />

op zich niet voldoende om de echtheid van het verlies te <strong>be</strong>wijzen.<br />

Wat het verlies van schuldvordering als gevolg van een faillissement of als gevolg<br />

van een gerechtelijke reorganisatie <strong>be</strong>treft wordt verwezen naar nr. 542/1.<br />

Artikel 79, § 1, derde lid van het Wetboek <strong>be</strong>paalt dat de leverancier of dienstverrichter<br />

die tot <strong>be</strong>loop van het passende <strong>be</strong>drag teruggaaf heeft <strong>be</strong>komen van de<br />

<strong>be</strong>lasting in geval van geheel of gedeeltelijk verlies van schuldvordering van de prijs,<br />

in de veronderstelling dat de schuldenaar opnieuw vermogend is geworden en later<br />

het geheel of een gedeelte van de oninvorderbaar gewaande som aan de schuldeiser<br />

<strong>be</strong>taalt, aan de Staat het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting dat overeenstemt met het<br />

ingevorderde <strong>be</strong>drag moet terugstorten, en dit door het op te nemen in het <strong>be</strong>drag van<br />

de verschuldigde <strong>be</strong>lasting met <strong>be</strong>trekking tot de periode waarin hij deze storting<br />

heeft ontvangen.<br />

531. Aankoop in België, intracommunautaire verwerving of invoer van een auto<br />

door <strong>be</strong>paalde categorieën van invaliden en gehandicapten (Wetboek, art. 77, §<br />

2).<br />

Deze oorzaak van teruggaaf die verbonden is aan de hoedanigheid van de verwerver<br />

of van de geadresseerde in geval van invoer, is in feite een middel om vrijstelling<br />

van btw te verlenen voor de aankoop van een auto door <strong>be</strong>paalde categorieën van<br />

invaliden en gehandicapten (z. nr. 141, littera A, rubriek XXII, afdeling I).<br />

Op te merken valt dat slechts de btw <strong>be</strong>taald voor de verkrijging of de invoer van de<br />

auto wordt teruggegeven, en niet de btw die werd <strong>be</strong>taald voor onderdelen,<br />

uitrustingsstukken en toe<strong>be</strong>horen (z. nr. 141, littera A, rubriek XXII, afdeling II),<br />

voor onderhouds- en herstellingswerk (z. nr. 141, littera A, rubriek XXVI), noch<br />

voor andere leveringen of invoeren (<strong>be</strong>nzine, smeermiddelen, enz.) of diensten<br />

(parkeerkosten, enz.) met <strong>be</strong>trekking tot die auto (z. ook nr. 147, B, 1°). De <strong>be</strong>lasting<br />

die geheven werd van de levering kan evenmin worden teruggegeven wanneer het<br />

voertuig werd gekocht bij een <strong>be</strong>lastingplichtige-wederverkoper met toepassing van<br />

de bijzondere regeling van <strong>be</strong>lastingheffing over de winstmarge ingesteld bij<br />

artikel 58, § 4, van het Btw-Wetboek.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1353 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

Het voordeel van deze <strong>be</strong>paling kan bovendien slechts worden ingeroepen voor één<br />

enkele auto tegelijk en veronderstelt het gebruik van het verkregen voertuig door de<br />

verkrijger als persoonlijk vervoermiddel gedurende een periode van 3 jaar. Indien<br />

gedurende deze periode de auto voor andere doeleinden wordt aangewend, of wordt<br />

afgestaan door de <strong>be</strong>gunstigde, is deze gehouden de <strong>be</strong>lasting die hem werd<br />

teruggegeven tot het passende <strong>be</strong>loop terug te storten naar verhouding van de nog te<br />

lopen tijd tot het verstrijken van de 3-jarige periode.<br />

531/2. Regeling voor sommige verzekerings- en financiële verrichtingen.<br />

Overeenkomstig artikel 45, § 1, 4° en 5°, van het Wetboek, kan de voor<strong>be</strong>lasting<br />

eveneens in aftrek worden gebracht wanneer de handelingen (aankoop van goederen,<br />

invoeren, intracommunautaire verwervingen en de daarmee gelijkgestelde handelingen,<br />

ontvangen diensten) waarvan ze werd geheven, gebruikt worden voor het<br />

verrichten van:<br />

1° handelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 4° tot 10° (handelingen van verzekering<br />

en herverzekering, kredietverrichtingen, andere vrijgestelde bank en financiële<br />

verrichtingen, handelingen <strong>be</strong>treffende deviezen, handelingen uitgezonderd<br />

<strong>be</strong>waring en <strong>be</strong>heer m.b.t. waardepapieren, telkens wanneer de<br />

medecontractant buiten de Europese Gemeenschap is gevestigd, of de<br />

genoemde handelingen, volgens door of vanwege de Minister van Financiën te<br />

<strong>be</strong>palen voorwaarden, rechtstreeks samenhangen met goederen die <strong>be</strong>stemd<br />

zijn om te worden uitgevoerd naar een land buiten die Gemeenschap);<br />

2° diensten als makelaar of lastheb<strong>be</strong>r bij in 1° <strong>be</strong>doelde handelingen.<br />

Afgezien van een eventuele keuze voor het <strong>be</strong>lasten met btw van de <strong>be</strong>talings- en<br />

ontvangstverrichtingen (z. nr. 331), <strong>be</strong>treft het in casu handelingen die van de <strong>BTW</strong><br />

zijn vrijgesteld krachtens artikel 44, § 3, van het Wetboek.<br />

De aandacht wordt erop gevestigd dat deze aftrek wordt verricht in de periodieke<br />

aangifte aangezien boven<strong>be</strong>doelde verzekerings- en financiële instellingen sinds<br />

1 januari 1993, zoals elke andere <strong>be</strong>lastingplichtige met recht op aftrek, periodieke<br />

aangiften moeten indienen (z. Wetboek, art. 53, § 1, eerste lid, 2°) (z. nr. 334/2).


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1354<br />

532. Tabaksfabrikaten.<br />

Daar de btw geheven van tabaksfabrikaten verschuldigd is in alle gevallen waarin de<br />

accijns moet worden voldaan, gelden de oorzaken van teruggaaf van de accijns<br />

eveneens voor de teruggaaf van de btw.<br />

Opmerking: de teruggaaf zal worden aangevraagd bij het hoofd van het btwcontrolekantoor<br />

waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert (K.B. nr. 4, artikel 11),<br />

dit ondanks het feit dat de btw waarvoor teruggaaf werd gevraagd in principe werd<br />

geïnd door de ontvanger der accijnzen (K.B. nr. 13, artikel 1, tweede lid)<br />

(z. nr. 137/1).<br />

B. Teruggaaf van de bij invoer <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting.<br />

533. Oorzaken van teruggaaf.<br />

De gevallen van teruggaaf van de bij invoer geheven <strong>be</strong>lasting zijn hoofdzakelijk<br />

opgesomd in de artikelen 77, § 1bis en 77bis van het Wetboek (z. evenwel ook<br />

nrs. 531 tot 532).<br />

1. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77, § 1bis, van het Wetboek.<br />

533/2. Ten onrechte <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting (Wetboek, art. 77, § 1bis, 1°).<br />

Teruggaaf tot het passende <strong>be</strong>loop wordt verleend wanneer de bij invoer <strong>be</strong>taalde<br />

<strong>be</strong>lasting de wettelijk verschuldigde <strong>be</strong>lasting overtreft. Hiermee worden inzonderheid<br />

<strong>be</strong>doeld alle gevallen waarin vergissingen werden <strong>be</strong>gaan bij het vaststellen<br />

van de maatstaf van heffing, de toepassing van een onjuist tarief, rekenfouten of<br />

vergissingen <strong>be</strong>gaan bij het opstellen van invoerdocumenten die de annulatie van die<br />

documenten voor gevolg heb<strong>be</strong>n.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1355 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

Teruggaaf heeft eveneens plaats indien de maatstaf van heffing wordt verminderd<br />

ingevolge een ge<strong>be</strong>urtenis die zich na de invoer voordoet, zoals de definitieve<br />

vaststelling van een prijs die voor herziening vatbaar was of de vervulling van een<br />

uitdrukkelijke of stilzwijgende ontbindende voorwaarde.<br />

533/3. Prijsvermindering (Wetboek, art. 77, § 1bis, 1°).<br />

De bij invoer <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting wordt tot <strong>be</strong>loop van het passende <strong>be</strong>drag<br />

teruggegeven wanneer een prijsvermindering wordt toegestaan of wordt verkregen<br />

na het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting opeisbaar is geworden in de mate dat die prijs<br />

gediend heeft voor het <strong>be</strong>palen van de maatstaf van heffing van de btw bij invoer.<br />

De reden voor de toegestane prijsvermindering is daarbij van geen <strong>be</strong>lang.<br />

533/4. Terugzending van verpakkingsmiddelen (Wetboek, art. 77, § 1bis, 2°).<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt tot <strong>be</strong>loop van het passend <strong>be</strong>drag teruggegeven wanneer de<br />

leverancier zijn medecontractant crediteert wegens terugzending van de verpakkingsmiddelen<br />

die voor de levering van goederen heb<strong>be</strong>n gediend, op voorwaarde dat de<br />

verpakking naar een plaats buiten de Gemeenschap is teruggestuurd.<br />

Het <strong>be</strong>treft verpakkingen die niet onder een regeling van tijdelijke invoer met<br />

volledige vrijstelling van rechten bij invoer werden geplaatst bv. omdat de<br />

terugzending oorspronkelijk niet was voorzien.<br />

533/5. Minnelijke of gerechtelijke vernietiging of ontbinding van een overeenkomst<br />

(Wetboek, art. 77, § 1bis, 3°).<br />

Teruggaaf van btw wordt verleend wanneer de overeenkomst die aan de basis ligt<br />

van de invoer wordt vernietigd of ontbonden op voorwaarde dat de ingevoerde<br />

goederen binnen zes maanden na de vernietiging of de ontbinding van de<br />

overeenkomst naar een plaats buiten de Gemeenschap wederuitgevoerd werden. De<br />

reden van vernietiging of ontbinding van de overeenkomst is van geen <strong>be</strong>lang (nietovereenstemming<br />

van het goed met de <strong>be</strong>stelling, niet-tijdige levering, handelsoverwegingen,<br />

enz.).


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1356<br />

Evenmin moet een onderscheid worden gemaakt naargelang de vernietiging of de<br />

ontbinding minnelijk of gerechtelijk geschiedt, maar in dat laatste geval moet de<br />

gerechtelijke <strong>be</strong>slissing in kracht van gewijsde gegaan zijn om de terug<strong>be</strong>taling te<br />

rechtvaardigen.<br />

533/6. Wederuitvoer binnen zes maanden na de aangifte ten verbruik (Wetboek,<br />

art. 77, § 1bis, 4°).<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt teruggegeven tot <strong>be</strong>loop van het passende <strong>be</strong>drag wanneer de<br />

goederen binnen zes maanden na de aangifte ten verbruik wederuitgevoerd zijn naar<br />

de buiten de Gemeenschap gevestigde leverancier of de door hem aangewezen<br />

<strong>be</strong>stemming buiten de Gemeenschap, op voorwaarde dat geen van de partijen ten<br />

aanzien van de prijs een geldelijk voordeel heeft gekregen.<br />

Ingevolge die <strong>be</strong>paling kan er in <strong>be</strong>ginsel geen teruggaaf plaatsvinden wanneer de<br />

prijs waarvoor het goed wordt teruggenomen niet precies de prijs is waarvoor het<br />

oorspronkelijk werd verkocht.<br />

De administratie aanvaardt echter dat geen van de partijen ten aanzien van de prijs<br />

een geldelijk voordeel heeft verkregen wanneer voor het gebruik van het goed aan de<br />

leverancier een vergoeding zou worden <strong>be</strong>taald die wordt vastgesteld in functie van<br />

de werkelijke gebruiksduur van het goed en die in geen geval meer <strong>be</strong>draagt dan de<br />

brutowinst die de leverancier heeft gemaakt bij de oorspronkelijke verkoop van het<br />

goed.<br />

Die <strong>be</strong>paling staat de teruggaaf toe zonder dat degene die erom verzoekt het <strong>be</strong>wijs<br />

moet leveren van de vernietiging of de ontbinding van de overeenkomst <strong>be</strong>treffende<br />

de levering. Alleen het materiële feit van de terugzending en het ontbreken van enig<br />

geldelijk voordeel moeten worden aangetoond.<br />

533/7. Goederen vernietigd alvorens het toezicht van de douane te heb<strong>be</strong>n verlaten<br />

(Wetboek, art. 77, § 1bis, 5°).<br />

De btw wordt teruggegeven wanneer goederen, alvorens het toezicht van de douane<br />

te heb<strong>be</strong>n verlaten, als gevolg van overmacht of van ongeval zijn vernietigd, en<br />

volgens de douanereglementering teruggaaf van rechten bij invoer kan worden<br />

verleend, of zou kunnen worden verleend indien de goederen aan die rechten<br />

onderworpen zouden zijn geweest.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1357 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

533/8. Goederen geplaatst onder een regeling <strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 of 5, van het<br />

Wetboek, na eerst ten verbruik te zijn aangegeven (Wetboek, art. 77, § 1bis, 6°).<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt teruggegeven tot <strong>be</strong>loop van het passende <strong>be</strong>drag wanneer de<br />

goederen, na ten verbruik te zijn aangegeven, worden geplaatst onder één van de<br />

regelingen <strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 of 5, van het Wetboek en volgens de<br />

douanereglementering teruggaaf van rechten bij invoer kan worden verleend, of zou<br />

kunnen worden verleend indien de goederen aan rechten bij invoer onderworpen<br />

zouden zijn geweest.<br />

533/9. Goederen die niet mogen worden gebruikt voor het doel waartoe ze werden<br />

ingevoerd (Wetboek, art. 77, § 1bis, 7°).<br />

De <strong>be</strong>lasting wordt teruggegeven tot <strong>be</strong>loop van het passende <strong>be</strong>drag wanneer het<br />

goed, als gevolg van maatregelen van het <strong>be</strong>voegde gezag, niet mag worden gebruikt<br />

voor het doel waartoe het is ingevoerd en het goed is wederuitgevoerd naar een<br />

plaats buiten de Gemeenschap of onder ambtelijk toezicht - in feite onder toezicht<br />

van de douane - is vernietigd.<br />

534. Uitsluiting van het recht op teruggaaf.<br />

Krachtens artikel 2, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4, wordt de in artikel 77,<br />

§ 1bis, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde teruggaaf niet verleend wanneer ze <strong>be</strong>trekking<br />

heeft op de invoer van een goed dat geen <strong>be</strong>drijfsmiddel is en de geadresseerde een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is die gehouden is een maandaangifte of een kwartaalaangifte in te<br />

dienen en die de bij de invoer voldane <strong>be</strong>lasting volledig in aftrek kan brengen.<br />

Inderdaad, in dat geval heeft de <strong>be</strong>lastingplichtige, die de <strong>be</strong>lasting bij de invoer<br />

heeft voldaan, die <strong>be</strong>lasting normaal afgetrokken in zijn aangifte met <strong>be</strong>trekking tot<br />

het tijdvak waarin de invoer heeft plaatsgehad. Indien de teruggaaf hem zou worden<br />

toegestaan, zou hij eveneens de vooraf verrichte aftrek moeten herzien en het ten<br />

onrechte afgetrokken <strong>be</strong>drag moeten terugstorten aan de Schatkist door dat <strong>be</strong>drag op<br />

te nemen in rooster 61 van de periodieke btw-aangifte.<br />

Maar de teruggaaf heeft normaal plaats voor de ingevoerde goederen:


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1358<br />

1° wanneer de geadresseerde een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige is of een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die niet gehouden is een periodieke aangifte in te dienen;<br />

2° wanneer de geadresseerde een <strong>be</strong>lastingplichtige is zonder recht op aftrek, of<br />

met een gedeeltelijk recht op aftrek (indien hij geen teruggaaf verkreeg, zou hij<br />

<strong>be</strong>nadeeld worden tot <strong>be</strong>loop van het niet aftrekbare gedeelte van het ten<br />

onrechte <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>drag);<br />

3° wanneer de handeling <strong>be</strong>trekking heeft op <strong>be</strong>drijfsmiddelen. Krachtens<br />

artikel 48, § 2, van het Wetboek, is de aftrek van de <strong>be</strong>lasting geheven van<br />

<strong>be</strong>drijfsmiddelen aan herziening onderworpen; het komt er dus op aan het<br />

definitief <strong>be</strong>drag van de aan herziening onderworpen <strong>be</strong>lasting vast te stellen;<br />

4° wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige goederen invoert waarvan het recht op aftrek<br />

uitgesloten is of <strong>be</strong>perkt wordt, o.m. krachtens artikel 45, § 2 en 3, van het<br />

Wetboek.<br />

De hier aangehaalde principes zijn eveneens van toepassing op een btw-eenheid in<br />

de zin van artikel 4, § 2 van het Wetboek.<br />

Wanneer de teruggaaf <strong>be</strong>trekking heeft op de invoer van een <strong>be</strong>drijfsmiddel of van<br />

een ander goed waarvoor de bij invoer voldane <strong>be</strong>lasting slechts gedeeltelijk in aftrek<br />

kon worden gebracht, is de geadresseerde die de teruggaaf <strong>be</strong>komt ertoe gehouden<br />

het <strong>be</strong>drag dat hij vroeger in aftrek heeft gebracht terug te storten aan de Staat in de<br />

mate waarin hij daarvan teruggaaf <strong>be</strong>komt. In dergelijk geval kan door of vanwege<br />

de Minister van Financiën evenwel worden <strong>be</strong>paald dat de teruggaaf wordt <strong>be</strong>perkt<br />

tot de <strong>be</strong>lasting die niet in aftrek kon worden gebracht (K.B. nr. 4 art. 2, tweede en<br />

derde lid).<br />

2. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77bis, van het Wetboek.<br />

534/2. De niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon die de btw bij invoer heeft voldaan en<br />

die een aan de <strong>be</strong>lasting onderworpen intracommunautaire verwerving verricht<br />

in de Lidstaat van <strong>be</strong>stemming van de goederen.<br />

Wanneer door een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon verworven goederen van een<br />

plaats buiten de Gemeenschap worden verzonden of vervoerd en door die persoon<br />

voor het verbruik worden aangegeven in België alhoewel de plaats van aankomst van<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1359 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

de verzending of het vervoer in een andere Lidstaat is gelegen, worden de goederen,<br />

overeenkomstig artikel 25quinquies, § 4, van het Wetboek, geacht te zijn verzonden<br />

of vervoerd vanuit België, zodat die handeling aanleiding geeft tot een<br />

intracommunautaire verwerving in de Lidstaat van aankomst van de verzending of<br />

het vervoer.<br />

Artikel 77bis van het Wetboek <strong>be</strong>paalt dat de btw die de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon bij de inverbruikstelling in België heeft voldaan in dat geval wordt<br />

teruggegeven voor zover die persoon aantoont dat de intracommunautaire<br />

verwerving die hij verricht aan de btw werd onderworpen in de Lidstaat van<br />

<strong>be</strong>stemming.<br />

Afdeling 2. - Rechtheb<strong>be</strong>nde op de teruggaaf.<br />

535. De aftrekbare btw <strong>be</strong>draagt meer dan de verschuldigde.<br />

De in artikel 76, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde rechtheb<strong>be</strong>nde is de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

indiener van aangiften <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2° van het<br />

Wetboek die aanspraak op aftrek heeft en die door <strong>be</strong>wijskrachtige stukken kan<br />

aantonen dat de aftrekbare btw meer <strong>be</strong>draagt dan de verschuldigde btw.<br />

535/2. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 76, § 2, van het Wetboek.<br />

De rechtheb<strong>be</strong>nde is de in artikel 76, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

(z. nr. 523/2) die kan aantonen dat de teruggevraagde btw voor aftrek in<br />

aanmerking komt.<br />

536. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77, § 1, van het Wetboek.<br />

Krachtens artikel 1, eerste lid van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 is de rechtheb<strong>be</strong>nde<br />

degene die de <strong>be</strong>lasting aan de Staat heeft voldaan.


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1360<br />

Het <strong>be</strong>treft dus, voor wat de binnenlandse handelingen en de intracommunautaire<br />

verwervingen van goederen <strong>be</strong>treft:<br />

a) hetzij de <strong>be</strong>lastingplichtige of de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon die de<br />

terug te geven <strong>be</strong>lasting heeft opgenomen in het <strong>be</strong>drag van de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting ingeschreven in de aangifte en die deze <strong>be</strong>lasting aan de Schatkist<br />

heeft gestort, wanneer het gaat om handelingen gesteld door de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon die naargelang het geval,<br />

gehouden is tot de indiening van de aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste<br />

lid, 2° of artikel 53ter, 1°, van het Wetboek;<br />

b) hetzij, voor de andere gevallen, de persoon die kan aantonen dat hij op een<br />

regelmatige wijze de btw aan de Schatkist heeft <strong>be</strong>taald.<br />

De administratie mag echter in <strong>be</strong>paalde gevallen van de hierboven vastgestelde<br />

regels afwijken (z. K.B. nr. 4, art. 1, derde lid). Deze <strong>be</strong>paling maakt het aldus<br />

mogelijk rekening te houden met bijzondere omstandigheden om de teruggaaf aan<br />

andere personen toe te staan: b.v. een landbouwondernemer onderworpen aan de<br />

bijzondere landbouwregeling <strong>be</strong>oogd in het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 22.<br />

Wanneer een verkoop wordt ontbonden in het voordeel van een derde die in de<br />

rechten van de verkoper werd gesubrogeerd, kan de <strong>be</strong>lasting die van de verkoop<br />

werd geheven, worden teruggegeven alsof de verkoop ontbonden was op aanvraag<br />

van de verkoper. De financieringsmaatschappij die gesubrogeerd werd in de rechten<br />

van de verkoper of eventueel de verzekeringsmaatschappij die gesubrogeerd werd in<br />

de rechten van de verkoper of van de financieringsmaatschappij, wordt gemachtigd<br />

om in de plaats van de verkoper het recht op teruggaaf uit te oefenen.<br />

In geval van geheel of gedeeltelijk verlies van de schuldvordering van de prijs kan de<br />

<strong>be</strong>lasting eveneens tot het passende <strong>be</strong>loop worden teruggegeven aan de instelling<br />

die in de rechten van de verkoper werd gesubrogeerd. De teruggave ten voordele van<br />

een in de rechten van de verkoper gesubrogeerde derde wordt toegelicht in de<br />

aanschrijvingen nrs. 20/1975 (<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 22, blz. 302) en 21/1975 (<strong>BTW</strong>-<br />

REVUE nr. 22, blz. 283).<br />

De teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting mag nog worden toegestaan aan degene die, handelend<br />

als borg voor de gefailleerde koper, aan de verkoper de verkoopprijs voor een<br />

levering van goederen en de erover <strong>be</strong>rekende btw <strong>be</strong>taalt. In dit geval heeft er<br />

immers wettelijke in de plaatsstelling plaats ten voordele van deze persoon in de<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1361 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

rechten van de verkoper, ingevolge artikel 1251, 3°, van het Burgerlijk Wetboek<br />

(Parl. Vr. nr. 7 van 14 mei 1974 van de heer Volksvertegenwoordiger Vansteenkiste,<br />

<strong>BTW</strong>-REVUE nr. 17, blz. 347, nr. 4).<br />

In de mate waarin de kredietverzekeringsmaatschappijen volledig worden gesubrogeerd<br />

in de rechten van de verzekerden, d.w.z. de <strong>be</strong>lastingplichtige-schuldeisers,<br />

zelfs indien deze laatste slechts gedeeltelijk werden vergoed door genoemde<br />

maatschappijen, en dat deze volledige subrogatie voortvloeit uit de wet zelf<br />

(z. inzonderheid artikel 75 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst)<br />

of uit de contractuele <strong>be</strong>palingen die de <strong>be</strong>trekkingen regelen tussen<br />

de kredietverzekeringsmaatschappijen en hun verzekerden, kunnen deze maatschappijen<br />

het recht op teruggaaf voorzien in artikel 77, § 1, 7° van het Wetboek<br />

uitoefenen in de plaats van genoemde verzekerden. Dit geldt uiteraard slechts indien<br />

de krediet-verzekeringscontracten de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde niet uit<br />

hun toepassingsgebied uitsluiten. Indien immers enkel het <strong>be</strong>drag van de schuldvorderingen<br />

exclusief btw het voorwerp uitmaakt van een waarborg tegen verliezen<br />

geleden ingevolge het onvermogen van klanten van verzekerden, dan worden de<br />

kredietverzekeringsmaatschappijen slechts gesubrogeerd in de rechten van de<br />

verzekerden ten <strong>be</strong>lope van het <strong>be</strong>drag exclusief btw en zijn ze derhalve niet <strong>be</strong>voegd<br />

om een of ander recht op teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting uit te oefenen rechtens deze<br />

verzekerden (Beslissing E.T. 112.070 van 15.05.2007 en E.T. 112.070/2 van<br />

10.08.2007).<br />

Inzake overdracht van schuldvordering wordt de overnemer (meestal factoringmaatschappij)<br />

eigenaar van de schuldvordering door de overdracht die in de regel<br />

door endossement van de <strong>be</strong>treffende factuur wordt vastgesteld, en zelfs tegen<br />

derden kan worden ingeroepen (z. art. 13, eerste lid, en art. 16, derde lid, van de wet<br />

van 31 maart 1958). In die omstandigheden is het de overnemer van de<br />

schuldvordering die bij geheel of gedeeltelijk verlies van de vordering van de prijs<br />

krachtens artikel 77, § 1, 7°, van het <strong>BTW</strong>-Wetboek aanspraak kan maken op<br />

teruggaaf van de <strong>BTW</strong> (Beslissing E.T. 56.795 van 4 decem<strong>be</strong>r 1987, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 81, blz. 262, nr. 881).<br />

536/2. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in de artikels 77, § 1bis, en 77bis van het Wetboek.<br />

Krachtens artikel 1, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 wordt de teruggaaf van<br />

bij invoer <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting verleend aan degene die in het <strong>be</strong>zit is van een<br />

invoerdocument dat hem als geadresseerde aanwijst en dat de <strong>be</strong>taling van de<br />

<strong>be</strong>lasting in zijnen hoofde vaststelt.


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1362<br />

Voor de goederen ingevoerd met verlegging van de heffing naar het binnenland, is de<br />

rechtheb<strong>be</strong>nde de <strong>be</strong>lastingplichtige die de wegens invoer verschuldigde <strong>be</strong>lasting in<br />

rooster 57 van zijn aangifte heeft opgenomen en die de <strong>be</strong>lasting waarvan die<br />

aangifte de opeisbaarheid vaststelt, heeft voldaan.<br />

Bij toepassing van het derde lid van artikel 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 mag de<br />

administratie echter in <strong>be</strong>paalde gevallen afwijken van voornoemde regels. Deze<br />

<strong>be</strong>paling maakt het aldus mogelijk rekening te houden met bijzondere<br />

omstandigheden om de teruggaaf aan andere personen toe te staan. Zo kan teruggaaf<br />

worden verleend aan de aangever die de btw heeft voldaan in naam en voor rekening<br />

van de geadresseerde, wanneer het invoerdocument dat aan de douane werd<br />

voorgelegd om de <strong>be</strong>taling van btw vast te stellen moet worden geannuleerd; dat is<br />

o.m. het geval wanneer de ingevoerde goederen door de geadresseerde worden<br />

geweigerd en ze door de aangever naar een plaats buiten de Gemeenschap worden<br />

wederuitgevoerd.<br />

De hierboven geschetste situatie mag echter niet worden verward met die waarin de<br />

aangever, na de bij invoer verschuldigde btw te heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>taald voor rekening van<br />

een klant die failliet werd verklaard, nog steeds in het <strong>be</strong>zit is van het<br />

invoerdocument; in dat geval kan de aangever noch bij toepassing van artikel 77,<br />

§ 1bis, van het Wetboek, noch bij toepassing van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4,<br />

artikel 1, derde lid, aanspraak maken op teruggaaf.<br />

537. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77, § 2 van het Wetboek.<br />

De teruggaaf ingesteld bij artikel 77, § 2, van het Wetboek wordt verleend aan de<br />

invalide of gehandicapte die bij de verkrijging of bij de invoer van een auto voldoet<br />

aan alle voorwaarden gesteld om te kunnen genieten van het verlaagd btw-tarief,<br />

voorzien in ta<strong>be</strong>l A, rubriek XXII, eerste afdeling, van de bijlage bij het K.B. nr. 20<br />

van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven.<br />

(1 februari 2012)


538. Belang.<br />

(1 februari 2012)<br />

1363 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

Afdeling 3. - Tijdstip waarop de vordering tot teruggaaf ontstaat.<br />

De vordering tot teruggaaf ontstaat op het tijdstip waarop de oorzaak van teruggaaf<br />

zich voordoet (K.B. nr. 4, art. 3). De dag waarop de vordering tot teruggaaf ontstaat<br />

moet juist worden <strong>be</strong>paald. Dit is immers de dag vanaf dewelke de vordering tot<br />

teruggaaf kan worden ingesteld en de dag vanaf dewelke de vordering tot teruggaaf<br />

<strong>be</strong>gint te verjaren (art. 82 van het Wetboek). Overeenkomstig artikel 82bis van het<br />

Wetboek verjaart de vordering tot teruggaaf na het verstrijken van het derde<br />

kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van de teruggaaf zich heeft<br />

voorgedaan.<br />

539. (Opgeheven).<br />

540. Toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in artikel 8 van het Wetboek.<br />

Voor de in artikel 8, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

(z. hoofdstuk VII) doet de oorzaak van de in nr. 523/2 <strong>be</strong>doelde vordering tot<br />

teruggaaf zich voor op het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lasting verschuldigd wordt over de<br />

volledige maatstaf van heffing wat <strong>be</strong>treft de <strong>be</strong>lasting die op dat tijdstip reeds<br />

aftrekbaar is, en op het tijdstip waarop het recht op aftrek ontstaat wat <strong>be</strong>treft de<br />

<strong>be</strong>lasting waarvoor de <strong>be</strong>lastingplichtige slechts schuldenaar wordt na de datum<br />

waarop de btw verschuldigd wordt over de volledige maatstaf van heffing (z. KB 14,<br />

art. 2 en 5).<br />

541. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77, § 1 van het Wetboek.<br />

In de gevallen <strong>be</strong>doeld in de nrs. 524 tot 530 wordt het tijdstip waarop de oorzaak<br />

van de teruggaaf zich voordoet, en waarop bijgevolg de vordering tot teruggaaf<br />

ontstaat als volgt <strong>be</strong>paald:


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1364<br />

- wanneer de <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting het <strong>be</strong>drag te boven gaat dat wettelijk<br />

verschuldigd is, op de datum van <strong>be</strong>taling;<br />

- wanneer aan de medecontractant een prijsvermindering wordt toegestaan of<br />

wanneer de leverancier de medecontractant crediteert wegens terugzending van<br />

verpakkingsmiddelen die voor het vervoer van geleverde goederen heb<strong>be</strong>n<br />

gediend, op de datum waarop de prijsvermindering wordt toegestaan of op de<br />

datum waarop de creditnota door de leverancier aan de medecontractant wordt<br />

uitgereikt;<br />

- wanneer de overeenkomst voor de levering of voor de uitvoering van de dienst<br />

verbroken is, op de datum waarop de partijen overeenkomen over de<br />

verbreking;<br />

- wanneer de overeenkomst minnelijk vernietigd of ontbonden is, op de datum<br />

waarop de partijen de vernietiging vaststellen of overeenkomen over de<br />

ontbinding;<br />

- wanneer de overeenkomst door een gerechtelijke <strong>be</strong>slissing vernietigd of<br />

ontbonden is op de datum waarop het vonnis of het arrest, waarbij de<br />

vernietiging of de ontbinding werd uitgesproken, in kracht van gewijsde is<br />

gegaan;<br />

- wanneer het geleverde goed binnen zes maanden na de levering door de<br />

leverancier is teruggenomen zonder dat een van de partijen ten aanzien van de<br />

prijs een geldelijk voordeel heeft verkregen op de datum waarop wordt<br />

aangetoond dat het goed is teruggenomen;<br />

- in geval van geheel of gedeeltelijk verlies van de schuldvordering van de prijs,<br />

op de datum waarop het verlies als zeker mag worden <strong>be</strong>schouwd. Dat zal b.v.<br />

het geval zijn wanneer het geleden verlies op de winst- en verliesrekening werd<br />

ingeschreven nadat alle middelen van verhaal zijn uitgeput.<br />

541/2. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in de artikels 77, § 1bis, en 77bis van het Wetboek.<br />

In de gevallen <strong>be</strong>doeld in de nrs. 533/2 tot 533/9 en 534/2 wordt het tijdstip waarop<br />

de oorzaak van de teruggaaf zich voordoet, en waarop bijgevolg de vordering tot<br />

teruggaaf ontstaat als volgt <strong>be</strong>paald:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1365 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

- wanneer de <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting de wettelijk verschuldigde <strong>be</strong>lasting overtreft<br />

(art. 77, § 1bis, 1°), op de datum waarop die <strong>be</strong>lasting werd <strong>be</strong>taald;<br />

- wanneer een prijsvermindering wordt toegestaan (art. 77, § 1bis, 1°), op de<br />

datum waarop de creditnota door de leverancier wordt uitgereikt;<br />

- wanneer de verpakking naar een plaats buiten de Gemeenschap wordt<br />

teruggezonden (art. 77, § 1bis, 2°), op de datum waarop de creditnota door de<br />

leverancier wordt uitgereikt;<br />

- wanneer de overeenkomst minnelijk of door een gerechtelijke <strong>be</strong>slissing vernietigd<br />

of ontbonden is (art. 77, § 1bis, 3°), op de datum waarop de goederen<br />

worden wederuitgevoerd naar een plaats buiten de Gemeenschap, of,<br />

indien de goederen vóór de vernietiging of ontbinding werden wederuitgevoerd,<br />

op de datum waarop de partijen de vernietiging vaststellen of<br />

overeenkomen over de ontbinding, of ook, op de datum waarop het vonnis of<br />

het arrest waarbij de vernietiging of de ontbinding werd uitgesproken in kracht<br />

van gewijsde is gegaan;<br />

- wanneer het goed binnen zes maanden werd wederuitgevoerd (art. 77, § 1bis,<br />

4°), op de datum van de wederuitvoer buiten de Gemeenschap;<br />

- wanneer het goed werd vernietigd alvorens het toezicht van de douane te<br />

heb<strong>be</strong>n verlaten (art. 77, § 1bis, 5°), op de datum van de vernietiging;<br />

- wanneer het goed na ten verbruik te zijn aangegeven, wordt geplaatst onder<br />

een regeling <strong>be</strong>doeld in artikel 23, §§ 4 of 5, van het Wetboek (art. 77, § 1bis,<br />

6°), op de datum waarop de <strong>be</strong>lasting werd <strong>be</strong>taald;<br />

- wanneer het goed, als gevolg van maatregelen van het <strong>be</strong>voegde gezag, niet<br />

mag worden gebruikt voor het doel waartoe het is ingevoerd (art. 77, § 1bis,<br />

7°), op de datum van de wederuitvoer buiten de Gemeenschap of de<br />

vernietiging van het goed;<br />

- wanneer de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon aantoont dat hij een aan de<br />

<strong>be</strong>lasting onderworpen intracommunautaire verwerving heeft verricht in de<br />

Lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de ingevoerde<br />

goederen (art. 77bis), op de datum waarop de verwerving heeft<br />

plaatsgevonden.


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1366<br />

542/1. Ontstaan van de vordering tot teruggaaf ingeval van faillissement of<br />

gerechtelijke reorganisatie.<br />

De vordering tot teruggaaf met <strong>be</strong>trekking tot het verlies van schuldvordering als<br />

gevolg van een faillissement ontstaat op de datum van het vonnis van faillietverklaring.<br />

Wat het verlies van schuldvordering als gevolg van een gerechtelijke reorganisatie<br />

<strong>be</strong>treft ontstaat de vordering tot teruggaaf:<br />

- in geval van gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord, op de<br />

datum van de homologatie door de rechtbank, wat <strong>be</strong>treft de schuldvorderingen<br />

waarvan de vermindering werd opgetekend in het reorganisatieplan;<br />

- in geval van gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord, op de<br />

datum van het vonnis dat het minnelijk akkoord vaststelt, wat <strong>be</strong>treft de<br />

schuldvorderingen waarvan de vermindering werd opgetekend in het akkoord;<br />

- op de datum van de uitspraak tot sluiting van de procedure van gerechtelijke<br />

reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag, wat <strong>be</strong>treft de<br />

schuldvorderingen die ten gevolge van de overdracht niet konden worden<br />

aangezuiverd.<br />

542/2. (Opgeheven).<br />

543. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77, § 2 van het Wetboek.<br />

De in nr. 531 <strong>be</strong>doelde vordering tot teruggaaf ten gunste van <strong>be</strong>paalde categorieën<br />

van invaliden en gehandicapten ontstaat op het tijdstip waarop de oorzaak van de<br />

teruggaaf zich voordoet, namelijk op de datum waarop de rechtheb<strong>be</strong>nde de <strong>be</strong>lasting<br />

ter zake van de verkrijging van het voertuig heeft voldaan in handen van de verkoper<br />

of op de datum waarop de wegens de intracommunautaire verwerving of wegens de<br />

invoer verschuldigde btw werd voldaan.<br />

Voor de oorlogsinvaliden is het genieten van een invaliditeitspensioen van ten minste<br />

50 % een essentiële voorwaarde om de teruggaaf te <strong>be</strong>komen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1367 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

Wanneer aan een oorlogsinvalide een invaliditeitspensioen van ten minste 50 %<br />

wordt toegekend, of wanneer zijn invaliditeitspensioen op 50 % of meer wordt<br />

gebracht met terugwerkende kracht tot op een tijdstip dat de aankoop, de<br />

intracommunautaire verwerving of de invoer voorafgaat, ontstaat de vordering tot<br />

teruggaaf op de datum van <strong>be</strong>tekening aan de <strong>be</strong>trokkene van de <strong>be</strong>slissing waarbij<br />

het invaliditeitspensioen wordt toegekend of het percentage van de invaliditeit wordt<br />

verhoogd.<br />

De vordering tot teruggaaf kan, overeenkomstig artikel 82bis van het Btw-Wetboek,<br />

uitgeoefend worden tot 31 decem<strong>be</strong>r van het derde kalenderjaar volgend op dat<br />

waarin de oorzaak van de teruggaaf zich heeft voorgedaan.<br />

544. Teruggaaf van <strong>be</strong>dragen <strong>be</strong>taald op verzoek van de administratie.<br />

De vordering tot teruggaaf van <strong>be</strong>lasting, interesten en geldboeten voldaan op<br />

verzoek van de administratie (z. K.B. nr. 4, art. 6) ontstaat op de datum waarop die<br />

sommen zijn <strong>be</strong>taald.<br />

Afdeling 4. - Modaliteiten van de teruggaaf. Formaliteiten.<br />

I. Teruggaaf aan <strong>be</strong>lastingplichtigen of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen<br />

die naargelang het geval gehouden zijn tot het indienen van<br />

een periodieke aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2° of in<br />

artikel 53ter, 1° van het Wetboek.<br />

545. Samenvoeging. Belastingplichtigen gehouden tot het indienen van een aangifte<br />

<strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2° van het Wetboek.<br />

Op grond van artikel 7 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 wordt de <strong>be</strong>lasting waarvoor<br />

het recht op aftrek wordt uitgeoefend, overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 3, samengevoegd met de bij toepassing van artikel 77, § 1 en 1bis, van het


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1368<br />

Wetboek terug te geven <strong>be</strong>dragen om te <strong>be</strong>palen of het eindresultaat van de aangifte<br />

een aan de Staat te storten <strong>be</strong>drag is dan wel een <strong>be</strong>lastingkrediet ten gunste van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

546. Wijze van teruggaaf. Toerekening.<br />

De <strong>be</strong>dragen die om welke reden ook moeten worden teruggegeven, worden<br />

toegerekend op het <strong>be</strong>drag van de btw die door de <strong>be</strong>lastingplichtige of een niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon voor het aangiftetijdvak is verschuldigd. De<br />

toerekening is echter niet toegestaan voor de <strong>be</strong>lasting, interesten en geldboeten die<br />

worden voldaan op verzoek van de administratie. Die <strong>be</strong>dragen mogen in geen geval<br />

in een aangifte voorkomen (z. K.B. nr. 4, art. 6).<br />

Wanneer het eindresultaat van de aangifte een <strong>be</strong>lastingkrediet is ten gunste van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige gehouden tot het indienen van aangiften <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1,<br />

eerste lid, 2°, van het Wetboek zal dit saldo worden overgedragen naar een volgend<br />

aangiftetijdvak onder voor<strong>be</strong>houd van hetgeen gezegd wordt in nr. 547.<br />

547. Werkelijke teruggaaf.<br />

A. Aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek (art. 8 3 van het<br />

K.B. nr. 4).<br />

Als het gaat om een saldo in het voordeel van de <strong>be</strong>lastingplichtige of een niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon gehouden tot het indienen van een aangifte<br />

<strong>be</strong>oogd in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek, zal deze som aan hem worden<br />

terug<strong>be</strong>taald vermits de ondertekende aangifte geldt als aanvraag tot teruggaaf.<br />

B. Aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek.<br />

1. Jaarlijkse teruggaaf (art. 8 1 , § 2, 1°, van het K.B. nr. 4).<br />

In afwijking van de in het laatste lid van nr. 546 vermelde regel wordt op<br />

uitdrukkelijk verzoek van de <strong>be</strong>lastingplichtige gehouden tot het indienen van<br />

een aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, het <strong>be</strong>lastingkrediet, dat uit<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1369 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

de aangifte met <strong>be</strong>trekking tot het laatste aangiftetijdvak van het kalenderjaar<br />

blijkt, teruggegeven door overschrijving op de postrekening van de rechtheb<strong>be</strong>nde<br />

of van een door hem gemachtigde kredietinstelling, indien het<br />

minimum 245 EUR <strong>be</strong>draagt. Indien het <strong>be</strong>lastingkrediet kleiner is dan<br />

245 EUR wordt het naar de eerste aangiftetijdvak van het volgend jaar<br />

overgedragen.<br />

Zulk <strong>be</strong>lastingkrediet kan onder meer voortvloeien uit het verschil tussen het<br />

voorschot dat overeenkomstig artikel 19, § 3, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1<br />

(z. nr. 453/2) werd voldaan door de <strong>be</strong>lastingplichtige die, op 1 decem<strong>be</strong>r van<br />

het lopende kalenderjaar, ertoe gehouden is maandaangiften in te dienen, en<br />

het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting dat volgens de aangifte voor de maand decem<strong>be</strong>r<br />

verschuldigd is (Beslissing E.T.27.132 van 19 januari 1978, <strong>BTW</strong>-REVUE<br />

nr. 35 blz. 430-431 nr. 656).<br />

2. Teruggaaf per kwartaal (art. 8 1 , § 2, 2°, van het K.B. nr. 4).<br />

Eveneens op uitdrukkelijk verzoek van de <strong>be</strong>lastingplichtige gehouden tot het<br />

indienen van een aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, wordt het<br />

<strong>be</strong>drag verschuldigd door de Staat na het indienen van de aangifte met<br />

<strong>be</strong>trekking tot elk van de eerste drie kalenderkwartalen of van de aangifte met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de laatste maand van elk van die kwartalen op dezelfde wijze<br />

aan de <strong>be</strong>lastingplichtige teruggegeven, indien het 615 of 1.485 EUR <strong>be</strong>reikt<br />

respectievelijk voor <strong>be</strong>lastingplichtigen die driemaandelijkse en zij die<br />

maandelijkse aangiften indienen.<br />

3. Maandelijkse teruggaaf van de btw (art. 8 1 , § 2, 3°, van het K.B.<br />

nr. 4).<br />

Tevens wordt voorzien in een stelsel van maandelijkse teruggaaf van btw. Dit<br />

stelsel <strong>be</strong>treft <strong>be</strong>lastingplichtigen die vrijwel steeds een tegoed tegenover de<br />

Schatkist heb<strong>be</strong>n, teneinde de voorfinancieringslast te temperen die dergelijke<br />

tegoeden veroorzaken.<br />

Het gaat daarbij in de regel om ondernemingen wier activiteit grotendeels van<br />

de btw is vrijgesteld, bijvoor<strong>be</strong>eld omdat ze actief zijn in de internationale<br />

handel, of er in België niet aan is onderworpen, bijvoor<strong>be</strong>eld omdat de<br />

handelingen niet in België worden verricht of om ondernemingen wier


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1370<br />

activiteit <strong>be</strong>staat uit handelingen in België waarvoor ze niet als schuldenaar<br />

van de btw worden aangemerkt, terwijl ze voor hun inkomende handelingen<br />

btw moeten <strong>be</strong>talen.<br />

Hetzelfde geldt voor de ondernemingen binnen de bouwsector waarvan de<br />

handelingen conform ta<strong>be</strong>l A van koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 onderworpen zijn<br />

aan het verminderd tarief van 6 procent, terwijl hun inkomende handelingen in<br />

principe tegen het tarief van 21 procent aan de btw worden onderworpen, als<br />

gevolg waarvan ook zij regelmatig een <strong>be</strong>lastingoverschot heb<strong>be</strong>n.<br />

Dit stelsel maakt het voorwerp uit van de circulaire AOIF nr. 9/2009 van<br />

3 maart 2009.<br />

Komen in aanmerking om het stelsel van maandelijkse teruggaaf te genieten,<br />

voor zover ze hier uitdrukkelijk om vragen en ze voldoen aan de hieronder<br />

vermelde basisvoorwaarden:<br />

1° De <strong>be</strong>lastingplichtige die in België is gevestigd en die maandelijks<br />

aangifte doet overeenkomstig artikel 53, eerste lid, 2° van het Wetboek .<br />

2° De <strong>be</strong>lastingplichtige die niet in België is gevestigd en die maandelijks<br />

aangifte doet overeenkomstig artikel 53, eerste lid, 2° van het Wetboek.<br />

Het feit of deze <strong>be</strong>lastingplichtige al dan niet een aansprakelijk<br />

vertegenwoordiger heeft aangeduid speelt geen enkele rol.<br />

Daarentegen wordt van het stelsel van de maandelijkse teruggaaf uitgesloten,<br />

de niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die in België niet voor btwdoeleinden<br />

is geïdentificeerd onder een individueel nummer maar die wordt<br />

vertegenwoordigd door een vooraf erkend persoon welke <strong>be</strong>schikt over een<br />

globaal btw-identificatienummer waaronder deze meerdere buitenlandse<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen vertegenwoordigt.<br />

Om de maandelijkse teruggaaf te kunnen genieten dient de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

aan de volgende drie basisvoorwaarden te voldoen:<br />

a) tijdens het verstreken kalenderjaar ten minste 30 % van zijn totale omzet<br />

gerealiseerd heb<strong>be</strong>n:<br />

(1 februari 2012)<br />

- door het verrichten leveringen van goederen en diensten die zijn<br />

vrijgesteld op grond van artikel 39, 39bis of 39quater, of van<br />

artikel 40, § 2, 1°, en 2°, 41, § 1, eerste lid, 2° tot 6° of 42 van het<br />

Wetboek;


(1 februari 2012)<br />

1371 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

- door het verrichten leveringen van goederen en diensten waarvoor<br />

de <strong>be</strong>lasting verschuldigd is door de medecontractant ingevolge de<br />

artikelen 51, § 2, eerste lid, 5°, en 51, § 4, van het Wetboek;<br />

- door het verrichten van leveringen van goederen en diensten<br />

binnen de onroerende sector waarvoor het verminderd btw-tarief<br />

van toepassing is overeenkomstig de rubrieken XXXI, XXXII,<br />

XXXIII, XXXVI, XXXVII en XXXVIII van ta<strong>be</strong>l A van de bijlage<br />

bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20;<br />

- door het verrichten van leveringen van goederen en diensten die in<br />

het buitenland plaatsvinden voor zover het <strong>be</strong>lastingoverschot<br />

voortvloeit uit de voorfinanciering van de <strong>be</strong>lasting geheven op<br />

deze goederen en diensten.<br />

b) tijdens dezelfde periode ten minste 12.000 EUR <strong>be</strong>lastingoverschot in<br />

zijn voordeel heb<strong>be</strong>n gehad;<br />

c) het <strong>be</strong>lastingkrediet moet een <strong>be</strong>drag <strong>be</strong>reiken van minimum 245 EUR.<br />

a. Bepaling van de totale omzet en van de “vrijgestelde” omzet.<br />

Voor het vaststellen van de totale omzet van de <strong>be</strong>lastingplichtige in het kader van<br />

het stelsel van de maandelijkse teruggaaf van de btw, dient rekening te worden<br />

gehouden met al de leveringen van goederen en de diensten die een als zodanig<br />

handelende <strong>be</strong>lastingplichtige in België onder <strong>be</strong>zwarende titel verricht.<br />

Ondanks het feit dat het omzetcijfer niet alleen vrijgestelde handelingen omvat,<br />

wordt het omzetcijfer dat in aanmerking komt om de regeling van de maandelijkse<br />

teruggaaf te genieten “vrijgesteld” omzetcijfer genoemd.<br />

Het “vrijgesteld” omzetcijfer omvat de leveringen van goederen en diensten die<br />

vrijgesteld zijn van de btw op grond van de volgende artikelen van het Wetboek:<br />

- artikel 39: leveringen van goederen die worden verzonden of vervoerd naar een<br />

plaats buiten de Gemeenschap (uitvoeren) en diensten met <strong>be</strong>trekking tot<br />

goederen die worden uitgevoerd;<br />

- artikel 39bis: leveringen van goederen die worden verzonden of vervoerd naar<br />

een andere lidstaat van de Gemeenschap (intracommunautaire leveringen);


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1372<br />

- artikel 39quater, § 1, 1° tot 3°: de leveringen van goederen en diensten die<br />

worden verricht in het kader van de andere regeling van entrepot dan douaneentrepot<br />

(btw-entrepot);<br />

- artikel 40, § 2, 1° en 2°: de leveringen van goederen die zich onder één van de<br />

in artikel 23, §§ 4 en 5, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde regelingen <strong>be</strong>vinden met<br />

handhaving van die regeling, alsmede diensten met <strong>be</strong>trekking tot dergelijke<br />

goederen;<br />

- artikel 41, § 1, eerste lid, 2° tot 6°: diensten inzake internationaal vervoer van<br />

goederen en de daarmee samenhangende diensten;<br />

- artikel 42: met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde handelingen.<br />

De volgende handelingen worden, voor zover ze in België plaatsvinden, eveneens<br />

opgenomen in het “vrijgesteld” omzetcijfer in de mate dat de medecontractant een in<br />

België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige is, gehouden tot het indienen van een periodieke<br />

aangifte, of een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die een aansprakelijk<br />

vertegenwoordiger heeft aangesteld:<br />

- werken in onroerende staat en de op grond van artikel 20 van koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 1 hieraan gelijkgestelde handelingen (toepassing van artikel 51,<br />

§ 4, van het Wetboek);<br />

- de leveringen van goud of halffabrikaten met een zuiverheid van tenminste 325<br />

duizendsten of de leveringen van <strong>be</strong>leggingsgoud <strong>be</strong>doeld in artikel 20bis van<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 (toepassing van artikel 51, § 4 van het Wetboek);<br />

- de leveringen van goederen en diensten verricht door een niet in België<br />

gevestigde doch wel voor btw-doeleinden geïdentificeerde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

(toepassing van artikel 51, § 2, eerste lid, 5° van het Wetboek).<br />

De volgende handelingen worden, voor zover ze in België plaatsvinden, eveneens<br />

opgenomen in het “vrijgesteld” omzetcijfer in de mate dat de medecontractant een in<br />

België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige is, gehouden tot het indienen van een periodieke<br />

aangifte, of een niet in België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige die een aansprakelijk<br />

vertegenwoordiger heeft aangesteld of nog een niet in België gevestigde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 3°, van het Btw-<br />

Wetboek voor btw-doeleinden is geïdentificeerd:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1373 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

- diensten zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 20ter van koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1, die<br />

<strong>be</strong>staan in de overdracht van broeikasgasemissierechten als omschreven in<br />

artikel 3 van Richtlijn 2003/87/EG, die overdraagbaar zijn overeenkomstig<br />

artikel 12 van die richtlijn, evenals andere eenheden die door exploitanten<br />

kunnen worden gebruikt om die richtlijn na te leven (toepassing artikel 51, §<br />

4, van het Btw-Wetboek).<br />

Aangezien ze eveneens aanleiding geven tot een <strong>be</strong>lastingoverschot, worden ook<br />

volgende handelingen aangemerkt als “vrijgesteld” omzetcijfer: werken in<br />

onroerende staat, leveringen van gebouwen, overdrachten en wederoverdrachten van<br />

zakelijke rechten op dergelijke gebouwen welke onderworpen zijn aan het<br />

verminderd tarief van 6 procent overeenkomstig de rubrieken XXXI, XXXII,<br />

XXXIII, XXXVI, XXXVII en XXXVIII van ta<strong>be</strong>l A van de bijlage bij het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 20.<br />

De hiernavolgende handelingen mogen zowel bij de totale omzet als bij het<br />

“vrijgesteld” omzetcijfer worden gevoegd:<br />

1) <strong>be</strong>paalde leveringen van goederen in het buitenland, inzonderheid:<br />

a) leveringen van goederen vanuit België die in een andere Lidstaat<br />

plaatsvinden ingevolge artikel 15, § 5, van het Wetboek (verkopen op<br />

afstand);<br />

b) leveringen van goederen vanuit België die door of voor rekening van de<br />

leverancier worden geïnstalleerd of gemonteerd en waarvoor de plaats<br />

van de levering zich overeenkomstig artikel 15, § 2, tweede lid, 2°, van<br />

het Wetboek in het buitenland situeert;<br />

c) leveringen van goederen waarvan de plaats buiten de Gemeenschap is<br />

gelegen voor zover die goederen eerst door de <strong>be</strong>lastingplichtige vanuit<br />

België werden overgebracht naar een verkoopkantoor buiten de<br />

Gemeenschap;<br />

d) leveringen van goederen waarvan de plaats in een andere Lidstaat dan<br />

België is gelegen, voor zover deze goederen voorafgaandelijk het<br />

voorwerp heb<strong>be</strong>n uitgemaakt van een levering als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 12bis van het Wetboek (met een levering onder <strong>be</strong>zwarende titel<br />

gelijkgestelde overbrenging). Om dub<strong>be</strong>ltelling te vermijden dient het<br />

<strong>be</strong>drag dat als maatstaf van heffing heeft gediend voor de in artikel 12bis<br />

<strong>be</strong>doelde


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1374<br />

(1 februari 2012)<br />

levering in mindering te worden gebracht van de totale omzet en de<br />

vrijgestelde omzet. Deze dub<strong>be</strong>ltelling wordt trouwens vermeden doordat<br />

de overbrenging in de periodieke btw-aangifte moet worden geannuleerd.<br />

De overbrenging moet worden opgenomen in rooster 46 van de<br />

periodieke btw-aangifte, de annulatie in rooster 49 en de verkoop binnen<br />

de andere lidstaat in rooster 47;<br />

e) leveringen vanuit België van gas via een op het grondgebied van de<br />

Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk<br />

systeem aangesloten net, leveringen van elektriciteit of leveringen van<br />

warmte of koude via warmte- of koudenetten, die op grond van<br />

artikel 15, § 2, tweede lid, 4°, van het Wetboek in het buitenland<br />

plaatsvinden, voor zover het <strong>be</strong>lastingtegoed voortspruit uit de van de<br />

<strong>be</strong>treffende goederen geheven voor<strong>be</strong>lasting;<br />

2) de facturaties van goederen of diensten met opschorting van de <strong>be</strong>taling van de<br />

btw ingevolge artikel 15 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 18, van 29 decem<strong>be</strong>r<br />

1992 (in geval zich een oorzaak van opeisbaarheid voordoet vóór de uitvoer<br />

van de goederen), alsmede de facturaties <strong>be</strong>doeld in artikel 17, § 2, tweede lid<br />

van het Wetboek (in geval van intracommunautaire leveringen wanneer de<br />

factuur wordt afgeleverd vóór de vijftiende van de maand volgend op die<br />

waarin het <strong>be</strong>lastbaar feit heeft plaatsgevonden);<br />

Indien nochtans ingevolge een wijziging in de uitvoering van het contract de<br />

goederen voor het binnenlands verbruik worden <strong>be</strong>stemd, moet het<br />

gefactureerde <strong>be</strong>drag waarvan sprake in het vorige lid, in aftrek worden<br />

gebracht van de “vrijgestelde” omzet. Indien na de facturering het contract<br />

wordt verbroken, moet het gefactureerde <strong>be</strong>drag in aftrek worden gebracht van<br />

de “vrijgestelde omzet” en van de totale omzet.<br />

3) de waarde van de materialen die worden verzonden naar een plaats buiten de<br />

Gemeenschap met het oog op het verrichten van een materieel werk of<br />

expertise of op een werk in onroerende staat in dat derde land;<br />

4) de diensten die <strong>be</strong>staan uit een materieel werk of expertise met <strong>be</strong>trekking tot<br />

een ander goed dan een uit zijn aard onroerend goed die materieel in België<br />

worden verricht doch waarvan de plaats overeenkomstig artikel 21, § 2 van het<br />

Wetboek in een andere Lidstaat dan België is gesitueerd;


(1 februari 2012)<br />

1375 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

5) de diensten van vervoer en met vervoer samenhangende diensten die op grond<br />

van artikel 21, § 2 of § 3, 2°, van het Wetboek buiten België plaatsvinden, of<br />

waarvan sprake in artikel 21bis, § 2, 3°, 4°, 6°, c), van het Wetboek en die op<br />

grond van dat artikel buiten België plaatsvinden<br />

6) de andere diensten dan hierboven opgesomd die op grond van artikel 21 en<br />

artikel 21bis van het Wetboek geacht worden plaats te vinden in het<br />

buitenland. Deze dienstverrichtingen mogen deel uitmaken van het vrijgesteld<br />

omzetcijfer in de mate dat het <strong>be</strong>lastingoverschot is ontstaan uit de<br />

prefinanciering van de btw op deze diensten. Wanneer zou blijken dat het<br />

overgrote deel van het <strong>be</strong>lastingoverschot ontstaan is uit de aanschaf van<br />

investeringsgoederen zal de vergunning worden geweigerd.<br />

De volgende in België verrichte handelingen dienen daarentegen wel in aanmerking<br />

te worden genomen in het totale omzetcijfer doch mogen nooit in rekening worden<br />

gebracht voor de <strong>be</strong>rekening van de vrijgestelde omzet:<br />

1) De volgende in België verrichte handelingen onderworpen aan een bijzondere<br />

regeling die zowel de <strong>be</strong>lastingplichtige als zijn medecontractant vrijstellen<br />

van de <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting (handelingen die worden ingeschreven in<br />

rooster 00 van de periodieke aangifte), en meer <strong>be</strong>paald:<br />

a) verkopen van tabaksfabrikaten <strong>be</strong>doeld in artikel 58, § 1 van het<br />

Wetboek;<br />

b) verkopen van kranten en tijdschriften en van recuperatiematerialen;<br />

c) de verkopen van goederen onder de winstmargeregeling <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 58, § 4, van het Wetboek, gewaardeerd tegen aanschaffingsprijs;<br />

2) De andere handelingen dan <strong>be</strong>doeld in de artikelen 51, § 2, en 51, § 4, van het<br />

Btw-Wetboek welke in België zijn verricht en waarbij op grond van de<br />

algemene of bijzondere administratieve <strong>be</strong>slissing de <strong>be</strong>lasting verschuldigd is<br />

door de medecontractant.<br />

Ten slotte maken de volgende handelingen geen deel uit van het algemeen<br />

omzetcijfer, noch van het “vrijgesteld” omzetcijfer:<br />

- de in België verrichte handelingen die op grond van artikel 44 van het<br />

Wetboek worden vrijgesteld;


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1376<br />

- de in België verrichte handelingen die op grond van artikel 44bis van het<br />

Wetboek worden vrijgesteld;<br />

- de handelingen die geacht worden plaats te vinden in het buitenland en die op<br />

grond van de artikelen 132 tot 136 van Richtlijn 2006/112/EG vrijgesteld zijn<br />

(cfr. art. 44 van het Wetboek).<br />

b. Bepaling van het <strong>be</strong>lastingoverschot.<br />

Om het stelsel van de maandelijkse teruggaaf te kunnen genieten, dient de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige, als tweede basisvoorwaarde, tijdens het verstreken kalenderjaar<br />

ten minste 12.000 EUR <strong>be</strong>lastingoverschot in zijn voordeel te heb<strong>be</strong>n gehad, d.w.z.<br />

dat het totaal<strong>be</strong>drag van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting ten minste 12.000 EUR hoger is dan<br />

het totaal<strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting.<br />

Bij de <strong>be</strong>rekening van het totaal<strong>be</strong>drag van de aftrekbare <strong>be</strong>lasting en het<br />

totaal<strong>be</strong>drag van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting, dient eveneens rekening te worden<br />

gehouden met de herzieningen van de aftrekbare en de verschuldigde btw die<br />

<strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op die handelingen.<br />

Verder mag de houder van de vergunning <strong>be</strong>doeld in artikel 5, § 3, van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 7 van 29 decem<strong>be</strong>r 1992, met <strong>be</strong>trekking tot de invoer van goederen voor<br />

de toepassing van de <strong>BTW</strong> (zie circulaire nr. 3/1973, bijwerking 2008 – zie circulaire<br />

nr. 1/2008) geen rekening houden met de stortingen of teruggaven van de<br />

vooruit<strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting.<br />

Om na te gaan of hogergenoemde basisvoorwaarden vervuld zijn, dienen in principe<br />

de omzet en het <strong>be</strong>lastingoverschot van het verstreken kalenderjaar in aanmerking te<br />

worden genomen.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige daardoor in de voorwaarden komt om de vergunning te<br />

verkrijgen, mag de referentieperiode van het verstreken kalenderjaar evenwel<br />

vervangen worden door de periode van twaalf opeenvolgende maanden die de<br />

aanvraag om vergunning voor maandelijkse teruggaaf voorafgaan.<br />

Voor het vaststellen van de omzet en het <strong>be</strong>lastingoverschot dient éénzelfde<br />

referentieperiode in aanmerking te worden genomen.<br />

In geval van oprichting van een nieuwe onderneming, van vestiging in België van<br />

een vaste inrichting of van het <strong>be</strong>komen van een btw-identificatie in België via een<br />

individueel nummer door een niet in België gevestigde onderneming, of, meer<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1377 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

algemeen, in geval de <strong>be</strong>lastingplichtige zich niet kan baseren op een omzetcijfer van<br />

tenminste twaalf opeenvolgende maanden, kan de vergunning worden verleend<br />

rekening houdend met de vooruitzichten, op jaarbasis, aangaande voornoemde<br />

basisvoorwaarden.<br />

Op dezelfde wijze kan de vergunning worden verleend op basis van vooruitzichten,<br />

aan <strong>be</strong>lastingplichtigen die, op basis van hun reeds gerealiseerde activiteit, niet aan<br />

voornoemde basisvoorwaarden voldoen, maar die ingevolge <strong>be</strong>langrijke wijzigingen<br />

in de commerciële of industriële organisatie, wel aan deze voorwaarden zullen<br />

voldoen voor het nog te lopen deel van het kalenderjaar of voor het daaropvolgende<br />

kalenderjaar. De <strong>be</strong>lastingplichtige zal dit moeten kunnen staven aan de hand van<br />

<strong>be</strong>wijskrachtige stukken.<br />

Onder de feiten waarmee rekening kan worden gehouden, kunnen worden vermeld:<br />

de splitsing, de fusie en de opslorping van vennootschappen, de kapitaalsverhoging,<br />

de oprichting van een nieuwe afdeling, de aankoop van nieuwe <strong>be</strong>langrijke<br />

investeringsgoederen en het scheppen van nieuwe ar<strong>be</strong>idsplaatsen.<br />

c. Minimumtegoed.<br />

De houder van de vergunning kan slechts effectief teruggaaf <strong>be</strong>komen wanneer het<br />

door de Staat verschuldigde <strong>be</strong>drag na het indienen van de maandaangifte, een<br />

overschot in zijn voordeel vertoont van minimum 245 EUR zelfs wanneer het de<br />

aangifte <strong>be</strong>treft met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van de laatste maand van het<br />

lopende kwartaal. Indien het <strong>be</strong>lastingoverschot geen 245 EUR <strong>be</strong>reikt, wordt het in<br />

de regel automatisch overgedragen naar het volgende aangiftetijdvak.<br />

Voor het overige, zijn de algemene regels inzake teruggaaf van <strong>be</strong>lastingkredieten<br />

ten gevolge van de indiening van een periodieke aangifte zoals hiervoor <strong>be</strong>paald,<br />

mutatis mutandis van toepassing ten aanzien van het stelsel van de maandelijkse<br />

teruggaaf.<br />

Voor de toepassing van hetgeen voorafgaat dient geen onderscheid te worden<br />

gemaakt of de gedurende het kalenderjaar verrichte handelingen ingeschreven<br />

werden op de door het C.I.V. bijgehouden rekening-courant, dan wel op een<br />

bijzondere rekening die, overeenkomstig de <strong>be</strong>palingen van artikel 8 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 24, wordt bijgehouden.<br />

De in punt B <strong>be</strong>oogde terug<strong>be</strong>talingen worden echter niet gedaan en het<br />

<strong>be</strong>lastingtegoed wordt naar het volgende aangiftetijdvak overgebracht, indien de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige die gehouden is tot het indienen van een aangifte <strong>be</strong>oogd in


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1378<br />

artikel 53, § 1, eerste lid, 2° van het Wetboek, niet alle verplichtingen is nagekomen<br />

met <strong>be</strong>trekking tot het indienen van de aangiften en de <strong>be</strong>taling van de opeisbare<br />

<strong>be</strong>lasting, hetzij voor het hele verstreken jaar hetzij voor het verstreken tijdvak van<br />

het lopende jaar volgens het geval.<br />

De terug<strong>be</strong>taling moet door de <strong>be</strong>lastingplichtige uitdrukkelijk worden aangevraagd<br />

door het plaatsen van een kruisje in het vak "Aanvraag om terug<strong>be</strong>taling" van de<br />

maandaangifte met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van het tijdvak waarvoor de<br />

teruggaaf wordt gevraagd. De aangifte welke dit kruisje <strong>be</strong>vat geldt als aanvraag om<br />

teruggaaf.<br />

Bovendien is het voordeel van de onder punt B, 3, hiervoor <strong>be</strong>doelde teruggaaf<br />

krachtens artikel 8 1 , § 5 van hogergenoemd koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 ondergeschikt<br />

aan de uitreiking door het hoofd van het controlekantoor waaronder de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert van een vergunning die schriftelijk moet worden<br />

aangevraagd. De aanvraag moet alle elementen <strong>be</strong>vatten die toelaten na te gaan of de<br />

<strong>be</strong>lasting-plichtige de basisvoorwaarden vervult.<br />

Binnen de termijn van een maand wordt de gevraagde vergunning verleend indien de<br />

daartoe gestelde voorwaarden vervuld zijn of wordt de aanvraag verworpen bij een<br />

met redenen omklede <strong>be</strong>slissing.<br />

De vergunning geldt voor de aanvragen tot teruggaaf in te dienen in de loop van het<br />

kalenderjaar waarvoor ze werd verleend. Ze is evenwel eveneens geldig voor de<br />

daaropvolgende jaren wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige aan de basisvoorwaarden blijft<br />

voldoen. In dat geval geldt het aanbrengen van het kruisje in het voor "Aanvraag om<br />

terug<strong>be</strong>taling" (zie artikel 8 1 , § 4, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4), als verklaring van<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige dat hij voldoet aan die voorwaarden en ontslaat hem ervan een<br />

nieuwe aanvraag in te dienen. Wanneer hij niet langer aan de voorwaarden voldoet,<br />

vervalt de vergunning ambtshalve en mag hij er zich niet meer op <strong>be</strong>roepen.<br />

Wanneer hij er nadien opnieuw aan voldoet, moet hij een nieuwe vergunning<br />

aanvragen.<br />

Ingeval van oprichting van een nieuwe onderneming, van vestiging in België van een<br />

vaste inrichting of van identificatie voor btw-doeleinden in België van een niet in<br />

België gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige, hetzij via rechtstreekse identificatie, hetzij via<br />

de erkenning van een aansprakelijke vertegenwoordiger, moet <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

een nieuwe vergunning aanvragen in de loop van de twaalfde maand die<br />

volgt op diegene tijdens welke de oorspronkelijk, op basis van vooruitzichten<br />

aangaande de basisvoorwaarden, verkregen vergunning werd verleend.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1379 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

Hetzelfde geldt wanneer de vergunning werd verleend aan een <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

op basis van zijn reeds uitgeoefende activiteit niet aan de basisvoorwaarden van een<br />

vergunning voldoet, maar die ingevolge <strong>be</strong>langrijke wijzigingen in de economische<br />

of industriële organisatie (volgens de vooruitzichten) wel aan deze voorwaarden zal<br />

voldoen gedurende de periode van twaalf opeenvolgende maanden vanaf de aanvraag<br />

van de vergunning.<br />

Indien de administratie vaststelt dat de <strong>be</strong>lastingplichtige niet meer voldoet aan de<br />

vereiste bijzondere voorwaarden of dat de <strong>be</strong>lastingplichtige geen handelingen meer<br />

verricht <strong>be</strong>doeld in artikel 8 1 , § 2, eerste lid, 3° van koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 wegens<br />

een wijziging van de werkzaamheid of van de exploitatievooruitzichten, kan ze<br />

overeenkomstig artikel 8 1 , § 5, zevende lid, van koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 bij een met<br />

redenen omklede <strong>be</strong>slissing de vergunning op ieder ogenblik intrekken. In dat geval<br />

kan de <strong>be</strong>lastingplichtige een nieuwe vergunning aanvragen van zodra hij opnieuw<br />

voldoet aan de voorwaarden.<br />

Indien de vergunning, die werd afgeleverd, werd verkregen op grond van een<br />

onjuiste verklaring of indien de <strong>be</strong>lastingplichtige de bij de wet of bij de ter<br />

uitvoering ervan opgelegde verplichtingen niet nakomt of in het geval <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 8 1 , § 3, vijfde lid, van hetzelfde <strong>be</strong>sluit kan de administratie overeenkomstig<br />

artikel 8 1 , § 5, achtste lid, van koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 eveneens de vergunning<br />

intrekken bij een met redenen omklede <strong>be</strong>slissing; in dat geval zal een nieuwe<br />

vergunning slechts kunnen worden aangevraagd na het verstrijken van het<br />

kalenderjaar dat volgt op datgene waarin de <strong>be</strong>slissing tot intrekking ter kennis van<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige werd gebracht.<br />

d. De regeling met <strong>be</strong>trekking tot een btw-eenheid<br />

Vergunning voorheen toegekend aan een lid dat toetreedt tot de btw-eenheid<br />

De vergunning voor de maandelijkse teruggaaf van <strong>be</strong>lastingkredieten toegekend aan<br />

een btw-<strong>be</strong>lastingplichtige, vervalt ambtshalve vanaf het moment waarop die<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige toetreedt tot een btw-eenheid, omdat deze <strong>be</strong>lastingplichtige als<br />

zodanig niet meer gehouden is tot het indienen van periodieke btw-aangiften.<br />

Vergunning aangevraagd door de btw-eenheid<br />

De btw-eenheid zal de mogelijkheid heb<strong>be</strong>n om zelf de vergunning voor de<br />

maandelijkse teruggaaf van diens <strong>be</strong>lastingkredieten aan te vragen.


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1380<br />

Als de btw-eenheid vanaf haar oprichting dit stelsel wil genieten, kan ze daartoe een<br />

aanvraag indienen op basis van vooruitzichten.<br />

Er wordt aan herinnerd dat een <strong>be</strong>lastingplichtige, om te kunnen genieten van het<br />

stelsel van de maandelijkse teruggaaf, tijdens het verstreken kalenderjaar, een<br />

<strong>be</strong>lastingoverschot in zijn voordeel moet heb<strong>be</strong>n van ten minste 12.000 EUR en dat<br />

zijn omzet voor ten minste 30 percent moet <strong>be</strong>staan uit leveringen van goederen en<br />

dienstprestaties welke van de <strong>be</strong>lasting zijn vrijgesteld bij toepassing van de<br />

artikelen 39, 39bis en 39quater en van de artikelen 40, § 2, 1°, en 2°, en 41, § 1, 2°<br />

tot 6°, en 42 van het Wetboek, leveringen van goederen en diensten waarvoor de<br />

<strong>be</strong>lasting verschuldigd is door de medecontractant ingevolge artikelen 51, § 2, 5°, en<br />

51, § 4, van het Wetboek, leveringen van goederen en diensten binnen de onroerende<br />

sector waarvoor het verlaagd btw-tarief van toepassing is overeenkomstig de<br />

rubrieken XXXI, XXXII, XXXIII, XXXVI, XXXVII en XXXVIII van ta<strong>be</strong>l A van<br />

de bijlage bij koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 20 en/of leveringen van goederen en diensten die<br />

in het buitenland plaatsvinden voor zover het <strong>be</strong>lastingoverschot voortvloeit uit de<br />

voorfinanciering van de <strong>BTW</strong> geheven op deze goederen en diensten.<br />

Om de totale omzet en de vrijgestelde omzet te <strong>be</strong>rekenen, moet de btw-eenheid<br />

rekening houden, op het ogenblik van zijn vooruitzichten, met het geheel van de<br />

omzetten dat elk lid vóór zijn toetreding in België heeft gerealiseerd, gedurende het<br />

vorige kalenderjaar. Om deze <strong>be</strong>dragen te <strong>be</strong>palen wordt er geen rekening gehouden<br />

met handelingen verricht tussen de leden onderling die, vanaf hun toetreding tot de<br />

btw-eenheid, niet meer binnen het toepassingsgebied van de btw vallen.<br />

C. Bijzondere rekening (art. 8, §1 K.B. nr. 24)<br />

Wanneer voor het <strong>be</strong>trokken tijdvak een bijzondere rekening diende te worden<br />

bijgehouden die sluit met een overschot in het voordeel van de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

moet de aanvraag worden gedaan in de gevallen en onder de voorwaarden die door<br />

of vanwege de Minister van Financiën worden <strong>be</strong>paald.<br />

547/2. De ordonnancering van het terug te geven excedent of de overbrenging ervan<br />

naar de rekening-courant.<br />

Krachtens art. 76, § 1, van het Wetboek van de btw wordt het <strong>be</strong>lastingkrediet dat<br />

<strong>be</strong>staat op het einde van het kalenderjaar op uitdrukkelijk verzoek van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige teruggegeven binnen de drie maanden volgend op het einde van<br />

het kalenderjaar.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1381 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

Evenwel wordt in dezelfde paragraaf voorzien dat de Koning kan <strong>be</strong>palen dat het<br />

overschot, in de door Hem te <strong>be</strong>palen gevallen en onder de door Hem te stellen<br />

voorwaarden, vóór het einde van het kalenderjaar wordt teruggegeven.<br />

Krachtens art. 8 1 , § 3, 3° lid en art. 8 3 , 4° lid van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4, heeft de<br />

ordonnancering van het <strong>be</strong>lastingkrediet dat zowel <strong>be</strong>staat in de loop van het<br />

kalenderjaar als op het einde van het kalenderjaar, plaats uiterlijk de derde maand<br />

volgend op het aangiftetijdvak. Hetzelfde geldt voor de overbrenging van het<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet naar de rekening-courant, indien het gaat om een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

die een rekening-courant heeft.<br />

Nochtans dienen de volgende bijzondere regels in acht genomen te worden:<br />

1) In het geval van een <strong>be</strong>lastingplichtige, die gehouden is een maandaangifte in<br />

te dienen en die bovendien over een vergunning <strong>be</strong>schikt tot maandelijkse<br />

teruggaaf <strong>be</strong>doeld in art. 8 1 , § 5, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4, geschiedt de<br />

ordonnancering uiterlijk de tweede maand volgend op de aangifteperiode;<br />

2) In het geval het <strong>be</strong>lastingkrediet voortkomt van een bijzondere rekening is er<br />

geen enkele periode voorzien voor de ordonnancering noch voor de<br />

overbrenging ervan naar de rekening-courant.<br />

547/3. Bijzondere gevallen waarin het <strong>be</strong>lastingkrediet niet wordt teruggegeven<br />

(aanwending of inhouding), <strong>be</strong>doeld in art. 8 1 , §3, 8 2 en 8 3 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 4 en in art. 334 van de Programmawet van 27.12.2004 (zoals<br />

gewijzigd bij art. 194 van de Programmawet van 22 decem<strong>be</strong>r 2008)<br />

A. Aanwending (artikel 8 1 , §3, eerste tot derde lid, artikel 8 2 en 8 3 van<br />

het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4)<br />

Deze artikels voorzien in een vermoeden: indien de sommen moeten worden<br />

teruggegeven in het kader van het <strong>be</strong>heer van de rekening-courant van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige (met in<strong>be</strong>grip van het bijhouden van een bijzondere rekening<br />

over de periode <strong>be</strong>treffende het <strong>be</strong>lastingkrediet) of ingevolge het indienen van<br />

een aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53 ter, 1°, Wetboek van de btw en dit ongeacht<br />

of de <strong>be</strong>lastingplichtige voor de teruggaaf heeft geopteerd, wordt deze steeds<br />

geacht te zijn aangevraagd tot <strong>be</strong>loop van de aan te zuiveren schuld, wanneer


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1382<br />

op het tijdstip van de ordonnancering als <strong>be</strong>doeld in het koninklijk <strong>be</strong>sluit van<br />

17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit of<br />

de verrichting gelijkgesteld met een <strong>be</strong>taling, de <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde, geldboeten, interesten of bijkomende kosten<br />

verschuldigd blijft waarvan de opeisbaarheid niet wordt <strong>be</strong>twist of die<br />

aanleiding heb<strong>be</strong>n gegeven tot een dwang<strong>be</strong>vel, <strong>be</strong>oogd in artikel 85 van het<br />

Wetboek, waarvan de uitvoering niet is opgeschort door een vordering in<br />

rechte <strong>be</strong>oogd in artikel 89 van het Wetboek. Het <strong>be</strong>lastingkrediet wordt in dit<br />

geval tot <strong>be</strong>loop van dit <strong>be</strong>drag aangewend als <strong>be</strong>taling van de schuld van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Het <strong>be</strong>lastingkrediet kan worden aangewend op een btw-schuld zonder dat de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige daadwerkelijk om de terug<strong>be</strong>taling ervan heeft verzocht (de<br />

terug<strong>be</strong>taling wordt « geacht » te zijn aangevraagd). Daardoor verhindert de<br />

aanwending zowel de eigenlijke terug<strong>be</strong>taling, als de overdracht van het<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet naar een volgende periode op de rekening-courant. Het<br />

mechanisme van de aanwending <strong>be</strong>oogt alle btw-<strong>be</strong>lastingkredieten.<br />

Begrip « schuld » die de rechtstreekse aanwending toelaat<br />

De aanwending heeft <strong>be</strong>trekking op een schuld inzake de btw. De schuld moet<br />

zeker, opeisbaar en vaststaand zijn.<br />

In artikel 8 1 , § 3, tweede lid wordt verduidelijkt dat een schuldvordering als<br />

zeker, opeisbaar en vaststaand kan worden <strong>be</strong>schouwd «… wanneer ze niet<br />

wordt <strong>be</strong>twist of aanleiding heeft gegeven tot een dwang<strong>be</strong>vel <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 85 van het Wetboek, waarvan de tenuitvoerlegging niet werd gestuit<br />

door de vordering in rechte <strong>be</strong>doeld in artikel 89 van het Wetboek… ». Zodra<br />

de schuld door de <strong>be</strong>lastingplichtige wordt <strong>be</strong>twist of er vordering in rechte<br />

is, is a contrario, de aanwending niet meer mogelijk.<br />

Er stelt zich evenwel een probleem om te weten of een schuld, die in eerste<br />

instantie anders dan voor een rechtbank door de <strong>be</strong>lastingplichtige wordt<br />

<strong>be</strong>twist (bijv. een mondelinge <strong>be</strong>twisting, omdat er geen georganiseerd<br />

administratief <strong>be</strong>roep inzake btw <strong>be</strong>staat), en waarvoor naderhand een<br />

dwang<strong>be</strong>vel wordt opgesteld waartegen de <strong>be</strong>lastingplichtige geen verzet in<br />

rechte instelt, als zekere schuld kan worden <strong>be</strong>schouwd zodat er aldus kan<br />

worden op aangewend. In artikel 89 van het Wetboek wordt in de versie vóór<br />

1999 inderdaad gesteld dat de tenuitvoerlegging van het dwang<strong>be</strong>vel slechts<br />

kan worden gestuit door een « met redenen omkleed verzet met dagvaarding »,<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1383 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

terwijl in de huidige versie ervan de tenuitvoerlegging slechts kan worden<br />

gestuit « door een vordering in rechte ». De aanwending, die een vorm van<br />

gedwongen tenuitvoerlegging is, is na de <strong>be</strong>tekening of kennisgeving van het<br />

dwang<strong>be</strong>vel en bij ontstentenis van een vordering in rechte, aldus mogelijk<br />

zelfs mits initieel niet-akkoord van de <strong>be</strong>lastingplichtige. Er wordt op gewezen<br />

dat in de tekst van het nieuwe artikel 89 de bijzondere procedure van verzet<br />

tegen het dwang<strong>be</strong>vel bij dagvaarding is verlaten. Overeenkomstig artikel<br />

1385decies (nieuw) van het Gerechtelijk Wetboek, worden de vorderingen<br />

aangaande geschillen <strong>be</strong>treffende de toepassing van een <strong>be</strong>lastingwet ingesteld<br />

bij verzoekschrift op tegenspraak.<br />

Schuld die voortvloeit uit overtredingen die zijn <strong>be</strong>gaan vóór het einde van<br />

het aangiftetijdvak waaruit het <strong>be</strong>lastingkrediet blijkt<br />

De <strong>be</strong>lastingschuld moet het gevolg zijn van een overtreding. De schulden die<br />

het gevolg zijn van het normaal indienen van btw-aangiften zijn inderdaad<br />

opgenomen in de rekening-courant van de <strong>be</strong>lastingplichtige (die wordt<br />

<strong>be</strong>heerd door het Centrum voor Informatieverwerking - C.I.V. - te Brussel),<br />

alwaar zij worden opgeslorpt door de krediet<strong>be</strong>dragen. De schulden die<br />

voortvloeien uit een overtreding op de <strong>be</strong>palingen van het Btw-Wetboek<br />

(waaronder het niet indienen of het laattijdig indienen van aangiftes en/of de<br />

laattijdige <strong>be</strong>taling van de btw) worden daarentegen via het systeem van de<br />

opnulzetting en de creatie van een bijzondere rekening uit de rekening-courant<br />

onttrokken of worden gewoonweg niet in de rekening-courant ingeschreven,<br />

met name wanneer zij voortvloeien uit een controle. Ze worden in deze <strong>be</strong>ide<br />

gevallen <strong>be</strong>heerd buiten de rekening-courant (door het Regionaal Centrum<br />

voor Informatieverwerking - R.C.I.V. - te Mechelen of te Namen). Het<br />

mechanisme van de aanwending heeft aldus enerzijds <strong>be</strong>trekking op een<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet dat door het C.I.V. wordt vastgesteld en <strong>be</strong>treft anderzijds een<br />

<strong>be</strong>lastingschuld die door het R.C.I.V. wordt <strong>be</strong>heerd. Volledigheidshalve wordt<br />

de aandacht erop gevestigd dat de invordering van de schulden die buiten de<br />

rekening-courant zijn ontstaan, wordt waargenomen door een veertigtal<br />

plaatselijke btw-ontvangers.<br />

De overtreding moet zijn <strong>be</strong>gaan uiterlijk bij het einde van de periode<br />

waaruit het <strong>be</strong>lastingkrediet blijkt. Dit houdt in dat de aanwending mogelijk<br />

is op een schuld die wordt vastgesteld na deze periode, maar die <strong>be</strong>trekking<br />

heeft op overtredingen <strong>be</strong>gaan uiterlijk bij het verstrijken van de periode<br />

waaruit het <strong>be</strong>lastingkrediet blijkt (bijvoor<strong>be</strong>eld een schuld die blijkt bij de<br />

controle van het <strong>be</strong>lastingkrediet).


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1384<br />

De aanwending is daarentegen niet mogelijk op een niet-<strong>be</strong>twiste schuld die<br />

het gevolg is van overtredingen die na de kwartaalafsluiting zijn <strong>be</strong>gaan. Deze<br />

kan in voorkomend geval nog geheel of gedeeltelijk worden aangezuiverd<br />

bij toepassing van art. 334 van de Programmawet van 27.12.2004, zoals<br />

gewijzigd bij art. 194 van de Programmawet van 22.12.2008, door een<br />

uitvoerend <strong>be</strong>slag onder derden op het <strong>be</strong>treffende <strong>be</strong>lastingkrediet, of<br />

zelfs door een wettelijke schuldvergelijking voorzien in de artikelen 1289<br />

en volgende van het Burgerlijk Wetboek.<br />

Aanwending tot <strong>be</strong>loop van de schuldvordering<br />

De aanwending heeft in tegenstelling tot het <strong>be</strong>slag geen collectieve werking.<br />

De aanwending geschiedt « tot <strong>be</strong>loop van » de schuldvordering van de<br />

Administratie tegenover de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

B. Inhouding.<br />

Het mechanisme van de inhouding van een btw-<strong>be</strong>lastingkrediet wordt, inzake<br />

de <strong>be</strong>lastingkredieten die voortvloeien uit de rekening-courant, geregeld door<br />

artikel 8 1 , § 3, KB nr. 4. Bij artikelen 8 2 en 8 3 , KB nr. 4 wordt een gelijkaardig<br />

systeem ingesteld respectievelijk voor de <strong>be</strong>lastingkredieten die voortvloeien<br />

uit een bijzondere rekening als voor de <strong>be</strong>lastingkredieten die voortvloeien uit<br />

een bijzondere aangifte, <strong>be</strong>oogd in artikel 53ter, 1° van het Wetboek.<br />

Door artikel 8 1 , § 3, tweede lid, KB nr. 4 wordt een mechanisme sui generis<br />

van aanwending van btw-<strong>be</strong>lastingkredieten ingesteld, wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

op het ogenblik van de ordonnancering van het <strong>be</strong>lastingkrediet of<br />

van de verrichting gelijkgesteld met een <strong>be</strong>taling, een schuld inzake btw<br />

verschuldigd blijft die een « zekere, opeisbare en vaststaande »<br />

schuldvordering vormt.<br />

Indien dit niet het geval is, of met andere woorden, indien de schuld is <strong>be</strong>twist<br />

of de Administratie hetzij over ernstige vermoedens <strong>be</strong>schikt, hetzij er<br />

<strong>be</strong>wijzen <strong>be</strong>staan dat de periodieke aangiften van de <strong>be</strong>lastingplichtige onjuiste<br />

gegevens <strong>be</strong>vatten, voorziet artikel 8 1 , § 3, vierde en vijfde lid (en volgende)<br />

van KB nr. 4 in een systeem van inhouding van het <strong>be</strong>lastingkrediet, dat<br />

geldt als <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder derden.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1385 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

De inhouding is een rechtsfiguur sui generis die geldt als <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag<br />

onder derden en die is onderworpen aan specifieke door de Koning <strong>be</strong>paalde<br />

voorwaarden, waaronder voorwaarden die verschillen van die van het<br />

gemeenrechtelijk <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder derden (artikelen 1445 en volgende,<br />

Ger.W).<br />

Aldus wordt de voorwaarde van spoedeisendheid, <strong>be</strong>oogd in artikel 1413,<br />

Ger.W, die voor ieder <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag is vereist, op onweerlegbare wijze<br />

geacht te zijn vervuld (artikel 8 1 , § 3, vierde en zevende lid, KB nr. 4). Waar de<br />

<strong>be</strong>slagrechter uitdrukkelijk <strong>be</strong>voegd is verklaard om kennis te nemen van de<br />

verzetten tegen een akte van inhouding, wordt zijn macht evenwel <strong>be</strong>perkt in<br />

de mate dat hij slechts in <strong>be</strong>paalde gevallen de opheffing van de inhouding kan<br />

gelasten (artikel 8 1 , § 3, tiende lid, KB nr. 4) (zie evenwel volgende alinea).<br />

Vanuit het afwijkende karakter van het gemeen recht, is dit systeem van<br />

inhouding <strong>be</strong>kritiseerd door de rechtspraak. Het initieel ingestelde mechanisme<br />

is dan ook na tussenkomst van het Hof van Justitie van de Europese Unie, van<br />

het Grondwettelijk Hof en van het Hof van Cassatie, op zekere wijze<br />

afgezwakt.<br />

De essentie van de arresten die door deze drie hogere rechtbanken zijn<br />

uitgesproken, kunnen als volgt worden samengevat:<br />

- niettegenstaande artikel 18, § 4, van de Zesde Btw-Richtlijn zich in<br />

principe niet verzet tegen een dergelijke maatregel van inhouding van<br />

<strong>be</strong>lastingkredieten, en het dus volkomen wettelijk is dat een Staat poogt<br />

op de meest adequate wijze de rechten van de Schatkist te vrijwaren,<br />

moet deze maatregel evenwel worden onderworpen aan het<br />

proportionaliteits<strong>be</strong>ginsel en mag hij niet op een systematische wijze<br />

worden aangewend;<br />

- wanneer de wetgever een rechtsfiguur sui generis kon instellen die geldt<br />

als <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder derden, geregeld door specifieke <strong>be</strong>palingen<br />

die afwijken van het gemeen recht inzake <strong>be</strong>warende <strong>be</strong>slagen,<br />

miskennen deze de proportionaliteitsprincipes en grondwettelijke <strong>be</strong>ginselen<br />

in de mate dat de afwijkingen van het gemeen recht tot gevolg<br />

zouden heb<strong>be</strong>n dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen iedere daadwerkelijke rechterlijke<br />

controle wordt ontnomen nopens de voorwaarde van de<br />

spoedeisendheid (hoogdringendheid en noodzaak), de regelmatigheid en<br />

de geldigheid van de inhouding. Daaruit volgt niet dat de inhouding


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1386<br />

(1 februari 2012)<br />

slechts kan worden toegepast indien alle voorwaarden voor het <strong>be</strong>warend<br />

<strong>be</strong>slag zijn vervuld. De in het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven<br />

voorwaarden voor het <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder derden mogen slechts bij<br />

analogie worden toegepast.<br />

De concrete toepassing van deze principes verhindert met name dat:<br />

- de voorwaarde van spoedeisendheid op onweerlegbare wijze geacht<br />

wordt te zijn vervuld (artikel 8 1 , § 3, vierde en zevende lid, KB nr. 4);<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtige niet de mogelijkheid zou heb<strong>be</strong>n om in voorkomend<br />

geval onder het toezicht van een rechter, te verzoeken om de vervanging<br />

van de inhouding door een andere voldoende waarborg die minder<br />

nadelig voor hem is doch die tevens de rechten van de Schatkist vrijwaart<br />

(bijv. hypotheek, bankgarantie, enz.);<br />

- de <strong>be</strong>slagrechter de opheffing van de inhouding niet kan <strong>be</strong>velen zolang<br />

het door de processen-verbaal geleverde <strong>be</strong>wijs niet is weerlegd, zolang<br />

de gegevens voortvloeiend uit de uitwisseling van de inlichtingen tussen<br />

de Lidstaten van de EU niet werden <strong>be</strong>komen of gedurende een<br />

opsporingsonderzoek door het Parket of een gerechtelijk onderzoek door<br />

de onderzoeksrechter (artikel 8 1 , § 3, tiende lid, KB nr. 4).<br />

Het komt derhalve de hoven en de rechtbanken toe om, overeenkomstig<br />

artikel 159, Grondwet 1994, het artikel 8 1 , § 3, KB nr. 4 toe te passen zonder<br />

rekening te houden met de voormelde <strong>be</strong>palingen van dit KB, die een<br />

daadwerkelijke rechterlijke controle verhinderen.<br />

Tenslotte wordt <strong>be</strong>nadrukt dat de inhouding, die als <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder<br />

derden geldt omdat ze dezelfde uitwerking heeft van een dergelijk <strong>be</strong>slag<br />

(on<strong>be</strong>schikbaarheid van de sommen), aldus geen <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder<br />

derden is maar een rechtsfiguur sui generis die zich situeert in het kader van<br />

het recht op aftrek van de btw dat de grondslag vormt van een<br />

gemeenschappelijk systeem van de btw dat is ingesteld door een<br />

communautaire wetgeving.<br />

Inhouding van btw-<strong>be</strong>lastingkredieten: bijzonderheid<br />

Het KB nr. 4, voorziet in twee types van inhoudingen van <strong>be</strong>lastingkredieten:<br />

het eerste wanneer de schuldvordering van de Administratie niet zeker,<br />

opeisbaar of vaststaand is, het tweede wanneer de waarachtigheid van het<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet niet duidelijk vaststaat. Zoals inzake het gemeenrechtelijk


(1 februari 2012)<br />

1387 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

<strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder derden in eigen handen treden bij de inhoudingen<br />

dezelfde partijen op: de <strong>be</strong>slagleggende schuldeiser (de ontvanger), de<br />

<strong>be</strong>slagen schuldenaar (de <strong>be</strong>lastingplichtige), de derde-<strong>be</strong>slagene (de<br />

ambtenaar <strong>be</strong>last met de aanwending of de vereffening van het<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet; in regel de eerstaanwezend inspecteur van het<br />

controlekantoor), en staan er twee schuldvorderingen tegenover mekaar,<br />

namelijk een schuldvordering « oorzaak » en een schuldvordering<br />

« voorwerp ». Het toepassingsveld van de inhouding is identiek aan die van de<br />

aanwending. De inhouding komt in de plaats van de aanwending wanneer deze<br />

niet mogelijk is. Het mechanisme van de <strong>be</strong>treffende inhouding wordt, in<br />

tegenstelling tot het gemeenrechtelijk <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder derden in eigen<br />

handen, tenslotte gekenmerkt door volgende bijzonderheden.<br />

1. De inhouding van <strong>be</strong>lastingkredieten bij « <strong>be</strong>twiste schuld »<br />

Wettelijke basis<br />

Wat de toepassing van de inhouding <strong>be</strong>treft in geval van « <strong>be</strong>twiste »<br />

schuld, voorziet artikel 8 1 , § 3, vierde lid, KB nr. 4 erin dat indien de in<br />

het eerste lid van ditzelfde artikel <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingschuld in het<br />

voordeel van de Administratie geen schuldvordering vormt die geheel of<br />

gedeeltelijk zeker, opeisbaar en vaststaand is - wat ondermeer het geval<br />

is wanneer ze wordt <strong>be</strong>twist of aanleiding heeft gegeven tot een<br />

dwang<strong>be</strong>vel <strong>be</strong>doeld in artikel 85 van het Wetboek, waarvan de<br />

tenuitvoerlegging werd gestuit door een rechtsvordering <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 89 van het Wetboek - wordt het <strong>be</strong>lastingkrediet tot het <strong>be</strong>loop<br />

van de schuld-vordering van de Administratie ingehouden. Deze<br />

inhouding geldt als <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder derden tot het geschil<br />

definitief wordt <strong>be</strong>ëindigd op administratieve wijze of bij wijze van een<br />

in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest. Voor de toepassing van<br />

deze inhouding wordt de voorwaarde vereist door artikel 1413 van het<br />

Gerechtelijk Wetboek geacht te zijn vervuld.<br />

Basisvoorwaarden<br />

a. De <strong>be</strong>slagleggende schuldeiser<br />

De <strong>be</strong>slagleggende schuldeiser moet schuldeiser zijn van de<br />

<strong>be</strong>slagene vanaf het <strong>be</strong>gin van de procedure. Zoals voor ieder door<br />

de Administratie gelegd <strong>be</strong>slag, wordt deze rol vervuld door de<br />

ambtenaar <strong>be</strong>last met de invordering (de ontvanger).


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1388<br />

(1 februari 2012)<br />

b. De <strong>be</strong>slagen schuldenaar<br />

De <strong>be</strong>slagen schuldenaar moet de persoonlijke schuldenaar zijn van<br />

de <strong>be</strong>slaglegger, ongeacht of dit in hoedanigheid is van<br />

oorspronkelijke schuldenaar of als rechtverkrijgende. De <strong>be</strong>slagen<br />

schuldenaar is inzake <strong>be</strong>lastingkredieten de <strong>be</strong>lastingplichtige of de<br />

niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon die recht heeft op een<br />

teruggave.<br />

c. De derde-<strong>be</strong>slagene<br />

Hij moet een derde zijn ten aanzien van de <strong>be</strong>slagene en zijn<br />

schuldenaar zijn op de dag van het <strong>be</strong>slag. Het is de ambtenaar<br />

<strong>be</strong>last met de aanwending of de vereffening van het<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet (in regel de eerstaanwezend inspecteur van het<br />

controlekantoor) die terzake als derde-<strong>be</strong>slagene zal worden<br />

<strong>be</strong>schouwd.<br />

Het staat de ontvanger onder zijn verantwoordelijkheid vrij, in<br />

functie van de analyse van de vermogenstoestand van de<br />

schuldenaar, niet tot de inhouding over te gaan.<br />

d. De schuldvordering « oorzaak » van de inhouding: een <strong>be</strong>twiste<br />

schuld<br />

Zoals in geval van aanwending, moet de schuldvordering van de<br />

Administratie een schuld inzake btw zijn. De inhouding van het<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet kan niet geschieden voor een andere fiscale<br />

schuld.<br />

Deze schuld moet voortvloeien uit overtredingen die zijn <strong>be</strong>gaan<br />

vóór het einde van het aangiftetijdvak waaruit het <strong>be</strong>lastingkrediet<br />

blijkt en moet zijn vastgesteld uiterlijk op het ogenblik van de<br />

ordonnancering. Het gaat om een schuld <strong>be</strong>treffende:<br />

- hetzij een aangiftetijdvak die de periode van de rekeningcourant<br />

of van de aangifte voorafgaat;<br />

- hetzij een aangiftetijdvak gedurende dewelke het terug te<br />

geven <strong>be</strong>lastingkrediet blijkt.


(1 februari 2012)<br />

1389 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

De oorzaak van de inhouding moet een <strong>be</strong>lastingschuld zijn die niet<br />

« zeker, opeisbaar en vaststaand » is. Deze termen moeten worden<br />

gelezen in de <strong>be</strong>tekenis ervan die er wordt aan gegeven in het kader<br />

van de aanwending <strong>be</strong>oogd door artikel 8 1 , § 3, tweede lid,<br />

KB nr. 4, en niet in de <strong>be</strong>tekenis van het gemeenrechtelijk<br />

<strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder derden. Merk op dat op dat vlak, de tekst<br />

van het voormelde tweede lid en het vierde lid complementair zijn.<br />

Bij de aanwending wordt de <strong>be</strong>lastingschuld <strong>be</strong>schouwd als een<br />

zekere, opeisbare en vaststaande schuldvordering « wat onder meer<br />

het geval is wanneer ze niet wordt <strong>be</strong>twist of aanleiding heeft<br />

gegeven tot een dwang<strong>be</strong>vel <strong>be</strong>doeld in artikel 85 van het<br />

Wetboek, waarvan de tenuitvoerlegging niet werd gestuit door de<br />

vordering in rechte <strong>be</strong>doeld in artikel 89 van het Wetboek ». In<br />

geval van inhouding wordt de <strong>be</strong>lastingschuld daarentegen niet<br />

<strong>be</strong>schouwd als zeker, opeisbaar en vaststaand « wat ondermeer het<br />

geval is wanneer ze wordt <strong>be</strong>twist of aanleiding heeft gegeven tot<br />

een dwang<strong>be</strong>vel <strong>be</strong>doeld in artikel 85 van het Wetboek, waarvan de<br />

tenuit-voerlegging werd gestuit door de vordering in rechte <strong>be</strong>doeld<br />

in artikel 89 van het Wetboek ».<br />

Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de <strong>be</strong>lastingschuld die de oorzaak<br />

van de inhouding vormt opeisbaar of vaststaand is. De oorzaak van<br />

het vaststaande karakter van de schuld gaat enerzijds de ordonnancering<br />

van de teruggave vooraf. De schuld wordt anderzijds<br />

<strong>be</strong>cijferd, dit wil zeggen vaststaand. Ze vloeit inderdaad voort uit<br />

een bijzondere rekening, een aanslag van ambtswege, een procesverbaal<br />

of zelfs uit een correctieopgave, waarin het <strong>be</strong>drag is<br />

vastgesteld.<br />

De <strong>be</strong>treffende schuld is daarentegen niet zeker omdat ze wordt<br />

<strong>be</strong>twist, wat de aanwending <strong>be</strong>doeld in het tweede lid van<br />

artikel 8 1 , § 3, KB nr. 4, verhindert.<br />

De geringste <strong>be</strong>twisting vanwege de <strong>be</strong>lastingplichtige doet<br />

afbreuk aan het zekere karakter van de schuld en verhindert dat<br />

deze met het <strong>be</strong>lastingkrediet wordt aangezuiverd. De <strong>be</strong>twisting<br />

kan schriftelijk of eenvoudigweg mondeling zijn geformuleerd. De<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige moet evenwel het <strong>be</strong>wijs van de <strong>be</strong>twisting<br />

aanvoeren.


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1390<br />

(1 februari 2012)<br />

Wanneer een dwang<strong>be</strong>vel is opgesteld en naderhand overeenkomstig<br />

artikel 89, tweede lid, van het Btw-Wetboek wordt<br />

aangevochten, is de schuld vanzelfsprekend <strong>be</strong>twist.<br />

e. De schuldvordering « voorwerp » van de inhouding<br />

De inhouding heeft uitsluitend <strong>be</strong>trekking op het kredietsaldo van<br />

de rekening-courant (artikel 8 1 , § 3, vierde lid), van een bijzondere<br />

rekening (artikel 8 2 en artikel 8 1 , § 3, vierde lid) of nog van het<br />

kredietsaldo van een bijzondere aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53ter, 1°<br />

van het Btw-Wetboek (artikel 8 3 , vijfde lid).<br />

Het heeft weinig <strong>be</strong>lang of de <strong>be</strong>trokkene al dan niet formeel om de<br />

terug<strong>be</strong>taling heeft verzocht. Deze terug<strong>be</strong>taling wordt geacht te<br />

zijn verzocht tot <strong>be</strong>loop van de aan te zuiveren <strong>be</strong>lastingschuld,<br />

wanneer het gaat om een <strong>be</strong>lastingkrediet van een rekening-courant<br />

of van een bijzondere rekening. De terug<strong>be</strong>taling van een<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet ingevolge een bijzondere aangifte wordt geacht<br />

automatisch te zijn gevraagd door het feit zelf van het indienen van<br />

de aangifte.<br />

De inhouding geschiedt in de 3 gevallen, in tegenstelling tot bij<br />

gemeenrechtelijk derden<strong>be</strong>slag, slechts tot <strong>be</strong>loop van de schuldvordering<br />

van de administratie.<br />

f. De spoedeisendheid<br />

De door artikel 1413, Ger.W in het kader van de <strong>be</strong>warende<br />

derden<strong>be</strong>slagen vereiste spoedeisendheid wordt hier vermoed.<br />

De wettelijkheid van het huidige systeem van inhouding van btw<strong>be</strong>lastingkredieten<br />

is evenwel afhankelijk, enerzijds van het feit dat<br />

het vermoeden van spoedeisendheid, voorzien in artikel 8 1 , § 3,<br />

geen onweerlegbaar vermoeden vormt, en anderzijds dat er een<br />

daadwerkelijke rechterlijke controle van de urgentie kan worden<br />

uitgevoerd.<br />

Vormvereisten<br />

Vermits de <strong>be</strong>twisting zelf die de inhouding toelaat aan geen enkele<br />

wettelijk verplichte vormvoorwaarde is onderworpen, is ook aan de


(1 februari 2012)<br />

1391 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

inhouding van <strong>be</strong>lastingkredieten in geval van <strong>be</strong>twiste schulden in<br />

principe geen enkele vormvoorwaarde verbonden. Tot deze inhouding<br />

kan dus worden overgegaan in geval van afwezigheid van titel, dus<br />

zonder dat er een dwang<strong>be</strong>vel werd <strong>be</strong>tekend of ter kennis gebracht. Er is<br />

bovendien geen enkele voorafgaande toelating van de <strong>be</strong>slagrechter<br />

vereist.<br />

Wat ge<strong>be</strong>urt er indien er een verzet is tegen een inhouding vierde<br />

lid ?<br />

De <strong>be</strong>slagrechter moet in het kader van de inhoudingen van btw<strong>be</strong>lastingkredieten,<br />

wanneer hij wordt gevat om uitspraak te doen over de<br />

geldigheid van de inhouding, nagaan of de schuldvordering van de<br />

Administratie, prima facie, klaarblijkelijk een voldoende gegrondheid<br />

<strong>be</strong>zit.<br />

De schuld moet worden <strong>be</strong>cijferd. Ze kan voortvloeien uit:<br />

- een bijzondere rekening;<br />

- een correctieopgave, al dan niet voor akkoord ondertekend door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige. Zelfs indien de <strong>be</strong>lastingplichtige de opgave<br />

voor akkoord heeft ondertekend - wat in principe een<br />

schulderkenning inhoudt - kan hij inderdaad vooralsnog naderhand<br />

deze schuld nog geldig <strong>be</strong>twisten (bij ontstentenis van een<br />

specifieke <strong>be</strong>zwaartermijn voorzien in de btw-wetgeving);<br />

- een proces-verbaal;<br />

- een aanslag van ambtswege.<br />

De schuld moet worden <strong>be</strong>twist:<br />

- hetzij op administratief vlak (niet geformaliseerd), schriftelijk of<br />

mondeling;<br />

- hetzij op gerechtelijk vlak, door het instellen van een vordering in<br />

rechte (op grond van artikel 569, eerste lid, 32°, Ger.W; verzet<br />

tegen dwang<strong>be</strong>vel; vordering tot terug<strong>be</strong>taling, enz.).<br />

Opdat de Administratie kan weten of de schuld al dan niet door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wordt <strong>be</strong>twist, moet zij vanzelfsprekend de schuldvordering<br />

vooraf ter kennis brengen van de <strong>be</strong>lastingplichtige.


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1392<br />

(1 februari 2012)<br />

De vorm van de <strong>be</strong>twisting heeft op administratief vlak weinig <strong>be</strong>lang.<br />

Het volstaat dat de <strong>be</strong>lastingplichtige, zelfs mondeling, heeft uitgedrukt<br />

dat hij de vestiging van de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>twist. Het is evenwel aangeraden<br />

om hem uit te nodigen zijn verweermiddelen en argumenten schriftelijk<br />

te laten kennen, zodat hij over een <strong>be</strong>wijs <strong>be</strong>schikt van zijn <strong>be</strong>twisting.<br />

Indienen door de <strong>be</strong>lastingplichtige van een verzoek tot vermindering<br />

of kwijtschelding van fiscale boeten, alsook een verzoek om<br />

vrijstelling van interesten, vormen geen <strong>be</strong>twisting van zijn schuld.<br />

Er wordt <strong>be</strong>nadrukt dat de inhouding van <strong>be</strong>lastingkredieten geen afbreuk<br />

doet aan de mogelijkheid voor de ontvanger om met het oog op het<br />

waarborgen van de invordering in voorkomend geval onmiddellijk na de<br />

kennisgeving of de <strong>be</strong>tekening van het dwang<strong>be</strong>vel andere <strong>be</strong>warende<br />

maatregelen te nemen (inschrijving van de wettelijke hypotheek,<br />

<strong>be</strong>warende <strong>be</strong>slagen, enz.).<br />

2. Inhouding van <strong>be</strong>lastingkredieten in geval van ernstige vermoedens<br />

of <strong>be</strong>wijzen van onjuiste gegevens<br />

Wettelijke basis<br />

In artikel 8 1 , § 3, vijfde lid, KB nr. 4 is, ten aanzien van een voor<br />

teruggaaf vatbaar overschot, dat voortvloeit uit de aangifte als <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 53, eerste lid, 3°, van het Wetboek, waarvoor de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

al dan niet voor de teruggaaf heeft geopteerd, hetzij ernstige vermoedens,<br />

hetzij <strong>be</strong>wijzen <strong>be</strong>staan dat de voormelde aangifte of de aangiften voor<br />

daaraan voorafgaande perioden gegevens <strong>be</strong>vatten die onjuist zijn en een<br />

<strong>be</strong>lastingschuld in het vooruitzicht stellen zonder dat de daadwerkelijke<br />

<strong>be</strong>paling ervan vóór het tijdstip van de genoemde ordonnancering of de<br />

verrichting gelijkgesteld met een <strong>be</strong>taling kan geschieden, gesteld dat dit<br />

overschot of de overbrenging ervan naar het volgend aangiftetijdvak niet<br />

plaatsheeft en het <strong>be</strong>lastingkrediet wordt ingehouden teneinde de<br />

Administratie toe te laten de waarachtigheid van die gegevens na te gaan.


(1 februari 2012)<br />

Vormvereisten<br />

a. De <strong>be</strong>slagleggende schuldeiser<br />

1393 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

De <strong>be</strong>slagleggende schuldeiser moet van bij het <strong>be</strong>gin van de<br />

procedure schuldeiser van de <strong>be</strong>slagene zijn. Zoals voor ieder ander<br />

door de Administratie gelegd <strong>be</strong>slag <strong>be</strong>hoort deze hoedanigheid tot<br />

de ambtenaar <strong>be</strong>last met de invordering.<br />

b. De <strong>be</strong>slagen schuldenaar<br />

De <strong>be</strong>slagen schuldenaar moet de persoonlijke schuldenaar zijn van<br />

de <strong>be</strong>slaglegger, ongeacht of dit in hoedanigheid is van<br />

oorspronkelijke schuldenaar of als rechtverkrijgende. De <strong>be</strong>slagen<br />

schuldenaar is inzake de <strong>be</strong>lastingkredieten de <strong>be</strong>lastingplichtige of<br />

de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon die recht heeft op een<br />

teruggave.<br />

c. De derde-<strong>be</strong>slagene<br />

Hij moet een derde zijn ten aanzien van de <strong>be</strong>slagene en zijn<br />

schuldenaar zijn op de dag van het <strong>be</strong>slag. Het is de<br />

eerstaanwezend inspecteur van het controlekantoor, <strong>be</strong>last met de<br />

aanwending of de vereffening van het <strong>be</strong>lastingkrediet, die terzake<br />

als derde-<strong>be</strong>slagene wordt <strong>be</strong>schouwd.<br />

Het initiatief komt toe aan de <strong>be</strong>trokken taxatiedienst. Het is<br />

inderdaad de eerstaanwezend inspecteur van het controlekantoor<br />

die na grondig onderzoek de ontvanger moet voorstellen de<br />

procedure van de inhouding aan te vatten.<br />

d. De « oorzaak » van de inhouding: vermoedens of <strong>be</strong>wijzen van<br />

onjuiste gegevens<br />

De oorzaak van de inhouding is hier geen <strong>be</strong>twiste schuld omdat er<br />

nog geen <strong>be</strong>cijferde schuld <strong>be</strong>staat. Wanneer uit een controle blijkt<br />

dat het <strong>be</strong>treffende <strong>be</strong>lastingkrediet fictief is, wordt er geen<br />

invorderingsorder door de Administratie opgesteld. De<br />

schuldvordering die « oorzaak » is van de inhouding is nog niet<br />

geconcretiseerd in een schuldartikel dat in de invorderings<strong>be</strong>standen<br />

van het R.C.I.V. is opgenomen. Er <strong>be</strong>staan slechts


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1394<br />

(1 februari 2012)<br />

"ernstige vermoedens of <strong>be</strong>wijzen" dat één of meerdere door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige ingediende aangiften onjuiste of onvolledige<br />

gegevens <strong>be</strong>vatten en het <strong>be</strong>lastingkrediet die er uit voortvloeit<br />

aldus hoogstwaarschijnlijk onjuist is.<br />

De verdachte aangiftes mogen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de periode<br />

waaruit het <strong>be</strong>lastingkrediet is gebleken of op een eerdere periode.<br />

Het vijfde lid van artikel 8 1 , § 3, KB nr. 4 werd opgesteld rekening<br />

houdende met het feit dat de Administratie over een zeer korte<br />

termijn <strong>be</strong>schikt tussen het afsluiten van de rekening-courant en de<br />

datum van de ordonnancering om de waarachtigheid van een<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet na te gaan. In het derde lid van artikel 8 1 , § 3,<br />

KB nr. 4 wordt een duidelijke limiet ingevoerd voor de<br />

ordonnancering of de verrichting gelijkgesteld met een <strong>be</strong>taling:<br />

uiterlijk de derde maand volgend op het tijdvak waarop de<br />

kwartaalaangifte of de aangifte van de laatste maand van het<br />

kwartaal <strong>be</strong>trekking heeft. Voor een maandaangever die houder is<br />

van een vergunning <strong>be</strong>doeld in § 5 van artikel 8 1 , § 3, KB nr. 4,<br />

heeft de ordonnancering of de verrichting gelijkgesteld met een<br />

<strong>be</strong>taling uiterlijk plaats op het einde van de tweede maand die volgt<br />

op de periode waarop de maandaangifte <strong>be</strong>trekking heeft.<br />

De ernstige vermoedens of <strong>be</strong>wijzen kunnen voortvloeien uit<br />

precieze feiten die door de taxatieambtenaar zijn vastgesteld: ten<br />

onrechte gedane aftrekken, niet gerechtvaardigde uitvoer of<br />

intracommunautaire leveringen die niet zijn gerechtvaardigd door<br />

een reeks van <strong>be</strong>wijzen die in een dergelijk geval zijn vereist<br />

(vervoerdocumenten, <strong>be</strong>taaldocumenten, ...), verdwijning van<br />

investeringsgoederen, onverantwoorde vermindering van de<br />

voorraad, ... Deze vaststellingen, die zijn opgenomen in een procesverbaal,<br />

gelden als <strong>be</strong>wijs tot het tegendeel (artikel 59, § 1, tweede<br />

lid, Wetboek van de btw).<br />

De door de <strong>be</strong>lastingplichtige aan de taxatieambtenaar gedane<br />

verklaringen die zijn geacteerd in het proces-verbaal heb<strong>be</strong>n de<br />

waarde van een buitengerechtelijke <strong>be</strong>kentenis. De verklaringen<br />

van derden, met in<strong>be</strong>grip van deze die zijn gedaan door een<br />

<strong>be</strong>ëdigde ambtenaar, gelden als getuigen<strong>be</strong>wijs indien deze derde<br />

in het kader van een onderzoek door een rechter is gehoord<br />

(artikelen 1341 tot 1348, BW). Indien dit niet het geval is, gelden<br />

de verklaringen slechts als gewoon vermoeden.


(1 februari 2012)<br />

1395 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

De door de Administratie bij andere openbare diensten (parket,<br />

onderzoeksrechter, andere fiscale administraties, ...) in het kader<br />

van artikel 93quaterdecies, Btw-Wetboek verkregen inlichtingen,<br />

zijn slechts feitelijke vermoedens, zelfs indien deze feiten zijn<br />

vastgesteld door een <strong>be</strong>ëdigde ambtenaar.<br />

De Administratie <strong>be</strong>schikt tenslotte over een <strong>be</strong>paald aantal<br />

wettelijke vermoedens.<br />

De door de taxatieambtenaar persoonlijk gedane vaststellingen en<br />

de voor hem door de <strong>be</strong>lastingplichtige (als buitengerechtelijke<br />

<strong>be</strong>kentenis) gedane verklaringen vormen in de regel in het kader<br />

van artikel 8 1 , § 3, vijfde lid, "<strong>be</strong>wijzen", wanneer deze worden<br />

gerechtvaardigd in processen-verbaal conform artikel 59, § 1,<br />

tweede lid van het Btw-Wetboek. De verklaringen die worden<br />

ingewonnen bij derden, met in<strong>be</strong>grip van <strong>be</strong>ëdigde ambtenaren, en<br />

degene die worden verkregen van ambtenaren van andere openbare<br />

diensten, vormen daarentegen "ernstige vermoedens".<br />

In dit verband moet worden verstaan<br />

1° onder « <strong>be</strong>wijzen »:<br />

- de door de taxatieambtenaar persoonlijk gedane vaststellingen<br />

(bijv. niet toegelaten aftrekken, niet gerechtvaardigde<br />

uitvoer of intracommunautaire leveringen, enz.).<br />

Deze gelden als <strong>be</strong>wijs tot het tegendeel overeenkomstig<br />

artikel 59, § 1, tweede lid, van het Btw-Wetboek;<br />

- de verklaringen door de <strong>be</strong>lastingplichtige gedaan<br />

tegenover de taxatieambtenaar. Deze verklaringen vormen<br />

inderdaad een buitengerechtelijke <strong>be</strong>kentenis in hoofde van<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige;<br />

2° onder « ernstige vermoedens »:<br />

- de verklaringen door een derde gedaan voor een taxatieambtenaar;


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1396<br />

(1 februari 2012)<br />

- de inlichtingen die de taxatieambtenaar <strong>be</strong>komt bij andere<br />

openbare diensten (andere fiscale of niet-fiscale administraties,<br />

het Parket, fiscale administraties van andere<br />

Lidstaten of andere derde landen, enz.), met toepassing van<br />

artikel 93terdecies en van artikel 93quaterdecies van het<br />

Wetboek van de btw;<br />

- de diverse wettelijke vermoedens die door het Wetboek van<br />

de btw zijn ingevoerd (bijv. deze <strong>be</strong>oogd in de artikelen 15,<br />

21, 25, 25quinquies of artikel 64, van het Btw-Wetboek).<br />

De <strong>be</strong>slagrechter moet, wanneer hij eventueel wordt gevat om<br />

over de geldigheid van de inhouding uitspraak te doen,<br />

inderdaad kunnen nagaan of de rechten van de partijen<br />

schijnbaar gegrond zijn. Om te oordelen of de rechten van de<br />

partijen « schijnbaar gegrond zijn » moet de rechter voor een<br />

dergelijke inhouding nagaan of de <strong>be</strong>wijselementen en de<br />

indicies van fraude, vervat in de processen-verbaal van de<br />

Algemene administratie van de fiscaliteit inzake btw, afdoende<br />

de genomen maatregelen van de inhouding rechtvaardigen, dit<br />

rekening houdende met de omstandigheden van de zaak, de<br />

noodzaak om de <strong>be</strong>langen van de Schatkist te waarborgen en<br />

de noodzakelijke proportionaliteit tussen de aangewende<br />

middelen en het nagestreefde doel. De administratie moet dus<br />

<strong>be</strong>schikken over een schijnbaar afdoende recht.<br />

e. De schuldvordering « voorwerp »<br />

Ook hier is het voorwerp van de inhouding uitsluitend het<br />

kredietsaldo van de rekening-courant (artikel 8 1 , § 3, vijfde lid), het<br />

kredietsaldo van een bijzondere rekening (artikel 8 2 en artikel 8 1 ,<br />

§ 3, vijfde lid) of dit van een bijzondere aangifte <strong>be</strong>oogd in<br />

artikel 53ter, 1° van het Wetboek van de btw (artikel 8 3 , zesde lid).<br />

De terug<strong>be</strong>taling wordt zoals voor de inhouding van<br />

<strong>be</strong>lastingkredieten in geval van <strong>be</strong>twiste schuld, geacht te zijn<br />

gevraagd of wordt gevraagd door het enkele feit van het indienen<br />

van de aangifte.


(1 februari 2012)<br />

1397 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

Er wordt opgemerkt dat hier de schuldvordering « voorwerp » is<br />

die wordt <strong>be</strong>twist. Het feit dat het <strong>be</strong>lastingkrediet zelf wordt<br />

<strong>be</strong>twist vormt vanzelfsprekend geen hinderpaal voor de inhouding.<br />

De schuldvordering « voorwerp » van het <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder<br />

derden kan zoals in het gemeen recht een <strong>be</strong>twiste schuldvordering<br />

zijn, terwijl in geval van inhouding <strong>be</strong>oogd in de artikelen 8 1 , § 3,<br />

vierde lid, 8 2 of 8 3 , vijfde lid, de <strong>be</strong>twisting slaat op de<br />

schuldvordering oorzaak van de inhouding.<br />

De inhouding heeft tenslotte, zoals het gemeenrechtelijk <strong>be</strong>warend<br />

<strong>be</strong>slag onder derden, <strong>be</strong>trekking op het volledige <strong>be</strong>drag van het<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet.<br />

f. De spoedeisendheid<br />

Ook voor dit type aan inhouding wordt de spoedeisendheid<br />

vermoed.<br />

Vormvereisten<br />

Bij artikel 8 1 , § 3, zesde lid, KB nr. 4 is voorgeschreven dat de ernstige<br />

vermoedens of <strong>be</strong>wijzen <strong>be</strong>doeld in het vorige lid, die de <strong>be</strong>lastingschuld<br />

aantonen of helpen aan te tonen, moeten worden gerechtvaardigd in<br />

processen-verbaal conform artikel 59, § 1, van het Wetboek. Deze<br />

processen-verbaal worden per aangetekende brief ter kennis gebracht<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

De door de ambtenaar gedane vaststellingen, alsook de verklaringen die<br />

in zijn bijzijn zijn gedaan en de inlichtingen die zijn <strong>be</strong>komen bij andere<br />

publieke diensten, moeten in één of meerdere processen-verbaal worden<br />

opgenomen, die krachtens art. 59, § 1, tweede lid, van het Wetboek het<br />

<strong>be</strong>wijs leveren tot het tegendeel.<br />

Deze processen-verbaal, die de rechtsgrond vormen voor de inhouding<br />

die geschiedt krachtens het vijfde lid van artikel 8 1 , § 3 worden per<br />

aangetekend schrijven aan de <strong>be</strong>lastingplichtige ter kennis gebracht.


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1398<br />

3. Gevolgen van de inhouding<br />

(1 februari 2012)<br />

Krachtens artikel 76, § 1, derde lid, van het Btw-Wetboek gelden de twee<br />

types aan inhoudingen die door het KB nr. 4 zijn ingesteld als <strong>be</strong>warend<br />

<strong>be</strong>slag onder derden in de zin van artikel 1445, Ger.W. De inhoudingen<br />

heb<strong>be</strong>n derhalve dezelfde gevolgen als een klassiek <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag<br />

onder derden, met name de on<strong>be</strong>schikbaarheid van het <strong>be</strong>lastingkrediet<br />

dat er het voorwerp van is en dat dus niet meer kan worden terug<strong>be</strong>taald,<br />

noch aangewend.<br />

Het <strong>be</strong>lang van de on<strong>be</strong>schikbaarheid verschilt evenwel naar gelang de<br />

inhouding is toegepast ingevolge het <strong>be</strong>staan van <strong>be</strong>twiste schulden of, in<br />

tegenstelling, ingevolge de vermoedens of de inexacte <strong>be</strong>wijzen van het<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet. Alhoewel de inhouding voor een <strong>be</strong>twiste schuld<br />

ontsnapt aan ieder risico van kantonnement, dat een juridisch<br />

mechanisme is dat eigen is aan het gemeenrechtelijk <strong>be</strong>slag, is het<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet slechts on<strong>be</strong>schikbaar tot <strong>be</strong>loop van de oorzaak van de<br />

inhouding. In geval van vermoedens of onjuiste <strong>be</strong>wijzen is het<br />

ingehouden <strong>be</strong>lastingkrediet in zijn totaliteit on<strong>be</strong>schikbaar.<br />

De inhouding verleent zoals het klassieke <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder<br />

derden trouwens geen enkel voorrecht aan de schuldeiser die er toe<br />

overgaat. Of er nu een gedeeltelijke of totale on<strong>be</strong>schikbaarheid is,<br />

de vraag blijft nog altijd wat het lot is van het <strong>be</strong>lastingkrediet<br />

wanneer er naderhand een toestand van samenloop optreedt.<br />

4. Procedure<br />

A. Kennisgevingen aan de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

Betwiste schuld: niettegenstaande artikel 8 1 , § 3, KB nr. 4 het niet<br />

vereist, kan, teneinde na te gaan of er daadwerkelijk een <strong>be</strong>twisting<br />

is, de schuldvordering van de Administratie die voor deze<br />

inhouding in aanmerking komt voorafgaandelijk aan de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige worden ter kennis gegeven.<br />

Ernstige vermoedens of <strong>be</strong>wijzen die toelaten de waarachtigheid<br />

van het <strong>be</strong>lastingkrediet in twijfel te trekken: het of de proces(sen)verbaal<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 8 1 , § 3, zesde lid, KB nr. 4 word(t)(en)<br />

aan de <strong>be</strong>lastingplichtige ter kennis gegeven door de eerstaanwezend<br />

inspecteur van het controlekantoor bij aangetekend<br />

schrijven.


(1 februari 2012)<br />

B. Voorstel tot inhouding<br />

1399 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

Wanneer de <strong>be</strong>voegde taxatiedienst aan de oorsprong ligt van de<br />

inhouding, stelt zij slechts een voorstel op. Het komt aan de<br />

<strong>be</strong>voegde btw-ontvanger toe om tot de inhouding over te gaan.<br />

C. De akte van inhouding<br />

De akte van inhouding wordt opgesteld door de btw-ontvanger, in<br />

voorkomend geval op voorstel van de eerstaanwezend Inspecteurdienstchef<br />

(taxatie). De ontvanger kan aan de hand van de<br />

vermogenstoestand van de schuldenaar <strong>be</strong>oordelen of de rechten<br />

van de Schatkist al dan niet in gevaar zijn. Indien de Schatkist<br />

daardoor naderhand verlies lijdt, komt zijn aansprakelijkheid in het<br />

gedrang.<br />

D. Het <strong>be</strong>richt van <strong>be</strong>slag<br />

De <strong>be</strong>voegde ontvanger stelt, bij toepassing van artikel 1390,<br />

Ger.W, een <strong>be</strong>richt van <strong>be</strong>slag op en zendt het aan het Centraal<br />

<strong>be</strong>stand van <strong>be</strong>richten van <strong>be</strong>slag, delegatie, overdracht en<br />

collectieve schuldenregeling.<br />

Dit <strong>be</strong>richt van <strong>be</strong>slag wordt verzonden binnen de 3 werkdagen<br />

vanaf de neerlegging ter post van de aangetekende brief waarmede<br />

de inhouding wordt toegepast.<br />

E. Kennisgeving aan de controledienst en aanzegging van de akte<br />

van inhouding<br />

De kennisgeving van de inhouding geschiedt bij ter post<br />

aangetekende brief aan de ambtenaar <strong>be</strong>last met de aanwending of<br />

de vereffening van het <strong>be</strong>lastingkrediet (in regel de<br />

eerstaanwezend inspecteur van het controlekantoor). De afgifte ter<br />

post van de kennisgeving, met als bijlage daarbij een voor<br />

eensluidend verklaard afschrift van de akte van inhouding, geldt als<br />

kennisgeving vanaf de erop volgende dag. De ambtenaar <strong>be</strong>last met<br />

de aanwending of de vereffening van het <strong>be</strong>lastingkrediet (in regel<br />

de eerstaanwezend inspecteur van het controlekantoor) is er bij de<br />

ontvangst van de akte van inhouding toe gehouden de procedure<br />

van terug<strong>be</strong>taling van het <strong>be</strong>lastingkrediet te blokkeren. Er mag dus


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1400<br />

(1 februari 2012)<br />

geen aanwending op grond van artikel 8 1 , § 3, eerste tot derde lid,<br />

artikel 8 2 , en 8 3 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 ge<strong>be</strong>uren, noch een<br />

compensatie op grond van artikel 334 van de Programmawet d.d.<br />

27.12.2004, zoals gewijzigd bij artikel 194 van de Programmawet<br />

d.d. 22.12.2008 (zie C hierna), noch een transfer naar de<br />

Administratie van de Thesaurie (in geval van een uitvoerend of<br />

<strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder derden, een overdracht van schuldvordering<br />

of een sommendelegatie) of aan één of andere derde (met in<strong>be</strong>grip<br />

van de andere administraties), noch overdracht op de btw-rekeningcourant<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtige, noch vanzelfsprekend een<br />

terug<strong>be</strong>taling aan deze laatste.<br />

De aanzegging van de uitgevoerde inhouding aan de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige geschiedt eveneens bij ter post aangetekend<br />

schrijven en geldt tevens als kennisgeving vanaf de daarop<br />

volgende dag. Ze ge<strong>be</strong>urt door de ontvanger binnen de acht dagen<br />

vanaf de ontvangst van de akte van inhouding, dit wil zeggen<br />

binnen de acht dagen vanaf de kennisgeving van de inhouding<br />

(artikel 1457, Ger.W). Deze aanzegging is geldig, zelfs indien de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige weigert de ontvangstmelding te ondertekenen of<br />

het aangetekend schrijven hem niet kon worden afgegeven.<br />

F. Verklaring van derde-<strong>be</strong>slagene<br />

De verklaring van derde-<strong>be</strong>slagene wordt binnen de 15 dagen vanaf<br />

de kennisgeving van de inhouding opgesteld door de ambtenaar<br />

<strong>be</strong>last met de aanwending of de vereffening van het <strong>be</strong>lastingkrediet<br />

(in regel de eerstaanwezend inspecteur van het controlekantoor)<br />

(artikelen 1452 en 1453, Ger.W). Ze wordt bij ter post<br />

aangetekend schrijven toegezonden aan de <strong>be</strong>slagleggende<br />

schuldeiser (de ontvanger) en aan de <strong>be</strong>slagen schuldenaar (de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige).<br />

De ambtenaar <strong>be</strong>last met de aanwending of de vereffening van het<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet (in regel de eerstaanwezend inspecteur van het<br />

controlekantoor) vermeldt in de verklaring van derde-<strong>be</strong>slagene dat<br />

het <strong>be</strong>lastingkrediet slechts een definitieve schuldvordering op de<br />

Staat zal vormen wanneer de toestand van de schuldenaar wat de<br />

toepassing van de btw <strong>be</strong>treft globaal gezien als regelmatig kan<br />

worden <strong>be</strong>schouwd.


(1 februari 2012)<br />

1401 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

G. Geldigheidsduur van de inhouding en van het <strong>be</strong>richt van<br />

<strong>be</strong>slag<br />

Geldigheidsduur van de inhouding<br />

In artikel 8 1 , § 3, vierde en vijfde lid, en 8 2 van KB nr. 4 en in de<br />

rechtspraak daaromtrent (Beslagrechter Bergen d.d. 31.05.2006 en<br />

01.06.2006 en Hof van Beroep te Brussel d.d. 11.04.2008) is<br />

gesteld dat de inhoudingen, toegepast om reden van het <strong>be</strong>staan<br />

van een <strong>be</strong>twiste schuld, gelden als <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder derden<br />

tot het geschil definitief wordt <strong>be</strong>slecht, hetzij op het<br />

administratieve vlak, hetzij door een vonnis of arrest dat in kracht<br />

van gewijsde is gegaan. Er moet derhalve niet overgegaan worden<br />

tot de vernieuwing van de inhouding van het <strong>be</strong>lastingkrediet.<br />

Ook het artikel 8 1 , § 3, zevende lid, KB nr. 4 stelt dat de inhouding<br />

geldt als <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder derden tot op het ogenblik dat het<br />

<strong>be</strong>wijs vervat in de processen-verbaal (…) is weerlegd, of tot op<br />

het ogenblik dat de waarachtigheid van de handelingen blijkt uit<br />

gegevens verkregen overeenkomstig de procedures van de door de<br />

Europese Gemeenschappen uitgevaardigde reglementering inzake<br />

het uitwisselen van inlichtingen tussen de Lidstaten van de<br />

Gemeenschap. Niettegenstaande het voormelde artikel vermeldt dat<br />

het van toepassing is zowel in geval van <strong>be</strong>twiste <strong>be</strong>lastingen als<br />

wanneer er vermoedens of <strong>be</strong>wijzen van onjuistheid van het<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet zijn, lijkt het vanzelfsprekend dat het weerleggen<br />

van de gegevens van de processen-verbaal slechts <strong>be</strong>trekking heeft<br />

op de inhoudingen gedaan om reden van het <strong>be</strong>staan van de<br />

vermoedens of de <strong>be</strong>wijzen van onjuistheid.<br />

In alle hiervoor vermelde gevallen, kan de inhouding voor deze<br />

tijdstippen worden <strong>be</strong>ëindigd door een handlichting.<br />

Geldigheidsduur van het <strong>be</strong>richt van <strong>be</strong>slag<br />

De geldigheidsduur van het <strong>be</strong>richt van <strong>be</strong>slag is onafhankelijk van<br />

de geldigheidstermijn van het <strong>be</strong>slag zelf. Het <strong>be</strong>richt van <strong>be</strong>slag<br />

wordt bijgehouden gedurende een periode van 3 jaar te rekenen<br />

vanaf het <strong>be</strong>slag. Het is bij het verstrijken van deze termijn van<br />

rechtswege vervallen. Het moet naar gelang het geval worden<br />

vernieuwd of worden geschrapt, teneinde geen verwarring te doen<br />

ontstaan bij de andere schuldeisers van de <strong>be</strong>slagen schuldenaar.


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1402<br />

(1 februari 2012)<br />

H. Handlichting van de inhouding<br />

De inhouding van het <strong>be</strong>lastingkrediet neemt krachtens het elfde lid<br />

van artikel 8 1 , § 3, KB nr. 4 een einde ingevolge een rechterlijke<br />

<strong>be</strong>slissing die in kracht van gewijsde is gegaan of de handlichting<br />

die door de administratie wordt verleend (met inachtneming van<br />

artikel 1390septies, Ger.W).<br />

Gevolgen van de handlichting<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige wordt van de handlichting van de inhouding<br />

ingelicht bij ter post aangetekend schrijven, waarin de datum en de<br />

redenen van de handlichting zijn vermeld.<br />

De handlichting van de inhouding houdt schrapping van het <strong>be</strong>richt<br />

van <strong>be</strong>slag in, overeenkomstig artikel 1390septies, Ger.W.<br />

Het <strong>be</strong>lastingkrediet, dat niet langer wordt ingehouden, wordt,<br />

overeenkomstig het tweede lid van artikel 8 1 , § 3, KB nr. 4<br />

aangewend op de <strong>be</strong>lastingschuld die een zekere, opeisbare en<br />

vaststaande schuldvordering vormt in hoofde van de Administratie,<br />

zonder dat enige andere formaliteit moet worden vervuld<br />

(artikel 8 1 , § 3, KB nr. 4, twaalfde lid). Deze schuldvordering kan<br />

een <strong>be</strong>twiste schuld zijn <strong>be</strong>doeld in art. 8 1 , § 3, vierde lid, die<br />

ingevolge de <strong>be</strong>ëindiging van het geschil zeker, opeisbaar en<br />

vaststaand is geworden, of nog een in het kader van art. 8 1 , § 3,<br />

vijfde lid in vraag gesteld <strong>be</strong>lastingkrediet, voor zover de<br />

Administratie het fictief karakter van het <strong>be</strong>lastingkrediet heeft<br />

kunnen aantonen. Er wordt alsdan aangenomen dat dit<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet toelaat een schuldartikel te creëren voor een<br />

gelijkaardig <strong>be</strong>drag, die een zekere, opeisbare en vaststaande<br />

schuldvordering vormt ten gunste van de Administratie en waarop<br />

het kan worden aangewend.<br />

Wanneer de aanwending niet meer gerechtvaardigd is, wordt het<br />

<strong>be</strong>lastingkrediet naargelang het geval het voorwerp van een<br />

aanwending op een niet-<strong>be</strong>twiste schuld inzake btw of inzake<br />

directe <strong>be</strong>lastingen (op grond van artikel 334, Programmawet d.d.<br />

27.12.2004), zoals gewijzigd bij art. 194 van de Programmawet van<br />

22 decem<strong>be</strong>r 2008), van een transfer naar de Administratie van de


(1 februari 2012)<br />

1403 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

Thesaurie (in geval van een uitvoerend of <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag onder<br />

derden, een overdracht van schuldvordering of een<br />

sommendelegatie) of aan een gerechtigde derde (Dienst voor<br />

Alimentatievorderingen – DAVO, gerechtsdeurwaarder) of van een<br />

terug<strong>be</strong>taling aan de <strong>be</strong>lastingplichtige of aan een rechtheb<strong>be</strong>nde.<br />

C. Compensatie (artikel 334, tweede lid, Programmawet van<br />

27.12.2004), zoals gewijzigd bij art. 194 van de Programmawet van<br />

22 decem<strong>be</strong>r 2008).<br />

In artikel 334 van de Programmawet 27 decem<strong>be</strong>r 2004, zoals gewijzigd bij<br />

art. 194 van de Programmawet van 22 decem<strong>be</strong>r 2008, wordt <strong>be</strong>paald dat elke<br />

som die aan een <strong>be</strong>lastingschuldige moet worden teruggegeven of <strong>be</strong>taald.,<br />

hetzij in het kader van de toepassing van de <strong>be</strong>lastingwetten die onder de<br />

<strong>be</strong>voegdheid van de Federale Overheidsdienst Financiën vallen of waarvan de<br />

inning en de invordering door die Federale Overheidsdienst worden verzekerd,<br />

hetzij krachtens de <strong>be</strong>palingen van het burgerlijk recht met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

onverschuldigde <strong>be</strong>taling, naar keuze en zonder formaliteit door de <strong>be</strong>voegde<br />

ambtenaar kan worden aangewend ter <strong>be</strong>taling van de door deze persoon<br />

verschuldigde <strong>be</strong>dragen bij toepassing van <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingwetten of ter<br />

voldoening van de fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen waarvan de inning<br />

en de invordering, door of krachtens een <strong>be</strong>paling met kracht van wet, door de<br />

Federale Overheidsdienst Financiën worden verzekerd. Die aanwending wordt<br />

<strong>be</strong>perkt tot het niet-<strong>be</strong>twiste gedeelte van de schuldvorderingen op deze<br />

persoon.<br />

Deze <strong>be</strong>paling laat de compensatie toe tussen eender welk terug te geven btw<strong>be</strong>lastingkrediet<br />

en elke andere niet-<strong>be</strong>twiste schuld die wordt <strong>be</strong>heerd door de<br />

FOD Financiën, zonder dat daartoe formaliteiten (andere dan de puur<br />

administratieve en geenszins wettelijk opgelegde procedures) moeten worden<br />

vervuld.<br />

OPGELET: het niet-<strong>be</strong>twist karakter van de schuld is van primordiaal <strong>be</strong>lang.<br />

De compensatie op basis van het voornoemd artikel 334 is eveneens van<br />

toepassing in geval van <strong>be</strong>slag, overdracht, samenloop of een<br />

insolvabiliteitsprocedure. Sinds twee arresten van 24 juni 2010 van het Hof van<br />

Cassatie is deze compensatie evenwel niet meer mogelijk tussen de btw-


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1404<br />

548. Formaliteiten.<br />

<strong>be</strong>lastingkredieten die moeten worden terug<strong>be</strong>taald aan de curator ingevolge de<br />

handelsverrichtingen voortgezet door hem na de faillietverklaring en de<br />

schulden ontstaan vóór de faillietverklaring.<br />

Voor de in de nrs. 524 tot 530 <strong>be</strong>doelde teruggaaf ten gunste van <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

of niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen gehouden naargelang het geval, tot het<br />

indienen van een aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2° of in artikel 53ter,<br />

1° van het Wetboek, wordt de vordering tot teruggaaf uitgeoefend zonder<br />

rechtstreekse tussenkomst van de administratie en moet de rechtvaardiging van het<br />

recht op teruggaaf slechts worden verstrekt wanneer een ambtenaar van de btwcontrolediensten<br />

erom verzoekt.<br />

Krachtens artikel 4 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 is het uitoefenen van die<br />

vordering echter afhankelijk van het houden van een teruggaafregister en van het<br />

opmaken van een ver<strong>be</strong>terend stuk.<br />

549. Ver<strong>be</strong>terend stuk (KB nr. 4, art. 4, § 1, 1°).<br />

Het ver<strong>be</strong>terend stuk moet worden opgemaakt op het tijdstip waarop de vordering tot<br />

teruggaaf ontstaat, of uiterlijk op het tijdstip waarop de <strong>be</strong>lastingplichtige of de niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon die vordering uitoefent. Het stuk vermeldt de<br />

elementen die het mogelijk maken om de handeling waarop de teruggaaf <strong>be</strong>trekking<br />

heeft en de aangifte waarin het voor teruggaaf vatbare <strong>be</strong>drag onder de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting werd opgenomen, te identificeren, evenals de oorzaak van de teruggaaf, de<br />

<strong>be</strong>lasting die werd voldaan, het voor teruggaaf vatbare <strong>be</strong>drag en, in voorkomend<br />

geval, de verwijzing naar de <strong>be</strong>wijsstukken (met de medecontractant gewisselde<br />

brieven, overeenkomst die de vernietiging of de ontbinding van de oorspronkelijke<br />

overeenkomst vaststelt, inschrijving van het verlies van de schuldvordering op de<br />

winst- en verliesrekening, enz.).<br />

Wanneer de teruggaaf <strong>be</strong>trekking heeft op een binnenlandse handeling en verleend<br />

wordt hetzij op grond van een vergissing in de factuur hetzij op grond van één van de<br />

oorzaken <strong>be</strong>doeld in de nrs. 525 tot 530 (artikel 77, § 1, 2° tot 7°, van het Wetboek),<br />

moet een dub<strong>be</strong>l van het ver<strong>be</strong>terend stuk aan de medecontractant worden uitgereikt<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1405 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

(art. 79, § 1, van het Wetboek). Op dat dub<strong>be</strong>l moet de volgende vermelding<br />

voorkomen: "btw terug te storten aan de Staat, in de mate waarin ze oorspronkelijk<br />

in aftrek werd gebracht" (K.B. nr. 4, art. 4, § 1, 3°).<br />

In geval van teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>taald ter zake van een intracommunautaire<br />

verwerving van goederen of ter zake van een dienst of een levering van goederen<br />

waarvoor de <strong>be</strong>lasting door de medecontractant is verschuldigd, dient er uiteraard<br />

geen dub<strong>be</strong>l van het ver<strong>be</strong>terend stuk te worden uitgereikt, maar dient de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon de <strong>be</strong>lasting aan de<br />

Staat terug te storten in de mate waarin ze oorspronkelijk in aftrek werd gebracht.<br />

Die terugstorting vindt plaats door het <strong>be</strong>drag ervan te <strong>be</strong>grijpen in het <strong>be</strong>drag van de<br />

<strong>be</strong>lasting die is verschuldigd over het aangiftetijdvak in de loop waarvan de<br />

teruggaaf wordt <strong>be</strong>komen. (rooster 61 van de aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1,<br />

eerste lid, 2° van het Wetboek of rooster 81 van de aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53ter,<br />

1°, van het Wetboek) (K.B. nr. 4, art. 4, § 1, 4°).<br />

Er wordt opgemerkt dat het niet is toegestaan een factuur met <strong>be</strong>trekking tot een<br />

nieuwe levering te verminderen met het <strong>be</strong>drag van de prijsvermindering, de<br />

terugzending, enz., <strong>be</strong>treffende een vroegere levering en op die wijze slechts het<br />

verschil te <strong>be</strong>lasten.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige gehouden tot het indienen van aangiften <strong>be</strong>oogd in artikel 53,<br />

§ 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek moet geen dub<strong>be</strong>l van het ver<strong>be</strong>terend stuk<br />

uitreiken aan zijn medecontractant in geval van teruggaaf van btw die werd voldaan<br />

voor een handeling met een particulier, zonder dat een factuur werd uitgereikt omdat<br />

die uitreiking niet verplicht was. Hij moet, in principe, kunnen <strong>be</strong>wijzen dat hij de<br />

ten onrechte in rekening gebrachte <strong>be</strong>lasting aan zijn afnemer heeft terug<strong>be</strong>taald.<br />

Indien evenwel wordt aangetoond dat de prijzen “btw in<strong>be</strong>grepen” werden<br />

vastgesteld en aan de klanten een <strong>be</strong>drag werd aangerekend zonder dat de<br />

aangerekende btw afzonderlijk werd vermeld, dan moet de <strong>be</strong>lastingplichtige, om<br />

zijn vordering tot teruggaaf te kunnen uitoefenen, niet aantonen dat hij de te veel<br />

aangerekende btw aan zijn klanten heeft terug<strong>be</strong>taald.<br />

Bovendien eist de administratie niet dat, in geval van gedeeltelijk of volledig verlies<br />

van de schuldvordering ingevolge een faillissement, de formaliteiten, ingesteld bij<br />

artikel 79 van het Btw-Wetboek en artikel 4 van het K.B. nr. 4, worden nageleefd.<br />

In het geval van een gerechtelijke reorganisatie geldt bovenstaande tolerantie niet en<br />

moeten de formaliteiten ingesteld bij artikel 79 van het Btw-Wetboek en artikel 4<br />

van het KB nr. 4 wel worden nageleefd. Dit standpunt wordt niet gemotiveerd door<br />

het


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1406<br />

feit dat het verlies van de schuldvordering vaststaat (voor de teruggaaf <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 77, § 1, 7°, van het Btw-Wetboek, is steeds vereist dat het verlies van<br />

schuldvordering zeker en vaststaand is), maar wel door de specifieke kenmerken van<br />

het faillissement waar met <strong>be</strong>trekking tot de door de gefailleerde schuldenaar terug te<br />

storten btw in geval van uitreiking van een creditnota, de kans op invordering door<br />

de Staat miniem is.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige leverancier is niet verplicht de vordering tot teruggaaf uit te<br />

oefenen wanneer de oorspronkelijke handeling <strong>be</strong>trekking heeft op een levering van<br />

goederen of op een dienst, hier te lande verricht voor een <strong>be</strong>lastingplichtige die<br />

gehouden is een aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-<br />

Wetboek in te dienen en die de hem oorspronkelijk in rekening gebrachte <strong>be</strong>lasting<br />

integraal en definitief in aftrek heeft kunnen brengen en deze <strong>be</strong>lasting niet werd<br />

geheven van een <strong>be</strong>drijfsmiddel in de zin van artikel 7 van het K.B. nr. 3. De<br />

creditnota maakt dan uiteraard geen melding van de btw en de medecontractant is<br />

niet gehouden de oorspronkelijk uitgeoefende aftrek recht te zetten noch enige<br />

terugstorting te verrichten.<br />

550. Teruggaafregister (KB nr. 4, art. 4, § 1, 2°).<br />

Het teruggaafregister dat, mits machtiging vanwege de administratie, op losse bladen<br />

mag worden gehouden (z. aanschr. nr. 78/1970 en nr. 81/1970, deel I, in fine) vormt<br />

eigenlijk een inventaris van de ver<strong>be</strong>terende stukken die er doorlopend genummerd<br />

worden in opgenomen. Iedere inschrijving dient ten minste te vermelden: een<br />

volgnummer dat tevens het nummer is van het ver<strong>be</strong>terend stuk, de datum van de<br />

inschrijving, de aanduiding van de medecontractant en het terug te geven <strong>be</strong>drag. Bij<br />

het verstrijken van ieder aangiftetijdvak, telt de <strong>be</strong>lastingplichtige of de niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon de voor teruggaaf vatbare <strong>be</strong>lasting samen en<br />

schrijft hij dat <strong>be</strong>drag voluit in letters na de laatste inschrijving.<br />

Het register moet ter <strong>be</strong>schikking worden gehouden van het controlekantoor<br />

waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige of de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon<br />

ressorteert en aan dat kantoor worden overgelegd op ieder verzoek van het hoofd van<br />

het controlekantoor. Indien het register niet wordt overgelegd moet de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

of de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon de <strong>be</strong>lasting waarvan hij de<br />

teruggaaf heeft verkregen en die in het register moest worden ingeschreven<br />

terugstorten.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1407 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

De administratie zal geen kritiek uitoefenen in geval een <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

gehouden tot het indienen van aangiften <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van<br />

het Btw-Wetboek, de uitgereikte creditnota’s inschrijft in het boek voor uitgaande<br />

facturen op voorwaarde dat de terug te geven btw-<strong>be</strong>dragen worden samengeteld per<br />

aangiftetijdvak en dat het totaal wordt overgebracht naar het bijzonder register dat<br />

wordt gehouden voor de inschrijving van de teruggaven waarvoor geen creditnota<br />

aan een medecontractant wordt uitgereikt (teruggaven m.b.t. invoeren, teruggaven<br />

m.b.t. onttrekkingen enz.). Het spreekt vanzelf dat in dat geval het boek voor<br />

uitgaande facturen, evengoed als het eigenlijke teruggaafregister op het btwcontrolekantoor<br />

moet worden overgelegd.<br />

551. Vermelding in de aangifte.<br />

De leverancier van de goederen of de dienstverrichter die zijn recht op teruggaaf van<br />

de <strong>be</strong>lasting uitoefent, dient, in voorkomend geval, enerzijds de <strong>be</strong>dragen exclusief<br />

<strong>be</strong>lasting van de ver<strong>be</strong>terende stukken die hij heeft opgesteld bij te voegen bij het<br />

<strong>be</strong>drag in te schrijven in rooster 49 van zijn periodieke aangifte en anderzijds het<br />

<strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting waarvoor hij zijn recht op teruggaaf uitoefent op te nemen in<br />

rooster 64 van deze aangifte.<br />

552. Gevolgen van de teruggaaf voor de medecontractant.<br />

Wanneer de medecontractant van de <strong>be</strong>lastingplichtige die teruggaaf heeft verkregen<br />

op grond van artikel 77, § 1, van het Wetboek, zelf een <strong>be</strong>lastingplichtige is<br />

gehouden tot het indienen van een periodieke aangifte, dan schrijft deze<br />

medecontractant de ontvangen creditnota in zijn boek voor inkomende facturen of in<br />

een bijzonder register dat hij daarvoor houdt, met vermelding van het btw-<strong>be</strong>drag dat<br />

hem werd gecrediteerd en van het <strong>be</strong>drag dat hij aan de Staat moet terugstorten<br />

(effectief afgetrokken <strong>be</strong>lasting). Op het einde van ieder aangiftetijdvak maakt hij het<br />

totaal van de terug te storten <strong>be</strong>dragen en vermeldt hij dat totaal in rooster 63 van de<br />

periodieke btw-aangifte.<br />

Het <strong>be</strong>drag van de ontvangen creditnota exclusief btw wordt opgenomen in het<br />

<strong>be</strong>drag te vermelden in rooster 85 van de periodieke aangifte en wordt afgetrokken<br />

van het <strong>be</strong>drag van de voor de aangifteperiode in te schrijven aankopen naar gelang<br />

het geval, in rooster 81, 82 of 83. Indien het <strong>be</strong>drag vermeld in rooster 81, 82 of 83


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1408<br />

ontoereikend is, dient het saldo in het <strong>be</strong>treffende rooster van een (of meerdere)<br />

volgende btw-aangifte(n) in mindering te worden gebracht. Hoe dan ook mogen<br />

nooit negatieve <strong>be</strong>dragen worden opgenomen in een periodieke btw-aangifte.<br />

II. Teruggaaf aan andere personen.<br />

553. Formaliteiten.<br />

Wanneer de rechtheb<strong>be</strong>nde op de teruggaaf een andere in België gevestigde persoon<br />

is dan een <strong>be</strong>lastingplichtige of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon gehouden<br />

tot het indienen, naargelang het geval van een aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1,<br />

eerste lid, 2° of in artikel 53ter, 1° van het Wetboek, moet hij conform artikel 9, § 1,<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 een aanvraag om teruggaaf, in twee exemplaren<br />

indienen bij het controlekantoor van de btw waaronder hij ressorteert indien hij een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of een niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon is, of in het<br />

ambtsgebied waarin hij zijn woonplaats of zijn maatschappelijke zetel heeft indien<br />

het iedere andere persoon <strong>be</strong>treft.<br />

Overeenkomstig artikel 82bis van het Btw-Wetboek, kan voormelde aanvraag nog<br />

ingediend worden tot 31 decem<strong>be</strong>r van het derde kalenderjaar volgend op dat waarin<br />

de oorzaak van de teruggaaf zich heeft voorgedaan.<br />

De teruggaaf is afhankelijk van het <strong>be</strong>wijs van de <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting en van de<br />

rechtvaardiging van de oorzaak van teruggaaf.<br />

Artikel 9, § 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 is van toepassing wanneer de<br />

rechtheb<strong>be</strong>nde b.v. een <strong>be</strong>lastingplichtige onderworpen aan de vrijstellingsregeling is<br />

of een landbouwondernemer <strong>be</strong>doeld in hoofdstuk XIII, afdelingen 2 en 3, die niet<br />

voor de normale <strong>be</strong>lastingregeling heeft geopteerd of nog wanneer het gaat om<br />

iemand die een gebouw heeft opgericht en die gebruik maakt van de regeling<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 8 van het Wetboek (z. hoofdstuk VII) en zich <strong>be</strong>vindt in de<br />

toestand <strong>be</strong>oogd in artikel 5, § 2, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 14.<br />

Artikel 9, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 vindt eveneens toepassing ten aanzien<br />

van de oorlogsinvaliden en de andere in nr. 531 <strong>be</strong>doelde personen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1409 "HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf"<br />

Artikel 9, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 vindt bovendien toepassing ten aanzien<br />

van de in artikel 8bis, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

wanneer de voorwaarden voor de uitoefening van zijn recht op aftrek niet vervuld<br />

waren op het tijdstip van het indienen van de in artikel 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 48 <strong>be</strong>doelde aangifte (z. nrs. 310/77 en 523/2, c).<br />

In verband met de teruggaven ten gunste van de <strong>be</strong>lastingplichtigen of niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen die niet gehouden zijn, naargelang het geval, tot<br />

het indienen van een aangifte <strong>be</strong>oogd in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, of in artikel<br />

53ter, 1°, van het Wetboek, en die niet in België zijn gevestigd, dient het volgend<br />

onderscheid te worden gemaakt:<br />

- de in een andere lidstaat van de EU gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtige moet zijn<br />

verzoek tot teruggaaf van Belgische btw indienen via de elektronische<br />

portaalsite die hem daartoe door zijn lidstaat van vestiging ter <strong>be</strong>schikking<br />

wordt gesteld. De lidstaat van vestiging van de aanvrager zendt het verzoek, na<br />

een eerste controle, op elektronische wijze toe aan België waar het zal worden<br />

<strong>be</strong>handeld door het Centraal btw-kantoor voor buitenlandse <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

(z. KB nr. 31, art. 6; in verband met de formaliteiten wordt verwezen naar KB<br />

nr. 56 en circulaire. AFZ 20/2009);<br />

- de andere niet in België gevestigde rechtheb<strong>be</strong>nden dienen een aanvraag in<br />

drievoud in bij het hoofd van het Centraal btw-kantoor voor buitenlandse<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen (z. KB nr. 4, art. 9, § 2; in verband met de formaliteiten<br />

wordt verwezen naar aanschr. 4/1988).<br />

554. Wijze van teruggaaf.<br />

De teruggaven <strong>be</strong>doeld in artikel 9, § 1, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4 geschieden<br />

rekening houdend met de aan de administratie verstrekte bankgegevens, inclusief<br />

IBAN en BIC. Teruggaaf van minder dan 7 EUR wordt echter niet toegestaan.<br />

De teruggaven aan de in nr. 553 <strong>be</strong>oogde in het buitenland gevestigde personen<br />

(z. K.B. nr. 4, art. 9, § 2, en K.B. nr. 31, art. 6 en aanschr. 4/1988) geschieden, hetzij<br />

rekening houdend met de aan de administratie verstrekte bankgegevens, hetzij per<br />

internationale cheque (KB nr. 4, artikel 12, § 1bis).


"HOOFDSTUK XIV: Teruggaaf" 1410<br />

III. Teruggaaf <strong>be</strong>doeld in de artikelen 77, § 1bis, en 77bis van het<br />

Wetboek.<br />

554/2. De teruggaaf <strong>be</strong>hoort tot de <strong>be</strong>voegdheid van de Algemene administratie der<br />

douane en accijnzen.<br />

In <strong>be</strong>paalde gevallen wordt de teruggaaf <strong>be</strong>doeld in artikel 77, § 1bis, van het<br />

Wetboek verleend door de Administratie der douane en accijnzen. Al die gevallen<br />

zijn opgesomd in de §§ 147 tot 149 van de Instructie Terug<strong>be</strong>talingen of<br />

Kwijtscheldingen - 1997 van de Algemene administratie der douane en accijnzen.<br />

554/3. De teruggaaf <strong>be</strong>hoort tot de <strong>be</strong>voegdheid van de Algemene administratie van de<br />

fiscaliteit.<br />

In alle andere gevallen <strong>be</strong>hoort de teruggaaf tot de <strong>be</strong>voegdheid van de Algemene<br />

administratie van de fiscaliteit.<br />

Verwezen wordt naar de nrs. 545 tot 554.<br />

(1 februari 2012)


555. Opsomming.<br />

(1 februari 2012)<br />

1411 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

HOOFDSTUK XV<br />

CONTROLEMAATREGELEN<br />

Het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde houdt verscheidene<br />

<strong>be</strong>palingen in om de controle op de heffing van die <strong>be</strong>lasting veilig te stellen.<br />

Die <strong>be</strong>palingen <strong>be</strong>treffen :<br />

1° het <strong>be</strong>waren van boeken en stukken (z. nrs. 556 tot 560);<br />

2° het voorleggen ter inzage van boeken en stukken (z. nrs. 561 tot 567);<br />

3° het verschaffen van inlichtingen (z. nrs. 568 en 569);<br />

4° bijzondere regels aangaande de verplichting tot het voorleggen ter inzage en<br />

het verschaffen van inlichtingen (z. nr. 569/2 en 569/3);<br />

5° het <strong>be</strong>houden van boeken, stukken of kopieën (z. nr. 570);<br />

6° de controle van het vervoer van goederen (z. nrs. 571 tot 581);<br />

7° de toegang tot de ruimten waar een economische activiteit wordt uitgeoefend<br />

(z. nrs. 582 tot 583);<br />

8° de ambtenaren <strong>be</strong>last met de controle (z. nr. 583/2);<br />

9° de oprichting van nieuwe gebouwen (z. nr. 584);<br />

10° de heffing van de btw ten aanzien van vlees van slachtdieren (z. nr. 586).<br />

Bovendien werden, ter verzekering van de juiste heffing van de <strong>be</strong>lastingen, in<br />

artikel 93quaterdecies van het Wetboek <strong>be</strong>palingen opgenomen die gemeenschappelijk<br />

zijn voor alle <strong>be</strong>lastingen (z. nrs. 586/2 tot 586/5).


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1412<br />

Eerste afdeling. - Bewaring en voorlegging ter inzage van boeken<br />

en stukken waarvan het Wetboek of de ter uitvoering ervan<br />

gegeven regelen het houden, het opmaken of het uitreiken<br />

voorschrijven; verschaffen van inlichtingen en <strong>be</strong>houden<br />

van boeken en stukken, alsmede van sommige kopieën<br />

(Wetboek, art. 60, 61, 62, 62bis en 64, § 4).<br />

I. Verplichting tot <strong>be</strong>waring (Wetboek, art. 60 en 64, § 4).<br />

556. Algemene regels.<br />

Krachtens artikel 60, § 1, eerste lid, van het Wetboek moeten de boeken, facturen en<br />

andere stukken, waarvan dit Wetboek of de ter uitvoering ervan gegeven regelen het<br />

houden, het opmaken of het uitreiken voorschrijven, worden <strong>be</strong>waard, door hen die<br />

ze heb<strong>be</strong>n gehouden, opgemaakt, uitgereikt of ontvangen.<br />

Deze <strong>be</strong>paling maakt geen onderscheid tussen <strong>be</strong>lastingplichtigen en niet<strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

Ook deze laatsten (met in<strong>be</strong>grip van de particulieren aan wie<br />

desgevallend verplicht een factuur dient te worden uitgereikt) dienen bijgevolg de<br />

<strong>be</strong>oogde stukken gedurende de voorgeschreven termijn te <strong>be</strong>waren.<br />

Hetzelfde artikel 60, § 1, tweede lid, <strong>be</strong>paalt uitdrukkelijk dat de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

en de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersonen een zelfde <strong>be</strong>waarplicht heb<strong>be</strong>n ten<br />

aanzien van de facturen of de als zodanig geldende stukken in verband met de<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen of met de in het buitenland verrichte<br />

aankopen, van de handelsboeken, de boekingsstukken, de contracten, de stukken met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>stelling van goederen en diensten, tot de verzending, tot de<br />

afgifte en tot de levering van goederen, van de rekeninguittreksels, van de<br />

<strong>be</strong>talingsstukken, alsmede van de andere boeken en stukken met <strong>be</strong>trekking tot hun<br />

uitgeoefende werkzaamheid. Hier worden dus andere boeken en stukken <strong>be</strong>doeld dan<br />

deze welke specifiek door de btw-wetgeving en -reglementering zijn voorgeschreven.<br />

De <strong>be</strong>waring van facturen wordt uitvoerig toegelicht in de aanschrijving 16/2008 van<br />

13 mei 2008.<br />

(1 februari 2012)


557. Bewaringstermijn.<br />

(1 februari 2012)<br />

1413 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

De <strong>be</strong>waringstermijn is zeven jaar, maar de vertrekdatum voor de <strong>be</strong>rekening van die<br />

termijn verschilt naargelang het gaat om boeken of om facturen en andere stukken.<br />

Boeken moeten worden <strong>be</strong>waard gedurende zeven jaar te rekenen vanaf de eerste<br />

januari van het jaar volgend op hun sluiting. Facturen en andere stukken daarentegen<br />

moeten worden <strong>be</strong>waard gedurende zeven jaar te rekenen vanaf de eerste januari van<br />

het jaar volgend op hun datum of op het jaar waarin het recht op aftrek is ontstaan in<br />

de gevallen <strong>be</strong>doeld in artikel 58, § 4, 7°, tweede lid (z. 520/12/ II A.2) (Wetboek,<br />

art. 60, § 1).<br />

Ten aanzien van de gegevens met <strong>be</strong>trekking tot de analyses, de programma's en de<br />

uitbating van geïnformatiseerde systemen, <strong>be</strong>gint de in het vorige lid <strong>be</strong>doelde<br />

termijn te lopen vanaf de eerste januari van het jaar volgend op het laatste jaar waarin<br />

het in deze gegevens omschreven systeem werd gebruikt (Wetboek, art. 60, § 2).<br />

De <strong>be</strong>waringstermijn van de boeken en andere stukken vermeld in artikel 60, § 1, van<br />

het Wetboek met <strong>be</strong>trekking tot handelingen die strekken of bijdragen tot de<br />

oprichting of de verkrijging met voldoening van de <strong>be</strong>lasting van een gebouw, of tot<br />

de verkrijging, met voldoening van de <strong>be</strong>lasting, van een in artikel 9, 2de lid, 2°, van<br />

het Wetboek <strong>be</strong>doeld zakelijk recht op een gebouw, <strong>be</strong>draagt vijftien jaar wanneer de<br />

aftrek van de <strong>be</strong>lasting waarmee de investeringsgoederen zijn <strong>be</strong>zwaard onderworpen<br />

zijn aan een herzieningsperiode van 15 jaar (art. 9, § 1, en art. 11, § 4, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3).<br />

557/2. Plaats en wijze van <strong>be</strong>waren van facturen (Wetboek, art. 60, § 3).<br />

A. PRINCIPE.<br />

Alle door <strong>be</strong>lastingplichtigen hetzij door henzelf, hetzij in hun naam en voor hun<br />

rekening door hun medecontractant of door een derde, uitgereikte facturen en alle<br />

door hen ontvangen facturen dienen op het Belgische grondgebied te worden<br />

<strong>be</strong>waard.


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1414<br />

Facturen die worden <strong>be</strong>waard langs elektronische weg die in België een volledige<br />

on-line toegang tot de <strong>be</strong>trokken gegevens waarborgt, mogen evenwel in een andere<br />

Lidstaat van de Gemeenschap worden <strong>be</strong>waard op voorwaarde dat de administratie<br />

die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft hiervan<br />

op voorhand wordt in kennis gesteld.<br />

De authenticiteit van de herkomst en integriteit van de inhoud van de facturen,<br />

alsmede de leesbaarheid ervan, moeten gedurende de volledige <strong>be</strong>waringstermijn<br />

worden gewaarborgd.<br />

De facturen die elektronisch werden ontvangen worden in hun oorspronkelijke vorm<br />

<strong>be</strong>waard, met in<strong>be</strong>grip van de gegevens die de authenticiteit van de herkomst en de<br />

integriteit van de inhoud van elke factuur waarborgen. Onder het elektronisch<br />

<strong>be</strong>waren van een factuur wordt verstaan de <strong>be</strong>waring via elektronische apparatuur<br />

voor het <strong>be</strong>waren van gegevens met in<strong>be</strong>grip van digitale compressie.<br />

De facturen die in papieren vorm werden ontvangen worden ofwel in hun<br />

oorspronkelijke vorm ofwel digitaal <strong>be</strong>waard. In geval van digitale <strong>be</strong>waring moeten<br />

de gebruikte technologieën of procesmatige middelen de authenticiteit van de<br />

herkomst en de integriteit van de inhoud van de facturen waarborgen.<br />

B. WIJZE VAN BEWARING VAN OP PAPIER UITGEREIKTE<br />

FACTUREN.<br />

557/3. 1° WIJZE BEWAREN DUBBEL UITGAANDE FACTUUR<br />

a. De factuur is door de leverancier of dienstverrichter of door zijn<br />

outsourcer louter op papier opgemaakt.<br />

Wanneer de leverancier of dienstverrichter (of zijn outsourcer) de factuur opmaakt<br />

louter op papier heeft hij de mogelijkheid om de archivering van het dub<strong>be</strong>l van die<br />

factuur te doen :<br />

- hetzij op papier;<br />

- hetzij digitaal door middel van <strong>be</strong>eldscanning.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1415 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

De <strong>be</strong>waring van dub<strong>be</strong>ls van de uitgaande facturen op papier houdt voor de<br />

leverancier of dienstverrichter (of zijn outsourcer) niet automatisch de verplichting in<br />

om deze <strong>be</strong>waringsmethode toe te passen gedurende de ganse archiveringsperiode.<br />

Het staat hem vrij, indien hij dit opportuun acht, om op gelijk welk tijdstip van de<br />

archiveringsperiode over te gaan naar de digitale <strong>be</strong>waring van die facturen voor<br />

zover hij uiteraard de voorwaarden en modaliteiten naleeft die door de administratie<br />

zijn opgelegd.<br />

Aangezien de elektronische kopie van een papieren factuur strikt genomen slechts<br />

een kopie is en niet het origineel moet de leverancier of dienstverrichter kunnen<br />

aantonen dat de door hem gebruikte technologie of procesmatige middelen inderdaad<br />

de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van de factuur<br />

garanderen.<br />

Ook de inhoud van de factuur moet worden gewaarborgd. De gebruikte scanningtechniek<br />

moet dus de onveranderlijkheid en de duurzaamheid van het gedigitaliseerde<br />

document garanderen. Bovendien moet de leesbaarheid van de facturen<br />

gedurende de volledige <strong>be</strong>waringstermijn worden gewaarborgd.<br />

De administratie aanvaardt, bij wijze van voor<strong>be</strong>eld, volgende twee methodes voor<br />

het digitaliseren van de papieren facturen voor de elektronische archivering :<br />

- scannen van facturen met een geavanceerde elektronische handtekening;<br />

- scannen van facturen met een verzegelingsalgoritme.<br />

Er wordt verwezen naar de nummers 63 t.e.m. 70 van de aanschrijving 16/2008.<br />

b. De factuur is door de leverancier of dienstverrichter of door zijn<br />

outsourcer louter digitaal opgemaakt.<br />

Indien de leverancier of dienstverrichter (of zijn outsourcer) de factuur digitaal<br />

opmaakt en op papier uitreikt aan de medecontractant van de handeling, dient de<br />

leverancier of dienstverrichter (of zijn outsourcer) het dub<strong>be</strong>l van die factuur te<br />

<strong>be</strong>waren overeenkomstig één van de volgende vier methoden :<br />

- op papier met dien verstande dat bij deze wijze van archivering ook het digitaal<br />

<strong>be</strong>stand gedurende een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari<br />

van het jaar volgend op de datum van de factuur op een medium naar keuze<br />

moet worden gearchiveerd;


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1416<br />

- digitaal door de dagelijkse registratie van de digitale factuurgegevens op een<br />

medium van WORM-karakteristieken;<br />

- digitaal op een medium naar keuze waarbij de digitale factuurgegevens worden<br />

versleuteld met de geavanceerde elektronische handtekening van de leverancier<br />

of dienstverrichter (of van zijn outsourcer);<br />

- digitaal op een medium naar keuze waarbij de digitale factuurgegevens worden<br />

<strong>be</strong>veiligd door een verzegelingsalgoritme waarvan het resultaat bovendien<br />

voorkomt op het originele papieren exemplaar dat aan de klant van de<br />

handeling wordt uitgereikt.<br />

Er wordt verwezen naar de nummers 71 tot en met 83 van de aanschrijving 16/2008.<br />

c. De factuur is door de medecontractant of zijn outsourcer in naam en voor<br />

rekening van de leverancier of dienstverrichter (selfbilling) opgemaakt.<br />

Er wordt in hoofde van de leverancier of dienstverrichter uiteraard geen onderscheid<br />

gemaakt tussen facturen die op papier worden opgemaakt en verzonden enerzijds en<br />

facturen die digitaal worden opgemaakt maar op papier worden verzonden<br />

anderzijds. Facturen worden immers opgemaakt door de medecontractant of zijn<br />

outsourcer (op papier of digitaal) en de dub<strong>be</strong>ls worden op papier verzonden naar de<br />

leverancier of dienstverrichter.<br />

De leverancier of dienstverrichter die de papieren afrekening ontvangt kan dan ook<br />

slechts een <strong>be</strong>roep doen op de volgende <strong>be</strong>waringsmethoden :<br />

- hetzij op papier;<br />

- hetzij digitaal door middel van <strong>be</strong>eldscanning.<br />

De administratie aanvaardt, bij wijze van voor<strong>be</strong>eld, volgende twee methodes voor<br />

het digitaliseren van de papieren facturen voor de elektronische archivering :<br />

- scannen van facturen met een geavanceerde elektronische handtekening;<br />

- scannen van facturen met een verzegelingsalgoritme.<br />

Indien in het kader van een overeenkomst tot selfbilling gebruik wordt gemaakt van<br />

de expliciete aanvaarding van de factuur op de afrekening zelf, dient het dub<strong>be</strong>l van<br />

de afrekening door de leverancier of dienstverrichter echter steeds op papier te<br />

worden <strong>be</strong>waard gedurende de volledige <strong>be</strong>waringstermijn. Gelet op het feit dat bij<br />

de keuze voor deze aanvaardingsmethode op de twee exemplaren van de afrekening<br />

verplicht de handtekening van de leverancier of dienstverrichter voorkomt, dient het<br />

voor hem <strong>be</strong>stemde exemplaar in zijn originele vorm te worden <strong>be</strong>waard.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1417 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

Indien een afzonderlijk aanvaardingsstuk of gelijkaardig handelsdocument wordt<br />

uitgereikt op papier, moet het papieren aanvaardingsstuk met handtekening<br />

gedurende de volledige <strong>be</strong>waringstermijn worden <strong>be</strong>waard.<br />

Er wordt verwezen naar de nummers 113 t.e.m. 124 van de aanschrijving 16/2008.<br />

557/4. 2° WIJZE BEWAREN ORIGINELE INKOMENDE FACTUUR<br />

a. De factuur is door de leverancier of dienstverrichter of door zijn<br />

outsourcer opgemaakt.<br />

Er wordt in hoofde van de klant geen onderscheid gemaakt tussen facturen die louter<br />

op papier worden opgemaakt en verzonden enerzijds en facturen die digitaal worden<br />

opgemaakt maar op papier worden verzonden anderzijds. Facturen worden immers<br />

opgemaakt door de leverancier of dienstverrichter of zijn outsourcer (op papier of<br />

digitaal) en de originele facturen worden op papier verzonden naar de klant.<br />

De klant van de handeling heeft de mogelijkheid om de ontvangen papieren facturen<br />

te <strong>be</strong>waren :<br />

- hetzij op papier;<br />

- hetzij digitaal door middel van <strong>be</strong>eldscanning.<br />

De administratie aanvaardt, bij wijze van voor<strong>be</strong>eld, volgende twee methodes voor<br />

het digitaliseren van de papieren facturen voor de elektronische archivering :<br />

- scanning van facturen met een geavanceerde elektronische handtekening;<br />

- scanning van facturen met een verzegelingsalgoritme.<br />

Er wordt verwezen naar de nummers 41 tot en met 58 van de aanschrijving 16/2008.<br />

b. De factuur is door de medecontractant of zijn outsourcer in naam en voor<br />

rekening van de leverancier of dienstverrichter (selfbilling) louter op<br />

papier opgemaakt.<br />

Indien de medecontractant (of zijn outsourcer) de factuur louter op papier opmaakt,<br />

heeft hij de mogelijkheid om de archivering van het origineel van die factuur te doen:


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1418<br />

- hetzij op papier;<br />

- hetzij digitaal door middel van <strong>be</strong>eldscanning.<br />

De administratie aanvaardt, bij wijze van voor<strong>be</strong>eld, volgende twee methodes voor<br />

het digitaliseren van de papieren facturen voor de elektronische archivering :<br />

- scannen van facturen met een geavanceerde elektronische handtekening;<br />

- scannen van facturen met een verzegelingsalgoritme.<br />

Indien in het kader van een overeenkomst tot selfbilling gebruik wordt gemaakt van<br />

de expliciete aanvaarding van de factuur op de afrekening zelf, dient het origineel<br />

van de afrekening door de medecontractant echter steeds op papier te worden<br />

<strong>be</strong>waard gedurende de volledige <strong>be</strong>waringstermijn. Gelet op het feit dat bij de keuze<br />

voor deze aanvaardingsmethode op de twee exemplaren van de afrekening verplicht<br />

de handtekening van de leverancier of dienstverrichter voorkomt, dient het voor de<br />

medecontractant <strong>be</strong>stemde exemplaar in zijn originele vorm te worden <strong>be</strong>waard.<br />

Indien een afzonderlijk aanvaardingsstuk of gelijkaardig handelsdocument wordt<br />

uitgereikt op papier, moet het papieren aanvaardingsstuk met handtekening<br />

gedurende de volledige <strong>be</strong>waringstermijn als zodanig worden <strong>be</strong>waard door de<br />

medecontractant.<br />

Er wordt verwezen naar de nummers 92 t.e.m. 102 van de aanschrijving 16/2008.<br />

c. De factuur is door de medecontractant of zijn outsourcer in naam en voor<br />

rekening van de leverancier of dienstverrichter (selfbilling) digitaal<br />

opgemaakt.<br />

Indien de medecontractant (of zijn outsourcer) de factuur die hij in naam en voor<br />

rekening van de leverancier of dienstverrichter uitreikt, digitaal opmaakt en op papier<br />

verzendt, dient hij het origineel overeenkomstig één van de volgende 3 methoden te<br />

<strong>be</strong>waren :<br />

- op papier met dien verstande dat bij deze wijze van archivering ook het digitaal<br />

<strong>be</strong>stand gedurende een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari<br />

van het jaar volgend op de datum van de factuur op een medium naar keuze<br />

moet worden gearchiveerd;<br />

- digitaal op een medium naar keuze waarbij de digitale factuurgegevens worden<br />

versleuteld met de geavanceerde elektronische handtekening van de klant van<br />

de handeling of van zijn outsourcer;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1419 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

- digitaal op een medium naar keuze waarbij de digitale factuurgegevens worden<br />

<strong>be</strong>veiligd door een verzegelingsalgoritme waarvan het resultaat bovendien<br />

voorkomt op het exemplaar (het dub<strong>be</strong>l) dat aan de leverancier of<br />

dienstverrichter werd uitgereikt.<br />

Er wordt verwezen naar de nummers 103 t.e.m. 112 van de aanschrijving 16/2008,<br />

inzonderheid wat <strong>be</strong>treft de expliciete procedure van aanvaarding inzake selfbilling.<br />

C. PLAATS VAN BEWARING VAN DE PAPIEREN FACTUREN.<br />

De administratie eist niet dat de papieren facturen worden <strong>be</strong>waard op het adres van<br />

het fiscale domicilie van de persoon die tot <strong>be</strong>waring ervan gehouden is. Ze dienen<br />

zich echter wel in een in België gevestigde inrichting van die persoon te <strong>be</strong>vinden.<br />

De elektronische archivering van de op papier verzonden en ontvangen facturen<br />

evenals hun dub<strong>be</strong>ls, die voldoet aan de wettelijke vereisten inzake authenticiteit van<br />

de herkomst en de integriteit van de inhoud van de facturen en de leesbaarheid ervan<br />

gedurende de volledige <strong>be</strong>waringstermijn (zie B), mag buiten België maar binnen de<br />

Europese Unie ge<strong>be</strong>uren op voorwaarde dat er vanuit België een effectieve en<br />

volledige on-line toegang <strong>be</strong>staat tot de digitale factuurgegevens. De <strong>be</strong>trokken<br />

ondernemingen dienen in dat geval voorafgaandelijk hun btw-controlekantoor<br />

schriftelijk in kennis te stellen van de precieze locatie van de gearchiveerde facturen<br />

alsmede van de naam en het adres van de onderneming die instaat voor die<br />

archivering.<br />

558. Afwijking.<br />

In de gevallen waarin het <strong>be</strong>waren van boeken of stukken aanleiding geeft tot<br />

ernstige moeilijkheden kan, door of vanwege de Minister van Financiën, aan<br />

personen of groepen van personen die zij vermelden, een kortere <strong>be</strong>waringstermijn of<br />

een afwijking op de verplichting inzake het <strong>be</strong>waren van de originele boeken,<br />

facturen en stukken worden toegestaan (Wetboek art. 60, § 4).<br />

Het inkorten van de <strong>be</strong>waringstermijn of een afwijking op de verplichting inzake het<br />

<strong>be</strong>waren van de originele boeken en stukken dient aan de administratie te worden<br />

gevraagd. De eventuele verleende machtigingen ontslaan de <strong>be</strong>langheb<strong>be</strong>nden echter<br />

niet van de verplichtingen die hen door andere wetgevingen zijn opgelegd.


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1420<br />

559. Bijzondere regel voor pas opgerichte gebouwen.<br />

Krachtens artikel 64, § 4, van het Wetboek moet de eigenaar (al dan niet <strong>be</strong>lastingplichtige)<br />

van een pas opgericht gebouw de plans en <strong>be</strong>stekken van dat gebouw,<br />

alsmede de facturen <strong>be</strong>treffende de bouw ervan <strong>be</strong>waren en dit gedurende vijf jaar te<br />

rekenen vanaf de datum van de <strong>be</strong>tekening van het kadastrale inkomen.<br />

560. Sancties.<br />

De overtredingen van de <strong>be</strong>waringsplicht worden <strong>be</strong>straft met een administratieve<br />

geldboete van 25 tot 2.500 EUR per overtreding (Wetboek, art. 70, § 4).<br />

II. Verplichting tot voorlegging ter inzage (Wetboek, art. 61, § 1 en<br />

art. 64, § 4).<br />

561. Algemene regels.<br />

Eenieder is gehouden de boeken, facturen en andere stukken, die hij overeenkomstig<br />

artikel 60, van het Wetboek moet <strong>be</strong>waren, op ieder verzoek van de ambtenaren van<br />

de administratie die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder haar<br />

<strong>be</strong>voegdheid heeft, zonder verplaatsing, ter inzage voor te leggen teneinde de juiste<br />

heffing van de <strong>be</strong>lasting in zijnen hoofde of in hoofde van derden te kunnen nagaan<br />

(Wetboek, art. 61, § 1, eerste lid).<br />

Het ter inzage voorleggen van de boeken, facturen en andere stukken overeenkomstig<br />

voorgaande alinea, ge<strong>be</strong>urt, wat de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2,<br />

van het Wetboek <strong>be</strong>treft, door de vertegenwoordiger aangeduid door de andere leden<br />

om in hun naam en voor hun rekening de rechten en de verplichtingen van die btweenheid<br />

uit te oefenen. De ambtenaren van de administratie die de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft, kunnen echter eisen dat het lid<br />

van de btw-eenheid zelf de voorlegging van de boeken, facturen en andere stukken<br />

die hem aan<strong>be</strong>langen verricht (Wetboek, art. 61, § 1, tweede lid).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1421 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

Wanneer de boeken, facturen en andere stukken door middel van een geïnformatiseerd<br />

systeem worden gehouden, opgemaakt, uitgereikt, ontvangen of <strong>be</strong>waard,<br />

heb<strong>be</strong>n die ambtenaren het recht zich de op informatiedragers geplaatste gegevens in<br />

een leesbare en verstaanbare vorm ter inzage te doen voorleggen. Deze ambtenaren<br />

kunnen eveneens degene, die gehouden is door de <strong>be</strong>waarplicht, verzoeken om in<br />

hun bijzijn en op zijn uitrusting kopies te maken onder de door hen gewenste vorm<br />

van het geheel of een deel van de voormelde gegevens, evenals om de informatica<strong>be</strong>werkingen<br />

te verrichten die nodig worden geacht om de juiste heffing van de<br />

<strong>be</strong>lasting na te gaan (Wetboek, art. 61, § 1, derde lid).<br />

Elke <strong>be</strong>lastingplichtige die de facturen die hij uitreikt of ontvangt <strong>be</strong>waart langs<br />

elektronische weg die in België een on-line toegang tot de gegevens waarborgt, en<br />

waarvan de plaats van <strong>be</strong>waring is gesitueerd in een andere Lidstaat, is met het oog<br />

op de controle gehouden aan de ambtenaren van de administratie die de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft, voor deze facturen een<br />

recht van toegang, downloading en gebruikneming langs elektronische weg te<br />

waarborgen (Wetboek, artikel 61, § 1, vierde lid).<br />

Wanneer zulks uit het oogpunt van de controle nodig is, kan de administratie die de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft voor de facturen<br />

opgesteld in een andere taal dan één van de nationale talen, een vertaling eisen in één<br />

van deze nationale talen van de facturen <strong>be</strong>treffende de leveringen van goederen en<br />

dienstverrichtingen die overeenkomstig de artikelen 15, 21 en 21bis in België<br />

plaatsvinden, alsmede van de facturen die worden ontvangen door de in België<br />

gevestigde <strong>be</strong>lastingplichtigen (Wetboek, artikel 61, § 1, vijfde lid).<br />

De hierboven <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>palingen zijn niet van toepassing op het Nationaal Instituut<br />

voor de Statistiek en op het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand<br />

ten aanzien van de in hun <strong>be</strong>zit zijnde individuele inlichtingen (Wetboek, art. 61, § 1,<br />

zevende lid).<br />

Opgemerkt dient bovendien dat de <strong>be</strong>lastingplichtige die krachtens artikel 22, § 1,<br />

van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 1 (z. nr. 447/3), gehouden is tot het uitreiken van een<br />

rekening of een ontvangst<strong>be</strong>wijs, op ieder verzoek van de ambtenaren, de dub<strong>be</strong>ls<br />

van de stukken die hij aan de klanten heeft uitgereikt, alsook de stukken die hij heeft<br />

laten drukken maar nog niet heeft gebruikt, ter inzage moet voorleggen. Hij moet<br />

eveneens kunnen aantonen welke <strong>be</strong>stemming hij heeft gegeven aan de stukken die<br />

hij van de drukker heeft ontvangen.<br />

562. (Opgeheven).


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1422<br />

563. Doel van de voorlegging.<br />

De voorlegging ter inzage moet de controleambtenaren in staat stellen :<br />

1° de juiste heffing van de <strong>be</strong>lasting na te gaan voor de handelingen waarbij de<br />

<strong>be</strong>trokkene partij is geweest;<br />

2° uit de vertoonde boeken, facturen en andere stukken de gegevens over te<br />

nemen die nuttig worden geacht voor de controle op de heffing van de<br />

<strong>be</strong>lasting met <strong>be</strong>trekking tot alle handelingen verricht door derden.<br />

564. Plaats van de voorlegging ter inzage.<br />

In principe moeten de boeken, facturen en andere stukken waarvan de voorlegging<br />

ter inzage wordt gevraagd, zonder verplaatsing, d.w.z. op de woonplaats of op de<br />

zetel van de <strong>be</strong>trokkene zelf, worden voorgelegd.<br />

De boekhouding van een onderneming moet zich, in de regel, op de zetel van die<br />

onderneming <strong>be</strong>vinden. Het is op die plaats dat de ambtenaren die <strong>be</strong>last zijn met de<br />

controle op de toepassing van de reglementering hun onderzoekingen verrichten en<br />

dat, overeenkomstig de wet, het mededelen van de boeken, facturen en andere<br />

stukken zonder verplaatsing moet ge<strong>be</strong>uren.<br />

De voorlegging op het controlekantoor kan dus niet worden gevorderd en de boeken<br />

en stukken kunnen niet worden meegenomen voor nazicht op het controlekantoor (z.<br />

daarentegen nr. 570 <strong>be</strong>treffende het recht tot het <strong>be</strong>houden van boeken en stukken).<br />

Het teruggaafregister (z. nr. 550) echter moet, krachtens artikel 4, § 2, van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 4, worden voorgelegd op het controlekantoor waaronder de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon ressorteert, wanneer het<br />

hoofd van dit kantoor erom verzoekt. Wanneer de uitgereikte creditnota's ingeschreven<br />

zijn in het boek voor uitgaande facturen, moet ook dat boek op verzoek van<br />

dat hoofd op het kantoor worden voorgelegd.<br />

Indien de administratie om de voorlegging verzoekt op het fiscaal domicilie van de<br />

persoon die gehouden is tot de <strong>be</strong>waring van de facturen en gelijkaardige interne<br />

documenten moeten deze dan ook op dat adres worden voorgelegd, ongeacht de<br />

plaats waar ze worden <strong>be</strong>waard. Hetzelfde geldt voor de facturen die digitaal worden<br />

<strong>be</strong>waard of waartoe een effectieve en volledige on-line toegang <strong>be</strong>staat, indien deze<br />

facturen worden <strong>be</strong>waard in een andere Lidstaat van de Europese Unie.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1423 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

Indien de facturen worden <strong>be</strong>waard door een derde, kan van de controlerende<br />

ambtenaar niet worden geëist dat hij zich naar het adres van de derde <strong>be</strong>geeft voor<br />

nazicht van die facturen.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in artikel 50, § 1, eerste lid, 3°, die geen aansprakelijke<br />

vertegenwoordiger heeft laten erkennen, evenals de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 50, § 3, die niet in België gevestigd is, moeten aan de administratie<br />

die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft een adres<br />

in België kenbaar maken waar de boeken en stukken op ieder verzoek van de<br />

ambtenaren van die administratie zullen worden medegedeeld (Wetboek art. 61 § 1,<br />

6 de lid).<br />

Het ter inzage voorleggen van de boeken, facturen en andere stukken van de btweenheid<br />

in de zin van artikel 4, § 2, vindt in principe plaats op het domicilie of op de<br />

zetel van de vertegenwoordiger van die btw-eenheid. Op uitdrukkelijk verzoek van<br />

de ambtenaren van de administratie die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde<br />

onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft, kan de voorlegging van deze documenten die het lid<br />

van de btw-eenheid aan<strong>be</strong>langen plaatsvinden op het domicilie of op de zetel van dat<br />

lid.<br />

565. Bijzondere regel voor pas opgerichte gebouwen.<br />

De eigenaar van een pas opgericht gebouw moet de plans en <strong>be</strong>stekken van dat<br />

gebouw, alsmede de facturen <strong>be</strong>treffende de bouw ervan, ter inzage voorleggen op<br />

ieder verzoek van de ambtenaren die <strong>be</strong>last zijn met de controle op de heffing van de<br />

btw. Wanneer die voorlegging ter inzage niet plaatsvindt, wordt de <strong>be</strong>lasting,<br />

<strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs, geacht niet te zijn voldaan voor de dienstverrichtingen<br />

waarvoor geen facturen worden voorgelegd (Wetboek, art. 64, § 4).<br />

566. Termijn van voorlegging.<br />

De termijn waarin de voorlegging ter inzage kan worden gevorderd, is niet <strong>be</strong>paald,<br />

maar valt in de praktijk samen met de periode van <strong>be</strong>waring (in principe zeven jaar)<br />

(z. nr. 557).


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1424<br />

567. Sancties.<br />

De overtredingen van de verplichting tot de voorlegging ter inzage worden <strong>be</strong>straft<br />

met een administratieve geldboete van 25 tot 2.500 EUR (Wetboek, art. 70, § 4).<br />

III. Verschaffen van inlichtingen (Wetboek art. 62).<br />

568. Schriftelijke of mondelinge inlichtingen.<br />

Krachtens artikel 62, § 1, van het Wetboek, is eenieder gehouden, <strong>be</strong>lastingplichtige,<br />

niet-<strong>be</strong>lastingplichtige of lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4,<br />

§ 2, van het Wetboek, schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting of niet, op ieder verzoek van de<br />

ambtenaren van de administratie die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder<br />

haar <strong>be</strong>voegdheid heeft, mondeling of schriftelijk alle inlichtingen te verschaffen die<br />

hem gevraagd worden, teneinde de juiste heffing van de <strong>be</strong>lasting in zijnen hoofde of<br />

in hoofde van derden na te gaan.<br />

Iedere <strong>be</strong>lastingplichtige of lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van<br />

het Wetboek, eigenaar of houder van een zakelijk recht op een voor hypotheek<br />

vatbaar goed, is, krachtens artikel 62, § 2, van het Wetboek, gehouden op verzoek<br />

van de notaris die <strong>be</strong>last is met het opmaken van de akte houdende de vervreemding<br />

of hypotheekstelling <strong>be</strong>treffende dat goed, aan deze laatste zijn hoedanigheid van<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige of lid van een btw-eenheid kenbaar te maken. Deze stof wordt<br />

<strong>be</strong>handeld in hoofdstuk XVIII (z. 640/3, e.v.).<br />

De inlichtingen moeten niet noodzakelijk, op het domicilie of op de zetel van de<br />

<strong>be</strong>trokkene worden ingewonnen. Zo de ambtenaar niet gemachtigd is de voorlegging<br />

ter inzage van stukken of boeken op zijn kantoor te eisen (z. nr. 564), mag hij<br />

daarentegen, wanneer de omstandigheden het rechtvaardigen, de <strong>be</strong>trokkene<br />

uitnodigen om mondelinge inlichtingen te verschaffen op zijn kantoor.<br />

568/2. Inlichtingen die gevraagd kunnen worden.<br />

Alle inlichtingen die gevraagd worden om de voldoening van de door de ondervraagde<br />

of door anderen verschuldigde <strong>be</strong>lasting na te gaan, moeten, mondeling of<br />

schriftelijk, worden verschaft.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1425 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

De controleambtenaren dienen er zich echter van te onthouden inlichtingen met een<br />

te algemene draagwijdte of inlichtingen die voor de ondervraagde buitensporig veel<br />

werk meebrengen of die de controleambtenaar zelf in de boekhouding kan vinden, te<br />

vragen.<br />

568/3. Termijn voor het verschaffen van de gevraagde inlichtingen.<br />

Artikel 62, § 1, van het Wetboek voorziet niet in een termijn waarbinnen de<br />

gevraagde inlichtingen dienen te worden verstrekt. Logischerwijze kan men stellen<br />

dat de ambtenaar een redelijke termijn moet toestaan.<br />

Voor het <strong>be</strong>palen van deze redelijke termijn moet rekening worden gehouden met<br />

alle factoren en omstandigheden van elk geval afzonderlijk, waarbij geciteerd kunnen<br />

worden : de aard en de omvang van de gevraagde inlichtingen, de administratieve en<br />

boekhoudkundige organisatie van de <strong>be</strong>trokkene en de vrijwaring van de <strong>be</strong>langen<br />

van de Schatkist.<br />

569. Sancties.<br />

De overtredingen van de verplichting tot het verschaffen van inlichtingen worden<br />

<strong>be</strong>straft met een administratieve geldboete van 25 tot 2.500 EUR per overtreding<br />

(Wetboek, art. 70, § 4). Het <strong>be</strong>drag van deze boete is vastgesteld door het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 44 van 21 okto<strong>be</strong>r 1993 (z. Eerste afdeling - Algemene verplichtingen).<br />

IV. Bijzondere regels inzake de verplichting tot het voorleggen ter inzage<br />

en het verschaffen van inlichtingen (Wetboek, art. 62bis).<br />

569/2. Bijzondere machtiging.<br />

In afwijking van de artikelen 61, § 1, en 62, § 1, mogen de ambtenaren van de<br />

administratie die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder haar <strong>be</strong>voegdheid<br />

heeft, teneinde de juiste toepassing van de <strong>be</strong>lasting in hoofde van derden na te gaan,<br />

de voorlegging van andere dan in artikel 60, § 1, eerste lid <strong>be</strong>doelde boeken en


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1426<br />

stukken alsmede het verstrekken van inlichtingen door de Bank van de Post, de<br />

bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen slechts vorderen wanneer zij op grond<br />

van een machtiging van de door de Minister van Financiën daartoe aangewezen<br />

ambtenaar optreden.<br />

Artikel 1 van het ministerieel <strong>be</strong>sluit van 29 augustus 2006, gepubliceerd in het<br />

Belgisch Staatsblad van 5 septem<strong>be</strong>r 2006, duidt als ambtenaar <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 62bis, van het Wetboek, de directeur van de dienst aan die, naargelang het<br />

geval <strong>be</strong>voegd is voor het nazicht van de juiste toepassing van de <strong>be</strong>lasting of voor<br />

de invordering van de <strong>be</strong>lasting.<br />

Deze bijzondere machtiging wordt slechts verleend voor een wel<strong>be</strong>paalde controle en<br />

aan een met naam aangeduide ambtenaar. Bovendien moeten, in principe, alle andere<br />

wettelijke middelen voor het <strong>be</strong>komen van de gewenste inlichtingen of informatie<br />

uitgeput zijn.<br />

De navolgende ta<strong>be</strong>l vat de situaties samen in welke de hogervermelde machtiging al<br />

dan niet is vereist, teneinde op wettige wijze de voorlegging van boeken en stukken,<br />

die volgens artikel 60 van het Wetboek moeten <strong>be</strong>waard worden of het verstrekken<br />

van inlichtingen te kunnen eisen van de Bank van de Post, de bank-, wissel-, krediet-<br />

en spaarinstellingen.<br />

Nagaan van de juiste toepassing<br />

van de <strong>be</strong>lasting<br />

1. in hoofde van de<br />

hoger <strong>be</strong>doelde<br />

instellingen<br />

(1 februari 2012)<br />

Voorleggen van boeken en stukken die<br />

overeenkomstig artikel 60 van het<br />

Wetboek moeten worden <strong>be</strong>waard<br />

Boeken en stukken<br />

waarvan het<br />

houden, het<br />

opmaken of het<br />

uitreiken zijn voorgeschreven<br />

door de<br />

btw-wetgeving<br />

(art. 60, § 1, 1 ste lid<br />

van het Wetboek)<br />

Andere boeken en<br />

stukken met <strong>be</strong>trekking<br />

tot de uitgeoefende<br />

werkzaamheid<br />

(art. 60, § 1, 2 de lid<br />

van het Wetboek).<br />

Het verstrekken<br />

van inlichtingen<br />

- - -<br />

2. in hoofde van derden - machtiging vereist machtiging vereist


569/3. Sancties.<br />

(1 februari 2012)<br />

1427 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

De overtredingen inzake de verplichting tot voorlegging ter inzage en tot het<br />

verschaffen van inlichtingen, worden <strong>be</strong>straft met een administratieve geldboete van<br />

25 tot 2.500 EUR per overtreding (Wetboek, art. 70, § 4). Het <strong>be</strong>drag van deze boete<br />

is vastgesteld door het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 44, van 21 okto<strong>be</strong>r 1993 (z. Eerste<br />

afdeling - Algemene verplichtingen - XVI).<br />

V. Inhouden van boeken of stukken door de controleambtenaren<br />

(Wetboek, art. 61, § 2).<br />

570. Bevoegdheid van de controleambtenaren.<br />

Krachtens artikel 61, § 2, eerste lid, van het Wetboek, heb<strong>be</strong>n de ambtenaren van de<br />

administratie die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder haar <strong>be</strong>voegdheid<br />

heeft, het recht de boeken, facturen en andere stukken die overeenkomstig artikel 60<br />

moeten worden <strong>be</strong>waard (z. nr. 556), alsmede de door hen opgevraagde kopies van<br />

het geheel of een deel van de op informatiedragers geplaatste gegevens met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de boeken, facturen en andere stukken die door middel van een<br />

geïnformatiseerd systeem worden gehouden, opgemaakt, uitgereikt, ontvangen of<br />

<strong>be</strong>waard (z. Wetboek, art. 61, § 1, tweede lid), tegen afgifte van een ontvangst<strong>be</strong>wijs<br />

te <strong>be</strong>houden, telkens wanneer zij menen dat de boeken, stukken of kopies de<br />

verschuldigdheid van een <strong>be</strong>lasting of een geldboete in hoofde van de <strong>be</strong>trokkene of<br />

van derden aantonen of ertoe bijdragen die aan te tonen.<br />

Dat recht <strong>be</strong>staat niet ten aanzien van de boeken die niet zijn afgesloten. Wanneer die<br />

boeken door middel van een geïnformatiseerd systeem worden <strong>be</strong>waard, heb<strong>be</strong>n de<br />

ambtenaren het recht zich kopies van die boeken te doen overhandigen onder de door<br />

hen gewenste vorm (z. Wetboek, art. 61, § 2, tweede lid).<br />

Tenslotte moet, voor de uitoefening van dit recht, de ambtenaar een ontvangst<strong>be</strong>wijs<br />

uitreiken waarop, naargelang het geval, de <strong>be</strong>houden boeken, stukken en kopies<br />

worden geïnventariseerd.


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1428<br />

571. Draagwijdte.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 2. - Controle van het vervoer van goederen<br />

(Wetboek, art. 63, vierde lid).<br />

Artikel 63, vierde lid, van het Wetboek, <strong>be</strong>paalt dat de ambtenaren die <strong>be</strong>voegd zijn<br />

om de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde te controleren en die<br />

in het <strong>be</strong>zit zijn van hun aanstellings<strong>be</strong>wijs, op elk tijdstip en zonder voorafgaande<br />

verwittiging, alle vervoermiddelen mogen tegenhouden en onderzoeken, met<br />

in<strong>be</strong>grip van de containers die gebruikt of vermoedelijk gebruikt worden om in dit<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde handelingen te verrichten, teneinde de vervoerde goederen,<br />

boeken en stukken te onderzoeken.<br />

Deze controle heeft dus <strong>be</strong>trekking op alle vervoerde goederen, meer <strong>be</strong>paald op de<br />

over de weg vervoerde goederen, al dan niet vergezeld gaande van handelsdocumenten<br />

of van door andere reglementeringen opgelegde documenten.<br />

Het controlerecht van de voormelde ambtenaren <strong>be</strong>treft evenzeer de vervoerde<br />

goederen als de vervoerde boeken en stukken, in<strong>be</strong>grepen deze die zich in de<br />

<strong>be</strong>stuurdersruimte zouden <strong>be</strong>vinden.<br />

572 tot 576. (Opgeheven).<br />

577. Ambtenaren <strong>be</strong>voegd om het goederenvervoer te controleren.<br />

Iedere ambtenaar die <strong>be</strong>voegd is om de toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde te controleren en die in het <strong>be</strong>zit is van zijn aanstellings<strong>be</strong>wijs<br />

mag overgaan tot dergelijke controles. Zijn <strong>be</strong>oogd de ambtenaren van de administratie<br />

die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft<br />

en de ambtenaren van de administratie der douane en accijnzen (Wetboek, art. 63bis<br />

en art. 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 11).<br />

Bovendien moet worden opgemerkt dat enkel de ambtenaren in uniform van<br />

laatstgenoemde administratie <strong>be</strong>voegd zijn om een voertuig, dat op de openbare weg<br />

rijdt, te verzoeken te stoppen.


578 tot 579. (Opgeheven).<br />

580. Sancties.<br />

(1 februari 2012)<br />

1429 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

Iedere weigering om zich te onderwerpen aan de controle <strong>be</strong>oogd in artikel 63,<br />

vierde lid, (z. nr. 571) wordt gestraft met een boete van 25 tot 2.500 EUR per<br />

overtreding (Wetboek, art. 70, § 4). Het <strong>be</strong>drag van deze boete is vastgesteld door het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 44, van 21 okto<strong>be</strong>r 1993 (z. Eerste afdeling - Algemene<br />

verplichtingen - XVI).<br />

581. (Opgeheven).<br />

Afdeling 3. - Bezoekrecht<br />

(Wetboek, art. 63, eerste, tweede en derde lid).<br />

582. Toegang tot ruimten waar de activiteit wordt uitgeoefend.<br />

Op grond van artikel 63, eerste lid, van het Wetboek moet eenieder die een<br />

economische activiteit uitoefent aan ambtenaren, die <strong>be</strong>voegd zijn om de toepassing<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde te controleren, de vrije toegang<br />

verlenen tot de ruimten waar de activiteit wordt uitgeoefend.<br />

582/2. Bedoelde ruimten.<br />

Artikel 63, tweede lid, van het Wetboek <strong>be</strong>paalt dat als ruimten waar een activiteit<br />

wordt uitgeoefend inzonderheid moeten worden <strong>be</strong>schouwd de burelen, de fabrieken,<br />

de werkplaatsen, de opslagplaatsen, de <strong>be</strong>rgplaatsen, de garages, alsmede de als<br />

fabriek, werkplaats of opslagplaats gebruikte terreinen.


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1430<br />

582/3. Toegang tot andere plaatsen.<br />

Alle ruimten waar een economische activiteit wordt uitgeoefend worden <strong>be</strong>oogd.<br />

Artikel 63, derde lid, van het Wetboek laat de ambtenaren die <strong>be</strong>voegd zijn om de<br />

toepassing van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde te controleren, toe, vrij<br />

binnen te treden in alle gebouwen, werkplaatsen, inrichtingen, lokalen of andere<br />

plaatsen die niet in het vorige lid van dit artikel (z. nr. 582/2) zijn <strong>be</strong>doeld en waar in<br />

dit Wetboek <strong>be</strong>doelde handelingen worden verricht of vermoedelijk worden verricht.<br />

Deze <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>oogt vooral de lokalen of plaatsen waar een activiteit tijdelijk wordt<br />

uitgeoefend. Men denkt hier inzonderheid aan de bouwwerven.<br />

582/4. Modaliteiten van het <strong>be</strong>zoekrecht.<br />

Het recht op toegang mag op elk tijdstip en zonder voorafgaande verwittiging<br />

worden uitgeoefend door de ambtenaren die in het <strong>be</strong>zit zijn van hun aanstellings<strong>be</strong>wijs.<br />

582/5. Beperkingen van het <strong>be</strong>zoekrecht.<br />

Het <strong>be</strong>zoekrecht tot particuliere woningen of <strong>be</strong>woonde lokalen mag slechts worden<br />

uitgeoefend tussen vijf uur 's morgens en negen uur 's avonds en uitsluitend met de<br />

machtiging van de politierechter.<br />

582/6. Doel van het <strong>be</strong>zoekrecht.<br />

De ambtenaren heb<strong>be</strong>n toegang tot de hiervoor <strong>be</strong>doelde ruimten (z. nrs. 582/2 en<br />

582/3) teneinde hen in staat te stellen :<br />

1° alle boeken en stukken te onderzoeken die zich aldaar <strong>be</strong>vinden;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1431 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

2° door middel van de gebruikte uitrusting en met de bijstand van de <strong>be</strong>trokkene<br />

de <strong>be</strong>trouwbaarheid na te gaan van de geïnformatiseerde inlichtingen, gegevens<br />

en <strong>be</strong>werkingen, door onder meer de voorlegging ter inzage te vorderen van<br />

stukken die in het bijzonder zijn opgesteld om de op informatiedragers<br />

geplaatste gegevens om te zetten in een leesbare en verstaanbare vorm;<br />

3° de aard en de <strong>be</strong>langrijkheid vast te stellen van de aldaar uitgeoefende<br />

werkzaamheid en van het daarvoor aangestelde personeel, alsook van de aldaar<br />

aanwezige koopwaren en goederen, met in<strong>be</strong>grip van de produktie- en vervoermiddelen.<br />

Het <strong>be</strong>zoekrecht laat de ambtenaren dus toe toegang te heb<strong>be</strong>n tot hoger <strong>be</strong>doelde<br />

ruimten (z. nr. 582/2 en 582/3), om er controles en opzoekingen te verrichten.<br />

583. Sancties.<br />

Elke overtreding van de <strong>be</strong>palingen van artikel 63 van het Wetboek wordt <strong>be</strong>straft<br />

met een boete van 25 tot 2.500 EUR per overtreding (Wetboek, art. 70, § 4). Het<br />

<strong>be</strong>drag van deze boete is vastgesteld door het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 44, van<br />

21 okto<strong>be</strong>r 1993 (z. Eerste afdeling - Algemene verplichtingen - XVI).<br />

Afdeling 4. - Ambtenaren <strong>be</strong>last met controle.<br />

583/2. Bevoegdheden toegekend aan ambtenaren van andere administraties.<br />

De controle<strong>be</strong>voegdheden worden, in principe, uitgeoefend door de ambtenaren van<br />

de administratie die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder haar <strong>be</strong>voegdheid<br />

heeft.<br />

Overeenkomstig artikel 63bis, eerste lid, van het Wetboek <strong>be</strong>schikken de met de<br />

invordering <strong>be</strong>laste ambtenaren met het oog op het opstellen van de vermogenstoestand<br />

van de schuldenaar over al de <strong>be</strong>voegdheden <strong>be</strong>doeld in de artikelen 61, 62,<br />

§ 1, 62bis en 63, van het Wetboek om de invordering van de <strong>be</strong>lasting, de interesten,<br />

de fiscale geldboeten en de kosten te verzekeren.


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1432<br />

Artikel 63bis, tweede lid, van het Wetboek, kent bovendien diezelfde <strong>be</strong>voegdheden<br />

toe aan ambtenaren van andere fiscale administraties. De Koning duidt deze administraties<br />

en, wanneer hij het nodig acht, de ambtenaren aan.<br />

Derhalve kunnen de <strong>be</strong>voegdheden inzake de verplichting tot voorlegging ter inzage<br />

van boeken en stukken (z. nrs. 561 tot 567), tot het verschaffen van inlichtingen<br />

(z. nrs. 568 tot 569), het recht tot het <strong>be</strong>houden van boeken en stukken (z. nrs. 570),<br />

de controle van het goederenvervoer (z. nrs. 571 tot 580) en het <strong>be</strong>zoekrecht (z. nrs.<br />

582 tot 583) ook door de ambtenaren van de administratie der douane en accijnzen<br />

worden uitgeoefend (Wetboek, art. 63bis en art. 1 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 11).<br />

Bovendien mogen ook de ambtenaren van de administratie die de directe <strong>be</strong>lastingen<br />

onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft de voorlegging ter inzage vorderen van het btwregister<br />

van de motorvoertuigen (z. nr. 461/2).<br />

584. Draagwijdte.<br />

Afdeling 5. - Aangifte in te dienen door de eigenaar van een pas<br />

opgericht gebouw (Wetboek, art. 64, § 4, laatste lid).<br />

Artikel 36, § 1, b, van het Wetboek, <strong>be</strong>paalt dat de maatstaf van heffing niet lager<br />

mag zijn dan de normale waarde ten aanzien van werk in onroerende staat dat<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op op te richten gebouwen (z. nr. 135).<br />

Om de toepassing van deze <strong>be</strong>paling veilig te stellen, legt artikel 64, § 4, laatste lid,<br />

van het Wetboek aan de eigenaar van een pas opgericht gebouw de verplichting op,<br />

uiterlijk binnen drie maand vanaf de datum van <strong>be</strong>tekening van het kadastrale<br />

inkomen, bij het hoofd van het controlekantoor in wiens ambtsgebied het gebouw is<br />

gelegen, een omstandige opgave in te dienen van de voor het bouwen ontvangen<br />

facturen.<br />

Elke overtreding wordt gestraft met een geldboete van 25 EUR tot 2.500 EUR<br />

(Wetboek, art. 70, § 4).<br />

(1 februari 2012)


585. (Opgeheven).<br />

586. Verwijzing.<br />

(1 februari 2012)<br />

1433 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

Afdeling 6. - Verwerving van automobielen.<br />

Afdeling 7. - Bijzondere regeling voor de voldoening van<br />

de btw ten aanzien van vlees van slachtdieren.<br />

Om de voldoening van de btw ten aanzien van vlees van slachtdieren te verzekeren,<br />

werd een bijzondere regeling uitgewerkt met het doel de leveringen van vlees vanaf<br />

de slachting op te volgen.<br />

Deze bijzondere regeling maakt het voorwerp uit van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 27<br />

van 26 juni l973 en wordt uitvoerig toegelicht in de aanschrijvingen nrs. 24/1973,<br />

3/1974 en 23/1981.<br />

Dat koninklijk <strong>be</strong>sluit regelt :<br />

1° de telling van de geslachte dieren;<br />

2° de weging van het vlees voortkomend van <strong>be</strong>paalde, in het slachthuis geslachte<br />

dieren.<br />

3° het opmaken, per eigenaar, van een jaarlijkse opgave per eigenaar, van het<br />

aantal geslachte dieren van iedere soort en met vermelding van het slachtgewicht,<br />

zo het gaat om dieren die moeten worden gewogen.


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1434<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 8. - Aan alle <strong>be</strong>lastingen gemene <strong>be</strong>palingen<br />

(Wetboek, art. 93quaterdecies).<br />

586/2. Verplichting tot mededeling van inlichtingen door de <strong>be</strong>stuursdiensten en<br />

openbare organismen aan de <strong>be</strong>lasting<strong>be</strong>sturen van de Staat.<br />

Luidens artikel 93quaterdecies, § 1, eerste lid, van het Wetboek zijn de <strong>be</strong>stuursdiensten<br />

van de Staat, met in<strong>be</strong>grip van de parketten en de griffies der hoven en<br />

rechtbanken, de <strong>be</strong>sturen van de Gemeenschappen en de Gewesten van de Belgische<br />

Staat, de provinciën, de agglomeraties en de gemeenten, evenals de openbare<br />

organismen en instellingen, wanneer ze daartoe aangezocht zijn door een ambtenaar<br />

van één der rijks<strong>be</strong>sturen <strong>be</strong>last met de aanslag in, of de invordering van de<br />

<strong>be</strong>lastingen, gehouden hem alle in hun <strong>be</strong>zit zijnde inlichtingen te verstrekken, hem,<br />

zonder verplaatsing, van alle in hun <strong>be</strong>zit zijnde akten, stukken, registers en om<br />

't even welke <strong>be</strong>scheiden inzage te verlenen en hem alle inlichtingen, afschriften of<br />

uittreksels te laten nemen welke <strong>be</strong>doelde ambtenaar ter verzekering van de aanslag<br />

in of de heffing van de door de Staat geheven <strong>be</strong>lastingen nodig acht.<br />

Onder openbare organismen moet worden verstaan de instellingen, maatschappijen,<br />

verenigingen, inrichtingen en diensten welke de Staat, de Gemeenschappen of de<br />

Gewesten van de Belgische Staat mede<strong>be</strong>heren, waaraan de Staat, de Gemeenschappen<br />

of de Gewesten van de Belgische Staat een waarborg verstrekken, op de<br />

<strong>be</strong>drijvigheid waarvan de Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten van de<br />

Belgische Staat toezicht uitoefenen of waarvan het <strong>be</strong>stuurspersoneel aangewezen<br />

wordt door de Federale Regering of een gemeenschaps- of gewestregering, op haar<br />

voordracht of met haar goedkeuring (Wetboek, art. 93quater-decies, § 1, tweede lid).<br />

586/3. Uitzonderingen.<br />

Van de akten, stukken, registers en <strong>be</strong>scheiden of inlichtingen in verband met<br />

gerechtelijke procedures, mag geen inzage worden verleend zonder uitdrukkelijke<br />

toelating van de federale procureur, de procureur-generaal of de auditeur-generaal<br />

(Wetboek, art. 93quaterdecies, § 1, derde lid).<br />

Bovendien zijn de <strong>be</strong>palingen van artikel 93quaterdecies, § 1, van het Wetboek, niet<br />

van toepassing op de kredietinstellingen, de Bank van de Post en het Nationaal<br />

Instituut voor de Statistiek (Wetboek, art. 93quaterdecies, § 1, laatste lid).


(1 februari 2012)<br />

1435 "HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen"<br />

Ten aanzien van de kredietinstellingen en de Bank van de Post wordt de aandacht<br />

evenwel gevestigd op de eventuele toepassing van de <strong>be</strong>palingen van artikel 62bis<br />

van het Wetboek (z. nrs. 569/2).<br />

586/4. Gebruik van inlichtingen met het oog op het opsporen van verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lastingen.<br />

Overeenkomstig artikel 93quaterdecies, § 2, eerste lid, van het Wetboek kunnen door<br />

de Staat alle inlichtingen, stukken, processen-verbaal of akten door een ambtenaar<br />

van de Federale Overheidsdienst Financiën ontdekt of <strong>be</strong>komen in het uitoefenen van<br />

zijn functie, hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van de onder nummer 586/2<br />

aangeduide diensten worden ingeroepen voor het opsporen van elke krachtens de<br />

<strong>be</strong>lastingwetten verschuldigde som.<br />

Desondanks kan het aanbieden tot registratie van de processen-verbaal en van de<br />

verslagen over expertises <strong>be</strong>treffende gerechtelijke procedures, het <strong>be</strong>stuur dan alleen<br />

toelaten die akten in te roepen mits het daartoe toelating heeft <strong>be</strong>komen van de<br />

federale procureur, de procureur-generaal of de auditeur-generaal (Wetboek,<br />

art. 93quaterdecies, § 2, laatste lid).<br />

586/5. Navorsingsrecht van de ambtenaren van een <strong>be</strong>lasting<strong>be</strong>stuur van de Staat.<br />

Luidens artikel 93quaterdecies, § 3, van het Wetboek, zijn alle administraties die<br />

ressorteren onder de Federale Overheidsdienst Financiën gehouden alle in hun <strong>be</strong>zit<br />

zijnde toereikende, ter zake dienende en niet overmatige inlichtingen ter <strong>be</strong>schikking<br />

te stellen aan alle ambtenaren van deze overheidsdienst, voorzover die ambtenaren<br />

regelmatig <strong>be</strong>last zijn met de vestiging of de invordering van de <strong>be</strong>lastingen, en<br />

voorzover die gegevens bijdragen tot de vervulling van de opdracht van die<br />

ambtenaren tot de vestiging of de invordering van eender welke door de Staat<br />

geheven <strong>be</strong>lasting.<br />

Elke ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Financiën, die regelmatig werd<br />

<strong>be</strong>last met een controle- of onderzoeksopdracht, is van rechtswege gemachtigd alle<br />

toereikende, ter zake dienende en niet overmatige inlichtingen te vragen, op te<br />

zoeken of in te zamelen die bijdragen tot de vestiging of de invordering van eender<br />

welke, andere, door de Staat geheven <strong>be</strong>lasting.


"HOOFDSTUK XV : Controlemaatregelen" 1436<br />

(1 februari 2012)


587. Opsomming.<br />

(1 februari 2012)<br />

1437 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

HOOFDSTUK XVI<br />

BEWIJSMIDDELEN<br />

Het Btw-Wetboek houdt verscheidene <strong>be</strong>palingen in die de administratie in staat<br />

stellen de verschuldigdheid van de btw aan te tonen. Deze <strong>be</strong>palingen <strong>be</strong>treffen:<br />

1° de <strong>be</strong>wijsmiddelen van het gemeen recht (z. nrs. 588 en 589);<br />

2° de processen-verbaal (z. nrs. 590 tot 595);<br />

3° de deskundige schatting (z. nrs. 596 tot 599);<br />

4° de wettelijke vermoedens (z. nrs. 600 tot 608);<br />

5° de ambtelijke aanslag (z. nrs. 609 tot 619).<br />

588. Tekstontleding.<br />

Eerste afdeling. - De <strong>be</strong>wijsmiddelen van het gemeen recht<br />

en de processen-verbaal van de controleambtenaren<br />

(Wetboek, art. 59, § 1).<br />

Artikel 59, § 1, van het Btw-Wetboek vermeldt niet alleen de feiten die door de<br />

administratie kunnen worden <strong>be</strong>wezen maar tevens de <strong>be</strong>wijsmiddelen waarover zij<br />

<strong>be</strong>schikt.


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1438<br />

Krachtens dat artikel kan de administratie immers volgens de regelen en door alle<br />

middelen van het gemeen recht, uitgezonderd de eed, en daarenboven door de<br />

processen-verbaal van de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën,<br />

het <strong>be</strong>wijs leveren van:<br />

1° elke overtreding van de <strong>be</strong>palingen van het Wetboek of van de ter uitvoering<br />

ervan genomen <strong>be</strong>sluiten;<br />

2° elk feit dat de verschuldigdheid van de <strong>be</strong>lasting of van een geldboete aantoont;<br />

3° elk feit dat bijdraagt tot het aantonen van de verschuldigdheid van de <strong>be</strong>lasting<br />

of van een geldboete.<br />

A. Bewijsmiddelen van het gemeen recht.<br />

589. Voornaamste <strong>be</strong>wijsmiddelen.<br />

Onder de voornaamste <strong>be</strong>wijsmiddelen van het gemeen recht kunnen worden<br />

aangehaald:<br />

1° het schriftelijk <strong>be</strong>wijs, zoals de schriftelijke <strong>be</strong>kentenis van een overtreding<br />

door een <strong>be</strong>lastingplichtige, of het door een invoerder ondertekend<br />

invoerdocument waarin hij zich verbindt tot het <strong>be</strong>talen van de <strong>be</strong>lasting en<br />

geldboeten zo hij <strong>be</strong>paalde opgelegde voorwaarden niet naleeft;<br />

2° het <strong>be</strong>wijs door getuigen;<br />

3° het <strong>be</strong>wijs door vermoedens, dat vooral wordt toegepast om door vergelijking,<br />

b.v. tussen de in- en verkopen, aan te tonen dat <strong>be</strong>lastbare handelingen werden<br />

gesteld zonder voldoening van de <strong>be</strong>lasting; ook een administratief rapport kan<br />

door de rechter als <strong>be</strong>wijskrachtig worden aangenomen, hoewel het natuurlijk<br />

niet geldt tot <strong>be</strong>wijs van het tegendeel, zoals een proces-verbaal. Zo kan de<br />

administratie zich, als een <strong>be</strong>wijs door vermoedens, <strong>be</strong>roepen op de forfaitaire<br />

aanslag, vastgesteld op het stuk van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen, om de btw te<br />

eisen over het verschil tussen het <strong>be</strong>drag van de ontvangsten die voortspruiten<br />

uit deze forfaitaire aanslag en het <strong>be</strong>drag van de ontvangsten die voor de btw<br />

werden aangegeven.<br />

(1 februari 2012)


4° de <strong>be</strong>kentenis, zelfs mondeling.<br />

De eed is formeel uitgesloten.<br />

(1 februari 2012)<br />

1439 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

B. Processen-verbaal van ambtenaren van de Federale Overheidsdienst<br />

Financiën.<br />

590. Definitie.<br />

Het proces-verbaal is een akte waarin een ambtenaar van de Federale Overheidsdienst<br />

Financiën inzonderheid zijn <strong>be</strong>naarstigingen, zijn opzoekingen, de verkregen<br />

inlichtingen, de materiële vaststellingen van <strong>be</strong>paalde feiten en de aan hem afgelegde<br />

verklaringen optekent.<br />

591. Bevoegde ambtenaren.<br />

Alle ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën die de eed van het<br />

Rijkspersoneel heb<strong>be</strong>n afgelegd, zijn <strong>be</strong>voegd proces-verbaal op te maken.<br />

De in disponibiliteit gestelde, ontslagen, geschorste of uit het ambt ontheven<br />

ambtenaren heb<strong>be</strong>n het recht verloren om de onregelmatigheden of feiten, die ze<br />

heb<strong>be</strong>n ontdekt terwijl ze hun functie uitoefenden, in processen-verbaal vast te<br />

leggen. Zo die onregelmatigheden of feiten niet ten gepaste tijde het voorwerp van<br />

een proces-verbaal heb<strong>be</strong>n uitgemaakt, zou het <strong>be</strong>wijs ervan voor het gerecht<br />

eventueel slechts geleverd kunnen worden door middel van de getuigenis van de<br />

<strong>be</strong>trokken ambtenaar.<br />

592. Nut van het proces-verbaal.<br />

Een proces-verbaal moet worden opgemaakt niet alleen wanneer een overtreding<br />

werd vastgesteld maar ook wanneer het onderzoek feiten heeft aan het licht gebracht<br />

die, inzonderheid, de verschuldigdheid van de <strong>be</strong>lasting of van een geldboete<br />

aantonen of ertoe bijdragen die aan te tonen.


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1440<br />

Het proces-verbaal is vooral nuttig voor het vaststellen van feiten of inbreuken die<br />

een vluchtig karakter heb<strong>be</strong>n, zoals het slachten van een dier, het vervoeren van een<br />

goed, het laden of lossen van een goed, de weigering boeken of <strong>be</strong>scheiden voor te<br />

leggen of inlichtingen te verstrekken.<br />

593. Bewijskracht van het proces-verbaal.<br />

Krachtens artikel 59, § 1, tweede lid, van het Wetboek leveren de processen-verbaal<br />

<strong>be</strong>wijs op zolang het tegendeel niet is <strong>be</strong>wezen.<br />

Die <strong>be</strong>wijskracht strekt zich uit tot alle handelingen die de verbalisanten verklaren<br />

gesteld te heb<strong>be</strong>n en alle feiten waarvan zij verklaren getuige te zijn geweest; het<br />

proces-verbaal levert <strong>be</strong>wijs op inzonderheid van hetgeen de verbalisanten heb<strong>be</strong>n<br />

ontdekt in de hun overgelegde stukken, van de verklaringen die zij afgelegd of<br />

ingewonnen heb<strong>be</strong>n en, meer algemeen, van al wat zij gezien, gehoord of anders<br />

waargenomen heb<strong>be</strong>n mits de vaststellingen binnen het kader van hun opdracht<br />

blijven. Maar de <strong>be</strong>wijskracht van het proces-verbaal geldt niet voor de gevolgtrekkingen<br />

die de verbalisanten uit hun vaststellingen afleiden: deze gevolgtrekkingen<br />

blijven aan de controle der rechtbanken onderworpen zoals alle andere<br />

gevolgtrekkingen.<br />

594. Onont<strong>be</strong>erlijke vermeldingen van het proces-verbaal.<br />

Opdat het proces-verbaal geldig zou zijn, moet het:<br />

a) de naam en de hoedanigheid vermelden van de opsteller die daartoe <strong>be</strong>voegd<br />

is;<br />

b) de datum vermelden waarop de vaststellingen zijn gedaan;<br />

c) op nauwkeurige en omstandige wijze de gedane vaststellingen weergeven;<br />

d) gedagtekend en ondertekend zijn door de ambtenaar die het opgesteld heeft.<br />

(1 februari 2012)


595. Tijdstip van opstelling van het proces-verbaal.<br />

596. Doel.<br />

(1 februari 2012)<br />

1441 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

Geen enkele wets<strong>be</strong>paling verplicht de verbalisanten ertoe hun proces-verbaal binnen<br />

een <strong>be</strong>paalde termijn op te stellen. Een vlugge opstelling is nochtans een grotere<br />

waarborg voor de nauwkeurigheid van de inhoud die daardoor bijgevolg aan<br />

geloofwaardigheid wint. Het feit dat een proces-verbaal slechts na het overlijden van<br />

de overtreder wordt opgesteld, is geen oorzaak van nietigheid. Een proces-verbaal<br />

kan zelfs nog worden opgemaakt wanneer de <strong>be</strong>twisting reeds voor de rechtbank<br />

aanhangig is.<br />

Afdeling 2. - Deskundige schatting<br />

(Wetboek, art. 59, § 2 en KB nr. 15).<br />

Onverminderd de <strong>be</strong>wijsmiddelen van artikel 59, § 1, van het Wetboek (z. Eerste<br />

afdeling), voorziet § 2 van hetzelfde artikel in de mogelijkheid tot vordering van een<br />

deskundige schatting teneinde de normale waarde van <strong>be</strong>paalde onroerende goederen<br />

en werken in onroerende staat te <strong>be</strong>palen.<br />

597. Goederen en diensten waarvoor de deskundige schatting kan worden<br />

gevorderd.<br />

Ten aanzien van de in artikel 12, § 2, eerste lid, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

onttrekkingen van gebouwen door een in diezelfde <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>oogde<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige is de maatstaf van heffing de in artikel 33, § 1, 1°, van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>paalde kostprijs die in feite overeenkomt met de oprichtingsprijs van het<br />

<strong>be</strong>treffende gebouw op het tijdstip van de onttrekking (art. 74 van de Richtlijn 2006/<br />

112/EG). Aangestipt wordt dat indien het een gebouw <strong>be</strong>treft dat door de hiervoor<br />

<strong>be</strong>oogde <strong>be</strong>lastingplichtige werd verkregen met toepassing van de btw, de maatstaf<br />

van heffing overeenkomstig artikel 33, § 1, 1°, van het Wetboek gelijk is aan de<br />

aankoopprijs van het onttrokken gebouw.


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1442<br />

Anderzijds is voor werk in onroerende staat dat de <strong>be</strong>lastingplichtige uitvoert voor<br />

zijn privé-doeleinden of voor deze van zijn personeel en, meer algemeen, om niet of<br />

voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit (Wetboek, art. 19,<br />

§ 2, 2°) de maatstaf van heffing overeenkomstig artikel 33, § 1, 2°, van het Wetboek<br />

gelijk aan de door de <strong>be</strong>lastingplichtige gedane uitgaven.<br />

In geen van <strong>be</strong>ide hierboven <strong>be</strong>oogde gevallen kan dan ook de normale waarde zoals<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 32, eerste lid, van het Wetboek als minimum maatstaf van heffing<br />

gelden (Wetboek, art. 36, § 1) zodat een deskundige schatting evenmin nog kan<br />

worden gevorderd.<br />

Uit wat voorafgaat volgt dat de deskundige schatting <strong>be</strong>oogd in artikel 59, § 2, van<br />

het Wetboek slechts kan worden gevorderd om de normale waarde te <strong>be</strong>palen van:<br />

1° gebouwen vervreemd met toepassing van de <strong>be</strong>lasting (z. nr. 134);<br />

2° alle werk in onroerende staat verricht onder <strong>be</strong>zwarende titel en met <strong>be</strong>trekking<br />

tot op te richten gebouwen (z. nr. 135);<br />

3° werk in onroerende staat dat door een <strong>be</strong>lastingplichtige wordt verricht voor de<br />

doeleinden van zijn economische activiteit (Wetboek, art. 19, § 2, 1°, z. nr. 63).<br />

In al die gevallen moet rekening worden gehouden met de normale waarde van het<br />

goed of van de dienst zoals deze door de deskundige is <strong>be</strong>paald.<br />

598. Personen die de deskundige schatting kunnen vorderen.<br />

De deskundige schatting kan worden gevorderd door:<br />

1° de door de Minister van Financiën aangewezen ambtenaar (z. nr. 599);<br />

2° de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting als <strong>be</strong>doeld voor de toepassing van artikel 59,<br />

§ 2, van het Wetboek, dat is eenieder die in der minne of bij dwang<strong>be</strong>vel<br />

verzocht werd een aanvullende <strong>be</strong>lasting te <strong>be</strong>talen om reden dat de maatstaf<br />

waarover de btw werd voldaan lager is dan de normale waarde (KB nr. 15,<br />

art. 18). Die persoon is dus niet noodzakelijk een <strong>be</strong>lastingp1ichtige in de zin<br />

van artikel 4, van het Wetboek, maar kan ook b.v. een particulier zijn of een<br />

rechtspersoon die geen btw-<strong>be</strong>lastingplichtige is.<br />

(1 februari 2012)


599. Schattingsprocedure.<br />

(1 februari 2012)<br />

1443 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

De schattingsprocedure is geregeld bij het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 15, van 3 juni 1970.<br />

De voornaamste <strong>be</strong>palingen kunnen als volgt worden samengevat.<br />

A. Deskundige schatting m.b.t. gebouwen.<br />

1° Handelingen waarvoor de<br />

deskundige schatting kan<br />

worden gevorderd.<br />

Vervreemding van een gebouw met toepassing<br />

van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde.<br />

2° Bevoegde ambtenaar. De ontvanger van de registratie in wiens<br />

ambtsgebied het gebouw is gelegen (KB<br />

nr. 15, art. 1).<br />

Noot. De schatting kan niet meer door de<br />

ontvanger worden gevorderd wanneer reeds<br />

een vordering tot schatting werd ingeleid door<br />

de personen waarvan sprake in de noot onder<br />

3° (KB nr. 15, art. 2, § 2, en art. 15).<br />

3° Kennisgeving van de<br />

vordering tot schatting.<br />

4° Termijn van de kennisgeving<br />

van de vordering tot schatting.<br />

Aan de verkrijger van het gebouw (KB nr. 15,<br />

art. 1).<br />

Noot. Deze personen kunnen, wanneer zij in<br />

der minne of bij dwang<strong>be</strong>vel verzocht worden<br />

een aanvullende <strong>be</strong>lasting te <strong>be</strong>talen, tegen de<br />

administratie de deskundige schatting inleiden<br />

door een vordering waarvan kennis wordt<br />

gegeven aan de in 2° <strong>be</strong>doelde ambtenaar. De<br />

schatting kan niet meer worden gevorderd<br />

wanneer de administratie reeds de vordering<br />

tot schatting heeft ingeleid (KB nr. 15, art. 18<br />

en 19).<br />

Binnen twee jaar na de dag van de<br />

overeenkomst, wanneer het gebouw werd<br />

vervreemd ingevolge een contract dat<br />

dagtekent van na de <strong>be</strong>tekening van het<br />

kadastrale inkomen.<br />

In alle andere gevallen, binnen twee jaar na<br />

de dag waarop het kadastrale inkomen werd<br />

<strong>be</strong>tekend (KB nr. 15, art. 2, § 1).


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1444<br />

5° Vermeldingen in de<br />

vordering tot schatting:<br />

a) vordering ingeleid door de<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting<br />

(KB nr. 15, art. 20);<br />

b) vordering ingeleid door de<br />

<strong>be</strong>voegde ambtenaar.<br />

6° Tijdstip waarop de<br />

deskundigen zich moeten<br />

plaatsen om de normale waarde<br />

te <strong>be</strong>palen.<br />

(1 februari 2012)<br />

- het te schatten gebouw;<br />

- het tijdstip waarop de deskundigen zich<br />

moeten plaatsen om de normale waarde van<br />

het gebouw te <strong>be</strong>palen (z. 6°);<br />

Zoals onder a en daarenboven (KB nr. 15,<br />

art. 3):<br />

- de door de administratie geschatte normale<br />

waarde van het gebouw;<br />

- het <strong>be</strong>drag van de door de administratie<br />

gevorderde <strong>be</strong>lastingen en geldboeten;<br />

- eventueel de verkoopwaarde<br />

onderscheidenlijk van de grond en van het<br />

gehele onroerend goed (KB nr. 15, art. 3,<br />

laatste lid).<br />

Op datum van de overeenkomst (KB nr. 15,<br />

art. 3).<br />

B. Deskundige schatting m.b.t. werk in onroerende staat.<br />

1° Handelingen<br />

waarvoor de deskundige<br />

schatting kan worden<br />

gevorderd.<br />

Werk in onroerende staat<br />

m.b.t. een op te richten<br />

gebouw (Wetboek,<br />

art. 36, § 1, b, en § 2).<br />

2° Bevoegde ambtenaar. Normaal het hoofd van<br />

het controlekantoor in<br />

wiens ambtsgebied het<br />

opgerichte gebouw is<br />

gelegen (KB nr. 15,<br />

art. 14, § 1). Zo het werk<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op de<br />

voltooiing van een<br />

gebouw dat met <strong>be</strong>taling<br />

Werk in onroerende staat<br />

m.b.t. een op te richten<br />

gebouw in het door<br />

artikel 19, § 2, 1°, van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>doelde geval.<br />

Als hiernaast


3° Kennisgeving van de<br />

vordering tot schatting.<br />

4° Termijn van de<br />

kennisgeving van de<br />

vordering tot schatting.<br />

5° Vermeldingen in de<br />

vordering tot schatting:<br />

a) vordering ingeleid<br />

door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige (KB<br />

nr. 15, art. 20).<br />

b) vordering ingeleid<br />

door de <strong>be</strong>voegde<br />

ambtenaar.<br />

(1 februari 2012)<br />

1445 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

van de <strong>be</strong>lasting werd<br />

verkregen: de ontvanger<br />

van de registratie (KB<br />

nr. 15, art. 14, § 2).<br />

Noot. De schatting kan door de administratie niet meer<br />

worden gevorderd wanneer reeds een vordering tot<br />

schatting werd ingeleid door de personen waarvan<br />

sprake in de noot onder 3° (KB nr. 15, art. 2, § 2, en<br />

art. 15).<br />

Aan de opdrachtgever<br />

(KB nr. 15, art. 14, § 1).<br />

Aan de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

(KB nr. 15, art. 14, § 1).<br />

Noot. Deze personen kunnen, wanneer zij in der minne<br />

of bij dwang<strong>be</strong>vel verzocht worden een aanvullende<br />

<strong>be</strong>lasting te <strong>be</strong>talen, tegen de administratie de<br />

deskundige schatting inleiden door een vordering<br />

waarvan kennis wordt gegeven aan de in 2° <strong>be</strong>doelde<br />

ambtenaar. De schatting kan niet meer worden<br />

gevorderd wanneer de administratie reeds de vordering<br />

tot schatting heeft ingeleid (KB nr. 15, art. 18 en 19).<br />

Binnen twee jaar na de dag van de <strong>be</strong>tekening van het<br />

kadastrale inkomen van het gebouw waarop de te<br />

schatten diensten <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n (KB nr. 15,<br />

art. 15).<br />

- de te schatten dienst(en);<br />

- het tijdstip waarop de<br />

deskundigen zich moeten<br />

plaatsen om de normale<br />

waarde van de diensten te<br />

<strong>be</strong>palen (z. 6°);<br />

- zoals onder a en<br />

daarenboven (KB nr. 15,<br />

art. 16):<br />

- de door de administratie<br />

geschatte normale waarde;<br />

Als hiernaast.<br />

Als hiernaast.


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1446<br />

6° Tijdstip waarop de<br />

deskundigen zich<br />

moeten plaatsen om de<br />

normale waarde te<br />

<strong>be</strong>palen.<br />

C. Verwijzing.<br />

(1 februari 2012)<br />

- het <strong>be</strong>drag van de door<br />

de administratie<br />

gevorderde <strong>be</strong>lastingen en<br />

geldboeten.<br />

1 januari van het jaar waarin het gebouw waarop de<br />

diensten <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n geheel of gedeeltelijk in<br />

gebruik werd genomen (KB nr. 15, art. 16).<br />

Voor de volgende punten wordt verwezen naar de artikelen van het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 15, die telkens tussen haakjes worden vermeld:<br />

1° Deskundigen.<br />

- Bij overeenkomst gekozen (art. 4, 17 en 21).<br />

- Benoemd door <strong>be</strong>voegde vrederechter (art. 5, 17 en 21).<br />

- Personen die niet tot deskundige kunnen worden gekozen of <strong>be</strong>noemd<br />

(art. 6).<br />

- Wraking van door de rechter <strong>be</strong>noemde deskundigen (art. 7, 17 en 21).<br />

2° Kennisgeving van de opdracht aan de deskundigen (art. 8, 17 en 21).<br />

3° Verslag van de deskundigen (art. 9, 10, 17 en 21).<br />

4° Betekeningen en kennisgevingen bij ter post aangetekend schrijven<br />

(art. 11, 17 en 21).<br />

5° Rechtsvordering tot nietigverklaring (art. 12, 17 en 21).<br />

6° Kosten van de procedure en invordering ervan (art. 13, 17 en 21).


600. Nut.<br />

(1 februari 2012)<br />

1447 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

Afdeling 3. - Wettelijke vermoedens.<br />

Om de verschuldigde btw te kunnen vorderen moet de administratie <strong>be</strong>wijzen dat de<br />

voorwaarden van opeisbaarheid vervuld zijn. In <strong>be</strong>paalde omstandigheden kan de<br />

administratie niet of slechts met grote moeilijkheden kan aantonen dat deze<br />

voorwaarden voldaan zijn. Daarom <strong>be</strong>vat het Wetboek een reeks wettelijke<br />

vermoedens die leiden tot een omkering van de <strong>be</strong>wijslast, vermoedens op basis<br />

waarvan de btw eventueel kan worden ingevorderd.<br />

In de meeste gevallen mag de persoon tot wie de vordering wordt gericht evenwel<br />

het tegendeel <strong>be</strong>wijzen. Het gaat dus in de regel om vermoedens juris tantum of<br />

weerlegbare vermoedens.<br />

601. Opsomming.<br />

De wettelijke vermoedens <strong>be</strong>treffen:<br />

1° de levering van goederen (z. nrs. 602 en 603);<br />

2° de dienstverrichtingen (z. nr. 603/2);<br />

3° de invoer (z. nr. 605);<br />

4° de intracommunautaire verwervingen (z. nrs. 605/2 en 605/3);<br />

5° het oprichten van een gebouw (z. nrs. 606 tot 608).<br />

A. Wettelijke vermoedens m.b.t. leveringen van goederen.<br />

602. Vermoedens die geen tegen<strong>be</strong>wijs toelaten (juris et de jure).<br />

De volgende vermoedens gelden zonder dat het tegen<strong>be</strong>wijs mogelijk is:


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1448<br />

1° wanneer het goed met het oog op de ter<strong>be</strong>schikkingstelling door de leverancier,<br />

door de verkrijger of door een derde wordt verzonden of vervoerd, vindt de<br />

levering plaats waar de verzending of het vervoer aanvangt (Wetboek, art. 15,<br />

§ 2, tweede lid, 1°; z. nr. 26);<br />

2° wanneer het goed ter <strong>be</strong>schikking van de verkrijger of overnemer is voor het<br />

sluiten van het contract of wanneer de verkoper of overdrager het <strong>be</strong>zit van het<br />

goed <strong>be</strong>houdt na het sluiten van het contract, vindt de levering plaats op het<br />

tijdstip waarop het contract uitwerking heeft (Wetboek, art. 16, § 2, eerste lid;<br />

z. nr. 27);<br />

3° wanneer de consignataris verkoopcommissionair is, vindt de levering aan hem<br />

plaats naarmate hij zelf de door zijn toedoen verkochte goederen levert<br />

(Wetboek, art. 16, § 2, laatste lid; z. nr. 27);<br />

4° het vermoeden <strong>be</strong>doeld in artikel 12, § 2, eerste lid, van het Wetboek volgens<br />

hetwelk de <strong>be</strong>roepsoprichter die een gebouw dat hij heeft opgericht, heeft laten<br />

oprichten of heeft verkregen met toepassing van de <strong>be</strong>lasting, niet heeft<br />

vervreemd binnen de door het Wetboek opgelegde termijn (z. nrs. 27 en 188),<br />

wordt geacht bij het verstrijken van voornoemde termijn het gebouw voor<br />

eigen <strong>be</strong>hoeften te heb<strong>be</strong>n onttrokken.<br />

603. Vermoedens die gelden tot <strong>be</strong>wijs van het tegendeel (juris tantum)<br />

Het Wetboek <strong>be</strong>vat inzonderheid de volgende vermoedens juris tantum.<br />

1° Artikel 15, § 7, van het Wetboek dat, met het oog op de vaststelling van de<br />

plaats van de levering, <strong>be</strong>paalt dat de levering van een roerend goed geacht<br />

wordt in België plaats te vinden wanneer, op het tijdstip van de levering, één<br />

der bij de levering <strong>be</strong>trokken partijen er een zetel van economische activiteit of<br />

een vaste inrichting heeft gevestigd of, bij gebrek aan een dergelijke zetel of<br />

vaste inrichting, een woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats (z. nr. 26, E).<br />

2° Hij die goederen verkrijgt of produceert om ze te verkopen wordt geacht de<br />

door hem verkregen of geproduceerde goederen te heb<strong>be</strong>n geleverd onder<br />

voorwaarden waaronder de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt (Wetboek, art. 64, § 1).<br />

Zo die persoon handelingen verricht met <strong>be</strong>trekking tot goederen of diensten<br />

die aan een verschillend tarief onderworpen zijn, dan worden die handelingen<br />

geacht voor het geheel <strong>be</strong>trekking te heb<strong>be</strong>n op de goederen of op de diensten<br />

waarvoor het hoogste tarief geldt (Wetboek, art. 64, § 3).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1449 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

Het vermoeden zal inzonderheid worden toegepast wanneer de met de controle<br />

<strong>be</strong>laste ambtenaren een vergelijking maken tussen, enerzijds, het <strong>be</strong>drag van de<br />

inkopen die door een <strong>be</strong>lastingplichtige over een <strong>be</strong>paalde periode werden verricht,<br />

vermeerderd met een vermoedelijke winst en, anderzijds, het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>laste<br />

verkopen. Om te ontsnappen aan de vordering van de <strong>be</strong>lasting over het verschil<br />

tussen <strong>be</strong>ide <strong>be</strong>dragen, zal de <strong>be</strong>wering van de <strong>be</strong>lastingplichtige dat de goederen niet<br />

werden verkocht of dat de verkopen niet <strong>be</strong>lastbaar waren, niet kunnen volstaan. Hij<br />

zal aan de hand van het inventarissenboek of met <strong>be</strong>hulp van andere <strong>be</strong>wijskrachtige<br />

stukken moeten aantonen dat de goederen nog in zijn <strong>be</strong>zit zijn op het tijdstip van de<br />

controle hetzij dat ze een <strong>be</strong>stemming heb<strong>be</strong>n gekregen die de <strong>be</strong>lasting niet<br />

opeisbaar heeft gemaakt.<br />

De leveringen van goederen waarover, ten onrechte, geen <strong>be</strong>lasting werd geheven,<br />

hetzij op basis van een vrijstelling hetzij omdat ze geacht werden in het buitenland<br />

plaats te vinden, vallen eveneens in het toepassingsgebied van dit vermoeden.<br />

Het vermoeden van artikel 64, § 1, van het Wetboek is eveneens van toepassing op<br />

de forfaitaire regelingen gesteund op waarden of hoeveelheden van de ingekochte,<br />

verworven of ingevoerde goederen (bvb. forfaitaire regeling van toepassing op<br />

kleinhandelaars in diverse textiel- en lederwaren (F17), kleinhandelaars in ijzerwaren<br />

en gereedschappen (F18) ......); de aan de forfaitaire regeling onderworpen<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige wordt inderdaad, <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs, geacht alle ingekochte,<br />

verworven of ingevoerde goederen, al of niet <strong>be</strong>werkt, te heb<strong>be</strong>n geleverd of gebruikt<br />

bij het verlenen van diensten, onder voorwaarden die de <strong>be</strong>lasting opeisbaar maken<br />

(z. nr. 492).<br />

Tegen het vermoeden ingesteld bij artikel 64, § 1, van het Wetboek kan het<br />

tegen<strong>be</strong>wijs <strong>be</strong>staan in de vergelijking tussen twee inventarissen die door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige worden opgemaakt respectievelijk bij het <strong>be</strong>gin en bij het einde<br />

van het gecontroleerde tijdvak. Daarom zal een <strong>be</strong>lastingplichtige die geen jaarlijkse<br />

inventarissen bijhoudt moeilijkheden ondervinden om dit vermoeden om te keren.<br />

Wat de aan de forfaitaire regeling onderworpen <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>treft, wordt dan<br />

ook uitzondering gemaakt voor hetgeen hiervoor werd vermeld indien dergelijke<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige een jaarlijkse inventaris opmaakt (z. nr. 493).<br />

Een door de <strong>be</strong>lastingplichtige, ingevolge onderhandelingen met de administratie,<br />

voor akkoord ondertekende regularisatieopgave met schuld<strong>be</strong>kentenis volstaat om de<br />

overtredingen waarop die <strong>be</strong>kentenis slaat, vast te stellen en te <strong>be</strong>wijzen. In het<br />

verleden <strong>be</strong>schouwde de rechtspraak een voor akkoord ondertekende regularisatieopgave<br />

als een fiscaal compromis omtrent feitenkwesties waarbij de partijen, ter<br />

<strong>be</strong>ëindiging van een geschil, de vaststellingen ervan aanvaarden (Dendermonde,<br />

31/12/1979). Momenteel wordt, rekening houdend met het openbare ordekarakter


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1450<br />

van de fiscale wetgeving, een akkoord eerder <strong>be</strong>schouwd als een <strong>be</strong>vestiging van het<br />

<strong>be</strong>staan van een feit dat de administratie ervan ontheft dit feit te <strong>be</strong>wijzen (z. Hof van<br />

Beroep Antwerpen, 23/4/1996).<br />

Als tegen<strong>be</strong>wijs kunnen niet gelden:<br />

a) loutere <strong>be</strong>weringen, zonder dat het <strong>be</strong>wijs ervan wordt geleverd aan de<br />

controleambtenaar (voor<strong>be</strong>elden: gemis aan <strong>be</strong>wijs van diefstal of vernietiging,<br />

of van vrijwillige vernietiging van goederen wegens onverkoopbaarheid);<br />

b) de aangifte die door de <strong>be</strong>trokkene voor de heffing van de directe <strong>be</strong>lastingen<br />

werd onderschreven;<br />

c) de gegevens van een boekhouding die niet voldoende <strong>be</strong>wijskrachtig is;<br />

d) de <strong>be</strong>wering, niet gestaafd door een inventarissenboek, dat de voorraad<br />

goederen op het einde van de gecontroleerde periode hoger was dan bij het<br />

<strong>be</strong>gin van die periode. In dat verband wordt opgemerkt dat wanneer de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige geen inventarissenboek bijhoudt of een ander <strong>be</strong>wijskrachtig<br />

stuk waaruit de voorraad goederen bij het <strong>be</strong>gin en op het einde van de<br />

gecontroleerde periode blijkt, de administratie ervan uitgaat dat de voorraad<br />

gelijk is gebleven, tenzij de <strong>be</strong>trokkene de goederen in voorraad kan<br />

identificeren ter voldoening van de controleambtenaar.<br />

3° Op zicht gezonden of in consignatie gegeven goederen worden geacht door de<br />

geadresseerde of de consignataris te zijn gekocht, indien deze niet kan<br />

<strong>be</strong>wijzen dat hij ze onder zich houdt of ze aan de afzender of de consignant<br />

heeft teruggestuurd (Wetboek, art. 65).<br />

Als tegen<strong>be</strong>wijs kan eveneens worden aangenomen, het <strong>be</strong>wijs (niet de loutere<br />

<strong>be</strong>wering) dat de goederen werden gestolen of teniet gegaan zijn<br />

(b.v. ingevolge brand).<br />

B. Wettelijke vermoedens m.b.t. diensten.<br />

603/2. Vermoedens die gelden tot <strong>be</strong>wijs van het tegendeel.<br />

Met <strong>be</strong>trekking tot diensten vormt voortaan het vermoeden van artikel 64, § 2, van<br />

het Wetboek, volgens hetwelk hij die diensten verricht geacht wordt dat te heb<strong>be</strong>n<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1451 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

gedaan onder voorwaarden waaronder de <strong>be</strong>lasting opeisbaar wordt, het voornaamste<br />

<strong>be</strong>wijsmiddel. Immers, het vermoeden van artikel 21, § 5 (oud), van het Wetboek<br />

werd opgeheven op 1 januari 2010.<br />

Met <strong>be</strong>trekking tot tarieven worden de verrichte diensten die aan een verschillend<br />

btw-tarief onderworpen zijn, net zoals de leveringen, geacht voor het geheel<br />

onderworpen te zijn aan het hoogste tarief (Wetboek, art. 64, § 3).<br />

Wat het <strong>be</strong>wijs van het tegendeel <strong>be</strong>treft dient mutadis mutandis toepassing te<br />

worden gemaakt van wat vermeld werd onder nr. 603, 2°.<br />

604. Opgeheven.<br />

C. Wettelijke vermoedens m.b.t. invoer.<br />

605. Alleen vermoedens die gelden tot <strong>be</strong>wijs van het tegendeel.<br />

Met <strong>be</strong>trekking tot invoer, zijn in het Wetboek de navolgende vermoedens<br />

opgenomen, die gelden tot <strong>be</strong>wijs van het tegendeel.<br />

1° Eenieder die in een derde land of in een derdelands gebied goederen heeft<br />

verkregen of die er voor zijn rekening goederen heeft laten <strong>be</strong>werken, wordt<br />

geacht die goederen in België te heb<strong>be</strong>n ingevoerd (Wetboek, art. 25).<br />

Het tegen<strong>be</strong>wijs onderstelt normaal dat wordt aangetoond dat de goederen<br />

buiten de Gemeenschap zijn gebleven, of dat ze werden verkocht met levering<br />

in het buitenland, of dat ze in een andere Lidstaat werden ingevoerd, of nog dat<br />

ze in België werden ingevoerd ter <strong>be</strong>stemming van een andere persoon.<br />

2° Artikel 68, § 1, van het Wetboek <strong>be</strong>paalt dat alle goederen aanwezig binnen de<br />

tolkring, zoals deze wordt afgebakend door de ter zake geldende<br />

douanereglementering, <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs, worden geacht in België te zijn<br />

ingevoerd. Deze <strong>be</strong>paling geldt niet ten aanzien van de goederen die, wegens<br />

de aard of de hoeveelheid ervan, niet moeten geacht worden voor<br />

<strong>be</strong>roepsdoeleinden <strong>be</strong>stemd te zijn.


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1452<br />

3° Krachtens artikel 68, § 2, van het Wetboek worden alle met een motor<br />

uitgeruste middelen van vervoer te land of te water, met uitzondering van de<br />

zee- of binnenschepen, alsmede de aanhangwagens voor gebruik op de weg,<br />

wanneer ze zich hier te lande <strong>be</strong>vinden, geacht te zijn ingevoerd. Dit<br />

vermoeden kan slechts worden weerlegd door het <strong>be</strong>wijs dat ze in orde zijn ten<br />

aanzien van het invoerrecht en van de bij invoer geldende verbods<strong>be</strong>palingen,<br />

<strong>be</strong>perkingen en controlemaatregelen.<br />

D. Wettelijke vermoedens m.b.t. de intracommunautaire verwervingen.<br />

605/2. Vermoedens die gelden tot <strong>be</strong>wijs van het tegendeel.<br />

Met <strong>be</strong>trekking tot de intracommunautaire verwervingen, zijn in het Wetboek de<br />

volgende vermoedens opgenomen, die gelden tot <strong>be</strong>wijs van het tegendeel.<br />

1° Behoudens tegen<strong>be</strong>wijs, wordt ieder vervoermiddel dat in België het voorwerp<br />

uitmaakt van een intracommunautaire verwerving of van een bij<br />

artikel 25quater daarmee gelijkgestelde handeling, geacht nieuw te zijn in de<br />

zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2° (Wetboek, art. 25ter, § 3).<br />

2° Behoudens tegen<strong>be</strong>wijs, wordt de intracommunautaire verwerving van een<br />

goed geacht in België plaats te vinden wanneer de afnemer zijn<br />

intracommunautaire verwerving onder een ter uitvoering van artikel 50, § 1,<br />

toegekend btw-identificatienummer heeft verricht of wanneer hij, op het<br />

tijdstip van de verwerving, in België een zetel van economische activiteit of<br />

een vaste inrichting heeft of, bij gebrek aan een dergelijke zetel of vaste<br />

inrichting, een woonplaats of een gebruikelijke verblijfplaats (Wetboek,<br />

art. 25quinquies, § 5).<br />

605/3. Vermoedens die geen <strong>be</strong>wijs van het tegendeel toelaten.<br />

Overeenkomstig artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, vierde lid van het Wetboek worden<br />

de volgende <strong>be</strong>lastingplichtigen verondersteld te heb<strong>be</strong>n geopteerd om al hun<br />

intracommunautaire verwervingen van goederen aan de btw te onderwerpen, vanaf<br />

het ogenblik dat zij aan een leverancier hun btw-identificatienummer meedelen om<br />

een intracommunautaire verwerving van goederen te verrichten:<br />

(1 februari 2012)


606. Tekst.<br />

(1 februari 2012)<br />

1453 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die onder de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen<br />

vallen (Wetboek, art. 56, § 2);<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die onder de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen<br />

vallen (Wetboek, art. 57);<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die enkel door artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde<br />

handelingen verrichten aan wie een btw-identificatienummer is toegekend<br />

overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek, omdat ze<br />

schuldenaar zijn van de btw over een dienst die, overeenkomstig artikel 21, § 2<br />

van het Wetboek in België plaatsvindt en die voor hun is verricht door een<br />

dienstverrichter die niet in België is gevestigd;<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtigen die enkel door artikel 44 van het Wetboek vrijgestelde<br />

handelingen verrichten aan wie een btw-identificatienummer is toegekend<br />

overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 5°, van het Wetboek, omdat zij<br />

diensten verrichten die geacht worden plaats te vinden in een andere lidstaat en<br />

waarbij de btw verschuldigd is door de ontvanger van de dienst;<br />

- de btw-eenheden die enkel leveringen van goederen of diensten verrichten die<br />

hen geen enkel recht op aftrek verlenen, evenals hun leden aan wie een btwidentificatienummer<br />

is toegekend overeenkomstig artikel 50, § 2, van het<br />

Wetboek.<br />

E. Wettelijk vermoeden m.b.t. het oprichten van een gebouw.<br />

Ieder pas opgericht gebouw wordt <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs geacht door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige geleverd te zijn ter uitvoering van een of meer dienstverrichtingen<br />

met <strong>be</strong>trekking tot een werk in onroerende staat (Wetboek, artikel 64, § 4, eerste lid).<br />

607. Draagwijdte.<br />

Het vermoeden van artikel 64, § 4, van het Wetboek doelt uiteraard op het meest<br />

voorkomende geval, nl. dat waarin een nieuw gebouw wordt opgericht ter uitvoering<br />

van aannemingscontracten gesloten met aannemers die niet alleen het werk<br />

verrichten maar ook zelf de materialen leveren die zij voor het werk nodig heb<strong>be</strong>n.


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1454<br />

Voor de toepassing van artikel 36, § 1, b, van hetzelfde Wetboek komt het er dus<br />

normalerwijs op aan de normale waarde te <strong>be</strong>palen van elk werk, materialen<br />

in<strong>be</strong>grepen.<br />

Aangezien het echter gaat om een weerlegbaar vermoeden, mag de <strong>be</strong>trokkene<br />

<strong>be</strong>wijzen, hetzij dat er in een <strong>be</strong>paalde mate geen dienstverrichting m.b.t. een werk in<br />

onroerende staat is geweest, nl. omdat hij in die mate zelf of met kosteloze<br />

medewerking van derden het werk heeft verricht, hetzij dat de dienstverrichting<br />

alleen <strong>be</strong>staan heeft in het verrichten van werk zonder levering van materialen.<br />

De opdrachtgever mag dus zelf materialen kopen en die ter <strong>be</strong>schikking stellen van<br />

de aannemer zonder daarbij het risico te lopen dat hij over de waarde van die<br />

materialen nog eens opnieuw btw zou moeten <strong>be</strong>talen op grond van artikel 64, § 4,<br />

van het Wetboek.<br />

Men zal nochtans niet uit het oog verliezen dat, wanneer overeenkomstig artikel 19,<br />

§ 2, 1° van het Wetboek de btw verschuldigd is wegens de uitvoering door een<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige van een werk in onroerende staat voor de <strong>be</strong>hoefte van zijn<br />

economische activiteit de btw moet worden voldaan over de normale waarde van dat<br />

werk, materialen in<strong>be</strong>grepen (Wetboek, art. 33, § 1, 3°).<br />

608. Na te komen verplichtingen.<br />

In herinnering worden gebracht:<br />

1° de verplichting tot het <strong>be</strong>waren van de plans, <strong>be</strong>stekken en facturen <strong>be</strong>treffende<br />

de bouw (z. nr. 559);<br />

2° de verplichting die stukken ter inzage voor te leggen, en het vermoeden dat, bij<br />

niet-voorlegging, en <strong>be</strong>houdens tegen<strong>be</strong>wijs, de btw geacht wordt niet te zijn<br />

voldaan voor de dienstverrichtingen waarvoor geen facturen worden<br />

voorgelegd (z. nrs. 565 tot 567).<br />

3° de verplichting een opgave in te dienen van de voor het bouwen ontvangen<br />

facturen (z. nr. 584).<br />

(1 februari 2012)


609. Principe.<br />

(1 februari 2012)<br />

1455 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

Afdeling 4. - Ambtelijke aanslag<br />

(Wetboek, art. 66 en 67, en KB nr. 9).<br />

Door of vanwege de Minister van Financiën kan ambtshalve aan de schuldenaars van<br />

de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde een aanslag worden opgelegd in de<br />

gevallen en onder de voorwaarden die <strong>be</strong>paald zijn in de artikelen 66 en 67 van het<br />

Wetboek.<br />

De procedure van de ambtelijke aanslag wordt geregeld door het koninklijk <strong>be</strong>sluit<br />

nr. 9, van 12 maart 1970.<br />

610. Aard van de ambtelijke aanslag.<br />

De ambtelijke aanslag inzake btw is een uitzonderlijke procedure van raming van de<br />

maatstaf van heffing, die is voorzien in de <strong>be</strong>perkend door de wet opgesomde<br />

gevallen.<br />

Het gaat niet om een fiscale strafmaatregel. Door de ambtelijke aanslag kan de<br />

administratie niet méér vorderen dan wat wettelijk verschuldigd is.<br />

611. Doel van de ambtelijke aanslag.<br />

De wetgever heeft door de ambtelijke aanslag aan de administratie een middel ter<br />

hand gesteld om de passiviteit of het verzuim van de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting te<br />

verhelpen. De ambtelijke aanslag moet de heffing van de <strong>be</strong>lasting mogelijk maken<br />

ondanks de niet-aangifte, het niet-uitreiken, het niet-bijhouden, het niet-voorleggen<br />

ter inzage of het niet-inschrijven door de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting van de<br />

voorgeschreven stukken of boeken.<br />

De procedure van de ambtelijke aanslag kan worden toegepast, zelfs wanneer de<br />

schuldenaar door overmacht verhinderd werd zijn verplichtingen na te komen.


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1456<br />

De ambtelijke aanslag stelt de administratie in de mogelijkheid om van de<br />

schuldenaars de <strong>be</strong>lastingen te vorderen die verschuldigd zijn volgens het<br />

vermoedelijk <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lastbare handelingen.<br />

Na het vermoedelijk <strong>be</strong>drag van de door de schuldenaar verrichte handelingen te<br />

heb<strong>be</strong>n vastgesteld <strong>be</strong>hoort het aan de <strong>be</strong>lastingplichtige te <strong>be</strong>wijzen dat de aanslag<br />

overdreven is (Wetboek, art. 67). De omkering van de <strong>be</strong>wijslast wordt doorgaans<br />

<strong>be</strong>schouwd als het voornaamste kenmerk van de ambtelijke aanslag.<br />

612. Toepassingsgebied van de ambtelijke aanslag.<br />

De ambtelijke aanslag wordt door artikel 66 van het Wetboek toegelaten in de<br />

volgende gevallen:<br />

A. Artikel 66, eerste lid.<br />

1° Wanneer de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting de periodieke aangifte van de<br />

<strong>be</strong>lastbare handelingen, die hij tijdens de aangifteperiode heeft verricht, niet<br />

heeft ingediend;<br />

2° Wanneer de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting geheel of ten dele in gebreke is<br />

gebleven met <strong>be</strong>trekking tot de door of ter uitvoering van het Wetboek<br />

voorgeschreven verplichtingen inzake het houden, het uitreiken, het <strong>be</strong>waren of<br />

het voorleggen ter inzage van boeken of stukken;<br />

3° Wanneer de schuldenaar niet heeft geantwoord op de vraag om inlichtingen die<br />

hem wordt gesteld door een ambtenaar <strong>be</strong>last met de controle op de toepassing<br />

van de btw teneinde de juiste heffing van de <strong>be</strong>lasting in zijnen hoofde na te<br />

gaan.<br />

B. Artikel 66, tweede lid.<br />

1° Wanneer de schuldenaar zijn <strong>be</strong>lastbare handelingen niet heeft opgetekend in<br />

het voorgeschreven boek of stuk;<br />

2° Wanneer de schuldenaar ten aanzien van de <strong>be</strong>lastbare handelingen geen<br />

factuur heeft uitgereikt wanneer hij daartoe gehouden was of een factuur heeft<br />

uitgereikt waarin de naam of het adres van de bij de handeling <strong>be</strong>trokken<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1457 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

partijen, de aard of de hoeveelheid van de geleverde goederen of verstrekte<br />

diensten, de prijs of het toe<strong>be</strong>horen ervan, of het <strong>be</strong>drag van de op de handeling<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting niet juist zijn vermeld.<br />

613. Bereik van de ambtelijke aanslag.<br />

Het <strong>be</strong>reik van de ambtelijke aanslag verschilt naargelang de overtredingen zijn<br />

opgesomd in artikel 66, eerste lid, of in artikel 66, tweede lid (z. nr. 612).<br />

1° Artikel 66, eerste lid: wanneer de aangifte niet wordt ingediend, de boeken of<br />

stukken niet worden gehouden, uitgereikt, <strong>be</strong>waard of ter inzage voorgelegd, of<br />

de gevraagde inlichtingen niet worden verstrekt, dan mag de ambtelijke<br />

aanslag slechts worden opgelegd voor de maand of de maanden waarop de<br />

onregelmatigheid <strong>be</strong>trekking heeft.<br />

Wanneer het niet-houden, het niet-<strong>be</strong>waren, of het niet-voorleggen ter inzage<br />

<strong>be</strong>trekking heeft op het gehele gecontroleerde tijdvak, kan de ambtelijke<br />

aanslag natuurlijk worden opgelegd voor het gehele tijdvak. Om dit laatste te<br />

<strong>be</strong>palen moet men zich plaatsen op de datum waarop de controle het mogelijk<br />

heeft gemaakt te <strong>be</strong>wijzen dat de toepassingsvoorwaarden van artikel 66<br />

vervuld waren.<br />

2° Artikel 66, tweede lid: wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige niet alle <strong>be</strong>lastbare<br />

handelingen in de voorgeschreven boeken of stukken heeft opgetekend geen of<br />

valse facturen heeft uitgereikt, dan mag de ambtelijke aanslag <strong>be</strong>trekking<br />

heb<strong>be</strong>n op het gehele gecontroleerde tijdvak.<br />

614. Onvrijwillig karakter van de verzuimen <strong>be</strong>doeld in artikel 66, eerste lid, van<br />

het Wetboek.<br />

Volgens de uitdrukkelijke tekst van artikel 66 kan ambtshalve een aanslag worden<br />

opgelegd wanneer de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting om welke reden ook:<br />

1° de aangifte <strong>be</strong>doeld in de artikelen 53, § 1, 2°, 53ter, 1°, of 53nonies, § 1, van<br />

het Wetboek niet indient;<br />

2° de verplichtingen inzake het houden, het uitreiken, het <strong>be</strong>waren of het<br />

voorleggen ter inzage van boeken of stukken niet naleeft;


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1458<br />

3° niet antwoordt op een vraag om inlichtingen.<br />

Wanneer de administratie in deze gevallen tot een ambtelijke aanslag overgaat, moet<br />

noch het <strong>be</strong>drieglijk inzicht, noch de nalatigheid of de schuldige aarzeling van de<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting worden <strong>be</strong>wezen. Deze laatste mag zich evenmin<br />

<strong>be</strong>roepen op het onvrijwillig karakter van de verzuimen waarop de aanslag gesteund<br />

is.<br />

615. Louter toevallig karakter van de overtredingen <strong>be</strong>doeld in artikel 66, tweede<br />

lid, van het Wetboek.<br />

Het voorlaatste lid van artikel 66 van het Wetboek sluit de mogelijkheid uit een<br />

ambtelijke aanslag te vestigen met <strong>be</strong>trekking tot het gehele gecontroleerde tijdvak<br />

voor louter toevallige overtredingen inzake:<br />

1° het niet optekenen van de <strong>be</strong>lastbare handelingen in de voorgeschreven boeken<br />

en stukken;<br />

2° het niet uitreiken van een factuur voor dergelijke handelingen;<br />

3° het uitreiken van facturen met onjuiste gegevens.<br />

Volgens de tekst moet het louter toevallig karakter worden <strong>be</strong>paald inzonderheid op<br />

grond van het aantal en het <strong>be</strong>lang van de handelingen waarvoor geen regelmatige<br />

factuur is uitgereikt, vergeleken met het aantal en het <strong>be</strong>lang van de handelingen<br />

waarvoor wel een regelmatige factuur is uitgereikt.<br />

Het gaat hier om een feitenkwestie, die eventueel door de rechtbanken zal moeten<br />

worden <strong>be</strong>oordeeld.<br />

Voor het vergelijken van het aantal en het <strong>be</strong>lang der niet door regelmatige<br />

<strong>be</strong>scheiden vastgestelde verrichtingen, met het aantal en het <strong>be</strong>lang der verrichtingen<br />

die wel het voorwerp van regelmatige <strong>be</strong>scheiden heb<strong>be</strong>n uitgemaakt, is zeker niet<br />

vereist dat het gehele gecontroleerde tijdvak wordt <strong>be</strong>schouwd. Het onderzoek kan<br />

worden <strong>be</strong>perkt tot een <strong>be</strong>paald gedeelte van deze periode. In de regel zal deze<br />

periode echter tot niet minder dan twee maanden worden <strong>be</strong>perkt.<br />

In al de hier <strong>be</strong>doelde gevallen kan de ambtelijke aanslag, bij toepassing van het<br />

eerste lid van artikel 66, slechts worden opgelegd voor de maand of de maanden<br />

waarop de overtredingen <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1459 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

616. Personen lastens wie een ambtelijke aanslag kan worden opgelegd.<br />

Zoals blijkt uit de tekst van artikel 66 van het Wetboek, kan de ambtelijke aanslag<br />

opgelegd worden lastens alle personen die schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting<br />

krachtens artikel 51, §§ 1, 2 of 4, van het Wetboek.<br />

617. Gevallen waarin een ambtelijke aanslag mogelijk is.<br />

1° Niet-aangifte.<br />

Een ambtelijke aanslag kan worden opgelegd wanneer de schuldenaar de periodieke<br />

aangifte <strong>be</strong>doeld in artikel 53, § 1, 2°, 53ter, 1°, of 53nonies, § 1, van het Wetboek<br />

niet heeft ingediend. De niet-aangifte van aanvang of stopzetting van werkzaamheden<br />

waarvan sprake in artikel 53, § 1, 1°, van het Wetboek laat daarentegen geen<br />

ambtelijke aanslag toe.<br />

Ook een te laat ingediende aangifte staat in <strong>be</strong>ginsel gelijk met een geval van nietaangifte.<br />

Deze regel is zonder <strong>be</strong>perking wanneer de aangifte werd ingediend met<br />

een vertraging van meer dan twaalf maanden of voor de aangifte die wordt ingediend<br />

na de ambtelijke aanslag (Wetboek, art. 66, laatste lid). De <strong>be</strong>lasting kan echter niet<br />

door een ambtelijke aanslag worden vastgesteld wanneer de vertraging in de<br />

indiening van de aangifte niet meer dan twaalf maanden <strong>be</strong>draagt en de aangifte vóór<br />

de ambtelijke aanslag wordt ingediend.<br />

2° Niet-houden van boeken, registers of stukken.<br />

De voornaamste <strong>be</strong>scheiden waarvan het niet houden de ambtelijke aanslag mogelijk<br />

maakt, zijn:<br />

- het boek voor inkomende facturen;<br />

- het boek voor uitgaande facturen;<br />

- het dagboek van ontvangsten;<br />

- de ta<strong>be</strong>l van de <strong>be</strong>drijfsmiddelen;


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1460<br />

- het register van de teruggaven;<br />

- het register van de overbrenging van goederen;<br />

- het maakloonregister;<br />

- het register van de aangegeven en geslachte dieren;<br />

- de registers of de boekhouding voorgeschreven voor de <strong>be</strong>lastingplichtigen die<br />

bijzondere regelingen genieten, onder meer de regeling ingesteld bij artikel 58,<br />

§ 4, van het Wetboek;<br />

- het btw-register van de motorvoertuigen;<br />

- de registers of de boekhouding voorgeschreven voor de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersonen en voor de <strong>be</strong>lastingplichtigen die van bijzondere regelingen<br />

genieten en inzonderheid van deze voorzien in artikel 56, § 2 en in artikel 57,<br />

van het Wetboek voor de intracommunautaire handelingen die zij verrichten.<br />

3° Niet uitreiken van documenten of stukken.<br />

De voornaamste <strong>be</strong>scheiden waarvan het niet-uitreiken de ambtelijke aanslag<br />

mogelijk maakt, zijn:<br />

- de facturen;<br />

- de aankoopborderellen uit te reiken aan de landbouwondernemers;<br />

- de consignatienota's in geval van zendingen van goederen op zicht of in<br />

consignatie;<br />

- het dub<strong>be</strong>l van het bij teruggaaf van btw aan de medecontractant uit te reiken<br />

ver<strong>be</strong>terend stuk;<br />

- de slachtaangiften;<br />

- de rekeningen of ontvangst<strong>be</strong>wijzen uit te reiken door de exploitanten van<br />

hotels, restaurants en car-washes.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1461 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

4° Niet-<strong>be</strong>waren of niet-voorleggen ter inzage van boeken of <strong>be</strong>scheiden.<br />

In weerwil van de ruimere tekstopstelling van artikel 66 van het Wetboek, is de<br />

ambtelijke aanslag slechts mogelijk wanneer het niet-<strong>be</strong>waren of het niet-voorleggen<br />

ter inzage <strong>be</strong>trekking heeft op de boeken of stukken die door of ter uitvoering van het<br />

Wetboek moeten gehouden, opgemaakt of ontvangen worden.<br />

Voor een opsomming van de boeken en stukken die door of ter uitvoering van het<br />

Wetboek moeten gehouden, opgemaakt of ontvangen worden, wordt verwezen naar<br />

2° hierboven.<br />

De afwezigheid van een enkel der vereiste boeken volstaat om de toepassing van<br />

artikel 66 van het Wetboek te wettigen. Aldus is het niet-voorleggen ter inzage van<br />

het boek voor inkomende facturen voldoende opdat de administratie een ambtelijke<br />

aanslag kan opleggen voor de inkopen en de verkopen, ofschoon een boek voor<br />

uitgaande facturen werd gehouden en ter inzage werd voorgelegd.<br />

De ambtelijke aanslag dient niet te worden opgelegd wanneer de schuldenaar de<br />

gevraagde boeken of stukken voorlegt ter inzage vooraleer tot de notificatie van de<br />

ambtelijke aanslag wordt overgegaan.<br />

5° Niet-<strong>be</strong>antwoorden van de vragen om inlichtingen.<br />

Eenieder is gehouden op ieder verzoek van de ambtenaren <strong>be</strong>last met de controle op<br />

de heffing van de btw, mondeling of schriftelijk alle inlichtingen te verschaffen die<br />

hun gevraagd worden teneinde de juiste heffing van de <strong>be</strong>lasting in zijnen hoofde of<br />

in hoofde van derden na te gaan (Wetboek, art. 62, § 1).<br />

Een ambtelijke aanslag kan worden opgelegd lastens een schuldenaar van de<br />

<strong>be</strong>lasting die niet antwoordt op deze vraag om inlichtingen (Wetboek, art. 66), zelfs<br />

wanneer het niet-<strong>be</strong>antwoorden slechts een deel van de gevraagde inlichtingen<br />

<strong>be</strong>treft.<br />

6° Niet-inschrijven van de <strong>be</strong>lastbare handelingen.<br />

Een ambtelijke aanslag kan worden opgelegd lastens de schuldenaar die de door hem<br />

gestelde <strong>be</strong>lastbare handelingen niet in de voorgeschreven boeken of stukken<br />

optekent.<br />

Bedoeld worden onder meer:


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1462<br />

- de niet-optekening in het boek voor inkomende facturen van aankopen, ontvangen<br />

diensten, invoeren, intracommunautaire verwervingen van goederen,<br />

leveringen en diensten verricht aan zichzelf (bijvoor<strong>be</strong>eld een kleinhandelaar<br />

of een bakker die de bij de landbouwers gedane aankopen van fruit en<br />

groenten, boter en eieren, niet in zijn boek voor inkomende facturen optekent);<br />

- de niet-optekening in het boek voor uitgaande facturen van de door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige gedane leveringen waarvoor een factuur moet worden<br />

uitgereikt;<br />

- de niet-optekening van de ontvangsten met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen<br />

waarvoor geen factuur werd uitgereikt.<br />

7° Niet-uitreiken van facturen of facturen met onjuiste vermeldingen.<br />

Een ambtelijke aanslag kan worden opgelegd wanneer de schuldenaar van de<br />

<strong>be</strong>lasting ten aanzien van de door hem verrichte <strong>be</strong>lastbare handelingen aan de<br />

medecontractant geen factuur heeft uitgereikt wanneer hij daartoe gehouden was, of<br />

een factuur met onjuiste vermeldingen heeft uitgereikt (Wetboek, art. 66, tweede lid).<br />

618. Bedrag van de ambtelijke aanslag.<br />

De ambtelijke aanslag moet worden opgelegd ten <strong>be</strong>lope van de <strong>be</strong>lasting die<br />

verschuldigd is over het vermoedelijke <strong>be</strong>drag van de handelingen die de schuldenaar<br />

heeft verricht gedurende het tijdvak waarop de aanslag <strong>be</strong>trekking heeft (Wetboek,<br />

art. 66).<br />

De handelingen die in de aanslag kunnen <strong>be</strong>trokken worden zijn niet enkel de<br />

verkopen, de dienstverrichtingen of de aankopen waarover de schuldenaar<br />

rechtstreeks gehouden is de <strong>be</strong>lasting te voldoen maar eventueel ook de handelingen<br />

waarvoor hij krachtens artikel 51bis van het Wetboek, enkel hoofdelijk gehouden is<br />

de <strong>be</strong>lasting te voldoen.<br />

De ambtelijke aanslag moet zo dicht mogelijk de werkelijkheid <strong>be</strong>naderen, en mag<br />

geen willekeurig karakter dragen. De aanslag moet gesteund zijn op een juiste<br />

interpretatie van de wet en tevens <strong>be</strong>rusten op ernstige gegevens, dat wil zeggen op<br />

ter zake dienende gegevens en vermoedens.<br />

(1 februari 2012)


619. Door de <strong>be</strong>lastingplichtige te leveren tegen<strong>be</strong>wijs.<br />

(1 februari 2012)<br />

1463 "HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen"<br />

De ambtelijke aanslag heeft tot gevolg de <strong>be</strong>wijslast om te keren; door de ambte1ijke<br />

aanslag wordt de administratie geacht het <strong>be</strong>wijs van de verschuldigdheid van de<br />

<strong>be</strong>lasting of van de geldboete te heb<strong>be</strong>n geleverd.<br />

Wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige de hem ambtshalve opgelegde aanslag <strong>be</strong>twist, moet<br />

hij <strong>be</strong>wijzen dat deze aanslag overdreven is (Wetboek, art. 67).<br />

Het tegen<strong>be</strong>wijs kan worden geleverd door alle middelen van het gemeen recht,<br />

getuigen en vermoedens in<strong>be</strong>grepen, doch uitgezonderd de eed. Alleen<br />

<strong>be</strong>wijskrachtige gegevens mogen voor het tegen<strong>be</strong>wijs in aanmerking worden<br />

genomen. Met gezegden, <strong>be</strong>weringen, veronderstellingen en eenvoudige gissingen<br />

waarvan de echtheid of de oprechtheid niet kan nagegaan worden, kan natuurlijk<br />

geen rekening worden gehouden.<br />

Zoals blijkt uit de tekst van artikel 67 van het Wetboek, moet de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

het juiste <strong>be</strong>drag van zijn omzet niet aantonen. Het volstaat dat hij <strong>be</strong>wijst dat de<br />

ambtelijke aanslag overdreven is. De administratie kan, wanneer ze oordeelt dat ze<br />

zich op onvoldoende vermoedens heeft gesteund, zelf de ambtelijke aanslag<br />

verminderen. Ook de rechtbank kan het <strong>be</strong>drag van de ambtelijke aanslag<br />

verminderen.<br />

619/2. Te volgen procedure bij een ambtelijke aanslag.<br />

Alvorens over te gaan tot een ambtelijke aanslag, stelt de administratie de<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting bij ter post aangetekende brief in kennis van de feiten<br />

die de aanslag rechtvaardigen, het tijdvak waarop hij <strong>be</strong>trekking heeft, het<br />

vermoedelijke <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>oogde handelingen, de voor die handelingen<br />

opeisbare <strong>be</strong>lasting, de wijze waarop die <strong>be</strong>lasting werd <strong>be</strong>rekend en het <strong>be</strong>drag van<br />

de opgelopen geldboeten.<br />

De schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting <strong>be</strong>schikt over een termijn van een maand om<br />

schriftelijk zijn opmerkingen te doen kennen (te rekenen vanaf de datum van de<br />

voorafgaandelijke <strong>be</strong>tekening).


"HOOFDSTUK XVI: Bewijsmiddelen" 1464<br />

De administratie kan de ambtelijke aanslag slechts opleggen na het verstrijken van<br />

voornoemde termijn. De ambtelijke aanslag wordt opgelegd door de gewestelijke<br />

directeur van de administratie die <strong>be</strong>voegd is voor de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde of door de eerstaanwezende inspecteur die hij aanwijst.<br />

De <strong>be</strong>slissing van de ambtelijke aanslag wordt aan de schuldenaar ter kennis<br />

gebracht bij ter post aangetekende brief (z. KB nr. 9).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2010)<br />

1465 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

HOOFDSTUK XVII<br />

VERJARINGEN<br />

A. Oude regeling. - Vorderingen tot voldoening en vorderingen tot<br />

teruggaaf van de btw die zijn ontstaan vóór 29 decem<strong>be</strong>r 2008.<br />

Eerste afdeling. - Verjaring van de vordering tot voldoening van de<br />

btw, van de interesten en van de administratieve geldboeten,<br />

ontstaan na 31 decem<strong>be</strong>r 1998 en vóór 29 decem<strong>be</strong>r 2008<br />

(Wetboek, art. 81 en 81bis - oud).<br />

620. Aanvang van de verjaringstermijn.<br />

Krachtens het artikel 81 van het Wetboek, <strong>be</strong>gint de vordering tot voldoening van de<br />

btw, van de interesten en van de administratieve geldboeten te verjaren vanaf de dag<br />

dat deze vordering ontstaat.<br />

621. Oud artikel 81bis van het btw-Wetboek.<br />

De wet van 15 maart 1999 <strong>be</strong>treffende de <strong>be</strong>slechting van fiscale geschillen<br />

(Belgische Staatsblad van 27 maart 1999) heeft de tot dan toe <strong>be</strong>staande regeling<br />

inzake verjaringen op het stuk van de btw grondig gewijzigd. Deze <strong>be</strong>palingen zijn in<br />

werking getreden op 6 april 1999.<br />

De oude verjaringstermijnen, geregeld door de artikelen 81, 81bis (oud), 82, 82bis en<br />

83, van het Wetboek zijn nog slechts toepasselijk op de hangende zaken met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de vorderingen tot voldoening en de vorderingen tot teruggaaf van de<br />

<strong>be</strong>lasting, van de intresten en van de administratieve boeten die zich voordeden na<br />

31 decem<strong>be</strong>r 1998 en voor 29 decem<strong>be</strong>r 2008. Lopende verjaringen vallen onder de<br />

toepassing van de nieuwe wet en worden bijgevolg verlengd (zie nr. 622 en<br />

volgende).


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1466<br />

Artikel 84ter, van het Wetboek werd ingevoegd, artikel 89 van het Wetboek<br />

gewijzigd en artikel 90 van het Wetboek opgeheven ten opzichte van de voorheen<br />

geldende regeling.<br />

Deze oude procedure inzake btw wordt toegelicht in aanschrijving nr. 2/2000 van<br />

26/5/2000.<br />

621/2. Opgeheven.<br />

621/3. Eindpunt van de verjaringstermijn.<br />

Deze datum wordt <strong>be</strong>paald aan de hand van de <strong>be</strong>palingen van artikel 81bis (oud)<br />

van het Wetboek, waarbij een onderscheid wordt gemaakt naargelang de gewone<br />

driejarige verjaringstermijn, dan wel de vijfjarige of zevenjarige verjaringstermijn<br />

van toepassing is.<br />

Er dient <strong>be</strong>nadrukt te worden dat <strong>be</strong>ide verlangde verjaringstermijnen onafhankelijk<br />

van elkaar <strong>be</strong>staan, waarbij ieder fiscaal stelsel (vijfjarige en zevenjarige termijn) aan<br />

zijn eigen regels is onderworpen. D.w.z. dat er vanuit de gemeenrechtelijke<br />

verjaringstermijn van drie jaar onmiddellijk naar de toepassing van de zevenjarige<br />

verjaringstermijn kan worden overgegaan indien aan de aldaar gestelde voorwaarden<br />

is voldaan. Het is in dit opzicht <strong>be</strong>langrijk te <strong>be</strong>seffen dat voor de zevenjarige<br />

verjaringstermijn de toepassingsvoorwaarden en formaliteiten minder strikt zijn dan<br />

voor de vijfjarige termijn.<br />

A. Gewone verjaringstermijn van 3 jaar.<br />

Krachtens het oud artikel 81bis, § 1, van het Wetboek is er verjaring voor de<br />

vordering tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting, van de interesten en van de<br />

administratieve geldboeten, na het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op<br />

dat waarin de oorzaak van opeisbaarheid van die <strong>be</strong>lasting, interesten en<br />

administratieve geldboeten zich heeft voorgedaan.<br />

B. Verlenging van de gewone verjaringstermijn tot 5 jaar.<br />

In afwijking van de algemene verjaringstermijn is er evenwel verjaring na het<br />

verstrijken van het vijfde kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van<br />

(1 februari 2010)


(1 februari 2010)<br />

1467 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

opeisbaarheid van de <strong>be</strong>lasting, van de interesten en van de administratieve<br />

geldboeten zich heeft voorgedaan, zodra de overtreding <strong>be</strong>doeld in de artikelen 70 of<br />

71 <strong>be</strong>gaan is met <strong>be</strong>drieglijk opzet of met het oogmerk te schaden (Wetboek oud<br />

art. 81bis, § 1, tweede lid).<br />

"Bedrieglijk opzet" <strong>be</strong>staat wanneer de overtreding wordt <strong>be</strong>gaan met de <strong>be</strong>doeling<br />

zichzelf of een derde een onrechtmatig voordeel te verschaffen, meestal ten nadele<br />

van een persoon of van de gemeenschap.<br />

Er is "oogmerk om te schaden" wanneer de overtreding wordt <strong>be</strong>gaan met de wil om<br />

nadeel te <strong>be</strong>rokkenen, zelfs zonder dat de <strong>be</strong>trokkene enig voordeel uit zijn handeling<br />

haalt.<br />

Indien de administratie voornemens is de verjaringstermijn <strong>be</strong>paald in (oud)<br />

artikel 81bis, § 1, tweede lid, van het Wetboek toe te passen, moet ze, op straffe van<br />

nietigheid van de rechtzetting, voorafgaandelijk aan de <strong>be</strong>trokkene schriftelijk en<br />

nauwkeurig kennis geven van de vermoedens van <strong>be</strong>lastingontduiking die tegen hem<br />

<strong>be</strong>staan in de <strong>be</strong>treffende periode (Wetboek oud art. 84ter).<br />

Vermits de overgang van de drie- naar de vijfjarige verjaringstermijn enkel de<br />

vervulling van één van die voorwaarden vereist, is het niet noodzakelijk dat de<br />

overtreder terzelfder tijd zou gehandeld heb<strong>be</strong>n met <strong>be</strong>drieglijk opzet en met het<br />

oogmerk om te schaden, opdat de vijfjarige termijn van toepassing zou zijn. Eén van<br />

die <strong>be</strong>doelingen volstaat daartoe.<br />

Het zal hier vooral op aankomen te <strong>be</strong>wijzen dat een handeling met "<strong>be</strong>drieglijk<br />

opzet" werd gesteld, vermits het <strong>be</strong>oogde onrechtmatige voordeel in de meeste<br />

gevallen de ontduiking van de <strong>be</strong>lastingen zal zijn. De twee <strong>be</strong>grippen zijn bovendien<br />

voldoende ruim om te slaan op elk <strong>be</strong>drieglijk voornemen dat de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

heeft nagestreefd met schending van de fiscale <strong>be</strong>palingen. De overtredingen die het<br />

resultaat zijn van loutere nalatigheid, materiële vergissing of ter goeder trouw <strong>be</strong>gane<br />

onjuistheden, … worden evenwel uitgesloten.<br />

Volgens de gevestigde rechtspraak inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen is het niet vereist<br />

dat de administratie een absoluut <strong>be</strong>wijs in handen heeft van het <strong>be</strong>drieglijk opzet of<br />

het oogmerk om te schaden. Het volstaat dat zij <strong>be</strong>schikt over ernstige vermoedens<br />

die toelaten te veronderstellen dat er sprake is van dat opzet of dat oogmerk. De<br />

toepassing van de vijfjarige verjaringstermijn inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen is dus<br />

onder meer gewettigd wanneer:


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1468<br />

a. de administratie bij een controle, uitgevoerd binnen de termijn van drie jaar,<br />

onregelmatige praktijken vaststelt waarvan zij kan vermoeden dat die al<br />

voorheen werden toegepast;<br />

b. inlichtingen afkomstig van andere <strong>be</strong>lastingadministraties, van andere openbare<br />

diensten of van derden, ernstige vermoedens opleveren van kennelijke fraude;<br />

c. inlichtingen die een aanwijzing van een dergelijke fraude <strong>be</strong>vatten werden<br />

<strong>be</strong>komen van een andere lidstaat van de Europese Unie of van een derde land,<br />

in het kader van de bijstand waarin de communautaire regelgeving of een<br />

verdrag tot vermijding van dub<strong>be</strong>le <strong>be</strong>lasting voorziet.<br />

Voor <strong>be</strong>ide laatste voor<strong>be</strong>elden zal inzake btw veelal eerder de zevenjarige<br />

verjaringstermijn kunnen worden ingeroepen (zie punt C, hierna).<br />

Anderzijds werd in dit opzicht inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen reeds gevonnist dat het<br />

vereiste <strong>be</strong>drieglijk opzet niet <strong>be</strong>wezen moet worden geacht door het enige feit dat er<br />

geen aangifte van <strong>be</strong>lastbare inkomsten is gedaan, zelfs al waren deze omvangrijk<br />

(Brussel, 31.3.1987). Daartegenover staat dat er eveneens werd gevonnist dat de<br />

manifeste ontoereikendheid van de gegevens van de aangifte zowel wat de<br />

<strong>be</strong>drijvigheid van de <strong>be</strong>lastingplichtige als zijn bruto-inkomsten <strong>be</strong>treft, het aantal<br />

jaren gedurende dewelke onjuistheden werden <strong>be</strong>gaan en de <strong>be</strong>langrijkheid van de<br />

verborgen gehouden bruto-inkomsten, ten name van die <strong>be</strong>lastingplichtige een<br />

<strong>be</strong>drieglijk opzet om de <strong>be</strong>lasting te ontduiken aantonen (Luik, 23.5.1984). Een<br />

verdere commentaar m.b.t. dit aspect kan worden gevonden in de Com.IB 92.354/23<br />

en 24.<br />

Uit voormelde toelichting en rechtspraak blijkt dat het om kennelijke fraude moet<br />

gaan en dat elk geval afzonderlijk op grond van de feitelijke gegevens moet worden<br />

<strong>be</strong>oordeeld. Nuttige feitelijke gegevens kunnen bv. zijn het aantonen van aankopen<br />

zonder factuur, het <strong>be</strong>gaan van ernstige overtredingen jegens de verplichtingen<br />

opgelegd op grond van het KB nr. 1 inzake btw, enz.<br />

Inzake btw <strong>be</strong>let geen enkele wettelijke <strong>be</strong>paling dat de vastgestelde feiten die in<br />

aanmerking worden genomen om de verlengde verjaringstermijn van vijf jaar in te<br />

roepen, zich dienen te situeren in de nog niet verstreken gewone verjaringstermijn<br />

van drie jaar. Bijgevolg kan de verlenging worden aangetoond door onderzoek op<br />

handelingen die zich situeren in het verlengde van de gewone verjaringstermijn (met<br />

name het 4 e of 5 e jaar).<br />

(1 februari 2010)


(1 februari 2010)<br />

1469 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

C. Verlenging van de gewone verjaringstermijn tot 7 jaar.<br />

Het oud artikel 81bis, § 1, derde lid, van het Wetboek stipuleert dat, in afwijking van<br />

het eerste en tweede lid van dat artikel, er verjaring is na het verstrijken van het<br />

zevende kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van opeisbaarheid zich heeft<br />

voorgedaan, wanneer:<br />

- een inlichting, een onderzoek of een controle aantoont dat <strong>be</strong>lastbare<br />

handelingen niet werden aangegeven in België of dat er onrechtmatige<br />

<strong>be</strong>lastingaftrekken werden toegepast en de inlichting werd medegedeeld of<br />

verzocht of het onderzoek of de controle werd uitgevoerd of verzocht door,<br />

hetzij een andere lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig de regels<br />

daartoe <strong>be</strong>paald in het Wetboek of in de regelgeving van deze Unie, hetzij een<br />

<strong>be</strong>voegde overheid van enig ander land waarmee België een overeenkomst<br />

heeft gesloten tot het vermijden van dub<strong>be</strong>le <strong>be</strong>lasting, in verband met de<br />

<strong>be</strong>lasting waarop die overeenkomst van toepassing is;<br />

- een rechtsvordering aantoont dat, in België <strong>be</strong>lastbare handelingen niet werden<br />

aangegeven of <strong>be</strong>lastingaftrekken werden toegepast met overtreding van de<br />

wettelijke en verordenings<strong>be</strong>palingen die erop van toepassing zijn;<br />

- <strong>be</strong>wijskrachtige gegevens, waarvan de administratie kennis heeft gekregen,<br />

aantonen dat <strong>be</strong>lastbare handelingen niet werden aangegeven in België of dat<br />

er <strong>be</strong>lastingaftrekken werden toegepast met overtreding van de wettelijke en<br />

verordenings<strong>be</strong>palingen die daarop van toepassing zijn.<br />

621/4. Opmerking.<br />

Daar de nieuwe regeling in werking is getreden op 29.12.2008 (zie verder vanaf punt<br />

625/2), is deze oude regeling slechts geldig voor de hangende zaken.<br />

De vóór 1 januari 1999 geldende <strong>be</strong>palingen blijven van toepassing op de vorderingen<br />

tot voldoening en de vorderingen tot teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting, van de<br />

intresten en van de administratieve boeten die zijn ontstaan voor deze datum. In<br />

voorkomend geval wordt verwezen naar vorige versies van deze <strong>handleiding</strong>.


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1470<br />

622. Verjaringstermijn.<br />

(1 februari 2010)<br />

Afdeling 2. - Verjaring van de vordering tot teruggaaf van de<br />

btw, van de interesten en van de administratieve geldboeten<br />

(Wetboek, art. 82 - oud).<br />

Krachtens het oud artikel 82 van het Wetboek verjaart de vordering tot teruggaaf van<br />

de <strong>be</strong>lasting, van de interesten en van de administratieve geldboeten door verloop<br />

van vijf jaar, te rekenen van de dag waarop ze is ontstaan.<br />

622/2. (Opgeheven).<br />

622/3. Belangrijke verwijzing.<br />

Daar er een nieuwe regeling in werking trad per 6 april 1999 en de vorderingen die<br />

ontstonden vóór 1999 reeds gestuit werden, is deze oude regeling nog slechts van<br />

<strong>be</strong>perkte waarde. Bij hangende rechtsgedingen kan deze oude regeling echter nog<br />

een rol spelen. In voorkomend geval wordt verwezen naar vorige versies van deze<br />

<strong>handleiding</strong>.<br />

623. (Opgeheven).<br />

624. (Opgeheven).<br />

Afdeling 3. - Stuiting van de verjaring (Wetboek, art. 83).<br />

625. Artikel 83, zoals gewijzigd bij de Wet dd. 15.03.1999, luidt als volgt:


(1 februari 2010)<br />

1471 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

§ 1. Zowel ten aanzien van de voldoening als ten aanzien van de teruggaaf van de<br />

<strong>be</strong>lasting, de intresten en de administratieve geldboeten, wordt de verjaring gestuit op<br />

de wijze en onder de voorwaarden <strong>be</strong>paald bij de artikelen 2244 en volgende van het<br />

Burgerlijk Wetboek. Een nieuwe verjaring, die op dezelfde wijze kan worden gestuit,<br />

wordt in dat geval verkregen vijf jaar na de laatste stuiting van de vorige verjaring<br />

indien geen rechtsgeding hangend is.<br />

Elk rechtsgeding met <strong>be</strong>trekking tot de toepassing of de invordering van de <strong>be</strong>lasting<br />

dat wordt ingesteld door de Belgische Staat, door de schuldenaar van deze <strong>be</strong>lasting<br />

of door ieder ander persoon die gehouden is tot de <strong>be</strong>taling van de schuld op grond<br />

van dit Wetboek, van de <strong>be</strong>sluiten genomen ter uitvoering ervan of van het gemeen<br />

recht, schorst de verjaring.<br />

De schorsing vangt aan met de akte van rechtsingang en eindigt wanneer de<br />

rechterlijke <strong>be</strong>slissing in kracht van gewijsde is gegaan.<br />

§ 2. Afstand van de verlopen tijd der verjaring en de kennisgeving van het<br />

dwang<strong>be</strong>vel op de wijze als <strong>be</strong>doeld in artikel 85, § 1, worden ter aanzien van hun<br />

gevolgen gelijkgesteld met de in § 1, eerste lid, van dit artikel, <strong>be</strong>doelde stuiting.<br />

625bis. Belangrijke verwijzing.<br />

Daar deze regeling in werking getreden is op 6 april 1999 en de vorderingen die<br />

ontstaan zijn vóór 1999 reeds gestuit werden, is de oude regeling nog slechts van<br />

<strong>be</strong>perkte waarde. Bij hangende rechtsgedingen kan deze oude regeling echter nog<br />

een rol spelen. In voorkomend geval wordt verwezen naar vorige versies van deze<br />

<strong>handleiding</strong>.


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1472<br />

B. Nieuwe regeling - Vorderingen tot voldoening en vorderingen tot<br />

teruggaaf van de btw, intresten en administratieve geldboeten die zijn<br />

ontstaan vanaf 29 decem<strong>be</strong>r 2008.<br />

(1 februari 2010)<br />

Eerste afdeling. - Inleiding.<br />

625/2. Wijzigingen ingevolge de Programmawet van 22 decem<strong>be</strong>r 2008.<br />

Ingevolge de programmawet dd. 22.12.2008 werden in het kader van de strijd tegen<br />

de fiscale fraude een aantal wetswijzigingen doorgevoerd. De <strong>be</strong>langrijkste <strong>be</strong>treft de<br />

uitbreiding van de verjaringstermijn voor de vordering tot voldoening van de btw,<br />

intresten en boeten van vijf naar zeven jaar in geval van fraude (nieuw artikel 81bis,<br />

§ 1, tweede lid, 4° van het btw-Wetboek).<br />

Voortaan zijn er dus slechts 2 verjaringstermijnen wat de vordering tot voldoening<br />

van de btw, intresten en boeten <strong>be</strong>treft: de gewone termijn van drie jaar en de<br />

uitgebreide termijn van 7 jaar.<br />

Ook de tekst van het (oude) artikel 81bis, § 1, derde lid, 1° tot 3° werd gewijzigd<br />

(toepassing van de zevenjarige verjaringstermijn zonder dat er sprake is van fraude).<br />

Deze wetswijziging wordt toegelicht in de Circulaire AFZ Nr. 7/2009 - AOIF Nr. 35/<br />

2009 dd. 1 juli 2009.<br />

Het nieuwe artikel 81bis van het Wetboek, luidt voortaan als volgt:<br />

§ 1. Er is verjaring voor de vordering tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting, van de<br />

intresten en van de administratieve geldboeten, na het verstrijken van het derde<br />

kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van opeisbaarheid van die <strong>be</strong>lasting,<br />

intresten en administratieve geldboeten zich heeft voorgedaan.<br />

In afwijking van het eerste lid is er evenwel verjaring na het verstrijken van het<br />

zevende kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van opeisbaarheid zich heeft<br />

voorgedaan, wanneer:<br />

1° een inlichting, een onderzoek of een controle aantoont dat <strong>be</strong>lastbare<br />

handelingen niet werden aangegeven in België, dat er handelingen ten onrechte


(1 februari 2010)<br />

1473 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

werden vrijgesteld of dat er onrechtmatige <strong>be</strong>lastingaftrekken werden toegepast<br />

en de inlichting werd medegedeeld of verzocht of het onderzoek of de controle<br />

werd uitgevoerd of verzocht door, hetzij een andere lidstaat van de Europese<br />

Unie, overeenkomstig de regels daartoe <strong>be</strong>paald in dit Wetboek of in de<br />

regelgeving van deze Unie, hetzij een <strong>be</strong>voegde overheid van enig ander land<br />

waarmee België een overeenkomst heeft gesloten tot het vermijden van<br />

dub<strong>be</strong>le <strong>be</strong>lasting, in verband met de <strong>be</strong>lasting waarop die overeenkomst van<br />

toepassing is;<br />

2° een rechtsvordering aantoont dat, in België, <strong>be</strong>lastbare handelingen niet werden<br />

aangegeven, handelingen ten onrechte werden vrijgesteld of <strong>be</strong>lastingaftrekken<br />

werden toegepast met overtreding van de wettelijke en verordenings<strong>be</strong>palingen<br />

die erop van toepassing zijn;<br />

3° <strong>be</strong>wijskrachtige gegevens, waarvan de administratie kennis heeft gekregen,<br />

aantonen dat <strong>be</strong>lastbare handelingen niet werden aangegeven in België, dat er<br />

handelingen ten onrechte werden vrijgesteld of dat er <strong>be</strong>lastingaftrekken<br />

werden toegepast met overtreding van de wettelijke en verordenings<strong>be</strong>palingen<br />

die daarop van toepassing zijn;<br />

4° de overtreding <strong>be</strong>doeld in de artikelen 70 of 71 <strong>be</strong>gaan is met <strong>be</strong>drieglijk opzet<br />

of met het oogmerk te schaden.<br />

§ 2. Indien de in artikel 59, § 2, <strong>be</strong>doelde procedure uitwijst dat de <strong>be</strong>lasting over een<br />

ontoereikende maatstaf werd voldaan, verjaart de vordering tot voldoening van de<br />

aanvullende <strong>be</strong>lasting, van de intresten, van de administratieve geldboeten en van de<br />

procedurekosten, door verloop van twee jaar te rekenen van de laatste daad in die<br />

procedure.<br />

625/3. Vergelijking met verjaringstermijnen inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen.<br />

Inzake verjaring werd er gestreefd naar een harmonisatie met de regeling inzake<br />

inkomsten<strong>be</strong>lasting. Er wordt evenwel opgemerkt dat het door het Wetboek van<br />

Inkomsten<strong>be</strong>lastingen 1992 gemaakte onderscheid tussen onderzoekstermijnen en<br />

aanslagtermijnen vreemd blijft aan de btw-regelgeving.<br />

Het btw-Wetboek voorziet immers niet in een <strong>be</strong>perking van de onderzoekstermijn,<br />

maar <strong>be</strong>paalt enkel verjaringstermijnen inzake de vordering tot voldoening en<br />

teruggaaf van de btw, van de interesten en van de administratieve geldboeten.


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1474<br />

De <strong>be</strong>perking van het recht tot navorderen door het instellen van een uitdovende<br />

verjaring op grond van artikel 81 en 81bis van het Wetboek heeft geenszins tot<br />

gevolg dat inzake btw het recht op inzage en het recht om voorlegging te vragen van<br />

de boeken en stukken door toepassing van de verlengde verjaringstermijn zou<br />

worden ingekort of <strong>be</strong>perkt in de tijd. Inzake btw <strong>be</strong>staat er geen enkele wettelijke<br />

tijds<strong>be</strong>perking op het vlak van het uitoefenen van het controlerecht. Dit recht wordt<br />

slechts onrechtstreeks <strong>be</strong>perkt door het verloop van de <strong>be</strong>waringstermijn voor boeken<br />

en stukken <strong>be</strong>paald door artikel 60 van het Wetboek.<br />

In dit verband kan worden verwezen naar het vonnis van de rechtbank van Eerste<br />

Aanleg te Aarlen dd. 12.12.2007 in de zaak vs. SA S. Hierin wordt uitdrukkelijk<br />

gewezen op het verschil tussen de onderzoekstermijnen inzake directe <strong>be</strong>lastingen en<br />

de verjaringstermijnen inzake btw. De <strong>be</strong>staande verjaringstermijnen inzake btw<br />

leggen geenszins een <strong>be</strong>perking op aan de onderzoeksmogelijkheden van de btwadministratie<br />

vermits er geen onderzoekstermijnen <strong>be</strong>staan in het btw-Wetboek.<br />

Dit heeft tot gevolg dat controlerende ambtenaren, zoals dit reeds voordien het geval<br />

was, zelfs met <strong>be</strong>trekking tot periodes waarvoor de verjaring reeds is ingetreden, een<br />

inzage- en controlerecht kunnen uitoefenen, bv. met het oog op het inwinnen van<br />

inlichtingen op verzoek van een andere lidstaat (ongeacht of enige verlenging van de<br />

verjaringstermijn kan worden ingeroepen).<br />

Anderzijds heb<strong>be</strong>n de criteria "<strong>be</strong>drieglijk opzet" en "oogmerk om te schaden"<br />

inzake btw dezelfde draagwijdte als inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen zodat de<br />

gevestigde rechtspraak die zich ter zake heeft ontwikkeld aan de rechter een zeer<br />

ruime appreciatie laat (z. nr. 625/5, C). Voor meer info hieromtrent wordt verwezen<br />

naar de Circulaire AFZ Nr. 7/2009 - AOIF Nr. 35/2009 dd. 1 juli 2009.<br />

(1 februari 2010)<br />

Afdeling 2. - Verjaring van de vordering tot voldoening<br />

van de btw, van de interesten en van<br />

de administratieve geldboeten.<br />

625/4. Aanvangspunt van de verjaringstermijn.<br />

Krachtens artikel 81 van het Wetboek, <strong>be</strong>gint de vordering tot voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting, van de interesten en van de administratieve geldboeten te verjaren vanaf de<br />

dag dat deze vordering ontstaat.


(1 februari 2010)<br />

1475 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

De vordering tot voldoening van de btw ontstaat - in het geval een aangifte moet<br />

worden ingediend (aangifte, <strong>be</strong>doeld in art. 53, eerste lid, 3°, van het Wetboek; de<br />

aangifte <strong>be</strong>doeld in art. 53ter, 1°, van het Wetboek; de aangifte in te dienen door de<br />

toevallige <strong>be</strong>lastingplichtige met <strong>be</strong>trekking tot de vervreemding van een gebouw) -<br />

in principe bij het verstrijken van de indieningstermijn van de aangifte waarin de<br />

verschuldigde btw moet zijn opgenomen (z. evenwel nr. 625/6).<br />

Zo er geen aangifte moest worden ingediend ontstaat de vordering tot voldoening<br />

van de btw de dag waarop de <strong>be</strong>lasting verschuldigd is.<br />

De vordering tot voldoening van de interesten ontstaat van maand tot maand.<br />

Wat de niet-proportionele geldboeten <strong>be</strong>treft die verschuldigd zijn wegens het niet<br />

naleven van een voorgeschreven formaliteit of verplichting, ontstaat de vordering tot<br />

voldoening van die geldboete, naargelang het geval, bij het verstrijken van de termijn<br />

waarin aan die formaliteit moest worden voldaan of op de dag waarop de overtreding<br />

wordt <strong>be</strong>gaan.<br />

De vordering tot voldoening van de proportionele geldboeten daarentegen, die<br />

verschuldigd zijn ingevolge artikel 70, § 1, van het Wetboek wegens niet-<strong>be</strong>taling,<br />

niet tijdige <strong>be</strong>taling of ontoereikende <strong>be</strong>taling, ontstaat op het moment dat de<br />

vordering tot voldoening van de btw ontstaat.<br />

Inzake de bijzondere procedure deskundige schatting, <strong>be</strong>doeld in artikel 59, § 2, van<br />

het Wetboek, is het aanvangspunt van de termijn tot voldoening van de btw, de<br />

interesten, de administratieve geldboeten en de procedurekosten, krachtens artikel<br />

81bis, van het Wetboek, de laatste daad van die procedure.<br />

625/5. Eindpunt van de verjaringstermijn.<br />

Deze datum wordt <strong>be</strong>paald aan de hand van de <strong>be</strong>palingen van artikel 81bis van het<br />

Wetboek, waarbij een onderscheid wordt gemaakt naargelang de gewone driejarige<br />

verjaringstermijn, dan wel de zevenjarige verjaringstermijn van toepassing is.<br />

A. Gewone verjaringstermijn van 3 jaar.<br />

Krachtens artikel 81bis, § 1, van het Wetboek is er verjaring voor de vordering tot<br />

voldoening van de <strong>be</strong>lasting, van de interesten en van de administratieve geldboeten,<br />

na het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van<br />

opeisbaarheid van die <strong>be</strong>lasting, interesten en administratieve geldboeten zich heeft<br />

voorgedaan.


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1476<br />

B. Verlenging van de gewone verjaringstermijn tot 7 jaar ingevolge<br />

toepassing van artikel 81bis, § 1, tweede lid, 1° tot 3° van het Wetboek.<br />

1° Algemeen<br />

Artikel 81bis, tweede lid, 1° tot 3° van het Wetboek stipuleert dat, in afwijking<br />

van het eerste lid van dat artikel, er verjaring is na het verstrijken van het<br />

zevende kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van opeisbaarheid zich<br />

heeft voorgedaan, wanneer:<br />

- een inlichting, een onderzoek of een controle aantoont dat <strong>be</strong>lastbare<br />

handelingen niet werden aangegeven in België, dat er handelingen ten<br />

onrechte werden vrijgesteld of dat er onrechtmatige <strong>be</strong>lastingaftrekken<br />

werden toegepast en de inlichting werd medegedeeld of verzocht of het<br />

onderzoek of de controle werd uitgevoerd of verzocht door, hetzij een<br />

andere lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig de regels daartoe<br />

<strong>be</strong>paald in het Wetboek of in de regelgeving van deze Unie, hetzij een<br />

<strong>be</strong>voegde overheid van enig ander land waarmee België een overeenkomst<br />

heeft gesloten tot het vermijden van dub<strong>be</strong>le <strong>be</strong>lasting, in verband<br />

met de <strong>be</strong>lasting waarop die overeenkomst van toepassing is;<br />

- een rechtsvordering aantoont dat, in België <strong>be</strong>lastbare handelingen niet<br />

werden aangegeven, handelingen ten onrechte werden vrijgesteld of<br />

<strong>be</strong>lastingaftrekken werden toegepast met overtreding van de wettelijke en<br />

verordenings<strong>be</strong>palingen die erop van toepassing zijn;<br />

- <strong>be</strong>wijskrachtige gegevens, waarvan de administratie kennis heeft<br />

gekregen, aantonen dat <strong>be</strong>lastbare handelingen niet werden aangegeven<br />

in België, dat er handelingen ten onrechte werden vrijgesteld of dat er<br />

<strong>be</strong>lastingafrekken werden toegepast met overtredingen van de wettelijke<br />

en verordenings<strong>be</strong>palingen die daarop van toepassing zijn.<br />

In het nieuwe artikel 81bis, § 1, tweede lid, 1° tot 3° wordt een verduidelijking<br />

ingevoegd die in de oude wet niet was opgenomen: het <strong>be</strong>treft "de handelingen<br />

die in België ten onrechte een vrijstelling heb<strong>be</strong>n genoten", voorheen<br />

opgenomen onder de categorie van de "<strong>be</strong>lastbare handelingen die niet in<br />

België zijn aangegeven" en die reeds aan de verjaringstermijn van 7 jaar waren<br />

onderworpen. Deze verduidelijking wil alle dub<strong>be</strong>lzinnigheid voorkomen.<br />

Deze toevoeging mag niet <strong>be</strong>perkend geïnterpreteerd worden. Overtredingen<br />

die niet expliciet worden vermeld vallen nog steeds onder de noemer<br />

"<strong>be</strong>lastbare handelingen die niet in België zijn aangegeven", zoals bv. de<br />

toepassing van een verkeerd tarief. De aangifte op zodanige wijze opstellen dat<br />

zij niet tot een juiste heffing van het geheel of een deel van de wettelijk<br />

verschuldigde <strong>be</strong>lasting leidt, wordt gelijkgesteld met het niet aangeven van die<br />

handelingen en de erop wegende <strong>be</strong>lasting.<br />

(1 februari 2010)


(1 februari 2010)<br />

1477 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

Een verlenging van de verjaringstermijn tot zeven jaar is mogelijk indien door<br />

de verkregen inlichtingen specifiek een <strong>be</strong>wijs kan worden geleverd dat een<br />

<strong>be</strong>lastbare handeling niet werd aangegeven, inclusief dus het ten onrechte<br />

inroepen van een vrijstellings<strong>be</strong>paling, of dat er een onrechtmatige aftrek werd<br />

toegepast. Het <strong>be</strong>wijs van dit laatste ligt uiteraard bij de Administratie.<br />

De feiten waarop de inlichting slaat dienen zich in geen geval te situeren<br />

binnen de gewone verjaringstermijn van drie jaar, waardoor de verkregen<br />

inlichtingen of de resultaten van het gevoerde onderzoek na deze periode nog<br />

kunnen worden verkregen of ingewonnen, en gebruikt tegen de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Ook <strong>be</strong>staat de mogelijkheid de zevenjarige verjaringstermijn toe te<br />

passen indien een onderzoek wordt gedaan op vraag van een andere lidstaat<br />

voor zover wel te verstaan dit onderzoek in België aanleiding geeft tot het<br />

vaststellen van een niet-aangifte of <strong>be</strong>lastingaftrek waarvoor de regularisatie<br />

van de <strong>be</strong>lasting vereist is. Daartegenover staat dat de ratio legis doet<br />

vermoeden dat de verlenging van de verjaringstermijn enkel geldt ten aanzien<br />

van de regularisatie van de <strong>be</strong>lasting die met de uit het buitenland verkregen<br />

inlichtingen werd gerealiseerd. Het is derhalve niet aangewezen de vordering<br />

ook te laten slaan op bv. een overdreven aftrek van voor<strong>be</strong>lasting wanneer de<br />

vanuit het buitenland verkregen inlichting enkel rechtstreeks aanleiding geeft<br />

tot de verwerping van een vrijstelling of omzetverhoging, tenzij de verjaring op<br />

een andere wijze nog niet werd verkregen door de <strong>be</strong>lastingschuldige. Hetgeen<br />

voorafgaat kan eveneens worden gezegd ten aanzien van de rechtsvordering en<br />

van <strong>be</strong>wijskrachtige gegevens waarvan de administratie kennis heeft gekregen.<br />

V o o r b e e l d<br />

Het volstaat dat ten aanzien van een <strong>be</strong>lastingplichtige een aantal gegevens via het VIESsysteem<br />

werden ontvangen die naderhand door hem niet werden opgenomen in de aangifte (bij<br />

verwerving of doorverkoop van de goederen) opdat een verlenging van de verjaringstermijn<br />

kan worden ingeroepen.<br />

Daarentegen kan het aangeven van een intracommunautaire verwerving in rooster 86 zonder<br />

vermelding van de verschuldigde btw in rooster 55 niet als een niet aangegeven handeling<br />

worden <strong>be</strong>schouwd.<br />

2° Bewijskrachtige gegevens (artikel 81bis, § 1, tweede lid, 3° van het<br />

Wetboek)<br />

Wat <strong>be</strong>treft de <strong>be</strong>wijskracht van de gegevens is het <strong>be</strong>langrijk te vermelden dat<br />

de notie "<strong>be</strong>wijskrachtig" inzake btw een veel ruimere <strong>be</strong>tekenis heeft dan<br />

inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen. Dit is te wijten aan het feit dat het <strong>be</strong>wijs van de<br />

verschuldigdheid van de btw kan worden geleverd aan de hand van wettelijke<br />

vermoedens die talrijk aanwezig zijn in de wetgeving (zie hoofdstuk XVI,


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1478<br />

Bewijsmiddelen, afdeling 3). Bepaalde feiten, bijvoor<strong>be</strong>eld wat de hoedanigheid<br />

van schuldenaar inzake btw, de <strong>be</strong>lastbaarheid van leveringen of<br />

dienstverrichtingen en het toepasselijk btw-tarief <strong>be</strong>treft, kunnen uit de<br />

toepassing van de wet zelf worden afgeleid, zodat in de meeste gevallen geen<br />

bijkomende <strong>be</strong>wijsvoeringen moeten worden aangewend om de gegevens als<br />

<strong>be</strong>wijskrachtig aan te merken.<br />

Deze <strong>be</strong>wijskrachtige gegevens dienen trouwens in geen geval op zich alle<br />

informatie te <strong>be</strong>vatten die nodig is om de verschuldigdheid of het <strong>be</strong>drag van<br />

de verschuldigde <strong>be</strong>lasting te <strong>be</strong>palen; hiervoor kan een verder nazicht bij de<br />

<strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige terecht noodzakelijk zijn. In dit verband wordt<br />

ook herhaald dat de verjaringstermijnen geen onderzoekstermijnen zijn, zoals<br />

deze wel van toepassing zijn inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen, waardoor<br />

aanvullend onderzoek nog steeds mogelijk blijft.<br />

Zodoende kunnen alle inlichtingen die rechtstreeks een <strong>be</strong>lastingschuld<br />

aantonen door het <strong>be</strong>staan van een handeling die aan de btw is onderworpen<br />

ten aanzien van de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige of schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting<br />

de verlenging van de verjaringstermijn mogelijk maken.<br />

(1 februari 2010)<br />

V o o r b e e l d<br />

Wanneer bv. zwarte aankopen werden vastgesteld heb<strong>be</strong>n deze gegevens (in hoofde van de<br />

aankoper) in de regel het karakter van "<strong>be</strong>wijskrachtige gegevens", zowel ten aanzien van de<br />

aankoop zelf (door toepassing van artikel 51bis, § 1, 1° van het btw-Wetboek), als ten<br />

aanzien van de gerealiseerde verkopen (door toepassing van artikel 64, § 1, van het btw-<br />

Wetboek).<br />

Als <strong>be</strong>wijskrachtige gegevens gelden onder meer de resultaten van een<br />

controle, een onderzoek, een schatting, een scheidsrechterlijke uitspraak, een<br />

minnelijke schikking, e.d. waarmee de <strong>be</strong>lastingplichtige heeft ingestemd,<br />

alsook vaststellingen van de opsporingsdiensten die de <strong>be</strong>kentenis van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige dragen, resultaten van onderzoekingen verricht door andere<br />

administraties en waarmee de <strong>be</strong>lastingplichtige heeft ingestemd, een tot op het<br />

ogenblik van de ontdekking on<strong>be</strong>kend gebleven onderhandse akte of de<br />

resultaten van een controle uitgevoerd in een land waarmee België geen<br />

dub<strong>be</strong>l<strong>be</strong>lastingverdrag heeft afgesloten (z. nrs. 358/33 en 358/36, Com.IB92).<br />

V o o r b e e l d<br />

Een voor<strong>be</strong>eld is een akkoord inzake directe <strong>be</strong>lastingen (DB) dat via een <strong>be</strong>richt 281C<br />

wordt meegedeeld aan de btw-administratie. Het ondertekend akkoord inzake DB is bijgevolg<br />

een <strong>be</strong>wijskrachtig gegeven inzake btw. Deze gegevens dienen uiteraard wel pas na het<br />

verstrijken van de gewone verjaringstermijn ter kennis gebracht te zijn aan de btwadministratie,<br />

anders is de gewone verjaringstermijn van 3 jaar van toepassing.


(1 februari 2010)<br />

1479 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

Twee vonnissen dd. 14.03.2008 van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven,<br />

menen evenwel dat de toepassing van de zevenjarige verjaringstermijn inzake<br />

btw op grond van het (oud) art. 81bis, § 1, derde lid, 1°-3° van het Wetboek,<br />

niet zou toelaten nog bijkomende onderzoeksdaden te stellen tijdens deze<br />

aanvullende periode. Volgens de rechtbank is deze termijn, naar analogie met<br />

hetgeen geldt inzake directe <strong>be</strong>lastingen, slechts <strong>be</strong>doeld om de <strong>be</strong>lasting te<br />

vestigen. Het zou de administratie niet toegelaten zijn om gedurende deze<br />

uitzonderlijke verjaringstermijn onderzoeksdaden te stellen. Dit zou tot gevolg<br />

heb<strong>be</strong>n dat de verkregen inlichtingen op zich reeds voldoende <strong>be</strong>wijskrachtig<br />

zouden moeten zijn om de <strong>be</strong>lasting te kunnen vestigen na het verstrijken van<br />

de gewone verjaringstermijn.<br />

De administratie is het niet eens met deze stelling. Inzake btw <strong>be</strong>staan er<br />

immers geen onderzoekstermijnen zodat er ook geen voorwaarden aan kunnen<br />

worden gesteld. Het controlerecht inzake btw wordt in de praktijk slechts<br />

<strong>be</strong>perkt door het verloop van de <strong>be</strong>waringstermijn van de stukken <strong>be</strong>doeld in<br />

art. 60 van het Wetboek.<br />

Wel is het zo dat het onderzoek dient te ge<strong>be</strong>uren in het kader van het<br />

verifiëren van de verkregen inlichtingen en dat de taxatie daartoe <strong>be</strong>perkt dient<br />

te blijven. Het kan bijgevolg niet de <strong>be</strong>doeling zijn een volledige controle uit te<br />

oefenen bij de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige. Immers, andere inbreuken uit die<br />

periode waarop het onderzoek slaat die niet werden aangetoond d.m.v. de<br />

verkregen "<strong>be</strong>wijskrachtige gegevens" zijn wel verjaard.<br />

De Memorie van Toelichting bij de Programmawet dd. 22.12.2008 verduidelijkt<br />

trouwens de draagwijdte van het onderzoeksrecht in het licht van de<br />

verjaringstermijnen (Parl. St., Kamer, zitting 2008-2009, 1607/001, 110). Het<br />

btw-wetboek <strong>be</strong>vat geen termijnen gedurende de welke onderzoeksverrichtingen<br />

mogen worden gesteld. Het <strong>be</strong>grip "onderzoekstermijn" komt in<br />

de btw-wetgeving niet voor. Het is nl. zo dat er inzake btw, onverminderd de<br />

eventuele <strong>be</strong>perking van het navorderingsrecht door de instelling van de<br />

uitdovende verjaring vervat in de art. 81 en 81bis Wetboek, geen enkele<br />

wettelijke tijds<strong>be</strong>perking <strong>be</strong>staat voor de uitoefening van het controlerecht. In<br />

de praktijk wordt dit controlerecht slechts <strong>be</strong>perkt door de <strong>be</strong>waringstermijn<br />

voor de boeken en stukken <strong>be</strong>paald overeenkomstig artikel 60 btw-Wetboek.<br />

Bijgevolg kan de <strong>be</strong>lastingplichtige zich niet op een verjaringstermijn <strong>be</strong>roepen<br />

om een voorlegging van boeken en stukken te weigeren; hij kan er nochtans<br />

niet worden op aangesproken aan deze voorlegging geen gevolg te geven na<br />

verloop van de <strong>be</strong>waringstermijn van zeven jaar <strong>be</strong>doeld in voornoemd<br />

artikel 60 btw-Wetboek.


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1480<br />

De ambtenaren, <strong>be</strong>voegd voor de controle naar de toepassing van de btwwetgeving,<br />

kunnen bijgevolg steeds een inzage- en controlerecht uitoefenen,<br />

zelfs met <strong>be</strong>trekking tot periodes waarvoor de verjaring reeds is ingetreden. Dit<br />

principe geldt trouwens bij elke toepassing van de 7-jarige verjaringstermijn.<br />

In <strong>be</strong>paalde gevallen zullen bovendien onderzoeken kunnen worden gevoerd<br />

zonder dat het ab initio de <strong>be</strong>doeling was om de verjaringstermijn uit te breiden<br />

(bv. inwinnen van inlichtingen op verzoek van een andere lidstaat), ongeacht<br />

het feit of enige verlenging van de verjaringstermijn kan worden ingeroepen.<br />

3° …waarvan de administratie kennis heeft gekregen<br />

In de wettekst zelf wordt geen enkele <strong>be</strong>perking gesteld omtrent de wijze<br />

waarop of de hoedanigheid van de persoon of de instelling die deze <strong>be</strong>wijskrachtige<br />

gegevens aan de administratie meedeelt. Wel kan worden gesteld dat<br />

de gegevens op een regelmatige wijze moeten zijn verkregen.<br />

In de aanschrijving nr. 2 dd. 26 mei 2000 van het AFZ wordt gesteld dat de<br />

overtreding aan het licht moet worden gebracht ten gevolge van <strong>be</strong>wijskrachtige<br />

gegevens, sterker dan aanwijzingen, die met name afkomstig zijn van<br />

een "andere" administratie van het Rijk. Zodoende is informatie van om het<br />

even welke andere dienstig voor het verlengen van de verjaringstermijn voor<br />

navorderingen die aan de hand van die informatie kunnen worden <strong>be</strong>wezen.<br />

Ook de inlichtingen verschaft door de administratie van de Directe Belastingen<br />

bij middel van een formulier 281C kunnen bijgevolg eveneens <strong>be</strong>schouwd<br />

worden als <strong>be</strong>wijskrachtige gegevens afkomstig van een andere <strong>be</strong>lastingadministratie.<br />

Ze kunnen dus dienen om de verjaringstermijn te verlengen tot<br />

zeven jaar. Bovendien heeft dit formulier on<strong>be</strong>twistbaar het karakter van<br />

<strong>be</strong>wijskrachtig gegeven wanneer het zich <strong>be</strong>roept op elementen waarmee de<br />

<strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige heeft ingestemd, hetzij uitdrukkelijk, door middel<br />

van een akkoord, hetzij stilzwijgend, door zijn situatie inzake directe<br />

<strong>be</strong>lastingen recht te zetten.<br />

De interpretatie dat deze inlichtingen afkomstig zouden moeten zijn van een<br />

andere <strong>be</strong>lastingadministratie van het Rijk is evenwel een <strong>be</strong>perkende<br />

voorwaarde die niet in de wet zelf is vermeld. De tekst van de Aanschrijving<br />

nr. 2 van 26 mei 2000 (AFZ/99-0739) onder nr. 25, evenals van de Instructie<br />

AOIF Ci.RH.81/542.621 van 11 septem<strong>be</strong>r 2001 dient derhalve niet als een<br />

<strong>be</strong>perkende stellingname te worden gezien.<br />

Het Hof van Cassatie <strong>be</strong>vestigt nu in haar uitspraak van 27.11.2009 dit<br />

standpunt (zie voor<strong>be</strong>eld 3, hierna).<br />

(1 februari 2010)


(1 februari 2010)<br />

1481 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

Vermits er geen <strong>be</strong>perking gesteld wordt omtrent de wijze waarop of de<br />

hoedanigheid van de persoon of de instelling die deze <strong>be</strong>wijskrachtige<br />

gegevens meedeelt, kunnen alle inlichtingen die rechtstreeks een <strong>be</strong>lastingschuld<br />

aantonen door het <strong>be</strong>staan van een handeling die aan de btw is<br />

onderworpen ten aanzien van de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige of schuldenaar<br />

van de <strong>be</strong>lasting de verlenging van de verjaringstermijn mogelijk maken.<br />

Hiertoe <strong>be</strong>horen bijgevolg ook de inlichtingen die verkregen zijn van de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige zelf (bv. indienen van een btw-aangifte, schulderkentenis,<br />

…) of een derde (bv. rechtsopvolger met aparte juridische entiteit).<br />

Er wordt dienaangaande ook verwezen naar de analoge toepassing van deze<br />

<strong>be</strong>paling inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen, wat de termijn van artikel 358, § 1, 4°<br />

van het WIB92 <strong>be</strong>treft (zie ComIB nr. 358/34).<br />

V o o r b e e l d 1<br />

Een <strong>be</strong>lastingplichtige dient een aanvraag om terug<strong>be</strong>taling in met <strong>be</strong>trekking tot zijn<br />

aftrekbare btw voor een <strong>be</strong>paalde periode. Deze aanvraag tot teruggaaf toont het <strong>be</strong>staan van<br />

een <strong>be</strong>lastbare omzet aan die niet eerder (binnen de oorspronkelijke verjaringstermijn) werd<br />

aangegeven door <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige. Dergelijke feiten kunnen een <strong>be</strong>wijskrachtig<br />

gegeven vormen. Het feit dat deze gegevens afkomstig zijn van de <strong>be</strong>lastingplichtige zelf of van<br />

een derde, en de administratie hiervan kennis krijgt bij de afhandeling van een aanvraag om<br />

uitoefening van een recht op aftrek, staat toe om de zevenjarige termijn zoals <strong>be</strong>doeld in<br />

art. 81bis, § 1, tweede lid, 3° van het Wetboek in te roepen.<br />

V o o r b e e l d 2<br />

Een ambtenaar werkzaam in een klassiek btw-controlekantoor gaat het dossier van de<br />

<strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige inkijken bij zijn collega van de directe <strong>be</strong>lastingen. De op deze<br />

wijze verkregen inlichtingen kunnen aangemerkt worden als <strong>be</strong>wijskrachtige inlichtingen om<br />

de verlengde verjaringstermijn van art. 81bis, § 1, tweede lid, 3° van het Wetboek in te<br />

roepen.<br />

V o o r b e e l d 3 - Arrest Hof van Cassatie dd. 27.11.2009<br />

In dit verband dient eveneens de uitspraak van het Hof van Cassatie dd. 27.11.2009 te worden<br />

<strong>be</strong>oordeeld.<br />

In deze zaak werd de <strong>be</strong>lastingplichtige SA G. geregulariseerd voor feiten die hij zelf ter kennis<br />

bracht van de administratie naar aanleiding van een vraag om inlichtingen in het kader van<br />

een fiscale controle die werd uitgevoerd bij de medecontractant van <strong>be</strong>trokken<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige. Vermits het antwoord op deze vraag om inlichtingen werd verkregen na het<br />

verstrijken van de gewone 3-jarige verjaringstermijn, roept de administratie de zevenjarige<br />

termijn in. De verkregen inlichtingen <strong>be</strong>schouwt ze immers als <strong>be</strong>wijskrachtige elementen in de<br />

zin van het (oud) artikel 81bis, § 1, derde lid, 3° van het Wetboek.<br />

Het Hof van Beroep te Luik oordeelt in zijn uitspraak dd. 25.04.2008 evenwel dat deze<br />

verkregen inlichtingen niet kunnen worden ingeroepen om de zevenjarige termijn te<br />

rechtvaardigen. Het Hof verwijst hierbij naar de btw-commentaar nr. 81bis/12 waar


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1482<br />

uitdrukkelijk staat vermeld dat de <strong>be</strong>wijskrachtige gegevens, sterker dan aanwijzingen, met<br />

name afkomstig dienen te zijn van een andere administratie van het Rijk. Tevens verwijst hij<br />

naar de vorige versie van de btw-<strong>handleiding</strong> en leidt hieruit af dat de term "waarvan de<br />

administratie kennis heeft gekregen" inhoudt dat de elementen waarop de administratie steunt<br />

om te <strong>be</strong>lasten niet door de administratie zelf mogen worden ingezameld maar dat deze taxatie<br />

dient voort te vloeien uit elementen waarvan ze geïnformeerd werd, hetzij door een<br />

zusteradministratie, hetzij door een derde. De inlichtingen zouden m.a.w. spontaan ter ore van<br />

de <strong>be</strong>lastingadministratie moeten komen. In dit geval waren de verkregen inlichtingen dus geen<br />

gegevens waarvan de administratie kennis heeft genomen doch gegevens die ze zelf heeft<br />

ingezameld via haar vraag om inlichtingen bij de <strong>be</strong>lastingplichtige zelf (dus geen inlichtingen<br />

verkregen via een derde of een andere administratie).<br />

De administratie gaat in cassatie tegen dit arrest en roept in eerste instantie het<br />

legaliteits<strong>be</strong>ginsel in ter verdediging. In de wettekst zelf staat nl. geen enkele voorwaarde<br />

omtrent de wijze waarop of de hoedanigheid van de persoon die de inlichtingen verschaft. Om<br />

de zevenjarige verjaringstermijn te kunnen toepassen is het nodig, maar ook voldoende, dat<br />

<strong>be</strong>wijskrachtige elementen aan het licht brengen dat <strong>be</strong>lastbare handelingen niet werden<br />

aangegeven. Geen enkele andere voorwaarde wordt opgelegd door de tekst van het (oud)<br />

artikel 81bis, § 1, derde lid, 3° van het Wetboek en vooral wordt er nergens vereist dat de<br />

informatie om een juiste <strong>be</strong>lastingheffing toe te laten afkomstig zou moeten zijn van een derde<br />

of van een andere administratie. De wettekst is zeer klaar en duidelijk hierin. Bovendien is het<br />

zo dat noch de btw-commentaar noch de btw-<strong>handleiding</strong> (waarin trouwens vroeger ook al<br />

staat vermeld dat er geen <strong>be</strong>perkingen worden opgelegd omtrent de hoedanigheid van de<br />

persoon die de inlichtingen verschaft) enige kracht van wet heb<strong>be</strong>n. Het arrest van het hof van<br />

<strong>be</strong>roep legt bijgevolg een bijkomende voorwaarde op aan de wettekst en schendt deze wettekst<br />

op deze manier. De rechter haalt eveneens de tekst van de voor<strong>be</strong>reidende werkzaamheden van<br />

de wettekst aan (1) . Deze voor<strong>be</strong>reidende werkzaamheden mogen evenwel niet worden<br />

ingeroepen voor zover de wettekst duidelijk en precies is en er is geen reden om een<br />

onderscheid te maken daar waar de wet zelf geen onderscheid maakt (2) .<br />

Overigens voorziet artikel 93quaterdecies, §§ 2 en 3 van het Wetboek dat alle inlichtingen, …<br />

door een ambtenaar ontdekt of <strong>be</strong>komen in het uitoefenen van zijn functie, door de Staat<br />

kunnen worden ingeroepen voor het opsporen van elke krachtens de <strong>be</strong>lastingwetten<br />

verschuldigde som. Wanneer een ambtenaar bijgevolg tijdens de uitoefening van zijn functie op<br />

regelmatige wijze een inlichting verkrijgt, dan kan de Staat dit inroepen tegen om het even wie<br />

voor o.a. het opsporen en de invordering van verschuldigde btw, in het bijzonder wanneer deze<br />

btw ten onrechte in aftrek werd gebracht.<br />

Deze stellingname wordt nu <strong>be</strong>vestigd door het Hof van Cassatie in haar uitspraak van 27<br />

novem<strong>be</strong>r 2009. Daar <strong>be</strong>vestigt het Hof dat uit de wettekst zelf niet kan worden afgeleid dat<br />

de <strong>be</strong>wijskrachtige elementen waarop de (btw)-administratie zich kan <strong>be</strong>roepen om de<br />

<strong>be</strong>lasting te innen, afkomstig dienen te zijn van een andere administratie of van een derde.<br />

Het Hof <strong>be</strong>vestigt hiermee dat het arrest van het Hof van <strong>be</strong>roep van Luik van 25 april 2008<br />

een bijkomende voorwaarde oplegt aan de wettekst en deze wettekst op deze manier schendt.<br />

(1)<br />

De tekst van de voor<strong>be</strong>reidende werkzaamheden vermeldt o.a. dat "de <strong>be</strong>wijskrachtige gegevens, sterker dan<br />

aanwijzingen met name afkomstig dienen te zijn van een andere administratie van het Rijk".<br />

(2)<br />

Cass., 30.06.2006, Pas. 2006, n° 370; Cass. 22.12.1994, Bull. 1994, n° 573; Cass. 18.09.1978, Bull. 1979, p. 66;<br />

Cass., 31.01.1961, Bull. 1961, p. 584).<br />

(1 februari 2010)


(1 februari 2010)<br />

1483 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

Ten slotte wordt erop gewezen dat voor de toepassing van de zevenjarige termijn op<br />

grond van artikel 81bis, § 1, tweede lid, 1° tot 3° van het Wetboek geen voorafgaande<br />

kennisgeving noodzakelijk is. In dit verband wordt erop gewezen dat de<br />

toepassing van de verlenging van de verjaringstermijn een <strong>be</strong>stuurshandeling is die<br />

bijgevolg moet worden gemotiveerd op het ogenblik dat ze zal worden toegepast aan<br />

de hand van alle elementen die het mogelijk maken voor de <strong>be</strong>lastingplichtige om<br />

deze toepassing van de verlenging te <strong>be</strong>oordelen.<br />

C. Verlenging van de gewone verjaringstermijn tot 7 jaar ingevolge<br />

toepassing van artikel 81bis, § 1, tweede lid, 4° van het Wetboek.<br />

1° Algemeen<br />

Teneinde de strijd tegen de fiscale fraude inzake btw op te voeren, werd de<br />

verjaringstermijn in geval van fraude uitgebreid van vijf naar zeven jaar,<br />

hetgeen in eerste instantie de pakkans zou moeten verhogen vermits de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige waarbij fraude wordt vastgesteld over een langere periode<br />

zal kunnen gecontroleerd worden.<br />

Meer specifiek wordt artikel 81bis van het Wetboek gewijzigd teneinde de<br />

verjaringstermijn van de vordering tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting, de intresten<br />

en de administratieve geldboeten te verlengen in geval de overtreding <strong>be</strong>doeld<br />

in de artikelen 70 of 71 van het Wetboek <strong>be</strong>gaan is met <strong>be</strong>drieglijk opzet of<br />

met het oogmerk te schaden. De verjaring treedt voortaan in na het verstrijken<br />

van het zevende kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van<br />

opeisbaarheid zich heeft voorgedaan.<br />

In artikel 84ter van het Wetboek wordt voortaan verwezen naar artikel 81bis,<br />

§ 1, tweede lid, 4° van het Wetboek.<br />

Deze wet treedt in werking op 29.12.2008. De op die datum nog lopende<br />

verjaringstermijn inzake btw worden van 5 jaar op 7 jaar gebracht, althans voor<br />

zover <strong>be</strong>wezen wordt dat overtredingen <strong>be</strong>gaan zijn met <strong>be</strong>drieglijk opzet of<br />

met het oogmerk te schaden. Wanneer een nieuwe wet verjaringstermijnen<br />

verlengt, vindt ze in principe onmiddellijk toepassing; lopende verjaringen<br />

vallen onder de toepassing van de nieuwe wet en worden bijgevolg verlengd.<br />

Het nieuwe artikel 81bis luidt voortaan als volgt:


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1484<br />

§ 1. Er is verjaring voor de vordering tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting, van de<br />

intresten en van de administratieve geldboeten, na het verstrijken van het derde<br />

kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van opeisbaarheid van die<br />

<strong>be</strong>lasting, intresten en administratieve geldboeten zich heeft voorgedaan.<br />

In afwijking van het eerste lid is er evenwel verjaring na het verstrijken van het<br />

zevende kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van opeisbaarheid zich<br />

heeft voorgedaan, wanneer:<br />

1° …<br />

2° …<br />

3° …<br />

4° de overtreding <strong>be</strong>doeld in de artikelen 70 of 71 <strong>be</strong>gaan is met <strong>be</strong>drieglijk<br />

opzet of met het oogmerk te schaden.<br />

§ 2. …<br />

(1 februari 2010)<br />

V o o r b e e l d<br />

In principe verjaart de vordering tot voldoening van de <strong>be</strong>lasting voor <strong>be</strong>lastingschulden<br />

waarvan de oorzaak van opeisbaarheid zich heeft voorgedaan in de loop van 2003 op<br />

31.12.2008. Voortaan zullen deze btw-schulden bijgevolg verjaren op 31.12.2010.<br />

2° Bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden<br />

Er is <strong>be</strong>drieglijk opzet wanneer de overtreding wordt <strong>be</strong>gaan met de <strong>be</strong>doeling<br />

om zichzelf of een derde een onrechtmatig voordeel te verschaffen, meestal ten<br />

nadele van een persoon of van de gemeenschap. Er is oogmerk om te schaden<br />

wanneer de overtreding wordt <strong>be</strong>gaan met de wil om nadeel te <strong>be</strong>rokkenen,<br />

zelfs zonder dat de <strong>be</strong>trokkene enig voordeel uit zijn handeling haalt. Op<br />

<strong>be</strong>lastinggebied gaat het vooral om handelingen die met <strong>be</strong>drieglijk opzet zijn<br />

verricht, aangezien het nagestreefde onrechtmatige voordeel meestal de<br />

ontdoken <strong>be</strong>lasting is.<br />

Het feit dat het om een <strong>be</strong>drieglijk voornemen moet gaan, heeft tot gevolg dat<br />

overtredingen die hun oorsprong vinden in gewone nalatigheid, materiële<br />

vergissingen, te goeder trouw <strong>be</strong>gane onjuistheden, enz., niet in aanmerking<br />

komen. In elk afzonderlijk geval is het nodig, op grond van de feitelijke<br />

gegevens van de zaak, na te gaan of de vastgestelde overtreding al dan niet is<br />

<strong>be</strong>gaan met het oogmerk om zichzelf of een derde, ten nadele van de Schatkist,<br />

een ongeoorloofd voordeel te <strong>be</strong>zorgen. Nuttige feitelijke gegevens kunnen zijn<br />

het aantonen van aankopen zonder factuur of het <strong>be</strong>gaan van ernstige<br />

overtredingen jegens de verplichtingen opgelegd op grond van het KB nr. 1<br />

inzake btw. Verder kunnen kenmerkende <strong>be</strong>standdelen van de inbreuk blijken<br />

uit:


(1 februari 2010)<br />

1485 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

- het aanwenden van georganiseerde fraudepraktijken, zoals het<br />

voorleggen van documenten of geschriften die vals zijn door weglating,<br />

verandering, fictieve inschrijvingen;<br />

- het aanwenden van onrechtmatige middelen om aan de <strong>be</strong>taling van de<br />

<strong>be</strong>lasting te ontsnappen o.a. door het onvermogen te <strong>be</strong>werken;<br />

- in sommige gevallen, het feit dat de <strong>be</strong>lastingplichtige meerdere malen en<br />

op een <strong>be</strong>wuste wijze <strong>be</strong>langrijke fiscale verplichtingen niet heeft<br />

nageleefd.<br />

Voor meer informatie en voor<strong>be</strong>elden wordt verwezen naar de Circulaire AFZ<br />

Nr. 7/2009 - AOIF Nr. 35/2009 dd. 1 juli 2009.<br />

3° Voorafgaande kennisgeving<br />

Overeenkomstig artikel 84ter van het Wetboek moet de administratie <strong>be</strong>voegd<br />

voor de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, indien zij voornemens is de<br />

verjaringstermijn <strong>be</strong>paald in artikel 81bis, § 1, tweede lid, 4° toe te passen, op<br />

straffe van nietigheid van de rechtzetting voorafgaandelijk aan de <strong>be</strong>trokkene<br />

schriftelijk en nauwkeurig kennis geven van de vermoedens van <strong>be</strong>lastingontduiking<br />

die tegen hem <strong>be</strong>staan in de <strong>be</strong>treffende periode.<br />

De vraag is gerezen wanneer deze kennisgeving precies dient te ge<strong>be</strong>uren.<br />

Twee vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven dd. 14.03.2008<br />

stellen dat de kennisgeving die gepaard gaat met de toepassing van de<br />

uitgebreide verjaringstermijn wegens fraude ook inzake btw reeds dient te<br />

ge<strong>be</strong>uren vooraleer het onderzoek door de administratie wordt aangevat, zoals<br />

dit het geval is inzake directe <strong>be</strong>lastingen.<br />

Dit zou <strong>be</strong>tekenen dat deze kennisgeving niet alleen noodzakelijk is om in deze<br />

aanvullende termijn alsnog <strong>be</strong>paalde rechtzettingen door te voeren, maar<br />

eveneens om binnen dezelfde termijn nog <strong>be</strong>paalde onderzoeksdaden te stellen.<br />

Deze zienswijze wordt niet bijgetreden door de administratie. Het is nl. zo dat<br />

er inzake btw, onverminderd de eventuele <strong>be</strong>perking van het navorderingsrecht<br />

door de instelling van de uitdovende verjaring vervat in de artikelen 81 en<br />

81bis van het Wetboek, geen enkele wettelijke tijds<strong>be</strong>perking <strong>be</strong>staat voor de<br />

uitoefening van het controlerecht. Deze zienswijze wordt overigens in<br />

hetzelfde vonnis <strong>be</strong>vestigd (1) .<br />

(1) "…de btw-wetgeving voorziet niet expliciet in het <strong>be</strong>staan van onderzoekstermijnen…"


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1486<br />

Vermits de btw-wetgeving niet voorziet in onderzoekstermijnen, wordt in de<br />

praktijk het controlerecht enkel <strong>be</strong>perkt door het verloop van de <strong>be</strong>waringstermijnen<br />

van de boeken en stukken overeenkomstig art. 60 van het Wetboek.<br />

Uit de wettekst van art. 84ter van het Wetboek blijkt bovendien nergens dat de<br />

voorafgaande kennisgeving een voorwaarde zou zijn voor het uitoefenen van<br />

een fiscale controle. Deze kennisgeving is enkel nodig om een rechtzetting te<br />

kunnen doorvoeren in de aanvullende termijn. Deze kennisgeving dient dus<br />

niet het onderzoek doch de rechtzetting vooraf te gaan.<br />

Het standpunt van de administratie <strong>be</strong>staat er dus in dat de voorafgaande<br />

kennisgeving voorzien in art. 84ter van het Wetboek enkel een noodzakelijke<br />

voorwaarde is om alsnog gedurende een aanvullende termijn van vier jaar de<br />

nodige rechtzettingen te kunnen doorvoeren, maar dat dit op geen enkele<br />

manier als voorwaarde geldt voor het rechtmatig uitoefenen van een fiscale<br />

controle. In die zin volstaat het bijgevolg dat de voorafgaande kennisgeving<br />

met het oog op de toepassing van art. 81bis, § 1, tweede lid, 4° van het<br />

Wetboek ge<strong>be</strong>urt voor de verzending van de rechtzetting in de vorm van een<br />

regularisatieopgave of proces-verbaal.<br />

Er wordt tot slot opgemerkt dat de eventuele <strong>be</strong>lastingheffing die volgt op de<br />

fiscale controle niet <strong>be</strong>perkt hoeft te blijven tot de vermoedens van <strong>be</strong>lastingontduiking<br />

waarvan melding werd gemaakt in deze voorafgaande kennisgeving.<br />

Als tijdens de onderzochte periode andere elementen aan het licht<br />

komen (die dus niet expliciet werden vermeld in de kennisgeving) kunnen deze<br />

evenzeer <strong>be</strong>last worden, voor zover evenwel deze overtredingen werden<br />

<strong>be</strong>gaan met <strong>be</strong>drieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, zo niet is de<br />

vordering met <strong>be</strong>trekking tot die overtredingen immers verjaard.<br />

D. Bijzondere tweejarige termijn inzake deskundige schatting.<br />

Artikel 81bis, § 2, van het Wetboek <strong>be</strong>paalt dat indien de in artikel 59, § 2, <strong>be</strong>doelde<br />

procedure uitwijst dat de <strong>be</strong>lasting over een ontoereikende maatstaf werd voldaan, de<br />

vordering tot voldoening van de aanvullende <strong>be</strong>lasting, van de interesten, van de<br />

administratieve geldboeten en van de procedurekosten, verjaart door verloop van<br />

twee jaar te rekenen van de laatste daad in die procedure.<br />

(1 februari 2010)


625/6. Gevolgen van de indiening van de btw-aangifte.<br />

(1 februari 2010)<br />

1487 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

Uit de <strong>be</strong>doeling van de wetgever blijkt duidelijk dat de indiening zelf van de<br />

periodieke btw-aangifte een specifieke vordering doet ontstaan tot voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting, de interesten en de administratieve geldboeten, waarvan de opeisbaarheid<br />

uit de aangifte blijkt en waarvan de verjaringstermijn wordt <strong>be</strong>paald in artikel 81bis<br />

van het Wetboek. Daarenboven houdt deze aangifte een vrijwillige schulderkentenis<br />

door de <strong>be</strong>lastingplichtige in van de <strong>be</strong>lasting die erin werd opgenomen en vormt ze<br />

aldus een akte van stuiting. Krachtens artikel 83, § 1, eerste lid, van het Wetboek<br />

wordt in dat geval een nieuwe verjaring verkregen vijf jaar na de laatste stuiting van<br />

de vorige verjaring, indien geen rechtsgeding hangend is (z. nr. 625/13).<br />

625/7. Voor<strong>be</strong>elden.<br />

V o o r b e e l d 1<br />

A, kwartaalaangever, levert op 7 januari 2010 goederen aan B nadat deze laatste de prijs zoals<br />

overeengekomen op 30 decem<strong>be</strong>r 2009 heeft <strong>be</strong>taald. Overeenkomstig artikel 17, §1, tweede lid, van<br />

het Wetboek, wordt de btw over deze levering opeisbaar op 30 decem<strong>be</strong>r 2009. Het aanvangspunt van<br />

de verjaringstermijn is de dag waarop de vordering tot voldoening van de btw ontstaat. Dit is bij het<br />

verstrijken van de indieningstermijn van de periodieke btw-aangifte waarin deze handeling dient te<br />

worden opgenomen, in casu 20 januari 2010. De vordering tot voldoening <strong>be</strong>gint bijgevolg te<br />

verjaren vanaf 21 januari 2010. Het eindpunt van de verjaringstermijn is, naargelang het geval,<br />

31 decem<strong>be</strong>r 2012 of 2016. De vordering tot voldoening van de btw is bijgevolg verjaard op 1 januari<br />

2013 of 2017.<br />

V o o r b e e l d 2<br />

C is als <strong>be</strong>lastingplichtige, <strong>be</strong>doeld in artikel 56, § 2, van het Wetboek, er toe gehouden vóór 31 maart<br />

2009 een jaarlijkse opgave van de <strong>be</strong>lastingplichtige afnemers in te dienen (K.B. nr. 23). C komt deze<br />

verplichting niet na. De vordering tot voldoening van de toepasselijke administratieve geldboete<br />

wegens het niet naleven van de indieningsplicht is, in principe, verjaard op 1 januari 2013.


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1488<br />

(1 februari 2010)<br />

Afdeling 3. - Verjaring van de vordering tot<br />

teruggaaf van de btw, van de interesten en<br />

van de administratieve geldboeten.<br />

625/8. Aanvangspunt van de verjaringstermijn.<br />

Krachtens artikel 82 van het Wetboek <strong>be</strong>gint de vordering tot teruggaaf van de<br />

<strong>be</strong>lasting, van de interesten en van de administratieve geldboeten te verjaren vanaf de<br />

dag dat deze vordering ontstaat.<br />

De vordering tot teruggaaf ontstaat op het tijdstip waarop de oorzaak van de<br />

teruggaaf zich voordoet. Daaromtrent wordt verwezen naar de nrs. 538 en volgende.<br />

625/9. Eindpunt van de verjaringstermijn.<br />

Er is verjaring voor de vordering tot teruggaaf van de <strong>be</strong>lasting, van de interesten en<br />

van de administratieve geldboeten, na het verstrijken van het derde kalenderjaar<br />

volgend op dat waarin de oorzaak van teruggaaf van die <strong>be</strong>lasting, interesten en<br />

administratieve geldboeten zich heeft voorgedaan (Wetboek art. 82bis).<br />

625/10. Voor<strong>be</strong>elden.<br />

V o o r b e e l d 1<br />

Een prijsvermindering wordt toegestaan op 3 februari 2008. Er wordt verondersteld dat de verkoper<br />

op die datum een creditnota heeft uitgereikt. De vordering ontstaat op 3 februari 2008. De vordering<br />

tot teruggaaf is in hoofde van de <strong>be</strong>lastingplichtige verjaard op 1 januari 2011.<br />

V o o r b e e l d 2<br />

In de veronderstelling dat een <strong>be</strong>lastingplichtige door toerekening in een aangifte ten onrechte<br />

teruggaaf van btw heeft <strong>be</strong>komen (z. nr. 546), hetzij omdat hij geen aanspraak op teruggaaf kon doen<br />

gelden hetzij omdat hij de voorgeschreven formaliteiten niet heeft nagekomen (z. nrs. 548 en volg.),<br />

heeft hij uiteindelijk te weinig btw <strong>be</strong>taald of werd hem onrechtmatig een <strong>be</strong>lastingtegoed uit<strong>be</strong>taald<br />

(z. nr. 547). In <strong>be</strong>ide gevallen rijst dan een probleem van verjaring van invordering, niet van<br />

verjaring van teruggaaf.


625/11. Verwerping van de aanvraag.<br />

(1 februari 2010)<br />

1489 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige zijn recht op teruggaaf in de vereiste vorm en binnen<br />

de voorgeschreven termijn in een aangifte heeft uitgeoefend (z. nrs. 541 en 551),<br />

loopt de driejarige verjaring, <strong>be</strong>doeld in artikel 82 en 82bis van het Wetboek, slechts<br />

vanaf het tijdstip waarop de administratie bij ter post aangetekende brief aan die<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige de <strong>be</strong>slissing ter kennis brengt waarbij de aanvraag tot teruggaaf is<br />

verworpen. Dit geldt overigens eveneens ten aanzien van het recht op teruggaaf dat<br />

op een geldige wijze door middel van een gewone aanvraag tot teruggaaf werd<br />

uitgeoefend door een rechtheb<strong>be</strong>nde die geen <strong>be</strong>lastingplichtige is gehouden tot de<br />

indiening van periodieke btw-aangiften (z. nr. 542; <strong>be</strong>slissing E.T. 11.980 van<br />

25 april 1974, <strong>BTW</strong>-REVUE nr. 17, blz. 341, nr. 490).<br />

De vordering in rechte met <strong>be</strong>trekking tot de teruggaaf moet worden ingesteld vóór<br />

het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op dit van de kennisgeving bij ter<br />

post aangetekende brief van de <strong>be</strong>slissing waarbij de bij de administratie ingediende<br />

aanvraag om teruggaaf wordt verworpen (z. art. 14, KB nr. 4).<br />

Overeenkomstig het gemeen recht, kan dit geding voortaan aanhangig worden<br />

gemaakt bij dagvaarding tot verschijning, bij eenzijdig of tegensprekelijk verzoekschrift<br />

alsook bij vrijwillige verschijning.<br />

625/12. Teruggaaf van btw, van interesten en van administratieve geldboeten voldaan<br />

op verzoek van de administratie.<br />

De vordering met <strong>be</strong>trekking tot de teruggaaf van <strong>be</strong>lasting, van interesten en van<br />

administratieve geldboeten die werden voldaan op verzoek van de administratie moet<br />

worden ingesteld vóór het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op dit van<br />

de <strong>be</strong>taling van deze <strong>be</strong>lasting, interesten en geldboeten (z. art. 14, KB nr. 4).<br />

De aandacht wordt erop gevestigd dat die teruggaaf aan een <strong>be</strong>lastingplichtige niet<br />

kan plaatsvinden door toerekening in de periodieke aangifte op het <strong>be</strong>drag van de<br />

door de <strong>be</strong>lastingplichtige of de niet-<strong>be</strong>lastingplichtige rechtspersoon verschuldigde<br />

btw voor zover het niet gaat om teruggaaf van de in de aangifte vastgestelde te<br />

<strong>be</strong>talen sommen. De vordering tot teruggaaf van die <strong>be</strong>lasting, interesten en<br />

geldboeten moet worden ingesteld bij de rechtbank <strong>be</strong>paald in artikel 632 van het<br />

Gerechtelijk Wetboek bij een verzoekschrift op tegenspraak, opgesteld overeenkomstig<br />

artikel 1385decies van dat Wetboek (z. art. 6, KB nr. 4).


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1490<br />

625/13. Stuiting van de verjaring.<br />

(1 februari 2010)<br />

Afdeling 4. - Stuiting en schorsing van de verjaring.<br />

Zowel ten aanzien van de voldoening als ten aanzien van de teruggaaf van de<br />

<strong>be</strong>lasting, de interesten en de administratieve geldboeten, wordt de verjaring gestuit<br />

op de wijze en onder de voorwaarden <strong>be</strong>paald bij de artikelen 2244 en volgende van<br />

het Burgerlijk Wetboek. Een nieuwe verjaring, die op dezelfde wijze kan worden<br />

gestuit, wordt in dat geval verkregen vijf jaar na de laatste stuiting van de vorige<br />

verjaring, indien er geen rechtsgeding hangend is (Wetboek art. 83, § 1, eerste lid).<br />

Afstand van de verlopen tijd der verjaring en de kennisgeving van het dwang<strong>be</strong>vel op<br />

de wijze als <strong>be</strong>doeld in artikel 85, § 1, van het Wetboek worden ten aanzien van hun<br />

gevolgen gelijkgesteld met stuiting (Wetboek art. 83, § 2).<br />

De verjaring wordt dus gestuit door:<br />

1° de <strong>be</strong>tekening van een dwang<strong>be</strong>vel met <strong>be</strong>vel tot <strong>be</strong>taling;<br />

2° de door een <strong>be</strong>lastingplichtige onderschreven schulderkentenis;<br />

3° de door een <strong>be</strong>lastingplichtige vrijwillig gedane gedeeltelijke <strong>be</strong>taling;<br />

4° …<br />

625/14. Schorsing van de verjaring.<br />

Voortaan is elk rechtsgeding met <strong>be</strong>trekking tot de toepassing of de invordering van<br />

de <strong>be</strong>lasting dat wordt ingesteld door de Belgische Staat, door de schuldenaar van de<br />

btw of door ieder ander persoon die gehouden is tot de <strong>be</strong>taling van de schuld op<br />

grond van het Wetboek, van de <strong>be</strong>sluiten genomen ter uitvoering ervan of van het<br />

gemeen recht, een schorsingsgrond van de verjaring. De schorsing vangt aan met de<br />

akte van rechtsingang en eindigt wanneer de rechterlijke <strong>be</strong>slissing in kracht van<br />

gewijsde is gegaan (Wetboek art. 83, § 1, tweede en derde lid).


(1 februari 2010)<br />

1491 "HOOFDSTUK XVII: Verjaringen"<br />

Uit artikel 83, § 1, tweede en derde lid van het Wetboek kan worden afgeleid dat de<br />

verjaring niet enkel wordt geschorst door iedere akte van rechtsingang ingeleid door<br />

de schuldenaar voor de rechtbank van eerste aanleg, maar eveneens door alle<br />

rechtsmiddelen (verzet, hoger <strong>be</strong>roep en voorziening in cassatie) ingesteld door de<br />

schuldenaar, door de Belgische Staat of door ieder persoon gehouden tot de <strong>be</strong>taling<br />

van de <strong>be</strong>lasting en dat de schorsing eindigt als de gerechtelijke <strong>be</strong>slissing in kracht<br />

van gewijsde is gegaan.<br />

Overeenkomstig artikel 92bis van het Wetboek geldt bovendien dat: "De termijnen<br />

van verzet, het hoger <strong>be</strong>roep en de voorziening in cassatie de tenuitvoerlegging van<br />

de gerechtelijke <strong>be</strong>slissing schorsen". Alhoewel deze <strong>be</strong>paling niet rechtstreeks tot<br />

gevolg heeft dat de verjaring van de <strong>be</strong>lasting wordt geschorst, volgt hieruit evenwel<br />

dat de Ontvanger zich in de onmogelijkheid <strong>be</strong>vindt om de <strong>be</strong>taling van zijn<br />

schuldvordering te <strong>be</strong>komen zolang de procedure van <strong>be</strong>zwaar niet definitief is<br />

afgelopen.<br />

Welnu, artikel 2251 van het Burgerlijk Wetboek <strong>be</strong>paalt: "De verjaring loopt tegen<br />

alle personen, <strong>be</strong>halve tegen hen voor wie de wet een uitzondering maakt" en het Hof<br />

van Cassatie heeft in zijn arrest van 13.11.1997 de interpretatie <strong>be</strong>vestigd volgens<br />

dewelke de verjaring niet loopt tegen de schuldeiser wanneer deze door een wettelijk<br />

<strong>be</strong>letsel in de onmogelijkheid is om de <strong>be</strong>taling van zijn schuldvordering te <strong>be</strong>komen.<br />

Uit de samenlezing van artikel 92bis van het Btw-Wetboek en 2251 van het<br />

Burgerlijk Wetboek kan dus eveneens worden afgeleid dat de schorsing van de<br />

verjaring blijft <strong>be</strong>staan zolang de <strong>be</strong>slissing waarin de <strong>be</strong>lasting wordt vastgesteld<br />

kan worden herroepen.


"HOOFDSTUK XVII: Verjaringen" 1492<br />

(1 februari 2010)


626. - 627. Overgeheveld naar Hfdst. XIX<br />

(1 februari 2012)<br />

1493 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

HOOFDSTUK XVIII<br />

INVORDERING VAN DE BELASTING,<br />

INTERESTEN, ADMINISTRATIEVE<br />

GELDBOETEN EN KOSTEN.<br />

Eerste afdeling. - Administratieve fase.<br />

628. Kwijtschelding van nalatigheidsinteresten.<br />

Op grond van artikel 84bis van het Wetboek dat in werking is getreden op<br />

20 augustus 1986 kan in bijzondere gevallen de gewestelijke directeur van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, onder de door hem<br />

<strong>be</strong>paalde voorwaarden, geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen voor de in<br />

artikel 91, §§ 1 en 2, van het Wetboek <strong>be</strong>doelde interesten.<br />

De interest is geen sanctie, maar een schadevergoeding die door de wet aan de Staat<br />

wordt toegekend als tegenprestatie voor de laattijdige <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting. De<br />

rechter is derhalve niet <strong>be</strong>voegd om zich in de plaats te stellen van de gewestelijke<br />

directeur van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen om<br />

de vrijstelling van nalatigheidsinteresten toe te kennen, die door laatstgenoemde<br />

werd geweigerd. De rechtbank heeft enkel rechtsmacht om de wettelijkheid van de<br />

<strong>be</strong>streden directoriale <strong>be</strong>slissing tot afwijzing van de vrijstelling van nalatigheidsinteresten<br />

te <strong>be</strong>oordelen (Rb. Gent dd. 4.3.2010; Rb. Antwerpen, dd. 31.01.2007;<br />

Rb. Antwerpen, dd. 27.01.2006).<br />

629. Overgeheveld naar Hfdst. XIX


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1494<br />

629/1. Betalingsfaciliteiten.<br />

De aangifte- en <strong>be</strong>talingstermijnen inzake btw, zoals deze zijn <strong>be</strong>paald door art. 53<br />

van het Btw-Wetboek, zijn van openbare orde. Geen enkele wettelijke <strong>be</strong>paling<br />

verleent aan de rechter of aan de rekenplichtige ontvanger de <strong>be</strong>voegdheid om af te<br />

wijken van deze termijnen door bijkomende termijnen toe te kennen voor vervallen<br />

Btw-schulden. Dit <strong>be</strong>let niet dat de rekenplichtige ontvanger de mogelijkheid heeft<br />

om op autonome wijze en op zijn verantwoordelijkheid de invordering en de<br />

vervolging te organiseren en om in die optiek in <strong>be</strong>talingsfaciliteiten te voorzien<br />

zonder daarbij afbreuk te doen aan de wettelijke <strong>be</strong>talingstermijnen; deze<br />

mogelijkheid komt exclusief toe aan de rekenplichtige wiens <strong>be</strong>slissing ter zake zich<br />

opdringt aan de rechter. De <strong>be</strong>talingsfaciliteiten <strong>be</strong>treffen een tolerantie vanwege de<br />

rekenplichtige, die geen enkel recht toekent aan de <strong>be</strong>lastingplichtige (Cass., 24 april<br />

2008, FJF, 2009, nr. 2009/31).<br />

Dit principe vindt zijn oorsprong in artikel 66 van het KB houdende de coördinatie<br />

van de wetten van de rijkscomptabiliteit, waarin wordt <strong>be</strong>paald dat elke<br />

rekenplichtige aansprakelijk is voor de invordering van kapitaal, inkomsten, rechten<br />

en <strong>be</strong>lastingen waarvan de inning hem is toevertrouwd. Die persoonlijke<br />

aansprakelijkheid sluit bijgevolg elke onderrichting en elke tussenkomst van een<br />

hiërarchische overheid terzake uit.<br />

De rekenplichtige onderzoekt evenwel elke vraag naar <strong>be</strong>talingsfaciliteiten en houdt<br />

daarbij rekening met alle feitelijke omstandigheden in het dossier, ouderdom en<br />

omvang van de schuld, financiële draagkracht en solvabiliteit van de schuldenaar,<br />

aangeboden waarborg. Hij waakt daarbij over het <strong>be</strong>lang van de Schatkist, doch<br />

tracht ook tevens op een redelijke wijze tegemoet te komen aan de situatie waarin de<br />

<strong>be</strong>lastingschuldige zich <strong>be</strong>vindt. Het is evident dat de ontvanger hierbij het <strong>be</strong>ginsel<br />

van de redelijkheid moet hanteren.<br />

629/2. De <strong>be</strong>middelingsdienst.<br />

De wet van 25 april 2007 (BS van 08/05/2007) en het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 9 mei<br />

2007 (BS van 24/05/2007) heb<strong>be</strong>n binnen de Federale Overheidsdienst Financiën een<br />

fiscale <strong>be</strong>middelingsdienst opgericht. De wet en haar uitvoerings<strong>be</strong>sluit zijn in<br />

werking getreden op 1 mei 2007.<br />

De tussenkomst van de <strong>be</strong>middelingsdienst op fiscaal gebied is gericht op het<br />

terugdringen van de gerechtelijke geschillen en de <strong>be</strong>vordering van de inning van de<br />

fiscale schulden door de Schatkist.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1495 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

Meer in het bijzonder heeft deze dienst een dub<strong>be</strong>le taak, namelijk:<br />

1° het onderzoek van de verzoeken tot <strong>be</strong>middeling waarmee zij <strong>be</strong>last wordt op<br />

grond van Hoofdstuk 5 van voormelde wet, het met elkaar trachten te<br />

verzoenen van de standpunten van de partijen en het aan de partijen overmaken<br />

van een <strong>be</strong>middelingsverslag;<br />

2° in voorkomend geval, aan<strong>be</strong>velingen te richten aan de Voorzitter van het<br />

Directiecomité van de FOD Financiën, met name met <strong>be</strong>trekking tot<br />

<strong>be</strong>stuurshandelingen of de <strong>be</strong>stuurlijke werking die in strijd zijn met de<br />

principes van <strong>be</strong>hoorlijk <strong>be</strong>stuur en de wetten en verordeningen.<br />

De artikelen 117 en 118 van de wet van 24 april 2007 heb<strong>be</strong>n de artikelen 84quater<br />

en 85ter ingevoegd in het Btw-Wetboek.<br />

Op het gebied van taxatie is het verzoek tot <strong>be</strong>middeling enkel mogelijk bij blijvende<br />

onenigheid, dit wil zeggen nadat de <strong>be</strong>lastingplichtige alle discussiemogelijkheden<br />

met de taxateur uitgeput heeft of bij het door hem ingestelde <strong>be</strong>roep op grond van<br />

artikel 84 W.btw bij de Minister van Financiën of de door hem gedelegeerde<br />

ambtenaar (zie 626).<br />

Het artikel 84quater, §3 laat de administratieve overheid uitdrukkelijk toe, ten<br />

gevolge van het <strong>be</strong>middelingsverslag, en in zoverre zij het gerechtvaardigd acht, tot<br />

vermindering van het <strong>be</strong>drag van de <strong>be</strong>lasting en boetes opgenomen in het<br />

dwang<strong>be</strong>vel over te gaan voor zover deze herziening geen vrijstelling of matiging<br />

impliceert. Daarentegen is het niet toegestaan een bijkomende <strong>be</strong>lasting te heffen.<br />

Op het gebied van invordering, laat artikel 85ter de schuldenaar toe een verzoek tot<br />

<strong>be</strong>middeling in te dienen in het geval van een conflict met de met de invordering<br />

<strong>be</strong>laste ontvanger.<br />

De schuldenaar kan eveneens <strong>be</strong>roep doen op de tussenkomst van de fiscale<br />

<strong>be</strong>middelingsdienst in geval van conflicten die zich bij de toepassing van de<br />

wettelijke <strong>be</strong>palingen met <strong>be</strong>trekking tot de kwijtschelding van interesten of het<br />

on<strong>be</strong>perkt uitstel van de invordering voordoen (zie 629/3).<br />

Opgelet, opdat de <strong>be</strong>middelingsdienst met zijn opdracht zou <strong>be</strong>last kunnen worden,<br />

mag er geen verzet tegen dwang<strong>be</strong>vel ingesteld zijn. Wanneer er reeds een verzet<br />

aanhangig werd gemaakt voor de rechtbank, zal het verzoek tot <strong>be</strong>middeling<br />

onontvankelijk zijn. Als het verzet aanhangig wordt gemaakt nadat de <strong>be</strong>middelingsdienst<br />

<strong>be</strong>last werd met zijn opdracht, zal deze dienst ontheven worden uit zijn<br />

functie.


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1496<br />

629/3. On<strong>be</strong>perkt uitstel van de invordering van de btw.<br />

De artikelen 70 tot 76 van de Programmawet van 27/04/2007 (BS van 08/05/2007)<br />

heb<strong>be</strong>n de nieuwe artikelen 84quinquies tot 84undecies ingevoegd in het Btw-<br />

Wetboek met <strong>be</strong>trekking tot het on<strong>be</strong>perkt uitstel van de invordering van de btw.<br />

Deze nieuwe <strong>be</strong>palingen, in werking getreden op 18/05/2007, heb<strong>be</strong>n tot doel aan<br />

een <strong>be</strong>lastingschuldige, die niet meer de hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige heeft,<br />

of zijn echtgenoot, toe te laten om een uitzonderlijke gunstmaatregel te <strong>be</strong>komen.<br />

Daarbij kent de Gewestelijke directeur van de btw, waarvan <strong>be</strong>lastingschuldige<br />

afhangt, hem, in <strong>be</strong>paalde omstandigheden en onder de voorwaarden die de<br />

Gewestelijke directeur <strong>be</strong>paalt, definitief uitstel van de invordering toe van de ten<br />

zijnen laste gevestigde btw.<br />

Het on<strong>be</strong>perkt uitstel van de invordering van de btw is <strong>be</strong>perkt tot natuurlijke<br />

personen. Bovendien mag de <strong>be</strong>lastingschuldige niet meer de hoedanigheid van btw<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

<strong>be</strong>zitten. Het moet dus verplicht gaan om een btw verschuldigd<br />

voor een vroegere en definitief stopgezette activiteit.<br />

Het on<strong>be</strong>perkt uitstel van de invordering van de btw is <strong>be</strong>perkt tot de <strong>be</strong>lasting, de<br />

interesten en de fiscale boeten. De vervolgingskosten worden uitgesloten van het<br />

voordeel van het on<strong>be</strong>perkt uitstel.<br />

Het uitstel kan niet toegestaan worden voor een btw-schuld die het voorwerp<br />

uitmaakt van een gerechtelijk geschil. In dat geval, zal men moeten wachten tot een<br />

in kracht van gewijsde gegane gerechtelijke <strong>be</strong>slissing tussengekomen is. Het uitstel<br />

kan niet meer toegekend worden aan <strong>be</strong>lastingschuldigen van <strong>be</strong>lastingen of van<br />

fiscale boeten die gevestigd zijn ten gevolge van de vaststelling van een fiscale<br />

fraude. Bovendien wordt deze bijzondere gunstmaatregel niet verleend in alle<br />

gevallen waarin de fiscale schuldvordering van de Schatkist in samenloop komt met<br />

deze van andere schuldeisers, zoals meer in het bijzonder in geval van collectieve<br />

schuldenregeling en van faillissement.<br />

Het verzoek tot uitstel wordt ingediend door de <strong>be</strong>lastingschuldige - of zijn<br />

echtgenoot - bij de Gewestelijke directeur van de btw in wiens ambtsgebied de<br />

verzoeker zijn woonplaats heeft (of zijn laatste woonplaats had wanneer de verzoeker<br />

zijn woonplaats niet meer in België heeft) via een ter post aangetekende brief. Het<br />

verzoek moet gemotiveerd worden en moet <strong>be</strong>wijskrachtige elementen <strong>be</strong>vatten met<br />

<strong>be</strong>trekking tot de toestand van de verzoeker. Het kan ook rechtstreeks voorgesteld<br />

worden door de ontvanger <strong>be</strong>voegd voor de invordering van de btw-schuld van de<br />

<strong>be</strong>lastingschuldige.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1497 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

Om van deze gunstmaatregel te kunnen profiteren, moet de <strong>be</strong>lastingschuldige<br />

“ongelukkig en te goeder trouw” zijn, dit wil zeggen dat het moet gaan om blijvende<br />

<strong>be</strong>talingsmoeilijkheden die van structurele aard zijn.<br />

De indiening van het verzoek (uitgaande van de <strong>be</strong>lastingschuldige of zijn<br />

echtgenoot) of van het voorstel tot on<strong>be</strong>perkt uitstel van de invordering van de btw<br />

(uitgaande van de ontvanger) schorst alle middelen van tenuitvoerlegging tot op de<br />

dag dat de <strong>be</strong>slissing van de Gewestelijke directeur van de btw definitief is geworden<br />

(of tot op de dag van de kennisgeving van de <strong>be</strong>slissing van de <strong>be</strong>roepscommissie -<br />

zie infra). De reeds gelegde <strong>be</strong>slagen <strong>be</strong>houden echter hun <strong>be</strong>warende uitwerking.<br />

Dit verzoek of voorstel doet echter geen afbreuk aan andere maatregelen die ertoe<br />

strekken de invordering van de <strong>be</strong>lasting te waarborgen (inschrijving van de<br />

wettelijke hypotheek, <strong>be</strong>warende <strong>be</strong>slagen, …), noch aan de kennisgeving of de<br />

<strong>be</strong>tekening van het dwang<strong>be</strong>vel teneinde de verjaring te stuiten.<br />

De Gewestelijke directeur van de btw doet uitspraak binnen de zes maanden na de<br />

ontvangst van het verzoek of het voorstel. Hij <strong>be</strong>schikt over een ruime appreciatie<strong>be</strong>voegdheid<br />

die hem toelaat de meest verscheidene gevallen op een eerlijke en<br />

billijke wijze te <strong>be</strong>oordelen. Hij kan de toekenning van het on<strong>be</strong>perkt uitstel<br />

afhankelijk stellen van een onmiddellijke of gespreide <strong>be</strong>taling van een <strong>be</strong>paald<br />

<strong>be</strong>drag dat <strong>be</strong>stemd is om te worden aangewend op de verschuldigde <strong>be</strong>lastingen. Hij<br />

<strong>be</strong>paalt dan het <strong>be</strong>drag en/of andere voorwaarden.<br />

Het on<strong>be</strong>perkt uitstel van de invordering heeft slechts uitwerking na de effectieve<br />

<strong>be</strong>taling door de verzoeker van het <strong>be</strong>drag dat <strong>be</strong>stemd is om te worden aangewend<br />

op de verschuldigde <strong>be</strong>lastingen en voor zover de eventuele andere voorwaarden zijn<br />

nageleefd.<br />

De <strong>be</strong>slissing van de Gewestelijke directeur kan het voorwerp uitmaken van een<br />

<strong>be</strong>roep binnen de maand van zijn kennisgeving.<br />

Het <strong>be</strong>roep zal <strong>be</strong>handeld worden door een commissie ad hoc.<br />

De <strong>be</strong>lastingschuldige (of zijn echtgenoot) verliest het voordeel van het on<strong>be</strong>perkt<br />

uitstel van de invordering wanneer hij zijn onvermogen heeft <strong>be</strong>werkstelligd,<br />

wanneer hij onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn patrimoniale toestand,<br />

wanneer hij de door de directeur opgelegde voorwaarden niet heeft nageleefd of ook<br />

wanneer hij onrechtmatig zijn passief heeft verhoogd of zijn actief heeft verminderd.


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1498<br />

630. (Opgeheven)<br />

631. Tekst.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 2. - Vervolgingen (Wetboek, art. 85, § 1).<br />

Volgens artikel 85, § 1, van het Wetboek wordt "bij gebreke van voldoening van de<br />

<strong>be</strong>lasting, interesten, administratieve geldboeten en toe<strong>be</strong>horen door de met de<br />

invordering <strong>be</strong>laste ambtenaar een dwang<strong>be</strong>vel uitgevaardigd; dit wordt geviseerd<br />

en uitvoerbaar verklaard door de gewestelijke directeur van de Administratie van de<br />

<strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen of door de door hem<br />

aangewezen ambtenaar en, in de gevallen <strong>be</strong>paald door de Koning, door de<br />

gewestelijke directeur van de Administratie der douane en accijnzen, of door de door<br />

hem aangewezen ambtenaar.<br />

De kennisgeving van het dwang<strong>be</strong>vel ge<strong>be</strong>urt bij een ter post aangetekende brief. De<br />

afgifte van het stuk ter post geldt als kennisgeving vanaf de daaropvolgende dag."<br />

632. Dwang<strong>be</strong>vel.<br />

Inzake de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde is het dwang<strong>be</strong>vel enerzijds een<br />

taxatietitel waarin de <strong>be</strong>lastingschuld geconcretiseerd wordt bij gebrek aan spontane<br />

en onvoorwaardelijke <strong>be</strong>taling van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting, en anderzijds een akte<br />

die geldt als uitvoerbare titel met het oog op de invordering van die <strong>be</strong>lastingschuld<br />

(Cass. 09.03.2006, 20.03.2008 en 16.10.2008).<br />

Het dwang<strong>be</strong>vel maakt de gedwongen tenuitvoerlegging van de schuldvordering van<br />

de administratie mogelijk.<br />

Het laat eveneens toe maatregelen te nemen die strekken tot het waarborgen of het<br />

verzekeren van de invordering (<strong>be</strong>warende maatregelen, hypothecaire inschrijving,<br />

enz.).


633. Vorm.<br />

(1 februari 2012)<br />

1499 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

Het dwang<strong>be</strong>vel uitgevaardigd door de met invordering <strong>be</strong>laste ambtenaar, geviseerd<br />

en uitvoerbaar verklaard door de gewestelijke directeur van de Administratie van de<br />

btw, registratie en domeinen of door de door hem aangewezen ambtenaar, vormt<br />

eveneens een authentieke titel (Gent, 12 maart 1998, F.J.F., 1998, p. 522;<br />

Rb. Kortrijk, 6 novem<strong>be</strong>r 2000, onuitg., R.G. 48.582).<br />

Het dwang<strong>be</strong>vel wordt uitgevaardigd door de met de invordering <strong>be</strong>laste ambtenaar.<br />

Dit is de ontvanger van het btw-ontvangkantoor waaronder de <strong>be</strong>lastingschuldige van<br />

de btw, interesten, boeten en kosten ressorteert. Het is regelmatig wanneer het, door<br />

zijn inhoud of door het proces-verbaal (of andere bijlagen) waarnaar het verwijst, het<br />

voorwerp van de eis doet kennen en het de <strong>be</strong>lastingschuldige mogelijk maakt de<br />

gegrondheid ervan te <strong>be</strong>oordelen.<br />

De wet schrijft geen <strong>be</strong>paalde vorm voor, maar de administratie heeft enkele<br />

modellen uitgewerkt.<br />

Het dwang<strong>be</strong>vel dient wel volgende essentiële vermeldingen te <strong>be</strong>vatten:<br />

1° de aanwijzing van de Staat als schuldeiser, alsook de <strong>be</strong>naming en het adres<br />

van het ontvangkantoor waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert;<br />

2° de aanwijzing van de schuldenaar of schuldenaars (naam en voornamen of de<br />

volledige <strong>be</strong>naming van de rechtspersoon; <strong>be</strong>roep; domicilie of de maatschappelijke<br />

zetel van de rechtspersoon) en eventueel van hun hoedanigheid<br />

(rechtsopvolgers);<br />

3° de vermelding van de sommen verschuldigd als btw, interesten, boeten en<br />

kosten;<br />

4° het voorwerp en het <strong>be</strong>drag van de vordering, alsook de toepasselijke wettelijke<br />

<strong>be</strong>palingen. Het is echter niet vereist de ingeroepen wetteksten weer te geven;<br />

5° het feit dat het is uitgevaardigd door de met de invordering <strong>be</strong>laste ambtenaar<br />

en de handtekening van deze laatste;<br />

6° het visum en de formule van uitvoerbaarverklaring (zie nr. 634).


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1500<br />

Als buitengerechtelijke akte is het dwang<strong>be</strong>vel onderworpen aan de gecoördineerde<br />

wetten op het gebruik van de talen in <strong>be</strong>stuurszaken.<br />

634. Visum, uitvoerbaarverklaring en <strong>be</strong>tekening.<br />

Het dwang<strong>be</strong>vel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de Gewestelijke<br />

directeur of door de door hem aangewezen ambtenaar en, in de gevallen <strong>be</strong>paald<br />

door de Koning, door de Gewestelijke directeur van de Administratie der douane en<br />

accijnzen, of door de door hem aangewezen ambtenaar (Wetboek, art. 85, § 1, eerste<br />

lid). Het moet ter kennis gebracht worden van de schuldenaar ofwel door middel van<br />

een kennisgeving, ofwel door middel van de <strong>be</strong>tekening van een gerechtsdeurwaardersexploot.<br />

De kennisgeving van het dwang<strong>be</strong>vel ge<strong>be</strong>urt bij een ter post aangetekende brief. De<br />

afgifte van het stuk ter post geldt als kennisgeving vanaf de daaropvolgende dag<br />

(Wetboek, art. 85, § 1, tweede lid). De afwezigheid van de geadresseerde of de<br />

weigering van de brief door de geadresseerde staat de regelmatigheid van de<br />

kennisgeving niet in de weg. In geval van <strong>be</strong>tekening bij gerechtsdeurwaardersexploot<br />

houdt de akte van <strong>be</strong>tekening <strong>be</strong>vel in de <strong>be</strong>lasting, boeten, interesten en<br />

kosten te <strong>be</strong>talen. De <strong>be</strong>tekening van het dwang<strong>be</strong>vel kan altijd ge<strong>be</strong>uren bij<br />

gerechtsdeurwaardersexploot.<br />

Samen met het dwang<strong>be</strong>vel worden het proces-verbaal, en de bijlagen waarnaar<br />

wordt verwezen, <strong>be</strong>tekend of ter kennis gebracht.<br />

634/2. Gevolgen van de kennisgeving per aangetekende brief.<br />

De kennisgeving per aangetekende brief, net als de <strong>be</strong>tekening van het gerechtsdeurwaardersexploot<br />

met <strong>be</strong>vel tot <strong>be</strong>taling, stuit de verjaring, maakt het mogelijk<br />

inschrijving te nemen van de wettelijke hypotheek, stelt de <strong>be</strong>lastingschuldige in<br />

staat verzet aan te tekenen tegen de tenuitvoerlegging van het dwang<strong>be</strong>vel en doet,<br />

overeenkomstig artikel 91, § 4, van het Wetboek, de moratoire interesten lopen<br />

(Wetboek, art. 85, § 2).<br />

Bovendien laat de kennisgeving de administratie toe dezelfde rechten uit te oefenen<br />

als elke andere schuldeiser (het instellen van de zijdelingse vordering op grond van<br />

artikel 1166 Ger. W., enz.).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1501 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

Met uitzondering van andere maatregelen tot gedwongen tenuitvoerlegging die de<br />

tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder en de voorafgaandelijke <strong>be</strong>tekening van<br />

een <strong>be</strong>vel tot <strong>be</strong>talen vereisen, laat het per aangetekende brief ter kennis gebrachte<br />

dwang<strong>be</strong>vel eveneens toe het uitvoerend derden<strong>be</strong>slag uit te oefenen voorzien in<br />

artikel 85bis van het Wetboek (zie nrs. 636/2 tot 636/7).<br />

635. Uitvoerbare kracht van het dwang<strong>be</strong>vel.<br />

Evenals de authentieke akten en de vonnissen voorzien van het formulier van<br />

tenuitvoerlegging, is het dwang<strong>be</strong>vel een voldoende titel om een <strong>be</strong>slag op roerend of<br />

onroerend goed te leggen (andere dan een <strong>be</strong>slag onder derden). Een uitvoerend<br />

<strong>be</strong>slag kan evenwel slechts geschieden nadat er vooraf bij deurwaardersexploot een<br />

<strong>be</strong>vel tot <strong>be</strong>taling werd gegeven (art. 1499 Ger.W.). Dat <strong>be</strong>vel tot <strong>be</strong>taling moet<br />

minstens één dag vóór het <strong>be</strong>slag aan de <strong>be</strong>lastingschuldige ter kennis worden<br />

gegeven en in geval van een uitvoerend <strong>be</strong>slag op onroerende goederen, minimum<br />

15 dagen voor het <strong>be</strong>slag (art. 1566 Ger.W.).<br />

De tenuitvoerlegging van het dwang<strong>be</strong>vel kan slechts worden gestuit bij door de<br />

<strong>be</strong>lastingschuldige gedaan en met redenen omkleed verzet met dagvaarding<br />

(Wetboek, art. 89, oud) voor de <strong>be</strong>lastingen, de interesten en fiscale boeten waarvan<br />

de oorzaak van eisbaarheid zich heeft voorgedaan vóór 1 januari 1999.<br />

Voor de <strong>be</strong>lastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van eisbaarheid heeft<br />

plaatsgegrepen vanaf 1 januari 1999, kan de tenuitvoerlegging van het dwang<strong>be</strong>vel<br />

enkel worden gestuit door een vordering in rechte (art. 89 van het Wetboek,<br />

gewijzigd bij artikel 59 van de Wet van 15 maart 1999 <strong>be</strong>treffende de <strong>be</strong>slechting<br />

van fiscale geschillen MB, 27 maart 1999; zie nr. 646).<br />

Behoudens het uitvoerend <strong>be</strong>slag onder derden, voorzien in artikel 85bis van het<br />

Wetboek, vereisen alle maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging de tussenkomst<br />

van de gerechtsdeurwaarder.<br />

636. Andere middelen van vervolging.<br />

In tegenstelling met de <strong>be</strong>woordingen van artikel 85 van het Wetboek, wordt<br />

aangenomen dat de administratie de invordering van de <strong>be</strong>lasting, interesten en<br />

boeten niet noodzakelijk bij dwang<strong>be</strong>vel dient na te streven, maar dat ze daartoe ook<br />

kan gebruik maken van de door het gemene recht voorziene procedures en meer in


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1502<br />

bijzonder door de burgerlijke partijstelling voor de strafrechter (waarbij de Staat de<br />

verschuldigde <strong>be</strong>dragen aan btw, interesten en geldboeten vordert als een gewone<br />

burgerlijke schadevergoeding die voortvloeit uit het door de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

gepleegd misdrijf). (Cass. 20 juli 1979, btw-revue nr. 43, blz. 34; Cass., 15 februari<br />

2000, F.J.F., 2000, p. 275).<br />

636bis. Doelstelling.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 2bis. - Bewarend <strong>be</strong>slag (Wetboek, art. 89bis).<br />

Om te voorkomen dat een btw-schuldenaar zich tijdens de gerechtelijke <strong>be</strong>handeling<br />

van een <strong>be</strong>twisting inzake btw onvermogend of minder vermogend zou maken, heeft<br />

de wetgever vanaf 7 januari 2007 de btw-ontvanger de mogelijkheid gegeven alle<br />

maatregelen te nemen die de invordering van die <strong>be</strong>twiste btw-schuld kunnen<br />

waarborgen.<br />

Deze machtiging is terug te vinden in artikel 89bis van dit Wetboek, wat het<br />

equivalent is van artikel 409 WIB92 voor de Directe Belastingen.<br />

Overeenkomstig dit voormelde artikel 89bis van dit Wetboek, kan ingeval van een<br />

vordering in rechte, de <strong>be</strong>twiste <strong>be</strong>lastingschuld, <strong>be</strong>staande uit de <strong>be</strong>lasting en de<br />

erop <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>nde interesten, fiscale boeten en kosten, op grond van het<br />

uitgevaardigde dwang<strong>be</strong>vel, uitvoerbaar verklaard en ter kennis gebracht of <strong>be</strong>tekend<br />

aan de schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting overeenkomstig artikel 85, voor het geheel het<br />

voorwerp zijn van <strong>be</strong>warende <strong>be</strong>slagen of van alle andere maatregelen, welke ertoe<br />

strekken de invordering te waarborgen.<br />

636ter. Inhoud.<br />

Op basis van dit artikel kan de ontvanger dus, zonder voorafgaande machtiging van<br />

de <strong>be</strong>slagrechter, bij de schuldenaar <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag, van welke aard ook, laten<br />

leggen voor het <strong>be</strong>twiste <strong>be</strong>drag van de btw-schuld, dit is voor het gehele <strong>be</strong>drag van<br />

de <strong>be</strong>lasting, alsook de ermee verbonden fiscale boeten, interesten en kosten.


(1 februari 2012)<br />

1503 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

Voormeld <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag moet wel voldoen aan de gemeenrechtelijke vereisten<br />

van het <strong>be</strong>warend <strong>be</strong>slag, zijnde artikel 1413 Ger.W., het spoedeisend karakter, en<br />

artikel 1415 Ger.W., een zekere en opeisbare schuldvordering die vaststaand of op<br />

zijn minst vatbaar is voor een voorlopige raming.<br />

Bovendien dient het noodzakelijkerwijze voorafgegaan te worden door een<br />

<strong>be</strong>tekening of een kennisgeving van het uitvoerbaar verklaarde dwang<strong>be</strong>vel overeenkomstig<br />

de <strong>be</strong>palingen van artikel 85 van dit Wetboek.<br />

Deze machtiging strekt zich uit tot alle mogelijke maatregelen die de ontvanger<br />

noodzakelijk acht om zijn vordering te vrijwaren, zoals een vraag tot consignatie<br />

(art. 92 W.btw - nr. 649) of de inschrijving van de wettelijke hypotheek (art. 86 e.v.<br />

W.btw - nr. 640).<br />

636/2. Algemeen.<br />

Afdeling 3. - Uitvoerend <strong>be</strong>slag onder derden<br />

(Wetboek, art. 85bis).<br />

Na de kennisgeving of <strong>be</strong>tekening van het dwang<strong>be</strong>vel kan de met de invordering<br />

<strong>be</strong>laste ambtenaar uitvoerend <strong>be</strong>slag onder derden leggen op de <strong>be</strong>dragen en zaken<br />

die de <strong>be</strong>waarnemer of schuldenaar aan de <strong>be</strong>lastingschuldige verschuldigd is of<br />

moet teruggeven.<br />

In het gemeen gerechtelijk recht dient deze vorm van <strong>be</strong>slag te worden gelegd door<br />

middel van het gerechtsdeurwaardersexploot. Bij wijze van afwijking, voorziet<br />

artikel 85bis van het Wetboek evenwel een vereenvoudigde procedure van <strong>be</strong>slag<br />

onder derden dat kan worden gelegd middels een ter post aangetekende brief.<br />

Daartoe geeft de <strong>be</strong>voegde ontvanger van het btw-ontvangkantoor kennis van het<br />

<strong>be</strong>slag aan de derde-<strong>be</strong>slagene bij een ter post aangetekende brief. Het derden-<strong>be</strong>slag<br />

moet eveneens worden aangezegd aan de <strong>be</strong>lastingschuldige bij een ter post<br />

aangetekende brief binnen de 8 dagen vanaf de kennisgeving ervan aan de derde<strong>be</strong>slagene,<br />

overeenkomstig artikel 1539 van het Gerechtelijk Wetboek toepasselijk<br />

gemaakt door artikel 85bis, § 2 van het Wetboek.


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1504<br />

De vereenvoudigde procedure van <strong>be</strong>slag onder derden geeft eveneens aanleiding tot<br />

het opmaken en het verzenden, door de met invordering <strong>be</strong>laste ambtenaar, van een<br />

<strong>be</strong>richt van <strong>be</strong>slag als <strong>be</strong>doeld in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek.<br />

Uiteraard kan geen <strong>be</strong>slag gelegd worden op de niet voor <strong>be</strong>slag vatbare inkomsten<br />

en sommen zoals die worden <strong>be</strong>paald in het Gerechtelijk Wetboek.<br />

Wanneer het <strong>be</strong>slag slaat op inkomsten <strong>be</strong>doeld in de artikelen 1409, §§ 1 en, 1bis,<br />

en 1410 van het Gerechtelijk Wetboek, <strong>be</strong>vat de aanzegging, op straffe van<br />

nietigheid, het aangifteformulier voor kind ten laste waarvan het model <strong>be</strong>paald is<br />

door de Minister van Justitie.<br />

636/3. Uitwerking.<br />

Het <strong>be</strong>slag heeft uitwerking vanaf de overhandiging van het stuk aan de<br />

geadresseerde. Vanaf de ontvangst ervan mag de derde-<strong>be</strong>slagene niet langer de<br />

sommen of zaken die het voorwerp uitmaken van het <strong>be</strong>slag uit handen geven, op<br />

straffe van gewoon schuldenaar te worden verklaard voor de oorzaken van het<br />

<strong>be</strong>slag.<br />

Binnen de vijftien dagen na het derden-<strong>be</strong>slag is de derde-<strong>be</strong>slagene verplicht om aan<br />

de <strong>be</strong>slaglegger een verklaring van derde-<strong>be</strong>slagene over te maken (art. 1542<br />

Ger.W.). Die verklaring vermeldt de oorzaken en het <strong>be</strong>drag van schuld, de dag van<br />

de opeisbaarheid van de schuld en de opgave van de <strong>be</strong>slagen onder derden waarvan<br />

de derde-<strong>be</strong>slagene reeds kennis heeft. Ge<strong>be</strong>urlijk dient de derde-<strong>be</strong>slagene te<br />

<strong>be</strong>vestigen dat hij niet of niet meer schuldenaar is van de <strong>be</strong>slagene. Indien hij de<br />

schuld tegenover de <strong>be</strong>slagen schuldenaar <strong>be</strong>twist of wanneer laatste zich verzet<br />

tegen het uitvoerend <strong>be</strong>slag onder derden, dient de derde-<strong>be</strong>slagene dit eveneens te<br />

verklaren.<br />

Werd nagelaten een verklaring van derde-<strong>be</strong>slagene te doen, of is deze verklaring<br />

laattijdig of onnauwkeurig, dan kan de derde-<strong>be</strong>slagene door een <strong>be</strong>schikking van de<br />

<strong>be</strong>slagrechter schuldenaar verklaard worden voor het geheel of een gedeelte van de<br />

schuld (art. 1542 Ger.W.).<br />

636/3/2. Afgifte van de sommen die het voorwerp uitmaakten van het <strong>be</strong>slag onder<br />

derden.<br />

Ten vroegste twee dagen na het verstrijken van de termijn van vijftien dagen te<br />

rekenen van de aanzegging van het <strong>be</strong>slag aan de <strong>be</strong>slagen schuldenaar, is de derde-<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1505 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

<strong>be</strong>slagene wiens schuld vaststaande en eisbaar is, ertoe gehouden, overeenkomstig<br />

zijn verklaring, op overlegging van het exploot van aanzegging, afgifte te doen in<br />

handen van de met invordering <strong>be</strong>laste ambtenaar (Ger. W., art. 1543, 1 e lid en<br />

Wetboek, art. 85bis, § 2).<br />

636/4. Gevallen waarin de vereenvoudigde procedure moet gevolgd worden door een<br />

procedure ingeleid door een gerechtsdeurwaardersakte.<br />

Het uitvoerend <strong>be</strong>slag onder derden moet geschieden door middel van een<br />

gerechtsdeurwaardersexploot op de wijze <strong>be</strong>paald in de artikelen 1539 tot 1544 van<br />

het Gerechtelijk Wetboek, wanneer uit de verklaring waartoe de derde-<strong>be</strong>slagene<br />

gehouden is, blijkt:<br />

1° dat de <strong>be</strong>slagen schuldenaar zich verzet tegen het uitvoerend <strong>be</strong>slag onder<br />

derden.<br />

Aangezien artikel 1541 van het Gerechtelijk Wetboek niet toepasbaar is gesteld<br />

in de vereenvoudigde procedure van <strong>be</strong>slag onder derden door artikel 85bis,<br />

§ 2 van het Wetboek, duiden de termen "verzet van de <strong>be</strong>lastingschuldige"<br />

enkel op een niet akkoord van de <strong>be</strong>slagen schuldenaar met de afgifte van de<br />

sommen en zaken die hem verschuldigd zijn, en niet op een verzet met<br />

dagvaarding voor de <strong>be</strong>slagrechter in de zin van het Gerechtelijk Wetboek;<br />

2° dat de derde-<strong>be</strong>slagene zijn schuld tegenover de <strong>be</strong>slagen schuldenaar <strong>be</strong>twist;<br />

3° dat vóór het <strong>be</strong>slag door de rekenplichtige een andere schuldeiser zich heeft<br />

verzet tegen de afgifte door de derde-<strong>be</strong>slagene van de door deze verschuldigde<br />

sommen.<br />

In deze gevallen blijft het door de rekenplichtige bij een ter post aangetekende brief<br />

gelegd <strong>be</strong>slag zijn <strong>be</strong>warend effect <strong>be</strong>houden wanneer een uitvoerend <strong>be</strong>slag onder<br />

derden wordt gelegd per deurwaardersexploot, zoals voorzien in artikel 1539 van het<br />

Gerechtelijk Wetboek, binnen een maand na de afgifte ter post van de verklaring van<br />

derde-<strong>be</strong>slagene.<br />

636/5. Verwijzing.<br />

Een meer uitgebreide toelichting wordt gegeven in de aanschrijving nr. 18/1980<br />

(btw-revue, nr. 47, blz. 93 e.v.).


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1506<br />

636/6. Beslag onder derden lastens de Staat of een instelling van openbaar nut.<br />

637. Tekst.<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 11 okto<strong>be</strong>r 1985 houdende uitvoering van hoofdstuk VI<br />

van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere <strong>be</strong>palingen heeft<br />

<strong>be</strong>trekking op de <strong>be</strong>scherming van personen die schuldeiser en schuldenaar zijn van<br />

sommige openbare <strong>be</strong>sturen en instellingen van openbaar nut.<br />

In dit verband wordt verwezen naar de aanschrijving nr. 2/1986.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 4. - Voorrecht en wettelijke hypotheek<br />

(Wetboek, art. 86, 87 en 88).<br />

Tot zekerheid van de voldoening van de <strong>be</strong>lasting, de interesten en de kosten heeft de<br />

Schatkist een algemeen voorrecht op alle inkomsten en op de roerende goederen van<br />

alle aard van de <strong>be</strong>lastingschuldige, met uitzondering van schepen en vaartuigen, en<br />

een wettelijke hypotheek op al de daarvoor vatbare en in België gelegen goederen<br />

van de <strong>be</strong>lastingschuldige (Wetboek, art. 86).<br />

638. Gewaarborgde schuldvorderingen.<br />

Uit de tekst blijkt duidelijk dat het voorrecht en de wettelijke hypotheek de <strong>be</strong>taling<br />

waarborgen van de <strong>be</strong>lasting, de interesten en de kosten, maar niet die van de boeten.<br />

639. Voorrecht.<br />

Het artikel 87 van het Btw-Wetboek werd volledig gewijzigd door de Programmawet<br />

van 27/12/2006 (BS 28/12/2006). Het voorziet voortaan:<br />

“Het voorrecht <strong>be</strong>doeld in artikel 86, heeft dezelfde rang als dat <strong>be</strong>doeld in artikel 19,<br />

4°ter, van de wet van 16 decem<strong>be</strong>r 1851.”


(1 februari 2012)<br />

1507 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

Vóór deze wijziging nam dit voorrecht rang in onmiddellijk na dat vermeld in<br />

artikel 19, 5° Hypotheekwet.<br />

De wijziging heeft tot doel om het gelijk te stellen met het voorrecht inzake<br />

<strong>be</strong>drijfsvoorheffing (art. 423, 2 de lid WIB92) en de bijdragen van de sociale<br />

zekerheid.<br />

De wetgever was van mening dat een btw-<strong>be</strong>lastingplichtige verantwoordelijk is voor<br />

de inning van btw bij zijn klant en voor <strong>be</strong>taling ervan aan de Staat. Wanneer hij zich<br />

niet kwijt van deze verzamelde btw, <strong>be</strong>houdt hij ten overstaan van zichzelf sommen<br />

die aan anderen toe<strong>be</strong>horen, zoals het geval is bij <strong>be</strong>drijfsvoorheffing.<br />

De aandacht wordt erop gevestigd dat dit nieuwe voorrecht slechts van toepassing is,<br />

overeenkomstig de algemeen aanvaarde principes, voor zover het geen nadeel<br />

<strong>be</strong>rokkent aan de rechten die onherroepelijk zijn vastgelegd tengevolge een<br />

samenloop. Samenloop <strong>be</strong>staat:<br />

- in het geval van faillissement: vanaf het vonnis van faillietverklaring;<br />

- in het geval van een invereffeningstelling: vanaf de <strong>be</strong>slissing tot invereffeningstelling<br />

genomen door de algemene vergadering van de vennootschap;<br />

- in het geval van onroerend of roerend <strong>be</strong>slag: vanaf de datum van de verkoop;<br />

- in het geval van <strong>be</strong>slag onder derden:<br />

- voor het <strong>be</strong>slag op periodieke schuldvorderingen (huur, loon, …), is er<br />

samenloop op iedere vervaldag voor zover het <strong>be</strong>stand van <strong>be</strong>richten op<br />

die dag een ander <strong>be</strong>richt <strong>be</strong>vat dat geldt als <strong>be</strong>richt van verzet ;<br />

- voor het <strong>be</strong>slag op <strong>be</strong>paalde sommen (bankrekeningen, …), zijn er twee<br />

mogelijkheden:<br />

1. werd er in het <strong>be</strong>stand van <strong>be</strong>richten reeds een ander <strong>be</strong>richt<br />

ingeschreven dat geldt als <strong>be</strong>richt van verzet, dan is er samenloop<br />

op de datum van het <strong>be</strong>slag op <strong>be</strong>paalde sommen;<br />

2. werd er nog geen dergelijk <strong>be</strong>richt ingeschreven, dan is er slechts<br />

samenloop wanneer een derde, na het <strong>be</strong>slag op <strong>be</strong>paalde sommen,<br />

een <strong>be</strong>slag legt op dezelfde sommen of een <strong>be</strong>richt ingeeft dat geldt<br />

als een <strong>be</strong>richt van verzet;<br />

- in het geval van collectieve schuldenregeling: vanaf de <strong>be</strong>schikking van<br />

toelaatbaarheid.


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1508<br />

Als de samenloop ontstaat vanaf 07/01/2007 (datum van het in werking treden van<br />

het nieuw artikel) zal het voorrecht van artikel 19, 4°ter Hyp.W. van toepassing zijn.<br />

Als de samenloop ontstaan is vóór 07/01/2007, geniet de btw-schuld die eisbaar<br />

geworden is vóór de samenloop slechts van het voorrecht dat rang neemt onmiddellijk<br />

na deze vermeld in artikel 19, 5° Hyp.W.<br />

640. Wettelijke hypotheek.<br />

Onder voor<strong>be</strong>houd van bijzondere rang toegekend aan de wettelijke hypotheek<br />

genomen in uitvoering van artikel 93quinquies van het Wetboek, neemt de wettelijke<br />

hypotheek rang in vanaf de dag van de inschrijving op vertoon van een voor<br />

eensluidend verklaard afschrift van het uitgevaardigde, uitvoerbaar verklaarde en aan<br />

de <strong>be</strong>lastingschuldige ter kennis gebrachte of <strong>be</strong>tekend dwang<strong>be</strong>vel.<br />

De inschrijving van de wettelijke hypotheek heeft plaats, niettegenstaande verzet,<br />

<strong>be</strong>twisting of <strong>be</strong>roep (Wetboek, art. 88, § 2, al. 2).<br />

De ontvanger van het <strong>be</strong>voegde btw-ontvangkantoor mag derhalve ten <strong>be</strong>warende<br />

titel overgaan tot het nemen van een wettelijke inschrijving ondanks het feit dat het<br />

verzet (of de vordering in rechte) de uitvoering van het dwang<strong>be</strong>vel opschort.<br />

Naast de <strong>be</strong>lasting, de vervallen interesten en de kosten (met uitsluiting van de<br />

boeten), waarborgt de wettelijke hypotheek eveneens ambtshalve de te vervallen<br />

interesten voor drie jaar in dezelfde rang als het kapitaal (Wet van 16 decem<strong>be</strong>r<br />

1851, art. 87).<br />

Artikel 19, tweede alinea, van de Faillissementswet, is niet van toepassing op de<br />

wettelijke hypotheek inzake de verschuldigde <strong>be</strong>lasting waarvoor aan de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

vóór het vonnis van faillietverklaring een dwang<strong>be</strong>vel werd ter kennis<br />

gebracht of <strong>be</strong>tekend (Wetboek, art. 88, § 3). Dit <strong>be</strong>tekent dat in tegenstelling met het<br />

gemeenrecht de inschrijving van de wettelijke hypotheek genomen na het tijdstip van<br />

de staking van <strong>be</strong>taling niet "niet tegenwerpbaar" verklaard kan worden wanneer<br />

meer dan 15 dagen verlopen zijn tussen de datum van de akte waaruit de hypotheek<br />

volgt en de datum van inschrijving ervan.<br />

Opheffing der inschrijving wordt toegestaan na integrale <strong>be</strong>taling van de gewaarborgde<br />

som, in<strong>be</strong>grepen de interesten en de kosten. De kosten van de opheffing zijn<br />

ten laste van de <strong>be</strong>lastingschuldige.<br />

(1 februari 2012)


640/2. Algemeen.<br />

(1 februari 2012)<br />

1509 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

Afdeling 5. - Verplichtingen van de <strong>be</strong>lastingplichtigen of<br />

van derden met het oog op het waarborgen<br />

van de inning van de btw.<br />

Ten einde de <strong>be</strong>langen van de Schatkist te vrijwaren, werden <strong>be</strong>paalde verplichtingen<br />

opgelegd aan de openbare ambtenaren, aan de <strong>be</strong>lastingplichtigen en aan <strong>be</strong>paalde<br />

kredietinstellingen, wanneer:<br />

a) een authentieke akte houdende vervreemding of hypotheekstelling van een<br />

voor hypotheek vatbaar goed in België verleden wordt (Wetboek, art. 62, § 2,<br />

en 93ter tot 93nonies);<br />

b) een onder littera a <strong>be</strong>doelde akte in het buitenland verleden wordt (Wetboek,<br />

art. 93undecies);<br />

c) kredieten, leningen of voorschotten worden toegekend die gepaard gaan met<br />

een door de wetten inzake economische expansie <strong>be</strong>paald voordeel (Wetboek,<br />

art. 93duodecies).<br />

De wettelijke <strong>be</strong>palingen in verband met die verplichtingen werden uitvoerig<br />

toegelicht in de aanschrijvingen nrs. 16 en 17/1980 (btw-revue nr. 48, blz. 203) en<br />

aanschrijving nr. 24/1990 (btw-revue nr. 92, blz. 447).<br />

I. In België verleden akten houdende vervreemding of hypotheekstelling<br />

van een voor hypotheek vatbaar goed.<br />

A. Aan de notarissen en aan de <strong>be</strong>lastingplichtigen opgelegde<br />

verplichting tot informatie.<br />

640/3. Inleiding.<br />

Alle door de artikelen 93ter tot 93octies van het Wetboek aan de notarissen<br />

opgelegde verplichtingen zijn toepasselijk op alle andere personen die <strong>be</strong>voegd zijn


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1510<br />

om authenticiteit te verlenen aan de akten en die als zodanig optreden in de akten<br />

houdende vervreemding of hypotheekstelling van een voor hypotheek vatbaar goed<br />

(Wetboek, art. 93nonies). In de verdere uiteenzetting (nrs. 640/4 tot 640/10) worden<br />

bij het gebruik van het woord "notaris" eveneens <strong>be</strong>doeld de provinciegouverneurs<br />

en de burgemeesters die optreden ter uitvoering van de wet van 27 mei 1870<br />

<strong>be</strong>treffende de onteigening voor openbaar nut, de ambtenaren van de comités tot<br />

aankoop van onroerende goederen en de andere ambtenaren van de Administratie<br />

van de btw, registratie en domeinen wanneer zij optreden bij de aankoop van een<br />

onroerend goed voor rekening van de Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten of<br />

van de instellingen waarin de Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten een<br />

overwegend <strong>be</strong>lang heb<strong>be</strong>n.<br />

De in de artikelen 62, § 2, 93ter en 93quinquies van het Wetboek <strong>be</strong>doelde<br />

verklaringen, <strong>be</strong>richten en kennisgevingen dienen te worden opgemaakt overeenkomstig<br />

de bij het ministerieel <strong>be</strong>sluit nr. 15 <strong>be</strong>paalde modellen.<br />

Bovendien zijn de verplichtingen die uit de bovengenoemde wets<strong>be</strong>palingen<br />

voortvloeien toepasselijk in geval van vervreemding of hypotheekstelling van een<br />

onroerend goed dat toe<strong>be</strong>hoort aan een persoon die zijn <strong>be</strong>roepswerkzaamheid heeft<br />

stopgezet maar schuldenaar blijft van de btw (Parl. Vr. nr. 83, dd. 23 juni 1981 van<br />

Mevr. Senator Gillet, Vr. en Antw. Senaat, 1980-1981, nr. 41, blz 1662, btw-revue<br />

nr. 51, blz. 658; Parl. Vr. nr. 171, dd. 27 januari 1989, van de heer<br />

Volksvertegenwoordiger Leroy, Vr. en Antw. Kamer, 1988-1989, nr. 51, blz. 3759-<br />

3760, btw-revue nr. 85, blz. 174-176).<br />

640/4. Door de notaris te stellen vraag.<br />

De notaris die <strong>be</strong>last is met het opmaken van een akte houdende vervreemding of<br />

hypotheekstelling van een voor hypotheek vatbaar goed (onroerende goederen in<br />

België, voor scheepshypotheek vatbare schepen en vaartuigen) is gehouden aan de<br />

eigenaar of vruchtgebruiker van dat goed of van een gedeelte ervan te vragen of hij<br />

btw-<strong>be</strong>lastingplichtige of een lid van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2 is<br />

(Wetboek, art. 93ter, § 1, eerste lid).<br />

Sanctie: indien het antwoord <strong>be</strong>vestigend luidt, is de notaris die verzocht wordt die<br />

akte op te maken persoonlijk aansprakelijk voor de <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting over de<br />

toegevoegde waarde en bij<strong>be</strong>horen die tot een hypothecaire inschrijving aanleiding<br />

kunnen geven, indien hij niet op de hoogte stelt:<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1511 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

1° de dienst die daarvoor aangewezen is door de Minister van Financiën, zijn<br />

gedelegeerde of de <strong>be</strong>voegde overheid, en dit door middel van een procedure<br />

waarbij informaticatechnieken gebruikt worden (zijnde het systeem enotariaat);<br />

2° de door de Koning aangewezen ambtenaar wanneer het <strong>be</strong>richt omwille van<br />

overmacht of een technische storing niet kan worden meegedeeld overeenkomstig<br />

de <strong>be</strong>paling onder 1°. In dat geval moet het <strong>be</strong>richt in tweevoud<br />

worden opgemaakt en bij ter post aangetekende brief worden verzonden.<br />

De omvang van die aansprakelijkheid mag evenwel, naargelang van het geval, de<br />

waarde van het vervreemde goed of het <strong>be</strong>drag van de hypothecaire inschrijving, na<br />

aftrek van de <strong>be</strong>dragen waarvoor in handen van de notaris <strong>be</strong>slag onder derden werd<br />

gelegd, niet overtreffen (Wetboek, art. 93septies).<br />

640/5. Aan de <strong>be</strong>lastingplichtigen opgelegde verplichting.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige of zijn gevolmachtigde (Parl. Vr. nr. 92, dd. 9 februari 1990<br />

van de Heer Senator de Clippele, Vr. en Antw. Senaat 1989-1990, nr. 23, blz. 1090-<br />

1091, btw-revue nr. 90, blz. 266-267) of lid van een btw-eenheid in de zin van artikel<br />

4, § 2 zijn gehouden op verzoek van de notaris die <strong>be</strong>last is met het opmaken van de<br />

akte houdende de vervreemding of hypotheekstelling van het goed, aan deze laatste<br />

hun hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige of lid van een btw-eenheid in de zin van<br />

artikel 4, § 2 kenbaar te maken (Wetboek, art. 62, § 2 en 92ter).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtigen die eigenaar zijn van een voor hypotheek vatbaar goed of van<br />

een gedeelte ervan of die houder zijn van een zakelijk recht op een dergelijk goed of<br />

op een gedeelte ervan en die gehouden zijn hun hoedanigheid van <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

of lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2 kenbaar te maken, zijn:<br />

1° de natuurlijke personen en de rechtspersonen aan wie een btw-identificatienummer<br />

is toegekend;<br />

2° de natuurlijke personen en de rechtspersonen aan wie een sub-btw-identificatienummer<br />

is toegekend;<br />

3° de natuurlijke personen en de rechtspersonen die binnen vijf jaar vóór de datum<br />

van de akte van vervreemding of van hypotheekstelling een gebouw met<br />

<strong>be</strong>taling van de btw heb<strong>be</strong>n vervreemd bij toepassing van artikel 8 van het<br />

Wetboek;


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1512<br />

4° de personen die deel uitmaken van een feitelijke vereniging (1) of van een<br />

tijdelijke vereniging die de hoedanigheid van btw-<strong>be</strong>lastingplichtige heb<strong>be</strong>n<br />

(MB nr. 13, art. 1 tot 3).<br />

Sanctie: elke weigering inlichtingen te verschaffen en elke onjuiste inlichting<br />

worden gestraft met een geldboete van 25 tot 2.500 EUR per overtreding (Wetboek,<br />

art. 70, § 4 en 62, § 2).<br />

640/6. Aan de notaris opgelegde verplichting tot informatie.<br />

De notaris die verzocht wordt een akte houdende vervreemding of hypotheekstelling<br />

van een voor hypotheek vatbaar goed te verlijden, is verplicht:<br />

1° voorlezing te doen van de artikelen 62, § 2, en 73 van het Wetboek;<br />

2° melding te maken van die voorlezing en van het antwoord van de<br />

verschijnende partijen op de in nr. 604/4 <strong>be</strong>doelde vraag (op straffe van een<br />

boete van 5 EUR);<br />

3° wanneer het antwoord op de bovengenoemde vraag <strong>be</strong>vestigend luidt, de<br />

ontvanger van het btw-ontvangkantoor waaronder de eigenaar of vruchtgebruiker<br />

ressorteert over de <strong>be</strong>oogde overeenkomst in te lichten (<strong>be</strong>richt op te<br />

maken in twee exemplaren op een formulier waarvan het model <strong>be</strong>paald is bij<br />

het Ministerieel <strong>be</strong>sluit van 28 okto<strong>be</strong>r 2009 tot <strong>be</strong>paling van het model der<br />

<strong>be</strong>richten en kennisgevingen als <strong>be</strong>doeld in artikel 93ter en 93quinquies van<br />

het Wetboek van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde en in de<br />

artikelen 433 en 435 van het Wetboek van de inkomsten<strong>be</strong>lastingen 1992, en<br />

bij een ter post aangetekende brief te verzenden (formulier nr. 560).<br />

Indien de <strong>be</strong>doelde akte niet wordt verleden binnen drie maanden na de verzending<br />

van het <strong>be</strong>richt, wordt het als niet-<strong>be</strong>staande <strong>be</strong>schouwd. Een nieuw <strong>be</strong>richt moet<br />

worden verzonden indien de partijen de overeenkomst wensen te sluiten na het<br />

verstrijken van die termijn (Wetboek, art. 93ter, § 1 in fine).<br />

Sanctie: indien de notaris de btw-ontvanger niet inlicht over de <strong>be</strong>oogde<br />

overeenkomst, is hij persoonlijk aansprakelijk voor de <strong>be</strong>taling van de btw en<br />

toe<strong>be</strong>horen die tot een hypothecaire inschrijving aanleiding kunnen geven, wanneer<br />

(1) Zie Wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van vennootschappen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1513 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

die toestand het gevolg is van het niet-naleven van de verplichting tot informatie en<br />

van het onvermogen van de schuldenaar (wat de omvang van die aansprakelijkheid<br />

<strong>be</strong>treft, z. nr. 640/4).<br />

B. Middelen om de <strong>be</strong>langen van de Schatkist veilig te stellen.<br />

640/7. Kennisgeving van de verschuldigde sommen door de btw-ontvanger.<br />

Wanneer het <strong>be</strong>lang van de Schatkist het vereist (d.i. wanneer de <strong>be</strong>oogde<br />

vervreemding of hypotheekstelling de inning van de verschuldigde <strong>be</strong>lasting en<br />

toe<strong>be</strong>horen in gevaar brengt), stelt de btw-ontvanger de notaris bij een ter post<br />

aangetekende brief vóór het verstrijken van de twaalfde werkdag na de verzending<br />

van het in nr. 640/6, 3°, <strong>be</strong>doeld <strong>be</strong>richt, in kennis van het <strong>be</strong>drag van de btw en<br />

toe<strong>be</strong>horen die aanleiding kunnen geven tot inschrijving van wettelijke hypotheek op<br />

de goederen die het voorwerp zijn van de voorgenomen akte (Wetboek,<br />

art. 93quater).<br />

Uit het arrest van 27.11.2009 van het Hof van Cassatie volgt dat zodra de<br />

kennisgeving 562 wordt <strong>be</strong>twist, de btw-Ontvanger het <strong>be</strong>wijs moet leveren dat de<br />

rechten van de Schatkist in gevaar zijn, wat <strong>be</strong>tekent dat er een motivering in rechte<br />

en in feite wordt opgesteld en dat men <strong>be</strong>schikt over een zo volledig mogelijk<br />

stukkendossier waardoor wordt aangetoond dat er gevaar is op de insolvabiliteit van<br />

de <strong>be</strong>lastingschuldige. Wanneer niet kan worden <strong>be</strong>wezen dat de rechten van de<br />

Schatkist in gevaar zijn omdat het risico <strong>be</strong>staat dat een <strong>be</strong>lastingschuld niet kan<br />

worden geïnd, moet de ontvanger handlichting geven.<br />

De omstandigheid dat de kennisgeving 562 niet onderworpen is aan de verplichting<br />

tot de motivering die door de Wet van 29.7.1991 <strong>be</strong>treffende de uitdrukkelijke<br />

motivering van de <strong>be</strong>stuurshandelingen is opgelegd, impliceert geen omkering van de<br />

<strong>be</strong>wijslast. Bij <strong>be</strong>twisting van de kennisgeving, komt het dus niet aan de<br />

<strong>be</strong>lastingschuldige toe zijn solvabiliteit te <strong>be</strong>wijzen.<br />

Wanneer de akte verleden is, geldt die kennisgeving als <strong>be</strong>slag onder derden in<br />

handen van de notaris op de <strong>be</strong>dragen en waarden die hij onder zich houdt en als<br />

verzet tegen de prijs in de zin van art. 1642 Ger. W. in de gevallen waarin de notaris<br />

gehouden is de <strong>be</strong>dragen en waarden overeenkomstig de artikelen 1639 tot 1654 van<br />

het Gerechtelijk Wetboek te verdelen, voor zover de <strong>be</strong>lastingplichtige eigenaar of<br />

vruchtgebruiker in kennis werd gesteld van een lastens hem uitgevaardigd<br />

dwang<strong>be</strong>vel (Wetboek, art. 93quinquies, eerste lid).


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1514<br />

Dit <strong>be</strong>slag geeft geen aanleiding tot het opmaken en verzenden van het <strong>be</strong>slag<strong>be</strong>richt<br />

zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek).<br />

640/8. Bijzonder geval: de sommen en waarden waarop <strong>be</strong>slag onder derden in handen<br />

van de notaris werd gelegd zijn ontoereikend.<br />

Indien de sommen en waarden waarop bij toepassing van artikel 93quinquies, eerste<br />

lid, van het Wetboek <strong>be</strong>slag onder derden werd gelegd minder <strong>be</strong>dragen dan het<br />

totaal der sommen die aan de ingeschreven schuldeisers en aan de verzetdoende<br />

schuldeisers (de btw-ontvanger in<strong>be</strong>grepen) verschuldigd zijn, moet de notaris de<br />

btw-ontvanger, waaronder de <strong>be</strong>lastingplichtige ressorteert, uiterlijk de eerste werkdag<br />

die volgt op het verlijden van de akte van vervreemding of van hypotheekstelling<br />

inlichtingen verstrekken aan:<br />

1° de dienst die daarvoor aangewezen is door de Minister van Financiën, zijn<br />

gedelegeerde of de <strong>be</strong>voegde overheid, en dit door middel van een procedure<br />

waarbij informaticatechnieken gebruikt worden (zijnde het systeem<br />

e-notariaat);<br />

2° de door de Koning aangewezen ambtenaar wanneer het <strong>be</strong>richt omwille van<br />

overmacht of een technische storing niet kan worden meegedeeld overeenkomstig<br />

de <strong>be</strong>paling onder 1°. In dat geval moet het <strong>be</strong>richt in tweevoud<br />

worden opgemaakt en bij ter post aangetekende brief worden verzonden<br />

(Wetboek, art. 93quinquies, tweede lid). De niet ingeschreven schuldvorderingen,<br />

waarvoor binnen de bovenvermelde termijn noch <strong>be</strong>slag werd gelegd<br />

noch verzet werd aangetekend, zijn zonder uitwerking ten opzichte van de btwschuldvorderingen<br />

die, overeenkomstig het <strong>be</strong>paalde in nr. 640/7, ter kennis<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtige werden gebracht en moeten door de notaris niet in<br />

aanmerking worden genomen.<br />

Sanctie: de notaris die de in dit nummer <strong>be</strong>doelde kennisgeving niet in acht neemt is<br />

persoonlijk aansprakelijk voor het deel van de schuldvordering dat, naar aanleiding<br />

van het instellen van de procedure van <strong>be</strong>slag onder derden in zijn handen, niet werd<br />

voldaan (wat de omvang van die aansprakelijkheid <strong>be</strong>treft, z. nr. 640/4).<br />

(1 februari 2012)


640/9. Wettelijke hypotheek met bijzondere rang.<br />

(1 februari 2012)<br />

1515 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

Wanneer het <strong>be</strong>lang van de Schatkist dat vereist, kan de btw-ontvanger de<br />

inschrijving vorderen van de wettelijke hypotheek op het goed dat ingevolge de akte<br />

werd vervreemd of gehypothekeerd. Indien de wettelijke hypotheek wordt<br />

ingeschreven binnen de acht werkdagen van de datum van de inlichting <strong>be</strong>doeld in<br />

art. 93quinquies, § 1, 4 de lid <strong>be</strong>treffende de ontoereikendheid van de in<strong>be</strong>slaggenomen<br />

sommen en waarden (z. nr. 640/8, kan de overschrijving van de akte van<br />

vervreemding of de inschrijving van de akte van hypotheekstelling aan de Staat niet<br />

worden tegengeworpen (Wetboek, art. 93quinquies, derde lid). De aldus ingeschreven<br />

wettelijke hypotheek heeft voorrang ten opzichte van hem die ingevolge de<br />

tussengekomen notariële akte, verkrijger of hypothecaire schuldeiser van het voor<br />

hypotheek vatbare goed wordt.<br />

De inschrijving van de wettelijke hypotheek na het verstrijken van de bovengenoemde<br />

termijn is evenwel noch aan de hypothecaire schuldeiser noch aan de<br />

verkrijger die de opheffing ervan zal kunnen vorderen tegenstelbaar.<br />

C. Mogelijkheid tot in de plaatsstelling van de banken in de<br />

verplichtingen van de notarissen.<br />

640/10. Principe.<br />

De banken, onderworpen aan het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 185, van 9 juli 1935, en de<br />

ondernemingen, onderworpen aan het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 225, van 7 januari 1936,<br />

worden gemachtigd het in artikel 93ter van het Wetboek <strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>richt<br />

(z. nr. 640/6) toe te zenden en zijn <strong>be</strong>voegd de in artikel 93quater van het Wetboek<br />

<strong>be</strong>doelde kennisgeving (z. nr. 640/7) te ontvangen, op voorwaarde dat zij over een<br />

schriftelijke volmacht van de <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>schikken.<br />

De uitreiking van een attest door die instellingen aan de notaris <strong>be</strong>treffende de<br />

verzending van het <strong>be</strong>richt en het gevolg dat daaraan door de btw-ontvanger werd<br />

gegeven, stelt hun aansprakelijkheid in de plaats van die van de notaris (Wetboek,<br />

art. 93decies).


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1516<br />

II. In het buitenland verleden akten.<br />

640/11. Verbod voor de hypotheek<strong>be</strong>waarder de hypothecaire formaliteiten te<br />

vervullen.<br />

Een in het buitenland verleden akte van vervreemding of van hypotheekstelling van<br />

een voor hypotheek vatbaar goed mag in België slechts worden overgeschreven of<br />

ingeschreven indien die akte vergezeld gaat van een door de btw-ontvanger uitgereikt<br />

attest waaruit blijkt dat de vervreemder of hypotheekgever geen btw verschuldigd is<br />

of dat de wettelijke hypotheek werd ingeschreven (Wetboek, art. 93undecies).<br />

Indien de eigenaar of vruchtgebruiker een <strong>be</strong>lastingplichtige is, wordt het attest<br />

uitgereikt door de ontvanger van het btw-ontvangkantoor waaronder de <strong>be</strong>trokkene<br />

ressorteert. Indien de eigenaar of vruchtgebruiker geen <strong>be</strong>lastingplichtige is, wordt<br />

dat attest uitgereikt door de btw-ontvanger in het ambtsgebied waarin de <strong>be</strong>trokkene<br />

zijn woonplaats of zijn maatschappelijke zetel heeft. Indien de eigenaar of<br />

vruchtgebruiker in het buitenland is gevestigd of gedomicilieerd, wordt het attest<br />

aangevraagd bij de met invordering <strong>be</strong>laste ambtenaar van het Centraal btw-kantoor<br />

voor Buitenlandse Belastingplichtigen.<br />

III. Kredieten, leningen of voorschotten waarvoor een voordeel ingevolge<br />

de wetgeving inzake economische expansie wordt verleend.<br />

640/12. Draagwijdte van de wettelijke <strong>be</strong>paling (Wetboek, art. 93duodecies).<br />

De openbare of private kredietinstellingen of -organismen mogen de fondsen van<br />

kredieten, leningen of voorschotten, waarvoor een voordeel werd verleend in het<br />

kader van de wettelijke en reglementaire <strong>be</strong>palingen inzake economische expansie of<br />

waarvoor een dergelijk voordeel is aangevraagd, slechts vrijgeven nadat de genieter<br />

of aanvrager van het voordeel hun een attest heeft overgelegd dat werd uitgereikt<br />

door de ontvanger van het btw-ontvangkantoor waaronder die genieter of aanvrager<br />

ressorteert en waaruit blijkt:<br />

1° ofwel dat geen <strong>be</strong>lastingen of toe<strong>be</strong>horen in zijnen hoofde eisbaar zijn (in welk<br />

geval de boven<strong>be</strong>doelde instellingen de fondsen mogen vrijgeven);<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1517 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

2° ofwel dat een <strong>be</strong>paald <strong>be</strong>drag aan <strong>be</strong>lastingen of toe<strong>be</strong>horen in zijnen hoofde<br />

eisbaar is (in welk geval de boven<strong>be</strong>doelde instellingen de fondsen niet mogen<br />

vrijgeven tot <strong>be</strong>loop van dat <strong>be</strong>drag zolang de <strong>be</strong>trokkene geen attest van de<br />

btw-ontvanger heeft overgelegd waaruit blijkt dat die <strong>be</strong>lastingen en toe<strong>be</strong>horen<br />

<strong>be</strong>taald zijn).<br />

N.B. onder "toe<strong>be</strong>horen" dient te worden verstaan de interesten, de boeten en de<br />

kosten.<br />

640/13. (Opgeheven.)<br />

640/13/2. Verplichtingen van de <strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

Wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige aan een openbare of private kredietinstelling of -<br />

organisme een krediet, lening of voorschot vraagt, waarvoor in het kader van de<br />

wettelijke en reglementaire <strong>be</strong>palingen inzake economische expansie, een voordeel<br />

wordt gevraagd in de vorm van een rentesubsidie of staatsgarantie, is hij gehouden<br />

een verzoek door middel van een exemplaar in drievoud bij de <strong>be</strong>voegde btwontvanger<br />

in te dienen om het attest zoals <strong>be</strong>doeld in artikel 93duodecies van het<br />

Wetboek te verkrijgen.<br />

Het verzoek mag eveneens worden neergelegd door de kredietinstelling of -<br />

organisme bij welke om een krediet, een lening of een voorschot werd verzocht,<br />

wanneer de <strong>be</strong>lastingplichtige daartoe volmacht heeft gegeven.<br />

640/14. Vorm en <strong>be</strong>stemming van het attest.<br />

Het in nr. 640/12 <strong>be</strong>doelde attest wordt in drie exemplaren opgemaakt op een<br />

formulier waarvan het model wordt vastgesteld door de directeur-generaal van de<br />

Administratie van de btw, registratie en domeinen. Het eerste exemplaar wordt door<br />

de aanvrager aan de kredietinstelling overgelegd; het tweede exemplaar wordt door<br />

de btw-ontvanger gezonden aan de overheid die <strong>be</strong>voegd is om het inzake<br />

economische expansie gevraagde voordeel toe te kennen; het derde exemplaar wordt<br />

door de btw-ontvanger in het dossier van de aanvrager <strong>be</strong>waard (KB nr. 39). Het<br />

attest moet worden afgeleverd door de <strong>be</strong>voegde btw-ontvanger binnen de acht dagen<br />

te rekenen vanaf het voorstel.


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1518<br />

De datum van uitreiking van het attest mag niet meer dan één maand de datum van<br />

de aanvraag tot verkrijging van het voordeel inzake economische expansie voorafgaan,<br />

noch na deze datum vallen. Er moet evenwel een nieuw attest worden<br />

overgelegd wanneer de <strong>be</strong>slissing tot toekenning van het voordeel niet is genomen<br />

binnen zes maanden te rekenen van de datum van het attest.<br />

640/15. Gevolgen voor de overheid die het voordeel inzake economische expansie<br />

toekent.<br />

Wanneer uit het door de btw-ontvanger uitgereikte attest blijkt dat in hoofde van de<br />

<strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>lastingen en/of toe<strong>be</strong>horen eisbaar zijn, dient in de<br />

<strong>be</strong>slissing tot toekenning van het voordeel, bijgevoegd door middel van een speciale<br />

clausule, te worden <strong>be</strong>paald dat de kredietinstelling of het kredietorganisme de<br />

fondsen niet geheel mag vrijgeven tenzij de <strong>be</strong>trokkene zijn <strong>be</strong>lastingschuld heeft<br />

<strong>be</strong>taald.<br />

640/16. Gevolgen voor de kredietinstellingen.<br />

Wanneer uit het attest van de btw-ontvanger blijkt dat <strong>be</strong>lastingen en/of toe<strong>be</strong>horen<br />

in hoofde van de <strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige eisbaar zijn, mogen de kredietinstellingen<br />

de fondsen tot <strong>be</strong>loop van die <strong>be</strong>lastingen en/of toe<strong>be</strong>horen niet<br />

vrijgeven zolang de <strong>be</strong>lastingplichtige geen attest heeft overgelegd waarin de btwontvanger<br />

verklaart dat die <strong>be</strong>lastingen en toe<strong>be</strong>horen <strong>be</strong>taald zijn. Met instemming<br />

van de <strong>be</strong>lastingplichtige mag de kredietinstelling de fondsen evenwel rechtstreeks<br />

overmaken aan het btw-ontvangkantoor (KB nr. 39, art. 5, § 1).<br />

Sanctie: Als een kredietinstelling de fondsen vrijgeeft niettegenstaande het feit dat<br />

de <strong>be</strong>lastingen en/of toe<strong>be</strong>horen nog steeds invorderbaar zijn in hoofde van de<br />

<strong>be</strong>trokken <strong>be</strong>lastingplichtige, stelt zij zich, bij gebrek aan een bijzondere sanctie,<br />

bloot aan de burgerlijke aansprakelijkheid volgens het gemeen recht. De kredietinstelling<br />

kan derhalve gedagvaard worden voor schade en interesten op grond van<br />

artikelen 1382 tot 1384 van het Burgerlijk Wetboek, en veroordeeld worden tot<br />

herstel van de schade veroorzaakt door haar fout of nalatigheid, of deze van haar<br />

aangestelde, die <strong>be</strong>staat in de onmogelijkheid voor de Schatkist om over te gaan tot<br />

invordering van de nog door de <strong>be</strong>lastingplichtige verschuldigde <strong>be</strong>lastingen.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1519 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

IV. Overdracht van het handelsfonds (Wetboek, art. 93undeciesB).<br />

640/17. Toepassingsgebied van de nieuwe wettelijke <strong>be</strong>paling<br />

De wet van 10 augustus 2005 (BS 09/09/2005) heeft tot doel het artikel 442bis van<br />

het WIB 92 om te zetten in het Btw-Wetboek, zodat de ambtenaar <strong>be</strong>last met de<br />

invordering van de btw, de btw-ontvanger, over dezelfde <strong>be</strong>voegdheden en waarborgen<br />

<strong>be</strong>schikt als zijn collega van de directe <strong>be</strong>lastingen.<br />

De <strong>be</strong>palingen van het nieuwe artikel 93undeciesB zijn van toepassing op de<br />

overdracht in eigendom of in vruchtgebruik van een geheel van goederen,<br />

samengesteld, onder meer, uit elementen die het <strong>be</strong>houd van het cliënteel mogelijk<br />

maken en die worden aangewend voor de uitoefening van een vrij <strong>be</strong>roep, ambt of<br />

post, of van een industrieel-, handels- of landbouw<strong>be</strong>drijf, evenals het vestigen van<br />

een vruchtgebruik op deze goederen.<br />

Het artikel 93undeciesB van het Btw-Wetboek is echter niet van toepassing op de<br />

overdrachten gerealiseerd door een curator of een gerechtsmandataris gelast met het<br />

organiseren en realiseren van een overdracht onder gerechtelijk gezag<br />

overeenkomstig art. 60 van de wet van 31 januari 2009 <strong>be</strong>treffende de continuïteit<br />

van de ondernemingen, of een in het kader van een overeenkomstig de <strong>be</strong>palingen<br />

van het Wetboek van vennootschappen uitgevoerde fusie, splitsing of inbreng van<br />

een algemeenheid van goederen of van een tak van werkzaamheid.<br />

Daarentegen, is het door dit artikel ingevoerde systeem wel van toepassing wanneer<br />

de overdracht door de vereffenaar van een handelsvennootschap tot stand wordt<br />

gebracht.<br />

640/18. Systeem ingevoerd door de nieuwe wettelijke <strong>be</strong>paling.<br />

De uitgestelde tegenstelbaarheid<br />

De overdrachten van het handelsfonds zijn slechts tegenstelbaar aan de met de<br />

invordering van de btw <strong>be</strong>laste ambtenaar na het verstrijken van de maand die volgt<br />

op deze waarin een voor eensluidend verklaard afschrift van het origineel van de akte<br />

ter kennis werd gebracht aan de btw-ontvanger van de woonplaats of van de<br />

maatschappelijke zetel van de overdrager.


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1520<br />

Bij gebrek aan kennisgeving, zal de voormelde termijn nooit <strong>be</strong>ginnen lopen en zal<br />

de overdracht niet tegenstelbaar zijn aan de btw-ontvanger, die ten aanzien van de<br />

overgedragen goederen alle <strong>be</strong>warende maatregelen en maatregelen van tenuitvoerlegging<br />

kan nemen die hij nodig acht om de rechten van de Schatkist te <strong>be</strong>waren<br />

of uit te oefenen. De vervolgingen worden ingesteld en de <strong>be</strong>warende maatregelen<br />

genomen tegen de overdrager op de overgedragen goederen, niettegenstaande de<br />

overdracht.<br />

De hoofdelijke aansprakelijkheid van de overnemer<br />

De hoofdelijke aansprakelijkheid van de overnemer voor de schulden van de<br />

overdrager kan ingeroepen worden bij afloop van de maand die volgt op deze waarin<br />

de overeenkomst van overdracht ter kennis gebracht werd aan de ontvanger van de<br />

woonplaats of van de maatschappelijke zetel van de overdrager.<br />

De aansprakelijkheid is evenwel onderworpen aan een dub<strong>be</strong>le <strong>be</strong>perking.<br />

Enerzijds<br />

- in geval van inbreng in vennootschap, tot het <strong>be</strong>drag dat overeenstemt met de<br />

nominale waarde van de aandelen die ontvangen zijn in ruil voor de<br />

overdracht,<br />

- in de andere gevallen, tot het <strong>be</strong>drag dat overeenstemt met de prijs van de<br />

overdracht.<br />

Anderzijds is zij <strong>be</strong>perkt tot het gedeelte van die <strong>be</strong>dragen dat door de overnemer<br />

werden verstrekt vóór het verstrijken van de termijn van de voormelde één maand.<br />

Het certificaat<br />

Het zal voor de overdrager en de overnemer mogelijk zijn om te “ontsnappen” aan de<br />

uitgestelde tegenstelbaarheid en aan de aansprakelijkheid van de overnemer op<br />

voorwaarde dat er bij de <strong>be</strong>voegde btw-ontvanger een certificaat, dat aantoont dat de<br />

overdrager in regel is met zijn btw, gevraagd EN verkregen werd.<br />

De kennisgeving van de akte van overdracht aan de ontvanger ad hoc, gevoegd bij<br />

het niet vervallen certificaat (d.w.z. uiterlijk dertig dagen voorafgaand aan de<br />

kennisgeving van de overdracht afgeleverd), laat toe te ontsnappen aan de nadelen en<br />

de gevolgen verbonden met de uitgestelde tegenstelbaarheid en met de hoofdelijke<br />

aansprakelijkheid van de overnemer.<br />

(1 februari 2012)


640/19. Verwijzing.<br />

(1 februari 2012)<br />

1521 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

Een meer gedetailleerde uiteenzetting omtrent deze materie is terug te vinden in de<br />

circulaire nr. AINV 7/2005 (IR/I-1/76.268) van 05/12/2005.<br />

V. Openbare verkoping van roerende goederen (Wetboek, art. 93undeciesD).<br />

640/20. Verplichtingen openbare en ministeriële ambtenaren (Wetboek, art. 93undeciesD,<br />

eerste lid).<br />

Naar analogie met artikel 442 WIB92 moet vanaf 7 januari 2007 elke openbare of<br />

ministeriële ambtenaar die <strong>be</strong>last is met de openbare verkoop van roerende goederen,<br />

waarvan de waarde minstens 250,00 EUR <strong>be</strong>draagt, de voor de eigenaar <strong>be</strong>voegde<br />

btw-ontvanger ten minste acht werkdagen voor de verkoopdatum in kennis stellen<br />

van deze verkoping bij een ter post aangetekende brief.<br />

Deze verplichting geldt zowel voor gerechtelijke openbare verkopen, naar aanleiding<br />

van een uitvoerend roerend <strong>be</strong>slag, als ook voor vrijwillige openbare verkopingen.<br />

Indien de openbare of ministeriële ambtenaar niet kan vaststellen of de verkoper btwplichtige<br />

is, zal de kennisgeving moeten gedaan worden aan de ontvanger van de<br />

woonplaats of de voornaamste administratieve zetel of bij gebreke daaraan de<br />

maatschappelijke zetel van de eigenaar van de roerende goederen.<br />

640/21. Tussenkomst ontvanger (Wetboek, art. 93undeciesD, tweede lid).<br />

Uiterlijk daags vóór de verkoop van de roerende goederen geeft de ontvanger aan de<br />

openbare of ministeriële ambtenaar bij een ter post aangetekende brief kennis van<br />

alle gekende btw-schulden, alsook de bij<strong>be</strong>horen. De bij<strong>be</strong>horen omvatten de fiscale<br />

boetes, de interesten en de kosten.<br />

In voorkomend geval dat de btw-schuld nog niet ter kennis gebracht of <strong>be</strong>tekend<br />

werd aan de schuldenaar, dient deze formaliteit te ge<strong>be</strong>uren vóór de kennisgeving<br />

aan de openbare of ministeriële ambtenaar.


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1522<br />

Wanneer de verkoping effectief heeft plaatsgevonden, geldt de voormelde kennisgeving<br />

door de ontvanger als <strong>be</strong>slag onder derden in handen van de openbare of<br />

ministeriële ambtenaar: bij een gerechtelijke verkoop zal de ontvanger deelnemen<br />

aan de verdeling van de verkoopprijs tussen de schuldeisers en bij een vrijwillige<br />

verkoop zal <strong>be</strong>slag gelegd worden op de opbrengst van de verkoop.<br />

640/22. Aansprakelijkheid openbare of ministeriële ambtenaren.<br />

De niet-naleving van de verplichting vermeld onder 640/20 stelt de instrumenterende<br />

openbare of ministeriële ambtenaar persoonlijk aansprakelijk voor de <strong>be</strong>taling van de<br />

btw en de bij<strong>be</strong>horen die de eigenaar op het ogenblik van de verkoop verschuldigd is.<br />

Door het gebrek aan mededeling van de instrumenterende openbare of ministeriële<br />

ambtenaar verliest de ontvanger zijn kans om <strong>be</strong>slag onder derden te leggen en wordt<br />

er mogelijk schade <strong>be</strong>rokkend aan de Staat. Het <strong>be</strong>treft hier een aansprakelijkheid in<br />

de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek. De fout, de schade en het<br />

oorzakelijk verband tussen <strong>be</strong>ide zullen moeten <strong>be</strong>wezen worden door de Staat.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 6. - Moratoire interesten (Wetboek, art. 91).<br />

641. Niet-voldoening van de <strong>be</strong>lasting binnen de termijn die ter uitvoering van de<br />

artikelen 52, 53, eerste lid, 4°, 53ter, 2° en 53octies van het Wetboek is gesteld.<br />

Op grond van artikel 91, § 1, 1°, van het Wetboek, is de <strong>be</strong>lastingplichtige die de<br />

<strong>be</strong>lasting te laat <strong>be</strong>taalt van rechtswege een moratoire interest van 0,8 pct. per<br />

kalendermaand verschuldigd (z. aanschr. 8/1986).<br />

De interest wordt om de maand <strong>be</strong>rekend over het totaal van de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting, afgerond op het lagere dichtstbijzijnde veelvoud van 10,00 EUR. Ieder<br />

<strong>be</strong>gonnen tijdvak van een maand wordt voor een gehele maand gerekend.<br />

De interest van een maand wordt enkel gevorderd indien hij 2,50 EUR <strong>be</strong>reikt.


(1 februari 2012)<br />

1523 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

641/2. Niet-voldoening van de <strong>be</strong>lasting binnen de termijn die ter uitvoering van<br />

artikel 53nonies van het Wetboek is gesteld.<br />

Op grond van artikel 91, § 1, 2° van het Wetboek is de <strong>be</strong>lastingplichtige of de niet<strong>be</strong>lastingplichtige<br />

rechtspersoon die bij de intracommunautaire verwerving van een<br />

nieuw vervoermiddel de verschuldigde <strong>be</strong>lasting niet heeft voldaan binnen de termijn<br />

voorzien in artikel 8, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 46, van 29 decem<strong>be</strong>r 1992 tot<br />

regeling van de aangifte van de intracommunautaire verwerving van vervoermiddelen<br />

en van de <strong>be</strong>taling van de terzake verschuldigde btw, een moratoire interest<br />

van 0,8 pct. per maand verschuldigd.<br />

De regels die gelden voor de wijze van <strong>be</strong>rekening en het minimum<strong>be</strong>drag van de<br />

interest die moet worden gevorderd zijn dezelfde als voor de moratoire interest die<br />

verschuldigd is krachtens artikel 91, § 1, 1°, van het Wetboek (zie nr. 641).<br />

641/3. Niet-voldoening van de <strong>be</strong>lasting binnen de termijn die ter uitvoering van<br />

artikel 54 van het Wetboek is gesteld, voor de <strong>be</strong>lastingplichtigen <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 8.<br />

Op grond van artikel 91, § 1, 3°, van het Wetboek is de <strong>be</strong>lastingplichtige <strong>be</strong>doeld in<br />

artikel 8 die bij gehele of gedeeltelijke vervreemding onder <strong>be</strong>zwarende titel van een<br />

nieuw gebouw als <strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 1°, a, van het Wetboek of bij de<br />

vestiging, overdracht en wederoverdracht onder <strong>be</strong>zwarende titel van zakelijke<br />

rechten in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek, op dergelijk gebouw,<br />

de <strong>be</strong>lasting niet heeft voldaan binnen de in artikel 2 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 14<br />

van 3 juni 1970 <strong>be</strong>paalde termijn, een moratoire interest van 0,8 pct. per maand<br />

verschuldigd (z. aanschr. 8/1986). De regels die gelden voor de wijze van <strong>be</strong>rekening<br />

en het minimum<strong>be</strong>drag van de interest die moet worden gevorderd, zijn dezelfde als<br />

voor de moratoire interest die verschuldigd is krachtens artikel 91, § 1, 1°, van het<br />

Wetboek (z. nr. 641).<br />

642. Ontoereikende maatstaf van heffing vastgesteld bij deskundige schatting<br />

(Wetboek, art. 59, § 2).<br />

Ingevolge artikel 91, § 2, van het Wetboek is over de <strong>be</strong>lasting verschuldigd volgens<br />

de deskundige schatting van een gebouw of een werk in onroerende staat van


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1524<br />

rechtswege een interest van 0,8 pct. per maand verschuldigd, te rekenen vanaf de<br />

inleidende daad van de procedure. Deze interest wordt <strong>be</strong>rekend op de wijze <strong>be</strong>paald<br />

in artikel 91, § 1 van het Wetboek (z. nr. 641).<br />

643. Teruggaaf bij toepassing van artikel 76, § 1, eerste en derde lid, van het<br />

Wetboek.<br />

Ingevolge artikel 91, § 3, eerste lid, 1°, van het Wetboek is een interest van 0,8 pct.<br />

per maand van rechtswege verschuldigd over de terug te geven sommen en dit te<br />

rekenen van het verstrijken van de in artikel 76, § 1, eerste en derde lid, van het<br />

Wetboek <strong>be</strong>paalde termijn, voor zover de <strong>be</strong>lastingplichtige uiterlijk op 20 januari<br />

van het volgende jaar alle aangiften met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van het<br />

<strong>be</strong>trokken kalenderjaar heeft ingediend (voor de teruggave <strong>be</strong>doeld in KB nr. 4,<br />

art. 8 1 , § 2, 1°) (voor de teruggave <strong>be</strong>doeld in KB nr. 4, art. 8 1 , § 2, 2° en 3° moeten<br />

alle aangiften met <strong>be</strong>trekking tot de handelingen van het lopende jaar ingediend zijn<br />

uiterlijk de 20 ste van de maand na, naargelang van het geval, het kwartaal of de<br />

maand op het einde waarvan het door de Staat verschuldigde <strong>be</strong>drag blijkt, voor<br />

zover hij uitdrukkelijk om de teruggave ervan heeft verzocht en voor zover de terug<br />

te geven sommen de vastgelegde drempel<strong>be</strong>dragen overschrijden. (KB nr. 4, art. 8 1 ,<br />

§§ 2 en 4).<br />

Deze <strong>be</strong>paling <strong>be</strong>oogt zowel het <strong>be</strong>lastingtegoed dat ontstaat na het indienen van de<br />

laatste aangifte van een kalenderjaar als het <strong>be</strong>lastingtegoed dat ontstaat in de loop<br />

van het kalenderjaar. De ordonnancering van de teruggave of de verrichting<br />

gelijkgesteld met een <strong>be</strong>taling, geschiedt en de door art. 91, § 3, 1 ste lid, 1° van het<br />

Wetboek vastgestelde interest is bijgevolg verschuldigd wanneer de in het vorige lid<br />

<strong>be</strong>doelde <strong>be</strong>lastingtegoeden niet daadwerkelijk worden teruggegeven:<br />

- uiterlijk de derde maand volgend op het tijdvak waarop de kwartaalaangifte of<br />

de aangifte van de laatste maand van dit kwartaal <strong>be</strong>trekking heeft;<br />

- uiterlijk de tweede maand volgend op het tijdvak waarop de maandaangifte<br />

<strong>be</strong>trekking heeft in het geval <strong>be</strong>doeld in artikel 8 1 , § 2, eerste lid, 3° KB nr. 4.<br />

Deze regels gelden voor alle vorderingen tot btw-teruggaven die dateren van na<br />

1 januari 2010 (vanaf de periodieke btw-aangifte m.b.t. het vierde kwartaal 2009 of<br />

de maandaangifte voor de maand decem<strong>be</strong>r 2009).<br />

Deze interest wordt om de maand <strong>be</strong>rekend over het totaal van de terug te geven<br />

<strong>be</strong>lasting, afgerond op het lagere dichtsbijzijnde veelvoud van 10 EUR. Ieder<br />

<strong>be</strong>gonnen tijdvak van een maand wordt voor een gehele maand gerekend.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1525 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

De interest van een maand is slechts verschuldigd indien hij 2,5 EUR <strong>be</strong>reikt.<br />

643/2. Teruggaaf krachtens de <strong>be</strong>palingen van de achtste richtlijn aan de <strong>be</strong>lastingplichtigen<br />

gevestigd in andere Lidstaten van de EU.<br />

Overeenkomstig artikel 18, eerste lid, van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56 van<br />

9 decem<strong>be</strong>r 2009 (artikel 22, lid 1, van richtlijn 2008/9/EG), ge<strong>be</strong>urt de terug<strong>be</strong>taling<br />

uiterlijk binnen tien werkdagen na het verstrijken van de in artikel 15 van hetzelfde<br />

<strong>be</strong>sluit genoemde termijn of, indien om aanvullende gegevens is verzocht, na het<br />

verstrijken van de termijnen <strong>be</strong>doeld in artikel 17 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56.<br />

Krachtens artikel 91, § 3, eerste lid, 2°, van het Wetboek, is een interest van 0,8 pct.<br />

per maand van rechtswege verschuldigd over de sommen die moeten worden<br />

teruggegeven op grond van de <strong>be</strong>palingen van de achtste Richtlijn. Voor de<br />

aanvragen tot teruggaaf ingeleid vanaf 1 januari 2010, is er door de Staat interest<br />

verschuldigd indien de teruggave plaatsvindt na de laatste datum van <strong>be</strong>taling<br />

overeenkomstig art. 18, 1 ste lid van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56 (art. 22, 1 ste lid van<br />

voornoemde Richtlijn) (uiterlijk binnen de 10 werkdagen na het verstrijken van de in<br />

art. 15 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56 (art. 19, 2 de lid van voornoemde Richtlijn)<br />

genoemde termijn (zijnde, binnen de 4 maanden na ontvangst van het verzoek)<br />

(z. artikel 22 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56; artikel 26 van Richtlijn 2008/9/EG).<br />

Anderzijds, wanneer de Administratie van de btw, registratie en domeinen aanvullende<br />

gegevens vraagt op grond van artikel 17 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56<br />

(artikel 20 van voornoemde Richtlijn), wordt de loop van de termijn opgeschort<br />

gedurende een periode die <strong>be</strong>gint te lopen vanaf de vraag om inlichtingen aan de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige en eindigt op de datum waarop de <strong>be</strong>lastingplichtige voldaan heeft<br />

aan zijn verplichting tot verschaffen van de inlichtingen, noodzakelijk om de<br />

gegrondheid van de aanvraag tot terug<strong>be</strong>taling te kunnen onderzoeken. Het<br />

voormelde art. 18, 1 ste lid van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56 (art. 22, 1 ste lid van de<br />

voormelde Richtlijn) is ook niet toepasselijk wanneer de lidstaat van teruggaaf de<br />

krachtens art. 16 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56 (art. 10 van voornoemde Richtlijn)<br />

langs elektronische weg toe te zenden documenten niet heeft ontvangen.<br />

Overeenkomstig art. 27 van de voornoemde Richtlijn wordt de interest <strong>be</strong>rekend<br />

vanaf de dag volgend op de laatste dag waarop de teruggaaf volgens het voormelde<br />

art. 18, 1 ste lid van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56 (art. 22, 1 ste lid van voornoemde<br />

Richtlijn), had moeten plaatsvinden tot de dag waarop de teruggaaf daadwerkelijk<br />

plaatsvindt.


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1526<br />

Enkel de aanvragen tot terug<strong>be</strong>taling van de Belgische btw, ingesteld door<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen gevestigd in een andere Lidstaat van de EU, worden in<br />

aanmerking genomen, dit op grond van de achtste Richtlijn die alle door laatste<br />

opgelegde voorwaarden verenigt (z. aanschr. 6/1981, btw-revue nr. 49, p. 426).<br />

De terug te geven sommen als gevolg van de aanvragen tot terug<strong>be</strong>taling ingeleid op<br />

grond van de dertiende richtlijn, door <strong>be</strong>lastingplichtige die niet gevestigd zijn op het<br />

grondgebied van de EU, zijn bijgevolg uitgesloten van het toepassingsgebied van<br />

artikel 91, § 3, eerste lid, 2° van het Wetboek.<br />

Een interest van 0,8 pct. per maand is van rechtswege verschuldigd door de<br />

Belgische Staat indien de teruggaaf plaatsvindt na de laatste datum van <strong>be</strong>taling<br />

overeenkomstig het voormelde art. 18, 1 ste lid van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56<br />

(art. 22, 1 ste lid van voornoemde Richtlijn) (uiterlijk binnen de 10 werkdagen na het<br />

verstrijken van de in art. 15 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56 (de in art. 19, 2 de lid van<br />

voornoemde Richtlijn) genoemde termijn (binnen 4 maanden na ontvangst van het<br />

verzoek). Het vertrekpunt voor de voormelde termijn binnen dewelke de <strong>be</strong>slissing<br />

<strong>be</strong>treffende de teruggaaf moet genomen zijn, is de datum van de ontvangst van het<br />

teruggaafverzoek waarvan de Administratie van de btw, registratie en domeinen via<br />

elektronische weg de aanvrager in kennis heeft gesteld (art. 14 van het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit nr. 56).<br />

Wanneer een verzoek met het oog op het verkrijgen van de noodzakelijke<br />

aanvullende gegevens om over de grond van de aanvraag tot teruggave te kunnen<br />

oordelen, is gericht aan de btw-plichtige, moet laatstvermelde binnen één maand na<br />

ontvangst van het verzoek aan de Administratie van de btw, registratie en domeinen<br />

deze gegevens verstrekken (art. 16, § 2 van het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 56).<br />

De interest wordt om de maand <strong>be</strong>rekend over het totaal van de verschuldigde<br />

<strong>be</strong>lasting, naar <strong>be</strong>neden afgerond op het lagere dichtstbijzijnde veelvoud van<br />

10 EUR. Ieder <strong>be</strong>gonnen tijdvak van een maand wordt voor een gehele maand<br />

gerekend.<br />

De interest van een maand is slechts verschuldigd indien hij 2,5 EUR <strong>be</strong>reikt.<br />

Een meer gedetailleerde uitleg over deze <strong>be</strong>paling wordt vermeld in de circulaire<br />

nr. 20/2009 van 22.12.2009.<br />

(1 februari 2012)


644. Andere moratoire interesten.<br />

(1 februari 2012)<br />

1527 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

Krachtens artikel 91, § 4, van het Wetboek, zijn de moratoire interesten over de in te<br />

vorderen of terug te geven sommen, die niet in de §§ 1, 2 en 3 zijn <strong>be</strong>doeld<br />

(z. nrs. 641 tot 643/2), verschuldigd tegen de rentevoet in burgerlijke zaken en met<br />

inachtneming van de ter zake geldende regelen.<br />

Die interesten zijn dus verschuldigd tegen 7 pct. vanaf ofwel de kennisgeving bij<br />

aangetekende brief van het dwang<strong>be</strong>vel, ofwel de aanmaning of het <strong>be</strong>vel tot <strong>be</strong>talen<br />

van de verschuldigde sommen, ofwel de dagvaarding tot teruggaaf, overeenkomstig<br />

artikel 1153 van het Burgerlijk Wetboek.<br />

Artikel 91, § 4, van het Wetboek maakt geen onderscheid tussen <strong>be</strong>lasting en boeten<br />

zodat de interesten voor <strong>be</strong>ide verschuldigd zijn.<br />

644/2. Vrijstelling.<br />

In bijzondere gevallen kan de <strong>be</strong>voegde Gewestelijke directeur van de btw,<br />

registratie en domeinen vrijstelling verlenen van de in artikel 91, §§ 1 en 2, <strong>be</strong>doelde<br />

interesten of een deel ervan (Wetboek, art. 84bis, z. nr. 628/2).<br />

644/3. Doelstelling.<br />

Afdeling 7. - De zakelijke waarborg (Wetboek, art. 88bis).<br />

Het op artikel 420 WIB92 geïnspireerde nieuw artikel 88bis, dat met ingang van<br />

7 januari 2007 in het W.btw ingevoegd werd, wil verhinderen dat <strong>be</strong>paalde<br />

<strong>be</strong>lastingschuldigen zich onttrekken aan hun fiscale verplichtingen (bv. door het<br />

indienen van opzettelijke valse of onjuiste aangiften, …) of hun onvermogen<br />

organiseren (bv. een vennootschap opgericht met een on<strong>be</strong>duidend kapitaal, ...). Het<br />

gevolg is dat de <strong>be</strong>lasting, waarvan zij <strong>be</strong>lastingschuldenaar zijn, oninvorderbaar<br />

wordt bij gebrek aan voor <strong>be</strong>slag vatbaar actief. Om dit te voorkomen kan de<br />

<strong>be</strong>voegde Gewestelijke directeur van de btw in sommige gevallen van elke btwschuldenaar<br />

een waarborg eisen in de vorm van een zakelijke zekerheid of een<br />

persoonlijke borgstelling.


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1528<br />

644/4. Toepassingsgebied.<br />

De zakelijke zekerheid of de persoonlijke borgstelling kan enkel geëist worden van<br />

een <strong>be</strong>lastingschuldenaar in de zin van artikel 51, §§ 1, 2 en 4 van dit Wetboek. Het<br />

<strong>be</strong>treft dus alle personen die, door het feit dat zij een economische activiteit<br />

uitoefenen, btw-schuldenaar zijn of zullen worden voor de handelingen die zij<br />

verrichten.<br />

Merk op dat de personen die volgens artikel 51, § 3 van dit Wetboek <strong>be</strong>lastingschuldenaars<br />

geworden zijn naar aanleiding van een deskundige schatting niet onder<br />

deze regeling vallen.<br />

644/5. Voorafgaande <strong>be</strong>slissing.<br />

De eis om een zekerheid of waarborg te stellen is geen automatisme: het zal steeds<br />

moeten gesteund zijn op een voorafgaande en gemotiveerde <strong>be</strong>slissing van de<br />

<strong>be</strong>voegde Gewestelijke directeur.<br />

Deze <strong>be</strong>slissing kan slechts worden genomen wanneer de venale waarde van de in<br />

België gelegen goederen van de <strong>be</strong>lastingschuldenaar, na aftrek van de schulden en<br />

lasten die ze <strong>be</strong>zwaren, ontoereikend zijn om het <strong>be</strong>drag van de btw-schulden te<br />

dekken die vermoedelijk verschuldigd zullen zijn voor een periode van 12 burgerlijke<br />

maanden.<br />

Dus enkel wanneer de solvabiliteit niet is verzekerd door het <strong>be</strong>staan van voldoende<br />

onderpand kan deze maatregel door de Gewestelijk directeur overwogen worden.<br />

Een nog uit te vaardigen Koninklijk Besluit moet de elementen die als basis moeten<br />

dienen voor het <strong>be</strong>palen van de <strong>be</strong>dragen van voormelde zakelijke zekerheid en van<br />

de verbintenis van de persoonlijke borg, alsook de voorwaarden en de modaliteiten<br />

van vaststelling, nog nader specificeren.<br />

644/6. Verhaal van de <strong>be</strong>lastingschuldenaar.<br />

De btw-schuldenaar van wie een zakelijke zekerheid of persoonlijke borgstelling<br />

wordt geëist, heeft de mogelijkheid om binnen de maand na de kennisgeving van de<br />

<strong>be</strong>slissing van de Gewestelijke directeur <strong>be</strong>zwaar aan te tekenen tegen voormelde<br />

<strong>be</strong>slissing.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1529 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

De procedure wordt gevoerd voor de <strong>be</strong>slagrechter zoals in kort geding,<br />

overeenkomstig de artikelen 1035 tot en met 1041 van het Gerechtelijk Wetboek.<br />

644/7. Geëiste waarborg.<br />

Het stellen van de zakelijke zekerheid of de persoonlijke borgstelling, dient te<br />

geschieden binnen de twee maanden na de kennisgeving van de <strong>be</strong>slissing van de<br />

Gewestelijke directeur of na de datum waarop de rechterlijke uitspraak kracht van<br />

gewijsde heeft verkregen.<br />

Indien de <strong>be</strong>lastingplichtige vóór het verstrijken van deze termijn <strong>be</strong>sluit zijn<br />

economische activiteit (op basis waarvan hij <strong>be</strong>lastingschuldenaar is overeenkomstig<br />

artikel 51, §§ 1, 2 en 4 van dit Wetboek - zie nr. 644/4) te staken, dient de zekerheid<br />

of borg niet meer gesteld te worden.<br />

644/8. Inhoud.<br />

Afdeling 8. - Bevel tot sluiting van vestiging<br />

(Wetboek, art. 88ter).<br />

Eveneens in functie van de strijd tegen de fiscale fraude, werd met ingang van<br />

7 januari 2007 in het Btw-Wetboek een nieuw artikel 88ter ingevoegd dat de<br />

Gewestelijke directeurs van de btw de <strong>be</strong>voegdheid geeft om bij gemotiveerde<br />

<strong>be</strong>slissing voor een <strong>be</strong>paalde periode de sluiting te <strong>be</strong>velen van de vestiging(en) waar<br />

een <strong>be</strong>lastingplichtige zijn economische activiteit uitoefent.<br />

Gezien de vergaande gevolgen zal deze uitzonderlijke maatregel in hoofdzaak<br />

worden toegepast in de fraudegevoelige sectoren.<br />

644/9. Toepassingsgebied.<br />

De <strong>be</strong>voegdheid van de Gewestelijke directeur om de sluiting van een vestiging te<br />

<strong>be</strong>velen, kan in twee gevallen toepassing vinden:


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1530<br />

- wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige nalaat de zekerheden te stellen waarvan sprake<br />

is in artikel 88bis van dit Wetboek (zie “De zakelijke waarborg” onder<br />

nr. 644/3 e.v.);<br />

- wanneer er sprake is van herhaaldelijke niet-<strong>be</strong>taling van de btw in de zin van<br />

artikel 93undecies C, § 2, tweede lid, tenzij die niet-<strong>be</strong>taling het gevolg is van<br />

financiële moeilijkheden die aanleiding heb<strong>be</strong>n gegeven tot het openen van de<br />

procedure van gerechtelijke reorganisatie, van faillissement of van<br />

gerechtelijke ontbinding (zie “Hoofdelijke aansprakelijkheid van <strong>be</strong>stuurders/<br />

zaakvoerders” onder nr. 653/5 e.v.).<br />

Onder “vestiging” dient verstaan te worden: de lokalen waar een economische<br />

activiteit wordt uitgeoefend, zoals burelen, fabrieken, werkplaatsen, opslagplaatsen,<br />

<strong>be</strong>rgplaatsen, garages en als fabriek, werkplaats of opslagplaats gebruikte terreinen.<br />

644/10. Beslissing van de Gewestelijk directeur.<br />

De <strong>be</strong>slissing waarbij de Gewestelijke directeur de sluiting van de vestiging voor een<br />

<strong>be</strong>paalde periode <strong>be</strong>veelt, moet gemotiveerd worden. Hij zal zijn voormelde<br />

<strong>be</strong>slissing ter kennis van de <strong>be</strong>lastingplichtige moeten brengen door een <strong>be</strong>tekening<br />

bij gerechtsdeurwaardersexploot.<br />

Deze <strong>be</strong>tekening doet voor de <strong>be</strong>lastingplichtige een termijn van twee maanden lopen<br />

om de maatregel bij de Rechtbank van Eerste Aanleg aan te vechten. Omwille van<br />

de eerbiediging van de rechten van verdediging zal de rechter zowel de wettigheid<br />

als de proportionaliteit van de directionele <strong>be</strong>slissing mogen <strong>be</strong>oordelen. Na het<br />

verstrijken van de termijn van twee maanden is de directionele <strong>be</strong>slissing<br />

uitvoerbaar.<br />

644/11. Inhoud.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 9. - Onderzoeks<strong>be</strong>voegdheden van de ambtenaren<br />

<strong>be</strong>last met de invordering - bankonderzoeken<br />

(Wetboek, art. 62bis).<br />

De Programmawet van 20/07/2006 heeft het artikel 62bis van het Btw-Wetboek<br />

gewijzigd in:


(1 februari 2012)<br />

1531 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

“In afwijking van de artikelen 61, § 1, en 62, § 1, mogen de ambtenaren van de<br />

administratie die de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde onder haar <strong>be</strong>voegdheid<br />

heeft, teneinde de juiste toepassing van de <strong>be</strong>lasting in hoofde van derden na te gaan,<br />

de voorlegging ter inzage van de andere dan in artikel 60, § 1, eerste lid, <strong>be</strong>doelde<br />

boeken en stukken alsmede het verstrekken van inlichtingen door de Bank van De<br />

Post, de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen slechts vorderen wanneer zij op<br />

grond van een machtiging verleend door de door de Minister van Financiën daartoe<br />

aangewezen ambtenaar optreden.”<br />

Ten gevolge van de herstructurering van de Administratie, en om een grotere<br />

soepelheid inzake de machtigingen tot bankonderzoeken toe te laten, werd het<br />

artikel 62bis van het Btw-Wetboek geamendeerd door voortaan aan de Minister van<br />

Financiën de zorg toe te vertrouwen de ambtenaar aan te stellen die gerechtigd is om<br />

deze machtigingen te verlenen. Het Ministeriële Besluit van 29/08/2006 regelt deze<br />

toewijzing. Dit is in de huidige situatie de Directeur van de dienst die, naargelang het<br />

geval, <strong>be</strong>voegd is voor het nazicht van de juiste toepassing van de <strong>be</strong>lasting of voor<br />

de invordering van de <strong>be</strong>lasting (1) .<br />

Afdeling 10. - Provisionele storting of borgtocht.<br />

A. Belastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van<br />

eisbaarheid zich voordoet vóór 1 januari 1999.<br />

Voor de <strong>be</strong>lastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van eisbaarheid heeft<br />

plaatsgevonden vóór 1 januari 1999, blijven de regels van het oude artikel 92 van het<br />

Wetboek toepasselijk.<br />

In geval van verzet tegen een dwang<strong>be</strong>vel, kan de <strong>be</strong>lastingschuldige in kortgeding<br />

vóór het vonnis dat het geschil <strong>be</strong>slecht, veroordeeld worden tot het verstrekken,<br />

binnen een <strong>be</strong>paalde termijn, van een provisionele storting of van een borg voor het<br />

geheel of een deel van de door het dwang<strong>be</strong>vel gevorderde sommen (<strong>be</strong>lasting,<br />

boeten, interesten en kosten) (Wetboek, art. 92, eerste lid, oud). Artikel 92 wil<br />

voorkomen dat de voldoening van de gevorderde sommen zou kunnen uitgesteld<br />

worden door vertragingspogingen.<br />

(1)<br />

Bovendien werd, vanuit nauwkeurigheidsoverwegingen, de oude <strong>be</strong>naming van het Bestuur van de Postcheck,<br />

ondertussen verouderd, vervangen door de “Bank van de Post“.


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1532<br />

De provisionele storting wordt gevraagd indien het verzet niet op ernstige<br />

argumenten steunt of wanneer een deel van de vordering niet <strong>be</strong>twist wordt. Een<br />

borgtocht wordt geëist wanneer het verzet ernstig gegrond blijkt maar de vordering<br />

van de Staat gevaar loopt wegens dreigend onvermogen van de schuldenaar. Het feit<br />

dat de schuldenaar niet met <strong>be</strong>drieglijk inzicht handelt is zonder <strong>be</strong>lang. De<br />

<strong>be</strong>lastingschuldige kan worden gemachtigd die zekerheden te vervangen door een<br />

door de administratie erkende persoonlijke borg.<br />

B. Belastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van<br />

eisbaarheid is ontstaan ten vroegste op 1 januari 1999.<br />

Voor de <strong>be</strong>lastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van eisbaarheid is<br />

ontstaan ten vroegste 1 januari 1999, is het oude artikel 92, eerste lid van het<br />

Wetboek opgeheven. De administratie kan aldus niet langer <strong>be</strong>roep doen op de<br />

procedure in eerste aanleg waarbij een uitspraak in kortgeding een provisionele<br />

storting of borg voor de gevorderde sommen oplegt. Het gemeen recht is voortaan<br />

van toepassing (Gerechtelijk wetboek, art. 19, lid 2, art. 735, enz.) onverminderd het<br />

kortgeding (Gerechtelijk wetboek, art. 584).<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 11. - Consignatie.<br />

A. Belastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van<br />

eisbaarheid zich voordoet vóór 1 januari 1999.<br />

Wanneer het verzet tegen het dwang<strong>be</strong>vel is afgewezen, kan tegen de rechterlijke<br />

<strong>be</strong>slissing niet op geldige wijze enig rechtsmiddel worden aangewend indien het<br />

<strong>be</strong>drag van de verschuldigde (dat zijn "door de Staat gevorderde") sommen, wanneer<br />

het gaat om <strong>be</strong>lastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van eisbaarheid<br />

heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 1999, niet in consignatie is gegeven binnen twee<br />

maanden na het verzoek dat de <strong>be</strong>voegde ambtenaar bij aangetekende brief tot de<br />

<strong>be</strong>lastingschuldige richt (Wetboek, art. 92, tweede lid, oud).<br />

De <strong>be</strong>paling is van toepassing ongeacht of het vonnis dat het verzet afwijst op<br />

tegenspraak of bij verstek werd uitgesproken.<br />

Voor de consignatie van de door de Staat gevorderde sommen wordt aan de<br />

<strong>be</strong>lastingschuldige een termijn van twee maanden verleend vanaf het verzoek dat de


(1 februari 2012)<br />

1533 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

administratie hem bij aangetekende brief richt. Dit <strong>be</strong>tekent dat wanneer een<br />

rechtsmiddel - hoger <strong>be</strong>roep bijvoor<strong>be</strong>eld - zonder voorafgaande consignatie wordt<br />

ingesteld, het middel ontvankelijk is indien de administratie geen consignatie eist of<br />

indien de consignatie geschiedt binnen twee maanden na het aan de <strong>be</strong>lastingschuldige<br />

genotificeerde verzoek.<br />

De consignatie moet gedaan worden bij de Deposito- en Consignatiekas.<br />

Rekening houdende met de rechtspraak van het Arbitragehof terzake dient het<br />

verzoek tot consignatie gesteund te zijn op objectieve en noodzakelijkerwijze<br />

controleerbare gegevens van het administratief dossier van de <strong>be</strong>lastingschuldige,<br />

waarbij rekening dient gehouden te worden met de concrete gegevens van de zaak,<br />

met in<strong>be</strong>grip van de financiële toestand van de <strong>be</strong>lastingplichtige. Bij het <strong>be</strong>oordelen<br />

van de wenselijkheid van het verzoek tot consignatie is de <strong>be</strong>voegdheid van de<br />

ontvanger derhalve discretionair.<br />

B. Belastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van<br />

eisbaarheid is ontstaan ten vroegste op 1 januari 1999.<br />

Wanneer een uitspraak in hoger <strong>be</strong>roep de vordering van de schuldenaar, met<br />

<strong>be</strong>trekking tot <strong>be</strong>lastingen, boeten en interesten waarvan de oorzaak van eisbaarheid<br />

zich voordoet ten vroegste op 1 januari 1999, verwerpt, kan de btw-ontvanger de<br />

gegevens van het dossier en daarin <strong>be</strong>grepen de financiële toestand van de<br />

schuldenaar in aanmerking genomen, van hem een borgstelling eisen voor het geheel<br />

of een gedeelte van de verschuldigde sommen. De schuldenaar kan worden<br />

gemachtigd zijn consignatie te vervangen door een door de administratie erkende<br />

zakelijke waarborg of persoonlijke borg (Gerechtelijk wetboek, art. 92, 1 e lid,<br />

nieuw). Het discretionair karakter van de aanvraag tot borgstelling wordt aldus<br />

<strong>be</strong>vestigd door de wettelijke tekst.<br />

Het verzoek tot borgstelling dat uitgaat van de ontvanger, moet gemotiveerd zijn en<br />

wordt per post aangetekende brief aan de schuldenaar <strong>be</strong>tekend. De gevorderde<br />

<strong>be</strong>dragen dienen in consignatie te worden gegeven of de zekerheid dient te worden<br />

gevestigd binnen twee maanden vanaf de kennisgeving (Wetboek, art. 92, 2 e lid,<br />

nieuw).<br />

Bij gebrek aan het in consignatie geven van de <strong>be</strong>dragen of het vestigen van de<br />

zekerheid binnen de <strong>be</strong>paalde termijn van twee maanden, dient het Hof van Beroep<br />

waarop het <strong>be</strong>roep aanhangig is gemaakt, binnen drie maanden te rekenen vanaf het<br />

verstrijken van de termijn binnen dewelke de in<strong>be</strong>waringgeving of de vestiging moet<br />

plaatsvinden, de voorziening onontvankelijk te verklaren (Wetboek, art. 92, 3 e lid,<br />

nieuw).


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1534<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige mag niettemin, gedurende dezelfde periode van twee maanden<br />

te rekenen vanaf de <strong>be</strong>tekening, de grond van het verzoek tot borgstelling per<br />

gemotiveerd verzoekschrift <strong>be</strong>twisten. Het <strong>be</strong>roepsgerecht dient zich uit te spreken<br />

over dit verzoekschrift binnen dezelfde termijn van 3 maanden te rekenen vanaf het<br />

einde van de oorspronkelijke toegekende termijn van twee maanden (Wetboek,<br />

art. 92, 3 e lid, nieuw):<br />

653/4. Inhoud.<br />

1° als zij <strong>be</strong>sluit dat het verzoek tot consignatie niet gegrond is, wordt de<br />

procedure in hoger <strong>be</strong>roep op normale wijze voortgezet;<br />

2° als zij de gegrondheid van het verzoek tot consignatie <strong>be</strong>vestigd, moet laatste<br />

plaatsvinden, zoniet is het <strong>be</strong>roep onontvankelijk.<br />

De consignatie moet gedaan worden bij de Deposito- en Consignatiekas.<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 12. - Hoofdelijke aansprakelijkheid van<br />

<strong>be</strong>stuurders/zaakvoerders (Wetboek, art. 93undeciesC).<br />

In functie van een <strong>be</strong>tere inning van <strong>be</strong>lastingsschulden, werd door de<br />

Programmawet van 20 juli 2006 (BS 28 juli 2006, ed. 2) een nieuwe grond van<br />

<strong>be</strong>stuurdersaansprakelijkheid gecreëerd voor niet-<strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>drijfsvoorheffing<br />

(nieuw art. 442quater WIB92) en btw (art. 93undecies C W.btw).<br />

Voormelde artikelen voorzien een juridische basis om <strong>be</strong>stuurders hoofdelijk<br />

aansprakelijkheid te laten verklaren voor schulden <strong>be</strong>treffende <strong>be</strong>drijfsvoorheffing en<br />

btw van de vennootschap of rechtspersoon die zij <strong>be</strong>heren, in het geval dat een door<br />

hen <strong>be</strong>gane fout in dat <strong>be</strong>stuur heeft bijgedragen tot die schulden.<br />

In voorkomend geval geeft het de Administratie dus niet enkel de mogelijkheid in te<br />

vorderen bij de schuldige vennootschap, maar ook bij de aansprakelijk gestelde<br />

<strong>be</strong>stuurder(s) van die vennootschap en dit vanaf 28 juli 2006, de dag van de<br />

inwerkingtreding van voormelde artikelen.


653/5. Het <strong>be</strong>grip <strong>be</strong>stuurder (zaakvoerder).<br />

(1 februari 2012)<br />

1535 "HOOFDSTUK XVIII: Invordering"<br />

De maatregel <strong>be</strong>treft huidige of gewezen <strong>be</strong>stuurders (zaakvoerders) van vennootschappen<br />

met of zonder rechtspersoonlijkheid en VZW’s die een boekhouding<br />

moeten voeren overeenkomstig de boekhoudwetgeving (in de zin van art. 17, § 3 van<br />

de VZW-Wet van 27 juni 1921).<br />

Het <strong>be</strong>grip "<strong>be</strong>stuurder" moet enerzijds ruim geïnterpreteerd worden: zowel<br />

<strong>be</strong>stuurders in rechte als in feite worden geviseerd. Zo vallen de vertegenwoordigers<br />

van de rechtspersoon die de vennootschap <strong>be</strong>stuurt, de loontrekkende <strong>be</strong>drijfsleiders<br />

of aandeelhouders die de vennootschap effectief <strong>be</strong>sturen (dagelijks <strong>be</strong>stuur) ook<br />

binnen de werking van voormelde artikelen.<br />

Anderzijds vallen curatoren, vereffenaars en andere gerechtelijke mandatarissen<br />

buiten de werkingssfeer van de wettelijke <strong>be</strong>paling.<br />

653/6. Het <strong>be</strong>grip fout.<br />

De onder 653/5 <strong>be</strong>schreven <strong>be</strong>stuurders kunnen slechts hoofdelijk aansprakelijk<br />

gesteld worden als de niet-<strong>be</strong>taling zijn oorsprong vindt in een door hen <strong>be</strong>gane fout<br />

bij de uitoefening van het <strong>be</strong>heer van hun vennootschap.<br />

Het <strong>be</strong>treft hier een fout in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek. De<br />

fout, de schade en het oorzakelijk verband tussen <strong>be</strong>ide zullen moeten <strong>be</strong>wezen<br />

worden door de <strong>be</strong>voegde ontvanger.<br />

Nochtans heeft de wetgever inzake btw een weerlegbaar vermoeden in het leven<br />

geroepen waarbij herhaaldelijke niet-<strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lastingsschuld vermoed wordt<br />

voort te vloeien uit de hiervoor <strong>be</strong>doelde fout.<br />

Men spreekt van herhaaldelijke niet-<strong>be</strong>taling in volgende gevallen:<br />

- voor <strong>be</strong>lastingplichtigen die trimestriële aangiften indienen, wanneer ze<br />

gedurende een periode van één jaar tenminste twee eisbare schulden niet<br />

aanzuiveren.<br />

- voor <strong>be</strong>lastingplichtigen die maandelijkse aangiften indienen, wanneer ze<br />

gedurende een periode van één jaar tenminste drie eisbare schulden niet<br />

aanzuiveren.


"HOOFDSTUK XVIII: Invordering" 1536<br />

In het geval dat de niet-<strong>be</strong>taling zijn oorsprong vindt in financiële moeilijkheden die<br />

aanleiding geven tot een procedure van gerechtelijke reorganisatie, faillissement of<br />

gerechtelijke ontbinding, speelt het hiervoor <strong>be</strong>schreven vermoeden van fout<br />

echter niet. Het volstaat evenwel dat de herhaaldelijke niet-<strong>be</strong>taling en de<br />

voorafgaande kennisgeving <strong>be</strong>doeld in § 5 (zie nr. 653/8) plaatsvond vóór het<br />

faillissementsvonnis om toch een <strong>be</strong>roep te kunnen doen op dit weerlegbaar<br />

vermoeden (Antwerpen, 12.4.2011; Luik, 29.4.11; St. Kamer, 2005-06, Doc 51,<br />

nr. 2517/012, p.20).<br />

653/7. Omvang van de aansprakelijkheid.<br />

De hoofdelijke aansprakelijkheid op het vlak van btw kan worden ingeroepen voor<br />

de <strong>be</strong>taling, in hoofdsom en toe<strong>be</strong>horen, van de schulden inzake btw, in tegenstelling<br />

tot de <strong>be</strong>drijfsvoorheffing waar men enkel spreekt over de hoofdsom en de interesten.<br />

653/8. Voorafgaande verplichting.<br />

De aansprakelijkheid van de <strong>be</strong>stuurder(s) dient uitgesproken te worden door de<br />

rechter. De rechtsvordering zal slechts ontvankelijk zijn wanneer zij wordt ingesteld<br />

na het verstrijken van een termijn van één maand te rekenen vanaf een door de<br />

ontvanger bij ter post aangetekende brief verzonden kennisgeving, waarin de<br />

<strong>be</strong>stuurder(s) verzocht word(t)(en) de nodige maatregelen te treffen om de<br />

tekortkoming te verhelpen of om aan te tonen dat de schulden niet het gevolg zijn<br />

van een door hen <strong>be</strong>gane fout.<br />

(1 februari 2012)


645. Inleiding.<br />

(1 februari 2010)<br />

1537 "HOOFDSTUK XIX: Het geding"<br />

HOOFDSTUK XIX<br />

HET GEDING<br />

De procedure geschillen inzake btw kan onderverdeeld worden in twee fasen: een<br />

administratieve fase en een gerechtelijke fase.<br />

De administratieve fase duurt in principe zolang het geschil tussen de administratie<br />

en de <strong>be</strong>lastingplichtige niet ingesteld is bij de burgerlijke rechtbank.<br />

Bijgevolg kan de <strong>be</strong>lastingplichtige met een gemotiveerd verzoek, gericht tot de<br />

<strong>be</strong>voegde gewestelijke directeur, vragen dat de vastgestelde <strong>be</strong>lastingheffing herzien<br />

wordt ; dat hem een gehele of gedeeltelijke vermindering van een administratieve<br />

boete inzake btw toegestaan wordt, alvorens, in voorkomend geval, in rechte op te<br />

treden.<br />

In principe heeft de <strong>be</strong>lastingplichtige de mogelijkheid om moeilijkheden inzake de<br />

heffing van de <strong>be</strong>lasting voor te leggen aan de eerstaanwezend inspecteur van het<br />

<strong>be</strong>voegde controlekantoor; aan de <strong>be</strong>voegde gewestelijke directeur; aan de centrale<br />

diensten of zelfs aan de Minister van Financiën (art. 84, eerste alinea W. <strong>BTW</strong>).<br />

Wanneer, op het vlak van <strong>be</strong>lastingheffing, alle mogelijkheden van discussie uitgeput<br />

zijn op administratief niveau, heeft de <strong>be</strong>lastingplichtige, sinds 1 mei 2007, ook de<br />

mogelijkheid om een aanvraag tot <strong>be</strong>middeling voor te leggen bij de fiscale <strong>be</strong>middelingsdienst.<br />

De tussenkomst van de <strong>be</strong>middelingsdienst heeft tot doel het aantal gerechtelijke<br />

geschillen terug te dringen en om bij te dragen tot de invordering, door de Schatkist,<br />

van de fiscale schulden. De fiscale <strong>be</strong>middeling is operationeel sinds 23 decem<strong>be</strong>r<br />

2009.<br />

De gerechtelijke fase vangt aan vanaf de inleiding van de rechtsvordering.


"HOOFDSTUK XIX: Het geding" 1538<br />

645/1. Tekst.<br />

(1 februari 2010)<br />

Eerste afdeling. - De administratieve procedure.<br />

Ingevolge artikel 84 van het Wetboek van de btw <strong>be</strong>hoort de oplossing van<br />

moeilijkheden inzake de heffing van de <strong>be</strong>lasting die vóór het inleiden van een<br />

rechtsgeding ontstaan aan de Minister van Financiën. Hij treft met de <strong>be</strong>lastingschuldigen<br />

dadingen, voor zover deze niet tot vrijstelling of vermindering van<br />

<strong>be</strong>lasting leiden.<br />

645/2. Administratieve <strong>be</strong>slissingen.<br />

De Minister van Financiën heeft de hem toegekende opdrachten inzake administratieve<br />

<strong>be</strong>slissingen toevertrouwd aan de administrateur generaal die de <strong>be</strong>lasting<br />

over de toegevoegde waarde binnen zijn <strong>be</strong>voegdheden heeft, die op zijn <strong>be</strong>urt deze<br />

kan delegeren aan door hem aangewezen ambtenaren.<br />

De door de Minister van Financiën of door de door hem gedelegeerde ambtenaren<br />

genomen <strong>be</strong>slissingen heb<strong>be</strong>n geen enkele uitvoerbare kracht ; wanneer de<br />

schuldenaar niet instemt met de zienswijze van de administratie kan het geschil enkel<br />

<strong>be</strong>slecht worden door de rechtbank.<br />

645/3. Kwijtschelding van administratieve boeten.<br />

Als gevolg van de inwerkingtreding van de wet van 15 maart 1999 <strong>be</strong>treffende de<br />

<strong>be</strong>slechting van fiscale geschillen werden de <strong>be</strong>palingen van het Wetboek van de btw<br />

opgeheven welke aan de Minister van Financiën de <strong>be</strong>voegdheid toekenden een<br />

kwijtschelding van boeten toe te staan.<br />

De <strong>be</strong>voegdheid tot kwijtschelding of vermindering van de fiscale boeten wordt,<br />

sinds 6 april 1999, toegekend aan de Minister van Financiën op basis van artikel 9<br />

van het Regent<strong>be</strong>sluit nr. 78 van 18 maart 1831 <strong>be</strong>treffende het Bestuur van<br />

Financiën, welke tegenwoordig de wettelijke basis vormt waarop het barema van<br />

vermindering alsook de handelings<strong>be</strong>voegdheid van de gewestelijke directeurs van<br />

de btw steunen (antwoord van 3 septem<strong>be</strong>r 2003, gegeven door de Minister van<br />

Financiën op de schriftelijke vraag nr. 26 van de heer Volksvertegenwoordiger Van<br />

Campenhout, Vr. en Antw., Kamer, G.Z. 2003 - 2004, nr. 11, blz. 1433 - 1436).


(1 februari 2010)<br />

1539 "HOOFDSTUK XIX: Het geding"<br />

Als gevolg van artikel 9 van het Regent<strong>be</strong>sluit van 18 maart 1831 blijven de Minister<br />

van Financiën alsook de gewestelijke directeur, die hij met het oog hierop heeft<br />

aangewezen, <strong>be</strong>voegd om de fiscale boeten kwijt te schelden of te verminderen. De<br />

Minister van Financiën is bijgevolg <strong>be</strong>kleed met een discretionaire <strong>be</strong>oordelings<strong>be</strong>voegdheid.<br />

Als hij deze <strong>be</strong>voegdheid uitoefent, is men doorgaans van oordeel dat<br />

hij, buiten elk wettelijk criterium om, een gunstmaatregel neemt welke gelijkgesteld<br />

wordt met het genaderecht en dientengevolge niet gebonden is door de ingestelde<br />

barema’s van verminderingen. In zijn hoedanigheid van administratief orgaan moet<br />

hij evenwel de algemene <strong>be</strong>ginselen van <strong>be</strong>hoorlijk <strong>be</strong>stuur in acht nemen onder<br />

dewelke de <strong>be</strong>ginselen inzake proportionaliteit en rechtszekerheid en de motiveringsverplichting.<br />

De schaal voor de vermindering van de proportionele fiscale geldboeten wordt<br />

vastgesteld door het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 41 van 30 januari 1987.<br />

De schaal voor de vermindering van de niet-proportionele fiscale geldboeten wordt<br />

vastgesteld door het koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 44 van 21 okto<strong>be</strong>r 1993. Een barema van<br />

verminderingen inzake de verschillende <strong>be</strong>dragen van deze geldboeten werd<br />

opgesteld door de administratie op 14 juni 1995 op grond van artikel 84, tweede lid<br />

van het Btw-Wetboek. Een geactualiseerde versie van het barema werd gepubliceerd<br />

in het Belgisch Staatsblad van 8 augustus 2002 (z. circulaire nr. AAF/ 2002/1026<br />

(AAF 19/2002) van 11 septem<strong>be</strong>r 2002 <strong>be</strong>schikbaar op Fisconetplus).<br />

645/4. Kwijtschelding van nalatigheidsinteresten.<br />

In uitvoering van artikel 84bis van het Btw-Wetboek, in werking getreden op<br />

20 augustus 1986, mag de gewestelijke directeur van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde<br />

waarde, registratie en domeinen, in bijzondere gevallen en onder door hem<br />

<strong>be</strong>paalde voorwaarden, vrijstelling verlenen voor alle in artikel 91, §§ 1 en 2 van<br />

voormeld wetboek <strong>be</strong>doelde interesten, of voor een deel ervan. Verwezen wordt naar<br />

hoofdstuk XVIII.<br />

645/5 Dadingen.<br />

De dadingen gesloten met een <strong>be</strong>lastingschuldige mogen geen vrijstelling of<br />

vermindering van <strong>be</strong>lasting tot gevolg heb<strong>be</strong>n. Zij kunnen enkel <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n<br />

op feitelijke aangelegenheden en niet op rechtsvragen.


"HOOFDSTUK XIX: Het geding" 1540<br />

De geldigheid van dergelijke overeenkomsten en hun onherroepelijk karakter, zowel<br />

voor de administratie als voor de <strong>be</strong>lastingschuldige, worden algemeen erkend (Rb .<br />

Dendermonde, 31 decem<strong>be</strong>r 1979, <strong>BTW</strong>-Revue, nr. 53, blz. 195 en Rb. Doornik,<br />

2 april 1987, <strong>BTW</strong>-Revue nr. 79, blz. 35).<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige kan worden vertegenwoordigd bij de dading door een lastheb<strong>be</strong>r<br />

indien deze met het oog hierop over een bijzondere lastgeving <strong>be</strong>schikt (Rb.<br />

Antwerpen, 5 septem<strong>be</strong>r 1985, <strong>BTW</strong>-Revue nr. 78, blz. 295).<br />

645/6. De <strong>be</strong>middelingsdienst.<br />

Men zal opmerken dat de wet van 25 april 2007 (BS, 8 mei 2007) en het koninklijk<br />

<strong>be</strong>sluit van 9 mei 2007 (BS, 24 mei 2007) binnen de Federale Overheidsdienst<br />

Financiën een fiscale <strong>be</strong>middelingsdienst heb<strong>be</strong>n opgericht. De wet en haar<br />

uitvoerings<strong>be</strong>sluit zijn in werking getreden op 1 mei 2007.<br />

De tussenkomst van de <strong>be</strong>middelingsdienst op fiscaal gebied viseert het terugdringen<br />

van de gerechtelijke geschillen en het <strong>be</strong>vorderen van de inning door de Schatkist<br />

van de fiscale schulden.<br />

De werking van deze dienst wordt uiteengezet in het hoofdstuk XVIII.<br />

646/1. Algemeenheden.<br />

(1 februari 2010)<br />

Afdeling 2. - De gerechtelijke fiscale procedure.<br />

Deze afdeling heeft tot doel de bijzonderheden te <strong>be</strong>schrijven van de gerechtelijke<br />

procedure, van toepassing voor geschillen inzake btw.<br />

De fiscale procedure is hervormd geworden door de Wet van 15 maart 1999<br />

<strong>be</strong>treffende de <strong>be</strong>slechting van fiscale geschillen (BS, 27 maart 1999, blz. 9882) en<br />

door de Wet van 23 maart 1999 <strong>be</strong>treffende de gerechtelijke inrichting in fiscale<br />

zaken (BS, 27 maart 1999, blz. 9894).


(1 februari 2010)<br />

1541 "HOOFDSTUK XIX: Het geding"<br />

Inzake btw wordt de rechtbank van eerste aanleg zelf in kennis gesteld van de<br />

<strong>be</strong>lastingheffing en de toegang tot de rechtbank is ten volle toegankelijk voor de<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting en is aan geen enkele voorafgaande voorwaarde van<br />

enig administratief <strong>be</strong>roep onderworpen: noch het rechtsgeding, noch de <strong>be</strong>voegdheden<br />

van de rechter zijn <strong>be</strong>perkt door de houding die de <strong>be</strong>lastingplichtige heeft<br />

aangenomen op het moment dat hij onderhandelde met de administratie en het<br />

artikel 144 van de Grondwet, hetwelk voor iedereen het recht waarborgt zich te<br />

kunnen wenden tot de rechtbanken naar aanleiding van een geschil dat <strong>be</strong>trekking<br />

heeft op een burgerlijk recht, is ook absoluut geëerbiedigd.<br />

Het administratief geschil, gebaseerd op artikel 84 van het Wetboek van de btw, gaat<br />

het gerechtelijk geschil, hetwelke door hem niet anders kan worden ingeleid dan door<br />

een verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwang<strong>be</strong>vel, vooraf. Dit laatste zal<br />

uitgevaardigd worden als in casu de dadingsprocedure niet tot een resultaat heeft<br />

kunnen leiden, zodanig dat bij toepassing van de dwingende kracht van een<br />

administratieve rechtshandeling (privilège du préalable) en van het daaraan<br />

gekoppeld recht waarover de administratie <strong>be</strong>schikt om het dwang<strong>be</strong>vel uit te vaardigen,<br />

het de schuldenaar is die de tegensprekelijke procedure zal aanvatten<br />

(gecombineerde toepassing van de artikelen 85, § 2, 3°, en § 3 en 89, al. 2, van het<br />

W. <strong>BTW</strong>).<br />

I. Inleiding van de gedingen.<br />

646/2. Algemene <strong>be</strong>grippen.<br />

Inzake btw kan de administratie, als onderdeel van de openbare macht, zichzelf een<br />

uitvoerbare titel (het dwang<strong>be</strong>vel) <strong>be</strong>zorgen.<br />

Dit bijzonder kenmerk vertaalt zich in het omkeren van de procedure tot inleiding<br />

van het geding vóór de rechtbank van eerste aanleg : van zodra de fiscale administratie<br />

gebruik maakt van de dwingende kracht van de administratieve rechtshandeling<br />

(privilège du préalable) en van het daarmee gepaard gaande recht van<br />

uitvoering van ambtswege, is er omkering van geschil.<br />

De vordering wordt meestal ingeleid door de schuldenaar (in casu de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige) en dus niet, zoals gewoonlijk, door de schuldeiser (in casu de<br />

administratie).


"HOOFDSTUK XIX: Het geding" 1542<br />

In het btw-geding heeft de schuldenaar dus, in principe, de hoedanigheid van eiser,<br />

en de administratie deze van verweerster. Het "verzet", door de schuldenaar, tegen de<br />

tenuitvoerlegging van een door de administratie uitgevaardigd dwang<strong>be</strong>vel en het<br />

verzoek tot teruggaaf ingediend door de rechtheb<strong>be</strong>nde tegen de administratie zijn de<br />

gebruikelijke wijzen om rechtsgedingen aanhangig te maken.<br />

646/3 Bevoegdheid.<br />

A. Begrippen.<br />

Onder "<strong>be</strong>voegdheid" wordt verstaan: de <strong>be</strong>voegdheid van de rechter om<br />

kennis te nemen van een voor hem aanhangig gemaakte vordering.<br />

Een onderscheid moet gemaakt worden tussen de materiële <strong>be</strong>voegdheid en de<br />

territoriale <strong>be</strong>voegdheid.<br />

De materiële <strong>be</strong>voegdheid geeft aan welke rechter <strong>be</strong>voegd is wat <strong>be</strong>treft de<br />

inhoud van een welomschreven geschil.<br />

De territoriale <strong>be</strong>voegdheid <strong>be</strong>paalt welke (materieel <strong>be</strong>voegde) rechter<br />

<strong>be</strong>voegd is voor een welomschreven rechtsgebied.<br />

In fiscale zaken <strong>be</strong>treffen de materiële <strong>be</strong>voegdheid zowel als de territoriale<br />

<strong>be</strong>voegdheid de openbare orde zodat het niet mogelijk is af te wijken van de<br />

voor deze aangelegenheid toepasbare regels welke hierna worden <strong>be</strong>schreven.<br />

B. Materiële <strong>be</strong>voegdheid : rechtbank van eerste aanleg.<br />

De materiële <strong>be</strong>voegdheid (in eerste aanleg) voor geschillen met <strong>be</strong>trekking tot<br />

de toepassing van een <strong>be</strong>lastingwet komen ter uitvoering van het <strong>be</strong>paalde in<br />

artikel 569, eerste alinea, 32° van het Gerechtelijk Wetboek, in principe,<br />

uitsluitend toe aan de rechtbank van eerste aanleg, ongeacht de waarde van de<br />

vordering.<br />

Men moet hier natuurlijk de <strong>be</strong>voegdheid respecteren, onder andere, van de<br />

vrederechter voor wat <strong>be</strong>treft de procedure van het onroerend deskundigenonderzoek<br />

; van de <strong>be</strong>slagrechter ; van de correctionele rechter en de residuaire<br />

<strong>be</strong>voegdheid van de Raad van State. De huidige <strong>handleiding</strong> <strong>be</strong>nadert in het<br />

hoofdstuk XIX enkel de <strong>be</strong>voegdheid van de fiscale rechter.<br />

(1 februari 2010)


(1 februari 2010)<br />

1543 "HOOFDSTUK XIX: Het geding"<br />

De exclusieve <strong>be</strong>voegdheid van de rechtbank van eerste aanleg geldt niet enkel<br />

voor geschillen met <strong>be</strong>trekking tot de <strong>be</strong>lasting zelf, maar is mede van<br />

toepassing voor geschillen <strong>be</strong>treffende de administratieve boeten ; de nalatigheidsinteresten;<br />

enz…<br />

Onder het hiervoor <strong>be</strong>doeld voor<strong>be</strong>houd is bijgevolg enkel de rechtbank van<br />

eerste aanleg <strong>be</strong>voegd (met uitsluiting van al de andere rechtbanken) om te<br />

oordelen over de wettigheid van elke individuele toepassing van een fiscale<br />

norm op een <strong>be</strong>paalde <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

C. Territoriale <strong>be</strong>voegdheid.<br />

In elk van de 27 gerechtelijke arrondissementen van het land <strong>be</strong>staat er een<br />

rechtbank van eerste aanleg.<br />

Inzake gedingen <strong>be</strong>treffende de toepassing van een <strong>be</strong>lastingwet werden binnen<br />

12 rechtbanken van eerste aanleg fiscale kamers in het leven geroepen.<br />

In uitvoering van artikel 632, nieuw, van het Gerechtelijk Wetboek en van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit van 25 maart 1999 houdende uitvoering van artikel 7 van de<br />

wet van 23 maart 1999 <strong>be</strong>treffende de rechterlijke organisatie in fiscale zaken<br />

(BS, 27 maart 1999, blz. 9897) kunnen enkel deze 12 rechtbanken van eerste<br />

aanleg territoriaal <strong>be</strong>voegd zijn voor btw-gedingen.<br />

Het <strong>be</strong>treft:<br />

- de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen voor de provincie<br />

Antwerpen;<br />

- de rechtbank van eerste aanleg te Gent voor de provincie Oost-<br />

Vlaanderen;<br />

- de rechtbank van eerste aanleg te Luik voor de provincie Luik;<br />

- de rechtbank van eerste aanleg te Bergen voor de provincie Henegouwen;<br />

- de rechtbank van eerste aanleg te Eupen wanneer de procedure gevoerd<br />

wordt in het Duits;<br />

- de rechtbank van eerste aanleg te Aarlen voor de provincie Luxemburg;<br />

- de rechtbank van eerste aanleg te Brugge voor de provincie West-<br />

Vlaanderen;<br />

- de rechtbank van eerste aanleg van Hasselt voor de provincie Limburg;<br />

- de rechtbank van eerste aanleg te Leuven voor het gerechtelijk arrondissement<br />

Leuven;<br />

- de rechtbank van eerste aanleg te Namen voor de provincie Namen;


"HOOFDSTUK XIX: Het geding" 1544<br />

- de rechtbank van eerste aanleg te Nijvel voor de provincie Waals-<br />

Brabant;<br />

- de rechtbank van eerste aanleg te Brussel voor het tweetalig arrondissement<br />

van Brussel en het Nederlandstalig arrondissement van Halle -<br />

Vilvoorde.<br />

Om vast te stellen of de rechtbank waartoe men zich wendt wel degelijk de<br />

territoriaal <strong>be</strong>voegde rechtbank is voor het btw-geding wordt als referentiepunt<br />

genomen de plaats waar het kantoor gelegen is "waar de <strong>be</strong>lasting is of moet<br />

worden geïnd of, bij afwijking, de plaats waar de dienst gevestigd is die de<br />

<strong>be</strong>streden <strong>be</strong>schikking getroffen heeft indien het geschil geen verband houdt<br />

met de inning van een <strong>be</strong>lasting.<br />

Men moet het verband vaststellen, zeer duidelijk <strong>be</strong>paald door de wetgever,<br />

tussen de "inning" van de <strong>be</strong>lasting en de <strong>be</strong>voegdheid ratione loci van de<br />

fiscale rechter.<br />

Bij toepassing van de dwingende kracht van de administratieve rechtshandeling<br />

(privilège du préalable), wat geldt als een toepassing van het algemeen <strong>be</strong>ginsel<br />

uit het administratief recht inzake de continuïteit van de openbare dienst, is de<br />

administratie gemachtigd om zichzelf, ingeval van niet <strong>be</strong>taling van de<br />

<strong>be</strong>lasting, een uitvoerbare titel (het dwang<strong>be</strong>vel) te verschaffen, wat in<br />

aanmerking komt als een wettelijk vermoeden. Wat de btw <strong>be</strong>treft, is het<br />

dwang<strong>be</strong>vel niet enkel de titel tot taxatie welke de fiscale schuld concretiseert<br />

bij gebreke van spontane en onvoorwaardelijke <strong>be</strong>taling van de <strong>be</strong>lasting, maar<br />

ook de akte die geldt als uitvoerbare titel welke de invordering van de fiscale<br />

schuld toelaat.<br />

Inzake btw is het "kantoor waar de <strong>be</strong>lasting is of moet worden geïnd" in de zin<br />

van artikel 632, eerste alinea van het Gerechtelijk Wetboek datgene dat het<br />

dwang<strong>be</strong>vel heeft uitgevaardigd of <strong>be</strong>voegd is dat uit te vaardigen. Het is dit<br />

kantoor dat de territoriale <strong>be</strong>voegdheid van de rechtbank aanwijst tot<br />

kennisname van het fiscaal <strong>be</strong>roep. Men moet hier opmerken dat de verrichte<br />

<strong>be</strong>talingen op de rekening van het C.I.V. of van de R.C.I.V.’s gedaan zijn voor<br />

rekening van de plaatselijke ontvanger van de btw, <strong>be</strong>last met de invordering.<br />

Het is overigens van geen <strong>be</strong>lang dat het des<strong>be</strong>treffende ontvangkantoor<br />

ressorteert onder een gewestelijke directie van de btw, gevestigd in een andere<br />

provincie.<br />

De gevallen waarnaar artikel 632, eerste alinea van het Gerechtelijk Wetboek<br />

lijkt te verwijzen wanneer gesproken wordt over geschillen "die geen verband<br />

houden met de inning van een <strong>be</strong>lasting" zijn waarschijnlijk de geschillen<br />

inzake inkomsten<strong>be</strong>lastingen die zich kunnen voordoen in de loop van de<br />

aanslagprocedure vooraleer een inkohiering zal opgemaakt zijn.<br />

(1 februari 2010)


(1 februari 2010)<br />

1545 "HOOFDSTUK XIX: Het geding"<br />

Rekening houdend met de bijzonderheden van het btw-systeem (z. supra) kan<br />

men er niet vanuit gaan dat inzake btw elk geschil dat de uitvaardiging van een<br />

dwang<strong>be</strong>vel voorafgaat onder de afwijkende <strong>be</strong>paling, opgenomen onder<br />

artikel 632, eerste alinea van het Gerechtelijk Wetboek (de <strong>be</strong>lastingdienst die<br />

de <strong>be</strong>streden <strong>be</strong>schikking getroffen heeft), valt.<br />

Deze onder artikel 632, eerste alinea van het Gerechtelijk Wetboek vermelde<br />

afwijkende <strong>be</strong>paling moet op een uiterst restrictieve manier <strong>be</strong>oordeeld<br />

worden. Men zou als toepassingsgeval kunnen vermelden de <strong>be</strong>twistingen van<br />

door de administratie genomen maatregelen, in al haar onderdelen, en die niet<br />

geschikt zijn aanleiding te geven tot het invorderen van een <strong>be</strong>lasting of van<br />

een boete.<br />

Onder dit laatste voor<strong>be</strong>houd zou men ook kunnen <strong>be</strong>grijpen de <strong>be</strong>twistingen<br />

van door welke dienst ook genomen <strong>be</strong>slissingen, in<strong>be</strong>grepen een centrale<br />

dienst, waarbij een vraag, geformuleerd door de verzoeker, tot toepassing van<br />

een <strong>be</strong>paling of een fiscale maatregel, wordt verworpen.<br />

Men zal ook in acht nemen dat het verzet tegen de tenuitvoerlegging van een<br />

door het btw-ontvangkantoor van Namen II uitgevaardigd dwang<strong>be</strong>vel,<br />

gevestigd in de provincie Namen, tegen een <strong>be</strong>lastingplichtige gevestigd in de<br />

provincie Waals-Brabant, aanhangig gemaakt moet worden bij de rechtbank<br />

van eerste aanleg te Namen en in graad van <strong>be</strong>roep gebracht moet worden voor<br />

het Hof van Beroep te Luik (Cass., 16 decem<strong>be</strong>r 2005, F.05.0002.F; Cass.,<br />

28 mei 2009, F.07.007F).<br />

D. Omvang van de rechterlijke <strong>be</strong>voegdheid.<br />

a) Verzoek tot vermindering of kwijtschelding van de fiscale boeten.<br />

Toezicht met volle rechtsmacht. Draagwijdte.<br />

Wanneer ingevolge de evolutie van de rechtspraak, zowel Europese<br />

(EHRM) als nationale, door hoven en rechtbanken het recht erkend wordt<br />

over te gaan tot de uitoefening van een toezicht met volle rechtsmacht<br />

inzake fiscale sancties, kan niet anders dan gesteld worden dat het hier<br />

om een <strong>be</strong>voegdheid gaat die <strong>be</strong>trekking heeft op de <strong>be</strong>oordeling die de<br />

administratie kan verrichten binnen het wettelijk kader waarover zij<br />

<strong>be</strong>schikt.<br />

Het toezicht met volle rechtsmacht inzake fiscale boeten <strong>be</strong>oogt enkel het<br />

gevatte gerecht in de mogelijkheid te stellen de wettelijkheid en de<br />

proportionaliteit van de opgelegde boete te <strong>be</strong>oordelen in vergelijking


"HOOFDSTUK XIX: Het geding" 1546<br />

(1 februari 2010)<br />

met de ernst van de inbreuk en met zijn graad van toerekenbaarheid. De<br />

rechter blijft gebonden, net zoals de administratie, door de wettelijkheid<br />

van de sanctie. Het toezicht met volle rechtsmacht moet de rechter<br />

toelaten te onderzoeken of de sanctie niet onevenredig is met de <strong>be</strong>gane<br />

inbreuk. Met andere woorden : onderzoeken of de administratie redelijkerwijs<br />

een fiscale sanctie van dergelijke omvang kon vestigen. Daaruit<br />

volgt dat wanneer de opgelegde boete overeenkomt met het wettelijk<br />

minimum, van hetwelk de administratie zelf niet kan afzien, komt het de<br />

rechterlijke macht niet toe verder te gaan dan het wettelijk voorschrift in<br />

het kader van een proportionaliteitstoezicht.<br />

In zijn arrest nr. 79/2008 van 15 mei 2008 lijkt het Grondwettelijk Hof<br />

een onderscheid te maken al naar gelang een verzoek tot kwijtschelding<br />

of vermindering van boeten, gevolgd door een <strong>be</strong>slissing tot verwerping<br />

door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde, voorafgaandelijk<br />

ingeleid werd door de <strong>be</strong>lastingplichtige of naar gelang de <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

de boete rechtstreeks <strong>be</strong>twist heeft voor de rechter.<br />

In dit arrest overweegt het Grondwettelijk Hof dat wanneer hij ertoe<br />

aangezet wordt om zich uit te spreken over een administratieve <strong>be</strong>slissing<br />

tot verwerping van de vraag tot kwijtschelding of vermindering van<br />

boeten, moet die rechter, zoals de Minister van Financiën of diens<br />

gedelegeerde, de boete kunnen kwijtschelden of verminderen (overweging<br />

B.6.3.).<br />

De voor een <strong>be</strong>roep tegen een <strong>be</strong>slissing tot weigering van het verzoek<br />

tot kwijtschelding of vermindering van boeten gevatte rechter moet<br />

kunnen <strong>be</strong>schikken over dezelfde discretionaire <strong>be</strong>oordelings<strong>be</strong>voegdheid<br />

ten aanzien van de opgelegde boete als de Minister van Financiën of<br />

zijn gedelegeerde.<br />

Deze <strong>be</strong>voegdheid van de rechter kan echter enkel worden uitgeoefend<br />

voor zover degene die de <strong>be</strong>slissing tot verwerping van de vraag tot<br />

kwijtschelding of vermindering van de boeten niet de criteria vermeld in<br />

overweging B.6.2. tweede alinea van het arrest nr. 79/2008, geheel of<br />

gedeeltelijk, zal heb<strong>be</strong>n in acht genomen.<br />

De rechter zal dan ook <strong>be</strong>schikken over een <strong>be</strong>voegdheid tot onderzoek<br />

van de genomen ministeriële of directoriale <strong>be</strong>slissing, ten aanzien van de<br />

in overweging B.6.2. tweede alinea van het arrest vermelde criteria. De<br />

niet-naleving van deze criteria zal hem dan ook de <strong>be</strong>voegdheid verlenen<br />

een gemotiveerde <strong>be</strong>slissing te nemen tot kwijtschelding of vermindering<br />

van de opgelegde boete.


647. Termijn.<br />

648. Vorm.<br />

(1 februari 2010)<br />

1547 "HOOFDSTUK XIX: Het geding"<br />

Men mag echter in deze <strong>be</strong>oordelings<strong>be</strong>voegdheid van de rechter geen<br />

echte opportuniteitscontrole zien van de opgelegde sanctie. Het aan de<br />

rechter toegekende toezicht met volle rechtsmacht wordt immers <strong>be</strong>perkt<br />

door een reeks criteria, vermeld onder de overweging B.6.2 van het<br />

voormelde arrest. Niets laat toe te <strong>be</strong>weren dat dit arrest van het<br />

Grondwettelijk Hof van nu af aan de door de overtreder gevatte rechter<br />

van een <strong>be</strong>roep tegen de <strong>be</strong>slissing tot verwerping van zijn vraag tot<br />

kwijtschelding of vermindering van de boete, toelaat de opgelegde boete<br />

te verminderen of kwijt te schelden om opportuniteitsredenen of omwille<br />

van verzachtende omstandigheden.<br />

b) Kwijtschelding van nalatigheidsinteresten. Bevoegdheid van de<br />

rechter.<br />

Verwezen wordt naar hoofdstuk XVIII.<br />

c) Betalingsfaciliteiten. Bevoegdheid van de rechter.<br />

Verwezen wordt naar hoofdstuk XVIII.<br />

Zoals hiervoor reeds vermeld <strong>be</strong>staat inzake btw, in tegenstelling tot de directe<br />

<strong>be</strong>lastingen, geen verplicht voorafgaandelijk georganiseerd administratief <strong>be</strong>roep.<br />

Dat heeft onder andere tot gevolg dat er geen termijn wordt opgelegd binnen dewelke<br />

de <strong>be</strong>lastingplichtige zijn rechtsvordering moet inleiden.<br />

A. Algemeenheden.<br />

De gebruikelijke manier om een rechtsvordering in te leiden in burgerlijke<br />

zaken ge<strong>be</strong>urt bij dagvaarding.<br />

Men mag niet uit het oog verliezen dat in onderling overleg de partijen ook<br />

vrijwillig kunnen verschijnen voor de rechtbank van eerste aanleg (artikel 706<br />

van het Gerechtelijk Wetboek) om deze te verzoeken uitspraak te doen over het<br />

geschil dat zij voordragen.


"HOOFDSTUK XIX: Het geding" 1548<br />

De inleiding van een rechtsvordering bij verzoekschrift op tegenspraak, in de<br />

gevallen waarin de wet dit toelaat of voorschrijft, is een uitzondering op de<br />

algemene regel van rechtsingang door dagvaarding.<br />

Ter verduidelijking : inzake de geschillen <strong>be</strong>treffende de toepassing van de<br />

<strong>be</strong>lastingwet voorziet het gerechtelijk wetboek uitdrukkelijk dat de rechtsvordering<br />

tegen de fiscale administratie ingesteld moet worden door de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige bij middel van een verzoekschrift op tegenspraak.<br />

Hierbij moet worden opgemerkt dat:<br />

- de <strong>be</strong>lastingplichtige niet verplicht is om de rechtsvordering in te leiden<br />

met een verzoekschrift op tegenspraak. Hij kan zijn rechtsvordering ook<br />

instellen bij dagvaarding;<br />

- de administratie kan geen gebruik maken van een verzoekschrift op<br />

tegenspraak. Wanneer zij optreedt als eiser kan zij haar rechtsvordering<br />

enkel inleiden door middel van een dagvaarding.<br />

B. Het verzoekschrift op tegenspraak.<br />

a) Begrip.<br />

(1 februari 2010)<br />

Het verzoekschrift is een eenzijdige proceshandeling door dewelke de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige zijn rechtsvordering tegen de administratie instelt bij<br />

de rechtbank.<br />

Minder kosten zijn verbonden aan de procedure door middel van een<br />

verzoekschrift op tegenspraak gezien men geen <strong>be</strong>roep moet doen op een<br />

gerechtsdeurwaarder.<br />

b) Inhoud en bijlagen.<br />

Op straffe van nietigheid moet het tegensprekelijk verzoekschrift<br />

volgende vermeldingen <strong>be</strong>vatten:<br />

- de datum ; de dag ; de maand en het jaar van het opstellen ervan;<br />

- de identiteit van de <strong>be</strong>lastingplichtige (eiser);<br />

- het voorwerp en de summiere opgave van de middelen van de<br />

rechtsvordering;<br />

- vermelding van de rechter bij wie de rechtsvordering aanhangig<br />

wordt gemaakt;<br />

- de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat.


(1 februari 2010)<br />

1549 "HOOFDSTUK XIX: Het geding"<br />

In afwijking van de gemeenrechtelijke procedure is, voor geschillen in<br />

verband met de toepassing van een <strong>be</strong>lastingwet, de vermelding van de<br />

identiteitsgegevens van de verweerder (de administratie) niet vereist. Er<br />

wordt evenwel aangeraden om in het verzoekschrift de <strong>be</strong>trokken fiscale<br />

dienst zeer duidelijk aan te wijzen.<br />

Bij het verzoekschrift moet een kopie gevoegd worden van de <strong>be</strong>streden<br />

<strong>be</strong>slissing (vb. een kopie van het dwang<strong>be</strong>vel en van het proces-verbaal<br />

dat het dwang<strong>be</strong>vel motiveert).<br />

c) Gebruik van de talen.<br />

Het verzoekschrift op tegenspraak moet, op straffe van nietigheid,<br />

voldoen aan de vereisten opgelegd door de wet van 15 juni 1935 op het<br />

gebruik der talen in gerechtszaken.<br />

De <strong>be</strong>palingen die deze aangelegenheid regelen, kunnen op zeer<br />

<strong>be</strong>knopte wijze als volgt samengevat worden:<br />

- voor de rechtbanken van eerste aanleg van Antwerpen; Gent;<br />

Brugge; Hasselt en Leuven moet het verzoekschrift opgesteld<br />

worden in het Nederlands;<br />

- voor de rechtbanken van eerste aanleg van Nijvel; Bergen; Luik;<br />

Aarlen en Namen moet het verzoekschrift opgesteld worden in het<br />

Frans;<br />

- voor de rechtbanken van eerste aanleg van Brussel kan de akte van<br />

rechtsingang opgesteld worden in het Frans of in het Nederlands,<br />

naar keuze van de eiser;<br />

- voor de rechtbanken van eerste aanleg van Eupen moet het<br />

verzoekschrift opgesteld worden in het Duits.<br />

d) Neerlegging.<br />

Het verzoekschrift moet met zijn bijlagen, in zoveel exemplaren als er<br />

<strong>be</strong>trokken partijen zijn, door de <strong>be</strong>lastingplichtige toegezonden worden<br />

aan de griffie van de <strong>be</strong>voegde rechtbank van eerste aanleg of aldaar<br />

gewoon neergelegd worden.<br />

Vervolgens wordt de administratie door de griffie, per gerechtsbrief,<br />

uitgenodigd om te verschijnen op de inleidende zitting. Bij de<br />

oproepingsbrief wordt een kopie van het verzoekschrift gevoegd.


"HOOFDSTUK XIX: Het geding" 1550<br />

C. De dagvaarding.<br />

Zoals hiervoor werd vermeld kan de <strong>be</strong>lastingplichtige de procedure ook<br />

aanhangig maken door middel van een dagvaarding bij deurwaardersexploot.<br />

Deze wordt <strong>be</strong>tekend aan het kabinet van de Minister van Financiën of aan het<br />

kantoor van de door hem aangewezen ambtenaar, hetzij aan de des<strong>be</strong>treffende<br />

btw-directie; aan de ontvanger; aan het controlecentrum of aan de <strong>be</strong>voegde<br />

dienst van de BBI.<br />

De dagvaarding moet, op straffe van nietigheid, volgende vermeldingen<br />

<strong>be</strong>vatten:<br />

- de datum en de plaats van <strong>be</strong>tekening;<br />

- de identiteitsgegevens van de <strong>be</strong>lastingplichtige "eisende partij";<br />

- de identiteitsgegevens van de verweerder (de administratie);<br />

- de identiteitsgegevens van de persoon aan wie een kopie werd<br />

overhandigd;<br />

- de identiteit van de optredende gerechtsdeurwaarder;<br />

- de omstandige opgave van de kosten van de akte;<br />

- het voorwerp en de <strong>be</strong>knopte uiteenzetting van de vordering;<br />

- de vermelding van de rechter bij wie de vordering aanhangig werd<br />

gemaakt;<br />

- de aanduiding van de plaats; dag en uur van de zitting.<br />

Wordt gevoegd bij het exploot : een kopie van de <strong>be</strong>streden <strong>be</strong>slissing (vb. een<br />

kopie van het dwang<strong>be</strong>vel en van het proces-verbaal dat het dwang<strong>be</strong>vel<br />

motiveert).<br />

Tot slot moet de dagvaarding, op straffe van nietigheid, voldoen aan de door de<br />

wetgeving <strong>be</strong>treffende het gebruik van talen in gerechtszaken opgelegde<br />

verplichtingen (zie hiervoor).<br />

II. Verschijning van de partijen.<br />

649. Verschijning van de <strong>be</strong>lastingplichtige (eisende partij).<br />

Ofwel verschijnt de <strong>be</strong>lastingplichtige in persoon, ofwel laat hij zich vertegenwoordigen<br />

door een advocaat. Hij kan dus niet vertegenwoordigd worden door een<br />

lid van zijn familie; een boekhouder; een fiscaal raadgever; enz ...<br />

(1 februari 2010)


(1 februari 2010)<br />

1551 "HOOFDSTUK XIX: Het geding"<br />

Op uitdrukkelijk verzoek van de <strong>be</strong>lastingplichtige of van zijn advocaat kan de<br />

rechter erin toestemmen om tijdens de terechtzitting de mondelinge of schriftelijke<br />

toelichtingen te aanhoren van de door de <strong>be</strong>lastingplichtige gekozen boekhouder;<br />

accountant of <strong>be</strong>drijfsrevisor. Dit verzoek moet bij conclusie worden ingediend.<br />

De <strong>be</strong>lastingplichtige kan niet om het even welke boekhouder ; accountant of<br />

<strong>be</strong>drijfsrevisor kiezen. Het moet immers gaan om de persoon die zich gewoonlijk<br />

<strong>be</strong>zighoudt met de boekhouding van de <strong>be</strong>lastingplichtige, die meegeholpen heeft bij<br />

de opmaking van de <strong>be</strong>twiste fiscale aangifte of die de <strong>be</strong>lastingplichtige heeft<br />

bijgestaan in de administratieve geschillenprocedure. Het gaat dan ook niet om een<br />

of andere vorm van vertegenwoordiging, maar enkel om een bijstand.<br />

De toelichtingen kunnen daarenboven enkel <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op feiten of rechtsvragen<br />

<strong>be</strong>treffende de toepassing van het boekhoudrecht.<br />

650. Verschijning van de FOD FINANCIËN (verweerder).<br />

A. Algemeenheden.<br />

Tot 1 mei 2009 werd de btw-administratie vertegenwoordigd door een departementsadvocaat<br />

voor alle gerechtszaken.<br />

Op grond van de orgaantheorie kon en kan de Staat, inzake geschillen<br />

<strong>be</strong>treffende de toepassing van een <strong>be</strong>lastingwet, steeds in persoon verschijnen<br />

door <strong>be</strong>middeling van elke ambtenaar van de fiscale administratie.<br />

Deze vertegenwoordigings<strong>be</strong>voegdheid van de taxatieambtenaar in btwgeschillen<br />

werd op uitdrukkelijke en wettelijke wijze <strong>be</strong>vestigd door artikel 90<br />

(nieuw) van het Btw-Wetboek.<br />

Als algemene regels geldt voortaan dat de verdediging in rechte voor de<br />

rechtbank van eerste aanleg, in principe, waargenomen zal worden door de<br />

taxatieambtenaren voor de geschillen die ontstaan zijn na 1 mei 2009.<br />

B. Vertegenwoordiging in rechte van de Staat inzake btw door de ambtenaren<br />

van de fiscale administratie.<br />

Deze vertegenwoordiging zal <strong>be</strong>perkt worden tot de geschillen <strong>be</strong>horend tot de<br />

taxatie inzake btw, met uitsluiting van geschillen die uitsluitend <strong>be</strong>horen tot de<br />

invordering.


"HOOFDSTUK XIX: Het geding" 1552<br />

Dit geldt net zo goed voor de door de schuldenaar ingeleide verzoekschriften<br />

als voor de door de administratie ingeleide verzoekschriften.<br />

Hoewel het artikel 90 van het Btw-Wetboek geen enkel onderscheid maakt<br />

tussen de geschillen in eerste aanleg en deze in graad van <strong>be</strong>roep, werd <strong>be</strong>slist<br />

dat, in een eerste fase, de vertegenwoordiging in rechte voor de hoven van<br />

<strong>be</strong>roep uitgevoerd worden door een departementsadvocaat.<br />

Tenslotte zal, voor <strong>be</strong>paalde meer complexe geschillen inzake <strong>be</strong>lastingheffing,<br />

de vertegenwoordiging van de Staat voor de rechtbanken van eerste aanleg<br />

verder verzekerd worden door een departementsadvocaat.<br />

III. Gerechtskosten.<br />

651. Algemeenheden.<br />

Onder "gerechtskosten" verstaat men de uitgaven die nodig zijn om een procedure te<br />

voeren en die als zodanig zijn erkend door de wet.<br />

Zij omvatten enerzijds de kosten die werden gemaakt vóór de uitspraak en anderzijds<br />

de kosten met <strong>be</strong>trekking tot de tenuitvoerlegging van het vonnis.<br />

In burgerlijke zaken waaronder de fiscale zaken kunnen, onder andere, <strong>be</strong>schouwd<br />

worden als kosten die gemaakt werden vóór de uitspraak:<br />

- de zegel- ; griffie- en registratierechten : voor geschillen in verband met de<br />

toepassing van een <strong>be</strong>lastingwet zijn de partijen hiervan vrijgesteld;<br />

- de kosten van de gerechtsdeurwaarders tijdens het geding;<br />

- de uitgaven <strong>be</strong>treffende alle onderzoeksmaatregelen, onder andere, de kosten<br />

voor getuigen en deskundigen;<br />

- bijzonder geval: rechtsplegingsvergoeding (zie hierna).<br />

Deze kosten worden tijdens het geding voorgeschoten door de meest gerede partij.<br />

In elk eindvonnis verwijst de rechter, zelfs van rechtswege, de in het ongelijk<br />

gestelde partij in de kosten. Wanneer er verschillende verliezende partijen zijn,<br />

worden de kosten van rechtswege per hoofd verdeeld door de rechter tenzij het<br />

vonnis er anders over <strong>be</strong>schikt. Er kan worden <strong>be</strong>paald (ingeval van akkoord of nog<br />

bij een gunstig tussentijds vonnis bijvoor<strong>be</strong>eld) dat de kosten zullen verdeeld (elke<br />

partij draagt de helft ervan) of gecompenseerd worden (elke partij draagt zijn eigen<br />

kosten en uitgaven).<br />

(1 februari 2010)


(1 februari 2010)<br />

1553 "HOOFDSTUK XIX: Het geding"<br />

De kosten voor de tenuitvoerlegging van het vonnis (zoals bijvoor<strong>be</strong>eld de kosten<br />

voor de uitgifte van het vonnis en de kosten van <strong>be</strong>tekening) zijn ten laste van de<br />

partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevorderd.<br />

652. Rechtsplegingsvergoeding.<br />

De rechtsplegingsvergoeding, voorzien in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek,<br />

is een forfaitaire tegemoetkoming welke geacht wordt de kosten en erelonen van de<br />

advocaat van de in het gelijkgestelde partij te dekken.<br />

Het koninklijk <strong>be</strong>sluit van 26 okto<strong>be</strong>r 2007 (BS, 9 novem<strong>be</strong>r 2007) <strong>be</strong>paalt de<br />

<strong>be</strong>dragen (te indexeren) van de rechtsplegingsvergoeding. Deze <strong>be</strong>dragen worden<br />

vastgesteld per aanleg en worden <strong>be</strong>paald in functie van de financiële inzet van het<br />

geschil.<br />

Inzake btw moet de <strong>be</strong>twiste <strong>be</strong>dragen op het ogenblik van het inleiden van het<br />

geding door de <strong>be</strong>lastingplichtige in rekening nemen welke in voorkomend geval<br />

<strong>be</strong>vatten:<br />

- het <strong>be</strong>drag van de gevorderde of <strong>be</strong>taalde <strong>be</strong>lasting;<br />

- de boeten zoals deze opgelegd zijn door de administratie;<br />

- de door de administratie opgelegde moratoire interesten en <strong>be</strong>paald op de<br />

datum van het inleiden van het geding. Deze oplossing vloeit voort uit de<br />

lezing a contrario van het artikel 557 van het Gerechtelijk Wetboek (zie in<br />

verband met dit onderwerp Rb. Luik, 18 decem<strong>be</strong>r 2008, en Bergen,<br />

11 decem<strong>be</strong>r 2008, Fisconetplus).<br />

De barema’s <strong>be</strong>paald in het voormelde koninklijk <strong>be</strong>sluit van 26 okto<strong>be</strong>r 2007<br />

<strong>be</strong>vatten een basis<strong>be</strong>drag ; een minimum<strong>be</strong>drag en een maximum<strong>be</strong>drag.<br />

Waarde van de vordering<br />

(in €)<br />

Basis<strong>be</strong>drag<br />

(in €)<br />

Minimum<strong>be</strong>drag<br />

(in €)<br />

Maximum<strong>be</strong>drag<br />

(in €)<br />

T.e.m. 250,00 150,00 75,00 300,00<br />

250,01 – 750,00 200,00 125,00 500,00<br />

750,01 – 2.500,00 400,00 200,00 1.000,00<br />

2.500,01 – 5.000,00 650,00 375,00 1.500,00<br />

5.000,01 – 10.000,00 900,00 500,00 2.000,00<br />

10.000,01 – 20.000,00 1.100,00 625,00 2.500,00<br />

20.000,01 – 40.000,00 2.000,00 1.000,00 4.000,00<br />

40.000,01 – 60.000,00 2.500,00 1.000,00 5.000,00


"HOOFDSTUK XIX: Het geding" 1554<br />

60.000,01 – 100.000,00 3.000,00 1.000,00 6.000,00<br />

100.000,01 – 250.000,00 5.000,00 1.000,00 10.000,00<br />

250.000,01 – 500.000,00 7.000,00 1.000,00 14.000,00<br />

500.000,01 – 1.000.000,00 10.000,00 1.000,00 20.000,00<br />

Vanaf 1.000.000,01 15.000,00 1.000,00 30.000,00<br />

Als de partijen in hun conclusies geen enkel standpunt innemen omtrent de<br />

rechtsplegingsvergoeding, dan moet het basis<strong>be</strong>drag worden toegepast.<br />

De partijen kunnen echter in hun conclusies vragen om dit basis<strong>be</strong>drag te verhogen<br />

of te verlagen. Rekening houdende met bovengenoemde maxima en minima kan de<br />

rechter hierop ingaan. Bij zijn <strong>be</strong>oordeling moet hij rekening houden met de<br />

volgende omstandigheden: de financiële draagkracht van de verliezende partij ; de<br />

complexiteit van de zaak ; de overeengekomen contractuele vergoedingen voor de in<br />

het gelijkgestelde partij of het kennelijk onredelijk karakter van de situatie.<br />

Voor de niet in geld waardeerbare geschillen is het basis<strong>be</strong>drag van de rechtsplegingsvergoeding<br />

1.200 €, het minimum<strong>be</strong>drag 75 € en het maximum<strong>be</strong>drag<br />

10.000 €.<br />

De rechtspraak heeft nog geen duidelijkheid gegeven op de vraag of een vordering<br />

die strekt tot de vernietiging van een dwang<strong>be</strong>vel inzake btw al dan niet <strong>be</strong>trekking<br />

heeft op een in geld waardeerbare zaak.<br />

De rechtsplegingsvergoeding is niet verschuldigd wanneer de verweerder, vooraleer<br />

de zaak is ingeschreven op de rol, <strong>be</strong>rust in de vordering en zijn verplichtingen<br />

volledig nakomt in hoofdsom, interesten en kosten (vb.: de administratie willigt de<br />

vraag tot teruggaaf van de <strong>be</strong>lastingplichtige in).<br />

Wanneer, na de inschrijving op de rol en voor de neerlegging van de hoofdconclusies<br />

van de eiser, de verweerder akkoord gaat met de vordering en al zijn<br />

verbintenissen volledig nakomt in hoofdsom ; interesten en kosten, is het <strong>be</strong>drag van<br />

de rechtsplegingsvergoeding gelijk aan 1/4 de van het basis<strong>be</strong>drag, met een maximum<br />

van 1.000 €. Deze vermindering met 3/4 de kan door de verweerder worden gevraagd<br />

wanneer hij zich onmiddellijk, t.t.z. in zijn eerste conclusies, neerlegt bij het<br />

standpunt van zijn tegenstander.<br />

Als het geding afsluit met een verstek<strong>be</strong>slissing en geen enkele veroordeelde partij<br />

ooit verschenen is, wordt het <strong>be</strong>drag van de rechtsplegingsvergoeding vastgesteld op<br />

het minimum<strong>be</strong>drag.<br />

Kortom, enkel de winnende partij die wordt bijgestaan door een advocaat kan de<br />

rechtsplegingsvergoeding opeisen.<br />

(1 februari 2010)


(1 februari 2010)<br />

1555 "HOOFDSTUK XIX: Het geding"<br />

Wanneer bijgevolg in het kader van een btw-geschil de <strong>be</strong>lastingplichtige (eiser) niet<br />

wordt vertegenwoordigd door een advocaat maar in persoon verschijnt en in het<br />

gelijk wordt gesteld, geeft dat geen recht op een rechtsplegingsvergoeding.<br />

Hetzelfde geldt natuurlijk ook wanneer de verdediging in rechte van de administratie<br />

niet wordt waargenomen door een departementsadvocaat maar door een taxatieambtenaar<br />

(zie supra).<br />

IV. Consignatie.<br />

653. Consignatie.<br />

Wanneer een uitspraak in hoger <strong>be</strong>roep de vordering van de schuldenaar met<br />

<strong>be</strong>trekking tot <strong>be</strong>lastingen ; boeten en interesten, waarvan de oorzaak van eisbaarheid<br />

zich voordoet ten vroegste op 1 januari 1999, verwerpt, kan de btw-ontvanger, de<br />

concrete gegevens van het dossier en daarin <strong>be</strong>grepen de financiële toestand van de<br />

schuldenaar in aanmerking genomen, van hem een borgstelling eisen voor het geheel<br />

of een gedeelte van de verschuldigde sommen.<br />

De schuldenaar kan worden gemachtigd zijn consignatie te vervangen door een door<br />

de administratie erkende zakelijke waarborg of persoonlijke borg (art. 92, eerste<br />

alinea W. <strong>BTW</strong>).<br />

De commentaar voor art. 92, W. <strong>BTW</strong> is opgenomen onder hoofdstuk XVIII.


"HOOFDSTUK XIX: Het geding" 1556<br />

(1 februari 2010)


(1 februari 2012)<br />

1557 "Hoofdstuk XIX bis : Strafrechtelijke sancties"<br />

HOOFDSTUK XIXbis<br />

STRAFRECHTELIJKE SANCTIES<br />

Eerste afdeling. - Overzicht van de strafrechtelijke sancties.<br />

654. Opsomming. (Wetboek, art. 73 tot 74bis)<br />

De artikelen 73 tot 73octies dwingen strafrechtelijke sancties af voor <strong>be</strong>paalde<br />

overtredingen:<br />

- artikel 73 straft hem die overtredingen <strong>be</strong>gaat inzake btw, met <strong>be</strong>drieglijk opzet<br />

of met het oogmerk om te schaden;<br />

- artikel 73bis straft hem die, met het oogmerk om een van de in artikel 73<br />

<strong>be</strong>doelde misdrijven te plegen, in openbare geschriften, in handelsgeschriften<br />

of in private geschriften valsheid pleegt of die van een zodanig vals geschrift<br />

gebruik maakt, evenals hem die wetens en willens een vals getuigschrift opstelt<br />

dat de <strong>be</strong>langen van de Schatkist kan schaden of die van een dergelijk<br />

getuigschrift gebruik maakt;<br />

- artikel 73ter <strong>be</strong>paalt dat de veroordeling van een <strong>be</strong>oefenaar van een van de<br />

hierna genoemde <strong>be</strong>roepen, wegens een van de misdrijven <strong>be</strong>doeld in de<br />

artikelen 73 en 73bis, gepaard kan gaan met het opleggen van het verbod om,<br />

rechtstreeks of onrechtstreeks, deze <strong>be</strong>roepen op welke wijze ook uit te<br />

oefenen:<br />

1° <strong>be</strong>lastingadviseur;<br />

2° zaak<strong>be</strong>zorger;<br />

3° deskundige in <strong>be</strong>lastingzaken of in boekhouden;<br />

4° of enig ander <strong>be</strong>roep dat tot doel heeft voor één of meer personen die<br />

overeenkomstig artikel 51, §§ 1, 2 en 4, schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting


"Hoofdstuk XIX bis : Strafrechtelijke sancties" 1558<br />

(1 februari 2012)<br />

zijn, boek te houden of te helpen houden, ofwel voor eigen rekening<br />

ofwel als hoofd, lid of <strong>be</strong>diende van enigerlei vennootschap, vereniging,<br />

groepering of onderneming;<br />

5° of, meer in het algemeen, het <strong>be</strong>roep dat erin <strong>be</strong>staat één of meer<br />

personen die overeenkomstig artikel 51, §§ 1, 2 en 4, van het Wetboek,<br />

schuldenaar van de <strong>be</strong>lasting zijn, raad te geven of bij te staan bij het<br />

vervullen van de verplichtingen opgelegd bij dit Wetboek of bij de ter<br />

uitvoering ervan genomen <strong>be</strong>sluiten.<br />

De rechter kan bovendien, mits hij zijn <strong>be</strong>slissing op dat stuk motiveert, voor een<br />

duur van drie maanden tot vijf jaar de sluiting <strong>be</strong>velen van de inrichtingen van de<br />

vennootschap, vereniging, groepering of onderneming waarvan de veroordeelde<br />

hoofd, lid of <strong>be</strong>diende is.<br />

- Artikel 73quater straft hem die, rechtstreeks of onrechtstreeks, het verbod of de<br />

sluiting, uitgesproken krachtens artikel 73ter, overtreedt;<br />

- artikel 73quinquies, § 1, <strong>be</strong>dingt dat op de misdrijven, <strong>be</strong>doeld in de<br />

artikelen 73, 73bis en 73quater, alle <strong>be</strong>palingen van het Eerste Boek van het<br />

Strafwetboek, met in<strong>be</strong>grip van artikel 85 met <strong>be</strong>trekking tot de verzachtende<br />

omstandigheden, van toepassing zijn;<br />

artikel 73quinquies, § 2 (opgeheven);<br />

artikel 73quinquies, § 3, <strong>be</strong>paalt dat de wettelijke <strong>be</strong>schikkingen <strong>be</strong>treffende de<br />

opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten geen toepassing vinden op de<br />

misdrijven <strong>be</strong>doeld in de artikelen 73, 73bis en 73quater;<br />

- artikel 73sexies <strong>be</strong>paalt:<br />

1° dat de personen die als daders of als medeplichtigen van misdrijven<br />

<strong>be</strong>doeld in de artikelen 73 en 73bis worden veroordeeld, hoofdelijk<br />

gehouden zijn tot <strong>be</strong>taling van de ontdoken <strong>be</strong>lasting;<br />

2° dat de natuurlijke personen of de rechtspersonen burgerlijk en hoofdelijk<br />

aansprakelijk zijn voor de geldboeten en kosten die het gevolg zijn van<br />

de veroordelingen welke krachtens de artikelen 73 tot 73quater tegen hun<br />

aangestelden of <strong>be</strong>heerders, zaakvoerders of vereffenaars zijn uitgesproken;


(1 februari 2012)<br />

1559 "Hoofdstuk XIX bis : Strafrechtelijke sancties"<br />

- artikel 73septies regelt de aanplakking en <strong>be</strong>kendmaking van de veroordelingen<br />

tot een gevangenisstraf uitgesproken krachtens de artikelen 73, 73bis<br />

en 73quater en van de krachtens artikel 73ter uitgesproken <strong>be</strong>slissingen tot<br />

verbod van het uitoefenen van een <strong>be</strong>roepswerkzaamheid in België of tot<br />

sluiting van de in het land geëxploiteerde inrichtingen;<br />

artikel 73octies <strong>be</strong>paalt dat de schending van het bij artikel 93bis <strong>be</strong>paalde<br />

<strong>be</strong>roepsgeheim wordt gestraft overeenkomstig de artikelen 66, 67 en 458 van<br />

het Strafwetboek.<br />

Afdeling 2. - Procedure in verband met de strafrechtelijke<br />

<strong>be</strong>teugeling van de <strong>be</strong>lastingontduiking.<br />

655. Overzicht van de procedure (Wetboek, art. 74 en 74bis).<br />

In het gemeen recht is de strafvordering (d.w.z. de vervolgingen met het oog op het<br />

toepassen van strafrechtelijke sancties) toevertrouwd aan het openbaar ministerie.<br />

Wanneer de procureur des Konings kennis heeft van strafbare feiten, aangegeven<br />

door ambtenaren (z. nr. 655/3) of aan de hand van klachten van eenieder die zich<br />

<strong>be</strong>nadeeld voelt door de inbreuken, laat hij over het algemeen een onderzoek<br />

instellen. Aan het eind ervan kan hij de strafvordering werkelijk instellen, ofwel door<br />

de <strong>be</strong>trokkene voor de rechtbank te dagvaarden, ofwel door een onderzoeksrechter te<br />

doen overgaan tot een onderzoek van het dossier.<br />

Aan het einde van die procedures kunnen, door de rechtbank, strafrechtelijke sancties<br />

worden uitgesproken.<br />

De hiervoor uiteengezette procedure is ook van toepassing bij de strafrechtelijke<br />

<strong>be</strong>teugeling van overtredingen op het stuk van de btw, onder voor<strong>be</strong>houd evenwel:<br />

- dat de ambtenaren over een machtiging moeten <strong>be</strong>schikken om strafbare feiten<br />

op geldige wijze ter kennis te brengen van de procureur des Konings<br />

(z. Wetboek, art. 74, § 2, en nr. 655/3);<br />

- dat de procureur des Konings het advies kan vragen van de <strong>be</strong>voegde<br />

gewestelijke directeur van de administratie die de btw onder haar <strong>be</strong>voegdheid<br />

heeft (z. Wetboek, art. 74, § 3, en nr. 655/4);


"Hoofdstuk XIX bis : Strafrechtelijke sancties" 1560<br />

- dat tijdens de akte van rechtspleging de fiscale ambtenaren slechts als getuige<br />

mogen worden gehoord (z. Wetboek, art. 74bis, en nr. 655/7).<br />

655/2. De strafvordering (Wetboek, art. 74, § 1).<br />

De strafvordering wordt uitgeoefend door het openbaar ministerie.<br />

Meestal wordt de strafvordering ingesteld door het openbaar ministerie zelf. Als<br />

algemene regel is er bijvoor<strong>be</strong>eld niet vereist dat de <strong>be</strong>nadeelde partij een klacht<br />

heeft ingediend.<br />

De Staat kan de strafvordering uitoefenen in alle gevallen waarin hij kennis heeft van<br />

de strafbare feiten (z. nr. 654). Dit is bijvoor<strong>be</strong>eld zo wanneer een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte, het opstellen van valse<br />

facturen, het met <strong>be</strong>drieglijk opzet niet inschrijven van facturen of het niet houden<br />

van factuurboeken.<br />

655/3. Rol van de fiscale ambtenaren. Verplichting om feiten ter kennis te brengen aan<br />

het openbaar ministerie. Vereiste machtiging (Wetboek, art. 74, § 2).<br />

Iedere gestelde overheid, ieder openbaar officier of ambtenaar die in de uitoefening<br />

van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of van een wan<strong>be</strong>drijf, is verplicht:<br />

- daarvan dadelijk <strong>be</strong>richt te geven aan de procureur des Konings bij de<br />

rechtbank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wan<strong>be</strong>drijf is gepleegd<br />

of de verdachte zou kunnen worden gevonden;<br />

- aan die magistraat alle des<strong>be</strong>treffende inlichtingen, processen-verbaal en akten<br />

te doen toekomen, (z. art. 29, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering).<br />

Nochtans, om feiten die, naar luid van de <strong>be</strong>lastingwetten en van de ter uitvoering<br />

ervan genomen <strong>be</strong>sluiten strafrechtelijk strafbaar zijn, ter kennis te brengen van de<br />

procureur des Konings moeten de ambtenaren van de administratie die de directe<br />

<strong>be</strong>lastingen onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft, de ambtenaren van de administratie die de<br />

btw onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft en de ambtenaren van de administratie van de<br />

bijzondere <strong>be</strong>lastinginspectie, <strong>be</strong>schikken over een machtiging van de gewestelijke<br />

directeur onder wie zij ressorteren (z. artikel 29, tweede lid, van het Wetboek van<br />

Strafvordering).<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1561 "Hoofdstuk XIX bis : Strafrechtelijke sancties"<br />

Op het stuk van de btw kan het openbaar ministerie bijgevolg geen vervolging<br />

instellen indien het kennis heeft gekregen van de feiten, ten gevolge van een klacht<br />

of een aangifte van een ambtenaar die niet de machtiging had waarvan hierboven<br />

sprake (z. Wetboek, art. 74, § 2).<br />

Daarentegen is geen machtiging vereist om aan de procureur des Konings feiten ter<br />

kennis te brengen die strafrechtelijk strafbaar zijn krachtens andere dan de<br />

<strong>be</strong>lastingwetten en -<strong>be</strong>sluiten.<br />

655/4. De vraag om advies van de procureur des Konings (Wetboek, art. 74, § 3).<br />

De procureur des Konings die een vervolging instelt wegens feiten die naar luid van<br />

het Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen <strong>be</strong>sluiten strafrechtelijk<br />

strafbaar zijn, kan het advies vragen van de <strong>be</strong>voegde gewestelijke directeur van de<br />

administratie die de btw onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft.<br />

De procureur des Konings voegt het feitenmateriaal waarover hij <strong>be</strong>schikt, bij zijn<br />

verzoek om advies. De gewestelijke directeur dient binnen vier maanden na de<br />

ontvangst van het aan hem gerichte verzoek hierop te antwoorden.<br />

De procureur des Konings vraagt natuurlijk geen advies indien hij met de feiten<br />

<strong>be</strong>kend is geraakt ingevolge een klacht die is ingediend of een aangifte die is gedaan<br />

door ambtenaren van de <strong>be</strong>lasting<strong>be</strong>sturen van de FOD Financiën, die daartoe<br />

<strong>be</strong>hoorlijk gemachtigd zijn (z. nr. 655/3).<br />

In geen geval schorst het verzoek om advies de strafvordering.<br />

655/5. Gelijktijdig <strong>be</strong>staan van een geschil inzake <strong>be</strong>lasting (Wetboek, art. 74, § 4,<br />

opgeheven).<br />

655/6. Verjaring van de strafvordering.<br />

De verjaringstermijn van de strafvordering (een wan<strong>be</strong>drijf) is vijf jaar (artikel 21<br />

van de Voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering.


"Hoofdstuk XIX bis : Strafrechtelijke sancties" 1562<br />

655/7. Berechtiging van de zaak. Het horen van fiscale ambtenaren als getuigen<br />

(Wetboek, art. 74bis).<br />

De ambtenaren van de administratie die de btw onder haar <strong>be</strong>voegdheid heeft en de<br />

ambtenaren van de administratie van de bijzondere <strong>be</strong>lastinginspectie mogen, op<br />

straffe van nietigheid van de akte van rechtspleging, slechts als getuige worden<br />

gehoord.<br />

Deze <strong>be</strong>perking is evenwel niet van toepassing:<br />

- op de bij het parket gedetacheerde ambtenaren van die administraties<br />

(artikel 71 van de wet van 28 decem<strong>be</strong>r 1992 houdende fiscale, financiële en<br />

diverse <strong>be</strong>palingen);<br />

- op de ambtenaren van die administraties die ter <strong>be</strong>schikking zijn gesteld van de<br />

Centrale dienst voor de <strong>be</strong>strijding van de georganiseerde economische en<br />

financiële delinquentie (artikel 31 van de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering<br />

van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit).<br />

655/8. Maatregel met het oog op de invordering van aan de Staat verschuldigde<br />

sommen.<br />

Voor de strafrechtbank die uitspraak moet doen over een overtreding inzake btw, die<br />

met <strong>be</strong>drieglijk inzicht is <strong>be</strong>gaan, kan de Staat zich burgerlijke partij stellen om<br />

schadevergoeding te eisen voor een <strong>be</strong>drag dat gelijk is aan het totaal van de<br />

ontdoken <strong>be</strong>lasting, van de door de wet <strong>be</strong>paalde administratieve geldboeten en van<br />

de vervolgingskosten. (Overigens worden de fiscale boeten gecumuleerd met de<br />

strafrechtelijke boeten).<br />

(1 februari 2012)


656. Juridische basis.<br />

(1 februari 2012)<br />

1563 "HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten"<br />

HOOFDSTUK XX<br />

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING TUSSEN<br />

DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE (E.U.)<br />

OP HET VLAK VAN DE <strong>BTW</strong><br />

De administratieve samenwerking tussen de lidstaten van de E.U. op het vlak van de<br />

btw is gebaseerd op één <strong>be</strong>langrijk juridisch instrument:<br />

- de Verordening (EU) Nr. 904/2010 van de Raad, van 7 okto<strong>be</strong>r 2010,<br />

<strong>be</strong>treffende de administratieve samenwerking en de <strong>be</strong>strijding van fraude op<br />

het gebied van de <strong>be</strong>lasting over de toegevoegde waarde.<br />

De administratieve samenwerking steunde voordien op de Verordening (EG)<br />

Nr. 1798/2003 van de Raad van 7 okto<strong>be</strong>r 2003. Ten gevolge van herhaaldelijke<br />

wijzigingen waarvan deze verordening het voorwerp uitmaakte, werd er <strong>be</strong>slist om<br />

over te gaan tot zijn herschikking. Deze verordening werd (bijgevolg) opgeheven<br />

vanaf 1 januari 2012 en vervangen door de Verordening (EU) Nr. 904/2010 van de<br />

Raad van 7 okto<strong>be</strong>r 2010, hierna genoemd “de Verordening”.<br />

De Verordening maakt een zekere decentralisatie van de <strong>be</strong>voegde autoriteit<br />

mogelijk door de aanwijzing van verbindingsdiensten (art. 4.2 van de Verordening),<br />

die over een territoriale <strong>be</strong>voegdheid en/of een specifieke functionele <strong>be</strong>voegdheid<br />

<strong>be</strong>schikken. De <strong>be</strong>voegde autoriteit van elke lidstaat kan bovendien, onder de door<br />

haar <strong>be</strong>paalde voorwaarden, <strong>be</strong>voegde ambtenaren (art. 4.3 van de Verordening)<br />

aanwijzen die rechtstreeks inlichtingen kunnen uitwisselen. Dit laat een snelle<br />

uitwisseling van inlichtingen (VIES) en een automatische toegang tot deze<br />

inlichtingen toe, en omvat daarbij naast de informatie die voordien reeds<br />

overgemaakt was, ook nieuwe informatie over de <strong>be</strong>lastingplichtigen en hun<br />

verrichtingen.


"HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten" 1564<br />

Eén van de doelstellingen van de Verordening is inderdaad de snelheid en de<br />

efficiëntie van de internationale samenwerking op btw-vlak te ver<strong>be</strong>teren, met het<br />

oog op een doeltreffende strijd tegen zowel de <strong>be</strong>lastingontwijking als de<br />

<strong>be</strong>lastingontduiking. Deze <strong>be</strong>lastingontwijking en <strong>be</strong>lastingontduiking leiden niet<br />

alleen tot inkomstenderving voor de <strong>be</strong>grotingen van zowel de lidstaten als de<br />

Europese Unie, maar <strong>be</strong>tekenen ook een inbreuk op het <strong>be</strong>ginsel van fiscale<br />

rechtvaardigheid en kunnen verstoringen in het kapitaalverkeer en in de<br />

concurrentievoorwaarden veroorzaken en heb<strong>be</strong>n aldus een negatieve invloed op de<br />

werking van de interne markt.<br />

De volgende vormen van internationale samenwerking vallen buiten deze<br />

<strong>handleiding</strong>:<br />

- de overeenkomst inzake wederzijdse bijstand in Benelux-verband (ter zake<br />

geldt de Benelux Algemene Samenwerkingsovereenkomst en het aanvullend<br />

Belastingprotocol van 29 april 1969). Deze laatste werd gewijzigd door de Wet<br />

houdende de instemming met het Protocol en de gezamenlijke Verklaring,<br />

ondertekend te Brussel op 17 april 2007. Deze Samenwerkingsovereenkomst<br />

kan nog steeds worden aangewend tussen de <strong>be</strong>trokken landen en heeft soms<br />

een bredere werking dan de Verordening;<br />

- het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in fiscale<br />

aangelegenheden (OESO-verdrag - Straatsburg 25/01/1988), dat België in<br />

relatie brengt met <strong>be</strong>paalde Staten. Dit Verdrag kan aangewend worden met<br />

derde landen (buiten de Europese Unie b.v. Noorwegen, de V.S.) die het ook<br />

geratificeerd heb<strong>be</strong>n. Dit Verdrag kan voor de uitwisseling van inlichtingen<br />

m.b.t. de btw worden aangewend indien <strong>be</strong>ide contracterende partijen de btw<br />

specifiek vermelden in de bijlagen (voor België, zie bijlage A van het<br />

Verdrag);<br />

- de Regeling van 4 februari 2004, tussen de <strong>be</strong>voegde autoriteiten van<br />

Nederland en België, inzake de uitwisseling van inlichtingen ter vervanging<br />

van de Regeling van 25 septem<strong>be</strong>r 1997 en verschenen in het Belgisch<br />

Staatsblad op 5 augustus 2004;<br />

- de Regeling van 10 juli 2002, tussen de <strong>be</strong>voegde autoriteiten van Frankrijk en<br />

België, inzake de uitwisseling van inlichtingen en administratieve samenwerking<br />

ter <strong>be</strong>strijding van het ontgaan en het ontduiken van <strong>be</strong>lasting en<br />

verschenen in het Belgisch Staatsblad op 25 okto<strong>be</strong>r 2002;<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1565 "HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten"<br />

- de Overeenkomst van 23 juni 2006, tussen de <strong>be</strong>voegde autoriteiten van de<br />

Franse Republiek en het Koninkrijk België met <strong>be</strong>trekking tot een grensoverschrijdend<br />

dispositief inzake de rechtstreekse uitwisseling van fiscale<br />

inlichtingen;<br />

- de Regeling tussen België en Nederland van 01 april 2008, ter vervanging van<br />

de Regeling van 3 juni 1998, die de modaliteiten <strong>be</strong>paalt met <strong>be</strong>trekking tot de<br />

aanwezigheid van <strong>be</strong>lastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied<br />

van de andere Staat ten <strong>be</strong>hoeve van het <strong>be</strong>lastingonderzoek.<br />

657. Bevoegde Autoriteiten<br />

Eerste Afdeling. - Uitwisseling van inlichtingen<br />

Om geldig te zijn moet een uitwisseling van inlichtingen steeds gerealiseerd worden<br />

tussen <strong>be</strong>voegde autoriteiten. Een uitwisseling die niet gerealiseerd is tussen<br />

<strong>be</strong>voegde autoriteiten heeft de ongeldigheid van de verkregen inlichtingen tot gevolg.<br />

Voor de toepassing van deze Verordening in België heeft, overeenkomstig art. 3 van<br />

de Verordening, de Minister van Financiën, bij ministerieel <strong>be</strong>sluit van 27 april 2010<br />

en gepubliceerd in het BS op 3 mei 2010, deze <strong>be</strong>voegde autoriteit gedelegeerd aan<br />

de Voorzitter van het Directiecomité, die kan subdelegeren.<br />

Iedere lidstaat wijst bovendien één centraal verbindingsbureau aan dat bij delegatie<br />

de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de contacten met de andere lidstaten<br />

(art. 4.1 van de Verordening). In België is bij de FOD Financiën een centraal<br />

verbindingsbureau opgericht. Bij Ministerieel Besluit van 23 juli 1997 werd een<br />

centrale eenheid voor de internationale en administratieve samenwerking (CEIAS)<br />

opgericht. Het centraal verbindingsbureau is echter <strong>be</strong>ter gekend onder zijn Engelse<br />

<strong>be</strong>naming "Central Liaison Office” (CLO).<br />

Het CLO is de <strong>be</strong>voegde autoriteit die instaat voor het effectieve <strong>be</strong>heer en de<br />

coördinatie van de internationale uitwisseling van inlichtingen op het vlak van de<br />

heffing van de btw. Deze taak omvat, naast hetgeen hierna wordt omschreven, het<br />

praktisch <strong>be</strong>heer van de uitwisseling van inlichtingen, op verzoek, automatisch of<br />

spontaan.


"HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten" 1566<br />

Bovendien kan de <strong>be</strong>voegde autoriteit van een lidstaat andere verbindingsdiensten of<br />

<strong>be</strong>voegde ambtenaren aanwijzen (art. 4.2 en 4.3 van de Verordening) die rechtstreeks<br />

inlichtingen kunnen uitwisselen. De ambtenaren die deelnemen aan gelijktijdige<br />

controles kunnen derhalve, onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden, gemachtigd worden<br />

rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen (art. 4.4 van de Verordening).<br />

Het CLO <strong>be</strong>vestigt of ontkent, naargelang het geval, dat een aan een <strong>be</strong>lastingplichtige<br />

leverancier of dienstverrichter (die intracommunautaire handelingen<br />

verricht) medegedeeld btw-identificatienummer geldig is en toegekend is aan de<br />

persoon met de naam of de <strong>be</strong>naming en het adres zoals opgegeven door deze<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige. Op verzoek <strong>be</strong>vestigt het CLO haar antwoord schriftelijk. De<br />

<strong>be</strong>vestiging geldt slechts voor het moment van de raadpleging van de elektronische<br />

<strong>be</strong>standen. Die datum wordt in geval van schriftelijke <strong>be</strong>vestiging overigens<br />

uitdrukkelijk vermeld en heeft tot gevolg dat het <strong>be</strong>trokken nummer <strong>be</strong>staat en 'actief'<br />

is op het ogenblik van de raadpleging.<br />

658. Types van informatie-uitwisseling.<br />

De uitwisseling van inlichtingen kan worden onderverdeeld in niveaus.<br />

A. Elektronische gegevensuitwisseling.<br />

a. Bevestiging van de geldigheid van btw-identificatienummers.<br />

De <strong>be</strong>voegde autoriteit van een lidstaat consulteert te allen tijde rechtstreeks de<br />

elektronische gegevensbanken van alle lidstaten, om <strong>be</strong>vestiging te krijgen van<br />

de geldigheid van een btw-identificatienummer.<br />

De <strong>be</strong>vestiging van de geldigheid van btw-identificatienummers kan ook<br />

<strong>be</strong>komen worden via een website van de Europese Commissie, directoraat<br />

TAXUD: http://ec.europa.eu/taxation_customs/vies/vieshome.do<br />

Afhankelijk van het land wordt het btw-identificatienummer gekoppeld aan een<br />

naam en een adres (wat het geval is voor een Belgisch btwidentificatienummer).<br />

Deze site kan ook een schriftelijke <strong>be</strong>vestiging afleveren<br />

als een <strong>be</strong>lastingplichtige die de validatie aanvraagt zijn eigen btwidentificatienummer<br />

meedeelt.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1567 "HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten"<br />

b. Inlichtingen op basis van de intracommunautaire opgaven (art. 21)<br />

De <strong>be</strong>voegde autoriteit van een lidstaat verkrijgt automatisch en onverwijld van<br />

elke andere lidstaat de volgende inlichtingen:<br />

- de btw-identificatienummers die zijn toegekend door de lidstaat die de<br />

inlichtingen ontvangt;<br />

- de totale waarde van alle intracommunautaire goederenleveringen en de<br />

totale waarde van alle intracommunautaire diensten die verricht zijn voor<br />

personen aan wie onder vorig punt <strong>be</strong>doelde btw-identificatienummers<br />

zijn toegekend door alle handelaren die in de lidstaat die de inlichtingen<br />

verschaft een btw-identificatienummer heb<strong>be</strong>n gekregen. Deze waarde<br />

wordt uitgedrukt in de munteenheid van de lidstaat die de inlichtingen<br />

verschaft en heeft <strong>be</strong>trekking op de overeenkomstig art. 263 van Richtlijn<br />

2006/112/EG voor iedere <strong>be</strong>lastingplichtige vastgestelde tijdvakken voor<br />

indiening van de lijsten (t.t.z. per kalenderkwartaal of maandelijks). Deze<br />

uitbreiding tot de diensten vloeit voort uit Richtlijn 2008/8/EG (van<br />

12 februari 2008) tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG (van<br />

28 novem<strong>be</strong>r 2006).<br />

Wanneer het nodig geacht wordt de intracommunautaire verwervingen van<br />

goederen of de intracommunautaire verrichtingen van dienstprestaties te<br />

controleren, verkrijgt de <strong>be</strong>voegde autoriteit van een lidstaat rechtstreeks en<br />

onverwijld toegang tot volgende inlichtingen:<br />

- de btw-identificatienummers in de lidstaat die de inlichtingen verschaft<br />

van al de personen die intracommunautaire leveringen van goederen of<br />

diensten heb<strong>be</strong>n verricht, per afnemer die voor btw-doeleinden<br />

geïdentificeerd is in de lidstaat die de inlichtingen ontvangt;<br />

- de totale waarde van deze leveringen van goederen en diensten door elk<br />

van deze leveranciers en verstrekker van diensten aan elke afnemer die<br />

voor btw-doeleinden geïdentificeerd is in de lidstaat die de inlichtingen<br />

ontvangt. Deze waarde wordt uitgedrukt in de munteenheid van de<br />

lidstaat die de inlichtingen verschaft en heeft <strong>be</strong>trekking op de<br />

overeenkomstig art. 263 van Richtlijn 2006/112/EG voor iedere<br />

<strong>be</strong>lastingplichtige vastgestelde tijdvakken voor indiening van de lijsten<br />

(t.t.z. per kalenderkwartaal of maandelijks). Deze uitbreiding tot de<br />

diensten vloeit voort uit Richtlijn 2008/8/EG van (12 februari 2008) tot<br />

wijziging van Richtlijn 2006/112/EG (van 28 novem<strong>be</strong>r 2006).


"HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten" 1568<br />

Anderzijds kan men een lidstaat vragen stellen over een handeling waarbij de<br />

verzoekende lidstaat niet <strong>be</strong>trokken is.<br />

B. Uitwisseling van inlichtingen op verzoek, automatisch en spontaan<br />

a. Uitwisseling van inlichtingen op verzoek (art. 7 van de Verordening)<br />

Wanneer de bovengenoemde informatie ontoereikend is, kunnen te allen tijde<br />

bijkomende inlichtingen worden gevraagd. De aangezochte lidstaat verstrekt de<br />

inlichtingen zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie maanden na ontvangst van<br />

het verzoek.<br />

Deze termijn is echter ingevolge art. 10 van de Verordening ingekort tot één<br />

maand, indien deze inlichtingen reeds voorhanden zijn zonder verplaatsing<br />

naar de <strong>be</strong>lastingplichtige.<br />

Deze bijkomende inlichtingen zijn niet <strong>be</strong>perkt tot de intracommunautaire<br />

leveringen en de daarmee gelijkgestelde diensten, maar ook uitgebreid naar<br />

andere handelingen die de juiste toepassing van de btw toelaten.<br />

b. Uitwisseling van inlichtingen zonder voorafgaand verzoek<br />

Deze uitwisselingen van inlichtingen zonder voorafgaand verzoek zijn<br />

mogelijk in de volgende gevallen:<br />

- wanneer de <strong>be</strong>lastingheffing wordt geacht plaats te vinden in de lidstaat<br />

van <strong>be</strong>stemming en de doeltreffendheid van het controlesysteem<br />

noodzakelijkerwijze afhangt van de door de lidstaat van oorsprong<br />

verstrekte inlichtingen;<br />

- wanneer een lidstaat gegronde redenen heeft om aan te nemen dat in de<br />

andere lidstaat een inbreuk op de btw-wetgeving heeft of vermoedelijk<br />

heeft plaatsgevonden;<br />

- wanneer in de andere lidstaat gevaar voor <strong>be</strong>lastingderving <strong>be</strong>staat.<br />

Bepaalde categorieën en subcategorieën van inlichtingen die het voorwerp<br />

uitmaken van een automatische uitwisseling worden gedefinieerd in de<br />

Verordening (EU) nr. 79/2012 van de Commissie van 31 januari 2012 tot<br />

vaststelling van nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele <strong>be</strong>palingen van<br />

Verordening (EU) nr. 904/2010.<br />

(1 februari 2012)


659. Inleiding.<br />

(1 februari 2012)<br />

1569 "HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten"<br />

De <strong>be</strong>voegde autoriteiten van de lidstaten kunnen bovendien elkaar in alle<br />

omstandigheden spontaan mededeling doen van alle inlichtingen die de juiste<br />

toepassing van de btw toelaten.<br />

Afdeling 2. - Actieve samenwerking: aanwezigheid<br />

van ambtenaren op het grondgebied van<br />

een andere lidstaat en gelijktijdige controles<br />

Door de toenemende grensoverschrijdende transacties dienen de lidstaten in hun<br />

controleprogramma's ook rekening te houden met een verhoogd risico op het vlak<br />

van een correcte inning van de btw. Lidstaten dienen ook rekening te houden met een<br />

toenemend aantal ondernemingen, die intracommunautaire handelingen verrichten<br />

binnen hun groep van dochterondernemingen en gelieerde <strong>be</strong>drijven, waarvoor het<br />

voor de <strong>be</strong>lastingadministratie van één lidstaat moeilijk wordt een totaal <strong>be</strong>eld te<br />

heb<strong>be</strong>n van de groep. Multilaterale controles en/of een aanwezigheid van ambtenaren<br />

op elkaars grondgebied zijn een middel om deze nieuwe uitdagingen aan te kunnen.<br />

660. Aanwezigheid van ambtenaren op het grondgebied van een andere lidstaat.<br />

- Aanwezigheid in de kantoren van de <strong>be</strong>lastingadministratie van de<br />

aangezochte lidstaat (art. 28.1 van de Verordening)<br />

Onderzoeken kunnen worden vergemakkelijkt en <strong>be</strong>spoedigd indien de<br />

ambtenaren zelf het <strong>be</strong>lastingdossier met o.a. de <strong>be</strong>lastingaangiften en hun<br />

onderliggende documenten, kunnen inzien op de <strong>be</strong>lastingkantoren van een<br />

andere lidstaat. Hiertoe <strong>be</strong>staat de mogelijkheid, mits die ambtenaar naar<br />

<strong>be</strong>horen is gemandateerd door de verzoekende autoriteit van zijn land en mits<br />

dit <strong>be</strong>zoek met instemming van de aangezochte autoriteit van het andere land<br />

geschiedt. De aanwezigheid in de administratiekantoren ge<strong>be</strong>urt met het oog op<br />

de uitwisseling van inlichtingen, die de juiste toepassing van de btw toelaten,<br />

en onder de door de aangezochte autoriteit vastgestelde voorwaarden.


"HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten" 1570<br />

Door de werking van art. 4.4 van de Verordening zijn deze ambtenaren ook<br />

<strong>be</strong>voegd om rechtsgeldig rechtstreeks met elkaar inlichtingen uit te wisselen,<br />

zonder tussenkomst van het CLO of een aangestelde verbindingsdienst. Zij<br />

dienen echter te allen tijde in het <strong>be</strong>zit te zijn van een schriftelijke opdracht<br />

waarin hun identiteit en hun officiële hoedanigheid zijn vermeld.<br />

- Aanwezigheid bij administratieve onderzoeken (art. 28.2 van de<br />

Verordening)<br />

Indien een administratief onderzoek in een lidstaat aantoont dat, gelet<br />

bijvoor<strong>be</strong>eld op de complexiteit van het dossier, de aanwezigheid van de<br />

collega van de verzoekende lidstaat noodzakelijk is, kunnen lidstaten gebruik<br />

maken van de toepassing van art. 28.2 van de Verordening om een ambtenaar<br />

te laten bijstaan door de collega van de verzoekende lidstaat, steeds met het<br />

oog op het inzamelen van inlichtingen die de juiste toepassing van de btw<br />

toelaten.<br />

Ook hier is op grond van art. 4.4 van de Verordening een rechtstreekse<br />

rechtsgeldige uitwisseling van inlichtingen mogelijk en dienen de <strong>be</strong>trokken<br />

ambtenaren <strong>be</strong>hoorlijk gemandateerd te zijn.<br />

661. Gelijktijdige controles: art. 29 en art. 30 van de Verordening.<br />

Lidstaten kunnen overeenkomen om, ieder op zijn grondgebied, gelijktijdige<br />

controles te organiseren van de situatie van één of meer <strong>be</strong>lastingplichtigen die voor<br />

die lidstaten een gemeenschappelijk of complementair <strong>be</strong>lang vertegenwoordigen.<br />

Die gelijktijdige boekenonderzoeken worden georganiseerd wanneer die efficiënter<br />

lijken dan een controle door slechts één lidstaat uitgevoerd.<br />

De voorwaarden waaronder deze controles kunnen plaatsvinden zijn vermeld in<br />

art. 30 van de Verordening. Zo stelt de lidstaat zelfstandig vast welke <strong>be</strong>lastingplichtig(en)<br />

hij voornemens is (zijn) te controleren.<br />

De <strong>be</strong>trokken aangezochte lidstaten <strong>be</strong>slissen vervolgens of zij aan deze gelijktijdige<br />

boekenonderzoeken wensen deel te nemen en melden dat zij het voorstel aanvaarden<br />

of delen via een gemotiveerd antwoord mede waarom zij dit voorstel afwijzen.<br />

De Europese Commissie kan deze controles financieel ondersteunen door middel van<br />

de Fiscalis <strong>be</strong>schikking nr. 1482/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad<br />

van 11 decem<strong>be</strong>r 2007.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1571 "HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten"<br />

Afdeling 3. - Voorwaarden voor de uitwisseling van inlichtingen<br />

(Hoofdstuk XV van de Verordening (EU) Nr. 904/2010).<br />

662. Modaliteiten voor uitwisseling van inlichtingen.<br />

De inlichtingen dienen zoveel mogelijk via elektronische weg te worden<br />

uitgewisseld. Deze uitwisseling ge<strong>be</strong>urt via een <strong>be</strong>veiligd netwerk tussen de lidstaten<br />

met gemeenschappelijke interface en met <strong>be</strong>hulp van specifieke formulieren.<br />

662/2. (Opgeheven).<br />

662/3. Vereisten <strong>be</strong>treffende de uitwisseling van inlichtingen.<br />

De inlichtingen uitgewisseld in het kader van deze Verordening worden echter<br />

verstrekt onder <strong>be</strong>paalde voorwaarden (art. 54 van de Verordening):<br />

1. het aantal en de aard van de binnen een <strong>be</strong>paalde periode door de verzoekende<br />

autoriteit ingediende verzoeken om inlichtingen mogen de aangezochte<br />

autoriteit administratief niet onevenredig zwaar <strong>be</strong>lasten;<br />

2. de verzoekende autoriteit voor het verkrijgen van inlichtingen dient eerst<br />

<strong>be</strong>roep te heb<strong>be</strong>n gedaan op alle gebruikelijke bronnen die zij in de gegeven<br />

omstandigheden had kunnen <strong>be</strong>nutten zonder het verkrijgen van het <strong>be</strong>oogde<br />

resultaat in gevaar te brengen.<br />

Wettelijke gronden tot weigering om inlichtingen te verstrekken, zijn o.a. wanneer de<br />

nationale wetgeving van die lidstaat (inzonderheid de eigen nationale<br />

controleprocedures) verhindert een onderzoek in te stellen (art. 54.2, 54.3 van de<br />

Verordening) of indien het verstrekken van die inlichtingen zou leiden tot de<br />

onthulling van commercieel, industrieel of <strong>be</strong>roepsgeheim of informatie waarvan de<br />

onthulling in strijd is met de openbare orde (art. 54.4 van de Verordening).<br />

Wanneer de aangezochte autoriteit niet in staat is om omwille van één van de<br />

opgesomde redenen de verzoekende autoriteit de gevraagde inlichtingen te<br />

verschaffen, stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit in kennis van de<br />

redenen voor afwijzing van het verzoek om bijstand (art. 54.6 van de Verordening).


"HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten" 1572<br />

662/4 Vertrouwelijk karakter van de inlichtingen (art. 55 van de Verordening).<br />

De krachtens de Verordening (EU Nr. 904/2010) in welke vorm dan ook verstrekte<br />

inlichtingen zijn vertrouwelijk. Zij vallen onder het <strong>be</strong>roepsgeheim en genieten de<br />

<strong>be</strong>scherming waarin voor soortgelijke inlichtingen wordt voorzien door de nationale<br />

wetgeving van de ontvangende lidstaat en door de overeenkomstige <strong>be</strong>palingen die<br />

voor de communautaire autoriteiten gelden. Dit <strong>be</strong>tekent dat op de verkregen<br />

inlichtingen van de andere lidstaten inzake de geheimhoudingsplicht de Belgische<br />

nationale wetgeving van toepassing is (o.a. art. 93bis en art. 93terdecies van het Btw-<br />

Wetboek en de wet inzake "Openbaarheid van <strong>be</strong>stuur van 11 april 1994") (art. 55.1,<br />

1 ste lid, van de Verordening).<br />

Deze verstrekte inlichtingen mogen worden gebruikt voor de vaststelling van de<br />

grondslag, de inning of de administratieve controle van de <strong>be</strong>lastingen (art. 55.1,<br />

lid 2, van de Verordening).<br />

Bovendien kunnen deze inlichtingen worden gebruikt in gerechtelijke procedures,<br />

die kunnen leiden tot eventuele toepassing van sancties, en die worden ingesteld in<br />

verband met inbreuken op de <strong>be</strong>lastingwetgeving, onverminderd de algemene regels<br />

en de wettelijke <strong>be</strong>palingen <strong>be</strong>treffende de rechten van verdachten en getuigen in<br />

deze procedures (art. 55.1, lid 4, van de Verordening). Uiteraard dienen hiervoor de<br />

geldende nationale regels te worden gevolgd die in België van toepassing zijn.<br />

De lidstaat die de inlichtingen verstrekt, staat ook toe dat de inlichtingen in de<br />

lidstaat van de verzoekende autoriteit ook voor andere doeleinden kan worden<br />

gebruikt, indien de wetgeving van de lidstaat van de aangezochte autoriteit het<br />

gebruik van de inlichtingen voor soortgelijke doeleinden toestaat (art. 55.3 van de<br />

Verordening). Dit <strong>be</strong>tekent dat ingevolge de <strong>be</strong>perking van art. 61, § 1, laatste lid,<br />

van het Btw-Wetboek, de individuele gegevens van het Nationaal Instituut voor<br />

Statistiek (tegenwoordig Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie<br />

van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie geheten)<br />

elders niet gebruikt mogen worden voor <strong>be</strong>lastingdoeleinden.<br />

De lidstaat die op zijn verzoek inlichtingen ontvangen heeft van de aangezochte<br />

autoriteit en van mening is dat deze inlichtingen ook van nut kunnen zijn voor een<br />

derde <strong>be</strong>trokken lidstaat, kan deze doorzenden naar die derde lidstaat. Zij stelt de<br />

aangezochte autoriteit daarvan vooraf in kennis. Dit is vooral van <strong>be</strong>lang in het<br />

verwerven van inlichtingen bij driehoeksverkeer, waarbij bijvoor<strong>be</strong>eld lidstaat B als<br />

verzoekende lidstaat, de lidstaat C inlicht van de <strong>be</strong>komen inlichtingen van lidstaat<br />

A.<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)<br />

1573 "HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten"<br />

De aangezochte autoriteit kan het doorgeven van deze inlichtingen aan een derde<br />

lidstaat verbinden aan de voorwaarde dat zij daar vooraf mee moet instemmen. Dit<br />

vindt hoofdzakelijk zijn toepassing in het doorgeven van gevoelige informatie (b.v.<br />

<strong>be</strong>talingsmodaliteiten) (art. 55.4 van de Verordening).<br />

Artikel 55.5 van de Verordening <strong>be</strong>paalt dat de lidstaten rekening moeten houden<br />

met de reikwijdte van de verplichtingen en rechten, neergelegd in art. 10, art. 11.1 en<br />

de artikels 12 en 21 van de Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de<br />

Raad van 24 okto<strong>be</strong>r 1995 <strong>be</strong>treffende de <strong>be</strong>scherming van natuurlijke personen in<br />

verband met de verwerking van persoonsgegevens en <strong>be</strong>treffende het vrije verkeer<br />

van die gegevens.<br />

Dit <strong>be</strong>tekent dat de lidstaten met <strong>be</strong>trekking tot de wet in het kader van<br />

"Openbaarheid van <strong>be</strong>stuur" op het vlak van de uitwisseling van gegevens in het<br />

kader van de Verordening rekening dienen te houden met de <strong>be</strong>perkingen en<br />

uitzonderingen van art. 13 van eerder geciteerde Richtlijn 95/46/EG, met name de<br />

<strong>be</strong>langrijke economische en financiële <strong>be</strong>langen van de lidstaat of van de Europese<br />

Unie, met in<strong>be</strong>grip van de monetaire, budgettaire of fiscale aangelegenheden (letter e<br />

van art. 13). Voor elke vraag om inzage van een dossier moet rekening worden<br />

gehouden met bovenvermelde criteria en met bijvoor<strong>be</strong>eld de motivering of de<br />

controlestrategie waarom inlichtingen, die in het kader van een verzoek van een<br />

andere lidstaat werden opgespoord, niet mogen medegedeeld worden aan de<br />

<strong>be</strong>lastingplichtigen.<br />

663. Overleg- & coördinatieprocedures.<br />

Tussen de <strong>be</strong>voegde autoriteiten van alle lidstaten en de Europese Commissie wordt<br />

multilateraal overleg gepleegd inzake administratieve samenwerking op het gebied<br />

van de btw. In het kader van de Verordening wordt overeenkomstig art. 58 de<br />

Commissie bijgestaan door het Permanent Comité inzake administratieve<br />

samenwerking op het gebied van de indirecte <strong>be</strong>lastingen. Dit Comité (SCAC-<br />

Comité genoemd) <strong>be</strong>staat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt<br />

voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Europese Commissie.


"HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten" 1574<br />

663/2. Wederzijdse administratieve bijstand.<br />

De <strong>be</strong>palingen van de Verordening laten verdergaande verplichtingen inzake<br />

wederzijdse bijstand welke voortvloeien uit andere rechts<strong>be</strong>sluiten, met in<strong>be</strong>grip van<br />

eventuele bilaterale of multilaterale overeenkomsten, onverlet (art. 60.1 van de<br />

Verordening). Eerdere gemaakte bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de<br />

lidstaten of met andere organisaties zoals de OESO <strong>be</strong>houden hun werking.<br />

Bij het sluiten van nieuwe bilaterale regelingen voor onder deze Verordening<br />

vallende aangelegenheden, <strong>be</strong>halve voor het afwikkelen van een alleenstaand geval,<br />

stellen de <strong>be</strong>trokken lidstaten de Europese Commissie zo spoedig mogelijk in kennis.<br />

De Commissie stelt op haar <strong>be</strong>urt de andere lidstaten daarvan in kennis (art. 60.2 van<br />

de Verordening). Bilaterale overeenkomsten werden en zullen worden afgesloten<br />

vooral met het oog op een intensievere samenwerking op het terrein in de<br />

grensgebieden tussen lidstaten, dikwijls gepaard gaande met een delegatie van de<br />

<strong>be</strong>voegde autoriteit (zie 656).<br />

(1 februari 2012)<br />

Afdeling 4. - Inzameling en gebruik van de inlichtingen door<br />

de Administratie van de btw, registratie en domeinen<br />

(zie Btw-Wetboek, art. 93terdecies).<br />

664. Inzameling en doorzending van de te verstrekken inlichtingen.<br />

De Belgische inlichtingen ten <strong>be</strong>hoeve van de <strong>be</strong>lasting<strong>be</strong>sturen van de andere<br />

lidstaten worden op dezelfde wijze ingezameld als de inlichtingen die de Administratie<br />

van de btw, registratie en domeinen ten eigen <strong>be</strong>hoeve inzamelt. Ze worden<br />

doorgezonden om slechts te worden gebruikt voor de, in de ter zake door de<br />

Europese Gemeenschappen uitgevaardigde reglementeringen, <strong>be</strong>paalde doeleinden.


665. Gebruik van de ontvangen inlichtingen.<br />

(1 februari 2012)<br />

1575 "HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten"<br />

Art. 93terdecies, 2 de lid, van het Btw-Wetboek <strong>be</strong>paalt dat inlichtingen <strong>be</strong>komen van<br />

een andere lidstaat op gelijkaardige wijze kunnen gebruikt worden als gelijkaardige<br />

inlichtingen die de Administratie rechtstreeks inzamelt met in achtname van de door<br />

de Europese Gemeenschappen uitgevaardigde reglementering.<br />

Ingevolge art. 56 van de Verordening kunnen verslagen, verklaringen en overige<br />

<strong>be</strong>scheiden of de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan,<br />

door de <strong>be</strong>voegde instanties van de lidstaat van de verzoekende autoriteit als <strong>be</strong>wijs<br />

worden gebruikt op dezelfde voet als soortgelijke <strong>be</strong>scheiden die door een andere<br />

instantie van het eigen land worden doorgegeven.<br />

Concreet <strong>be</strong>tekent dit dat zij naar analogie worden gebruikt zoals voorzien in<br />

art. 93quaterdecies, § 2 van het Btw-Wetboek. Er dient opgemerkt dat een<br />

verwijzing naar laatstgenoemd artikel niet strikt noodzakelijk is gelet op de directe<br />

werking van de <strong>be</strong>palingen van de Verordening.<br />

Afdeling 5. - Verzoek tot administratieve notificatie.<br />

666. Toepassing van de art. 25 en 27 van de Verordening.<br />

Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit,<br />

overeenkomstig de geldende voorschriften <strong>be</strong>treffende de kennisgeving van de<br />

overeenkomstige akten van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd,<br />

over tot kennisgeving aan de geadresseerde van alle akten en <strong>be</strong>slissingen die uitgaan<br />

van de administratieve autoriteiten en <strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op de toepassing van de<br />

btw-wetgeving op het grondgebied van de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is<br />

gevestigd (art. 25 van de Verordening).<br />

Het CLO is verantwoordelijk voor de bijstand door middel van notificatie.<br />

De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van het<br />

gevolg dat aan het verzoek tot kennisgeving is gegeven en, meer in het bijzonder,<br />

van de datum waarop de kennisgeving van de akte of <strong>be</strong>slissing aan de geadresseerde<br />

heeft plaatsgevonden (art. 27 van de Verordening).


"HOOFDSTUK XX: Adm. samenwerking tussen Lidstaten" 1576<br />

(1 februari 2012)


BIJLAGE I<br />

Ta<strong>be</strong>l van de toepassingsvoorwaarden voor verlaagde btw-tarieven in de<br />

onroerende sector.<br />

(Handleiding nr. 144/2, lid 5)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


VERLAAGD<br />

TARIEF<br />

VAN<br />

(1)<br />

A " G 6 %<br />

E<br />

W<br />

O<br />

N<br />

E "<br />

A, XXXI<br />

GEBOUW IN GEBRUIK<br />

GENOMEN SEDERT<br />

TOEPASSINGSVOORWAARDEN VERLAAGDE <strong>BTW</strong>-TARIEVEN IN DE ONROERENDE SECTOR –<br />

BEDOELDE HANDELINGEN<br />

(2)<br />

(3)<br />

Ten minste 15 jaar "Verbouwing" met uitsluiting<br />

van de reiniging.<br />

PRIVE-WONINGEN<br />

BESTEMMING/AARD VAN<br />

HET GEBOUW<br />

HANDELINGEN VERSTREKT EN<br />

GEFACTUREERD<br />

AAN<br />

(4)<br />

(5)<br />

Woning, hetzij uitsluitend, hetzij Eindverbruiker is een per-<br />

hoofdzakelijk, gebruikt als privésoon die een zakelijk recht<br />

woning.<br />

(eigendom, vruchtgebruik,<br />

enz. …) of een persoonlijk<br />

recht van genot (in het bijzonder<br />

als huurder) op het<br />

gebouw <strong>be</strong>zit.<br />

6 %<br />

1bis (1) Ten minste 5 jaar zie rubriek A, XXXI, hierboven<br />

6 %<br />

A, XXXVII<br />

(1 februari 2012)<br />

Zonder <strong>be</strong>lang Werken in onroerende staat<br />

en de andere handelingen<br />

opgesomd in rubriek XXXI,<br />

§ 3, 3° tot 6°, die tot<br />

voorwerp heb<strong>be</strong>n de afbraak<br />

en de daarmee gepaard<br />

gaande heropbouw van een<br />

woning gelegen in één van<br />

de <strong>be</strong>doelde steden.<br />

Woning, hetzij uitsluitend, hetzij<br />

hoofdzakelijk, gebruikt als privéwoning.<br />

DOOR<br />

(6)<br />

Geregistreerd<br />

aannemer<br />

Bouwheer Geregistreerd<br />

aannemer


B V 6 %<br />

O<br />

O<br />

R<br />

A, XXXII<br />

G<br />

E<br />

H<br />

A<br />

N<br />

D<br />

I<br />

C<br />

A<br />

P<br />

T<br />

E<br />

N<br />

C S<br />

O<br />

C<br />

I<br />

A<br />

L<br />

E<br />

6 %<br />

A, XXXVI<br />

(1 februari 2012)<br />

Zonder <strong>be</strong>lang Werken in onroerende staat<br />

in de zin van artikel 19, § 2,<br />

van het Wetboek (met uitsluiting<br />

van het reinigen) en<br />

de daarmee gelijkgestelde<br />

handelingen.<br />

"Nieuwe" gebouwen Leveringen van gebouwen<br />

en vestigingen, overdrachten<br />

en wederoverdrachten van<br />

zakelijke rechten op gebouwen<br />

die niet vrijgesteld<br />

zijn op grond van art. 44, § 3,<br />

1° van het Wetboek.<br />

Onroerende financieringshuur<br />

of onroerende leasing<br />

<strong>be</strong>doeld in artikel 44, § 3, 2°,<br />

b, van het Wetboek.<br />

Zonder <strong>be</strong>lang Werken in onroerende staat<br />

in de zin van artikel 19, § 2,<br />

van het Wetboek (met uitsluiting<br />

van de reiniging) en<br />

de daarmee gelijkgestelde<br />

handelingen.<br />

Woning<br />

– specifiek aangepast om als<br />

privé-woning door een<br />

gehandicapte te worden<br />

gebruikt<br />

EN<br />

– <strong>be</strong>stemd om te worden<br />

verhuurd door een instelling of<br />

maatschappij <strong>be</strong>doeld in (5)<br />

hiernaast, aan de gehandicapte<br />

die een tegemoetkoming van<br />

een <strong>be</strong>doeld Fonds geniet.<br />

- Gewestelijke<br />

huisvestingsmaatschappijen,<br />

en door<br />

hen erkende<br />

maatschappijen voor<br />

sociale huisvesting;<br />

- provincies,<br />

intercommunales,<br />

gemeenten;<br />

- intercommunale<br />

OCMW’s, OCMW’s.<br />

Idem Idem<br />

Idem Idem<br />

Privé-woningen hieronder <strong>be</strong>doeld.<br />

Publiekrechtelijke en<br />

privaatrechtelijke personen,<br />

hieronder <strong>be</strong>doeld.<br />

Geregistreerd<br />

aannemer<br />

Geregistreerd<br />

aannemer


H<br />

U<br />

I<br />

S<br />

-<br />

V<br />

E<br />

S<br />

T<br />

I<br />

N<br />

G<br />

12 %<br />

B, X<br />

(1 februari 2012)<br />

"Nieuwe" gebouwen Leveringen van gebouwen,<br />

vestigingen en overdrachten<br />

en wederoverdrachten van<br />

zakelijke rechten op gebouwen<br />

die niet zijn vrijgesteld<br />

op grond van art. 44,<br />

§ 3, 1° van het Wetboek.<br />

Onroerende financieringshuur<br />

of onroerende leasing<br />

<strong>be</strong>doeld in het artikel 44, § 3,<br />

2°, b van het Wetboek.<br />

Minder dan 15 jaar Werken in onroerende staat<br />

in de zin van artikel 19, § 2,<br />

van het Wetboek (met uitsluiting<br />

van de reiniging) en<br />

de daarmee gelijkgestelde<br />

handelingen.<br />

Privé-woningen <strong>be</strong>stemd om te<br />

worden verhuurd door de hiernaast<br />

in (5) genoemde instellingen<br />

of maatschappij, als<br />

sociale woningen.<br />

Privé-woningen <strong>be</strong>stemd om te<br />

worden verkocht door de hiernaast<br />

in (5) vermelde maatschappijen<br />

of centra, als sociale<br />

woningen.<br />

Privé-woningen als sociale<br />

woningen geleverd en gefactureerd<br />

door de gewestelijke<br />

huisvestingsmaatschappijen en<br />

de door hen erkende<br />

maatschappijen voor sociale<br />

huisvesting.<br />

Idem<br />

"nieuwe" gebouwen<br />

Privé-woningen hieronder<br />

<strong>be</strong>doeld.<br />

Gewestelijke huisvestingsmaatschappijen<br />

en de door<br />

hen erkende maatschappijen<br />

voor sociale huisvesting.<br />

Gewestelijke huisvestingsmaatschappijen<br />

en de door<br />

hen erkende maatschappijen<br />

voor sociale huisvesting.<br />

Zonder <strong>be</strong>lang<br />

Idem<br />

"nieuwe" gebouwen<br />

Publiekrechtelijke en<br />

privaatrechtelijke personen,<br />

hieronder <strong>be</strong>doeld.<br />

Geregistreerd<br />

aannemer


(1 februari 2012)<br />

"Nieuwe" gebouwen Leveringen van gebouwen,<br />

vestigingen en overdrachten<br />

en wederoverdrachten van<br />

zakelijke rechten op gebouwen<br />

die niet zijn vrijgesteld<br />

op grond van art. 44,<br />

§ 3, 1° van het Wetboek.<br />

Onroerende financieringshuur<br />

of onroerende leasing<br />

<strong>be</strong>doeld in het artikel 44, § 3,<br />

2°, b van het Wetboek.<br />

Privé-woningen <strong>be</strong>stemd om te<br />

worden verhuurd door de hiernaast<br />

in (5) genoemde instellingen<br />

of maatschappij, als<br />

sociale woningen.<br />

Privé-woningen <strong>be</strong>stemd om te<br />

worden verkocht door de hiernaast<br />

in (5) vermelde maatschappijen<br />

of centra, als sociale<br />

woningen.<br />

Privé-woningen als sociale<br />

woningen geleverd en gefactureerd<br />

door de OCMW’s.<br />

Idem<br />

"nieuwe" gebouwen<br />

- Provincies,<br />

intercommunales,<br />

gemeenten;<br />

- intercommunale<br />

OCMW’s, OCMW’s;<br />

- gemengde<br />

holdingmaatschappijen<br />

waarin de overheid een<br />

meerderheid heeft.<br />

OCMW<br />

Zonder <strong>be</strong>lang<br />

Idem<br />

"nieuwe" gebouwen


VERLAAG<br />

D TARIEF<br />

VAN<br />

A V<br />

O<br />

O<br />

R<br />

(1)<br />

6 %<br />

A, XXXIII<br />

G<br />

E<br />

H<br />

A<br />

N<br />

D<br />

I<br />

C<br />

A<br />

P<br />

T<br />

E<br />

N<br />

B A<br />

N<br />

D<br />

E<br />

R<br />

E<br />

12 %<br />

B, X<br />

(1 februari 2012)<br />

GEBOUW IN GEBRUIK<br />

GENOMEN SEDERT<br />

TOEPASSINGSVOORWAARDEN VERLAAGDE <strong>BTW</strong>-TARIEVEN IN DE ONROERENDE SECTOR<br />

GEMEENSCHAPPELIJKE VERBLIJFSINRICHTINGEN VAN SOCIALE AARD<br />

BEDOELDE HANDELINGEN<br />

BESTEMMING/AARD VAN<br />

HET GEBOUW<br />

HANDELINGEN VERSTREKT EN<br />

GEFACTUREERD<br />

(2)<br />

(3)<br />

(4)<br />

(5)<br />

(6)<br />

Zonder <strong>be</strong>lang Werken in onroerende staat Woningcomplexen <strong>be</strong>stemd om Publiekrechtelijk of privaat- Geregistreerd<br />

in de zin van artikel 19, § 2, te worden gebruikt voor de rechtelijk persoon die een aannemer<br />

van het Wetboek (met uit- huisvesting van gehandicapten. instelling <strong>be</strong>heert die, op<br />

sluiting van het reinigen) en<br />

duurzame wijze, in dag- en<br />

de daarmee gelijkgestelde<br />

nachtverblijf, <strong>be</strong>doelde ge-<br />

handelingen.<br />

handicapten huisvest en die<br />

om deze reden een tegemoetkoming<br />

geniet van een<br />

<strong>be</strong>doeld fonds.<br />

"Nieuwe gebouwen" Leveringen van gebouwen<br />

en vestigingen, overdrachten<br />

en wederoverdrachten van<br />

zakelijke rechten op gebouwen<br />

die niet zijn vrijgesteld<br />

op grond van art. 44,<br />

§ 3, 1° van het Wetboek.<br />

Idem Idem<br />

Onroerende financieringshuur<br />

of onroerende leasing,<br />

<strong>be</strong>doeld in art. 44, § 3, 2°, b<br />

van het Wetboek.<br />

Idem Idem<br />

Minder dan 5 jaar Werken in onroerende staat<br />

in de zin van art. 19, § 2 van<br />

het Wetboek (met uitsluiting<br />

van de reiniging) en de daarmee<br />

gelijkgestelde handelingen.<br />

Privé-woningen en woningcomplexen,<br />

hieronder <strong>be</strong>doeld.<br />

AAN<br />

Publiekrechtelijke en<br />

privaatrechtelijke personen,<br />

hieronder <strong>be</strong>doeld.<br />

DOOR<br />

Geregistreerd<br />

aannemer


6 %<br />

A, XXXI<br />

6 %<br />

1bis (1)<br />

(1 februari 2012)<br />

"Nieuwe" gebouwen Leveringen van gebouwen<br />

en vestigingen, overdrachten<br />

en wederoverdrachten van<br />

zakelijke rechten op gebouwen<br />

die niet zijn vrijgesteld<br />

op grond van art. 44,<br />

§ 3, 1° van het Wetboek.<br />

Onroerende financieringshuur<br />

of onroerende leasing,<br />

<strong>be</strong>doeld in art. 44, § 3, 2°, b<br />

van het Wetboek.<br />

Ten minste 15 jaar "Verbouwing" met uitsluiting<br />

van de reinigingen.<br />

Ten minste 5 jaar<br />

(1) Tijdelijke <strong>be</strong>paling van artikel 1bis (KB nr. 20 van 20 juli 1970).<br />

Woningcomplexen <strong>be</strong>stemd om<br />

te worden gebruikt voor huisvesting<br />

van <strong>be</strong>jaarden, leerlingen<br />

en studenten, minderjarigen,<br />

thuislozen, personen in<br />

moeilijkheden, personen met<br />

een psychische stoornis, mentaal<br />

gehandicapten en psychiatrische<br />

patiënten.<br />

Idem<br />

"nieuwe" gebouwen<br />

- Verblijfsinrichtingen voor<br />

<strong>be</strong>jaarden<br />

- Internaten van scholen of<br />

universiteiten<br />

-<br />

Jeugd<strong>be</strong>schermingste<br />

huizen<br />

- Opvangtehuizen.<br />

Publiekrechtelijk of<br />

privaatrechtelijk persoon die<br />

<strong>be</strong>heert :<br />

- een verblijfsinrichting voor<br />

<strong>be</strong>jaarden;<br />

- een internaat van een<br />

school of een universiteit;<br />

- een jeugd<strong>be</strong>schermingstehuis;<br />

- een opvangtehuis;<br />

- een psychiatrisch<br />

verzorgingstehuis;<br />

- een gebouw voor <strong>be</strong>schut<br />

wonen van psychiatrische<br />

patiënten.<br />

Idem<br />

"nieuwe" gebouwen<br />

Publiekrechtelijke of<br />

privaatrechtelijke personen<br />

die een hiernaast in (4)<br />

genoemde instelling<br />

<strong>be</strong>heren.<br />

zie rubriek A, XXXI, hierboven<br />

Geregistreerd<br />

aannemer


BIJLAGE II<br />

Aangifte nr. 446<br />

Bijzondere btw-aangifte inzake de intracommunautaire verwerving van nieuwe<br />

vervoermiddelen.<br />

(Handleiding nr. 310/70, lid 1)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE III<br />

Aangifte nr. 447<br />

Aangifte inzake intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel<br />

(Handleiding nr. 310/78, lid 2)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE IV<br />

Btw-aangifte voor kwartaal- en maandindieners<br />

(Handleiding nr. 451, lid 1)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE V<br />

Aangifte nr. 629<br />

Bijzondere btw-aangifte in te dienen door btw-<strong>be</strong>lastingplichtigen die geen periodieke<br />

btw-aangifte indienen en schuldenaar zijn van de <strong>be</strong>lasting of die deze <strong>be</strong>lasting<br />

moeten voldoen in de plaats van hun medecontractant.<br />

(Handleiding nr. 454/5)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE VI<br />

Opgave nr. 723<br />

Btw-kwartaalopgave van de vrijgestelde intracommunautaire leveringen.<br />

(Handleiding nr. 473, lid 1)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE VII<br />

Opgave nr. 723 L<br />

Btw-jaaropgave van de intracommunautaire leveringen door landbouwondernemers<br />

<strong>be</strong>doeld in art. 57 van het Wetboek.<br />

(Handleiding nr. 475, lid 2)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE VIII<br />

Opgave nr. 725<br />

Jaarlijkse lijst van de <strong>be</strong>lastingplichtige afnemers.<br />

(Handleiding nr. 481, lid 2)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE IX<br />

Model van boek voor inkomende facturen.<br />

(Handleiding nr. 457, B, laatste lid)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE X<br />

Model van boek voor uitgaande facturen.<br />

(Handleiding nr. 458, B, laatste lid)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE XI<br />

Document nr. 450<br />

Aanvraag voor btw-vrijstelling voor aankopen in België door diplomatieke zendingen<br />

van consulaire posten, permanente vertegenwoordigingen en internationale<br />

organisaties (officieel gebruik).<br />

(Handleiding nr. 305, 306 en 307)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE XII<br />

Documenten nr. 451<br />

Aanvraag voor btw-vrijstelling in toepassing van artikel 42, § 3, 2° van het Wetboek<br />

voor aankopen in België (persoonlijk gebruik).<br />

(Handleiding nr. 305, 306 en 307)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE XIII<br />

Documenten nr. 441<br />

Aanvraag voor btw-vrijstelling van aankopen in België door <strong>be</strong>paalde leden van internationale<br />

organisaties (persoonlijk gebruik).<br />

(Handleiding nr. 306)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE XIV<br />

Aanvraag voor btw-vrijstelling in toepassing van artikel 15, punt 10 van<br />

Richtlijn 77/388/EEG<br />

Afgeschaft - zie bijlage XV<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE XV<br />

Certificaat voor vrijstelling van btw en Accijnzen<br />

(Richtlijn 2006/112/EG - artikel 151<br />

en Richtlijn 2008/118/EG - artikel 13).<br />

(Handleiding nr. 305, 306 en 307)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE XVI<br />

E-commerce<br />

Kwartaalaangifte in euro.<br />

(Handleiding nr. 520/18)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


BIJLAGE XVII<br />

Artikel 11<br />

Toepassingsvoorwaarden en modaliteiten voor de herziening van de aftrek.<br />

(Handleiding, nr. 32 en 403/2)<br />

(1 februari 2012)


Door de overlater<br />

<strong>be</strong>oogde handelingen<br />

Eigendomsoverdracht<br />

(1 februari 2012)<br />

Recht van de<br />

overlater<br />

op het gebouw<br />

Vestiging of overdracht van een<br />

zakelijk recht<br />

Vestiging van een huurcontract<br />

Overdracht van een<br />

huurcontract<br />

Behoud van de rechten<br />

<strong>be</strong>treffende het gebouw<br />

* De overnemer dient de aftrek te herzien wanneer één van de oorzaken voorzien in artikel 10 van het<br />

koninklijk <strong>be</strong>sluit nr. 3 van 10 decem<strong>be</strong>r 1969 met <strong>be</strong>trekking tot de aftrekregeling zich gedurende de<br />

herzieningsperiode zou voordoen.<br />

** Indien het gebruik van het <strong>be</strong>oogde gebouw door de overlater in zijn hoofde het recht op aftrek<br />

verleent, is er vanzelfsprekend geen reden om de aftrek te herzien.<br />

*** Geval van onderverhuur.<br />

Eigenaar<br />

Artikel 11<br />

en geen<br />

herziening *<br />

Artikel 11<br />

en geen<br />

herziening*<br />

Artikel 11 en<br />

herzening in<br />

hoofde van de<br />

overdrager<br />

Artikel 11 en<br />

herziening in<br />

hoofde van de<br />

overdrager**<br />

Houder van<br />

een zakelijk<br />

recht<br />

Artikel 11<br />

en geen<br />

herziening*<br />

Artikel 11 en<br />

herziening in<br />

hoofde van de<br />

overdrager<br />

Artikel 11 en<br />

herziening in<br />

hoofde van de<br />

overdrager**<br />

Houder van<br />

een<br />

huurcontract<br />

Artikel 11 en<br />

herziening in<br />

hoofde van de<br />

overdrager***<br />

Artikel 11 en<br />

geen<br />

herziening*<br />

Artikel 11 en<br />

herziening in<br />

hoofde van de<br />

overdrager**


BIJLAGE XVIII<br />

Plaats van de dienst: vergelijking oud en nieuw regime<br />

(Handleiding, nr. 66)<br />

(1 februari 2012)


(1 februari 2012)


Algemene regel – alle<br />

diensten<br />

Uitzonderingen<br />

Diensten die verband<br />

houden met een<br />

onroerend goed<br />

(1 februari 2012)<br />

SCHEMA – PLAATS VAN DE DIENST<br />

De diensten vermeld in de eerste kolom zijn <strong>be</strong>lastbaar op de plaats … :<br />

BEPALINGEN TOT 31.12.2009 BEPALINGEN VANAF 01.01.2010<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het onroerend<br />

goed is gelegen.<br />

(Art. 21, § 3, 1°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het onroerend<br />

goed is gelegen.<br />

(Art. 21, § 3, 1°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter.<br />

(Art. 21bis, § 1, W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het onroerend<br />

goed is gelegen.<br />

(Art. 21bis, § 2, 1°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting<br />

van de ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het onroerend<br />

goed is gelegen.<br />

(Art. 21, § 3, 1°, W<strong>BTW</strong>)


Werk of expertise<br />

m.b.t. roerende<br />

goederen<br />

Vervoer van<br />

passagiers<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… van materiële<br />

uitvoering.<br />

(Art. 21, § 3, 2°, a), W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het vervoer<br />

plaatsvindt, naar<br />

verhouding van de<br />

afgelegde afstanden.<br />

(Art. 21, § 3, 3°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van materiële<br />

uitvoering BEHALVE<br />

wanneer de ontvanger is<br />

geïdentificeerd in een<br />

andere Lidstaat dan die<br />

van materiële uitvoering<br />

en de goederen het land<br />

van uitvoering verlaten<br />

na het werk.<br />

In dat laatst<strong>be</strong>doelde<br />

geval, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van identificatie van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 3, 2°, a) en b),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het vervoer<br />

plaatsvindt, naar<br />

verhouding van de<br />

afgelegde afstanden.<br />

(Art. 21, § 3, 3°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van materiële<br />

uitvoering.<br />

(Art. 21bis, § 2, 6°, c),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het vervoer<br />

plaatsvindt, naar<br />

verhouding van de<br />

afgelegde afstanden.<br />

(Art. 21bis, § 2, 2°,<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het vervoer<br />

plaatsvindt, naar<br />

verhouding van de<br />

afgelegde afstanden.<br />

(Art. 21, § 3, 2°, W<strong>BTW</strong>)


Nietintracommunautair<br />

vervoer van goederen<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… waar het vervoer<br />

plaatsvindt, naar<br />

verhouding van de<br />

afgelegde afstanden.<br />

(Art. 21, § 3, 3°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het vervoer<br />

plaatsvindt, naar<br />

verhouding van de<br />

afgelegde afstanden.<br />

(Art. 21, § 3, 3°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het vervoer<br />

plaatsvindt, naar<br />

verhouding van de<br />

afgelegde afstanden.<br />

(Art. 21bis, § 2, 3°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting<br />

van de ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)<br />

Met ingang van 4 april 2010<br />

naar verhouding van de<br />

afgelegde afstand wanneer<br />

het werkelijk gebruik of<br />

exploitatie buiten de<br />

gemeenschap geschieden.<br />

(z. KB nr. 57 genomen ter<br />

uitvoering van art. 21, § 4, 1°,<br />

van het W<strong>BTW</strong> en ingevoerd<br />

bij KB van 17 maart 2010 –<br />

BS 25.03.2010)


Intracommunautair<br />

vervoer van goederen<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… van vertrek van het<br />

vervoer.<br />

(Art. 21, § 3, 3°bis,a),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… van vertrek van het<br />

vervoer BEHALVE<br />

wanneer de ontvanger is<br />

geïdentificeerd in een<br />

andere Lidstaat dan die<br />

van vertrek.<br />

In dat laatst<strong>be</strong>doelde<br />

geval, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van identificatie van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 3, 3°bis,a) en b),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… van vertrek van<br />

vervoer.<br />

(Art. 21bis, § 2, 4°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting<br />

van de ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)<br />

Met ingang van 4 april 2010<br />

naar verhouding van de<br />

afgelegde afstand wanneer<br />

het werkelijk gebruik of<br />

exploitatie buiten de<br />

gemeenschap geschieden.<br />

(z. KB nr. 57 genomen ter<br />

uitvoering van art. 21, § 4, 1°,<br />

van het W<strong>BTW</strong> en ingevoerd<br />

bij KB van 17 maart 2010 –<br />

BS 25.03.2010)


Dienst samenhangend<br />

met vervoer<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… van materiële<br />

uitvoering.<br />

(Art. 21, § 3, 4°, c),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… van materiële<br />

uitvoering.<br />

(Art. 21, § 3, 4°, c), W<strong>BTW</strong>)<br />

… van materiële<br />

uitvoering.<br />

(Art. 21bis, § 2, 6°, b),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting<br />

van de ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)<br />

Met ingang van 4 april 2010 naar<br />

verhouding van de afgelegde<br />

afstand wanneer het werkelijk<br />

gebruik of exploitatie buiten de<br />

gemeenschap geschieden.<br />

(z. KB nr. 57 genomen ter<br />

uitvoering van art. 21, § 4, 1°,<br />

van het W<strong>BTW</strong> en ingevoerd bij<br />

KB van 17 maart 2010 – BS<br />

25.03.2010)


Culturele, artistieke<br />

sportieve,<br />

wetenschappelijke,<br />

educatieve,<br />

vermakelijkheids- of<br />

soortgelijke<br />

activiteiten (bv.<br />

<strong>be</strong>urzen en<br />

tentoonstellingen),<br />

met in<strong>be</strong>grip van<br />

samenhangende<br />

diensten<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… waar de<br />

evenementen/activiteite<br />

n materieel worden<br />

verricht.<br />

(Art. 21, § 3, 4°, a), W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar de<br />

evenementen/activiteiten<br />

materieel worden<br />

verricht.<br />

(Art. 21, § 3, 4°, a), W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar de<br />

evenementen/activiteite<br />

n materieel worden<br />

verricht.<br />

(Art. 21bis, § 2, 5°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar de<br />

evenementen/activiteite<br />

n materieel worden<br />

verricht.<br />

(Art. 21, § 3, 3°, W<strong>BTW</strong>)<br />

Vanaf 2011 wordt een<br />

onderscheid gemaakt tussen:<br />

- diensten die recht op<br />

toegang verlenen tot<br />

evenementen ongewijzigd<br />

- diensten die verband<br />

houden met dergelijke<br />

activiteiten en<br />

samenhangende diensten <br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats van<br />

de inrichting van de<br />

ontvanger<br />

(z. art. 3 van de richtlijn 2008/<br />

8/EG van 12 februari 2008)


Restaurant en catering<br />

(andere dan aan boord<br />

van een schip,<br />

vliegtuig of trein tijdens<br />

het in de<br />

Gemeenschap<br />

verrichte gedeelte van<br />

het passagiersvervoer)<br />

Restaurant en catering<br />

(aan boord van een<br />

schip, vliegtuig of trein<br />

tijdens het in de<br />

Gemeenschap<br />

verrichte gedeelte van<br />

het passagiersvervoer)<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… van materiële<br />

uitvoering.<br />

(Art. 21, § 3, 4°, b), W<strong>BTW</strong>)<br />

… van materiële<br />

uitvoering.<br />

(Art. 21, § 3, 4°, b), W<strong>BTW</strong>)<br />

… van materiële<br />

uitvoering.<br />

(Art. 21, § 3, 4°, b), W<strong>BTW</strong>)<br />

… van materiële<br />

uitvoering.<br />

(Art. 21, § 3, 4°, b), W<strong>BTW</strong>)<br />

… van materiële<br />

uitvoering.<br />

(Art. 21bis, § 2, 6°, a),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… van vertrek van het<br />

passagiersvervoer.<br />

(Art. 21bis, § 2, 8°,<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… van materiële<br />

uitvoering.<br />

(Art. 21, § 3, 4°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van vertrek van het<br />

passagiersvervoer.<br />

(Art. 21, § 3, 6°, W<strong>BTW</strong>)


Verhuur van<br />

vervoermiddelen<br />

- Korte termijn<br />

(KT)<br />

- Lange termijn<br />

(LT)<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter zonder<br />

onderscheid tussen<br />

verhuur op korte termijn<br />

en lange termijn,<br />

BEHALVE<br />

● wanneer de<br />

dienstverrichter buiten<br />

de Gemeenschap is<br />

gevestigd<br />

● of wanneer de<br />

dienstverrichter in<br />

België is gevestigd en<br />

het vervoermiddel<br />

buiten de<br />

Gemeenschap wordt<br />

gebruikt.<br />

In die laatst<strong>be</strong>doelde<br />

gevallen, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

waar het vervoermiddel<br />

wordt gebruikt.<br />

(Art. 21, § 3, 6°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter zonder<br />

onderscheid tussen<br />

verhuur op korte termijn<br />

en lange termijn,<br />

BEHALVE<br />

● wanneer de<br />

dienstverrichter buiten<br />

de Gemeenschap is<br />

gevestigd<br />

● of wanneer de<br />

dienstverrichter in<br />

België is gevestigd en<br />

het vervoermiddel<br />

buiten de<br />

Gemeenschap wordt<br />

gebruikt.<br />

In die laatst<strong>be</strong>doelde<br />

gevallen, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

waar het vervoermiddel<br />

wordt gebruikt.<br />

(Art. 21, § 3, 6°, W<strong>BTW</strong>)<br />

- KT : … waar het<br />

vervoermiddel<br />

daadwerkelijk ter<br />

<strong>be</strong>schikking van de<br />

ontvanger wordt<br />

gesteld.<br />

(Art. 21bis, §2, 7°, W<strong>BTW</strong>)<br />

- LT : … van de<br />

inrichting van de<br />

dienstverrichter.<br />

(Art. 21bis, § 1, W<strong>BTW</strong>)<br />

Vanaf 2013<br />

- KT : … waar het<br />

vervoermiddel daadwerkelijk<br />

ter <strong>be</strong>schikking van de<br />

ontvanger wordt gesteld.<br />

- LT : … van de inrichting<br />

van de ontvanger met<br />

een uitzondering voor<br />

plezierboten.<br />

(z. art. 4 van de richtlijn 2008/<br />

8/EG van 12 februari 2008)<br />

- KT : … waar<br />

het<br />

vervoermiddel<br />

daadwerkelijk ter<br />

<strong>be</strong>schikking van<br />

de ontvanger<br />

wordt gesteld.<br />

(Art. 21, § 3, 5°,<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

- LT : … van<br />

de inrichting van<br />

de ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)


Telecommunicatiediensten<br />

Radio- en<br />

televisieomroep-<br />

diensten<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter<br />

BEHALVE<br />

• wanneer de ontvanger<br />

buiten de<br />

Gemeenschap is<br />

gevestigd;<br />

• wanneer de<br />

dienstverrichter buiten<br />

de Gemeenschap en<br />

de ontvanger in België<br />

is gevestigd en de<br />

dienst feitelijk in België<br />

wordt<br />

geëxploiteerd/gebruikt.<br />

In die laatst<strong>be</strong>doelde<br />

gevallen, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van de inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, art. 21, § 3, 7°, i)<br />

en j), en art. 21, § 3, 9°,<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter<br />

BEHALVE<br />

• wanneer de<br />

ontvanger buiten<br />

de gemeenschap<br />

is gevestigd;<br />

• wanneer de<br />

ontvanger in de<br />

Gemeenschap<br />

maar buiten het<br />

land van de<br />

dienstverrichter<br />

gevestigd is.<br />

In die laatst<strong>be</strong>doelde<br />

gevallen, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van de inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, en art. 21, § 3,<br />

7°, i) en j), W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van de<br />

dienstverrichter BEHALVE<br />

• wanneer de ontvanger<br />

buiten de Gemeenschap<br />

is gevestigd;<br />

• wanneer de<br />

dienstverrichter buiten de<br />

Gemeenschap en de<br />

ontvanger in België is<br />

gevestigd en de dienst<br />

feitelijk in België wordt<br />

geëxploiteerd/gebruikt.<br />

In die laatst<strong>be</strong>doelde<br />

gevallen, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats van<br />

de inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21bis, § 1; art. 21bis, § 2,<br />

10°, i) en j), en § 2, 11°, W<strong>BTW</strong>)<br />

Vanaf 2015 : … van de inrichting van<br />

de ontvanger.<br />

(z. art. 5 van de richtlijn 2008/8/EG<br />

van 12 februari 2008)<br />

… van de<br />

inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)


Langs electronische<br />

weg verstrekte<br />

diensten<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter<br />

BEHALVE<br />

• wanneer de<br />

ontvanger buiten<br />

de gemeenschap is<br />

gevestigd;<br />

• wanneer de<br />

dienstverrichter<br />

buiten de<br />

Gemeenschap is<br />

gevestigd en de<br />

ontvanger in België.<br />

In die laatst<strong>be</strong>doelde<br />

gevallen, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van de inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, art. 21, § 3, 7°, k),<br />

en art. 21, § 3, 10°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter<br />

BEHALVE<br />

• wanneer de<br />

ontvanger buiten<br />

de gemeenschap<br />

is gevestigd;<br />

• wanneer de<br />

ontvanger in de<br />

Gemeenschap<br />

maar buiten het<br />

land van de<br />

dienstverrichter is<br />

gevestigd.<br />

In die laatst<strong>be</strong>doelde<br />

gevallen, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van de inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, art. 21, § 3, 7°,<br />

k), W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van de<br />

dienstverrichter BEHALVE<br />

• wanneer de ontvanger<br />

buiten de<br />

Gemeenschap is<br />

gevestigd;<br />

• wanneer de<br />

dienstverrichter buiten<br />

de Gemeenschap is<br />

gevestigd en de<br />

ontvanger in België.<br />

In die laatst<strong>be</strong>doelde<br />

gevallen, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats van<br />

de inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21bis, § 1, art. 21bis, § 2, 9°,<br />

en, 10°, k), W<strong>BTW</strong>)<br />

Vanaf 2015 : … van de inrichting van<br />

de ontvanger.<br />

(z. art. 5 van de richtlijn 2008/8/EG<br />

van 12 februari 2008)<br />

… van de<br />

inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)


Zogenaamde<br />

« immateriële » diensten<br />

(andere dan<br />

telecommunicatiediensten,<br />

radio- en<br />

televisieomroepdiensten<br />

en langs electronische<br />

weg verstrekte diensten)<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter<br />

BEHALVE wanneer de<br />

ontvanger buiten de<br />

Gemeenschap is<br />

gevestigd.<br />

In dat laatst<strong>be</strong>doelde<br />

geval, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van de inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2 et art. 21, § 3,<br />

7°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter<br />

BEHALVE<br />

● wanneer de<br />

ontvanger buiten de<br />

Gemeenschap is<br />

gevestigd<br />

● of wanneer de<br />

ontvanger in de<br />

Gemeenschap maar<br />

buiten het land van<br />

de dienstverrichter is<br />

gevestigd.<br />

In die laatst<strong>be</strong>doelde<br />

gevallen, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van de inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2 en art. 21, § 3,<br />

7°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter<br />

BEHALVE wanneer de<br />

ontvanger buiten de<br />

Gemeenschap is<br />

gevestigd.<br />

In dat geval, is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van de inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21bis, § 1 er , en<br />

art. 21bis, § 2, 12°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting<br />

van de ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)


Tussenpersonen bij<br />

« onroerende »<br />

handelingen<br />

Tussenpersonen bij<br />

wel<strong>be</strong>paalde<br />

« immateriële »<br />

handelingen<br />

(1 februari 2012)<br />

Tussenpersonen die niet handelen onder de voorwaarden van artikel 13, §2, van het <strong>BTW</strong>-Wetboek<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… waar het onroerend<br />

goed is gelegen.<br />

(Art. 21, § 3, 1°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de dienstverrichter<br />

BEHALVE wanneer de<br />

ontvanger buiten de<br />

Gemeenschap is<br />

gevestigd.<br />

In dat laatst<strong>be</strong>doelde<br />

geval is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van de inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2 en art. 21, § 3,<br />

7°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het onroerend<br />

goed is gelegen.<br />

(Art. 21, § 3, 1°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van de<br />

dienstverrichter BEHALVE<br />

● wanneer de<br />

ontvanger buiten de<br />

Gemeenschap is<br />

gevestigd<br />

● of wanneer de<br />

ontvanger in de<br />

Gemeenschap maar<br />

buiten het land van de<br />

dienstverrichter is<br />

gevestigd.<br />

In die laatst<strong>be</strong>doelde<br />

gevallen is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van de inrichting van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2 en art. 21, § 3, 7°,<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het onroerend<br />

goed is gelegen.<br />

(Art. 21bis, § 2, 1°,<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar de<br />

hoofdhandeling<br />

waarbij hij tussenkomt<br />

wordt verricht.<br />

(Art. 21bis, § 2, 12°,<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

De dienst van de tussenpersoon<br />

is dus <strong>be</strong>lastbaar op<br />

de plaats van de inrichting<br />

van de dienstverrichter van<br />

de hoofdhandeling BEHALVE<br />

wanneer de ontvanger van de<br />

hoofddienst buiten de<br />

Gemeenschap is gevestigd.<br />

In dat laatst<strong>be</strong>doelde geval, is<br />

de dienst van de<br />

tussenpersoon <strong>be</strong>lastbaar op<br />

de plaats van de inrichting<br />

van de ontvanger van de<br />

hoofddienst (z. artikel 21bis,<br />

§ 2, 10°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar het onroerend<br />

goed is gelegen.<br />

(Art. 21, § 3, 1°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)


Tussenpersonen bij<br />

met<br />

intracommunautair<br />

goederenvervoer<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… op de plaats van<br />

vertrek van het vervoer.<br />

(Art. 21, § 3, 3°ter, a),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… … op de plaats van<br />

vertrek van het vervoer<br />

BEHALVE wanneer de<br />

ontvanger is<br />

geïdentificeerd in een<br />

andere Lidstaat dan die<br />

van vertrek.<br />

In dat laatst<strong>be</strong>doeld<br />

geval is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van identificatie van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 3, 4°ter,a) en b),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar de<br />

hoofdhandeling<br />

waarbij hij tussenkomt<br />

wordt verricht.<br />

(Art. 21bis, § 2, 12°,<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

De dienst van de<br />

tussenpersoon is dus<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats van<br />

vertrek van het<br />

intracommunautair<br />

goederenvervoer waarbij hij<br />

tussenkomt (z. artikel 21bis,<br />

§ 2, 4°, W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)


Tussenpersonen bij<br />

met<br />

intracommunautair<br />

goederenvervoer<br />

samenhangende<br />

activiteiten<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… van materiële<br />

uitvoering.<br />

(Art. 21, § 3, 4°ter, a),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… van materiële<br />

uitvoering BEHALVE<br />

wanneer de ontvanger is<br />

geïdentificeerd in een<br />

andere Lidstaat dan die<br />

van materiële uitvoering.<br />

In dat geval is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van identificatie van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 3, 4°ter,a) en b),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar de<br />

hoofdhandeling<br />

waarbij hij tussenkomt<br />

wordt verricht.<br />

(Art. 21bis, § 2, 12°, c),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

De dienst van de<br />

tussenpersoon is dus<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats van<br />

materiële uitvoering van de<br />

met intracommunautair<br />

goederenvervoer<br />

samenhangende activiteit<br />

waarbij hij tussenkomt (z.<br />

artikel 21bis, § 2, 6°,c),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)


Tussenpersonen bij<br />

een<br />

intracommunautaire<br />

verwerving of,<br />

wanneer ze in de<br />

Gemeenschap<br />

plaatsvinden, een<br />

levering van goederen<br />

of een dienst niet<br />

hiervoor vermeld<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… op de plaats van de<br />

intracommunautaire<br />

verwerving, van de<br />

levering of van de<br />

dienst.<br />

(Art. 21, § 3, 8°, a), W<strong>BTW</strong>)<br />

… op de plaats van de<br />

intracommunautaire<br />

verwerving, van de<br />

levering of van de dienst<br />

BEHALVE wanneer de<br />

ontvanger is<br />

geïdentificeerd in een<br />

andere Lidstaat dan die<br />

van de hoofdhandeling.<br />

In dat geval is de dienst<br />

<strong>be</strong>lastbaar op de plaats<br />

van identificatie van de<br />

ontvanger.<br />

(Art. 21, § 3, 8°, a) en b),<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar de<br />

hoofdhandeling<br />

waarbij hij tussenkomt<br />

wordt verricht.<br />

(Art. 21bis, § 2, 12°,<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)


Tussenpersonen in<br />

alle andere gevallen.<br />

(1 februari 2012)<br />

B2C B2B B2C B2B<br />

… op de plaats waar hij<br />

de zetel van zijn<br />

economische activiteit<br />

heeft gevestigd of een<br />

vaste inrichting, van<br />

waaruit hij de dienst<br />

verricht, of bij gebrek<br />

van een dergelijke zetel<br />

of vaste inrichting, zijn<br />

woonplaats of zijn<br />

gebruikelijke<br />

verblijfplaats.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)<br />

… de plaats waar hij de<br />

zetel van zijn<br />

economische activiteit<br />

heeft gevestigd of een<br />

vaste inrichting, van<br />

waaruit hij de dienst<br />

verricht, of bij gebrek van<br />

een dergelijke zetel of<br />

vaste inrichting, zijn<br />

woonplaats of zijn<br />

gebruikelijke<br />

verblijfplaats.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)<br />

… waar de<br />

hoofdhandeling<br />

waarbij hij tussenkomt<br />

wordt verricht.<br />

(Art. 21bis, § 2, 12°,<br />

W<strong>BTW</strong>)<br />

… van de inrichting van<br />

de ontvanger.<br />

(Art. 21, § 2, W<strong>BTW</strong>)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!