Den Gulden Winckel. Jaargang 26 - digitale bibliotheek voor de ...
Den Gulden Winckel. Jaargang 26 - digitale bibliotheek voor de ...
Den Gulden Winckel. Jaargang 26 - digitale bibliotheek voor de ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>.<br />
<strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong><br />
bron<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>. Hollandia-Drukkerij, Baarn 1927<br />
Zie <strong>voor</strong> verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_gul001192701_01/colofon.htm<br />
© 2009 dbnl
Jubelbrief<br />
1<br />
Aan <strong>de</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>iers, Zilvere jubilarissen Gerard van Eckeren en<br />
J. Greshoff.<br />
Waar<strong>de</strong> Collega's!<br />
WELLICHT zal uw fijn gecultiveerd on<strong>de</strong>rbewustzijn (of moet ik, die verschillen<strong>de</strong><br />
wijsgeeren in mij heb gehuisvest, hier schrijven: fijn gecultiveerd bovenbewustzijn?!)<br />
<strong>de</strong> rythmiek <strong>de</strong>r allure van mijn prozaregelen snappen. Vergunt mij evenwel in dit<br />
plechtig feestnummer uwe opmerkzaamheid te trekken naar <strong>de</strong> problematieke<br />
onsterflijkheid van mijn Dagboek-proza <strong>de</strong>r XXste eeuw onzer Christelijke Jaartelling.<br />
Daarin leest <strong>de</strong> leergierige studiosus:<br />
‘Eind October 1901. Vandaag uitgever-directeur van <strong>de</strong> Hollandia-Drukkerij te<br />
Baarn bij mij. Plan een zeer goedkoop maandblad <strong>voor</strong> boekenvrien<strong>de</strong>n dat hij wil<br />
oprichten on<strong>de</strong>r mijn redactie. Prof. Kalff van Lei<strong>de</strong>n had hij eerst gevraagd, maar<br />
die had hem naar mij verwezen. Met L.F. Schu<strong>de</strong>l afgesproken dat hij binnen een<br />
week zal weten of ik het doe.<br />
19 Oct.: Schu<strong>de</strong>l gemeld dat ik het doe en dat het eerste nummer half Januari<br />
1902 moet uitkomen.<br />
<strong>26</strong> Oct.: Naar Baarn bij Schu<strong>de</strong>l. Praat over een vaste rubriek bibliographie. Zal<br />
daar<strong>voor</strong> uitnoodigen A.S. <strong>de</strong> Rochemont, redacteur te Amsterdam.<br />
November: Bij afwisseling te Utrecht, Doorn en Amsterdam verga<strong>de</strong>rd. Concept<br />
<strong>voor</strong> een openingsartikel behan<strong>de</strong>ld.<br />
December: “De Liggen<strong>de</strong> Os” als vaste verga<strong>de</strong>rplaats gekozen. A.S. <strong>de</strong><br />
Rochemont, redacteur van het Nieuwsblad van <strong>de</strong>n Boekhan<strong>de</strong>l zal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rubriek<br />
Boekbeschrijving zorgen’. -<br />
Nog eenige bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n over het openen van ‘<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>’. Door <strong>de</strong><br />
gezamenlijke pogingen van <strong>de</strong> heeren L.F. Schu<strong>de</strong>l, <strong>de</strong> Rochemont en mij verscheen<br />
het eerste nummer <strong>de</strong>n 15<strong>de</strong>n Januari 1902, met een, naar wij meen<strong>de</strong>n, mooie<br />
lijst meêwerkers. Het ‘Portaal’ dat ‘<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>’ open<strong>de</strong>, is grooten<strong>de</strong>els<br />
naar <strong>de</strong> toenmalige persze<strong>de</strong> in verstaanbaar Ne<strong>de</strong>rlandsch gesteld, <strong>de</strong> technische<br />
boekdrukkerstermen zijn er ingebracht door <strong>de</strong> Rochemont. Schu<strong>de</strong>l en ik hebben<br />
hem uitgenoodigd zijn naam als redacteur op het omslag te vermel<strong>de</strong>n, doch hij<br />
heeft geen gevolg gegeven aan ons verzoek. Misschien omdat een dubbel<br />
redacteurschap (Nieuwsblad van <strong>de</strong>n Boekhan<strong>de</strong>l en dit) <strong>de</strong> maat zijner beschikbare<br />
krachten zou te boven gaan. Hoe dit ware, zeker is dat hij Schu<strong>de</strong>l en mij naar het<br />
gelukkig bezigen als titel van Von<strong>de</strong>l's <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> heeft geleid en<br />
<strong>de</strong> fraaie houtsne<strong>de</strong> van J.G. Veldheer <strong>voor</strong> kop- en randversiering zich bijna een<br />
kwarteeuw op het groene omslag heeft vertoond. -<br />
Ziehier wat ik mij over het ontstaan van ‘<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>’ herinner.<br />
Wat ein<strong>de</strong>lijk mij te binnen viel, toen uw aanzoek om eenige regelen <strong>voor</strong> het<br />
zilveren feest mij bereikte, is <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling dat uw <strong>Winckel</strong>heil mij uiterlijk tot<br />
Januari 1952 belang blijft inboezemen. Als gevolg daarvan verzoek ik u, waar<strong>de</strong><br />
collega's, mij op <strong>de</strong> invitatielijst van uw gou<strong>de</strong> feestvier<strong>de</strong>rs te plaatsen en mij <strong>de</strong><br />
eerste drinkspreuk te gunnen. Die belofte zij als jubelbrief gericht naar uwen<br />
dienstvaardigen dienaar<br />
F. SMIT KLEINE<br />
DOORN, 30 Dec. 19<strong>26</strong>.<br />
Al praten<strong>de</strong> met...<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Louis F. Schu<strong>de</strong>l<br />
GIJ, mijn lezers, die er, hoop ik, aan gewend zijt geraakt om mij hier praten<strong>de</strong> te<br />
vin<strong>de</strong>n met allerlei letterkundigen, zult een oogenblik vreemd opkijken als gij <strong>de</strong>zen<br />
naam boven het artikel vindt en u wellicht afvragen: Schu<strong>de</strong>l? Schu<strong>de</strong>l? Connais-pas.<br />
Zoo ondankbaar is nu eenmaal een mensch. Want zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n heer Louis F.<br />
Schu<strong>de</strong>l zou, menschelijkerwijze gesproken, <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> niet bestaan. De<br />
heer Schu<strong>de</strong>l is namelijk <strong>de</strong> op-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
2<br />
richter van dit maandschrift (en van <strong>de</strong> Hollandia-Drukkerij), en nu het vijf en twintig<br />
jaar gele<strong>de</strong>n is, dat het eerste nummer verscheen, mag een terugblik niet ontbreken.<br />
Gerard van Eckeren vroeg mij om met <strong>de</strong>n heer Schu<strong>de</strong>l te gaan praten, omdat<br />
<strong>de</strong>ze wel eenige herinneringen uit dien eersten tijd ten beste wil<strong>de</strong> geven, maar<br />
makkelijker kon vertellen dan schrijven. En aldus reis<strong>de</strong> ik op een Zaterdagnamiddag<br />
naar Soest, waar <strong>de</strong> heer Schu<strong>de</strong>l woont.<br />
Het was bar weêr, Hollandsch winterweêr uit <strong>de</strong> laatste jaren; dus geen sneeuw<br />
viel geluidloos, maar regen kletter<strong>de</strong> tegen <strong>de</strong> ruiten van het lokaaltje. Aan <strong>de</strong> halte<br />
Nieuwe Weg zou <strong>de</strong> heer Schu<strong>de</strong>l mij opwachten, maar hij ken<strong>de</strong> mij niet en ik hem<br />
evenmin. De zaak kwam echter spoedig <strong>voor</strong> elkaar, want er stond slechts één heer<br />
te wachten: grijze snor en sik, pet op en cape om. Een buitenman. Ik stapte op hem<br />
af, en <strong>de</strong> eerste woor<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong> heer Schu<strong>de</strong>l tot mij sprak, brachten mij even van<br />
streek. Ik had nl. gedacht, dat alle ij<strong>de</strong>lheid me vreemd was en ziet, het bleek onjuist.<br />
‘Ik zou u niet herkend hebben’, zei <strong>de</strong> heer Schu<strong>de</strong>l na <strong>de</strong> kennismaking. ‘Uit die<br />
caricatuur van u in <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> had ik me een heel an<strong>de</strong>re <strong>voor</strong>stelling van<br />
u gemaakt: een ouwe heer met snorren als van <strong>de</strong>n Duitschen Keizer. En u is nog<br />
jong’. Dit compliment monter<strong>de</strong> mij na die vrij troostelooze treinreis en het<br />
unheimische <strong>voor</strong>komen dat Soest me in <strong>de</strong>n win<strong>de</strong>rigen, natten avond bood, danig<br />
op, en naast <strong>de</strong>n kleinen kittigen buitenman liep ik over <strong>de</strong>n plasbe<strong>de</strong>kten landweg,<br />
tot we aan een huis kwamen on<strong>de</strong>r een zwaar rieten dak schier verborgen. Maar<br />
binnen in <strong>de</strong> groote woonkamer, die door een allerleukste in<strong>de</strong>eling tevens<br />
stu<strong>de</strong>erkamer is, brand<strong>de</strong> gezellig een open haard met blokken. Aan een raam<br />
stond <strong>de</strong> schrijftafel van <strong>de</strong>n heer Schu<strong>de</strong>l en vóór hem, tegen <strong>de</strong>n muur, een kast<br />
met boeken. Natuurlijk neus<strong>de</strong> ik even.<br />
‘Kijkt u gerust rond’ zei <strong>de</strong> heer Schu<strong>de</strong>l, schoof een stoel naast <strong>de</strong> schrijftafel en<br />
ging er zelf vóór zitten. Ik keek, en tot mijn verbazing zag ik zeer veel medische<br />
werken in <strong>de</strong> open boekenkast staan.<br />
‘Dat is zoo mijn liefhebberijstudie. Ik heb er altijd veel <strong>voor</strong> gevoeld, reeds als<br />
jongen. Mijn eerste patient was mijn moe<strong>de</strong>r. Ik was toen, geloof ik, 18 of 20 jaar’.<br />
‘Hebt u in <strong>de</strong> medicijnen gestu<strong>de</strong>erd?’<br />
‘Neen, dat niet. Tenminste wanneer u universitaire opleiding bedoelt. Maar in m'n<br />
vrijen tijd stu<strong>de</strong>er ik al sinds jaren, en nu ik niet an<strong>de</strong>rs meer om han<strong>de</strong>n heb, wijd<br />
ik me er geheel aan’.<br />
‘De Hollandia-Drukkerij is door u opgericht, is het niet?’<br />
‘Ja, dat is wel eigenaardig gegaan. Oorspronkelijk was ik in het wijnkoopersvak,<br />
maar toen ik later geheelonthou<strong>de</strong>r werd, waren die twee niet goed vereenigbaar.<br />
Toen ben ik in <strong>de</strong> levensverzekeringsbranche gekomen. Dat ging beter. Maar op<br />
een dag moest ik <strong>voor</strong> een vriend een werkkring zoeken. Ik ben Theosoof en had<br />
De Geheime Leer van Blavatsky willen vertalen en uitgeven. Een heel stuk van <strong>de</strong><br />
vertaling was al af, maar van <strong>de</strong> uitgave is niets gekomen. Toch was <strong>de</strong>ze poging<br />
tot uitgeven <strong>de</strong> directe aanleiding <strong>voor</strong> <strong>de</strong> oprichting <strong>de</strong>r Hollandia-Drukkerij. Want<br />
toen <strong>de</strong> drukkerij opgericht was, had mijn jonge vriend werk en gaf ik er <strong>de</strong><br />
levensverzekering aan’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
LOUIS F. SCHUDEL<br />
Oprichter van <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong><br />
‘Hoe kwam u zoo tot het uitgeven van <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>?’<br />
‘Van het uitgeversvak wist ik wel iets af, ik heb mij altijd aangetrokken gevoeld<br />
tot boeken; daar zal ik u straks wel van vertellen. Ik woon<strong>de</strong> in Utrecht en lag met<br />
influenza te bed. Toen kreeg ik eensklaps het <strong>de</strong>nkbeeld om een klein goedkoop<br />
tijdschrift op te richten met korte boekrecensies en een boekenlijst met korte<br />
karakteristieken van elk boek. Dat moest gaan, meen<strong>de</strong> ik. De kranten gaven in<br />
dien tijd nog niet zooveel recensies en het duur<strong>de</strong> dikwijls heel lang <strong>voor</strong> een<br />
bespreking werd opgenomen. Bij <strong>de</strong> tijdschriften duur<strong>de</strong> het nog langer. Dat was<br />
niet in het belang van <strong>de</strong> uitgevers, die er <strong>voor</strong><strong>de</strong>el bij zou<strong>de</strong>n hebben als <strong>de</strong><br />
menschen gauw wisten wat <strong>de</strong> inhoud van hun boeken was en hoe het oor<strong>de</strong>el van<br />
bevoeg<strong>de</strong>n luid<strong>de</strong>.<br />
Ikzelf kon dat niet doen. Daarom ging ik met mijn plan naar het Bureau van het<br />
Nieuwsblad van <strong>de</strong>n Boekhan<strong>de</strong>l, waar ik heel vrien<strong>de</strong>lijk ontvangen werd. Daar<br />
bleek mij, dat <strong>de</strong> redacteur van dat blad, <strong>de</strong> heer <strong>de</strong> Rochemont, hetzelf<strong>de</strong> <strong>de</strong>nkbeeld<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
3<br />
reeds lang koester<strong>de</strong>. Wij kwamen overeen, dat hij zou me<strong>de</strong>werken <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
boekenlijst, maar ik moest ook een redacteur hebben. Wie zou dat moeten zijn?<br />
Enkele namen wer<strong>de</strong>n mij genoemd, maar toen ik bij die heeren kwam, bedankten<br />
ze een <strong>voor</strong> een. De Rochemont raad<strong>de</strong> mij toen om eens naar Smit Kleine in Doorn<br />
te gaan. Ik toog daarheen en het bleek mij, dat <strong>de</strong>ze joviale, aardige baas <strong>voor</strong> mijn<br />
plan voel<strong>de</strong>. Zoo werd Smit Kleine redacteur. Zooals ik u reeds zei<strong>de</strong>, zou <strong>de</strong><br />
Rochemont <strong>voor</strong> <strong>de</strong> boekenlijst zorgen. Wie zou dat<br />
F. SMIT KLEINE<br />
Redacteur van <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> geduren<strong>de</strong> het tijdvak 1902-1907<br />
(portret uit <strong>de</strong>n oprichtingstijd)<br />
beter hebben kunnen doen dan hij? Hij was <strong>de</strong> niet-genoem<strong>de</strong> me<strong>de</strong>werker-redacteur<br />
en zou in alles behulpzaam zijn.<br />
De eerste redactie-verga<strong>de</strong>ringen wer<strong>de</strong>n te Utrecht gehou<strong>de</strong>n in “De Liggen<strong>de</strong><br />
Os”. Dat café is nu verdwenen, want het Jaarbeursgebouw staat thans op die plek.<br />
In <strong>de</strong> serre van dat café kwamen Smit Kleine, <strong>de</strong> Rochemont en ik geregeld bijeen.<br />
De samenwerking was <strong>voor</strong>treffelijk in het begin, maar al spoedig werd <strong>de</strong> Rochemont<br />
ziek, kwam dikwijls veel te laat op verga<strong>de</strong>ringen, stuur<strong>de</strong> alles op het laatste<br />
nippertje. Ja, dat was heel jammer. Gelukkig bleef het met Smit Kleine prettig<br />
samenwerken.<br />
Toch is het tijdschrift niet heelemaal gewor<strong>de</strong>n zooals ik het mij oorspronkelijk<br />
gedacht had. Ik zei u al, dat ik mij een zeer goedkoop geschriftje had <strong>voor</strong>gesteld.<br />
Maar <strong>de</strong> heer Smit Kleine wenschte een omslag en illustraties, en hoewel het geheel<br />
daardoor zeker veel aantrekkelijker werd, dien<strong>de</strong> <strong>de</strong> prijs daardoor hooger te wor<strong>de</strong>n,<br />
al bleef het altijd nog erg goedkoop. Langzamerhand is in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren het<br />
karakter nog meer veran<strong>de</strong>rd. De boekenlijst is heelemaal verdwenen. Die rubriek<br />
heeft nooit willen vatten. Het was toch zoo practisch, dat een uitgever zelf zijn boeken<br />
kon inlei<strong>de</strong>n.<br />
Toen tot oprichting van het blad besloten was, moest het een titel hebben. Ik had<br />
er oorspronkelijk geen, en toen is Smit Kleine met “<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>” komen<br />
aandragen, wat ik altijd een gelukkige vondst heb gevon<strong>de</strong>n. Hij stel<strong>de</strong> ook <strong>de</strong><br />
inleiding op, waarboven hij “Portaal” schreef. Aan het slot zei<strong>de</strong> hij: “Wij wenschen,<br />
kloek en knap, geholpen door onze vrien<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche schrijverswereld,<br />
gesteund door die in onze uitgeverskringen “<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>” te doen wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nplaats van het verkeer <strong>de</strong>r boekenvrien<strong>de</strong>n in Groot Ne<strong>de</strong>rland en<br />
verbei<strong>de</strong>n het oogenblik dat van hier <strong>de</strong> stuwkracht uitga, die boeken en<br />
boekenvrien<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r samenbrengt en <strong>de</strong>n han<strong>de</strong>l drijft tot winste <strong>voor</strong> zich-zelf<br />
bij het wonne scheppen <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren”.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Veldheer teeken<strong>de</strong> een omslag, waar ik nooit erg ingenomen mee geweest ben,<br />
en zoo is op 15 Januari 1902 <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> in 10.000 exemplaren gedrukt<br />
en verspreid. Men zag het blad overal: op <strong>de</strong> leestafels van alle hotels en<br />
koffiehuizen, aan <strong>de</strong> stations in <strong>de</strong> wachtkamers, in <strong>de</strong> leeskamers van onze groote<br />
mailbooten, in België en in Zuid-Afrika. En het had succes. Deze groote verspreiding<br />
- en niet alleen van het eerste nummer - heeft er veel toe bijgedragen om niet alleen<br />
het blad, maar ook <strong>de</strong> Hollandia-Drukkerij bekend te maken bij schrijvers, schrijfsters,<br />
vertalers en ook bij het groote publiek.<br />
Maar om ver<strong>de</strong>r te gaan. De drukkerij werd naar Baarn overgebracht, omdat ik<br />
daar een geschikt terrein kon krijgen. De verga<strong>de</strong>ringen met <strong>de</strong> redactie wer<strong>de</strong>n<br />
ook daarna in Utrecht gehou<strong>de</strong>n.<br />
Uit dien eersten tijd zou natuurlijk veel te vertellen zijn, van die kleinighe<strong>de</strong>n, die<br />
je altijd bijblijven, maar ze zijn niet interessant genoeg om er uw lezers op te<br />
tracteeren.<br />
Daar komt bij, dat tamelijk spoedig bleek, dat <strong>de</strong> lichamelijke en <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />
geestelijke toestand van <strong>de</strong> Rochemont van dien aard werd, dat een langer aanblijven<br />
van hem als me<strong>de</strong>werker niet mogelijk was. Dat was jammer, want hij was een<br />
uiterst bekwaam man. Gelukkig von<strong>de</strong>n we in Roos van <strong>de</strong>n Berg, toentertijd<br />
bedien<strong>de</strong> bij Van Gogh's boekhan<strong>de</strong>l, een waardig plaatsvervanger <strong>voor</strong> het werk<br />
aan <strong>de</strong> boekentafel. Maar die eerste tij<strong>de</strong>n zijn niet altijd van <strong>de</strong> prettigste geweest.<br />
Laat mij daarover maar liever zwijgen.<br />
Smit Kleine was ook wel een eigenaardig man, maar met hem heb ik altijd heel<br />
prettig kunnen samenwerken. Hij had verbazend veel relaties en ik kan niet an<strong>de</strong>rs<br />
dan dankbaar her<strong>de</strong>nken wat hij <strong>voor</strong> het blad en ook <strong>voor</strong> mij als uitgever gedaan<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
4<br />
Foto E.A.v. BLITZ & Zn., Utrecht.<br />
Het Vreeburg te Utrecht met het Hotel ‘De Liggen<strong>de</strong> Os’ in welks serre in <strong>de</strong> eerste jaren<br />
<strong>de</strong> maan<strong>de</strong>lijksche redactie-verga<strong>de</strong>ringen wer<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n (op onze foto ziet men <strong>de</strong><br />
bewuste serre achter <strong>de</strong> figuurtjes van <strong>de</strong> vrouw met het kind).<br />
Het huizenblok, waarvan ‘De Liggen<strong>de</strong> Os’ <strong>de</strong>el uitmaakte is <strong>voor</strong> eenige jaren gesloopt;<br />
thans staat er het Jaarbeursgebouw.<br />
heeft. Hij bracht mij o.a. in aanraking met mevrouw B. <strong>de</strong> Graaf-van Cappelle, die<br />
“Hare Koninklijke Hoogheid <strong>de</strong> Vrouw” van Max O'Rell <strong>voor</strong> mij vertaal<strong>de</strong>, waarmee<br />
<strong>de</strong> Hollandia-Drukkerij zoo'n succes gehad heeft. En ook Maurits Esser heb ik door<br />
hem leeren kennen.<br />
Toch heb ik altijd wel moeite gehad om Smit Kleine in het gareel te hou<strong>de</strong>n, binnen<br />
<strong>de</strong>n opzet en <strong>de</strong>n prijs van het tijdschrift, dat toen slechts 90 cent, franco per post<br />
f 1.20 kostte. Hij had flair om het blad aantrekkelijk te maken, maar wil<strong>de</strong> het grooter<br />
hebben dan mogelijk was <strong>voor</strong> dien prijs’.<br />
- ‘Ging het goed met het blad?’<br />
‘Ja, heel aardig. Het is er gauw ingekomen en dat had het aan <strong>de</strong> groote<br />
verspreiding van <strong>de</strong> eerste nummers te danken. In <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijswereld werd het<br />
veel gelezen. Daar zijn veel menschen die zich op <strong>de</strong> hoogte willen hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
litteratuur. Hier von<strong>de</strong>n ze een tijdschrift, dat hen vlug en in beknopten vorm op <strong>de</strong><br />
hoogte hield van alle nieuwe uitgaven en dat ze tevens in hun bezit kon<strong>de</strong>n hou<strong>de</strong>n.<br />
An<strong>de</strong>re tijdschriften waren daar<strong>voor</strong> te duur. En die boekenlijst gaf <strong>de</strong>n menschen<br />
veel, al moet ik er bijvoegen, dat in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren <strong>de</strong> productie van boeken zoo<br />
groot werd, dat er veel meer boeken inkwamen dan <strong>de</strong> recensenten kon<strong>de</strong>n<br />
verwerken, zoodat ook hierin mijn oorspronkelijk <strong>de</strong>nkbeeld, om <strong>de</strong> korte recensies<br />
volledig te doen zijn, niet geheel verwezenlijkt is gewor<strong>de</strong>n.<br />
U vraagt of het tijdschrift goed ontvangen is? Ja, daar was ik zeer over tevre<strong>de</strong>n.<br />
Maar het verschijnen heeft mij heel wat hoofdbrekens gekost. Eerst gaf ik een<br />
proefnummer uit, een soort van uitgebreid prospectus. Zooals ik u al zei, ben ik in<br />
Utrecht met mijn drukkerij begonnen. Al spoedig werd het daar te klein en gingen<br />
wij over naar het nieuw gebouw<strong>de</strong> huis in Baarn, in <strong>de</strong> Dallaan, waar <strong>de</strong> zaak - na<br />
dien tijd nog tweemaal uitgebreid - tegenwoordig nog gevestigd is. Maar 25 jaar<br />
gele<strong>de</strong>n, juist in <strong>de</strong>n tijd van het eerste verschijnen van <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>, ging<br />
<strong>de</strong> drukkerij over. U kunt zich die drukte <strong>voor</strong>stellen. Er moest verbazend hard<br />
gewerkt wor<strong>de</strong>n om het nieuwe tijdschrift op tijd <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur uit te krijgen. Ik herhaal u:<br />
10.000 exemplaren drukken en versturen, ook naar België, Frankrijk en Duitschland,<br />
om bij <strong>de</strong> uitgevers daar reclame te maken en zoo spoedig mogelijk buitenlandsche<br />
recensie-exemplaren te krijgen, dat was geen peuleschilletje! Die groote verspreiding<br />
hebben we zes maan<strong>de</strong>n volgehou<strong>de</strong>n’.<br />
‘Vertelt u nog eens iets over <strong>de</strong> Hollandia-Drukkerij’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
‘Ik zei u al, dat ik nooit drukker was geweest. Ik heb me zelf het vak moeten leeren,<br />
maar <strong>de</strong> buiten-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
5<br />
wereld heeft het nooit geweten. En Esser kwam nog wel bij mij om het vak te leeren!<br />
Ik heb hem toen aangera<strong>de</strong>n naar Joh. Enschedé te gaan, wat hij gedaan heeft.<br />
Daarna is hij in <strong>de</strong> zaak gekomen en ik heb heel prettig met hem samengewerkt,<br />
meer dan 18 jaar lang, en nooit hebben we een kwaad woord met elkan<strong>de</strong>r gehad.<br />
De Hollandia-Drukkerij werd toen een naamlooze vennootschap en Esser werd<br />
me<strong>de</strong>-directeur. Twee jaar later leg<strong>de</strong> Smit Kleine<br />
L.C.J. VAN SANDWIJK<br />
De zetter, die geduren<strong>de</strong> 25 jaar <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> heeft ‘opgemaakt’. Hul<strong>de</strong> aan het<br />
beleid waarmee hij in een minimum plaatsruimte steeds het maximum copij wist samen te<br />
persen!<br />
<strong>de</strong> redactie van <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> neêr, en Gerard van Eckeren, die toch reeds<br />
me<strong>de</strong>werker was, voer<strong>de</strong> alleen <strong>de</strong> redactie, tot hij twee jaar gele<strong>de</strong>n er <strong>de</strong>n heer<br />
Greshoff inhaal<strong>de</strong>. U ziet, <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> en die van <strong>de</strong><br />
Hollandia-Drukkerij loopen nogal in elkaar.<br />
Esser heeft, toen hij in <strong>de</strong> drukkerij werd opgenomen, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zaak gereisd, en<br />
ze vroegen hem toen wel eens: wie is toch die meneer Schu<strong>de</strong>l? Men ken<strong>de</strong> mij<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vakgenooten niet. Maar als <strong>de</strong> wil er maar is, gaat alles tenslotte wel, al<br />
heb ik natuurlijk zoo nu en dan leergeld moeten betalen. Ook van reizigers die bij<br />
mij kwamen, leer<strong>de</strong> ik veel: ik liet ze praten en maakte on<strong>de</strong>rwijl zelf mijn<br />
gevolgtrekkingen. Het gevolg was, dat ik niettegenstaan<strong>de</strong> mijn geringe vakkennis<br />
toch in het bezit kwam van <strong>de</strong> beste materialen en hulpmid<strong>de</strong>len. De groote<br />
Augsburgsche snelpers die ik in<strong>de</strong>rtijd mij aanschafte, loopt nòg uitstekend. U kunt<br />
zelf zien hoe goed werk zij levert: <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> wordt er nog steeds op<br />
gedrukt.<br />
Is het u wel eens opgevallen welk een eigenaardige plaats <strong>de</strong> Hollandia-Drukkerij<br />
inneemt in <strong>de</strong> uitgeverswereld? Dat komt omdat Esser uit orthodoxe kringen is<br />
<strong>voor</strong>tgekomen en ik Theosoof ben. Die combinatie heeft haar stempel gedrukt op<br />
onze uitgaven. Wij hebben van alles in het licht gegeven: zoowel van Roomsche<br />
als Joodsche, van Mo<strong>de</strong>rne, Ethische en Gereformeer<strong>de</strong> zij<strong>de</strong>, ja zelfs van<br />
Vrij<strong>de</strong>nkers, en natuurlijk ook vele Theosophische brochures en boeken. Mijn eerste<br />
uitgave was “De Oceaan van Theosophie”, dat al lang uitverkocht is. Toen kwam<br />
<strong>de</strong> serie Pro en Contra. Met dat <strong>de</strong>nkbeeld liep ik al rond vóór Esser kwam, maar<br />
samen met hem ben ik die reeks toen begonnen.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
J. BOELENS<br />
De man, die geduren<strong>de</strong> 25 jaar <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> heeft gedrukt.<br />
We von<strong>de</strong>n het aardig om twee menschen tegen elkan<strong>de</strong>r op te laten keffen, zon<strong>de</strong>r<br />
dat ze wisten waar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r het over zou hebben. Er was natuurlijk ook iets tegen,<br />
omdat ze vaak naast elkan<strong>de</strong>r re<strong>de</strong>neer<strong>de</strong>n. We hebben echter veel succes met<br />
die reeks gehad. Later volg<strong>de</strong>n: Levensvragen, Kerk en Secte, Groote <strong>Den</strong>kers,<br />
Groote Mystieken, Groote Mannen, Groote Godsdiensten, Staten en Volkeren,<br />
Re<strong>de</strong>lijke Godsdienst en tal van an<strong>de</strong>re seriën. Daar tusschen door gedichten,<br />
romans en novellen, te veel om te noemen. Ik zei u al, dat ik niet onaardig <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong><br />
met “Hare Koninklijke Hoogheid <strong>de</strong> Vrouw”. Die boeken vlogen weg.<br />
Voordat Esser er bij kwam <strong>de</strong>ed ik alles in m'n eentje. De meeste uitgevers heb<br />
ik opgezocht om ze te interesseeren <strong>voor</strong> <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. Die bezoeken waren<br />
niet altijd even bemoedigend, want dikwijls moest ik hooren: “Och, dat blad zal geen<br />
lang leven hebben; dàt tijdschrift is al verdwenen, en dàt...” “Maar <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong><br />
<strong>Winckel</strong> is toch maar in stand gebleven!” voeg<strong>de</strong> <strong>de</strong> heer Schu<strong>de</strong>l er triomfant aan<br />
toe.<br />
Het is geen benij<strong>de</strong>nswaardige taak om jong uitgever te zijn, want je wordt achterna<br />
gezeten door jonge schrijvers en vertaalsters, die natuurlijk <strong>de</strong>nken: daar kan ik het<br />
nog wel eens wagen’.<br />
‘Zocht u zelf uit wat binnen kwam?’<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
6<br />
‘Ja, <strong>de</strong> eerste jaren wel. Later <strong>de</strong>ed mijn me<strong>de</strong>directeur dat in hoofdzaak’.<br />
‘Wanneer is precies <strong>de</strong> Hollandia-Drukkerij opgericht?’<br />
‘Laat eens kijken, dat was in April 1899, en in 1902 begon <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>.<br />
Nu het blad vergroot en verfraaid is, zijn er heel wat abonné's bijgekomen. Als u <strong>de</strong><br />
eerste nummers vergelijkt met <strong>de</strong> tegenwoordige, ziet u, dat er een groot verschil<br />
in karakter gekomen is in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren. Elke redacteur drukt er natuurlijk zijn<br />
stempel op. Zoo heeft Esser er mijn gelief<strong>de</strong> Boekenlijst uitgegooid, omdat hij meer<br />
plaats noodig had <strong>voor</strong> wat an<strong>de</strong>rs. De vroegere groene advertentie pagina gebruikte<br />
hij soms ook al <strong>voor</strong> het redactioneele ge<strong>de</strong>elte. Het blad neemt nog altijd een<br />
eigenaardige plaats in, maar het wordt nu in alle kringen gelezen’.<br />
‘U spreekt zoo over het drukken van een eigen stempel en telkens komt u er op<br />
terug, dat het blad niet gewor<strong>de</strong>n is wat u er mee bedoel<strong>de</strong>. U liet dus <strong>de</strong> redactie<br />
vrij?’<br />
‘Ja, dat <strong>de</strong>ed ik. U <strong>de</strong>nkt natuurlijk aan die groote quaestie die er in<strong>de</strong>rtijd met “<strong>de</strong><br />
Groene” geweest is, dat begrijp ik. De uitgever is natuurlijk <strong>de</strong> patroon. Als <strong>de</strong> redactie<br />
lijnrecht tegen mij in was gegaan, dan zou ik niet geaarzeld hebben om <strong>de</strong> door mij<br />
betaal<strong>de</strong> redactie te ontslaan. Maar dat was gelukkig niet het geval. Die twee heeren<br />
gaven wel wat ik bedoel<strong>de</strong>, maar alleen in een ietwat an<strong>de</strong>ren vorm. De redactie<br />
geeft richting aan het blad, dat spreekt, maar het gaat toch niet aan, dat een uitgever<br />
zijn blad moet zien ten on<strong>de</strong>r gaan door <strong>de</strong> opvatting van <strong>de</strong>n redacteur. De redactie<br />
mag zich een groote mate van vrijheid <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n, maar mag nooit vergeten,<br />
dat zij in dienst is van <strong>de</strong>n uitgever’.<br />
‘Dan is dus <strong>de</strong> positie van Esser wel i<strong>de</strong>aal’.<br />
‘Ja, die is zijn eigen patroon’.<br />
‘Is u geheel uit <strong>de</strong> Hollandia-Drukkerij?’<br />
‘Neen, ik ben er weer in als Commissaris. Ik ben er in 1922 uitgegaan. Toen ben<br />
ik met mijn familie naar Amerika getrokken, naar het Hoofdkwartier van <strong>de</strong><br />
Universeele Broe<strong>de</strong>rschap en het Theosophisch Genootschap te Point Loma in<br />
Californië. U herinnert zich misschien, dat Daniël <strong>de</strong> Lange daar <strong>de</strong> laatste jaren<br />
van zijn leven heeft doorgebracht en gewerkt. Er is daar nog een troepje Hollan<strong>de</strong>rs.<br />
Daar ben ik ruim twee jaar geweest en heb er o.a. gewerkt als corrector op <strong>de</strong><br />
drukkerij. Dertig jaar had ik er naar verlangd daarheen te gaan, en toen kon het.<br />
Het klimaat bevalt mij beter dan hier. Het is een land van druiven, vijgen, perziken,<br />
persimmons, sinaasappelen en citroenen. Point Loma ligt drie à vierhon<strong>de</strong>rd meter<br />
boven <strong>de</strong> zee en het geheele jaar door is het er heerlijk warm. In 1924 ben ik<br />
teruggekomen. Ik moest helaas wegens familie-omstandighe<strong>de</strong>n. En nu ben ik in<br />
19<strong>26</strong> benoemd tot Commissaris <strong>de</strong>r Hollandia-Drukkerij. Esser was zoo gewoon<br />
alles met mij te behan<strong>de</strong>len en ik heb er nu tijd genoeg <strong>voor</strong>, naast mijn<br />
geneeskundige studiën.<br />
Weet u wat een aardige bizon<strong>de</strong>rheid is, die ik nog verzuim<strong>de</strong> u te vertellen? Dat<br />
groote werk van Blavatsky, De Geheime Leer, waarover ik 27 jaar gele<strong>de</strong>n dacht<br />
om het uit te geven, maar waar ik toen niet toe kon komen, wordt nu toch door <strong>de</strong><br />
Hollandia-Drukkerij gedrukt, al is het dan ook <strong>voor</strong> rekening van <strong>de</strong> Universeele<br />
Broe<strong>de</strong>rschap en het Theosophisch Genootschap’.<br />
We bleven nog wat napraten, en toen bracht <strong>de</strong> heer Schu<strong>de</strong>l me naar het<br />
lokaaltje. De wolken waren weggetrokken en een hel<strong>de</strong>re maan scheen over het<br />
stille dorp.<br />
G.H. PANNEKOEK Jr.<br />
1 Januari 1927.<br />
Al praten<strong>de</strong> met...<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>de</strong> redactie<br />
LAREN in <strong>de</strong>n winter... kale boomen op <strong>de</strong>n Brink. De klokken lui<strong>de</strong>n en <strong>de</strong><br />
menschen drommen naar <strong>de</strong> kerk. Ik loop <strong>voor</strong> Hamdorff en kijk door <strong>de</strong> ruiten of<br />
ik Gerard van Eckeren zie zitten, dien ik alleen van het portret ken. In <strong>de</strong> serre<br />
drinken een paar jongelui een kleintje koffie. Ver<strong>de</strong>r is er niemand. Wachtend loop<br />
ik rond, ga dan naar binnen en vraag aan <strong>de</strong>n kellner of <strong>de</strong> heer Esser ergens in<br />
een verborgen hoekje zit. Hij kent hem niet.<br />
Wachten is vervelend. Ik moet uitkijken, kan dus niet rustig gaan lezen, loop weer<br />
naar buiten. Dan zie ik iemand, met <strong>de</strong> oogen zoekend in <strong>de</strong> serre, aankomen. Hij<br />
heeft een winterjas aan, maar geen hoed op. Zijn haar is grijzend, evenals zijn baard.<br />
En ik herken Gerard van Eckeren, al had ik hem, van het portret, grooter en forscher<br />
gedacht.<br />
Als we kennis gemaakt hebben zitten we in <strong>de</strong> serre te praten, nu samen wachtend<br />
op Greshoff, die uit Arnhem komen moet. Hamdorff is leeg op dit vroege<br />
Zondagmorgenuur. De danszaal ligt verlaten. Even hoor ik iemand op een saxophoon<br />
blazen, een melancholisch geluid in <strong>de</strong> holle ruimte. Is <strong>de</strong>ze danswereld <strong>voor</strong> mij<br />
onbekend terrein, <strong>voor</strong> Greshoff, die spoedig daarna verschijnt, is ze in alle<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>elen bekend. Da<strong>de</strong>lijk haalt hij uit zijn actetasch een boekje <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dag<br />
over dansen. Het is een hobby van hem. Hij is an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> dichter en schrijver<br />
over <strong>de</strong>n dans J.W.F. Werumeus Buning. Die is alleen theoretisch op <strong>de</strong> hoogte.<br />
Volkomen. Greshoff beoefent ook <strong>de</strong> practijk. En hij doet het met hartstocht. Hij<br />
charlestont en black-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
7<br />
bottomt zóó veel, dat hij er mager van is gewor<strong>de</strong>n. En Nijhoff charlestont en Besnard<br />
charlestont. Van Eckeren en ik voelen ons zeer achterlijk, en als later op <strong>de</strong>n dag<br />
Greshoff <strong>voor</strong> ons in het gezellige tuinhuis van Van Eckeren bij een mooie<br />
gramophoon heeft ge<strong>de</strong>monstreerd hòe je charlestonnen en blackbottommen moet,<br />
zijn we volkomen overtuigd van zijn bekwaamheid op dat gebied.<br />
MAURITS ESSER<br />
(Gerard van Eckeren) (19<strong>26</strong>)<br />
En in mijn gedachten zie ik allerlei menschen charlestonnen, bv. van Eyck met<br />
Colenbran<strong>de</strong>r, Hopman met Querido, A.M. <strong>de</strong> Jong met Greshoff, Borel met <strong>de</strong><br />
Meester, een gansche broe<strong>de</strong>rlijke reeks... Maar we waren spoedig van <strong>de</strong> dansin<br />
<strong>de</strong> litteraire wereld terecht gekomen 1) en toen bleek me, dat mijn interview met<br />
zeer veel verschillen<strong>de</strong> personen tegelijk gevoerd werd. Nu eens teeken<strong>de</strong> ik een<br />
paar woor<strong>de</strong>n aan van Gerard van Eckeren, dan weer was Maurits Esser aan het<br />
woord. En met Greshoff werd het nog erger. Ik kon alles bijna niet uit elkaar hou<strong>de</strong>n.<br />
Soms was hijzelf aan het woord, waarna Otto P. Reys, die waarachtig weer aanwezig<br />
was, zich in het gesprek meng<strong>de</strong>. Ook J. van Zomeren Badius sprak af en toe mee,<br />
zoodat ik bemerkte met vijf personen tegelijk aan het spreken te zijn. Daarom besloot<br />
ik ten slotte, dat ik zoo min mogelijk namen zou noemen van sprekers.<br />
Wat <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> wil?<br />
In <strong>de</strong> eerste plaats: <strong>de</strong> menschen met alle mid<strong>de</strong>len die er zijn, prikkelen, ze<br />
opwekken tot lezen van boeken en natuurlijk ook boeken koopen. Daarom is het<br />
i<strong>de</strong>aal van <strong>de</strong> Redactie om het blad van een maandblad tot een veertiendaagsch<br />
periodiek uit te brei<strong>de</strong>n. Daar<strong>voor</strong> is <strong>de</strong> steun noodig van <strong>de</strong> lezers. Er is een groote<br />
kern van lezers, die van het begin af abonné zijn. Dat hebben we nagegaan. Van<br />
die kern merken we weinig, maar het zou zoo prettig zijn als we meer van ze hoor<strong>de</strong>n.<br />
Ze moeten hun wenschen uiten, vertellen wat hun bevalt en niet bevalt. We krijgen<br />
wel eens brieven, dat is zoo, maar dat is niet voldoen<strong>de</strong>. De lezers moeten ons<br />
<strong>voor</strong>al niet beschouwen als menschen, die het weten, wij doen alleen ons best om<br />
ze, zoo volledig mogelijk, <strong>voor</strong>- en in te lichten; en door vragen te stellen moet het<br />
contact vergroot wor<strong>de</strong>n.<br />
Als dus het contact grooter is en <strong>de</strong> abonné's trachten in eigen kring het aantal<br />
abonné's uit te brei<strong>de</strong>n, dan kunnen we het blad om <strong>de</strong> veertien dagen laten<br />
verschijnen. Dan zou het ook nog actueeler kunnen wor<strong>de</strong>n. We krijgen dan nog<br />
meer ruimte <strong>voor</strong> besprekingen, <strong>voor</strong> plaatjes, portretten, interviews en artikelen<br />
over tooneel. Stellen <strong>de</strong> lezers bv. prijs op <strong>de</strong> Revue van maandschriften, zooals<br />
die vroeger geregel<strong>de</strong>r werd opgenomen dan thans? We weten het niet. Zulke<br />
dingen moeten we weten.<br />
1) Welk een val! (noot van J. Gr.).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De boekhan<strong>de</strong>l ontwikkelt gelukkig steeds meer activiteit ten opzichte van <strong>Den</strong><br />
<strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. Dat is trouwens zijn eigen belang, want als <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong><br />
veel gelezen wordt, dan wor<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> daarin besproken boeken gekocht en<br />
gelezen. En waarom zou in ons land een <strong>de</strong>rgelijk goed gefun<strong>de</strong>erd blad niet mogelijk<br />
zijn, waar het in alle lan<strong>de</strong>n bestaat? In Frankrijk verschijnt ‘Les nouvelles litteraires’,<br />
in Duitschland ‘Die Literarische Welt’, wat zelfs weekbla<strong>de</strong>n zijn, in Engeland is ‘The<br />
Times litterary supplement’, in Italië ‘Fiera letteraria’.<br />
Het is een verkeerd begrip: te <strong>de</strong>nken dat <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> eenige <strong>voor</strong>keur<br />
heeft. Het zij hier met alle nadruk verzekerd: het blad, als orgaan, heeft geen<br />
<strong>voor</strong>keur. Het is een Spiegel. Het wil een beeld geven van het litteraire leven<br />
zooals het reilt en zeilt, dus <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>elaars in het blad zijn vrij. Hoe <strong>de</strong> redacteuren<br />
over een bepaald boek of een schrijver <strong>de</strong>nken doet er niet toe.<br />
Dat kan hoogstens tot uiting komen in een door hen gesigneerd artikel, nooit in<br />
<strong>de</strong> houding van het blad ten opzichte van dien schrijver of dat boek. Voorbeel<strong>de</strong>n?<br />
Die zijn er te over. Men heeft een van ons zijn gebrek aan bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Querido<br />
verweten. Het zij zoo; maar het heeft hem niet belet in <strong>de</strong> Maandkroniek een hartelijk<br />
enthousiast artikel van Mr. Pauwels over dien schrijver over te nemen.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
8<br />
In elk artikel, on<strong>de</strong>rteekend door <strong>de</strong>n schrijver, mag een positieve meening tot uiting<br />
komen, hoe afwijkend die ook zij, in <strong>de</strong> algemeene opstelling van het tijdschrift wordt<br />
gestreefd naar een groote mate van onpartijdigheid, naar een afwegen van pro<br />
tegen contra.<br />
Er is ook gezegd, dat <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> uitsluitend <strong>de</strong> jonge schrijvers steunt.<br />
Dat is ook onjuist. En uw eigen interview met Hofker dan?<br />
J. GRESHOFF<br />
(1927)<br />
Toch zeker geen jonge schrijver! Nog eens, we willen een spiegel zijn van het<br />
litteraire leven, en als je dat wilt wezen moet je datgene wat zich roert, naar voren<br />
brengen. Daarom zijn <strong>de</strong> jongeren, die zich naar boven werken, natuurlijk belangrijker<br />
dan reeds rustig aangekomen schrijvers, en daarom moet hun streven krachtig<br />
bekend gemaakt wor<strong>de</strong>n. Er is ook gezegd, dat <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> aan adoration<br />
mutuelle lijdt, maar dat is niet zoo. Als wij een boek leelijk vin<strong>de</strong>n, dan vin<strong>de</strong>n wij<br />
het niet mooi, maar niet omdat <strong>de</strong> schrijver in Gasselternijeveen geboren is, of familie<br />
is van die, of rood of roomsch is. Dat is een absoluut verkeer<strong>de</strong> gedachte en het<br />
verbrei<strong>de</strong>n ervan lijkt verdacht veel op kwa<strong>de</strong> trouw. Daar heb je A.M. <strong>de</strong> Jong, zei<br />
Greshoff met nadruk. Ik dweep met zijn Merijntje Gijzen's jeugd. Dat is zon<strong>de</strong>r eenige<br />
restrictie: prachtig. Van Eckeren heeft het m.i. lang niet genoeg geprezen. De Jong's<br />
vroeger werk vond ik leelijk, dit mooi. Ik heb er echt van genoten, <strong>voor</strong>al van het<br />
eerste <strong>de</strong>el. Daar ben ik wèg van geweest. Je ziet: het gaat niet tegen De Jong. Ik<br />
ken hem niet, ik weet niets van hem af, zijn politieke gezindheid interesseert mij<br />
niet, en dat hij mij zoo nu en dan eens uitkaffert is zijn goed recht. Wij zijn geen<br />
jongejuffrouwen. En bovendien: wie kaatst moet <strong>de</strong>n bal verwachten! Maar ik vind<br />
zijn vroegere boeken niet slecht omdat hij niet lief<strong>de</strong>rijk tegen mij is, net zoo min<br />
als ik zijn laatste boek prachtig vind omdat hij zoo'n beeldige baard cultiveert.<br />
Zulke <strong>voor</strong>stellingen van zaken zijn leugenachtig. En ze hin<strong>de</strong>ren mij. Als ik mij<br />
vergis, dan vergis ik mij te goe<strong>de</strong>r trouw. En daarenboven: in <strong>de</strong> litteratuur moet je<br />
elkaar kunnen uitveteren zon<strong>de</strong>r da<strong>de</strong>lijk haatdragend en be<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>eld te wor<strong>de</strong>n.<br />
En dan zeggen ze, voeg<strong>de</strong> Esser - of was het van Eckeren? - er bij, dat jij fascist<br />
bent. Waar blijkt dat uit?<br />
Nergens. De grootste onzin! Dit is een typisch bewijs van het maar raak schrijven<br />
van sommige collega's. Ik heb mij nog nimmer openlijk over <strong>de</strong>ze quaestie<br />
uitgelaten. En toch weten ze er alles van. Is het geen won<strong>de</strong>r!<br />
Het fascisme is een Italiaansch verschijnsel, dat naar mijn beschei<strong>de</strong>n meening<br />
nooit eenige kans heeft in Holland overgepoot te wor<strong>de</strong>n. Daar<strong>voor</strong> zijn er te groote<br />
verschillen in historische traditie, economische ontwikkeling en volkskarakter.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Maar het fascisme berust op theoretische grondslagen, welke <strong>voor</strong> een belangrijk<br />
<strong>de</strong>el ontleend zijn aan <strong>de</strong> Maurrassiaansche gedachtenwereld. Als je nu weet dat<br />
ik al een jaar of tien werk aan een studie over Charles Maurras, dan zul je begrijpen<br />
dat, daarom, het fascisme mij interesseert.<br />
Maar die platonische belangstelling is al voldoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong> kwaadwillige kamera<strong>de</strong>n<br />
om los te barsten! En D.G.W. heeft met dit alles bovendien heelemaal niets te<br />
maken!<br />
Toen kwamen <strong>de</strong> twee redacteuren op een an<strong>de</strong>re quaestie. Er is nog een<br />
misverstand op te hel<strong>de</strong>ren. Kijk eens: als je iets onjuist, of niet mooi, of onbetamelijk<br />
vind, dan kun je dat op twee manieren zeggen: in een ernstig betoog of in een<br />
bouta<strong>de</strong>. Als je het op <strong>de</strong> laatste manier doet, begrijpen <strong>de</strong> menschen je gewoonlijk<br />
niet, en daar hebben wij nog al eens on<strong>de</strong>r te lij<strong>de</strong>n. Men verstaat in ons land geen<br />
ironie.<br />
Toen het interview van J. van Zomeren Badius met Otto P. Reys verschenen was<br />
zijn er enkele menschen zeer ontstemd geraakt. Ze waren boos om <strong>de</strong>n toon. Toch<br />
was dit alles au fond heel ernstig gemeend. Er waren enkele dingen die wel eens<br />
gezegd mochten wor<strong>de</strong>n, meen<strong>de</strong>n wij. Al is <strong>de</strong> toon wat speelsch, daarme<strong>de</strong><br />
veran<strong>de</strong>rt noch <strong>de</strong> bedoeling, noch <strong>de</strong> gezindheid, noch <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>re of min<strong>de</strong>re<br />
juistheid van een beschouwing!<br />
Er is een heel verschil tusschen Ne<strong>de</strong>rland en Frankrijk. In Frankrijk is <strong>de</strong> litteratuur<br />
doorgedrongen tot het maatschappelijk leven. De maatschappij bestaat uit<br />
verschillen<strong>de</strong> categoriën, bv. uit kooplie<strong>de</strong>n, soldaten, magistraten, industrieelen,<br />
èn... litteratoren. Deze vormen een erken<strong>de</strong> groep, met een<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
9<br />
eigen functie en een eigen plaats in <strong>de</strong> maatschappelijke groepeering; met eigen<br />
verplichtingen en eigen <strong>voor</strong>rechten.<br />
Wanneer er daar ginds sprake is van een nationale representatie, dan zal <strong>de</strong><br />
Dichter er niet bij ontbreken: bij alle groote apotheosen (men <strong>de</strong>nke aan <strong>de</strong><br />
wapenstilstands- en vre<strong>de</strong>smanifestaties) is <strong>de</strong> Dichter <strong>voor</strong>aan. Bij onthullingen,<br />
historische ge<strong>de</strong>nkdagen, ontvangsten wor<strong>de</strong>n gedichten <strong>voor</strong>gedragen. Men <strong>de</strong>nke<br />
eens aan <strong>de</strong> plaats die een Valery inneemt!<br />
De lei<strong>de</strong>rs van D.G.W. <strong>voor</strong> hun werkhuisje te Laren.<br />
En hier. Hier zeggen <strong>de</strong> menschen van een dichter: ‘Het is heusch een heel nette<br />
en aardige jongen, maar hij schrijft’.<br />
Parijs zendt geregeld letterkundig nieuws uit per radio. Een interessante jonge<br />
dichter als Paul Eluard heeft er <strong>de</strong> boekcritiek te hou<strong>de</strong>n. Tal van schrijvers lezen<br />
<strong>voor</strong> uit eigen werk.<br />
In Duitschland wor<strong>de</strong>n twee, drie litteraire on<strong>de</strong>rwerpen per dag behan<strong>de</strong>ld. Een<br />
blik in <strong>de</strong> Luistergids kan u daarvan overtuigen. En hier? Wat doet Hilversum <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> litteratuur? Laat staan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jongere letterkun<strong>de</strong>? Niets, niets, niets.<br />
Toen <strong>de</strong> P.C. Hooft een proeftocht <strong>de</strong>ed vroeg men uit alle kringen menschen,<br />
maar <strong>de</strong> litteratoren ontbraken! In Frankrijk zou dat onmogelijk zijn. Nou moet je<br />
niet <strong>de</strong>nken, dat wij persoonlijk zulke openbare festiviteiten zoo vermakelijk vin<strong>de</strong>n.<br />
Integen<strong>de</strong>el. Wij voelen ons geen van tweeën erg representatief en erg<br />
litteratorachtig, en wij zijn vreeselijk blij dat wij niet mee hoeven op te zitten en<br />
pootjes te geven. Maar <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n zijn symptomatisch. Zij geven aan, welk<br />
een plaats el<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> letterkun<strong>de</strong>, en welke zij hier, inneemt.<br />
En vergelijk eens <strong>de</strong> verkoopsjaarcijfers van boeken in Finland, Noorwegen,<br />
Zwe<strong>de</strong>n, <strong>Den</strong>emarken met die van ons land! Dan komen wij er wel erg zielig en<br />
bekaaid af!<br />
Het doel van <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> is me<strong>de</strong>: <strong>de</strong> litteratuur in het leven te brengen,<br />
<strong>de</strong> vele grenzen, die hier zijn, weg te nemen. Dit hopen wij ook te bereiken door <strong>de</strong><br />
interviews, die <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën <strong>de</strong>r schrijvers weergeven en <strong>de</strong>ze in verband brengen<br />
met hun persoonlijkhe<strong>de</strong>n.<br />
In Ne<strong>de</strong>rland ontbreekt het we<strong>de</strong>rzijdsche vertrouwen tusschen lezers en<br />
schrijvers. Deze groepen stellen nog te weinig belang in elkan<strong>de</strong>rs we<strong>de</strong>rzijdsche<br />
aangelegenhe<strong>de</strong>n. Wel zijn er enkele schrijvers, die gelezen wor<strong>de</strong>n, als Querido,<br />
Top Naeff, Jo van Ammers-Küller. Maar <strong>de</strong> belangstelling <strong>voor</strong> het letterkundig<br />
leven, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geestelijke bewegingen, <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n strijd <strong>de</strong>r i<strong>de</strong>eën en <strong>de</strong> karakters<br />
is hier volkomen afwezig...<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
We zaten een oogenblik stil. Af en toe spraken <strong>de</strong> redacteuren over<br />
redactie-aangelegenhe<strong>de</strong>n, over persoonlijke dingen. Tot opeens een van <strong>de</strong> twee<br />
het woord tot mij richtte:<br />
Weet je wat ze hier ook niet begrijpen? Dat een anecdote waar<strong>de</strong> heeft. Een<br />
anecdote moet spelen<strong>de</strong>rwijs een blik geven in het werk van <strong>de</strong>n schrijver, zooals<br />
Otto P. Reys geprobeerd heeft. Een klein trekje, een enkel woord moet plotseling<br />
<strong>de</strong>n indruk geven van: ja, zóó is hij in<strong>de</strong>rdaad. En die kìjk op een persoon, moet het<br />
werk verdui<strong>de</strong>lijken. Dat moet het zijn. Hier in Holland <strong>de</strong>nkt men da<strong>de</strong>lijk aan<br />
onbeschei<strong>de</strong>nheid. Onzin. Een schrijver is een eenheid, die niet te schei<strong>de</strong>n is in<br />
een boek en een mensch. Als men belang stelt in een schrijver, stelt men belang<br />
in zijn boek en omgekeerd.<br />
En dan zei van Eckeren nog:<br />
De moeilijkheid bij het redigeeren van een tijdschrift zijn <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers. Als je<br />
een tijdschrift opricht krijg je <strong>de</strong> toezegging van <strong>de</strong> beste schrijvers als me<strong>de</strong>werker.<br />
Maar een stukje loskrijgen is zeer moeilijk. Ie<strong>de</strong>reen belooft gou<strong>de</strong>n bergen van<br />
copij, niemand zendt wat. Er komt een boek ter recensie, je kijkt het in en komt tot<br />
<strong>de</strong> conclusie, dat <strong>de</strong>ze of die het hebben moet. Dat is <strong>de</strong> eenige man in Holland,<br />
die het kan. Er is er gewoonlijk maar één. Je stuurt het, en je hoort er niets meer<br />
van. Dat is een drawback, en dat mag het publiek ook wel eens weten...<br />
We waren uitgepraat. In het gezellige huis van Maurits Esser hebben we<br />
allergenoegelijkst zitten<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
10<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
11<br />
praten, naar heerlijke muziek 1) geluisterd en prettig gekoffietafeld. En ik moet<br />
bekennen, dat dit interview <strong>de</strong> aangenaamste herinneringen heeft achtergelaten.<br />
G.H. PANNEKOEK Jr.<br />
Over Paul Verlaine<br />
Paul Verlaine, het leven van een dichter, door Arthur van Schen<strong>de</strong>l.<br />
Meulenhoff, Amsterdam 1927.<br />
UIT zijn leven van Shakespeare was reeds gebleken welk een volmaakte biograaf<br />
<strong>de</strong> heer van Schen<strong>de</strong>l is, <strong>voor</strong>namelijk van het leven van een kunstenaar, wiens<br />
bestaan <strong>de</strong>els onbekend, <strong>de</strong>els legendarisch is. Men moet werkelijk een dichter zijn<br />
met een uiterst fijn intuïtievermogen om, aan <strong>de</strong> hand van enkele vage gegevens,<br />
uit <strong>de</strong>n tekst zelf van het oeuvre, <strong>de</strong> figuur te doen herrijzen van een genialen<br />
kunstenaar, wiens menschelijk bestaan niet zoozeer van dat van an<strong>de</strong>re menschen<br />
uit zijn tijd verschil<strong>de</strong>. Zulk werk is een schoon spel van <strong>de</strong>n geest en van het gevoel,<br />
en se<strong>de</strong>rt enkele jaren zijn <strong>de</strong>rgelijke werken zeer in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>. Met genoegen mag<br />
men vaststellen dat <strong>de</strong> ‘Shakespeare’ aan alle <strong>de</strong>rgelijke en thans beroem<strong>de</strong><br />
biografieën is <strong>voor</strong>afgegaan en dat het met alle mij beken<strong>de</strong> producties uit <strong>de</strong><br />
Fransche litteratuur, zon<strong>de</strong>r eenige uitzon<strong>de</strong>ring, te zijnen <strong>voor</strong><strong>de</strong>ele kan wor<strong>de</strong>n<br />
vergeleken. Ik meen niet dat dit, in een an<strong>de</strong>r literair genre, van eenig an<strong>de</strong>r<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsch boek kan wor<strong>de</strong>n gezegd.<br />
In zijne biografie van Paul Verlaine heeft <strong>de</strong> heer van Schen<strong>de</strong>l hetzelf<strong>de</strong> doel<br />
beoogd al in zijn Shakespeare. Maar zijne taak was hier oneindig moeilijker. Het<br />
leven van Verlaine is thans zeer goed bekend; van <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van dit<br />
getourmenteerd bestaan is, se<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> jongste werken van <strong>de</strong>n heer M. Coulon over<br />
<strong>de</strong> dichters Verlaine en Rimbaud en van <strong>de</strong>n heer J.M. Carré over laatstgenoem<strong>de</strong>n<br />
poëet, niets meer verborgen. De eenvoudige biografie van Verlaine, dat is: een<br />
chronologisch relaas zijner levensomstandighe<strong>de</strong>n, eene zakelijke opsomming van<br />
alle beken<strong>de</strong> feiten, zooals <strong>de</strong> heer J.M. Carré schreef over Rimbaud, en laatst <strong>de</strong><br />
heer F. Porché over Bau<strong>de</strong>laire, heeft <strong>de</strong> heer van Schen<strong>de</strong>l ons niet gegeven. Het<br />
was trouwens ook niet zijne bedoeling. Zijn werk is in <strong>de</strong> eerste plaats het ontroerend<br />
verhaal van <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n, waarin <strong>de</strong> dichter Paul Verlaine verkeer<strong>de</strong> toen<br />
hij zijne onsterfelijke gedichten schreef. Daarom is <strong>de</strong> titel van het boek: ‘Verlaine,<br />
het leven van een dichter’. Van het leven eens dichters is het boek van <strong>de</strong>n heer<br />
van Schen<strong>de</strong>l waarlijk een zuivere spiegel. Niemand kan als hij, in zijn kristal-hel<strong>de</strong>r<br />
proza, dat zulke diepe resonnanties heeft, <strong>de</strong> natuur doen vermoe<strong>de</strong>n van die<br />
geheime kracht, die <strong>de</strong>n dichter tot zingen noopt, noch ons zoo dui<strong>de</strong>lijk doen<br />
gevoelen in welke <strong>de</strong>licate atmosfeer een eeuwige zang zijn oorsprong vindt. Men<br />
heeft slechts <strong>de</strong> laatste bladzij<strong>de</strong>n van dit boek te lezen, waarin <strong>de</strong> auteur het treurige<br />
leven van Verlaine overschouwt, om zich te overtuigen hoe diep hij <strong>de</strong> essentie van<br />
die zuivere dichtersziel kan begrijpelijk maken aan hen die nog in <strong>de</strong> lage lan<strong>de</strong>n<br />
vertoeven. Aldus beschouwd - en ik herhaal het: dit was <strong>de</strong> bedoeling van <strong>de</strong>n<br />
schrijver - is <strong>de</strong>ze biografie een meesterlijk werk.<br />
Het eenig bezwaar dat ik tegen het boek heb is dan ook geenszins van literairen<br />
aard. Het is het volgen<strong>de</strong>: dit boek is niet <strong>de</strong> biografie van Paul Verlaine, zooals ik<br />
mij dien dichter <strong>voor</strong>stel. Het is wel het leven van een dichter, <strong>voor</strong> zoover zijn leven<br />
in direct verband staat met zijne literaire productie. Maar het literaire standpunt is<br />
niet het eenige. Op die wijze bekeken zou het leven van Rimbaud, die op zijn<br />
twintigste jaar bleef zwijgen, se<strong>de</strong>rt dien datum onbelangrijk zijn. Ik ben daarentegen<br />
overtuigd dat het pas na<strong>de</strong>rhand waarlijk belangrijk werd. Al ware het slechts omdat<br />
1) ‘I never see Maggy alone’. (Noot van O.P.R.)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
het een verklaring geeft van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>. Het komt mij overigens <strong>voor</strong><br />
dat <strong>de</strong> heer van Schen<strong>de</strong>l in zijn boek Rimbaud wel een beetje onrecht aandoet.<br />
Dit schijnt wel het lot te moeten zijn van alle Verlaine-biografen, te beginnen met<br />
Lepelletier 1) . Van bei<strong>de</strong> dichters was Rimbaud ongetwijfeld <strong>de</strong> meest intelligente en<br />
<strong>de</strong> meest sterke personaliteit. Was hij ook <strong>de</strong> grootste dichter? Ik moet constateeren<br />
dat zijn invloed nog zeer levendig werkt op <strong>de</strong> tegenwoordige generatie en dat<br />
daarentegen Verlaine als kunstenaar reeds tot het verle<strong>de</strong>n behoort. Dit bewijst op<br />
zichzelf niets. Maar elk boek over Verlaine of Rimbaud brengt steeds opnieuw <strong>de</strong><br />
kwestie Verlaine-Rimbaud naar voren. En steeds wor<strong>de</strong>n wij aangespoord om partij<br />
te kiezen, omdat het hier ten slotte om een beginsel gaat waar <strong>de</strong> richting van <strong>de</strong><br />
tegenwoordige poëzie van afhangt. Maar welke ook <strong>de</strong> opinie weze, die men over<br />
het conflikt - ik bedoel het poëtisch conflikt - tusschen Verlaine en Rimbaud heeft,<br />
het essentieele bezwaar tegen <strong>de</strong>ze ‘Verlaine’ ligt niet in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>ingenomenheid<br />
van <strong>de</strong>n auteur met <strong>de</strong>n dichter. Hij bemint Verlaine als dichter, en die lief<strong>de</strong> is<br />
vanzelfsprekend <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen die waarlijk <strong>de</strong> poëzie liefheeft. Of liever hetgeen<br />
vanzelfsprekend is, dat is <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el van Verlaine's gedichten.<br />
Maar, zal men hier in het mid<strong>de</strong>n brengen, men kan toch <strong>de</strong>n mensch niet schei<strong>de</strong>n<br />
van <strong>de</strong>n dichter. In<strong>de</strong>rdaad, en juist daarom was <strong>de</strong> taak van <strong>de</strong>n heer<br />
1) Het boek van Lepelletier werd besproken in D.G.W. 7e jrg. blz. 17-20, alwaar men ook een<br />
viertal portretten van <strong>de</strong>n dichter vindt opgenomen. (Red. D.G.W.)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
12<br />
van Schen<strong>de</strong>l zoo moeilijk. In zijne <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> vestigt hij er <strong>de</strong> aandacht op ‘hoe<br />
won<strong>de</strong>rbaarlijk <strong>de</strong> poëzie haar wegen vindt’. Won<strong>de</strong>rbaarlijk is dit zeker. Maar<br />
waarom? Omdat men zou kunnen on<strong>de</strong>rstellen dat <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n van Verlaine's<br />
loopbaan, normaal gesproken, een hin<strong>de</strong>rpaal had<strong>de</strong>n moeten zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> volledige<br />
ontluiking zijner poëzie. Het is een feit dat zijne volmaaktste en meest verhevene<br />
gedichten ontston<strong>de</strong>n in die perio<strong>de</strong> van zijn leven, waarin <strong>de</strong> dichter, uit <strong>de</strong>n greep<br />
zijner buitensporige hartstochten tij<strong>de</strong>lijk bevrijd, het eenvoudig leven leid<strong>de</strong> van<br />
een zeer gewoon mensch. Dit blijkt trouwens ook uit <strong>de</strong> biografie van <strong>de</strong>n heer van<br />
Schen<strong>de</strong>l. Maar het zijn juist die an<strong>de</strong>re perio<strong>de</strong>n waarover <strong>de</strong> biograaf onvolledige<br />
inlichtingen geeft. Hij verklaar<strong>de</strong> dan ook <strong>voor</strong>af dat hij ‘<strong>voor</strong> alles het beeld van <strong>de</strong>n<br />
dichter onbesmet wil<strong>de</strong> toonen’. Dit <strong>voor</strong>nemen getuigt van eene groote piëteit en<br />
verdient allen eerbied. Maar is dit absolute standpunt wel het goe<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een<br />
biograaf?<br />
Verlaine was een groot dichter (althans in een <strong>de</strong>el zijner bun<strong>de</strong>ls); maar, om het<br />
rechtuit te zeggen: op het gebied <strong>de</strong>r dronkenschap en <strong>de</strong>r ontucht was hij ook zeer<br />
on<strong>de</strong>rnemend. Dit wou <strong>de</strong> heer van Schen<strong>de</strong>l in zijne biografie niet verzwijgen, en<br />
hij zegt het in zeer kiesche, be<strong>de</strong>kte termen. Ik zou daarop hier niet wijzen indien<br />
er niet een tijd geweest was, dat sommigen zich over dit samengaan van dichterlijke<br />
gaven en menschelijke zwakheid verheug<strong>de</strong>n. Dit doet gelukkig <strong>de</strong> heer van<br />
Schen<strong>de</strong>l niet. Maar waar hij spreekt over <strong>de</strong> al te zeer beken<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />
die hij ‘<strong>de</strong> bitterhe<strong>de</strong>n’ noemt ontbreekt naar mijne meening toch iets aan het boek.<br />
Ik houd niet van moraliseeren. Maar evenmin van verwarring. Een twintig jaar gele<strong>de</strong>n<br />
prees men Verlaine <strong>voor</strong>al als een dichter, die altijd <strong>de</strong> bevelen van zijn instinct en<br />
van zijn hartstocht volg<strong>de</strong>, overtuigd als men was, dat er geen zuiver<strong>de</strong>r dichtkunst<br />
bestond dan die, waarin het temperament van <strong>de</strong>n dichter als mensch zich met al<br />
zijne moreele gebreken ban<strong>de</strong>loos uitsprak. Dit standpunt is niet onaanvechtbaar.<br />
(Maar nu betreed ik het terrein van <strong>de</strong> Poésie pure dat, zooals ie<strong>de</strong>reen weet,<br />
eigendom is van abbé Brémond. En <strong>de</strong> Go<strong>de</strong>n verhoe<strong>de</strong>n mij <strong>de</strong>n priester-didacticus<br />
op dit terrein te volgen).<br />
De <strong>voor</strong>stelling die <strong>de</strong> heer van Schen<strong>de</strong>l zich van Verlaine maakt, als dichter en<br />
als mensch, is <strong>de</strong> typische <strong>voor</strong>stelling van zijne generatie, die over het leven en<br />
<strong>de</strong> poëzie geheel an<strong>de</strong>rs oor<strong>de</strong>elt dan <strong>de</strong> generatie die op haar volg<strong>de</strong>. Dit is<br />
trouwens een algemeen verschijnsel. En het is grooten<strong>de</strong>els kwestie van mo<strong>de</strong>.<br />
Een <strong>de</strong>el van Verlaine's werk lijkt thans verou<strong>de</strong>rd, en wel juist datgene wat men<br />
een kwart eeuw gele<strong>de</strong>n het mooiste, het nieuwste vond. Dat is niet het geval met<br />
Rimbaud, en evenmin met Bau<strong>de</strong>laire, wiens werk alweer zooveel ou<strong>de</strong>r is. Zien<br />
wij ook niet dat er eene reactie is tegen <strong>de</strong> halve miskenning van Moréas? Het boek<br />
van <strong>de</strong>n heer van Schen<strong>de</strong>l geeft aanleiding tot vele en heilzame be<strong>de</strong>nkingen...<br />
Laat ik, om te sluiten, niet vergeten te zeggen, dat <strong>de</strong> auteur in het eerste hoofdstuk<br />
een literair-historisch overzicht geeft van het twee<strong>de</strong> Keizerrijk, waarin <strong>de</strong> geestelijke<br />
anarchie van dit tijdperk meesterlijk in het licht wordt gesteld.<br />
J. VAN NIJLEN<br />
Drie zelfportretten van schrijvers<br />
BIJ <strong>de</strong>ze drie zelfportretten van beroem<strong>de</strong> schrijvers is het noodig om te wijzen op<br />
het bestaan van een uitstekend werk: ‘Dessins <strong>de</strong> Littérateurs’, door Edouard<br />
Deverin, en uitgegeven bij Jouve & Cie te Parijs. Over <strong>de</strong> teekeningen van Hugo<br />
schreef o.a. <strong>de</strong> conservator<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
PROSPER MERIMÉE<br />
Zelfportret als chinees<br />
van het Museum Hugo, <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> romancier Raymond Escholier; over <strong>de</strong><br />
teekeningen van Verlaine en Germain Nouveau vindt men, bij reproducties, eenige<br />
me<strong>de</strong><strong>de</strong>elingen in ‘Les Derniers Jours <strong>de</strong> Paul Verlaine’ door Le Rouge en Casals.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
GUILLAUME APOLLINAIRE<br />
Zelfportret in uniform<br />
Zelfportret van BAUDELAIRE<br />
13<br />
(Mercure <strong>de</strong> France). Jean Dorsen ne schrijft in ‘L'Art Vivant’ over ‘Dessins <strong>de</strong><br />
Poètes’.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> jongere schrijvers in Frankrijk zijn er tal met teekentalenten: allereerst<br />
<strong>de</strong> verrukkelijke toovenaar Tristan Klingsor (Leclère). Dan Max Jacob, met zijn<br />
circus-doeken, Pierre Mac Orlan, die, evenals Jean Cocteau, een luxe editie van<br />
een zijner romans met eigen illustraties uitgaf. Een zelfportret van Apollinaire kan<br />
naast een van Carco geplaatst wor<strong>de</strong>n.<br />
Als revanche is <strong>de</strong> groote schil<strong>de</strong>r Vlaminc aan het dichten geslagen.<br />
Ten onzent ken ik, behalve van Looy en van Moerkerken, alleen maar J.W.F.<br />
Werumeus Buning, die, helaas slechts in zeer beperkte oplage, een<br />
episch-dramatisch gedicht ‘Berijm<strong>de</strong> Ruzie’ uitgaf, met talrijke en bekoorlijke<br />
printverbeeldingen van zijn hand.<br />
J.J.v.V.<br />
Kroniek van het proza<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandsche roman in <strong>de</strong> laatste vijfentwintig jaar<br />
(Enkele kantteekeningen)<br />
I<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
‘JE moet’, zei Greshoff me, ‘in je kroniek van Januari over <strong>de</strong>n roman van <strong>de</strong> laatste<br />
25 jaren schrijven’. Hij zei het op <strong>de</strong>n toon van: ‘en loop dan vanmiddag even bij<br />
<strong>de</strong>n behanger aan’.<br />
Toch heb ik mij neergezet om aan zijn verlangen te voldoen, maar ik kan mijn<br />
taak, helaas, bij lange na zoo weidsch niet opvatten als mijn vriend waarschijnlijk<br />
van mij verlangt en verwacht. De roman door <strong>de</strong> laatste 25 jaren heen! 't Is geen<br />
kleinigheid. Bla<strong>de</strong>r maar eens, lezer (want ge hebt natuurlijk het heele stel compleet<br />
gebon<strong>de</strong>n in Uw kast staan!), <strong>de</strong> 25 jaargangen van D.G.W. door! Wat al namen en<br />
titels. Daarin lijnen te trekken, groepeeringen te on<strong>de</strong>rnemen, richtingen aan te<br />
wijzen? Neen, mijn opstel zal alweer slechts kantteekeningen kunnen geven, die<br />
allerminst <strong>de</strong> pretentie hebben van een doorwerkt letterkundig essay.<br />
Laat ons, trouwens, beginnen mogen met te constateeren, dat al dat speuren<br />
naar richtingen, dat uitstippelen van lijnen, zooals men tegenwoordig zoo gaarne<br />
doet, feitelijk uit <strong>de</strong>n booze is, althans in <strong>de</strong> litteratuur. De litteratuur is <strong>de</strong><br />
geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong>n geest, maar <strong>de</strong> geest heeft geen geschie<strong>de</strong>nis, geen verle<strong>de</strong>n<br />
en geen toekomst; <strong>de</strong> geest is het eeuwige he<strong>de</strong>n, het he<strong>de</strong>n als eeuwigheid beleefd.<br />
De boeken uit die 25 jaar, zooals ze daar liggen, zijn niets indien onze geest ze niet<br />
levend maakt, ie<strong>de</strong>ren dag opnieuw. Zoo wordt litteratuurgeschie<strong>de</strong>nis toch eigenlijk<br />
altijd weer <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van ons zelf.<br />
Natuurlijk kan men spreken over ‘realisme’, ‘neo-romantiek’ en al zulke dingen ('t<br />
gebeurt uit <strong>de</strong>n treure), maar God heeft <strong>de</strong> dingen zoo min met die namen doen<br />
geboren wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong>n haring of <strong>de</strong>n pithecus anthropos erectus met <strong>de</strong> hunne.<br />
Het eerste het beste kunstwerk gooit alle benamingen omver: blijkt realisme en<br />
romantiek en nog veel meer in zich te vereenigen. De<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
14<br />
zucht tot rubriceeren in <strong>de</strong>n mensch is slechts <strong>de</strong> aanvang <strong>de</strong>r bezinning. En het<br />
zoeken naar zekere dra<strong>de</strong>n van ontwikkeling in <strong>de</strong> litteratuur zal meestal dui<strong>de</strong>n op<br />
een naief geloof in een groei, die niet tegelijk een sterven is, een Paradijstoestand,<br />
liggend buiten <strong>de</strong> werkelijkheid. Ontwikkeling is in <strong>de</strong> litteratuur dáarom een nog<br />
onwezenlijker begrip dan bv. in het maatschappelijke leven, omdat in dit laatste <strong>de</strong><br />
geest veel min<strong>de</strong>r rechtstreeks zich uit; die uiting is hier ‘afgeleid’ in tradities,<br />
conventies en maatschappelijke instellingen, terwijl in een kunstwerk dit alles<br />
vloeibaar blijft, door <strong>de</strong>n geest doorbroken en overwonnen wordt. De geschie<strong>de</strong>nis<br />
van richtingen en scholen in <strong>de</strong> litteratuur is dan ook alleen te schrijven met behulp<br />
van materiaal, dat <strong>de</strong> correcte mid<strong>de</strong>lmatigheid niet te boven gaat, werken dus ('t<br />
zij proza of poëzie) die net genoeg innerlijk hebben om er <strong>de</strong> herkomst van, in <strong>de</strong><br />
geestelijke omgeving waarin ze ontston<strong>de</strong>n, te kunnen napluizen.<br />
Geldt dit alles reeds in 't algemeen, hoeveel te meer <strong>voor</strong> een tijdvak waar wij zoo<br />
vlak op staan, waar wij zelf nog met allerlei wortels aan vastzitten, als het eerste<br />
kwart <strong>de</strong>zer eeuw. Er wordt nu wel veel gesmaald op <strong>de</strong> beweging van '80; maar<br />
van die beweging zijn wij nog volstrekt niet los. Eenvoudig omdat die beweging ook<br />
al weer niet een zuiver-litteraire, maar een algemeengeestelijke beweging was,<br />
waaruit an<strong>de</strong>re stroomingen zijn <strong>voor</strong>tgevloeid die diep hun bedding in het cultureel<br />
leven van <strong>de</strong>zen tijd hebben ingegraven 1) .<br />
Was <strong>de</strong> hartstocht <strong>voor</strong> het Woord, zooals dit in <strong>de</strong> tachtigers tot uiting kwam,<br />
<strong>de</strong> kern en <strong>de</strong> kracht dier 19e eeuwsche beweging - <strong>de</strong>ze hartstocht was tevens<br />
het minst aan die beweging gebon<strong>de</strong>n. Wij zinspeel<strong>de</strong>n er reeds op, dat hij <strong>de</strong><br />
grenzen van <strong>de</strong> litteratuur (en nog wel <strong>de</strong> litteratuur van een klein land) spoedig<br />
moest overschrij<strong>de</strong>n en dit ook <strong>de</strong>ed, wat echter <strong>voor</strong> <strong>de</strong> litteratuur een gevaar bleek.<br />
Het Woord, van <strong>de</strong>n hartstocht verlaten, bleef: het Woord zon<strong>de</strong>r meer, en <strong>de</strong><br />
jongeren die omstreeks 1875-'80 geboren waren en omstreeks 't begin <strong>de</strong>zer eeuw<br />
tot schrijven kwamen, von<strong>de</strong>n nog slechts <strong>de</strong> naklanken van dien hartstocht (b.v.<br />
in het ‘scheldproza’ van v. Deyssel). Er was geen geestdriftige gemeenschap meer<br />
om hen op te nemen; zij moesten zich hun eigen geestdrift drinken aan hun lectuur,<br />
waarbij zij althans dit <strong>voor</strong><strong>de</strong>el had<strong>de</strong>n, dat ze nog vrij en onbevangen tegenover<br />
hun directe <strong>voor</strong>gangers ston<strong>de</strong>n; dat dier beweging hun nog een openbaring<br />
kon zijn. Voor <strong>de</strong> jongeren van tegenwoordig is <strong>de</strong> beweging van '80 een<br />
cultuurverschijnsel om theoretisch over te re<strong>de</strong>neeren. Wij, <strong>de</strong> jongeren van<br />
omstreeks 1900, kon<strong>de</strong>n die beweging nog beminnen. Het is alleen maar jammer<br />
dat lief<strong>de</strong> vaak ‘blind’ maakt. Deze jongeren erken<strong>de</strong>n niet steeds voldoen<strong>de</strong> dat<br />
<strong>de</strong> quintessens van <strong>de</strong> beweging van '80 niet het Woord-an-sich, maar <strong>de</strong><br />
hartstocht er<strong>voor</strong> was. Zon<strong>de</strong>r dien hartstocht is het Woord niet te bena<strong>de</strong>ren,<br />
omdat alleen <strong>de</strong> hartstochtelijke lief<strong>de</strong>-drift het kan ontdoen van alle valsche<br />
omsluieringen waarmee het in <strong>de</strong> practijk <strong>de</strong>s levens (waar een woord altijd iets<br />
an<strong>de</strong>rs beteekent dan het beteekent) omwikkeld wordt.<br />
Doch er is meer. De ten<strong>de</strong>nties <strong>de</strong>r tachtigers gingen dieper dan zij zelven wellicht<br />
vermoed<strong>de</strong>n. Hun hartstocht <strong>voor</strong> het Woord was hartstocht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Werkelijkheid.<br />
Woord en Werkelijkheid zijn één. Het Woord is <strong>de</strong> plastische uitdrukking van <strong>de</strong><br />
Gedachte. Het Woord is <strong>de</strong> Geest als Vorm. De hartstocht <strong>voor</strong> het Woord was <strong>de</strong><br />
hartstocht <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Geest als Vorm, was dus hartstocht <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Vorm. Deze<br />
schoone hartstocht (vol wijsgeerige bezinning) is een bron van misverstan<strong>de</strong>n<br />
gewor<strong>de</strong>n, niet alleen <strong>voor</strong> Adama v. Scheltema in 1908, het jaar <strong>de</strong>r Grondslagen;<br />
1) Men zie hierover Dr. J.D. Bierens <strong>de</strong> Haan's inleiding <strong>voor</strong> het in 1907 opgericht Tijdschrift<br />
v. Wijsbegeerte (‘Een wijsgeerige beweging in Ne<strong>de</strong>rland’).<br />
Het jaar 1907 mag trouwens in verschillen<strong>de</strong> opzichten een belangrijk jaar heeten. Wij komen<br />
daar straks op terug.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
veel vroeger al, feitelijk al <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 80 ers zelf, en in elk geval <strong>voor</strong> hen die onmid<strong>de</strong>llijk<br />
na hen kwamen. Vorm was niet langer Geest maar werd Vorm zon<strong>de</strong>r meer, dus<br />
een wezenloos iets. Zoo gezien kon <strong>de</strong> Vorm slechts inspireeren tot een leege<br />
realistiek, een fotografeeren van <strong>de</strong> werkelijkheid, waaraan alle ‘ziel’ ontbreken<br />
moest. In troostelooze, grauwe rijen trekken ze ons <strong>voor</strong>bij, <strong>de</strong> lang vergeten boeken<br />
uit dit misverstand ontstaan, en die toch iets aandoenlijks hebben, omdat ze met<br />
<strong>de</strong> overtuiging <strong>de</strong>r lief<strong>de</strong> (zij het dan een blin<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>) wer<strong>de</strong>n geschreven. Vele<br />
jongeren die thans op die hopeloos geantikeer<strong>de</strong> romans smalen mochten willen<br />
dat ze iets van <strong>de</strong> toewijding bezaten waarmee die boeken in<strong>de</strong>rtijd tot stand zijn<br />
gebracht! Er was ook toen wel al een vermoe<strong>de</strong>n, dat men niet geheel op <strong>de</strong>n<br />
rechten weg was; maar <strong>de</strong> houding van <strong>de</strong> jongeren die in verzet kwamen (b.v. in<br />
het tijdschrift ‘De Arbeid’) was te veel poze, te weinig overtuiging om werkelijk<br />
principieel iets te vermogen.<br />
Toch is het opmerkelijk, dat Walraedt v. Royen (Ed. Thorn Prikker, die ook on<strong>de</strong>r<br />
't pseudoniem Ed. Verburgh schreef) in zijn moeizame concepties (die nooit gehéél<br />
echt leken, altijd min of meer een spielerei) nochtans iets wij<strong>de</strong>rs en universeelers<br />
tot uiting trachtte te brengen. Hij ervoer <strong>de</strong> wereld <strong>de</strong>r zichtbare dingen weer als<br />
symbool, en trachtte in <strong>de</strong> projecties zijner figuren (die in hun verwrongenheid en<br />
proporties soms even aan Vincent <strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong>nken) <strong>de</strong> kosmische processen van<br />
opbloeien, volrijpen en sterven te beel<strong>de</strong>n.<br />
Een boekje als ‘Opstanding’, toevallig het eerste werk, dat ik, in 1902, in <strong>de</strong>n<br />
eersten jaargang van dit tijdschrift mocht beoor<strong>de</strong>elen, vertegenwoordigt naar<br />
conceptie en schriftuur, dat zekere epische van visie, toch eigenlijk in <strong>de</strong>n grond<br />
<strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> beginselen, welke nu in een schrijver als Roel Houwink<br />
(‘Maria’) mo<strong>de</strong>rn gevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Zoo buigt <strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r evolutie altijd weer, in<br />
golving, tot zichzelve terug.<br />
GERARD VAN ECKEREN<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Het Ne<strong>de</strong>rlandsche ex-libris<br />
III Parlant motief, spreuk en vloek.<br />
15<br />
IN ons land is <strong>de</strong> exlibris-kunst nimmer casuïstisch behan<strong>de</strong>ld. Dit onbegrijpelijke<br />
verzuim is een probleem; want hoe spoedig glanzen <strong>de</strong>n ernstigen speur<strong>de</strong>r schoone<br />
vondsten tegen. Onbeken<strong>de</strong> prentjes trillen opeens in het licht <strong>de</strong>r verrukking,<br />
verschaal<strong>de</strong> beteekenis wordt gezuiverd, verloren verband opnieuw gedolven.<br />
Reeds bij exoterische beschouwing blijkt, dat <strong>de</strong> studie van het ex-libris<br />
onophou<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> wegen kruist <strong>de</strong>r heraldiek. Het gebruik van het wapen-motief is<br />
hierbij van primaire or<strong>de</strong>, doch ook in tal van an<strong>de</strong>re aspecten vin<strong>de</strong>n we<br />
verwantschap met die leer. Het uitwisselen van gegevens is daaraan inhaerent.<br />
Het kiezen van een <strong>voor</strong>stelling met reminiscenties aan <strong>de</strong>n geslachtsnaam of<br />
<strong>de</strong> picturale vertolking van <strong>de</strong>zen berust op eene i<strong>de</strong>e, welke allerminst vernuftig is,<br />
doch zich al spoedig opdringt. Toch ligt <strong>de</strong> oerbron in <strong>de</strong> heraldische wetenschap<br />
en op dit punt doen zich aardige bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>. Een wapen, waarin <strong>de</strong><br />
Duitsche familie Rothenburg een roo<strong>de</strong>n burcht voert, noemt men ein re<strong>de</strong>n<strong>de</strong>s<br />
Wappen. Zoo kennen <strong>de</strong> Franschen hun armes parlantes en wij onze parlante<br />
motieven. Doch <strong>de</strong>ze zijn feitelijk slechts dán zuiver vertegenwoordigd, wanneer <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>stelling <strong>de</strong>n naam in beeld brengt zon<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong>ze in letters is aangegeven.<br />
De parlante ex-libris, aldus zou<strong>de</strong>n ze kunnen wor<strong>de</strong>n genoemd, zijn uiterst<br />
schaarsch, hetgeen echter niet ware te betreuren; door het ontbreken van <strong>de</strong>n naam<br />
zijn ze als eigendomsmerk niet ge<strong>de</strong>finiëerd. Bij wijze van uitzon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong>komend,<br />
zijn ze evenwel niet te versma<strong>de</strong>n, want <strong>de</strong>rgelijke interessante we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n<br />
verhoogen het genoegen van <strong>de</strong>n verzamelaar.<br />
Afbeelding no. 1<br />
Een bekend Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r, hoofd van een vermaar<strong>de</strong> instelling, voert een ex-libris<br />
met parlant motief in <strong>de</strong>n origineelen zin. Aangezien hij in dit verband zijn naam niet<br />
wil zien gepubliceerd, moest helaas een reproductie daarvan achterwege blijven.<br />
In ruimeren zin behooren tot <strong>de</strong>ze soort ook <strong>de</strong> tegenwoordig herhaal<strong>de</strong>lijk<br />
verschijnen<strong>de</strong> ex-libris met on<strong>de</strong>rwerpen, reageerend op namen als Houthakker,<br />
Smid, Visser, die daarin dan niet zijn verzwegen. Een parlant en thans tamelijk<br />
zeldzaam boekmerk van bijzon<strong>de</strong>r uiterlijk voer<strong>de</strong> reeds <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r Kops in<br />
<strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw; het verband tusschen naam en <strong>voor</strong>stelling, welke vermoe<strong>de</strong>lijk een<br />
ineenvlechting is van allegorie en wapen, is hier zeer sprekend (afb. 1).<br />
Een enkele maal ontmoeten we het motief halfslachtig, b.v. in het <strong>de</strong>stijds door<br />
Mej. Th. Schwartze ontworpen teeken <strong>voor</strong> A.G.C. van Duyl. In <strong>de</strong>n bovenrand staat<br />
A.G.C. van, terwijl het geheele binnenvlak wordt ingenomen door <strong>de</strong> hoofdletter D,<br />
waarin een uil zit. Doet dit echter niet te zeer <strong>de</strong>nken aan een puzzle op een<br />
sigarenzakje?<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De Haagsche musicoloog, Dr. D.F. Scheurleer, teeken<strong>de</strong> <strong>voor</strong> eigen gebruik een<br />
<strong>bibliotheek</strong>merk, dat hier niet mag wor<strong>de</strong>n verzwegen. Op een notenbalk zijn <strong>de</strong><br />
initialen als noten <strong>voor</strong>gesteld, omgeven van een ornamentalen rand, waarin<br />
bladvormen en muziekinstrumenten <strong>de</strong>coratief zijn verwerkt. Zou<strong>de</strong>n we hier niet<br />
kunnen spreken van... chantant motief?<br />
Een begeerd attribuut is <strong>de</strong> spreuk. Doch <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het eigendom werd daarin<br />
niet steeds gematigd geuit; zij steeg soms tot een ongebrei<strong>de</strong>l<strong>de</strong> passie.<br />
Verschillen<strong>de</strong> mentaliteiten <strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>de</strong>viezen gradaties doorloopen, beginnend<br />
bij een vrien<strong>de</strong>lijk verzoek, zich bewegend langs waarschuwing en bedreiging naar<br />
vervloeking en verwensching. Voor <strong>de</strong> laatste bei<strong>de</strong> stadia past kwalijk het begrip<br />
spreuk en men doopte <strong>de</strong>ze dan ook met <strong>de</strong>n term boekvloek. Het is wel<br />
merkwaardig, dat hij bijna uitsluitend in het buitenland <strong>voor</strong>komt.<br />
Toch wekt het lezen van al die meer en min<strong>de</strong>r rauwe uitlatingen een zekere<br />
emotie, doordat <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het boek er <strong>de</strong> grondtoon van vormt. Velen in onze<br />
dagen, on<strong>de</strong>r wie zelfs aca<strong>de</strong>misch gevorm<strong>de</strong>n, kunnen zich daaraan spiegelen.<br />
Ze hebben eer<strong>de</strong>r tien gul<strong>de</strong>n veil <strong>voor</strong> genoegens van tij<strong>de</strong>lijken aard dan het <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>el hiervan <strong>voor</strong> een boek.<br />
Er zijn vruchten, die men in <strong>de</strong>n beginne versmaadt, doch moet leeren eten en<br />
genieten. Zoo behoort ook <strong>de</strong> mensch te wor<strong>de</strong>n gevoerd tot <strong>de</strong> hooge vreugd, die<br />
een boek hem kan berei<strong>de</strong>n. Maak het gevoel in hem wakker <strong>voor</strong> innerlijken rijkdom<br />
en uiterlijke distinctie van dit <strong>voor</strong>werp van drukkunst. Een aldus gewekte lief<strong>de</strong> is<br />
onuitroeibaar, maar zij is bovenal rein en vere<strong>de</strong>lend en zij ontroert, telkens opnieuw,<br />
met een bijna magnetisch vermogen.<br />
Uit <strong>de</strong>ze genotstrillingen komen ongetwijfeld <strong>de</strong> felle <strong>de</strong>creten <strong>voor</strong>t, als flakkeren<strong>de</strong><br />
toortsen van boosheid op verschillen<strong>de</strong> buitenlandsche merken aangebracht. Maar<br />
toch..., <strong>de</strong> hoogheid van ziel wordt er niet in weerkaatst, fijnheid van geest is er in<br />
zoek, <strong>de</strong> grofheid gaat er soms wat bar te keer. Gebrek aan zelfbeheersching heeft<br />
hier verra<strong>de</strong>rlijk werk gedaan.<br />
Steal not this book for fear of strife<br />
For its owner carries a huge jack-knife.<br />
Menigeen <strong>de</strong>ins<strong>de</strong> niet terug <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uiterste excessen. Doch leidt psychologische<br />
analyse van dit durfbetoon niet tot <strong>de</strong> schampere verzuchting, dat <strong>de</strong> tegenpartij in<br />
<strong>de</strong>n regel slechts een chimaera was? Op het ex-libris van een Duitsche dame komt<br />
<strong>de</strong> pathologische wensch <strong>voor</strong>:<br />
Die Pest auf ihn, <strong>de</strong>r mir das Buch nicht wie<strong>de</strong>rgiebt.<br />
Bedreigingen met slaag, moord, ziekte doen niet meer ontstellend aan. Het schijnt<br />
een overtroeven in vindingrijkheid, in overdrijving, ja, men mag zelfs an<strong>de</strong>rmans<br />
eigendom niet aanraken.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Dieses Buch das ist mein eigen,<br />
Wer es anfasst, kriegt Ohrfeigen.<br />
Wer es wegnimmt, <strong>de</strong>r kriegt Keile,<br />
Das sage ich jetzt alleweile.<br />
16<br />
We geven <strong>de</strong>ze citaten niet als representatief <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n geest van het land. Immers,<br />
uitingen van <strong>de</strong>zen aard zijn evenzeer gemeengoed in het algemeen-menschelijke<br />
als haar tegen<strong>de</strong>el. Vindt een begrip niet zijn bevestiging in <strong>de</strong> ontkenning? These,<br />
antithese en synthese vormen in <strong>de</strong> dialectiek een onverbrekelijke trilogie.<br />
En toch..., <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> opdracht trekt wel een weinig naar het<br />
hartje van Parijs, draagt onmiskenbaar het cachet van dat ‘Paris <strong>de</strong> France’:<br />
A mes livres<br />
Chères délices <strong>de</strong> mon âme,<br />
Gar<strong>de</strong>z vous bien, <strong>de</strong> me quitter,<br />
Quoiqu'on vienne vous emprunter.<br />
Chacun <strong>de</strong> vous m'est une femme,<br />
Qui peut se laisser voir sans blâme<br />
Et ne se doit jamais prêter.<br />
In ons land komt <strong>de</strong> boekvloek nagenoeg niet <strong>voor</strong>. Waren <strong>de</strong> Hollandsche<br />
boekbezitters steeds lie<strong>de</strong>n met een ruim hart of van bezadig<strong>de</strong>n aanleg? Dat zij<br />
zich wars toon<strong>de</strong>n van realistische uitdrukkingen is misschien te veel lof... Wij <strong>de</strong>nken<br />
aan <strong>de</strong> geestige en ook wel pittige rijmpjes, die een Jacob Cats over dit on<strong>de</strong>rwerp<br />
had kunnen ten beste geven. Hoe het zij, Holland bleef in zijn boekmerken als <strong>de</strong><br />
oogenschijnlijk be<strong>de</strong>es<strong>de</strong> jonkvrouw, die schuchter van al die buitenlandsche<br />
onbeschaamdhe<strong>de</strong>n kennis nam. Hoogstens verscheen het kernachtige ‘Mijn boek!’<br />
of het zakelijke etiket ‘Particulier eigendom’.<br />
Ie<strong>de</strong>r, die een ex-libris laat ontwerpen, zal pogen daarin iets origineels te doen<br />
weergeven. Aan dit streven danken we een boekvloek, dien we nu eens niét wraken.<br />
In 1922 teeken<strong>de</strong> O. Verhagen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n kapitein <strong>de</strong>r Koninklijke Maréchaussée,<br />
M.C. van Houten, een <strong>bibliotheek</strong>merk met een <strong>voor</strong>stelling, die een rechtstreeksche<br />
reactie is op <strong>de</strong> functie van <strong>de</strong>n eigenaar, <strong>de</strong>ze althans op-<strong>de</strong>n-man-af symboliseert<br />
(afb. 2). Het ‘guerre aux brigands’<br />
Afbeelding no. 2<br />
is ontleend aan een dagor<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>n Franschen generaal Ra<strong>de</strong>t van <strong>26</strong> Mei 1800,<br />
welke luid<strong>de</strong>: ‘Respect aux personnes et aux propriétés; soumission aveugle aux<br />
lois; obéissance envers les chefs; déférence et respect aux magistrats judiciaires<br />
et civils et à l'autorité militaire; pru<strong>de</strong>nce, douceur et modération envers les citoyens;<br />
guerre aux brigands; voilà le mobile <strong>de</strong> la Gendarmerie’. Het is een kostelijke truc,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
om die drie woor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>zer ou<strong>de</strong> instructie zoo geestig te endosseeren en juist dat<br />
zij tusschen aanhalingsteekens zijn geplaatst verleent aan <strong>de</strong> beteekenis een fijne<br />
ironie. En hoe wrang-naturalistisch is <strong>de</strong> visueele waar<strong>de</strong> gecomponeerd. Intensief<br />
is in beeld gebracht <strong>de</strong> aangrijpend-groote afstand, welke tusschen twee menschen<br />
kan bestaan: <strong>de</strong> militair met geciviliseerd gelaat, waarover <strong>de</strong> rechtvaardige<br />
onverbid<strong>de</strong>lijkheid trilt van zijn ambt, personificatie van het gezag tegenover <strong>de</strong>n<br />
roover, <strong>de</strong>n diep-gezonkene, een van-alles-verlatene, wiens erbarmelijke gelaat<br />
ons toeklaagt als een incarnatie <strong>de</strong>r theorie van Lombroso. Puntig is het gegeven<br />
verwerkt en het resultaat biedt een perspectief op Verhagens capaciteit tot<br />
portretteekenen; want daartoe is allereerst het vermogen vereischt om uit eigen<br />
psyche te tre<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong>n vloek wordt het eigendom ver<strong>de</strong>digd en als zoodanig is hij in harmonie<br />
met het karakter van ex-libris, eigenlijk veeleer dan een spreuk als ‘Sibi et amicis’.<br />
Deze was reeds op een <strong>de</strong>r oudste boekmerken aangebracht; <strong>voor</strong> zich en <strong>de</strong> zijnen,<br />
<strong>voor</strong> zich en zijn vrien<strong>de</strong>n waren Bilibald Pirckheimers boeken. En waarom niet?<br />
Door het voeren van een <strong>bibliotheek</strong>merk is het roeren<strong>de</strong> goed immers beschermd!<br />
Een aardige nuance, met een accres in <strong>de</strong>n jovialen toon, biedt het ex-libris, dat<br />
L.O. Wenckebach in hout sneed <strong>voor</strong> Romano Guarnieri (afb. 3). Per me e per te,<br />
<strong>voor</strong> mij en <strong>voor</strong> jou, zoo is<br />
Afbeelding no. 3<br />
<strong>de</strong> opvatting van <strong>de</strong>n eigenaar en zij is tot uitdrukking gebracht in een figuur, die<br />
boeken strooit als pepernoten. Welk een gebaar vergeleken bij <strong>de</strong>n schimmenaanval<br />
met mes en moordzucht!<br />
Het is bovendien een karakteristiek staaltje van houtsnijkunst, dat terecht <strong>de</strong><br />
grenzen <strong>de</strong>zer techniek suggereert door een plastische tegenstelling tusschen wit<br />
en zwart. Deze houtsne<strong>de</strong> heeft in haar optische verschijning iets sculpturaals.<br />
Een spreuk, waarin het boek-motief <strong>voor</strong>komt, versterkt en bevestigt het karakter<br />
van het exlibris meer dan eenig an<strong>de</strong>r motto. Curiositeitshalve volgen hier enkele<br />
regels, op Ne<strong>de</strong>rlandsche boekmerken <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong>:<br />
Een boek gedrukt in 't hert als was<br />
Is meer als duizend in <strong>de</strong> kas (Jan Luyken).<br />
Een goed boek weegt zwaar<strong>de</strong>r dan goud.<br />
Eer schept men water met een zeef dan wijsheid zon<strong>de</strong>r boeken.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Wil je <strong>voor</strong><strong>de</strong>el? Leest met oor<strong>de</strong>el.<br />
Eer wij wat weten sijn wij versleten.<br />
17<br />
De heer J. Mees P.Rzn., die <strong>voor</strong> zijn eigen boekerij verschillen<strong>de</strong> ex-libris bezit,<br />
liet door <strong>de</strong>n illustrator J.C.H. Backer een teekening maken naar een anoniem<br />
boekmerk, eenige jaren gele<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>n han<strong>de</strong>l<br />
Afbeelding no. 4<br />
gebracht door <strong>de</strong>n Waalschen sierkunstenaar Otlet te Antwerpen. Dit laatste dien<strong>de</strong><br />
echter slechts als <strong>voor</strong>beeld, niet als mo<strong>de</strong>l en hoewel dit niet blijkt, is het ex-libris<br />
toch speciaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n heer Mees ontworpen (afb. 4). Het is afgedrukt in<br />
on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>ne tinten, waardoor mooie combinaties kunnen wor<strong>de</strong>n verkregen met<br />
<strong>de</strong>n naam, in kleur aangebracht door mid<strong>de</strong>l van een rubberstempel. De Fransche<br />
spreuk wekt we<strong>de</strong>r een geheel an<strong>de</strong>re gedachte dan het sibi et amicis, het per me<br />
e per te. Ach welk een groot aantal schakeeringen tre<strong>de</strong>n zelfs in <strong>de</strong> secundaire<br />
motieven <strong>de</strong>r ex-libriskunst op!<br />
JOHAN SCHWENCKE<br />
N.B. 1. Afb. 2 en 4 zijn gedrukt van <strong>de</strong> origineele cliché's.<br />
2. Verzamelaars(ters), die on<strong>de</strong>rling wenschen te ruilen *) :<br />
Sarah C. van Alphen, Emmalaan 5, ‘Zonnebloem’, Overveen.<br />
E. André <strong>de</strong> la Porte-Strumphler, Corn. Schuytstraat 64, Amsterdam. (Ruilt<br />
liefst twee exemplaren van haar ex-libris tegen twéé).<br />
C.H. Beels, Prins-Bisschopsingel 1, Maastricht.<br />
W.F. van <strong>de</strong>r Burgh, Atjehstraat 3A, Lei<strong>de</strong>n.<br />
J.L.H. Cluysenaer, Beilerstraat 23, Assen.<br />
E.G.O.A. Engels, Burg. Weertsstraat 80, Arnhem.<br />
Molly Keizer-Prins, Stadhou<strong>de</strong>rska<strong>de</strong> 149, Amsterdam.<br />
A. Kooyman, Dreef 28, Rotterdam.<br />
W.F.F. Petit, 2 <strong>de</strong> van <strong>de</strong>r Helststraat 40, Amsterdam.<br />
Jhr. Dr. M.R. Ra<strong>de</strong>rmacher Schorer, Wilhelminapark 12, Utrecht.<br />
*) Voor plaatsing op <strong>de</strong>ze lijst kunnen al onze abonné's zich aanmel<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong>n heer Johan<br />
Schwencke, Zuid Binnensingel 23, <strong>Den</strong> Haag.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Sigmund Seeligmann, Nic. Witsenstraat 7, Amsterdam. (Verzamelt uitsluitend<br />
ex-libris, door en <strong>voor</strong> Jo<strong>de</strong>n ontworpen, mitsga<strong>de</strong>rs van niet-joodsche theologen<br />
of oriëntalisten, die op het gebied <strong>de</strong>r ‘Hebraica et Judaica’ iets hebben<br />
gepraesteerd of in het ex-libris eenig joodsch symbool of Hebreeuwsch voeren).<br />
Bert Smit, Friesche straatweg 33a, Groningen.<br />
R. Tilanus-Klatte, Wier<strong>de</strong>nscheweg 135B, Almelo.<br />
H.D. Ubbens, Anna-Paulownastraat 45a, Groningen.<br />
Bertha Wolterson, Willemsparkweg 92, Amsterdam.<br />
Necrologieën<br />
Rainer Maria Rilke †<br />
DE dood van <strong>de</strong>n grooten Tsjechischen dichter Rainer Maria Rilke heeft in gansch<br />
Europa diepe ontroering gewekt. Na <strong>de</strong>n oorlog vestig<strong>de</strong> hij zich in Frankrijk en<br />
begon Fransche poëzie te schrijven. Van dien tijd af dateert zijn Europeesche faam.<br />
In Duitschland en ook hier te lan<strong>de</strong> had hij reeds lang vele hartstochtelijke<br />
bewon<strong>de</strong>raars. Een nagelaten bun<strong>de</strong>l Fransche gedichten zal binnenkort hier, bij<br />
<strong>de</strong>n uitgever A.A.M. Stols, verschijnen.<br />
Deze, <strong>de</strong> heer Stols, geeft in een allerboeiendst feuilleton in ‘De Telegraaf’ eenige<br />
herinneringen aan Rilke's laatste levensmaan<strong>de</strong>n, waarin tal van interessante<br />
brieffragmenten. Wij citeeren er van:<br />
Het is niet te verwon<strong>de</strong>ren dat een dichter als Rilke zich van zijn kant van <strong>de</strong><br />
Fransche taal ging bedienen als van een an<strong>de</strong>r instrument met nieuwe<br />
uitbeeldingsmogelijkhe<strong>de</strong>n. Want zijn bijzon<strong>de</strong>r rhythme behoef<strong>de</strong> hij niet te laten<br />
varen, en zijn kennis <strong>de</strong>r taal was daarbij zóó volkomen, dat <strong>de</strong>ze hem geen<br />
moeilijkhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>n weg zou leggen. In een ‘carnet <strong>de</strong> poche’ schreef Rilke <strong>de</strong>ze<br />
gedichten op. En zij zou<strong>de</strong>n niet aan het licht zijn gekomen, als <strong>de</strong> dichter zelf niet<br />
enkele daarvan aan Valéry had <strong>voor</strong>gelezen. ‘Vergers’, suivi <strong>de</strong>s Quatrains<br />
Valaisans, is <strong>de</strong> titel van <strong>de</strong>n kleinen bun<strong>de</strong>l, die in 19<strong>26</strong> bij <strong>de</strong> N.R.F. verscheen.<br />
Op 25 Mei 19<strong>26</strong> schreef Rilke mij:<br />
‘J'espère <strong>de</strong> pouvoir vous envoyer tout prochainement le recueil <strong>de</strong> mes Vers<br />
français que je suis heureux <strong>de</strong> voir paraître aux Editions <strong>de</strong> la N.R.F.’<br />
In Juli zond hij mij het beloof<strong>de</strong> exemplaar met een opdracht. Later ontving ik van<br />
Rilke daarover een brief waarin o.a. het volgen<strong>de</strong>:<br />
‘Mon petit volume <strong>de</strong> “Vergers” ayant été épuisé tout-<strong>de</strong>-suite après sa parution<br />
(et la série <strong>de</strong> “Une Oeuvre, un Portrait” ne comportant point <strong>de</strong> réimpression) on<br />
pourra peut-être préparer sous peu un autre choix plus complet <strong>de</strong> mes vers écrits<br />
en français. Ai-je besoin <strong>de</strong> vous dire que je serai ravi <strong>de</strong> confier, le moment venu,<br />
ce recueil à vos incomparables soins? Nous en reparlerons, si vous voulez’.<br />
Na zijn toestemming daartoe verkregen te hebben kondig<strong>de</strong> ik <strong>de</strong>zen herdruk<br />
aan. De ziekte van Rilke belette hem het werken hoe langer hoe meer. 9 November<br />
schreef hij o.m.:<br />
Alité <strong>de</strong>puis <strong>de</strong>s semaines et assez souffrant, je ne puis, hélas, y répondre<br />
qu'insuffisamment et tout provisoirement. Je suis très touché que vous voulez<br />
envisager avec tant <strong>de</strong> promptitu<strong>de</strong> la belle édition du texte augmenté <strong>de</strong> ‘Vergers’.<br />
Je n'avais pas prévu que vous y penserez <strong>de</strong> sitôt, aussi mon manuscrit ne pourra<br />
être prêt que dans <strong>de</strong>ux ou trois mois. Je me <strong>de</strong>man<strong>de</strong>, si j'ai déjà le droit d'autoriser<br />
une nouvelle édition <strong>de</strong> ce livre? Il se trouve, en effet, épuisé dans cette collection<br />
<strong>de</strong> ‘Une Oeuvre, un Portrait’. Mais mon contrat me rend-il la pleine disposition sur<br />
ces poésies? A partir <strong>de</strong> quelle date? Sur les autres questions et propositions <strong>de</strong><br />
votre aimable lettre, j'espère revenir aussitôt que ma santé aura atteint une certaine<br />
norme. La fièvre m'a terriblement affaibli et je n'écris qu'avec peine.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Voici aussi la raison du silence que j'ai laissé s'accumuler autour <strong>de</strong> vos <strong>de</strong>rniers<br />
envois: <strong>de</strong> ces <strong>de</strong>ux plaquettes <strong>de</strong> Valéry qui m'ont fait un plaisir tout particulier. En<br />
preuve <strong>de</strong> ce plaisir je peux vous raconter que j'ai dicté <strong>de</strong> mon lit une traduction<br />
<strong>de</strong> ‘Tante Berthe’ 1) .<br />
Op 5 December 19<strong>26</strong>, enkele weken <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dood van<br />
1) Een prozastuk van Paul Valéry. (Noot D.G.W.)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
18<br />
<strong>de</strong>n meester, ontving ik <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n brief, die tevens een groote verrassing<br />
bevatte. Nog bevroed<strong>de</strong> ik niet, dat dit <strong>de</strong> laatste brief was, dien ik van Rainer Maria<br />
Rilke zou ontvangen.<br />
‘Ma maladie aggravée <strong>de</strong>puis une quinzaine, est entrée dans une phase si<br />
misérablement douloureuse que je peux à peine vous écrire ces <strong>de</strong>ux lignes:<br />
excusez-moi!<br />
Dans <strong>de</strong>s conditions il m'est impossible <strong>de</strong> faire le moindre article sur Valéry en<br />
vue <strong>de</strong> cette publication en son honneur. Par contre je vous prie <strong>de</strong> disposer <strong>de</strong> ma<br />
traduction <strong>de</strong> “Tante Berthe”.<br />
Mais, au lieu d'en faire en plus une plaquette, j'aimerais (puisque tant est que je<br />
peux vous exprimer mes plus immo<strong>de</strong>stes désirs) que vous fassiez l'honneur <strong>de</strong><br />
figurer entre vos belles éditions le cycle <strong>de</strong>s “Roses” que je viens <strong>de</strong> retrouver parmi<br />
mes papiers...<br />
Que je serais content <strong>de</strong> vous voir accepter cette proposition!<br />
Je ne peux pas écrire davantage’.<br />
De eerste <strong>voor</strong>bereidselen tot <strong>de</strong> uitgave wer<strong>de</strong>n gemaakt, en <strong>de</strong> copie aan <strong>de</strong>n<br />
zetter gegeven. Toen kwam Kerstmis, en enkele dagen daarna het bericht, dat Rilke<br />
overle<strong>de</strong>n was! Groot was <strong>de</strong> verslagenheid alom.<br />
Over enkele weken zal ‘Les Roses’, Rilke's laatste werk, verschijnen.<br />
Oorspronkelijk bestond <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l uit 23 gedichten. Op zijn laatste ziekbed heeft <strong>de</strong><br />
dichter <strong>de</strong> copie persklaar gemaakt. Toen voeg<strong>de</strong> hij aan <strong>de</strong> getypte copie nog het<br />
volgen<strong>de</strong> gedicht in handschrift toe:<br />
‘Rose, eût-il fallu te laisser <strong>de</strong>hors,<br />
chère exquise!<br />
Que fait une rose là où le sort<br />
Sur nous s'épuise?<br />
Point <strong>de</strong> retour. Te voici<br />
qui partages<br />
avec nous, éperdue, cette vie, cette vie,<br />
qui n'est pas <strong>de</strong> ton âge’.<br />
Dit gedicht is on<strong>de</strong>r invloed van <strong>de</strong>n na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong>n dood geschreven. Het is mij niet<br />
mogelijk <strong>de</strong>ze versregels, die zoo treffend op <strong>de</strong>n dichter toepasselijk zijn, zon<strong>de</strong>r<br />
aandoening te lezen:<br />
* * *<br />
‘Point <strong>de</strong> retour. Te voici<br />
qui partages<br />
avec nous, éperdue, cette vie, cette vie,<br />
qui n'est pas <strong>de</strong> ton âge’.<br />
De <strong>voor</strong>treffelijke kenner <strong>de</strong>r Duitsche Letteren Chr. <strong>de</strong> Graaff schrijft in zijn kroniek<br />
in het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad o.a.:<br />
‘Rilke's lyriek was aanvankelijk zwaarmoedig-Slavisch muzikaal:<br />
Mich rührt so sehr<br />
böhmischen Volkes Weise,<br />
Schleicht sie ins Herz sich leise,<br />
macht sie es schwer.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Maar <strong>de</strong> jonge romanticus gaat zijn eigen wereld ont<strong>de</strong>kken; <strong>de</strong> onrust dringt hem<br />
tot reizen. Van zijn geboorteplaats Praag gaat hij naar München en Berlijn, dan naar<br />
Rusland en Zwe<strong>de</strong>n; ein<strong>de</strong>lijk, na een verblijf in een schil<strong>de</strong>rskolonie te Worpswe<strong>de</strong><br />
nabij Bremen, vestigt hij zich te Parijs.<br />
Ook toen hij beroemd begon te wor<strong>de</strong>n bleef hij - reizend in Italië, Spanje en<br />
Noord-Afrika - een anonieme zwerver, die slechts door tusschenkomst van zijn<br />
uitgever, <strong>de</strong> Insel-Verlag te Leipzig, kon wor<strong>de</strong>n bereikt. Geen enkele officieele<br />
huldiging, geen Nobelprijs, geen aca<strong>de</strong>mische onsterfelijkheid kon hem bekoren.<br />
Maar hij leer<strong>de</strong> Tolstoj kennen en Ellen Key, later Rodin, Eleonora Duse en Paul<br />
Valéry. Deze groote Europeesche figuren begeleid<strong>de</strong>n zijn onwikkelingsgang. Het<br />
is alsof zijn intuïtie hem steeds het land en <strong>de</strong> menschen <strong>de</strong>ed vin<strong>de</strong>n, die hij <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong>n groei van zijn werk noodig had. Zijn <strong>de</strong>emoed vond verwantschap in <strong>de</strong> <strong>de</strong>votie<br />
<strong>de</strong>r moesjiks, <strong>voor</strong> zijn neiging tot ontvluchting <strong>de</strong>s gemeenen levens in een<br />
fantastische “mystiek” werd <strong>de</strong> Zweedsche literatuur een wegwijzer’. En ver<strong>de</strong>r:<br />
Een groote, aandachtige lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zichtbare wereld kenmerkt <strong>de</strong>n bloeitijd<br />
van <strong>de</strong>n dichter. Het is zijn eerste Parijsche tijd bij Rodin, volgend op het verblijf bij<br />
<strong>de</strong> Worpswe<strong>de</strong>r schil<strong>de</strong>rs.<br />
Zijn boek over Rodin verschijnt in 1906, een jaar na <strong>de</strong> ‘Worpswe<strong>de</strong>r<br />
Künstlermonographien’.<br />
Het beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> element krijgt <strong>de</strong> overhand in zijn poëzie; <strong>de</strong> scheiding tusschen<br />
<strong>de</strong>n dichterlijken peinzer en <strong>de</strong>n hel<strong>de</strong>rzien<strong>de</strong>n dichter is dan <strong>voor</strong>goed voltrokken.<br />
Het droomerige zingen heeft een sterk tegenwicht gekregen in het rake zèggen, dat<br />
het kenmerk is <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne poëzie. Vele motieven uit het ‘Buch <strong>de</strong>r Bil<strong>de</strong>r’ keeren<br />
terug in <strong>de</strong> ‘Neue Gedichte’, maar altijd is het accent verlegd: <strong>de</strong> inhoud werd<br />
concreter, <strong>de</strong> vorm geestelijker. Rilke is nu niet langer <strong>de</strong> overgevoelige jongen, die<br />
met zoete muziek zijn ‘Weltschmerz’ tracht te stillen. Hij heeft een an<strong>de</strong>re<br />
bezweringsmetho<strong>de</strong> geleerd: die van het machtige woord, waarin <strong>de</strong> verschijningen<br />
wor<strong>de</strong>n gebannen als in het hardste graniet.<br />
In zijn vroegere verzen is <strong>de</strong> aanhef meestal een uitstorting van gevoel, dat dan<br />
gelei<strong>de</strong>lijk in een vasteren vorm wordt gebracht. De talrijke ‘Neue Gedichte’ beginnen<br />
daarentegen bijna zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring met het beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, dat eerst in <strong>de</strong> eindstrofen<br />
uitstroomt in een bovenpersoonlijke lyriek. ‘Eva’ is een - nagenoeg <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand<br />
weg gekozen - <strong>voor</strong>beeld uit <strong>de</strong>n overstelpen<strong>de</strong>n rijkdom <strong>de</strong>zer bei<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls:<br />
Einfach steht sie an <strong>de</strong>r Kathedrale<br />
groszem Aufstieg, nah <strong>de</strong>r Fensterrose,<br />
mit <strong>de</strong>m Apfel in <strong>de</strong>r Apfelpose,<br />
schuldlos schuldig ein für alle Male<br />
an <strong>de</strong>m Wachsen<strong>de</strong>n, das sie gebar,<br />
seit sie aus <strong>de</strong>m Kreis <strong>de</strong>r Ewigkeiten<br />
liebend fortging̣, um sich durchzustreiten<br />
durch die Er<strong>de</strong>, wie ein junges Jahr.<br />
Ach, sie hätte gern in jenem Land<br />
noch ein wenig weilen mögen, achtend<br />
auf <strong>de</strong>r Tiere Eintracht und Verstand.<br />
Doch da sie <strong>de</strong>n Mann entschlossen fand,<br />
ging sie mit ihm, nach <strong>de</strong>m To<strong>de</strong> trachtend,<br />
und sie hatte Gott noch kaum gekannt.<br />
Maar overgevoelig is Rilke gebleven, zijn Requiem's van 1909 bewijzen het en zijn<br />
zwijgen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>n geheelen oorlog. Eerst in 1923 verschenen, gelijktijdig met <strong>de</strong><br />
‘Duineser Elegien’, <strong>de</strong> reeds bijna klassieke ‘Sonette an Orpheus’. De dichter, die<br />
<strong>de</strong>n dood reeds lang verwachtte, heeft in <strong>de</strong>ze sonnetten zijn geestelijk testament<br />
gegeven, een belij<strong>de</strong>nis van zijn moeizaam gewonnen geloof in <strong>de</strong> macht <strong>de</strong>r zuivere<br />
lyriek, die niets an<strong>de</strong>rs wil zijn dan poëzie.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Orpheus, <strong>de</strong> zingend bezweren<strong>de</strong>, wordt hier het symbool <strong>voor</strong> het wezen van<br />
<strong>de</strong>n dichter, die moest afdalen naar het schimmenrijk, zwervend in grensgebie<strong>de</strong>n<br />
van schemering, waar hij slechts tasten kon en angstig luisteren, eer het hem<br />
gegeven werd het god<strong>de</strong>lijke te bezingen in het licht <strong>de</strong>r aardsche schoonheid:<br />
Nur wer die Leier schon hob<br />
auch unter Schatten,<br />
darf das unendliche Lob<br />
ahnend erstatten.<br />
Nur wer mit Toten vom Mohn<br />
asz, von <strong>de</strong>m ihren,<br />
wird nicht <strong>de</strong>n leisesten Ton<br />
wie<strong>de</strong>r verlieren.<br />
Dit leven, waaraan wij zooveel danken, in zijn geheel overzien<strong>de</strong>, begrijpen wij eerst<br />
ten volle <strong>de</strong> waarheid van <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> eigenschappen, die <strong>voor</strong>al<br />
onze tijd geneigd is als ziekelijk en overspannen te verwerpen,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
zou Rilke nimmer <strong>de</strong> dichter zijn gewor<strong>de</strong>n van zooveel onverwoestbaar sterke<br />
verzen.<br />
* * *<br />
19<br />
Citeeren wij tenslotte dit zelfportret uit het jaar 1906:<br />
Des alten langen adligen Geschlechtes<br />
Feststehen<strong>de</strong>s im Augenbogenbau.<br />
Im Blicke noch <strong>de</strong>r Kindheit Angst und Blau<br />
und Demut da und dort, nicht eines Knechtes,<br />
doch eines Dienen<strong>de</strong>n und einer Frau.<br />
Der Mund als Mund gemacht, grosz und genau,<br />
nicht überre<strong>de</strong>nd, aber ein Gerechtes,<br />
Aussagen<strong>de</strong>s. Die Stirne ohne Schlechtes<br />
und gern im Schatten stiller Nie<strong>de</strong>rschau.<br />
Das, als Zusammenhang, erst nur geahnt;<br />
noch nie im Lei<strong>de</strong>n o<strong>de</strong>r im Gelingen<br />
zusammengefaszt zu dauern<strong>de</strong>m Durchdringen,<br />
doch so, als wäre mit zerstreuten Dingen<br />
von fern ein Ernstes, Wirkliches geplant.<br />
Adolf van Bever †<br />
Te Parijs, waar hij uit Ne<strong>de</strong>rlandsche ou<strong>de</strong>rs geboren was, stierf, 56 jaar oud, na<br />
een langdurig en smartelijk ziekbed Adolf van Bever.<br />
Op 18-jarigen leeftijd werd hij secretaris-generaal van het Theatre <strong>de</strong> l'Oeuvre<br />
on<strong>de</strong>r directie van Lugné-Poe. In 1896 <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> hij in <strong>de</strong> litteratuur met een<br />
‘Méditation sentimentale sur Desbor<strong>de</strong>s-Valmore’, in 1897 gevolgd door zijn ‘Contes<br />
<strong>de</strong> Poupées’.<br />
Een <strong>de</strong>r beste ‘érudits’ van zijn tijd, gaf hij tal van feillooze uitgaven, <strong>voor</strong>zien van<br />
goe<strong>de</strong> bio- en bibliografische notities; zoo van Le Colporteur (Chevrier); Les<br />
Confessions (Rousseau); Faublas (Louvet <strong>de</strong> Couvray); Les Liaisons dangereuses<br />
(Laclos); La Sorcière (Michelet); Sagesse (Verlaine); Mémoires secrets<br />
(Bachaumons); Les Amours en le Livret <strong>de</strong> Folastries (Ronsard); Les Fleurs du Mal<br />
en Le Spleen <strong>de</strong> Paris (Bau<strong>de</strong>laire).<br />
Hij maakte bloemlezingen uit:<br />
Joachim du Bellay, Tristan l'Ermite, Jo<strong>de</strong>lle, Remi Belleau, Dalibray, Les<br />
Gaillardises du sieur <strong>de</strong> Montgaillard.<br />
En bracht <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> verzamelingen bijeen:<br />
Contes et facéties galantes du XVIIIe siècle; Les Conteurs galants du XVIIIe<br />
siècle; Contes et conteurs gaillards du XVIIIe siècle; Les Conteurs libertins du XVIIIe<br />
siècle; Les Poésies satiriques <strong>de</strong>s XVIe et XVIIe siècles; Le Livre <strong>de</strong>s ron<strong>de</strong>aux<br />
galants et satyriques du XVIIe siècles; Les OEuvres galantes <strong>de</strong>s conteurs italiens<br />
(met <strong>de</strong>n verle<strong>de</strong>n jaar gestorven Edouard Sansot-Orland).<br />
Zeer bekend wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> twee <strong>de</strong>eltjes van ‘Les Poètes d'Aujourdhui’, een<br />
anthologie in samenwerking met Paul Léautaud (Maurice Boissard). 2 dln. (Mercure<br />
<strong>de</strong> France, 1900).<br />
Hij schreef een uitnemen<strong>de</strong> studie over Maurice Maeterlinck en maakte een<br />
volledige Bibliografie van Agrippa d'Aubigné (1905). Van Bever was <strong>de</strong> letterkundige<br />
adviseur van <strong>de</strong>n grooten uitgever Georges Crès. Een enkele maal gebruikte hij het<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
pseudoniem Henry La Maynardière. A. van Bever was een bijzon<strong>de</strong>r vrien<strong>de</strong>lijk,<br />
hulpvaardig en geestdriftig kameraad; hij stond <strong>de</strong>swege hoog aangeschreven on<strong>de</strong>r<br />
zijn collega's en er was zeer groote belangstelling bij zijn begrafenis (11 Januari<br />
1927) te Grosrouvre (S. en O.)<br />
Marya Chéliga-Mirecka †<br />
Mary Chéliga, een <strong>de</strong>r beken<strong>de</strong> vrouwelijke auteurs van Polen, is te Warschau<br />
overle<strong>de</strong>n. Zij was geboren te Jasienu in 1859. Van haar <strong>de</strong>buut af werkte zij bij<br />
<strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> het tooneel. Een tweetal stukken wer<strong>de</strong>n in Frankrijk <strong>voor</strong> het voetlicht<br />
gebracht: ‘L'Ornière’ (3 bed.) en ‘Les Déblayeurs’ (4 bed.). Van 1899 af redigeer<strong>de</strong><br />
zij <strong>de</strong> ‘Feministen-Almanak’. In <strong>de</strong> vrouwenbeweging van haar land speel<strong>de</strong> zij een<br />
rol.<br />
J. Blumgarten †<br />
Te New-York stierf 11 Januari <strong>de</strong> dichter Blumgarten, welke zich een grooten roep<br />
verworven had als Jiddisch auteur on<strong>de</strong>r het pseudoniem Yéhoasch.<br />
Hij werd in 1870 te Suwalk in Polen geboren en verwierf, jong reeds, een groote<br />
theologische eruditie. Op 18-jarigen leeftijd zond hij zijn eerste verzen naar Péretz,<br />
die ze in zijn tijdschrift publiceer<strong>de</strong>. Toen hij 20 jaar oud was verliet hij Polen en<br />
vestig<strong>de</strong> zich, als handwerksman, in New-York.<br />
Zijn oeuvre bestaat uit 2 <strong>de</strong>elen verzamel<strong>de</strong> gedichten, een meesterlijke vertaling<br />
van Longfellow en een onvoldoen<strong>de</strong> letterlijke vertaling van het Ou<strong>de</strong> Testament in<br />
het Jiddisch. Deze vertaling zag in het Joodsche blad ‘Tog’ - te New-York<br />
verschijnend - het licht als... feuilleton.<br />
H.S. Chamberlain †<br />
Te Bayreuth is overle<strong>de</strong>n Houston Steward Chamberlain, die zich een wereldnaam<br />
verwierf met zijn Grundlagen <strong>de</strong>s XIXen Jahrhun<strong>de</strong>rts (2 vol.) en zijn essays over<br />
‘Goethe’ en ‘Wagner’.<br />
Hij stam<strong>de</strong> uit het beken<strong>de</strong> geslacht <strong>de</strong>r Chamberlain's, maar was door zijn<br />
bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Bayreuther Meester en zijn huwelijk met diens dochter Eva,<br />
geheel verduitscht.<br />
Eugenio Sellés †<br />
De Spaansche tooneelschrijver Eugenio Sellés, is, na een langdurig lij<strong>de</strong>n, te Madrid<br />
gestorven. Hij werd geboren te Granada 4 April 1844, stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> rechten en<br />
<strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> als dagbladschrijver. In 1877 ging, gepatroneerd door José Echegaray,<br />
zijn eerste stuk in het teatro Espanol: ‘La Torre <strong>de</strong> Talavera’. Dit verwierf veel bijval.<br />
Als zijn hoofdwerk geldt: ‘El nudo Gordiano’. Hij was lid van <strong>de</strong> Spaansche Aca<strong>de</strong>mie.<br />
Notities<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
ZIJ die H.G. Wells bewon<strong>de</strong>ren in zijn onnavolgbare journalistieke vaardigheid,<br />
als essayist en chroniqueur, zullen met belangstelling vernemen dat hij een contract<br />
heeft geteekend met <strong>de</strong> ‘Sunday Express’, het weekblad, waaraan hij ook vroeger<br />
reeds me<strong>de</strong>werkte. De algemeene titel van zijn artikelenreeks luidt: ‘The Way the<br />
World is Going’.<br />
* * *<br />
12 Januari 1877, dus nu vijftig jaar gele<strong>de</strong>n, stierf François Buloz, <strong>de</strong> beken<strong>de</strong><br />
lei<strong>de</strong>r van ‘La Revue <strong>de</strong>s Deux-Mon<strong>de</strong>s’. Buloz was geboren 20 Augustus 1803 te<br />
Vulbens, toen Fransch, thans Zwitsersch grondgebied.<br />
‘De R.d.D.M.’ was in 1829 opgericht door Ségur-Dupeyron en Mauroy. Toen dat<br />
tijdschrift opgehou<strong>de</strong>n had te bestaan nam Buloz <strong>de</strong>n naam over in 1831.<br />
* * *<br />
De berijm<strong>de</strong> adressen van Mallarmé zijn bekend en gepubliceerd in <strong>de</strong> ‘Vers <strong>de</strong><br />
Circonstance’. Hier is er een, min<strong>de</strong>r bekend, van <strong>de</strong>n betreur<strong>de</strong>n Pierre Louys:<br />
* * *<br />
Au seigneur Valéry, poète et maestro,<br />
Veuillez offrir ce ‘bleu’ gravé d'encre amarante.<br />
Courez. Sa rue a nom Villejust, numéro<br />
Quarante.<br />
Léon Dau<strong>de</strong>t is niet alleen een scherp en scherpzinnig polemicus, hij is ook<br />
een <strong>voor</strong>treffelijke critische geest.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
20<br />
- Que pensez-vous <strong>de</strong>s romans et <strong>de</strong>s romanciers <strong>de</strong> notre époque? werd hem<br />
gevraagd door André Rousseaux. En hij antwoord<strong>de</strong>: - J'en pense tout le contraire<br />
<strong>de</strong> ce que beaucoup <strong>de</strong> gens disent et écrivent <strong>de</strong>puis quelque temps. On prétend<br />
que le roman est un genre qui finit, qui meurt, qui donne actuellement ses <strong>de</strong>rniers<br />
produits. Pas du tout! Je crois que c'est un genre qui commence, qui s'épanouira<br />
<strong>de</strong> plus en plus, et dont nous avons le droit d'attendre <strong>de</strong>s oeuvres inouïes.<br />
Quatre romanciers sont, à mon avis, à mettre au premier plan en ce temps-ci.<br />
D'abord Marcel Proust, qui a poussé aussi loin que possible le roman analytique. -<br />
A propos <strong>de</strong> Proust, on a publié, ces mois <strong>de</strong>rniers, beaucoup <strong>de</strong> souvenirs sur lui,<br />
et <strong>de</strong> sa correspondance. Il a certainement laissé un grand nombre <strong>de</strong> lettres. J'ai<br />
reçu, pour ma part, pendant trois ans, tous les <strong>de</strong>ux jours, une lettre <strong>de</strong> Proust. Mais<br />
ce sont <strong>de</strong>s papiers intimes que je n'aurais jamais pensé à livrer au public et que<br />
j'ai détruits. - Avec Proust, - que nous avons perdu, hélas! - je vous disais que trois<br />
romanciers m'apparaissent comme <strong>de</strong>s maîtres du genre à notre époque: Georges<br />
Bernanos, un synthétique celui-là, et <strong>de</strong> quelle force, qui, en outre, a ouvert une<br />
voie neuve en mêlant le surnaturel au naturel; Lucien Fabre, dont le Rabevel est<br />
une oeuvre admirable; enfin René Béhaine, dont on n'a pas encore beaucoup parlé,<br />
mais qui se révèle comme un très grand écrivain.<br />
Je choisis d'ailleurs ces quatre noms dans un foisonnement <strong>de</strong> talents tout à fait<br />
remarquables et qui font, <strong>de</strong> ce temps, une époque littéraire prodigieusement riche<br />
et vivante. Le roman est peut-être à la veille <strong>de</strong> prendre, soit dans une direction<br />
scientifique, s'il s'agit d'oeuvres psychologiques et physiologiques, soit dans une<br />
direction spiritualiste, un essor inattendu.<br />
* * *<br />
<strong>Den</strong> 10en Januari 1897 verscheen in <strong>de</strong> Figaro het beroem<strong>de</strong> manifeste du<br />
naturisme, d.i. ‘le réalisme lyrique’. Het was opgesteld en on<strong>de</strong>rteekend door Saint<br />
Georges <strong>de</strong> Bouhélier (<strong>de</strong> zoon van Verlaine's vriend en biograaf Lepelletier)<br />
met zijn vrien<strong>de</strong>n. Dat is een <strong>de</strong>rtig jaar gele<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong>ze gelegenheid heeft Max<br />
Frantel <strong>de</strong>n ten onrechte zoo gansch en al vergeten dichter geïnterviewd. Hij zei<strong>de</strong><br />
o.a.:<br />
- Les critiques? Les auteurs <strong>de</strong> manuels littéraires? Hélas! Je n'ai pas gran<strong>de</strong><br />
confiance en eux, je dois l'avouer. Ignorants <strong>de</strong> ce qui s'est fait, dupés par l'intrigue,<br />
quand ils ne sont pas d'abord et eux-mêmes <strong>de</strong> mauvaise foi, c'est merveille <strong>de</strong> voir<br />
<strong>de</strong> quelles bévues sont pleins leurs ouvrages. Au dixneuvième siècle, ils ont mis<br />
cinquante ans à reconnaitre Stendhal et à comprendre que Musset et Becque étaient<br />
les <strong>de</strong>ux seuls grands hommes <strong>de</strong> théâtre qui eussent vécu dans ce temps. Au<br />
dix-neuvième siècle, ils ignorent encore Villiers <strong>de</strong> l'Isle-Adam et Léon Cla<strong>de</strong>l dont<br />
la prose est immortelle. Sur les contemporains, que voulez-vous qu'ils disent <strong>de</strong><br />
sensé? Il y a une femme, Simone Bodève, qui a écrit un roman, La Petite Lotte,<br />
qui est l'un <strong>de</strong>s grands chefs-d'oeuvre <strong>de</strong> notre époque. Cette femme a vécu dans<br />
une mansar<strong>de</strong> et elle avait le génie <strong>de</strong> Dostoievsky; elle a fini par se suici<strong>de</strong>r, il y a<br />
<strong>de</strong> cela cinq ans. Je n'hésite pas à dire qu'elle était la plus gran<strong>de</strong> expression<br />
féminine <strong>de</strong> sa génération.<br />
* * *<br />
On<strong>de</strong>r leiding van prof. Boni bezocht een gezelschap toeristen jaren gele<strong>de</strong>n het<br />
Vaticaan. On<strong>de</strong>r hen bevon<strong>de</strong>n zich Anatole France en G.B.S., die niet aan elkaar<br />
wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gesteld. Op een oogenblik vroeg France aan Boni: wie is die intelligente<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Engelschman? Waarop Shaw, die <strong>de</strong> vraag gehoord had, in het Fransch antwoord<strong>de</strong>:<br />
‘Mon métier est le vôtre: je suis un homme <strong>de</strong> génie’. Shaw vertel<strong>de</strong> aan een<br />
journalist hoe, bij die zelf<strong>de</strong> gelegenheid, Anatole France in levensgevaar verkeer<strong>de</strong>:<br />
‘Arrivés au haut nous eûmes, France et moi, un élan vers la porte qui s'ouvrait à<br />
l'intérieur du dôme. Et je vis ce que je n'aurais jamais cru voir: le voltairien, le<br />
sceptique écrivain faisant, avec une émotion visible, le signe <strong>de</strong> la croix. Dans quel<br />
profond souvenir atavique avait-il retrouvé ce geste? Conscient, je ne crois pas qu'il<br />
le fut. Au moment même où France se penchait sur un abîme qui paraissait sans<br />
fond, l'instinct l'emporta en lui... J'avoue d'ailleurs qu'il y avait <strong>de</strong> quoi trembler.<br />
Franchissant le vi<strong>de</strong>, une passerelle branlante conduisait à un échafaudage...’<br />
Het aardige is dat France even <strong>voor</strong> dat inci<strong>de</strong>nt een <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> geschreven had<br />
bij <strong>de</strong> felle antiroomsche re<strong>de</strong>voering van Combes!<br />
* * *<br />
Twee nieuwe sterren aan <strong>de</strong>n tooneelhemel: Georges Carpentier, <strong>de</strong><br />
ex-mijnwerker, ex-bokser, <strong>de</strong>buteert in het ‘Palace’ te Parijs in een ‘Sketch parlé,<br />
chanté et dansé’. Meer sensatie nog maakte het optre<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n wereldvermaar<strong>de</strong>n<br />
mo<strong>de</strong>koning Paul Poiret als acteur. Samen met Colette trad hij op in ‘La<br />
Vagabon<strong>de</strong>’, naar Colette's roman, bewerkt door <strong>de</strong> schrijfster in samenwerking<br />
met Léopold Marchant. Een criticus schreef <strong>de</strong>n dag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> première:<br />
‘M. Paul Poiret était hier soir l'attraction; j'oserai dire, le clou du spectacle. Il a une<br />
audace imperturbable et grâce à ce sangfroid à basse température, il ne joue pas<br />
plus mal qu'un autre, ni que vous, ni que moi! Il avait l'oreille du public et l'oeil: on<br />
l'entendait et on le regardait avec une sympathie amusée et curieuse’.<br />
* * *<br />
Pelham Edgar heeft bij Grant Richards te Lon<strong>de</strong>n een biografische studie over<br />
Henry James doen verschijnen. Terzelf<strong>de</strong>r tijd publiceer<strong>de</strong> Lecker in zijn New<br />
A<strong>de</strong>lphi Library: Henry James' ‘The Aspern Papers’. Hierdoor is <strong>de</strong> aandacht op<br />
<strong>de</strong>zen schrijver gevestigd:<br />
‘If to-day we wished to take from the world of literature two antithetical types<br />
representing the dominant and opposite forces of the mo<strong>de</strong>rn world, we could not<br />
find two so completely significant as Dostoievsky and Henry James. In the one is<br />
all energy, all evil, obscurity and confusion, the dreadful apocalypse of a conscience<br />
that has lost all civilized sanctions and has no foundations to its world; and in the<br />
other a calm, dominant, reticent and fastidious intellect, or<strong>de</strong>ring the gathered forces<br />
of time to a manifestation of their most enduring beauty’.<br />
* * *<br />
De Fransche uitgevers hebben met groot succes een tentoonstelling van het Boek<br />
in het nog door en door Fransche Montreal gehou<strong>de</strong>n. Zou een tentoonstelling van<br />
het Ne<strong>de</strong>rlandsche boek in <strong>de</strong> groote ste<strong>de</strong>n van Java niet zijn nut kunnen hebben?<br />
* * *<br />
Ziehier een ‘sonnet’ van Ambroise Colin door Tristan Derème, <strong>de</strong>n geestigen meester<br />
<strong>de</strong>r rijmkonste, me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld in <strong>de</strong> ‘Annales’:<br />
Nuit<br />
morne<br />
L'Orne<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
luit.<br />
J'aime<br />
ton<br />
ton<br />
blème,<br />
Au<br />
haut<br />
d'une<br />
Dune,<br />
O<br />
Lune!<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Maandkroniek<br />
L. Penning. †<br />
21<br />
In <strong>de</strong>ze maand is te Utrecht, 72 jaar oud, overle<strong>de</strong>n <strong>de</strong> heer L. Penning, schrijver<br />
van tal van beken<strong>de</strong> boeken over Zuid-Afrika, als ‘De Leeuw van Mod<strong>de</strong>rspruit’ en<br />
‘Ruiters en Hel<strong>de</strong>n van Zuid-Afrika’. Na <strong>de</strong>n inval van Jameson in Transvaal<br />
(December 1895) schreef hij in 1896 zijn eerste boek: ‘De Hel<strong>de</strong>n van Zuid-Afrika’.<br />
Aanvankelijk opgeleid <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n han<strong>de</strong>l, heeft hij al spoedig zich geheel gewijd<br />
aan journalistieken en letterkundigen arbeid. Hij is verbon<strong>de</strong>n geweest aan het (a.-r.)<br />
Arnhemsch Dagblad en <strong>de</strong> te Utrecht in<strong>de</strong>rtijd bestaan hebben<strong>de</strong> Stichtsche Courant,<br />
waarin hij aardige feuilletons schreef. De meeste bekendheid verwierf hij als vriend<br />
van onze Zuid-Afrikaansche stamverwanten en met het oog op zijn patriarchaal<br />
<strong>voor</strong>komen werd hij ‘Oubaas Penning’ genoemd. De laatste jaren sprak hij veel in<br />
openbare bijeenkomsten over Zuid-Afrika, en <strong>de</strong>ze trokken dan steeds talrijke<br />
menschen, bij wie hij <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Boeren weer tot geestdrift wist te<br />
brengen. Zijn jongste werk was ‘Voortrekkersbloed’. De overle<strong>de</strong>ne, die <strong>de</strong>n laatsten<br />
tijd hoofdzakelijk werkte <strong>voor</strong> het christelijk geillustreerd tijdschrift ‘Timotheus’, was<br />
<strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> af<strong>de</strong>eling Utrecht <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsch-Zuid-Afrikaansche Vereeniging<br />
en is zelf een paar malen in Zuid-Afrika geweest.<br />
Een <strong>de</strong>bat om Gorter.<br />
Twee Haagsche heeren, volledig onbevoegd in letterkundige aangelegenhe<strong>de</strong>n,<br />
een zekere dr. K.E.H. <strong>de</strong> Jong en een mijnheer Margadant, hebben plotseling te<br />
kennen gegeven, dat zij Herman Gorter als dichter niet heel hoog aanslaan. En dit<br />
terwijl niemand ter wereld om hun meening gevraagd heeft of er zich om<br />
bekommeren zal. Niettemin heeft <strong>de</strong> heer Henri Borel in het Va<strong>de</strong>rland zich <strong>de</strong><br />
moeite gegeven om Gorter - alsof dit noodig ware! - te ver<strong>de</strong>digen. De goe<strong>de</strong><br />
bedoelingen moeten echter gewaar<strong>de</strong>erd wor<strong>de</strong>n.<br />
‘Wij, neutrale Hollan<strong>de</strong>rs, hebben <strong>voor</strong>zeker een heeleboel <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n, en kunnen,<br />
zooals <strong>de</strong> Koningin-Moe<strong>de</strong>r eens heeft gezegd, uitblinken in dingen, waarin een<br />
klein volk groot kan zijn, maar één ding mist ons kleine Ne<strong>de</strong>rlandsche volk totaal:<br />
gevoel <strong>voor</strong> litteratuur. Zou er wel ergens op <strong>de</strong>n aardbo<strong>de</strong>m één volk bestaan, dat<br />
nòg min<strong>de</strong>r litterair is dan het onze?<br />
Het is opmerkelijk, dat een dichter als <strong>de</strong> gemoe<strong>de</strong>lijke, dichterlijke,<br />
ònhartstochtelijke De Genestet eigenlijk op 't oogenblik veel populair<strong>de</strong>r is dan een<br />
Herman Gorter. Hoeveel menschen zou<strong>de</strong>n er tegenwoordig zijn, die <strong>de</strong> verzen van<br />
Herman Gorter nog lezen? Ik bedoel hier niet eens zijn onsterfelijke Mei, dat van 't<br />
begin tot het ein<strong>de</strong> “a joy for ever” is, doch misschien wat moeilijk te begrijpen door<br />
menschen zon<strong>de</strong>r versgehoor (er is een versgehoor zoo goed als er een<br />
muziekgehoor is), maar <strong>voor</strong>al zijn kleinere verzen, die toch zoo gemakkelijk in dat<br />
gehoor liggen en zoo licht te begrijpen zijn.<br />
Ik moet nu heusch even zoo'n klein gedicht overschrijven, want er leven op het<br />
oogenblik o! zooveel menschen, die het wel niet, zooals ik, gelezen hebben toen<br />
ze zelf nog heel jong waren en een jong meisje aanba<strong>de</strong>n en bedierbaar<strong>de</strong>n, maar<br />
die toch blij zullen zijn, zooiets te lezen, dat hun ontgaan is, omdat er tegenwoordig<br />
zoo bar en star over onze kostbare litteraire schatten, die niet direct in <strong>de</strong>n huidigen<br />
tijd uitkomen, wordt gezwegen. Het is of <strong>de</strong> critiek er alléén is <strong>voor</strong> het allernieuwste.<br />
Hoor nu eens:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Zie je ik hou van je,<br />
ik vin je zoo lief en zoo licht -<br />
je oogen zijn zoo vol licht,<br />
ik hou van je, ik hou van je.<br />
En je neus en je mond en je haar<br />
en je oogen en je hals waar<br />
je kraagje zit en je oor<br />
met je haar er <strong>voor</strong>.<br />
Zie je ik wou graag zijn<br />
jou, maar het kan niet zijn,<br />
het licht is om je, je bent<br />
nu toch wat je eenmaal bent.<br />
O ja, ik hou van je,<br />
ik hou zoo vrees'lijk van je,<br />
ik wou het heelemaal zeggen<br />
Maar ik kan het toch niet zeggen.<br />
Is dit geen eeuwig nieuw juweeltje? Is dit niet om te kussen aanbid<strong>de</strong>lijk van naïef<br />
gevoel, van innigheid en aandoenlijke liefheid? Ik ken in vreem<strong>de</strong> talen maar heel<br />
weinig kleine gedichten - Heinrich Heine's Buch <strong>de</strong>r Lie<strong>de</strong>r incluis - die zóó argeloos<br />
zuiver van glanzend sentiment zijn. Men zou verwachten, dat ie<strong>de</strong>re Hollan<strong>de</strong>r met<br />
eenige aanspraak op gevoel <strong>voor</strong> dichtkunst het uit zijn hoofd ken<strong>de</strong>, evenals ie<strong>de</strong>re<br />
ontwikkel<strong>de</strong> Duitscher “Du bist wie eine Blume” kent. Maar hoeveel van onze<br />
Charlestonnen<strong>de</strong>, beenbibberen<strong>de</strong> jongelui zou<strong>de</strong>n er leven, die het in hun hoofd<br />
en hun hart dragen?’<br />
Hier wor<strong>de</strong> <strong>de</strong> heer Borel even on<strong>de</strong>rbroken. Het is ons nl. niet dui<strong>de</strong>lijk wat <strong>de</strong><br />
Charleston met Gorter te maken heeft. Dat <strong>de</strong> heer B. smalend over <strong>de</strong>ze feestelijke<br />
beenbarok schrijft verwon<strong>de</strong>rt ons niet. Wij zijn er zeker van dat hij nièt charlestont;<br />
want daartoe behoort veerkracht, levenslust en géést. Het is echter zeer wel mogelijk<br />
om wel te Charlestonnen èn dol op poëzie te zijn; het is ook mogelijk om te<br />
Charlestonnen en dat geciteer<strong>de</strong> gedicht van Gorter verre van fraai te vin<strong>de</strong>n 1) .<br />
Maar nu weer ver<strong>de</strong>r. De heer B. zegt dan:<br />
In <strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l Verzen van Herman Gorter - ik doel hier op <strong>de</strong>n allereersten bun<strong>de</strong>l,<br />
die nu pl.m. 37 jaar gele<strong>de</strong>n bij W. Versluys uitkwam, niet op <strong>de</strong>n lateren, <strong>de</strong> School<br />
<strong>de</strong>r Poëzie, van 1897 - heeft <strong>de</strong>ze dichter een Lied van Verlangen gezongen, zooals<br />
maar zel<strong>de</strong>n een buitenlandsche litteratuur er een, zóó hoog-hartstochtelijk van<br />
huiveren<strong>de</strong> sensatie kan aanwijzen. Als dit bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, licht laaien<strong>de</strong> Lief<strong>de</strong>slied in<br />
een wereldtaal was gezongen, zou <strong>de</strong> naam Herman Gorter nooit zon<strong>de</strong>r eerbied<br />
en bewon<strong>de</strong>ring in Europa en Amerika zijn genoemd. Thans is hij niet eens, althans<br />
als dichter niet, bij het onlitteraire Ne<strong>de</strong>rlandsche volk populair, en een secretaris<br />
van een letterlievend genootschap - for shame! - verklaar<strong>de</strong>, dat hij bij zijn schoonste<br />
schepping was ingeslapen!<br />
Niet alleen het Lief<strong>de</strong>-Verlangen, in al zijn jonge onstuimigheid en huiveren<strong>de</strong><br />
sensatie, maar ook <strong>de</strong> Lente in al haar zonnige weel<strong>de</strong>, is door <strong>de</strong>n dichter van Mei<br />
in <strong>de</strong>zen bun<strong>de</strong>l Verzen bezongen. Bei<strong>de</strong>, onafschei<strong>de</strong>lijk van elkaar, heeft hij<br />
verheerlijkt in melodieuze harmonieën en hoogbewogen rhythmen, die als <strong>de</strong><br />
juichen<strong>de</strong> muziek en <strong>de</strong> waaien<strong>de</strong> a<strong>de</strong>men van <strong>de</strong> Lente zelf waren.<br />
Met <strong>de</strong> Lente kwam immers ook het Verlangen:<br />
O ik hoor haar komen,<br />
o ik voel haar komen,<br />
en ik ben zoo bang<br />
want dit is het siddrend verlang<br />
1) Zoo gaat het mij! (J. Gr.).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
wat nu gaat breken -<br />
o <strong>de</strong> lente komt, ik hoor hem komen,<br />
hoor <strong>de</strong> luchtgolven breken<br />
rondom, rondom mijn hoofd,<br />
ik heb het wel altijd geloofd,<br />
nu is hij gekomen.<br />
Kan het verrukkelijker jong en zaliger van zoete sid<strong>de</strong>ring?<br />
‘Ik was toen een arme jongen<br />
met te groot verlangen’.<br />
begint hij een zijner groote gedichten. En hij zingt, zóó aangedaan en bevangen,<br />
dat het wel eens stamelen lijkt,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
22<br />
maar altijd rhythmisch, muzikaal stamelen, van het veel te groote verlangen <strong>voor</strong><br />
het veel te zwakke lichaam dat het bijna niet dragen kan, het verlangen, dat hem<br />
<strong>de</strong> keel doet bran<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> lippen droog maakt, en hem zóó overweldigt, dat hij het<br />
uit wil gillen van angst èn huivering en zaligheid. O! is er ooit in onze Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
taal zulk een van zoete wonne en sid<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> ontzetting en bange beklemming en<br />
bid<strong>de</strong>n<strong>de</strong> adoratie jubelend en angstigend en klagend en huiverend en zalig<br />
zegenend Hooglied van bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n hartstocht gezongen als dat van <strong>de</strong>zen<br />
gebenedij<strong>de</strong>n Zanger <strong>de</strong>r laaien<strong>de</strong> Lente? De stem brandt hem in <strong>de</strong> keel, hij proeft<br />
<strong>de</strong> lauwe luchten, hij weet geen raad met het <strong>voor</strong> een armen jongen veel te groote<br />
Verlangen, dat over hem is gekomen, hij zucht en sid<strong>de</strong>rt en rilt en koortst er van,<br />
hij hijgt en huivert, en dan weer zegent en aanbidt en heiligt hij, en stamelt zijn<br />
dierbaarheid en fluistert liefkoozen<strong>de</strong> strofen, die als een gebed zijn.<br />
Is dit geen gedicht waarin, kort als het is, <strong>de</strong> geweldige spanning rekt van een<br />
allesoverstelpend verlangen?<br />
Hè ik wou jij was <strong>de</strong> lucht<br />
dat ik je a<strong>de</strong>men kon<br />
en je zien in het hooge licht<br />
en door je gaan kon.<br />
Waar zijn je armen en je han<strong>de</strong>n<br />
en die witte overschoone lan<strong>de</strong>n<br />
van je schou<strong>de</strong>rs en schijnen<strong>de</strong> borst -<br />
ik heb zoo'n honger en dorst.<br />
Er is in zijn verzen, waarin nieuwe woor<strong>de</strong>n en onverwachte woordcombinaties<br />
in<strong>de</strong>rtijd het gezapige Ne<strong>de</strong>rland zóó verrasten dat een hoongelach opging, en<br />
eenige bla<strong>de</strong>n en tijdschriften zich heftig spottend lustig over hem maakten, een<br />
krampachtig worstelen om zijn sensaties in klank en rhythme over te brengen, maar<br />
telkens drukt hem <strong>de</strong> teleurstelling, dat woor<strong>de</strong>n ontoereikend zijn om het van uiterste<br />
spanning eigenlijk boven-zinnelijk gewor<strong>de</strong>n Verlangen uit te zeggen:<br />
‘Nog altijd kan ik 't niet zeggen<br />
mijn arme verlangen niet zeggen,<br />
mijn leegte en mijn begeer<br />
grooter en meer en meer’.<br />
zóó eindigt een zijner schoonste lie<strong>de</strong>ren van Verlangen, en een an<strong>de</strong>r eindigt:<br />
En er is niets in mij over<br />
dan het arme hongrig' verlang<br />
ik heb het zoo lang, zoo lang<br />
het wil niet meer over.<br />
Somtijds staat hij aan <strong>de</strong> grens van het in woor<strong>de</strong>n uitdrukbare (ik doel hier op<br />
grootere gedichten, uit <strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l De School <strong>de</strong>r Poëzie) en is het of hij voel<strong>de</strong>:<br />
ver<strong>de</strong>r kàn het niet, nooit zal ik het kunnen uitzeggen wat boven alle woor<strong>de</strong>n leeft.<br />
Tot hiertoe <strong>de</strong> criticus van ‘Het Va<strong>de</strong>rland’. Hij heeft gelijk. Het is noodig, dat aan<br />
het oeuvre van een grootsch en verrukkelijk dichter als Gorter meer aandacht<br />
besteed wordt. En wij verlangen naar een studie over hem, maar dan ditmaal door<br />
iemand die begrip van poëzie heeft en die wéét waar het om te doen is!<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Pauwels als Pamflettist.<br />
Onze mo<strong>de</strong>rne litteratuur is niet rijk aan goe<strong>de</strong> pamfletten. Met ingenomenheid<br />
begroet men dus <strong>de</strong> eerste schre<strong>de</strong>n van mr. François Pauwels op dit pad. Ziehier<br />
een fragment uit een stuk over ‘Litteratuur en Stijl’ uit ‘Het Weekblad van een<br />
Amsterdammer’. Er zit gang en gloed in. En ligt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze vermakelijke overdrijving<br />
niet een grond van bittere waarheid?<br />
‘Zooals het Ne<strong>de</strong>rlandsche volksleven is verpest door godsdienstige secten -<br />
erger dan in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen! - en vunze partijklieken, zoo is onze letterkun<strong>de</strong><br />
onwelriekend door haar coterieën en cenakels. Aan het hoofd van <strong>de</strong>rgelijke litteraire<br />
bittertafels staan <strong>de</strong> “petits-maîtres”, opgeblazen halftalenten die alleen werkelijke<br />
meesters zijn in <strong>de</strong> kunst van het we<strong>de</strong>rzijdsche likken en vlooien, het aanknoopen<br />
van <strong>voor</strong><strong>de</strong>elige relaties, het wegwerken van critisch-gevaarlijke enkelingen en het<br />
bewaren van een vormelijken, ingetogen, semi-professoralen toon! Zelfs trachten<br />
ze door huwelijken, 'n soort artistieke inteelt, hun partijmacht te bevestigen.<br />
De aankomen<strong>de</strong> auteur, - mits “diep” en “fijn”, hij moet <strong>de</strong> dingen ook “aanvoelen”<br />
- heeft nu het volgen<strong>de</strong> bij zijn <strong>de</strong>buut in acht te nemen. Schreef hij z'n boek met<br />
z'n bloed, dan schrijft hij daarna 'n van honing druipend epistel aan 'n hoofdman.<br />
Deze antwoordt gewoonlijk per keeren<strong>de</strong> post en geeft hoop. Ligt het eerste<br />
presentexemplaar van <strong>de</strong>n uitgever op <strong>de</strong> schrijftafel <strong>de</strong>s jeugdigen auteurs - vóór<br />
hem hangt natuurlijk 'n reproductie van Vincent op oud-Hollandschen lap - dan stuurt<br />
hij z'n eersteling met 'n hevig-vleien<strong>de</strong> opdracht aan <strong>de</strong>n afgod. Deze bedankt hem<br />
met een kort, maar waardig woord. Nu gaat <strong>de</strong> hoofdman spreken met zijn<br />
stamgenooten. Deze keuren <strong>de</strong> honing, smakken met <strong>de</strong> tong en zeggen: “Uch!”...<br />
De hoofdman zwijgt, want <strong>de</strong> honing ligt hem aangenaam op <strong>de</strong> door inspiratie<br />
gezwollen boezem. Dan gaat het opperhoofd in z'n tent en geeft al spoedig een<br />
aangename lucht van zich af. Ten slotte schrijft hij en ont<strong>de</strong>kt... het nieuwe talent,<br />
dat reeds zoo gracieuslijk zijn litterair gezag heeft gehuldigd. Langzamerhand volgen<br />
<strong>de</strong> overige stamlie<strong>de</strong>n, nadat zij soortgelijke brieven en opdrachten hebben<br />
ontvangen, en ein<strong>de</strong>lijk wordt <strong>de</strong> <strong>de</strong>butant met 'n aanmoedigend knipoogje tot <strong>de</strong><br />
intieme lik-festivals toegelaten.<br />
Hoewel bij ons eigenlijk ie<strong>de</strong>reen schrijft, kan men veilig beweren dat er niet<br />
geschreven wordt. Men “maakt” iets, men “knutselt” wat, en <strong>de</strong> kliek doet <strong>de</strong> rest.<br />
Iets te zeggen heeft bijna niemand. Vandaar dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche letterkun<strong>de</strong> bij<br />
<strong>de</strong> Moerdijk zwak in <strong>de</strong> knieën wordt. Ligt niet aan <strong>de</strong> taal, hoor! Ligt aan hun taal!<br />
Men zegt wel dat <strong>de</strong> stijl <strong>de</strong> mensch is. Ik geloof in dit woord en ga ver<strong>de</strong>r: <strong>de</strong> stijl<br />
is het volk.<br />
Welnu, <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r produceert 'n bedriegelijk op onze schoone taal gelijkend<br />
kunst-jargon. Stijl is <strong>de</strong> natuurlijke uiting van een aangeboren talent. Waar <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r dus geen stijl heeft, is hij geen volk!<br />
Zooals het land internationaal heeft afgedaan, alleen nog maar groot is in<br />
beurs-gokkerijen en christelijke kleinzielighe<strong>de</strong>n - nebbisj, die slang! - heeft het <strong>de</strong><br />
litteratuur die het verdient. Het was waarlijk niet <strong>de</strong> ergste flater van onzen braven<br />
burgemeester toen hij eens tegenover vreem<strong>de</strong> gasten beweer<strong>de</strong> dat wij er eigenlijk<br />
geen litteratuur op na hiel<strong>de</strong>n’.<br />
Noto Soeroto geïnterviewd.<br />
De me<strong>de</strong>werker van Morks Magazijn, H.G. Cannegieter, wijdt zijn<br />
vraaggesprekrubriek ditmaal aan <strong>de</strong>n dichter Ra<strong>de</strong>n Mas Noto Soeroto. Wij citeeren:<br />
Noto Soeroto, die op 5 Juni 1888 als zoon van Pangéran Ario en Radèn Ajoe<br />
Noto Dirodjo te Djokjakarta geboren werd, heeft in zijn levensarbeid het voetspoor<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
van zijn va<strong>de</strong>r gedrukt. Deze nobele telg uit het vorstengeslacht Pakoe Alam is een<br />
van <strong>de</strong> pioniers geweest van <strong>de</strong> beweging tot verheffing van het Javaansche volk.<br />
Trouwens, ook reeds <strong>de</strong>ze volg<strong>de</strong> op zijn beurt het va<strong>de</strong>rlijk <strong>voor</strong>beeld van Pakoe<br />
Alam V, <strong>de</strong> eerste Javaansche vorst, die uit eigen beweging het apanage-grondbezit<br />
introk en die <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne ontwikkeling on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n hoogsten a<strong>de</strong>l ingang <strong>de</strong>ed vin<strong>de</strong>n.<br />
Noto Dirodjo heeft als oom van <strong>de</strong>n <strong>de</strong>stijds <strong>voor</strong> regeeren te jeugdigen vorst uit<br />
zijn huis zich <strong>voor</strong> zijn volk verdienstelijk gemaakt met het verbeteren van <strong>de</strong>n<br />
oeconomischen, agrarischen en hygiënischen toestand. Maar buiten <strong>de</strong> organisatie<br />
van <strong>de</strong>n dienst in het rijk van<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
23<br />
Pakoe Alam heeft <strong>de</strong> ruim <strong>de</strong>nken<strong>de</strong> e<strong>de</strong>lman het initiatief genomen tot allerlei arbeid<br />
van humanitair-socialen aard. Zoo stichtte hij <strong>de</strong> Vereeniging <strong>voor</strong><br />
Hollandsch-Inlandsch on<strong>de</strong>rwijs op neutralen grondslag, het Javaansche studiefonds<br />
Darmo Woro en was hij drie malen <strong>voor</strong>zitter van het hoofdbestuur van <strong>de</strong><br />
vereeniging Boedi Oetomo, die van grooten invloed is gewor<strong>de</strong>n op het<br />
gedachtenleven van <strong>de</strong> inlandsche intellectueelen.<br />
In zijn werk ten bate <strong>de</strong>r indonesische volksopvoeding heeft hij <strong>de</strong>n steun gehad<br />
van dr. Wahidin Soediro Hoesodo, die als geestelijke va<strong>de</strong>r van Boedi Oetomo<br />
groote vereering genoot. Daar ook Noto Soeroto <strong>de</strong>zen humanen en kundigen arts<br />
als een van zijn <strong>voor</strong>gangers en leidslie<strong>de</strong>n grooten invloed op zijn vorming toekent,<br />
is het wenschelijk, een en an<strong>de</strong>r omtrent hem te vertellen...<br />
Zijn moe<strong>de</strong>rland heeft Noto Soeroto verlaten, om in Holland een taak te vervullen,<br />
die zoowel Indië als Ne<strong>de</strong>rland ten goe<strong>de</strong> zal komen. Want het eigenaardige van<br />
<strong>de</strong>zen zachtaardigen, synthetischen geest is dat hij <strong>de</strong> twee, die volgens <strong>de</strong><br />
extremisten on<strong>de</strong>r zijn landgenooten niet bij elkan<strong>de</strong>r behooren, tot elkan<strong>de</strong>r wil<br />
brengen, wil verbroe<strong>de</strong>ren, omdat ze elkan<strong>de</strong>r behoeven. Ne<strong>de</strong>rland kan niet zon<strong>de</strong>r<br />
Indië en Indië niet zon<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Noto Soeroto in Ne<strong>de</strong>rland<br />
Eigenlijk spreken Noto Soeroto en <strong>de</strong> zijnen niet over Indië, maar hechten zij zich<br />
aan <strong>de</strong>n naam Indonesië, die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Indische beweging een min of meer<br />
programmatischen klank heeft.<br />
Vergefelijk, dat een jongeman van Noto Soeroto's aanleg schuchter gestaan heeft<br />
tegenover <strong>de</strong> Hollandsche stu<strong>de</strong>ntengemeenschap, en zich niet heeft gewaagd aan<br />
<strong>de</strong> <strong>voor</strong> hem als Indischen vorstenzoon dubbel moeilijk te dul<strong>de</strong>n verne<strong>de</strong>ring van<br />
<strong>de</strong>n aca<strong>de</strong>mischen groentijd. Dat gebrek aan levensdurf niet <strong>de</strong> oorzaak van een<br />
<strong>de</strong>rgelijke afzijdigheid is geweest, blijkt wel hieruit, dat <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> fijngevoelige jonkman<br />
uit vrijen wil dienst nam als huzaar in 't Ne<strong>de</strong>rlandsche leger, eens<strong>de</strong>els om een<br />
blijk te geven van loyaliteit, maar an<strong>de</strong>r<strong>de</strong>els toch ook weer om een familie-traditie<br />
te bestendigen: ook zijn vereer<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r, wiens voetstappen hij drukt, had bij <strong>de</strong><br />
cavallerie gediend. Nadat Noto Soeroto als reserve-luitenant bij <strong>de</strong> huzaren <strong>de</strong><br />
mobilisatie-jaren had doorleefd, kon hij er niet toe komen, zijn aca<strong>de</strong>mische studie<br />
te hervatten. ‘De gebeurtenissen’, aldus vertel<strong>de</strong> hij mij, had<strong>de</strong>n me zoo aangegrepen<br />
en <strong>de</strong> reëele vraagstukken van het oogenblik had<strong>de</strong>n me <strong>de</strong>rmate vervuld, dat ik<br />
geen lust meer had aan abstracties. Uit da<strong>de</strong>ndrang wierp ik me in het zakenleven,<br />
en daar ik behoefte gevoel<strong>de</strong> aan een maatschappelijk beroep, waardoor ik mijn<br />
i<strong>de</strong>alen kon dienen, werd ik uitgever. In <strong>de</strong>n door mij gedreven algemeenen<br />
boekhan<strong>de</strong>l en uitgeverij Adi Poestaka vond ik gelegenheid om mijn eigen gedachten<br />
en die van verwante geesten in boek en geschrifte on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> menschen te brengen.<br />
Als ‘koopman’ zou hij echter gelegenheid krijgen om zijn levensdoel nog beter te<br />
dienen, toen hij besloot tot <strong>de</strong> uitgave van het maandblad Oedaya. Wie Noto<br />
Soeroto's eigenlijk streven wil leeren kennen, en daardoor tevens wil indringen in<br />
<strong>de</strong>n geest van het jonge geslacht <strong>de</strong>r intellectueele Javanen, volge getrouw <strong>de</strong>ze<br />
periodiek, of leze, ter <strong>voor</strong>loopige oriënteering, <strong>de</strong> hieruit tezamengestel<strong>de</strong><br />
bloemlezing ‘Kleurschakeeringen’, ten vorigen jare bij Adi Poestaka verschenen.<br />
Boekenschouw<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Oorspronkelijke werken<br />
Richard Elton. Drama's in zakformaat. Boek en periodiek. - R.J. Goddard,<br />
<strong>de</strong>n Haag. (210 blz.) f 2.40<br />
De inhoud van dit boekje bestaat uit een aantal alleraardigste en vlotgeschreven<br />
gesprekjes, ie<strong>de</strong>r een ‘gevalletje’ op zichzelf. Het heele bun<strong>de</strong>ltje achterelkaar uit<br />
te lezen, is niet aan te bevelen; <strong>de</strong> ‘drama's’ voldoen beter elk op zichzelf. Als<br />
dagblad-lectuur (als zoodanig zijn ze ook verschenen) komen ze dan ook veel beter<br />
tot hun recht. De dialoog is meestal vlot, <strong>de</strong> ‘gevallen’ zelf zijn nog al eens flauw.<br />
Een van <strong>de</strong> beste uit een oogpunt van dialoog is wel het vermakelijke: ‘Een hagelbui’,<br />
een onschuldig ruzietje tusschen man en vrouw, dat geweldige proporties dreigt<br />
aan te nemen.<br />
Ook ‘<strong>de</strong> Anonieme brief’ is uitstekend geschreven.<br />
Wilma. Moe<strong>de</strong>r Stieneke. Uitgeversmaatschappij Holland. - Amsterdam,<br />
19<strong>26</strong>. (210 blz.) f 2.50; geb. f 3.50<br />
Wilma, <strong>de</strong> gevoelige, ongekunstel<strong>de</strong> schrijfster geeft hier <strong>de</strong> levensgeschie<strong>de</strong>nis<br />
van een jonge vrouw. Stieneke is <strong>de</strong> oudste dochter uit een domineesgezin, waarvan<br />
<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r het mid<strong>de</strong>lpunt is. Voor haar man en haar kin<strong>de</strong>ren geeft zij haar heele<br />
leven, haar gansche hart. ‘Hoe mooi was ze zoo en hoe sterk in haar overgave!<br />
mooier nog dan wanneer ze bezig was met <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren. 's Avonds in rust leek het,<br />
of ze haar lief<strong>de</strong>vollen arbeid naar buiten tot zachte gedachten samenvoeg<strong>de</strong> achter<br />
dat hooge <strong>voor</strong>hoofd, om zich zoo te berei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dag van morgen... Wat<br />
beteeken<strong>de</strong>n zijn wijsheid en begrijpen waar <strong>de</strong> menschen zoo hoog tegen opzagen<br />
bij <strong>de</strong>ze zuivere lief<strong>de</strong> van een vrouw, die tot in haar diepste wezen “moe<strong>de</strong>r” was...’<br />
In Stieneke, het oudste meisje, openbaart zich al vroeg een vast, nobel karakter.<br />
Wanneer ze zestien jaar is komt ze thuis om haar zwakke moe<strong>de</strong>r te helpen.<br />
Verlangen naar ‘iets bereiken’ zooals haar vriendinnetjes heeft ze niet: ‘De<br />
heerlijkheid van het leven bestond toch niet in 't “iets bereiken”, maar in 't iets<br />
bezitten, iets-zijn, waardoor je leven vanzelf uitgroei<strong>de</strong> in zijn eigen richting’.<br />
Stienekes verlangen gaat naar <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van haar neef Paul en ze meent wel dat<br />
hij, die haar ‘moe<strong>de</strong>r Stieneke’ noemt, ook háár liefheeft. Wanneer <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r<br />
stervend is wordt haar Stieneke's lief<strong>de</strong> geopenbaard. Hoe bijzon<strong>de</strong>r fijn, ontroerend<br />
innig is <strong>de</strong>ze kleine episo<strong>de</strong> beschreven, waar Stieneke met haar sterven<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r<br />
het ontluiken van een kastanje-knop ga<strong>de</strong>slaat. En wél <strong>voor</strong>voelt <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r ‘<strong>de</strong>n<br />
donkeren strijd met het leven’ <strong>voor</strong> Stieneke, die niet ten on<strong>de</strong>r zal gaan. Want Paul<br />
houdt niet van Stieneke maar van Elly, het jongere zusje, en ‘moe<strong>de</strong>r Stieneke’ moet<br />
een goed woordje doen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jongelui bij haar va<strong>de</strong>r. Hoe moeilijk wordt Stienekes<br />
leven. ‘De lief<strong>de</strong> had haar heele wezen in bezit genomen, het getransformeerd, in<br />
een bepaal<strong>de</strong> richting doen groeien: nu stond ze <strong>voor</strong> een zwaren muur met haar<br />
leven<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>. Opwaarts - neerwaarts? in <strong>de</strong> diepte graven, in <strong>de</strong> hoogte stijgen?...<br />
Ze had lief, en nooit zou ze haar lief<strong>de</strong> dooddrukken. Ze had het leven gezien dat<br />
bij haar wezen behoor<strong>de</strong> en dat was <strong>de</strong> waarheid! Al haar arbeid thuis leek <strong>de</strong><br />
preparatie <strong>voor</strong> dat leven, het was echt en goed, dat liet ze zich nooit ontnemen.<br />
Want zooals haar lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Paul had gezongen, zou ze nooit meer zingen, dat<br />
lied werd maar éénmaal in je leven zóó gezongen... Zóo worstel<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r Stieneke,<br />
en het leven kwam haar te hulp, in moe<strong>de</strong>rs zware zegening, die zij ontvangen had,<br />
en die haar trouwe antwoord moest zijn aan het leven’...<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
24<br />
En zoo wordt Stieneke een moe<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> velen; altijd staat zij klaar, altijd weet zij<br />
zichzelf weg te cijferen, en in dit bestaan, dat zoo heel an<strong>de</strong>rs is dan zij zich haar<br />
leven heeft gedacht, vindt zij haar geluk. Heel fijn en met een innige lief<strong>de</strong> is het<br />
figuurtje van moe<strong>de</strong>r Stieneke <strong>voor</strong> ons neergezet. Ook <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> krachtige<br />
persoonlijkheid die Stieneke in haar moeilijken strijd weet te steunen, is knap<br />
geteekend. Het is een boek dat van een waarachtige innige vroomheid is doortrokken.<br />
Elisabeth Ortiz Echaguë-Smidt. De Put <strong>de</strong>r Ou<strong>de</strong> Estancia. - Haarlem,<br />
H.D. Tjeenk Willink & Zoon, 19<strong>26</strong>. (274 blz.). f 3.90; geb. f 4.90<br />
Deze roman, ‘een eersteling’, zooals <strong>de</strong> schrijfster in haar ‘Woord <strong>voor</strong>af’ vertelt, is<br />
bijzon<strong>de</strong>r vlot, beschaafd en goed geschreven. De beschrijvingen van het<br />
Argentijnsche leven in <strong>de</strong> ‘pampa’, op <strong>de</strong> ‘estancia's’ zijn verreweg <strong>de</strong> beste ge<strong>de</strong>elten<br />
te noemen uit het boek. Het verhaal, <strong>de</strong> ‘roman’ zelf is weinig belangrijk, is althans<br />
weinig belangrijk ‘gemaakt’ <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n lezer. Ook is er in <strong>de</strong> compositie geen strakke<br />
vaste lijn te bespeuren. Eerst wordt ons als hoofdpersoon in <strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n van het<br />
boek Jan Prinsen beschreven, die in <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re gebeurtenissen absoluut geen rol<br />
meer speelt. Dan is het Paul van Lanschoten en na<strong>de</strong>rhand is Lotte Fournée, later<br />
Lotte van <strong>de</strong>r Speeken <strong>de</strong> figuur die domineert. Lotte is eerst in Argentinië verloofd<br />
met Paul, doch ze voelt dat ze niet genoeg van hem houdt (ook dit wordt slechts<br />
terloops meege<strong>de</strong>eld) en ze verbreekt haar verloving, wanneer ze weer uit Argentinië<br />
in Holland terug is. Na<strong>de</strong>rhand trouwt ze dan met een Vlaamschen schil<strong>de</strong>r, Peter<br />
van <strong>de</strong>r Speeken. Het beste en ook werkelijk verdienstelijk geschreven ge<strong>de</strong>elte is<br />
het verblijf van Lotte in Spanje, wanneer haar man <strong>voor</strong> werk in Buenos-Ayres is.<br />
De beschrijvingen zijn hier bijzon<strong>de</strong>r suggestief en ook Lotte's verliefd flirten met<br />
<strong>de</strong> knappe Spaansche jongelui is alleraardigst. Na<strong>de</strong>rhand gaat Lotte met haar<br />
zoontje ook naar Argentinië, waar zij met haar man op <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> estancia Santa<br />
Isabél wonen. Ook in dit ge<strong>de</strong>elte zijn rake beschrijvingen. Als <strong>de</strong>buut is dit zeker<br />
wel werk met goe<strong>de</strong> kwaliteiten.<br />
Vertaal<strong>de</strong> werken<br />
Vivi Laurent. Vivi's reis. Een jaar als dienstbo<strong>de</strong> in Amerika. Avonturen<br />
van een Zweedsche stu<strong>de</strong>nte. Met illustraties van <strong>de</strong> schrijfster. - A.W.<br />
Sijthoffs Uitg. Mij., Lei<strong>de</strong>n (274 blz.) f 2.25; geb. 2.95<br />
Dit reisverhaal, dat bijzon<strong>de</strong>r vlot van taal is en dat eer<strong>de</strong>r door een journaliste<br />
geschreven lijkt dan door een heel jong meisjestu<strong>de</strong>ntje, geeft het relaas van ‘Vivi's’<br />
reis door Amerika. Vivi gaat met een vriendin, die ze per advertentie oppikt, op reis<br />
om ‘zich op haar eigen houtje alleen door het leven te slaan, als een landlooper,<br />
een avonturier, met alle win<strong>de</strong>n me<strong>de</strong> te waaien, en je door het lot maar te laten<br />
<strong>voor</strong>tdrijven’.<br />
De twee meisjes besluiten zich als dienstbo<strong>de</strong>n te gaan verhuren, en Vivi komt<br />
in allerlei Amerikaansche gezinnen. Buitengewoon aardig vertelt ze van haar<br />
verschillen<strong>de</strong> betrekkingen, en ze doet heel wat menschenkennis op, en niet alleen<br />
als dienstbo<strong>de</strong>, ook als fabrieksmeisje en als ‘knoopenschil<strong>de</strong>res’ op een atelier.<br />
Te veel is het te merken dat Vivi niet echt <strong>voor</strong> haar brood werkt - of zou het heusch<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
zóó gemakkelijk zijn in Amerika een goed loon te verdienen? Wèl is Vivi letterlijk<br />
van alles op <strong>de</strong> hoogte (wat wel eens een beetje kriebelig maakt: al die<br />
volmaaktheid!) maar ervaring als dienstmeisje zal ze toch allicht niet gehad hebben.<br />
Enfin - ze kan overal uitstekend voldoen en gaat vaak met haar ‘ma'am’ zeer<br />
vriendschappelijk om. Ten laatste komt ze in Salt Lake City, waar ze in een <strong>voor</strong>name<br />
familie gaat dienen, en veel in aanraking met <strong>de</strong> mormonen komt. Aardige dingen<br />
vertelt ze over <strong>de</strong>n mormoonschen godsdienst.<br />
‘Van het eten tot <strong>de</strong> kleeren is alles <strong>voor</strong>geschreven. De Mormoon moet op het<br />
bloote lichaam zg. “garments” dragen, een kleedingstuk dat lijkt op een hemdbroek<br />
met lange mouwen, reikend van <strong>de</strong>n hals tot <strong>de</strong> wreef van <strong>de</strong>n voet. De beteekenis<br />
van dit <strong>voor</strong>schrift is om verkoudheid en longontsteking te <strong>voor</strong>komen. Een<br />
Mormonendame kan dus nimmer een ge<strong>de</strong>colleteer<strong>de</strong> japon, korte mouwen of zij<strong>de</strong>n<br />
kousen dragen. Haar “garments”, die dan te <strong>voor</strong>schijn zou<strong>de</strong>n komen, zou<strong>de</strong>n<br />
onherroepelijk het effect be<strong>de</strong>rven. -<br />
Een leuk staaltje van echt ‘Amerikaansche mentaliteit’ geeft het volgen<strong>de</strong> stukje.<br />
Er zal een diner wor<strong>de</strong>n gegeven <strong>voor</strong> vijftien personen. 's Avonds van te voren<br />
komt <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw ‘grootmama’ in <strong>de</strong> keuken:<br />
‘Vindt je <strong>de</strong> eetkamer niet een beetje klein?’<br />
‘Ja - dat is zeker’.<br />
‘Wat zeg je van het i<strong>de</strong>e om <strong>de</strong>n muur tusschen jouw kamertje en <strong>de</strong> eetzaal weg<br />
te laten breken en <strong>de</strong> eetkamer zoo te vergrooten?’<br />
‘Een geniaal i<strong>de</strong>e. Wanneer wordt <strong>de</strong> muur afgebroken?’<br />
‘Ik <strong>de</strong>nk zoo morgenochtend vroeg, we eten pas om 6 uur’. - - - - - - - - - - - - De<br />
werkman en Willy hameren en bikken dat het huis dreunt en ik sta te koken. Het<br />
wordt twee uur, het wordt drie uur, planken en steenen versperren <strong>de</strong> eetzaal, noch<br />
haantjes, noch sala<strong>de</strong>, noch maïs zijn klaar. Opeens be<strong>de</strong>nk ik dat er geen schoone<br />
servetten meer zijn - dan maar da<strong>de</strong>lijk wasschen. Maar <strong>de</strong> waterleiding was<br />
afgesloten - och, lieve hemel!...<br />
‘Willy gauw, draai het water open, ik moet <strong>de</strong> groote wasch doen. Versta je me?’<br />
‘Boem - boem - verbeeld jij je dat het nog droog wordt? Nee, die is goed! - boem!<br />
Vijf uur... <strong>de</strong> muur is gesloopt,... zes uur.<br />
Hoera, het lijkt wel <strong>de</strong> bioscoop. Een prachtige eetzaal, zachte tapijten,<br />
schemerlicht, fonkelend kristal, dampen<strong>de</strong> servetten (toch bijna droog!).<br />
De gastvrouw in zij<strong>de</strong> en met prachtige juweelen knikt het keurige dienstmeisje<br />
vrien<strong>de</strong>lijk toe, vragend.<br />
Het meisje knikt onmerkbaar, en fluistert ‘dinner is ready’. -<br />
Het fleurige verhaal is verlucht met rake, humoristische penteekeningen, die blijk<br />
geven van een groot vermogen tot typeeren. -<br />
Berichten van <strong>de</strong> redactie<br />
- Wij stellen ons <strong>voor</strong> om in 't vervolg in ie<strong>de</strong>r nummer een proeve van handschrift<br />
van Ne<strong>de</strong>rlandsche en buitenlandsche auteurs te reproduceeren. Als no. 1 geven<br />
wij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> maand een gedicht van Karel van <strong>de</strong> Woestijne uit zijn bun<strong>de</strong>l ‘Het<br />
Zatte Hart’. (Bij Hijman, Stenfert Kroese en v.d. Zan<strong>de</strong>, Arnhem, XXV ste<br />
Palladiumdruk).<br />
- Prof. A.J.J. Delen, leeraar aan <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>mie <strong>voor</strong> Schoone Kunsten te Antwerpen,<br />
adj.-conservator van het Museum Plantijn-Moretus, en opvolger van Dr. Paul<br />
Buschman als redacteur van ‘Onze Kunst’, zal onze lezers geregeld op <strong>de</strong> hoogte<br />
hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> nieuwe belangrijke uitgaven op kunstgebied.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Door bizon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n moet dit nr. van D.G.W. tot onze spijt eenige dagen<br />
te laat verschijnen.<br />
(DE UITGEVERS).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Al praten<strong>de</strong> met...<br />
J.W.F. Werumeus Buning<br />
25<br />
TOEN ik Buning te Amsterdam ging opzoeken had juist Emmy van Lokhorst in <strong>de</strong><br />
Groene Amsterdammer over hem geschreven. Ze som<strong>de</strong> op, wat Buning zoo<br />
allemaal ken<strong>de</strong>. Het was werkelijk verbazingwekkend. Maar <strong>de</strong> grootste indruk had<br />
<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> passage op mij gemaakt:<br />
‘Kunt gij, alleengelaten in een keuken met zestien pannen, groente, melk en<br />
eieren, Russische soep maken?..<br />
Dat kan Buning. Hij blijft geruimen tijd onzichtbaar, en als hij verschijnt, doet <strong>de</strong><br />
Bortsch met hem zijn intre<strong>de</strong>. Wat in <strong>de</strong> keuken met zestien pannen is gebeurd, zal<br />
tot op <strong>de</strong>n oor<strong>de</strong>elsdag mysterie blijven, maar niemand heeft tijd om erover na te<br />
<strong>de</strong>nken, want <strong>de</strong> Russische soep overstelpt ie<strong>de</strong>rs aandacht. Hebt gij wel eens<br />
Turksche koffie gezien? Geroken? Geproefd?! Neen, neen, niet eenvoudig maar<br />
zwarte koffie of koffie die in een koffiepot is gezet; maar echte Turksche koffie die<br />
het kopje tot op een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> vult met drab, maar die geduren<strong>de</strong> twee <strong>de</strong>r<strong>de</strong> kopje alle<br />
aardsche verrukkingen op uw gelaat doet weerspiegelen. Kunt gij zulke koffie,<br />
Turksche koffie maken? Kunt gij Chaslik berei<strong>de</strong>n? Hebt ge van uw leven Italiaansche<br />
risotto gemaakt? Dat kan Buning, dat kan Buning! Buning is een toovenaar.<br />
Beter dan <strong>de</strong> beste barman weet hij een onnoemelijk aantal fantastische cocktails<br />
te berei<strong>de</strong>n, waarvan het recept zijn persoonlijk geheim blijft. En het kookboek dat<br />
Conrad's weduwe <strong>de</strong> wereld schonk werd in zijn bekwame hand een gevaarlijk<br />
wapen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> club <strong>de</strong>r Cent Kilos.<br />
Hij heeft eenige vrien<strong>de</strong>n die ook culinair ontwikkeld zijn en skilled labourer op<br />
dit gebied. Niets is leerzamer <strong>voor</strong> hunne echtgenooten en on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />
vriendinnen dan een gedachtenwisseling mee te maken tusschen Buning en zijn<br />
vrien<strong>de</strong>n over het stoven van konijn in roo<strong>de</strong>n wijn en het aan het braadspit roosteren<br />
van kalfsniertjes.’<br />
Waarom dit <strong>de</strong>el van Emmy van Lokhorsts artikel zoo'n grooten indruk op me had<br />
gemaakt? Omdat mijn kennis van <strong>de</strong> kookkunst zich bepaald had tot het maken van<br />
stamppot, het bakken van spiegeleieren en het koken van rijst, en mijn smaak uitging<br />
naar fijnere gerechten. En die fijnere gerechten zou ik nu proeven, want Buning had<br />
me ten eten gevraagd, welke invitatie ik graag heb aangenomen. Voor dwepen<strong>de</strong><br />
juffertjes moet het een teleurstelling zijn te lezen, dat een dichter... koken kan. Maar<br />
<strong>voor</strong> mij, die <strong>de</strong> dichters, door mijn gesprekken, heb leeren kennen met al hun<br />
eigenaardighe<strong>de</strong>n, was <strong>de</strong> kennismaking met Buning een prettige verrassing, want<br />
ik leer<strong>de</strong> een mensch kennen en niet een wezen, dat alleen over poëzie praten<br />
kan.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Ik leer<strong>de</strong> niet alleen Buning kennen, maar ook zijn vrouw en zijn zoon. Om <strong>de</strong><br />
beurt kwamen, <strong>voor</strong> we aan tafel gingen, Buning en zijn vrouw bij me zitten praten,<br />
want één moest op het eten letten. Maar toen Buning te lang met mij in gesprek<br />
bleef in zijn gezellig interieur kwam zijn zoontje van een jaar of vijf binnen en zei:<br />
‘Jobs, ik zou maar even in <strong>de</strong> keuken komen kijken, want an<strong>de</strong>rs mislukt het.’<br />
En mevrouw Buning kwam ook binnen om te verklaren, dat ze niet wist wat ze<br />
met <strong>de</strong> pad<strong>de</strong>stoelen moest doen.<br />
Toen gaf Buning college. Ik heb het goed onthou<strong>de</strong>n, maar aangezien we op dat<br />
oogenblik nog niet aan ons interview bezig waren, schrijf ik het recept hier niet op,<br />
want ik weet veel te goed, dat sommige menschen heel, heel geheimzinnig zijn met<br />
hun recepten, ja zelfs valsche recepten geven. Het eind was, dat Buning toch zelf<br />
naar <strong>de</strong> pad<strong>de</strong>stoelen met gefruite uitjes moest kijken.<br />
Ik kan u verzekeren, dat het goed eten was, maar wat meer zegt: het was een<br />
buitengewoon gezellige maaltijd. En toen alles genoten was trok ik naar <strong>de</strong><br />
werkkamer van <strong>de</strong>n dichter. Een smal kabinetje; aan bei<strong>de</strong> muren boeken, bij het<br />
raam een schrijftafel. Een kast vol boeken over tooneel, een an<strong>de</strong>re over danskunst,<br />
een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> met litteratuur. Buning zat <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n lessenaar, een groote man met een<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>26</strong><br />
vroolijk gezicht. Toen ik hem daar zoo zitten zag dacht ik aan zijn verzen, die ik zoo<br />
lief heb om <strong>de</strong>n toon, die er uit klinkt. Elk goed gedicht heeft zijn eigen toon, iets dat<br />
echt is, waaraan men het herkennen kan. Buning heeft dien toon in zijn verzen.<br />
Lees b.v. dit sonnet uit In Memoriam:<br />
Zoo tee<strong>de</strong>re scha<strong>de</strong> als <strong>de</strong> bloemen vreezen<br />
Van zachten regen in <strong>de</strong> maand van Mei,<br />
Zoo koel en tee<strong>de</strong>r heeft uw sterven mij<br />
Scha<strong>de</strong> gedaan, die nimmer zal genezen.<br />
Eens, toen wij na <strong>de</strong>n nacht te saam verrezen<br />
Lagen <strong>de</strong> rozen vochtig en gebroken, ik en gij<br />
Wisten dien langen nacht <strong>de</strong>n regen; ik noch gij<br />
Kon<strong>de</strong>n van teerheid immermeer genezen.<br />
Gij hebt <strong>de</strong> witte en roo<strong>de</strong> rozebla<strong>de</strong>n<br />
Gebeurd in uwe smalle hand, - zij vielen<br />
Vochtig en sid<strong>de</strong>rend weer in 't diepe gras.<br />
Hoe zal dan 't hart van even tee<strong>de</strong>re scha<strong>de</strong><br />
Genezen, nu om u <strong>de</strong> rozen vielen,<br />
Nu uwe han<strong>de</strong>n stil zijn, diep in 't gras.<br />
Wat was natuurlijker, dan dat ik aan Buning begon vragen te stellen over zijn eersten<br />
bun<strong>de</strong>l In Memoriam. Hij verwees me naar <strong>de</strong> studie van P.N. van Eyck in De Gids<br />
van Mei 1925. ‘Van Eyck heeft het, al schrijft hij moeizaam en zwaar, volkomen<br />
zuiver aangevoeld’. Buning haal<strong>de</strong> het tijdschrift te <strong>voor</strong>schijn en daarin las ik o.a.:<br />
‘Bunings “In Memoriam”, verzen van herinnering aan <strong>de</strong>n dood van een gelief<strong>de</strong>,<br />
in één gedicht, van genezing’. Het karakter van het gedicht als geheel, en dat van<br />
<strong>de</strong> gedichten afzon<strong>de</strong>rlijk, blijkt <strong>de</strong> trouwe weerspiegeling van het karakter en het<br />
gebeuren <strong>de</strong>r innerlijke genezing. Dat <strong>de</strong>ze, door het heengaan <strong>de</strong>r droefenis,<br />
begonnen is, zingt het inlei<strong>de</strong>nd gedicht. Wat <strong>de</strong> droefenis <strong>de</strong>ed heengaan, hoe <strong>de</strong><br />
genezing geschied<strong>de</strong> lezen wij in <strong>de</strong> eerste af<strong>de</strong>eling. De twee<strong>de</strong> brengt <strong>de</strong><br />
dichterlijke samenvatting van het door <strong>de</strong> genezing gewonnen levensbesef. In <strong>de</strong><br />
bei<strong>de</strong> slotgedichten wordt <strong>de</strong> gelief<strong>de</strong> dan, op tweeërlei wijs, en zon<strong>de</strong>r droefenis,<br />
nu nog een laatste maal <strong>voor</strong> ons opgeroepen.<br />
‘In <strong>de</strong> hel, als zondaars, plaatst Dante hen die daar van zich zelf getuigen:<br />
Tristi fummo<br />
Nell'aer dolce che dal sol s'allegra,<br />
Portando <strong>de</strong>ntro accidioso fummo.<br />
Een verwant besef doet Buning in zijn inlei<strong>de</strong>nd gedicht <strong>de</strong> als in een intieme<br />
verhouding gretige overgave aan persoonlijke droefenis een “duister, roekeloos<br />
beminnen” noemen’.<br />
‘Ik heb in<strong>de</strong>rtijd wezenlijk aan dat oor<strong>de</strong>el bij Dante gedacht, beken<strong>de</strong> Buning, en<br />
ook <strong>de</strong>ze gedichten in drie, niet zooals <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l aangaf in twee, stukken<br />
geschreven. In Juli 1916 was het eerste stuk klaar. Het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el heb ik in <strong>de</strong>n<br />
Haag geschreven, toen ik in <strong>de</strong> opleiding was <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rofficier. Dat was in <strong>de</strong>n<br />
winter van 1916 op 1917. Ik had toen een paar schaatsen die naar verkiezing kapot<br />
gingen en kon daardoor nogal eens uitknijpen. Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> stuk heb ik vrijwel op één<br />
Zondag in dat <strong>voor</strong>jaar thuis geschreven. Als ik schrijf, schrijf ik meestal aan één<br />
stuk door. Dat <strong>de</strong>ed ik toen, dat doe ik nu nog. Daarna werk ik er natuurlijk nog aan.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Op dat mid<strong>de</strong>nstuk heb ik veel meer gewerkt, in <strong>de</strong>n Haag, dan op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elen.<br />
Ik had meer tijd’.<br />
J.W.F. WERUMEUS BUNING *)<br />
(Portret uit ‘Erts’. Uitg. v. Looy)<br />
‘Men heeft <strong>de</strong>n invloed van Leopold op u sterk naar voren gebracht’.<br />
‘Ja, dat is zoo, maar toen ik <strong>de</strong> eerste verzen schreef ken<strong>de</strong> ik Leopold niet. In<br />
December leer<strong>de</strong> ik hem kennen. De invloe<strong>de</strong>n, die ik zelf in dien tijd voel<strong>de</strong>, waren<br />
het monotone van Péguy, en <strong>de</strong> Italiaansche dichters <strong>voor</strong> Dante, door Rossetti<br />
vertaald.<br />
Ik had vroeger eerste verzen laten lezen aan Janie Holst, die me toen zei: schei<br />
er maar mee uit. Toen heb ik hem <strong>de</strong> eerste verzen van In Memoriam laten lezen.<br />
Ik heb me volkomen vergist, zei hij, en hij heeft me ook ver<strong>de</strong>r veel goe<strong>de</strong>n<br />
*) Een recenter portret van <strong>de</strong>n dichter vin<strong>de</strong>n <strong>de</strong> lezers op het omslag van November 19<strong>26</strong>.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
27<br />
raad gegeven en er ook <strong>voor</strong> gezorgd, dat ze in De Gids kwamen’.<br />
‘Waar<strong>voor</strong> bent u eigenlijk opgeleid?’<br />
‘Ik heb eerst jaren in Amsterdam gestu<strong>de</strong>erd <strong>voor</strong> notaris. Maar dat was me te<br />
droog. Toen al voel<strong>de</strong> ik me erg aangetrokken tot het tooneel en ik heb on<strong>de</strong>r<br />
Roelvink gewerkt aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>coraf<strong>de</strong>eling op het Leidsche plein. Als een meesterwerk<br />
van toen beschouw ik een groote Russische kachel, die ik later als tooneelrecensent<br />
nog heb teruggezien...<br />
Dat vak lever<strong>de</strong> niets op. In December 1915 ben ik toen aan <strong>de</strong> Telegraaf gekomen<br />
on<strong>de</strong>r Thijs Vermeulen. In De Gids verscheen toen mijn eerste vers “Atlas”.<br />
Mijn werkzaamheid aan <strong>de</strong> Telegraaf werd on<strong>de</strong>rbroken door <strong>de</strong> mobilisatie, en<br />
tot 1919 was ik in dienst. In Brabant kreeg ik toen opeens bezoek van Pom Nijhoff,<br />
die luitenant was. Dat was een grappige kennismaking. Na <strong>de</strong> mobilisatie ben ik<br />
weer bij <strong>de</strong> Telegraaf teruggekomen.<br />
De drie langere verzen uit Enkele Gedichten heb ik in drie dagen achter elkaar<br />
geschreven. Ik had toen in een heelen tijd niet gedicht, ten minste geen groote<br />
verzen’.<br />
‘Hoe kwam u er toe uw verzen in zoo'n beperkte oplage uit te geven in <strong>de</strong><br />
Palladiumserie?’<br />
‘Jan Greshoff als agressief bibliomaan had net zoo lang aan mijn hoofd gezeurd<br />
tot het gebeur<strong>de</strong>. En Jacques Bloem wou natuurlijk graag, dat er weer een “plaquette<br />
introuvable” ter wereld kwam’.<br />
‘Zijn <strong>de</strong> “Enkele Gedichten” even gunstig ontvangen als uw eerste bun<strong>de</strong>l?’<br />
‘Neen, men vond die gedichten te Von<strong>de</strong>liaansch... en te oppervlakkig. Er is<br />
in<strong>de</strong>rdaad een invloed van Von<strong>de</strong>l. “Adam en <strong>de</strong> dieren” is op een grappige wijze<br />
ontstaan. In “Leven en Werken” was een gobelin afgebeeld van Adam - <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong><br />
<strong>Winckel</strong> heeft ze later eens gepubliceerd - en mej. Knappert had er bij geschreven,<br />
dat wij een <strong>de</strong>rgelijk primitief geheel toch niet meer kunnen waar<strong>de</strong>eren. Daar heb<br />
ik me <strong>de</strong>kselsch kwaad over gemaakt, dat die juffrouw zoo iets dorst te schrijven.<br />
Ik zat op het Leesmuseum en ben da<strong>de</strong>lijk aan dat gedicht begonnen, en toen ik<br />
thuis kwam heb ik het afgemaakt.<br />
Dat was bewuste reactie. En van dat oogenblik af ben ik weer aan het schrijven<br />
gegaan’.<br />
‘We mogen mej. Knappert dus wel héél dankbaar zijn.’<br />
Een lachje en onverstoord ging Buning ver<strong>de</strong>r:<br />
‘Sinds dien tijd ben ik gelei<strong>de</strong>lijk doorgegaan.’<br />
‘En nu is “Dood en Leven” verschenen Het viel me op, dat van <strong>de</strong> Zes sonnetten,<br />
die daarin <strong>voor</strong>komen, <strong>de</strong> eerste en zes<strong>de</strong> 15 regels tellen.’<br />
‘Dat zag ik ook, toen ik ze geschreven had. Ik <strong>voor</strong> mij vond, dat het niet stoor<strong>de</strong>,<br />
en waarom zou ik er dan aan gaan vijlen en hameren? Ik had dien 15en regel<br />
blijkbaar noodig. “In memoriam Patris” heb ik geschreven vlak na “Enkele gedichten”.<br />
De verzen van “Dood en Leven” zitten nog vast aan “In Memoriam”, maar ze vormen<br />
een gelei<strong>de</strong>lijken overgang. Dat heb ik onbewust gedaan, en pas later opgemerkt,<br />
zooals dat gegaan is, toen van Eyck schreef, dat ik “In Memoriam” in drieën had<br />
ver<strong>de</strong>eld. Ik dacht toen ook: ja, hij heeft gelijk.’<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Ver van <strong>de</strong> litteratuur<br />
BUNING smaakt strandgenoegens<br />
Camperduin zomer 1925<br />
‘Wat <strong>de</strong>nkt u over <strong>de</strong> jonge dichters?’<br />
‘De jongeren werken misschien te veel volgens een <strong>voor</strong>opgezet programma, en<br />
dan voel ik wel eens een gemis aan zelfvertrouwen bij hen. Ze hebben een grooten<br />
angst om een beroerd vers te schrijven.’<br />
‘Van wie verwacht u iets?’<br />
‘Van Marsman en Slauerhoff <strong>voor</strong>al, en ook van Anthonie Donker, <strong>de</strong>n Doolaard<br />
en Jan Engelman.’<br />
‘En van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>ren?’<br />
‘M'n vrien<strong>de</strong>n zijn Nijhoff, Roland Holst en Bloem; die staan me ook het naast in<br />
hun werk. En vergeet u <strong>voor</strong>al niet te schrijven, dat ik Jacqueline v.d. Waals mooi<br />
vind. Zij is veel te weinig gewaar<strong>de</strong>erd en volkomen over het hoofd gezien.’<br />
‘En het proza?’<br />
‘Als proza groot gebouwd is en boven het prozaïsche uitkomt dan hou ik er van;<br />
maar het Hollandsch genre-stukje... Ik hou veel van Jac. van Looy bij<strong>voor</strong>beeld,<br />
omdat het zoo goed en groot Hollandsch is. Dat is iets, die Hollandsche traditie,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
28<br />
die ik zoowel in eigen werk als in dat van an<strong>de</strong>ren te vaak mis. En die traditie voel<br />
ik wel <strong>de</strong>gelijk.’<br />
‘Wat verstaat u on<strong>de</strong>r Hollandsche traditie?’<br />
‘Ja, dat is nou bliksems lastig in eens te zeggen. Poëzie is zeer verwant met<br />
religie. Ik heb het altijd zoo vreemd gevon<strong>de</strong>n, dat men in Ne<strong>de</strong>rland alleen <strong>de</strong>nkt<br />
aan religieuze poëzie als het over religieuze on<strong>de</strong>rwerpen gaat. Dat is heelemaal<br />
niet noodig. Het zit <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el in <strong>de</strong>n toon. Ik zou haast willen beweren: <strong>de</strong><br />
innigheid van toon. Als die toon in Holland beroerd is wordt ze knus. Dat moet het<br />
natuurlijk niet zijn. Dien juisten toon hoor ik evenwel in <strong>de</strong> gedichten van <strong>de</strong><br />
Mid<strong>de</strong>leeuwers, van Marnix, en dan Revius en Stalpaert en an<strong>de</strong>ren, Von<strong>de</strong>l, Poot,<br />
Breeroo, die onze jongeren te weinig kennen. Daar zit dan overal die zekere toon<br />
in van het beste Hollandsche vers. Jammer, dat dat tegenwoordig vaak ontbreekt.<br />
Men is bang om zulke invloe<strong>de</strong>n te on<strong>de</strong>rgaan, om een meester te hebben. Ik <strong>voor</strong><br />
mij heb er geen bezwaar tegen. Als men kracht en talent heeft krijgt men toch een<br />
eigen toon te pakken.<br />
De groote traditie is er; revolutionaire stormen zijn noodig, maar <strong>de</strong>sondanks zal<br />
die groote traditie zich <strong>voor</strong>tzetten in <strong>de</strong> echte kunst. Dat kon men zoo prachtig zien<br />
op <strong>de</strong> Fransche schil<strong>de</strong>rkunsttentoonstelling te Amsterdam.<br />
De lyriek is <strong>de</strong> gemakkelijkste poëzie, daarom zijn er zooveel lyrische dichters.<br />
Maar <strong>de</strong> lyriek staat hoog in ons land. Ik heb met Nijhoff <strong>de</strong> overtuiging, dat <strong>de</strong><br />
Hollandsche poëzie van '80 af en <strong>voor</strong>al die van '90 (Henriëtte Roland Holst, Leopold<br />
en Boutens) ten minste even hoog, zoo niet hooger staat dan <strong>de</strong> buitenlandsche.’<br />
‘Zit u te dicht bij De Vrije Bla<strong>de</strong>n om er iets over te zeggen?’<br />
‘Welneen, waarom? De jongeren van die groep zijn hier on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n invloed geweest<br />
van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne Duitschers. Dat heeft ons valuta-poëzie gebracht, en toen stond<br />
<strong>de</strong> franc laag, zoodat <strong>de</strong> jonge Franschen aan bod kwamen. Maar dat is niets.<br />
Cocteau is al van zijn ultra's teruggekomen en schreef alweer Raciniaansche<br />
strophen. Wij raken er ook al uit. Dat kunt u in De Vrije Bla<strong>de</strong>n zien, <strong>de</strong> groote<br />
pierebak van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche dichters om te leeren zwemmen! Daar zijn zeer<br />
goe<strong>de</strong> verzen in gepubliceerd. Paradise Lost van Marsman b.v. is zeer mooi’.<br />
‘U zit zoo mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> prijsvragen en hebt onlangs zelfs <strong>de</strong>n Thieme prijs<br />
gekregen, hoe <strong>de</strong>nkt u over prijzen <strong>voor</strong> schrijvers?’<br />
‘Ik acht ze, in tegenstelling met veler meening, zéér nuttig. Vooral in Ne<strong>de</strong>rland,<br />
waar een meer officieele erkenning nu eenmaal groote beteekenis heeft. Misstan<strong>de</strong>n,<br />
die een prijssysteem negatief doen werken, kent men in ons land niet. Wij zou<strong>de</strong>n<br />
er overigens nog best eenige prijzen bij kunnen gebruiken, bij<strong>voor</strong>beeld een <strong>voor</strong><br />
meer beschrijven<strong>de</strong> poëzie, een <strong>voor</strong> korte novellen, twee zwakke punten’.<br />
In verband met <strong>de</strong>ze meening lijkt het me aardig om hier een klein <strong>de</strong>el aan te<br />
halen uit <strong>de</strong> uitspraak <strong>de</strong>r jury, waarbij aan Buning <strong>de</strong> D.A. Thieme-prijs werd<br />
toegekend. Daarin lees ik: ‘Het verheug<strong>de</strong> haar, dat hij als dichter van nauwelijks<br />
<strong>de</strong>rtig jaar reeds verzen had gepubliceerd, waarvan men <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n te over zal<br />
aantreffen in zijn bun<strong>de</strong>ls In Memoriam, Enkele Gedichten en Dood en Leven, waarin<br />
<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rniteit van gevoels-expressie tot tee<strong>de</strong>re innigheid van oprecht<br />
gemoedsleven werd verzacht en in schoone poëzie zich bezonken en verstaanbaar<br />
uitsprak. Het verheug<strong>de</strong> haar dat zijn uiterst taalgevoelige stem geschoold en verfijnd<br />
bleek te zijn door <strong>de</strong> studie van zulke va<strong>de</strong>rlandsche dichters als Von<strong>de</strong>l en enkele<br />
an<strong>de</strong>re gestalten, op wie te steunen <strong>de</strong>n nakomeling tot eer strekt, en wier<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche traditie in <strong>de</strong> poëzie, waarvan men gelukkig weer met meer zekerheid<br />
mag gaan gewagen, door Werumeus Buning werd hooggehou<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong>tgezet’.<br />
‘Na <strong>de</strong> litteratuur, het tooneel’, zei ik.<br />
Buning was wat onwillig, speel<strong>de</strong> met een potlood en antwoord<strong>de</strong>:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
‘Tooneel, tooneel, ja dat is een te groot gebied om er in drie woor<strong>de</strong>n veel over<br />
te zeggen. Ik geloof, dat we in een tusschenperio<strong>de</strong> zijn. Ie<strong>de</strong>reen kent het zwak:<br />
er zijn goe<strong>de</strong> acteurs genoeg, er is talent genoeg, maar <strong>de</strong> ware menschen zitten<br />
niet bij elkaar; overal een paar menschen’.<br />
‘Hoe komen we er uit?’<br />
‘Natuurlijk komen we er uit. Het wordt beslist beter; zoo kan het niet blijven. We<br />
moeten b.v. een repertoire krijgen, dat beter bij <strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen geest past.<br />
Het is nu te kakelbont, te internationaal. Een speler moet vier verschillen<strong>de</strong> stijlen<br />
in vier verschillen<strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n spelen, alles bij ontstentenis van Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
tooneelschrijvers’. ‘Zegt u dat niet tegen <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n Bond van Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
Tooneelschrijvers!’<br />
‘O, die hebben theoretisch gelijk, maar practisch leveren ze niet op. Alsof elke<br />
directeur niet dolgraag elk dragelijk Hollandsch stuk zou spelen? Laten we ver<strong>de</strong>r<br />
gaan. Het publiek heeft in het algemeen diepere belangstelling <strong>voor</strong> tooneel verloren.<br />
In een volksschouwburgje als <strong>de</strong> Plantageschouwburg of Flora is bij het meestal<br />
lagere genre een veel hechter verband tusschen het tooneel en <strong>de</strong> zaal als vaak<br />
bij artistieke <strong>voor</strong>stellingen, alle goe<strong>de</strong> pogingen ten spijt.<br />
Bij <strong>de</strong> Vlamingen is <strong>de</strong> toestand an<strong>de</strong>rs. Johan <strong>de</strong> Meester zit daar b.v. in een<br />
i<strong>de</strong>ale positie. Hij heeft een volk, dat van tooneel houdt, hij heeft een kring van<br />
schrijvers, die om hem heen ontstaan is en spelers die een mo<strong>de</strong>rn repertoire kunnen<br />
spelen naar hun<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
29<br />
eigen hart. Dat is iets an<strong>de</strong>rs dan hier. Of zoo'n tooneel in 't begin goed of slecht is<br />
doet er niet zooveel toe. Als men on<strong>de</strong>r die omstandighe<strong>de</strong>n kan blijven werken<br />
groeit het wel’.<br />
‘En <strong>de</strong> dans?’<br />
‘Ik geloof, dat <strong>de</strong> danskunst, die van Isadora Duncan afkomt, en <strong>de</strong> volgelingen<br />
van <strong>de</strong> Wigman en Labanschool, in een zeer kritieke perio<strong>de</strong> staat, en dat we<br />
daartegenover zien, dat <strong>de</strong> beste elementen van het ballet en <strong>de</strong> groote nationale<br />
dans als die van Jodjana en La Argentina toch eigenlijk het ware zijn, omdat ze<br />
alweer <strong>de</strong> traditie achter zich hebben’. Buning verwees me naar zijn laatste werk<br />
‘Dansers en danseressen’, waarin hij in Samenvatting en Overzicht o.a. schreef:<br />
‘De plaats van <strong>de</strong>n dans in <strong>de</strong> groote beschavingen van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> wereld wordt<br />
eerst langzamerhand, nu men zulk een plaats <strong>voor</strong> <strong>de</strong> oudste menschelijke kunst<br />
we<strong>de</strong>r wil verkrijgen, in vollen omvang beseft; men heeft op dien weg nog niet meer<br />
gezet dan <strong>de</strong> allereerste schre<strong>de</strong>n. Maar het schijnt zeker dat, se<strong>de</strong>rt het verval van<br />
<strong>de</strong> klassieke Europeesche wereld, nimmer met zooveel ernst en in zoo bree<strong>de</strong><br />
kringen naar een herstel gezocht werd als thans. Alle mogelijke zwakhe<strong>de</strong>n en<br />
uitwassen verliezen daarbij hun niet meer tij<strong>de</strong>lijke beteekenis; men mag niet<br />
verwachten dat een wereld, die het lichaam en zijn kunst zoozeer verwaarloos<strong>de</strong><br />
en minachtte, zon<strong>de</strong>r talrijke troebelen en vergissingen weer in het rechte spoor<br />
kan raken’.<br />
‘Op <strong>de</strong> valreep nog één vraag: Heeft uw maatschappelijk werk invloed op uw<br />
artistieke werkzaamheid?’<br />
‘Wat maatschappelijk werk en artistieke bezigheid betreft, daarin zal <strong>de</strong> een<br />
evenwicht kunnen vin<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r niet. Ik <strong>voor</strong> mij heb nooit kunnen inzien, waarom<br />
men, als van ouds, niet een roeping en een beroep zou kunnen vereenigen,<br />
tenminste in <strong>de</strong> litteratuur’.<br />
Buning bracht me even naar <strong>de</strong> tram, en naar huis gaan<strong>de</strong> kon ik er over<br />
na<strong>de</strong>nken, dat een dichter niet altijd in een ivoren toren woont, maar ook wel mid<strong>de</strong>n<br />
in het har<strong>de</strong> leven staat.<br />
G.H. PANNEKOEK Jr.<br />
Pauwels' Boeven en burgers<br />
DIT boek van <strong>de</strong>n dichter François Pauwels bevat een reeks schetsen waarvan <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rwerpen aan <strong>de</strong> praktijk van <strong>de</strong>n advokaat Pauwels zijn ontleend en waarin <strong>de</strong><br />
schrijver het ver<strong>de</strong>rfelijke systeem van <strong>de</strong> celstraf in beeld brengt.<br />
Ver<strong>de</strong>rfelijk? Niet <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen. Niet <strong>voor</strong> sterke naturen zooals Jan Kolkmeyer<br />
(lees Jan Bolkestein) er één is, en in <strong>de</strong> eerste schets: ‘Het Debuut’ wordt geteekend<br />
als ‘<strong>de</strong> lef-gooser’, <strong>de</strong> branie, <strong>de</strong> Koning van <strong>de</strong>n Dijk. Van Jan verwachtte men<br />
‘da<strong>de</strong>n’ en door ‘<strong>de</strong> lef-kraak’ bij Vergoor (lees Begeer) kwam hij dan ook met het<br />
gevang in aanraking. Maar Jan tuchtte goed, hij kon tegen <strong>de</strong> cel, - schrijft Pauwels,<br />
- en trotsch-verbitterd verzekert hij zijn ver<strong>de</strong>diger:<br />
‘De kast heeft mij niet klein gekregen, maar ik <strong>de</strong> kast. En al sluiten ze me zeven<br />
jaar op, dan zal ik ze uitzitten met 'n lach, op <strong>de</strong>n rand van m'n krib!’...<br />
Of iets ver<strong>de</strong>r:<br />
‘De lik conserveert .... als je d'r niet gek wordt, wor je d'r vet.... en dat is bij mij 't<br />
geval....’ Bovendien heeft Jan in <strong>de</strong> gevangenis zijn vrijen tijd besteed om talen te<br />
leeren; hij spreekt <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne vlot en schrijft ze onberispelijk, zoodat hij zelfs met<br />
Nieuwjaar aan zijn ver<strong>de</strong>diger een in keurig Fransch gesteld schrijven zendt waarbij<br />
<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van Jan, in opdracht van haar zoon, een pakje doet, inhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> .... een<br />
flesch eau-<strong>de</strong>-cologne en... een baars!<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Men ziet, dat ‘<strong>de</strong> lik’ nog niet ie<strong>de</strong>reen te-gron<strong>de</strong> richt en op een figuur als <strong>de</strong> door<br />
Pauwels geschetste geen na<strong>de</strong>eligen invloed uitoefent. Integen<strong>de</strong>el. Jan regenereert<br />
er. Hij pleegt <strong>de</strong> diefstallen niet uit geldnood, - zijn moe<strong>de</strong>r zit er warmpjes in en<br />
heeft zelfs een villa buiten - maar meer uit sportieven lust. Begeerte naar persoonlijke<br />
verrijking bestaat bij hem ook niet. De houding van Jan tegenover zijn ver<strong>de</strong>diger<br />
in het advokatenkamertje is er een van levens- en menschenkennis. De taal die hij<br />
spreekt klinkt beschaafd. En het moet dan ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n jurist Pauwels, die in zijn<br />
kwaliteit van advokaat bezwaarlijk een zwerversbestaan kan lei<strong>de</strong>n, verpletterend<br />
geweest zijn uit <strong>de</strong>n mond van zijn cliënt te vernemen, dat hij in <strong>de</strong> eerste plaats<br />
niet aan <strong>de</strong> duiten moest <strong>de</strong>nken. - Wat hadt U gedacht te honoreeren? - (vraag<br />
van P.)<br />
Antw. K. - ‘U begrijpt, ik verlang uw moeite niet <strong>voor</strong> niets. M'n moe<strong>de</strong>r, die op <strong>de</strong><br />
zitting zeker vrij komt, zal dat wel met U regelen... Voorloopig moet ge U echter<br />
tevre<strong>de</strong>n stellen met <strong>de</strong> reclame, die aan <strong>de</strong> zaak vastzit. Weet U, wat een koopman<br />
moet betalen om z'n naam in alle dagbla<strong>de</strong>n gedrukt te krijgen? Duizen<strong>de</strong>n. En dan<br />
lukt het hem niet zooals 't U lukken zal. Wanneer U me vrij krijgt, zal het heele land<br />
daarover schreeuwen. En krijgt U me niet vrij, dan zullen er genoeg zijn, die meenen,<br />
dat ge in hun zaak meer succes zult hebben. 't Moet al heel raar loopen als U door<br />
mij geen praktijk, geen groote praktijk krijgt... Dat zal aan U-zelf liggen... De kans<br />
geef ik U... ie<strong>de</strong>r krijgt een kans in het leven... Weet U <strong>de</strong>ze te gebruiken... dan is<br />
uw naam gevestigd... Laat daarom <strong>de</strong> duiten-kwestie <strong>voor</strong>loopig rusten!’<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
30<br />
Men ziet, dat die ‘Kolkmeyer’ nog zoo achterlijk niet is!<br />
Hij vindt het beter zich te laten ver<strong>de</strong>digen door een ‘groentje.’<br />
In heel zijn houding tegenover <strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>diger spreekt superioriteit, is hij <strong>de</strong><br />
meer<strong>de</strong>re van <strong>de</strong>n advokaat, die nog alles te leeren heeft. Ook van <strong>de</strong>n z.g. ‘boef’.<br />
Mr. FRANçOIS PAUWELS<br />
Tot een onsterfelijk kunstwerk is dit boek niet gegroeid. Het is iets an<strong>de</strong>rs dan dat.<br />
Het zal wakker schud<strong>de</strong>n, strijd opwekken. Elk wel<strong>de</strong>nkend mensch, die tegen een<br />
verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> rechtspraak en eenzame opsluiting is, zal na lezing <strong>de</strong>zer schetsen<br />
versterkt wor<strong>de</strong>n in het oor<strong>de</strong>el, dat <strong>de</strong> celstraf <strong>voor</strong> <strong>de</strong> misdadigers, uitgezon<strong>de</strong>rd<br />
heroïsche en in hun soort geniale naturen als Jan Kolkmeyer, in <strong>de</strong>zen tijd van<br />
‘Nieuwe Gedachte’, - ‘Dageraad,’ - enz. vernietigend werkt.<br />
‘Ie<strong>de</strong>r mensch, ook <strong>de</strong> zwaarste misdadiger, heeft recht op een menschwaardige<br />
behan<strong>de</strong>ling,’ - schrijft Pauwels in zijn woord ‘<strong>voor</strong>af’. En wij verwachten, dat iemand,<br />
die zoo schrijft, ook in het dagelijksch leven zal strij<strong>de</strong>n tegen het kwaad; met <strong>de</strong><br />
daad zal toonen, dat het woord hem ernst is. Wij verwachten van Pauwels actie,<br />
strijd, zoowel met <strong>de</strong> pen als met inzet zijner geheele persoonlijkheid om <strong>de</strong>n<br />
inhoud van zijn boek waarheid te verleenen, waaruit blijkt, dat <strong>de</strong> zaak hem<br />
heilige ernst is en <strong>de</strong> celstraf geen mid<strong>de</strong>l werd om er een serie min of meer<br />
‘artistieke’ schetsen uit op te bouwen.<br />
Een literaire mooischrijver wil <strong>de</strong> heer Pauwels niet zijn. En is hij dan ook niet.<br />
Dat hij als plastisch kunstenaar te kort schoot, blijkt uit zijn eigen me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling in<br />
het <strong>voor</strong>woord.<br />
‘Ik gevoel, dat ik ben te kort geschoten. Men moet over een machtiger pen dan<br />
<strong>de</strong> mijne beschikken om <strong>de</strong> cellulaire opsluiting in al haar wree<strong>de</strong> en domme<br />
ploertigheid te bena<strong>de</strong>ren’.<br />
Zoo is het. Machtig is Pauwels' pen nog niet. Wel scherp, geestig, gevoelig,<br />
hoonend, humoristisch, hekelend. En meermalen blijkt, dat hij <strong>de</strong> mate van zijn<br />
gaven on<strong>de</strong>rschat. In ‘De dwaze Rechter’, een sterke schets, raakt zijn psychologisch<br />
vermogen om het leed uit te beel<strong>de</strong>n van een rechter, die, als gevolg van een<br />
wed<strong>de</strong>nschap, een week-lang celstraf zal moeten on<strong>de</strong>rgaan, aan het machtige.<br />
Wie het vermogen bezit zóó in <strong>de</strong> ziel van een mensch te kunnen dringen, zóó <strong>de</strong><br />
ellen<strong>de</strong> te laten gevoelen welke <strong>de</strong> eenzame opsluiting bij een rechter als ‘<strong>de</strong> Bup’<br />
veroorzaakt, beschikt over een in <strong>de</strong> toekomst ‘machtige’ pen. Vroeger was ‘<strong>de</strong> Bup’<br />
altijd het eerst met zijn oor<strong>de</strong>el klaar: ‘'n zeldzame schooier... zoo'n vent moest<br />
opgeknoopt wor<strong>de</strong>n... is <strong>de</strong> kast veel te goed <strong>voor</strong>!’ Later, na 'n week van vrijwillige<br />
opsluiting, is <strong>de</strong> Bup gelouterd. De zenuw crisis welke dan volgt brengt hem tot <strong>de</strong><br />
ware en mil<strong>de</strong> menschelijkheid. De man wordt een held, die zich tegen alles en<br />
allen verzet. Geen advokaat kon pleiten als hij. Vooral wanneer het ging om iemand<br />
buiten <strong>de</strong> gevangenis te hou<strong>de</strong>n. Tenslotte wordt hij ‘weggewerkt’ en gaat aan 't<br />
farmen in Canada Dat was altijd een i<strong>de</strong>aal van hem geweest. Hij sprak dan met<br />
breed gebaar: ‘Ik heb ruimte noodig!’<br />
De schets is kunstmatig van samenstelling, uit <strong>de</strong> verbeelding opgebouwd en<br />
geschreven, maar in <strong>de</strong> uitwerking doorlééfd. Evenals Multatuli, Heyermans, e.a.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
kunstenaar waren, maar geen kunstenaar wil<strong>de</strong>n zijn, omdat uit hun verontwaardiging<br />
over sociale misstan<strong>de</strong>n <strong>de</strong> met warmte geschreven stukken te<strong>voor</strong>schijn kwamen,<br />
zoo is ook Pauwels <strong>de</strong> man, die als prozaïst belangrijker werk levert dan <strong>de</strong><br />
vervaardigers van novelletjes, romannetjes, versjes, gelijk <strong>de</strong> boekenmarkt ze bij<br />
hoopjes ten toon stelt. Hij beschrijft zijn sujetten met gevoelig me<strong>de</strong>-leven, hetgeen<br />
<strong>de</strong>n ras-artiest eigen is. Hij verloochent ook het theaterbloed niet, dat van va<strong>de</strong>r en<br />
moe<strong>de</strong>r in zijn a<strong>de</strong>ren stroomt. Meermalen is in dit werk een theatrale mise-en-scène<br />
aanwezig welke aan die van het tooneelstuk <strong>de</strong>nken doet. Zelfs <strong>de</strong> indicaties van<br />
gemoedsbewegingen zijn dan niet vergeten. Pauwels' stijl is vermengd met<br />
eigenschappen uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> en <strong>de</strong> nieuwe school. En nu komt er een schijn-schoon<br />
maskertje om <strong>de</strong>n hoek gluren, nl. dat Pauwels geen mooischrijver wil zijn maar<br />
toch hier en daar woord-fraaie taal lanceert, die aan <strong>de</strong> schrijfwijze <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong>rwetsche<br />
poëeten <strong>de</strong>nken doet. B.v. ‘Bandoer kwam door het poortje en <strong>de</strong> zon vlij<strong>de</strong> haar<br />
troosten<strong>de</strong> hand op zijn donker <strong>voor</strong>hoofd’.<br />
Hoe doet <strong>de</strong> zon dat? Beeldspraak uit <strong>de</strong> zoetromantische perio<strong>de</strong> welke door<br />
<strong>de</strong> Tachtigers als rhetoriek, - en terecht! - voldoen<strong>de</strong> is gelaakt. Of: ‘Men zou <strong>de</strong><br />
opmerkingsgave mijner waar<strong>de</strong> stadgenooten te kort doen, indien men aannam’,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
31<br />
Verklein<strong>de</strong> reproductie van het door HESKES ontworpen reclamebiljet<br />
enz. Kletsstijl uit <strong>de</strong>n tijd toen er nog gezapig gepraat werd in <strong>de</strong> literatuur.<br />
Of: ‘Het provinciestadje werd in <strong>de</strong> plotseling opengebloei<strong>de</strong> lente tot een tee<strong>de</strong>r<br />
en liefelijk kleinood...’ Terwijl iets ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> meidoorn z'n rose en witte bolletjes<br />
toont en <strong>de</strong> koesteren<strong>de</strong> zon <strong>de</strong>ze kleuren door-één-weef<strong>de</strong>.<br />
Met die ‘troosten<strong>de</strong> hand’ en dat ‘liefelijk kleinood’ zijn we weer in <strong>de</strong> literaire<br />
theetuinen van ten Kate en Beets aangeland, vlak bij <strong>de</strong> tee<strong>de</strong>re taal van <strong>de</strong><br />
bloemzoete poëeten, die in <strong>de</strong> Grassprietjes van Van Ee<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n<br />
geparodieerd, op <strong>de</strong> wijs van:<br />
De schoonste bloemen, plukkend, mengelend,<br />
Met bonten zwier ze strikkend, strengelend.<br />
Wie zoü u kunnen haten,<br />
O, J.J.L. ten Kate!?<br />
Dicht op, dicht op, ten Kate,<br />
Je kunt het toch niet laten!<br />
Dicht met zang en snarenspel,<br />
Dicht ten Kate, J.J.L.<br />
Ik citeer uit het hoofd en <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> <strong>de</strong>zer spotregelen kan ook an<strong>de</strong>rs zijn. Deze<br />
kritiek is noodig, omdat <strong>de</strong> heer Pauwels beter schrijven kan en het dan ook doet.<br />
Van een bakvisch met strikjes en lintjes, die uit een groentenwinkel afkomstig is,<br />
wordt verteld:<br />
‘Ze had <strong>de</strong>n blos van een wortel en <strong>de</strong> veelkleurigheid van een mand gesorteerd<br />
fruit.’<br />
Dat is frisch gezien en origineel geteekend.<br />
Naast <strong>de</strong>ze détail-kritiek moet onmid<strong>de</strong>llijk wor<strong>de</strong>n erkend, dat er een menschelijke<br />
stem door dit werk trilt, dat Pauwels' boek een sociaal boek is en iets zal bijdragen<br />
tot <strong>de</strong> verbetering van het lot van <strong>de</strong> rampzaligen, die in <strong>de</strong> eenzaamheid treuren.<br />
Figuren gelijk Pauwels ze schetst in ‘De Machtige’ zullen met het Predikbeurtenblad<br />
in <strong>de</strong> hand uitsterven. Dom en satanisch machtsvertoon houdt nooit lang stand. En<br />
gevoellooze doktoren zooals er één in ‘De Heler’ wordt geschetst, zullen na lezing<br />
van dit geschrift iets van binnen hebben te herzien. Daarom is dit boek van veel<br />
meer belang dan <strong>de</strong> talrijke amusementsverhaaltjes, welke ons dagelijks aangenaam<br />
paaien en ‘knus’ bezig hou<strong>de</strong>n. Vooral in dialogen typeert Pauwels uitmuntend. Dan<br />
gevoelen we, dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgrond van zijn wezen een melancholische is; dat achter<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
het satirische masker, achter spot en grijns, - <strong>de</strong> gevoelige ziel van <strong>de</strong>n kunstenaar<br />
leeft.<br />
Lach-wekkend is De Parel.<br />
Dit is het verhaal van een zaakwaarnemer en particulier <strong>de</strong>tective, die bij <strong>de</strong>n<br />
advokaat P. op bezoek komt, zijn levensloop vertelt, gevangenisstraf zal moeten<br />
on<strong>de</strong>rgaan doch vrijgesproken wordt. Later komt Nehemia Barro met een geschenk<br />
aanzetten als bewijs van dankbaarheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verkregen vrijspraak. Maar <strong>de</strong> parels<br />
blijken valsch te zijn.<br />
De bewerking van het slot is levendig en geestig. Van zulke stukjes bestaan er<br />
te weinig in onze Letterkun<strong>de</strong>, die over het algemeen heel braaf en zeer <strong>de</strong>gelijk<br />
maar grenzenloos vervelend is.<br />
In Elizabeth Bas heeft <strong>de</strong> schrijver met soberheid van taal een gezin geschetst<br />
waarvan <strong>de</strong> vrouw van haar man schei<strong>de</strong>n wil, omdat hij volgens haar een dronkaard<br />
is. Na <strong>de</strong>rtig jaar getrouwd te zijn eischt <strong>de</strong> vrouw 'n scheiding, omdat haar eene<br />
dochter verloofd is met een grossier in zuidvruchten en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r met <strong>de</strong>n assistent<br />
van een professor zal trouwen. Het gezin wil hooger-op. De man moet er uit.<br />
In <strong>de</strong>ze schets wordt fijn en raak een stuk tragisch leven gebeeld. Ook zij bewijst,<br />
dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche schrijver <strong>voor</strong> 'n Tschechow, 'n Guy <strong>de</strong> Maupassant, niet<br />
behoeft te wijken.<br />
Boeven en Burgers verdient veel en algemeen gelezen te wor<strong>de</strong>n. Het is in ie<strong>de</strong>r<br />
geval belangrijker werk dan dat van <strong>de</strong> meeste boekenmakers en strooperige<br />
roman-fabrikanten.<br />
Menigeen zal er in <strong>de</strong>zen tijd van strijd en actie kracht uit putten om met volharding<br />
te vechten tegen een vermolm<strong>de</strong> wetgeving, tegen een verou<strong>de</strong>rd<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
32<br />
strafstelsel, tegen kanarievogeltjes en bloemetjes in <strong>de</strong> cel, die het daar evenals<br />
hun me<strong>de</strong>gevangenen niet lang uithou<strong>de</strong>n.<br />
FRANS HULLEMAN<br />
Indische verhalen<br />
DOOR Prof. Caland zijn een drietal verhalen uit het Sanskrit vertaald, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n<br />
titel ‘Drie Oud-Indische Episo<strong>de</strong>n’ bij Thieme te Zutphen uitgegeven zijn. Ze zijn van<br />
verschillen<strong>de</strong>n aard en lei<strong>de</strong>n daardoor ie<strong>de</strong>r op geheel an<strong>de</strong>re wijze tot het Indische<br />
gedachtenleven in. In Hariscandra leeren wij <strong>de</strong> merkwaardige sfeer kennen, waarin<br />
<strong>de</strong> godsdienstige <strong>voor</strong>stellingen <strong>de</strong>r Indiërs zich bewegen. De vloek van een priester<br />
dompelt een rechtvaardigen koning in het verne<strong>de</strong>rendste ongeluk, waarin zijn vrouw<br />
en kind moeten <strong>de</strong>elen. De dienstbaarheid bij een paria is het diepste leed, waartoe<br />
<strong>de</strong> koning moet afdalen, maar het is <strong>de</strong> beproeving, die hem waardig maakt in het<br />
go<strong>de</strong>nrijk Avodhyâ te heerschen.<br />
Het twee<strong>de</strong> verhaal ‘Goudstad’ is eer<strong>de</strong>r een sprookje te noemen. Het bezoek bij<br />
bovenaardsche jonkvrouwen, die door <strong>de</strong>n held van <strong>de</strong>n haar opgeleg<strong>de</strong>n vloek<br />
verlost wor<strong>de</strong>n en met hem huwen, is het ontelbare malen en steeds weer op an<strong>de</strong>re<br />
wijze vertel<strong>de</strong> thema. <strong>Den</strong> Westerschen lezer zal zeker treffen, dat <strong>de</strong> Indische<br />
dichter graag het verhaal ingewikkel<strong>de</strong>r - wat niet hetzelf<strong>de</strong> is als belangwekken<strong>de</strong>r<br />
- maakt, door <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> motieven in licht gewijzig<strong>de</strong>n vorm eenige keeren naast<br />
elkaar te gebruiken.<br />
Ein<strong>de</strong>lijk behan<strong>de</strong>lt het verhaal van <strong>de</strong>n slimmen dief het beken<strong>de</strong> sprookje van<br />
Rhampsinitus of Ramses III. Dit verhaal van <strong>de</strong>n meesterdief is buitengewoon geliefd<br />
in <strong>de</strong> volkstraditie; het artikel van Köhler in ‘Orient and Occi<strong>de</strong>nt’, dat in <strong>de</strong><br />
aanteekeningen aangehaald wordt, is te verou<strong>de</strong>rd om hiervan een eenigszins<br />
volledig beeld te geven. Door Chauvin, Gaston Paris en Bolte-Polivka zijn sindsdien<br />
vele nieuwe bronnen toegevoegd. Merkwaardigerwijze komt het verhaal van <strong>de</strong>n<br />
Meesterdief ook <strong>voor</strong> in een Boeddhistisch werk, dat in <strong>de</strong> 8e eeuw in het Chineesch<br />
vertaald werd, wat wel bewijst, hoe geliefd het was, maar niet min<strong>de</strong>r, hoe vernuftig<br />
<strong>de</strong> Boeddhistische monniken waren, die zulke verhalen tot geestelijk voedsel wisten<br />
om te vormen. Dit verhaal, dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n folklorist een bijzon<strong>de</strong>re aantrekking heeft,<br />
is misschien <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n mo<strong>de</strong>rnen lezer wel een beetje ‘flauw’ en valt na <strong>de</strong> vorige<br />
wel wat af.<br />
Jammer dat <strong>de</strong> uitgevers dit bun<strong>de</strong>ltje op bordpapier gedrukt hebben, er was zoo<br />
een aardig en smakelijk boekje van te maken geweest, dat dan zeker het begin van<br />
een reeks Indische keurbun<strong>de</strong>ls had kunnen wezen. Men vergelijke er eens mee<br />
<strong>de</strong> serie ‘Indische Erzähler’, die Haessel te Leipzig uitgegeven heeft! Maar, zullen<br />
<strong>de</strong> uitgevers antwoor<strong>de</strong>n, het publiek wil tegenwoordig waar <strong>voor</strong> zijn geld...<br />
J. DE VRIES<br />
Onze taal in Indië<br />
Dr. G.J. Nieuwenhuis: ‘Bronnenboek <strong>voor</strong> het nieuwe Taalon<strong>de</strong>rwijs in<br />
Indië’. - Uitgave J.B. Wolters, Weltevre<strong>de</strong>n 1925.<br />
WANNEER men eens nagaat hoe ver het Ne<strong>de</strong>rlandsch taalgebied zich uitstrekt<br />
buiten <strong>de</strong> grenzen van ‘het Rijk in Europa’, zal men waarschijnlijk alleen maar<br />
beteekenis hechten aan het Vlaamsche <strong>de</strong>el van België, waar onze taal door<br />
ongeveer vier millioen Vlamingen gesproken wordt.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De taalverwantschap met Zuid-Afrika is van weinig of geen belang meer, ondanks<br />
het feit dat een kleine, doch hardnekkige propaganda het lang verloren contact<br />
poogt te herstellen. Het Afrikaansch moet noodzakelijk steeds meer van het<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsch gaan vervreem<strong>de</strong>n, want in oorsprong is het niets an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> taal<br />
van eenige onontwikkel<strong>de</strong>, dialect-spreken<strong>de</strong> boeren, en in zijn groei is het dat<br />
gebleven, uitsluitend <strong>voor</strong>tbouwend langs <strong>de</strong> lijnen van een primitieve gemeenschap.<br />
De mo<strong>de</strong>rne tijd heeft hierin geen verbetering gebracht. Het Engelsch, dat cultureel<br />
veel hooger staat, liet zijn invloed langzamerhand gel<strong>de</strong>n, en zal dit steeds krachtiger<br />
doen, naarmate <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> antipathie tegen het Britsche bestuur gaat verdwijnen.<br />
Heel an<strong>de</strong>rs is echter <strong>de</strong> verhouding tot Indië. Zoolang er een innig contact met<br />
het moe<strong>de</strong>rland blijft bestaan, is het onmogelijk dat het Ne<strong>de</strong>rlandsch hier tot een<br />
Indische taal zou verwil<strong>de</strong>ren, omdat door <strong>de</strong>n grooten toevloed van ontwikkel<strong>de</strong><br />
Hollan<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> taal <strong>voor</strong>tdurend zuiver wordt gehou<strong>de</strong>n. Maar <strong>de</strong>ze geregel<strong>de</strong><br />
‘taalverversching’ is dan ook een absolute eisch, hetgeen niet alleen blijkt uit <strong>de</strong><br />
geschie<strong>de</strong>nis van het Afrikaansch, maar ook uit <strong>de</strong> koloniale historie van Indië zelf.<br />
In <strong>de</strong>n Compagniestijd was het een heel gewoon verschijnsel, dat er in hoogere<br />
kringen dagelijksch Maleisch of Portugeesch werd gesproken, en er waren zelfs<br />
predikanten, die verklaar<strong>de</strong>n veel beter in <strong>de</strong>ze talen te kunnen preeken dan in het<br />
Hollandsch. Nu moet men daarbij wel in aanmerking nemen, dat het beschavingspeil<br />
van onze koloniseeren<strong>de</strong> <strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs niet bijster hoog was. Zij kwamen hier echter<br />
ook niet met cultureele bedoelingen, waarin het <strong>voor</strong>naamste verschilpunt ligt met<br />
<strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
33<br />
vroegere Portugeesche kolonisatie, die wèl een cultuur bracht, hetgeen zich<br />
verrassend openbaart in <strong>de</strong>n buitengewoon taaien invloed van <strong>de</strong> Portugeesche<br />
taal, die nu pas na ruim drie eeuwen van Ne<strong>de</strong>rlandsch gezag aan het uitsterven<br />
is.<br />
In <strong>de</strong>n loop van <strong>de</strong> 19e eeuw begon onze taal ein<strong>de</strong>lijk een grooteren invloed te<br />
krijgen. De uitbreiding en verbetering van het Europeesch on<strong>de</strong>rwijs, <strong>de</strong> veel snellere<br />
verbinding met het moe<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> invoering van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne techniek, waardoor<br />
<strong>de</strong> Indische maatschappij een meer Westersch karakter kreeg -, al <strong>de</strong>ze factoren<br />
saamgenomen, hebben <strong>de</strong> ontwikkeling van het Ne<strong>de</strong>rlandsch in <strong>de</strong>ze streken<br />
krachtig in <strong>de</strong> hand gewerkt.<br />
Zoo is het ten slotte <strong>de</strong> hoogere verkeerstaal van Indië gewor<strong>de</strong>n. De taal, die<br />
elke naar <strong>voor</strong>uitgang streven<strong>de</strong> inlan<strong>de</strong>r noodzakelijk moet beheerschen om zich<br />
naar Westersch plan te kunnen vormen. Het is <strong>de</strong> taak van het Ne<strong>de</strong>rlandsch: <strong>de</strong>n<br />
weg naar het Westen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Indische volkeren open te leggen, want geen enkele<br />
Indische taal kan hierbij vervangend optre<strong>de</strong>n, zoolang haar cultuur-niveau het onze<br />
niet nabijkomt, en geen enkele vreem<strong>de</strong> Westersche taal mag die taak overnemen,<br />
omdat, op historische, economische en politieke gron<strong>de</strong>n, alleen het Ne<strong>de</strong>rlandsch<br />
aangewezen is om die te vervullen.<br />
Als dagelijksche voertaal heeft het Ne<strong>de</strong>rlandsch evenwel een zware concurrent<br />
in het Maleisch, dat alleen zuiver gesproken wordt op Malakka en Riouw, maar<br />
ver<strong>de</strong>r over heel <strong>de</strong>n Archipel, van Sabang tot Merauke, verbreid is in tal van sterk<br />
verbaster<strong>de</strong> dialecten. Toch zijn er millioenen Inlan<strong>de</strong>rs, zooals Javanen,<br />
Madoereezen en Soendaneezen, <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong>ze taal geheel vreemd is, en daarom<br />
zal het Ne<strong>de</strong>rlandsch gelei<strong>de</strong>lijk-aan veld moeten winnen. De groote <strong>voor</strong><strong>de</strong>elen,<br />
die <strong>de</strong> kennis er van <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n doorsnee-Inlan<strong>de</strong>r in het dagelijksch leven met zich<br />
brengt, zullen <strong>de</strong> keuze niet twijfelachtig maken. De Inlandsche wereld begrijpt dit,<br />
en legt zich tegenwoordig dan ook ijverig toe op het leeren van onze taal.<br />
Het on<strong>de</strong>rwijs heeft hier tot he<strong>de</strong>n slechts in zooverre rekening mee gehou<strong>de</strong>n,<br />
dat op <strong>de</strong> vele Hollandsch-Inlandsche scholen ruimschoots <strong>de</strong> gelegenheid werd<br />
opengesteld om Hollandsch te leeren, doch men verwaarloos<strong>de</strong> <strong>de</strong> noodzakelijkheid<br />
om het taal-on<strong>de</strong>rwijs naar een an<strong>de</strong>ren maatstaf in te richten dan het<br />
moe<strong>de</strong>rlandsche. De metho<strong>de</strong> was gebaseerd op traditie -, zooals men zelf het vak<br />
‘taal’ op <strong>de</strong> schoolbanken had geleerd, wil<strong>de</strong> men het hier aan Inlan<strong>de</strong>rs en<br />
Chineezen on<strong>de</strong>rwijzen. Het leermateriaal bestond dus uit een boekerig taaltje, vol<br />
spelling-listigheidjes van het versleten stelsel De Vries en te Winkel. Ver<strong>de</strong>r begon<br />
men veel te vroeg met dit on<strong>de</strong>rwijs, namelijk lang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren hun eigen<br />
moe<strong>de</strong>rtaal voldoen<strong>de</strong> begrepen, waaruit volg<strong>de</strong>, dat zij zich in geen van bei<strong>de</strong> talen<br />
behoorlijk kon<strong>de</strong>n uitdrukken, wanneer ze later in het practische leven kwamen.<br />
* * *<br />
De nieuwe on<strong>de</strong>rwijs-metho<strong>de</strong> van Dr. Nieuwenhuis, die onlangs door <strong>de</strong> Indische<br />
Regeering <strong>voor</strong> haar scholen is aangenomen, wijst met nadruk op <strong>de</strong>ze fouten, en<br />
toont <strong>de</strong> funeste gevolgen met tal van <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> practijk.<br />
Door <strong>de</strong> meeste Indo's, Inlan<strong>de</strong>rs en Chineezen wordt er een taaltje gesproken,<br />
akelig-correct Ne<strong>de</strong>rlandsch, dat alleen maar ontsierd wordt door een sterk rollend<br />
Indisch accent. Maar er zit geen greintje leven in, niet <strong>de</strong> minste oorspronkelijkheid.<br />
Het is een stijve, duffe boekentaal vol bombast, die na afloop <strong>de</strong>r schooljaren niet<br />
vermin<strong>de</strong>rt, maar eer toeneemt door <strong>de</strong> ambtelijke sfeer, waarvan <strong>de</strong> heele Indische<br />
samenleving doortrokken is. Echte Hollandsche spreekwoor<strong>de</strong>n en zegswijzen<br />
wor<strong>de</strong>n graag gebruikt, want het klinkt zoo goed, maar <strong>de</strong> toepassing is dikwijls<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
geheel onjuist, en kan lei<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> grappigste combinaties, waarover <strong>de</strong> tòtòks zich<br />
in tal van moppen vroolijk maken. Dit komt omdat alles machinaal van buiten is<br />
geleerd; alleen <strong>de</strong> letterlijke beteekenis wordt gekend, maar zon<strong>de</strong>r begrip van<br />
gevoelswaar<strong>de</strong> en strekking. Een jongen die aan zijn broer schrijft: ‘Met <strong>de</strong>zen heb<br />
ik <strong>de</strong> eer u me<strong>de</strong> te <strong>de</strong>elen, dat onze geachte va<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n kraaienmarsch heeft<br />
geblazen’, weet dat <strong>de</strong> beteekenis geen twijfel overlaat, maar hij voelt niet zijn<br />
bespottelijke combinatie van twee verkeer<strong>de</strong> uitdrukkingen.<br />
Een uitvoerige beschrijving van <strong>de</strong> nieuwe on<strong>de</strong>rwijs-metho<strong>de</strong> is hier niet op haar<br />
plaats, want het zou ons te veel brengen op het terrein van <strong>de</strong>n vakman. Voor ons<br />
is slechts van belang dit stelsel in hoofdlijnen te kennen.<br />
Dr. Nieuwenhuis gaat uit van het diepgaand verschil tusschen het leeren van<br />
moe<strong>de</strong>rtaal, vreem<strong>de</strong> taal en vreem<strong>de</strong> voertaal. De eerste wordt steeds natuurlijk<br />
geleerd, <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren meestal kunstmatig. De mate van taalbeheersching kan<br />
zijn actief en passief. Actieve taalbeheersching wanneer men kan spreken en stellen,<br />
passieve wanneer men kan lezen en verstaan. Voor een vreem<strong>de</strong> taal is passieve<br />
beheersching bijna altijd voldoen<strong>de</strong>. De vreem<strong>de</strong> voertaal vereischt echter actieve<br />
beheersching om het groote overwicht dat zij heeft op <strong>de</strong> landstaal. Het probleem<br />
van een vreem<strong>de</strong> voertaal treedt alleen op in lan<strong>de</strong>n met cultureele of politieke<br />
overheersching -, Latijn is wel het meest klassieke <strong>voor</strong>beeld van <strong>de</strong> macht eener<br />
cultuur-taal. Het Ne<strong>de</strong>rlandsch speelt tegenwoordig in Indië tot op zekere hoogte<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> rol als het Latijn in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen, en hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> Fransch en<br />
Engelsch in <strong>de</strong> Fransche en Engelsche koloniën.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
34<br />
De bestu<strong>de</strong>ering van <strong>de</strong>n sterken taal-invloed, dien elke politieke, maar <strong>voor</strong>al elke<br />
kultureele overheersching met zich brengt, heeft <strong>de</strong> ‘paedagogie van <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong><br />
voertaal’ in het leven geroepen. Dr. Nieuwenhuis heeft zijn stelsel hierop gebaseerd,<br />
en <strong>de</strong> beginselen toegepast in zijn nieuw programma <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n achtjarigen cursus<br />
van <strong>de</strong> Hollandsch-Inlandsche school.<br />
De bei<strong>de</strong> eerste jaren wordt er alleen on<strong>de</strong>rwijs gegeven in <strong>de</strong> landstaal, <strong>de</strong> bei<strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> jaren is <strong>de</strong> landstaal nog hoofdzaak, maar wel wordt van het Ne<strong>de</strong>rlandsch<br />
al een beetje als vreem<strong>de</strong> taal geleerd. De vier laatste jaren is het Ne<strong>de</strong>rlandsch<br />
ein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong> voertaal, die met een gelei<strong>de</strong>lijk afnemen<strong>de</strong>n steun van <strong>de</strong><br />
landstaal wordt on<strong>de</strong>rwezen. Grammatica wordt in het geheel niet gegeven.<br />
Verbuiging en spelling wor<strong>de</strong>n uitsluitend visueel behan<strong>de</strong>ld, want in dit stelsel wordt<br />
een groote waar<strong>de</strong> toegekend aan het ‘woordbeeld’. Ver<strong>de</strong>r moet er een eigen locale<br />
kleur aanwezig zijn om een zuiver begrip mogelijk te maken, en veel kin<strong>de</strong>r-fantasie<br />
moet in <strong>de</strong> leesstof wor<strong>de</strong>n verwerkt om begripsverruiming in <strong>de</strong> hand te werken.<br />
Vóór alles komt het echter aan op <strong>de</strong> talenten van <strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwijzer, die geheel<br />
zelfstandig zijn lessen moet geven, zich richtend naar een algemeenen leiddraad,<br />
welke hem tot niets bepaalds bindt. Hij moet in alles met zijn leerlingen meeleven,<br />
hij moet <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rzielen volledig begrijpen, maar <strong>voor</strong>al moet hij hen kunnen boeien.<br />
Met <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>re of min<strong>de</strong>re suggestiviteit van <strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwijzer staat of valt heel dit<br />
individualistische stelsel. Wordt het on<strong>de</strong>rwijs werkelijk goed gegeven, dan is het<br />
waar wat <strong>de</strong> schrijver in zijn <strong>voor</strong>bericht zegt: ‘Het nieuwe taalon<strong>de</strong>rwijs vraagt<br />
oneindig veel meer toewijding, studie, aandacht en tijd van <strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwijzer dan het<br />
ou<strong>de</strong>’.<br />
* * *<br />
Uit dit alles blijkt, dat er een scherpe tegenstelling bestaat tusschen <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rwijsmetho<strong>de</strong> en dit nieuwe stelsel. Vroeger een starre, levenlooze dogmatiek<br />
-, nu een jong en ongebon<strong>de</strong>n i<strong>de</strong>alisme. Een tegenstelling die zich <strong>voor</strong>al krachtig<br />
uitspreekt in het afschaffen van allen grammaticalen dwang, en niet min<strong>de</strong>r in <strong>de</strong><br />
zelfstandig-gewor<strong>de</strong>n positie van <strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwijzer, die niet langer aan <strong>de</strong>n leiband<br />
hoeft te loopen van vervelen<strong>de</strong>, stijve taalboekjes. Men behoeft zich niet te<br />
verwon<strong>de</strong>ren, dat het systeem van Dr. Nieuwenhuis in on<strong>de</strong>rwijskringen veel<br />
beroering heeft verwekt. Naast een gulle waar<strong>de</strong>ering heeft het ook veel scherpe<br />
critiek on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n, en dat kon moeilijk an<strong>de</strong>rs, want <strong>de</strong> <strong>voor</strong>genomen hervormingen<br />
zijn van te ingrijpen<strong>de</strong>n aard om onverschillig te wor<strong>de</strong>n aangezien.<br />
De tegenstan<strong>de</strong>rs geven toe dat het bestaan<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijs zich moet aanpassen<br />
aan <strong>de</strong> gewijzig<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n, maar zij bestrij<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n vrijzinnigen geest van<br />
het nieuwe, en veroor<strong>de</strong>elen het heele systeem als onpractisch i<strong>de</strong>alisme. Hier is<br />
wat <strong>voor</strong> te zeggen, want in<strong>de</strong>rdaad wor<strong>de</strong>n hier <strong>de</strong> capaciteiten van het Indische<br />
on<strong>de</strong>rwijzerscorps op een zware proef gesteld, waarvan <strong>de</strong> uitslag niet verzekerd<br />
is. Dan zijn er nog tegenstan<strong>de</strong>rs - zooals het gewezen taal-monarchje Croes - die<br />
om persoonlijke re<strong>de</strong>n zich harnasten. De nijd van gevallen go<strong>de</strong>n, die niet willen<br />
inzien dat hun glorietijd <strong>voor</strong>bij is. In Indië zijn heel veel van <strong>de</strong>rgelijke persoonlijke<br />
veeten...<br />
Ten slotte zijn er <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stan<strong>de</strong>rs, die het pleit gewonnen hebben, want het nieuwe<br />
systeem is officieel erkend, en sinds kort in werking getre<strong>de</strong>n.<br />
Laten we hopen dat het <strong>de</strong> resultaten mag bereiken, waarnaar het streeft. Dit kàn,<br />
wanneer het althans niet aan zijn eigen grootheid ten on<strong>de</strong>r gaat.<br />
WELTEVREDEN.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
AUG. VAN DE VEN<br />
Kroniek van het proza<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandsche roman in <strong>de</strong> laatste vijfentwintig jaar<br />
(Enkele kantteekeningen)<br />
II<br />
KENSCHETSTEN wij, in 't vorig nr., <strong>de</strong>n hartstocht <strong>voor</strong> het Woord als een hartstocht<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> werkelijkheid, wij voeg<strong>de</strong>n er aan toe, hoe men ten opzichte van het begrip<br />
<strong>de</strong>zer werkelijkheid spoedig tot dwaling geraakte. Toch zijn het in <strong>de</strong>n grond niet<br />
<strong>de</strong> beginselen van <strong>de</strong> richting van '80 geweest, en feitelijk al evenmin <strong>de</strong> invloed<br />
van het fransche naturalisme (door Zola in zijn Roman Expérimental theoretisch<br />
uiteengezet) wat bij <strong>de</strong> jongeren aan 't eind <strong>de</strong>r 19e- en het begin <strong>de</strong>r 20e eeuw tot<br />
aanbidding voer<strong>de</strong> van <strong>de</strong> ‘objectieve’ zicht- en tastbare realiteit, als <strong>de</strong> werkelijkheid,<br />
welke zoo getrouw mogelijk nagebeeld dien<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n. De haast te snelle<br />
ontwikkeling van <strong>de</strong> exacte wetenschappen in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>de</strong>r vorige eeuw, <strong>de</strong><br />
gerechtvaardig<strong>de</strong> trots daarop, <strong>de</strong> overschatting daarvan, welke spoedig tot<br />
overmoed (Haeckel) leid<strong>de</strong> en <strong>de</strong> wijsbegeerte in materialistische banen voer<strong>de</strong> -<br />
ziedaar <strong>de</strong> eigenlijke schuldige. Het geestesleven van die dagen lag on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n ban<br />
van <strong>de</strong> primaire werkelijkheid <strong>de</strong>r stof; <strong>de</strong> pon<strong>de</strong>rabilia kregen een beteekenis welke<br />
zij niet bezitten, en <strong>de</strong> jonge schrijvers, <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong> Nieuwe Gidsbeweging reeds<br />
verle<strong>de</strong>n (zij het dan een schoon en nog bemind verle<strong>de</strong>n) was, von<strong>de</strong>n in een<br />
ou<strong>de</strong>ren schrijver als Multatuli <strong>de</strong> leven<strong>de</strong> en bezielen<strong>de</strong> bevestiging van een he<strong>de</strong>n,<br />
waar zij zelf mid<strong>de</strong>nin ston<strong>de</strong>n. Dat zij aan die leven<strong>de</strong> bezieling nochtans zichzelf<br />
niet corrigeer<strong>de</strong>n - want Mul-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
35<br />
tatuli als kunstenaar was beter dan vele zijner i<strong>de</strong>eën - dàt in<strong>de</strong>rdaad kwam door<br />
<strong>de</strong> suggestie <strong>de</strong>r 80ers: <strong>de</strong> vereering van ‘het Woord’, dat, ontdaan van <strong>de</strong> geestdrift<br />
die er <strong>de</strong> diepte aan gaf, nu een gevaarlijke leus bleek 1) . Maar wortelt dan <strong>de</strong><br />
hardnekkigheid van een litteraire dwaling gemeenlijk dieper dan in <strong>de</strong> literatuur<br />
zelve, <strong>de</strong>ze laatste raakt er ook te spoediger van bevrijd. Het tijdperk 1903-1907<br />
overzien<strong>de</strong>, vin<strong>de</strong>n wij daarin o.m. Teirlinck's ‘Stille Gesternte’ (1903) en ‘De Doolage’<br />
(1905), Augusta <strong>de</strong> Wit's ‘De godin die wacht’ (1903), van Hulzens ‘Man uit <strong>de</strong> Slob’<br />
(1903), Querido's ‘Menschenwee’ (1903), van Schen<strong>de</strong>ls ‘Een Zwerver verliefd’<br />
(1904), M. Antinks ‘Sprotje’ (1905) en van Oordt's ‘Warhold’ (1906). En indien men<br />
dan nu een oogenblik niet <strong>voor</strong> het trekken van lijnen en het maken van conclusies<br />
terugschrikt, zou men in <strong>de</strong>ze opsomming met 'n beetje goe<strong>de</strong>n wil kunnen zien,<br />
hoe zich <strong>de</strong> geestesgesteldheid hier al langzaam begint te verplaatsen van het<br />
‘realisme’ naar een verinnerlijking welke zich omstreeks 1907 zeer dui<strong>de</strong>lijk afteekent.<br />
Omstreeks 1903 zitten wij nog in <strong>de</strong> conscientieuze, zwaarwichtige<br />
werkelijkheidsbeschrijving, een verbeel<strong>de</strong>n (uit- of afbeel<strong>de</strong>n) van <strong>de</strong> uitwendige<br />
werkelijkheid meer dan een herscheppen van die werkelijkheid tot een stukje van<br />
<strong>de</strong> eigen ziel. Van Hulzen zegt het in 't <strong>voor</strong>bericht bij <strong>de</strong>n 2en druk van zijn ‘Zwervers’<br />
(1902): ‘dat alleen drang naar waarheid hem noopt tot een verbeel<strong>de</strong>n aan<br />
werkelijkheid zooveel mogelijk gelijk’ (ik spatieer. v.E.). Niet <strong>de</strong> ziel,<br />
maar <strong>de</strong> werkelijkheid buiten <strong>de</strong>n schrijver is hier dus normatief; draagt het geheim,<br />
dat ‘zooveel mogelijk’ bena<strong>de</strong>rd moet wor<strong>de</strong>n. Toon<strong>de</strong> <strong>de</strong> jonge Querido zich in<br />
‘Levensgang’ reeds <strong>de</strong> romanticus en visionair, dien hij later in ‘De Jordaan’ zou<br />
blijken 2) - in <strong>de</strong> bree<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> beschrijvingen van <strong>de</strong> diamantwerkerswereld<br />
en het noordhollandsche tuin<strong>de</strong>rsleven is hij geheel <strong>de</strong> realist van zijn tijd. Maar ook<br />
schrijvers, die krachtens hun aard min<strong>de</strong>r dan Van Hulzen en Querido neig<strong>de</strong>n naar<br />
het realisme volgens het begrip van een 25 jaar gele<strong>de</strong>n, toon<strong>de</strong>n zich er min of<br />
meer van afhankelijk. De verfijnd intellectueele auteur van het latere ‘Ivoren Aapje’,<br />
<strong>de</strong> soepele mo<strong>de</strong>rne experimentator van <strong>de</strong>, recenter, tooneelstukken, is in zijn<br />
eerste novellen nog on<strong>de</strong>r invloed van Streuvels en <strong>de</strong>n realistischen Vlaamschen<br />
boerenroman. Er is in dit werk dan ook iets tweeslachtigs, steriels.<br />
Augusta <strong>de</strong> Wit heeft in die jaren zichzelve evenmin nog gevon<strong>de</strong>n; ook <strong>de</strong>ze<br />
sterke figuur nog on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n ban van dien tijd. Haar enkele jaren vroeger verschenen<br />
‘Verborgen Bronnen’, gewaar<strong>de</strong>erd om <strong>de</strong> zuivere taal en <strong>de</strong>n bevallig-doorzichtigen<br />
verteltrant, gaf in novellen als ‘Nellis’ en ‘Vrijage’ in <strong>de</strong>n grond slechts gewone<br />
boerenverhalen, zooals an<strong>de</strong>ren ze niet <strong>voor</strong>namer, maar toch krachtiger schreven.<br />
In ‘De Godin die Wacht’ begint zij zich al meer te vin<strong>de</strong>n. De werkelijkheid verdiept<br />
zich <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schrijfster naar haar eigenlijk mid<strong>de</strong>npunt, en het wachtend, zwijgend<br />
godinne-beeld in 't bosch, waartoe van Heemsbergen is doorgedrongen, wij zien er<br />
een symbool in van het wachtend Mysterie <strong>de</strong>s levens waartoe zich Augusta <strong>de</strong> Wit<br />
meer en meer zal bekennen. In ‘De Godin die Wacht’ is <strong>de</strong> werkelijkheid van Indië,<br />
1) Het is dus een, zij het tamelijk verbreid, misverstand, <strong>de</strong> dwaling van het ‘realisme’ uitsluitend<br />
op rekening te willen schuiven van D.N.G. Geen enkele harer eigenlijke <strong>voor</strong>mannen is in<br />
<strong>de</strong>ze richting werkzaam geweest, of heeft haar theoretisch pogen te vestigen. Van <strong>de</strong><br />
prozaschrijvers on<strong>de</strong>r hen gaf Van Ee<strong>de</strong>n zijn... sprookje ‘De Kleine Johannes’, van Deyssel<br />
zijn lyrische subjectieve ontboezemingen, die uitdrukking gaven aan zijn verrukking en haat<br />
(dus aan: <strong>de</strong>n hartstocht als het hier wezenlijk bemin<strong>de</strong>) en proeven van ‘sensitivisme’<br />
in zijn beken<strong>de</strong> proza-gedichten. Zijn ‘Een Lief<strong>de</strong>’ mag <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong>n schijn<br />
wekken als ware het boek enkel geschreven uit een lust in het copiëeren van het dagelijksch<br />
leven: men kent echter <strong>de</strong> verbluffen<strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n die <strong>de</strong>ze meening brutaal van <strong>de</strong> sokken<br />
loopen.<br />
Van Looy doet in zijn ‘Nachtcactus’ op zijne wijze al niet veel an<strong>de</strong>rs.<br />
2) Men herinnere zich ook <strong>de</strong> kermissen in ‘Menschenwee’ welke meer dan aan Jan Steen en<br />
Osta<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>n gloed van een Breughel doen <strong>de</strong>nken.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
van het oostersche landschap met klare, koele oogen gezien; te nuchter; men krijgt<br />
<strong>de</strong>n indruk dat <strong>de</strong>ze e<strong>de</strong>le geest <strong>de</strong> gevaren van het onbeheerschte lyrisme <strong>de</strong>r<br />
'80 ers doorzag en er zich zorgvuldig <strong>voor</strong> heeft willen hoe<strong>de</strong>n. Zoo verklaar ik het<br />
althans, dat haar boek, met in zijn conceptie prachtige mogelijkhe<strong>de</strong>n, die er ook<br />
<strong>de</strong>els in zijn verwerkelijkt, wat kil gebleven is en <strong>de</strong> lezers nooit recht heeft gepakt.<br />
Heel an<strong>de</strong>rs was dit met ‘Sprotje’, waarvan het eerste <strong>de</strong>el in 1905 verscheen.<br />
Margo Antink had in ‘Catherine’ nog veel tachtiger-aanwensels (hybridische<br />
woordkoppelingen o.a.), maar blijkt zich in 1905 aan <strong>de</strong>ze hebbelijkhe<strong>de</strong>n (wil men:<br />
onhebbelijkhe<strong>de</strong>n) ontworsteld te hebben. ‘Sprotje’ is ‘realisme’, maar hoe an<strong>de</strong>rs<br />
dan dat van een Henri Hartog. In Sprotje wordt uitgegaan van één figuur: het<br />
sprietige, zielige fabriekskind, en van háár uit wordt <strong>de</strong> werkelijkheid bezien; <strong>de</strong>ze<br />
is slechts in zooverre van belang als ze op Sprotje zelve betrekking heeft. De plaats<br />
van 't kind Sprotje in <strong>de</strong> realiteit is een an<strong>de</strong>re dan die van Hartogs sjofelen en van<br />
Hulzens zwervers. Hier is dan nu een organisch begrip omtrent <strong>de</strong> werkelijkheid,<br />
dat bij vele jonge schrijvers in die jaren ontbreekt. Toch is het realisme van Sprotje<br />
geen vergeestelijkte werkelijkheid, als wij later vaak zullen aantreffen; het geestelijke<br />
zit in <strong>de</strong> keuze, <strong>de</strong> differentieering; daarin is hier <strong>de</strong> activiteit van <strong>de</strong>n geest<br />
openbaar. Later, in <strong>de</strong> samenwerking met <strong>de</strong>n heer Scharten, zal die fijnheid in<br />
keuze als een werkzaam element zich blijven handhaven, maar er is dan niet steeds<br />
een bezielend centrum meer (als in ‘Sprotje’) en zoo wordt <strong>de</strong> keuze soms iets<br />
willekeurigs en wordt <strong>de</strong>r werkelijkheid weer van die zij<strong>de</strong> geweld aangedaan.<br />
1904 is een belangrijk jaar door van Schen<strong>de</strong>l's ‘Een Zwerver verliefd’. In het<br />
verhaal van <strong>de</strong>n stillen monnik Tamalone en zijn stomme lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Mevena ziet<br />
men het besef bele<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> werkelijkheid in <strong>de</strong> ziel en niet in <strong>de</strong> dingen ligt. De<br />
uitwendige werkelijkheid wordt als domein van <strong>de</strong> ziel geannexeerd, en <strong>de</strong> menschen<br />
in die werkelijkheid wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> projecties van zielsbewegingen. De har<strong>de</strong>,<br />
alledaagsche kleuren <strong>de</strong>r wereld versterven tot onaardsche halftinten en <strong>de</strong><br />
menschen gaan om als met <strong>de</strong> wijsheid <strong>de</strong>r wereld bela<strong>de</strong>n. De stemmen krijgen<br />
iets murmelends en <strong>de</strong> donkere gestalten bewonen het heuvelig landschap als<br />
schimmen die er geen blijven<strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
36<br />
plaats hebben en er zich toch wèl bevin<strong>de</strong>n. Er is een aarzelen om van <strong>de</strong> dingen<br />
<strong>de</strong>zer aar<strong>de</strong> te schei<strong>de</strong>n, een lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> dier schoone verschijning en een heimwee<br />
naar ontstoffelijking.<br />
Het boekje van Van Schen<strong>de</strong>l verraadt een geest, die bezig is uit windselen van<br />
dwaling en wanbegrip zich los te maken en zich in volgen<strong>de</strong> jaren (in v. Oordt's<br />
‘Warhold’, van Suchtelen's ‘Quia Absurdum’) nog dui<strong>de</strong>lijker zal vertoonen 1) .<br />
GERARD VAN ECKEREN<br />
Kroniek <strong>de</strong>r poezie<br />
Nijhoff's verbeter<strong>de</strong> ‘Wan<strong>de</strong>laar’ 1)<br />
BIJ alle waar<strong>de</strong>ering <strong>voor</strong> Nijhoff's meesterschap kan ik moeilijk ontkennen, dat <strong>de</strong><br />
zorgvuldige herlezing van ‘De Wan<strong>de</strong>laar’ in zijn verjong<strong>de</strong>n staat <strong>voor</strong> mij een min<br />
of meer groote teleurstelling gewor<strong>de</strong>n is.<br />
Het is niet onmogelijk, dat ‘De Wan<strong>de</strong>laar’ door zijn bijzon<strong>de</strong>re beteekenis <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> ontwikkeling van het jongste geslacht een tij<strong>de</strong>lijke functie heeft vervuld, welke<br />
zijn innerlijke waar<strong>de</strong> overtrof. Nijhoff's bun<strong>de</strong>ltje was, om zoo te zeggen, het<br />
achterlicht van <strong>de</strong>n trein, dien wij vóór ons zagen vertrekken, en wij zijn begonnen<br />
in <strong>de</strong>n waan, dat wij dien trein gemist had<strong>de</strong>n. Tegenover ‘De Wan<strong>de</strong>laar’ ston<strong>de</strong>n<br />
wij iets te gunstig <strong>voor</strong>ingenomen, want het was ons aanknoopingspunt, een lot dat<br />
het misschien met Herman v.d. Bergh's ‘De Boog’ heeft moeten <strong>de</strong>elen. Ik aarzel<br />
niet te constateeren, dat ‘De Wan<strong>de</strong>laar’ in poëtische waar<strong>de</strong> door enkele jongere<br />
rivalen opzij gestreefd is, die echter op hun beurt weer ruimschoots overtroffen<br />
wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l: ‘Vormen’, waarin Nijhoff tenvolle zijn meesterschap<br />
bewezen heeft. ‘De Wan<strong>de</strong>laar’ was <strong>de</strong> aanloop, ‘Vormen’ <strong>de</strong> sprong. Juist echter<br />
om <strong>de</strong> fundamenteele eenvormigheid van bei<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls - Marsman heeft hierop<br />
reeds terecht gewezen - dreigt er een veel hachelijker isolement te ontstaan: het<br />
phenomeen-Nijhoff als zoodanig.<br />
Of er nu werkelijk een zekere gelei<strong>de</strong>lijke ontwikkeling in <strong>de</strong> poëtische<br />
levensbeschouwing van elkaar opvolgen<strong>de</strong> geslachten schuilt, of dat het individueele<br />
karakter spontaan opkomt (en enkele sterke karakters een toevallig geslacht vormen),<br />
doet min<strong>de</strong>r ter zake. Het feit blijft, dat <strong>de</strong> poëtische levensbeschouwing van <strong>de</strong>n<br />
dichter Nijhoff bepaald wordt door een <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> antinomie tusschen wereld en<br />
innerlijk, tusschen <strong>de</strong> realiteit en <strong>de</strong> rusteloos daarom- en daaroverheen koersen<strong>de</strong><br />
gedachte; en tevens, dat <strong>de</strong>ze tegenstelling in zijn diepsten grond katastrophaal is<br />
te noemen. Zoowel on<strong>de</strong>r verzet en vaak steunzoekend bele<strong>de</strong>n in ‘De Wan<strong>de</strong>laar’,<br />
als langzamerhand tot een eigen, hel<strong>de</strong>re positiviteit gered in ‘Vormen’, blijft <strong>de</strong> kern<br />
een breuk, het vers een brug daarover.<br />
Naar zijn geestelijk gehalte genomen, was <strong>de</strong> inzet van Nijhoff's vers reeds<br />
volwassen en <strong>voor</strong>goed bepaald. Hij begon met een inzicht, dat het eindstadium<br />
was van een reeks ontwikkelingen, welke vóór het eerste vers uit ‘De Wan<strong>de</strong>laar’<br />
moeten zijn doorloopen. Ja, hij begon daar, waar vele an<strong>de</strong>ren eindigen en waartoe<br />
sommigen niet eens geraken. Onvoldragen was dan ook slechts <strong>de</strong> puurpoëtische<br />
kracht van zijn vers, en hier<strong>voor</strong> heeft Nijhoff in ‘De Wan<strong>de</strong>laar’ zijn vruchtbare<br />
leerjaren gekend.<br />
Vroeger, toen ik als het ware van <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren kant tegen ‘De Wan<strong>de</strong>laar’ aankeek<br />
en vóór alles <strong>de</strong> noveeren<strong>de</strong> werking bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, scheen mij zijn uiterlijke zij<strong>de</strong>,<br />
1) Ik zal <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze reeks korte aanteekeningen nog enkele kolommen in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> nrs.<br />
behoeven. In het laatste ge<strong>de</strong>elte kom ik dan vanzelf op enkele <strong>de</strong>r jongste uitgaven, welke<br />
in <strong>de</strong>ze Kroniek niet onvermeld mogen blijven.<br />
1) Mr. M. Nijhoff: ‘De Wan<strong>de</strong>laar’, twee<strong>de</strong> druk (C.A.J. van Dishoeck, Bussum 19<strong>26</strong>).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>de</strong> dissonant, essentieel. Ook nu herlees ik die verzen nog als een soort plotseling<br />
tumult: een nachtelijke ruzie, schervengerinkel, har<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, een feest dat zichzelf<br />
teniet doet en het morgengrauwen achter <strong>de</strong> glazen. Meer dan vroeger schijnen mij<br />
dit echter uiterlijke symbolen toe, waarachter het innerlijk zich telkens versteekt. Er<br />
zit een noo<strong>de</strong>looze, nog niet geklaar<strong>de</strong> onrust in dit onophou<strong>de</strong>lijk in travesti optre<strong>de</strong>n<br />
in zijn eigen verzen, dat tenslotte zelfs <strong>de</strong> verschrikkelijke waarheid bewijst, dat men<br />
schoonheid maken en schoonheid liegen kan. Soms zoekt men hier Christus en<br />
vindt alleen het crucifix. Soms meent men muziek te hooren, maar men telt<br />
intusschen <strong>de</strong> instrumenten, hoe uitzon<strong>de</strong>rlijker hoe beter.<br />
Zeker heeft Nijhoff ook in ‘De Wan<strong>de</strong>laar’ reeds verzen gegeven, die onaantastbaar<br />
schoon blijven, on<strong>de</strong>r welken gezichtshoek men ze ook beschouwt. En dan <strong>de</strong>nk ik<br />
aan <strong>de</strong> vele verzen, waarin <strong>de</strong> nood zelf <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n vorm van <strong>de</strong>n nood te groot was,<br />
aan <strong>de</strong> motieven, die in <strong>de</strong> rechtstandig geschreven strophe uit ‘Vormen’ zoo klassiek<br />
wer<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> zelf-objectiveering, het koel-wijze naast-zichzelf-gaan-staan uit <strong>de</strong> eerste<br />
verzen van ‘De Wan<strong>de</strong>laar’. En <strong>voor</strong>al ook <strong>de</strong> zachtere, gemeenzame berusting in<br />
<strong>de</strong>n keten <strong>de</strong>r geslachten: <strong>de</strong> lie<strong>de</strong>ren tot <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r en tot <strong>de</strong>n zoon.<br />
Een kleine bloemlezing van <strong>de</strong>ze beste verzen, dat had <strong>de</strong> blijven<strong>de</strong> winst van<br />
‘De Wan<strong>de</strong>laar’ naast ‘Vormen’ kunnen zijn.<br />
In plaats daarvan - en hiertegen <strong>voor</strong>al kanten zich mijn bezwaren - heeft Nijhoff<br />
een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>n opzet van ‘De Wan<strong>de</strong>laar’ en een aantal verzen opzichzelf<br />
ingrijpend gewijzigd.<br />
Het lag geheel in Nijhoff's lijn om dit te doen. Een vers - het is door hem critisch<br />
reeds genoeg betoogd en poëtisch nog eens gestaafd in dat prachtige ‘Steenen<br />
Kindje’ - bezit een autonoom leven. Het is als een zoon, dien men verwekt en<br />
grootgebracht heeft om hem met <strong>de</strong>n va<strong>de</strong>rlijken zegen <strong>voor</strong>taan zijn eigen weg te<br />
laten gaan.<br />
Nu verleidt dit Nijhoff tot een gevolgtrekking, die ik niet kan aanvaar<strong>de</strong>n: dat men<br />
dan ook later, binnengaand in het eenmaal opgerichte tempeltje, <strong>de</strong> primaire<br />
ontroering terug kan roepen en zoo, met <strong>de</strong> noodige ernst en toe-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
37<br />
wijding, zijn zwakhe<strong>de</strong>n ‘alsnog’ kan verhelpen. Dit komt mij <strong>voor</strong> in principe fout,<br />
in <strong>de</strong> praktijk althans hoogst-gevaarlijk te zijn. Het is alsof men een kreupel kind <strong>de</strong><br />
beenen wil breken in <strong>de</strong> verwachting dat het dan gezond zal wor<strong>de</strong>n!<br />
Bau<strong>de</strong>laire verwierp <strong>de</strong> inspiratie geheel en veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> alleen een genegen<br />
stemming. Blijkens het <strong>voor</strong>bericht tot <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n druk van ‘De Wan<strong>de</strong>laar’ moet<br />
Nijhoff <strong>de</strong>ze opinie ongeveer <strong>de</strong>elen. Bij het opnieuw in bewerking nemen van ou<strong>de</strong><br />
verzen wordt dit echter een soort operatie on<strong>de</strong>r narcose, met het groote gevaar<br />
dat <strong>de</strong> patient er in blijft! Men kan hoogstens - zooals Bau<strong>de</strong>laire trouwens ook alleen<br />
<strong>de</strong>ed - met eenige puur-technische omzettingen volstaan, als men dan uit piëteit<br />
<strong>voor</strong> het aanvankelijk organisme het vers niet mèt zijn gebreken wil laten <strong>voor</strong>tduren.<br />
Aan absolute inspiratie (het woord is wat men ervan maken wil) hoeft men ook dan<br />
niet te gelooven. Veran<strong>de</strong>ringen kort na het ontstaan van een vers, behooren nog<br />
tot het creatieve proces en zijn meest vervangingen van het ten-naaste-bije door<br />
het onfeilbare woord, dat on<strong>de</strong>rbewust of vaag bleef. Veran<strong>de</strong>ringen na jaren, hoe<br />
wellui<strong>de</strong>nd zij ook in <strong>de</strong> ooren mogen klinken, blijven echter aanslagen juist op <strong>de</strong><br />
integriteit van het vers... literatuur. Men moet dan altijd - om een term uit een aan<br />
onze dichtkunst blijkbaar zoo verwante wetenschap te kiezen - een nieuw gevoel<br />
‘hineininterpolieren’. Nijhoff heeft getracht dit verwijt te anticipeeren door zelf op het<br />
gevaar van ‘kalefateren’ (het woord is helaas al te juist!) te wijzen. Dat het hier om<br />
‘slapen<strong>de</strong> maar werkzaam gebleven varianten’ gaat, is bij <strong>de</strong>n ingrijpen<strong>de</strong>n aard<br />
van verschillen<strong>de</strong> wijzigingen niet goed aan te nemen.<br />
In <strong>de</strong>n aldus gezuiver<strong>de</strong>n ‘Wan<strong>de</strong>laar’ is naar mijn meening naast geringe<br />
technische verbeteringen (weinig storend echter in <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n trant) vrij veel<br />
verknoeid en nog meer duister gewor<strong>de</strong>n. Alleen ‘Bruckner’ werd, door een juiste<br />
overschrijving van <strong>de</strong> (vroeger vlakke) twee<strong>de</strong> strophe, een gaver, fonkelend sonnet.<br />
Maar belangrijke scha<strong>de</strong> werd aangericht in <strong>de</strong>n cyclus ‘De Vervloekte’, <strong>de</strong> wrangste<br />
en in zijn ongaafheid het persoonlijkste <strong>de</strong>el van ‘De Wan<strong>de</strong>laar’. Deze cyclus heet<br />
thans ‘Ineengebroken’ (het woord ‘breken’ is zeker een dozijn maal ingevlochten in<br />
<strong>de</strong> nieuwe editie: een bewijs hoe een op een bepaald oogenblik obse<strong>de</strong>erend woord<br />
ou<strong>de</strong> en vaak betere uitdrukkingen eenvoudig wegperst!). Het vlijmen<strong>de</strong> sonnet ‘De<br />
Vervloekte’ zelf kwam te vervallen, II en III wer<strong>de</strong>n tot één sonnet aaneengesmeed<br />
(<strong>de</strong> kwatrijnen van III wer<strong>de</strong>n met eenige veran<strong>de</strong>ringen <strong>de</strong> terzinen van II!), IV kreeg<br />
een nieuwe plank ertusschen, V en VII wer<strong>de</strong>n gesupprimeerd, VIII en IX weer<br />
vereenigd. Ik wil<strong>de</strong>, dat ik ruimte genoeg had om te bewijzen hoe vaak die zucht<br />
naar concentratie hier werkelijk een soort grafschennis werd! Om nog een <strong>voor</strong>beeld<br />
te noemen: neem het ou<strong>de</strong> sonnet VI, dat aanvankelijk een volkomen gaaf sonnet<br />
was, thans zijn octaaf-rijmen mist. Of Nijhoff hecht dus niet aan het integrale wezen<br />
van het sonnet als vers en knutsel<strong>de</strong> er <strong>de</strong>stijds maar een (wat ik na zijn an<strong>de</strong>re<br />
sonnet-verkrachtingen ga gelooven), òf hij moet zelf erkennen, in VI het integrale<br />
sonnet, en dus het vers, verminkt te hebben.<br />
Voorts zijn, me<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n vulkanischen vernieuwingsdrang, het goe<strong>de</strong> vers ‘De<br />
Heilige’ en het gedicht, dat ik na ‘De Pen op Papier’ maar <strong>de</strong>n ‘Rattenvanger’ zal<br />
noemen, geheel verdwenen, terwijl <strong>de</strong> ‘Zingen<strong>de</strong> Soldaten’ een van zijn meest<br />
typische en in onze ooren reeds zoo gewen<strong>de</strong> regels moest verruilen <strong>voor</strong> een veel<br />
min<strong>de</strong>r sterk spreken<strong>de</strong>n sluitzin. En er zijn er meer zoo.<br />
Moge Roland Holst en Werumeus Buning en wat wij nog meer aan kostbaarhe<strong>de</strong>n<br />
uit onze jonge literatuur bezitten, ons <strong>voor</strong> zulke Steinach-proeven gespaard wor<strong>de</strong>n!<br />
En wanneer met <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren Nijhoff ook ‘Vormen’ zou willen sloopen, moeten<br />
wij maar een comité-van-actie maken, of curateele aanvragen.<br />
HENRIK SCHOLTE<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Brief uit Italië<br />
Terugblik en Rectificatie.<br />
Men heeft mij soms verweten, dat ik in mijn artikelen te veel namen noem<strong>de</strong>. - Het<br />
verwijt is juist; ik heb <strong>de</strong>n laatsten tijd daarom getracht mij bij het noemen van nieuwe<br />
namen zooveel mogelijk te beperken. - Waar ik echter <strong>de</strong>n buitenlandschen lezer<br />
moet inlichten over <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> kleine we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n van het litterair<br />
leven in Italië, ben ik uit <strong>de</strong>n aard <strong>de</strong>r zaak genoodzaakt om meer namen te noemen,<br />
dan wanneer ik een beschouwing zou schrijven over een litterair on<strong>de</strong>rwerp. -<br />
Ditmaal bij<strong>voor</strong>beeld dwingt mij <strong>de</strong> keuze van het on<strong>de</strong>rwerp om zeer vele namen<br />
te noemen; dit geschiedt echter alleen in <strong>de</strong> hoop dat gij, o lezer, <strong>de</strong> namen <strong>de</strong>r<br />
verschillen<strong>de</strong> schrijvers alleen daarom zult lezen en trachten te onthou<strong>de</strong>n, om<br />
na<strong>de</strong>rhand hun boeken te kunnen lezen. - Ongeveer twee en een half jaar gele<strong>de</strong>n<br />
heb ik in dit zelf<strong>de</strong> blad een informatief artikel geschreven over <strong>de</strong> ‘Herleving <strong>de</strong>r<br />
Italiaansche Letterkun<strong>de</strong>’. - Nu ik dat artikel <strong>voor</strong> mij heb zie ik, dat het niet overbodig<br />
is op dat alles terug te komen. - Daar zijn vele namen genoemd; enkele had<strong>de</strong>n,<br />
achteraf beschouwd, wel achterwege kunnen blijven, an<strong>de</strong>re, die ontbreken, had<strong>de</strong>n<br />
in dit verband noodzakelijk moeten wor<strong>de</strong>n genoemd. - Hij die, belang stellend in<br />
onze jongste litteratuur, <strong>de</strong> artikelen die ik in <strong>de</strong>ze twee en een half jaar hier en<br />
el<strong>de</strong>rs publiceer<strong>de</strong>, gelezen heeft, heeft zelf <strong>de</strong> noodige correcties kunnen<br />
aanbrengen, maar <strong>de</strong>sniettegenstaan<strong>de</strong> is het misschien niet overbodig dat ik het<br />
verle<strong>de</strong>n nog eens bezie <strong>voor</strong> ik over he<strong>de</strong>n en toekomst ga spreken. -<br />
Terwijl dus in dat artikel <strong>de</strong> namen van Basile en Brocchi zijn te lezen, die<br />
vrijwel niets met litteratuur te maken hebben, wordt zoowel aan Zuccoli als aan<br />
Beltramelli, Gotta en Govoni een te groote plaats ingeruimd. -<br />
De dichter Govoni, die met een goe<strong>de</strong>n roman begonnen was, heeft zich daarna<br />
verloren in een labyrinth van lijvige romans waarin hij zich telkens herhaalt zon<strong>de</strong>r<br />
ooit tot zichzelven te komen. -<br />
Salvator Gotta heeft zijn hoogtepunt bereikt met ‘La Donna Mia’, hij<br />
gaat thans <strong>voor</strong>t te schrijven aan zijn cyclus ‘I Vela’ maar vervalt telkens in<br />
herhalingen zon<strong>de</strong>r zich te kunnen vernieuwen. -<br />
Van Saponaro heb ik te veel gezegd, zijn laatste roman<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
38<br />
‘L'Adolescenza’ is <strong>voor</strong>treffelijk, maar het is tevens een samenvatting van al<br />
zijn vorig werk en het blijkt toch dui<strong>de</strong>lijk dat hij nooit <strong>de</strong> hoogten van een Verga<br />
zal kunnen bereiken, evenmin als zijn vriend Puccini, die met hem tot <strong>de</strong> besten<br />
zijner generatie behoort. - Ook Lipparini heb ik te veel geprezen; zijn ‘Osteria<br />
dalle Tre Gore’ blijft een meesterwerkje dat ik allen ter lezing aanbeveel, maar<br />
al zijn werk, zelfs ‘Le Fantasie <strong>de</strong>lla Giovine Aurora’ staat ver bene<strong>de</strong>n<br />
dat peil. -<br />
Veel erger is echter dat zoowel Panzini als Brunati, Bontem pelli als<br />
Calzini, Bernasconi als Pea geheel ontbreken. - Zij zijn toch zes van <strong>de</strong><br />
meest representatieve figuren van een litterair tijdvak dat, na <strong>de</strong>n oorlog begonnen,<br />
zich thans met het begin van een nieuwe kwart eeuw gaat afsluiten, terwijl men,<br />
afgezien van Berna sconi die één <strong>voor</strong>treffelijk boek geschreven heeft, nu twintig<br />
jaren gele<strong>de</strong>n, en naar alle waarschijnlijkheid niet meer schrijven zal, van alle an<strong>de</strong>ren<br />
nog veel kan verwachten en ze terecht on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beste schrijvers van het oogenblik<br />
beschouwen kan. -<br />
Daar ik bij het laatste werk van alle zes el<strong>de</strong>rs uitvoerig heb stil gestaan volsta ik<br />
hier met het noemen van hun namen die vroeger onbegrijpelijkerwijze achterwege<br />
zijn gebleven. -<br />
De Nieuwe Generatie.<br />
Nu wij het twee<strong>de</strong> kwart van <strong>de</strong>ze zooveel gesma<strong>de</strong> twintigste eeuw zijn ingegaan<br />
kunnen wij <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> schrijvers niet meer tot <strong>de</strong> jongeren rekenen; zij<br />
hebben reeds getoond tot wat zij in staat zijn en wij weten ongeveer wat wij van hen<br />
kunnen verwachten: hun persoonlijkheid staat dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> ons, ook al kunnen wij<br />
nog geen <strong>de</strong>finitief oor<strong>de</strong>el over hen vellen. -<br />
Naast hen zien wij thans een nieuwe generatie opkomen die enkelen hunner in<br />
veel opzichten als leermeester erkent, maar die zich toch, zij het niet vijandig, van<br />
hen afkeert om een nieuwe oriënteering te zoeken. Van <strong>de</strong>ze nieuwe generatie heb<br />
ik twee-en-een-half-jaar gele<strong>de</strong>n slechts één genoemd, Roberto Palmarocchi.<br />
- Hij heeft na zijn ‘I Castelli <strong>de</strong>lle Carte’ niets meer uitgegeven. Dat moet<br />
ons niet te zeer verwon<strong>de</strong>ren; een van <strong>de</strong> karakteristieken van <strong>de</strong> nieuwe generatie<br />
is juist een diepere ernst, een grootere bezonkenheid, die vanzelf leidt tot een zekere<br />
bedachtzaamheid bij het publiceeren van hun werk. -<br />
Deze bedachtzaamheid, die maakt dat zij betrekkelijk weinig uitgeven, heeft niets<br />
te maken met <strong>de</strong> onvruchtbaarheid <strong>de</strong>r frammentisten, met <strong>de</strong> impotentie <strong>de</strong>r groote<br />
schrijvers die niet schrijven. - Integen<strong>de</strong>el: <strong>de</strong> jongeren zijn er van overtuigd dat niet<br />
alleen <strong>de</strong> vorm verzorgd moet zijn maar ook <strong>de</strong> inhoud. - ‘Een roman moet een<br />
roman zijn’ kan men tegenwoordig in bijna alle letterkundige tijdschriften lezen; daar<br />
moet een han<strong>de</strong>ling zijn en er moeten karakters beschreven wor<strong>de</strong>n, een vage<br />
verhan<strong>de</strong>ling of een persoonlijke uitweiding is geen roman. -<br />
Zoo'n boek echter kan men niet ie<strong>de</strong>r jaar schrijven, liefst twee in het jaar zooals<br />
sommigen vroeger <strong>de</strong><strong>de</strong>n; zulk een werk waar men iets van eigen persoonlijkheid<br />
in wil leggen vereischt tijd en aandacht, maar een van zulke boeken is meer waard<br />
dan tien van <strong>de</strong> romans die wij gewoon waren op onze tafel te krijgen. -<br />
Een an<strong>de</strong>re eigenschap <strong>de</strong>r jongeren is een betere kennis van en een juistere<br />
kijk op hetgeen er in het buitenland wordt gepubliceerd. - Alles wat uit Frankrijk komt<br />
wordt niet zoomaar klakkeloos bewon<strong>de</strong>rd en nageaapt. -<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Men tracht zich los te rukken van <strong>de</strong> provinciale sfeer die onze letterkun<strong>de</strong><br />
langzamerhand dreig<strong>de</strong> te verstikken, om het mo<strong>de</strong>rne leven en <strong>voor</strong>al het mo<strong>de</strong>rne<br />
geestesleven in hun werken een uitdrukking te geven. -<br />
Terwijl tenslotte bij <strong>de</strong> nieuwe generatie een grootere verschei<strong>de</strong>nheid is tusschen<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> schrijvers dan vroeger het geval was. -<br />
Hun namen? - Ik heb er hier drie-en-twintig <strong>voor</strong> mij, romanciers,<br />
novellenschrijvers, dramaturgen, critici, dichters; ik zal ze u niet allen noemen, toch<br />
is <strong>de</strong> keuze moeilijk. - Ik herinner hier nogmaals aan Alessandro <strong>de</strong> Stefani,<br />
roman- en tooneelschrijver van groote capaciteiten; ‘Malati di Passione’ is<br />
als roman zijn beste werk; aan Alberto Savinio, een onrustigen hypermo<strong>de</strong>rnen<br />
geest; aan <strong>de</strong>n zeer fijnen tooneelschrijver Cesare Lodovici; aan Raffaello<br />
Franchi, <strong>de</strong>n schrijver van ‘Pocaterra’; aan <strong>de</strong> critici Giuseppe Titta<br />
Rosa e Angioletti, van wier verhalend proza men veel kan verwachten; <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>ren... komen later. - De <strong>voor</strong>nemens zijn goed, <strong>de</strong> krachten waarover men kan<br />
beschikken zijn <strong>voor</strong>treffelijk; als men nu het vermogen heeft om door te zetten zal<br />
<strong>de</strong> jongere generatie Italië ook als letterkundigen factor in Europa mee laten spreken.<br />
GIACOMINO ANTONINI<br />
Fransche letteren<br />
Paul Clau<strong>de</strong>l<br />
BIJ <strong>de</strong> Nouvelle Revue Française verscheen een bloemlezing die een vrij volledig<br />
overzicht geeft van het reeds aanzienlijk oeuvre van <strong>de</strong>n grooten, soms meesterlijken<br />
en vaak zoo moeilijk te begrijpen auteur die <strong>de</strong> heer Paul Clau<strong>de</strong>l is. Aan <strong>de</strong>ze<br />
bloemlezing gaat een korte biografie <strong>voor</strong>af die, zoo zij niet van <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong>n<br />
heer Clau<strong>de</strong>l zelf is, toch blijkbaar door hem is geïnspireerd.<br />
Men weet dat <strong>de</strong> heer Paul Clau<strong>de</strong>l een <strong>voor</strong>aanstaand Fransch diplomaat is, juist<br />
benoemd op <strong>de</strong>n hoogst belangrijken gezantschapspost te Washington. Het is <strong>voor</strong>al<br />
op zijn diplomatieke carrière dat in <strong>de</strong> inlei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> nota <strong>de</strong> aandacht wordt gevestigd,<br />
en <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>rheid heeft haar eigenaardige beteekenis. Zij wijst er in <strong>de</strong> eerste<br />
plaats op, dat <strong>de</strong> schrijver van l'Annonce faite à Marie niet wenscht door te gaan<br />
<strong>voor</strong> een gewonen homme <strong>de</strong> lettres, noch wil aangezien wor<strong>de</strong>n enkel als een<br />
kunstenaar, maar als een burger die in <strong>de</strong> maatschappij in <strong>de</strong>n dienst van zijn land<br />
eene door hem nuttig geachte plaats inneemt. In verband met <strong>de</strong> generatie waartoe<br />
<strong>de</strong> heer Clau<strong>de</strong>l behoort, is <strong>de</strong>ze houding - juist omdat zij bij zijne tijdgenooten en<br />
geestverwanten slechts bij hooge uitzon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong>komt - om hare openhartigheid<br />
en gezon<strong>de</strong> opvatting zeer lofwaardig. Zij geeft tevens aanleiding tot het maken van<br />
eenige interessante opmerkingen. Zij stelt namelijk, op zeer typische wijze, het<br />
dualisme van <strong>de</strong>zen schrijver in het licht. Zij toont hoe zich in een enkel persoon<br />
vereenigen kunnen twee zoozeer uiteenloopen<strong>de</strong> personaliteiten als die van <strong>de</strong>n<br />
actieven diplomaat, die <strong>de</strong> meest practische van alle wetenschappen, <strong>de</strong> politiek,<br />
met eere en succes beoefent, en die van <strong>de</strong>n uitbundigen lyricus, die in <strong>de</strong> hoogste<br />
regionen, waar enkel profeten vertoeven, verkeert. De eigenaardigheid ligt niet in<br />
het samengaan <strong>de</strong>zer dubbele bedrijvigheid die meermalen <strong>voor</strong>komt<br />
(Chateaubriand, Lamartine, Benjamin Constant, zijn hiervan beken<strong>de</strong> <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n),<br />
maar in <strong>de</strong>n geest en <strong>de</strong>n vorm van zijn litterairen arbeid vergeleken bij zijn politieke<br />
werkzaamheid.<br />
Een volledige ontleding van het werk van <strong>de</strong>n auteur van l'Otage zou een uitgebrei<strong>de</strong><br />
studie vergen. Ik wil<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
39<br />
hier enkel wijzen op het feit dat <strong>de</strong> vreemdheid van bedoeld dualisme zeer goed<br />
wordt gekarakteriseerd door <strong>de</strong>n persoon dien <strong>de</strong> heer Clau<strong>de</strong>l zich tot meester<br />
heeft gekozen. Hij erkent als meester een <strong>de</strong>r meest schitteren<strong>de</strong>, maar op geestelijk<br />
gebied een <strong>de</strong>r meest anarchistische geesten <strong>de</strong>r negentien<strong>de</strong> eeuw, met name<br />
<strong>de</strong>n dichter Arthur Rimbaud. Dit is <strong>de</strong>s te vreem<strong>de</strong>r daar <strong>de</strong> heer Clau<strong>de</strong>l on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
he<strong>de</strong>ndaagsche schrijvers een <strong>de</strong>r weinigen is, die, zooniet in gansch een werk,<br />
dan toch in sommige fragmenten, <strong>de</strong> zuiver-klassieke kunstopvatting bena<strong>de</strong>rt. De<br />
oorzaak van <strong>de</strong>ze afwijking is niet zoo gemakkelijk te ont<strong>de</strong>kken. Misschien kan<br />
eene poging om <strong>de</strong>n geest van zijn werk te verklaren, zooals die dui<strong>de</strong>lijk - ofschoon<br />
onvolledig - uit <strong>de</strong> thans verzamel<strong>de</strong> fragmenten spreekt, die moeilijke vraag<br />
eenigszins toelichten. Het werk van <strong>de</strong>n heer P. Clau<strong>de</strong>l bestaat uit tooneelstukken,<br />
gedichten en philosophische overwegingen. In <strong>de</strong>ze diverse genres ontmoeten wij<br />
zeer mooie, en zelfs buitengewone werken, naast an<strong>de</strong>re waarvan wij noch <strong>de</strong>n<br />
verborgen zin, noch <strong>de</strong> geheimzinnige beeldspraak begrijpen. Dit is <strong>voor</strong>al het geval<br />
in zijn eerste tooneelstukken Tête d'Or en La Ville. Daartegenover staan<br />
tooneelwerken als L'Annonce faite à Marie, dat ettelijke malen werd opgevoerd en<br />
wel het meest beken<strong>de</strong> werk van <strong>de</strong>zen auteur zal zijn. Ook zijne gedichten zou<br />
men aldus in twee categoriën kunnen schikken.<br />
In gansch het werk van <strong>de</strong>n heer Clau<strong>de</strong>l - en dat is een eerste punt dat hij met<br />
<strong>de</strong> klassieken gemeen heeft - is <strong>de</strong> mensch het centrum, en al zijne boeken zijn<br />
niets an<strong>de</strong>rs dan een commentaar van <strong>de</strong>n eeuwigen strijd tusschen <strong>de</strong> menschelijke<br />
ziel en <strong>de</strong> natuur. Het is een confrontatie van twee machten, en men moet da<strong>de</strong>lijk<br />
opmerken dat <strong>de</strong> auteur <strong>de</strong> macht van <strong>de</strong> natuur geenszins on<strong>de</strong>rschat. Er is wellicht<br />
geen twee<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne dichter die een beeld van <strong>de</strong> natuur gegeven heeft, zoo<br />
volledig en zoo treffend als <strong>de</strong> heer Clau<strong>de</strong>l. Zijne visie heeft soms eene bijbelsche<br />
grootheid, en meermalen treffen wij in zijn werk een beeldspraak aan, welke aan<br />
die van sommige ou<strong>de</strong> profeten herinnert. Deze dichter leeft waarlijk met en in <strong>de</strong><br />
natuur met een zichtbaren wellust. Maar <strong>de</strong>ze wellust blijft gezond. Nooit vervalt<br />
<strong>de</strong>ze dichter tot <strong>de</strong> dwaling <strong>de</strong>r romantici, nooit leent hij aan <strong>de</strong> natuur <strong>de</strong> stem zijner<br />
onrust of onvoldaanheid. Ik geloof niet dat men bij an<strong>de</strong>re dichters uit <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n<br />
eeuw, behalve bij Maurice <strong>de</strong> Guérin, een <strong>de</strong>rgelijke houding tegenover <strong>de</strong> natuur<br />
aantreft. Meermalen heeft men dan ook, naar aanleiding van Clau<strong>de</strong>l's werk, van<br />
pantheïsme gesproken.<br />
Men zou kunnen meenen dat dit innig samenleven met <strong>de</strong> natuur in strijd is met zijn<br />
uitgesproken spiritualisme. Die tegenstrijdigheid is slechts schijn. Ter vergelijking<br />
zou men kunnen wijzen op Salomo's hooglied, een <strong>de</strong>r meest i<strong>de</strong>ëele en tegelijk<br />
een <strong>de</strong>r meest zinnelijke poëmen van alle tij<strong>de</strong>n. De geest van zulk een gedicht<br />
brengt ons in <strong>de</strong> atmosfeer van het werk van <strong>de</strong>n auteur van l'Otage en doet ons<br />
tevens <strong>de</strong> essentieele tekortkomingen van Clau<strong>de</strong>l's kunst ont<strong>de</strong>kken. Het<br />
<strong>voor</strong>naamste gebrek is het gemis aan evenwicht tusschen <strong>de</strong> gedachte en <strong>de</strong>n vorm<br />
waarin zij is vervat.<br />
De heer Clau<strong>de</strong>l beweegt zich in een gedachtenatmosfeer die eigen is aan <strong>de</strong><br />
Westersche beschaving. Maar <strong>de</strong> vorm dien hij gebruikt is dit niet. Men zou kunnen<br />
zeggen dat hij een Fransch <strong>de</strong>nker en dichter is die zich uitspreekt in een<br />
Oosterschen vorm.<br />
Zoo is het mogelijk dat gedachten en gevoelens, waarme<strong>de</strong> wij door eeuwenou<strong>de</strong><br />
traditie zijn vertrouwd, in <strong>de</strong>n door <strong>de</strong>n dichter gekozen vorm vreemd en soms<br />
onkennelijk zijn gewor<strong>de</strong>n. Daarbij komt nog dat <strong>de</strong> gedachten en gevoelens vaak<br />
tot <strong>de</strong> uiterste grenzen gecon<strong>de</strong>nseerd zijn en hun on<strong>de</strong>rling verband niet meer<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
dui<strong>de</strong>lijk is. Gelukkig is dit niet altijd het geval, en soms is <strong>de</strong> lyriek van <strong>de</strong>zen dichter<br />
van een kristalhel<strong>de</strong>re zuiverheid.<br />
Zooals zij is, geeft <strong>de</strong>ze bloemlezing een vrij juist beeld van het oeuvre van <strong>de</strong>zen<br />
grooten kunstenaar.<br />
J. VAN NIJLEN<br />
Engelsche letteren<br />
John Gould Fletcher. ‘The Tree of Life’ (Chatto and Windus) ‘Branches<br />
of Adam’ (Faber & Gwyer).<br />
DIT boek (‘The Tree of Life’) bevattend acht en vijftig gedichten over lief<strong>de</strong>, leven<br />
en dood, heeft zijn ontstaan te danken aan het wanbegrip, dat als men <strong>de</strong><br />
gebeurtenissen <strong>de</strong>s levens er maar op z.g. mo<strong>de</strong>rne manier uitflapt, <strong>de</strong>ze wel door<br />
<strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> hoogspanning <strong>de</strong>r daarin besproken gevoelens tot poëzie zullen<br />
wor<strong>de</strong>n. Hier is <strong>de</strong> gewone doem van zwakpoëtische naturen aan het werk: het<br />
lij<strong>de</strong>nd <strong>voor</strong>werp ziet <strong>de</strong> gebeurlijkhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s lots, die hem zoo fel en raak troffen,<br />
in zulke <strong>voor</strong>wereldlijke en bovenmenschelijke afmetingen, dat hij er aanstonds in<br />
schrik en wanhoop van afziet hun het bit eener strenge rythmiek tusschen <strong>de</strong> tan<strong>de</strong>n<br />
te wringen; en daarom, en ook, om meteen <strong>de</strong> triomf <strong>de</strong>r z.g. ‘natuurlijkheid’ te<br />
vieren, doet hij zijn vers <strong>voor</strong>tkronkelen met <strong>de</strong> heete kolking van lavastroomen, en<br />
gilt het <strong>de</strong> menschheid in <strong>de</strong> ooren uit <strong>de</strong> in angst opgesper<strong>de</strong> mon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />
mid<strong>de</strong>rnachtelijke stormwin<strong>de</strong>n. Waterhoozen wor<strong>de</strong>n u naar het hoofd geworpen<br />
om één zijner tranen weer te geven, stormen staan in slagor<strong>de</strong> gereed om zijn<br />
woesten toorn te verkondigen. Opperhoutvester <strong>de</strong>r gansche aar<strong>de</strong>, laat hij <strong>de</strong><br />
boomen en struiken weenend, snikkend, juichend, vlammend en krimpend in rouwen<br />
bruiloftsstoeten en ein<strong>de</strong>looze processie's <strong>voor</strong>bij trekken. Hij droomt dat hij<br />
orkestdirecteur is, en gebaart in werkelijkheid boven een grommen<strong>de</strong>n chaos. Dit<br />
alles zijn <strong>de</strong> treurige naweeën van een verkeerd begrepen wijsbegeerte, die leer<strong>de</strong><br />
dat het heelal slechts een soort uitslag van ons <strong>de</strong>nkvermogen zou<strong>de</strong> zijn, en dat<br />
wij het daarom naar willekeur in onze gedachten, droomen en da<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n kunnen<br />
verwerken; een misvatting, gretig aangegrepen door zelfzuchtige naturen, die op<br />
dit sein gewacht had<strong>de</strong>n om <strong>de</strong>n Kosmos te gaan plun<strong>de</strong>ren. - Met dit alles wil<br />
geenszins gezegd zijn, dat <strong>de</strong> dichter <strong>de</strong> natuur niet zou mogen aanwen<strong>de</strong>n om zijn<br />
gevoel af te beel<strong>de</strong>n: dit is een alleszins geoorloof<strong>de</strong> poëtische truc; als <strong>de</strong> dichter<br />
het natuurlijk rythme <strong>de</strong>r schepping slechts niet verstoort; maar dit an<strong>de</strong>re gedoe,<br />
dat vrije, onafhankelijke elementen tot heerendienst verplichten wil, en hun dan bij<br />
wijze van belooning een stel menschlijke <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n en driften opdringt, is waarlijk<br />
weerzinwekkend:<br />
of:<br />
of:<br />
of:<br />
... The moon was slipping out with the cargo of my dreams...<br />
Years have passed over me, whirling their<br />
whiplashes of days, since last I have<br />
written these lines....<br />
When we entered into the eastern gate,<br />
Like a wall of flame<br />
Pink peach-blossoms ran to the gate to welcome us,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
of:<br />
In calm and opulent terraces<br />
The sky unrolled ribbed clouds for us;<br />
The darkness waits for me,<br />
It is lonely as I am.<br />
De natuur op <strong>de</strong>ze wijze te knechten is wel bar, maar om zoo iets te schrijven als:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
40<br />
... The night is a dry fire gnawing through my breast<br />
in het jaar, dat Herman van <strong>de</strong>n Bergh <strong>de</strong> ‘Vlam’ publiceer<strong>de</strong>, is toch wel bar.<br />
Dat het vers van <strong>de</strong>zen dichter - ik houd dit woord <strong>voor</strong> het gemak nu maar aan<br />
- naar vormloosheid streeft, is dan ook natuurlijk. Het is niet alleen vrij meer, maar<br />
losbandig. Zijn regels stormen elkaar achterna, als hor<strong>de</strong>n wegloopen<strong>de</strong><br />
schooljongens op 't sein van vacantie. Bij elk nieuw vers komt opnieuw <strong>de</strong> helsche<br />
lust om <strong>de</strong> regels nu eens an<strong>de</strong>rs te gaan in<strong>de</strong>elen. Ver<strong>de</strong>r is ie<strong>de</strong>r vers in hooge<br />
mate ‘een huisgezin, tegen zich zelven ver<strong>de</strong>eld’. Wanneer men <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> regels<br />
neemt:<br />
I can see nothing. All around is darkness,<br />
I am at last alone.<br />
Night before last your face at the window<br />
Cried to me farewell, and the next night<br />
There was nothing but the grinding and the pounding<br />
The roaring and soaring and rattling<br />
Of wheels, carrying me back over <strong>de</strong>serts<br />
Out of which I came to dream of you,<br />
dan ziet men, <strong>de</strong> voeten van dit vers natre<strong>de</strong>nd, dat allerlei metri elkaar afwisselen,<br />
of liever: tegenwerken. Wordt een oogenblik zon<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> quantitatieve grondslag<br />
aanvaard, waarmee <strong>de</strong> dichter door mid<strong>de</strong>l van vervanging in zijn voeten een ietwat<br />
vreem<strong>de</strong> verhouding van kort en lang handhaaft, dan is na eenig kijken dit gedicht<br />
te bezien als een veldslag tusschen <strong>de</strong> z.g. jamben en trochaeën m.a.w. een<br />
gelijktijdig optre<strong>de</strong>n van vloed en eb, een ten hoogste tegennatuurlijk verschijnsel.<br />
Groote dichters hebben altijd met gelijkstroom gewerkt; <strong>de</strong> verdorven geesten van<br />
vele mo<strong>de</strong>rnen zijn transformatoren waarin <strong>de</strong> gelijkgerichte stroomkracht <strong>de</strong>r<br />
scheppingsdrift wordt omgezet in een dwaas en uitputtend vuurwerk van elkan<strong>de</strong>r<br />
verslin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vonken.<br />
Hoe weinig <strong>de</strong>ze dichter overigens in <strong>de</strong> geheimen <strong>de</strong>r poetica (veel verwaarloos<strong>de</strong><br />
wetenschap!) is doorgedrongen, blijkt overdui<strong>de</strong>lijk uit twee regels uit ‘Failure’:<br />
No glittering film from your wings has yet<br />
Brushed against those walls of jet.<br />
Dit ‘brushed’ zit zóó wanhopig vastgewrikt, dat <strong>de</strong> vleugel gekneusd en verhavend<br />
wordt in een botsing, die een vluchtige aanraking bedoel<strong>de</strong> te zijn. In <strong>de</strong> eerste<br />
plaats krijgt ‘brushed’ hier een bijzon<strong>de</strong>ren nadruk omdat in <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n regel het<br />
toongewicht plotseling van <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong>n eersten lettergreep wordt<br />
teruggeworpen; en dat dan nog in een regel, die met zijn min<strong>de</strong>r aantal lettergreepen<br />
door mid<strong>de</strong>l van een vertraagd <strong>voor</strong>tschrij<strong>de</strong>n het evenwicht met <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong>n<br />
snelleren regel moet bewaren.<br />
Of Adam ooit vlooien gehad heeft? Ik had mij dit nog nimmer durven afvragen;<br />
hoewel het iets zeer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hands liggends is.<br />
Dat dit een eerste gedachte was na lezing van het lange, onregelmatige,<br />
woesteentonige gedicht, waarin Johan Gould Fletcher <strong>de</strong> verheven en veelomstre<strong>de</strong>n<br />
gestalten <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>tij<strong>de</strong>n aan onze neuzen <strong>voor</strong>bijduwt, bewijst wel, dat hij erin<br />
geslaagd is, een oud en grootsch verhaal, dat zich <strong>voor</strong>tbeweegt met <strong>de</strong>n vasten<br />
onverstoorbaren gang van een zon op haar hemelreize, duchtig te bemod<strong>de</strong>ren.<br />
Men moge in <strong>de</strong> eerste hoofdstukken van Genesis gelooven of niet - het allerminste,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
wat men er van zeggen kan, is: het is mooi, en het kan waar zijn; en is het niet<br />
waar, dan is het nog mooi.<br />
Het verwringsel, dat J.G. Fletcher natuurlijk ‘een nieuw gezichtspunt op een ou<strong>de</strong><br />
mythe’ noemt, heeft <strong>de</strong> verdienste van zoo onlogisch te zijn, dat <strong>de</strong> noodzakelijke<br />
hersengymnastiek ter verwerking geen vijf minuten in beslag neemt, en men zich<br />
dan met volle borst op <strong>de</strong> dichterlijke verwerking kan gaan toeleggen. Het verhaal<br />
is als volgt: God schept Adam, en Lucifer waarschuwt God, dat Adam hem op een<br />
goe<strong>de</strong>n dag <strong>de</strong> sterren uit <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n zal slaan, en raadt God aan, Eva te scheppen,<br />
om als plechtanker dienst te doen, dat Adam op aar<strong>de</strong> zal hou<strong>de</strong>n. Eva eet <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
grap (van verbod geen sprake!) van <strong>de</strong>n beken<strong>de</strong>n appelboom, en beweert plotseling<br />
dat hij en zij god<strong>de</strong>lijk zijn, vanwege het hooge voedingsgehalte <strong>de</strong>r appelen. Daarna<br />
pas komt Lucifer, en vertelt aan Eva dat Adam haar vijand is, en haar tot zijn slavin<br />
zal maken:<br />
Adam, who sleeps here, is your enemy;<br />
The gates of your body are open now before him,<br />
And he may ri<strong>de</strong> in now as conqueror,<br />
Whenever he wills... he knows<br />
He has but to command and you'll obey<br />
Even to the uttremost. He will hold you now<br />
As his mere slave;...<br />
Zij gaat er meteen al gillen<strong>de</strong> vandoor, en alle dieren beginnen plotseling te<br />
bakkeleien. Adam wordt wakker, rent haar na, vindt haar niet, en gaat God staan<br />
vervloeken; hij wil <strong>de</strong> natuur vernietigen, doch Lucifer slaat hem knock-out. God<br />
komt ten ein<strong>de</strong> raad zelf <strong>de</strong> warboel bezien, verduurzaamt <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> beruchte boomen<br />
in eeuwig ijs, bekent zijn onmacht tegenover Lucifer, om <strong>de</strong>n mensch te verlossen,<br />
en eindigt met een verwijt aan Adam, waar nog geen woord over gesproken is: ...<br />
‘since Man sought Me not face to face’.<br />
De drie ver<strong>de</strong>re boeken zijn naar rato: in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> steelt Kaïn het vuur uit <strong>de</strong>n<br />
hemel, maar in het gedicht doet hij het uit een vulkaan. Als hij naar lief<strong>de</strong> verlangt,<br />
geeft hij eenvoudig een schreeuw, en een vrouw vliegt <strong>de</strong>n grond uit. Noach wil<br />
communistische arbeidstoestan<strong>de</strong>n invoeren:<br />
But he cried only: ‘I will still labour,<br />
but only for half of each day,<br />
The afternoon and the evening must be mine<br />
to do with as I choose;...’<br />
en woont in Gomorrah, waar hij als krijgsgevangen timmerman <strong>de</strong>n tempel van Baäl<br />
moet bouwen. De regenboog verschijnt niet, zooals he<strong>de</strong>n ten dage, opeens in zijn<br />
volle breedte, maar in zeven verdiepingen, éen <strong>voor</strong> éen.<br />
- Ik lees in een litterair kletsblaadje dat <strong>de</strong>ze dichter zijn werk gaat <strong>voor</strong>lezen in<br />
<strong>de</strong> Vereenig<strong>de</strong> Staten. Na <strong>de</strong> drooglegging is elke stimulant daar blijkbaar goed<br />
genoeg!<br />
A. DEN DOOLAARD<br />
Necrologie<br />
Xavier Privas †<br />
DE chansonnier Privas, die <strong>de</strong>zer dagen stierf, werd 27 September 1863 te Lyon<br />
geboren. Hij schreef een groot aantal gedichten, o.a. Chansons Chimériques, Ron<strong>de</strong>s<br />
pour les enfants Tages, Chansons vécues, Chansons françaises, waarbij hijzelf<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
muziek maakte. Een groot <strong>de</strong>el zijner laatste werken heeft hij in samenwerking met<br />
zijn vrouw Francine Lorée geschreven.<br />
Xavier Privas is hier in<strong>de</strong>rtijd - het zal ongeveer 18 jaar gele<strong>de</strong>n zijn - met zijn<br />
vrouw en Leon <strong>de</strong> Bercy in het Cabaret te Scheveningen in <strong>de</strong>n zomer tweemaal<br />
opgetre<strong>de</strong>n. Wie hem toen hebben gehoord, zullen hem niet zijn vergeten. Privas<br />
was een robuste Franschman met kalen sche<strong>de</strong>l en donkere snor en sikje. Hij<br />
begeleid<strong>de</strong> zichzelf aan <strong>de</strong> piano en liet zijn lie<strong>de</strong>ren krachtig en melodieus <strong>de</strong> zaal<br />
in klinken. Hoe sterk klonk zijn lied: Si tu veus être libre et fort, dat Fabricius zoo<br />
goed in Drentsch dialect heeft vertaald.<br />
Hoe goed waren zijn Chansons <strong>de</strong>s heures en zijn Problème. Niet <strong>voor</strong> niets was<br />
Privas tot Prince <strong>de</strong>s chansonniers uitgeroepen.<br />
Die cabaret-avon<strong>de</strong>n te Scheveningen waren van <strong>de</strong> besten<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
41<br />
die men er in jaren had bijgewoond, en ook zijn vrouw met haar tee<strong>de</strong>re stem en<br />
Leon <strong>de</strong> Bercy hebben veel aan dat succes bijgedragen.<br />
Zijn dood zal zeker velen treffen, die hem toen gehoord hebben en met genoegen<br />
kennis met hem maakten.<br />
In ‘De Telegraaf’ geeft Ellen Forest persoonlijke herinneringen:<br />
Een zonnige winterdag in Antwerpen: een kleurig affiche met 'n leuken grooten<br />
kop, naast 'n snoezig meisjeskopje. ‘Xavier Privas en Francine Lorée dans leur<br />
programme’. 't Was ergens op <strong>de</strong> Keiserlei in een groot café. Jong waren we, jong<br />
als <strong>de</strong> dag, want <strong>de</strong> man, dien we daar hoor<strong>de</strong>n zingen, leek ons al oud. Veertig is<br />
oud <strong>voor</strong> 19! Negentien was zij, een schichtig blank duifje naast haar grooten man!<br />
Ze zongen ‘Les Heures’, ‘Les Thuriféraires’, ‘Le Testament <strong>de</strong> Pierrot’. Het was<br />
geen zingen; die man zong niet: rhythmisch en krachtig zei hij zijn ziel uit - en hield<br />
<strong>de</strong> heele zaal gevangen door zijn woord en stem. Zij zong: ‘Quand les enfants ont<br />
<strong>de</strong>s joujoux’. Als 'n fijne kerkspits, die ten hemel reikt, was haar jonge, niet sterke<br />
stem - innig en warm, met een tee<strong>de</strong>rheid die tranen wekte. Dan hij weer: ‘Travaille!’<br />
* * *<br />
De jaren zijn over mij heengegaan - maar noch hun verdriet noch hun geluk hebben<br />
me dat oogenblik kunnen doen vergeten. We wer<strong>de</strong>n vrien<strong>de</strong>n. Twee jaar later, in<br />
Holland, sprak ik van Gel<strong>de</strong>r en vertel<strong>de</strong> hem er van. Nog dienzelf<strong>de</strong>n zomer kwam<br />
Xavier en Francine met Léon en Anne <strong>de</strong> Bercy in het Cabaret te Scheveningen.<br />
Ze logeer<strong>de</strong>n bij mij - en 's avonds na het cabaret kwamen er vrien<strong>de</strong>n en werd er<br />
gepraat. Xavier vertel<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eerste jaren van <strong>de</strong>n ‘Chat Noir’ - toen Richepin,<br />
Harancourt en zoovelen die later le<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Académie Française, hun<br />
proza of poëzie kwamen <strong>voor</strong>lezen op <strong>de</strong>n kleinen zol<strong>de</strong>r in Montmartre of er hun<br />
lie<strong>de</strong>ren kwamen zingen. Daar zat dan, in zijn speciaal <strong>voor</strong> hem gebouw<strong>de</strong>n stoel,<br />
<strong>de</strong> enorme Sarcey, <strong>de</strong> groote fijne criticus. Steinlen hing er zijn prenten. Abel Faivre<br />
en veel an<strong>de</strong>ren. Daar was ongewil<strong>de</strong> armoe en ongewil<strong>de</strong> kunst. Daar hing <strong>de</strong><br />
onvergetelijke ‘Pierrot’ en zijn van smart verwrongen mond zong ‘Bonsoir Madame<br />
la Lune’ en daar kwam Paul Delmet en reet alle harten vaneen met zijn schrijnend<br />
‘Les petits Pavés’.<br />
Later zijn Paul Delmet's Chansons als ‘geestig’ <strong>voor</strong>gedragen - hij zelf heeft ze<br />
echter ‘navrant’ bedoeld.<br />
* * *<br />
Xavier was onuitputtelijk in anecdotes en beleef<strong>de</strong> verhalen. Door mijn kleine kamers<br />
klonk zijn stentor stem en zijn gulle, vette lach. - Ja, ze had<strong>de</strong>n hem ‘Prince <strong>de</strong>s<br />
Chansonniers’ genoemd, zei hij: ‘Ah, mais les bougres - ils savaient très bien que<br />
d'un Prince je n'avais rien -! Je <strong>de</strong>vais trimer ferme pour arriver à quelque chose.<br />
J'ai accepté pour Francine. Les femmes, c'est vaniteux - et, Diantre, “Princesse” ça<br />
lui allait!’<br />
En vanmorgen las ik zijn dood!<br />
Alweer een leegte, alweer een van <strong>de</strong> fiere ou<strong>de</strong> gar<strong>de</strong> die <strong>de</strong> dood ons ontrooft.<br />
Xavier Privas! Zijn naam stond <strong>voor</strong>: waarachtige kunst, echt Franschen humor,<br />
nooit falen<strong>de</strong> kameraadschap; gulhartig en vrijgevig was hij <strong>de</strong> ‘vriend’ in <strong>de</strong>n wijdsten<br />
zin <strong>de</strong>s woords.<br />
Zijn appartement op <strong>de</strong>n Bd. Périchon was het ren<strong>de</strong>zvous van al wat, buiten<br />
mo<strong>de</strong> om, aan echte kunst <strong>de</strong>ed. Na lezing van het doodsbericht was mijn hoofd<br />
en hart vreem<strong>de</strong>lijk hel<strong>de</strong>r en leeg. Dan kwam het moment waarop ik fel realiseer<strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
dat iets afgebroken was. Nooit (oh, <strong>de</strong> weemoed van dat woord) nooit zullen we<br />
hem meer in ons mid<strong>de</strong>n zien - zijn zakdoek in <strong>de</strong> hand om zijn enorm <strong>voor</strong>hoofd<br />
af te vegen. Zijn geste.<br />
Nooit zullen we hem meer zien binnenstappen, hoed in <strong>de</strong> hand - hij was<br />
ou<strong>de</strong>rwetsch beleefd! - met 'n: ‘Eh bien, on y est, on y reste!’<br />
De laatste jaren had hij veel verdriet gehad. Hij <strong>de</strong>ed zijn best om met <strong>de</strong> jongeren<br />
mee te leven. Er waren er velen die hem nog waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n - maar an<strong>de</strong>ren (niet <strong>de</strong><br />
besten) waren hooghartig, mo<strong>de</strong>rn, en ignoreer<strong>de</strong>n hem... Dat <strong>de</strong>ed hem pijn om<br />
<strong>de</strong> kameraadschap, niet uit ij<strong>de</strong>lheid.<br />
Want <strong>de</strong>ze Prince was <strong>de</strong> simpelste, ne<strong>de</strong>rigste, eenvoudigste mensch, dien men<br />
<strong>de</strong>nken kan. Dòl op kin<strong>de</strong>ren. In Scheveningen nam hij mijn, toen heel kleine, meisje<br />
mee naar Carré of naar 't strand, en dan vergat hij Parijs, zijn kunst, alle groote<br />
menschen, en lachte om een clown of 'n aap als 't vroolijkste kind.<br />
‘Si je vais au théatre’ zei hij ‘je vais pour rire et pour pleurer à chau<strong>de</strong>s larmes,<br />
cela me fait du bien’. Eens maar heb ik hem diep ontmoedigd gezien. Dat was<br />
ongeveer vier jaar gele<strong>de</strong>n op een avond in <strong>de</strong> ‘Noctambules’. Hij was moe en zijn<br />
stem faal<strong>de</strong>. Toen stond in zijn trouwe, lieve oogen het wanhopige bewustzijn dat<br />
het uit was - uit -! Dat, als 't nog eens goed zou gaan, als vroeger, het een zwanezang<br />
zou zijn vóór <strong>de</strong> alles ontzenuwen<strong>de</strong>, verlammen<strong>de</strong> rust van <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>rdom.<br />
* * *<br />
Dien avond, we waren met hem en onzen goe<strong>de</strong>n vriend Hyspa, was Privas stil,<br />
terwijl we ergens op Montmartre ons kleintje koffie dronken. Op een gegeven moment<br />
zei hij: Ik had niet begrepen dat het uit was - maar nu weet ik het - et c'est triste!<br />
Toch heeft hij nog gezongen, <strong>de</strong> arme, want arm was hij, geldvergaren had hij<br />
nooit gekund. Als hij aankwam na een moeizame reis in <strong>de</strong> Métro (<strong>de</strong> tijd van taxis<br />
was lang <strong>voor</strong>bij) was hij zóó bezweet dat hij zich heelemaal moest verklee<strong>de</strong>n eer<br />
hij kon optre<strong>de</strong>n. Moe en loom viel hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> piano neer en ‘zei’ nu <strong>de</strong> lie<strong>de</strong>ren,<br />
die hij vroeger ‘zong’. Hij was heesch en moe, maar zóó sterk is <strong>de</strong> macht van echte<br />
kunst, dat al 't applaus toch hèm gold en dat het publiek zèlfs zóó <strong>de</strong> waarachtigheid<br />
en schoonheid van <strong>de</strong>ze ziel erken<strong>de</strong>.<br />
Wij allen die hem gekend hebben, wij verliezen een zeldzamen vriend, wiens<br />
nagedachtenis echter fel genoeg zal zijn om ons in moeilijke uren te troosten zooals<br />
hij zèlf en zijn lied dat <strong>de</strong><strong>de</strong>n. Hij ruste in vre<strong>de</strong>!<br />
Le Corre †<br />
Te Rospor<strong>de</strong>n, tusschen Quimper en Lorient, is op 75 jarigen leeftijd overle<strong>de</strong>n<br />
Pierre Marie Le Corre, een zeeman die tot <strong>voor</strong>beeld heeft gediend <strong>voor</strong> Loti's ‘Mon<br />
frère Yves’, Kerman<strong>de</strong>c. Hij had in 1876, aan boord van <strong>de</strong> ‘Tonnerre’ kennisgemaakt<br />
met <strong>de</strong>n grooten romancier.<br />
Georg Bran<strong>de</strong>s †<br />
Georg Bran<strong>de</strong>s, <strong>de</strong> groote Deensche essayist, die kort gele<strong>de</strong>n nog zijn 85 sten<br />
verjaardag vier<strong>de</strong>, is te Kopenhagen overle<strong>de</strong>n. Eenige dagen tevoren had <strong>de</strong><br />
schrijver een zware darmoperatie on<strong>de</strong>rgaan en scheen het alsof hij zijn ziekte nog<br />
te boven zou komen. Na <strong>de</strong>ze schijnbare verbetering in <strong>de</strong>n toestand trad echter<br />
een verval van krachten in.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Georg Bran<strong>de</strong>s werd 4 Februari 1842 te Kopenhagen geboren. Hij stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> van<br />
1859 tot 1864 aan <strong>de</strong> universiteit van zijn va<strong>de</strong>rstad en on<strong>de</strong>rnam vervolgens groote<br />
reizen (1870/1871) door Europa. Tevoren had hij reeds eenige boeken gepubliceerd:<br />
‘Aesthetische Studiën’ en ‘Critieken en Portretten’.<br />
Op <strong>de</strong>ze reizen ontmoette hij vele beroem<strong>de</strong> Europeesche geesten, o.a.: Ibsen,<br />
Nietzsche, Flaubert. In <strong>de</strong>zen tijd was het, dat hij zich <strong>voor</strong>al aansloot bij John Stuart<br />
Mill<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
42<br />
en Taine. Over Taine's aesthetische principes han<strong>de</strong>lt ook zijn dissertatie (1870):<br />
‘De Fransche aesthetiek in onze dagen’.<br />
In 1871 vestig<strong>de</strong> hij zich als privaat-docent te Kopenhagen en hield aan <strong>de</strong><br />
universiteit colleges over literatuur. Deze <strong>voor</strong>drachten uitgebreid en omgewerkt,<br />
wer<strong>de</strong>n zijn befaam<strong>de</strong> hoofdwerk: ‘De <strong>voor</strong>naamste stroomingen in <strong>de</strong> literatuur <strong>de</strong>r<br />
19e eeuw’ (1872-1890; 6 <strong>de</strong>elen). Hij <strong>de</strong>ed in dit werk een scherpen aanval op <strong>de</strong><br />
Romantiek en ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong> hartstochtelijk het mo<strong>de</strong>rne Fransche radicalisme. Zijn<br />
werk wekte veel beroering en strijd in <strong>de</strong> letterkundige kampen.<br />
Door dit omvangrijk en strèng-argumenteerend standaardwerk, gaf hij aan alle<br />
belangrijke schrijvers <strong>de</strong>r Scandinavische lan<strong>de</strong>n geduren<strong>de</strong> zekeren tijd richting.<br />
Om zelf een objectieven blik te krijgen op <strong>de</strong>n strijd, dien hij had ontketend,<br />
verhuis<strong>de</strong> Bran<strong>de</strong>s in 1877 naar Berlijn, waar hij tegelijkertijd <strong>de</strong> Duitsche taal en<br />
letterkun<strong>de</strong> bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> ‘Deutsche Rundschau’ publiceer<strong>de</strong> hij talrijke essays.<br />
In 1883 keer<strong>de</strong> hij naar Kopenhagen terug, en hij is er blijven wonen tot zijn dood.<br />
Wel maakte hij geduren<strong>de</strong> dien tijd nog vele belangrijke reizen, b.v. naar Rusland<br />
en Polen, naar Italië, Griekenland, Spanje, Egypte, Marokko, Frankrijk, Tunis, maar<br />
zijn officieel domicilie is nooit gewijzigd.<br />
Uit <strong>de</strong> geweldige reeks werken, die hij vóór en na zijn professoraat, in 1902,<br />
publiceer<strong>de</strong>, noemen wij: ‘Sören Kierkegaard, (1897), Ferdinand Lasalle (1877),<br />
Mo<strong>de</strong>rne Geister (1881), Ludwig Holberg (1884), zijn monumentale<br />
Shakespeare-studie (1896), zijn Disraëli, zijn boeken over Goethe, Voltaire, Napoleon<br />
en Garibaldi, over Julius Caesar, Michel Angelo, Homerus, Talleyrand. De door<br />
Georg Bran<strong>de</strong>s ontketen<strong>de</strong> beweging is in <strong>de</strong> literatuurgeschie<strong>de</strong>nis bekend als Der<br />
Durchbruch’. En al zijn <strong>de</strong>, door hem opgevoe<strong>de</strong>, schrijvers, ook <strong>voor</strong> het grootste<br />
<strong>de</strong>el aan hem ontgroeid, het valt toch niet te ontkennen, dat geen criticus op <strong>de</strong><br />
cultuur <strong>de</strong>r Noorsche lan<strong>de</strong>n zulk een grooten invloed uitgeoefend heeft als Georg<br />
Bran<strong>de</strong>s. Zijn geschriften, die op <strong>de</strong>n wereldoorlog betrekking hebben, nemen een<br />
naar alle zij<strong>de</strong>n zakelijk standpunt in Verschillen<strong>de</strong> aanvallen op <strong>de</strong> politiek <strong>de</strong>r<br />
geallieer<strong>de</strong>n kostten hem <strong>de</strong> vriendschap met Clémenceau.<br />
Aanteekeningen en berichten<br />
DE Vlaamsche letterkundige Omar Wattez is 70 jaar gewor<strong>de</strong>n. In zijn woning te<br />
Schaarbeek mocht hij van zijn vele vrien<strong>de</strong>n talrijke blijken van sympathie ontvangen.<br />
Het gemeentebestuur van Schaarbeek besloot zijn naam aan een straat te geven,<br />
terwijl ver<strong>de</strong>r, èn door het Algemeen Ne<strong>de</strong>rlandsch Verbond en <strong>de</strong> Vlaamsche<br />
Vereeniging van Letterkundigen hul<strong>de</strong>betoogingen wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>bereid.<br />
Trots zijn hoogen leeftijd heeft Omer Wattez, als lid van <strong>de</strong> Kon. Vlaamsche<br />
Aca<strong>de</strong>mie, waarvan hij vroeger <strong>voor</strong>zitter (bestuur<strong>de</strong>r) was, en als <strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong><br />
groep Vlaan<strong>de</strong>ren en <strong>de</strong> af<strong>de</strong>eling Brussel van het Algemeen Ne<strong>de</strong>rlandsch Verbond,<br />
nog steeds een zeer werkzaam aan<strong>de</strong>el aan <strong>de</strong> cultuurbeweging in het Vlaamsche<br />
land.<br />
* * *<br />
On<strong>de</strong>r zeer veel belangstelling heeft <strong>de</strong> dichter G.W. Lovendaal te Grave zijn<br />
tachtigsten verjaardag gevierd. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vele telegrammen van gelukwensch was<br />
er een van <strong>de</strong>n minister van On<strong>de</strong>rwijs, Kunsten en Wetenschappen.<br />
* * *<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De Uitgeverij C.A. Mees te Santpoort maakt bekend, dat na langdurige<br />
on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen ein<strong>de</strong>lijk een reorganisatie is tot stand gekomen, waarbij een<br />
geregel<strong>de</strong> maan<strong>de</strong>lijksche verschijning van Wendingen gewaarborgd is.<br />
Voorts is het drukken van het tijdschrift aan een an<strong>de</strong>re drukkerij toevertrouwd, op<br />
zoodanige basis, dat <strong>de</strong> beste resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitvoering te verwachten zijn. Het<br />
eerste nummer is thans ter perse en zal uiterlijk binnen vier weken verschijnen.<br />
De redactie stel<strong>de</strong> het volgen<strong>de</strong> belangwekken<strong>de</strong> programma op <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze achtste<br />
serie (1927): Beeldhouwkunst; Architectuur plan West te Amsterdam; Mo<strong>de</strong>rne<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche meubelen en interieurs; Mo<strong>de</strong>rne Ne<strong>de</strong>rlandsche wandschil<strong>de</strong>ringen;<br />
drie extranummers gewijd aan Scandinavische architectuur; Tooneel; en wat zich<br />
ver<strong>de</strong>r nog als actueel belangrijks zal <strong>voor</strong>doen.<br />
* * *<br />
‘Aan <strong>de</strong>n valreep’, in <strong>de</strong>n trein tusschen Amsterdam en <strong>Den</strong> Haag, was er nog<br />
gelegenheid <strong>voor</strong> een gesprek met Henri Ghéon, <strong>de</strong>n vorigen dag <strong>voor</strong> het bijwonen<br />
van een vertooning van zijn Genesius naar Amsterdam gekomen, en nu op weg<br />
naar Brussel om een primière van St. Franciscus door het Vlaamsche<br />
Volkstooneel te zien - aldus ‘Het Va<strong>de</strong>rland’.<br />
Naast <strong>de</strong>n schrijver van Genesius, van <strong>de</strong>n ‘Opgeknoopte’, spreekt dan<br />
<strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ijveraar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r zijn leiding ontstane, in zeer bepaal<strong>de</strong> richting<br />
doorwerken<strong>de</strong>, katholieke tooneelbeweging in Frankrijk. Hij reist er met zijn klein<br />
gezelschap van toegewij<strong>de</strong> werkers; er zijn erbij, die schil<strong>de</strong>ren, die schrijven; men<br />
brengt een drie, vier stukken per seizoen uit; le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n troep zorgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>cors, <strong>de</strong> costumes; Ghéon zelf geeft <strong>voor</strong> alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>elen persoonlijk <strong>de</strong> eerste<br />
aanwijzingen. Ghéon noem<strong>de</strong> één van zijn acteurs: Henri Brochet, die bij hem <strong>de</strong><br />
Elckerlyc speel<strong>de</strong> (in Ghéons bewerking) en die zelf ook schrijft en dan weer<br />
door zijn gezelschap wordt gespeeld. Zoo moet het wor<strong>de</strong>n, zegt Ghéon: uit <strong>de</strong><br />
samenwerking van het gezelschap moet alles <strong>voor</strong>tkomen: ‘We zou<strong>de</strong>n aldus zelfs<br />
een troep van auteurs moeten hebben’. Langzaam begint <strong>de</strong>ze beweging door te<br />
werken; er is één ding, waar het op aankomt: begin niet in het wil<strong>de</strong> te<br />
experimenteeren, ga uit van een soli<strong>de</strong> basis, dat wil zeggen een standpunt. In <strong>de</strong><br />
realiseering hoeft geen ten<strong>de</strong>nz te liggen, ie<strong>de</strong>re vertooning stelt trouwens haar<br />
eigen eischen - al leidt Ghéons streven vanzelf naar vereenvoudiging. - Men is in<br />
<strong>de</strong> eerste plaats acteur en men zoekt tooneelspel; maar laat men aanvangen met<br />
een vasten geestelijken inhoud, een geloof. Men is in dit geval katholiek: vanzelf<br />
krijgt dus het werk dien inslag. Zoo begon men te werken in eigen milieu, bracht<br />
naar buiten wat er gemeenschappelijk aan geloof en i<strong>de</strong>alen leef<strong>de</strong>, en dringt<br />
langzamerhand door in wij<strong>de</strong>ren kring. Maar vóór alles wil Ghéon, dat zijn gezelschap<br />
is ‘un laboratoire d' art scénique’ - een werkplaats van tooneelkunst.<br />
Ghéon's werk wordt in Vlaan<strong>de</strong>ren veel gespeeld; wat Ghéon in Vlaan<strong>de</strong>ren<br />
interesseert, is het eenvoudige publiek, het publiek uit <strong>de</strong> provincie, dat - omdat het<br />
eenmaal zoo'n sterken zin <strong>voor</strong> dramatiek bezit - zoo toegankelijk blijkt <strong>voor</strong> alle<br />
oprechte pogen op tooneelgebied, dat onbevangen een werk in zich kan opnemen.<br />
En dan het sterke leven en <strong>de</strong> vaak treffen<strong>de</strong> prestaties van <strong>de</strong><br />
amateurs-gezelschappen in Vlaan<strong>de</strong>ren. Ghéon meen<strong>de</strong>, hierin een karakteristieke<br />
uiting van tooneelleven te vin<strong>de</strong>n van alle ‘Noor<strong>de</strong>lijke’ lan<strong>de</strong>n, van Holland ook!<br />
Men moest hem die illusie ontnemen: jammer; dit ingespannen werken door<br />
dilettanten schept op <strong>de</strong>n duur een publiek, een belangstelling; vaak is daar het<br />
uitgangspunt van een tooneelvernieuwing te zoeken.<br />
Het spreekt vanzelf, dat <strong>de</strong> vertooning van Genesius door het Vereenigd Tooneel<br />
het eerste on<strong>de</strong>rwerp van<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
43<br />
gesprek was geweest. Ghéon was er zeer mee ingenomen en sterk geboeid door<br />
Van Dalsum: ‘een zeer groot acteur!’ Via Van Dalsum kwam het gesprek nog even<br />
op het werken met maskers. Ghéon gebruikt het masker graag, zooals in<br />
Genesius (en hij bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> dat van Hildo Krop), als een tooneeleffect, een<br />
expressiemid<strong>de</strong>l. Maar niet <strong>voor</strong> een heelen avond; dat moet monotoon wor<strong>de</strong>n, en<br />
men kan <strong>de</strong> soepele en beweeglijke gelaatsmimiek onmogelijk missen.<br />
Er staat bij Ghéons gezelschap <strong>voor</strong> binnenkort o.a. een stuk van Yeats op het<br />
programma, in het Fransch: ‘Le Sablier’.<br />
De trein stopte: <strong>Den</strong> Haag.<br />
* * *<br />
Niet alleen in Ne<strong>de</strong>rland, doch ook in het buitenland is <strong>de</strong> belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
her<strong>de</strong>nking van <strong>de</strong>n 250-jarigen sterfdag van Spinoza zeer groot. In Frankrijk, waar<br />
sinds Victor Delbos (1862-1916) <strong>de</strong> wijsbegeerte van Spinoza in hoog aanzien staat,<br />
heeft een comité, waartoe mannen als Bergson, Bréhier, Brunschvicq, Léon en Lévy<br />
Bruhl behooren, tot belangstelling in <strong>de</strong> her<strong>de</strong>nkingsplechtighe<strong>de</strong>n opgewekt. On<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong>zen invloed heeft Frankrijk dan ook niet geaarzeld zich op schitteren<strong>de</strong> wijze te<br />
doen vertegenwoordigen: <strong>de</strong> Parijsche universiteit vaardigt af <strong>de</strong>n hoogleeraren<br />
Delacroix en Gustave Cohen, nadat haar vorige rector Paul Lapie, die aanvankelijk<br />
met <strong>de</strong> vertegenwoordiging belast was, haar door <strong>de</strong>n dood was ontvallen. Tevens<br />
<strong>de</strong>ed <strong>de</strong> universiteit door een gel<strong>de</strong>lijke bijdrage van haar belangstelling blijken.<br />
Ook het Institut <strong>de</strong> France en an<strong>de</strong>re aanzienlijke instellingen zullen<br />
vertegenwoordigd zijn. De Italiaansche regeering zal zich doen vertegenwoordigen<br />
door <strong>de</strong>n waarnemen<strong>de</strong>n minister van on<strong>de</strong>rwijs prof. Emilio Brodrero. De<br />
universiteiten zorgen eveneens <strong>voor</strong> vertegenwoordiging.<br />
Reeds <strong>de</strong><strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> gevestig<strong>de</strong> gezanten van hun belangstelling blijken,<br />
zoodat met vertrouwen kan wor<strong>de</strong>n verwacht, dat het beoog<strong>de</strong> doel, n.l. dat <strong>de</strong><br />
plechtighe<strong>de</strong>n een waarlijk internationaal karakter zullen dragen, bereikt zal wor<strong>de</strong>n.<br />
Ook het Institut <strong>de</strong> coopération intellectuelle neemt aan <strong>de</strong> her<strong>de</strong>nking <strong>de</strong>el.<br />
De minister van on<strong>de</strong>rwijs zal eveneens bij <strong>de</strong> plechtigheid in <strong>de</strong> Rolzaal en <strong>de</strong><br />
opening van <strong>de</strong> Domus Spinozana aanwezig zijn.<br />
Het ligt in <strong>de</strong> bedoeling om <strong>voor</strong> hen, die bij <strong>de</strong> inwijdingsplechtigheid, waarbij<br />
een reeks van sprekers uitbinnen- en buitenland van hun belangstelling in <strong>de</strong> Domus<br />
Spinozana als het belangrijkste aan<strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong>n grooten wijsgeer in Ne<strong>de</strong>rland<br />
zullen doen blijken, tegenwoordig zijn, na afloop van het Spinozistencongres <strong>de</strong><br />
gelegenheid open te stellen om het huis te bezichtigen, <strong>voor</strong>dat het met het oog op<br />
<strong>de</strong> restauratie we<strong>de</strong>r gesloten wordt. Ter herinnering aan <strong>de</strong>ze plechtigheid heeft<br />
<strong>de</strong> Societas Spinozana een medaille laten slaan, waarvan <strong>de</strong> eene zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> beeltenis<br />
van Spinoza naar het z.g. Wolfenbuttler portret vertoont, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> Domus<br />
Spinozana aan <strong>de</strong> Paviljoensgracht.<br />
Voorts verschijnt van <strong>de</strong> Societas Spinozana een boekwerk, dat uit nagenoeg<br />
alle lan<strong>de</strong>n een bijdrage bevat over <strong>de</strong> beteekenis van Spinoza.<br />
* * *<br />
De uit <strong>de</strong>n Elzas geboortige Fransche letterkundige Frank L. Schoell is<br />
hoogleeraar in Californië, doch toeft <strong>voor</strong> eenigen tijd in Frankrijk, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in<br />
verband met <strong>de</strong> uitgaaf zijner Fransche vertaling van <strong>de</strong>n Poolschen roman ‘De<br />
Boeren’, het meesterwerk waar Reymont <strong>de</strong>n Nobelprijs mee heeft gewonnen.<br />
Daar ginds in <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n van over zee maakt hij <strong>de</strong> Fransche letteren meer bekend<br />
en ijvert zijn internationale kennis van talen en van letteren <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n roem van <strong>de</strong>n<br />
grooten Pool. In Rotterdam, waar <strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>treffelijke Duitsche vertalingen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
van Reymont Poolsch consul is, heeft hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ‘Poolsche Vereeniging’ en <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> vereeniging ‘Ne<strong>de</strong>rland-Frankrijk’ een <strong>voor</strong>dracht over Zola en Reymont<br />
gehou<strong>de</strong>n. De zaal van het Notarishuis was stampvol belangstellen<strong>de</strong>n, dames en<br />
heeren van allerlei leeftijd.<br />
Wie had het ten dage dat Van Deyssel zijn opstel van hoogste literaire lyriek over<br />
La Terre schreef, kunnen vermoe<strong>de</strong>n, dat een zaal met jonge meisjes eenmaal<br />
in ernstige belangstelling luisteren zou naar een vergelijking van gestalten uit Zola's<br />
roman met figuren uit het Boerenepos van Reymont?<br />
Wij vernamen van Prof. Schoell, dat Reymont, als velen in Polen en Rusland, <strong>de</strong>n<br />
invloed van het Fransche Naturalisme, van Zola en Maupassant sterk heeft<br />
on<strong>de</strong>rgaan. Zelfs heeft hij een Boerenroman geschreven, die volkomen naar Zola's<br />
trant was, waarom <strong>de</strong> Pool hem heeft verscheurd en verbrand, hoewel hij daar<br />
groote materieele moeilijkhe<strong>de</strong>n door heeft gekregen. Want hij was het naturalisme<br />
van Zola gaan haten: hij wil<strong>de</strong> zichzelf zijn en werd zichzelf. Wat er nochtans van<br />
op La Terre gelijkends in menige gestalte, in menige gebeurtenis bleef in <strong>de</strong>n<br />
lateren Boerenroman van Reymont, dien, waarvan nu een ge<strong>de</strong>elte algemeen<br />
bekend is gewor<strong>de</strong>n, wees <strong>de</strong> heer Schoell punt na punt aan, om vervolgens <strong>de</strong><br />
verschillen en het algemeene on<strong>de</strong>rscheid aan te wijzen in het <strong>de</strong>finitieve werk van<br />
<strong>de</strong>n Pool, die kerksch was en ook in an<strong>de</strong>ren zin geloovig, en wiens muzikale zin<br />
hem tekst naar muziek van zijn landgenoot Chopin <strong>de</strong>ed schrijven.<br />
Maandkroniek<br />
Dr. D.F. Scheurleer † 1855-1922<br />
In ‘het Va<strong>de</strong>rland’ her<strong>de</strong>nkt <strong>de</strong> heer H.J. <strong>de</strong> Mare, hoofdambtenaar aan <strong>de</strong> Kon.<br />
Bibl. en me<strong>de</strong>werker van <strong>de</strong>n overle<strong>de</strong>ne, dr. D.F. Scheurleer. Wij citeeren:<br />
Geboren 13 November 1855 is hij te 's-Gravenhage opgegroeid on<strong>de</strong>r het oog<br />
van een strengen va<strong>de</strong>r, die in hem <strong>de</strong>n opvolger zag in zijn bankierszaak.<br />
Met hart en ziel was Daniël François Scheurleer aan zijn kantoor gehecht. Zijn<br />
erkenning in Holland als een <strong>de</strong>r knapste lei<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> financieele wereld is herhaal<strong>de</strong><br />
malen ondubbelzinnig gebleken.<br />
Kan zulk een zaak alleen reeds een menschenleven vragen, dr. Scheurleer wist<br />
meer te geven. Geen zaak van algemeen belang in Ne<strong>de</strong>rland, die niet zijn<br />
belangstelling had. Reeds in 1877 verkoos <strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
Letterkun<strong>de</strong> te Lei<strong>de</strong>n hem tot lid, en het was zijn vreug<strong>de</strong> weldra 50 jaar lid daarvan<br />
te zijn.<br />
Hij bewoog zich dan ook in dien tijd, en nog vele jaren lang, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> grooten op<br />
het gebied <strong>de</strong>r schoone letteren. Hij heeft met Multatuli omgegaan, met hem gedacht,<br />
en zich van hem verwij<strong>de</strong>rd... <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> laatste jaren was zijn opinie over <strong>de</strong>zen<br />
geest zeer gewijzigd.<br />
On<strong>de</strong>r zijn beste vrien<strong>de</strong>n tel<strong>de</strong> hij ook mr. Carel Vosmaer; dr. M.F.A.G. Campbell,<br />
<strong>de</strong> Bibliothecaris <strong>de</strong>r Koninklijke Bibliotheek tot 1890, was een man, dien hij zoo<br />
gaarne herdacht.<br />
Zijn bijzon<strong>de</strong>re lief<strong>de</strong> had <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r muziek; zon<strong>de</strong>r iets te kort te doen<br />
aan zijn eerste levenstaak, zijn kantoor, gaf hij zich aan <strong>de</strong> beoefening van <strong>de</strong><br />
geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r muziek. Wat hij daar<strong>voor</strong> bijna alleen, <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong>n beginne, tot<br />
stand bracht is vastgelegd in het ‘Ge<strong>de</strong>nkboek, aangebo<strong>de</strong>n aan dr. D.F. Scheurleer<br />
op zijn 70sten verjaardag’ ('s-Gravenhage, Martinus Nij-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
44<br />
hoff 1925). Professor Max Seiffert uit Berlijn, <strong>de</strong> grondige kenner van onze ou<strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche muziek, heeft door <strong>de</strong> samenstelling van dat Ge<strong>de</strong>nkboek <strong>de</strong>n nadruk<br />
gelegd op <strong>de</strong> Europeesche beteekenis van dr. Scheurleer op het gebied van <strong>de</strong><br />
Muziekgeschie<strong>de</strong>nis.<br />
Frankrijk getuig<strong>de</strong> een jaar later bij mon<strong>de</strong> van Professor André Perro (Revue<br />
critique 15 November 19<strong>26</strong>) van zijn eerbied <strong>voor</strong> <strong>de</strong> noeste vlijt van <strong>de</strong>zen grooten<br />
zoon van Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Zijn muziek<strong>bibliotheek</strong> is als privaat<strong>bibliotheek</strong> <strong>de</strong> grootste van dien aard in Europa.<br />
Welk een volharding, vermogen, speurzin en kennis zijn hier<strong>voor</strong> noodig geweest<br />
om in een halve eeuw zoo'n verzameling bijeen te brengen. Dag aan dag werd<br />
hieraan gewerkt. Uit het simpele klein octavo opschrijfboekje van enkele bladzij<strong>de</strong>n,<br />
<strong>de</strong>n eersten catalogus, is gegroeid <strong>de</strong> ‘Catalogus van het Muziekhistorisch Museum<br />
van Dr. D.F. Scheurleer’ in 1923 tot 1925 in drie kwarto <strong>de</strong>elen bij Mart. Nijhoff<br />
verschenen. Zijn verzameling van Muziekinstrumenten is ongeëvenaard. Zaal aan<br />
zaal werd gebouwd om <strong>de</strong> steeds groeien<strong>de</strong> verzameling on<strong>de</strong>rdak te verschaffen.<br />
Met hoevele factoren ook bij het conserveeren van muziekinstrumenten rekening<br />
moet wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n, Scheurleer ken<strong>de</strong> ze alle. Zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het boek wist hij<br />
aan een ie<strong>de</strong>r, die met hem in aanraking kwam, onvergetelijk te maken. Duizen<strong>de</strong>n<br />
hebben zijn invloed on<strong>de</strong>rgaan. Zijn fijne beschaving bleek niet alleen uit zijne<br />
beschrijving van: ‘Een wooninge in <strong>de</strong> welcke ghesien wor<strong>de</strong>n veel<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong><br />
Gheschriften, Boeken, Printen en<strong>de</strong> musicaale Instrumenten’ 's-Gravenhage 1913.<br />
Twee<strong>de</strong> uitgave 1920; doch ook uit zoo menige tentoonstelling van die schatten in<br />
en buiten die wooninge. Deze mensch was veel vermogend. Behalve het gebied<br />
<strong>de</strong>r muziek betrad hij ook het pad <strong>de</strong>r wijsbegeerte. Zijn peinzen over <strong>de</strong>n mensch<br />
leg<strong>de</strong> hij ne<strong>de</strong>r in zijn ‘Epictetus’, tot driemalen herdrukt, in zijn ‘Vrouwenspiegel’<br />
(1924), in <strong>de</strong> ‘Maximes van La Rochefoucauld’ (1922) en in zoo menig artikel en<br />
lezing.<br />
De laatste jaren zijns levens heeft hij zich <strong>voor</strong>bereid op het sterven, door rustig<br />
na te gaan wat wijsgeeren en dichters ons hebben me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld over <strong>de</strong>n dood en<br />
<strong>de</strong> onsterfelijkheid. De tijd heeft hem ontbroken om ons ook van <strong>de</strong>ze studie het<br />
blijven<strong>de</strong> resultaat te geven. Deze arbei<strong>de</strong>r heeft geen dag, geen slapeloozen nacht<br />
laten <strong>voor</strong>bijgaan, zon<strong>de</strong>r te werken.<br />
Vlaamsche Letterkundigen<br />
De correspon<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> N.R.C. te Brussel schrijft: On<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>zitterschap van Prof.<br />
A. Vermeylen heeft <strong>de</strong> Vereeniging van Vlaamsche letterkundigen Zondag 13 Febr.<br />
in <strong>de</strong> Vlaamsche Club alhier een eveneens door Dr. P.C. Boutens en Jan Prins<br />
bijgewoon<strong>de</strong> algemeene verga<strong>de</strong>ring gehou<strong>de</strong>n. Ruim vijftig Vlaamsche<br />
letterkundigen waren aanwezig.<br />
Na <strong>de</strong> goedkeuring van <strong>de</strong> jaarverslagen van Paul Kenis en Lo<strong>de</strong> Baekelmans,<br />
respectievelijk secretaris en penningmeester <strong>de</strong>r vereeniging, werd kapelaan Joris<br />
Eeckhout tot lid van het bestuur gekozen in <strong>de</strong> plaats van Paul van Ostayen, die<br />
ontslag nam. Ernest Claes en Lo<strong>de</strong> Baekelmans wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> functie herkozen.<br />
Omer Wattez, gewezen presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Kon. Vlaamsche Aca<strong>de</strong>mie, werd, on<strong>de</strong>r<br />
applaus <strong>de</strong>r aanwezigen, door <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>zitter gecomplimenteerd met zijn 70en<br />
verjaardag.<br />
Een vrij lange discussie ontspon zich over het jongste <strong>voor</strong>stel van minister<br />
Huysmans tot verplichte <strong>de</strong>poneering in <strong>de</strong> Kon. Bibliotheek te Brussel van<br />
een exemplaar van ie<strong>de</strong>re boekuitgave.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Een an<strong>de</strong>r punt aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> was <strong>de</strong> oprichting van een Vlaamsche<br />
Pen-club. Deze kwestie is bijzon<strong>de</strong>r actueel, daar dit jaar te Brussel een congres<br />
van <strong>de</strong> Penclubs zal wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n. Aan het bestuur werd opdracht gegeven,<br />
stappen te doen ten ein<strong>de</strong>, in <strong>de</strong>n schoot van <strong>de</strong> Belgische Pen-club, welke slechts<br />
een vijftal Vlaamsche le<strong>de</strong>n telt, een zelfstandige Vlaamsche af<strong>de</strong>eling op te richten.<br />
Het plan tot plechtige viering van Guido Gezelle's eeuwfeest in 1930<br />
werd breedvoerig uiteengezet door mr. J. Muls. Reeds heeft het Hugo Verriest-comité<br />
zich bereid verklaard, om Gezelle te her<strong>de</strong>nken, terwijl ook te Brugge, met hetzelf<strong>de</strong><br />
doel, een comité is tot stand gekomen. Nu is het gewenscht, dat <strong>de</strong> heele werking<br />
in één actie wordt samengevat, welke een Groot-Ne<strong>de</strong>rlandsche viering moet<br />
mogelijk maken. Deze zou bestaan uit een driedaagsche plechtigheid in Gezelle's<br />
geboortestad Brugge; het organiseeren van Gezelle-avon<strong>de</strong>n, tusschen 1 April en<br />
30 September, zoowel in Vlaan<strong>de</strong>ren als in Noord-Ne<strong>de</strong>rland, Fransch-Vlaan<strong>de</strong>ren,<br />
Zuid-Afrika en Indië; het onthullen van een grootsch monument <strong>voor</strong> Guido Gezelle<br />
te Brugge; het uitgeven van staatswege, in een volledige luxe uitgave, naar het<br />
<strong>voor</strong>beeld van wat Italië <strong>voor</strong> d'Annunzio <strong>de</strong>ed, van het heele en zelfs nog ge<strong>de</strong>eltelijk<br />
ongebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> werk van Vlaan<strong>de</strong>rens grootsten dichter. Ook zou, op 1 Mei<br />
bij<strong>voor</strong>beeld, in alle scholen van het Vlaamsche land een les over Guido Gezelle<br />
moeten wor<strong>de</strong>n gegeven. Het initiatief <strong>de</strong>r huldiging dient in han<strong>de</strong>n te blijven van<br />
<strong>de</strong>n Bond van Noord-Ne<strong>de</strong>rlandsche en Vlaamsche letterkundigen, liefst in<br />
samenwerking met het Algemeen Ne<strong>de</strong>rlandsch Verbond. Ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze kwestie<br />
werd opdracht gegeven aan het bestuur, om een <strong>voor</strong>loopig comité samen te stellen<br />
en <strong>de</strong> uitvoering van het plan na<strong>de</strong>r te bestu<strong>de</strong>eren.<br />
Ook stem<strong>de</strong> <strong>de</strong> verga<strong>de</strong>ring nog in met een <strong>voor</strong>stel tot huldiging, ter gelegenheid<br />
van hun 70en verjaardag van Arnold Sauwen en Omer Wattez.<br />
Feest<br />
Later op <strong>de</strong>n dag hebben ruim hon<strong>de</strong>rd Vlaamsche letterkundigen en kunstenaars<br />
zich aan een feestmaal in een <strong>de</strong>r groote restaurants <strong>de</strong>r stad vereenigd. Aan <strong>de</strong><br />
eeretafel zaten <strong>de</strong> ministers Huysmans en Anseele, Prof. Vermeylen, Dr. P.C.<br />
Boutens, mevrouw Vermeylen, P.J. <strong>de</strong> Kanter, mevrouw J. Hoste, Jan Prins,<br />
mevrouw Claes-Vetter en Jhr. Von Weiler. In <strong>de</strong> zaal bemerkte men o.m. nog Lo<strong>de</strong><br />
Baekelmans, C. van Son, Gaston Martens, Julius Hoste, Herman Teirlinck, Dirk<br />
Baksteen, Stijn Streuvels, Mr. H.J.W.M. Keuls, F.V. Toussaint, Julius Lagae, Albert<br />
Servaes, Prof. Hegenscheidt, Alice Nahon, Omer Wattez, Mo<strong>de</strong>st Huys, Prof. R.<br />
Foncke, Prof. De Keyser, Joris Eeckhout, F. van Eck, Theo Bogaerts, Henry<br />
Van<strong>de</strong>vel<strong>de</strong>, Maurits Roelants, Smeding, Victor Delille, Raymond Hooreman e.a.,<br />
en spoedig was <strong>de</strong> ware verbroe<strong>de</strong>ringsgeest, die <strong>de</strong> feestmalen van <strong>de</strong> Vlaamsche<br />
letterkundigen kenmerkt, er met <strong>de</strong> volle geute.<br />
Er werd getoast, getoast en nog eens getoast, door Vermeylen, die ‘<strong>de</strong> bei<strong>de</strong><br />
han<strong>de</strong>n uitstak naar al <strong>de</strong> aanwezige Noord-Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs’ en <strong>de</strong> meening<br />
<strong>voor</strong>uitzette, dat ‘nu sommige oeconomische vraagstukken aanleiding geven tot<br />
politieke wrijving, <strong>de</strong> letterkundigen en kunstenaars, Vlamingen en Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs,<br />
meer dan ooit aan elkan<strong>de</strong>r dienen vast te hou<strong>de</strong>n’; door minister Huysmans, die<br />
op <strong>de</strong> eenheid van cultuur van Noord en Zuid dronk; door Herman Teirlinck, die een<br />
onverwacht verband vond tusschen <strong>de</strong> luchtvaart en <strong>de</strong> letterkun<strong>de</strong>; door P.J. <strong>de</strong><br />
Kanter, <strong>de</strong>n algemeenen <strong>voor</strong>zitter van het A.N.V.; door Mr. Muls, op <strong>de</strong> dames;<br />
door minister Anseele en door Dr. P.C. Boutens. Ook waren er telegrammen en<br />
brieven aangekomen van minister Baels, minister van Staat Van<strong>de</strong>rvyvere,<br />
gouverneur Franck, burgemeester Van Cauwelaert, Johan <strong>de</strong> Meester, Cyriel Buysse<br />
en Emiel Hullebroeck. En er kwam geen ein<strong>de</strong> aan het feest of, juister, toen er een<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
ein<strong>de</strong> aan kwam, werd <strong>de</strong> gezellige bijeenkomst nog lang, heel lang, <strong>voor</strong>tgezet in<br />
<strong>de</strong> Vlaamsche Club, waar Alice Nahon onuitgegeven verzen <strong>voor</strong>droeg en ook aan<br />
<strong>de</strong> muzen van <strong>de</strong> muziek en <strong>de</strong>n dans werd geofferd.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De Jeugd en het Boek<br />
* * *<br />
Een Voorbeeld<br />
45<br />
Ten ein<strong>de</strong> <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het schoone boek aan te kweeken, heeft een <strong>de</strong>r leeraren<br />
aan <strong>de</strong> 6e Hoogere Burgerschool op <strong>de</strong>n Nieuwen Duinweg, te 's-Gravenhage, <strong>de</strong><br />
heer A.S. Miran<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> van het gebouw een tentoonstelling ingericht<br />
van Het schoone boek. In <strong>de</strong> uitnoodiging tot <strong>de</strong> tentoonstelling, welke tot 22<br />
<strong>de</strong>zer duurt en ie<strong>de</strong>ren dag <strong>voor</strong> belangstellen<strong>de</strong>n tot 's middags half zes geopend<br />
is, wordt gezegd, dat ‘<strong>de</strong>ze tentoonstelling tot doel heeft leerlingen en<br />
belangstellen<strong>de</strong>n in kennis te brengen met het schoon uitgevoer<strong>de</strong> boek van vroeger<br />
en nu. Er zijn collecties aanwezig van alle mo<strong>de</strong>rne bibliophiele uitgaven in<br />
Ne<strong>de</strong>rland’.<br />
De heer Miran<strong>de</strong> heeft zich verbazend veel moeite gegeven <strong>voor</strong> het bijeenbrengen<br />
van <strong>de</strong>ze kostelijke verzameling boeken en hij heeft daarbij <strong>de</strong>n steun gehad o.a.<br />
van <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>laar Meyer Elte en eenige bibliophielen. Daardoor is hij ook in<br />
staat geweest menig merkwaardig boek van buitenlandsche ‘private presses’ tentoon<br />
te stellen.<br />
De vraag zal natuurlijk gesteld wor<strong>de</strong>n wat <strong>voor</strong> nut een <strong>de</strong>rgelijke expositie van<br />
boeken <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rwijs heeft. Daar<strong>voor</strong> immers is <strong>de</strong>ze tentoonstelling begonnen.<br />
Het zal velen getroffen hebben hoe zeer men dikwijls afkeurend spreekt over het<br />
mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs. Men beschuldigt dat on<strong>de</strong>rwijs ervan, dat het niet met zijn<br />
tijd meegaat; dat alleen historische litteratuur gegeven wordt. Het gevolg hiervan<br />
zou zijn, dat <strong>de</strong> leerlingen zich vervelen, omdat hun onthou<strong>de</strong>n wordt, wat er nu<br />
leeft en streeft. Deze bewering is, het bleek ons gisteren bij ons bezoek aan <strong>de</strong>ze<br />
tentoonstelling, tegenover <strong>de</strong> jonge leeraren onbillijk. Deze streven er juist naar om<br />
<strong>de</strong> leerlingen hun tijd te doen zien. Het zaaltje, waarin nu <strong>de</strong> expositie gehou<strong>de</strong>n<br />
wordt, is an<strong>de</strong>rs, behalve <strong>bibliotheek</strong>, ook leeszaal. Op <strong>de</strong> vrije middagen lezen en<br />
stu<strong>de</strong>eren belangstellen<strong>de</strong> leerlingen daar naar hartelust, zoo vertel<strong>de</strong> men ons.<br />
Alle mo<strong>de</strong>rne romans, alle mo<strong>de</strong>rne poëzie is daar aanwezig, <strong>voor</strong> zoover er geen<br />
moreele bezwaren zijn. Alle afleveringen van Wendingen wor<strong>de</strong>n daar bekeken en<br />
bestu<strong>de</strong>erd. Enkele mo<strong>de</strong>rne litteraire tijdschriften liggen in <strong>de</strong> leeszaal en wor<strong>de</strong>n<br />
vrij druk gelezen. In <strong>de</strong> 5e klasse wordt geduren<strong>de</strong> een half jaar <strong>de</strong> Nieuwe Gelui<strong>de</strong>n<br />
van Dirk Coster gelezen. Van tijd tot tijd hou<strong>de</strong>n leerlingen een soort van lezing<br />
over: houtsne<strong>de</strong>, mo<strong>de</strong>rne bouwkunst enz. Men ziet hieruit dui<strong>de</strong>lijk, dat men in<br />
<strong>de</strong>ze nieuwe H.B.S., waarvan dr. J. Kamerbeek lei<strong>de</strong>r is, zijn best doet om dàt te<br />
geven wat <strong>de</strong> belangstelling van jonge menschen kan hebben.<br />
En zoo is dus <strong>de</strong>ze tentoonstelling een uitvloeisel van het on<strong>de</strong>rwijs. Bij <strong>de</strong><br />
bespreking van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne auteurs is vanzelf het uiterlijk van het mo<strong>de</strong>rne boek<br />
ter sprake gekomen en <strong>de</strong> inrichter van <strong>de</strong>ze expositie hoopt nu hierdoor <strong>de</strong> lief<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong> het boek, <strong>voor</strong>al het schoone boek, te verhoogen, <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne auteurs na<strong>de</strong>r<br />
te brengen tot <strong>de</strong> jeugd.<br />
Een <strong>de</strong>r leeraren verklaar<strong>de</strong> ons, dat hij hoopte in <strong>de</strong>n meest lichamelijken zin <strong>de</strong><br />
mo<strong>de</strong>rne auteurs in <strong>de</strong> school te brengen. In dien zin had hij bij<strong>voor</strong>beeld met dr.<br />
P.C. Boutens gesproken, die er lang niet afwijzend tegenover stond. Hij had hem<br />
gevraagd of hij <strong>de</strong> les niet eens van hem wil<strong>de</strong> overnemen. ‘U begrijpt’, voeg<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
leeraar er aan toe, ‘het gaat alles niet ineens. En er zijn veel teleurstellingen. Maar<br />
zeker is, dat <strong>de</strong> tentoonstelling is <strong>voor</strong>tgekomen uit het verlangen van <strong>de</strong> leerlingen,<br />
die aan <strong>de</strong> organisatie krachtig hebben meegewerkt’.<br />
Verblij<strong>de</strong>nd groot is <strong>de</strong> belangstelling <strong>de</strong>r leerlingen en niet min<strong>de</strong>r verheugend<br />
het feit zelf van <strong>de</strong>ze tentoonstelling, die school en leven na<strong>de</strong>r bij elkaar brengt.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Albert Kuyle spreekt<br />
In De Nieuwe Eeuw is Albert Kuyle 46 minuten aan het woord; <strong>de</strong> heer Bob Janssen<br />
nam tijd op <strong>voor</strong> De Nieuwe Eeuw:<br />
Of ons tijdschrift <strong>voor</strong>uit gaat? Menééeer, het bloeit. De administratie werkt over.<br />
De vakorganisaties loopen <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur plat en dreigen met proteststaking. Trouwens,<br />
ik behoef u, als journalist, niet te overtuigen van <strong>de</strong> cultureele belangstelling van<br />
het roomsche publiek. Dat is tegenwoordig beangstigend, dank zij <strong>voor</strong>al Herluf van<br />
Merlet en het Zondagsblad van ‘De Tijd’. Ja, hij vertelt eigenlijk kwaads van ons,<br />
maar dat komt alleen omdat hij zijn sprongen te kort neemt. Er wordt over het<br />
algemeen véél te weinig aan athletiek gedaan. Pater Gielen en Pater Hyacinth<br />
zou<strong>de</strong>n er natuurlijk niets meer mee bereiken, maar zoo'n jonge kerel... Foei! O, die<br />
tea's die we gaan organiseeren? Ja, we weten van <strong>de</strong>n prins geen kwaad. We<br />
hou<strong>de</strong>n eigenlijk heelemaal niet van thee, meer van... (De hand ging neer). Maar<br />
men heeft me verteld, dat ik daar ga optre<strong>de</strong>n in een rose maillot, dat <strong>de</strong> redacteuren<br />
zakloopen en onze essayist stijlloos door een hoepel springt. U kunt dat<br />
tegenspreken. Trouwens, ze mislukken natuurlijk. Niet? Wèl. Ja, ze laten zich daar<br />
overhalen, om te lachen in het openbaar! Niks hoor. Ze komen en ze gaan zitten.<br />
En ze wachten af of wij iets doen. En we gáan iets doen.<br />
Als opening voeren we een reidans uit in kniebroek en keurs, en we jo<strong>de</strong>len erbij.<br />
Lichtveld speelt op <strong>de</strong> rebab, een won<strong>de</strong>rlijk instrumentje, dat wij meebrachten van<br />
<strong>de</strong> Touaregs, en Jan Engelman geeft gepeper<strong>de</strong> kantteekeningen op <strong>de</strong> Untergang.<br />
Welke? Maar, menéér, die van 't avondland natuurlijk. Overigens gaat het niet on<strong>de</strong>r.<br />
Hij en wij hebben het een oogenblik gedacht, maar we zijn tot een an<strong>de</strong>re conclusie<br />
gekomen. Wel eens van Constant Zarian gehoord? Armeniër, Professor. Als Querido<br />
een omgevallen boekenkast is, is dat een loopen<strong>de</strong> staats<strong>bibliotheek</strong>. Vroeger<br />
geheelonthou<strong>de</strong>r, nu dichter, wonend aan het Canal Gran<strong>de</strong> te Venetië. Goed,<br />
Zarian kent het avondland, als zijn zak meneer. Trouwens, u kunt dat allemaal lezen<br />
in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> nummers van ‘De Gemeenschap’.<br />
U kunt hier discreet tusschenvoegen dat het blad tien gul<strong>de</strong>n kost per jaar, wat<br />
belachelijk goedkoop is bij <strong>de</strong> tegenwoordige vakorganisaties van drukkerspatroons.<br />
Natuurlijk, natuurlijk, <strong>de</strong> eene dienst is <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re waard.<br />
O ja, <strong>de</strong> creatie... U moet dat smoesje eens tegenspreken van die actieve<br />
creativiteit in het Amsterdamsche en Vrije Bla<strong>de</strong>nkamp. Marsman, dat is één. Begrijp<br />
goed, ik reken nu Buning, Nijhoff, Holst niet mee. Die komen zoo langzamerhand<br />
op leeftijd, hè. Nee, natuurlijk, dat is geen schan<strong>de</strong>. Beweer ik ook niet. Marsman<br />
dus, dat is een. En Slauerhoff. Maar wie garan<strong>de</strong>ert U dat ze die niet overhoop<br />
schieten in een kustgevecht bij Hongkong? En Marsman doet er niet meer aan. Wie<br />
dan nog? <strong>Den</strong> Doolaard? Die doet niets dan golf spelen. Ik heb een kiekje van hem<br />
met zoo'n leuke tuitbroek aan. Campert? Ja, Boutens woont ook in <strong>Den</strong> Haag. Enfin,<br />
in ie<strong>de</strong>r geval, het is niet zoo. Daar komt bij, dat wij nog iets an<strong>de</strong>rs hebben te doen.<br />
Wij gaan naar <strong>de</strong> kerk, en we probeeren nog een hoop an<strong>de</strong>re dingen te doen en<br />
niet te doen. Nee, met van Duinkerken was ik het heelemaal niet eens. Ook in <strong>de</strong><br />
Nieuwe Eeuw? Dat herinner ik me. Ik dacht dat het een verhan<strong>de</strong>ling over sera zou<br />
wor<strong>de</strong>n toen ik <strong>de</strong> titel zag. Ik heb vroeger wel eens een goed vers van hem gelezen;<br />
maar in <strong>de</strong> grond van <strong>de</strong> zaak ziet hij dit niet zuiver.<br />
Ik geloof in <strong>de</strong> breedte van <strong>de</strong> Moerdijk. We springen er wel eens over, maar dan<br />
komen we in Parijs terecht. En nou moet me waarachtig een ding van het hart. Ja,<br />
schrijf dat gerust allemaal op. Het lijkt tegenwoordig wel of we rijp wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een<br />
litterair rusthuis. Hopeloos lange<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
46<br />
BIJ DE PLAAT<br />
Van links naar rechts: 1. Louis F. Schu<strong>de</strong>l roept ‘<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>’ in 't leven met behulp<br />
van F. Smit Kleine. 2. De jonge plant gaf al spoedig teekenen van levensvatbaarheid. - 3.<br />
Dikwijls trachtte <strong>de</strong> copij-duivel <strong>de</strong>n zetter <strong>de</strong> baas te blijven... - 4. maar dan vond ie in van<br />
Sandwijk zijn dictator... (Men lette op het Mussolini-type) - 5. die hem zon<strong>de</strong>r gena<strong>de</strong><br />
overlever<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>n drukker Boelens, die over zoo'n kracht-prestatie altijd zeer verbaasd<br />
was. - 6. Elke maand gaat er iemand <strong>voor</strong> ‘<strong>de</strong> zaak’ op reis - 7. en als hij thuiskomt brengt<br />
ie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> redacteuren lekkere pannekoeken mee. - 8. Maurits Esser kijkt <strong>voor</strong>tdurend uit<br />
naar belangrijk letterkundig nieuws... - 9. Maar wanneer <strong>de</strong> postbo<strong>de</strong> het komt brengen, is<br />
het tóch nog een verrassing!<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
47<br />
herries over futiliteiten, en vervelen<strong>de</strong> interrupties van Kunst-en-Letteren-redacteuren,<br />
die allemaal maar verwij<strong>de</strong>ring brengen, en <strong>de</strong> lucht be<strong>de</strong>rven. Waarom niet een<br />
beetje beminnelijkheid? En die ellendige bemoeizucht. Om <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re dag vragen<br />
ze je naar je litteraire geloofsbelij<strong>de</strong>nis, naar je artistieke richtsnoer. Heeft U ooit<br />
een richtsnoer gezien? Ik ook niet. Henri Bruning? Heeft die een richtsnoer? Dan<br />
zal ik het eens aan hem vragen. Die heeft een fout gemaakt. Een melige<br />
Zondagmiddag en slecht gekozen vitragegordijnen maken nog geen gepatenteer<strong>de</strong><br />
getourmenteerdheid. Zoo zou iemand met een leverkwaal je kunnen staan <strong>voor</strong>liegen<br />
dat een bloeien<strong>de</strong> appelboom eigenlijk heel leelijk was. Een donkere bril. En dat<br />
geeft per slot niet, als die dan het blauwe landschap maar prachtig beschrijft. Maar<br />
dat mogen we eischen. Als hij behalve zijn eigen meligheid niet veel an<strong>de</strong>rs kan<br />
geven moet hij maar liever zwijgen. Maar misschien bezie ik dat allemaal verkeerd.<br />
Ik ben een aarts-optimist. Die artikelen over Romaansch? Bewaar me, daar wil ik<br />
niets over zeggen. Hij wordt gelezen. Zijn laatste bun<strong>de</strong>l heeft een twee<strong>de</strong>n druk.<br />
Prijsvraag <strong>voor</strong> een roman<br />
De directie <strong>de</strong>r Wereld<strong>bibliotheek</strong> schrijft een prijsvraag uit <strong>voor</strong> een nieuwen roman<br />
van ten minste 75.000 en ten hoogste 100.000 woor<strong>de</strong>n. De door <strong>de</strong> redactie<br />
aanvaar<strong>de</strong> roman zal wor<strong>de</strong>n opgenomen in <strong>de</strong>n jaargang <strong>de</strong>r W.B-N.V. van 1928<br />
en wor<strong>de</strong>n gehonoreerd met een onmid<strong>de</strong>llijke uitkeering van f 1500.<br />
Bij een verkoop van meer dan 6000 ex. (met inbegrip van <strong>de</strong> abonnementen)<br />
ontvangt <strong>de</strong> schrijver een ver<strong>de</strong>r tantième van 20 pct, over <strong>de</strong>n verkòopsprijs<br />
ingenaaid. Indien <strong>de</strong> redactie meer dan één roman mocht aanvaar<strong>de</strong>n, dan zal <strong>de</strong>ze<br />
op gelijke wijze gehonoreerd wor<strong>de</strong>n, al verbindt <strong>de</strong> redactie zich niet bij <strong>voor</strong>baat,<br />
ook <strong>de</strong>zen in 1928 te doen verschijnen.<br />
De directie behoudt zich <strong>voor</strong>, indien <strong>de</strong> redactie van ‘Leven en Werken’ zulks<br />
mocht wenschen, een dier romans in dat tijdschrift op te nemen. De schrijver wordt<br />
daar<strong>voor</strong> afzon<strong>de</strong>rlijk gehonoreerd.<br />
Zij die aan <strong>de</strong>ze prijsvraag wenschen <strong>de</strong>el te nemen, wor<strong>de</strong>n uitgenoodigd een<br />
overzicht van <strong>de</strong>n inhoud met één hoofdstuk in te zen<strong>de</strong>n vóór 1 Mei a.s. aan <strong>de</strong><br />
redactie ‘Wereld<strong>bibliotheek</strong>’, Amsterdam-Sloterdijk, zon<strong>de</strong>r vermelding van naam,<br />
doch met opgaaf van een correspon<strong>de</strong>ntie-adres.<br />
Uit <strong>de</strong> inzen<strong>de</strong>rs zal <strong>de</strong> redactie een keus doen, met verzoek hun schema uit te<br />
werken. De <strong>de</strong>finitieve inlevering wordt gesteld op 1 Mei 1928.<br />
Alle inzendingen moeten getikt zijn of althans zeer dui<strong>de</strong>lijk leesbaar geschreven,<br />
op één zij<strong>de</strong> van het papier.<br />
Nog al zon<strong>de</strong>rling lijkt ons, zegt <strong>de</strong> Redactie van De Nieuwe Eeuw terecht, <strong>de</strong><br />
bepaling, dat <strong>de</strong> schrijvers <strong>voor</strong> 1 Mei a.s. één hoofdstuk moeten inzen<strong>de</strong>n. Omdat<br />
in een werk, dat zóózeer on<strong>de</strong>rhevig is aan eischen van compositie als een roman,<br />
een enkel hoofdstuk, het zij op zichzelf zoo knap en interessant als maar mogelijk<br />
is, ten naastebij niets behoeft te zeggen omtrent het geheel. En een beoor<strong>de</strong>eling<br />
op 'n plan, 'n schema, beschouwt <strong>de</strong>n roman weer veel te uitsluitend van <strong>de</strong>n<br />
‘architectonischen’ kant. De eenige mogelijkheid op een re<strong>de</strong>lijke beoor<strong>de</strong>eling <strong>voor</strong><br />
ie<strong>de</strong>r is: <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>eling van het werk kant-en-klaar.<br />
De Amsterdamsche Prijs <strong>voor</strong> Poëzie<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De jury van <strong>de</strong>n tweejaarlijkschen prijs <strong>voor</strong> poëzie (‘Prijs van Amsterdam’) heeft<br />
<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheiding <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n besten in dit tijdvak verschenen bun<strong>de</strong>l - een bedrag<br />
van f 400 - toegekend aan ‘De Wil<strong>de</strong> Kim’ van A. Roland Holst (Van Dishoeck 19<strong>26</strong>).<br />
A. ROLAND HOLST<br />
Voor <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> geteekend door Valk in <strong>de</strong> Bock-Halle te Arnhem Januari 1927<br />
Zij meen<strong>de</strong> het bedrag, oorspronkelijk bestemd <strong>voor</strong> twee bijprijzen, toe te kennen<br />
<strong>voor</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke gedichten, ditmaal op eenigszins an<strong>de</strong>re wijze te moeten gebruiken<br />
en wel door ‘Paradise Regained’ van H. Marsman (uit <strong>de</strong>n gelijknamigen bun<strong>de</strong>l,<br />
uitgegeven bij ‘De Gemeenschap’), ‘Lan<strong>de</strong>lijke Lief<strong>de</strong> I’ van Slauerhoff (uit <strong>de</strong>n<br />
bun<strong>de</strong>l ‘Clair-Obscur’ in <strong>de</strong> Palladium-uitgave) als afzon<strong>de</strong>rlijke verzen te kiezen en<br />
daarnaast het beschikbaar bedrag van f 400 <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>el toe te kennen aan<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
48<br />
J. Greshoff, <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n blijmoedigen toon van diens werk geduren<strong>de</strong> het afgeloopen<br />
tijdvak.<br />
De jury bestond ditmaal uit <strong>de</strong> h.h.D. Coster, M. Nijhoff en J.W.F. Werumeus<br />
Buning. De prijs, die thans <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n keer wordt toegekend, viel <strong>de</strong> vorige<br />
maal ten <strong>de</strong>el aan M. Nijhoff <strong>voor</strong> diens bun<strong>de</strong>l ‘Vormen’, en aan Marnix Gijsen en<br />
A. Besnard <strong>voor</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke gedichten.<br />
* * *<br />
Wij geven hierbij <strong>de</strong> twee afzon<strong>de</strong>rlijk bekroon<strong>de</strong> gedichten. Marsman's ‘Paradise<br />
Regained’:<br />
* * *<br />
De zon en <strong>de</strong> zee springen bliksemend open:<br />
waaiers van vuur en zij;<br />
langs blauwe bergen van <strong>de</strong>n morgen<br />
scheert <strong>de</strong> wind als een antilope<br />
<strong>voor</strong>bij.<br />
zwervend tusschen fonteinen van licht<br />
en langs <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> pleinen van 't water<br />
voer ik een blon<strong>de</strong> vrouw aan mijn zij,<br />
die zorgeloos zingt langs het eeuwige water...<br />
een held're, verruk'lijk meesleepen<strong>de</strong> wijs:<br />
‘het schip van <strong>de</strong> wind ligt gereed <strong>voor</strong> <strong>de</strong> reis,<br />
<strong>de</strong> zon en <strong>de</strong> maan zijn sneeuwwitte rozen,<br />
<strong>de</strong> morgen en nacht twee blauwe matrozen<br />
wij gaan terug naar 't Paradijs’.<br />
En Slauerhoff's ‘Lan<strong>de</strong>lijke Lief<strong>de</strong> I’:<br />
Wij ston<strong>de</strong>n gebogen over <strong>de</strong>n vliet.<br />
Daaron<strong>de</strong>r leken onze gezichten<br />
Zien<strong>de</strong> uit een toekomst, toen een lichte<br />
Rimpeling ons glimlachen liet:<br />
Ons spiegelend, zooals wij niet<br />
Meer kon<strong>de</strong>n zijn. Nooit meer? ik vroeg haar<br />
‘Laat alles wor<strong>de</strong>n zooals vroeger’.<br />
Zij gaf geen antwoord. Haar voetje stiet<br />
Een steen in 't water en terstond<br />
Verdwenen we. Zoo was het altijd<br />
Verschijnen, verdwijnen, weerzien, afscheid,<br />
Zoeken in elkaar's oogen en mond.<br />
Een zoen, niet bij machte kortstondige weeld<br />
Te geven, dien allcen het <strong>voor</strong>gevoel<br />
Van het wellicht <strong>voor</strong> 't laatst te doen<br />
Een zekeren ernstigen wellust verleen<strong>de</strong>.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Boekenschouw<br />
Vertaal<strong>de</strong> werken<br />
Rafael Sabatini. De dolen<strong>de</strong> Heilige. Vertaald door P. Bolkestein van<br />
Zanten. - J. Philip Kruseman, 's-Gravenhage. (321 blz.). f 2.15; geb. f<br />
2.90<br />
Een avonturen-roman, die <strong>de</strong> liefhebbers van dit soort van lectuur wel bevallen zal.<br />
Hij speelt in Italië in <strong>de</strong> eerste helft <strong>de</strong>r zestien<strong>de</strong> eeuw. Het verhaal geeft <strong>de</strong><br />
levensgeschie<strong>de</strong>nis van Agostino d'Anguisola, tyran van Mondolfo en Heer van<br />
Carmina. Zijn moe<strong>de</strong>r, die aan een soort van godsdienstwaanzin lijdt, heeft een<br />
gelofte gedaan, nog <strong>voor</strong> zijn geboorte, dat hij geestelijke zou wor<strong>de</strong>n. Zijn va<strong>de</strong>r<br />
is een moedig krijgsman, ‘die na <strong>de</strong>n dood van Paus Clemens, <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n paus<br />
uit het huis Medici, gebruik makend van <strong>de</strong>n zwakken toestand, waarvan <strong>de</strong><br />
pauselijke arm zich nog niet had hersteld sinds <strong>de</strong>n inval van <strong>de</strong>n keizer en <strong>de</strong><br />
plun<strong>de</strong>ring van Rome, een leger op <strong>de</strong> been bracht en een poging <strong>de</strong>ed om het<br />
ou<strong>de</strong> juk af te schud<strong>de</strong>n, dat Julius II had opgelegd aan Parma en Piacenza toen<br />
hij <strong>de</strong>ze van <strong>de</strong>n staat Milaan afnam’. - Niettegenstaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> jonge Agostino een<br />
opvoeding krijgt, die geheel op zijn toekomstige geestelijke loopbaan gericht is,<br />
koestert hij toch an<strong>de</strong>re verlangens. Eerst betrapt zijn moe<strong>de</strong>r hem met Falcone,<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> krijgsknecht van zijn va<strong>de</strong>r. Deze leert hem met het zwaard omgaan en<br />
Agostino is een hartstochtelijk leerling. Na<strong>de</strong>rhand heeft hij een heel onschuldig<br />
avontuurtje met een boerenmeisje, dat <strong>de</strong> aanleiding is <strong>voor</strong> zijn vertrek naar<br />
Piacenza, waar hij bij een dokter in het recht <strong>de</strong> klassieken zal stu<strong>de</strong>eren. Natuurlijk<br />
loopt dit verblijf van <strong>de</strong>n hartstochtelijken, levenslustigen jongeman ook daar niet<br />
zon<strong>de</strong>r avonturen af. Hij wordt verliefd op <strong>de</strong> jonge vrouw van <strong>de</strong>n dokter, die<br />
intusschen al een minnaar heeft, een hooggeplaatst persoon: kardinaal van Brescia<br />
en gezant van <strong>de</strong>n Paus. Ten slotte weet <strong>de</strong> vrouw hem in haar netten te verstrikken<br />
- en niet alleen dat Agostino een zondig overspelige wordt, maar uit noodweer doodt<br />
hij <strong>de</strong>n dokter. Hiermee zijn <strong>de</strong> verwikkelingen nog lang niet afgeloopen. - Na een<br />
wanhopige omzwerving en nà door zijn bigotte moe<strong>de</strong>r te zijn verstooten, neemt<br />
Agostino <strong>de</strong> plaats in van een juist gestorven kluizenaar, die won<strong>de</strong>ren doet. Eerlijk<br />
tracht <strong>de</strong> zondaar zijn vrome roeping gestand te doen, doch ook als kluizenaar faalt<br />
hij, en door ou<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n van zijn va<strong>de</strong>r herkend, keert hij in <strong>de</strong> wereld terug. Een<br />
leven vol avonturen in het Italië <strong>de</strong>r Borgia's volgt. Natuurlijk is ook <strong>de</strong><br />
lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis aanwezig en wordt Agostino na veel we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n<br />
echtgenoot van Bianca <strong>de</strong> Cavalcanti. Het verhaal is met zijn kleurige en spannen<strong>de</strong><br />
beschrijvingen van <strong>de</strong> verdorven toestan<strong>de</strong>n in dien tijd, heel wat beter dan ‘Op <strong>de</strong>n<br />
drempel <strong>de</strong>s doods’ van <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n schrijver.<br />
N.v.K.-B.<br />
What 's in a name?<br />
De heer S.W.F. Margadant te 's-Gravenhage beklaagt er zich over, dat wij hem in<br />
ons vorig nr. ‘volledig onbevoegd’ in letterkundige aangelegenhe<strong>de</strong>n hebben<br />
genoemd en zou van zijn kant gaarne enkele an<strong>de</strong>ren, die zichzelven dan wèl<br />
‘bevoegd’ achten, eens aan <strong>de</strong> tand voelen. De heer M. hou<strong>de</strong> het ons ten goe<strong>de</strong>,<br />
dat wij D.G.W. daartoe niet leenen kunnen. Het is met die bevoegdheid een raar<br />
ding. Mogelijk bestaat zij - waar het litteraire beoor<strong>de</strong>eling betreft - alleen tusschen<br />
aanhalingsteekens, en in elk geval bewijst zij zich steeds uitsluitend in <strong>de</strong><br />
beoor<strong>de</strong>elingen zelve. Voorzichtiger ware het daarom misschien geweest indien<br />
wij, inplaats van <strong>de</strong>n heer M. bevoegdheid te ontzeggen, geschreven had<strong>de</strong>n, dat<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
zijne bevoegdheid naar ons weten tot nog toe uit niets (en zeker allerminst uit zijn<br />
aanval op <strong>de</strong>n dichter Gorter) gebleken is.<br />
Daarom: peccavimus! Voor 't overige zal ons niets aangenamer zijn dan onzen<br />
indruk omtrent 's heeren Margadant's althans nog zeer twijfelachtige ‘bevoegdheid’<br />
door 's heeren Margadant's toekomstige uitspraken op litterair gebied schitterend<br />
gelogenstraft te zien!<br />
Red. D.G.W.<br />
[Me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> redactie]<br />
Voor <strong>de</strong> vele bewijzen van belangstelling en waar<strong>de</strong>ering ten opzichte van ons<br />
tijdschrift in <strong>de</strong> laatste weken on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n, betuigen wij onzen hartelijken dank!<br />
Redactie en Uitgevers van<br />
‘DEN GULDEN WINCKEL’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Al praten<strong>de</strong> met...<br />
Frits Hopman<br />
49<br />
WANNEER men iemand om een on<strong>de</strong>rhoud vraagt en het antwoord luidt: ‘Tusschen<br />
twee en vier uur ben ik tot uw beschikking (eerlijk gezegd: hoe korter hoe liever,<br />
want ik ben overla<strong>de</strong>n met werk!)’, dan klinkt dat wel prettigoprecht, maar het geeft<br />
ook een gevoel van heel erg onbeschei<strong>de</strong>n te zijn. En als interviewer voelt men zich<br />
toch al onbeschei<strong>de</strong>n. Heeft niet een van mijn slachtoffers gezegd dat ik hem<br />
binnenste buiten had gekeerd?<br />
Maar zooals het meer gaat: het kwam juist an<strong>de</strong>rs uit. Toen ik te Lei<strong>de</strong>n tegenover<br />
Frits Hopman zat - een correct en met zorg gekleed man met slanke vingers, die<br />
over <strong>de</strong> stoelleuning afhingen - en hem vertel<strong>de</strong> wat ik van hem weten wil<strong>de</strong>, zei hij<br />
langzaam, met nadruk, in zinnen, die gewoonlijk goed afgerond waren en er op<br />
wezen, dat hij gewoon is te spreken (maar weer op an<strong>de</strong>re manier als b.v. het<br />
oud-kamerlid Feber of <strong>de</strong> advocaat Pauwels) en te verklaren:<br />
‘Ik interesseer me <strong>voor</strong> <strong>de</strong> levens van schrijvers en schil<strong>de</strong>rs. Ik heb in <strong>de</strong><br />
Engelsche letteren gestu<strong>de</strong>erd en het is me opgevallen, dat bij ons dikwijls zoo<br />
weinig over <strong>de</strong> levens van artiesten te vin<strong>de</strong>n is. Na eeuwen kost het moeite iets<br />
over bepaal<strong>de</strong> menschen te weten te komen. Engeland is het land van <strong>de</strong> biografieën,<br />
en in Ne<strong>de</strong>rland ontbreken die. Ik hoop, als ik aan <strong>de</strong> Nieuwe Rotterdammer zit - u<br />
weet misschien dat ik daar met 1 April als opvolger van <strong>de</strong> Meester aan <strong>de</strong><br />
Kunstrubriek benoemd ben? - daarop aan te dringen.<br />
Nu moet u niet <strong>de</strong>nken dat ik mijn eigen leven zoo gewichtig vind en het daarom<br />
aan u vertel, maar al die levens van menschen in een bepaal<strong>de</strong>n tijd kunnen er toe<br />
bijdragen om later een beeld daarvan te geven. Daar zijn die Engelsche biografieën<br />
zoo prachtig <strong>voor</strong>.<br />
Ik ben in 1877 te Amsterdam geboren en ik word dus nu 50 jaar. In mijn<br />
geboorteplaats ben ik op <strong>de</strong> lagere school geweest, een particuliere school <strong>voor</strong><br />
aristocratische jongens en meisjes, waar ik niet thuis hoor<strong>de</strong>. Mijn va<strong>de</strong>r had het<br />
i<strong>de</strong>e, dat ik het beste on<strong>de</strong>rwijs daar zou ontvangen en dat moest hij me geven. Het<br />
was een groote verluchting <strong>voor</strong> me toen ik op <strong>de</strong> H.B.S. kwam. Daar a<strong>de</strong>m<strong>de</strong> ik<br />
op tusschen menschen van mijn eigen stand, zal ik maar zeggen.<br />
Op <strong>de</strong> H.B.S. in Amsterdam heb ik het eigenlijk slecht gemaakt. Ik <strong>de</strong>ed an<strong>de</strong>re<br />
dingen dan <strong>voor</strong>geschreven waren in het leerplan en dat is natuurlijk verkeerd. In<br />
<strong>de</strong> eerste plaats was De Nieuwe Gids nog jong. We vochten hardnekkig met <strong>de</strong>n<br />
leeraar in Ne<strong>de</strong>rlandsch over <strong>de</strong>n nieuwen stijl. Ie<strong>de</strong>re aflevering van De Nieuwe<br />
Gids was een gebeurtenis, en <strong>de</strong> boeken die uitkwamen ook. Zoo herinner ik me<br />
nog levendig <strong>de</strong>n indruk, dien Johannes Viator op me maakte. Van Ee<strong>de</strong>n is een<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
schrijver waar ik veel van houd en ik ben al jaren bezig met het verzamelen van<br />
gegevens en het maken van aanteekeningen over zijn werk. Ik hoop nog eens <strong>de</strong>n<br />
tijd te hebben daartoe te komen. Maar om op dien H.B.S.-tijd terug te komen: we<br />
gingen zoo in <strong>de</strong> Nieuwe Gidsbeweging op, dat we zelfs ons Natuurlijke Historiewerk<br />
in Nieuwen Gidsstijl schreven.<br />
Behalve met De Nieuwe Gids hield ik me veel bezig met Natuur- en Scheikun<strong>de</strong>.<br />
Ik hield er een eigen, zeer beschei<strong>de</strong>n laboratorium op na. En een eigen sterrekijker.<br />
Voor <strong>de</strong> sterrekun<strong>de</strong> was ik enthousiast. Dat is je reinste poëzie, die sterrekun<strong>de</strong>.<br />
's Nachts stond ik op om naar een maaneclips te kijken of een bepaal<strong>de</strong>n sterrestand<br />
te observeeren. Ik <strong>de</strong>ed dat met een vriend van me. We teeken<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zonnevlekken<br />
en stuur<strong>de</strong>n onze waarnemingen in naar Belgische en Italiaansche tijdschriften. Er<br />
was niets van eerzucht in, maar het was uitsluitend geestdrift <strong>voor</strong> <strong>de</strong> natuur. We<br />
hebben toen zelfs een club gesticht.<br />
Ook ben ik heel jong aan het schil<strong>de</strong>ren gegaan. Ik had een drang om te teekenen.<br />
En al die dingen bij elkaar waren oorzaak, dat <strong>de</strong> gewone gang <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rwijs<br />
er erg on<strong>de</strong>r gele<strong>de</strong>n heeft.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
50<br />
Toen ik <strong>de</strong> H.B.S. had afgeloopen zond mijn va<strong>de</strong>r mij naar Engeland op een, ja,<br />
een drilschool zal ik het maar noemen. Er waren een heel klein aantal jongens, een<br />
stuk of acht. Daar moet je maar leeren wat je kunt, zei mijn va<strong>de</strong>r. Ik <strong>de</strong>ed er om<br />
zoo te zeggen alle lessen in het Engelsch nog eens over. Voor het eerst heb ik daar<br />
belangstelling gekregen in geologie, waar je hier weinig aan hebt. De Engelsche<br />
jongens had<strong>de</strong>n er groote belangstelling <strong>voor</strong>. We trokken er met <strong>de</strong>n leeraar op uit<br />
en verken<strong>de</strong>n <strong>de</strong> buurt van Lon<strong>de</strong>n. Met een groote collectie fossielen ben ik in<br />
Holland teruggekomen.<br />
De natuur heeft me altijd zoo geïnteresseerd. Niet alleen het landschap, maar<br />
ook <strong>de</strong> wetenschappelijke kant. Dat is het grootste mysterie in mijn leven: Die<br />
Unendliche Natur, zooals Goethe het noemt in zijn Faust. Daarmee staat misschien<br />
in verband mijn verlangen om boven het leven te staan, het te overzien. Ik vermoed<br />
dat ie<strong>de</strong>r dat heeft, maar als je jong bent en je hebt een beschouwen<strong>de</strong>n geest, dan<br />
voel je dat <strong>de</strong>s te meer, dan drukt een stad je. In <strong>de</strong> sterrekun<strong>de</strong> ben ik vanuit <strong>de</strong>n<br />
hemel het leven gaan bekijken. Je ziet dan beter <strong>de</strong> proportie van <strong>de</strong> dingen. Dat<br />
leven in <strong>de</strong> natuur als een geheel ook in het heelal was een religie <strong>voor</strong> me.<br />
Ik ben twee jaar in Lon<strong>de</strong>n geweest en heb daar heel wat Engelsch geleerd. Ik<br />
heb altijd gemak gehad met talen, en als je twee jaar in een stad zit en je moet aan<br />
alles meedoen sla je je door het leven heen, maar je leert ook <strong>de</strong> taal. Daarna ben<br />
ik in Amsterdam teruggekomen en ben gaan werken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Engelsch A.akte. Ik<br />
heb privaatlessen genomen en dien zomer ben ik geslaagd.<br />
Dat jaar in Amsterdam had nog een an<strong>de</strong>r gevolg. Ik heb u al gezegd dat ik altijd<br />
een groote bewon<strong>de</strong>ring had <strong>voor</strong> van Ee<strong>de</strong>n. In zijn Kleine Johannes stond dat<br />
natuurgevoel zoo mooi beschreven. Ook zijn persoon interesseer<strong>de</strong> me<br />
buitengewoon. Wat hij wou in Wal<strong>de</strong>n sloot aan bij hetgeen Morris en Ruskin wil<strong>de</strong>n.<br />
Daar ben ik altijd geestdrifting <strong>voor</strong> geweest. Ook in Ruskin had ik veel gevon<strong>de</strong>n<br />
over <strong>de</strong> natuur, wat me heeft geholpen. Ik wou daarom naar Wal<strong>de</strong>n, maar op<br />
dringend verzoek van mijn va<strong>de</strong>r heb ik het niet gedaan en ben naar Groningen<br />
gegaan om te stu<strong>de</strong>eren <strong>voor</strong> B.<br />
Toen in Groningen ben ik <strong>de</strong> Engelsche letteren gaan lief krijgen. Wat er bij kwam<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> acte vond ik vreeselijk. Die klankwetten zijn een marteling <strong>voor</strong> me geweest.<br />
Ik kwam daar on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bekoring van Shelley en Keats en Milton <strong>voor</strong>al. Men leest<br />
Milton niet in Holland; dat is een schitteren<strong>de</strong> kerel.<br />
In dien tijd was het moeilijk om <strong>de</strong> B.acte te halen. In dien tusschentijd was het<br />
een heel, heel zwaar examen gewor<strong>de</strong>n. Een van mijn vrien<strong>de</strong>n was toen<br />
verslaggever aan <strong>de</strong> Arnhemsche Courant on<strong>de</strong>r van Gilse. Hij ging daar weg en<br />
schreef me of ik aardigheid had in zijn plaats te komen. Dat heb ik toen aangenomen,<br />
dus <strong>voor</strong>dat ik mijn B. had.<br />
Hard werken was dat. Er was een heel klein personeel. Maar het was leerzaam,<br />
laat ik u dat erbij zeggen’.<br />
‘Wat moest u daar doen?’<br />
‘Ik heb daar alles geschreven: het buitenland en 's morgens <strong>de</strong> gruwelen halen<br />
bij <strong>de</strong> politie, daarna gewoonlijk <strong>de</strong> rechtbank. Ik heb geschreven over<br />
damesreformgoed, motorbooten en varkensuitvoer naar Duitschland en dan <strong>de</strong><br />
gemeenteraadsverslagen. Dat persklaar werken vond ik een moor<strong>de</strong>nd werk,<br />
zenuwsloopend. En dat alles <strong>voor</strong> het royale tractement van 950 gul<strong>de</strong>n per jaar.<br />
Ik had gedacht dat ik <strong>de</strong> studie erbij kon aanhou<strong>de</strong>n, maar dat ging niet. Het was<br />
te vermoeiend. Ik ben er niet lang geweest, een klein jaartje. Als u het precies wilt<br />
weten kan ik het wel <strong>voor</strong> u nakijken in mijn dagboek. Ik houd van mijn zestien<strong>de</strong><br />
jaar een dagboek. Dat is een goed ding: dan sta je als een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> tegenover jezelf;<br />
je uit je. Ik raad het mijn leerlingen altijd aan. En bovendien: het leert je schrijven<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
en psychologische analyse. Ten twee<strong>de</strong> heb ik een dagboek altijd beschouwd als<br />
een sacrarium, een verzameling van mooie dingen, die je beleefd, die je gezien<br />
hebt.<br />
Na mijn journalistieken tijd is een mooie perio<strong>de</strong> van mijn leven begonnen, want<br />
toen zei mijn moe<strong>de</strong>r - mijn va<strong>de</strong>r was intusschen gestorven - laat <strong>de</strong> krant loopen<br />
en ga rustig stu<strong>de</strong>eren wat je wilt.<br />
Ik zat toen in Velp in een heel klein huisje achteraf, waar ik heel rustig leef<strong>de</strong> en<br />
alles kon lezen wat ik wou. En toen ben ik ook weer gaan schil<strong>de</strong>ren, landschap<br />
<strong>voor</strong>namelijk. Ik maakte verre wan<strong>de</strong>lingen over <strong>de</strong> hei, overdag en 's nachts. Daar<br />
heb ik <strong>de</strong> natuur liefgekregen zoodat ze <strong>de</strong> <strong>voor</strong>naamste plaats in mijn leven is gaan<br />
innemen. Reusachtig veel heb ik toen gelezen en alles opgeschreven wat ik van<br />
belang vond. Het eenig na<strong>de</strong>el is dat je eenzelvig wordt en het contact met <strong>de</strong> wereld<br />
vermijdt. De wereld drukte me nog altijd net als in mijn Amsterdamschen tijd. In mijn<br />
persoon zijn eigenlijk twee dingen, zooals in ie<strong>de</strong>r mensch tenslotte: alleen leven<br />
in <strong>voor</strong>stellingen en droomen is me nooit genoeg geweest. Ik geloof ook niet, dat<br />
dit gezond is.<br />
Toen heb ik <strong>voor</strong> het eerst kennis gemaakt met Goethe en daarin vond ik<br />
theoretisch precies wat ik altijd had gezocht. Hoe moet ik het eigenlijk uitdrukken?<br />
De groote synthese van <strong>de</strong>n man, die tegelijkertijd is een schoonheidsdroomer en<br />
een man van <strong>de</strong> practijk. Goethe ging het leven nooit uit<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
51<br />
JOHAN DE MEESTER, <strong>de</strong> redacteur <strong>de</strong>r rubriek Kunst en Letteren van <strong>de</strong> N.R.C. legt 1 April<br />
a.s. die functie neer. Dit cliché, ons afgestaan door het maandschrift ‘Astra’, is gemaakt naar<br />
een teekening van Johan <strong>de</strong> Meester's dochter, Mevrouw A. Roland Holst-<strong>de</strong> Meester.<br />
<strong>de</strong>n weg. Integen<strong>de</strong>el, hij heeft het leven volkomen beheerscht. Dat is wat ik op<br />
school tegen <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zeg. De jongens en meisjes van 17, 18 jaar beweren dat<br />
<strong>de</strong> werkelijkheid zoo leelijk is en <strong>de</strong> verbeelding zoo mooi, maar ik wijs er hen op<br />
dat <strong>de</strong> groote dichters die twee juist altijd verbon<strong>de</strong>n hebben. Shakespeare en Byron<br />
en Goethe, dat waren <strong>de</strong> complete menschen die ik zoo bewon<strong>de</strong>r.<br />
In dien tijd had mijn moe<strong>de</strong>r in De Steeg een villa laten bouwen. Ze kon er zelf<br />
nog niet in trekken, en ze zei me: Ga jij daar maar zitten. Ik zat in <strong>de</strong> bosschen, <strong>de</strong><br />
beuken. Dat is zoo'n prachtboom. Ik houd er zoo van.<br />
Die tijd in Velp en De Steeg is <strong>de</strong> mooiste geweest van mijn leven. Ik ben toen<br />
<strong>voor</strong> mezelf gaan schrijven, maar vond het niet goed genoeg. Dat was ook eigenlijk<br />
niet wat ik bedoel<strong>de</strong>.<br />
Wanneer u mij vraagt wat <strong>de</strong> belangrijkste facet van mijn wezen is, dan moet ik<br />
waarschijnlijk antwoor<strong>de</strong>n: mijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uiterlijke schoonheid <strong>de</strong>r dingen. Een<br />
kristallen schaal met rozen, een Grieksch marmer basrelief, een kleed dat in bree<strong>de</strong><br />
plooien valt, het mo<strong>de</strong>lé van een vrouwehals, <strong>de</strong> klank van een stem - dat zijn <strong>de</strong><br />
dingen die ik liefheb. Ik houd van alles wat rijk en vol is, zwaar bloeien<strong>de</strong> planten,<br />
trossen druiven, ron<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vormen als van tomaten en meloenen, diep tonige kleuren:<br />
violet, karmijn, donker ultramarijn. Ik houd van klaar bezonken kunstwerken als<br />
bij<strong>voor</strong>beeld Milton's Paradise Lost. Dat is lief<strong>de</strong>vol gemaakt; het is gaaf, rijp, luxueus,<br />
maar volkomen harmonisch. Is een ding kostbaar en zeldzaam, dan is het mij <strong>de</strong>s<br />
te dierbaar<strong>de</strong>r. Ik kan mij volkomen goed begrijpen dat menschen dure<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
52<br />
e<strong>de</strong>lsteenen koopen of dure wijnsoorten, die weinig gevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n.<br />
Maar ik vraag toch meer dan enkel schoonheid. Er moet aan mooie dingen ook<br />
die sproke-schijn wezen, die hen maakt tot iets bovennatuurlijks. Ik zie het in <strong>de</strong><br />
visschen van Dijsselhof en <strong>de</strong> pad<strong>de</strong>nstoelen van Goedvriend. Zij zijn volkomen<br />
van <strong>de</strong>ze wereld, en mooi, maar omspoeld door een waas van geheimenis, dat<br />
eigenlijk in of om al het zichtbare is, wanneer wij goed zien. De waarnemer in <strong>de</strong>n<br />
mensch is als een microscoop. Wanneer wij <strong>de</strong> stelschroef een beetje ver<strong>de</strong>r draaien<br />
komt telkens weer een dieper wereld te zien. Als wij clairvoyant zijn ingesteld zien<br />
wij <strong>de</strong> geheele wereld - ja het wereldruim als een vervaarlijk en schoon mysterie.<br />
Het woont in <strong>de</strong>n avondhemel tusschen <strong>de</strong> sterren, maar ook in een schelpje, een<br />
brokje kristal, in het geluid van een cello, in het lachen van een kind. De wereld is<br />
zoo onzegbaar mooi en wij maken onbenullige romans en afschuwelijke stillevens,<br />
wij dansen negerdansen en doen aan politiek. Ik geloof dat Walter Pater <strong>de</strong> wereld<br />
zoo mooi zag als zij mij het dierbaarste is.<br />
Ja, <strong>de</strong> zichtbare, tastbare wereld, die wil ik niet loslaten. Schoonheidsdroomen,<br />
visioenen, i<strong>de</strong>alen dienen ten slotte om verwezenlijkt te wor<strong>de</strong>n. De menschen, die<br />
alleen in het visioenaire leven, verliezen hun houvast aan <strong>de</strong> gezon<strong>de</strong> werkelijkheid<br />
en wor<strong>de</strong>n half of heel waanzinnig. Ik <strong>voor</strong> mij zie in al dat schil<strong>de</strong>rijen zien en<br />
schouwburg bezoeken en lectuur geen einddoel. Het dient veeleer om ons in staat<br />
te stellen steeds dui<strong>de</strong>lijker te zien hoe wij <strong>de</strong> uiterlijke wereld wenschen. Wij zien<br />
bij<strong>voor</strong>beeld een halfbesneeuw<strong>de</strong> koolplant in een tuintje naast een blauwe plank<br />
en ont<strong>de</strong>kken plotseling welk een prachtige kleurverbinding dat maakt: kobalt, wit<br />
en dat bijzon<strong>de</strong>re geel, een verbinding, die <strong>de</strong> Delftsche Vermeer telkens te pas<br />
brengt. Dikwijls ook leert <strong>de</strong> kunst van an<strong>de</strong>ren ons hoe wij ons eigen leven stellig<br />
niet willen inrichten.<br />
U ziet ik ben realist. Ik zei u al dat ik altijd groote belangstelling gehad heb <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> natuurwetenschappen. Mangaankristallen, zwavelnaal<strong>de</strong>n, electrische<br />
ontladingen, zonnevlekken en maankraters zijn net even mooi en geheimzinnig als<br />
vlin<strong>de</strong>rvleugels en Japansch i<strong>voor</strong>-snijwerk. Maar wanneer <strong>de</strong> natuurwetenschappen<br />
verijlen tot formules en theorieën, zoodra het niet meer gaat om het zichtbare, is<br />
mijn belangstelling verdwenen. Wijsbegeerte is dan ook niets <strong>voor</strong> mij. Toch is<br />
begrijpen een groot geluk. “Wissen und Erkennen” zegt von Humboldt, “sind die<br />
Freu<strong>de</strong> und die Berechtigung <strong>de</strong>r Menschheit”. Een mensch zou alles willen weten<br />
en begrijpen. Goethe is, dunkt mij, <strong>de</strong> groote lei<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r latere eeuwen geweest. Wat<br />
een veelzijdigheid en wat een wijze zelf-beperking tot het aardsche! Ik heb menschen<br />
altijd belangrijker gevon<strong>de</strong>n dan hun werk.<br />
Had ik mijn zin gehad, dan had ik mijn leven gegeven aan het prediken van “la<br />
Religion <strong>de</strong> la Beauté”, zooals Robert <strong>de</strong> la Sizeranne het noemt. Ik had willen<br />
schil<strong>de</strong>ren en schrijven, zooals Ruskin, niet om het schil<strong>de</strong>ren en schrijven, maar<br />
om <strong>de</strong> menschen te laten zien hoe schitterend mooi <strong>de</strong> natuur en <strong>de</strong> menschenwereld<br />
in hun uiterlijk <strong>voor</strong>komen zijn, <strong>de</strong> werkelijkheid.<br />
In plaats daarvan heb ik <strong>voor</strong> <strong>de</strong> klas gestaan en vertaalwerk gemaakt. Ik heb<br />
een zekere geschiktheid <strong>voor</strong> lesgeven, ik houd ervan om <strong>de</strong> dingen te kunnen<br />
verklaren aan an<strong>de</strong>ren. Er is iets didactisch in mijn geheele wezen. Ik heb ook<br />
buitengewoon veel hartelijkheid van mijn leerlingen on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n, maar on<strong>de</strong>rwijs<br />
geven is doo<strong>de</strong>lijk vermoeiend en <strong>de</strong> schoolsfeer doodt alle poëzie. Ik had het liefst<br />
op een dorp in Gel<strong>de</strong>rland gewoond, waar ik <strong>de</strong> geur van <strong>de</strong> hei kan ruiken en het<br />
plechtige ruischen van <strong>de</strong>n wind in mijn gelief<strong>de</strong> beukenbosschen kan hooren. En<br />
ik ga zitten op een krantenbureau in Rotterdam. Ik ben natuurlijk nooit aan mijn<br />
eigenlijke werk toegekomen. Mijn novellen (ik heb mijn eersten bun<strong>de</strong>l “In het<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>voor</strong>bijgaan” genoemd) zijn verzamelingen van kleine zaken, die men aan <strong>de</strong>n rand<br />
van <strong>de</strong>n levensweg vindt en meeneemt.<br />
In het critische werk dat ik nu ga on<strong>de</strong>rnemen, zal ik een stap na<strong>de</strong>r tot mijn doel<br />
komen.<br />
Er is natuurlijk nog een heel an<strong>de</strong>re kant aan mijn persoonlijkheid, dan die leeft<br />
in mooie dingen. Het leven heeft <strong>voor</strong>namelijk <strong>de</strong>n practischen mensch ontwikkeld,<br />
ofschoon mijn aard eenzelvig en contemplatief is.<br />
Voor mij is <strong>de</strong> litteratuur en <strong>de</strong> kunst niet een object <strong>voor</strong> zichzelf geweest, maar<br />
een poging om mijn i<strong>de</strong>alen dui<strong>de</strong>lijker te zien. Ik zie in <strong>de</strong> ontwikkelingsgang van<br />
<strong>de</strong> menschheid een steeds bena<strong>de</strong>ren van i<strong>de</strong>alen. Het wordt steeds mooier, en ik<br />
geloof dat <strong>de</strong> tijd zal komen, dat <strong>de</strong> werkelijkheid mooier zal zijn dan <strong>de</strong> kunst.<br />
Maar intusschen - om op mijn leven terug te komen - was er wat an<strong>de</strong>rs gebeurd<br />
toen ik in De Steeg zat. Op het station te Arnhem, toen ik naar Amsterdam reis<strong>de</strong>,<br />
zag ik een meisje, dat ik als jongen van <strong>de</strong> H.B.S. had lief gehad. En dat haal<strong>de</strong><br />
zooveel ou<strong>de</strong> herinneringen op, dat ik, toen ik dien avond in Amsterdam aankwam,<br />
er een novelletje over schreef. Ik bracht het aan Tak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Kroniek. En Tak nam<br />
het niet alleen op, maar vroeg meer van die dingen te schrijven. Dat heb ik toen<br />
gedaan en zoo ben ik aan die novellenschrijverij gekomen. Daar heb ik veel plezier<br />
van beleefd, want van alle kanten kwamen aanvragen, en ik mag zeggen dat van<br />
dien tijd af (1906) tot vanmorgen toe het aanvragen regent om novelletjes.<br />
Ik moest toen nog examen doen. Van tijd tot tijd<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
53<br />
nam ik lessen in Utrecht, en ik heb mijn B gehaald. Tot dien tijd heb ik heerlijk innerlijk<br />
kunnen leven. Maar daarna begon mijn leeraarsleven. Eerst kwam ik in Winterswijk.<br />
Dat was natuurlijk heerlijk. Daar zat je weer in die prachtige streek. Daar ben ik De<br />
Proeftijd gaan schrijven’.<br />
FRITS HOPMAN, die met 1 April <strong>de</strong> plaats van Johan <strong>de</strong> Meester gaat innemen.<br />
‘Hebt u dat in dagboekvorm gedaan, omdat u dat makkelijk viel?’<br />
‘Ten <strong>de</strong>ele omdat het aansloot bij een mij vertrouw<strong>de</strong> manier van schrijven, maar<br />
ook omdat ik natuurbeschrijvingen wou geven. En als ik <strong>de</strong>n gewonen romanvorm<br />
had gekozen, hoeveel <strong>de</strong>elen zou ik dan noodig gehad hebben om alles te zeggen<br />
op een schaal, die ik <strong>voor</strong> mijn natuurbeschrijvingen noodig had. Van nu af aan<br />
wordt mijn leven betrekkelijk onbelangrijk, want ik zat in <strong>de</strong> practijk. Ik ben daarop<br />
naar Arnhem gegaan als leeraar. Ik heb on<strong>de</strong>rwijs geven nooit met tegenzin gedaan,<br />
en zooals ik u al zei, ik heb er aanleg <strong>voor</strong>, maar u begrijpt dat het behalve<br />
vermoeiend ook doo<strong>de</strong>lijk vervelend is om ie<strong>de</strong>ren dag hetzelf<strong>de</strong> te doen. Twee jaar<br />
heb ik in Arnhem les gegeven. Op een dag dacht ik: “Ik houd het niet langer uit bij<br />
het on<strong>de</strong>rwijs”. Ik had altijd hoop gehad om <strong>de</strong> techniek van het schil<strong>de</strong>ren te leeren.<br />
Nou of nooit, dacht ik. Ik ben nog jong genoeg om te gaan schil<strong>de</strong>ren en schrijven.<br />
En toen ben ik naar Lon<strong>de</strong>n gegaan. Daar ben ik weer twee jaar geweest ongeveer.<br />
Ik ben daar op een schil<strong>de</strong>rsaca<strong>de</strong>mie gekomen, volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> naaktklasse, <strong>de</strong><br />
kostuumklasse en <strong>de</strong> compositie. Ik had wat geld, maar niet veel, en dat raakte<br />
gauw op, al heb ik zuinig geleefd. Daar heb ik hard gesjouwd. 's Morgens om vijf<br />
uur stond ik op en <strong>de</strong>ed mijn litterair werk, en van die opbrengst leef<strong>de</strong> ik vrijwel. Ik<br />
heb ook wel wat schil<strong>de</strong>rijen verkocht en twee landschapjes op een tentoonstelling<br />
gehad, waar ik ijselijk trotsch op was. En toen, ja, had ik aanleiding om naar<br />
Ne<strong>de</strong>rland terug te gaan. Het eerste wat vrijkwam was een baantje in Terneuzen.<br />
Dat was in 1914. Ik ben daar drie jaar geweest. Een jaar ben ik aan het gymnasium<br />
te Apeldoorn geweest, waar ik 1000 gul<strong>de</strong>n inkomen had. Ik schreef daar “Van <strong>de</strong><br />
lief<strong>de</strong>, die vrij wou zijn”. Ik was steeds schrijven<strong>de</strong> en privaatlessen geven<strong>de</strong>, tot ik<br />
in Lei<strong>de</strong>n kwam, en daar ben ik nu, geloof ik, acht jaar. Ik ben daar aan het vertalen<br />
gegaan, heb daar ook nog “Nachtwaken” uitgegeven. Ik vertaal<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Prof. Huizinga<br />
Herfsttij <strong>de</strong>r Mid<strong>de</strong>leeuwen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel: The waning of the Middle Ages, a study<br />
of the forms of life, thought and art in France and the Netherlands in the XIVth and<br />
XVth centuries, en ook Erasmus, with an introduction by E.W. Bok, en een aantal<br />
technische boeken.<br />
In <strong>de</strong>n laatsten tijd heb ik weinig meer geschreven. Ik heb het hier te druk en 's<br />
zomers zit ik in <strong>de</strong> examen-commissies. Dan mijn lezingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Haagsche<br />
Volksuniversiteit over Engelsche letterkun<strong>de</strong>, mijn <strong>voor</strong>zitterschap van <strong>de</strong><br />
Maatschappij van Letterkun<strong>de</strong>, en tijdschriftartikelen’.<br />
‘U zit dus mid<strong>de</strong>n in het maatschappelijk leven’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
‘Ja ik geloof, dat dat goed is. Je voelt nu, dat je wat aan kan. Die schöne Seele<br />
is me niet sympathiek; ik houd niets van menschen die bang zijn zich te bezoe<strong>de</strong>len’.<br />
‘Ik heb u heel weinig nog gevraagd, maar ik zou graag uw meening weten over<br />
critiek, nu u zich zoo gauw op dit terrein zult gaan bewegen’.<br />
‘U heeft De Gids bij u en daarin vindt u mijn meening’.<br />
‘Mag ik die passage aanhalen?’<br />
‘Zeer zeker’.<br />
In De Gids van 1921 heeft Hopman een artikel geschreven, getiteld ‘Een<br />
teleurstelling’, naar aanleiding van Koningen en Zonsopgang door Is. Querido. Hij<br />
heeft daarin o.a. betoogd: ‘Een schrijver behoeft zich niet aan <strong>voor</strong>schriften gebon<strong>de</strong>n<br />
te achten, maar <strong>de</strong> criticus is niet vrij, want hij vertegenwoordigt het artistiek geweten<br />
van <strong>de</strong> gemeenschap. Een onbedui<strong>de</strong>nd of slecht geschreven boek is min<strong>de</strong>r<br />
scha<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> cultuur van een land, dan een blin<strong>de</strong> critiek. Geen verhaal of<br />
artikel verschijnt dat niet <strong>voor</strong> velen zijn nut kan hebben. Er zijn menschen, die<br />
genieten van <strong>de</strong> Sinclair's grappighe<strong>de</strong>n of leeren van <strong>de</strong> wetenschappelijke snippers<br />
uit een Zondagsblad. Maar een critiek die vergeet wat in <strong>de</strong> kunsten bereikt is en<br />
een min<strong>de</strong>rwaardig boek prijst als een mees-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
54<br />
terwerk, verlaagt <strong>de</strong>n standaard van <strong>voor</strong>treffelijkheid en ontwricht het nationaal<br />
oor<strong>de</strong>el - wat <strong>voor</strong> een vormen<strong>de</strong> litteratuur als <strong>de</strong> onze een ramp is. In elke<br />
beschavingsphase, die zich van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> wetten heeft bevrijd, maar het nieuwe<br />
evenwicht van het algemeen gevoelen nog niet heeft gevon<strong>de</strong>n, is er een zeer<br />
werkelijk gevaar dat door <strong>de</strong> verwaaren<strong>de</strong> opvolging van proefnemingen en strijdige<br />
theorieën <strong>de</strong> eeuwig menschelijke verlangens schuil gaan, die <strong>de</strong> diepe grondslagen<br />
zijn van alle waarachtige en standvastige kunst. Dat gevaar bestaat niet in een<br />
gemeenschap, waar zich het drama of <strong>de</strong> architectuur langzaam, zon<strong>de</strong>r stoornis<br />
uit beschei<strong>de</strong>n beginselen tot groote volkomenheid heeft ontwikkeld. Het is licht te<br />
begrijpen, waarom in het Engeland van Elisabeth, of het Athene van Pericles, of in<br />
Japan vóór <strong>de</strong> Europeesche invasie critiek overbodig was: ie<strong>de</strong>re beginneling had<br />
<strong>de</strong>n standaard van een grootsche traditie <strong>voor</strong> oogen. Maar <strong>de</strong> nieuwe Hollandsche<br />
letterkun<strong>de</strong> vond weinig <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n om als standaard te dienen en is er nog niet<br />
in geslaagd, een nieuwe school te vormen met algemeen erken<strong>de</strong> opvattingen.<br />
Allerwegen wordt nog geëxperimenteerd, en steeds formuleeren kleine groepen<br />
letterkundigen hun i<strong>de</strong>alen in nieuwe tijdschriften. Van <strong>de</strong>n aanvang af zijn werkwijzen<br />
en grondstellingen ver<strong>de</strong>digd en bestre<strong>de</strong>n met een bruutheid, die vaak in <strong>de</strong> grofste<br />
persoonlijkhe<strong>de</strong>n ontaard<strong>de</strong>; van <strong>de</strong>n aanvang ook hebben coterieën het werk van<br />
hun le<strong>de</strong>n geprezen met overdrijving, die even onwaardig was als hachelijk <strong>voor</strong><br />
ons nationaal inzicht. Meer dan ooit hebben wij thans in Ne<strong>de</strong>rland behoefte aan<br />
belezenheid en onpartijdige beoor<strong>de</strong>elaars, die niet alleen een kunstwerk op zich<br />
zelf weten te verstaan, maar ook zijn betrekkelijke waar<strong>de</strong> kunnen bepalen<br />
vergeleken met <strong>de</strong> scheppingen <strong>de</strong>r groote meesters uit ou<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n en vreem<strong>de</strong><br />
lan<strong>de</strong>n. Die alleen kunnen ons genezen van onze chauvinistische zelfoverschatting.<br />
De nieuwe Ne<strong>de</strong>rlandsche letterkun<strong>de</strong> is nog in haar kindsheid. De groote pioniers,<br />
evenals van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rkunst, schijnen te rusten, en <strong>de</strong> jongere talenten zijn<br />
schaarsch. De nieuwe taal is nog niet gevormd. In <strong>de</strong> groot-epische poëzie is niets,<br />
in <strong>de</strong> dramatische poëzie zeer weinig tot stand gebracht. Wij hebben niet veel litterair<br />
geschiedkundig of litterair wijsgeerig proza en geen groote levensbeschrijvingen;<br />
<strong>de</strong> wijze critiek is zeldzaam; onze wetenschappelijke werken wor<strong>de</strong>n geschreven<br />
in een taal, die erbarmelijk is naast “De Sterrenhemel” van Kaiser, of “De Bo<strong>de</strong>m<br />
van Ne<strong>de</strong>rland” van Staring; <strong>de</strong> journalistiek is slordiger en oppervlakkiger dan die<br />
<strong>de</strong>r vorige generatie.<br />
Er is se<strong>de</strong>rt 1880 zeer veel verdienstelijk werk gedaan in verzen en in romankunst,<br />
maar geen dichter of romancier van <strong>de</strong> eerste grootte is bij ons aan te wijzen, zelfs<br />
geen baanbreker van <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n rang, zooals Chateaubriand of <strong>de</strong> Quincey, die<br />
<strong>de</strong> menschelijke ziel waarlijk nieuwe organen hebben gegeven, waardoor<br />
onvermoe<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n aan ons zijn geopenbaard. En <strong>de</strong> critiek, die <strong>de</strong>ze dingen<br />
<strong>voor</strong>bijziet en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lmatigheid in hyperbolen prijst, verloochent haar heilige<br />
functie en bewijst een land, dat <strong>voor</strong>namelijk in kunsten en wetenschappen wenscht<br />
uit te munten, <strong>de</strong>n slechtst <strong>de</strong>nkbaren dienst’.<br />
‘Mijn meening is vrijwel <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> gebleven na die zes jaar. Ik geloof dat we leelijk<br />
aan het zakken zijn en weer precies hetzelf<strong>de</strong> doen als vóór '80. We vervallen weer<br />
in stereotiepe beeldspraak. De wetenschappelijke werken wor<strong>de</strong>n nog in slecht<br />
Hollandsch geschreven en boeken als van Huizinga zijn zeldzaam. Wij zijn zoo blij<br />
geweest in '80 met <strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kking van het sensitivistische proza, wat <strong>de</strong> Engelschen<br />
“impassioned prose” noemen, dat wij het zijn gaan gebruiken als materie <strong>voor</strong> allerlei<br />
litteraire dingen. Het is <strong>voor</strong>treffelijk <strong>voor</strong> klein werk, <strong>voor</strong> kleine poëzie, uitstekend<br />
zelfs <strong>voor</strong> <strong>de</strong> essay, zooals van Deyssel schreef, geknipt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> novelle, maar men<br />
kan er geen langere werken in schrijven. Zoodra daar het verstand bij komt, b.v. in<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
een epos, zoodra men geschie<strong>de</strong>nis gaat schrijven, wordt zooiets ondragelijk om<br />
te lezen, vind ik.<br />
Ik geloof dat <strong>de</strong> Hollandsche litteratoren te weinig litteraire belezenheid hebben.<br />
Het klinkt misschien gek, maar toch is het zoo, want iemand, die <strong>de</strong> groote werken<br />
van het verle<strong>de</strong>n kent, zal het niet in zijn hoofd krijgen om in zulk proza een groot<br />
werk te schrijven. Daar moet je simpele en krachtige taal <strong>voor</strong> gebruiken.<br />
In lyriek zijn we rijk. Dat is onze tijd; lyrisch zijn we in zekeren zin allemaal. Ik<br />
zou zoo graag willen dat een Hollan<strong>de</strong>r een epos schreef. Ik weet wel, dat het niet<br />
op <strong>de</strong> hoeveelheid aankomt, dat een camée even belangrijk als een marmergroep<br />
kan zijn, toch ben ik <strong>voor</strong> een marmergroep.<br />
Toen ik dat artikel over Querido zou gaan schrijven, zei ik tegen mezelf: “Past het<br />
je wel over hem te schrijven? Je hebt zelf niets gedaan.” Laat ik er aan toevoegen,<br />
dat er geen rancune achter zat, zooals ik wel eens heb hooren vertellen. Querido<br />
heeft waar<strong>de</strong>erend over mij geschreven. Het was eenvoudig een opdracht van <strong>de</strong><br />
Gidsredactie en ik had zooveel goeds over dat boek gehoord, dat ik dacht: Nou krijg<br />
ik een kunstwerk te lezen. Ik heb toen oprecht mijn meening gezegd, en elken regel,<br />
dien ik schreef, kan ik <strong>voor</strong> mijn geweten verantwoor<strong>de</strong>n. Nu ik in een krant ga<br />
schrijven zal ik algemeener en niet zoo scherp kunnen zijn’. ‘Acht u <strong>de</strong> journalistiek<br />
nog zoo slordig en oppervlakkig?’<br />
‘In het algemeen: ja. Ik weet wel dat aan een krant alles gehaast gaat, maar in<br />
een hoofdartikel<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
55<br />
komen zelfs slordighe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>. Dat is toch niet noodig. Wij Hollan<strong>de</strong>rs zijn zoo<br />
gemoe<strong>de</strong>lijk, maar mijn hemel, we kunnen ook wel een beetje waardig zijn. We zijn<br />
gemoe<strong>de</strong>lijk, zelfs in ons litterair peil, en die gemoe<strong>de</strong>lijkheid hebben we ook in <strong>de</strong><br />
krant. We zakken zoo graag af, en dat moeten we <strong>voor</strong>komen, ook in <strong>de</strong> krant’.<br />
‘Hoe <strong>de</strong>nkt u over ons tegenwoordig tooneel?’<br />
‘Daar heb ik geen oor<strong>de</strong>el over. Ik heb heel weinig tooneel gezien. In Engeland<br />
werken van Shakespeare, en hier af en toe belangrijke stukken, maar ver<strong>de</strong>r niet.<br />
Ik kom er dus frisch en onbevangen tegenover te staan. Ook in het algemeen<br />
tegenover <strong>de</strong> jongere litteratuur’.<br />
Daarmee was ons gesprek, dat veel tijd in beslag genomen had, ten ein<strong>de</strong>. Ik<br />
maakte dan ook mijn verontschuldiging aan <strong>de</strong>n heer Hopman en ging haastig naar<br />
<strong>de</strong>n Haag terug.<br />
G.H. PANNEKOEK Jr.<br />
27 Februari 1927.<br />
Dr. Hooykaas en <strong>de</strong> Oidipoesopvoering te Arnhem<br />
HET is altijd een genoegen met mannen te spreken over hun vak of beroep, als zij<br />
dit oprecht genegen zijn.<br />
Wie komt uit <strong>de</strong> materialistische sfeer van het dagelijksche leven, waarin <strong>de</strong><br />
begeerten <strong>de</strong> leegte moeten vullen van een algemeene geestelijke onverschilligheid,<br />
voelt pas hoe verkild hij is, wanneer hij <strong>de</strong>n weldadigen invloed on<strong>de</strong>rvindt welke<br />
uitgaat van <strong>de</strong> gestadige stille geestdrift van <strong>de</strong>n werker <strong>voor</strong> een nobel i<strong>de</strong>aal.<br />
Deze gewaarwording on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n wij toen wij gezeten waren in het stu<strong>de</strong>ervertrek<br />
van Dr. Hooykaas, om hem te interviewen naar aanleiding van <strong>de</strong> opvoering van<br />
Oidipoes, die in December in <strong>de</strong>n Stadsschouwburg te Arnhem heeft plaats gehad.<br />
Het was met lief<strong>de</strong> en toewijding dat hij ons begon te vertellen van <strong>de</strong> motieven,<br />
welke hem had<strong>de</strong>n genoopt tot zijn <strong>voor</strong>treffelijken arbeid, en van <strong>de</strong> beteekenis<br />
die <strong>de</strong>ze kon hebben <strong>voor</strong> het on<strong>de</strong>rwijs, het tooneel en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verbreiding van <strong>de</strong><br />
klassieke beschavingsi<strong>de</strong>alen.<br />
Voor het on<strong>de</strong>rwijs schijnen mij <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>stellingen van groot belang, zei<strong>de</strong> Dr.<br />
Hooykaas, omdat zij geheel in <strong>de</strong> lijn liggen van <strong>de</strong> beginselen, waarnaar het<br />
on<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> klassieke talen tegenwoordig wordt gegeven.<br />
Vroeger wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Grieksche treur- en blijspelen <strong>voor</strong>namelijk grammaticaal<br />
behan<strong>de</strong>ld. Vooral streef<strong>de</strong> men er naar om bij <strong>de</strong> leerlingen een zuiver taalbegrip<br />
te vormen en daartoe werd dan dikwijls een vol uur gebezigd <strong>voor</strong> een stuk Grieksch<br />
proza of poëzie van 10 à 15 regels, dat haarfijn werd uitgesponnen en uitgeplozen.<br />
Op <strong>de</strong>ze wijze werd het zelfs <strong>de</strong>n begaafdsten leerling onmogelijk gemaakt het<br />
geheel te overzien. Zijn aandacht ging geheel op in <strong>de</strong> beschouwing van het <strong>de</strong>tail.<br />
Dit kwam hem zoo dicht on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> oogen, dat hij daarnaast en daarachter niets<br />
meer kon on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De bedoeling van <strong>de</strong>n dichter, zijn visie, <strong>de</strong> geestelijk en<br />
artistieke eenheid zijner schepping gingen <strong>voor</strong> hem te loor.<br />
En bovendien veroorzaakte dit on<strong>de</strong>rricht, dat zich zoo eenzijdig richtte tot <strong>de</strong><br />
intellectueele bevattelijkheid, en geen contact zocht met <strong>de</strong> begaafdhe<strong>de</strong>n waaruit<br />
geestes- en zieleleven dooreengestrengeld opbloeien, een dikwijls niet geringe<br />
verveling.<br />
Met dit systeem heeft men gelukkig gebroken. Tegenwoordig wordt niet langer<br />
uitsluitend wetenschappelijk-analytisch geleeraard.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Aan het aesthetische en cultuur-historische element wordt nu zooveel aandacht<br />
geschonken, dat <strong>de</strong> leerling een ge<strong>de</strong>elte <strong>de</strong>r Grieksche litteratuur als een eenheid<br />
kan ervaren en met <strong>de</strong> taal zich ook <strong>de</strong> schatten van <strong>de</strong> Grieksche cultuur eigen<br />
maakt.<br />
Maar het lezen van <strong>de</strong> Grieksche tragedie's in haar geheel is nog niet voldoen<strong>de</strong><br />
om ons van het wezen <strong>de</strong>zer klassieke kunstwerken te doordringen. Ze wer<strong>de</strong>n<br />
geschreven om te wor<strong>de</strong>n gespeeld en kunnen dus alleen door een opvoering<br />
geheel tot haar recht komen.<br />
Het <strong>voor</strong> het theater geschreven woord wordt slechts tot leven gewekt wanneer<br />
het gebracht wordt in <strong>de</strong> plastische sfeer.<br />
Van het oogenblik, dat men begint aan <strong>de</strong> reconstructie van het theaterstuk ervaart<br />
men dan ook pas goed hoeveel men al doen<strong>de</strong> nog te leeren heeft. Men wint een<br />
dieper inzicht in <strong>de</strong> structuur van het stuk en verkrijgt grooter waar<strong>de</strong>ering <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>tails en finesses.<br />
Bij elke overwonnen moeilijkheid wor<strong>de</strong>n wij dan met voldoening gewaar, dat wij<br />
een barrière, welke ons scheid<strong>de</strong> van een juist begrip <strong>de</strong>r tragedie, achter <strong>de</strong>n rug<br />
hebben.<br />
In dit opzicht hebben wij bij <strong>de</strong> opvoering van Oidipoes veel te danken gehad aan<br />
<strong>de</strong> regie en <strong>de</strong> leiding van van Dalsum. Geleid door zijn intuïtieve en fijnzinnige<br />
kunstenaarsnatuur en zijn theaterervaring slaag<strong>de</strong> hij er in <strong>voor</strong>tdurend nieuwe<br />
schoonhe<strong>de</strong>n bloot te leggen.<br />
Maar hoe was het mogelijk, vroegen wij, tot een<br />
<strong>voor</strong>stelling te komen, die meer was dan een tot in <strong>de</strong><br />
schouwburgzaal <strong>voor</strong>tgezet on<strong>de</strong>rwijs, en wel een<br />
gebeurtenis op het gebied van <strong>de</strong> kunst van het tooneel?<br />
Het waren toch slechts zeer jonge en ge-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
56<br />
heel onervaren krachten die te uwer beschikking ston<strong>de</strong>n.<br />
De heer Dr. Hooykaas glimlachte vergenoegd als vroeg hij: Gelukken dan niet<br />
alle dingen, wanneer men toewijding ontmoet? Maar <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n die omschrijven,<br />
klinken altijd nuchter<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> eerste mil<strong>de</strong> gedachte waaruit zij <strong>voor</strong>tvloei<strong>de</strong>n.<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandsche Gymnasia, zoo vertel<strong>de</strong> dus Dr. Hooykaas rustig, hebben van<br />
Sept. tot Dec. in overgroote meer<strong>de</strong>rheid Oidipoes gelezen, van <strong>de</strong> tachtig zeker<br />
zestig.<br />
En niet alleen <strong>de</strong> zes<strong>de</strong> klasse maar ook <strong>de</strong> vijf<strong>de</strong> hield zich er me<strong>de</strong> bezig, op<br />
vrije middagen.<br />
Het eerste noodige: een intelligent publiek, dat passief aan <strong>de</strong> opvoering zou<br />
<strong>de</strong>elnemen, werd op <strong>de</strong>ze wijze gevormd.<br />
In Ne<strong>de</strong>rland 500, in Amsterdam alleen niet min<strong>de</strong>r dan 50 gymnasiasten en<br />
verschillen<strong>de</strong> leeraren hiel<strong>de</strong>n er zich me<strong>de</strong> bezig.<br />
Vrees, dat onze opvoering in <strong>de</strong> ijle wezenloosheid van een niet begrijpend publiek<br />
te loor zou gaan behoef<strong>de</strong> er dus niet te bestaan.<br />
Maar die <strong>voor</strong>bereiding was dan ook noodig.<br />
Immers, het is gebleken, dat leeraren die zich niet had<strong>de</strong>n ingewerkt, <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>stelling niet kon<strong>de</strong>n volgen, terwijl leerlingen die dat wèl had<strong>de</strong>n gedaan, daar<br />
zeer goed in slaag<strong>de</strong>n.<br />
Dit is begrijpelijk.<br />
Wij kennen het Grieksch alleen van gezicht, <strong>de</strong> dichtwerken prenten zich visueel<br />
in ons geheugen, en dringen niet ver<strong>de</strong>r door dan het intellectueele plan. Als wij<br />
<strong>de</strong>ze tragedie's echter hooren, dan krijgen ze <strong>voor</strong> ons een nieuwe eigenaardige<br />
bekoring. Ze wor<strong>de</strong>n immers door an<strong>de</strong>re zintuigen overgebracht en wij ervaren<br />
hetzelf<strong>de</strong> in een an<strong>de</strong>ren toonaard.<br />
Maar bovendien geraakt <strong>de</strong> taal door <strong>de</strong> opvoering uit het platte vlak, wij zien<br />
perspectief, en in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> dimensie bezien, merken wij aan <strong>de</strong> tragedie <strong>de</strong> facetten<br />
welke ons vroeger verborgen bleven.<br />
Maar om zoo diep te kunnen doordringen moet men <strong>de</strong>n tekst door en door<br />
kennen, en meer nog. Vroeger hoor<strong>de</strong> men vaak betoogen, dat <strong>de</strong> leerlingen een<br />
opvoering in het Grieksch toch niet zou<strong>de</strong>n begrijpen, maar gelukkig is <strong>de</strong> onjuistheid<br />
van <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rstelling in <strong>de</strong> practijk dui<strong>de</strong>lijk gebleken.<br />
Foto N.V. Vereen. Fotobureaux, A'dam<br />
Teiresias kondigt Oedipus zijn ongeluk aan.<br />
Toch was dit oor<strong>de</strong>el verklaarbaar aangezien zelfs vele leeraren, die <strong>de</strong> opvoering<br />
van Antigone had<strong>de</strong>n bijgewoond, niet in staat waren geweest haar te volgen. Men<br />
was, <strong>de</strong> een meer <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r min<strong>de</strong>r, ontmoedigd, maar <strong>de</strong> opvoering van Oidipoes<br />
heeft het vertrouwen hersteld. Na een behoorlijke <strong>voor</strong>bereiding, waaraan vele<br />
rectoren en leeraren van gymnasia van harte hebben me<strong>de</strong>gewerkt, ben ik overtuigd,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
dat <strong>de</strong> opvoeringen van Grieksche tragedies in <strong>de</strong> oorspronkelijke taal, door leeraren<br />
en leerlingen niet alleen wor<strong>de</strong>n begrepen, maar dat zij hun bovendien nog kunnen<br />
geven een waar en e<strong>de</strong>l kunstgenot.<br />
Het algemeen oor<strong>de</strong>el is dat <strong>de</strong> geest van het Grieksche<br />
tooneel bij <strong>de</strong> opvoering geheel tot zijn recht kwam. Waaraan<br />
schrijft u dit toe?<br />
In <strong>de</strong> eerste plaats aan <strong>de</strong> toewijding van spelers, koren en figuranten, die met<br />
geestdrift hebben gewerkt, ja zelfs met naijver.<br />
Een treffend <strong>voor</strong>beeld bleek uit het verzet van <strong>de</strong> leerlingen van <strong>de</strong> klasse A,<br />
toen wij een van klasse B. <strong>de</strong> open plaats van bo<strong>de</strong> moesten laten innemen. En <strong>de</strong><br />
a.s. medicus van zijn kant maakte er een eerezaak van: hij stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> zijn rol stevig<br />
in en werd een <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>treffelijkste krachten.<br />
Die ijver tot op <strong>de</strong>n naijver toe, komt ook het on<strong>de</strong>rwijs weer ten goe<strong>de</strong>, hij wekt<br />
individueele geestdrift en geeft tegelijk <strong>de</strong> aanmoedigen<strong>de</strong> zelfvoldoening eigen<br />
aan collectieven arbeid <strong>voor</strong> een gemeenschappelijk doel.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
57<br />
Foto N.V. Vereen. Fotobureaux, A'dam<br />
Oedipus beklaagt het toekomstig lot van zijn dochtertjes.<br />
Ook op het karakter van <strong>de</strong> jongens, die zich <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste maal <strong>voor</strong> een ernstige<br />
taak zagen gesteld, hebben <strong>de</strong>ze opvoeringen een gunstigen invloed.<br />
Dat bleek mij wel het best uit een geestdriftigen brief van <strong>de</strong>n va<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>n<br />
aanstaan<strong>de</strong>n medicus, die zich niet alleen verrukt toon<strong>de</strong> over <strong>de</strong> belangstelling<br />
welke bij zijn zoon was gewekt <strong>voor</strong> het Grieksch, maar ook over het zelfvertrouwen<br />
en <strong>de</strong> vrijmoedigheid welke <strong>de</strong>ze had getoond.<br />
Maar, zei<strong>de</strong> Dr. Hooykaas, met geestdrift alleen waren wij er niet gekomen: er<br />
moest geoefend wor<strong>de</strong>n en gerepeteerd.<br />
Er is gewerkt, hard gewerkt.<br />
En misschien zijn het nog niet eens zoo zeer <strong>de</strong> herhaal<strong>de</strong> repetities geweest,<br />
die onze <strong>voor</strong>stelling, zooals u zegt, tot een gebeurtenis hebben gemaakt, welke<br />
zelfs <strong>de</strong> kenners van het tooneel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n indruk bracht en een van Dalsum<br />
ontroer<strong>de</strong>.<br />
Onze gymnasiasten hebben iets in hun spel gelegd, dat <strong>de</strong> beroepsacteurs moeilijk<br />
uit <strong>de</strong>n tekst had<strong>de</strong>n kunnen halen: <strong>de</strong>n Griekschen geest.<br />
Door veel lezen hebben zij zich daarvan bij intuïtie doordrongen, zij leef<strong>de</strong>n enkele<br />
maan<strong>de</strong>n met hun gedachten in een Grieksche wereld, en wat het koele verstand<br />
niet kon vatten, dat leer<strong>de</strong> hun on<strong>de</strong>rbewustzijn uit <strong>de</strong>n vertrouwelijken omgang met<br />
<strong>de</strong>n Griekschen geest.<br />
Zoo kon<strong>de</strong>n zij zich losmaken van <strong>de</strong> huidige maatschappij met haar tradities,<br />
<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>elen en gewoonten, die ons inzicht in <strong>de</strong> klassieke beschaving<br />
vertroebelen.<br />
De Grieksche sfeer, die het gymnasiaal on<strong>de</strong>rwijs hun in vorige jaren verschafte<br />
en die zij in het bijzon<strong>de</strong>r zich <strong>de</strong> laatste maan<strong>de</strong>n indronken, verdrong <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne<br />
mentaliteit vrijwel geheel.<br />
Daardoor wer<strong>de</strong>n zij ten laatste in staat gesteld dien avond in <strong>de</strong>n<br />
stadsschouwburg van Arnhem als zuivere media ons verloren nuances van <strong>de</strong><br />
schoonheid van Sophocles' werk te ont<strong>de</strong>kken, die langs <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r analyse niet<br />
teruggevon<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. De creaties van Royaards en Bouwmeester waren<br />
uiteraard <strong>voor</strong>treffelijk, maar zij had<strong>de</strong>n daarbij toch het gebrek op-en<strong>de</strong>op<br />
mo<strong>de</strong>rnistisch te zijn. Dit gevoel ik na onze opvoering van Oidipoes sterker dan ooit<br />
te voren.<br />
Ik zou, dat moet u begrijpen, niet willen zeggen dat <strong>de</strong> Grieksche sfeer geheel en<br />
al is weergegeven, maar wel ben ik overtuigd, dat wij ze dichter hebben bena<strong>de</strong>rd.<br />
Echter, wij hebben ons zelf aan eenige ketterijen moeten schuldig maken. Zoo<br />
was het natuurlijk onjuist dat het koor van 15 mannen door meisjes werd vervangen,<br />
maar Sophocles zelve zou het wellicht wel verontschuldigen in onzen tijd, waarin<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>de</strong> vrouw is geëmancipeerd en er op onze gymnasia naast <strong>de</strong> jongens ook meisjes<br />
als leerlingen zitten. Die moeten eveneens haar <strong>de</strong>el hebben aan dit werk dat in<br />
zekeren zin toch altijd als een schoolwerk moet wor<strong>de</strong>n beschouwd en in <strong>de</strong><br />
schooluren werd <strong>voor</strong>bereid met <strong>de</strong> geheele klasse, en daarom moesten wij in dit<br />
geval van <strong>de</strong> klassieke traditie afwijken. En ver<strong>de</strong>r was daar <strong>de</strong> muziek. Wij had<strong>de</strong>n<br />
het groote geluk <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werking te verkrijgen van een kunstenaar als <strong>de</strong>n heer P.<br />
van Westrhenen, die bij zijn gaven als scheppend kunstenaar ook nog door zijn<br />
groote klassieke éruditie <strong>de</strong> qualiteiten bezit om hierbij zijn taak <strong>voor</strong>treffelijk te<br />
vervullen.<br />
Ook <strong>de</strong>ze musicoloog, die vlot Grieksche verzen schrijft, en dus nog altijd tot in<br />
<strong>de</strong> sfeer van <strong>de</strong> Grieksche tragedie gemakkelijker dan an<strong>de</strong>ren vermag door te<br />
dringen, leef<strong>de</strong> zich, <strong>voor</strong> hij zijn arbeid begon, door zijn studie geheel en al in <strong>de</strong>n<br />
geest van ‘<strong>de</strong>n Oidipoes’ in en zette zich daarna aan <strong>de</strong> compositie van <strong>de</strong> koren,<br />
welke hij schreef in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Grieksche maatver<strong>de</strong>eling.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
58<br />
Maar ondanks alle talent van <strong>de</strong>n heer van Westrhenen, ondanks zijn<br />
onweersprekelijk succes en <strong>de</strong> vele waar<strong>de</strong>ering die hij on<strong>de</strong>rvond, kan men toch<br />
niet meer zeggen, dan dat hij <strong>de</strong>n geest van <strong>de</strong>ze tragedie zoo dicht als mogelijk<br />
nabij is gestreefd. Hoe ver <strong>de</strong> afstand nog is, zal niemand ooit kunnen zeggen, maar<br />
wel geloof ik te mogen aannemen dat wij veel dichter bij Sophocles zijn gekomen.<br />
Wij hebben immers nieuwe schoonhe<strong>de</strong>n ont<strong>de</strong>kt.<br />
Hoe is u eigenlijk tot het opvoeren van <strong>de</strong> Antigone en<br />
Oidipoes tragedie's gekomen.<br />
Zooals u weet, is het opvoeren van Grieksche tragedie's geen Ne<strong>de</strong>rlandsch<br />
monopolie. Naarmate <strong>de</strong> nieuwere opvattingen omtrent het on<strong>de</strong>rwijs zich baan<br />
braken, ging men er overal toe over. Duitschland, Engeland en Amerika ken<strong>de</strong>n<br />
reeds lang <strong>de</strong>rgelijke school<strong>voor</strong>stellingen, die wer<strong>de</strong>n gegeven door gymnasiasten<br />
en stu<strong>de</strong>nten.<br />
En toen wij dan ook bij <strong>de</strong> opvoering van Oidipoes onze collega's uit <strong>de</strong><br />
Rijnprovincie uitnoodig<strong>de</strong>n, schreef men ons van het Emmeriksche ‘Staatliches<br />
Gymnasium’ terug, dat men gaarne <strong>de</strong> uitnoodiging zou aannemen, maar dat men<br />
er dan op reken<strong>de</strong>, dat wij tien dagen te voren hunne gasten zou<strong>de</strong>n zijn, om <strong>de</strong><br />
opvoering bij te wonen van Oidipoes, die daar in het Duitsch zou wor<strong>de</strong>n gegeven.<br />
Vooral in Engeland en Amerika leen<strong>de</strong>n <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n zich beter tot het<br />
geven van <strong>de</strong>rgelijke uitvoeringen dan hier. De stu<strong>de</strong>nt leeft daar gebon<strong>de</strong>ner en<br />
meer in gemeenschap, zoodat <strong>de</strong> organisatie daar gemakkelijker wordt tot stand<br />
gebracht dan bij ons.<br />
En zoo was het mogelijk, dat in Amerika Oidipoes reeds in 1882 door <strong>de</strong> leerlingen<br />
van <strong>de</strong> Harvard University te Cambridge (U.S.) in het Grieksch werd opgevoerd en<br />
niet min<strong>de</strong>r dan zes maal <strong>voor</strong> volle zalen van meer dan duizend toeschouwers.<br />
Ten onzent heeft Dr. M.B. Men<strong>de</strong>s da Costa in Dec. 1885, als jongeman nog, een<br />
opvoering gegeven met gymnasiasten en stu<strong>de</strong>nten.<br />
En onze Ne<strong>de</strong>rlandsche regisseurs en tooneelspelers maakten hier ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
Grieksche tragedie populair. Dit heeft natuurlijk <strong>voor</strong> ons werk groote verdiensten<br />
gehad, maar ons doel moet toch blijven opvoeringen <strong>voor</strong> en door <strong>de</strong> school<br />
Een zestal jaren gele<strong>de</strong>n nu stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> jonge G.J. Goedhart, thans een <strong>de</strong>r<br />
hoofdredacteuren van De Telegraaf, mij <strong>voor</strong> samen te werken om een Grieksche<br />
tragedie te doen opvoeren.<br />
Ons oog viel op Boutens' overzetting van <strong>de</strong> Electra.<br />
Maar toen wij <strong>de</strong> materieele mid<strong>de</strong>len bijeenzochten welke noodig waren om <strong>de</strong><br />
uitvoering mogelijk te maken, kwamen wij terecht bij Mr. Dr. R.J. <strong>de</strong> Visser, die zich<br />
wel da<strong>de</strong>lijk zeer ingenomen toon<strong>de</strong> met ons plan, maar die <strong>voor</strong> en aleer hij ons<br />
met een belangrijke bijdrage wil<strong>de</strong> steunen een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> stel<strong>de</strong>.<br />
De uitvoering zou in het Grieksch moeten geschie<strong>de</strong>n.<br />
Wij zijn er hem nu nog dankbaar <strong>voor</strong>, want zij bracht ons tot <strong>de</strong> opvoering in het<br />
Grieksch van Antigone, waarbij Goedhart leid<strong>de</strong>, souffleer<strong>de</strong> en organiseer<strong>de</strong> wat<br />
en waar hij kon, overal was en alles scheen te doen.<br />
En Antigone wees ons weer <strong>de</strong>n weg <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opvoering van Oidipoes, waarbij<br />
wij profijt kon<strong>de</strong>n trekken van hetgeen wij bij onze eerste poging had<strong>de</strong>n geleerd.<br />
Wij hebben ons beter <strong>voor</strong>bereid, zoowel <strong>de</strong> toeschouwers als <strong>de</strong> uitvoer<strong>de</strong>rs.<br />
Meent u, dat <strong>de</strong>ze opvoeringen nog invloed kunnen hebben<br />
op <strong>de</strong> verbetering van ons Ne<strong>de</strong>rlandsch tooneel?<br />
In ie<strong>de</strong>r geval hebben zij reeds het bewijs kunnen leveren, dat het tooneel<br />
meer<strong>de</strong>re inspanning van <strong>de</strong> toeschouwers kan vergen dan gewoonlijk wordt<br />
veron<strong>de</strong>rsteld.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Trouwens wij volgen in dit opzicht <strong>de</strong> lijn die door Royaards reeds was<br />
aangegeven, en wij helpen een publiek kweeken <strong>voor</strong> een beter tooneel, dat cultureel<br />
bevrediging kan en moet schenken.<br />
In zekeren mate zult u uw arbeid dus tevens willen<br />
beschouwen, als een critiek op het tooneel onzer dagen,<br />
dat maar al te veel society-stukjes en ou<strong>de</strong> of mo<strong>de</strong>rne<br />
draken op <strong>de</strong> planken doet zien.<br />
Het leveren van een critiek heeft zeker niet in onze bedoeling gelegen en ik zou<br />
het als een compliment willen beschouwen, dat u ons werk zoo opvat, maar te hard<br />
mag men m.i. het mo<strong>de</strong>rne tooneel niet beoor<strong>de</strong>elen. Het wordt uit overwegingen<br />
van financieelen aard wel gedwongen te voldoen aan <strong>de</strong>n lagen smaak van het<br />
publiek, maar het wil zeker beter. Maar als wij er in<strong>de</strong>rdaad nu een weinig toe hebben<br />
me<strong>de</strong>gewerkt om een betere traditie te helpen vestigen bij het publiek dan kan ik<br />
daar niet an<strong>de</strong>rs dan verheugd om zijn.<br />
En welke waar<strong>de</strong> hecht u zelve nu aan <strong>de</strong>rgelijke<br />
opvoeringen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verbreiding van <strong>de</strong>n klassieken geest<br />
on<strong>de</strong>r ons volk?<br />
In <strong>de</strong> eerste plaats kunnen onze gymnasiasten daardoor met <strong>de</strong> beoefening van<br />
<strong>de</strong> Grieksche taal ook dieper doordringen in <strong>de</strong>n Griekschen geest. Zij zullen een<br />
beter inzicht krijgen in hun eigen beschaving als zij die aan <strong>de</strong> Grieksche kunnen<br />
toetsen.<br />
Zij, en door hun woor<strong>de</strong>n en da<strong>de</strong>n ook velen die niet in staat zijn direct met <strong>de</strong>ze<br />
beschaving kennis te maken, zullen er duurzame profijten van trekken.<br />
Het zal <strong>voor</strong> velen ook een tegengift zijn tegen sommige plathe<strong>de</strong>n van onzen<br />
tijd.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
59<br />
En niet alleen <strong>de</strong> gymnasiasten maar ook oud-gymnasiasten zijn er door <strong>de</strong>ze<br />
opvoering toe gebracht het Grieksch we<strong>de</strong>r te gaan bestu<strong>de</strong>eren.<br />
Een hoogleeraar in <strong>de</strong> rechten heeft er zich zelfs een studie van vier maan<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong> getroost.<br />
Door <strong>de</strong> belangstelling, die ik uiteraard het best heb kunnen opmerken en taxeeren,<br />
ben ik overtuigd dat een opvoering van een Grieksch treurspel er toe me<strong>de</strong>werkt<br />
om <strong>de</strong> belangstelling van het geestelijk beschaaf<strong>de</strong> publiek op te frisschen.<br />
En dit is van groot belang nu <strong>de</strong> nivelleeringszucht van onzen tijd, gepaard aan<br />
een te verregaand materialisme en <strong>voor</strong>al gebrek aan cultureel instinct, leidt tot<br />
miskenning van <strong>de</strong> schatten <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> beschaving. Nú <strong>voor</strong>al dienen wij <strong>de</strong> lief<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong> het Grieksch zooveel mogelijk aan te kweeken.<br />
Daardoor zal <strong>de</strong> buitenwereld tevens <strong>de</strong>n indruk verkrijgen, dat <strong>de</strong>ze ou<strong>de</strong> taal<br />
zijn bewon<strong>de</strong>raars en toegewij<strong>de</strong>n bezit.<br />
Vindt u dit niet een propaganda van <strong>de</strong> beste soort, nu er een strooming bestaat<br />
om <strong>de</strong> gymnasia te doen vervallen? Zoo toonen wij die wereld, die ons meent te<br />
kunnen negeeren, dat wij er nog altijd zijn.<br />
En al was dit nu niet mijn doel, ik zie het gaarne als gevolg.<br />
En wat zijn nu uwe plannen?<br />
Die staan niet vast. Wel ben ik overtuigd, dat Oidipoes zoo spoedig mogelijk door<br />
een nieuwe opvoering van een Grieksche tragedie in het Grieksch moet wor<strong>de</strong>n<br />
gevolgd, en het zou m.i. wenschelijk zijn, <strong>de</strong> tusschenpoozen zoo gering te doen<br />
zijn, dat elke gymnasiast, <strong>voor</strong> hij het gymnasium verlaat, in staat is geweest een<br />
uitvoering met kennis <strong>de</strong>s on<strong>de</strong>rscheids te volgen.<br />
Maar ik meen dat nu eens een <strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re gymnasia het initiatief moet nemen.<br />
Het wordt te bezwaarlijk als altijd hetzelf<strong>de</strong> zich daarme<strong>de</strong> moet belasten. Het<br />
gaf ons niet alleen veel werk, maar het is bovendien, daar <strong>de</strong> klassen niet groot zijn<br />
hier, steeds moeilijk om <strong>de</strong> benoodig<strong>de</strong> krachten te vin<strong>de</strong>n.<br />
Wel zal ik, als <strong>de</strong> klassen er zich toe leenen, bij het on<strong>de</strong>rwijs steeds coupures<br />
en koren laten uitvoeren, maar ver<strong>de</strong>r geloof ik dat het nu beter is maar eens af te<br />
wachten of scholen, waar 90 à 100 of meer leerlingen zijn, onze taak zullen<br />
overnemen.<br />
En dat het initiatief van an<strong>de</strong>ren kan slagen, bewijzen <strong>de</strong> vele brieven van<br />
instemming, die mij na <strong>de</strong> opvoering van Oidipoes zijn toegekomen.<br />
Persoonlijk heb ik dus op het oogenblik geen plannen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst, maar ik<br />
hoop en vertrouw, dat an<strong>de</strong>ren nu plannen zullen maken.<br />
En wij, die van nabij het werk van Dr. Hooykaas en zijn me<strong>de</strong>werkers hebben kunnen<br />
volgen en waar<strong>de</strong>eren, gelooven, dat onze rectoren en gymnasiasten hem, nu het<br />
pionierswerk is verricht, niet in zijn verwachtingen mogen teleurstellen.<br />
A. BESNARD<br />
Een nieuw Friesch tijdschrift<br />
SAMENGEDRONGEN op een schiereiland tegen <strong>de</strong> Noordzeekust, hebben <strong>de</strong><br />
Friezen <strong>de</strong> eeuwen door hun raszuiverheid kunnen behou<strong>de</strong>n. De ‘zuiverste <strong>de</strong>r<br />
Germaansche stammen’ heb ik het ergens hooren noemen. Dat zeer speciaal<br />
bestaan als apart ras bracht mee, dat <strong>de</strong> Friezen altijd dui<strong>de</strong>lijk te herkennen en te<br />
on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n waren van an<strong>de</strong>re volken en stammen. Door het historisch beloop<br />
is Friesland een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el gewor<strong>de</strong>n van een staat, die zich schiep door <strong>de</strong><br />
grandioze kracht van een naburigen stam, in een tijd dat <strong>de</strong> Friezen, hoezeer van<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
nature een oerkrachtig menschenslag, onmachtig waren zichzelf te zijn in alles, ook<br />
staatkundig, of zelf <strong>de</strong> leiding te hebben.<br />
De Friesche houding ten opzichte van het staatsverband is vrij koel. Koninklijke<br />
défilé's en <strong>de</strong>rgelijke kunnen natuurlijk bij <strong>de</strong> schare wel geestdrift wekken, maar<br />
dat maskeert slechts het feit dat <strong>de</strong> Fries in 't algemeen weinig <strong>voor</strong> ‘het Hollandsch<br />
regiem’ voelt. Hij zou evenveel kunnen gevoelen <strong>voor</strong> een groote Germaansche<br />
Gemeenschap. Ten tij<strong>de</strong> eener (fictieve) toekomstige, onweerhoudbare, zegevieren<strong>de</strong><br />
opvaart van Duitschland naar <strong>de</strong> opperste plaats in <strong>de</strong> wereld, zou hij wellicht met<br />
geestdrift zijn plaats in <strong>de</strong> gele<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> Germanenstammen innemen. De<br />
Duitsch-Germaansche gedachte geeft hem gelegenheid om <strong>de</strong> koninklijke<br />
heerscherseigenschappen, in zijn geest sluimerend, te ontwikkelen, zijn heroische<br />
vermogens te ontplooien, een gelegenheid, die het machteloos gewor<strong>de</strong>n en<br />
verstorven Holland hem onthoudt. Aan <strong>de</strong> expansieve, explosieve krachten van <strong>de</strong>n<br />
Frieschen geest kan <strong>de</strong> Groot Germaansche i<strong>de</strong>e vaan<strong>de</strong>l en richting verschaffen.<br />
Tot nog toe evenwel wordt <strong>de</strong> richting-scheppen<strong>de</strong> en energie-lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
doelbewustheid gemist, die noodig is om tot een grootsch en glorierijk bestaan te<br />
komen. Er wordt wel veel gekakeld over een ‘Friesche cultuur’, in <strong>de</strong> historie gegroeid<br />
en thans het kostbare bezit <strong>de</strong>r huidige geslachten, maar waar is die dan? Bestaat<br />
zij in <strong>de</strong> volksze<strong>de</strong>n en gewoonten van speciaal-Friesch karakter, volkssagen, het<br />
oud-Friesche recht, hier en daar een locale, sterk gekleur<strong>de</strong> bestaansdui<strong>de</strong>lijkheid<br />
in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Friesche stadjes Hin<strong>de</strong>loopen, Stavoren, Sloten, een eigen literatuur,<br />
enz.? Als men dit alles <strong>de</strong> Friesche cultuur wil noemen, is het wel een poover bezit.<br />
Zoo<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
60<br />
iets kan natuurlijk ie<strong>de</strong>re landstreek ter wereld uit haar historie verzamelen.<br />
En dan <strong>de</strong> tegenwoordige Friesche cultuur of zelfs maar <strong>de</strong> bestaansmogelijkheid<br />
ervan!? Dat waarin het leven het hevigst zich uit, <strong>de</strong> meest opvallen<strong>de</strong> verschijnselen<br />
uit het leven, is een schepping van <strong>de</strong> algemeen Westersche beschaving. Gonst<br />
en laait <strong>de</strong> electrische centrale in Leeuwar<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>rs dan in eenige an<strong>de</strong>re stad<br />
ter wereld? Zijn <strong>de</strong> verkeersverrijzingen, <strong>de</strong> stations, het dienstsysteem <strong>de</strong>r treinen,<br />
<strong>de</strong> locomotieven, ijzeren krachtsorganen, <strong>de</strong> schuiven<strong>de</strong>, gonzen<strong>de</strong> auto in <strong>de</strong> straat<br />
in iets apart Friesch-cultureel? De lichtreclames, lui<strong>de</strong> aandachtsmagneten, doen<br />
het in Leeuwar<strong>de</strong>n evengoed als in al <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne ste<strong>de</strong>n. En het<br />
electrisch-klateren<strong>de</strong> straatbeeld verschilt niets van dat van overal el<strong>de</strong>rs. De<br />
bioscopen draaien Amerikaansche films. - In één woord: geeft <strong>de</strong> werkelijkheid<br />
tegenwoordig in iets ook maar in <strong>de</strong> verte het recht te spreken van een ‘Friesche<br />
cultuur’?<br />
En toch is het trotsche Friesche stambewustzijn, door <strong>de</strong> eeuwen heen aanwezig,<br />
niet gedoofd. Het is integen<strong>de</strong>el <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cennia ontwaakt en in kracht en<br />
doelszekerheid toegenomen. Waartoe dan? Het is misschien nog niets dan dit<br />
elementair rassenbewustzijn, dat zich als ras ‘individueel’ voelt en apart, ver<strong>de</strong>r een<br />
lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> eigen taal en historie, wat tenslotte tot het streven leidt om het eeuwig<br />
mensch-zijn te leven op eigen Friesche wijze. Ten opzichte van <strong>de</strong><br />
West-Europeesche geestesbestaanswijze wil het misschien beproeven, die op te<br />
vangen en op eigen wijze te verwerken.<br />
En <strong>de</strong> hoogste geesteswerkzaamheid van een ras kan tenslotte uit niet an<strong>de</strong>rs<br />
bestaan dan uit <strong>de</strong> grondformule, het axioma: wij zijn van allen <strong>de</strong> volmaaktste uiting<br />
van menschzijn, <strong>de</strong> besttoegerusten, <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijk-hoogsten, in alles <strong>de</strong> bekwaamsten<br />
en <strong>de</strong> besten, geroepen om <strong>voor</strong>beeld te zijn en leiding te geven, en om tenslotte<br />
op alle gebied <strong>de</strong> hoogste zeggenschap en 't hoogst gezag te oefenen.<br />
Daartoe maakte geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cennia <strong>de</strong> Friesche geest zich op en<br />
rustte hij zich toe. De strijd <strong>voor</strong> het vrije Friesche bestaan op alle gebie<strong>de</strong>n van het<br />
leven begon en ontwikkel<strong>de</strong> zich binnen enkele jaren tot een respectabele beweging.<br />
De atmosfeer van <strong>de</strong>n Frieschen geest te scheppen, <strong>de</strong> nuance van het Fries-zijn<br />
uit te leven, <strong>de</strong> hoogste geestelijke functies op <strong>de</strong> beste wijze bestaan te verschaffen,<br />
<strong>de</strong> literatuur en al <strong>de</strong> facetten van <strong>de</strong>n geest tot uiting en bloei te brengen, ziedaar<br />
dan ook het klaarblijkelijke doel van het nieuwe Friesche tijdschrift ‘<strong>de</strong> Hol<strong>de</strong>r’, dat<br />
het vorige jaar is begonnen te verschijnen.<br />
Ik geloof in dit tijdschrift eenige verwantschap met ‘<strong>de</strong> Stem’ te kunnen bespeuren.<br />
Het is tenminste een verschijnsel in het Friesch-litteraire leven (dat altijd zich een<br />
afspiegeling van het Hollandsche heeft getoond) dat annex is met het ontstaan van<br />
‘<strong>de</strong> Stem’. In <strong>de</strong> vaak or<strong>de</strong>looze en banale literatuursfeer, waarin geen richting haast<br />
meer viel te bekennen, of liever die in al te veel richtingen uiteenviel, een nieuwe<br />
kern te zijn, waarrond zich <strong>de</strong> beste krachten van <strong>de</strong>n geest kunnen kristalliseeren,<br />
een nieuw waardig geestesleven te scheppen, een nieuwe stijlvolle e<strong>de</strong>le houding<br />
aan te nemen, kringen te scheppen van <strong>de</strong> ‘besten’ <strong>de</strong>r menschen, ziedaar <strong>de</strong><br />
bedoeling en het pogen van bei<strong>de</strong> tijdschriften. In het ordinaire, plebeïsche rumoer,<br />
waarin het geestesleven dreig<strong>de</strong> te ontaar<strong>de</strong>n, opnieuw <strong>de</strong> e<strong>de</strong>le waardigheid van<br />
<strong>de</strong>n geest te <strong>de</strong>monstreeren, was het doel van ‘<strong>de</strong> Stem’. Coster en Havelaar hebben<br />
in<strong>de</strong>rdaad een eerbiedwekken<strong>de</strong>n stijl van leven weten tot uiting te brengen. Als<br />
algemeene geestesdaad zullen <strong>de</strong>ze verdiensten in <strong>de</strong> toekomst aan ‘<strong>de</strong> Stem’<br />
moeten wor<strong>de</strong>n toegekend.<br />
En bij dit nieuwe Friesche tijdschrift eenzelf<strong>de</strong> verschijnsel, zij 't <strong>voor</strong>loopig in<br />
zwakker vormen. In rustige waardigheid, in beschei<strong>de</strong>nheid, soberheid en grootschen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
eenvoud beproeft zich een aristocratische geest vorm, stijl te geven, zooals dat aan<br />
Coster in zijn tijdschrift is gelukt.<br />
De uiterlijke verzorging is bijzon<strong>de</strong>r goed. In een schoon gewaad biedt zich<br />
maan<strong>de</strong>lijks het geschriftje aan. De materieele verzorging staat op een hoog peil.<br />
Van <strong>de</strong>n inhoud <strong>de</strong>r eerste maan<strong>de</strong>n geef ik een kort overzicht. R.P. S(ybesma) 1)<br />
geeft nu en dan gedichten, waarvan enkele visioenaire ge<strong>de</strong>elten treffen, benevens<br />
boekbeschouwingen, <strong>de</strong> laatste in een bree<strong>de</strong>n, superieuren, <strong>voor</strong>namen toon<br />
gehou<strong>de</strong>n. J.H. B(rouwer) toont zich een echt dichter in een schil<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> uitbeelding<br />
<strong>de</strong>r omgeving (bijv. ‘Printsje’, dat als een ou<strong>de</strong>rwetsch geschil<strong>de</strong>rd beeldje is) en<br />
een bekoorlijke melodieuse zangerigheid (zooals ‘Swalkerssankje’). In zijn laatste<br />
vers doet hij zich weer kennen van een nieuwe zij<strong>de</strong>, door een gezicht te geven op<br />
een markant geval uit <strong>de</strong> wree<strong>de</strong> werkelijkheid, waarbij hij blijk geeft van een diep<br />
‘sociaal’ me<strong>de</strong>gevoel en <strong>de</strong>ernis. In ‘Spangea’ van J. J(ansen) is nog een invloed<br />
merkbaar van Bellamy's ‘Roosje’. Van H. P(iebinga) trekt mijn aandacht nog een<br />
tee<strong>de</strong>r, weemoedigverdroomd minneliedje, een ‘serena<strong>de</strong>’. Van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re bree<strong>de</strong><br />
rij dichters (het gedicht overheerscht tot nog toe in het tijdschrift) zijn er nog enkele<br />
goe<strong>de</strong> verzen, die over 't algemeen zich kenmerken door een schouwen en zich<br />
verdiepen in <strong>de</strong> natuur en het lan<strong>de</strong>lijke. Ook zijn er zeer mid<strong>de</strong>lmatige verzen,<br />
1) Waarom die ellendige initialen?! Telkens moet men terugslaan naar <strong>de</strong> omslagpagina om te<br />
weten te komen wie thans aan het woord is. Een paar lettertjes laten zich lang zoo goed niet<br />
in het geheugen vastleggen als een naam. De literatuur is toch <strong>de</strong> uittng van persoonlijkhe<strong>de</strong>n<br />
en die persoonlijkhe<strong>de</strong>n moeten toch een naam hebben! Dit moet veran<strong>de</strong>ren!<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
61<br />
die in niets <strong>de</strong> publicatie in druk rechtvaardigen. We kunnen natuurlijk over al <strong>de</strong>ze<br />
beginnen<strong>de</strong>n nog moeilijk een oor<strong>de</strong>el neerschrijven, daar wij slechts eenige proeven<br />
tot nog toe zagen; misschien krijgen wij gelegenheid er later op terug te komen.<br />
Van <strong>de</strong> novellen zijn er enkele goe<strong>de</strong> te noemen, zooals ‘Brilloft’ van B. T(uinstra)<br />
een tee<strong>de</strong>re weergave van het kleine simpele zieleleven van een oudje, peinzend<br />
en droomend over vervlogen dagen, temid<strong>de</strong>n van het fijn geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> landschap.<br />
In zijn laatste schets is hij weer veel zwakker: het weergaloos onbelangrijke gepieker<br />
van een paar ou<strong>de</strong> menschen, het gevaar van onbelangrijk peuterwerk, waaraan<br />
dit soort realisme altijd bloot staat. Het langere stuk van K. B(rolsma): ‘As <strong>de</strong> bern<br />
noch eris by elkoar komme’ is in sommige ge<strong>de</strong>elten verdienstelijk.<br />
E.B. F(olkertsma) geeft een vertaling van Augustinus' ‘Belij<strong>de</strong>nissen’, in bijna<br />
ie<strong>de</strong>r nummer vergezeld van omvangrijke verklaringen betreffen<strong>de</strong> zijn vertaalwijze.<br />
Hij schijnt zijn taak wel héél serieux op te vatten!<br />
Zeer bijzon<strong>de</strong>r en merkwaardig zijn <strong>de</strong> kritische bijdragen van E.B. F(olkertsma).<br />
Hier wordt kritiek gegeven op <strong>de</strong> beste wijze. Een waarlijk lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> en opbouwen<strong>de</strong><br />
kritiek, die het object werkelijk <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> richting wijst. De kritiek op Kalma is waarlijk<br />
meesterlijk. En niet alleen <strong>de</strong> schrijvers wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld, maar ik vond ook een<br />
staaltje van kritiek op het leven en <strong>de</strong> da<strong>de</strong>n van zijn volk, zooals men zel<strong>de</strong>n kan<br />
aantreffen in <strong>de</strong> literatuur. In Holland bijv. zou zulks bepaald onmogelijk zijn. Hier<br />
is iets van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> profetische kracht van <strong>de</strong>n bezielen<strong>de</strong>n volkslei<strong>de</strong>r.<br />
De bijdragen van Dr. Wumkes (‘Skied-letterkindiggrienmank’) behooren ten<br />
eenenmale niet thuis in dit tijdschrift. Eenige re<strong>de</strong>n waarom zij zou<strong>de</strong>n kunnen<br />
opgenomen zijn, kunnen wij niet be<strong>de</strong>nken. Het zijn tot nog toe totaal<br />
onbeteekenen<strong>de</strong> historische aanteekeningen, die <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n historievorscher als<br />
<strong>de</strong>tails misschien hun waar<strong>de</strong> hebben, maar het publiek niet het minste kunnen<br />
interesseeren. Met <strong>de</strong> vermogens tot <strong>de</strong>rgelijke prestaties is men misschien geschikt<br />
om het zeer gewichtige en overvloedig-bezoldig<strong>de</strong> ambt van bibliothecaris te<br />
vervullen en misschien heeft <strong>de</strong>ze gewichtigheid dan ook tot opname van <strong>de</strong>ze<br />
publicaties geïnspireerd. Of kunnen er nog an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>nen zijn? Er zijn eenige<br />
goe<strong>de</strong> houtsne<strong>de</strong>n afgedrukt in het tijdschrift. Van E. vind ik een ‘Boom’ en een<br />
‘Bootje aan <strong>de</strong>n walkant’ met een frissche sappige ver<strong>de</strong>eling van zwart en wit. De<br />
schuit on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n boom op het meer is daarentegen van een te fotoachtig effect,<br />
zon<strong>de</strong>r veel inhoud. ‘Gea’ van H. Mul<strong>de</strong>rs is mooi werk. Het zware mid<strong>de</strong>leeuwsche<br />
dorpswezen, dorpsgeest, doemt uit dit werk op.<br />
S. VAN DER WERF<br />
Het Ne<strong>de</strong>rlandsche ex-libris<br />
IV Houtsne<strong>de</strong>, ets, litho, e.a.<br />
WANNEER wij in het dagelijksch leven spreken van een ex-libris, dan bedoelen we<br />
daarme<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n regel een afdruk van het origineele cliché, in welke hoedanigheid<br />
dit dan ook in het leven is geroepen. Eenige diepere bezinning op dit punt is echter<br />
nuttig, en het is goed, te be<strong>de</strong>nken dat een afdruk een beeld is, dat het eigenlijke<br />
werk van <strong>de</strong>n kunstenaar lang niet altijd gehéél zuiver weerspiegelt. Eén daad<br />
slechts verrichtte hij, één werk, één schepping bracht hij <strong>voor</strong>t en al het an<strong>de</strong>re is<br />
techniek. En dat bijwijlen afdrukken van dien eenen onveran<strong>de</strong>rlijken grondvorm<br />
on<strong>de</strong>rling verschillen bewijst reeds, dat zij slechts als mid<strong>de</strong>l dienen om <strong>de</strong><br />
wezenlijkheid dier schepping te doen aanvoelen.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Waarom wij nu ook aan déze zij<strong>de</strong> <strong>de</strong>r zoo gelief<strong>de</strong> materie een beschouwing<br />
wij<strong>de</strong>n? Opdat zij, die zich een ex-libris willen doen ontwerpen, zich, indien dit mocht<br />
noodig zijn, kunnen oriënteeren, zich een begrip vermogen te vormen omtrent <strong>de</strong><br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n van uitvoering. Voorts om verzamelaars bij te staan in <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>eling<br />
hunner collectie, kortom tot het aankweeken van eenigen althans elementairen<br />
on<strong>de</strong>rscheidingszin, waar <strong>de</strong>ze mocht ontbreken.<br />
Kennis van zaken leidt tot kieskeurigheid, tot behoefte aan verfijning en vere<strong>de</strong>ling.<br />
En ware zij steeds aanwezig geweest bij <strong>de</strong> eigenaars van een ex-libris, dan zou<br />
dit zeker aan <strong>de</strong> artistieke waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche boekmerken zijn ten goe<strong>de</strong><br />
gekomen. Nog te veel wordt er geprutst door amateurs, nog te veel opdrachten<br />
verleent men aan onbevoeg<strong>de</strong>n. Door hierop bij herhaling te wijzen zal wellicht eens<br />
<strong>de</strong> vloed van onbedui<strong>de</strong>ndhe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gestuit.<br />
De kern onzer taak is dan: hoe wordt het door <strong>de</strong>n kunstenaar <strong>voor</strong>tgebrachte<br />
werk van eenheid in veelheid omgezet? Dit vindt plaats door het maken van<br />
afdrukken en daarbij on<strong>de</strong>rscheidt men: 1e hoogdruk, 2e diepdruk en 3e vlakdruk.<br />
Evenzeer zou<strong>de</strong>n we kunnen spreken van <strong>de</strong> directe metho<strong>de</strong>, d.i. die, waarbij<br />
<strong>de</strong> kunstenaar zelf het cliché maakt door <strong>de</strong> rechtstreeksche bewerking van het<br />
materiaal (houtsne<strong>de</strong>, linoleumsne<strong>de</strong>, rubbersne<strong>de</strong>) en van <strong>de</strong> indirecte metho<strong>de</strong>,<br />
namelijk die, waarbij hij in het maken van het cliché wordt geholpen door een<br />
fotochemigrafisch proces (lijn-ets, auto-typie, roto-gravure, enz.).<br />
Hoogdruk is <strong>de</strong> oudste soort van druk. Het ge<strong>de</strong>elte, dat aanraking moet hebben<br />
met het papier, staat in relief; <strong>de</strong> hooge <strong>de</strong>elen van het cliché drukken dus af. De<br />
oergeschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong>ze druksoort is heel oud. Tot in het grijze verle<strong>de</strong>n<br />
teruggaan<strong>de</strong> komen we dan bij <strong>de</strong> Chineesche houtplaatdrukken en bij <strong>de</strong>n houten<br />
metaalstempeldruk, <strong>de</strong> <strong>voor</strong>loopers van <strong>de</strong> gewone houtsne<strong>de</strong>. De in hout<br />
gesne<strong>de</strong>n stempels gebruikte men in Europa pas in <strong>de</strong> 7<strong>de</strong> eeuw, terwijl in <strong>de</strong> 12<strong>de</strong><br />
of 13<strong>de</strong> eeuw houtsne<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>kwamen, welke op verschillen<strong>de</strong> stoffen wer<strong>de</strong>n<br />
afgedrukt (op zij<strong>de</strong>, perkament, enz).<br />
De houtsne<strong>de</strong> straalt volkomen harmonie af met <strong>de</strong> lettertypen en <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis<br />
toont <strong>de</strong>ze eenheid op treffen<strong>de</strong> wijze aan. Want vóór <strong>de</strong> uitvinding <strong>de</strong>r boekdrukkunst<br />
sneed men <strong>de</strong> letters in hout, terwijl in hetzelf<strong>de</strong> plankje ook <strong>de</strong> illustratie was<br />
uitgespaard. Zoo ontston<strong>de</strong>n <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> <strong>voor</strong>gangers <strong>de</strong>r incunabelen, <strong>de</strong><br />
blokboeken of houtblokdrukken, waarvan <strong>de</strong> bekendste zijn <strong>de</strong> Apokalypse, <strong>de</strong> Biblia<br />
Pauperum, <strong>de</strong> Ars moriendi. Zij zijn tot ± 1470 in ons land gedrukt.<br />
Hoe verlei<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>ze stof ook is, inperking is hier het<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
62<br />
wachtwoord en <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> procédé's kunnen ver<strong>de</strong>r ook slechts in vogelvlucht<br />
wor<strong>de</strong>n beschreven.<br />
Hoe gaat nu <strong>de</strong> kunstenaar te werk? Het blokje hout wordt eerst gepolijst en<br />
geprepareerd en daarna ingesmeerd met krijt, opdat <strong>de</strong> daarop aan te brengen<br />
teekening goed zichtbaar zij. Vervolgens wordt het overtollige hout weggestoken<br />
en <strong>de</strong> figuur alzoo uitgespaard. Voor <strong>de</strong>ze bewerking leenen zich verschillen<strong>de</strong><br />
houtsoorten, doch het effect loopt soms zeer uiteen. Bovendien kan men het te<br />
gebruiken vlak zoeken in <strong>de</strong> richting van <strong>de</strong> nerven dan wel dit loodrecht daarop<br />
stellen. In het eerste geval spreekt men van langshout - en dit gebruikte men tot <strong>de</strong><br />
18<strong>de</strong> eeuw - in het laatste van kopshout (Hirnholz).<br />
De afdruk dient <strong>de</strong> kenmerken van het materiaal te dragen. Toen dan ook, na<br />
een heerschappij <strong>de</strong>r kopergravure, aan het eind <strong>de</strong>r 19<strong>de</strong> eeuw een nieuwe<br />
hartstocht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> houtsneê ontwaakte, namen <strong>de</strong> beoefenaars hun toevlucht tot<br />
het langsperenhout. Zij hunker<strong>de</strong>n naar een rauwe reactie en kozen toen dit niet al<br />
te meegaan<strong>de</strong> materiaal, waarin zij met ongeken<strong>de</strong> voldoening sne<strong>de</strong>n. Men kan<br />
gebruiken appel-, peren-, beuken- en lin<strong>de</strong>nhout, kersen-, noten- en palmhout,<br />
palissan<strong>de</strong>rhout en an<strong>de</strong>re soorten.<br />
Bij het navorschen van <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r houtsne<strong>de</strong>, zooals wij <strong>de</strong>ze kennen,<br />
wordt <strong>de</strong> belangstellen<strong>de</strong> steeds naar Duitschland gevoerd. In tal van handboeken<br />
kan hij bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n opdiepen omtrent het weergalooze werk van Albrecht Dürer,<br />
Hans Holbein, Lucas Cranach, Wolf Huber, Hans Burgkmair, Hans Baldung Grün,<br />
Albrecht Altdorfer, Al<strong>de</strong>grever en nog vele an<strong>de</strong>ren. De vroeg-rijpe Lucas van Leij<strong>de</strong>n<br />
maakte reeds in 1508, dus op 14-jarigen leeftijd, <strong>de</strong> eerste houtsne<strong>de</strong>; zij werd bij<br />
Jan Severtsz in Lei<strong>de</strong>n gedrukt.<br />
Helaas kan ons land niet bogen op ou<strong>de</strong>, in hout gesne<strong>de</strong>n ex-libris en dit moet<br />
wellicht wor<strong>de</strong>n toegeschreven aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kopergravure, welke<br />
bestond, toen het ex-libris hier goed-en-wel zijn intre<strong>de</strong> <strong>de</strong>ed.<br />
Het afdrukken van een houtsne<strong>de</strong> kan plaats vin<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> hand dan wel met<br />
<strong>de</strong> machine. Handdrukken zijn verreweg te verkiezen boven machinedrukken, omdat<br />
<strong>de</strong> loodrechte druk, met <strong>de</strong> hand aangebracht, gelijkmatig over <strong>de</strong> hooge<br />
cliché-<strong>de</strong>elen kan wor<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>eld. Op <strong>de</strong>ze wijze verkregen <strong>de</strong> Japanners <strong>de</strong><br />
mooiste houtsne<strong>de</strong>n.<br />
De populariteit van <strong>de</strong> houtsne<strong>de</strong>, <strong>voor</strong>al ook als integreerend <strong>de</strong>el <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne<br />
boekkunst, riep een schare van kunstenaars op en wanneer wij namen noemen als<br />
Fokko Mees, B. Essers, Dirk Nijland, Jan Schonk, Jan Wittenberg, Chris Lebeau,<br />
Jo Bezaan, G.P.L. Hilhorst, L.O. Wenckebach, Joan Collette, H. Jonas, Johan van<br />
Hell, M.E. <strong>de</strong> Zaaijer, Karel van Veen, Jan Franken Pzn., dan zijn we ons van <strong>de</strong><br />
onvolledigheid <strong>de</strong>zer lijst welbewust.<br />
Aan <strong>de</strong>n schil<strong>de</strong>r Karel van Veen danken we twee in perenhout gesne<strong>de</strong>n ex-libris<br />
van zeer bijzon<strong>de</strong>re gestalte; een van bei<strong>de</strong> is hierbij afgedrukt (afb. 1). Het stelt<br />
zijn broer, Dik van Veen, <strong>voor</strong> als tooneelspeler in <strong>de</strong> rol van Pierlala (een dichter)<br />
in Bernard Canter's Poppenkast.<br />
Hoe e<strong>de</strong>l is <strong>de</strong> lineaire bouw <strong>de</strong>r figuur. Aan dit superbe werkstuk valt het<br />
grondkarakter <strong>de</strong>r houtsne<strong>de</strong> hel<strong>de</strong>r aan te toonen. Want in <strong>de</strong> goe<strong>de</strong>, meesterlijke<br />
houtsneê ligt <strong>de</strong> diepte, die men na innige beschouwing peilt. Daarin treft <strong>de</strong> lijn als<br />
begin van een vreug<strong>de</strong>-melodie of roeren<strong>de</strong> naklank van een elegisch lied. Zoo kan<br />
ook het donkere mensch-geluid van een cello ons toeklinken als <strong>de</strong> stem uit een<br />
an<strong>de</strong>re wereld. Een stem, die doordringt in <strong>de</strong> ziel en ons verheft boven <strong>de</strong> allen<br />
zoo onafwendbaar omarmen<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>.<br />
In het simpele, treffen<strong>de</strong> beeld dat Van Veen ons liet, ligt welhaast het gefluister<strong>de</strong><br />
antwoord op <strong>de</strong> vraag, wat on<strong>de</strong>r kunst dient te wor<strong>de</strong>n verstaan. Deze houtsnee,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
ook als oerbeeld, is als het uiterlijke, doch ingehou<strong>de</strong>n gebaar van een ontroerd<br />
gemoed. Is in <strong>de</strong> hoogste taalkunst ook het woord niet slechts een mid<strong>de</strong>l, om <strong>de</strong><br />
e<strong>de</strong>lste gevoelens te doen ontwaken? De lijnen roepen het sonoor, zij klagen en<br />
zingen en ruischen als een koor<br />
Afbeelding no. 1<br />
van tenoren <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong>ze taal kan bevatten. Er is, heel smartelijk, iets in <strong>de</strong>n vorm<br />
verzwegen, dat zachtkens prevelen en spreken gaat bij ontroer<strong>de</strong> overgave.<br />
Is het niet jammer, dat Karel van Veen aan boekmerken slechts een tweetal<br />
schiep?<br />
Men kan ook linoleum bewerken. In dit materiaal, dat door zijn soepelheid<br />
aantrekkelijk is, sneed Mastenbroek eenige exlibris.<br />
Diepdruk is een procédé van later tijd. De diepliggen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elen van het cliché<br />
drukken af en hieruit volgt terstond, dat een zeer zware persing noodig is, om dit<br />
mogelijk te maken. De inkt moet door het papier uit <strong>de</strong> groeven wor<strong>de</strong>n opgezogen.<br />
Men kan hierbij op twee manieren te werk gaan. In een koperen plaat wor<strong>de</strong>n met<br />
een driehoekig beiteltje, burijn geheeten, lijnen gekrast of, scherper gezegd:<br />
daarme<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n krullen uit het koper gestoken. Slagschaduwen, reliefs, <strong>de</strong> aard<br />
van stoffen als hout, ijzer, klee<strong>de</strong>n, dit alles kan zeer minutieus wor<strong>de</strong>n aangegeven<br />
door lijntje en dwarslijntje en allerlei plastische bewegingen in het koper. Zoo ontstaat<br />
<strong>de</strong> gravure.<br />
Reproducties van kopergravures namen we reeds op in het September-nummer<br />
19<strong>26</strong>, (zie aldaar <strong>de</strong> afbeeldingen 3 en 4) en het nummer van Januari j.l. (zie daarin<br />
afbeelding 1). Vooral <strong>de</strong> laatste geeft een goe<strong>de</strong>n kijk op <strong>de</strong> wijze, waarop <strong>de</strong> gravure<br />
tot stand kwam.<br />
Bij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re metho<strong>de</strong> <strong>voor</strong>ziet men <strong>de</strong> plaat van een laag was, waarin <strong>de</strong><br />
teekening wordt gemaakt. Daarna bewerkt men het geheel met zuren, welke dus<br />
alleen het koper aantasten op <strong>de</strong> plaatsen, waar in <strong>de</strong> was groeven zijn aangebracht.<br />
Zoo ontstaat <strong>de</strong> ets.<br />
Als <strong>voor</strong>beeld van een ets zij het ex-libris weergegeven van Mr. R. van Rees door<br />
Lo<strong>de</strong>wijk Schelfhout (afb. 2). Links is <strong>de</strong> woning van <strong>de</strong>n eigenaar afgebeeld, in<br />
Amsterdam bij <strong>de</strong> Westermarkt, rechts een sky-scraper in New-York, waar hij als<br />
bankier herhaal<strong>de</strong>lijk vertoef<strong>de</strong>, terwijl <strong>voor</strong>ts zijn aangebracht symbolen van muziek<br />
en literatuur.<br />
Elke taal heeft haar idioom. Zoo heeft ook elke bloem haar eigen geur, elke stem<br />
haar eigen klank, elk procédé<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
63<br />
zijn optisch rhythme. Want hoewel tusschen gravure en ets verwantschap bestaat,<br />
is er toch tusschen bei<strong>de</strong> ook we<strong>de</strong>r een essentiëel verschil. De ets geeft niet het<br />
pijlscherpe krasje, het vinnige lijntje bloot weer, doordat <strong>de</strong> werking <strong>de</strong>r zuren een<br />
flauwe, doch niettemin aanwezige ronding heeft teweeggebracht aan <strong>de</strong> bei<strong>de</strong><br />
lijn-oevers. Daardoor doet <strong>de</strong> ets fluweelachtiger<br />
Afbeelding no. 2<br />
(Eenigszins verkleind)<br />
aan, tee<strong>de</strong>r<strong>de</strong>r van toon. Ook dit komt in het gekozen specimen dui<strong>de</strong>lijk tot uiting.<br />
Schakeeringen op dit gebied vormen <strong>de</strong> schrootsne<strong>de</strong>, welke ontstaat door het<br />
slaan van gaatjes in <strong>de</strong> plaat, en <strong>voor</strong>ts <strong>de</strong> geschaaf<strong>de</strong> gravure (la manière noire),<br />
waarbij <strong>de</strong> plaat met wiegestaal ruw wordt gemaakt en daarna geïnkt. Deze zwarte<br />
kunst vond Van Siegen uit in Amsterdam in 1640.<br />
Bij vlakdruk is het cliché vlak. Het gaat hier om het maken van afdrukken van een<br />
steen, welke daartoe is geprepareerd; men gebruikt daar<strong>voor</strong> speciaal Solenhofener<br />
kalksteen.<br />
De lithografie is in 1796 door Aloïs Senefel<strong>de</strong>r uitgevon<strong>de</strong>n en berust op het<br />
beginsel, dat vet en water zich niet met elkan<strong>de</strong>r vermengen. Teekent men met<br />
vetten inkt of vet krijt op een poreuzen steen, dan dringt het vet daarin; daarna wordt<br />
<strong>de</strong> steen bevochtigd en ingerold met oliehou<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n drukinkt. Deze laatste hecht<br />
zich dan op <strong>de</strong> plaatsen, waar <strong>de</strong> steen door <strong>de</strong> teekening vet is gewor<strong>de</strong>n en dus<br />
droog is gebleven. Ook hier is een stevige druk noodig <strong>voor</strong> het vervaardigen van<br />
afdrukken, daar <strong>de</strong> teekening op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> hoogte ligt als het blankblijven<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte.<br />
Over lithografie spreken zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n naam van onzen schil<strong>de</strong>r S. Moulijn te noemen<br />
ware zeker ongepast, en met <strong>voor</strong>bedachten ra<strong>de</strong> plaatsten we reeds in het nummer<br />
van November j.l. een afbeelding van een door hem gelithografeerd boekmerk.<br />
Getuigt dit ex-libris niet dui<strong>de</strong>lijk van het materiaal, waaraan het zijn ontstaan dankt? 1)<br />
Beken<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche kunstenaars wijd<strong>de</strong>n zich aan <strong>de</strong> litho: C.A. Lion Cachet,<br />
R.N. Roland Holst, Th. van Hoytema, H.J. Haverman, Dr. Jan Veth, Jozef Israëls,<br />
M. Maris, A.J. <strong>de</strong>r Kin<strong>de</strong>ren en vele an<strong>de</strong>ren.<br />
De gewone teekening in oostindischen inkt kan <strong>de</strong> houtsne<strong>de</strong> zeer dicht na<strong>de</strong>ren,<br />
al zal een geoefend oog wel steeds het on<strong>de</strong>rscheid ont<strong>de</strong>kken. Ontegenzeggelijk<br />
is er een tot elkan<strong>de</strong>r tre<strong>de</strong>n, en wanneer eenmaal <strong>de</strong> teekening, langs<br />
fotochemigrafischen weg, in het stadium van cliché is geraakt, is het primaire verschil<br />
opgeheven.<br />
1) Zie ook het geschrift ‘De lithografische prentkunst’ door S. Moulijn (Maatschappij <strong>voor</strong> Goe<strong>de</strong><br />
en Goedkoope Lectuur).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De schil<strong>de</strong>res A.J.W. Bieruma Oosting ontwierp met succes verschillen<strong>de</strong> ex-libris,<br />
waaron<strong>de</strong>r enkele in <strong>de</strong> houtsne<strong>de</strong> bijna een aequivalent vin<strong>de</strong>n. Eenige van haar<br />
zeer goe<strong>de</strong> boekmerken zijn hierbij weergegeven (afb. 3 en 4). Welk een rust weet<br />
zij aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling te verleenen, hoe beschaafd is <strong>de</strong><br />
Afbeelding no. 3<br />
vorm, hoe sterk <strong>de</strong> uitdrukking. De kwaliteiten, welke een ex-libris moet bezitten,<br />
weet zij in harmonie te vereenigen en te doen samenbloeien tot een <strong>de</strong>coratief<br />
geheel.<br />
Op technisch gebied vertoont <strong>de</strong> exlibris-kunst nog an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong>n. Zoo ontwierp<br />
<strong>de</strong> heer J.D. Ros een boekmerk uit gewoon zetmateriaal. (afb. 5). De teekening<br />
symboliseert zijn bijdrage in <strong>de</strong>n strijd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schoonheid in een zwaard achter<br />
een roos. Het uitvoeren van een <strong>de</strong>rgelijke opgaaf biedt moeilijkhe<strong>de</strong>n van een<br />
eigenaardige soort. Al terstond moet wor<strong>de</strong>n rekening gehou<strong>de</strong>n met het <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n<br />
zijn<strong>de</strong> zetmateriaal. De horizontale en verticale lijnen zijn natuurlijk overheerschend:<br />
een enkele schuine lijn kan wor<strong>de</strong>n gezet met behulp van een driehoekig blokje,<br />
maar dit blijft toch uitzon<strong>de</strong>ring. Voorts moet het ontwerp op het punten-stelsel<br />
wor<strong>de</strong>n geteekend; lijnen bestaan in 12, 8, 6, 4, 3 en 2 punten. De heer Ros, die<br />
ook boekban<strong>de</strong>n in zetwerk ontwierp, heeft met beperkte mid<strong>de</strong>len een smaakvol<br />
en harmonisch geheel samengesteld. En in<strong>de</strong>rdaad vallen bij <strong>de</strong>ze metho<strong>de</strong><br />
bijzon<strong>de</strong>re resultaten te bereiken, doch vrijwel uitsluitend wanneer goe<strong>de</strong> smaak<br />
<strong>de</strong> hand bestiert. Men heeft ook wel gepleit <strong>voor</strong> het fotografische exlibris.<br />
Afbeelding no. 4<br />
Af en toe werd <strong>de</strong> lichtbeeldkunst toegepast, b.v. bij portretexlibris en het weergeven<br />
van stadsge<strong>de</strong>elten, waaromheen dan een ornamentale rand werd geplaatst.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Men kan ook allegorische <strong>voor</strong>stellingen ensceneeren en op <strong>de</strong> gevoelige plaat<br />
vereenigen. Echter blijve <strong>de</strong>ze richting steeds eene bijzon<strong>de</strong>re, al erkennen we<br />
gaarne <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen, door <strong>de</strong> lichtbeeldkunst in <strong>de</strong> richting van het artistieke<br />
gemaakt.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
64<br />
Ook langs an<strong>de</strong>ren weg is het mogelijk exlibris-afdrukken te verkrijgen en wel met<br />
behulp van metalen stempels of door in rubber te snij<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling via een<br />
stempelkussen af te drukken.<br />
Afbeelding no. 5<br />
O. Schwindrazheim te Hamburg etste zelfs een teekening op glas en <strong>de</strong> Duitsche<br />
schil<strong>de</strong>r Hans Thoma ontwierp boekmerken op aluminiumplaten. Ook plaatste men<br />
wel, in Duitschland en Engeland in <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> en 18 <strong>de</strong> eeuw, met zijn ring een<br />
zegelafdruk in <strong>de</strong> boeken. Deze metho<strong>de</strong> kan niet op fraaiheid bogen.<br />
Men kan exlibris ook afdrukken op stoffen als zij<strong>de</strong>, satijn, en het is niet onaardig,<br />
om een standaard-exemplaar van <strong>de</strong>ze soort te bezitten.<br />
JOHAN SCHWENCKE<br />
N.B. 1.<br />
Als verzamelaars, die on<strong>de</strong>rling willen<br />
ruilen, gaven zich na onze vorige<br />
vermelding, nog op:<br />
H. Bijlsma, chemiker, postbus 54,<br />
Utrecht.<br />
W.F. Duunk Jr., Pretoriusstraat 21, <strong>Den</strong><br />
Haag.<br />
Mr. H.Ph. Visser 't Hooft, Koninginneweg<br />
107, Haarlem.<br />
L.M. <strong>de</strong> Man - <strong>de</strong> Vicq, per adres Jhr. N.<br />
<strong>de</strong> Vicq, Nunspeet.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
2.<br />
3.<br />
Afb. 1 is gedrukt van het oorspronkelijke<br />
blokje perenhout, afb. 3 en 4 zijn van <strong>de</strong><br />
origineele cliché's gedrukt.<br />
Velen zon<strong>de</strong>n mij een afdruk van hun<br />
ex-libris, waar<strong>voor</strong> mijn hartelijken dank.<br />
Zij helpen mij in het vormen van een<br />
oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
exlibris-kunst.<br />
Kroniek van het proza<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandsche roman in <strong>de</strong> laatste vijfentwintig jaar<br />
(Enkele kantteekeningen)<br />
III<br />
IN 1905 verscheen het eerste nummer van ‘De Beweging’. En in het Maart-nr. van<br />
1907 geeft Verwey daarin zijn beschouwing over <strong>de</strong> kwart-eeuw verloopen ‘sinds<br />
in ons land <strong>de</strong> strijd <strong>voor</strong> een nieuwe poëzie begon’. Die strijd was, verzeker<strong>de</strong><br />
Verwey, niet <strong>voor</strong>namelijk een strijd <strong>voor</strong> gedichten. Poëzie is in eerste instantie<br />
een gemoedstoestand en een geestesaanleg. ‘Een mensch die geen poëzie in zich<br />
heeft na<strong>de</strong>rt het dichtst aan wat wij ons van <strong>de</strong> verdoem<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> hel <strong>voor</strong>stellen.<br />
Een leven zon<strong>de</strong>r poëzie lijkt ons <strong>de</strong> hel zelf’.<br />
Een leven zon<strong>de</strong>r poëzie was het leven in <strong>de</strong>n gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen<br />
roman na '80, gelijk wij zagen, nochtans zoo zoetjesaan gewor<strong>de</strong>n. Zelfs van Ee<strong>de</strong>n<br />
joeg Win<strong>de</strong>kind op <strong>de</strong> vlucht <strong>voor</strong> Markus (Kleine Johannes II en III, 1905/1906),<br />
en och, <strong>de</strong>ze Markus blijft met al zijn verheven, i<strong>de</strong>alistische <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n te zeer<br />
op <strong>de</strong>n beganen grond. Waren <strong>de</strong>ze ‘vervolgen’ een teleurstelling - Johan <strong>de</strong> Meester<br />
verraste met zijn ‘Geertje’ (1906). Daar was, meen<strong>de</strong> men, ‘<strong>de</strong> poëzie’ dan weer!<br />
of liever, er was, naast realisme: romantiek; er was zelfs een extatische vervoering<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van <strong>de</strong> vrouw <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n man, ook al blijkt hij haar onwaardig;<br />
een hartstocht die ‘blind’ is, maar toch eigenlijk hel<strong>de</strong>r-zien<strong>de</strong>, omdat hij het<br />
persoonlijke geluk, dat voelen, <strong>de</strong>nken en willen omsluit, met het fanatiek belij<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong>r martelaren tot het mid<strong>de</strong>npunt van het Al stelt, waartegenover al het an<strong>de</strong>re in<br />
het niet verzinkt. In Geertje's egocentrisch geluksbegeeren openbaart zich <strong>de</strong><br />
primitieve wijsbegeerte van het oerinstinct, verschrikkend en waar, paradoxaal en<br />
symbolisch. Door <strong>de</strong> groote levenswet van het heiligend Offer wordt verzoening<br />
gedaan over wat rauwe natuurlijkheid scheen.<br />
De roman is met dat al een wat onevenwichtig boek gebleven, wijl er ‘realisme’<br />
en ‘romantiek’ te weinig in zijn versmolten. De werkelijkheidsbeschrijving is te<br />
uitvoerig-fotografisch, <strong>de</strong> romantiek wordt te zeer als romantiek herkend. Intusschen<br />
is Geertje een breken met <strong>de</strong> haast tot conventie gewor<strong>de</strong>n begrippen omtrent ‘<strong>de</strong><br />
werkelijkheid’ in <strong>de</strong> litteratuur, en om <strong>de</strong> figuur van zijn heldin een boek van veel<br />
meer dan <strong>voor</strong>bijgaan<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>. In hetzelf<strong>de</strong> jaar verschenen twee belangrijke<br />
werken: van Oordt's ‘Warhold’ en van Suchtelen's ‘Quia Absurdum’. Albert Verwey<br />
karakteriseert ze in De Beweging aldus: Warhold: <strong>de</strong> verwording en on<strong>de</strong>rgang van<br />
een zinneleven. Quia Absurdum: <strong>de</strong> zelfbevrijding van een menschegeest. In<strong>de</strong>rdaad.<br />
Of het echter juist is wat Verwey daar op volgen laat, dat wij allen bei<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze<br />
verbeeldingen beleefd en ‘achter ons’ hebben?<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Ik geloof eer<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong>ze verbeeldingen universeel zijn, geen betrekkelijkhe<strong>de</strong>n<br />
tegenover elkan<strong>de</strong>r stellen, maar <strong>de</strong> constellatie van <strong>de</strong>n menschelijken geest<br />
blootleggen in haar functioneele en eeuwige vormen.<br />
Hetzelf<strong>de</strong> wat v. Schen<strong>de</strong>l, maar dan min<strong>de</strong>r breed, we zou<strong>de</strong>n zeggen: intiemer<br />
en huiselijker, in zijn Zwerver verliefd bereikte: dat wij <strong>de</strong> personen zien als boven<br />
zichzelve uitgegroeid, als <strong>de</strong> vergroote psychische schaduwen van zich zelf, vin<strong>de</strong>n<br />
wij in ‘Warhold’ terug. Verwey karakteriseert het zoo treffend: ‘Wie Warhold leest<br />
voelt zich in een zachtkleurige zwoelte, in een willekeur van losse en toch gebon<strong>de</strong>n<br />
bewegingen. Stem klinkt er bijna niet uit op.... Wat <strong>de</strong> personen spreken doet er<br />
dan ook min<strong>de</strong>r toe, dan wat zij gebaren, en <strong>de</strong> gebaren zijn groot en vrij...’ (Boeken,<br />
menschen en stroomingen. De Bew. Mei 1907). Het is of v. Oordt <strong>de</strong><br />
ontoereikendheid van <strong>de</strong>ze luidruchtige wereld heeft beseft en het Mysterie zoekt,<br />
dat in <strong>de</strong> stilte achter alle ding zich openbaart.<br />
Was het Robbers niet, die bij v. Oordt's verschei<strong>de</strong>n herinner<strong>de</strong> aan Bierens <strong>de</strong><br />
Haan's kenschetsing van ‘Het<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
65<br />
Wij<strong>de</strong>’ (I<strong>de</strong>e-Studies), het wij<strong>de</strong> dat in v. Oordt was, niet als het onbestem<strong>de</strong> en<br />
vage, doch als <strong>de</strong> grenzeloosheid van al het begrens<strong>de</strong>, het eeuwige in tijd en ruimte.<br />
Men heeft het werk van v. Oordt te gemaniereerd, te gekunsteld genoemd, en<br />
in<strong>de</strong>rdaad doet ‘Quia Absurdum’ gewoner en natuurlijker aan. Het staat, als Verwey<br />
zegt, ‘dichter bij ons.’ Er is in dit boek veel meer beweging van onrust dan in<br />
‘Warhold’; het leven is er nog niet verstild tot wijsheid, maar naar wijsheid wordt met<br />
inzet van een strevend menschbestaan ernstig en bang gezocht. Het is het proces<br />
eener bewustwording van <strong>de</strong> ziel, die blind, wanhopig en verrukt, in een wankele<br />
ijlte, een duizelend grijpen, zoekt naar <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ntiteit, <strong>de</strong> eenheid van zichzelve in al<br />
het ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong> en verbrokkel<strong>de</strong>.<br />
Zoowel Warhold als Quia Absurdum is geboren uit die metafysisch monistische<br />
wereldbeschouwing, welker aandrang op <strong>de</strong> geesten te sterker werd naarmate <strong>de</strong><br />
ontoereikendheid van het empirisch monisme <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne wetenschap dui<strong>de</strong>lijker<br />
moest blijken.<br />
Wat krachtige en van <strong>de</strong>n droom <strong>de</strong>r schoonheid actief vervul<strong>de</strong> persoonlijkhe<strong>de</strong>n<br />
als van Suchtelen en van Oordt tot plastische uitdrukking brachten waren afgemeene<br />
gevoelens, ‘booze geesten in <strong>de</strong> lucht’ zou Dr. A. Kuyper zeggen, die omstreeks<br />
dienzelf<strong>de</strong>n tijd in zijn befaam<strong>de</strong> Bil<strong>de</strong>rdijkre<strong>de</strong> tegen <strong>de</strong> litteraire strooming van 't<br />
orgaan <strong>de</strong>r protestantsch-christelijke jongeren ‘Ons Tijdschrift’ zijn waarschuwen<strong>de</strong><br />
stem verheft en spreekt van ‘belij<strong>de</strong>rs van 't theïsme, die zich afsloven om bij <strong>de</strong><br />
pantheïstische school van '80 te wor<strong>de</strong>n ingelijfd.’ En in een later artikel, in O.T.<br />
zelf, verklaart Dr. Kuyper, om na<strong>de</strong>re toelichting gevraagd, dat <strong>de</strong> school <strong>de</strong>r<br />
tachtigers niet kon gekarakteriseerd wor<strong>de</strong>n door wat in alle eeuw aan alle dichters<br />
als het wezen <strong>de</strong>r poëzie gemeen was, maar door datgene wat hun kunstschool<br />
van vroegere scholen on<strong>de</strong>rscheidt; niet door het wezen <strong>de</strong>r poëzie dus, dat <strong>voor</strong><br />
allen in<strong>de</strong>ntiek is en blijft, maar door hun kunstopvatting. Waarbij hij dan tot <strong>de</strong> min<br />
of meer zon<strong>de</strong>rlinge conclusie komt dat <strong>de</strong> 80ers wel eindigen moesten met in het<br />
wezen <strong>de</strong>r kunst zelf een innerlijke vervalsching aan te brengen. (O.T. Maart<br />
1907.)<br />
Het gevaar bleek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aanhangers <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> dualistische opvattingen omtrent<br />
God en wereld wèl prangend te zijn gewor<strong>de</strong>n, dat zich hare <strong>voor</strong>naamste<br />
vertegenwoordiger in eigen kring ter harer ver<strong>de</strong>diging aldus in casuistieke bochten<br />
had te wringen. En <strong>de</strong> kreet van A<strong>de</strong>l Anckersmith: ‘dat het nu maar eens uit moest<br />
zijn’ (Calvinisme en Snobbisme in <strong>de</strong> Literatuur) was in al zijn onwelvoegelijke<br />
heftigheid <strong>de</strong> kreet van een conscientie, die het in <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> geestelijke<br />
atmosfeer te benauwd kreeg.<br />
Het fatale was maar, dat hij <strong>voor</strong>loopig met dien kreet alleen zou blijven staan te<br />
mid<strong>de</strong>n van rechtzinnig geloovige geestverwanten, wien <strong>de</strong> moed, misschien ook<br />
wel <strong>de</strong> overtuiging ontbrak om hun dualistisch standpunt prijs te geven en in <strong>de</strong><br />
diepste diepte van hun wezen God te herkennen. Vooralsnog (en 't is eigenlijk tot<br />
<strong>de</strong>n huidigen dag zoo gebleven) zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> pogingen van <strong>de</strong><br />
protestantsch-christelijke jongeren tot het scheppen van <strong>de</strong>n essentieel christelijken<br />
roman tot onvruchtbaarheid gedoemd blijven, al dienen wij hier aan te stippen dat<br />
in datzelf<strong>de</strong> jaar G. Schrijver bezig is aan zijn ‘Lichte Last’. Is het <strong>de</strong> humor van het<br />
toeval dat ongeveer ter zelf<strong>de</strong>r tijd waarin Quia Absurdum verscheen J. Steynen in<br />
<strong>de</strong> 1e afl. van ‘De Maand’ <strong>de</strong> vraag stelt (hij <strong>de</strong>ed het in een bespreking van<br />
Vermeylen's ‘Wan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> Jood’) bij welke he<strong>de</strong>ndaagsche schrijvers hij het tastend<br />
na<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> onbewuste diepten <strong>de</strong>r menschenziel kan vin<strong>de</strong>n? Hoe het zij: ook<br />
hij kan nog onweersproken <strong>de</strong> klacht slaken, dat over 't algemeen <strong>de</strong> Hollandsche<br />
roman ‘zon<strong>de</strong>r geestelijke onrust en bangen hartstocht, zon<strong>de</strong>r diepte, inhoudloos’<br />
is. De traditie blijkt taai... on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vele mid<strong>de</strong>lmatigen, die nu intusschen, in <strong>de</strong>zen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
terugblik over 25 jaar, verwaarloosd kunnen wor<strong>de</strong>n. Mogen wij het ook <strong>de</strong><br />
redacteuren van ‘De Maand’: J. Steynen en zijn vriend Pieter v.d. Meer doen?<br />
Steynen zwijgt <strong>de</strong> laatste jaren en P.v.d. Meer zocht en vond se<strong>de</strong>rt zijn Sturm und<br />
Drangperio<strong>de</strong> reeds lang an<strong>de</strong>re wegen die, naar wij mogen aannemen, hem het<br />
Mysterie <strong>de</strong>s levens, <strong>de</strong> diepte van alle zijn na<strong>de</strong>r brachten.<br />
Als wij thans op boeken als Steynen's ‘Verbijster<strong>de</strong>n’ en v.d. Meer's ‘Het Geheim’<br />
terugzien, dan lijkt ons hun streven naar verinnerlijking geforceerd en onwaar, meer<br />
op het mysterieuze uit, dan op het mysterie.<br />
Dat intusschen het letterkundig leven dier dagen toch niet zoo duf en vlak was<br />
als <strong>de</strong> heeren van ‘De Maand’ (meer uit reactie dan uit innerlijken drang geboren)<br />
ons wil<strong>de</strong>n doen gelooven mogen nog enkele an<strong>de</strong>re feiten in herinnering brengen.<br />
‘Vlaan<strong>de</strong>ren’ verscheen nog, al heeft het nooit recht gebloeid; Bolland gaf in zijn<br />
‘Aesthetische Geestelijkheid’ een proeve van stelselmatige ontwikkeling van <strong>de</strong>n<br />
schoonheidszin als <strong>voor</strong>looper op een grondige studie van aesthetische begripsleer;<br />
Maria Viola schreef in 't orgaan <strong>de</strong>r Roomsch Katholieke jongeren ‘Van onzen Tijd’<br />
haar altijd opmerkelijke critieken. Naast <strong>de</strong> geesten gemoedsleegheid van menigen<br />
mo<strong>de</strong>rnen beroepsboekenmaker vindt haar fijn on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>nd vermogen on<strong>de</strong>r 't<br />
werk van ‘gelooflooze literatoren’ nog veel, dat ‘als zuivere uiting van zielsverlangen,<br />
van tragisch trachten in geslagen hoogheidsdrang ontroert’. Zij ziet in het werk <strong>de</strong>r<br />
generatie van '80, die <strong>de</strong>n naturalistischen roman bracht, een redding van <strong>de</strong><br />
realiteitsneiging, <strong>de</strong> menschelijkheid van het hollandsch-mid<strong>de</strong>leeuwsche, in <strong>de</strong> 17e<br />
eeuw gelei<strong>de</strong>lijk verloopen, uit <strong>de</strong>n machteloozen greep <strong>de</strong>r Romantieke beweging,<br />
al vermocht zij <strong>de</strong> universeele levenseenheid, waarin eenmaal dat menschelijke zijn<br />
schoon en veilig evenwicht vond, niet te herstellen. (V.O.T. April 1907).<br />
Intusschen is er in die jaren een zoeken naar <strong>de</strong>ze levenseenheid, en ook v.<br />
Deyssel, die eenmaal in <strong>de</strong> verrukkingen van <strong>de</strong>n hartstocht om een schoone,<br />
natuurlijke wereld classiek gewor<strong>de</strong>n bladzij<strong>de</strong>n schreef, stemt zijn ziel tot een stil<br />
en aandachtig luisteren naar <strong>de</strong> ritselingen van het Mysterie. ‘Uit het Leven van<br />
Frank Rozelaar’ verscheen in 1908.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
66<br />
Dat niet alle tachtigers in <strong>de</strong>n algemeenen geestelijken stroom naar verinnerlijking<br />
zich voeg<strong>de</strong>n toont <strong>de</strong> oudtachtiger Paap, wiens drakerige ‘Doodsklok van het<br />
Damrak’ in 1909 voedsel bood aan hen die terzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n heirweg <strong>de</strong>r letteren<br />
bleven staan. Dezulken waren er in die jaren nog genoeg (zijn ze er he<strong>de</strong>n ook<br />
niet?); zij schreven in hun tijdschriften ‘dat men boeken als Emants' Inwijding <strong>voor</strong>bij<br />
loopt, omdat er wezens als Tonia in wor<strong>de</strong>n beschreven, die “men” terecht schuwt<br />
in een boek’; zij vroegen maatregelen tegen <strong>de</strong> pornografie van ‘Een Huis vol<br />
Menschen’.<br />
Bleken sommigen, tot hun scha<strong>de</strong>, van '80 meer geleerd te hebben dan goed<br />
<strong>voor</strong> hen was; begonnen an<strong>de</strong>ren die beweging reeds geheel te verloochenen - er<br />
waren er blijkbaar tevens te over, die in hun domheid en botte verwatenheid haar<br />
volkomen als lucht beschouw<strong>de</strong>n; zij ston<strong>de</strong>n op hun fatsoen en hun conventies en<br />
ontvingen als belooning De Doodsklok. Een volk krijgt <strong>de</strong> litteratuur die het verdient!<br />
GERARD VAN ECKEREN<br />
Kroniek <strong>de</strong>r poezie<br />
Jan Engelman 1)<br />
HET komt <strong>voor</strong>, wanneer jonge menschen worstelen met <strong>de</strong> i<strong>de</strong>alen hunner kunst<br />
en in elkaar hetzelf<strong>de</strong> verlangen, hetzelf<strong>de</strong> verzet ont<strong>de</strong>kken en zoo komen tot een<br />
misschien maar vaag bewuste broe<strong>de</strong>rschap van gelijk-willen<strong>de</strong>n, dat dan één van<br />
hen tolk wordt van hun muiterij en <strong>voor</strong>ganger in hun slagor<strong>de</strong>. Aangeraakt en<br />
eensklaps gróóter gewor<strong>de</strong>n door het besef van een gemeenschap in roeping,<br />
bereikt hij een vers, dat reeds zweven<strong>de</strong> scheen, dat verwacht werd en noodzakelijk<br />
moest komen: het vers, het vers <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren, van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren en door <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>ren. Gorter heeft zoo bovenzichzelf-uit en gemeenschappelijk geschreven in<br />
‘Mei’. Herman van <strong>de</strong>n Bergh had zoo kunnen schrijven, ware niet <strong>de</strong> kracht van<br />
zijn ‘Zwemmers’ evenredig gebleven aan <strong>de</strong> betrekkelijk geringe en oppervlakkige<br />
herleving on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> jongeren omstreeks 1917. Thans echter heeft Jan Engelman dit<br />
geluk - want zoo mag men het in<strong>de</strong>rdaad wel noemen - gekend in één vers, waarin<br />
hon<strong>de</strong>rd ongeschreven en verloren verzen van zijn wapenbroe<strong>de</strong>rs vleeschgewor<strong>de</strong>n<br />
zijn: ‘De Geboorte’.<br />
Het katholiek réveil <strong>de</strong>zer eeuw, door Bloy ingezet en door <strong>de</strong> Fransche jongeren<br />
vurig overgenomen, heeft ook in Holland weerklank gevon<strong>de</strong>n. Naast Gerard Bruning,<br />
<strong>de</strong>n jong-gestorvene, die zich <strong>de</strong>n prachtigen bijnaam van <strong>de</strong>n ‘laatste <strong>de</strong>r<br />
kruisvaar<strong>de</strong>rs’ verwierf, kwam Engelman op <strong>de</strong> bres te staan. En Engelman schreef<br />
het vers, dat Bruning onthou<strong>de</strong>n was, een vers dat reeds in bouw zijn zware bezieling<br />
verraadt: uit een frenetieke, kortstondige ouverture - onheil, verdoeming en jongste<br />
gericht - blijft één solo-toon over, een geluid van ontwaken en geroepen zijn, zoo<br />
hel<strong>de</strong>r en zoo wilsbereid tot het allerlaatste, als alleen een geloof, dat zich ook over<br />
<strong>de</strong> diepste wortels van het leven heeft uitgebreid, zijn vorm heeft kunnen schenken.<br />
Programma en poëzie - woor<strong>de</strong>n uit het domein van <strong>de</strong> hier overbodige exegese -<br />
vallen in dit ongebon<strong>de</strong>n en toch zoo onveran<strong>de</strong>rlijk-vast geschreven vers te samen.<br />
Het is als een luidkeels geroepen gebed, een vers, dat met dien eenen roep <strong>voor</strong><br />
altijd is verstaan.<br />
Het spreekt vanzelf, dat Engelman zich op <strong>de</strong> hoogte van dat vers, waaraan hij,<br />
om zoo te zeggen, geen schuld had, niet heeft kunnen handhaven. Ik laat hier op<br />
't oogenblik in het mid<strong>de</strong>n in hoeverre <strong>de</strong> katholieke overtuiging, die overeenkomstig<br />
het woord van Maritain: ‘l'art pour Dieu’ <strong>de</strong>n kunstenaar on<strong>de</strong>rgeschikt maakt aan<br />
1) Jan Engelman, Het Roosvenster (Hijman, Stenfert Kroese en v.d. Zan<strong>de</strong>, Arnhem 1927).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
het leven-in-waarheid van <strong>de</strong>n mensch, op het dichterschap van Engelman van<br />
invloed is. De paar verzen van dit bun<strong>de</strong>ltje mogen <strong>voor</strong> jaren een schaarsche oogst<br />
beteekenen, zij toonen in oprechten en diepen strijd verworven te zijn. Er ligt vaak<br />
in en achter <strong>de</strong>ze verzen <strong>de</strong> botsing van <strong>de</strong>n mysticus, die van herkenning zwijgen,<br />
en <strong>de</strong>n profeet, die van aandrift getuigen wil. Op <strong>de</strong>ze kruising, manhaftig en tegelijk<br />
overgegeven aan <strong>de</strong> wetenschap van een Radiguet: ‘gefusilleerd te kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
door <strong>de</strong> soldaten Gods’, schrijft hier een ne<strong>de</strong>rig mensch, een dienaar, verzen.<br />
Verzen die, ernstig tot het melancholische toe, en toch altijd met een paraatheid tot<br />
da<strong>de</strong>n na mislukkingen, slechts zel<strong>de</strong>n gaaf, maar bijna altijd wel levensvatbaar<br />
gewor<strong>de</strong>n zijn. In tegenstelling tot het vers van <strong>de</strong>n aestheet is dit lied, hoe<br />
verdrongen soms ook gebleven in zijn zin en woordvoering, steeds een klein leven<br />
als van het klare water op <strong>de</strong>n bo<strong>de</strong>m: in zijn diepsten grond vruchtbaar en nimmer<br />
tot luchtledige literatuur verpuurd.<br />
Zeker zou men hier kunnen spreken van een in al zijn geringheid reeds aanwezig<br />
‘nieuw evenwicht’. Het is een kleine vlam, die gevoed kan wor<strong>de</strong>n uit een verborgen<br />
harmonie met zijn oorsprong, of wel vergaan in <strong>de</strong>n wind, maar die <strong>de</strong> dichter, als<br />
kunstenaar, niet zal kunnen vervalschen.<br />
Want zijn strijd moge dan in <strong>de</strong> eerste plaats <strong>de</strong> strijd zijn van <strong>de</strong>n katholiek in<br />
<strong>de</strong>ze wereld, het is tevens <strong>de</strong> strijd van <strong>de</strong>n kunstenaar in een vastbera<strong>de</strong>n verzet<br />
tegen elke kunstmatige levensverwekking. Zijn vormgeving laat <strong>de</strong> dichter niet<br />
bepalen door een loodrechte, ineengeklonken constructie. De strijd om het vers-zelf<br />
is hier vager en innerlijker: die van het algemeene naar het bizon<strong>de</strong>re, van <strong>de</strong><br />
‘bestendige aanwezigheid’ naar <strong>de</strong> individueele herkenning, of om <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van<br />
Clau<strong>de</strong>l en Bremond te kiezen: die van <strong>de</strong> anima contra <strong>de</strong>n animus. En het<br />
valt niet te loochenen dat, hoewel ‘De Geboorte’ vèr boven alles staat, Engelman<br />
ook in een paar kleiner opgezette verzen reeds <strong>de</strong> koele en zekere zege van <strong>de</strong>n<br />
waarlijken dichter behaal<strong>de</strong>: in ‘De Joodsche Bruid’, iets min<strong>de</strong>r ook in ‘Raymond<br />
Radiguet’ en in het korte vers ‘Utrecht’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
67<br />
Voor <strong>de</strong> rest lijkt <strong>de</strong> keuze, <strong>voor</strong>zoover Engelman's verzen bekend zijn, op een paar<br />
punten min<strong>de</strong>r gelukkig. ‘Beati Misericor<strong>de</strong>s’, onbelangrijk in <strong>de</strong>ze zetting, en<br />
‘Doopsel’, dat ons als geheel ontgaat, ofschoon er een prachtige vijf<strong>de</strong> strophe in<br />
te waar<strong>de</strong>eren valt, had<strong>de</strong>n wij liever vervangen gezien door <strong>de</strong> verzen uit De<br />
Gemeenschap: ‘Ichnaton’ en ‘De Maagd’, hel<strong>de</strong>re en sterke lie<strong>de</strong>ren, die wij nu<br />
noo<strong>de</strong> missen. Om een <strong>voor</strong>beeld te vin<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> Engelman's vers, dat soms in een<br />
kleine uiterlijkheid niet meer dan een aanleiding vindt om er een almenschelijke<br />
bestemming in te herkennen, moge ‘Utrecht’ hier in zijn geheel een plaats vin<strong>de</strong>n:<br />
Utrecht<br />
Uit een ontluisterd rijk gezonken<br />
plooien van gevels tot grijze gelaten:<br />
dof murmelen, dat niet meer praten<br />
en niet gansch zwijgen heet -<br />
<strong>de</strong> gracht versmalt.<br />
Ik beef en weet:<br />
God heeft ons op een wank'len tijd geklonken,<br />
dat wij verteren en niet vragen<br />
t'ontraadselen <strong>de</strong> schim die dreigend spleet<br />
en die wij donker in ons dragen -<br />
<strong>de</strong> aar<strong>de</strong> valt.<br />
HENRIK SCHOLTE<br />
Engelsche letteren<br />
Longworth Chambrun, Shakespeare.<br />
ER bestaan vele boeken over Shakespeare, en vele goe<strong>de</strong> boeken. Ie<strong>de</strong>r kent het<br />
handige handboek van Boaz of <strong>de</strong> biografie van Dow<strong>de</strong>n. Dergelijke boeken lichten<br />
voldoen<strong>de</strong> in over het ingewikkeld on<strong>de</strong>rwerp van Shakespeare en zijn tijdgenooten.<br />
En alle documenten vindt men achter in <strong>de</strong> editie van Delius verzameld. Trouwens,<br />
<strong>de</strong> werken over Shakespeare zijn zon<strong>de</strong>r tal. Wanneer er dus niet een bijzon<strong>de</strong>r<br />
goed boek verschijnt, heeft het weinig zin daarvan gewag te maken <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren<br />
dan specialisten, die trouwens in Ne<strong>de</strong>rland ook niet zoo talrijk zijn.<br />
Het boek van Mevrouw Longworth Chambrun is nu evenwel zulk een buitengewoon<br />
boek, omdat het, op een origineele manier, <strong>de</strong> volledigst <strong>de</strong>nkbare samenvatting<br />
geeft van het ingewikkel<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp, met al zijn vertakkingen in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis<br />
van <strong>de</strong>n tijd en <strong>de</strong> levens van een aantal beken<strong>de</strong> of ver<strong>de</strong>r in het duister gebleven<br />
personages. Het is zel<strong>de</strong>n met meer durf en zelfstandigheid aangeroerd. En daaraan<br />
is het te danken, dat dit boek veel verklaart, wat el<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong>n schemer gelaten<br />
wordt, omdat het bijna onmogelijk is er houvast aan te krijgen en tevens aan alle<br />
loopen<strong>de</strong> hypothesen te voldoen. Voor hen, die in het on<strong>de</strong>rwerp thuis zijn, geeft<br />
het steunpunten, en zij, die er niet in thuis zijn, krijgen smaak in het geval.<br />
Mevrouw Longworth Chambrun is een Amerikaansche, gehuwd met <strong>de</strong>n Franschen<br />
generaal <strong>de</strong> Chambrun. Het boek is in het Fransch geschreven, wat bezwaren heeft,<br />
omdat teksten en aanhalingen vaak in vertaling zijn ingelascht. Het is evenwel<br />
precies het tegen<strong>de</strong>el van het resumé van het werk van an<strong>de</strong>ren. Het is <strong>voor</strong> mijn<br />
gevoel een meesterwerk, waarin ik altijd bla<strong>de</strong>ren zal.<br />
De behan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> ingewikkel<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r sonnetten, of die van <strong>de</strong><br />
samenzwering van <strong>de</strong>n graaf van Essex heb ik nergens dui<strong>de</strong>lijker gevon<strong>de</strong>n. En<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
dat zijn twee van <strong>de</strong> knooppunten, waaraan het heele verhaal hangt. De sonnetten<br />
zijn een van die on<strong>de</strong>rwerpen, waarbij uitgevers en essayisten bijna steeds hun<br />
hoofd verliezen, omdat ze het spoor bijster raken in <strong>de</strong> hypothesen, die an<strong>de</strong>ren in<br />
<strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r tij<strong>de</strong>n gemaakt hebben.<br />
Er is een kwestie van personen, ten eerste. En er is een kwestie, of <strong>de</strong> dichter ze<br />
maar in <strong>de</strong> blauwe lucht heeft gefantaseerd, of wel met hart en ziel en met betrekking<br />
op personen en op beleef<strong>de</strong> dingen zijn eigen sonnetten heeft gedicht.<br />
Voor wie zijn zij geschreven?<br />
Ze zijn opgedragen aan een Mr. W.H. En dat is waarschijnlijk Shakespeares<br />
beschermer Southamton en ook het personage, dat in <strong>de</strong> eerste sonnetten goe<strong>de</strong>n<br />
raad krijgt en wiens <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re gedichten wor<strong>de</strong>n uitgestald. Ver<strong>de</strong>r is<br />
er een donkere dame, een ‘lady coloured ill’ in het spel, en wie dat was, ook dat zou<br />
men gaarne weten.<br />
Wie dus <strong>de</strong> Mr. W.H. van <strong>de</strong> opdracht is, wie <strong>de</strong> vriend en wie <strong>de</strong> donkere dame,<br />
daarover loopt het verschil en men heeft vele namen genoemd en vele<br />
twijfelachtighe<strong>de</strong>n en absurditeiten, van hetzelf<strong>de</strong> allooi en kaliber als <strong>de</strong> bewering,<br />
dat Shakespeare <strong>de</strong> schrijver niet zou zijn van <strong>de</strong> werken van Shakespeare.<br />
Mevrouw Longworth, met vele an<strong>de</strong>ren trouwens, neemt het eenvoudigste aan,<br />
namelijk dat <strong>de</strong> vriend <strong>de</strong> graaf van Southampton was, die Henry Wriosthesley<br />
heette en Shakespeare's beschermer was; <strong>de</strong> letters W.H. van <strong>de</strong> opdracht zijn dan<br />
eenvoudig omgedraaid door <strong>de</strong>n uitgever Thomas Thorpe, uit <strong>voor</strong>zichtigheid, omdat<br />
hij naar alle waarschijnlijkheid <strong>de</strong> uitgave begonnen is buiten <strong>de</strong>n dichter om,<br />
sonnetten die in omloop waren verzamelend, en niet meer <strong>de</strong> aandacht wil<strong>de</strong> trekken<br />
dan noodig was. Bij uitstek interessant zijn <strong>de</strong> hoofdstukken over Shakespeares<br />
verhouding tot <strong>de</strong> humanisten van zijn tijd, en <strong>voor</strong> éen van hen, <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n in<br />
Southamptons omgeving leven<strong>de</strong>n Italiaan Giovanni Florio, die Montaigne in het<br />
Engelsch vertaal<strong>de</strong>, en die tot nog toe weinig bestu<strong>de</strong>erd werd, is het oor<strong>de</strong>el van<br />
mevr. Longworth van bijzon<strong>de</strong>r belang, omdat zij aan hem reeds vroeger een<br />
uitvoerige studie heeft gewijd.<br />
Men weet, dat Shakespeare veel te danken had aan <strong>de</strong> Plutarchusvertaling van<br />
North, en dat Julius Caesar, Coriolanus, en Antonius en Cleopatra hun ontstaan te<br />
danken hebben aan zijn lectuur van <strong>de</strong> levens <strong>de</strong>zer illusteren. Ook in ou<strong>de</strong><br />
Italiaansche kronieken heeft Shakespeare veel gebla<strong>de</strong>rd en <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen van<br />
menig stuk gevon<strong>de</strong>n. En hij las Montaigne en Rabelais.<br />
De bezitter nu van een groote collectie Italiaansche novellen was precies <strong>de</strong><br />
vertaler van Montaigne, die in <strong>de</strong> omgeving van Southampton leef<strong>de</strong>: Giovanni<br />
Florio.<br />
Juist over <strong>de</strong>zen Florio nu is het oor<strong>de</strong>el van Mevr. Longworth van groot belang.<br />
Hij is in zekeren zin haar ont<strong>de</strong>kking, want niemand vóór haar had zijn vele<br />
geschriften in bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n bestu<strong>de</strong>erd. Ze schreef daarover haar aca<strong>de</strong>misch<br />
proefschrift, en <strong>de</strong> hoofdstukken in haar boek, aan Florio gewijd, bevatten allerlei<br />
nieuws.<br />
Florio behoor<strong>de</strong> dus tot <strong>de</strong> beken<strong>de</strong>n van Shakespeare. Hij schreef eenige werkjes,<br />
o.a. conversatie-lessen in het Engelsch, doceer<strong>de</strong> Fransch en Italiaansch in Oxford,<br />
maakte Italiaansch-Engelsche dictionnaires: A World of Words etc. en vertaal<strong>de</strong> ten<br />
slotte Montaigne.<br />
Ook bezat Florio een mooie <strong>bibliotheek</strong> van een driehon<strong>de</strong>rd werken, waartoe<br />
Shakespeare toegang had. En daar kon hij Cinthio, Boccacio, Ban<strong>de</strong>llo, <strong>de</strong><br />
Italiaansche Novellen-schrijvers, tezamen met Machiavelli, Ariosto, enz. vin<strong>de</strong>n.<br />
Shakespeare, die in niet al te goe<strong>de</strong> termen met hem<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
68<br />
leef<strong>de</strong>, schijnt zijn karikatuur te hebben gemaakt in Holofernes. <strong>de</strong>n geleer<strong>de</strong>n<br />
pedant van Love's Labour's lost. Want daar vindt men citaten, die aan <strong>de</strong> geforceer<strong>de</strong><br />
conversatie-lessen van Florio ontleend zijn. Zoo was ook alliteratie een van <strong>de</strong><br />
gelief<strong>de</strong> pennewendingen van <strong>de</strong>n Italiaan, zelfs in zijn proza; waarop Shakespeare<br />
dichtte, <strong>voor</strong> Holofernes:<br />
The preyfull princess pierced and pricked<br />
A pretty pleasing pricked.<br />
Some say a sore; but not a sore;<br />
Until ma<strong>de</strong> sore with shooting.<br />
Holofernes betaal<strong>de</strong> hem terug, door hatelijkhe<strong>de</strong>n in het <strong>voor</strong>woord van zijn<br />
woor<strong>de</strong>nboek, welke vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> Shakespeare bestemd zijn.<br />
Het was althans een interessante tijd, met interessante menschen. Van <strong>de</strong>ze<br />
allen, van Essex, van Southampton, van Ben Jonson, van Marlowe, Draiton, Daniel,<br />
allen in betrekking staand tot <strong>de</strong> letteren, vindt men zeer gelukte portretten. De<br />
letteren wer<strong>de</strong>n opnieuw ont<strong>de</strong>kt en al wat gedrukt werd vond zijn nieuwsgierigen.<br />
Ik kan alleen enkele van <strong>de</strong> meest belangwekken<strong>de</strong> hoofdstukken van dit boek<br />
aanstippen. Maar het geheel is meer dan lezenswaardig. Het is een<br />
Shakespeare-biografie, zooals er weinigen zijn. Het kan ziju moeilijke on<strong>de</strong>rwerp<br />
aan, en zijn moeilijke omgeving en zijn moeilijken tijd. Dat is het beste, wat men<br />
ervan zeggen kan.<br />
L. VAN LANGE<br />
Aanteekeningen over tooneel<br />
I<br />
IN <strong>de</strong>n laatsten tijd bestaat er sinds <strong>de</strong> opvoering van Marijke van Niemegen en <strong>de</strong><br />
eenvoudige tooneelwerken van Ghéon bij het Ne<strong>de</strong>rlandsche publiek een<br />
opmerkelijke belangstelling <strong>voor</strong> opvoeringen van stukken, welke gedrenkt zijn in<br />
Roomschen geest.<br />
Buiten <strong>de</strong> Roomschen zelve vin<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al zij, die heel ver af staan van het<br />
katholieke, mystiek behagen in <strong>de</strong>ze kunst.<br />
Zij zien met een volkomen gemoedsrust het pittoreske van een geheel vreem<strong>de</strong><br />
wereldbeschouwing en dringen een oogenblik door in een geest van naïef geloof.<br />
Maar het nauwste contact tusschen spelers en toeschouwers wordt toch bereikt<br />
wanneer elk woord en elk gebaar door een in meer<strong>de</strong>rheid uit katholieken<br />
samengesteld publiek kan wor<strong>de</strong>n begrepen tot in <strong>de</strong> fijnste nuance. Dit was het<br />
geval bij <strong>de</strong> première van het Apostelspel van Max Mell, bij uitzon<strong>de</strong>ring te Arnhem<br />
gegeven, op verzoek van <strong>de</strong>n r.-k. kunstkring ‘Opgang’.<br />
De katholiek toont in het verkeer met zijn heiligen een zekere gemeenzaamheid,<br />
en hij ziet er geen kwaad in zich over hun persoonlijkheid grapjes te veroorloven,<br />
waarin een an<strong>de</strong>rs<strong>de</strong>nken<strong>de</strong> profanatie ziet.<br />
Zij bezitten nog iets van <strong>de</strong>n geest <strong>de</strong>r Mid<strong>de</strong>leeuwers die ‘aardsch en hemelsch’<br />
om het nauwst met elkaar wisten te vermengen, zon<strong>de</strong>r hunne argeloosheid daarbij<br />
te verliezen.<br />
In Max Mell's spel komt dit sterk tot uiting.<br />
Hoog in <strong>de</strong> bergen woont een ou<strong>de</strong> boer met zijn kleindochter, een meisje, bezield<br />
met een kin<strong>de</strong>rlijk geloof, waar<strong>voor</strong> niets te veel en niets te zon<strong>de</strong>rling is om te<br />
aanvaar<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Veel leest zij op <strong>de</strong> lange winteravon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> heilige verhalen van het boek Gods,<br />
en alles wat in <strong>de</strong>n verren tijd geschied<strong>de</strong> leeft zij daar in <strong>de</strong> verre eenzaamheid<br />
van tijd en plaats me<strong>de</strong>.<br />
Het is haar zoo eigen, zoo nabij, dat een won<strong>de</strong>r, waardoor het weer tot een<br />
werkelijkheid zou wor<strong>de</strong>n, een kleinigheid lijkt.<br />
En met haar grootva<strong>de</strong>r bespreekt zij een van die naieve fantasieën, waarme<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> ziel zich gelukkig kan maken. Als <strong>de</strong> Apostelen nu eens kwamen, hoe zou<strong>de</strong>n<br />
zij bei<strong>de</strong>n die dan ontvangen, wat zou<strong>de</strong>n zij hun <strong>voor</strong>zetten, welke ligging zou<strong>de</strong>n<br />
zij hun bie<strong>de</strong>n.<br />
Het gesprek voert <strong>de</strong> gebeurtenissen reeds tot <strong>de</strong> grens <strong>de</strong>r werkelijkheid als er<br />
voetstappen buiten klinken en twee bijna irreële donkere silhouetten door het<br />
maanlicht op het huis aanschrij<strong>de</strong>n.<br />
Het meisje schrikt ten zeerste van hun hevig geklop, en als <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur opengaat en<br />
twee ruwe kerels verschijnen, wisselen in haar emoties van ontzetting en extase.<br />
Hun optre<strong>de</strong>n is verre van geruststellend, en niet zoodra zijn zij een oogenblik<br />
alleen of zij onthullen <strong>de</strong>n toeschouwer hun kwa<strong>de</strong> bedoelingen.<br />
Met roof en moord zullen zij hun bezoek besluiten. De jongste stelt <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>ren<br />
boef <strong>voor</strong>, zich <strong>voor</strong> dokters uit te geven en hun namen te latiniseeren.<br />
Magdalena hoort, als zij terugkomt, dus van hen, dat zij Petrus en Johannes<br />
heeten.<br />
Als Johannes dan begrijpt, dat het meisje hen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> Apostelen houdt,<br />
haalt hij zijn makker over met hem dit spel te spelen.<br />
De dramatische spanning blijft van dit oogenblik af <strong>voor</strong>tdurend krachtig.<br />
Tegen <strong>de</strong> ongewapen<strong>de</strong> zekerheid van het argelooze geloof staat <strong>de</strong> dreigen<strong>de</strong><br />
dierlijkheid van <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> mannen in scherp contrast.<br />
Maar nu hij eenmaal in zijn rol is getre<strong>de</strong>n dwingt Magdalena Johannes hoe langer<br />
hoe dieper in het spel door te dringen, ten spijt van Petrus, die met slecht verholen<br />
tegenzin aan al <strong>de</strong>ze mallighe<strong>de</strong>n me<strong>de</strong> blijft doen.<br />
Rie Gilhuis toon<strong>de</strong> ons een Magdalena puur en zuiver en van een kin<strong>de</strong>rlijke<br />
standvastige argeloosheid, onberoerd zelfs toen Petrus haar met <strong>de</strong>n dood<br />
bedreig<strong>de</strong>.<br />
Haar geloof bleef te sereen om <strong>de</strong> verwil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> passie te begrijpen van <strong>de</strong>n<br />
misdadiger, die, toen hij zich bewogen voel<strong>de</strong> door haar vertrouwen, zijn misdaad<br />
wil<strong>de</strong> volvoeren <strong>voor</strong> en aleer <strong>de</strong> opkomen<strong>de</strong> vertee<strong>de</strong>ring zijn arm zou verlammen.<br />
Zij ziet in hem <strong>de</strong>n driftigen, sanguinischen St. Petrus, rauw van uiterlijk, maar<br />
tee<strong>de</strong>r van inborst, die zich ergert aan <strong>de</strong>n onschuldigen twijfel, welken zij nu en<br />
dan durft uitspreken over <strong>de</strong> duistere passages van het heilige boek. Een dreigend<br />
opgeheven mes in <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong>n Apostel lijkt haar niets abnormaals, het is <strong>voor</strong><br />
hare argeloosheid niets an<strong>de</strong>rs dan een mid<strong>de</strong>l om haar geloof te beproeven. Het<br />
zuiver genuanceer<strong>de</strong> spel van Jan van <strong>de</strong>r Lin<strong>de</strong>n maakte het mogelijk, <strong>de</strong> illusie<br />
te handhaven dat <strong>de</strong> figuur, die <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n toeschouwer <strong>voor</strong>tdurend <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
verwil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> bandiet is, <strong>voor</strong> het kind <strong>de</strong> onstuimige St. Petrus blijft.<br />
Echter meer nog zorg<strong>de</strong> daar<strong>voor</strong> Eduard Palmers, als <strong>de</strong> moor<strong>de</strong>naar, die uit<br />
sluwheid <strong>de</strong>n gelei<strong>de</strong>lijken weg heeft gekozen en dan langzamerhand in het heilige<br />
spel zóó opgaat, dat hij <strong>de</strong> incarnatie zelve wordt van Johannes. De gelei<strong>de</strong>lijke<br />
ontspanning van dit cynisme tot een oogenblik van superieure menschelijkheid was<br />
diep ontroerend. Dit werd door Palmers gespeeld in een prachtige climax. Het kon<br />
zoo <strong>de</strong>n toeschouwer niet in het minst meer verwon<strong>de</strong>ren dat <strong>de</strong>ze Johannes ten<br />
slotte <strong>de</strong> daad doet welke <strong>de</strong>s heiligen is: <strong>de</strong> belooning van Magdalena, die <strong>voor</strong>taan<br />
<strong>de</strong>n begeer<strong>de</strong>n naam Maria zal mogen dragen.<br />
De hooge zuiverheid van zijn spel bleek wel hieruit, dat niet viel aan te wijzen<br />
wanneer <strong>de</strong> overgang van misdadig nihilist tot heilig apostel plaats vond.<br />
Ook Roemer gaf, zorgzaam als altijd, zijn rol <strong>de</strong> noodige wijding.<br />
De minutieus bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> regie en <strong>de</strong> geheel in <strong>de</strong>n toon<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
69<br />
passen<strong>de</strong> romantiek van Veterman's <strong>de</strong>cors maakten het Apostelspel tot een gave<br />
schets, welke ook an<strong>de</strong>rs<strong>de</strong>nken<strong>de</strong>n in staat stel<strong>de</strong> met <strong>de</strong> gei<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong> katholieke<br />
mentaliteit op zijn zuiverst kennis te maken.<br />
Het katholieke publiek, dat aan een zekere gemeenzaamheid met zijn heiligen<br />
gewoon is, zag met opgewekt genoegen <strong>de</strong> eigenaardige verwikkelingen, welke <strong>de</strong><br />
situatie me<strong>de</strong>bracht, aan, en stoor<strong>de</strong> er zich bijv. niet aan, dat 't rapalje met <strong>de</strong>n<br />
naam Johannes luchtigweg verklaar<strong>de</strong>, natuurlijk heel goed op <strong>de</strong> hoogte te zijn<br />
met het heilige boek, dat hij.... immers zelf had geschreven.<br />
Het lachte daar hartelijk om, maar raakte daarna ook geheel en al on<strong>de</strong>r bekoring<br />
van <strong>de</strong> fijne symboliek, en het stuk maakte ten slotte een diepen en weldadigen<br />
indruk, die aan <strong>de</strong> spelers dankbaar werd vertolkt door een vele malen herhaald en<br />
hartelijk applaus.<br />
Het Hofstadtooneel heeft met <strong>de</strong> première van het Apostelspel een waarlijk<br />
overweldigend succes gehad.<br />
* * *<br />
Tot een geheel an<strong>de</strong>re sfeer behoort Rabindranath's stuk ‘<strong>de</strong> Brief van <strong>de</strong>n Koning’,<br />
dat door Henri Borel in wellui<strong>de</strong>nd Ne<strong>de</strong>rlandsch is vertaald.<br />
Maar het concrete beeld van het katholieke spel bleef nog lang nadat het doek<br />
we<strong>de</strong>r was opgegaan een beletsel <strong>voor</strong> een juiste appreciatie van <strong>de</strong> schepping<br />
van <strong>de</strong>n Indiër.<br />
Trouwens <strong>de</strong> symboliek is hier opzettelijker en vager, waardoor zij <strong>de</strong> kracht van<br />
<strong>de</strong> suggestie mist.<br />
En toch had <strong>de</strong>ze opvoering het groote <strong>voor</strong><strong>de</strong>el, dat elke poging tot pompeuzen<br />
opzet achterwege was gelaten, zoodat <strong>de</strong>s dichters schepping meer <strong>voor</strong> zich zelf<br />
kon spreken.<br />
Er zijn, laten wij het ne<strong>de</strong>rig erkennen, tonen die het kin<strong>de</strong>roor bereiken, maar<br />
die aan dat van <strong>de</strong>n volwassene ongehoord <strong>voor</strong>bij gaan.<br />
Zoo kon <strong>de</strong> vage symboliek van Tagore op ons geen dieperen indruk maken, dan<br />
die van een sprookje, dat even snel weer vervluchtigt als het wordt verteld.<br />
Misschien moet <strong>de</strong> oorzaak daar<strong>voor</strong> ook wor<strong>de</strong>n gezocht in <strong>de</strong> omstandigheid,<br />
dat 's konings dokter en heraut waren uitgedost op een wijze, die het een Westersch<br />
publiek bijna onmogelijk maakt hun ernstige zending te begrijpen.<br />
Wij wor<strong>de</strong>n nu eenmaal in onze <strong>voor</strong>stellingen en begrippen van symboliek geleid<br />
door zekere tradities. De bo<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n dood kon<strong>de</strong>n wij dan ook niet licht in <strong>de</strong><br />
zwierige gestalten welke het Hofstadtooneel op <strong>de</strong> planken bracht, herkennen.<br />
Zij bezaten <strong>de</strong> lieflijkheid van het sprookje en brachten daardoor het publiek,<br />
ofschoon het op het sterven van Amel voldoen<strong>de</strong> was <strong>voor</strong>bereid, van <strong>de</strong> wijs.<br />
Eenige reminiscensies aan onze geijkte <strong>voor</strong>stellingen van <strong>de</strong>n dood in <strong>de</strong><br />
costumes van heraut en dokter, of wel het meer op <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>grond tre<strong>de</strong>n op het<br />
laatste oogenblik van <strong>de</strong>n fakir, die <strong>de</strong>snoods in zijn stil spel sterker <strong>de</strong> beteekenis<br />
van <strong>de</strong> verschijning <strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> symbolische figuren zou kunnen suggereeren, had<br />
waarschijnlijk als hulpmid<strong>de</strong>l kunnen dienen om <strong>de</strong> bedoeling van Tagore dui<strong>de</strong>lijker<br />
te maken, zon<strong>de</strong>r die op te dringen. Mevrouw van <strong>de</strong>r Lugt Melsert wist met haar<br />
zweven<strong>de</strong> irreële stem <strong>de</strong> verlangen<strong>de</strong>, wijd openliggen<strong>de</strong> ziel van het sterven<strong>de</strong><br />
jongetje zeer gelukkig aan te geven, en ook <strong>de</strong> Fakir kon zijn rol door persoonlijk<br />
spel een diepen zin verleenen. Maar overigens vermochten <strong>de</strong> spelers niet an<strong>de</strong>rs<br />
te doen, dan <strong>de</strong> op zich zelf vrij onbelangrijke fragmenten, die hun waren opgedragen,<br />
te doen passen in het ensemble, dat ongetwijfeld <strong>de</strong> eigenaardige sfeer, die om<br />
Tagore's woor<strong>de</strong>n zweeft, dicht heeft bena<strong>de</strong>rd. De <strong>de</strong>cors waren sober, maar uiterst<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
ingenieus. Van een kamer, die eerst van buiten naar binnen en later van binnen<br />
naar buiten werd gezien, was heel handig gebruik gemaakt, om <strong>de</strong> Indische sfeer<br />
in allen eenvoud weer te geven, en <strong>de</strong> regie had het spel gaaf in dit ka<strong>de</strong>r weten in<br />
te sluiten.<br />
Het was een welverzorg<strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling.<br />
Vooral <strong>voor</strong> hen, die Tagore in wezen nabij staan, heeft <strong>de</strong>ze uitvoering en<br />
opvatting van ‘<strong>de</strong>n Brief aan <strong>de</strong>n Koning’ <strong>de</strong> verdienste, dat zij vrij zuiver <strong>de</strong>n zin<br />
van dit werk heeft bena<strong>de</strong>rd.<br />
Voor het meer Europeesch <strong>de</strong>nken<strong>de</strong> <strong>de</strong>el van het publiek had wellicht een<br />
scherper typeering, positiever vertolking en strenger stijl het nuttige <strong>voor</strong><strong>de</strong>el gehad<br />
van het wel wat vage i<strong>de</strong>alisme iets meer te releveeren.<br />
ALBERT BESNARD<br />
Ned. Studio Theater<br />
DE Benjamin <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Tooneelgezelschappen <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> met een<br />
<strong>voor</strong>stelling, die nóch een mislukking, nóch een succes genoemd mag wor<strong>de</strong>n.<br />
On<strong>de</strong>r leiding van <strong>de</strong>n Duitschen regisseur Max<br />
DICK V. VEEN als David in ‘Haskalah’, Naar een potloodteekening <strong>voor</strong> D.G.W. van Wybo<br />
Meyer.<br />
Lieber bracht zij een drietal Joodsche een-acters, tafereelen uit het intieme Joodsche<br />
leven. Maar <strong>de</strong> fout werd begaan om het meeren<strong>de</strong>el <strong>de</strong>r rollen door niet-Joodsche<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
70<br />
acteurs te doen spelen. En hierin heeft zon<strong>de</strong>r twijfel <strong>de</strong> oorzaak van <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>eltelijke<br />
ne<strong>de</strong>rlaag gelegen, hierin zat het be<strong>de</strong>rf <strong>voor</strong> wat ons overigens wel ontroeren kon.<br />
Het mocht <strong>de</strong>n meesten spelers niet gelukken, <strong>de</strong> ware Joodsche sfeer te bena<strong>de</strong>ren<br />
en te vertolken, enkelen uitgezon<strong>de</strong>rd. De ou<strong>de</strong> rabbi van Hans Bruning werd een<br />
goeie Sinterklaas, maar gelooven in zijn woor<strong>de</strong>n kon men niet, het was alles holle<br />
rethoriek, die te scherper uitkwam naast het sublieme spel van Marie Hamel als zijn<br />
leerling Lemech.<br />
MARIE HAMEL als Rochele in ‘Haskalah’. Naar een potloodteekening <strong>voor</strong> D.G.W. van Wybo<br />
Meyer.<br />
De uitzon<strong>de</strong>ring on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> niet-Joodsche spelers vorm<strong>de</strong> Dick van Veen als <strong>de</strong><br />
fanatieke jonge rabbi in ‘Haskalah’. De scène van het ‘sjiuwe’ zitten was een <strong>de</strong>r<br />
beste momenten van <strong>de</strong>n geheelen avond. Veel van het gebo<strong>de</strong>ne won nog door<br />
<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re werking met lichteffecten; hierdoor werd soms een stemming<br />
geschapen, die niet naliet te imponeeren. Maar over 't geheel verdien<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze eerste<br />
opvoering geen an<strong>de</strong>re ontvangst dan die haar ten <strong>de</strong>el viel: koel en gereserveerd,<br />
met waar<strong>de</strong>ering <strong>voor</strong> wat betracht werd, maar zon<strong>de</strong>r (groote) belangstelling <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> toekomst.<br />
WYBO MEYER<br />
In memoriam Jules Schurmann †<br />
HIJ tel<strong>de</strong> - wanneer jongeren spraken over Ne<strong>de</strong>rlandsche poëzie, nauwelijks nog<br />
mee, hij heeft, volgens sommigen, nooit meegeteld. Ik weet niet, of dat rechtvaardig<br />
is, ik ben niet bevoegd om het te beoor<strong>de</strong>elen, en er is zooveel naijver in <strong>de</strong> wereld,<br />
niet het minst on<strong>de</strong>r kunstenaars en <strong>voor</strong>al niet het minst on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r begaaf<strong>de</strong>n.<br />
Vier regels in <strong>de</strong> krant brengen nu <strong>de</strong> tijding van zijn dood, en wanneer er meer<br />
over hem geschreven zal wor<strong>de</strong>n, dan is dat ten <strong>de</strong>ele wellicht nog, omdat hij een<br />
broe<strong>de</strong>r had, beroem<strong>de</strong>r dan hij.<br />
Weinigen misschien zullen zóó verkeerd beoor<strong>de</strong>eld zijn gewor<strong>de</strong>n als Jules<br />
Schurmann. Een schuchtere, ingetogen peinzer, zooals ‘men’ zich een dichter pleegt<br />
<strong>voor</strong> te stellen, was hij, <strong>voor</strong> het uiterlijk, niet. Wie hem in gezelschap ontmoette,<br />
vond hem luidruchtig, uitgelaten en vol luim, onuitputtelijk in het vertellen van<br />
anecdoten.<br />
Die hem beter ken<strong>de</strong>n, wisten hoe dit alles slechts masker was; hoe achter die<br />
uitgelatenheid een stille weemoed diep in hem schrijn<strong>de</strong>. Wie hem in gezelschap<br />
ontmoette, vond een man die veel en graag over zijn eigen werk sprak, en<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
eschouw<strong>de</strong> dat als zelf-ingenomenheid. Die hem beter ken<strong>de</strong>, wist, hoe an<strong>de</strong>rs<br />
het was, hoe het een uiting was van zijn kin<strong>de</strong>rlijk-naieven aard. Tintelend van<br />
belangstelling was hij <strong>voor</strong> alles wat litteratuur betrof, en in zijn naïveteit kwam het<br />
niet in hem op, dat die belangstelling bij an<strong>de</strong>ren wel eens min<strong>de</strong>r groot zou kunnen<br />
zijn. Verheugd als een kind dat een nieuw geschenk kreeg, zóó kon hij zijn over<br />
een nieuw vers, dat hij had geschreven; dan bleef hij, op een wan<strong>de</strong>ling, soms<br />
mid<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>n weg stilstaan, om het ‘te zeggen’; dan was zijn uitgelatenheid geen<br />
masker meer.<br />
Maar in zijn binnenste voer<strong>de</strong> hij een <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong>n strijd, in het diepste zijner<br />
ziel knaag<strong>de</strong>n weemoed en angst, weemoed om dingen uit het verle<strong>de</strong>n, angst om<br />
(onbestem<strong>de</strong>) dingen in <strong>de</strong> toekomst.<br />
Weemoed, wat wilt ge toch<br />
Moet ge dan altijd nog<br />
Schreien in mij?<br />
Zal steeds een oud verdriet<br />
Mind'ren, maar sterven niet?<br />
Schrijnen in mij?<br />
Niet feller hebben an<strong>de</strong>ren hem kunnen martelen, dan door te twijfelen aan <strong>de</strong><br />
echtheid van zijn poëtische ontroeringen. Dat maakte hem ten doo<strong>de</strong> bedroefd, dan<br />
beving hem <strong>de</strong> (naïeve) angst, dat het in <strong>de</strong> toekomst werkelijk zoo zou wor<strong>de</strong>n,<br />
dat <strong>de</strong>ze twijfelaars gelijk zou<strong>de</strong>n kunnen krijgen. Dan werd zijn lied een be<strong>de</strong> om<br />
mildheid.<br />
* * *<br />
O, niet te wor<strong>de</strong>n een die spreekt<br />
van schoonheid zon<strong>de</strong>r zacht ontroeren<br />
Wil, Dood, dan liever mij beroeren<br />
Eer in mijn hart <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> ontbreekt.<br />
Hij tel<strong>de</strong>, wanneer jongeren spraken over Ne<strong>de</strong>rlandsche poëzie, nauwelijks nog<br />
mee. Hij heeft, volgens sommigen, nooit meegeteld, ik weet niet, of dat rechtvaardig<br />
is, ik ben niet bevoegd om het te beoor<strong>de</strong>elen, en er is zooveel naijver in <strong>de</strong> wereld.<br />
Maar, mocht ook <strong>de</strong> herinnering aan <strong>de</strong>n dichter Schurmann gaan vervagen, die<br />
aan <strong>de</strong>n schoonheids-gevoeligen mensch blijft ons bij, <strong>voor</strong>goed.<br />
WYBO MEYER<br />
Maandkroniek<br />
Huldiging van Josine A. Simons-Mees<br />
Ten huize van <strong>de</strong> tooneelschrijfster mevr. Josine A. Simons-Mees in het<br />
Prinsevinkenpark te 's-Gravenhage heeft een intieme huldigingsplechtigheid plaats<br />
gehad. Een <strong>de</strong>putatie, bestaan<strong>de</strong> uit eenige letterkundigen en bestuursle<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />
Wereld<strong>bibliotheek</strong>vereeniging, bo<strong>de</strong>n <strong>de</strong> schrijfster een fraaie, door <strong>de</strong>n heer Georg<br />
Rueter geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> oorkon<strong>de</strong> aan van on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong>n inhoud:<br />
‘In het tooneelseizoen 1891/92, dus juist 35 jaar gele<strong>de</strong>n, is door De<br />
Rotterdammers <strong>de</strong> première gegeven van<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
71<br />
Droomleven, het eerste belangrijke werk van Josine A. Simons-Mees. Ter herinnering<br />
aan <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>stelling, gevolgd door zoo talrijke vertooningen van <strong>de</strong> fijne en<br />
menschkundige tooneelstukken <strong>de</strong>r zelf<strong>de</strong> talentvolle schrijfster, wordt haar <strong>de</strong>ze<br />
oorkon<strong>de</strong> aangebo<strong>de</strong>n door allen, wier handteekeningen er zijn bijgevoegd’.<br />
De omstreeks 700 handteekeningen uit Noord- en Zuid-Ne<strong>de</strong>rland, waaron<strong>de</strong>r<br />
die van <strong>de</strong> meest <strong>voor</strong>aanstaan<strong>de</strong> letterkundigen, tooneelspelers, beoefenaars van<br />
an<strong>de</strong>re kunsten, geleer<strong>de</strong>n en lei<strong>de</strong>rs van onze openbare gedachte, waren als een<br />
kaartregister verzameld in een door mej. M. Rueter zeer kunstig bewerkt kistje.<br />
De plechtigheid had, in overstemming met <strong>de</strong>n eenvoudigen aard <strong>de</strong>r jubilaresse,<br />
een intiem en huiselijk karakter. Weinige waren aanwezig, maar zooals één <strong>de</strong>r<br />
woordvoer<strong>de</strong>rs bij <strong>de</strong> overhandiging het uitdrukte: <strong>de</strong> inhoud van het kostbare kistje<br />
getuigt ervan dat zeer, zeer velen wel heel graag aanwezig had<strong>de</strong>n willen zijn, om<br />
<strong>de</strong> beschei<strong>de</strong>n schrijfster van De Veroveraar, De Paladijn, Sint Elisabeth en zoo<br />
vele an<strong>de</strong>re treffen<strong>de</strong> en uitnemen<strong>de</strong> kunstwerken, eens een oogenblik zelf te doen<br />
beseffen wat zij in <strong>de</strong> 35 jaren van haar schrijfstersloopbaan als kunstenares <strong>voor</strong><br />
ons Ne<strong>de</strong>rlandsch tooneel en, wat misschien nog méer beteekent, als diep<br />
meelevend mensch <strong>voor</strong> onze Ne<strong>de</strong>rlandsche kultuur heeft tot stand gebracht! Het<br />
initiatief tot <strong>de</strong> huldiging was genomen door Ina Boudier Bakker, prof. R. Casimir,<br />
mej. M.A. De Goeje, D.Th. Jaarsma, dr. M.B. Men<strong>de</strong>s da Costa, Frans Mijnssen,<br />
Annie Salomons, jhr. dr. Nico v. Suchtelen en het bestuur <strong>de</strong>r<br />
Wereld<strong>bibliotheek</strong>vereeniging.<br />
Twee Vlaamsche Huldigingen<br />
Verle<strong>de</strong>n jaar had<strong>de</strong>n er Hugo Verriest-feesten plaats te Ingoighem. Dit jaar maakt<br />
Deerlijk, het geboortedorp van Hugo Verriest, zich gereed om <strong>de</strong>n ‘pastor van te<br />
lan<strong>de</strong>’ te her<strong>de</strong>nken. - De gemeenteraad van Deerlijk heeft een hulpgeld van 1000<br />
francs <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Verriest-feesten eenparig goedgekeurd, terwijl het comité op Zondag<br />
6 Maart jl. keurstukken uit het Mariaspel van Halle, on<strong>de</strong>r leiding van <strong>de</strong>n componist<br />
M. Moortgat, heeft laten uitvoeren om het fonds te stijven.<br />
Aan <strong>de</strong>n beeldhouwer Léon Hervein te Moeskroen, dorpsgenoot van Hugo Verriest,<br />
is het ontwerpen van <strong>de</strong>n Verriest-ge<strong>de</strong>nksteen, die op het geboortehuis zal wor<strong>de</strong>n<br />
geplaatst, opgedragen. Het arduinen mid<strong>de</strong>nstuk zal <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n tekst dragen:<br />
Hier werd geboren op 25 November 1840<br />
<strong>de</strong> zoetbespraakte Priester-Vlaming<br />
HUGO VERRIEST<br />
In het rechterzijluik wordt een kelk, in het linkerzijluik een leeuw gebeiteld.<br />
De onthulling zal plaats hebben op Zondag 14 Aug. a.s.<br />
* * *<br />
De feestelijke huldiging van <strong>de</strong>n dichter Willem Gijssels heeft 23 April te Antwerpen<br />
plaats.<br />
In het hul<strong>de</strong>-comité hebben zitting genomen, als <strong>voor</strong>zitters: Lo<strong>de</strong> Baekelmans<br />
en Herman Teirlinck; als on<strong>de</strong>r<strong>voor</strong>zitters: Ernst Claes en Emiel Hullebroek; als<br />
secretaris: Frits Francken, en ver<strong>de</strong>r, als le<strong>de</strong>n, o.a. nog E. <strong>de</strong> Bom, Karel Candael,<br />
Paul Gilson, dr. De Gruyter, J. Beuckeleers, August <strong>de</strong> Boeck, P. Kenis, Toussaint<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
van Boelaere, R. Veremans, Pol <strong>de</strong> Mont, F. Timmermans, Jef van Hoof, A. Hans<br />
en vele an<strong>de</strong>re Vlamingen uit <strong>de</strong> letterkundige en artistieke wereld.<br />
Elise Knuttel-Fabius 1857 - 7 Maart - 1927<br />
Maandag wordt, aldus Het Va<strong>de</strong>rland van 5 Maart jl., onze kin<strong>de</strong>rschrijfster mevr.<br />
E. Knuttel-Fabius zeventig jaar. Ou<strong>de</strong>n en jongen, die haar boeken hebben gelezen,<br />
vrien<strong>de</strong>n en kennissen die het <strong>voor</strong>recht hebben - 't is een kleine kring - haar persoon<br />
te kennen, zullen met vreug<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze tijding vernemen, omdat we er uit persoonlijke<br />
ervaring kunnen bijvoegen, dat <strong>de</strong> jubilaresse in volkomen gezondheid en met een<br />
benij<strong>de</strong>nswaardige opgewektheid <strong>de</strong>n feestdag tegemoet gaat.<br />
't Kostte moeite haar te na<strong>de</strong>ren, en ware het niet, dat wij papieren kon<strong>de</strong>n<br />
meebrengen van haar tienjarig redactieschap aan Jong Va<strong>de</strong>rland, zelfs Het<br />
Va<strong>de</strong>rland had onverrichterzake moeten terugkeeren.<br />
We wer<strong>de</strong>n ontvangen op <strong>de</strong> werkkamer, en twee minuten waren voldoen<strong>de</strong>, om<br />
<strong>de</strong> mooie ziel van <strong>de</strong>ze pretentielooze vrouw te begrijpen. Ze heeft nu werkelijk<br />
heelemaal niets van een femme savante. Ze is er omdat ze er is, en ze schreef<br />
kin<strong>de</strong>rboeken omdat ze ze schreef. Ze schreef uit haar moe<strong>de</strong>rlijk hart en met<br />
haar moe<strong>de</strong>rlijk hart. Dat ze onze litteratuur verrijkte; dat er gewichtige<br />
paedagogische theorieën bestaan en dikke boeken daarover; dat er is een<br />
verschillend beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> jeugdbeweging; goed, maar daarover maakte <strong>de</strong><br />
Moe<strong>de</strong>r-Schrijfster het zich niet te druk. Haar kenbron was het moe<strong>de</strong>rhart en<br />
Fantasia hielp haar een beetje.<br />
Al praten<strong>de</strong> kwam er wat meer los over dat moe<strong>de</strong>rhart. 't Is een met leed<br />
worstelend hart geweest en daarom leer<strong>de</strong> het veel en ging het diep voelen, en het<br />
schrijven werd soms dat overla<strong>de</strong>n hart een weg <strong>de</strong>r ontkoming. Het fijne boek Der<br />
ziele won<strong>de</strong>rland werd op die wijze geboren. Het vertelt van Keltische<br />
sprookjes, maar het bracht ook verlichting aan een door het verlies van een dochter<br />
geprang<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rziel. En zoo ligt er <strong>voor</strong> ons gevoel een heilige sfeer over dit<br />
werk.<br />
Het was <strong>voor</strong> ons <strong>de</strong> eerste persoonlijke ontmoeting, maar zel<strong>de</strong>n hebben we<br />
een <strong>de</strong>rgelijke wezenseenheid gezien tusschen persoon en werk. Bei<strong>de</strong> volkomen<br />
pretentieloos, bei<strong>de</strong> beschei<strong>de</strong>n uit natuurinstinct, maar bei<strong>de</strong> zoo heerlijk gea<strong>de</strong>ld<br />
door Lief<strong>de</strong> en Leed.<br />
Het is dan ook alleen bij wijze van herinnering, dat we even bij het zeer<br />
omvangrijke literaire werk stilstaan en ons bepalen tot een kritieklooze opsomming.<br />
De romans Marianne en Om 't Geluk dateeren nog uit <strong>de</strong>n meisjestijd, maar<br />
van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r zijn: Van Lichtstraaltjes en donkere wolken, Aan <strong>de</strong> Rivier, Het<br />
pleegkind, Kinnie en haar vrien<strong>de</strong>n, Op Duinzicht, Moed, Het Boek van Hans, On<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> Korenmaat en Moed.<br />
Het laatst genoem<strong>de</strong> boek moet ook geboren zijn uit een <strong>de</strong>rgelijke behoefte als<br />
waaraan Der Ziele Won<strong>de</strong>rland zijn ontstaan te danken heeft.<br />
Ver<strong>de</strong>r schreef zij, tien jaar als redactrice, in Jong-Va<strong>de</strong>rland kostelijke<br />
kin<strong>de</strong>rverhalen, terwijl ze met het zeer beken<strong>de</strong> werk Ou<strong>de</strong> Kin<strong>de</strong>rboeken<br />
zich <strong>voor</strong>goed - als 't nog noodig ware geweest! - het eeredoctoraat in <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>rschrijfkunst verwierf.<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, welke van zeer veel<br />
belang is geweest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> emancipatie <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche vrouwen, verscheen<br />
van haar een brochure over Vrouwenarbeid.<br />
In <strong>de</strong> Deutsche Revue XXII (Febr) schreef zij een interview met Jozef Israëls, en<br />
<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r vereer<strong>de</strong> haar een zeer mooi teekeningetje, dat op een eereplaats in<br />
<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>erkamer hangt.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Nu en dan heeft <strong>de</strong> schrijfster ook <strong>de</strong> lier van <strong>de</strong> wilgen genomen en haar<br />
gedachten in dichtvorm vertolkt.<br />
Richard Hol, Ulfert Schults, George Bijerle en Arnold Spoel hebben Knuttel<br />
Fabius-gedichtjes getoonzet.<br />
Maar <strong>de</strong> Kin<strong>de</strong>rschrijfster blijft nummer één en nog altijd zéér gezocht. Van Hans<br />
is pas een nieuwe druk verschenen en er moet een vervolg op komst zijn. Ver<strong>de</strong>r<br />
moeten er - natuurlijk weten we dit niet van haar zelf - nog twee kin<strong>de</strong>rboeken bij<br />
<strong>de</strong>n uitgever ter beoor<strong>de</strong>eling liggen. Nog één ding ten besluite. Toen we nog even<br />
in <strong>de</strong>ze mooie, gave, trots veel leed altijd opgewekte vrouwe- en<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
72<br />
moe<strong>de</strong>rziel trachtten te peilen, dachten we opeens door onwillekeurige assimilatie<br />
aan Spinoza, en toen kwam <strong>de</strong> ons van het eerste oogenblik af sympathieke vrouw<br />
pas goed los. Aan <strong>de</strong> voeten van Spinoza zat zij, en zijn levensles Laetari et bene<br />
facere volg<strong>de</strong> zij, en zijn gelukzaligheid in God beleef<strong>de</strong> zij.<br />
H.D. Tjeenk Willink spreekt:<br />
Een van <strong>de</strong> aardige feuilletons die M.J. Brusse in <strong>de</strong> N.R.C. aan het Uitgeversbedrijf<br />
gewijd heeft, is die waarin hij van zijn ontmoeting met <strong>de</strong>n rasechten uitgever H.D.<br />
Tjeenk Willink verhaalt, een soort dat helaas aan het uitsterven schijnt te zijn:<br />
‘De boeken zijn mijn goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n, die ik verlang om mij heen te zien in mijn<br />
kamer’... En, ja - uitgever bèn je dan ook, of je bent 't niet. Zit 't je in 't bloed, heb je<br />
't van huis uit meegekregen, dan - zeg ik met mijn va<strong>de</strong>r - sta je er ook mee op en<br />
ga je ermee naar bed. Ik schaam mij haast om 't te zeggen: ik heb er genoeg aan;<br />
ik heb er geen liefhebberijen bij: ik verzamel geen oud-blauw, geen schil<strong>de</strong>rijen,<br />
geen kunst<strong>voor</strong>werpen... nee, <strong>de</strong> uitgeverij is mijn dagelijksche werk. Zij geeft mij<br />
bovendien mijn ontspanning in 't aangename verkeer met <strong>de</strong> auteurs, met mijn<br />
vakgenooten, - in redactie-verga<strong>de</strong>ringen met <strong>de</strong> redacteuren van <strong>de</strong> tijdschriften,<br />
in <strong>de</strong> besprekingen van onze vakbelangen, in <strong>de</strong> gezellige maaltij<strong>de</strong>n daarna. En<br />
nu kun je zeer zeker óók naarstig <strong>de</strong> menschen achteraan-reizen, om ze zakelijk<br />
op te zoeken, - maar ik <strong>voor</strong> mij heb aan een gezellig diner, in <strong>de</strong> conversatie met<br />
mijn buren in tram en trein vaak mijn licht opgestoken, soms belangrijke plannen<br />
<strong>voor</strong> nieuwe uitgaven opgedaan, - menigmaal die plannen met an<strong>de</strong>ren bezegeld.<br />
Want <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> relaties, <strong>de</strong> vriendschappelijke omgang in kringen van intellectueelen,<br />
het verkeer met allerlei belangrijke menschen, bij wie je zoo noodig om raad kunt<br />
aankloppen, - dat vormt alles <strong>de</strong> sfeer om een uitgeverij tot bloei te doen geraken,<br />
en hierdoor is het ook zóó prettig om uitgever van je vak te wezen, <strong>voor</strong>al wanneer<br />
je je hierbij hebt aangewend om je niet te ergeren en <strong>voor</strong> alles wat je soms<br />
we<strong>de</strong>rvaart een re<strong>de</strong>lijk, een menschelijk motief aan te nemen.<br />
Zoo opgevat, vult <strong>de</strong> uitgeverij ook volkomen je leven. Ik voel mij niet op mijn<br />
gemak als ik op reis niet te lezen heb in proeven van werken, die bij mij zullen<br />
verschijnen. En nu geef ik toe, dat proeven-corrigeeren niet <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale manier van<br />
lezen is, - toch, als ik bij<strong>voor</strong>beeld een boek over scheikun<strong>de</strong> uitgeef, welk vak ik<br />
op het gymnasium nu eenmaal nooit heb geleerd, dan krijg ik on<strong>de</strong>r 't corrigeeren<br />
er meer begrip van, dan een an<strong>de</strong>r die 't onopengesne<strong>de</strong>n in zijn fondskast laat<br />
staan. Al wil ik eerlijk bekennen, dat er soms in <strong>de</strong> door mij uitgegeven tijdschriften<br />
wel eens uitvoerige artikelen verschijnen over on<strong>de</strong>rwerpen, die mij 'n beetje<br />
onwennig, 'n beetje moeilijk aandoen, - en dàn, in vertrouwen gezegd, wacht ik wel<br />
eens af tot er een overzicht van verschijnt in <strong>de</strong> Nieuwe Rotterdamsche Courant,<br />
om daaruit, in dien beknopteren vorm, tòch te weten te komen wat er in staat.<br />
Maar in beginsel lees ik alles wat er bij mij uitkomt. En daar ben ik in opgevoed,<br />
- bij <strong>de</strong> correctie van <strong>de</strong> proeven. Mijn va<strong>de</strong>r, - ik herinner mij, als onze familie nu<br />
en dan in <strong>de</strong>n gezelligen tentwagen met <strong>de</strong>n bak er achter, in <strong>de</strong> omstreken van<br />
Haarlem uit toeren ging, - dat mijn va<strong>de</strong>r dan steeds <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur gaf aan <strong>de</strong> plaats<br />
naast <strong>de</strong>n koetsier.... om zelfs daar rustig <strong>voor</strong>t te corrigeeren. Ja, nòg zie ik hem<br />
daar zitten op <strong>de</strong>n bok, toen wij in 1885 een tocht on<strong>de</strong>rnamen in zoo'n huiselijk<br />
vehikel, op weg naar Lei<strong>de</strong>n, waar wij bij een neef, die er stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, <strong>de</strong> Maskera<strong>de</strong><br />
zou<strong>de</strong>n bijwonen.... met proeven in zijn hand. En op mijn twaalf<strong>de</strong> jaar corrigeer<strong>de</strong><br />
ik al méé proeven, want het sprak <strong>voor</strong> mij vanzelf, dat ik, evenals mijn va<strong>de</strong>r, in<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l zou gaan, waar dan ook àl mijn belangstelling toen reeds naar<br />
uitging, alsof er <strong>voor</strong> jongens geen an<strong>de</strong>re vakken bestòn<strong>de</strong>n. En dat ik 't droevig<br />
vond, als ik maar zoo weinig of soms heelemaal geen fouten in die drukproeven<br />
kon ont<strong>de</strong>kken. Maar volkomen ontmoedigd was ik, wanneer soms bleek, dat mijn<br />
va<strong>de</strong>r, om mij tevre<strong>de</strong>n te stellen, van die slippers mij dan maar een waar<strong>de</strong>loos<br />
stel had gegeven, - als ik ze terugvond op een plaats, waar nutteloos gecorrigeer<strong>de</strong><br />
drukproeven dan toch óók nog een nuttige bestemming kunnen vin<strong>de</strong>n.<br />
Ja, <strong>de</strong> uitgeverij was het leven van mijn va<strong>de</strong>r, dat nu en dan ook het gezin<br />
vervul<strong>de</strong>. Ik weet nog, dat in een prospectus, dat in tienduizend exemplaren<br />
aanstonds verspreid moest wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> prijs van het werk iets te hoog bleek gesteld.<br />
En dat <strong>de</strong> heele familie toen een ganschen Zondag druk bezig was om over <strong>de</strong>zen<br />
fouten prijs <strong>de</strong> kleine papiertjes met <strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>n prijs heen te plakken. Want <strong>de</strong><br />
uitgeverij ging vóór alles bij mijn va<strong>de</strong>r, - en in dit opzicht was hij ook streng <strong>voor</strong><br />
mij, die immers later bij hem in <strong>de</strong> zaken zou komen. Wanneer ik mijn vacanties<br />
van het gymnasium ging doorbrengen in Zwolle, bij mijn oom, <strong>de</strong>n uitgever, die daar<br />
toen ook nog een boekwinkel had, dan verlang<strong>de</strong> mijn va<strong>de</strong>r dat ik na <strong>de</strong> eerste<br />
week van volkomen vrijheid mijn ochtenduren leerzaam zou doorbrengen op 't<br />
kantoortje achter die <strong>de</strong>bietzaak, - waar ik in<strong>de</strong>rdaad heel wat kennis van boeken<br />
heb opgedaan. Alleen na mijn ein<strong>de</strong>xamen stond mijn va<strong>de</strong>r mij een paar maan<strong>de</strong>n<br />
toe van onbezorg<strong>de</strong> ontspanning. Maar hierop volg<strong>de</strong> dan ook mijn leertijd in <strong>de</strong>n<br />
boekhan<strong>de</strong>l, die - overeenkomstig <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rwetsche traditie - tot in alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>elen<br />
<strong>voor</strong>af <strong>voor</strong> mij geprojecteerd was, geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> vijf jaren, die ik hier te lan<strong>de</strong> en<br />
in 't buitenland beste<strong>de</strong>n zou om mij te bekwamen, van 't letterzetten en <strong>de</strong>n<br />
prentdruk af, in <strong>de</strong> techniek en <strong>de</strong> usancen van <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l en uitgeverij. En<br />
alleen in dien tijd heb ik er wel eens aan getwijfeld òf er waarlijk geen mooier en<br />
boeien<strong>de</strong>r vak ter wereld zou bestaan, omdat ik toen nog te jong was, en te<br />
onervaren, natuurlijk, om <strong>de</strong> noodzakelijkheid in te zien van <strong>de</strong> ook wel eens weinig<br />
amusante bijkomstighe<strong>de</strong>n. Maar se<strong>de</strong>rt is die twijfel dan ook nooit meer bij mij<br />
opgekomen, - want, in<strong>de</strong>rdaad, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toegewij<strong>de</strong>n bestáát er geen mooier vak, -<br />
wanneer je er tenminste volkomen in opgaat, zooals ook mijn va<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed.<br />
Fouten van vertalers<br />
IN het door Gyl<strong>de</strong>ndal te Kopenhagen uitgegeven en reeds weer gestaakte<br />
maandschriftje Bognyt, waarin <strong>de</strong> publicaties van <strong>de</strong>ze firma wor<strong>de</strong>n aangekondigd<br />
en aanbevolen, stond onlangs het volgend fraai exempel van vertaalonzin. In een<br />
<strong>de</strong>r boeken van Herman Bang wordt van twee ou<strong>de</strong> dames verteld, dat zij tegen<br />
het najaar <strong>de</strong> Gravensteiners op zol<strong>de</strong>r lieten brengen. In een Fransche vertaling<br />
van dit boek stond nu, dat <strong>de</strong>ze dames zich haar grafsteenen had<strong>de</strong>n aangeschaft<br />
en <strong>de</strong>ze op zol<strong>de</strong>r had<strong>de</strong>n geborgen. Niet tevre<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>ze korte me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling<br />
had <strong>de</strong> vertaler een noot van <strong>de</strong>zen inhoud toegevoegd: Het is een gewoonte in het<br />
Noor<strong>de</strong>n, dat menschen, wanneer zij wat ou<strong>de</strong>r gaan wor<strong>de</strong>n, hun grafsteenen<br />
koopen en zoolang op zol<strong>de</strong>r bewaren. - Een tegenhanger van <strong>de</strong>ze vergissing kan<br />
men vin<strong>de</strong>n in Prof. Jespersen's boek over kin<strong>de</strong>rtaal: in een school te Kopenhagen<br />
vroegen <strong>de</strong> leerlingen om het lied van <strong>de</strong> appels; zij bedoel<strong>de</strong>n ‘Hun satte sig paa<br />
gravens sten’, waaruit zij begrepen had<strong>de</strong>n ‘op een Gravensteiner’ (= <strong>de</strong>ensch:<br />
gravensten).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Al praten<strong>de</strong> met...<br />
Johan <strong>de</strong> Meester<br />
73<br />
HET is nu bijkans zeven jaar gele<strong>de</strong>n, dat ik Johan <strong>de</strong> Meester leer<strong>de</strong> kennen. Hij<br />
werd zestig jaar en <strong>voor</strong> een weekblad, waaraan ik toentertijd me<strong>de</strong>werkte, ben ik<br />
met hem gaan praten. De Meester werd gehuldigd als schrijver, maar aangezien in<br />
<strong>de</strong>zen mensch <strong>de</strong> schrijver en <strong>de</strong> journalist nauw met elkaar verbon<strong>de</strong>n zijn, was<br />
<strong>de</strong> een niet van <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren te schei<strong>de</strong>n. Thans is <strong>de</strong> journalist, die in zijn rusteloos<br />
bestaan iets heeft van <strong>de</strong>n Wan<strong>de</strong>len<strong>de</strong>n Jood, afgetre<strong>de</strong>n als kunstredacteur van<br />
<strong>de</strong> Nieuwe Rotterdamsche Courant, een positie, waarin hij zeer en nimmer te<br />
vergeten belangrijk werk heeft gedaan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche litteratuur. En daarom<br />
wil<strong>de</strong> ik een poging doen om hem te spreken over zijn leven aan <strong>de</strong> dagbladpers.<br />
Maar dat is niet heelemaal gelukt. In dit rijke en bewogen leven zijn <strong>de</strong> schrijver, <strong>de</strong><br />
criticus en <strong>de</strong> journalist zóó nauw verbon<strong>de</strong>n, dat telkens een dier facetten naar<br />
voren komt.<br />
De Meester heeft ernstig gepoogd om <strong>voor</strong>namelijk over zijn leven aan en <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> krant te spreken. Hij <strong>de</strong>ed dit enthousiast, vlug, driftig. Wat een temperament<br />
heeft <strong>de</strong>ze man, wat een werkkracht. Men moet hem hooren om geheel te kunnen<br />
begrijpen wat ik bedoel.<br />
In zijn huis aan <strong>de</strong> Kortenaerstraat, waar hij lange jaren reeds woont, had hij me<br />
ten eten genoodigd. Maar <strong>voor</strong> we aan tafel gingen en na het diner hebben we<br />
samen in <strong>de</strong> boekenkamer zitten praten. Een kleine kamer boven. In kasten langs<br />
<strong>de</strong> muren boeken, op tafel boeken. We zitten tegenover elkaar en <strong>de</strong> Meester praat.<br />
On<strong>de</strong>r het praten staat hij op, loopt om <strong>de</strong> tafel, brengt me een boek om iets te laten<br />
lezen, slaat met zijn hand driftig op een stapel boeken om dan weer tegenover me<br />
te gaan zitten. Het is alles leven en beweeglijkheid wat aan hem is, een<br />
on-Hollandsche levendigheid. Daardoor heeft hij het mij niet gemakkelijk gemaakt<br />
en ik wil graag bekennen, dat toen ik naar <strong>de</strong>n Haag terugreis<strong>de</strong> en dacht aan <strong>de</strong><br />
vrien<strong>de</strong>lijke ontvangst van <strong>de</strong>n heer en mevrouw <strong>de</strong> Meester, het hoofddoel van<br />
mijn bezoek, het interview, me pijnlijken angst bezorg<strong>de</strong>.<br />
Burgemeesterszoon<br />
De Meester begon met dit te zeggen, wat <strong>de</strong>n man teekent: ‘Ik ben <strong>de</strong> Nieuwe<br />
Rotterdamsche Courant buitengewoon dankbaar <strong>voor</strong> alles. Toen ik twee jaar<br />
gele<strong>de</strong>n mijn pensioen kon nemen heb ik een waar<strong>de</strong>eren<strong>de</strong>n brief van<br />
commissarissen ontvangen, waarin gezegd werd, dat men mij vrij liet om te blijven<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
of heen te gaan naar eigen verkiezing. Ik had pas het Letterkundig bijblad in elkaar<br />
gezet en daarom wou ik liever blijven. Maar nu ga ik 1 April weg, dat weet u. Begint<br />
u met dit op te schrijven <strong>voor</strong> ik ver<strong>de</strong>r ga.<br />
In Har<strong>de</strong>rwijk ben ik geboren, waar mijn verwanten, zoowel van va<strong>de</strong>rs- als van<br />
moe<strong>de</strong>rszij<strong>de</strong> langen tijd het burgemeestersambt hebben vervuld. Ook mijn va<strong>de</strong>r<br />
was burgemeester in die stad. We had<strong>de</strong>n daar een heel groot huis. Als Thorbeckiaan<br />
is mijn va<strong>de</strong>r in 1862 in <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer gekozen tegenover Groen van Prinsterer,<br />
dus als liberaal, hoewel hij rechtzinnig geloovig was. Mijn moe<strong>de</strong>r was overtuigd<br />
orthodox. Toen ik vier jaar was stierf mijn va<strong>de</strong>r en toen ik negen was verhuis<strong>de</strong><br />
mijn moe<strong>de</strong>r in verband met <strong>de</strong> studie van mijn broer Theodoor aan <strong>de</strong> Utrechtsche<br />
Universiteit naar Zeist, dat vervelen<strong>de</strong> stijf-Stichtsche dorp dat ik beschreven heb<br />
in “De zon<strong>de</strong> in het <strong>de</strong>ftige dorp”.<br />
Daar heb ik <strong>de</strong>n lateren schil<strong>de</strong>r en vriend van Vincent van Gogh, Anthon van<br />
Rappard, leeren kennen, die veel invloed op me heeft geoefend. Dat is een innige<br />
vriendschap geweest, die tot <strong>de</strong>n vroegen dood van Van Rappard heeft geduurd.<br />
En <strong>de</strong> voetreis van wel zes weken met Anthon naar het Schwarzwald, waar zijn<br />
va<strong>de</strong>r me toe noodig<strong>de</strong>, heeft een wending aan al mijn gevoel en misschien wel<br />
aan mijn leven gegeven. Ik ben toen over die voetreis gaan schrijven!... Trouwens<br />
dat heb ik altijd gedaan. Ik heb steeds behoefte gevoeld om me rekenschap te geven<br />
van wat ik had on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n. Ik moest getuigen ook! Ik wou dominee<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
74<br />
of zen<strong>de</strong>ling wor<strong>de</strong>n en heb met busjes geloopen.<br />
Zendingspropagandist<br />
Toen ik <strong>de</strong>rtien jaar was had ik een weekblaadje <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zending. Dat heeft er altijd<br />
ingezeten, die drang om te schrijven en een eigen weekblad te hebben. Op mijn<br />
vijftien<strong>de</strong> jaar had ik een an<strong>de</strong>r ‘blad’ opgericht: ‘De Letterkundige Rommelpot’.<br />
Daarom heb ik zes jaar gele<strong>de</strong>n met zoo'n plezier <strong>de</strong> uitnoodiging aangenomen om<br />
het Letterkundig bijblad te redigeeren. In het schrijven in een weekblad, in alle<br />
journalistiek, heb ik altijd plezier gehad; mijn i<strong>de</strong>alen waren niet op een roman<br />
gevestigd.<br />
‘Op mijn zeventien<strong>de</strong> jaar gingen mijn moe<strong>de</strong>r, mijn zuster en ik in Voorst bij<br />
Zutphen wonen in een klein huisje. We moesten van een klein inkomen leven. Mijn<br />
oudste broer, die notaris zou wor<strong>de</strong>n, dacht mij geschikt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> registratie. Dat was<br />
drie jaar lang iets vreeselijks <strong>voor</strong> me. Maar ik hield vol. Ik was immers uit een<br />
ambtenaarsfamilie. Bovendien hoopte ik dat baantje te kunnen combineeren met<br />
schrijverij. Ik reis<strong>de</strong> ie<strong>de</strong>ren dag van Zutphen naar Voorst terug, en aan het station<br />
ontmoette ik vaak iemand, die aan <strong>de</strong> Zutphensche Courant was en mij van zijn<br />
baantje vertel<strong>de</strong>. Toen hij dat opgaf <strong>voor</strong> studie in Lei<strong>de</strong>n, heb ik ernaar gesolliciteerd<br />
en werd benoemd op een salaris van... f 200. - per jaar, waar f 100. - af moest <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong>n trein. Dat was in 1880. Ik heb daar twee jaar gewerkt en een onbeteekenend<br />
bun<strong>de</strong>ltje schetsjes “Kleingoed” uitgegeven.<br />
Sturm und Drang<br />
‘Al op <strong>de</strong> vrome school te Zeist had ik Max Havelaar en enkele an<strong>de</strong>re dingen van<br />
Multatuli gelezen. In het stille Voorst maakte ik een Sturm- und Drangperio<strong>de</strong> door,<br />
eerst met Rousseau, toen met veel pessimistische lectuur: Byron, Lenau en Leopardi<br />
in <strong>de</strong> vertaling van Paul Heyse. Zelfs waag<strong>de</strong> ik mij aan Schopenhauer. En ook las<br />
ik van Zola.<br />
Op mijn twee-en-twintigste jaar ging ik uit Voorst weg naar het Rotterdamsch<br />
Nieuwsblad. Ik vond het vreeselijk te Rotterdam, en verlang<strong>de</strong> naar mijn dorp terug.<br />
Van die hunkering ligt veel in Geertje. Ik ben er trouwens niet lang geweest. Nog<br />
geen half jaar. In Zutphen had ik, à f 2. - per stuk, on<strong>de</strong>rteeken<strong>de</strong> stukjes mogen<br />
schrijven in <strong>de</strong> Kamper Courant; hierdoor was mijn naam iets bekend gewor<strong>de</strong>n en<br />
had Van Waalwijk me naar Rotterdam gehaald. Een aanbieding om ook nog op mijn<br />
22ste jaar Pisuisse op te volgen als hoofdredacteur van <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lburgsche Courant,<br />
dorst ik om <strong>de</strong> politiek niet aan. Zoo kwam ik van Rotterdam aan <strong>de</strong> Amsterdammer,<br />
het dagblad van <strong>de</strong> Koo. Snelleman was eerste verslaggever en ik twee<strong>de</strong>. Maar<br />
al gauw werd ik eerste. Dat was geen makkelijk werk aan die oppositiekrant. Maar<br />
<strong>de</strong> omgang met Van Pesch en Tak, die <strong>de</strong> een na <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>r mijn directe chefs<br />
waren, vergoed<strong>de</strong> veel.<br />
Ik heb daar trouwens veine gehad: <strong>de</strong> ontploffing van <strong>de</strong> buskruitfabriek te Mui<strong>de</strong>n<br />
en <strong>de</strong> wereldtentoonstelling te Amsterdam waren groote gebeurtenissen, waar je<br />
kon toonen wat je in je mars had.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Willem ‘<strong>de</strong> Zwijger’<br />
Van die wereldtentoonstelling herinner ik mij een aardige historie. Het was bij <strong>de</strong><br />
opening, die door Koning Willem III zelf zou geschie<strong>de</strong>n. De journalisten had<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> re<strong>de</strong> van meneer Cor<strong>de</strong>s, <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>zitter, van te voren ontvangen; maar één van<br />
<strong>de</strong> bla<strong>de</strong>n had 's avonds zelfs nog <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> Koning zou hebben gesproken.<br />
En nu was juist dit het bijzon<strong>de</strong>re, dat Z.M. zweeg! Er was iets gebeurd, dat <strong>de</strong>n<br />
Koning verstoord had - wàt wist men niet - en zon<strong>de</strong>r een woord te zeggen stond<br />
Z.M., na <strong>de</strong> re<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>zitter te hebben aangehoord, op en liep snel <strong>de</strong><br />
tentoonstelling door, alleen even kijkend naar zijn eigen portret door Ten Kate. De<br />
journalisten er achter, en toen haastig naar <strong>de</strong> krant.<br />
‘Ik zat met mijn han<strong>de</strong>n in het haar. Wat moest ik daarvan schrijven? Ik kon geen<br />
vorm vin<strong>de</strong>n, vroeg raad aan mijn chef van Pesch, die er ook niets op wist, tot <strong>de</strong><br />
Koo kwam en <strong>de</strong> zaak oploste. Er kwam dit te staan in <strong>de</strong> krant: “Hierna stond <strong>de</strong><br />
nazaat van Willem <strong>de</strong>n Zwijger op en doorwan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> vlug <strong>de</strong> tentoonstelling”. Dat<br />
zinnetje had succes in <strong>de</strong> stad, ik kreeg complimentjes en ik heb er meer dan één<br />
aanvaard zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n hoofdredacteur als auteur aan te wijzen!!<br />
In Amsterdam ben ik een paar maal bij <strong>de</strong> verga<strong>de</strong>ringen van <strong>de</strong> Flanorclub<br />
geweest, waaruit zich <strong>de</strong> Nieuwe Gids zou vormen. De charmante Frank van <strong>de</strong>r<br />
Goes, die het tooneel <strong>de</strong>ed aan “<strong>de</strong> Amsterdammer”, had me er binnen geleid. Na<br />
twee Amsterdamsche jaren wou ik geen verslaggever meer blijven. De Koo beloof<strong>de</strong><br />
dat ik correspon<strong>de</strong>nt zou wor<strong>de</strong>n te Lon<strong>de</strong>n, maar toen bleek dat <strong>de</strong> courant geen<br />
vasten correspon<strong>de</strong>nt in Lon<strong>de</strong>n kon betalen, heb ik bedankt en collega Enklaar,<br />
met wien ik bevriend was, hielp me aan <strong>de</strong> betrekking van Parijsch correspon<strong>de</strong>nt<br />
van het Han<strong>de</strong>lsblad.<br />
Strubbelingen met Het Han<strong>de</strong>lsblad<br />
In dat <strong>de</strong>ftigburgerlijk blad wou ik radikaaltje spelen en dat ging niet. Ik kon het er<br />
op <strong>de</strong>n duur niet uithou<strong>de</strong>n. Ik ben er niet ontslagen, maar heb mijn ontslag<br />
ingediend, nadat ik er een felle afbreken<strong>de</strong> recensie over Noodlot van Couperus<br />
door <strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwijzer <strong>de</strong>n Hertog had gelezen. Dat was me te bar. Ik kon onmogelijk<br />
blijven aan een blad, waar <strong>de</strong>rgelijke recensies in verschenen.<br />
‘In Parijs heb ik mijn vrouw leeren kennen kort <strong>voor</strong>dat ik er <strong>de</strong>n roman Een<br />
Huwelijk (1890, 2<strong>de</strong> druk 1917) had geschreven. Toen kwam er een vacature bij<br />
<strong>de</strong> Nieuwe Rotterdamsche Courant. Daar mijn vrouw niet in Parijs kon aar<strong>de</strong>n en<br />
ik me op <strong>de</strong>n duur niet thuis voel<strong>de</strong> aan het Han<strong>de</strong>ls-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
75<br />
blad van Charles Boissevain heb ik naar die betrekking gesolliciteerd, ter vervanging<br />
van Haverkorn van Rijsewijk. In Keulen heb ik een on<strong>de</strong>rhoud met Dr. Lamping,<br />
<strong>de</strong>n hoofdredacteur van <strong>de</strong> N.R. Ct., gehad. Ik weet nog precies hoe het eindig<strong>de</strong>.<br />
Ik had volkomen vrijheid gevraagd en die was me toegezegd! “Ik mag dus: “Leve<br />
van Deyssel, leve <strong>de</strong> Nieuwe Gids roepen?” Ook daarop kreeg ik een bevestigend<br />
antwoord. Vol hoop ging ik naar <strong>de</strong> N.R. Ct. Maar al gauw kwamen er<br />
onaangenaamhe<strong>de</strong>n. Ik heb in mijn kritisch werk <strong>de</strong> l'art pour l'art-stelling hoog<br />
gehou<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong>n kunstenaar vrijheid in <strong>de</strong>nken laat. Van dat beginsel uit besprak<br />
ik dus ook <strong>de</strong> boeken, en toen ik een recensie van <strong>26</strong> zijdjes over Een Passie van<br />
Vosmeer <strong>de</strong> Spie had geschreven - heelemaal niet zoo'n bewon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>eling<br />
- scheur<strong>de</strong> <strong>de</strong> heer Lamping het <strong>voor</strong> mijn oogen stuk. Iets later bleek men op <strong>de</strong><br />
Beurs te hebben gespot met een kritiek op het schil<strong>de</strong>rij De Vloed van Toorop,<br />
een werk dat ie<strong>de</strong>reen nu heel tam vindt. U begrijpt: <strong>de</strong> N.R. Ct. bespot op <strong>de</strong> Beurs!<br />
Het hachelijke van dit Beurs-geval werd me ernstig on<strong>de</strong>r het oog gebracht en ja,<br />
toen dacht ik aan het gesprek met Dr. Lamping on<strong>de</strong>r een flesch Liebfraumilch te<br />
Keulen, en daar meneer Carel Nijgh bij zat, viel ik uit: “Dat is Godverdomme<br />
boerenbedrog!” Laat U dat Godverdomme maar weg of nee, het moet maar blijven<br />
staan. Ik voel<strong>de</strong>, dat ik mijn baantje kwijt was. Maar Nijgh, <strong>de</strong> goedhartige Nijgh,<br />
wist raad. Hij liet me bene<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> directeurskamer komen.<br />
De Meester vraagt excuus<br />
Ik moest Dr. Lamping excuus vragen ... <strong>voor</strong> dien vloek. Wat ik gedaan heb. En<br />
door <strong>de</strong>n invloed van <strong>de</strong>n heer Nijgh heb ik daarna nooit meer onaangenaamhe<strong>de</strong>n<br />
met <strong>de</strong>n heer Lamping gehad, en toen <strong>de</strong>ze mij aan zijn opvolger, Dr. Zaayer,<br />
<strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>, zei hij: ‘Die kan hard werken, als hij wil’, waar ik zoo brutaal was aan<br />
toe te voegen: ‘en hij wil graag, als hij mag’.<br />
‘Intusschen had ik ook <strong>de</strong> tooneelrecensies gekregen door het vertrek van Pisuisse,<br />
zoodat <strong>de</strong> heele rubriek on<strong>de</strong>r mijn leiding stond, behalve <strong>de</strong> muziek. Ik heb u al<br />
gezegd, dat ik groote dankbaarheid aan <strong>de</strong> N.R. Ct. verschuldigd ben. Ik weet, dat<br />
ik nooit populair ben geweest, ik heb nooit <strong>voor</strong> het publiek geschreven, maar<br />
langzaam aan zijn mijn <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n toch wel doorgedrongen tot velen. Ook dàt is<br />
niet zon<strong>de</strong>r schokken gegaan, want in een jaarverga<strong>de</strong>ring met aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs<br />
maakte er een aanmerkingen op mijn tooneelrecensies, die hij perfi<strong>de</strong> noem<strong>de</strong>. Dr.<br />
Zaayer, die door <strong>de</strong>n spreker gewaarschuwd was dat <strong>de</strong>ze over mij zou klagen, had<br />
zijn antwoord van te voren opgeschreven; hij heeft mij ver<strong>de</strong>digd op een wijze, waar<br />
ik nog met groote erkentelijkheid aan <strong>de</strong>nk. U moet hier <strong>de</strong> aandacht op vestigen,<br />
nu er juist in <strong>de</strong>zen tijd zooveel inmenging met betrekking tot <strong>de</strong>n inhoud van <strong>de</strong><br />
krant plaats heeft buiten <strong>de</strong> hoofdredactie om. Dr. Zaayer heeft gezegd: “Ik heb<br />
alleen te beslissen over <strong>de</strong>n inhoud van <strong>de</strong> krant en niemand an<strong>de</strong>rs. Ik vertrouw<br />
<strong>de</strong> Meester ten volle en ik alleen heb over hem te oor<strong>de</strong>elen”. Dat is aan <strong>de</strong> N.R.<br />
Ct. zoo gebleven en daardoor heb ik er zoo prettig kunnen en dus zoo graag willen<br />
werken.<br />
Toch had ik het heusch niet makkelijk. <strong>Den</strong> meesten last bezorg<strong>de</strong> ik mezelf. In<br />
mij zat, hoe mijn verstand er ook tegen streed, <strong>de</strong> fatsoenstrots van het<br />
burgemeesterszoontje, en aan <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren kant heeft Querido volkomen gelijk<br />
gehad, toen hij eens schreef dat ik nooit over mijn levensschuwheid heen ben<br />
gekomen. Ik ben een eenzelvige, bange, schuwe jongen geweest, die van<br />
buitenleven hield. En ik werd geplaatst in een groote stad als redacteurverslaggever<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
aan een oppositiekrant: zoo van achter <strong>de</strong> koeien vandaan als concurrent van <strong>de</strong>n<br />
Amsterdammer Calisch, <strong>de</strong>n populairen redacteur van <strong>de</strong> krant <strong>de</strong>r machthebben<strong>de</strong>n.<br />
Later kreeg ik die moeilijkhe<strong>de</strong>n met Lamping. Bovendien ... ik schreef over<br />
beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst en ik heb nooit een lijn geteekend; ook ken ik geen Latijn en<br />
Grieksch, nog iets, dat telkens lastig was als <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r van die rubriek. Maar zoo<br />
hielp dus <strong>de</strong> dwang van <strong>de</strong> journalistiek mij wel aan heel veel levenservaring. En<br />
nu bewon<strong>de</strong>r ik Rotterdam, die stad, die ik eenmaal sterk gehaat heb; ik ben er zoo<br />
van gaan hou<strong>de</strong>n, dat ik zelfs nog een jaar hier blijf wonen, hoewel ik weg kan.<br />
Anonymiteit<br />
‘In<strong>de</strong>rtijd heb ik met Dr. Ritter ge<strong>de</strong>batteerd over <strong>de</strong> anonymiteit in <strong>de</strong> krant. Deze<br />
anonymiteit is zoo groot, dat nog maar enkele jaren gele<strong>de</strong>n een goe<strong>de</strong> vriendin<br />
van mijn vrouw doodverbaasd was, toen ze hoor<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> tooneelfeuilletons in <strong>de</strong><br />
N.R. Ct. van mij waren. Maar wegdoezeling van eigen persoonlijkheid is niet altijd<br />
mogelijk. In het Letterkundig bijblad moest ik op straffe van àl te “eentonig” te wor<strong>de</strong>n,<br />
althans in <strong>de</strong>n vorm wat persoonlijks leggen; daarom schreef ik dáár on<strong>de</strong>r<br />
pseudoniemen. Overigens moet een krant m.i. “persoonlijk” zijn. Mijn eenige doel<br />
moet zijn <strong>de</strong>n kunstenaar tot <strong>de</strong>n lezer te brengen. De meeste Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong><br />
meeste Ne<strong>de</strong>rlandsche critici zijn dat niet met me eens. Althans tegenwoordig niet<br />
meer. U kent het beroem<strong>de</strong> verzet van Kloos tegen het Gids-opstel van Boissevain<br />
over Emants' Lilith. Nu gaat men er we<strong>de</strong>r lustig op los met precies <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
partijdigheid en we gaan <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n weg op als met <strong>de</strong> R.K. Geitenfokkerij. We<br />
hebben <strong>de</strong> R.K. kunstbeschouwing, <strong>de</strong> Protestantsche kunstbeschouwing, en bij<br />
<strong>de</strong>ze krijg je nu nog het verschil tusschen <strong>de</strong> <strong>voor</strong>- en tegenstan<strong>de</strong>rs van Geelkerken.<br />
De critici zetten zichzelf op een standpunt en daarmee doen ze na<strong>de</strong>el aan <strong>de</strong><br />
boeken, die ze bespreken. De schoolmeester <strong>de</strong>n Hertog<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
76<br />
keur<strong>de</strong> een roman van Couperus af om het <strong>de</strong>terminisme; dat gebeur<strong>de</strong> in '90, nu<br />
in 1927 gebeurt het wéér, en dat dan ook in een krant, die toch al weer uit <strong>de</strong> hoogte<br />
en vluchtig wordt gelezen, maar invloed heeft, dóórdat ze dagelijks terugkomt. Als<br />
u <strong>de</strong>n toestand beschouwt, zooals hij was toen ik aan <strong>de</strong> N.R.C. benoemd werd,<br />
dan ziet u, dat er één krant was met een Kunstrubriek en dat was het Va<strong>de</strong>rland.<br />
De Kunstrubriek vóór 35 jaar<br />
In zijn naam staat nog Staat- en Letterkundig Nieuwsblad. De Rotterdammer had<br />
schamele muziekberichten. Haverkorn van Rijsewijk, die <strong>de</strong> kunstrubriek redigeer<strong>de</strong>,<br />
<strong>de</strong>ed ook <strong>de</strong> Maileditie èn was directeur van Boymans! Het aanzien van een journalist<br />
was trouwens niet groot. Toch heeft Lamping <strong>voor</strong> <strong>de</strong> standing van <strong>de</strong> journalisten<br />
véél gedaan. Pur sang journalisten waren er evenwel niet veel aan <strong>de</strong> N.R. Ct. Van<br />
Gilse was schoolopziener, van Nievelt schreef allerlei an<strong>de</strong>re dingen en over<br />
Haverkorn van Rijsewijk vertel<strong>de</strong> ik u al. Toen ik <strong>de</strong> rubriek Letteren en Kunst maakte<br />
ben ik velen tot ergernis geweest, maar in ie<strong>de</strong>r geval heeft het gepakt. Niemand<br />
hier in Rotterdam bemoei<strong>de</strong> zich vóór mijn komst met mo<strong>de</strong>rne schil<strong>de</strong>rijen en door<br />
mijn geschrijf wer<strong>de</strong>n die mo<strong>de</strong>rnen later zoozeer een hobby, dat <strong>de</strong> menschen er<br />
ook een zaak in zagen en het een speculatie werd. De door Toorop in Katwijk<br />
ont<strong>de</strong>kte kod<strong>de</strong>beier Wassenaar exposeer<strong>de</strong> hier bij Ol<strong>de</strong>nzeel, en er waren al elf<br />
werken verkocht <strong>voor</strong>dat ik er was geweest. De volkomen onverschilligheid <strong>voor</strong><br />
schil<strong>de</strong>rijen sloeg over in een an<strong>de</strong>r uiterste.<br />
‘Ja, met critieken kun je rare dingen beleven. Op Hoop van Zegen bv. van<br />
Heijermans hebben Frans Coenen en ik het eerst geprezen. Heijermans maakte er<br />
dankbaar gewag van, maar toen ik Het Pantser slecht vond heeft hij mij een kaartje<br />
gezon<strong>de</strong>n met “Bah” erop. Later heb ik nog eens ruzie met hem gehad, maar vóór<br />
zijn dood zijn we gelukkig verzoend’.<br />
‘Uw litterair werk?’<br />
De Meester als scheppend kunstenaar<br />
‘Tusschen journalistiek en belletrie bestaat <strong>voor</strong> mij een verschil als van week- en<br />
Zondagskleeren; kleeding is het allebei. Multatuli schreef nooit an<strong>de</strong>rs dan<br />
journalistiek in boekvorm - toch was dat niet alleen litteratuur, maar Multatuli is <strong>de</strong><br />
vrijmaker van onze mo<strong>de</strong>rne letterkun<strong>de</strong> geweest, naar mijn meening. Het komt dus<br />
op <strong>de</strong>n schrijver aan, niet op <strong>de</strong>n aard van het werk. Met Multatuli had Zola ook<br />
invloed op mij, en <strong>de</strong> Nieuwe Gids-mannen schonken ons, die na hen kwamen, <strong>de</strong>n<br />
durf om ons zelf te zijn, ons uit te spreken zooals wij waren en voel<strong>de</strong>n. Ook ik sprak<br />
mij uit in mijn werk, dat gebouwd is op <strong>de</strong> realiteit. Ik neem in mijn boeken een zuiver<br />
experimenteele proef op het leven en sta lijnrecht tegenover <strong>de</strong> meening van van<br />
Ee<strong>de</strong>n, die geschreven heeft naar aanleiding van Een lief<strong>de</strong> van van Deijssel, dat<br />
hij <strong>de</strong> waterlelie, die op het water drijft, bewon<strong>de</strong>rt, maar van Deijssel <strong>de</strong> bloem<br />
uitrukt en ook <strong>de</strong>n ron<strong>de</strong>n, glibberigen stengel beschrijft. Ik bewon<strong>de</strong>r een spits van<br />
een kerktoren, die <strong>de</strong> lucht ingaat, maar vergeet daarbij nooit dat <strong>de</strong> kerk zon<strong>de</strong>r<br />
stevige fundamenten in <strong>de</strong>n mod<strong>de</strong>rgrond zou omvallen.<br />
Ik ben begonnen met twee verzen in Jong Vlaan<strong>de</strong>ren van Pol <strong>de</strong> Mont. In Voorst<br />
schreef ik ge<strong>de</strong>eltelijk Een Huwelijk, en in Parijs heb ik dat verhaal voltooid. Het was<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
in 1890. Van Deijssel heeft er vrien<strong>de</strong>lijke belangstelling <strong>voor</strong> gehad in De Nieuwe<br />
Gids. Hij heeft er op gewezen, wat aan dien roman ontbrak, en dat is, dat hij “niet<br />
geschreven en herschreven” is. Van Deijssel heeft daarmee <strong>de</strong> critiek gegeven op<br />
al mijn werken. Ik maak maar één betrekkelijke uitzon<strong>de</strong>ring: Een Gezin, welke<br />
vertelling ik geschreven heb toen ik met beenvliesontsteking zes weken lang thuis<br />
lag en rusten moest. Ik dacht toen kunstproza te hebben geschreven, maar toen<br />
die novelle herdrukt zou wor<strong>de</strong>n, heb ik er on<strong>de</strong>r het nalezen zooveel in veran<strong>de</strong>rd,<br />
wat <strong>de</strong> taal betreft, dat ik meer dan ooit tot <strong>de</strong> overtuiging ben gekomen geen<br />
woordkunstenaar te zijn, enkel een verwoor<strong>de</strong>r in vertelvorm van het leven.<br />
Mijn boeken, waarvan een levensgebeuren steeds <strong>de</strong> aanleiding tot het schrijven<br />
is geweest, zijn journalistiek geschreven. Door gebrek aan tijd heb ik niet voldoen<strong>de</strong><br />
werk aan <strong>de</strong>n vorm kunnen beste<strong>de</strong>n. Daar komt bij, dat ik van huis uit geen man<br />
van <strong>de</strong>n vorm, van <strong>de</strong> schoonheid ben, al da<strong>de</strong>lijk niet door het<br />
Calvinistisch-pessimistische in me, wat me altijd <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> kamer van Schiller<br />
met <strong>de</strong> witgekalkte muren en <strong>de</strong> eenvoudigste schrijftafel doet verkiezen boven een<br />
aangekleed home. Iemand met zulke neigingen en die meent, dat hij wel<br />
iets te zeggen heeft, geeft toe aan het vlugge schrijven, <strong>voor</strong>al, wanneer<br />
hij dan nog redacteur is van een tijdschrift, waarvan <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r hem houdt aan zijn<br />
afspraak.<br />
Bij stukjes en beetjes<br />
Voor mijn laatsten roman: ‘Van haar luister beroofd’ had ik met <strong>de</strong>n secretaris van<br />
<strong>de</strong> Redactie een afspraak gemaakt. Er was één vijf<strong>de</strong> <strong>de</strong>el af, en ie<strong>de</strong>re maand zou<br />
ik er een stuk van schrijven. In <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n tusschen <strong>de</strong> afspraak en het begin van<br />
het verschijnen hebben verschillen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n me belet er aan te werken.<br />
En zoo gebeur<strong>de</strong> het, dat ik <strong>de</strong> vier an<strong>de</strong>re vijf<strong>de</strong> <strong>de</strong>elen telkens heb moeten schrijven<br />
in <strong>de</strong> maand <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> verschijning, tusschen krantenwerk door, telkens<br />
<strong>de</strong>rtig bladzij<strong>de</strong>n druks.<br />
‘Toen Dr. Ritter in het Utrechtsch Dagblad van dien roman verklaar<strong>de</strong>, dat hij<br />
meer geklod<strong>de</strong>rd dan geschreven was, kon ik hem geen ongelijk geven<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
77<br />
en ik was heel blij, dat hij <strong>de</strong> recensie besloot met te zeggen: “En toch is <strong>de</strong> schrijver<br />
een kerel”. Maar in een <strong>de</strong>rgelijk krachtsbesef schuilt ook een groot gevaar, want<br />
maar al te licht is <strong>de</strong> eigenlief<strong>de</strong> geneigd om tegen <strong>de</strong> les van van Deijssel in over<br />
het herschrijven, en tegen het <strong>voor</strong>beeld van Flaubert in, Balzac te willen nadoen,<br />
hierbij in domme verwatenheid vergetend, dat wat Balzac kon doen, maar aan<br />
weinigen is gegeven om na te doen’. ‘Hebben uw boeken in Rotterdam nog ergernis<br />
gewekt?’<br />
‘Aan een enkel <strong>de</strong>tail van “Geertje” heeft men zich geërgerd, maar over het<br />
algemeen is mijn werk gewaar<strong>de</strong>erd. Groote verontwaardiging heeft in het Sticht<br />
gewekt <strong>de</strong> roman “De zon<strong>de</strong> in het <strong>de</strong>ftige Dorp”. Daarin heb ik mijn wrok over het<br />
schijnfatsoen van <strong>de</strong> Hollandsche aristocratie geuit. Over <strong>de</strong> Zeven Vertellingen,<br />
die ik zooals u weet “in eerbied en bewon<strong>de</strong>ring met beschei<strong>de</strong>nheid” opgedragen<br />
heb “aan <strong>de</strong>n meester Marcellus Emants als een blijk ook van geestverwantschap”<br />
was men in Rotterdam verontwaardigd.<br />
Rotterdam op z'n smalst<br />
De zuster van een mijner jongere collega's had gehoord dat hij het boekje hebben<br />
wou. Zij ken<strong>de</strong> <strong>de</strong>n inhoud niet en wil<strong>de</strong> het <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n verjaardag van haar broer<br />
koopen. Ze liep een <strong>voor</strong>namen boekhan<strong>de</strong>l binnen en vroeg ernaar. ‘Wou u <strong>de</strong>ze<br />
vuiligheid koopen?’ en tusschen duim en wijsvinger bracht <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>laar het<br />
aan. Zooiets kan niet verbazen in <strong>de</strong> stad, waar ik eens op een boekenstalletje<br />
on<strong>de</strong>r het viaduct 25 exemplaren vond van Emants' Nagelaten Bekentenis, die <strong>voor</strong><br />
een kwartje per stuk waren te krijgen. U weet, dat ik erg veel van het werk van<br />
Emants houd, en daarom kocht ik twee exemplaren. Het eene heb ik gestuurd naar<br />
een Hollandschen vriend te Parijs, die me antwoord<strong>de</strong> niet te hebben verwacht, dat<br />
er iets zoo belangrijks uit Holland kon komen. Die vriend was... geboren<br />
Rotterdammer’.<br />
‘En hebt u nog litteraire plannen?’<br />
‘Plannen?! Man, dat is het juist! Die had ik meer dan een halve eeuw! Ook al bij<br />
<strong>de</strong> registratie, toen ik wetten van buiten moest leeren. Altijd was ik wàt van plan...<br />
Nu ben ik alleen maar van plan om te léven. ('t Pensioenfonds zal plezier van me<br />
hebben!) En of ik, vrij man, tuinier of schrijf, dat zal het oogenblik beslissen’.<br />
Bene<strong>de</strong>n, terug in <strong>de</strong> zitkamer, waar het groote bureau van <strong>de</strong> Meester staat, met<br />
boeken ook daar, angstig veel boeken, die allemaal gelezen en beoor<strong>de</strong>eld moeten<br />
wor<strong>de</strong>n, heeft <strong>de</strong> Meester mij nog allerlei aardige herinneringen verteld over zijn<br />
vriendschap met Haverman, ‘dien goe<strong>de</strong>n Haav’.<br />
‘Weet je, vrouw, meneer Pannekoek kent Haav. ook’. Hij sprak ook over van<br />
Deijssel, over Tak en an<strong>de</strong>re persoonlijkhe<strong>de</strong>n, maar ik moest weg. En met<br />
dankbaarheid in het hart <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n man, die als schrijver en journalist zooveel <strong>voor</strong><br />
onze letteren heeft gedaan, heb ik afscheid van hem genomen.<br />
G.H. PANNEKOEK Jr.<br />
DEN HAAG, 20 Maart 1927.<br />
Van achter <strong>de</strong> schermen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
2. P. Scharoff<br />
WEL zel<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> pers zoo eenstemmig in haar lof geweest als na <strong>de</strong> opvoeringen<br />
van het Moskouer Künstler Theater. Re<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong> om <strong>de</strong>ze zoo lang on<strong>de</strong>rbroken<br />
tooneel-interviews <strong>voor</strong>t te zetten met een gesprek, gevoerd met Pjotr Scharoff, <strong>de</strong>n<br />
directeur en regisseur van genoemd gezelschap, daarbij tevens een van <strong>de</strong> beste<br />
acteurs aan dit theater verbon<strong>de</strong>n; wie eenmaal zijn Lioebim-creatie zag in ‘Armoe<strong>de</strong><br />
is geen schan<strong>de</strong>’, dit aandoenlijk, tee<strong>de</strong>r blijspel, vergeet zijn stil en rustig spel, <strong>voor</strong><br />
ons levend al kon<strong>de</strong>n wij dan ook geen woord verstaan, niet licht.<br />
A. VIROUBOW<br />
Hij schreef mij dat hij mij ontvangen zou. Een vroegen, regenachtigen morgen<br />
bevond ik mij op <strong>de</strong> afgesproken plaats: <strong>de</strong> conversatie-zaal van een <strong>de</strong>r Haagsche<br />
hotels. Het licht draal<strong>de</strong> aarzelend door <strong>de</strong> ruiten, en <strong>de</strong>ze grauwe, schemeren<strong>de</strong><br />
kleuren brachten in een an<strong>de</strong>rs zoo ‘unheimisch’ oord als een hotel-zaal op een<br />
vroegen morgen, een aangename, bijna intieme sfeer.<br />
Hij is niet groot <strong>de</strong>ze Scharoff, <strong>de</strong>ze lei<strong>de</strong>r van een zoo subliem geschool<strong>de</strong>,<br />
gedisciplineer<strong>de</strong> troep als het Moskouer Künstler Theater. Maar toen hij een tijdje<br />
tegenover mij zat aan <strong>de</strong> kleine tafel en hij eenige woor<strong>de</strong>n had gesproken, zijn<br />
verontschuldigingen aanbood <strong>voor</strong> zijn slecht Duitsch, <strong>de</strong> eenige taal, waarin wij<br />
ons kon<strong>de</strong>n verstaan, want Fransch sprak hij niet, kon ik mij toch wel <strong>voor</strong>stellen<br />
dat hij een grooten invloed heeft op zijn menschen, niet door dictatoriale bevelen,<br />
heersch-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
78<br />
zuchtige han<strong>de</strong>lingen, maar door <strong>de</strong> zachte, doch sterke, overtuiging die bijna in<br />
ie<strong>de</strong>ren zin dien hij spreekt klinkt, door zijn geestelijk overwicht, door zijn diep en<br />
vast-geworteld i<strong>de</strong>alisme. Want <strong>de</strong>ze mensch is een i<strong>de</strong>alist van top tot teen, een<br />
houding, die <strong>de</strong>n meesten theater-directeuren (wat zegt u, nièt in Holland?) niet<br />
bijster vertrouwd is.<br />
Het is waar wat hij zei<strong>de</strong>: dat hij het Duitsch niet volledig machtig is, maar ik<br />
betreur het niet, integen<strong>de</strong>el: <strong>de</strong>ze weifelend gesproken woor<strong>de</strong>n hooren bijna bij<br />
hem, zij vallen niet uit <strong>de</strong>n toon, zij geven bekoring, ik schreef bijna wijding, aan <strong>de</strong>n<br />
zin zijner woor<strong>de</strong>n.<br />
Ik vroeg hem naar <strong>de</strong> ontwikkeling van het Russisch tooneel, en met diepen<br />
eerbied noem<strong>de</strong> hij <strong>de</strong>n naam van zijn leermeester: Stanislawsky.<br />
‘Stanislawsky is mijn leermeester geweest en is het nòg, al zijn we nu al bijna<br />
acht jaar, in Juni wordt het acht jaar, weg uit Rusland. Wij werken in zijn geest ver<strong>de</strong>r,<br />
omdat we niet an<strong>de</strong>rs kunnen, we zijn daarvan doordrenkt. Men spreekt he<strong>de</strong>n ten<br />
dage, <strong>voor</strong>al in mo<strong>de</strong>rn georiënteer<strong>de</strong> kringen, wel eens wat smalend over zijn<br />
arbeid. Men noemt het uit <strong>de</strong>n tijd dit “überspitztes Psychologisieren”, maar hoeveel<br />
menschen hebben wij er niet mee ontroerd, vroeger en ook nù nog, om ons zelf niet<br />
te vergeten. Hij was “fabelhaft” als regisseur. Stelt u zich eens <strong>voor</strong>, wij repeteer<strong>de</strong>n<br />
soms twee jaar aan één stuk <strong>voor</strong> het tot een opvoering kwam. Absoluut vertrouwd<br />
moest ons onze rol zijn. Wij wer<strong>de</strong>n in zoo'n tijd een an<strong>de</strong>r mensch. Een an<strong>de</strong>re<br />
geest nam ons in bezit en <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n die wij moesten spreken, <strong>de</strong> da<strong>de</strong>n die wij<br />
moesten doen, al was het dan ook maar op een tooneel, kwamen uit ons zelf, waren<br />
een bezit van ons, waren on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk ons geestelijk eigendom. Men heeft ons<br />
verweten dat <strong>de</strong>ze wijze van spelen onherroeplijk dòod moest loopen, moest<br />
verkwijnen en sterven aan haar eigen raffinement. Maar kan iets sterven dat zoo'n<br />
lèvend <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> ziel uitmaakt? Altijd is het weer an<strong>de</strong>rs, en <strong>de</strong> kenner weet en<br />
voelt, dat, misschien ondanks schijnbare overeenkomsten, ie<strong>de</strong>r stuk ‘einen neuen<br />
Geist atmet’, dat ons spel on<strong>de</strong>r zijn regie wisselend werd als het leven zelf, en<br />
daarom niet vergaan kàn, nu niet en nòoit.<br />
Zeker! Er zijn ook an<strong>de</strong>re stroomingen, maar Stanislawsky wordt in Rusland nog<br />
altijd vereerd.<br />
Mayerhold, Wachtangow, Tairow, Foregger. Daar hebt u een paar, u waarschijnlijk<br />
niet geheel en al onbeken<strong>de</strong>, namen. Ook Mayerhold is een leerling van hem.<br />
Wachtangow eveneens. Deze laatste heeft prachtige dingen gepresteerd, zooals<br />
in ‘Ha Dybuk’ en in ‘Prinzessin Turandot’. Van hetzelf<strong>de</strong> standpunt ging Tairow, mijn<br />
collega, uit, alleen vergrootte hij alles, hij was onze expressionist.<br />
De belangrijkste figuur is <strong>voor</strong>zeker Mayerhold. Hij is in hart en nieren een<br />
bolsjewist en tracht dan ook vanaf het tooneel <strong>voor</strong> zijn politieke richting, die hem<br />
natuurlijk <strong>de</strong> eenig juiste lijkt, propaganda te voeren. Zoo mankeer<strong>de</strong> m.i. in zijn<br />
eerste experimenten wel eens het aesthetische element. Een enorm werker<br />
overigens! Dikwijls schreef hij zelf <strong>de</strong>n tekst.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
MLLE. KRYANOWSKAIA<br />
Wat u vraagt is geloof ik niet het geval geweest. Deze tooneel-propaganda heeft<br />
geen wezenlijken invloed uitgeoefend op het publiek. Daar<strong>voor</strong> komen <strong>de</strong> menschen<br />
toch ten slotte niet naar het theater, dan kan men immers veel beter naar <strong>de</strong> politieke<br />
verga<strong>de</strong>rzalen gaan!<br />
Maar ik zei u al, ik heb ondanks alles het diepste respect <strong>voor</strong> Mayerholds kunnen,<br />
alleen het blijven zoo menigmaal experimenten en ook op het tooneel maakt men<br />
maar niet zoo een revolutie, en men voert <strong>de</strong>ze zeker niet tot een goed ein<strong>de</strong>,<br />
wanneer men niet steunt op een hechte traditie. All das Experimentieren ins blaue<br />
hinein! - Neen, zoolang wij nu al weg zijn vanon<strong>de</strong>r Stanislawsky zijn er, hoe<br />
zon<strong>de</strong>rling u dit misschien ook vindt, geen wezenlijke veran<strong>de</strong>ringen in onze<br />
tooneelopvattingen gekomen. Wij moeten ons natuurlijk wel meer bekrimpen en<br />
kunnen niet rekenen op groote subsidies van regeeringswege, maar het karakter<br />
van ons spel bleef hetzelf<strong>de</strong>. Wij hebben eenmaal <strong>de</strong>zen leermeester gekozen en<br />
blijven hem trouw, omdat we niet an<strong>de</strong>rs kùnnen. Ook wij repeteeren, ondanks <strong>de</strong><br />
vermoeienissen en beslommeringen van ons zwervend bestaan, minstens zes<br />
maan<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> wij een stuk <strong>voor</strong> het voetlicht durven brengen. Een souffleur kennen<br />
wij niet en we hebben hem ook niet noodig, het is immers een <strong>de</strong>el van ons eigen<br />
leven wat zich daar voltrekt, en dat behoeft ons niet <strong>voor</strong>gezegd te wor<strong>de</strong>n. - Maar<br />
<strong>de</strong>nkt u toch <strong>voor</strong>al niet dat wij alleen realistische, of liever naturalistische stukken<br />
opvoeren. Ik verzeker u dat Germanowa's regie in klassieke tragediën, die wij ook<br />
spelen, vreemd blijft van <strong>de</strong>rgelijke elementen!<br />
Neen, <strong>de</strong> revolutie bracht ons niet een nieuwe tooneelliteratuur. Wij zijn nog altijd<br />
aangewezen op <strong>de</strong> stukken van tientallen jaren terug. Wel gaf zij ons enkele nieuwe<br />
dichters. Hoor<strong>de</strong> u nooit <strong>de</strong> namen: Alexan<strong>de</strong>r Block, en Achmatowa, om <strong>de</strong>n jong<br />
ge-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
79<br />
storven Jessenin niet te vergeten. Echter ik ben te weinig thuis op dit gebied dan<br />
dat ik mij er een oor<strong>de</strong>el over zou aanmatigen. -<br />
Plannen? Wij gaan naar België eerst, dan naar Lon<strong>de</strong>n, maar vóor wij ons<br />
‘verabschie<strong>de</strong>n’ zegt u dan nog in uw blad, en dit zon<strong>de</strong>r u te willen vleien, dat wij<br />
nergens een zoo belangstellend publiek von<strong>de</strong>n als in Holland. Mag ik er even op<br />
doorgaan? Wij leeren een land eigenlijk nooit goed en grondig kennen. Wij zien van<br />
achter <strong>de</strong> ruiten <strong>de</strong>r spoorweg-coupé's. De ziel blijft ons vreemd. Maar dit heeft ons<br />
allen zèer getroffen: het geduld, <strong>de</strong> volkomen aandacht waarme<strong>de</strong> uw landgenooten<br />
luister<strong>de</strong>n, uren-lang, naar een taal die zij niet begrepen. Nu, werkelijk, nergens<br />
hebben wij dat zoo on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n. Berlijn, ach, het Duitsche publiek blijft altijd stijf<br />
en ingehou<strong>de</strong>n, alleen Boeda-Pest, dat leek er een beetje op. Uw volk moet een<br />
bree<strong>de</strong> belangstelling hebben ook <strong>voor</strong> dingen die van over <strong>de</strong> grens komen. (Tè<br />
breed dacht ik even). Voor eenige dagen waren wij in Lei<strong>de</strong>n, en vindt u dat niet<br />
aardig - in een ou<strong>de</strong>n jaargang van ‘het Tooneel’, heet het niet zoo? dat wij in <strong>de</strong><br />
foyer doorbla<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, misschien al wel een jaargang van 10 jaar terug, von<strong>de</strong>n wij<br />
eensklaps onze eigen portretten. Dus ook toen al was <strong>voor</strong> ons gezelschap hier<br />
interesse! Wun<strong>de</strong>rbar! Een beter publiek kan men zich niet wenschen, het is dood-stil<br />
en zelfs wij die, eenmaal op <strong>de</strong> planken staan<strong>de</strong>, gansch en met onze geheele ziel<br />
ons geven aan het gebeuren, dat in ons en aan ons geschiedt, voelen het<br />
mee-beleven van <strong>de</strong> toeschouwers, <strong>de</strong> gespannenheid waarmee zij ie<strong>de</strong>r woord en<br />
gebaar volgen. Het is ons een groote vreug<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>rgelijk publiek te mogen<br />
spelen en wij zijn het er oprecht dankbaar <strong>voor</strong>. -<br />
Wij namen afscheid; zij die jammeren over <strong>de</strong> oppervlakkigheid van het hollandsch<br />
publiek, geef ik <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n ter ernstige overweging.<br />
JAN R.TH. CAMPERT<br />
Peter Rosegger<br />
De volksdichter van Stiermarken, en het Rosegger-museum te<br />
Krieglach<br />
MET Peter Rosegger verloor, in 1918, <strong>de</strong> wereldliteratuur een oorspronkelijke en<br />
aantrekkelijke figuur. Volksdichter was Rosegger in <strong>de</strong>n e<strong>de</strong>lsten zin van het woord.<br />
Hij zocht niet het volk om daaraan zijne schetsen te ontleenen; het volk zelf en zijn<br />
leven gaven hem scheppingskracht en drang. Al veroorloof<strong>de</strong>n zijne financieele<br />
omstandighe<strong>de</strong>n hem ruimschoots om <strong>de</strong>s winters in Graz een ruim huis te betrekken<br />
en <strong>de</strong>s zomers verblijf te hou<strong>de</strong>n in het door hem zelf gebouwd zomerhuis in zijn<br />
geboorteplaats Krieglach - hij liet zich nauwelijks door <strong>de</strong> eischen zijner gezondheid<br />
dwingen om geheel <strong>de</strong>n winter in Graz te blijven en was dikwerf reeds in het gure<br />
<strong>voor</strong>jaar in het kleine dorpje, waaraan <strong>de</strong> herinneringen hem bon<strong>de</strong>n. Hij hield van<br />
Stiermarken en van zijn volk; hij leef<strong>de</strong> enkel en alleen dan, wanneer hij <strong>de</strong> bergen<br />
van Stiermarken weer zag en boven op <strong>de</strong>ze bergen <strong>de</strong> frissche lucht ina<strong>de</strong>m<strong>de</strong>.<br />
Heimwee van <strong>de</strong> beste soort heeft zich bij hem altijd geopenbaard, wanneer hij ver<br />
van zijn land vertoef<strong>de</strong>. Hij is tot aan het ein<strong>de</strong> een echt zoon van het echte<br />
Stiermarken gebleven, en wie wil reizen in dit mooie land, temid<strong>de</strong>n van dit<br />
eigenaardige, natuurgetrouwe volk, kan niet beter doen dan zich tevoren verdiepen<br />
in <strong>de</strong> verhalen, die hij aan Stiermarken en zijne overleveringen heeft gewijd. Wie<br />
Rosegger's boeken kent, zal van een reis door Stiermarken dubbel genot hebben;<br />
telkenmale zal hij op beken<strong>de</strong> plaatsen komen, en tafereelen, door Rosegger's pen<br />
vereeuwigd, <strong>voor</strong> zich zien afspelen.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Peter Rosegger's leven is geheel dat van <strong>de</strong>n werkelijken volksdichter. Het schijnt<br />
een sprookje, waarin <strong>de</strong> <strong>de</strong>ugd beloond en het bijna onmogelijke bereikt wordt.<br />
Sprookje ook, omdat <strong>de</strong> gelukkige, die met vele gaven van <strong>de</strong> natuur werd toegerust,<br />
<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n eenvoud heeft bewaard tot aan <strong>de</strong>n laatsten dag, en elken dag, niet door<br />
woor<strong>de</strong>n, maar door da<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> erkentenis heeft gegeven dat niet hij, maar hoogere<br />
machten zijn geluk had<strong>de</strong>n bewerkt. Peter Rosegger toch, uit eenvoudige ou<strong>de</strong>rs,<br />
die intusschen eene beken<strong>de</strong> familie in Stiermarken waren, geboren, toon<strong>de</strong> zich<br />
reeds vroeg een ietwat bijzon<strong>de</strong>re jongen, een zwak kind, dat geen behagen schepte<br />
in het ruwe vermaak zijner kamera<strong>de</strong>n; een leergierig kind, dat het zich steeds<br />
berouw<strong>de</strong>, niet meer boeken te zijner beschikking te hebben. Toevalligerwijze<br />
geraakte hij in het bezit van een ‘Leven van Jezus Christus’, geschreven door pater<br />
Cochem; hij las het van voren naar achteren en van achteren naar voren; hij las het<br />
<strong>de</strong>n huisgenooten <strong>voor</strong>, en <strong>de</strong>ze von<strong>de</strong>n daarin zooveel vertroosting, dat ook <strong>de</strong><br />
buren en kennissen er van vernamen, en al spoedig werd Peter geroepen aan <strong>de</strong><br />
bed<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r sterven<strong>de</strong>n, wanneer geen priester meer te halen was. In zooverre had<br />
Peter geluk, dat juist in zijn jongenstijd <strong>de</strong> arme schoolmeester van St. Kathrein<br />
ontslagen werd en <strong>de</strong>ze aan <strong>de</strong> boeren van Alpl, het ge<strong>de</strong>elte van Krieglach, waarin<br />
Peter werd geboren, <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong> om hunne kin<strong>de</strong>ren les te geven tegen vergoeding<br />
van kost en inwoning. Hoewel het schoolgaan zeer onregelmatig geschied<strong>de</strong>, heeft<br />
Peter toch veel bij <strong>de</strong>zen meester geleerd; zooveel in elk geval dat, wanneer zijn<br />
ou<strong>de</strong>re buurjongen, die in Graz op het seminarie <strong>voor</strong> priester stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, thuis kwam<br />
en vroolijk <strong>de</strong> boeken aan <strong>de</strong>n kant gooi<strong>de</strong>, hij zich<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
80<br />
van alle <strong>de</strong>ze kon meester maken en erin lezen totdat <strong>de</strong> oogen hem pijn <strong>de</strong><strong>de</strong>n. In<br />
dienzelf<strong>de</strong>n tijd ontstond zijn eerste literair werk; het was een volkskalen<strong>de</strong>r, geheel<br />
ingericht op <strong>de</strong> toen gebruikelijke wijze. Hij had er eens een gekocht van<br />
overgespaard geld; een twee<strong>de</strong>n keer ging dit niet, en toen besloot hij er een <strong>voor</strong><br />
zichzelf te maken. Hij schreef die geheel en al met kalen<strong>de</strong>r en weer<strong>voor</strong>spellingen,<br />
en <strong>de</strong> storm, dien hij op Pinksteren, in afwijking van <strong>de</strong>n officieelen kalen<strong>de</strong>r,<br />
<strong>voor</strong>spel<strong>de</strong>, kwam uit. Later evenwel schreef hij Pinksteren <strong>voor</strong> Paschen, en toen<br />
had hij als lezers <strong>voor</strong> zijn kalen<strong>de</strong>r niemand meer dan zichzelf!<br />
Het is in <strong>de</strong>zen zelf<strong>de</strong>n tijd, dat Peter's reis naar Weenen valt. Men <strong>de</strong>nke van<br />
eene reis in dien tijd en met <strong>de</strong> toen bestaan<strong>de</strong> hulpmid<strong>de</strong>len niet te gering.<br />
Schoorvoetend dan ook slechts gaven Peter's ou<strong>de</strong>rs toestemming; hij had gelezen<br />
van <strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>n keizer Joseph II, die <strong>voor</strong> alle zijne on<strong>de</strong>rdanen als een va<strong>de</strong>r<br />
zorg<strong>de</strong>, en hij wil<strong>de</strong> dien keizer zien, niet beseffen<strong>de</strong>, dat hij reeds lang niet meer<br />
tot <strong>de</strong> leven<strong>de</strong>n behoor<strong>de</strong>. Hij heeft die reis naar Weenen volbracht; hij is er<br />
geschil<strong>de</strong>rd door een bekend Weensch portretschil<strong>de</strong>r, Prof. Schön, die <strong>de</strong>n armen,<br />
moe<strong>de</strong>n knaap op <strong>de</strong>n rand van een trottoir vond en hem uit belangstelling mee<br />
naar huis nam. Eerst tientallen jaren later heeft <strong>de</strong> professor geweten wien hij<br />
schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> en heeft Rosegger geweten door wien zijn eerste portret was gemaakt.<br />
<strong>Den</strong> goe<strong>de</strong>n keizer Joseph zag hij niet, en teleurgesteld, maar toch innig verheugd<br />
Weenen te hebben gezien, keer<strong>de</strong> hij terug. Het is eigenaardig, dat hij, die zoo aan<br />
zijn land gehecht was, <strong>de</strong>n drang naar Weenen heeft behou<strong>de</strong>n.<br />
De knaap echter mocht begaafd zijn, zijne ou<strong>de</strong>rs zaten met hem verlegen. Voor<br />
het boerenbedrijf was hij te zwak, en <strong>de</strong> pogingen, die men aanwend<strong>de</strong> om hem<br />
kosteloos te doen stu<strong>de</strong>eren, liepen op niets uit; meer dan eens bracht het heimwee<br />
hem enkele dagen later naar huis terug. Ein<strong>de</strong>lijk kwam <strong>de</strong> oplossing: men vond<br />
een plaats <strong>voor</strong> hem als snij<strong>de</strong>rsleerling bij Mr. Ignaz. Naar <strong>de</strong> gewoonte van die<br />
dagen trok <strong>de</strong> meester met zijne gezellen het land door om er bij <strong>de</strong> boeren te werken<br />
totdat hij hunne bestellingen had vervaardigd. Peter leer<strong>de</strong> op die manier niet alleen<br />
het kleermakersvak - een vest, dat in het Roseggermuseum te Mürzzuschlag<br />
aanwezig is, bewijst het - maar hij leer<strong>de</strong> ook zijn land kennen. En één <strong>de</strong>r Zondagen<br />
dat hij thuis was en schreef, gelijk hij dat gewoon was, kwam het geluk tot hem. Het<br />
waren badgasten uit Weenen, die op <strong>de</strong>n jongen opmerkzaam wer<strong>de</strong>n gemaakt en<br />
hem aanraad<strong>de</strong>n iets van zijne gedichten in te zen<strong>de</strong>n aan het lan<strong>de</strong>lijk blad, <strong>de</strong><br />
‘Grazer Tagespost’. Niet dan aarzelend gaf Peter aan dien wenk gehoor; hij zond<br />
eenige gedichten aan <strong>de</strong>n hoofdredacteur van dat blad, die zeer onvolledig<br />
geadresseerd waren en hem bij toeval bereikten. Hij hoor<strong>de</strong> in geruimen tijd niets<br />
van hem; in Januari 1864 was een en an<strong>de</strong>r door hem verzon<strong>de</strong>n en eerst in Maart<br />
kreeg hij antwoord. Het was een brief van <strong>de</strong>n kunstzinnigen hoofdredacteur Prof.<br />
Dr. Svoboda, een man die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontwikkeling van menigeen veel heeft gedaan<br />
en die in Peter Rosegger onmid<strong>de</strong>llijk ont<strong>de</strong>kte <strong>de</strong>n dichter bij <strong>de</strong> gratie Gods, van<br />
wien veel goeds kon wor<strong>de</strong>n verwacht. Hij schreef hem een briefje, waarin hij zijne<br />
gedichten prees, al erken<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> vele fouten, die daarin aanwezig waren. Hij vroeg<br />
Peter om <strong>de</strong> manuscripten, waarnaar <strong>de</strong>ze in zijn vorigen brief had verwezen, te<br />
zen<strong>de</strong>n, tenein<strong>de</strong> een volledigen indruk van zijn talent te krijgen. Dat was aan geen<br />
doove ooren gezegd. Peter pakte alles wat hij bij elkan<strong>de</strong>r had in een groot pak,<br />
maar hoe zou hij <strong>de</strong> niet geringe portokosten betalen? Geen nood, hij vond een<br />
buurman, die <strong>de</strong>n spoortrein verfoei<strong>de</strong> en liever te voet naar Graz wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>, bereid<br />
om een ‘pakje’ me<strong>de</strong> te nemen; hoe ontstel<strong>de</strong> <strong>de</strong> trouwhartige bo<strong>de</strong> toen hij dit pak<br />
van 5 K.G. op zijne schou<strong>de</strong>rs gela<strong>de</strong>n voel<strong>de</strong>! Hoe men in <strong>de</strong> redactie van <strong>de</strong><br />
‘Grazer Tagespost’ heeft gekeken bij het binnenbrengen van <strong>de</strong>zen niet geringen<br />
<strong>voor</strong>raad copy, is niet bekend; dat Dr. Svoboda, wiens tijd zeer in beslag werd<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
genomen, niet spoedig al <strong>de</strong>ze manuscripten doorgelezen had, spreekt vanzelf.<br />
Maar in <strong>de</strong> ‘Grazer Tagespost’ van 13 December 1864 kan men als feuilleton vin<strong>de</strong>n<br />
het eerste ge<strong>de</strong>elte van het artikel, dat hij wijd<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>n ‘Stiermarkschen<br />
volksdichter’; waarin hij verhaal<strong>de</strong> van Peter Rosegger en zijn werk, van <strong>de</strong>n steun,<br />
dien <strong>de</strong>ze noodig had. Dat feuilleton had gevolg!<br />
Nog niet da<strong>de</strong>lijk begon Rosegger's literaire loopbaan. Want, eene betrekking<br />
hem door een boekhan<strong>de</strong>laar te Laibach aangebo<strong>de</strong>n, vervul<strong>de</strong> hij wel korten tijd,<br />
maar opnieuw dreef het heimwee hem naar huis. Op <strong>de</strong> terugreis echter bezocht<br />
hij Dr. Svoboda, die zijn goe<strong>de</strong> genius ver<strong>de</strong>r is gebleven; die bij vrien<strong>de</strong>n, o.a. <strong>de</strong>n<br />
beken<strong>de</strong>n weerprofeet Rudolph Falb, belangstelling <strong>voor</strong> hem wist te verkrijgen,<br />
tengevolge waarvan hij in staat werd gesteld on<strong>de</strong>rwijs te genieten en zich te<br />
ontwikkelen. Door Dr. Svoboda kwam hij ook in aanraking met Robert Hamerling,<br />
<strong>de</strong>n grooten dichter, die <strong>de</strong> eerste uitgave van Rosegger, getiteld: ‘Zitther und<br />
Hackbrett’ inleid<strong>de</strong> en uitzocht. Dit bun<strong>de</strong>ltje Stiermarksche schetsen in dialect vond<br />
een zoodanige ontvangst, dat Rosegger op <strong>26</strong>-jarigen leeftijd <strong>de</strong> literaire loopbaan<br />
<strong>voor</strong> zich geopend zag. Van dat oogenblik af was hij bekend als dichter, die zich<br />
met nieuwe boeken steeds nieuwen roem verwierf; die in zijn tijdschrift ‘Heimgarten’<br />
<strong>de</strong> <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n, welke aan zijne boeken ten grondslag lagen, ver<strong>de</strong>r verspreid<strong>de</strong>;<br />
die ondanks tegenslagen, in het leven<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
81<br />
on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n, opgewekt bleef en in steeds nieuwen arbeid vertroosting zocht.<br />
In<strong>de</strong>rdaad, leed is aan Rosegger in zijn werkzaam leven niet bespaard gebleven;<br />
ook leed, hem aangedaan door <strong>de</strong> Katholieke Kerk, die ten onrechte in hem één<br />
harer bestrij<strong>de</strong>rs zag.<br />
Rosegger's werken zijn feitelijk in vier <strong>de</strong>elen te splitsen. Als eerste <strong>de</strong>el daarvan<br />
zou<strong>de</strong>n wij willen noemen <strong>de</strong> grootere werken, die gelei<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren<br />
zijn ontstaan. Het eerste <strong>de</strong>zer groote werken was ‘Waldheimat’, in twee <strong>de</strong>elen<br />
ver<strong>de</strong>eld, waarin Rosegger verhaalt van zijne kin<strong>de</strong>rjaren en van zijne leerjaren als<br />
snij<strong>de</strong>r, een boek, waarin wij een zoodanigen rijkdom van gedachten en gevoelens<br />
vin<strong>de</strong>n, dat wij alleen daardoor reeds Stiermarken en Rosegger's omgeving moeten<br />
liefkrijgen. Op ‘Waldheimat’ volg<strong>de</strong>n <strong>de</strong> in drie <strong>de</strong>elen gesplitste ‘Schriften eines<br />
Waldschulmeisters’, een juweeltje van poëzie en proza, zoowel uit paedagogisch<br />
als uit literair oogpunt van groote waar<strong>de</strong> erkend, waarin <strong>de</strong> woudschoolmeester<br />
zijne gedachten laat gaan over zijne omgeving en zuivere natuurphilosophie ten<br />
beste geeft. Van zijne eigenlijke romans is ‘Hei<strong>de</strong>peters Gabriel’, die ook<br />
grooten<strong>de</strong>els uit zijn eigen leven is en van zijn eigen huwelijksgeluk verhaalt, <strong>de</strong><br />
eerste; daarop volg<strong>de</strong>n achtereenvolgens in 1883 ‘Der Gottsucher’; in 1888 ‘Jakob<br />
<strong>de</strong>r Letzte’; in 1891 ‘Martin <strong>de</strong>r Mann’; in 1893 ‘Peter Mayr <strong>de</strong>r Wirt an <strong>de</strong>r Mahr’;<br />
in 1897 ‘Das Ewige Licht’, waartegenover later valt te stellen: ‘Das Ewige Feuer’; in<br />
1900 ‘Erdsegen’; in 1903 ‘Weltgift’, terwijl on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> boeken van <strong>de</strong>n laatsten tijd<br />
<strong>voor</strong>al l.N.R.l., dat <strong>de</strong>n vre<strong>de</strong> in en on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> menschen predikte, van beteekenis<br />
werd geacht.<br />
Het is eigenaardig hoe geheel verschillend <strong>de</strong>ze boeken zijn van opvatting en<br />
van inhoud. In <strong>de</strong>n regel spreekt uit <strong>de</strong>ze romans het pessimisme in Rosegger's<br />
karakter; wordt hierin kenbaar gemaakt zijn haat tegen het slechte in <strong>de</strong> wereld en<br />
daardoor wel eens <strong>voor</strong>bijgezien het goe<strong>de</strong>, dat er on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> menschen is. Niet al<br />
<strong>de</strong>ze romans hebben hem bewon<strong>de</strong>raars en vrien<strong>de</strong>n bezorgd; het spiegelbeeld,<br />
dat hij in ‘Martin <strong>de</strong>r Mann’, in ‘Erdsegen’ en in ‘Weltgift’ aan <strong>de</strong> wereld <strong>voor</strong>hield,<br />
werd door velen niet eerlijk geacht. ‘Peter Mayr’ is een historische roman, die <strong>de</strong>n<br />
strijd van Tyrol tegen <strong>de</strong> Fransche overheersching weergaf en waarin Rosegger<br />
zich wat al te dichterlijke vrijhe<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> werkelijke geschie<strong>de</strong>nis veroorloof<strong>de</strong>.<br />
Maar ook in al <strong>de</strong>ze romans, hoezeer zij nauwelijks romans zijn en hoezeer <strong>de</strong> bouw<br />
veelal gebrekkig blijft, viel op te merken die groote psychologische gave van <strong>de</strong>n<br />
dichter, die ons in staat stelt zijne figuren te zien als leef<strong>de</strong>n zij vóor ons; die ons<br />
lief<strong>de</strong> doet gevoelen <strong>voor</strong> het Stiermarksche land en <strong>de</strong> Stiermarksche bevolking.<br />
Een twee<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte van zijn werk betreft <strong>de</strong> kleine vertellingen. Hierin ligt <strong>de</strong><br />
groote kracht van Rosegger. Al <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls te noemen, die hij in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r tij<strong>de</strong>n,<br />
nadat ‘Zitther und Hackbreth’ als dialect-werk was verschenen, heeft uitgegeven,<br />
het zou ondoenbaar zijn. Wel mag hier wor<strong>de</strong>n herinnerd aan enkele bijzon<strong>de</strong>re<br />
bun<strong>de</strong>ls. Het is ‘Dorfsün<strong>de</strong>n’, door hem een boek met novellen genoemd; het is<br />
zijne cyclus vertellingen: ‘Als ich noch jung war’, waarin hij als 't ware zijn<br />
‘Waldheimat’ aanvult; het zijn zijne ‘Feieraben<strong>de</strong>’, waarin vroolijke en min<strong>de</strong>r vroolijke<br />
verhalen elkan<strong>de</strong>r afwisselen; het is het ‘Geschichtenbuch <strong>de</strong>s Wan<strong>de</strong>rers’, waarin<br />
hij weergeeft wat hem overkomen is in berg en dal, in <strong>de</strong> wereld en in het woud; het<br />
is ook nog zijne serie: ‘Meine Ferien’, waarin hij zijne zeer afwisselen<strong>de</strong><br />
vacantiereizen beschrijft, van het oogenblik af dat hij als jongeling in <strong>de</strong><br />
Kronprinz-Rudolphbahn een bed vond totdat hij als hooggeëerd schrijver door zijn<br />
uitgever op een Hongaarsch landgoed werd verwacht.<br />
En ook hier, in al <strong>de</strong>ze verhalen, of zij spreken van zijn kleinen of van zijn grooteren<br />
tijd, ook in <strong>de</strong>ze alle treft ons zijn eenvoud van toon, van opvatting en van gevoel.<br />
Men ziet dat Stiermarksche boerenleven zich afspelen; men kan zich <strong>de</strong> personen,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
die Rosegger in beeld brengt, <strong>voor</strong>stellen, en wanneer men zoo straks het <strong>voor</strong>nemen<br />
opvat om door Stiermarken wan<strong>de</strong>lingen te on<strong>de</strong>rnemen, dan is het of men in elk<br />
dorp en op elk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>n weg beken<strong>de</strong>n moet tegenkomen, beken<strong>de</strong>n niet alleen<br />
van uiterlijk maar ook van innerlijk.<br />
Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte zijner werken is te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>ringen, die hij van land<br />
en volk en van personen geeft. Voor een <strong>de</strong>el zijn <strong>de</strong>ze van literaire, <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el<br />
ook van literair-historische waar<strong>de</strong>. Enkele ervan spreken over het volksleven in<br />
Stiermarken, over <strong>de</strong> Alpenbewoners en het eigenaardige, dat men bij hen aantreft.<br />
Eene ervan spreekt over wan<strong>de</strong>ltochten in het eigen land on<strong>de</strong>rnomen en ook<br />
volbracht in <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>. Maar een drietal zijn er bij, die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r<br />
literatuur van beteekenis wor<strong>de</strong>n geacht. Een bevat persoonlijke herinneringen aan<br />
Robert Hamerling, omtrent wien ook in <strong>de</strong>n ‘Heimgarten’ veel is te vin<strong>de</strong>n. Een an<strong>de</strong>r<br />
spreekt over ‘Mein Weltleben’ en vertelt hoe het <strong>de</strong>n boerenjongen bij <strong>de</strong> lie<strong>de</strong>n in<br />
<strong>de</strong> groote stad verging, spreekt van ontmoetingen die hij had en van ervaringen die<br />
hij op<strong>de</strong>ed. Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong>, getiteld ‘Gute Kamara<strong>de</strong>n’, bevat persoonlijke herinneringen<br />
aan beroem<strong>de</strong> en beken<strong>de</strong> tijdgenooten. Hierin vindt men terug zijne herinneringen<br />
aan Albert Stifter, aan Anzengruber, aan Grün, aan Rudolph Falb, aan Jakob<br />
Schmeltzer, <strong>de</strong>n onvermoei<strong>de</strong>n verzamelaar van volkslie<strong>de</strong>ren, aan Auerbach en<br />
aan zoo talloos vele an<strong>de</strong>ren. Het treft hierin, dat Rosegger van <strong>de</strong>ze ‘goe<strong>de</strong><br />
kamera<strong>de</strong>n’ spreekt<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
82<br />
in<strong>de</strong>rdaad als van kamera<strong>de</strong>n, maar toch als literatoren tegen wie hij altijd hoog<br />
heeft opgezien en wier persoonlijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> hem, ook al werd hij een beroemd<br />
dichter en schrijver, persoonlijkhe<strong>de</strong>n zijn gebleven. Hoevelen zijn er niet, die zich<br />
al spoedig te hoog achtten <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze vereering en meen<strong>de</strong>n, dat het goe<strong>de</strong> alleen<br />
bij henzelven te vin<strong>de</strong>n was!<br />
En dan is er tenslotte het vier<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte, dat men werken van gemeng<strong>de</strong>n aard<br />
zou kunnen noemen, waarin Rosegger's ziel tot ons spreekt. Dit geschiedt in zijne<br />
gedichten van zeer uiteenloopen<strong>de</strong>n aard; dit geschiedt in zijne werken <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
jeugd, waaron<strong>de</strong>r ook het Duitsche geschie<strong>de</strong>nisboek; dit geschiedt in zijne<br />
‘Bergpredigten’ en in zijn ‘Mein Himmelreich’. Het laatste doet ons ten volle zijn<br />
godsdienstig leven kennen; het an<strong>de</strong>re bevat op satirische, maar in <strong>de</strong>n regel toch<br />
goedmoedige, wijze zijne gedachten over het optre<strong>de</strong>n jegens aardsche en<br />
wereldsche zon<strong>de</strong>n. Het is hier Rosegger's goe<strong>de</strong> hart, dat zich uit naast zijn scherp<br />
waarnemingsvermogen. Telkenmale, ook in zijne romans, zal men het vin<strong>de</strong>n, dat<br />
hij niet <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n wegdoezelt, maar wel <strong>de</strong> oorzaken <strong>de</strong>zer zon<strong>de</strong>n verzacht.<br />
Telkenmale zal men zijn diep gevoel zien spreken ten bate van <strong>de</strong>n zondaar, maar<br />
niet ter verontschuldiging van <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>.<br />
Het bijzon<strong>de</strong>re van Rosegger's persoonlijkheid schuilt zeker niet <strong>voor</strong> het minst<br />
in <strong>de</strong>n nauwen band, die er tusschen hem en zijn land aanwezig is gebleven. De<br />
aanhankelijkheid hem toegedragen is reeds tij<strong>de</strong>ns zijn leven gebleken; tallooze<br />
plekken in Stiermarken zijn naar hem genoemd; verschillen<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n hebben straten,<br />
die zijn naam dragen. Te Mürzzuschlag richtte één zijner vereer<strong>de</strong>rs een<br />
Rosegger-Museum in, dat merkwaardige curiosa bevat. Maar in Stiermarken heeft<br />
men - terecht - begrepen, dat er meer moest wor<strong>de</strong>n gedaan om zijn werk behou<strong>de</strong>n<br />
te doen blijven. Men heeft daarom te Krieglach, in zijn geboorteplaats, gesticht een<br />
Rosegger-Verein, die zich een tweeledig doel stelt. Eenerzijds heeft <strong>de</strong>ze Vereeniging<br />
te Krieglach een Museum ingericht, dat een Roseggermuseum in <strong>de</strong>n uitgebreidsten<br />
zin <strong>de</strong>s woords zal zijn en niet slechts alles zal bevatten wat op <strong>de</strong>n dichter en zijne<br />
werken betrekking heeft, maar ook alles wat hem tot die werken heeft geïnspireerd.<br />
En daarnevens stelt <strong>de</strong> Vereeniging zich ten doel op <strong>de</strong>n grondslag van Rosegger's<br />
gedachten het Stiermarksche volksleven te behou<strong>de</strong>n; te arbei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
beginselen, in zijn ‘Heimgarten’, die opnieuw zal wor<strong>de</strong>n uitgegeven, blootgelegd.<br />
Dat Roseggermuseum heeft natuurlijk <strong>voor</strong> Stiermarken en Oostenrijk in <strong>de</strong> eerste<br />
plaats beteekenis, maar ook <strong>voor</strong> allen, die in Rosegger en zijne werken belang<br />
hebben gesteld.<br />
Vele en uitnemen<strong>de</strong> vertalingen zijn er van Rosegger's werken, ook in het<br />
Hollandsch, verschenen; velen hebben genoten van zijn ‘Eeuwig Licht’ en an<strong>de</strong>re<br />
werken. Allereerst zou<strong>de</strong> het zeker een aardige gedachte zijn om aan dit<br />
Roseggermuseum een volledige serie zijner in Ne<strong>de</strong>rland verschenen vertalingen<br />
aan te bie<strong>de</strong>n, maar daarnevens zou<strong>de</strong>n bijdragen, die <strong>de</strong> Vereeniging toestaan<br />
haren arbeid uit te brei<strong>de</strong>n, zeker welkom zijn. Men kan tot <strong>de</strong>n Roseggerverein als<br />
lid toetre<strong>de</strong>n tegen eene jaarlijksche contributie van f 1.50; als stichter <strong>voor</strong> f 15. -,<br />
men heeft zich daartoe op te geven aan <strong>de</strong>n Verein te Krieglach. Men kan ook eene<br />
bijdrage ineens schenken, die <strong>de</strong>n Roseggerverein in staat zal stellen ver<strong>de</strong>r om<br />
zich heen te grijpen dan hij nu met zijn beschei<strong>de</strong>n mid<strong>de</strong>len kan.<br />
Mogen <strong>de</strong> ongetwijfeld velen, die van Rosegger's boeken hebben genoten,<br />
erkennen een kleinen plicht uit dankbaarheid te vervullen door ertoe me<strong>de</strong> te werken,<br />
dat zijn arbeid blijft <strong>voor</strong>tleven bij het nageslacht!<br />
H.CH.G.J. VAN DER MANDERE<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
H. Marsman<br />
WIJ had<strong>de</strong>n afgesproken op een donkerroo<strong>de</strong> avondwolk; en toen ik mij dwars<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Avondster <strong>de</strong>n wind inwend<strong>de</strong>, zag ik hem van ver reeds zitten. Zijn beenen<br />
bengel<strong>de</strong>n zorgeloos naar bene<strong>de</strong>n en met zijn voetzoolen bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij <strong>de</strong>n<br />
‘Untergang <strong>de</strong>s Abendlan<strong>de</strong>s’. Zijn han<strong>de</strong>n maakten gebaren als speel<strong>de</strong>n zij vangbal<br />
met sterren. De aankomst was pessimistisch: ‘We moeten omlaag. Je haren staan<br />
steil overeind. De hemel lijkt wel een Hoover. Er is een magnetische storm dichtbij,<br />
en da<strong>de</strong>lijk slaat <strong>de</strong> sterrehagel door mijn papiertjes’. Wij doken.<br />
En zoo verloren wij <strong>de</strong> eerst beoog<strong>de</strong> distantie tot <strong>de</strong> dingen, maar wonnen een<br />
droog on<strong>de</strong>rdak. De kustkroeg was vol Af en toe verhief zich huilend een Tornado<br />
van vloeken tusschen het klapperend neerslaan <strong>de</strong>r kaarten, en dansten <strong>de</strong> flesschen<br />
tusschen <strong>de</strong> vuistslagen en het glazenrinkinken. En toch is <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
dichtkunst van nu <strong>de</strong> beste van West-Europa. Schenk in. En wie dat dan wel zijn?<br />
Ten eerste <strong>de</strong> generatie van '10: Buning, Roland Holst, Nijhoff. Karakteristieken:<br />
Roland Holst: kijk naar buiten en zie hoe <strong>de</strong> zee aanzuigt, hoor hoe <strong>de</strong> wind <strong>de</strong><br />
wereld leegwaait. Dat is <strong>de</strong> wereld waarvan Holst <strong>de</strong> onttroon<strong>de</strong>, door zijn laatste<br />
troepen verlaten koning is.<br />
Hoor je hem niet hardop praten in zijn verzen om zijn krankzinnige eenzaamheid<br />
te ontkomen? Hij leeft in een wereld waarin alleen <strong>de</strong> tijd overbleef. Daarom is<br />
Roland Holst tragisch en grooter dan Werumeus Buning, <strong>de</strong> meest begenadig<strong>de</strong><br />
dichter dien we hebben, met Slauerhoff.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
83<br />
Nijhoff en ook ik hebben allebei dat angstgevoel vóór een vers: als het niet goed in<br />
vorm komt dan valt het uit elkaar. Menschen als Werumeus Buning en Slauerhoff<br />
mogen ook wel eens van die werkmanschapsbevliegingen hebben, maar al draait<br />
het beroerd uit, dan doet het er toch niet toe; want <strong>de</strong> poezie zit er in. Voor Slauerhoff<br />
b.v. zijn kachels en vrouwen even poëtisch, want hij heeft het stokje van <strong>de</strong>n magiër,<br />
hij raakt <strong>de</strong> gewoonste dingen aan, en ze gaan trillen met een vreemd geluid. Dàt<br />
is Poëzie. Hij is grooter dan wij allen, <strong>de</strong> jongeren dan. De titel van zijn bun<strong>de</strong>l<br />
‘Archipel’ was ongewoon gelukkig gekozen. Want het is in<strong>de</strong>rdaad een zee, waar<br />
duizen<strong>de</strong>n eilandjes uit oprijzen, die eruit gegroeid zou<strong>de</strong>n kunnen zijn, wanneer<br />
het water niet zoo onvruchtbaar was. Elk eilandje een vers. Daarnaast is Herman<br />
van <strong>de</strong>n Bergh een heuvelend landschap met machtige oogsten, <strong>de</strong> wind waait<br />
za<strong>de</strong>n, alle vormen zijn zwaar en zwanger van leven. En ikzelf? Een van <strong>de</strong> masten<br />
van Kootwijk, 200 meter alleen <strong>de</strong> lucht in, balanceerend boven een onbestaanbaar<br />
klein grondvlak. En zoo voel ik al mijn werk ook. 't Was uitvallen, verkennen in alle<br />
richtingen. Kiemen <strong>voor</strong> later. Bij elkaar vergelijken<strong>de</strong>rwijs: <strong>de</strong> domtoren van Utrecht,<br />
maar geen kerk nog, geen koor. Men zegt het wel, dat het in <strong>de</strong> quantiteit niet zit,<br />
maar tóch wil ik romans schrijven. Gebrek aan levens- en karakterervaring? En <strong>de</strong><br />
jonge Franschen dan? Delteil? (al is dat soms op <strong>de</strong> schreeuw af!) Cocteau?<br />
Radiguet? ‘L' Or’ van Cendrars? Ons proza? Querido is een kerel van enorm formaat,<br />
en <strong>de</strong> eerste ‘Jordaan’ een groot boek. Maar ik ruil <strong>de</strong> romans van Top Naeff graag<br />
<strong>voor</strong> haar tooneelcritieken! Wat wij aan jong proza bezitten is critisch sterker dan<br />
scheppend. Zie maar Gerard Bruning, met Roland Holst <strong>de</strong> grootste figuur uit dit<br />
tijdperk bij ons. (Twee ‘unzeitgemässe’ verbannen koningen), vergelijk ver<strong>de</strong>r: ter<br />
Braak's ‘Cinema militans’ met zijn slecht proza in ‘Erts’, vergelijk v.d. Bergh's critieken<br />
met ‘De Boer’, vergelijk, <strong>de</strong>snoods, mijn Anatomische Les met ‘De Vliegen<strong>de</strong><br />
Hollan<strong>de</strong>r’. Ik zon<strong>de</strong>r b.v. Zuid Zuid West van Albert Helman uit. Dat is van een<br />
prachtige avondstilte waarin het boek zichzelf spreekt en <strong>de</strong> stilte niet stoort. En dat<br />
is beter dan geweldig steengeplons. (Ik lach). Ja, Albert van Dalsum en jij zijn types<br />
van gestyleer<strong>de</strong> salonboksers. (Ik neem een uitvalshouding aan.) Neem b.v.<br />
‘Genesius’ van van Dalsum. Prachtig van allure, grootsch van opzet en doorvoering,<br />
maar diep binnenin, daar, waar <strong>de</strong> trilling, <strong>de</strong> echte vandaan moet komen, is een<br />
holte, en daarom is <strong>de</strong> klank er net naast. De noot is goed en gaaf, maar <strong>de</strong> smaak<br />
<strong>de</strong>ugt niet. En dat is met <strong>de</strong> verzen van <strong>de</strong>n Doolaard net zoo (Ik grijns). An<strong>de</strong>rs<br />
met die van Anthonie Donker: die vind ik, op z'n best dan, <strong>voor</strong>tdurend geinspireerd.<br />
We zijn dus weer bij <strong>de</strong> poëzie terug. Wat ons on<strong>de</strong>rscheidt van <strong>de</strong> vorige generatie?<br />
M.a.w. waarin we jong zijn? Ten eerste dan: <strong>de</strong> tempo versnelling. Vergelijk <strong>de</strong><br />
auto's van vóór <strong>de</strong>n oorlog maar eens met die van nu.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
H. MARSMAN ten huize van J. GRESHOFF<br />
Men mag dan beweren, dat <strong>de</strong> oorlog en <strong>de</strong> geestelijke omkeer in Europa ons niet<br />
direct geraakt hebben, maar toch is er zoo iets als een scheur ontstaan, die<br />
doorgeschoten is, ook bij ons; en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>ren, achter die scheur, kunnen niet ver<strong>de</strong>r<br />
<strong>voor</strong>tdringen; en wat aan <strong>de</strong>n eenen kant onze <strong>voor</strong>sprong is, is an<strong>de</strong>rzijds onze<br />
armoe<strong>de</strong>, ons losgeslagen zijn. Daarom zijn onze verzen avonturen en veroveringen,<br />
(ze doen dingen die wij zelf niet willen, zooals alle verzen, 't zijn enfants terribles,<br />
die er tegen ons bedoelen in <strong>de</strong> ongelooflijkste dingen uitflappen en je een figuur<br />
laten slaan tegenover je eigen goe<strong>de</strong> bedoelingen). Ten twee<strong>de</strong>: <strong>de</strong> generatie van<br />
'10 heeft <strong>de</strong> litteratuur bedorven juist doordat zij, op hun slechtst, litterair <strong>de</strong><strong>de</strong>n.<br />
Een schoon boord en een schoon gebaar, Zondagsdichters. Neem zoo iemand als<br />
Geerten Gossaert. Dat is een <strong>voor</strong>beeld van iemand, die niet-dichter is. Het<br />
onberekenbaar avontuur, dat een vers is, want je stort je erin, erop of eron<strong>de</strong>r!,<br />
verlaagt hij<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
84<br />
tot een zorgvuldig <strong>voor</strong>uit bereken<strong>de</strong> reeks stooten. Hij wil, wat <strong>de</strong> biljarters noemen,<br />
fijn ‘overhou<strong>de</strong>n’, een ‘mooie’ serie maken. Dat is sjacheren met gevoel, dat is<br />
echt-slecht-Hollandsch. Dat is <strong>de</strong> heele ‘Beweging’, in doorsnee. Zie maar z'n<br />
‘Verloren Zoon’: 't eerste, wat die bij zijn terugkeer <strong>de</strong>nkt, is: ‘Wat zullen <strong>de</strong> menschen<br />
er wel van zeggen’. En dat is ook onze <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Gorter, meer dan <strong>voor</strong> welken<br />
80er dan ook: het directe, het niet litterair-doen. En ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong>, wij zen<strong>de</strong>n onze<br />
stamelingen niet meer naar <strong>de</strong>n overkant toe, maar zwemmen er heen en grijpen<br />
er weerbaar op in. Het verschil is ook daaruit te zien, dat, als je <strong>de</strong> drie groote<br />
Fransche dichters, Bau<strong>de</strong>laire, Verlaine en Rimbaud, naast elkaar zet, Jacques<br />
Bloem Bau<strong>de</strong>laire kiest, Roland Holst Verlaine, en ik Rimbaud. Natuurlijk hebben<br />
wij dingen overgeërfd en zijn er tusschen ons ook nog verschillen: ikzelf b.v. ben<br />
100 maal mo<strong>de</strong>rner en dan opeens weer 100 maal ou<strong>de</strong>rwetscher dan Slauerhoff,<br />
die zichzelf staeg gelijk blijft, terwijl ik een slingerbeweging doormaak, die als<br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>de</strong> positie van Slauerhoff heeft, maar waarvan hij het verste punt <strong>voor</strong>uit,<br />
en ook achteruit, nooit bereiken zal. Mijn <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Slauerhoff is een sympathie<br />
<strong>voor</strong> wat ik zelf niet kan. Omdat zijn aard an<strong>de</strong>rs is? Vanzelf! Hij schrijft met een<br />
vrouwelijk raffinement, toch slordig; maar er on<strong>de</strong>r is <strong>de</strong> donkere stem van het bloed,<br />
en dat is toch eigenlijk <strong>de</strong> poëzie. Of ik het schrijven van verzen verrukkelijk vind?<br />
Het is leven op topspanning, óók een physiek genot zelfs. En wanneer ik er dan<br />
alles op gezet heb, zoodat ik mijn polsslag voel verdriedubbelen, en ik hoor dan dat<br />
een an<strong>de</strong>r er ook door in <strong>de</strong> stroomversnelling geraakt is, dan weet ik ten minste<br />
dat <strong>de</strong> publicatie verantwoord was.<br />
Of <strong>de</strong> dichter dus een sociale functie heeft? Zeker. Waarom ik dan dat ge<strong>de</strong>elte van<br />
‘De Zwarte Engel’ niet uit mijn bun<strong>de</strong>l geschrapt heb? Wel, omdat het ten slotte toch<br />
‘Paradise Regained’ gewor<strong>de</strong>n is, ondanks alle beroerdigheid. En ook, wanneer ik,<br />
in proza of poëzie, <strong>de</strong> bazuin van <strong>de</strong>n ‘On<strong>de</strong>rgang’ geblazen heb (tusschendoor<br />
eventjes dit: mijn antwoord op <strong>de</strong> enquête van <strong>de</strong> Stem-redactie: ‘Waarheen gaan<br />
wij?’ is: ‘Naar <strong>de</strong> bliksem!’) dan heb ik het, hoop ik, toch zoo fel gedaan, dat het<br />
eigenlijk door z'n vurigheid weer een loochenen van <strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rgang werd. In <strong>de</strong><br />
scherpte van <strong>de</strong>n toon verraadt zich <strong>de</strong> vitaliteit toch weer, die juist door het hijgen<br />
om on<strong>de</strong>rgang niet gehavend, maar aangestookt wordt.<br />
Of poëzie ook een bemid<strong>de</strong>len<strong>de</strong> functie heeft, zooals van Eyck, geloof ik, zegt<br />
(zou zijn aesthetiek niet samen te vatten zijn on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> naam: <strong>de</strong> Theocratie <strong>de</strong>r<br />
Schoonheid?). Oorspronkelijk wèl, en ze heeft er nòg een tik van beet, maar toch<br />
zijn gedichten maar uitkijktorens, geen hemellad<strong>de</strong>rs. Er is zeer zeker een hiëratisch<br />
moment in het dichterschap, maar toch is, wat ik het metaphysisch surplus <strong>de</strong>r<br />
poëzie noem, zeker niet gelijk te stellen met bovennatuurlijk leven. Ik heb zoo een<br />
gevoel dat je na een leven, dat van Eyck als dichter-leven beschouwt (een schoon<br />
leven, ontbloeiend aan een gaaf dichterschap), dat als het ware een zingen<strong>de</strong> aanhef<br />
tot <strong>de</strong> eeuwigheid is, toch naakt bij <strong>de</strong>n hemel zou aankomen, en het daar nog eens<br />
apart met Onze Lieve Heer zult moeten uitvechten. Op dat oogenblik <strong>de</strong><strong>de</strong>n eenige<br />
vuisten <strong>de</strong> tafel daveren, onze juist toevallig droevig leege glazen dansten mee,<br />
een donkere zeerob kwam met <strong>de</strong> vaart van een driemaster on<strong>de</strong>r vol tuig naar<br />
binnen stevenen, zeelucht en scherp zand joegen achter hem aan. Vlak daarop: <strong>de</strong><br />
harmonika en <strong>de</strong> horlepiep.<br />
‘Wat beter is, dansen of dichten? Leven of kunst? Vrijen of verzen schrijven? Als<br />
het op kiezen aankomt, dan komt het leven <strong>voor</strong>aan! Een man alleen met zijn kunst<br />
leeft maar half. Je kunt op het zui<strong>de</strong>lijk halfrond bestaan, en ook op het noor<strong>de</strong>lijk,<br />
maar dan kan je nooit zeggen, dat je <strong>de</strong> aardbol in je zak hebt. Wanneer leven, zeg<br />
maar liefhebben, in spanning, felheid, door schrijven eens geëvenaard werd,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
dan was <strong>de</strong> keus nog niet moeilijk, want stellig is het voller, en completer. En wie<br />
niet beseft dat twee oogen gron<strong>de</strong>loozer zijn dan sterren en oceanen, is leeg langs<br />
het leven heen gegaan. Eischt het leven een offer, breng het dan, maar blijf niet als<br />
Petrarca om Laura treuren, om het mooie treuren. De ontwikkelingsgang in mijn<br />
eigen werk? Eerst een krankzinnige eenzaamheid in <strong>de</strong> hoogte, hallucinair verwor<strong>de</strong>n<br />
(on<strong>de</strong>r invloed van Poe, Redon, Hofmann en <strong>de</strong> mystieken) tot een schrij<strong>de</strong>n langs<br />
sterren met <strong>de</strong>n dubbelganger van het eigen ik, dus altijd: ik met ik. Typisch daar<strong>voor</strong><br />
zijn <strong>de</strong> regels uit een niet gepubliceerd gedicht:<br />
“En naast mij zal mijn tasten schrij<strong>de</strong>n,<br />
Langs stille straten <strong>de</strong>r oneindigheid”.<br />
De aardsche echo daarvan was een ruggelings met mij meedraaien<strong>de</strong> angst, een<br />
zich bliksemsnel losrukken van het beeld dat achterblijft in <strong>de</strong>n spiegel. Dat wordt<br />
een obsessie. Naar <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> dus, <strong>de</strong> vrouw, als je wilt. Maar zij wijst <strong>de</strong> aangebo<strong>de</strong>n<br />
kosmische geschenken verschrikt af: dit speelgoed maakt haar angstig, zij wil <strong>de</strong><br />
intimiteit van <strong>de</strong> dingen bij <strong>de</strong>n haard, het kleine paradijs, het groote is tè groot.<br />
Weer dus een breuk. Dan plotseling een paraat staan tegenover wat overbleef: <strong>de</strong><br />
dingen, maar die dan ook alléén. Dat wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> “Seinen”. Die zijn geen<br />
impressionisme, juist sterk on<strong>de</strong>r invloed van het Fransche schil<strong>de</strong>r-kubisme: <strong>de</strong><br />
geest geen fotografische plaat, maar kaatsvlak van zeer bepaal<strong>de</strong> gesteldheid.<br />
Vanzelf wer<strong>de</strong>n dit geen gedichten meer, maar steil omhoog stuiven<strong>de</strong> torens. Je<br />
kunt<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
85<br />
met een gitaar nu eenmaal niet metselen, en taal is een instrument, maar geen<br />
bouwmateriaal, maar dat erken<strong>de</strong> ik pas later, natuurlijk; je kunt wel een snaar doen<br />
springen, maar niet beweren dat een serie red<strong>de</strong>loos losgeslagen gelui<strong>de</strong>n poëzie<br />
is (dit aan het adres van <strong>de</strong> “Woord”-menschen) want wees dan logisch en schrijf<br />
muziek. Je kunt ook niet <strong>de</strong> “huid”, <strong>de</strong> beteekenis van het woord afstroopen om het<br />
dan als klank-ding, <strong>voor</strong>werp, te gebruiken. Maar toch zijn die gedichten van een<br />
zekere verfijning in <strong>de</strong> soberheid; en in hun gehalveerdheid gaaf. Met an<strong>de</strong>re<br />
gedichten is dat ook zoo: wanneer ze misschien dun en doorzichtig lijken, dan is<br />
het gevoel daarachter ook zoo en dat <strong>de</strong>kt elkaar dan. Dat ver<strong>de</strong>r mijn heele werk<br />
staat en valt met het rhythme weet ik maar al te goed. Juist omdat ik niet regelmatig<br />
kan bouwen moest ik het rhythme wel zoo fel opdrijven. Boutens b.v. bouwt zijn<br />
strofen zoo volmaakt, dat het rhythme zich ongestoord en natuurlijk daaruit loswikkelt,<br />
om dan <strong>de</strong> ziel van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re versbeweging te wor<strong>de</strong>n. Of dichten nu bouwen of<br />
zingen is? Geen van bei<strong>de</strong>. Het is spreken, geïntensifieerd spreken, het is, om<br />
nog eens die metaphoor te herhalen die al bijna cliché gewor<strong>de</strong>n is, en toch zoo<br />
raak: <strong>de</strong> stem van het bloed. En mijn ver<strong>de</strong>r werk heeft zich daarheen ontwikkeld.<br />
In “Penthesileia” had het subject, zooals van Eyck terecht opmerkte, zijn object nog<br />
niet gevon<strong>de</strong>n. Het was alles wat je er van zeggen wilt, maar ook leeg. Daarna ben<br />
ik <strong>de</strong> poëzie gaan zien als het weergeven <strong>de</strong>r spanningen tusschen hemel en aar<strong>de</strong>.<br />
Een volledig mysticisme wordt nevel, een doorgezet vitalisme een orgie. De aardsche<br />
aar<strong>de</strong> is een al even afstompend verblijf als ik mij <strong>de</strong>n hemelschen hemel <strong>voor</strong>stel.<br />
't Gaat om <strong>de</strong> vonken die daar tusschen overspringen.<br />
Hoe ik over <strong>de</strong> Hollandsche critiek <strong>de</strong>nk? Wel, om met van Eyck te beginnen:<br />
ie<strong>de</strong>reen die door hem beoor<strong>de</strong>eld is, heeft op minstens één oogenblik uitgeroepen:<br />
“Hij heeft mij door”. Je houdt alleen je hart vast om <strong>de</strong> fabuleuze filosofische kennis,<br />
die hij in een doodgewoon dichter veron<strong>de</strong>rstelt. Een critiek als die van Nijhoff b.v.,<br />
die niet op wijsgeerigen grondslag ontstaat, maar haar verbeelding aan het leven<br />
ontleent, is zeker niet grooter, maar bezit ten eerste een smàak: je proeft tenminste<br />
wat, en dan weet hij on<strong>de</strong>r dat z.g. dilettantisme door verduiveld rake dingen te<br />
zeggen, waar maar al te velen argeloos overheen lezen.<br />
's Zaterdags koop je <strong>de</strong> Rotterdammer om zijn nieuwe letterkundige Rebus te<br />
genieten; want <strong>de</strong> rest van dat bijblaadje is dan ook wel zoo'n reusachtige sof...<br />
Coster? Kijk eens, hij heeft een <strong>voor</strong>tdurend gespannen waakzaamheid tegenover<br />
<strong>de</strong> verschijnselen, en dat is zijn groote <strong>de</strong>ugd. Maar hij wil in alles het lichtje zien,<br />
hoe klein het ook is; en vergeet dan in welke verhouding het stond tot <strong>de</strong> gróóte,<br />
soms beangstigend groote duisternis er om heen. Men noemt dat wel een mild<br />
oor<strong>de</strong>el, dat z.g. met <strong>de</strong> jaren moet komen, na het heftig verwerpen en omhelzen<br />
van <strong>de</strong> eerste jeugd. Maar aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant is er toch geen re<strong>de</strong>n, om, als je het<br />
licht één keer gezien hebt, later het halfduister met je eigen licht vol te stralen, en<br />
dan terugwerkend, een nieuw licht te ont<strong>de</strong>kken? Maar zijn werkwijze is <strong>voor</strong>al<br />
psychologisch en dan komt het in <strong>de</strong> eerste plaats op het zuiver begrijpen aan, maar<br />
critisch is dit begrip zon<strong>de</strong>r meer nog niet. Tusschen haakjes: ik durf aan<br />
zoogenaamd 2-dimensionaal proza - <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> brengt het dramatisch element erin<br />
- geen creatieve waar<strong>de</strong> ontzeggen. Een essay kan scheppend zijn. Het gaat per<br />
saldo niet om 2 of 3 dimensies, maar om het proza, om het schrijven: daarom is<br />
Coster een grooter schrijver dan Herman <strong>de</strong> Man, grof gekozen, om <strong>de</strong> tegenstelling:<br />
essayistromancier. Uitstekend was van <strong>de</strong>n Bergh, ook critisch; zijn verlies is nog<br />
dagelijks voelbaar.<br />
Tenslotte zijn Binnendijk en Jan Engelman scherpe, betrouwbare critische naturen.<br />
Hun beteekenis, die meer achter <strong>de</strong> schermen ligt, meer in <strong>de</strong> persoonlijke<br />
gesprekken dan in hun geschriften, is in <strong>de</strong> twee jonge groepen, neutraal en<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Katholiek, zeer groot. Zij zijn <strong>de</strong> loodsen; ook <strong>de</strong> eruditie van Engelman (en van<br />
Lichtveld) is prachtig; en nu we toch in die hoek zitten: <strong>de</strong> poëtische, <strong>voor</strong>al<br />
rhythmische potenties van Henri Bruning wor<strong>de</strong>n sterk on<strong>de</strong>rschat (van Gerard zwijg<br />
ik, lees mijn inleiding bij zijn nalatenschap als je wilt), en Albert Kuyle is een<br />
<strong>voor</strong>treffelijk reisbeschrijver. (Een journalist is een schrijver, hoeft creatief geen háár<br />
min<strong>de</strong>r te zijn dan een dichter, dramaturg, essayist!)<br />
Waarom ik ondanks <strong>de</strong> bosschen bij mij thuis, zoo weinig landschap in mijn werk<br />
heb? Hendrik <strong>de</strong> Vries beweert, dat hij <strong>de</strong> matte kleurwaar<strong>de</strong>n van het Utrechtsche<br />
bosch-landschap in mijn verzen terugvindt, maar ik vind het niet mooi, het doet me<br />
niets. Ik verlang naar een landschap dat <strong>de</strong> vitaliteit verhoogt (ik on<strong>de</strong>rga natuur<br />
dynamisch, niet aesthetisch, al is dat geen zuivere tegenstelling), met een scherpe<br />
snelle zon, <strong>voor</strong>al zon, Provençaalsche zon, <strong>de</strong> eeuwige laaghangen<strong>de</strong> wolken hier<br />
wentelen je langzaam je graf in. Een landschap als Bretagne b.v. stel ik mij i<strong>de</strong>aal<br />
<strong>voor</strong>: eenerzijds een zee, die een zee is, met driften en vertee<strong>de</strong>ringen, en niet b.v.<br />
<strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>llandsche, die net goed genoeg is om op Zondagmorgen langs te trammen,<br />
dwars door <strong>de</strong> Côte d'Azur, <strong>de</strong> grootste waanzin die God geschapen heeft; en<br />
an<strong>de</strong>rzijds het berglandschap, omdat je op het ruige stijgen van rotsen <strong>de</strong> spanningen<br />
behou<strong>de</strong>n kan, die je tegenover <strong>de</strong> alles weg- en leegzuigen<strong>de</strong> zee verliest’.<br />
Het slachtoffer had bijna aan één ruk doorgesproken<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
86<br />
met <strong>de</strong> doeltreffen<strong>de</strong> snelle beslistheid van een pneumatische revolverhamer. Nu<br />
werd <strong>de</strong> zee hem te machtig, hij stond met een ruk op, verklaar<strong>de</strong> zich leeggezogen,<br />
en liep naar buiten. Toen wij ons naast elkaar in <strong>de</strong>n wind gooi<strong>de</strong>n, herinner<strong>de</strong> ik<br />
mij plotseling al zijn geliefkoos<strong>de</strong> adjektieven, die meteen zijn persoon zoo goed<br />
weergeven: scherp, snel, steil, vermetel, smal. Ver<strong>de</strong>r is hij als zijn verzen: een<br />
vreem<strong>de</strong> ontmoeting van vermetelheid en hunkering, en <strong>de</strong> poëzie die daaruit<br />
ontstaat heeft bei<strong>de</strong> in zich. Lees dit kleine vers maar, een van zijn beste:<br />
Twee vrien<strong>de</strong>n<br />
De maan maakt <strong>de</strong> nacht tot een sneeuwwit veld<br />
Een man heeft een vriend van zijn leven verteld.<br />
Er is door dit spreken een won<strong>de</strong>r gebeurd:<br />
Hun harten zijn zoozeer een<strong>de</strong>r gekleurd<br />
Dat <strong>de</strong> een, als hij soms naar <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>r ziet,<br />
Bij zichzelven zegt: maar ben ik dat niet?<br />
Een vrouw; nog een vrouw; een verterend gemis,<br />
Het is alsof alles ten ein<strong>de</strong> is.<br />
Want éen hart blijft thuis, en éen hart gaat op reis,<br />
Maar geen van twee vindt het paradijs.<br />
A. DEN DOOLAARD<br />
Charlotte Defresne-Köhler en <strong>de</strong> nieuwe poëzie<br />
AAN het initiatief van een kunstlieven<strong>de</strong> familie te Arnhem, die zoo vrien<strong>de</strong>lijk is<br />
geweest mij uit te noodigen, heb ik het genoegen te danken gehad Mevrouw<br />
Charlotte Defresne-Köhler mo<strong>de</strong>rne poëzie en proza te hooren <strong>voor</strong>dragen.<br />
In een met bijzon<strong>de</strong>re zorg samengesteld programma was van verschillen<strong>de</strong><br />
dichters en prozaschrijvers het beste te saam gebracht.<br />
Bood het dan al geen complete bloemlezing uit onze jonge letterkundigen, het<br />
was in ie<strong>de</strong>r geval ruimschoots voldoen<strong>de</strong> om zelfs hun, die nog vrijwel vreemd<br />
staan tegenover <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne Ne<strong>de</strong>rlandsche litteratuur, daarvan een kenschetsen<strong>de</strong>n<br />
indruk te geven. Dit is mevrouw Defresne geheel gelukt. Door <strong>de</strong> suggestieve wijze<br />
waarop zij <strong>de</strong> poëzie van <strong>de</strong> jongere generatie <strong>voor</strong>droeg, <strong>de</strong>ed zij ten volle <strong>de</strong><br />
schoonheid daarvan uitkomen.<br />
Met welk een tee<strong>de</strong>rheid en verfijn<strong>de</strong> nuanceering gaf zij ‘Broe<strong>de</strong>r Juniperus’ van<br />
Aart van <strong>de</strong>r Leeuw te hooren, hoe tragisch werd ‘<strong>de</strong> stem <strong>de</strong>r Ste<strong>de</strong>n’ van Jacques<br />
Bloem door haar vertolkt. En tot welke hoogte steeg zij bij het diep ontroeren<strong>de</strong> ‘In<br />
Memoriam patris’ van J.W.F. Werumeus Buning, een ‘moeilijk’ vers, waarin <strong>de</strong> smart,<br />
verlost uit haar nauw menschelijke sfeer, universeel wordt. Mevrouw Defresne-Köhler<br />
was bij machte om ook <strong>de</strong>ze poëzie met haar grootsche vaagheid verstaanbaar te<br />
maken. En daarnaast klonk weer kristalzuiver <strong>de</strong> zachte vertee<strong>de</strong>ring van Keuls'<br />
klacht: ‘Wat hebt gij van uw dronkenschap bewaard?’ Maar hoe speelsch volg<strong>de</strong><br />
dan daarop haar <strong>voor</strong>dracht van <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rlijke potsen, waarme<strong>de</strong> Greshoff zijn<br />
dikwijls navrante gedachten <strong>de</strong> harlekijn laat spelen!...<br />
Mevrouw Defresne-Köhler geeft aan een vers een dieperen klank, zon<strong>de</strong>r zich<br />
door haar <strong>voor</strong>dracht van <strong>de</strong>n tekst te vervreem<strong>de</strong>n. ‘De tuinman en <strong>de</strong> dood’ van<br />
Van Eyck zegt zij met een sobere ingetogenheid, maar geen zweem van <strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
suggestieve vertelling <strong>de</strong>r onvermij<strong>de</strong>lijkheid van <strong>de</strong>n dood gaat verloren; niets van<br />
<strong>de</strong> verlatenheid van het sterven <strong>de</strong>r eenzame vrouw in ‘Uit een oud Dorp’ (A. Roland<br />
Holst) vervaagt in haar <strong>voor</strong>dracht. Heel <strong>de</strong> innige zielewarmte, die Prof. Roland<br />
Holst heeft gelegd in zijn ‘Mensch en Hond’ doortintelt haar stem, en trilt in elke<br />
stembuiging. En daarbij laat zij <strong>de</strong> structuur en het rythme van poëzie en proza<br />
ongerept, evenals <strong>de</strong> klanken, die hun melodieuze harmonie behou<strong>de</strong>n.<br />
Op <strong>de</strong>ze wijze <strong>voor</strong>gedragen moet <strong>de</strong>ze poëzie een openbaring zijn <strong>voor</strong> velen.<br />
En merkwaardig is het juiste intellectueele en intuïtieve begrip, dat haar toestaat,<br />
beter dan wij dit ooit hoor<strong>de</strong>n, schoonhe<strong>de</strong>n welke veelal onopgemerkt op <strong>de</strong>n<br />
achtergrond blijven, òp te halen.<br />
Wij kunnen niet an<strong>de</strong>rs dan hopen, dat dit <strong>voor</strong>beeld, in <strong>de</strong> intimiteit van een<br />
gastvrije woning gegeven, door an<strong>de</strong>ren en <strong>voor</strong>al door vereenigingen in het<br />
openbaar zal wor<strong>de</strong>n herhaald. Het zou onze mo<strong>de</strong>rne letterkun<strong>de</strong> ten spoedigste<br />
<strong>de</strong> plaats kunnen geven welke haar toekomt bij een generatie aan welke door een<br />
goe<strong>de</strong> kennismaking slechts dui<strong>de</strong>lijk moet wor<strong>de</strong>n gemaakt, hoezeer van haar<br />
eigen vleesch en bloed <strong>de</strong> ‘mo<strong>de</strong>rnen’ zijn. Onze onwillige tijdgenooten zou<strong>de</strong>n<br />
ervaren dat hun afkeer op niets an<strong>de</strong>rs berust, dan op een <strong>voor</strong>ingenomenheid,<br />
opgedaan en overgeërfd uit <strong>de</strong>n tijd dat <strong>de</strong> tachtigers nog revolutionair waren.<br />
A. BESNARD<br />
Kroniek van het proza<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandsche roman in <strong>de</strong> laatste vijfentwintig jaar<br />
(Enkele kantteekeningen)<br />
IV<br />
IN 1908 verschijnt ‘Een Huis vol menschen’ in De Gids, Aletrino's ‘Moewe jaren’ in<br />
<strong>de</strong> XXe Eeuw, Ary Prins' ‘Heilige Tocht’ (fragmenten) in De Nieuwe Gids, <strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
87<br />
Meesters ‘Dina van Rooien’ in Europa, Gerard v. Eckerens ‘Ida Westerman’ in Onze<br />
Eeuw. Voor <strong>de</strong> liefhebbers van het trekken van ‘lijnen’, het aanwijzen van ‘groei’,<br />
‘ontwikkeling’ of ‘<strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie’ om wanhopig te wor<strong>de</strong>n. Welk een uiteenloopen<strong>de</strong><br />
stijlen en creatieve aspiraties! (Wij mogen hier om van min<strong>de</strong>r belangrijke<br />
scheppingen te zwijgen *) - ook nog herinneren aan Vermeylens ‘Wan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> Jood’<br />
(1907), merkwaardig om het symbolisch en universeel karakter dat <strong>de</strong> schrijver aan<br />
<strong>de</strong> stevige Vlaamsche realiteit wist te geven). Overeen kwamen <strong>de</strong>ze verschillend<br />
geaar<strong>de</strong> auteurs misschien alleen in hun belangelooze lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schoonheid<br />
zooals zij <strong>de</strong>ze in <strong>de</strong> duizendvoudige facetten van het leven zagen spiegelen.<br />
Gelukkig waren zij nog niet <strong>de</strong> theoretici van onze dagen, die in hun tijdschriften er<br />
over re<strong>de</strong>kavelen, wat ‘het leven’ en wat ‘<strong>de</strong> schoonheid’ eigenlijk is en daardoor<br />
het <strong>voor</strong>naamste vergeten: te scheppen. Wel proclameer<strong>de</strong> Adama v. Scheltema<br />
in zijn befaamd gewor<strong>de</strong>n ‘Grondslagen’ (1908), waarin hij tegen <strong>de</strong> ‘burgerlijke’<br />
Nieuwe Gids-principes ageer<strong>de</strong> in een tijd toen ageeren daartegen feitelijk al niet<br />
zoo heel noodig meer was, dat ‘het leven’ niet meer is dan <strong>de</strong> gezamenlijkheid zijner<br />
functies, over 't algemeen vond <strong>de</strong>ze plompe onwijsgeerigheid die van het leven<br />
een optel- en aftreksommetje zocht te maken on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schrijvers weinig aanhangers;<br />
veeleer neig<strong>de</strong> men er reeds toe van Deyssel bij te vallen die in ‘Mijn Gedachte’<br />
datzelf<strong>de</strong> leven heel an<strong>de</strong>rs omschreef. ‘Het leven’, oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij, ‘is zooals wij ons<br />
verbeel<strong>de</strong>n dat het is. Wij hebben <strong>de</strong> macht het te maken tot <strong>de</strong> werkelijkheid<br />
die wij verlangen’. Het ‘individualisme’ waarop Adama v. Scheltema losstorm<strong>de</strong> als<br />
een Don Quichot op windmolens is hier opgegaan in <strong>de</strong> erkenning van <strong>de</strong><br />
souvereiniteit van <strong>de</strong>n scheppen<strong>de</strong>n geest die zich aan het an<strong>de</strong>re van zich zelven<br />
(<strong>de</strong> wereld <strong>de</strong>r verschijnselen) bewust wordt. Maar om van <strong>de</strong> abstractie tot <strong>de</strong><br />
productie terug te keeren - over die productie, hoe opmerkenswaard en verschei<strong>de</strong>n<br />
ook - bleek <strong>de</strong> critiek dier dagen al evenmin onver<strong>de</strong>eld gunstig te oor<strong>de</strong>elen als zij<br />
het thans doet over <strong>de</strong> huidige. De Ne<strong>de</strong>rlandsche roman-productie tusschen <strong>de</strong><br />
jaren 1906 en 1909 overzien<strong>de</strong> slaakte, in 't orgaan <strong>de</strong>r Vereeniging <strong>voor</strong> Openbare<br />
Leeszalen in Ne<strong>de</strong>rland, Herman Robbers <strong>de</strong> klacht (Boekzaal Oct. 1909), dat niet<br />
alleen bij het publiek, maar ook bij <strong>de</strong> mannen-van-'t-vak, <strong>de</strong> schrijvers, in <strong>de</strong> laatste<br />
jaren een geringschatting viel waar te nemen van het genre roman, en hij herinnert<br />
aan een uitlating van Coenen, die over <strong>de</strong>n roman sprak als over een ‘mo<strong>de</strong>rne<br />
verwording van epiek en dramatiek’. Deze klacht, uitgesproken eenige jaren vóór<br />
Couperus kwam met zijn nog veel rondborstiger verklaring: <strong>de</strong> roman is dood, blijkt<br />
in die dagen zelfs niet nieuw. Herhaal<strong>de</strong>lijk vernemen wij <strong>de</strong>ze verzuchting. ‘De<br />
roman’, schreef Haspels in hetzelf<strong>de</strong> jaar (Onze Eeuw Mei 1909), ‘beslaat niet meer<br />
<strong>de</strong> hooge plaats in ons leven die hij <strong>voor</strong> een vijftig jaar innam, toen er diligences<br />
wer<strong>de</strong>n aangehou<strong>de</strong>n en geplun<strong>de</strong>rd - om het vervolg van een roman, door Dickens<br />
gepubliceerd in een Lon<strong>de</strong>nsche courant’. Toch erkent Haspels (in tegenstelling<br />
met Couperus enkele jaren daarna) dat het genre niet is afgeleefd, <strong>de</strong> roman,<br />
integen<strong>de</strong>el, het eenige boek is dat ie<strong>de</strong>reen leest, lezen wil of althans lezen moet.<br />
Te bevreem<strong>de</strong>n<strong>de</strong>r dat, naarmate hij meer algemeen belangstelling wekte, hij in<br />
gehalte blijkt gedaald. De roman stelt slag op slag... teleur.<br />
Nietwaar? 't is hetzelf<strong>de</strong> geluid, dat thans, bijna 20 jaar later, uit <strong>de</strong> critische<br />
tijdschriften (<strong>voor</strong>al die <strong>de</strong>r jongeren) opklinkt. Toch, ligt er niet een troost in <strong>voor</strong><br />
ons, die maar al te geneigd zijn om aan <strong>de</strong> toekomst van <strong>de</strong>n roman te wanhopen?<br />
Immers, thans <strong>de</strong> productie overzien<strong>de</strong> uit het tijdvak waarin Haspels, Robbers en<br />
*) Ik reken daaron<strong>de</strong>r b.v. ook werken als <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>eligen roman van Couperus ‘Van Ou<strong>de</strong><br />
Menschen’. <strong>Den</strong> Keizerroman ‘De Berg van Licht’ heb ik tot mijn spijt niet gelezen. De novelle<br />
‘Aan <strong>de</strong>n Weg <strong>de</strong>r Vreug<strong>de</strong>’ (1908) mag in dit verband wel even genoemd wor<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Coenen hun klachten uitspraken, moeten wij tot <strong>de</strong> conclusie komen, dat het met<br />
die productie nog al aardig ging.<br />
De quaestie is maar, dat <strong>de</strong> tijdgenoot steeds geneigd is door <strong>de</strong> boomen het<br />
bosch niet te zien. In elk boek dat verschijnt hoopt men een meesterwerk te kunnen<br />
begroeten en het kan niet an<strong>de</strong>rs of men valt ie<strong>de</strong>r oogenblik weer <strong>de</strong>erlijk uit <strong>de</strong><br />
koets. De tijdgenoot kan nimmer ‘afstand nemen’. In hetzelf<strong>de</strong> jaar dat Robbers met<br />
jaloerschheid naar <strong>de</strong> Vlamingen keek, omstreeks <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n tijd dat Coenen sprak<br />
van een ‘mo<strong>de</strong>rne verwording van epiek en dramatiek’ verscheen 't vervolg van<br />
Mevr. Scharten-Antink's Sprotje in <strong>de</strong> Gids, dat roeren<strong>de</strong> verhaal waarin <strong>de</strong> kleine<br />
Hollandsche beschrijvingskunst zulk een <strong>voor</strong>name epische verbreeding toon<strong>de</strong>. 't<br />
Is waar: ‘een hel<strong>de</strong>ndicht’ kan men ‘Sprotje’ moeilijk noemen; een ‘heldin’ is dit<br />
onooglijke, armzalige stumpertje, dat haar diverse dienstjes afwerkt (beter: in die<br />
dienstjes afgewerkt wordt) zeker niet. En toch, is het niet (en zal het nog niet beter<br />
blijken straks, als Sprotje III verschijnt) of uit dit boek iets spreekt van heldhaftig<br />
gedragen leed, als ware <strong>de</strong>ze Sprotje een uitverkorene, een kleine plaatsvervangster<br />
op wie zich het lij<strong>de</strong>n van een gansche menschen-klasse concentreert en om wier<br />
nietig en sprietig hoofdje dit lij<strong>de</strong>n als een overwinning aureoleert? Neen, Coenen,<br />
die eens in ‘Een Zwakke’ iets <strong>de</strong>rgelijks gaf, hij behoef<strong>de</strong> aan het zuivere episch<br />
gehalte in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne romankunst niet te wanhopen. Eer<strong>de</strong>r zou men geneigd zijn<br />
te zeggen dat <strong>de</strong> epiek in die jaren bloei<strong>de</strong>. Was ook Robbers gezinsroman niet pas<br />
verschenen: <strong>de</strong> roman van <strong>de</strong> liberale Amsterdamsche bourgeoisie uit een<br />
onmid<strong>de</strong>llijk <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>? Wel schreef Is. P. <strong>de</strong> Vooys in verband met dit<br />
boek (De Bew. Jan. 1910) over ‘<strong>de</strong> verveling van een genre dat uitgediend heeft’,<br />
maar het komt mij <strong>voor</strong> dat die beschuldiging meer ging tegen een geestessfeer<br />
waaraan men ontgroeid raakte dan tegen het genre als zoodanig. Ik ken een lieve<br />
verstandige ou<strong>de</strong> dame, die mij eens over ‘Ida Westerman’ (1908) sprak. Zij vond<br />
het boek wel goed geschreven maar... <strong>de</strong> sfeer van dien krui<strong>de</strong>nierswinkel beviel<br />
haar niet. Altijd die krenten en stroopluchtjes; wat was er nu <strong>voor</strong> interessants aan<br />
zoo'n meisje<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
88<br />
uit een winkel? In Guillepon-frères was het ook al zoo'n winkelmeisje geweest; dan<br />
was Annie Hada toch veel interessanter. Laten wij echter niet onrechtvaardig zijn.<br />
Moge dan <strong>de</strong> Vooys ook al ge<strong>de</strong>eltelijk ten prooi zijn geweest aan <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> ‘bizarre<br />
associaties’ die mijn vrien<strong>de</strong>lijke ou<strong>de</strong> vriendin van <strong>de</strong> wijs brachten (zij was het<br />
door haar aristocratische opvoeding, <strong>de</strong> Vooys door zijn socialisme en <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne<br />
wijsbegeerte) - geheel ongelijk had hij niet. Nu wij ‘De gelukkige Familie’ van op een<br />
afstand kunnen bezien beseffen wij beter wat <strong>de</strong> Beweging-menschen vroeger, wat<br />
het jongere geslacht thans, handicapt in hun waar<strong>de</strong>ering van Robbers' zoo<br />
verdienstelijk werk. Dat is Robbers zelf. De schrijver is aan het burgerlijke dat hij<br />
beschrijft niet voldoen<strong>de</strong> ontstegen, hij is er te veel één mee gebleven; zijn<br />
beschrijvingen van huiselijke feestjes, van <strong>de</strong> gezins-ups and downs zijn te<br />
smakelijk-uitvoerig uitgevallen: wij herkennen te dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>n copieerlust van <strong>de</strong><br />
Camera; maar wat in <strong>de</strong> Camera <strong>de</strong> bekoorlijkheid heeft van het typische, immers<br />
geantikeer<strong>de</strong>, dat staat ons in Robbers tegen. Dit inzicht mag ons echter niet<br />
terughou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> erkenning, dat Robbers in zijn boek een figuur geschapen heeft<br />
(<strong>de</strong>n drukker Croes) die als een reus zal blijven staan in onze litteratuur. Ook hier<br />
we<strong>de</strong>r: een reprezentant, een episch uitgegroei<strong>de</strong> gestalte.<br />
Wat het te kort in Robbers was blijkt dui<strong>de</strong>lijk als wij er een an<strong>de</strong>ren gezinsroman<br />
naastleggen, die iets later maar toch in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> verscheen (1910). Ik bedoel:<br />
‘Armoe<strong>de</strong>’ van Ina Boudier Bakker. Het schijnt of <strong>de</strong> ontwikkeling van het<br />
maatschappelijk leven in 't begin <strong>de</strong>zer eeuw, <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> onrust door het zich<br />
perfectionneerend verkeer, die uithuizigheid tengevolge had, ‘het Gezin’, <strong>de</strong> intimiteit<br />
van een besloten huiselijke gemeenschap, welke meer en meer te loor ging, een<br />
fascineeren<strong>de</strong> kracht schonk, die zich op schrijver en lezer bei<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ed gel<strong>de</strong>n. Die<br />
bekoring is met <strong>de</strong>n oorlog verdwenen. Men is aan bree<strong>de</strong>r lijnen en grooter<br />
vergezichten gewend geraakt, en misschien met meer recht dan in <strong>de</strong> jaren waarover<br />
wij spreken, vragen wij ons af: wat nú?<br />
‘Armoe<strong>de</strong>’ is een boek van veel strenger allure dan Robbers' gezinsroman.<br />
Zon<strong>de</strong>ren wij het intermezzo op Hogher-Hei<strong>de</strong>n uit (<strong>de</strong> zomer-reunie aldaar) welke<br />
te veel op een <strong>de</strong>rgelijke epizo<strong>de</strong> in ‘Eline Vere’ geïnspireerd is, maar in alles zwakker<br />
aandoet, dan kunnen wij zeggen: Armoe<strong>de</strong> is geschreven vanuit die hoogere<br />
objectiviteit welke noodig is om een roman genietbaar te doen blijven <strong>voor</strong> meer<br />
dan één geslacht. Ik noem<strong>de</strong> het boek ‘streng’. Daarmee bedoel ik niet, dat <strong>de</strong><br />
personen uit <strong>de</strong>zen roman over 't algemeen strenger, stroever, ernstiger zijn dan<br />
<strong>de</strong> vlot-leven<strong>de</strong> menschen uit Robbers' gezinsroman - ik bedoel er mee, dat <strong>de</strong><br />
schrijfster met een we zou<strong>de</strong>n haast zeggen: angstvallige zorg er tegen gewaakt<br />
heeft, zich ‘te laten gaan’ in al te prettige milieu-beschrijving. Het boek heeft <strong>de</strong><br />
strengheid van zoo'n patricisch Heerengracht-huis, waarvan <strong>de</strong> bouwmeester ie<strong>de</strong>r<br />
steentje moet hebben kunnen verantwoor<strong>de</strong>n. Was Robbers' boek bijwijlen erg<br />
genoegelijk (sit venia verbo), bij Ina Boudier Bakker wordt <strong>de</strong> lectuur een gewichtige<br />
taak: in <strong>de</strong> gespannenheid waartoe <strong>de</strong> schrijfster dwingt voelt men onafgebroken<br />
met iets belangrijks bezig te zijn. Plastisch is het boek eigenlijk veel min<strong>de</strong>r dan dat<br />
van Robbers, een gestalte als Croes komt er niet in <strong>voor</strong> (al zijn <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> heer Terlaet<br />
en Berry uitmuntend geteekend); maar het organisme is hechter, juist omdat <strong>de</strong><br />
schrijfster niet te veel aandacht schenkt aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>tails. Zij is boven <strong>voor</strong>keur en<br />
antipathie uit, niet op <strong>de</strong> wijze <strong>de</strong>r realisten na '80, die <strong>voor</strong>keurloos alles<br />
aanvaard<strong>de</strong>n en dus aan keuze niet toe waren (al meen<strong>de</strong>n zij het kiezen, <strong>voor</strong>keur<br />
toonen, het door hen overwonnen standpunt uit het domineestijdvak), maar in een<br />
<strong>voor</strong>keurloosheid die bewust is, nl. een keuze <strong>voor</strong>-on<strong>de</strong>rstelt. Het ‘individualisme’<br />
van '80 bleef empirisch vast te stellen. De schrijvers objectiveer<strong>de</strong>n hun gevoelens<br />
en emoties, zelfs in hun romans; hun personen waren <strong>de</strong> objecten waarop zij<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
experimenteer<strong>de</strong>n; zoo kregen hun boeken een lyrisch-analytisch karakter, wer<strong>de</strong>n<br />
iets tweeslachtigs, en ten opzichte van hen stellen wij Coenen met zijn boven<br />
aangehaald vonnis in 't gelijk. Maar het leven is meer dan gevoel en emotie; het is<br />
I<strong>de</strong>e. En alle waarachtige kunst moet vanuit <strong>de</strong> (over-persoonlijke) I<strong>de</strong>e geschapen<br />
wor<strong>de</strong>n. Dan alleen wordt <strong>de</strong> eenheid <strong>de</strong>s levens ook in <strong>de</strong> kunst weerspiegeld. In<br />
‘Armoe<strong>de</strong>’ is geen me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n, geen gevoel, geen bewon<strong>de</strong>ring, geen haat meer<br />
aan te wijzen, maar toch vin<strong>de</strong>n wij alles er in. Er is <strong>de</strong> simpele logika in van het<br />
leven dat toch immers ook niet haat of liefheeft of bewon<strong>de</strong>rt, maar dat ie<strong>de</strong>r geeft<br />
wat hem toekomt, omdat het niets doet dan zich in mensch en ding verwerkelijken.<br />
‘Armoe<strong>de</strong>’ stemt dan ook niet somber of neerdrukkend, als zou een noodlot op al<br />
die personen wegen. Het stemt vast vertrouwend in <strong>de</strong> kracht van het leven, ondanks<br />
dood en vernietiging.<br />
Dood en vernietiging, zij zijn ons zeer nabij in Teirlincks ‘Ivoren Aapje’, ongeveer<br />
terzelf<strong>de</strong>rtijd verschenen (1909). Er zijn in dat boek prachtige epizo<strong>de</strong>n aan te wijzen;<br />
<strong>voor</strong>al enkele genre-stukjes zijn meesterlijk. Maar Teirlinck drijft, helaas, te veel een<br />
spel met het leven, hij vermeit zich in zijn menigvuldighe<strong>de</strong>n en schitteren<strong>de</strong><br />
differentiaties zon<strong>de</strong>r op te zien tot <strong>de</strong> bron, het lichtcentrum, dat <strong>de</strong>ze schitteringen<br />
verwekt; <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e <strong>de</strong>s levens is bij hem afwezig en het leven valt uiteen in zijn<br />
gevoelighe<strong>de</strong>n, mondainiteiten en perversieën (Sörge), zooals zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e <strong>de</strong>s<br />
lichaams <strong>de</strong> le<strong>de</strong>maten, hoe schoon gevormd, wezenlooze dingen blijven.<br />
Mo<strong>de</strong>rner dan Ina Boudier, dan Margot Scharten, moest hij met dit werk veel<br />
spoediger vergeten raken.<br />
GERARD VAN ECKEREN<br />
Snipper<br />
‘Het enthoesiasme’, zegt Madame <strong>de</strong> Staël, ‘doet het onzichtbare leven, en doet<br />
belang stellen in wat geen onmid<strong>de</strong>llijken invloed heeft op onzen welstand in <strong>de</strong>ze<br />
wereld’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Handschriften<br />
1. Karel van <strong>de</strong> Woestijne *)<br />
Joodsche letteren<br />
Achad Haäm<br />
89<br />
ACHAD HAÄM vier<strong>de</strong> eenigen tijd gele<strong>de</strong>n zijn zeventigsten verjaardag en heel <strong>de</strong><br />
Joodsche wereld huldig<strong>de</strong> hem. Wij kon<strong>de</strong>n lezen, hoe <strong>de</strong> bond van Joodsche<br />
schrijvers in Palestina geld bijeenbracht om een ‘Achad Haämfonds’ te stichten, dat<br />
dienen zal om er <strong>de</strong> uitgave van Hebreeuwsche letterkundige werken me<strong>de</strong> te<br />
bekostigen. En toch, menigeen in Ne<strong>de</strong>rland zal zich afvragen: Wie is dat, Achad<br />
Haäm?<br />
En van hen, die <strong>de</strong>n naam Achad Haäm wel kennen, zijn er velen, die niet weten<br />
wie hij was, waar hij leef<strong>de</strong>, òf hij nog leeft. Want zooals veel ou<strong>de</strong> groote menschen,<br />
heeft hij moeten beleven dat het legendarische in hem <strong>de</strong> overhand krijgt over <strong>de</strong><br />
werkelijkheid; dat men, als men ‘Achad Haäm’ zegt, meer aan een naam, aan een<br />
stelsel, aan een roem dan aan een mensch <strong>de</strong>nkt. Trouwens, zelf vindt hij <strong>de</strong><br />
‘volks<strong>voor</strong>stelling’ aangaan<strong>de</strong> een mensch belangrijker dan <strong>de</strong> werkelijkheid, zooals<br />
hij het eens in een opstel over Mozes uitdrukte.<br />
‘Achad Haäm’ is een Hebreeuwsch woord, dat ‘één uit het volk’ beteekent, en het<br />
was on<strong>de</strong>r dat pseudoniem, dat Ascher Ginzberg (geboren 1856) zijn talrijke<br />
geschriften <strong>de</strong> wereld instuur<strong>de</strong>, die diep in het Joodsch cultureele leven inwerkten,<br />
op velerlei gebied: literatuur, politiek, economie, philosophie en godsdienst.<br />
Achad Haäm ontving een streng godsdienstige opvoeding - zijn ou<strong>de</strong>rs waren<br />
Chassidim - en vervolg<strong>de</strong> later zijn studie in West-Europa, waar <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Engelsche<br />
philosophie hem aantrok. Uit zijn oeuvre spreekt dan ook een zeer ruime<br />
ontwikkeling, een belezenheid zoowel in Joodsche literatuur, als in die <strong>de</strong>r<br />
West-Europeesche cultuurvolkeren.<br />
Reeds jong voel<strong>de</strong> zich <strong>de</strong>ze man tot <strong>de</strong> Palestinabeweging aangetrokken, die<br />
men <strong>de</strong> ‘chowewé-Zion’, <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n van Zion, noem<strong>de</strong>; Russische Jo<strong>de</strong>n, die<br />
comité's gevormd had<strong>de</strong>n, welke <strong>de</strong> vestiging in het ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>rland bevor<strong>de</strong>ren<br />
moesten. In dien tijd en later woon<strong>de</strong> hij in O<strong>de</strong>ssa, één <strong>de</strong>r weinige centra van<br />
verlicht-Joodsch leven in het Oosten, waar een kring van groote literatoren, <strong>de</strong><br />
hervormers van <strong>de</strong> Joodsche letterkun<strong>de</strong> als Mendale Mocher Sefarim, Chajim<br />
Nachmann Bialik en an<strong>de</strong>ren, zich vorm<strong>de</strong>.<br />
Het was in het Hebreeuwsche tijdschrift ‘hamelits’, dat <strong>de</strong>ze ‘één uit het volk’ zijn<br />
artikel als een pijl in <strong>de</strong> openbare meening schoot, waarin hij het beleid van <strong>de</strong><br />
*) Het is onze bedoeling <strong>de</strong>ze reeks Handschriften van beken<strong>de</strong> dichters in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> nrs.<br />
<strong>voor</strong>t te zetten. (Red. D.G.W.)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
‘chowewé-Zion’ critiseer<strong>de</strong>, en dat tot titel had het sindsdien beroemd gewor<strong>de</strong>n<br />
woord ‘lò ze ha<strong>de</strong>reg’ - ‘niet <strong>de</strong>ze is <strong>de</strong> weg’. Dikwijls kan het eerste woord embleem<br />
zijn <strong>voor</strong> heel een leven. ‘Niet <strong>de</strong>ze is <strong>de</strong> weg’, heeft hij herhaal<strong>de</strong>lijk geroepen en<br />
tegen velerlei kampen: reactionnairen, orthodoxen, politieke Zionisten en<br />
nationalisten, die als <strong>de</strong> historicus S. Dubnow Palestina niet noodig achtten <strong>voor</strong><br />
nationale ontplooiïng. En ook steeds heeft hij gewezen hoe het wèl moest.<br />
Hij is <strong>de</strong> groote criticus en ‘reglementator’ <strong>de</strong>r Joodsche renaissance en van <strong>de</strong>n<br />
Joodschen Parnassus. Merkwaardigerwijze schijnt een geheel afzon<strong>de</strong>rlijk artistiek<br />
leven bij <strong>de</strong> Jo<strong>de</strong>n niet mogelijk te zijn en is Achad Haäm, één <strong>de</strong>r grootste<br />
vernieuwers <strong>de</strong>r Hebreeuwsche taal, een wetgever <strong>de</strong>r taal, ook weer een wetgever<br />
van het volk... En of wij <strong>de</strong>ze eenheid van leven, <strong>de</strong>ze ongeschei<strong>de</strong>nheid van<br />
levensor<strong>de</strong>n moeten waar<strong>de</strong>eren of betreuren, ik weet het niet.<br />
Wijl hij criticus en wetgever is, een Joodsche Boileau, is zijn werk <strong>voor</strong> een groot<br />
<strong>de</strong>el polemisch en boeit het door zijn scherpte van argumenteering - zijn ontzenuwing<br />
van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen <strong>de</strong>r tegenpartij door analyse dier re<strong>de</strong>nen tot in <strong>de</strong> kleinste<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>elen, waarop on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijkverklaring en verwerping van <strong>de</strong> geanaliseer<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>elen en daarop van het geheel, volgt.<br />
En het boeit door het rijke Hebreeuwsch, <strong>de</strong> levendige, steeds afwisselen<strong>de</strong><br />
wendingen <strong>de</strong>r zinnen, die soms klein en pittig zijn, en dan lange perio<strong>de</strong>n met<br />
golving van hoofdzinnen en bijzinnen. Maar romantiek, losheid en fantasie is afwezig<br />
in dit werk van een strenge en een rechtvaardige, die meer <strong>de</strong> poëzie <strong>de</strong>r regelmaat<br />
en <strong>de</strong>r logische verhoudingen begrijpt dan die <strong>de</strong>r verbeelding. En zijn wanbegrip<br />
<strong>voor</strong> schoone letterkun<strong>de</strong>, die hij laag acht, is één <strong>de</strong>r weinige excessen, waaraan<br />
die an<strong>de</strong>rs zoo zichzelf tot begrip en matiging dwingen<strong>de</strong> geest zich schuldig maakte.<br />
Veel goedwillen<strong>de</strong> jongeren stootte hij hierdoor af, maar gunstig werkte het tegen<br />
flod<strong>de</strong>rliteratoren, die hun poëtische zeepbellen <strong>voor</strong> ballonnen wil<strong>de</strong>n doen<br />
doorgaan.<br />
Achad Haäms <strong>voor</strong>naamste geschriften zijn verzameld in het vier<strong>de</strong>elige werk ‘Al<br />
peraschat Deragim’, verschenen bij het Jüdischer Verlag, Berlijn, dat ook een<br />
Duitsche vertaling heeft uitgegeven on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel ‘Am Schei<strong>de</strong>wege’.<br />
In dien bun<strong>de</strong>l vin<strong>de</strong>n we tal van bekend gewor<strong>de</strong>n geschriften, zooals b.v. het<br />
opstel dat zich keert tegen <strong>de</strong> opvattingen, die Nietzsche van <strong>de</strong>n ‘Uebermensch’<br />
koester<strong>de</strong>, waarin Achad Haäm het moreele i<strong>de</strong>aal van <strong>de</strong>n Joodschen<br />
‘Uebermensch’ verkondigt. Als bijna in al zijn werken houdt hij ook hier <strong>de</strong>n Jo<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>, algemeen menschelijke i<strong>de</strong>alen te volgen, maar <strong>de</strong>ze een nationalen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
90<br />
Joodschen vorm te geven, opdat algemeen menschelijke waar<strong>de</strong>n het geestelijk<br />
Jo<strong>de</strong>ndom verrijken zullen, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> harmonie ervan te verbreken en bizarre<br />
vlekken te brengen in <strong>de</strong> schoone effenheid <strong>de</strong>r traditie.<br />
Zijn inzichten over taalvorming, waaraan i<strong>de</strong>eënvorming <strong>voor</strong>af moet gaan, zijn<br />
zoo juiste stelling over het woord, dat geboren wordt zoodra een nieuwe i<strong>de</strong>e in <strong>de</strong><br />
wereld <strong>de</strong>s geestes is aangeland en niet kunstmatig gemaakt mag wor<strong>de</strong>n, vin<strong>de</strong>n<br />
we er eveneens (lescheélath-halaschon).<br />
Maar <strong>de</strong> groot-criticus van taal en letterkun<strong>de</strong> staat toch in <strong>de</strong> volksherinnering<br />
nog achter bij <strong>de</strong>n politicus, ontwerper van het geestelijk Zionisme, dat men<br />
‘Achad-Haämisme’ is gaan noemen. Toen Herzl van een vereeniging aller Jo<strong>de</strong>n<br />
sprak als oplossing van het Jo<strong>de</strong>nvraagstuk, ter leniging van het leed van groote<br />
<strong>de</strong>elen van het volk, geloof<strong>de</strong> Achad Haäm niet in die hereeniging op Palestina's<br />
bo<strong>de</strong>m van een volk, dat vijftien millioen zielen tel<strong>de</strong>. Maar wel eischte hij Palestina<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Jo<strong>de</strong>n op, niet ter redding <strong>de</strong>r ‘Jo<strong>de</strong>nheid’ maar ter redding van het<br />
‘Jo<strong>de</strong>ndom’. Dààr moest een cultureel centrum ontstaan, waar <strong>de</strong> besten en <strong>de</strong><br />
nobelsten wonen zou<strong>de</strong>n, in wie <strong>de</strong> nationale ziel tot mooier groei zou geraken en<br />
die <strong>de</strong> Joodsche cultuurschatten, <strong>de</strong> Hebreeuwsche taal, <strong>de</strong> letterkun<strong>de</strong>, <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>nleer<br />
op eigen bo<strong>de</strong>m tot grootheid zou<strong>de</strong>n brengen. Bezielen<strong>de</strong>n en vere<strong>de</strong>len<strong>de</strong>n invloed<br />
zou dat Palestina uitoefenen op <strong>de</strong> Jo<strong>de</strong>n, die over <strong>de</strong> wereld verspreid woon<strong>de</strong>n,<br />
en het geestelijk Jo<strong>de</strong>ndom zou gered wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> cultureele wisselwerking<br />
tusschen Palestina en <strong>de</strong> diaspora.<br />
Wel heel sterk stond <strong>de</strong>ze formuleering tegenover die welke Herzl verkondig<strong>de</strong>,<br />
die in <strong>de</strong> eerste plaats het Joodsche volk een veilige woonplaats verschaffen wil<strong>de</strong>,<br />
en die in haar uiterste consequentie door Zangwill doorgevoerd werd, toen <strong>de</strong>ze <strong>de</strong><br />
Palestina-i<strong>de</strong>e op wil<strong>de</strong> geven en n'importe welk land aanvaar<strong>de</strong>n, mits er rust en<br />
veiligheid zou zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vervolg<strong>de</strong>n. - De geschie<strong>de</strong>nis heeft Achad Haäm gelijk<br />
gegeven. Het Palestina, dat ons gekomen is, heeft <strong>voor</strong>loopig <strong>voor</strong> groote <strong>de</strong>elen<br />
van ons volk meer cultureele dan economische waar<strong>de</strong>, hoewel het toch ook <strong>de</strong><br />
ergst vervolg<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> meest verlangen<strong>de</strong>n kan opnemen.<br />
En on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zen was ook <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Achad Haäm, die nu Palestina bewoont en in<br />
het land, waar men zijn taal spreekt, geëerd wordt en bejubeld. Zon rust er nu op<br />
het leven van die strenge, teruggetrokken persoonlijkheid, wiens heroëndom zijn<br />
levensweg was, en wiens oeuvre er één is van <strong>de</strong>n rechten, onromantischen,<br />
sierloozen maar bree<strong>de</strong>n weg, een weg, dien hij zoo gemaakt heeft, opdat groote<br />
scharen van zijn volk erover kon<strong>de</strong>n trekken.<br />
SIEGFRIED VAN PRAAG<br />
Maandkroniek<br />
Pol <strong>de</strong> Mont 70 jaar<br />
Bij <strong>de</strong> viering van <strong>de</strong>zen ge<strong>de</strong>nkdag schrijft Em. <strong>de</strong> Bom in <strong>de</strong> N.R.C.:<br />
‘Hij is <strong>de</strong> eerste folklorist in Vlaan<strong>de</strong>ren geweest - na Gezelle.<br />
Hij was een museum-conservator van <strong>voor</strong>beeldigen ijver en die zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />
het werk <strong>de</strong>r schil<strong>de</strong>rs van zijn ras aan duizen<strong>de</strong>n heeft me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld in woord en<br />
schrift. Hij is een kunst-historicus gewor<strong>de</strong>n, die over Brueghel, over Rubens, over<br />
al onze ou<strong>de</strong> en mo<strong>de</strong>rne meesters met warmte, met klaar inzicht en op kleurige<br />
wijze heeft geschreven.<br />
Hij was en is een journalist, die on<strong>de</strong>r zijn volk een taak heeft vervuld als een<br />
zen<strong>de</strong>ling bij nog ietwat verwil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> volksstammen.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Hij was en is een geweldig re<strong>de</strong>naar, die <strong>de</strong> gedachten lanceert als een handig<br />
spieswerper; die perio<strong>de</strong>n kan slingeren over <strong>de</strong> menigte als lasso's, waar in <strong>de</strong><br />
prairieën <strong>de</strong> paar<strong>de</strong>n mee gevangen wor<strong>de</strong>n.<br />
Hij is ook, nog steeds, <strong>de</strong> dichter. Zeker, hij heeft het gebaar en het<br />
zoet-streelen<strong>de</strong> woord boven alles lief gehad, en hij is niet van onvermeng<strong>de</strong><br />
zuiverheid. Want er is mooi-doenerij en theatrale opwinding in veel van zijn werk,<br />
dat ons daarom niet kan ontroeren. Maar toch... dat spontane, dat reeds in zijn<br />
eerste verzen lag, dat opwellen<strong>de</strong>, dat weliswaar vaak rhetorische, maar toch zoo<br />
dikwijls nog bekoren<strong>de</strong>, en meestal zoo artistiekverfijn<strong>de</strong> en altijd toch aanspreken<strong>de</strong><br />
en inslaan<strong>de</strong> in zijn stem. Hij geeft me dikwijls <strong>de</strong>n plezierigen indruk, als ik hem<br />
hoor of lees, dat wij bei<strong>de</strong>n nog altijd, hij <strong>de</strong>rtig en ik twintig, zijn. Waarlijk, hij is “<strong>de</strong><br />
Mond van Vlaan<strong>de</strong>ren”, <strong>de</strong>ze geboren “spreker”, <strong>de</strong>ze improvisator, <strong>de</strong>ze<br />
man van <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> en <strong>de</strong> groote opwellingen, <strong>de</strong>ze optimistische lyricus, die als<br />
zoodanig geheel alleen op een pieterstaal prijkt. De Mond, <strong>de</strong> Trompet, <strong>de</strong> Bazuin<br />
van Vlaan<strong>de</strong>rem! Dat wil wat zeggen! “Gij zult <strong>de</strong> klok zijn, die <strong>de</strong> wereld wekt”,<br />
dichtte Julius Vuylsteke, en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Mont is Vlaan<strong>de</strong>ren een wereld.<br />
Een Vlaming - en welk een!<br />
God, wat moet ik mij schamen over mijn tijd en mijn land, dat <strong>de</strong>zen man zoo<br />
schan<strong>de</strong>lijk heeft miskend in <strong>de</strong>n gruwelijken tijd na <strong>de</strong>n oorlog, <strong>de</strong>n tijd waar zooveel<br />
leelijks, gruwelijks en afzichtelijks ten blakke is gekomen uit afgron<strong>de</strong>lijke, naamlooze<br />
gewesten. Pol <strong>de</strong> Mont, een eer <strong>voor</strong> zijn land, een kerel van sta-pal, een nationale,<br />
volstrekt onaantastbare figuur, die in ie<strong>de</strong>r opzicht <strong>de</strong> eerbiedigste hul<strong>de</strong> verdient<br />
van <strong>de</strong>ze en <strong>de</strong> nakomen<strong>de</strong> geslachten - hij moest, als vele an<strong>de</strong>re eerlijke zielen,<br />
<strong>de</strong>n schop van <strong>de</strong>n ezel voelen. Maar dien schop hebben wij allen in ons eigen hart<br />
gevoeld. Om wat <strong>de</strong>ze Vlaamsche dichter en <strong>voor</strong>man heeft gele<strong>de</strong>n door laster en<br />
leugen, door ondank en misverstand, wordt hij door alle kin<strong>de</strong>ren van dit volk, die<br />
dien naam waardig zijn te dragen, thans met lief<strong>de</strong>rijken eerbied omringd. Wat een<br />
later volk aan hem nog goed zal maken, mag hij in volle gerustheid <strong>de</strong>s gemoeds<br />
afwachten. Naar <strong>de</strong>n zeventigjarige, die waarlijk alle chronologie te schan<strong>de</strong> maakt<br />
en die - zooals hijzelf trouwens zeer goed weet - nog steeds <strong>de</strong> eeuwige Romeo,<br />
<strong>de</strong> onverwoestelijke Minnaar <strong>de</strong>r Lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> “Eeuwige Jongeling” is - gaat op dézen<br />
dag <strong>de</strong> blij<strong>de</strong> gelukwensch, <strong>de</strong> trompetstoot van heel ons volk’.<br />
De Meesters heengaan van <strong>de</strong> N.R. Ct.<br />
Liever dan een verslag te geven van <strong>de</strong> toespraken bij <strong>de</strong> Meesters aftre<strong>de</strong>n<br />
gehou<strong>de</strong>n, doen wij enkele grepen uit het aardige feuilleton, dat Brusse aan zijn<br />
schei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n collega wijd<strong>de</strong>. ‘Wanneer wij, zijn collega's, wel zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring<br />
en in <strong>de</strong>n ruimsten kring, hem <strong>de</strong> laatste dagen, nu hij uit <strong>de</strong> journalistiek treedt,<br />
<strong>voor</strong>al en oprechtelijk als dagbladschrijver hebben geprezen, - dan zou ik het hierbij<br />
als een absolute miskenning beschouwen, als ik in <strong>de</strong>ze enkele krabbels niet met<br />
nòg grooter bewon<strong>de</strong>ring en <strong>voor</strong>al met nòg grooter genegenheid gewaag<strong>de</strong> van<br />
<strong>de</strong>n causeur De Meester - die ons redactiebureau nu zoo noo<strong>de</strong> zal moeten<br />
missen, om 't zout en <strong>de</strong> gist en <strong>de</strong>n geest en 't parelen<strong>de</strong> brio, om <strong>de</strong> ontroeringen,<br />
<strong>de</strong> opgetogenhe<strong>de</strong>n en ontboezemingen, om <strong>de</strong> revolte en <strong>de</strong> romantiek, <strong>de</strong> erotiek<br />
- ja, <strong>voor</strong>al ook <strong>de</strong> erotiek, <strong>de</strong> bon-mot's en <strong>de</strong> daveren<strong>de</strong> lachsalvo's van zijn<br />
“verhalen”, - bij onzen alledaagschen arbeid.<br />
Al was dit alles zoo maar <strong>de</strong> toegift <strong>voor</strong> zijn omgeving, <strong>de</strong> mil<strong>de</strong> overdaad van<br />
zijn al maar overvloeien<strong>de</strong>n rijken geest, van zijn onuitputtelijke belangstelling, van<br />
zijn warmen levensdrang, steeds bereid óók om warmte, hartelijkheid, vriendschap,<br />
<strong>de</strong>elneming, raad te geven in zijn<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
91<br />
Prof. Dr. J. TE WINKEL<br />
die <strong>de</strong>zer dagen door zijn leerlingen en vereer<strong>de</strong>rs gehuldigd werd<br />
(Cliché afgestaan door <strong>de</strong> Wereldkroniek)<br />
tot een hoffelijke gewoonte gewor<strong>de</strong>n navraag naar onze particuliere<br />
levensomstandighe<strong>de</strong>n, naar <strong>de</strong> we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n in onze gezinnen, van onze<br />
tij<strong>de</strong>lijke of blijven<strong>de</strong> genegenhe<strong>de</strong>n, zij 't wel eens onregelmatige affecties <strong>voor</strong>al,<br />
van onze verwanten en aanbehuwdverwanten, ja, tot in 't <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en vier<strong>de</strong> geslacht,<br />
- met een vaak beminnelijke afdwaling en verwarring in àl die nabestaan<strong>de</strong>n zijner<br />
talrijke collega's. En dat hij hierbij in zijn betoog, in zijn eigenaardige reconstructie<br />
van allerhan<strong>de</strong> gebeurlijkhe<strong>de</strong>n, in zijn realistische ze<strong>de</strong>nschil<strong>de</strong>ringen, in zijn<br />
romanschrijvers-neiging om steeds naar intriges te speuren, of <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rlijkste<br />
verwikkelingen te knoopen in toch nog wel eens maar simpele geschie<strong>de</strong>nissen, -<br />
dat hij in zijn knetteren<strong>de</strong> ontladingen van ergernis of wrok, in zijn oor<strong>de</strong>el over<br />
menschen en hun da<strong>de</strong>n, of in zijn psychologische ontledingen, in zijn vertrouwelijker<br />
critiek op een boek, een tooneelstuk, op artisten en an<strong>de</strong>re zich uit <strong>de</strong><br />
alledaagschheid nog wel eens on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lie<strong>de</strong>n, meestal sprak in<br />
superlatieven, - wij wisten daarbij, dat 't altijd immers weer zijn temperament was,<br />
dat hem die ingaf, - tegen zijn eigen re<strong>de</strong>lijkheid vaak in, en waarin wij niet 't minst<br />
<strong>de</strong> bekoring van <strong>de</strong> overdrijving smaakten. - En won<strong>de</strong>rlijk was 't dan telkens weer,<br />
om na al dat gesteiger, en na al die explosies het zelfbedwang te bewon<strong>de</strong>ren, <strong>de</strong><br />
geestelijke tucht, <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijke overwogenheid, 't zich bezonnen rekenschap<br />
geven - als <strong>de</strong> schrijven<strong>de</strong> criticus dan soms hetzelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp behan<strong>de</strong>ld<br />
had <strong>voor</strong> <strong>de</strong> courant....’<br />
Brusse mocht in zijn jonge jaren wel eens met De Meester mee naar <strong>de</strong>n<br />
schouwburg.<br />
‘Ik wist: achter het kijkgaatje in 't scherm hebben <strong>de</strong> acteurs en actrices met<br />
popelen<strong>de</strong> harten staan spie<strong>de</strong>n of De Meester toch wel op 't allerlaatst niet nog<br />
haastig <strong>de</strong> trapjes zou afkomen, en nog wat geagiteerd, meestal vergezeld van zijn<br />
vrouw, <strong>de</strong> gemeenlijk zelf<strong>de</strong> stallesplaatsen zou innemen. Ik wist, dat zij, gekleed<br />
en geschminkt om aanstonds hun nieuwe rollen in <strong>de</strong> première dood-zenuwachtig<br />
in te zetten, eerst nog vlug trachtten uit het gezicht van <strong>de</strong>n gevrees<strong>de</strong>n recensent<br />
te lezen hoe hij gestemd was, - en dat er daarna, in <strong>de</strong> weinige momenten over hem<br />
geschamperd en vermoe<strong>de</strong>lijk geschol<strong>de</strong>n zou zijn - maar dat zij inmid<strong>de</strong>ls in zijn<br />
enkele aanwezigheid dan toch maar een directe aansporing on<strong>de</strong>rgingen om er<br />
àlles op te zetten. - Ik herinner mij, dat ik dan wel eens 'n beetje kassian gehad heb<br />
met die tooneelspelers, wanneer mijn machtige confrater, die immers mee over hun<br />
lot beschikte, met bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n op zijn dikken wan<strong>de</strong>lstok geleund zóó erbarmelijk<br />
en aanhou<strong>de</strong>nd kon gaan zitten gapen, dat zijn kin telkens hard neerkwam op <strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
knokkels om <strong>de</strong>n stokknop heen, <strong>de</strong> tranen hem over <strong>de</strong> oogen drupten en ik tersluiks<br />
beducht toezag of hij nu niet, onverhoopt, <strong>de</strong> klem in zijn kaken zou krijgen.<br />
Bij <strong>de</strong>ze gelegenheid onthield ik er mij natuurlijk steeds beschei<strong>de</strong>nlijk van om<br />
mijn oor<strong>de</strong>el te zeggen. Trouwens, De Meester liet zich gemeenlijk ook met geen<br />
woord uit. Maar aanvankelijk meen<strong>de</strong> ik, dat daar van zijn kant ook geen syllabe bij<br />
hoef<strong>de</strong>, - want dat hij zijn indrukken en emoties voldoen<strong>de</strong> in pantomime liet blijken.<br />
Dezelf<strong>de</strong> stok kon immers na <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> bedrijven zoo woest neer gebeukt<br />
wor<strong>de</strong>n in het applaus, - die zelf<strong>de</strong> kaken kon<strong>de</strong>n zoo aschgrauw verbleken van<br />
ontroering, diezelf<strong>de</strong> oogen kon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ernis zóó overloopen, dat <strong>de</strong> enorme<br />
zakdoek er aan te pas moest komen om ze weg te wisschen of weg te snuiten met<br />
ostentatief neus-getrompetter. - Oók op momenten, die mijn in tooneelervaring<br />
waarlijke argeloosheid zon<strong>de</strong>r een spoor van aandoening doorleef<strong>de</strong>. En nu en dan<br />
laai<strong>de</strong> letterlijk <strong>de</strong> extase uit dien altijd markanten kop, die, eer hij in <strong>de</strong>n laatsten<br />
tijd <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>lijke goedmoedigheid van <strong>de</strong>n père noble heeft erlangd, veeleer <strong>de</strong>ed<br />
<strong>de</strong>nken aan een sater, <strong>voor</strong>al in die buien van vervoering.<br />
Hij reageert nog - dacht ik dan wel eens - als een overgevoelige jongeling. Hoe<br />
is 't mogelijk en mógelijk, en dat drie, vier avon<strong>de</strong>n ie<strong>de</strong>re week, bij steeds maar<br />
weer al die drama's, comedie's en blijspelen, waar hij dan bovendien àmbtshalve<br />
bij moet zitten, om er direct na 't dichtgaan van 't doek zijn oor<strong>de</strong>el over neer te<br />
pennen’. Na afloop stapte Brusse wel eens mee naar 't bureau van <strong>de</strong> krant.<br />
‘Hij draaf<strong>de</strong> <strong>de</strong> trappen op, converseer<strong>de</strong> opgewekt met <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
nachtredactie, die hij toevallig tegenkwam, op zijn kamer trok hij er dan gemeenlijk<br />
eerst zijn comedie-zwart bij uit, ging in hemdsmouwen zitten <strong>voor</strong> zijn schrijftafel,<br />
die zóó hoog opgela<strong>de</strong>n placht te zijn met boeken, tijdschriften, manuscripten en<br />
proeven, dat er maar een heel klein holletje on<strong>de</strong>r in dien berg uitgespaard was,<br />
waar precies zijn copypapier in paste. En aan <strong>de</strong>n eenen kant leg<strong>de</strong> hij zijn zakdoek,<br />
aan <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren 'n boek of 'n krant, om zijn “hoeken-vrees” te <strong>voor</strong>komen.<br />
't Stoor<strong>de</strong> hem geenszins als je er bij bleef zitten.<br />
Integen<strong>de</strong>el hield hij hoffelijk met korte, bijtend geestige zinnetjes <strong>de</strong> conversatie<br />
gaan<strong>de</strong>, terwijl even rad en ondui<strong>de</strong>lijk als hij sprak zijn pen <strong>voor</strong>tkraste in het<br />
onleesbare handschrift, waarin hij over zoo'n première een groot <strong>de</strong>el van het<br />
schouwburg-publiek in <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong> zijn wèl overwogen en altijd persoonlijke, altijd<br />
raak ontle<strong>de</strong>n<strong>de</strong> meening <strong>voor</strong>schreef als hèt <strong>voor</strong> menigeen nu in <strong>de</strong>n vervolge<br />
gangbare oor<strong>de</strong>el over dat tooneelstuk en over <strong>de</strong> talenten hierin van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>naamste<br />
spelers.<br />
Zon<strong>de</strong>r pauzes of aarzelingen kraste zijn pen <strong>voor</strong>t tot aan <strong>de</strong> verluchten<strong>de</strong> streep<br />
eron<strong>de</strong>r. Er werd om een jongen van <strong>de</strong> zetterij gebeld - en gemeenlijk bleef hij dan<br />
nog een eind in <strong>de</strong>n nacht om <strong>de</strong> avondbla<strong>de</strong>n door<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
92<br />
te lezen en 't alles te bewerken en af te doen <strong>voor</strong> zijn rubriek wat daar nog lag’.<br />
Een Re<strong>de</strong> van Poort<br />
Op het Twaalf<strong>de</strong> Groot Ne<strong>de</strong>rlandsche Stu<strong>de</strong>ntencongres te Wageningen heeft<br />
Herman Poort gesproken over letterkun<strong>de</strong>.<br />
Spr. wil<strong>de</strong> zijn re<strong>de</strong> doen aansluiten bij hetgeen hij <strong>de</strong>n vorigen dag in <strong>de</strong><br />
Dietsch-Aca<strong>de</strong>mische leergangen te Amsterdam had gezegd. Daar had hij gewezen<br />
op <strong>de</strong> evolutie onzer eigen Hollandsche literatuur sinds <strong>de</strong> Nieuwe Gids-beweging,<br />
<strong>de</strong> kentering in <strong>de</strong> eenzijdige verheerlijking van schoonheid en individualiteit, het<br />
zoeken naar misschien diepere, in elk geval an<strong>de</strong>re geestelijke waar<strong>de</strong>n. Geduren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> eerste tien jaren van <strong>de</strong> 20e eeuw ontwikkel<strong>de</strong> zich onze prozakunst van schets<br />
en novelle tot <strong>de</strong>n dieperen en bree<strong>de</strong>ren roman. Johan <strong>de</strong> Meester kwam na heel<br />
wat probeersels in verhaaltjes en dialoogjes tot <strong>de</strong>n volrijpen roman Geertje. Herman<br />
Robbers wist zich na <strong>de</strong> eenzijdige milieu-schil<strong>de</strong>ring van Bernard Bandt en Annie<br />
<strong>de</strong> Boogh op hooger, algemeener, wij<strong>de</strong>romvattend plan te plaatsen, met <strong>de</strong><br />
Gelukkige Familie. Querido greep da<strong>de</strong>lijk bij <strong>de</strong>n aanvang van zijn kunstenaarsschap<br />
in Menschenwee en Levensgang dieper, later nog in De Jordaan naar het grootere<br />
en bree<strong>de</strong>re. Ina Boudier-Bakker, <strong>de</strong> vroegere schrijfster van (hetzij dan zeer fijne)<br />
schetsen over Kin<strong>de</strong>ren, rijpte tot <strong>de</strong> volheid van haar talent in <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>treffelijken<br />
familieroman Armoe<strong>de</strong>; ook Margot Antink, Top Naeff, Carry van Bruggen, Van<br />
Schen<strong>de</strong>l, Annie Salomons, Van Suchtelen, Van Eckeren, <strong>de</strong> meest uiteenloopen<strong>de</strong><br />
talenten, allen maakten ze <strong>de</strong> evolutie door van het novellistische en schetsmatige<br />
tot een dieper en grooter leven omvattend geheel. Bij <strong>de</strong>ze prozawerken lag ook<br />
het criterium en waar<strong>de</strong> en bedoeling niet meer in <strong>de</strong> zorgvuldige weergave <strong>de</strong>r<br />
uiterlijkheid, en <strong>de</strong>ze dan overvloeid met <strong>de</strong> sensitiviteit van <strong>de</strong>n kunstenaar; achter<br />
alle uiterlijkheid werd het diepere geheim <strong>de</strong>s levens vermoed, en in <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring<br />
daarvan bleek <strong>de</strong> zinnelijke waarneming alleen niet voldoen<strong>de</strong> en het eigen gevoel<br />
al te beperkt. Groot en diep-gaand waren <strong>de</strong> gevolgen <strong>de</strong>zer karakterveran<strong>de</strong>ring,<br />
want hierdoor moest noodzakelijk een kentering ontstaan in het strakke realisme<br />
<strong>de</strong>r eerste Nieuwe Gids-jaren, en tevens een versterking van het algemeen<br />
menschelijke, dus ook een cultureele en maatschappelijke verbreeding van het<br />
kunstwerk.<br />
Eenzelf<strong>de</strong> ontwikkeling doorliep in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> jaren het betoogend proza en <strong>de</strong><br />
critiek en essay. Niet langer bleef hier het zwaartepunt liggen in <strong>de</strong> waarneming van<br />
het enkele kunstwerk, in <strong>de</strong> ervaring van <strong>de</strong> schoonheid, en <strong>de</strong>ze ervaring dan<br />
ontroerend geuit, maar ook hier werd gezocht naar bree<strong>de</strong>re basis en grooter<br />
levensverdiepingen. Niet meer vermocht <strong>de</strong> kleincritiek <strong>de</strong>r oorspronkelijke<br />
Nieuwe-Gidsers <strong>de</strong> besten onzer betoogen<strong>de</strong> kunstenaars te voldoen; er werd<br />
gegrepen naar een geheele letterkundige persoonlijkheid, naar een geheel oeuvre<br />
of, ver<strong>de</strong>r nog, naar <strong>de</strong> groote bewegingen van een geheel cultuurtijdperk (Van<br />
Schen<strong>de</strong>l over Shakespeare, Henr. Roland Holst over Rousseau, Querido over<br />
Bau<strong>de</strong>laire en Balzac, kritieken van Van Campen, Herman van <strong>de</strong>n Bergh, Coster,<br />
Nijhoff).<br />
Intusschen dreigen er, juist door hare nieuwe en schoone qualiteiten, <strong>voor</strong> onze<br />
literatuur weer an<strong>de</strong>re gevaren. Want vergeestelijking, innerlijke verdieping, moreele<br />
kracht, we moeten oppassen, dat in ons gaarne theologiseerend landje het ou<strong>de</strong><br />
dominee-spelletje van <strong>voor</strong> '80 zich niet herhaalt, zij het dan naar<br />
tijdsomstandighe<strong>de</strong>n gewijzigd. Juist waar <strong>de</strong> theorie <strong>de</strong>r moreele en mystische<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
waar<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>grond geschoven wordt, en dit b.v. geschiedt in <strong>de</strong> schaduw<br />
van een groot buitenlan<strong>de</strong>r als Dostojewsky, juist daar is het gevaar niet <strong>de</strong>nkbeeldig,<br />
dat <strong>de</strong> krachten van het warme, bloeien<strong>de</strong> leven weer doodloopen in het<br />
heilig-klinkend woord eener niet doorleef<strong>de</strong> wijsheid. Voor <strong>de</strong> evolutie in onze poëzie<br />
wijd<strong>de</strong> <strong>de</strong> spr. uit over <strong>de</strong>n arbeid <strong>de</strong>r drie grootste dichters van dit geslacht: Henr.<br />
Roland Holst, Boutens en J.H. Leopold.<br />
Komen<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> allerjongste ontwikkeling wees spr. op een groote rij knappe<br />
prozaïsten: De Boer, van Vrieslandt, Ali Smeding, A.M. <strong>de</strong> Jong, Theo Thijssen,<br />
D.Th. Jaarsma, Herman <strong>de</strong> Man, die elk op eigen wijze een verdiept soort realisme<br />
geven, maar zich allen toch, meer of min<strong>de</strong>r nauw, aansluiten bij hunne onmid<strong>de</strong>llijke<br />
<strong>voor</strong>gangers. De soms doorbreken<strong>de</strong> begeerte om te komen tot een geheel nieuwe<br />
levensuitbeelding blijft bij een enkele op zich zelf staan<strong>de</strong> poging (Roel Houwink).<br />
Daarentegen kan in <strong>de</strong> poëzie <strong>de</strong>r allerlaatste jaren een dui<strong>de</strong>lijker<br />
wezensveran<strong>de</strong>ring wor<strong>de</strong>n geconstateerd. Spr. besprak het werk van Werumeus<br />
Buning, van Nijhoff, van Marsman en van <strong>de</strong> dichters <strong>de</strong>r Vrije-Bla<strong>de</strong>n groep. Hunne<br />
verzen suggereeren plotseling en hevig tot <strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rlingen samenhang <strong>de</strong>r<br />
levensverschijnselen; het leven is er gecon<strong>de</strong>nseerd en vereenvoudigd, maar<br />
daardoor ook verhevigd. Niet zel<strong>de</strong>n treft hier ook samengaan van het visionaire<br />
met het symbolische tot iets van nieuwe symbolieke beteekenis.<br />
Vergelijkt men <strong>de</strong> tegenwoordige Noord-Ne<strong>de</strong>rlandsche literatuur met <strong>de</strong><br />
Vlaamsche, dan wordt men getroffen door een dui<strong>de</strong>lijk verschil. Vlaan<strong>de</strong>ren is ook<br />
meer een literatuurland dan Holland. De Noord-Ne<strong>de</strong>rlandsche kunstenaars blijven<br />
in <strong>de</strong>n grond realisten, òf ze zijn bewuste zoekers naar mystische levensbezinning;<br />
<strong>de</strong> won<strong>de</strong>rlijke vloeibare kracht die bei<strong>de</strong> vereenigt, blijft hun al te dikwijls vreemd.<br />
Deze vindt men wel bij Streuvels, bij Teirlinck, bij Vermeijlen en Van <strong>de</strong> Woestijne.<br />
De allerjongste dichters van Vlaan<strong>de</strong>ren zetten <strong>de</strong> traditie <strong>voor</strong>t van Gezelle op Van<br />
<strong>de</strong> Woestijne. Die van Gezelle wordt <strong>voor</strong>tgezet in het lieve maar niet zeer krachtige<br />
vers van Alice Nahon, die van Van <strong>de</strong> Woestijne in <strong>de</strong> poëzie van Urbain van <strong>de</strong><br />
Voor<strong>de</strong>, <strong>de</strong>n dichter die <strong>de</strong> bedwongenheid <strong>de</strong>r hevigste ontroeringen kent. Nog<br />
an<strong>de</strong>re jonge dichters noem<strong>de</strong> spr. Wies Moens en Karel van <strong>de</strong>n Oever.<br />
Tegenover <strong>de</strong> Zuid-Afrikaansche literatuur blijft het groote publiek van Holland<br />
nog immer wat vreemd staan. Het ligt misschien aan <strong>de</strong> taal, die velen te primitief<br />
vin<strong>de</strong>n, maar die <strong>voor</strong> spr. juist een eigenaardige kin<strong>de</strong>rlijke bekoring heeft, een<br />
zelf<strong>de</strong> bekoring, die ook ligt in onze eigen oud-Hollandsche geuzenlie<strong>de</strong>ren.<br />
Spr. wees op Cellier, Leipold, Totius en droeg een paar verzen van <strong>de</strong>ze dichters<br />
<strong>voor</strong>. Het wordt tijd, dat Holland <strong>de</strong>ze ruige maar eerlijke literatuur erkent, leert<br />
begrijpen en liefkrijgen. Ze is <strong>de</strong> uiting van een sterk leven, waarin nog het<br />
Hollandsche element dui<strong>de</strong>lijk herkenbaar is.<br />
Onze Mo<strong>de</strong>rne Poëzie in <strong>de</strong> Kerk<br />
In <strong>de</strong> Vrijzinnig Hervorm<strong>de</strong> Kerk te Arnhem heeft Ds. D.A. Vorster een <strong>voor</strong>dracht<br />
gehou<strong>de</strong>n over het religieuze in <strong>de</strong> nieuwere poëzie.<br />
Na een korte inleiding, waarin hij wees op het individualistische in <strong>de</strong> poëzie van<br />
een vorige generatie - eenige verzen van Kloos en Verweij dien<strong>de</strong>n daarbij als toets<br />
- en waarin hij ver<strong>de</strong>r stilstond bij het werk van Gezelle en Jacqueline van <strong>de</strong>r Waals,<br />
bracht Ds. Vorster van vele mo<strong>de</strong>rne dichters het religieus element naar voren.<br />
Allereerst besprak hij Van Collum, die God ziet in <strong>de</strong> natuur - dus pantheïst is.<br />
Van <strong>de</strong>n mensch die zich neerwerpt <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Hoogen God is bij Van Collem geen<br />
spoor; hij komt niet tot concentratie van eigen zieleleven. Zoo is hij <strong>de</strong> zanger van<br />
die menschenkin<strong>de</strong>ren, die hier en daar wel iets van het schoone God<strong>de</strong>lijke vangen,<br />
maar eigenlijk staan buiten het leven uit God. God is - zingt Van Collum - <strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
atmosfeer, <strong>de</strong> ein<strong>de</strong>looze ruimte, het wolkenspel, een veld, een vlam. Spr. wees<br />
erop, tot welke vervlakking dit leidt.<br />
Als een dichter, wiens werk wel niet in <strong>de</strong> eerste plaats om<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
93<br />
het religieuze naar voren kan wor<strong>de</strong>n gebracht, maar in wien toch veel zoekensdrang<br />
tot uiting komt noem<strong>de</strong> spr. M. Nijhoff, uit wiens bun<strong>de</strong>l ‘Vormen’ hij <strong>de</strong> verzen ‘De<br />
Kin<strong>de</strong>rkruistocht’ en ‘De Schipper’ <strong>voor</strong>droeg. Ontroerend zijn <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> strofen uit<br />
‘De Kin<strong>de</strong>rkruistocht’:<br />
‘Wie alles verlaat vindt in 't Va<strong>de</strong>rhuis<br />
Dat vele woningen heeft, zijn thuis’.<br />
Van J.H. Leopold, <strong>de</strong>n het vorige jaar overle<strong>de</strong>n dichter, die zijn bewogenheid niet<br />
eerst liet bezinken en tot klaarheid komen, maar die haar uitzong in een taal, die<br />
zeer nabij komt aan muziek, reciteer<strong>de</strong> spr. het simpele Kerstliedje:<br />
‘Zij waren <strong>de</strong>n dag zich moegegaan’.<br />
Spr. teeken<strong>de</strong> Leopold als <strong>de</strong>n dichter van <strong>de</strong> groote klage over het leven, dat <strong>voor</strong><br />
hem, <strong>de</strong>n zeer gevoelige en dus eenzame, vaak moeilijk was.<br />
‘In klagen, klagen<br />
Vergaan <strong>de</strong> dagen’.<br />
zingt hij. Ook in <strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l, die na zijn dood is uitgegeven, komt die klage telkens<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dag. God heeft een huis gebouwd en <strong>de</strong> zol<strong>de</strong>ring bespannen met druk<br />
en droefenis - dat is zijn levensbeschouwing.<br />
Spr. droeg nog <strong>voor</strong> Leopold's mooie vers: ‘Mijn hart neemt velerlei gestalten<br />
aan’.<br />
Vervolgens behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> Ds. Vorster kortelijk het religieuse element in het werk<br />
van Mr. H.W.J.M. Keuls, een Katholiek dichter. Wat treft is: het reiken naar<br />
verzoening met en vre<strong>de</strong> in God. Met verzen uit Keuls' bun<strong>de</strong>l ‘Om <strong>de</strong> Stilte’<br />
illustreer<strong>de</strong> spr. dit.<br />
Geerten Gossaert is van Gereformeer<strong>de</strong>n huize. Dat teekent zich dui<strong>de</strong>lijk af in<br />
zijn werk, d.i. in zijn eenigen bun<strong>de</strong>l: ‘Experimenten’. Zijn poëzie geeft <strong>de</strong> worsteling<br />
van <strong>de</strong>n mensch, die zich schuldbewust en klein <strong>voor</strong> God voelt, die als een<br />
geteeken<strong>de</strong> door het leven gaat. Spr. citeer<strong>de</strong> zijn vers: ‘Liberate nos, Domine’.<br />
Het is <strong>de</strong> gewaarwording van een, die éven Gods glimlach ziet, maar da<strong>de</strong>lijk<br />
voelt, dat hij dien niet waardig is. Ver<strong>de</strong>r droeg spr. nog <strong>voor</strong> Gossaert's ‘De Moe<strong>de</strong>r’,<br />
dat ontroeren<strong>de</strong> vers van ontgoocheling aan <strong>de</strong> eenen - <strong>de</strong>s zoons - kant en groote,<br />
warme lief<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren kant, n.l. dien <strong>de</strong>r moe<strong>de</strong>r.<br />
Het eerste ge<strong>de</strong>elte van zijn <strong>voor</strong>dracht besloot Ds. Vorster met het <strong>voor</strong>dragen<br />
van verzen van A. Roland Holst, <strong>de</strong>n dichter van het mystieke leven, die, niet<br />
bevredigd door <strong>de</strong> dingen, achter <strong>de</strong> dingen - ‘<strong>de</strong>n jubel achter zee en wind’ - zoekt.<br />
Na een korte pauze reciteer<strong>de</strong> spr. verzen van J.C. Bloem, Boutens en Henriëtte<br />
Roland Holst - Van <strong>de</strong>r Schalk.<br />
Hij teeken<strong>de</strong> Boutens als <strong>de</strong>n dichter, die zijn gedachten houwt in marmer,<br />
waardoor zijn werk soms koud aandoet. Aan <strong>de</strong> hand van het vers ‘Lethe’ (<strong>de</strong> tocht<br />
van een van 't leven vermoei<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> doodsrivier), dat opent en sluit met <strong>de</strong> felle<br />
klacht:<br />
‘Wie over 't bran<strong>de</strong>nd blind bazalt<br />
Wijst mij <strong>de</strong>n weg naar Lethe?<br />
O, alles te vergeten<br />
Eer d'avond valt!’ -<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
aan <strong>de</strong> hand van dit vers wees spr. er op hoe Boutens soms bevrijd verlangt te<br />
wezen van <strong>de</strong>ze vermoeien<strong>de</strong> wereld, terwijl hij in een an<strong>de</strong>r vers jubelt: Alle smart<br />
is eindig, alle vreugd is ein<strong>de</strong>loos -, ‘zielsgewis’ weet ‘dat leven blijdschap is’.<br />
Van Bloem droeg spr. <strong>voor</strong> twee verzen uit <strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l ‘Het Verlangen’, n.l. ‘Ons<br />
Hooge Lied’ en ‘Verzadiging’. Daarna gaf Ds. Vorster een korte karakteristiek van<br />
Henriëtte Roland Holst. De tragedie van het leven is: dat het is een leven van droom<br />
eenerzijds, van <strong>de</strong> felle daad an<strong>de</strong>rzijds. Er leven twee wezens in <strong>de</strong>ze vrouw. Dat<br />
blijkt telkens weer uit haar poëzie.<br />
Spr. schetste vluchtig haar ontwikkelingsgang, en droeg verzen <strong>voor</strong> uit ‘De Nieuwe<br />
Geboort’, waarin <strong>de</strong> vlam van <strong>de</strong> gemeenschapslief<strong>de</strong> hoog uitslaat, uit ‘De Vrouw<br />
in het Woud’, waarin zij zich <strong>de</strong> vereenzaam<strong>de</strong> voelt, en uit ‘Verzonken Grenzen’,<br />
waarin zij haar hoogtepunt-tot-nu-toe heeft bereikt.<br />
Boekenschouw<br />
Vertaal<strong>de</strong> werken<br />
Fannie Hurst. Appassionata. Vertaling van J. van Schaik-Willing. - H.P.<br />
Leopold's Uitgeversmaatsch., 's Gravenhage, 19<strong>26</strong>. (292 blz.) f 3.25;<br />
geb. f 4.25<br />
Na het eerste boek, waarmee <strong>de</strong> schrijfster in Holland werd geïntroduceerd, ‘De<br />
Sloof’, dat zulke opmerkelijke kwaliteiten had, valt dit ‘Appassionata’ eenigszins<br />
tegen. Wel geeft Fanny Hurst ons hier, nog meer dan in ‘De Sloof’, een verwon<strong>de</strong>rlijk<br />
fijne ontleding van het vrouwenkarakter. Zij teekent <strong>de</strong> mooie Laura Regan zóó, dat<br />
<strong>de</strong>ze meisjesfiguur, met haar gevoelige en pure ziel, ons vertrouwd wordt. Laura<br />
zal gaan trouwen met Dudley. Houdt ze van hem, heeft ze hem echt lief? Zoo voelt<br />
ze het: ‘meestal gaf het je een warm gevoel dat Dudley zoo van je hield... maar<br />
daarom was jouw manier van liefhebben nog niet die van Dudley. Je voel<strong>de</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
zachte aandoening wel es <strong>voor</strong> va<strong>de</strong>r ook... Werkelijk, je gevoel <strong>voor</strong> va<strong>de</strong>r en dat<br />
<strong>voor</strong> Dudley was verwant. En toch weer heel an<strong>de</strong>rs natuurlijk. Soms met Dudley<br />
was het alsof je een heel klein jongetje vertroetel<strong>de</strong>, zooiets als Bennet of Bobbie.<br />
Alsof je hem wel altijd in je armen hou<strong>de</strong>n wou, omdat hij je noodig had. - Er waren<br />
zooveel wijzen van liefhebben. Je eigen kennelijke verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Hem,<br />
die daar neerlag op <strong>de</strong> schoot <strong>de</strong>r Madonna, van <strong>de</strong> marmeren Pietà op <strong>de</strong>n<br />
salontafel. Zijn won<strong>de</strong> voeten. Je had stil en in 't verborgen je hart in aanbidding tot<br />
flar<strong>de</strong>n kunnen scheuren om Hem te verbin<strong>de</strong>n. Zóó had jij lief. In pijn en bijna in<br />
extase. - In schrijnen<strong>de</strong> vervoering, omdat zijn Lichaam op gindsche tafel bleek en<br />
uitgeput op Maria's schoot, zoo moe<strong>de</strong> was...’<br />
Laurie dénkt wel dat ze van Dudley houdt, maar in haar innig vrome hart, vol<br />
mystieke lief<strong>de</strong>, is eigenlijk geen plaats <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> en <strong>de</strong> verliefdheid van een<br />
man, een jongen, vroolijken, gezon<strong>de</strong>n man als Dudley. Haar angst <strong>voor</strong> het huwelijk<br />
neemt toe naarmate <strong>de</strong> tijd verloopt. Nog één week en ze zal getrouwd zijn. In het<br />
klooster, waar ze school heeft gegaan, brengt ze een bezoek aan moe<strong>de</strong>r Agatha,<br />
die ze vereert, en vertelt haar dat ze báng is, ‘zooveel, zooveel hulp moe<strong>de</strong>r, heb<br />
ik noodig. Ik - ik vind 't griezelig, hè moe<strong>de</strong>r - te trouwen - als men - altijd - enkel<br />
maar een meisje is geweest. Dat geeft je zoo'n raar gevoel, dat je eigenlijk niet weet<br />
- of je ooit graag zou willen ophou<strong>de</strong>n meisje te zijn...’ - En dan gaat Laura bid<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> kapel, terwijl buiten Dudley wacht in <strong>de</strong> auto en toetert om haar te roepen. ‘Op<br />
weg naar <strong>de</strong>n automobiel waar in alle hoekjes en gaatjes wilgentakjes naar buiten<br />
staken, voel<strong>de</strong> je je alsof je in extase was bezwijmd en dat dit warm vertoon van<br />
lente je thans bijbracht. Ofschoon je je verzette’. Eigenlijk blijft Laura zich verzetten.<br />
Ze krijgt een auto-ongeluk, waarbij ze haar schou<strong>de</strong>r breekt en waardoor natuurlijk<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
het huwelijk wordt uitgesteld. En wanneer, na weken van liggen in gips, haar<br />
schou<strong>de</strong>r beter is, kan ze opeens niet meer loopen. Een soort van nerveuze storing:<br />
eigenlijk het zich verzetten tegen het huwelijk. Want wanneer ze ‘Dudley <strong>de</strong> bons<br />
heeft gegeven’, wat haar een bevrijding lijkt, gebeurt een ‘won<strong>de</strong>r’. De Christuskop,<br />
waar<strong>voor</strong> Laura bid<strong>de</strong>nd ligt, opent <strong>de</strong> oogen:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
94<br />
‘De oogen! De oogen!’ Als won<strong>de</strong>n die opengaapten. De oogen open<strong>de</strong>n zich in<br />
hun pracht - heelemaal!... ‘Liefste, ik wil loopen!’ - De oogen. Hun licht stroom<strong>de</strong><br />
door het donker, warmte wel<strong>de</strong> op, je knieën lieten los, als was er iets ontdooid. En<br />
werkelijk loopt Laurie, na haar gelofte om er mee tot God te gaan als Zijn bruid...<br />
Hiermee eindigt het twee<strong>de</strong> boek. In het laatste wordt het leven van Laurie<br />
beschreven, zich <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd <strong>voor</strong> haar nieuwe taak. Bijzon<strong>de</strong>r knap is hierin <strong>de</strong><br />
moe<strong>de</strong>r van Laurie gegeven, die zwakke, zielige moe<strong>de</strong>r, die juist dáárin haar kracht<br />
vindt.<br />
Ook <strong>de</strong> broer, Frank, die trouwt met <strong>de</strong> typiste van zijn va<strong>de</strong>r, is goed. - Wanneer<br />
Laurie's proeftijd bijna is afgeloopen, ontmoet zij plotseling ‘<strong>de</strong>’ man. Hij begeert<br />
haar en - zij hem, hoewel ze <strong>de</strong>nkt dat ze hem haat; ze zal naar hem toegaan, ze<br />
is bang hem te laten wachten... En dan volgt <strong>de</strong> beschrijving van Laurie's strijd, haar<br />
lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n man en haar vrome lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> God. Ze wéét niet wat ze kiezen<br />
moet. Heel suggestief is dit ge<strong>de</strong>elte. Wanneer Laura naar haar Christuskop kijkt,<br />
smeekend om hulp, zijn ‘<strong>de</strong> oogen’ plotseling weer dicht, en opeens zijn ook haar<br />
beenen weer machteloos en vast aan elkaar geklonken, Zwoegend en met elke<br />
vezel van je, rukte je tot je <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>n van je lichaam voel<strong>de</strong> spannen in pijn. ‘Liefste’,<br />
riep je en telkens en telkens weer stootte je 't uit. ‘Geef mij mijn beenen terug om<br />
tot U te gaan, Glans van ontwakend vleesch. Warmte <strong>de</strong>r knieën die zich losmaakten<br />
uit <strong>de</strong> verlammen<strong>de</strong> angst. Extase van het gaan er op tot Hem’. - Zoo eindigt <strong>de</strong><br />
roman. Min<strong>de</strong>r menschelijk, min<strong>de</strong>r ontroerend door buitengewone innigheid dan<br />
‘<strong>de</strong> Sloof’ is dit boek toch zeer lezenswaard en opmerkelijk goed geschreven. Alleen<br />
is <strong>voor</strong> een Hollandsch boek het <strong>voor</strong>tdurend gebruiken van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> persoon<br />
eenigszins hin<strong>de</strong>rlijk en irriteerend, terwijl het dat in het Engelsch niet is.<br />
Annie Vivanti. De kleine Saffo. Uit het Italiaansch vertaald door H. van<br />
Lokhorst. De Waelburgh - Blaricum. 458 blz.<br />
Dit bijzon<strong>de</strong>r knap geschreven en uitstekend vertaal<strong>de</strong> boek is eigenlijk <strong>de</strong><br />
geschie<strong>de</strong>nis van twee moe<strong>de</strong>rs, die zich opofferen <strong>voor</strong> haar kind.<br />
Wanneer <strong>de</strong> roman begint is het kindje nog heel klein. En <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r is zeer<br />
bedroefd omdat heel kort gele<strong>de</strong>n <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van het kindje is gestorven. Nu zijn ze<br />
bei<strong>de</strong>n in Engeland gekomen, <strong>de</strong> Italiaansche moe<strong>de</strong>r en het half Italiaansche half<br />
Engelsche kindje. Ze wonen bij <strong>de</strong> grootmoe<strong>de</strong>r. Heèl véél van haar kin<strong>de</strong>ren heeft<br />
<strong>de</strong>ze vrouw verloren, allen aan <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> ziekte, tuberculose. Een schaduw komt er<br />
over het huis, waarin nog <strong>de</strong> halfkindsche overgrootva<strong>de</strong>r leeft, die zich <strong>voor</strong>tdurend<br />
omgeven waant door zijn gestorven kin<strong>de</strong>ren.<br />
Het kleine meisje, dat Nancy wordt genoemd, is <strong>de</strong> hoofdpersoon in <strong>de</strong>n roman.<br />
Eerst als kind, dan als moe<strong>de</strong>r. Wanneer ze nog een kind is wordt er besloten dat<br />
ze een genie zal zijn. Nancy is dan drie jaar, en <strong>de</strong> kunst die <strong>voor</strong> haar wordt<br />
uitgezocht is <strong>de</strong> muziek. Natuurlijk slaagt <strong>de</strong>ze poging niet: Nancy moet niets van<br />
muziek hebben. Wanneer ze acht jaar is openbaart zich haar werkelijke aanleg.<br />
Ziehier hoe alleraardigst, vol lichte ironie, dit beschreven wordt: Fräulein, <strong>de</strong> goeïge<br />
Duitsche juf, kondigt aan dat Nancy niet aan <strong>de</strong> lunch kan komen omdat ze een<br />
gedicht maakt over haar doo<strong>de</strong> kanarie en haar kapotte pop, die noch dood noch<br />
kapot zijn, maar, zooals fräulein verward uitlegt: ‘Nancy zegt dat ze alleen maar<br />
verzen kan maken over dingen die kapot zijn en dood.’ - En dan vangt <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
grootva<strong>de</strong>r die twee woor<strong>de</strong>n op en herhaalt telkens on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n maaltijd ‘kapot en<br />
dood.... kapot en dood’....<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Daar komt Nancy, het achtjarige genie, binnen en geeft het vers aan Edith haar<br />
nichtje en liefste vriendin.<br />
‘Edith las drie korte coupletten hardop en met veel ontroering <strong>voor</strong>. Valeria<br />
improviseer<strong>de</strong> een Italiaansche vertaling ervan <strong>voor</strong> Oom Jacques en <strong>voor</strong> Nino,<br />
toen wil<strong>de</strong> Valeria ze hardop lezen en vervolgens wer<strong>de</strong>n ze opnieuw mct veel<br />
uitdrukking door Edith <strong>voor</strong>gedragen, daarna nog eens door Valeria; toen door<br />
Fräulein en weer opnieuw door Edith en nog een keer door Valeria. Ze lachten en<br />
huil<strong>de</strong>n allemaal en Valeria omhels<strong>de</strong> ie<strong>de</strong>reen’. En Nancy's genie wordt wel<br />
gekoesterd, alles draait om haar ‘inspiratie’, die ‘<strong>de</strong> grondwet van het huis werd’.<br />
En Nancy maakte werkelijk gedichten en is een klein genie. Ze ontwikkelt zich ver<strong>de</strong>r<br />
in Italie.<br />
Juist wanneer Nancy's eerste boek in proef thuis komt, ze is dan 15 jaar, bereikt<br />
haar Edith's doodsbericht. ‘Zij is Don<strong>de</strong>rdagochtend gestorven,’ snikte Valeria ‘O<br />
Nancy, Nancy! En je wéét niet hoeveel ze van je hield’. Neen Nancy wist het niet.<br />
Zij hoor<strong>de</strong> haar moe<strong>de</strong>r zelf niet meer. Voor haar lag haar eerste gedrukte gedicht.<br />
De strook korte regels in het mid<strong>de</strong>n van het bree<strong>de</strong> blanke papier, leek haar een<br />
voetpad ... een streep .. En langs dit pad <strong>de</strong>r fantasie na<strong>de</strong>r<strong>de</strong> Nancy met<br />
schitteren<strong>de</strong> oogen <strong>de</strong> hoogten waar het roepen van die lief<strong>de</strong> of van <strong>de</strong>n dood haar<br />
niet meer bereikte.....<br />
Ze wordt geëerd, ze heeft succes.<br />
‘Er kwamen zooveel menschen om Nancy te spreken over wat ze geschreven<br />
hád, dat haar geen tijd overbleef om iets nieuws te schrijven’.<br />
En Valeria trekt zich beschei<strong>de</strong>n terug ‘in <strong>de</strong> schaduw, waar <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rs thuis<br />
behooren, <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rs met haar zachte oogen, waar niemand naar kijkt, met <strong>de</strong><br />
lieve mon<strong>de</strong>n, met <strong>de</strong> blanke han<strong>de</strong>n, die zegenen en afstand doen. - Eer<strong>de</strong>r dan<br />
an<strong>de</strong>ren had Nancy haar plaats in <strong>de</strong> zon ingenomen, want, zooals bijna altijd <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren onbewust en instinctief <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van hun plaats in het leven dringen, het<br />
jonge genie is een a<strong>de</strong>laar, die onverwacht uit het nest van een duif opvliegend, <strong>de</strong><br />
machtige niets ontzien<strong>de</strong> vleugels uitslaat, rooft om te leven, verslindt om zich te<br />
voe<strong>de</strong>n, vernietigt om opnieuw te scheppen’. En ook Nancy ontkomt niet aan <strong>de</strong>ze<br />
opoffering. Zij trouwt met een non-valeur, een mooien luien Napolitaan; ze krijgt een<br />
kindje, een meisje, Anne-Marie. En het ‘Boek’, dat Nancy schrijven zal, dat haar<br />
leven zelf is, wordt niet voltooid, omdat Nancy veel te veel met <strong>de</strong> baby moet spelen.<br />
En on<strong>de</strong>rtusschen leven ze er maar op los en raakt al het geld op, zoodat Nancy,<br />
Aldo haar man en <strong>de</strong> kleine Anne Marie op goed geluk naar Amerika trekken. Nancy<br />
leidt een armoedig, een zielig leven; haar man heeft een betrekking en Nancy<br />
probeert weer te werken. Maar Anne-Marie heeft haar noodig, ze moet het kind<br />
leeren en opvoe<strong>de</strong>n; zóó praat ze met haar kleine meisje: ‘We zullen spelen’, zei<br />
ze, dat jij een klein boek bent dat ik geschreven heb, een mooi boekje...<br />
Nu, in dat boek waarvan ik zooveel houd...<br />
‘Wat <strong>voor</strong> kleur heeft het?’ vroeg Anne-Marie.<br />
‘O heelemaal wit en rose en goud’, zei Nancy terwijl zij het glanzen<strong>de</strong> haar van<br />
haar meisje kuste...<br />
Nancy zou willen dat haar kind een dichteres werd. Ze wil gedichten in het rose<br />
en witte boekje schrijven. ‘Maar Anne-Marie was niet bestemd om dichteres te<br />
wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> kleine wit en rose boekjes die <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rs meenen te scheppen is<br />
het verhaal reeds Iang geschreven vóór dat zij in <strong>de</strong> tee<strong>de</strong>re moe<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>n<br />
belan<strong>de</strong>n...’<br />
Nancy's leven is ‘het kind’, en daar<strong>voor</strong> wijkt alles. En plotseling is ook Anne-Marie<br />
‘een genie’. Ze speelt viool, won<strong>de</strong>rlijk mooi <strong>voor</strong> een klein, achtjarig meisje. En<br />
Nancy vergeet haar eigen verwachtingen; nóg eens wordt ze door een laten minnaar<br />
in staat gesteld om te werken aan haar Boek, maar ze kan 't niet doen om<br />
Anne-Marie. Nancy <strong>de</strong>nkt aan haar eigen groote verwachtingen, aan <strong>de</strong> machtige<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
stem, die haar ééns riep, maar die ze niet kón volgen om haar kind, om haar<br />
dagelijksche kleine<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
95<br />
plichten... ‘maar nu heeft <strong>de</strong> Pijper <strong>voor</strong> Anne-Marie gespeeld! zij heeft hem gehoord<br />
en zal hem moeten volgen. En als haar weg haar daarbij voert over mijn vernietig<strong>de</strong><br />
verwachtingen en over mijn ongeschreven boeken - welnu, ik zal dat alles aan haar<br />
voeten leggen en haar zeggen erover heen te loopen, te rennen, te dansen!’ - En<br />
het kind ontplooit haar won<strong>de</strong>rlijk talent. ‘Haar klare ziel was gedrenkt met muziek,<br />
en als uit een zuivere en zeldzame vaas stortte zij <strong>de</strong>n klankvollen inhoud over <strong>de</strong><br />
luisteren<strong>de</strong> wereld’. Nancy is gelukkig. Ze vergeet dat zij dichteres was, Anne-Marie<br />
heeft haar tot niets teruggebracht, en daar is zij blij om. Zij is als alle moe<strong>de</strong>rs die<br />
aan <strong>de</strong> levens die haar gegeven zijn haar levens moeten geven. En tenslotte blijft<br />
Nancy toch ook weer alleen achter. Anne-Marie trouwt. Ook zij zal <strong>de</strong>n eeuwigen<br />
kringloop gaan. En in het eind van dit werkelijk tragische boek is Nancy wanhopig,<br />
wanneer ze, alleen, het leven <strong>voor</strong> zich ziet, ‘het Leven in al zijn onbillijkheid en<br />
vreesaanjagen<strong>de</strong> nutteloosheid - <strong>de</strong>n korten, onbedui<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n, tragischen gang van<br />
<strong>de</strong>n slaapwan<strong>de</strong>laar, van het Niets, naar het Niets...<br />
Er was <strong>voor</strong> Nancy niets meer te doen. Het was te laat. Haar kind was vertrokken.<br />
Haar Boek gestorven. De blauwe tuin was gesloten’.<br />
Zon<strong>de</strong>r eenige sentimentaliteit is dit boek bijzon<strong>de</strong>r aangrijpend. De fijne ironie,<br />
<strong>de</strong> wrange humor en <strong>de</strong> diepe, weemoedige innigheid maken het tot iets werkelijk<br />
bijzon<strong>de</strong>rs.<br />
Ph. Gibbs. Het jongere geslacht. Voor Ne<strong>de</strong>rland bewerkt door Claudine<br />
Bienfait. - W. <strong>de</strong> Haan, Utrecht. (299 blz). f 1.50; geb. f 2.25<br />
Dit goed geschreven en on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> boek geeft ons <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van een<br />
aantal jonge menschen in het Engeland van 1922. Julian Perryam, 21 jaar oud, is<br />
<strong>de</strong> hoofdpersoon, en daaromheen groepeeren zich zijn va<strong>de</strong>r, moe<strong>de</strong>r, zijn zusje<br />
Janet en het gezin van dominee Nye met Audrey, Julian's beste vriendinnetje. Het<br />
begin is alleraardigst. Audrey is tengevolge van een cock-tail fuifje van haar college<br />
weggestuurd en Julian besluit zelf om <strong>de</strong> studie er maar aan te geven, hij is er beu<br />
van zijn tijd te verknoeien in <strong>de</strong> stad van ‘beautiful nonsense’ Oxford. En zoo gaan<br />
<strong>de</strong> bei<strong>de</strong> jongelui op weg naar huis, Julian heeft Audrey aangebo<strong>de</strong>n om haar met<br />
zijn ‘métallurgique’ te brengen, maar na een korten tijd krijgen ze een ‘panne’ en ze<br />
besluiten dan maar naar Lon<strong>de</strong>n te gaan loopen, zestig mijl, maar kalmpjes aan.<br />
Natuurlijk ontmoeten ze op hun tocht kwaadspreken<strong>de</strong> kennissen die da<strong>de</strong>lijk héél<br />
wat <strong>de</strong>nken van <strong>de</strong> onschuldige wan<strong>de</strong>ling, en wanneer ze (keurig netjes in twee<br />
aparte kamers) logies gevon<strong>de</strong>n hebben in een klein logement, ontmoet Julian daar<br />
weer een wel<strong>de</strong>nken<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n majoor, die ook niet an<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>nkt dan dat Julian<br />
een ‘slippertje’ maakt. Alleraardigst zijn <strong>de</strong> verontwaardig<strong>de</strong> tooneelen geschreven<br />
waarin zoowel Audrey als Julian bij hun familie vergast wor<strong>de</strong>n. Julian wil nu<br />
plotseling gaan schrijven: een drama in rijmlooze verzen: Engeland na <strong>de</strong><br />
Napoleontische oorlogen. Maar <strong>voor</strong>loopig wil <strong>de</strong> inspiratie niet erg komen en zijn<br />
familie hin<strong>de</strong>rt hem buitengewoon met haar belangstelling. Daar is b.v. <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
grootva<strong>de</strong>r.<br />
‘Met een soort duivelsche vindingrijkheid, alsof hij een soort misdadiger moest<br />
opsporen, zocht hij Julian op, waar hij zich ook verstopt had. En Julian, die juist<br />
eenige woor<strong>de</strong>n opschreef, hoor<strong>de</strong> zijn stok al dreunen op het pad en zijn hijgen<strong>de</strong><br />
a<strong>de</strong>mhaling nog vóór hij verscheen in zijn grijze, geklee<strong>de</strong> jas, met iets triomfantelijks<br />
in zijn doordringen<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> oogen dat hij zijn prooi gevon<strong>de</strong>n had.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Zoo, ben je daar Julian. Ik zocht je. Ze vertellen me dat je een boek schrijft. Als<br />
ik jou was zou ik het maar laten, jongeman. Er zijn al te veel boeken en het zijn<br />
tegenwoordig allemaal prullen’.<br />
Hoe goed wordt het gewichtige nietsdoen van Julian weergegeven:<br />
‘Alleen op zijn kamer was hij veilig, daar dacht hij over zijn boek na en rookte<br />
ongestoord sigaretten. Maar dikwijls dwaal<strong>de</strong>n zijn gedachten af. Hij vroeg zich af<br />
wat Clatworthy nu uitvoer<strong>de</strong>, of Stokes Prichard zijn graad zou hebben gehaald,<br />
hoe <strong>de</strong> laatste revues in Lon<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n zijn. En dan raakte hij verdiept in <strong>de</strong> Forsythe<br />
Saga van Galsworthy; zoolang leg<strong>de</strong> hij zijn eigen drama terzij<strong>de</strong> - en Galsworthy's<br />
boek was geweldig lang...’ Ook maakt Julian nog een gevaarlijke verliefdheid door<br />
op een jonge vrouw, getrouwd met een veel ou<strong>de</strong>ren man. Wanneer <strong>de</strong> majoor,<br />
haar man, van Julians ernstige flirt op <strong>de</strong> hoogte komt, verbiedt hij hem zijn huis en<br />
uit baloorigheid wil Julian nu maar in <strong>de</strong> journalistiek en tracht hij een plaatsje te<br />
vin<strong>de</strong>n bij het blad waarvan zijn va<strong>de</strong>r hoofdredacteur is. Zijn verblijf in Lon<strong>de</strong>n is<br />
bijzon<strong>de</strong>r levendig geschreven, omgeven als hij is door allerlei jonge, opgewon<strong>de</strong>n<br />
vrien<strong>de</strong>n, die allen, evenals hijzelf, <strong>de</strong> wijsheid in pacht hebben en <strong>de</strong> wereld in hun<br />
zak. Een tragische samenloop van omstandighe<strong>de</strong>n maakt dat ‘<strong>de</strong> Week’, het blad<br />
van zijn va<strong>de</strong>r, moet wor<strong>de</strong>n gestaakt. De eigenaar, een ploert, heeft jarenlang het<br />
publiek door allerlei financieele raadgevingen om <strong>de</strong>n tuin geleid en hij wordt<br />
veroor<strong>de</strong>eld. Tot overmaat van ramp krijgt Julians va<strong>de</strong>r een beroerte en gaat <strong>de</strong><br />
man met wien Janet hoopte te trouwen er met Evelyn Iffield, <strong>de</strong> vrouw op wie Julian<br />
verliefd is, vandoor. Ongelukkiger kan 't al niet. Toch komt nú pas Julians goe<strong>de</strong><br />
aard boven. Hij werkt en hij krijgt er zelfs plezier in. En hij tracht zijn zusje, dat veel<br />
meer terneergeslagen is, te helpen. Zij klaagt haar nood aan hem:<br />
‘Ik ben gemaakt <strong>voor</strong> vroolijkheid, waarom ben ik mooi als het niet is om bemind<br />
te wor<strong>de</strong>n? Waarom ben ik grootgebracht om van prettige dingen te hou<strong>de</strong>n, van<br />
mooie japonnen, van dansen, van knappe jongens, van pret - en opeens is mij alles<br />
ontnomen. Het is onrechtvaardig, het is gemeen. Het heele leven is niets dan bedrog.<br />
Ik ben op alle mogelijke manieren <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n gek gehou<strong>de</strong>n...’ ‘Ik begrijp het allemaal<br />
best’, zei Julian, ‘ik heb dat alles ook doorgemaakt. Ik geloof dat je je vergist, dat<br />
het leven bedrog is. Wij zijn het, die bedriegen’. ‘Wij?’ vroeg Janet verbaasd. ‘Ja<br />
wij’, zei Julian. ‘Wij von<strong>de</strong>n onszelf ver verheven boven <strong>de</strong> rest van <strong>de</strong> menschheid.<br />
We waren verrukt van onszelf en verwachtten <strong>de</strong> schokken niet, die an<strong>de</strong>re<br />
menschen ook krijgen. We waren superieur, welopgevoed, verfijnd, zeker van<br />
onszelf, zagen minachtend neer op <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>ren, die bang en vol zorg <strong>voor</strong> ons<br />
waren. Wij waren het jongere geslacht, we wil<strong>de</strong>n het prettig hebben, we had<strong>de</strong>n<br />
rechten en geen plichten, we wenschten vrijheid en avonturen. We voel<strong>de</strong>n ons<br />
bestand tegen laagheid en hartstocht en namen <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid op ons,<br />
die onze ou<strong>de</strong>rwetsche ou<strong>de</strong>rs niet durf<strong>de</strong>n dragen. In werkelijkheid waren wij <strong>de</strong><br />
ophakkers. Egoïsten! verwaarloos<strong>de</strong> vlegels! maar we hebben ons hoofd gestooten,<br />
we zingen een heel toontje lager. In ie<strong>de</strong>r geval, ik bedank er <strong>voor</strong> om zoo te<br />
jammeren!’<br />
Natuurlijk komt na dit goe<strong>de</strong> inzicht alles op zijn pootjes terecht en eindigt alles<br />
in <strong>de</strong> beste harmonie. Voor het ‘jongere geslacht’, dat nog niet heeft geleerd een<br />
toontje lager te zingen, een leerzaam boek. En <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren door zijn aardige<br />
typeering en humoristische beschrijving on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lectuur.<br />
Christopher Morley. Gela<strong>de</strong>n atmosfeer. Uit het Engelsch vertaald door<br />
J. Kernkamp-Muy<strong>de</strong>rman. - Haarlem. H.D. Tjeenk Willink 19<strong>26</strong>. (236 blz.)<br />
f 2.50; geb. f 2.90<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
96<br />
Hugh Walpole geeft bij dit boek een <strong>voor</strong>re<strong>de</strong>, waaruit we het volgen<strong>de</strong> overnemen.<br />
‘Wie zeer zelfbewust is, zal na <strong>de</strong> lezing ervan zeggen, dat hij niet begrepen heeft<br />
wat <strong>de</strong> schrijver bedoel<strong>de</strong> (zoo zullen er zeker zijn); wie het op <strong>de</strong> allereenvoudigste<br />
manier zal willen uitleggen, hem zullen knappe koppen, die er heel wat meer in<br />
hebben gevon<strong>de</strong>n, uitlachen; en wie er heel subtiele bedoelingen in ziet en wil laten<br />
merken hoe scherpzinnig hij is: dien zal men waarschijnlijk erg verwaand vin<strong>de</strong>n...<br />
Maar als ge heelemaal geen uitlegging wilt, lees het dan om <strong>de</strong>n pittigen stijl, <strong>de</strong><br />
prachtige tooneelen, <strong>de</strong>n leven<strong>de</strong>n dialoog en het innig-menschelijke van <strong>de</strong><br />
karakters’. - In<strong>de</strong>rdaad - het is een ‘vreemd’ boek, maar zóó fascineerend<br />
geschreven, zoo ontroerend en tegelijk zoo scherp en fel gezien, dat het <strong>voor</strong> velen<br />
een openbaring van eigen gedachten zal zijn. Hoe prachtig is al direct het begin:<br />
het verjaarspartijtje van <strong>de</strong>n tienjarigen Martin, waar <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren er over praten hoe<br />
het is om ‘groot’ te zijn. Met wat een buitengewone opmerkingsgave beschrijft Morley<br />
ons <strong>de</strong> gedachten van het kind.<br />
‘Wat moet het toch heerlijk zijn’, zei Martin. ‘Alsjeblieft’, zei Ben. ‘<strong>Den</strong>k eens aan:<br />
een lange broek, een pijp rooken, kringetjes blazen, elken dag naar stad, naar <strong>de</strong><br />
bank en geld halen’...<br />
‘Ik bedoel niet <strong>de</strong> dingen die je doen’, zei Martin, ‘maar die je <strong>de</strong>nken moogt’.<br />
Zijn schran<strong>de</strong>r gezichtje, hel<strong>de</strong>r verlicht door twee kaarsen in hooge zilveren<br />
kan<strong>de</strong>laars, kreeg plotseling een bekoorlijk ernstige uitdrukking. ‘Te kunnen <strong>de</strong>nken<br />
wat je wilt en geen dingen te moeten doen, waarvan je weet dat ze verkeerd zijn’.<br />
Een oogenblik scheen het of <strong>de</strong> jongen alle heimelijke ellen<strong>de</strong> van een kind te zijn<br />
zou uitschreeuwen, die zieligste van alle slavernijen op aar<strong>de</strong>; en misschien <strong>de</strong><br />
eenige, die nooit verdwijnen kàn. Maar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren begrepen het ternauwernood<br />
en ook hijzelf eigenlijk niet. - De kin<strong>de</strong>ren zullen nu <strong>de</strong> grooten eens ‘bespie<strong>de</strong>n’,<br />
om zeker te weten of ze het wel zoo prettig vin<strong>de</strong>n om gróót te zijn. ‘We zou<strong>de</strong>n het<br />
kunnen vragen of ze gelukkig waren’, zei Ruth.<br />
‘Ze zou<strong>de</strong>n het je toch niet zeggen’, zei Alex; ‘ze zijn te welopgevoed’...<br />
‘Je moet ook niet gelooven wat ze zeggen’, vervolg<strong>de</strong> Martin. ‘Zij zeggen nooit<br />
<strong>de</strong> waarheid als er kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> buurt zijn. Zij hebben niet graag dat wij<br />
weten hoe het eigenlijk is’...<br />
Het twee<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte van het boek laat ons <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren van zooeven zien als<br />
‘volwassenen’. Slechts één dag en één nacht leven wij hun leven mee. Het lijkt een<br />
soort van droom - een onwezenlijk leven, en het schijnt niet onmogelijk, dat <strong>de</strong><br />
schrijver een droom heeft willen geven: telkens zijn er van die eigenaardige<br />
gedachtenassociaties met vroeger, van die vluchtige herinneringsflitsen, zooals we<br />
dat in een droom kunnen hebben.<br />
Phyllis, getrouwd met George, heeft <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vacantie hetzelf<strong>de</strong> huis gehuurd waar<br />
het kin<strong>de</strong>rpartijtje plaats had. De ou<strong>de</strong> kennissen van vroeger wor<strong>de</strong>n op een picnic<br />
gevraagd en zoo zijn ze allen weer bij elkaar. Heel toevallig komt ook Martin, en hij<br />
is niet als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren volwassen gewor<strong>de</strong>n, hij is, uiterlijk een man, een kind<br />
gebleven. Was dit <strong>de</strong> wensch dien hij <strong>de</strong>ed, bij zijn verjaardagkaarsen? Niemand<br />
merkt het, dat hij maar een ‘jongen’ is. Phyllis wordt verliefd op hem, <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
zijn dol op hem en <strong>de</strong> overigen vin<strong>de</strong>n hem een rare sinjeur.<br />
Het vreem<strong>de</strong> droomachtige, <strong>de</strong> ‘gela<strong>de</strong>n atmospheer’ maakt een diepen indruk<br />
op hen allemaal. Vooral Phyllis voelt het sterk.<br />
‘Vroolijk stappend namen <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren Martin mee. Phyllis keek ze na over het<br />
heete grindpad. Voorbij <strong>de</strong>n zonnewijzer boog het pad om en liep door <strong>de</strong> boschjes<br />
naar het groene hek van het cricketveld. Doezelig volg<strong>de</strong>n haar oogen het viertal.<br />
Dat kleine dal tusschen <strong>de</strong> hooge duinen was als een vaart, waardoor alle leven<br />
zou wegslippen, als <strong>de</strong> tuin maar even overhel<strong>de</strong>. Het hek open doen was hetzelf<strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
als <strong>de</strong> stop uit een badkuip trekken. Alles zou gaan wegstroomen. Met een akelig<br />
gorgelend geluid waarschijnlijk’. -<br />
George houdt van Joyce, en hij heeft haar ook genoodigd. Hij hoopt samen met<br />
haar <strong>de</strong> auto naar <strong>de</strong> stal te kunnen brengen om een oogenblik met haar alleen te<br />
zijn, maar het heele gezelschap wil mee. Hoe prachtig, hoe ècht menschelijk zijn<br />
Georges over<strong>de</strong>nkingen op dat heel korte autoritje, dat ein<strong>de</strong>loos schijnt te duren.<br />
‘Het viel hem in dat <strong>de</strong>ze avond even verdoemelijk was als een vertraag<strong>de</strong> film,<br />
waarin <strong>de</strong> stroom <strong>de</strong>r gebeurtenissen telkens wordt tegengehou<strong>de</strong>n om <strong>de</strong><br />
afzon<strong>de</strong>rlijke bewegingen te laten zien... De kleinste veran<strong>de</strong>ring in het tempo van<br />
<strong>de</strong>n geest veran<strong>de</strong>rt alles, evenals een onnoozele drukfout een gewoon opschrift<br />
in een courant in een obsceniteit kan veran<strong>de</strong>ren’.<br />
Een heel eigenaardig element in het verhaal, wat het onwerkelijke van <strong>de</strong> situatie<br />
nog sterk verhoogt, is het aanwezig zijn van Martin's gestorven zusje, die tegen<br />
hem spreekt en hem waarschuwt, alleen hoor- en zichtbaar <strong>voor</strong> hem en soms <strong>voor</strong><br />
Joyce - en dan <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong> overeenkomst tusschen Martin, die kind is gebleven en<br />
George. Eigenlijk zijn zij elkaar, George is Martin, nú. En het vroeger en nu is vreemd<br />
door elkan<strong>de</strong>r gemengd, verbijsterend, beangstigend. Hoe knap weet <strong>de</strong> schrijver<br />
ons dat eigenaardige irreële van <strong>de</strong> situatie te doen voelen in een passage als <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong>:<br />
Bunny had zoo dringend geroepen dat zelfs Joyce haar bijna hoor<strong>de</strong>, zij keer<strong>de</strong><br />
zich om en keek, ‘wat was dat? Fluister<strong>de</strong> er iemand wat?’<br />
‘Och het is Bunny maar’, zei hij ongeduldig. ‘Ze is bezig me een poets te bakken.<br />
Ze wil dat ik hier weg ga’. Joyce was uit <strong>de</strong> schaduw getre<strong>de</strong>n en nu begon aan<br />
Martin een licht op te gaan. ‘Jij bent niet miss Die en Die, je bent Joyce, die me toen<br />
die muis gaf. Jij houdt niet van me, wel?...’<br />
‘Neen ik houd niet van jou’, zei ze langzaam. ‘Ik houd van George’.<br />
Maar zij moest weer naar hem kijken om er zeker van te zijn. Hij was zoo mooi,<br />
zoo verlegen. Misschien hield ze wel van ie<strong>de</strong>reen. Een oogenblik dacht ze dat hij<br />
George was - ze kon een zwakke gelijkenis tusschen hen zien. En toen bemerkte<br />
ze dat George er ook was. - En droom en werkelijkheid vermengen zich: ‘George,<br />
wanneer gaf ik je een muis?’<br />
Die muis, die in het begin van het boek <strong>voor</strong>komt, is als een echte droomobsessie<br />
door het ver<strong>de</strong>re verhaal geweven - van <strong>de</strong> muis hangt iets af, iets vaags, iets<br />
beklemmends. - Bijzon<strong>de</strong>r fijn is <strong>de</strong> ontmoeting tusschen George en Joyce<br />
geteekend, ontroerend, zielig-menschelijk. En hoe verbijsterend is daarna plotseling<br />
het tooneel van George met Phyllis in <strong>de</strong> keuken, terwijl ze sandwiches maken. Wij<br />
droomen zelf mee - beklemd. Het is niet te begrijpen wat <strong>de</strong> schrijver precies bedoelt.<br />
Vooral aan het eind van het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el, waar het ou<strong>de</strong> balcon bezwijkt, voelen we<br />
alleen dat benauw<strong>de</strong> droom-gevoel, dat ijzig-kil langs onze maag krampt wanneer<br />
<strong>de</strong> drie kin<strong>de</strong>ren vallen... Maar <strong>de</strong> sfeer, <strong>de</strong> onweers-zwangere atmosfeer, <strong>de</strong><br />
beklemming, <strong>de</strong> teleurstelling en verwarring om het moeilijke leven, hoe goed<br />
begrijpen we die!<br />
Aan het eind zijn we weer op het kin<strong>de</strong>rpartijtje waarmee het boek begon. De<br />
bittere sarcastische menschelijkheid is wel <strong>de</strong> grootste charme van dit boek.<br />
N.v.K.-B.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Twintig jaren Schlüsselburg<br />
I<br />
97<br />
EEN vrouw, een <strong>de</strong>r laatste overleven<strong>de</strong>n van een generatie Russische<br />
revolutionairen, die reeds in 1875 aan terroristische aanslagen actieve me<strong>de</strong>werking<br />
verleen<strong>de</strong>, jarenlang in <strong>de</strong> meest beruchte gevangenissen - <strong>de</strong> Peter en<br />
Paulvesting en <strong>de</strong> Schlüsselburg - gevangen zat, daarna naar <strong>de</strong> meest<br />
onherbergzame oor<strong>de</strong>n van Siberië verbannen werd - <strong>de</strong>ze vrouw, Wera Vigner,<br />
leeft - is even revolutionair als een halve eeuw gele<strong>de</strong>n en werkt ondanks haar<br />
hoogen ou<strong>de</strong>rdom even actief me<strong>de</strong> aan het totstandkomen eener nieuwe<br />
samenleving als in haar jeugd. Kunnen we dit leven eigenlijk begrijpen? Kunnen we<br />
slechts bij bena<strong>de</strong>ring vermoe<strong>de</strong>n wat er in <strong>de</strong>ze thans bejaar<strong>de</strong> vrouw om moet<br />
zijn gegaan toen ze na jarenlange opsluiting en verbanning terugkeer<strong>de</strong>? Kunnen<br />
we slechts vermoe<strong>de</strong>n welke gevoelens haar hebben bezield, toen ze, hare mémoires<br />
schrijven<strong>de</strong>, vrij kon be schikken over <strong>de</strong> vroegere geheime archieven van <strong>de</strong><br />
Czaristische Politie - aan <strong>de</strong> hand hiervan het verle<strong>de</strong>n meer tot nieuw leven kon<br />
opwekken en plotseling, na bijna een halve eeuw, ont<strong>de</strong>kte welke vrien<strong>de</strong>n <strong>de</strong>stijds<br />
<strong>de</strong> Revolutie trouw waren en welke een verra<strong>de</strong>rsrol had<strong>de</strong>n gespeeld?<br />
Wera Vigner woont thans te Moscou in het Huis <strong>de</strong>r vroegere Politieke<br />
gevangenen. Ze woont hier met an<strong>de</strong>re beken<strong>de</strong> revolutionaire figuren van vóór<br />
1917: Leo Deutsch, Aschenbrenner, Frolenka en Bibergall.<br />
Vijftig van <strong>de</strong> achthon<strong>de</strong>rd le<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s Moscouer club van vroegere politieke<br />
gevangenen waren <strong>de</strong>stijds ter dood veroor<strong>de</strong>eld en zijn thans nog in leven. De<br />
an<strong>de</strong>ren: verbannen <strong>voor</strong> minstens 10 jaar, meest <strong>voor</strong> levenslang naar het eiland<br />
Sachalin of naar Siberië. Tweeduizend van <strong>de</strong>ze menschen leven nog over Rusland<br />
verspreid. Ze zijn hoog in aanzien en een aanbeveling van hen kan in Rusland<br />
won<strong>de</strong>ren verrichten. Duizen<strong>de</strong>n, tienduizen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze bannelingen zijn echter<br />
nooit teruggekeerd. Niemand weet in welke gevangenissen ze gestorven zijn - in<br />
welk gebied ze zijn doodgevroren of verhongerd - niemand weet waar hun lijken<br />
liggen. De Club <strong>de</strong>r vroegere politieke gevangenen keert thans aan vele weduwen<br />
en weezen <strong>de</strong>zer omgekomenen een pensioen uit dat tevens aan <strong>de</strong> invalie<strong>de</strong> le<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong>r Club - waarvan achttien ou<strong>de</strong>r zijn dan zeventig jaar - wordt uitgekeerd. De<br />
kosten hier<strong>voor</strong> wor<strong>de</strong>n verkregen door het uitgeven van een maandblad: ‘Katorga<br />
i Ssilka’ (Tuchthuis en Ballingschap) dat hoofdzakelijk <strong>de</strong> processtukken en<br />
herinneringen <strong>de</strong>r le<strong>de</strong>n bevat, tevens door <strong>de</strong> uitgave van werken over<br />
gevangeniswezen, politie en strafrecht. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze werken - die in het tegenwoordige<br />
Rusland een grooten lezerskring vin<strong>de</strong>n - is een <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>naamste een werk van<br />
Wera Vigner - <strong>de</strong> publicatie harer mémoires, waarvan <strong>voor</strong> eenige maan<strong>de</strong>n een<br />
eenigszins bekorte Duitsche uitgave het licht zag (‘Nacht über Russland’,<br />
Lebenserinnerungen von Wera Vigner. Malik Verlag Berlin).<br />
Ik heb haar te Moscou - in het huis <strong>de</strong>r Katorgaclub (dat vele schrikwekken<strong>de</strong><br />
herinneringen aan <strong>de</strong> Peter en Paulsvesting en an<strong>de</strong>re gevangenissen bevat) -<br />
bezocht: een bejaar<strong>de</strong> doch nog krachtige vrouw van bijna tachtig jaren, ook thans<br />
nog even onvermoeid aan <strong>de</strong>n opbouw eener nieuwe maatschappij me<strong>de</strong>werkend<br />
als in <strong>de</strong>n tijd waarop ze in 1886 <strong>de</strong>n aanslag op Alexan<strong>de</strong>r II <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>.<br />
II<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Wera Vigners mémoires, die in 1922 wer<strong>de</strong>n beeindigd, geven niet alleen <strong>de</strong> meest<br />
getrouwe weergave van dit veelbewogen leven - een epos van <strong>de</strong> standvastigheid<br />
<strong>de</strong>r menschelijke ziel als zel<strong>de</strong>n werd geschreven, doch tevens <strong>de</strong> bijna volledige<br />
geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> meest belangrijke episo<strong>de</strong> die aan <strong>de</strong> Russische revolutie<br />
<strong>voor</strong>afging -: <strong>de</strong> episo<strong>de</strong> van 1875-1883. Wera Vigners leven was onafschei<strong>de</strong>lijk<br />
verbon<strong>de</strong>n met het ontstaan, <strong>de</strong> da<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rgang van <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> revolutionaire<br />
organisaties Semlja e Wolja (Land en Vrijheid) en <strong>de</strong> daaruit <strong>voor</strong>tgekomen<br />
partij Narodnaja Wolja (volksvrijheid). Deze organisaties bezaten reeds een<br />
uitgewerkt politiek programma. Ze verlang<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> Czaar afstand zou doen van<br />
<strong>de</strong>n troon - wenschte het uitroepen eener republiek Rusland - socialistische<br />
organisatie <strong>de</strong>r bedrijven enz.<br />
Tot <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len, waarmee ze hun doel trachtten te bereiken behoor<strong>de</strong>, naar men<br />
weet, <strong>de</strong> terreur - het plegen van aanslagen. Ik dien in dit verband een uitspraak<br />
van Lenin te citeeren - een ant-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
98<br />
woord op <strong>de</strong> vraag welke houding <strong>de</strong> bolchewiki tegen <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Russische terroristen<br />
dien<strong>de</strong>n in te nemen: ‘Wir billigen ihre Metho<strong>de</strong> nicht, aber wir achten diese<br />
Genossen hoch wegen ihres Opfermuts und ihre Treue’. (Naar men weet behoor<strong>de</strong><br />
ook Lenin's ou<strong>de</strong>re broer, Alexan<strong>de</strong>r Uljanow, die in 1887 werd opgehangen wegens<br />
het <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n van een terroristischen aanslag, tot een vereeniging die als <strong>de</strong><br />
laatste <strong>voor</strong>tzetting <strong>de</strong>r Narodnaja Wolja moet wor<strong>de</strong>n beschouwd).<br />
Zelf schrijft Wera Vigner - inzien<strong>de</strong> dat <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>, het aanwen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
terroristische strijdmetho<strong>de</strong> tot het verle<strong>de</strong>n behoort - boven het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el harer<br />
herinneringen: ‘... ein Lied von <strong>de</strong>m, was war, zu En<strong>de</strong> ist und nie mehr sein wird’.<br />
En op een an<strong>de</strong>re plaats in haar werk lezen we: ‘doch hatte die “Volksfreiheit” das<br />
ihrige getan. Sie hatte Russland, jenen unbeweglichen passiven Kolosz, erschüttert.<br />
Auch gingen ihre Erfahrungen für die weitere Entwicklung nicht verloren: das<br />
Bewusstsein, die politische Freiheit sei unbedingt notwendig blieb <strong>de</strong>n folgen<strong>de</strong>n<br />
Generationen eingeprägt, in allen späteren revolutionären Programmen tritt die<br />
politische Freiheit als Hauptfor<strong>de</strong>rung auf. In ihrem Streben nach einer freien<br />
Gesellschaftsordnung war die “Volksfreiheit” <strong>de</strong>r Vortrupp... dieser Vortrupp eilte<br />
zumin<strong>de</strong>st um ein Vierteljahrhun<strong>de</strong>rt <strong>de</strong>r Gesammtarmee voraus und blieb<br />
vereinsamt...’<br />
Samenvattend schrijft ze dan aan het slot van haar werk: Wenn mein Buch<br />
auch von <strong>de</strong>r Vergangenheit spricht und nichts Neues in das<br />
praktische Leben <strong>de</strong>s gegenwärtigen revolutionären<br />
Augenblicks hinein bringt, so wird doch sicherlich <strong>de</strong>r<br />
Augenblick kommen, wo es seine Aufgabe erfüllen wird.<br />
Wenn auch die Toten nicht zum Leben auferstehen, so<br />
stehen doch die Bücher auf.<br />
III<br />
Ook Wera Vigner was als zoovele <strong>voor</strong>aanstaan<strong>de</strong> Russische revolutionairen - als<br />
Lenin en Bakunin - van a<strong>de</strong>l. Ze brengt haar jeugd door op het landgoed van haar<br />
ou<strong>de</strong>rs. Van haar elf<strong>de</strong> tot haar zeventien<strong>de</strong> jaar bezoekt ze een pensionaat te<br />
Kasan, waar ze al die jaren <strong>de</strong> beste leerling is - zoodat ze het pensionaat in 1869<br />
met een gou<strong>de</strong>n medaille verlaat. Reeds in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n vormt zich haar karakter.<br />
Wanneer ze op veertienjarigen leeftijd een roman van Spielhagen ‘In Reih und Glied’<br />
gelezen heeft, schrijft ze 's avonds in haar dagboek: ‘dieser Roman stellte zwei<br />
Lager scharf und bestimmt einan<strong>de</strong>r gegenüber; in <strong>de</strong>m einen sah ich Ziel, Kämpfe<br />
und Lei<strong>de</strong>n - im an<strong>de</strong>ren nur satte Selbstzufrie<strong>de</strong>nheit, Leere und Flittergold’. Over<br />
een werk, het gedicht ‘Sascha’ van Nekrassof, schrijft ze in dien zelf<strong>de</strong>n tijd: - ‘dieser<br />
Roman lehrte: keine Phrasen machen, son<strong>de</strong>rn seinen Prinzipiën getreu leben, dies<br />
von mir selbst, ebenso wie von an<strong>de</strong>rn, for<strong>de</strong>rn - wur<strong>de</strong> zur Lösung meines Lebens’.<br />
In 1870 trouwt ze een stu<strong>de</strong>nt in <strong>de</strong> rechten Filippon en bezoekt samen met haar<br />
man <strong>de</strong> universiteit te Kasan. Wanneer daar echter een professor door <strong>de</strong> regeering<br />
verbannen wordt verlaat ze bijwijze van protest <strong>de</strong> universiteit en gaat met haar<br />
man te Zürich medicijnen stu<strong>de</strong>eren. Hier komt ze met an<strong>de</strong>re revolutionaire<br />
stu<strong>de</strong>nten in aanraking. Spoedig, vóór hun studie ten ein<strong>de</strong> is, vertrekt ze naar<br />
Rusland. Ze is er op het platte land als verpleegster en vroedvrouw werkzaam -<br />
voelt echter hoe weinig geneesmid<strong>de</strong>len, poe<strong>de</strong>rs en zalfjes helpen wanneer het<br />
er op aankomt <strong>de</strong>zen grooten nood - <strong>de</strong>ze armoe<strong>de</strong> - uit <strong>de</strong>n weg te ruimen. ‘Wo<br />
ist ein En<strong>de</strong> dieser Not? Welch eine Heuchelei waren all diese Arzneien’ - lezen we<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
telkens in <strong>de</strong>ze herinneringen. Ze ziet in, dat óók wanneer het mogelijk was al <strong>de</strong><br />
patienten, die bij haar een toevlucht zoeken - <strong>de</strong>ze boeren die ze om zich heen ziet<br />
sterven - aan rhachitis, tuberculose, syphilis en uitputting - te helpen, zelfs dan <strong>de</strong>ze<br />
hulp slechts tij<strong>de</strong>lijk zou zijn. Deze menschen sleepten een armoe<strong>de</strong> - een uitputting<br />
van hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n jaren met zich en moesten àn<strong>de</strong>rs geholpen wor<strong>de</strong>n. Ze blijft echter<br />
op haar post, helpt waar ze kan, is dag en nacht bezig met <strong>de</strong> verpleging harer<br />
zieken. De pope en dorpsnotabelen probeeren haar weg te krijgen. De regeering<br />
te Petersburg is eveneens van meening dat <strong>de</strong> aanwezigheid van gestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />
vrouwen op het platteland even gevaarlijk is als wanneer men een bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lont<br />
boven een vat buskruit zou hou<strong>de</strong>n. Wera Vigner en haar vrien<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n dan ook<br />
- hiertoe genoodzaakt door talrijke chicanes van <strong>de</strong> geestelijkheid en plaatselijke<br />
autoriteiten - gedwongen om het platteland te verlaten. Deze maan<strong>de</strong>n laten echter<br />
een onuitwischbaren indruk bij haar achter. Ze is thans vastbesloten: ‘haben alle<br />
Mittel sich als fruchtlos erwiesen, dan bleibt nur die nackte Gewalt: Dolch, Revolver<br />
und Dynamiet’. Met haar vrien<strong>de</strong>n probeert ze thans aanslagen tegen <strong>de</strong>n Czaar<br />
en verschillen<strong>de</strong> Ministers <strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n.<br />
Men heeft in West-Europa <strong>de</strong>ze menschen Nihilisten genoemd en <strong>de</strong> legen<strong>de</strong><br />
verspreid als zou<strong>de</strong>n zij zich temid<strong>de</strong>n van vaten dynamiet het meest op hun gemak<br />
gevoelen. Niets is natuurlijk min<strong>de</strong>r waar. Deze terroristen waren misschien <strong>de</strong><br />
laatste geloovigen van West-Europa - sterk in hun overtuiging, menschen die geen<br />
gevaar schuw<strong>de</strong>n wanneer het het realiseeren van hun i<strong>de</strong>alen betrof. Maan<strong>de</strong>nlang<br />
heeft Wera Vigner doorgebracht als winkelierster in een kleinen kaaswinkel te<br />
Petersburg enkel en alleen om een on<strong>de</strong>raardsche gang <strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n waarin<br />
dynamiet zou wor<strong>de</strong>n ge-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
99<br />
borgen dat ontploffen zou wanneer <strong>de</strong> Czaar <strong>de</strong> straat passeer<strong>de</strong>. 1 Maart 1881 -<br />
<strong>de</strong> dag waarop <strong>de</strong> aanslag was bepaald - ging <strong>de</strong> Czaar echter een an<strong>de</strong>ren weg,<br />
doch ook hier<strong>voor</strong> waren maatregelen getroffen. Een vriendin van Wera Vigner, S.L.<br />
Perowskaja, houdt <strong>de</strong> wacht: <strong>de</strong>ze rit zou zijn<br />
WERA VIGNER<br />
laatste zijn. Men moet in <strong>de</strong>ze herinneringen <strong>de</strong> karakteristieken die Wera Vigner<br />
van hare vrien<strong>de</strong>n geeft, lezen. Men leze hetgeen ze schrijft over Netschajef -<br />
Bakunin's ‘mauvais génie’, over wiens laatste levensjaar dit boek vele nog geheel<br />
onbeken<strong>de</strong> historische bizon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n me<strong>de</strong><strong>de</strong>elt. Men leze hoe <strong>de</strong>ze onverbid<strong>de</strong>lijke<br />
revolutionair jarenlang aan han<strong>de</strong>n en voeten met zware kettingen gebon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />
Peter en Paulvesting doorbracht, dag en nacht zijn naaste omgeving bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />
en alle soldaten - het geheele regiment dat hem bewaakte - zóó wist te beïnvloe<strong>de</strong>n,<br />
dat men zelfs jaren na zijn dood nooit zijn naam dorst noemen doch steeds sprak<br />
van no 5. Een an<strong>de</strong>re vriend van Wera Vigner is eenige uren <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n aanslag op<br />
Alexan<strong>de</strong>r II rustig bezig eenige sne<strong>de</strong>n brood met worst te verorberen: ‘da er zur<br />
Erfüllung seiner Aufgaben all seine Kräfte brauche’. Daar is haar vriendin Ludmilla<br />
Wolkenstein, die reeds wanneer Wera gevangen genomen wordt tien jaren in <strong>de</strong><br />
gevangenis heeft doorgebracht. Men leze in <strong>de</strong>ze mémoires hoe <strong>de</strong> gevangenen<br />
on<strong>de</strong>rling hebben besloten een bepaald officier, die <strong>de</strong> gevangenis komt<br />
inspecteeren, te saboteeren. Deze bezoekt ook Ludmilla Wolkenstein, die jarenlang<br />
van haar naaste familiele<strong>de</strong>n niets vernam - niet eens weet of <strong>de</strong>ze nog niet<br />
gestorven zijn.<br />
‘Je moe<strong>de</strong>r...’ begint <strong>de</strong> officier wanneer hij haar cel binnenkomt. Terstond<br />
on<strong>de</strong>rbreekt ze hem echter: ‘Van U wil ik niets hooren - zelfs over mijn Moe<strong>de</strong>r niet’.<br />
We lezen het levensrelaas van die an<strong>de</strong>re terroriste Sofia Perowskaja, eveneens<br />
van a<strong>de</strong>llijke afkomst - een figuur van een zuiverheid en reinheid zooals we <strong>de</strong>ze<br />
in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis slechts zel<strong>de</strong>n ontmoeten - een kind nog, dat echter onverbid<strong>de</strong>lijk<br />
was in haar actie, ter dood gebracht werd en het schavot moest bestijgen met op<br />
<strong>de</strong> borst een papier: ‘keizermoor<strong>de</strong>nares’. Wanneer men haar in <strong>de</strong>n nacht uit <strong>de</strong><br />
gevangenis naar <strong>de</strong> plaats <strong>de</strong>r terechtstelling brengt en ze langs <strong>de</strong> corridors waarop<br />
<strong>de</strong> cellen <strong>de</strong>r me<strong>de</strong>gevangenen uitkomen wordt geleid, is haar laatste kreet:<br />
‘vrien<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>nkt om <strong>de</strong> kleine Wera’. Na <strong>de</strong>n aanslag op <strong>de</strong>n Czaar wer<strong>de</strong>n alle<br />
Narodowoltzi in hechtenis genomen. Alleen Wera Vigner weet steeds aan <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong>r politie te ontkomen. Zij leidt <strong>de</strong> organisatie ver<strong>de</strong>r, werft nieuwe le<strong>de</strong>n, propageert<br />
telkens weer opnieuw <strong>de</strong> leer van het terrorisme. Ze ziet hoe haar vrien<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />
gevangenissen en Siberië sterven, doch aarzelt geen oogenblik. Na tien jaren stort<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>de</strong> organisatie echter ineen. Ook Wera Vigner wordt gearresteerd. De vrien<strong>de</strong>n<br />
ontmoeten elkaar thans in <strong>de</strong>n Schlüsselburg, waarin nu allen zijn opgesloten.<br />
Wera Vigner bleef hier twintig jaar. Enkelen wer<strong>de</strong>n ter dood gebracht - an<strong>de</strong>ren<br />
wierpen <strong>de</strong>n inhoud <strong>de</strong>r petroleumlamp over hun eigen lichaam en dood<strong>de</strong>n zich<br />
zoo vrijwillig - drie wer<strong>de</strong>n krankzinnig. Het waren er vierentwintig in het begin - na<br />
twintig jaren zijn er nog acht overgebleven. En Wera Vigner? ‘Krankheit, Wahnsinn<br />
und Tod besiegen... Zehn Jahre suchte ich zu vergessen... Es starb <strong>de</strong>r Schmerz<br />
ab - mit ihm die Liebe. Der Schnee fiel - ein weiszes Gewand überzog die<br />
Vergangenheit. Und ich? Ich blieb am Leben und ward gesund’. Van hevige conflicten<br />
vertelt dit boek tusschen <strong>de</strong> beambten <strong>de</strong>r gevangenis en <strong>de</strong> politieke gevangenen<br />
- gevechten die gevoerd wer<strong>de</strong>n met een onverbid<strong>de</strong>lijkheid en solidariteit van <strong>de</strong><br />
zij<strong>de</strong> <strong>de</strong>r gevangenen die nergens haar weerga vond. Wordt een <strong>de</strong>r gevangenen<br />
slechter behan<strong>de</strong>ld dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren, dan begint men een hongerstaking, tot <strong>de</strong><br />
directeur ein<strong>de</strong>lijk tot toegeven gedwongen wordt. Wanneer Wera Vigner <strong>de</strong>n<br />
Schlüsselburg binnenkomt zegt <strong>de</strong> gouverneur <strong>de</strong>r gevangenis Orschewski haar:<br />
‘von hier geht man nicht hinaus, von hier wird man hinausgetragen’ - een uitspraak<br />
die men thans lezen kan boven <strong>de</strong> ingang van <strong>de</strong> zaal in <strong>de</strong> Katorgaclub, waar<br />
herinneringen aan <strong>de</strong>n Schlüsselburg bewaard wor<strong>de</strong>n. Degene die belangstelt in<br />
<strong>de</strong>ze feiten, kan in <strong>de</strong>ze mémoires nagaan hoe Wera Vigner (die <strong>de</strong>ze herinneringen<br />
immers ophaal<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> processtukken uit <strong>de</strong> geheime Archieven)<br />
ont<strong>de</strong>kte dat een <strong>de</strong>r vrien<strong>de</strong>n - Olkadski - die bij <strong>de</strong> aanslagen in 1886 een groote<br />
rol had gespeeld, een verra<strong>de</strong>r was, die langer dan<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
100<br />
een menschenleeftijd informaties aan <strong>de</strong> Oekrana, <strong>de</strong> Geheime Keizerlijke Politie,<br />
had geleverd, waardoor hij vele zijner vrien<strong>de</strong>n verra<strong>de</strong>n had en doen terechtstellen<br />
- talrijke an<strong>de</strong>re aan <strong>de</strong> steppen van Siberië had prijsgegeven (Okladski is op grond<br />
hiervan door <strong>de</strong> Sovjetregeering tot een gevangenisstraf van vijf jaren veroor<strong>de</strong>eld,<br />
die hij thans afzit in <strong>de</strong> Lefortowo-gevangenis te Moscou).<br />
Men leze <strong>voor</strong>al het slot van <strong>de</strong>ze mémoires, waar Wera Vigner me<strong>de</strong><strong>de</strong>elt hoe<br />
het haar te moe<strong>de</strong> was toen ze na een opsluiting van twintig jaar <strong>de</strong>n Schlüsselburg<br />
kon verlaten.<br />
Plotseling noemt <strong>de</strong> gevangenisportier haar ‘Wera Nikolajewna’. In twintig jaren<br />
heeft ze <strong>de</strong>zen naam niet meer vernomen. Twintig jaren was ze slechts een nummer:<br />
no. 11. Wanneer ze in 1904 in vrijheid gesteld wordt kan ze dit gewone leven niet<br />
meer verdragen. In November 1906 gaat ze, na eerst nog twee jaren in Archangel<br />
in ballingschap te hebben doorgebracht, naar het buitenland. Zoodra ze in het<br />
buitenland is sluit ze zich aan bij <strong>de</strong> partij <strong>de</strong>r Sociaal-Revolutionairen. Spoedig moet<br />
ze echter elken politieken arbeid er aan geven. Ze is na 22 jaren afwezigheid niet<br />
in staat om, zoo maar ineens, <strong>de</strong> evolutie <strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong> partijen, die in die jaren<br />
heeft plaats gevon<strong>de</strong>n, te begrijpen. Ze voelt zich vreemd, doch richt een comité op<br />
om <strong>de</strong> tot dwangarbeid veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> Russische politieke gevangenen te steunen.<br />
Jarenlang ageert ze in het buitenland tegen <strong>de</strong> wreedheid <strong>de</strong>r Russische<br />
gevangenissen. Ze verzamelt 100 000 francs, tot <strong>de</strong> Russische regeering aan <strong>de</strong>ze<br />
actie een ein<strong>de</strong> maakt door het zen<strong>de</strong>n van geld naar <strong>de</strong> gevangenen te verbie<strong>de</strong>n.<br />
Terstond wanneer <strong>de</strong> oorlog uitbreekt keert ze naar Rusland terug, doch wordt<br />
reeds bij <strong>de</strong> grens gearresteerd. Men heeft haar nog niet vergeten. Bij het uitbreken<br />
<strong>de</strong>r Februari-revolutie herkrijgt ze haar volledige vrijheid. Ze woont thans in het huis<br />
<strong>de</strong>r Katorgaclub, en is tevens directrice van het Kropoklin-museum.<br />
* * *<br />
Het boek van Wera Vigner is het boek <strong>de</strong>r Russische Revolutie. Wanneer men <strong>de</strong><br />
meeste werken die <strong>de</strong> laatste jaren over Rusland en <strong>de</strong> Revolutie geschreven zijn<br />
zelfs in <strong>de</strong> musea tevergeefs zoeken zal, zal dit boek overal te vin<strong>de</strong>n zijn waar men<br />
in een Toekomst gelooft. Er is in dit geheele werk van meer dan vierhon<strong>de</strong>rd pagina's<br />
geen enkel pathetisch woord te vin<strong>de</strong>n. Hier is een zakelijkheid, die tegelijkertijd<br />
‘eine Sachlichkeit <strong>de</strong>r Seele’ is, welke men terecht eens het criterium van ware<br />
grootheid heeft genoemd. En niet het minst om <strong>de</strong>ze laatste eigenschap zal het<br />
boek van Wera Vigner het klassieke boek <strong>de</strong>r Russische Revolutie blijven.<br />
NICO ROST<br />
Over Paul Valéry<br />
PAUL Valéry heeft weinig en zeer weinig gedicht. Zijn allereerste gedichten, die<br />
tusschen 1890 en 1900 geschreven wer<strong>de</strong>n, dragen het kenmerk van <strong>de</strong>n tijd:<br />
Mallarmé beinvloed<strong>de</strong> ze, en het symbolisme. Ze zijn rijk aan beel<strong>de</strong>n en<br />
gevoelsnuancen en van een verfijning, die veel meer is dan technisch raffinement.<br />
Ze zijn, bij mijn weten, niet meer te bereiken, 1) maar in <strong>de</strong> bloemlezing van Van<br />
1) Onlangs verscheen bij <strong>de</strong>n uitgever A.A.M. Stols te Bussum een volledige uitgave van Valéry's<br />
Album <strong>de</strong> Vers Anciens. (Red. D.G.W.)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Bever en Léautaud vindt men eenige <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n, die bewijzen, dat zijn talent ook<br />
toen reeds niet bene<strong>de</strong>n dat van <strong>de</strong> reputaties van <strong>de</strong>n tijd bleef.<br />
Dit is uit ‘Hélène, la reine triste’:<br />
‘Mes solitaires mains appellent les monarques<br />
Dont la barbe <strong>de</strong> sel amusait mes doigts purs.<br />
Je pleurais. Ils chantaient leurs triomphes obscurs<br />
Et les golfes enfuis <strong>de</strong>s poupes <strong>de</strong> leurs barques.<br />
J'entends les conques sonores et les clairons<br />
Militaires rythmer le vol <strong>de</strong>s avirons.<br />
Le chant clair <strong>de</strong>s rameurs enchaine le tumulte.<br />
Et les Dieux! à la proue héroique exaltés<br />
Dans leur sourire antique et que l'écume insulte,<br />
Ten<strong>de</strong>nt vers moi leur bras indulgents et sculptés’.<br />
Uit <strong>de</strong>n tijd van <strong>de</strong> eerste gedichten is ook het eerste ontwerp van <strong>de</strong> studie over<br />
<strong>de</strong> Metho<strong>de</strong> van Leonardo da Vinci. Toen zweeg Valéry een twintig jaar, tot hij in<br />
1917 la Jeune Parque publiceer<strong>de</strong>. En se<strong>de</strong>rt vertrouw<strong>de</strong> hij regelmatig <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>tbrengsels van zijn geest, in poëzie en proza, aan het daglicht toe.<br />
Er is een bun<strong>de</strong>l gedichten, getiteld Charmes, die het <strong>voor</strong>naamste op het gebied<br />
<strong>de</strong>r poezie bevat. Er is een nieuwe editie van <strong>de</strong> Metho<strong>de</strong> van Leonardo gekomen,<br />
met een vervolg, dat eerst recht interessant is, en dat ook weer opgenomen werd<br />
in een verzamelbun<strong>de</strong>l van al zijn essays en <strong>voor</strong>woor<strong>de</strong>n, getiteld Variété. Er zijn<br />
twee dialogen, Eupalinos en l'Ame et la Danse. En dan nog eenige gesprekken met<br />
Frédéric Lefèvre, waarin <strong>de</strong> dichter zijn houding tegenover <strong>de</strong> werken van an<strong>de</strong>ren<br />
uiteenzette op <strong>de</strong> wijze, die zijn bewon<strong>de</strong>raars kennen. Dit zijn <strong>de</strong> werken, die op<br />
<strong>de</strong> normale wijze bereikbaar zijn en hierop is <strong>de</strong>ze studie gebaseerd.<br />
‘Le travail accumulé sur la phrase doit toujours pouvoir aboutir à une simplification<br />
<strong>de</strong> l'expression. La limite <strong>de</strong> la prose est la formule algébrique’. Hier hebt ge Paul<br />
Valéry, mathematicus, dichter en theoreticus van het werk van <strong>de</strong>n geest, het leven<br />
vereenvoudigend tot formules en schema's van uiterste strakheid, zóo, dat er soms<br />
bijna niets meer<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
101<br />
van over is. En dat is een gewoonte, die hij in zijn beroep van wiskundige heeft<br />
opgedaan, zeker, maar nog meer een innerlijke behoefte. Want overal, in zijn<br />
gedichten, in zijn beschouwingen over litteraire on<strong>de</strong>rwerpen, vindt men <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
neiging. En dat <strong>de</strong>ze toch steeds interessant blijven en nimmer dor wor<strong>de</strong>n, komt,<br />
omdat hij steeds onmid<strong>de</strong>llijk tot <strong>de</strong> kern van zijn on<strong>de</strong>rwerp doordringt en er een<br />
licht op werpt, waaromtrent men, als men hem goed kent, of als men een een<strong>de</strong>re<br />
trek in zich heeft, van te voren ra<strong>de</strong>n kan, dat het steeds een grooter voldoening<br />
geeft.<br />
In Leonardo da Vinci meen<strong>de</strong> hij een geestverwant, zijn an<strong>de</strong>re ik, te ont<strong>de</strong>kken.<br />
Ook bij <strong>de</strong>zen vond<br />
Briefkaart van PAUL VALÉRY aan zijn Ne<strong>de</strong>rlandschen uitgever, <strong>de</strong>n Heer A.A.M. STOLS.<br />
hij die behoefte aan strengheid, die ‘hostinato rigore’. Hij bla<strong>de</strong>r<strong>de</strong> zijn leven lang<br />
in Leonardo's manuscripten, en over hem schreef hij <strong>de</strong> groote studie, die, uitgewerkt,<br />
tot <strong>de</strong> zeer schoone prozastukken van <strong>de</strong>zen tijd behoort.<br />
Hij leen<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>n grooten Italiaan veel van <strong>de</strong> eigenaardighe<strong>de</strong>n van zijn eigen<br />
geest. Ook <strong>voor</strong> Leonardo was <strong>de</strong> schoonheid bijzaak. Een raadselachtige bloem,<br />
die van tijd tot tijd <strong>de</strong> belooning bleek <strong>voor</strong> ein<strong>de</strong>loos on<strong>de</strong>rzoek, <strong>voor</strong> ein<strong>de</strong>looze<br />
nasporingen en berekeningen in alle richtingen. Iets zoets, dat zon<strong>de</strong>r strengheid<br />
en waarheid zijn waar<strong>de</strong> verloren zou hebben. Een gave <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n, die men tenslotte<br />
kreeg, omdat men ernaar verlangd had.<br />
De schoonheid werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n alles begrijpen willen<strong>de</strong>n Valéry het ergste raadsel<br />
van allen... Daar zijn menschen, <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong> zinnelijke wereld alleen bestaat om<br />
hen te tourmenteeren, om hen naar het onvindbare raadsel van <strong>de</strong> sfinx te doen<br />
zoeken, terwijl <strong>de</strong> geestelijke wereld in zijn hoofdzaken gesloten is en blijft. Wat<br />
men weten kan, is <strong>de</strong> moeite niet meer waard, wat men niet weten kan is een<br />
kwelling. Wat men weten kan, omdat men het verifieeren kan, omdat het zich<br />
herhaalt, is het vermoeiendst, het pijnlijkst van alles. Het rekt <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
gevangenis wat uit, maar het uitzicht wordt er niet dui<strong>de</strong>lijker om.<br />
In het gedicht ‘Ebauche d'un serpent’ heeft hij <strong>de</strong>ze houding geschil<strong>de</strong>rd; <strong>de</strong> druk,<br />
<strong>de</strong> verlokking zon<strong>de</strong>r opening, <strong>de</strong> kwelling, die <strong>de</strong> zware massa ongedifferentieer<strong>de</strong><br />
materie, welke het waarneembare heelal tenslotte is <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n geest, <strong>de</strong> ziel doet<br />
on<strong>de</strong>rgaan.<br />
Génie! O longue impatience!<br />
A la fin, les temps sont venues,<br />
Qu' un pas vers la neuve science<br />
Va donc jaillir <strong>de</strong> ces pieds nues!<br />
Le marbre aspire, l'or se cambre!<br />
Ces blon<strong>de</strong>s bases d'ombre et d'ambre<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Tremblent au bord du mouvement!...<br />
Elle chancelle la gran<strong>de</strong> urne<br />
D'òu va fuir le consentement<br />
De l'apparente taciturne!<br />
Du plaisir que tu te proposes<br />
Cè<strong>de</strong>, cher corps cè<strong>de</strong> aux appats<br />
Que ta soif <strong>de</strong> métamorphoses<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Autour <strong>de</strong> l'Arbre du Trépas<br />
Engendre une chaine <strong>de</strong> poses!<br />
Viens sans venir! Forme <strong>de</strong>s pas<br />
Vaguement comme lourd <strong>de</strong> roses...<br />
Danse, cher corps... Ne pense pas!<br />
Ici les délices sont causes<br />
Suffisantes au cours <strong>de</strong>s choses!...<br />
102<br />
Als alle blijven<strong>de</strong> waarhe<strong>de</strong>n dus nagenoeg ondoordringbaar zijn <strong>voor</strong> onzen geest,<br />
is er nog een troost: ‘Danse, cher corps’, men kan genieten van <strong>de</strong> onschuldige<br />
raadsels <strong>de</strong>r schoonheid, die men verwerkelijkt zon<strong>de</strong>r het te willen, zon<strong>de</strong>r goed<br />
te weten, wat men doet. Achteraf blijkt, dat het schoon is. Waarom?<br />
In <strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l Variété staan een reeks beschouwingen, over poëzie, over die<br />
verschillen<strong>de</strong> wenschen en rythmen welke in <strong>de</strong>n geest bestaan, die, hetzij na lang<br />
verzamelen, hetzij door plotselinge ingeving, <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n naar zich toetrekken en<br />
die zoo een nieuw wezen, een kunstwerk tot vrucht en resultaat hebben. ‘Het eenige,<br />
wat mij in een kunstwerk interesseert, is <strong>de</strong> inspiratie’. Het staat in <strong>de</strong> studie over<br />
Leonardo en hij heeft het tot in het oneindige herhaald. En over dit bijna niet aan te<br />
roeren on<strong>de</strong>rwerp heeft hij zijn beste bladzij<strong>de</strong>n geschreven; over het aan<strong>de</strong>el, dat<br />
<strong>de</strong> verbeelding eraan heeft; en over het geestelijk substraat, dat, eenmaal bevrucht,<br />
als begin dient, waaraan alles moet blijven hangen; dat van <strong>de</strong> waren<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
en beel<strong>de</strong>n een geheel te maken weet, een nieuw wezen, dat zich laat beschouwen<br />
en over<strong>de</strong>nken, dat we onveran<strong>de</strong>rd en onveran<strong>de</strong>rlijk weer kunnen vin<strong>de</strong>n. De<br />
menschelijke herinneringen lijken hun al te menschelijke toevalligheid verloren te<br />
hebben; er blijft iets god<strong>de</strong>lijk vasts en zekers over, saamgehou<strong>de</strong>n door een schilfer<br />
van <strong>de</strong>n geest en <strong>de</strong>n wil, die het hebben gevormd, die er hun stempel eens <strong>voor</strong><br />
goed op hebben gezet.<br />
Deze gedachten over <strong>de</strong> relativiteit van alle menschelijke dingen brengen <strong>de</strong>ze<br />
vaak impressionnistische poëzie naar een philosofisch plan. Want impressionnistisch<br />
is het tenslotte, omdat hij dikwijls naar een stemming grijpt. Soms speelt hij ermee<br />
en maakt zich willekeurige beperkingen. Soms geeft hij zich aan <strong>de</strong>n stroom over<br />
van een normale inspiratie, en dan treft en ontroert hij onmid<strong>de</strong>llijk. De kleinere<br />
gedichten, la Sylphe, l'Insinuant, l'Abeille zijn daar het bewijs van. Maar <strong>voor</strong>al la<br />
Ceinture, waarin <strong>de</strong> verblinding, <strong>de</strong> zaligheid, <strong>de</strong> nostalgie van <strong>de</strong>n avond bijna puur<br />
van het plan <strong>de</strong>r emoties naar het plan <strong>de</strong>r verzen lijken te zijn overgegaan:<br />
La Ceinture.<br />
Quand le ciel couleur d'une joue<br />
Laisse enfin les yeux le chérir,<br />
Et qu' au point doré <strong>de</strong> périr<br />
Dans les roses le temps se joue,<br />
Devant le muet <strong>de</strong> plaisir<br />
Qu'enchaine une telle peinture,<br />
Danse une Ombre à libre ceinture.<br />
Que le soir est près <strong>de</strong> saisir.<br />
Cette ceinture vagabon<strong>de</strong><br />
Fait dans le souffle aérien<br />
Frémir le suprême lien<br />
De mon silence avec le mon<strong>de</strong>...<br />
Absent, présent... Je suis bien seul,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Et sombre, ô suave linceul!<br />
Niet alle dingen in Valéry zijn zoo vloeibaar, zoo direct mooi als <strong>de</strong> meeste kleinere<br />
gedichten. In vele <strong>de</strong>r grootere experimenteert hij. In een on<strong>de</strong>rhoud, dat hij met<br />
Frédéric Lefèvre had en dat in <strong>de</strong> Revue Universelle gepubliceerd werd, heeft Valéry<br />
het ontstaan van enkele gedichten verklaard en o.a. beschreven op hoe zon<strong>de</strong>rlinge<br />
wijze hij La jeune Parque dichtte, door zich willekeurig te begrenzen en, zeer<br />
langzaam vor<strong>de</strong>rend, over zeer banale dingen zeer diepzinnige studies te beginnen.<br />
Maar na <strong>de</strong> moeizame exercitie bleek <strong>de</strong> natuur toch sterker dan <strong>de</strong> leer: want om<br />
zich te beloonen schreef hij, vlak na <strong>de</strong> Jeune Parque, le Cimetière Marin, waarin<br />
<strong>de</strong> lyriek niet ontbreekt en <strong>de</strong> gedachtengang niet steeds gefilterd en gebroken is.<br />
O, récompense après une pensée<br />
Qu'un long regard sur le calme <strong>de</strong>s dieux!<br />
Dit gedicht bevat eenige schoone passages:<br />
Où sont <strong>de</strong>s morts les phrases familières,<br />
L'Art personnel, les âmes singulières?<br />
La larve file où se formaient les pleurs.<br />
Les cris aigus <strong>de</strong>s filles chatouillées,<br />
Les yeux, les <strong>de</strong>nts, les paupières mouillées,<br />
Le sein charmant qui joue avec le feu,<br />
Le sang qui brille aux lèvres qui se ren<strong>de</strong>nt,<br />
Les <strong>de</strong>rniers dons, les doigts qui les défen<strong>de</strong>nt,<br />
Tout va sous terre et rentre dans le jeu!<br />
Et vous, gran<strong>de</strong> âme, espérez-vous un songe<br />
Qui n'aura plus ces couleurs <strong>de</strong> mensonge<br />
Qu' aux yeux <strong>de</strong> chair l'on<strong>de</strong> et l'or font ici?<br />
Chanterez-vous quand serez vaporeuse?<br />
Allez! Tout fuit! Ma présence est poreuse,<br />
La sainte impatience meurt aussi!<br />
Zijn ‘Air <strong>de</strong> Sémiramis’ is een droom van wereldsche grootheid: vanaf <strong>de</strong> tinnen van<br />
het paleis ontwaakt <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> wereld, in morgenlijken luister:<br />
Ose l'abime! Passe un <strong>de</strong>rnier pont <strong>de</strong> roses!<br />
Je t'approche, péril! Orgueil plus irrité!<br />
Ces fourmis sont à moi, ces villes sont mes choses,<br />
Ces chemins sont les traits <strong>de</strong> mon autorité!<br />
Déjà contre la nuit lutte l'âpre trompette!<br />
Une lèvre vivante attaque l'air glacé;<br />
L'or pur, <strong>de</strong> tour en tour, éclate et se répète,<br />
Rappelant tout l'espace aux gran<strong>de</strong>urs du passé!<br />
Zijn ‘Fragment d'un Narcisse’ roept <strong>de</strong> herinnering wakker aan Mallarmé's l'Après-Midi<br />
d'un<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
103<br />
Faune. On<strong>de</strong>rtusschen, Valéry's gedicht is dui<strong>de</strong>lijker. Het is weer het symbool van<br />
<strong>de</strong> eenzaamheid, temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> kleurige wezens en dingen, die <strong>voor</strong> ons<br />
onbereikbaar, ondoorgron<strong>de</strong>lijk blijven.<br />
of:<br />
Je ne troublerai pas l'on<strong>de</strong> mystérieuse.<br />
Nymphes, si vous m'aimez, il faut toujours dormir!<br />
Gar<strong>de</strong>s-moi longuement ce visage pour songe<br />
Qu' un absence divine est seule à concevoir!<br />
Sommeil <strong>de</strong>s nymphes, ciel, ne cessez <strong>de</strong> me voir!<br />
Rêvez, rêvez <strong>de</strong> moi!... Sans vous, belles fontaines,<br />
Ma beauté, ma douleur me seraient incertaines:<br />
Je chercherais en vain, ce que j'ai <strong>de</strong> plus cher,<br />
Sa tendresse confuse étonnerait ma chair,<br />
Et mes tristes regards, ignorants <strong>de</strong> mes charmes.<br />
A d'autres que moi même adresseraient leurs larmes...<br />
Men zal niet ontkennen, dat dit schoon is, <strong>de</strong>nk ik. Men moet zich evenwel door die<br />
verwantschap met Mallarmé niet van <strong>de</strong> wijs laten brengen en <strong>de</strong>ze twee niet te<br />
dicht bij elkan<strong>de</strong>r plaatsen. Mallarmé was een droomer, vol charmante invallen, die<br />
hij neerschreef, het aan an<strong>de</strong>ren overlatend, of ze <strong>de</strong>n zin van zijn raadsels ra<strong>de</strong>n<br />
wil<strong>de</strong>n en hun gedachten <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> sprongen wil<strong>de</strong>n laten maken. Slechts in enkele<br />
fragmenten, zoo in l'Après Midi d'un Faune, steven<strong>de</strong> hij recht en royaal op <strong>de</strong>n<br />
droom <strong>de</strong>r schoonheid af. Bij Mallarmé is er veeleer sprake van pogingen om een<br />
haperen<strong>de</strong> fantasie tot rust te brengen, die nooit goed weet wat zij wil, dan van een<br />
krachtig en blijvend verlangen <strong>de</strong>r ziel, dat zijn droom verwerkelijken wil tot elken<br />
prijs. De verlangens <strong>de</strong>r ziel zijn niet tevre<strong>de</strong>n, eer ze, wat ze aangetrokken hebben,<br />
in een re<strong>de</strong>lijk verband, en in evenwicht hebben gebracht.<br />
Eenzelf<strong>de</strong> verhouding als tusschen Valéry en Mallarmé, het is te curieus om het<br />
hier niet op te merken, bestaat tusschen twee <strong>de</strong>r eerste he<strong>de</strong>ndaagsche Duitsche<br />
dichters, tusschen Rilke en Stefan George.<br />
Rilke nu was een god<strong>de</strong>lijk genie, wat verward in <strong>de</strong>n schoonst <strong>de</strong>nkbaren droom;<br />
dat zijn gedichten naliet als min of meer volkomen vruchten. Wat hij doet is goed,<br />
altijd aantrekkelijk, soms volmaakt. Het leeft en zal blijven leven door <strong>de</strong>n zang en<br />
<strong>de</strong>n rijkdom van zijn fantasie en gevoel.<br />
Stefan George daarentegen is tot geen samenvatting van eenigen duur in staat.<br />
De beel<strong>de</strong>n zijn versprongen, eer hij ze neergeschreven heeft. Er schijnt geen<br />
bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kracht in zijn geest te zijn, waardoor hij zou weten wat hij wil, en wat hij<br />
bereiken wil. Er zijn nu eenmaal exquise geesten, die, om hun gedachten tot rust<br />
en evenwicht te brengen, behoefte hebben aan een exterieuren steun. Stefan George<br />
behoort tot <strong>de</strong>ze categorie. Het bewijs is, dat zijn vertalingen (van Bau<strong>de</strong>laire, van<br />
<strong>de</strong> sonnetten van Shakespeare, van fragmenten van Dante) sterker zijn dan zijn<br />
oorspronkelijke gedichten. Hij heeft <strong>de</strong>n woor<strong>de</strong>nschat in zich, hij kan <strong>de</strong><br />
gevoelsnuancen herhalen, indien ze van an<strong>de</strong>ren komen. Maar zon<strong>de</strong>r steun van<br />
buiten verliest hij zich in het onbegrijpelijke dat niet te begrijpen is. Men bezit zijn<br />
gedichten nooit in vre<strong>de</strong>, evenmin als die van Mallarmé; en dat is niet <strong>de</strong> schuld van<br />
<strong>de</strong>n lezer.<br />
Over <strong>de</strong> plaats, die Valéry in <strong>de</strong> letterkun<strong>de</strong> van het he<strong>de</strong>ndaagsche Frankrijk<br />
inneemt, kan men re<strong>de</strong>twisten. Mijns inziens behoort hij, met Maurras, met Pierre<br />
<strong>de</strong> Nolhac, met Raoul Ponchon en met Mme <strong>de</strong> Noailles tot <strong>de</strong> allereersten.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Maurras en Valéry hebben <strong>de</strong>ze overeenkomst, dat ze van hun prille jeugd af<br />
door <strong>de</strong> poëzie bezeten waren en eerst op zeer rijpen leeftijd toon<strong>de</strong>n wat <strong>voor</strong><br />
honing ze uit het leven gepuurd had<strong>de</strong>n. Maurras offer<strong>de</strong> zijn leven aan <strong>de</strong><br />
dagelijksche moeiten van een politieke krant en dichtte in <strong>de</strong> nachten, als hij naar<br />
huis ging. Valéry wijd<strong>de</strong> al zijn beste jaren aan studies, die zelfs geen spoor nalaten...<br />
Hun gedichten waren een soort belooning, een bekroning, van ein<strong>de</strong>looze<br />
over<strong>de</strong>nkingen, waaraan <strong>de</strong> poëzie steeds zijn <strong>de</strong>el had.<br />
Pierre <strong>de</strong> Nolhac, veel te weinig bekend, schreef <strong>de</strong> schoonste boeken van eruditie,<br />
die er zijn; over <strong>de</strong> Renaissance en het humanisme, over Petrarca, over Ronsard,<br />
over Erasmus, over <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>r achttien<strong>de</strong> eeuw, Nattier, Fragonard, over<br />
Clau<strong>de</strong> Lorrain, over Versailles en een menigte an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rwerpen. Maar ook<br />
schreef hij gedichten, een enkelen bun<strong>de</strong>l, maar een die met Ronsard en Petrarca<br />
wedijveren kan. Een, die blijven zal, en vereerd zal wor<strong>de</strong>n, zoolang goe<strong>de</strong> smaak<br />
en een recht karakter in eere zijn, zoolang als er geest zal zijn in Europa. Raoul<br />
Ponchon wierp twintig <strong>de</strong>elen gedichten in <strong>de</strong>n wind, waarvan hij er éen op zijn<br />
zeventigste jaar verzamelen zag, vol verborgen parels. Hij <strong>de</strong>ed alles <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren,<br />
en men zegt, dat <strong>de</strong> gedichten, waarmee Richepin zich een reputatie en zelfs<br />
aca<strong>de</strong>mische lauweren verwierf, oorspronkelijk van Raoul Ponchon stammen...<br />
Madame <strong>de</strong> Noailles is <strong>de</strong> eenige on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zen, die niet alles opoffer<strong>de</strong> aan een<br />
zichzelf vernietigen<strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>n smaak en aan een artistiek geweten zon<strong>de</strong>r vlek of<br />
kreuk. Er zijn zuchten in haar gedichten, gevoelsoverdrijvingen, gepassionneer<strong>de</strong><br />
larmoyanties en herhalingen. Maar zij is <strong>de</strong> eenige niet, die daaraan gele<strong>de</strong>n heeft;<br />
en, wie weet, is ook dit een vorm van ne<strong>de</strong>righeid. Wie het allerbeste en nagenoeg<br />
onmogelijke alleen wil, krijgt weinig of niets, als Valéry. Maar indien Lamartine een<br />
groot dichter is, dan is ook Madame <strong>de</strong> Noailles een groot dichteres, al is het dan<br />
niet naar het hart van ie<strong>de</strong>r.<br />
Zoo staat dan Paul Valéry nagenoeg aan <strong>de</strong>n top <strong>de</strong>r he<strong>de</strong>ndaagsche Fransche<br />
dichtkunst en men heeft hem een Europeesche glorie gemaakt, die hij zeker heeft<br />
verdiend en die niemand zich meer in stilte verworven heeft.<br />
L. VAN LANGE<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
104<br />
Urbain van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> als romancier<br />
Het Meisje Lea door Urbain van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>. - Em. Querido,<br />
Amsterdam 1927.<br />
ONDER <strong>de</strong> jongste Vlaamsche dichters, - die welke nu omstreeks <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig zijn -<br />
behoort Van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> weinigen die, buiten <strong>de</strong> herrie van het litteraire slagveld,<br />
iets gepresteerd hebben. Nadat ik zijn eerste prozawerk van eenigen omvang: Het<br />
Meisje Lea, had gelezen, heb ik naar zijn twee verzenbun<strong>de</strong>ls teruggegrepen.<br />
En in<strong>de</strong>rdaad, tot zelfs in <strong>de</strong> kwaliteiten van zijn gedichten heb ik een verklaring<br />
gevon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mislukking van zijn roman.<br />
Laat mij dit na<strong>de</strong>r omschrijven.<br />
Zóó vangt het eerste sonnet van zijn eersten bun<strong>de</strong>l, De Haard <strong>de</strong>r Ziel,<br />
aan:<br />
Mijn noest bestaan is hetfa tale smachten,<br />
Uit donkren doem van Ruimte en van Getal,<br />
naar 't onbewust heil van uw zuivere nachten.<br />
Gij zijt <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> Pool van mijn heelal,<br />
waarheen mijn ziel gaat noodgedwongen trachten,<br />
magneet op zoek naar evenwicht in 't Al,<br />
vloekbaar gedwarsboomd door onreine machten<br />
dat nooit haar as met <strong>de</strong> uwe samenval!<br />
Ik, die vitter ben, heb in mijn boekje <strong>de</strong> stopwoor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rlijnd, of wat ik meen<strong>de</strong><br />
stopwoor<strong>de</strong>n te zijn: noest, fatale, donkren, vloekbaar. Het zijn<br />
waarachtig geen stopwoor<strong>de</strong>n. De kwestie is integen<strong>de</strong>el dat Van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> een<br />
tot barstens toe gela<strong>de</strong>n lyrieker is, gespannen als een boog die zijn pijlen naar <strong>de</strong><br />
zon wil schieten: 't mikken wordt bijzaak; ver en hoog schieten, dáár gaat het om.<br />
Zie maar <strong>de</strong> aangehaal<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n; het zijn alle superlatieven, die soms nog<br />
superlatieven flankeeren, als ‘fatale smachten’, ‘donkren doem’. En in mijn boekje<br />
heb ik nog bij dit eerste sonnet, doelend op wat ik ten onrechte <strong>voor</strong> stopwoor<strong>de</strong>n<br />
hield, aangemerkt: ‘Zulk een sonnet wordt een gloeien<strong>de</strong> aanklacht tegen <strong>de</strong>n<br />
gebon<strong>de</strong>n versvorm’.<br />
Let wel, ik houd het, zooniet in principe, dan toch in <strong>de</strong> practijk, met het gebon<strong>de</strong>n<br />
vers. Doch mijn gedachtengang was <strong>de</strong>ze: Aan kracht, die hij blijkbaar nastreeft,<br />
zou Van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> winnen, indien hij zijn lyrische uitbarstingen niet nog op te drijven<br />
trachtte met pleonasmen, uitroepingsteekens en hoofdletters; of, wanneer <strong>de</strong><br />
schrijnendste woor<strong>de</strong>n hem niet ontla<strong>de</strong>n kunnen, laat hij zich dan maar botvieren<br />
in ongebon<strong>de</strong>n geuten lyriek. Zooals hij in zijn sonnetten gedrongen staat, wekt hij<br />
<strong>de</strong>n indruk van iemand die machteloos zijn woe<strong>de</strong> tegen zichzelf keert.<br />
Het Meisje Lea liet mij evenwel inzien, dat strenge gebon<strong>de</strong>nheid <strong>voor</strong> Van<br />
<strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> een vereischte sine qua non blijft, zoolang hij zijn spankracht niet on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> knie heeft. Zooals Het Meisje Lea een negatief bewijs is <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze stelling,<br />
is menig gedicht van Van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> er een positieve<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
URBAIN VAN DE VOORDE<br />
Naar het portret, opgenomen in ‘Erts’ 19<strong>26</strong>.<br />
<strong>de</strong>monstratie van. Ziehier, on<strong>de</strong>r tientallen, het eerste gedicht uit zijn twee<strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l,<br />
Diepere Krachten:<br />
Heelal dat zwijgend donkre raadslen torst,<br />
wat maakt uw oog zoo puur van gou<strong>de</strong>n droomen,<br />
gij, sinds altoos met slijk en bloed bemorst<br />
van sterre' en volkren die steeds gaan en komen?<br />
Gij straalt in duister en licht van dag en nachten!<br />
Om u is be<strong>de</strong> en vloek aller geslachten,<br />
maar trots en ootmoed zijn u eenerlei...<br />
In u geen echo van <strong>de</strong>n val <strong>de</strong>r wanen -<br />
Gij blijft omruischt van 't spel <strong>de</strong>r sterrebanen,<br />
wou<strong>de</strong>nmuziek en 't dondren van 't getij!<br />
Men voelt hier hoe, zuiver<strong>de</strong>r binnen <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> grenzen, <strong>de</strong> spankracht alle poriën<br />
van dit organische gedicht vult en het doet zwellen met homogenen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
105<br />
druk; het wordt zelf als een van innerlijken brand gebol<strong>de</strong> planeet die door <strong>de</strong> ruimten<br />
zwaait.<br />
De indruk die van <strong>de</strong>ze twee gedichten uitgaat geeft vrijwel <strong>de</strong>n totaal-indruk weer<br />
die ons bijblijft uit gansch het werk van Van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>. Neem één an<strong>de</strong>r gedicht,<br />
naar willekeur, en gij vindt er: gloeiend juweel, ontzind gestreel,<br />
ijzige karbonkelen, eeuwige passie. Steeds <strong>de</strong> worsteling van een<br />
kosmische, centrifugale kracht, die alle ban<strong>de</strong>n dreigt door te breken, en, gelukkig,<br />
<strong>de</strong> rem, <strong>de</strong> red<strong>de</strong>n<strong>de</strong> beknelling van <strong>de</strong>n vorm.<br />
Gelukkig: men mag het wel zeggen wanneer men Het Meisje Lea heeft<br />
gelezen, waar het vrijere proza niet onverbid<strong>de</strong>lijk aan maat en getal was gehou<strong>de</strong>n.<br />
Lea, tot <strong>de</strong> jaren van lief<strong>de</strong> gekomen, wil haar geslachtsleven uitvieren (hoe zij<br />
zich daar ook verre van radicaal bewust van zij). Wouter Elsland, die zich bij een<br />
eerste lief<strong>de</strong>savontuur door een vrouw heeft laten nemen (in alle beteekenissen),<br />
vindt in Lea <strong>de</strong> ‘zusterziel’, zooals hij het in zijn poëtische lief<strong>de</strong>koorts wel zeggen<br />
zou. Hij raakt haar niet aan, en waar, tij<strong>de</strong>ns een wan<strong>de</strong>ling door het woud, of op<br />
zijn kamer, waar hij het meisje op zijn bed neerwerpt, <strong>de</strong> natuur <strong>de</strong> bovenhand zou<br />
nemen, wint het tenslotte steeds <strong>de</strong> platoniek. Lea verlaat hem, - zij wéét niet waarom<br />
- en wanneer zij toch, op Wouter's smeekbrieven, hem weer zou gaan opzoeken,<br />
komt, op dat psychologisch moment, haar zoo pas uit <strong>de</strong>n oorlog teruggekeer<strong>de</strong><br />
broer haar een soldaat opdringen als cavalier. Samen gaan zij <strong>de</strong> woelen<strong>de</strong> menigte<br />
in, die <strong>de</strong> overwinning viert, koffiehuis uit en danszaal binnen, om tenslotte te<br />
belan<strong>de</strong>n - -<br />
Doch hier juist wordt het boek een stuk lillen<strong>de</strong> menschelijkheid, en ik schrijf over:<br />
‘Moe, bedwelmd kwamen ze laat in <strong>de</strong>n nacht weer thuis, waar <strong>de</strong><br />
moe<strong>de</strong>r sinds lang te rust was gegaan. Terwijl haar broe<strong>de</strong>r en zijn lief<br />
ergens terecht kwamen in een an<strong>de</strong>r vertrek, volg<strong>de</strong> haar cavalier haar<br />
in het salon. Stralend en uitgeput wierp zij zich op een sofa. De soldaat<br />
liet zich naast haar neer en liefkoos<strong>de</strong> haar diep. Hij was stom, grondig<br />
en brutaal. Lea, in haar overgave, perkloos en hartstochtelijk’.<br />
Daarme<strong>de</strong> is echter ook het werk ten ein<strong>de</strong>.<br />
Mijn vriend Van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> zal het mij ten goe<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>n, dat ik hem voldoen<strong>de</strong><br />
waar<strong>de</strong>er om hem met <strong>de</strong> strengste woor<strong>de</strong>n mijn oor<strong>de</strong>el te zeggen. Het Meisje<br />
Lea is een mislukt boek. Het is geen boek. De samenvatting die ik er van gaf is,<br />
in gemoe<strong>de</strong> en zon<strong>de</strong>r hoogmoed, beter dan het boek zelf, en om <strong>de</strong>ze dubbele<br />
re<strong>de</strong>n: dat zij evenveel zegt, en niet zon<strong>de</strong>r eenige ironie. Want <strong>de</strong> dubbele fout,<br />
die het boekje volstrekt ongenietbaar maakt, is juist: <strong>de</strong> herhalingen en<br />
langdradigheid, en het gemis aan dieper inzicht van <strong>de</strong>n schrijver in <strong>de</strong> ziel van zijn<br />
personages.<br />
Langdradigheid en herhalingen. Laat ons <strong>de</strong> twee personen afzon<strong>de</strong>rlijk en in<br />
hun lief<strong>de</strong>savontuur volgen. Reeds op <strong>de</strong> eerste bladzij<strong>de</strong> heet het van Lea:<br />
‘... als in zomeravon<strong>de</strong>n soms iets vreeselijks en zoets haar intiemste<br />
nerven span<strong>de</strong> wist ze <strong>de</strong> <strong>voor</strong>teekens te on<strong>de</strong>rgaan van haar<br />
menschenlot en hield zich ne<strong>de</strong>rig <strong>voor</strong> haar doel bereid’.<br />
Gansch het boek door zien wij haar op dit doel wachten, onbewust en vruchteloos.<br />
Op blz. 61 wordt ons weer het meisje Lea geschetst, niet van een an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong><br />
bekeken, haar ziel niet dieper ontraadseld:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
‘Zijn omarming en zijn kus <strong>de</strong><strong>de</strong>n haar bloed heftiger stroomen, en wijl<br />
in haar een groote volheid van leven woog, bleef haar hart onvoldaan en<br />
tot treurnis geneigd. En <strong>de</strong> ontstemming bleef hangen over haar gemoed,<br />
onbepaald, pijnlijk en dof’.<br />
Op blz. 111 wordt <strong>de</strong> situatie misschien wat pregnanter, maar het is een Lea die<br />
wij reeds 110 blz. lang kennen, welke ons opnieuw getoond wordt:<br />
‘Soms dook hij zijn gelaat tusschen haar hoofd en schou<strong>de</strong>r en zoen<strong>de</strong><br />
haar in <strong>de</strong> molligheid van haar hals. Wijl onvoldoen<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> liefkoozingen haar onaangenaam’.<br />
Dat men mij nu ver<strong>de</strong>r op mijn woord geloove: op elke bladzij<strong>de</strong>, waar van Lea<br />
spraak is, kon ik één, twee en drie zinnen aangehaald hebben, die alle en elk op<br />
zich zelf een en maar één zelf<strong>de</strong> en steeds het zelf<strong>de</strong> beeld van het meisje geven.<br />
Wouter Elsland is met een net een<strong>de</strong>re metho<strong>de</strong> ge- en herschetst. Op blz. 25<br />
vernemen wij:<br />
‘... hij had het leven mateloos lief, al stond hij er boven, sober en<br />
ascetisch’.<br />
(Hij vergist zich en <strong>de</strong> schrijver vergist zich, en daar ligt <strong>de</strong> gansche oorzaak van<br />
Van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>'s mislukking: Wouter heeft het leven niet overwonnen. En als hij<br />
erboven staat, dan is het enkel omdat hij er nog geen kennis mee gemaakt heeft).<br />
Op blz. 57 (ik moet er <strong>de</strong>n nadruk op leggen, dat ik niet aan het pluizen ben, en<br />
even goed een an<strong>de</strong>re bladzij<strong>de</strong> kon kiezen):<br />
‘En hij zei hoe hij haar liefhad, hoe hij was als zon<strong>de</strong>r lichaam naast<br />
haar; maar hoe heel zijn ziel haar omvatte en optil<strong>de</strong> naar serener<br />
regionen, weg uit <strong>de</strong>ze wereld van verenging en banaliteit’.<br />
Op blz. 95, tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling in het woud, is het tot een ‘woesten<br />
kus’ gekomen:<br />
‘Maar plotse bezinning doorschichtte ontnuchterend Wouter's donkeren<br />
roes: was 't niet zijn ziel alleen die naar haar smachtte?...’<br />
Wanneer na <strong>de</strong>ze wan<strong>de</strong>ling op zijn kamer hem weer <strong>voor</strong> een oogenblik <strong>de</strong><br />
wellust in zijn macht krijgt, maar Lea tot het inzicht komt dat <strong>de</strong>ze passie slechts<br />
door haar is uitgedaagd, wordt Wouter stante pe<strong>de</strong> <strong>de</strong> Wouter van al <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
bladzij<strong>de</strong>n:<br />
‘Lieveling, zei hij droevig en beschaamd, lieveling, neem me niet kwalijk.<br />
Ik had me totaal over je houding misgrepen’.<br />
Zóó <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> personen. Zóó hun avontuur. Ner-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
106<br />
gens een schijn van conflict: twee menschen die eenvoudig niet met elkaar in botsing<br />
kunnen komen, daar zij geen enkele plek vertoonen waar hun gevoelens, hun da<strong>de</strong>n<br />
zich zou<strong>de</strong>n kunnen verstrengelen. Het zijn twee glad gepolijste sferen die elkaar<br />
slechts even langs <strong>de</strong> tangente raken, en elkaar ontwijken... par la tangente. Het<br />
zijn twee albums met foto's die wij doorbla<strong>de</strong>ren: Lea, hier weer Lea, en nog Lea<br />
op een zomerdag, en Lea in het woud. Hier Wouter op zijn kamer, Wouter in <strong>de</strong>n<br />
maneschijn, Wouter een jaar later en niks veran<strong>de</strong>rd...<br />
O, als Lea ging ra<strong>de</strong>n wat er in Wouter omging, en zich naar hem zou hebben<br />
trachten te plooien, dan zou misschien het conflict in haar geboren zijn. Als Wouter<br />
zich maar een oogenblik rekenschap gaf van zijn nebulositeit, van zijn zakelijkheid<br />
waar hij over <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> praat en praat als was hij pas veertien, dan zou het tusschen<br />
zijn blijkbaar aangeboren machteloosheid en zijn wil om Lea te doorgron<strong>de</strong>n tot een<br />
prangen<strong>de</strong>n strijd hebben kunnen komen. Doch neen, <strong>de</strong>ze twee menschen, of<br />
beter <strong>de</strong>ze twee zielen, tre<strong>de</strong>n op geen enkel moment naar elkaar toe, en geen<br />
worsteling, geen vlam ontspringt.<br />
Ik wijs enkel uitvoerig op <strong>de</strong>ze langdradigheid, omdat zij <strong>de</strong>n grond van het<br />
kunstwerk raakt. Maar ik zou ook tallooze ongerijm<strong>de</strong> passages kunnen aanvoeren,<br />
Wouter in het ootje nemen met zijn betweterijen:<br />
‘Zwischen uns sei Wahrheit, verlang<strong>de</strong> hij, in allusie op Goethe's<br />
Iphigenie’.<br />
of <strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n tellen die <strong>de</strong> beruchte wan<strong>de</strong>ling in het woud beschrijven, een<br />
ein<strong>de</strong>looze wan<strong>de</strong>ling, die ons niets ver<strong>de</strong>r brengt in <strong>de</strong> kennis van die twee<br />
menschen; die ons nergens leidt; waar wij geen oogenblik een gevoel van ruimte<br />
krijgen of <strong>de</strong>n kosmos aanvoelen; waar wij letterlijk het woud niet meer ontwaren<br />
vanwege <strong>de</strong> vele boomen, en die Wouter alleen <strong>de</strong> gelegenheid moet geven om<br />
zeer be<strong>de</strong>nkelijke, althans zeer kin<strong>de</strong>rachtige, om niet te zeggen aberweise<br />
philosophie te uiten:<br />
‘En Lea hoor<strong>de</strong> hoe hij, meegesleept door <strong>de</strong>n stroom zijner gedachten,<br />
verklaar<strong>de</strong> dat hij soms vond dat 't beter ware geweest had<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
schepping het nooit ver<strong>de</strong>r gebracht dan zoo'n agglomeratie van<br />
plantenlevens... De boomen moeten er toen hebben uitgezien als dorre<br />
vlammen, zooals <strong>de</strong> cypressen bij Van Gogh, wiens vizie greep naar die<br />
oertijdperken terug... Nog ontsnapt ons het wezen <strong>de</strong>r dingen, wijl men<br />
sinds eeuwen ontzaglijke massa's intellectueele energie heeft besteed<br />
aan 't ontle<strong>de</strong>n van zijn verschijning... Wat kan ons baten die slotsom van<br />
alles, dat het leven niets zou zijn dan een electro-chemisch verschijnsel?<br />
Begin mij maar eerst te zeggen wat electriciteit eigenlijk is, wat het wezen<br />
daarvan is: dan zijn we ver<strong>de</strong>r...’<br />
Het wordt waarachtig te bar. Twintig lange bladzij<strong>de</strong>n achtereen (het boek telt er<br />
140) Genesis, en Van Gogh, Shakespeare, en <strong>de</strong> Germaansche oervolken, en <strong>de</strong><br />
gothische Kathedralen... om <strong>de</strong> boomen te bezingen. Het lijkt meer een thesis <strong>voor</strong><br />
een archeoloog of kruidkundige. Neen, neen. die Wouter maakt te schoone<br />
opstelletjes, hij is te wijs <strong>voor</strong> een zoo jonge knaap, of te holsprakerig <strong>voor</strong> een wijs<br />
jongeling. ‘Lea luister<strong>de</strong> bereidwillig’, getuigt ons tenslotte <strong>de</strong> schrijver, ‘maar toch<br />
was ze met haar gevoelsleven el<strong>de</strong>rs’.<br />
Nou.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Gemis aan dieper inzicht, zei ik, was <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re grove en essentieele, want ook<br />
het werk in wortel, stam en tak vermolmen<strong>de</strong>, fout.<br />
Was ons in<strong>de</strong>rdaad het meisje Lea geschetst als een vrouw die helaas <strong>voor</strong><br />
niets an<strong>de</strong>rs vatbaar is dan <strong>voor</strong> teling; was in Wouter een abnormaal man<br />
geteekend, die <strong>de</strong>n doem van zijn noodlot on<strong>de</strong>rgaat... Maar <strong>de</strong> schrijver wil <strong>voor</strong><br />
elk misverstand waarschuwen: Lea is <strong>de</strong> vrouw. En met een onverdraaglijk<br />
welbehagen wordt Wouter verheerlijkt als ‘<strong>de</strong> man in zijn puurste essentie’. Het<br />
maakt, bij het reeds pijnlijke on-avontuur van die twee ongelukkigen, wrevelig,<br />
<strong>voor</strong>tdurend nog te moeten vernemen dat er in <strong>de</strong> wereld heelemaal niets an<strong>de</strong>rs<br />
is dan <strong>de</strong>ze dubbele uiteenloopen<strong>de</strong> en nooit te vereenigen drang van man en van<br />
vrouw. Men gaat vermoe<strong>de</strong>n, dat men niet meer te doen heeft met Wouter en Lea,<br />
in wier bestaan wij trouwens geen oogenblik gelooven, maar met een doctrinair<br />
betoog over het door een onoverbrugbare kloof geschei<strong>de</strong>n gebied van <strong>de</strong>n man<br />
en dat van <strong>de</strong> vrouw.<br />
Het spijt me waarachtig, en dit is geen paradox, dat Van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> niet een cyclus<br />
sonnetten, of zij het maar één sonnet, voldoen<strong>de</strong> heeft geacht om in een machtig<br />
en overtuigend raccourci <strong>de</strong>zen roman (die slechts een gevoels-moment van een<br />
dichter is), samen te vatten. Noch is het een paradox, wanneer ik verzeker dat juist<br />
dáár een begin van roman opduikt in twee passages die <strong>de</strong> schrijver als repoussoir<br />
gebruikt. In <strong>de</strong> eerste vertelt hij, hoe Wouter's eerste minnares zich naakt en als<br />
een slet aan hem opdringt en hem, die ‘niet in staat was haar te bezitten’ in <strong>de</strong>n<br />
nacht doet weghollen. Met <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> passage, die waar Lea zich overgeeft<br />
aan <strong>de</strong>n soldaat, wordt het boek besloten. Het moet mij van het hart: die twee<br />
episo<strong>de</strong>s, hoe dierlijk ook, schijnen mij min<strong>de</strong>r wansmakelijk dan Wouter's en Lea's<br />
reakties in het woud en op <strong>de</strong> kamer van <strong>de</strong>n jongeling. Die minnares van Wouter<br />
en die soldaat-cavalier van Lea zijn mij veel en veel menschelijker dan Wouter en<br />
Lea zelf, en veel gezon<strong>de</strong>r.<br />
* * *<br />
Ik heb een vriend met wien ik af en toe ga biljarten. Wie <strong>de</strong> meeste carambols maakt<br />
wint, maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n verliezer mag dan het woord van Tollens wor<strong>de</strong>n ingeroepen:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
107<br />
‘Men ziet naar <strong>de</strong> uitkomst niet, maar telt het doel alleen’.<br />
Zoo heeft Van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> met zijn eersten roman, in onze oogen althans, <strong>de</strong> eer<br />
niet gered. Maar <strong>voor</strong> hem kan gel<strong>de</strong>n, dat hij zijn doel hoog had gesteld. Zijn pogen<br />
ging naar een lyrische paraphrase, naar een werk, dat een nieuw geluid zou geweest<br />
zijn in onze Vlaamsche romankunst. Hij zal 't wellicht verkiezen neer te zinken bij<br />
een zware taak, dan zich met een mid<strong>de</strong>lmatige opgave tevre<strong>de</strong>n te stellen. Ook<br />
wij; en onze ontstemming over Het Meisje Lea sluit geenszins <strong>de</strong> verwachting<br />
uit, dat Van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> zulk hoog doel eens en eerlang zal bereiken.<br />
REIMOND HERREMAN<br />
Het Ne<strong>de</strong>rlandsche ex-libris<br />
V Levensverfraaiïng<br />
NAAR uit verschillen<strong>de</strong> symptomen bleek is <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het ex-libris we<strong>de</strong>r<br />
ontwaakt; moge dit een gunstig teeken zijn <strong>voor</strong> eene toenemen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ering<br />
van het schoone boek. Velen kwamen er <strong>de</strong>n laatsten tijd toe, om van <strong>de</strong>ze<br />
intiem-aanspreken<strong>de</strong> eigendomsmerken eene verzameling aan te leggen, waartoe<br />
ongetwijfeld <strong>de</strong> in <strong>de</strong>n afgeloopen winter hier en daar gepubliceer<strong>de</strong> opstellen zullen<br />
hebben bijgedragen. Het verheugt ons daarom, met <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling te zijn aangeland<br />
bij een <strong>de</strong>el, dat meer in het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schoonheid van <strong>de</strong>ze sierkunst, in haar<br />
velerlei gestalten, zal aantoonen. Deze taak is onbegrensd. We<strong>de</strong>rom vragen we<br />
ons af: hoe kon dit domein zoo lang braak liggen? Het is een niet voetstoots af te<br />
bakenen terrein, waar<strong>voor</strong> we ons bevin<strong>de</strong>n, en wekt juist dit niet een i<strong>de</strong>e van<br />
kleurige perspectieven?<br />
Men be<strong>de</strong>nke toch, dat het ex-libris, althans in ons land, geen han<strong>de</strong>lsobject is.<br />
Dit behoedt het weliswaar <strong>voor</strong> profaneering, doch onbekendheid van veel nobele<br />
stukken is tevens het onvermij<strong>de</strong>lijk gevolg. De snuffelaar staat dan ook menigmaal<br />
<strong>voor</strong> verrassingen. Als product van een grafisch kunstenaar verdient het echter<br />
evenzeer <strong>de</strong> aandacht als zijn overige werken, en het is om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n, dat wij<br />
populariseering bevor<strong>de</strong>ren op beperkte schaal, in behoorlijk cachet. Het ontbreken<br />
van een normatieve wetenschap op dit gebied moet wellicht grooten<strong>de</strong>els wor<strong>de</strong>n<br />
toegeschreven aan <strong>de</strong> beunhazerij, het verregaan<strong>de</strong> dilettantisme, dat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong><br />
van het geheel op hatelijke wijze drukt.<br />
De scheppingen beschouwend van knappe grafici valt in het boekmerk<br />
onmiskenbaar het individueele stijl-karakter op, dat hun geheele oeuvre teekent.<br />
Dit is trouwens logisch. Ook in <strong>de</strong>ze uitingen van kunstzin rijst toch <strong>de</strong> schoonheid<br />
als symbool, ook hier wordt <strong>de</strong> mogelijkheid bereikt, om een verschei<strong>de</strong>nheid van<br />
vormen op te roepen, om epische, lyrische of dramatische verbeelding te<br />
bewon<strong>de</strong>ren. Klassieke, romantische of symbolische stijl kan hier evengoed wor<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rkend als in <strong>de</strong> ontwerpen van grootscher gebaar, die van bouwkunst,<br />
schil<strong>de</strong>rkunst, beeldhouwkunst.<br />
De behoefte, om een ex-libris te voeren, is in het eene geval even begrijpelijk,<br />
als in het an<strong>de</strong>re geval hare afwezigheid verklaarbaar is. De mensch, die vervuld<br />
is van eene nimmer aflaten<strong>de</strong> hunkering naar vergankelijk geneugte, het tij<strong>de</strong>lijk<br />
streelen<strong>de</strong>, moet wel in een bui van bedachtzaamheid verbijsterd zijn over <strong>de</strong><br />
vluchtigheid van zijn bestaan. Wie <strong>de</strong> ledigheid poogt te verdrijven met<br />
luchthartigheid, bouwt <strong>de</strong> cel van zijn eenzaamheid naar alle zij<strong>de</strong>n uit.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Hij, die geestelijke waar<strong>de</strong>n beoogt, is zich die vluchtigheid in <strong>de</strong>n geest bewust.<br />
Hij gevoelt zich <strong>de</strong>el van het begin- en eindlooze leven, <strong>de</strong> eeuwigheid. Zijn<br />
psychische toestand spiegelt zich af in zijn streven. Mint hij <strong>de</strong> schoonheid, dan<br />
ontwikkel<strong>de</strong> zich nog onmerkbaar zijn aesthetisch bewustzijn, dat hem voert tot<br />
zaken van fijne makelij. Mooie dingen, uit hoogen geest geboren, waaraan, buiten<br />
<strong>de</strong>n vorm, alle tij<strong>de</strong>lijkheid en vluchtigheid vreemd zijn, stukken, waarin het licht trilt<br />
in al zijne nuances, van <strong>de</strong> roomlichte tinten van <strong>de</strong>n dag tot <strong>de</strong> diepblauwe<br />
glans-meren van <strong>de</strong>n nacht. Deze houding helpt me<strong>de</strong> om het leven te styleeren,<br />
te encadreeren.<br />
Tot zulk eene levensverfraaiïng draagt zeker niet in <strong>de</strong> laatste plaats ook het<br />
ex-libris bij, niet alleen als artistiek verschijnsel, doch <strong>voor</strong>namelijk als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
van een <strong>voor</strong>werp, dat eveneens <strong>voor</strong> een bestaan van onbeperkten duur wordt<br />
<strong>voor</strong>tgebracht: het reeds eeuwenlang bemin<strong>de</strong> boek. Een ex-libris moet die<br />
bestemming bekrachtigen als een zegel van schoonheid en persoonlijke <strong>voor</strong>keur,<br />
als een sierlijk waarmerk van een menigmaal zoo dierbaar eigendom. Een mooi<br />
boek biedt verwantschap aan e<strong>de</strong>le menschelijkheid.<br />
Afbeelding no. 1<br />
Dat ook thans vele kunstenaars van naam zich met het ontwerpen van boekmerken<br />
bezighou<strong>de</strong>n, sterkt ons in het streven, om aan <strong>de</strong>ze rijkelijk leven<strong>de</strong> stof algemeene<br />
bekendheid te geven. Dit sluit evenwel geenszins tevre<strong>de</strong>nheid in. Het aantal<br />
opdrachten kon grooter zijn en meer aan in waarheid bevoeg<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n verleend.<br />
Voorshands echter bezitten wij genoeg belangrijk en weinig bekend werk, om in<br />
<strong>de</strong>ze kolommen te bespreken. Daar is Chris Lebeau, <strong>de</strong> veelzijdige, van alle artistieke<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Afbeelding no. 2<br />
108<br />
markten thuis. Met wat al technieken is <strong>de</strong>ze knappe kunstenaar vertrouwd! Niets<br />
is hem, <strong>de</strong>n rusteloozen werker, vreemd. In elke richting boogt hij op <strong>voor</strong>name<br />
resultaten, zoo met lithografeeren als met teekenen, batikken, houtsnij<strong>de</strong>n en nog<br />
veel meer.<br />
Vindt u het ontwerpen van ex-libris prettig? vroegen wij hem, nadat hij een pittige<br />
verklaring had gegeven van een door hem in hout gesne<strong>de</strong>n boekmerk. Ik vind alles<br />
prettig, was het resolute antwoord, en als om te accentueeren, dat hij geen phrase<br />
uitte, herhaal<strong>de</strong> hij, we<strong>de</strong>rom positief: ik vind álles prettig.<br />
Ziet, dit teekent <strong>de</strong>zen begaaf<strong>de</strong>. Hij wijdt zich aan alles met buitengewone ambitie,<br />
die wel uit een onuitputtelijke bron van kunstlief<strong>de</strong> en e<strong>de</strong>le energie moet<br />
<strong>voor</strong>tvloeien. Maar bovenal verheug<strong>de</strong> het ons, dat hij het <strong>voor</strong>tbrengen van een<br />
ex-libris in geenen <strong>de</strong>ele achterstel<strong>de</strong> in belangrijkheid bij zijn an<strong>de</strong>re scheppingen.<br />
En hij verklaar<strong>de</strong> ook ter <strong>de</strong>ge te ra<strong>de</strong> te gaan naar <strong>de</strong>n persoon, <strong>voor</strong> wien het is<br />
bestemd.<br />
Velen kennen zijn litho's, zijn damast-ontwerpen, zijn fameuze glaswerk, weinigen<br />
zijn in hout gestoken exlibris. Bij aandachtige beschouwing treft het, dat het<br />
lyrisch-symbolische motief, veelal van wij<strong>de</strong> strekking, in een klein bestek <strong>voor</strong>beeldig<br />
is in toom gehou<strong>de</strong>n, dank zij een rustige, beheerscht-afgewogen compositie.<br />
Sommige projecten zou<strong>de</strong>n dan ook evengoed in grooter formaat eene passen<strong>de</strong><br />
voldoening schenken.<br />
Eenige toelichting zal <strong>de</strong> beteekenis van dit werk sterker doen uitkomen. In het<br />
ex-libris <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n heer A.F. Miran<strong>de</strong> is een docent weergegeven als reactie op het<br />
ambt van <strong>de</strong>n eigenaar (afb. 1). De kaars van het he<strong>de</strong>n en die van het verle<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n met elkaar in verband gebracht door het boek, waaruit een vlammetje stijgt.<br />
De oogen zijn, als zinnebeeld van <strong>de</strong> wijsheid, naar <strong>de</strong> uil-i<strong>de</strong>e gestyleerd.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Afbeelding no. 3<br />
Het boekmerk <strong>voor</strong> Dr. Tuyt biedt veel diepzinnigheid (afb. 2). Het is<br />
medisch-psychiatrisch van aard. De <strong>voor</strong>stelling toont het rustige gelaat van een<br />
zielkundig dokter, die door leed en ervaring tot klaarheid en evenwichtigheid kwam.<br />
De vlam in <strong>de</strong>n baard duidt op het nog bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> levensvuur in <strong>de</strong> rijpheid <strong>de</strong>r<br />
jaren. De geneesheer houdt zijn patiënt <strong>de</strong>n medischen spiegel <strong>voor</strong>, gevormd door<br />
een bekerhandvat, waarboven een kronkelen<strong>de</strong> slang een lijst vormt. En <strong>de</strong> patiënt<br />
ontwaart zijn onevenwichtig en verwrongen beeld; zijn brein is beneveld door het<br />
gif van <strong>de</strong> slang, <strong>de</strong> geslachtsdrift. De opgeheven hand, waarin <strong>de</strong> lijnen <strong>de</strong>s levens,<br />
van het gevoel en <strong>de</strong>n kunstzin zijn aangegeven, roept hem een halt toe en wijst<br />
naar boven, op <strong>de</strong> mogelijkheid tot vergeestelijking <strong>de</strong>r lagere driften. De<br />
hoekvullen<strong>de</strong> zinnebeel<strong>de</strong>n dui<strong>de</strong>n op eene verhouding tot <strong>de</strong> levensvraagstukken,<br />
welke moeten wor<strong>de</strong>n opgelost en overwonnen, en wel glimlachend (<strong>de</strong> maan),<br />
ironisch (mephisto) en schouwend (<strong>de</strong> wijsgeer). Afb. 3 geeft een acteurs-exlibris;<br />
<strong>de</strong> maskers zijn hier vitaler dan in <strong>de</strong>rgelijke boekmerken, <strong>voor</strong>al bij buitenlandsche,<br />
gewoonlijk het geval is.<br />
Van buitengewone beteekenis is het ex-libris met eene joodsche <strong>voor</strong>stelling (afb.<br />
4). Op <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>grond <strong>de</strong> zevenarmige luchter, <strong>de</strong> maccabaeënlamp, die het licht<br />
<strong>de</strong>s levens uitstraalt; aan <strong>de</strong>n voet het davidskruis. De bei<strong>de</strong> figuren stellen het<br />
we<strong>de</strong>rzijdsche vertrouwen <strong>voor</strong>, uitgebeeld door het in <strong>de</strong> hand geheven hart. En<br />
op <strong>de</strong>n achtergrond, lichtend-imposant, rijst een klare stad als zonnig symbool van<br />
Palestina's opbouw en het omhoog streven van het leven. Jeruzalem..., naam vol<br />
sonoren, historischen klank.<br />
In al <strong>de</strong>ze stukken treft naast vindingrijkheid het gracieuse gebaar, het superieure<br />
gemak, waarmee Lebeau een moeilijke opgaaf tot in <strong>de</strong> uiterste gevolgen afwerkt.<br />
Hij is niet alleen <strong>de</strong> vaardige en gevoelvolle kunstenaar, maar<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Afbeelding no. 4<br />
109<br />
ook <strong>de</strong> schepper van verbeeldingen in beproef<strong>de</strong> thema's, die aan het <strong>de</strong>nken en<br />
mijmeren brengen. Zijn figuren vergroei<strong>de</strong>n nimmer tot zielloos-gestol<strong>de</strong> vormen,<br />
doch vertoonen iets verhevens en zijn vol beweging, van een vaak eleganten zwier.<br />
De exlibris-ontwerpen van <strong>de</strong> grafische kunstenares R.M. Wichers Wierdsma<br />
geven een gansch an<strong>de</strong>r accent. Door een sterk rhythme gedragen spreekt ook<br />
hier een persoonlijk karakter, waaraan passie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kunst niet vreemd is. Kunst,<br />
begrepen als door menscheziel in vorm of kleur verhoog<strong>de</strong> realiteit, verinnigd,<br />
versterkt, verdroomd. Zij brak met vrijwel alle afgesleten tradities en bracht nieuwe<br />
constante waar<strong>de</strong>n, in gedurf<strong>de</strong>n vorm, met kloeken inslag. Voor dit markante werk<br />
bestond geen prototype.<br />
Het ware belangwekkend om na te gaan, in welken zin <strong>de</strong> nieuwe richtingen op<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> kunstterreinen zich on<strong>de</strong>rling tot elkan<strong>de</strong>r verhou<strong>de</strong>n. Waarom<br />
kant men zich vaak zoo blin<strong>de</strong>lings tegen het nieuwe, dat finaal immers zegeviert,<br />
zij het in gezuiverd tempo? Weerbarstig is bijna ie<strong>de</strong>r, waar het gaat om <strong>de</strong> belij<strong>de</strong>nis<br />
van een nieuwe leer. Het is <strong>de</strong> haast niet te verbreken lief<strong>de</strong>, welke elk menschenhart<br />
van nature kluistert aan het verle<strong>de</strong>n. Wie <strong>de</strong> symphonieën van Beethoven of <strong>de</strong><br />
fuga's van Bach <strong>voor</strong> het eerst verneemt, wordt slechts op enkele punten door<br />
ontroering gegrepen. Het bij herhaling aanhooren wekt telkens nieuwe emoties en<br />
openbaringen, totdat een aangrijpen<strong>de</strong> innigheid zich met gesloten armen in het<br />
moeizaam gewonnen harte neerlegt om dit niet meer te verlaten. Leeren we<br />
gelei<strong>de</strong>lijk niet vaak <strong>de</strong> volle schoonheid genieten van doeken als die van Rembrandt,<br />
ja van een door kunstenaarshand opgeroepen portret, van een gedicht, van een<br />
gebouw?<br />
De vernieuwers van <strong>de</strong> kunst, die in elk geslacht optre<strong>de</strong>n, hebben met <strong>de</strong>ze<br />
stroefheid te kampen. En dit is goed; het staalt hunne krachten. Maar dan is Mej.<br />
Wichers Wierdsma toch wel een gelukkig pionierster. Haar exlibrisoeuvre<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Afbeelding no. 5<br />
Afbeelding no. 6<br />
is reeds thans het meest omvangrijke van wat wellicht ooit door een Hollandsch<br />
kunstenaar in dit opzicht is gepraesteerd, en geregeld gaat ze <strong>voor</strong>t met het teekenen<br />
van haar sterk gescan<strong>de</strong>er<strong>de</strong> boekmerken, in telkens wisselend formaat, opvallend<br />
door opmerkelijke vondsten en altoos getooid door letters, waaraan <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />
mooie vormen zichtbaar is.<br />
Soms vertoont haar werk iets ongebrei<strong>de</strong>ld-architecturaals. Indien zij zich tot <strong>de</strong><br />
architectuur had<strong>de</strong> gewend, zou<strong>de</strong> zij zeker tot <strong>de</strong> meest mo<strong>de</strong>rne baanbreken<strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
geesten hebben behoord. Hierbij geven we iets van haar nieuwste stukken. Het<br />
wapen-exlibris is een fijnzinnig teeken van geserreer<strong>de</strong> hoofschheid (afb. 5). Er is<br />
een zachte spiegeling tusschen wit en zwart, waaraan <strong>de</strong> letters statig-rustig<br />
<strong>de</strong>elnemen. De schoone letter met haar ornamentale kracht is <strong>voor</strong>al ook <strong>voor</strong> het<br />
boekmerk een <strong>voor</strong>name factor; zij is een wijding <strong>voor</strong> het geheel, een lust <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
oogen.<br />
Het verwon<strong>de</strong>rt dan ook niet, dat <strong>de</strong>ze artieste een zuiver typografisch ex-libris<br />
schiep (afb. 6). Het door zwart getemper<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>r brengt <strong>de</strong>n warmen bloei van een<br />
rhythmisch-opgesteld letter-eskadron. Roept dit stuk u niet in <strong>de</strong> ooren het wellui<strong>de</strong>nd<br />
rinkinken van kristallijnen kelken? Zulk werk is een weldaad; het is een genot <strong>voor</strong><br />
schoonheidsminnen<strong>de</strong>n en heerlijk studiemateriaal <strong>voor</strong> beginnen<strong>de</strong>n. Het bezit <strong>de</strong><br />
prae<strong>de</strong>stinatie om school te maken.<br />
JOHAN SCHWENCKE<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
N.B. 1.<br />
2.<br />
Kroniek van het proza<br />
110<br />
Voor alle afbeeldingen mocht wor<strong>de</strong>n<br />
gebruik gemaakt van <strong>de</strong> oorspronkelijke<br />
houtblokjes en cliché's.<br />
Na onze vorige vermeldingen gaven zich<br />
nog als ruilgierig verzamelaar op:<br />
C.J.J.G. Vosmaer, Rapenburg 83,<br />
Lei<strong>de</strong>n.<br />
G.E. Win<strong>de</strong>muller, arts, Vaassen.<br />
Dr. J.D. Bierens <strong>de</strong> Haan, Menschengeest: Re<strong>de</strong>, Ze<strong>de</strong>lijkheid,<br />
Schoonheidszin, Religie. - Amsterdam, 1927 S.L v. Looy 1)<br />
.<br />
IN het Kenaupark te Haarlem, dicht bij <strong>de</strong> Rozenstraat, staat een massale, grauwe<br />
villa, achter een ijzeren hek. In die villa woon<strong>de</strong> eertijds <strong>de</strong> familie Bierens <strong>de</strong> Haan.<br />
Weinig Haarlemmers, die <strong>de</strong> familie Bierens <strong>de</strong> Haan niet ken<strong>de</strong>n. Het was een<br />
dier, toen al min of meer ou<strong>de</strong>rwetsche, kloeke geslachten, welke aan <strong>de</strong> onrustige,<br />
charlestonnen<strong>de</strong> en uithuizige menschen van <strong>de</strong>zen tijd moeten aandoen als een<br />
legen<strong>de</strong>. ‘Alzoo liet Isaï zijn zonen <strong>voor</strong>bij het aangezicht van Samuel gaan’... Aan<br />
die oud-testamentische passage moet ik altijd <strong>de</strong>nken als ik mij <strong>de</strong> familie Bierens<br />
<strong>de</strong> Haan <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n geest terug roep. Ik meen mij te herinneren, dat ik, op<br />
Zondagmiddagen met mijn ou<strong>de</strong>rs dwalend door het heerlijke Kennemerland, het<br />
gezin Bierens <strong>de</strong> Haan soms wel ontmoette: <strong>de</strong>n va<strong>de</strong>r in zijn eenigszins gebogen<br />
houding en wat sloffen<strong>de</strong>n gang, vergezeld van zijn vrouw en eenige zijner zonen<br />
en dochteren; ook zij hiel<strong>de</strong>n, als weinigen meer in die dagen, <strong>de</strong> goed-hollandsche<br />
gewoonte van het wan<strong>de</strong>len hoog. Doch wat bovenal in <strong>de</strong>ze familie in eere werd<br />
gehou<strong>de</strong>n, dat waren - het spreekt wel haast vanzelf - <strong>de</strong> christelijke tradities, en<br />
<strong>de</strong> tradities niet alleen. Tegen Kerstmis prijkte er in een <strong>de</strong>r patricische vertrekken<br />
een reusachtige boom, waaromheen <strong>de</strong> heer en mevrouw Bierens <strong>de</strong> Haan hun<br />
kin<strong>de</strong>ren en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren hunner vrien<strong>de</strong>n en beken<strong>de</strong>n plachten te noo<strong>de</strong>n. - Ook<br />
ik heb, als kleine jongen, enkele malen het <strong>voor</strong>recht gehad van zulk een<br />
Kerstfeestviering in het Kenaupark bij te wonen. Mij heugt o.a. een pracht van een<br />
mahoniehouten griffelkoker met koperen naamplaatje, welke van on<strong>de</strong>r dien boom<br />
te <strong>voor</strong>schijn kwam en uit <strong>de</strong> vrijgevige han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n gastheer of gastvrouw in<br />
<strong>de</strong> mijne beland<strong>de</strong>. En op weg naar huis ('k was er trotsch op <strong>voor</strong> een keer zoo<br />
laat naar bed te mogen!) dacht ik hoe die goe<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> meneer Bierens <strong>de</strong> Haan wel<br />
een echt menschen- en kin<strong>de</strong>rvriend moest zijn om mij met zulk een schat te hebben<br />
willen verblij<strong>de</strong>n.<br />
Weinig vermoed<strong>de</strong> ik toen, dat ik in latere jaren aan een zijner zoons zoo veel<br />
grootere verplichtingen zou krijgen. Ik heb in dit tijdschrift al zóóvele persoonlijke<br />
herinneringen doen drukken, dat ik <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze enkele maal niet schroom, eens iets<br />
van mijn eigen herinneringen hier weer te geven, al is het dan ditmaal niet ‘al<br />
praten<strong>de</strong> met’ onzen geaccrediteer<strong>de</strong>n en gewaar<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n vertrouwensman<br />
Pannekoek.<br />
Het was in 1904, in Baarn. Ik had het moeilijk, want ik wist niet meer wat ik van<br />
God en van het leven en van mijzelf moest <strong>de</strong>nken. Ik was, langer dan an<strong>de</strong>ren op<br />
1) De Kroniek betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen Roman zal in het volgend nummer wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>tgezet.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
mijn leeftijd, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n schut van het ou<strong>de</strong>rlijk huis gebleven en had dies langer<br />
dan an<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>n (o! ik erken het dankbaar!) in menig opzicht heilzamen invloed<br />
van het <strong>voor</strong>beeld en <strong>de</strong> opvattingen mijner vrome ou<strong>de</strong>rs on<strong>de</strong>rgaan. Ik las, en<br />
met smaak, nog Louwerse en Andriessen (hul<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> nagedachtenis van <strong>de</strong>ze<br />
mannen, die het huidig geslacht <strong>voor</strong> een Chris v. Abcou<strong>de</strong> vergeet!) in <strong>de</strong> jaren<br />
dat an<strong>de</strong>ren zich al met Couperus bezig hiel<strong>de</strong>n, en mijn geloof lag veilig bewaakt<br />
in <strong>de</strong> vormen, die mijn ou<strong>de</strong>rs heilig waren. Toen ging ik naar Leipzig en naar <strong>de</strong>n<br />
Haag, op kamers. Ik was plotseling zelfstandig. Uit <strong>de</strong>n ban <strong>de</strong>r christelijke huisregels<br />
bevrijd, moest ik tot <strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kking komen, dat het met mijn ‘geloof’ maar treurig<br />
gesteld stond; een mooi schijnend vernisje, da<strong>de</strong>lijk weggestreken. Niet, dat ik mij<br />
daar <strong>voor</strong> 't moment zoo bizon<strong>de</strong>r veel van aantrok. Ik was heerlijk vrij en leef<strong>de</strong> 't<br />
vlotte jongeluisleventje met mijn kamera<strong>de</strong>n, zoover mijn contemplatieve en wat<br />
teruggetrokken aard daar smaak in kon vin<strong>de</strong>n.<br />
Toen kwam ik, in 1904, in Baarn. Het stu<strong>de</strong>ntikooze leventje had uit; ik was man<br />
die zich een bestaan moest veroveren. Neen, dat was ‘ik’ niet. ‘Ik’, wie was ‘ik’?<br />
Neergezet van uit een groote, vroolijke stad in het stijve dorp on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> melancholie<br />
van zijn zwaar geboomte, voel<strong>de</strong> ik mij als een be<strong>de</strong>laar, naakt en uitgeschud. Ik<br />
had alles verloren en niets had waar<strong>de</strong> meer <strong>voor</strong> mij. Wàt was God, wàt waren <strong>de</strong><br />
menschen, wàt was Ikzelf? Was het leven waard geleefd te wor<strong>de</strong>n? De zomers<br />
volg<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> winters, <strong>de</strong> winters op <strong>de</strong> zomers; het regen<strong>de</strong> of <strong>de</strong> zon scheen;<br />
kin<strong>de</strong>ren wer<strong>de</strong>n geboren, menschen stierven. Alles scheen mij één groote<br />
zinneloosheid toe. Ik begon te lezen, bergen lectuur, theologische lectuur, eerst<br />
Doe<strong>de</strong>s en van Oosterzee, toen Bavinck, Oort en Harnack, Schleiermacher, <strong>de</strong>n<br />
Tübinger Baur en Bousset. Ik wil<strong>de</strong> mijn geloof terug en las en grübel<strong>de</strong>. Ach, daarin<br />
was ik wel een echte Hollan<strong>de</strong>r. Intusschen: ‘orthodox’ of ‘mo<strong>de</strong>rn’, niets bevredig<strong>de</strong><br />
mij. Had God <strong>de</strong> wereld geschapen? Maar dan waren God en wereld twéé. Mijn<br />
geest dorstte naar éénheid. Was Jezus als ‘Gods Zoon’ ‘om onze zon<strong>de</strong>n’<br />
neergedaald uit <strong>de</strong>n hemel, gestorven aan 't kruis, lichamelijk opgestaan? Ik kon<br />
<strong>de</strong>ze ‘einmaligkeit’ van <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke openbaring niet aanvaar<strong>de</strong>n; als er een God<br />
en als er een eeuwigheid was, dan waren die er nú en altijd en overal, niet in één<br />
punt <strong>de</strong>s tijds. ‘Tijd’ - wat wàs ‘Tijd’?<br />
Ik las Haeckel's ‘Welträtsel’. Dat boek overtuig<strong>de</strong> mij van <strong>de</strong> continuïteit van alle<br />
natuurlijke verschijnselen: zeeën, bosschen, dieren, menschen, 't een hing met het<br />
an<strong>de</strong>r onverbrekelijk samen. Er ontstond een begin van or<strong>de</strong>ning in mijn ontred<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />
geest. Maar ‘<strong>de</strong> ziel’ - wat was zij? Haeckel's oplossing van <strong>de</strong> ‘Zell-seele’ bevredig<strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
111<br />
mij alles behalve; ik besefte dat dit eenvoudig een, vrij kin<strong>de</strong>rachtige, verschuiving<br />
was van het probleem. En Haeckel's ‘religie’ van het ‘Schöne, Gute und Wahre’<br />
scheen mij op <strong>de</strong>ze materialistische basis belachelijk: <strong>de</strong> ‘onzinnige metafyzika van<br />
een, die meen<strong>de</strong> er geen metafyzika op na te hou<strong>de</strong>n’, om 't woord van wijlen Prof.<br />
van <strong>de</strong>r Wijck te bezigen. Ik smachtte naar een steunpunt <strong>voor</strong> mijn <strong>de</strong>nken buiten<br />
ie<strong>de</strong>re uitwendige autoriteit, zij het dan die van <strong>de</strong>n Bijbel, van <strong>de</strong> Kerk of van <strong>de</strong><br />
Wetenschap. Immers: an<strong>de</strong>rs dan mijn <strong>de</strong>nken hàd ik niet en wàs ik niet. Zoo dreig<strong>de</strong><br />
ik te vervallen tot een hopeloos en sceptisch solipsisme.<br />
Toen was het, dat ik in een blad iets las over een 'n paar jaren vroeger verschenen<br />
boek: Levensleer naar <strong>de</strong> beginselen van Spinoza, door Dr. J.D.<br />
Bierens <strong>de</strong> Haan. Dat boek moet ik in han<strong>de</strong>n zien te krijgen, dacht ik, en ik verzocht<br />
mijn moe<strong>de</strong>r het van mevrouw Bierens <strong>de</strong> Haan <strong>voor</strong> mij te leen te willen vragen.<br />
Zoo geschied<strong>de</strong>, en ik ontving het exemplaar met <strong>de</strong> eigenhandige opdracht van<br />
<strong>de</strong>n schrijver: ‘Aan mijne Moe<strong>de</strong>r’. Zoodra ik het boek had opengeslagen, bij 't lezen<br />
al van <strong>de</strong> eerste bladzij<strong>de</strong>n, met <strong>de</strong>n schoonen aanhef van Dante: ‘M'insegnavate<br />
come l'uom s'eterna’, Gij leer<strong>de</strong>t mij, hoe <strong>de</strong> mensch zich vereeuwige... voel<strong>de</strong> ik:<br />
DIT WAS HET, waarnaar ik in vele lange en eenzame avon<strong>de</strong>n achter mijn stapels<br />
boeken gezocht had en gezocht, zon<strong>de</strong>r te vin<strong>de</strong>n. En won<strong>de</strong>rlijk: ik voel<strong>de</strong>, hoe<br />
meer ik mij in dit klaar en rustig <strong>voor</strong>tschrij<strong>de</strong>nd proza verdiepte, dat ik dit alles<br />
altijd geweten had. Het werd mij een zelf-ont<strong>de</strong>kking. Ik heb het boek<br />
uitgespeld in <strong>de</strong> lange Zondagen, dat ik alleen zat in <strong>de</strong> stille Baarnsche bosschen,<br />
en ik voel<strong>de</strong> mij rijk en gelukkig. Daarna spel<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> Ethica van Spinoza. Tijd en<br />
eeuwigheid vielen samen, zijn en wor<strong>de</strong>n, zij bleken een en hetzelf<strong>de</strong>.<br />
Se<strong>de</strong>rt is Bierens <strong>de</strong> Haan mijn liefste lectuur gebleven. Zelf geleerd door <strong>de</strong>n<br />
wijze van <strong>de</strong> Paviljoensgracht bouw<strong>de</strong> hij op Spinoza <strong>voor</strong>t en corrigeer<strong>de</strong>,<br />
reconstrueer<strong>de</strong> hem.<br />
* * *<br />
Wat zal ik hier nog veel aan toevoegen? Ik zette mij, om een bespreking te geven<br />
van het nieuwe boek, dat <strong>de</strong> schrijver aan <strong>de</strong> lange reeks zijner werken heeft<br />
toegevoegd, en het viel zoo uit dat er uit mijn pen een getuigenis vloei<strong>de</strong>. Laat het<br />
daarbij blijven. Wat <strong>de</strong> lezer vindt in dit laatste geschrift duidt <strong>de</strong> titel voldoen<strong>de</strong> aan.<br />
Het is een tegenhanger van ‘Wereldor<strong>de</strong> en Geestesleven’, welk werk uitvoerig door<br />
mij in dit blad besproken is (D.G.W. Juni 1920, blz. 87/91). Werd in dit <strong>voor</strong>afgaand<br />
boek het menschelijk geestesleven beschouwd als <strong>de</strong>el uitmakend van het<br />
wereldproces, in ‘Menschengeest etc.’ vindt men het begrip ontvouwd van zijn<br />
innerlijken samenhang. ‘De menschengeest’, zegt <strong>de</strong> schrijver, ‘wordt niet begrepen<br />
uit een overzichtelijke rangschikking van geestelijke verschijnselen zooals <strong>de</strong>ze uit<br />
<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r beschaving kunnen wor<strong>de</strong>n opgezameld... Er zijn geen<br />
geestelijke verschijnselen zooals er natuurverschijnselen zijn; maar er zijn<br />
geestesuitingen, zooals kunstwerken en ze<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>schriften of wetenschappelijke<br />
vindingen; <strong>de</strong>ze echter zijn te begrijpen uit <strong>de</strong> geestelijke activiteit en niet an<strong>de</strong>rsom.<br />
Wij kennen <strong>de</strong>n menschengeest niet tenzij wij hem kennen uit zichzelf’. Ervaring<br />
levert stof, maar geeft geen begrip. De zin <strong>de</strong>r ervaring wordt niet uit <strong>de</strong> ervaring<br />
begrepen...<br />
Maar genoeg, men leze zelf, en <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong>ze werken geen ‘gesloten boek’ blijven<br />
(ook al meenen ze wellicht er al lang alles van te snappen), dien wor<strong>de</strong>n ze een<br />
openbaring. Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> mogelijkheid zie ik niet. - Wèl zie ik uw verholen spotlachje<br />
al, mijn waar<strong>de</strong> lezer, omdat ook ik beken mijn ‘boekje’ gevon<strong>de</strong>n te hebben, het<br />
hailichje waarbij ik zweer. Gij vergist u echter. Ik zweer bij geen enkel boek, bij geen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
enkele autoriteit, dan bij die van <strong>de</strong>n eeuwigen Geest, die in u en in mij, in ons allen,<br />
zich op zichzelf bezint. Dit is het re<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>nken, dat <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijkheid, <strong>de</strong><br />
schoonheidszin, <strong>de</strong> religie omvat. Wie naar dit re<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>nken streeft (ik hoor al<br />
mompelen over een ‘eigenwilligen verstands-godsdienst’, maar daar heeft het niets<br />
mee te maken) zal door <strong>de</strong> moeite en onrust <strong>de</strong>zer wereld niet langer wor<strong>de</strong>n<br />
ge<strong>de</strong>erd. Het bene agere et laetari, Spinoza's <strong>de</strong>vies, is <strong>voor</strong> hem geen<br />
ledige afgetrokkenheid, maar leven<strong>de</strong> werkelijkheid.<br />
GERARD VAN ECKEREN<br />
Naschrift<br />
I. <strong>Den</strong>gene die <strong>voor</strong> 't eerst met Bierens <strong>de</strong> Haan's oeuvre (d.w.z. met zijn groote,<br />
systematische geschriften) zou willen kennismaken raad ik aan te beginnen met<br />
‘De Weg tot het Inzicht’ (1909) omdat daarin het wezen en <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> onzer kennis<br />
on<strong>de</strong>rzocht en het naïef realisme van <strong>de</strong>n man in <strong>de</strong> straat (wat wij met betrekking<br />
tot dit punt allen zijn zoolang we niet tot een begin van inzicht zijn gekomen) wordt<br />
afgewezen.<br />
II. Men noemt <strong>de</strong>zen <strong>de</strong>nker nog herhaal<strong>de</strong>lijk ‘Spinozist’, zelfs, met Prof. <strong>de</strong><br />
Sopper, een ‘doorhegeld Spinozist’. M.i. geheel ten onrechte. Dat B.d.H. bij zijne<br />
beschrijvingen van <strong>de</strong> dialektische ontplooiïng <strong>de</strong>r I<strong>de</strong>e <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el <strong>de</strong>n weg volgt,<br />
dien ook Hegel ging, is vanzelfsprekend. Hoe meer men <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r<br />
wijsbegeerte bestu<strong>de</strong>ert, hoe meer men tot <strong>de</strong> conclusie komt, dat alle wijsgeeren,<br />
alle stelsels elkan<strong>de</strong>r aanvullen en verbeteren (soms ook weer tij<strong>de</strong>lijk verslechteren).<br />
De <strong>de</strong>nkrichting is bij allen gelijk. Hoe kan het ook an<strong>de</strong>rs? Wij <strong>de</strong>nken niet,<br />
maar <strong>de</strong> I<strong>de</strong>e <strong>de</strong>nkt in ons, door onze inci<strong>de</strong>nteele dwalingen heen. Het <strong>de</strong>nken van<br />
B.d.H. is ten slotte het <strong>de</strong>nken van B.d.H., en niet dat van Spinoza of Hegel of Kant.<br />
Als B.d.H. bij <strong>de</strong>zen laatste, om iets te noemen, <strong>de</strong> opvatting van <strong>de</strong> hand wijst als<br />
zou <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijkheid van het ze<strong>de</strong>lijke liggen in <strong>de</strong>n eisch die <strong>de</strong> ‘or<strong>de</strong> <strong>de</strong>r vrijheid’<br />
aan onze zinnelijke neigingsnatuur stelt (<strong>de</strong> z.g. kategorische imperatief) zon<strong>de</strong>r<br />
dat in aanmerking komt hóe <strong>de</strong> neiging aan <strong>de</strong>zen eisch gevolg geeft, en tegenover<br />
dit Kantsche apriori <strong>de</strong>zer ‘transcen<strong>de</strong>ntale or<strong>de</strong> <strong>de</strong>r vrijheid’ en haar on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk<br />
gebod het ze<strong>de</strong>lijke stelt als een aposteriori (het gei<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong> streven; d.i. een<br />
streven waarin <strong>de</strong> zinnelijke natuur een actief element blijft 1) , zoo komen Kant en<br />
B.d.H. toch daarin overeen, dat zij het ze<strong>de</strong>lijke boven <strong>de</strong> empirie uitheffen. (Hoevelen<br />
onzer dagen <strong>de</strong>nken in dat opzicht nog vóór-Kantiaansch!)<br />
Spencer's opvatting omtrent het ze<strong>de</strong>lijke als bestaan<strong>de</strong> in elks aanpassing aan<br />
<strong>de</strong> zich ontwikkelen<strong>de</strong> levensvormen <strong>de</strong>r gemeenschap wordt als naturalisme terecht<br />
veroor<strong>de</strong>eld, doch datgene van <strong>de</strong>ze controvers waarin<br />
1) Menschengeest etc. 51 1 (blz. 168).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
112<br />
B.d.H. en Spencer toch weer overeenstemmen is, dat het ze<strong>de</strong>lijke niet een<br />
bepaal<strong>de</strong>n, onveran<strong>de</strong>rlijken inhoud heeft (dit is on<strong>de</strong>r alle omstandighe<strong>de</strong>n ze<strong>de</strong>lijk<br />
en dàt is het niet).<br />
Wat Hegel aangaat is het opmerkelijk, dat B.d.H. toch niet zóó ‘doorhegeld’ is, o<br />
Professor <strong>de</strong> Sopper, of hij wijst zeer nadrukkelijk Hegel's opvatting af als zou<br />
‘moraliteit’ (Hegel maakt on<strong>de</strong>rscheid tusschen moraliteit en ze<strong>de</strong>lijkheid) betrekking<br />
hebben op al wat <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijke persoonlijkheid aanbelangt, terwijl eerst ‘ze<strong>de</strong>lijkheid’<br />
aanwezig zou zijn in <strong>de</strong> sociale or<strong>de</strong>ning van gezin, burgermaatschappij en Staat.<br />
Moraliteit is nl. bij Hegel niet meer dan een <strong>voor</strong>stadium <strong>de</strong>r ze<strong>de</strong>lijkheid: <strong>de</strong> absolute<br />
geest sticht moraliteit in <strong>de</strong> enkelen, om op hooger plan <strong>de</strong> organisaties van gezin<br />
etc. <strong>voor</strong>t te brengen, die zijn eigenlijke objectieve stichtingen zijn.<br />
‘Hegel's fout’, zegt B.d.H., is ‘dat hij <strong>de</strong> persoonlijke ze<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong><br />
individueel-subjectief houdt, zon<strong>de</strong>r meer, en miskent dat in het individueele <strong>de</strong> I<strong>de</strong>e<br />
zich individueert, en dat het socieele slechts halverwege in staat tusschen natuur<br />
en geestelijke persoonlijkheid. In <strong>de</strong> persoonlijkheid heeft <strong>de</strong> I<strong>de</strong>e een hooger<br />
openbaringsvorm dan in <strong>de</strong> maatschappelijke or<strong>de</strong>ning... Wat Hegel in eigen innerlijk<br />
doorziet en door<strong>de</strong>nkt, is grootscher dan wat hij in <strong>de</strong>n familiekring ten bate <strong>de</strong>r<br />
gezinsor<strong>de</strong>, betamelijkheid en welstand vermag te stichten’ 1) .<br />
De velen die in onze dagen zoo gaarne afgo<strong>de</strong>rij bedrijven met begrippen als ‘<strong>de</strong><br />
Staat’, ‘<strong>de</strong> maatschappij’, ‘het recht <strong>de</strong>r gemeenschap’ mogen wij nadrukkelijk naar<br />
<strong>de</strong>ze en <strong>de</strong>rgelijke passages verwijzen.<br />
Fransche letteren<br />
Alain Fournier en Jacques Rivière<br />
DEZE twee fransche schrijvers behooren ongetwijfeld tot <strong>de</strong> beste van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>laatste<br />
generatie, en zeker tot <strong>de</strong> meest karakteristieke. Bei<strong>de</strong>n stierven jong. Fournier<br />
sneuvel<strong>de</strong> in het begin van <strong>de</strong>n oorlog; J. Rivière overleed in 1925. Deze laatste,<br />
<strong>de</strong> oudste, was pas veertig jaar. Zij waren zwagers en van jongsaf intieme vrien<strong>de</strong>n.<br />
Van <strong>de</strong>ze twee schrijvers is het Alain Fournier, die het gemakkelijkst te bepalen<br />
is. Hij is <strong>de</strong> auteur van Le grand Meaulnes 1) , dit onbetwistbaar meesterwerk,<br />
schoone gekristalliseer<strong>de</strong> droom eener jeugd, heerlijk beeld van het eeuwige<br />
verlangen en <strong>de</strong> zucht naar avonturen van <strong>de</strong>n dichterlijken vagebond. Rond dit<br />
boek zweeft een atmosfeer van onbeschrijfelijke tee<strong>de</strong>rheid. Het geheim dat zoovelen<br />
kwelt wordt hier verdui<strong>de</strong>lijkt, eene <strong>de</strong>ur wordt geopend en wij zien, even, in een<br />
heerlijken schijn, <strong>de</strong> pracht van het verloren Paradijs. Wer<strong>de</strong>n ooit het dagelijksch<br />
leven en <strong>de</strong> bovenaardsche droom tot zulke schoone realiteit versmolten? Zeker is<br />
het dat dit boek - en bij <strong>de</strong> verschijning werd het da<strong>de</strong>lijk erkend - <strong>de</strong> uiting was van<br />
<strong>de</strong> schoonste aspiraties eener generatie die zich <strong>de</strong>finitief van <strong>de</strong> tyrannie van het<br />
naturalisme en van <strong>de</strong> literatuur had bevrijd. De verschijning van Le grand<br />
Meaulnes is een belangrijk moment in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Fransche letteren.<br />
Wat Jacques Rivière betreft, een <strong>de</strong>r meest intelligente schrijvers van zijn tijd, hij<br />
is, ofschoon hij heel wat meer publiceer<strong>de</strong> dan zijn zwager, moeilijker te<br />
karakteriseeren. Hij is heel wat gecompliceer<strong>de</strong>r. Nu eens schijnt hij <strong>de</strong>finitief eene<br />
bepaal<strong>de</strong> richting te hebben gekozen; dan weer zien wij hem, even enthousiast, in<br />
1) Menschengeest etc. 55 I (blz. 184).<br />
1) Onlangs in het Ne<strong>de</strong>rlandsch verschenen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel ‘Het Vluchten<strong>de</strong> Beeld’. - Baarn<br />
1925.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>de</strong> tegenovergestel<strong>de</strong> richting loopen. En steeds met <strong>de</strong> overtuiging dat hij hetzelf<strong>de</strong><br />
doel nastreeft.<br />
Was het noodig dat <strong>de</strong> dood hem tot zwijgen bracht, opdat wij <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van<br />
<strong>de</strong>zen buitengewonen geest zou<strong>de</strong>n kennen?<br />
Zijne nagelaten geschriften - P. Clau<strong>de</strong>l et J. Rivière, Correspondance en<br />
A la Trace <strong>de</strong> Dieu - verra<strong>de</strong>n zulk intens geestelijk leven, zulke hooge<br />
spanning in het rusteloos zoeken naar een vasten grond <strong>voor</strong> zijne hoop, dat wij<br />
ons met verbazing en schaamte afvragen hoe het mogelijk was, dat zijne tijdgenooten<br />
aan <strong>de</strong>zen geest <strong>voor</strong>bijgingen, zon<strong>de</strong>r te vermoe<strong>de</strong>n welke schatten <strong>de</strong>ze jonge<br />
man in zijne hooghartige afzon<strong>de</strong>ring verborg. Wel had hij als lei<strong>de</strong>r van <strong>de</strong><br />
Nouvelle Revue française een grooten invloed, maar in beperkten kring.<br />
Rivière was een zeer hoogmoedige geest en een schuchtere natuur, iemand die<br />
van zijne gecompliceer<strong>de</strong> ziel zijne dagelijksche studie had gemaakt en niet wou<br />
dat iets van zijne intieme gevoelens en gedachten tot <strong>de</strong> buitenwereld doordrong.<br />
Zijne vrien<strong>de</strong>n beweren dat hij, als schrijver, zich enkel wenschte beoor<strong>de</strong>eld te zien<br />
naar Aimée, <strong>de</strong>n roman die in 1921 verscheen, en Florence, een roman die<br />
onafgewerkt bleef. Ik meen wel dat in Aimée het essentiëele van Rivière's wezen<br />
is besloten. Deze roman is sober en elegant geschreven en gloeit van een verheven<br />
innerlijk vuur. Hij is <strong>voor</strong>al interessant als psychologisch verschijnsel. Weinige<br />
geschriften laten een indruk na van zulke volkomen geestelijke <strong>de</strong>solatie, als dit<br />
vreeselijk boek. En toch kan ik het, in <strong>de</strong>n gebruikelijken zin, noch pessimistisch,<br />
noch somber noemen. Het is <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van een jongen man, wiens hart en<br />
geest niet vatbaar zijn <strong>voor</strong> het geluk. Niet uit onverschilligheid, want hij lijdt vreeselijk<br />
door <strong>de</strong> incompatibiliteit van zijn innigste wezen en van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> die ie<strong>de</strong>reen als<br />
<strong>de</strong> schoonste <strong>de</strong>r gaven met dankbaarheid ontvangt. Hij is <strong>de</strong> boom die in het zoelste<br />
lenteweer niet vermag te bloeien; hij geeft waarlijk <strong>de</strong>n indruk <strong>de</strong> verworpeling te<br />
zijn, wiens gemoed door een wree<strong>de</strong>n god tot eeuwige onvruchtbaarheid werd<br />
gedoemd. Het pessimisme van Pascal is in een zekeren zin eene uiting van <strong>de</strong>n<br />
wil, een vrije keuze. Bij Rivière is geen wil, geen keuze. Zijn pessimisme lijkt veeleer<br />
eene geestelijke infirmiteit. Ik moet bekennen dat <strong>de</strong> psychologie van <strong>de</strong>n held uit<br />
Aimée mij tot nu toe eenigszins onmenschelijk en cerebraal toescheen. Na lezing<br />
van <strong>de</strong> nagelaten geschriften van <strong>de</strong>n auteur, lijkt mij het geval niet min<strong>de</strong>r vreemd,<br />
maar toch begrijpelijker.<br />
In <strong>de</strong> intieme bekentenissen, welke Rivière op twintigjarigen leeftijd aan Paul<br />
Clau<strong>de</strong>l zond, ont<strong>de</strong>kt men <strong>de</strong>n oorsprong zijner geestelijke kwaal: het is <strong>de</strong><br />
grenzelooze hoogmoed van eene schitteren<strong>de</strong> intelligentie die zich in haar twijfelzucht<br />
verlustigt. Het geval Rivière is wel zeer typisch. Twee groote invloe<strong>de</strong>n bestrij<strong>de</strong>n<br />
elkaar in het gemoed en <strong>de</strong>n geest van <strong>de</strong>n begaaf<strong>de</strong>n jongen man: Paul Clau<strong>de</strong>l<br />
en André Gi<strong>de</strong>. Het is een symbolische strijd: het dilettantisch agnosticisme staat<br />
hier tegenover <strong>de</strong> mystieke overtuiging.<br />
Van huis uit hel<strong>de</strong> Rivière naar <strong>de</strong> wreedste oprechtheid om <strong>de</strong> oprechtheid zelve,<br />
ofschoon die neiging geenszins zijn geestelijken honger vermocht te stillen. Als<br />
jongeling van twintig jaar wordt hij getroffen door het kou<strong>de</strong>, maar verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> licht<br />
van Clau<strong>de</strong>l's werk. En in eene correspon<strong>de</strong>ntie vol jeugdigen overmoed schreeuwt<br />
hij <strong>de</strong>n meester, dien hij zoozeer bewon<strong>de</strong>rt, zijn hoogmoed, zijn twijfel, zijn onrust<br />
tegen. De brieven van Clau<strong>de</strong>l, die vaak een eigenaardig licht werpen op zijn werk,<br />
schijnen <strong>de</strong>n jongen onrustigen broe<strong>de</strong>r niet te hebben overtuigd, noch zelfs<br />
gerustgesteld. Maar dit geldt slechts <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n tijd waarin zij wer<strong>de</strong>n geschreven.<br />
Want later getuig<strong>de</strong> Rivière: ‘Nog een woord van Clau<strong>de</strong>l dat na jaren<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
113<br />
vruchten draagt’, Maar tot het ein<strong>de</strong> bleef Jacques Rivière het verscheur<strong>de</strong> hart, en<br />
<strong>de</strong> luci<strong>de</strong> geest, wiens getuigenis <strong>de</strong> grootste waar<strong>de</strong> heeft <strong>voor</strong> zijne tijdgenooten.<br />
Wij zullen dus moeten wachten op Florence. On<strong>de</strong>rtusschen verschijnen <strong>de</strong><br />
twee eerste <strong>de</strong>elen van <strong>de</strong> uitvoerige correspon<strong>de</strong>ntie die Rivière en Fournier hebben<br />
gewisseld. Die correspon<strong>de</strong>ntie is bijzon<strong>de</strong>r interessant. Bei<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>nten<br />
waren pas 20 jaar oud, toen, in 1905, die briefwisseling begon. Dit mogen wij <strong>voor</strong>al<br />
niet vergeten, wanneer wij zou<strong>de</strong>n geneigd zijn ons over sommige opinies te<br />
verbazen of te ergeren. Deze brieven zijn natuurlijk geene critische studies, en <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>uitgezette meeningen wor<strong>de</strong>n niet gemotiveerd; in hunne moedwillige heftigheid<br />
lijken zij vaak erg op jeugdige bouta<strong>de</strong>s.<br />
Maar boven <strong>de</strong> lyrische ontboezemingen van hunne lief<strong>de</strong> en hun haat, zien wij<br />
stilaan <strong>de</strong> diepere personaliteit van bei<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n groeien. Zij hebben veel gemeen;<br />
in <strong>de</strong> eerste plaats <strong>de</strong> vaste overtuiging dat <strong>de</strong> literatuur noch een vak, noch een<br />
liefhebberij is, maar eene manifestatie van geestelijke vitaliteit, die niet te schei<strong>de</strong>n<br />
is van <strong>de</strong>n maatschappelijken mensch. Men mag hier niet vergeten hoe groot <strong>de</strong><br />
geestelijke verwarring was in <strong>de</strong>n tijd dat <strong>de</strong>ze jongelie<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n zin <strong>de</strong>s levens<br />
trachtten te ont<strong>de</strong>kken en <strong>de</strong>n grondslag van hun eigen wezen. France, Barrès, <strong>de</strong><br />
Gourmont, Gi<strong>de</strong>, Clau<strong>de</strong>l, Jammes, Maurras, Péguy, Rimband, al <strong>de</strong>ze schrijvers<br />
had<strong>de</strong>n hun bekoring en <strong>de</strong> jonge geesten aarzel<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> kenze van een meester.<br />
A. Fournier schijnt zich <strong>voor</strong>al te hebben laten verlei<strong>de</strong>n door het werk van F.<br />
Jammes. Voor Rivière daarentegen was, niettegenstaan<strong>de</strong> heel wat bezwaren,<br />
Barrès <strong>de</strong> auteur die hem tot het on<strong>de</strong>rzoek van zijn eigen wezen noopte. Dit is een<br />
eerste on<strong>de</strong>rscheid. Het is belangrijk en bevat reeds eene aanduiding in verband<br />
met <strong>de</strong>n weg die bei<strong>de</strong>n zullen volgen.<br />
Terwijl Alain Fournier zich voelt aangetrokken tot het schoone mysterie <strong>de</strong>r<br />
maag<strong>de</strong>lijke jeugd, waarvan Jammes zulke verrukkelijke beel<strong>de</strong>n gaf in Almaï<strong>de</strong><br />
d' Etremont en in Clara d' Ellebeuse, zoekt Rivière bij Barrès en bij <strong>de</strong><br />
groote musici een antwoord op <strong>de</strong> subversieve vragen van zijn onrustig en angstig<br />
gemoed. Fournier houdt van <strong>de</strong> sprookjes van Perrault, hij, die eenmaal <strong>de</strong> schrijver<br />
zou zijn van dat meesterlijke sprookje <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong>zen tijd: Le grand<br />
Meaulnes. Zijn vriend ont<strong>de</strong>kt het werk van Gi<strong>de</strong> en Clau<strong>de</strong>l. Is het won<strong>de</strong>r dat<br />
bei<strong>de</strong>r gevoelens zich vaak tegenspreken; dat zij <strong>voor</strong> een wijl elkaar niet schijnen<br />
te begrijpen? Het is het eeuwige conflict. Nochtans streven zij bei<strong>de</strong>n, boven alle<br />
tij<strong>de</strong>lijk misverstand, naar eenzelf<strong>de</strong> i<strong>de</strong>aal. En het is een zeer interessant<br />
verschijnsel, <strong>de</strong>ze groei van twee uitnemen<strong>de</strong> kunstenaars, zooals die, in <strong>de</strong>ze<br />
argelooze correspon<strong>de</strong>ntie, waarneembaar is: Alain Fournier steeds meer en meer<br />
<strong>de</strong> dichterlijke droomer, Rivière <strong>de</strong> philosophische geest, die zich steeds meer en<br />
meer verdiept in angstige zelfbeschouwing.<br />
Hoe belangrijk <strong>de</strong>ze eerste <strong>de</strong>elen ook zijn, alles doet vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
nog heel wat interessanter zullen zijn.<br />
J. VAN NIJLEN<br />
Friesche letteren<br />
Inleiding.<br />
HOEZEER nog on<strong>de</strong>r invloed van <strong>de</strong> dietsche litteratuur, - meer wellicht dan zij<br />
zichzelf bewust is of zal willen bekennen - heeft <strong>de</strong> jongste friesche litteraire generatie<br />
een eigen bloei bereikt, die men <strong>voor</strong>zeker niet ‘daar in een uithoek van het Koninkrijk<br />
<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n’ ver<strong>de</strong>r mag laten tieren, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> belangrijkheid en <strong>de</strong>n omvang<br />
ervan in enkele trekken te hebben vastgesteld.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Reeds uit een in een <strong>de</strong>r vorige nrs. van ‘D.G.W.’ gepubliceerd ingezon<strong>de</strong>n stuk<br />
van <strong>de</strong>n jongen calvinistischen dichter Fed<strong>de</strong> Schurer heeft <strong>de</strong> aandachtige lezer<br />
iets van <strong>de</strong>n nieuwen geestdrift kunnen vernemen, die in het friesche kamp heerscht;<br />
heeft hij ook iets kunnen vernemen van het offensief karakter dier jongeren, dat<br />
aandacht eischt en waar<strong>de</strong>ering <strong>voor</strong> wat thans als cultureele waar<strong>de</strong>n geschapen<br />
wordt in het land van Radbod en Gemme van Burmania.<br />
Het is zeer moeilijk een vergelijking te trekken tusschen <strong>de</strong> stroomingen, die <strong>de</strong><br />
friesche en ne<strong>de</strong>rlandsche letteren beheerschen, temeer waar <strong>de</strong> eerste zich haast<br />
volkomen geïsoleerd hebben moeten ontwikkelen, slechts van verre aan invloe<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rhevig; waardoor zij onbelangrijk bleven in het ka<strong>de</strong>r van een algemeene<br />
beschouwing, zijn<strong>de</strong> <strong>de</strong> prikkel om langs eigen weg tot eenzelf<strong>de</strong> grootheid als van<br />
an<strong>de</strong>ren te geraken, uitgesloten.<br />
Wel waren - <strong>voor</strong> het eerst na Gijsbert Japicx, <strong>de</strong>n 17<strong>de</strong>n eeuwschen frieschen<br />
lyricus - in <strong>de</strong> 19<strong>de</strong> eeuw nieuwe schemeringen en beloften van eigen grootheid en<br />
schoonheid aanwezig. Getuige hiervan <strong>de</strong> eenzame figuur van een dichter als<br />
Harmen Sytstra, die òver <strong>de</strong> grenzen van zijn klein gebied wist te zien; die, als een<br />
schoone droom, een nieuwe taal wist te scheppen uit angelsaxische, friesche en<br />
noorsche elementen, welke echter nooit aan haar doel: geestelijke verbroe<strong>de</strong>ring<br />
van <strong>de</strong> volken van oud-germaanschen stam, beantwoord<strong>de</strong>. Onbegrepen, is dit<br />
werk vrijwel zon<strong>de</strong>r invloed geweest op het ver<strong>de</strong>re letterkundig leven. De<br />
machtelooze navolgers bezaten niet <strong>de</strong> bewustheid en <strong>de</strong> kracht, om <strong>de</strong> eens<br />
begonnen beweging vaart bij te zetten. Inzinking volg<strong>de</strong>; <strong>de</strong> litteraire prestaties<br />
daal<strong>de</strong>n tot on<strong>de</strong>r nul. Een merkwaardig man begon on<strong>de</strong>rtusschen zijn arbeid:<br />
Waling Dijkstra. Wij noemen <strong>de</strong>zen naam niet uit hoof<strong>de</strong> van door hem geschapen<br />
schoonheid, maar als die van een strij<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> friesche taal, friesche ze<strong>de</strong>, friesche<br />
zaak. Hij was het die het tijdschrift ‘Sljucht & Rjucht’ oprichtte, dat nog bestaat en<br />
bij <strong>de</strong>n doorsnêe-Fries om zijn eenvoudigen opzet en pretentieloozen inhoud het<br />
meest in trek is. Het groote werk, door Waling Dijkstra tot stand gebracht, is<br />
intusschen dit: dat hij <strong>de</strong>n man van het volk na<strong>de</strong>r heeft gebracht tot eigen<br />
taal en land en als zoodanig heeft <strong>de</strong>ze pionier het eereteeken, dat <strong>voor</strong> hem werd<br />
opgericht, verdiend. -<br />
De namen van grootere en kleinere taal<strong>voor</strong>stan<strong>de</strong>rs na hem, die allen min of<br />
meer nuttig werk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> friesche beweging verrichtten, kunnen wij <strong>de</strong>n lezer<br />
besparen. Liever willen wij wijzen op <strong>de</strong> gestalten van Piter Jelles en Dr. J.B.<br />
Schepers, twee literaire kunstenaars, die uit <strong>de</strong> dorre en eenvormige rijen <strong>de</strong>r<br />
rijmen<strong>de</strong>, letterlieven<strong>de</strong> Friezen naar voren tre<strong>de</strong>n en aandacht vragen <strong>voor</strong> hun<br />
bekoorlijk oeuvre, dat, zon<strong>de</strong>r eenige traditie <strong>voor</strong>t te zetten, zich beijvert om <strong>de</strong><br />
eigenaardige schoonheid van het friesche land in <strong>de</strong>n meest plastischen vorm weer<br />
te geven. Zij hebben, gezien wat er vóor hen was, veel bereikt; Dr. Schepers<br />
bovendien, als tachtiger epigoon, wist met het woord te woekeren; hoewel het vers<br />
van Piter Jelles (mr. J.P. Troelstra) gaver en melodieuzer bleek. Bei<strong>de</strong>r lie<strong>de</strong>ren<br />
wor<strong>de</strong>n nog steeds door <strong>de</strong>n Fries gezongen, een merkwaardige waar<strong>de</strong>ering, die<br />
<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r vreemd moet aandoen. Wie zingt Kloos, Boutens, etc.? Vooral<br />
Piter Jelles moet <strong>voor</strong> het toenmalige jonge Friesland een gelief<strong>de</strong> verschijning<br />
geweest zijn. De politiek heeft hem echter later <strong>voor</strong> zich opgeëischt.<br />
Na hen merkt men <strong>de</strong> gisting, die steeds doordringen<strong>de</strong>r begint te werken. De<br />
dramaturg Yme Schuitmaker brengt een stille vernieuwing in het friesche<br />
tooneelwerk, dat<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
114<br />
tot nog toe <strong>de</strong> markt met <strong>de</strong> afgrijselijkste producten overstroom<strong>de</strong>. Schuitmaker<br />
bezat <strong>de</strong> leven<strong>de</strong> macht om waarachtige gestalten op te roepen; zijn dialoog is<br />
prachtig; <strong>de</strong> ten<strong>de</strong>nz stoort nooit, omdat hij haar bezielt. Een opmerkelijke<br />
verschijning vóor <strong>de</strong> crisis van 1915.<br />
In 1915 dan <strong>de</strong> revolutie; <strong>voor</strong> <strong>de</strong> friesche literatuur als '80 <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland. Het<br />
jonge Friesland ontwaakt, wordt zich bewust van eigen roeping, kent <strong>de</strong>n nood van<br />
het ou<strong>de</strong> land, wil bevrij<strong>de</strong>n, grenzen verbreken, naam veroveren, - niet alleen in<br />
litterair opzicht. Want hierin is het groote verschil tusschen friesch '15 en<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsch '80, dat <strong>de</strong> Jong-fries, zooals spoedig <strong>de</strong> officieel gelief<strong>de</strong> en verfoei<strong>de</strong><br />
naam luidt, niet alleen een vernieuwing van <strong>de</strong> kunst, maar een vernieuwing van<br />
<strong>de</strong> gansche friesche cultuur begeert; zij hernieuwt <strong>de</strong>n droom van Harmen Sytstra,<br />
het Groot-Friesland; aanvaardt alle consequentie's, hieraan onherroepelijk verbon<strong>de</strong>n,<br />
en <strong>de</strong> Jongfryske Mienskip on<strong>de</strong>r onbetwist lei<strong>de</strong>rschap van Douwe Kalma komt tot<br />
een uiterst separatisme, dat met klem en nadruk een absolute vrijmaking begeert<br />
van ne<strong>de</strong>rlandsch gezag, van ne<strong>de</strong>rlandsche cultuur, van ne<strong>de</strong>rlandschen invloed:<br />
het Friesch zij <strong>de</strong> officieele taal: uit kerk en school en ambtsgebouwen wor<strong>de</strong> het<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsch geweerd.<br />
De eisch was te geweldig en te groot, en slechts door <strong>de</strong> intellectueele jongeren<br />
werd hij aanvaard. De massa werd niet bereikt, kon niet van <strong>de</strong>ze i<strong>de</strong>alen wor<strong>de</strong>n<br />
doordrongen; <strong>de</strong> beweging liep dood op zichzelf. Tegenwoordig schijnt <strong>de</strong> Jongfryske<br />
Mienskip slechts op-socialistischen-grondslag-berusten<strong>de</strong> beginselen te drijven, en<br />
haar doel is, langzaam en langs evolueeren<strong>de</strong>n weg tot het hart van het volk door<br />
te dringen. Doch dit heeft zij litterair bereikt: <strong>de</strong> vrijmaking van <strong>de</strong> taal, het vestigen<br />
van een nieuwe kunst, zooals tachtig het veel eer<strong>de</strong>r in Holland had gedaan.<br />
Daar in <strong>de</strong>zen wil<strong>de</strong>n, jongen strijd <strong>de</strong> economische en politieke inzichten parallel<br />
liepen met <strong>de</strong> nieuwe kunstgedachte, kan men <strong>de</strong> laatste nimmer memoreeren<br />
zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> gansche verhouding te noemen. Tusschen <strong>de</strong>ze drie bestond het innigst<br />
verband; onafschei<strong>de</strong>lijk waren zij aan elkaar verbon<strong>de</strong>n, totdat <strong>de</strong> eerste twee weer<br />
in het gedrang kwamen en slechts <strong>de</strong> taal-hernieuwing van duurzamen invloed<br />
bleek.<br />
De groote aanval van <strong>de</strong> Jongfriezen was <strong>voor</strong>namelijk gericht op het ou<strong>de</strong>, sinds<br />
jaren bestaan<strong>de</strong> ‘Selskip for fryske Tael- en Skriftekennisse’, dat het heil van friesch<br />
Friesland meen<strong>de</strong> te moeten zoeken in een angstvallig vasthou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> traditie;<br />
<strong>voor</strong> wie <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n ‘omwenteling’, ‘hernieuwing’ ten eenenmale uit <strong>de</strong>n booze<br />
waren. Veel behoeft hierover niet te wor<strong>de</strong>n gezegd. Wat '80 <strong>de</strong>ed, <strong>de</strong>ed '15 ook;<br />
het leer<strong>de</strong> <strong>de</strong>n volke opnieuw wat kunst is en wat <strong>de</strong> naam ‘kunstenaar’ beduidt.<br />
Zooals gezegd, had <strong>de</strong> Jongfr. Mienskip nog meer pijlen op <strong>de</strong>n boog dan <strong>de</strong> revolutie<br />
<strong>de</strong>r taal alleen; en in dit opzicht heeft het niet bepaald <strong>de</strong> gansche overwinning<br />
weggedragen. In hoeverre zulks mogelijk was kan hier niet beoor<strong>de</strong>eld wor<strong>de</strong>n,<br />
daar alleen <strong>de</strong> litteratuur ter sprake zal komen.<br />
Naast het ou<strong>de</strong> ‘Selskip’ beston<strong>de</strong>n echter ook nog een ‘Roomsk Selskip’ en een<br />
‘Kristelik (calvinistisch) Selskip’. Deze waren, gansch in tegenstelling met het ou<strong>de</strong><br />
selskip, spoedig doordrongen van <strong>de</strong> Jongfriesche i<strong>de</strong>e, wer<strong>de</strong>n bewust van hun<br />
nationaal besef, zagen een roeping <strong>voor</strong> Friesland; <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Calvinisten wer<strong>de</strong>n<br />
tot vurige separatisten; zelfs thans, nu <strong>de</strong> Jongfriezen op dit punt haast geheel zijn<br />
geretireerd, vindt men on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> calvinistische jongeren nog altijd, die een volkomen<br />
vrijheid wenschen <strong>voor</strong> Friesland: home rule, vrijheid van taal en bestuur. Men hoore<br />
<strong>de</strong> hymnen die als geuzenlie<strong>de</strong>ren in hun kamp weerklinken!<br />
Na 1915 dan is er weer een friesche litteratuur, die er kan zijn; zijn er kunstenaars,<br />
dichters en prozaschrijvers wier werk naast dat van buitenlan<strong>de</strong>rs mag staan. Welke<br />
litteratuur is door Kalma niet in Friesland geïntroduceerd! Hij vertaal<strong>de</strong> ten dienste<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
van an<strong>de</strong>ren Homerus, Shakespeare, Schiller, Molière; meer<strong>de</strong>ren vertaal<strong>de</strong>n; en<br />
<strong>de</strong> jonge friesche kunstenaar werkt zèlf; door <strong>de</strong>n berg van invloe<strong>de</strong>n, die op haar<br />
gestapeld is, heeft een nieuwe friesche kunst wortel geschoten, is opgegroeid en<br />
staat nu als een fiere jonge struik, die ie<strong>de</strong>r jaar rijker bloesemt. Namen te noemen<br />
en tijdschriften, lijkt ons overbodig, daar we in een volgen<strong>de</strong> kroniek een zoo geregeld<br />
mogelijk overzicht van friesche letterkundige stroomingen hopen te kunnen geven.<br />
De groote conflicten tusschen Oud en Jong Friesland, waaron<strong>de</strong>r zich <strong>voor</strong>tdurend<br />
persoonlijke grieven en veeten meng<strong>de</strong>n, zijn langzaam vervaagd. Men tracht tot<br />
verzoening te komen. Dit heeft men gemeend te kunnen bereiken door het stichten<br />
van een nieuw verbond: ‘De Upstalboom’. Zooals eeuwen her afgevaardig<strong>de</strong>n van<br />
alle friesche lan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> verga<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong>n ‘Upstalbeam’ zitting had<strong>de</strong>n en 's<br />
lands belangen bespraken, zoo komen nu weer <strong>de</strong> afgevaardig<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> friesche selskippen tesamen en trachten <strong>de</strong> geschillen, die hen<br />
geschei<strong>de</strong>n hou<strong>de</strong>n, op <strong>de</strong> meest bevredigen<strong>de</strong> wijze op te lossen. Het is echter<br />
<strong>de</strong> vraag, of dit gelukken zal. le<strong>de</strong>r selskip houdt nog te veel vast aan eigen<br />
standpunt, dogma of traditie; persoonlijke twisten zijn aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n dag - en<br />
het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> litteratuur zeer groote euvel is, dat <strong>de</strong> friesche taalstrijd zich nooit geheel<br />
los kon maken van <strong>de</strong>n strijd om staatkundige rechten en omtrent economische<br />
vraagstukken. Maar hoe kan men óóit eenheid verwachten in het vrije, ou<strong>de</strong> land<br />
van Schieringers en Vetkoopers?<br />
THEUN DE VRIES<br />
Korte aanteekeningen<br />
a. Over Bibliophile Uitgaven<br />
HET is geen mo<strong>de</strong> meer, het uitgeven van exquis verzorg<strong>de</strong> teksten in beperkte<br />
edities: het is een bedrijf. En <strong>voor</strong> zoover <strong>de</strong> smaak van het publiek vere<strong>de</strong>ld wordt,<br />
het handwerk <strong>de</strong>r typografie zijn ou<strong>de</strong>n luister herovert, en het literaire werk op<br />
passen<strong>de</strong> wijze wordt geëerd, kan men hier niet an<strong>de</strong>rs dan lof <strong>voor</strong> hebben. Vroeger<br />
heb ik reeds aan <strong>de</strong> uitgaven van Palladium en Trajectum ad Mosam in dit opzicht<br />
alle recht laten we<strong>de</strong>rvaren, en ik zou er verschillen<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re uitgevers aan toe<br />
kunnen voegen, die op even keurige wijze <strong>de</strong>n naam van het Hollandsche boek, tot<br />
in het buitenland toe, hooghou<strong>de</strong>n.<br />
Maar niet ie<strong>de</strong>r is bibliophiel uitgever, die wil. Tenminste het boekje dat <strong>de</strong> heer<br />
W.N. Dinger te Bussum onlangs heeft doen verschijnen: P.C. Hooft,<br />
Minnedichten, is een staal van wel wat al te dilettantische beoefening <strong>de</strong>zer<br />
uitgeverij, die in<strong>de</strong>rdaad veel kennis en <strong>voor</strong>al veel goe<strong>de</strong>n smaak verlangt. Het is<br />
niet voldoen<strong>de</strong> daartoe een klassieken tekst, een <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk papier en een behoorlijk<br />
cursief lettertje te kiezen, want hiermee alleen schept men niet een bibliophiele<br />
uitgave. Ik kan dit werkje zeer zeker aanvaar<strong>de</strong>n, wanneer men <strong>de</strong> gedichten van<br />
Hooft - nu eens evenals alle mo<strong>de</strong>rne lyriek zon<strong>de</strong>r philologischen ballast - in een<br />
nette uitgave on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> aandacht van het publiek wil brengen, maar ik mag<br />
veron<strong>de</strong>rstellen, dat <strong>de</strong>ze uitgave, die slechts 200 exx. groot is, een hooger doel<br />
nastreeft. En dan moet ik bekennen, dat ik dat hoogere doel niet in <strong>de</strong> verste verte<br />
bereikt acht. Wat <strong>de</strong>n tekst zelf aangaat, heb ik bij het doen van eenige steekproeven<br />
bevon<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong>ze alleszins betrouwbaar is. Hij is <strong>de</strong> getrouwe weergave van <strong>de</strong>n<br />
uit Leen<strong>de</strong>rtz'<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
115<br />
uitgave beken<strong>de</strong>n tekst. Dit is loffelijk, maar geen bijzon<strong>de</strong>re verdienste. Ik zou ook<br />
wel willen vragen, of het niet beter geweest was, eenige verklaren<strong>de</strong> aanteekeningen<br />
toe te voegen, daar men van <strong>de</strong>n general rea<strong>de</strong>r - of <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rstellen bibliophile<br />
uitgaven eer<strong>de</strong>r een kooper dan een lezer? - toch niet verwachten mag, dat hij <strong>de</strong>ze<br />
oudhollandsche taal werkelijk verstaat.<br />
Ik wil hier een enkele opmerking aan toevoegen met betrekking tot <strong>de</strong> werkelijke<br />
bibliophile uitgaven. Deze beste<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> allereerste plaats haar zorg aan <strong>de</strong>n<br />
typografischen vorm van <strong>de</strong>n tekst, wat alleszins te billijken is. Maar het komt mij<br />
<strong>voor</strong>, dat in geen enkel opzicht <strong>de</strong>n inhoud van het boek bij zijn uiterlijk mag wor<strong>de</strong>n<br />
achtergesteld. Wat baat een fraaie letter en een volmaakte ver<strong>de</strong>eling <strong>de</strong>r pagina,<br />
wanneer drukfeilen <strong>de</strong>n tekst zelf ontsieren, ja zelfs onbegrijpelijk maken? Waar<br />
mo<strong>de</strong>rne werken wor<strong>de</strong>n uitgegeven, daar zal in het algemeen een zorgvuldige<br />
correctie voldoen<strong>de</strong> zijn, eigenlijk zelfs een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> typografische<br />
verzorging. Maar waar het ou<strong>de</strong>re teksten geldt, die juist in <strong>de</strong>n laatsten tijd met<br />
blijkbare <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n uitgegeven, daar is behalve het technische werk een<br />
zekere philologische kennis een onmisbare eisch <strong>voor</strong> het welslagen <strong>de</strong>r editie. Het<br />
is, dunkt mij, zeer te bejammeren, als dit niet het geval is: dan maakt het <strong>de</strong>n indruk,<br />
of men aan <strong>de</strong>n uiterlijken vorm hooger waar<strong>de</strong> toekent dan aan <strong>de</strong>n tekst zelven.<br />
En dit is <strong>de</strong> verhoudingen op zijn kop zetten.<br />
De lezer zal wellicht verwachten, dat ik door een <strong>voor</strong>beeld toelicht, wat ik hier in<br />
het mid<strong>de</strong>n breng, wijl <strong>de</strong>ze opmerking an<strong>de</strong>rs weinig re<strong>de</strong>n van bestaan zou hebben.<br />
Het spijt mij, dat ik aan dit billijke verlangen tegemoet moet komen door te wijzen<br />
op een zinstoren<strong>de</strong> fout in het overigens zoo prachtig uitgegeven boek van Bellay:<br />
La Deffence & Illvstration <strong>de</strong> la Langve Françoyse, waarvan <strong>de</strong> verzorging door een<br />
bibliophiel uitgever geschied is, dien ik om zijn kunstzin en i<strong>de</strong>alisme hoogelijk<br />
waar<strong>de</strong>er. Want <strong>de</strong> heer A.A.M. Stols, die een warme genegenheid <strong>voor</strong> onze<br />
va<strong>de</strong>rlandsche boekdrukkunst en literatuur verbindt met een niet min<strong>de</strong>r oprechte<br />
bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Fransche cultuur, verdient in alle opzichten <strong>de</strong>n dank van hen,<br />
die het goed meenen met het Hollandsche boek. En nu lees ik op blz. 27 van<br />
bovengemeld werk: Mais si Virgile & Ciceron se feussent contentez d'immiter ceux<br />
<strong>de</strong> leur Langue, qu'auront les Latins outre enuie, ou Lucrece, outre Crasse ou<br />
Antoyne? Is het dan niet jammer, dat in zoo een mooi betoog, dat men leest in zoo<br />
uitnemend verzorg<strong>de</strong>n druk, een drukfout staat waardoor <strong>de</strong> heele zin in <strong>de</strong> war is<br />
geraakt? Aan een woordspeling tusschen Ennie en enuié moet hier toch immers<br />
niet wor<strong>de</strong>n gedacht?<br />
Terwijl ik dit neerschrijf, voel ik <strong>de</strong> onbillijkheid, dat ik in een uitgave, die tot een<br />
<strong>de</strong>r dierbaarste boeken van mijn <strong>bibliotheek</strong> behoort, zulk een kleinigheid signaleer.<br />
Maar een boek van <strong>de</strong> Trajectum-ad-Mosam pers wil men nu eenmaal volmaakt<br />
hebben. En als <strong>de</strong>ze tekst door een <strong>de</strong>skundige was nagezien, had dit foutje<br />
verme<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
b. Vlaamsche Essayisten 1)<br />
‘Vlaan<strong>de</strong>ren dweept, Holland berekent. Vlaan<strong>de</strong>ren is hartstochtelijk, licht-bewogen,<br />
heftig: Holland daarentegen herleidt hartstocht en gevoel tot een praktisch Cijfer,<br />
besnoeit met re<strong>de</strong>lijk intellektualisme <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r “spraakzaamheid” en verschanst<br />
zich steeds in <strong>de</strong> koele reserves van zijn Verstand’. Aldus luidt een <strong>de</strong>r aphorismen<br />
uit Van <strong>de</strong>n Oevers boven genoemd boekje. Hoe gevaarlijk <strong>de</strong>rgelijke generalisaties<br />
1) Joris Eeckhout, Litteraire Profielen I (‘Excelsior’ Jufv. Idastraat 19a <strong>Den</strong> Haag 1925).<br />
Karel van <strong>de</strong>n Oever, De Hollandsche Natie <strong>voor</strong> een Vlaamsche Spiegel (J.J. Romen & Zn.,<br />
Roermond 1925).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
ook mogen zijn en hoe onwelwillend eenzijdig in het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze uiting is, een<br />
kiem van waarheid steekt er natuurlijk wel in. Of dit nu juist ten na<strong>de</strong>ele van het<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche volk behoort te wor<strong>de</strong>n uitgelegd? Het is wel gebruikelijk<br />
bedachtzaamheid een krui<strong>de</strong>niers<strong>de</strong>ugd te noemen en spontaan gevoel te<br />
verheerlijken als het schoone bezit van kin<strong>de</strong>ren, heiligen en dichters, maar of men<br />
in <strong>de</strong> beschouwing van een volkskarakter wel zoo simplistisch oor<strong>de</strong>elen kan, staat<br />
nog te bezien.<br />
In elk geval, als wij een Hollandschen spiegel ophou<strong>de</strong>n, om daarin het beeld van<br />
ons broe<strong>de</strong>rvolk op te vangen, dan vertoont dit een aantal eigenschappen, die ons<br />
weer onaangenaam aandoen. Die dweperij lijkt ons vaak onbekookte<br />
opgewon<strong>de</strong>nheid, waar onze nuchtere aard niet tegen kan. Als wij bij zooveel<br />
enthousiasme onbewogen blijven, werkt dit als een koudwaterstraal op het verhitte<br />
gemoed van <strong>de</strong>n Zui<strong>de</strong>rling; maar is dat alleen onze schuld? Moeten wij niet<br />
argwanend wor<strong>de</strong>n, waar zoo dikwijls een laaiend vuur van geestdrift gestookt wordt,<br />
waarvan toch na korten tijd niet veel meer dan asch overblijft?<br />
Wanneer wij <strong>de</strong> oor<strong>de</strong>elvellingen van Joris Eeckhout lezen, dan duizelt het ons<br />
van Europeesche vermaardhe<strong>de</strong>n, die he<strong>de</strong>n ten onzent gevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. En wij<br />
staan verbaasd van onbegrijpelijke overschattingen, die alleen haar grond kunnen<br />
hebben in het licht ontvlambare van <strong>de</strong>n Vlaamschen geest. Men oor<strong>de</strong>ele zelf:<br />
‘Koningen’ van Querido is, om <strong>de</strong> verhevenheid <strong>de</strong>r konceptie en <strong>de</strong><br />
pracht <strong>de</strong>r uitvoering, een ‘unicum’ in onze mo<strong>de</strong>rne, Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
litteratuur; een meesterwerk, dat vreem<strong>de</strong> litteraturen ons mogen benij<strong>de</strong>n<br />
en dat we, zon<strong>de</strong>r aarzeling, hooger te stellen durven dan ‘Salambo’ (sic);<br />
een vuurtoren op Ne<strong>de</strong>rlandsch strand, zijn lichtbun<strong>de</strong>ls uitzwaaiend over<br />
<strong>de</strong> wereldzee, om ‘ships that pass in the night’ er aan te herinneren dat<br />
ginds, hoog in West-Europa, een lan<strong>de</strong>ke laag aan <strong>de</strong> zee ten volle<br />
verdient, dat men ook in zijn haven <strong>voor</strong> anker ligge.<br />
Zoo'n zin is typeerend. Niet in <strong>de</strong> eerste plaats om <strong>de</strong> opgeschroef<strong>de</strong> bewon<strong>de</strong>ring<br />
<strong>voor</strong> dit werk van Querido; dat moet <strong>de</strong> criticus maar met zijn eigen literair geweten<br />
uitmaken. Maar om <strong>de</strong>n toon van <strong>de</strong>n zin. Daar zit een valsch geluid in. Een hol<br />
pathos, dat zichzelf overschreeuwt. De beeldspraak is oudbakken, maar wat veel<br />
erger is, ze is een product van geleerddoenerij en effectbejag. Hoe kan een schrijver,<br />
die dat licht ziet uitzwaaien over <strong>de</strong>n oceaan, praten van dat lage lan<strong>de</strong>ke ginds<br />
hoog in West-Europa? Hoe kan een literair criticus, die spreekt over een Europeesch<br />
meesterwerk, in eens met zijn gedachten vertoeven bij Harra<strong>de</strong>n?<br />
Wil men een an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld? Over Toussaint van Boelaere is <strong>de</strong> schrijver<br />
gloeiend geestdriftig; De Pastoor uit <strong>de</strong>n bloeyen<strong>de</strong>n Wijngaerdt is alleszins een<br />
prachtwerk, overrijk aan weergalooze uitzichten op <strong>de</strong> natuur niet alleen, maar ook<br />
aan <strong>de</strong> diepste inzichten op <strong>de</strong> kristene ziel. Streuvels' Prutske is een onschatbaar<br />
‘thing of beauty’. Vermeylen met een Bran<strong>de</strong>s, een Croce, een Bourget behoort tot<br />
<strong>de</strong> vier of vijf grootste kritici van <strong>de</strong>zen tijd.<br />
Wat heeft men aan zulke beweringen, die alle verhoudingen uit het oog verliezen?<br />
Dat men daar wijsheid uit puren zal, is niet waarschijnlijk. Was het alleen een warme<br />
toon van bewon<strong>de</strong>ring, wij zou<strong>de</strong>n ons, ondanks onze nuchterheid, gaarne laten<br />
meesleepen. Maar hier rammelt alles van overschatting en van grootdoenerij. En<br />
dat geldt niet min<strong>de</strong>r van zijn stijl! Er komt geen ein<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> citaten, die niet dienen<br />
tot on<strong>de</strong>rsteuning van het betoog door welgeformuleer<strong>de</strong> uitingen van groote<br />
<strong>voor</strong>gangers, maar die slechts zijn een pauwepronk van belezenheid. Zoo <strong>de</strong>ze zin:<br />
Genieten was<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
116<br />
<strong>de</strong> leus - en wat trekt meer op <strong>de</strong> ‘gorille, lubrique et féroce’, dan <strong>de</strong> mensch, die<br />
enkel op 't ‘panem et circenses’ bedacht is?<br />
Van <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n aard is <strong>de</strong> jacht naar namen, die in het volgepropte brein van <strong>de</strong>n<br />
schrijver telkens omhoogschieten. Wijzen zij op verban<strong>de</strong>n? Leggen zij<br />
verwantschappen en tegenstellingen bloot? Geenszins. In een beschouwing over<br />
Papini's Storia di Cristo, dat natuurlijk weer duchtig overschat wordt en waarvan het<br />
heet, dat het behoort tot het niet aanzienlijk getal werken, waarop <strong>de</strong> wereldlitteratuur<br />
<strong>de</strong>finitief beslag leg<strong>de</strong> (!), staat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zin: In het <strong>voor</strong>woord tot <strong>de</strong> ‘Storia di<br />
Cristo’ beweert <strong>de</strong> schrijver o.m. - het heele stuk is een gloedvol rekwisitorium tegen<br />
hetgeen Léon Dau<strong>de</strong>t te noemen dierf ‘ce stupi<strong>de</strong> XIXe siècle’, die overigens ook<br />
in <strong>de</strong>n smaak niet viel van onzen Lo<strong>de</strong>wijk De Koninck noch, vroeger alreeds, van<br />
Isaac Da Costa - dat enz. Wat doet hier dit won<strong>de</strong>rlijk gezelschap van Da Costa,<br />
Dau<strong>de</strong>t en <strong>de</strong> Koninck om een opvatting van Papini te illustreeren?<br />
Dit laatste citaat is uit een klein boekje van <strong>de</strong>n heer Eeckhout: Mannen van<br />
Beteekenis 1, Ernest Psichari, Giovanni Papini, Giosuè Borsi. Behalve dit schreef<br />
hij ook nog een boek Onze Priester-Dichters en Proza van Vlaamsche Priesters.<br />
Hij kondigt bovendien <strong>de</strong> uitgave van vijf volgen<strong>de</strong> boeken aan; excusez du peu! In<br />
zulk een tempo <strong>voor</strong>tgebracht mogen wij niet verlangen, dat kalme ernst hun<br />
<strong>voor</strong>naamste eigenschap is.<br />
On<strong>de</strong>rtusschen, indien Eeckhout, die een vruchtendragen<strong>de</strong> belezenheid heeft,<br />
die meermalen blijk geeft van scherp on<strong>de</strong>rscheidingsvermogen, en een levendigen<br />
stijl voert, zijn Vlaamsche geestdrift met wat Hollandsche bedachtzaamheid<br />
vermeng<strong>de</strong>, dan zou<strong>de</strong>n zijn beschouwingen een heel wat overtuigen<strong>de</strong>r kracht<br />
hebben. Al zal hij alle litteraire verschijnselen wel steeds uit een Vlaamschen en<br />
Katholieken gezichtshoek blijven beschouwen. Vlaamsch en Katholiek is Van <strong>de</strong>n<br />
Oever ook. Tij<strong>de</strong>ns zijn verblijf in ons land heeft hij onzen volksaard ter <strong>de</strong>eg<br />
opgenomen en nu ter belooning <strong>de</strong>r gastvrijheid spreekt hij ons toe als <strong>de</strong> vriend<br />
die onze feilen toont. Wij kunnen dit schriftuur, dat nu eens grappig wil zijn en dan<br />
weer onverstoorbaar verwaten is, niet bewon<strong>de</strong>ren. Nuttig <strong>voor</strong> een toena<strong>de</strong>ring<br />
<strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> broe<strong>de</strong>rvolken is zoo iets zeker niet.<br />
c. Over Kin<strong>de</strong>rpoëzie 1)<br />
Se<strong>de</strong>rt het jaar 1778 kan er gesproken wor<strong>de</strong>n van een letterkun<strong>de</strong>, die zich in het<br />
bijzon<strong>de</strong>r richt tot <strong>de</strong> jeugd. De letterkundige producten - of juister <strong>de</strong> poëzie - die<br />
er in <strong>de</strong>n loop van hon<strong>de</strong>rd jaren <strong>de</strong>n lieven kleinen wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gezet, zijn het<br />
<strong>voor</strong>werp van bovenstaand wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek. De schrijver beperkte zich<br />
tot <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rgedichten, maar als men <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rliteratuur gaat toetsen aan <strong>de</strong><br />
opvoedkundige <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n, zooals schrijver in hoofdstuk V doet, dan bestaat er<br />
geen enkele re<strong>de</strong>n om zich alleen tot <strong>de</strong> gedichten te beperken; meermalen wordt<br />
dan ook het proza er naast behan<strong>de</strong>ld, en men zou <strong>de</strong> vraag willen stellen waarom<br />
dat niet van <strong>de</strong>n aanvang af in het on<strong>de</strong>rzoek betrokken werd.<br />
Er rijzen méer vragen. Waarom is <strong>de</strong>ze verhan<strong>de</strong>ling zoo vaak niet veel meer dan<br />
een bloemlezing <strong>de</strong>r gebruikte bronnen? Wie <strong>de</strong> studie nog eens zou willen opvatten,<br />
die zal zoo wijs zijn tot die bronnen zelve te gaan en een lijst van geraadpleeg<strong>de</strong><br />
werken ware dan voldoen<strong>de</strong> geweest. Als documentatiemateriaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n gewonen<br />
lezer is <strong>de</strong>ze uitvoerigheid - <strong>de</strong> citaten beslaan zeker een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van het boek - wel<br />
wat buitensporig. In <strong>de</strong> plaats van die tallooze grauw-vervelen<strong>de</strong> rijmsels had aan<br />
1) Dr. L.J.Th. Wirth: Een eeuw Kin<strong>de</strong>rpoëzie 1778-1878. Wolters, Groningen, <strong>Den</strong> Haag, 19<strong>26</strong>.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
het proza een grooter aandacht besteed kunnen wor<strong>de</strong>n. Stellig was die overdadige<br />
citatenschat niet te ver<strong>de</strong>digen met een beroep op het belang <strong>de</strong>r daaruit getrokken<br />
conclusies; want <strong>de</strong>ze zijn al heel mager, en wellicht ware een an<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoeker,<br />
indien hij bijtijds als resultaat van zijn studie <strong>de</strong>ze conclusies geformuleerd had, <strong>de</strong><br />
lust vergaan daarover een boek van 200 bladzij<strong>de</strong>n te schrijven.<br />
De in<strong>de</strong>eling van <strong>de</strong> stof lijkt vrij stelselloos. Men on<strong>de</strong>rzoekt <strong>de</strong> te bestu<strong>de</strong>eren<br />
gedichten op hun verhouding tot <strong>de</strong> opvoedkundige i<strong>de</strong>eën en verzamelt dan een<br />
aantal plaatsen die betrekking hebben op gehoorzaamheid, goe<strong>de</strong> manieren,<br />
snoepen, inenting, snuiven enz. enz. C'est simple comme bonjour. Men zou echter<br />
ook een an<strong>de</strong>ren weg bewan<strong>de</strong>ld kunnen hebben: eerst een grondig overzicht <strong>de</strong>r<br />
opvoedkundige <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> en daaraan met een paar overtuigen<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rpoëzie getoetst. Dan ware <strong>de</strong> studie samenvatten<strong>de</strong>r en<br />
leesbaar<strong>de</strong>r geweest. Dan had <strong>de</strong> schrijver ook zeker dien rijstebrijberg van<br />
prulpoëzie <strong>de</strong>n lezer grooten<strong>de</strong>els kunnen besparen, en door een vergelijking van<br />
<strong>de</strong> gedichten van Van Alphen met die van Heye en van De Genestet, hier en daar<br />
aangevuld met <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n aan min<strong>de</strong>re go<strong>de</strong>n ontleend, zou men wellicht <strong>de</strong>ze<br />
perio<strong>de</strong> van kin<strong>de</strong>rpoëzie beter hebben kunnen karakteriseeren.<br />
J. DE VRIES<br />
Aanteekeningen over dramatische kunst.<br />
ANNA PAWLOWA moge ons al geen nieuwe, verrassen<strong>de</strong> perspectieven in <strong>de</strong><br />
choreografische kunst hebben geopend, <strong>de</strong> verfijndste ontroeringen <strong>de</strong>r schoonheid<br />
heeft zij ons doen on<strong>de</strong>rgaan.<br />
En veelzijdig was <strong>de</strong> kunst, die zij ons bracht, <strong>voor</strong>al ook in dien zin, dat zij in <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> richtingen waarin <strong>de</strong> kunst van <strong>de</strong>n dans zich kan ontplooien, haar<br />
talent <strong>de</strong>ed bewon<strong>de</strong>ren.<br />
Wie on<strong>de</strong>rscheid maakt moet tegelijk kiezen, al is <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur wellicht meer<br />
afhankelijk van eigen karakter dan van <strong>de</strong> uitgevoer<strong>de</strong> dansen en bepaalt <strong>de</strong> partipris<br />
van een beginsel grooten<strong>de</strong>els het oor<strong>de</strong>el. Gelijkelijk bewon<strong>de</strong>ren was dus<br />
onmogelijk niettegenstaan<strong>de</strong> Pawlowa's uitingen allen geïnspireerd bleken door<br />
een artistieke intuitie en wer<strong>de</strong>n uitgevoerd met een zelf<strong>de</strong> meesterlijke virtuositeit.<br />
Subjectiviteit <strong>voor</strong>op stellend heeft <strong>de</strong> critiek het recht tegen <strong>de</strong> Pas <strong>de</strong>s Deux<br />
van Anna Pawlowa en Laurent Novikoff het bezwaar te opperen, dat zij te veel<br />
acrobatiek was, een bezwaar dat steun erlang<strong>de</strong> in enkele zichtbare til-moeilijkhe<strong>de</strong>n<br />
welke het aesthetisch gevoel noo<strong>de</strong> verdroeg.<br />
Maar daartegenover stond dat Anna Pawlowa daarbij een sculptureele schoonheid<br />
te zien gaf, die in <strong>de</strong> leven<strong>de</strong> vluchtigheid van <strong>de</strong> gracie <strong>de</strong>r op en we<strong>de</strong>r<br />
neerzweven<strong>de</strong> menschelijke materie bijna onstoffelijk scheen.<br />
En als een zweem van herinnering bleef ons bij een bijna niet te realiseeren, in<br />
toon weemoedige ontroering over <strong>de</strong> brooze betoovering van <strong>de</strong> sterfelijke en steeds<br />
weer te ras <strong>voor</strong>bijgaan<strong>de</strong> gracie.<br />
Daarin ligt ons inziens een criterium. Is <strong>de</strong>ze kunst met haar oogenblikkelijk weer<br />
vernietig<strong>de</strong> scheppingen niet bij uitstek <strong>de</strong> kunst van het sterfelijke?<br />
Moeilijk schijnt het ons daarom <strong>de</strong>zen dans, al hield hij ongetwijfeld acrobatische<br />
elementen in, <strong>de</strong>n a<strong>de</strong>l van <strong>de</strong> kunst te ontzeggen, en <strong>de</strong> groote bewon<strong>de</strong>ring welke<br />
Anna Pawlowa opwekt door haar techniek, die elke<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
117<br />
beweging beheerschte en aan rythme en stijl bond, kan niet an<strong>de</strong>rs dan gepaard<br />
gaan met nog grootere bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kunstzinnige intuïtie welke haar <strong>de</strong><br />
gracieuse lichaamsgestes in elk <strong>de</strong>r duizen<strong>de</strong>n ineenvloeien<strong>de</strong> poses, die te zamen<br />
een choreografische han<strong>de</strong>ling uitmaken, ingaf.<br />
Acrobatiek, zij was niet te miskennen, maar was zij niet opgenomen in <strong>de</strong> kunst<br />
als een technisch mid<strong>de</strong>l daarvan? Immers juist <strong>de</strong> dans van Vronska en Alperoff,<br />
schóon ook op zich zelve, die ook bijzon<strong>de</strong>re krachtsprestaties eischte, maar bij<br />
lange niet <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> zuiverheid en vermogen tot expressie toon<strong>de</strong>, <strong>de</strong>ed ons zien<br />
hetgeen <strong>de</strong> zuiver<strong>de</strong>r en machtiger artistieke bezieling van Anna Pawlowa in <strong>de</strong><br />
‘Pas <strong>de</strong>s Deux’ beteeken<strong>de</strong>.<br />
Misschien zijn er dan ook principieel meer bezwaren aan te voeren tegen <strong>de</strong>n<br />
dans van Anna Pawlowa in ‘Le Cygne’, althans zoodra men partij kiest <strong>voor</strong> een<br />
richting in <strong>de</strong> danskunst.<br />
Persoonlijk scheen ons <strong>de</strong> romantiek van <strong>de</strong> sterven<strong>de</strong> zwaan - wel is waar<br />
gemakkelijk te volgen, omdat zij direct tot het verstand spreekt en <strong>de</strong> bij velen<br />
dierbare sensatie van het intellectueel begrijpen opwekt - storend. Immers het<br />
verband tusschen dans, muziek en litterair gegeven was te innig en gewild om het<br />
als een los staan<strong>de</strong> illustratie te kunnen waar<strong>de</strong>eren.<br />
Dit was mogelijk bijv. in ‘Weihnachten’ met zijn geestige gracieuse anecdotische<br />
en dus litteraire gegevens, en ook in Rhapsodie Hongroise, waar <strong>de</strong> dans elk litterair<br />
karakter miste, bijna zuiver choreografisch van opvatting bleef en toch in hooge<br />
mate illustratief was. De ‘sterven<strong>de</strong> zwaan’ echter heeft te veel een tooneeleffect.<br />
Maar toch heeft Anna Pawlowa ook in <strong>de</strong>zen dans echte en innig ontroeren<strong>de</strong><br />
kunst gegeven, en waarlijk niet alleen door <strong>de</strong> volmaakt beheerschte techniek en<br />
gracie. Zij karakteriseer<strong>de</strong> het litteraire gegeven in hooge mate suggestief, en haar<br />
armbewegingen waren van een perfecte en tot in <strong>de</strong> ongeweten kern van ons wezen<br />
ontroeren<strong>de</strong> schoonheid.<br />
Maar het hoogtepunt van <strong>de</strong>n avond lag <strong>voor</strong> ons in <strong>de</strong> allerdiepste, zacht<br />
doordringen<strong>de</strong> ontroeringen welke zij veroorzaakte door haar dans in <strong>de</strong> Rondino.<br />
Hier was het dansen geen illustratie meer van <strong>de</strong> muziek, noch bleef het beperkt<br />
tot een plastisch <strong>voor</strong>gesteld rhythme als bijv. in Primavera, of een aanleiding tot<br />
het rhythmisch exposeeren van een bepaal<strong>de</strong>n stijl (Griechischer Tanz), hier werd<br />
<strong>de</strong> muziek gedánst.<br />
Dit was een omzetting daarvan in gebaar, mimiek en beweging, hier was <strong>de</strong><br />
muziek mensch gewor<strong>de</strong>n.<br />
Mensch gewor<strong>de</strong>n, kan zij niet an<strong>de</strong>rs dan subjectief zijn en individueel, vertolkt<br />
‘à travers un tempérament’.<br />
Nu was het geen uitdrukking meer van begrijpelijke dingen, maar putten uit <strong>de</strong><br />
onmetelijke onbeken<strong>de</strong> schatten van verborgen schoonheid, die <strong>de</strong> menschelijke<br />
ziel bezit en waarvan zij zich nooit vermag bewust te wor<strong>de</strong>n, zoolang <strong>de</strong> mensch<br />
niet meer weet dan hetgeen zich vasthecht om woor<strong>de</strong>n en begrippen.<br />
Deze sentimenten, die Anna Pawlowa ons daarbij uit het niet optoover<strong>de</strong> door<br />
haar dans, zijn te tee<strong>de</strong>r en broos om te <strong>de</strong>finieeren. Zij breken on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hand bij<br />
een poging om ze vorm te geven.<br />
En zóó suggestief was zij, dat <strong>de</strong> zelfbeheersching <strong>de</strong>r re<strong>de</strong>lijkheid geweld werd<br />
aangedaan en er een neiging opkwam om <strong>de</strong> hand uit te strekken naar het dansen<strong>de</strong><br />
wezen.<br />
Het was <strong>de</strong> uitdrukking van het onzegbare, en een sublieme openbaring, zooals<br />
alleen een begenadigd kunstenares vermag te geven.<br />
En <strong>de</strong>ze dwaze, kin<strong>de</strong>rlijke reflex van een bijna onbedwingbaren lust te grijpen<br />
naar <strong>de</strong> illusie, is dit niet het God<strong>de</strong>lijk heimwee van <strong>de</strong> menschgewor<strong>de</strong>n stof naar<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>de</strong> kunst, <strong>de</strong> verschijning van <strong>de</strong> geestelijke gena<strong>de</strong> die wel in ons leeft en toch<br />
nooit geheel van <strong>de</strong>ze wereld is, dat is nooit begrepen wordt?<br />
Maar wèl kan wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rgaan.<br />
A. BESNARD<br />
Boekenschouw<br />
Oorspronkelijke werken<br />
Helene Laman-<strong>de</strong> Vries. Mientje. - Bussum, C.A.J. van Dishoeck. 19<strong>26</strong>.<br />
(105 blz.). f 1.90; geb. f 2.90<br />
Een heel eenvoudig verhaaltje, wel fijntjes en beschaafd geschreven maar zon<strong>de</strong>r<br />
ook maar één oogenblik wat dieper te gaan dan <strong>de</strong> oppervlakte. Mientje is een soort<br />
van Sprotje, maar uit een beter milieu. Nooit eischt ze iets, nooit vraagt ze iets, en<br />
altijd wordt ze in een hoekje geduwd. Haar leven wordt ons heel vlotjes beschreven,<br />
hoe ze vrijt en daarna trouwt, en een goe<strong>de</strong> en fijngevoelige leids-vrouw <strong>voor</strong> haar<br />
man wordt.<br />
Agnes Maas-van <strong>de</strong>r Moer. Pan. - Dordrecht, C. Morks Czn. 19<strong>26</strong>. (203<br />
blz.). f 2.90; geb. f 3.75<br />
Mevrouw Maas-van <strong>de</strong>r Moer kan een aardig, on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd verhaal schrijven, dat<br />
meestal wel goed in elkaar zit. Dit romannetje is wel wat onwaarschijnlijk. Een niet<br />
meer jonge vrouw, Eva, weduwe, met een groote zestienjarige dochter, wordt verliefd<br />
op een jongen schil<strong>de</strong>r. Hoewel <strong>de</strong> man haar eigenlijk niet liefheeft begint hij toch<br />
een liaison met haar, die in een huwelijk eindigt. Eva n.l. is heel rijk, <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r heel<br />
arm, en verlokt door <strong>de</strong> genoegens die geld hem kunnen verschaffen bindt hij zich<br />
- maar tegen zijn zin. De figuur van Eva, in haar zielige pogingen om <strong>de</strong>n knappen<br />
Fred te boeien, is wel goed geteekend. Terwijl ze wéét dat hij haar ontrouw is en<br />
naar jonge knappe vrouwen verlangt doet ze alsof ze niets merkt, gemarteld door<br />
hevige jalouzie. Fred is haar dan ook telkens ontrouw; ten laatste vindt hij zijn ware<br />
lief<strong>de</strong> in <strong>de</strong> dochter van zijn vrouw, Dop, achttien jaar. Eva merkt het, en nu is ze<br />
niet langer <strong>de</strong> versma<strong>de</strong> vrouw, maar komt op <strong>voor</strong> haar kind, die ze het leed wil<br />
besparen met een man als Fred te trouwen. Nooit kan het meer ‘goed’ wor<strong>de</strong>n. ‘Wat<br />
kunnen wij ooit nog “heel” maken?’ vraagt Fred. Als je me vrij zou laten Eva, en ik<br />
mócht Dop hebben, dan zou ze altijd aan jou <strong>de</strong>nken, want ze houdt van jou. Iets<br />
hééls kunnen we er nooit meer van maken ... Omdat <strong>de</strong> schrijfster waarschijnlijk<br />
ook niet meer wist hoe het conflict moest eindigen, ruimt ze <strong>de</strong> hoofdpersoon aan<br />
het slot van het boek maar uit <strong>de</strong>n weg. Jammer dat mevrouw Maasvan <strong>de</strong>r Moer<br />
met <strong>de</strong>ze gemakkelijke oplossing voldaan was. Hoofdstuk X had beter achterwege<br />
kunnen blijven.<br />
Tine Brinkgreve Wicherink. In ijzeren greep. - Edam, De klyne Librye.<br />
(68 blz.).<br />
In dit kleine novelletje wordt het zielige leven beschreven van een uitgedroog<strong>de</strong>n<br />
boekhan<strong>de</strong>laar, een zacht, meegaand man, die nooit iets <strong>voor</strong> zichzelf heeft geëischt,<br />
altijd hard werkt, en door zijn moe<strong>de</strong>r, een ‘flinke’ vrouw, zeer wordt getiranniseerd.<br />
Opeens flitst hem, weliswaar op zeer tamme wijze, het i<strong>de</strong>e van een huwelijk door<br />
het hoofd. Een tijdlang vervult alleen het <strong>de</strong>nkbeeld hem al met wat meer levenslust,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
maar natuurlijk loopt het op niets uit. Bitter teleurgesteld be<strong>de</strong>nkt hij dat hij toch ook<br />
‘recht op geluk’ heeft.<br />
Maar dan is het te laat. Als een lijfeigene voelt hij zich gebon<strong>de</strong>n aan zijn moe<strong>de</strong>r<br />
en <strong>de</strong> zaak. ‘Als in ijzeren<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
119<br />
greep’ had<strong>de</strong>n die bei<strong>de</strong>n hem vast. Het is een uiterst onbelangrijk verhaaltje waarvan<br />
<strong>de</strong> uitgave als afzon<strong>de</strong>rlijk boekje door geen enkele bijzon<strong>de</strong>re kwaliteit<br />
gerechtvaardigd wordt.<br />
Anna van Gogh-Kaulbach. Artis-leven. Met teekeningen van C.<br />
Eisenloeffel-Macdonald. Amsterdam. - P.N. van Kampen & Zoon. (132<br />
blz.). f 3.25; geb. f 4.25<br />
Wanneer een habiele schrijfster als mevrouw van Gogh zich tot het schrijven van<br />
een boekje over Artis zet, spreekt het vanzelf dat dit een alleraardigst on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd<br />
boekje wordt, zon<strong>de</strong>r ons nu bepaald een visie van artis te geven die een<br />
onvergetelijken indruk op ons maakt. Het is een aardige bun<strong>de</strong>l vlotte indrukken<br />
van het rijke dieren-leven in artis. Van <strong>de</strong> plaatjes zijn <strong>de</strong> zwarte verreweg het best<br />
geslaagd, <strong>de</strong> gekleur<strong>de</strong> zijn erg druk en rommelig.<br />
Alma <strong>de</strong> Mea. Levensdrang. Allert <strong>de</strong> Lange, A'dam. (438 blz.) f 2.90; f<br />
3.90<br />
Alma <strong>de</strong> Mea is een débutante en haar roman draagt ook wel dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> sporen<br />
er van een débuut te zijn. De schrijfster heeft een vlotten, bovenal beschaaf<strong>de</strong>n stijl,<br />
die alleen lijdt aan een te-veel, te ‘mooie’ beschrijvingen, mooie bijvoeglijke<br />
naamwoor<strong>de</strong>n etc. Het gegeven van <strong>de</strong>n zeer lijvigen roman is uiterst ongemeen,<br />
en daarmee heeft <strong>de</strong> schrijfster te hoog gegrepen <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>buut.<br />
Het verhaal begint met <strong>de</strong> beschrijving van het huwelijksleven van Blanche van<br />
Asperen, getrouwd met Robert van Heekeren, zijzelf twintig, hij over <strong>de</strong> veertig.<br />
Alhoewel Blanche <strong>voor</strong> haar leeftijd buitengewoon ernstig is en ze meent juist bij<br />
<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>ren man goed te passen komt dit heel an<strong>de</strong>rs uit.<br />
Blanche houdt veel van haar man en toch: na een huwelijksjaar weet ze al dat<br />
haar huwelijk een teleurstelling is. ‘Ze had haar man lief met hart en ziel, doch...<br />
niet met lichaam en ziel... Voel<strong>de</strong> zij soms niet alles <strong>voor</strong> Robert wat men in <strong>de</strong>n<br />
regel <strong>voor</strong> lief<strong>de</strong> aanziet? ... zijn gezelschap verveel<strong>de</strong> haar nooit, als hij afwezig<br />
was verlang<strong>de</strong> ze naar hem, ze wil<strong>de</strong> hem steunen, ze wenschte zijn zorgen te<br />
<strong>de</strong>elen. Ze zou als het moest in staat zijn zich geheel <strong>voor</strong> hem op te offeren - maar,<br />
bij dit ééne bleef alle goe<strong>de</strong> wil, elk verlangen zon<strong>de</strong>r resultaat ... Ze stel<strong>de</strong> hem en<br />
zich zelf te leur ...’<br />
Hoewel in haar huwelijksleven <strong>de</strong> hartstocht dus ontbreekt weet Blanche er toch<br />
van te maken wat er van te maken is en leeft zij met Robert in een innige<br />
kameraadschap.<br />
En hoewel zoo nu en dan een hevig verlangen naar ‘<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>’ haar foltert, is ze<br />
toch oprecht en innig bedroefd wanneer Robert bij een auto-ongeluk omkomt. Men<br />
ziet: het gegeven is niet alledaagsch en <strong>de</strong> schrijfster heeft ernstig en vol goe<strong>de</strong>n<br />
wil getracht het gecompliceer<strong>de</strong> gevoelsleven van haar heldin weer te geven. Doch<br />
hierin is ze niet geslaagd; om <strong>de</strong> fijne psychologische ontleding van een vrouw te<br />
geven, moet men over an<strong>de</strong>re capaciteiten beschikken. En al is <strong>de</strong>ze roman<br />
on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lectuur gewor<strong>de</strong>n en laat hij zich aangenaam lezen, zoo heeft <strong>de</strong><br />
schrijfster toch waarschijnlijk gedacht aan iets beters dan amusementslectuur. Maar<br />
nergens weet haar vrouwenfiguur ons te ontroeren. Ook niet in het twee<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
van <strong>de</strong>n roman, waarin Blanche na langen tijd van diepe <strong>de</strong>pressie ein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>n<br />
man vindt die haar zinnen weet te wekken en dien ze met hartstocht bemint. Wanneer<br />
ze met Alan <strong>de</strong> Broglie, een fransch e<strong>de</strong>lman, is getrouwd, begrijpt ze eerst recht<br />
wat ‘lief<strong>de</strong>’ is. Jammer is het dat <strong>de</strong> schrijfster in dit laatste ge<strong>de</strong>elte te vèel <strong>de</strong>n<br />
nadruk op <strong>de</strong>n zinnelijken kant van <strong>de</strong>ze lief<strong>de</strong> legt. En <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> Broglie<br />
Blanche straft wanneer ze driftig of onaardig is geweest, is werkelijk wel wat heel<br />
dwaas. Niettegenstaan<strong>de</strong> dit ge<strong>de</strong>elte van het boek vol lief<strong>de</strong>sscènes is, blijft het<br />
niet veel meer dan een vlot geschreven relaas van <strong>de</strong>ze tooneelen, zon<strong>de</strong>r dat één<br />
oogenblik een vonkje op ons overspringt ... Jammer dat <strong>de</strong> schrijfster niet wat<br />
beschei<strong>de</strong>ner in haar opzet was - want goe<strong>de</strong> kwaliteiten heeft <strong>de</strong> roman zeker wel;<br />
misschien komen die in een volgend werk beter tot hun recht.<br />
Vertaal<strong>de</strong> werken<br />
R.H. Benson. Een doodgewoon mensch. Vertaald door J.P.M. Vlekke. -<br />
Keurboekerij het Ne<strong>de</strong>rlandsche Boekhuis, Tilburg.<br />
Een on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd verhaal van een plotseling zeer rijk gewor<strong>de</strong>n kantoorklerk, die<br />
nu met zijn familie een geerfd kasteel in <strong>de</strong>n omtrek van Lon<strong>de</strong>n gaat bewonen.<br />
Hoe het jonge mensch, dat zich zeer voelt aangetrokken door het katholieke geloof<br />
en tot een actricetje van een musichall en tenslotte heel veiligjes met een rijk<br />
aristocratisch meisje trouwt, vertelt het romannetje op humoristische wijze.<br />
Rafaël Sabatini. De Herbergrid<strong>de</strong>r. (304 blz.) f 2.15; geb. f 2.90<br />
Rafaël Sabatini. De Zeehavik. (330 blz.) f 2.15; geb. f 2.90<br />
J. Philip Kruseman, 's Gravenhage.<br />
Een tweetal romans van <strong>de</strong>n beken<strong>de</strong>n schrijver, die on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd een<br />
avonturenroman in elkaar kan zetten waar <strong>de</strong> <strong>de</strong>ugd, zooals 't hoort, tenslotte altijd<br />
beloond wordt. De Zeehavik is geïllustreerd met foto's naar <strong>de</strong> film die van het boek<br />
gemaakt is.<br />
E. Philips Oppenheim. Een lief<strong>de</strong>sintrige (238 blz.)<br />
E. Philips Oppenheim. De weg tot geluk. (240 blz.)<br />
E. Philips Oppenheim. Mysterie. (238 blz.)<br />
E. Philips Oppenheim. Diplomaten. (236 blz.)<br />
A.W. Bruna's Uitgeversmaatschappij. f 1. -; geb. f 1.50<br />
Voor <strong>de</strong> vele liefhebbers van Oppenheim een viertal aanlokkelijke romans, waarin<br />
russische prinsessen, dames door misverstan<strong>de</strong>n gecompromitteerd,<br />
moordaanslagen en <strong>de</strong>rgelijke het hunne tot 't succes bijdragen.<br />
J. Storer Clouston. De man die opnieuw gezocht werd. Vertaling van J.<br />
Lourens. Rotterdam 19<strong>26</strong>. Nijgh en van Ditmar's Uitgeversmaatsch. (171<br />
blz.).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Een alleraardigst boek, dat zulke zotte situaties beschrijft dat we er telkens bij in<br />
<strong>de</strong>n lach schieten. Hoe een half gekke Engelschman ontsnapt uit een inrichting,<br />
zich een tijdlang schuil weet te hou<strong>de</strong>n en ten slotte er in slaagt zijn nichtje en pupil<br />
te laten trouwen met <strong>de</strong>n man harer keuze, is <strong>de</strong> korte inhoud. Essington, <strong>de</strong><br />
ongevaarlijke gek, vindt <strong>de</strong> idiootste vermommingen uit en is zelfs een tijdje lang<br />
hulp-prediker (herinnering aan Charley Chaplin). Het boek is met echt Engelschen<br />
humor geschreven en uitsteken<strong>de</strong> ontspanningslectuur.<br />
Harold Avery. Ku - Klux - Klan. Humoristische avonturen-roman. Vertaald<br />
door F. van Velsen. - Tilburg, Keurboekerij Het Ne<strong>de</strong>rl. Boekhuis. (352<br />
blz.) f 1.70, geb. f 2.25<br />
Een zot verhaal van een ou<strong>de</strong>n Oom en een jongen neef die gefingeer<strong>de</strong> inbraken<br />
op touw zetten, waardoor het kleine dorpje, waarin zij wonen, in groote opschudding<br />
wordt gebracht. De zeer onwaarschijnlijke oorzaak van Oom's losbandigheid is een<br />
gipsen buste, die hem op 't hoofd is gevallen en hem, zon<strong>de</strong>r dat het ver<strong>de</strong>r merkbaar<br />
is, een hersenafwijking bezorgt met als gevolg een<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
120<br />
groote neiging om eens gek te doen, hetgeen dan ook wèl slaagt.<br />
Pierre Frondaie. De man met <strong>de</strong> Hispano. Vertaling van Lio Heyligers.<br />
- Hollandia-Drukkerij, Baarn. (253 blz.). f 2.90; geb. f 3.75<br />
Deze roman is geschreven door een schrijver van tooneelwerk. Het is <strong>de</strong> eerste<br />
roman van Frondaie en in Frankrijk heeft dit boek een groot succes gehad. De<br />
inhoud van het verhaal is <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis van Georges Dewalter, een jonge,<br />
ietwat i<strong>de</strong>alistische en droomerige jongeman: ‘Zijn gelaat van e<strong>de</strong>len vorm, zijn<br />
glimlach droef maar bekoorlijk, <strong>voor</strong>al zijn oogen, <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>rlijke oogen met <strong>de</strong><br />
lichte zachtheid, waren <strong>de</strong> uiterlijke kenteekenen van zijn hartstochtelijken geest’.<br />
Voor een vriend brengt hij een Hispano naar Biarritz. De algemeen beken<strong>de</strong><br />
kostbaarheid van <strong>de</strong>ze soort ‘wagens’ doet Georges een schatrijk nietsdoener lijken.<br />
In Biarritz komt hij in aanraking met een mooie jonge vrouw, bijzon<strong>de</strong>r gefortuneerd,<br />
<strong>voor</strong> wie hij een hartstochtelijke lief<strong>de</strong> opvat, die zij beantwoordt. In zijn lief<strong>de</strong>sgeluk<br />
hin<strong>de</strong>rt hem <strong>de</strong> onware positie die hij inneemt. Stéphane <strong>de</strong>nkt dat hij rijk is en in<br />
waarheid is hij zéér arm. Hem resten nog eenige duizen<strong>de</strong>n francs en zijn plan was<br />
naar Senegal te gaan en daar ‘te leven en te sterven’. Hij zou er graag <strong>voor</strong> uit<br />
komen wat hij werkelijk is, maar na een toevallig gesprek met Stéphane, waarin zij<br />
<strong>de</strong> weel<strong>de</strong> verheerlijkt, durft hij <strong>de</strong> waarheid niet vertellen. Hij zwijgt. En zelfs máákt<br />
hij zich een an<strong>de</strong>re persoonlijkheid: hij vertelt verzonnen jeugdherinneringen, van<br />
een kasteel waar hij woon<strong>de</strong>, van reizen. ‘Een ra<strong>de</strong>loos verlangen om niet arm te<br />
zijn tegenover zijn gelief<strong>de</strong> die door weel<strong>de</strong> verwend was, een vreug<strong>de</strong>, om ook<br />
zichzelf wat wijs te maken, sleepten hem mee’. En wanneer één moment Georges<br />
nog tracht <strong>de</strong> waarheid te onthullen, verhin<strong>de</strong>rt Stéphane dit: ‘Geen herinneringen<br />
meer, Georges... Je zoudt stellig dingen te verbergen hebben... En zie je, mijn liefste,<br />
ik heb een schuwen, bijna ziekelijken haat tegen alles wat niet <strong>de</strong> volle waarheid<br />
is’... Zoo blijft Dewalter in zijn schijn-leven volhar<strong>de</strong>n en Stéphane en hij zijn zeer<br />
gelukkig. Bijzon<strong>de</strong>r levendig en gevoelig is <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis gegeven en het<br />
eigenaardige schijn-bestaan van Dewalter is in alle finesses ontleed. De eenige<br />
man, waaraan Georges in een vertrouwelijke opwelling zijn bedrog heeft verteld is...<br />
juist <strong>de</strong> man van Stéphane, een Engelsch multimillionnair. Eerst laat <strong>de</strong> liaison van<br />
zijn vrouw met <strong>de</strong>n ‘avonturier’ Sir Oswill onverschillig, maar na een tijd begint het<br />
hem te hin<strong>de</strong>ren en hij merkt ‘dat hij aan zijn vrouw gehecht is’. Georges zal dus<br />
moeten verdwijnen ‘zoodat <strong>de</strong> plaats naast Lady Oswill vrij komt’. Hij biedt hem geld<br />
aan als hij vertrekt. En nu volgt <strong>de</strong> wel wat tooneelachtige ontknooping. Georges<br />
vertrekt in<strong>de</strong>rdaad: hij verdrinkt zich in een mod<strong>de</strong>rige vijver. 't Lijkt een ongeluk,<br />
Stéphane houdt hem eeuwig in lief<strong>de</strong>volle herinnering en Oswill is tot stilzwijgen<br />
gedoemd door zijn woord.<br />
Het is erg jammer dat dit boek, dat ongetwijfeld goed geschreven is en een vlotten<br />
dialoog heeft (juist hierom werd het in Frankrijk zeer geprezen) zoo onvoldoen<strong>de</strong><br />
vertaald is. Zoo lezen we bijv.: ‘Je walgt me, als 't dat is’, antwoord<strong>de</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r, het<br />
uit-proestend. - ‘Welnu, laat ik je dan walgen doen’, hernam Georges. - Wat ver<strong>de</strong>r<br />
krijgen we: De tre<strong>de</strong>n, waar voetstappen <strong>de</strong>r geslachten het ‘teeken <strong>de</strong>r slijting’<br />
had<strong>de</strong>n achter gelaten - en ‘een kleine brug overschreed een inham,’ enz. enz. Het<br />
is bijzon<strong>de</strong>r hin<strong>de</strong>rlijk.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Ridgwell Cullum. Een drama in <strong>de</strong> wil<strong>de</strong>rnis. Vertaling Henr. Rappard.<br />
(<strong>26</strong>2 blz.) f 2.25, geb. f 3.25.<br />
Ridgwell Cullum. Zijn eer gered. Vertaling Henr. Rappard. (298 blz). f<br />
2.25, geb. f 3.25<br />
Jackson Gregory. Buck Thornton. De cowboys. Vertaling Henr. Rappard.<br />
(308 blz.) Allen uit <strong>de</strong> ‘Mo<strong>de</strong>rne Serie’. - 's Gravenhage, J. Philip<br />
Kruseman. f 2.25, geb. f 3.25.<br />
Dit is een drietal zeer lijvige cowboy-romans die zich door geen bijzon<strong>de</strong>re kwaliteiten<br />
van an<strong>de</strong>re Wild West verhalen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. 't Lijkt overigens wel of er wat te<br />
veel van dit soort lectuur wordt uitgegeven.<br />
Louise Gerard. Slavin van een Sultan. Uit het Engelsch vertaald. (295<br />
blz.) - 's Gravenhage, J. Philip Kruseman. f 2.15, geb. f 2.90<br />
Een pikant verhaal van een jong Zweedsch meisje dat in han<strong>de</strong>n valt van Sultan<br />
Casim Ammeh, haar bekend on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n naam Raoul le Breton. Ze wordt verliefd op<br />
<strong>de</strong>n knappen Arabier, hoewel hij ‘al wel hon<strong>de</strong>rd vrouwen heeft bezeten’. Toch wil<br />
ze zijn maitresse niet wor<strong>de</strong>n, daar ze niet over het ras-verschil heen kan komen.<br />
Gelukkig loopt alles boven verwachting goed af, daar <strong>de</strong> Sultan eigenlijk een gewoon<br />
Franschman blijkt te zijn en heelemaal geen Sultan, zoodat niets het huwelijk in <strong>de</strong>n<br />
weg staat.<br />
Gertie <strong>de</strong> S. Wentworth James. De mannenhaatster. Vertaald door Dicky<br />
Wafelbakker. (240 blz.) - Utrecht, A.W. Bruna en Zoon's<br />
Uitgeversmaatschappij. f 1.50, geb. f 2.25.<br />
Een onbelangrijk lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nisje, waarbij natuurlijk <strong>de</strong> z.g. mannenhaatster<br />
een gelukkige minnares wordt.<br />
Allan Leigh. Wat vrouwen begeeren. Vertaling van P. Bolkestein-van<br />
Zanten. (276 blz.) - <strong>Den</strong> Haag, J. Philip Kruseman. f 2.15, geb. f 2.90.<br />
De geschie<strong>de</strong>nis van een vrouw, die geheel vrij wil leven zon<strong>de</strong>r door conventie of<br />
moraal gehandicapt te zijn. Na allerlei ellendige avonturen vindt zij <strong>de</strong>n serieuzen<br />
man die haar werkelijk liefheeft. Dit boek is veel beter geschreven dan <strong>de</strong> meeste<br />
van dit soort romannetjes, en <strong>de</strong> schrijver weet soms opmerkelijk goed <strong>de</strong> sfeer van<br />
het zenuwsloopen<strong>de</strong>, frivole leven van <strong>de</strong> uitgaan<strong>de</strong> wereld weer te geven.<br />
Pamela Wynne. Blank en bruin. - Van Holkema & Warendorf, Amsterdam.<br />
(382 blz.) f 2.50 geb.<br />
Een waarschuwing <strong>voor</strong> Engelsche meisjes om toch <strong>voor</strong>al niet met een inlan<strong>de</strong>r<br />
te trouwen. Joan Mansfield doet het tot haar groot verdriet. Haar landgenooten willen<br />
niets meer van haar weten, en zien haar met <strong>de</strong>n nek aan; als een paria wordt zij<br />
uitgestooten. Wel is 't droevig dat ze het nu juist met haar Mohammed Khan zoo<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
slecht moet treffen, en mij dunkt dat dit ook wel onrechtvaardig is tegenover <strong>de</strong> vele<br />
goe<strong>de</strong>, fijn beschaaf<strong>de</strong> en zeer ontwikkel<strong>de</strong> ‘natives’. Maar als 't <strong>voor</strong>beeld niet in<br />
allen <strong>de</strong>ele afschrikwekkend was hielp het misschien niet? Natuurlijk gaat Mohammed<br />
Khan na veel kwaad gesticht te hebben maar dood, en kan <strong>de</strong> arme ontgoochel<strong>de</strong><br />
Joan met haar Engelschman trouwen.<br />
Henry Cauvain. De rosse bandiet. - Het Ne<strong>de</strong>rlandsche Boekhuis, Tilburg.<br />
Dit is een ‘avonturenrijke speur<strong>de</strong>rsgeschie<strong>de</strong>nis in Frankrijk van 1845’, en werkelijk<br />
in zijn genre heel aardig en on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd. Een geheimzinnige moord moet wor<strong>de</strong>n<br />
ontraadseld. Won<strong>de</strong>rlijke persoonsverwisselingen, griezelige vondsten in een oud<br />
kasteel met slaapwan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> dames en losloopen<strong>de</strong>, uitgehonger<strong>de</strong> beren ontbreken<br />
niet.<br />
N.v.K. - B.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Handschriften<br />
II. J.W.F. Werumeus Buning<br />
118<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Al praten<strong>de</strong> met ...<br />
Victor E. van Vriesland<br />
121<br />
VICTOR E. van Vriesland, dichter, romanschrijver, essayist en auteur van een<br />
tooneelstuk, dat opgevoerd is, en dus géén lid van <strong>de</strong>n Bond van Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
tooneelschrijvers; een man, die - hoewel niet genoemd in <strong>de</strong> Balla<strong>de</strong> <strong>de</strong>r zielige<br />
makkers van J. Greshoff - toch hoor<strong>de</strong> bij Buning, Holst, Besnard en Jan van Nijlen,<br />
omdat hij ook <strong>de</strong>n aardschen zegen aanvaardt ‘opgewekt, met bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n, in<br />
goed vertrouwen zón<strong>de</strong>r na te wegen’.<br />
Zoo heb ik van Vriesland leeren kennen, het eerst in Amsterdam in ‘De Kring’ en<br />
nu hier in <strong>Den</strong> Haag. Maar toch serieus, een ernstig werker. On<strong>de</strong>r het praten - eerst<br />
in een stil café, waar we tot <strong>de</strong>n tijd, dat <strong>de</strong> schouwburgen en concerten beginnen,<br />
zaten te borrelen - dat soms hakkelend ging, moeizaam, alsof hij het vervelend vond<br />
over zichzelf te moeten spreken, hetgeen hij af en toe ook, even wrevelig, zei; on<strong>de</strong>r<br />
het praten dan, was het soms of van Vriesland met zijn gedachten vèr weg was,<br />
weg van het gesprek, dat we voer<strong>de</strong>n, weg van <strong>de</strong> plaats waar we een exquis, door<br />
hem uitgezocht, diner, nuttig<strong>de</strong>n, tot <strong>de</strong>n tijd, dat an<strong>de</strong>re menschen bij Bosch kwamen<br />
soupeeren.<br />
Van Vriesland is in 1892 te Haarlem geboren. Hij heeft in <strong>Den</strong> Haag het<br />
Gymnasium bezocht, waar hij naast Nijhoff op <strong>de</strong> schoolbanken zat en bevriend<br />
raakte met Van Eyck, die in een hooger klas zat. Hij bleef daar tot in <strong>de</strong> vijf<strong>de</strong> klasse<br />
en ging toen twee semesters in Dyon stu<strong>de</strong>eren, in 1913 en 1914, in Fransche<br />
litteratuur. Hij wil<strong>de</strong> toen zijn doctoraal halen, maar <strong>de</strong> oorlog brak uit en hij keer<strong>de</strong><br />
er niet terug.<br />
Tusschen <strong>de</strong> 5e klasse van het Gymnasium en Dyon nam hij twee jaar lang<br />
privaatlessen bij Johan Andreas Dèr Mouw in ou<strong>de</strong> litteratuur en philosophie. Hij is<br />
bij Dèr Mouw in huis geweest. ‘Aan Dèr Mouw heb ik ontzettend veel te danken, op<br />
elk gebied. Hij was een groote geest.<br />
Toen hij in 1919 stierf, was ik aangewezen als beheer<strong>de</strong>r van zijn letterkundige<br />
nalatenschap; die was zoo uitgebreid, dat ik meer dan een jaar lang werk heb gehad<br />
met het classeeren ervan. Bij zijn dood schreef ik een opstel ter her<strong>de</strong>nking in De<br />
Beweging. Ik bezorg<strong>de</strong> <strong>de</strong> uitgave van het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el van ‘Brahman’; het ver<strong>de</strong>re<br />
nog aanwezige was door hem niet <strong>voor</strong> publicatie bestemd. Van Ee<strong>de</strong>n, die na Dèr<br />
Mouws dood ongeautoriseerd verzen van hem in De Groene afdrukte, leer<strong>de</strong> ik<br />
daarbij van een kant kennen, die hem niet siert; ik meen dat ook an<strong>de</strong>ren soortgelijke<br />
ervaringen met hem opgedaan hebben.<br />
Dèr Mouw heeft <strong>de</strong>n grootsten invloed op mijn jeugd gehad en blijft mij als vriend<br />
en leermeester onvergetelijk. Wat een onschatbare leerschool was zijn veelzijdige<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
en critische geest, zijn uitgebrei<strong>de</strong> cultuur en zijn exact en logisch <strong>de</strong>nken. Mijn<br />
ietwat <strong>de</strong>structieve natuur, die in dien tijd sterk op <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>grond trad, voel<strong>de</strong> zich<br />
bizon<strong>de</strong>r aangetrokken door Dèr Mouws agnosticisme en zijn op Schopenhauer en<br />
<strong>de</strong> Indiërs geïnspireerd pessimisme.<br />
Maar an<strong>de</strong>rzijds on<strong>de</strong>rging ik ook wel <strong>de</strong> charme van een meer speculatieve<br />
<strong>de</strong>nkwijze, zooals bijv. in <strong>de</strong> geschriften van Van Konijnenburg tot uiting kwam. De<br />
geweldige hoeveelheid lectuur die ik toen verwerkte, en dat vrij systematisch, - ik<br />
kan er me nu achteraf nog over verbazen, het was meer dan in eenige latere perio<strong>de</strong>,<br />
en leg<strong>de</strong> <strong>de</strong>n grondslag <strong>voor</strong> mijn heele ver<strong>de</strong>re ontwikkeling. Litteratuur, het<br />
Joodsche vraagstuk, sociale problemen, wat niet al. Ik ben blij, met <strong>de</strong> na-tachtigers<br />
van nabij te hebben verkeerd in een tijd dat <strong>de</strong> tachtigers, hoe ook bestre<strong>de</strong>n,<br />
tenminste nog gekend wer<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> Fransche psychologen en symbolisten en<br />
<strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nten. Vooral <strong>voor</strong> het overal opkomend mysticisme had ik belangstelling;<br />
misschien werd al mijn lectuur wel wat teveel vanuit <strong>de</strong>zen gezichtshoek verwerkt.<br />
Ik herinner me, hoe Paulhans nu verou<strong>de</strong>rd ‘Nouveau Mysticisme’ me trof, en <strong>de</strong><br />
toen gangbare combinatie van scepticisme en mystiek b.v. van De Gourmont. Ik<br />
heb <strong>de</strong>n indruk dat <strong>de</strong> nu opkomen<strong>de</strong> generatie veel min<strong>de</strong>r leest dan toen, mijn<br />
vrien<strong>de</strong>n en ik; dat is ook begrijpelijk en er ligt misschien<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
122<br />
wel een gezon<strong>de</strong> eenzijdige kracht in, maar zoodoen<strong>de</strong> is hun toch veel verloren<br />
gegaan.<br />
‘Van 1914 tot 1918 ben ik in Rotterdam geweest en daarna in Blaricum. In mijn<br />
Rotterdamschen tijd heb ik in <strong>de</strong> Mosgroene critiek geschreven, <strong>voor</strong>namelijk over<br />
Fransche litteratuur, maar ik <strong>de</strong>ed dit ongeregeld’<br />
‘Toen is toch ook uw critiek verschenen op <strong>de</strong> vertaling van Barbusse's Hel door<br />
Andries <strong>de</strong> Rosa?’<br />
‘Ja, die critiek heeft veel geschrijf veroorzaakt. Grappig was, dat alleen A.M. <strong>de</strong><br />
Jong in een eigen blaadje het met me eens was. Van Campen, Querido en <strong>de</strong> Rosa<br />
zelf hebben zich er mee bemoeid.<br />
Ook aan De Nieuwe Kroniek heb ik meegewerkt. Daarin heb ik kleine essays<br />
geschreven; grootere opstellen schreef ik in <strong>de</strong> maandschriften.<br />
In 1915 heb ik als brochure uitgegeven een studie, die in De Nieuwe Gids was<br />
verschenen over <strong>de</strong>n cultureelen noodtoestand van het Joodsche volk. Die studie<br />
zou ik nu an<strong>de</strong>rs geschreven hebben; ze is te dogmatisch, eigenlijk te radicaal, maar<br />
het doet me toch plezier, dat ik ze geschreven heb. Ik was <strong>de</strong> eerste in Holland, die<br />
het gewichtige vraagstuk van <strong>de</strong> Jo<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> litteratuur behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>, en zelfs nu, na<br />
12 jaar, merk ik nog wel eens bij toeval, hoezeer dat toen is ingeslagen. Daarna<br />
heb ik in 1920 een boekje geschreven: Herman Hana geschetst in zijn beteekenis<br />
als schakel naar een nieuwen tijd, en in 1925 verscheen het tooneelstuk Der<br />
verlorene Sohn’.<br />
‘Hebt u dat stuk in het Duitsch geschreven?’<br />
‘Neen, in het Hollandsch, maar het is in het Duitsch vertaald door verschillen<strong>de</strong><br />
personen, en ten slotte heb ik het zelf on<strong>de</strong>r toezicht van Georg Kaiser vertaald. Ik<br />
was er lang niet zeker van, maar hij was er van overtuigd, dat het gespeeld kon<br />
wor<strong>de</strong>n. In Mei 1925 is het te Frankfort opgevoerd. Het heeft veel succes gehad,<br />
maar daar het kort <strong>voor</strong> het ein<strong>de</strong> van het seizoen op <strong>de</strong> planken kwam, is het er<br />
niet lang opgebleven.<br />
Het is in 1925 verschenen, maar in 1920 in twee weken tijds geschreven. Voor<br />
mijn gevoel is het niets meer. Ik heb er nooit erg achterheen gezeten om het<br />
opgevoerd te krijgen. Die opvoering is <strong>voor</strong> mij heelemaal een uitstapje geweest,<br />
een zijsprong. Tooneel ligt me niet. Toch ben ik blij geweest, dat het gespeeld is,<br />
omdat ik van <strong>de</strong> regie enz. veel geleerd heb’.<br />
‘Hebt u <strong>de</strong> repetities bijgewoond?’<br />
‘Ja, ik heb een stuk of zes, zeven repetities meegemaakt. Een buitengewoon<br />
prettige tijd, en <strong>de</strong> samenwerking met <strong>de</strong>n regisseur was alleraardigst’.<br />
‘Hebt u <strong>de</strong>sondanks geen roeping <strong>voor</strong> het tooneel?’<br />
‘Ik heb er groote belangstelling <strong>voor</strong>, maar wat mezelf betreft geloof ik niet, dat<br />
er wat <strong>voor</strong> mij van komen zal.<br />
In Januari 19<strong>26</strong> heb ik mijn roman: Het afscheid van <strong>de</strong> wereld in drie dagen,<br />
voltooid. Ik heb er zes jaar, van 1920 tot '<strong>26</strong>, over gewerkt’.<br />
‘Is het heelemaal fantazie?’<br />
‘Ja, ja, wat bedoelt u? Het geraamtetje, <strong>de</strong> intrigue is geconstrueerd, niet het<br />
psychologische’.<br />
‘Heeft u goe<strong>de</strong> critieken gehad?’<br />
‘Ik heb een vrij goe<strong>de</strong> pers’.<br />
Weer zweeg Van Vriesland. Wachtend keek ik op om mijn aanteekeningen te<br />
vervolgen.<br />
‘Ik ben een buitengewoon ondankbaar object. Drinkt u eens uit. Rookt u niet?’<br />
Lachend dankte ik en zei: ‘Vertelt u ver<strong>de</strong>r’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
‘Het is niet prettig over jezelf te praten... Ik ben een langzaam werker; bovendien<br />
ga ik niet gauw tot publicatie over. Ik was blij, dat het boek af was, dat alles achter<br />
<strong>de</strong>n rug was. Ik zou het nu niet meer zoo schrijven, ik vind het te lyrisch. Een i<strong>de</strong>aal<br />
van vorm zijn <strong>voor</strong> mij <strong>de</strong> novellen van von Kleist. De stijl moet zakelijk en naakt<br />
zijn. Dat zou ik willen! Mijn schrijven is een strijd tegen een te lyrischen inslag. Dat<br />
is ook een oorzaak, dat ik langzaam werk’.<br />
‘U hebt dus uw i<strong>de</strong>aal nog niet bereikt?’<br />
‘Neen. Ik vond dat boek te veel van binnen-uit geschreven, er is een teveel aan<br />
psychologie. Proust bewon<strong>de</strong>r ik als psycholoog en om zijn levensgevoel, maar ik<br />
geloof dat hij als prozaïst tot het verle<strong>de</strong>n hoort; bij Dostojefski is het knappe, dat<br />
<strong>de</strong> psychologie bijna uitsluitend plastisch, van buiten af, gegeven wordt. - Toch ben<br />
ik blij met het boek, waarin door <strong>de</strong> jaren zoo een groot stuk van mezelf is gaan<br />
zitten, en waarin ik een eenheid heb zoeken te bereiken ondanks een techniek, die<br />
<strong>de</strong> dingen op één plan filmsgewijs naast elkaar zet. Ie<strong>de</strong>r mensch moet een alibi<br />
hebben. Mijn boek is mijn alibi, waarmee ik zeg: ík was daar niet, in dit ontoereiken<strong>de</strong>,<br />
verwerpelijke leven. Ik was hier’. ‘Was <strong>de</strong> heele opzet klaar?’<br />
‘Ja; ik heb aanteekeningen gemaakt en toen ben ik da<strong>de</strong>lijk in het net gaan<br />
schrijven. In dat opzicht werk ik wel makkelijk, maar ik heb weerstan<strong>de</strong>n te<br />
overwinnen’.<br />
‘Wat bedoelt u daarmee?’<br />
‘Ik kan me niet forceeren. Als ik aan ge<strong>de</strong>elten kom waarbij het niet vlot, laat ik<br />
het werk liggen. Dan schrijf ik niet ver<strong>de</strong>r en ben er mee bezig in mijn hoofd tot het<br />
gaat’.<br />
‘Werkt u op het oogenblik aan iets?’<br />
‘Ik werk jaar en dag, langzaam. Ik heb iets van het exacte van <strong>de</strong> wetenschap in<br />
me door mijn opleiding bij Dèr Mouw; een remmen<strong>de</strong> zucht naar volledigheid. Allerlei<br />
ligt on-af. Ik ben b.v. allang bezig aan een studie over Paul Valéry. Dien heb ik van<br />
het begin af bewon<strong>de</strong>rd. Daar vind ik alles in wat ik zoek in poëzie. Hij is een<br />
ongelooflijk geniale kerel. Ik zet die dingen te groot en te uitvoerig op. Ook ben ik<br />
bezig aan een opstel<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
123<br />
over het woord. Dat opstel is bedoeld als een algemeene inleiding op Paul Valéry,<br />
maar daarvan heb ik het losgemaakt. Dat is bijna af. Ik heb het in aanteekeningen<br />
liggen, maar ik heb geen behoefte om er een opstel van te draaien 1) . Het is eenvoudig<br />
een gevoel van belemmering’.<br />
‘Waarom hebt u nooit uw verzen gebun<strong>de</strong>ld?’<br />
‘Dat ik dit niet gedaan heb is geen valsche beschei<strong>de</strong>nheid, geen romantische<br />
verachting <strong>voor</strong> het publiek, maar een onzekerheid over <strong>de</strong> keuze. En het besef,<br />
dat een selectie uit werk over bijna twintig jaar meer een ontwikkeling dan een geheel<br />
zal uitbeel<strong>de</strong>n. Dat is <strong>voor</strong> mij een groot bezwaar. Greshoff, in zijn “Geschie<strong>de</strong>nis”,<br />
betreurt dat mijn verzen niet gebun<strong>de</strong>ld zijn, Nijhoff en an<strong>de</strong>ren dringen er al zoo<br />
lang op aan; maar ik kan het niet helpen, ik ben op dat punt nu eenmaal wat tobberig<br />
en stel het steeds weer opnieuw uit. - Misschien in het najaar ...’<br />
‘Hebt u veel ongepubliceer<strong>de</strong> gedichten liggen?’<br />
‘Het meeste is al verschenen. Ik publiceer van mijn 17e jaar af en <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> in<br />
De Nieuwe Gids. Ze zijn meestal een jaar, minstens, soms jaren nadat ze geschreven<br />
zijn, gedrukt. Als ik ze moest bun<strong>de</strong>len zou ik verschillen<strong>de</strong> niet opnemen’.<br />
‘Hebt u misschien een onuitgegeven gedicht, waarvan ik mijn lezers <strong>de</strong>n primeur<br />
mag geven?’<br />
‘O jawel, hier is er een’ 2) .<br />
‘Welke invloe<strong>de</strong>n hebt u on<strong>de</strong>rgaan?’<br />
‘Voor zoover ik kan nagaan <strong>voor</strong>namelijk van Van Oudshoorn <strong>voor</strong> mijn roman.<br />
Op mijn algemeene vorming en mentaliteit heeft Dèr Mouw veel invloed gehad. En<br />
dan Verwey en De Beweging. Voornamelijk door Piet van Eyck en Greshoff ben ik<br />
op Verwey gewezen in een tijd, dat ik te déca<strong>de</strong>nt, te veel aestheet en “Schöngeist”<br />
was om hem te waar<strong>de</strong>eren, zoo omstreeks mijn achttien<strong>de</strong> jaar, en langzamerhand<br />
heb ik een ongelooflijk groote bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> hem gekregen.<br />
Verwey heeft nooit persoonlijk invloed op me gehad. Ik heb hem ééns gesproken<br />
na <strong>de</strong>n dood van Dèr Mouw in 1919. De invloed van Verwey kwam door zijn werk.<br />
Wat een monumentale boeken zijn zijn bun<strong>de</strong>ls proza. Op <strong>de</strong> tegenwoordige<br />
generatie heeft hij weinig invloed en indirect heeft ze veel aan hem te danken. <strong>Den</strong>k<br />
maar aan al dat gepraat over zelftucht en gebon<strong>de</strong>nheid.<br />
Verwey was <strong>de</strong> eerste vernieuwer na '80. Hij is weinig aantrekkelijk <strong>voor</strong> jonge<br />
litteratoren; zijn invloed was lang niet altijd gunstig, en hij heeft verschei<strong>de</strong>ne twee<strong>de</strong>en<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong>rangs verschijningen overschat, maar hij is toch geweldig. Een man van<br />
zijn klasse zou in het buitenland een eerste plaats innemen, ook bij <strong>de</strong> jongeren’.<br />
‘En van <strong>de</strong> buitenlan<strong>de</strong>rs?’<br />
‘Ja, dat is natuurlijk heel moeilijk te zeggen. Ik heb in 1916 en 1917 aan een studie<br />
over Goethe gewerkt. Daar heb ik indirect veel aan gehad. En doordat het<br />
samenhangt met mijn werkwijze heb ik me aangetrokken gevoeld tot Flaubert. Zijn<br />
levenshouding: <strong>de</strong> strijd om <strong>de</strong>n vorm, is iets dat ik zelf noodzakelijk gevon<strong>de</strong>n heb.<br />
In twee soorten kan men <strong>de</strong> litteraire schrijvers ver<strong>de</strong>elen: <strong>de</strong> types als Stendhal en<br />
die als Flaubert, bei<strong>de</strong> leven<strong>de</strong> menschen, die uit een overvol leven schrijven. Bij<br />
Stendhal kwam zijn kunst <strong>voor</strong>t uit een levensvolheid, terwijl het bij Flaubert een<br />
religie was, waar hij ie<strong>de</strong>ren dag mee worstel<strong>de</strong>, en die zijn leven absorbeer<strong>de</strong>.<br />
Het verschil is het vormprobleem, dat nu weer actueel is. In <strong>de</strong> heele geschie<strong>de</strong>nis<br />
van <strong>de</strong> Fransche litteratuur is <strong>de</strong> romantische strooming van een ongebon<strong>de</strong>n<br />
levensvolheid. Daar<strong>voor</strong> staat het schrijven op hetzelf<strong>de</strong> plan als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
1) Een ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong>ze aanteekeningen dien<strong>de</strong> als grondslag <strong>voor</strong> een bijdrage in een<br />
binnenkort bij A.A.M. Stols te verschijnen bun<strong>de</strong>l Hommage à Paul Valéry.<br />
2) Door 'n vergissing van <strong>de</strong>n zetter is dit gedicht hier niet ingelascht. De lezer vindt het op blz.<br />
137 van dit nr. (Red. D.G.W.)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
levensuitingen. En daartegenover stel ik een categorie van schrijvers, die, ja, hoe<br />
zal ik het zeggen, alleen leven in hun werk als b.v. Flaubert. 't Is het ou<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rscheid, 't probleem tusschen leven en dichterschap’.<br />
‘Ziet u in <strong>de</strong> Hollandsche litteratuur, waar u mid<strong>de</strong>n-in staat, uitzichten?’<br />
‘Omdat ik er mid<strong>de</strong>n-in sta is het juist zoo moeilijk. Ik sta als generatie tusschen<br />
die van 1910 en <strong>de</strong> jongeren in. Critisch en essayistisch moet er een beïnvloeding<br />
zijn door het algemeen cultuurleven van <strong>de</strong>n tijd. Dat gebeurt niet. De critiek is niet<br />
in goe<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n, zelfs niet bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>treffelijksten. <strong>Den</strong>kt u bijv. eens aan Jacques<br />
Rivière. Waar in Holland vindt ge zulk een geboren lei<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r jongeren, een man<br />
die een werkelijk feilloos zintuig had <strong>voor</strong> het ont<strong>de</strong>kken van toekomstwaar<strong>de</strong>n in<br />
het allermo<strong>de</strong>rnste werk. (Kent u zijn correspon<strong>de</strong>ntie met Antonin Artaud?) En wat<br />
een uitnemend tijdschriftlei<strong>de</strong>r is in hem verloren gegaan! En waar vindt u in Holland<br />
een Willy Haas, ongetwijfeld <strong>de</strong> diepste in West-Europa leven<strong>de</strong> essayist? Waar<br />
een criticus van het kaliber van Thibau<strong>de</strong>t, met een <strong>de</strong>rgelijke breed opgezette<br />
cultuur-analyse, een <strong>de</strong>rgelijk begrip <strong>voor</strong> wezen en rhythme en vorm zoowel van<br />
proza als van verzen, een zoo wijsgeerigen opzet bij een zoo oorspronkelijken kijk,<br />
die nu eens ethno-psychologisch, dan weer historisch of sociaal, maar steeds<br />
belangwekkend verdiept en verklaard wordt. Na jaren heeft Pom Nijhoff in <strong>de</strong> groote<br />
pers iets goeds tot stand gebracht. Litteraire critiek moet <strong>de</strong> dingen zien in het raam<br />
<strong>de</strong>r maatschappelijke stroomingen en botsingen, <strong>de</strong>r vormtraditie, <strong>de</strong>r ethnologische<br />
invloe<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>rgelijke. Ik <strong>de</strong>nk me iets in <strong>de</strong>n geest, zooals Huizinga over<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
124<br />
<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen schreef. Zoo zou ik willen, dat het was. Dat doen <strong>de</strong> allerbesten<br />
niet’.<br />
‘Wie zijn <strong>de</strong> allerbesten?’<br />
Op het oogenblik wordt er door <strong>de</strong> jongeren niet genoeg gewerkt. Ze staan te<br />
veel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n invloed van een genialen kerel als Marsman. Maar Menno ter Braak<br />
kan goed wor<strong>de</strong>n. Het is jong en vaak onbeholpen werk, maar een stukje als over<br />
Cocteau, of Jaarsma, daar zie ik wat in. Het is een veelzijdige jongen, die vorig jaar<br />
een diepgaand artikel over Dèr Mouw heeft geschreven.<br />
<strong>Den</strong> Doolaard in <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> over Engelsche litteratuur is goed<br />
georiënteerd. Het is heel aardig en uitmuntend geschreven.<br />
Over dat goed georiënteerd zijn bedoel ik nou ...<br />
Ja, het is zoo jammer, een man als Van Eyck met zoo'n geweldige belezenheid<br />
en cultuur staat nog te veel in <strong>de</strong> Bewegingsfeer om <strong>voor</strong> onze generatie nuttig werk<br />
te doen, en <strong>voor</strong> het groote publiek is hij onleesbaar. Hij kan wel proza schrijven;<br />
dat bewijst zijn bun<strong>de</strong>l Opgang.<br />
Coster daarentegen schrijft soms mooi proza, maar mist <strong>de</strong> bree<strong>de</strong> cultuur van<br />
Piet van Eyck. Hij zegt kranige dingen en gaat diep in op <strong>de</strong> psychologie, maar<br />
overziet niet genoeg. Te vaak vervangt bij hem een futlooze fraseologie het <strong>de</strong>nken<br />
en stelt hij, utilistisch, <strong>de</strong> litteratuur in dienst van een geestelijke hygiëne, waardoor<br />
hij haar autonomie bedreigt. Dan werkt hij wel eens smaakbe<strong>de</strong>rvend, <strong>voor</strong>al op het<br />
groote volksuniversiteits- en on<strong>de</strong>rwijzerspubliek dat hem veel leest. Die kant komt<br />
ook sterk in zijn gesprek met Lefèvre naar voren. Men heeft soms het gevoel dat<br />
zijn cultuur te weinig op zelfon<strong>de</strong>rzoek berust en teveel op wat zijn boekhan<strong>de</strong>laar<br />
hem toevallig thuisstuurt. Maar daar staat tegenover, dat hij intuïtief soms prachtige<br />
karakteristieken vindt.<br />
Dan moet ik Binnendijk nog noemen <strong>voor</strong> zijn inlei<strong>de</strong>nd essay bij <strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l De<br />
Spiegel van Herman van <strong>de</strong>n Bergh. En over tooneel Jobs Buning, een van <strong>de</strong> heel<br />
weinigen in Holland die daar sjoege van heeft. Een tijdlang was Nico Rost uitnemend<br />
op <strong>de</strong> hoogte van nieuwe Duitsche litteratuur, en nu nòg wel meer dan <strong>de</strong> meesten,<br />
maar hij kan niet schrijven. Dat zal wel liggen aan zijn journalistieke plichten.<br />
Overigens een jongen, die buitengewoon op <strong>de</strong> hoogte is op zijn gebied en een<br />
poging <strong>de</strong>ed tot betere oriënteering.<br />
‘En als slot een algemeene conclusie: het critisch werk is te psychologisch, te<br />
weinig in het raam van <strong>de</strong>n tijd en <strong>de</strong> algemeene ontwikkeling in verband met an<strong>de</strong>re<br />
stroomingen van <strong>de</strong>zen tijd’.<br />
Na <strong>de</strong>n maaltijd hebben we ons gesprek <strong>voor</strong>tgezet en ik vroeg bij een geurig kopje<br />
koffie:<br />
‘Wie vindt u van <strong>de</strong> jongeren <strong>de</strong> belangrijkste, en ziet u perspectieven?’<br />
‘Ik vind natuurlijk on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> menschen van mijn leeftijd of daaromtrent Holst het<br />
grootst. Dat is <strong>de</strong> werkelijk geboren mysticus van <strong>de</strong> generatie. Hij is monomaan,<br />
die zich op eentonige wijze herhaalt, die zóózeer door één ding bevangen is en<br />
heelemaal gegrepen door iets, dat hem zóó vervult, dat hij alleen maar hetzelf<strong>de</strong><br />
kan zeggen. Een, die door gebrek aan waarneming en ervaring uitsluitend leeft in<br />
eenzelvig gestamel, evenals alle mystici bevangen in autistische <strong>de</strong>nkvormen, zich<br />
afsluitend tegen <strong>de</strong> correctie <strong>de</strong>r realiteitservaring. Hier is <strong>de</strong> Dichter weer <strong>de</strong> geboren<br />
ziener: een illuminé, een initié, van één enkel i<strong>de</strong>e bezeten. Een woor<strong>de</strong>nschat van<br />
geringe uitbreiding, veel herhalingen. Een naar binnen gekeer<strong>de</strong> blik, zon<strong>de</strong>r<br />
belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> buitenwereld en “gezond” gevoel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> “werkelijkheid”. Aan<br />
<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren kant geloof ik, dat Holst ten ein<strong>de</strong> is. Zijn invloed is fataal, maar dat<br />
doet niets af aan zijn grootheid Over Nijhoff zeg ik liever niets. Dien ken ik persoonlijk<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
te goed, van <strong>de</strong> schoolbanken af. Alleen geloof ik, dat Nijhoff, als hij niet in staat<br />
mocht zijn om zich van binnen om te gooien en te vernieuwen, een hoogtepunt van<br />
<strong>de</strong>n verle<strong>de</strong>n tijd en niet van <strong>de</strong>n komen<strong>de</strong>n is. Hij moet opeens een nieuw mensch<br />
wor<strong>de</strong>n. Hij staat, meer persoonlijk dan litterair, aan invloe<strong>de</strong>n bloot, heeft zich nog<br />
niet gevon<strong>de</strong>n. Nu is het dus juist <strong>de</strong> groote vraag of hij zich zal vin<strong>de</strong>n: of hij aan<br />
het eind staat of aan het begin.<br />
Wat Jacq. Bloem betreft, wiens werk ik buitengewoon gewaar<strong>de</strong>erd heb, hij heeft<br />
zich technisch vastgelegd aan <strong>de</strong>n vorm en hij houdt zich daaraan, zoodat hij geen<br />
gelegenheid heeft om zich te vernieuwen. Evenmin Besnard, dien ik overigens óók<br />
zeer bewon<strong>de</strong>r. Nijhoff wèl. Hij moet zich vernieuwen, an<strong>de</strong>rs is hij over tien jaar<br />
verou<strong>de</strong>rd. Holst als mysticus is van alle tij<strong>de</strong>n.<br />
Buning ontroert me persoonlijk buitengewoon. Hij is iemand die buiten <strong>de</strong> kunst<br />
en buiten het leven staat en toch erin. Hij trekt zich uit het leven terug naar een<br />
nieuw leven. Zijn kunst staat niet abstract buiten <strong>de</strong> wereld. Van Holst gaat een<br />
persoonlijke ontroering uit het cosmische, van Buning uit het menschelijk hart in dit<br />
leven.<br />
Van <strong>de</strong> jongsten wil ik niet te veel zeggen. Ik <strong>voor</strong> mij vind Marsman, Slauerhoff,<br />
<strong>de</strong>n Doolaard, Donker, van Elro en soms Campert ongetwijfeld, <strong>de</strong> een meer <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>r min<strong>de</strong>r, elk op zijn wijze begaafd en veelbelovend. En toch... Ik kan het niet<br />
helpen, hoewel ik heel veel waar<strong>de</strong>er, vind ik er toch soms iets dilettantigs in. Niet<br />
bij <strong>de</strong> jonge Duitschers. Tusschen twee haakjes, als ze hier smalend spreken over<br />
<strong>de</strong> Duitsche expressionisten, blijkt het dat ze <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> niet kennen. Wèl, - om ons<br />
nu even niet alleen tot <strong>de</strong> poëzie te bepalen - wèl Edtschmidt en Hasenclever en<br />
Stern-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
125<br />
heim en Toller, maar niet of nauwelijks Brecht, Bronnen, Kafka, Kaiser’.<br />
‘U dwaalt af’.<br />
‘Ja... Nu dan. Binnendijk is in <strong>de</strong> gevaarlijke leerschool van Marsman en daarbij<br />
gehandicapt door een verfijn<strong>de</strong> vrouwelijke gevoeligheid. Marsman zelf heeft meer<br />
critische impulsen. Als hij min<strong>de</strong>r graag <strong>de</strong> brug wou zijn tusschen he<strong>de</strong>n en toekomst<br />
zou het beter wezen. Marsman is een briljante jongen met groote gaven, die<br />
doodloopt in <strong>de</strong> zucht om briljant te zijn, om programmatisch te wezen, om een<br />
manifest te zijn en op het peil te staan van buitenlandsche stroomingen. Ongetwijfeld<br />
heeft hij buitengewoon knappe dingen gedaan.<br />
Henrik Scholte schrijft soms aardige stukjes over tooneel in <strong>de</strong> Groene. Kelk heeft<br />
onlangs in De Vrije Bla<strong>de</strong>n een keurig artikel geschreven: “Kunst en Samenleving”.<br />
Als dichters kun je van <strong>de</strong> jongeren zeggen: een begin. Dat is een groote lof. En<br />
wat doet het er dan toe, hoeveel ervan blijvend is. Slauerhoff is wel een van <strong>de</strong><br />
begaafdsten. De inhoud van zijn verzen is ou<strong>de</strong>rwetsch-romantisch, ik zou zeggen:<br />
<strong>voor</strong>-'80-romantisch. Wat boeit is zijn gewaagd mo<strong>de</strong>rne techniek. Bij hem heb ik<br />
<strong>de</strong>n invloed van Dèr Mouw gevoeld. Slauerhoff is precies het tegenovergestel<strong>de</strong><br />
van Janie Holst. Hij heeft een uitgebrei<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat en plastisch uitgesproken<br />
gedachten, een mensch, die zich door het aardsche leven als aardsch mensch<br />
ontroerd voelt.<br />
De vorm van zijn verzen is technisch merkwaardig. Het is een hondsche,<br />
onachtzame en brutale wijze van kapot maken van <strong>de</strong>n bestaan<strong>de</strong>n vorm en toch<br />
maakt hij gebruik van dien vorm. Pom Nijhoff is daarmee begonnen door het maken<br />
van sonnetten, die tegen <strong>de</strong> traditie in waren, maar toch zocht hij weer <strong>de</strong>n vorm.<br />
Slauerhoff heeft <strong>de</strong>n vorm nog meer kapot gemaakt. Het zuivere vormbesef van<br />
bij<strong>voor</strong>beeld Bloem is door Slauerhoff verkracht, verwrongen, tot een lachspiegel,<br />
een caricatuur.<br />
Dat Jacq. Bloem geen sonnetten heeft geschreven trof me. Zijn heele generatie<br />
heeft het gedaan. Sonnetten zijn een krampachtige samenvatting van een eruptief<br />
gevoel. Dat had Jacq. niet; hij had meer het elegische en daarom heeft hij ze<br />
misschien niet geschreven’.<br />
* * *<br />
Laat, heel laat, tot diep in <strong>de</strong>n nacht hebben we zitten praten over allerlei op van<br />
Vrieslands kamer bij een glas roo<strong>de</strong> port, en door <strong>de</strong> donkere nachtstraten ben ik<br />
moe naar mijn kamer terug gewan<strong>de</strong>ld.<br />
G.H. PANNEKOEK Jr.<br />
DEN HAAG, 18/19 April 1927.<br />
Scherts en ernst in <strong>de</strong> o<strong>de</strong>n van Horatius<br />
‘Aere Perennius’, door C.P. Burger Jr - <strong>Den</strong> Haag, Martinus Nijhoff,<br />
19<strong>26</strong>.<br />
GESLACHTENLANG is er reeds ge<strong>de</strong>batteerd over <strong>de</strong> vele vragen, <strong>de</strong>els aan <strong>de</strong>n<br />
weg liggend, <strong>de</strong>els vernuftig gevon<strong>de</strong>n, ons door Horatius zijns ondanks ter oplossing<br />
nagelaten. Maar één vraag, die feitelijk aan al <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong>af behoor<strong>de</strong> te gaan,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
leef onbesproken: doet men een dichter geen onrecht, met <strong>de</strong>tails op te sporen,<br />
die hij zelf achterwege liet?<br />
Horatius had, toen hij zijn werk publiceer<strong>de</strong>, er volkomen besef van, dat het<br />
belangstelling zou vin<strong>de</strong>n buiten <strong>de</strong>n kring van zijn beken<strong>de</strong>n, zelfs buiten <strong>de</strong>n tijd<br />
die <strong>de</strong> zijne was. Toch heeft hij in het geheel niet <strong>de</strong> moeite genomen om <strong>de</strong> situaties,<br />
waar vele zijner o<strong>de</strong>n hun ontstaan aan danken en waarover ze zinspelingen<br />
bevatten, door toevoeging van een verdui<strong>de</strong>lijkend woord begrijpelijker te maken.<br />
Dat hij dit naliet en zoo het werk, waaraan hij jarenlang al zijn zorg besteed had,<br />
schijnbaar een slechts kortstondige levensmogelijkheid liet, kan geen achteloosheid<br />
geweest zijn. Integen<strong>de</strong>el, dit had zijn re<strong>de</strong>n, welker gegrondheid wordt bewezen<br />
door het feit, dat zijn gedichten ook zon<strong>de</strong>r commentaar <strong>de</strong> eeuwen overleefd<br />
hebben.<br />
Zoomin als het immers tot <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ering iets kan bijdragen of <strong>de</strong> lezer weet,<br />
wie het eigenlijk zijn, die achter schuilnamen als Glycera, Lalage of Thaliarchus<br />
bedoeld zijn, zoomin maakt het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aesthetische gewaarwording iets uit, of men<br />
<strong>de</strong> ware aanleiding kent, die <strong>de</strong>n stoot tot <strong>de</strong> wording van een gedicht gaf. Een<br />
<strong>de</strong>rgelijke afleiding van <strong>de</strong> aandacht zou zelfs alleen <strong>de</strong>primeerend kunnen werken.<br />
Wie bij<strong>voor</strong>beeld, die door <strong>de</strong>n prachtigen inzet van I 9 is gepakt:<br />
Vi<strong>de</strong>s ut alta stet nive candidum<br />
Soracte, nec iam sustineant onus<br />
Silvae ......<br />
zal ook maar een oogenblik behoefte voelen om na te gaan, waar <strong>de</strong> berg met dien<br />
prachtnaam nu precies ligt en vanwaaruit Horatius hem zoo indrukwekkend kan<br />
gezien hebben, om daarna het dilemma te ont<strong>de</strong>kken of het Horatius of <strong>de</strong><br />
toegesprokene is, die dien schoonen aanblik <strong>voor</strong> zich heeft?<br />
Niets is <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n lezer meer noodzakelijk om in <strong>de</strong> stemming van een gedicht te<br />
blijven, dan dat hem <strong>de</strong> vrijheid gelaten wor<strong>de</strong> om het weinige zakelijke, dat daarin<br />
onuitgesproken blijft en dat toch zijn vluchtige taak als ijl-gehou<strong>de</strong>n achtergrond<br />
heeft, zelf, adaequaat aan zijn wensch van het oogenblik, er bij te phantaseeren.<br />
Dit is een vanzelfsprekend recht, waar elk schoonheidzoekend lezer onbewust<br />
gebruik van maakt. Het is <strong>de</strong> vrijere, a-historische<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
1<strong>26</strong><br />
geesteshouding, die zelfs van een hel<strong>de</strong>re afwerking dier bij-gedachten al van te<br />
voren afziet. Daarom kunnen ook <strong>de</strong> resultaten van het feiten-on<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong> bekoring<br />
die <strong>de</strong> gedichten hebben in geenen <strong>de</strong>ele verhoogen.<br />
Maar <strong>de</strong> tijd heeft gemaakt, dat Horatius niet alleen een dichter, doch ook een<br />
dichter uit een ver verle<strong>de</strong>n is. Hij en zijn werk zijn zoodoen<strong>de</strong> een stukje<br />
geschie<strong>de</strong>nis, fragmentarisch te herbouwen aan <strong>de</strong> hand van zinspelingen, door<br />
scherpzinnige analyse apart gezet. Langs <strong>de</strong>zen weg krijgt ook <strong>de</strong> historicus het<br />
recht, beslag op <strong>de</strong>n dichter en diens geesteskin<strong>de</strong>ren te leggen, op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze<br />
als een stadsbeschrijver <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong> Nachtwacht in zijn studie betrekt.<br />
Voor hem die <strong>de</strong> gedichten genieten wil, is bij een <strong>de</strong>rgelijk on<strong>de</strong>rzoek niets te<br />
vin<strong>de</strong>n, maar wie behoefte heeft, door <strong>de</strong> o<strong>de</strong>n heen <strong>de</strong>n dichter te zien leven, dat<br />
wil dan zeggen, afzien<strong>de</strong> van zijn dichterschap, in hem <strong>de</strong>n man van zijn tijd te<br />
herkennen, vergenoegd en geplaagd als wij, door <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> besognes van<br />
elken dag, wie dus in hem bena<strong>de</strong>ren wil <strong>de</strong>n kant, dien we allen met elkan<strong>de</strong>r<br />
gemeen hebben, hem kan het weervin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vele gegevens een aanlokkend<br />
tijdverdrijf zijn.<br />
Voor <strong>de</strong>zen, historisch aangeleg<strong>de</strong>n, is het mooi uitgegeven boekje over Horatius,<br />
door <strong>de</strong>n historicus Dr. C.P. Burger geschreven.<br />
Gegroepeerd, <strong>de</strong>els naar hun on<strong>de</strong>rwerp, <strong>de</strong>els als ‘gedichten aan vrien<strong>de</strong>n<br />
gericht’ of ‘gedichten aan Maecenas’, wor<strong>de</strong>n hier verschillen<strong>de</strong> o<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> eerste<br />
drie boeken samengebracht, terwijl aan enkele uit het vier<strong>de</strong> boek een afzon<strong>de</strong>rlijk<br />
hoofdstuk is gewijd.<br />
Daarbij een rijkdom aan gegevens, door <strong>de</strong>ze allen opgebracht, vele <strong>de</strong>r<br />
opvallendste conclusies, waartoe ze voer<strong>de</strong>n, geponeerd door <strong>de</strong>n een, door an<strong>de</strong>ren<br />
bestre<strong>de</strong>n; dwaze en geestige uitwegen, door het <strong>voor</strong>geslacht noodzakelijk geacht;<br />
hier en daar <strong>de</strong> naklank van een fellen trap, door een enkel Horatiuskenner in zijn<br />
nood van niet meer heen of terug te kunnen, gegeven tegen <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur, die <strong>voor</strong> elk<br />
onbevangene open stond, maar die hij <strong>voor</strong> zich on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> heftigheid <strong>de</strong>r re<strong>de</strong>neering<br />
dichtgekletst had (blz. 25, 171, 201!); dan <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijke dateering <strong>de</strong>r gedichten;<br />
exacte <strong>de</strong>tail-studies, die hier en daar tekstmoeilijkhe<strong>de</strong>n doen geboren of ont<strong>de</strong>kt<br />
wor<strong>de</strong>n, waarbij Dr. Burger dikwijls scherpzinnig gevon<strong>de</strong>n wijzigingen <strong>voor</strong>stelt<br />
(b.v. bij III 30, blz. 286 en IV 13, blz. 301, maar blijft hier toch <strong>de</strong> herhaling illius illius<br />
niet, van aesthetisch oogpunt uit, <strong>de</strong> meer bevredigen<strong>de</strong>?); dit alles bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
commentaren, die <strong>de</strong> zes-en-zestig daarbij behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> o<strong>de</strong>n tot een studie van<br />
driehon<strong>de</strong>rd-<strong>de</strong>rtig bladzij<strong>de</strong>n <strong>de</strong><strong>de</strong>n uitgroeien.<br />
Eén bezwaar kwam on<strong>de</strong>r het lezen meermalen bij mij op: kent Dr. Burger aan<br />
Horatius niet te weinig phantasie toe? Gaat hij, die door een reeks van werken over<br />
<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van het zeerecht en over episo<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> Romeinsche historie<br />
heeft getoond hoezeer hij, jurist en classicus, in bei<strong>de</strong> studiegebie<strong>de</strong>n historicus is,<br />
hier, door zijn <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> gedreven, niet eenigermate <strong>de</strong> rechten, die <strong>de</strong> historie op<br />
<strong>de</strong>n dichter heeft, te buiten, door bij hem te veel uit facta en te weinig uit fictie te<br />
laten <strong>voor</strong>tkomen? Moet bij<strong>voor</strong>beeld Horatius <strong>de</strong> geestighe<strong>de</strong>n die hij bij<br />
drinkfestijnen ten beste geeft, perse eerst van <strong>de</strong> feestgenooten gehoord hebben<br />
en dus feitelijk alleen in versvorm naverteld? (I 27, 38, II 11, III 14, 19). Is hij au fond<br />
toch slechts een kroniekschrijver, dat Dr. Burger bij I 27: Natis in usum Laetitiae<br />
scyphis, mag opmerken: ‘Was hij zoo'n krachtige, imponeeren<strong>de</strong> persoon, dat hij<br />
bij zulk een rumoer binnenkomen<strong>de</strong>, met een paar verzen <strong>de</strong> rust wist te herstellen?<br />
En vloei<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r die omstandighe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> strophen hem maar zoo van <strong>de</strong> lippen?<br />
Of moeten we ons <strong>de</strong> zaak zoo <strong>de</strong>nken, dat hij toen wel in proza zal gesproken<br />
hebben, maar later ... etc.’ (blz. 23).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Evenmin lijkt het mij zoo consequent noodig, dat bij Horatius <strong>de</strong> overgang van<br />
een gedachte naar een an<strong>de</strong>re gemotiveerd wordt door hem als reageerend op<br />
an<strong>de</strong>rmans brieven te teekenen (I 4, 7, 9; II 3, 10). Want waarom was <strong>de</strong> fortuin dan<br />
zoo onbillijk dat ze ons <strong>de</strong> brieven in dichtvorm van <strong>de</strong>ze wèl-begaaf<strong>de</strong>n weer liet<br />
verloren gaan? En wat motiveert bij <strong>de</strong>n eersten briefschrijver die vrijheid van<br />
gedachten? Want eens moeten ze toch hun correspon<strong>de</strong>ntie geopend hebben. Hier<br />
schuilt een moeilijkheid als die, omtrent <strong>de</strong> eerste kip en het eerste ei. Een<br />
aantrekkelijk gevaar lijkt er in <strong>de</strong>ze opvatting te liggen, in <strong>de</strong>zen zin, dat ze - toch<br />
slechts als fata morgana - nieuwe gebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoek lijkt te openen. Want<br />
van hieruit is het <strong>voor</strong> een historicus slechts één stap om tot <strong>de</strong> vraag te komen:<br />
hoe zagen die verdwenen gedichten van <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n er uit? Omtrent hun inhoud<br />
doet Dr. Burger zelf meermalen uitvoerige veron<strong>de</strong>rstellingen, één keer zelfs over<br />
hun vorm, namelijk, omtrent een klacht door Vergilius aan Horatius geschreven naar<br />
aanleiding van <strong>de</strong>n dood van zijn vriend Quintilius. Hier zegt hij: ‘Kan dit een gedicht<br />
geweest zijn? Ik zou het niet durven zeggen. Wij prozamenschen kunnen ons zoo<br />
moeilijk <strong>voor</strong>stellen, dat men bij heftige smart zijn gevoelens in verzen gaat<br />
uitdrukken; bij dichters ziet men dat toch dikwijls’ (blz. 156).<br />
Samenvattend kunnen we dit boek, dat van een groote belezenheid en veel eigen<br />
gedachten op het gebied <strong>de</strong>r Studia Horatiana getuigt, met overtuiging aanbevelen<br />
aan allen, die zich <strong>voor</strong> <strong>de</strong> entourage <strong>de</strong>r gedichten interesseeren en die niet<br />
bevreesd hoeven te zijn, dat hun stemming <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gedichten verloren gaat, bij het<br />
aanhooren van <strong>de</strong> vele, eens<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
127<br />
hevige, nu welhaast vergeten <strong>de</strong>batten, door Dr. Burger, dikwijls in rake schetsen,<br />
weer vastgelegd. Tenslotte nog een kleinigheid. Als Horatius, op zoek naar een<br />
bijnaam <strong>voor</strong> zijn meisje, in het Latijn <strong>de</strong> gewenschte streeling, naar klank en<br />
beteekenis, niet in één woord vereenigd vindt en hem daarom aan het Grieksch<br />
ontleent: ‘Glycera’, is dan ‘Zoetje’ (blz. 7) daar in het Hollandsch wel een<br />
gelijkwaardige weergave van?<br />
H. OLDEWELT<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche litteratuur in Italie<br />
Wij geven hierbij een vertaling <strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> inleidingen van <strong>de</strong> groote Ne<strong>de</strong>rl. anthologie,<br />
welke <strong>de</strong>zer dagen bij Stock in Rome verschenen is.<br />
I<br />
HET doet mij genoegen, bijzon<strong>de</strong>r veel genoegen zelfs, dat <strong>de</strong> uitgever, <strong>de</strong> heer<br />
Alberto Stock, zich <strong>de</strong> belofte heeft herinnerd, die ik hem gedaan had om dit boek<br />
bij het Italiaansche publiek in te lei<strong>de</strong>n en aan te bevelen. Om verschillen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen,<br />
die ik na<strong>de</strong>r uiteen zal zetten, doet het mij genoegen. In <strong>de</strong> eerste plaats, omdat<br />
een <strong>de</strong>rgelijk boek in Italië ontbrak. De he<strong>de</strong>ndaagsche Ne<strong>de</strong>rlandsche en Vlaamsche<br />
letterkun<strong>de</strong> is hier onbekend, terwijl slechts heel enkele Italianen <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
taal kennen. Zij, die het boek aandachtig lezen, zullen bemerken, dat het wel <strong>de</strong><br />
moeite waard is <strong>de</strong> dichters en schrijvers te leeren kennen, waarvan men hier met<br />
smaak gekozen en met lief<strong>de</strong> vertaal<strong>de</strong> fragmenten bijeenvindt.<br />
Zon<strong>de</strong>r zich in hoogere politiek te verdiepen, lijkt het mij nuttig an<strong>de</strong>re volken te<br />
leeren kennen, <strong>voor</strong>al die, welke op het gebied van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne beschaving zóóveel<br />
tot stand hebben gebracht als het Ne<strong>de</strong>rlandsche.<br />
Wat mij betreft, ik vind het uitstekend, dat men zijn gezichtsveld tracht te verruimen.<br />
Door ver om zich heen te zien wordt men niet alleen min<strong>de</strong>r oppervlakkig en<br />
provinciaal, maar het is ook eene goe<strong>de</strong> manier (misschien wel <strong>de</strong> beste) om zelf<br />
beter te wor<strong>de</strong>n begrepen in het buitenland: an<strong>de</strong>ren waar<strong>de</strong>eren om zelf te wor<strong>de</strong>n<br />
gewaar<strong>de</strong>erd.<br />
Laat ons <strong>de</strong>ze schrijvers na<strong>de</strong>r bezien. In sommige opzichten zullen wij <strong>voor</strong> een<br />
gapen<strong>de</strong> kloof staan. Maar het zijn kunstenaars en door <strong>de</strong> kunst zullen wij punten<br />
van overeenkomst vin<strong>de</strong>n. Het groote verschil in levenswijze, beschaving en<br />
geschie<strong>de</strong>nis valt opeens weg. Wij loopen langs een rechten weg en bereiken weldra<br />
onze bestemming. Wij bevin<strong>de</strong>n ons in het centrum van het land, in het hart van<br />
Holland, in <strong>de</strong> huizen van <strong>de</strong> Hollan<strong>de</strong>rs, temid<strong>de</strong>n van hun geest.<br />
Dit is wel <strong>de</strong> <strong>voor</strong>naamste re<strong>de</strong>n, waarom ik dit boek aanbeveel. - De twee<strong>de</strong><br />
re<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> vertaler: Giacomo Prampolini. Door <strong>de</strong> beschei<strong>de</strong>nheid van <strong>de</strong>zen jongen<br />
man ben ik genoodzaakt iets meer van hem te vertellen. Prampolini, die <strong>de</strong>ze<br />
vertalingen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
GIACOMO PRAMPOLINI<br />
uit het Ne<strong>de</strong>rlandsch <strong>voor</strong> ons gemaakt heeft, bezit groote verdiensten. Door zijne<br />
buitengewone begaafdheid om talen te leeren, heeft hij zich niet alleen <strong>de</strong> klassieke<br />
en <strong>de</strong> meest <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne talen eigen gemaakt, maar bovendien nog vele<br />
an<strong>de</strong>re, dikwijls met inbegrip van hunne dialecten; zooals b.v. uit dit boek blijkt kent<br />
hij Friesch, een taal, die <strong>de</strong> meeste Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs zelfs niet verstaan. Hij kent bijna<br />
alle Europeesche talen, benevens vele Oostersche, zooals het Arabisch, Perzisch<br />
en Hebreeuwsch. Eenigen tijd gele<strong>de</strong>n vond ik hem zelfs aan <strong>de</strong> studie van eenige<br />
negertalen. Hij bezit tevens een goe<strong>de</strong>n smaak, een meer dan gewone kennis van<br />
het Italiaansch, waardoor het hem mogelijk is <strong>de</strong> fijnste schakeeringen met een<br />
persoonlijk schrijverstalent weer te geven; hij bestu<strong>de</strong>ert <strong>de</strong> talen om tot <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> letterkun<strong>de</strong>s door te kunnen dringen. Een zoo begaaf<strong>de</strong> jonge man<br />
zou meer bekend, gewaar<strong>de</strong>erd en <strong>voor</strong> ons werkzaam moeten zijn. Daarom neem<br />
ik <strong>de</strong>ze gelegenheid waar om zijne beschei<strong>de</strong>nheid geweld aan te doen en zijne<br />
verdiensten in het licht te stellen. Hoe zou<strong>de</strong>n wij onzen tijd beter kunnen beste<strong>de</strong>n<br />
dan door <strong>de</strong> Italianen en <strong>de</strong> buitenlan<strong>de</strong>rs<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
128<br />
te wijzen op onze landgenooten, die dit werkelijk verdienen? In Ne<strong>de</strong>rland wordt<br />
Prampolini al naar waar<strong>de</strong> geschat, althans door <strong>de</strong>genen, en hun aantal is veel<br />
grooter dan men zou <strong>de</strong>nken, die op <strong>de</strong> hoogte blijven van <strong>de</strong> Italiaansche<br />
letterkun<strong>de</strong>. Nu behooren ook <strong>de</strong> Italianen hem hunne opmerkzaamheid te schenken.<br />
- Naar aanleiding hiervan wil<strong>de</strong> ik zeggen, hetgeen tevens <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n is waarom<br />
ik dit boek met <strong>de</strong>ze korte inleiding aanbeveel, dat ik hierdoor mijn plicht als<br />
Italiaansch schrijver tegenover Ne<strong>de</strong>rland tracht te vervullen. Wij moesten meer<br />
aandacht aan dat land schenken en het met meer dankbaarheid beschouwen. Wij<br />
beklagen er ons dikwijls ten onrechte over, dat wij in het buitenland zoo weinig<br />
bekend zijn. Ik geloof, dat dit niet juist is. Ook klagen wij erover, dat onze boeken<br />
buitenslands niet wor<strong>de</strong>n gelezen. (Men zou zich veeleer moeten afvragen, waarom<br />
men ze in Italië zelf zoo weinig leest). Wat er ook van <strong>de</strong>ze klachten waar moge<br />
zijn, op Ne<strong>de</strong>rland althans slaan ze niet. Het Ne<strong>de</strong>rlandsche volk, dat met Italië geen<br />
betrekkingen van nabuurschap heeft, noch gemeenschappelijke belangen op politiek,<br />
geschiedkundig of godsdienstig gebied, en dat door zijne aardrijkskundige ligging<br />
en uitgebrei<strong>de</strong>n doorvoerhan<strong>de</strong>l reeds genoodzaakt is drie talen te leeren, bestu<strong>de</strong>ert<br />
en leest in grooten getale <strong>de</strong> Italiaansche taal en letterkun<strong>de</strong>. De Italianen, die<br />
Holland hebben bezocht, zullen verbaasd hebben gestaan zoovele menschen te<br />
ontmoeten, die niet alleen onze geschie<strong>de</strong>nis, maar ook onze letterkun<strong>de</strong> goed<br />
kennen. Tot <strong>de</strong> uitbreiding <strong>de</strong>r studie van het Italiaansch heeft <strong>de</strong> laatste twintig jaar<br />
zeker bijgedragen het verblijf aldaar van een Italiaan, wiens naam ik niet kan nalaten<br />
hier in herinnering te brengen en aan dit werk van intellectueele toena<strong>de</strong>ring te<br />
verbin<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>n naam van Romano Guarnieri, <strong>de</strong>n apostel van Italië in Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Maar het werk van een apostel, hoe warmvoelend en kundig hij ook wezen moge,<br />
zooals ongetwijfeld met <strong>de</strong>n heer Guarnieri het geval is, dit werk zou niet voldoen<strong>de</strong><br />
zijn geweest, als daartoe niet had<strong>de</strong>n me<strong>de</strong>gewerkt <strong>de</strong> welgezindheid en <strong>de</strong> lief<strong>de</strong><br />
van <strong>de</strong> Hollan<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> al wat Italië betreft: <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Italiaansche zon zoowel als <strong>voor</strong><br />
hare letterkun<strong>de</strong>, <strong>voor</strong> haar karakter en hare geschie<strong>de</strong>nis, <strong>voor</strong> hare ziel en hare<br />
kunst. Het Italiaansche volk zou in<strong>de</strong>rdaad ondankbaar en onverstandig zijn, als<br />
het daarme<strong>de</strong> geen rekening hield en als het niet begon met te erkennen, dat <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche letterkun<strong>de</strong> ons totaal onbekend is. De bekendste Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
schrijver in Italië is Couperus, van wien alle Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs zeggen, dat hij <strong>de</strong> minst<br />
Hollandsche schrijver is. - Ik vermoed<strong>de</strong> dan ook, dat er in Ne<strong>de</strong>rland nog wat an<strong>de</strong>rs<br />
was dan Couperus en Multatuli; <strong>de</strong> lezing van Prampolini's vertalingen heeft er mij<br />
van overtuigd. Niet dat ik alles mooi vind; wat mij betreft zou ik hier en daar wat<br />
weggelaten hebben. Ik <strong>de</strong>nk, dat elke lezer van <strong>de</strong>ze anthologie er naar eigen smaak<br />
een uittreksel uit zal maken. Prampolini heeft ons dan ook verzekerd zijn<br />
persoonlijken smaak te hebben gevolgd. Daarin heeft hij groot gelijk. Hoe zou men<br />
an<strong>de</strong>rs eene bloemlezing kunnen samenstellen? Het is evenwel onnoodig hier mijne<br />
sympathieën en antipathieën na<strong>de</strong>r uiteen te zetten; bovendien zou het niet van<br />
goe<strong>de</strong>n smaak getuigen. De hier bijeenverzamel<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche schrijvers zijn<br />
nu onze gasten; als zoodanig willen wij ze begroeten, an<strong>de</strong>rs niet.<br />
Met <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> roep ik allen een hartelijk welkom toe.<br />
GIUSSEPPE PREZZOLINI<br />
II<br />
Door <strong>de</strong>ze bloemlezing hoop ik aan <strong>de</strong>genen, die er gebruik van willen maken, het<br />
mid<strong>de</strong>l te hebben verschaft om eenigszins op <strong>de</strong> hoogte te komen van <strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Ne<strong>de</strong>rlandsche en Vlaamsche letterkun<strong>de</strong>. Tevens hoop ik een ‘levend’ boek te<br />
hebben samengesteld zon<strong>de</strong>r in een droge opsomming van kritische en<br />
bibliografische bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n te zijn vervallen.<br />
Bij <strong>de</strong> keuze en <strong>de</strong> inleiding van <strong>de</strong>ze schrijvers heb ik mij onafhankelijk van het<br />
oor<strong>de</strong>el <strong>de</strong>r kritici betoond; <strong>voor</strong>al ten opzichte van <strong>de</strong> publieke opinie in <strong>de</strong> bei<strong>de</strong><br />
lan<strong>de</strong>n heb ik mijne onafhankelijkheid willen behou<strong>de</strong>n. Zon<strong>de</strong>r moeite heb ik mij<br />
op het standpunt gesteld van een buitenlandsch lezer, die alles met eigen oogen<br />
van verre beschouwt en, doordat hij goe<strong>de</strong> en mooie dingen ziet, <strong>de</strong>n wensch voelt<br />
opkomen ze na<strong>de</strong>r tot zijne landgenooten te brengen, terwijl hij zich daarbij laat<br />
lei<strong>de</strong>n door <strong>de</strong>n smaak, dien hij door zijn landaard met hen gemeen heeft. In dit<br />
bepaal<strong>de</strong> geval is <strong>de</strong> Italiaansche smaak dikwijls zeer verschillend van <strong>de</strong>n<br />
Hollandschen; tot <strong>de</strong> we<strong>de</strong>rzijdsche kennismaking zou ook eene keuze op een<br />
grondslag van tegenstellingen niet baten. - In zooverre het een bepaald doel en het<br />
resultaat van samenstellingen in zich vereenigt, is eene bloemlezing altijd<br />
fragmentarisch, een brok uit een gaaf geheel, zoodat ik bij het maken van <strong>de</strong>ze<br />
anthologie vele schrijvers heb moeten weglaten.<br />
Van <strong>de</strong>ze noodzakelijke of opzettelijke weglatingen wil ik rekenschap geven,<br />
omdat <strong>de</strong> lezer dan beter zal begrijpen welke waar<strong>de</strong> hij aan mijn boek moet hechten<br />
en ook omdat ik mij wil rechtvaardigen tegenover <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche en Vlaamsche<br />
schrijvers, die Italiaansch kennen en dit zijn er verschei<strong>de</strong>ne) en tevergeefs hun<br />
naam in mijn boek zullen zoeken. Door mijne keuze ontbreken alle roman- en<br />
novellenschrijvers van <strong>de</strong> naturalistische richting en dat zijn er zeer velen, zoowel<br />
mannen als vrouwen: het Ne<strong>de</strong>rlandsche naturalisme is naar onzen smaak eene<br />
nogal flauwe spijs.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
129<br />
Ook ontbreken proeven van tooneelliteratuur, die niet het bloeiendste letterkundig<br />
genre in Holland en Vlaan<strong>de</strong>ren is. Bovendien zou<strong>de</strong>n één of meer tooneelen uit<br />
een stuk van Herman Heijermans (geb. 1863), <strong>de</strong>n vruchtbaarsten en meest<br />
gespeel<strong>de</strong>n tooneelschrijver, heel weinig gezegd hebben. Om een zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n,<br />
n.l. omdat men door een <strong>de</strong>el van een roman geen indruk krijgt van het talent <strong>de</strong>r<br />
schrijvers, heb ik talrijke uitsteken<strong>de</strong> auteurs opgeofferd, waaron<strong>de</strong>r ik met groot<br />
leedwezen Herman Robbers (geb. 1868) noem, die tevens een nauwgezet kriticus<br />
is. Aan mijne onbekwaamheid om <strong>de</strong>n won<strong>de</strong>rlijken, effectvollen stijl van <strong>de</strong>n genialen<br />
kunstenaar Ary Prins (1860-1922) weer te geven, is zijne afwezigheid in mijn boek<br />
te wijten. - Tenslotte ontbreken in mijne bloemlezing alle jongeren en jongsten, on<strong>de</strong>r<br />
wie ik een rijken oogst had kunnen binnenhalen. Maar dan zou mijn boek te dik en<br />
ook te weinig homogeen zijn gewor<strong>de</strong>n; aan <strong>de</strong>ze laatsten hoop ik een an<strong>de</strong>r boek<br />
te wij<strong>de</strong>n. - Zoo zijn er, in goed gezelschap, lijkt me, slechts 25 schrijvers<br />
overgebleven van <strong>de</strong> velen, die, zooals in het <strong>voor</strong>jaar <strong>de</strong> bloemen, niet zooals in<br />
<strong>de</strong>n herfst <strong>de</strong> pad<strong>de</strong>nstoelen, uit <strong>de</strong>n grond opgeschoten zijn in Ne<strong>de</strong>rland omstreeks<br />
1880, in Vlaan<strong>de</strong>ren omstreeks 1890. Aan alle ontbreken<strong>de</strong>n had ik achter in het<br />
boek een bijvoegsel willen wij<strong>de</strong>n, waarin ik ze, althans in groepen, had kunnen<br />
noemen, terwijl ik er ook <strong>de</strong> namen van kritici en tijdschriften bij wil<strong>de</strong> voegen. Gaarne<br />
had ik in het kort karakter en verwantschap van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche taal willen<br />
schetsen, evenals het politiek en letterkundig verle<strong>de</strong>n van Ne<strong>de</strong>rland (in <strong>de</strong><br />
letterkun<strong>de</strong> is ééne enkele figuur van universeele beteekenis, n.l. Multatuli); ik had<br />
iets willen zeggen over <strong>de</strong> Transvaalsche dichters, die in het Zuid-Afrikaansch<br />
schrijven, een van het Ne<strong>de</strong>rlandsch afgelei<strong>de</strong> taal uit <strong>de</strong> Boerenrepublieken, en<br />
over <strong>de</strong>n we<strong>de</strong>ropbloei binnen <strong>de</strong> grenzen van het rijk eener letterkun<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />
Friesche taal. Dit alles zijn on<strong>de</strong>rwerpen, welke misschien belangstelling had<strong>de</strong>n<br />
opgewekt en het boek zeker vollediger had<strong>de</strong>n gemaakt. Maar <strong>de</strong> bloemlezing zou<br />
er ook door zijn uitgebreid met een groot aantal vreem<strong>de</strong>, onwellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> namen,<br />
met een stortvloed van jaartallen, met eene didactische grauwheid (zij het ook in<br />
het bijvoegsel) van meer wetenschappelijk dan cultureel belang, waardoor <strong>de</strong><br />
anthologie, als een ‘levend’ boek bedoeld, scha<strong>de</strong> zou hebben gele<strong>de</strong>n.<br />
Aan <strong>de</strong> beschavingsgeschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong>n menschelijken geest hebben Ne<strong>de</strong>rland<br />
en Vlaan<strong>de</strong>ren vijf beroem<strong>de</strong> mannen geschonken, wier arbeid <strong>de</strong> eeuwen trotseert:<br />
Jan van Ruysbroec, Thomas à Kempis, Desi<strong>de</strong>rius Erasmus, Grotius en Spinoza;<br />
op 't gebied van <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst Rubens en Rembrandt. Deze namen beschouw<br />
ik als het beste vrijgelei<strong>de</strong>.<br />
GIACOMO PRAMPOLINI<br />
De Zevenmijls-laarzen<br />
Tooneelspel van J.A. Bletz. Op te voeren door Amsterdamsche<br />
Stu<strong>de</strong>nten bij gelegenheid van het 59 e Lustrum van het A.S.C. in<br />
<strong>de</strong>n Stadsschouwburg te Amsterdam op 28 Juni a.s.<br />
TOT <strong>de</strong> traditioneele festiviteiten - welke bij een Lustrum van het Amsterdamsche<br />
Stu<strong>de</strong>nten Corps gehou<strong>de</strong>n plegen te wor<strong>de</strong>n - behoort ook <strong>de</strong> opvoering van een<br />
speciaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze gelegenheid door één <strong>de</strong>r le<strong>de</strong>n van het Corps geschreven<br />
tooneelspel.<br />
Bedriegen <strong>de</strong> teekenen niet, dan belooft <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>stelling ditmaal een even<br />
bijzon<strong>de</strong>re als aantrekkelijke gebeurtenis te zullen wor<strong>de</strong>n. Bijzon<strong>de</strong>r om <strong>de</strong>n aard<br />
van het stuk, aantrekkelijk ook om <strong>de</strong> groote zorg die er aan besteed wordt.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De regie is in <strong>de</strong> bekwame han<strong>de</strong>n van Herman Kloppers, <strong>de</strong> muzikale illustratie<br />
in die van <strong>de</strong>n ultra-mo<strong>de</strong>rnen jongen musicus <strong>de</strong> Roos. In het orkest wordt gebruik<br />
gemaakt van <strong>de</strong> meest heterogene ‘geluidgeven<strong>de</strong>’ instrumenten, o.m. stofzuigers,<br />
schrijfmachines en trambellen!<br />
Dank zij <strong>de</strong> welwillendheid van <strong>de</strong>n schrijver, <strong>de</strong> heer J.A. Bletz, zijn wij in <strong>de</strong><br />
gelegenheid hier een beknopt exposé te geven van <strong>de</strong> symbolische beteekenis van<br />
het stuk en van <strong>de</strong> grondgedachte waaruit <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling is opgebouwd. Rekenend<br />
met <strong>de</strong> gelegenheid waar<strong>voor</strong> het stuk moet dienen, n.l. een feestelijk samenzijn<br />
van jonge menschen, die hun plaats in <strong>de</strong> maatschappij nog moeten veroveren,<br />
heeft <strong>de</strong> heer Bletz zeer terecht gemeend dat zijn spel een moraal moet inhou<strong>de</strong>n.<br />
Zijn grond-i<strong>de</strong>e was daarom: ‘Durf te leven’; wees een persoonlijkheid ook in <strong>de</strong><br />
dingen van allen dag; verzink niet in <strong>de</strong> sleur van <strong>de</strong> conventie en van <strong>de</strong> traditie;<br />
kom tot een eigen levensinzicht.<br />
En omdat <strong>de</strong> jeugd, i.c. <strong>de</strong> jonge stu<strong>de</strong>nt, romantisch pleegt te zijn, vervuld van<br />
i<strong>de</strong>alen en toekomstdroomen, daarom verbond hij aan <strong>de</strong>ze grondgedachte <strong>de</strong><br />
moraal: Aanvaard het leven zooals het is, vind <strong>de</strong> werkelijkheid terug, zet je i<strong>de</strong>alisme<br />
om in praktische da<strong>de</strong>n waaraan je niet alleen zèlf iets hebt, maar die ook nuttig<br />
zijn <strong>voor</strong> je me<strong>de</strong>menschen, waarmee het leven je onvermij<strong>de</strong>lijk in aanraking brengt.<br />
De schrijver maakt zich niet <strong>de</strong> illusie dat <strong>de</strong>ze gedachten nieuw zijn. Maar, zegt<br />
hij, ze zijn tegenwoordig gangbaar ook in <strong>de</strong> kringen <strong>de</strong>r stu<strong>de</strong>nten, ook daar groeit<br />
het besef dat ‘groote i<strong>de</strong>alen in<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
TON KELDER'S KARIKATUUR V.<br />
EDUARD VETERMAN bij <strong>de</strong> kaartlegster.<br />
130<br />
nevelachtige verten (willen) uitvieren een ij<strong>de</strong>l bedrijf is en practisch niet toe te<br />
passen’.<br />
En dan komt hij tot dit resumé: De jonge stu<strong>de</strong>nten (moeten) leven in groot<br />
enthousiasme, zij (dienen te) dragen die blij<strong>de</strong> mate van zelfbewustheid, die hen<br />
<strong>de</strong> wereld waarin zij een rol spelen, <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>ntenwereld, doet zien als groot en<br />
belangrijk. Deze hun levensopvatting is <strong>voor</strong> hen noodzakelijk, want vroeg of<br />
laat grijpt het werkelijke leven in, het vrije stu<strong>de</strong>ntenleven vloeit uit binnen <strong>de</strong><br />
banen van een gebon<strong>de</strong>n maatschappelijk bestaan. En dan zal <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nt, die<br />
zijn vrijheid benutte om in <strong>de</strong> wereld rond te kijken, zelfstandig weten te staan<br />
tegenover het leven.<br />
Hij sjokt niet mee, maar gaat vóór.<br />
Dit is <strong>de</strong> gedachte welke ook <strong>voor</strong> hen, die bij gelegenheid van het Lustrum nog<br />
eens <strong>voor</strong> enkele dagen terugkeeren in <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>ntenwereld, <strong>de</strong> reunisten, beteekenis<br />
heeft. Zij wordt in het stuk belichaamd in <strong>de</strong>n hoofdpersoon: Somaer, en in <strong>de</strong> figuur<br />
van <strong>de</strong>n schoenpoetser-toovenaar: Gocheloth. Somaer is het bruisen<strong>de</strong> jeugdleven,<br />
vol van i<strong>de</strong>alen en overmoed, Gocheloth het maatschappelijk leven, dat Somaer<br />
louteren zal. De aan <strong>de</strong> hoofdgedachte verbon<strong>de</strong>n nevengedachte is gepersonifieerd<br />
in Klein Duimpje met zijn zes broertjes. De symboliek <strong>de</strong>zer figuren is dubbel:<br />
1 o . is Klein Duimpje een persoonlijkheid tegenover zijn zes naamlooze broertjes<br />
(<strong>de</strong> conventie, <strong>de</strong> sleur);<br />
2 o . symboliseeren zij <strong>de</strong> sprookjeswereld, d.i. <strong>de</strong> subjectieve wereld als tegenbeeld<br />
van <strong>de</strong> objectieve. Uit <strong>de</strong> subjectieve wereld komen ook <strong>de</strong> zevenmijls-laarzen, door<br />
Gocheloth aan Somaer gegeven om hem in staat te stellen met zijn i<strong>de</strong>alen het<br />
leven in te stappen, dat hem louteren en vormen zal.<br />
Het komen van Somaer tot een persoonlijke levensbeschouwing wordt uitgedrukt<br />
in een tweetal ontmoetingen met Klein Duimpje; in het twee<strong>de</strong> bedrijf herkent Somaer<br />
hem nog niet, later, in het vier<strong>de</strong> bedrijf, wèl. Dan is in hem <strong>de</strong> vereeniging van bei<strong>de</strong><br />
wereldbeschouwingen: <strong>de</strong> i<strong>de</strong>alistisch-ij<strong>de</strong>le en <strong>de</strong> maatschappelijk werkelijke,<br />
practische, voltrokken.<br />
Snelle wisseling van velerlei tafereelen van kleur en licht zal dit alles maken tot<br />
een interessant kijkspel. Aan <strong>de</strong>n toeschouwer is het, om <strong>de</strong> erachter schuilen <strong>de</strong><br />
diepere bedoelingen er uit te distilleeren. Muzikale illustratie, dansen, exotische en<br />
mo<strong>de</strong>rne costuums zullen bijdragen om <strong>de</strong> effecten te verhoogen.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Alles te samen is voldoen<strong>de</strong> om <strong>de</strong> nieuwsgierigheid te prikkelen in sterker mate<br />
dan wellicht ooit bij een Lustrumspel het geval is geweest.<br />
Gemakkelijk was <strong>de</strong> taak, door <strong>de</strong>n schrijver aan zichzelven gesteld, zeker niet.<br />
Moge <strong>de</strong> Stadsschouwburg op <strong>de</strong>n 28en Juni gevuld zijn met een publiek, dat door<br />
daverend applaus hem en <strong>de</strong> spelers beloont <strong>voor</strong> wat zij ten tooneele zullen<br />
brengen.<br />
WYBO MEYER<br />
Snipper<br />
Thee en Boeken - Het toeval (nu ja) bracht ons onlangs ‘chez Fast’ in <strong>de</strong> Rue<br />
Royale. De lift achter in <strong>de</strong>n kleinen boekwinkel heesch ons naar <strong>de</strong> theesalons<br />
boven, waar het ruim en gezellig is en waar óók boeken zijn te krijgen. De combinatie<br />
is bekorend en wij wachten ongeduldig op <strong>de</strong>n ne<strong>de</strong>rlandschen <strong>de</strong>bitant, die het<br />
<strong>voor</strong>beeld van Fast (mits met <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n smaak en evenveel distinctie) navolgt.<br />
Evenwel garan<strong>de</strong>eren wij niets. De thee, <strong>de</strong> toast, <strong>de</strong> pâtisserie, - het was alles een<br />
‘franc succès’; of <strong>de</strong> talrijke gebruikers ervan <strong>de</strong> kosten op hun boekenbudget<br />
uitspaar<strong>de</strong>n, - wij durven er niets van zeggen.<br />
(DE UITGEVER)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Kroniek van het proza<br />
131<br />
Alie Smeding, De Zondaar, 2 dln. - 1927, Rotterdam, Nijgh & v. Ditmar.<br />
ER is om het nieuwe boek van Alie Smeding achter <strong>de</strong> stemmige horretjes van ons<br />
dierbaar va<strong>de</strong>rland en ook daarvóór op <strong>de</strong>n openbaren weg al da<strong>de</strong>lijk zulk een<br />
kabaal gemaakt (<strong>de</strong> inkt van het boek was om zoo te zeggen nauwelijks droog of<br />
welmeenen<strong>de</strong> critici en steunpilarige burgers had<strong>de</strong>n er hun zegje al over klaar!),<br />
dat <strong>de</strong> sfeer, noodig <strong>voor</strong> een bezonken en <strong>voor</strong>al rechtvaardig oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong>zen<br />
roman, al bij <strong>voor</strong>baat leelijk vertroebeld is gewor<strong>de</strong>n. Henri Borel sprak in Het<br />
Va<strong>de</strong>rland van ‘pornographie’, te erger nu een vrouw (ach die vrouwen ook in <strong>de</strong><br />
literatuur, wat doen die tee<strong>de</strong>re stumpers in <strong>de</strong> kou!) er zich aan schuldig maakte.<br />
‘Pornographie’. Dit wachtwoord, eenmaal uitgegeven, werd in het Nieuwsblad van<br />
<strong>de</strong>n Boekhan<strong>de</strong>l door boekhan<strong>de</strong>laars gretig overgenomen en wij <strong>voor</strong>spellen <strong>de</strong>n<br />
reiziger van Nijgh & van Ditmar op zijn eerstvolgen<strong>de</strong> tournee geen prettige<br />
ontvangst.<br />
Het vraagstuk ‘Kunst’ en ‘Ze<strong>de</strong>lijkheid’ is opnieuw op <strong>de</strong> proppen gebracht, en<br />
men maakt weer laweit als kippen in een kippenhok, die immers ook altijd ‘gevaar’<br />
kakelen zon<strong>de</strong>r te weten van welken kant dat gevaar eigenlijk dreigt.<br />
Dit alles doet evenwel geen afbreuk aan het nuchtere feit, dat het zoowel bij ‘kunst’<br />
als bij ‘ze<strong>de</strong>lijkheid’ gaat om precies hetzelf<strong>de</strong>, n.l. om waarheid, en dat het<br />
eenige criterium waaraan wij onze kunst en onze ze<strong>de</strong>lijkheid kunnen toetsen <strong>de</strong><br />
waarheid is.<br />
‘Wat is waarheid?’ vroeg Pilatus, die zich daarmee een scepticus toon<strong>de</strong>. En hij<br />
liet Christus kruisigen. En daar het nu <strong>de</strong> wet <strong>de</strong>s levens is, dat Christus telkens<br />
we<strong>de</strong>rom gekruisigd wordt, mogen wij evengoed aannemen dat Pilatus gelijk had<br />
met zijn twijfel. Om te leeren weten wat waarheid is moet men beginnen met niet<br />
te vast te gelooven aan <strong>de</strong> waarheid, dwz. aan zijn eigen zelf opgetimmer<strong>de</strong><br />
waarheid. Men moet ie<strong>de</strong>re waarheid doortwijfelen om <strong>de</strong> waarheid te vin<strong>de</strong>n.<br />
Het ware is God alleen. God is <strong>de</strong> grond <strong>de</strong>r wereld en eerst als onze geest zich,<br />
in het moeizame proces <strong>de</strong>r afwijzing van alles wat een tij<strong>de</strong>lijk, inci<strong>de</strong>nteel karakter<br />
draagt, op dien grond <strong>de</strong>r wereld bezint, bezint hij zich op ‘het Ware’.<br />
Wij belij<strong>de</strong>n een i<strong>de</strong>alistische wereld- en levensleer. God <strong>de</strong>nkt <strong>de</strong> wereld<br />
in <strong>de</strong> I<strong>de</strong>e; wij kennen God in zooverre wij <strong>de</strong> I<strong>de</strong>e <strong>de</strong>s levens leeren verstaan. De<br />
I<strong>de</strong>e is <strong>de</strong> éénheid waartoe alle veelheid te herlei<strong>de</strong>n valt. Zij is in wezen Mysterie,<br />
boven-zinnelijk. Wat niet zeggen wil dat zij is een willekeurigheid, een speculatie;<br />
zij is waartoe <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>nken<strong>de</strong> mensch moet komen. Begrippen als ‘het goe<strong>de</strong>’,<br />
‘het schoone’, ‘het ze<strong>de</strong>lijke’, ‘<strong>de</strong> gerechtigheid’ verliezen ie<strong>de</strong>ren positieven inhoud<br />
indien men ze van <strong>de</strong>zen metafysischen grondslag berooft. Dit dienen wij nogeens<br />
<strong>voor</strong>op te stellen, opdat <strong>de</strong> lezers weten mogen wat zij aan hun criticus hebben.<br />
En ik moet er da<strong>de</strong>lijk dit op laten volgen: er zijn verschillen<strong>de</strong> wegen, die <strong>de</strong>n<br />
geest voeren tot <strong>de</strong> beleving van <strong>de</strong> I<strong>de</strong>e (die ‘het ware’ is): <strong>de</strong> weg die haar vindt<br />
als ‘het ze<strong>de</strong>lijke’ en die welke haar vindt als ‘het schoone’. Onze (aanvankelijk<br />
blin<strong>de</strong>) levensdrang moet zich tot <strong>de</strong> (ware, i<strong>de</strong>ëele) ze<strong>de</strong>lijkheid (in <strong>de</strong>n grond dus:<br />
re<strong>de</strong>lijkheid) verkeeren door afwijzing van alle tegengestel<strong>de</strong>n (als daar is een<br />
‘ze<strong>de</strong>lijkheid’ uit conventie, persoonlijke <strong>voor</strong>keur etc.), onze schoonheidszin moet<br />
zich tot <strong>de</strong> (ware, i<strong>de</strong>ëele) schoonheid bekennen door afwijzing van alle<br />
tegengestel<strong>de</strong>n (onechte, valsche schoonheid, als b.v. <strong>de</strong> ‘mooie’ pronkjes in een<br />
burgermanssalon).<br />
Hòe tot <strong>de</strong>ze absolute ‘ze<strong>de</strong>lijkheid’, <strong>de</strong>ze absolute ‘schoonheid’ te komen is een<br />
an<strong>de</strong>re vraag, die wij hier natuurlijk niet volledig behan<strong>de</strong>len kunnen. Slechts dit<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
dient <strong>voor</strong>opgesteld, als noodzakelijk uitgangspunt bij alle critiek: dat ‘ze<strong>de</strong>lijkheid’<br />
niet boven ‘schoonheid’ en ‘schoonheid’ niet boven ‘ze<strong>de</strong>lijkheid’ gaat, maar dat<br />
hier twee diametraal tegenovergestel<strong>de</strong> wegen zijn, die bei<strong>de</strong>n naar het essentieele<br />
<strong>de</strong>s levens voeren, d.w.z. naar <strong>de</strong> éénheid <strong>de</strong>r I<strong>de</strong>e, die alle veelheid te zamen<br />
houdt en aan alle veelheid zin verleent.<br />
* * *<br />
Maar, zal men zeggen, als <strong>de</strong>ze wegen ‘diametraal’ aan elkaar tegenover staan,<br />
dan ontstaat er conflict, zelfs in <strong>de</strong>n afzon<strong>de</strong>rlijken mensch, want niemand gaat ooit<br />
geheel òf <strong>de</strong>n eenen weg òf <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren.<br />
Volkomen juist! En het is dan ook volstrekt niet onbegrijpelijk dat b.v. over romans,<br />
die schoonheid willen geven, d.i. langs <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r Verbeelding <strong>de</strong> waarheid willen<br />
dienen, en daartoe ze<strong>de</strong>lijke problemen behan<strong>de</strong>len (als nu dit boek van Alie<br />
Smeding) <strong>de</strong> menschen als vanzelf gaan re<strong>de</strong>kavelen. Alleen - men kieze zijn<br />
uitgangspunt juist. Men beseffe dat <strong>voor</strong> zoover een werk schoon is of bedoelt<br />
te zijn (hetgeen te on<strong>de</strong>rzoeken valt) het zijn eigen weg naar ‘het Ware’, naar <strong>de</strong><br />
I<strong>de</strong>e <strong>de</strong>s levens, mag bewan<strong>de</strong>len, en dat slechts daar, waar <strong>de</strong>ze weg verlaten<br />
wordt, met een an<strong>de</strong>ren maatstaf mag wor<strong>de</strong>n gemeten.<br />
Het gaat dus niet aan om te doen wat b.v. Borel <strong>de</strong>ed: te beginnen met al da<strong>de</strong>lijk<br />
een verkeer<strong>de</strong>n maatstaf aan te leggen. Zoo komt men nooit waar men wezen wil,<br />
raakt aanstonds op zijwegen en drijft steeds ver<strong>de</strong>r van het doel af.<br />
Wat doet het er b.v. toe, of een ‘vrouw’ dit boek geschreven heeft, misschien van<br />
belang <strong>voor</strong> een statisticus of een psycholoog, maar niet <strong>voor</strong> een letterkundig<br />
criticus, die heeft na te gaan, of <strong>de</strong> waarheid (niet één bepaal<strong>de</strong> willekeurige<br />
waarheid) langs <strong>de</strong>n weg van het aesthetisch schouwen, <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r Verbeelding,<br />
bena<strong>de</strong>rd is. Zich <strong>voor</strong> het geheel van een landschap plaatsend, waarvan men hoopt<br />
te genieten, moet men niet zeggen: ‘Neem eerst dat privaat weg, dat houten hokje<br />
daar naast die boer<strong>de</strong>rij, want het kwetst mijn ze<strong>de</strong>lijkheidsgevoel en ik kan van het<br />
landschap zóó niet genieten’. Want wie<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
132<br />
zegt u, dat dat privaatje (door zijn verweer<strong>de</strong> kleur, zijn bepaal<strong>de</strong>n vorm) niet zal<br />
blijken juist een <strong>de</strong>r factoren te zijn die u, als ge straks op een afstand staat, het<br />
schoone landschap <strong>voor</strong>tooveren?<br />
* * *<br />
Er zijn in het 730 bladzij<strong>de</strong>n lange boek van Alie Smeding enkele van die privaatjes<br />
die zeer beslist storen omdat ze te breedvoerig getimmerd en te ge<strong>de</strong>tailleerd zijn<br />
opgeschil<strong>de</strong>rd. Zij verbreken het stijl-geheel en we zou<strong>de</strong>n ze gaarne weghebben.<br />
Maar we kunnen er toch werkelijk niet zoo'n historie over maken als <strong>de</strong> heer Borel.<br />
Want een roman is tenslotte toch iets an<strong>de</strong>rs dan een landschap, dat door één<br />
enkele fabrieksschoorsteen grondig bedorven kan wor<strong>de</strong>n. De schoonheid van een<br />
boek is niet statisch maar dynamisch 1) ; een roman lezen<strong>de</strong> is het, of men aan <strong>de</strong><br />
oevers gaat van stroomend water; telkens wisselt het uitzicht en wisselt <strong>de</strong> stroom.<br />
Wat <strong>de</strong>ert het <strong>de</strong>n wan<strong>de</strong>laar, of hier een leelijk huisje staat en ginds een nog leelijker<br />
uitkijktoren; als hij straks thuis komt is zijn eindindruk: 't was een schóóne wan<strong>de</strong>ling.<br />
Laat ons nu nagaan, of Alie Smeding ons zulk een schoone wan<strong>de</strong>ling heeft bezorgd.<br />
* * *<br />
Het on<strong>de</strong>rwerp moge in enkele woor<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n meege<strong>de</strong>eld. Dirk Hartsen, blon<strong>de</strong><br />
zoon van boerenou<strong>de</strong>rs, wordt on<strong>de</strong>rwijzer in Amsterdam. Hij is eerzuchtig en<br />
zinnelijk. Hij droomt van <strong>voor</strong>uitkomen, stu<strong>de</strong>eren <strong>voor</strong> een Mid<strong>de</strong>lbare acte, en<br />
voelt zich, dorpsjongen die hij is, verloren in <strong>de</strong> groote stad; <strong>voor</strong>al 's avonds, als<br />
het donker is en <strong>de</strong> lichten op zijn en aan alle kanten verlokkingen loeren, weet hij<br />
zich allesbehalve op zijn gemak. Hij raakt verliefd op een on<strong>de</strong>rwijzeresje van zijn<br />
school, Toos Cramer, die gebukt gaat on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong> haar klas,<br />
welke zij niet baas kan, en die zich vastklampt aan Dirk. Hij verlooft zich met haar,<br />
vindt het ‘wel veilig een meisje te hebben’. Na eenigen tijd trouwen zij; Toos weert<br />
zich dapper, schuurt <strong>de</strong> trappen van het huisje in <strong>de</strong> Fagelstraat, en ze voelen zich<br />
gelukkig. Dirk - een blokker zelfs in zijn vacanties - is inmid<strong>de</strong>ls door zijn examen<br />
M.O. Ne<strong>de</strong>rlandsch gekomen en ziet zich benoemd tot leeraar aan een H.B.S. in<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> stad. Toos en hij kunnen zich nu ruimer bewegen, verhuizen naar een<br />
betere buurt, krijgen ‘<strong>de</strong>ftiger’ kennissen. Dan raakt het met hun geluk gedaan. Hun<br />
beenen ‘kunnen <strong>de</strong> weel<strong>de</strong> niet dragen’. Als Dirk eens een enkele maal thuis komt<br />
op zijn dorp blijkt hij ou<strong>de</strong>rs, broers en zusters geheel ontgroeid - hij gedraagt zich<br />
kwasterig tegenover zijn moe<strong>de</strong>r, die hem met een kleedingstuk dacht te verrassen.<br />
Toos wordt een dik, zelfgenoegzaam vrouwtje, dat haar hoogste genot vindt in<br />
winkelen en ‘teaen’ met een paar ‘<strong>de</strong>ftige’ leeraarsvrouwen, haar vriendinnen.<br />
Kin<strong>de</strong>ren wenscht zij niet; zelve zon<strong>de</strong>r veel temperament begrijpt ze niet <strong>de</strong><br />
hartstochtelijke aanrakingen van haar man; ze vindt ze ‘vies’. Toch meent ze het<br />
aan zichzelve verschuldigd te zijn haar ‘huwelijksplichten’ te vervullen, zij het met<br />
weerzin, daarbij ‘Hartsen’ (zij noemt haar man sinds lang uitsluitend bij zijn<br />
achternaam) manend tot een <strong>voor</strong>zichtigheid, die hem meer en meer tegen <strong>de</strong> borst<br />
stuit. Bij al zijn egoïsme en streberei, bezit hij een natuurlijk gevoel <strong>voor</strong> gezon<strong>de</strong><br />
verhoudingen, en hij lijdt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> koele bejegening van zijn vrouw en haar vadsigen<br />
afkeer tegen <strong>de</strong>n last welke kin<strong>de</strong>ren haar zou<strong>de</strong>n bezorgen. Zoo splijt hun<br />
huwelijksleven dieper en dieper. ‘Scènes’ zijn aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n dag; tegenover<br />
zijn ruwen hoon, <strong>de</strong> minachting <strong>voor</strong> zijn prul-vrouw, stelt zij een quasi-kuische<br />
1) Wij laten nu daar dat, in an<strong>de</strong>r opzicht. <strong>de</strong> schoonheid van een landschap feitelijk evenmin<br />
bloot ‘statisch’ kan wor<strong>de</strong>n genoemd.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
hooghartigheid, niet inzien<strong>de</strong> dat zij langzaam maar zeker zijn zinnelijke neigingen<br />
perverteert en zijn gedachten, straks zijn lichaam, drijft naar an<strong>de</strong>re vrouwen. Als<br />
een vroeg-rijp, aantrekkelijk leerlingetje van zijn school zich aan hem opdringt, verzet<br />
hij zich nog; het mag niet zijn. Maar zijn weerstandsvermogen is al niet sterk meer,<br />
en hij bezwijkt. Dan is het een schielijke afloop <strong>de</strong>r wateren. Zijn verbeelding is<br />
verontreinigd en zwerft van <strong>de</strong> eene vrouw naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re. Hij raakt aan <strong>de</strong>n drank<br />
en zijn schaamtegevoel verdwijnt. Hij krijgt een cynischen lust in ‘<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>’, en als<br />
zijn vrouw, tenslotte naïef-verbaasd over zijn kilheid jegens haar, in haar verschrikte<br />
wanhoop wil trachten hem nog te bin<strong>de</strong>n, is het te laat. Een dienstmeid haalt hem<br />
geheel naar <strong>de</strong> laagte.<br />
Neen, als een schoone wan<strong>de</strong>ling is <strong>de</strong> gang niet door dit boek. Het is een tocht<br />
door een grimmige en wanstaltige realiteit, iets als Dante's tocht door <strong>de</strong> Hel. Er is<br />
een vertwijfeld wringen in van han<strong>de</strong>n, een vloeken en een satanisch schaterlachen.<br />
Kan dit alles ‘schoon’, kan het ‘kunst’ genoemd wor<strong>de</strong>n? Mijn bezwaren tot straks<br />
bewarend, meen ik <strong>de</strong>ze vraag bevestigend te mogen beantwoor<strong>de</strong>n. Het leven is<br />
geen poëtische maanwan<strong>de</strong>ling on<strong>de</strong>r nachtegalenzang, maar het leven is I<strong>de</strong>e die<br />
in een har<strong>de</strong> wereld van stof, bloed en tranen aan haar eigen heerlijkheid komen<br />
moet. En zooals een dronkaard komt aan zijne waarheid in <strong>de</strong>n drank, waarin hij<br />
(op een verkeer<strong>de</strong> wijze wel is waar) ontvlucht aan wat hij zelf niet is (misère, zorg,<br />
verveling), zoo worstelt <strong>de</strong> natuurlijke wereld van <strong>de</strong> stof en <strong>de</strong>n dierlijken<br />
levensdrang om zichzelve, om <strong>de</strong> eenheid, om <strong>de</strong> I<strong>de</strong>e. In duizend spotvormen van<br />
<strong>de</strong> waarheid spiegelt <strong>de</strong> Waarheid, en <strong>de</strong>zen spiegel van <strong>de</strong> Waarheid houdt ons<br />
<strong>de</strong> kunstenaar <strong>voor</strong>.<br />
* * *<br />
Een zulken spiegel ons <strong>voor</strong> te hou<strong>de</strong>n acht ik <strong>de</strong> verdienste van Alie Smeding, ook<br />
in dit boek. Maar die spiegel is niet onbeslagen; wij zien er niet zoo hel<strong>de</strong>r in als wij<br />
zou<strong>de</strong>n moeten zien. Het is me<strong>de</strong> <strong>de</strong> taak van <strong>de</strong>n criticus dit na<strong>de</strong>r aan te toonen,<br />
<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen daarvan te on<strong>de</strong>rzoeken.<br />
De innerlijke stijl van een kunstwerk is onbestaanbaar zon<strong>de</strong>r een zekere harmonie<br />
van <strong>de</strong> <strong>de</strong>elen waaruit het is<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
133<br />
opgebouwd. Die harmonie wordt hier meermalen verstoord. Het boek is te lang; het<br />
ontbeert <strong>de</strong> ‘Beschränkung’ welke Goethe als een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het werk van<br />
<strong>de</strong>n Meester heeft genoemd. Ik <strong>de</strong>nk nu niet uitsluitend aan enkele ‘aanstootelijke’<br />
bizon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n die gevoeglijk gemist of slechts aangeduid had<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
De groote fout is hier nog altijd <strong>de</strong> fout van na-tachtig: <strong>de</strong> zucht om het leven in zijn<br />
breedte te beschrijven inplaats van in zijn diepte. En aangezien zich <strong>de</strong> oppervlakte<br />
<strong>de</strong>s levens ad infinitum naar alle richtingen <strong>voor</strong>tzet, zou een schrijver een<br />
menschenleeftijd kunnen gebruiken met alles te noteeren en in zijn grijzen ou<strong>de</strong>rdom<br />
nog niet klaar zijn. Niet, dat Alie Smeding van geen grenzen weet, geen keuze doet<br />
- daar<strong>voor</strong> is ze te veel artiste - maar ze stelt haar grenzen te ruim en te willekeurig.<br />
Een <strong>voor</strong>beeld. De scène, waarin Dirk <strong>voor</strong> 't eerst vertrouwelijkhe<strong>de</strong>n zoekt met<br />
<strong>de</strong> nieuwe dienstbo<strong>de</strong>, wordt zeer uitvoerig beschreven (II 479/498). Hij zit in het<br />
leskamertje en het meisje stoft op het portaal. Hij kijkt naar haar, zegt 'n woordje<br />
om haar aandacht te trekken; zij kijkt op, zegt wat terug. Zoetjes-aan komt ze al<br />
stoffen<strong>de</strong> het kamertje in. Ze praten over haar stofferen, over 't versje dat ze zingt<br />
bij haar werk, over haar vrijer etc. Dan komt het langzaam tot handtastelijkhe<strong>de</strong>n<br />
(zeer afdoend en uitvoerig beschreven). Tot <strong>de</strong> bel van <strong>de</strong>n slagersjongen haar weg<br />
roept; hij wacht (we krijgen zijn gedachten on<strong>de</strong>r 't wachten; hij is jaloersch). Daarna<br />
komt ze terug, heeft zich meteen ‘effies verkleed’, welk verklee<strong>de</strong>n spoedig blijkt in<br />
ontklee<strong>de</strong>n te hebben bestaan. Praten en plagen eenige bladzij<strong>de</strong>n. Hij zegt haar<br />
thee <strong>voor</strong> hem te schenken en vraagt haar te blijven (zijn vrouw is uit). Dirk hoort<br />
haar ver<strong>de</strong>r uit over haar vrijer. Weer plagen, dubbelzinnige gezeg<strong>de</strong>n, stoeien etc.<br />
Tot ein<strong>de</strong>lijk het moment gekomen is... enfin, men begrijpt.<br />
De scène eindigt met <strong>de</strong>ze alineas:<br />
‘Toen was er geen wereld meer, en er beston<strong>de</strong>n geen an<strong>de</strong>re<br />
menschen. De conventie had afgedaan, <strong>de</strong> angst en elke weerbarstige<br />
overlegging.<br />
Hij lachte zooals hij nooit gelachen had.<br />
En hij hakkel<strong>de</strong> als een dronken mensch: ‘Diet, wat ben je goed - wat<br />
goed - Diet - vrouw van me - m'n vrouw’.<br />
‘Het brak op ongeweten vervoeringen’ (498).<br />
Nu voelt men, dat er <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schrijfster geen enkele dwingen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n was, om<br />
hier, op dit hoogtepunt, met een <strong>de</strong>rgelijke aandui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> omschrijving te volstaan,<br />
waar zij op <strong>de</strong> vorige bladzij<strong>de</strong>n zoo uitvoerig-<strong>de</strong>tailleerend beschreef en ‘'t kindje<br />
al aan alle kanten bij <strong>de</strong>n naam genoemd had’. Er was geen enkele re<strong>de</strong>n om juist<br />
hier <strong>de</strong> streep te zetten; ze had die òf lager kùnnen, of hooger mòeten aanbrengen.<br />
Het is, of zij opeens gevoel<strong>de</strong>: ‘ik moet niet alles zeggen, ik moet synthetisch<br />
schrijven’. Maar ze bedacht dit te laat. En ze <strong>de</strong>ed het zon<strong>de</strong>r aandacht, op een<br />
goedkoope manier (die ‘ongeweten vervoeringen’ zijn gemakkelijke mooischrijverij).<br />
Gelukkig geeft Alie Smeding op diezelf<strong>de</strong> blz. 498 een staaltje van wat werkelijk<br />
synthetisch schrijven zijn moet. Toos komt thuis met een flacon haarkrulwater<br />
en iets ‘<strong>voor</strong> roos’. Ze toont <strong>de</strong>ze inkoopen aan Hartsen, die afgetrokken knikt, omdat<br />
hij telkens <strong>de</strong>nken moet: ‘àls ze wist - àls ze eens wist!’<br />
Dan lezen we:<br />
‘'t Moet reusachtig geven’, zei Toos wat onzeker<strong>de</strong>r (ze heeft eerst vol<br />
verrukking haar man <strong>de</strong> flacon laten zien). ‘Je vind 't toch wel goed?’<br />
Waarom zijn nu in 't bizon<strong>de</strong>r die paar gespatieer<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n zoo goed?<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Omdat <strong>de</strong> lezer er in voelt, zon<strong>de</strong>r dat het met zoovele woor<strong>de</strong>n gezegd wordt,<br />
dat Hartsen's afgetrokkenheid (die Toos <strong>voor</strong> een symptoom van zijn gewone<br />
onverschilligheid jegens haar houdt) haar hin<strong>de</strong>rt.<br />
Deze wijze van schrijven nu, brengt <strong>de</strong> auteur veel te weinig in practijk. Er zijn<br />
ge<strong>de</strong>elten in haar boek, welke in dit opzicht <strong>voor</strong>treffelijk mogen heeten. Het milieu<br />
van Dirks ou<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> eenvoudige boerenmenschen; <strong>de</strong> dood van Dirks moe<strong>de</strong>r; <strong>de</strong><br />
epizo<strong>de</strong> met het schoolmeisje Hilletje. In <strong>de</strong>rgelijke passages is, om zoo te zeggen,<br />
geen woord te veel of te weinig; <strong>de</strong>ze bladzij<strong>de</strong>n kunnen gelegd wor<strong>de</strong>n naast <strong>de</strong><br />
beste van ‘Achter het Anker’. In <strong>de</strong> teekening van het simpele boerevrouwtje is een<br />
plastiek, die zich in uw geest vastzet als een teekening van Vincent van Gogh. De<br />
passage Hilletje is wel uitvoerig, maar hier kon die uitvoerigheid niet gemist, omdat<br />
hier ie<strong>de</strong>re zin, ie<strong>de</strong>r schijnbaar onbedui<strong>de</strong>nd dialoogje het proces van toena<strong>de</strong>ring<br />
tusschen die bei<strong>de</strong>n: het schichtige, hartstochtelijke kind en <strong>de</strong>n begeeren<strong>de</strong>n toch<br />
met zijn verstand en moreel gevoel te ra<strong>de</strong> gaan<strong>de</strong>n man, doet <strong>voor</strong>tschrij<strong>de</strong>n.<br />
Hoe grof en overbodig steekt daar tegen af <strong>de</strong> slemppartij van Hartsen en <strong>de</strong><br />
meid. Dit werd een onsmakelijke reeks van <strong>de</strong>tails (hetgeen iets an<strong>de</strong>rs is dan een<br />
reeks van onsmakelijke <strong>de</strong>tails), dáárom onsmakelijk, omdat het een<br />
naast-elkaar-zetten bleef zon<strong>de</strong>r climax. Er was geen enkele re<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schrijfster<br />
om zoo niet nog een tijdje <strong>voor</strong>t te gaan.<br />
Voortreffelijk daarentegen weer: <strong>de</strong> miskraam vlak na die débauche. Zoo drijft<br />
het leven <strong>de</strong> wanstaltighe<strong>de</strong>n tegen elkaar op, als een hoon <strong>voor</strong> wie het misbruiken!<br />
* * *<br />
Wij besluiten met eenige opmerkingen van min<strong>de</strong>r belang. Over 't algemeen zijn <strong>de</strong><br />
figuren van Dirk en Toos kloek geteekend en goed volgehou<strong>de</strong>n. Psychologisch<br />
schijnt het mij alleen eenigszins vreemd, dat het schuchtere, gevoelige<br />
on<strong>de</strong>rwijzeresje, die uit lief<strong>de</strong> zich al vrouw liet maken vóór haar huwelijk; die een<br />
paar maal in het boek met een zekere teerheid aan <strong>de</strong> mogelijkheid van kin<strong>de</strong>ren<br />
dacht, veran<strong>de</strong>ren kon in <strong>de</strong> hartelooze en hooghartige, temperamentlooze vrouw,<br />
die wij in haar huwelijk leer<strong>de</strong>n kennen. Deze overgang schijnt mij niet volkomen<br />
aannemelijk gemaakt.<br />
Won<strong>de</strong>rlijk vind ik, dat een leeraar M.O. Ne<strong>de</strong>rlandsch, ook al is hij een<br />
boerenzoon, nog altijd blijft spreken van: ‘we ben’, ‘van haar eigen’ (‘van zich zelf’),<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
134<br />
‘hullie’ etc. Zoo iemand maakt zeker nooit <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> ‘élite’ van een<br />
leerarencorps.<br />
Voorts betwijfel ik, of Dirk ‘een ariaatje uit Die schöne, blaue Donau’ zal gefloten<br />
hebben (512) en of een grammofoon ooit ‘een speeldoos’ wordt genoemd (532).<br />
Vraagteekens zette ik bij woor<strong>de</strong>n als: ‘baloord’ (<strong>voor</strong> baloorig); ‘pluren<strong>de</strong>’ oogen;<br />
op <strong>de</strong> duur (dat zegt geen mensch); bij zijn lijf ‘beneer’ (613); met een gebaar of<br />
ze ‘stool’ (73); ‘uitgefigeleer<strong>de</strong>’ jongens (<strong>voor</strong> uitgeslapen jongens; <strong>de</strong>nkelijk af te<br />
lei<strong>de</strong>n van vigilare = waken; maar dan spelt <strong>de</strong> schrijfster het verkeerd).<br />
* * *<br />
Als slotsom dit: De Zondaar is m.i. een serieus werk, dat ondanks vele storen<strong>de</strong><br />
tekortkomingen <strong>de</strong> aandacht verdient van ernstige en in 't leven gerijpte lezers. Doch<br />
dat uit <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n moet blijven van allen die (nog) geen on<strong>de</strong>rscheidingsvermogen<br />
bezitten. Dus van <strong>de</strong> jeugd en van die lie<strong>de</strong>n, die altijd da<strong>de</strong>lijk met een oor<strong>de</strong>el<br />
‘klaar staan’.<br />
GERARD VAN ECKEREN<br />
Duitsche letteren<br />
Tien jaren Malik-Verlag<br />
TOEN in <strong>de</strong>n zomer van 1916 Wieland Herzfel<strong>de</strong> naar Berlijn gekomen was<br />
- plotseling - met het fanatieke i<strong>de</strong>e <strong>voor</strong>taan niet alleen verzen te schrijven, maar<br />
ook een uitgeverij te stichten die een <strong>de</strong>r meest belangrijke van geheel Duitschland<br />
wor<strong>de</strong>n moest, ontmoette hij - hoe kon het ook an<strong>de</strong>rs - in het Rumänisches Café<br />
Franz Jung, die toen natuurlijk nog niet naar Rusland getrokken was en dus<br />
ook nog geen schip had ‘gedwongen’ hem naar Leningrad te brengen.<br />
Hij zette Franz Jung zijn plannen uiteen met een tijdschrift te beginnen, en <strong>de</strong>ze<br />
bouw<strong>de</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> theorie op: Man teile <strong>de</strong>n Herstellungspreis <strong>de</strong>r Bücher durch<br />
fünf und dies ergibt <strong>de</strong>n La<strong>de</strong>npreis. Dann gibt man das Blatt gratis an Stilke 1) ,<br />
was einen vollkommenen Verkauf <strong>de</strong>r Auflage garantiert. Der Ueberschuss wird<br />
versoffen.<br />
In<strong>de</strong>rdaad is <strong>de</strong> Malik-Verlag met een tijdschrift, dat zeer onregelmatig verscheen,<br />
begonnen en heeft Herzfel<strong>de</strong> eerst veel later geleerd, dat er zooiets als boekhouding<br />
bestond. Hij noem<strong>de</strong> zijn uitgeverij ‘Malik-Verlag’, omdat ze - toevallig - <strong>de</strong>n roman<br />
‘Der Malik’ van Else Lasker Schüler (‘<strong>de</strong>m blauen Reiter Franz Marc gewidmet’) in<br />
afleveringen publiceer<strong>de</strong> en een neutralen naam noodig had om aan <strong>de</strong> opmerkzame<br />
blikken van <strong>de</strong> censuur, die in dien tijd zeer streng was, te ontkomen. Gelukt is dit<br />
echter niet, want reeds in October 1917 werd het blad door generaal von Kessel,<br />
die er lucht van had gekregen, dat het blad méér was dan enkel een literair<br />
maandblad en dat zich hier een sterke groep revolutionaire jonge kunstenaars had<br />
vereenigd, die een vernietigen<strong>de</strong> kritiek op <strong>de</strong>n bestaan<strong>de</strong>n politieken toestand<br />
uitoefen<strong>de</strong>n, verbo<strong>de</strong>n. Men moest dus een an<strong>de</strong>r mid<strong>de</strong>l vin<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën <strong>de</strong>r<br />
groep te verbrei<strong>de</strong>n. George Grosz, Franz Jung, John Heartfield, Mynona, Theodor<br />
Däubler, Hülsenbeck, Hausmann en enkele an<strong>de</strong>ren gaven dus thans een prospectus<br />
<strong>voor</strong> een Groszmap uit, dat in werkelijkheid eigenlijk een <strong>voor</strong>tzetting van het<br />
verbo<strong>de</strong>n tijdschrift was. Wieland Herzfel<strong>de</strong> - die van het begin af <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r was -<br />
was on<strong>de</strong>rtusschen op verzoek van <strong>de</strong>n censor naar het front gezon<strong>de</strong>n, doch bleef<br />
in leven en wist spoedig een soort ‘zakenverlof’ te krijgen.<br />
1) Een Berlijnsch uitgever, die <strong>de</strong> kiosken en stationsboekhan<strong>de</strong>ls in han<strong>de</strong>n heeft.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
WIELAND HERZFELDE<br />
Ondanks al <strong>de</strong>ze moeilijkhe<strong>de</strong>n groei<strong>de</strong> <strong>de</strong> Malik-Verlag. Oorspronkelijk huis<strong>de</strong> hij<br />
in Sü<strong>de</strong>n<strong>de</strong> in het atelier van Herzfel<strong>de</strong>, later op een vijf<strong>de</strong> verdieping aan <strong>de</strong>n<br />
Kurfürstendamm - geheel aan het eind. Wanneer men <strong>de</strong>ze uitgeverij bezocht, <strong>de</strong><br />
bei<strong>de</strong> lei<strong>de</strong>rs Herzfel<strong>de</strong> en zijn broer John Heartfield in hun Schillerhem<strong>de</strong>n aan het<br />
werk zag, voel<strong>de</strong> men dat ditan<strong>de</strong>re uitgevers waren dan men meestal ontmoette -<br />
dat <strong>de</strong>ze menschen an<strong>de</strong>re boeken zou<strong>de</strong>n brengen. Er was iets van het nieuwe<br />
Rusland in hen en van het Amerika van Jack London tevens. Geld - kapitaal - was<br />
er in <strong>de</strong>ze jaren bijna niet. Hoe vaak moesten ze niet naar <strong>de</strong> drukkerij loopen, daar<br />
het geld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> electrische of een autobus ontbrak. Een afgeschut <strong>de</strong>el van een<br />
atelier - waar ook George Grosz werkte en sliep - was oorspronkelijk <strong>de</strong> ruimte,<br />
waarover men beschikte. Daar - in <strong>de</strong>ze kleine omgeving is <strong>de</strong> Malik-Verlag<br />
begonnen. Hoe geestig herdacht Wieland Herzfel<strong>de</strong> onlangs in een re<strong>de</strong> <strong>de</strong>zen tijd<br />
- wijd<strong>de</strong> hij eenige woor<strong>de</strong>n van dank aan <strong>de</strong> vrouwelijke postbeambte te Halensee,<br />
die <strong>de</strong>n uitgever crediet gaf, wanneer hij niet het noodige geld had om zijn brieven<br />
te frankeeren - en een juffrouw uit een bakkerij, die hem maan<strong>de</strong>lijks brood gaf<br />
tegen goe<strong>de</strong> beloften.<br />
Herzfel<strong>de</strong> weet ook thans nog niet hoe ten slotte <strong>de</strong> werken, die men wil<strong>de</strong><br />
uitgeven, tóch verschenen, hoewel men geen kapitaal bezat. Ze verschenen echter<br />
en vestig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> aandacht op zich. Ook <strong>de</strong> teekeningen van George Grosz, die <strong>de</strong><br />
Malik-Verlag in mappen uitgaf, <strong>de</strong><strong>de</strong>n van zich spreken. Het zal steeds <strong>de</strong> historische<br />
verdienste van <strong>de</strong>ze uitgeverij blijven, <strong>de</strong> aandacht op Grosz te hebben gevestigd.<br />
On<strong>de</strong>rtusschen had<strong>de</strong>n ook te Berlijn enkele <strong>voor</strong>uitstreven<strong>de</strong> kunstenaars het<br />
Dadaisme gebracht. Men mag het Duitsche dadaisme, Grosz en ook Hülsenbeck<br />
hebben er onlangs nog op gewezen, <strong>voor</strong>al niet verwarren met het dadaisme, dat<br />
in Zürich (Ball, Arp) en in Parijs (Picabia) hoogtij vier<strong>de</strong>. ‘Diese <strong>de</strong>utsche<br />
Dada-Bewegung’, schreef George Grosz, ‘hatte ihre Wurzeln in <strong>de</strong>r Erkenntnis, die<br />
manchen Kamera<strong>de</strong>n und auch mir gleichzeitig kam, dass es vollen<strong>de</strong>ter Unsinn<br />
war, zu glauben, <strong>de</strong>r Geist o<strong>de</strong>r irgendwelche Geistige regierten die Welt.<br />
Goethe im Trommelfeuer, Nietzsche im Tornister, Jesus im Schützengraben - da<br />
gab es immer noch Leute, die Geist und Kunst für eine selbständige Macht hielten’.<br />
Hoe was het steeds het streven <strong>de</strong>r Duitsche dadaïsten alle -ismen te vernietigen.<br />
‘Was taten die Dadaïsten? Sie sagten es, es ist egal, ob man irgend ein Gepuste<br />
von sich gibt o<strong>de</strong>r ein Sonnet von Petrarca, Shakespeare o<strong>de</strong>r Rilke, ob man<br />
Stiefelabsätze vergol<strong>de</strong>t o<strong>de</strong>r Madonnen schnitzt: geschossen wird doch, gewuchert<br />
wird doch, gehungert wird doch, gelogen wird doch; wozu die ganze<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
135<br />
Kunst’ (Grosz). Herinnert men zich uit 1918 <strong>de</strong>ze affiches te Berlijn: ‘Athlet gesucht<br />
zur Bewachung einer Kunstausstellung’ - affiches door Herzfel<strong>de</strong> verspreid? Natuurlijk<br />
was Malik dadaistisch. Het organiseer<strong>de</strong> <strong>de</strong> eerste groote dadaïstische tentoonstelling<br />
te Berlijn. Hier verveel<strong>de</strong> het publiek zich niet - behoef<strong>de</strong> het geen geveins<strong>de</strong><br />
belangstelling te toonen - het tier<strong>de</strong> - vloekte - raas<strong>de</strong>. In <strong>de</strong>zen tijd ook verschenen<br />
nieuwe tijdschriften, die dan even spoedig weer verdwenen: ‘Die Pleite’, ‘Der Gegner’,<br />
‘Ecce Homo’ en <strong>voor</strong>al ‘Je<strong>de</strong>rmann sein eigener Fussball’.<br />
Ik herinner me een reclameoptocht, waarin op een wagen het een of an<strong>de</strong>re<br />
gehuur<strong>de</strong> orkest van een kegelvereeniging meereed, dat allerlei va<strong>de</strong>rlandsche<br />
lie<strong>de</strong>ren speel<strong>de</strong> - <strong>de</strong> meest nationale wijzen die men zich <strong>de</strong>nken kan. De <strong>de</strong>kken<br />
van <strong>de</strong> paar<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong> reclamewagens, die hierop volg<strong>de</strong>n, droegen in<br />
groote letters <strong>de</strong> namen <strong>de</strong>r verkrijgbare dadaïstische brochures. Het orkest speel<strong>de</strong><br />
meestal: ‘Ich bin ein Preusse, kennt ihr meine Farben’, terwijl direct achter <strong>de</strong>ze<br />
wagens <strong>de</strong> meest revolutionaire jonge kunstenaars van Berlijn liepen: Hülsenbeck,<br />
Heartfield, Grosz, Walter Mehring, Franz Jung e.a., die <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>bijgangers <strong>de</strong><br />
brochures te koop aanbo<strong>de</strong>n.<br />
Bij <strong>de</strong> Alexan<strong>de</strong>rplatz werd <strong>de</strong> optocht door bere<strong>de</strong>n politie tot omkeeren<br />
gedwongen - bij <strong>de</strong> Potsdamer Platz waren alle meegebrachte brochures en<br />
tijdschriften verkocht, doch <strong>de</strong> uitgever Herzfel<strong>de</strong> door <strong>de</strong> soldaten van Noske - het<br />
was in 1918 - gevangen genomen. Vier weken gevangenisstraf en een verbod <strong>voor</strong><br />
het ver<strong>de</strong>r laten verschijnen van ‘Die Pleite’ en ‘Der Gegner’ waren het gevolg. Men<br />
leze in zijn brochure ‘Schutzhaft’ na, hoe gaarne <strong>de</strong>ze Noske-officieren ook Herzfel<strong>de</strong><br />
had<strong>de</strong>n gefusilleerd of ‘auf <strong>de</strong>r Flucht erschossen’ - als Karl Liebknecht, Rosa<br />
Luxemburg, Landauer en zoovele an<strong>de</strong>ren. Hij bracht er echter het leven af, doch<br />
werd, na zijn vier weken gevangenisstraf te hebben uitgezeten, we<strong>de</strong>rom naar het<br />
front gezon<strong>de</strong>n. De beken<strong>de</strong> politicus en literator Graaf Harry Kessler wist echter<br />
na eenige maan<strong>de</strong>n gedaan te krijgen, dat hij weer naar Berlijn kon terugkeeren.<br />
Nadat het Duitsche dadaïsme zijn doel - zichzelf te vernietigen - bereikt had,<br />
begonnen Herzfel<strong>de</strong> en Heartfield ernstige werken uit te geven, waardoor ze spoedig<br />
een grooten invloed uitoefen<strong>de</strong>n.<br />
De eerste mappen van George Grosz verschenen, <strong>de</strong> romans van Upton Sinclair,<br />
John dos Passos, Franz Jung en Leonhard Frank - publicistische werken van Leo<br />
Lania en werken van Gumbel over <strong>de</strong> Duitsche justitie. Plotseling bleek Herzfel<strong>de</strong><br />
een goed zakenman. Hij haal<strong>de</strong> Julian Gumpertz als compagnon in <strong>de</strong> zaak, die -<br />
<strong>voor</strong>al in inflatietijd - het kapitaal <strong>de</strong>r firma aanmerkelijk wist te vergrooten. Tot in<br />
1924 - na <strong>de</strong> inflatie - Gumpertz hem als compagnon verliet en we<strong>de</strong>rom een crisis<br />
dreig<strong>de</strong>. Reeds <strong>de</strong>ed het gerucht <strong>de</strong> ron<strong>de</strong>, dat ook het Malik-Verlag failliet was.<br />
We<strong>de</strong>rom moest Herzfel<strong>de</strong> er aan <strong>de</strong>nken, wat hij eerst moest doen; eten of<br />
postzegels koopen om zijn correspon<strong>de</strong>ntie aan <strong>de</strong>n gang te hou<strong>de</strong>n. Hij hield echter<br />
stand en langzaam geraakte het Malik-Verlag opnieuw tot bloei. Men slaag<strong>de</strong> er in<br />
Gorki over te halen zijn geheele oeuvre uitsluitend bij het Malik-Verlag te laten<br />
verschijnen - verwierf tallooze jonge Russen: Babel (met zijn ‘Geschichten aus<br />
O<strong>de</strong>ssa’ en Budjonny's Reiterarmee), Fedin, Ehrenburg, terwijl ook <strong>de</strong> beste<br />
vrouwelijke Russische auteurs hun werken hier lieten verschijnen: Alexandra<br />
Kollantai, Lydia Seiffulina, Mariette Schaginian; ook Wera<br />
Figner's memoires (die hier besproken wer<strong>de</strong>n) verschenen er.<br />
Het is steeds, in al <strong>de</strong> tien jaren van hun bestaan, hun <strong>voor</strong>naamste verdienste<br />
geweest, boeken uit te geven, waar<strong>voor</strong> in Duitschland moeilijk een an<strong>de</strong>re uitgever<br />
te vin<strong>de</strong>n zou zijn geweest. Ze zijn in <strong>de</strong>ze tien jaren een naamlooze vennootschap<br />
en ernstige zakenmenschen gewor<strong>de</strong>n, doch behooren tevens nog altijd - en hier<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
schuilt zeker niet hun geringste verdienste - tot <strong>de</strong> moedigste en meest avontuurlijke<br />
<strong>de</strong>r uitgevers.<br />
Glück auf - Herzfel<strong>de</strong> Wieland!<br />
NICO ROST<br />
Necrologie<br />
Georges Eekhoud †<br />
EEN <strong>de</strong>r allerbelangrijkste figuren <strong>de</strong>r Belgische letterkun<strong>de</strong> is met Eekhoud<br />
heengegaan. Hij was een Vlaming in hart en nieren, geboren in 1854 te Antwerpen.<br />
Zijn gróótste boek is ‘La Nouvelle Carthage’. Voor ons blijft zijn naam verbon<strong>de</strong>n<br />
aan dien van<br />
GEORGES EEKHOUD<br />
onzen onvergetelijken dichter Jacob Israël <strong>de</strong> Haan, die aan ‘Een Nieuw Carthago’,<br />
‘Antwerpsche Libertijnen’ en ‘Escal Vigor’ (drie hoofdwerken van Eekhoud) uitvoerige<br />
paraphraseeren<strong>de</strong> gedichten wijd<strong>de</strong>.<br />
* * *<br />
Melati van Java †<br />
Te Noordwijk is op 74-jarigen leeftijd overle<strong>de</strong>n mej. Marie Sloot, beter bekend on<strong>de</strong>r<br />
haar schuilnamen Melati van Java en Mathil<strong>de</strong>. Meisjesboeken, Indische en<br />
historische romans vorm<strong>de</strong>n haar oeuvre, dat in zijn tijd een groot, geestdriftig<br />
publiek gevon<strong>de</strong>n heeft.<br />
* * *<br />
Marc Lafargue †<br />
Vijftig jaar oud overleed te Toulouse Marc Lafargue, bibliothecaris van <strong>de</strong><br />
gemeentelijke boekerij aldaar. Hij was een te veel verborgen, levendig en hel<strong>de</strong>r<br />
dichter, een sierlijk elegisch talent; dat men leert kennen uit zijn bun<strong>de</strong>l: ‘l'Age d'Or’<br />
(uitgegeven bij <strong>de</strong> Mercure <strong>de</strong> France). Lafargue, die schatrijk was en<br />
grootgrondbezitter, was intiem bevriend met <strong>de</strong>n beeldhouwer Aristi<strong>de</strong> Maillol, <strong>de</strong>n<br />
musicus Déodat <strong>de</strong> Sévérac en <strong>de</strong>n, eveneens te vroeg<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
136<br />
gestorven en te weinig geken<strong>de</strong>n, dichter Emmanuel Delbousquet.<br />
Hierbij een gedicht uit zijn bun<strong>de</strong>ltje ‘La Belle Journée’, gepubliceerd in 1922,<br />
gedichten uit 1908 bevatten<strong>de</strong>:<br />
* * *<br />
Pourquoi trouver à la vie<br />
L'âpre goût qu'elle n'a pas?<br />
Je me sens tout plein d'harmonie<br />
Il n'est pour nous <strong>de</strong> trépas.<br />
Toute chose a sa ca<strong>de</strong>nce<br />
Et je ne vois rien d'obscur.<br />
Le mon<strong>de</strong> est comme la danse<br />
Des nymphes soeurs sous l'azur.<br />
Sur les monts près <strong>de</strong> la neige<br />
Qui fond sous le jeune ciel<br />
Elles marchent en cortège.<br />
Cueillant <strong>de</strong>s fleurs au soleil.<br />
Jamais printemps plus superbe<br />
Ne revint, o mon amour.<br />
Chaque fleur, chaque brin d'herbe<br />
Embellit ce clair séjour.<br />
Jerome K. Jerome †<br />
Jerome K. Jerome, <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> schrijver van Three Men in a Boat, en an<strong>de</strong>re<br />
verhalen, is in een ziekenhuis in Northhampshire overle<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> gevolgen van<br />
<strong>de</strong> beroerte, die hem onlangs getroffen had.<br />
* * *<br />
In <strong>de</strong> N.R.C. lezen wij van blijkbaar <strong>de</strong>skundige zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> korte karakteristiek<br />
van <strong>de</strong>zen populairen schrijver:<br />
Jerome K. Jerome werd geboren in 1860 en had een moeilijke jeugd. Hij is jaren<br />
lang, totdat zijn boeken en tooneelstukken hem een ruim inkomen brachten, klerk<br />
geweest en heeft veel armoe<strong>de</strong> gele<strong>de</strong>n. In zijn vrije avonduren schreef hij novellen,<br />
opstellen en satiren, die evenwel nooit door tijdschriftredacteuren wer<strong>de</strong>n<br />
aangenomen. Een versregel uit Longfellow bracht hem op <strong>de</strong> gedachte, zijn<br />
ervaringen als tooneelspeler in een verhaal te verwerken, en zoo kwam hij er toe,<br />
zijn eerste boek te schrijven. De welbeken<strong>de</strong> Idle Thoughts of an idle<br />
Fellow volg<strong>de</strong>n en wer<strong>de</strong>n goed verkocht, ofschoon <strong>de</strong> critici ze vulgair noem<strong>de</strong>n.<br />
Voor een theater-blad schreef hij vervolgens Stageland, door Bernard Partridge,<br />
<strong>de</strong>n knappen teekenaar uit Punch, geïllustreerd. Een wereldnaam verwierf Jerome<br />
zich eerst door zijn Three Men in a Boat. Met <strong>de</strong>n schrijver vorm<strong>de</strong>n Harris<br />
(Carl Hentschel), die <strong>de</strong> fotogravure in Engeland invoer<strong>de</strong>, en George (Wingrave),<br />
nu bank-directeur, het driemanschap, dat wel herhaal<strong>de</strong>lijk op <strong>de</strong> Theems ging<br />
roeien, maar nooit <strong>de</strong> avonturen beleef<strong>de</strong>, welke Jerome zoo geniaal grappig<br />
beschrijft. Eenige ervan wer<strong>de</strong>n in een spoorwegcoupé verteld door drie heeren,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
die van een vacantie op <strong>de</strong> rivier terugkeer<strong>de</strong>n; en <strong>de</strong> jonge schrijver besloot, nadat<br />
hij het gesprek had moeten aanhooren, een nieuw boek te maken. Het zal <strong>voor</strong><br />
velen een teleurstelling zijn te hooren, dat Montmorency, <strong>de</strong> snoo<strong>de</strong> foxterrier, met<br />
zijn hemelsche onschuld-oogen, nooit heeft bestaan. De weerbarstige tent, welke<br />
het leven van <strong>de</strong> kampeer<strong>de</strong>rs tot een marteling maakte; <strong>de</strong> man, die bij ongeluk in<br />
het water gleed en toen <strong>voor</strong>wend<strong>de</strong>, dat hij bedoel<strong>de</strong> te gaan zwemmen; <strong>de</strong> kleeren,<br />
die na het wasschen door krimpen onbruikbaar waren; <strong>de</strong> kwelling van <strong>de</strong><br />
vruchtenblikken, die niemand kon openen; <strong>de</strong> hond, die ruzie kreeg met een kater<br />
en met een theeketel - dit alles heeft Jerome aan het toevallig gehoor<strong>de</strong> gesprek<br />
ontleend. Three Men was da<strong>de</strong>lijk een ontzaggelijk succes, en het zou <strong>de</strong>n<br />
schrijver on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nieuwe wetsbepalingen miljoenair gemaakt hebben. Hij heeft<br />
later getracht meer boeken van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> soort te schrijven, maar The Diary of<br />
a Pilgrimage, dat een reis naar <strong>de</strong> passiespelen te Oberammergau beschrijft,<br />
en Three Men on the Bummel, het verhaal van een fietstocht door het<br />
Zwarte Woud, missen <strong>de</strong>n uitbundigen natuurlijken humor en <strong>de</strong> droge geestigheid,<br />
waarin men ten onrechte cynisme heeft gezien. Jerome heeft een roman gemaakt,<br />
Paul Kelver, en een aantal tooneelspelen, waarvan The passing of the<br />
third floor back wel het beste is. Doch het publiek zag <strong>de</strong>n schrijver nu eenmaal<br />
als een grappenmaker en het ging hem als Penley, <strong>de</strong>n acteur, die zich bitter<br />
beklaag<strong>de</strong>, dat ie<strong>de</strong>reen al brul<strong>de</strong> van het lachen, als hij aan tafel maar om <strong>de</strong>n<br />
mosterd vroeg.<br />
Met Jerome is een <strong>de</strong>r kostelijkste humoristen van <strong>de</strong> vorige generatie<br />
heengegaan. Zijn werk was weinig literair en aanvankelijk zelfs tamelijk onbeschaafd,<br />
maar diep menschelijk en toch ook specifiek Engelsch. Hij dreef op een huiselijke<br />
manier <strong>de</strong>n spot met onze kleine onvolmaakthe<strong>de</strong>n, zijn eigene incluis, met onze<br />
valsche schaamte, naïeve aanstellerij, kin<strong>de</strong>rachtige leugens, malle aanwensels en<br />
stokpaardjes. Hij kon <strong>de</strong> meest alledaagsche gebeurtenissen, <strong>de</strong> allergewoonste<br />
<strong>voor</strong>werpen op absur<strong>de</strong> wijze beschrijven, die ie<strong>de</strong>reen aan het lachen maakte. In<br />
zijn han<strong>de</strong>n werd een komische anecdote een kunstwerkje. Hij was geen schepper<br />
in het groteske, maar werkte met een vrij eenvoudig procédé en het ne<strong>de</strong>rigste<br />
materiaal - hetgeen hem, ondanks tallooze navolgingen, niemand met succes heeft<br />
nagedaan. Onbegrens<strong>de</strong> overdrijving bij het vertellen van feiten en karakter-typeering<br />
door ironie waren zijn gelief<strong>de</strong> kunstgrepen. In zijn jeugd had hij een stijl, hortend,<br />
sloom-komisch, gemeenzaam, maar doeltreffend en geheel persoonlijk. Er was veel<br />
practisch levensinzicht in zijn humor verwerkt en een inslag van ietwat sentimenteelen<br />
weemoed is in al zijn vroeger werk te zien. Hij heeft duizen<strong>de</strong>n met zijn onschuldige<br />
scherts gelukkige uren gegeven en <strong>de</strong> halve wereld ge<strong>de</strong>nkt hem in vriendschap<br />
en dankbaarheid.<br />
Léon Dau<strong>de</strong>t<br />
DE groote prozaïst Dau<strong>de</strong>t, die door <strong>de</strong> partijdige Fransche justitie, om zijn politieke<br />
geloofsovertuiging, op <strong>de</strong> schan<strong>de</strong>lijkste wijze achtervolgd wordt, vindt steun en<br />
hulp bij <strong>de</strong> beste schrijvers van zijn land, ook van hen die zijn meeningen niet<br />
<strong>de</strong>elen. De belangstelling van <strong>de</strong> geheele letterkundige wereld in Frankrijk is thans<br />
op <strong>de</strong>ze gebeurtenissen geconcentreerd.<br />
De Figaro bevat een protest tegen <strong>de</strong> opsluiting van Léon Dau<strong>de</strong>t, on<strong>de</strong>rteekend<br />
door <strong>de</strong> bekendste letterkundigen: gravin <strong>de</strong> Noailles; dan vier le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Fransche<br />
Aca<strong>de</strong>mie: Paul Bourget, Robert <strong>de</strong> Flers, Henri Robert, Paul Valéry; <strong>voor</strong>ts André<br />
Antoine en Henry Bernstein. Deze letterkundigen zeggen het volgen<strong>de</strong>:<br />
Frankrijks luisterrijk letterkundig leven is een van zijn aanspraken op <strong>de</strong><br />
bewon<strong>de</strong>ring <strong>de</strong>r wereld. Zou men die niet scha<strong>de</strong>n door een groot schrijver, Léon<br />
Dau<strong>de</strong>t, in <strong>de</strong> gevangenis op te sluiten, wiens misdaad het is geweest tot wanhoop<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
te zijn gebracht door <strong>de</strong>n wree<strong>de</strong>n dood van een kind, maar wiens naam in dubbelen<br />
zin <strong>de</strong>el uitmaakt van het nationale erf<strong>de</strong>el? Dit veroorloven zich <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong>n buiten elke politieke overweging om eerbiedig aan <strong>de</strong> regeering<br />
te vragen.<br />
Rosny ainé, <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> Académie Goncourt, schrijft aan Dau<strong>de</strong>t: Ik<br />
weiger te gelooven, dat men tot<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
137<br />
aan het eind toe zal gaan; dat is volkomen in strijd met het Fransche karakter. Zoo<br />
<strong>de</strong> bedreiging ernstig was, zou er een door (naar ik hoop) het meeren<strong>de</strong>el <strong>de</strong>r<br />
letterkundigen on<strong>de</strong>rteekend protest, buiten alle politiek om, moeten wor<strong>de</strong>n geplaatst<br />
in <strong>de</strong> bla<strong>de</strong>n: het is ònmogelijk, dat men een va<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> gevangenis werpt, omdat<br />
hij <strong>de</strong> nagedachtenis van zijn zoon heeft ver<strong>de</strong>digd.<br />
Dau<strong>de</strong>t <strong>de</strong>nkt er inlusschen niet aan zijn gevangenisstraf te gaan uitzitten. In een<br />
artikel in zijn Action Française, waarin hij zijn dank uitspreekt <strong>voor</strong> alle betuigingen<br />
van sympathie, die hij heeft ontvangen, herinnert hij eraan, dat hij een klacht wegens<br />
het afleggen van valsch getuigenis heeft ingediend tegen Flaoutter, Vidal, Henri<br />
Faure en het echtpaar Provis, en tot <strong>de</strong>n minister van justitie het verzoek heeft<br />
gericht een on<strong>de</strong>rzoek in te stellen naar <strong>de</strong> uitlatingen van <strong>de</strong>n substituut Silvestre.<br />
Dau<strong>de</strong>t bedoelt hierme<strong>de</strong> te zeggen, dat <strong>de</strong> zaak (hij spreekt reeds van Affaire met<br />
een hoofdletter) haar loop volgt en dat hij verwacht ten slotte, ondanks alle<br />
belemmering, recht te zullen verkrijgen.<br />
Dau<strong>de</strong>t kondig<strong>de</strong> aan, dat hij geen gehoor zal geven ‘aan <strong>de</strong> oproeping ad<br />
carcerem van <strong>de</strong>n haatdragen<strong>de</strong>n procureur Scherdlin, die mij het ernstige ongelijk,<br />
dat hij tegenover mij heeft, niet vergeeft’. Dau<strong>de</strong>t kondigt aan dat hij evenmin <strong>de</strong>n<br />
trein naar Brussel zal nemen.<br />
* * *<br />
11 Juni was toch <strong>de</strong> termijn binnen welken Dau<strong>de</strong>t zich gevangen moest geven.<br />
Deze aankondiging beantwoord<strong>de</strong> hij onmid<strong>de</strong>llijk met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling, dit niet te<br />
zullen doen. Met het oog op alle gebeurlijkhe<strong>de</strong>n verplaatste hij zijn domicilie naar<br />
het redactiebureau van <strong>de</strong> Action Française. De dagbla<strong>de</strong>n van dien datum<br />
vermeld<strong>de</strong>n me<strong>de</strong>: ‘In het fort wil hij zich met <strong>de</strong> pen blijven ver<strong>de</strong>digen. Naar men<br />
zegt <strong>de</strong>elt hij zijn vrijwillige opsluiting met 400 aanhangers. Dit zijn <strong>voor</strong>namelijk<br />
Camelots du Roi, die zich met alle kracht tegen elke poging om hun lei<strong>de</strong>r te<br />
arresteeren zullen verzetten.<br />
De overheid zal het vermoe<strong>de</strong>lijk niet zoo ver laten komen. Het gerecht verwacht<br />
een beslissing van Barthou, <strong>de</strong>n minister van justitie. Deze moet met <strong>de</strong>n algemeenen<br />
politieken toestand rekening hou<strong>de</strong>n. Zijn bijgedachte was, aldus tegen <strong>de</strong> beklaag<strong>de</strong><br />
communisten <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n vrijer te hebben. Intusschen groeit in intellectueele kringen<br />
het verzet tegen een mogelijke arrestatie van Dau<strong>de</strong>t. Men weet, dat hij tot vijf<br />
maan<strong>de</strong>n gevangenisstraf is veroor<strong>de</strong>eld wegens smaad van Bajot, in wiens taxi<br />
Philippe Dau<strong>de</strong>t zieltogen<strong>de</strong> werd gevon<strong>de</strong>n. Dit is dus een punt van het gemeene<br />
recht, terwijl <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> communisten wegens een politiek misdrijf wor<strong>de</strong>n vervolgd.<br />
Intusschen heeft Dau<strong>de</strong>t zich in het gebouw van <strong>de</strong> Action Française vrij behagelijk<br />
ingericht. Bezoekers staat hij bedaard te woord, en <strong>voor</strong> het gebouw betrekt een<br />
zwerm Camelots du Roi <strong>de</strong> wacht. Dit trekt op dit bijzon<strong>de</strong>r drukke punt veel bekijks,<br />
wat het verkeer belemmert. Af en toe barsten er woor<strong>de</strong>nwisselingen met politieke<br />
tegestan<strong>de</strong>rs los’.<br />
* * *<br />
Enkele dagen later werd Dau<strong>de</strong>t, tot groote verontwaardiging van alle<br />
intellectueelen, zon<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rscheid van politieke overtuiging, gearresteerd op <strong>de</strong><br />
Action Française, nadat hij zijn volgelingen bevel had gegeven heen te gaan, om<br />
bloedvergieten te <strong>voor</strong>komen.<br />
Dau<strong>de</strong>t heeft in <strong>de</strong> Santé het politiek regieme verkregen. Hij werkt aan een nieuwen<br />
roman.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Een onuitgegeven gedicht van Victor Van Vriesland<br />
(Zie blz. 123 van dit nr.)<br />
Répliques<br />
Pourquoi ces yeux<br />
si pâles sous les fiers sourcils?<br />
- Les revenants d'hier dans leur exil<br />
les ren<strong>de</strong>nt creux.<br />
De quel élan,<br />
quel feu secret brûle ta bouche?<br />
- D'aucun: l'amant avec lequel je couche<br />
c'est le néant.<br />
Par quelle ar<strong>de</strong>ur<br />
s'exaspèrent tes mouvements?<br />
- Inapaisable en la fuite du temps<br />
je sens mon coeur.<br />
Te souviendra<br />
-t il <strong>de</strong> mon nom, <strong>de</strong> ma tendresse?<br />
- Le vent qui bat ma fenêtre sans cesse<br />
l'effacera.<br />
Maandkroniek<br />
Prof. Dr. Jan te Winkel<br />
Prof. te Winkel, wiens ‘Geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Letterkun<strong>de</strong>’ een<br />
meesterwerk is en wiens oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> Beweging van Tachtig af, thans beschouwd,<br />
in verschillen<strong>de</strong> opzichten <strong>de</strong> beteekenis van een profetie krijgt, is 79 jaar oud te<br />
Amsterdam overle<strong>de</strong>n.<br />
De beken<strong>de</strong> oud-hoogleeraar werd geboren op 16 November 1847 in het<br />
Noord-Hollandsche dorp Winkel, waar zijn va<strong>de</strong>r predikant was. Hij kreeg<br />
<strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd on<strong>de</strong>rwijs te Bennebroek, daarna te Rotterdam, waar hij het<br />
Erasmiaansche gymnasium bezocht. In 1866 werd hij theol. en litt. hum. stu<strong>de</strong>nt te<br />
Lei<strong>de</strong>n en in 1872 litt. hum. stu<strong>de</strong>nt te Groningen. Hier promoveer<strong>de</strong> hij op 27 Maart<br />
1877 tot doctor in <strong>de</strong> klassieke letteren op een proefschrift ‘Maerlant's werken<br />
beschouwd als spiegel van <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw’ (twee<strong>de</strong> omgewerkte druk 1882).<br />
Daarna werd hij benoemd tot praeceptor aan het gymnasium te Groningen, een<br />
betrekking welke hij ruim twaalf jaren heeft vervuld. Van 1878 af is hij redacteur<br />
geweest van <strong>de</strong> Bibliotheek <strong>de</strong>r Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandsche Taal- en Letterkun<strong>de</strong>. In 1887<br />
werd hij buitenlandsch eerelid van <strong>de</strong> Kon. Vlaamsche Aca<strong>de</strong>mie te Gent.<br />
Op 6 Januari 1892 werd Dr. Te Winkel benoemd tot hoogleeraar in <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche en Germaansche talen te Amsterdam en op 31 Maart aanvaard<strong>de</strong><br />
hij dit ambt met een re<strong>de</strong> over ‘De beoefening <strong>de</strong>r Germanistiek’. Daarme<strong>de</strong> begon<br />
hij zijn colleges in <strong>de</strong> vele vakken die hij tegelijkertijd op zich nam: geschie<strong>de</strong>nis<br />
van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche letterkun<strong>de</strong>, en i<strong>de</strong>m in Ne<strong>de</strong>rlandsche taal,<br />
Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandsch, Gothisch en Angelsaksisch. Deze bei<strong>de</strong> laatste vakken althans<br />
tot 1897.<br />
Professor Te Winkel is menigmaal bestuurslid geweest van <strong>de</strong> congressen <strong>voor</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche taal- en letterkun<strong>de</strong>, <strong>voor</strong> welker verbreiding in België, in Zuid-Afrika<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
en el<strong>de</strong>rs hij zich veel moeite gaf. Daarbij is hij langen tijd een <strong>de</strong>r lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
persoonlijkhe<strong>de</strong>n geweest. In verband en in aansluiting hierme<strong>de</strong> stond zijn ijverig<br />
streven als me<strong>de</strong>bestuur<strong>de</strong>r en <strong>voor</strong>ganger in het Algemeen Ne<strong>de</strong>rlandsch Verbond.<br />
In tal van tijdschriften heeft hij artikelen geschreven in verband met <strong>de</strong>n taalstrijd,<br />
<strong>de</strong> daaruit <strong>voor</strong>tvloeien<strong>de</strong> politiek in <strong>de</strong> stamverwante landstreken.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
138<br />
Zoowel bij zijn taalon<strong>de</strong>rwijs als bij zijn wetenschappelijken arbeid heeft Te Winkel<br />
<strong>de</strong>n historischen ontwikkelingsgang van onze letteren op <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>grond gesteld<br />
tegenover <strong>de</strong> vroegere aesthetisch-critische beschouwingen, zon<strong>de</strong>r daarbij echter<br />
<strong>de</strong> eischen van het tegenwoordige taalgebruik buiten beschouwing te laten.<br />
De lijst van Te Winkel's geschriften is zeer lang en getuigt van zijn ontzagwekken<strong>de</strong><br />
werkzaamheid op het uitgestrekte gebied, dat hij geheel beheerschte. Tot <strong>de</strong> grootste<br />
werken behooren <strong>de</strong> ‘Bladzij<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche letterkun<strong>de</strong>’.<br />
Daarop volg<strong>de</strong>n o.a. studiën over Von<strong>de</strong>l als treurspeldichter, over Bre<strong>de</strong>ro<strong>de</strong>,<br />
Bil<strong>de</strong>rdijk en Multatuli. Tallooze tekstuitgaven van Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandsche en 17<strong>de</strong><br />
eeuwsche geschriften; ‘<strong>de</strong> Noord-Ne<strong>de</strong>rlandsche tongvallen’, atlas met taalkaart en<br />
tekst; in het Hoogduitsch een geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche taal. De eenige maal<br />
dat Te Winkel zich ook in politieke richting heeft begeven was met een sterk liberaal<br />
getint vlugschrift dat in 1917 is verschenen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel ‘De verhouding van<br />
Wetenschap en Religie’; het was bestemd <strong>voor</strong> een verzamelwerk over dit on<strong>de</strong>rwerp,<br />
uitgegeven door <strong>de</strong> Vereeniging ‘De Middaghoogte’. Als bibliothecaris van <strong>de</strong><br />
Vereeniging ‘Het Spinozahuis’ heeft hij ook <strong>de</strong> verzameling te Rijnsburg bijgewerkt<br />
en gecatalogiseerd en daarme<strong>de</strong> <strong>de</strong>n grondslag gelegd <strong>voor</strong> een blijven<strong>de</strong> hul<strong>de</strong><br />
aan <strong>de</strong>n wijsgeer.<br />
Het standaardwerk van <strong>de</strong>zen altijd werkzamen taalgeleer<strong>de</strong>, en waaraan hij een<br />
groot <strong>de</strong>el van zijn leven heeft gearbeid, is het omvangrijke boek ‘De<br />
ontwikkelingsgang <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche letterkun<strong>de</strong>’. Na zijn aftre<strong>de</strong>n heeft hij <strong>de</strong> vier<br />
kloeke <strong>de</strong>elen van dit werk aan een grondige omwerking en herziening on<strong>de</strong>rworpen,<br />
waarna <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> druk in het begin van 1924 is gereed gekomen. Zijn opvolger<br />
prof. Prinsen heeft een waar<strong>de</strong>eren<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>eling besloten met <strong>de</strong> overtuiging<br />
uit te spreken, dat men trotsch mag zijn op zulk een <strong>voor</strong>treffelijk werk over onze<br />
literatuur; en dat ie<strong>de</strong>r, in welke richting ook, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> feiten welke hij noodig heeft,<br />
altijd weer het best en meest betrouwbaar bij Te Winkel zal terecht kunnen.<br />
Op 30 Maart 1917 heeft Prof. Te Winkel zijn 25-jarig hoogleeraarsambt mogen<br />
her<strong>de</strong>nken. Daarbij is Prof. Dr. A. Kluyver opgetre<strong>de</strong>n als <strong>voor</strong>zitter en woordvoer<strong>de</strong>r<br />
eener groote feestcommissie. Op 16 Nov. van dat jaar, bij het bereiken van<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
139<br />
zijn 70en verjaardag, toen <strong>de</strong> wet hem tot aftre<strong>de</strong>n noodzaakte, heeft <strong>de</strong><br />
Amsterdamsche stu<strong>de</strong>ntenaf<strong>de</strong>eling van het Algemeen Ne<strong>de</strong>rlandsch Verbond het<br />
‘Te Winkel-Boekenfonds’ gesticht als een blijven<strong>de</strong> hul<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>n schei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n<br />
hoogleeraar, eere-<strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> af<strong>de</strong>eling. De strekking was <strong>de</strong>ze, dat boekerijen<br />
in Ne<strong>de</strong>rland en in <strong>de</strong> stamverwante gewesten zullen wor<strong>de</strong>n aangevuld met <strong>de</strong><br />
werken van Prof. Te Winkel. De heer D. Fuldauer had een biografie van <strong>de</strong>n<br />
hoogleeraar vereenigd met een volledige opgaaf van die werken. Ook op zijn<br />
afscheidscolleges, 11 Juni 1918, hebben <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten hun dankbaarheid betoond<br />
met <strong>de</strong> erkenning dat zij hem ten zeerste verplicht waren <strong>voor</strong> hun wetenschappelijke<br />
vorming, en daarbij werd getuigd van <strong>de</strong> groote vrien<strong>de</strong>lijkheid en <strong>de</strong> gemoe<strong>de</strong>lijkheid<br />
waarme<strong>de</strong> hij steeds allen behulpzaam was geweest.<br />
Na zijn aftre<strong>de</strong>n is Prof. Te Winkel steeds aan <strong>de</strong>n arbeid gebleven. Daarvan<br />
getuigt ook het straks vermel<strong>de</strong> standaardwerk in <strong>de</strong>n nieuwen druk.<br />
Enkele weken gele<strong>de</strong>n mocht <strong>de</strong> krasse grijsaard, on<strong>de</strong>r groote belangstelling,<br />
nog het halve-eeuwfeest vieren van zijn doctoraat.<br />
G.G. van As †<br />
Een van <strong>de</strong> sympathiekste figuren uit onze protestantsche letterkundige kringen is<br />
met <strong>de</strong>n heer G.G. van As heengegaan.<br />
Na opleiding <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rwijzer is <strong>de</strong> heer van As jong in <strong>de</strong> journalistiek gegaan,<br />
en vele jaren is hij in <strong>de</strong>zen werkkring gebleven, het laatst als redacteur van De<br />
Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r; van 1908 tot 1 Januari 1921 is hij lid van <strong>de</strong> hoofdredactie geweest.<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandsche Journalistenkring bleef hem erkentelijk <strong>voor</strong> wat hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />
organisatie heeft verricht; van 1915 tot 1919 was hij bestuurslid, waarvan drie jaren<br />
1ste secretaris en eenigen tijd redacteur van het orgaan.<br />
In het streven naar een specifiek Christelijke Ne<strong>de</strong>rlandsche literatuur is hij een<br />
<strong>de</strong>r belangrijkste figuren geweest, door zijn steun aan <strong>de</strong> beweging en bovenal door<br />
eigen verdiensten als auteur on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n schuilnaam G. Schrijver. Hij was nog<br />
geen twintig jaar, toen hij Stormgetij, een historisch verhaal <strong>voor</strong> jongens,<br />
publiceer<strong>de</strong>, dat later is gevolgd door De jongens van <strong>de</strong> club en Toen<br />
Moe<strong>de</strong>r weg was. Zijn eerste roman heette Het eenzame pad, doch<br />
grooter waar<strong>de</strong> uit zuiver literair oogpunt had De lichte last, een christelijke<br />
roman on<strong>de</strong>r invloed <strong>de</strong>r literaire beweging van 1880. Het vorig jaar, toen hij vijftig<br />
gewor<strong>de</strong>n was, verscheen Jobje's avontuurlijke jeugd, auto-biografische<br />
jeugdherinneringen in <strong>de</strong>n vorm van een verhaal. Voor Opwaartsche Wegen<br />
heeft hij vele schetsen geschreven, waarvan een aantal on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel<br />
Hoogtij<strong>de</strong>n zijn gebun<strong>de</strong>ld.<br />
Kritischen arbeid, kalm, met inzicht beschouwend, waarbij in zijn kring <strong>de</strong> ruime<br />
blik trof en misschien niet algemeen verheug<strong>de</strong>, heeft hij geleverd in Ons<br />
Tijdschrift en in De Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r. In vele christelijke gezinnen beschouw<strong>de</strong><br />
men zijn kronieken over literatuur en tooneel als <strong>de</strong> wegwijzers, als <strong>de</strong>n toets hoever<br />
men in waar<strong>de</strong>ering mocht gaan.<br />
Met ingang van 1 Januari 1921 werd <strong>de</strong> heer Van As benoemd tot inspecteur bij<br />
het Lager On<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> inspectie Gouda, welke standplaats hij later <strong>voor</strong> die te<br />
Delft verwissel<strong>de</strong>.<br />
Eenige jaren is hij lid van <strong>de</strong>n gemeenteraad van 's-Gravenhage geweest.<br />
Op Oud Eik en Duinen te 's Gravenhage is het stoffelijk overschot van <strong>de</strong>n heer<br />
G.G. van As ter aar<strong>de</strong> besteld. Aan <strong>de</strong> groeve, waar rondom zich vele beken<strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs vereenigd had<strong>de</strong>n, heeft Dr. <strong>de</strong> Visser o.m. als volgt gesproken:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Soberheid van woor<strong>de</strong>n past tegenover <strong>de</strong>n dood en tegenover <strong>de</strong> majesteit van<br />
God, die het leven geeft en die het leven neemt. Dan kan <strong>de</strong> mensch niet beter doen<br />
dan te zwijgen. Soberheid past <strong>voor</strong>al tegenover nabestaan<strong>de</strong>n, die een verlies<br />
lij<strong>de</strong>n als hier is gele<strong>de</strong>n. Toch zou er - aldus spr. - groote onvoldaanheid zijn bij u<br />
allen, wanneer ik niet enkele woor<strong>de</strong>n wijd<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> nagedachtenis van onzen<br />
vriend van As. Rijk begaafd door God, is het zijn verdienste geweest, dat <strong>de</strong> heer<br />
van As zijn talenten in dienst gesteld heeft van <strong>de</strong> ontleding van <strong>de</strong> menschelijke<br />
ziel. De zegen, dien hij in zijn geschriften heeft gepredikt <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren, is hem op<br />
zijn ziekbed ten <strong>de</strong>el gevallen. Spr. richtte vervolgens woor<strong>de</strong>n van troost tot <strong>de</strong><br />
nabestaan<strong>de</strong>n en eindig<strong>de</strong> met <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lezing van een ge<strong>de</strong>elte uit Openbaring 22.<br />
De schoonzoon van <strong>de</strong>n ontslapene dankte oud-minister <strong>de</strong> Visser <strong>voor</strong> zijn<br />
woor<strong>de</strong>n en overigens allen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> betoon<strong>de</strong> belangstelling.<br />
Herman <strong>de</strong> Man bekroond<br />
Aan <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n werd op <strong>de</strong> jaarverga<strong>de</strong>ring te Lei<strong>de</strong>n bekend gemaakt, dat het bestuur<br />
van <strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rl. Letterkun<strong>de</strong>, <strong>voor</strong> het vereenigingsjaar 19<strong>26</strong>-1927,<br />
op advies van <strong>de</strong> Commissie <strong>voor</strong> Schoone Letteren, <strong>de</strong>n roman Het wassen<strong>de</strong><br />
water van Herman <strong>de</strong> Man heeft bekroond met <strong>de</strong>n jaarlijks uitgeloof<strong>de</strong>n prijs van<br />
aanmoediging van f 1000. In haar advies zegt <strong>de</strong> commissie, dat zij ditmaal geen<br />
gemakkelijke taak heeft gehad.<br />
‘De commissie toch moet zich in hare keuze beperken tot letterkundige werken,<br />
in <strong>de</strong> laatste twee jaar verschenen, terwijl <strong>de</strong> commissie zelve heeft bepaald, dat<br />
zij hare aandacht <strong>voor</strong>namelijk schenken zou aan schrijvers die nog niet voldoen<strong>de</strong><br />
tot het publiek zijn doorgedrongen en bijzon<strong>de</strong>re aanmoediging verdienen.<br />
Daarenboven was <strong>de</strong> commissie van oor<strong>de</strong>el, dat ditmaal bij <strong>voor</strong>keur een roman<br />
in aanmerking behoor<strong>de</strong> te komen.<br />
Binnen <strong>de</strong>ze grenzen nu vond zij geen werk, zoodanig uitstekend boven alle<br />
an<strong>de</strong>re, dat het onmid<strong>de</strong>llijk en ontwijfelbaar <strong>voor</strong> toekenning van <strong>de</strong>n prijs was<br />
aangewezen. Verschillen<strong>de</strong> werken, elk <strong>voor</strong> zich in bepaal<strong>de</strong> opzichten lofwaardig,<br />
dongen om <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>rang. Ten slotte vereenig<strong>de</strong> <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid <strong>de</strong>r<br />
commissie zich op <strong>de</strong>n roman Het wassen<strong>de</strong> water van Herman <strong>de</strong> Man,<br />
omdat zij van oor<strong>de</strong>el was, hierdoor <strong>de</strong>n prijs toe te kennen aan het werk, dat zich<br />
boven <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re in aanmerking komen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheid<strong>de</strong> door volledigheid en<br />
gaafheid, en zoowel in <strong>de</strong>n bouw van het verhaal als in <strong>de</strong> typeering <strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong><br />
gestalten en het weergeven <strong>de</strong>r omgeving, waarin <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling zich afspeelt, van<br />
opmerkelijke begaafdheid bij <strong>de</strong>n schrijver blijk geeft. Het verheugt <strong>de</strong> commissie<br />
daarenboven, hierdoor <strong>de</strong> aandacht te kunnen vestigen op een verhaal uit het<br />
he<strong>de</strong>ndaagsche Ne<strong>de</strong>rlandsche boerenleven, dat in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne letteren wat<br />
stiefmoe<strong>de</strong>rlijk be<strong>de</strong>eld bleef’.<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche Tooneelkunst te Parijs<br />
Toen Johan <strong>de</strong> Meester Jr. in zijn Vlaamsche Volkstooneel hier ‘Lucifer’ opvoer<strong>de</strong><br />
moest hij gehoond wor<strong>de</strong>n door tooneellichten als Borel, Lapidoth e.a., die met hun<br />
geëxposeer<strong>de</strong> machtsposities <strong>de</strong> gezon<strong>de</strong> ontwikkeling van ons tooneelleven in<br />
<strong>de</strong>n weg staan. Deze heeren vergapen zich liever aan alles wat van verre komt.<br />
In Parijs, waar men ook wel eenigszins weet, wat tooneelkunst is, werd <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
‘Lucifer’-vertooning an<strong>de</strong>rs ontvangen:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Als gevolg van een uitbundig succes, dat het ‘Vlaamsche Volkstooneel’ met <strong>de</strong><br />
vertooning van Lucifer in <strong>de</strong> stampvolle Comédie <strong>de</strong>s Champs Elysées te Parijs<br />
heeft behaald, heeft Firmin Gémier, lei<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Société Universelle <strong>de</strong> Théâtre,<br />
het ‘Vlaamsche Volkstooneel’ uitgenoodigd om ten spoedigste, namelijk nog in <strong>de</strong>n<br />
loop <strong>de</strong>zer<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
140<br />
maand, een twee<strong>de</strong> vertooning van Lucifer te Parijs te geven en tevens nog twee<br />
an<strong>de</strong>re Vlaamsche stukken te spelen, in het programma van het internationaal<br />
tooneel festival. Er werd op aangedrongen, om naast Lucifer een type van een<br />
populair Vlaamsch stuk te vertoonen en een type van een mo<strong>de</strong>rn Vlaamsch werk.<br />
De data, waarop <strong>de</strong> ‘Comédie <strong>de</strong>s Champs Elysées’ beschikbaar wordt gesteld,<br />
zijn: 21, 22 en 23 <strong>de</strong>zer. Het ‘Vlaamsche Volkstooneel’ zou dus vertoonen: Lucifer<br />
(Von<strong>de</strong>l), En waar <strong>de</strong> ster bleef stille staan... (Felix Timmermans en<br />
Eduard Veterman) en Tijl (Anton van <strong>de</strong> Vel<strong>de</strong>).<br />
Zooals men weet, neemt het ‘Vlaamsche Volkstooneel’ ook <strong>de</strong>el aan <strong>de</strong><br />
internationale tooneel-tentoonstelling, die te Parijs is geopend.<br />
Het Huis <strong>de</strong>r Schartens<br />
Volgens een bericht in <strong>de</strong> dagbla<strong>de</strong>n heeft zich een commissie gevormd, bestaan<strong>de</strong><br />
uit <strong>de</strong> heeren Prof. R. Casimir, Mr. P.J. van Wijngaar<strong>de</strong>n en L. Simons en on<strong>de</strong>r<br />
eere<strong>voor</strong>zitterschap van Minister Waszink en Markies Molinari <strong>de</strong> Mettone, <strong>de</strong>n<br />
Italiaanschen gezant, om bovengenoem<strong>de</strong> auteurs, die 21 Mei hun zilveren<br />
huwelijksfeest hebben gevierd, te huldigen. ‘Het in heel <strong>de</strong> wereldliteratuur en in <strong>de</strong><br />
onze in het bijzon<strong>de</strong>r wel heel zeldzame feit, dat twee letterkundigen een huwelijk<br />
aangaan en dat als gevolg van dit huwelijk zij gemeenschappelijk een aantal<br />
letterkundige werken van bijzon<strong>de</strong>re beteekenis <strong>voor</strong>tbrengen, doet zich, gelijk<br />
bekend, <strong>voor</strong> in het geval van bovengenoem<strong>de</strong> auteurs. Waar nu hun huwelijk <strong>voor</strong><br />
onze literatuur <strong>de</strong>ze beteekenis gekregen heeft, is <strong>de</strong> viering van hun zilveren bruiloft<br />
naar het oor<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze commissie een geree<strong>de</strong> aanleiding om bei<strong>de</strong>n juist bij<br />
die gelegenheid een bewijs van dankbare hul<strong>de</strong> te brengen <strong>voor</strong> hetgeen zij in die<br />
25 jaren, zoowel afzon<strong>de</strong>rlijk als gemeenschappelijk, aan onze letterkun<strong>de</strong><br />
geschonken hebben. Bij <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong>ze gedachte is het ou<strong>de</strong> droombeeld<br />
van het echtpaar Scharten in herinnering gekomen: in, of bij, Florence een mid<strong>de</strong>lpunt<br />
te stichten, waar <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche cultuur in nauwe aanraking zou kunnen gebracht<br />
wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> Italiaansche en <strong>de</strong> Italianen.<br />
De bedoeling van <strong>de</strong>n heer en mevrouw Scharten zou dan zijn, dat hun huis reeds<br />
nu een gezellig milieu zou kunnen wor<strong>de</strong>n, waar Ne<strong>de</strong>rlandsche en Italiaansche<br />
kunstenaars, intellectueelen, stu<strong>de</strong>eren<strong>de</strong>n elkaar nu en dan zou<strong>de</strong>n kunnen<br />
ontmoeten; waar, als <strong>de</strong> gelegenheid zich <strong>voor</strong><strong>de</strong>ed, lezingen, muziekavon<strong>de</strong>n,<br />
kleine tentoonstellingen <strong>de</strong> Italianen met <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche kunst in aanraking<br />
zou<strong>de</strong>n brengen; waar een Ne<strong>de</strong>rlandsche <strong>bibliotheek</strong> <strong>de</strong>n Italianen een blik zou<br />
gunnen in onze nieuwe architectuur, binnenhuiskunst, ou<strong>de</strong> en nieuwe schil<strong>de</strong>rkunst,<br />
enz. Zij zou<strong>de</strong>n dan het eigendom, met <strong>bibliotheek</strong>, enz., na hun overlij<strong>de</strong>n<br />
overdragen aan <strong>de</strong>n Staat <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, om als een Acca<strong>de</strong>mia d'Olanda een<br />
blijvend centrum te vormen, waar ons Hollandsche intellectueele leven en onze<br />
kunst aan <strong>de</strong> Italianen geopenbaard zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n.<br />
Voor <strong>de</strong> verwezenlijking van dit <strong>de</strong>nkbeeld, waarvan <strong>de</strong> commissie verwacht, dat<br />
het in vele kringen ruime sympathie zal wegdragen, is uiteraard een tamelijk<br />
belangrijk bedrag noodig, maar ze vertrouwen, dat <strong>voor</strong> velen, aan wie <strong>de</strong> boeken<br />
<strong>de</strong>r Schartens zooveel genot, en dikwijls nog meer dan genot alleen, hebben<br />
verschaft, het een prettige gedachte zal zijn naar <strong>de</strong> mate hunner krachten bij te<br />
dragen tot <strong>de</strong> illusie <strong>de</strong>r schrijvers: een huis hunner verkiezing, waar zij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
helft van hun levenswerk kunnen voltooien’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Carel Scharten over een nieuw boek van C. en M.<br />
In <strong>de</strong> zaal van <strong>de</strong>n Rotterdamschen Kunstkring, waar <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen van Kees van<br />
Dongen nog hangen, hield Carel Scharten <strong>voor</strong> een talrijk gehoor een lezing over<br />
zijn nieuwe boek. Tegen een achtergrond van palmsjaals, aldus <strong>de</strong> N.R.C., kwam<br />
<strong>de</strong> fijngebootste kop van <strong>de</strong>n populairen schrijver, met <strong>de</strong>n hoogwelven<strong>de</strong>n sche<strong>de</strong>l,<br />
waarop het haar naar achteren is geborsteld, met het puntbaardje en <strong>de</strong> korte snor,<br />
met <strong>de</strong> rustige oogen, glinsterend achter <strong>de</strong> brilleglazen - beschenen van on<strong>de</strong>rop<br />
door <strong>de</strong> leeslamp, met groote levendigheid uit.<br />
Hij begon met zijn dankbaarheid uit te spreken over <strong>de</strong> ontvangst van Francesco<br />
Campana, een ontvangst, die wel verre van <strong>de</strong> schrijvers hoogmoedig te maken,<br />
hun <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong> het werk levendig had doen beseffen.<br />
Het echtpaar Scharten zelf had bij het scheppen geheel met <strong>de</strong> lotgevallen van<br />
hun held me<strong>de</strong>geleefd, en toen zijn dood onvermij<strong>de</strong>lijk bleek, had<strong>de</strong>n zij weken<br />
van zeer werkelijke smart gekend. Spreker verweer<strong>de</strong> zich vervolgens tegen <strong>de</strong><br />
bezwaren, die critici tegen <strong>de</strong> figuur van Francesco had<strong>de</strong>n aangevoerd. Dat het<br />
kind een beschaving aan <strong>de</strong>n dag legt, welke men van een boerezoon niet kan<br />
verwachten, is een beschuldiging, welke vervalt wanneer men <strong>de</strong> cultuur van <strong>de</strong><br />
Italiaansche landsbevolking kent. Het kind is een uitzon<strong>de</strong>ringsnatuur, een<br />
zoekersnatuur. Zijn credo en zijn dagboek zijn geheel in <strong>de</strong>n toon gehou<strong>de</strong>n, die bij<br />
zijn mentaliteit past. De bespiegelingen van <strong>de</strong>zen zestienjarige had<strong>de</strong>n zijn schepper<br />
reeds op veel jeugdiger leeftijd bezig gehou<strong>de</strong>n. De schrijvers hebben na het<br />
verschijnen van dit verhaal een groot aantal brieven ontvangen. Een bekend<br />
predikant schreef hun: ‘Wat <strong>de</strong> oorsprong van het kwaad is in <strong>de</strong>ze wereld weet ik<br />
niet, maar wel, dat Gena<strong>de</strong> noodig was, om ons ervan te verlossen’. Zoo gemakkelijk<br />
heeft Francesco zich niet van het vraagstuk afgemaakt. Hij rustte niet, <strong>voor</strong> hij <strong>de</strong><br />
waarheid gevon<strong>de</strong>n had, welke hem bevredig<strong>de</strong>. De schrijvers hebben getracht zijn<br />
overwegingen zoo essentieel te hou<strong>de</strong>n, dat zij <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen bevattelijk zijn. De<br />
jongen is niet naar <strong>de</strong> natuur geteekend, evenmin als ‘Sprotje’, of <strong>de</strong> overige<br />
personen van het boek.<br />
Het nieuwe verhaal is <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van een ou<strong>de</strong>n man, een geniaal schil<strong>de</strong>r,<br />
wiens talent jaren lang miskend is gewor<strong>de</strong>n. Hij is ook een origineel, een onbewuste<br />
wijze en mysticus, een mensch, die zich al heel weinig om <strong>de</strong> wereld om zich heen<br />
bekreunt. De schrijvers had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> figuur in hoofdzaak reeds in 1912 geconcipieerd,<br />
maar eerst op <strong>de</strong> eere-tentoonstelling van een beroemd Italiaansch schil<strong>de</strong>r, waar<br />
zij kennis maakten met <strong>de</strong> grootsche natuurtafereelen van <strong>de</strong> Maremmen, von<strong>de</strong>n<br />
zij het milieu, waarin zij hun held kon<strong>de</strong>n plaatsen. Het leven van <strong>de</strong>n artiest <strong>de</strong>zer<br />
monumentale landschappen en <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r stichting van een kleine kolonie<br />
van Christelijke communisten in 1870, waren elementen, die eveneens in <strong>de</strong>n ‘Nar<br />
<strong>de</strong>r Maremmen’ zijn verwerkt. De spreker vertel<strong>de</strong> vervolgens van twee tochten<br />
naar <strong>de</strong>ze romantische landstreek van oerwou<strong>de</strong>n, waar slingerplanten en<br />
doornstruiken moesten gekapt wor<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong> het reisgezelschap kon <strong>voor</strong>ttrekken;<br />
waar kasteelen als roofburchten zich op <strong>de</strong> rotsen verheffen, waar kud<strong>de</strong>n wil<strong>de</strong><br />
paar<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> vlakten zwerven, waar witte ossen on<strong>de</strong>r grijze olijfboschjes rusten<br />
en waar <strong>de</strong> fel roo<strong>de</strong> klaprozen contrasteer<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> staalblauwe zee.<br />
In het najaar on<strong>de</strong>rnam het echtpaar Scharten een twee<strong>de</strong> reis, ditmaal als gasten<br />
van <strong>de</strong>n landheer, graaf Corsini, naar dit land van her<strong>de</strong>rs te paard, kolenbran<strong>de</strong>rs<br />
en daglooners. Een schat van bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n over dit fantastisch milieu en het<br />
leven <strong>de</strong>r bewoners werd verzameld. Het nieuwe boek zal bestaan uit twee <strong>de</strong>elen,<br />
waarvan het eerste in een klein en afgelegen dorp speelt; het twee<strong>de</strong> <strong>voor</strong>namelijk<br />
te Florence. Daar het communisme van 1920, dat Italië meer geteisterd heeft dan<br />
het overige Europa weet, een rol speelt in het verhaal, moesten <strong>de</strong> gegevens omtrent<br />
<strong>de</strong>zen Roo<strong>de</strong>n Terreur wor<strong>de</strong>n verza-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
141<br />
meld. Nu bleek hoe uiterst moeilijk het is, om betrouwbare geschiedkundige gegevens<br />
te verzamelen, zelfs over gebeurtenissen nog geen vijf jaar oud. Graaf Corsini, aan<br />
wien het boek is opgedragen, komt er niet in <strong>voor</strong>.<br />
Na <strong>de</strong> pauze las <strong>de</strong> heer Scharten het eerste hoofdstuk van ‘De Nar’ <strong>voor</strong>. Wij maken<br />
daarin kennis met <strong>de</strong> hoofdpersoon, Renato Focardi, die teruggetrokken in zijn<br />
atelier werkt, eenzaam in zijn ou<strong>de</strong>rdom en ongeroerd door zijn laat gekomen<br />
beroemdheid. Hij heeft groote armoe<strong>de</strong> gekend en is tweemaal getrouwd geweest.<br />
Zijn eerste huwelijk met een fijnzinnige, ietwat ziekelijke vrouw was zeer gelukkig.<br />
Twee jongens wer<strong>de</strong>n hun geboren, die na hun moe<strong>de</strong>rs dood buitenshuis wer<strong>de</strong>n<br />
opgevoed. De eenzame man hertrouw<strong>de</strong> met een lieve, eenvoudige vrouw. Zij was<br />
een marktkraamster, en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kin<strong>de</strong>ren schaam<strong>de</strong>n zich over hun stiefmoe<strong>de</strong>r en<br />
bleven zeven jaar on<strong>de</strong>r allerlei <strong>voor</strong>wendsels weg van hun va<strong>de</strong>rlijk huis. Het verhaal<br />
opent met <strong>de</strong> beschrijving van hun eerste bezoek na zoo lang afzijn, nu <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
moe<strong>de</strong>r is gestorven. Wij leeren hen reeds na<strong>de</strong>r kennen. De oudste, Ottavio, heeft<br />
een kunsthan<strong>de</strong>l in Florence, <strong>de</strong> jongste is kunstfotograaf. Zij probeeren <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n<br />
va<strong>de</strong>r over te halen om een groote tentoonstelling van zijn werken te hou<strong>de</strong>n en<br />
zich in <strong>de</strong> stad te komen vestigen, waar hij met critici en kunstkenners in aanraking<br />
zal komen en school kan maken. Een roeren<strong>de</strong> episo<strong>de</strong> over <strong>de</strong> portretten van zijn<br />
eerste en twee<strong>de</strong> vrouw besluit het eerste hoofdstuk, waarvan <strong>de</strong> lezing met warm<br />
applaus werd besloten.<br />
De Zilveren Bruiloft <strong>de</strong>r Schartens<br />
In een bree<strong>de</strong>n kring van letterkundigen en van an<strong>de</strong>re vertegenwoordigers <strong>de</strong>r<br />
kunstwereld is het zilveren echtpaar C. en M. Scharten-Antink bij ‘Kleykamp’ in <strong>de</strong>n<br />
Haag gehuldigd. Temid<strong>de</strong>n van palmengroen en van bloemen had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> bei<strong>de</strong><br />
literatoren met hun dochter plaats genomen. Tegenover hen, terzij<strong>de</strong>, zaten <strong>de</strong><br />
oud-minister dr. J.Th. <strong>de</strong> Visser, prof. R. Casimir, <strong>voor</strong>zitter van het huldigingscomité,<br />
notaris Van Wijngaar<strong>de</strong>n, die het initiatief tot <strong>de</strong> huldiging had genomen, en <strong>de</strong> heer<br />
L. Simons, lei<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Wereld<strong>bibliotheek</strong> en secretaris van het comité. Aanwezig<br />
waren <strong>voor</strong>ts <strong>de</strong> dames Top van Rhijn-Naeff, Ina Boudier-Bakker, Annie van<br />
Wageningen-Salomons, Josine Simons-Mees, van Deventer-Maas, van<br />
Hille-Gaerthé, Marie Verhoeven-Schmitz, Jeane Reyneke van Stuwe, mej. Kuyper<br />
en <strong>de</strong> heeren Herman Robbers, Just Havelaar, jhr. Nico van Suchtelen, Maurits<br />
Wagen<strong>voor</strong>t, J.B. Ubink, Romano Guarnieri, Frans Deprez, Emmanuel <strong>de</strong> Bom<br />
(namens <strong>de</strong> Vlaamsche letterkundigen), dr. Beversen, Roeland van Ruyven, <strong>de</strong><br />
kunstschil<strong>de</strong>rs Cossaar, Van Bloem en Chris <strong>de</strong> Moor, <strong>de</strong> heeren Dijkhoffz en Petri,<br />
resp. <strong>voor</strong>zitter en secretaris van <strong>de</strong>n Ned. Boekverkoopersbond, mr. J.J. van<br />
Bolhuis, <strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> Haagsche Journalistenver-eeniging, en vele an<strong>de</strong>ren.<br />
Prof. Casimir, het zilveren echtpaar toesprekend, zei<strong>de</strong> dat er weinig namen - in<br />
onze letterkun<strong>de</strong> wellicht geen - zóó innig met elkaar verbon<strong>de</strong>n zullen zijn als die<br />
van Scharten-Antink. Gij zijt, aldus spr., een leven<strong>de</strong> illustratie van het woord, dat<br />
man en vrouw één zijn; gij zijt één in uw gedachten, in uw werken, in uw ziel.<br />
Spr. bracht een telegrafischen gelukwensch van minister Waszink, tot het echtpaar<br />
gericht, ter kennis, en dankte in 't bijzon<strong>de</strong>r dr. De Visser <strong>voor</strong> diens<br />
tegenwoordigheid. De heer en mevr. Scharten-Antink ver<strong>de</strong>r geluk wenschend met<br />
<strong>de</strong>n thans bereikten mijlpaal in hun huwelijksvereeniging, constateer<strong>de</strong> prof. Casimir,<br />
dat hun geloof in het I<strong>de</strong>aal het geluk heeft doen glanzen. Gij hebt in uw vele werken<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
steeds tot het Hollandsche hart gesproken en ge zijt een bezit gewor<strong>de</strong>n van ons<br />
volk, al woont ge, om gezondheidsre<strong>de</strong>nen van een uwer, in Florence, in Italië Nog<br />
schetste spr. in bree<strong>de</strong> trekken <strong>de</strong> beteekenis van hun werken, om zijn toespraak<br />
te eindigen met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling, dat het comité <strong>de</strong>n finantieelen grondslag van een<br />
Hollandsch huis, een letterkundig centrum te Florence, had bijeengebracht, hetgeen<br />
bij <strong>de</strong>zen werd aangebo<strong>de</strong>n. De heer L. Simons offreer<strong>de</strong> daarna een door Georg<br />
Rueter ontworpen en door mej. Rueter, diens dochter, gebon<strong>de</strong>n album, vermel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
o.m. <strong>de</strong> bijdragen van <strong>de</strong> Koningin-Moe<strong>de</strong>r en van Prinses Juliana. Namens <strong>de</strong><br />
Wereld-Bibliotheek bood spr. het zilveren echtpaar een complete collectie in gou<strong>de</strong>n<br />
prachtband van <strong>de</strong> werken van <strong>de</strong>n heer en mevr. Scharten-Antink aan, zich<br />
verheugend, dat van hun werken <strong>de</strong> Wereld-<strong>bibliotheek</strong> het overgroote <strong>de</strong>el, tot een<br />
totaal van 175.000 exemplaren, heeft mogen versprei<strong>de</strong>n. Een doos of kastje was<br />
er - zei spr. - nog niet bij, omdat, naar gehoopt wordt, nog diverse werken door hen<br />
zullen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tgebracht.<br />
De heer Ubink huldig<strong>de</strong> het echtpaar ten slotte namens <strong>de</strong>n Haagschen Kunstkring.<br />
In een hartelijke re<strong>de</strong> dankte <strong>de</strong> heer Scharten me<strong>de</strong> namens vrouw en dochter.<br />
Het <strong>de</strong>ed hem genoegen, dat minister Waszink evenals diens <strong>voor</strong>ganger dr. <strong>de</strong><br />
Visser het princiep dat Kunst geen regeeringszaak is, had overwonnen. Ver<strong>de</strong>r<br />
bracht spr. lof aan Holland en aan Italië, zijn twee<strong>de</strong> va<strong>de</strong>rland, waar, naar hij<br />
verklaar<strong>de</strong>, arbeid, plicht, tucht en eenheid tezamen wor<strong>de</strong>n gediend.<br />
Hierna wer<strong>de</strong>n ververschingen aangebo<strong>de</strong>n.<br />
Ter eere van <strong>de</strong>n heer en mevrouw Scharten-Antink is toen <strong>de</strong>s avonds een<br />
maaltijd gegeven, waaraan me<strong>de</strong> aanzaten <strong>de</strong> Italiaansche gezant, prof. Casimir,<br />
prof. Prinsen, Romano Guarnieri, P.J. <strong>de</strong> Kanter, namens het Alg. Ne<strong>de</strong>rl. Verbond,<br />
L. Simons, Nico van Suchtelen, E. <strong>de</strong> Bom, namens <strong>de</strong> Vlaamsche letterkundigen,<br />
mej. Fenna <strong>de</strong> Meyier, namens <strong>de</strong>n Letterkundigen Kring, en verschillen<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
vertegenwoordigers uit <strong>de</strong> literaire wereld.<br />
De Italiaansche gezant, <strong>de</strong> heer De Barbaro, schetste in een in <strong>de</strong> Fransche taal<br />
gehou<strong>de</strong>n toespraak <strong>de</strong> aangename relaties tusschen Ne<strong>de</strong>rland en Italië en<br />
gewaag<strong>de</strong> van <strong>de</strong> literaire beteekenis van het echtpaar Scharten-Antink, dat Italië<br />
als twee<strong>de</strong> va<strong>de</strong>rland heeft gekozen.<br />
Ook Guarnieri sprak in een tafelre<strong>de</strong> van <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n die Italië en Ne<strong>de</strong>rland<br />
verbin<strong>de</strong>n.<br />
Voorts sprak o.a. nog <strong>de</strong> heer De Kanter, die het in het echtpaar Scharten-Antink<br />
bijzon<strong>de</strong>r waar<strong>de</strong>ert, dat dit <strong>de</strong>n naam van ons land in het buitenland hoog houdt.<br />
Verschei<strong>de</strong>ne telegrafische gelukwenschen waren ingekomen, zoo van dr.<br />
Royaards, Cath. van Rennes en dr. Berlage.<br />
Minister Waszink en burgemeester Patijn had<strong>de</strong>n bericht van verhin<strong>de</strong>ring<br />
gezon<strong>de</strong>n, maar schriftelijk van hun sympathie doen blijken.<br />
Handschriften: III. J.H. Speenhoff<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Boekenschouw<br />
Oorspronkelijke werken<br />
Rein van Zanten. De lief<strong>de</strong> van Eugenius Berg. (168 blz.) - P.N. van<br />
Kampen en Zoon, Amsterdam. f 2.90; geb. f 3.50<br />
Dit is een zg. litteraire roman. Eugenius Berg geeft in brieven aan <strong>de</strong> vrouw die hij<br />
liefheeft (dit is natuurlijk niet zijn eigen vrouw) uiting aan <strong>de</strong>ze lief<strong>de</strong> en schenkt<br />
Hil<strong>de</strong>, zijn gelief<strong>de</strong>, meteen een ziels-belij<strong>de</strong>nis. Alles is geschreven in dien<br />
opgeschroef<strong>de</strong>n, gestyleer<strong>de</strong>n toon, die <strong>voor</strong> dit soort van ziele-openbaringen noodig<br />
schijnt te zijn. De bloe<strong>de</strong>looze superioriteit van ‘Eugenius’ maakt ons kriebelig, en<br />
het lijkt ons geen won<strong>de</strong>r, dat het huwelijks-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
142<br />
leven van hem en zijn vrouw Clairette een mislukking wordt. Van dit huwelijksleven<br />
vertelt <strong>de</strong> schrijver in zijn brieven aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re. Ziehier hoe Eugenius zijn samenzijn<br />
met Clairette beschrijft.<br />
‘Schipbreukelingen noch gelukskin<strong>de</strong>ren, leef<strong>de</strong>n wij tweeën maar bedaar<strong>de</strong>lijk<br />
alle dagen ver<strong>de</strong>r, gekomen door wij wisten zelf meer nauwelijks welke drijfveeren<br />
tot elkaar, volhar<strong>de</strong>nd uit gewoonte, sleur of traagheid’. En wanneer er een vreem<strong>de</strong>,<br />
gespannen verhouding tusschen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> echtelie<strong>de</strong>n ontstaat, voeren zij het<br />
volgen<strong>de</strong> gesprek: ‘Zie je dan niet, riep ik uit, dat naarmate wij een ze<strong>de</strong>lijk beginsel<br />
buiten ons, kenmerken ons opgelegd van boven-af, met grooter stelligheid verwerpen,<br />
wij dwingen<strong>de</strong>r genoodzaakt zullen zijn een ze<strong>de</strong>lijke betrekking te erkennen<br />
tusschen ons en an<strong>de</strong>ren, onze naasten, verwanten, me<strong>de</strong>menschen, <strong>de</strong><br />
gezamenlijkheid <strong>de</strong>r menschen zoo je wilt’. Als met een wapen trof zij mij met haar<br />
scherp verweer. - ‘Zulk een gezamenlijkheid bestaat niet’. - Indien zij niet bestaat,<br />
en mogelijk heb je gelijk, dan moeten wij haar maken! - Beginnend bij ons zelf? -<br />
Waar an<strong>de</strong>rs? - Haar blijkelijken toeleg mij te krenken schoof ik terzij<strong>de</strong>. Zoo gaat<br />
het immer, <strong>de</strong> ongelijke zij<strong>de</strong>n onzer wezens keeren zich gewapend naar elkan<strong>de</strong>r.<br />
Aldus gaat het bladzij<strong>de</strong>n door, interessante philosophie, bespiegeling en berusting,<br />
gemaniereerd en opgeschroefd neergeschreven, onecht, zon<strong>de</strong>r éen moment te<br />
ontroeren of te treffen.<br />
Jeanne Reyneke van Stuwe. Pandora's doos. Roman van Vrouwenleven.<br />
Twee <strong>de</strong>elen. 184 blz. (<strong>de</strong>el I) en 187 blz. (<strong>de</strong>el II). - L.J. Veen, Amsterdam.<br />
In <strong>de</strong>zen bijzon<strong>de</strong>r lijvigen roman vertelt mevrouw Reyneke van Stuwe ons in <strong>de</strong><br />
eerste plaats van het huwelijksleven van Olga van Valckenhove met Max Renselaer.<br />
Olga, knap, pikant, grillig, wispelturig, harteloos, enz. enz. heeft Max eigenlijk alleen<br />
genomen omdat ze wist, dat haar stille, ernstige zuster Christiane (natuurlijk in alles<br />
haar contrast) innig van hem houdt. Al héél gauw blijkt het huwelijk een totale<br />
mislukking, werkelijk verrassend gauw, nl. in <strong>de</strong> auto waarin ze na hun trouwdiner<br />
op <strong>de</strong> huwelijksreis gaan. En hun ruzie ontstaat door 't me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n dat Max heeft<br />
met Christiane (die hij eigenlijk óók ‘bemint’). Wel verzoenen ze zich weer, maar ‘je<br />
ware’ is het toch niet. En wanneer Max dan nog na<strong>de</strong>rhand tuberculeus blijkt te zijn,<br />
is <strong>de</strong> aardigheid er bij Olga heelemaal af. Zij krijgt opeens een bevlieging <strong>voor</strong> het<br />
tooneel; natuurlijk weet zij door haar bijzon<strong>de</strong>re charme ie<strong>de</strong>reen te betooveren, ze<br />
brengt <strong>de</strong>n directeur van het tooneelgezelschap het hoofd op hol en maakt zijn<br />
vrouw zoo dol jaloersch, dat ze hem verlaat en met haar kin<strong>de</strong>ren weggaat. Natuurlijk<br />
wil Olga nu ook niets meer van hem weten. 't Was maar een spelletje, en na haar<br />
eerste optre<strong>de</strong>n is ook haar tooneelcaprice ten ein<strong>de</strong>. Ze zal weer bij Max<br />
terugkeeren, die natuurlijk wel héél blij zal zijn... Helaas barst <strong>de</strong>ze bom verkeerd.<br />
Max heeft genoeg van zijn hartelooze vrouw en stelt haar een scheiding <strong>voor</strong>, omdat<br />
hij houdt van Christiane. Tevergeefs vertelt Olga hem dat ze nu alleen van hèm<br />
houdt - hij is standvastig. En dan komt <strong>de</strong> ontknooping: <strong>de</strong> doodzwakke Max kan al<br />
<strong>de</strong> opwinding niet verdragen. Nòg tracht Olga Max <strong>voor</strong> zich te winnen, hem te<br />
verlei<strong>de</strong>n met haar liefkoozingen: ‘Je hebt mij gekozen - 't kan niet an<strong>de</strong>rs - 't kan<br />
niet an<strong>de</strong>rs Max...’ Haar liefkoozen<strong>de</strong> stem, haar warme omarming bedwelm<strong>de</strong> hem.<br />
Een bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> pijn in zijn borst benauw<strong>de</strong> hem, <strong>de</strong>ed hem snakken naar a<strong>de</strong>m. -<br />
‘Neen - steun<strong>de</strong> hij - neen... Christiane’ - wil<strong>de</strong> hij roepen. Christiane. Doch geen<br />
geluid kwam hem over <strong>de</strong> lippen. Een krampen<strong>de</strong>, scheuren<strong>de</strong> hoest schoot uit zijn<br />
borst omhoog... Een gil van ontzetting kreet Olga uit <strong>de</strong> keel. Zij zag bloed, veel<br />
bloed, rood schuimend bloed... En aan het eind van <strong>de</strong>n roman verlaten wij Olga,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
zittend bij haar gestorven man, gekweld door hevige wroeging: ‘ver<strong>de</strong>rvend, als een<br />
<strong>de</strong>monische macht was zij door het leven gegaan’. - Roekeloos heeft ze met<br />
menschenlevens gespeeld, nú komt <strong>de</strong> vergelding: ‘Hier zat zij... bij <strong>de</strong> ruïne van<br />
haar leven ... en niemand hoor<strong>de</strong> haar... een namelooze leegte was om haar heen...<br />
zij was alleen... in <strong>de</strong> oneindige verlatenheid <strong>de</strong>r schuldigen... <strong>de</strong>r nooit-vergevenen...<br />
Alleen... <strong>voor</strong> altijd... alleen...’ - En hiermee is <strong>de</strong>ze lijvige roman ten ein<strong>de</strong>. Nog<br />
altijd verstaat Mevrouw Reyneke van Stuwe <strong>de</strong> kunst om met groote habiliteit twee<br />
dikke <strong>de</strong>elen niet niets vol te schrijven.<br />
Carry van Bruggen. De klas van twaalf. Met illustraties van Henri Pieck.<br />
- Baarn Hollandia-Drukkkerij. (283 blz.) Prijs f 2.90; f 3.75<br />
Tusschen <strong>de</strong> vele onbedui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> en onbenullige meisjesboeken is <strong>de</strong>ze<br />
bakvisschenroman een heerlijke opfrissching. Alleraardigt zijn <strong>de</strong> twaalf verschillen<strong>de</strong><br />
karakters van <strong>de</strong> ‘kweekjes’ weergegeven, en telkens komt ons ‘Het Huisje aan <strong>de</strong><br />
Sloot’ in <strong>de</strong> herinnering bij het lezen. Een eigenlijk ‘verhaal’ geeft het boek niet, wij<br />
leven <strong>de</strong> vier jaren op <strong>de</strong> kweekschool met <strong>de</strong> meisjes mee, we leeren ze kennen<br />
door en door in al haar kleine eigenaardighe<strong>de</strong>n. En het verhaal is zoo ‘gezellig’<br />
geschreven, dat we het aan één stuk uitlezen. Alleraardigst is het afscheid van <strong>de</strong><br />
kweekschool, als <strong>de</strong> meisjes vragen of ze alles wat ze in die vier jaar hebben<br />
gezongen, <strong>voor</strong> 't laatst nog eens mogen zingen: Als je iets zingt dan is het net of<br />
alles weer terugkomt, of je alles weer beleeft van toen, zei Nel. - Ze zongen het lied<br />
dat Door aan die heerlijke groentensoep had doen <strong>de</strong>nken... en toen het uit was<br />
leek een scherm gedaald, een gordijn gesloten over dat <strong>voor</strong>bije. Maar Lien dacht<br />
ineens: ‘Dat zal ik nu altijd, altijd kunnen doen! En al word ik vijftig, al word ik zestig,<br />
zoo vaak ik dit alles terug wil hebben, sluit ik mij in een kamertje op en dan zing ik<br />
van: “Zeg, ik hoor U altijd droomen” - en dan ben ik weer veertien en het is zomer,<br />
en blauw liggen <strong>de</strong> slooten on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n blauwen hemel. Alles kan ik nu <strong>voor</strong> altijd<br />
hou<strong>de</strong>n, niets hoef ik ooit kwijt’... En zoo brengt ie<strong>de</strong>r liedje bij <strong>de</strong> meisjes wat an<strong>de</strong>rs<br />
in <strong>de</strong> gedachte. ‘Maar terwijl ze het lachend en opgewekt zongen, zag Nel ineens<br />
een pagina <strong>voor</strong> zich van “Waarheid en Droomen” en <strong>de</strong>ze regels: “Wie Va<strong>de</strong>r en<br />
Moe<strong>de</strong>r liefheeft boven Mij is Mijns niet waardig...” en schemeringen van sneeuw<br />
dien dag gevallen. Toen had ze <strong>voor</strong> het eerst gevoeld het on<strong>de</strong>rscheid tusschen<br />
verzet om een overtuiging en verzet uit baldadigheid... O won<strong>de</strong>rlijk, won<strong>de</strong>rlijk dat<br />
terugkomen <strong>de</strong>r dingen, verbon<strong>de</strong>n aan klank en zang...’<br />
Een beetje onwaarschijnlijk is wel, dat bijna alle meisjes van <strong>de</strong> klas van twaalf<br />
aan 't slot al aan 't vrijen zijn. 't Lijkt wel wat erg vroeg! Maar waarschijnlijk zal dat<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> lezeressen een attractie te meer zijn.<br />
Felix Timmermans. Schoon Lier. - P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam.<br />
(132 blz.) ing. f 2.50: f 3.25.<br />
Een stadsbeschrijving op zijn ‘Timmermans’. Weet niet ie<strong>de</strong>reen daarmee hoe dit<br />
boekje is? Vol sappige Pallieterij, vol grapjes en kwinkslagen en quasi naïveteiten.<br />
De plaatjes die <strong>de</strong> schrijver er bij teeken<strong>de</strong> zijn alleraardigst, en het boekje laat zich<br />
zeer vlot lezen.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
C.M. van Hille-Gaerthé. Levensdagen. Nijgh en van Ditmar's Uitgevers<br />
Maatschappij, 1927 Rotterdam (155 blz.) Prijs f 2.50; f 3.25<br />
Een bun<strong>de</strong>l vertellingen van Mevrouw van Hille Gaerthé<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
143<br />
is altijd aangename lectuur. Zon<strong>de</strong>r dat ze ‘litteratuur’ geeft - schrijft zij zoo innig,<br />
menschelijk en zoo gevoelig, toch zon<strong>de</strong>r sentimentaliteit, dat haar schetsen altijd<br />
weer sterk bekoren. Deze bun<strong>de</strong>l bevat een vijftal schetsen (waarom ontbreekt <strong>de</strong><br />
inhoud?) die ie<strong>de</strong>r een klein brokje leven geven, uit verschillen<strong>de</strong> levensphazen.<br />
Dui<strong>de</strong>lijk komt hier uit, welk genre Mevrouw van Hille het best ‘ligt’, en dat is <strong>de</strong><br />
karakteriseering van het jonge meisje. Hoe bijzon<strong>de</strong>r fijn en goed geobserveerd is<br />
het figuurtje van Juud, <strong>de</strong> zestienjarige. Ik geloof dat weinig schrijfsters zich zóó<br />
kunnen verplaatsen in het gedachtenleven van <strong>de</strong> ‘bakvisch’. Hoe innig zijn alle<br />
nuancen weergegeven, hoe weet <strong>de</strong> schrijfster in een schets van enkele bladzij<strong>de</strong>n<br />
Juud <strong>voor</strong> ons te doen leven. Wanneer men dit schetsje leest komt onwillekeurig<br />
het verlangen in ons op: ‘Schreef mevrouw van Hille nog eens een meisjesboek,<br />
daar hebben we wat aan!’<br />
Lees b.v. Juuds overpeinzing aan <strong>de</strong> ontbijttafel, wanneer ze naar <strong>de</strong> ontluiken<strong>de</strong><br />
gou<strong>de</strong>nregenboom kijkt: ‘... een knop... een bloem... peins<strong>de</strong> ze - een won<strong>de</strong>r was<br />
dat. - Nog later hingen <strong>de</strong> groene peultjes aan <strong>de</strong>n boom; dan was alle fluweelen<br />
zachtheid van <strong>de</strong> blaadjes verdwenen en ie<strong>de</strong>r jaar vond je tusschen <strong>de</strong> takken vol<br />
rijpen<strong>de</strong> vruchtjes nog één achtergebleven bloeiend trosje. Een gou<strong>de</strong>nregenboom...<br />
droom<strong>de</strong> Juud... nu was je zoo blij dat je hem had in <strong>de</strong>n tuin. De heele Meimaand<br />
maakte hij je gelukkig, later, in Juni en Juli, als er niets van kleur en zachtheid en<br />
zilverglans gebleven was - niets dan het eene zielige eenzame trosje, waarnaar je<br />
toch altijd weer zocht - gaf hij je een verdrietig gevoel, en nog later in het jaar vergat<br />
je hem... vreemd was dat... onbegrijpelijk...’ En hoe echt is Juud in haar verlangen<br />
om met nat haar <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong> oom en tante en <strong>de</strong> twee onbeken<strong>de</strong> neven te gaan<br />
bezoeken..., alleen omdat ze dan een aanleiding tot een gesprek zal hebben, ‘een<br />
prettig geanimeerd gesprek met John en Henri, met oom Bart, over duiken en<br />
springen over zand en plankenbo<strong>de</strong>ms - zwemmen in zee, in een rivier - over<br />
Kampioenschappen. Waarover moest je an<strong>de</strong>rs praten met vreem<strong>de</strong> neven?... En<br />
als moe<strong>de</strong>r straks terug zou komen op <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rachtigheid van haar driftig protest,<br />
zou ze toch niet kunnen uitleggen dat ze niet om 't zwemmen zoo was opgestoven,<br />
maar om... om een gesprek? zocht Juud... en waarom bedacht ze dat gesprek van<br />
te voren?’<br />
Ook <strong>de</strong> eerste schets is allerliefst, en in ‘Reculons’ wor<strong>de</strong>n ons <strong>de</strong> gevoelens van<br />
een paar ou<strong>de</strong>rs beschreven, die hun kin<strong>de</strong>ren plotseling zoo heel zelfstandig en<br />
groot zien optre<strong>de</strong>n. Bei<strong>de</strong>n voelen ze zich oud, wanneer <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling waar <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren zoo groot en volwassen optra<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>bij is. En wanneer <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r dit<br />
bekent, vraagt <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r - ‘jij ook?... Door <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren? Omdat je ze min<strong>de</strong>r begrijpt<br />
dan toen ze... kin<strong>de</strong>ren waren?<br />
... Min<strong>de</strong>r... of meer? - ik weet het niet; ik heb vandaag meer begrepen uit wat ze<br />
verzwegen dan uit wat ze uitten...’<br />
De laatste schets, van <strong>de</strong> twee ou<strong>de</strong> menschen, broer en zuster, met hun zelf<strong>de</strong><br />
verdriet - waarin ze elkaar toch niet durven troosten - is dunkt mij het zwakste. Doch<br />
in het algemeen bijzon<strong>de</strong>r prettige lectuur.<br />
Vertaal<strong>de</strong> werken<br />
Luciano Zuccoli. Manoela. Naar het Italiaansch door Ellen Forest. - P.N.<br />
van Kampen en Zoon, Amsterdam. (2<strong>26</strong> blz.) f 2.25; geb. f 2.90<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Deze roman beschrijft <strong>de</strong> zeer zinnelijke lief<strong>de</strong> van Daniele di Bagnasco en Manoela<br />
Ro<strong>de</strong>righi. Manoela is nog bijna een kind, maar van haar vijftien<strong>de</strong> jaar af heeft ze<br />
reeds minnaars gehad. Dani wordt door haar opvallen<strong>de</strong> schoonheid bekoord; ook<br />
hij is geen heilige en hij meent dat <strong>de</strong> hartstocht <strong>voor</strong> ‘het god<strong>de</strong>lijke kind’ als zijn<br />
veel vorige amourettes zal <strong>voor</strong>bijgaan. Manoela weet hem evenwel een diep gevoel<br />
van lief<strong>de</strong> te inspireeren en hij gaat haar beminnen met al het vuur van zijn zui<strong>de</strong>lijk<br />
temperament. En met <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> komt het ondragelijk lij<strong>de</strong>n: Manoela is een lichtzinnig<br />
kind, Dani voelt dat ze hem aan alle kanten bedriegt, niettegenstaan<strong>de</strong> haar innige<br />
overgave. Ja, zij maakt zelfs afspraken in een ‘publiek huis’, ze is <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen te<br />
koop. Bijzon<strong>de</strong>r goed geschreven zijn Dani's pogingen om zich van haar los te<br />
maken, hij weet hoe ze is, en toch kan hij haar niet missen. Zelfs tracht hij haar te<br />
vergiftigen, maar stoot haar op 't laatste oogenblik <strong>de</strong>n doo<strong>de</strong>lijken drank uit <strong>de</strong><br />
hand. Om te trachten haar <strong>voor</strong> zichzelf te hou<strong>de</strong>n gaan Dani en Manoela op reis.<br />
Dani weet dat zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het lichtzinnige trouwelooze kind hem ten gron<strong>de</strong> richt,<br />
maar hij kan er zich niet van losmaken. ‘Wat is <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> toch vreemd!’ zei hij<br />
langzaam, ‘verbon<strong>de</strong>n aan een klein meisje van achttien jaar, en zoo sterk<br />
verbon<strong>de</strong>n, dat, als je weg zou gaan, ik er met lichaam en ziel on<strong>de</strong>r lij<strong>de</strong>n zou alsof<br />
ik op <strong>de</strong>n brandstapel lag. Vind je dit nu niet vreemd? Want jouw leven slurpt dagelijks<br />
het mijne op, en soms is het me of in mijn a<strong>de</strong>ren jouw bloed stroomt’ - Er is nog<br />
een man die Manoela hartstochtelijk begeert: een neef van Dani, Don Michele Barra.<br />
Vroeger was Manoela zijn maitresse, nog doet hij al het mogelijke om haar weer te<br />
winnen. Dani weet er alles van, hij haalt Manoela over om Don Michele zóódanig<br />
het hoofd op hol te brengen dat hij zich van kant zal maken. Maar Manoela, wie <strong>de</strong><br />
ontrouw in het bloed zit, bezwijkt <strong>voor</strong> Michele Barra's lief<strong>de</strong> en bedriegt Dani.<br />
Natuurlijk komt het uit, en Manoela is doodsbenauwd <strong>voor</strong> Dani's wraak. ‘Ze was<br />
ijskoud van angst. Neen, ze wil<strong>de</strong> niet sterven. In haar zong <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> om haar<br />
achttien jaar, niettegenstaan<strong>de</strong> alles. Als een lied van vreug<strong>de</strong> en leven. Haar<br />
schoonheid... Ze bleef <strong>voor</strong> een blinkend etalagevenster staan om zichzelf te<br />
bekijken. Haar schoonheid beloof<strong>de</strong> haar nog te veel overwinningen; <strong>de</strong> wereld was<br />
groot, ze had er nog niets van gezien, en dan zou ze al moeten sterven?’ Maar <strong>de</strong><br />
beleediging Dani aangedaan, was doo<strong>de</strong>lijk. Niet alleen had Manoela <strong>de</strong> beloof<strong>de</strong><br />
wraak niet voltrokken, maar ze had zich gegeven aan <strong>de</strong>n man die Dani<br />
verafschuw<strong>de</strong>... Toch neen, ze wil<strong>de</strong> niet sterven! De wereld en het leven zijn te<br />
mooi. Ver van Rome... ver van Rome? Vluchten? Heel alleen vluchten en elk spoor<br />
bijster maken, vre<strong>de</strong> en lief<strong>de</strong> ergensan<strong>de</strong>rs zoeken? - In 't nauw gedreven door<br />
haar bedrog en <strong>de</strong> angst <strong>voor</strong> ont<strong>de</strong>kking, gaat ze stil weg. Niemand weet waar ze<br />
is, in folteren<strong>de</strong>n angst trachten Dani zoowel als Michele, verbon<strong>de</strong>n door hetzelf<strong>de</strong><br />
verdriet, haar te vin<strong>de</strong>n. Tevergeefsch.<br />
Dani eindigt in een zenuwlij<strong>de</strong>rs-sanatorium, en Manoela wordt in Lon<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
gelief<strong>de</strong> van een Lord Vamoord. De laatste hoofdstukken van het boek zijn zooveel<br />
matter, dat we ze liever had<strong>de</strong>n willen missen. Manoela's lichtzinnige natuur, vol<br />
onoprechtheid, vol bedrog en toch zoo onuitsprekelijk lief en verlei<strong>de</strong>lijk, is bijzon<strong>de</strong>r<br />
goed geteekend, evenals <strong>de</strong> figuur van Dani en zijn hartstocht <strong>voor</strong> haar, die hem<br />
bijna meer kwelling dan geluk geeft.<br />
Hugh Walpole. Drie ou<strong>de</strong> vrouwen. Vertaling van Carry van Bruggen. -<br />
Hollandia-Drukkerij Baarn, 19<strong>26</strong>. (240 blz). f 2.90; geb. f 3.75.<br />
Een boek, waarin eigenlijk niets ‘gebeurt’ en dat ons toch van het begin tot het ein<strong>de</strong><br />
weet te boeien; door zijn knappe milieuschil<strong>de</strong>ring, zijn fijne karakterteekening en<br />
zijn echte menschelijkheid. Het verhaal vertelt ons een korte episo<strong>de</strong> uit het leven<br />
van drie ou<strong>de</strong> vrouwen, die samen hetzelf<strong>de</strong> sombere huis bewonen. Geen van<br />
drieën hebben ze het erg breed en alle drie zijn ze eenzaam,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
144<br />
ie<strong>de</strong>r op haar manier. Het zijn drie zeer uiteenloopen<strong>de</strong> typen, <strong>de</strong>ze drie ou<strong>de</strong> dames.<br />
Het vertrouwdste is ons mevrouwtje Amorest, een en zeventig jaar, innig-goed, altijd<br />
zichzelf wegcijferend en vol lieve, vrien<strong>de</strong>lijke gedachten. ‘Ofschoon ze <strong>de</strong> heele<br />
wereld “best” vond en bijna ie<strong>de</strong>reen <strong>voor</strong> “rechtschapen” hield, was ze toch lang<br />
geen malloot. Ze zag in <strong>de</strong> menschen hun gebreken wel, maar ze lette liever op<br />
hun <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n. Daarbij beschouw<strong>de</strong> ze zichzelf als een alledaagsche, onbelangrijke,<br />
niet bijster amusante ou<strong>de</strong> vrouw, en waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> dus in an<strong>de</strong>ren elk blijk van<br />
belangstelling. Ze was te trotsch om haar armoe<strong>de</strong> te toonen en noodig<strong>de</strong> dus<br />
niemand bij zich op haar kamer, terwijl ze ook liever geen gastvrijheid aannam die<br />
niet we<strong>de</strong>rkeerig kon zijn’.<br />
En dan is er nog juffrouw Beringer, een stakker, een zielige, eenzame ou<strong>de</strong> vrijster,<br />
die heel alleen op <strong>de</strong> wereld is en bijna niets bezit om van te leven; zij is wel <strong>de</strong><br />
meest tragische figuur uit <strong>de</strong>n roman. De schrijver heeft haar meesterlijk geteekend,<br />
in haar <strong>de</strong>erniswekken<strong>de</strong> eenzaamheid, haar stumperigheid, haar verborgen<br />
armoe<strong>de</strong>, en met haar armzalige lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> haar hond Pip. Haar aanwezigheid in<br />
het huis wordt aanleiding tot dat kleine drama, aangrijpend in zijn onbelangrijkheid,<br />
dat <strong>de</strong> eigenlijke kern van het verhaal is. May Beringer bezit namelijk iets dat <strong>de</strong><br />
felle begeerte opwekt van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> bewoonster, mevrouw Payne. Zoo echt gewoon<br />
menschelijk als <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re ou<strong>de</strong> vrouwen zijn zoo griezelig vreemd is mevrouw<br />
Payne. Zóó ziet ze er uit: ‘mevrouw Payne was een groote, zware vrouw, bijna<br />
vormloos van plompheid, met hoogroo<strong>de</strong> wangen, ravenzwart haar en mooie donkere<br />
oogen. Ze leek een ou<strong>de</strong> zigeunerin en had misschien ook wel zigeunersbloed in<br />
zich, uitheemsch bloed in elk geval. In haar gevlekte sjaal, met haar sjofele roo<strong>de</strong><br />
schoenen aan, zat ze in haar schommelstoel achterover te schommelen... Ze was<br />
zeker, in lang <strong>voor</strong>bije jaren, heel mooi geweest, een echte knappe brutale meid!<br />
nú lag ze daar als een plompe vormlooze massa log en lui in haar stoel, <strong>de</strong> dikke<br />
armen bloot on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> roo<strong>de</strong> sjaal en ze geeuw<strong>de</strong> en geeuw<strong>de</strong> nog eens, tastte dan<br />
weer in <strong>de</strong> vuile papieren zak die open op tafel lag, haar loome vingers verkruimel<strong>de</strong>n<br />
het brok noga en brachten een stukje naar haar mond’. Mevrouw Payne heeft twee<br />
hartstochten, snoepen en felle kleuren. En die hartstocht <strong>voor</strong> mooie, schitteren<strong>de</strong><br />
dingen is <strong>de</strong> aanleiding tot juffrouw Beringers dood. Mevrouw Payne wordt n.l.<br />
bezeten door het verlangen naar een prachtig stuk barnsteen, dat May Beringer<br />
eens ca<strong>de</strong>au kreeg. Het stelt een draak <strong>voor</strong> op een blok hout, en vertoont heerlijke<br />
kleuren als of er een vuur in brandt. ‘Voor May Beringer was dit bezit <strong>de</strong> kern, het<br />
mid<strong>de</strong>lpunt van haar leven. Al het geluk van haar weinige gelukkige dagen droeg<br />
het als in een schrijn besloten’. En juist hierop heeft mevrouw Payne het <strong>voor</strong>zien.<br />
En ze maakt <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> ziel bang door 's nachts tegen haar muur te kloppen en haar<br />
te <strong>voor</strong>spellen dat ze gauw zal dood gaan. In haar doodsangst besluit May Beringer<br />
met haar barnsteen te vluchten. Werkelijk aangrijpend wordt het vreem<strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
menschje op haar vergeefsche reis. Ze mist <strong>de</strong>n trein en moet weer, in folteren<strong>de</strong>n<br />
angst, terug naar 't ou<strong>de</strong> huis. En wanneer ze ziek van angst in bed ligt, komt <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>, half gekke mevrouw Payne, om haar 't barnsteen te ontfutselen. ‘Niets<br />
an<strong>de</strong>rs vermocht May nu nog dan maar te staren, staren, haar kwelgeest aanstaren;<br />
haar a<strong>de</strong>m hijg<strong>de</strong>, van tijd tot tijd schokte haar lichaam als zocht het zich van een<br />
gruwelijken angst te bevrij<strong>de</strong>n’. En aldoor zit mevrouw Payne bij haar bed, beveelt<br />
haar om 't stuk barnsteen te geven en zegt dat ze wel wachten kan. En dan ‘Geef<br />
op!’ Schokken doorhuiver<strong>de</strong>n May's lichaam. Twee tranen wel<strong>de</strong>n in haar oogen<br />
en liepen langzaam over haar wangen neer. ‘Geef op!’ Ze schud<strong>de</strong> haar zacht bij<br />
<strong>de</strong>n schou<strong>de</strong>r heen en weer. Maar plotseling laai<strong>de</strong> een wree<strong>de</strong> hartstocht in haar<br />
op. Als een furie hing ze over het bed, haar sjaal los, <strong>de</strong> haren wild om haar hoofd.<br />
En in <strong>de</strong> worsteling om het begeer<strong>de</strong> ding blijft May dood. Uit <strong>de</strong> doo<strong>de</strong> hand neemt<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Agatha Payne het blok barnsteen. ‘Langzaam gleed het lichaam on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>de</strong>kens<br />
weg, maar het hoofd met <strong>de</strong> staren<strong>de</strong> oogen bleef op het kussen liggen’. Uitstekend<br />
is <strong>de</strong> atmosfeer van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hoofdstukken, <strong>de</strong> griezelige en beklemmen<strong>de</strong><br />
atmosfeer, die zelfs Mevrouwtje Amorest, zoo flink, zoo verstandig, aangrijpt en<br />
bijna van zinnen brengt. Een vera<strong>de</strong>ming is het, wanneer haar zoon plotseling<br />
opdaagt, na jarenlange afwezigheid, en mevrouw Amorest veilig meeneemt.<br />
Niettegenstaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> geringe han<strong>de</strong>ling is het een opmerkelijk boek door zijn fijne<br />
ontleding van die drie ou<strong>de</strong> vrouwen.<br />
Wilhelm Schäfer. De levensdag van een menschenvriend. Vertaling van<br />
J. Bruinwold Rie<strong>de</strong>l. - Serie nieuwe romans. Maatschij. <strong>voor</strong> Goe<strong>de</strong> en<br />
Goedk. lectuur, Amsterdam. (396 blz.) f 3.50 geb.<br />
Een bijzon<strong>de</strong>r interessant boek dat ons op on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijze het leven van<br />
Heinrich Pestalozzi vertelt. Een levensbeschrijving van een bijzon<strong>de</strong>r goed mensch,<br />
die zich als een roman laat lezen en een goe<strong>de</strong>n blik geeft op <strong>de</strong>n grooten opvoe<strong>de</strong>r.<br />
Cherry Kearton. Mijn vriend Toto. De lotgevallen van een Chimpansee<br />
en het verhaal van zijn reis van <strong>de</strong> Kongo naar Lon<strong>de</strong>n. Vertaling van<br />
Tony <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r. - Hollandia-Drukkerij, Baarn. (131 blz.) ing. f 2-.; geb. f<br />
2.75<br />
Zel<strong>de</strong>n lazen wij zoo'n alleraardigst boek over een aap. Toto is een Chimpansee<br />
die met meer dan gewoon apenverstand is behebd en <strong>de</strong> beschrijving van zijn<br />
ontwikkeling en van zijn leergierigheid is bijzon<strong>de</strong>r aardig. Toto gedraagt zich<br />
werkelijk bijna als een mensch en zijn aanhankelijke lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> zijn baas is<br />
aandoenlijk. Lees b.v. het weerzien van Toto en <strong>de</strong>n schrijver. Toto is twee maan<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong>n dierentuin te Marseille geweest terwijl zijn baas een reis maakte. Als<br />
afscheidsca<strong>de</strong>au kreeg hij ‘dien zwart fluweelen zak, waarin ik altijd mijn hoofd en<br />
mijn schou<strong>de</strong>rs en han<strong>de</strong>n stak als ik buiten platen moest ontwikkelen’. Dan komt<br />
Kearton terug en komt in <strong>de</strong>n dierentuin. Van verre merkt Toto al dat zijn baas<br />
aankomt, en wanneer Kearton <strong>de</strong> kooi binnengaat, is hij niet meer te hou<strong>de</strong>n. ‘Met<br />
een sprong was hij op <strong>de</strong> trapèze, die hij gevaarlijk aan 't zwaaien bracht, een<br />
volgen<strong>de</strong> bracht hem op <strong>de</strong>n grond vlak bij mijn voeten, en toen was hij in mijn<br />
armen, mij omhelzend uit alle macht. Het was misschien een van <strong>de</strong> gelukkigste<br />
oogenblikken mijns levens, en ik <strong>de</strong>nk zeker het gelukkigste van zijn leven. Een<br />
lange arm gleed om mijn hals en ik schaam me niet als ik zeg dat ik hem kuste - op<br />
zijn grappig, propperig plat neusje. Plotseling rukte hij zich los, sprong naar zijn<br />
nest, haal<strong>de</strong> er <strong>de</strong> aan flar<strong>de</strong>n gescheur<strong>de</strong> overblijfselen van mijn ontwikkelingszak<br />
uit, leg<strong>de</strong> die aan mijn voeten en klauter<strong>de</strong> toen opnieuw in mijn armen. Ik voel<strong>de</strong><br />
mij als <strong>de</strong>n verloren zoon, nu hij mij bracht het liefste wat hij had’. Het doet ons<br />
werkelijk verdriet als Kearton ons vertelt dat <strong>de</strong> arme Toto aan longontsteking is<br />
gestorven, toen hij in <strong>de</strong> Lon<strong>de</strong>nsche ‘Zoo’ was on<strong>de</strong>rgebracht tij<strong>de</strong>ns een reis van<br />
zijn meester.<br />
Het verhaal is zoo eenvoudig en onopgesmukt geschreven dat het ook <strong>voor</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren heerlijke lectuur is. De kiekjes van Toto zijn aller-leukst.<br />
N.v.K.-B.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Mr. Frans Erens zeventig jaar<br />
23 Juli 1857-1927<br />
145<br />
MEN klaagt er wel eens over, en spot er terecht vaak mee, dat in <strong>de</strong> laatste jaren<br />
<strong>de</strong> jubilea niet van <strong>de</strong> lucht en uit <strong>de</strong> kranten zijn; en een geestig man stel<strong>de</strong> mij<br />
onlangs <strong>voor</strong>, een ‘Va<strong>de</strong>rlandsche Jubileumcentrale’ op te richten, waarbij men zich<br />
tegen een hoogere of lagere premie verzekeren kon <strong>voor</strong> een behoorlijke<br />
feestelijkheid op zijn 50 ste , 60 ste , 70 ste , of 80 ste jaar, met diners, toosten, recepties,<br />
krantartikelen en wat dies meer zij, naar verhouding van <strong>de</strong> gestorte premie met<br />
fraaie, fraaiere of allerfraaiste loftuitingen <strong>voor</strong>zien!<br />
Een geestigheid zon<strong>de</strong>r kern van waarheid is geen geestigheid. En ongetwijfeld:<br />
het kan te gek wor<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong>al wanneer men achter <strong>de</strong> schermen <strong>de</strong>n jubilaris zelven<br />
als regisseur <strong>de</strong>r ij<strong>de</strong>lheids-apotheose heeft zien bewegen. Er zijn echter ook figuren<br />
- zij behoeven niet groot of overweldigend te zijn - wier teruggetrokken leven en<br />
beschei<strong>de</strong>nheid hen zeker niet zelf tot een <strong>de</strong>rgelijke regie zou drijven. Maar al blijft<br />
hun werk na hen <strong>voor</strong>tbestaan, misschien <strong>voor</strong> <strong>de</strong> groote massa onzichtbaar, toch<br />
kan <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ering en bewon<strong>de</strong>ring, die vaak tot vriendschap heeft geleid, op een<br />
belangrijken datum van hun leven <strong>de</strong>ze hunne vrien<strong>de</strong>n samenbrengen, om in<br />
rustige woor<strong>de</strong>n, zon<strong>de</strong>r toosterigen feestroes, uiting te geven aan hun gevoelens<br />
en om <strong>de</strong>n arbeid van vele jaren te overzien.<br />
Nu Frans Erens <strong>de</strong>n 23 sten <strong>de</strong>zer maand zeventig jaar wordt, is er geen sprake<br />
van een luidruchtig jubileum; het zou hem zekerlijk allesbehalve welkom zijn. Maar<br />
ik hoop dat hij <strong>de</strong> hul<strong>de</strong>betuiging van een kleinen kring, die zijn persoonlijkheid en<br />
zijn werk - ook bij hem een sterke éénheid - op waar<strong>de</strong> weet te schatten, zal willen<br />
aanvaar<strong>de</strong>n als iets van hechter standvastigheid dan dat, in vluchtige en modieuze<br />
belangstelling, tienduizen<strong>de</strong>n zijn boeken zou<strong>de</strong>n verslin<strong>de</strong>n.<br />
Zijn werk en zijn persoonlijkheid een volkomen éénheid! Dit weten zij die hem<br />
hoor<strong>de</strong>n causeeren; want een <strong>voor</strong>treffelijk en boeiend causeur is hij. Meermalen<br />
heeft hij gewezen op het blijvend belangrijke van brieven, dagboeken of<br />
ge<strong>de</strong>nkschriften, door eminente schrijvers nagelaten, en die schrifturen wel geprezen<br />
boven <strong>de</strong> eigenlijke kunstwerken. En het is waar: wij hooren in <strong>de</strong> eerste vaak<br />
klaar<strong>de</strong>r en zuiver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> leven<strong>de</strong> stem dan in <strong>de</strong> laatste; en het komt toch maar op<br />
<strong>de</strong> leven<strong>de</strong> persoonlijkheid aan. In <strong>de</strong> geschriften van Erens hooren wij zijn eigene<br />
stem <strong>voor</strong>tdurend. Talrijk zijn <strong>de</strong> binnenen buitenlandsche mannen en vrouwen die<br />
hij ontmoet heeft en over wie hij karakteristieke bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n weet me<strong>de</strong> te <strong>de</strong>elen;<br />
omvangrijk ook <strong>de</strong> litteratuur die hij grondig kent. En zoowel over <strong>de</strong> personen als<br />
over <strong>de</strong> boeken is zijn gesprek, 's winters bij een zeer warm haardvuur, 's zomers<br />
aan een niet te koelen boschrand, leerzaam en on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd. Wanneer men dan<br />
later zijne essays over <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> personen of boeken leest, dan hoort men hem weer,<br />
herkent uitdrukkingen en geheele zinsne<strong>de</strong>n; ja, men voelt dat hij schrijft zooals hij<br />
spreekt en spreekt zooals hij schrijft.<br />
Ik herinner mij dit in 't bijzon<strong>de</strong>r naar aanleiding van een viertal bladzij<strong>de</strong>n, dat hij<br />
in ‘De Gids’ van Juli 1915 (later herdrukt in ‘Vertelling en Mijmering’) wijd<strong>de</strong> aan een<br />
bezoek van jaren gele<strong>de</strong>n bij Victor Hugo. Hij had het zitten vertellen, op een<br />
winteravond on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hooge schouw op het Ou<strong>de</strong> Slot te Heemste<strong>de</strong>, in <strong>de</strong>n warmen<br />
huiselijken kring bij zijn broe<strong>de</strong>r Emile. Wij drongen er op aan, dat hij <strong>de</strong>ze herinnering<br />
op zou schrijven. En haar een half jaar later lezend, hoor<strong>de</strong>n wij opnieuw <strong>de</strong>n<br />
bedachtzamen gang <strong>de</strong>r volzinnen, zooals zij met geringe verheffingen <strong>de</strong>r stem<br />
en kleine pauzen, begeleid door kalme handbewegingen, door een fijnen glimlach<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
achter <strong>de</strong> grijze snorrebaard en een schittering van <strong>de</strong> half-toegeknepen oogen, op<br />
dien avond tot ons kwamen.<br />
Maar als een waarlijk goed causeur kan hij ook luisteren met diezelf<strong>de</strong> ruime<br />
belangstelling, die blijkt uit <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen zijner studies, in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren tot<br />
verschillen<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls verzameld. En naar aanleiding van het gesprokene heeft hij<br />
dan altijd zijn we<strong>de</strong>rwoord, een verhel<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> opmerking of een geestige anekdote.<br />
Die gave van fijn verteller, luisteraar en opmerker heeft menigeen al doen verlangen,<br />
dat Frans Erens nog eens zelf zou doen wat hij van an<strong>de</strong>ren zoo dankbaar<br />
aanvaard<strong>de</strong>: ge<strong>de</strong>nkschriften te boek stellen, zijne herinneringen aan zijn jeugd in<br />
het toen nog onbedorven Limburg; aan zijn studietijd te Amsterdam en in Duitschland;<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
146<br />
aan zijn verblijf te Parijs van 1881-1883; aan <strong>de</strong> oprichting van ‘De Nieuwe Gids’<br />
en wat daaraan <strong>voor</strong>afging; aan zijn wonen in Zeeuwsch-Vlaan<strong>de</strong>ren; aan zijn latere<br />
veelvuldige zwerftochten.<br />
Fragmentarisch gaf hij reeds in <strong>de</strong>n Nieuwen Gids, sinds het begin van <strong>de</strong>n grooten<br />
oorlog, bladzij<strong>de</strong>n<br />
De Heer en Mevr. Frans Erens bij <strong>de</strong> brug van het ou<strong>de</strong> slot te Heemste<strong>de</strong>.<br />
‘Uit het Dagboek van een grensbewoner’, begonnen te Aken, later te Zand<strong>voor</strong>t<br />
vervolgd. En eigenlijk zijn ook <strong>de</strong> vele beschrijvingen van ste<strong>de</strong>n en lan<strong>de</strong>n niets<br />
an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong>rgelijke dagboekbla<strong>de</strong>n. Men vindt ze verspreid in zijne bun<strong>de</strong>ls. Het<br />
begon reeds in ‘Dansen en Rhytmen’, waar boven <strong>de</strong> ironische notities over Keulen<br />
van omstreeks 1885 en <strong>de</strong> daarop volgen<strong>de</strong> vizionaire beschrijving van <strong>de</strong>n Dom<br />
als titel staat ‘Uit mijn Dagboek’, precies als later, in ‘Gangen en Wegen’, boven <strong>de</strong><br />
aandoenlijke bladzij<strong>de</strong>n waar in uiterste soberheid <strong>de</strong> dood van een gelief<strong>de</strong>n<br />
papegaai verhaald wordt. En zoo ook die stukken lyrisch proza - die impressies van<br />
het ou<strong>de</strong> Amsterdam; die diepe prozagedichten als ‘Nacht in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen’;<br />
die ‘Literaire Fantasie’ over Stendhal, Hugo, Musset, Mérimée, Balzac, Zola, Flaubert,<br />
<strong>de</strong> Goncourt, - het zijn eigenlijk dagboekbla<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>treffelijkste soort. Spanje,<br />
Duitschland, Frankrijk, Zeeuwsch-Vlaan<strong>de</strong>ren en zui<strong>de</strong>lijk Limburg zijn <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n<br />
en streken die telkens weerkeeren in zijn beschouwingen. Het lijkt zoo eenvoudig<br />
als Erens over <strong>de</strong> ‘Stille Ste<strong>de</strong>n’ S. Anna ter Mui<strong>de</strong>n, Damme en Sluis schrijft; maar<br />
in zoo weinige woor<strong>de</strong>n en in zulke doodgewoon geconstrueer<strong>de</strong> korte zinnen die<br />
volkomen stemming van het landschap, tegelijk met alle typeeren<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n<br />
te geven, - dat is alleen mogelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n zuiver-waarnemen<strong>de</strong>n en zijn materiaal<br />
beheerschen<strong>de</strong>n kunstenaar.<br />
Zelfs als kritikus doet Erens <strong>de</strong>nken aan iemand die in en <strong>voor</strong> zich-zelven zit te<br />
mijmeren en niet schrijft om aan het lezend publiek een gemakkelijk na te praten<br />
opinie op te dringen. Ook die beschouwingen liggen in verschillen<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls<br />
verspreid: ‘Litteraire Wan<strong>de</strong>lingen’, ‘Gangen en Wegen’, ‘Toppen en Hoogten’ (waar<br />
<strong>de</strong> Aanteekeningen over Litteratuur geheel het karakter van dagboeknotities hebben,<br />
maar dan notities van een <strong>de</strong>nker en kenner); en ten slotte in ‘Litteraire<br />
Overwegingen’, beginnend met die fijne opmerkingen over ‘De Rhythmus en het<br />
Klanklooze’, en ver<strong>de</strong>r bevattend <strong>de</strong> overpeinzingen van een man die veel heeft<br />
nagedacht, veel gezien en beleefd, en veel heeft gelezen, en nu, na jaren, ou<strong>de</strong>re<br />
en nieuwere werken <strong>de</strong>r letterkun<strong>de</strong> weegt op <strong>de</strong> schaal zijner ervaring en kennis,<br />
en zoo, <strong>voor</strong> zichzelven (en misschien ook <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren), tot een <strong>de</strong>finitieve<br />
waar<strong>de</strong>bepaling tracht te komen.<br />
Dit eigenaardige van het fragmentarische, van scherp opteekenen van 't<br />
onmid<strong>de</strong>llijk geobserveer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> buitenwereld en in 't eigen innerlijk, is waarschijnlijk<br />
me<strong>de</strong> oorzaak van het feit dat Erens geen epische werken van langeren a<strong>de</strong>m heeft<br />
geschreven. Zijn verschijning als litteraire figuur dunkt mij er volstrekt niet min<strong>de</strong>r<br />
om. Het hangt toch meer af van <strong>de</strong> kwaliteit van het <strong>voor</strong>tgebrachte dan van <strong>de</strong>n<br />
omvang, of men een echt kunstenaar is ja dan neen. In ‘Gangen en Wegen’ en in<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
‘Vertelling en Mijmering’ staan <strong>de</strong> twee hoofdstukken van een niet ver<strong>de</strong>r geschreven<br />
roman uit <strong>de</strong>n Napoleontischen tijd; en in bei<strong>de</strong> fragmenten komt <strong>de</strong> lezer in die<br />
Limburgsche sfeer, welke <strong>de</strong>n wan<strong>de</strong>laar omgeeft op <strong>de</strong> hoogvlakte van<br />
zacht-golven<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>n en bosschen ten oosten van het tegenwoordige<br />
steenkoolgebied, waar <strong>de</strong> groote route langs Schaesberg en Nieuwenhagen naar<br />
't noordoosten Duitschland in gaat. Het gezicht was daar, <strong>voor</strong>dat <strong>de</strong><br />
mijnwerkerswoningen <strong>de</strong>r laatste jaren alle uitzicht gingen belemmeren, wijd naar<br />
<strong>de</strong> vier windstreken. En die groote ruimte, waarover <strong>de</strong> wolken komen aandrijven<br />
met <strong>de</strong>n wind die <strong>de</strong> boomtoppen in <strong>de</strong> dalen doorruischt, voelt men in <strong>de</strong> oudste<br />
proza-impressies van ‘Dansen en Rhytmen’ en ook weer in <strong>de</strong>ze roman-fragmenten.<br />
Aan die chaussée staat het geboortehuis van <strong>de</strong>n schrijver, ‘Het Kamp’, een<br />
statige oud-Limburgsche woning, met <strong>de</strong> groote groene stal<strong>de</strong>uren on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n<br />
rondboog, en zware boomen er <strong>voor</strong>. Er zijn laaggezol<strong>de</strong>r<strong>de</strong> kamers, bree<strong>de</strong> gangen;<br />
bloemtuinen, boomgaar<strong>de</strong>n en wei<strong>de</strong>n rondom. In een achtervleugel, op <strong>de</strong> eerste<br />
verdieping, was <strong>de</strong> werkkamer van Frans Erens, uitzien<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n vredigen tuin. Kort<br />
na <strong>de</strong>n oorlog, na zijn verblijf te Zand<strong>voor</strong>t, bewoon<strong>de</strong> hij dicht bij zijn geboorteplaats<br />
een ge<strong>de</strong>elte van een familiegoed, ‘De Heihof’, waar hij zijn eenzame zwerftochten<br />
kon uitstrekken tot <strong>de</strong>n<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Fragment uit ‘Oorlog’ (niet gepubliceerd).<br />
147<br />
Heksenberg, waarop een laan het uitzicht gaf, en door <strong>de</strong> bosschen naar heuvels<br />
en bronnen die herinneringen bewaar<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> Romeinsch-Christelijke vestiging<br />
van vóór <strong>de</strong> volksverhuizing.<br />
Erens zelf moge, blijkens zijn studie over ‘Maeterlinck als dramaturg’ (Gangen en<br />
Wegen, blz. 109) <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> van Sainte Beuve ietwat verou<strong>de</strong>rd vin<strong>de</strong>n, toch schijnt<br />
het mij toe dat ontwijfelbaar zijn geboorte en jeugd in die streek, zijn afstamming<br />
van een oud Limburgsch geslacht, met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>finieerbare gesteldheid van eigen<br />
dieper wezen, <strong>de</strong> sfeer en <strong>de</strong>n toon van zijn werk hebben bepaald. Daar, tusschen<br />
<strong>de</strong> Germaansche en <strong>de</strong> Romaansche lan<strong>de</strong>n, ver van <strong>de</strong> Kalvinistische gewesten<br />
benoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> rivieren, kon die eigenaardige ontvankelijkheid ontstaan <strong>voor</strong> het<br />
wezen en <strong>de</strong> kultuur van bei<strong>de</strong> volkengroepen. In <strong>de</strong> nieuwe litteraire beweging van<br />
'80 werd hij aldus een afzon<strong>de</strong>rlijke verschijning, niet zoo indrukwekkend of invloedrijk<br />
als Kloos of Van Deyssel, maar veelzijdiger, ruimer. Hij was ook <strong>de</strong> eenige die,<br />
buiten litteraire mo<strong>de</strong> om, zich in <strong>de</strong> mystieke letterkun<strong>de</strong> kon verdiepen. De<br />
aandacht, hiertoe noodig, lag reeds in zijn wezen; en zijn Katholieke afkomst en<br />
opvoeding werkten er aan me<strong>de</strong>. Zoo is hij van Augustinus' Belij<strong>de</strong>nissen, van <strong>de</strong><br />
Navolging Christi, van Ruusbroec, <strong>de</strong> gewenschte vertaler gewor<strong>de</strong>n, die, <strong>de</strong>n geest<br />
dier werken begrijpend en er in levend, tegelijk <strong>de</strong> kunst van het woord en haar<br />
rythme zóó machtig was, dat hij in eigen taal die hooge gedachten en gevoelens<br />
kon weergeven.<br />
P.H. VAN MOERKERKEN<br />
Juli 1927.<br />
Bibliografie <strong>de</strong>r werken van Mr. Frans Erens<br />
1893,<br />
1903,<br />
Dansen en Rhytmen.W.Versluys,<br />
Amsterdam.<br />
2e dr. 1925, met ‘De Conferentie’, doch<br />
zon<strong>de</strong>r ‘Berbke’, dat in 1923 afzon<strong>de</strong>rlijk<br />
verschenen was (zie bene<strong>de</strong>n).<br />
Aurelius Augustinus'<br />
Belij<strong>de</strong>nissen. Vertaling. S.L. van<br />
Looy, Amsterdam.<br />
2e dr. 1916, 3e dr. 1918, 4e dr. 1924.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
1906,<br />
1906,<br />
1907,<br />
1909,<br />
1910,<br />
1912,<br />
1917,<br />
1923,<br />
Litteraire Wan<strong>de</strong>lingen.S.L.van<br />
Looy, Amsterdam.<br />
Silvio Pellico, Mijne<br />
Gevangenissen. Vertaling. S.L. van<br />
Looy, Amsterdam.<br />
Th. à Kempis, De Navolging<br />
Christi. Vertaling. S.L. van Looy,<br />
Amsterdam.<br />
2e dr. 1917.<br />
Het Roomsch-Katholicisme.<br />
Hollandia-Drukkerij, Baarn.<br />
De Heiligenvereering.<br />
Hollandia-Drukkerij, Baarn.<br />
Gangen en Wegen. Paul Brand,<br />
Bussum.<br />
Johannes Ruusbroec, Het<br />
Sieraad <strong>de</strong>r Geestelijke<br />
Bruiloft. Vertaling. Maatschappij <strong>voor</strong><br />
Goe<strong>de</strong> en Goedkoope Lectuur,<br />
Amsterdam.<br />
Toppen en Hoogten. J.J. Romen<br />
en Zonen, Roermond.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
1923,<br />
1923,<br />
1924,<br />
Open brief aan A. Defresne<br />
Amantissime!<br />
148<br />
Vertelling en Mijmering. J.J.<br />
Romen en Zonen, Roermond.<br />
Berbke. Uitg. Palladium, Arnhem.<br />
Litteraire Overwegingen.<br />
Boosten en Stols, Maastricht.<br />
(Nr. 7 van ‘De Schatkamer’, on<strong>de</strong>r leiding<br />
van J. Greshoff).<br />
Nog niet gebun<strong>de</strong>ld wer<strong>de</strong>n:<br />
Over Goethe's Werther.<br />
Over Goethe's Faust.<br />
Over Senancour's<br />
‘Obermann’, Bourget's ‘Le<br />
Disciple’, Maeterlinck's ‘La<br />
vie <strong>de</strong>s Termites’, drie artikelen<br />
over Van Deyssel, en eenige an<strong>de</strong>re<br />
stukken.<br />
NU je in een blad, dat ons bei<strong>de</strong>n niet onverschillig is 1) , naar aanleiding van <strong>de</strong>n<br />
jongsten Erts-almanak met het ei en koffiedik bent gaan werken, zul je mij wel<br />
vergunnen, dat ik noodgedwongen je voetsporen in het waarzeggersvak volg, al<br />
hecht ik meer aan het trillen <strong>de</strong>r ingewan<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> vlucht <strong>de</strong>r vogels. Mocht daarbij<br />
ook jou het Romeinsche gezeg<strong>de</strong> in gedachten komen, dat twee auguren elkaar<br />
niet dan glimlachen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>bij kunnen gaan, laat het dan, vraag ik je, tusschen ons<br />
<strong>de</strong> glimlach zijn van een ondanks verschil van overtuiging ongestoor<strong>de</strong><br />
kameraadschap.<br />
Indien ik ironie en ernst uit je recensie goed weet te schei<strong>de</strong>n, komen je<br />
<strong>voor</strong>spellingen hierop neer, dat aan een aantal ‘won<strong>de</strong>rkin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>r he<strong>de</strong>ndaagsche<br />
letterkun<strong>de</strong>’ in plaats van het ‘machtige begin eener nieuwe perio<strong>de</strong>’, waar zij meenen<br />
<strong>de</strong>el aan te hebben, wel eens die rust beschoren zou kunnen zijn, welke aan een<br />
‘kin<strong>de</strong>rkerkhof’ <strong>de</strong>nken doet. ‘Met een uitgewerkt gemoed en met een in<br />
beteekenisloozen waan verstrikte re<strong>de</strong>’ wor<strong>de</strong>n zij dan, via ‘mogelijk op erotisch<br />
gebied ingelei<strong>de</strong> verwordingsverschijnselen’, wanneer zij op jouw leeftijd komen,<br />
‘zwetsen<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mannen’. En met een bijna plechtige verontrusting, die <strong>de</strong>ze<br />
profetie vereischt, noem je daarom <strong>de</strong>n stand van zaken ‘in alle opzichten<br />
beangstigend’.<br />
Welnu, niet als nauw-betrokkene bij <strong>de</strong> samenstelling van <strong>de</strong>n Erts-almanak, -<br />
die <strong>voor</strong> jou blijkbaar maar een aanleiding was tot je betoog - maar als een <strong>de</strong>r<br />
geteeken<strong>de</strong>n die evenzeer het won<strong>de</strong>rkind als het kin<strong>de</strong>rkerkhof vreest, voel ik mij<br />
1) De Groene Amsterdammer, 9. VII. 1927, pag. 11.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
verplicht om je ernstig op een en an<strong>de</strong>r te antwoor<strong>de</strong>n. En dan moet het mij van het<br />
hart, dat ik jouw bespreking op mijn beurt in alle opzichten beangstigend vind, en<br />
wel in <strong>de</strong> eerste plaats uit een oogpunt van litteraire critiek. Had je ronduit gezegd,<br />
dat je <strong>de</strong>n Erts-almanak in litterair, of meer in het bizon<strong>de</strong>r in renoveerend-litterair<br />
opzicht beroerd vond, dan had ik - wij kunnen hier immers open kaart spelen en<br />
zullen <strong>de</strong> paar menschen die luisteren maar als ‘ingewij<strong>de</strong>n’ beschouwen - je<br />
critischen kijk oprecht bewon<strong>de</strong>rd. Ook thans waar<strong>de</strong>er ik nog ten zeerste <strong>de</strong><br />
consciëntie, waarmee jij <strong>voor</strong>t gaat om je een jou vreemd bedrijf eigen te maken,<br />
en je hebt dit vóór op <strong>de</strong>n oppervlakkigen beoor<strong>de</strong>elaar, dat je onmid<strong>de</strong>llijk op <strong>de</strong>n<br />
psychischen inhoud, het complex achter <strong>de</strong> verschijnselen, afstevent. Ik waar<strong>de</strong>er<br />
ook <strong>de</strong>n ijver en <strong>de</strong> handigheid, waarmee je dit chirurgisch werk verricht, al is soms<br />
<strong>de</strong> patient reeds lang en buiten je toedoen on<strong>de</strong>r je han<strong>de</strong>n gestorven, omdat zulk<br />
een operatief ingrijpen aan hem niet besteed was. Maar je vergeet, dat <strong>de</strong> letterkun<strong>de</strong><br />
niet is een opeenhooping van min of meer pathologisch-interessante individuen,<br />
doch een losstandig product, dat die individuen met behulp van psychische<br />
transformatoren in hun afzon<strong>de</strong>rlijke werkplaatsen kon<strong>de</strong>n opleveren. Jij plaatst<br />
mijnschachten on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> persoonlijkheid en hebt op <strong>de</strong>ze wijze geen oog <strong>voor</strong> het<br />
bovengrondsche, <strong>de</strong> totaliteit: het werk en het vers. Zoo leg je wel eens op kunstige<br />
wijze <strong>de</strong> juiste motieven bloot, maar even vaak zul je tot het inzicht moeten komen,<br />
dat je er falikant naast geboord hebt en dan niet meer terug of terzij<strong>de</strong> kunt.<br />
Overeenkomstig <strong>de</strong> wijze waarop jij, met je volmaakt a-lyrische mentaliteit, <strong>de</strong><br />
jongste litteratuur beschouwt als een aantal individuen in een dramatisch-psychische<br />
functie, <strong>voor</strong>zie jij met <strong>de</strong> noodige bezorgdheid tegen het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eerste acte<br />
een soort catastrophe. Maar om in jouw lijn te blijven re<strong>de</strong>neeren: in zóóverre is het<br />
drama dat wij opvoeren origineel, - het was misschien zijn eenige originaliteit tot<br />
nog toe -, dat wij na korten aanloop da<strong>de</strong>lijk met die catastrophe begonnen zijn. Als<br />
je <strong>de</strong> gelegenheid genomen had om je <strong>voor</strong> je nieuwe belangstelling op <strong>de</strong> hoogte<br />
te stellen van <strong>de</strong> critische litteratuur <strong>de</strong>r laatste jaren, dan zou je zelf gezien hebben,<br />
dat je <strong>voor</strong>spellingen reeds lang zijn uitgekomen .... maar dan ook schier even lang<br />
weer overwonnen zijn. Je trekt een psychologische lijn: hoogmoed en<br />
zelfverzekerdheid - gemis aan tegenstand - rust - inzinking - onmacht. Daarin heb<br />
je gelijk, omdat je een knap psycholoog bent. Maar je bent <strong>de</strong> waarheid ten achter,<br />
en daarom wordt je diagnose van het oogenblik foutief.<br />
Je verwijt ons een soort geestesgesteldheid, die ik met een groot woord - waaraan<br />
wij toch geen van bei<strong>de</strong>n een broertje dood hebben - een litteraire <strong>de</strong>mentia precox<br />
zou willen noemen. Dat was zoo toen wij begonnen, maar wij waren daar<strong>voor</strong> niet<br />
aansprakelijk.<br />
Een tijd die zich uitputte in krampachtige experimenten om aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> or<strong>de</strong> en<br />
<strong>de</strong> traditioneele<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
149<br />
waarhe<strong>de</strong>n te ontkomen, heeft onze bewustwording verhaast. Elk leven begint als<br />
Adam en doorleeft dan, in een onnoemelijk versneld tempo aaneengeschakeld, het<br />
geheele wereldgebeuren nog eens. Is het onze schuld dat mensch en wereld in<br />
<strong>de</strong>zen tijd hun tempo orgiastisch versneld hebben, zoodat <strong>de</strong> laatste fasen in <strong>de</strong>n<br />
roes van een finale <strong>voor</strong>bij schoten en wij naar mijn overtuiging aan een<br />
(relatief)-absoluut ein<strong>de</strong> geraakt zijn? Op het punt, waar individu en wereld gelijk<br />
aankomen, bevon<strong>de</strong>n wij een ou<strong>de</strong> wereld leeg. De versleten i<strong>de</strong>alen van een ou<strong>de</strong><br />
wereldor<strong>de</strong> liggen achter ons en wij kunnen ze nog slechts in zacht op <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
instrumenten nagespeel<strong>de</strong> elegieën bezingen; maar nut heeft dat niet. De<br />
vervoeringen van een komen<strong>de</strong> or<strong>de</strong> zijn ons vreemd. De zakelijkheid vóór ons is<br />
duister en vreug<strong>de</strong>loos, maar nood-zaak. En veroorloof mij hier om op mijn beurt<br />
<strong>de</strong> versregels uit ‘Erts’ te citeeren, maar dan zon<strong>de</strong>r jouw commentaar:<br />
De tij<strong>de</strong>n zijn zwart.<br />
Wij zijn eeuwen en eeuwen te laat geboren.<br />
Jij <strong>voor</strong>spelt ons verwording, déca<strong>de</strong>nce, innerlijke leegheid; je haalt nuttelooze<br />
beel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> finale op. Toen onze eerste overmoed - <strong>de</strong> hoogmoed Tachtigers te<br />
zijn - verliep, omdat wij door een gemis aan een afzetplank <strong>de</strong>n sprong zagen<br />
mislukken, zijn <strong>de</strong> meesten en misschien juist <strong>de</strong> besten on<strong>de</strong>r ons in<strong>de</strong>rdaad<br />
afgedwaald, <strong>de</strong>els in een maskera<strong>de</strong> van kunstmatige verfijningen, <strong>de</strong>els in een<br />
geforceerd reageeren op hen, aan wie wij ons door het ontbreken van tegenstellingen<br />
maar al te noodlottig verwant wisten.<br />
Wat stak hierin an<strong>de</strong>rs dan een jesuïtisch doorleven van wat buiten ons <strong>de</strong><br />
letterkun<strong>de</strong> met een meer organische déca<strong>de</strong>nce en een onbewuster finalerhytme<br />
had <strong>voor</strong>gedaan? Waar begonnen wij? Wij hebben in een mislukten staatsgreep<br />
onze onmacht, die jij ons pas <strong>voor</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> jaren <strong>voor</strong>spelt, doorleefd. Wij zijn<br />
litterair bijeengekropen, toen <strong>de</strong> eerste maanwoor<strong>de</strong>n om vér uiteen te gaan al<br />
ruchtbaar wer<strong>de</strong>n en, <strong>de</strong>liberante senatu, is op een on<strong>de</strong>finieerbaar oogenblik <strong>de</strong><br />
Untergang <strong>de</strong>s Abendlan<strong>de</strong>s <strong>voor</strong> ons werkelijkheid gewor<strong>de</strong>n. De een na <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>r<br />
heeft zich stilzwijgend, maar met <strong>de</strong> tan<strong>de</strong>n op elkaar, als een eenzame en een<br />
bekeerling, in <strong>de</strong> vesting van zijn persoonlijkheid gered en <strong>de</strong> bruggen achter zich<br />
opgetrokken. Dat was het ein<strong>de</strong> van het eerste bedrijf. Je lijn was goed, mijn waar<strong>de</strong><br />
drama-schrijver, maar wij zijn er al uitgeloopen! Als je onze profeet wilt zijn, herzie<br />
dan in <strong>de</strong>ze entr'acte je door <strong>de</strong> jongste ‘historie’ reeds achterhaal<strong>de</strong> <strong>voor</strong>spellingen,<br />
al zal het wel beter zijn, je bij het gespeel<strong>de</strong> dan bij het onzekere en min<strong>de</strong>r<br />
einheitliche vervolg te bepalen.<br />
Wanneer ik je intusschen, om niet uitsluitend negatief te antwoor<strong>de</strong>n, ook daarover<br />
een paar dingen wil zeggen, weet dan dat ik meer kans heb om door een <strong>de</strong>r spelers<br />
dan door jou, belangstellend toeschouwer, aan mijn jasje getrokken te wor<strong>de</strong>n. Jij<br />
leeft nog steeds in <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling, dat het jongste geslacht een zekere eenheid<br />
in richting vertegenwoordigt. Dat was misschien waar, wij hebben het althans ook<br />
een tijd lang zoo aangenomen. Maar was er al eenige eenheid van beweging, hier<br />
en in het buitenland, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> jongeren, zij bestond dan uitsluitend... in reactie.<br />
Créatief bestond zij niet, en haar bestaan zou ook geen zin hebben. En wat die<br />
reactie betreft, hebben wij een ne<strong>de</strong>rlaag gele<strong>de</strong>n en zijn uiteengeslagen, hier en<br />
overal. Een avantgar<strong>de</strong> is een fictie en een paradox. Zij kan slechts dienst doen als<br />
waakzame, maar onbeteekenen<strong>de</strong> achterhoe<strong>de</strong> om <strong>de</strong>n terugtocht te <strong>de</strong>kken van<br />
die enkelen van wie <strong>de</strong> wereld in dit stadium iets te verwachten heeft. En die enkelen<br />
zullen wel stuk <strong>voor</strong> stuk uiteengaan als een soort woudloopers, <strong>voor</strong> wie het leven<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
geen koninklijke overwinning, maar opnieuw een zware en ne<strong>de</strong>rige strijd om het<br />
bestaan - een nieuw bestaan - gewor<strong>de</strong>n is.<br />
Er is niets bereikt wanneer men <strong>voor</strong> een z.g. ‘nieuw evenwicht’ enkel wil volstaan<br />
met een accentverlegging in litteraire compositie, of <strong>de</strong> cerebraal opgestel<strong>de</strong> en<br />
eenzijdig-dictatoriaal opgeleg<strong>de</strong> ten<strong>de</strong>nz van het ‘koel, snel, weerbaar en lenig’ vers<br />
tegenover <strong>de</strong>n elegischen, althans bezonnen toon van <strong>de</strong> laatste grooten vóór ons.<br />
Ten allen tij<strong>de</strong> zullen er verzen zoowel uit een actieve als uit een meditatieve attitu<strong>de</strong><br />
geschreven wor<strong>de</strong>n. Het komt er niet op aan wat <strong>voor</strong> waar<strong>de</strong> het vers heeft dat wij<br />
thans schrijven. Ja, er kan, en er moet misschien, in <strong>de</strong>zen tijd meer dan vroeger<br />
een tegenstelling liggen tusschen <strong>de</strong> drijfveeren van <strong>de</strong>n dichter en het resultaat in<br />
zijn werk: onvolkomen, moeilijk en steeds ten achter gekomen. Het komt er ook niet<br />
op aan, wie daarbij op zijpa<strong>de</strong>n raakt of <strong>voor</strong>goed zwijgt, - wat jij en ik van <strong>de</strong><br />
zwakkere broe<strong>de</strong>rs even wenschelijk vin<strong>de</strong>n - het komt er alleen op aan, dat wij<br />
ver<strong>de</strong>r gaan, omdat wij ver<strong>de</strong>r moeten, quand-même!<br />
Het ware te wenschen, dat wij overvloedig schreven, slordig, chaotisch, slecht,<br />
maar levend. In plaats daarvan schrijven wij weinig en, naar je zelf zegt, goed. Men<br />
heeft onzen angst <strong>voor</strong> overvloedige productie wel eens geweten aan <strong>de</strong>n<br />
hyper-i<strong>de</strong>ëelen angst om niet uitsluitend ‘meesterwerken’ te schrijven. Dat is niet<br />
geheel onwaar. Niets is makkelijker dan in <strong>de</strong>zen tijd dat te schrijven, wat <strong>de</strong> kleine<br />
wereld, die in ons belangstelt, een goed vers of een goed stuk proza noemt. Wij<br />
hebben dat meegekregen als een soort atavisme; juist daarom vervloeken wij het.<br />
Want het verhin<strong>de</strong>rt ons om het vers te schrijven, dat niet-aesthetisch, niet goed,<br />
maar ruw, groot en <strong>voor</strong>tvarend van nieuw leven zou zijn.<br />
Wat jij daarom als onze hoogmoed veron<strong>de</strong>rstelt:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
150<br />
het goe<strong>de</strong>, vroegrijpe en zelfverzeker<strong>de</strong> schrijven, is integen<strong>de</strong>el onze zwakte. Jij<br />
meent dat wij een generatie zijn, die ‘thans hun hoogste mogelijkheid beleven’ en<br />
dat wij op <strong>de</strong>n duur omlaag zullen vallen, omdat er ‘geen groote conflicten zijn, geen<br />
vraagstukken, geen oplossingen; omdat er geen ontwikkelingsmogelijkheid meer<br />
is’. Mijn waar<strong>de</strong> vriend, van dit alles is juist het tegen<strong>de</strong>el waar. Over het doo<strong>de</strong> punt<br />
zijn wij al lang heen, en èrgens is weer een paradijs in 't zicht, al zullen wij dat niet<br />
meer bereiken. Het geloof daaraan is het eenige, dat onzen aftocht <strong>de</strong>kt. Maar dat<br />
geloof ontneemt ons dan ook in <strong>de</strong>n grond alle sporen van <strong>de</strong>n hoogmoed, die jij<br />
aanwezig <strong>de</strong>nkt.<br />
Ik <strong>voor</strong> mij geloof niet, dat er in <strong>de</strong>zen tijd in onze litteratuur een werkelijk groot<br />
aangeleg<strong>de</strong> natuur schuilt, maar wèl geloof ik, dat ook indien er zoo iemand on<strong>de</strong>r<br />
ons was, hij in <strong>de</strong>zen tijd niet als een Caesar, maar als een arbei<strong>de</strong>r, een ernstige<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ernstigen, zijn plicht zou vervullen. Qui n'a pas l'esprit <strong>de</strong> son âge, <strong>de</strong> son<br />
âge a tout le malheur. Dat geldt hier sterker dan ooit, en dat maakt het wel<br />
onmogelijk, dat iemand on<strong>de</strong>r ons ooit nog een kruistocht zal prediken, die an<strong>de</strong>ren<br />
meesleepen zou. Wat geeft het dan of wij elk <strong>voor</strong> ons zou<strong>de</strong>n weten, dat wij<br />
meegingen, da<strong>de</strong>lijk, als hij gepredikt werd? ‘Von<strong>de</strong>l en Shakespeare’ hebben wij<br />
op ons veertigste jaar al evenmin te vreezen als het ‘uitgewerkt gemoed’ en <strong>de</strong>n<br />
‘beteekenisloozen waan’. Er blijft ons niet an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> drang om verzen te schrijven<br />
opdat zij overtroffen zullen wor<strong>de</strong>n en opdat er op onze schou<strong>de</strong>rs eens weer<br />
een geslacht zal komen te staan, dat wel <strong>de</strong> hubris, <strong>de</strong>n heiligen overmoed en<br />
daarmee <strong>de</strong> zege kent.<br />
Het is geen meening van vandaag, die ik hiermee formuleer. Hoewel het <strong>de</strong>stijds,<br />
twee jaar gele<strong>de</strong>n, korter en kernachtiger is gezegd, heb ik op het oogenblik slechts<br />
<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> hand, die ik toen zelf schreef aan het slot van een paar<br />
beschouwingen: ‘Er is altijd een geslacht tusschendoor, dat verliest. Een roemloos<br />
geslacht van wegberei<strong>de</strong>rs heeft men ons jongeren reeds genoemd. Maar zoo geen<br />
roem en - erger - geen eigen vre<strong>de</strong>, dan blijft ons toch altijd nog <strong>de</strong> Romeinsche<br />
moed tot <strong>de</strong>n “sprong in het duister”. En pioniers te zijn <strong>voor</strong> een latere grootheid,<br />
waarvan “ons ras <strong>de</strong> legen<strong>de</strong> zal zijn” - wel, het is bitter, maar het is ook goed’.<br />
Eén opmerking mag ik hier misschien tenslotte nog aan toevoegen. Juist <strong>de</strong>ze stand<br />
van zaken in <strong>de</strong> jongste litteratuur eischt iets, wat ik maar al te veel in je critieken<br />
mis: een werkelijke genegenheid, die eo ipso een zekere vers gevoeligheid<br />
veron<strong>de</strong>rstelt. Ik bedoel hiermee geen pleidooi <strong>voor</strong> een mil<strong>de</strong>re critiek, integen<strong>de</strong>el.<br />
Onze beste critici zijn zij, die baldadig, scherp en meedoogenloos op hun doel af<br />
gaan. Maar juist omdat zij gedreven wor<strong>de</strong>n door een eenvoudig,<br />
onverwoestbaar en bijna katholiek geloof in <strong>de</strong> doelein<strong>de</strong>n van hun eigen kunst.<br />
Het verzen schrijven is nu meer dan ooit een heilig en een ne<strong>de</strong>rig ambt. Wat ons<br />
daarom ook wacht, een kin<strong>de</strong>rkerkhof van hoogmoedigen, zooals jij het <strong>voor</strong>spelt,<br />
zeker niet. Misschien, als je het woord wilt behou<strong>de</strong>n omdat onze jeugd <strong>voor</strong> jou<br />
blijkbaar nog iets opvallends heeft, noem het dan maar - ‘ernstig op weg naar het<br />
heilige land’ en vèr van Bethlehem! - een kin<strong>de</strong>rkruistocht. Het zou een eerenaam<br />
kunnen zijn.<br />
Geloof me, intusschen,<br />
t.à.t.<br />
HENRIK SCHOLTE<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Al praten<strong>de</strong> met... A.A.M.<br />
Stols<br />
WE kennen elkaar al jaren. Twee verstokte bibliophielen: hij practicus tevens, ik<br />
alleen liefhebber.<br />
Nadat Stols zijn eerste boeken uitgegeven had kwam hij eens bij me, toen ik over<br />
een zijner uitgaven had geschreven. Hij lichtte me in over zijn ver<strong>de</strong>re plannen. Van<br />
lieverlee leer<strong>de</strong>n we elkan<strong>de</strong>r beter kennen, en toen hij in April 1924 zijn serie To<br />
the happy few begon met De Lokstem en an<strong>de</strong>re gedichten van Jan van Nijlen<br />
- men kent <strong>de</strong>ze boekjes, die Stols <strong>voor</strong> zijn vrien<strong>de</strong>n drukt in een beperkte oplage<br />
- zond hij met dat bun<strong>de</strong>ltje verzen toe met een fraaie opdracht.<br />
Ik voel<strong>de</strong> me aan Stols verwant, en menigmaal hebben we op elkan<strong>de</strong>rs kamers<br />
tot laat in <strong>de</strong>n avond zitten praten over wat ons bei<strong>de</strong>n lief was: het boek om <strong>de</strong>n<br />
inhoud en het uiterlijk.<br />
Na het schuchtere begin zijn er <strong>voor</strong> Stols roemrijke dagen aangebroken. Zijn<br />
Hollandsche en Fransche uitgaven, fijn van uitvoering, had<strong>de</strong>n zóóveel succes, dat<br />
hij op <strong>de</strong> Internationale tentoonstelling van Kunstnijverheid te Parijs bekroond werd<br />
met <strong>de</strong>n Grand Prix. Van een onbekend Hollan<strong>de</strong>r is hij een uitgever gewor<strong>de</strong>n<br />
wiens naam in het buitenland bekend is bij alle bibliophielen.<br />
Onze wegen waren uit elkaar geloopen. In <strong>de</strong>n laatsten tijd hoor<strong>de</strong>n we weinig<br />
meer van elkan<strong>de</strong>r,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
151<br />
maar het leek me nu <strong>de</strong>n tijd om eens <strong>de</strong> meening van Stols te hooren over allerlei<br />
on<strong>de</strong>rwerpen, die ons bei<strong>de</strong>n interesseeren en waarover we vroeger zoo dikwijls<br />
samen had<strong>de</strong>n gepraat.<br />
En dus vroeg ik of Stols me ontvangen kon <strong>voor</strong> een interview.<br />
Het is natuurlijk altijd zeer eigenaardig om tegenover iemand, dien men goed<br />
kent, te gaan zitten met een reportersboekje en een potlood gewapend. En toen<br />
Stols me dan ook in Bussum van <strong>de</strong>n trein haal<strong>de</strong> en we samen naar zijn keurig<br />
mo<strong>de</strong>rn huisje in <strong>de</strong> Heerenstraat liepen, had ik heelemaal niet het gevoel, dat ik<br />
zoo dikwijls heb als ik iemand kom interviewen: nu ga ik weer onbeschei<strong>de</strong>n vragen<br />
doen.<br />
Hij <strong>de</strong>ed het tuinhek open, dan <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>ur en bracht me eerst naar zijn kantoor<br />
en vandaar naar <strong>de</strong> groote zijkamer met <strong>de</strong> rustige, antieke meubelen, groote<br />
boekenkasten, breed bureau en schil<strong>de</strong>rijen en prenten aan <strong>de</strong>n muur. Ik liep er<br />
rond zon<strong>de</strong>r het gevoel te krijgen onbeschei<strong>de</strong>n te zijn. Ik neus<strong>de</strong> in <strong>de</strong> muurkasten,<br />
waarin ook boeken ston<strong>de</strong>n, allerlei merkwaardige uitgaven, ou<strong>de</strong> en nieuwe, die<br />
ik ken<strong>de</strong> van vroeger, en nieuwe acquisities, die ik niet ken<strong>de</strong>; ik keek op zijn<br />
lessenaar, waar ik juridische werken vond en vroeg hem toen:<br />
‘Wat ben je eigenlijk: stu<strong>de</strong>nt in <strong>de</strong> rechten of uitgever?’<br />
‘Op het oogenblik stu<strong>de</strong>nt in <strong>de</strong> rechten’.<br />
‘Je woont hier allemachtig aardig’.<br />
‘Een leuk huisje, vind-je niet? Boven is mijn slaapkamer en bergruimte <strong>voor</strong> mijn<br />
uitgaven. Meer kamers zijn er niet, maar het is ruim genoeg <strong>voor</strong> mij alleen’.<br />
‘Kerel, ik wou dat ik er woon<strong>de</strong>. Ik vind het een allerleukst huisje’.<br />
Toen dreig<strong>de</strong> weer het gevaar, dat altijd dreigt als men met iemand, dien men<br />
goed kent, zakelijk moet praten: afdwalen en ou<strong>de</strong> herinneringen ophalen. Ik maakte<br />
er resoluut een ein<strong>de</strong> aan door mijn notitieboekje <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dag te halen en Stols<br />
<strong>de</strong> vraag te stellen:<br />
‘Wat <strong>de</strong>nk je van bibliophiele uitgaven in ons land?’ Stols stak een pijp op, en zei:<br />
‘Jij rookt niet meer, hè?’ Hij blies een rookwolk uit, dacht even na, en antwoord<strong>de</strong><br />
ver<strong>de</strong>r: ‘Er kan toekomst zitten in bibliophiele uitgaven, mits ze, evenals in het<br />
buitenland, <strong>de</strong>n steun krijgen van <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l. Die ontbreekt nu te eenenmale.<br />
Tachtig procent van <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>laren zijn niet <strong>voor</strong> hun taak berekend; ze weten<br />
niet wat ze verkoopen kunnen. Met evenveel of meer succes kunnen ze glazen<br />
knikkers of suikerballetjes verkoopen. Ze weten niet hoe een boek gemaakt wordt,<br />
en hebben veelal geen begrip welke eigenschappen boekverkoopers moeten hebben<br />
om boeken te verkoopen.<br />
Het aantal boekhan<strong>de</strong>laren, dat bibliophiele boeken kan verkoopen, komt op een<br />
15-tal neer, maar is zeker tot 50 op te voeren, als hun aan het verstand gebracht<br />
kon wor<strong>de</strong>n, wat ze moesten doen. In <strong>de</strong> eerste plaats moeten ze boekenkoopers<br />
kweeken, en om dat te bereiken is een eerste vereischte zelf liefhebberij <strong>voor</strong> en<br />
verstand van boeken te bezitten. Dat moet dus op een of an<strong>de</strong>re manier wor<strong>de</strong>n<br />
aangekweekt.<br />
De boekhan<strong>de</strong>laren werpen zich alleen op romans met reuzenoplagen,<br />
best-sellers, en schoolboeken. De heele litteratuur kan hun geen steek schelen.<br />
Het feit, dat die menschen, als je een bun<strong>de</strong>l verzen van f 3.90 aanbiedt, vragen,<br />
waarom dat boekje zoo duur moet zijn, bewijst, dat ze geen kijk hebben op <strong>de</strong><br />
factoren, die meewerken op het ontstaan van een <strong>de</strong>rgelijk werkje.<br />
Daar is niemand, die me wijs kan maken, dat er in ons land geen menschen zijn<br />
te vin<strong>de</strong>n bij wie belangstelling <strong>voor</strong> het schoone boek gekweekt zou kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
Ik weet zeker, dat ze bestaan, veel ook. Maar <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l schijnt met die<br />
menschen geen contact te hebben, want ik krijg dikwijls genoeg brieven van<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
liefhebbers, die vragen of ik ze op <strong>de</strong> hoogte wil hou<strong>de</strong>n, omdat <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l ze<br />
onwetend laat.<br />
Het feit is er, dat, als een boekhan<strong>de</strong>laar een boek koopt bij een uitgever, <strong>voor</strong>al<br />
een van <strong>de</strong> goedverzorg<strong>de</strong> boeken, hij <strong>voor</strong> dat boek zeker een kooper zal vin<strong>de</strong>n.<br />
Dan is hij er bij betrokken en doet er moeite <strong>voor</strong> het te plaatsen, eer<strong>de</strong>r dan wanneer<br />
het in commissie gegeven is. Het leeuwen<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> winst komt in <strong>de</strong> zakken van<br />
<strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>laar terecht. Een boekhan<strong>de</strong>laar verdient al vóór <strong>de</strong> uitgever aan<br />
winst kan <strong>de</strong>nken. De boekhan<strong>de</strong>laar is te veel bourgeois satisfait om zich met<br />
goe<strong>de</strong> dingen bezig te hou<strong>de</strong>n. Ik sta dikwijls verbaasd over <strong>de</strong> geringe kennis, die<br />
die menschen er op na hou<strong>de</strong>n.<br />
Een goe<strong>de</strong> vakschool <strong>voor</strong> een boekhan<strong>de</strong>laar is een eerste vereischte <strong>voor</strong> een<br />
land, waar zooveel boekhan<strong>de</strong>laren zijn. Ik heb er dikwijls met allerhan<strong>de</strong><br />
boekhan<strong>de</strong>laren over gesproken en ze gaven je schoon gelijk, maar op een paar<br />
na dommelen ze weer in en doen niets <strong>voor</strong> het goe<strong>de</strong> boek’.<br />
‘Maar er zijn toch wel boekhan<strong>de</strong>laren, die wèl verstand van hun vak hebben?’<br />
‘Het is moeilijk namen te noemen. Ik heb er onvolprezen en zeer <strong>de</strong>skundige<br />
vrien<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r. Ja zeker, in Amsterdam, <strong>de</strong>n Haag, Rotterdam, Utrecht, Arnhem<br />
en Groningen ken ik er. Maar toch... Dagelijks krijg ik menschen op bezoek, die<br />
geregeld bij groote boekhan<strong>de</strong>laren koopen, zich <strong>voor</strong> mooie uitgaven interesseeren,<br />
maar niet weten, dat ze bestaan!<br />
‘Onze aanbiedingscirculaires wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> 75 pCt. genegeerd. Toch is er<br />
<strong>voor</strong>uitgang te constateeren, in <strong>de</strong>n verkoop. Dat ligt niet aan <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>laren<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
152<br />
maar aan <strong>de</strong> uitgevers, die <strong>de</strong> menschen naar <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l toejagen. Ik stuur<br />
boekenkoopers naar <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>laren toe, omdat ze <strong>de</strong> boeken niet van <strong>de</strong>n<br />
uitgever, maar van <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>laren moeten krijgen, waar ze in <strong>de</strong> winkels hon<strong>de</strong>rd<br />
an<strong>de</strong>re dingen zien, die hun interesseeren.<br />
A.A.M. STOLS<br />
Wanneer nu zoo'n kooper stuit op onwilligheid en onwetendheid van een<br />
boekhan<strong>de</strong>laar, dan blijft hij er vanzelf weg en komt hij bij een van <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />
boekhan<strong>de</strong>laren terecht. Een beetje concentratie in <strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen boekhan<strong>de</strong>l<br />
zou zoo gek niet zijn, want boekhan<strong>de</strong>ls verrijzen uit <strong>de</strong>n grond als pad<strong>de</strong>stoelen.<br />
De boekhan<strong>de</strong>l in het buitenland en <strong>de</strong> toestand in Fransch sprekend België,<br />
Frankrijk en Duitschland is veel en veel beter. Het is wel typisch, dat juist in <strong>de</strong>zen<br />
malaisetijd - er is sprake van groote malaise in Frankrijk - <strong>de</strong> bibliophiele edities het<br />
beste verkocht wor<strong>de</strong>n; dit bewijst, dat het publiek in laatste instantie toch <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />
boeken koopt. Goe<strong>de</strong> boeken zijn een <strong>de</strong>gelijke geldbelegging.<br />
De weinige uitgevers, die zich hier in het land met het zelf-vervaardigen of laten<br />
vervaardigen van mooie boeken bezig hou<strong>de</strong>n hebben in korten tijd ons land <strong>de</strong>n<br />
roem weten te hergeven, die het vóór <strong>de</strong> Fransche revolutie in het buitenland genoot.<br />
Frankrijk en Duitschland, ook België, Spanje en Zwitserland en, wat heel typisch is,<br />
zelfs Argentinië en Egypte interesseeren zich <strong>voor</strong> wat er hier in ons land aan<br />
schoone boeken geproduceerd wordt. Hiertoe werkt natuurlijk niet weinig mee het<br />
feit, dat door Mr. J.F. van Royen, <strong>de</strong> heer Chr. Nypels en mij texten van<br />
buitenlandsche schrijvers wor<strong>de</strong>n uitgegeven. En <strong>de</strong> boeken, die door <strong>de</strong>n heer Van<br />
Krimpen <strong>voor</strong> buitenlandsche uitgevers verzorgd wor<strong>de</strong>n hebben nog eens speciaal<br />
<strong>de</strong> aandacht gevestigd op <strong>de</strong>n rijken schat van bruikbaar materiaal, afkomstig van<br />
ou<strong>de</strong> lettersnij<strong>de</strong>rs, die in <strong>de</strong> typografische collectie <strong>de</strong>r firma Joh. Enschedé &<br />
Zonen aanwezig is.<br />
De <strong>voor</strong>treffelijke letters van Van Krimpen en De Roos, gebruikt op <strong>de</strong> papieren<br />
van Van Gel<strong>de</strong>r en Pannekoek, hebben nog eens dui<strong>de</strong>lijk laten zien, dat ons land<br />
<strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen materiaal bereikbaar stelt dat <strong>de</strong> productie in het buitenland ver<br />
overtreft en Engeland evenaart.<br />
‘Vertel eens iets over je eigen uitgaven?’<br />
‘De reeks Trajectum breidt zich steeds uit, dat weet je. Ver<strong>de</strong>r geef ik<br />
buitenlandsche boeken uit, en nu heb ik <strong>de</strong> Halcyonpress opgericht’.<br />
‘Wat geef je het liefste uit?’<br />
‘Hier in Ne<strong>de</strong>rland heb ik een bijzon<strong>de</strong>re <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> het werk van Boutens en<br />
onze jongere dichters. Er zijn altijd nog veel goe<strong>de</strong> dingen, die geen uitgever kunnen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
vin<strong>de</strong>n. Ik geef die boeken dan toch uit als het <strong>de</strong>n schrijvers niet lukt ze in een<br />
gewone editie in <strong>de</strong>n han<strong>de</strong>l te brengen, en probeer er een plaatsje <strong>voor</strong> te vin<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> serie To the happy few, wat niet wil zeggen, dat die serie alleen dingen bevat,<br />
die ik niet in <strong>de</strong>n han<strong>de</strong>l heb kunnen brengen, integen<strong>de</strong>el. To the happy<br />
few bevat ook verschillen<strong>de</strong> texten van zeer bijzon<strong>de</strong>re waar<strong>de</strong>, welke <strong>de</strong> auteurs<br />
niet in een editie wil<strong>de</strong>n hebben, die <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen verkrijgbaar zou zijn, en ik hoop,<br />
dat ik mijn vrien<strong>de</strong>n en enkele waren boekenliefhebbers, die ik persoonlijk niet ken,<br />
een prettige verrassing er mee bereid heb. (Ik knikte toestemmend en Stols ging<br />
door:) Zoo heb ik het genoegen gehad om aan dien kleinen kring te kunnen geven<br />
een eersten druk van De Lokstem van Jan van Nijlen, twee texten van Valéry, een<br />
bun<strong>de</strong>ltje van Jo Landheer, een van Larbaud en <strong>de</strong> inleiding tot <strong>de</strong> trilogie van Karel<br />
van <strong>de</strong> Woestijne, waarvan bij mij juist <strong>de</strong> prachtige bun<strong>de</strong>l God aan Zee is<br />
uitgekomen en <strong>voor</strong>dien De mod<strong>de</strong>ren man.<br />
Ver<strong>de</strong>r heb ik op die manier aan mijn vrien<strong>de</strong>n kunnen aanbie<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
‘Oud-Perzische kwatrijnen’ van Boutens en <strong>de</strong>n eersten druk van ‘Narcisse’ van<br />
Paul Valéry.<br />
Ik heb je al gezegd, dat ik me hier in het land bijzon<strong>de</strong>r aangetrokken voel tot<br />
onze jonge dichters. Werken van jonge prozaschrijvers zijn hier nog niet voldoen<strong>de</strong><br />
op <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>grond getre<strong>de</strong>n, maar ik hoop, dat van Deyssel zijn gelijkwaardigen<br />
portuur in <strong>de</strong>ze generatie terugvindt.<br />
In <strong>voor</strong>bereiding heb ik een bun<strong>de</strong>l van Henrik<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
153<br />
Scholte, een van Theun <strong>de</strong> Vries, een bun<strong>de</strong>ltje van een jong Katholiek<br />
dichter-<strong>de</strong>butant A. van Moorsel, waar<strong>voor</strong> Toorop portret, boekversiering en band<br />
zal teekenen, en een bun<strong>de</strong>l van A. van Duinkerken. Ver<strong>de</strong>r doe ik nog altijd pogingen<br />
om onze klassieke litteratuur in goe<strong>de</strong> en niet dure uitgaven te brengen. Ik probeer<br />
het nu nog met <strong>de</strong> Gijsbreght van Von<strong>de</strong>l. Als dat niet lukt kunnen we er veilig mee<br />
uitschei<strong>de</strong>n. (En in heilige verontwaardiging voeg<strong>de</strong> hij er bij:) Als dit niet gaat, gooi<br />
dan <strong>de</strong> heele Ne<strong>de</strong>rlandsche uitgeverij naar <strong>de</strong> maan! Gelukkig heeft een beken<strong>de</strong><br />
Amsterdamsche boekhan<strong>de</strong>l, die flink met mijn uitgaven werkt, mij moreelen steun<br />
toegezegd!<br />
Binnenkort zal er ook iets komen van <strong>de</strong> uitgave van <strong>de</strong> vertaling van <strong>de</strong> Basia<br />
van Johannes Secundus, die ik in <strong>de</strong>n Latijnschen text en met <strong>de</strong> vertaling van Van<br />
Hout en van <strong>de</strong>r Does laat verschijnen.<br />
Wat <strong>de</strong> buitenlandsche uitgaven betreft: In Frankrijk gaat mijn bijzon<strong>de</strong>re <strong>voor</strong>keur<br />
naar Valéry. Ik heb hem leeren kennen te Brussel op een lezing, die hij hield over<br />
zijn litteraire herinneringen en enkele Fransche schil<strong>de</strong>rs, die hij gekend had. Ik<br />
werd aan hem <strong>voor</strong>gesteld door mijn vriend dr. Ludo van Bogaert, een intiem vriend<br />
van Valéry, en al gauw ontstond uit <strong>de</strong>ze eerste samenkomst onze vriendschap en<br />
het plan tot <strong>de</strong> uitgave van Valéry's Analecta, waarvan <strong>de</strong>n vorigen zomer het eerste<br />
<strong>de</strong>el verschenen is.<br />
Mijn eerste bekendheid heb ik in Frankrijk gekregen door <strong>de</strong> uitgave van La<br />
Deffence et illustration <strong>de</strong> la langue francoyse van Du Bellay. Te voren heb ik me<br />
reeds enkele getrouwe vrien<strong>de</strong>n weten te verwerven door <strong>de</strong> uitgave van <strong>de</strong> Sonnets<br />
van Louïze Labé’.<br />
‘Hoe heb je zoo die an<strong>de</strong>re letterkundigen leeren kennen in Frankrijk?’<br />
‘Ik interesseer<strong>de</strong> me bijzon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> het driemaan<strong>de</strong>lijksch tijdschrift Commerce,<br />
waarvan <strong>de</strong> Princes <strong>de</strong> Bassiano <strong>de</strong> ziel is. Op een van <strong>de</strong> bijeenkomsten in haar<br />
mooie villa Romaine te Versailles heb ik kennis gemaakt met Valery Larbaud, St.<br />
John Perse, Jean Paulhan en vele buitenlandsche schrijvers Ook ben ik daarna in<br />
correspon<strong>de</strong>ntie gekomen met Rainer Maria Rilke en André Gi<strong>de</strong>, dien ik ook<br />
persoonlijk ken.<br />
De heer Frédéric Lefèvre, die hier je eigen jachtterrein onveilig heeft gemaakt,<br />
interesseert zich zeer <strong>voor</strong> mijn uitgaven. Ik heb hem laatst in Arnhem leeren kennen,<br />
waar hij me <strong>de</strong> kunst heeft willen afvragen.<br />
Maar om weer op mijn uitgaven terug te komen: Op het oogenblik heb ik in<br />
<strong>voor</strong>bereiding een bun<strong>de</strong>ltje gedichten en proza van een jong talentvol diplomaat,<br />
Henri Hoppenot, een Franschman, vriend van Larbaud en St. John Perse. Het<br />
bun<strong>de</strong>ltje heet Continent perdu.<br />
Ook ga ik door met <strong>de</strong> uitgave van Fransche klassieken. Met me<strong>de</strong>werking van<br />
Larbaud ga ik een groote reeks meer en min<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong> klassieken laten<br />
verschijnen, in <strong>de</strong> eerste plaats een reeks Lyonneesche dichters uit <strong>de</strong> 16e eeuw,<br />
waarin eerst zal verschijnen Microcosome van Maurice Scève. Daarna komt het<br />
volledige werk van Louise Labé, en vervolgens <strong>de</strong> “Rymes” van Pernette du Guillet.<br />
Ik heb al van Herriot een blijk van belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze serie ontvangen. Herriot<br />
is tevens burgemeester van Lyon, moet je weten!’<br />
Stols liet me een en an<strong>de</strong>r zien en vertel<strong>de</strong> dan ver<strong>de</strong>r:<br />
‘Sommige <strong>de</strong>zer schrijvers zijn door Larbaud heront<strong>de</strong>kt en hij schrijft ook een<br />
<strong>voor</strong>re<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> eerste uitgave. Ze wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> Garamond-letter gedrukt’.<br />
‘Waarom is <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne spelling gekozen?’<br />
‘Ze komen niet allemaal in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne spelling. Ik heb hierover een uitvoerige<br />
briefwisseling gevoerd met Larbaud. De resultaten van <strong>de</strong>ze correspon<strong>de</strong>ntie zullen<br />
door hem geplaatst wor<strong>de</strong>n in een artikel getiteld: L'ortographe, in het tijdschrift<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Commerce. Het oor<strong>de</strong>el van Paul Valéry hierover is, dat boeken die je drukt om<br />
gezien te wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> en die je drukt om gelezen te wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> nieuwe<br />
spelling verschijnen moeten, iets waar ik het niet heelemaal mee eens ben.<br />
Larbaud en ik zijn van meening, dat een klassiek auteur, die mo<strong>de</strong>rn genoeg is<br />
om door ons gelezen te wor<strong>de</strong>n, best in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne spelling kan gedrukt wor<strong>de</strong>n.<br />
Zijn oud habijt moet niet <strong>de</strong>n schijn wekken dat hij te ou<strong>de</strong>rwetsch zou zijn om een<br />
tijdje met ons in onze <strong>bibliotheek</strong> te praten.<br />
Ver<strong>de</strong>r heb ik buiten <strong>de</strong> Lyonneesche reeks in <strong>voor</strong>bereiding <strong>de</strong> volledige gedichten<br />
van Racan, een leerling van Malherbe, en van Malherbe zelf.<br />
Van <strong>de</strong> 19e eeuwsche Franschen gaf ik uit Stendhal, dat je kent, en zoo pas is<br />
verschenen P.L. Courier, Conversation chez la comtesse d'Albany, à Naples, le 2<br />
mars 1812. Ver<strong>de</strong>r is al verschenen een serie ‘Les livrets du bibliophile’.<br />
Dit <strong>bibliotheek</strong>je van 10 boeken ziet er alleraardigst uit. Voorop een houtsne<strong>de</strong><br />
van Jan Franken van een gebril<strong>de</strong>n bibliophiel met een boek in zijn hand. De boekjes<br />
zijn in zwart en rood gedrukt in 350 exemplaren. De reeks is opgedragen aan <strong>de</strong><br />
nagedachtenis van Charles Nodier, littérateur et bibliophile (1780-1844) en wordt<br />
dan ook met een boekje van hem geopend: Le bibliomane. Daarop volgen werkjes<br />
van Paul Clau<strong>de</strong>l: La philosophie du livre; Anatole France: Le livre du bibliophile;<br />
Clau<strong>de</strong> Aveline: ‘Les désirs’ ou le livre égaré; Stéphane Mallarmé: Quant au livre;<br />
Paul Valéry: Notes sur le livre et les manuscrits; Gustave Flaubert: Bibliomanie;<br />
Valery Larbaud: Ce vice impuni la lecture ...; Charles Asselineau: L'enfer du<br />
bibliophile, en George Duhamel: Lettre sur les bibliophiles.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
154<br />
Deze interessante serie zullen <strong>de</strong> bibliophielen zeker graag willen bezitten, want <strong>de</strong><br />
texten zijn zeer belangwekkend.<br />
Terwijl ik <strong>de</strong>ze boekjes had zitten bekijken had Stols in zijn papieren gesnuffeld<br />
en haal<strong>de</strong> er een prospectus van <strong>de</strong> Halcyon Press uit te <strong>voor</strong>schijn, waarover we<br />
nog praten moesten.<br />
‘Vertel eens hoe je er toe gekomen bent om <strong>de</strong>ze nieuwe on<strong>de</strong>rneming te<br />
beginnen?’<br />
‘Deze Press is eigenlijk ontstaan uit het verlangen om heel bijzon<strong>de</strong>re dingen te<br />
geven in een gewaad waarin op niets bezuinigd behoeft te wor<strong>de</strong>n, waarvan <strong>de</strong> prijs<br />
bijzaak wordt. Het eerste <strong>de</strong>el, Les roses van Rilke, heb je gekocht’.<br />
Met eenigen schrik dacht ik terug aan mijn euvelen moed om een boek te koopen,<br />
waarvan <strong>de</strong> prijs bijzaak was! Maar ik had <strong>de</strong>n moed nu eenmaal gehad en was<br />
thans dan ook in het bezit van een bijzon<strong>de</strong>r mooie uitgave van Rilke. Op het<br />
geel-getinte papier met <strong>de</strong> kloeke letter van Fleischman is aan <strong>de</strong> verzorging werkelijk<br />
zóóveel aandacht besteed, als een dichter van Rilke's grootheid toekomt. Het genot<br />
van het lezen wordt door zoo'n uitgave zeer verhoogd.<br />
‘Wat komt er nu?’ vroeg ik.<br />
‘Het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> O<strong>de</strong>s van Keats. Dat wordt iets grooter van formaat.<br />
De titel en initialen wor<strong>de</strong>n door Van Krimpen geteekend en het wordt ook gezet uit<br />
<strong>de</strong> Lutetia-letter van Van Krimpen. Op <strong>de</strong>n geheel pergamenten band komt het merk<br />
van <strong>de</strong> Halcyon Press in goud. Dit twee<strong>de</strong> boek heb ik zelf gedrukt, Rilke werd<br />
gedrukt bij Enschedé. Daarna verschijnt Le voyage d'Urien van André Gi<strong>de</strong>, dat ik<br />
ook zelf druk.<br />
Telkens kies ik een an<strong>de</strong>r formaat, zoek <strong>de</strong> letter uit, die er het best bij komt en<br />
ik ben ook van plan boeken met houtsne<strong>de</strong>n te laten versieren.<br />
Dit is het <strong>voor</strong>loopige programma. Keats verschijnt al gauw, en over Duitsche en<br />
Italiaansche texten ben ik aan het correspon<strong>de</strong>eren met Mr. P.N. van Eyck en<br />
an<strong>de</strong>ren’.<br />
Omstreeks zes uur waren we in een restaurant aan het dineeren; rustig kon<strong>de</strong>n<br />
we ver<strong>de</strong>r praten over allerlei, dat ons interesseer<strong>de</strong>, en haast zou ik soms vergeten,<br />
dat ik over gekomen was om te interviewen. Dus haal<strong>de</strong> ik mijn notitieboekje weer<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dag en vroeg Stols naar zijn eigen werk.<br />
‘Ik ben van oor<strong>de</strong>el, dat hier in ons land het bibliographisch materiaal over mo<strong>de</strong>rne<br />
litteratuur zeer onvoldoen<strong>de</strong> is en ik hoop tijd te kunnen vin<strong>de</strong>n om door te gaan<br />
met bibliografeeren van mo<strong>de</strong>rne litteratuur. De bibliographie van Boutens is<br />
verschenen en an<strong>de</strong>re zijn in bewerking. Ver<strong>de</strong>r ben ik ook met Fransche<br />
bibliographieën bezig. Ik heb een volledige aanvulling klaar op <strong>de</strong> bibliographie van<br />
Paul Valéry, <strong>voor</strong>namelijk van <strong>de</strong> vertalingen van zijn werk. Deze bibliographie zal<br />
waarschijnlijk verschijnen in een door mij geredigeer<strong>de</strong> Hommage <strong>de</strong>s Ecrivains<br />
étrangers à Paul Valéry. Dat boek zal ik ook uitgeven’.<br />
Stols toon<strong>de</strong> mij <strong>de</strong> lijst van me<strong>de</strong>werkers en ik noteer<strong>de</strong> er <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> namen<br />
uit: Rilke, Curtius, Eliot, Sturge Moore, Paul Zifferer, Franz Hellens, Juan Ramiro<br />
Jimenez, Antonio Marichalar, Giacomo Prampolini, Boutens, prof. P. Valkhoff, Victor<br />
van Vriesland, graaf <strong>de</strong> Reynold, dr. Max Rychner en dr. Otto Forst <strong>de</strong> Battaglia.<br />
Het boek is versierd met onuitgegeven portretten van Valéry en teekeningen van<br />
Jan Franken en <strong>de</strong>n Italiaanschen beeldhouwer Adolfo Wildt. Deze bun<strong>de</strong>l wordt<br />
aan Valéry aangebo<strong>de</strong>n ter gelegenheid van zijn entree in <strong>de</strong> Académie Française.<br />
De texten zijn in <strong>de</strong> oorspronkelijke taal en Fransch.<br />
‘Ver<strong>de</strong>r’, aldus vervolg<strong>de</strong> Stols, ‘meen ik Valéry te kunnen propageeren door zijn<br />
uiterst moeilijk proza te vertalen. Zijn Retour <strong>de</strong> Hollan<strong>de</strong> is eerst in het Hollandsch<br />
verschenen <strong>voor</strong>dat het in het Fransch gedrukt werd. Zijn hoofdwerk La soirée avec<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
monsieur Teste heb ik ook vertaald. Deze vertaling verschijnt in De Gids. De Gids<br />
neemt an<strong>de</strong>rs nooit vertalingen op! Daarna verschijnt <strong>de</strong>ze vertaling ook in boekvorm.<br />
‘Ver<strong>de</strong>r werk ik al geruimen tijd aan een in het Fransch geschreven zeer<br />
uitgebrei<strong>de</strong> bio-bibliographie van Larbaud, waar<strong>voor</strong> ik buitengewoon interessant<br />
materiaal ter beschikking heb. De gekste verhalen bestaan er over Larbaud.<br />
En dan is me gevraagd mijn herinneringen over Rilke, waarvan ik laatst een <strong>de</strong>el<br />
in <strong>de</strong> Telegraaf heb gepubliceerd, in boekvorm in <strong>de</strong> Fransche en Duitsche taal uit<br />
te geven’.<br />
‘Wordt het een groot boek?’<br />
‘Neen, dat niet. Wel zal ik er alle ongepubliceer<strong>de</strong> brieven van Rilke, die ik bezit,<br />
in openbaar maken. Je weet zeker, dat ik een eigen kantoor te Parijs heb, wat me<br />
van veel nut is <strong>voor</strong> mijn Fransche uitgaven. Het ligt in een typisch hoekje, dat alleen<br />
ou<strong>de</strong> Parijzenaars kennen: <strong>de</strong> Cour <strong>de</strong> Rohan, vlak bij <strong>de</strong> boulevard St. Germain.<br />
Die plek heeft in <strong>de</strong> Fransche revolutie een groote rol gespeeld’.<br />
‘En je Rijmprenten?’<br />
‘De eerste is al uit: De Va<strong>de</strong>rs van Greshoff met een uit <strong>de</strong> hand gekleur<strong>de</strong><br />
houtsne<strong>de</strong> van Jan Franken. Dan komt De Stad I van Albert Besnard, ook met een<br />
houtsnee van Franken, en daarna De tuinman en <strong>de</strong> dood van Van Eyck,<br />
Soldaten-Kerstmis van Nijhoff, Bloed en Zand van <strong>Den</strong> Doolaard en een gedicht<br />
van Campert, en Van een kindje van A. Roland Holst, met een houtsne<strong>de</strong> van B.<br />
Essers. Verschillen<strong>de</strong> hiervan wor<strong>de</strong>n ongeïllustreer<strong>de</strong> planodrukken.<br />
Dan geef ik nog een serie uit: Het Ne<strong>de</strong>rlandsche ex-libris, waarvan het eerste<br />
<strong>de</strong>el verschenen is. Het zijn <strong>de</strong> reproducties naar <strong>de</strong>rtig ex-libris teeke-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
155<br />
ningen van mej. R.M. Wichers Wierdsma met een <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> van Johan Schwencke.<br />
Ook geef ik een kostbare map uit met <strong>de</strong> etsen van Rik Wouters’.<br />
‘Knap je hier in Bussum alles alleen op?’<br />
‘Neen, ik heb hier werkelijk “excellente” hulp in vele beteekenissen’.<br />
‘Werk je samen met je broer Fons?’<br />
‘Ja, in Maastricht. Hij is nu afgestu<strong>de</strong>erd, is electrotechnisch ingenieur. Zijn hart<br />
trekt nog altijd naar <strong>de</strong> drukkerij. Hij is nu bezig aan <strong>de</strong> initialen <strong>voor</strong> Hoppenot,<br />
Von<strong>de</strong>l en Gi<strong>de</strong>. Veel heb ik aan zijn hulp te danken.<br />
En ik mag Van Krimpen niet vergeten, met wien ik al jaren hartelijk samenwerk.<br />
Je weet zelf, hoe veel ik aan hem te danken heb’.<br />
We spraken nog over duizend an<strong>de</strong>re dingen, zoodat ik mijn tijd verpraatte. Ik<br />
had beloofd na het eten in Laren te zijn. De tram kon ik niet meer halen, <strong>de</strong> bus was<br />
weg. Dies charter<strong>de</strong> Stols in <strong>de</strong> buurt een ou<strong>de</strong> auto, die hij met veel kennis van<br />
zaken na tallooze pogingen ein<strong>de</strong>lijk aan het loopen kreeg.<br />
Met duizelingwekken<strong>de</strong> vaart re<strong>de</strong>n we over <strong>de</strong>n berg naar Laren, waar het hem<br />
gelukte het vehikel te stoppen. Blij dat ik er het leven had afgebracht, nam ik op <strong>de</strong>n<br />
Brink afscheid van Stols, die zich daarna weer in een wolk van stof en benzinedamp<br />
hul<strong>de</strong>, en verdween. Na<strong>de</strong>rhand vernam ik dat ook hij veilig teruggekeerd was.<br />
G.H. PANNEKOEK Jr.<br />
Het Ne<strong>de</strong>rlandsche ex-libris<br />
VI Boekkunst<br />
ONZE menschelijkheid is <strong>voor</strong>tdurend on<strong>de</strong>rhevig aan het fijne spel van innerlijke<br />
vernieuwing. Wij wor<strong>de</strong>n onophou<strong>de</strong>lijk op won<strong>de</strong>rlijke en elegante wijze uit onszelf<br />
we<strong>de</strong>rgeboren; een gestadige stuwing verbreekt heimelijk <strong>de</strong> spanning ter baring<br />
van nieuwe krachten. Het eene proces gaat in het an<strong>de</strong>re over en <strong>de</strong> donkere<br />
<strong>voor</strong>bereiding tot <strong>de</strong>ze ein<strong>de</strong>looze beweging herhaalt zich in het klein en in het groot,<br />
in <strong>de</strong>n microcosmos en <strong>de</strong>n macrocosmos, dag in dag uit, van jaar op jaar, van<br />
geslacht op geslacht. Het is een door <strong>de</strong> natuur geschapen noodzaak. Want in die<br />
wisselingen voltrekt zich tevens onze zin <strong>voor</strong> het leven, <strong>de</strong> zin <strong>voor</strong> ons leven,<br />
welks magnetisme ons behoedt <strong>voor</strong> wankeling en onze aandacht spant tot een<br />
vitale lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> zijn vormen, zijn gestalten. Het één is niet zon<strong>de</strong>r het an<strong>de</strong>r.<br />
Hierin trilt <strong>de</strong> cadans, welke wij op onze beurt aan <strong>de</strong> stof me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen. En zoo<br />
zij het ons verklaarbaar, dat wij in <strong>de</strong> dingen, door <strong>de</strong> loomheid hunner substantie<br />
niet voetstoots <strong>voor</strong> gedaantewijziging vatbaar, na verloop van tijd een nieuwen<br />
vorm wenschen terug te vin<strong>de</strong>n. Het zijn <strong>de</strong> scheppen<strong>de</strong> kunstenaars, die aan <strong>de</strong>ze<br />
neiging uitdrukking geven, het zijn <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren, die met heimwee uitzien naar een<br />
omgeving, waarin hun wezen weerspiegelt, een heimwee, dat zich veelal ook<br />
zij<strong>de</strong>lings doet gel<strong>de</strong>n in onverschilligheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>ren staat, waarvan <strong>de</strong> stem<br />
op <strong>de</strong>n duur moest verklinken, <strong>de</strong> kleur in <strong>de</strong>n bleeken<strong>de</strong>n tijd moest vergaan.<br />
Deze perio<strong>de</strong>n zijn momenten in het aldoor wisselend getij <strong>de</strong>r eeuwen, waarin<br />
stilstand schijn is en in <strong>de</strong>n grond een teeken van beweging. In het dagelijksch leven<br />
is die onon<strong>de</strong>rbroken <strong>de</strong>ining in soms geforceerd tempo merkbaar op het gebied<br />
<strong>de</strong>r kleedij, waar het woord mo<strong>de</strong> <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijke taal spreekt, zij het dan dat<br />
hier nog an<strong>de</strong>re factoren werkzaam zijn. Maar ook zichtbaar is zulk een nieuw getij<br />
in <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst, te beluisteren valt het in <strong>de</strong> muziek, te aanschouwen in <strong>de</strong><br />
plastische danskunst.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Het is velen eerst na diepere over<strong>de</strong>nking dui<strong>de</strong>lijk, dat ook het boek aan <strong>de</strong>ze<br />
vernieuwing behoort <strong>de</strong>el te nemen. Dat men dit bij alle beschaaf<strong>de</strong> volken zoo<br />
gelief<strong>de</strong> stuk toch leere zien als een getuigenis van stijl en smaak, een <strong>voor</strong>werp,<br />
waarin een aanbid<strong>de</strong>lijk samenspel van vormen en opvattingen <strong>de</strong>n indruk bepaalt,<br />
dien het als zinnelijke verschijning maakt. Bijkans onbeperkt is het aantal<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n, om uit <strong>de</strong> wellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> ineenvloeiïng <strong>de</strong>r gezaghebben<strong>de</strong> en<br />
secundaire motieven een gehéél van schoonheid te scheppen, en juist die<br />
verrassen<strong>de</strong> schakeeringen bie<strong>de</strong>n een vermeiing van hooge or<strong>de</strong>. Het <strong>voor</strong>tbrengen<br />
van een boek is in zuiversten aanleg een componeeren, en <strong>de</strong> uitkomst klinkt u in<br />
het visueele toe als een brok muziek.<br />
De veran<strong>de</strong>ring van vorm wordt, om een <strong>voor</strong>naam punt te noemen, beheerscht<br />
door het lettertype; hier brengt <strong>de</strong> tijd af en toe <strong>de</strong> behoefte aan nieuw materiaal.<br />
Het zoeken van eenheid in <strong>de</strong> velerlei <strong>de</strong>elen als illustraties, papiersoort, formaat,<br />
marge en dies meer, is een e<strong>de</strong>l spel van ver<strong>de</strong>eling en verhouding. Terecht spreekt<br />
men <strong>de</strong> laatste jaren weer van boekkunst, en het bleef niet bij woor<strong>de</strong>n. Ons land<br />
zag een eerbiedwekken<strong>de</strong> reeks da<strong>de</strong>n van ware bibliophilen, van kunstzinnige<br />
drukkers en on<strong>de</strong>rnemen<strong>de</strong>, schoonheidminnen<strong>de</strong> uitgevers, die hun vak we<strong>de</strong>r tot<br />
een hoog peil wisten op te voeren. Boekkunst, dit wil toch zeggen, dat het boek een<br />
produkt is van kunst, een schepping uit stof, door geest gevormd en dien geest<br />
a<strong>de</strong>mend. Niet min<strong>de</strong>r alzoo dan een an<strong>de</strong>r kunst<strong>voor</strong>werp: een, dat door zijn<br />
schoonheid ontroert, een, dat men met een lichtelijk extatisch gebaar lief<strong>de</strong>rijk in<br />
<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n neemt.<br />
Baron Westreenen van Tiellandt, stichter van het museum<br />
Meermanno-Westreenianum in <strong>de</strong> hofstad, was zelfs een <strong>de</strong>rmate verstokt<br />
boekenliefhebber, dat hij zijn verzameling <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r verborgen hield: een uiterste<br />
daad van liefkoozing. Juist <strong>de</strong>ze houding prikkel<strong>de</strong> <strong>de</strong> nieuwsgierigheid van enkele<br />
vrien<strong>de</strong>n, die er op bleven aandringen <strong>de</strong> collectie te mogen bezichtigen. Ein<strong>de</strong>lijk<br />
zwichtte hij; doch op een zon<strong>de</strong>rlinge <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> zou<strong>de</strong>n ze tot zijn heiligdom<br />
wor<strong>de</strong>n toegelaten. Zij dien<strong>de</strong>n een nieuwe jas en nieuwe schoenen te dragen ten<br />
ein<strong>de</strong> te <strong>voor</strong>komen, dat zijn eigendommen wer<strong>de</strong>n bezoe<strong>de</strong>ld door iets, dat uit <strong>de</strong><br />
buitenwereld afkomstig was. Vóór het binnentre<strong>de</strong>n moesten ze <strong>de</strong>ze stukken<br />
aantrekken. Edoch, zelfs een brui<strong>de</strong>gom krijgt wel eens spijt van eenmaal gedane<br />
beloften, waarom dan niet een bibliomaan? De baron zocht uitvlucht op uitvlucht<br />
en was ten slotte hardnekkiger dan <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n, die het opgaven en nimmer <strong>de</strong><br />
boekerij bezichtig<strong>de</strong>n.<br />
Het is gemakkelijker om een <strong>de</strong>rgelijke daad met hilariteit te bejegenen dan <strong>de</strong>n<br />
diepen zin er van te peilen. Eén schre<strong>de</strong> terug van dit labiele gebied en we zien<br />
<strong>de</strong>zen koesteraar van zijn dierbaarhe<strong>de</strong>n in geheel an<strong>de</strong>r licht. De nog te weinig<br />
vertoon<strong>de</strong> passie <strong>voor</strong> het schoone boek brengt eenerzijds schamelheid en<br />
onverschilligheid, an<strong>de</strong>rzijds leidt zij, als een macabere reactie, in enkele geesten<br />
tot een zinnelooze lief<strong>de</strong>, welke wordt aangezien<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
156<br />
<strong>voor</strong> een afwijking, doch in waarheid <strong>voor</strong>tkomt uit kiemen van het tegen<strong>de</strong>el.<br />
En trilt die lief<strong>de</strong> niet evenzeer in het juichen<strong>de</strong> ‘Je l'ai’ op het ex-libris, door<br />
Bracquemond geteekend <strong>voor</strong> Poulet-Malassis! ‘Mijn boek!’ roept H.C.A. van Kampen<br />
in het eigendomsmerk, dat hij <strong>voor</strong> zijn <strong>bibliotheek</strong> ontwierp, en hij illustreert zijn<br />
gehechtheid aan het bezit door een bok in aanvalshouding op <strong>de</strong> achterste pooten<br />
daarbij weer te geven.<br />
Boekkunst! Daartoe behoort ook het ex-libris, het zoo mooi bij het boek<br />
aansluiten<strong>de</strong> stukje prentkunst, dat daarvan een onmisbaar <strong>de</strong>el moet gaan uitmaken.<br />
Ie<strong>de</strong>r, die een boek waar<strong>de</strong>ert, behoort prat te gaan op het bezit en dit te merken<br />
met een persoonlijk teeken, dat tevens een versiering is. Eerst dan is het ten volle<br />
ons eigendom, eerst nu vertoont het iets van ons wezen, ons karakter, onze<br />
<strong>voor</strong>lief<strong>de</strong>, onze individueele menschelijkheid. Zoo fijne taal kan het spreken, van<br />
zulk een intieme fluistering zijn, dat ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong> treffen<strong>de</strong> bekoring, het verrassen<strong>de</strong><br />
cachet er van niet zal kunnen ontkennen.<br />
De gedachten, welke hiervoren zijn ontwikkeld, wer<strong>de</strong>n ons ingegeven door het<br />
op bijzon<strong>de</strong>re wijze gearticuleer<strong>de</strong> werk van <strong>de</strong>n fijnen, nog jeugdigen kunstenaar<br />
W.J. Rozendaal. Zij behelzen dan ook een vorm van waar<strong>de</strong>ering, welke straks in<br />
meer omlijn<strong>de</strong> teekenen van lof langs <strong>de</strong>ze regels zal verlui<strong>de</strong>n.<br />
De algemeene indruk van het geheel is die van iets bijster <strong>de</strong>gelijks, van werk,<br />
waarme<strong>de</strong> men spoedig vertrouwd is. Dit laatste duidt echter geenszins op een<br />
factor van te algewone populariteit, welke in dit werk zou<strong>de</strong> aanwezig zijn; daar<strong>voor</strong><br />
is het te <strong>voor</strong>naam. Maar het heeft een stem met een moedig timbre. Het is niet<br />
vreemd om te spreken van <strong>de</strong>n klank eener schil<strong>de</strong>rij, van <strong>de</strong> kleur van muziek of<br />
<strong>de</strong> muziek van een gebouw. En zoo is er grafisch werk, dat u toeklinkt als <strong>de</strong><br />
zangstem van een sopraan of een bas. Dan is Rozendaal <strong>de</strong> grafische tenor met<br />
het diep uit een an<strong>de</strong>re wereld komen<strong>de</strong> menschelijk geluid. Vergeten we daarbij<br />
niet, dat het ex-libris nog maar een beperkt <strong>de</strong>el vertoont van <strong>de</strong>s kunstenaars<br />
kundighe<strong>de</strong>n.<br />
Ten aanzien van <strong>de</strong> houtsne<strong>de</strong>n bevin<strong>de</strong>n we ons ongetwijfeld <strong>voor</strong> stukken van<br />
zeer bijzon<strong>de</strong>re kwaliteiten. Wanneer we zien, hoe aandoenlijk-reëel het<br />
salaman<strong>de</strong>rtje in het donker-glanzen<strong>de</strong> water hangt, hoe levendig zijn figuren zijn,<br />
maar bovenal, hoe het gelaat van <strong>de</strong>n mensch vol van geest is alsof het <strong>de</strong> glanzen<br />
eener hoogere wereld draagt, dan valt terstond te erkennen, dat hij prachtig<br />
<strong>de</strong>coratieve sierstukken schiep. En dan schijnt het ons toe, dat <strong>de</strong>ze kunstenaar<br />
véél <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verfraaiïng van het boek, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verhooging van <strong>de</strong>szelfs peil als<br />
kunst<strong>voor</strong>tbrengsel, zou vermogen te doen.<br />
Het wezenlijke, het echte, het hooger-doorleef<strong>de</strong> treft bij beschouwing telkens<br />
weer. Hij werkt zich diep in <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e <strong>de</strong>r opgaaf in, reproduceert en verleent daarbij<br />
door zijn persoonlijke gemarkeerdheid <strong>de</strong> sfeer, waarin <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling thuisbehoort.<br />
Er is niet alleen <strong>de</strong> uit lijnen gevorm<strong>de</strong> figuur, er zweeft nog omheen het niet in<br />
woor<strong>de</strong>n te grijpen gevoel, waaruit <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el <strong>de</strong> schepping ontstond. Dit is het<br />
ware van zijn kunst en het ware is altijd het tragische en het gespannen-tragische<br />
is altoos het mooie, het soms ondanks alle stilte en alle uiterlijke roerloosheid<br />
aangrijpend-beminnelijke. Wie kan, o smartelijk won<strong>de</strong>r, vertolken, waaròm het<br />
leven ons soms zóó terneerslaat, waaròm het ons bijwijlen met juichingen opstoot?<br />
De houtsne<strong>de</strong>n maken <strong>de</strong>n indruk van sterk beel<strong>de</strong>nd te zijn, maar tasten toch<br />
het karakter <strong>de</strong>r techniek niet aan. Zij behou<strong>de</strong>n geheel een geä<strong>de</strong>ld-antieke<br />
gesteldheid - want bleef in wezen <strong>de</strong> houtsne<strong>de</strong> niet door <strong>de</strong> eeuwen aan zichzelve<br />
gelijk? - en zou<strong>de</strong>n zoozeer op haar plaats zijn in een werk, dat met een sierlijke<br />
boekletter is gedrukt, een letter als <strong>de</strong> onvolprezen Lutetia van Van Krimpen.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Rozendaal bezit dan ook <strong>de</strong> kwaliteiten, om het portret in hout te snij<strong>de</strong>n, zooals<br />
ook J. Franken Pzn. zoo vaak reeds <strong>voor</strong> boek-illustratie <strong>de</strong>ed.<br />
Het is merkwaardig, dat het werk van sommige kunstenaars zoo suggestief het<br />
vraagpunt naar voren dringt, hoe het begrip kunst zoo zuiver mogelijk ware te<br />
<strong>de</strong>finiëeren. Op tallooze manieren is het omschreven, maar welke was volstrekt<br />
bevredigend? Men heeft gesproken van gesublimeer<strong>de</strong> werkelijkheid, van<br />
gevoels-uitbeelding, van kunst als zijn<strong>de</strong> een an<strong>de</strong>re aggregatie-toestand dan die<br />
van <strong>de</strong> werkelijkheid. Het is evenwel niets dan een bena<strong>de</strong>ren, een aanvoelen van<br />
een onbevattelijke heerlijkheid. Kunst voert naar een an<strong>de</strong>r levensplan. Dit is <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rvinding, welke wij opdoen tegenover het werk van W.J. Rozendaal, al moge<br />
zij, evenals <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re thesen, in een zekere vaagheid dwalen.<br />
Nog een element komt bij hem sterk tot uiting. Gelijk dit ook in <strong>de</strong> bellettrie het<br />
geval is, is niet het on<strong>de</strong>rwerp van primair belang, doch <strong>de</strong> wijze van behan<strong>de</strong>ling.<br />
De waarheid van <strong>de</strong>ze stelling treedt <strong>voor</strong>al in het licht, wanneer op <strong>de</strong> simpelheid<br />
van het on<strong>de</strong>rwerp wordt gewezen. De artistieke uitvoering van het plan ontlokt dan<br />
<strong>de</strong> verbazing over het kunnen, <strong>de</strong> kunst.<br />
Nu is in het algemeen <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>stelling van een ex-libris <strong>voor</strong> ons niet<br />
belangrijk genoeg, om <strong>de</strong>ze te ontle<strong>de</strong>n. De beteekenis van <strong>de</strong>ze sierkunst ligt<br />
geenszins, gelijk ten onrechte nog zoo vaak wordt gemeend, in het spitsvondige of<br />
het van het normale afwijken<strong>de</strong> <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>stelling, in bizarre of groteske beel<strong>de</strong>n. Wij<br />
achten ook hier het hoogst <strong>de</strong> artistieke uitvoering, welke <strong>de</strong> meest eenvoudige<br />
<strong>voor</strong>stelling verheft, daarbij erkennen<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong>ze kunst vaak zeer<br />
geestige toespelingen op <strong>de</strong>n naam en nog tal van an<strong>de</strong>re dikwerf vermakelijke<br />
on<strong>de</strong>rwerpen toelaat.<br />
Afbeelding no. 1<br />
In dit geval stellen wij dan ook prijs op het napluizen van <strong>de</strong> bedoeling van <strong>de</strong>n<br />
kunstenaar of van hem, die het ex-libris voert. Vroeger <strong>de</strong><strong>de</strong>n we dit niet bij elk<br />
boekmerk en ook in <strong>de</strong> toekomst zullen we ons een <strong>de</strong>rgelijke analytische<br />
beschouwing niet tot stelsel maken.<br />
Het mooie mo<strong>de</strong>rne boek gaat weer schoonhe<strong>de</strong>n vertoonen, welke <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
boeken kenmerkten. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> houtsne<strong>de</strong>n van Rozendaal, alle in kopspalmhout,<br />
zijn er, welke ons eveneens terugvoeren naar <strong>de</strong> dagen, waarin <strong>de</strong>ze kunst het<br />
zuivere kleed droeg <strong>de</strong>r natuurlijkheid.<br />
Het boekmerk <strong>voor</strong> Mr. E. Mein<strong>de</strong>rsma geleidt ons onweerstaanbaar naar die<br />
tij<strong>de</strong>n heen (afb. 1). De <strong>voor</strong>stelling is eenvoudig; een schip in <strong>de</strong> wolken. In het<br />
woord vervoering ligt <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e, welke dit ex-libris <strong>de</strong>ed ontstaan.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
157<br />
Het is een schoone verbeelding van <strong>de</strong>n invloed van het bock; dit brengt ons boven<br />
<strong>de</strong> dagelijksche beslommeringen, in een sfeer, waar men ruimer a<strong>de</strong>mt en van een<br />
schooner uitzicht kan genieten. De kop <strong>de</strong>r figuur is hier meesterlijk weergegeven<br />
als die van een in zuiveren staat verkeerend mensch.<br />
Het ex-libris, dat <strong>de</strong> heer Rozendaal <strong>voor</strong> eigen gebruik<br />
Afbeelding no. 2<br />
sneed, is van een individueele i<strong>de</strong>e, een zelfbelij<strong>de</strong>nis (afb. 2). Het verbeeldt het<br />
conflict tusschen geest en stof. Bij <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong>ze gedachte streef<strong>de</strong> hij naar<br />
een versterking van <strong>de</strong> tegenstelling tusschen <strong>de</strong> begrippen stof en geest tot in het<br />
groteske, door een tijgerkop, als symbool van vijan<strong>de</strong>lijkheid bij uitnemendheid,<br />
tegenover <strong>de</strong>n kop van het meer geestelijke ge<strong>de</strong>elte te plaatsen.<br />
Afbeelding no. 3<br />
Het ex-libris <strong>voor</strong> M.M.S. (M.M. Sybenga) verkondigt niet min<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> bei<strong>de</strong><br />
vorige <strong>de</strong>n lof <strong>de</strong>r houtsne<strong>de</strong> (afb. 3). Zie het droomerig-zware, het zwoel onbeken<strong>de</strong><br />
van het glanzen<strong>de</strong> water, waarin het salaman<strong>de</strong>rtje hangt, even met <strong>de</strong>n neus<br />
tippend aan het lichtere element. In dit laatste schuilt een stukje symboliek. Het<br />
leven van salaman<strong>de</strong>rs doet <strong>de</strong>nken aan berustend stilzijn, afgebroken door hevige<br />
pogingen om uit <strong>de</strong> waterige omgeving weg te komen. Een wezen, dat langdurig<br />
zoo heel stil kan zijn, is <strong>voor</strong> ons vol geheim en daardoor nimmer ten volle te<br />
begrijpen. Het streven, om het hoogere licht te bereiken, dat weergegeven is door<br />
een wit vak, waarin <strong>de</strong> initialen zijn geplaatst, bevat we<strong>de</strong>r een mooi zinnebeeld ten<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
aanzien van het boek. Want door het boek willen we toch ook vaak het hoogere,<br />
het betere bereiken.<br />
Afbeelding no. 4<br />
Het ex-libris met <strong>de</strong> initialen V.G.R. ontwierp <strong>de</strong> kunstenaar <strong>voor</strong> zijn dochtertje<br />
Vera Gebina, in 19<strong>26</strong>, het jaar harer geboorte (afb. 4). De beteekenis is dui<strong>de</strong>lijk.<br />
Het monster heft waarschuwend <strong>de</strong>n vinger op, wijzen<strong>de</strong> naar <strong>de</strong>n naam van <strong>de</strong><br />
jeugdige eigenares. De <strong>voor</strong>stelling geeft dus min of meer een bedreiging van <strong>de</strong>n<br />
duivel tegenover een kwaadwillige, die aanstalten maakt om het boek, waarin het<br />
ex-libris is gehecht, te stelen. Het kan ook als een vorm van adoratie wor<strong>de</strong>n gezien.<br />
Het zal niet licht <strong>voor</strong>komen, dat <strong>voor</strong> een kind van zoo jeugdigen leeftijd reeds<br />
een boekmerk is bestemd.<br />
Deze daad vloei<strong>de</strong> <strong>voor</strong>t uit een i<strong>de</strong>alistische gedachte en verdient waar<strong>de</strong>ering.<br />
Dat <strong>de</strong> verwachtingen van <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tvaren<strong>de</strong>n va<strong>de</strong>r mogen wor<strong>de</strong>n verwezenlijkt<br />
en in <strong>de</strong> nog zeer jeugdige Vera Gebina met <strong>de</strong> jaren <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het boek moge<br />
ontbloeien en rijpen.<br />
Door <strong>de</strong>n aard <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>stelling na<strong>de</strong>rt dit oorspronkelijke ex-libris <strong>de</strong> boekvloeken,<br />
al is eenige bedreiging hier niet in welomschreven termen daarop tot uiting gebracht.<br />
Zij ligt ongetwijfeld vlak achter <strong>de</strong> gezon<strong>de</strong> tan<strong>de</strong>n van het onvrien<strong>de</strong>lijke monstertje.<br />
Bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>eling van <strong>de</strong> houtsne<strong>de</strong>n dient een belangrijke factor in het oog te<br />
wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong>ze geldt het papier, waarop zij wor<strong>de</strong>n afgedrukt. Dit doet<br />
hier namelijk niet, gelijk bij tekst vaak het geval is, uitsluitend dienst als overbrenger<br />
van gedachten, doch het werkt in niet onbelangrijke mate me<strong>de</strong> aan het aesthetisch<br />
effekt. Bij <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong> papiersoort moet er dus naar wor<strong>de</strong>n gestreefd, om het<br />
karakteristieke van het kunstwerk zoo zuiver mogelijk, als het ware in <strong>de</strong>n<br />
oorspronkelijken scheppingsstaat, weer te geven.<br />
Dit laatste wordt aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> praktijk treffend bewezen: <strong>de</strong> houtsne<strong>de</strong>n<br />
van Rozendaal, op Japansch papier gedrukt, doen <strong>de</strong> bewon<strong>de</strong>ring stijgen.<br />
Als specimen van <strong>de</strong>ze sierlijke houtsnijkunst wijzen we ten slotte op <strong>de</strong> afbeelding<br />
van <strong>de</strong>n Pegasus (afb. 5). Dit is niet ontworpen met <strong>de</strong> bedoeling, om het als ex-libris<br />
te gebruiken, hoewel het als zoodanig toch wel dienst zou kunnen doen, al ontbreekt<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>de</strong> naam op het stuk. Het zou ook zeer goed kunnen dienen als embleem van een<br />
drukker of uitgever. Maar niet ie<strong>de</strong>r is op <strong>de</strong>n<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
158<br />
Pegasus za<strong>de</strong>lvast. Door het bijvoegen van een naam of spreuk zou het nog zeer<br />
goed tot ex-libris kunnen wor<strong>de</strong>n verheven. Het is een sierlijk gestyleerd stuk, dat<br />
het in een boek buitengewoon goed zou doen.<br />
Afbeelding no. 5<br />
Voorstellingen als centaur, faun, pegasus, minotaurus blijven altoos voldoen<strong>de</strong><br />
belangwekkend, om daarop weer mo<strong>de</strong>rne gedachten te enten.<br />
Deze houtsne<strong>de</strong>n, alle dateerend van 19<strong>26</strong> en 1927, getuigen van een<br />
buitengewone lief<strong>de</strong> en een straffe aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> techniek, een zelfbeheersching,<br />
die, soms, <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n kunstenaar pijnlijk moet zijn geweest, maar eene, welke hij zich<br />
blijkbaar toch weet op te leggen.<br />
Het laatste ex-libris, dat we hier bespreken, voert ons<br />
Afbeelding no. 6<br />
terug naar het verle<strong>de</strong>n (afb. 6). Hetgeen we aanvankelijk in het algemeen opmerkten<br />
als teekenend <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze kunst, kan aan dit boekmerk op aantrekkelijke wijze wor<strong>de</strong>n<br />
getoetst. De <strong>voor</strong>stelling is een illustratie naar een moment uit het mid<strong>de</strong>leeuwsche<br />
treurspel ‘Lanseloet en<strong>de</strong> San<strong>de</strong>rijn’, een zoogenaamd abel spel van Lanseloet van<br />
<strong>Den</strong>emarken, door welk stuk het wereldlijk drama uit die dagen is vertegenwoordigd<br />
(± 1375-1400). Het ietwat statig-naïeve, het onbevangen-hoopvolle, het<br />
onver<strong>de</strong>kt-reëele trilt hier in vertrouw<strong>de</strong> akkoor<strong>de</strong>n over het fijn-aandoenlijke prentje<br />
heen. Het is geïnspireerd op <strong>de</strong>n zin uit het spel: ‘sprect hoveschelike en<strong>de</strong> mint<br />
met trouwen’; in <strong>de</strong> oorspronkelijke exlibris-afdrukken zijn <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n in rood<br />
gesteld.<br />
Het geheel herinnert aan dien ons zoo won<strong>de</strong>rlijk-weemoedig aanspreken<strong>de</strong>n tijd<br />
van ‘Willam die Madocke make<strong>de</strong>’.<br />
Het is onze innige hoop, dat <strong>de</strong>n kunstenaar W.J. Rozendaal <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ering<br />
moge ten <strong>de</strong>el vallen, waarop hij krachtens zijn kunstscheppingen aanspraak heeft,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
en dat zijn grafische kunst in het bijzon<strong>de</strong>r moge bijdragen tot zuivering van begrippen<br />
op het gebied <strong>de</strong>r boekkunst en tot verhooging van haar peil.<br />
De huidige welstand van zijn werk doet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst veel van hem<br />
verwachten.<br />
Biografische me<strong>de</strong><strong>de</strong>elingen: Willem Jacob Rozendaal werd geboren te<br />
Scherpenzeel op 14 December 1899, bleef daar drie weken en verwissel<strong>de</strong> eenige<br />
malen van woonplaats. Moest op zijn zestien<strong>de</strong> jaar <strong>voor</strong> zichzelf gaan zorgen en<br />
was toen reeds overdag verbon<strong>de</strong>n aan een atelier <strong>voor</strong> gebrand glas, als<br />
glasschil<strong>de</strong>r. Kreeg 's avonds <strong>de</strong> eerste lessen in teekenen op <strong>de</strong> Haagsche<br />
aca<strong>de</strong>mie en later op een particulieren cursus, om met <strong>de</strong> eerste technische<br />
beginselen als perspectief, meetkun<strong>de</strong>, enz. bekend te geraken. Het werk, dat toen<br />
dagelijks op glasateliers werd gemaakt, was veelal ‘stijlwerk’, zoodat hij, met<br />
financiëele baten, meteen een min of meer klassieke school <strong>voor</strong> vormenkennis<br />
me<strong>de</strong>maakte. Hoewel hij ernstig trachtte in teekeningen <strong>voor</strong> glas zijn opvattingen<br />
te uiten, kwamen <strong>de</strong>ze projecten nooit tot uitvoering; hij kreeg <strong>voor</strong> glasschil<strong>de</strong>ren<br />
in <strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>n zin weinig gelegenheid: dit bleef beperkt tot ramen <strong>voor</strong> bioscoop,<br />
winkel, café en <strong>de</strong>rgelijke in <strong>de</strong>n daaraan inhaerenten stijl. Woon<strong>de</strong> in Amsterdam,<br />
Utrecht, Haarlem, <strong>Den</strong> Haag, Rotterdam, Utrecht, Dordrecht, Arnhem. Is thans reeds<br />
drie jaren ontwerper aan een aar<strong>de</strong>werkfabriek in Maastricht. Zou gaarne het i<strong>de</strong>ale<br />
combineeren met dagelijksch werk.<br />
Teeken<strong>de</strong> portretten, kin<strong>de</strong>rportretten en schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Sneed weliswaar reeds<br />
vroeger, in 1921, in hout, doch <strong>de</strong> groote <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> daar<strong>voor</strong> dateert van 19<strong>26</strong>. Hij<br />
meent, dat zij blijven<strong>de</strong> is. Zou het liefst <strong>de</strong>n ganschen dag in hout snij<strong>de</strong>n en dit<br />
dan toepassen als boekverluchting. Wisselt soms het houtsnij<strong>de</strong>n af met portretteeren<br />
en tracht het portret met houtsne<strong>de</strong> te combineeren. Teeken<strong>de</strong> een portret van<br />
Ronsard <strong>voor</strong> ‘Elégie à Janet’ en maakte een houtsne<strong>de</strong> naar een portret van Du<br />
Bellay <strong>voor</strong> ‘La vieille courtisane’, bei<strong>de</strong> uitgegeven bij C. Nypels te Maastricht. Heeft<br />
een <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Dürer, Cranach, Mantegna, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vroege Italianen, <strong>voor</strong><br />
Perzische miniaturen, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> illustraties van Gustave Doré (Contes<br />
Drôlatiques-Don Quichote), in het algemeen <strong>voor</strong> werk, waarin <strong>de</strong> vormen uit <strong>de</strong><br />
ontroering ontston<strong>de</strong>n.<br />
JOHAN SCHWENCKE.<br />
N.B. 1.<br />
2.<br />
De belangstelling <strong>voor</strong> het verzamelen<br />
blijft groeien. Voor plaatsing op <strong>de</strong> lijst<br />
van hen, die gaarne ex-libris willen ruilen,<br />
gaven zich nog op: A.G. <strong>de</strong> Bruyn, arts,<br />
Ol<strong>de</strong>nzaal.<br />
Mej. M.E. Koker, Jac.-Obrechtstraat 23b,<br />
A'dam. W.H. Koppenol Czn.,<br />
Zuid-West-Buitensingel 110-111, <strong>Den</strong><br />
Haag.<br />
Mij bereikten klachten aangaan<strong>de</strong> het<br />
ruilverkeer. Daarom zij genoteerd, dat <strong>de</strong><br />
verzamelaars(ters), die hebben gevraagd<br />
om hun naam en adres in dit tijdschrift te<br />
publiceeren, daarme<strong>de</strong> tevens <strong>de</strong><br />
verplichting op zich hebben genomen,<br />
om <strong>voor</strong> toegezon<strong>de</strong>n ex-libris ten<br />
spoedigste an<strong>de</strong>re en zooveel mogelijk<br />
gelijkwaardige, in ruil terug te zen<strong>de</strong>n,<br />
dan wel het ontvangene per omgaan<strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
te retourneeren. Een en an<strong>de</strong>r kan<br />
<strong>de</strong>sgewenscht als drukwerk geschie<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
159<br />
Aanteekeningen over geestelijke lectuur<br />
a. Uit Dostojevsky 1)<br />
MEN heeft wel eens beweerd, dat het bewon<strong>de</strong>ren van Dostojevsky in West-Europa<br />
een mo<strong>de</strong>-gril gewor<strong>de</strong>n is; dat het ziekelijke en perverse in zijn romanfiguren een<br />
onweerstaanbare aantrekkingskracht bezit <strong>voor</strong> onevenwichtige naturen.<br />
In<strong>de</strong>rdaad is er <strong>de</strong> laatste jaren, <strong>voor</strong>al in Duitschland, een omvangrijke<br />
Dostojevsky-literatuur verschenen; ook is het niet te ontkennen, dat velen zich uit<br />
louter nieuwsgierigheid geworpen hebben op die boeken, waar Dostojevsky <strong>de</strong><br />
duistere driften in <strong>de</strong>n mensch aan <strong>de</strong> kaak stelt. Dit alles doet echter niet in het<br />
minste afbreuk aan <strong>de</strong> ontzaggelijke beteekenis van <strong>de</strong>zen grooten <strong>de</strong>nker <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
geheele wereld; een befeekenis, welke zal groeien, naarmate West-Europa zal<br />
hebben geleerd, dieper in <strong>de</strong> raadselachtige Russische gedachtenwereld door te<br />
dringen. Een wereld, waarin <strong>de</strong> allerhoogste gevoelens leven tegelijk met <strong>de</strong><br />
allerlaagste.<br />
De Heer Nieboer heeft een goed werk verricht met <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Vereeniging ‘Betere<br />
godsdienstige lectuur’ <strong>de</strong>ze bloemlezing samen te stellen. Het helaas veel drukfouten<br />
bevatten<strong>de</strong> boekje getuigt van een groote lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> en bovenal van een groot<br />
begrijpen van <strong>de</strong>n grooten Rus. Zooals <strong>de</strong> samensteller terecht opmerkt, schreef<br />
D. werk van zeer verschillen<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>; vele zijner boeken zijn bovendien zoo<br />
uitvoerig, dat menigeen er tegen opziet, aan <strong>de</strong> lezing te beginnen. Juist daarom<br />
komt <strong>de</strong>ze bloemlezing ons zoo te pas; <strong>de</strong> Dostojevskyfiguur wordt hier in al haar<br />
grootschheid, ten voeten uit geteekend als een door het lij<strong>de</strong>n gelouter<strong>de</strong>,<br />
diep-religieuse persoonlijkheid. Het lij<strong>de</strong>n heeft een grootsche taak op aar<strong>de</strong> te<br />
vervullen: <strong>de</strong> menschen te leeren inzien, dat al het geschapene slechts vergankelijke<br />
waar<strong>de</strong> bezit en dat <strong>de</strong> eeuwige goe<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> geestelijke wereld onaantastbaar<br />
zijn <strong>voor</strong> die krachten, welker doel schijnt te zijn, te vernietigen wat mensch en<br />
natuur eens hebben opgebouwd. Hoe heeft <strong>de</strong>ze man moeten lij<strong>de</strong>n en welk een<br />
geestkracht toon<strong>de</strong> hij; zijn geheele leven toont, dat er binnen in ons een mystiek,<br />
ondoofbaar vuur brandt.<br />
Welk een levenslief<strong>de</strong> spreekt er uit zijn woor<strong>de</strong>n! Wij moeten weer leeren het<br />
leven lief te hebben, méér nog dan <strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kking van zijn verborgen zin. Dat is<br />
onze dwaling; dat wij meenen het geluk en het eeuwige leven te moeten zoeken<br />
buiten dit leven, in het kennen van ons leven, in plaats van in het leven zelf. Dit is<br />
<strong>de</strong> kwaal van <strong>de</strong>n mo<strong>de</strong>rnen mensch: men lijdt aan <strong>de</strong> ziekte, alles met zijn verstand<br />
zwaarwichtig te willen ontle<strong>de</strong>n en doorgron<strong>de</strong>n.<br />
Dostojevsky was een groot psycholoog, een kenner van <strong>de</strong> verborgenste roerselen<br />
<strong>de</strong>r menschelijke ziel, zooals er weinigen vóór hem leef<strong>de</strong>n. Welk een levenswijsheid<br />
spreekt er uit <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> mensch zijn zielerust hooger stelt dan het recht<br />
zelf te beslissen tusschen wat goed en kwaad is en in smartelijke twijfelingen alléén<br />
te blijven staan als zijn eigen scheidsrechter. Hij zegt ons, dat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne<br />
maatschappij, al dit ‘practische’, in <strong>de</strong>n mensch het i<strong>de</strong>ëele doodt. Juist het gemis<br />
aan één groot, onstoffelijk i<strong>de</strong>aal, waarnaar allen kunnen opzien, is het, dat <strong>de</strong><br />
menschheid steeds sneller doet afzinken in <strong>de</strong> poel van gruwelen en ontaarding<br />
<strong>de</strong>zer laatste tij<strong>de</strong>n. Hoe meer het verstand toeneemt, hoemeer het gevoel van<br />
onbevredigdheid groeit; <strong>de</strong> wetenschap heeft ons niet <strong>de</strong>n stillen innerlijken vre<strong>de</strong><br />
doen ont<strong>de</strong>kken.<br />
1) Groote gedachten van Dostojevsky. Bijeengebracht en bewerkt door Attie Nieboer. - Uitgeverij<br />
‘Logon’, Amersfoort. z.j.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Scherp hekelt hij <strong>de</strong> hebzucht <strong>de</strong>r Europeanen die in Azië slechts naar goud en<br />
zilvermijnen zochten; <strong>de</strong> Russen zullen eens volgens hem in dat land <strong>de</strong>r heilige<br />
won<strong>de</strong>ren an<strong>de</strong>re mijnen weten te vin<strong>de</strong>n, die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> menschheid van oneindig<br />
veel grooter waar<strong>de</strong> zijn.<br />
Zooals bekend, heeft D. langen tijd in Siberië als gevangene moeten doorbrengen.<br />
De ontberingen van <strong>de</strong>n geest waren <strong>voor</strong> hem nog moeilijker te verdragen dan alle<br />
lichamelijke kwellingen. Het gevangenisstelsel is verkeerd, doordat het <strong>de</strong> menschen<br />
verbittert en ruïneert, inplaats van te verbeteren en op te heffen. Op een treffen<strong>de</strong><br />
wijze schil<strong>de</strong>rt hij het leven in <strong>de</strong> Russische gevangenissen.<br />
Voor Dostojevsky, <strong>de</strong>n mysticus, was <strong>de</strong> wereld <strong>de</strong>s te schooner, omdat ze een<br />
mysterie is. Leven en dood waren hem even lief; hij besefte in zijn binnenste het<br />
lichten<strong>de</strong> bewustzijn te dragen van zijn verband met het hemelleven. De dood had<br />
geen verschrikking <strong>voor</strong> hem volgens wien het allergrootste mysterie ligt in dat, wat<br />
<strong>de</strong> ziel van <strong>de</strong>n mensch in het hiernamaals wacht. Toen zijn leven ten ein<strong>de</strong> spoed<strong>de</strong>,<br />
schrei<strong>de</strong> zijn hart van vreug<strong>de</strong> en verhief zijn ziel zich in geestvervoering bij <strong>de</strong><br />
gedachte aan het Nieuwe Leven, dat hem wachtte, dat oneindig is. In zijn aardsche<br />
leven reeds ken<strong>de</strong> hij momenten, dat <strong>de</strong> tijd stilstond en eeuwig werd. Het zijn die<br />
momenten, waarin Tijd en Ruimte <strong>voor</strong> ons wegvallen, dat ook <strong>voor</strong> ons het oogenblik<br />
aanbreekt, ‘dat er geen tijd meer zal zijn’.<br />
b. Maeterlinck als philosoof 1)<br />
Maeterlinck heeft enkele jaren gele<strong>de</strong>n een zeer belangwekkend boek over het<br />
occultisme geschreven, indien men tenminste <strong>de</strong> groote problemen, welke het<br />
menschenhart in alle tij<strong>de</strong>n in beroering hebben gebracht, met <strong>de</strong>n naam van ‘occult’<br />
wil aandui<strong>de</strong>n. Hij bespreekt achtereenvolgens Indië, Egypte, Perzië, Chal<strong>de</strong>a, het<br />
<strong>voor</strong>-Socratische Griekenland, <strong>de</strong> Gnostieken en neo-Platonici, <strong>de</strong> Kabbala, <strong>de</strong><br />
Hermetisten, om dan eenige beschouwingen te wij<strong>de</strong>n aan het mo<strong>de</strong>rne occultisme<br />
en <strong>de</strong> metaphysici. Voor diegenen, welke zich gaarne in abstracte on<strong>de</strong>rwerpen<br />
verdiepen, een boek om intens van te genieten. Maeterlinck had zich reeds vroeger<br />
doen kennen als een bewon<strong>de</strong>raar <strong>de</strong>r oud-Indische wijsbegeerte, en toont in ‘Le<br />
Grand Secret’, dat zijn belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hooge wijsheid van Indië en Egypte<br />
eer toe - dan afgenomen is. Uit <strong>de</strong>n aard <strong>de</strong>r zaak kan men zich niet in alle opzichten<br />
met zijn beschouwingen vereenigen; over het algemeen toont hij zich echter een<br />
<strong>de</strong>skundige gids door <strong>de</strong>zen doolhof van theorieën en hypothesen, welke <strong>de</strong><br />
menschheid in <strong>de</strong>n loop van tallooze eeuwen met meer of min<strong>de</strong>r geluk heeft<br />
opgeworpen, om te trachten een tipje van <strong>de</strong>n sluier, welke het groote geheim <strong>de</strong>r<br />
schepping be<strong>de</strong>kt, op te lichten. Vooral <strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n, aan Indië en Egypte gewijd,<br />
oefenen op <strong>de</strong>n aandachtigen lezer een groote bekoring uit en zijn a.h.w. gedrenkt<br />
in eeuwigheidsbesef, zoodat men zich telkenmale van <strong>de</strong> beperkingen aan dit ons<br />
armzalige bestaan voelt ontstijgen. De zuivere Geest herneemt hier zijn rechten,<br />
en als glimlachend neerziend op <strong>de</strong>n in stof en tijd gevangen mensch, leert hij hem<br />
inzien, dat alle wijsgeerige en godsdienstige stelsels bij het zoeken naar het<br />
ondoorgron<strong>de</strong>lijke ij<strong>de</strong>l bleken te zijn; dat <strong>de</strong> werkelijkheid in het onzichtbare zetelt<br />
en <strong>voor</strong> aardsche oogen onkenbaar is. De religie beantwoordt aan <strong>de</strong> behoeften<br />
van het hart, vandaar haar eeuwige, betooveren<strong>de</strong> macht; <strong>de</strong> wijsbegeerte voldoet<br />
aan <strong>de</strong> behoeften van het verstand, vandaar haar onoverwinnelijke kracht. De ziel<br />
is <strong>de</strong> eenige, god<strong>de</strong>lijke werkelijkheid, <strong>de</strong> sleutel van het Heelal, zij is <strong>de</strong> afgezant<br />
van <strong>de</strong> hoogere wereld <strong>de</strong>s Lichts, waar wij allen eens uit <strong>voor</strong>tkwamen en welker<br />
verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> heer-<br />
1) Maurice Maeterlinck: Het Groote Geheim. Vertaling van G. <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r. - Zutphen, W.J Thieme<br />
& Co. z.j.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
160<br />
lijkheid in <strong>de</strong> peillooze diepte van het Onbewuste met onverzwakten glans blijft<br />
stralen. Het hoogere onstoffelijke leven blijft met een ondoofbaren gloed in ons<br />
bran<strong>de</strong>n, het zal zich ontdoen van zijn onvolmaakthe<strong>de</strong>n en eens tot het Hart <strong>de</strong>s<br />
Heelals we<strong>de</strong>rkeeren.<br />
In dit boek vertoeven wij a.h.w. <strong>voor</strong>tdurend op <strong>de</strong> grenzen van twee werel<strong>de</strong>n;<br />
het onzichtbare blijkt <strong>de</strong> essentie van het zichtbare te vormen.<br />
Hoe hebben zich <strong>de</strong> inzichten omtrent <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>rdom <strong>de</strong>r menschelijke beschaving<br />
in <strong>de</strong> laatste eeuw gewijzigd! Sinds <strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kking <strong>de</strong>r heilige boeken van Indië,<br />
terecht <strong>de</strong> belangrijkste gebeurtenis op geestelijk gebied se<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> stichting van het<br />
Christendom genoemd, zien wij in, dat se<strong>de</strong>rt onheugelijke tij<strong>de</strong>n een hooge<br />
beschaving in het Oosten bloei<strong>de</strong>, dat in het ou<strong>de</strong> Indië zich ‘<strong>de</strong> bronnen bevin<strong>de</strong>n<br />
van <strong>de</strong>n mysterieuzen stroom, die zich van het begin af heeft <strong>voor</strong>tbewogen on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> godsdienstige stelsels’. Toen men er in <strong>de</strong> 19e eeuw in slaag<strong>de</strong>,<br />
het Egyptische hieroglyphenschrift te ontcijferen, werd ons o.a. in het Boek <strong>de</strong>r<br />
Doo<strong>de</strong>n een wijsheid geopenbaard van zulk een verheven karakter, dat <strong>de</strong><br />
Westersche menschheid besefte, hoe er in het ou<strong>de</strong> Egypte een levens- en<br />
wereldbeschouwing gehuldigd wer<strong>de</strong>n, welke in grootschheid van conceptie tot <strong>de</strong><br />
meest verheven uitingen <strong>de</strong>r menschelijke ziel gerekend dienen te wor<strong>de</strong>n. De<br />
ontwikkelingsgang <strong>de</strong>r menschheid vertoont allesbehalve een gelei<strong>de</strong>lijke stijging.<br />
In zijn Inleiding zegt Maeterlinck, geen ingewij<strong>de</strong> te zijn en ook geen meester, die<br />
slechts kort en geheimzinnig verschijnt op <strong>de</strong> grenzen van twee werel<strong>de</strong>n om<br />
waarhe<strong>de</strong>n te onthullen, en dan te verbie<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> Waarheid te versprei<strong>de</strong>n: dit is<br />
ongetwijfeld een spotten met het geheimzinnige gegoochel <strong>de</strong>r theosofen met hun<br />
‘Meesters’. Zelf heeft hij blijkbaar kennis genomen van een groot ge<strong>de</strong>elte <strong>de</strong>r<br />
ontzaggelijke literatuur, welke over <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rwerpen bestaat, en als vrucht van<br />
veel studie en diep na<strong>de</strong>nken verscheen toen ‘Le Grand Secret’. Over het algemeen<br />
kan ik mij met zijn opvattingen vereenigen, ook al ben ik in enkele opzichten een<br />
an<strong>de</strong>re meening toegedaan. Zijn meening omtrent het Atlantis-probleem kan ik niet<br />
in allen <strong>de</strong>ele on<strong>de</strong>rschrijven: <strong>de</strong> recente opgravingen in Centraal- en Zuid-Amerika<br />
hebben ons ver<strong>de</strong>r in aanraking gebracht met <strong>de</strong> overblijfselen van een zeer<br />
merkwaardige beschaving, zoodat verschillen<strong>de</strong> Atlantistheorieën langzamerhand<br />
uit <strong>de</strong> sfeer <strong>de</strong>r hypothesen in die <strong>de</strong>r wetenschappelijke zekerheid wor<strong>de</strong>n geheven.<br />
Toen mij ter oore kwam, dat er een Ne<strong>de</strong>rlandsche vertaling van dit uitermate<br />
belangwekken<strong>de</strong> boek zou verschijnen, verheug<strong>de</strong> ik mij erin, dat een grooter aantal<br />
lezers thans kennis zou kunnen nemen van <strong>de</strong>n inhoud van ‘Le Grand Secret’. Hoe<br />
bitter was <strong>de</strong> ontgoocheling toen mij bleek, dat <strong>de</strong> vertaling niet aan re<strong>de</strong>lijke eischen<br />
voldoet en dat <strong>de</strong> heer De Rid<strong>de</strong>r òf niet <strong>de</strong> minste ware belangstelling heeft <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> gedachtenwereld <strong>de</strong>r Ou<strong>de</strong>n òf zich aan <strong>de</strong> vertaling van een buitengewoon<br />
moeilijk werk heeft gezet met het <strong>voor</strong>nemen, zich er spoedig af te maken. Vooral<br />
het eerste en moeilijkste ge<strong>de</strong>elte, waar Maeterlinck <strong>de</strong> gedachtenwereld van Indië<br />
en Egypte behan<strong>de</strong>lt, staat zoo vol met storen<strong>de</strong> onjuisthe<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> vertaling als<br />
een absolute mislukking beschouwd moet wor<strong>de</strong>n, die alle waar<strong>de</strong> aan Maeterlink's<br />
werk ontneemt. Om slechts enkele <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n te noemen: waar gedoeld wordt op<br />
<strong>de</strong> nomenclatuur van <strong>de</strong> emanaties van het Onkenbare, schrijft <strong>de</strong> heer <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r:<br />
nomenclatuur van het Onkenbare. Hij spreekt van natuurkrachten overmeesteren<br />
(in plaats van beheerschen), dan van: is beslist hypothese, in plaats van: is<br />
noodzakelijkerwijs hypothese; van vragen ontleend aan <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>historischen tijd.<br />
Op blz. 14 leest men van <strong>de</strong> algemeene Veda-gedachte, inplaats van <strong>de</strong><br />
oorspronkelijke ontwikkeling <strong>de</strong>r Vedagedachte, op blz. 16 staat oostersche<br />
godsdienst in plaats westersche, zoodat <strong>de</strong> bedoeling van <strong>de</strong>n schrijver geheel<br />
verdraaid wordt. Dan lezen wij over <strong>de</strong> uitersten van een leer, inplaats van <strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
hoogtepunten van een leer. Stelt u <strong>voor</strong>, dat er te lezen staat: ‘hare godhe<strong>de</strong>n<br />
vertegenwoordigen louter overdreven natuurkrachten’, waar M. bedoelt het<br />
symboliseeren van belichaam<strong>de</strong> natuurkrachten. Dan kunnen wij er van kennis<br />
nemen, dat <strong>de</strong> Sama-Veda het Onkenbare ‘verklaart’, waar M. er overal <strong>de</strong>n nadruk<br />
op legt, hoe juist het ou<strong>de</strong> Indië <strong>de</strong> leer van het nietweten, van het grenzelooze<br />
agnosticisme huldigt. Bedoeld wordt: buigt zich <strong>voor</strong> het onkenbare. Het komt mij<br />
ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>, dat men beter van een pantheïstische religie, dan van een<br />
pantheïstischen godsdienst kan spreken.<br />
Op blz. 18 leest men van berekeningen, gemaakt op <strong>de</strong>n tijd van opkomst <strong>de</strong>r<br />
sterren, terwijl Maeterlinck doelt op calculaties, waarbij men gebruik maakte van<br />
<strong>de</strong>n tijd van doorgang door <strong>de</strong>n mediaan van een ster, welke meening ook door<br />
Abbé Moreux, <strong>de</strong>n geleer<strong>de</strong>n schrijver van ‘De Geheimzinnige Wetenschap <strong>de</strong>r<br />
Pharao's’ verkondigd wordt. De Egyptische priesters beschikten over een<br />
ontzaggelijke wetenschappelijke ontwikkeling.<br />
Wij lezen van sterrekundige beschouwingen inplaats van waarnemingen, van een<br />
legendarische beschaving, inplaats van wijsheid. Op blz. 20 leest men ver<strong>de</strong>r: die<br />
<strong>de</strong> oudste volken, waarschijnlijk wel <strong>de</strong> Atlanten, ons nalieten. Maeterlinck spreekt<br />
van ‘ou<strong>de</strong>re volken, bovenal <strong>de</strong> legendarische Atlanten’.<br />
Op blz. 20 wordt niet vermeld hoe het Champollion mogelijk was, <strong>de</strong> hieroglyphen<br />
te ontcijferen, nl. door <strong>de</strong>n drievoudigen tekst. Wij lezen van een ‘navolger’ van<br />
Champollion. De heer De Rid<strong>de</strong>r heeft het over ‘een hypothese waartoe door <strong>de</strong>n<br />
golven<strong>de</strong>n woor<strong>de</strong>nvloed’: terwijl Maeterlinck wil zeggen, dat vele Egyptische<br />
uitdrukkingen <strong>voor</strong> meer dan één uitlegging vatbaar zijn.<br />
Van <strong>de</strong> verheven wijsheid, in het Boek <strong>de</strong>r Doo<strong>de</strong>n vervat, wordt ons door <strong>de</strong>ze<br />
vertaling slechts een zwak en misteekend beeld gevormd. Waarom niet gesproken<br />
van Eén, die niet geschapen is, inplaats van een niet-gemaakten God? Hij was<br />
gisteren, is he<strong>de</strong>n en zal altijd zijn. Waarom schrijft <strong>de</strong> vertaler niet: Het Gisteren,<br />
het He<strong>de</strong>n en Komen<strong>de</strong> ben Ik.<br />
Dan volgt: Hij is God, zich makend God, bestaan<strong>de</strong> uit zich zelf, het dubbele<br />
wezen, zich zelf <strong>voor</strong>tbrengend, schepper en schepsel vanaf het begin. De<br />
Egyptenaren doel<strong>de</strong>n op een God, welke een tweevoudig wezen was, hetwelk zich<br />
zelf schept en se<strong>de</strong>rt alle eeuwigheid als schepper bestaat.<br />
Dezelf<strong>de</strong> verheven opvatting van <strong>de</strong>n immanenten God vin<strong>de</strong>n wij in het ou<strong>de</strong><br />
Indië, waar in <strong>de</strong> Bhagavad-Gita gezegd wordt: ‘Het begin, mid<strong>de</strong>n en ein<strong>de</strong> van<br />
alles ben Ik. Ik ben <strong>de</strong> ziel van al wat leeft’.<br />
Men zal het mij wel niet euvel dui<strong>de</strong>n indien ik eerlijk beken, na <strong>de</strong>ze ervaringen<br />
het boek niet ver<strong>de</strong>r in het Ne<strong>de</strong>rlandsch gelezen te hebben. Wil men nog een<br />
staaltje, zoo mid<strong>de</strong>n uit het werk genomen?<br />
Op blz. 103 wordt gesproken van een dramatische <strong>voor</strong>stelling van het Vedische<br />
Nirwana; Maeterlinck doelt op een gedramatiseer<strong>de</strong> weergave. En nu volgt: doch<br />
<strong>de</strong> authentieke teksten zijn daar en wel op populaire wijze, terwijl er moet staan: en<br />
zelfs als men zich op populair standpunt stelt, is het niet mogelijk, er een an<strong>de</strong>re<br />
beteekenis aan te geven.<br />
Op blz. 105 lezen wij van een red<strong>de</strong>loos dubbel, (waar bedoeld wordt <strong>de</strong><br />
ontlichaam<strong>de</strong> dubbelganger), hetwelk over <strong>de</strong> zichtbare en onzichtbare wereld doolt,<br />
inplaats van dolen tusschen bei<strong>de</strong> werel<strong>de</strong>n. Iets ver<strong>de</strong>r leest men van <strong>de</strong><br />
ge<strong>de</strong>sincarneer<strong>de</strong>n onzer spiritisten, terwijl het beter ware te dui<strong>de</strong>n op <strong>de</strong><br />
ge<strong>de</strong>sincarneer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r onze geesten.<br />
Op blz. 180 lezen wij van <strong>de</strong> bekoorlijkhe<strong>de</strong>n eener leer, inplaats van <strong>de</strong><br />
aantrekkingskracht. Iets ver<strong>de</strong>r van<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
161<br />
<strong>de</strong> kolommen (inplaats van: zuilen) van Hercules. Op blz. 209 wordt gesproken van<br />
een religieuse inrichting, van aan <strong>de</strong>n tijd en ruimte ontleen<strong>de</strong> cliché's.<br />
Op blz. 237 leest men van een ongeleer<strong>de</strong> dienstmeid.<br />
Op blz. 241 lezen wij: hij is onze toekomst, dat hij ont<strong>de</strong>kt, dat hij openbaart.<br />
Dan wordt gesproken van een onbeken<strong>de</strong>n reusachtigen gast; ware het niet beter<br />
te spreken van een machtigen gast? In <strong>de</strong>gelijkheid toenemen dien<strong>de</strong> vervangen<br />
te wor<strong>de</strong>n door in omvang toenemen. Op blz. 242, waar een rij van vreem<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
als luciditeit, bilocatie, (hel<strong>de</strong>rziendheid, dubbelganger) <strong>voor</strong>komt, wordt ook nog<br />
gesproken over <strong>de</strong> overlevering eener persoonlijkheid.<br />
Op blz. <strong>26</strong>0 wordt we<strong>de</strong>rom een geheel verkeer<strong>de</strong> indruk van <strong>de</strong> bedoeling <strong>de</strong>s<br />
schrijvers gegeven:<br />
Zie daar het punt van uitgang van <strong>de</strong> groote primitieve on<strong>de</strong>rrichters,<br />
zuiver verstandsmenschen en onverbid<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>neer<strong>de</strong>rs, zooals,<br />
wanneer men <strong>de</strong> occulte overleveringen moet gelooven, <strong>de</strong> mysterieuze<br />
Atlanten waren.<br />
terwijl Maeterlinck bedoelt:<br />
Zie daar het punt van uitgang van <strong>de</strong> groote primitieve leeraren, indien<br />
men <strong>de</strong> occulte overleveringen, <strong>de</strong> mysterieuze Atlanten mag gelooven.<br />
Uit <strong>de</strong>n aard <strong>de</strong>r zaak zijn vele ge<strong>de</strong>elten ook goed vertaald, doch hij, die zich zet<br />
aan <strong>de</strong> vertaling van een moeilijk werk als ‘Le Grand Secret’, dient in <strong>de</strong><br />
gedachtenwereld <strong>de</strong>r Ou<strong>de</strong>n wel zeer goed thuis te zijn. An<strong>de</strong>rs gaat er van <strong>de</strong><br />
oorspronkelijke waar<strong>de</strong> te veel verloren!<br />
c. De Bijbel als Boek van Schoonheid 1)<br />
Over <strong>de</strong>n Bijbel, het boek <strong>de</strong>r boeken, bestaat een zeer uitgebrei<strong>de</strong> literatuur. Doch<br />
een werk, waarin <strong>de</strong> schoonheid <strong>de</strong>r bijbelsche taal op zulk een overtuigen<strong>de</strong> wijze<br />
belicht wordt, mag tot <strong>de</strong> zeldzaamhe<strong>de</strong>n gerekend wor<strong>de</strong>n. Dr. Wielenga toont zich<br />
een uitnemend bijbelkenner en beschikt over een rijkdom van taal, een magistralen<br />
stijl, een gloed van overtuiging, een zeldzame bezieling, welke <strong>de</strong> lezing van zijn<br />
boek tot een waar genot maken. Niet, dat ik het in allen <strong>de</strong>ele eens ben met <strong>de</strong><br />
geloofsovertuiging van <strong>de</strong>n schrijver. Integen<strong>de</strong>el, <strong>de</strong> personificatie van het<br />
Eeuwig-Onkenbare doet <strong>voor</strong> mijn gevoel afbreuk aan <strong>de</strong> majesteit <strong>de</strong>r scheppen<strong>de</strong><br />
Macht, ook al moge <strong>de</strong>ze anthropomorphe gods-<strong>voor</strong>stelling geheel in <strong>de</strong>n geest<br />
van <strong>de</strong>n Bijbel passen. Op een an<strong>de</strong>re plaats doet dr. Wielenga echter blijken, dat<br />
hij <strong>de</strong> natuur, <strong>de</strong> wereld van zintuigelijk-waarneembare dingen, beschouwt als het<br />
transparante kleed, waarin <strong>de</strong> Opperste Wijsheid zich hult; dat alle geschapen<br />
dingen slechts <strong>de</strong> afschaduwing zijn <strong>de</strong>r Ongeschapen Werkelijkheid.<br />
De geleer<strong>de</strong> en belezen schrijver is er van overtuigd, dat zijn godsdienst <strong>de</strong><br />
eenig-waarachtige en eenig-universeele is. Ik waag het, hier <strong>de</strong> vraag te stellen, of<br />
dr. Wielenga niet op <strong>de</strong> hoogte is van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re groote godsdiensten, welke sinds<br />
ontelbare eeuwen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n historischen tijd op <strong>de</strong>ze aar<strong>de</strong> tallooze aanhangers<br />
geteld hebben?<br />
Wij lezen, dat het Boeddhisme ‘levenskrank’ is en geen afschuw koestert tegen<br />
<strong>de</strong>n dood. Het is <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> verkeer<strong>de</strong> opvatting, welke Eduard Schuré zoo dikwijls<br />
1) De Bijbel als Boek van Schoonheid, door dr. B. Wielenga. (Kampen, J.H. Kok.)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
heeft bestre<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> Westersche wereld lijdt somtijds aan een superioriteitswaan,<br />
ontstaan door een <strong>voor</strong>opgestel<strong>de</strong>n afkeer van <strong>de</strong> wijsheid, opgetast in <strong>de</strong> alleroudste<br />
boeken <strong>de</strong>r menschheid.<br />
Zoo zou<strong>de</strong> er meer op te noemen zijn, waarme<strong>de</strong> ik mij niet kan vereenigen. Over<br />
het geheel echter heeft dr. Wielenga onze literatuur verrijkt met een werk, welks<br />
schoonheid zijn eigen uitspraak! ‘dat het verschijnsel <strong>de</strong>r schoonheid in<br />
ondoorgron<strong>de</strong>lijke diepten blijkt te wortelen’ tot een leven<strong>de</strong> waarheid doet wor<strong>de</strong>n.<br />
Want <strong>de</strong> lezing en <strong>de</strong> herlezing van dit boek zal velen in innige aanraking brengen<br />
met het mysterie <strong>de</strong>r taal-schoonheid, welks mystieke gloed <strong>de</strong> ziel van <strong>de</strong>nken<strong>de</strong><br />
menschen aller richtingen verwarmt.<br />
d. Dr. Annie Besant 1)<br />
.<br />
Annie Besant heeft buitengewoon veel geschreven op theosofisch gebied; uit <strong>de</strong>n<br />
aard <strong>de</strong>r zaak bevindt zich on<strong>de</strong>r haar oeuvre werk van blijven<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> en ook<br />
wat min<strong>de</strong>r gelukt is. Deze bun<strong>de</strong>l is te beschouwen als een soort bloemlezing uit<br />
een aantal harer werken, die in een tijdperk van vijfentwintig jaren wer<strong>de</strong>n uitgegeven;<br />
het doel <strong>de</strong>r samenstelster is geweest, om in compacten vorm Dr. Besant's<br />
<strong>voor</strong>stelling van het Groote Levensplan en <strong>de</strong> wijze van evolutie bekend te maken.<br />
Ik kan <strong>de</strong> keuze niet in alle opzichten gelukkig achten; er bevin<strong>de</strong>n zich in <strong>de</strong>zen<br />
(uitstekend vertaal<strong>de</strong>n) bun<strong>de</strong>l verschillen<strong>de</strong> opstellen welke veel te lang zijn en<br />
waar <strong>de</strong> schrijfster telkens in herhalingen vervalt. Vooral <strong>de</strong> eerste hoofdstukken<br />
tellen verschillen<strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n welke min<strong>de</strong>r belangwekkend zijn. Over het algemeen<br />
staan er echter in dit boek zeer vele mooie, diepe gedachten, geschikt om ons<br />
innerlijk leven te verrijken.<br />
Annie Besant heeft een bijzon<strong>de</strong>re gave, om <strong>de</strong> eeuwige levens-waarhe<strong>de</strong>n op<br />
een treffen<strong>de</strong> wijze te vertolken. Zij doet ons telkenmale inzien dat het Licht, hetwelk<br />
in <strong>de</strong> wereld om ons heen aanwezig is, ook leeft in onze eigen harten, ja er bestaat<br />
zelfs niet het geringste stof<strong>de</strong>eltje, dat niet doordrongen is van dat ééne god<strong>de</strong>lijke<br />
Licht. Het leven van God daal<strong>de</strong> neer òpdat <strong>de</strong> wereld door dat leven zou wor<strong>de</strong>n<br />
opgeheven; <strong>de</strong> Geest daalt neer in <strong>de</strong> stof, opdat hij <strong>de</strong> materie zou overwinnen.<br />
Dit zijn waarhe<strong>de</strong>n, welke wij alle gaarne aanvaar<strong>de</strong>n: zij doen ons <strong>de</strong> eeuwige,<br />
onvergankelijke waar<strong>de</strong> van het mysterieuse Leven beseffen.<br />
Als goed theosoof verkondigt zij ons echter ook in dit boek we<strong>de</strong>rom die beken<strong>de</strong><br />
theosofische ‘dogma's’, welke dit geloofs-stelsel hebben doen veran<strong>de</strong>ren in een<br />
geloof-op-gezag. Ook al erkent men gaarne dat <strong>de</strong> theosofie veler geestesoog heeft<br />
geopend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grootschheid en majesteit <strong>de</strong>r onzienlijke wereld en <strong>de</strong><br />
anthropomorphistische gods<strong>voor</strong>stellingen heeft doen plaats maken <strong>voor</strong> een<br />
Godsbegrip, dat ook door <strong>de</strong>n wetenschappelijken zoeker van <strong>de</strong>ze onrustige tij<strong>de</strong>n<br />
door zijn grootschheid van conceptie kan wor<strong>de</strong>n aanvaard, zoo wor<strong>de</strong>n ons toch<br />
als vaststaan<strong>de</strong> feiten dingen verteld (omtrent <strong>de</strong> Meesters bijv.) welke niet meer<br />
waar<strong>de</strong> bezitten dan met meer of min<strong>de</strong>r geluk opgeworpen hypothesen. Men moet<br />
alles gelooven zon<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek; <strong>de</strong> niet te verifieeren stellige uitspraken hangen<br />
a.h.w. in <strong>de</strong> lucht.<br />
Dit alles neemt niet weg, dat haar werk ons doet inzien hoe <strong>de</strong>ze zichtbare wereld<br />
door een onzichtbare wereld wordt gedragen en omvat, welke <strong>de</strong> eenige<br />
Werkelijkheid vormt, <strong>de</strong> substantie, die aan <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> werel<strong>de</strong>n ten grondslag<br />
ligt. Het heelal is <strong>de</strong> openbaring van <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke gedachte, <strong>de</strong> gedachte van God,<br />
welke zich belichaamt in <strong>de</strong> gedachtevormen, die wij werel<strong>de</strong>n noemen. Herhaal<strong>de</strong>lijk<br />
wijst zij er ons op hoe het Eene Eeuwige Licht zich bij ons allen gelijkelijk bevindt:<br />
1) Dr. Annie Besant: Evolutie en 's Menschen Bestemming, vertaling Jhr. M. Mazel. Theosofische<br />
Vereenigings Uitgevers Mij. Amsterdam.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
een vonk van ondoofbaar vuur, welke vóór onze geboorte in <strong>de</strong>n Tijd bestond en<br />
ook door onzen lichamelijken dood niet vernietigd wordt.<br />
Een boek, dat ondanks <strong>de</strong> onbewijsbare ‘dogma's’, lezing en over<strong>de</strong>nking verdient.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
162<br />
e. Het onverklaarbare in het leven en na <strong>de</strong>n dood 1)<br />
.<br />
Dr. Muller heeft een nuttigen arbeid verricht door een werk samen te stellen waarin<br />
een overzicht wordt gebo<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> literatuur op occult gebied. Wie <strong>de</strong> aan het<br />
ein<strong>de</strong> van dit boek opgesom<strong>de</strong> lijst van geraadpleeg<strong>de</strong> werken inziet, is er wel van<br />
overtuigd, dat <strong>de</strong> wereld-literatuur betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> onverklaar<strong>de</strong> en onverklaarbare<br />
dingen in het leven op een respectabelen omvang kan bogen. Wat echter in onze<br />
taal ontbrak, was een kort overzicht, waar het groote aantal belangstellen<strong>de</strong>n (wien<br />
het aan tijd en lust ontbreekt om <strong>de</strong> uitgebrei<strong>de</strong> wetenschappelijke werken te lezen)<br />
een indruk kunnen verkrijgen van het occultisme in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r tij<strong>de</strong>n.<br />
Het van groote belezenheid getuigen<strong>de</strong> geschrift is boeiend en vlot geschreven;<br />
het eerste ge<strong>de</strong>elte behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van het Spiritisme en Occultisme,<br />
terwijl in het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el een overzicht wordt gegeven van het Spiritisme en<br />
Occultisme in hun verschillen<strong>de</strong> uitingen. Deze twee<strong>de</strong> af<strong>de</strong>eling is het belangrijkste<br />
ge<strong>de</strong>elte van het oeuvre; hier vindt men een relaas van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekingen onzer<br />
19e en 20e eeuwsche geleer<strong>de</strong>n welke aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>barige conclusies <strong>de</strong>r<br />
Haeckel-aanbid<strong>de</strong>rs in<strong>de</strong>rtijd <strong>de</strong>n gena<strong>de</strong>slag toebrachten. In latere jaren zijn <strong>de</strong>ze<br />
on<strong>de</strong>rzoekingen van <strong>de</strong>n ‘onbeken<strong>de</strong>n gast’ in ons, met ijver <strong>voor</strong>tgezet, als resultaat<br />
waarvan in <strong>de</strong> eerste plaats genoemd mag wor<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> hypothese <strong>de</strong>r occulte<br />
intelligenties <strong>voor</strong> het grootste ge<strong>de</strong>elte <strong>de</strong>r z.g. occulte verschijnselen heeft<br />
afgedaan. De onbeken<strong>de</strong> krachten en uitingen van onze on<strong>de</strong>rbewuste<br />
persoonlijkheid zijn verantwoor<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> veel raadselachtigs, wat men <strong>voor</strong>heen<br />
aan <strong>de</strong> tusschenkomst van ge<strong>de</strong>sincarneer<strong>de</strong> persoonlijkhe<strong>de</strong>n toeschreef. Aan <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> heeft dit wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek ons echter <strong>de</strong> bevestiging gebracht<br />
van datgene, wat <strong>de</strong> menschheid in alle eeuwen intuïtief heeft geweten: dat nóch<br />
<strong>de</strong> geboorte het begin, nòch <strong>de</strong> dood het ein<strong>de</strong> van ons Bestaan beteekent.<br />
Als zoodanig zijn boeken als <strong>de</strong>ze, in een tijd waarin nog te veel waar<strong>de</strong> wordt<br />
gehecht aan <strong>de</strong> oppervlakte-verschijnselen van het leven, gevolg van <strong>de</strong><br />
materialistischpositivistische wereldbeschouwing, en waarin <strong>de</strong> onzienlijke wereld<br />
te weinig binnen <strong>de</strong>n kring van belangstelling van het overgroote <strong>de</strong>el <strong>de</strong>zer<br />
cultuur-menschheid treedt, van groot en bezwaarlijk te overschatten belang.<br />
De conclusies van <strong>de</strong>n schrijver kan een ie<strong>de</strong>r aanvaar<strong>de</strong>n of wijzigen: daar waar<br />
<strong>de</strong> wetenschap zich tegenover een onoverkomelijken slagboom bevindt, kunnen<br />
Geloof en Intuïtie ons ver<strong>de</strong>r brengen.<br />
F S. BOSMAN<br />
Brief uit Italië Het Mo<strong>de</strong>rne Tooneel<br />
Algemeene toestand<br />
De stichting van het Staatstooneel, die, zooals men uit <strong>de</strong> dagbla<strong>de</strong>n zal hebben<br />
gelezen, <strong>de</strong>zer dagen heeft plaats gehad, heeft het Italiaansche tooneel opnieuw<br />
in het mid<strong>de</strong>lpunt <strong>de</strong>r publieke belangstelling geplaatst. -<br />
El<strong>de</strong>rs heb ik geschreven over <strong>de</strong> tooneel technische vraagstukken die aan <strong>de</strong>ze<br />
on<strong>de</strong>rneming verbon<strong>de</strong>n zijn, thans wil ik het een oogenblik hebben over <strong>de</strong> stukken<br />
die <strong>de</strong> laatste jaren in Italië gegeven zijn. - Na <strong>de</strong> poëzie, die in Italië vrijwel dood<br />
schijnt te zijn zon<strong>de</strong>r dat er <strong>voor</strong>shands eenige hoop op herleving schijnt te bestaan,<br />
is <strong>de</strong> roman gaan<strong>de</strong>weg gaan vervallen; er komen zoo nu en dan wel enkele goe<strong>de</strong><br />
1) Het Onverklaarbare in het leven en na <strong>de</strong>n dood, door dr. Henri C.A. Muller. (Amsterdam,<br />
J.M. Meulenhoff).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
omans uit, maar hun getal wordt steeds geringer, terwijl <strong>de</strong> belangstelling daar<strong>voor</strong><br />
al heel klein is; <strong>de</strong> schrijvers beloven thans heel veel, zóóveel dat men geneigd zou<br />
zijn van herleving te spreken zoo er maar iets gerealiseerd werd; maar <strong>voor</strong>loopig<br />
blijft alles slechts belofte. -<br />
Er blijft dus slechts het tooneel over, maar het tooneel mag zich dan ook in <strong>de</strong><br />
groote belangstelling verheugen, zoo niet van het publiek dan toch van <strong>de</strong> auteurs<br />
en van <strong>de</strong> critici, die <strong>voor</strong>tdurend <strong>de</strong> couranten vol schrijven met lange artikelen<br />
over <strong>de</strong> tooneelcrisis. -<br />
Er is in Italië een groot aantal tooneelschrijvers die <strong>voor</strong>tgaan op geregel<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n<br />
een nieuwe comedie te leveren zon<strong>de</strong>r ooit bij machte te zijn om een stuk te schrijven<br />
dat <strong>de</strong> moeite van het zien of het lezen waard is. - Men verwon<strong>de</strong>rt zich <strong>voor</strong>tdurend<br />
over <strong>de</strong> oppervlakkigheid en <strong>de</strong> onbelangrijkheid <strong>de</strong>r producten die op <strong>de</strong><br />
tooneelmarkt verschijnen; uitgezon<strong>de</strong>rd <strong>de</strong> enkelen die Italië's naam hooghou<strong>de</strong>n<br />
is er <strong>de</strong>n laatsten tijd <strong>de</strong>rhalve weinig nieuws te bespeuren. - Als tegenwicht zou<br />
men kunnen opmerken dat <strong>de</strong> enkele goe<strong>de</strong> schrijvers die Italië heeft in een zeer<br />
gelukkige perio<strong>de</strong> schijnen te zijn. -<br />
Luigi Piran<strong>de</strong>llo<br />
Zoo heeft Luigi Piran<strong>de</strong>llo, van wien geduren<strong>de</strong> een paar jaren geen nieuw stuk<br />
vertoond was, ‘Diana en la Tuda’ gegeven; hij heeft hierin het contrast willen<br />
geven tusschen het leven dat beweging en <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring is en <strong>de</strong>n<br />
vorm die dat leven zou willen vastleggen en het juist door het vast te leggen <strong>de</strong><br />
beweging ontneemt en <strong>de</strong>rhalve doodt. - Het zou te ver voeren om hier uitvoerig<br />
<strong>de</strong>n inhoud van het stuk weer te geven; zel<strong>de</strong>n heeft Piran<strong>de</strong>llo echter zoo'n stuk<br />
dramatisch gegeven behan<strong>de</strong>ld, en naar het algemeen oor<strong>de</strong>el kan ‘Diana en la<br />
Tuda’, waarvan het succes overweldigend groot is geweest, tot zijn beste stukken<br />
wor<strong>de</strong>n gerekend. - Hij heeft het echter niet hierbij gelaten en in een interview<br />
verklaar<strong>de</strong> hij nog vier an<strong>de</strong>re stukken te hebben geschreven waarvan twee<br />
‘Lazzaro’ en ‘La Nuova Colonia’ gereed zijn om te wor<strong>de</strong>n opgevoerd. -<br />
Naar Piran<strong>de</strong>llo's eigen meening zal ‘La Nuova Colonia’ een van zijn<br />
belangrijkste stukken moeten zijn; hij heeft getracht hierin het ontstaan van een<br />
mythe vast te leggen en hij heeft dat gedaan in een stuk dat, naar hij zelf verklaart,<br />
grootsch is in zijn opzet. - Hij heeft <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling geplaatst op een vulcanisch eilandje<br />
in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>llandsche Zee dat slechts door tuchthuisboeven bewoond is; zij zijn daar<br />
achtergebleven om vrij te zijn wanneer alle an<strong>de</strong>ren gevlucht zijn, een aardbeving<br />
vreezend. - Bij hen is maar één vrouw, die aan <strong>de</strong> sterkste zal toebehooren; wanneer<br />
zij door hem moe<strong>de</strong>r wordt gemaakt wordt zij als een heilige vereerd, maar dan<br />
vlucht zij met haar man en haar kind naar het vaste land. - Het leven is echter hard<br />
<strong>voor</strong> haar, en na eenigen tijd wordt zij met een groot aantal prostituees op het eiland<br />
teruggebracht. - Thans is zij niet meer <strong>de</strong> eenige, zij is niet meer <strong>de</strong> heilige, zij is<br />
een van <strong>de</strong> vele prooien van <strong>de</strong> mannelijke begeerte; maar zij vlucht met haar kind<br />
op <strong>de</strong>n hoogsten top van het eiland en bidt God om verlossing, en God verhoort<br />
haar door het eiland door een aardbeving te verwoesten en alleen haar te red<strong>de</strong>n.<br />
- Zoo is haar legen<strong>de</strong> ontstaan. -<br />
‘Lazzaro’ is geen historische tragedie; het is een mo<strong>de</strong>rn drama waarin<br />
Piran<strong>de</strong>llo <strong>de</strong>n twijfel en het geloof in <strong>de</strong> godheid in of buiten ons als on<strong>de</strong>rwerp<br />
gedramatiseerd heeft; het gegeven lijkt mij zeer moeilijk op <strong>de</strong> planken te brengen,<br />
wij zullen afwachten wat Piran<strong>de</strong>llo er van gemaakt heeft. Zijn laatste stuk ‘L'Amica<br />
<strong>de</strong>lle Mogli’ is <strong>voor</strong> alles een sterk speelstuk; het is het drama van een meisje<br />
dat <strong>de</strong> mannen beminnen maar niet ten huwelijk durven vragen omdat zij zoo'n<br />
sterke persoonlijkheid heeft, die zij allen vreezen. - Deze comedie<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
163<br />
is een <strong>de</strong>r grootste successen van Piran<strong>de</strong>llo geweest. Rosso di San Secondo is<br />
na een tijdperk van inzinking met twee stukken ‘Febbre’ en ‘Tra ve stiti che<br />
ballano’ <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dag gekomen, die met zijn eerste drama ‘Mario nette che<br />
passione’ zijn beste werken zijn. - In ‘Febbre’ behan<strong>de</strong>lt hij met een an<strong>de</strong>r<br />
gegeven het grondi<strong>de</strong>e van zijn allereerste stuk weer: <strong>de</strong> tragedie van <strong>de</strong>n hartstocht<br />
waarvan wij ons vergeefs trachten te bevrij<strong>de</strong>n en die van ons marionetten maakt;<br />
terwijl <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rlief<strong>de</strong> het thema vormt van zijn laatste werk. - Hij heeft zijn i<strong>de</strong>eën<br />
weten te incarneeren in een sterk dramatisch gegeven en heeft daardoor zoo'n groot<br />
succes gehad als met geen van zijn vorige tooneelwerken. -<br />
Lodovici<br />
Groote bekendheid verwierf <strong>de</strong>n laatsten tijd Cesare Lodovici, een jonge schrijver<br />
die in <strong>de</strong> kringen <strong>de</strong>r letterkundigen zeer hoog werd geschat. - Hij behoort tot een<br />
geheel an<strong>de</strong>re richting als <strong>de</strong> overige mo<strong>de</strong>rne italianen; zijn kunst staat dichter tot<br />
die van een <strong>Den</strong>ys Amiel, J.J. Bernard of Vildrac; in zijn beste werk ‘La Donna<br />
di Nessuno’ wil hij <strong>de</strong> tragedie geven van een mo<strong>de</strong>rne vrouw die vrij wil zijn en<br />
toch in <strong>de</strong>n man <strong>de</strong>n sterkere zoekt, maar zich door uiterlijk dingen laat verblin<strong>de</strong>n<br />
en <strong>de</strong> ware kracht van <strong>de</strong>n man die haar kan begrijpen en haar daarom haar fouten<br />
vergeeft <strong>voor</strong> zwakte aanziet en daardoor haar leven verknoeit. - In zijn zeldzame<br />
soberheid en zijn weinig uiterlijk gebeuren is dit drama zeer treffend omdat het zoo<br />
innig menschelijk is en zoo vrij van alles wat tooneeleffect is of litteratuur. - In<br />
‘L'ldiota’ heeft hij zich door Dostojewski laten inspireeren en een man ten tooneele<br />
gebracht die tegenover <strong>de</strong> ontrouw en het berekenend egoïsme <strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren slechts<br />
lief<strong>de</strong> en oprechtheid zet en daardoor tenslotte <strong>de</strong> sterkere blijkt te zijn. -<br />
Van <strong>de</strong>zen jongere, die <strong>voor</strong> alles een kunstenaar blijkt te zijn die geen concessies<br />
doet aan het publiek en geen oogenblik bezorgd is over zijn succes zal men in <strong>de</strong><br />
toekomst veel kunnen verwachten. Ultramo<strong>de</strong>rn zijn Vergani en Solari. - De eerste<br />
behoort tot <strong>de</strong> piran<strong>de</strong>llianen, <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> gaat nog veel ver<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> vivisectie van<br />
<strong>de</strong>n mensch. - Zij staan bei<strong>de</strong>n pas aan het begin van hun loopbaan, maar het<br />
succes van Vergani's ‘Il Cammi no sulle Acque’ heeft wel bewezen dat zij<br />
tot iets goeds in staat zijn.<br />
Bontempelli en De Stefani hebben na ‘Nostra Dea’ en ‘Il Calzolaio di<br />
Messina’, die bei<strong>de</strong>n ook in het buitenland gespeeld <strong>de</strong>n schrijver beroemd<br />
maakten, niets meer gegeven. -<br />
Zoo is men thans in afwachting van hetgeen <strong>de</strong> toekomst brengen zal en men<br />
polemiseert misschien wel te veel over <strong>de</strong> crisis van het tooneel, crisis die overal<br />
bestaat wanneer er geen goe<strong>de</strong> stukken, geen goe<strong>de</strong> acteurs en geen goe<strong>de</strong><br />
regisseurs zijn, in één woord, wanneer <strong>de</strong> kunstenaars ontbreken, <strong>de</strong> zooveel<br />
gesma<strong>de</strong> kunstenaars zon<strong>de</strong>r wie <strong>de</strong> bourgeois het toch maar niet kan doen.<br />
GIACOMINO ANTONINI<br />
Fransche letteren<br />
A. Brou - Le Dix-Huitième Siècle littéraire. (2 <strong>de</strong>elen) Paris, Téqui, 1925.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
DIT is een geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuwsche letterkun<strong>de</strong>, die wat er op dit<br />
gebied bestaat, aanvult op een zóó gelukkige wijze en die zóó weinig bekend is,<br />
dat ik er hier <strong>de</strong> aandacht eens op vestigen wil. De achttien<strong>de</strong> eeuw is <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
litteratuur-beschrijving een ondankbare stof, omdat <strong>de</strong> vier of vijf groote namen,<br />
Voltaire, Rousseau, Montesquieu, Di<strong>de</strong>rot, een omvangrijk werk hebben nagelaten,<br />
dat soms, als in het geval van Montesquieu, verou<strong>de</strong>rd is, of, zooals in het geval<br />
van Di<strong>de</strong>rot, uit een constanten maar verborgen invloed op allerlei gebeurtenissen<br />
bestaat, plus enkele coups <strong>de</strong> génie, als <strong>de</strong> Neveu <strong>de</strong> Rameau; om <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rest te<br />
ontaar<strong>de</strong>n in veelschrijverij, die haar waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el verloren heeft;<br />
terwijl <strong>de</strong> overige schrijvers twee<strong>de</strong>rangs groothe<strong>de</strong>n zijn, die eerst belangwekkend<br />
wor<strong>de</strong>n als men er in slaagt aan hun figuur en aan hun werk een achtergrond te<br />
geven.<br />
De studies van een Faguet over dien tijd bepalen zich tot het resumeeren en<br />
bespreken van algemeene geestelijke stroomingen; hij toetst zijn on<strong>de</strong>rwerpen<br />
zon<strong>de</strong>r veel variatie aan een vrij eentonige bon sens, en geeft alleen van beken<strong>de</strong><br />
dingen een overzicht.<br />
Een Brunetière heeft er groote ge<strong>de</strong>elten van behan<strong>de</strong>ld op verschillen<strong>de</strong> wijzen.<br />
In zijn handboek stapelt hij, on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n, alle feiten en gegevens op<br />
elkaar en resumeert ze aan <strong>de</strong> bovenzij<strong>de</strong>. In zijn uitvoeriger studies geeft hij<br />
uitweidingen over wat niet ter zake doet, haalt zijn stokpaardjes van stal, in een taal<br />
die <strong>de</strong> pretentie heeft te wedijveren met die van klassieke mo<strong>de</strong>llen.<br />
Voortreffelijke monografieën daarentegen zijn er genoeg. Maar een werk, dat het<br />
geheel, ook <strong>de</strong> secondaire schrijvers, eens levendig behan<strong>de</strong>lt en aan het woord<br />
laat, en dat <strong>de</strong> werken ons toont in <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> van hun ontstaan, jaar <strong>voor</strong> jaar als<br />
het ware en in verband met <strong>de</strong> heerschen<strong>de</strong> ten<strong>de</strong>nzen <strong>de</strong>r eeuw, was er <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
literatuur niet.<br />
A. Brou is een priester, wat hier niet veel beteekenis heeft, mits hij geen kerkelijke<br />
normen gebruikt bij het beoor<strong>de</strong>elen van wereldsche zaken, als <strong>de</strong> letteren zijn. Een<br />
zekere strafheid tegen een tijd, waarin zooveel futiliteiten ernstig wer<strong>de</strong>n genomen<br />
en zooveel extravaganties opgang maakten, is zeker wel veroorloofd en zelfs<br />
vereischt, mits dit niet geschie<strong>de</strong> ten koste van <strong>de</strong> levendigheid.<br />
De menschen zijn dikwijls interessanter dan hun werken, bizon<strong>de</strong>r in een tijd als<br />
<strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw, van welker leven <strong>de</strong> letteren zeker niet alleen het beste <strong>de</strong>el<br />
weerspiegelen.<br />
De manier waarop hij het behan<strong>de</strong>ld heeft, is een beschrijven<strong>de</strong>, die ons<br />
onmid<strong>de</strong>llijk mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> zaken voert.<br />
De achttien<strong>de</strong> eeuw is een tijdperk, waarvan <strong>de</strong> letteren <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el<br />
bestaan uit controversen en memoiren; en <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el samenvallen met het<br />
ontstaan van alles in het leven vernieuwen willen<strong>de</strong> philosophische en<br />
wetenschappelijke theorieën. De letteren van zulk een tijd bespreken willen op een<br />
levendige wijze, dat wordt bijna geschie<strong>de</strong>nis schrijven. Als men <strong>de</strong> personen er<br />
niet bij haalt, is er weinig belangwekkends aan.<br />
Om een <strong>voor</strong>beeld te nemen, is het misschien het beste het ontstaan van <strong>de</strong><br />
Encyclopedie eens na te gaan, die tenslotte het kernpunt van <strong>de</strong> geestelijke<br />
geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r eeuw geweest is, <strong>de</strong> bezegeling van <strong>de</strong> overwinning <strong>de</strong>r<br />
vernieuwers. Zooals zij hier in een zevental niet te lange hoofdstukken beschreven<br />
wordt, met <strong>de</strong> meesten van <strong>de</strong> bewerkers, met een resumé van <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> en slechte<br />
stukken van haar inhoud, met <strong>de</strong> agitatie, die het verschijnen <strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>elen veroorzaakte, kan men zich een stuk cultuurgeschie<strong>de</strong>nis van groot belang<br />
eigen maken, op een gemakkelijker manier dan tot nu toe mogelijk was. De<br />
menschen zijn nu eenmaal interessanter dan theorieën en zeker die <strong>de</strong>r achttien<strong>de</strong><br />
eeuw. Het is bijna komiek te zien, hoe snel, met hoeveel enthusiasme en tevens<br />
lichtvaardigheid, het geweldige werk on<strong>de</strong>rnomen werd on<strong>de</strong>r leiding van <strong>de</strong>n ergsten<br />
beel<strong>de</strong>nstormer, van Di<strong>de</strong>rot, met een staf van me<strong>de</strong>werkers,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
164<br />
waarvan <strong>de</strong> mathematicus d'Alembert <strong>de</strong> eigenlijke lei<strong>de</strong>r was.<br />
Een zestigtal redacteurs waren er, van zeer ongelijke bekwaamheid. Montesquieu,<br />
Duclos en Buffon <strong>de</strong><strong>de</strong>n er niet aan mee. Voltaire gaf een paar bladzij<strong>de</strong>n litteraire<br />
kritiek. Rousseau kreeg <strong>de</strong> muziek. Daubenton en Lamarck <strong>de</strong> natuurkun<strong>de</strong>. Von<br />
Holbach <strong>de</strong> scheikun<strong>de</strong>. Quesnay en Turgot <strong>de</strong> Economie. Terwijl o.a. <strong>de</strong> heterodoxe<br />
abbé De Pra<strong>de</strong>s door Di<strong>de</strong>rot met <strong>de</strong> theologie werd belast.<br />
Het was een geniale bevlieging, waarbij alle i<strong>de</strong>eën, die in <strong>de</strong> lucht hingen,<br />
samengevat wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> meest op <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>grond staan<strong>de</strong> personages.<br />
Over <strong>de</strong> tegenwerking, die <strong>de</strong> publicatie on<strong>de</strong>rvond, is het interessant <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n te kennen. Eerst ging alles goed en <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>elen <strong>de</strong>r<br />
Encyclopedie verschenen zon<strong>de</strong>r hin<strong>de</strong>rnissen.<br />
Maar eenigen tijd te voren had <strong>de</strong> jonge abbé De Pra<strong>de</strong>s een thesis ver<strong>de</strong>digd<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Sorbonne, die ten <strong>de</strong>ele door Di<strong>de</strong>rot geinspireerd was en waarin ketterijen<br />
ston<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> ergste soort. Eerst had het ding weinig opzien verwekt, omdat <strong>de</strong><br />
censoren het vermoe<strong>de</strong>lijk zelf niet gelezen had<strong>de</strong>n. Men zegt, dat het te slecht of<br />
te klein gedrukt was. Maar er waren nog her<strong>de</strong>rs, die niet sliepen. En zoo ontstond<br />
er een geweldige verontwaardiging over <strong>de</strong>n brutalen abbé, die <strong>de</strong> verdichtingen<br />
van Satan in <strong>de</strong> Sorbonne had probeeren te brengen.<br />
In <strong>de</strong> thesis van <strong>de</strong>n Abbé <strong>de</strong>s Pra<strong>de</strong>s stond te lezen: dat <strong>de</strong> ziel een vurige<br />
substantie is; dat <strong>de</strong> menschelijke samenleving zijn oorsprong heeft in <strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid <strong>voor</strong> het individu om zijn <strong>voor</strong><strong>de</strong>el te zoeken; dat <strong>de</strong> politische en<br />
burgerlijke wetten er alleen toe dien<strong>de</strong>n om <strong>de</strong>zen strijd van allen tegen allen wat<br />
te reglementeeren, en een willekeurig samenstel zijn, dat een barbaarsche<br />
ongelijkheid veroorzaakt. Uit <strong>de</strong>ze willekeurige reglementaties zijn <strong>de</strong> noties van<br />
recht en onrecht <strong>voor</strong>tgekomen; het natuurrecht heeft <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n oorsprong; en <strong>de</strong><br />
geopenbaar<strong>de</strong> godsdienst geen an<strong>de</strong>ren. Dat alle godsdiensten hun profeten,<br />
martelaars en mirakelen hebben; en dat <strong>de</strong> mirakelen van Christus niet zon<strong>de</strong>r<br />
analogie met die van Esculapius zijn.<br />
De bisschoppen, het Parlement en Rome veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n dit eenstemmig. En daar<br />
men vermoed<strong>de</strong>, dat Di<strong>de</strong>rot <strong>de</strong> hand in dit spel had gehad, ging men sommige<br />
stukken van <strong>de</strong> Encyclopedie nog eens wat na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoeken. Waarna <strong>de</strong> blaam<br />
op het geheel viel en <strong>de</strong> publicatie geduren<strong>de</strong> eenige jaren <strong>de</strong> moeilijkhe<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rvond, die men kent.<br />
Ook het internationale leven en <strong>de</strong> over heel Europa versprei<strong>de</strong> Fransche cultuur<br />
komen goed tot hun recht in dit boek.<br />
De vele buitenlan<strong>de</strong>rs, die in het Fransch schreven, Grimm, Von Holbach, tenslotte<br />
ook Fre<strong>de</strong>rik II, wiens verzamel<strong>de</strong> werken in <strong>de</strong> uitgave van <strong>de</strong> Berlijnsche Aca<strong>de</strong>mie<br />
<strong>de</strong>rtig <strong>de</strong>elen beslaan, politieke en sociale verhan<strong>de</strong>lingen, memoires, krijgskundige<br />
verhan<strong>de</strong>lingen, verzen en tragediën, zelfs literatuurcritiek. Parijs was genaamd ‘het<br />
Café van Europa’: alles kwam er samen wat een naam had in <strong>de</strong> letteren of in <strong>de</strong><br />
politiek, en bleef, door correspon<strong>de</strong>nties, met elkaar in verbinding. Buckingham,<br />
Addison, Horace Walpole, Chesterfield, Bolingbroke, Gibbon, Russen, Oostenrijkers,<br />
Napolitanen, Piemonteezen. Buitenlandsche vorsten ston<strong>de</strong>n in <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> relatie<br />
met Parijzenaars van naam, en wil<strong>de</strong>n van al wat er <strong>voor</strong>viel op <strong>de</strong> hoogte gehou<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
Melchior Grimm zond alle veertien dagen zijn beken<strong>de</strong> epistels <strong>de</strong> wereld in (in<br />
zestien exemplaren). Ze gingen naar Catharina van Rusland, naar Stanislas van<br />
Polen, naar het Zweedsche hof, naar <strong>de</strong>n Markgraaf van Hessen. Ook Goethe in<br />
Weimar kreeg ze nog on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> oogen. De Russische Zarewitch Paul had Laharpe<br />
als correspon<strong>de</strong>nt. En Paus Benedictus XIV kreeg ie<strong>de</strong>r jaar een almanak met<br />
interessante bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van Madame <strong>de</strong> Tencin. Fre<strong>de</strong>rik II bevolkte zijn<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Berlijnsche Aca<strong>de</strong>mie met Franschen. Men weet, dat hij eenige jaren lang Voltaire<br />
herberg<strong>de</strong> en dat dit bezoek <strong>de</strong> oorzaak was van een menigte onaangename dingen<br />
<strong>voor</strong> bei<strong>de</strong>n. Hij had ook <strong>de</strong>n mathematicus Maupertuis diens leven lang. Hij<br />
pensioneer<strong>de</strong> Lamettrie, schrijver van L'Homme Machine, hij had <strong>de</strong>n bijgeloovigen<br />
markies d'Argens. En ook kwam <strong>de</strong> abbé De Pra<strong>de</strong>s tenslotte in Berlijn terecht. Hij<br />
schreef er een Histoire Ecclésiastique, waar<strong>voor</strong> Fre<strong>de</strong>rik II in persoon het <strong>voor</strong>woord<br />
schreef. En men weet hoeveel Watteau's, Lancret's, Pater's enz. Fre<strong>de</strong>rik II het<br />
geluk had bij zijn leven te koopen, welke nog <strong>de</strong> glorie zijn <strong>de</strong>r Berlijnsche galerijen.<br />
De salon van <strong>de</strong>n Beierschen baron Von Holbach was een <strong>de</strong>r brandpunten van<br />
het internationale leven; <strong>de</strong> <strong>voor</strong>naamste philosofen van <strong>de</strong>n tijd kwamen er bijeen,<br />
en alleen Rousseau kon het er niet uithou<strong>de</strong>n. Behalve door Franschen werd zij<br />
bezocht door een Hume, een Beccaria, een Franklin, Garrick, Sterne. Bovendien<br />
was het een soort atelier, waar on<strong>de</strong>r het oog van <strong>de</strong>n baron jonge atheisten, Naigeon<br />
bv., genaamd <strong>de</strong> ‘sansonnets philosophiques’, hun opleiding kregen. Men vertaal<strong>de</strong><br />
en schreef er boeken, welker titels genoeg zeggen; ‘La contagion sacreé’, ou ‘Histoire<br />
naturelle <strong>de</strong> la Superstition’; ‘la Cruauté réligieuse’; ‘l'Imposture sacerdotale’, enz.<br />
Ze wer<strong>de</strong>n allen in Holland gedrukt; maar Holbach wist beter nog: hij schoof zijn<br />
boeken op naam van <strong>de</strong>n in 1749 overle<strong>de</strong>n Nicolas Fréret. In diens nalatenschap<br />
waren zij gevon<strong>de</strong>n. Op Frérets naam gaf Holbach uit: ‘Lettres <strong>de</strong> Trasybule à<br />
Leucippe’; ‘Examen critique <strong>de</strong>s apologistes’. En zijn bekendste werk, ‘Système <strong>de</strong><br />
la nature’, staat op <strong>de</strong>n naam van J.B. Mirabaud.<br />
Men moet niet gelooven, dat ze zichzelf zoo geheel ernstig namen. Holbach was<br />
b.v. in zijn omgeving bijgenaamd ‘Le premier maître d' hotel <strong>de</strong> la philosophie’. Het<br />
was maar om drukte maken te doen. D'Alembert b.v. moest van <strong>de</strong>ze opgewon<strong>de</strong>n<br />
clique van Holbach niets hebben; hij hield niet van <strong>de</strong> uitersten; en zij die maar éen<br />
bezigheid had<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>n godsdienst aan te vallen te pas en te onpas,<br />
compromitteer<strong>de</strong>n hem.<br />
Wat verwon<strong>de</strong>ring wekt, in dit boek, waarin zooveel schrijvers van <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n<br />
rang naar voren wor<strong>de</strong>n gehaald en op zooveel moeilijk te bereiken feiten licht wordt<br />
geworpen, is, dat er aan Rousseau niet een aantal hoofdstukken zijn gewijd. Wel<br />
wordt overal waar het te pas komt zijn werk besproken, en <strong>de</strong> invloed ervan<br />
nagegaan, maar een samenvatting van het geheel, zooals Voltaire of Di<strong>de</strong>rot er<br />
hier een hebben in vele hoofdstukken, ontbreekt <strong>voor</strong> Rousseau.<br />
Ik begrijp niet waarom. Het boek raakt er als literatuurgeschie<strong>de</strong>nis door uit zijn<br />
evenwicht, en <strong>de</strong> belofte, door <strong>de</strong>n titel gegeven, wordt niet gehou<strong>de</strong>n. Was <strong>de</strong><br />
schrijver bang in herhalingen te vervallen? Meen<strong>de</strong> hij, dat zijn dikke boek te dik<br />
zou wor<strong>de</strong>n, als er nog vijftig bladzij<strong>de</strong>n over Rousseau bij moesten? Of vond hij,<br />
dat, waar er over <strong>de</strong>n enkelen Roussau wellicht meer en beter geschreven is dan<br />
over alle achttien<strong>de</strong>-ceuwers tezamen, hij dit er wel uit kon laten: uit een boek,<br />
waarin zooveel moeilijk bereikbaars wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dag gehaald en zooveel<br />
verstrooi<strong>de</strong> dingen wor<strong>de</strong>n samengevat? Het lijkt mij een absur<strong>de</strong> lacune, maar het<br />
is het eenige bezwaar, dat ik tegen het werk maken kan.<br />
L. VAN LANGE<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Engelsche letteren<br />
165<br />
Het Dichtwerk van Middleton Murry.<br />
JOHN MIDDLETON MURRY moet in Holland als criticus goed bekend zijn, dank<br />
zij zijn me<strong>de</strong>werking aan het Han<strong>de</strong>lsblad. Hij is waarschijnlijk <strong>de</strong> beste, in ie<strong>de</strong>r<br />
geval <strong>de</strong> fijngevoeligste beoor<strong>de</strong>elaar van literatuur, die Engeland op het oogenblik<br />
bezit. Zijn critieken, verzameld in Countries of the Mind, Aspects of Literature, enz.<br />
zijn geschreven met die nieuwheid en zelfstandigheid tegen ou<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen, die<br />
dichters en scheppen<strong>de</strong> kunstenaars dikwijls bezitten en waarmee zij <strong>de</strong><br />
verantwoor<strong>de</strong>lijkheid op zich durven nemen <strong>voor</strong> vernieuwingen in <strong>de</strong> appreciatie<br />
van vroegere werken. Zij staan min<strong>de</strong>r vreemd tegen <strong>de</strong> inspiratie, zij weten, dat<br />
het toeval zijn <strong>de</strong>el heeft, zelfs aan <strong>de</strong> werken <strong>de</strong>r dichters van faam; dat veel erin<br />
an<strong>de</strong>rs had kunnen zijn. Zij weten <strong>de</strong> kern erin te vin<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> weinige plaatsen,<br />
waaruit die spreekt, in <strong>de</strong>n regel naar voren te halen. Zoo is zijn beoor<strong>de</strong>eling van<br />
Keats <strong>voor</strong>beeldig geweest. Hij heeft niet gerust <strong>voor</strong> hij <strong>de</strong> plaatsen in Keats'<br />
correspon<strong>de</strong>ntie gevon<strong>de</strong>n had, waar <strong>de</strong>ze zich uitspreekt over zijn eigen werk, en<br />
zich <strong>voor</strong>neemt zijn manier van dichten, die geheel of zooveel mogelijk gegoten<br />
was op klassieke <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n, Milton <strong>voor</strong>al, en aangestoken door <strong>de</strong> manier en<br />
on<strong>de</strong>rwerpen van zijn tijdgenooten, om te sme<strong>de</strong>n tot iets directs en eigens, dat wel<br />
eens heel an<strong>de</strong>rs uitgevallen had kunnen zijn, dan <strong>de</strong> gedichten, die hij in zijn korte<br />
leven gemaakt heeft, kon<strong>de</strong>n doen <strong>voor</strong>zien. En dit is iets wat zeer weinig critici<br />
aandurven: een dichter met een reputatie als die van Keats, dien ze trouwens zelf<br />
bewon<strong>de</strong>ren, tot in zijn inspiratie en manier en mogelijkhe<strong>de</strong>n van dichten te durven<br />
herzien; en van <strong>de</strong> disproportie te durven spreken, die bestaat tusschen wat had<br />
kunnen zijn en wat, met veel meer woor<strong>de</strong>n, bereikt gewor<strong>de</strong>n is. Het zou niet goed<br />
doenlijk geweest zijn en althans nog moeilijker wor<strong>de</strong>n aanvaard, indien hij hierbij<br />
niet op eigen uitspraken van Keats had kunnen steunen.<br />
Zijn eigen gedichten zijn twee dunne bun<strong>de</strong>ls Poems 1916-1920, en een kleine<br />
plaquette, getiteld The Critic in Judgment, or Belshassar of Barenscourt. Dit laatste<br />
is het vroegste en wellicht het eigenaardigste van <strong>de</strong> drie.<br />
Zijn gedichten zijn niet precies mo<strong>de</strong>rn, hoogstens mo<strong>de</strong>rn in hun gevoel, indien<br />
men <strong>de</strong>ze term gebruiken wil en gelooft, dat <strong>de</strong> dichters van vroegere tijdperken<br />
niet fijngevoelig waren.<br />
Aan welke richting ze zich aansluiten? Aan die van Meredith en <strong>de</strong> jeugdgedichten<br />
van Oscar Wil<strong>de</strong>, als men het mij vraagt, te rekenen naar het stem-timbre, <strong>de</strong><br />
zuiverheid van gevoel, <strong>de</strong> levensbeschouwing en <strong>de</strong> luministische droomerij die<br />
door het geheel speelt.<br />
Het eigenaardige is, dat Middleton Murry zelf zooveel geschreven heeft over<br />
Thomas Hardy en juist over diens poëzie; dat hij zich zoozeer tot diens ver<strong>de</strong>diger<br />
en ontginner heeft gemaakt; en bovendien van Meredith enkele onaangenaamhe<strong>de</strong>n<br />
heeft gezegd, hem althans bij Hardy ten achter stelt, dat het verlei<strong>de</strong>lijk zou zijn<br />
hem Hardy als een soort geestelijken <strong>voor</strong>ganger en zijn liefste <strong>voor</strong>beeld te geven.<br />
Want <strong>de</strong> droom van <strong>de</strong>n eenen dichter steekt dien van <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren aan. Toch is<br />
hij zeer weinig door Hardy beïnvloed, als men het mij vraagt; en hij zou zich geweld<br />
aandoen <strong>voor</strong> niets, als hij erop wil<strong>de</strong> lijken. Hardy lijkt mij toe een <strong>de</strong>r grootste<br />
romanciers te zijn, die <strong>de</strong> wereld gekend heeft. Dieper dan hij heeft niemand <strong>de</strong><br />
menschelijke tragedies gepeild, noch met meer zelfverloochening <strong>de</strong> menschelijke<br />
beproevingen neergeschreven. Wanneer men Hardy vergelijkt met <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren<br />
schepper van een groot werk met een oneindig aantal personages en met<br />
samenhang tusschen <strong>de</strong> <strong>de</strong>elen, met Honoré <strong>de</strong> Balzac, dan is <strong>de</strong> schepper <strong>de</strong>r<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Wessex Novels in onverbid<strong>de</strong>lijke eerlijkheid van beschrijvingen en onverschilligheid<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> gevolgen van al wat hij doet, nog niet <strong>de</strong> min<strong>de</strong>re van dien van <strong>de</strong> Comédie<br />
Humaine; wat niet weinig zeggen wil. Er is geen zuiver<strong>de</strong>r schrijver dan Hardy. En<br />
ook Hardy's gedichten zijn op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier als zijn romans gemaakt: geheel en<br />
al <strong>voor</strong> zichzelf en zelfs niet naar een effect van schoonheid strevend, alleen treffend<br />
door <strong>de</strong> oneindige diepte, waarin zijn gevoel als het ware is stukgewerkt.<br />
Middleton Murry is geheel an<strong>de</strong>rs. Voor hem tellen effecten van schoonheid, in<br />
keus van woor<strong>de</strong>n en sfeer van droomerij, mits zuiver verkregen, wel <strong>de</strong>gelijk en in<br />
<strong>de</strong> eerste plaats, evengoed als ze <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dichter van Mo<strong>de</strong>rn Love en <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
tijdgenooten van Shakespeare tel<strong>de</strong>n. Hij kan niet zon<strong>de</strong>r hen. Middleton Murry<br />
heeft bij mijn weten nooit met bewon<strong>de</strong>ring over Meredith geschreven, en toch is<br />
er in hun dichtwerk een een<strong>de</strong>re lyriek; en evenmin over <strong>de</strong> jeugdgedichten van<br />
Wil<strong>de</strong>, die, met zijn critieken, tot het beste <strong>de</strong>el van zijn werk behooren, en veel<br />
zuiver<strong>de</strong>r en echter zijn dan zijn meer beken<strong>de</strong> romans, verhaaltjes en tragedies.<br />
Ook Wil<strong>de</strong> had het vermogen om in een sonnet of kort gedicht een betoovering te<br />
leggen, althans in zijn jeugd, in <strong>de</strong>n tijd dat zijn smaak en zijn scheppend gevoel<br />
niet door zijn manier van leven bedorven waren. En in zijn beoor<strong>de</strong>elingen van het<br />
werk van an<strong>de</strong>ren behield hij zijn leven lang een kracht en eenvoud van smaak en<br />
karakter, die hem geheel buiten alle ver<strong>de</strong>nking van <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie stellen.<br />
Ik noem <strong>de</strong>ze dichters van beteekenis, omdat M. Murry geheel op hun plan staat<br />
en niet op dat van mo<strong>de</strong>rne proefnemers met gevoelens en dichtvormen. Het is het<br />
beste wat er in <strong>de</strong> literatuur is, in <strong>de</strong> zuiverste geest opgenomen, en met <strong>de</strong> bloesems<br />
en grillighe<strong>de</strong>n van een zelfstandigen wil teruggegeven.<br />
The Critic in Judgment 1) begint op geestige wijze met een charge van een criticus<br />
aan het werk, die alras afdrijft op <strong>de</strong> vleugels <strong>de</strong>r droomerij:<br />
... And, finally,<br />
We would express our sense of obligation<br />
To Mr. Higginbothem, for his book<br />
In stile is perfect and in point of matter<br />
He has enriched our English literature<br />
With a sincerely felt and <strong>de</strong>tailed study ... etc.<br />
En in bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Mr. Higginbothem's pen gaat hij <strong>voor</strong>t:<br />
pen of pens<br />
A pen for writing that mysterious script<br />
Which upset old Belshassar on the wal ...<br />
En zoo raken wij, met Belsazar, in <strong>de</strong>n droom verstrikt en gaat <strong>de</strong> geest van <strong>de</strong>n<br />
criticus aan zijn tafel aan het bloeien als <strong>de</strong> planten in Mei. Als een soort tentatie<br />
komen ze gelei<strong>de</strong>lijk over zijn geest, <strong>de</strong> dingen die hem lief zijn, <strong>de</strong> stemmen <strong>de</strong>r<br />
Sirenen, Helena, Ulixes, dien <strong>de</strong> verten trekken naar steeds ver<strong>de</strong>r wijken<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rnemingen, en die dronken is van het zout <strong>de</strong>r zee:<br />
Beyond the clashing rocks and moaning seas<br />
There lies a land all gol<strong>de</strong>n; quiet winds<br />
Tremble to fairy music in the treəs<br />
No winter prisons fast nor spring unbinds.<br />
Dit is uit <strong>de</strong>n zang <strong>de</strong>r Sirenen. En <strong>de</strong> opkomst van <strong>de</strong> schim van Ulixes:<br />
I am Ulysses', Gainst that voice did I<br />
Let bind my arms<br />
And I have sought the shrill Symplega<strong>de</strong>s<br />
Furrowed the endless dark Cyanean sea<br />
1) Hogarth Press, Richmond.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Untill mine oars were raggy with the weed<br />
Untill my cordage rotted on the <strong>de</strong>ck<br />
Untill mine eyes were filmy with the brine<br />
Mine ears were <strong>de</strong>afened with the still suspense<br />
To catch the song once more, The mocking seas<br />
Ma<strong>de</strong> answer with their wavy barnacles<br />
And strange bright sea-blooms ...<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
166<br />
Ook Helena verschijnt in haar duizend vormen:<br />
I was the Ethiop<br />
Apparent out of Saba whom to win<br />
Sang Salomon the wise. Aspasia I<br />
Held converse high with Pericles the great<br />
In sea-girt Athens, once imperial,<br />
Only with me. I, Cleopatra Queen<br />
Of Nile benignant, whom infatuate<br />
Caesar disdained, to seek his Senators<br />
More kindly; me disdaining he disdained<br />
Empire though finite yet surpassing all<br />
Empires of men from pearly Taprobane<br />
To furthest Britain; and not vainly sought<br />
The comfort of the nltimate caress<br />
Of loving Brutus in the Capitol.<br />
Als men <strong>de</strong> rijke verzen van <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>, waaraan het zelfs geen voelbare scha<strong>de</strong><br />
doet, dat <strong>de</strong> historie erin verwrongen wordt (Caesar versmaad<strong>de</strong> Cleopatra zeker<br />
niet!) met iets vergelijken wil, dan moet men dicht bij Shakespeare's Antonius en<br />
Cleopatra terechtkomen. Zeker is een kort gedicht nog iets an<strong>de</strong>rs dan een drama<br />
vol variatie, dat ook zelf weer <strong>de</strong> verblin<strong>de</strong>ndste top is van een oeuvre, waarin <strong>de</strong><br />
geheele menschelijke natuur gepeild en in al zijn nuances bekleed wordt met een<br />
rijkdom van beel<strong>de</strong>n, die niets kan nabijkomen; maar <strong>de</strong> tegelijk sobere en weel<strong>de</strong>rige<br />
fantasie, <strong>de</strong> gemakkelijkheid en <strong>de</strong> kracht, waarmee hier <strong>de</strong> epitheten geplaatst<br />
wor<strong>de</strong>n en als ze gangbaar zijn door ze eenvoudig weer te gebruiken vernieuwd<br />
wor<strong>de</strong>n; ook die als het ware geografische verbeelding, die met ste<strong>de</strong>n en zeeën<br />
en hun legen<strong>de</strong>n te spelen weet en binnen <strong>de</strong> grenzen van het beken<strong>de</strong> blijvend<br />
aan alles een nieuwen klank weet mee te <strong>de</strong>elen, hebben alleen die dichters, die<br />
naar grootheid stevenen.<br />
Te memoreeren uit <strong>de</strong>ze Helena-perio<strong>de</strong> is nog <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> schoone strophe:<br />
Not in the hot blood-union of Desire<br />
A Danaid-cup that never may be filled<br />
Where clings some element of grosser mire<br />
Clodging the flame that never may be killed.<br />
De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> verschijning is Plato, en ook zijn poging om door kennis <strong>de</strong>n mensch met<br />
zijn lot te verzoenen blijkt schipbreuk te lij<strong>de</strong>n en moet als zelfoverschatting wor<strong>de</strong>n<br />
beschouwd.<br />
Yet thou hast left the <strong>de</strong>epest barb of all<br />
More inly searching and with venom tipped<br />
Not lightly to be sucked, but with my own<br />
Essential blood ma<strong>de</strong> potent over me<br />
Do I not seek and seeking stand confessed<br />
Innately convert to philosophy?<br />
And yet not truth 1 seek ....<br />
Hij kan niet an<strong>de</strong>rs zoeken dan er is. En het eind van alles is een droom:<br />
A noble dream<br />
But never craddled by philosophy<br />
Which cannot dream nor sleep. Hath Reason seen<br />
The Vision? Rather doth the soul of man,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
The reason or<strong>de</strong>red by the straining step<br />
Of lifelong marching, at the last proclaim<br />
The pattern of his late-won harmony.<br />
O Plato! Poet Plato!<br />
Men heeft <strong>de</strong>n rijkdom, <strong>de</strong> durf en bij alle verschei<strong>de</strong>nheid het preciese van zijn<br />
woor<strong>de</strong>nrijkdom en zijn woor<strong>de</strong>nkeus gezien; het herinnert, behalve aan<br />
Shakespeare, aan Keats, maar het verliest zich min<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> ijlte, het wordt meer<br />
bestuurd, het ligt min<strong>de</strong>r op het plan <strong>de</strong>r enkelverbeelding dan bij Keats;<br />
... No pan-pipes wheeze<br />
Their antic consolations, nor a drum<br />
Beats out the dance upon the gloomy stage<br />
Ik moet hier opmerken, dat <strong>de</strong> Critic in Judgment, zijn eerste gedicht, wellicht mooier<br />
is dan <strong>de</strong> latere, kleinere gedichten 1) , waarin hij eigen stemmingen en gevoelens<br />
beschrijft. Eigen gevoelens schijnen neer te drukken, beperken uitingsmogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />
Dat ze daardoor soms meer direct treffen is een feit, maar het on<strong>de</strong>rscheid is in dit<br />
geval te eigenaardig om het niet op te merken: in het grootere gedicht, waarin hij<br />
zijn persoonlijke gevoelens belichaamd heeft in algemeene figuren, die ruimte en<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n van fantasie aan zich hebben, heeft hij, drijvend op zijn groote<br />
<strong>voor</strong>beeld Shakespeare, een bloeien<strong>de</strong>n rijkdom aan woor<strong>de</strong>n en uitdrukkingen<br />
gevon<strong>de</strong>n, die alleen in het Engelsch mogelijk schijnt te zijn en die ook daar se<strong>de</strong>rt<br />
Shakespeare wellicht nimmer vereenigd met een zoo scherp<br />
on<strong>de</strong>rscheidingsvermogen gevon<strong>de</strong>n is. Hij heeft dit zelf dan ook in zijn kleinere<br />
gedichten maar opgegeven,<br />
Dit is geen poezie, die erbij wint als men gaat trachten haar te verdui<strong>de</strong>lijken door<br />
haar inhoud uiteen te zetten; en het is ook geen poezie, die in een geestelijke<br />
strooming van <strong>de</strong>n tijd past, waarvan het van belang is, <strong>de</strong> richting te kennen. Zij is<br />
geschreven in een Engelsch van moeilijke constructie en met een uiterst persoonlijke,<br />
op het muzikale gerichte woordkeus; maar alles is bestuurd door een zoo vasten<br />
wil, dat men al haar geheime intenties terugvin<strong>de</strong>n kan en dit zon<strong>de</strong>r moeite en<br />
zon<strong>de</strong>r veel onzekerheid. Zijn gedachtengang is meester van zichzelf.<br />
Zeer schoon zijn <strong>de</strong> sonnetten. Het sonnet is tenslotte <strong>de</strong> aangenaamste van alle<br />
dichtvormen; het wordt, se<strong>de</strong>rt Petrarca en Ronsard, altijd weer verrijkt door<br />
meditaties van hetzelf<strong>de</strong> karakter en van hetzelf<strong>de</strong> timbre. Wanneer een mensch<br />
niet weet, wat hij met zijn melancholie doen moet, dan make hij sonnetten, mits niet<br />
te veel. Die van M. Murry zijn zoo goed als die in <strong>de</strong> beste scheppen<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong>r Engelsche litteratuur gemaakt wer<strong>de</strong>n, in <strong>de</strong>n tijd van Shakespeare, en zoo<br />
goed als die van Rossetti, van Meredith, van Rupert Brooke. Als <strong>voor</strong>beeld het<br />
volgen<strong>de</strong>, Surmise:<br />
Whether this pained longing that is mine<br />
Is inci<strong>de</strong>nt or true humanity<br />
Whose slumbering soul has slowly woke in me<br />
And stretched his quivering arms to some divine<br />
Immutable perfection that doth shine<br />
Most certain and most manifest in thee<br />
Most potent with a strange serenety<br />
Which serves a final harmony for sign. -<br />
God knows; or that remote unsleeping eye<br />
Which smiles upon the pattern which our joys<br />
Weave on the warp of pain, and patiently<br />
Mirrors their unknown beauty in the poise<br />
Of sad-sweet contemplation, whereof I<br />
1) Poems 1917-18, Poems 1916-20, London, Cob<strong>de</strong>n San<strong>de</strong>rson.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Through love of thee make surmise, and rejoice.<br />
En dan zijn nog <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>, onmid<strong>de</strong>llijk inslaan<strong>de</strong> strophen te citeeren, die weer<br />
aan Keats herinneren en aan diens O<strong>de</strong> to a Grecian Urn. Ze zijn geschreven bij<br />
een portret van Tolstoy, waarvan Gorki zei<strong>de</strong>: ‘he is like a god, not a Sabaoth or an<br />
Olympian, but the kind of Russian god, who sits on a maple throne, un<strong>de</strong>r a gol<strong>de</strong>n<br />
limetree’.<br />
What secret knowledge, old and cunning God,<br />
Purses your eyes in their unhuman leer?<br />
What grim disdain lurks in your hatefull nod,<br />
What arrogance and what more awfull fear<br />
Of Things we cannot see,<br />
Strong spirit of the tree,<br />
Who knows wherein the roots are set of all mortality?<br />
Whence camnest thou, a mortal man in seeming,<br />
Speaking our tongue, supreme in all our skill,<br />
To spurn them both asi<strong>de</strong> for thy dread dreaming<br />
Of the ungouvernable mighty will<br />
That sent thee to <strong>de</strong>ri<strong>de</strong><br />
The triumphs of our pri<strong>de</strong><br />
And pierce our hearts with terror of thine own eyes terrified?<br />
Ver<strong>de</strong>r is Middleton Murry <strong>de</strong> schrijver van een tooneelspel in verzen Cinnamon<br />
and Angelica; maar ik heb niet <strong>de</strong> gelegenheid dit alles hier te behan<strong>de</strong>len. Ook<br />
schreef hij een tweetal romans, die, als een vluchtige lectuur mij niet bedriegt, niet<br />
op <strong>de</strong> hoogte staan van zijn gedichten en zijn critisch werk. Het is voldoen<strong>de</strong> dat<br />
men ook hem<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
167<br />
rekene tot <strong>de</strong> beste he<strong>de</strong>ndaagsche schrijvers, tot hen die langen tijd door <strong>de</strong><br />
rumoermakers overschreeuwd en overschaduwd wor<strong>de</strong>n, maar op het eind ongeveer<br />
alleen overblijven en die <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> jongere generaties van het he<strong>de</strong>ndaagsche<br />
Engeland een zeldzaamheid zijn.<br />
L. VAN LANGE<br />
Boekenschouw<br />
Oorspronkelijke werken<br />
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe. Gevoelsbeschaving. Handboek <strong>voor</strong><br />
huis en gezelschapsleven. - Rotterdam, Nijgh en van Ditmar's<br />
Uitgeversmaatschappij, 1927. (168 blz.). f 2.50; geb. f 3.50<br />
Wie mocht meenen dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze soort van etiquette-boeken geen publiek meer<br />
is, schijnt zich te vergissen. Waarom an<strong>de</strong>rs zou mevrouw Kloos zoo in alle finesses<br />
alle bij mogelijkheid <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong> gevallen, waar ‘gevoelsbeschaving’ bij te pas<br />
komt, hebben beschreven op <strong>de</strong> haar eigen smakelijke manier. Laat ik <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie<br />
van <strong>de</strong> schrijfster overnemen om u te leeren wat ‘gevoelsbeschaving’ eigenlijk is.<br />
‘Ik bedoel hiermee <strong>de</strong> innerlijke beschaving die elk mensch van fijn gevoel eigen<br />
is uit welken stand hij ook zij, en die <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge samenleving tot iets werkelijk<br />
aangenaams maakt’.<br />
En wat ver<strong>de</strong>r lezen wij: ‘gevoelsbeschaving kan natuurlijk niet geheel wor<strong>de</strong>n<br />
aangeleerd, maar wel ontwikkeld en tot grootere uitbreiding gebracht, en daar<strong>voor</strong><br />
bestaan <strong>de</strong> gezelschapsvormen, <strong>de</strong> conventies die geenszins verdienen bespottelijk<br />
gemaakt te wor<strong>de</strong>n’. En dan volgt er in een aanzienlijk aantal hoofdstukken, ie<strong>de</strong>r<br />
met uitgebrei<strong>de</strong>n inhoud, een leiddraad <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n niet-zoo-erggevoels-beschaaf<strong>de</strong>n<br />
om gevoelsbeschaaf<strong>de</strong>r te wor<strong>de</strong>n. Er staan hier en daar wel aardige stukjes in het<br />
boekje, maar 't meeste lijkt mij <strong>voor</strong> het soort van lezers <strong>voor</strong> wie het bestemd is<br />
tamelijk overbodig. De inhoud voert ons van <strong>de</strong> geboorte, over aanneming, verloving,<br />
huwelijk, diner, naar onze begrafenis, om ons dan weer te doen herleven in sport<br />
en spel, ons op reis te voeren en weer thuis te brengen. U ziet: er is niets vergeten,<br />
en als belooning <strong>voor</strong> 't ijverig bestu<strong>de</strong>eren wordt gevoelsbeschaving ons <strong>de</strong>el!<br />
Mary <strong>de</strong> Witt. Eereprijs en witte hei<strong>de</strong>. Amsterdam, L.J. Veen. (192 blz.)<br />
f 2.90; geb. f 3.90<br />
Een eersteling blijkbaar, <strong>de</strong>ze roman. Het is een onwaarschijnlijk verhaal van een<br />
ontmoeting van een jong meisje met een veel ou<strong>de</strong>ren man op een fietstocht door<br />
<strong>de</strong> Veluwe. Er ontstaat een soort lief<strong>de</strong>sverhouding - maar in alle eer en <strong>de</strong>ugd,<br />
hoewel het meisje niet afkeerig zou zijn van wat min<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ugd. Na niettemin zeer<br />
aangename dagen schei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gelieven, bei<strong>de</strong> natuurlijk een onuitwischbaren<br />
indruk van elkaar meedragend. Voor het meisje is een boeien<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>rheid dat<br />
‘hij zich met een zekere geheimzinnigheid omgeeft’. Aan het eind van het boek<br />
vin<strong>de</strong>n we opeens <strong>de</strong> zeer smakelooze opwekking om toch lid van <strong>de</strong>n A.N.W.B.<br />
te wor<strong>de</strong>n. U ziet wat een gezellige avonturen je al fietsen<strong>de</strong> hebben kunt, en <strong>de</strong><br />
A.N.W.B. is <strong>voor</strong> alle fietsers onontbeerlijk. Een weinig belovend <strong>de</strong>buut.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Vertaal<strong>de</strong> werken<br />
K. Michaelis. De zeven zusters. Vertaling van A.J. Vorstman-ten Have.<br />
- Lei<strong>de</strong>n, A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij. Prijs f 2.40; geb. f 3.25<br />
In <strong>de</strong>n haar eigen vlotten schrijftrant en op een on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> manier vertelt Karin<br />
Michaëlis hier van het lief<strong>de</strong>-leven van zeven zusters. Alle zeer uiteenloopend van<br />
karakter en temperament. Er zijn alleraardigste gegevens in dit brieven-verhaal, die<br />
op zichzelf al weer voldoen<strong>de</strong> zou<strong>de</strong>n zijn <strong>voor</strong> zeven afzon<strong>de</strong>rlijke romans. Heel<br />
wat goe<strong>de</strong> raad en aardige, rake opmerkingen wor<strong>de</strong>n er door <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
zusters aan elkan<strong>de</strong>r uitge<strong>de</strong>eld over het huwelijk en <strong>de</strong>n man. Een ‘gewoon’<br />
huwelijksleven, gebaseerd op lief<strong>de</strong>, kameraadschap en waar<strong>de</strong>ering, is <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
schrijfster naar het schijnt iets bijna onbestaanbaars. In dit boek is alleen zuster<br />
Gitte, een origineel persoontje, vroedvrouw van beroep, gelukkig in haar huwelijk<br />
met een zeer veel min<strong>de</strong>r ontwikkeld man. Zij richt een tehuis op <strong>voor</strong> gevallen<br />
meisjes. Zóó schrijft ze, bijzon<strong>de</strong>r verstandig en resoluut, aan haar zuster Ragnhild,<br />
die het al bijzon<strong>de</strong>r slecht treft met <strong>de</strong> mannen en van <strong>de</strong> eene scheiding in <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>re valt, en on<strong>de</strong>rwijl een ongelukkige lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een zwager van haar koestert:<br />
‘Kijk eens Ragnhild, ik vind dat het tegenwoordig huwelijk in zijn tegenwoordigen<br />
vorm iets onuitstaanbaars is, en als je eerlijk bent vindt je dit ook. Ik moet er daarom<br />
niets van hebben, omdat ik een koel hoofd en een logischen zin bezit. Jullie gedraagt<br />
je allemaal als kin<strong>de</strong>ren die niet van <strong>de</strong> poes af kunnen blijven, hoewel ze heel goed<br />
weten dat die toch ein<strong>de</strong>lijk haar klauwen uitslaat ... Als ik Onze lieve Heer was of<br />
minister van Justitie dan zou ik een strenge strafwet invoeren tegen ongelukkige<br />
huwelijken. Niet zooiets met gevangenisstraf, want zooveel gevangenissen zou het<br />
heele land niet kunnen herbergen; maar er zijn nog wel an<strong>de</strong>re straffen’.<br />
Dan pleit <strong>de</strong>ze zuster <strong>voor</strong> een proefhuwelijk van een paar weken, om te zien of<br />
<strong>de</strong> temperamenten bij elkaar passen ... En ver<strong>de</strong>r zegt ze: ‘Twee dingen moesten<br />
als onverbid<strong>de</strong>lijke grond <strong>voor</strong> echtscheiding dienen: als een van <strong>de</strong> twee <strong>voor</strong> het<br />
eerst zegt “ik verveel me” en als <strong>de</strong> eerste kibbelpartij uitbreekt’.<br />
In dit genre van oppervlakkige maar wel amusante en vaak pittige <strong>de</strong>batten is dit<br />
boek geschreven. Sommige van <strong>de</strong> zusters, zooals <strong>de</strong> eigenaardige Alvilda, zijn<br />
bijzon<strong>de</strong>r goed geteekend, en het geheel toont wel <strong>de</strong>n scherpen kijk dien <strong>de</strong><br />
schrijfster op haar sexegenooten heeft.<br />
Ethel M. Dell. Het kasteel van Graniet. - Bewerkt door Jh. R.H.G. Nahuys.<br />
Utrecht, A.W. Bruna's Uitgevers-Mij. (307 blz.) f 1.75; geb. f 2.50<br />
Zooals alle romans van Dell is <strong>de</strong> intrigue van het verhaal bijzon<strong>de</strong>r spannend en<br />
ook wel aardig gevon<strong>de</strong>n. Jammer dat <strong>de</strong> uitwerking altijd zoo conventioneel is,<br />
zon<strong>de</strong>r eenig echt gevoel. De handige schrijfster weet een boeiend romannetje te<br />
fabriceeren, doch ie<strong>de</strong>re schijn van waarachtige menschelijkheid is haar hel<strong>de</strong>n en<br />
heldinnen vreemd. In dit verhaal gaat een jong meisje naar Afrika om daar haar<br />
verloof<strong>de</strong> te ontmoeten en vervolgens met hem te trouwen. Wanneer ze aankomt<br />
wordt ze door een neef van Guy, haar verloof<strong>de</strong>, afgehaald, die gelukkig zóo op<br />
hem lijkt, dat Sylvia het in 't eerst niet merkt. Na<strong>de</strong>rhand vertelt neef natuurlijk ‘dat<br />
hij 't niet is’, maar dat Guy totaal aan lager wal is en op 't oogenblik een aanval van<br />
<strong>de</strong>lirium heeft. De roman verhaalt dan ver<strong>de</strong>r hoe Guy en Sylvia het samen uitvechten<br />
en hoe <strong>de</strong> neef ein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> gelukkige minnaar van Sylvia wordt. Natuurlijk komen<br />
er nog allerlei spannen<strong>de</strong> avonturen in <strong>voor</strong>, die op bevredigen<strong>de</strong> wijze eindigen.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
E. Temple Thurston. Misdaad uit hartstocht. Vertaling van W.J.A.<br />
Roldanus Jr. - Utrecht, A.W. Bruna's Uitgevers-Mij. (296 blz.) gec. f 1.25<br />
Een eigenaardig verhaal van een lief<strong>de</strong> in Schotland, waarbij allerlei bovennatuurlijke<br />
gebeurtenissen en <strong>de</strong> verschijning van ‘elfen’ en ‘bogies’ een groote plaats innemen.<br />
Door het verhaal te laten vertellen door iemand an<strong>de</strong>rs, die <strong>de</strong> drijfveeren van <strong>de</strong>ze<br />
vreem<strong>de</strong> misdaad (<strong>de</strong> moord door een dichter bedreven, op <strong>de</strong> vrouw die hij<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
168<br />
liefhad) wil ontrafelen is er een afwezigheid van directe han<strong>de</strong>ling bereikt die een<br />
typische bekoring aan het boekje geeft.<br />
Ernest Pérochon. De krotten. Vertaald door Ellen Forest - Utrecht, A.W.<br />
Bruna's Uitgevers Mij. (257 blz.) f 3.75; geb. f 4.50<br />
In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> schrijft Ellen Forest over dit werk van Pérochon:<br />
‘Dit boek is <strong>de</strong> tragiek van het knechtenleven op het platteland, <strong>de</strong> grijze groezelige<br />
droefenis van <strong>de</strong>n eenen horizon naar <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren, maar een tragiek met innige<br />
fijne on<strong>de</strong>rtonen van bizon<strong>de</strong>re menschelijkheid’.<br />
Een aangrijpend boek is De Krotten ongetwijfeld. Het gegeven is zoo heel<br />
eenvoudig, het leven van Sévérin Palureau, een armen boeren-daglooner, die trouwt<br />
met Delphine, <strong>de</strong> dochter van een molenaar, die zijn geld verloren heeft. Heel dat<br />
leven van zwoegen en sloven om het dagelijksch brood te verdienen, om <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
te voe<strong>de</strong>n, vertelt Pérochon ons heel simpel, heel eenvoudig, maar diep-ontroerend.<br />
Niettegenstaan<strong>de</strong> hun ijver, hun bovenmenschelijk werken komen <strong>de</strong> Palureau's er<br />
hoe langer hoe meer on<strong>de</strong>r, en wanneer het eens zoo flinke vrouwtje, Delphine,<br />
haar vijf<strong>de</strong> kind verwacht zijn ze wanhopig. ‘Wat moeten we doen, waar moeten we<br />
tot Allerheiligen het geld vandaan halen? We zijn twintig francs huur ten achter, we<br />
hebben al een heelen vaam hout opgebrand die nog niet betaald is, <strong>de</strong> bakker wil<br />
geen crediet meer geven: het hout, dan het brood... en dan <strong>de</strong> vroedvrouw’. Ze<br />
aarzelt om haar volgen<strong>de</strong> gedachten uit te zeggen, dan wordt haar stem zachter<br />
en komt het toch. ‘Dan moet Louise <strong>de</strong> be<strong>de</strong>lzak maar opnemen; als het dan toch<br />
zoover moet komen, doet het er niet toe of het een beetje eer<strong>de</strong>r of later gebeurt.<br />
... Mijn kin<strong>de</strong>ren uit be<strong>de</strong>len... uit be<strong>de</strong>len!... Ze laat het hoofd op <strong>de</strong> borst vallen en<br />
stikt in haar tranen’. En wanneer <strong>de</strong> arme Delphine in het kraambed sterft begint <strong>de</strong><br />
ellen<strong>de</strong> pas goed. De kin<strong>de</strong>ren moeten gaan be<strong>de</strong>len; hoe hard Sévérin ook werkt<br />
hij kán niet genoeg verdienen om het groote gezin te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Langzamerhand<br />
wordt alles hem onverschillig: hij komt zelf tot diefstal; zijn oudste dochtertje, het<br />
kind dat hem het liefste is, is hard ziek: ze heeft tuberculose en is sterven<strong>de</strong>. Ze wil<br />
zoo graag een kippensoepje hebben, en aandoenlijk is <strong>de</strong> scène waarin Pérochon<br />
beschrijft hoe Sévérin, na vergeefs geprobeerd te hebben een kip te koopen bij een<br />
<strong>de</strong>r boeren, er een op <strong>de</strong>n weg vindt en - <strong>de</strong>ze stilletjes meepakt. Vol<br />
verontwaardiging is zijn schoonmoe<strong>de</strong>r wanneer ze merkt dat <strong>de</strong> kip gestolen is.<br />
‘Dus toch, jij hebt gestolen, stumper’. Nu is het <strong>de</strong> beurt aan Sévérin om achteruit<br />
te gaan; een vreem<strong>de</strong> kou doet het bloed in zijn a<strong>de</strong>ren stollen; hij kan <strong>de</strong>n blik van<br />
<strong>de</strong>ze eerlijke oogen, die hem veroor<strong>de</strong>elen, niet verdragen. En Sévérin, beschaamd,<br />
brengt het gestolen beest terug, en zwijgend keert hij huiswaarts. Zijn dochtertje,<br />
<strong>voor</strong> wie het alles gebeur<strong>de</strong>, trekt hem naar zich toe: ‘Va<strong>de</strong>r, als ik alles begrepen<br />
had zou ik om geen kippesoep gevraagd hebben. Maar luister u eens: ik ben u zoo<br />
dankbaar. Je houdt zooveel van mij, va<strong>de</strong>r’. En dan voelt plotseling Sévérin hoe<br />
ongelukkig hij is, en hij huilt. ‘Diep uit zijn borst stegen snikken op als groote bollen<br />
en barsten. En hij huil<strong>de</strong> zooals hij nog nooit in zijn leven gehuild had; heel dien<br />
nacht huil<strong>de</strong> hij om <strong>de</strong> zijnen, om hen die dood waren, om haar die ging sterven en<br />
om zijn eerlijkheid die ook dood was, en om zijn trots die gefnuikt was door <strong>de</strong><br />
ellen<strong>de</strong>, en om zijn heele arme verloren leven’.<br />
Een aandoenlijk verhaal, goed geschreven en goed vertaald.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Anthony Wynne. Het booze oog. Vertaling van Willem van Duynen. -<br />
Baarn, Hollandia-Drukkerij. (258 blz.). f 2.25; geb. f 2.75<br />
Eduard Veterman. De wreken<strong>de</strong> God. Een spannend verhaal. - Baarn,<br />
Hollandia-Drukkerij. (104 blz.), f 0.90<br />
Herman Landon. De kamer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> trap. Vertaling van H. Deemster. -<br />
Rotterdam, Nijgh en van Ditmar's Uitgeversmaatschappij, 1927. (283<br />
blz.).<br />
Een drietal <strong>de</strong>tectiveromans. ‘De kamer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> trap’ is het best geschreven. De<br />
situaties zijn niet al te onwaarschijnlijk en <strong>de</strong> sfeer van een beetje geheimzinnigheid<br />
is er goed in getroffen. Een jonge man, die om verschillen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen een an<strong>de</strong>ren<br />
dan zijn eigen naam draagt, leest plotseling in <strong>de</strong> krant dat een ou<strong>de</strong> heer op zijn<br />
sterfbed bekend heeft hem vermoord te hebben (tenminste iemand die juist zoo<br />
heet als hij) en dat het lijk daar en daar verborgen is, in <strong>de</strong> kamer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> trap.<br />
Hoe dit alles in elkaar zit, welke snoo<strong>de</strong> misda<strong>de</strong>n er nog ver<strong>de</strong>r aan 't licht komen<br />
wanneer er eenmaal in <strong>de</strong> zaak geroerd wordt, vertelt <strong>de</strong>ze spannen<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis.<br />
‘Het booze oog’ is ook spannend genoeg. Een geheimzinnige moord, een nog<br />
geheimzinniger teeken er boven, en een plotseling verbroken verloving. Een ten<br />
onrechte verdachte loopt nog juist op 't laatste nippertje vrij, en <strong>de</strong> ontknooping is<br />
bijzon<strong>de</strong>r onverwacht, wat toch altijd <strong>de</strong> bedoeling is.<br />
Voor <strong>de</strong>ze twee Engelsche producten behoeft Eduard Veterman niet on<strong>de</strong>r te<br />
doen met zijn ‘Wreken<strong>de</strong> God’. Hier vallen direct eenige slachtoffers door een<br />
onbeken<strong>de</strong> hand, doch <strong>de</strong> moor<strong>de</strong>naar blijft niet ongestraft en is iemand op wien<br />
we nu héélemaal geen ver<strong>de</strong>nking had<strong>de</strong>n. Waarom eigenlijk het verhaaltje <strong>de</strong>n<br />
indruk tracht te maken of het uit het Engelsch is vertaald, is een raadsel dat er niet<br />
in wordt opgelost.<br />
Camille Lemonnier. Het slapen<strong>de</strong> huis. Vertaald door Titia Gorter. Met<br />
4 houtsne<strong>de</strong>n van Joris Minne. - Uitgeversmaatsch. Prometheus,<br />
Amsterdam. (137 blz.).<br />
Een heel eenvoudig geschreven verhaaltje, maar waarin <strong>de</strong> sfeer van <strong>de</strong> welgedane<br />
bekrompen echtelie<strong>de</strong>n, die het ‘slapen<strong>de</strong> huis’ bewonen, meesterlijk is weergegeven.<br />
Het overheerlijke eten en drinken, <strong>de</strong> mollige rust, het zalige luieren van Jasper<br />
Joost en Josina, zijn welgedane we<strong>de</strong>rhelft, beschrijft Lemonnier ons in <strong>de</strong> kleinste<br />
en geringste bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n.<br />
‘O, wat 'n zalige uren had<strong>de</strong>n ze daar doorgebracht <strong>voor</strong> dat vreem<strong>de</strong> gebeuren.<br />
In <strong>de</strong>n zomer werd <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur open gezet, die uitkwam op een glazen miniatuurhuisje:<br />
<strong>de</strong> serre.... Een mengsel van geuren, <strong>de</strong> vervluchtig<strong>de</strong> a<strong>de</strong>m van rozen, anjelieren,<br />
reseda, heliotroop zweef<strong>de</strong> naar binnen, een echt ruikertje van bloemenzieltjes in<br />
een blon<strong>de</strong> warmte, een vlucht van lieve kleine vlin<strong>de</strong>rtjes, zoo mooi als schitteren<strong>de</strong><br />
scherfjes van jaspis. Nooit had<strong>de</strong>n ze er genoeg van hun koffie te slurpen, <strong>de</strong><br />
boterhammen met muisjes te bestrooien, van <strong>de</strong> drie soorten kaas te proeven, te<br />
genieten van <strong>de</strong> gerookte vleeschsoorten en van <strong>de</strong> ansjovis uit het vaatje’.<br />
Het ‘vreem<strong>de</strong>’ dat veran<strong>de</strong>ring brengt in dit dommelige leven is het me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n<br />
dat meneer Jasper plotseling met <strong>de</strong> arme bootwerkers en sjouwers krijgt, waardoor<br />
hij zich gedwongen voelt ie<strong>de</strong>ren morgen naar <strong>de</strong> haven te gaan om zich daar met<br />
<strong>de</strong> werkers en <strong>de</strong> werkeloozen te ‘encanailleeren’ en ze te trakteeren op rum. In<br />
een opstootje van stakers wordt hij door een verdwaal<strong>de</strong>n steen gedood. En mevrouw<br />
Josina Joost, die bijna niets meer doet dan eten en drinken, wordt gewaar ‘dat alle<br />
geluk niet met hem heengegaan was, met dien goe<strong>de</strong>n sukkel van een man, omdat<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
het haar immers gegeven was nog <strong>de</strong> zoetheid te genieten van <strong>de</strong> dingen <strong>de</strong>zer<br />
wereld’.<br />
N.v.K.-B.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De zon van Mistral<br />
169<br />
NU men in Frankrijk reeds aanstalten maakt, door nieuwe uitgaven en <strong>de</strong>rgelijke,<br />
om het eeuwfeest van Frédéric Mistral, dat in 1930 valt, waardig te her<strong>de</strong>nken, is<br />
het wellicht <strong>de</strong> moeite waard, ook in het Hollandsch eens wat te schrijven over een<br />
dichter, wiens magistrale werk nog te weinig op het juiste plan gewaar<strong>de</strong>erd wordt;<br />
van wien te weinig bekend is, dat hij <strong>de</strong> laatste dichter in grooten stijl is geweest,<br />
dien <strong>de</strong> wereldliteratuur heeft gekend.<br />
Maar eerst <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> kwestie, die beantwoord moet wor<strong>de</strong>n, om velen over<br />
hun bedremmeldheid, hoe recht te doen aan dit werk, heen te helpen: is het noodig<br />
Provençaalsch te kennen om Mistral te lezen?<br />
Ik ken er geen woord van. Ik begrijp er alleen wat van, omdat het tusschen Fransch<br />
en Italiaansch inzweeft. Maar Meredith ken<strong>de</strong> ook geen Provençaalsch en toch<br />
vertaal<strong>de</strong> hij het magnifieke fragment van <strong>de</strong> paar<strong>de</strong>n van Camargue in het Engelsch.<br />
En Lamartine, die hem met een artikel, onmid<strong>de</strong>llijk na het verschijnen van Mireille,<br />
zijn faam bezorg<strong>de</strong>, ken<strong>de</strong> ook geen goed Provençaalsch: ‘mon habitu<strong>de</strong> <strong>de</strong>s patois<br />
latins parlés uniquement par moi dans les montagnes <strong>de</strong> mon pays me rendait ce<br />
bel idiome intelligible’, zegt hij in zijn studie.<br />
Men weet, dat alle Provençaalsche werken van Mistral begeleid zijn door een<br />
vertaling in het Fransch van <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong>n dichter; en daarmee hebben allen het<br />
moeten doen, die niet òf geboren Provençalen zijn òf van <strong>de</strong> Romaansche talen<br />
hun bijzon<strong>de</strong>re studie hebben gemaakt.<br />
Dat was <strong>de</strong> vreeselijke risico <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>r grootste dichters <strong>de</strong>r vorige eeuw: niet<br />
gelezen te wor<strong>de</strong>n, omdat zijn gedichten niet direct toegankelijk waren. Zoo ging<br />
het <strong>de</strong>n eersten tijd in Frankrijk ook. Alphonse Dau<strong>de</strong>t, die een <strong>de</strong>r eersten was om<br />
<strong>de</strong> gedichten van zijn landsman te ver<strong>de</strong>digen, moest het overal hooren: ‘Mais<br />
pourquoi écrit-il en patois?’ zei<strong>de</strong>n Flaubert, Hugo, <strong>de</strong> Goncourts. Ze had<strong>de</strong>n er<br />
geen van allen tijd <strong>voor</strong>.<br />
Zoo heeft zich langen tijd <strong>de</strong> legen<strong>de</strong> gevormd van een soort dichten<strong>de</strong>n<br />
heereboer, die in zijn landstaal dichtte omdat hij die alleen goed ken<strong>de</strong>.<br />
On<strong>de</strong>rtusschen, hij was een <strong>de</strong>r beste kenners van oud en nieuw Provençaalsch<br />
en van <strong>de</strong> Romaansche talen in het algemeen. Zijn Trésor du Félibrige, een<br />
Provençaalsch-Fransche dictionnaire, is een Thesaurus op <strong>de</strong> wijze van die <strong>de</strong>r<br />
ou<strong>de</strong> humanisten, waarin hij <strong>de</strong> ervaring van heel zijn leven bijeengedragen heeft.<br />
Alphonse Dau<strong>de</strong>t, die eveneens, als hij wil<strong>de</strong>, twee talen schreef, bla<strong>de</strong>r<strong>de</strong> zijn leven<br />
lang in dit boek, als hij niets beters te doen had en <strong>de</strong> wortels van <strong>de</strong> taal in zich<br />
wil<strong>de</strong> verifieeren. Gaston Paris, in gezelschap van <strong>de</strong>n dichter langs <strong>de</strong> kusten <strong>de</strong>r<br />
Mid<strong>de</strong>llandsche zee varend, was verrukt over wat hij uit Mistrals ervaring te hooren<br />
kreeg.<br />
Hij hield van <strong>de</strong> taal van Provence; hij hield ook van <strong>de</strong> gewoonten van Provence.<br />
De 100.000 francs van zijn Nobel-prijs gebruikte hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> stichting van een museum<br />
in Arles, waar alles wat karakteristiek was <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n landaard in leven werd gehou<strong>de</strong>n.<br />
Zijn dichtkunst was een ver<strong>de</strong>diging van een verle<strong>de</strong>n, dat schoon was geweest.<br />
Waren <strong>de</strong> troubadours en <strong>de</strong> cours d'amour, die hij zoo graag en zoo vaak herdacht,<br />
niet <strong>de</strong> eersten geweest, die se<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> oudheid een luit had<strong>de</strong>n laten klinken?<br />
La mère Provence, qui a battu l'auba<strong>de</strong>,<br />
La mère Provence, qui tient le drapeau.<br />
Frédéric Mistral werd in 1830 geboren in Maillane, als zoon van een rijken boer, die<br />
op zijn groote ‘mas’ leef<strong>de</strong> met zijn her<strong>de</strong>rs en zijn landvolk als <strong>de</strong> patriarchen van<br />
het Ou<strong>de</strong> Testament. Hij kreeg een goe<strong>de</strong> opvoeding en moest in <strong>de</strong> rechten<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
stu<strong>de</strong>eren, waarin hij niet veel zin had. Hij hield het maar korten tijd vol en bracht<br />
het tot candidaat. De letteren <strong>voor</strong> zijn plezier beoefenen trok hem meer aan. Zijn<br />
leven lang bracht hij in Maillane door, <strong>de</strong> streek en het heele land bestu<strong>de</strong>erend en<br />
kennend als geen an<strong>de</strong>r.<br />
Men kan zijn jeugd lezen in zijn mémoires 1) . ‘Hoever ik ook in mijn herinnering<br />
terugga, ik zie <strong>voor</strong> mijn oogen, daarginds, in het Zui<strong>de</strong>n, een keten van bergen,<br />
waarvan <strong>de</strong> glooiïngen, <strong>de</strong> hellingen, <strong>de</strong> steilten en <strong>de</strong> dalen gehuld waren in een<br />
blauwig waas, van <strong>de</strong>n morgen tot <strong>de</strong>n avond, soms donker en soms hel<strong>de</strong>r, als<br />
hooge golven.<br />
1) Frédéric Mistral, Mes Origines, récits et mémoires. (Plon).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
170<br />
Het is <strong>de</strong> keten <strong>de</strong>r Alpilles beceintureerd door olijven, als een massief van Grieksche<br />
rotsen, een waar panorama van glorie en legen<strong>de</strong>n’.<br />
Hij ken<strong>de</strong> ze allen, die legen<strong>de</strong>n; het verle<strong>de</strong>n herleef<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r zijn oogen. Hij wist<br />
waar in <strong>de</strong> Alpilles Marius zijn stellingen gekozen had tegen <strong>de</strong> Teutonen. Hij stootte<br />
op zijn tochten tegen <strong>de</strong> overblijfsels van het Romeinsche aquaduct, dat het water<br />
van Vaucluse naar Arles bracht. Hij wist, hoe <strong>de</strong> Saraceenen in Provence kwamen.<br />
Hij ken<strong>de</strong> <strong>de</strong> heuvels, waar <strong>de</strong> prinsen van Baux hun kasteelen had<strong>de</strong>n, beroemd<br />
om hun cours d'amour. Hij ken<strong>de</strong> <strong>de</strong> pracht van het Pauselijke hof van Avignon,<br />
waar <strong>de</strong> Renaissance werd <strong>voor</strong>bereid. Vaucluse en Petrarca waren ook niet ver.<br />
Hij wist, hoeveel schoonheid er in dit land verloren was gegaan omdat ze vergeten<br />
was.<br />
Van dit verle<strong>de</strong>n zweemt onophou<strong>de</strong>lijk iets door het werk, als een roo<strong>de</strong> gloed<br />
aan een avondhemel. Intusschen, zijn heele werk draagt een Christelijk stempel;<br />
het zijn altijd <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>n van dit eenvoudige, har<strong>de</strong>, wijze landvolk, die hij beschrijft,<br />
trotsch op zijn gewoonten en met een ervaring <strong>de</strong>r elementaire dingen. Zij leven<br />
met <strong>de</strong>n regen en het mooie weer, met <strong>de</strong>n oogst en <strong>de</strong> ploeg, met <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> als een<br />
schoonen droom <strong>voor</strong> heel hun leven. Het zijn eenvoudige sterke karakters, en het<br />
is niet zeker, dat al zijn hel<strong>de</strong>n lezen en schrijven kunnen; maar hun tragedies zijn<br />
op leven en dood.<br />
Mistral arbeid<strong>de</strong> zijn geheele leven, als Goethe, ‘wie das Gestirn, ohne Hast’. Als<br />
werken van grooten omvang liet hij na: vier epische gedichten, Mireille, Calendal,<br />
Nerte, en Le Poême du Rhône. Twee bun<strong>de</strong>ls lyriek, les Iles d'Or en les Oliva<strong>de</strong>s;<br />
en ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> groote Dictionnaire, zijn memoiren, een begin van een bijbelvertaling<br />
in het Provençaalsch enz. Hoe hij met dichten begon? Een zekere Adolphe Dumas,<br />
uit Parijs, die opdracht had van het Ministerie van Instructie om Provençaalsche<br />
verzen te verzamelen, bezocht hem in Maillane. Mistral toon<strong>de</strong> hem o.a. zijn eigen<br />
poëzie. Hij las hem <strong>de</strong> serena<strong>de</strong> van Magali <strong>voor</strong> en daarna heele boeken uit Mireille.<br />
Dumas was verrukt over zijn ont<strong>de</strong>kking. Mistral, die toen zeven-en-twintig jaar was,<br />
kon zijn epos onmid<strong>de</strong>llijk in Avignon laten drukken. Dumas nam <strong>de</strong>n dichter mee<br />
naar Parijs, waar hij hem aan Lamartine <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>, die aan <strong>de</strong>n jongen dichter met<br />
een artikel zijn <strong>voor</strong>loopigen roem en een plaats van aanzien in <strong>de</strong> letteren van <strong>de</strong>n<br />
tijd bezorgd heeft, zoodra Mireille verschenen was.<br />
Mireille is in<strong>de</strong>rdaad het won<strong>de</strong>r. Het is een vernieuwing van allerlei krachten, die<br />
in <strong>de</strong> Westersche dichtkunst ingesluimerd waren. Het beheerscht <strong>de</strong> dichtvormen<br />
met het uiterste gemak en het blijft natuurlijk.<br />
- Toi, Seigneur <strong>de</strong> ma patrie, - qui naquis parmi les patres, - enflamme mes paroles et<br />
donne moi du souffle! - Tu le sais: parmi la verdure, - au soleil et aux rosées, - quand<br />
les figues mûrissent, - vient l'homme avi<strong>de</strong> comme un loup, <strong>de</strong>pouiller entièrement<br />
l'arbre <strong>de</strong> ces fruits.<br />
Mais sur l'arbre dont il brise les rameaux, - toi, toujours tu élèves quelque branche -<br />
ou l'homme insatiable ne puisse porter la main, - belle pousse hative, - et odorante et<br />
virginale, - beau fruit mur à la Mag<strong>de</strong>leine, - où vient l'oiseau <strong>de</strong> l'air apaiser sa faim.<br />
Moi, je vois la branchette, - et sa fraicheur provoque mes <strong>de</strong>sirs! - Je vois, au souffle<br />
<strong>de</strong>s brises, s'agiter dans le ciel le feuillage et ses fruits immortels ... - Dieu beau, Dieu<br />
ami, sur les ailles - <strong>de</strong> notre langue provençale - fais que je puisse aveindre la branche<br />
<strong>de</strong>s oiseaux!<br />
Dit is <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> evocatie van het begin, die het onmid<strong>de</strong>llijk op <strong>de</strong> hoogte brengt<br />
<strong>de</strong>r groote poëzie; want mooier is er nooit geschreven. Om vluchtig nog eenige<br />
schoone plaatsen na te gaan, er is <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rlijke aanhef van <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n zang,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
het gezang <strong>de</strong>r meisjes in <strong>de</strong>n boomgaard, een koor van hel<strong>de</strong>re stemmen tusschen<br />
<strong>de</strong> zon en het groen:<br />
Chantez, chantes, magnarelles<br />
Car la cueillette aime les chants.<br />
Er is, in het vier<strong>de</strong> boek, <strong>de</strong> scène <strong>de</strong>r paar<strong>de</strong>n van Camargue, die meer dan eenige<br />
an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>n indruk van grootheid achterlaat:<br />
Honte à toi, race humaine!<br />
Les cavales <strong>de</strong> Camargue,<br />
Au poignant épéron qui leur déchire le flanc<br />
Comme à la main qui les caresse<br />
Jamais on ne les vit soumises<br />
Enchevêtrées par trahison<br />
J'en ai vu exiler loin <strong>de</strong>s prairies salines,<br />
Et un jour d'un bond revèche et prompt<br />
Jeter bas quiconque les monte<br />
D'un galop <strong>de</strong>vorer vingt lieux <strong>de</strong> marécages<br />
Flairant le vent! Et revenus<br />
Au Vacarès où elles naquirent<br />
Après dix ans d'esclavage<br />
Respirer l'émanation libre et salée <strong>de</strong> la mer.<br />
Car à cette race sauvage<br />
Son élément c'est la mer<br />
Du char <strong>de</strong> Neptune échappée sans doute<br />
Elle est encore teinte d'écume;<br />
Et quand la mer souffle et s'assombrit<br />
Quand les vaisseaux rompent les cables<br />
Les étalons <strong>de</strong> Camargue hennissent <strong>de</strong> bonheur;<br />
Et font claquer comme la ficelle d'un fouet<br />
Leur longue queu trainante<br />
Et grattent le sol et sentent dans leur chair<br />
Entrer le tri<strong>de</strong>nt du dieu terrible<br />
Qui dans un horrible pêle-mêle<br />
Meut la tempête et le déluge<br />
Et bouleverse <strong>de</strong> fond en comble les abimes <strong>de</strong> la mer.<br />
Een prachtig fragment is <strong>de</strong> beschrijving van <strong>de</strong> Vallon <strong>de</strong>s Fées, in het zes<strong>de</strong> boek,<br />
waar <strong>de</strong> gewon<strong>de</strong> Vincent heengedragen is, om door tooverkunsten weer tot het<br />
leven te wor<strong>de</strong>n teruggebracht. Het is een beschrijving van die populaire magie, die<br />
met spookachtige plaatsen verbon<strong>de</strong>n schijnt te zijn. Het schoonst echter is het slot,<br />
waar, in <strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
171<br />
kerk <strong>de</strong>r Saintes-Maries, alles uitsterft in een kristallijnen vre<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n dood. Om<br />
<strong>de</strong>ze kerk, die in werkelijkheid bestaat, is <strong>de</strong> legen<strong>de</strong> van Mireille levend gebleven;<br />
en men bezoekt haar bijna als een pelgrimsoord.<br />
Lamartine heeft zich alleen aan Mireille <strong>de</strong> onsterfelijkheid verdiend. Zoodra het<br />
verschenen was, schreef hij het artikel, dat thans <strong>voor</strong>in <strong>de</strong> uitgaven is afgedrukt<br />
en dat aan Mistral <strong>de</strong> reputatie gaf, die hij verdien<strong>de</strong>. Hij herdacht er zijn eerste<br />
ontmoeting met Mistral, ‘op zijn gemak in zijn talent als in zijn kleeren. Niets geneer<strong>de</strong><br />
hem, omdat hij zich niet trachtte op te blazen, noch zich hooger dan hij was te<br />
verheffen. Hij had in zich <strong>de</strong> gepastheid <strong>de</strong>r waarheid’.<br />
Lamartine plaatste het gedicht onmid<strong>de</strong>llijk op <strong>de</strong> hoogte waarop het stond, die<br />
<strong>de</strong>r groote poëzie, en hij schakel<strong>de</strong> het vast aan die <strong>de</strong>r Homeri<strong>de</strong>n. ‘Oui, ton poème<br />
épique est un chef d'oeuvre; je dirai plus: il n'est pas <strong>de</strong> l'Occi<strong>de</strong>nt, il est <strong>de</strong> l'Orient:<br />
on dirait que, pendant la nuit, une île <strong>de</strong> l'archipel, une flottante Délos, s'est détachée<br />
<strong>de</strong> son groupe d'îles ioniennes, et qu'elle est venu s'annexer au continent <strong>de</strong> la<br />
Provence embaumée’. Tusschen Lamartine en Mistral bleef, hun leven lang, een<br />
warme vriendschap bestaan.<br />
Van Calendal, het twee<strong>de</strong> groote werk, zal ik <strong>de</strong>n fameusen aanhef citeeren:<br />
...... Ame <strong>de</strong> mon pays.<br />
Toi qui rayonnes manifeste<br />
Dans son histoire et dans sa langue;<br />
Par la gran<strong>de</strong>ur <strong>de</strong>s souvenirs<br />
Toi qui nous sauves l'espérance<br />
Toi qui dans la jeunesse et plus chaud et plus beau<br />
Malgré la mort et le fossoyeur<br />
Fais reverdir le sang <strong>de</strong> nos pères ...<br />
Car les houles <strong>de</strong>s siècles<br />
En leurs tempêtes et leurs horreurs<br />
En vain mêlant les peuples effacent les frontières<br />
La terre maternelle, la Nature<br />
Nourrit toujours ses fils<br />
Du même lait; sa dure mamelle<br />
Toujours à l'olivier donnera l'huile fine ...<br />
Ame éternellement renaissante,<br />
Ame joyeuse et fière et vive,<br />
Qui hennis dans le bruit du Rhône et dans son vent.<br />
Ame <strong>de</strong>s bois, plein d'harmonie<br />
Et <strong>de</strong>s calanques pleines <strong>de</strong> soleil<br />
De la patrie âme pieuse,<br />
Je t'appelle, incarne toi dans mes vers Provençaux.<br />
Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> groote werk is Nerte, waarin in zeven zangen een legen<strong>de</strong> uit <strong>de</strong>n tijd <strong>de</strong>r<br />
pausen van Avignon wordt verhaald. Het vier<strong>de</strong>, het meesterwerk van zijn grijsheid,<br />
volgens zijn kenners het schoonste wat hij schreef, is het Poème du Rhône. Men<br />
heeft ervan gezegd, dat het een goe<strong>de</strong> reisgids langs <strong>de</strong>ze rivier is. Alle ste<strong>de</strong>n,<br />
ruines, monumenten en hun legen<strong>de</strong>n, wor<strong>de</strong>n erin herdacht. Tien jaar werkte hij<br />
eraan.<br />
De kleinere gedichten zijn verzameld in twee bun<strong>de</strong>ls, Les Iles d'Or en les<br />
Oliva<strong>de</strong>s. Er zijn stukken in, licht als veeren<strong>de</strong> voeten over het nachtelijke gras,<br />
zooals <strong>de</strong> auba<strong>de</strong> van Magali, die ik hier eerst in het Provençaalsch overschrijf,<br />
omdat <strong>de</strong> vertaling het lichte en zangerige rythme van het origineel verloren heeft:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
O, Magali, ma tant amado,<br />
Mete la teste au fenestroun!<br />
Escouto un pau aquesto aubado<br />
De tanbourin et <strong>de</strong> viouloun.<br />
Es plen d'estello aparamount!<br />
L'auro es toumbado,<br />
Mai lis estello paliran,<br />
Quand te veiran!<br />
O, Magali, ma tant aimée, à la fenêtre mets ta tête! - écoute un peu ma séréna<strong>de</strong> - <strong>de</strong><br />
tambourin et <strong>de</strong> violon. Là-haut le ciel est plein d'étoiles - dans l'air nul souffle - mais<br />
les étoiles paliront - en te voyant.<br />
Maar het allerschoonste is het laatste, <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l <strong>de</strong>r kleinere gedichten, <strong>de</strong><br />
in 1912 verzamel<strong>de</strong> Oliva<strong>de</strong>s, met het begin als een eerbiedige huivering <strong>voor</strong> het<br />
na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> ein<strong>de</strong>:<br />
Le temps qui <strong>de</strong>vient froid et la mer qui déferle,<br />
Tout me dit que I'hiver est arrivé pour moi;<br />
Et qu'il faut, sans retard, amassant mes olives<br />
En offrir l'huile vierge à l'autel du bon Dieu.<br />
Er is ver<strong>de</strong>r l'Archétype, waaruit ik niet citeeren kan, omdat men het in zijn geheel<br />
zou moeten citeeren, <strong>de</strong> top van heel het oeuvre, waarin <strong>de</strong> zangerige illusie is<br />
samengevat, die hem heel zijn leven begeleid heeft en die hem met heel het bestaan<br />
heeft verzoend.<br />
Er is la Hantise, waarin <strong>de</strong> vluchten<strong>de</strong> gewaarwording <strong>de</strong>r onbereikbare<br />
schoonheid, die een heimwee sterk als een honger nalaat, wordt aangeroerd:<br />
L'apparition falote<br />
qui nous hèle parfois<br />
lorsque ro<strong>de</strong>nt nos pas<br />
parmi les champs incultes ...,<br />
‘Je suis l'Ombre, dit-elle<br />
<strong>de</strong>s choses moribon<strong>de</strong>s<br />
et <strong>de</strong>s splen<strong>de</strong>urs anciennes<br />
dont on ne parle plus ....<br />
et sur les tombes vaines<br />
quand l'herbe étend sa housse<br />
j'y bro<strong>de</strong>, moi, <strong>de</strong>s fleurs<br />
<strong>de</strong> toutes les couleurs ....<br />
Uit <strong>de</strong>zen bun<strong>de</strong>l citeeren zou een vreug<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>r gelijke zijn. Maar ik schrijf er hier<br />
nog slechts één over, Mon Tombeau:<br />
Sous mes yeux je vois l'enclos - et la coupole blanche - où, comme les colimaçons -<br />
je me tapirai à l'ombrette. (à l'oumbrinello, staat er in het Provençaalsch).<br />
En het nageslacht zal verklaren wiens graf dat is:<br />
‘Poète qui fit <strong>de</strong>s chansons pour une belle Provençale -<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
172<br />
qu'on appelait Mireille: elles sont - comme en Camargue les moustiques.<br />
‘Eparpillées un peu partout ... Mais lui <strong>de</strong>meurait à Maillane - et les anciens du terroir<br />
l'ont vu fréquenter nos sentiers.<br />
Enfin, à bout d'explications - on dira: C'est le tombeau d'un mage, - car d'une étoile a<br />
sept rayons - le monument porte l'image.<br />
Men weet, dat, <strong>voor</strong>al dank zij Mistral, <strong>de</strong> taal van Provence een renaissance heeft<br />
beleefd, bekend on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n naam van Félibrige. Deze beweging heeft, behalve een<br />
menigte locale poëzie zon<strong>de</strong>r groote waar<strong>de</strong>, naast Mistral eenige lyrische dichters<br />
<strong>voor</strong>tgebracht van blijven<strong>de</strong> beteekenis. Hier moet men noemen d'Aubanel en zijn<br />
bun<strong>de</strong>l La Grena<strong>de</strong> entr'ouverte, waarin passages als:<br />
Puis n'ai plus vu que le soleil<br />
Et son treillis sur l'on<strong>de</strong> amère.<br />
en Paul Arène, <strong>voor</strong>al prozaschrijver en bekend door zijn Jean <strong>de</strong>s Figues, die meer<br />
in het Fransch geschreven heeft, gedichten en proza, maar wiens werk <strong>de</strong>n aard<br />
<strong>de</strong>zer Provençaalsche poëzie goed weergeeft.<br />
Doch er is een werk van een an<strong>de</strong>r Provençaal, die ook in het Fransch schreef,<br />
maar in zijn geheele manier van voelen Provençaal bleef, dat men onmid<strong>de</strong>llijk<br />
naast Mistral moet noemen, omdat er <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> hartstocht in is, veel heftiger<br />
geconcentreerd: dat is l'Arlésienne van Alphonse Dau<strong>de</strong>t. Deze kleine tragedie, <strong>de</strong><br />
hartstochtelijkste en muzikaalste wellicht <strong>de</strong>r geheele Fransche literatuur en het<br />
meesterwerk van <strong>de</strong>n schrijver, lijkt om het groote werk van Mistral heen te cirkelen<br />
als <strong>de</strong> maan om <strong>de</strong> zon. Het is of het erbij hoort; het is het schoonste, het meest<br />
dramatische wat Dau<strong>de</strong>t gemaakt heeft, al is het een betrekkelijk jeugdwerk. Dau<strong>de</strong>t<br />
was even in <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig toen hij het schreef; zijn zoon Léon heeft verteld hoe het<br />
ontstond: zijn va<strong>de</strong>r dwaal<strong>de</strong>, met <strong>de</strong>n vallen<strong>de</strong>n avond, langs <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n van<br />
Provence, toen plotseling <strong>de</strong> kreet weerklonk van een vrouwestem, uit een boer<strong>de</strong>rij,<br />
die driemaal <strong>de</strong>n naam van haar zoontje riep. De angstige nostalgie van <strong>de</strong>zen kreet<br />
langs <strong>de</strong> donkere lan<strong>de</strong>n heeft dit kleine pastorale meesterwerk doen ontstaan. Het<br />
zijn <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> figuren als bij Mistral. Alleen zijn zij heftiger. Zij leven en sterven om<br />
een kleinigheid. Er zit in <strong>de</strong>ze korte tragedie een koorts, een woe<strong>de</strong> om het afwezige,<br />
die Mistral over een heel leven te versprei<strong>de</strong>n weet. Het is er <strong>de</strong>s te poignanter om.<br />
Het is, in het Fransch, <strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijkste spiegel van die literatuur van zonlicht en<br />
hartstocht, die met <strong>de</strong>ze Provençaalsche dichters ontstaan is.<br />
Het beste werk over Mistral is dat van Pierre Lasserre 1) . Het is een bespreking<br />
van al het dichtwerk met zijn ten<strong>de</strong>nzen; als poging om het eigen zelfstandig leven<br />
in <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elen van Frankrijk in stand te hou<strong>de</strong>n; als een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van<br />
<strong>de</strong> herleving van het nationaliteitsgevoel in het Europa <strong>de</strong>r vorige eeuw; waarin het,<br />
in vergelijking met <strong>de</strong> Duitsche en Italiaansche, zeker <strong>de</strong> vreedzaamste van allen<br />
is geweest. En ver<strong>de</strong>r als poging om een nog slechts gesproken dialect, waarin <strong>de</strong><br />
scherpe on<strong>de</strong>rscheidingen <strong>voor</strong> geestelijke dingen waren verloren gegaan, weer te<br />
maken tot een litteraire taal, door er groote kunstwerken in te scheppen, hetzelf<strong>de</strong><br />
wat Dante <strong>voor</strong> het Toscaansch <strong>de</strong>ed.<br />
Een goe<strong>de</strong> verzameling studies over <strong>de</strong> kleinere Provençaalsche dichters vindt<br />
men in Charles Maurras, l'Etang <strong>de</strong> Berre.<br />
Ver<strong>de</strong>r is er een zeer uitvoerige studie, vol persoonlijke herinneringen aan Mistral,<br />
in Léon Dau<strong>de</strong>t, les Oeuvres dans les Hommes.<br />
1) P. Lasserre, Frédéric Mistral. - Paris, Payot.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Dit is voldoen<strong>de</strong> om <strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r tegenspraak grootsten dichter van het eind <strong>de</strong>r<br />
vorige eeuw ook <strong>voor</strong> Hollan<strong>de</strong>rs toegankelijk te maken. De dichter van vier epen,<br />
<strong>de</strong> eenige die na vier en twintig eeuwen <strong>de</strong> traditie <strong>de</strong>r Homeri<strong>de</strong>n weer heeft<br />
aangeknoopt en het eenvoudige leven van allen dag heeft weten te ba<strong>de</strong>n in het<br />
licht <strong>de</strong>r i<strong>de</strong>ale illusie, heeft zijn reputatie verdiend in alle lan<strong>de</strong>n.<br />
L. VAN LANGE<br />
<strong>Den</strong> 14 <strong>de</strong>n juli bij d'Annunzio<br />
ALS in een handomdraaien verdwijnen bij een bocht van <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong> cypressen en<br />
<strong>de</strong> wijngaar<strong>de</strong>n. Het doorschijnen<strong>de</strong>, verlaten watervlak van het Garda Meer strekt<br />
zich vóór ons uit. Er is geen enkele windzucht, geen rimpel op het water. Toch hangt<br />
ter linkerzij<strong>de</strong> een dreigend wolkengevaarte boven <strong>de</strong> bergen en maskeert <strong>de</strong> diepe<br />
insnijding, waar het water uit <strong>de</strong> Lombardijsche vlakte tot Trentino en <strong>de</strong>n bovenloop<br />
<strong>de</strong>r Adige doordringt.<br />
V., een Duitsch dichter, op weg naar Venetië, heeft mij hierheen gebracht in zijn<br />
auto, die gelijk een raspaard aan zijn wil gehoorzaamt. Geluidloos werken <strong>de</strong> remmen<br />
bij het dalen van <strong>de</strong>n weg, terwijl in het <strong>voor</strong>bijrij<strong>de</strong>n tusschen het groen <strong>de</strong> roo<strong>de</strong><br />
daken <strong>de</strong>r villa's en <strong>de</strong> tuinen vol rozen en taxisboomen telkens even zichtbaar zijn.<br />
Nog twee K.M. Ein<strong>de</strong>lijk zijn we te Gardone.<br />
‘Halt! U moogt hier niet door! Dat is verbo<strong>de</strong>n! Of hebt u eene vergunning van<br />
<strong>de</strong>n commandant?’ Bij het begin van <strong>de</strong>n weg, die naar d'Annunzio's woning voert,<br />
verspert een vijandige troep grondwerkers, met houweelen gewapend, ons <strong>de</strong>n<br />
toegang. Met lui<strong>de</strong>r stem geven zij ons te kennen, dat het streng verbo<strong>de</strong>n is ver<strong>de</strong>r<br />
te gaan en wij da<strong>de</strong>lijk<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
173<br />
rechtsomkeert moeten maken. Maar een schildwacht komt aangeloopen in het<br />
beken<strong>de</strong> uniform <strong>de</strong>r Italiaansche Alpenjagers met het zwarte hemd, <strong>de</strong> grijsgroene<br />
jas en het hoedje met <strong>de</strong> arendsveer. De soldaat vraagt ‘of wij <strong>de</strong> heeren zijn, die<br />
<strong>de</strong> commandant verwacht’ en, als wij bevestigend antwoor<strong>de</strong>n, wijst hij met een<br />
breed handgebaar, dat wij ver<strong>de</strong>r kunnen gaan, tot verbazing van <strong>de</strong> grondwerkers.<br />
Langzaam rij<strong>de</strong>n wij door een met olijven omgeven triomfboog.<br />
In het ‘Vittoriale’<br />
Trillen<strong>de</strong> houdt <strong>de</strong> auto stil in een ruimen binnenhof, omringd door zuilen. In het<br />
mid<strong>de</strong>n een met antieke figuren versier<strong>de</strong> waterbak. Ik heb geen tijd om het opschrift<br />
in <strong>de</strong>n muur te ontcijferen, want reeds wordt <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur geopend en Gabriellino<br />
d'Annunzio, <strong>de</strong> zoon van <strong>de</strong>n dichter, komt ons tegemoet. - Wij tre<strong>de</strong>n het ‘Vittoriale’<br />
binnen. Donna Maria begroet ons boven aan <strong>de</strong> trap met <strong>de</strong> haar eigen vrien<strong>de</strong>lijke<br />
zachtheid, die bij haar behoort evenals <strong>de</strong> zoete geur bij een verbena. Ze vraagt,<br />
of wij eene goe<strong>de</strong> reis hebben gehad en brengt ons naar een langwerpig vertrek,<br />
gevuld met ou<strong>de</strong> en mo<strong>de</strong>rne boeken, bronzen, gipsafgietsels, schil<strong>de</strong>rijen en<br />
medailles. Vóór het open venster neemt een aardbol van geweldige afmeting een<br />
groot <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>n salon in beslag. Buiten sjirpen <strong>de</strong> krekels en kraken <strong>de</strong><br />
laurierboomen in <strong>de</strong> bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> zon.<br />
We spreken over Parijs en over gemeenschappelijke vrien<strong>de</strong>n, die wij er hebben...<br />
Maar daar is <strong>de</strong> commandant. Hij draagt een grijs pak en heeft het insigne van zijn<br />
luchteska<strong>de</strong>r in het knoopsgat. Zijn uiterlijk maakt een verrassend jeugdigen indruk.<br />
Hij komt naar ons toe, geeft V., dien hij al lang kent, een hand, en weldra zijn we in<br />
druk gesprek; waarover zou ik niet meer kunnen zeggen, want mijne aandacht wordt<br />
getrokken door het merkwaardige gelaat van <strong>de</strong>n schrijver. Hij gelijkt sprekend op<br />
sommige beel<strong>de</strong>n uit Ephese of Alexandrië. Onbeweeglijk zit hij naast <strong>de</strong>n aardbol<br />
met <strong>de</strong>n rug naar het licht, zoodat zijn hoofd zich tegen Afrika en <strong>de</strong>n Indischen<br />
Oceaan afteekent. Als hij <strong>de</strong>n blik afwendt herinnert een lichte paarlemoerglans mij<br />
eraan, dat hij door een granaatscherf het rechter oog heeft verloren. Het an<strong>de</strong>re<br />
heeft echter een opvallen<strong>de</strong> scherpte behou<strong>de</strong>n. - ‘Wat mij verbaast’, zegt hij na<br />
korten tijd tot mij, ‘is <strong>de</strong> armoe<strong>de</strong> van taal bij <strong>de</strong> jongere Fransche schrijvers. Het is<br />
of ze <strong>de</strong>n zin <strong>voor</strong> beeldspraak hebben verloren. Hoe komt dat? Al heb ik ook lang<br />
gezocht, toch is Montherlant <strong>de</strong> eenige, die mij <strong>de</strong>n indruk geeft een geboren dichter<br />
te zijn’... ‘Misschien’, antwoord ik, ‘is het <strong>voor</strong> een Franschman wel verstandig zich<br />
tegenwoordig aan een zekere soberheid te gewennen’.<br />
‘Helaas! dat arme Frankrijk!’ herneemt <strong>de</strong> schrijver van ‘Il Fuoco’: ‘nadat het zijn<br />
geld en zijn genie met alle volkeren <strong>de</strong>r wereld heeft ge<strong>de</strong>eld, wordt het beschimpt,<br />
verne<strong>de</strong>rd en tot slavernij gebracht. Maar vertel mij eens, waarom heeft Frankrijk<br />
<strong>voor</strong>tdurend zijne overwinning verloochend?’ Op <strong>de</strong>ze al te rechtstreeksche vraag<br />
wil ik liever niet antwoor<strong>de</strong>n. Wij zou<strong>de</strong>n het eerst over <strong>de</strong> beteekenis van sommige<br />
woor<strong>de</strong>n eens moeten wor<strong>de</strong>n.<br />
‘Ik heb cijfers gezien’, zeg ik als afleiding, ‘waarbij in dollars en in pon<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
waar<strong>de</strong> van elken gesneuvel<strong>de</strong>n soldaat werd berekend. Het was afschuwelijk.<br />
Natuurlijk was <strong>de</strong> hoogste prijs die van <strong>de</strong>n Amerikaanschen soldaat, daarna die<br />
van <strong>de</strong>n Engelschen. Tenslotte kwamen, maar veel lager geprijsd, slechts ter waar<strong>de</strong><br />
van enkele centimes, <strong>de</strong> Fransche, Italiaansche en Duitsche soldaten’.<br />
‘Dat verwon<strong>de</strong>rt mij niet’, valt <strong>de</strong> commandant mij in <strong>de</strong> re<strong>de</strong>, ‘als <strong>de</strong> Franschen<br />
mijn boek “Het Italië <strong>de</strong>r Italianen” lazen, waarover ze mij vele verwijten hebben<br />
gedaan, omdat er eenige bittere waarhe<strong>de</strong>n over hun land in <strong>voor</strong>komen, die een<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
vriend als ik toch wel het recht had te zeggen, dan zou<strong>de</strong>n ze weten, dat er aan <strong>de</strong><br />
Piave precies één Amerikaan gedood en twee gewond zijn. Wanneer men nu <strong>de</strong><br />
millioenen in aanmerking neemt, die Amerika alleen al in Italië geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>n oorlog<br />
heeft besteed, volgt daaruit, dat het lijk van dien éénen soldaat een verbazend<br />
groote waar<strong>de</strong> krijgt. Wat ons betreft, wij hebben onmetelijk veel bloed vergoten,<br />
zon<strong>de</strong>r te be<strong>de</strong>nken, dat het daardoor min<strong>de</strong>r kostbaar werd ...’<br />
De Schatten en Reliquieën<br />
V. en Donna Maria zien elkan<strong>de</strong>r stilzwijgend aan. Men hoort geen an<strong>de</strong>r geluid<br />
dan het gesjirp van <strong>de</strong> krekels en het gekabbel van het water. ‘Gaat u mee’, zegt<br />
<strong>de</strong> commandant opeens met veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> stem, ‘dan zal ik u naar <strong>de</strong> kamer brengen,<br />
waar ik mijne schatten bewaar’.<br />
Ik volg hem door een doolhof van gangen. Overal zie ik kunst<strong>voor</strong>werpen:<br />
Boeddha's, Madonna's, Leda's, vergul<strong>de</strong> fazanten; ze staan er in ontzaglijke<br />
hoeveelhe<strong>de</strong>n, tot aan <strong>de</strong> zol<strong>de</strong>ring opgestapeld. Ein<strong>de</strong>lijk staat d'Annunzio stil,<br />
slaat langzaam een gordijn open, en ik treed een duister vertrek binnen, dat aan<br />
een rouwkapel doet <strong>de</strong>nken. In één <strong>de</strong>r hoeken flikkert een olielampje;<br />
langzamerhand begin ik vreem<strong>de</strong> <strong>voor</strong>werpen te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. - ‘Dit is <strong>de</strong> schroef<br />
van Pinedo's vliegtuig. Bij zijn terugkeer gaf hij het mij om bij <strong>de</strong> roemrijke<br />
overblijfselen van ons vliegeska<strong>de</strong>r te bewaren. En dit is één van <strong>de</strong> bommen, die<br />
op Venetië wer<strong>de</strong>n geworpen.<br />
Dit zijn herinneringen aan mijne gevallen kamera<strong>de</strong>n. Ik bewaar ze als heilige<br />
reliquieën. In <strong>de</strong>zen hostiebeker ligt een met bloed bevlekte zakdoek, die aan<br />
Chiaroviso, <strong>de</strong>n bestuur<strong>de</strong>r van mijn vliegtuig, heeft<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
174<br />
toebehoord. Ziehier <strong>de</strong> granaatscherf, die Robert Prenas in stukken scheur<strong>de</strong>. En<br />
dit is het on<strong>de</strong>rscheidingsteeken van Luigi Bresciani. U ziet, dat er van allen iets bij<br />
is; een won<strong>de</strong>rbaarlijke oogst ...’<br />
‘In welk ge<strong>de</strong>elte van Europa men tegenwoordig ook komt’, zeg ik, ‘altijd vindt<br />
men herinneringen aan <strong>de</strong> gesneuvel<strong>de</strong>n. Overal gevoelt men hunne stilzwijgen<strong>de</strong><br />
tegenwoordigheid. Hier zoowel als te Donaumont, aan <strong>de</strong> Oostzee of aan <strong>de</strong>n Rijn,<br />
doen ze mij <strong>de</strong>nken aan het stuifmeel, dat <strong>de</strong> bijen verzamelen, opdat <strong>de</strong> korf tegen<br />
het <strong>voor</strong>jaar tot nieuw leven zal wor<strong>de</strong>n gewekt. Maar niemand schijnt er meer iets<br />
van te begrijpen, als men daarover spreekt ...’<br />
‘Toch zal <strong>de</strong> herleving door hun toedoen tot stand komen, dat voel ik’, zegt<br />
d'Annunzio, terwijl hij mij met zijn ééne oog doordringend aanziet. ‘Maar wie schat<br />
tegenwoordig hunne opoffering nog op <strong>de</strong> juiste waar<strong>de</strong>?’<br />
De Loopgraaf met <strong>de</strong> Zij<strong>de</strong>rupsen<br />
‘Ziet u dat strengetje zij<strong>de</strong> in die glazen urn? Op zekeren dag was ik aan het front<br />
in een loopgraaf, die onze troepen juist had<strong>de</strong>n veroverd. Vlak bij ons ontploften<br />
telkens granaten uit het Oostenrijksche zwaar geschut. le<strong>de</strong>reen verveel<strong>de</strong> zich<br />
doo<strong>de</strong>lijk. Ik had <strong>de</strong> hertogin van Aosta eene zekere hoeveelheid zij<strong>de</strong> beloofd <strong>voor</strong><br />
hare ziekenhuizen. Opeens krijg ik een inval. Ik roep mijne manschappen. “Makkers”,<br />
zeg ik tegen hen, “ik heb aan <strong>de</strong> hertogin van Aosta zij<strong>de</strong> beloofd. Laten wij ons met<br />
hart en ziel op het kweeken van zij<strong>de</strong>rupsen toeleggen”. Weldra was onze loopgraaf<br />
in een kweekplaats van zij<strong>de</strong>rupsen veran<strong>de</strong>rd. U hadt moeten zien hoe <strong>voor</strong>zichtig<br />
die ruwe boeren uit <strong>de</strong> Abruzzen <strong>de</strong> nijvere rupsen beetpakten. De mannen dachten<br />
niet meer aan hunne ellen<strong>de</strong>: <strong>de</strong> verveling was <strong>voor</strong>bij. Op zekeren dag vielen <strong>de</strong><br />
bommen op onze loopgraven, die geheel wer<strong>de</strong>n vernietigd. Wij moesten in haastig<br />
gegraven gangen kruipen, terwijl rondom een helsch vuur woed<strong>de</strong>. Niemand waag<strong>de</strong><br />
zich naar buiten. Opeens zie ik op eenige meters afstand, daar, waar <strong>de</strong> bommen<br />
het dichtst neervielen, één <strong>de</strong>r weinige overgebleven zij<strong>de</strong>rupsen. Ik vertrek geen<br />
spier. Maar een soldaat naast mij zag waar ik naar keek. Zon<strong>de</strong>r aarzelen kruipt hij<br />
over het door <strong>de</strong>n vijand beschoten terrein en brengt met levensgevaar <strong>de</strong> zij<strong>de</strong>rups<br />
onge<strong>de</strong>erd mee terug. Met <strong>de</strong>ze ééne begonnen wij opnieuw <strong>de</strong> aankweeking. Toen<br />
wij <strong>de</strong> cocons aan <strong>de</strong> hertogin van Aosta overhandig<strong>de</strong>n, verzocht ik haar er mij<br />
een strengetje van te willen geven. Is het niet billijk, dat ik het met lauweren heb<br />
getooid? Zij, die <strong>de</strong>ze cocons afwon<strong>de</strong>n, zijn tot stof vergaan; wellicht spinnen zij<br />
nu <strong>de</strong>n mythischen draad <strong>de</strong>r Schikgodinnen ...’ d'Annunzio zwijgt, zichtbaar ontroerd.<br />
In het halfdonker verspreidt het olielampje een fantastisch schijnsel. ‘Laten we<br />
naar buiten gaan’, zegt <strong>de</strong> schrijver na een oogenblik stilte, ‘ik heb er behoefte aan<br />
het zonlicht weer te zien’.<br />
De Doo<strong>de</strong>nwacht<br />
V. heeft zich weer bij ons gevoegd. We wan<strong>de</strong>len langzaam temid<strong>de</strong>n van dichte<br />
groepen magnolia's. ‘Hier heb ik ééns in <strong>de</strong> maand een samenkomst met mijne<br />
kamera<strong>de</strong>n’, zegt <strong>de</strong> commandant, terwijl hij op eenige in een halven cirkel geplaatste<br />
Romeinsche marmeren banken wijst, ‘om in een plechtige doo<strong>de</strong>nwaak onze gevallen<br />
makkers te ge<strong>de</strong>nken. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> laurierboomen heb ik een heelen nacht<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
muziek laten maken om <strong>de</strong> nagedachtenis van Anatole France te eeren en hem<br />
scha<strong>de</strong>loos te stellen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> officieele begrafenis, die men hem tegen zijn wensch<br />
had gegeven. Wij speel<strong>de</strong>n het strijkquartet van Debussy. De vogels gingen boven<br />
in <strong>de</strong> laurierboomen zitten en zongen er zachtjes eene soort begeleiding bij, welke<br />
ons diep ontroer<strong>de</strong>’. Wij loopen steeds ver<strong>de</strong>r; een schuimen<strong>de</strong> waterval bespat<br />
ons in het <strong>voor</strong>bijgaan. Eensklaps doet <strong>de</strong> commandant een schel keelgeluid hooren.<br />
Een stem, die uit <strong>de</strong>n top van een cypres schijnt te komen, antwoordt hem.<br />
d'Annunzio herhaalt <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n kreet. Ten twee<strong>de</strong>n male klinkt <strong>de</strong> geheimzinnige<br />
stem temid<strong>de</strong>n van het gebla<strong>de</strong>rte en doet mij <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong>n bewaker uit <strong>de</strong><br />
‘Agamemnon’ van Aeschylos, die <strong>de</strong> sterren beschouw<strong>de</strong> ‘op zijne ellebogen<br />
steunen<strong>de</strong> als een hond’. Nu zie ik opeens tusschen het struikgewas en <strong>de</strong> olijven<br />
<strong>de</strong>n grijzen romp van een Italiaanschen torpedojager uitsteken. Gelijk een loerend<br />
roofdier staat het ijzeren gevaarte verscholen in het groen. Wij tre<strong>de</strong>n het ruim van<br />
het schip binnen en komen langs een smalle lad<strong>de</strong>r op het <strong>de</strong>k. Een matroos in<br />
zomertenue, met een wit vest en witte broek, slaat aan. Zijn gezicht is verbrand door<br />
<strong>de</strong> zon. Hij lacht als <strong>de</strong> commandant hem eenige vragen stelt, die ik niet versta.<br />
Weer beklimmen wij een ijzeren lad<strong>de</strong>r en bevin<strong>de</strong>n ons op <strong>de</strong> brug. Het is nog<br />
steeds volkomen windstil en toch verbeeld ik mij <strong>de</strong>n zilten zeewind over mij heen<br />
te voelen strijken. Het Garda Meer strekt zijne onafzienbare watervlakte onbewogen<br />
en hel<strong>de</strong>r vóór ons uit.<br />
Drie Kanonschoten<br />
De commandant <strong>de</strong>nkt even na. Ik merk, dat hij aan <strong>de</strong>n matroos vraagt, of alles in<br />
gereedheid is. Dan wendt hij zich langzaam om met het gelaat naar <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>steven<br />
van het schip.<br />
‘Aan Europa, opdat het ein<strong>de</strong>lijk van zijne bloe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> won<strong>de</strong>n moge herstellen,<br />
aan Europa, onzen Geboortegrond, en aan ons aller moe<strong>de</strong>r, het Verstand. Vuur!’<br />
- Het schot wordt teruggekaatst door <strong>de</strong> bergketen, die zich rondom verheft. ‘Is<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
175<br />
het niet alsof alles hier op heroïsche wijze weerklinkt?’ zegt d'Annunzio op<br />
veelzeggen<strong>de</strong>n toon. ‘Dit vaartuig is een symbool van ons aller ongeduld, zelf over<br />
ons lot te willen beschikken! Plus ultra, steeds hooger; het zou ten hemel willen<br />
stijgen! Maar toch verlangt het steeds terug naar het water, waar<strong>voor</strong> het gemaakt<br />
werd, en het is alsof het langzamerhand in steen veran<strong>de</strong>rt door zijne pogingen om<br />
het weer te bereiken!’ - Nu wendt <strong>de</strong> commandant zich tot V.<br />
‘Aan het nieuwe Duitschland, aan het machtige geboorteland van <strong>de</strong>nkers en<br />
dichters, aan het Duitschland, dat wij noodig hebben om een nieuw Europa te helpen<br />
vormen, aan het Duitschland van Beethoven en van <strong>de</strong> 10<strong>de</strong> Symphonie. Vuur!’<br />
Ten twee<strong>de</strong>n male dreunt <strong>de</strong> smalle vaargeul, die tot in Trentino doordringt, van<br />
het kanongebul<strong>de</strong>r. Het schip trilt tot in zijne grondvesten. In <strong>de</strong> bergen weerklinkt<br />
<strong>de</strong> echo van <strong>de</strong>n éénen meeroever tot <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren.<br />
Ein<strong>de</strong>lijk wendt d'Annunzio zich tot mij en zegt, terwijl hij mijne hand grijpt: ‘Het<br />
is vandaag <strong>de</strong>n 14 <strong>de</strong>n Juli; onze <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en laatste wensch zal Frankrijk gel<strong>de</strong>n...<br />
Breng mijne boodschap daarheen over, als gij weer in uw land zijt teruggekeerd’.<br />
Na een oogenblik van stilte, zegt hij met lui<strong>de</strong>r stem: ‘Aan het beminnelijke en<br />
heldhaftige Frankrijk, zon<strong>de</strong>r hetwelk alle an<strong>de</strong>re volken op zichzelf zou<strong>de</strong>n staan,<br />
aan het zwaar beproef<strong>de</strong> Frankrijk, maar ook aan <strong>de</strong> bazuin van Roeland, die steeds<br />
nieuwe overwinningen zal aankondigen. Vuur!’<br />
Toen steeg uit <strong>de</strong>n vuurmond een cirkelvormige rookwolk ten hemel. Hel<strong>de</strong>r,<br />
doorzichtig, luchtig, steeg ze op in <strong>de</strong> avondlucht als een geheimzinnig <strong>voor</strong>teeken:<br />
gelijk een martelaarskroon. Op <strong>de</strong> brug van het slagschip vergaten een Italiaan,<br />
een Duitscher en een Franschman hunne lands- en rasverschillen. Het was alsof<br />
Frankrijk's martelaarskroon <strong>de</strong> bovenaardsche kracht had om hen on<strong>de</strong>r hetzelf<strong>de</strong><br />
teeken te vereenigen. Wij hiel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n a<strong>de</strong>m in. De cirkelvormige rookwolk steeg<br />
steeds hooger. Plotseling scheen het zonlicht er doorheen. Eerst werd ze gloeiend<br />
als vuur, toen zachtgeel, toen purperrood. Langzaam zagen wij <strong>de</strong>n rookkrans<br />
verdwijnen; slechts een reusachtig aureool bleef als een schijnsel aan <strong>de</strong>n hemel<br />
...<br />
J. BENOIST-MECHIN<br />
Snipper<br />
Eén bepaal<strong>de</strong> vurige wensch bevat meer godsdienst dan millioenen negatieve<br />
plichten.<br />
EDW. E. PURINGTON<br />
‘De Triomf van <strong>de</strong> Daad’.<br />
Al praten<strong>de</strong> met...<br />
Alie Smeding<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
HOEWEL ik reeds lang plan had om met Alie Smeding te gaan praten ben ik er niet<br />
toe gekomen, maar toen, vóór ik het boek gelezen had, <strong>de</strong> critieken over De Zondaar<br />
verschenen - en in het bijzon<strong>de</strong>r heb ik hier het oog op <strong>de</strong> bespreking van Henri<br />
Borel in Het Va<strong>de</strong>rland - stond mijn plan vast: ik zou haar interviewen. En dat plan<br />
was ontstaan nièt, omdat <strong>de</strong> inhoud van het boek, blijkbaar met smaak genoten -<br />
hoe kort na <strong>de</strong> verschijning verschenen niet <strong>de</strong> critieken, terwijl an<strong>de</strong>rs boeken<br />
maan<strong>de</strong>n lang op een bespreking wachten! - zoo pikant was, maar omdat <strong>de</strong> vrouw,<br />
die het geschreven had, was aangevallen en beleedigd als vrouw. Omdat men over<br />
het hoofd had gezien, dat het er niet toe doet wie een boek geschreven heeft, maar<br />
<strong>de</strong> criticus er alleen mee te maken heeft hoe een werk geschreven is, hoe <strong>de</strong><br />
karakters geteekend zijn.<br />
En hierin voel<strong>de</strong> ik een onrecht, Alie Smeding aangedaan. Nu ben ik niet zoo<br />
pedant noch zoo naief om te <strong>de</strong>nken, dat ik <strong>de</strong> aangewezen persoon ben om haar<br />
te ver<strong>de</strong>digen, maar ik wil<strong>de</strong> haar althans in <strong>de</strong> gelegenheid stellen om te spreken,<br />
omdat het nu eenmaal nutteloos, zoo niet onmogelijk is <strong>voor</strong> een schrijver, te<br />
antwoor<strong>de</strong>n op critieken. Hoeveel moeilijker is dit, waar <strong>de</strong> critieken een persoonlijk<br />
karakter dragen en sterk <strong>de</strong>n indruk maken van een aanval.<br />
Toen ik dus Alie Smedings laatste boek De Zondaar gelezen had schreef ik haar<br />
een briefje, waarin ik om een on<strong>de</strong>rhoud vroeg. Het duur<strong>de</strong> vrij lang vóór ik iets van<br />
haar hoor<strong>de</strong>, zoodat ik reeds vrees<strong>de</strong> dat zij op reis zou zijn. Maar op een laten<br />
middag werd ik opgebeld en vroeg ze of ik 's avonds bij haar komen wil<strong>de</strong>.<br />
‘Gaarne, maar waar moet ik komen?’<br />
‘Ik ben bij vrien<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>n Haag. Komt U vanavond om 8 uur op <strong>de</strong>n<br />
Loosduinschen weg’.<br />
Een vuile gracht vol kroos en groentenafval. Het getjingel van <strong>de</strong> Westlandsche<br />
stoomtram, die telkens langs reed, <strong>de</strong>ed <strong>de</strong>nken aan het drenzend zaniken van een<br />
kind, dat zijn zin wil hebben. Boven op een zol<strong>de</strong>rkamertje zat Alie Smeding,<br />
eenvoudig gekleed in een blauwe japon met hoogen kraag. Wat roo<strong>de</strong> biesjes<br />
fleur<strong>de</strong>n <strong>de</strong> jurk op. Haar krullend donker haar droeg ze kort geknipt.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
176<br />
‘Ik vind het erg prettig, dat U me wilt ontvangen’, zei ik.<br />
‘Het heeft me verwon<strong>de</strong>rd, dat u niet eer<strong>de</strong>r bij me gekomen is. U heeft wel<br />
onbelangrijker personen geinterviewd’.<br />
Die oprechtheid, die geen zweem van pedanterie had, <strong>de</strong>ed me prettig aan. En<br />
in het ver<strong>de</strong>re gesprek, dat met een eerlijkheid en onbevangenheid gevoerd werd<br />
zóó groot, dat ze me ontroer<strong>de</strong>, ben ik nog meer eerbied gaan krijgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />
vrouw,<br />
ALIE SMEDING<br />
(Cliché in bruikleen afgestaan door Morks Magazijn)<br />
die reeds getoond heeft door het schrijven van De Zondaar niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> waarheid<br />
uit <strong>de</strong>n weg te willen gaan.<br />
Maar zwaar heeft ze <strong>voor</strong> haar waarheidslief<strong>de</strong> moeten boeten! Met laster en<br />
hoon is ze overla<strong>de</strong>n. ‘Wat beteekent hoon? Wat <strong>de</strong> menschen van iemand zeggen,<br />
veran<strong>de</strong>rt hem niet. Hij blijft wat hij is. De openbare meening is van niet <strong>de</strong> minste<br />
waar<strong>de</strong>’, aldus schrijft Wil<strong>de</strong> in zijn Soul of Man un<strong>de</strong>r Socialism. (vertaald door Dr.<br />
P.C. Boutens on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel van: Individualisme en Socialisme). Dit zou Alie Smeding<br />
als een trotsch <strong>de</strong>vies moeten voeren, en het zou haar wellicht helpen over <strong>de</strong><br />
spelonken van zich alleen voelen. Eenzaam zijn maakt iemand sterk - vereenzaamd<br />
zijn drukt hem neer. En nu weet ik wel, dat Alie Smeding haar kunst heeft om zich<br />
te uiten en op te heffen, maar ie<strong>de</strong>r mensch heeft ook behoefte aan meegevoel.<br />
Waarom wees Alie Smeding mij op een Bijbeltekst tegen <strong>de</strong>n muur, waarop te lezen<br />
stond: ‘Vertrouw op <strong>de</strong>n Heer met uw gansche hart, en steun op uw verstand niet’?<br />
Toen ze me een kopje thee geschonken had en <strong>voor</strong> het raam zat, zei ze:<br />
‘Het is moeilijk om in Holland een eerlijk boek te schrijven. Dat heb ik gevoeld<br />
aan <strong>de</strong> wijze, waarop Henri Borel me behan<strong>de</strong>ld heeft. Ik vind hem een schoft; een<br />
man van eer doet zoo iets niet.<br />
Ie<strong>de</strong>reen heeft zich tegen me gekeerd, maar ik heb <strong>de</strong>ze menschen, waar ik nu<br />
logeer, nog over. Bij elk boek, dat ik geschreven heb, heb ik kennissen verloren: na<br />
Het Wazige Land, na Achter het Anker. Daarom waar<strong>de</strong>er ik, dat U bij me is durven<br />
komen, <strong>voor</strong>al nu, na De Zondaar. Daar behoort moed toe. Ook Annie van Ees heeft<br />
moed getoond door me te durven schrijven, dat ze De Zondaar mooi vindt. Overigens<br />
zijn dames aanstelsters en ik heb ook nooit een vriendin kunnen hebben.<br />
Door het schrijven van De Zondaar, dat ik schrijven mòest, heb ik alles verloren<br />
en is <strong>de</strong> naam Alie Smeding erger gewor<strong>de</strong>n dan een gemeen woord. Als ik van<br />
plan was te trouwen had ik het boek niet geschreven, en als ik getrouwd was ook<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
niet. Ik sta los van het leven en daarom kon ik het doen. Ik heb wel geweten, dat ik<br />
een zwaren tijd zou tegemoet gaan, maar ik wist niet, dat het zóó ellendig zou zijn’.<br />
‘Hebt U van <strong>de</strong>n laster gehoord, dien men over U vertelt?’<br />
‘Ik heb naamlooze brieven ontvangen en <strong>de</strong> uitgever ook’.<br />
Ik dacht aan <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel, die over ‘een klein achterlijk<br />
landje, Ne<strong>de</strong>rland b.v.’ schreef. En dat landje was zoo achterlijk gebleven, dat er<br />
menschen leef<strong>de</strong>n die anonieme brieven schreven?<br />
‘Mijn boek is niet begrepen door velen’, ging Alie Smeding <strong>voor</strong>t. Ritter begrijpt<br />
het boek in<strong>de</strong>rdaad. En toen heeft men da<strong>de</strong>lijk geïnsinueerd, dat er wel iets tusschen<br />
mij en Ritter zou bestaan, zooals men gevraagd heeft hoeveel <strong>de</strong> uitgever aan Borel<br />
betaald heeft <strong>voor</strong> zijn recensie! Want dat was immers een mooie reclame, zei men.<br />
Weet u wat Ritter, dien ik niet ken, o.a. schreef?<br />
‘Mogen wij zoo <strong>de</strong> geheimste won<strong>de</strong>n bloot leggen van het geslachtsleven, mogen<br />
wij <strong>de</strong> armelijke plekken van een huwelijk zóó belichten? Kon niet<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
177<br />
op kiescher wijze hetzelf<strong>de</strong> zijn aangeduid? Mogen wij <strong>de</strong> wulpschheid zóó ontle<strong>de</strong>n,<br />
dat wij er ons van af gaan wen<strong>de</strong>n, zoo dierlijk als <strong>de</strong> min wordt, wanneer die van<br />
God is verlaten? En maakt een boek als dit, niet in <strong>de</strong> aandacht van zijn lezer tot<br />
een probleem datgene wat zuiver is in <strong>de</strong>n mensch, wanneer het niet als een<br />
probleem wordt beseft? - Wie, als <strong>de</strong> schrijfster van dit boek, in het volle besef van<br />
wat hij doet, <strong>de</strong>n wellust tot in zijn leege wezen openspalkt, - hij heeft meer<br />
aandoenlijkheid noodig, dan hij, die doordringt in <strong>de</strong> duistere ziel van <strong>de</strong>n<br />
moor<strong>de</strong>naar. Het is wree<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> menschelijke ziel te doo<strong>de</strong>n, dan het menschelijk<br />
lichaam. Het is huiveringwekken<strong>de</strong>r het geloof in het leven te verliezen, dan <strong>de</strong><br />
verbijsteringen te on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n van wie het leven ging haten, omdat hij het zoo had<br />
lief gehad. Wellust zon<strong>de</strong>r lief<strong>de</strong> is <strong>de</strong> eeuwige foltering. Het is <strong>de</strong> schrijnendste<br />
hellepijn. Hard en wreed staren <strong>de</strong> oogen van <strong>de</strong>ze operateur over <strong>de</strong> sectie tot op<br />
het gebeente, die zij verricht. En het is schier ongelooflijk, dat eene vrouw dit boek<br />
zou hebben geschreven. - De hand, die dit boek schreef is zeker, <strong>de</strong> oogen die<br />
toekijken zijn zeker, het pincet waarmee gearbeid wordt, is vlijmscherp. - Maar tòch<br />
... het hart snikt. Er is een herinnering aan teerheid, aan kin<strong>de</strong>rlijkheid, achter in het<br />
gemoed. Er zijn in dit afgrijselijke werk natuurbeschrijvingen die zou<strong>de</strong>n passen in<br />
een sprookje. Er leeft <strong>de</strong> transparante hel<strong>de</strong>rheid in, die glanst in een stillen vriesdag.<br />
Maar ook het blinken<strong>de</strong> licht dat zich spiegelt in een scheermes. En het ontzetten<strong>de</strong><br />
is, dat het ons vaak wil <strong>voor</strong>komen dat het hetzelf<strong>de</strong> licht is. Dat <strong>de</strong> wanhoop en <strong>de</strong><br />
kleine, tintelen<strong>de</strong> teerheid afkomstig schijnen uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> bron.<br />
.... ‘De schrijfster zegt: ja, ik mag dat allemaal doen, - ik mag <strong>de</strong> sluiers verscheuren,<br />
tot <strong>de</strong> allerlaatste toe, omdat mijn boek, in al zijn ruigheid en lie<strong>de</strong>rlijkheid, een<br />
protest is. - Dit boek van mij, zoo wil zij ons bedui<strong>de</strong>n, is een schreeuw van smart,<br />
een kreet van ontzetting over <strong>de</strong> schijnheiligheid, <strong>de</strong> gemeene sexueele brutaliteit,<br />
<strong>de</strong>n moord op het leven en <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, die onze Nieuw-Malthusianistische maatschappij<br />
in haar god<strong>de</strong>loosheid bedrijft. Mijn boek is een sirocco van ergernis, een heete<br />
hijging van ze<strong>de</strong>lijke verontwaardiging, on<strong>de</strong>r wier a<strong>de</strong>m alle brochures van alle<br />
ze<strong>de</strong>lijkheidsvereenigingen verwaaien als kaf. Ik gooi dit lie<strong>de</strong>rlijke boek in <strong>de</strong> wereld,<br />
omdat gij allen zoo lie<strong>de</strong>rlijk zijt. Indien uwe dochters nog rein zijn, sluit het weg in<br />
uw brandkast, waar ge uw an<strong>de</strong>re pornografische literatuur besmuikt bewaart, -<br />
maar het zou mogelijk kunnen wezen, dat er on<strong>de</strong>r haar zijn, die zich er niet eens<br />
meer <strong>voor</strong> interesseeren! Dat schijnt <strong>de</strong> auteur uit te roepen en wij antwoor<strong>de</strong>n: Dit<br />
boek is onfatsoenlijk, - wij roepen <strong>de</strong> censuur te hulp, dat het niet kome on<strong>de</strong>r oogen,<br />
die <strong>de</strong>n hemel nog kunnen zien. Maar het motief is niet onze<strong>de</strong>lijk, <strong>de</strong> geest die het<br />
schreef heeft <strong>de</strong> bedoeling gehad: verwor<strong>de</strong>n wereld, herken uw aangezicht!<br />
Dit boek van bloed en tranen, pervers somwijlen in zijn sensueele momenten, heeft,<br />
<strong>voor</strong>al in het eerste <strong>de</strong>el, letterkundige schoonheid, subtiliteit van<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
ALIE SMEDING als kind, met een ou<strong>de</strong>re zuster<br />
levens-sfeer en levensbegrip, die ons te dieper <strong>de</strong> tragiek doen beseffen van <strong>de</strong><br />
schrijfster die zich, ook literair, in het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el van haren geestesaanleg<br />
vervreemd<strong>de</strong>. Wij kunnen het, als fatsoenlijke courant, niet aanbevelen. - Maar wij,<br />
die het trachten te lezen met een objectieve gezindheid, met een geest die <strong>de</strong> tragiek<br />
wist te on<strong>de</strong>rkennen in <strong>de</strong> brutaalste momenten, - wij zijn on<strong>de</strong>r die tragiek<br />
verpletterd. En wij hebben ons vol schaamte afgevraagd: wanneer niet een ploert,<br />
maar een schrijfster met e<strong>de</strong>len aanleg en begaafdheid, geen an<strong>de</strong>r mid<strong>de</strong>l meer<br />
kent om ons <strong>de</strong> zon<strong>de</strong> van onzen tijd te openbaren: is het dan niet ver gekomen<br />
met ons?’<br />
‘En dan moet U lezen wat A.M. <strong>de</strong> Jong in Het Volk over dit boek zegt:<br />
Ik ben geen l'art pour l'art-man. Ik vind Alie Smeding's roman “De Zondaar” <strong>voor</strong>al<br />
belangrijk om zijn ten<strong>de</strong>nz. Belangrijker dan om zijn kunst-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
178<br />
waar<strong>de</strong>, hoewel ik ook die hoog aansla. Ik vind <strong>de</strong> beschrijvingen, <strong>de</strong> minutieuze<br />
beschrijvingen <strong>de</strong>r sexuele uitspattingen van <strong>de</strong> trieste held uit dit boek niet<br />
onze<strong>de</strong>lik, maar op vele plaatsen onsmakelik, grof, ruw en no<strong>de</strong>loos. Ik vind ze<br />
overbodig en daarom verkeerd, artistiek niet verantwoord, onnodig afstotend. De<br />
tragiese spanning in <strong>de</strong> ziel van <strong>de</strong> hoofdpersoon wordt er door ontleed, maar<br />
niet gebeeld. Dat had met an<strong>de</strong>re, waardiger, mid<strong>de</strong>len veel sterker en<br />
ontroeren<strong>de</strong>r, spannen<strong>de</strong>r en aangrijpen<strong>de</strong>r gekund. Maar er is tenslotte niets<br />
onwaars of onwaarachtigs in, en als Alie Smeding het nodig gevon<strong>de</strong>n heeft, het<br />
zó in haar werk te brengen, aanvaard ik dat om <strong>de</strong> belangrijkheid van al het an<strong>de</strong>re,<br />
om haar levensbeeld, om <strong>de</strong> tragedie van <strong>de</strong>ze kapot gaan<strong>de</strong> levens in huweliken<br />
zon<strong>de</strong>r bevrediging, die <strong>de</strong> smerigste prostitutie-huweliken zijn, ondanks <strong>de</strong> nette<br />
schijn. Om <strong>de</strong> woe<strong>de</strong>, <strong>de</strong> haat, <strong>de</strong> verachting, waarmee Alie Smeding <strong>de</strong>ze<br />
knoeien<strong>de</strong>, kled<strong>de</strong>ren<strong>de</strong>, vieze damesvrouwen tentoonstelt, die geen kin<strong>de</strong>ren willen<br />
hebben, maar wel mooie meubeltjes, mooie kleren, <strong>de</strong>ftigheid en standshoogmoed,<br />
en daarbij <strong>de</strong> overtuiging, dat ze achtenswaardig zijn, fatsoenlik, onkreukbaar,<br />
vlekkeloos eerbaar. Deze zwaar-gehonoreer<strong>de</strong> huweliks-hoeren, die zeker zo diep<br />
ontsteld zijn om 's levens ze<strong>de</strong>loosheid als Frits Hopman en met groteske minachting<br />
neerzien op ongehuw<strong>de</strong> snollen, en op <strong>de</strong> mannen, die zijzelf tot razernij voeren<br />
van onbevredigd verlangen, van verknoei<strong>de</strong> geslachtsdrift. Prachtig heeft <strong>de</strong><br />
schrijfster <strong>de</strong>ze geachte dames haar smeerlapperig gedoe verweten, haar <strong>de</strong> spiegel<br />
<strong>voor</strong>gehou<strong>de</strong>n, haar laten zien, wat ze eigenlik <strong>voor</strong> gore individuen zijn, hóe intens<br />
verachtelik, klein, mieserig en vies. Hoe misdadig ook van dor egoïsme. Misdadig<br />
tegenover <strong>de</strong> man, tegenover het leven.<br />
Tegenover het leven. Want <strong>de</strong> diepste grond van dit boek is tòch <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />
het volle en volledige leven, dat in onze verscheur<strong>de</strong> en verminkte wereld zo <strong>de</strong>erlik<br />
in <strong>de</strong> knoei geraakt is. En wie het beschouwen wil uit ze<strong>de</strong>likheidsoogpunt zal goed<br />
doen zich niet blind te staren op <strong>de</strong> onhandigheid <strong>de</strong>r al te openhartige beschrijving<br />
van sexuele spelletjes, maar zich te doordringen van <strong>de</strong> diepe, verachtelike<br />
onze<strong>de</strong>likheid, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schijn van keurig fatsoen overal woekert rondom ons<br />
en die in dit doordringend geschreven boek op prachtige wijze aan <strong>de</strong> kaak gesteld<br />
is ...’<br />
‘Weet U wat me geërgerd heeft? Dat Johan <strong>de</strong> Meester, die mijn tooneelstuk Het<br />
Prinsesje van het groene eiland zoo misselijk heeft afgesnauwd, aan <strong>de</strong>n uitgever<br />
een brief heeft geschreven, waarin o.a. <strong>voor</strong>komt: “Het schrijven van De Zondaar<br />
is een kloeke daad. Ik verzoek <strong>de</strong> schrijfster mijn eerbiedige sympathie te betuigen<br />
en als uitgever <strong>de</strong>n dank te aanvaar<strong>de</strong>n van iemand, die onze letteren heeft gepoogd<br />
te dienen met eerlijkheid, evenals <strong>de</strong> auteur van De Zondaar”. Plaats daar eens<br />
tegenover: Frits Hopman die in <strong>de</strong> Nieuwe Rotterd. Crt. openlijk zijn waar<strong>de</strong>ering<br />
over De Zondaar uitsprak. En daarmee <strong>de</strong> eerste was, die dit in Ne<strong>de</strong>rland durf<strong>de</strong><br />
doen.<br />
Al ben ik nu uitgejouwd, zooals in “Caland” te Rotterdam is gebeurd, ik troost me<br />
er mee, dat een volgen<strong>de</strong> generatie me beter begrijpen zal dan nu. Het werk houdt<br />
me overeind. Wat zou het leven <strong>voor</strong> me zijn zon<strong>de</strong>r dat? Niets!’<br />
Alie Smeding staar<strong>de</strong> het raam uit over <strong>de</strong> groene gracht, en ik voel<strong>de</strong>, dat ik nu<br />
positiever vragen stellen kon.<br />
‘Welke re<strong>de</strong>n hebt U gehad om dit boek te schrijven?’<br />
‘Uit Enkhuizen kwam ik in Amsterdam en Rotterdam. Ik ben uit een Christelijk<br />
gezin en wist niets van het mondaine leven. Ik heb toen pas iets gehoord over <strong>de</strong><br />
mo<strong>de</strong>rne verhouding van man en vrouw door <strong>de</strong> biechten van vrouwen. Voor mij<br />
was trouwen en kin<strong>de</strong>ren krijgen het mooiste wat er was Maar nu hoor<strong>de</strong> ik an<strong>de</strong>re<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
dingen. Ik was verbaasd, dat er vrouwen waren, die geen kind wil<strong>de</strong>n hebben, omdat<br />
ze dat lastig von<strong>de</strong>n en bang waren <strong>voor</strong> hun figuur.<br />
Ik maakte kennis met menschen, die ik dacht, dat gelukkig getrouwd waren. Maar<br />
dat was niet zoo. Op een avond is <strong>de</strong> man bij mij gekomen en heeft al zijn ellen<strong>de</strong><br />
uitgesnikt. “Jij hebt <strong>de</strong> macht om dat te beschrijven. Doe jij het. Jij hebt niets te<br />
verspelen”. Dat zei hij, en het was zoo, ik had niet veel te verliezen. Ik was zóó<br />
aangegrepen door <strong>de</strong> ellen<strong>de</strong> van dien man, dat ik hem beloof<strong>de</strong> het te schrijven.<br />
Ik ben er aan begonnen, maar toen had <strong>de</strong> zondaar spijt van zijn biecht en vroeg<br />
om het niet <strong>voor</strong>t te zetten, na twee jaar werken. Maar ik kon er niet van af en moest<br />
het schrijven. Toen heeft zijn vrouw het gehoord en ze heeft alle pogingen gedaan<br />
om het te verhin<strong>de</strong>ren, zelfs door een recherchebureau in <strong>de</strong>n arm te nemen. Ik<br />
werd overal door zoo'n man achtervolgd, omdat ze hoopte me op iets verkeerds te<br />
betrappen. Kennissen wer<strong>de</strong>n opgebeld om ze te vragen of ze wel wisten wie Alie<br />
Smeding was. Je merkt dan hoeveel menschen een hazenhart hebben!<br />
Dat zijn eenige ervaringen, die ik opgedaan heb met het schrijven van De Zondaar.<br />
Toen ik Het wazige land had geschreven over Jud Eer<strong>de</strong>n, zei men, dat ik in<br />
Amsterdam een kind had’.<br />
‘Men heeft U verweten, dat U dat alles geschreven hebt als ongetrouw<strong>de</strong> vrouw?’.<br />
‘Wie zou dat beter kunnen dan ik? Ik sta alleen in het leven. Ik heb mijn heele<br />
jeugd door gele<strong>de</strong>n in Enkhuizen. Moe<strong>de</strong>r woont daar nog en kan er niet an<strong>de</strong>rs<br />
over <strong>de</strong>nken dan afkeurend. Een meisje als Jud Eer<strong>de</strong>n, die zoo'n avontuur met<br />
een<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
179<br />
jong mensch heeft gehad is in <strong>de</strong> oogen van menschen als moe<strong>de</strong>r slecht. En Jud<br />
Eer<strong>de</strong>n, die in Enkhuizen woont en altijd antipathiek tegen mijn<br />
Fragment uit <strong>de</strong>n roman ‘De Zondaar’.<br />
boeken heeft gestaan, heeft me willen bedanken, maar ze dorst niet. Ik herinner<br />
me nog <strong>de</strong>n eersten tocht van Jud Eer<strong>de</strong>n met haar kind. Het kind was al groot, kon<br />
al loopen. Opeens viel het. Maar niemand liep toe om te helpen; toen heeft Alie<br />
Smeding het opgeholpen, terwijl <strong>de</strong> omstan<strong>de</strong>rs jouw<strong>de</strong>n. De Christelijke menschen<br />
zijn zoover van Chris-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
180<br />
tus afgedwaald. Ze hebben zooveel haat. Ik kan niet haten. Ik heb <strong>de</strong>ernis, en uit<br />
dat gevoel schrijf ik. Ik heb <strong>de</strong>ernis met Kee Willemsen, uit Menschen uit 'n stil<br />
Stadje. Kee was hopeloos verliefd op een man en hij zag haar niet. Als één ze<br />
begrijpen kan, kan ik ze begrijpen. Ik ben één van hen. In Sterke Webben gaat<br />
Mientje Holmers hopeloos naar omlaag. Duivelsnaaigaren vond ik mijn fijnste boek,<br />
maar <strong>de</strong> menschen hebben het niet mooi gevon<strong>de</strong>n.<br />
‘Het ra<strong>de</strong>looze schippertje uit Achter het Anker heb ik ook gekend. Hij kwam bij<br />
ons thuis, want wij had<strong>de</strong>n een zaak in scheepsbehoeften. Ik ben bij hem aan boord<br />
geweest: hij zat te breien en ik at een boterham, en zoo al praten<strong>de</strong> zei hij: Jij begrijpt<br />
me. Ik begrijp alle menschen, die veel leed hebben gehad, gelukkige menschen<br />
niet. Ik ben toen met hen gaan varen. <strong>Den</strong> storm en mist op zee heb ik allemaal<br />
meegemaakt. Als we <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n wal lagen - zijn moe<strong>de</strong>r was ook aan boord - vertel<strong>de</strong><br />
hij van zijn leven en zijn eerste vrouw. Toen ik hem 6 maan<strong>de</strong>n later terug zag, zei<br />
hij me: ‘Ik vond 't toch zoo mooi als je naar me zat te luisteren, toen voel<strong>de</strong> ik, dat<br />
ik niet zoo slecht was’.<br />
‘Is U gauw gaan schrijven?’<br />
‘Ik ben altijd aan het schrijven geweest. Op school was ik een heel dom kind,<br />
maar opstellen maken kon ik! “De Courant” heeft mijn eerste stukjes opgenomen.<br />
Toen had “De Spiegel” een wedstrijd uitgeschreven en daar kreeg ik een 2en prijs,<br />
<strong>de</strong> 1e werd niet toegekend. Het was een Christelijk blad en zoo verscheen mijn<br />
Christelijk boek Tusschen <strong>de</strong> Golven. Maar er werd in geschrapt, omdat er dingen<br />
in ston<strong>de</strong>n, die niet opbouwend waren <strong>voor</strong> Christelijke jongelingen. Die zijn zoo<br />
naief, dat ze zulke dingen niet weten, als b.v. van een vrouw, die naar een man<br />
verlangt. Ik schreef meer in dat Christelijk tijdschrift, maar <strong>de</strong> uitgever schreef me,<br />
dat hij mijn werk respecteer<strong>de</strong>, maar dat het niet christelijk genoeg was. Toen nam<br />
ik als pseudoniem aan Martha van Zeewijk - zoo noem<strong>de</strong> ik Enkhuizen in mijn<br />
boeken - maar ze had<strong>de</strong>n gauw in <strong>de</strong> gaten wie dat was. De uitgever kreeg briefjes,<br />
dat als ik niet eindig<strong>de</strong> ze <strong>voor</strong> hun abonnement zou<strong>de</strong>n bedanken. En toen bedankte<br />
ik.<br />
De Enkhuizer Courant vroeg me toen een feuilleton. Dat vond ik prettig, en zoo<br />
schreef ik Menschen uit 'n stil Stadje. De Redacteur gaf het hier en daar te lezen<br />
en er wer<strong>de</strong>n da<strong>de</strong>lijk menschen herkend, zoodat hij het niet plaatsen wil<strong>de</strong>. Ik had<br />
het toch niet met haat, maar met lief<strong>de</strong> geschreven. Het is geen roman, maar het<br />
zijn buurtjesmenschen uit Enkhuizen. Daarmee ben ik dus begonnen. Toen volg<strong>de</strong><br />
Sterke Webben, en <strong>de</strong> rest heb ik U al genoemd. Nu komt bij Nijgh en van Ditmar<br />
uit: Als een Bes in een Hofje. Het nauwste wat aan mezelf verwant is heb ik<br />
uitgeschreven in Duivelsnaaigaren. Dat is <strong>de</strong> vrouw, die ongenood aan <strong>de</strong>n kant<br />
van <strong>de</strong>n weg blijft staan met een gezond lijf, verlangend om een man gelukkig te<br />
maken, maar ze blijft staan. Over meisjes, die niets beleven, wordt zoo weinig<br />
geschreven’.<br />
‘Heeft u invloe<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rgaan?’<br />
‘Ik moet me dwingen om een boek te lezen. Zoo vond ik Solaes van Jan <strong>de</strong> Boer<br />
een heel mooi boek met fijne gedachten, maar niet aan mij verwant. Voor mij heeft<br />
een boek waar<strong>de</strong> als <strong>de</strong> menschen in het boek leven. De personen van Van Vriesland<br />
doen me niet aan als leven<strong>de</strong> menschen in zijn roman. Een van <strong>de</strong> mooie boeken<br />
van <strong>de</strong>ze dagen vind ik Het Wassen<strong>de</strong> Water van <strong>de</strong> Man, en ook Merijntje van <strong>de</strong><br />
Jong. Dat heeft hij meegemaakt. Misschien zit er een stuk van hemzelf in.<br />
Iets verschrikkelijks vind ik in <strong>de</strong> litteratuur als er een tijd komt, dat <strong>de</strong> auteurs<br />
niet meer schrijven kunnen en toch doorgaan. Dat is zoo akelig. Daar hebt u b.v.<br />
Armoe<strong>de</strong> van Ina Boudier-Bakker. Dat is mooi, maar wat ze nu schrijft is dat niet<br />
meer. Ook bij Robbers is dat het geval. Op Hooge Golven leeft niet meer.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De menschen, die niet meer schrijven kunnen of het nooit gekund hebben of zijn<br />
blijven staan, zijn <strong>de</strong> venijnige critici, en ze vallen op alles aan en scheuren het uit<br />
elkaar. Ik heb me doo<strong>de</strong>lijk geergerd aan het artikel van Nijhoff in <strong>de</strong> Gids over Jo<br />
van Ammers-Küller en Top Naeff. Nijhoff heeft een aardig bun<strong>de</strong>ltje gedichten<br />
gemaakt en vermeet zich nu <strong>de</strong>ze schrijfsters aan te vallen. Zoo zegt hij, dat <strong>de</strong><br />
eerste 50 bladzij<strong>de</strong>n van Het Huis <strong>de</strong>r Vreug<strong>de</strong>n wel goed zijn en van Top Naeff<br />
alleen <strong>de</strong> novelle Een Vriendin. En kranten nemen die nonsens met welgevallen<br />
over! Ik heb reuzeveel respect <strong>voor</strong> vrouwen als Top Naeff en Jo van Ammers-Küller.<br />
Dat zijn tenminste auteurs die werken.<br />
Dat vind ik zoo ellendig in <strong>de</strong> jongste letterkundigen. Ze weten precies hoe het<br />
zijn moet!! En wat maken ze zelf? Er wordt niet meer gewerkt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> jongere<br />
letterkundigen: er wordt gezwamd. Als ze iets uitgeven lijkt het in<strong>de</strong>rhaast<br />
geschreven. Proza schrijven ze heel weinig. Een paar schrijven heel goe<strong>de</strong><br />
gedichten. De meeste jongeren staan in Erts, maar <strong>de</strong>ze almanak is een karikatuur.<br />
Het is een verzameling van menschen van het schoone gebaar, dat niets inhoudt.<br />
Op enkele uitzon<strong>de</strong>ringen na. Maar <strong>de</strong> meesten van hen beschouwen kunst als een<br />
liefhebberij. Je doet niet aan kunst, zooals je aan sport en dansen doet! De litteratuur<br />
van onzen tijd is dood; er wordt gekakeld, en <strong>de</strong> menschen, die in het zweet <strong>de</strong>s<br />
aanschijns werken om leven te geven aan hetgeen ze in zich hebben, die zijn er<br />
niet meer, tenminste<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
181<br />
niet on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> jongeren. Maar al die jongeren van nu, die probeeren iets te maken<br />
en daarin niet slagen, dat zijn binnen tien jaar <strong>de</strong> meest-felle critici.<br />
Ik vind toch <strong>de</strong> critiek zoo'n ellendig ding. De critici hebben dikwijls zoo'n onwil<br />
om je werk te begrijpen. Het Prinsesje móest leelijk zijn, omdat ... het een<br />
Hollandsch stuk was. En toch is het een succes <strong>voor</strong> me gewor<strong>de</strong>n. Dat Cor van<br />
<strong>de</strong>r Lugt Melsert mijn stuk heeft aangenomen, was niet een stap <strong>voor</strong>uit, maar een<br />
sprong. Dit stuk in zijn kleurige omgeving, in zijn Eilandsche taal, in <strong>de</strong> titelrol<br />
gespeeld door Annie van Ees, heeft <strong>de</strong> aandacht getrokken, ook in kringen waar ik<br />
niet bekend was, en bevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> zoo <strong>de</strong>n verkoop van mijn boeken.<br />
Sommige “critici” kon<strong>de</strong>n het “Prinsesje” niet begrijpen!! Ze von<strong>de</strong>n het iets<br />
onmogelijks, dat een Markervrouw een gramophoon zou hebben, Engelsch sprak<br />
en zich poe<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. En ze had<strong>de</strong>n - al bevitten ze het ook met bespottelijke stelligheid<br />
- er geen notie van dat <strong>de</strong>ze vrouw op het Eiland woont! Natuurlijk<br />
waren ze nooit of <strong>voor</strong> een uurtje op Marken geweest, en toch - het spreekt van<br />
zelf! - wisten ze er veel meer van dan ik, die Marken op mijn duimpje ken.<br />
Maar het Publiek heeft het stuk uitmuntend begrepen: het probleem hoe een<br />
Eilandsche vrouw door het vreem<strong>de</strong>lingen-bezoek uit haar evenwicht wordt<br />
geslingerd.<br />
Marken is toch zoo interessant: naast ouë vrouwen, die nooit een keer van het<br />
Eiland afgingen, <strong>de</strong> meest mo<strong>de</strong>rne “jonge dochters”.<br />
Deze tegenstellingen zijn ontstaan <strong>de</strong> laatste 25 jaar. Ik ben erg op “Het Prinsesje”<br />
gesteld. Er kwamen veel vragen, waarom het niet gedrukt werd. En aan die<br />
verzoeken wordt nu voldaan. “Het Prinsesje van het groene Eiland”, zal in druk<br />
verschijnen. In <strong>Den</strong> Haag ging “Het Prinsesje” prachtig. De zaal was stampvol. Het<br />
was <strong>de</strong> mooiste avond in mijn leven, toen ik op het tooneel werd geroepen, en <strong>de</strong><br />
Prins aan Alie Smeding Zijn waar<strong>de</strong>ering betuig<strong>de</strong>’.<br />
‘U hecht dus niet veel waar<strong>de</strong> aan critiek?’<br />
‘Neen, over het algemeen niet; weinigen komen rond <strong>voor</strong> hun meening uit en<br />
bijna alle recensies hebben een wrangen smaak. Eerlijke critici zijn met een lantaarn<br />
te zoeken.’<br />
En weer kwam Alie Smeding over De Zondaar te spreken, <strong>voor</strong>tdurend gingen<br />
haar gedachten daarheen, omdat ze zooveel ellen<strong>de</strong> heeft gele<strong>de</strong>n door dat boek.<br />
Ze sprak over <strong>de</strong> critisch-waar<strong>de</strong>eren<strong>de</strong> recensie van Gerard van Eckeren.<br />
‘Ik had’, zei Alie Smeding, ‘Hartsen nog dieper kunnen laten afdalen, maar dat<br />
heb ik niet willen doen.<br />
Over het algemeen be<strong>de</strong>nk ik nooit iets. Ik moet eerst personen zien, die ik<br />
beschrijf, an<strong>de</strong>rs kan een boek nooit goed wor<strong>de</strong>n.<br />
Na Het Wazige Land werd het me te zwaar in Enkhuizen. Toen Sterke Webben<br />
verscheen kreeg ik naamlooze brieven. De “Enkhuizer Boekhan<strong>de</strong>l” kreeg een<br />
dreigbrief: als zij het boek niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ramen weghaal<strong>de</strong> stond <strong>de</strong> schrijfster niet<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> gevolgen in. Dat schreef een dame! De menschen haten zoo. Ik heb bijna<br />
niets dan haat gezien in dat kleine Enkhuizen. De Calvinisten zeggen, dat ze Christus<br />
navolgen, en ze zijn zoo hard als een kei. Toen Achter het Anker verschenen was<br />
maakte ik een wan<strong>de</strong>ling over het “Zuud”. Er ston<strong>de</strong>n eenige mannen te praten,<br />
maar ze wil<strong>de</strong>n me niet doorlaten. Toen ik langs een huis in aanbouw liep viel er<br />
“toevallig” een steen langs me. Ik kon daar niet langer blijven. Toen ben ik naar<br />
Rotterdam gegaan.<br />
Maar alleen blijf ik overal, waar ik ook ben. Ik voel, dat het zoo blijven zal. Van<br />
het leven verwacht ik niets, wèl van mijn werk, veel zelfs. Zoo is ook het boek<br />
waaraan ik begonnen ben een christelijke roman. Ik heb mijn gedachten over<br />
hartstocht en het verkeer<strong>de</strong> van het leven - het leven tegen <strong>de</strong>n draad in -<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
uitgeschreven. Gezond leven doen <strong>de</strong> menschen niet meer. Iemand die drie kin<strong>de</strong>ren<br />
heeft wordt stilletjes uitgelachen in beschaaf<strong>de</strong> kringen!<br />
In mijn eenzaamheid heb ik gevoeld, dat ik in God geloof. En ik heb begrepen,<br />
dat ik een christelijk boek kon en zou schrijven. Dat boek gaat over eenvoudige<br />
visschersmenschen en <strong>de</strong> hoofdfiguur is een visschersmeisje’.<br />
‘Is U er al aan begonnen?’<br />
‘Een paar maan<strong>de</strong>n al. 't Is een meisje, dat verschrikkelijke har<strong>de</strong> dingen beleeft<br />
in haar leven en zich toch weer naar God toewendt als een bloem naar <strong>de</strong> zon.<br />
Ik heb dat meisje ontmoet, dat heel weinig weet en toch zulke ontroeren<strong>de</strong> dingen<br />
zei. Het is een mooie ziel, een sterke natuur met niets abnormaals’. Weer kwam<br />
Alie Smeding terug op al <strong>de</strong>n smaad, dien ze on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n had na het verschijnen<br />
van De Zondaar.<br />
‘U heeft toch gehoord van <strong>de</strong>n uitgever W. Nijhoff? Die heeft hier en daar een<br />
bladzij gelezen en da<strong>de</strong>lijk een fel artikel geschreven in het Nieuwsblad van <strong>de</strong>n<br />
Boekhan<strong>de</strong>l. Laat men toch begrijpen dat ik dit boek niet geschreven heb <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
erotischzwakken, maar als een waarschuwing <strong>voor</strong> gezon<strong>de</strong> menschen’.<br />
Opeens, na een stilte:<br />
‘Ik ben geen verbitter<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> vrijster gewor<strong>de</strong>n. Dat kan ik niet, ik ben niet<br />
verbitterd, al zoudt U dit misschien <strong>de</strong>nken’.<br />
‘Ik <strong>de</strong>nk het heelemaal niet, juffrouw Smeding’.<br />
We bleven nog wat napraten, en in <strong>de</strong>n laten avond<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
182<br />
ben ik naar huis gegaan vol gedachten over dit vrouweleven.<br />
G.H. PANNEKOEK Jr.<br />
DEN HAAG, 29 Juli 1927<br />
Opvoering van het Amsterdamsch Lustrumspel De Zeven-mijls<br />
Laarzen *)<br />
(teekeningen <strong>voor</strong> D.G.W. van Wybo Meyer)<br />
DE in spanning verbei<strong>de</strong> opvoering van het Lustrumspel <strong>de</strong>r Amsterdamsche studiosi<br />
had op 28 Juni in <strong>de</strong>n Stadsschouwburg plaats. Of zij een volkomen succes was?<br />
Neen. Of zij een volkomen mislukking was? Neen, dát zeker niet. Nu en dan klonk<br />
in <strong>de</strong> zaal een applaus - dat stellig méér waar<strong>de</strong> had dan dat van alleen te zijn een<br />
gebaar van in gunstigen zin ‘be<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>’ vriendjes.<br />
In een geval als hier, waar geen ‘beroepsmenschen’ samenwerkten, althans niet<br />
samen speel<strong>de</strong>n, zij <strong>de</strong> criticus vóór alles in zijn oor<strong>de</strong>el mild - ook al is zijn indruk<br />
absoluut ongunstig. In dit verband moet mij een woord van sterke afkeuring van het<br />
hart over <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>eling welke van <strong>de</strong>ze opvoering in een onzer weekbla<strong>de</strong>n<br />
verscheen. Een beoor<strong>de</strong>eling, zóó venijnig en vernietigend, dat zij <strong>voor</strong> ingewij<strong>de</strong>n<br />
zéér doorzichtig werd gedreven door reeds vóór <strong>de</strong>ze opvoering bestaan<strong>de</strong><br />
onvriendschappelijke gevoelens van <strong>de</strong>n criticus jegens <strong>de</strong>n regisseur, Herman<br />
Kloppers. Zon<strong>de</strong>r te willen ontkennen, dat zijn critiek hier en daar juist is, ben<br />
ik tóch van meening, dat hij zich niet in zulke termen had mogen uiten. Om re<strong>de</strong>nen<br />
van meer intiemen aard had hij allereerst zich er van moeten onthou<strong>de</strong>n een zoo<br />
uitgesproken vijandigen toon aan te slaan.<br />
* * *<br />
Maar het is niet mogelijk, een critiek te geven van dit spel als één geheel,<br />
daar<strong>voor</strong> was het in <strong>de</strong> tafereelen te verschillend van karakter. Daarom zal <strong>de</strong><br />
*) Zie D.G.W. Juni 1927.<br />
De Zevenmijlslaarzen, Amsterdamsch Lustrumspel door J.A. Bletz - Bussum. A.A.M. Stols<br />
1927.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
herinnering er aan zich ook bepalen tot die aan momenten, aan tafereelen en aan<br />
enkele <strong>de</strong>r meest markante me<strong>de</strong>werkers.<br />
Van <strong>de</strong>ze laatsten dan eerst <strong>de</strong> hoofdpersoon: Somaer. In het 1e bedrijf was hij<br />
wellicht iets te week, te theatraal zou ik bijna willen zeggen, <strong>voor</strong>al in zijn gesprek<br />
met <strong>de</strong>n schoenpoetser-toovenaar, Gogheloth, al markeer<strong>de</strong> hij an<strong>de</strong>rzijds hierdoor<br />
wel goed zijn besluiteloosheid, of hij <strong>de</strong> Zevenmijls-laarzen van Gogheloth al dan<br />
niet zou aannemen.<br />
Beter en veel sterker werd hij in 't 2e bedrijf, het gesprek met Companco; zijn<br />
beste oogenblikken van <strong>de</strong>n avond had Somaer hier.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
183<br />
Goed waren naast hem <strong>voor</strong>al ook <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> schoenpoetsers, <strong>de</strong> wijsgeerige<br />
aartsva<strong>de</strong>rlijke oud-zeeman, vol levenservaring, en Monnie, <strong>de</strong> louter op materieel<br />
<strong>voor</strong><strong>de</strong>el uitzijn<strong>de</strong> nuchterling. Ie<strong>de</strong>r in zijn soort gaf zijn type uitnemend weer. De<br />
warenhuis-directeur Companco was, evenals<br />
Somaer, in het 2e bedrijf 't best op dreef, hij gaf goed <strong>de</strong>n geaffaireer<strong>de</strong>n, geheel<br />
in zijn zaken opgaan<strong>de</strong>n bedrijfslei<strong>de</strong>r. Me<strong>de</strong> behoorend tot <strong>de</strong> besten waren <strong>de</strong><br />
bei<strong>de</strong> museumsuppoosten, Diclac en Dunlac, met name in hun hooghartig, afgemeten<br />
optre<strong>de</strong>n tegen Monnie, nu gepromoveerd tot factotum van Somaer. Noem ik dan<br />
ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n va<strong>de</strong>r van Klein-Duimpje, een goed uitgedrukt type van <strong>de</strong>n nerveusen,<br />
druk-beweeglijken en on<strong>de</strong>r zijn krantenhan<strong>de</strong>ltje door toch gedurig over zijn groot<br />
gezin piekeren<strong>de</strong>n straatventer.<br />
Uit <strong>de</strong> scène van Penelope met haar stoet van slavinnen dient bij uitstek Eurycleia<br />
gememoreerd te wor<strong>de</strong>n om haar <strong>voor</strong>treffelijk Amsterdamsch accent. Zij was als<br />
type van een kijverige werkvrouw ‘af’ en had het verdien<strong>de</strong> succes.<br />
Scherp kwam in <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> scènes <strong>de</strong> zin <strong>voor</strong> ironie van <strong>de</strong>n schrijver naar<br />
voren; nu en dan was hij hierin bijna ‘on-Hollandsch’, eer<strong>de</strong>r Engelsch, zoo b.v.<br />
waar <strong>de</strong> krantenventer onbewust zijn eigen verzuchtingen onmid<strong>de</strong>llijk beantwoordt<br />
met een courantenbericht: (1e bedrijf)<br />
‘'k Heb zeven jongens thuis! dat is te veel!’<br />
‘Amerika zal hulp verleenen!’<br />
‘Leest <strong>de</strong> verbeter<strong>de</strong> toestand onzer financiën!’<br />
Als kijk-tafereel waren zeker het toeristen-ballet, èn <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>-show bij Companco<br />
het meest geslaag<strong>de</strong>. Vooral het ballet sloeg in; hier gaf <strong>de</strong> schrijver een wezenlijk<br />
<strong>voor</strong>treffelijke parodie op <strong>de</strong> sight-seeing-Amerikanen. Hoe raak gezien <strong>de</strong> satire<br />
was, kan men in <strong>de</strong>zen vacantie-tijd dagelijks in Amsterdam waarnemen. Het<br />
gezelschap stond on<strong>de</strong>r leiding van een eveneens <strong>voor</strong>treffelijken gids, een<br />
Hollandsch en Engelsch dooréén koeterwalend heerschap, met een loudspeaker,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
wiens grootste verdienste als auteur wel <strong>de</strong>ze was, dat hij <strong>de</strong>n ‘<strong>voor</strong>geschreven’<br />
tekst op geestige wijze naar zijn eigen fantasie wist aan te vullen.<br />
De mo<strong>de</strong>-show verrukte het oog door <strong>de</strong> prachtige kleur-combinaties, en door <strong>de</strong><br />
origineele, lang niet van smaak verstoken, hyper-mo<strong>de</strong>rne toiletjes.<br />
* * *<br />
Het 3e bedrijf bena<strong>de</strong>r<strong>de</strong> helaas <strong>de</strong> mislukking. De ‘chaos’, die geen chaos was,<br />
het falen van <strong>de</strong> beweging <strong>de</strong>r schimmen, dit alles was wel het zwakke punt in <strong>de</strong><br />
opvoering.<br />
Maar niemand weet dit beter dan <strong>de</strong> regisseur Kloppers zèlf, en niemand betreur<strong>de</strong><br />
het meer dan hij. Daarom was <strong>de</strong> hierboven reeds gehekel<strong>de</strong> aanval op hem zoo<br />
misplaatst. Maar afgezien hiervan was er overigens genoeg gelegenheid om te<br />
constateeren wat Kloppers ‘met <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len die het tooneel biedt’ weet te bereiken.<br />
De met uiterst sobere mid<strong>de</strong>len uitgevoer<strong>de</strong> décors waren buitengewoon smaakvol,<br />
en toont zich niet ‘<strong>de</strong>r Meister in <strong>de</strong>r Beschränkung’?<br />
Resumeerend kan men ten aanzien van <strong>de</strong>ze opvoering slechts komen tot <strong>de</strong>ze<br />
conclusie van Oscar Wil<strong>de</strong>:<br />
Diversity of opinion about a work of art proves ‘that the work is new and vital’.<br />
WYBO MEYER<br />
Twee kostelijke boeken<br />
HET eene verschenen; het an<strong>de</strong>re ter perse! De heer J. Tersteeg, die in het<br />
letterkundig bijblad van <strong>de</strong> N.R.C. een stukje over ‘Het Schoone Boek’ schreef,<br />
waarin begrip en wanbegrip op won<strong>de</strong>rlijke wijze dooreen gemengeld waren, - <strong>de</strong><br />
heer J. Tersteeg kan gerust zijn: van bei<strong>de</strong> texten bestaan goe<strong>de</strong>, goedkoope edities;<br />
en een ie<strong>de</strong>r kan dus <strong>de</strong> schoonheid ervan genieten <strong>voor</strong> enkele dubbeltjes. Maar<br />
er zijn menschen die <strong>de</strong> weinige boeken, welke hun in het bijzon<strong>de</strong>r héél na aan<br />
het hart liggen, graag willen bezitten in een fraaie en duurzame technische uitvoering.<br />
Dat zijn naar onze meening <strong>de</strong> eenige echte bibliofielen. Al die speculanten in eerste<br />
drukken, al die rariteitenaanbid<strong>de</strong>rs, al die prentjesverzamelaars blijven per slot<br />
verre van <strong>de</strong> ware lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het schoone boek, die niet an<strong>de</strong>rs is dan <strong>de</strong> natuurlijke<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
consequentie van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n schoonen text. De uitgave van ‘Les Contrerimes’<br />
door P.J. Toulet, een van <strong>de</strong> tee<strong>de</strong>rste en geestigste verzamelingen poëzie, in <strong>de</strong><br />
mo<strong>de</strong>rne Fransche letterkun<strong>de</strong>, is een monument. De typografische uitvoering is<br />
van <strong>de</strong> firma Johs. Enschedé te Haarlem. Het is dui<strong>de</strong>lijk dat Van Krimpen, wiens<br />
‘Lutetia’<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
184<br />
toegepast werd, er zijn kennersblik over heeft laten gaan. Een portret, hierbij verkleind<br />
gereproduceerd, en eenige vlugge vignetten zijn van niemand min<strong>de</strong>r dan Carlègle,<br />
en <strong>de</strong> uitgave werd on<strong>de</strong>rnomen door<br />
P.J. TOULET<br />
(Naar een houtsne<strong>de</strong> van Carlègle)<br />
<strong>de</strong> ‘Editions Un Coup <strong>de</strong> Dés’ (Castermans en Vriamont) te Brussel. In zulk een<br />
editie, welke aan al die drukdoen<strong>de</strong> overla<strong>de</strong>n Fransche uitgaven naar <strong>de</strong> laatste<br />
mo<strong>de</strong> ten <strong>voor</strong>beeld kan wor<strong>de</strong>n gesteld, is, in allen eenvoud, het volmaakte zeer<br />
nabijgestreefd. J.F. van Royen, meester in <strong>de</strong> rechten en in <strong>de</strong> drukkunst, kondigt<br />
een uitgave van ‘Maneschijn’ van Arthur van Schen<strong>de</strong>l aan. (Kunerapers). Gelukkig<br />
blijkt dus, dat <strong>de</strong> Posterijen <strong>de</strong> werkkracht van <strong>de</strong>zen <strong>voor</strong>ganger en lei<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche boekkunst niet gehéel en al, zij het dan ook te veel, in beslag nemen.<br />
Wij citeeren het prospectus:<br />
‘Maneschijn’, een <strong>de</strong>r kleinere on<strong>de</strong>r Van Schen<strong>de</strong>l's verhalen, <strong>de</strong> vertelling, die<br />
een verou<strong>de</strong>rd man doet aan zijn broe<strong>de</strong>r en diens vriend; in een toon, als die van<br />
<strong>de</strong>n verteller zelf wordt beschreven: zacht en vervloeiend, zoodat <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>rijkheid<br />
van het hart hoorbaar is in <strong>de</strong>n klank, en <strong>de</strong> blanke avond zoeter wordt van rustigheid.<br />
Is dit alles, dat wenschen <strong>de</strong>ed, dit eene verhaal te zien, alleen en op zich zelf,<br />
als een enkele tee<strong>de</strong>rwitte roos, uit <strong>de</strong>n veelkleurigen en dichten ruiker genomen?<br />
Er wordt in gesproken van witte violieren en van een zilveren wilgeboom, te<br />
aanschouwen als een stille fontein in <strong>de</strong> tee<strong>de</strong>rheid van het maanlicht; het is on<strong>de</strong>r<br />
het vertellen, of er onzichtbare wezens in <strong>de</strong> geuren en schaduwen rondwaren, en<br />
<strong>de</strong> vraag verheft zich: wie heeft oogen, die alles zien?<br />
Het is een verrukkelijk zweven tusschen droom en werkelijkheid, rijzend en dalend<br />
met <strong>de</strong> bewegingen van het verhaal, - en ook dit is het niet.<br />
Het zou een spel kunnen zijn, maar het is an<strong>de</strong>rs; het is er niet om zich zelf, omdat<br />
het is <strong>de</strong> weerschijn, <strong>de</strong> bekoren<strong>de</strong> en zachtkleurige weerschijn van <strong>de</strong> al aanwezige,<br />
maar met geen woord genoem<strong>de</strong> verborgenheid: <strong>de</strong> droom is het wezen, <strong>de</strong><br />
werkelijkheid een droom.<br />
Deze doorschouwing van het leven, die <strong>de</strong>n daarmee niet beken<strong>de</strong> eeuwig arm<br />
laat, wie haar kent eeuwig rijk doet zijn in alle armoe aan aardsch geluk of goed, -<br />
<strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rgrond <strong>de</strong>r vertelling, die dááruit opbloeit, lenig en onzwaar als een<br />
bloemtwijg zelf in <strong>de</strong> maanbeschenen gaar<strong>de</strong>, maakt haar waard en e<strong>de</strong>l boven<br />
allen.<br />
De drukker heeft met sobere mid<strong>de</strong>len getracht, alleen door zuiverheid en echtheid,<br />
<strong>de</strong>n kostbaren inhoud haar uiterlijken vorm te geven, weten<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong>ze weinige<br />
bla<strong>de</strong>n een eeuwige waarheid verbergend, nochtans schroomvol vermij<strong>de</strong>n moesten<br />
eenigerwijze het uitzicht op het eeuwige te belemmeren.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Mr. J.F. VAN ROYEN<br />
Oprichter en lei<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Kunera-pers (Naar een geëtste caricatuur door Ton van Tast)<br />
De oplage, op Japansch papier enkel in zwart gedrukt, bedraagt één hon<strong>de</strong>rd in <strong>de</strong><br />
pers genummer<strong>de</strong> exemplaren, van welke vijftig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Vereeniging<br />
<strong>de</strong>r Vijftig zijn bestemd.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De Madonna <strong>de</strong>r slaapwagens<br />
185<br />
BOVENSTAANDE roman van Maurice Dekobra werd vertaald door Andries <strong>de</strong> Rosa<br />
en uitgegeven door <strong>de</strong> Venn. Zuid-Holland te 's Gravenhage.<br />
Maurice Dekobra wordt genoemd als één van <strong>de</strong> meest gelezen buitenlandsche<br />
auteurs. Alleen in het Fransch wer<strong>de</strong>n van ‘La Madone <strong>de</strong>s Sleepings’ 500.000<br />
exemplaren verspreid.<br />
Dekobra verdient als romanschrijver minstens zooveel als d'Annunzio, Piran<strong>de</strong>llo,<br />
Dau<strong>de</strong>t, Shaw en an<strong>de</strong>re groote schrijvers.<br />
(Photo MEURISSE)<br />
MAURICE DEKOBRA en <strong>de</strong> foto's zijner lezeressen<br />
Deze weldoener <strong>de</strong>r letterkundigen heeft onlangs een fonds gesticht waaruit ie<strong>de</strong>r<br />
jaar aan <strong>de</strong>n auteur van <strong>de</strong>n besten avonturen-roman een bedrag van 3000 francs<br />
zal moeten wor<strong>de</strong>n uitgekeerd. Eenige jaren gele<strong>de</strong>n nog gewoon journalist en<br />
correspon<strong>de</strong>nt van een Fransch dagblad is zijn literaire schrijflust in hevigheid<br />
toegenomen en tot <strong>de</strong> fabricatie van romans overgegaan. En alsof <strong>de</strong> vertaler<br />
bevreesd is, dat zijn geest met dien van Maurice vereenzelvigd zal wor<strong>de</strong>n, stelt hij<br />
er prijs op, te verklaren, dat <strong>de</strong> in dit boek gegeven karakteristiek van zekere<br />
personen en toestan<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Sovjet-republiek geenszins beschouwd moge wor<strong>de</strong>n<br />
als overeenstemmend met <strong>de</strong> meeningen van <strong>de</strong>n vertaler. Heel belangwekkend<br />
is die verklaring niet. En men vraagt zich af of <strong>de</strong> heer Andries <strong>de</strong> Rosa aan <strong>de</strong>n<br />
eenen kant niet vijandig tegenover het communisme staat en aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong><br />
een roman bewerkt waarin een mannelijke sovjet-ge<strong>de</strong>legeer<strong>de</strong> als een krankzinnige<br />
sadist en een vrouwelijke sovjetafgevaardig<strong>de</strong> als een monster van wreedheid wordt<br />
<strong>voor</strong>gesteld.<br />
Dit boek is een afzichtelijk product van een door-en-door intellectueel-ziek<br />
overgangstijdperk. Brutaal, pervers, mondain, ‘cosmopolitisch’, - dat woord trekt! -<br />
sensationeel, knap, vaardig en vlot, werd dit werk een mengsel van<br />
onwaarachtigheid, reclamezucht en geestverblinding. Dekobra is een vermetel<br />
scribent, die naar <strong>de</strong>n zinnenprikkelen<strong>de</strong>n geest van <strong>de</strong>zen tijd: Sensatie en<br />
Perversiteit, listig en lustig schrijft. Er huist een duivelgeest in <strong>de</strong>zen man. Telkens<br />
lonkt een ontaar<strong>de</strong> sensualiteit om <strong>de</strong>n hoek van dit boek. Dekobra is volstrekt<br />
onvermogend om werkelijk-leven<strong>de</strong> figuren te beel<strong>de</strong>n. Als hij op pagina 79 een<br />
Russischen volkscommissaris na afloop van een vrijgezellen-dinertje een<br />
<strong>de</strong>ssertvorkje laat steken in <strong>de</strong> borst eener als natafelgerecht opgedischte blondine,<br />
- het geschiedt in een Berlijnsch restaurant, - gevoelt men zijn onmacht om het<br />
sadisme in zijn afschuwelijke ontaarding zóó te beel<strong>de</strong>n, dat het een stuk<br />
weerzinwekken<strong>de</strong> werkelijkheid wordt. Dekobra geeft niet meer dan <strong>de</strong> sensatie<br />
van het ‘geval’. Nergens gemotiveerd, nergens verklaard uit aard en wezen van <strong>de</strong>n<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
ge<strong>de</strong>genereer<strong>de</strong>n Rus. En zoo'n perverse wellusteling zou volkscommissaris zijn!?<br />
Die man zou bewerkstelligen, dat een concessie werd verleend ten gunste van Lady<br />
Wynham, waardoor met <strong>de</strong> exploitatie van petroleumbronnen een kapitaal van 80<br />
tot 100 millioen in <strong>de</strong> handjes van <strong>de</strong>ze Schotsche Schoone valt? En dat nog wel<br />
met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n:<br />
‘Lady Wynham is zeer schoon. Zeg haar, dat alle geschenken van Artaxerxes me<br />
koud laten. Ik zal alle papieren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> concessie in or<strong>de</strong> hebben gemaakt op <strong>de</strong>n<br />
ochtend, dat zij in mijn armen zal ontwaken’.<br />
Laat <strong>de</strong> heer Dekobra <strong>de</strong>rgelijken nonsens uit <strong>de</strong> rhetorische school zijn onnoozele<br />
Fransche lezers of hysterische duitsche juffers wijs maken, wij, hollan<strong>de</strong>rs, loopen<br />
er niet in!<br />
Na verschijning van <strong>de</strong>ze ‘Madonna’ vraagt men zich af: in welke waanzinnige<br />
wereld leven wij toch, waarvan <strong>de</strong> overheid een kunstwerk als Gorki's Moe<strong>de</strong>r, in<br />
welken vorm, hetzij als film, hetzij als tooneelwerk, verbiedt, maar <strong>de</strong> uit perverse<br />
en sensationeele verbeelding geschreven romannetjes rustig op <strong>de</strong> boekenmarkt<br />
laat verschijnen.<br />
Nergens verzet. Nergens een klacht. Om van een luid protest maar niet eens te<br />
spreken. Zou <strong>de</strong> nuchtere Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r zwijgzaam maar wijsgeerig <strong>de</strong>nken, dat al<br />
<strong>de</strong>ze vooze tijdsverschijnselen vanzelf sterven?<br />
Intusschen is monsieur Dekobra ‘un homme arrivé!’ In een interview met Leopold<br />
Prinz zu Löwenstein koketteert hij ermee van 154 vrouwen, - hij heeft ze geteld! -<br />
uit verschillen<strong>de</strong> wereld<strong>de</strong>elen brieven te hebben ontvangen, die allen in <strong>de</strong>n waan<br />
verkeer<strong>de</strong>n, dat zij <strong>de</strong> Heldin van zijn roman (lady Diana) zou<strong>de</strong>n zijn geweest.<br />
Brief I.<br />
Ach, Herr Dekobra, Sie haben mir mit<br />
Ihrem Buch: Madonna im Schlafcoupé<br />
schlaflose Nächte bereitet ...<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Brief II.<br />
186<br />
Ach, Herr Dekobra, Ihre Madonna könnte<br />
meine Zwillingsschwester sein. Sie ist<br />
blond. Ich bin braun.<br />
Zóó bruin gebakken werd <strong>de</strong> reclame van een schrijver <strong>voor</strong> zijn eigen werk nog<br />
nimmer opgedischt.<br />
In een duitsch tijdschrift staat <strong>de</strong> heer Dekobra met talrijke zijner lezeressen<br />
afgebeeld, en iets ver<strong>de</strong>r wordt me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld, dat er in Italië een soort van<br />
‘Dekobrisme’ heerscht. Na een enquête wie <strong>de</strong> meest gelezen auteur zou zijn<br />
verkreeg Dekobra 61% van <strong>de</strong> stemmen. Maar <strong>de</strong> redacteur van <strong>de</strong> ‘Mattino’ te<br />
Napels heeft blijkbaar zijn gezond verstand niet verloren, want hij verklaart<br />
onomwon<strong>de</strong>n:<br />
‘Je crois que l' Italie est actuellement syphilisée au 3me <strong>de</strong>gré <strong>de</strong><br />
Dekobrisme’.<br />
Dit zijn tijdverschijnselen van een gevaarlijk soort. De hollandsche vrouwen en<br />
jonge meisjes zijn over het algemeen te nuchter om zich het hoofd op hol te laten<br />
brengen door opzienbarend geschrijf, door <strong>de</strong> publicatie van streelen<strong>de</strong> brieven als<br />
reclamemid<strong>de</strong>l. Blond, bruin of zwart, - slapelooze nachten zullen ze er niet door<br />
hebben. Maar <strong>de</strong> pijnlijke kant van het geval is, dat <strong>de</strong> heer Dekobra in<strong>de</strong>rdaad<br />
talent, d.i. schrijfvaardigheid bezit doch dit ‘talent’ in dienst stelt van <strong>de</strong> Sensatie en<br />
Perversiteit, kenmerken<strong>de</strong> ontaardingsverschijnselen waarvan <strong>de</strong>ze pennerid<strong>de</strong>r<br />
van <strong>de</strong> droevige figuur financieel profiteert.<br />
Dit ware hem gegund, indien hij het niet door zulk leugenachtig geschrijf en<br />
oogverblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> reclame verkreeg, waartegen een stem van verzet moge klinken<br />
in het koor van vleien<strong>de</strong> briefschrijfsters aan <strong>de</strong>zen geraffineer<strong>de</strong>n publicist.<br />
FRANS HULLEMAN<br />
Kroniek van het proza<br />
A. van Hoogstraten-Schoch, Gou<strong>de</strong>n Teugels. - Kampen, J.H. Kok. 1927.<br />
IN een Naschrift bij haar nieuwen roman citeert Mevrouw van Hoogstraten, on<strong>de</strong>r<br />
eenige an<strong>de</strong>re uitspraken van verschillen<strong>de</strong> schrijvers, <strong>de</strong>ze zinsne<strong>de</strong> uit een boekje<br />
over Sint Franciscus van Assisi: ‘Het aesthetische is <strong>de</strong> gevoelige plek bij <strong>de</strong>n<br />
mo<strong>de</strong>rnen mensch. In zijn zin <strong>voor</strong> schoonheid is hij het zekerst te vangen. Wie<br />
gehoor bij hem wil vin<strong>de</strong>n moet tot hem komen door het poortje van <strong>de</strong> kunst, over<br />
<strong>de</strong> wateren van zijn ontroerd schoonheidsbegeeren frisch en blij in <strong>de</strong> ranke boot<br />
van wellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> taal’.<br />
Het citeeren van <strong>de</strong>ze uitspraak, welker niet geheel onbe<strong>de</strong>nkelijke beeldspraak<br />
op rekening komt van <strong>de</strong>n heer A.G. Wolf, schijnt mij van Mevrouw van Hoogstraten<br />
meer oprecht dan <strong>voor</strong>zichtig. Wij nemen haar immers nu als motto <strong>voor</strong> haar boek<br />
en constateeren: <strong>de</strong> schrijfster wil <strong>de</strong>n ‘mo<strong>de</strong>rnen mensch’ (wat is dat eigenlijk?)<br />
vangen. Zij zoekt daartoe naar zijn ‘gevoelige plek’, zijn Achilleshiel, en kiest het<br />
treftuig waarme<strong>de</strong> zij dien hiel het best kan raken. Dat treftuig blijkt ‘<strong>de</strong> kunst’. Aan<br />
dit stiekeme mikken nu, <strong>de</strong>ze sluwe fuik-uitzetting, wenscht <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne Achilles,<br />
het slimme lezersvischje en in het bizon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nog slimmer visch-criticus zich maar<br />
niet mir nichts dir nichts bloot te geven. Het is hun goed recht zich met alle gepaste<br />
en gepatenteer<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len tegen <strong>de</strong>zen aanslag te verschansen en te beveiligen.<br />
De criticus slaat nog eens Frank Rozelaar op, waar hij leest:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
‘Indien gij alleen wéét dat uw inktkoker daar staat en dat gij een genot-rijk<br />
perendrupsje op <strong>de</strong> tong hebt, schrijf dan niet dat God u is verschenen of dat het<br />
Heelal een reaal-dialektiek is. Ja, al meent gij nòg zoo zeker te weten, dat God u is<br />
verschenen, - schrijf toch liever van <strong>de</strong>n inktkoker en het perendrupsje. Want dàn<br />
zult gij <strong>de</strong> proef op <strong>de</strong> som eerst verkrijgen. Indien namelijk Hij u werkelijk is<br />
verschenen 1) , zullen <strong>de</strong> inktkoker en het perendrupsje god<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r uw<br />
han<strong>de</strong>n’. Zooals ge ziet: 'n beetje waardiger opvatting van kunst, haar wezen en<br />
roeping.<br />
Doch laten wij rechtvaardig zijn en Mevr. v. Hoogstraten niet te veel à la lettre<br />
nemen van een Naschrift, dat o.i. gevoegelijk gemist had kunnen wor<strong>de</strong>n. Vergeten<br />
wij niet, dat zij in dat zelf<strong>de</strong> Naschrift aanhaalt: ‘Laten wij niet vertwijfelen! God, die<br />
vogelnestjes neerlegt in een ruïne, wekt jonge dichters in zijn ou<strong>de</strong> kerk. Uit <strong>de</strong>n<br />
dorren stam van <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwsche kerk sprong <strong>de</strong> bloesemzware loot van een<br />
verjong<strong>de</strong> kunst. Dit won<strong>de</strong>r kan ook ons gebeuren ...’<br />
Deze ‘geloovige’ schrijfster verwacht van haar geloof een won<strong>de</strong>r, en is dat<br />
niet <strong>de</strong> verwachting van ie<strong>de</strong>r waarachtig kunstenaar? Is het niet <strong>de</strong> eerste<br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> alle kunst? En zijn onze mo<strong>de</strong>rne maatschappij en onze mo<strong>de</strong>rne<br />
literatuur niet daarom zoo leeg en onvruchtbaar omdat er het geestelijk perspectief<br />
aan ontbreekt: het geloof aan en het leven uit het Mysterie? Wij meenen allemaal<br />
veel te grif, dat ‘perendrupsjes’ met het Mysterie niets te maken hebben. Wij gaan<br />
niet, als wij in het bosch zijn, zon<strong>de</strong>r het te weten <strong>voor</strong>zichtig loopen (hoogstens<br />
zeggen we: wat mooi hier! en morsen eierschillen) en wij kunnen <strong>de</strong> malen in ons<br />
leven tellen, dat wij, bij 't openen van een kast<strong>de</strong>ur, bij het gaan in een an<strong>de</strong>re kamer,<br />
tot ons zelve zeggen: laat ik aandachtig zijn, want ik kan een sublieme gedachte<br />
tegenkomen 2) .<br />
Mevrouw van Hoogstraten heeft achter zich <strong>de</strong> kracht van een geloof. Dat is een<br />
<strong>voor</strong>recht, en 't zou haar mogelijk groote dingen kunnen doen wrochten als zij een<br />
grooter kunstenares ware. God legt <strong>de</strong> vogelnestjes in <strong>de</strong> ruïnen, maar het maakt<br />
een groot verschil of die vogels musschen dan wel nachtegalen zijn.<br />
Intusschen besef ik heel goed hier bijna een twee<strong>de</strong> onrechtvaardigheid te begaan.<br />
Want Mevr. van Hoogstraten is zeer zeker geen musch on<strong>de</strong>r onze christelijke<br />
schrijfsters, en <strong>de</strong> publicatie van <strong>de</strong>n roman ‘Gou<strong>de</strong>n Teugels’ om <strong>de</strong>n drommel<br />
geen Kamper-ui. En <strong>de</strong> cardinale zwakhe<strong>de</strong>n hin<strong>de</strong>ren ons misschien daarom zoo<br />
sterk, wijl het verhaal in zijn on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>elen zoo veel te waar<strong>de</strong>eren geeft.<br />
* * *<br />
‘Wij moeten met groote droefheid constateeren, dat in<br />
1) In het origineel staat: hij U.G.v.E.<br />
2) Frank Rozelaar blz. 19 en 39.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
187<br />
onze Christelijke kringen, waar men <strong>de</strong> laatste jaren zooveel gesproken<br />
heeft over <strong>de</strong> roeping van het Christendom, om <strong>de</strong> wereld te overwinnen,<br />
<strong>de</strong> wereld met vliegen<strong>de</strong> vanen is binnengetrokken en ons overwonnen<br />
heeft. We zijn geweest als het kleine eiland mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> woelige zee,<br />
kanten zijn afgeschuurd, brokstukken zijn weggespoeld, we zijn in nood!<br />
We zijn gelijkvormig gewor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> wereld, niet meer het zout gebleven,<br />
we wer<strong>de</strong>n smakeloos. We probeer<strong>de</strong>n Christenen te blijven, had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n<br />
mond vol over Christus op elk terrein <strong>de</strong>s levens, maar we hebben het<br />
bij probeeren gelaten, het is ons te moeilijk gebleken. We vragen in onze<br />
dagen niet meer wat goed is of niet goed, we laten ons beheerschen en<br />
overmeesteren door <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>.<br />
Wat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong> zegt,... kan.<br />
Wat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong> goedvindt,... volgen wij op’.<br />
Dat zijn woor<strong>de</strong>n die Simsha spreekt in een verzameling van ou<strong>de</strong>rs, door haar<br />
uitgenoodigd tot een on<strong>de</strong>rlinge bespreking van wat zij noemt: ‘<strong>de</strong> nood van het<br />
christelijk gezin’. Zij is drie jaren geschei<strong>de</strong>n geweest van man en kin<strong>de</strong>ren; in Davos<br />
moest zij herstel zoeken van haar gezondheid. En nu zij, na zulk een lange<br />
afwezigheid, geheel genezen, vol blij<strong>de</strong> verwachting tot <strong>de</strong> haren is teruggekeerd,<br />
heeft zij tot haar droefheid en schrik alles veran<strong>de</strong>rd gevon<strong>de</strong>n. Haar oudste dochter<br />
is een dametje gewor<strong>de</strong>n verzot op dansen en mooie kleeren; <strong>de</strong> nieuwe kennissen<br />
van haar man blijken wereldsche menschen, die, hoe hartelijk zij zich ook betoonen,<br />
een geest in zijn huis hebben gebracht, welke er vroeger niet heerschte en die<br />
Simsha verontrust. Doch wat haar het allerpijnlijkst aandoet is <strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kking, dat<br />
Mark, haar man, in die drie jaren van haar is vervreemd, al is hij er zichzelf misschien<br />
niet volkomen van bewust; Mr. Rudi Rennenberg, <strong>de</strong> vrouwelijke assistente in Marks<br />
advocatenpractijk, die zich tevens geduren<strong>de</strong> Simsha's afwezigheid een twee<strong>de</strong><br />
moe<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren heeft betoond en hun aanhankelijkheid heeft gewonnen,<br />
is een te groote plaats gaan innemen in zijn hart: een genegenheid door Rudi<br />
beantwoord.<br />
Wel zijn er nooit woor<strong>de</strong>n van lief<strong>de</strong> over hun lippen gekomen; wel strij<strong>de</strong>n Mark<br />
en Rudi tegen hun neiging, opdat ze hun niet <strong>de</strong> baas zal wor<strong>de</strong>n, en trachten zij<br />
hun verhouding strikt zakelijk te doen blijven; maar Simsha, met hare fijne intuïtie<br />
van liefhebben<strong>de</strong> vrouw, gevoelt, al spoedig na hare terugkomst, dat zij ook hier<br />
verloren terrein zal hebben te herwinnen. Echter beseft zij, dat lief te hebben soms<br />
niet an<strong>de</strong>rs is dan geduld te hebben. En zij héeft geduld; opgesloten in haar hoogen<br />
toren van eenzaamheid ziet zij uit met vertrouwen ...<br />
Intusschen brenge <strong>de</strong>ze beeldspraak <strong>de</strong>r schrijfster ons niet van <strong>de</strong> wijs. Want<br />
Simsha is een actieve Christin, die allesbehalve bij <strong>de</strong> pakken gaat neerzitten. Zij<br />
begint da<strong>de</strong>lijk or<strong>de</strong> te stellen op haar gezin. De rokken van <strong>de</strong> meisjes wor<strong>de</strong>n een<br />
paar centimeters verlengd, het bijbellezen 's morgens in eere hersteld en <strong>de</strong>n<br />
verbaas<strong>de</strong>n, straks lichtelijk gefroisseer<strong>de</strong>n kennissen wordt vrien<strong>de</strong>lijk maar beslist<br />
beduid, dat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren geen dansavondjes meer mogen bezoeken die tot vroeg<br />
in <strong>de</strong>n Zondagmorgen duren.<br />
Misschien klinkt u dat alles wat won<strong>de</strong>rlijk, overdreven en eigengerechtigd in <strong>de</strong><br />
ooren, waar<strong>de</strong> lezer, evenals het dat <strong>de</strong> vriendin van Marks huis, <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> mevrouw<br />
van Houcke <strong>de</strong>ed. Maar dan willen wij Simsha zelve laten antwoor<strong>de</strong>n gelijk ze het<br />
<strong>de</strong>n heer en mevrouw van Houcke <strong>de</strong>ed:<br />
‘Mag ik u bei<strong>de</strong>n nu eens precies uitleggen hoe het is... Kijk, u moet<br />
goed begrijpen dat er van: neerzien, niet vertrouwen, iemand in een hoek<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
schuiven en al die an<strong>de</strong>re veron<strong>de</strong>rstellingen meer, geen sprake is. Ik<br />
ben u onuitsprekelijk dankbaar <strong>voor</strong> wat u <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mijnen gedaan hebt.<br />
Maar <strong>de</strong> zaak zit zóó. Ik wil leven, en Mark ook, zooals we <strong>de</strong>nken dat<br />
God dit van ons vraagt. Ons huishou<strong>de</strong>n richten we op die wijze in, <strong>de</strong><br />
opvoeding van onze kin<strong>de</strong>ren wordt op die leest geschoeid. Nu is er een<br />
tijd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> christenen geweest, dat we ons blind hebben gestaard op<br />
<strong>de</strong> leuze: Elk terrein <strong>voor</strong> Christus veroveren. We moeten ons niet<br />
terugtrekken uit <strong>de</strong> wereld, maar we blijven er mid<strong>de</strong>n in; daar planten<br />
we onze vlag, daar strij<strong>de</strong>n we om <strong>de</strong> banier. De an<strong>de</strong>ren lieten ons stil<br />
onzen gang gaan, ze duld<strong>de</strong>n ons, zoolang we ons aansloten aan <strong>de</strong><br />
manieren die ze zelf <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beste hiel<strong>de</strong>n. Dat hebben wij ook gedaan,<br />
en wat is nu <strong>de</strong> uitkomst geweest? We zijn allen te zwak gebleken, om<br />
aan onze principes, onze allerheiligste overtuigingen, aan <strong>de</strong> gebo<strong>de</strong>n<br />
van God, trouw te blijven. Nu moeten we terug, we moeten herwinnen<br />
wat we verloren hebben’.<br />
Als ik nu met enkele woor<strong>de</strong>n dien aan te geven wat ik goed vind in dit boek, dan<br />
noem ik in <strong>de</strong> eerste plaats <strong>de</strong> figuur van <strong>de</strong>ze Simsha. In <strong>de</strong>ze vrouw, die wel van<br />
geduld en van zachtheid in oor<strong>de</strong>el weten wil maar niet van transigeeren, heeft zich<br />
<strong>de</strong> schrijfster geheel en al ingeleefd, en zoo zij al hier en daar dreigt <strong>de</strong><br />
‘spreektrompet’ van mevr. v. Hoogstraten te wor<strong>de</strong>n (zooals in het hoofdstuk De<br />
mo<strong>de</strong>rne Kruisvaart, waarin <strong>de</strong> schrijfster het zich te gemakkelijk maakt), Simsha<br />
heeft <strong>voor</strong> ons gestalte genoeg gekregen om in haar een levend mensch te blijven<br />
zien. Dat zij op <strong>de</strong>n duur eerbied weet af te dwingen ook aan <strong>de</strong> zoo geheel an<strong>de</strong>rs<br />
<strong>de</strong>nken<strong>de</strong> zelfstandige Rudi en het echtpaar van Houcke verwon<strong>de</strong>rt ons niet. Want<br />
zij heeft een overtuiging en leeft volgens die overtuiging. Of wij <strong>de</strong>ze overtuiging<br />
<strong>de</strong>elen kunnen is natuurlijk een heel an<strong>de</strong>re vraag, die hier overigens buiten<br />
bespreking mag blijven.<br />
Ook <strong>de</strong> figuurtjes <strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren zijn goed: <strong>de</strong> levendige Elisabeth, <strong>de</strong> droomerige<br />
Daan (die alleen uit zijn slof schiet als hij zijn oudste zuster eens op haar plaats<br />
<strong>de</strong>nkt te kunnen zetten), het nog kin<strong>de</strong>rlijke jongste meisje. Aardig is <strong>de</strong> passage<br />
waarin <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren achtereenvolgens om geld komen vragen bij hun va<strong>de</strong>r <strong>voor</strong><br />
een welkomstca<strong>de</strong>autje <strong>voor</strong> moe<strong>de</strong>r.<br />
Eerst komt Daan.<br />
‘Zoudt u me wat geld kunnen <strong>voor</strong>schieten, va<strong>de</strong>r?’<br />
‘Ik zou het je ook kunnen geven, Daan!’<br />
‘Ik zou het liever te leen hebben, va<strong>de</strong>r’.<br />
‘Ach kom, vent, wees toch niet altijd zoo vreeselijk sikkeneurig! Op jouw<br />
leeftijd nam ik van alles aan van mijn va<strong>de</strong>r, ik sprak niet van leenen, of<br />
<strong>voor</strong>schieten, ik pakte maar aan, als ik wat kreeg’.<br />
Daan antwoord<strong>de</strong> niet.<br />
Een ellendige manier toch van dien jongen, dat zwijgen, dacht Mark van<br />
Werve.<br />
‘Waar wou je geld <strong>voor</strong> hebben?’<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
188<br />
‘Ik wou iets <strong>voor</strong> moe<strong>de</strong>r koopen’. - Hij bloos<strong>de</strong> als een meisje.<br />
‘Best vent, ik geef je hierbij 2 rijksdaal<strong>de</strong>rs’.<br />
‘Maar als ik iets geef, moet het toch echt van me zelf zijn’.<br />
‘Natuurlijk, <strong>de</strong>ze zijn nu echt van je zelf. Zeur niet langer en strijk ze op,<br />
ik heb geen tijd <strong>voor</strong> besprekingen’.<br />
Langzaam, aarzelend, pakten <strong>de</strong> fijne vingers <strong>de</strong> geldstukken aan, en<br />
toen, heel zacht, werd <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur gesloten.<br />
Heelemaal geen echte jongen, dacht zijn va<strong>de</strong>r.<br />
Daan liet <strong>de</strong> rijksdaal<strong>de</strong>rs in zijn zak klinken.<br />
Fijn, dat moe<strong>de</strong>r thuiskomt! zong het in zijn binnenste - fijn, fijn!<br />
‘Paps’ - gil<strong>de</strong> het een half uur later <strong>voor</strong> zijn raam, - ‘toe, paps, 't is al zoo<br />
laat!’ Elisabeth stond in <strong>de</strong>n tuin. ‘Geef me eens even wat geld, om iets<br />
<strong>voor</strong> moe<strong>de</strong>r te koopen’.<br />
‘Heb je niets gespaard van je weekgeld? Geven moet toch iets echt van<br />
je zelf zijn?’ Zon<strong>de</strong>r er over na te <strong>de</strong>nken, gebruikte hij <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
van zijn zoon, welke hem even tevoren zoo geërgerd had<strong>de</strong>n!<br />
‘Alles is op, paps, alles is altijd op, 't is gewoon verschrikkelijk! Ik heb<br />
zooveel noodig, en alles is zoo duur’.<br />
‘Daar dan’. Hij reikte haar een paar gul<strong>de</strong>n toe.<br />
‘Steek je lieve snuitje nog even wat ver<strong>de</strong>r uit je kooi’, gil<strong>de</strong> ze, ‘dan krijg<br />
je een klapzoen’.<br />
‘Ik kan niet zeggen, dat je woor<strong>de</strong>nkeus er op <strong>voor</strong>uitgaat, noch <strong>de</strong> eerbied<br />
<strong>voor</strong> je va<strong>de</strong>r’.<br />
‘Paps, je weet, ik ben gloeiend trotsch op je, - ver<strong>de</strong>r verafgood ik je<br />
schattige gezicht en vind je een engel; - brom nu niet en zoen me’.<br />
‘Wat zal moe<strong>de</strong>r zeggen van die manier van spreken? Ik <strong>de</strong>nk ....’<br />
‘Ach, <strong>de</strong>nk niet paps, <strong>de</strong>nken maakt ie<strong>de</strong>reen mistroostig. Dag lieve snoes,<br />
tot vanmiddag op het feest! Ik ga moe<strong>de</strong>r halen in een auto met <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren en veel bloemen en we zullen zeggen, dat je hart er bij is, maar<br />
je hachje in <strong>de</strong> gerechtszaal’.<br />
Met een be<strong>de</strong>nkelijk gezicht keek Mark van Werve zijn oudste dochter<br />
na.<br />
‘Va<strong>de</strong>r!’ - heel hoog van toon galm<strong>de</strong> het van boven door het huis, - ‘va<strong>de</strong>r!<br />
toe, leg wat geld op <strong>de</strong> console in <strong>de</strong> gang’.<br />
't Was <strong>de</strong> stem van zusje.<br />
‘Ze gaan allemaal koopen’, - riep het stemmetje aan <strong>de</strong> trap, - ‘allemaal,<br />
wat <strong>voor</strong> moe<strong>de</strong>r, en ze hebben u om geld gevraagd. Mag ik ook wat?’<br />
Mark van Werve wachtte tot zijn jongste dochter gekleed <strong>voor</strong> school<br />
kwam binnenstormen. Achter haar aan, vuurrood van inspanning, kwam<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Zwitsersche ma<strong>de</strong>moiselle, <strong>voor</strong> wie het elken morgen een<br />
krachttoer was, om <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren op tijd naar <strong>de</strong> school te krijgen.<br />
‘Zusje heeft nog veel geld in haar beursje. Ik vind niet, dat Monsieur haar<br />
er wat bij behoeft te geven, u hebt haar eergisteren nog geld gegeven’.<br />
‘Hé, Sellie, wat flauw van u! - u zegt altijd dat ik niet klikken mag, nu doet<br />
u het zelf!’<br />
‘Vind je niet, zusje, dat, als je iets aan je moe<strong>de</strong>r wilt geven, het echt iets<br />
van je zelf moet zijn?’<br />
Zusje keek haar va<strong>de</strong>r aan en trok een pruilmondje.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
‘Ik geef veel liever iets van u, va<strong>de</strong>r, heusch! Het an<strong>de</strong>re geld zou ik zoo<br />
graag bewaren om goudvisschen te koopen, u hebt het mij daar<strong>voor</strong><br />
gegeven’.<br />
‘Kom zusje, je moet gaan’.<br />
‘Hier dan, kindje! Wat ga je koopen?’ ....<br />
‘Daan heeft vanmorgen verteld dat hij een cactusplantje gaat koopen<br />
omdat moe<strong>de</strong>r daar zooveel van hield. Ik weet niet meer waar moe<strong>de</strong>r<br />
van hield, weet va<strong>de</strong>r het?’ De va<strong>de</strong>r keek peinzend naar het portret op<br />
zijn schrijftafel.<br />
Even film<strong>de</strong> van alles hem <strong>voor</strong>bij: .... momenten, toen het in huis nog<br />
zoo heel bijzon<strong>de</strong>r was. Simsha stralend van gezondheid, het huis, heel<br />
an<strong>de</strong>rs dan nu, bevatte lang niet zulke mooie meubels, maar had iets<br />
heel aparts, net zooals Simsha zelf was .... an<strong>de</strong>rs dan an<strong>de</strong>ren.<br />
‘Moe<strong>de</strong>r houdt van een groote, roo<strong>de</strong> geranium op <strong>de</strong> vensterbank’, zei<br />
hij langzaam.<br />
Het kind vloog als een pijl uit <strong>de</strong>n boog weg, het geld in haar handje<br />
klemmen<strong>de</strong>, - terwijl ze joel<strong>de</strong>: - - ‘een geranium <strong>voor</strong> moe<strong>de</strong>r en een<br />
geranium <strong>voor</strong> va<strong>de</strong>r, en ik mag het zelf gaan koopen!’<br />
Mark van Werve zuchtte diep. - Welk een vreem<strong>de</strong> dag zou het wor<strong>de</strong>n,<br />
en niemand, die er iets aan zou kunnen doen!<br />
Kennen wij hierme<strong>de</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren, wij kennen tevens iets van Mark, <strong>de</strong>n wat zwakken,<br />
weifelen<strong>de</strong>n man en va<strong>de</strong>r. Zijn figuur blijft wat in <strong>de</strong> schaduw naast die van Simsha<br />
en Rudi, maar dat was ook <strong>de</strong> bedoeling <strong>de</strong>r schrijfster.<br />
Over het algemeen is het eerste ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong>n roman verreweg het best: <strong>de</strong><br />
beschrijving van het vroolijk doch wat slordig leven<strong>de</strong> gezin, zooals Simsha het vindt<br />
bij haar terugkomst.<br />
En nu is het wel een teleurstelling, dat <strong>de</strong> schrijfster het boek niet op <strong>de</strong>ze hoogte<br />
heeft kunnen hou<strong>de</strong>n. Na het tochtje van Mr. Shipton, <strong>de</strong>n Amerikaanschen gast,<br />
met Elisabeth naar <strong>de</strong> oud-hollandsche zui<strong>de</strong>rzeestadjes (ook in dat hoofdstuk<br />
vin<strong>de</strong>n wij mevr. v. Hoogstraten nog op haar best) gaat nagenoeg alles mis. Het is<br />
het gewone verschijnsel bij die auteurs, die het ‘peerdrupsje’ niet belangrijk genoeg<br />
achten en met alle geweld over ‘God’ willen praten. Zij kijken niet zóó lang en zóó<br />
aandachtig naar het peerdrupsje tot zij er het god<strong>de</strong>lijk won<strong>de</strong>r aan zien gebeuren,<br />
maar zij brengen God, dat wil dan zeggen: hunne opvattingen over God, naar het<br />
peerdrupsje toe en constateeren dan dat zoo'n drupsje naast Gods heerlijkheid toch<br />
maar 'n armzalig dingetje is. En ja, nú wordt het in<strong>de</strong>rdaad moeilijk dit armzalige<br />
ding te maken tot iets dat van God vervuld zou<strong>de</strong> zijn. Men voelt: hier komt het<br />
Won<strong>de</strong>r niet meer bij te pas, doch alleen tooverij. Dus hokuspokus: Elisabeth ziet<br />
op een autotocht met lichtzinnige jongelui naar Laren haar aanstaan<strong>de</strong><br />
verongelukken, waardoor een algeheele geestelijke omkeering bij haar plaats vindt,<br />
en wij zien op <strong>de</strong> laatste bladzij<strong>de</strong>n het vlin<strong>de</strong>rig wezentje van <strong>voor</strong>heen als ijverig<br />
lid van Maatschappelijk Werk met <strong>de</strong>kens sjouwen over het Rokin; Mr. Rudi, wie <strong>de</strong><br />
dagelijksche strijd naast Mark ein<strong>de</strong>lijk te zwaar wordt, vlucht naar <strong>de</strong> bergen en<br />
komt om op een ski-tocht, echter niet dan na het Boekje van Simsha te hebben<br />
liefgekregen, haar gegeven door een Zwitsersch predikant; <strong>de</strong> spotachtige bankier<br />
van Houcke, die nooit een kerk bezocht, houdt Simsha's kind ten doop, zijn petekind,<br />
het pand <strong>de</strong>r in God hervon<strong>de</strong>n lief<strong>de</strong> van Simsha en Mark; en Mr. Shipton seint<br />
van uit Amerika: ‘Three cheers!’, ongetwijfeld zijn eerste onverstandige daad, als<br />
men althans het <strong>voor</strong>barig huwelijksaanzoek, dat hij in<strong>de</strong>rtijd aan Simsha <strong>de</strong>ed, niet<br />
me<strong>de</strong>rekent.<br />
Mevrouw van Hoogstraten heeft dit alles zeker goed be-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
189<br />
doeld. En wij zou<strong>de</strong>n zelfs niet graag beweren dat <strong>de</strong>ze gang van zaken in het leven<br />
onmogelijk is. Er zijn Rudi's die in <strong>de</strong>n nood hunner eenzaamheid kerken binnen<br />
loopen en bekeerd wor<strong>de</strong>n; Elisabeths die in het aangezicht van <strong>de</strong>n dood innerlijk<br />
veran<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n. Er zijn vele boekjes in Nijkerk verschenen die dit treffend pogen<br />
te illustreeren. Maar wij had<strong>de</strong>n re<strong>de</strong>n te verwachten, dat <strong>de</strong>ze schrijfster <strong>de</strong>rgelijke<br />
geforceerdhe<strong>de</strong>n zou trachten te vermij<strong>de</strong>n. Nietwaar, wij hebben haar kreet gehoord:<br />
<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne wereld, het mo<strong>de</strong>rne christelijke gezin, is in nood! Wat doen<br />
daartegenover een paar tuimelen<strong>de</strong> automobieletjes, een dominee die een geplaag<strong>de</strong><br />
ziel een bijbeltje geeft, en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rloosheid van een weekhartigen ou<strong>de</strong>n bankier?<br />
De schrijfster had haar taak bree<strong>de</strong>r, universeeler moeten opvatten. Maar dan ware<br />
die taak vermoe<strong>de</strong>lijk verre boven hare krachten gegaan. En 't blijft <strong>voor</strong> mij <strong>de</strong><br />
vraag, of zij óók niet gaan zou boven <strong>de</strong> krachten van een christendom naar Simsha's<br />
i<strong>de</strong>aal: dat wel ne<strong>de</strong>rig wil zijn en meent te zijn, maar hoogmoedig ‘eigen terrein’<br />
afbakent met hetzelf<strong>de</strong> centimetertje waarme<strong>de</strong> het <strong>de</strong> rokken zijner vrouwelijke<br />
aanhangsters afmeet.<br />
Laat ons intusschen niet ondankbaar zijn en ten slotte onze erkenning betuigen<br />
<strong>voor</strong> hetgeen <strong>de</strong>ze schrijfster ons gaf. ‘Gou<strong>de</strong>n Ketens’ is een boek, dat ons aan 't<br />
<strong>de</strong>nken brengt, ons misschien niet overtuigt (tenzij wij al van te voren overtuigd zijn),<br />
doch althans doet vertoeven in een kring van <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n die groote problemen<br />
raken. En dat ons enkele figuren en tooneelen <strong>voor</strong> oogen stelt, die, uit <strong>de</strong><br />
verbeelding geschapen, daardoor een leven<strong>de</strong> werking oefenen, welke het boek<br />
als geheel, helaas, mist.<br />
GERARD VAN ECKEREN<br />
Met het oog op een ev. herdruk mogen <strong>de</strong> schrijfster <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> taal- en<br />
stijlonnauwkeurighe<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> aandacht wor<strong>de</strong>n gebracht:<br />
Blz. 7: ‘groffen’ lees: ‘groven’.<br />
Blz. 8, 3e zin: 3 maal 't woordje ‘was’.<br />
Blz. 27: haar dat het fijne kopje prachtig ‘omlijstte’. Banaal. - Ze bezat zeer<br />
hoogstaan<strong>de</strong> principes en stond moreel hoog.<br />
Blz. 173: ‘dingen waaraan je moet verhin<strong>de</strong>ren gestaltenis aan te nemen’.<br />
Blz. 178: ‘eenige eerzame ou<strong>de</strong> weduwen; die vorm<strong>de</strong>n nu <strong>de</strong>n donkeren<br />
achtergrond, waar al <strong>de</strong> kleurige toiletten tegen afstaken. Tevens (?) bezetten<br />
zij <strong>de</strong> eerste rijen stoelen’. Zij zaten dus op twee plaatsen tegelijk??<br />
Op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> bladzij gebruikt Simsha dit winkeliers-germanisme: ‘verdwijnt al<br />
mijn <strong>voor</strong>radige vrijmoedigheid’.<br />
Blz. 179: ‘toen mevr. Sixtra naar voren trad kon je een speld hooren vallen’.<br />
Banaal.<br />
Blz. 197: ‘dat ik geëindigd ben, veel over alles na te <strong>de</strong>nken’. Moet zijn: met<br />
veel over alles etc. Eveneens blz. 212: ‘heb me sinds jaren beziggehou<strong>de</strong>n<br />
scherp <strong>de</strong> psychologie te bestu<strong>de</strong>eren’, leze men: bezig gehou<strong>de</strong>n met scherp<br />
etc. Ook missen wij op een twintigtal plaatsen in dit boek het woordje om,<br />
waar dit behoort te staan (<strong>voor</strong>beeld: gelegenheid om iets te doen).<br />
Blz. 201: ‘als we niet door het door maken (!) van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> ziekte’ ...<br />
Blz. 211: ‘begon men <strong>de</strong>n jazzband te spelen’?<br />
Blz. 228, 3e regel v.o.: ‘o mijn God, vertoef niet!’ Beter m.i.: ‘toef niet’. (draal<br />
niet).<br />
Blz. 251: ‘gewelf, waar <strong>de</strong> orgeltonen doorheen (?) zongen en <strong>de</strong> klanken<br />
weerkaatsten van pilaar tot pilaar’(?)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Blz. <strong>26</strong>3 zegt Simsha tegen Mark: ‘vanavond verschrikt mij <strong>de</strong> gedachte, dat<br />
in mijn on<strong>de</strong>rbewustzijn jaloerschheid troon<strong>de</strong>’. Rhethoriek. Zal Simsha ook<br />
wel niet gezegd hebben.<br />
Blz. 282: Je ‘stept’ en danst. Actueeler: Je ‘foxtrott’ etc.<br />
Robert <strong>de</strong> Flers 1874-1927 †<br />
ROBERT Pellevé <strong>de</strong> La Motte-Ango, markies <strong>de</strong> Flers, was een <strong>de</strong>r laatste<br />
vertegenwoordigers van <strong>de</strong> Boulevard, over wie Duvernois onlangs zulk een aardig<br />
boekje heeft geschreven.<br />
Hij <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> met enkele romans, welke thans vergeten zijn. Ten onrechte. Want<br />
zijn persoonlijkheid en schrijversgaven wer<strong>de</strong>n hierin dui<strong>de</strong>lijker uitgesproken dan<br />
in zijn, altijd in collaboratie geschreven, tooneelwerken.<br />
Zijn eerste werk van beteekenis was ‘Ilsée, princesse <strong>de</strong> Tripoli’, in beperkte<br />
oplage met lithografiiën van Mucha versierd, verschenen bij Piazza (1897). Het is<br />
dit boek, een bibliofiele rariteit, dat <strong>de</strong> Fransche ministers, toen zij verle<strong>de</strong>n maand<br />
het jaarfeest van het ministerie aan een maaltijd vier<strong>de</strong>n, met een speech van Louis<br />
Barthou aan hun <strong>voor</strong>zitter, Poincaré, aanbo<strong>de</strong>n. Een an<strong>de</strong>r verhaal van zijn hand<br />
is: ‘La Courtisane Taïa et son Singe vert’ opgedragen aan Anatole France.<br />
Zijn grootsten roem echter verwierf hij in het theater. Wie kent niet althans <strong>de</strong><br />
titels van zoovele tintelend geestige stukken als: Monsieur <strong>de</strong> La Palisse, Les<br />
Sentiers <strong>de</strong> la Vestue, Miquette et sa Mère, L'Ane <strong>de</strong> Buridan, La Belle Avonture,<br />
Monsieur Brettonneau, Le Roi, Le Bois sacré, l' Habit vert, Le Retour, Les Vignes<br />
du Seigneur, Les Nouveaux Messieurs et Le Docteur Miracle. Geschreven in<br />
samenwerking met Gaston Aman <strong>de</strong> Caillavet, Etienne Rey of Francis <strong>de</strong> Croisset<br />
(Wiener).<br />
Zijn belangrijkste werk: ‘Les Nouveaux Messieurs’ werd ook hier met veel succes<br />
opgevoerd door het Hofstadtooneel met <strong>de</strong> heer en mevrouw van <strong>de</strong>r Lugt Melsert<br />
en dr. Willem Royaards in <strong>de</strong> drie hoofdrollen.<br />
Van <strong>de</strong> tallooze artikelen bij zijn verschei<strong>de</strong>n verschenen geeft dat van Lucien<br />
Dubech natuurlijk <strong>de</strong> juiste waar<strong>de</strong>ering en plaatsbepaling:<br />
‘Il est curieux <strong>de</strong> constater que ce théâtre est composé un peu à la manière <strong>de</strong><br />
la comédie italienne: c'est un scenario où chaque scène, nouée d'un fil lâche,<br />
amène un personnage qui fait trois petits tours et s'en va. Et c'est là qu'on peut<br />
saisir le secret <strong>de</strong> Robert <strong>de</strong> Flers: il fait penser, mutatis mutandis, à quelque<br />
amateur du XVIII siècle écrivant pour le théâtre <strong>de</strong> la Foire. Tout s'explique ainsi,<br />
la part prépondérante <strong>de</strong> l'acteur, ces idées <strong>de</strong> scènes, aussitôt esquivées, et cette<br />
méfiance aristocratique à l'égard <strong>de</strong> dons qui valaient mieux, peutêtre, que l'usage<br />
qu'on en faisait. Il semble bien que Robert <strong>de</strong> Flers ait été <strong>de</strong> ceux qui sont supérieurs<br />
à leur oeuvre; on caresse cette idée quand on songe non seulement aux dons<br />
prodigués avec tant <strong>de</strong> noblesse, mais aussi aux articles où l' heureux auteur traitait<br />
quelque sujet sérieux, par exemple la série qu'il avait rapportée <strong>de</strong> Roumanie. Ou<br />
encore aux pièces <strong>de</strong> sa <strong>de</strong>rnière veine, où parfois il esquissait avec nonchalance<br />
quelque haut <strong>de</strong>ssein. On ne saurait oublier qu'il fut presque seul à tenter <strong>de</strong>ux fois,<br />
dans le Retour et dans les Nouveaux Messieurs, la gran<strong>de</strong> comédie <strong>de</strong>s<br />
moeurs <strong>de</strong> l'après-guerre. Son <strong>de</strong>rnier ouvrage: Le Docteur Miracle apportait<br />
un <strong>de</strong>rnier signe: cet auteur toujours applaudi, qui avait un genre à lui, où son<br />
triomphe était sûr, se<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
190<br />
lançait dans la voie ouverte par <strong>de</strong> plus jeunes, qui transpose à la scène la fantaisie<br />
chargée <strong>de</strong> sens du conte philosophique’.<br />
De Flers was directeur littéraire van <strong>de</strong> Figaro en schreef daarin hartelijk gestel<strong>de</strong><br />
tooneelbeoor<strong>de</strong>elingen. Hij was bovendien een hulpvaardig, eenvoudig en nobel<br />
man.<br />
Herinneringen van tooneelsterren<br />
HET is tegenwoordig vrijwel mo<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> beroemdhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> planken hun<br />
levensherinneringen te boek stellen of ... laten stellen. Zoo vond <strong>de</strong> 23-jarige<br />
Joséphine Baker Marcel Sauvage bereid om haar ‘mémoires’ te redigeeren, en hij<br />
<strong>de</strong>ed dit met elegance en geest. De heer Pierre Lazareff is bezig hetzelf<strong>de</strong> werkje<br />
<strong>voor</strong> Mistinguett in or<strong>de</strong> te maken. Door <strong>de</strong> persoonlijkheid van <strong>de</strong>n hoofdpersoon<br />
zijn <strong>de</strong> mémoires van Maurice Chevallier, wiens ongeëvenaar<strong>de</strong> populariteit al lange<br />
jaren standhoudt, opgesteld door André Rivollet<br />
MAURICE CHEVALLIER en YVONNE VALLÉE<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel: ‘De Mémilmontaut au Casino <strong>de</strong> Paris’, zeker wel het meest gezochte<br />
van alle boeken in dit nieuwe genre.<br />
Caroline Otéro, ééns La Belle Otéro, gaf haar herinneringen in twee compacte<br />
<strong>de</strong>elen. Eve Lavallière schreef in ‘Le Théâtre à Dieu’ <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van haar<br />
tooneelglorie en haar kloosterrust.<br />
Men mag <strong>de</strong> mémoires van <strong>de</strong> buitengewoon intelligente tragédienne M me Moreno<br />
(Mevr. Marcel Schwob) niet vergeten, en evenmin het bloeien<strong>de</strong>, levendige boek<br />
van Yvette Guilbert: ‘La Chanson <strong>de</strong> ma Vie’.<br />
Polemiek<br />
Onwaarachtige Zinsverdraaiïng<br />
HET Juni-nummer van ‘<strong>de</strong> Nije Mienskip’, Friesch tijdschrift, bevat een uitval van<br />
<strong>de</strong>n heer Kalma, lei<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r z.g. Jong-Friesche beweging, tegen mijn artikel over<br />
‘een nieuw Friesch tijdschrift’ in het Maart-nummer van ‘<strong>de</strong>n <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>’. De<br />
heer Kalma schijnt n.l. <strong>de</strong>n indruk te hebben gekregen, dat ik geprobeerd heb het<br />
Hollandsche publiek <strong>voor</strong>lichting te geven inzake het Friesche leven en <strong>de</strong><br />
Jong-Friesche beweging. Hiervan gaat hij uit en wil vervolgens op grond van drie<br />
‘stellingen’, waarin hij mijn beweringen heeft samengevat, aantoonen dat die<br />
<strong>voor</strong>lichting er naast is. Nu is het <strong>voor</strong>eerst al een grondige vergissing mijn artikel<br />
geheel en al te willen aanzien als ‘<strong>voor</strong>lichting’. Aangaan<strong>de</strong> het verschijnen van ‘<strong>de</strong><br />
Hol<strong>de</strong>r’ kan men zeggen, dat ik heb willen inlichten; maar dat ik daarnevens mij<br />
veroorloofd heb iets te uiten van mijn lang overwogen meeningen en i<strong>de</strong>eën over<br />
verschillen<strong>de</strong> Friesche aangelegenhe<strong>de</strong>n, was volstrekt niet als objectieve<br />
<strong>voor</strong>lichting bedoeld. Zooiets is toch, hoop ik, se<strong>de</strong>rt Kalma's optre<strong>de</strong>n niet onmogelijk<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
of verbo<strong>de</strong>n? Of kunnen er geen nieuwe <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n geopperd wor<strong>de</strong>n en mag<br />
alleen <strong>voor</strong>gelicht wor<strong>de</strong>n over ‘<strong>de</strong> beweging’, waarvan Kalma c.s. <strong>de</strong><br />
vertegenwoordigers zijn, en moet dus die beweging als historie wor<strong>de</strong>n beschouwd,<br />
of in ie<strong>de</strong>r geval als iets waar ik mij buiten heb te hou<strong>de</strong>n, an<strong>de</strong>rs dan wanneer het<br />
reportagediensten zou betreffen? - Ik schreef geen historie; dan mag men objectiviteit<br />
eischen; ik verrichtte geen reportagedienst; dan mag men zakelijkheid verlangen;<br />
maar ik kwam met eigen meeningen en inzichten, en dit is geen <strong>voor</strong>lichting en dus<br />
ook geen ‘vreem<strong>de</strong> <strong>voor</strong>lichting’.<br />
De schrijver komt dan op grond van zijn drie stellingen tot het korte en bondige<br />
oor<strong>de</strong>el: ‘kapitale onzin’. Op het eerste gezicht schrok ik werkelijk, en erken<strong>de</strong>: hij<br />
heeft met feillooze logica mijn betoog precies in het hart getroffen - maar toen ik<br />
mijn eigen artikel er nog eens op nakeek ont<strong>de</strong>kte ik onmid<strong>de</strong>llijk, dat Kalma's drie<br />
formules niet van mij zijn, maar een fabricatie van hemzelf. Had<br />
ik gezegd hetgeen Kalma zijn publiek dienaangaan<strong>de</strong> mee<strong>de</strong>elt, dan zou zijn oor<strong>de</strong>el<br />
juist zijn, maar nu moet zijn opzet om mij bevoegdheid te ontzeggen, volkomen<br />
falend heeten. De lezer oor<strong>de</strong>ele.<br />
Ten eerste zou ik beweerd hebben, dat <strong>de</strong> Friezen in hun hart niets <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland<br />
voelen en even gaarne zou<strong>de</strong>n behooren tot een soort Pan-Germaansch<br />
Rijksverband. Wanneer ik gezegd heb dat <strong>de</strong> Friezen in 't algemeen weinig<br />
<strong>voor</strong> het ‘Hollandsch regiem’ voelen, is dat niet precies hetzelf<strong>de</strong> als hetgeen <strong>de</strong><br />
schrijver ervan maakt. Bovendien verneem ik met verbazing (van Kalma!) dat dit<br />
(zijn formule n.l.) totaal onjuist is en <strong>de</strong> dingen op zijn kop zet. Dus het tegengestel<strong>de</strong><br />
is waar, en <strong>de</strong> Friezen voelen veel <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland? Een merkwaardige uitspraak -<br />
van Kalma!<br />
Ver<strong>de</strong>r heb ik gezegd dat <strong>de</strong> Friezen evenveel zou<strong>de</strong>n kunnen gevoelen <strong>voor</strong> een<br />
Germaansche Gemeenschap, een veron<strong>de</strong>rstelling dus, uitgesproken ten opzichte<br />
van eventueel zich te wijzigen omstandighe<strong>de</strong>n (<strong>voor</strong>dat <strong>de</strong>ze zich<br />
gewijzigd hebben kan toch niemand <strong>de</strong> al- of niet-juistheid hiervan vaststellen), een<br />
veron<strong>de</strong>rstelling die, ik geef het toe, vrij overbodig schijnt; maar toch is het nog zoo<br />
zeker niet dat <strong>de</strong> staatkundige structuur van dit <strong>de</strong>el van West-Europa <strong>voor</strong> immer<br />
en eeuwig vast en onveran<strong>de</strong>rlijk is. Ik wijs dan ver<strong>de</strong>r naar aanleiding van <strong>de</strong>ze<br />
veron<strong>de</strong>rstelling naar een mogelijkheid in <strong>de</strong> toekomst van Friesland, en <strong>de</strong>snoods<br />
kan men zeggen, dat ik in <strong>de</strong>ze richting propageer. Maar in geen geval heb ik,<br />
hetgeen <strong>de</strong> heer Kalma mij aanwrijft, een bepaal<strong>de</strong> strekking van dien aard,<br />
leven<strong>de</strong> in <strong>de</strong> Friesche wereld, geconstateerd. Dat zou immers onmogelijk<br />
zijn! Op grond van <strong>de</strong>rgelijke zinsverdraaiïngen kan men iemand nog al gemakkelijk<br />
signaleeren als onbevoeg<strong>de</strong>.<br />
In het twee<strong>de</strong> punt word ik op zoo jammerlijke wijze geciteerd, dat ik niet zon<strong>de</strong>r<br />
onwil mij tegen <strong>de</strong>rgelijke onwaardige schrijversmanieren ga ver<strong>de</strong>digen. De heer<br />
Kalma laat mij beweren: dat er veel over een Friesche cultuur gekakeld wordt<br />
(georakeld moet dit wezen; in mijn artikel stond hier een potsierlijke drukfout)<br />
maar dat <strong>de</strong> drijfkracht van <strong>de</strong> beweging <strong>de</strong>ze is, dat Friesland boven moet en <strong>de</strong><br />
Friezen alles beter kunnen dan alle an<strong>de</strong>ren. Ten eerste merk ik op, dat het<br />
herhaal<strong>de</strong>lijk<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
191<br />
vereenzelvigen van het Friesche leven met ‘<strong>de</strong> beweging’ hin<strong>de</strong>rlijk en onjuist is. Ik<br />
heb, in het algemeen over <strong>de</strong> ontplooiïng tot grootheid van bestaan <strong>de</strong>r rassen en<br />
volken van <strong>de</strong> historie spreken<strong>de</strong>, gepoogd, een <strong>de</strong>finitie te formuleeren van het<br />
wezen van dit verschijnsel. En ik vraag: is <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>finitie, dit ‘axioma’ (natuurlijk niet<br />
bewust alzoo geformuleerd) onjuist, toegepast bijv. op het grandiooze optre<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />
Romeinen, <strong>de</strong>r Spanjaar<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>r Hollan<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong>r Britten, <strong>de</strong>r Duitschers? De ‘hoogste<br />
geesteswerkzaamheid van een ras’ is op <strong>de</strong>ze basis geprojecteerd. Wij leven om<br />
een stormloop naar het groote te volbrengen. Ik sprak dus uit, dat een groote<br />
Germaansche or<strong>de</strong> van stammen (waarvan <strong>de</strong> Friezen er een zijn en evenzeer<br />
wellicht <strong>de</strong> Hollan<strong>de</strong>rs) slechts van <strong>de</strong>zen geest doordrongen een nieuwe<br />
cultuurformatie zou<strong>de</strong>n kunnen projecteeren. De groote i<strong>de</strong>eën gelijken vaak leugen,<br />
maar zij moeten tot waarheid gemaakt wor<strong>de</strong>n. De geweldige<br />
formule (dogma, leus) van een Jeanne d'Arc: ‘God heeft mij opgedragen <strong>de</strong><br />
Engelschen uit Frankrijk te verdrijven en <strong>de</strong>n dauphin tot koning <strong>de</strong>r Franschen te<br />
kronen’ werd in het begin <strong>voor</strong> leugen aangezien. Zoo ook <strong>de</strong> leus van Mohamed:<br />
‘Allah is groot en Mohamed is zijn profeet’. Maar <strong>de</strong> groote kracht van <strong>de</strong>n<br />
menschengeest maakt zijn eigen waarhe<strong>de</strong>n. Twijfel en wantrouwen brengen dood<br />
en machteloosheid, maar ‘geloof overwint alles’.<br />
De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> opmerking van mij, dat ik geloof<strong>de</strong> in ‘<strong>de</strong> Hol<strong>de</strong>r’ eenige verwantschap<br />
met De Stem te kunnen bespeuren (Kalma maakt ervan: ‘dat De Hol<strong>de</strong>r in Friesland<br />
veel heeft van De Stem in Holland’) wordt ook uitgemaakt <strong>voor</strong> kapitalen onzin,<br />
want, zegt <strong>de</strong> schrijver, ‘er kan geen grooter verschil zijn dan tusschen “<strong>de</strong> Stem”,<br />
een i<strong>de</strong>alistisch tijdschrift met een uitgesproken eigen cachet(?) en “<strong>de</strong> Hol<strong>de</strong>r”, die<br />
niets an<strong>de</strong>rs zijn wil dan een verzameling van bijdragen’. Ik behoef niet an<strong>de</strong>rs te<br />
doen dan naar het prospectus van ‘De Stem’ te verwijzen en er aan te herinneren,<br />
dat <strong>de</strong> Redactie van ‘<strong>de</strong> Stem’ herhaal<strong>de</strong>lijk heeft uitgesproken zich tot geen richting<br />
te bekennen en heeft geprotesteerd, wanneer men ‘<strong>de</strong> Stem’ als het orgaan van<br />
een bepaal<strong>de</strong> richting bestempel<strong>de</strong>, om te kunnen constateeren, dat Kalma hier<br />
een blun<strong>de</strong>r maakt, die zijn eigen oppervlakkige kennis van dit tijdschrift<br />
<strong>de</strong>monstreert. Daarom bestaat er natuurlijk wel een cachet, een sfeer, een<br />
<strong>voor</strong>komen, en dit trachtte ik te <strong>de</strong>finieeren, en als ik iets <strong>de</strong>rgelijks meen<strong>de</strong> op te<br />
merken bij ‘<strong>de</strong> Hol<strong>de</strong>r’ (en natuurlijk is tenslotte geen enkel tijdschrift een<br />
karakterlooze en <strong>voor</strong>keurlooze ‘verzameling van bijdragen’, ook ‘<strong>de</strong> Hol<strong>de</strong>r’ niet,<br />
al heeft nu dit tijdschrift, om onbeken<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen, geen ‘program’ opgesteld, wat<br />
misschien een vergissing is geweest), wanneer ik dus zoo een geestelijke houding<br />
achter <strong>de</strong> Hol<strong>de</strong>r meen<strong>de</strong> te bespeuren, dan heeft, het spreekt vanzelf, een an<strong>de</strong>r<br />
criticus het recht er een an<strong>de</strong>re meening op na te hou<strong>de</strong>n, maar het moet toch<br />
bevreemding wekken, dat daarom <strong>de</strong> tegenovergestel<strong>de</strong> opinie grofweg ‘kapitale<br />
onzin’ wordt geheeten.<br />
De ontboezeming over ‘<strong>de</strong> Hol<strong>de</strong>r’ was geschreven on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n indruk van het<br />
hoogtepunt dat het tijdschrift, in ik meen <strong>de</strong> Juni-Juli-nrs. van <strong>de</strong>n vorigen zomer,<br />
bereikte, hetgeen mij enthousiast stem<strong>de</strong> en met verwachtingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst<br />
vervul<strong>de</strong>. Helaas is er daarna een inzinking gevolgd, die <strong>de</strong>ze verwachtingen<br />
<strong>voor</strong>loopig teleurstel<strong>de</strong>. Wat er thans in verschijnt, zou ik, op enkele uitzon<strong>de</strong>ringen<br />
na, niet van voldoen<strong>de</strong> belang achten, om er een grooter publiek me<strong>de</strong> in kennis te<br />
brengen.<br />
Schrijvers korte drie<strong>de</strong>elige samenvatting van mijn betoog is dus een<br />
onwaarachtige en onwaardige verdraaiïng van hetgeen ik gezegd heb, en daarmee<br />
vervalt zijn conclusie, die een beschuldiging van onbevoegdheid inhield. Een<br />
<strong>de</strong>rgelijke beschuldiging kon ik niet onweerlegd laten, en ook <strong>de</strong> Redactie van ‘<strong>Den</strong><br />
<strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>’ kan niet zon<strong>de</strong>r protest gedoogen, dat hetgeen on<strong>de</strong>r haar sanctie<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
in het tijdschrift wordt gepubliceerd, wordt geheeten te zijn van een terzake<br />
onbevoeg<strong>de</strong>n me<strong>de</strong>werker.<br />
S.V.D. WERF<br />
Uit <strong>de</strong> tijdschriften<br />
De Gids<br />
Dezer dagen logeer<strong>de</strong> ik in een klein dorpshotel ergens in 't buitenland. De bediening<br />
liet er veel te wenschen; als <strong>de</strong> gasten 's middags om één uur, het officieel<br />
vastgestel<strong>de</strong>, aan tafel kwamen gebeur<strong>de</strong> het vrij geregeld, dat zij tot half twee,<br />
twee uur wachten moesten eer ze iets kregen. En als dan ein<strong>de</strong>lijk het smachtend<br />
verbei<strong>de</strong> werd opgedischt bleek het vaak van dien aard, dat men liever met honger<br />
van tafel opstond dan zich aan <strong>de</strong> spijzen te wagen. 's Avonds, met het souper, was<br />
het niet an<strong>de</strong>rs. Ik verbleef in dat hotel verschei<strong>de</strong>ne dagen, want <strong>de</strong> natuur was<br />
heerlijk in die streek en het eenige an<strong>de</strong>re hotel was vol. Zoo vond ik mij met mijn<br />
vrouw in <strong>de</strong> gelegenheid om een eigenaardige ervaring op te doen. Hoewel het eten<br />
dag aan dag slecht en te laat was maakten <strong>de</strong> vele gasten (meest hollan<strong>de</strong>rs) nooit<br />
eenige aanmerking, gaven zij zelfs nooit het geringste teeken van misnoegen of<br />
ongeduld. Als gedweeë lammeren wachtten zij, kwartieren aaneen, en kauw<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong> hun goed geld wat niet te kauwen viel. Bij die gelegenheid heb ik <strong>de</strong><br />
leidzaamheid van het menschdom leeren ‘bewon<strong>de</strong>ren’; on<strong>de</strong>r zekere<br />
omstandighe<strong>de</strong>n laat het alles met zich doen.<br />
Journalisten, critici doen <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> ervaring op. De toenmalige hoofdredacteur van<br />
het Nieuws van <strong>de</strong>n Dag Dr. Easton verzeker<strong>de</strong> het mij eens persoonlijk: een blun<strong>de</strong>r<br />
in <strong>de</strong> courant lokt zel<strong>de</strong>n èèn briefkaart uit; men kan het publiek letterlijk alles te<br />
slikken geven, - er wordt geslikt, gedwee, zon<strong>de</strong>r verzet.<br />
Voor een criticus is een <strong>de</strong>rgelijke mentaliteit van <strong>de</strong> massa een groot gevaar. Hij<br />
moet wel zoo zoetjes aan het gevoel krijgen van een dominee in <strong>de</strong> kerk, waar men<br />
ook nooit wat terug zegt. Hij ontvangt <strong>de</strong>n indruk als zou hij alleen het weten, en hij<br />
begint het langzamerhand te gelooven ook. Het is dan ook geen won<strong>de</strong>r, dat veler<br />
critiek zulk een bijsmaakje krijgt van verwatenheid. Dat bijsmaakje proef ik zeer<br />
sterk in <strong>de</strong> boekbeschouwingen, welke <strong>de</strong> dichter M. Nijhoff <strong>de</strong>n laatsten tijd in De<br />
Gids publiceert. Wij kennen Nijhoff als een scherp vernuft, een hel<strong>de</strong>ren geest; zijn<br />
kronieken in het Nieuws v.d. Dag zijn nog niet vergeten.<br />
Maar se<strong>de</strong>rt Nijhoff redacteur is gewor<strong>de</strong>n van ons <strong>de</strong>ftigste orgaan is hij<br />
veran<strong>de</strong>rd. Hij is zich op een voetstuk gaan plaatsen; van af <strong>de</strong>n grijzen sokkel van<br />
De Gids <strong>de</strong>creteert hij: ik weet het, en ik, Nijhoff, weet het alléén. Zooals ik al zei<strong>de</strong>:<br />
er is weinig gevaar dat <strong>de</strong> lezers hem zullen tegenspreken; ze spreken nooit eenigen<br />
criticus tegen, wat hij ook bewere. Nijhoff kan dus veilig schrijven, gelijk hij in het<br />
Augustus-nr. van De Gids doet:<br />
‘Ik heb “De zondaar” gelezen en verzeker u dat het een prul is. Het is<br />
waar<strong>de</strong>loos als gegeven, als verhaal, als karakterteekening, als burgerlijke<br />
milieu-beschrijving, als Ne<strong>de</strong>rlandsche taal, als weergave van gedachten<br />
en gesprekken, als document, als literatuur, als alles wat men wil, zelfs<br />
als pornographie... Ik <strong>voor</strong> mij houd alleen van vroolijke pornographie<br />
zooals men die in sommige werken van Anatole France, Pierre Louys of<br />
bij<strong>voor</strong>beeld in <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>nkschriften van Casanova tegenkomt. Maar wat<br />
mejuffrouw Smeding op <strong>de</strong> talrijke bladzij<strong>de</strong>n van haar boek aanbiedt is<br />
niet an<strong>de</strong>rs dan hetgeen stu<strong>de</strong>nten vuilbekkerij noemen’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
192<br />
En hij kan veilig die critici, welke principieele bezwaren inbrachten tegen <strong>de</strong><br />
beschouwingswijze van Henri Borel, met een sneer karakteriseeren als waarschijnlijk<br />
twee<strong>de</strong>rangsartiesten die zichzelf graag ‘triomfantelijk in discrediet brengen om één<br />
oogenblik hun jeugdi<strong>de</strong>aal in zich zelf verwezenlijkt te voelen’, menschen van wie<br />
het zielig is te be<strong>de</strong>nken, dat zij ‘met vreug<strong>de</strong> een boek als dat van Alie Smeding<br />
begroeten, om één minuut van Deyssel te zijn’.<br />
Nu weet ik niet, of er werkelijk critici geweest zijn, die Alie Smedings boek ‘met<br />
vreug<strong>de</strong>’ hebben begroet. Hopman, in <strong>de</strong> N.R.C. een <strong>de</strong>r eersten die Mej. Smedings<br />
werk au sérieux namen, en die zijn beschouwing <strong>de</strong>ed <strong>voor</strong>afgaan door een artikel<br />
over Kunst en Moraal, <strong>de</strong>ed het zeker niet; D.G.W. <strong>de</strong>ed het evenmin. - Van <strong>de</strong><br />
critici, die <strong>de</strong> betrekkelijke waar<strong>de</strong> van De Zondaar erken<strong>de</strong>n, doch gemotiveer<strong>de</strong><br />
ernstige be<strong>de</strong>nkingen in het mid<strong>de</strong>n brachten kan <strong>de</strong> heer Nijhoff zich met zijn sneer<br />
in geen geval afmaken. Dat <strong>de</strong> heer Nijhoff het tòch doet is niet onze schuld. Met<br />
iemand die eenvoudig ‘verzekert’, en dan ver<strong>de</strong>r gaat, valt niet te praten. Wat<br />
baat het bv. om iemand die verzekert, dat De Zondaar ‘als weergave van<br />
gesprekken’ een prul is, te herinneren aan het gesprek tusschen <strong>de</strong>n leeraar en het<br />
verlief<strong>de</strong> schoolmeisje op <strong>de</strong> private les; wat baat het <strong>de</strong>n fel-juisten dialoog van die<br />
passage te citeeren? De heer Nijhoff verzekert: het is prullig. Wat baat het ons,<br />
als proeve van goe<strong>de</strong> ‘karakterteekening’ te wijzen op <strong>de</strong> boerenfamilie in <strong>de</strong> hoeve,<br />
op het simpele moe<strong>de</strong>rvrouwtje, op <strong>de</strong> schrille figuur vol sterielen hartstocht van <strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vrouw: Jans, - <strong>de</strong> heer Nijhoff verzekert ons, dat die<br />
karakterteekening prullig is. - Zou<strong>de</strong>n wij hem ter verantwoording roepen, dat hij,<br />
evenals <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong> beste adjunct van <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>-politie, botweg enkele bladzij<strong>de</strong>n<br />
uit een boek, dat toch altijd min of meer een organisch geheel is, scheurt en die<br />
beschouwt als vorm<strong>de</strong>n ze een zelfstandig geheel? De heer Nijhoff verzekert,<br />
dat hij daartoe het recht heeft, want die bladzij<strong>de</strong>n zijn ‘vuilbekkerij’, ‘pornographie’,<br />
en pornographie, mits van vroolijken aard, reserveert hij liefst <strong>voor</strong> zich en zijn<br />
vrien<strong>de</strong>n.<br />
Neen, <strong>de</strong>ze schotel dien Nijhoff ons opdischt is verre van smakelijk, en wij doen<br />
nu eens niet als <strong>de</strong> gasten van ons hotelletje. Wij bellen en laten het onfrissche<br />
kostje naar <strong>de</strong> keuken terugbrengen.<br />
Doch gelukkig is er een nagerecht. In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van zijn critiek slaat Nijhoff<br />
een toon aan, die da<strong>de</strong>lijk veel dieper doorklinkt. Aha! nu komen wij waar wij wezen<br />
moeten.<br />
‘Er is se<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> Grieken een geheim in alle kunst, een geheim dat het publiek beseft,<br />
dat ie<strong>de</strong>re kunstenaar van beteekenis kent, maar dat juist alleen <strong>de</strong>n<br />
twee<strong>de</strong>rangsartiest ontgaat. Hij is <strong>de</strong> eenige die niet weet wat kunst is. Wij allemaal<br />
weten het. Maar hij, gehandicapt door zijn halven aanleg, tracht het natuurlijke dat<br />
hem pijnlijk ontbreekt aan te vullen met dogma's, en schat <strong>de</strong>ze dogma's hooger<br />
dan wat hij vanzelf had, want ze zijn zijn eenige schepping. Terwijl het groote publiek<br />
en <strong>de</strong> groote schrijver bei<strong>de</strong>n evenzeer vermoe<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> schrijver niet alléén<br />
schrijft; dat, om een uitdrukking van een vriend van me te gebruiken, er “een an<strong>de</strong>r<br />
is, die <strong>de</strong> pen vasthoudt”; dat het geschrevene bijna zichzelf schrijft; - legt <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong>rangs-artiest <strong>de</strong>n nadruk op het zelfschepperschap van <strong>de</strong>n schrijver. Terwijl<br />
alle kunst een materieel scheppingswon<strong>de</strong>r is, blijft zijn schepping immaterieel. Hij<br />
gunt <strong>de</strong> materie om zoo te zeggen geen plaats, hij laat haar niet aan het woord<br />
komen. Ie<strong>de</strong>r die voelt hoe in een boek als “De zondaar” onze taal misbruikt en<br />
vermorzeld ligt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> drukken<strong>de</strong> expressiebehoefte van <strong>de</strong> schrijfster, weet wat<br />
ik bedoel.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Wij allemaal bevroe<strong>de</strong>n het scheppingsaan<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> materie in <strong>de</strong> kunst. Wij<br />
beseffen dat Michel Angelo èn het marmer prins David en ook <strong>de</strong> Slaven maakten.<br />
Dat het marmer onmisbaar was ook bij <strong>de</strong> one<strong>de</strong>le Slaven, en ze<strong>de</strong>lijk gesproken<br />
misschien onmisbaar<strong>de</strong>r dan bij <strong>de</strong>n e<strong>de</strong>len prins, die ook in het hout, waaruit men<br />
gewoonlijk crucifixen snijdt, <strong>de</strong> verhevenheid van in scheppingsvorm gebrachte<br />
materie niet zou ontbeerd hebben. Maar <strong>de</strong> Smedings en haar bewon<strong>de</strong>raars<br />
meenen, dat Michel Angelo <strong>de</strong> Slaven had moeten formeeren uit drek en sintels’.<br />
Nietwaar, met dézen Nijhoff valt te praten. Dat in<strong>de</strong>rdaad onze taal, nog beter: het<br />
gansche gegeven van De Zondaar vermorzeld ligt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> drukken<strong>de</strong><br />
expressiebehoefte van <strong>de</strong> schrijfster, waardoor zij ie<strong>de</strong>r besef van juiste verhoudingen<br />
moest verliezen, heb ik zelf op mijne wijze in mijn bespreking van het boek trachten<br />
aan te toonen.<br />
Toch raakt Nijhoff ook hier <strong>de</strong> fijnste en subtielste on<strong>de</strong>rscheidingen te veel met<br />
klompen aan. ‘Wij allemaal’, zegt hij, ‘bevroe<strong>de</strong>n het scheppingsaan<strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />
materie in <strong>de</strong> kunst’. Maar wàt is <strong>de</strong> materie in <strong>de</strong> woordkunst? Het woord, <strong>de</strong> taal?<br />
Geenszins immers. Het woord is verwijzend, een teeken, abstractie. Het woord op<br />
zich zelf is niets. Het kan hoogstens een zekere klankwaar<strong>de</strong> hebben, b.v. in een<br />
gedicht (‘De klokken luien luien mij uit’). De materie zou hier zijn: het beeld dat achter<br />
het woord ligt. Maar ten eerste is het beeld al geen materie meer in <strong>de</strong>n zin van het<br />
marmer van Michel Angelo, en ten twee<strong>de</strong> is dat beeld geen vaststaan<strong>de</strong> grootheid.<br />
Als ik zeg ‘tafel’, ligt er geen bepaald, afgerond beeld achter dat woord; een ‘tafel’<br />
als algemeenheid bestaat niet. Bij ‘tafel’ zal <strong>de</strong> een, zij het meer of min<strong>de</strong>r vaag,<br />
<strong>de</strong>nken aan een keukentafel, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> tafel in Grootmoe<strong>de</strong>rs salon. Zoo is<br />
er een <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> wisseling en vloeiïng in <strong>de</strong> ‘materie’ die <strong>de</strong> woordkunstenaar<br />
gebruikt. Het geestelijke en het materieele zijn in zijn kunst zeer nauw verbon<strong>de</strong>n.<br />
Een woord, dat ‘vuil’ kan klinken op straat, waar het geïsoleerd opduikt en plots uw<br />
oor treft, behoeft (let wel: behoeft) niet vuil te klinken in een boek, waar het in geheel<br />
an<strong>de</strong>re associaties <strong>voor</strong>komt!<br />
Wat nu ver<strong>de</strong>r Michel Angelo en dat marmer betreft, heeft <strong>de</strong> heer Nijhoff natuurlijk<br />
<strong>voor</strong> een goed <strong>de</strong>el gelijk. Toch ... hij is zeker in lang niet op het heitje in Blaricum<br />
geweest? An<strong>de</strong>rs zou hij allicht <strong>de</strong> lelies gezien en bewon<strong>de</strong>rd hebben, die zijn en<br />
mijn vriend Herman Hana teekent met... roet!<br />
De eerbiedwaardige geschie<strong>de</strong>nis van het tijdschrift De Gids toont aan, dat dit orgaan<br />
nooit bizon<strong>de</strong>r fortuinlijk was met zijn critiek (o, wij vergeten <strong>de</strong>n tijd van Potgieter<br />
volstrekt niet!). Meesterwerken (om dit nare uitgeversreclamewoord te gebruiken)<br />
wer<strong>de</strong>n vaak niet of heel laat besproken (men herinnere zich <strong>de</strong> klachten te dien<br />
opzichte van Mevr. Bosboom-Toussaint); daarentegen was De Gids <strong>de</strong> eerste om<br />
zich te stooten aan 't woord ‘syphilis’ in een <strong>de</strong>r boeken van Aletrino.<br />
De Gids moge waken om niet door onbekookte uitvallen <strong>de</strong> plaats, <strong>de</strong>, se<strong>de</strong>rt<br />
P.N. van Eyck aan kant werd gezet weliswaar niet zoo heel groote plaats, welke zij<br />
als litterair-critisch orgaan in onze dagen inneemt, te verspelen.<br />
G.v.E.<br />
[Me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling]<br />
Het adres van <strong>de</strong>n heer J. GRESHOFF is <strong>voor</strong>taan: Schaerbeek (Brussel), Boulevard<br />
Auguste Reyers 130.<br />
RED. D.G.W.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Autobiografische schets<br />
193<br />
MIJN ‘beroep’? Dat is wel <strong>de</strong> neteligste vraag die u mij kunt stellen.<br />
<strong>Den</strong> laatsten tijd studéér ik weer: sinologie. Er ligt eenig verband tusschen mijn<br />
wezen en het Chineesche schriftteeken, zooals dat zich aan <strong>de</strong>n beginneling<br />
<strong>voor</strong>doet. Aan bei<strong>de</strong>n zit oogenschijnlijk kop noch staart. Een feitelijk uitgesproken<br />
‘karakter’ bezit ik niet. Men noem<strong>de</strong> mij wel eens ‘het radio apparaat’. Als ik eenigen<br />
tijd met iemand omga, assimileer ik me, ga in zijn toon en stijl en terminologie<br />
spreken: bij mijn talrijke juristen-vrien<strong>de</strong>n in juridische termen, bij doctoren in<br />
medische, bij ‘jongere dichters’ in <strong>de</strong>rzelver meer verheven phraseologie, bij <strong>de</strong>n<br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n burgerman in het volks-idioom. Dat gaat zóó ver, dat ik, aan een kennis<br />
een brief schrijven<strong>de</strong>, zelfs zijn handschrift onwillekeurig naboots. Men kan dit, in<br />
gunstigen zin, aan een ‘vergevor<strong>de</strong>rd universalisme’ toeschrijven, òf wel het (zooals<br />
een ou<strong>de</strong> vriend het <strong>de</strong>ed) <strong>de</strong> karakteristiek van ‘een zeer waterigen Waterman’<br />
noemen: Aquarius is n.l. <strong>de</strong> Lips-sleutel tot mijn horoscoop, een astrologisch ‘merk’,<br />
dat Helena Burgers eens omschreef als ‘<strong>de</strong> overrijpe vrucht, die er slechts op wacht,<br />
om af te vallen’. In<strong>de</strong>rdaad voel ik me in hoofdzaak zoodanig, met <strong>de</strong> daaraan<br />
verbon<strong>de</strong>n loomheid, en dat volgroei<strong>de</strong> dualisme, dat <strong>de</strong> dingen tegelijkertijd van<br />
minstens twee kanten ziet en aldus <strong>de</strong> durf mist om een geprononceer<strong>de</strong> opinie te<br />
hebben. Alleen wensch ik nog niet ‘af te vallen’. Wat natuurlijk een fout in mijn<br />
i<strong>de</strong>alisme is.<br />
Aan bovenomschreven eigenaardigheid zijn m.i. ook mijn ‘twaalf ambachten’ (en<br />
twaalf maal twaalf ongelukken) te wijten.<br />
Ik begon mijn studies op het Gymnasium, zette ze <strong>voor</strong>t op kostschool, zoo een<br />
knusse maatschappij in het klein, waar ik mijn eerste eigen ‘blad’ stichtte en<br />
redigeer<strong>de</strong> en reeds lange ingezon<strong>de</strong>n stukken aan het (Haagsche) ‘Va<strong>de</strong>rland’<br />
zond. Later stichtte ik <strong>de</strong> min of meer beruchte ‘Kroniek’, naar mondain <strong>voor</strong>beeld<br />
van ‘The Sketch’, en verloor daarmee mijn kapitaal; was oorlogs-correspon<strong>de</strong>nt van<br />
‘Het Va<strong>de</strong>rland’; geduren<strong>de</strong> een zwerftocht in <strong>de</strong> Tropen redacteur van <strong>de</strong><br />
‘Java-Bo<strong>de</strong>’ en ambtenaar bij het hoofdbestuur <strong>de</strong>r Post, Telefonie en Telegrafie te<br />
Weltevre<strong>de</strong>n, lei<strong>de</strong>r van het weekblad ‘Comoedia’, redacteur van het maandblad<br />
‘Motor’, directeur van een N.V. tot Exploitatie van Sigaretten Automaten, en twee<br />
jaar aan één stuk redacteur-verslag-gever van ‘De Telegraaf’. Daarover thans niet<br />
meer.<br />
U ziet, dat ik nogal graag over mezelf praat. Dat is bekend, en wordt me natuurlijk<br />
herhaal<strong>de</strong>lijk verweten, niet het minst door mijn artiesten-vrien<strong>de</strong>n! Uit <strong>de</strong> hoogte<br />
hunner ‘ivoren torens’ (expressionisme, neo-romantiek e.d.) roepen <strong>de</strong>zulken mij<br />
vermanend toe: ‘In je “werk” moet je “onpersoonlijk” zijn!’ Ik voel er niets <strong>voor</strong>. In<br />
een tijd, die alle moreele en artistieke dogma's hooghartig heeft verworpen en zijn<br />
cultuur van meet af aan gaat herbouwen, kan men slechts zuiver practicus of...<br />
auto-biograaf zijn. De rest is, noodwendig, Quatsch. Ontijdige kristallisatie in een àl<br />
te magere sociale oplossing: getuige ‘onze’ tee<strong>de</strong>rlijk gekoester<strong>de</strong> couveuse-poëzie!<br />
Waar het ‘vak’ (mèt <strong>de</strong> ‘cultuur’) te eenenmale ontbreekt (en blijkbaar ook niet meer,<br />
of nog niet: gewenscht wordt), stel ik me liever tevre<strong>de</strong>n met mijn laboratoriumarbeid:<br />
het levensexperiment! Van verwaandheid kan men hier bezwaarlijk spreken. Het<br />
ego, dat een Heelal ‘aan zichzelve’ ont<strong>de</strong>kt, zal wel <strong>de</strong> laatste zijn, om... ‘verwaand’<br />
te wezen, of, zooals een stevig expressionist me dat eens verweet, zijn nietig zelf<br />
te willen ‘lanceeren’. Zie ver<strong>de</strong>r in dit verband, als U wilt, mijn ‘Feestelijke<br />
Ommegang’, ‘bloemlezing uit het leven van een 20ste-eeuwer’. Vier <strong>de</strong>elen zijn<br />
hiervan, hoewel in zeer onvolkomen toestand, ‘in <strong>de</strong>n han<strong>de</strong>l’; aan het vijf<strong>de</strong> leg ik<br />
<strong>de</strong> laatste hand. Dit boek is mijn meest re<strong>de</strong>looze obsessie. En zoo hoop ik het nog<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
wel eens zóóver te brengen, dat ik <strong>de</strong> vijf <strong>de</strong>elen (ruim 1500 pagina's compres) in<br />
aantrekkelijken vorm on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> menschen kan brengen. Ver<strong>de</strong>r schreef ik o.m.,<br />
behalve veel bijdragen aan ‘Nieuwe Gids’, ‘Amsterdammer’, ‘Tempel’, ‘Boek en<br />
Kunst’, ‘Spel en Dans’, ‘Va<strong>de</strong>rland’, ‘Telegraaf’ en ‘Han<strong>de</strong>lsblad’,: ‘De Zegeningen<br />
van ons Fatsoen’ (Uitg. Hollandia-Drukkerij), ‘I<strong>de</strong>alistisch Dierendom’, een metrische<br />
dierenfabel met illustraties van Henri Verstijnen (Uitg. P.N.v. Kampen & Zoon), ‘Bij<br />
<strong>de</strong>n Duivel te gast’ (i<strong>de</strong>m), enz. Overdadig enthousiaste recensies mocht ik daarop<br />
oogsten, maar geld bracht het me niet op. Integen<strong>de</strong>el. Mijn leven en<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
194<br />
werken, alles wat ik doe, zeg, zelfs <strong>de</strong>nk en verlang, kost geld. Hopeloos veel geld.<br />
Nu wilt u misschien weten, wat mijn <strong>voor</strong>naamste ergernissen zijn: drukfouten en<br />
vetvlekken. Dat behoeft geen ver<strong>de</strong>r commentaar. Hoever <strong>de</strong> slavernij aan<br />
eerstgenoem<strong>de</strong> kan gaan, moge u intusschen hieruit blijken, dat ik in <strong>de</strong>n eersten<br />
Telegraaf-tijd, toen ik nog wel eens een enkele maal een ‘goed’ stuk in die krant<br />
schreef (journalistiek is een levensgevaarlijke narcose <strong>voor</strong> al wie schrijft!), soms<br />
tot half drie op <strong>de</strong> nachtredactie omhing ... om maar zèlf mijn drukproeven te kunnen<br />
corrigeeren. Ook dàt sterft natuurlijk uit in zoo'n milieu, en eerst dàn begin je<br />
‘Redaktionsfähig’ te wor<strong>de</strong>n.<br />
Mijn liefste bezigheid? Reizen (naast schrijven en stu<strong>de</strong>eren)! Waar ik me het<br />
best ‘op mijn plaats’ voel, waar mijn fantasie en <strong>de</strong>nkvermogen het gemakkelijkst<br />
functioneeren? In een D-trein, vóóruit-rooken-aan het-raam, of in <strong>de</strong>n spijswagen.<br />
Met het rythme van <strong>de</strong> wielen gaat mijn gedachten-vlucht onmid<strong>de</strong>llijk een<br />
hartstochtelijken wedloop aan. Het wisselen<strong>de</strong> landschap achter <strong>de</strong> bree<strong>de</strong><br />
spiegelruiten, <strong>de</strong> internationale sfeer van: ruimte, verwachting, gemakkelijke manieren<br />
en verre horizonten, prikkelen mijn fantasie als niets an<strong>de</strong>rs.<br />
Waar ik het liefste woon? Parijs leer<strong>de</strong> ik pas kennen <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> of vier<strong>de</strong> maal,<br />
dat ik er was: mèt mijn vrouw. Tevoren had ik het blijkbaar, gelijk <strong>de</strong> vele an<strong>de</strong>ren,<br />
slechts aan <strong>de</strong>n buitenkant getracht te... forceeren. Toen ik er met háár woon<strong>de</strong> en<br />
we dus een eigen, werkelijk leven had<strong>de</strong>n, dat zich in het geheel dien<strong>de</strong> te<br />
voegen, sloot <strong>de</strong> grandiose (schoon zéér ‘ouwerwetsche’) geest van <strong>de</strong> stad zich<br />
vanzelf <strong>voor</strong> ons open. Stockholm is mij bijgebleven als uiterst gaaf en koel: een<br />
villapark op donkergroene rotsen aan hemels-blauw water. In Lissabon, met z'n<br />
heupwiegen<strong>de</strong> vruchten-verkoopsters in haar bonte sjawls, z'n palmen en okeren<br />
zeilscheepjes, speel<strong>de</strong> ik <strong>voor</strong> het eerst heuschelijk roulette. München vond ik<br />
vervelend van braafheid en bonhomie. Z'n overstelpen<strong>de</strong> musea missen het<br />
tegenwicht van <strong>de</strong> lokken<strong>de</strong> ‘zon<strong>de</strong>’: <strong>de</strong> spanning, die aan een metropool leven<br />
schenkt. Genève von<strong>de</strong>n we nog netter en vergeestelijkter dan Holland zèlf, maar<br />
het Lac Léman is een droom. Van Italië genoot ik <strong>voor</strong>al door <strong>de</strong> oogen van mijn<br />
vrouw. In 't Oosten bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ik in 't bijzon<strong>de</strong>r Singapore, waar ik langen tijd (in<br />
groote armoe<strong>de</strong>: <strong>de</strong> beste gids tot aller ste<strong>de</strong>n verborgenheid!) leef<strong>de</strong>; in onze eigen<br />
Archipel: Djokja. De locale kleur is hier blauw en bruin (van <strong>de</strong> batiks), waartegen<br />
<strong>de</strong> koraal-roo<strong>de</strong> tulban<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>s Sultans hofhouding won<strong>de</strong>rmooi contrasteeren.<br />
Ou<strong>de</strong> gebouwen en ou<strong>de</strong> waringins, statige ernst en een gespannen atmosfeer. Als<br />
Java ooit weer tot zelfstandigheid komt, zal het uit dit ou<strong>de</strong> centrum zijn van het<br />
keizerlijk Mataram. Het liefst woon ik intusschen in <strong>de</strong> Lon<strong>de</strong>nsche nevelen of <strong>de</strong>n<br />
Amsterdamschen motregen. Het zou te ver voeren, <strong>de</strong> oorzaken van <strong>de</strong>ze<br />
onuitroeibare <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> hier te analyseeren.<br />
Wat, vervolgens, mijn hoogste i<strong>de</strong>aal is? Een gelukkig huwelijk. Vandaar wellicht,<br />
dat ik het mijn vrouwtje zoo verschrikkelijk lastig maak. Elk <strong>voor</strong>opgezet i<strong>de</strong>aal wordt<br />
nu eenmaal in <strong>de</strong> praktijk bij <strong>voor</strong>keur zijn vloekwaardige tegen<strong>de</strong>eligheid. Ik kan<br />
er echter weinig aan doen, dat ik <strong>de</strong>sondanks het evangelie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> naaste toekomst<br />
als dat <strong>de</strong>r bewuste twee-eenheid, van <strong>de</strong> ‘lief<strong>de</strong> van twee’ zie. Vandaar <strong>de</strong><br />
echtscheidings-furie en <strong>de</strong>rzelver polemieken. Geheel in tegenspraak met het axioma<br />
van <strong>de</strong>n vereer<strong>de</strong>n Keyserling, dat ‘<strong>de</strong> eerste <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een mo<strong>de</strong>rn<br />
harmonisch huwelijk een zekere “Distanz” tusschen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> componenten’ is,<br />
geloof ik, dat die unie niet nauw en volkomen genoeg kan zijn, als zijn<strong>de</strong> <strong>de</strong> cel van<br />
alle toekomstig cultureel en maatschappelijk leven. Geen waarlijk groot en belangrijk<br />
werk kan m.i. wor<strong>de</strong>n volbracht, dan op <strong>de</strong> basis <strong>de</strong>r ‘lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong>(n) An<strong>de</strong>r’. Het<br />
wordt dan als een opdracht aan God, in <strong>de</strong>n eenigen Tempel, die ons,<br />
godsdienstloozen, overblijft: het wezen van onze Liefste.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Politiek? Laat mij u mogen verwijzen naar <strong>de</strong>n aanhef van <strong>de</strong>ze confessie. Toen<br />
ik nog ‘kapitalist’ was, was ik vurig rood, werkte zelfs mee aan <strong>de</strong> ‘Tribune’. U kent<br />
<strong>de</strong> leuzen, waaron<strong>de</strong>r men zooiets doet. Toen ik later, uit gel<strong>de</strong>lijke noodzaak, in<br />
het ‘Amsterdamsch Tehuis <strong>voor</strong> Arbei<strong>de</strong>rs’ woon<strong>de</strong>, mid<strong>de</strong>n tusschen <strong>de</strong> ‘bewuste<br />
proletariërs’ en <strong>de</strong> als heer vermom<strong>de</strong> handwerkslie<strong>de</strong>n, schreef ik mijn<br />
veel-gesma<strong>de</strong> artikelen (in ‘Het Va<strong>de</strong>rland’): ‘Sint Proletarius’. Wéér later, in <strong>de</strong><br />
Soerabajasche socie-teitsen groot-goksfeer, was ik weer heftig ‘bolsjewiek’.<br />
Wat ik er op het oogenblik van <strong>de</strong>nk? Als overgangsstadium zie ik ongetwijfeld<br />
<strong>de</strong> ‘dictatuur’. Die is slechts rationeel in han<strong>de</strong>n van één, sterke figuur, en als<br />
zoodanig is het régime van Mussolini mij sympathieker dan dat <strong>de</strong>r Sowjets, want<br />
eerlijker. De laatsten geven toch slechts aan datgene, wat in wezen evenmin iets<br />
an<strong>de</strong>rs was dan <strong>de</strong> heerschappij van Eén (of van zeer enkelen), een an<strong>de</strong>ren schijn,<br />
waarachter zich slechts eigenbaat verschuilt: een troepje machtswellustelingen, dat<br />
zich als weegluizen aan <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n torens van het Kremlin zuigt. Dictatuur kan<br />
slechts dienen tot herstel van or<strong>de</strong>. En als die uitein<strong>de</strong>lijke ‘or<strong>de</strong>’ lijkt me <strong>de</strong> huidige<br />
constitutioneele monarchie, met een zekere hegemonie van het intellekt, en een<br />
minimum-zwam-kans <strong>voor</strong> het parlement, <strong>de</strong> aanlokkelijkste. De wereld is<br />
hiërarchisch in het groot en in détail. In <strong>de</strong> natuur heerscht <strong>de</strong> sterkste, <strong>de</strong><br />
vernuftigste, of <strong>de</strong> vorst ‘bij <strong>de</strong> gratie’ (<strong>de</strong> bijenkorf), en in <strong>de</strong> menschenwereld is<br />
het niet an<strong>de</strong>rs. Zoomin als ‘men’ in <strong>de</strong> natuur<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
195<br />
een dictatuur van <strong>de</strong> pissebed<strong>de</strong>n zou dul<strong>de</strong>n, of in <strong>de</strong>n bijenkorf eene van <strong>de</strong><br />
werkbijen, zoomin zullen wij àl te lang een heerschappij gedoogen van <strong>de</strong><br />
proletariërs, hoe goed en nuttig <strong>de</strong>ze soort ook is. En wat het ‘communisme’ betreft,<br />
in <strong>de</strong>n meest i<strong>de</strong>ëelen zin, het kan, dunkt me, slechts ‘bestaan’ op <strong>de</strong> basis van<br />
naastenlief<strong>de</strong> en zelfverloochening, in een wereld, waar het werkwoord ‘hebben’<br />
geheel door het werkwoord ‘zijn’ is vervangen. Zie Rusland! ...<br />
Wat ik van onze ‘kunst’ vind? De wereld van he<strong>de</strong>n vraagt in <strong>de</strong> eerste<br />
JOH. C.P. ALBERTS met HANS<br />
plaats ‘menschen’, die groot genoeg als mensch kunnen zijn, om praktisch en<br />
moreel, en ethisch, en aesthetisch, aan een nieuwe cultuur te kunnen bouwen, aan<br />
een cultuur-vorm, die iets an<strong>de</strong>rs wil zijn dan naäperij in peau <strong>de</strong> suè<strong>de</strong> of<br />
‘Palladium’-ornament en geforceer<strong>de</strong> kristallisatie. Daarom zijn <strong>de</strong> meeste essays<br />
‘over’ ‘onze’(!) jongere kunst zoo irriteerend van papier-verspilling en is <strong>de</strong> geëigen<strong>de</strong><br />
leerschool <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meeste onzer ‘jongere dichters’ het Amerikaansche gemeenebest,<br />
waar het nieuwe Ras en een nieuwe Cultuur bezig zijn, zich ‘ab origine’ te vormen.<br />
Nuchter en... eerlijk.<br />
Waarin ik dan wèl symptomen van <strong>de</strong>ze ‘nieuwe’ cultuur ont<strong>de</strong>k? Zeker evenmin<br />
in onze tooneelhervormingen, masker-experimenten, neo-plastiek... Het is immers<br />
àlles... ‘neo’?! Twee<strong>de</strong>hands herhaling van wat verdwenen culturen in opperste<br />
vǫlmaaktheid produceer<strong>de</strong>n. Wellicht nog min<strong>de</strong>r in z.g. ‘ethische’ stroomingen, als<br />
daar zijn ‘Mazdaznan’, dat <strong>de</strong>n Ras-principes <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> Perzen nieuw leven wil<br />
inblazen, Theosofie, die <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Indiërs uit hun graf haalt, een Soefi-beweging, die<br />
<strong>de</strong> schim van Mohammed weer eens ten tooneele voert. Is het niet, of heel <strong>de</strong><br />
antieke wereld: No-maskers, Boeddha, Grieksche tempeldansen en Neger-plastiek,<br />
kunstmatig wordt ‘opgeroepen’ om toch maar, in vre<strong>de</strong>snaam, onzen leeggeleef<strong>de</strong>n,<br />
ontzenuw<strong>de</strong>n tijd een eigen... cultuur te schenken?! Misschien is er iets van <strong>de</strong>n<br />
‘nieuwen stijl’ in <strong>de</strong> figuren van onze vrouwen, in haar schaamteloosheid welhaast:<br />
a-sexueel; in <strong>de</strong> Jazz, die aan gene zij<strong>de</strong> van haar Lemurische verdierlijking een<br />
soortement nieuwen dageraad van... beschaving (melodie en harmonie) schijnt te<br />
ont<strong>de</strong>kken. Wellicht óók in <strong>de</strong> Proletkult... In ie<strong>de</strong>r geval moeten ze gezocht wor<strong>de</strong>n,<br />
<strong>de</strong>ze ‘symptomen’, in onzen... on<strong>de</strong>rgang. En in <strong>de</strong>ze alléén! Al wat thàns reeds<br />
tracht te bouwen (volgens welke wetten?! De nieuwe wettelijkheid wordt ons wijselijk<br />
<strong>voor</strong>alsnog onthou<strong>de</strong>n!) gaat blijkbaar ‘tegen <strong>de</strong>n algemeenen draad in’. Wil<strong>de</strong>,<br />
waanwijze vegetatie op een halfgeslechte ruïne! Het is mij soms, alsof <strong>de</strong> Ziel van<br />
<strong>de</strong> wereld zich tij<strong>de</strong>lijk verre uit <strong>de</strong> materie heeft teruggetrokken en daar stillekens<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
wacht (bekleed met haar nieuwe Boodschap) op het tijdstip, dat ze weer<br />
reïncarneeren kan. Wie thans wil ‘helpen’ in evolutionairen zin, hij on<strong>de</strong>rzoeke <strong>voor</strong><br />
zich zelf en zoeke in zichzelf het evenwicht. En zoo hij ‘da<strong>de</strong>n’ wil, hij assisteere bij<br />
<strong>de</strong> afbraak. Dat beteekent <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ‘dichters’: onerotische gedichten,<br />
bloote-bee-nen-revues, jazzverheerlijking (och, die stumperige, want goedbedoel<strong>de</strong><br />
‘masker-matinées’!, och, die beste Cordon Graig en die handige Piran<strong>de</strong>llo!). Of ...<br />
hij zwijge en wachte. Een gela<strong>de</strong>n, actieve passiviteit, die in staat zal zijn, <strong>de</strong><br />
roepstem van het Oogenblik te verstaan!...<br />
Wat, <strong>voor</strong> mij, <strong>de</strong> allergrootste schat is in dit leven? Mijn vrouw en onze jongen,<br />
Hans, op het oogenblik bijna één jaar.<br />
Voor eventueele ver<strong>de</strong>re vragen ‘à l'improviste’ stel ik me gaarne beschikbaar.<br />
* * *<br />
En zoo U er <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur aan mocht geven (ik schrijf<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
196<br />
dit twee dagen later) het bij <strong>de</strong>ze ‘onpersoonlijke’ ontmoeting te laten, dan nog het<br />
volgen<strong>de</strong>.<br />
Ik vergat u nog te vertellen, hoezeer <strong>de</strong> wetenschap, die ik nu weer, in <strong>de</strong> koele<br />
‘Chineesche kamer’ van <strong>de</strong> Leidsche Universiteits<strong>bibliotheek</strong>, terugvond, een lafenis<br />
<strong>voor</strong> me is. Zooals ze het was in mijn Telegraaf jaren: na zoo- en zooveel ‘Bleeke<br />
Betten’, ‘Oranje-Heinen’, pretentieuse dans- en an<strong>de</strong>re ‘kunsten’: <strong>de</strong> spaarzame,<br />
kristal-hel<strong>de</strong>re, betoogen in <strong>de</strong>n Hortus, <strong>de</strong> Kon. Aka<strong>de</strong>mie en soms ook in <strong>de</strong><br />
‘Alliance Française’ of <strong>de</strong> ‘Holland-England-Society’, waaraan mijn reporters-hart<br />
zich in waarheid regenereer<strong>de</strong>. Toch is het dui<strong>de</strong>lijk, dat diezelf<strong>de</strong> wetenschap met<br />
rassche schre<strong>de</strong>n <strong>de</strong> grenzen van mysticisme en religie na<strong>de</strong>rt. Dat toont zich<br />
nergens klaar<strong>de</strong>r dan op het gebied <strong>de</strong>r psycho-analyse en psychiatrie. En het is<br />
verheugend. Want, met hoeveel eerbied men ook mag opzien tegen <strong>de</strong>n 70-jarigen<br />
diep-ziel-on<strong>de</strong>rzoeker en zijn theorieën, men kan het zich niet meer ontgeven, dat<br />
<strong>de</strong> ‘Ziel’ toch nog aan àn<strong>de</strong>re wetten gehoorzaamt, dan die met<br />
erfelijkheidsargumenten kunnen wor<strong>de</strong>n omschreven of in biologische theorieën<br />
gevangen. Eén van mijn vrien<strong>de</strong>n stu<strong>de</strong>ert thans theologie en psychologie en <strong>de</strong>nkt<br />
mettertijd een psychiatrische kliniek te openen, waar <strong>de</strong> patiënt in zijn dokter tegelijk<br />
zijn biechtva<strong>de</strong>r en zieleher<strong>de</strong>r kan vin<strong>de</strong>n. Ik behoef u niet te zeggen, hoe prachtig<br />
ik dat vind.<br />
Laat ik dan eindigen met u te zeggen, dat één van mijn <strong>voor</strong>naamste hobbies<br />
mijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n <strong>de</strong>tective-roman is, van Conan Doyle tot Lord Lister. Als ik zoo'n<br />
wereld van spanning heb veroverd, kan ik er uren lang mee door <strong>de</strong> stad loopen,<br />
om een rustig café hoekje te vin<strong>de</strong>n, waar ik me ongestoord kan verslaven. Dat is,<br />
om zoo te zeggen, mijn opium. Honni soit qui mal y pense. Ik vind <strong>de</strong>ze lectuur zóó<br />
verrukkelijk, dat elke poging erin om ‘literair’ te doen, mij kriegel maakt en mij<br />
tijdverspilling lijkt, en ik feitelijk te gulzig ben op dit gebied, om er zèlf een te schrijven.<br />
U ziet, hoe zelfzuchtig een mensch wordt, die van abstracties weet te smullen!<br />
Veel erger dan <strong>de</strong> gewone egoïst, die het nog in materieele genoegens zoekt. Dat<br />
is dan ook wel mijn allergrootste fout: zelfzucht. Geloof mij, dat ik er on<strong>de</strong>r lijd en<br />
er<strong>voor</strong> gestraft wordt!<br />
Ziezoo, nu heb ik u een tipje opgelicht van <strong>de</strong>n sluier <strong>voor</strong> dit won<strong>de</strong>re gebied,<br />
waarvan mijn bewustzijn zoo trotsch is <strong>de</strong> ... ik zal maar zeggen ‘bezitter’ te zijn.<br />
Komt u maar niet meer met me ‘praten’! U mocht me eens in een ‘downe’ stemming<br />
vin<strong>de</strong>n! Dan ben ik een volmaakte dégénéré, en dat wil ik u en mezelf besparen.<br />
Tot besluit dit simpele, on-pretentieuse gedichtje van tien jaar gele<strong>de</strong>n (Deel II<br />
van ‘Feestelijke Ommegang’), uit <strong>de</strong>n tijd, toen ik nog niet zoo héél erg veel en zoo<br />
heel erg gróót verdriet had gehad. Het klinkt als een heldhaftig <strong>voor</strong>nemen, als een<br />
geestdriftige belofte, die ik toch ook wel, door alles heen, in hoofdzaak heb gehou<strong>de</strong>n:<br />
De dichter<br />
De Tijd<br />
Vaart over onze hoof<strong>de</strong>n heen:<br />
Wij zingen.<br />
En of <strong>de</strong> stormwind om ons giert<br />
En of <strong>de</strong> zon 'er feesten viert,<br />
Wij zingen.<br />
Maar <strong>de</strong>nkt niet, dat het wil<strong>de</strong> tij<br />
Ons vreemd laat<br />
En niet eind'loos blij<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De lente.<br />
Wij puren uit <strong>de</strong>r menschen vreugd<br />
Een klaar geneugt.<br />
Een stormgedicht<br />
Uit don<strong>de</strong>r en uit bliksemlicht.<br />
Wij zijn <strong>de</strong> bards van 't rustloos lot<br />
En dragen 't dichtsel op aan God,<br />
Het wezen aller dingen.<br />
Wij kennen wat het leven leert<br />
En of <strong>de</strong> dag in nacht verkeert:<br />
Wij zingen.<br />
JOH. C.P. ALBERTS<br />
Arnold Sauwen<br />
IN <strong>de</strong> rij <strong>de</strong>r Kempische schrijvers treedt <strong>voor</strong>aan <strong>de</strong> ras echte kunstenaar Arnold<br />
Sauwen. Zooeven werd hij, ter gelegenheid van zijn zeventigsten verjaardag, door<br />
<strong>de</strong> bloem <strong>de</strong>r Vlaamsche letterkundigen, schitterend gevierd en gehuldigd. Deze<br />
publieke her<strong>de</strong>nking stelt ons in <strong>de</strong> gelegenheid om onze hooge waar<strong>de</strong>ering uit te<br />
drukken <strong>voor</strong> een dichter, wien het alleen aan tijdsomstandighe<strong>de</strong>n en een <strong>de</strong>gelijke<br />
opleiding gemangeld heeft om een zeer groot en machtig woord-kunstenaar te<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
Arnold Sauwen werd geboren in 1857, in het eeuwenou<strong>de</strong>, Maaslandsche<br />
man<strong>de</strong>makersdorpje Stockheim, waar ook <strong>de</strong> wieg schommel<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>treffelijken dichter Johan Brouwers. Dáár, in het rustieke ka<strong>de</strong>r van vredige<br />
gehuchten, tusschen <strong>de</strong> witgekalkte korvershuisjes en <strong>de</strong> bouwvallige, met stroo<br />
ge<strong>de</strong>kte boeren-hoven, sleet <strong>de</strong> droomen<strong>de</strong> knaap zijn jeugd en ‘dronk er <strong>de</strong>n vre<strong>de</strong><br />
van het landschap langs al zijne poriën in’. Na schitteren<strong>de</strong> normaalschool-studiën,<br />
fungeer<strong>de</strong> hij ettelijke jaren als on<strong>de</strong>rwijzer in Lier en Antwerpen. Hier open<strong>de</strong> hij<br />
een papierhan<strong>de</strong>l en wijd<strong>de</strong> <strong>voor</strong>taan al zijn vrije uren aan <strong>de</strong> beoefening van <strong>de</strong><br />
‘e<strong>de</strong>le dichtconst’. Geregeld brengt hij lente, zomer en herfst in zijn geboortestreek<br />
door, want innerlijk schuwt hij <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne stad, wier schroeien<strong>de</strong> a<strong>de</strong>m het sappige<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
197<br />
groen van park en lustpriëel zoo ras verdort. Sauwen mint het rijk <strong>de</strong>r stilte en <strong>de</strong>n<br />
eenvoud <strong>de</strong>r lan<strong>de</strong>lijke poëzie. Hier geniet hij dan, met al zijn zinnen, van <strong>de</strong><br />
zoet-stoven<strong>de</strong> mastenbosschen, vol heimelijk blad-gefluister en verrukkelijk<br />
licht-gespeel, van <strong>de</strong> e<strong>de</strong>nsche lentepracht <strong>de</strong>r hei<strong>de</strong>, die open-bloesemt in een<br />
oosterschen weel<strong>de</strong>-rijkdom van millioenen hei-bloempjes, van <strong>de</strong> goud-gele<br />
vlammen,<br />
ARNOLD SAUWEN<br />
die <strong>de</strong> herfst uit <strong>de</strong> boomen toovert. Of, groot jager <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Heer als hij is, schou<strong>de</strong>rt<br />
het geweer, en langs dal en heuvel, door herfstgetij en winterkou, gaat het ter jacht,<br />
van 's morgens vroeg tot 's avonds het maanlicht op <strong>de</strong> blâren glimt...<br />
Arnold Sauwen maakte <strong>de</strong>el uit van een cenakeltje litteratoren, die vóór <strong>de</strong> ‘Van<br />
Nu en Straksers’, omstreeks 't jaar 1880, te Antwerpen opston<strong>de</strong>n en hunne<br />
kunst-principes uit-bazuin<strong>de</strong>n in het tijdschrift ‘De Ne<strong>de</strong>rlandsche Dichten<br />
Kunsthalle’ van wijlen V. De la Montagne en Th. Coopman. <strong>Den</strong> rijkdom<br />
van zijn dichters-ziel liet Sauwen in 1882 open-waaieren in een bun<strong>de</strong>l ‘Langs<br />
<strong>de</strong> Maas’, een harmonieuzen cyclus gedichten met mooie hoedanighe<strong>de</strong>n van<br />
muzikaliteit en een verwon<strong>de</strong>rlijke subtiliteit van kleur en lijn.<br />
Terecht mocht <strong>de</strong> fijnzinnige criticus V. De Meyere hiervan getuigen: ‘Bij het<br />
verschijnen van zijn eerste gedichten kon men vaststellen dat Sauwen van <strong>de</strong> Go<strong>de</strong>n<br />
het speeltuig van <strong>de</strong>n dichter had geërfd; men kon ook nagaan dat hij <strong>de</strong> greep van<br />
<strong>de</strong>n dichter bezat. Die allereerste verzen vertoon<strong>de</strong>n een ongewone lenigheid; zij<br />
brachten een rijkdom, al vloei<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze niet overvloedig, als ontsproten aan een mil<strong>de</strong><br />
bron. En het rythmus golf<strong>de</strong> er op en neer, met hoogten en laagten: hij bezat <strong>de</strong><br />
wellui<strong>de</strong>ndheid, <strong>de</strong> harmonie. Nooit werd hij alledaagsch, banaal, onzuiver van kleur<br />
of gevoel. Dan, soms, nam hij u me<strong>de</strong> met zijn lief<strong>de</strong>, met zijn melancholie en voer<strong>de</strong><br />
u op’ 1) .<br />
Ook <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dicht bun<strong>de</strong>ls: ‘Gedichten’, (1890), ‘De stille Delling’<br />
(1912), ‘Uren van Eenzaamheid’ (1920), en ‘De laatste Garven’<br />
(1924) bleken <strong>de</strong> vrucht van een sterk en echt dichterschap.<br />
Daarin openbaart zich Sauwen als een regionalistische poëet bij uitstek. Zijn<br />
oeuvre suist en ruischt van <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n geheimzinnige natuur-gelui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
Kempische streek; <strong>de</strong> geur van hars en hei<strong>de</strong>kruid waait u, met volle vlagen, tegen,<br />
honigzoet; <strong>de</strong> landschappen a<strong>de</strong>men <strong>de</strong> stilte van <strong>de</strong> <strong>de</strong>solate eenzaamheid <strong>de</strong>r<br />
hei<strong>de</strong>, en <strong>de</strong> scherp-geteeken<strong>de</strong> personnages - stroopers, jagers, boeren,<br />
1) ‘De Bibliotheekgids’, 15 Maart 19<strong>26</strong>.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
werkvrouwen en beambten - die <strong>de</strong> schrijver ons met kleurig palet etst, zijn <strong>de</strong>nknoch<br />
leefbaar buiten het enge ka<strong>de</strong>r hunner geboortestreek.<br />
En toch is Sauwen's dichtwerk geen onbedui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> ‘kleinmalerei’, welke men zoo<br />
klakkeloos negeeren kan. De poëzie, welke als wierook uit <strong>de</strong>ze landouwen óp-vlot,<br />
werd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>zen begaaf<strong>de</strong>n dichter opgevoerd tot <strong>de</strong> hoogte van<br />
gaaf kunstwerk. In haar kristallijnen eenvoud verraadt zij immer een gratievolle,<br />
<strong>de</strong>licaat-vibreeren<strong>de</strong> kunstvisie.<br />
Breed-uitgewerkte poëmen heeft <strong>de</strong> dichter niet gegeven: daartoe schoten zijn<br />
krachten ongetwijfeld te kort en miste hij allen epischen aanleg. Zijn beteekenis als<br />
dichter schuilt in zijn kleinere stukjes. Hierme<strong>de</strong> behaalt hij <strong>de</strong> schitterendste triomfen.<br />
Het zijn ‘echte juweeltjes, die schitteren van zonnige schoonheid’. (Frans Ulrichts).<br />
Weergaloos mooi!<br />
Hoe vol harmonie gevoel, verbeelding en dictie in Sauwen's natuurtafereeltjes<br />
samen stroomen, moge blijken uit een paar gedichten. Uit: ‘De stille Delling’<br />
dit zon-doortinteld ‘stoppel-veld’.<br />
‘De vel<strong>de</strong>n liggen stoppelbloot,<br />
geplun<strong>de</strong>rd en geschoren;<br />
geborgen in <strong>de</strong>r schuren schoot<br />
ligt dorschensklaar het koren.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
198<br />
En wat geen schuur, hoe breed en hoog,<br />
kon bergen in haar wan<strong>de</strong>n,<br />
staat veilig daar, gebermd en droog,<br />
in mijten op <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n.<br />
Geen halm meer wiegt; 't ligt alles kaal.<br />
En blank en blauw van ve<strong>de</strong>r,<br />
strijkt, zwenkend in een zonnestraal,<br />
een vlucht van duiven ne<strong>de</strong>r.<br />
Op koorn- en tarweland ligt daar,<br />
te loor gevallen, tusschen<br />
<strong>de</strong> stoppels, meenge graanvolle aar<br />
tot voer <strong>voor</strong> duif en musschen.<br />
Arm volk, dat van geen zaaien weet,<br />
ga, oogst nu langs <strong>de</strong> voren.<br />
Van wat Gods zonne rijpen <strong>de</strong>ed<br />
Geen korrel ga verloren!’<br />
En dit an<strong>de</strong>re hier uit ‘Uren van Eenzaamheid’, waardoor <strong>de</strong> vlin<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r<br />
poëzie zoo heerlijk wiekt:<br />
‘In blauwe lucht, hoog boven heuvelklingen<br />
en open veld, dat laait in zonnegloed;<br />
met scherpe blikken, die ter laagte dringen,<br />
zwerft daar <strong>de</strong> sperwer rond, die dorst naar bloed.<br />
Hij daalt en stijgt en zweeft in wij<strong>de</strong> kringen,<br />
tot 't speurend oog <strong>de</strong> bange prooi ontmoet;<br />
hangt dan een poos te trillen op zijn zwingen<br />
en schiet plots neêr... Wee! argeloos gebroed...<br />
Een noodkreet gilt... <strong>de</strong> witte veêren stuiven,<br />
daar kromme snavel 't rillend vleesch doorwoelt;<br />
maar machtloos vleugelklept <strong>de</strong> angstige duive,<br />
gelijk <strong>de</strong> ziel die lust schept in het leven,<br />
maar boven zich <strong>de</strong> hand <strong>de</strong>s Noodlots voelt,<br />
als sperwerklauwen dreigend opgeheven!’<br />
We kon<strong>de</strong>n hier blijven citeeren, want <strong>de</strong>rgelijke pereltjes liggen in Sauwen's poëtisch<br />
werk overdadig te fonkelen. ‘Allen zou<strong>de</strong>n aantoonen dat <strong>de</strong> dichter steeds kleur,<br />
lijn en diepte heeft, en dat, daarnevens, uit elk vers het naief maar doordringend<br />
accent van een eigen persoonlijkheid spreekt, een persoonlijkheid die <strong>de</strong> tradities<br />
van <strong>de</strong> Vlaamsche poëzie nooit verbreekt en zich tevens altijd weet te ontspinnen<br />
aan het warnet van <strong>de</strong> reminiscenties. Tevens treft <strong>de</strong> eenvoudige vorm van <strong>de</strong>ze<br />
poëzie: eenvoud van uitdrukking passend op <strong>de</strong>n eenvoud van inspiratie. In<br />
tegenstelling met later-gekomene, jongere of nieuwere dichters, die hun gevoelens<br />
opsmukken met overvloedigen rijkdom van woor<strong>de</strong>n en beel<strong>de</strong>n, bij hem een gave<br />
vorm; in plaats van hun wegschaduwen<strong>de</strong>, in nevel wegdoezelen<strong>de</strong> omtrekken, een<br />
goed-afgeteeken<strong>de</strong>, zuivere lijn; in plaats van een rythmus vervagend en uitstervend<br />
als een klacht of een zucht, een flink-aangeslagen ka<strong>de</strong>ns; inplaats van nuanceering,<br />
<strong>de</strong> tegenwerking van geëmpateer<strong>de</strong> kleuren. Zóó wordt zijn poëzie een genot <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> oogen, die <strong>de</strong> meest sensueele van onze organen zijn’. (V. De Meyere: ibid.)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Nadat <strong>de</strong> dichter ons ‘<strong>de</strong> laatste garven’ toegestoken had, waan<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
inspiratiebronnen uitgedroogd, en zie! 't jaar nadien verraste hij ons met een Mei<br />
frisschen, sterk-bekoren<strong>de</strong>n proza-bun<strong>de</strong>l: ‘Uit het Maasland’ (1925). Het is<br />
een verzameling van vijf novellistische schetsen.<br />
De <strong>de</strong>gelijkste daarin is stellig die welke als titel draagt ‘Het Limburgsch Maasland’.<br />
't Is een vlammen<strong>de</strong> hul<strong>de</strong>-hymne aan <strong>de</strong> Kempen, een geestdriftige zang van trots<br />
en lief<strong>de</strong>. Hoog en rein wiekt het als een lyrische ontboezeming van hemelsch-zoet<br />
genot. Slechts in <strong>de</strong> laatste regels bevangt stille weemoed zijn lief<strong>de</strong>blakend hart:<br />
want zijn oog heeft het vandalenwerk van het onmeedoogen<strong>de</strong> industrie-monster<br />
bespeurd, en hij weet nu, dat <strong>de</strong> paradijzige schoonheid van zijn land en zijn volk<br />
gedoemd is tot verdwijnen. On<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk valt hier alles te loven: taal en stijl,<br />
beeld en klank, rythme en harmonische bouw; alles boeit en bekoort door zijn<br />
volmaakte kunst. In ‘De Reebok’ schetst <strong>de</strong> schrijver ons, met pootige hand,<br />
herinneringen uit zijn eigen gemoe<strong>de</strong>lijk jagers-leven; <strong>de</strong> verteltrant is zeer eenvoudig,<br />
met een mil<strong>de</strong> en teere bewogenheid in het verhaal en een dialoog die flitst van<br />
humoristische zetten. ‘Kerstnacht’, een tragische episo<strong>de</strong> uit een<br />
overstroomings-nacht, is bepaald min<strong>de</strong>r: er ontbreekt eenheid en atmosfeer. In<br />
‘De Nachtwaker’ en ‘Manus <strong>de</strong> Bakeman’ bewon<strong>de</strong>ren wij niet alleen een<br />
verbijsteren<strong>de</strong> samenvattingsmacht, maar tevens een talent dat over een<br />
scherpzien<strong>de</strong> ontledingskracht beschikt. De personen bezitten typische<br />
eigenaardighe<strong>de</strong>n en zijn te-voeten-uit met hunne <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n en on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n, hunne<br />
eigenaardighe<strong>de</strong>n en gebruiken geconterfeit. De rake manier van schil<strong>de</strong>ren van<br />
het ‘uitzicht <strong>de</strong>r dingen’ en het subtiele ontle<strong>de</strong>n van het ‘inwendige’ harmonieeren<br />
hier tot kunst van 't zuiverste allooi.<br />
Wat <strong>de</strong>ze zeventigjarige schoonheids-zanger nog in zijn mars heeft, is ons<br />
onbekend. Hopen wij maar dat hij, <strong>voor</strong>aleer het rijk <strong>de</strong>r eeuwige stilte in te tre<strong>de</strong>n<br />
- waar<strong>voor</strong> hij nog lange jaren gespaard blijve! - nog dikwerf zal uitpakken met rijke<br />
verzenbun<strong>de</strong>ls, waarin <strong>de</strong> materie telkenmale zoo gekneed en bewerkt wordt, dat<br />
<strong>de</strong> Schoonheid er, ontaanbaar, in open-bloeit.<br />
S.G. DE ROUCK<br />
Clau<strong>de</strong>l's vertrek naar Amerika<br />
Een kort interview<br />
EEN vestibule vol Oostersche meubelen: met lakwerk, parelmoer en verguldsel;<br />
dan een salon, waar Fransche meubels weer <strong>voor</strong> maan<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r hoezen zijn<br />
verborgen, en in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> vertrek, geheel gevuld met boeken, ontvangt <strong>de</strong> heer<br />
Paul Clau<strong>de</strong>l, <strong>de</strong> Fransche gezant in Washington en één <strong>de</strong>r beste<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
199<br />
he<strong>de</strong>ndaagsche schrijvers, <strong>de</strong>n journalist, die hem vóór zijn vertrek om 'n laatste<br />
interview heeft gevraagd. De heer Clau<strong>de</strong>l heeft een gezon<strong>de</strong> gelaatskleur, een<br />
rustigen oogopslag en een heel zachte stem; terwijl hij spreekt neemt hij zijn<br />
schildpad<strong>de</strong>n bril van <strong>de</strong> ééne hand in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re.<br />
‘Men zegt zoo dikwijls, dat wij <strong>de</strong> Amerikanen niet begrijpen, evenmin als <strong>de</strong><br />
Amerikanen ons. Geloof dat toch niet en laat mij hierop meer in het algemeen<br />
antwoor<strong>de</strong>n. Een man als Chateaubriand, die Amerika gezien en het góed gezien<br />
heeft, in weerwil van hetgeen men hieromtrent heeft mogen beweren, een man als<br />
Chateaubriand heeft blijk gegeven van een zeldzaam inzicht; zijne toenmalige<br />
indrukken en verwachtingen blijven in elk opzicht merkwaardig. Bovendien bewijzen<br />
boeken als die van <strong>de</strong> Tocqueville en Tardieu hoe goed men onze Amerikaansche<br />
vrien<strong>de</strong>n hier begrijpt. En dan heeft men aan <strong>de</strong> overzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n Atlantischen<br />
Oceaan een algemeene belangstelling <strong>voor</strong> al wat Frankrijk betreft, een<br />
belangstelling, die <strong>voor</strong>tkomt uit sympathie, dikwijls zelfs uit groote bewon<strong>de</strong>ring.<br />
Voor <strong>de</strong> vrouwen, die in Amerika een <strong>voor</strong>name rol spelen in het maatschappelijke<br />
leven, is het één <strong>de</strong>r grootste genoegens: een reis naar Frankrijk te kunnen maken....’<br />
‘Hoe komt men dan toch aan een soort van legen<strong>de</strong>, die ons in twee totaal<br />
verschillen<strong>de</strong> werel<strong>de</strong>n tracht af te schei<strong>de</strong>n?’<br />
‘Wat men wèl moet zeggen, ziet u, is, dat <strong>de</strong> Amerikaansche politiek, maar ook<br />
die alleen, in<strong>de</strong>rdaad een geheel aparte wereld vormt. Ze leidt als het ware een<br />
planetarisch bestaan, waarbij <strong>de</strong> Europeesche aangelegenhe<strong>de</strong>n haar slechts uit<br />
<strong>de</strong> verte schijnen te beroeren; maar ondanks dit alles verzeker ik u, dat <strong>de</strong><br />
genegenheid <strong>voor</strong> Frankrijk er groot is. Waar men óók niet genoeg rekening mee<br />
houdt is, dat er eenigszins ruwe, onbeschaaf<strong>de</strong> Amerikanen met een primitieve<br />
natuur zijn, zoowel als Amerikanen van een verfijning, die zelfs <strong>de</strong> Franschen niet<br />
kennen: b.v. kunstenaars als Whistler of Sargent, als Henry James of Edgar Poe’.<br />
‘Wat beschouwt u als <strong>de</strong>n karakteristieksten trek van <strong>de</strong>n Amerikaan?’<br />
‘De lust tot scheppen, <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het nieuwe en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst, zoo juist<br />
door <strong>de</strong>n heer Boutroux omschreven. De Amerikanen hebben <strong>de</strong>n raad van hun<br />
philosoof Emerson niet vergeten: “Span <strong>de</strong> sterren <strong>voor</strong> uw wagen”. Ze hebben dan<br />
ook een verbazingwekkend vertrouwen in <strong>de</strong> toekomst, hetgeen ongetwijfeld hun<br />
grootste kracht uitmaakt’.<br />
‘Houdt u veel van <strong>de</strong> Amerikanen en Engelschen?’ ‘Ja, heel veel. Volgens mij<br />
hangt <strong>de</strong> wereldvre<strong>de</strong> af van <strong>de</strong> overeenstemming, <strong>de</strong> oprechte vriendschap tusschen<br />
Amerika, Engeland en Frankrijk. On<strong>de</strong>r die <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> is <strong>de</strong> toekomst <strong>de</strong>r geheele<br />
wereld verzekerd....’<br />
‘U hebt een belangrijke taak te vervullen’.<br />
‘Ik moet mijn plicht doen’.<br />
‘Zou ik iets na<strong>de</strong>rs omtrent uwe aanstaan<strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n mogen weten?’<br />
De heer Clau<strong>de</strong>l ziet mij aan en glimlacht weer. Een gezant laat zich niet zoo<br />
gemakkelijk vangen. ‘U weet wel, dat ik hierover niets kan zeggen. Ik heb mij echter<br />
<strong>voor</strong>genomen zooveel mogelijk in <strong>de</strong> Vereenig<strong>de</strong> Staten rond te reizen. Mijne eerste<br />
reis zal ik maken naar <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>lijke Staten, die <strong>de</strong>n laatsten tijd zulke zware<br />
beproevingen hebben doorstaan’. ‘Zult u nog tijd hebben om te schrijven?’<br />
‘Als men werkelijk iets te zeggen heeft, vindt men wel tijd. Ik hoop daarginds een<br />
stuk over Columbus te voltooien; <strong>de</strong> Duitsche regisseur Max Reinhardt heeft er mij<br />
om gevraagd....’<br />
De heer Paul Clau<strong>de</strong>l vertrekt <strong>de</strong>zer dagen van het Gare Saint-Lazare. Terwijl hij<br />
van <strong>de</strong>n winter in zijne hoedanigheid van gezant Florida en Zuid-Carolina bezoekt,<br />
zal men in Parijs twee zijner tooneelstukken opvoeren.<br />
M. SAUVAGE<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Anita Loos 1)<br />
IS het eigenlijk wel noodig over <strong>de</strong>ze schrijfster en hare boeken nog iets te zeggen?<br />
Ie<strong>de</strong>reen kent ze, ie<strong>de</strong>reen leest ze, <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong>ze ‘professional lady’,<br />
het meisje ‘met hersens’, dat <strong>voor</strong> haar ‘opvoeding’ Europa rondreist met haar<br />
vriendin Dorothy, en dat gelukkig overal wel heeren vindt, die alleenreizen<strong>de</strong> meisjes<br />
willen helpen. Of ook ie<strong>de</strong>reen <strong>de</strong>ze boeken aardig vindt? Ik kan het mij haast niet<br />
<strong>voor</strong>stellen in een land waarin <strong>de</strong> ‘Malle Gevallen’ van Hans Martin zoo uitbundig<br />
wor<strong>de</strong>n gewaar<strong>de</strong>erd. Want er is m.i. een hemelsbreed on<strong>de</strong>rscheid tusschen <strong>de</strong><br />
grappen en grollen van een Martin en <strong>de</strong>n humor van Anita Loos, al kan moeilijk<br />
ontkend wor<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong>ze schrijfster <strong>de</strong> <strong>de</strong>tails van haar verhalen niet altijd op <strong>de</strong><br />
hoogte van <strong>de</strong>n geest harer conceptie heeft kunnen hou<strong>de</strong>n en er in <strong>de</strong>ze boekjes,<br />
<strong>voor</strong>al in het twee<strong>de</strong>, vele plaatsen zijn, waar <strong>de</strong> humor van een gezochte geestigheid<br />
niet zoo heel ver afstaat. Onze ingenomenheid met <strong>de</strong>ze boekjes kan ons dan ook<br />
niet verhin<strong>de</strong>ren te wenschen, dat <strong>de</strong> nog zeer jeugdige schrijfster, die zeker nog<br />
an<strong>de</strong>rs en beter kan, niet al te lang op hetzelf<strong>de</strong> chapiter blijve doorgaan.<br />
Humor! In <strong>de</strong>n zin <strong>voor</strong> humor openbaart zich <strong>de</strong> activiteit <strong>de</strong>r menschelijke re<strong>de</strong>.<br />
Een dier kent <strong>de</strong>n humor niet, omdat <strong>voor</strong> een dier <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijke samen-<br />
1) Blondjes genieten <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur. - Waarom geen Brunetten. Intiem geïllustreerd door Ralph<br />
Barton. Vertaling van P. Bolkestein - v. Zanten. - <strong>Den</strong> Haag, J. Philip Kruseman.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
200<br />
hang <strong>de</strong>r wereld verborgen blijft. Een dier beweegt zich temid<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r verschijnselen<br />
in volle gerustheid en het aanvaardt elken toevalligen samenhang als <strong>de</strong>n<br />
natuurlijken. An<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> mensch. Weliswaar kent ook hij tot op zekere hoogte <strong>de</strong><br />
gerustheid van het<br />
Dus ging ik in Weenen naar dien mijnheer, genaamd Prof. FROYD<br />
dier en neemt hij <strong>voor</strong> zijn levenspractijk genoegen met elken samenhang die hem<br />
kan dienen. Maar dan opeens, onverwacht, treft hem in dien samenhang een fout,<br />
het is of er opeens iets in die nette, or<strong>de</strong>lijke wereld op zijn kop gaat staan; het naïef<br />
realisme zijner <strong>voor</strong>stelling (<strong>de</strong>ze werkhypothese van <strong>de</strong>n geest) maakt plotseling<br />
plaats <strong>voor</strong> een acute doorbraak van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>. En hij schiet in <strong>de</strong>n lach zooals een<br />
an<strong>de</strong>r in <strong>de</strong>n hoest schiet.<br />
De re<strong>de</strong> kan bij <strong>de</strong>n humor niet uitgeschakeld wor<strong>de</strong>n. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> activiteit van<br />
<strong>de</strong> I<strong>de</strong>e, die plotseling haar intre<strong>de</strong> doet in <strong>de</strong>n chaos <strong>de</strong>r bloote verschijnselen, als<br />
Beethoven tusschen het zinloos gejengel van draaimolenorgels, is geen humor<br />
mogelijk. Op het platte vlak van <strong>de</strong> naïef realistische wereld-aanschouwing lei<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> on<strong>voor</strong>berei<strong>de</strong> tegenstellingen hoogstens tot grappigheid. Als brooddronken<br />
stu<strong>de</strong>nten een lamp uit het raam gooien van een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> verdieping en <strong>de</strong> menschen<br />
lachen, dan lachen zij als naïef realisten om een grap. De tegenstelling is hier niet<br />
absoluut, maar relatief. Want al hoort een kamerlamp als regel in een kamer te<br />
hangen - er is geen enkele re<strong>de</strong>n waarom ze niet soms op <strong>de</strong> straat zou hooren.<br />
Vele lampen toch zijn zóó leelijk, dat men ze wel dagelijks uit het raam zou kunnen<br />
gooien.<br />
Er bestaat dan ook nimmer humor zon<strong>de</strong>r wijsheid, en aangezien <strong>de</strong> minste<br />
menschen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wijsheid toegankelijk zijn, is <strong>de</strong> zin <strong>voor</strong> humor schaarsch.<br />
Hierme<strong>de</strong> is nog niet gezegd, dat ie<strong>de</strong>re wijsgeer nu ook zin <strong>voor</strong> humor zou hebben.<br />
Er zijn an<strong>de</strong>re vitale elementen die hier hun woordje meespreken; wij gaan daar nu<br />
maar niet ver<strong>de</strong>r op in. Anita Loos zou niet <strong>de</strong> Kritik <strong>de</strong>r reinen Vernunft hebben<br />
kunnen schrijven, en Kant zou zich met het on<strong>de</strong>ugend schrijfstertje waarschijnlijk<br />
weinig op zijn gemak hebben gevoeld; - maar in bei<strong>de</strong>n was <strong>de</strong> re<strong>de</strong> actief, zij het<br />
op zeer verschillen<strong>de</strong> wijze.<br />
* * *<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Na <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> luchtige boekjes misschien wat zwaarwichtig lijken<strong>de</strong> inleiding<br />
een enkel woord over die boekjes-zelf, in hun ne<strong>de</strong>rlandsche vertaling.<br />
Het eerste <strong>de</strong>eltje las ik eerst in het Engelsch en daarna in <strong>de</strong> vertaling van Mevr.<br />
Bolkestein. Het komt mij <strong>voor</strong>, dat over 't algemeen <strong>de</strong> vertaalster goed werk heeft<br />
geleverd. Natuurlijk moesten enkele fijne <strong>de</strong>tails verloren gaan; woordspelingen<br />
dien<strong>de</strong>n hier en daar aan <strong>de</strong>n voet van <strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n verklaard, waardoor<br />
ze als woordspeling feitelijk hun uitwerking misten. Maar Mevr. Bolkestein heeft <strong>de</strong>n<br />
geest van Anita Loos begrepen en dat was, zoo ergens, hier zeker het<br />
aller<strong>voor</strong>naamste. De ‘intieme’ illustraties van Ralph Barton zijn in <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
uitgave gereproduceerd. Door kenners hoor<strong>de</strong> ik ze als meesterlijk roemen, en<br />
in<strong>de</strong>rdaad, ook een leek kan wel zien dat ze kostelijk zijn, geheel ‘in stijl’.<br />
‘Waarom geen Brunetten?’ verschijnt in <strong>de</strong> hollandsche uitgave vóórdat <strong>de</strong><br />
amerikaansche boekuitgave het licht heeft gezien. Lorelei is, zooals <strong>de</strong> lezers van<br />
het eerste boekje weten, inmid<strong>de</strong>ls getrouwd; zij verwacht zelfs ‘een kleine<br />
vreem<strong>de</strong>ling’ en voelt zich on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>hand ‘letterkundig’ gewor<strong>de</strong>n. Dus schrijft ze<br />
opnieuw een dagboek, of liever, zij gaat ‘het dagboek van Dorothy vertellen’ en wel<br />
om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n, ‘dat Dorothy's leven altijd vol geweest is van een groot gebrek aan<br />
i<strong>de</strong>alen en weggegooi<strong>de</strong> kansen’. Ze komt, meent Lorelei, dan ook nog eens slecht<br />
aan haar eind, ‘wat een groote ze<strong>de</strong>les moet zijn <strong>voor</strong> meisjes’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
201<br />
Wij krijgen 't verhaal van Dorothy's intree in een Specialiteiten Theater, van Dorothy's<br />
huwelijk met een saxophoonspeler en haar wanhopige pogingen om van dien man<br />
weer los te komen. En daartusschendoor vertelt Lorelei dan over zichzelf, omdat<br />
‘hoe meer ik schijn te vertellen over het leven van Dorothy, hoe meer ik schijn te<br />
vin<strong>de</strong>n dat ik tegelijkertijd beter meer over mijn leven kan vertellen. Omdat, als ik<br />
alleen vertel wat Dorothy gedaan heeft, dat een boek zou wor<strong>de</strong>n dat heel ruw is,<br />
waar alleen heeren heel graag over zou<strong>de</strong>n lezen. Maar als ik altijd ook wat vertel<br />
over wat ik doe, dan zou het leerzamer zijn <strong>voor</strong> al <strong>de</strong> meisjes’.<br />
Ik woon<strong>de</strong> eens een gesprek bij over <strong>de</strong> vraag, of Anita Loos' heldin naïef moet<br />
heeten of geraffineerd? Er waren er die tot <strong>de</strong> laatste meening neig<strong>de</strong>n, maar het<br />
komt mij <strong>voor</strong> dat zij dan dit werk verkeerd begrijpen en <strong>de</strong>n humor ervan op een<br />
te laag plan brengen. Zeker, <strong>de</strong>ze ‘professional lady’ is geraffineerd (b.v. in het<br />
afzetten van <strong>de</strong> mannen) maar zij is het in hare naïeveteit en niet omgekeerd. Het<br />
ligt bovendien <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat wij in <strong>de</strong>ze Lorelei geen wezen-van-vleesch-en-bloed<br />
moeten trachten te zien; ook dat zou het karakter van <strong>de</strong>zen humor veran<strong>de</strong>ren, en<br />
het is bovendien een hopeloos on<strong>de</strong>rnemen. Een levend mensch wordt Lorelei<br />
nooit. Het sexueele vraagstuk bestaat b.v. niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze vrouw, die geen mannen,<br />
alleen heeren kent; <strong>de</strong> zinspelingen op dingen die een boek min<strong>de</strong>r netjes plegen<br />
te maken ontbreken zoo goed als geheel.<br />
Dorothy werd smoor verliefd op haar danseur in <strong>de</strong> Zig-zag club<br />
Wat is Lorelei dan wèl? Misschien mogen wij ook weer niet zeggen dat zij een<br />
symbool is, een symbool b.v. van <strong>de</strong> in haar naïeveteit zichzelve altijd weer met<br />
mooie leuzen <strong>voor</strong> het lapje hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> menschheid. Mij dunkt ik zie, als ik naar Anita<br />
Loos' portret kijk, een spottend krulletje in haar lippen, nu ik daarmee aankom: een<br />
symbool! En niettemin... Zie, er moet toch een punt zijn waar <strong>de</strong>ze humor <strong>de</strong> wijsheid<br />
raakt.<br />
ANITA LOOS<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Stel u eens <strong>voor</strong>, dat Lorelei en haar vriendin door haar beschermer-knoopenfabrikant<br />
niet van Lon<strong>de</strong>n rechtstreeks naar mid<strong>de</strong>n-Europa waren gezon<strong>de</strong>n, maar b.v. naar<br />
Amsterdam. Hoe zou Lorelei dan vertellen over wat ze daar zoo al zag en opmerkte?<br />
Ik stel mij iets als het volgen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>. Lorelei heeft in het Ritz-hotel daar ter plaatse<br />
zich door een hollandschen vriend wat uit <strong>de</strong> hollandsche nieuwsbla<strong>de</strong>n en<br />
tijdschriften laten vertalen en ook zoo het een en an<strong>de</strong>r van hetgeen 's avonds in<br />
<strong>de</strong> conversatiezaal door bezoekers uit <strong>de</strong> provincie besproken wordt. Zou<strong>de</strong>n we<br />
in haar dagboek dan b.v. niet het volgen<strong>de</strong> kunnen vin<strong>de</strong>n?<br />
‘In Ne<strong>de</strong>rland, dat het land is van <strong>de</strong> kazen en <strong>de</strong> harembroeken, schijnt het dat<br />
een strijd is losgebarsten tusschen <strong>de</strong> geleer<strong>de</strong> letterkundigen over of een slang in<br />
vroeger tij<strong>de</strong>n gesproken heeft of niet. Dus zegt Dorothy, als een slang gesproken<br />
kan hebben kan evengoed <strong>de</strong> groenboer op <strong>de</strong>n hoek morgen Romeinsch praten.<br />
Maar ik zeg dat Dorothy altijd al haar tijd gebruikt met te toonen dat zij geen eerbied<br />
kent en geen beschaving en dat een slang natuurlijk spreken kan als zooveel vrome<br />
letterkundigen zeggen dat het kan en geschreven staat van een tijd die zooveel<br />
beter was dan waarin meisjes als ik en Dorothy moeten leven.<br />
Dus schijnt het, dat er ook een boek verschenen is, dat heel slecht is, niet veel<br />
an<strong>de</strong>rs dan porgo-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
202<br />
nafrie, zooals <strong>de</strong> Franschen zeggen, en er wordt heel veel op die letterkundige dame<br />
geschol<strong>de</strong>n. Dorothy zegt, zij zou niet graag aan allen <strong>de</strong> kost geven, die het boek<br />
lezen om er daarna op te kunnen schel<strong>de</strong>n. Daar ziet men uit wat ik altijd gezegd<br />
heb, dat een meisje als Dorothy geen ze<strong>de</strong>n heeft en eigenlijk niet weet wat ze<strong>de</strong>n<br />
zijn. Maar een meisje als ik vindt, dat in <strong>de</strong> boeken <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>n moeten staan die <strong>de</strong><br />
menschen niet doen, en ik zelf vind mij altijd veel verbeterd als ik een boek gelezen<br />
heb, en ik zou eigenlijk dag en nacht boeken om mij heen moeten hebben om mij<br />
te verbeteren. Zoodat ik maar zeggen wil, dat ik <strong>de</strong>nk dat <strong>de</strong> letterkundigen veel te<br />
hoog staan om in <strong>de</strong> boeken te zetten, practisch gesproken, wat <strong>de</strong> menschen<br />
doen...’<br />
Hoe meer ik er over <strong>de</strong>nk, <strong>de</strong>s te meer ben ik geneigd te gelooven, dat Anita Loos,<br />
het meisje met haar wil<strong>de</strong>n haarbos, een ver achternichtje zijn moet van Cervantes,<br />
Erasmus, Charles <strong>de</strong> Coster en nog zoo'n paar <strong>de</strong>rgelijke lie<strong>de</strong>n.<br />
Over <strong>de</strong>n oceaan wuif ik haar een zilten groet toe!<br />
G.v.E.<br />
Een almanak<br />
TEN <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n male is <strong>de</strong> ‘Almanacco Letterario’ bij Mondadori verschenen: ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />
male wordt ons in keurige omlijsting een doorsne<strong>de</strong> van letterkundig Europa en van<br />
Italië in het bijzon<strong>de</strong>r, gebo<strong>de</strong>n. Een groote verschei<strong>de</strong>nheid en aangename kortheid<br />
zijn aanwezig. Schrijvers, uitgevers, tooneelspelers en an<strong>de</strong>ren vertellen allen wat.<br />
Zeer amusante anecdoten, portretten, caricaturen en an<strong>de</strong>re teekeningen verhoogen<br />
<strong>de</strong> aantrekkelijkheid. De Almanak van Mondadori is totnutoe een unicum, overtreft<br />
qua inhoud en omvang <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> maar hoofdzakelijk tot eigen kring beperkte uitgaven<br />
<strong>de</strong>r Duitsche firma's (Piper-Verlag, Fischer-Verlag enz.), <strong>de</strong>n ‘Ami du Lettré’ van<br />
Grasset en soortgelijke publicaties, om van ‘Erts’ niet te spreken. Onmogelijk is het<br />
een volledig beeld te geven; wij zullen ons met grepen vergenoegen. Een interview<br />
met <strong>de</strong> ijselijk kortgeknipte schrijfster Sibilla Aleramo, auteur van ‘Una Donna’, ‘Amo<br />
dunque sono’ (‘Ik bemin dus ben ik’) opent <strong>de</strong> rij. Zij wil echter weinig vertellen, zeer<br />
zeker niets van <strong>de</strong> toekomstplannen: ‘Men moet nooit spreken over wat men zou<br />
willen doen’. In<strong>de</strong>rdaad, zoo ie<strong>de</strong>reen zich aan <strong>de</strong>ze uitspraak hield zou er min<strong>de</strong>r<br />
kans tot <strong>voor</strong>barige beweringen zijn. Wat bij<strong>voor</strong>beeld te zeggen van vriend Delteil,<br />
die, in zijn eenige jaren gele<strong>de</strong>n verschenen ‘Jeanne d'Arc’, zijn toekomstige werken<br />
met jaartal van verschijning opgaf, en nu al uitgebreid in gebreke blijft? Maar ver<strong>de</strong>r.<br />
De Italiaansche balans van 19<strong>26</strong> wordt opgemaakt. Beken<strong>de</strong> figuren (Annie<br />
Vivanti, Marino Moretti, Ferrero, Virgilio Brocchi, Matil<strong>de</strong> Serao, Milly Dandolo,<br />
Panzini enz.) benevens min<strong>de</strong>r notabele groothe<strong>de</strong>n passeeren <strong>de</strong> revue. Tot een<br />
belangrijk actief wordt geconclu<strong>de</strong>erd. ‘L'Annata letteraria in Francia’ geeft zon<strong>de</strong>r<br />
argumentatie <strong>de</strong> bewering dat <strong>de</strong> roman in Frankrijk door <strong>de</strong> Biographie ernstig<br />
wordt bedreigd. In<strong>de</strong>rdaad is dit genre in vollen bloei (men <strong>de</strong>nke slechts aan <strong>de</strong><br />
uitgave van Plon: ‘Les Gran<strong>de</strong>s Existences’ en <strong>de</strong> ‘Hommes Illustres’ <strong>de</strong>r Nouvelle<br />
Revue Française) - doch zon<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong>n roman ‘proprement dit’ afbreuk te doen.<br />
Als bijzon<strong>de</strong>rheid is nog te vermel<strong>de</strong>n dat Cocteau <strong>voor</strong> ‘fumiste’ wordt uitgemaakt.<br />
Het ‘literaire jaar van Rusland’ wijdt o.a. speciaal aandacht aan Alexandra Kollontai<br />
(van haar verscheen het belangrijke ‘Wege <strong>de</strong>r Liebe’) en Lydia Seifoulina, schrijfster<br />
van vele novellen en van ‘Virineya’ (zoo juist bij <strong>de</strong> Nouvelle Revue Française in<br />
vertaling verschenen). Zij is één <strong>de</strong>r karakteristieke figuren van Sowjet-Rusland, uit<br />
het volk <strong>voor</strong>tgekomen. Ook <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n krijgen een beurt, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
Holland. ‘De onbluschbare vlam’ van Jeanne Reyneke van Stuwe vindt lange<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
espreking. Maar genoeg. Zie hier Massimo Bontempelli, stichter <strong>de</strong>r hypermo<strong>de</strong>rne<br />
Fransch-Italiaansche revue '900. Hij weigert lange divagaties, vertelt slechts een<br />
verhaaltje van twee echtgenooten, die elkaar niets meer te zeggen hebben, vaak<br />
samen in een café zitten en, om <strong>voor</strong> het oog <strong>de</strong>r bezoekers althans ièts te zeggen,<br />
om beurten tellen. De man zegt: ‘Een, twee, drie’. De vrouw telt: ‘vier, vijf, zes’ enz.<br />
enz. Zon<strong>de</strong>r ver<strong>de</strong>r verband. Zoo doen wij allen in dit leven conclu<strong>de</strong>ert hij sceptisch.<br />
Anton Giulio Bragaglia, ‘uomo pubblico’, ‘universalist’ en lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> geest van het<br />
zeer mo<strong>de</strong>rne en zeer goe<strong>de</strong> ‘Teatro <strong>de</strong>gli Indipen<strong>de</strong>nti’ van Rome, bespreekt zijn<br />
repertoire (Goldoni en Ribemont-Dessaignes figureeren naast elkaar). Virgilio Brocchi<br />
kan slechts in <strong>de</strong> buitenlucht literaire activiteit ontwikkelen: in het bosch aan een<br />
tafeltje is hij, al of niet beschut, te vin<strong>de</strong>n. De ‘vuurwerkgeest’ Marinetti, ‘va<strong>de</strong>r van<br />
het Futurisme’, werd in Zuid-Amerika glorieus ontvangen. Zijn leer is bekend. Het<br />
tempo <strong>de</strong>s Levens moet versneld wor<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> Machine eischt haar rechten. Mussolini<br />
en Lenin on<strong>de</strong>rgingen bei<strong>de</strong>n Marinetti's invloed. Margherita Sarfatti, auteur van<br />
een belangrijke biographie van <strong>de</strong>n Duce (zij was vroeger met hem aan <strong>de</strong> ‘Popolo<br />
d'Italia’) gelooft in een ‘fascistische’ kunst, een ‘kunst van energie en mannelijkheid’,<br />
kunst, ‘die het Leven zon<strong>de</strong>r meer accepteert’. Wij<strong>de</strong>n wij thans nog eenige woor<strong>de</strong>n<br />
aan <strong>de</strong> uitnoodigingen die <strong>de</strong> uitgever Mondadori tot zijn collega's richtte: ie<strong>de</strong>r zou<br />
wat over eigen activiteit me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen. Vrijwel allen (Treves, Paravia, Formiggini en<br />
an<strong>de</strong>re grooten<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Een beminnelijk gezelschap<br />
203<br />
aan 't hoofd) gaven aan <strong>de</strong>n oproep gehoor; slechts <strong>de</strong> uitgever Salani verschool<br />
zich achter een gordijn van geheimzinnigheid en wil<strong>de</strong> niets ‘verklappen’. De<br />
bijdragen <strong>de</strong>zer uitgevers zijn zeker niet <strong>de</strong> minst interessante <strong>de</strong>elen van <strong>de</strong>n<br />
Almanacco. Men krijgt <strong>de</strong>n indruk dat momenteel ginds zeer hard wordt gewerkt.<br />
Tenslotte komt aan het eind van het lijvige boek<strong>de</strong>el een ‘Piccola antologia di scrittori<br />
italiani’: Sibilla Aleramo, Baldini, Beltramelli, Bontempelli, G.A. Borgese, Grazia<br />
Deledda, Linati, Govoni... produceer<strong>de</strong>n kleine bijdragen. ‘Jazzband’ van Bontempelli,<br />
‘Valencia’ van Borgese zullen ie<strong>de</strong>reen bekoren.<br />
Italo Svevo (onlangs ‘ont<strong>de</strong>kt’) geeft ‘Herinneringen van een hond’, Matil<strong>de</strong> Serao<br />
schrijft over het mo<strong>de</strong>dier Valentino, ‘una fantasma’. Want <strong>de</strong> vrouwen waren slechts<br />
in extaze <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Valentino van het strakke doek, maar <strong>de</strong> werkelijke mensch was<br />
haar onbekend. Het doet genoegen zulke verstandige woor<strong>de</strong>n, zon<strong>de</strong>r overdrijving<br />
en spitsheid geuit, van een vrouw te vernemen. Zij slaat <strong>de</strong> juiste toetsen aan.<br />
Thans sluiten wij het boek. De ‘Almanacco Letterario 1927’ heeft ons vele uren<br />
van genot geschonken.<br />
PARIJS 1927.<br />
J.F. OTTEN<br />
Reizen<br />
Bengt Berg: Met <strong>de</strong> trekvogels naar Afrika. - Leopold's U.M., <strong>Den</strong> Haag.<br />
1927.<br />
‘TERWIJL vroeger, <strong>voor</strong>al wanneer het dieren in ongecultiveer<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n betrof,<br />
veelal het geweer werd gehanteerd om buit te vergaren, begon, nadat <strong>de</strong> fotografie<br />
hoe langer hoe meer een volmaakter karakter ging dragen, <strong>de</strong> opvatting te<br />
overheerschen, dat het geenszins steeds noodig was het dier te doo<strong>de</strong>n’.<br />
Deze woor<strong>de</strong>n, aan <strong>de</strong> inleiding van <strong>de</strong>n vertaler, Rinke Tolman, ontleend,<br />
karakteriseeren het streven van <strong>de</strong> natuuron<strong>de</strong>rzoekers in <strong>de</strong> laatste jaren: spaar<br />
het dier, tracht het in zijn natuurlijke gedragingen op <strong>de</strong> gevoelige plaat vast te<br />
leggen en dood het leven alleen dan, indien het uw leven bedreigt.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
204<br />
Het zag er zoo eigenaardig uit, dat kleine roo<strong>de</strong> kuiken bij <strong>de</strong>n zwaren vogel.<br />
Welk een verschil met <strong>de</strong> opvattingen van een halve eeuw gele<strong>de</strong>n, toen het als<br />
een bewijs van dapperheid gold, tallooze dieren, zon<strong>de</strong>r eenige noodzaak, neer te<br />
leggen.<br />
Bengt Berg is een natuur-liefhebber zooals er niet veel zullen zijn. Iemand, die<br />
dagen lang in een ongemakkelijke schuilplaats verblijft, om zeldzame foto's te kunnen<br />
vervaardigen, heeft recht op <strong>de</strong> dankbaarheid <strong>de</strong>r geheele beschaaf<strong>de</strong> wereld. Hij<br />
verzamelt documenten van onschatbare waar<strong>de</strong>, want met <strong>de</strong> steeds<br />
<strong>voor</strong>tschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> ‘cultuur’ is het gevaar, dat steeds meer diersoorten uitgemoord<br />
zullen wor<strong>de</strong>n, lang niet <strong>de</strong>nkbeeldig.<br />
Welk een levendige beschrijving geeft hij van het uitbroe<strong>de</strong>n van het kraanvogelei;<br />
hoe voelt men uit elken regel, welk een warme gevoelens <strong>de</strong>ze man <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dieren<br />
koestert.<br />
Het verlangen naar licht en zon en leven, gepaard aan <strong>de</strong>n drang om <strong>de</strong><br />
verblijfplaatsen <strong>de</strong>r trekvogels langs <strong>de</strong>n Nijl te leeren kennen, dreef hem naar Afrika,<br />
naar Egypte. De Witte Nijl is immers <strong>de</strong> vogelrijkste rivier <strong>de</strong>r wereld. Ontelbare<br />
vogels verblijven daar aan <strong>de</strong>zen stroom, aan welks oevers eens een hooge<br />
beschaving bloei<strong>de</strong>.<br />
En het moet een onvergetelijk gezicht zijn, het vertrek van zulk een heirleger<br />
trekvogels waar te nemen:<br />
‘Het is het uur van het algemeen vertrek. De zon mag hen daar niet<br />
aantreffen. Het morgenrood klimt achter <strong>de</strong> rivier als een brand tegen <strong>de</strong>n<br />
hemel omhoog. Het aantal stemmen en haar kracht neemt elke minuut<br />
toe. De klanken <strong>de</strong>r kleine vogels wor<strong>de</strong>n volkomen overstemd. Onrust<br />
grijpt <strong>de</strong> schare aan. De kreten waarschuwen en vragen. De gele<strong>de</strong>ren<br />
or<strong>de</strong>nen zich in een verband, dat ik niet ken. En met een gedruisch van<br />
vleugels, dat op het don<strong>de</strong>ren van een waterval gelijkt en tot een geweldig<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
crescendo aanzwelt, verheft zich phalanx op phalanx in <strong>de</strong> lucht, om <strong>de</strong><br />
golven van <strong>de</strong>n morgenwind te doorklieven. Sinds dien tijd heb ik ze<br />
dikwijls opnieuw ontmoet: schreeuwend in <strong>de</strong>n stormnacht aan <strong>de</strong>n Nijl,<br />
wanneer <strong>de</strong> rivier als een zee aan <strong>de</strong>n woestijnrand bij Gjebel Auli<br />
rumoer<strong>de</strong>; met plechtige vlucht geluidloos op stille avon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
vruchtbare vel<strong>de</strong>n in het doerrah-land bij<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
205<br />
El Dueim terugkeerend; op heete middaguren hun rust hou<strong>de</strong>nd en met<br />
<strong>de</strong> maraboes samen hun dorst lesschend, waar <strong>de</strong> Nijlpaar<strong>de</strong>n dartelen<br />
bij Aboe Zeid, en tenslotte in lange, nauw zichtbare lijnen hoog aan <strong>de</strong>n<br />
hemel boven Palestina's dalen op hun terugweg naar het verre Noor<strong>de</strong>n.<br />
En ik <strong>de</strong>nk aan hen in <strong>de</strong> sompen van het Sjaunjamoeras aan <strong>de</strong>n voet<br />
van het Laplandsche gebergte tusschen <strong>de</strong> rivieren Kaitum en Lule, en<br />
aan het eenzame paar met zijn rood donzige jongen op een neveligen<br />
zomermorgen in het doodsche moeras diep in het Smalandsche bosch.<br />
Maar het sterkst was <strong>de</strong> indruk <strong>de</strong>r trotsch waaien<strong>de</strong> ve<strong>de</strong>ren en bruisen<strong>de</strong><br />
vleugelen, toen het morgenrood boven <strong>de</strong> grootsche Afrikaansche rivier<br />
te bloeien begon, en onvergetelijk klinkt het roepen in mijn oor, zooals<br />
het door <strong>de</strong>n stillen avond in het vreem<strong>de</strong> wereld<strong>de</strong>el klonk’.<br />
De schrijver heeft aan <strong>de</strong>n Nijl gelegenheid om allerlei roofvogels en ook<br />
krokodillen te fotografeeren. Hij maakt een jacht mee van <strong>de</strong> inboorlingen op een<br />
nijlpaard; het groote, steeds-zeldzamerwor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> dier bezwijkt eerst na een<br />
noo<strong>de</strong>looswree<strong>de</strong> jacht.<br />
Doch tot <strong>de</strong> meest spannen<strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n van dit boeiend geschreven boek<br />
behooren wel die, waar ons verteld wordt van <strong>de</strong>n maaltijd <strong>de</strong>r roofvogels. Indien<br />
<strong>de</strong> natuur getracht heeft, <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e ‘matelooze hebzucht’ in een stoffelijk wezen te<br />
belichamen, dan is zij daarin won<strong>de</strong>rwel geslaagd; afschuwelijker dieren kan men<br />
zich aan <strong>de</strong> oppervlakte <strong>de</strong>r aar<strong>de</strong> niet <strong>voor</strong>stellen. Wel zel<strong>de</strong>n zal er zulk een<br />
treffend beeld opgehangen zijn van <strong>de</strong> gewoonte <strong>de</strong>r roofvogels, van <strong>de</strong> wijze,<br />
waarop <strong>de</strong> harmonie in het groote Geheel bewaard wordt. Want zon<strong>de</strong>r roofvogels<br />
zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> lijken van gestorven dieren in <strong>de</strong> tropische hitte spoedig aanleiding geven<br />
tot het uitbreken van allerlei ziekten. De bijgevoeg<strong>de</strong> foto's vormen slechts een klein<br />
ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong>n schat aan fotografisch materiaal. Voor <strong>de</strong>n vertaler kan men niets<br />
dan lof hebben.<br />
F.S. BOSMAN<br />
Het Ne<strong>de</strong>rlandsche ex-libris<br />
VII. Het ka<strong>de</strong>r.<br />
DE overwegen<strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> schoonheid op het menschelijk bestaan is in vele<br />
opzichten onbetoom<strong>de</strong>r dan men gemeenlijk vermoedt of bij bepaal<strong>de</strong> gelegenhe<strong>de</strong>n<br />
oogenschijnlijk valt te constateeren. Het is er vaak me<strong>de</strong> als met <strong>de</strong> menschelijke<br />
kun<strong>de</strong>, welke evenmin ten allen tij<strong>de</strong> paraat is. Ie<strong>de</strong>r heeft wel, met een lichte emotie<br />
soms, ervaren, dat hij bij een plotseling optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> omstandigheid bleek te<br />
beschikken over een wetenschap, welke tevoren slechts in sluimeren<strong>de</strong>n staat moet<br />
zijn aanwezig geweest, onverschillig of zij werd verkregen door <strong>de</strong>ductie of inductie.<br />
Wij <strong>de</strong>nken hier aan <strong>de</strong>n beken<strong>de</strong>n psycholoog Dr. Hans Gross, die zijn<br />
belangwekkend werk over Kriminal-Psychologie begon met <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n: ‘Die<br />
Leute wissen nicht was sie wissen’.<br />
Weliswaar leent <strong>de</strong>ze uitspraak zich <strong>voor</strong> meer dan één opvatting, maar zij<br />
illustreert toch in <strong>de</strong> eerste plaats het eigenaardige psychische verschijnsel, waarop<br />
wij zooeven doel<strong>de</strong>n.<br />
Velerlei menschelijke houding duidt op een diepe inwerking van <strong>de</strong> schoonheid<br />
als een allernatuurlijkste impraegnatie. Wij, mo<strong>de</strong>rnen - <strong>de</strong>ze benaming zij met<br />
eenigen tegenzin gebezigd - zien in <strong>de</strong>n regel alleen het tot in <strong>de</strong>n grond<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
gecultiveer<strong>de</strong> aan <strong>voor</strong> het eenigechte, maar <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong> ziel <strong>de</strong>r dingen vermag te<br />
verstaan, schijnt <strong>de</strong> waarheid soms zoo kleurig glanzend door onze da<strong>de</strong>n heen,<br />
dat <strong>de</strong>ze zich toonen <strong>de</strong> afspiegeling van <strong>de</strong> eigen ziel. En onbewust wor<strong>de</strong>n wel<br />
onze bewegingen voltooid in een rhythme, dat verwantschap biedt met <strong>de</strong>n gang<br />
van het heelal.<br />
Het overkwam een vriend van ons, die vrijwillig uit het leven ging, omdat het hem<br />
als kunstenaar een onoverkomelijke teleurstelling had geschonken. Hij verwachtte<br />
niets meer van <strong>de</strong> toekomst, die <strong>voor</strong> hem uitlag als een troostelooze grauwheid.<br />
Aan alle kanten klaag<strong>de</strong> <strong>de</strong> verlatenheid hem met doffe stemmen toe: het geluid<br />
van hon<strong>de</strong>n huilend in stil-zoelen zomernacht. Met aangrijpen<strong>de</strong> zekerheid bereid<strong>de</strong><br />
hij zich tot <strong>de</strong> laatste wan<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong>.<br />
Leggen sommige neigingen zich bij <strong>voor</strong>baat on<strong>de</strong>r stuggen doem terne<strong>de</strong>r, in<br />
zulk een dof zielsgetij ontwaken latente kleine machten, die het menschelijk <strong>de</strong>nken<br />
gaan beheerschen. Hoewel hij reeds geestelijk vertoef<strong>de</strong> in <strong>de</strong> sfeer van <strong>de</strong>n dood,<br />
verhief zich onweerstaanbaar in hem <strong>de</strong> zucht om zich uiterst verzorgd te klee<strong>de</strong>n.<br />
Hij koos het beste eostuum uit <strong>de</strong> gar<strong>de</strong>robe, het fijnste schoeisel, en schoor zich<br />
met behagelijke nauwgezetheid. Deze daad was hem een tee<strong>de</strong>re en tevens bittere<br />
beproeving. Hij mat <strong>de</strong> kracht zijner laatste geestesflikkering met <strong>de</strong> felste elementen<br />
van het leven. In <strong>de</strong>zen staat schoot hij zich in het hart.<br />
Hier is <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> schoonheid op het leven bewezen in een daad van<br />
convulsieve kracht. De zuiverste essentie van het geheele menschenbestaan vleug<strong>de</strong><br />
nog eenmaal door <strong>de</strong>n geest van <strong>de</strong>n verlatene.<br />
Dit leven eindig<strong>de</strong> alzoo met <strong>de</strong>n dood, maar dat van dien an<strong>de</strong>ren vriend eindig<strong>de</strong><br />
met een nieuw leven. Deze maakte zich reisvaardig <strong>voor</strong> het zoeken van<br />
bezwijmelend genot en hij toef<strong>de</strong> reeds aan <strong>de</strong>n rand <strong>de</strong>r wereld, toen een ou<strong>de</strong><br />
melodie hem <strong>de</strong>ed ontwaken. Hij trok zich snikkend terug in <strong>de</strong> eenzaamheid, waar<br />
hij op <strong>de</strong> knieën viel en in <strong>de</strong> diepste diepten zijner ziel Perks woord ruischen hoor<strong>de</strong>:<br />
De Schoonheid daagt, met stralen om <strong>de</strong> slapen,<br />
En al, wat knielen kan, valt haar te voet.<br />
De analogie van bei<strong>de</strong> gevallen is het bewijs <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eenheid van oogenschijnlijk<br />
geschei<strong>de</strong>n <strong>de</strong>elen, <strong>de</strong> eenwording met <strong>de</strong>n tijd, <strong>de</strong> oplossing in <strong>de</strong> eeuwigheid.<br />
Dit zijn <strong>de</strong> machtige gebaren, waarin schoonheid en lij<strong>de</strong>n hand aan hand gaan.<br />
Zij beheerschen <strong>de</strong> wet van het leven onverbid<strong>de</strong>lijk, en in <strong>de</strong>n schoot van <strong>de</strong>ze<br />
bei<strong>de</strong> rust <strong>de</strong> duurzaamheid, aardsche dochter <strong>de</strong>r ein<strong>de</strong>loosheid. En met een<br />
variant op Gross' uitspraak zou<strong>de</strong>n we willen vragen: ‘gevoelen <strong>de</strong> menschen wel<br />
in<strong>de</strong>rdaad wat zij gevoelen?’ En gevoelen zij wel altijd <strong>de</strong>n invloed van <strong>de</strong><br />
schoonheid, ook bij haar machtige werking? Wij behoef<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze inleiding om,<br />
behoorlijk <strong>voor</strong>bereid, het werk van <strong>de</strong>n beken<strong>de</strong>n kunstenaar Georg Rueter te<br />
bena<strong>de</strong>ren.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Afbeeldingen no. 1, 2 en 3<br />
206<br />
Het zal menig kunstenaar zijn geweest als een openbaring, toen hij eigen werk zag<br />
geboren wor<strong>de</strong>n, in welken vorm dan ook. Het is nu over dien vorm, dat we allereerst<br />
willen spreken aan <strong>de</strong> hand van een aantal ontwerpen <strong>voor</strong> ex-libris, door Georg<br />
Rueter, op een enkele uitzon<strong>de</strong>ring na, in hout gesne<strong>de</strong>n. Dit werk is namelijk niet<br />
tot in <strong>de</strong>n treure gecultiveerd <strong>de</strong>rmate, dat alle ziel er aan ontvlood, maar het geeft,<br />
in een ten volle daarbij passend ka<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> natuurlijke reproductie van een<br />
stemmingsvolle en vaak fijn-diepzinnige, doch veelal eenvoudige <strong>voor</strong>stelling.<br />
Het schijnt ons toe, dat Rueter zich in eenvoudigheid overtrof en dat zijn mooie,<br />
stijlvolle ontwerpen na uitvoering méér bleken te bevatten, dan hij zelf aanvankelijk<br />
vermoed<strong>de</strong>. Geen kunstenaar, die in alle zielestaten, met cerebrale wetenschap,<br />
vermag te gevoelen wát hij gevoelt. Doch bij <strong>de</strong> baring geeft hij het toch naar buiten,<br />
onbewust, in een blin<strong>de</strong>n drang van noodzakelijkheid, omdat immers een werk niet<br />
kan kristalliseeren, zoolang daartoe slechts het meest minutieuse <strong>de</strong>el van het<br />
mysterievolle proces zou ontbreken.<br />
Als nauw verband hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> met <strong>de</strong>n vorm wenschen we hier te beschouwen <strong>de</strong><br />
schaal, waarop <strong>de</strong> door Georg Rueter gegeven exlibris wer<strong>de</strong>n uitgevoerd. Daartoe<br />
ware onze blik over <strong>de</strong> beem<strong>de</strong>n van ons land, dat er een is van ruimte, ijle<br />
perspectieven en verre, wazige ein<strong>de</strong>rs. Ligt hierin wellicht <strong>de</strong> verklaring, waarom<br />
<strong>de</strong> meeste Hollandsche kunstenaars geen fraaien postzegel kunnen ontwerpen?<br />
Kunnen zij, vermaar<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs in meer dan één eeuw, schil<strong>de</strong>rs van meer dan<br />
één vermaar<strong>de</strong> school, zich beter doen gel<strong>de</strong>n in groote vlakken? In <strong>de</strong>n regel valt<br />
het treffen van een vergelijking met buitenlandsche praestaties op dit postale gebied<br />
in ons na<strong>de</strong>el uit. En toch, <strong>de</strong> postzegel in het oorspronkelijke ontwerp, op groote<br />
schaal, dwingt vaak een bewon<strong>de</strong>ring over het kunnen af. Dit bevestigt <strong>de</strong> stelling,<br />
dat het bewerken van grooter plan <strong>de</strong>n gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n Hollan<strong>de</strong>r beter afgaat dan het<br />
kleinere bestek. De verkleining van het ontwerp schijnt optisch gepaard te gaan met<br />
een verplaatsing van effect, een inkrimping daarvan te bevestigen en het zegel, op<br />
<strong>de</strong> door <strong>de</strong> praktijk vereischte grootte, geeft niet wat het moet bie<strong>de</strong>n. Met het<br />
verkleinen van het ontwerp doof<strong>de</strong> het stralen<strong>de</strong> meedoogenloos. En men moet<br />
zich bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>eling van het zegel uitsluitend laten lei<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> artistieke<br />
daad, niet door een mooie tint. De laatste is een mislei<strong>de</strong>nd kompas.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Tal van Hollandsche ex-libris vertoonen hetzelf<strong>de</strong> karakter. Nog onlangs maakten<br />
wij <strong>de</strong> opmerking, dat <strong>de</strong> boekmerken, ontworpen door Chris Lebeau, zich uitnemend<br />
er toe leenen, om op grootere schaal te wor<strong>de</strong>n weergegeven; sommige er van<br />
fluister<strong>de</strong>n zelfs een spijt in, dat het daartoe niet was gekomen. In ste<strong>de</strong> van aan<br />
waar<strong>de</strong> in te boeten zou meer dan één on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el aan belangrijkheid hebben<br />
gewonnen.<br />
Met het exlibris-oeuvre van Georg Rueter is dit nu over het algemeen niet het<br />
geval. Deze kunstenaar ontwierp een reeks boekmerken, waaron<strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong><br />
van vrij geringe grootte, namelijk van 3.7 bij 4.7, 6 bij 4.8, 4.8 bij 4.8, 3 bij 4.4, 4 bij<br />
5, 4 bij 5.7, 4.3 bij 6 c.M., enz. De meeste daarvan zou<strong>de</strong>n niet <strong>voor</strong> aan-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
207<br />
merkelijke vergrooting vatbaar zijn, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>de</strong>coratieve sierlijkheid van het stuk<br />
aan te tasten. Men hoe<strong>de</strong> zich <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verkeer<strong>de</strong> gevolgtrekking, dat Rueter dus<br />
niet op grooter schaal werk van minstens even groote belangrijkheid zou kunnen<br />
leveren. De praktijk logenstraft dit trouwens. Wij wenschen slechts te constateeren,<br />
dat <strong>de</strong>ze kunstenaar zich <strong>de</strong>n eisch stel<strong>de</strong>, om binnen een raam van bepaal<strong>de</strong><br />
afmetingen, in een houtblokje van zekere grootte, een boekmerk te leveren in een<br />
<strong>voor</strong>stelling, welke in die begrenzing past. En daarin is hij geslaagd. Er heerscht<br />
hier een treffen<strong>de</strong> eenheid van inhoud en schaal.<br />
Wijzen we <strong>voor</strong>ts op <strong>de</strong> hooge rust, welke in dit werk omgaat. Daar ook hier vaak<br />
begripsverwarring dreigt, ware <strong>de</strong>ze kwalificatie na<strong>de</strong>r te bezien. Rust is toch niets<br />
an<strong>de</strong>rs dan evenwicht, <strong>voor</strong>name stilte van stijl, afwezigheid van schittering door<br />
harmonisch-ingezette ver<strong>de</strong>eling, een rhythmisch spel van licht en donker, een<br />
plastisch gebaar van <strong>de</strong>n kunstvorm. Stilte, déze diepe, statige stilte is verre van<br />
doodschheid; zij is leven evengoed als <strong>de</strong> uiterlijke wildheid daarvan op hare wijs.<br />
Dit is een van <strong>de</strong> kenmerken van Rueters arbeid op het gebied van boekversiering.<br />
Deze sierstukken zijn volkomen zichzelve, leven in eigen sfeer, bewegen zich fraai<br />
om eigen schoonheids-as en willen niet door eenig wangebaar daarbuiten tre<strong>de</strong>n.<br />
Het ongedwongen-strenge van dit werk bestiert <strong>de</strong>n indruk naar <strong>de</strong> stevige<br />
projectie van <strong>de</strong>coratieve kracht. Een klein ex-libris, aangebracht in het mid<strong>de</strong>n van<br />
een blank blad, geeft een hooge bekoring en volle aesthetische bevrediging. De<br />
harmonische vulling van <strong>de</strong> ontwerpen concentreert <strong>de</strong> aandacht, die onmerkbaar<br />
uitstraalt over het geheele blad in een glanzen<strong>de</strong> diffusie. In dit verband zweven<br />
ons <strong>de</strong> mooie boekversieringen van Dijsselhof <strong>voor</strong> <strong>de</strong> oogen, houtsne<strong>de</strong>n van<br />
eenzelf<strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> werking.<br />
Het ex-libris <strong>voor</strong> Paula van Beresteyn toont meer dan één zij<strong>de</strong> van Rueters<br />
gaven (afb. 2). Hier is Rueter <strong>de</strong> man van het ornament, van <strong>de</strong>n mooien, fijnen,<br />
soms als kantwerk aandoen<strong>de</strong>n sierrand. En toch is <strong>de</strong>ze in dit boekmerk gehou<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong>n toon van klassieke soberheid. Dit prentje leeft en trilt als een zonnige<br />
zomerdag in een blauwe lucht, en er vibreert die hooge rust in, waarop wij hiervoren<br />
zinspeel<strong>de</strong>n. De eigenlijke <strong>voor</strong>stelling vult het centrum op evenwichtige wijs, en <strong>de</strong><br />
ron<strong>de</strong> schakel van simpele rosetjes is als een leven<strong>de</strong> bloemenrand er omheen<br />
gelegd.<br />
Afbeelding no. 4,<br />
Het is een goed <strong>de</strong>nkbeeld geweest, om <strong>de</strong>n stand van dit stuk te bepalen, door<br />
boven- en on<strong>de</strong>raan een ornamentje aan te brengen. Daardoor wentelt en wankelt<br />
het niet en het schijnt alsof aan <strong>de</strong> vlucht van <strong>de</strong>n vogel meer streven<strong>de</strong> beweging<br />
wordt verleend.<br />
Georg Rueter heeft ook ex-libris gegeven van een fluisteren<strong>de</strong> symboliek en ook<br />
hier treft het weer, dat hij op zulk een klein fond een innigheid wist uit te beel<strong>de</strong>n,<br />
die <strong>de</strong>n meester toont. Het ex-libris <strong>voor</strong> A.A. Boonacker is een gaaf stukje in <strong>de</strong>zen<br />
zin (afb. 4).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Afbeelding no. 5<br />
De <strong>voor</strong>stelling doet aan als een episo<strong>de</strong> uit een fabel. De beweging is hier sterk<br />
gearticuleerd door het verschil in houding van <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> vogels: <strong>de</strong> een met<br />
gevouwen, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re met wieken<strong>de</strong> vlerkjes. Een felle omlijsting geeft een<br />
samenvatting van het geheel en zou niet kunnen wor<strong>de</strong>n gemist. Men lette ook op<br />
<strong>de</strong> opvullen<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltjes tusschen <strong>de</strong> letters, waardoor <strong>de</strong> toon van gelijkgestemdheid<br />
wordt verkregen.<br />
In het ex-libris <strong>voor</strong> Ir. I<strong>de</strong>ma Greidanus toont <strong>de</strong> kunstenaar zich van een an<strong>de</strong>re<br />
zij<strong>de</strong> (afb. 3).<br />
Heraldiek in uiterst sobere weergave, lyrisch gestem<strong>de</strong> compositie van<br />
wapenmotief en ornament.<br />
Het is wel merkwaardig, dat Rueter hier een ontwerp in <strong>de</strong> breedte koos, terwijl<br />
<strong>de</strong> beken<strong>de</strong> artieste R.M. Wichers Wierdsma, wier grafisch werk <strong>de</strong>n laatsten tijd<br />
zoozeer <strong>de</strong> aandacht trekt, <strong>voor</strong> wapen-exlibris juist het formaat in <strong>de</strong> lengte nam.<br />
In het boekmerk <strong>voor</strong> A.J. Schreu<strong>de</strong>r toont <strong>de</strong> ontwerper zijn portretkunst (afb.<br />
1). Vitaal is <strong>de</strong> kop van <strong>de</strong>n Zwitserschen opvoedkundige, Heinrich Pestalozzi, in<br />
hout gesne<strong>de</strong>n. Ziele-a<strong>de</strong>l en goe<strong>de</strong>rtierenheid, ne<strong>de</strong>righeid en behulpzaamheid<br />
liggen als in een beheerscht magnetisme op het gelaat van <strong>de</strong>n beroem<strong>de</strong>n<br />
schrijver-paedagoog.<br />
Het ex-libris, dat Georg Rueter <strong>voor</strong> eigen gebruik sneed, is eveneens van een<br />
spreken<strong>de</strong> symboliek: vogels zich lavend aan een fontein (afb. 5).<br />
Ten slotte wijzen we op het ornamentale boekmerk van mevrouw R. Tilanus-Klatte,<br />
dat, ondanks <strong>de</strong> weel<strong>de</strong>rige vlakvulling, geenszins druk aandoet, maar van een<br />
rustige <strong>de</strong>coratieve kracht is (afb. 6). Dit is geen houtsne<strong>de</strong>, doch teekening.<br />
Afbeelding no. 6<br />
In vorenstaan<strong>de</strong> beschouwing ligt ook <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el <strong>de</strong> verklaring van Rueters<br />
gaven als portretschil<strong>de</strong>r. Eischt <strong>de</strong> portretteerkunst toch reeds een bij tempo's<br />
tre<strong>de</strong>n buiten het eigen ik, om zich geheel te wij<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> transcen<strong>de</strong>ntale<br />
assimilatie van het te konterfeiten beeld, er moet tevens een gevoelen werkzaam<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
zijn, dat geen gezaghebben<strong>de</strong> stem heeft, zich slechts secundair of tertiair laat<br />
gel<strong>de</strong>n, doch aan het kristallisatieproces toch werkzaam <strong>de</strong>elneemt. Een al te strenge<br />
cultuur zou hier<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
208<br />
lei<strong>de</strong>n tot transfiguratie van leven naar doodschheid. Aldus gezien is Georg Rueter<br />
<strong>de</strong> spontane dichter van het portret.<br />
Biografische me<strong>de</strong><strong>de</strong>elingen: W.C.G. Rueter is 8 Maart 1875 te Haarlem geboren.<br />
Leerling geweest op <strong>de</strong> teeken-school <strong>voor</strong> kunstambachten on<strong>de</strong>r J. Visser Jr.,<br />
daarna op <strong>de</strong> Rijks Normaalschool <strong>voor</strong> teekenon<strong>de</strong>rwijzers (leeraar J.D. Huibers);<br />
behaal<strong>de</strong> acte mid<strong>de</strong>lbaar teekenen. Volg<strong>de</strong> daarna 2 jaar schil<strong>de</strong>rklas en avondklas<br />
aan <strong>de</strong> Amsterdamsche Aca<strong>de</strong>mie (Allebé, enz.). Heeft veel gelithografeerd (portret)<br />
en houtsne<strong>de</strong>n gemaakt, <strong>de</strong> laatste alleen als <strong>de</strong>coratief werk.<br />
Heeft portretten geteekend, gelithografeerd en geschil<strong>de</strong>rd. Voorlief<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />
artiesten als Dijsselhof, <strong>de</strong> Bazel, <strong>de</strong>r Kin<strong>de</strong>ren en portretten van Israëls, Jan Veth<br />
en Holbein.<br />
JOHAN SCHWENCKE<br />
Kroniek van het proza<br />
Duivelsnaaigaren, door Alie Smeding. - Rotterdam, Nijgh & v. Ditmar<br />
19<strong>26</strong>.<br />
Herfstleugen, door A.H. van <strong>de</strong>r Feen. - Amsterdam, v. Holkema &<br />
Warendorf 1927.<br />
Martje Maters, geb. Vroom, door J.M. IJssel <strong>de</strong> Schepper-Becker. -<br />
Amsterdam, P.N. van Kampen & Zn. z.j.<br />
DE drie bovengenoem<strong>de</strong> nieuwe romans plaatste ik in <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong>, die m.i. <strong>de</strong> mate<br />
hunner belangrijkheid aangeeft.<br />
Alweer dus Alie Smeding? Ja lezer, op gevaar af u te gaan vervelen met altijd<br />
weer dienzelf<strong>de</strong>n naam, die, ik geef toe - maar dat is <strong>de</strong> schuld van het publiek en<br />
een <strong>de</strong>el <strong>de</strong>r critiek - in <strong>de</strong>n laatsten tijd veel te veel genoemd is gewor<strong>de</strong>n, - op<br />
gevaar af u te gaan vervelen moet ik alweer <strong>de</strong>n naam van Alie Smeding<br />
neerschrijven. Want ziet ge, ik vind het, eerlijk gezegd, van veel min<strong>de</strong>r belang dat<br />
ge u misschien een oogenblikje vervelen gaat, dan dat ik straks schuldig zou staan<br />
aan het verzuim: het publiek van Ne<strong>de</strong>rland, <strong>voor</strong> zoover <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> dat<br />
bereikt, niet te hebben opmerkzaam gemaakt op een boek als dit ‘Duivelsnaaigaren’.<br />
Ja, ik zou zelfs u, die ‘De Zondaar’ hebt afgekeurd, willen vragen, met aandrang<br />
vragen: vergéef haar die... laat ons het zacht uitdrukken: die ‘zon<strong>de</strong> tegen <strong>de</strong>n<br />
goe<strong>de</strong>n smaak’ - om <strong>de</strong>n wille van dit boek!<br />
‘Duivelsnaaigaren vond ik mijn fijnste boek. Maar <strong>de</strong> menschen hebben het niet<br />
mooi gevon<strong>de</strong>n’, aldus <strong>de</strong> schrijfster tegenover onzen me<strong>de</strong>werker Pannekoek. Die<br />
verzuchting bracht mij tot het lezen van dit werk, dat, vóór <strong>de</strong> beruchte ‘Zondaar’<br />
verschenen, al geruimen tijd op mijn schrijftafel lag. De klacht greep mij aan; het is<br />
niet alles <strong>voor</strong> een schrijver, overtuigd te zijn, het beste wat men in zich heeft aan<br />
<strong>de</strong> menschen gegeven te hebben en dat geschenk dan sma<strong>de</strong>lijk te zien afgewezen.<br />
Ik had zoo'n stille hoop, dat ik dit boek dan wèl mooi zou kunnen vin<strong>de</strong>n, en mijn<br />
verwachting is niet beschaamd. ‘Duivelsnaaigaren’ staat verre boven ‘De Zondaar’;<br />
het is een gaaf, harmonisch geheel, en dat was ‘De Zondaar’ niet. De menschen<br />
die ‘Duivelsnaaigaren’ ‘niet mooi’ vin<strong>de</strong>n, zullen wel in hoofdzaak <strong>de</strong> menschen zijn,<br />
die zoo'n boek niet lezen kunnen (of willen) en die zich door een zekeren, ik erken:<br />
aanvankelijk zeer natuurlijk-gezon<strong>de</strong>n afkeer van het gegeven laten beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
Men moet <strong>voor</strong> zoo'n boek <strong>de</strong>n sleutel hebben om er in te kunnen binnengaan, zoo<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
goed als men b.v. <strong>de</strong>n sleutel van een zeker muzikaal begrip noodig heeft om zich<br />
<strong>de</strong> schoonheid van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> Symphonie van Elgar te zien ontsloten.<br />
‘Duivelsnaaigaren’ is trouwens geen boek volgens het beken<strong>de</strong> realistische<br />
procédé geschreven, gelijk ‘De Zondaar’. Het leven wordt er niet van buiten af in<br />
bekeken, maar van binnen uit on<strong>de</strong>rgaan. De werkelijkheid is er in ont-stoffelijkt<br />
en tegelijk is zij eerst hier waarlijk stof gewor<strong>de</strong>n, dat wil zeggen: <strong>de</strong> ziel on<strong>de</strong>rgaat<br />
haar als het verschrikkelijke en vijandige tegengestel<strong>de</strong>.<br />
Laat ik, wat ik bedoel, u trachten dui<strong>de</strong>lijk te maken met <strong>de</strong>n eersten <strong>de</strong>n besten<br />
zin uit dit werk. Daar lezen wij: ‘Fem morrel<strong>de</strong> moeizaam <strong>de</strong> roestige gren<strong>de</strong>ls van<br />
<strong>de</strong> achter<strong>de</strong>ur af, <strong>de</strong> scharnieren knarsten als raven, gelijk met <strong>de</strong><br />
glanzen<strong>de</strong> ochtend boog een verwaai<strong>de</strong> ribesstruik <strong>de</strong> keuken<br />
in’.<br />
Ge voelt u, als ge althans een lezer zijt die niet gedachteloos over <strong>de</strong> zinnen<br />
pleegt heen te glij<strong>de</strong>n, hier da<strong>de</strong>lijk te mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> sensatie. Er staat niet, dat<br />
tegelijk met een verwaai<strong>de</strong> ribesstruik <strong>de</strong> glanzen<strong>de</strong> ochtend <strong>de</strong> keuken binnenkwam.<br />
Als er dat gestaan had - en het zou <strong>de</strong> gebruikelijke volgor<strong>de</strong> zijn geweest - dan<br />
zoudt ge over die dan vrij overbodige ribesstruik heen da<strong>de</strong>lijk met uw aandacht<br />
naar <strong>de</strong>n glanzen<strong>de</strong>n ochtend zijn overgebracht. En ge waart aanstonds in een<br />
wij<strong>de</strong>, vrij abstracte afgemeenheid beland, welke eerst door een na<strong>de</strong>re omschrijving<br />
van dien ochtend tot iets meer concreets en levends zou kunnen wor<strong>de</strong>n. Fem ziet<br />
echter, als zij <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur opent, dien glanzen<strong>de</strong>n ochtend en dan tegelijk een<br />
verwaai<strong>de</strong> ribesstruik, die <strong>de</strong> keuken inbuigt. In <strong>de</strong> sensatie schuift zich die<br />
ribesstruik vóór <strong>de</strong>n glanzen<strong>de</strong>n ochtend en ze wordt opeens een ding, dat even<br />
schrikken doet, dat er opééns is, heelemaal, in zijn verwaai<strong>de</strong> ochtendfrischheid.<br />
Zóó is dit heele boek geschreven; het brengt <strong>de</strong> realiteit telkens vlak vóór u, niet als<br />
beschrijving, maar als gewaarwording. Ge ziet Fem niet, maar ge wòrdt Fem, <strong>de</strong><br />
naast een ou<strong>de</strong> Grootmoe<strong>de</strong>r verwelken<strong>de</strong> jongejuffer in het kleine stadje, met haar<br />
gezicht als van ‘<strong>de</strong> starre, onschoone Heilige Vrouw van een oud schil<strong>de</strong>rij’, en hare<br />
verlangens die naar <strong>de</strong>n man gaan.<br />
Men heeft Alie Smeding verweten wat men <strong>de</strong> dichteres Hélène Swarth haar<br />
leven lang verweten heeft: dat zij altijd hetzelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp behan<strong>de</strong>lt. Alsof een<br />
kunstenaar een leur<strong>de</strong>r is, die naast veters en band ook zeep in zijn marsje moet<br />
hebben!<br />
Láát Alie Smeding in haar boeken dan altijd ‘om het sexueele draaien’. Wij draaien<br />
er allemaal, direct of indirect, dag aan dag omheen, maar zon<strong>de</strong>r dat we er door<br />
bezeten zijn als <strong>de</strong>ze vrouw, die in zich <strong>de</strong> noo<strong>de</strong>n voelt van<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
209<br />
duizen<strong>de</strong>n mis<strong>de</strong>el<strong>de</strong> zusters en die al hunne klachten en al hun verzwegen en<br />
verbeten leed, al hun gebe<strong>de</strong>n en vloeken en stille tranen verzamelt in haar schoot,<br />
en zij streelt ze met hare han<strong>de</strong>n als won<strong>de</strong>re haar toevertrouw<strong>de</strong> schatten, en zij<br />
tooit met <strong>de</strong> parelen dier tranen <strong>de</strong> doo<strong>de</strong> winterboomen, en zij doet hunne klachten<br />
rij<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>n wind en hun leed snikken in <strong>de</strong> tikkelen<strong>de</strong> breipennen van een ou<strong>de</strong><br />
vrouw, hun eenig gezelschap; hun ellendige verne<strong>de</strong>ringen stelt ze erbarmingloos,<br />
en toch zoo vol erbarmen, <strong>voor</strong> allen te kijk in <strong>de</strong> grelle lichten van een pralen<strong>de</strong>n<br />
krui<strong>de</strong>nierswinkel, waar een burgerman twee voet groeit bij 't besef van z'n<br />
meester-zijn over ra<strong>de</strong>looze tee<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n die hij met zijn zool vertrapt; en <strong>de</strong> vloeken<br />
hunner verlatenheid perst zij in <strong>de</strong>n botten kop van een dronken schuinsmarcheer<strong>de</strong>r,<br />
<strong>de</strong>n éénigen man die haar een oogenblik, grotesk-afschuwelijk, begeert.... Als ge<br />
meent, dat ik ijl, keer dan maar tot het ‘mooi’ van uw lieve, i<strong>de</strong>alistische boeken<br />
terug, die u vertellen van <strong>de</strong> dingen welke ge graag hoort en <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tooveren<br />
die ge gaarne ziet.<br />
Maar leeren lezen in <strong>de</strong> boeken van het leven, zult ge nooit!<br />
* * *<br />
We kunnen ons telkens weer verheugen over het feit, dat <strong>de</strong> heer van <strong>de</strong>r Feen niet<br />
is opgegaan in <strong>de</strong>n, o, zeer verdienstelijken, grappenmaker F. <strong>de</strong> Sinclair. Hij is<br />
geen Ezau, die zijn eerstgeboorterecht verkocht heeft <strong>voor</strong> een schotel moes; geen<br />
man die drie talenten ontving en er twee van in <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> verborg. Hij is te veel artiest<br />
om <strong>voor</strong> een makkelijk succes het beste in zich op te offeren.<br />
‘Herfstleugen’ is een Mid<strong>de</strong>lburgsche vertelling. Wie <strong>de</strong>ze stad wat meer van nabij<br />
kent moet in <strong>de</strong> eerste plaats van het boek genieten, om die zekere ‘sfeer’, dat<br />
speciaal Zeeuwsche, Walchersche, in <strong>de</strong> lucht en het licht, dat Ritter zoo gelukkig<br />
heeft gevangen in <strong>de</strong> bla<strong>de</strong>n zijner ‘Zeeuwsche Mijmeringen’. Het is, of van het<br />
dunne goud <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> Abdij-boomen ligt uitgepoeierd over <strong>de</strong>ze tafereelen, en of<br />
het klokkenspel van <strong>de</strong> Langejan zijn rinkelen<strong>de</strong> klankjes om u henenstrooit.<br />
De geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> jonkmans, <strong>de</strong> heeren van Bruelis, in<br />
Mid<strong>de</strong>lburg gewonnen en getogen, is op zich zelf beschouwd niet zoo heel veel<br />
bizon<strong>de</strong>rs. De jongste <strong>de</strong>r broe<strong>de</strong>rs droomt zijn herfstdroom... een huwelijk met een<br />
veel jonger vrouw, een burgerweduwe, een huwelijk dat hij, met <strong>de</strong>n hartstocht van<br />
een late jeugd, wil doorzetten ondanks <strong>de</strong> tegenkantingen van zijn gechocqueer<strong>de</strong><br />
a<strong>de</strong>llijke familie. Tot hij uit een stuntelig briefje van zijn aangebe<strong>de</strong>ne moet bemerken,<br />
dat <strong>de</strong> vrouw nooit ernstig aan hem gedacht heeft, hem vrien<strong>de</strong>lijk-vereerd, doch<br />
zeer beslist afpoeiert. De herfstdroom bleek een herfstleugen te zijn geweest.<br />
Is het verhaaltje vrij gewoontjes en <strong>de</strong> tragiek van oud-wor<strong>de</strong>n, het hunkeren naar<br />
een laatste lief<strong>de</strong>kans veel min<strong>de</strong>r schrijnend gebeeld dan in het boekje van Mej.<br />
Smeding - <strong>de</strong> novelle krijgt beteekenis en relief door <strong>de</strong> wijze waarop dit alles in die<br />
Zeeuwsche sfeer is opgenomen. Jhr. Jan en Jhr. Simon zijn een stukje Mid<strong>de</strong>lburg<br />
gewor<strong>de</strong>n. En een niet veel min<strong>de</strong>r kostelijk type is juffrouw Lurkus; om niet te<br />
vergeten <strong>de</strong> pastellige ou<strong>de</strong> freuIetjes Avezate, Letje en Ciel.<br />
‘In haar kleine platte gezichtjes, met <strong>de</strong> ron<strong>de</strong> rooddoora<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wangetjes<br />
en <strong>de</strong> gegroef<strong>de</strong> kinnetjes, waaruit prikkelige zwarte en grijze haarbosjes<br />
piekten, ston<strong>de</strong>n <strong>de</strong> spitse neusjes grappig eigenwijs naar voren, tusschen<br />
<strong>de</strong> kippige groenblauwe oogjes, met daarboven <strong>de</strong> blon<strong>de</strong> wat verbaasd<br />
hooge wenkbrauwen’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Zij komen om <strong>de</strong> veertien dagen in stad bij <strong>de</strong> broe<strong>de</strong>rs koffiedrinken en plagen nu<br />
Simon met zijn affectie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> groentenwinkeliersdochter. Het gesprek gaat over<br />
witte Calvillen, die <strong>de</strong> freules uit stad moeten meebrengen. Waar die te krijgen?<br />
* * *<br />
‘Bij Wies op <strong>de</strong> Burgt’, zei Jan hard; hij keek <strong>voor</strong> zich, maar een smalend<br />
lachje verplooi<strong>de</strong> zijn dunne lippen.<br />
‘Dat prutswienkeltje...’ smaal<strong>de</strong> Letje.<br />
‘Nou, dat 's zoo mis niet, dat wienkeltje’, spotte Ciel, ‘'n oud groentezaakje,<br />
d'r ben altied frissche appeltjes en frissche meisjes te koop geweest. Is<br />
't niewaar, Simon?’ Jan grinnikte nu hardop.<br />
Simon was bleek gewor<strong>de</strong>n, zijn han<strong>de</strong>n beef<strong>de</strong>n.<br />
‘Je schient het te weten...’ antwoord<strong>de</strong> hij, maar zijn stem had nauwelijks<br />
klank.<br />
Langs Simon heen, die nu met gebogen hoofd een peer schil<strong>de</strong>, gaf Letje<br />
een knipoogje aan Jan en dompel<strong>de</strong> meteen <strong>de</strong> toppen van haar bering<strong>de</strong><br />
vingertjes in <strong>de</strong> kom. ‘Let, hoe dienk je d'r over?’ vroeg Ciel, die 't kleine<br />
horlogetje uit haar corsage had gehaald, er kippig op keek, 't weer<br />
wegstopte en nu <strong>de</strong> haakjes van haar lijfje weer dicht frunnikte.<br />
Let knikte.<br />
‘En wanneer zien wij <strong>de</strong> mannebroe<strong>de</strong>rs noe toch eens op Duineveld?’<br />
vroeg ze dan.<br />
‘As <strong>de</strong> bakkruudjes bloeien’, zei Jan.<br />
‘As we dan allemaal nog maar leven’, lachte Ciel, ‘over 'n half jaar!’<br />
‘Ajakkes, wat 'n luguber mensch ben jie toch’, verweet Letje, terwijl ze<br />
opstond. ‘Hier Simon, die dienkt tenminste nog niet an z'n kistje, ee?’<br />
Simon ging niet in op <strong>de</strong> grap, bleef wat ineengedoken zitten.<br />
Toen leg<strong>de</strong> Letje haar kleine hand op zijn schou<strong>de</strong>r.<br />
‘Je heit het maar hard te verantwoor<strong>de</strong>n, ee, neefje?’<br />
Hij maakte een korte beweging, als om haar af te schud<strong>de</strong>n, en eensklaps<br />
stond hij ook op; zijn kaken tril<strong>de</strong>n, maar hij kon geen woord uitbrengen.<br />
En hij bleef ook zwijgen, toen Letje en Ciel Jan en hem daarna met veel<br />
woordjes en lachjes en grapjes bedankten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lekkere lunch.<br />
Jan had Laurien gebeld om <strong>de</strong> hoe<strong>de</strong>n en mantels <strong>de</strong>r freules; het was<br />
nog een heel bestel met hoe<strong>de</strong>pennen en voiles en Jan kwam nog eens<br />
grinnikend terug op het platte grapje van Ciel.<br />
‘Zal je noe zorgen, dat je geen kou vat an je douairière en roep an<strong>de</strong>rs<br />
Lein d'r bie!’<br />
Ze giechel<strong>de</strong>n er om en Letje zei nog een paar gewaag<strong>de</strong> dingen en een<br />
viezig mopje er overheen.<br />
Zoo gingen ze, door Jan gevolgd, <strong>de</strong> kamer uit en <strong>de</strong> gang in.<br />
Of Mevr. IJssel <strong>de</strong> Schepper verstandig heeft gedaan met ons na <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis<br />
van Martje Vroom <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Martje Maters te vertellen? Ge herinnert<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
210<br />
u wellicht, dat Martje na het ein<strong>de</strong> van haar lief<strong>de</strong>savontuur met <strong>de</strong>n charmeur van<br />
Heeteren, <strong>de</strong>n heerboven-haar-stand, uit dépit <strong>de</strong>n goedigen burgerjongen Piet<br />
Maters heeft genomen? Dit nieuwe boek geeft <strong>de</strong> beschrijving van Martjes<br />
huwelijksleven naast <strong>de</strong>n wat saaien, maar toegewij<strong>de</strong>n Piet. Martje kijkt uit achter<br />
het raam van haar nette bovenhuisje en verveelt zich, en 's avonds zit Piet achter<br />
het an<strong>de</strong>re raam en verveelt zich niet, als Martje hem tenminste een lekker kopje<br />
thee schenkt en zich af en toe eens door hem wil laten knuffelen.<br />
Maar dàt juist verveelt Martje het allermeest, dat eeuwige gevrij. Zij houdt in <strong>de</strong>n<br />
grond niet van Piet, <strong>de</strong>nkt nog altijd met verlangen terug aan <strong>de</strong>n glanstijd met van<br />
Heeteren. Toen lééf<strong>de</strong> zij. Martje wil léven, zij hunkert naar afwisseling, naar emotie,<br />
naar.... lief<strong>de</strong>. Dan outmoet ze een man op haar weg en verbeeldt zich dat hij haar<br />
geven kan wat zij zoekt. Het wordt een triviaal avontuur van enkele uren in een<br />
hotelkamer te Amsterdam, en Martje keert ontnuchterd tot haar Piet terug. Zij biecht<br />
hem berouwvol alles op, en zeker een <strong>de</strong>r beste ge<strong>de</strong>elten van <strong>de</strong>n roman is <strong>de</strong><br />
beschrijving hunner verhouding na die bekentenis.<br />
‘Ja, Mart, er is een heeleboel veran<strong>de</strong>rd. Eigenlijk is alles veran<strong>de</strong>rd. Het<br />
is iets, wat je niet ongedaan kan maken en wat niet uit te vlakken valt.<br />
Het is onherroepelijk gebeurd, en zoo, als het vroeger was, ken het nooit<br />
meer wor<strong>de</strong>n’.<br />
‘Misschien wordt het nu beter’, zei ze zacht.<br />
Hij trok moe<strong>de</strong>loos zijn schou<strong>de</strong>rs op, fronste zijn wenkbrauwen.<br />
‘Misschien <strong>voor</strong> jou. Voor mij ben je een an<strong>de</strong>r gewor<strong>de</strong>n dan je in mijn<br />
gedachten was. Dat is <strong>de</strong> onherroepelijke en onherstelbare veran<strong>de</strong>ring.<br />
Die je <strong>voor</strong> me was, die ken je nooit meer wor<strong>de</strong>n. Ik weet nu, dat je tot<br />
dit in staat ben, ook al doè je 't nooit meer. Als vroeger iemand me zooiets<br />
van je zou hebben verteld, dan zou ik er niet aan gedacht hebben om het<br />
te gelooven. Ik zou je hebben vertrouwd als mezelf. Nu weet ik, dat je<br />
niet zoo ben. Daar zit 'm het verschil in’.<br />
‘Maar ik zal het niet meer doen. Ik heb het je uit me zelf bekend, dan kun<br />
je dáár toch op vertrouwen’.<br />
‘Misschien. Maar je héb het gedaan. Daarmee is alles al veran<strong>de</strong>rd...<br />
Och, nù geloof ik je wel, en toch... Ik weet zeker, dat ik je dikwijls zal<br />
ver<strong>de</strong>nken’.<br />
‘Dus wie éénmaal steelt, is <strong>voor</strong> altijd een dief’, zei Martje bitter.<br />
Piet zweeg. Met gebogen hoofd zat hij te tobben, en na een tijdje zei hij<br />
droevig:<br />
‘'n Spreekwoord ontstaat niet door niks’.<br />
Nu drong <strong>de</strong> omvang van het gebeur<strong>de</strong> pas tot Martje door en wanhopig<br />
vroeg ze zich af waarom ze dit vertrouwen en die achting had verbeurd,<br />
waarom ze <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van dat bezit niet eer<strong>de</strong>r had geweten. Ze voel<strong>de</strong>,<br />
hoe alle betuigingen van spijt en van verbetering nu vergeefsch waren.<br />
En <strong>voor</strong> het eerst besefte ze <strong>de</strong> beteekenis van het woord onherstelbaar.<br />
Intusschen ‘onherstelbaar’ blijkt er gelukkig nog niets. Zij hebben bei<strong>de</strong>n geleerd,<br />
en aan 't slot lezen wij dat Piet aan Martjes ontrouw nu kon <strong>de</strong>nken, ‘als aan iets<br />
noodlottigs.... dat misschien toch tot hun heil was geschied’ (blz. 176).<br />
Het boek is lang niet slecht geschreven; hier en daar treffen zeer goe<strong>de</strong> passages.<br />
Maar het mist het fleurige, het zoo plezierig argelooze van dat vorige werk. Dat er<br />
in <strong>de</strong>n roman heel weinig ‘gebeurt’ (zelfs Martjes avontuur ‘gebeurt’ eigenlijk niet)<br />
is natuurlijk niet erg, mits het gebeuren dan maar van <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling naar het innerlijk<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>de</strong>r personen verlegd wordt. Dit geschiedt ook wel, maar een weinig te opzettelijk.<br />
De schrijfster schijnt ons in dit boek niet geheel vrij van een lust tot ze<strong>de</strong>lijke<br />
meditatie; wij voelen dat telkens tusschen <strong>de</strong> regels door, en het stelt ons teleur<br />
gaan<strong>de</strong>weg te moeten bemerken, dat zij hare hoofdpersonen toch eigenlijk <strong>voor</strong>al<br />
als ‘gevallen’ ziet en hen met een moralizeeren<strong>de</strong>, veeleer dan met een belangelooze<br />
aandacht beschouwt.<br />
GERARD VAN ECKEREN<br />
Kroniek <strong>de</strong>r poezie *)<br />
Aug. van Cauwelaert: ‘De Vlaamsche Jongeren van Gisteren en He<strong>de</strong>n<br />
(1910-1927)’. - Antwerpen, N.V. Leeslust 1927. Eindhoven N.V. Lecturis.<br />
MEN blijft verrast en versteld bij zulk een veelvuldigheid van dichteren in een klein<br />
en noor<strong>de</strong>lijk land en in zulk een korte spanne tijds: August van Cauwelaert wist er<br />
39 te bloemlezen in zijn ‘Vlaamsche Jongeren van Gisteren en He<strong>de</strong>n’, waarbij hij<br />
uitdrukkelijk aanmerkt dat hij slechts <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1910-1927 overschouw<strong>de</strong>.<br />
August van Cauwelaert, een zelf niet onverdienstelijk dichter, wiens ‘Lie<strong>de</strong>ren<br />
van Droom en Daad’ een vier<strong>de</strong>n druk beleef<strong>de</strong>n, is rechter te Antwerpen. Was het<br />
in <strong>de</strong>ze hoedanigheid, dat hij <strong>de</strong>n dichters ‘fair play’ liet en hun verzocht, elk <strong>voor</strong><br />
zich, eenige gedichten tot hun verrechtvaardiging te kiezen? Een ie<strong>de</strong>r heeft zich<br />
dan ook ver<strong>de</strong>digd naar hij kon; maar ten bewijze dat rechters en advokaten een<br />
noodzakelijk kwaad zijn: tal van hier vertegenwoordig<strong>de</strong> jongeren, die met evenveel<br />
kopij pronken als <strong>de</strong> besten, zijn misschien dichters van morgen of overmorgen,<br />
maar zeker niet van gisteren of he<strong>de</strong>n. Tenslotte nog dit over <strong>de</strong> wijze, waarop <strong>de</strong><br />
keus is gedaan: één <strong>de</strong>r gedaag<strong>de</strong>n althans kreeg zijn berijmd pleidooi<br />
teruggezon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling dat het wenschelijk was een zeker <strong>de</strong>el van<br />
het publiek niet te ontstemmen door min<strong>de</strong>r orthodox-ze<strong>de</strong>lijke bekentenissen. Had<br />
Van Cauwelaert vermeld, dat zijn bloemlezing ook in kostscholen en door zeer jonge<br />
meisjes mocht doorbla<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n, dan zou <strong>de</strong>ze opmerking hier achterwege zijn<br />
gebleven.<br />
* * *<br />
Aan <strong>de</strong> keus van gedichten gaat een inleiding, een ‘Terugblik’, <strong>voor</strong>af, die uit <strong>de</strong>n<br />
aard <strong>de</strong>r zaak heel wat belang-<br />
*) Daar het <strong>de</strong>n heer Henrik Scholte op <strong>de</strong>n duur niet mogelijk bleek <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze Kroniek geregeld<br />
zijn bijdragen te leveren, moesten wij een opvolger zoeken. Wij waren zoo gelukkig dien te<br />
vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>n Vlaamschen dichter Reimond Herreman. Een genoegen is het ons intusschen<br />
te kunnen me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen, dat <strong>de</strong> heer Scholte als me<strong>de</strong>werker aan ons tijdschrift verbon<strong>de</strong>n<br />
blijft. Aan het ‘Exit’ van <strong>de</strong> plaat behoeft men dus niet een te absolute beteekenis te geven.<br />
(Red. D.G.W.)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
EXIT HENRIK SCHOLTE<br />
211<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
212<br />
wekken<strong>de</strong>r is dan <strong>de</strong> bloemlezing zelf, al geeft zij al te zeer <strong>de</strong>n indruk van een<br />
va<strong>de</strong>rlijke goedjonstigheid tegenover al wie en al wat een pen hanteert. Liever dan<br />
een hierarchie vast te stellen - al was het dan ook een subjectieve - heeft Van<br />
Cauwelaert een ie<strong>de</strong>r een bloempje geplukt, om bij slot van rekening te erkennen<br />
‘dat <strong>de</strong> oogst <strong>de</strong>r naoorlogsche jongeren niet beantwoordt aan <strong>de</strong> profetische beloften<br />
van <strong>de</strong>n aanvang’, hetgeen dan weer een te stoute generalisatie is, daar toch zeker<br />
een drietal dichters - ik <strong>de</strong>nk aan Marnix Gijsen, Urbain van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> en Richard<br />
Minne - nu reeds op een productie kunnen bogen, die beter is dan welke belofte<br />
ook.<br />
Wien het nochtans om een geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r poëzie van 1910 tot 1927 in<br />
Vlaan<strong>de</strong>ren gaat, kan hier een treffend beeld vin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze bewogen perio<strong>de</strong>.<br />
De ‘terugblik’ reikt tot <strong>de</strong> <strong>voor</strong>oorlogsche jongeren na Van <strong>de</strong> Woestijne, die wel<br />
<strong>de</strong>gelijk een mijlpaal, maar beter nog dan dit: een glanspunt, blijkt te zijn in onze<br />
litteratuur. Hij was het, die meer dan <strong>de</strong> diep vereer<strong>de</strong> Gezelle, <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>oorlogsche jongeren beïnvloed<strong>de</strong>, en on<strong>de</strong>r die van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> generatie nog<br />
Urbain van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>, Roelants en Leroux. Deze allen had<strong>de</strong>n dit gemeen, dat zij<br />
bij het scheppen van hun werk er zieh niet om schenen te bekommeren <strong>de</strong> bewijzen<br />
te leveren van een theorie. De oorlogsdichters - De Pillecijn, Francken en Daan<br />
Boens - die Van Cauwelaert in een afzon<strong>de</strong>rlijke categorie groepeert, on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />
zich nauwelijks van <strong>de</strong>genen, die niet <strong>de</strong> behoefte hebben gevoeld te ‘zoeken naar<br />
nieuwe waar<strong>de</strong>n en nieuwe leuzen’. Van el<strong>de</strong>rs kwam, tegen <strong>de</strong> meesters, maar<br />
<strong>voor</strong>al tegen <strong>de</strong> epigonen, <strong>de</strong> storm los. 't Ving aan met beginselverklaringen, om<br />
weldra tot rechtstreeksche en persoonlijke aanvallen te lei<strong>de</strong>n. ‘Ruimte’, dat in 1920<br />
te Antwerpen werd gesticht, leid<strong>de</strong> <strong>de</strong>n dans. De verbeten mokerslagen van een<br />
Brunclair kon<strong>de</strong>n ietwat simplistisch <strong>voor</strong>komen, uit <strong>de</strong> theoretische artikelen van<br />
Paul van Ostayen sprak een door alle verwarringen heen naar klaarte zoeken<strong>de</strong><br />
geest. Het geval Van Ostayen op zich zelf toont <strong>de</strong> volle tragiek van een<br />
dooreenge-schud<strong>de</strong>n tijd. Terecht mag Van Cauwelaert opmerken, dat <strong>de</strong><br />
‘slagwoor<strong>de</strong>n waarme<strong>de</strong> we in <strong>de</strong> laatste jaren overdon<strong>de</strong>rd wer<strong>de</strong>n: Mensch -<br />
Broe<strong>de</strong>rschap - Chaos - Kosmos - Pacifisme - Internationalisme - God - <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />
oorlog gemeengoed waren on<strong>de</strong>r Duitsche jongeren, die, meer dan <strong>de</strong> Fransche,<br />
<strong>de</strong> jongste beweging in Vlaan<strong>de</strong>ren hebben beïnvloed’; wel mag hij vaststellen, dat<br />
Paul van Ostayen ‘niet in staat gebleken is om <strong>de</strong>n aanval, dien hij had ontbon<strong>de</strong>n,<br />
te lei<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> vruchtbare verovering’; maar het is op zijn minst <strong>voor</strong>barig te<br />
besluiten dat ‘on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> veelsoortige Duitsche invloe<strong>de</strong>n die hem verlokten, zijne<br />
bizon<strong>de</strong>re persoonlijkheid verdolen ging’. Het lijkt me niet dat Van Ostayen ooit een<br />
rol van lei<strong>de</strong>r heeft willen vervullen, daar<strong>voor</strong> zocht hij steeds met een te diepe<br />
eerlijkheid zich zelf; waar Van Cauwelaert een ‘verdolen’ ziet, raad ik een worsteling.<br />
Het was met niet geringe vreug<strong>de</strong>, dat ik een jaar gele<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong>n mond van Van<br />
Ostayen hoor<strong>de</strong>, dat hij <strong>de</strong>n Franschen dichter Toulet ont<strong>de</strong>kt en doorproefd had,<br />
die wel als een antipo<strong>de</strong> mag gel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Duitsche dichters on<strong>de</strong>r wier invloed<br />
hij zou verdoold zijn geraakt. De kwestie is, dat Van Ostayen niet aarzelt zijn met<br />
<strong>de</strong> beste bedoelingen beziel<strong>de</strong> volgelingen te verstrooien, zooals alle zoekers doen,<br />
wien het meer om <strong>de</strong> waarheid, - ook al zij het hun waarheid - te doen is, dan om<br />
een gevestig<strong>de</strong>n troon.<br />
Om, buiten alle theorie en leuzen, tot <strong>de</strong> poëzie terug te komen, in ‘Ruimte’ dook<br />
daar ineens een beloven<strong>de</strong> constellatie op. ‘Van al <strong>de</strong> sociale, humanitaire verzen<br />
in Vlaan<strong>de</strong>ren was het vers van Moens het echtst, het volst en het mildst’, aldus<br />
Van Cauwelaert. De groote verdienste van Moens' verzen is daarme<strong>de</strong> niet<br />
aangeduid: <strong>de</strong> frissche jeugd die er uit klonk:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Strak staan<br />
<strong>de</strong> vaan<strong>de</strong>ls in <strong>de</strong>n morgen.<br />
De jonge karavanen<br />
zetten aan.<br />
Voor <strong>de</strong>ze frischheid kon<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong> onorganische beeldspraak op <strong>de</strong>n koop toe<br />
nemen, en <strong>de</strong>n sacramenteelen toon die al te zeer een naklank scheen van Salomo's<br />
Hooglied en van Tagore. Zooals met <strong>de</strong> jaren <strong>de</strong> blos verdwijnt van <strong>de</strong>s kinds<br />
aangezicht - om plaats te maken <strong>voor</strong> steviger kwaliteiten - zoo, verwachten wij, zal<br />
ons weldra een nieuwe Moens komen verrassen: ‘Moens heeft het lied van zijn<br />
gefolter<strong>de</strong> jeugd uitgezongen, en het an<strong>de</strong>re heeft hem nog niet tot <strong>de</strong>n boord<br />
vervuld’, zegt <strong>de</strong> bloemlezer.<br />
Heel wat mannelijker komt ons nu reeds Marnix Gijsen <strong>voor</strong>. Niet zoozeer om zijn<br />
Loflitanie van <strong>de</strong>n H. Franciscus, waaraan men nog steeds maar <strong>voor</strong>t zijn naam<br />
schijnt te willen koppelen, en die <strong>voor</strong> een goed <strong>de</strong>el alleen maar brieschend en<br />
chaotisch is; doch wel om zijn latere, langzaam schrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verzen, die niet meer<br />
offeren aan <strong>de</strong> dionysische woe<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>r maat of vera<strong>de</strong>ming, waaraan een gansch<br />
geslacht zich met een koortsachtigen drang heeft vergrepen; het zijn, <strong>de</strong>ze mannelijke<br />
verzen - die af en toe het hoofd neigen naar <strong>de</strong> sentimenteele zij<strong>de</strong> - zulke die een<br />
dagelijksch gebeuren bezingen: <strong>de</strong> laatste dagen van zijn va<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> krantenvrouw,<br />
of <strong>de</strong> mijmering op een grafschrift:<br />
Jacquelyne Bolats werd te Leuven begraven,<br />
in 1520,<br />
naast haar man en haar kind<br />
Zij werd in Antwerpen geboren,<br />
- o mijn sterke stad, -<br />
wie voer<strong>de</strong> haar <strong>de</strong> Brabantsche heuvelen over?<br />
Daar vond zij een man, daar won zij een kind,<br />
en <strong>de</strong> rust on<strong>de</strong>r mos en wat herfstig loover.<br />
Maar - en laat mij even toe nu ook eens wat aan toekomstmuziek te doen - van <strong>de</strong><br />
markante personaliteiten uit <strong>de</strong> Ruimte-groep, wed ik, ook wat <strong>de</strong> poëzie betreft, op<br />
Paul van Ostayen. Niet dat hem reeds het lied van zijn rijperen ou<strong>de</strong>rdom zou<br />
vervullen. Hij heeft zelfs niet, zooals Wies Moens wèl <strong>de</strong>ed, zijn gefolter<strong>de</strong> jeugd<br />
uitgezongen. Hij voelt zich zelf nog te zeer gecompli-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
213<br />
ceerd om zich ooit volledig te geven. Elke oplossing schijnt hem <strong>voor</strong>barig. Gelooft<br />
hij aan God? Gelooft hij aan <strong>de</strong> menschen? Gelooft hij aan <strong>de</strong> lyriek? Met elke<br />
zekerheid die daagt, rijst <strong>de</strong> twijfel me<strong>de</strong>. Hij geeft en neemt terug, want zulke gift<br />
is hem te min die niet een volle overgave is. Hij <strong>de</strong>lft, en woelt om. En zijn verlangen<br />
gaat alweer naar 't boren van nieuwe mijnen uit. En wars van alle diepzinnigheid,<br />
vermoeid van zijn eigen trachten en twijfelingen, gaat hij spelen met zijn talent:<br />
Amarillis<br />
hier is<br />
in een zeepbel<br />
Iris<br />
hang <strong>de</strong> bel<br />
aan een ring<br />
en <strong>de</strong> ring<br />
aan je neus<br />
Amarillis<br />
als een die gansch bereid is zich eens <strong>de</strong>n kop af te bijten, om te zien hoe 't smaakt.<br />
Het is een bittere smaak, maar wie zal <strong>de</strong>n ernst kennen, die niet weet wat spel is?<br />
Wie zal tot God na<strong>de</strong>ren die niet bij <strong>de</strong>n duivel te ra<strong>de</strong> ging?<br />
Toekomstmuziek, zei ik. Want Van Ostayen is zijn experimenten nog niet te boven<br />
gegroeid. Hij is, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Vlaamsche jongeren, <strong>de</strong> man van <strong>de</strong> experimenten. Maar,<br />
en hier schuilt zijn kracht, en daaraan knoopen wij onze hoop vast, hij is niet <strong>de</strong><br />
starre, die zich aan een experiment vastklampt als <strong>de</strong> boot aan het anker. Hij is <strong>de</strong><br />
afvallige, van zijn eigen hart in <strong>de</strong> eerste plaats. Te weinig hart, geen hart:<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> maan schuift <strong>de</strong> lange rivier<br />
Over <strong>de</strong> lange rivier schuift moe<strong>de</strong> <strong>de</strong> maan<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> maan op <strong>de</strong> lange rivier schuift <strong>de</strong> kano naar zee<br />
‘Hij verviel, zegt Van Cauwelaert, in een wel preciese maar bloed-arme<br />
anti-humanitaire, abstracte lyriek’. Vooruit maar, jongens, wij hebben harten genoeg.<br />
Dichters gevraagd.<br />
* * *<br />
Nauwelijks ou<strong>de</strong>r van jaren, maar huldigend een bezadig<strong>de</strong>r want beproef<strong>de</strong><br />
prosodie, heeft Van Cauwelaert <strong>de</strong>zen bijeengeschaard, die hij <strong>de</strong> traditioneele<br />
Fonteiniers heet. Zij had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>stijds hun tijdschrift, ‘'t Fonteintje’, dat zon<strong>de</strong>r veel<br />
drukte geleefd heeft en een blijmoedigen dood is gestorven.<br />
Van Cauwelaert spreekt van <strong>de</strong>n moed, die er noodig was ‘om als jonge man <strong>de</strong><br />
traditie van zijn <strong>voor</strong>gangers als wet te erkennen’. Niet zoo veel moed. Zich eenige<br />
wet opleggen kan in ongebon<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>n eenvoudig een soort van jeugdigen<br />
overmoed, een soort van opstand zijn. De honger naar het genot van het leven zou<br />
<strong>de</strong> mannen van 't Fonteintje gedreven of althans bedreigd hebben, zegt <strong>de</strong><br />
bloemlezer. Nauwelijks, en die honger komt pas, als ik iets van die kamera<strong>de</strong>n<br />
afweet. Minne, die zoowat <strong>de</strong> volledigste dichter van <strong>de</strong>ze kleine groep was, zou<br />
van een baldadigheid en een ironie zijn, waar<strong>voor</strong> zelfs het heiligste niet veilig is<br />
gebleven. En in<strong>de</strong>rdaad, men mag er hem wel <strong>voor</strong> danken dat hij naast, en tegen,<br />
veel godslasteren<strong>de</strong> bijbeltaal zijn zacht lawijd floot, of zijn stoeten van malkontenten<br />
liet oprukken, of zijn onvergetelijke O<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>n Eenzame dichtte:<br />
Gelijk een bron<br />
zijt ge in <strong>de</strong> zon<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
op <strong>de</strong> hoogvlakte van Pamir.<br />
Roelants en Leroux, <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>ren van 't Fonteintje, hiel<strong>de</strong>n zich niet min<strong>de</strong>r<br />
afzijdig van het geroezemoes en het geschreeuw dat veeltijds ra<strong>de</strong>looze onmacht<br />
verbergen moest. Maar Roelants heeft onlangs een roman 1) geschreven, waarvan<br />
men wel <strong>de</strong> diepte moet erkennen; en zijn verzen zijn van geen an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>eg gemaakt.<br />
Terwijl Leroux jonger aan 't wor<strong>de</strong>n is naarmate heel wat <strong>voor</strong>uitstreven<strong>de</strong>r dichters<br />
<strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r grijsheid op zijn:<br />
Wij moeten zijn gelijk <strong>de</strong> boog:<br />
omlaag gespannen, om omhoog,<br />
naar eeuwige verschieten,<br />
zijn pijl te schieten...<br />
Als een overgangsfiguur tusschen al wie ik reeds noem<strong>de</strong> en <strong>de</strong> vorige generatie,<br />
plaatst Van Cauwelaert <strong>de</strong>n u beken<strong>de</strong>n dichter Urbain van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>. Ik zou hem<br />
naast Richard Minne hebben geplaatst, als <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> dichters die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> jongeren<br />
een gekarakteriseerd figuur zijn, en als antipo<strong>de</strong>n van elkan<strong>de</strong>r. Bei<strong>de</strong>n op en top<br />
dichters. Maar Van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> alleen lyriek erkennen<strong>de</strong> als lillend spasme, Minne<br />
integen<strong>de</strong>el <strong>de</strong> trommel slaand in alle stoeten; <strong>de</strong> eerste aar<strong>de</strong>nd naar Bau<strong>de</strong>laire,<br />
<strong>de</strong> laatste naar Derême en Villon. Van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> <strong>de</strong> bewon<strong>de</strong>ring afdwingend van<br />
hen <strong>voor</strong>al, die het doo<strong>de</strong>rnstig meenen met <strong>de</strong> poëzie, en op weg naar <strong>de</strong> aca<strong>de</strong>mie.<br />
Richard Minne, <strong>de</strong>n lichtzinnigen en luchtigen lief, en, in geor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n, op weg<br />
naar <strong>de</strong> galg.<br />
Daar zijn dan nog, in <strong>de</strong> bloemlezing van August van Cauwelaert, <strong>de</strong> ‘jongeren<br />
van gisteren’. De besten zijn u overbekend: Van Nijlen (in <strong>de</strong>ze bloemlezing<br />
onvoldoen<strong>de</strong> vertegenwoordigd), Firmin van Hecke, Hilarion Thans. Me<strong>de</strong> nog <strong>de</strong><br />
oorlogsdichters <strong>de</strong> Pillecijn, Daan Boens en Frits Francken. Deze allen ‘brachten<br />
geen nieuw geluid’, waaron<strong>de</strong>r men verstaan moet, dat zij min<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong><br />
spiegelgevechten over versvorm en ethiek-in-<strong>de</strong>-kunst mee<strong>de</strong><strong>de</strong>n. Want ik meen<br />
te hebben aangetoond dat veel van het nieuwe nog wat ou<strong>de</strong>r moet wor<strong>de</strong>n om<br />
goed te kunnen heeten. Aan <strong>de</strong>ze vergissing van Van Cauwelaert had <strong>de</strong> onlangs<br />
overle<strong>de</strong>n dichter Karel van <strong>de</strong>n Oever te danken, dat hij niettegenstaan<strong>de</strong> zijn<br />
verle<strong>de</strong>n in het hartje <strong>de</strong>r jongste jongeren werd gerangschikt. Gerust, hoor. Maar<br />
zeer mid<strong>de</strong>lmatig is zijn vers gebleven, het nieuwe als 't ou<strong>de</strong>.<br />
De totaal-indruk is, dat Van Cauwelaert te veel heeft willen bewijzen. Was 't er<br />
hem niet om te doen: tegen <strong>de</strong> bloemlezing van Dirk Coster, die <strong>de</strong> Vlamingen al<br />
te zeer veronachtzaamd had, een Vlaamsche bloemlezing te stellen? Dan had een<br />
kritischer keus beter dit doel gediend. Maar<br />
1) Maurice Roelants, ‘Komen en Gaan’; Rotterdam, Nijgh en van Ditmars Uitg. Mij. 1927.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
214<br />
wat, meer speciaal, <strong>de</strong> Vlaamsche toestan<strong>de</strong>n betreft, heeft <strong>de</strong> inleiding althans<br />
<strong>de</strong>ze onschatbare verdienste, dat zij niet meer toegeeft aan <strong>de</strong> dwaasheid om <strong>de</strong><br />
poëzie te gaan beoor<strong>de</strong>elen naar <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re leuze door <strong>de</strong>n dichter bele<strong>de</strong>n.<br />
R HERREMAN<br />
Herman Gorter †<br />
Het overlij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n dichter heeft groote ontroering gewekt.<br />
In afwachting van een artikel <strong>voor</strong> ons tijdschrift meenen wij thans te moeten<br />
volstaan met hetgeen Het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad schreef:<br />
In een <strong>de</strong>r eerste jaargangen van ‘De Nieuwe Gids’ - <strong>de</strong> vier<strong>de</strong>, die in het najaar<br />
van 1889 begon te verschijnen - <strong>de</strong>ed Herman Gorter, jong en vurig dichter, <strong>voor</strong><br />
het eerst van zich spreken. De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> aflevering van dien jaargang had het eerste<br />
<strong>de</strong>el van ‘Mei’ gebracht en dit gedicht was zoowel een openbaring als een probleem.<br />
Dat <strong>de</strong>ze, schijnbaar zoo weinig Hollandsche en toch in wezen zoo door en door<br />
Hollandsche poëzie heftige bestrijding zou vin<strong>de</strong>n lag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Maar <strong>de</strong><br />
jongeren, die met Shelley en Keats opgegroeid waren, haal<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n dichter van het<br />
Mei-lied geestdriftig in. Willem Kloos schreef in <strong>de</strong> letterkundige kroniek van het<br />
volgen<strong>de</strong> nummer met opgetogenheid over <strong>de</strong>ze ‘schatkamer van schoonheid,<br />
onuitputtelijk als <strong>de</strong> Natuur’. Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n wijd<strong>de</strong> tegelijkertijd een uitvoerige<br />
beschouwing aan ‘Gorter's Verzen’, waarin hij zich al bij <strong>voor</strong>baat schrap zette tegen<br />
<strong>de</strong>n storm die losbreken zou. An<strong>de</strong>re besprekingen volg<strong>de</strong>n, ook een uitvoerige<br />
kroniek van Kloos, waarin hij, naar aanleiding van Gorter's een jaar later in het licht<br />
gegeven bun<strong>de</strong>l ‘Verzen’, <strong>de</strong> stelling verkondig<strong>de</strong> ‘dat kunst <strong>de</strong> allerindividueelste<br />
expressie van <strong>de</strong> allerindividueelste emotie moet zijn’.<br />
Het heeft hier weinig zin al <strong>de</strong>ze besprekingen, die toentertijd uiteraard<br />
strijdschriften moesten zijn, in herinnering te brengen. De ‘Mei’ en <strong>de</strong> ‘Verzen’ van<br />
Gorter schokten <strong>de</strong> lezers, die zich reeds vertrouwd begonnen te voelen met <strong>de</strong><br />
letterkundige beweging door <strong>de</strong> ‘tachtigers’ ingezet, opnieuw op. Gorter scheen een<br />
twee<strong>de</strong> vernieuwing te brengen. ‘Mei’, schreef Verwey - in zijn Inleiding tot <strong>de</strong> Nieuwe<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche Dichtkunst - ‘is vol van <strong>de</strong> zinnelijke bekoring van zee en land, water<br />
en hemel, bloemen, vlin<strong>de</strong>ren en vogelen, van alle jeugd en van alle schoonheid’.<br />
En het is niet in <strong>de</strong> laatste plaats <strong>de</strong>ze zinnelijke bekoring geweest, <strong>de</strong> verrukking<br />
over levensbloei en natuur, die het gedicht zoo spoedig en in zoo ruimen kring<br />
populair <strong>de</strong>ed wor<strong>de</strong>n. Meer nog dan in ‘Mei’ kwam het op <strong>de</strong> spits gedreven<br />
individualisme van Herman Gorter tot uiting in <strong>de</strong> ‘Verzen’, die later <strong>voor</strong> een ge<strong>de</strong>elte<br />
opgenomen wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l ‘De School <strong>de</strong>r Poëzie’ ('97). En in dit<br />
individualisme kon <strong>de</strong>ze poëzie geen voedingsbo<strong>de</strong>m vin<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> bree<strong>de</strong>ren groei.<br />
Gorter wend<strong>de</strong> zich daarom tot <strong>de</strong> wijsbegeerte. Hij verdiepte zich in <strong>de</strong> philosofie<br />
van Spinoza en vertaal<strong>de</strong> <strong>de</strong> ‘Ethica’. Ook <strong>de</strong>ed hij een poging om het wezen van<br />
‘Spinoza's leer’ in verzen uit te drukken. Men vindt zijn op Spinoza geïnspireer<strong>de</strong><br />
gedichten in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>el van ‘De school <strong>de</strong>r Poëzie’. Hij had zich op dat tijdstip<br />
echter reeds tot <strong>de</strong> socialistische theorieën van Karl Marx bekeerd, waarvan <strong>de</strong><br />
inleiding tot <strong>de</strong>zen dichtbun<strong>de</strong>l dui<strong>de</strong>lijk blijk geeft. ‘De Ne<strong>de</strong>rlandsche poëzie van<br />
na 1880’, - lezen wij daar - ‘welke kiemen <strong>voor</strong> een hoogere zij ook in zich moge<br />
dragen, was burgerlijke poëzie. Zij sprak gedachten en gevoelens <strong>de</strong>r heerschen<strong>de</strong>,<br />
maar on<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong>, klasse uit’. Deze stelling werd omstreeks dienzelf<strong>de</strong>n tijd na<strong>de</strong>r<br />
uitgewerkt in zijn: ‘Kritiek op <strong>de</strong> litteraire beweging van 1880 in Holland’,<br />
oorspronkelijk gepubliceerd in het maandschrift ‘De Nieuwe Tijd’, dat me<strong>de</strong> door<br />
Gorter werd geredigeerd. De later gepubliceer<strong>de</strong> socialistische ‘Verzen’ in 1899<br />
verschenen waren echter niet an<strong>de</strong>rs dan een zwakke nabloei van vroegere poëzie.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Daarna volg<strong>de</strong>n groote gedichten. Eerst ‘Een klein Hel<strong>de</strong>ndicht’ (1906), en zes jaar<br />
later ‘Pan’. Een nieuwen toon had <strong>de</strong> dichter niet vermogen te vin<strong>de</strong>n en ver<strong>de</strong>re<br />
publicaties van gedichten zijn dan ook achterwege gebleven. Wel heeft hij zijn<br />
bun<strong>de</strong>ls nog meer dan eens omgewerkt en <strong>de</strong> verzen opnieuw gegroepeerd. In<br />
1916 verscheen een samenvatting van zijn werk in twee <strong>de</strong>elen. In <strong>de</strong> inleiding tot<br />
<strong>de</strong>zen druk lezen wij: ‘In <strong>de</strong>ze uitgave heb ik alle verzen verzameld die tusschen<br />
1890 en 1906 door mij wer<strong>de</strong>n geschreven, en die, als pogingen, tot een zekere<br />
hoogte van volkomenheid reikten. Ik spreek <strong>de</strong>n ernstigen dringen<strong>de</strong>n wensch uit,<br />
dat, indien ooit verzen van mij uit <strong>de</strong>ze jaren wor<strong>de</strong>n herdrukt, zij alleen aan <strong>de</strong>ze<br />
uitgave van 1916 zullen wor<strong>de</strong>n ontnomen’.<br />
Voor het nageslacht zal Herman Gorter <strong>de</strong> dichter blijven van ‘Mei’:<br />
Bal<strong>de</strong>r en Mei, dat was een schoone droom<br />
en zoo men al niet het gedicht als geheel genieten kan, men zal er altijd prachtige<br />
fragmenten in kunnen bewon<strong>de</strong>ren. Fragmenten van gepassioneer<strong>de</strong> lyriek, van<br />
<strong>de</strong> elementaire kracht, die in een <strong>voor</strong> woordmuziek overgevoelig gemoed tot uiting<br />
drong:<br />
‘De weemoed van het Mei-gedicht is <strong>de</strong>ze: - schrijft Verwey in <strong>de</strong> “Inleiding tot <strong>de</strong><br />
Nieuwe Ne<strong>de</strong>rl. Dichtkunst” - “dat in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> zinnelijke schoonheid zich door <strong>de</strong><br />
ziel niet kan vereeuwigen. Mei is vergankelijk. Bal<strong>de</strong>r alleen is eeuwig”.<br />
En het is in dit gevoel van weemoed dat wij <strong>de</strong>n dichter, die eens zoo onstuimig<br />
en sensitief <strong>de</strong>n hartstocht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zinnelijke bekoring in <strong>de</strong> poëzie van Holland<br />
uitstortte, willen her<strong>de</strong>nken.<br />
Eén ding is droevig en maakt zacht geklaag<br />
Altijd om d'aar<strong>de</strong> heen, een nevel vaag<br />
En luchtig om dat lijf: 't is wisseling<br />
Van zijn en niet zijn, en dat ie<strong>de</strong>r ding,<br />
Zielen en bloemen, drijven naar dat rijk<br />
Waar 't wit en stil is...<br />
Herman Gorter, zoon van Simon Gorter, werd in 1864 te Wormerveer geboren. Hij<br />
stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> in <strong>de</strong> klassieke letteren en vestig<strong>de</strong> zich later te Amersfoort, waar hij<br />
leeraar aan het Gymnasium werd. Vergissen wij ons niet dan hebben <strong>de</strong><br />
stemmingsvolle stille singelgrachten van het ou<strong>de</strong> stadje hem geïnspireerd tot <strong>de</strong>n<br />
aanhef van “Mei”. Later vestig<strong>de</strong> hij zich te Bussum, waar hij zich geheel aan <strong>de</strong><br />
studie en <strong>de</strong> propaganda van het socialisme wijd<strong>de</strong>. Oneenigheid on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>rs<br />
van <strong>de</strong> S.D.A.P. waren oorzaak, dat hij geïsoleerd raakte. In latere jaren was hij<br />
overtuigd communist’.<br />
En in een later nummer schrijft het Han<strong>de</strong>lsblad:<br />
Gorter was, evenals Leopold, die hem zoo zeer vereer<strong>de</strong>, een eenzelvig mensch.<br />
Hij stond se<strong>de</strong>rt lang buiten <strong>de</strong> letterkundige groepen, maar werd ook door <strong>de</strong><br />
‘jongeren’ - als <strong>de</strong> dichter van <strong>de</strong>n eersten bun<strong>de</strong>l <strong>de</strong>r ‘Verzen’ meer nog dan om<br />
zijn ‘Mei’ - vurig bewon<strong>de</strong>rd. Terwijl echter Leopold althans op enkele jongere dichters<br />
rechtstreeks invloed kon hebben, zijn Gorter's ‘Verzen’, als onnavolgbaar in hun<br />
verbijsteren<strong>de</strong> oorspronkelijkheid, een eenzaam heiligdom gebleven waaraan<br />
niemand durf<strong>de</strong> raken.<br />
Dat op <strong>de</strong> uiterste gevoeligheid <strong>de</strong>zer poëzie geen gelijkwaardige <strong>voor</strong>tzetting<br />
kon volgen, viel <strong>de</strong>s te moeilijker<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
215<br />
te ontkennen, omdat het latere werk van <strong>de</strong>n dichter <strong>de</strong>ze verwachting scheen te<br />
bevestigen.<br />
Niettemin herleef<strong>de</strong> <strong>de</strong> hoop toen twee jaar gele<strong>de</strong>n verteld werd, dat Gorter aan<br />
een nieuwen bun<strong>de</strong>l werkte. Dit gerucht is later bevestigd en een jaar gele<strong>de</strong>n heeft<br />
<strong>de</strong> dichter met <strong>de</strong>n heer Van Dishoeck, die <strong>de</strong> uitgave van zijn werken van Versluys<br />
had overgenomen, zijn plan besproken. Hij wil<strong>de</strong> toen echter nog wat wachten en<br />
behield <strong>de</strong> manuscripten in zijn bezit, die nu, naar wij hopen, uit zijn nalatenschap<br />
zullen wor<strong>de</strong>n uitgegeven.<br />
Of Gorter in zijn laatste werk in<strong>de</strong>rdaad tot <strong>de</strong> richting zijner eerste ‘Verzen’ is<br />
teruggekeerd, zooals <strong>de</strong>stijds verluid<strong>de</strong>, moet wor<strong>de</strong>n afgewacht. Velen zijner jongere<br />
bewon<strong>de</strong>raars hopen het vurig, omdat <strong>de</strong>ze ‘Verzen’, evenals die van Leopold,<br />
zoozeer naar hun hart zijn geschreven. Daarom werd twee jaar gele<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vijf<strong>de</strong><br />
druk van ‘Verzen’ (on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n titel De school <strong>de</strong>r Poëzie, bij Van Dishoeck<br />
verschenen), begroet als een verblij<strong>de</strong>nd teeken van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> belangstelling<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze poëzie.<br />
Gerard Bruning, <strong>de</strong> jong gestorven katholieke dichter en essayist, wijd<strong>de</strong> <strong>de</strong>stijds<br />
een opstel aan <strong>de</strong>zen herdruk, waaruit hier een en an<strong>de</strong>r moge volgen, als een<br />
getuigenis van <strong>de</strong> bewon<strong>de</strong>ring zijner generatie:<br />
‘Toen ik dit boek met verzen zou gaan lezen - zoo schreef Gerard Bruning - dacht<br />
ik dat ik het lezen zou als een belangrijk litterair-historisch document, als een boek<br />
waarin gij en ik met eenige welwillen<strong>de</strong> toena<strong>de</strong>ring van onzen kant mogen spreken<br />
als wel van waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> dien en dien tijd, toen het verschijnen er van, nu ja! toch<br />
wel een groote gebeurtenis geweest moet zijn, maar dat toch ook: gij en ik mogen<br />
dat met een blik van hoogere verstandhouding elkaar toefluisteren, - niet meer in<br />
overeenstemming is met <strong>de</strong> he<strong>de</strong>n ten dage gewonnen hoogten van ons voelen en<br />
<strong>de</strong>nken! En nu! en nu! - ik kan er niets aan doen en misschien is het niet goed, ik<br />
weet het niet, ik behoef het niet te weten, en misschien zal men het vreeselijk met<br />
mij oneens zijn: maar heel alleen en ter zij van allen staat Herman Gorter als een<br />
groot dichter in mijn besef en als een arme jongen met te groot verlangen; en als<br />
ik zijn verzen lees, gaat het achter mijn oogen brán<strong>de</strong>n van een wil<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> en<br />
brán<strong>de</strong>n van een wil<strong>de</strong> pijn; het heft mij uit mij zelve, <strong>de</strong> tijd en <strong>de</strong> ruimte vallen van<br />
mij af, opeens zuigt zich langs alle vezels van mijn lijf het leven op...<br />
Toen Herman Gorter <strong>de</strong>ze verzen mocht schrijven was hij een groot kunstenaar,<br />
een schoon en goed mensch’.<br />
Ingezon<strong>de</strong>n stukken<br />
NIEMAND ontzegt jongen dichters het recht om hun gedichten uit te geven, niemand<br />
aan uitgevers om er siera<strong>de</strong>n van boekdruk- en bindkunst van te maken. Niemand<br />
ook zal trachten te beletten dat dichter en uitgever besluiten <strong>de</strong> uitgave tot een<br />
bepaald aantal, en een dikwijls zeer klein, te beperken. Er wordt een weinig<br />
gemopperd over <strong>de</strong> duurte van het boek. Maar hoe weinigen doen dit, want hoe<br />
weinigen lezen het. En zou, wanneer in plaats van die beperkte oplage, er een was<br />
van eenige hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n exemplaren, dan 't aantal van verkochte boeken wel zeer<br />
stijgen? Zou niet juist het beperken van het aantal een, en zeer wijs,<br />
<strong>voor</strong>behoedmid<strong>de</strong>l zijn tegen 't overblijven van vele, wellicht tot in <strong>de</strong> eeuwigheid<br />
<strong>voor</strong>radige, exemplaren?<br />
Maar nu wat ik zeggen wil<strong>de</strong> naar aanleiding van een uitlating van <strong>de</strong>n Heer<br />
Scholte in zijn open brief aan A. Defresne *) . ‘Het ware te wenschen dat wij overvloedig<br />
schreven, slordig, chaotisch, slecht, maar levend’. Dit is een schoone verzuchting,<br />
*) Zie D.G.W. Juli-nr. 1927.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
want zij geeft uiting aan een i<strong>de</strong>aal. De Heer Scholte wil ook, dat er beter geschreven<br />
zal wor<strong>de</strong>n, en wel <strong>voor</strong>namelijk wat <strong>de</strong>n inhoud betreft. Maar zijn er niet vele wegen<br />
om tot een doel te geraken? En ik kan niet langer inhou<strong>de</strong>n te zeggen, welken weg<br />
ik zie. Als ik spreek over <strong>de</strong> huidige dichters, bedoel ik meer in het bizon<strong>de</strong>r diegenen<br />
on<strong>de</strong>r hen, die m.i. <strong>de</strong> eigenschappen in zich hebben, die <strong>de</strong> ware vates, <strong>de</strong><br />
ziener-zanger bezit. Er kan een dichter bestaan, van wien nooit éen gedicht <strong>de</strong><br />
menschheid bereikt. Al zijn arbeid vernietigt hij als niet waardig om te getuigen van<br />
<strong>de</strong> roeping die hij in zich voelt. Sterft die mensch als onbeteekenend dichter? Voor<br />
het oog <strong>de</strong>r wereld, ja. Maar wellicht heeft hij in zijn leven schooner oogenblikken<br />
gehad, toen hij trachtte het hoogste te bena<strong>de</strong>ren, dan diegenen die <strong>voor</strong>tdurend,<br />
al zij 't beschei<strong>de</strong>n, hun werk <strong>de</strong> wereld inzen<strong>de</strong>n. - Dit is een geval, dat wellicht<br />
nooit <strong>voor</strong>komt, maar wel had het kunnen gebeuren, dat vóór zijn sterven die dichter<br />
in éen zang, en <strong>de</strong> allerschoonste van zijn leven, die het dichtst nabij kwam aan het<br />
hoogste wat hij nastreef<strong>de</strong>, uiting gaf aan wat in al die vorige en vernietig<strong>de</strong> verzen<br />
verspreid was, aan wat was het heilige doel van zijn leven. En zou dat niet ‘levend’<br />
zijn? In een drenkeling, die zich vastklampt aan een stuk wrakhout dat hem<br />
ontglippen gaat, is meer leven dan in hem was toen hij rustig in een gemakkelijken<br />
stoel op het <strong>de</strong>k van het vergane schip zat.<br />
Zou éen van <strong>de</strong> huidige dichters - van <strong>de</strong>genen dan die ik op 't oog heb - dat<br />
kunnen: geduren<strong>de</strong> eenige, wellicht geduren<strong>de</strong> vele jaren zwijgen, zwijgen maar<br />
werken, <strong>voor</strong>tdurend werken en <strong>de</strong> vruchten van dien arbeid weer vernietigen? Zou<br />
éen <strong>de</strong> kracht hebben om asceet te zijn, om zich te onthou<strong>de</strong>n van 't verlei<strong>de</strong>lijke,<br />
heerlijke drukken laten van zijn gedichten? Zou éen dat kunnen?<br />
L.P.J. BRAAT<br />
[Ingezon<strong>de</strong>n Brief]<br />
BRUSSEL, 9 Sept. '27<br />
Mijnheer,<br />
IK neem <strong>de</strong> vrijheid u te schrijven omdat het geval De Zondaar, dat een groot <strong>de</strong>el<br />
van uw laatste D.G.W. inneemt, mij werkelijk heeft geïnteresseerd. Het wil mij n.l.<br />
<strong>voor</strong>komen dat in <strong>de</strong>ze zaak het angstig gepraat over pornografie verschillen<strong>de</strong><br />
kwesties heeft verplaatst. De Zondaar een pornografisch boek? Het is toch eigenlijk<br />
te belachelijk om erover te strij<strong>de</strong>n. Wordt in Holland <strong>de</strong> zoo ernstige heer Zola soms<br />
nog altijd aangezien <strong>voor</strong> pornograaf? Het ligt niet direkt in mijn bedoeling een<br />
vergelijking te treffen tusschen Zola en mej. Smeding, maar toch: als Zola niet<br />
bepaald een pornograaf is geweest, is <strong>de</strong> auteur van De Zondaar het ook zéker<br />
niet.<br />
Een an<strong>de</strong>re vraag is, of een vrouw die een wat men noemt ‘gedurfd boek’ heeft<br />
geschreven, na twee drie onbeholpen aanvallen al eenig recht krijgt op <strong>de</strong><br />
martelaarsfiguur. Dit lijkt mij <strong>de</strong> belachelijkheid van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong>. De heer<br />
Pannekoek heeft door zijn interview zeker nieuw licht op <strong>de</strong> zaak geworpen; dat hij<br />
mej. Smeding er een dienst mee bewezen heeft, valt te betwijfelen. Men vraagt zich<br />
in <strong>de</strong> eerste plaats af waarom mej. Smeding <strong>de</strong>kking schijnt te zoeken achter <strong>de</strong><br />
ten<strong>de</strong>nz die zij met haar kunst in verband brengt. Ten<strong>de</strong>nz alleen heeft zoo min iets<br />
<strong>voor</strong>, als tegen, <strong>de</strong> kunst gedaan. Het is of mej. Smeding tracht te ontkomen aan<br />
<strong>de</strong> vraag: ‘U, kunstenares (uw recht op ten<strong>de</strong>nz volgaarne erkend!), heeft u zich<br />
ook <strong>de</strong> z.g. pornografische ge<strong>de</strong>elten van uw roman volkomen ingeleefd? heeft u<br />
ze ook met lief<strong>de</strong> geschreven?’ - En als zij rondweg ja zei; wat dan nog?...<br />
Wat uw tegen <strong>de</strong>n heer Nijhoff gericht artikel betreft: <strong>de</strong> heer Nijhoff heeft<br />
waarschijnlijk, evenzeer als u, gelijk. U stelt zich met zijn verzekeringen-alleen niet<br />
tevre<strong>de</strong>n,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
216<br />
en het is uw goed recht; dit neemt niet weg dat in sommige omstandighe<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
bloote verzekering van <strong>de</strong>n man van smaak het - hoe zal ik zeggen? - het ‘heiligste’<br />
is wat hij te geven heeft. De smaak van <strong>de</strong>n heer Nijhoff verzet zich tegen De<br />
Zondaar en doet hem het boek ‘als pornografie zelfs’ verwerpen (wat mej. Smeding<br />
niet dan aangenaam kan zijn). Het grappige is alleen dat ook <strong>de</strong>n heer Nijhoff het<br />
woord ‘pornografie’ veel te snel uit <strong>de</strong> pen schijnt gevloeid, en dat hetgeen hij wèl<br />
als zoodanig aanvaardt evenmin dien titel verdient. Als hij zich eens liet verlei<strong>de</strong>n<br />
om die ‘pornografische’ passage's van Anatole France te citeeren? En wat Pierre<br />
Louys aangaat, die wèl pornografie gepleegd heeft, <strong>voor</strong>namelijk op lateren leeftijd,<br />
ik vrees dat <strong>de</strong> heer Nijhoff alleen nog maar aan Aphrodite en Le Roi<br />
Pausole <strong>de</strong>nkt, boeken die tot wat men in Frankrijk noemt: ‘la littérature galante’<br />
behooren, dat is: noch ‘érotique’, noch ‘scatologique’, - en u zult het misschien met<br />
mij eens zijn dat <strong>de</strong> Franschen op dit gebied <strong>de</strong>skundiger klasseer<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong><br />
meeste Hollan<strong>de</strong>rs zijn. De pornografische boeken van Louys heeten: Poésies<br />
Erotiques; Manuel <strong>de</strong> Civilité à l'Usage <strong>de</strong>s Jeunes Filles du<br />
Mon<strong>de</strong>; Trois Filles <strong>de</strong> leur Mère; Histoire du Roi Gonzalve<br />
et <strong>de</strong>s Douze Princesses. Ik ben ervan overtuigd dat <strong>de</strong> heer Nijhoff ze<br />
niet kent, of hij had van Louys' ‘vroolijke’ pornografie niet gesproken. Wat hij bedoelt<br />
heet met een Ne<strong>de</strong>rl. boekhan<strong>de</strong>laarsterm geloof ik: ‘on<strong>de</strong>ugend’, en <strong>de</strong> ‘nietvroolijke<br />
pornografie’ van De Zondaar: ‘ze<strong>de</strong>-studie’.<br />
Ik zou wat ik zeggen wil<strong>de</strong> als volgt kunnen resumeeren: Als <strong>de</strong> Zondaar<br />
pornografisch aandoet kan het alleen zijn door gebrek aan talent. Ik bedoel: <strong>de</strong>nk<br />
u een <strong>de</strong>rgelijk on<strong>de</strong>rwerp in door een Dostojevski behan<strong>de</strong>ld, niemand behalve<br />
misschien <strong>de</strong> koster van Mod<strong>de</strong>rdijk zou zich geroepen voelen om van pornografie<br />
te spreken. Mej. Smeding ver<strong>de</strong>digen tegen <strong>de</strong> aantijging van pornografie is haar<br />
dus m.i. geen dienst bewijzen op een an<strong>de</strong>r gebied dan dat van <strong>de</strong> burgerlijke<br />
achtenswaardigheid, en, misschien, van <strong>de</strong> reclame.<br />
Geloof mij, mijnheer, met beleef<strong>de</strong> groeten, hoogachtend,<br />
E. DU PERRON<br />
Naschrift.<br />
Deze verstandige woor<strong>de</strong>n van een Brusselschen abonné plaatsen wij met groot<br />
genoegen. Slechts een enkele opmerking. In<strong>de</strong>rdaad kan <strong>de</strong> bloote verzekering van<br />
<strong>de</strong>n man van smaak in bepaal<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n het ‘heiligste’ zijn wat hij te geven<br />
heeft. Maar <strong>voor</strong> een criticus mogen die omstandighe<strong>de</strong>n toch maar zel<strong>de</strong>n gel<strong>de</strong>n.<br />
Want al mag <strong>de</strong> uitspraak, dat ‘over smaken niet te twisten valt’ zeker niet aldus<br />
wor<strong>de</strong>n opgevat, dat <strong>de</strong>s eenen smaak even veel of even weinig recht zou hebben<br />
als die <strong>de</strong>s an<strong>de</strong>ren, doch alleen in <strong>de</strong>zen zin, dat over welken smaak ook niet te<br />
twisten valt, m.a.w. dat hier <strong>voor</strong> een waar<strong>de</strong>-bepaling nimmer verstan<strong>de</strong>lijke<br />
overtuigings-argumenten dienst kunnen doen - zoo spreken in <strong>de</strong>n smaak van ie<strong>de</strong>r<br />
mensch (hoezeer die smaak ook verfijnd en ontwikkeld moge wezen) toch steeds<br />
te veel onzuivere en ongecontroleer<strong>de</strong> factoren mee dan dat een criticus, wien het<br />
toch nimmer uitsluitend om een persoonlijken indruk te doen mag zijn, doch die in<br />
zijn beoor<strong>de</strong>eling tevens naar het algemeene zoekt, zijn smaak als eenig<br />
criterium zou mogen doen gel<strong>de</strong>n. De smaak kan een rem of een richtsnoer zijn.<br />
Een werkman, die zijn dochter verbiedt zij<strong>de</strong>n kousen te dragen als een dame, daar<br />
dit in zijn stand ‘niet past’, wordt in dit laatste door zijn goe<strong>de</strong>n smaak <strong>voor</strong> juiste<br />
verhoudingen geleid. Maar... hij heeft ‘pronkjes’ in zijn salon! Een criticus, die zich<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
ij alles uitsluitend op zijn smaak terugtrekt is op een gevaarlijken weg. Van het vele<br />
tot het algemeene, ééne (en dit is <strong>de</strong> dialektische richting van <strong>de</strong>n geest, óók bij het<br />
schouwen van schoonheid) komt men slechts langs <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r re<strong>de</strong>lijke bezinning,<br />
waarvan ‘<strong>de</strong> smaak’ het aanvankelijke en <strong>voor</strong>loopige is.<br />
G.v.E.<br />
Van <strong>de</strong> redactie<br />
Mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> journalistiek<br />
HET interview van G.H. Pannekoek Jr. met Alie Smeding, in ons vorig nr.<br />
opgenomen, wordt in Het Va<strong>de</strong>rland aldus on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> lezers van<br />
dat blad gebracht:<br />
‘G.H. Pannekoek is niet alleen Al praten<strong>de</strong> met... Alie Smeding, maar werpt zich<br />
ook op als haar chevalier sans peur et sans reproche, verslaat al haar vijan<strong>de</strong>n en<br />
vernietigt Henri Borel daarbij met een scheldwoord, dat uit het rijke vocabulair van<br />
zijn Dame is genomen. Zelfs een Bijbeltekst moet hierbij dienen om <strong>de</strong> schrijfster<br />
van De Zondaar te heiligen’.<br />
Al zou ik <strong>voor</strong> mij Mej. Smeding's naam in verband met haar boek De Zondaar<br />
nu gaarne eens een jaar lang niet meer noemen, <strong>de</strong> averechtsche <strong>voor</strong>stelling die<br />
Het Va<strong>de</strong>rland hier aan zijn lezers geeft kan ik niet zon<strong>de</strong>r protest laten. Ik blijf nl.<br />
<strong>voor</strong>loopig nog van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rstelling uitgaan, dat Het Va<strong>de</strong>rland een eerlijk blad<br />
is, dat niet door dik en dun partij wenscht te trekken <strong>voor</strong> zijn<br />
me<strong>de</strong>werker-tijdschriftenkronikeur, die herhaal<strong>de</strong>lijk blijk geeft zijn taak van loyale<br />
<strong>voor</strong>lichting niet ernstig en met het noodige geweten te volbrengen.<br />
Toen ik zelf onlangs in een mijner Kronieken betoogd had, dat alle kunst ‘het ware<br />
zoekt’, doch het ware gezien op haar eigen wijze, d.w.z. door <strong>de</strong> verbeelding, <strong>de</strong><br />
aesthetische aanschouwing, maakte <strong>de</strong> kronikeur van Het Va<strong>de</strong>rland ervan, dat<br />
volgens mij dus (o! die onsterfelijke Lorelei!) alle ‘waarheid’ (alle waarheid ‘hoe of<br />
wat’ nog wel!) kunst zou zijn. Ik heb daar toen niet op gereageerd omdat het mij<br />
hartgrondig <strong>de</strong> keel uithangt altijd weer valschhe<strong>de</strong>n of domhe<strong>de</strong>n recht te zetten.<br />
In het bovengenoemd geval geldt het echter niet mijzelven maar mijn me<strong>de</strong>werker<br />
Pannekoek, en ik mag niet zwijgen, omdat <strong>de</strong> heer Pannekoek zichzelf vermoe<strong>de</strong>lijk<br />
wel geen recht zal kunnen of willen verschaffen.<br />
De <strong>voor</strong>stelling door Het Va<strong>de</strong>rland met betrekking tot dat interview gegeven is<br />
niet an<strong>de</strong>rs dan in hooge mate mislei<strong>de</strong>nd. Dat <strong>de</strong> kronikeur van het blad <strong>de</strong>n heer<br />
P. een ‘chevalier sans peur et sans reproche’ noemt, soit, daar is weinig tegen in<br />
te brengen. Het is zeker rid<strong>de</strong>rlijk: een vrouw, een schrijfster, <strong>de</strong> gelegenheid te<br />
geven om zich eens uit te spreken tegenover <strong>de</strong> critiek en het publiek, die zelf nooit<br />
een oogenblik schromen ongezouten met hun meening (en welke meeningen vaak!)<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dag te komen. En hoe kunnen zij, die nimmer aarzelen te oor<strong>de</strong>elen, zelfs<br />
over <strong>de</strong> meest innerlijke beweegre<strong>de</strong>nen van hun naaste, verwachten niet we<strong>de</strong>rom<br />
geoor<strong>de</strong>eld te wor<strong>de</strong>n? Dat het oor<strong>de</strong>el van een geplaag<strong>de</strong> en opgejaag<strong>de</strong> vrouw<br />
bitter zou uitvallen - had <strong>de</strong> criticus Borel dit an<strong>de</strong>rs verwacht? En dat zij in haar<br />
bitterheid zich liet verlei<strong>de</strong>n tot een qualificatie, die misschien te fel en overdreven<br />
was - kan <strong>de</strong> heer Pannekoek, wiens taak als eerlijk journalist het was: hare meening<br />
getrouw en onverbloemd weer te geven (zooals hij het in<strong>de</strong>rtijd <strong>de</strong> meening van<br />
<strong>de</strong>n dichter Bloem over Heyermans <strong>de</strong>ed) - kan <strong>de</strong> heer Pannekoek dit helpen?<br />
Mag nu maar geïnsinueerd wor<strong>de</strong>n dat onze me<strong>de</strong>werker schold ‘met een<br />
scheldwoord uit het rijke vocabulair van zijn Dame genomen’?<br />
Zòò wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> lezers van een groot dagblad misleid!<br />
G.v.E.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Al praten<strong>de</strong> met...<br />
Twee boekverkoopers<br />
I. Bij S. Hijman Jz.<br />
217<br />
HET interview met <strong>de</strong>n uitgever A.A.M. Stols had, zoo vernam ik, in kringen van<br />
<strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l eenige ontstemming gewekt, en het spreekt vanzelf, dat ik dus<br />
menschen van het vak gaarne gelegenheid wil<strong>de</strong> geven om tegen beweringen van<br />
Stols op te komen. Mijn keuze viel ten eerste op <strong>de</strong>n heer S. Hijman Jz. van <strong>de</strong> firma<br />
Hijman, Stenfert Kroese & Van <strong>de</strong>r Zan<strong>de</strong>, boekverkoopers te Arnhem.<br />
Waarom ik <strong>de</strong>n heer Hijman heb gekozen om zich uit te spreken? Ik had <strong>de</strong><br />
uitgaven van <strong>de</strong>ze firma met <strong>de</strong> meeste aandacht gevolgd en met vreug<strong>de</strong><br />
geconstateerd dat <strong>de</strong> boeken uiterlijk zeer goed verzorgd waren, en <strong>de</strong> inhoud aan<br />
hooge eischen vol<strong>de</strong>ed. Bovendien zijn <strong>de</strong>ze ‘boekverkoopers’, zooals ze zich<br />
noemen, <strong>de</strong> exploitanten van Palladium. Ze zijn dus ook uitgevers van bibliophiele<br />
boeken. De heer Hijman leek mij daarom een <strong>de</strong>r aangewezen personen om <strong>de</strong>n<br />
boekhan<strong>de</strong>l te ver<strong>de</strong>digen.<br />
Op mijn brief, of hij me ontvangen kon, antwoord<strong>de</strong> hij toestemmend en schreef<br />
o.m.: ‘Na <strong>de</strong> m.i. niet geheel billijke aanvallen op onzen stand in <strong>de</strong> N.R. Ct., en<br />
laatstelijk van <strong>de</strong>n heer Stols, apprecieer ik zeer <strong>de</strong> gebo<strong>de</strong>n gelegenheid om <strong>de</strong><br />
keerzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> medaille te belichten, al had ik liever een an<strong>de</strong>ren “belichter” gezien<br />
dan mijzelf’.<br />
Dus spraken wij een dag af. Het was een na-zomerzondag. In <strong>de</strong> lucht hing reeds<br />
een vage herfstnevel. De heer Hijman heeft me in zijn woonhuis aan <strong>de</strong>n Velperweg<br />
ontvangen, en in zijn werkkamer, aan <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>kant van het huis, heb ik met hem<br />
en zijn zoon zitten praten.<br />
De heer Hijman is een man, die van zijn vak houdt. Dat hoort men da<strong>de</strong>lijk als hij<br />
spreekt. Hij is levendig en beweeglijk. Op een papiertje heeft hij eenige notities<br />
gemaakt en af en toe zet hij een hoornen bril op, om te kijken wat hij ver<strong>de</strong>r genoteerd<br />
heeft.<br />
Als we tegenover elkaar zitten, zegt hij: U weet al, dat ik van meening ben, dat<br />
<strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l onbillijk bejegend is. Waarom is men zoo slecht over <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l<br />
te spreken? Om die vraag te beantwoor<strong>de</strong>n moet ik u een twee<strong>de</strong> vraag doen: Wat<br />
is eigenlijk <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l?<br />
‘Er bestaat sinds meer dan een eeuw een Vereeniging ter Bevor<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong><br />
Belangen <strong>de</strong>s Boekhan<strong>de</strong>ls’, en <strong>de</strong>ze Vereeniging nam eenige jaren gele<strong>de</strong>n het<br />
besluit om een lijst van boekhan<strong>de</strong>laren samen te stellen, waarbij <strong>de</strong> bedoeling<br />
<strong>voor</strong>zat om alle beunhazen en kortingjagers zooveel mogelijk te weren. Dit loffelijke<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
doel heeft ze niet kunnen bereiken; <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen waarom zullen <strong>de</strong>n lezers van <strong>Den</strong><br />
<strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> matig interesseeren; maar nadrukkelijk moet ik constateeren, dat<br />
op <strong>de</strong> thans bestaan<strong>de</strong> ‘Lijst van personen en firma's aan wie met korting geleverd<br />
mag wor<strong>de</strong>n’ (dus geen ‘Lijst van Boekhan<strong>de</strong>laren’) hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n namen <strong>voor</strong>komen<br />
van personen, die wij boekverkoopers niet als collega kunnen erkennen, evenmin<br />
als bijv. <strong>de</strong> apothekers tal van verkoopers van verpakte geneesmid<strong>de</strong>len als<br />
vakgenoot kunnen erkennen. Bovendien mogen aan firma's, die daartoe in <strong>de</strong><br />
gelegenheid zijn, boeken die in hun branche passen met korting wor<strong>de</strong>n geleverd:<br />
bijv. aan suikerbakkers boeken over suikerballen-industrie (vandaar die rake<br />
opmerking van Stols!). Voorts zijn er, <strong>voor</strong>al in het Zui<strong>de</strong>n, tal van<br />
on<strong>de</strong>rwijs-inrichtingen, die een <strong>de</strong>r docenten of een an<strong>de</strong>ren strooman als<br />
‘boekhan<strong>de</strong>laar’ laten optre<strong>de</strong>n om zoodoen<strong>de</strong> <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>laarskorting in <strong>de</strong><br />
wacht te sleepen; ook van <strong>de</strong>zen staan er velen op <strong>de</strong> ‘Lijst’, die op die manier tot<br />
bijna 3000 namen is uitgedijd. Als men dan ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> reeds aangedui<strong>de</strong> groepen<br />
(suikerbakkers c.s.) en <strong>de</strong> colporteurs in aanmerking neemt, dan zijn er misschien<br />
wel een 15000 korting-gerechtig<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland. Als u nu weet dat ik als Secretaris<br />
van <strong>de</strong> commissie ter <strong>voor</strong>bereiding van <strong>de</strong> ‘Lijst’ een <strong>voor</strong>ontwerp heb samengesteld,<br />
en volstrekt niet exclusief te werk ben gegaan, en dat <strong>de</strong>ze lijst nog geen 300 namen<br />
tel<strong>de</strong>, dan voelt u wel dat <strong>de</strong> thans bestaan<strong>de</strong> Lijst mèt <strong>de</strong>n niet-ingeschreven<br />
aanhang maar <strong>voor</strong> 2% uit werkelijke boekverkoopers be-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
218<br />
staat en dat het uitermate onrechtvaardig is die 2% te belasten met <strong>de</strong> bezwaren<br />
die men heeft tegen <strong>de</strong> 98%.<br />
‘Nu ik u uiteengezet heb wat m.i. billijkerwijze on<strong>de</strong>r “<strong>de</strong> Boekhan<strong>de</strong>l” verstaan<br />
moet wor<strong>de</strong>n, dienen wij na te gaan welke <strong>de</strong> klachten zijn tegen onzen stand. Ze<br />
zijn: onvoldoen<strong>de</strong> vakkennis, onvoldoen<strong>de</strong> ijver, onvoldoen<strong>de</strong> belangstelling, en...<br />
overmatige winst.<br />
Ja, die onbekwaamheid is een klacht, die moeilijk is tegen te spreken. Wèl kan<br />
men van <strong>de</strong> onbekwaamheid van een bepaald persoon spreken, maar niet van het<br />
geheel. En dan komt in aanmerking <strong>de</strong> kwestie wat <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l, die van<br />
onbekwaamheid beschuldigd wordt, is: <strong>de</strong> 100% van <strong>de</strong> lijst enz. of <strong>de</strong> 2% die het<br />
in<strong>de</strong>rdaad zijn. Wanneer je <strong>de</strong> 3000 namen van <strong>de</strong> lijst bekijkt, dan vindt je daar<br />
menschen op uit een milieu, waarin geen algemeene ontwikkeling verwacht kan<br />
wor<strong>de</strong>n en geen vakopleiding aangenomen. Dat dìe onbekwaam zijn, neem ik<br />
da<strong>de</strong>lijk aan. Voor <strong>de</strong> 300 an<strong>de</strong>ren ligt <strong>de</strong> zaak an<strong>de</strong>rs. Daar zijn een aantal on<strong>de</strong>r,<br />
die, op ou<strong>de</strong>rwetsche wijze gezegd, het vak tot sieraad strekken. Als geheel<br />
genomen, <strong>de</strong> kern dus, acht ik <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> zijn taak berekend, en die kern<br />
vervult alles naar behooren. In die behoorlijke uitoefening van hun taak wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
boekverkoopers echter tegengewerkt door <strong>de</strong> menschen, die hun grootste steun<br />
moesten zijn: <strong>de</strong> uitgevers. De samenwerking laat véél te wenschen over.<br />
Hoe komt dat? Dat ligt aan het feit dat <strong>de</strong> belangen <strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> groepen niet meer<br />
in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> richting gaan; het belang van <strong>de</strong>n uitgever is het eenmaal uitgegevene<br />
zoo mogelijk tot het laatste exemplaar toe te verkoopen; het belang van <strong>de</strong>n<br />
boekverkooper is zijn cliëntèle zoo goed mogelijk <strong>voor</strong> te lichten, haar goed te ra<strong>de</strong>n<br />
en zoo noodig te ontra<strong>de</strong>n. De uitgevers hebben niet altijd een juisten kijk op <strong>de</strong><br />
taak en <strong>de</strong>n plicht van <strong>de</strong>n boekverkooper; meenen dat <strong>de</strong>ze daarin bestaat: al wat<br />
zij ter markt brengen “weg te werken”; beseffen niet dat <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> boekverkooper<br />
allereerst tot taak heeft zijn cliënten opmerkzaam te maken op datgene, wat naar<br />
zijn inzicht <strong>de</strong> aandacht van die cliënten verdient; <strong>de</strong> boekverkooper kiest en schift,<br />
opdat zijn cliëntèle op dat ontzaglijk groot terrein van <strong>de</strong> wereldlitteratuur gemakkelijk<br />
<strong>de</strong>n weg kan vin<strong>de</strong>n. Dat hij bij dat kiezen en schiften zijn eigen smaak, eigen inzicht,<br />
eigen stokpaardjes <strong>de</strong>snoods, niet geheel het zwijgen kan opleggen mag hem niet<br />
als een grief wor<strong>de</strong>n aangerekend.<br />
Bovendien hebben <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne zakenopvatting en exploitatiemetho<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />
uitgeverswereld ten gevolge, vermoe<strong>de</strong>lijk onbedoeld, dat veel <strong>de</strong>biet van <strong>de</strong>n<br />
werkelijken boekhan<strong>de</strong>l, <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> provincie, wordt weggezogen.<br />
Het is nu niet het oogenblik om dat in <strong>de</strong>n bree<strong>de</strong> te gaan uiteenzetten; het zal<br />
<strong>de</strong>n lezers van <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> Winkel ook niet bar interesseeren!’<br />
‘Maar <strong>de</strong> winst, die 50%, die interesseert het publiek wèl, want die maakt toch<br />
dat <strong>de</strong> boeken tegenwoordig zoo duur zijn, niet waar?’<br />
‘Dat is een fabeltje, een <strong>voor</strong>-<strong>de</strong>n-gek-hou<strong>de</strong>rij, een goochelen met woor<strong>de</strong>n en<br />
cijfers. Maar al wàs het waar, wat zou dat dan bewijzen? Niets an<strong>de</strong>rs dan dat <strong>de</strong><br />
distributie van het boek nog duur<strong>de</strong>r zou zijn dan ze in werkelijkheid al is. Wat doet<br />
het er eigenlijk toe? De vraag is niet hoeveel <strong>de</strong> bruto-winst is, maar of <strong>de</strong><br />
verhouding tusschen bruto- en netto-winst behoorlijk is. En gezien het feit dat een<br />
boekhan<strong>de</strong>l een naar verhouding van <strong>de</strong>n omzet enorm hooge onkostenrekening<br />
heeft is die verhouding in vele gevallen niet behoorlijk, maar net in<br />
tegenovergestel<strong>de</strong>n zin als <strong>de</strong> klagers bedoel<strong>de</strong>n. Overigens, kijk weer naar <strong>de</strong> 2%;<br />
in hoeveel, of liever in hoe weinig zaken volgen <strong>de</strong> zonen <strong>de</strong> va<strong>de</strong>rs op? Dit feit zegt<br />
toch al genoeg!<br />
Ik geloof dat ik nu wel voldoen<strong>de</strong> heb aangetoond dat bij <strong>de</strong> openlijke besprekingen<br />
van <strong>de</strong>n Boekhan<strong>de</strong>l (interviews N.R.Ct. en in Uw gesprek met Stols) onze stand<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
(d.w.z. <strong>de</strong> werkelijke boekverkooper, wèl te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van een boekwinkelier<br />
en <strong>de</strong> nog ver<strong>de</strong>r verwij<strong>de</strong>r<strong>de</strong> groepen) onverdiend grievend is bejegend, maar nu<br />
we toch aan het praten zijn is het misschien niet kwaad nog eens enkele punten<br />
aan te roeren die <strong>voor</strong> het publiek óók van belang zijn.<br />
Bijv. <strong>de</strong> wijze waarop een groot <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> uitgevers <strong>de</strong> hun toevertrouw<strong>de</strong><br />
geesteskin<strong>de</strong>ren verzorgen. Op het oog lijken ze wat, maar als je een boek een<br />
paar keer op zicht gezon<strong>de</strong>n hebt, ziet zoo'n boek er onoogelijk uit. Er wordt<br />
mislei<strong>de</strong>nd opdikkend papier gebruikt van slechte kwaliteit, en als je zoo'n boek in<br />
je lees<strong>bibliotheek</strong> hebt en het is tien keer gelezen, dan ligt het in puin. Het gevolg<br />
is dat zoo'n boek spoedig min<strong>de</strong>r verkoopbaar is en veel afschrijving van <strong>de</strong>n<br />
boekhan<strong>de</strong>laar vergt. Vooral bij mid<strong>de</strong>n-soort boeken is dit het geval. Het is zeer<br />
belemmerend <strong>voor</strong> het <strong>de</strong>biet van het boek waar <strong>de</strong> uitgevers geen aandacht aan<br />
schenken.<br />
Een an<strong>de</strong>re, maar niet min<strong>de</strong>r groote, fout van vele uitgevers is, dat ze dingen<br />
uitgeven, die niet verantwoord zijn. Het is speculatief, zooals ze te werk gaan; ze<br />
zoeken naar een “best-seller”. Is een boek in Engeland goed verkocht, dan <strong>de</strong>nken<br />
ze dat het hier ook wel zal gaan. Je moet als boekverkooper slikken wat ze je<br />
<strong>voor</strong>zetten, want er is kans dat het gevraagd wordt. Maar het geeft aan een<br />
boekwinkel het aanzien van banaliteit, omdat die dingen door hun talrijkheid en<br />
schreeuwen<strong>de</strong> omslagen te veel naar voren springen. En dikwijls blijft <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l<br />
er mee zitten. Op reis bezoeken <strong>de</strong> reizigers, laten wij zeggen 1000 menschen.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
219<br />
Ze probeeren zooveel mogelijk exemplaren te verkoopen, zeg doorelkaar 4 per<br />
firma. Dan zijn er 4000 exemplaren geplaatst en feitelijk verdient <strong>de</strong> uitgever dan<br />
al, en <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>laar niet, want die moet wachten tot hij zijn exemplaren verkoopt.<br />
Wat Stols dus daarover zei, was niet juist 1) .<br />
De wijze waarop het boek gepropageerd wordt laat ook veel te wenschen over;<br />
dat komt ook door het gemis aan samenwerking tusschen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> groepen. Doordat<br />
<strong>de</strong> uitgevers elkaar al zoo lang verteld hebben dat “die boekhan<strong>de</strong>l” tot niets in staat<br />
is, zijn ze het ten slotte gaan gelooven en maken zelf zoo goed en zoo kwaad als<br />
het gaat propaganda <strong>voor</strong> hun eigen boeken.<br />
Toch zijn er wel pogingen geweest, en er zijn er nog, om het collectief te doen,<br />
maar <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l wordt daar niet in gekend.<br />
De Uitgeversbond heeft eenige jaren gele<strong>de</strong>n het initiatief genomen <strong>voor</strong> een<br />
gemeenschappelijke propaganda. Men heeft eerst opgericht een “Reclamebureau”,<br />
later heeft men een campagne opgezet met affiches en strooibiljetten van Willy<br />
Sluiter en an<strong>de</strong>re artisten. Een “slogans” die <strong>de</strong>n waren boekenliefhebber <strong>de</strong>n schrik<br />
om het hart <strong>de</strong>ed slaan. Bei<strong>de</strong> pogingen zijn gestrand op het feit, dat <strong>de</strong> organisatie<br />
uit wier kringen het verwijt tot <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l kwam, dat <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>laars<br />
evengoed suikerballen of knikkers kon<strong>de</strong>n verkoopen, dat die organisatie niet<br />
begrepen heeft, dat men <strong>voor</strong> een bezield ding, als het Boek is, niet op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
wijze reclame kan maken als <strong>voor</strong> suikerballen en knikkers.<br />
Daarna heeft men <strong>de</strong>n catalogus “Het Ne<strong>de</strong>rlandsche Boek” ter hand genomen.<br />
En ik moet zeggen, dat was stukken beter; men is zoo verstandig geweest aan S.H.<br />
<strong>de</strong> Roos <strong>de</strong> typografische verzorging toe te vertrouwen, en als men niet <strong>de</strong>n<br />
adverteer<strong>de</strong>rs zooveel vrijheid liet, zou het over <strong>de</strong> heele linie goed zijn. Toch geloof<br />
ik dat <strong>de</strong> tijd <strong>voor</strong> <strong>de</strong>rgelijke omvangrijke catalogi <strong>voor</strong>bij is en dat het vele geld, dat<br />
uitgevers en boekverkoopers er aan beste<strong>de</strong>n, niet voldoen<strong>de</strong> rendabel is.<br />
Dan heeft men ook een “Reizen<strong>de</strong> Tentoonstelling” ingericht, die in vele ste<strong>de</strong>n<br />
gehou<strong>de</strong>n is, hier en daar een beetje succes heeft gehad, maar toch ook wel<br />
gebleken is niet het mid<strong>de</strong>l te zijn om <strong>de</strong> ontvankelijken, die verre staan, naar het<br />
Boek te trekken. En daar is het toch om te doen: hoe kunnen wij allen, die<br />
“ontvankelijk” zijn, tot het Boek brengen? In sommige lan<strong>de</strong>n schijnt dat makkelijker<br />
te gaan; in Duitschland en <strong>voor</strong>al in Frankrijk is het veel meer gewoonte in <strong>de</strong>n<br />
boekwinkel te gaan snuffelen, en dat geregeld te doen, evenals men geregeld naar<br />
<strong>de</strong> kerk gaat, bijv. Dat zou<strong>de</strong>n wij hier wel graag willen, want het zou ons in veel<br />
nauwer persoonlijk contact brengen met onze clientèle; maar in Holland zijn er maar<br />
betrekkelijk weinigen die het doen. Ik geloof dat <strong>de</strong>ze terughou<strong>de</strong>ndheid van het<br />
publiek <strong>voor</strong>tspruit uit een beschei<strong>de</strong>nheid, omdat men meent dat men bij elk bezoek<br />
verplicht zou zijn te koopen.<br />
De “propaganda <strong>voor</strong> het Boek” is ook wel besproken in een beperkten kring van<br />
boekverkoopers, maar U begrijpt... zooveel zinnen, en dan allemaal Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs,<br />
bedachtzaam speurend naar bezwaren... Toch hoop en geloof ik dat <strong>de</strong><br />
omstandighe<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> noodzaak allen, die van goe<strong>de</strong>n wille zijn, nog wel eens<br />
zullen samenbrengen’.<br />
‘Hoe staat het met <strong>de</strong>n schoolboekhan<strong>de</strong>l?’<br />
‘De schoolboekuitgevers hebben doorgedreven, dat <strong>de</strong> college's korting krijgen.<br />
Het Zui<strong>de</strong>n heeft daardoor geen boekhan<strong>de</strong>l van beteekenis. De Katholieke<br />
boekhan<strong>de</strong>l is niets; alleen te Utrecht en te Nijmegen zijn behoorlijke boekverkoopers.<br />
En in Christelijke kringen is het al niet veel beter. De Katholieken, Christelijken en<br />
1) Het komt ons <strong>voor</strong>, dat <strong>de</strong> boekverkooper Hijman hier wel wat heel ruim rekent! <strong>Den</strong> uitgever<br />
Hijman kan het toch niet onbekend zijn, dat van <strong>de</strong> groote massa boeken lang geen 4000<br />
exx. op reis verkocht plegen te wor<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> oplage van vele werken blijft zelfs ver bene<strong>de</strong>n<br />
dit getal. (Red. D.G.W.)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Sociaal-Democraten zorgen zelf door colporteurs <strong>voor</strong> hun uitgaven. Daarom is het<br />
moeilijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n algemeenen boekhan<strong>de</strong>l om aan die soorten boeken veel aandacht<br />
te schenken. Bovendien is het belemmerend <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l, als <strong>de</strong> menschen<br />
zelf bij <strong>de</strong>n uitgever bestellen, en het is een fout van vele uitgevers, dat ze met <strong>de</strong><br />
boekverkoopers, hun beste klanten n.b.!, concurreeren door zelf te leveren aan het<br />
publiek en dat publiek te bewerken’.<br />
‘En werken <strong>de</strong> leesbibliotheken niet belemmerend op <strong>de</strong>n verkoop?’<br />
‘Neen, mijns inziens zijn <strong>de</strong> leesbibliotheken noch belemmerend, noch bevor<strong>de</strong>rlijk<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong>n verkoop. Eigenlijk doet het er niets toe! Wie koopt een boek? Iemand, die<br />
het begeert te bezitten koopt het of krijgt het ca<strong>de</strong>au. Naar een lees<strong>bibliotheek</strong><br />
loopen ze als ze <strong>de</strong> krant uit of weinig te doen hebben. Ze moeten <strong>de</strong>n tijd doodslaan.<br />
De eenige schaduwzij<strong>de</strong> is, dat ze <strong>de</strong> uitgaven mogelijk maken van banale boeken<br />
als bijv. die van Courths-Mahler’.<br />
‘Wie is dat?’, vroeg ik, en schaam<strong>de</strong> me <strong>voor</strong> mijn onwetendheid. De heer Hyman<br />
lachte.<br />
‘Dat is een dame met een vlotte pen, die sentimenteele, zotte boeken schrijft, die<br />
in <strong>de</strong>n slechten zin romantisch zijn. Het is niets. Ze heeft er wel 50 geschreven. In<br />
volksbibliotheken vindt ze aftrek. Het zou een scha<strong>de</strong> zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n uitgever als ze<br />
niet vertaald waren, maar <strong>voor</strong> het algemeen belang zou het geen scha<strong>de</strong> opleveren’.<br />
‘Mag ik u na dit lesje over een mij geheel onbeken<strong>de</strong> schrijfster, eens vragen hoe<br />
u <strong>de</strong>nkt over het artikel van <strong>de</strong>n heer J. Tersteeg in het Letterkundig bijblad van <strong>de</strong><br />
N.R. Ct. over het Schoone Boek?’<br />
‘Wat zal ik u zeggen? Dat Tersteeg dat artikel<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
220<br />
<strong>voor</strong> eigen verantwoor<strong>de</strong>lijkheid heeft geschreven en gepubliceerd, à la bonne<br />
heure. Maar dat het “Nieuwsblad <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Boekhan<strong>de</strong>l” het “met volle instemming”<br />
overneemt is droevig. Trouwens ons vakblad beantwoordt niet aan <strong>de</strong> eischen, die<br />
men het redactioneel en typografisch mag stellen’.<br />
‘Heeft <strong>de</strong> critiek <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>laar waar<strong>de</strong>?’<br />
‘Neen, <strong>de</strong> critiek heeft geen waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> ons. Vroeger was dat an<strong>de</strong>rs. Ik heb<br />
mijn leerjaren in <strong>Den</strong> Haag doorgebracht. We kochten toen ie<strong>de</strong>ren Zondag het<br />
Zondagsblad van het Nieuws van <strong>de</strong>n Dag met <strong>de</strong> critiek van <strong>de</strong> Veer, en het boek<br />
dat hij besprak gingen wij da<strong>de</strong>lijk bestellen, want we wisten dat zoo'n boek 's<br />
Maandags ettelijke keeren gevraagd zou wor<strong>de</strong>n. Nu is dat niet meer het geval. De<br />
critiek heeft geen vertrouwen meer bij het publiek. Dat komt omdat het betrekkelijk<br />
kleine aantal goe<strong>de</strong> critici door <strong>de</strong> beunhazen overstelpt wordt, net als bij ons<br />
boekverkoopers. Wij hebben van een schitteren<strong>de</strong> recensie op een onzer uitgaven<br />
in een groote stad één bestelling gekregen! Een boek verkoopen wij op eigen<br />
aanbeveling of men komt in <strong>de</strong>n winkel als een kennis het zegt. Een boek koopen<br />
als men het niet kent of er nooit van heeft gehoord gebeurt zel<strong>de</strong>n. De koopers<br />
nemen geen risico op zich, en als ze het toch doen en zich teleurgesteld voelen,<br />
koopen ze niet meer. Het mo<strong>de</strong>boek blijft hier natuurlijk buiten beschouwing. Wij<br />
moeten mon<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong>n winkel of door prospectussen en zichtzendingen <strong>de</strong><br />
menschen bereiken. Dat is dikwijls moeilijk, maar het loont <strong>de</strong> moeite. In ons veel<br />
omvattend vak moeten wij aandacht aan velerlei schenken’.<br />
In <strong>de</strong>n huiselijken kring bleven wij nog een poosje praten; waarna ik naar <strong>Den</strong><br />
Haag terugkeer<strong>de</strong>.<br />
G.H. PANNEKOEK Jr.<br />
Léon Dau<strong>de</strong>t in Ne<strong>de</strong>rland<br />
DE massa, misleid door onverantwoor<strong>de</strong>lijke courantiers, heeft, niet alleen in<br />
Ne<strong>de</strong>rland, steeds een volkomen onjuist beeld van <strong>de</strong> persoonlijkheid en het werk<br />
van Léon Dau<strong>de</strong>t gekregen. En het is daarom bijzon<strong>de</strong>r aangenaam, dat zijn bezoek,<br />
het persoonlijk contact met <strong>de</strong> intellectueelen, <strong>de</strong> noodige correcties daarop heeft<br />
aangebracht.<br />
Het is niet mogelijk (en het is daar<strong>voor</strong> hier niet <strong>de</strong> plaats) om in een kort bestek<br />
<strong>de</strong> politieke beginselen van Léon Dau<strong>de</strong>t - geheel gebaseerd op <strong>de</strong><br />
Maurrassiaansche theorie - uiteen te zetten. Het is bovendien van geen belang of<br />
die beginselen al of niet overeenstemmen met onze eigen concepties van leven en<br />
samenleving. Want waar zou het naar toe moeten indien wij het niet meer verston<strong>de</strong>n<br />
om in een tegenstan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> eerlijkheid van zijn overtuiging, <strong>de</strong>n persoonlijken moed<br />
en het talent waarme<strong>de</strong> hij die overtuiging ver<strong>de</strong>digt te waar<strong>de</strong>eren en te eeren?<br />
Dau<strong>de</strong>t, die, als zoon van Alphonse Dau<strong>de</strong>t, <strong>voor</strong>bestemd was om in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
republiek een belangrijke rol te spelen, heeft alle kansen op een schitteren<strong>de</strong><br />
officieele carrière welbewust geofferd, ten ein<strong>de</strong>, zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>behoud en buiten<br />
ie<strong>de</strong>re eerzucht en ie<strong>de</strong>re baatzucht om, zijn i<strong>de</strong>alen, gesynthetiseerd in <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve<br />
formules van Charles Maurras, te dienen.<br />
Hij heeft meer gedaan. Hij heeft zijn huiselijk geluk, zijn vrijheid, geheel zichzelf<br />
geofferd, met een élan, als wij, in ons koeler leven, maar zel<strong>de</strong>n kennen. Dau<strong>de</strong>t is<br />
neo-royalist, anti-<strong>de</strong>mocraat (in Franschpolitieken zin), hij is klassisist... wat doet<br />
het er toe. De diep eerbiedige bewon<strong>de</strong>ring die aan een Henriette Roland Holst ook<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
niet-communisten, zoo hun geest door botte partijdrift niet misvormd is, verschuldigd<br />
zijn, blijve een Dau<strong>de</strong>t, strij<strong>de</strong>nd aan <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren uitersten vleugel, niet onthou<strong>de</strong>n.<br />
Een karakter, een talent en een onbeperkte vitaliteit! Deze combinatie is te<br />
zeldzaam om haar niet, als zij zich, zooals in <strong>de</strong> boeien<strong>de</strong> gestalte van Léon Dau<strong>de</strong>t,<br />
<strong>voor</strong>doet, in eere te hou<strong>de</strong>n. Dau<strong>de</strong>t is - en dit zij hier in het bijzon<strong>de</strong>r aangeduid -<br />
een <strong>de</strong>r krachtigste, rijkste, geestigste prozaïsten van zijn land. Zijn taal is vol gloed<br />
en glans. Hij is een onuitputtelijk Vin<strong>de</strong>r van leven<strong>de</strong>, scherpgesne<strong>de</strong>n beel<strong>de</strong>n. En<br />
zijn tempo is meesleepend als een bergstroom die fonkelt en dartelt in <strong>de</strong> zon.<br />
Pamflettist - warmer en rijker dan Courrier - in <strong>de</strong> allereerste plaats; essayist, die<br />
steeds nieuwe uitzichten opent; criticus met een indringend vernuft en een onfeilbaar<br />
orgaan om valsch van echt, pathos van gevoel te schei<strong>de</strong>n.<br />
Als romancier, als schepper van autonome menschengestalten, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n<br />
drang van een persoonlijke logica en een eigen noodlot han<strong>de</strong>len en spreken, kan<br />
ik hem min<strong>de</strong>r hoogschatten. Niettemin zijn, naar mijn smaak en inzicht, ‘Le Voyage<br />
<strong>de</strong> Shakespeare’, ‘Sylla et son Destin’, ‘Un jour d'orage’ drie machtige boeken. Maar<br />
zijn meesterwerk, een meesterwerk in absoluten zin, vormen zijn twee kapitale<br />
<strong>de</strong>elen ‘Mémoires’. Ik kan moeilijk zeggen hoe dikwijls ik <strong>de</strong>ze al niet gelezen heb! 1) )<br />
En telkenmale heb ik er nieuwe verrukkingen gevon<strong>de</strong>n. Men weet nooit wàt uit een<br />
perio<strong>de</strong> van litteraire activiteit <strong>voor</strong> het verre nageslacht bewaard zal blijven, maar<br />
als er uit <strong>de</strong>zen tijd één werk kàns heeft om klassiek te wor<strong>de</strong>n dan is het wel dit.<br />
En wij mogen niet die magnifique brochure: ‘Défense<br />
1) Men leze el<strong>de</strong>rs in dit nr. <strong>de</strong> appreciaties van mijn vriend en me<strong>de</strong>werker Mr. Van Voorne.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
221<br />
<strong>de</strong>s Humanités gréco-latines’ vergeten; zoomin als zijn kritische studiën: ‘Les Oeuvres<br />
dans les Hommes’, ‘Le Roman et les Nouveaux Ecrivains’ en ‘Etu<strong>de</strong>s et Milieux<br />
litéraires’. De kritiek van Dau<strong>de</strong>t brengt een nauw verband tusschen het werk en<br />
<strong>de</strong>n mensch. Zijn hooge opvatting over <strong>de</strong> taak van <strong>de</strong>n criticus heeft hij eens<br />
geformuleerd: ‘La critique est un art qui tend à <strong>de</strong>venir une science, et sans doute,<br />
la première <strong>de</strong>s sciences. L'oeuvre est intimement liée à l'homme, à ses qualités,<br />
à ses vertus, à ses vices, à ses travers’. En aldus is er een nauw verband tusschen<br />
zijn litterair-critische en zijn psychologischphilosofische studiën (‘L'Hérédo’, ‘Le<br />
Mon<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Images’, ‘Le Rêve éveillé’) en, ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>tbouwen<strong>de</strong>, zijn politieke<br />
concepties.<br />
De geschriften van Dau<strong>de</strong>t - die nog in <strong>de</strong> volle kracht van zijn leven en productie<br />
staat - zijn verzameld in meer dan vijftig <strong>de</strong>elen. Men staat versteld van zijn werkdrift<br />
en zijn veelzijdigheid; <strong>voor</strong>al wanneer men be<strong>de</strong>nkt dat een groot <strong>de</strong>el van zijn tijd<br />
en zijn energie in beslag genomen wordt door zijn dubbele functie van lei<strong>de</strong>r eener<br />
machtige revolutionnaire partij en van een groot dagblad.<br />
Léon Dau<strong>de</strong>t heeft in Ne<strong>de</strong>rland harten veroverd. Dat is een van zijn machten:<br />
hij is, in het persoonlijk contact, onwe<strong>de</strong>rstaanbaar. Zijn gezondheid van lichaam<br />
en geest, zijn rondborstigheid, zijn humor en zijn door niets te verduisteren goed<br />
humeur laten niet na hun werking uit te oefenen. Toen hij lid van <strong>de</strong> Fransche Kamer<br />
was had hij een persoonlijken invloed, veel grooter dan <strong>de</strong> invloed van zijn partij in<br />
het politieke verband. Als hij, met zijn stentorstem, sprak, luister<strong>de</strong> men, geboeid<br />
of men wil<strong>de</strong> of niet. En zijn vrien<strong>de</strong>n tel<strong>de</strong> hij on<strong>de</strong>r alle partijen. Een van zijn<br />
getrouwen was <strong>de</strong> communistische dokter Morucci, die bij een of an<strong>de</strong>re felle<br />
uiteenzetting, toen het <strong>de</strong>bat op handgemeen dreig<strong>de</strong> uit te loopen, door <strong>de</strong> woelige<br />
menigte <strong>de</strong>r afgevaardig<strong>de</strong>n heen drong om zijn vriend-en-vijand, zoo noodig, met<br />
<strong>de</strong> vuisten te ver<strong>de</strong>digen!<br />
Dau<strong>de</strong>t is een van die bloeien<strong>de</strong> naturen die men moet liefhebben als men hen<br />
van nabij kent, en die men met overtuiging en kracht bestrij<strong>de</strong>n kan zon<strong>de</strong>r dat dit<br />
iets behoeft af te doen aan <strong>de</strong> persoonlijke relaties van we<strong>de</strong>rkeerige genegenheid<br />
en waar<strong>de</strong>ering.<br />
Door <strong>de</strong> komst van Dau<strong>de</strong>t in Ne<strong>de</strong>rland heeft men hier, ein<strong>de</strong>lijk, contact gekregen<br />
met een van <strong>de</strong> scheppen<strong>de</strong>, leven<strong>de</strong> en levenwekken<strong>de</strong> krachten, die in het<br />
he<strong>de</strong>ndaagsche Frankrijk werken; en, in hem, heeft men dat land beter leeren<br />
kennen dan in <strong>de</strong> schimmige groothe<strong>de</strong>n door Ne<strong>de</strong>rland-Frankrijk geimporteerd.<br />
Ein<strong>de</strong>lijk een Kerel en geen ‘letterkundige’!<br />
J. GRESHOFF<br />
Mémoires van tijdgenooten I<br />
GEDENKSCHRIFTEN vormen een aantrekkelijke, maar uiterst gevaarlijke lectuur!<br />
Ze geven bijna altijd een levendig en gevarieerd beeld van het intieme leven in <strong>de</strong>n<br />
tijd van hun ontstaan, maar ze eischen tevens een onafgebroken critische contrôle.<br />
De schrijvers zoeken geen litteraire effecten, hetgeen een winst <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lezers<br />
beteekent; maar zij zijn meestal onkundig van <strong>de</strong> problemen en metho<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />
historische wetenschap, waardoor ze zel<strong>de</strong>n of nooit geheel betrouwbaar kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n genoemd. Bovendien hebben zij, bewust of onbewust, altijd <strong>de</strong> neiging om<br />
hun beeld in een fraai belichte, gunstige positie te plaatsen, om zichzelf <strong>voor</strong> het<br />
nageslacht te rechtvaardigen of om zich een beslissen<strong>de</strong>n invloed op <strong>de</strong> ontwikkeling<br />
<strong>de</strong>r gebeurtenissen toe te kennen. Wanneer men dit algemeen verschijnsel nu maar<br />
dui<strong>de</strong>lijk waargenomen heeft en men verstaat <strong>de</strong> kunst om weerstand te bie<strong>de</strong>n<br />
aan <strong>de</strong> verlokkingen van een meesleepen<strong>de</strong>n verteltrant, dan zijn <strong>de</strong> mémoires van<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>voor</strong>gangers en tijdgenooten een vrijwel onuitputtelijke bron van genot en leering.<br />
Meer dan ooit vertoont zich in Frankrijk he<strong>de</strong>n ten dage <strong>de</strong> behoefte om zich in<br />
herinneringen en autobiografieën, op een zeer directe wijze, uit te spreken. Ik heb<br />
hier <strong>voor</strong> mij staan <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>nkschriften van Francis Jammes, van René Ghil, van<br />
Léon Dau<strong>de</strong>t, van Maurice Talmeyer, van André Antoine, van Louis Dimier, van<br />
Willy, van Antoine Albalat, van Graaf Robert <strong>de</strong> Montesquiou-Fésensac, van Markies<br />
Boni <strong>de</strong> Castellane, van Marguérite Moréno, van Francis Carco, van George Beaune,<br />
van Henri <strong>de</strong> Bruchard, van Ernest Reynaud en nog vele an<strong>de</strong>ren. En al <strong>de</strong>ze boeken<br />
zijn in <strong>de</strong> laatste jaren verschenen! Welk een afwisseling, zoowel in <strong>de</strong><br />
persoonlijkhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r schrijvers als in <strong>de</strong> gebeurtenissen, welke hun aandacht<br />
vroegen. Wat al verschillen in opvatting en zienswijze, in interpretatie <strong>de</strong>r feiten en<br />
stijl van leven en schrijven. Wanneer men al <strong>de</strong>ze boeken, geleid door het toeval,<br />
door elkaar leest, als ik dat <strong>de</strong>ed, dan sticht men in <strong>de</strong>n eigen geest een verwarring,<br />
welke in <strong>de</strong>n aanvang onoplosbaar schijnt. Maar in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r tij<strong>de</strong>n heeft er, bijna<br />
onbewust, een schifting en groepeering plaats. Het essentieele bezinkt,<br />
tegenstellingen wor<strong>de</strong>n verklaard en opgeheven, re<strong>de</strong>lijke combinaties cristalliseeren<br />
zich. En op het eind heeft men zich een vrijwel aaneengesloten beeld van een<br />
tijdperk en een milieu gevormd. Wanneer zich dit proces voltrokken heeft, dan is <strong>de</strong><br />
tijd tot herlezen aangebroken. Ik ben nu hierme<strong>de</strong> begonnen en ik stel mij <strong>voor</strong> om<br />
mijne ervaringen hierbij geregeld te boek te stellen, ten bate van hen die er prijs op<br />
stellen een indruk te krijgen van het geestelijk en maatschappelijk leven<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
222<br />
in Frankrijk, geduren<strong>de</strong> een perio<strong>de</strong>, welke men gemakshalve met <strong>de</strong>n naam ‘Entre<br />
<strong>de</strong>ux Guerres’ begrenzen kan. Verreweg het belangrijkste zijn <strong>de</strong> twee kapitale<br />
<strong>de</strong>elen van Dau<strong>de</strong>t's ‘Souvenirs’, om <strong>de</strong> persoonlijkheid van <strong>de</strong>n schrijver, om <strong>de</strong><br />
plaats welke hij heeft ingenomen en nog inneemt, om <strong>de</strong> milieu's waarin hij verkeer<strong>de</strong>,<br />
om <strong>de</strong> relaties welke hij door zijn va<strong>de</strong>r en zich zelf verwierf, door <strong>de</strong> gebeurtenissen,<br />
waarin hij een rol speel<strong>de</strong>, door <strong>de</strong>n bree<strong>de</strong>n opzet van zijn werk, en last not least,<br />
door <strong>de</strong>n vurigen, spiritueelen en sterk beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n en scherp karakteriseeren<strong>de</strong>n<br />
stijl van schrijven. Maar Dau<strong>de</strong>t's herinneringen, juist door hun rijkdom en door <strong>de</strong><br />
hartstochtelijke wijze waarop ze ons verteld wor<strong>de</strong>n, zijn een typisch <strong>voor</strong>beeld van<br />
wat ik noem<strong>de</strong>: gevaarlijke lectuur! Wanneer men niet <strong>voor</strong>tdurend op zijn qui vive<br />
is, wordt men onherroepelijk meegesleept door <strong>de</strong> stroomen<strong>de</strong> kracht van zijn<br />
overtuiging, door <strong>de</strong> warmte van zijn woord en door <strong>de</strong> charmes van zijn zui<strong>de</strong>lijke<br />
persoonlijkheid. Doch dan gaat men ook in <strong>de</strong> bekoringen en het genot verloren!<br />
Want Dau<strong>de</strong>t is van een verbitteren<strong>de</strong> eenzijdigheid. Hij is een partijganger en wil<br />
niets an<strong>de</strong>rs zijn.<br />
Als <strong>de</strong> man uit één stuk, die hij is, staat hij met al zijn faculteiten en al zijn drift<br />
achter <strong>de</strong> beginselen welke hij beleidt. Uit zijn lief<strong>de</strong> en haat, uit zijn hoop en vrees<br />
maakt hij een dramatisch beeld van het verle<strong>de</strong>n, dat, ondanks zijn afkeer van <strong>de</strong><br />
romantiek, uit <strong>de</strong> verte aan een schil<strong>de</strong>rij van Delacroix doet <strong>de</strong>nken. Het is niet<br />
mogelijk om tegenover Léon Dau<strong>de</strong>t onverschillig te blijven. Men heeft hem lief met<br />
al zijn dwaze élans en al zijn wil<strong>de</strong> antipathieën, òf men haat hem juist om zijn<br />
mateloosheid en zijn luidruchtige manier van doen en spreken. In Ne<strong>de</strong>rland zal<br />
men van nature geneigd zijn om zich van hem af te wen<strong>de</strong>n; want er is een groote<br />
afstand tusschen zijn exuberanten geest en onze critische nuchterheid, onzen afkeer<br />
van uiterlijk vertoon. Wanneer men er prijs op stelt om rechtvaardig te zijn, moet<br />
men trachten <strong>de</strong>zen afstand door <strong>de</strong>n wil tot begrijpen te overbruggen. Dat is niet<br />
moeilijk. Want Dau<strong>de</strong>t heeft één eigenschap, welke ook wij boven alles stellen: het<br />
vermogen om ein<strong>de</strong>loos lief te hebben; en één eigenschap welke ook wij, goddank,<br />
weten te waar<strong>de</strong>eren: een leven<strong>de</strong>, levenwekken<strong>de</strong> intelligentie. Een naar geest en<br />
gemoed fijngeorganiseer<strong>de</strong>, daarbij uiterst <strong>voor</strong>zichtige,<br />
Foto Hennebert, Brussel<br />
Het graf van Emile Verhaeren aan <strong>de</strong> Schel<strong>de</strong> te Saint Amand<br />
nobele Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r als wijlen dr. Byvanck, een man wiens buitengewone ze<strong>de</strong>lijke<br />
en geestelijke qualiteiten in het buitenland, helaas, meer gewaar<strong>de</strong>erd wer<strong>de</strong>n dan<br />
bij ons, heeft met Dau<strong>de</strong>t een jarenlange trouwe vriendschap on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Dat wil<br />
wat zeggen. Byvanck, die zelf wars was van alle drukte, uiterlijkheid, van alle vertoon<br />
en alle groote woor<strong>de</strong>n; die zelf, als wetenschappelijk man, zijn woor<strong>de</strong>n wist te<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
wikken en te wegen, Byvanck heeft achter <strong>de</strong> publieke persoon van Dau<strong>de</strong>t, welke<br />
hem lang niet altijd sympathiek kon zijn, <strong>de</strong> echte warmte <strong>de</strong>s harten, <strong>de</strong> mannelijke<br />
tee<strong>de</strong>rheid, <strong>de</strong> actieve geesten zielskracht gevoeld en gewaar<strong>de</strong>erd. Wij moeten,<br />
zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hoogte van een Byvanck bereikt te hebben, trachten hetzelf<strong>de</strong> te doen.<br />
Wij moeten Léon Dau<strong>de</strong>t leeren kennen, om te weten waar wij hem volgen kunnen<br />
en waar wij verplicht zijn om ons tegen hem te wapenen. Eerst dàn kunnen wij uit<br />
zijn ‘Souvenirs’ het volle genoegen en het volle profijt trekken.<br />
J.J. VAN VOORNE<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
223<br />
De graflegging van Emile Verhaeren<br />
DE bijzetting van Emile Verhaeren's stoffelijk overschot in <strong>de</strong>n grafkel<strong>de</strong>r te St.<br />
Amand-lez-Puers is tot een nationale plechtigheid gewor<strong>de</strong>n.<br />
Koning Albert en koningin Elizabeth, die persoonlijk zeer bevriend waren met <strong>de</strong>n<br />
dichter; <strong>de</strong> ministers Hijmans (Justitie); Vauthier (Binnenlandsche Zaken); Anseele<br />
(Openbare werken), en Jasper (Min.-pres.); <strong>de</strong> minister van Schoone Kunsten<br />
Huysmans en <strong>de</strong> oud-minister van Schoone Kunsten Jules Destrée waren aanwezig,<br />
met tal van kamerle<strong>de</strong>n, senatoren, le<strong>de</strong>n van provinciale staten en an<strong>de</strong>re officieele<br />
en halfofficieele personaliteiten.<br />
Daaromheen tal van schrijvers: Albert Mockel, Hubert Krains, Fernand<br />
Crommelynck, Georges Marlow, Grégoire Le Roy, Arnold Goffin, Maurice Gauchez,<br />
August Vermeylen, Fernand Toussaint van Boelaere.<br />
Uit Frankrijk waren o.a. overgekomen Camille Mauclair, Alfred Valette, <strong>de</strong><br />
romancier-directeur van <strong>de</strong> Mercure <strong>de</strong> France en le<strong>de</strong>n van het Fr.-Belg.<br />
Verhaeren-comité. De leiding van <strong>de</strong> plechtigheid was in han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n<br />
dichterdéputé Louis Piérard, die met groote lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Verhaeren en zijn werk<br />
bezield, met onwankelbare trouw aan zijn nagedachtenis, geen moeite en opoffering<br />
gespaard heeft om <strong>de</strong>zen dag tot een grootsche hul<strong>de</strong> aan een <strong>de</strong>r nobelste<br />
menschenfiguren en een <strong>de</strong>r krachtigste dichters van zijn land te maken.<br />
Nadat <strong>de</strong> koning en <strong>de</strong> koningin op <strong>de</strong> tribune had<strong>de</strong>n plaatsgenomen, speel<strong>de</strong><br />
het corps van het 5e regiment <strong>de</strong> Doo<strong>de</strong>nmarsch uit <strong>de</strong> Homerische symphonie van<br />
Mortelmans. Daarna sprak minister-presi<strong>de</strong>nt Jasper uit naam van <strong>de</strong> Belgische<br />
Regeering.<br />
‘Elevé librement parmi les paysans, les mariniers, les passeurs d'eau et les cordiers<br />
<strong>de</strong> son village flamand, c'est cependant en Wallonie qu'il s'établira plus tard; et si<br />
ses vers français, en larges fresques, décriront les dunes, les fleuves, les champs<br />
et les hommes du nord, ils chanteront aussi, et avec autant <strong>de</strong> couleur et d'amour,<br />
comme Constantin Meunier, les cités industrielles, les usines, les forges et les<br />
vigoureux ouvriers <strong>de</strong> nos régions méridionales’.<br />
Daarna voer<strong>de</strong> André Fontainas het woord namens <strong>de</strong> Belgische en Fransche<br />
dichters:<br />
‘Verhaeren, poète flamand, poète universel, est un <strong>de</strong>s très grands poètes français,<br />
<strong>de</strong>s plus originaux, <strong>de</strong>s plus puissants. Il est peu <strong>de</strong> poètes qui aient produit une<br />
oeuvre plus abondante, une oeuvre à la fois aussi neuve et aussi variée. On l'a dit<br />
réaliste, quand il était familier; on l'a dit socialiste quand <strong>de</strong> ses vers farouches<br />
s'exhalaient, comme une griserie nécessaire, la pitié <strong>de</strong>s humbles laborieux et<br />
dédaignés, l'exaltation <strong>de</strong> l'effort humain, l'aspiration à plus <strong>de</strong> justice et d'harmonie.<br />
Mais il n'était asservi à nulle formule, à nulle contrainte <strong>de</strong> doctrine ou <strong>de</strong> système.<br />
Il fut familier, il fut pitoyable et indigné; mais il fut également le poète d'un amour<br />
pieux, intime et puissant que personne, avant lui, n'avait ainsi célébré; il fut le poète<br />
<strong>de</strong>s champs, <strong>de</strong>s travaux rustiques, quotidiens, <strong>de</strong> la lente obstination paysanne<br />
dans ses coutumes et ses routines; il fut le poète enthousiaste <strong>de</strong>s fastes <strong>de</strong> son<br />
pays et <strong>de</strong>s légen<strong>de</strong>s antiques; il fut le poète qui scrute, connaît et transfigure la<br />
forme mystérieuse <strong>de</strong> son être intime; il fut le poète qui surprend, dans sa stupeur<br />
hallucinée, le mirage <strong>de</strong> la ville bruyante aux mille feux resplendissants, qui attire<br />
à elle, et fascine, et absorbe les campagnes flétries, désertées, mourantes; il fut le<br />
poète <strong>de</strong> ses souvenances et <strong>de</strong> ses jeux puérils; il fut le poète qui retrace et magnifie<br />
d'un sens inattendu et soudain les oeuvres machinales et diverses <strong>de</strong>s hommes; il<br />
fut un poète d'émotion profondément humaine, un poète <strong>de</strong> la fable, <strong>de</strong> la nature,<br />
<strong>de</strong> la civilisation présente et <strong>de</strong>s aspirations d'avenir; un poète multiforme et complet:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
non pas un poète, un homme qui sut sentir et qui chantait, un homme qui se<br />
souvenait et qui avait la foi, un homme.<br />
Foto Hennebert, Brussel<br />
Het Koninklijk paar aan <strong>de</strong>n ingang van het dorp<br />
Verhaeren a tout aimé. Il a aimé l'homme et l'a exhalté, sachant à quel point il peut<br />
être grand, à quel point il l'a été parfois dans le passé, et espérant, avec sa<br />
conscience et sa foi, qu'il le sera désormais et toujours, comme il le peut être, dans<br />
l'avenir.<br />
Comment ne souscrire pas à une si sublime religion, unissant les hommes et les<br />
peuples dans un culte unanime <strong>de</strong> beauté, <strong>de</strong> gran<strong>de</strong>ur et d'héroïque bonté?’<br />
De muziek speelt ‘L'Offertoire’ van Cesar Franck, Maurice Gilbert draagt <strong>voor</strong>:<br />
‘L'Escaut’ van Verhaeren, terwijl zijn stem door luidsprekers over het water en over<br />
<strong>de</strong> menigte wordt <strong>voor</strong>tgedragen; <strong>de</strong> muziek speelt weer, en wel: ‘De Schel<strong>de</strong>’ van<br />
Mesdagh, en nadat, op het <strong>voor</strong>beeld van <strong>de</strong> Soevereinen, <strong>de</strong> aanwezigen bloemen<br />
op <strong>de</strong> rustplaats gestrooid hebben, is <strong>de</strong>ze rustige, eerbiedige, schoone plechtigheid<br />
ten ein<strong>de</strong>.<br />
Een litteraire jaarbeurs<br />
(Kantteekeningen)<br />
EEN <strong>de</strong>r vervelendste mo<strong>de</strong><strong>voor</strong>schriften van het romantisme, het echte, dat van<br />
100 jaar gele<strong>de</strong>n, dunkt mij te zijn, dat men altijd in vollen ernst op <strong>de</strong> uiterste grenzen<br />
van het belabber<strong>de</strong> moest vertoeven, daar waar <strong>de</strong> rivier <strong>de</strong>r tranen <strong>voor</strong>bijspoelt.<br />
Ik geef toe, dat <strong>de</strong> ars poetica, zoowel als <strong>de</strong> levenskunst van <strong>de</strong>n tijd, daar<br />
rechtstreeks en natuurlijk toe leid<strong>de</strong>n. Maar <strong>de</strong>ze krankzinnigheid van <strong>de</strong>n ernst lijkt<br />
mij toch min<strong>de</strong>r behagelijk dan <strong>de</strong>, zij het ook uiterst gewil<strong>de</strong>, tegenzij<strong>de</strong> van dat<br />
romantisme: <strong>de</strong> huidige krankzinnigheid van <strong>de</strong> lol, die op <strong>de</strong>n zelfkant van <strong>de</strong> kunst,<br />
en vaak ook in <strong>de</strong> kunst zelf, zoo vroolijk bedreven wordt. Snoeverij <strong>voor</strong> snoeverij,<br />
fantasie<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De Stand van Camille Poupeye<br />
224<br />
<strong>voor</strong> fantasie, zelfopzweeping <strong>voor</strong> zelfopzweeping is het mo<strong>de</strong>rne romantisme, het<br />
neo-romantisme, dat van <strong>de</strong> uitbundige grap, mij het liefst. Waarme<strong>de</strong> ik niet gezegd<br />
wil hebben, dat het een of het an<strong>de</strong>r romantisme mij het meest wenschelijke<br />
levensi<strong>de</strong>aal <strong>voor</strong>komt. Tusschen <strong>de</strong> in tranen stikken<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> in lachen<br />
stuiptrekken<strong>de</strong>n, zie ik door <strong>de</strong> eeuwen een soort van verheven en bijna volkomen<br />
‘bourgeois’ wan<strong>de</strong>len, die nimmer iets on<strong>de</strong>rnam als een opzienwekken<strong>de</strong><br />
weddingschap, die nooit het verbluffen<strong>de</strong> of <strong>de</strong>n durf nastreef<strong>de</strong> als op zich zelf<br />
verdienstelijk, tegen niets uit princiep in opstand, en toegankelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> volste,<br />
evenwichtigste vreug<strong>de</strong> en smart. Ik <strong>de</strong>nk aan Leonardo da Vinci, Peter Pauwel<br />
Rubens. Ik <strong>de</strong>nk aan <strong>de</strong> helft <strong>de</strong>r groote kunstenaars uit <strong>de</strong> wetenschap. Noch<br />
wanor<strong>de</strong> in het gemoed, in <strong>de</strong>n geest, in het maatschappelijk leven, noch<br />
buitensporigheid, noch overstuurschheid. Securiteit en gezondheid overal, bij een<br />
soepele kracht, die <strong>de</strong>n droom en <strong>de</strong> werkelijkheid tot die verrukkelijke harmonie<br />
vereenigt, waaraan <strong>de</strong> locomotief, <strong>de</strong> limousine, het vliegtuig, zoowel als een goed<br />
geregeer<strong>de</strong> samenleving hun bestaan danken.<br />
Hemeltje lief, daar ben ik al buiten het spoor. Ik wou zeggen dat <strong>de</strong> litteraire<br />
jaarbeurs, die eenige lollige Fransch-schrijven<strong>de</strong>n te Brussel hebben ingesteld, een<br />
aangenaam teeken is van <strong>de</strong>zen tijd, een tijd van pret-romantisme. Stel u <strong>voor</strong> dat<br />
<strong>de</strong> Fransch-schrijven<strong>de</strong> Belgen meer dan gelijk hebben te klagen over hun uitgevers,<br />
die meestal hun taak als ten ein<strong>de</strong> beschouwen, wanneer zij <strong>de</strong> boeken gedrukt<br />
hebben. De beste literatuur, zoomin als <strong>de</strong> slechtste, komt hun als waar <strong>voor</strong><br />
ieverigen han<strong>de</strong>l <strong>voor</strong>, terwijl het toch <strong>de</strong> taak is van <strong>de</strong>n uitgever en boekhan<strong>de</strong>laar<br />
om, aangezien het vrijwel uitgemaakt is dat on<strong>de</strong>rscheidingsvermogen niet hun<br />
<strong>voor</strong>naamste <strong>de</strong>ugd is, absoluut alles aan <strong>de</strong>n man te brengen.<br />
De auteurs hebben <strong>de</strong>rhalve zelf <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> mouw gestoken. Ergens in<br />
een diep en duister gelegen localiteit van het <strong>de</strong>ftigste kwartier <strong>de</strong>r stad, in <strong>de</strong> Lange<br />
Haagstraat bij <strong>de</strong> Avenue Louise, hebben zij een vierdaagsche boekenmarkt<br />
gehou<strong>de</strong>n, voeling gezocht met het publiek, grappen, opdrachten en met brutaliteit<br />
en schuchterheid geprezen litteraire waar verkocht. De literatuur heeft zich aan<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> economische wetten te on<strong>de</strong>rwerpen als <strong>de</strong> krui<strong>de</strong>nier<strong>de</strong>rij, beweren <strong>de</strong><br />
promotors van <strong>de</strong>ze vermakelijke boekenmarkt, en daarop hebben zij een twaalftal<br />
kunstenaars vrij spel gelaten om elk een stand in te richten. Daar is dan<br />
commercieele reclame te zien geweest, die, om <strong>de</strong>n bloedigen ernst te camoufleeren,<br />
liefst <strong>de</strong> wegen <strong>de</strong>r schalkschheid zocht. Aan <strong>de</strong>n stand <strong>de</strong>r koloniale waar verkocht<br />
een producent van koloniale literatuur zijn schrifturen te mid<strong>de</strong>n van koloniale spullen,<br />
terwijl een teekening met on<strong>de</strong>rschrift aan Stendhal herinner<strong>de</strong> door <strong>de</strong> woordspeling:<br />
Le Blanc et le Noir. De stand <strong>de</strong>r poëzie was versierd met een ganschen santeboetiek<br />
van liefelijke lokmid<strong>de</strong>len: Prenez gar<strong>de</strong> à la Poésie... 1750 grammes <strong>de</strong> poésie (<strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
oeken bevon<strong>de</strong>n zich waarlijk op een weegschaal) pour 17,50 frs.... 50% reductie<br />
<strong>voor</strong> hem, die <strong>de</strong>n pijl<br />
De Stand van Maurice Carême<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De Stand van Gaston <strong>Den</strong>ys Perrier<br />
225<br />
gooit in <strong>de</strong>n navel van het Aca<strong>de</strong>mielid... En in<strong>de</strong>rdaad, een teekening naar een<br />
Aca<strong>de</strong>mielid droeg op <strong>de</strong>n buik een kleurige schietschijf. De stand <strong>de</strong>r tooneelkun<strong>de</strong><br />
vertoon<strong>de</strong> het eerste gereedste mombakkes, dat als het masker van <strong>de</strong>n Japanschen<br />
Nô werd uitgegeven, terwijl een aardig reclamebordje berichtte, dat een boek niet<br />
eens <strong>de</strong>n prijs kostte van een sok. Er waren nog meer vroolijke stands, van <strong>de</strong>n<br />
Caméléon en van <strong>de</strong>n Pendu Magnifique...<br />
Was er tenminste volk, waren er koopers, was er publiek om voeling mee te<br />
krijgen? Tiens dan. Er waren theeuurtjes en jazzmuziek aangekondigd. Van thee<br />
en charleston heb ik niets gemerkt. Toch waren er dames, jonge, kortgehaar<strong>de</strong><br />
artistendulciné's en ou<strong>de</strong>re artistenmeters, - behalve <strong>de</strong> litera tuur-kooplui, weinig<br />
mannen en geen kin<strong>de</strong>ren. Maar helaas, zoo er boekenschrijvers aardig zaken<br />
<strong>de</strong><strong>de</strong>n met het publiek, dat naar mij toescheen over niets verwon<strong>de</strong>rd was en niet<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste maal met <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rnemen<strong>de</strong> lui in voeling kwam, het viel op dat<br />
er an<strong>de</strong>ren waren, die evengoed uitgever of boekhan<strong>de</strong>laar van beroep had<strong>de</strong>n<br />
kunnen zijn, zóó liepen <strong>de</strong> koopers hun kraam <strong>voor</strong>bij.<br />
Hé maar, waarom zou men zich alleen in <strong>de</strong> wereld van <strong>de</strong> literatuur niet an<strong>de</strong>rs<br />
mogen amuseeren dan met een stijf boordje, een hoogen hoed en een ernstig, bleek<br />
aangezicht van smartelijke waardigheid?<br />
BRUSSEL.<br />
MAURICE ROELANTS<br />
Josep Maria <strong>de</strong> Sagarra<br />
DE he<strong>de</strong>ndaagsche Catalaansche poëzie is met drie lyrische dichters verrijkt: J.M.<br />
Lòpez-Picò, J. Carner en Guerau <strong>de</strong> Liost. Elk van hen volgt een eigen richting, en<br />
heeft zich met opmerkelijke oorspronkelijkheid geuit. Van <strong>de</strong>ze dichters wordt<br />
Lòpez-Picò als <strong>de</strong> begaafdste genoemd: ongetwijfeld is hij, van <strong>de</strong> drie, <strong>de</strong> meest<br />
essentieele en <strong>de</strong> meest ‘Europeesche’.<br />
Naast dit drietal staat Josep Maria <strong>de</strong> Sagarra, in 1884 te Barcelona geboren.<br />
Zijn werk werd door het publiek goed ontvangen, en <strong>de</strong> pers beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hem<br />
gunstig. Tot nu toe publiceer<strong>de</strong> hij vijf bun<strong>de</strong>ls gedichten, waarvan <strong>de</strong> drie eersten<br />
in 1922 tot één <strong>de</strong>el wer<strong>de</strong>n samengevoegd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel: ‘Poemes i cançons’.<br />
Deze bun<strong>de</strong>l bevat ‘Primer llibre <strong>de</strong> poemes’, (Eerste gedichten, 1912-1914),<br />
‘Cançons d'aprile i <strong>de</strong> novembre’ (Verzen van April en November, 1915-17), en<br />
‘Cançons <strong>de</strong> taverna i d'oblit’ (uit <strong>de</strong> taveerne en zangen van vergetelheid).<br />
Deze reeks geeft een voldoen<strong>de</strong> beeld van het wezen van <strong>de</strong>n dichter, daar zij<br />
een groot ge<strong>de</strong>elte van zijn beste werk bevat.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Ook <strong>de</strong> data zijn van beteekenis: zij wijzen op <strong>de</strong> vroegtijdigheid en <strong>de</strong> regelmatige<br />
ontwikkeling van zijn talent.<br />
Het is onjuist <strong>de</strong> Sagarra tot een van <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> en bestaan<strong>de</strong> groepen te<br />
rekenen. Hij wijkt van<br />
Foto Hennebert, Brussel<br />
Overzicht <strong>de</strong>r Stands<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
2<strong>26</strong><br />
alle an<strong>de</strong>ren af, of, beter gezegd, hij is <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong>uit door zijn geniale en<br />
spontane uiting.<br />
Opmerkelijk is ook <strong>de</strong> snelle psychologische ontwikkeling, die hem, van <strong>de</strong> naïeve<br />
vroomheid <strong>de</strong>r eerste gedichten (op 20-jarigen leeftijd geschreven), tot <strong>de</strong> verfijn<strong>de</strong><br />
droefgeestigheid en het moeë scepticisme van <strong>de</strong> ‘Cançons <strong>de</strong> taverna’ leid<strong>de</strong>.<br />
Het beste leert men <strong>de</strong>zen dichter kennen door zijn werk van het begin af<br />
zorgvuldig na te gaan.<br />
Het beeld, dat <strong>de</strong> Sagarra ons <strong>voor</strong> oogen stelt, is: ‘l'home que llaura’ (<strong>de</strong> man<br />
aan <strong>de</strong> ploeg), een landman, die zich, over een begroeid pad, bij het aanbreken van<br />
<strong>de</strong>n dag naar het veld van zijn dagelijkschen arbeid begeeft. Een Georgisch moment!<br />
Een fataal-traditioneele omgeving, - maar <strong>de</strong> dichter boeit direct door eigen visie en<br />
door het aanhalen van jeugd-herinneringen.<br />
‘Wij schoten steenen naar <strong>de</strong>n vijgeboom, - en <strong>de</strong> merels vlogen er uit òp, - ze<br />
pikten van <strong>de</strong> rijpe vijgen, - waar ze een zoeten smaak aan gaven’. Ver<strong>de</strong>r vertelt<br />
hij uit het dagelijksche leven; hij kleurt het landschap, en spreekt van kleine dingen<br />
vol beteekenis: het stille pleintje van een kleine provinciestad schijnt hem het<br />
<strong>voor</strong>portaal tot een án<strong>de</strong>r leven, waar we heengaan om een teug vre<strong>de</strong> te mogen<br />
drinken.<br />
De taal van <strong>de</strong> Sagarra is altijd eenvoudig, bijna on<strong>de</strong>rworpen, en het is jammer<br />
dat er, door <strong>de</strong> vertaling, het harmonieuze aan ontnomen wordt.<br />
Een an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld van lan<strong>de</strong>lijk leven: <strong>de</strong> ‘Rogatives a muntanya’, <strong>de</strong> gebe<strong>de</strong>n,<br />
die <strong>de</strong> bergbewoners tot <strong>de</strong>n hemel richten, opdat er een ein<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> droogte<br />
kome.<br />
Ook hier een veristische beschrijving: in <strong>de</strong> zengendheete dagen ‘ligt, <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>ur, een hond gestrekt, die zich roostert in <strong>de</strong> zon’, en <strong>de</strong> scherpe <strong>de</strong>finitie van het<br />
geloof, dat een grof Christusbeeld opwekt: ‘niets wisten ze van een an<strong>de</strong>r leven,<br />
noch van won<strong>de</strong>ren, of van heiligen, - ze geloof<strong>de</strong>n alleen in zijn won<strong>de</strong>n, daar ze<br />
hem zoo bloe<strong>de</strong>nd zagen...!’<br />
Prachtig en zuiver is het ‘Chôra’ -: ‘ik ga mijn weg door <strong>de</strong>n klaren ochtend, - <strong>de</strong><br />
vrome aar<strong>de</strong> ligt on<strong>de</strong>r mijn oogen, - en <strong>de</strong> morgen is vol wil<strong>de</strong>-bloemengeuren’.<br />
De dichter spreekt van <strong>de</strong> schepselen, die hij tegen komt: een leeuwerik, (het is<br />
opmerkelijk, hoe het een antwoord lijkt op het lied van <strong>de</strong> leeuwerik in Van Schen<strong>de</strong>ls<br />
Berg van Droomen), ver<strong>de</strong>r een ezel, een os, een doodgraver, en zóo komt hij aan<br />
<strong>de</strong>n top van <strong>de</strong>n heuvel, waar hem een groote blijdschap overweldigt bij het<br />
aanschouwen van het werk <strong>de</strong>r menschen, bene<strong>de</strong>n in het dal.<br />
‘O aar<strong>de</strong>, laat ons altijd uw bijzijn voelen, - het vochtige, luwe, zoete, - tot aan <strong>de</strong>n<br />
dag, waarop we niet meer zijn dan een handvol asch en poe<strong>de</strong>r’. En een stem<br />
antwoordt: ‘In <strong>de</strong> rust van een beter leven, draagt ie<strong>de</strong>re heilige, in <strong>de</strong> lichten<strong>de</strong><br />
oogen, het beeld van <strong>de</strong> klare, bloeien<strong>de</strong> wereld waar hij ging tusschen <strong>de</strong> leven<strong>de</strong>n.<br />
- En ook jìj zult <strong>de</strong>n vre<strong>de</strong> dragen van wat je hièr bezeten hebt, - hoe je met je zusje<br />
speel<strong>de</strong>, en je moe<strong>de</strong>r, die over je waakte, - hoe je met <strong>de</strong> meisjes danste en hoe<br />
<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> je verwond<strong>de</strong>, en heel die geur van vrouwen-haar, die je <strong>voor</strong> eeuwig om<br />
<strong>de</strong> vingers hangt...’<br />
In <strong>de</strong> ‘Egloga pietosa’ het mystieke: ‘Ik heb mijn lief<strong>de</strong> aan die Maria gegeven,<br />
die, op <strong>de</strong> tafel, toen grootmoe<strong>de</strong>r stierf, - tusschen <strong>de</strong> bonte papieren bloemen, -<br />
<strong>de</strong>n zoeten blik van een dood meisje had -’, en hij zegt: dat stukje ruw beschil<strong>de</strong>rd<br />
hout is een stuk van <strong>de</strong> hemelsche glorie.<br />
Het eerste <strong>de</strong>el eindigt met het ‘Mater lacrymarum’, dat, als epigraaf, een paar<br />
regels van Tennyson draagt en doet <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> teere idyllische sfeer in het<br />
werk van François Jammes.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Hier verschijnt, altijd opnieuw, het beeld van Elvira, het mooie speelgenootje, dat<br />
gestorven is na <strong>de</strong> booze <strong>voor</strong>spelling van een ou<strong>de</strong> vrouw.<br />
De verzen aan Elvira zijn <strong>de</strong> beste en gevoeligste, die <strong>de</strong> Sagarra geschreven<br />
heeft. - ‘Hòe ver je van me weg bent, mooi vriendinnetje, voel ik, als ik aan je <strong>de</strong>nk,<br />
naast me als een heel zoet a<strong>de</strong>m-halen. Ik <strong>de</strong>nk aan een luwen September-dag, -<br />
<strong>de</strong> avond viel, en <strong>de</strong> duiven koer<strong>de</strong>n’.<br />
‘Canzoni <strong>de</strong> aprile i <strong>de</strong> novembre’ zijn het symbool van alle tij<strong>de</strong>n, lente en herfst,<br />
vreug<strong>de</strong> en droefheid.<br />
De inhoud van <strong>de</strong>zen bun<strong>de</strong>l is vrijwel heterogeen, en behan<strong>de</strong>lt een grooter<br />
verschei<strong>de</strong>nheid van on<strong>de</strong>rwerpen dan het eerste <strong>de</strong>el.<br />
‘Het nachtelijk bezoek’ noodigt een vriend bij een familie, waar <strong>de</strong> avond wordt<br />
doorgebracht met <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren, - Silvestro, Maria, Pia en Elvira. Deze, <strong>de</strong> oudste,<br />
is ‘rustig als het licht van een stilbran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lamp’.<br />
‘Concertino’ vertelt van <strong>de</strong>n verlief<strong>de</strong>n vriend, die zijn hart uitstort bij <strong>de</strong>n dichter<br />
als hij hem 's avonds thuisbrengt.<br />
De dichter kan, nà het verhaal van <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>r, <strong>de</strong>n slaap niet vatten. Hij staat <strong>voor</strong><br />
het open venster en kijkt naar <strong>de</strong> lucht en het landschap. ‘De nacht is vol rumoer<br />
van dieren; in <strong>de</strong> bergen wonen heksen en kluizenaars, en <strong>de</strong> hemel is een groot<br />
land vol zwijgen<strong>de</strong> sterren’.<br />
November! En zich loom strekken op het groote bed. Koud en hard is <strong>de</strong> stroozak,<br />
maar alles draagt het stempel van <strong>de</strong> rust.<br />
April. ‘Mijn armen om je heen te slaan is heerlijk, - je hebt mijn dorstig hart gelescht<br />
met <strong>de</strong>n geur van blauwe klokjes en van pas-ontloken witte rozen, en een wijd land<br />
van licht heb je om mij heen gemaakt’.<br />
Een mo<strong>de</strong>rn beeld: <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling en <strong>de</strong> regen.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
227<br />
De dichter gaat alleen door <strong>de</strong>n regen-nacht, ‘en maakt rumoer met zijn groote<br />
regenjas’.<br />
Ver<strong>de</strong>r: <strong>de</strong> danseres uit het café-chantant, die achter <strong>de</strong> dichte gordijnen staat,<br />
‘als een purper roosje’. Een warm gevoel van naastenlief<strong>de</strong> drijft hem naar ‘la veina’,<br />
het triestige buurmeisje, dat een kleurloos leven zon<strong>de</strong>r lief<strong>de</strong> leidt: <strong>de</strong>n weemoed<br />
die je omgeeft, voel ik òok om mij; zwijgend ben je, stil als mijn verlangen.<br />
Een klein meesterwerk van <strong>de</strong> Sagarra is wel: la nena <strong>de</strong> la rotllana.<br />
‘Het kleine meisje met <strong>de</strong>n hoepel draagt een rood jurkje, - kers, aardbei en<br />
granaat appel. - Haar bloote beentjes draven; ze heeft kleine, witte tan<strong>de</strong>n, een rood<br />
mondje, zachte wangen, en oogen, blauw als <strong>de</strong> zee. - Klein meisje, vriendinnetje<br />
van <strong>de</strong> nachtegalen en <strong>de</strong> dwaallichtjes, waar loop je heen, zoo frisch, zoo blozend?<br />
O, klein vreug<strong>de</strong>meisje, rood-roze meisje, blijdschap van mijn weg!’ Min<strong>de</strong>r<br />
verschei<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> ‘Cançons <strong>de</strong> taverna i d'oblit’, waarin hij vertelt van verschillen<strong>de</strong><br />
vrouwen: Eugenia, <strong>de</strong> mooie, hoogmoedige, indolente; Mirela, het kellnerinnetje uit<br />
<strong>de</strong> bar; Paolina, die <strong>de</strong>n dichter haar droevige ervaringen verhaalt. Amaranta is <strong>de</strong><br />
gelief<strong>de</strong> van een vriend: als hij haar naam uitspreekt is het, ‘of hij een vreem<strong>de</strong><br />
vrucht tusschen <strong>de</strong> tan<strong>de</strong>n perst’. Ze sterft in een ver land, maar <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n blijven<br />
aan haar <strong>de</strong>nken: ‘als aan een geheim, dat nooit werd opgelost’.<br />
Cor<strong>de</strong>lia is het mooie, jonge vriendinnetje, <strong>de</strong> gezellin van <strong>de</strong> gelukkige dagen,<br />
die <strong>voor</strong>goed <strong>voor</strong>bij zijn.<br />
De grootste verdienste van <strong>de</strong>ze gedichten is, dat zij het beeld oproepen van<br />
vrouwen-figuren, die <strong>voor</strong> onze oogen léven.<br />
Het licht van <strong>de</strong> herberg wekt al van verre <strong>de</strong> belofte aan ‘zoeten wijn en vroolijk<br />
gelach’. De reizigers tre<strong>de</strong>n er binnen; ze vin<strong>de</strong>n er vier ou<strong>de</strong> mannen die aan 't<br />
kaart spelen zijn. Het tafereeltje is sober en waar als een fantasie van Callot.<br />
Min<strong>de</strong>r geslaagd zijn <strong>de</strong> gedichten, die een populair karakter willen dragen: het<br />
folklore van <strong>de</strong> refreinen heeft ze niet kunnen red<strong>de</strong>n.<br />
De inhoud is droefgeestig: ‘bij het aanbreken van elken nieuwen dag wordt er<br />
opnieuw een trouweloosheid begaan’, en: ‘van een scherp-omlijn<strong>de</strong> bitterheid zijn<br />
<strong>de</strong> gedachten’.<br />
Troost en toevlucht wordt gevon<strong>de</strong>n: Ile fugaci nebbie <strong>de</strong>l vino.<br />
Het laatste gedicht, ‘in vino veritas’, vertelt van een matrozen-herberg met<br />
witgekalkte muren. Matrozen komen er binnen. ‘Hun oogen zijn klaar als <strong>de</strong> golven<br />
on<strong>de</strong>r het maanlicht’.<br />
- ‘Drink bran<strong>de</strong>wijn, jij, die droevig bent! Wij moeten <strong>de</strong> reis <strong>voor</strong>zichtig beginnen,<br />
- we komen in het land, waar we betooverd wor<strong>de</strong>n, - een land vol zonlicht, - <strong>de</strong><br />
dronkenschap voert ons naar een stralend strand, waar het kruid groeit van<br />
verlangen, - je zou zeggen, dat het op rozemarijn lijkt. - De lucht is zwoel van kussen,<br />
<strong>de</strong> vrouwen zijn er altijd vroolijk, - alles is er muziek...’<br />
De Sagarra heeft vervolgens <strong>de</strong> ‘Cançons <strong>de</strong> rem i <strong>de</strong> vela’ gepubliceerd en<br />
‘Cançons <strong>de</strong> totes les hores’. De inhoud van bei<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls is weemoedig. Men<br />
vindt er, als reactie, een groote leegte in: <strong>de</strong> straf <strong>voor</strong> hem, die zich tè graag<br />
bedwelmen liet. Een criticus heeft <strong>de</strong> Sagarra een overgroot gebruik van het<br />
‘volkstümliche’ verweten. Mìj geeft hij <strong>de</strong>n indruk, dat hij zich niet verheffen kan<br />
boven veel banale en ‘gemeen-plaats’-uitdrukkingen. Vele zijner gedichten eindigen,<br />
na eenige waarlijk mooie passages, in een kleurlooze onzekerheid. Maar zoodra<br />
uit zijn werk een gevoelige, warm-diepe menschelijkheid spreekt, herken ik in hem<br />
<strong>de</strong>n waarachtigen oorspronkelijken dichter.<br />
Ik hoop, dat dit <strong>de</strong>n lezer dui<strong>de</strong>lijk is gewor<strong>de</strong>n door het korte artikel, dat ik over<br />
<strong>de</strong> Sagarra geschreven heb. -<br />
GIACOMO PRAMPOLINI<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Teirlinck over tooneel<br />
Een interview<br />
DE opvoering van ‘De Man zon<strong>de</strong>r Lijf’ in <strong>de</strong> Fransche vertaling van Jean Tijssen,<br />
met <strong>de</strong>cors en costumes van Frans Masereel, is een Brusselsch evenement<br />
gewor<strong>de</strong>n. Enkele dagen vóór <strong>de</strong> première stond Teirlinck aan een redacteur van<br />
‘Le Soir’ een interview toe, waarvan hier een vertaling volgt:<br />
De heer Herman Teirlinck ontvangt ons in zijne elegante woning op <strong>de</strong> Place<br />
Brugmann; temid<strong>de</strong>n van waar<strong>de</strong>volle meubels zet een goe<strong>de</strong> copie van Rubens'<br />
‘Jacht van Atalante’ <strong>de</strong>coratieven luister bij. ‘Laten wij over het tooneel praten’,<br />
verzoeken wij <strong>de</strong>n heer Teirlinck. ‘Het is nu een geschikt oogenblik om u over uwe<br />
theorieën op dat gebied te on<strong>de</strong>rvragen, daar uw cursus over dramatische kunst<br />
<strong>voor</strong> het Instituut van Kunstnijverheid immers binnenkort aanvangt en het “Théâtre<br />
du Groupe Libre” uw “Man zon<strong>de</strong>r Lijf” in het Fransch gaat opvoeren’.<br />
‘Mijne theorieën zijn doo<strong>de</strong>envoudig. Ik zou tot <strong>de</strong> oorspronkelijke elementen van<br />
het tooneel willen terugkeeren: ik bedoel <strong>de</strong> Dionysos-feesten in <strong>de</strong> oudheid, <strong>de</strong><br />
opvoering <strong>de</strong>r mysteriespelen in <strong>de</strong> kerken tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen en <strong>de</strong><br />
tooneelstukken <strong>de</strong>r negers. Het drama is in <strong>de</strong> eerste plaats spel. Door het<br />
individualisme is dat alles gedood.<br />
Wat kunnen ons ook eigenlijk <strong>de</strong> lotgevallen, gevoelens of hartstochten van een<br />
bepaal<strong>de</strong> persoon schelen? Dat is geen tooneel; het is niets alge-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
228<br />
meens meer, maar iets toevalligs, een anecdote, an<strong>de</strong>rs niet.<br />
Ik vind, dat het tooneel monumentaal moet wezen, waaron<strong>de</strong>r ik versta, dat<br />
het <strong>voor</strong>al collectief moet zijn. Het moet, evenals een monument, bouwkundige,<br />
beeldhouwkundige en schil<strong>de</strong>rachtige kanten hebben. Dat zou ik het<br />
“cathedralisme” van het tooneel willen noemen. - De mis is een waarlijk<br />
dramatische han<strong>de</strong>ling, waaraan alle geloovigen<br />
Decoor van FRANS MASEREEL bij <strong>de</strong> vertooning van “L'Homme sans Corps”<br />
door gezang en gebed <strong>de</strong>elnemen. Het voetbalspel is dat ook, want alle spelers<br />
doen eraan mee, als ze een “shot” geven. - Een aantal menschen in hetzelf<strong>de</strong> vertrek<br />
bijeen, on<strong>de</strong>rgaan gezamenlijk <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> gevoelens; <strong>de</strong>ze nu moeten door <strong>de</strong>n<br />
tooneelspeler of -schrijver wor<strong>de</strong>n opgewekt.<br />
In dit opzicht is <strong>de</strong> clown in het circus een kunstenaar in <strong>de</strong> beste beteekenis van<br />
het woord. Hij let op <strong>de</strong> stemmingen van het publiek, hij volgt datgene, waar het<br />
belang in stelt, en schikt zich naar diens smaak, terwijl hij improviseert en diens<br />
verlangens vertolkt, zoodat hij allen in zijn spel betrekt’.<br />
Terwijl hij dit zegt en zijn oorspronkelijke <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n ontwikkelt, wordt zijn toon<br />
levendiger. Het is alsof hij met zijn hand een <strong>de</strong>cor opbouwt, of hij door gebaren het<br />
spel van een acteur tracht uit te drukken, alsof hij een tooneel uit een dramatische<br />
han<strong>de</strong>ling volgens zijne opvatting te<strong>voor</strong>schijn roept. - ‘Ik zou <strong>de</strong>n tekst willen<br />
bekorten, er alle onnoodige literatuur aan willen ontnemen, meer poëzie, meer<br />
suggestief vermogen in een tooneelstuk willen leggen. Het i<strong>de</strong>aal zou zijn, dat <strong>de</strong><br />
dichter <strong>de</strong>n tekst on<strong>voor</strong>bereid uitsprak en dien bij <strong>de</strong>n gedachtengang <strong>de</strong>r<br />
toeschouwers aanpaste, opdat er tusschen hem en 't publiek wisselwerking zij. De<br />
heer van <strong>de</strong> Vel<strong>de</strong>, <strong>de</strong> nieuwbenoem<strong>de</strong> directeur van het Instituut <strong>voor</strong><br />
Kunstnijverheid, vindt, dat het tooneel <strong>de</strong> opperste, <strong>de</strong> algeheele uitdrukking <strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong>coratieve kunst vormt. Met het tooneel hangen samen <strong>de</strong> ateliers van <strong>de</strong>cors, die<br />
van schil<strong>de</strong>r- en beeldhouwkunst, zoowel als <strong>de</strong> costuums-, <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>ateliers enz.’<br />
‘Uw cursus <strong>voor</strong> het Kunstnijverheids-instituut vangt immers weldra aan?’<br />
‘Begin October zal ik in mijn cursus <strong>de</strong> <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n, die ik zooeven heb<br />
uiteengezet, na<strong>de</strong>r ontwikkelen. Als ik b.v. Macbeth neem, dan zou ik die figuur<br />
willen behan<strong>de</strong>len met betrekking tot <strong>de</strong>n tijd en <strong>de</strong>n afstand, die ermee in<br />
overeenstemming zijn. Ik zou <strong>de</strong>n nadruk willen leggen op het geweldige, dat er<br />
door hartstocht en misdaad in hem is. Dit zal men slechts met me<strong>de</strong>werking van<br />
<strong>de</strong>n architect, van <strong>de</strong>n <strong>de</strong>corateur, van <strong>de</strong>n costumier en zelfs met die van <strong>de</strong>n<br />
electricien kunnen bereiken...’<br />
‘Het “Théâtre du Groupe Libre” zal binnenkort uw “Man zon<strong>de</strong>r Lijf” opvoeren.<br />
Bent u het met hunne opvatting eens?’ - ‘Volkomen. Die jongelui zijn vol vuur, vol<br />
geestdrift!<br />
Ik heb het grootste vertrouwen in hen. Mijn stuk zal misschien een wat abstracten<br />
indruk maken, maar door het zinnebeeldige, waarvan het uitgaat, zal het groote<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
publiek het begrijpen. Want het groote publiek begrijpt gemakkelijker een zinnebeeld,<br />
als b.v. het teeken <strong>de</strong>s kruises of <strong>de</strong> zegen, dan dat het <strong>de</strong> beteekenis van een<br />
anecdote vat, waar het dikwijls tegen opkomt’.<br />
De heer Teirlinck wil ons niets na<strong>de</strong>rs omtrent zijn stuk me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen; hij laat het<br />
aan ons zelf over het naar waar<strong>de</strong> te schatten en er <strong>de</strong> noodige gevolgtrekkingen<br />
uit te maken.<br />
De blijspelen van Holberg<br />
ONDER <strong>de</strong> navolgers van Molière is Holberg wel <strong>de</strong> blijspeldichter, die het beste<br />
erin geslaagd is, om in <strong>de</strong>n trant van <strong>de</strong>n grooten Franschen meester een in<strong>de</strong>rdaad<br />
nationale comedie te scheppen. Hij steekt in dit opzicht ver uit boven onzen<br />
Langendijk, die zich door verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> kunsttradities heeft laten belemmeren in zijn<br />
pogingen een va<strong>de</strong>rlandsch blijspel te scheppen, dat vere<strong>de</strong>ld was door het <strong>voor</strong>beeld<br />
van het diepere en ernstiger spel van Molière. Langendijk heeft dat element van<br />
ernst wel wat te zwaar laten wegen. En daartegenover heeft <strong>de</strong> <strong>de</strong>ftige, in <strong>de</strong>n<br />
a<strong>de</strong>lstand verheven professor een losheid en geestigheid van toon, dien men hier<br />
zeker niet zou hebben<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
229<br />
verwacht. Voor onzen smaak en onze ooren wordt die losheid meermalen tot<br />
loslippigheid en zijn <strong>de</strong> grappen van een allooi die een beschaafd twintigste eeuwer<br />
zich niet meer veroorloven kan. Zelfs is <strong>de</strong> geestigheid vaak zoo triviaal, dat men<br />
wel <strong>de</strong>nken moet, dat ook in zeer ontwikkel<strong>de</strong> kringen elke grap, ook een slechte,<br />
<strong>voor</strong> goe<strong>de</strong> munt werd aangenomen.<br />
Maar laat ons niet onbillijk zijn. Holberg voel<strong>de</strong> zich geroepen aan het pas<br />
opgerichte Deensche tooneel nationale stukken te verschaffen; zijn vrien<strong>de</strong>n, uit<br />
zijn vroegere spotschriften als Pe<strong>de</strong>r Paars weten<strong>de</strong> dat hij over een ferme dosis<br />
geestigheid beschikte, schijnen hem daartoe te hebben aangezet, en Holberg,<br />
eenmaal <strong>de</strong> pen opnemend, weet van geen ophou<strong>de</strong>n: het eerste jaar 1722 levert<br />
hij vijf comedies af (waaron<strong>de</strong>r eenige van zijn allerbeste en allerberoemdste, als<br />
Jeppe paa Bjerget en <strong>Den</strong> Politiske Kan<strong>de</strong>stöber), en het duurt niet vele jaren meer,<br />
of het Deensche tooneel kan daaraan een twintigtal an<strong>de</strong>re nationale stukken<br />
toevoegen. Het hoeft ons niet te verwon<strong>de</strong>ren, dat bij zoo een overproductie <strong>de</strong><br />
bron <strong>de</strong>r geestighe<strong>de</strong>n wel eens dreig<strong>de</strong> in te drogen; dat hij in herhalingen viel, <strong>de</strong><br />
behan<strong>de</strong>ling <strong>de</strong>r stof wel wat al te slordig geschied<strong>de</strong> en <strong>de</strong> fantasie door <strong>de</strong> memorie<br />
moest wor<strong>de</strong>n gesteund. Maar nog eens, wanneer wij weten, hoe <strong>de</strong>ze comedies<br />
tot stand gekomen zijn; als wij be<strong>de</strong>nken, dat hij, zon<strong>de</strong>r eenige <strong>voor</strong>bereiding, zich<br />
tot het schrijven van blijspelen heeft gezet, en dat hij er in geslaagd is, een aantal<br />
werken te scheppen, om welker bezit <strong>de</strong> literatuur historici van <strong>Den</strong>emarken en<br />
Noorwegen nog he<strong>de</strong>n ten dage twisten, dan past het ons, buitenlan<strong>de</strong>rs, geenszins<br />
aan <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong>zen dichter te kort te doen.<br />
Toch, wanneer wij een stuk van hem ter hand nemen, zal het ons in veel gevallen<br />
gebeuren, dat wij maar halfbevredigd zijn Er waait een geur van vergeeld papier uit<br />
<strong>de</strong> replieken ons tegen: wij voelen <strong>de</strong> vraag opkomen, of toch <strong>de</strong> geestigheid niet<br />
wat al te veel naar <strong>de</strong> lamp riekt. Wanneer <strong>de</strong> grappen zijn geboren en gehoord in<br />
<strong>de</strong> volheid van het dagelijksche leven zelve, dan wor<strong>de</strong>n zij onmid<strong>de</strong>llijk gekeurd<br />
en geschift - geen geleer<strong>de</strong> weet beter <strong>de</strong>n echten volkshumor te proeven, dan het<br />
volk zelf. Maar als men, met <strong>de</strong> pen in <strong>de</strong> hand, zich <strong>voor</strong>tdurend gedwongen voelt<br />
geestigheid op geestigheid te stapelen, dan komt het oogenblik vrij gauw, dat men<br />
niet meer on<strong>de</strong>rscheidt, wat flauw en wat werkelijk pikant is. Natuurlijk wordt heel<br />
veel bij een verdienstelijke opvoering gered, wat bij het lezen een fa<strong>de</strong>n indruk<br />
maakt; wie <strong>de</strong>nkt er niet aan ‘Het we<strong>de</strong>rzijdsch Huwelijksbedrog’, zooals Musch het<br />
speel<strong>de</strong>: ik heb mij na<strong>de</strong>rhand, bij het herlezen van het stuk, niet meer kunnen<br />
begrijpen, dat ik het toen zoo geestig vond. De waar<strong>de</strong> van Holberg <strong>voor</strong> het mo<strong>de</strong>rne<br />
tooneel staat dan ook <strong>voor</strong> mij als een paal boven water. Het zou toe te juichen zijn,<br />
wanneer he<strong>de</strong>ndaagsche tooneelgezelschappen - <strong>voor</strong>loopig ter afwisseling van<br />
<strong>de</strong> tallooze experimenten, die gewoonlijk mislukt, zel<strong>de</strong>n interessant en bijna altijd<br />
niet bühnenfähig zijn - <strong>de</strong>n gewonen gezon<strong>de</strong>n smaak van het publiek met <strong>de</strong>rgelijken<br />
kost bevredig<strong>de</strong>n. Zelfs een stuk als ‘Ulysses von Ithacia’, een satire op 18<strong>de</strong><br />
eeuwsche tooneelwerken, een satire bovendien, die wij van ons tegenwoordige<br />
standpunt geheel er naast achten, zelfs zoo een hopeloos verou<strong>de</strong>rd stuk is in <strong>de</strong><br />
laatste jaren met succes vertoond. En als een spel <strong>voor</strong> liefhebberijgezelschappen,<br />
met name in stu<strong>de</strong>ntenkringen, kan het niet genoeg wor<strong>de</strong>n aanbevolen.<br />
Die aanbeveling kan met zooveel te meer re<strong>de</strong>n geschie<strong>de</strong>n nu <strong>de</strong> kundige kenner<br />
van <strong>de</strong> Deensche taal en literatuur, <strong>de</strong> heer B.A. Meuleman, een groot aantal<br />
van Holberg's stukken vertaald heeft. Ik heb <strong>voor</strong> mij het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el, verschenen<br />
bij H. Prakke, te Nijmegen (19<strong>26</strong>), waarin een vijftal blijspelen zijn opgenomen. Laat<br />
ik da<strong>de</strong>lijk als mijn meening uitspreken, dat hier een vertaling geleverd is, die aan<br />
<strong>de</strong> strengste eischen voldoet: zij is juist, nauwkeurig en goed Hollandsch. Wat mag<br />
men meer verlangen? Vooral als men be<strong>de</strong>nkt, hoe moeilijk het is een blijspel uit<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
een vreem<strong>de</strong> taal, waar zoo dikwijls allerlei woordspelingen en toespelingen aan<br />
<strong>de</strong>n tekst <strong>de</strong> sappigheid en raakheid geven, waardoor alleen zoo een comedie bij<br />
het publiek reeds inslaat, over te brengen in een an<strong>de</strong>re, waar <strong>de</strong>ze kleinighe<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> meeste gevallen volstrekt niet tot haar recht komen. Men kan van meening<br />
verschillen over <strong>de</strong> wijze, waarop men een wending misschien gelukkiger zou kunnen<br />
weergeven; dat is in <strong>de</strong> meeste gevallen toch een kwestie van persoonlijk inzicht,<br />
dat men een an<strong>de</strong>r niet opdringen mag. Alleen geloof ik, dat <strong>de</strong> vertaler misschien<br />
sober<strong>de</strong>r had kunnen zijn in het gebruiken van dialect: hij houdt ervan allerlei beken<strong>de</strong><br />
boersche zinswendingen en een aantal klanksubstituties te gebruiken, vaak ook op<br />
plaatsen, waar Holbergs tekst weinig of niet dialectisch gekleurd is. Ik geloof niet,<br />
dat het verstandig is, en zeker acht ik het onnoodig. Het gebruiken van zoo een<br />
artificieele taal, die losheid en ongegeneerdheid beoogt, maakt toch spoedig een<br />
stijven indruk, <strong>voor</strong>al omdat het dialect op goed geluk door <strong>de</strong>n tekst gestrooid is.<br />
Ik weet niet. welke stukken <strong>de</strong> heer Meuleman in het eerste <strong>de</strong>el heeft behan<strong>de</strong>ld:<br />
betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> keus van dit vijftal moet ik erkennen, dat zij mij <strong>voor</strong> Holberg weinig<br />
representatief <strong>voor</strong>komt. Een stuk als ‘Ulysses von Ithacia’, waarin het toenmalige<br />
genre <strong>de</strong>r Duitsche tragedies - treurspelen in hoogdraven<strong>de</strong>n stijl, maar met een<br />
harlekijnachtig personage - wordt bespot, schijnt mij geheel uit <strong>de</strong>n tijd. Alleen in<br />
kringen, waar <strong>de</strong> klassieke talen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
230<br />
wor<strong>de</strong>n geleerd en gekend, kan het opgeld doen. Ter afwisseling van gymnasiale<br />
opvoeringen van Grieksche tragedies zou dit blijspel zelfs heel aanbevelenswaardig<br />
zijn. Maar als Holberg onophou<strong>de</strong>lijk grapjes maakt over het gebruik om een volgend<br />
tooneel vijf en twintig jaar later te doen plaats hebben dan het vorige, dan toont hij<br />
zich een aanhanger <strong>de</strong>r aristotelische regels, die wij niet meer kunnen aanvaar<strong>de</strong>n.<br />
Ook ‘De man die geen tijd heeft’ is naar onzen smaak wel wat geforceerd. Wie kan<br />
er nu nog een begin waar<strong>de</strong>eren als dit: ‘Daar schrijven ze nou zooveel komedies<br />
tegenwoordig en niemand maakt er es een over 'n man die geen tijd heeft!’ Het lijkt<br />
wel of Holberg een overweging van hem zelf, die <strong>de</strong> aanleiding tot het schrijven van<br />
dit stuk is, meteen als eersten zin heeft neergeschreven.<br />
Maar ‘Jacob van Thyboe’ en ‘De elf<strong>de</strong> Juni’ zijn uitsteken<strong>de</strong> staaltjes van Holbergs<br />
talent. Het is zeer toe te juichen, dat een vertaler, die zoo <strong>voor</strong> zijn taak berekend<br />
is als <strong>de</strong> heer Meuleman, zich tot dit werk heeft gezet. Wij kunnen niet an<strong>de</strong>rs dan<br />
van harte hopen, dat hij althans iets bereikt van wat hem bij het vertalen <strong>voor</strong> oogen<br />
gestaan moet hebben: het scheppen van <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>voor</strong> mo<strong>de</strong>rne<br />
tooneelgezelschappen om <strong>de</strong>ze blijspelen weer op hun repertoire te nemen. Het<br />
ziet er echter niet naar uit, dat <strong>de</strong>ze hoop spoedig in vervulling zal gaan!<br />
J. DE VRIES<br />
Jeugdpoëzie<br />
(Een Oproep)<br />
BLADEREND in ou<strong>de</strong> jaargangen van <strong>de</strong> Rostra Gymnasiorum, het, bij vele<br />
letterkundigen in dankbare herinnering staan<strong>de</strong>, beken<strong>de</strong> blaadje van <strong>de</strong>n<br />
Ne<strong>de</strong>rlandschen Gymnasiasten Bond, trof het mij welk een merkwaardige en dikwijls<br />
verrassen<strong>de</strong> jeugdpoëzie daarin verscholen ligt. Het wekte herinneringen en plannen.<br />
Ik vermoed dat vele dichters in ou<strong>de</strong> portefeuilles, uit een overvloed van wat<br />
verscheurd werd of red<strong>de</strong>loos zoek raakte, enkele verzen bewaren, die hun bijzon<strong>de</strong>r<br />
dierbaar bleven om <strong>de</strong>n toon, om een hartelijke zorgeloosheid, een argelooze<br />
directheid, een benij<strong>de</strong>nswaardigen overmoed; om al die onbedachtzame<br />
eigenschappen, die hun verzen uit rijper tijd bij allen <strong>voor</strong>sprong op <strong>de</strong> jeugd tòch<br />
missen.<br />
Zulke verzen zijn, door hun toon, door een wending, nog juist poëzie en nog net<br />
geen literatuur. De smaak ervan is als een teug bronwater. Bijeengebracht zou<strong>de</strong>n<br />
zij een verzameling kunnen vormen van bijzon<strong>de</strong>re charme <strong>voor</strong> alle vrien<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />
poëzie. Zulk een verzameling, boeien<strong>de</strong>r dan munten, zegels of wapens, stel ik mij<br />
<strong>voor</strong> met uw hulp bijeen te brengen. Het zal een altijd curieuse collectie zijn, waarvan<br />
<strong>de</strong> aantrekkelijkheid met elke aanwinst toeneemt.<br />
Wij noodigen u uit tot <strong>de</strong>ze aantrekkelijkheid bij te dragen door het toezen<strong>de</strong>n van<br />
enkele uwer jeugdverzen, zoo mogelijk gejaarmerkt. In tegenstelling tot <strong>de</strong><br />
gebruikelijke opvatting van zulk een openbare uitnoodiging, verwacht ik zelfs dat<br />
gij aan <strong>de</strong>ze uitnoodiging gevolg zult geven.<br />
Het is mijn bedoeling, bij voldoen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elneming, <strong>de</strong>ze verzen samen te brengen<br />
in een bun<strong>de</strong>l jeugdpoëzie, welke, bij zorgvuldige keuze, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> poëzie van <strong>de</strong><br />
jeugd te kort te doen, van een bijzon<strong>de</strong>re, tintelen<strong>de</strong> jonge schoonheid kan wor<strong>de</strong>n.<br />
Allermeest vermij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> het onrijpe te beschermen, of <strong>de</strong> overdrijvingen <strong>de</strong>r jeugd<br />
<strong>voor</strong> het voetlicht te brengen, verwachten wij aldus aan <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r poëzie het<br />
eigenaardig genot te gunnen, dat er is in het luisteren naar hel<strong>de</strong>re, ongeschool<strong>de</strong><br />
stemmen: poëzie in haar verwon<strong>de</strong>rlijk zuiveren, spontanen aanhef.<br />
Welkom is alle werk zoowel van ongeneeslijk professioneele dichters als van hen<br />
die na <strong>de</strong> eerste onbezonnen schre<strong>de</strong>n op het pad <strong>de</strong>r god<strong>de</strong>lijke on<strong>de</strong>ugd<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
terug<strong>de</strong>ins<strong>de</strong>n: u wilt het wel adresseeren aan Anthonie Donker, Spoorsingel 11<br />
Rotterdam. Onze erkentelijkheid en een belofte die geen schuld zal blijven, zijn<br />
reeds uw <strong>de</strong>el. Om het karakter <strong>de</strong>r bedoel<strong>de</strong> poëzie te belichten laten wij hier een<br />
tweetal verzen volgen uit het Gymnasiastenblad, bei<strong>de</strong> van helaas tot zwijgzaamheid<br />
teruggekeer<strong>de</strong> maar vóór hun meer<strong>de</strong>rjarigheid véélbeloven<strong>de</strong> talenten:<br />
1 Princeps exsul<br />
De wind dreef rulle vlagen over zee<br />
Die wijduit week en mistig glanste.<br />
Een bark, die in <strong>de</strong> scherpe <strong>de</strong>ining danste,<br />
Nam nevels in zijn kou<strong>de</strong> touwen mee.<br />
Het was een Noormanschip, naar takels en tuigage,<br />
En kromme, draakbesne<strong>de</strong>n boeg,<br />
Dat zijn gehelm<strong>de</strong>, gramme equipage<br />
Met wijduit zeil naar Eng'land droeg.<br />
De zon ontgloei<strong>de</strong> in roomig-witten toover<br />
Op 't starre blad van elken speer.<br />
Hoog op <strong>de</strong> plecht leun<strong>de</strong> een jongen over,<br />
Een kind dat blikte in het water neer.<br />
Zijn dracht was niet als in die streken<br />
Sober en woest en oorlogszuchtig,<br />
Maar paars en zwart fluweel en van het weeke<br />
Satijn, geve<strong>de</strong>rd, weidsch en vluchtig.<br />
<strong>Den</strong> lieven wind, die onversaagd in vlagen<br />
De zee langs <strong>de</strong> geriem<strong>de</strong> flanken maal<strong>de</strong>,<br />
Liet hij zijn stille zuchten land in dragen,<br />
Die op <strong>de</strong> hooge kust alras verdwaal<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
231<br />
Hij lachte zacht: waarom te zuchten?<br />
Want boven 't water en <strong>de</strong> zee vol vroege barken,<br />
Brak uit <strong>de</strong> witte zon: was hij niet <strong>de</strong> roemruchte<br />
Hamlet, een prins van <strong>Den</strong>emarken?<br />
JOH. VISSER<br />
2 Een droom<br />
Op wakensmoe<strong>de</strong> oogeleên<br />
Zeeg zwaar <strong>de</strong> zwoele zomerlucht;<br />
De starre stilte om mij heen<br />
Werd niet gestoord door één gerucht...<br />
De vlugge vleermuis vloog alleen,<br />
Doch 't was of door heur doodsche vlucht<br />
De stilte nog volmaakter scheen - -<br />
Van droomen zwanger ging <strong>de</strong> lucht.<br />
Ik droom<strong>de</strong> dat ik tre<strong>de</strong>n mocht<br />
Ter zale, waar <strong>de</strong> Spinster vlocht<br />
De teere dra<strong>de</strong>n van het leven.<br />
Zij liet mij één moment alleen,<br />
Toen, als een Moire zoo bedreven,<br />
Vlocht ik jou draad door mijn draad heen.<br />
S. POSTHUMA<br />
Practische steun <strong>voor</strong> <strong>de</strong> letterkun<strong>de</strong><br />
ER wordt veel geschreven over <strong>de</strong> noodzakelijkheid van ruimer en doelmatiger<br />
steun van regeeringswege aan schrijvers en, in het algemeen, aan <strong>de</strong> litteratuur.<br />
En aan die discussies wordt da<strong>de</strong>lijk een ein<strong>de</strong> gemaakt met het universeele<br />
slotargument van <strong>de</strong>zen tijd: er is geen openbaar geld beschikbaar <strong>voor</strong> zaken van<br />
niet direct practisch nut. Het is echter noodig uit te maken of het niet mogelijk is<br />
door gepaste mid<strong>de</strong>len <strong>de</strong> beschikking over zulke gel<strong>de</strong>n te verkrijgen.<br />
De quaestie òf regeeringsbemoeienis en regeeringssteun aan letterkun<strong>de</strong> en<br />
letterkundigen principieel wenschelijk is, moet hier natuurlijk buiten beschouwing<br />
blijven. Er zijn <strong>voor</strong>stan<strong>de</strong>rs en tegenstan<strong>de</strong>rs, die het wel nooit eens zullen wor<strong>de</strong>n.<br />
Zon<strong>de</strong>r persoonlijk partij te kiezen zullen wij ons, <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n duur van dit betoog, eens<br />
scharen aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>de</strong>r vóórstan<strong>de</strong>rs.<br />
De eenige vraag is: hoe komt men aan geld?<br />
Het antwoord is doo<strong>de</strong>envoudig: door een ein<strong>de</strong> te maken aan <strong>de</strong> absurditeit van<br />
het ‘vrij-komen’ van letterkundige producten.<br />
Waarom wor<strong>de</strong>n boeken ‘vrij’? En waarom wor<strong>de</strong>n zij dit na tien of <strong>de</strong>rtig of vijftig<br />
jaar? Dit alles is volkomen willekeurig.<br />
Wanneer men een wettelijke regeling treft, waarbij van vertalingen van<br />
buitenlandsche werken, welke in eerste uitgave in <strong>de</strong> oorspronkelijke taal langer<br />
dan tien jaar gele<strong>de</strong>n verschenen zijn, en welke dus ‘vrij’ zijn volgens onze<br />
auteurswet, een vastrecht of een tantième heft; wanneer men dat ook doet van alle<br />
oorspronkelijke werken <strong>de</strong>rtig of vijftig jaar na <strong>de</strong> eerste uitgave, of een bepaald<br />
aantal jaren na <strong>de</strong>n dood <strong>de</strong>s schrijvers (dit is na<strong>de</strong>r vast te stellen) en al <strong>de</strong>ze vaste<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
echten en tantièmes in een autonoom fonds tesamen brengt, dan behoeft men niet<br />
meer te klagen over gebrek aan mid<strong>de</strong>len als het steun aan leven<strong>de</strong> schrijvers geldt.<br />
Gezien het niet onbelangrijk aantal vertalingen van ‘vrije’ werken, gezien <strong>de</strong> tallooze<br />
schooluitgaven van classieken, gezien <strong>de</strong> vele herdrukken van buitenlandsche<br />
classieken <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rwijsdoelein<strong>de</strong>n, moet men besluiten tot een niet onbelangrijk<br />
finantieel resultaat, hetwelk zulk een eenvoudige uniforme regeling zou<br />
me<strong>de</strong>brengen.<br />
Over het beheer dier gel<strong>de</strong>n kan men later beslissen. Ons lijkt het beste wanneer<br />
dat geschie<strong>de</strong>n zou door een permanente commissie van drie le<strong>de</strong>n: één aan te<br />
wijzen door <strong>de</strong>n Minister van On<strong>de</strong>rwijs en Schoone Kunsten als zijn<br />
vertegenwoordiger, terwijl <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re plaatsen ex officio zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
bezet door <strong>de</strong> penningmeesters van <strong>de</strong> Mij. <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Letterkun<strong>de</strong> en van<br />
<strong>de</strong> Vereeniging van Letterkundigen.<br />
Er is wel eens op gewezen, dat <strong>de</strong> thans internationaal gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> beperking <strong>de</strong>r<br />
auteursrechten tot een bepaal<strong>de</strong> geldigheidsduur een flagrante onrechtvaardigheid<br />
is, daar an<strong>de</strong>re eigendomsrechten, in wezen niet verschillend van het auteursrecht,<br />
onbeperkt zijn. Dit vraagstuk valt buiten <strong>de</strong> hier aangegeven hervorming, omdat<br />
een bestaan<strong>de</strong> en erken<strong>de</strong> toestand eenvoudig bestendigd wordt.<br />
Als men werkelijk zoo gaarne practische belangstelling en steun <strong>voor</strong> onze<br />
litteratuur wenscht, zou het dan niet mogelijk zijn, dat men eens practisch aan<br />
het werk gaat? Als, om maar eens een <strong>voor</strong>beeld te noemen, <strong>de</strong> Ver. van<br />
Letterkundigen tot mr. Keuls <strong>de</strong> uitnoodiging richtte om een rechtsregeling in <strong>de</strong>zen<br />
zin te ontwerpen, dan zou het niet moeilijk vallen een aantal Kamerle<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> dit<br />
plan, op practische basis gebracht, te interesseeren. Dit te geree<strong>de</strong>r, waar wij ons<br />
niet kùnnen <strong>voor</strong>stellen dat er, in principe, steekhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bezwaren tegen zijn aan<br />
te voeren.<br />
In elk geval heeft men aldus meer kàns op welslagen, dan wanneer men het laat<br />
bij wenschen, verzuchtingen en platonische verklaringen.<br />
ANTOON VAN DER ZEE<br />
* * *<br />
Het stukje van <strong>de</strong>n heer van <strong>de</strong>r Zee werd ons reeds verle<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>jaar toegestuurd.<br />
Door allerlei omstandighe<strong>de</strong>n bleef <strong>de</strong> plaatsing wat lang uit. Intusschen is in Frankrijk<br />
een <strong>de</strong>rgelijk <strong>voor</strong>stel officieel aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> gekomen, en wij zullen spoedig een<br />
regeling in <strong>de</strong>n zin als door <strong>de</strong>n heer van <strong>de</strong>r Zee bedoeld in werking zien tre<strong>de</strong>n.<br />
De inzen<strong>de</strong>r kon, toen hij zijn notities schreef, onmogelijk op <strong>de</strong> hoogte zijn van <strong>de</strong><br />
plannen <strong>de</strong>s heeren Herriot. Deze <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n schenen dus in <strong>de</strong> lucht te zitten.<br />
Van <strong>de</strong>r Zee zal mij ten goe<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n, indien ik, met een enkel woord, verklaar<br />
het niet met hem eens te zijn. Zijn <strong>voor</strong>stel is, naar mijne meening, uit <strong>de</strong>n booze.<br />
De auteursrechtregeling van thans is een door niets gemotiveer<strong>de</strong> beperking van<br />
het eigendomsrecht en dus een diefstal, die, hoezeer ook officieel gesanctionneerd,<br />
moreel niet min<strong>de</strong>r scherp te veroor<strong>de</strong>elen valt. Waarom moet in 's hemelsnaam<br />
een schrijver beroofd wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vruchten van zijn arbeid, terwijl een koopman<br />
daarover tot in lengte van dagen beschikken kan.<br />
Ik voel heelemaal niet veel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> commercieele zij<strong>de</strong> van het schrijversschap,<br />
dat naar mijn meening een roeping en geen beroep is. Maar dat ligt buiten <strong>de</strong>ze<br />
kwestie. Van het oogenblik dat uit schrijven economische <strong>voor</strong><strong>de</strong>elen te behalen<br />
zijn is het een stompzinnig onrecht om die, in ongunstigen zin, te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />
van <strong>de</strong> economische <strong>voor</strong><strong>de</strong>elen met da<strong>de</strong>n van koopmanschap behaald.<br />
Er is maar één rechtschapen oplossing: <strong>de</strong> onbeperkte duur <strong>de</strong>r artistieke<br />
eigendomsrechten!<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Maar die is van <strong>de</strong> <strong>de</strong>mocratie, ondanks haar leugen van gelijkheid, niet te<br />
verwachten...<br />
Wanneer werken nu ‘vrij’ komen, dan geschiedt <strong>de</strong> diefstal ten minste ten bate<br />
van het algemeen. Dat veran<strong>de</strong>rt wel niets ten goe<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> moreele situatie, maar<br />
geeft er toch eenigen schijn van betamelijkheid aan. De<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
232<br />
heer van <strong>de</strong>r Zee wil nu <strong>de</strong> baten <strong>de</strong>r diefstal aan zijn kennissen geven.<br />
Het lijkt mij toe dat hij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche letterkundigen on<strong>de</strong>rschat. Al mogen er<br />
enkelen on<strong>de</strong>r hen nog zoo op <strong>de</strong> dubbeltjes zijn, <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>rgelijken lijkroof zijn<br />
ze toch niet rijp.<br />
De eenige troost is, dat er toch niets van komt, omdat steun aan letterkun<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
minste <strong>de</strong>r regeeringszorgen is!<br />
J. GR.<br />
Harry Domela<br />
ZELDEN heeft <strong>de</strong> wereld zoo gelachen als in December 19<strong>26</strong> toen bekend werd<br />
dat een jonge man, on<strong>de</strong>r het mom van oudsten zoon van <strong>de</strong>n Duitschen kroonprins,<br />
wekenlang <strong>de</strong> hoogste burgers <strong>de</strong>r Duitsche Republiek fot zijn on<strong>de</strong>rdanige dienaren<br />
had gemaakt. Gelachen, zeker, want het komische accent overwoog zeer sterk en<br />
<strong>de</strong> tragiek van het ‘geval’, dat een hel<strong>de</strong>r licht werpt op zekere kringen van het<br />
na-oor-logsche Duitschland, werd slechts door Domela's memoires, dit jaar in <strong>de</strong><br />
gevangenis te Keulen geschreven, ten volle onthuld. * Hoewel nu scepsis tegenover<br />
<strong>de</strong> beweringen van <strong>de</strong>n onevenwichtigen acrobaat, die zeker geen beroepsbedrieger<br />
maar een gevoelig en wankel mensch was, zon<strong>de</strong>r twijfel ter plaatse is, zoo voelen<br />
wij toch dat in dit ‘document humain’ <strong>de</strong> waarheid niet te zeer wordt geschon<strong>de</strong>n. -<br />
Helaas is zelfcritiek te weinig door hem uitgeoefend. - Maar ter zake. -<br />
Toen <strong>de</strong> wereldoorlog uitbrak was Harry Domela nog geen tien jaar. Hij werd in<br />
Kurland geboren, behoor<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> Duitsche Balten en voel<strong>de</strong> zich boven <strong>de</strong> Letten<br />
verheven. Een har<strong>de</strong> jeugd met veel slaag is <strong>de</strong> zijne; door <strong>de</strong><br />
oorlogsomstandighe<strong>de</strong>n wordt hij in een soort van kin<strong>de</strong>rasyl te Riga opgevoed.<br />
Pastoor Deters, <strong>de</strong> hoofdleeraar, opent hem <strong>de</strong> wereld <strong>de</strong>r cultuur. Dan komt <strong>de</strong><br />
Duitsche Revolutie en <strong>de</strong> opmarsch <strong>de</strong>r Bolsjewieken naar Kurland. In het <strong>voor</strong>jaar<br />
1919 wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze door <strong>de</strong> Duitsche troepen overweldigd. Harry Domela, nog geen<br />
veertien jaar oud, neemt dienst in <strong>de</strong> Baltische landweer, vecht tegen Letten en<br />
Bolsjewieken. Maar Letland zal zelfstandig wor<strong>de</strong>n; ie<strong>de</strong>r die tegen <strong>de</strong> Letten<br />
gevochten heeft wordt tot hoogverra<strong>de</strong>r gestempeld. Naar Duitschland wijken <strong>de</strong><br />
landweersoldaten uit. Harry is zon<strong>de</strong>r va<strong>de</strong>rland; men vertelt hem dat zijn Moe<strong>de</strong>r,<br />
het eenige wat hem restte, door een kogel werd gedood. Geboorteland en jeugd<br />
verdwijnen van <strong>de</strong>n horizon; in Bran<strong>de</strong>nburg wordt het corps ontbon<strong>de</strong>n. Op een<br />
landgoed vindt hij als arbei<strong>de</strong>r werk, alle comfort en beschaving ontbreken. Hij tracht<br />
te lezen, één zijner hartstochten, maar het boek wordt hem uit <strong>de</strong> hand gerukt. Hij<br />
<strong>de</strong>nkt <strong>voor</strong> altijd in aar<strong>de</strong> en klei te verzinken. Daar komt een telegram: hij kan zich<br />
bij <strong>de</strong> Rijksweer mel<strong>de</strong>n, die in het Roergebied <strong>de</strong> arbei<strong>de</strong>rsonlusten moet<br />
beteugelen. Hij wordt ordonnans: rijdt door het schoone Westphaalsche land; zijn<br />
lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Natuur was steeds groot. Lang duurt dat leven niet; als <strong>de</strong> rust hersteld<br />
is wordt hij wegens te jeugdigen leeftijd uit <strong>de</strong> Rijksweer ontslagen. Nu begint een<br />
somber leven; hij arbeidt als een dier in een tegelbakkerij, wordt ziek, want hij is<br />
niet sterk. Van fabriek naar fabriek zwerft hij onvoldaan, steeds alleen, onbestemd<br />
naar veran<strong>de</strong>ring zoekend. Met <strong>de</strong> eenvoudigen van hart heeft hij het meest contact.<br />
In Erfurt vindt hij menschwaardig werk: in een machinefabriek. Maar in 1922 geeft<br />
<strong>de</strong> Regeering ‘instructie’ om ‘Reichsfrem<strong>de</strong>’ uit <strong>de</strong> bedrijven te ontslaan. Harry<br />
Domela voelt zich Duitscher, is echter ‘staatenlos’. Hij verliest daarom ook <strong>de</strong>ze<br />
betrekking, wordt moe<strong>de</strong>loos, strandt in Berlijn; in <strong>de</strong> wachtzaal van <strong>de</strong>n Anhalter<br />
Bahnhof tracht hij te slapen, maar politie verwij<strong>de</strong>rt hem. Zoo iets is verbo<strong>de</strong>n. Nu<br />
wordt het be<strong>de</strong>len om brood en werk; <strong>de</strong> rijke Balten zijn ontoegankelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
arbei<strong>de</strong>r Domela. Ellen<strong>de</strong> dreigt van alle kanten, nachtelijk Berlijn wordt zijn domein,<br />
prostituées, dieven en be<strong>de</strong>laars zijn ‘makkers’. Wegens een kleinen diefstal maakt<br />
hij met <strong>de</strong> gevangenis kennis. Dan is het winter; achter verlichte ruiten speurt hij<br />
welverzorg<strong>de</strong> menschen, welbehagen, luxe, geluk. Waarom is hèm alles ontzegd?<br />
Zelfs in een nachtasyl is hij niet veilig: hij wordt bestolen. En te mid<strong>de</strong>n van dit alles<br />
groeit in <strong>de</strong>n jongen man het gevoel van verheven zijn boven hen, die men <strong>de</strong><br />
‘lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> klasse’ noemt. Hij tracht tot hen te spreken als mensch tegen mensch,<br />
maar <strong>de</strong> eenmaal vastgestel<strong>de</strong> grenzen zijn <strong>voor</strong> velen onoverschrijdbaar. Verbitterd<br />
gaat hij door <strong>de</strong> straten van Duitschlands hoofdstad; ie<strong>de</strong>ren goed gevoe<strong>de</strong>n mensch<br />
zou hij met scheldwoor<strong>de</strong>n kunnen overstelpen. Hij is geheel verwaarloosd, men<br />
mijdt hem als een melaatsche. Een woe<strong>de</strong>, waanzin nabij, is niet meer te beteugelen.<br />
Dolzinnig slaat hij om zich heen, in een politiebureau raast hij uit. Maar tenslotte<br />
ontfermt men zich toch over hem: bij een schrijver komt hij in betrekking, in diens<br />
<strong>bibliotheek</strong> brengt hij vele uren door. ‘Hier leer<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> lij<strong>de</strong>nsgeschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r<br />
menschheid’. Zijn <strong>de</strong>nken ontwikkelt zich tot grootere zelfstandigheid. Maar het<br />
leven verloopt hier te gelijkmatig, te eentonig. Een onrust pakt hem we<strong>de</strong>r en het<br />
eerste meeningsverschil met zijn ‘patroon’ is aanleiding tot vertrek. Hij zwerft;<br />
Hamburg, Leipzig, München. In het Hofbräuhaus wordt hij kwalijk (‘welk een<br />
zwijnenstal’), in musea vindt hij on<strong>de</strong>rdak, met teekenon<strong>de</strong>rricht verdient hij een<br />
weinig geld. In Berlijn teruggekeerd komt hij we<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> macht <strong>de</strong>r Straat. ‘Baron’<br />
von Lü<strong>de</strong>ritz, straathabitué en horoscopenfabrikant, brengt hem op het <strong>de</strong>nkbeeld<br />
<strong>de</strong> domheid <strong>de</strong>r menschen uit te buiten. Van zijn laatste geld koopt hij elegante<br />
kleeren. Werkman Domela werd nergens ontvangen, ‘Graf Pahlen’ vindt een goed<br />
onthaal. Maar het bedrog komt uit en opnieuw wordt een gevangenis<strong>de</strong>ur achter<br />
<strong>de</strong>n jongen Balt gesloten. Maar wie eenmaal ‘luxe’ gekend heeft tracht haar te<br />
herwinnen; na zijn vrijlating wordt hij ‘baron’. De weg van bedrog en simuleeren is<br />
<strong>voor</strong> goed betre<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> door <strong>de</strong> Maatschappij verachte wreekt zich op radicale wijze.<br />
Aan <strong>de</strong> grens van lij<strong>de</strong>n, dood, ellen<strong>de</strong> en eenzaamheid heeft hij <strong>de</strong> nieuwe Republiek<br />
bespied en zal met haar zwakte zijn <strong>voor</strong><strong>de</strong>el doen. In Potsdam duikt hij op als<br />
‘graaf’, is hij weldra in een kring van a<strong>de</strong>llijke nietsdoeners opgenomen. ‘Haltung<br />
ist alles’; conventie heeft het menschelijke met een netwerk van vormen overwoekerd.<br />
Aanvankelijk opgaand in zijn nieuwe omgeving herwint hij weldra weer zijn eigen<br />
critische standpunt. Steeds weet hij afstand tot menschen en dingen te nemen. De<br />
leerschool is nu ten ein<strong>de</strong>, maar ten twee<strong>de</strong>n male wordt zijn i<strong>de</strong>ntiteit ont<strong>de</strong>kt. Na<br />
zijn verblijf in <strong>de</strong> cel wordt hij on<strong>de</strong>rgebracht bij een ou<strong>de</strong>n boer, een beest dat uit<br />
<strong>de</strong> gevangenis goedkoope arbeidskrachten trekt. Tegen een minimumloon moet hij<br />
<strong>de</strong>n ganschen dag in hitte en kou<strong>de</strong> het land bewerken. Men belet hem zijn han<strong>de</strong>n<br />
te wasschen, met ‘zwijn’ wordt hij somtijds aangesproken. Dan vlucht hij naar<br />
Hamburg, bezeten door één gedachte: weg uit Europa. Maar een pas wordt hem<br />
geweigerd: in St. Pauli, <strong>de</strong> havenwijk, leeft hij tusschen prostituées en matrozen,<br />
hier leert hij spelen om geld. In <strong>de</strong>ze omgeving vindt men kroeg na kroeg, tingeltangel<br />
naast tingeltangel. Men danst, orgelmuziek dreunt <strong>de</strong>n geheelen dag. Door een<br />
groote droefheid en weemoed wordt hij bevangen: naar een landschap in het Zui<strong>de</strong>n<br />
van Duitschland, ver van gene vervuil<strong>de</strong> samenleving, wil hij reizen. Hij neemt een<br />
kaartje <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n trein naar Frankfort. Vandaar gaat hij naar Hei<strong>de</strong>lberg, wordt terstond<br />
door <strong>de</strong> romantiek <strong>de</strong>r Neckarstad gevangen. De burchtruïne<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
233<br />
wordt het eerst bezocht. ‘Ik treed <strong>de</strong>n tuin van <strong>de</strong> burcht binnen. Een stilte als van<br />
<strong>de</strong>n Droom omvangt mij. Een geur van vallend, welkend loof omgeeft mijn zinnen.<br />
Een langen tijd on<strong>de</strong>rdrukt verlangen maakt zich van mij meester’. Hij voelt zich in<br />
het verle<strong>de</strong>n verzonken en is gelukkig. Doch on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n sluier <strong>de</strong>r romantiek leven<br />
har<strong>de</strong> werkelijkhe<strong>de</strong>n. Eén hiervan is het stu<strong>de</strong>ntencorps Saxo-Borussia, het eerste<br />
van Hei<strong>de</strong>lberg. Als Prins Lieven, luitenant van het 4<strong>de</strong> Cavallerie-regiment te<br />
Potsdam, stelt hij zich aan <strong>de</strong>n Senaat <strong>de</strong>r Saxo-Borussen <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>wendsel<br />
<strong>voor</strong> zijn broer, die stu<strong>de</strong>eren gaat, poolshoogte te willen nemen. Weldra is hij als<br />
gast het mid<strong>de</strong>lpunt <strong>de</strong>r a<strong>de</strong>llijke jongelie<strong>de</strong>n; bij al hun braspartijen wordt hij<br />
uitgenoodigd. Zel<strong>de</strong>n werd <strong>de</strong> gansche ellen<strong>de</strong> en holheid van <strong>de</strong>ze zij<strong>de</strong> van het<br />
Duitsche stu<strong>de</strong>ntenleven zoo naakt <strong>de</strong>n volke getoond als in Domela's mémoires.<br />
Hier aanschouwt men Duitschland op zijn dierlijkst; <strong>de</strong> ‘Burschenherrlichkeit’ is ten<br />
top gestegen. Conservatisme en bekrompenheid sluiten elk contact met an<strong>de</strong>re<br />
stu<strong>de</strong>nten uit. Menschelijk contact heeft Domela slechts met <strong>de</strong>n presi<strong>de</strong>nt, een<br />
jongen, nog onbedorven graaf. Gestu<strong>de</strong>erd wordt er niet door Saxo-Borussen, het<br />
leven bestaat uit ‘eten’ en ‘drinken’ (‘Wir kommen schon von selbst in unsere<br />
Positionen, die ein für allemal für uns da sind’, zegt één <strong>de</strong>zer ‘heeren’). Sociaal<br />
gevoel is niet aanwezig, <strong>de</strong> vrouw een stuk vleesch, dat men <strong>voor</strong> zijn lusten noodig<br />
heeft. Hoewel vaak van walging <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze zelfgenoegzame dieren vervuld, vindt<br />
Domela genoeg afwisseling in dit leven (‘es ist furchtbar stets allein zu sein’) om<br />
zich er door heen te slaan. Weldra heeft ie<strong>de</strong>reen respect <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n ‘roo<strong>de</strong>n Prins’<br />
(hij, die zelf zoozeer moest lij<strong>de</strong>n, kan zijn sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste lagen <strong>de</strong>r<br />
maatschappij niet verhelen). Zoo glijdt zijn leven ver<strong>de</strong>r, zon<strong>de</strong>r plan, zon<strong>de</strong>r veel<br />
berekening, zooals steeds in dienst van het Toeval. Nu gaat ook Hei<strong>de</strong>lberg vervelen;<br />
het snobisme <strong>de</strong>r Saxo-Borussen, vol eerbied <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n ‘Prins’, wordt onuitstaanbaar.<br />
Het afscheidsmaal hem aangebo<strong>de</strong>n eindigt in het teeken van Delirium Tremens.<br />
Naar Erfurt gaat <strong>de</strong> reis; in hotel ‘Erfurter Hof’ neemt Domela als ‘Baron von Korff’<br />
zijn intrek, zich er allerminst van bewust, dat <strong>de</strong> hoteldirecteur hem reeds na eenige<br />
dagen in het geheim zal vragen: ‘Nicht wahr, <strong>de</strong>r Baron ist doch <strong>de</strong>r Prinz Wilhelm<br />
von Preuszen?’ Reeds heeft zich in<strong>de</strong>rdaad dit gerucht verbreid. Hij vertrekt uit<br />
verveling naar Berlijn, wint met spelen een groote som, in zijn hotel heeft het bericht<br />
van zijne koninklijke afstamming reeds gecirculeerd. Per vliegtuig gaat het naar<br />
Erfurt terug; het Noodlot is niet meer te ontwijken, het Aureool niet meer te vermij<strong>de</strong>n.<br />
Als altijd weet hij van <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n gebruik te maken: in het ‘gou<strong>de</strong>n boek’<br />
van het hotel teekent hij: ‘Wilhelm, Prinz von Preuszen’.<br />
En nu begint het Groote Avontuur, dat met ongelooflijke koenheid werd gespeeld,<br />
maar met <strong>de</strong> steeds aanwezige smartelijke bewustheid dat slechts <strong>de</strong> prins in hem<br />
vereering vindt, maar niemand zich om Harry Domela zou bekommeren. In Gotha<br />
vindt hij in het <strong>voor</strong>naamste hotel <strong>voor</strong> zich een reeks van vorstelijke kamers<br />
gereserveerd. Het regent uitnoodigingen; op slot Kreuzburg gaat ‘Königliche Hoheit’<br />
logeeren. In Gotha teruggekeerd wordt <strong>voor</strong> hem een aparte loge in het theater<br />
beschikbaar gesteld. Buigingen, plichtpleging, vleierij zijn niet meer van <strong>de</strong> lucht. In<br />
Berlijn komt hij tot bezinning: doorzetten of weer op straat? Het geweten knaagt.<br />
Waarom zooveel menschen bedriegen; niet allen hebben het verdiend. Doorzetten<br />
is het besluit: weer naar Gotha. De Thüringsche a<strong>de</strong>l tracht bij <strong>de</strong>n prins in het gevlei<br />
te komen, Harry Domela speelt zijn rol zon<strong>de</strong>r fouten, <strong>de</strong> etiquette wordt niet<br />
geschon<strong>de</strong>n. Hij verschijnt op een feest van <strong>de</strong>n ‘Deutschen Bund’, door allerlei<br />
a<strong>de</strong>llijke dames wordt op <strong>de</strong>n ‘interessanten’ prins beslag gelegd. De vrouwelijke<br />
domheid vertoont zich hier van haar minst verkwikkelijke zij<strong>de</strong>. Doch scherp ziet<br />
Domela door alles heen. Aan jachtpartijen neemt hij <strong>de</strong>el, weet als steeds ‘Distanz’<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
in acht te nemen, ver<strong>de</strong>digt tot aller verontwaardiging <strong>de</strong> Republiek. In een roes<br />
verloopt nu zijn leven; in zijn hoofd spoken nog ou<strong>de</strong> herinneringen: nachtasyl,<br />
gevangenis, honger, ziekte... Neen, dàt niet weer; <strong>de</strong> rol tot het ein<strong>de</strong> spelen. Nooit<br />
verlaat hem het gevoel van verhevenheid boven heel het ij<strong>de</strong>le vertoon. Dit is zijn<br />
groote steun. Maar <strong>de</strong> situatie wordt gevaarlijk: <strong>de</strong> kranten geven berichten over<br />
het verblijf van <strong>de</strong>n oudsten zoon van Kronprinz Wilhelm. De grond wordt heet. Hoe<br />
<strong>de</strong> pers te muilban<strong>de</strong>n? In Erfurt laat hij zich per auto bij <strong>de</strong>n Rijksweercommandant<br />
<strong>voor</strong>rij<strong>de</strong>n, verzoekt druk op <strong>de</strong> pers uit te oefenen om geen berichten over hem te<br />
plaatsen. In Weimar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> comedie.<br />
Doch onrust gaat hem kwellen. Hij voelt dat het spel geëindigd is. Om niet alleen<br />
te zijn trekt hij met een grotesk wezen, een Hofbäckermeister, die ‘uit<br />
aanhankelijkheid <strong>voor</strong> het Vorstenhuis’ niet van hem kan schei<strong>de</strong>n, van kroeg naar<br />
kroeg. Een an<strong>de</strong>r fantast, ‘Graf Arno’, schil<strong>de</strong>r en dichter, voegt zich bij hen. In drank<br />
tracht Domela zijn onrust te verdrinken. Om zes uur 's morgens verlaat hij Weimar<br />
per auto.<br />
Alle duivels zijn losgelaten, <strong>de</strong> kranten mel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> da<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n valschen prins,<br />
vergroot, overdreven. Domela vlucht naar Koblenz, waar hij <strong>de</strong> eerste Fransche<br />
bezettingstroepen ziet. Terstond <strong>de</strong>nkt hij aan Afrika, aan het vreem<strong>de</strong>nlegioen, nog<br />
altijd te verkiezen boven straf en gevangenis. Hij wordt gekeurd, hij is niet sterk, <strong>de</strong><br />
dokter geeft te kennen, dat hij het ginds niet meer dan twee jaren zal kunnen hou<strong>de</strong>n.<br />
Hij wordt <strong>de</strong>sondanks aangenomen, vindt tot aan <strong>de</strong> teekening van het contract in<br />
Metz in <strong>de</strong> kazerne van Euskirchen een on<strong>de</strong>rdak. Hij is hier met an<strong>de</strong>re wanhopigen<br />
te zamen. Zes jaren van up and down trekken aan zijn geest <strong>voor</strong>bij. ‘Naar Afrika’<br />
is zijn laatste wensch.<br />
Maar op <strong>de</strong>n morgen van vertrek naar Frankrijk wordt hij op het laatste moment,<br />
op het station van Euskirchen, door Duitsche politiebeambten gevangen genomen.<br />
J.F. OTTEN<br />
Eindnoten:<br />
* Harry Domela. Der falsche Prinz. Malik Verlag 1927.<br />
Kroniek <strong>de</strong>r poezie<br />
‘Lyriek’ III en IV. Verzameld door J. Greshoff en A F. Miran<strong>de</strong>. - Zwolle,<br />
W.E.J. Tjeenk Willink.<br />
VOOR schoolgebruik. Men gaat het waarachtig vergeten, wanneer men begint te<br />
bla<strong>de</strong>ren, en zich te verdiepen komt in <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltjes ‘Lyriek’, ook al is men<br />
reeds een lichtelijk kaal-wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> meneer, die weldra <strong>de</strong> poëzie zal beminnen als<br />
<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> zelf. Maar dat is een an<strong>de</strong>re kwestie. Wat er van zij, mij althans beroer<strong>de</strong><br />
bij het honig-puren uit <strong>de</strong> bloemlezing van Greshoff en Miran<strong>de</strong> geen schijn van<br />
gedachte-aandorre-schoolverveling, tenzij <strong>de</strong> herinnering, dat ik mijn<br />
Ne<strong>de</strong>rlandschen leesboeken ontgroei<strong>de</strong> lang vóór <strong>de</strong> korte broek, en een eigen<br />
keur van gedichten aanlei, godvruchtig gecaligrafieerd in een zestal cahiers:<br />
schamele oogst in<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
234<br />
vergelijking met wat hier nu <strong>de</strong>n oudsten leerlingen van scholen <strong>voor</strong> M. en V.H.O.<br />
gebo<strong>de</strong>n wordt.<br />
‘Lyriek III’ (<strong>de</strong>eltjes I en II, nog niet verschenen, gaan tot <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen terug)<br />
geeft <strong>de</strong> poëzie <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>loopers van ‘De Nieuwe Gids’, van <strong>de</strong> Nieuwe-Gidsers en<br />
van hen, die daarna kwamen, tot hen, die uit ‘De Beweging’ zijn <strong>voor</strong>tgekomen.<br />
Weinig dichters - 17 in getal - zijn vertegenwoordigd, maar ie<strong>de</strong>r van hen met een<br />
honorabele en, in zooverre het ka<strong>de</strong>r van een bloemlezing dit toelaat, vrij volledige<br />
keus. Want Greshoff en Miran<strong>de</strong> zochten niet, naar oud en niet te ver<strong>de</strong>digen gebruik,<br />
naar een afwisseling die zoo menig schoolboek tot een bloedarmoedig mengelmoes<br />
zon<strong>de</strong>r lijn of kleur maakt; noch bedoel<strong>de</strong>n zij een ie<strong>de</strong>r die ooit rijm<strong>de</strong> een plaatsje<br />
te gunnen. En <strong>de</strong> moraal? Wat zij schijnbaar versmaad<strong>de</strong>n, kregen zij rijkelijk op<br />
<strong>de</strong>n koop toe: een leven<strong>de</strong>, niet artificieele, afwisseling, en 't kruimken van <strong>de</strong><br />
dichterlijke productie uit het omlijn<strong>de</strong> tijdperk. Zoo dan al merkwaardige verzen,<br />
zooniet dichters, mochten verwaarloosd zijn, een uitgebrei<strong>de</strong>r verzameling wordt<br />
reeds <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>r dan schoolgebruik aangekondigd.<br />
‘Lyriek IV’ behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong> jongere dichters. Het <strong>de</strong>eltje opent met Jacob Israël De<br />
Haan en sluit met een gedicht van J.C.v. Schagen uit ‘Erts 1927’. Uit <strong>de</strong>n aard <strong>de</strong>r<br />
zaak was hier een min<strong>de</strong>r orthodoxe gestrengheid bij het uitlezen <strong>de</strong>r representatieve<br />
figuren gebo<strong>de</strong>n. Immers, <strong>de</strong> productie uit <strong>de</strong> nieuwste jaren draagt veeltijds nog<br />
<strong>de</strong> patine niet, die ze consacreert. Waar menig vers en dichter nog <strong>de</strong>n tand <strong>de</strong>n<br />
tijds weerstond, meen<strong>de</strong>n <strong>de</strong> bloemlezers niet <strong>voor</strong>barig <strong>de</strong> zeis van <strong>de</strong>n al te<br />
beken<strong>de</strong>n grijsaard zelf te mogen hanteeren in ie<strong>de</strong>r geval. Zoo steeg het aantal<br />
namen tot 27. En het <strong>voor</strong>bericht waarschuwt, dat men in dit <strong>de</strong>el IV veeleer een<br />
overzicht vindt van wat er op dit oogenblik gemaakt wordt, dan een keuze welke<br />
kritiek en persoonlijk inzicht veron<strong>de</strong>rstelt. Zulke verklaring mag dan weer naar <strong>de</strong><br />
letter niet wor<strong>de</strong>n geloofd, want ook hier hebben <strong>de</strong> samenstellers hun ge<strong>de</strong>gen<br />
smaak laten gel<strong>de</strong>n, en mocht <strong>de</strong>ze niet in alles met ie<strong>de</strong>rs persoonlijke <strong>voor</strong>keur<br />
overeenstemmen, dan dient toch erkend dat <strong>de</strong> gedane keus nergens zondigt noch<br />
door eenzijdige <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> (het jongste tijdperk wordt steeds vinnig omstre<strong>de</strong>n door<br />
groepjes en stroominkjes tegenover <strong>de</strong>welke men allicht toegenegen of vijandig<br />
staat) noch door wansmaak. Echter moet ik al da<strong>de</strong>lijk op een verzuim wijzen: m.i.<br />
verdien<strong>de</strong>n alvast Urbain van <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong> en Wies Moens vertegenwoordigd te zijn<br />
naast het vijftal opgenomen Vlaamsche dichters, en ook met tal van Hollandsche<br />
jongeren kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vergelijking glansrijk doorstaan.<br />
Het gaat niet aan, in bizon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n te tre<strong>de</strong>n over een ie<strong>de</strong>rs bijdrage: veeleer<br />
mogen eenige algemeene kantteekeningen hier hun plaats vin<strong>de</strong>n.<br />
De eerste dan moet re<strong>de</strong>lijkerwijs een hul<strong>de</strong> zijn aan onze ou<strong>de</strong>ren, die <strong>de</strong>uren<br />
en vensters op <strong>de</strong> muffe binnenkamers hebben opengegooid. Tachtig handhaaft<br />
zich, zooals <strong>de</strong> Van Nu en Straksers in Vlaan<strong>de</strong>ren. Zoo wij al niet meer ontstoken<br />
zijn van <strong>de</strong> dagelijksche geestdrift die hun stormachtig verschijnen aan <strong>de</strong>n litterairen<br />
hemel begeleid<strong>de</strong>, onze tot bewon<strong>de</strong>ring bezonken jubeling is er niet min<strong>de</strong>r hartelijk<br />
om. In <strong>de</strong>eltje III, <strong>voor</strong>afgegaan door Guido Gezelle (wiens ‘rijkdom nimmer recht<br />
gedaan’ kan wor<strong>de</strong>n), door <strong>de</strong>n jeugdigen stormer A. Ro<strong>de</strong>nbach en door Jacques<br />
Perk, intimist trots alles, opent Willem Kloos <strong>de</strong> schoone bent.<br />
En daar volgen: Verwey, min<strong>de</strong>r ontspannen dan Kloos, en als geen an<strong>de</strong>r van<br />
zijn tijd alledaagsche beel<strong>de</strong>n doorlichtend:<br />
Zie een kleine forel, in dien koeleren kuil,<br />
Verliefd op uw lokaas geraakt.<br />
Ge zijt uit op <strong>de</strong> vangst van <strong>de</strong> groote Forel<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
En ge vangt hem, half in slaap.<br />
Hélène Swarth. En <strong>de</strong> eeuwig eenzame Gorter:<br />
... toen heb ik gezon<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> roo<strong>de</strong> lie<strong>de</strong>renmon<strong>de</strong>n.<br />
om te roepen <strong>de</strong> dagschuwe<br />
nachtzieke schaduwe.<br />
De in <strong>de</strong>n grond met hem zoo zeer verwante Van Ee<strong>de</strong>n, her en <strong>de</strong>rwaarts brandhout<br />
zoeken<strong>de</strong> <strong>voor</strong> hun inwendig vuur, steenen om hun droom naar buiten te bouwen.<br />
Prosper van Langendonck, onstuimiger en vleeschelijker dan zijn Hollandsche<br />
tijdgenooten. Boutens, wiens naam nu over <strong>de</strong> wereld zou vereerd zijn als die van<br />
- laat ons zeggen Paul Valéry, indien <strong>de</strong> taal zulks toeliet. Op <strong>de</strong>n voet gevolgd door<br />
Henriëtte Roland Holst, alsof <strong>de</strong>r veelvuldige schoonheid geen ein<strong>de</strong> kwam. En<br />
door Leopold. Van welke drie ie<strong>de</strong>r gedicht, uit jeugd als uit rijpere jaren, volledig<br />
getuigenis aflegt van hun begenadigd kunnen. A. van Collem, Speenhoff, Adama<br />
van Scheltema, Jacqueline van <strong>de</strong>r Waals. En Karel van <strong>de</strong> Woestijne, gaan<strong>de</strong> van<br />
wrange gelatenheid tot gelaten wrangheid:<br />
'k ben hier geweest, 'k ben daar geweest,<br />
'k ben aard en heemlen naar geweest,<br />
en - wat heb ik gevon<strong>de</strong>n?<br />
Neen, een betere hul<strong>de</strong> <strong>voor</strong> al <strong>de</strong>zen dan welke woor<strong>de</strong>n ook van lof, is nog het<br />
getuigenis van <strong>de</strong> dichters zelve die na hen kwamen. En natuurlijk bedoel ik niet<br />
dat <strong>de</strong> verzen <strong>de</strong>r jongeren, die in het <strong>de</strong>el IV <strong>de</strong>r bloemlezing gebun<strong>de</strong>ld zijn, een<br />
verflauw<strong>de</strong> echo zou<strong>de</strong>n zijn van die hunner <strong>voor</strong>gangers. Al mocht men op menig<br />
Christus-sonnet, op menig kwatrijn-naar-oosterschen-trant wijzen, waarin meer<br />
reminiscentie dan inspiratie steekt. Maar beter: over het algemeen waait door <strong>de</strong><br />
productie <strong>de</strong>r jongeren een wind waar wij nog <strong>de</strong>n geur uit snuiven kunnen van <strong>de</strong><br />
forschig bloeien<strong>de</strong> jaren waarover hij trok. Wel mag <strong>de</strong>ze en gene dichter maat en<br />
rijm kne<strong>de</strong>n naar eigen innerlijke behoefte: ook het vorige geslacht bespeel<strong>de</strong> met<br />
vaardigheid het instrument en lokte er rhythmen uit die <strong>voor</strong> ver<strong>de</strong>re proeven<br />
ruim-baan maakten. Wel mag menig an<strong>de</strong>r jongere <strong>de</strong> ein<strong>de</strong>lijk nieuwe tij<strong>de</strong>n zingen:<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> poëzie werd hij vroeger reeds ingeluid, en op<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
235<br />
geen gebied van <strong>de</strong>n geest en <strong>voor</strong> geen vragen van <strong>de</strong> ziel heeft <strong>de</strong> vorige generatie<br />
zich onbetuigd gelaten.<br />
Maar hoe zou in eerlijke erkenning en erkentelijkheid verne<strong>de</strong>ring en onmacht<br />
liggen? ‘Lyriek IV’ zou reeds zulke beschuldiging tegenspreken. Overigens, aan al<br />
wie geboren wordt kan zich <strong>de</strong> nieuwe Lente en het nieuwe leven openbaren, en<br />
nu niet min<strong>de</strong>r dan ooit te voren zitten schoone dichters <strong>de</strong> verborgen stemmen te<br />
beluisteren en ‘vermenigvuldigen Gods rhythme met zich zelf’. 27 zijn er hier<br />
bijeengebracht, en enkele te weinig, durf<strong>de</strong> ik meenen. Daar zijn J.C. Bloem on<strong>de</strong>r,<br />
A. Roland Holst, Geerten Gossaert, Aart van <strong>de</strong>r Leeuw, P.N. van Eyck, wier namen<br />
nauwelijks beginnen door te dringen bezui<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n Moerdijk, waar meer dan el<strong>de</strong>rs<br />
tromgeroffel en ketelmuziek noodig zijn om een dichter aan <strong>de</strong> belangstelling van<br />
een ruimer publiek op te dringen. Op aller lippen hebben <strong>de</strong> namen <strong>de</strong>r Tachtigers<br />
een vrien<strong>de</strong>lijken klank, maar ware 't niet lang reeds <strong>de</strong> tijd om in één a<strong>de</strong>m ook<br />
J.C. Bloem te noemen, <strong>de</strong> verlangen<strong>de</strong> en bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong>:<br />
Wat ik begeer<br />
Is slechts: verloren, verrukt en vervuld zijn,<br />
Voor immer meer.<br />
Hij toch is <strong>de</strong> dichter van dit verlangen naar een onbestem<strong>de</strong>n God, dat alle<br />
kunstenaars van <strong>de</strong>zen tijd, meer dan van welke an<strong>de</strong>re perio<strong>de</strong>, schijnt te vervullen.<br />
Allen (<strong>de</strong>ze bedrukt, gene toornend, een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> jubelend) schijnen naar een geloof<br />
te snakken, bezingen hun onttakeling en hun verzuchting naar een hereeniging. Zij<br />
wentelen<br />
van God naar on-God, en dan weer terug<br />
zon in 't gelaat, dan zon weer in <strong>de</strong>n rug.<br />
Dat er een groep uitgesproken katholieke dichters verschijnt, of an<strong>de</strong>ren zich<br />
vastklampen aan een politiek geloof, 't zijn slechts an<strong>de</strong>re aspecten van <strong>de</strong>ze<br />
algemeene verscheurdheid, die <strong>de</strong> huidige lyriek veeltijds haar karakter van<br />
introspectie geeft, zoodat men dikwijls het grijze, monotone van hun uiterlijken klank<br />
moet overwinnen om tot hun gloeien<strong>de</strong> kern door te dringen.<br />
Wel zijn er eenigen die ook naar buiten <strong>de</strong> wieken slaan. Greshoff is een van<br />
<strong>de</strong>zen, beweeglijk, en zijn verzen, min<strong>de</strong>r ijl, hebben een an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>nsiteit, een<br />
vleeschelijken smaak:<br />
Een zeil en een perfi<strong>de</strong> wind ...<br />
Ik maak hier geen on<strong>de</strong>rscheid in waar<strong>de</strong>, alleen maar in uiterlijke verschijning.<br />
Meer nog is <strong>de</strong>ze vleeschelijke uiting merkbaar bij eenige Vlaamsche dichters. Zoo<br />
bij Richard Minne:<br />
Het dorp kwam zien, met wijven en met hon<strong>de</strong>n,<br />
en menigeen heeft stof tot lach en raad gevon<strong>de</strong>n.<br />
Beklimt men <strong>de</strong>n Olympos met een groot hart,<br />
o Samuël, en met een fluitje.<br />
Zoo ook bij Marnix Gijsen. En nu wij bij <strong>de</strong> Vlamingen beland zijn, en maar van <strong>de</strong>n<br />
hak op <strong>de</strong>n tak kunnen springen: daar is nog Jan van Nijlen, wien slechts<br />
langzamerhand <strong>de</strong> erkenning komt, die hij zeker niet zoekt noch verlangt,<br />
'k Verwon mezelf, ik gaf mijn hart niet bloot ...<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
maar die hij evenzeer als <strong>de</strong> beste verdient. Geen wil<strong>de</strong> kreten, verzen waarvan<br />
men ie<strong>de</strong>r woord te doorproeven heeft, en tevens van een eenvoud en een klaarte<br />
die <strong>de</strong> zoekers naar quintessens zelf mislei<strong>de</strong>n zou: hoe zou hij zijn eigen tijd treffen?<br />
Op een an<strong>de</strong>re wijze uitbundig dan Greshoff, dan Minne, is Marsman:<br />
ik kan <strong>de</strong>r vuren huiveren<strong>de</strong> wacht<br />
niet langer hoe<strong>de</strong>n -<br />
ik ben gansch ontkracht -<br />
Zijn verzen zijn als het licht zelve, vormeloos maar overweldigend. Als het woord<br />
niet zoo zeer misbruikt geraakte, zou men zeggen dat zijn visie zuiver kosmisch is:<br />
het schip van <strong>de</strong>n wind ligt gereed <strong>voor</strong> <strong>de</strong> reis,<br />
<strong>de</strong> zon en <strong>de</strong> maan zijn sneeuwwitte rozen,<br />
<strong>de</strong> morgen en nacht twee blauwe matrozen -<br />
wij gaan terug naar 't Paradijs.<br />
Maar het liefste zijn mij - men is toch van zijn tijd - zulke verzen waarin <strong>de</strong> eeuwigheid<br />
haar vraagteeken opsteekt:<br />
is in een groot en roekeloos zweven<br />
<strong>de</strong> zwarte boot<br />
<strong>de</strong> machtige wateren binnengedreven<br />
van het eeuwige leven of <strong>de</strong>n eeuwigen dood. -<br />
Doch genoeg. Men kon uit <strong>de</strong>ze twee <strong>de</strong>eltjes bloemlezing weer een<strong>de</strong>re en gansch<br />
an<strong>de</strong>re beschouwingen vastknoopen aan <strong>de</strong> verzen van an<strong>de</strong>re dichters. Want daar<br />
zijn ook nog Keuls, en Verhoeven, en Margot Vos, en Slauerhoff, en velen nog,<br />
schoone dichters en van <strong>de</strong> besten. Mag dit dan niet het bewijs zijn, dat <strong>de</strong>ze<br />
schoolboeken niet enkel duurzaam bezit zullen bijbrengen aan wie ze ter hand<br />
neemt, maar ook nog dat zij een ie<strong>de</strong>rs smaak en <strong>voor</strong>keur kunnen bevredigen?<br />
Nochtans, een angst besluipt mij. Een professor trachtte ons <strong>de</strong>stijds te doen<br />
begrijpen, dat slechte schoolboeken <strong>de</strong> beste waren <strong>voor</strong> goe<strong>de</strong> leerlingen. Wordt<br />
hier dan niet te veel goeds en al te zeer uitsluitend goeds gebo<strong>de</strong>n?<br />
Doch kom, wie zou willen,<br />
wie kan rijpe bezen lezen<br />
van nen tak die drooge staat ...?<br />
R. HERREMAN<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Historische kroniek<br />
Mo<strong>de</strong>rne hel<strong>de</strong>nvereering<br />
Napoleon en Bismarck<br />
236<br />
Emil Ludwig, Napoleon. Vert. door T. <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r en J. Dutric (19<strong>26</strong>).<br />
Emil Ludwig, Bismarck. Vert. door F. van Schilfgaar<strong>de</strong> (1927).<br />
N.V. van Lochum-Slaterus' Uitgeversmaatschappij, Arnhem.<br />
DEZER dagen zijn <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>nkschriften verschenen van <strong>de</strong>n Engelschen generaal<br />
Wilson. Sir Henry Wilson heeft een zeer belangrijke rol gespeeld in <strong>de</strong>n oorlog. Aan<br />
zijn organisatietalent, zijn militairen blik, zijn koel en krachtig verstand is <strong>de</strong><br />
overwinning <strong>de</strong>r Geallieer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een goed <strong>de</strong>el te danken. De thans bekend<br />
gemaakte dagboek-aanteekeningen zijn van een ongewone felheid, en staan vol<br />
scheldwoor<strong>de</strong>n en hatelijkhe<strong>de</strong>n. Van eenig kalm rustig-beheerschend verstand,<br />
valt er niets te bemerken. Heeft men zich dan zóo vergist? Was die Wilson dan<br />
in<strong>de</strong>rdaad zoo heel an<strong>de</strong>rs dan hij leek? Wie was nu eigenlijk <strong>de</strong> echte, <strong>de</strong> diepere<br />
Wilson? Die van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> reputatie of die van het gepubliceer<strong>de</strong> geheime dagboek?<br />
Dit dagboek bevat heel wat historische anecdoten, <strong>voor</strong>al aanteekeningen over<br />
gesprekken met legeraanvoer<strong>de</strong>rs en politieke lei<strong>de</strong>rs. Er wer<strong>de</strong>n blijkbaar nogal<br />
eens rare dingen gezegd. Maar er is ook protest aangeteekend. Lloyd George heeft<br />
reeds verklaard, dat Wilson blijkbaar geen on<strong>de</strong>rscheid wist te maken tusschen een<br />
toevallig woord en een ernstige meening.<br />
Zijn Wilson's eigen aanteekeningen misschien ook van die ‘toevallige woor<strong>de</strong>n’?<br />
Zal men <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kennis zijner persoonlijkheid toch meer aandacht moeten blijven<br />
schenken aan zijn krachtig werk dan aan zijn dagboekschrijverij? Is <strong>de</strong> ‘histoire<br />
intime’ niet zeer dikwijls een caricatuur <strong>de</strong>r geschie<strong>de</strong>nis?<br />
* * *<br />
Dit is wel het centrale probleem <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>ren biograaf: in hoever moet men een<br />
historische persoonlijkheid reconstrueeren op grond van <strong>de</strong> klare, bewuste gedachten<br />
en zelf gekozen werkzaamheid, en welke beteekenis moet er gehecht wor<strong>de</strong>n aan<br />
alles wat men weet over het dagelijksche leven, toevallige uitingen, min of meer<br />
onbewuste gebaren?<br />
In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>de</strong>r negentien<strong>de</strong> eeuw, en ook dit was een gevolg van <strong>de</strong><br />
verkeer<strong>de</strong> romantiek, heeft men zich veel moeite gegeven om <strong>de</strong> echte<br />
persoonlijkheid <strong>de</strong>r groote mannen te ont<strong>de</strong>kken. Er zijn biographen geweest, <strong>voor</strong><br />
wie een gebeurtenis in het leven van hun held karakteristieker was naarmate ze<br />
<strong>voor</strong> diens hel<strong>de</strong>nwerk min<strong>de</strong>r te beteekenen had: men vond het <strong>voor</strong>al aardig om<br />
te bewijzen, dat een groot man toch ook maar een gewoon mensch is.<br />
Emil Ludwig is een veel te intelligent auteur om door een <strong>de</strong>rgelijke overdrijving<br />
te zondigen. Ook hij zoekt echter <strong>de</strong> groote persoonlijkheid nog te zeer buiten haar<br />
groote da<strong>de</strong>n. Aan het slot van zijn boek over Napoleon schrijft hij:<br />
‘Hier werd getracht Napoleon's innerlijke geschie<strong>de</strong>nis te schrijven. Daar zijn<br />
persoonlijkheid zich in elke schre<strong>de</strong> zijner politieke loopbaan openbaart, zijn zijn<br />
i<strong>de</strong>eën als grondvester van staten en ontwerper van wetten, <strong>de</strong> plaats die hij innam<br />
tusschen Revolutie en Legitimiteit, tegenover <strong>de</strong> maatschappij en tegenover het<br />
probleem Europa, groote hulpmid<strong>de</strong>len bij <strong>de</strong> uitbeelding. Van geen belang scheen<br />
ons het verloop <strong>de</strong>r veldslagen, van geen belang <strong>de</strong> toestand van Europa's Staten,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
zooals <strong>de</strong>ze zich telkens in coalities of in vijandige kampen groepeeren, onbestendig<br />
als het weer’.<br />
Kan dit wel <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> metho<strong>de</strong> zijn? Is een Napoleon zon<strong>de</strong>r veldslagen en zon<strong>de</strong>r<br />
een alles beheerschend belang <strong>de</strong>r politiek wel <strong>de</strong> ware Napoleon, wel die, waarover<br />
wij wenschen on<strong>de</strong>rricht te wor<strong>de</strong>n? Ie<strong>de</strong>r heeft toch in <strong>de</strong>n eigen kring van familie<br />
en vrien<strong>de</strong>n wel heel wat menschen, <strong>voor</strong> wie hij zich meer interesseert dan <strong>voor</strong><br />
een Napoleon zon<strong>de</strong>r veldslagen en met <strong>de</strong> politiek slechts als bijzaak.<br />
Een groot man is een man die groote da<strong>de</strong>n verricht in Staat of maatschappij, op<br />
het gebied <strong>de</strong>r kunst of <strong>de</strong>r wetenschap. Slechts die bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n uit het leven<br />
van zoo'n man zijn 't opteekenen waard, die direct verband hou<strong>de</strong>n met zijn groote<br />
werken of <strong>de</strong>ze beter doen begrijpen.<br />
Er komt misschien nog wel eens een tijd, dat men <strong>de</strong> evangeliën als mooie<br />
mo<strong>de</strong>llen van biographische kunst zal bewon<strong>de</strong>ren.<br />
* * *<br />
Het werk van Ludwig is beter dan zijn theorie. Dit komt wel hoofdzakelijk door <strong>de</strong><br />
verstandige keuze zijner on<strong>de</strong>rwerpen. De waarlijk grooten als Napoleon en Bismarck<br />
leven in <strong>de</strong> verbeelding <strong>de</strong>r lezers reeds als klassieke figuren. Daardoor voelt men<br />
niet zoozeer het gebrek aan groote lijnen in <strong>de</strong> teekening van <strong>de</strong>n auteur. De groote<br />
lijnen zijn er reeds, buiten Emil Ludwig om, in <strong>de</strong>n geest van <strong>de</strong>n lezer, en het<br />
overgroote <strong>de</strong>el van het materiaal aan bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n, waaruit <strong>de</strong> schrijver het<br />
beeld van zijn hel<strong>de</strong>n wil samenstellen, dient in zekeren zin slechts ter opluistering<br />
van het beeld dier hel<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> lezer reeds in zich draagt alvorens hij met <strong>de</strong><br />
lectuur van het boek aanvangt.<br />
Het dient erkend te wor<strong>de</strong>n, dat Ludwig een zeer on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd verteller is en<br />
dat hij een groote handigheid bezit in het kiezen van citaten. Vooral zijn biographie<br />
over Bismarck kan men beschouwen als een schitteren<strong>de</strong> bloemlezing uit Bismarck's<br />
geschriften. Nooit zijn er in het Duitsch mooiere minnebrieven geschreven dan die<br />
van <strong>de</strong>n ijzeren rijkskanselier, zegt Ludwig; <strong>de</strong> diplomatieke mémoires, <strong>de</strong><br />
ministerieele aanteekeningen, <strong>de</strong> re<strong>de</strong>voeringen in <strong>de</strong>n rijksdag, <strong>de</strong> herinneringen<br />
en <strong>de</strong> brieven aan vrien<strong>de</strong>n zijn van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> meesterhand. Van dit alles geeft <strong>de</strong><br />
biograaph ons een heerlijken overvloed. Met Napoleon is het een eenigszins an<strong>de</strong>r<br />
geval. Daar is min<strong>de</strong>r innerlijkheid, min<strong>de</strong>r poëzie dus, maar in plaats daarvan krijgen<br />
wij een <strong>de</strong>s te levendiger verhaal van <strong>de</strong> steeds wisselen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n en<br />
het telkens veran<strong>de</strong>rend décor.<br />
* * *<br />
Mooie boeken dus. Vooral zeer on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> boeken! Wie van <strong>de</strong>n winter een<br />
serie goe<strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n wil hebben, schaffe zich die werken aan. Vooral <strong>de</strong><br />
levensbeschrijving van Bismarck is zeer boeiend.<br />
Wij hebben ons <strong>voor</strong>naamste bezwaar echter reeds aangeduid. Het werk is te<br />
weinig constructief. Men zou kunnen spreken van impressionistische biographieën.<br />
Of zelfs van pointillisme: met duizend en één puntjes wordt het portret - zoo levend<br />
mogelijk! - geschil<strong>de</strong>rd. Tracht men in onzen tijd echter niet met an<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>len<br />
het leven te bena<strong>de</strong>ren? 't Liefst wil men het voelen trillen in een strakke lijn, althans<br />
in een eenvoudiger compositie.<br />
Wij hebben nog an<strong>de</strong>re bezwaren; waarschijnlijk zijn het echter slechts an<strong>de</strong>re<br />
verschijningsvormen van eenzelf<strong>de</strong> bezwaar. Deze boeken wor<strong>de</strong>n te zeer<br />
beheerscht door <strong>de</strong> gedachte <strong>de</strong>r evolutie in <strong>de</strong>n zin <strong>de</strong>r steeds toenemen<strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
237<br />
Wij kunnen onzen lezers <strong>de</strong>n primeur geven van dit nieuwe portret van WILLY CORSARI.<br />
Vrijmoedig op het tooneel of <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n mikrofoon bij het zingen harer liedjes (die, naar verluidt,<br />
weldra in druk, met <strong>de</strong> muziek, bij <strong>de</strong> uitgeefster van ons tijdschrift in een bun<strong>de</strong>ltje het licht<br />
zullen zien) - hield zij als schrijfster zich tot dusver beschei<strong>de</strong>n tusschen <strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n van<br />
‘Astra’ en ‘Ne<strong>de</strong>rland’ schuil. Dit zal nu an<strong>de</strong>rs wor<strong>de</strong>n. Een meisjesboek ligt van haar op<br />
<strong>de</strong> pers, om spoedig te verschijnen; een roman zal in het a.s. <strong>voor</strong>jaar volgen.<br />
vervolmaking. Het is een oppervlakkig historisme, dat ook eigenlijk thuis hoort in <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> helft <strong>de</strong>r vorige eeuw, waarvan wij ons nu althans bevrijd hebben. Het was<br />
een ietwat kin<strong>de</strong>rlijk optimistische gedachte: <strong>de</strong> heele menschheid had eigenlijk<br />
geen an<strong>de</strong>re taak gehad dan het nu, het thans, het huidige oogenblik <strong>voor</strong> te<br />
berei<strong>de</strong>n. Wij, die op dit verle<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>n terugzien, waren zelf het heerlijk resultaat.<br />
Naïevelijk wordt Napoleon geprezen omdat hij reeds <strong>de</strong> vereenig<strong>de</strong> staten van<br />
Europa wenschte. Stel je <strong>voor</strong> wat een grootheid! Meer dan hon<strong>de</strong>rd jaren vóór<br />
Gou<strong>de</strong>nhove-Calerghi en vóór Emil Ludwig heeft Napoleon er al aan gedacht! Dat<br />
het toen wel iets volkomen an<strong>de</strong>rs was, wordt over 't hoofd gezien uit pure vreug<strong>de</strong><br />
over <strong>de</strong> ‘lijn <strong>de</strong>r ontwikkeling’!<br />
Ranke wist het wel beter. In zijn Vorträge vor König Max von Bayern 1856 leest<br />
men: Je<strong>de</strong> Epoche ist unmittelbar zu Gott, und <strong>de</strong>r Wert beruht gar nicht auf <strong>de</strong>m,<br />
was aus ihr hervorgeht, son<strong>de</strong>rn in ihrer Existenz selbst, in ihrem eigenen Selbst.<br />
Dit is <strong>de</strong> zin van het ware, het leven<strong>de</strong> historisme: aldus begrepen is <strong>de</strong><br />
geschie<strong>de</strong>nis niet een riviertje, waarlangs <strong>de</strong> ark <strong>de</strong>r menschheid, <strong>de</strong> eeuwen door,<br />
<strong>voor</strong>tgegle<strong>de</strong>n is tot op het punt waar <strong>de</strong> dames en heeren van <strong>de</strong>zen tijd zoo<br />
gelukkig zijn zich te bevin<strong>de</strong>n, maar als een grootsche bloei van beschavingen, van<br />
‘Epochen’, van staten en maatschappijen, van hel<strong>de</strong>n ook, allen ‘unmittelbar zu<br />
Gott’.<br />
De held is dan niet een nummer in <strong>de</strong> rij van hen ‘die <strong>de</strong> beschaving <strong>voor</strong>uit<br />
helpen’, maar mid<strong>de</strong>n in het landschap van zijn eigen tijd. Vooral <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Bismarck-biographie heeft Emil Ludwig zich te zeer gehou<strong>de</strong>n aan het standpunt<br />
van he<strong>de</strong>n. Dat wij daardoor een enkele maal wel eens politiek krijgen in plaats van<br />
historie, is nog het ergste niet. Op menige plaats blijkt echter dat <strong>de</strong> auteur zich niet<br />
voldoen<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n tijd van zijn held heeft ingeleefd. De heele i<strong>de</strong>eënwereld <strong>de</strong>r<br />
Pruisische conservatieven blijft hem vreemd, en <strong>de</strong> eenige verklaring, die hij van<br />
Bismarck's evolutie weet te geven is, dat <strong>de</strong>ze feitelijk nooit conservatief is geweest<br />
en door zijn karakter een groot revolutionair was.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Daarme<strong>de</strong> maakt Emil Ludwig zich op eene, toch wel zeer makkelijke, wijze af<br />
van het centrale probleem van Bismarck's persoonlijkheid. Men kent het woord van<br />
<strong>de</strong>n jongen Lassalle: ‘Wäre ich als Prinz o<strong>de</strong>r Fürst geboren, ich wür<strong>de</strong> mit Leib und<br />
Le<strong>de</strong>n Aristocrat sein. So aber, da ich bloss ein schlichter Bürgersohn bin, wür<strong>de</strong><br />
ich zu seinerzeit Democrat sein’. Ludwig schijnt Lassalle's meening te <strong>de</strong>elen: bij<br />
<strong>de</strong> heerschzuchtigen zijn het slechts <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> machtsverhoudingen,<br />
die beslissen of ze conservatief of revolutionair zullen han<strong>de</strong>len: eigenlijk is ie<strong>de</strong>r<br />
krachtig karakter revolutionair.<br />
Daarbij wordt <strong>de</strong> groote aristocratische en conservatieve <strong>de</strong>ugd, <strong>de</strong> trouw, geheel<br />
vergeten. Zeer zeker kan een revolutionair als Lassalle er graag van droomen een<br />
machtig tyran te zijn, maar een tyran is dan ook niets an<strong>de</strong>rs dan een revolutionair<br />
na <strong>de</strong>n geslaag<strong>de</strong>n staatsgreep. De ware aristocraat geniet min<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> macht<br />
dan dat hij zich <strong>de</strong> door trouw verbon<strong>de</strong>n dienaar van een bepaal<strong>de</strong>n toestand, van<br />
een leven<strong>de</strong> werkelijkheid voelt. Bismarck had die aristocratische trouw in zeer<br />
hooge mate, <strong>de</strong> trouw aan zijn koning, aan zijn stand, aan zijn land. Dat ook <strong>de</strong><br />
trouw tot krachtig ingrijpen kan dwingen; dat er zoo iets kan zijn als wat <strong>de</strong> Jonkers<br />
van Bismarck's tijd ook al noem<strong>de</strong>n een anti-revolutionaire revolutie, heeft Ludwig<br />
o.i. niet begrepen, doordat hij <strong>de</strong> groote gebeurtenissen, waarvan hij verhaalt, te<br />
weinig beschouwt in hun eigen tijd, te zeer wil zien als ‘etappen’ op <strong>de</strong>n weg naar<br />
he<strong>de</strong>n. Voor Ludwig zijn die gebeurtenissen allerminst ‘unmittelbar zu Gott’; ze zijn<br />
slechts <strong>voor</strong>bereidingen tot <strong>de</strong> i<strong>de</strong>alen <strong>de</strong>r linksche partijen in het tegenwoordige<br />
rijk.<br />
Deze biograaf ziet in <strong>de</strong>n grooten kanselier slechts een progressist. Hij geeft zijn<br />
boek <strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rtitel: ‘De Geschie<strong>de</strong>nis van een Strij<strong>de</strong>r’. Een strij<strong>de</strong>r uit trouw dan<br />
toch. Ludwig zelf vertelt <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> mooie episo<strong>de</strong>:<br />
't Is in <strong>de</strong>n tijd van het groote conflict tusschen regeering en landdag. Wie van<br />
bei<strong>de</strong> partijen zal het winnen? De koning is soms moe<strong>de</strong>loos:<br />
‘Ik zie heel nauwkeurig <strong>voor</strong>uit, hoe dat alles zal eindigen: daar, <strong>voor</strong> het<br />
Operaplein, on<strong>de</strong>r mijn vensters, zal men u het hoofd afslaan en wat later mij!’<br />
Bismarck, die Augusta's schaduw achter Wilhelm ziet oprijzen, antwoordt slechts<br />
als <strong>de</strong> koning zwijgt: Et après, Sire?<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
238<br />
- Ja après! Dan zijn we dood!<br />
- Ja, dan zijn we dood, maar sterven moeten we vroeger of later toch, en kunnen<br />
we op een fatsoenlijker manier omkomen? Ik zelf in <strong>de</strong>n strijd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zaak van mijn<br />
Koning en Meester, en Uwe Majesteit, terwijl u uw koninklijke rechten, ontvangen<br />
van Gods gena<strong>de</strong>, met uw eigen bloed bezegelt ...<br />
Heerlijke trouw! Emil Ludwig weet het verhaal heel aardig te pas te brengen, maar<br />
aan <strong>de</strong> groote <strong>de</strong>ugd, waarvan het een prachtig <strong>voor</strong>beeld geeft, kent hij geenszins<br />
<strong>de</strong> centrale waar<strong>de</strong> toe, welke zij o.i. in een Bismarckbiographie hebben moet.<br />
Daartoe is zijn historische opvatting te zeer van <strong>de</strong> Rankiaansche traditie verwij<strong>de</strong>rd.<br />
* * *<br />
Ons slotwoord moet toch zijn: twee zeer, zeer lezenswaardige biographieën. Ludwig<br />
moge dan geen groot historicus zijn, hij is een zeer knap auteur, die boeiend weet<br />
te vertellen en in Napoleon en Bismarck prachtige on<strong>de</strong>rwerpen koos.<br />
L. PICARD<br />
Gorter's sterven te Brussel *)<br />
ZIJN wij zoo niet allen? De dood van een dichter dompelt ons dieper dan ooit te<br />
voren in zijn poëzie, en op het oogenblik dat <strong>de</strong> mensch verscheidt, willen wij hem<br />
nog vlug inhalen. Vóór zijn laatste gebaar vergeten is, vóór zijn laatste beeld verloren<br />
is, laait plots <strong>de</strong> belangstelling op in <strong>de</strong>n persoon, die <strong>voor</strong>taan maar alleen nog<br />
tusschen <strong>de</strong> regelen van gedichten een verheerlijkt gelaat zal toonen.<br />
Herman Gorter's laatste dagen? Zijn sterven te Brussel? Uit Zwitserland<br />
terugkeeren<strong>de</strong>, had hij in <strong>de</strong>n trein last van hartkrampen. Hij stapte te Brussel af in<br />
het Terminus-hotel, waar hem dokter Leclercq, naar hij mij zelf verklaar<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>rzocht<br />
en ‘angine pectorale’ diagnostiseer<strong>de</strong>. Mejuffrouw Clinge Doorenbos, zijn reisgezellin<br />
en ziekenverpleegster, dien<strong>de</strong> hem, zoo verzekert men mij, <strong>de</strong> noodige zorgen toe.<br />
De zieke liet op het uiterste moment nog om zijn vriend Dr. Scheltema telegrafeeren.<br />
Tegen <strong>de</strong>n vroegen ochtend overleed hij aan hartverlamming.<br />
Laat ik niet te zwaar drukken op <strong>de</strong> <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche kieschheid en<br />
doo<strong>de</strong>nvereering eenigszins primaire wijze, waarop, na 10 uur 's avonds, op <strong>de</strong><br />
‘civière habituelle’, die eigenlijk een op een overhuif<strong>de</strong>n handwagen hangen<strong>de</strong><br />
draagbaar is, het stoffelijk overschot van een <strong>de</strong>r glorieuste dichters uit <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche literatuur door <strong>de</strong> nachtstraten van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stad Sint-Joost-ten-Oo<strong>de</strong><br />
naar het lijkenhuis op het kerkhof aldaar werd gevoerd.<br />
Maar met volkomen sereniteit wil ik ter intentie van zijn vereer<strong>de</strong>rs overzien, hoe<br />
ik daar op <strong>de</strong>n arduin heb aangetroffen <strong>de</strong>n <strong>voor</strong> altijd in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche taal<br />
leven<strong>de</strong>n dichter, in wien <strong>de</strong> dood <strong>de</strong> figuur van <strong>de</strong>n sterke en <strong>de</strong>n op het verlangen<br />
en geluk beluste tot over het uiterst uur geëerbiedigd had. Een houten blok dien<strong>de</strong><br />
hem tot hoofdkussen, waardoor <strong>de</strong> kin tegen <strong>de</strong> machtige borstkas was getrokken.<br />
De mond lag met een gerusten monkel, ofschoon even verstorven, tusschen twee<br />
scherpe rimpels, die van <strong>de</strong> uitsteken<strong>de</strong> jukbeen<strong>de</strong>ren vertrokken. Overigens scheen<br />
over dat gelaat niets wreeds of pijnlijks. Integen<strong>de</strong>el. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kleine, even opwaarts<br />
streuvelen<strong>de</strong> wenkbrauwen schenen <strong>de</strong> oogen, hel<strong>de</strong>r en halfopen, met een zoeten<br />
glans, alsof zij <strong>voor</strong> zich zelf een vreug<strong>de</strong> zagen en een bevrediging. Over zijn<br />
kortgeschoren sche<strong>de</strong>l blonk <strong>de</strong> Hollandsche zuiverheid.<br />
*) Dit stukje bereikte ons te laat, om nog vóór in <strong>de</strong>ze aflevering een plaats te kunnen vin<strong>de</strong>n.<br />
(Red. D.G.W.)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Of was het iets an<strong>de</strong>rs, dat aan <strong>de</strong>n stevigen Hollandschen landman <strong>de</strong>ed <strong>de</strong>nken?<br />
Hij lag daar immers als een, die nog nalachte om zijn lang door <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>n loopen,<br />
zijn blootsvoets wa<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> beken en die nu van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ugddoen<strong>de</strong> vermoeienissen<br />
was gaan uitrusten in een huiselijke houding en een nonchalante binnenhuiskleedij.<br />
De linkerhand, vrij fijn <strong>voor</strong> een zoo forsche 63-jarige, rustte bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> borst, waar<br />
<strong>de</strong> donkerblauwe pantalon spannend was toegegespt. De rechterarm, met <strong>de</strong><br />
omgeslagen mouw van een borstrok boven <strong>de</strong> slappe manchetten van een<br />
zandkleurig overhemd, woog gestrekt langs het lichaam. Niets pijnlijks, niets wreeds,<br />
niet dat beeld van het vergaan, maar veeleer iets gemoe<strong>de</strong>lijks in <strong>de</strong>n dood.<br />
Doch rond <strong>de</strong>zen groote, al riep hij niet <strong>voor</strong> oogen <strong>de</strong> figuur van een<br />
vergeestelijkte, zooals wij ons gaarne <strong>de</strong>n dichter plegen <strong>voor</strong> te stellen, kwam <strong>voor</strong><br />
ons, waar hij lag op zwart arduin in <strong>de</strong>ze kale schemering, <strong>de</strong> magische klaarte van<br />
water en zon, dien <strong>voor</strong> altijd hel<strong>de</strong>ren Mei, en wat hij zelf heeft gezongen:<br />
Ik heb veel gevon<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> wereld is groot,<br />
er zaten veel in <strong>de</strong>n nacht<br />
met witte vingren wenkend, <strong>de</strong> macht<br />
van mijn doo<strong>de</strong> was heel groot.<br />
BRUSSEL<br />
MAURICE ROELANTS<br />
Boekenschouw<br />
Oorspronkelijke werken<br />
Magda Foppe. Levensmei. - P.N. van Kampen en Zoon, Amsterdam. (134<br />
blz). f 2.50; geb. f 3.50<br />
Magda Foppe heeft in<strong>de</strong>rtijd een niet onaardigen roman geschreven, geen<br />
meesterwerk, maar toch een goed leesbaar verhaal. Met <strong>de</strong>ze ‘Levensmei’ bewan<strong>de</strong>lt<br />
ze geheel an<strong>de</strong>re pa<strong>de</strong>n. Het is het zeer hoogdravend geschreven en i<strong>de</strong>alistische<br />
verhaal van twee eenvoudige boerenmenschen, Anneke en Osula (<strong>de</strong>n man), en<br />
door al zijn opgeschroefdheid en onnatuurlijkheid kan het ons geen moment<br />
ontroeren, hoewel zon<strong>de</strong>r twijfel <strong>de</strong> schrijfster eerlijk gemeend heeft een ‘mooi<br />
ontroerend verhaal’ te schrijven. Het kan ons òf doen lachen òf ergeren. Ziehier hoe<br />
<strong>de</strong> boer en zijn boerinnetje elkaar ‘beminnen’. ‘Nu viert <strong>de</strong> Lente haar schoonste<br />
feest. - Nu vat Osula zijn lief, dat zijn vrouw gaat wor<strong>de</strong>n, bij <strong>de</strong> hand. Haar oogen<br />
staan vol tranen om wat ze verlaten gaat, maar achter dat floers glanst een juichen<strong>de</strong><br />
vreug<strong>de</strong>, omdat ze van Osula hoort nu, van dien grooten, sterken jongen, dien ze<br />
liefheeft met al <strong>de</strong> tee<strong>de</strong>rheid van haar jong minnend hart, met al <strong>de</strong> kracht van haar<br />
bloeiend wezen. Osula's vrouw gaat ze wor<strong>de</strong>n... ze weet niet hoe zich dit voltrekken<br />
zal. Ze voelt zich alleen geheel overgegeven en dat is haar onuitsprekelijk zoet.’ -<br />
In <strong>de</strong>zen trant is het geheele verhaaltje geschreven, en als wij het uit hebben, zijn<br />
we nog even wijs als daarvóór. -<br />
Vertaal<strong>de</strong> werken<br />
Ernest Perochon. Buiten eigen grenzen (Een toekomstbeeld.) Vertaling<br />
van Ellen Forest. - A.W. Bruna en Zoon's Uitgevers Maatschappij, Utrecht<br />
(284 blz.) f 2.25; geb. f 2.90<br />
Van <strong>de</strong>zen schrijver, wiens an<strong>de</strong>r werk ook door Ellen Forest werd vertaald, ken<strong>de</strong>n<br />
wij alleen <strong>de</strong> eenvoudige boeren-verhalen, zooals ‘De Krotten’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Ditmaal geeft <strong>de</strong> schrijver wel iets héél an<strong>de</strong>rs. Zijn roman verplaatst ons in een<br />
tijdperk, tien eeuwen na onzen tegenwoordigen tijd. Met een werkelijk verbijsteren<strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
239<br />
fantasie doet <strong>de</strong> schrijver die vreem<strong>de</strong> wereld in al zijn bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ons<br />
leven. Allerlei vreem<strong>de</strong> uitvindingen zijn en wor<strong>de</strong>n er gedaan, die <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />
menschelijke macht over <strong>de</strong>n aether hoe langer hoe onbegrens<strong>de</strong>r maken. Er wordt<br />
ons een beknopt overzicht gegeven van die tien eeuwen, die <strong>voor</strong>bij zijn gegaan.<br />
In het jaar 2145 b.v. brak er een ernstige oorlog uit. In <strong>de</strong>zen oorlog ont<strong>de</strong>kt een<br />
jonge française een ‘elegant en simpel ver<strong>de</strong>digingsmid<strong>de</strong>l’. ‘Door op groote<br />
afstan<strong>de</strong>n een bun<strong>de</strong>l parallel loopen<strong>de</strong> golven van tot nu toe onbeken<strong>de</strong> natuur uit<br />
te zen<strong>de</strong>n, veroorzaakte ze <strong>de</strong> totale verbranding van elk explosief’. In ou<strong>de</strong><br />
kronieken wordt een beschrijving van <strong>de</strong> eerste verschijning van <strong>de</strong> ‘projecteurs<br />
Roger’ gegeven: ‘Duizend vliegmachines, die elk een ton ontploffingsmid<strong>de</strong>len<br />
droegen van ontzetten<strong>de</strong> kracht, wer<strong>de</strong>n op slag vernietigd. De aar<strong>de</strong> sid<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Een<br />
luchthoos viel neer over het land en wierp <strong>de</strong> zee als met een slag op het strand...<br />
En van heel het machtige escadrille was nu niets meer aan <strong>de</strong>n horizont dan een<br />
enorme en vormelooze wolk’.<br />
Deze vreem<strong>de</strong> gebeurtenissen zijn evenwel absoluut niets, bij wat er in <strong>de</strong> tien<strong>de</strong><br />
eeuw zal gebeuren. Al wor<strong>de</strong>n oorlogen door een raad van wijze mannen <strong>voor</strong>komen,<br />
toch was <strong>de</strong> menschheid niet gelukkig. ‘De ziekte van <strong>de</strong>n tijd was treurnis, een<br />
diepgaan<strong>de</strong> euvel. - Niettegenstaan<strong>de</strong> alle <strong>de</strong>nkbare wetten was het ver<strong>de</strong>rfelijk<br />
gebruik van lachpillen hoe langer hoe algemeener gewor<strong>de</strong>n. - De plaats van<br />
vermaak die het meeste succes had was het circus. Er waren on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
dierentemmers, die in min<strong>de</strong>r dan geen tijd door het publiek tot afgod wer<strong>de</strong>n<br />
verheven’. Een staaltje van <strong>de</strong> koene fantasie van Perochon is <strong>de</strong> beschrijving van<br />
<strong>de</strong>n feestdag, <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n hon<strong>de</strong>rdjarigen geleer<strong>de</strong> Avérine, die <strong>de</strong>n aether bedwong.<br />
‘De dames waren in grooten getale opgekomen. Rijke Vuurlandsche, Cana<strong>de</strong>esche<br />
en Zweedsche namen vlug hun toevlucht tot schaduwrijke plekken. Ze gooi<strong>de</strong>n hun<br />
pelsen af en staken lichte metalen parasols op. Vrouwen van <strong>de</strong> groote wereld,<br />
Colombiennes, Indo-chineezen, zochten integen<strong>de</strong>el <strong>de</strong> zon en trokken weel<strong>de</strong>rige<br />
shawls, gegarneerd met radio-actieve warmte versprei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> draadjes om hun<br />
schou<strong>de</strong>rs.’ De groote massa publiek komt per vliegmachine, angs <strong>de</strong> luchtlijnen,<br />
maar sommigen prefereeren <strong>de</strong>n weg met <strong>de</strong> glas-bestrating. Vlug gaan <strong>de</strong><br />
voertuigen daar wel niet: ‘Rijtuigen, wier snelhe<strong>de</strong>n bijna nooit hon<strong>de</strong>rd Meter in <strong>de</strong><br />
secon<strong>de</strong> overschreed, had<strong>de</strong>n altijd nog aanhangers on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> droomers, <strong>de</strong> zieken,<br />
en menschen die last had<strong>de</strong>n van duizeligheid.’ - In het ver<strong>de</strong>re verloop van het<br />
verhaal, dat eigenlijk meer een soort van relaas is dan een roman, zien wij hoe <strong>de</strong>ze<br />
zeer volmaakte wereld toch ook ten on<strong>de</strong>r gaat en wel op een uiterst griezelige en<br />
weinig aanlokkelijke manier, die ons oprecht dankbaar stemt over het feit dat wij<br />
maar knusjes in <strong>de</strong>zen tragen tijd leven. Er breekt n.l. een oorlog uit, waarin <strong>de</strong> bei<strong>de</strong><br />
partijen elkaar met een zeer eigenaardig wapen bestrij<strong>de</strong>n. Een soort van<br />
aetherformaties, die grooten invloed hebben op het menschelijk organisme, wor<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> laboratoria geproduceerd en over <strong>de</strong> wereld losgelaten met <strong>de</strong> afgrijselijkste<br />
resultaten. Een klein staaltje:<br />
‘Over heel <strong>de</strong> wereld ontstond nu een onafgebroken opbloei van nevelvlekken.<br />
Duizen<strong>de</strong>n stelsels, zichtbare en onzichtbare, bevolkten alle zônes en ontwrichtten,<br />
al naar <strong>de</strong>n oorsprong van hun ontstaan, paralellen of meridianen. - De stralen, die<br />
bijna altijd in het menschelijk organisme vreem<strong>de</strong> cellen-ophoopingen veroorzaakten,<br />
had<strong>de</strong>n een invloed van zoo oneindig verschillend karakter dat elk algemeen<br />
preservatie-mid<strong>de</strong>l belachelijk nutteloos zou zijn geweest.’ - De gevolgen wor<strong>de</strong>n<br />
ons (niet onvermakelijk) beschreven. ‘Bij <strong>de</strong> Siberiers, waar <strong>de</strong> gewone huidziekten<br />
al zulke vreeselijke verwoestingen aanrichten, zag men het vleesch ook wel kerven<br />
en diepe kloven vormen, die dan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>naamste organen aantastten, zon<strong>de</strong>r<br />
evenwel een onmid<strong>de</strong>llijken dood ten gevolge te hebben, of an<strong>de</strong>rs werd <strong>de</strong> huid<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
slap en hing in groote elastische kwabben, die al heel gauw samen groei<strong>de</strong>n waar<br />
ze met elkaar in aanraking kwamen. Vijf millioen Chineezen van <strong>de</strong> Yannam parallel<br />
had<strong>de</strong>n plotseling been<strong>de</strong>ren zoo breekbaar en broos als glas; <strong>de</strong> ongelukkigen<br />
kwamen na eenige uren van onmenschelijk lij<strong>de</strong>n om, hun geraamte lag in<br />
gruzelementen en hun vleesch zat vol been<strong>de</strong>rsplinters’. Enz. enz. Er zijn zelfs<br />
menschen, die zichzelf opeten, nadat ze eerst tot een knappend gerecht zijn<br />
uitgedroogd. ‘Kreupelen braken met groote handigheid, als waren het strootjes, hun<br />
verhar<strong>de</strong> vinger- of teenbeentjes af, en vermaakten zich er mee die on<strong>de</strong>r luid gelach<br />
op te peuzelen’. Bladzij<strong>de</strong>n vol weet <strong>de</strong> schrijver met <strong>de</strong>ze nonsens te vullen en<br />
ie<strong>de</strong>re lezer zal een zucht van verlichting slaken als <strong>de</strong> rommel maar ein<strong>de</strong>lijk is<br />
uitgestorven en <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> weer schoon is. Twee kin<strong>de</strong>ren overleven <strong>de</strong> narighe<strong>de</strong>n,<br />
twee achterlijke negerkin<strong>de</strong>ren, die weer <strong>de</strong>n grondslag <strong>voor</strong> een nieuwe<br />
aar<strong>de</strong>bevolking vormen (dus <strong>de</strong> toekomst is aan <strong>de</strong> negers!) Het relaas is wel<br />
boeiend geschreven, maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n bekrompen, duizend jaar te vroeg geboren<br />
lezer, wel wat verwil<strong>de</strong>rend en vermoeiend.<br />
Clement Vautel. Mijnheer <strong>de</strong> Pastoor bij <strong>de</strong> Rijken. Vertaling van R.W.M.<br />
Veen-Bakhuis. Amersfoort, P. Dz. Veen. (307 blz.). 19<strong>26</strong>. f 1.90; geb. f<br />
2.90<br />
Clement Vautel. Mijnheer <strong>de</strong> Pastoor bij <strong>de</strong> Armen. Vertaling van R.W.M.<br />
Veen-Bakhuis. Amersfoort. P. Dz. Veen. (325 blz.) 19<strong>26</strong> f 1.90; geb. f 2.90<br />
Deze twee alleraardigste, eenigszins humoristische boeken (genre een lach en een<br />
traan) hebben in Frankrijk een overweldigend succes gehad. Het eerste is vertaald<br />
naar een ex. van het 413e duizendtal, het twee<strong>de</strong> naar het 279e duizendtal. Toch<br />
<strong>de</strong>nk ik dat ze hier in Ne<strong>de</strong>rland slechts een aantal lezers kunnen bekoren, zóo<br />
typisch fransch als ze zijn. Het eerste boek vertelt ons <strong>de</strong> we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n van<br />
<strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>n, zeer intelligenten, eerlijken, maar zéér ongepolijsten pastoor Pellegrin<br />
van Sableuse, in zijn qualiteit als dorpspastoor.<br />
De rijke, protsige O-weeër, mijnheer Cousuet, tracht op hem een goe<strong>de</strong>n en<br />
vromen indruk te maken, om zich <strong>de</strong> steun van <strong>de</strong>n pastoor bij <strong>de</strong> komen<strong>de</strong><br />
verkiezingscampagne te verzekeren. Hoe <strong>de</strong> brave, naieve man in allerlei vreem<strong>de</strong><br />
avonturen geraakt hierdoor, hoe hij zelfs naar Parijs gaat om <strong>de</strong> lichtzinnige mevrouw<br />
Cousuet, vroeger variété-artiste, over haar ontrouw te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n en daarbij <strong>de</strong><br />
eigenaardigste on<strong>de</strong>rvindingen opdoet, wordt ons op smakelijke wijze verteld.<br />
Langzamerhand komt pastoor Pellegrin tot het inzicht dat het zijn waardigheid te<br />
na is als hij Cousuet, <strong>de</strong>n huichelaar, nog langer steunt, en daar hem <strong>de</strong> steun van<br />
hoogerhand was bevolen, haalt hij zich <strong>de</strong> ongena<strong>de</strong> van zijn superieuren op <strong>de</strong>n<br />
hals. En wanneer hij dan nog een bijna echten lijkdienst houdt <strong>voor</strong> zijn overre<strong>de</strong>n<br />
hond Poilu, doet dit heelemaal <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur dicht en hij wordt geschorst. Werkelijk<br />
aandoenlijk in zijn eenvoud is die grafre<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Poilu. ‘Bid<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> jou, mijn beste<br />
Poilu? Neen, dat is niet noodig. Jij bent on<strong>de</strong>r je soortgenooten een soort heilige<br />
geweest, en het zou me niets verwon<strong>de</strong>ren als ook jij een aureool kreeg daarboven.<br />
... On<strong>de</strong>r het vuur van granaten en mitrailleurs heb je gezocht naar gewon<strong>de</strong>n die<br />
wachtten op je hulp en je hon<strong>de</strong>nbloed heeft zich vermengd met het bloed van <strong>de</strong><br />
menschen... Het jouwe en het hunne zijn even rood, en ik vind dat er oogenblikken<br />
zijn dat ze evenveel waar<strong>de</strong> hebben’.<br />
Het twee<strong>de</strong> boek vertelt hoe <strong>de</strong> pastoor geschorst wordt, in aanraking komt met<br />
socialisten en plotseling meent dat hij een zending on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> arbei<strong>de</strong>rs te vervullen<br />
heeft.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
240<br />
Ze hebben hun geloof verloren, hij wil 't ze weer geven. Hij trekt naar Parijs, waar<br />
hij <strong>de</strong> ‘Blij<strong>de</strong> Boodschap’ wil brengen, hoewel hij wel vreest dat <strong>de</strong> menschen er te<br />
veel haast hebben om naar hem te luisteren. Wanneer hij is opgenomen in het<br />
socialistisch milieu, merkt hij dat ook dit niet het ware is. Teveel zijn ze daar bedacht<br />
op <strong>voor</strong><strong>de</strong>el en materieel genot. En vierkant zegt hij het op een verga<strong>de</strong>ring tegen<br />
<strong>de</strong> arbei<strong>de</strong>rs: ‘Je bent somber en prikkelbaar, je ziet er uit als iemand die een kater<br />
heeft en dien niet kan afschud<strong>de</strong>n. Dàt hebben ze van je gemaakt, die ongelukken,<br />
die je vroegere liedjes vervangen hebben door gezangen van wanhoop en haat.<br />
Arm volk! Alles hebben ze je ontnomen, alles wat je gelukkig maken kon, <strong>de</strong> eenvoud<br />
van je leven, <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>, <strong>de</strong> trots van <strong>de</strong>n arbeid, het geloof in een rechtvaardig en<br />
albestierend God, dat alles hebben ze vervangen door <strong>de</strong> behoefte aan luxe of wat<br />
daarop lijkt, aan plezier of wat daar<strong>voor</strong> door moet gaan; door <strong>de</strong>n afkeer van het<br />
verne<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> werk, door <strong>de</strong> overtuiging dat er niets an<strong>de</strong>rs bestaat dan het stoffelijke<br />
en oogenblikkelijke, dat alles met ons eindigt en dat er bijgevolg geen an<strong>de</strong>re<br />
waarheid is dan <strong>de</strong> wijn dien men zwelgt, <strong>de</strong> boutjes die men afkluift, <strong>de</strong> vrouw die<br />
men naloopt. Zóó staat het met je...’ Natuurlijk is het nu gedaan met <strong>de</strong>n pastoor<br />
als volksvriend, en hij wendt zich op zijn origineele wijze tot <strong>de</strong>n Paus, hem vragend<br />
het onrecht hem aangedaan goed te maken.<br />
Allerliefst is het gesprek van zijne Heiligheid met <strong>de</strong>n rondborstigen pastoor, en<br />
het eind van alles is dat Pellegrin bij <strong>de</strong> zending gaat en <strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nen zal gaan<br />
bekeeren. Dit twee<strong>de</strong> boek is veel serieuzer en aangrijpen<strong>de</strong>r dan het eerste, en<br />
<strong>de</strong> echte eerlijke vroomheid van <strong>de</strong> hoofdfiguur moet ook niet-geloovigen treffen.<br />
Arnold Bennett, Een groot man. Vertaling van P. Bolkestein-van Zanten.<br />
- J. Philip Kruseman, 's-Gravenhage. (272 blz.) f 2.15; geb. f 2.90<br />
Arnold Bennett geeft in <strong>de</strong>zen roman een allerzotste en uitstekend geslaag<strong>de</strong><br />
persiflage op <strong>de</strong>n mo<strong>de</strong>-schrijver, die <strong>de</strong> z.g. ‘best sellers’ uit zijn mouw schudt. De<br />
groote man is hier <strong>de</strong> zoon van een eenvoudig winkelier, en een echte beste, brave<br />
jongen. Wanneer hij, volwassen al, <strong>de</strong> mazelen krijgt, komt hij opeens op 't i<strong>de</strong>e om<br />
te gaan schrijven. Zijn moe<strong>de</strong>r en zijn tante die hem verafgo<strong>de</strong>n leest hij het<br />
manuscript <strong>voor</strong>, waar ze wég van zijn. Binnen vier en twintig uur gingen niet alleen<br />
Henry, maar ook zijn moe<strong>de</strong>r en tante geheel op in Henry's verhaal. De dames<br />
verwon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n zich hoe hij het alles bedacht had en ook Henry zelf verwon<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
zich een beetje. Het scheen te ‘komen’ zon<strong>de</strong>r moeite en bijna zon<strong>de</strong>r noo<strong>de</strong>n...<br />
Gesterkt door twee helften van een pasteitje en verschei<strong>de</strong>n plakjes van Sir Georges<br />
kalkoen, schreef hij het waschboek heelemaal vol, vóór <strong>de</strong> schemering op eersten<br />
kerstdag; en op <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n kerstdag maakte hij, <strong>de</strong> zwakke bewon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong><br />
protesten zijner verpleegsters ten spijt, een aanmerkelijk gat in een katerntje best<br />
gelinieerd schrijfpapier...<br />
Henry heeft een onverwacht succes met zijn roman: Love in Babylon, en ook zijn<br />
twee<strong>de</strong> boek, dat hem met evenveel gemak uit <strong>de</strong> pen vloeit, gaat er in als koek. 't<br />
Is werkelijk allergrappigst geschreven, te meer nog waar Henry aldoor zoo'n echt<br />
beschei<strong>de</strong>n, argelooze en naieve jongen blijft, vervuld van een gerechtvaardig<strong>de</strong>n<br />
trots op zijn succes, maar altijd weer opnieuw er over verwon<strong>de</strong>rd, dat hij nu juist<br />
zoo'n ‘groot man’ is gewor<strong>de</strong>n. Geraldine, het meisje dat zijn vrouw wordt, is heel<br />
goed getypeerd. Zij is er niet zoo van overtuigd dat Henry ‘een groot man’ is.<br />
Wanneer ze bv. samen over <strong>de</strong>n titel van zijn nieuwste boek praten en hij haar<br />
vertelt dat hij het ‘Rood en Zwart’ zal noemen, zegt zij: ‘Maar die is al eens meer<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
gebruikt’, en zij vertel<strong>de</strong> hem <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van Stendhal's romans, waarvan<br />
hij nog nooit gehoord had. ‘O welnu’, riep hij een beetje uit het veld geslagen uit,<br />
‘daar Stendhal een franschman was en zijn boek in het geheel niet over spelen<br />
gaat, geloof ik, dat ik mij wel aan mijn titel kan hou<strong>de</strong>n. Ik had er zelf al aan gedacht,<br />
weet je’.<br />
‘O ja, liefste. Dat weet ik’, zei Geraldine gretig.<br />
‘Vind je dat ik het beter kon veran<strong>de</strong>ren?’<br />
Geraldine keek naar <strong>de</strong>n vloer. ‘Zie je’, fluister<strong>de</strong> ze, ‘Stendhal was een echt groot<br />
schrijver’.<br />
Het is een kostelijk ironisch geschreven boek, dat een vera<strong>de</strong>ming is na veel<br />
Oppenheim's enz.<br />
Guido Milanese. Ankh. He<strong>de</strong>ndaagsche roman. Vertaling van Ellen<br />
Forest. - A.W. Bruna's Uitg. Maatschij. Utrecht. (276 blz.) f 1.90; geb. f<br />
2.75<br />
Hoewel <strong>de</strong> titel vermeldt, dat dit verhaal een he<strong>de</strong>ndaagsche roman is, verplaatst<br />
het ons toch in <strong>de</strong> grijze oudheid en on<strong>de</strong>r menschen uit het verre verle<strong>de</strong>n. Twee<br />
jongelui zien, wanneer ze van een avondfeest komen, een jonge vrouw, beeldschoon<br />
natuurlijk, die, vergezeld door een ou<strong>de</strong>n man, in aanbidding ligt neergeknield <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> obelisk op <strong>de</strong> Piazza te Rome. Een <strong>de</strong>r jongelui wordt op slag verliefd op <strong>de</strong><br />
schoone jonge vrouw en besluit haar te volgen, aangetrokken door een eigenaardige<br />
mysterieuze bekoring, die van haar uitgaat. Hij scheept zich met haar en haar<br />
begelei<strong>de</strong>r in naar Alexandrië. Deze begelei<strong>de</strong>r, die <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>n naam draagt<br />
van Neb-te-wj, slaat op <strong>de</strong> zeereis bijna overboord, maar wordt nog, eigenlijk<br />
onwillekeurig, gered door <strong>de</strong>n jongen man, Braschi, en op <strong>de</strong>ze wijze maken ze<br />
kennis. Het meisje Ankh, en Braschi wor<strong>de</strong>n tot stervens toe verliefd op elkaar;<br />
Braschi hoopt na<strong>de</strong>r met het geheimzinnige wezen in aanraking te komen, maar<br />
Ankh is doodsbang en schuw en praat bovendien niet an<strong>de</strong>rs dan een vreem<strong>de</strong><br />
taal, die Egyptisch schijnt te zijn, zoodat het eenige contact dat ze met elkaar hebben<br />
een briefje is, door Ankh geschreven, helaas in hieroglyphen. Een Egyptoloog<br />
ontcijfert ze <strong>voor</strong> Braschi, noemt ze goe<strong>de</strong> hieroglyphen uit <strong>de</strong> twintigste eeuw en<br />
ontcijfert:<br />
‘Luister naar mij, vreem<strong>de</strong>ling, die over mijn hart regeert. Neb-te-wj zal Ankh, <strong>de</strong><br />
dochter <strong>de</strong>s Konings, die je met hart en ziel liefheeft, vermoor<strong>de</strong>n.’ En even <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong>ze ontstellen<strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling is Braschi tot <strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kking gekomen dat Ankh en<br />
haar begelei<strong>de</strong>r spoorloos verdwenen zijn. Na lang dwalen en zoeken, met <strong>de</strong>n<br />
Egyptoloog professor Flan<strong>de</strong>rs, vin<strong>de</strong>n ze Ankh terug na een geheimzinnigen tocht<br />
door <strong>de</strong>n tempel van Hatsepu. Ankh is in<strong>de</strong>rdaad een Egyptische koningsdochter,<br />
levend in een vreem<strong>de</strong> on<strong>de</strong>raardsche stad, waar eeuwenou<strong>de</strong> tradities en gebruiken<br />
heerschen. Ankh, die wegkwijn<strong>de</strong> van lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Braschi, moet genezen, en daarom<br />
liet men Braschi halen. Wanneer ze genezen zal zijn, moet ze wor<strong>de</strong>n geofferd als<br />
heilige maagd aan Amon-Ra. Na een korte lief<strong>de</strong>sepiso<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n Ankh en Braschi<br />
geschei<strong>de</strong>n, Ankh om haar heiligen dood in te gaan, Braschi om weer in het leven<br />
terug te keeren, doch alleen met zijn lichaam: zijn ziel, zijn ‘dubbel’ zooals dat<br />
genoemd wordt, zal bij Ankh blijven. -<br />
Na zeer korten tijd sterft Braschi, en in zijn ijlen herinnert hij zich opeens het<br />
avontuur dat eerst geheel uit zijn herinnering was gewischt.<br />
Het is een zeer fantastisch verhaal, dat niet uitsteekt boven <strong>de</strong> soortgelijke verhalen<br />
van Benoit en Ri<strong>de</strong>r Haggard.<br />
N.v.K. - B.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Al praten<strong>de</strong> met...<br />
Twee boekverkoopers<br />
II. Henri Mayer<br />
241<br />
Ukent hem niet? Dat is ten eerste een bewijs, dat u niet bij Nijhoff komt in het<br />
Voorhout, waar Henri Mayer open boekentafel houdt, en ten twee<strong>de</strong>, dat u het<br />
alleraardigste boekje ‘Dichters in het Koffijhuis’ door Otto P. Reys niet nauwkeurig<br />
gelezen hebt<br />
Want als u dat wèl gedaan had zoudt u hem kennen uit <strong>de</strong> beschrijving, die Reys<br />
van hem gegeven heeft.<br />
‘Mayer is <strong>de</strong> troost, <strong>de</strong> steun, <strong>de</strong> hoop en <strong>de</strong> uitkomst <strong>voor</strong> alle niet-platonische<br />
boekenvrien<strong>de</strong>n, van allen die werkelijk boeken koopen en met eenig verstand<br />
koopen. Hij is een boekverkooper, die zelf iets van boeken afweet en die van boeken<br />
houdt. Een zeldzaam zoogdier dus. Ik heb meermalen, ook van het buitenland uit,<br />
zijn kennis en ervaring te hulp geroepen, en nooit zon<strong>de</strong>r baat. Van Fransche<br />
uitgaven bleek hij herhaal<strong>de</strong>lijk beter dan mijn Parijsche boekverkooper op <strong>de</strong> hoogte<br />
te zijn. Hij kent onnoemelijk veel titels; maar dat is, après tout, niet zoo belangrijk<br />
als takt en intuitie, waardoor hij bijna altijd raadt wat men in een bepaald geval juist<br />
zoekt en noodig heeft. Boeken koopen is altijd een aangenaam werk; boeken koopen<br />
bij <strong>de</strong> firma Nijhoff, waar <strong>de</strong> heer Mayer zijn ministerie uitoefent, is een intiem feest!<br />
Wat hebben wij samen in het Koffijhuis “L'Espérance” al niet af geboomd! En wat<br />
praat die man vlug, het lijkt wel een lawine van heel fijne puntige kiezels! Ik heb<br />
soms moeite om hem bij te hou<strong>de</strong>n, maar alles went op <strong>de</strong>n duur’.<br />
In<strong>de</strong>rdaad, Henri Mayer praat ontzettend vlug. Hij rolt over zijn woor<strong>de</strong>n, en staat,<br />
<strong>voor</strong> ge het weet, weer op en gaat door alsof er niets gebeurd is. Hij is niet bij te<br />
hou<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong>n interviewer om wanhopig te wor<strong>de</strong>n!<br />
Niet achter zijn lessenaar <strong>voor</strong> het raam, dat op ons onvolprezen Voorhout uitkijkt,<br />
heb ik Mayer gesproken, maar in zijn huis, 's avonds. In <strong>de</strong> zaak was het onmogelijk,<br />
te druk, te onrustig.<br />
‘Veel heb ik je niet te vertellen... Stols, ja, Stols wil <strong>de</strong> dingen in <strong>de</strong> hoogte brengen<br />
en heeft <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>laren geprikkeld. Ik vind dat hij grooten<strong>de</strong>els gelijk heeft, al<br />
moest hij, om beter <strong>de</strong>n nadruk te leggen, hier en daar wat overdrijven. In ie<strong>de</strong>r<br />
geval toont hij zich een vriend van <strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>laar, ook al schijnt die<br />
dat niet te apprecieeren. Hij heeft polemiek uitgelokt. Als Stols zegt, dat er bij <strong>de</strong><br />
boekverkoopers 80 pCt beunhazen zijn is dat juist, ik geloof zelfs, dat hij het<br />
percentage te laag schat.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Maar hoe komt dat? Laat ik <strong>voor</strong>op stellen, dat ie<strong>de</strong>r beschaafd mensch, dus<br />
zeker een boekhan<strong>de</strong>laar, op <strong>de</strong> hoogte dient te zijn van <strong>de</strong> geestelijke stroomingen,<br />
dus over literatuur, kunst enz. - kan meepraten. Dat spreekt vanzelf, en dan<br />
bovendien nog zooveel mogelijk moet weten van litteratuur over recht, techniek,<br />
geneeskun<strong>de</strong>, biologie enz. Maar van een boekhan<strong>de</strong>laar, bij wien die vakken niet<br />
<strong>voor</strong>komen, zooals in een provinciezaak, mag men niet vergen, dat hij, en nog<br />
min<strong>de</strong>r zijn personeel, “bij” is. Ik herinner me dat mevrouw Top Naeff eens verteld<br />
heeft dat ze in Dordrecht naar Flaubert vroeg en <strong>de</strong> bedien<strong>de</strong> dien naam als dien<br />
van het beken<strong>de</strong> geweer spel<strong>de</strong>. Dat klonk heel grappig, maar ik ben altijd<br />
nieuwsgierig geweest of ze <strong>de</strong>n eersten of <strong>de</strong>n jongsten bedien<strong>de</strong> gesproken heeft;<br />
dat vertel<strong>de</strong> <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis niet! - en bovendien, waarom zou en ook waartoe zou<br />
een boekhan<strong>de</strong>laar bij wien zel<strong>de</strong>n of nooit naar serieuze boeken gevraagd wordt,<br />
wegens mangel aan serieuze klanten, moeite doen om bij te blijven? Men doet zijn<br />
inkoopen bij <strong>voor</strong>keur in <strong>de</strong> groote ste<strong>de</strong>n, of rechtstreeks in het buitenland; daarbij<br />
wint men een klein bedrag, en al doet men dat niet, het staat chic! Maar al gunt men<br />
zoodoen<strong>de</strong> <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>laar zijn verdienste niet, tòch ziet men er geen been in<br />
zijn eischen even hoog te stellen.<br />
De boekhan<strong>de</strong>l in <strong>de</strong> kleine plaatsen daalt daardoor hoe langer hoe meer. Daarbij<br />
komt dat het vroeger geen pretje was, bedien<strong>de</strong> te zijn. Als ik aan mijn<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
242<br />
eigen tijd <strong>de</strong>nk, vóór 1910, dan schrik ik nog van het weinige, dat ik verdien<strong>de</strong>, en<br />
van mijn werktijd 9-5.30 en 7.30 tot 10.30 <strong>voor</strong> nog geen 1100 pop per jaar. Dat<br />
vond ik toen, die er notabene nog procuratiehou<strong>de</strong>r bij was, een prachtsalaris. En<br />
met zoo'n langen werktijd bleef er weinig tijd over om je ver<strong>de</strong>r te ontwikkelen, als<br />
je er geen buitengewone lust toe had. Ik ben nu eenmaal niet gelukkig als ik geen<br />
boek in m'n han<strong>de</strong>n heb. Maar zoo is niet ie<strong>de</strong>reen, en dus liepen ze allemaal over<br />
naar een an<strong>de</strong>re betrekking als ze maar even kon<strong>de</strong>n. Wat je later, <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong>n<br />
oorlog, als hulp kreeg was uitschot. Nu is het heel an<strong>de</strong>rs: korter werktijd en meer<br />
loon. Toch is het moeilijk een goe<strong>de</strong>n bedien<strong>de</strong> te krijgen, en wie niet steeds heel<br />
hard werkt in ons vak kan wel thuis blijven.<br />
Ik zit zelf Zondags met plezier een uur of vier vakliteratuur te lezen. Daar<strong>voor</strong> is<br />
in <strong>de</strong> week geen tijd, en het moet ten slotte gebeuren om bij te blijven, en het publiek<br />
naar behooren te woord te staan. Niet dat je alle titels onthoudt, dat hoeft ook niet,<br />
maar wanneer er over gesproken wordt zijn ze geen onbeken<strong>de</strong>n meer en<br />
gemakkelijk thuis te brengen. Ik vraag mij wel eens af, hoeveel collega's in <strong>de</strong> groote<br />
plaatsen, die om <strong>de</strong>n dood niet <strong>voor</strong> beunhazen willen doorgaan, behalve D.G.W.<br />
en het Gewij<strong>de</strong> Avondblad van <strong>de</strong> Rotterdammer, <strong>de</strong> Nouvelles littéraires, Die<br />
literarische Welt, en <strong>de</strong> Literary Times lezen, (<strong>de</strong> Engelsche, zoowel als <strong>de</strong><br />
Amerikaansche), om van <strong>de</strong> Italiaansche, Spaansche en Scandinaafsche bla<strong>de</strong>n<br />
te zwijgen.<br />
Als we alleen met Hollandsche uitgaven te maken had<strong>de</strong>n, dan waren we gauw<br />
klaar: <strong>de</strong> <strong>voor</strong>naamste Hollandsche boeken kennen we over het algemeen wel;<br />
maar we zijn in een polyglot land, en als je eens wist wat er <strong>voor</strong>al in het najaar op<br />
<strong>de</strong> markt kwam, je zoudt versteld staan. Ik heb wel weken meegemaakt, pardon<br />
Charivarius, bijgewoond dan, met 400 verschillen<strong>de</strong> nieuwe uitgaven - hou dat eens<br />
bij! Daarom moet er specialisatie komen, ook in een zaak als <strong>de</strong> onze, Stols heeft<br />
groot gelijk! Het zal een Parijzenaar niet in zijn bol opkomen een medisch boek te<br />
vragen in een litteraire zaak, of een technisch te zoeken in <strong>de</strong> buurt van <strong>de</strong> Ecole<br />
<strong>de</strong> mé<strong>de</strong>cine; daarheen zal het hier ook moeten. Eén mensch kan onmogelijk alles<br />
weten en onthou<strong>de</strong>n. Maar dat wil niet zeggen dat b.v. <strong>de</strong>geen die techniek behan<strong>de</strong>lt<br />
niets meer van litteratuur behoeft te weten.<br />
Je hebt tegenwoordig in Amsterdam een Vakschool <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Boekhan<strong>de</strong>l. Ik vind<br />
dat onzin. De boekhan<strong>de</strong>l is net als <strong>de</strong> journalistiek een vrij vak. Je moet er aanleg<br />
<strong>voor</strong> hebben, en als je dien aanleg hebt leer je alleen door <strong>de</strong> praktijk. Het duurt<br />
jaren <strong>voor</strong> je er in zit. Op een vakschool krijg je een diploma, maar daar geef ik niets<br />
om. Een winteravondcursus <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jongelui is goed, daar kunnen ze in hun vrijen<br />
tijd wat theorie leeren enz., maar <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l is heel wat an<strong>de</strong>rs dan<br />
machineschrijven en boekhou<strong>de</strong>n b.v. Dat kun je op een school leeren, <strong>de</strong><br />
boekhan<strong>de</strong>l is praktijk en nog eens praktijk. Toch is <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l een i<strong>de</strong>ëel vak,<br />
men steekt er een massa in op. Dat merk ik zelf dagelijks, al weet ik wel dat ik bij<br />
Nijhoff in een be<strong>voor</strong>rechte positie ben, en het in veel zaken moeilijker is, omdat je<br />
in <strong>de</strong>n regel an<strong>de</strong>r publiek hebt en niet zooveel boeken ziet.<br />
Bij Nijhoff heerscht het systeem om <strong>de</strong> bezoekers vrij te laten rondsnuffelen, je<br />
mag ongestoord uitzoeken wat je hebben wilt. Het is een fout, dat heel wat uitgevers<br />
nooit gewerkt hebben in een <strong>de</strong>biethan<strong>de</strong>l. Dat is heel verkeerd. Het is heel gezond<br />
om daar te leeren hoe <strong>de</strong> boeken verkocht wor<strong>de</strong>n, en nog meer, ook boeken van<br />
an<strong>de</strong>ren te zien. Dat geeft je nieuwe i<strong>de</strong>eën. De heer Nijhoff heeft me eens gezegd:<br />
Als één af<strong>de</strong>eling van mijn zaak verlies zou opleveren zou ik die toch aanhou<strong>de</strong>n,<br />
omdat het trio, ou<strong>de</strong> en nieuwe boekhan<strong>de</strong>l en uitgeverij, onverbrekelijk verbon<strong>de</strong>n<br />
moet zijn. Alle af<strong>de</strong>elingen leeren van elkaar.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Tenslotte zijn er te veel boekhan<strong>de</strong>laars; ik geloof niet dat er één vak is, behalve<br />
sigarenwinkelier, waarin men zoo gemakkelijk er toe overgaat een zaak of zaakje<br />
te openen. En aangezien veel varkens <strong>de</strong> spoeling dun maken, nemen die allen<br />
wat weg, en <strong>voor</strong>al uit die categorie komt <strong>de</strong> 80% van Stols. Want je moet niet<br />
vergeten, dat een eenigszins behoorlijke boekhan<strong>de</strong>l vrij wat kapitaal noodig heeft.<br />
Er gaat heel wat inzitten: je installatie, je catalogi, je vakbla<strong>de</strong>n, enz.’<br />
Mayer bleef even zwijgen, streek door zijn stijlopstaand donker haar en zei toen<br />
als slot:<br />
‘Het is een mooi vak. Je moet er alleen zoo allemachtig veel <strong>voor</strong> lezen om bij te<br />
blijven; maar als je daar van houdt, doe je het met plezier’.<br />
Ik stond op. In een kroeg in <strong>de</strong> buurt hebben we nog wat zitten napraten ...<br />
October 1927.<br />
G.H. PANNEKOEK Jr.<br />
Boeken koopen<br />
ER is, naar aanleiding van enkele uitlatingen <strong>de</strong>s heeren A. Stols, een <strong>de</strong>bat<br />
aangegaan tusschen belanghebben<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> vraag: is <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l schuld<br />
aan <strong>de</strong>n geringen omzet <strong>de</strong>r litteraire koopwaar hier te lan<strong>de</strong>. Uitgevers en<br />
boekverkoopers zijn aan het woord geweest, hebben elkan<strong>de</strong>r hunne meening<br />
gezegd. Nu is <strong>de</strong> beurt aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> categorie van bij <strong>de</strong> quaestie direct betrokken<br />
personen: nu zij het woord aan <strong>de</strong>n boekenkooper. Men zal mij, nu ik als<br />
boekenkooper spreken ga, niet het verwijt van ge-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
243<br />
brek aan ervaring, <strong>de</strong>n heer Stols naar het hoofd geslingerd, kunnen maken. Ik bezit<br />
in <strong>de</strong>ze branche een practische kennis, opgedaan in welhaast 25-jarige intense<br />
beoefening van <strong>de</strong> kunst van boekenverzamelen. Dit sta dus <strong>voor</strong>op vast: ik weet<br />
niets van boekhan<strong>de</strong>l; ik spreek alléén over het koopen van boeken. Iemand die in<br />
Ne<strong>de</strong>rland een <strong>bibliotheek</strong> bijhoudt, welke enkele speciale on<strong>de</strong>rwerpen tot in<br />
finesses behan<strong>de</strong>lt, is verplicht <strong>de</strong> hulp van een buitenlandschen boekhan<strong>de</strong>l in te<br />
roepen, wanneer hij niet behoort tot <strong>de</strong> clientèle van <strong>de</strong> drie of vier Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
boekhan<strong>de</strong>laren, die werkelijk tot alles in staat zijn. Het past in het <strong>de</strong>bat over een<br />
algemeen on<strong>de</strong>rwerp niet om namen te noemen. Ik zal mij daar dus van onthou<strong>de</strong>n.<br />
De normale, gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>laar is niet in staat om te leveren wat een<br />
beetje valt buiten het courante goed. En hij is evenmin in staat om zijn clientèle<br />
eenigszins volledige en bruikbare bibliografische inlichtingen te verstrekken. Ik neem<br />
aan om een lijstje te maken van een twintigtal interessante Fransche publicaties,<br />
waarover géén boekverkooper - uitgezon<strong>de</strong>rd <strong>de</strong> boven aangegeven drie à vier -<br />
behoorlijke inlichtingen kan geven. Ik zeg nu Fransche boeken, omdat ik daarme<strong>de</strong><br />
toevalligerwijze het meeste van doen heb. Maar ook <strong>voor</strong> Italiaansch, Engelsch en<br />
Duitsch is zoo'n lijstje te maken!<br />
Stel nu eens een geval, zooals dat in <strong>de</strong> practijk kan <strong>voor</strong>komen. Een leeraar in<br />
<strong>de</strong> Fransche taal, die zich tot dusverre meest met studie <strong>de</strong>r klassieken heeft bezig<br />
gehou<strong>de</strong>n; krijgt belangstelling <strong>voor</strong> nieuwe schrijvers. Hij leest telkens en telkens<br />
<strong>de</strong>n naam van Francis Carco en wil wel eens iets na<strong>de</strong>rs van dien auteur weten.<br />
Hij stapt - hij woont in een provinciestad - naar zijn boekhan<strong>de</strong>laar en vraagt of er<br />
ook gegevens over dien Carco te verkrijgen zijn; of er een goe<strong>de</strong> biografie van hem<br />
in boekvorm verschenen is en of er ook bibliografische aanteekeningen over zijn<br />
oeuvre gepubliceerd zijn. Wat zal <strong>de</strong> boekverkooper antwoor<strong>de</strong>n? Smoesjes! ‘Ik zal<br />
het eens <strong>voor</strong> u nazien’; of ‘ik zal het eens informeeren’... Met het resultaat: geen<br />
of zeer onvoldoen<strong>de</strong> uitsluitsel. En <strong>de</strong> belangstellen<strong>de</strong> leeraar schrijft in arren moe<strong>de</strong><br />
naar een Parijschen boekverkooper, die hem volledig inlicht en hem in een minimum<br />
van tijd alles levert wat hij noodig heeft.<br />
En nu is Carco nog een schrijver met wereldnaam! Zoodra men afdaalt tot obscure<br />
figuren - dikwijls zéér interessant en onmisbaar <strong>voor</strong> een ver<strong>de</strong>r doorgevoer<strong>de</strong> studie<br />
- dan is er absoluut niets meer te beginnen in Ne<strong>de</strong>rland.<br />
En nu kan men zeggen dat Carco nog niet beroemd genoeg is! Welnu, stap dan<br />
eens naar uw boekverkooper - niet een van <strong>de</strong> drie of vier! - en vraag hem naar <strong>de</strong><br />
beste editie van Leconte <strong>de</strong> Lisle, vraag hem eens een volledige opgave van <strong>de</strong><br />
litteratuur over Verlaine of vraag hem inlichtingen over een textkritische uitgave van<br />
<strong>de</strong> complete werken van Zola. Ik vrees <strong>voor</strong> <strong>de</strong> resultaten van dit experiment!<br />
Een an<strong>de</strong>r bezwaar tegen <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l van boekenkoopersstandpunt uit is<br />
<strong>de</strong> lange tijd die er met het verkrijgen van een buitenlandsch boek gemoeid is. Als<br />
ik Maandagsochtends naar mijn Parijschen libraire een briefkaartje schrijf, dan moet<br />
het al heel raar loopen als het boek niet Woensdag of uiterlijk Don<strong>de</strong>rdag in mijn<br />
bezit is. De re<strong>de</strong>n is dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche boekhan<strong>de</strong>l maar bij hooge uitzon<strong>de</strong>ring<br />
in directe verbinding met <strong>de</strong> buitenlandsche uitgevers staat.<br />
En ten slotte zijn <strong>de</strong> <strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n buitenlandsch goed in <strong>de</strong> meeste gevallen zéér<br />
beperkt en slecht samengesteld, door gebrek aan kennis van <strong>de</strong> werkelijke waar<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>r boeken en <strong>de</strong> beteekenis <strong>de</strong>r schrijvers.<br />
Deze ervaringen zijn niet die van mij alleen. Alle serieuse en ter zake kundige<br />
verzamelaars, die ik heb leeren kennen, kwamen met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> bezwaren. Zoodra<br />
men gaat buiten <strong>de</strong> aller-elementairste gegevens, schiet, in het algemeen, <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>lichting van <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l tekort. Voor Ne<strong>de</strong>rlandsche boeken gel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze<br />
bezwaren in veel min<strong>de</strong>re mate. Maar ook hier blijkt toch ook dat <strong>de</strong> boekverkooper<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
zich met merkbare <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> concentreert op het gemakkelijk verkoopbare, courante<br />
goed en daarme<strong>de</strong> al te dikwijls <strong>de</strong> betere uitgaven ietwat verwaarloost. Om het<br />
<strong>de</strong>bat niet op zijwegen te lei<strong>de</strong>n, zij hier nadrukkelijk vastgesteld, dat het niet te<br />
doen is om een verklaring van <strong>de</strong>ze feiten, alleen om <strong>de</strong> feiten zelf.<br />
De vernuftige boekenkooper wordt in Ne<strong>de</strong>rland bijna altijd slecht bediend. Met<br />
<strong>de</strong> tallooze en gegron<strong>de</strong> excuses die <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l daartegenover aanbrengen<br />
kan, heeft hij niets te maken: zìjn toestand verbetert er niet door, hìj blijft het<br />
slachtoffer van <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n!<br />
In <strong>de</strong> polemiek tegen Stols heb ik, in ‘De Boekverkooper’, een stuk van zoo<br />
laatdunken<strong>de</strong> domheid gelezen, dat mij <strong>de</strong> schrik om het hart sloeg. Wanneer men<br />
inziet dat er nog het een en an<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> opleiding, <strong>de</strong> outillage en <strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n<br />
van <strong>de</strong> boekverkoopers te verbeteren valt, dan is er kans op verbetering. Wanneer<br />
men echter gaat verkondigen dat alles het volmaakte nabij is, dan wordt <strong>de</strong> zaak<br />
hopeloos!<br />
Deze opmerkingen van een boekenkooper zijn niet gericht tegen <strong>de</strong>n<br />
boekverkooper. De boekverkooper is onze beste vriend. Maar het gaat niet aan om<br />
van dien vriend nu maar ineens een onfeilbaren heilige te maken! Ik neem aan om<br />
door een klein examentje aan ie<strong>de</strong>ren boekhan<strong>de</strong>len<strong>de</strong>n vriend te bewijzen dat<br />
hij te kort schiet!<br />
Men heeft ver<strong>de</strong>r gezegd dat <strong>de</strong> kwestie <strong>de</strong>r korting<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
244<br />
Een Groep Vlaamsche Schrijvers gekiekt op ‘La Frondaie’, het buitenhuisje van Karel van<br />
<strong>de</strong> Woestijne te Zwijnaar<strong>de</strong> (19<strong>26</strong>)<br />
Staan<strong>de</strong> van links naar rechts: Karel van <strong>de</strong> Woestijne, Cyriel Buysse, Jores Eeckhout,<br />
Emanuel <strong>de</strong> Bom, Maurice Roelants, Paul van <strong>de</strong> Woestijne. Zitten<strong>de</strong>: Mevrouw Roelants,<br />
Mevrouw van <strong>de</strong> Woestijne, Mevrouw <strong>de</strong> Bom.<br />
het publiek niet aanging. Dat is onjuist. Het publiek, gansch het openbare leven <strong>de</strong>s<br />
lands, heeft het grootste belang bij een bloeien<strong>de</strong>n, goed georganiseer<strong>de</strong>n<br />
boekhan<strong>de</strong>l. En <strong>de</strong>ze is, zon<strong>de</strong>r hooge kortingen, gezien <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />
waaron<strong>de</strong>r in <strong>de</strong>zen tijd <strong>de</strong> exploitatie plaats vindt, niet mogelijk. Maar men moet<br />
on<strong>de</strong>rscheidingen maken. Als ik een boekhan<strong>de</strong>laar opbel en hem een titel dicteer<br />
welken hij dan op een bestelkaart schrijft, om mij daarna het boekje thuis te brengen,<br />
dan is die mijnheer met een korting van 20 à 25% re<strong>de</strong>lijk beloond. Maar een<br />
boekverkooper die er een kostbaar, volledig bibliografisch archief op na houdt, die<br />
groote kapitalen in zijn <strong>voor</strong>raad vastlegt om zijn clientèle een ruime keuze te kunnen<br />
aanbie<strong>de</strong>n, die vele vakbla<strong>de</strong>n leest, die zijn kostelijken tijd geeft aan inlichtingen<br />
en nasporingen, die ook zeldzame, dure en incourante artikelen kan laten zien, die<br />
boekverkooper moet, wil hij op die wijze kunnen <strong>voor</strong>twerken, veel en véél hoogere<br />
kortingen genieten. De aangelegenheid is er dus wel <strong>de</strong>gelijk een van belang <strong>voor</strong><br />
het publiek. De boekhan<strong>de</strong>l kan en behoort te zijn een actief element in het<br />
cultuurleven van een volk. Maar dat is alleen te bereiken als het een re<strong>de</strong>lijk lucratief<br />
bedrijf is. In Ne<strong>de</strong>rland speelt <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l in het cultuurleven een on<strong>de</strong>rgeschikte<br />
rol: à qui la faute? Het is niet aan <strong>de</strong>n kooper om <strong>de</strong>ze vraag te beantwoor<strong>de</strong>n en<br />
hij constateert alleen het feit.<br />
Een <strong>de</strong>bat als dit, ontstaan na het interview met Stols, kan zijn nut hebben. Alleen<br />
reeds omdat het dui<strong>de</strong>lijk maakt dàt er iets niet in <strong>de</strong>n haak is in <strong>de</strong> boekenwereld!<br />
En als, op <strong>de</strong>n duur, <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l zich wat meer zou gaan aanpassen aan <strong>de</strong><br />
behoeften <strong>de</strong>r intelligente boekenkoopers, die nù maar al te dikwijls in <strong>de</strong> verdrukking<br />
komen, dan zou er héél veel gewonnen zijn.<br />
J. GRESHOFF<br />
Het eeuwfeest van Jules Verne<br />
1828-1928<br />
ARME Jules Verne!<br />
Tevergeefs zoekt men zijn naam zoowel in <strong>de</strong> meeste boeken over<br />
literatuurgeschie<strong>de</strong>nis als in het meeren<strong>de</strong>el <strong>de</strong>r wetenschappelijke werken, bei<strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
min<strong>de</strong>r gastvrij dan woor<strong>de</strong>nboeken. Een verwon<strong>de</strong>rlijk lot <strong>voor</strong> een man, wiens<br />
bestaan <strong>de</strong> encyclopedieën vermel<strong>de</strong>n, en een lot waar niemand tegenop schijnt<br />
te komen. Was hij een schrijver? Ongetwijfeld, als men daarmee bedoelt, dat Jules<br />
Verne veel geschreven heeft... Een geleer<strong>de</strong>? Maar hij heeft zijne hypotheses<br />
zevenmijlslaarzen aangetrokken. Schreef hij avonturenromans? Het fantastische<br />
in zijn werk is slechts <strong>de</strong> uiterste consequentie van zijne glashel<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
245<br />
neering... Een i<strong>de</strong>alist soms? Misschien, als het i<strong>de</strong>aal <strong>voor</strong> hem niet alleen bestond<br />
in <strong>de</strong> menschelijke overwinning op <strong>de</strong> natuurkrachten ... Een realist? Ook die<br />
benaming past hem niet, want zijn i<strong>de</strong>aal van algeheele beheersching <strong>de</strong>r stof heeft<br />
hem het eenige werkelijk practische vraagstuk doen vergeten, nl. het zoeken naar<br />
levensgeluk, geheel verschillend en misschien zelfs tegengesteld aan het zoeken<br />
naar materieelen <strong>voor</strong>uitgang.<br />
Ja, arme Jules Verne!... Noch schrijvers, noch geleer<strong>de</strong>n, noch dichters of <strong>de</strong>nkers<br />
zullen hem ooit als één <strong>de</strong>r hunnen beschouwen ...<br />
Zijne werken zijn echter in nog geen tachtig jaar over <strong>de</strong> geheele wereld verspreid<br />
- van 1863 tot het begin <strong>de</strong>zer eeuw.<br />
Als een waar<strong>de</strong>volle kiem hebben zijne fantasieën <strong>de</strong> hoof<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren<br />
vervuld, een geniaal publiek, waardoor Jules Verne werd begrepen, dat zon<strong>de</strong>r in<br />
bespiegelingen te vervallen, zijn werk in zich omdroeg tot steeds grooter<br />
voldragenheid en rijkdom. Dit geval, hetgeen men als alleenstaand kan beschouwen,<br />
van een schrijver, wiens werk kin<strong>de</strong>rdroomen heeft bevredigd alvorens <strong>de</strong><br />
verwezenlijking zijner <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n te hebben gezien, dit geval is een na<strong>de</strong>re<br />
beschouwing waard, temeer daar ons <strong>de</strong> gelegenheid wordt gebo<strong>de</strong>n om er <strong>de</strong><br />
ontwikkeling van te bestu<strong>de</strong>eren en er het eeuwfeest van te her<strong>de</strong>nken.<br />
Se<strong>de</strong>rt het jaar 1863, toen ‘Cinq semaines en ballon’ uitkwam, heeft<br />
ie<strong>de</strong>re <strong>voor</strong>uitgang op 't gebied <strong>de</strong>r poolexpedities, <strong>de</strong>r oceanographie, van het<br />
automobilisme, <strong>de</strong> luchtvaart, <strong>de</strong> electriciteit, <strong>de</strong> draadlooze telegraphie, <strong>de</strong> televisie,<br />
een <strong>de</strong>el van Jules Verne's toekomst<strong>voor</strong>spellingen in vervulling doen gaan.<br />
Het Woord is in metaal en beweging omgezet. In tegenstelling met Dorian Gray's<br />
portret, is het beeld verflauwd door toedoen van een mo<strong>de</strong>l, dat <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r alleen<br />
in <strong>de</strong>n droom had gezien. En dit kritieke oogenblik, waarop zijn werk, dat ‘potentieel’<br />
was, krachtig, maar niet <strong>voor</strong> da<strong>de</strong>lijke toepassing geschikt, ons nog slechts een<br />
karikatuur van <strong>de</strong>n tegenwoordigen tijd toeschijnt, dit oogenblik valt samen met <strong>de</strong><br />
her<strong>de</strong>nking van Jules Verne's 100 sten geboortedag, op 8 Febr. a.s.<br />
Als het waar is, dat <strong>de</strong> toovenaar onzer kin<strong>de</strong>rjaren eenige he<strong>de</strong>ndaagsche<br />
<strong>de</strong>nkers sterk beïnvloed heeft, behoort men dit dan niet een zóódanige ruchtbaarheid<br />
te geven, dat het een oogenblik het geronk <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne machines, die hij <strong>voor</strong> het<br />
eerst in gedachten heeft gehoord, overstemt - een geraas, dat ons nu verhin<strong>de</strong>rt<br />
<strong>de</strong>n naam van Jules Verne dui<strong>de</strong>lijk te vernemen?<br />
PIERRE DE SAINT-PRIX<br />
Joodsch extatisch tooneel<br />
Naar aanleiding van <strong>de</strong> ‘Golem’-opvoering <strong>de</strong>r Habima-troep.<br />
DE wijze, waarop het Moskouer Habimagezelschap <strong>de</strong> Golem legen<strong>de</strong> ten tooneele<br />
bracht, was tegenover <strong>de</strong> meer beken<strong>de</strong>, <strong>voor</strong> een buitenstaan<strong>de</strong>r niet bevredigend<br />
op te lossen, maar in ie<strong>de</strong>r geval belangrijke Dybukopvoering eenerzijds een verlies<br />
door een min<strong>de</strong>r strenge gebon<strong>de</strong>nheid aan het extatische gevoelsschema,<br />
an<strong>de</strong>rzijds juist daardoor een niet te on<strong>de</strong>rschatten winst: meer en beter inzicht in<br />
<strong>de</strong> individueele spelkwaliteiten van dit merkwaardig ensemble. De Joodsche<br />
homunculus-inhoud <strong>de</strong>r Golem-legen<strong>de</strong>, zooals wij die reeds van literatuur- en<br />
filmbewerkingen ken<strong>de</strong>n, heeft <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwsch-hiëratische ten<strong>de</strong>nz als <strong>de</strong><br />
Dybuk, - wat tenslotte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> principes van dit theatraal tooneel te <strong>de</strong>nken geeft!<br />
- maar is waarschijnlijk min<strong>de</strong>r belangrijk. Het gedramatiseerd conflict tusschen <strong>de</strong>n<br />
Faust rabbi en <strong>de</strong>n messias-golem, die een oogenblik lang, primitief en kolossaal,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
aan zijn gedachtenmacht ontglipt <strong>voor</strong> hij opnieuw tot leem herschapen wordt, vult<br />
geen drie bedrijven visueele obsessie, die men in <strong>de</strong>n Dybuk zoo niet in alles<br />
voelen, dan toch in alles veron<strong>de</strong>rstellen kon. De schrijver stopt zijn text met drie<br />
vrij overbodige prologen, terwijl hij <strong>de</strong>n golem in het bedrijf in <strong>de</strong>n Jo<strong>de</strong>ntoren op<br />
<strong>de</strong>n achtergrond houdt. In plaats daarvan scheen hier <strong>de</strong> ware Messias, door rabbi<br />
en volk niet herkend, een rol te vervullen, die door het bij momenten zeer sterke,<br />
uit vrouwelijke en fanatieke <strong>de</strong>emoed en hevigheid opgebouw<strong>de</strong> spel van M me<br />
Rowina, het verloren gaan van text en beteekenis dubbel <strong>de</strong>ed betreuren.<br />
De regie van een Wachtankow-volgeling en <strong>de</strong> zwakke décors - essentieel in<br />
<strong>de</strong>ze wijze van tooneelspelen, maar bei<strong>de</strong>n veel min<strong>de</strong>r expressief dan in <strong>de</strong>n Dybuk<br />
- kon<strong>de</strong>n het rhythme in beweging en plastiek niet beheerschen. Er vielen gaten in,<br />
er waren reeksen tafereelen, waarvan men zoowel innerlijke als uiterlijke<br />
tooneelwaar<strong>de</strong> ronduit ontkennen moest, en er was in het ensemble tenslotte geen<br />
enkel fragment, ook niet on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> armen in <strong>de</strong>n Jo<strong>de</strong>ntoren, dat dien won<strong>de</strong>rbaarlijk<br />
bezeten melaatschen-bruiloft bij <strong>de</strong>n Dybuk evenaren kon.<br />
Indivìdueel bewees daarentegen met name <strong>de</strong> laatste acte, dat Messkin als <strong>de</strong><br />
golem in<strong>de</strong>rdaad een eersterangsacteur is. Dit leemen vleesch, dociel maar in zijn<br />
oerinstinct gevaarlijk, <strong>de</strong>ze geweldige en tegelijk hulpbehoeven<strong>de</strong> stem gaven<br />
oogenblikken van zulke waarachtige ontroering als <strong>de</strong> uiterlijke expressie in het<br />
ensemble zelfs op <strong>de</strong> meest sublieme oogenblikken niet vermocht. De faustische<br />
rabbi, doordringend en fijnzinnig, on<strong>de</strong>rsteun<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze scène's dikwijls <strong>voor</strong>treffelijk.<br />
In <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re bedrijven werd<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
246<br />
HOE WELLS WOONT<br />
Wij geven hierbij <strong>de</strong> foto's van twee interieurs uit Wells' woning. De eerste stelt <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
werkkamer van <strong>de</strong>n grooten schrijver, geheel uitgevoerd in een donker bruinen toon, waarin<br />
alleen <strong>de</strong> wit marmeren barokkenschoorsteen eenige afwisseling brengt. De twee<strong>de</strong> Wells'<br />
<strong>bibliotheek</strong> en kaartenkamer, ingericht naar <strong>de</strong> plannen van Randall Wells.<br />
HOE WELLS WOONT<br />
Wij geven hierbij <strong>de</strong> foto's van twee interieurs uit Wells' woning. De eerste stelt <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
werkkamer van <strong>de</strong>n grooten schrijver, geheel uitgevoerd in een donker bruinen toon, waarin<br />
alleen <strong>de</strong> wit marmeren barokkenschoorsteen eenige afwisseling brengt. De twee<strong>de</strong> Wells'<br />
<strong>bibliotheek</strong> en kaartenkamer, ingericht naar <strong>de</strong> plannen van Randall Wells.<br />
zooiets op geen stukken na bereikt: men raakte met <strong>de</strong>ze zwakke tegenspelers, die<br />
echter waarschijnlijk on<strong>de</strong>r zwaren regie-dwang leef<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> grenzen van het leeg<br />
pathetisch ‘Zerrbild’. Misschien mag ik hier invoegen wat ik mij heb laten vertellen:<br />
dat ook Habima in <strong>de</strong>ze formatie nog maar een rest is van wat het was; dat een<br />
paar <strong>de</strong>r besten op ongelukkige wijze tesamen om het leven kwamen, en dat tenslotte<br />
ook Amerika zijn tol genomen heeft.<br />
Op grond van <strong>de</strong>ze twee avon<strong>de</strong>n kan men echter met <strong>de</strong> levensvatbaarheid van<br />
dit extatisch en frenetiek expressie-tooneel - afmattend als het schema wordt, maar<br />
zeker meesleepend als wij ook <strong>de</strong> innerlijke waar<strong>de</strong> voelen - niet zon<strong>de</strong>r meer<br />
afrekenen. Eenvoudig verwerpen, op grond van Wilna en Stanilawski, mag men het<br />
stellig niet. Trouwens, het Ne<strong>de</strong>rlandsche experiment van <strong>de</strong>n heer Lieber, hoezeer<br />
ook in feite mislukt, gaf niettemin reeds te <strong>de</strong>nken. En ook het Vlaamsche<br />
Volkstooneel, dat in zijn Russisch epigonisme meer plaats aan <strong>de</strong> spontane beweging<br />
en <strong>de</strong> acrobatiek overliet, wijst op eenzelf<strong>de</strong>, belangrijke reactie tegen het puur<br />
psychologisch tooneel, die zelfs tot algeheele textverkrachting en <strong>de</strong> vreemdste<br />
theatrale excessen kan lei<strong>de</strong>n.<br />
Maar eerst aan het herhaald zien van een ‘normaal’ stuk zou men <strong>de</strong><br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n, - of zijn beperking tot het inci<strong>de</strong>nteele experiment kunnen aflei<strong>de</strong>n.<br />
HENRIK SCHOLTE<br />
De Coster's eeuwfeest<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
DE Belgische Aca<strong>de</strong>mie en <strong>de</strong> vereeniging ‘Les Amis <strong>de</strong> la Langue Française’<br />
hebben bei<strong>de</strong>, op <strong>de</strong> gebruikelijke wijze: met re<strong>de</strong>voeringen, <strong>de</strong> Coster's Eeuwfeest<br />
gevierd. De plechtige verga<strong>de</strong>ring van ‘Les Amis’ werd <strong>voor</strong>gezeten door Prof.<br />
Maurice Wilmotte, terwijl <strong>de</strong> oud-minister Jules Destrée een zeer knappe lezing<br />
hield over <strong>de</strong> legendarische figuur van Uilenspiegel en over <strong>de</strong> gestalte en beteekenis<br />
daaraan in laatste instantie gegeven door Charles <strong>de</strong> Coster.<br />
De plechtige zitting van <strong>de</strong> aca<strong>de</strong>mie werd gepresi<strong>de</strong>erd door <strong>de</strong>n directeur, <strong>de</strong>n<br />
romancier Hubert Krains. De groote zaal van het ‘Palais <strong>de</strong>s Académies’ was geheel<br />
gevuld; on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> aanwezigen merkte men op vele ministers, afgevaardig<strong>de</strong>n, le<strong>de</strong>n<br />
van het diplomatieke corps en hooge ambtenaren.<br />
Krains, het betreuren<strong>de</strong> dat Georges Eeckhoud - die er het naast aan toe was -<br />
<strong>de</strong> feestre<strong>de</strong> niet meer hou<strong>de</strong>n kon, maakte een parallel tusschen <strong>de</strong> Coster en<br />
Charles van Lerberghe: ‘...qui ne surent se plier aux exigences <strong>de</strong> la vie et qui, à<br />
cause <strong>de</strong> leur fierté d'écrivain, ne réussirent pas à se faire une place dans la société<br />
<strong>de</strong> leur temps. Ils eurent une aventure sentimentale semblable; ils furent tous <strong>de</strong>ux<br />
<strong>de</strong>s chercheurs. Ils étaient nés sur la terre wallonne’.<br />
Ver<strong>de</strong>r zei<strong>de</strong> hij:<br />
Ulenspiegel, le héros <strong>de</strong> Ch. De Coster, n'a sans doute jamais existé. C'était un<br />
être <strong>de</strong> légen<strong>de</strong>. De Coster lui a donné une haute signification. Il l'a créé<br />
véritablement ainsi que tous les personnages qui l'entourent. Ils prendront une valeur<br />
<strong>de</strong> symbole. On a dit que l' ‘Ulenspiegel’ était la Bible flaman<strong>de</strong>; quoi qu'il en soit,<br />
c'est un livre sorti <strong>de</strong> l'âme même <strong>de</strong> notre peuple.<br />
Ch. De Coster ne fut pas compris <strong>de</strong> son temps. La ‘Jeune Belgique’ le fit connaître<br />
et apprécier. Aujourd'hui sa gloire est universelle. Ainsi se réalisent ces paroles d'un<br />
poète danois: ‘Rien n'est perdu qui doit être sauvé; il n'y a pas un rayon <strong>de</strong> soleil<br />
qui soit perdu’.<br />
De zitting eindig<strong>de</strong> met een uitvoering <strong>de</strong>r ‘Hymne à<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
247<br />
Charles De Coster’, woor<strong>de</strong>n van Emiel van Arenbergh, muziek van Léon Dubois.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> aanwezigen bevond zich ook Dr. C. Huysmans, <strong>de</strong> Minister van Schoone<br />
Kunsten en On<strong>de</strong>rwijs, die zelf, ter gelegenheid van het Eeuwfeest, zich in woord<br />
en geschrift een <strong>de</strong>r allerbeste, grondigste De Costerkenners getoond heeft. Behalve<br />
zijn uitgave van: ‘Stéphanie’ - zeer belangrijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> studie van België's grooten<br />
nationalen schrijver - geeft hij een geheel herziene, verbeter<strong>de</strong> en uitgebrei<strong>de</strong> uitgave<br />
van ‘Lettres à Elise’. De druk er van is toevertrouwd aan het nationaal instituut <strong>voor</strong><br />
nijverheidskunsten, on<strong>de</strong>r leiding van Prof. Henry van <strong>de</strong> Vel<strong>de</strong>; <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
vertaling is in han<strong>de</strong>n van Maurice Roelants, om bij H.J.W. Becht, te Amsterdam,<br />
te verschijnen. Over ‘Stéphanie’ het volgen<strong>de</strong>:<br />
‘Stéphanie’ heette oorspronkelijk ‘Crescentius’. Het was het eerste werkelijk<br />
‘groote’ werk van De Coster; het resumeer<strong>de</strong> volledig zijn verlangens en<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n op dat oogenblik, en het spreekt vanzelf, dat hij er daarom hooge<br />
verwachtingen van had. Van zichzelf in <strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n persoon spreken<strong>de</strong>, noteer<strong>de</strong><br />
De Coster: ‘Aujourd'hui, 12 février 1853, il put travailler à un grand drame en cinq<br />
actes et huit tableaux, sur lequel il compte appuyer sa réputation’.<br />
Hoe weinig vermoe<strong>de</strong>n wij van onze eigen ontwikkeling en hoe onvoldoen<strong>de</strong><br />
kennen wij onze eigen waar<strong>de</strong>! ‘Crescentius’ zou onuitgegeven blijven en De Costers<br />
‘réputation’, neen veel meer!, zijn wereldroem zou hij danken aan een gansch an<strong>de</strong>r<br />
werk: zijn onvergankelijken Tyl.<br />
Toch bleef De Coster, nadat hij zijn hoofdboeken geschreven had, nog welbehagen<br />
scheppen in <strong>de</strong> proeve zijner leerlingsjaren, en kort <strong>voor</strong> zijn dood bewerkte hij er<br />
een geheel nieuw manuscript van, gedateerd 31 December 1878. Hij veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>n titel in ‘Stéphanie’. Waarom is niet dui<strong>de</strong>lijk. Want ‘Crescentius’ bleef <strong>de</strong><br />
hoofdfiguur. In 1877 had hij het drama <strong>voor</strong>gelezen op een soirée ten huize van zijn<br />
vriend Schampheleer.<br />
Uit dit alles blijkt, dat De Coster zelf waar<strong>de</strong> bleef hechten aan zijn stuk. En daarom<br />
alleen reeds is het ook <strong>voor</strong> ons van waar<strong>de</strong>. Misschien uitsluitend dáárom. Want<br />
buiten het verband met De Costers leven, als dramatisch werk, als poëtische proeve,<br />
op zich zelf beschouwd, is het van geringe bekoring en beteekenis.<br />
Dit. heeft Huysmans da<strong>de</strong>lijk ingezien, want hij begint met te zeggen: ‘la pièce<br />
inédite que je publie n' ajoute rien à la gloire <strong>de</strong> De Coster’.<br />
Onwillekeurig komt <strong>de</strong> vraag op: is het gerechtvaardigd en gewenscht om<br />
jeugdwerken vol lacunes van allerlei soort, naar <strong>de</strong>n inhoud niet belangrijk, naar<br />
<strong>de</strong>n vorm niet fraai, in het licht te geven? En zou het niet beter zijn <strong>de</strong>ze, door latere<br />
werken zoo dubbel en dwars geboete, zon<strong>de</strong>n, vergeven en vergeten, in <strong>de</strong> duisternis<br />
<strong>de</strong>r tij<strong>de</strong>n te laten rusten? Ik kan het hierover niet met mijzelf eens wor<strong>de</strong>n.<br />
‘Stéphanie’ kan mij niet boeien of bekoren als letterkundig werk; ik vind er niets in<br />
dat ook maar even spreekt tot mijn geest of mijn gemoed; maar, daar tegenover<br />
staat, dat ik De Coster zoo liefheb, dat zijn verschijning als kunstenaar en mensch<br />
mij zoo zeer bezighoudt, dat ik alles van hem wil weten; dat geen <strong>de</strong>tail uit zijn<br />
leven en werken mij, in verband met het geheel, onbelangrijk schijnt.<br />
En zoo zal het Camille Huysmans, in zijn enthousiaste bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
e<strong>de</strong>lste en rijkste kunstenaarsfiguur uit het mo<strong>de</strong>rne België ook gegaan zijn. Hij<br />
publiccer<strong>de</strong> ‘Stéphanie’ om <strong>de</strong>r wille van een vollediger kennis van De Coster in <strong>de</strong><br />
belangrijke jaren van zijn vorming.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Van véél belang is echter, in èlk geval, <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> van Minister Huysmans, niet<br />
alleen door <strong>de</strong> interessante levensbijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n, welke er in vermeld wor<strong>de</strong>n 1) ;<br />
maar ook door zijn rijk-genuanceerd inzicht in <strong>de</strong>n zin van De Costers oeuvre.<br />
Typisch is zijn uitspraak: ‘en réalité, Charles <strong>de</strong> Coster n'a jamais été méconnu’;<br />
en ‘il a voulu être ce qu'il a été’. Deze is in contradictie met <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> opvatting<br />
en met <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling die Liebrecht van 's meesters ongelukkig leven geeft: ‘ses<br />
rêves <strong>de</strong> gloire et ses espérances <strong>de</strong> fortune n'étaient plus que <strong>de</strong>s cendres mortes<br />
au fond <strong>de</strong> son coeur’.<br />
En merkwaardig is ook, dat Huysmans er op wijst hoe De Coster zich verhoudt<br />
tot <strong>de</strong> politiek van zijn dagen: ‘il se sent “Belge”’, ‘il est hanté par la vision “Belgique”’;<br />
- <strong>voor</strong>al in verband met het feit, dat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van Tijl, ondanks zijn Vlaamschen<br />
naam en zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Vlaamschen legen<strong>de</strong>nschat, naar alle waarschijnlijkheid<br />
een volbloed Waal is. Zijn natuurlijke va<strong>de</strong>r zou n.l. <strong>de</strong> pauselijke nuntius te München,<br />
graaf Charles <strong>de</strong> Mercy-Argenteau (eertijds kamerheer van onzen koning Willem I)<br />
zijn; terwijl zijne moe<strong>de</strong>r, Anne-Marie Cartreul, uit het Waalsche Hoey stam<strong>de</strong>. Door<br />
Huysmans' Voorre<strong>de</strong> en <strong>de</strong> perspectieven, welke <strong>de</strong>ze opent, is <strong>de</strong> jubileum-uitgave<br />
van ‘Stéphanie’ ten slotte een boek gewor<strong>de</strong>n, dat geen oprecht minnaar van Charles<br />
De Coster mag <strong>voor</strong>bijgaan. De uitgave van ‘Lettres à Elisa’ belooft een nòg<br />
belangrijker document te wor<strong>de</strong>n.<br />
GR.<br />
Een nieuwe Stendhal-biografie<br />
Paul Hazard - Vie <strong>de</strong> Stendhal. Paris, Gallimard, 1927.<br />
DIT leven van Stendhal, geschreven als een roman, op een<br />
slordig-impressionnistische wijze, die niet <strong>voor</strong> een biografie past, is niet bijster<br />
belangwekkend en maakt in <strong>de</strong> in <strong>de</strong>n regel zorgvuldige en samenhooren<strong>de</strong><br />
Stendhal-literatuur geen al te schitterend figuur. Het is evenwel een goe<strong>de</strong><br />
gelegenheid om eens te schrijven over Stendhal en over <strong>de</strong> groeien<strong>de</strong> menigte<br />
Stendhal-geschriften, die langzamerhand het geheele leven en het geheele werk<br />
van Beyle zijn gaan be<strong>de</strong>kken.<br />
Al is er nog zooveel over Stendhal geschreven, biografieën en samenvatten<strong>de</strong><br />
werken over hem zijn er niet veel. Als levensbeschrijving is het groote werk van<br />
Arthur Chuquet nog steeds het beste van allen. Chuquet, als geschiedschrijver van<br />
<strong>de</strong> oorlogen uit <strong>de</strong>n tijd van Napoleon, was beter dan iemand erop <strong>voor</strong>bereid om<br />
in <strong>de</strong>n chaos van fictieve opgaven omtrent reizen, <strong>voor</strong>vallen en personen, die een<br />
ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> werken van Beyle tot een vermoeien<strong>de</strong>, weinig loonen<strong>de</strong> lectuur<br />
maken, <strong>de</strong>n weg te vin<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> kernen van banale waarheid on<strong>de</strong>r al <strong>de</strong>ze<br />
schitteren<strong>de</strong> verdichtingen terug te vin<strong>de</strong>n. Chuquet was op <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong><br />
organisatie <strong>de</strong>r legers van Napoleon en van <strong>de</strong> toestan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> verover<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n,<br />
waar Beyle een zoo groot <strong>de</strong>el van zijn jeugd doorbracht. Vele legen<strong>de</strong>n, door Beyle<br />
en zijn vrien<strong>de</strong>n verspreid, heeft hij tot hun ware proporties terug kunnen brengen.<br />
Zoo <strong>de</strong> veldslagen, waaraan Beyle zei<strong>de</strong> <strong>de</strong>elgenomen te hebben. Marengo, Jena,<br />
Wagram; waarvan hij echter nimmer het kruit geroken heeft, omdat hij die dagen<br />
el<strong>de</strong>rs moet geweest zijn; zijn hel<strong>de</strong>nda<strong>de</strong>n in bezet Duitschland, in Brunswijk, waar<br />
hij geheel alleen een oproer tot staan gebracht zou hebben...; waarbij hij echter niet<br />
veel meer dan een verdienstelijk toeschouwer blijkt te zijn geweest; zijn verhouding<br />
tot Napoleon, die hij op verschillen<strong>de</strong> plaatsen verschillend heeft verhaald, maar<br />
die zich be-<br />
1) Zoo maakt hij zijn on<strong>de</strong>rzoekingen in <strong>de</strong>n Burgerlijken Stand omtrent <strong>de</strong> tot nu toe zeer vaag<br />
gebleven figuur van Elisa, De Costers ‘ewige Geliebte’, bekend. Zij heette Elisa-Adèle-Guillemin<br />
Spruyt en werd geboren 17 Maart 1892. Haar sterfjaar is onbekend.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
248<br />
De Fransche romancier EDMOND JALOUX, die een tournee door ons land maakte, waarbij hij<br />
o.a. uitnemend sprak over Proust en zijn werk.<br />
beperkt schijnt te hebben tot het uitbrengen van een mon<strong>de</strong>ling rapport omtrent een<br />
onregelmatigheid bij het vervoer van levensmid<strong>de</strong>len, welke Beyle als toeschouwer<br />
had bijgewoond.<br />
Het werk van Chuquet verscheen in 1902, dus <strong>voor</strong>dat <strong>de</strong> nieuwere vondsten<br />
omtrent Stendhal en <strong>de</strong> nieuwere uitgaven van zijn werken zoo volmaakt waren als<br />
ze thans zijn. Het kon van dit alles niet op <strong>de</strong> hoogte zijn. Maar Chuquet gaf aan<br />
Beyle's leven <strong>voor</strong> het eerst een vast ka<strong>de</strong>r.<br />
Op 't punt van beschouwingen over Beyle's geschriften is het boek van Chuquet<br />
echter veel min<strong>de</strong>r verdienstelijk. Chuquet begreep Beyle niet; hij was een geheel<br />
an<strong>de</strong>re geest. Maar hij paraphraseer<strong>de</strong> al zijn werken zoogoed hij kon, in lange<br />
hoofdstukken; zoodat men <strong>de</strong>n indruk krijgt, dat men alles nogeens leest, zon<strong>de</strong>r<br />
dat iets er dui<strong>de</strong>lijker of overzichtelijker door wordt.<br />
Het twee<strong>de</strong> verdienstelijke boek over Stendhal is dat van Pierre Martino. Hier is<br />
echter het omgekeer<strong>de</strong> het geval van wat we bij Chuquet opmerken moesten: het<br />
werk wordt zeer <strong>voor</strong>treffelijk behan<strong>de</strong>ld op een wijze die een inzicht geeft in <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>naamste moeilijkhe<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong> beschrijving van het leven echter is Martino<br />
te beknopt; het wordt te vluchtig afgedaan.<br />
Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> Stendhal-boek, dat <strong>de</strong> moeite waard is, is in het Duitsch geschreven,<br />
door Arthur Schurig, en heet Das Leben eines Son<strong>de</strong>rlings. Arthur Schurig hield<br />
zich zijn leven lang met Stendhal bezig en vertaal<strong>de</strong> vele van diens werken, en niet<br />
<strong>de</strong> meest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand liggen<strong>de</strong>, op een <strong>voor</strong>beeldige wijze <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Insel-Verlag.<br />
In Das Leben eines Son<strong>de</strong>rlings zijn 500 bladzij<strong>de</strong>n uit Stendhals autobiografische<br />
werken (Henri Brulard, Souvenirs d'Egotisme en Journal) vertaald en verbon<strong>de</strong>n<br />
door 250 bladzij<strong>de</strong>n biografie en biografische gegevens. Het bevat bovendien eenige<br />
door Schurig opgespoor<strong>de</strong> en vroeger onbeken<strong>de</strong> passages uit dagboeken van<br />
Duitschers, die Stendhal gekend hebben (Friedrich von Strombeck en Ludwig<br />
Spach.) Het is met een bijna pedante behoefte aan nauwkeurigheid en volledigheid<br />
geschreven. Maar alle nieuwhe<strong>de</strong>n staan erin.<br />
Dit zijn <strong>de</strong> drie <strong>voor</strong>naamste samenvatten<strong>de</strong> werken over Stendhal. Wat er ver<strong>de</strong>r<br />
bestaat aan mo<strong>de</strong>rne biografieën is zon<strong>de</strong>r veel belang: een klein boekje van<br />
Alphonse Séché, met een menigte portretten, dat Chuquet getrouw volgt; en dan<br />
nog <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> Stendhal van Edouard Rod, een vluchtige schets, zon<strong>de</strong>r relief, en<br />
trouwens te weinig omvangrijk om volledig te kunnen zijn.<br />
Stendhal heeft zijn roem <strong>voor</strong>namelijk te danken aan zijn twee groote romans Le<br />
Rouge et le Noir en <strong>de</strong> Chartreuse <strong>de</strong> Parme, die bei<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> toppen <strong>de</strong>r<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
omankunst behooren en, ook al om <strong>de</strong>n invloed dien ze gehad hebben, een nieuw<br />
tijdperk <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n roman open<strong>de</strong>n. Het eerste is een psychologisch meesterwerk,<br />
het eenige van al zijn werken, dat in Beyle zelf een gevoel van bevrediging heeft<br />
nagelaten. Het an<strong>de</strong>re was <strong>de</strong> droom van heel zijn leven, <strong>de</strong> beschrijving van <strong>de</strong><br />
streken, die hem het liefst waren en van menschen zooals hij ze zich graag droom<strong>de</strong>,<br />
zooals hij zelf had willen zijn. Maar lang niet al Beyles werken staan op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
hoogte. Van al <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren heeft alleen De l'Amour tegen <strong>de</strong> jaren stand gehou<strong>de</strong>n<br />
en wordt alleen dit nog geregeld gelezen. Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren is niet goed<br />
meer leesbaar en zou geheel vergeten zijn, als het niet van Beyle was. Werken als<br />
Rome, Napels en Florence hebben <strong>voor</strong> ons geen omtrekken meer; zijn Histoire <strong>de</strong><br />
la Peinture en Italie heeft nooit lezers gehad, en zijn allereerste werken, zijn<br />
biografiëen van Haydn en Mozart en zijn latere van Rossini, zijn in het eerste geval<br />
(Haydn) plagiaat, in het twee<strong>de</strong> (Mozart) vertaling en in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> geval (Rossini)<br />
een verzameling van alle mogelijke muziekkritieken uit Italië, Duitschland en Frankrijk,<br />
welke iemand, die alleen als dilettant belang stel<strong>de</strong> in muziek en die geen enkel<br />
instrument bespeel<strong>de</strong>, in staat moesten stellen een overzicht te geven van <strong>de</strong> vijftig<br />
opera's van <strong>de</strong>n maëstro. Dat men er steeds meer smaak in heeft gekregen <strong>de</strong>ze<br />
ver van schitteren<strong>de</strong> werken op te hel<strong>de</strong>ren en soms op geheel volmaakte wijze<br />
opnieuw uit te geven, komt, doordat men zich eerst op an<strong>de</strong>re wijze <strong>voor</strong> Stendhal<br />
is gaan interesseeren. Omstreeks het jaar '90 is men begonnen Stendhal's litteraire<br />
nalatenschap, die in <strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> van Grenoble werd bewaard, te on<strong>de</strong>rzoeken<br />
en uit te geven. Casimir Stryienski, die als leeraar te Grenoble werkzaam was, heeft<br />
zich daaraan een onsterfelijkheid verdiend. Hij gaf uit: Henri Brulard, waarin Stendhal<br />
zijn jeugd, <strong>de</strong> eerste twintig jaren van zijn leven, beschreven heeft; daarna Souvenirs<br />
d'Egotisme, waarin men <strong>de</strong> herinneringen vindt aan zijn verblijf in Parijs, van 1821<br />
af, toen hij het in Milaan niet meer uithou<strong>de</strong>n kon, tot aan 1830, het jaar waarin hij<br />
tot consul werd benoemd en Le Rouge et le Noir publiceer<strong>de</strong>. Bovendien het Journal,<br />
dat Stendhal tot ongeveer 1815, <strong>de</strong>n tijd toen hij zelf ging publiceeren, regelmatig<br />
bijhield. Daarbij kwamen nog romans en fragmenten. Stryienski echter gaf alleen<br />
uit wat hij zon<strong>de</strong>r veel moeite ontcijferen kon en liet <strong>de</strong> moeilijke passages aan zijn<br />
navolgers over. Zijn uitgaven zijn lang niet volledig. Zijn Henri Brulard bevat 200<br />
bladzij<strong>de</strong>n min<strong>de</strong>r dan dit werk in <strong>de</strong> latere Champion-uitgave heeft. Zoo bleef er<br />
steeds iets te doen, bleef <strong>de</strong> aandacht gespannen en ontstond langzaam aan iets<br />
volledigs.<br />
Van <strong>de</strong>ze herleving van Beyle door zijn nagelaten zelfbiografie hebben ook Beyle's<br />
an<strong>de</strong>re werken geprofiteerd. Men ging aan het ophel<strong>de</strong>ren, aan het verbeteren, aan<br />
het nadragen van fragmenten en schetsen.<br />
Zoo heeft Paul Arbelet aan <strong>de</strong> Histoire <strong>de</strong> la Peinture nagenoeg zijn leven besteed.<br />
Hij heeft het werk uitge-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
249<br />
geven <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Champion-editie, na er eerst in zijn L'Histoire <strong>de</strong> la Peinture et les<br />
Plagiats <strong>de</strong> Stendhal, een boek, dat interessanter is dan zijn on<strong>de</strong>rwerp zelf, alle<br />
bronnen en wetenswaardighe<strong>de</strong>n van te hebben nagezocht. Er is geen zinnetje<br />
waarvan hij het oorspronkelijke niet heeft nagespoord in <strong>de</strong> werken, die Stendhal<br />
imiteer<strong>de</strong>, geen boek, door Stendhal gekend, dat Arbelet niet in zijn han<strong>de</strong>n heeft<br />
gehad. En als men <strong>de</strong>nkt, dat dit nasnuffelen noodzakelijkerwijze vervelend is, dan<br />
moet men L'Histoire <strong>de</strong> la Peinture et les Plagiats <strong>de</strong> Stendhal maar eens lezen.<br />
Het is niet alleen het mooiste boek <strong>de</strong>r geheele Stendhal-literatuur gewor<strong>de</strong>n, maar<br />
ook een werk van zeer groote historische waar<strong>de</strong>. Van al die vergeten of alleen nog<br />
bij name beken<strong>de</strong> werken over kunstgeschie<strong>de</strong>nis van het begin <strong>de</strong>r vorige eeuw<br />
en vroeger, van het groote werk van <strong>de</strong>n abbé Lanzi, <strong>de</strong> eerste die <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rkunst<br />
<strong>de</strong>r Renaissance behan<strong>de</strong>ld heeft als een samenhangend geheel en dien Stendhal<br />
in zijn eerste hoofdstukken <strong>voor</strong>tdurend volg<strong>de</strong> en overschreef; van <strong>de</strong><br />
kunsttheorieën, die in dien tijd in zwang waren, van <strong>Winckel</strong>mann, Rafaël Mengs,<br />
Reynolds, die het eind <strong>de</strong>r achttien<strong>de</strong> eeuw van strijdkwesties <strong>voor</strong>zagen; van <strong>de</strong><br />
eerste geschiedschrijvers van het Italië <strong>de</strong>r Renaissance, Roscoe, Robertson; van<br />
<strong>de</strong> brieven van De Brosses, die Stendhal's <strong>voor</strong>ganger was in <strong>de</strong> beschrijving van<br />
Italië; van <strong>de</strong> levensbeschrijvers <strong>de</strong>r groote schil<strong>de</strong>rs, vroegere en weinig beken<strong>de</strong><br />
latere <strong>voor</strong>al, waaruit Beyle soms alles pasklaar overnam, zijn bron met zorg<br />
verzwijgend; van <strong>de</strong> philosophen, wier meeningen over schoonheid Beyle volg<strong>de</strong>,<br />
Cabanis, in hoofdzaak, vindt men hier beschrijvingen, vermengd met een kennis<br />
van allerlei sympathieke rariteiten, zooals er geen an<strong>de</strong>re is.<br />
Dit wordt hier gezegd om te bewijzen welk een rijk on<strong>de</strong>rwerp Stendhal zijn kan<br />
en in hoevele richtingen men zijn leven en bezighe<strong>de</strong>n kan nagaan en ophel<strong>de</strong>ren.<br />
Het werk van Paul Hazard, dat <strong>de</strong> aanleiding werd tot <strong>de</strong>ze studie, heeft van al <strong>de</strong><br />
verdiensten <strong>de</strong>r bovengenoem<strong>de</strong> werken er geen enkele. Natuurlijk is ook Hazard<br />
goed thuis in <strong>de</strong> menigte bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n, die van Stendhal's leven bekend zijn.<br />
Maar <strong>de</strong> grepen, die hij eruit doet, zijn zoo willekeurig gekozen, zoo los en zon<strong>de</strong>r<br />
stuur uitgevoerd, dat men uit <strong>de</strong>ze biografie geen dui<strong>de</strong>lijker inzicht krijgt in Stendhal's<br />
leven dan men uit een slordigen roman krijgen zou. Het is zon<strong>de</strong>r éen nawijzing;<br />
<strong>de</strong> citaten, die er in staan, zijn, behalve dat zij allervreemdst gekozen zijn, dikwijls<br />
nog vertroebeld door fictieve dialogen, uit Stendhal's werken nagefantaseerd.<br />
Daardoor <strong>voor</strong>al krijgt het boek een meer dan frivool karakter. Het lijkt op Beyle's<br />
eigen ergste, meest journalistieke werken, op Rome, Napels et Florence bv.: er<br />
staat van allerlei in, maar het is onmogelijk er thuis in te raken. De ver<strong>de</strong>eling is<br />
vaag en ondui<strong>de</strong>lijk, omtrekken zijn er niet. Het is een roman en slecht geschreven<br />
bovendien.<br />
L. VAN LANGE<br />
Rembrandt en Van Dongen 1)<br />
IK geloof niet dat <strong>de</strong> Rembrandt van Van Dongen gena<strong>de</strong> zal kunnen vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />
oogen <strong>de</strong>r Brediussen en <strong>de</strong>r Bo<strong>de</strong>'s. Want <strong>de</strong>ze heeren zoeken met een nutteloozen<br />
ijver naar wat zij noemen: <strong>de</strong> historische waarheid, net alsof die bestaat. Het is een<br />
kin<strong>de</strong>rachtig kunstje om in <strong>de</strong>ze biografie grove ‘fouten’ te vin<strong>de</strong>n. Maar het is <strong>de</strong>n<br />
schrijver dan ook niet te doen om juistheid en om geleer<strong>de</strong> constructie's, gegrondvest<br />
op archiefstukken en ou<strong>de</strong> rekeningen. Het is <strong>de</strong>n schrijver te doen om het beeld<br />
van een driftig, bezeten en verheerlijkt mensch in zijn stijging en val. En dat beeld<br />
1) Kees van Dongen raconte ici la vie <strong>de</strong> Rembrandt et parle, à ce propos, <strong>de</strong> la Hollan<strong>de</strong>, <strong>de</strong>s<br />
femmes et <strong>de</strong> l'art. - Flammarion, Paris 1927.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
geeft hij ons met een bijna pijnlijke directheid. Is zóó Rembrandt geweest? Ik weet<br />
het niet. Weet gij het? Weet dr. Bredius het? In elk geval is het zeer goed mogelijk<br />
dat Rembrandt, in zijn tijd, een man is geweest als Van Dongen ons met een<br />
verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schelheid van kleur <strong>voor</strong>schil<strong>de</strong>rt; en zeker is het dat <strong>de</strong> man en <strong>de</strong><br />
kunstenaar, die Van Dongen zou willen zijn; die hij, tot in zijn uiterste tegenstellingen<br />
gei<strong>de</strong>aliseerd, is; - <strong>de</strong>ze gestalte en <strong>de</strong>ze laaien<strong>de</strong> kern moet hebben.<br />
Photo Franz Lowy, Parijs<br />
KEES VAN DONGEN<br />
Dit boekje heet: ‘La Vie <strong>de</strong> Rembrandt’. Het zou evengoed kunnen heeten: ‘Zelfportret<br />
in historisch costuum’; of beter nog: ‘Het Martyrium <strong>de</strong>s Kunstenaars’. De naam van<br />
Rembrandt is overbodig.<br />
De beteekenis van het boek gaat volkomen buiten <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> als biografie. Het<br />
is een bekentenis, waaraan <strong>de</strong> schrijver, in <strong>de</strong> hoop op die manier dui<strong>de</strong>lijker tot<br />
zijn publiek te spreken, het vage air van een Leven van Rembrandt gegeven heeft.<br />
Ik zeg dat niet om een ongunstigen indruk van het boekje te geven. Integen<strong>de</strong>el.<br />
Biografieën van Rembrandt zijn er te over, volgens alle metho<strong>de</strong>n en in alle talen.<br />
Maar een boekje waarin een man als Van Dongen, kunstenaar tot in het merg van<br />
zijn botten, ondanks <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkelijke kanten van zijn openbare productie, spreekt<br />
over zijn i<strong>de</strong>aal van het kunstenaarsschap, en daarover spreekt met een gloed, die<br />
verschroeit, met een drift die ons meewaait; zùlk een boekje is zeldzaam. De<br />
<strong>voor</strong>stelling die Van Dongen zich van <strong>de</strong>n Kunstenaar maakt is wat beperkt; maar<br />
juist in <strong>de</strong>n brutalen eenvoud overweldigend. Zijn ‘Rembrandt’ is een schroeien<strong>de</strong><br />
wind. Hij is bestiaal en subliem, bekrompen en wijd als <strong>de</strong> hemel, eenzaam en innig<br />
bevriend met alles wat a<strong>de</strong>mt en bemint, zwak en zoo machtig als een jonge God,<br />
hei<strong>de</strong>nsch en verslaafd aan <strong>de</strong>n Bijbel. Prachtig is zijn verhouding tot het krioelend<br />
Amsterdam in <strong>de</strong>n Gou<strong>de</strong>n Eeuw, vol schrille tegenstellingen, vol avonturen, vol<br />
bitter<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
250<br />
egoïsme; zijn verhouding tot <strong>de</strong> grooten <strong>de</strong>r aar<strong>de</strong> die zich door hem laten<br />
portraiteeren: ‘Il sait combien les puissants et les riches sont pauvres et combien il<br />
les aime’.<br />
Zijn ‘bohême’, zijn leven in kroegen en bor<strong>de</strong>elen, zijn genegenheid <strong>voor</strong> het<br />
zwerven en <strong>de</strong> zwervers; - zijn wil<strong>de</strong> praalzucht, zijn ongedurigheid, zijn hartstocht<br />
<strong>voor</strong> Saskia, en zijn afkeer, daarna, <strong>voor</strong> haar zucht tot betamelijkheid, dat alles en<br />
nog veel meer schrijft Van Dongen neer in kerven<strong>de</strong> volzinnen, welke een<br />
onontwijkbare werking oefenen. Aan het ein<strong>de</strong>, als hij <strong>de</strong>n Kunstenaar, verra<strong>de</strong>n<br />
en verlaten, gehoond en vervolgd, als een hond in een schuur laat sterven, bereikt<br />
hij een tragische grootheid. En daar tegenover vallen alle vrijhe<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> historie<br />
- o.a. <strong>de</strong> reis naar Italië! - weg.<br />
Bovendien bevat het boek tal van prettig-barre uitspraken, apodictisch en rauw,<br />
over Holland, <strong>de</strong> vrouw en <strong>de</strong> kunst; welke er niet weinig toe bijdragen om het die<br />
kracht en die onstuimigheid te geven, waardoor het zoo'n directe, heftige inwerking<br />
op ons gemoed en vernuft heeft.<br />
Van Dongen's geï<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong> autobiografie, genaamd ‘La Vie <strong>de</strong> Rembrandt’, is<br />
waard om te staan naast <strong>de</strong> enkele groote geschriften van schil<strong>de</strong>rs over zichzelf<br />
en hun werk, op een plaats <strong>voor</strong>aan!<br />
H.L. VOET<br />
Het Ne<strong>de</strong>rlandsche ex-libris<br />
VIII Le beau<br />
LE beau..., het schoone. Wanneer wij Chris Lebeau hooren noemen, komt het ons<br />
steeds in <strong>de</strong> gedachten, dat <strong>de</strong>ze veelzijdig aangeleg<strong>de</strong> wel on<strong>de</strong>r een gelukkig<br />
gesternte is geboren. Zelfs zijn naam schijnt het uit te spreken, dat er tusschen hem<br />
en <strong>de</strong> schoonheid een band is, een band, dien hij gelei<strong>de</strong>lijk aanleg<strong>de</strong> door een zoo<br />
zuiver mogelijk vervuld dienaarschap. En hóe dien<strong>de</strong> hij haar! Met geheel zijn<br />
stroomend gevoel en al zijn lei<strong>de</strong>nd verstand: niet op exclusieve manier, doch in<br />
velerlei vormen en schakeeringen <strong>de</strong>r graphiek bracht hij <strong>de</strong> kunst tot het volk en<br />
zoo zal hij dit we<strong>de</strong>r brengen tot <strong>de</strong> kunst.<br />
In <strong>de</strong>zen tijd hebben wij zulk een mid<strong>de</strong>laar tusschen kunst en publiek, zulk een<br />
onvermoeibaar grafisch predikend zen<strong>de</strong>ling uit een schooner oord, wel zeer van<br />
noo<strong>de</strong>. Want het publiek is in vele opzichten het juiste richtsnoer kwijt. Het ziet in<br />
kunst nog te vaak een zekeren graad van amusement of wel verkiest dit laatste<br />
boven het heiligend-dierbare verbond, dat alleen diepere, ons door <strong>de</strong> kunst berei<strong>de</strong><br />
zelf-inkeer kan doen sluiten. Erger dan ooit heerscht op het terrein <strong>de</strong>r kunstcritiek<br />
een hopelooze verwarring, een gevaarlijke ongebrei<strong>de</strong>ldheid. De scheppen<strong>de</strong><br />
kunstenaars zijn overgeleverd aan <strong>de</strong> gena<strong>de</strong> of ongena<strong>de</strong> van vaak uiterst<br />
onbevoeg<strong>de</strong> rechters, die - en dit schort er aan - volstrekt zijn verstoken van het<br />
besef <strong>de</strong>r moreele verantwoor<strong>de</strong>lijkheid. Ook daardoor is het publiek allengs in <strong>de</strong>n<br />
waan komen te verkeeren, dat critiek per se afbrekend moet zijn, ja die meening is<br />
<strong>voor</strong> velen aan het begrip critiek inhaerent gewor<strong>de</strong>n. Ziehier een noodlottig gevolg<br />
van een onbescherm<strong>de</strong>n titel, een onbevoeg<strong>de</strong> uitoefening van gezag. Ie<strong>de</strong>r, die<br />
iets <strong>voor</strong> kunst gevoelt, of meent over eenig artistiek on<strong>de</strong>rwerp een beschouwing<br />
te kunnen samenstellen, eigent zich zon<strong>de</strong>r slag of stoot het sieren<strong>de</strong> praedicaat<br />
kunstcriticus toe. Hoeveel kwaads is daardoor gesticht, kwaad als gevolg van<br />
mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>voor</strong>lichting, ontwrichting van talenten, inblazen van verkeer<strong>de</strong> inzichten.<br />
Men is vergeten, dat critiek in <strong>de</strong> allereerste plaats menschelijk behoort te zijn.<br />
De beoor<strong>de</strong>elaar moet beginnen met zich neer te buigen tot <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tbrengselen,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
welke hem tot on<strong>de</strong>rzoek wor<strong>de</strong>n toevertrouwd. Gewetensvol dient hij dan na te<br />
gaan, of daarin iets schoons is waar te nemen; waarin dat schoone bestaat; of er,<br />
wanneer het gaat om jonge krachten, sprake kan zijn van karaktervolle beloften en<br />
in welke richting <strong>de</strong>ze in vervulling kunnen gaan. Zoo vaak Willem Kloos het wezen<br />
van ware poëzie heeft omschreven, zoo vaak behoor<strong>de</strong> dat van ware kunstcritiek<br />
aan het thans veelal dwalen<strong>de</strong> publiek te wor<strong>de</strong>n uiteengezet, opdat dit ein<strong>de</strong>lijk<br />
eenige zelfstandigheid van oor<strong>de</strong>el kreeg. Gelei<strong>de</strong>lijk zou dit dan gepaard gaan met<br />
<strong>de</strong> evenzeer noodzakelijke vorming van smaak. Frappez, frappez toujours!<br />
Veler oor<strong>de</strong>el over kunst is soms tegen het ridicule aan, doch niet enkel dat <strong>de</strong>r<br />
eenvoudigen van geest. In <strong>de</strong> beschouwingen, door Alexan<strong>de</strong>r Moszkowski<br />
ontwikkeld uit gesprekken met Albert Einstein, komt als <strong>de</strong> meening van <strong>de</strong>zen<br />
philosoof <strong>de</strong>r relativiteitstheorie <strong>voor</strong>, dat <strong>de</strong> nieuwste loten <strong>de</strong>r schil<strong>de</strong>rkunst in het<br />
expressionisme en kubistische futurisme in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> laatste stuiptrekkingen<br />
beteekenen <strong>de</strong>r sterven<strong>de</strong> vlak-kunst (waaron<strong>de</strong>r dan ook te verstaan producten<br />
van hoog- en diepdruk tegenover bouw- en beeldhouwkunst). Zulk een uitspraak<br />
vindt men zeer gewichtig, omdat zij afkomstig is van een beroemd man. Alsof ooit<br />
een kunstvorm, waarin zoovele geslachten hebben gesproken, zoo maar plotseling<br />
<strong>voor</strong> goed zou verdwijnen. Hij moge tij<strong>de</strong>lijk een beperkt aantal beoefenaars of in<br />
het geheel geen vereer<strong>de</strong>rs vin<strong>de</strong>n, dit wijst nog geenszins op uitsterving. Het kan<br />
bovendien zeer goed zijn, dat hij een poos met rust wordt gelaten, om later <strong>de</strong>s te<br />
ambitieuzer toegenegenen te vin<strong>de</strong>n. Zooals eenmaal <strong>de</strong> houtsnee-kunst herleef<strong>de</strong>,<br />
een techniek met nog steeds rijke bronnen, zoo zal ook eenmaal <strong>de</strong> e<strong>de</strong>le<br />
graveerkunst weer om aandacht vragen. Wie weet hoe dicht wij die perio<strong>de</strong> reeds<br />
zijn gena<strong>de</strong>rd.<br />
De kunstarbeid van iemand als Lebeau kan ons bij het bereiken van het i<strong>de</strong>eële<br />
doel: het zuiveren van <strong>de</strong> sfeer, waarin door <strong>de</strong> jaren we<strong>de</strong>r een <strong>de</strong>gelijke kunstcritiek<br />
kan doordringen, behulpzaam zijn. Wat zegt ons nu die naam nog meer?<br />
Bij Moulijn <strong>de</strong>nken we allereerst aan litho's, bij Frans Bosen aan lino's, bij Bauer<br />
aan etsen, bij Fokko Mees aan houtsne<strong>de</strong>n; bij wat aan Chris Lebeau? Deze<br />
kunstenaar ontglipt aan elke poging tot in<strong>de</strong>eling. Hij heeft zijn aandoeningen in tal<br />
van technieken bedwongen, in tal van gemarkeerdhe<strong>de</strong>n uitgezegd. Hij is niet het<br />
één overwegend bij het an<strong>de</strong>r, zoodat hij <strong>voor</strong> ons noch uitsluitend <strong>de</strong> portrettist is<br />
noch <strong>de</strong> ontwerper van fijne damasten, niet enkel <strong>de</strong> muur-schil<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> glazenier of<br />
batikker, evenmin <strong>de</strong> etser van duintafereelen of <strong>de</strong> houtsnij<strong>de</strong>r. Doch dit brenge u<br />
niet tot een satyrisch oor<strong>de</strong>el als dat van La Bruyère over iemand, die van alles<br />
weet: ‘il est propre à tout’, hetgeen zou gelijkstaan met ‘il n'est propre à rien.’ Want<br />
merkwaardigerwijze bracht hij het in al <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>re vormen tot een<br />
benij<strong>de</strong>nswaardige hoogte. Of eigenlijk verklaarbaar, want hij heeft een inslag van<br />
het geniale, ook <strong>voor</strong> wie hem persoonlijk heeft mogen leeren kennen.<br />
In-zich-gekeerd treedt hij op u toe, drukt u zwijgend <strong>de</strong> hand, begint ernstig een<br />
gesprek, zoodat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r zich te véél gevoelt, dan opeens zegt hij zijn meening<br />
met heftigheid, slaat over in een geestigheid, schatert en doorloopt in enkele minuten<br />
een reeks van stemmingen. Hij is <strong>de</strong> innerlijke onrust, <strong>de</strong> <strong>voor</strong> alle emoties<br />
toegankelijke rust. De jong-gestorven Walter van Die<strong>de</strong>nhoven, Lebeau's damasten<br />
besprekend, schreef in 1907 over hem als over ‘onzen nimmer-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
251<br />
<strong>de</strong>spereeren<strong>de</strong>n vriend Lebeau, <strong>de</strong>n noesten werker met het onverstoorbare<br />
zelf-vertrouwen’.<br />
Dit zelf-vertrouwen..., men achte het geenszins, ook niet in <strong>de</strong> verte, i<strong>de</strong>ntiek met<br />
zelfbevrediging. Lebeau's leven is één lange strijd vol oefening om zoo zuiver<br />
mogelijk te beel<strong>de</strong>n, één oefening vol strijd om <strong>de</strong>n juisten toon te vin<strong>de</strong>n tusschen<br />
<strong>de</strong> visueele vertolking van <strong>de</strong> ontroering en het in <strong>de</strong>n geest aanschouw<strong>de</strong>, in <strong>de</strong><br />
ziel gevoel<strong>de</strong> i<strong>de</strong>aal van <strong>de</strong> mogelijkheid tot expressie. Teeken<strong>de</strong> een <strong>de</strong>rgelijke<br />
toestand niet evenzeer <strong>de</strong>n noesten zwoeger Vincent van Gogh, die al zijn producten<br />
slechts beschouw<strong>de</strong> als proeven, als onvolmaakte stadia op <strong>de</strong>n weg naar het<br />
nobele doel? Doch het volhar<strong>de</strong>nd stellen van die hooge norm boort <strong>de</strong> bronnen<br />
aan van <strong>de</strong> ware vermogens.<br />
Daareven gingen we ons toch een weinig te buiten. Want Chris Lebeau is <strong>voor</strong><br />
ons, althans op <strong>de</strong>ze plaats, iets bepaalds. Voor ons, minnaars van het schoone<br />
boek en vreug<strong>de</strong>volle aanschouwers van een sierkunst, welke aan het boek <strong>de</strong>n<br />
schoonen stempel verleent van het persoonlijke eigendom, <strong>voor</strong> ons is Lebeau <strong>de</strong><br />
snij<strong>de</strong>r van een reeks mooie ex-libris, waarvan wij er enkele met lief<strong>de</strong>volle austeriteit<br />
zullen behan<strong>de</strong>len.<br />
Reeds vroeger ontwierp hij een aantal boekmerken, waaraan we bereids een<br />
bespreking wijd<strong>de</strong>n 1) . Bij vergelijking van <strong>de</strong>ze stukken met zijn nieuwste werk treft<br />
een verschil in accent, dat te verklaren is door <strong>de</strong> ruimte, gelegen tusschen <strong>de</strong><br />
tijdstippen, waarin ze ontston<strong>de</strong>n. De laatste zijn alle van het jaar 1927. Hij verzamelt<br />
namelijk geduren<strong>de</strong> een zekere perio<strong>de</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> opdrachten en houdt zich<br />
dan achtereen bezig met een en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> soort van werk. Teekent hij portretten,<br />
dan doet hij daar tusschendoor zoo weinig mogelijk an<strong>de</strong>re dingen. Zoo snijdt hij<br />
ook alle ex-libris zon<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rbreking, het een na het an<strong>de</strong>r. Een <strong>voor</strong><strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze<br />
werkwijze is wel, dat <strong>de</strong> kunstenaar dan volstrekt op het grafische ambachtschapiter,<br />
om het eens plastisch uit te drukken, is ingesteld. Hij is daardoor in staat, zich met<br />
alle toewijding aan het on<strong>de</strong>rwerp over te geven.<br />
In <strong>de</strong>n regel laten <strong>de</strong> opdrachtgevers alles van <strong>de</strong> wijze van uitvoering aan Chris<br />
Lebeau over, en dat is zon<strong>de</strong>r bezwaar mogelijk, omdat hij vindingrijk, geestig is,<br />
vol van een bijwijlen speelsche fantazie. Fantazie...; over <strong>de</strong> vraag, of <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche kunstenaars daarover beschikken, is wel eens, wegens een uitlating<br />
van Amsterdams burgemeester tegenover een buitenlandsch vorst, veel te doen<br />
geweest. Is fantazie niet een re<strong>de</strong>lijke noodzaak <strong>voor</strong> het bestaan <strong>de</strong>r kunst?<br />
Wanneer Nietzsche zegt ‘dasz die Kunst mehr werth ist als die Wahrheit’, dan stelt<br />
hij daarme<strong>de</strong> feitelijk een these en een antithese. De zuivere waarheid, alzoo<br />
re<strong>de</strong>neert men, <strong>de</strong> reine logos duldt geen fantazie. Maar <strong>de</strong> kunst bevat waarheid<br />
in hoogere gradatie. De wijsgeer re<strong>de</strong>neert vanuit het centrale punt zijner bezinning,<br />
<strong>de</strong> kunstenaar beleeft <strong>de</strong> waarheid in aandoeningen, in min of meer astrale sferen.<br />
De kunst kán <strong>de</strong> verbeelding niet ontberen, want zij dient <strong>de</strong> schoonheid. En hoe<br />
zou een Chris Lebeau in staat zijn zich te uiten, in welken vorm dan ook, indien hij<br />
in het rijk <strong>de</strong>r fantazie een vreem<strong>de</strong>ling ware? En kan ook <strong>de</strong> waarheid, <strong>de</strong><br />
wijsbegeerte, <strong>de</strong> techniek buiten <strong>de</strong> fantazie?<br />
Wij willen er hier eens op wijzen, dat het ontwerpen van een fraai ex-libris lang<br />
geen gemakkelijke taak is, althans eene, waarvan <strong>de</strong> beteekenis meer dan eens<br />
wordt on<strong>de</strong>rschat. Wanneer men een goed boekmerk ontwaart, schijnt het teekenen<br />
van zoo'n stuk erg gemakkelijk, zoodat het <strong>de</strong> gedachte suggereert: dat kan ik ook<br />
wel. Maar juist dit effect pleitte <strong>voor</strong> dit ex-libris. Is het zoo niet met alle mooie dingen?<br />
Menige roman, menig gedicht kweekt als het ware beoefenaren van <strong>de</strong>zen kunstvorm<br />
- niet van <strong>de</strong> kunst! - en zoo gaat het wel in het bijzon<strong>de</strong>r met het ex-libris. Welk een<br />
1) Zie <strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong> van Mei 1927.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
chaos van prullegoed treft men op dit gebied aan. En al maakt ons land <strong>voor</strong>alsnog<br />
een goed figuur, doordat hier nog niet van die ergerlijke verkeerdhe<strong>de</strong>n zijn<br />
ingeslopen, welke in het buitenland zooveel kwaad stichten, men ontmoet hier toch<br />
al te veel amateurs, die meenen, best zoo'n sierprentje te kunnen maken. Wie zich<br />
wendt tot een bevoegd ontwerper, zal meer genoegen smaken van zijn ex-libris dan<br />
van een stuk, dat als eigen maaksel slechts enkele jaren bevredigt. Want ge ontgroeit<br />
immers aan <strong>de</strong> meening, het ook wel te kunnen, gelijk ook <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> over het<br />
resultaat wel zeer vergankelijk is.<br />
Wij geven hier vijf specimina van <strong>de</strong> ex-libris, welke Lebeau eenige maan<strong>de</strong>n<br />
gele<strong>de</strong>n in palmhout sneed, en met vreug<strong>de</strong> valt waar te nemen, met welk een<br />
bekwaamheid <strong>de</strong>ze kunstenaar dit materiaal weet te bewerken. Uit het gebo<strong>de</strong>ne<br />
spreekt een innige vertrouwdheid met <strong>de</strong>ze techniek en dit open<strong>de</strong> hem <strong>de</strong><br />
mogelijkheid, om zoo buitengewoon fijn weg te kunnen snij<strong>de</strong>n, met een beminnelijke<br />
zekerheid van lijn. De lijn, <strong>de</strong>ze vormt wel bij die kunst een <strong>voor</strong>naam <strong>de</strong>el van<br />
Lebeau's uitdrukkingsmid<strong>de</strong>l. Statigheid, soberheid, sierlijkheid, opstandigheid, rust<br />
en on<strong>de</strong>ugendheid, dit alles weet hij bij tij<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> wendingen van <strong>de</strong> lijn te geven.<br />
Deze vijf stukken toonen wel het rijk-gedifferentieër<strong>de</strong> van zijn talent. Lebeau is<br />
<strong>de</strong> altijd verrassen<strong>de</strong>, <strong>de</strong> zichzelf niet tot-in-<strong>de</strong>n-treure herhalen<strong>de</strong>, maar <strong>de</strong> immer<br />
zoeken<strong>de</strong> en iets nieuws geven<strong>de</strong>, waarin toch <strong>de</strong> kunstenaar te herkennen blijft.<br />
Gelijk Couperus 1) ook altijd weer verraste met een nieuw werk in het literaire, zoo<br />
verheugt ons Lebeau altoos weer met een nieuwe nuance, een nieuwe beweging,<br />
een nieuw gebaar.<br />
Bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>eling van <strong>de</strong> hier afgebeel<strong>de</strong> stukken gaat het niet om <strong>de</strong> vraag,<br />
of zij u persoonlijk aanstaan. Het is onze taak niet u allereerst bevrediging bij te<br />
brengen, maar het is onze taak u te lééren zien. Daarom kozen wij in bijkans alle<br />
<strong>de</strong>ze opstellen zeer goe<strong>de</strong> proeven van Ne<strong>de</strong>rlandsche exlibris-kunst; vandaar ons<br />
totnogtoe in het algemeen gunstige oor<strong>de</strong>el. Wanneer wij daarme<strong>de</strong> gereed zijn,<br />
zullen we gaan<strong>de</strong>weg werk bespreken, dat niet op het eerste plan staat, doch zeker<br />
belangstelling verdient en wij zullen daaraan onze eischen van schoonheid toetsen<br />
om jonge talenten te wijzen op het goe<strong>de</strong> en het min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong>. Zoo hopen wij<br />
gelei<strong>de</strong>lijk ook <strong>de</strong> normen te ontwikkelen <strong>voor</strong> een nieuwe kunstcritiek, eene welke<br />
opbouwend, niet neerhalend werkt. Van afbreken<strong>de</strong> critiek zijn we een vijand. Het<br />
slechte wordt immers door <strong>de</strong>n tijd en soms zoo ras gesloopt; wij kunnen dit dus<br />
gevoegelijk stilzwijgend <strong>voor</strong>bijgaan en ons wen<strong>de</strong>n tot het goe<strong>de</strong>. Vandaar onze<br />
vrijmoedige meening, dat onze critiek in opbouwen<strong>de</strong>n zin zal zijn gesteld. Daarme<strong>de</strong><br />
betrachten we ook allereerst een zekere humaniteit, me<strong>de</strong> uit moreele verplichting<br />
jegens onze me<strong>de</strong>menschen en uit piëteit <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kunst. Als een stigma rust het<br />
subjectivisme op <strong>de</strong> vele uitloopers van onze mo<strong>de</strong>rne kunstcritiek.<br />
Het ex-libris <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n heer Vroom is origineel van opzet (afb. 1). Het is een<br />
gelukkig verschijnsel, dat een grootmanufacturier in <strong>de</strong> uren, waarin hij niet door<br />
zijn dagtaak wordt in beslag genomen, zich verdiept in <strong>de</strong> dingen, welke <strong>de</strong>s geestes<br />
zijn. Men kan <strong>de</strong> afbeelding op verschillen<strong>de</strong> wijzen zien en er glossen op maken;<br />
<strong>de</strong> eigenaar heeft zich van <strong>de</strong> stoffelijke goe<strong>de</strong>ren een autoda-fé gesteld, omdat<br />
lectuur hem bovenal gaat, of wel hij heeft zich heimelijk afgezon<strong>de</strong>rd en laat an<strong>de</strong>ren<br />
<strong>voor</strong> zich ploeteren; maar hierin ligt toch niet <strong>de</strong> juiste visie. Veeleer zien we hier<br />
een lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het immateriëele als<br />
1) Wanneer verschijnt over <strong>de</strong>zen grooten Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> eerste biografie?<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Afbeelding no. 1<br />
252<br />
een symbool: mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> beslommeringen zoú <strong>de</strong> heer Vroom zich willen<br />
afzon<strong>de</strong>ren, om zich althans een oogenblik onverlet aan het hoogere bewustzijn<br />
over te geven. Beter nog: het bestieren van een zaak in aardsche goe<strong>de</strong>ren door<br />
geestelijke leiding, vandaar <strong>de</strong> figuur op een voetstuk gesteld. Is dit niet een betere<br />
kijk dan die van goedkoope koddigheid?<br />
Wanneer men er zich rekenschap van geeft, dat dit boekmerk in hout is gesne<strong>de</strong>n,<br />
dan zal men <strong>de</strong>s te beter <strong>de</strong> vlotheid en <strong>de</strong> levendigheid er van waar<strong>de</strong>eren.<br />
Voor Mevrouw Cor Miran<strong>de</strong>-Hijner ontstond een typografisch ex-libris. Laat ons<br />
beginnen met dit te beschouwen,<br />
Afbeelding no. 2<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Afbeelding no. 3<br />
zooals een leek het zou zien, die dan gelei<strong>de</strong>lijk komt tot klaarheid. Allereerst treft<br />
<strong>de</strong> regelmatige gevuldheid van het vierkant; met <strong>de</strong>n toon is ten volle rekening<br />
gehou<strong>de</strong>n. Het is behoorlijk bewerkt; nergens heerscht overwegend zwart of wit;<br />
bei<strong>de</strong> zijn harmonisch tegen elkaar afgestemd. Waarom is dit stuk nu mooi? Of wel:<br />
is het mooi en zoo ja waarom, waardoor? Is het uitsluitend typografisch mooi;<br />
vanwege <strong>de</strong> lettervormen, waaruit het is gebouwd? Neen! Neen, nietwaar, want<br />
licht men <strong>de</strong> letter M uit het verband, dan zal haar da<strong>de</strong>lijk een ongeneeslijke<br />
corpulentie wor<strong>de</strong>n verweten. En zij zal bezwaarlijk als grondvorm kunnen dienen<br />
<strong>voor</strong> een nieuwe letter-serie. De letter H loopt evenmin op <strong>de</strong> tee<strong>de</strong>re voeten <strong>de</strong>r<br />
sierlijkheid. Wij moeten dit exlibris dan ook van an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ren en trachten<br />
te verklaren, waaróm <strong>de</strong> kunstenaar juist <strong>de</strong>ze vormen koos en waardóór het geheele<br />
stuk juist dit uiterlijk verkreeg.<br />
Wij behooren dit boekmerk te zien als een compositie in wit en zwart, waarin,<br />
bijna uitsluitend met behulp van woor<strong>de</strong>n, een vierkant in welgedane ordonnantie<br />
is samengesteld. Slechts enkele hoek-vullingen en lijnen wer<strong>de</strong>n aangebracht om<br />
het geheel evenwicht te verleenen. Daar is in dit stuk, dieper gevoeld, een muzikaal<br />
scan<strong>de</strong>eren van wit en zwart, een fijne breking van donker en licht. Legt het een<br />
wijle <strong>voor</strong> u ne<strong>de</strong>r en ge ontwaart opeens <strong>de</strong> spiegeling in <strong>de</strong>n naam, een glanzing<br />
over <strong>de</strong> letters en tusschen <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n en ge ziet <strong>de</strong> strepen van zilveren beken,<br />
snij<strong>de</strong>nd in duister land. Verticale wit-lijnen zijn hier van een beteekenis-volle werking,<br />
en nu voelt men, uit welke i<strong>de</strong>e dit boekmerk groei<strong>de</strong>. Nu voelt men, door wélke<br />
stuwing <strong>de</strong> letters vorm kregen, juist dézen vorm. Het eene <strong>de</strong>el ontstond logisch<br />
uit en met het an<strong>de</strong>r, en men moet hier <strong>voor</strong>al niet <strong>de</strong> letters op zichzelf beoor<strong>de</strong>elen<br />
en ont-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Afbeelding no. 4<br />
253<br />
le<strong>de</strong>n, min<strong>de</strong>r nog vergelijken met een Erasmus of Lutetia; want ze zijn niet<br />
representatief, doch speciaal <strong>voor</strong> dit stuk in <strong>de</strong>ze gesteldheid in het leven geroepen.<br />
Zoo beschouwd zullen <strong>de</strong> letters <strong>de</strong> aesthetische beteekenis verkrijgen, welke<br />
<strong>de</strong> kunstenaar er aan heeft willen geven. Deed het merk, bij <strong>de</strong>n eersten aanblik,<br />
zwaar aan, zwaar als <strong>de</strong> poëzie van Karel van <strong>de</strong> Woestijne..., wie éénmaal uit<br />
<strong>de</strong>zen roemer dronk, heft nogmaals het glas en ziet <strong>de</strong> duisternis klaren. Nu zijn <strong>de</strong><br />
letters niet meer zwaarlijvige sinjoren, maar er speelt in waarheid muziek overheen.<br />
En <strong>de</strong> gestreepte vullingen krijgen nu <strong>de</strong> beteekenis van onmisbare re<strong>de</strong>lijkheid in<br />
<strong>de</strong> architectonische gebon<strong>de</strong>nheid van het geheel. Het is een stuk van karaktervolle<br />
schoonheid. Ten slotte: dit ex-libris, in een boek geplakt, maakt een sterk<br />
<strong>de</strong>coratieven indruk; eerst op <strong>de</strong>ze plaats komt <strong>de</strong> eenheid er in ten sterkste uit.<br />
Wen<strong>de</strong>n we ons thans tot het ex-libris van mevrouw Lot Meyer Timmerman<br />
Thyssen-Meulman. (afb. 3). Dit stuk is een schoon getuigenis van Lebeau's talent<br />
<strong>voor</strong> compositie en harmonische vlakvulling. Het is ook hier <strong>de</strong> lijn, welke aan het<br />
figurale <strong>de</strong> ongedwongen rust geeft, aan een zekere ingehou<strong>de</strong>n levendigheid eigen.<br />
Dit boekmerk is betoomd door <strong>de</strong> teugels van een wel ontwikkel<strong>de</strong> zelfbeheersching.<br />
Op <strong>de</strong> letters is in eenigen zin van toepassing, hetgeen we hierboven schreven over<br />
het typografische ex-libris. Ziet, dit is een staal van bijzon<strong>de</strong>re houtsnijkunst. Hoe<br />
fijn is dit blokje bewerkt. Het is goed-gevoeld, <strong>de</strong> letters om <strong>de</strong> figuur pralend op te<br />
stellen als een eereboog. Ze doen niet aan als een drukken<strong>de</strong> geslotenheid, maar<br />
schijnen gebloesemd op witte banen, tot een luchtige randversiering. Een eereboog...,<br />
steunend op <strong>de</strong> zonnige zuilen van zeven letters, <strong>de</strong>n zege-bouw <strong>de</strong>r namen Thyssen<br />
en Meulman.<br />
Misschien heeft Lebeau niet welbewust gewerkt in <strong>de</strong>ze richting, maar dan heeft<br />
hij toch intuïtief <strong>de</strong>ze oplossing als een aesthetisch aanvaardbare gevoeld. Het<br />
beoor<strong>de</strong>elen van kunst is een nauwgezet gewetenswerk en het zal niet zel<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>komen, dat <strong>de</strong> schepper zich verbaast over een omtrent zijn werk verkondig<strong>de</strong><br />
meening. Doch <strong>de</strong> roeping van kunstcritiek is veelzijdig en zij mag ook zelfstandig<br />
beteekenis en strekking vertolken, opdat aan<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Afbeelding no. 5<br />
<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van het geschapene zooveel mogelijk recht wor<strong>de</strong> gedaan. De kunstenaar<br />
zelf zou<strong>de</strong> daartoe niet altijd in staat zijn.<br />
In dit ex-libris is veel verborgen schoons. Het wit tusschen <strong>de</strong> letters is er om <strong>de</strong><br />
gedachten van <strong>de</strong> lezen<strong>de</strong> dame te kunnen doen opstijgen. Het is er ook om<br />
grafische minnarij met <strong>de</strong> tegenpartij, het e<strong>de</strong>l gebruikte zwart. Hier dan is <strong>de</strong> gratie<br />
van Lebeau's talent, <strong>de</strong> actieve cadans van zijn kunst-rhythmiek. Dit merk heeft een<br />
gespannen en geheimzinnig-zwijgen<strong>de</strong> werking.<br />
Voor <strong>de</strong> levensverzekering-maatschappij ‘De Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n van 1845’ sneed hij<br />
een ex-libris met <strong>de</strong> symbolische <strong>voor</strong>stelling van een globe (afb. 4). Het doet<br />
eenvoudig en sober aan en in dit cachet strookt het wel zeer met <strong>de</strong> sfeer van<br />
zakelijkheid, waarin het zal dienst doen. Maar daarbij verheugt het ons toch<br />
buitengewoon, dat in <strong>de</strong> omgeving, waarin <strong>de</strong> boeken en registers met afdrukken<br />
van dit ex-libris zullen wor<strong>de</strong>n gemerkt, blijkbaar geen dorre ambtelijkheid heerscht,<br />
doch zin <strong>voor</strong> het schoone. Meer en meer zullen, naar wij hopen, ook instellingen,<br />
zaken, kantoren overgaan tot het voeren vaneen ex-libris. In <strong>de</strong> eerste plaats kunnen<br />
<strong>de</strong> eigendommen dan wor<strong>de</strong>n gemerkt; <strong>voor</strong>ts ontvangen <strong>de</strong>ze daardoor een stempel<br />
van onvervreemdbaarheid en zij zullen door het personeel meer dan an<strong>de</strong>rs wor<strong>de</strong>n<br />
geëerbiedigd, met meer omzichtigheid wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld.<br />
Dit ex-libris heeft nog een paar praktische zij<strong>de</strong>n, hetgeen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigenares van<br />
veel belang is. De vier hoeken zijn op een gelukkige wijze <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
doelein<strong>de</strong>n gebruikt. In <strong>de</strong>n eersten en <strong>voor</strong>naamsten is een ster aangebracht; het<br />
is <strong>de</strong> eenige ster aan <strong>de</strong>n hemel en in dit symbool straalt een reclame <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />
levensverzekering-maatschappij, niet een banale, maar een fijne reclame. De twee<strong>de</strong><br />
hoek is getooid met het beken<strong>de</strong> monogram van <strong>de</strong>n ontwerper, en tusschen <strong>de</strong><br />
bei<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re, regelmatig gevul<strong>de</strong> hoeken kan het nummer van het eigendom wor<strong>de</strong>n<br />
ingevuld. Dit laatste is hier wel van een economischen zin.<br />
Men ziet dus, hoe dit eenvoudige boekmerk door meer dan één stille kracht wordt<br />
gedragen.<br />
Lebeau..., er was een tijd, dat hij liep barrevoets. Dit op zichzelf is niets bijzon<strong>de</strong>rs,<br />
maar hij liep barrevoets... op straat. Zoo begaf hij zich op kunst-karwei, om het<br />
gemoe<strong>de</strong>lijk uit te drukken, bepakt en bela<strong>de</strong>n. Hij kwam onlangs op het lumineuze<br />
i<strong>de</strong>e, dit beeld uit het verle<strong>de</strong>n in hout op te roepen, te vereeuwigen in een ex-libris.<br />
Een portret-exlibris alzoo (afb. 5). En ziet dit stuk nu eens aan. Is het niet geestig?<br />
Maar verlei<strong>de</strong>lijk ook <strong>voor</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
254<br />
spotters, en we kúnnen ons het verwijt van booze tongen wel een beetje in<strong>de</strong>nken,<br />
het verwijt, dat Lebeau, die er zoo van houdt, alles in kannen en kruiken te doen,<br />
daar niet met zijn vak-attributen sjouw<strong>de</strong>, doch in werkelijkheid, clan<strong>de</strong>stien, een<br />
kroeg op <strong>de</strong>n rug sleepte! Wij, die hem kennen, hebben hem gerustgesteld en<br />
gevraagd dit ex-libris te mogen weergeven, omdat uit <strong>de</strong> getrouwelijk afgebeel<strong>de</strong><br />
gelaatstrekken zoo onmiskenbaar blijkt, dat hij ascetisch tegenover spiritualiën staat.<br />
Dit stuk vraagt om an<strong>de</strong>re, en wel om artistieke, re<strong>de</strong>nen gebie<strong>de</strong>nd <strong>de</strong> aandacht:<br />
om het staal van houtsnijkunst. Uit <strong>de</strong>ze houtsne<strong>de</strong> gloeit u Lebeau's lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
gravure tegen. Met een bewon<strong>de</strong>renswaardige fijnzinnigheid wist hij dit beeld te<br />
kerven in het har<strong>de</strong> palmhout. Hier spreekt <strong>de</strong> eerlijkheid en <strong>de</strong> nauwgezetheid van<br />
een kunstkarakter, dat niet wil speculeeren op <strong>de</strong> toevallighe<strong>de</strong>n van een techniek,<br />
maar uitsluitend eigen kracht, eigen zin, eigen wil wenscht te openbaren. En daarom<br />
hopen we, dat Chris Lebeau ons binnen afzienbaren tijd zal verrassen met stukken,<br />
die <strong>de</strong>n stoot zullen geven tot een renaissance <strong>de</strong>r e<strong>de</strong>le graveerkunst.<br />
JOHAN SCHWENCKE<br />
1.<br />
2.<br />
3.<br />
Kroniek van het proza<br />
De bij dit artikel behooren<strong>de</strong> illustraties<br />
zijn rechtstreeks van <strong>de</strong> blokjes palmhout<br />
gedrukt.<br />
Te zijner tijd zal het verzamel<strong>de</strong><br />
exlibris-oeuvre van Chris Lebeau<br />
verschijnen als afzon<strong>de</strong>rlijk <strong>de</strong>el,<br />
bevatten<strong>de</strong> uitsluitend origineele<br />
houtsne<strong>de</strong>n, van <strong>de</strong> serie ‘Het<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche Ex-libris’ (uitgave van<br />
<strong>de</strong>n heer A.A.M. Stols).<br />
Als verzamelaarster van ex-libris, die<br />
gaarne wil ruilen, gaf zich nog op: Mej.<br />
O. van <strong>de</strong>r Vies, Zoutmanstraat 63b, <strong>Den</strong><br />
Haag.<br />
Eva, door Carry van Bruggen. - Amsterdam, Em. Querido, 1927.<br />
HET verhaal gaat, dat, toen men aan Bellini <strong>de</strong> vraag stel<strong>de</strong> welk zijner werken hij<br />
bij een schipbreuk wel het eerst zou red<strong>de</strong>n, hij onmid<strong>de</strong>llijk ten antwoord gaf: <strong>de</strong><br />
Norma.<br />
Ik geloof niet zoo heel ver mis te zijn met <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling dat, mocht men<br />
Carry v. Bruggen een <strong>de</strong>rgelijke vraag <strong>voor</strong>leggen, zij zon<strong>de</strong>r aarzelen haar <strong>voor</strong>keur<br />
zou doen blijken, neen, niet <strong>voor</strong> het door u zoo terecht gelief<strong>de</strong> ‘Huisje aan <strong>de</strong><br />
Sloot’, maar <strong>voor</strong> haar zooveel ‘zwaar<strong>de</strong>r te verteren’ (ik hoor<strong>de</strong> dien term ettelijke<br />
malen gebruiken) ‘Prometheus’ en... ‘Eva’.<br />
Carry van Bruggen is een kunstenares, maar zij is, ik zou haast zeggen vóór alles,<br />
een ‘<strong>de</strong>nken<strong>de</strong> vrouw’, of zoo ge wilt een ‘<strong>de</strong>nkend mensch’; en nu is dit het<br />
eigenaardige van een waarlijk <strong>de</strong>nkend mensch, (er zijn er ten allen tij<strong>de</strong> maar heel<br />
weinige geweest), dat het wereld- en levensbeeld <strong>voor</strong> hem veran<strong>de</strong>rt. <strong>Den</strong>ken<br />
is niet iets, dat zich, zoo te gelegenertijd, aan uw schrijftafel voltrekt: <strong>de</strong>nken is <strong>voor</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>de</strong>n <strong>de</strong>nker het leven-zelf; - hij zal <strong>de</strong>nken als hij bij <strong>de</strong>n groenboer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toonbank<br />
staat of in zijn bad zit, door Gods vrije vel<strong>de</strong>n loopt, of in een restaurant zit te<br />
dineeren. Dit wil niet zeggen, dat hij altijd over iets na<strong>de</strong>nkt, het wil slechts zeggen,<br />
dat zijn aperceptievermogen <strong>de</strong> indrukken die van buiten tot hem komen als vanzelf<br />
gaat verwerken en ze stelt in een an<strong>de</strong>r verband dan hetgeen zich onmid<strong>de</strong>llijk aan<br />
<strong>de</strong> zintuigen <strong>voor</strong>doet.<br />
De kunstenaar doet iets <strong>de</strong>rgelijks, maar hij doet het onbewust; zijn bezinning<br />
blijft als het ware op een drempel wijlen; <strong>de</strong> <strong>de</strong>nker overschrijdt zon<strong>de</strong>r aarzelen elk<br />
oogenblik dien drempel: hij is als <strong>de</strong> onrustige museumbezoeker, die het schoone<br />
beeld in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>hal <strong>voor</strong>bijloopt, omdat hij binnen in <strong>de</strong> zaal <strong>de</strong>n catalogus weet te<br />
vin<strong>de</strong>n die hem al <strong>de</strong> schatten zal verklaren.<br />
Een <strong>de</strong>nkend mensch heeft eigenlijk maar éénen vijand: <strong>de</strong>n naieven realist, <strong>de</strong>n<br />
man die zich nimmer verwon<strong>de</strong>rt bij 't aanschouwen van een plant, omdat hij er<br />
gerust op is dat die plant uit het zaad is gegroeid en altijd uit een <strong>de</strong>rgelijk zaad<br />
weer zal te <strong>voor</strong>schijn komen, en die zich nimmer verbaast over zoo iets als 't<br />
electrisch licht, omdat dit immers heel gewoon door <strong>de</strong> electrische centrale van zijn<br />
stadje wordt <strong>voor</strong>tgebracht. Het zijn <strong>de</strong> menschen als <strong>de</strong> man van Eva, die zich<br />
ongelukkig voelen aan een rommelige schrijftafel, maar die dagelijks <strong>de</strong>n chaos<br />
a<strong>de</strong>men en het niet benauwd krijgen. (‘Eva’, blz. 178). Voor <strong>de</strong>n <strong>de</strong>nker is <strong>de</strong> wereld<br />
geen verzameling van vaste <strong>voor</strong>werpen, opvattingen en regels, welke zich door<br />
zoo iets als ‘<strong>de</strong> wet van oorzaak en gevolg’, of ‘<strong>de</strong> wet van <strong>de</strong> stofwisseling’, of ‘<strong>de</strong><br />
wet van het behoud van het arbeidsvermogen’ dan wel, pour besoin <strong>de</strong> la cause,<br />
in een soort van verband laten samenbrengen en tot een geheel sme<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong>nker is alles vloeiend, is alles betrekkelijk en is er slechts één ding waaromtrent<br />
hij volle, vaste zekerheid heeft, en dat is zijn eigen <strong>de</strong>nken. Een <strong>de</strong>nker is <strong>de</strong> meest<br />
soepele mensch die er bestaat, maar tevens <strong>de</strong> meest hardnekkige mensch. Hij is<br />
spinozistisch verdraagzaam, maar tegelijk profetisch beslist. En als <strong>de</strong> <strong>de</strong>nker tevens<br />
kunstenaar is, dan zullen zijn scheppingen <strong>de</strong> dramatische bewogenheid hebben<br />
van alle groote dingen op aar<strong>de</strong>, van <strong>de</strong> zee en van het Nieuwe Testament. Hij zal<br />
<strong>de</strong> aar<strong>de</strong> scheuren, en <strong>de</strong> zon, <strong>de</strong> sterren en <strong>de</strong> maan van hun plaats nemen en hij<br />
zal het alles an<strong>de</strong>re plaatsen geven, en uw verschrikte geest zal opmerken dat het<br />
toch <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> plaatsen gebleven zijn en dat het alleen uw oogen zijn die het nu alles<br />
an<strong>de</strong>rs zien, die het nú eerst zien zooals het is, omdat zij het altijd verkeerd gezien<br />
hebben.<br />
* * *<br />
Een boek als ‘Eva’ zal velen vreemd aandoen. Het dwingt uwe gedachten, uw<br />
verbeelding in een lijn waarin ge niet gewoon zijt uwe gedachten en uwe verbeelding<br />
te laten gaan. Het zal u hier en daar ‘unheimisch’ schijnen, omdat ge er het huis,<br />
waarin zich uw <strong>de</strong>nken zoo knus en behaaglijk had ingericht, niet terugvindt.<br />
‘Wie niet huis en vrouw en kind verlaat is mijns niet waardig’. Uw <strong>de</strong>nken mag<br />
geen huis hebben als ge dit boek wilt lezen. Ge moogt, als <strong>de</strong> duif uit Noach's arke,<br />
geen hol hebben <strong>voor</strong> uwen voet. ‘Deze re<strong>de</strong> is hard; wie kan ze hooren’.<br />
't Zijn allemaal dingen die bij u opkomen on<strong>de</strong>r 't lezen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
255<br />
van dit merkwaardige boek. Ik vind het maar bij ge<strong>de</strong>elten mooi - ik zou u die<br />
ge<strong>de</strong>elten kunnen opnoemen. En ik weet ook zeer goed <strong>voor</strong> mijzelven waarom ik<br />
het alleen in die ge<strong>de</strong>elten mooi, maar dan ook bizon<strong>de</strong>r mooi, vind. Doch daarover<br />
straks. Eerst moge ik u, zij het gebrekkig, over <strong>de</strong>n inhoud van dit boek zelf iets<br />
me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen.<br />
* * *<br />
Als ge Prometheus of He<strong>de</strong>ndaagsch Fetichisme gelezen hebt, dan kent ge <strong>de</strong><br />
hoofdgedachte welke ook aan het boek Eva ten grondslag ligt. Krachtens <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntiteit<br />
van Al-zijn en Niet-zijn vermag het Absolute slechts door zelfdoorbreking tot<br />
zelfon<strong>de</strong>rscheiding in <strong>de</strong>n zin van zelfbewustzijn te komen. De zelfon<strong>de</strong>rscheiding<br />
creëert het afzon<strong>de</strong>rlijke. Derhalve: er is geen an<strong>de</strong>r zijn dan an<strong>de</strong>rszijn. Er is geen<br />
an<strong>de</strong>r willen-zijn dan an<strong>de</strong>rs willen zijn. Levensdrift is distinctiedrift. Eenheidsdrift<br />
(van het <strong>de</strong>nken, dat zich niet in een bepaal<strong>de</strong> distinctie vastlegt) is doodsdrift 1) .<br />
In ‘Eva’ wordt ons een vrouw geteekend, die langs <strong>de</strong>n smartelijk scheuren<strong>de</strong>n<br />
weg tusschen leven en dood tot dit inzicht komt en daarin <strong>de</strong> rust vindt. Mag ik <strong>de</strong>n<br />
schoonen aanhef van het boek hier <strong>voor</strong> u afschrijven?<br />
‘Gisteravond laat al hing hij boven <strong>de</strong> daken klaar, <strong>de</strong> rosse lantaarns<br />
sloegen er hun gloed tegen aan en vannacht heeft hij zich laten zakken<br />
-, <strong>de</strong> sneeuw. Het is <strong>de</strong> eerste sneeuw van het nieuwe jaar, het is <strong>de</strong><br />
eerste sneeuw van <strong>de</strong> nieuwe eeuw -, sneeuw die <strong>de</strong> wereld vernieuwt.<br />
Het is vandaag <strong>de</strong> Nieuwe Eeuw -, gister liep <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Eeuw ten ein<strong>de</strong>.<br />
Hon<strong>de</strong>rd jaren waren om. Een bolgeblazen ballon, waaruit het stroom<strong>de</strong>,<br />
stroom<strong>de</strong> -, ein<strong>de</strong>lijk leeg. Een ou<strong>de</strong> afgewon<strong>de</strong>n ketting, hon<strong>de</strong>rd jaar<br />
gele<strong>de</strong>n nieuw. Zóó zinken ze het water in, als <strong>de</strong> schepen <strong>voor</strong> anker<br />
gaan, je staat erbij in het riet, je ziet ze dalen, ze raken het water, ze<br />
breken het water, en het sluit zich weer... maar eens, je weet het, wor<strong>de</strong>n<br />
ze weer in het licht geheven, en <strong>de</strong> schepen varen <strong>de</strong> haven weer uit in<br />
een <strong>voor</strong>jaarszon -, <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> eeuw is <strong>voor</strong> eeuwig verzonken’.<br />
Wij zijn <strong>de</strong> menschen van vandaag, en terwijl wij die woor<strong>de</strong>n uitspreken zijn wij al<br />
van gisteren. Tijd en Eeuwigheid liggen vlak naast elkaar; wij klemmen ons vast<br />
aan het Oogenblik doch kunnen het niet grijpen. Zoo voelt Eva het, <strong>de</strong> jonge<br />
Joodsche on<strong>de</strong>rwijzeres in het kleine stadje aan het water. Zij is tot het <strong>de</strong>nken<br />
ontwaakt. Naast opmerkingsgave en gehechtheid aan <strong>de</strong> dingen van het lieve leven<br />
harer omgeving: haar broertje David, haar vrien<strong>de</strong>lijk tehuis, <strong>de</strong>n rinschen geur van<br />
het malsche <strong>voor</strong>jaarsgras, <strong>de</strong> reuk van rozen, die haar zich doen voelen ‘een<br />
harmonica; wijd open wordt je getrokken en er stijgen geruischen op, klanken zoo<br />
vreemd en zoo diep’ (blz. 60). Al spoedig is er in haar een begin van bezinning. ‘Is<br />
het niet dit’, vraagt zij aan David, ‘dat je alles meet aan jezelf?’ Als ze, een paar<br />
dagen na <strong>de</strong>n Grooten Verzoendag, in <strong>de</strong>n drukken bakkerswinkel op een kist zit<br />
toe te kijken, hoe <strong>de</strong> juffrouw han<strong>de</strong>n te kort komt om <strong>de</strong> van het vasten hongerige<br />
klanten aan bolusjes te helpen, dan komt er een oud mannetje <strong>de</strong>n winkel binnen,<br />
die door <strong>de</strong> overmoedige jeugd geplaagd wordt om zijn streng vasthou<strong>de</strong>n aan het<br />
Joodsche ritueel, alsof 't 'm <strong>voor</strong> God zitten zou in iets wat je doet! ‘Neen’, antwoordt<br />
dan het mannetje, ‘het zit 'm niet in wat je doet of laat. We hoeven niet te vragen:<br />
wil God dit of wil God dat?... God wil maar één ding: we moeten het onszelf moeilijk<br />
maken’ (blz. 67). Dat is het wat Eva doet: zij maakt het zich moeilijk, altijd en bij<br />
alles maakt zij het zich moeilijk; zij kàn niet an<strong>de</strong>rs, niet wijl een God haar dit van<br />
1) He<strong>de</strong>ndaagsch Fetichisme blz. 9 evv.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
uiten af gebie<strong>de</strong>n zou, maar wijl iets in haar zelf, haar geest, haar <strong>de</strong>nken, er haar<br />
toe dringt.<br />
O, het leven is zoet, maar al slaat in het van klimop ritselend tuintje haar hart een<br />
lied van bitter-zoete overgave, <strong>de</strong> dingen van het lijf verschrikken haar. Zoet is het,<br />
als zij het, een oogenblik, ervaart als ‘stip van zegen’ in <strong>de</strong> warme beslotenheid van<br />
het ou<strong>de</strong>rlijk huis, wanneer Va<strong>de</strong>r het moeilijk vraagstuk van Gena<strong>de</strong> en Recht zoo<br />
gelukkig weet op te lossen; zij tast het dien zonnigen morgen van <strong>de</strong>n eersten Mei,<br />
waarin ze haar hart voelt openstaan als vroeger <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van het ou<strong>de</strong>rlijk huis op<br />
<strong>de</strong>n grooten avond, <strong>de</strong>n Sei<strong>de</strong>ravond, en je stond, je wachtte... je hart klopte van<br />
hoop: nú zullen ze komen... En zij houdt dat zoete leven straks in haar armen - haar<br />
kind.<br />
Maar dan zijn er ook altijd <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re stemmen die haar roepen en haar doen<br />
ontwaken als uit een gezegen<strong>de</strong>n slaap, stemmen als die van <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n Baloski<br />
in het bakkerswinkeltje, stemmen die losmaken van het leven, die je peinzen doen<br />
vervloeien in <strong>de</strong> Verwon<strong>de</strong>ring, en stemmen van <strong>de</strong>n wind waarin het ‘ik’ vergaat,<br />
al keert het snel terug als je aan <strong>de</strong> dingen afzon<strong>de</strong>rlijk <strong>de</strong>nkt, ‘want elk ding waar<br />
je afzon<strong>de</strong>rlijk aan <strong>de</strong>nkt heeft “ik” op sleeptouw... en “ik” keert terug en wordt al<br />
grooter, zwelt als een aanvaren<strong>de</strong> boot, als een aanrazen<strong>de</strong> trein en er is niets meer<br />
dan “ik” met zijn dingen, en <strong>de</strong> schuwe Vriend <strong>de</strong> Verwon<strong>de</strong>ring is weg... Zoo leeft<br />
zij op <strong>de</strong> grens van twee werel<strong>de</strong>n, want <strong>de</strong>nken is splitsen, altijd weer ver<strong>de</strong>elen,<br />
het verkregene altijd weer opgeven, loslaten. Kan er bij <strong>de</strong>ze onvastheid van alles<br />
wat vast schijnt van verantwoor<strong>de</strong>lijkheid, van “schuld” sprake zijn? Zij vraagt het<br />
zich af als zij in haar schoolmilieu een on<strong>de</strong>rwijzer wankelen ziet tusschen een<br />
“schuldigen” hartstocht dien hij wil en toch niet wil tegelijkertijd. Moet zij Penning,<br />
<strong>de</strong>n cynicus gelooven, die met zijn slagwoord “<strong>de</strong>terminisme” alle “schuld” kortweg<br />
opzij<strong>de</strong> schuift? En dan, dan beseft zij opeens: Niemand heeft schuld - maar zon<strong>de</strong>r<br />
schuldbesef is ie<strong>de</strong>reen verloren. “De pijl heeft mij daar geraakt waar <strong>de</strong> verborgen<br />
scheiding lag... ik ben als doormid<strong>de</strong>n gekliefd... ik ben tegen-elkaargerichte twee,<br />
ik ben tegen zichzelf-gekeer<strong>de</strong> één... Je moet elkeen vrijspreken... maar je moet<br />
van elke vrijspraak, die je zelf betreft, in hooger beroep gaan bij die an<strong>de</strong>re helft<br />
van jezelf... en doe je dat niet... dan ben je verloren...” (blz. 98/99).<br />
Altijd en overal die slingerslag van <strong>de</strong> pool <strong>de</strong>r levensdrift naar <strong>de</strong> pool van <strong>de</strong>n<br />
stervensdrang; nu eens zie<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
256<br />
je het leven als door een tooneelkijker vlak bij, maar dan keer je hem om en wat<br />
groot en nabij was wijkt naar verten... Als ze op het eiland aan <strong>de</strong> grijze Wad<strong>de</strong>nzee<br />
(mooi is hier <strong>de</strong> sfeer gegeven) het eenplanksweggetje gaat naar <strong>de</strong> een<strong>de</strong>nkooi,<br />
dan bevliegt haar weer die gedachte: wat is Tijd zon<strong>de</strong>r menschen om hem te meten?<br />
Maar als daarop haar man een huishou<strong>de</strong>lijke vraag doet, dan is het of zij met <strong>de</strong><br />
een<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ruimte verliest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> al smallere schachten van <strong>de</strong> kooi. In het intieme<br />
saamzijn met haar man beseft zij, dat <strong>de</strong> menschen elkaar nooit vreem<strong>de</strong>r zijn dan<br />
in <strong>de</strong> lijfelijke vereeniging. “Met <strong>de</strong> beesten ... en <strong>de</strong> sterren... ben je in <strong>de</strong>n slingerslag<br />
gevangen ... en buiten <strong>de</strong>n slingerslag is er niets” (blz. 165). Woord wordt geest<br />
<strong>voor</strong> even, daarna woord opnieuw, zinledigheid. “Windstem en waterstem kwel<strong>de</strong>n<br />
mij toen ik klein was, het me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n verniel<strong>de</strong> mij, met <strong>de</strong> leven<strong>de</strong>n en met <strong>de</strong><br />
doo<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> dankbaarheid vermaal<strong>de</strong> mij en <strong>de</strong> gelukzaligheid vermorzel<strong>de</strong> mij;<br />
alles, <strong>de</strong> klachten <strong>de</strong>r koeien, <strong>de</strong> eenzame boomen, <strong>de</strong> zuchten <strong>de</strong>r menschen<br />
kwamen naar mij toe om in mijn begrip uit hun eenzaamheid verlost te wor<strong>de</strong>n”; “ik<br />
wankel<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n storm, ik duizel<strong>de</strong>, en ik heb het niet gekund...” En als zij veertig<br />
jaar is rilt zij “omdat alles <strong>voor</strong>bijging en niets is vervuld”. Wat zij gewonnen heeft is<br />
een “kostelijke onverschilligheid”: <strong>de</strong> menschen verdringen elkaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kermistent,<br />
maar ik loop er langs; ik weet wat binnen te koop is (207). Nog vlogen geuren soms<br />
op uit <strong>de</strong> dalen: “ze omfluister<strong>de</strong>n mij, ze wil<strong>de</strong>n mij omstrikken, maar <strong>de</strong> poorten<br />
zijn gesloten”. Geur is geur, wind is wind, en ver<strong>de</strong>r niets. Opium doet droomen,<br />
droomen zijn bedrog (211). “Voor mij is het overal gelijk, omdat ik toch naar het<br />
onbereikbare reik” (213). “De vrijheid is pas bevochten als <strong>de</strong> dood geen<br />
verschrikking meer heeft, als in <strong>de</strong> volheid van het leven <strong>de</strong> dood zijn verschrikking<br />
verliest... ik reik wel eens daartoe, in zeldzame oogenblikken, Levenen-dood ineenen<br />
te smaken, - Unio Mystica” (216). Dan ontmoet zij <strong>de</strong>n man aan wien zij, <strong>voor</strong> het<br />
eerst nu, “naar lichaam en ziel” zich geven kan. Maar <strong>de</strong> weg zijner kussen kan tot<br />
geen ein<strong>de</strong> voeren. “Je drijft mij, met dit kussen, <strong>de</strong> gelukzaligheid in, <strong>de</strong><br />
gelukzaligheid door en <strong>de</strong> wanhoop drijf je mij binnen”. Als hij dan zegt te moeten<br />
vertrekken is zij verblijd: “The Way of all Flesh” wil zij niet gaan. “Niet met jou samen<br />
in een een<strong>de</strong>nkooi”. “Ook exaltatie is functie”, moment. Eens waren er <strong>de</strong> dingen<br />
van het lijf, die verschrikten en lokten, en eens was er <strong>de</strong> wensch: “ik wil los uit dit<br />
lage leven... laten we, mijn jongen, verheven zijn”.<br />
Opwaarts uit het verachtelijke leidt een weg - neerwaarts uit dat dul<strong>de</strong>loos rukken<br />
naar het verhevene leidt een weg... en ergens moet een kruispunt zijn, waar “hoog”<br />
in “laag”, waar laag in “hoog”, waar leven-in-dood, waar alles-in-alles overgaat,<br />
opgaat, on<strong>de</strong>rgaat.<br />
Ik heb dat kruispunt nooit kunnen vin<strong>de</strong>n, want geen van bei<strong>de</strong> wegen heb ik tot<br />
het ein<strong>de</strong> toe kunnen gaan... Er bleef een kloof, een duisternis, een<br />
onoverkomelijkheid’ (243).<br />
Zoo spreekt Eva tot <strong>de</strong>n man, die tot haar kwam en nu zal heengaan omdat ook<br />
dit niet te bestendigen valt. Doch niet <strong>voor</strong>dat zij hem gezegd heeft, dat dit tot nu<br />
toe onbegrepene nu plotseling opgaat, als een vlam, in <strong>de</strong> Totaliteit, omdat haar<br />
gevoel haar begrip beaamt en haar begrip haar gevoel bekrachtigt. Wat vereend is<br />
moet schei<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> eeuwige wet <strong>de</strong>s levens, ook al zal zij han<strong>de</strong>nwringend<br />
snikken en herroepen als het onherroepelijk is.<br />
Maar nu is er dit, waarom je hier zoo rustig liggen kunt, dat je vre<strong>de</strong> hebt<br />
gevon<strong>de</strong>n met het leven en keert in vollen vre<strong>de</strong> tot het leven weer. Niet<br />
in <strong>de</strong> onaantastbaarheid, maar in <strong>de</strong>ze overgave. Je meen<strong>de</strong> dat het<br />
leven je in het ongelijk had gesteld, maar het leven stelt je in het gelijk...<br />
dit zich door het leven in het gelijk gesteld weten is <strong>de</strong> harmonie, die alles<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
* * *<br />
te boven gaat. Unio Mystica. Gisteravond is het je overkomen, <strong>voor</strong> het<br />
open raam, en nu overkomt het je weer. Eerst droom<strong>de</strong> je het Eene, <strong>de</strong>n<br />
Eene, met <strong>de</strong>n hemelschen ernst in <strong>de</strong> oogen, met <strong>de</strong>n hemelschen lach<br />
om <strong>de</strong>n mond, die <strong>de</strong> linten houdt, in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rrei, alle zilveren linten in<br />
zijn eene hand. Hij is: die hen allen kent, die ze allen kennen, maar buiten<br />
hem kennen ze elkan<strong>de</strong>r niet. Hij is: <strong>de</strong> Zin, waaruit alles zijn zin ontvangt,<br />
<strong>de</strong> Magneet, waarheen elk ding zich richt, het losse vijlsel en het<br />
vastgebakken staal... Je droom<strong>de</strong> je <strong>de</strong>n Eene en je hield je droom <strong>voor</strong><br />
bedrog. Zóó zei je dat als kind: droomen zijn bedrog. Maar <strong>de</strong>ze droom<br />
is geen bedrog. De allerzoetste wanhoop om <strong>de</strong> ontoereikendheid van<br />
<strong>de</strong> allerzoetste kussen, drijft je over het ravijn.... (blz. 248)<br />
Mijn oor<strong>de</strong>el over dit boek? Oor<strong>de</strong>elen is begrenzen en dus eenzijdigheid. Tenzij<br />
men een maatstaf kan aanleggen die boven <strong>de</strong> betrekkelijkheid uitgaat. Is zulk een<br />
oor<strong>de</strong>el ooit mogelijk? On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n indruk van Carry v. Bruggens roman is men<br />
geneigd te antwoor<strong>de</strong>n: neen! En toch... Zie, hier begint iets van verzet in mij tegen<br />
dit boek, want als ik er dan een oor<strong>de</strong>el over vellen moet, dan moet ik een vast punt<br />
hebben waar ik kan staan. Dat vaste punt nu ben ik zelf, maar ‘ik’ ben het zelf toch<br />
niet. Het is wat wij nu maar zullen blijven noemen <strong>de</strong> ‘I<strong>de</strong>e’ die zich, als in alles, ook<br />
in mijn <strong>de</strong>nken verwerkelijkt en in mijn <strong>de</strong>nken zich op haar eigen (metaphysische)<br />
éénheid bezint. ‘Alle zijn is àn<strong>de</strong>rs-zijn’. Ongetwijfeld; maar zou<strong>de</strong>n wij daarbij het<br />
accent niet leggen op: alle zijn? Van dit (transcen<strong>de</strong>nte) Zijn zijn leven en dood<br />
slechts kenwijzen, aspecten, zooals Tijd en Ruimte het zijn, beweging en stilstand.<br />
Als ik ‘Eva’ beoor<strong>de</strong>elen zal, als kunstwerk, werk van schoonheid, dan moet ik<br />
het doen van uit <strong>de</strong> eenheid van <strong>de</strong>n menschelijken geest. Ik kan het natuurlijk ook<br />
wel doen op een betrekkelijker plan, maar dan blijven wij in 't woud <strong>de</strong>r ‘bizarre<br />
associaties’ (waar we met een stukje van ons zelf sowieso al in vastzitten) en heeft<br />
ons oor<strong>de</strong>el weinig waar<strong>de</strong>; het blijft dan eenvoudig een opinie, waartegenover alle<br />
an<strong>de</strong>re opinies in <strong>de</strong> gansche wereld te stellen zijn.<br />
Gij kent <strong>de</strong> Zonnebloemen van Vincent van Gogh? Daarin worstelen leven en<br />
dood; in die bloemen voltrekt zich het dramatisch wereldbeeld, dat uit Carry van<br />
Bruggens ‘Eva’ tot ons komt. Maar gij voelt onmid<strong>de</strong>llijk: er is in<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
257<br />
<strong>de</strong>ze schepping van v. Gogh met iets afgerekend, zij is boven <strong>de</strong> beweging uit, <strong>de</strong><br />
onrust verstild; <strong>de</strong> transscen<strong>de</strong>nte éénheid van onzen geest<br />
herkent er zich aan; <strong>de</strong> tijd is vergaan in <strong>de</strong> eeuwigheid.<br />
Ik gaf u een uitvoerig, schoon - ik ben er mij van bewust - gebrekkig en zeker niet<br />
geheel essentieel exposé van <strong>de</strong>n inhoud van Mevr. v. Bruggens boek. Ik gaf het<br />
<strong>voor</strong>al om u iets te doen voelen van het rhythme, van <strong>de</strong> leven<strong>de</strong> vaart die er gaat<br />
door <strong>de</strong>ze bladzij<strong>de</strong>n. Het is als een wind, een stroomend water, <strong>de</strong> tocht van onrustig<br />
<strong>voor</strong>bij jagen<strong>de</strong> nachtwolken, waarin ge gezichten ziet opduiken en weer vergaan.<br />
Ge kunt dat spel met belangstelling ga<strong>de</strong>slaan, maar het zegt u eerst waarlijk iets,<br />
het grijpt u eerst aan wanneer het u uitdrukking wordt van <strong>de</strong> rust <strong>de</strong>r eeuwigheid.<br />
(ik <strong>de</strong>nk hier aan Clau<strong>de</strong> Debussy's Nuages). Tot <strong>de</strong>zen geestestoestand bracht dit<br />
boek mij hier en daar, maar helaas toch te zel<strong>de</strong>n. O, het dialektisch proces van het<br />
<strong>de</strong>nken, afgespiegeld in het heelal, is er treffelijk in nagegaan, maar het blijft een<br />
proces; het tilt ons niet boven <strong>de</strong> onrust uit. De schrijfster <strong>de</strong>nkt te hartstochtelijk<br />
met haar Eva mee, waardoor ze te weinig ‘afstand’ heeft genomen. Daaruit verklaar<br />
ik mij, dat het boek in mijn herinnerend napeinzen wat vaag en troebel is<br />
achtergebleven. Ik <strong>de</strong>nk aan het vele dat mij <strong>voor</strong>bij trok, <strong>de</strong> vele tooneeltjes, <strong>de</strong><br />
vele stemmen. De gezichten versmolten, <strong>de</strong> stemmen verklonken. En slechts enkele<br />
passsages - opmerkelijk, 't zijn haast altijd <strong>de</strong> natuurbeschrijvingen, waarbij <strong>de</strong><br />
verbeelding van <strong>de</strong> kunstenares onbewust <strong>de</strong> dialektiek van <strong>de</strong> <strong>de</strong>nkster verdrong<br />
- zijn vast en hecht, in een schoone onaantastbaarheid, <strong>voor</strong> mijn geest blijven<br />
leven. Het laatste hoofdstuk, Aan Zee, acht ik, behou<strong>de</strong>ns enkele inzinkingen, in dit<br />
opzicht subliem. Daar komt ook Eva zelve opeens tot veel plastischer vorm. Zou<br />
het niet zijn wijl zich <strong>de</strong> schrijfster daar, met hare <strong>de</strong>nkensmoe<strong>de</strong> heldin, <strong>de</strong>r eeuwige<br />
harmonie gevangen geeft, en <strong>de</strong> slingerslag <strong>de</strong>s levens is verstild? Wijl daar het<br />
leven niet meer kosmisch empirisch on<strong>de</strong>rgaan, doch mystisch geschouwd wordt?<br />
Lees eens die eenvoudige en won<strong>de</strong>rschoone slot-bladzij<strong>de</strong> - en ik ben er zeker<br />
van dat ge mij verstaat.<br />
GERARD VAN ECKEREN<br />
Kroniek <strong>de</strong>r poezie<br />
Aart van <strong>de</strong>r Leeuw, Het Aardsche Paradijs. - Santpoort, C.A. Mees.<br />
Anton van Duinkerken, On<strong>de</strong>r Gods Ogen. - Maastricht, A.A.M. Stols.<br />
GOETHE schrijft ergens in ‘Dichtung und Wahrheit’ over <strong>de</strong> ontmoeting van twee<br />
letterkundigen, van wie <strong>de</strong> eene vrij onzachte critiek heeft geoefend op <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>r,<br />
en die van <strong>de</strong> kennismaking met elkan<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n lieflijksten indruk en het grootste heil<br />
meedragen. Wellicht, en ongetwijfeld, zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> twee dichters van wie <strong>de</strong> namen<br />
boven dit artikeltje prijken, mij heel wat kunnen leeren en zou ik van hun geheele<br />
persoonlijkheid met veel meer lof spreken dan van <strong>de</strong> hier genoem<strong>de</strong> verzenbun<strong>de</strong>ls.<br />
Ik zeg dit niet eenvoudig om <strong>de</strong>ze dichters te loven buiten en boven hun dichtwerk<br />
en om een overigens niet gallig bittere critiek te verzoeten, maar ook omdat mij uit<br />
hun werk, dat ik doorlas en doorlas, een diepe, aantrekkelijke, zelfs groote<br />
persoonlijkheid toesprak, van wie <strong>de</strong> stem nochtans in dit werk telkens faal<strong>de</strong> of<br />
stokte, of, zooals bij Aart van <strong>de</strong>r Leeuw het geval is, niet buiten het vers vermag<br />
te breken.<br />
Dit ‘Aardsche Paradijs’ is mij in<strong>de</strong>rdaad niet kleurig en niet bran<strong>de</strong>nd genoeg. De<br />
ba<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> daglooner, ik zie ze; <strong>de</strong> her<strong>de</strong>rsfluit, ik hoor ze; <strong>de</strong> morgen, <strong>de</strong> dag,<br />
<strong>de</strong> aar<strong>de</strong> zelf, ik voel ze groeien uit <strong>de</strong>ze verzen; maar niet heller dan ze mijn<br />
zintuigen dagelijks treffen; niet omglansd van <strong>de</strong>n schijn die hun innerlijk en dieper<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
wezen uitmaakt; niet overweldigend of innemend genoeg dat ik er mijn eigen<br />
aanwezigheid bij vergeten zou. Wat vraag ik nochtans aan <strong>de</strong> dichtkunst an<strong>de</strong>rs,<br />
dan dat ze mij uit <strong>de</strong> zelfgenoegzaamheid zou rukken? Nochtans -<br />
Mijn tranen<br />
Hebben <strong>de</strong>n storm bedaard;<br />
Vaak is 't, of door <strong>de</strong> lanen<br />
Een geur van rozen waart.<br />
- waart er immer <strong>voor</strong>t een geur van rozen door <strong>de</strong>ze gedichten, en tallooze verzen<br />
zou<strong>de</strong>n dit laten proeven. En dat het gedicht, waaruit ik <strong>de</strong> vier regels aanhaal<strong>de</strong>,<br />
‘heimwee’ tot titel draagt, is het niet een aanwijzing dat <strong>de</strong> dichter zelf geen vre<strong>de</strong><br />
heeft met <strong>de</strong>n vre<strong>de</strong> en <strong>de</strong> berusting waarvan zijn bun<strong>de</strong>l vervuld is? Dan is hij mijn<br />
man. Dan is hij <strong>de</strong> betere-dan-ik, bij wien ik in <strong>de</strong> leer wil gaan, wien ik afluisteren<br />
wil om <strong>de</strong>n dieperen zin van <strong>de</strong> berusting, en <strong>de</strong> kalme aanvaarding te vin<strong>de</strong>n: als<br />
hij bereid is mij zijn verzuchting naar <strong>de</strong> onrust en <strong>de</strong>n opstand en <strong>de</strong> verloochening<br />
te zingen. Om <strong>de</strong>ze gefolter<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> geef ik gaarne <strong>de</strong>n glimlach prijs die zich in<br />
vrediger uren aan <strong>de</strong> bloemen en aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>werpen <strong>de</strong>s gezapigen levens hecht.<br />
Niet <strong>de</strong> leeuwrik wil ik zijn, die met toegevouwen wieken een wijkplaats zoekt in zijn<br />
needrig nest:<br />
Ik wil niet zijn als één van <strong>de</strong>zen,<br />
Mij lust <strong>de</strong> druk niet van <strong>de</strong>n band,<br />
Die in <strong>de</strong> vlucht <strong>de</strong>n val doet vreezen,<br />
Ik wil naar Uw gezegend land,<br />
Lazuren zeeën, blanke kusten ...<br />
En zie, naarmate ik mijn wensch naar zulke poëzie tracht uit te drukken, moet ik<br />
wel erkennen, dat hij uit dit ‘Aardsche Paradijs’ is gegroeid.<br />
En toch wil ik mijn eerste critiek niet ontzenuwen. De verzen van heimwee, <strong>de</strong><br />
verzen met ontroeren<strong>de</strong>n klank, <strong>de</strong> verzen van zin<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> geestdrift wor<strong>de</strong>n telkens<br />
gesmoord on<strong>de</strong>r het kalme stappen van <strong>de</strong> koelere en koelbloedige. Ik weet niet of<br />
Aart van <strong>de</strong>r Leeuw niet verra<strong>de</strong>n wordt door het gemak waarme<strong>de</strong> hij verzen schrijft:<br />
Ik wil naar uw gezegend land,<br />
Lazuren zeeën, blanke kusten,<br />
Heenwandlen langs bewolkte paân,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Om aan uw heuvlen uit te rusten,<br />
Dan, na <strong>de</strong> rust, aan 't werk te gaan,<br />
En, waar uw reine verten blauwen,<br />
De hoven van mijn droom te bouwen.<br />
258<br />
Uit dit wan<strong>de</strong>lend vervolg van <strong>de</strong>ze gevleugel<strong>de</strong> verzen, uit <strong>de</strong>zen val, zou men wel<br />
tot zulk besluit moeten komen.<br />
* * *<br />
Min<strong>de</strong>r evenwichtig, min<strong>de</strong>r bezadigd, maar jonger ook op ie<strong>de</strong>r gebied is Anton<br />
van Duinkerken. Hij blijkt veeltijds <strong>de</strong> kunst van verzenmaken te versma<strong>de</strong>n. Of<br />
misschien geeft hij zich, an<strong>de</strong>rsom, moeite om on-verzen te maken? Des te erger.<br />
Planeten wringen zich in Keplers wetten<br />
ik werp in <strong>de</strong> vrieslucht<br />
mijn hart<br />
róódgloeien<strong>de</strong><br />
ster.<br />
Het is zoo kunstig nagemaakt van on-dichters, dat men vagelijk vermoedt dat Anton<br />
een loopje met <strong>de</strong>zen neemt. En dat vermoe<strong>de</strong>n krijgt bevestiging door zekere<br />
gedichten, waar <strong>de</strong> versmaat als een drijfwiel is van meticuleuze nauwgezetheid:<br />
Laat ons vergeten wat gisteren was, want<br />
vandaag is een kostbaar bezit,<br />
De zon is op straat als een zingend matroos<br />
en <strong>de</strong> wind van <strong>de</strong> zee is een hit,<br />
die holt door <strong>de</strong> stad en hinnikt en briest ...<br />
Ik had ongelijk met te spreken van onevenwichtigheid. Jeugdige losbandigheid, had<br />
ik moeten zeggen; of beter nog: vaardigheid tot springen en verspringen. Niet enkel<br />
wat <strong>de</strong>n vorm aangaat. En dat is niet om ons te mishagen. Een vroolijk drinklied te<br />
zingen na een ‘Gebed <strong>voor</strong> mijn volk’ wijst op een sympathieke vitaliteit.<br />
Van Duinkerken laat zich in<strong>de</strong>rdaad kennen als een doo<strong>de</strong>rnstig, bijna profeteerend<br />
man, en tevens als een gekke gast.<br />
Als hij profeteert, als hij het brood <strong>de</strong>elt met <strong>de</strong> broe<strong>de</strong>rs, als in zijn bloed <strong>de</strong> roep<br />
is van zijn volk van Brabant om Jezus' glorie, dan mogen zulke da<strong>de</strong>n en zulke<br />
gemoedstoestand wel mijn sympathie afdwingen, maar <strong>de</strong> verzen meestal niet.<br />
Bijwijlen vrees ik bot te zijn <strong>voor</strong> een zeker soort van lyriek:<br />
Het hart <strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>rtjes wordt een orgel<br />
en Jezus speelt er op -<br />
schijnt mij geen geluid te geven, al zijn <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren mij 't liefste van Gods schepping.<br />
Er mag een geheimzinnige straling uitgaan van <strong>de</strong> simpele menschen, van<br />
Duinkerken zou er mij aan doen twijfelen:<br />
Hun huis is bewalmd, maar hun hart is rein<br />
en geen aanslag van roet in hun ziel.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Neen, zulke verzen kunnen slechts <strong>de</strong> doo<strong>de</strong> afglanzing zijn van leven<strong>de</strong> gevoelens.<br />
Babel is mij dan liever. En liever ook - als dichter dan - is mij van Duinkerken <strong>de</strong><br />
gekke gast:<br />
Va<strong>de</strong>r Noë had een struisvogel-erf en<br />
reusachtige pluimvee-schat,<br />
hij at zijn ei met een kolenschop uit<br />
een eierdop, groot als een vat;<br />
<strong>de</strong> soep, die hij dronk was olifantsoep, en<br />
walvis <strong>de</strong> vis die hij ving,<br />
maar dat alles was klein bij het kel<strong>de</strong>rruim,<br />
waarmee hij uit zeilen ging;<br />
en Noë zei menigmaal tegen zijn vrouw,<br />
als hij zat aan zijn middag-festijn:<br />
‘mij kan het niet schelen, waar 't water<br />
blijft, als 't maar niet verdrinkt<br />
in <strong>de</strong> wijn’.<br />
En zoo gaat het, drie strofen lang, onverbroken vroolijk <strong>voor</strong>t. Men kan, na<strong>de</strong>rhand,<br />
<strong>de</strong>nken: ‘het is te veel, er steekt niets achter’, toch on<strong>de</strong>rgaat men <strong>de</strong>ze verpoozen<strong>de</strong><br />
geestigheid, keert er naar terug en wordt er niet moe van. Men wordt er als 't ware<br />
uit sleur en slenter door opgeheven. Men ontwapent. Men legt alle piekerigheid af.<br />
En sleepen zulke verzen ons niet in hooger regionen mee, ze zijn gezon<strong>de</strong>r dan<br />
ons gezond verstand. Het gedicht draagt als titel: ‘Chestertons Drinklied’. Wat is er<br />
niet in een titel: het gedicht is een stuk Chesterton zelf. Het is drollig, handig, het<br />
houdt maat in <strong>de</strong> overdrijving, het verblindt niet, maar vaart zoo snel dat wij er toch<br />
lichtelijk van duizelen.<br />
Deze toon blijkt mij Anton van Duinkerken het best af te gaan. Naar vorm en<br />
inhoud gelijken <strong>de</strong> beste gedichten uit <strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l dit Chestertoniaansch drinklied.<br />
Zoo ‘Lof <strong>de</strong>r Zeevaar<strong>de</strong>rs’ en zoo ‘Het Lied van <strong>de</strong> Stuurman aan wal’:<br />
Ont<strong>de</strong>kkingsreizen waren nooit mijn doel. De aar<strong>de</strong><br />
(ik heb haar meer dan eens gezien) is niet verbazend groot.<br />
We von<strong>de</strong>n wat het toeval <strong>voor</strong>wierp. Had het waar<strong>de</strong><br />
dan was 't <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kaptein. Ik leef van 't water en wat brood.<br />
Een enkele maal weet <strong>de</strong> dichter directer naar <strong>de</strong> geheime roerselen <strong>de</strong>r ziel te<br />
tasten:<br />
Zag ik lan<strong>de</strong>n en verloor ze, heb ik zeeën liefgehad<br />
achter plooi van wisselingen zocht mijn hart,<br />
maar vond geen schat ...<br />
(Lied op <strong>de</strong> thuistocht)<br />
maar op ont<strong>de</strong>kkingsreizen is hij meestal niet uit. Dit eene bun<strong>de</strong>ltje reeds maakt<br />
ons vertrouwd met hem: er is een heimelijke verwachting in ons, dat wij bij een<br />
na<strong>de</strong>re kennismaking niet bedrogen zullen uitkomen.<br />
R. HERREMAN<br />
Zwarte naaktheid<br />
ER gebeuren in <strong>de</strong>ze wereld ongelooflijke dingen, gelukkig, want an<strong>de</strong>rs zou het<br />
bestaan nòg vervelen<strong>de</strong>r zijn. Spreken wij echter niet in raadselen, maar lichten wij<br />
terstond <strong>de</strong>n sluier. Welnu dan: In 19<strong>26</strong> maakte André Gi<strong>de</strong> met zijn jeugdigen neef<br />
Marc Allégret een reis door <strong>de</strong>n Franschen Congo, een gebied waar-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
259<br />
over nog weinig bekend is. Dat genoem<strong>de</strong> schrijver (dien wij, dit zij even in allen<br />
ernst gezegd, tot <strong>de</strong> eersten van Frankrijk rekenen) tot in het diepste oerwoud in<br />
Goethe's ‘Wahlverwandtschaften’ verdiept was, zelfs niet verzuim<strong>de</strong>, alhoewel<br />
omringd door syphilis- en elephantiasis-verschijnselen, op <strong>de</strong> spitshe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n<br />
Temps-criticus Paul Souday (dien het gros van het semiliteraire publiek - daar<strong>voor</strong><br />
is het overigens publiek - nog steeds <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n eersten, ‘onpartijdigen’ Franschen<br />
criticus 1) houdt), te antwoor<strong>de</strong>n, is min<strong>de</strong>r belangrijk dan het feit dat hij zijn ervaringen<br />
met minutieuze juistheid te boek stel<strong>de</strong>. Deze ervaringen, een attaque tegen <strong>de</strong> in<br />
Fransch Equatoriaal Afrika heerschen<strong>de</strong> afschuwelijke misbruiken, waardoor het<br />
<strong>voor</strong> ons a priori sympathieke negerras tot dieren wordt ge<strong>de</strong>gra<strong>de</strong>erd, (Multatuli<br />
schreef in vergelijking hierme<strong>de</strong> ‘idyllen’) wer<strong>de</strong>n als boek<strong>de</strong>el, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel<br />
‘Voyage au Congo’, in dit jaar door <strong>de</strong> Nouvelle Revue Française gepubliceerd. Het<br />
boek had een groot succes. Wij willen niet stilstaan bij Léon Blums artikelen vol<br />
verontwaardiging tegen <strong>de</strong> ‘Compagnie Forestière’ (één <strong>de</strong>r met concessie be<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />
maatschappijen, die zich het ergst misdraagt), noch bij <strong>de</strong> vilijne artikelen in <strong>de</strong><br />
‘Temps’ of <strong>de</strong> interpellaties in <strong>de</strong> Fransche Kamer, noch bij <strong>de</strong> ongerijm<strong>de</strong> insinuaties<br />
van vleeschelijke ‘communicatie’ met wèl-gevorm<strong>de</strong> negers. Dit boek is <strong>de</strong> strengheid<br />
en ernst zelve, (al wordt Béraud bij <strong>de</strong>n dikhuidigen ‘phacochère’ vergeleken), van<br />
me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> negers vervuld (‘ein<strong>de</strong>lijk is Gi<strong>de</strong> mensch gewor<strong>de</strong>n’, schreef<br />
een Fransche courant). Dit neemt echter niet weg, dat sommigen, ‘geïnspireerd’<br />
door ‘Corydon’ en ‘Si le grain ne meurt’ (zel<strong>de</strong>n las ik schooner boek - het verblijf<br />
van Gi<strong>de</strong> en Oscar Wil<strong>de</strong> in het Noor<strong>de</strong>n van Afrika, in Deel III van <strong>de</strong> volledige,<br />
terstond uitverkochte uitgave te vin<strong>de</strong>n, behoort tot mijn schoonste herinneringen),<br />
of geleid door rancune en aperte mala fi<strong>de</strong>s (niemand heeft, geloof ik, in <strong>de</strong> Fransche<br />
literaire wereld meer vijan<strong>de</strong>n dan Gi<strong>de</strong>), relaties zochten waar geen relaties waren.<br />
Zoo vond <strong>de</strong> ‘fumiste’ Pierre Bonardi het noodig, in het onlangs met veel ophef<br />
gestichte ‘Paris-Matinal’ in een aantal infame artikelen zijn pad<strong>de</strong>ngal uit te storten.<br />
On<strong>de</strong>r het opschrift: ‘Corydon en mission officielle’ (in<strong>de</strong>rdaad had <strong>de</strong> heer Gi<strong>de</strong><br />
tevens een opdracht <strong>voor</strong> het Fransche Gouvernement te vervullen) wordt daar <strong>de</strong><br />
‘chef <strong>de</strong> l'école corydonesque’ op zoek naar sensueele geneugten <strong>voor</strong>gesteld.<br />
(‘C'est que la chair <strong>de</strong> l'Afrique centrale l'attire comme l'attira la chair <strong>de</strong> l'Afrique du<br />
Nord’). Met <strong>de</strong>zen ‘immoralist’ (men herinnert zich wellicht zijn wree<strong>de</strong> boek<br />
‘L'Immoraliste’), met <strong>de</strong>zen ‘perroquet blanc’ (bijnaam aan Gi<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n Congo door<br />
<strong>de</strong> inboorlingen toegekend) moest wor<strong>de</strong>n ‘afgerekend’. Alsof met Gi<strong>de</strong> ooit ‘af te<br />
rekenen’ valt. Herhalen wij on<strong>de</strong>rtusschen nogmaals dat <strong>de</strong> ‘Voyage au Congo’ één<br />
<strong>de</strong>r meest kuische boeken is, die wij ooit lazen (<strong>de</strong> ‘Haagsche Post’, toch een door<br />
en door ‘net’ blad, wijd<strong>de</strong> er in haar nummer van 8 October 1927 on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel<br />
‘Fransche Congo-gruwelen’ een heele pagina aan). Het heeft bovendien een groote<br />
literaire waar<strong>de</strong> (uitermate curieus is het dat tot nu toe geen één <strong>de</strong>r Fransche<br />
periodieken van <strong>de</strong>ze literaire waar<strong>de</strong> heeft gewaagd, zoo snel was <strong>de</strong> geheele<br />
materie in het vaarwater <strong>de</strong>r politiek opgenomen), toont ons <strong>de</strong>n geestelijken<br />
kameleon Gi<strong>de</strong> weer van een nieuwe zij<strong>de</strong>. Hier staat een groot en au fond niet<br />
ongevoelig mensch tegenover <strong>de</strong> tropische wereld, zich schrap verwerend tegen<br />
<strong>de</strong> omringen<strong>de</strong> Natuur. Hij is <strong>de</strong> tegenpool van Wal<strong>de</strong>mar Bonsels, die in zijn<br />
‘Indienfahrt’ als een passief organisme zich in <strong>de</strong>n ‘boezem’ <strong>de</strong>r Natuur voelt<br />
opgenomen.<br />
Intusschen <strong>de</strong>nkt <strong>de</strong> lezer waarschijnlijk, dat wij tot een na<strong>de</strong>re analyse van Gi<strong>de</strong>'s<br />
Congo-reis zullen overgaan. Geenszins, mijn waar<strong>de</strong>, het bovenstaan<strong>de</strong> was, schrik<br />
maar niet, een inleiding tot een ‘gebeurtenis’, een ‘outrage aux moeurs’ (oh<br />
onuitstaanbaar woord!), die ik als employé <strong>de</strong>r Nouvelle Revue Française, ver<strong>de</strong>r<br />
1) Frankrijk kent slechts één groot criticus: Albert Thibau<strong>de</strong>t.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
als N.R.F. aan te dui<strong>de</strong>n, heb ‘ontketend’. Ha, men lacht en is gespitst! Toch is <strong>de</strong><br />
zaak onschuldig. Om te beginnen moet men dan allereerst weten, dat in <strong>de</strong> Fransche<br />
uitgeverswereld <strong>de</strong> gewoonte bestaat om <strong>voor</strong> een belangrijk, nieuw verschenen<br />
Het publiek, zich verdringend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Librairie du Treurenberg<br />
boek door <strong>de</strong> boekverkoopers een heele vitrine te doen reserveeren. Deze vitrine<br />
wordt dan aantrekkelijk gemaakt, behalve met exemplaren van het bewuste boek<br />
of couvertures ervan, met een aantal ‘documents’, d.w.z. portretten van <strong>de</strong>n schrijver,<br />
ge<strong>de</strong>elten van het manuscript, autographen, affiches, enz. Hetzelf<strong>de</strong> geschied<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> ‘Voyage au Congo’. Nu moet vermeld wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> heer Allégret,<br />
amateur-operateur, van <strong>de</strong> reis een buitengewoon goe<strong>de</strong> film heeft me<strong>de</strong>gebracht,<br />
film die ons het leven van negers en negerinnen in <strong>de</strong>n Congo toont. Deze film, een<br />
ethnologisch document van groote waar<strong>de</strong>, werd met veel succes vertoond in <strong>de</strong><br />
Cinéma du Vieux Colombier, door <strong>de</strong>n beken<strong>de</strong>n cinéast Jean Té<strong>de</strong>sco geleid. Dat<br />
speciaal verschillen<strong>de</strong> negerinnen ‘in naturalibus’ rondwan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n (al hebben zij<br />
meestal drie snoeren kralen ter hoogte van <strong>de</strong>n navel) is niet te ontkennen, maar<br />
het geheel was tè kuisch en tè natuurlijk om eenigen aanstoot te verwekken (hoe<br />
zou dit overigens ook kunnen in een stad waar wij in Augustus l.l. ter gelegenheid<br />
van het bal <strong>de</strong>r ‘Hor<strong>de</strong>’ twee geheel naakte, slechts groen en rood gepoe<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
zusters van Eva over <strong>de</strong>n Boulevard Montparnasse zagen spanceeren?). Een aantal<br />
merkwaar-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>26</strong>0<br />
dige photo's uit <strong>de</strong> film ‘Voyage au Congo’ werd door <strong>de</strong>n heer Allégret aan <strong>de</strong><br />
N.R.F. afgestaan. Met <strong>de</strong>ze wer<strong>de</strong>n verschei<strong>de</strong>n Parijsche vitrines verfraaid. Toen<br />
nu het boek een week ‘oud’ was, kwam plots <strong>de</strong> heer Hirsch, Directeur Commercial<br />
<strong>de</strong>r N.R.F., op het lumineuze i<strong>de</strong>e ook te Brussel vitrines te laten inrichten (Gi<strong>de</strong><br />
spreekt zoo nu en dan ook over <strong>de</strong>n Belgischen Congo, vrijwel steeds in<br />
gunstigen zin, trouwens niemand kan op <strong>de</strong>n omslag zien wèlke Congo bedoeld<br />
wordt). On<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong> werd met genoem<strong>de</strong> besogne belast; hij trok met boeken,<br />
couvertures, en vijf-en-twintig door Allégret afgestane photo's naar het bewuste<br />
dorp.<br />
Bij Dechenne en an<strong>de</strong>re groothe<strong>de</strong>n bracht ik, ondanks een afwijzen<strong>de</strong> houding<br />
ten opzichte van eenige photo's (nog nooit was ik in getrouwen zóó verwon<strong>de</strong>rd -<br />
was dit België of Puritania?), het grootste ge<strong>de</strong>elte on<strong>de</strong>r (één photo, drie mollige<br />
negerinnen met kruiken op het hoofd <strong>voor</strong>stellen<strong>de</strong>, heb ik echter ondanks al mijn<br />
overredingskracht naar Parijs mee moeten terugbrengen). Vijf photo's gaf ik aan <strong>de</strong><br />
‘Librairie du Treurenberg’, in <strong>de</strong> Rue du Treurenberg gelegen, één <strong>de</strong>r meest actieve<br />
boekhan<strong>de</strong>ls van Brussel. Met <strong>de</strong>n Directeur, <strong>de</strong>n heer <strong>de</strong> Semblanx, een jeugdig<br />
enthousiast, bevestig<strong>de</strong> ik met behulp van gummi-stoppen <strong>de</strong> photo's direct tegen<br />
<strong>de</strong> ruit. Daarna ging ik weltevre<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> Hoofdstad terug, mij er allerminst van<br />
bewust, dat mijn geste vele pennen in beweging zou brengen. Wat toch gebeur<strong>de</strong>?<br />
Vriend <strong>de</strong> Semblanx ontving na ongeveer een week een brief van zekeren ‘Docteur<br />
Wibo’, ‘Prési<strong>de</strong>nt <strong>de</strong> la Ligue pour le Relèvement <strong>de</strong> la Moralité publique’, waarin<br />
hij werd bedreigd met ‘perquisition domicilière’, ‘poursuite Judiciaire’ enz. - wanneer<br />
hij namelijk niet terstond <strong>de</strong> photo's met naakte negerinnen (er waren in<strong>de</strong>rdaad<br />
twee geheel ‘naakte’ photo's) uit zijn uitstalkast verwij<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Wat was geschied?<br />
Toen genoem<strong>de</strong> Wibo op zekeren dag door <strong>de</strong> Rue du Treurenberg wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>, was<br />
hij plots in zijn overpeinzingen gestuit door <strong>de</strong>n aanblik van ‘<strong>de</strong>s négresses nues<br />
dans <strong>de</strong>s poses absolument obscènes’. Ver<strong>de</strong>r werd beweerd dat ‘un <strong>de</strong> nos<br />
membres, ayant été au Congo, nous assure que ces poses sont tout à fait artificielles,<br />
étudiées par un metteur en scène, et faites seulement pour allécher le grand public’.<br />
Hier werd dus klaarblijkelijk onzin beweerd, want <strong>de</strong> photo's waren direct uit <strong>de</strong> film<br />
genomen. Een <strong>de</strong>r photo's stel<strong>de</strong> een <strong>de</strong>rtigtal naakte, alhoewel door kralen<br />
versier<strong>de</strong>, sportieve vrouwelijke zwarthuidjes <strong>voor</strong>, die een push-ball in <strong>de</strong> hoogte<br />
drukten. Speciale verontwaardiging vond echter <strong>de</strong> in dit nummer van D.G.W.<br />
gereproduceer<strong>de</strong> photo van twee negerinnen, die gezellig samen op <strong>de</strong>n grond<br />
uitrustten (daar om <strong>de</strong>ze photo <strong>de</strong> eigenlijke strijd gaat, zullen we ons tot haar, ook<br />
vanwege <strong>de</strong> plaatsruimte, moeten beperken). Op grond van bovenstaan<strong>de</strong> geciteer<strong>de</strong><br />
zinnen sommeer<strong>de</strong> Dokter Wibo vervolgens <strong>de</strong>n boekverkooper ten spoedigste <strong>de</strong><br />
ze<strong>de</strong>n-kwetsen<strong>de</strong> afbeelding uit <strong>de</strong> uitstalkast te verwij<strong>de</strong>ren - an<strong>de</strong>rs zou <strong>de</strong><br />
Rechtbank spreken (dans le cas contraire la Ligue prendrait un recours auprès <strong>de</strong><br />
Qui-<strong>de</strong>-Droit). Men lache, jawel. Maar <strong>de</strong> ‘Ligue pour le relèvement <strong>de</strong> la Moralité<br />
publique’ (ons is nooit <strong>de</strong> beteekenis van ‘openbare ze<strong>de</strong>lijkheid’ hel<strong>de</strong>r gewor<strong>de</strong>n)<br />
telt on<strong>de</strong>r haar begunstigers <strong>voor</strong>aanstaan<strong>de</strong> le<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r ‘barreau bruxellois’, naar<br />
het schijnt zelfs één of twee ministers. In ie<strong>de</strong>r geval verdwenen op <strong>de</strong>n dag dat <strong>de</strong><br />
Heer <strong>de</strong> Semblanx <strong>de</strong>n bewusten brief ontving uit alle an<strong>de</strong>re vitrines <strong>de</strong> door mij<br />
gedistribueer<strong>de</strong> photo's (achteraf blijkt zelfs - oh erbarmelijke lafheid - dat één <strong>de</strong>zer<br />
collega's van <strong>de</strong>n Heer <strong>de</strong> S. Hoogstwaarschijnlijk als ‘dénonciateur’ is opgetre<strong>de</strong>n).<br />
De lezer bekijke <strong>de</strong> bewuste photo en constateere <strong>de</strong> onzinnigheid van Dr. Wibo's<br />
beweringen. Onzinnigheid, ja zeker lieve lezeres, maar dat neemt niet weg, dat vaak<br />
onzinnige dingen vèr gaan<strong>de</strong> gevolgen hebben. Men zou ook kunnen spreken van<br />
‘dolzinnigheid’. De Heer <strong>de</strong> S., ook niet dwaas, verwittig<strong>de</strong> intusschen eenige<br />
Brusselsche couranten. De ‘Gazette <strong>de</strong> Bruxelles’ publiceer<strong>de</strong> als eerste fraaie<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
artikelen. Het was niet dui<strong>de</strong>lijk, schreef zij, waarom, terwijl toch bovendien ‘le noir<br />
très vêtu was’, <strong>de</strong> heer Wibo wenschte te protesteeren. Het was immers een kleine<br />
moeite zich in <strong>de</strong> Brusselsche musea, waar door <strong>de</strong> slagers Rubens en Jordaens<br />
<strong>de</strong> meest walgelijke naakte vleeschmassa's wor<strong>de</strong>n vertoond, te gaan ergeren.<br />
Overigens ried zij Dokter Wibo aan eens met zijn ‘Congoleeschen vriend’ een reis<br />
naar <strong>de</strong>n Congo te on<strong>de</strong>rnemen, tenein<strong>de</strong> daar propaganda te maken <strong>voor</strong> ‘l'habit<br />
obligatoire <strong>de</strong>s carmélites pour les négresses et le smoking pour les nègres’. Een<br />
twee<strong>de</strong> artikel verscheen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel ‘Habillons les négresses’. In <strong>de</strong>ze bedrijven<br />
<strong>de</strong>poneer<strong>de</strong> Wibo een klacht bij <strong>de</strong> Rechtbank wegens ‘outrage aux moeurs’. Iets<br />
<strong>de</strong>rgelijks was reeds geprobeerd ten opzichte van <strong>de</strong>n heer Marquet, Directeur van<br />
Dechenne, die, trouwens buiten zijn weten om, een boek had doen verkoopen op<br />
welks laatste pagina zich een reclame <strong>voor</strong> <strong>de</strong> in België verbo<strong>de</strong>n ‘Kama Soetra’<br />
bevond. ‘Wat zijn dat <strong>voor</strong> toestan<strong>de</strong>n?’ zult ge vragen. Geduld. Eenigen tijd gele<strong>de</strong>n<br />
had <strong>de</strong> Procureur-Generaal, <strong>de</strong> heer Servais, aan <strong>de</strong> rechtbanken een rondschrijven<br />
gericht waarin hij op grootere gestrengheid in optre<strong>de</strong>n tegen ‘onze<strong>de</strong>lijke lectuur<br />
en afbeeldingen’ aandrong. Dit is natuurlijk zeer loffelijk, maar min<strong>de</strong>r loffelijk is het<br />
dat <strong>de</strong> burgemeester van Etterbeek, op het oogenblik in <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling bekend als<br />
‘Plissart le Chaste’, zich reeds gedwongen had gevoeld om het aanplakken van een<br />
affiche <strong>voor</strong> <strong>de</strong> film ‘La Femme Nue’, een doodonschuldig Paramount-product met<br />
dito aanplakbiljetten, te verbie<strong>de</strong>n. Heerscht er wellicht een ‘vague <strong>de</strong> pu<strong>de</strong>ur’ in<br />
België? Men zou het haast gaan gelooven. Tot iets <strong>de</strong>rgelijks conclu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> dan<br />
ook het welbeken<strong>de</strong> weekblad ‘Pourquoi Pas’, dat bovendien fraaie vergelijkingen<br />
trok tusschen ‘la belle Otero’, een ex-libidineuze dame met een bewogen verle<strong>de</strong>n 1) ,<br />
en vriend Wibo. Aldus wordt onze rid<strong>de</strong>r aangesproken: ‘Heureusement, vous êtes<br />
soutenu dans votre croisa<strong>de</strong> et nous vous signalons une alliée qui mérite <strong>de</strong> se<br />
joindre à vous. Elle est nommée Mme Caroline Otero; elle fut glorieuse, elle l'est<br />
peut-être encore ... Cette dame Otero, qui mérite d'être dame patronesse dans la<br />
maison <strong>de</strong> la moralité publique dont vous êtes le patron, possè<strong>de</strong> une pu<strong>de</strong>ur, qu'elle<br />
a dû acquérir, blindée et imperforable désormais, sur le champ <strong>de</strong> bataille <strong>de</strong><br />
l'expérience. C'est elle qui, l'an <strong>de</strong>rnier, à Juan-les-Pins, déposa une plainte auprès<br />
du procureur <strong>de</strong> la République contre le peintre Jean Gabriel Domergue qui prenait<br />
son bain dans un maillot trop réduit. Mme Caroline Otero aurait voulu que ce maillot<br />
fût disposé autrement...’ Intusschen waren ook, via <strong>de</strong> N.R.F., <strong>de</strong> Parijsche kranten<br />
gealarmeerd. Dat sommige weer van Gi<strong>de</strong>'s reputatie misbruik maakten behoeft<br />
niet vermeld te wor<strong>de</strong>n. Valmy-Baysse, <strong>de</strong> tegenwoordige secretaris <strong>de</strong>r Comédie<br />
Française, stipuleer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> ‘Volonté’ echter kort en krachtig: ‘la moralité publique<br />
n'a rien à gagner dans cette aventure qui commence par le geste immoral <strong>de</strong> la<br />
dénonciation’. Intusschen ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong> <strong>de</strong> heer Wibo zich in <strong>de</strong> ‘Gazette <strong>de</strong> Bruxelles’<br />
met <strong>de</strong> potsierlijkste argumenten. Bovendien had hij een verzwaren<strong>de</strong> omstandigheid<br />
ont<strong>de</strong>kt, want bij na<strong>de</strong>re inspectie van <strong>de</strong> twee bewuste negerinnen was onzen<br />
monomaan gebleken ‘que ces négresses n'étaient pas seulement nues mais encore<br />
épilées’. Wij kunnen hieruit conclu<strong>de</strong>eren dat onze Prési<strong>de</strong>nt, met een loupe<br />
gewapend, <strong>de</strong> twee jeugdige schoonhe<strong>de</strong>n sub umbilico nauwkeurig had bestu<strong>de</strong>erd.<br />
Het heen en weer geschrijf in <strong>de</strong> couranten miste natuurlijk allerminst zijn uitwerking<br />
op het publiek. Afbeelding No. 1 toont ons<br />
1) Haar mémoires verschenen in twee <strong>de</strong>elen.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Het Corpus <strong>de</strong>licti.<br />
In bruikleen afgestaan door <strong>de</strong> N.R.F.<br />
<strong>26</strong>1<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>26</strong>2<br />
het nieuwsgierige ‘volk’ (onnoodig te zeggen dat bewuste boekverkooper <strong>de</strong> photo's<br />
in onveran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n staat had laten hangen). Zoo wordt <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijkheid het meest<br />
gediend. De heer <strong>de</strong> Semblanx kwam intusschen spoorslags naar Parijs, daar hij<br />
terwille van <strong>de</strong> publiciteit een gala-<strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong> film ‘Voyage au Congo’ wil<strong>de</strong><br />
organiseeren. Nieuwe artikelen verschenen in <strong>de</strong> Brusselsche Couranten: ‘Le Règne<br />
<strong>de</strong> Tartuffe’, ‘Pu<strong>de</strong>ur et Pru<strong>de</strong>rie’ enz. De heer <strong>de</strong> Semblanx verkocht belangrijk<br />
veel ‘Congo's’. Natuurlijk wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> koopers, die sensatielectuur verwachtten,<br />
teleurgesteld, en dat was maar goed ook. Waar<strong>de</strong> lezers, dit zijn enkele<br />
bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van een zaak, die té uitgebreid is om haar in extenso te verhalen.<br />
De uitslag van het aanhangige proces is ons nog niet bekend. Maar is het niet<br />
treurig, dat alweer naaktheid met onze<strong>de</strong>lijkheid werd gei<strong>de</strong>ntificeerd, ditmaal in<br />
een land, waarvan men het allerminst zou verwachten? Evenwel hebben wij hier<br />
met geen geïsoleerd phenomeen te doen: <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> lex-Heinze, van 25 Juni<br />
1900, naar <strong>de</strong>n Duitschen souteneur Heinze zoo genoemd, schijnt te herleven. In<br />
Hongarije althans wer<strong>de</strong>n reeds op grond <strong>de</strong>r nieuwe ze<strong>de</strong>lijkheidsveror<strong>de</strong>ning, te<br />
Boedapest onlangs afgekondigd, wassen bustes van coiffeursvitrines en een<br />
kunsthistorisch werk, met <strong>de</strong> Venus van Milo op <strong>de</strong>n band, in beslag genomen. Mijn<br />
God, wanneer ook <strong>de</strong>ze, ons zoo vertrouw<strong>de</strong>, bloothe<strong>de</strong>n niet meer veilig zijn, waar<br />
is dan het ein<strong>de</strong>? Intusschen bepaalt genoem<strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijkheidsveror<strong>de</strong>ning dat een<br />
heer die een hem onbeken<strong>de</strong> dame op straat aanspreekt of op an<strong>de</strong>re wijze lastig<br />
valt 80 pengo boete moet betalen (het omgekeer<strong>de</strong> wordt blijkbaar niet gestraft).<br />
Bravo. Als Dominee Kersten hier eens zijn licht liet schijnen zou hij nuttig werk<br />
kunnen verrichten in <strong>de</strong>ze mo<strong>de</strong>rne wereld, door hem simplistisch ‘poel van zon<strong>de</strong>’<br />
genoemd.<br />
J.F OTTEN<br />
Korte overwegingen<br />
1. LÉON DAUDET heeft van zijn reis door Ne<strong>de</strong>rland een reeks artikelen me<strong>de</strong><br />
gebracht, welke ‘L'Action française’ publiceert. Wat ik ervan las is voldoen<strong>de</strong> om<br />
mij <strong>de</strong> overtuiging te geven, dat er nu ein<strong>de</strong>lijk iets geestigs, warms en zuivers over<br />
ons land geschreven werd. Als <strong>de</strong> stukken in boekvorm verschijnen, Stols heeft er<br />
<strong>de</strong> hand op gelegd, dan zal er gelegenheid tot nauwkeurige bespreking zijn. Vooral<br />
na het bleeke, <strong>voor</strong>zichtige geschrijf van Duhamel, waarin ie<strong>de</strong>r enthousiasme,<br />
ie<strong>de</strong>re blijmoedige vriendschap <strong>voor</strong> ons land ontbreekt, is het leven<strong>de</strong>, kleurrijke<br />
getuigenis van Dau<strong>de</strong>t een vera<strong>de</strong>ming.<br />
Dau<strong>de</strong>t ken<strong>de</strong> ons land - <strong>de</strong>nk maar eens aan ‘Le voyage <strong>de</strong> Shakespeare’ - en<br />
hij had er eertijds een goe<strong>de</strong>n gids in <strong>de</strong>n betreur<strong>de</strong>n, nooit genoeg gewaar<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n<br />
Byvanck. Wat méér is: hij houdt van ons land. Niet zoo maar een beetje. Bij Dau<strong>de</strong>t<br />
zijn alle gevoelens vol, bran<strong>de</strong>nd, bewogen. En van zijn mannelijken hartstocht uit<br />
schrijft hij, driftig en rijk, met een overdaad van treffen<strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n. Het boek van<br />
Leon Dau<strong>de</strong>t is niet een boek dat ons min of meer ‘interesseeren’ zal; het is een<br />
boek dat ons genoegen doet, dat tot ons hart gaat, dat ons zal aandoen als een<br />
hartelijk woord van mensch tot mensch.<br />
Wat hij schrijft over het zoo veel besproken en zoo gedachteloos opgehemel<strong>de</strong><br />
nieuwe Amsterdam is mij uit het hart gegrepen:<br />
‘Mais une idée aussi anime cette nouvelle architecture oppidique: celle <strong>de</strong> la<br />
révolution et <strong>de</strong> la guerre camouflée. Ces bastions multicolores annoncent un temps<br />
industriel, où les ultrariches auront à se défendre, eux et leurs familles, contre les<br />
assauts d'une plèbe bien nourrie, vigoureuse entraînée par <strong>de</strong>s théoriciens, glabres<br />
et barbus, <strong>de</strong> la peste socialiste, <strong>de</strong> la rage révolutionnaire. Ils annoncent aussi un<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
temps militaire, où la guerre sera en menace, ou en réalisation permanente, en<br />
raison même <strong>de</strong> la rapidité <strong>de</strong>s transports et <strong>de</strong> la facilité <strong>de</strong>s communications.<br />
L'architecture <strong>de</strong> l'oppidum est aussi celle <strong>de</strong> l'occupation et <strong>de</strong> la kommandantur.<br />
Il suffisa à l'envahisseur allemand, slave, ou chinois, ou “d'autes peupes” - comme<br />
dirait Briand - <strong>de</strong> remplacer les boutiques par <strong>de</strong>s sentinelles et les fleurs et<br />
mosaïques <strong>de</strong>s terrasses par <strong>de</strong>s mitrailleuses et <strong>de</strong>s canons’.<br />
2. <strong>Den</strong> tien<strong>de</strong>n Maart van het komen<strong>de</strong> jaar wordt Karel van <strong>de</strong> Woestijne vijftig jaar<br />
oud. Zijn tijdgenooten en jongere vrien<strong>de</strong>n willen hem op dien dag huldigen. Dat is<br />
een goed i<strong>de</strong>e. Men kan dat een goed i<strong>de</strong>e vin<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r, in het algemeen, iets te<br />
voelen <strong>voor</strong> al die jubileumvieringen, welke, <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> tooneelwereld, tot een<br />
belachlijke gewoonte zijn gewor<strong>de</strong>n. Die verjaardag is bijzaak, niet meer dan een<br />
geringe aanleiding. Deze manifestatie komt <strong>voor</strong>t uit een behoefte <strong>de</strong>s harten om<br />
te getuigen van <strong>de</strong> groote bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> een kunstenaar en <strong>de</strong> gelegenheid<br />
<strong>voor</strong> een beminnelijk man, die, noch in Vlaan<strong>de</strong>ren, noch in Ne<strong>de</strong>rland op zijn volle<br />
waar<strong>de</strong> wordt geschat. Van <strong>de</strong> Woestijne heeft natuurlijk een groote bekendheid<br />
en hij heeft zijn vaste plaatsje in alle handboeken <strong>de</strong>r litteratuur-geschie<strong>de</strong>nis. Maar<br />
dat is bij lange niet genoeg. Van <strong>de</strong> Woestijne moest gelezen wor<strong>de</strong>n, zooals, terecht,<br />
Boutens en Henriëtte Roland Holst gelezen wor<strong>de</strong>n. Wanneer hij, als zooveel van<br />
zijn landgenooten, <strong>de</strong> Fransche taal als expressiemid<strong>de</strong>l gekozen had, dan zou hij,<br />
zon<strong>de</strong>r een zweem van twijfel, Europeesche vermaardheid genieten.<br />
Om zijn werk na<strong>de</strong>r te brengen tot <strong>de</strong> liefhebbers zullen twee bloemlezingen<br />
verschijnen. Een met zijn lyrische poëzie in een monumentale uitgave (bij Johannes<br />
Enschedé), een uit al zijn werk, in dicht en ondicht, in twee <strong>de</strong>elen, samengesteld<br />
door Aug. van Cauwelaert en Joris Eeckhoud (bij Van Dishoeck). Dat is <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />
metho<strong>de</strong>: breng een groot schrijver dichter bij zijn volk, <strong>de</strong>snoods op zijn vijftigsten<br />
verjaardag.<br />
3. De surrealisten hebben weer eens twee manifesten verspreid. Een naar aanleiding<br />
van Soupault's uitgave van <strong>de</strong> complete werken van Lautréamont. Wat zij daarin<br />
beweren lijkt mij re<strong>de</strong>lijk. Zij protesteeren nl. tegen een poging om <strong>de</strong>n schrijver van<br />
‘Les Chants <strong>de</strong> Maldoror’ te populariseeren en om hem hier of daar te rubriceeren.<br />
En dit streven is in<strong>de</strong>rdaad even plat als zinneloos.<br />
‘Cependant il fut jadis question <strong>de</strong> refuser la part du pauvre et <strong>de</strong> gonfler à bloc<br />
le silence, la seule dighité que le comte <strong>de</strong> Lautréamont méritât. Autant dire qu'il<br />
était une attitu<strong>de</strong> au mon<strong>de</strong> qui défiait hautement toute entreprise <strong>de</strong> vulgarisation,<br />
<strong>de</strong> classement intéressé, toute volonté d'opportunisme, qui ne relevait <strong>de</strong> rien que<br />
d'éternel. Nous nous opposons, nous continuons à nous opposer à ce que<br />
Lautréamont entre dans l'histoire, à ce qu'on lui assigne une place entre Un Tel et<br />
Un Tel. Sur terre, Monsieur Soupault, si même la place <strong>de</strong> Lautréamont était au<br />
coin <strong>de</strong> la terre, du feu, <strong>de</strong> l'air et <strong>de</strong> l'eau, où pourrait bien être la vôtre, sinon entre<br />
le vin et l'eau qui le coupe?’<br />
In het an<strong>de</strong>re manifest gaan <strong>de</strong> heeren Aragon, Breton, Eluard, Peret e.a. tekeer<br />
tegen <strong>de</strong> belachelijke comedieuitvoering te Charleville, waar het door <strong>de</strong> Duitschers<br />
verniel<strong>de</strong> standbeeld van Arthur Rimbaud met een <strong>de</strong>ftige officieele plechtigheid<br />
opnieuw onthuld is. Alle zwarte jassen waren erbij en het speeksel werd niet<br />
gespaard. Het geheel was dik in or<strong>de</strong>. In het geschrift <strong>de</strong>r surrealisten wordt<br />
tegenover dit re<strong>de</strong>loos vertoon een reeks citaten uit Rimbaud's geschriften gesteld.<br />
Brutale, razen<strong>de</strong>, bittere, lasterlijke uitspraken tegen God, zijn land, zijn stad, zijn<br />
moe<strong>de</strong>r.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>26</strong>3<br />
Men behoeft niet lang te zoeken om ze te vin<strong>de</strong>n. Maar het procédé is wel eenzijdig!<br />
Want men kan, óók met citaten, het tegen<strong>de</strong>el bewijzen; omdat men alles bewijzen<br />
kan met stukken van verzen en volzinnen.<br />
Dat neemt echter niet weg dat een officieele huldiging van <strong>de</strong>n buiten alle<br />
maatschappelijke verhoudingen, buiten alle juridische en moreele wetten staan<strong>de</strong>n,<br />
zwerven<strong>de</strong>n Wil<strong>de</strong>man, pijnlijk van belachelijkheid is.<br />
‘L'ombre semble s'appesantir chaque jour sur les marais envahisseurs. L'hypocrisie<br />
étend la hi<strong>de</strong>ur <strong>de</strong> sa main sur les hommes que nous aimons pour les faire servir<br />
à la préservation <strong>de</strong> ce qu'ils ont toujours combattu. Il va sans dire que nous ne<br />
nous abusons pas sur la portée <strong>de</strong> telles entreprises <strong>de</strong> confiscation, que nous ne<br />
nous alarmons pas outre mesure <strong>de</strong> vos manoeuvres honteuses et coutumières,<br />
persuadés que nous sommes qu'une force d'accomplissement total anime contre<br />
vous tout ce qui au mon<strong>de</strong> a été véritablement inspiré. Peu nous importe que l'on<br />
inaugure une statue à..., que l'on édite les oeuvres complètes <strong>de</strong>..., que l'on tire<br />
quelque parti que ce soit <strong>de</strong>s intelligences les plus subversives puisque leur venin<br />
merveilleux continuera à s'infiltrer éternellement dans l'âme <strong>de</strong>s jeunes gens pour<br />
les corrompre ou pour les grandir.<br />
La statue qu'on inaugure aujourd'hui subira peut-être le même sort que la<br />
précé<strong>de</strong>nte. Celle-ci, que les Allemands firent disparaître, dut servir à ce que l'un<br />
d'eux bouleversât <strong>de</strong> fond en comble votre Place <strong>de</strong> la Gare ou réduisît à néant le<br />
musée dans lequel on s'apprête à négocier ignoblement sa gloire’.<br />
4. Het is <strong>de</strong> vraag of Stijn Streuvels re<strong>de</strong>nen heeft om zich miskend te achten en<br />
<strong>de</strong>swegen verbitterd te zijn. Naar mijn meening heeft hij echter niet te klagen over<br />
waar<strong>de</strong>ering en vriendschap van lezers en critici.<br />
Maar het is altijd verwerpelijk, een bewijs van zwakheid èn van gebrek aan goe<strong>de</strong>n<br />
smaak, om die verbittering, al of niet gegrond, in het openbaar te etaleeren, zooals<br />
hij dat doet in het prospectus <strong>voor</strong> zijn nieuwe boek, dat we hier, als een<br />
afschrikwekkend staal van geestelijke en ze<strong>de</strong>lijke aberratie afdrukken. Bovendien<br />
is een prospectus, dat een zakelijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling aan het publiek behoort te zijn,<br />
niet <strong>de</strong> plaats <strong>voor</strong> zulke persoonlijke ontboezemingen.<br />
Het is werkelijk heel tactloos en onaangenaam. Men oor<strong>de</strong>ele:<br />
‘De Teleurgang van <strong>de</strong>n Waterhoek’ werd ontworpen in 't jaar 1905. Het boek is<br />
opgedragen aan al <strong>de</strong> lijkbid<strong>de</strong>rs en doodgravers in <strong>de</strong> republiek van het rijk <strong>de</strong>r<br />
letteren, - die een schrijver aanzien alsof hij een koersepeerd ware dat altijd opnieuw<br />
<strong>de</strong>n eersten prijs moet loopen, - ofwel eene koe, die buiten boter en melk, om het<br />
jaar een kalf moet leveren.... en die dan nog vin<strong>de</strong>n: dat het een veerzekalf had<br />
moeten zijn, als 't een stierskalf is, en omgekeerd; - die er op azen, als een schrijver<br />
twee jaar wachten durft een meesterstuk te leveren, het als hun ambtsplicht van<br />
gepatenteerd ‘beoor<strong>de</strong>elaar’ beschouwen, en met kwalijk verholen genot, het als<br />
‘hun’ profetie aan <strong>de</strong> heele wereld bekend maken: dat <strong>de</strong> schrijver zijne rol is ten<strong>de</strong>n<br />
gespeeld, dat hij er van on<strong>de</strong>r trekken mag - afgeloopen! Op zoek naar een an<strong>de</strong>r<br />
slachtoffer. We beleven een tijd van déclamatie. Streuvels echter heeft nooit gestoeft<br />
met titels van boeken die nog moesten geschreven wor<strong>de</strong>n, heeft ook altijd het<br />
aangekondig<strong>de</strong> werk geleverd. Die Teleurgang nu - zijn vijf-en-twintigste boek ('t<br />
kleingoed niet me<strong>de</strong>gerekend) - is nog bijlange ‘zijn eigen’ teleurgang niet! Streuvels<br />
voelt zich springlevend, - meer dan ooit in schik ... en begint eerst te werken. Maar<br />
dàt belet geenszins - als 't hem invalt - hij zich <strong>de</strong> weel<strong>de</strong> veroorloven zal, te doen<br />
alsof hij uitgebloed ware, om uit liefhebberij te prutsen aan buitenlabeur. Streuvels<br />
en kostert in geen enkel kapelletje, voelt tegenover niemand eenige verplichting,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
en brengt zijn werk ter markt wanneer hij het goedvindt, en over om 't even wàt hij<br />
in zijn pan<strong>de</strong>r meebrengt, mogen welweters hun orakel strijken... maar dàt is alles.<br />
Een prins is hij die doen kan - en doet - 't geen hem lust!<br />
5. Ein<strong>de</strong>lijk heb ik, tusschen veel schuimen<strong>de</strong> verheerlijking en al te verbitter<strong>de</strong><br />
verguizing, een juist afgewogen oor<strong>de</strong>el over Rostand ont<strong>de</strong>kt. En dat doet mij te<br />
meer genoegen, omdat ik met mijzelf maar niet over <strong>de</strong>zen schrijver in het reine<br />
kon komen. De vertooningen van zijn werk brachten mij, ondanks mijzelf, altijd on<strong>de</strong>r<br />
een onweerstaanbare bekoring, en <strong>de</strong> lezing gaf mij, ook àltijd, een teleurstelling<br />
en wekte wrevel en afkeer. Alles wat ik las over Edmond Rostand gaf mij sympathie,<br />
alles wat ik las van Edmond Rostand neutraliseer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze weer. En nog zel<strong>de</strong>n werd<br />
mijn verlangen om te bewon<strong>de</strong>ren zoo systematisch teruggeslagen.<br />
De prachtig-gemonteer<strong>de</strong> reprise van ‘Chantecler’ in het Théâtre <strong>de</strong> la Port<br />
Saint-Martin geeft Lucien Dubech aanleiding tot een zeer rechtvaardige beschouwing.<br />
Hij bekent die zelf<strong>de</strong> charme te on<strong>de</strong>rgaan, <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> ontroering te gevoelen, en toch<br />
ziet hij ook die verschrikkelijke fouten.<br />
Deze <strong>voor</strong>stelling: ‘permet <strong>de</strong> remettre cet ouvrage à sa juste place. Dans l'oeuvre<br />
<strong>de</strong> son auteur, au premier rang auprès <strong>de</strong> Cyrano. Dans le théâtre contemporain,<br />
très haut. Une pièce <strong>de</strong> Rostand, très haut? C'est vous qui parlez ainsi? Mais oui,<br />
c'est nous.<br />
Il y a dix ans que nous disions, à l'occasion: “Il faudra réhabiliter Chantecler”.<br />
Grâce à M. Lehmann, ce jour arrive, qui doit être pour Rostand, sinon le jour <strong>de</strong><br />
vraie gloire, du moins le jour <strong>de</strong> juste gloire.<br />
Gloire mesurée, restreinte, limitée <strong>de</strong> toutes parts. Rostand n'est pas un grand<br />
poète, Chantecler n'est pas un chef-d'oeuvre. Trop <strong>de</strong> défauts abominables,<br />
sans oublier à côté <strong>de</strong>s parties exécrables les parties faibles. Mais il y a les parties<br />
estimables, sinon très belles et très hautes. La part du pire, on la connaît <strong>de</strong> reste.<br />
C'est le mauvais goût. Mais ici, il se présente sous un jour étrange, éclairé <strong>de</strong> <strong>de</strong>ux<br />
côtés par une lumière double étonnante, troublante, émouvante.<br />
Il n'est pas une oeuvre <strong>de</strong> Rostand que le mauvais goût gâte autant que<br />
Chantecler, et nulle part aussi il n'est plus offensant, puisqu'ici il dépare <strong>de</strong>s<br />
beautés véritables. Tout le rôle du merle, le second acte presque entier sont parmi<br />
ce qu'on peut entendre <strong>de</strong> plus affligeant. Ce merle qui traverse par <strong>de</strong>s calembours<br />
une veine lyrique noble et saine, cette réception chez la pinta<strong>de</strong> qui n'est, à une<br />
scène près, qu'une suite <strong>de</strong> pitoyables extravagances verbales, on ne peut, en<br />
vérité, mieux gâcher à plaisir l'agrément délicat <strong>de</strong> jouer avec les mots.<br />
Mais voici l'extraordinaire, qui semble n'avoir pas été remarqué, à coup sûr qui<br />
n'a pas été assez mis en lumière: cet horrible défaut, Rostand ne l'étale ainsi que<br />
pour le railler. Une <strong>de</strong>s idées directrices <strong>de</strong> la pièce est l'apologie <strong>de</strong> l'inspiration<br />
saine qu'on reçoit <strong>de</strong> la nature, <strong>de</strong> la poésie simple, <strong>de</strong> la terre, du coin où l'on est<br />
né, <strong>de</strong> la vie humble et du <strong>de</strong>voir familier. Le merle, le paon et la pinta<strong>de</strong> ne sont là<br />
que pour faire repoussoir, pour servir <strong>de</strong> cible aux condamnations violentes que<br />
porte Chantecler contre le frelaté, l'artificiel, l'esprit impur, au nom du naturel,<br />
<strong>de</strong> la poésie, du <strong>de</strong>voir. Le coq Chantecler, pour Rostand, est le symbole du paysan<br />
poète, comme fut Mistral’.<br />
Na <strong>de</strong>ze nieuwe, en, naar mij toeschijnt, volkomen aanvaardbare, interpretatie,<br />
die wellicht het eenige mid<strong>de</strong>l is tot redding van dit werk, beschouwt Dubech het<br />
dichterschap van Rostand:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>26</strong>4<br />
‘Secon<strong>de</strong> faiblesse, plus excusable, mais grave encore: excellent dramatiste,<br />
versificateur virtuose, poète d'intention, si l'on peut résumer par cette formule son<br />
noble désir d'être grand poète, Rostand n'était par malheur pas un bon poète. Les<br />
meillenres envolées <strong>de</strong> Chantecler, où l'inspiration est véritablement belle,<br />
haute, admirable, restent loin en <strong>de</strong>ça <strong>de</strong> cette beauté formelle sans laquelle rien<br />
ne traverse le temps. Ces tira<strong>de</strong>s ont <strong>de</strong> l'éclat, <strong>de</strong> l'élan; on y trouve parfois une<br />
veine agreste qui rappelle davantage les bergeries que les vraies bucoliques; parfois<br />
un mouvement, un rythme sourd qui ne vont pas loin <strong>de</strong> la beauté, comme dans la<br />
conspiration <strong>de</strong>s nocturnes; parfois une poésie qui n'est séparée <strong>de</strong> la gran<strong>de</strong>ur<br />
que par une <strong>de</strong>rnière ombre <strong>de</strong> préciosité, comme dans les stances au soleil; souvent<br />
une grâce agréable; presque toujours une jolie élégance morale, et toujours l'appétit,<br />
le désir <strong>de</strong> la gran<strong>de</strong>ur. Mais rien ne vit que par le style, ce qui ne veut pas dire la<br />
correction, mais la beauté <strong>de</strong> l'expression, et qui pourrait citer dans Rostand un vrai<br />
passage digne d'un vrai grand poète?’<br />
En dan komt <strong>de</strong> wending in Dubech's betoog, met het woord: ‘et pourtant....’<br />
‘Et pourtant, il faut réhabiliter Chantecler.<br />
Toutes les intentions <strong>de</strong> la pièce sont nobles, belles, hautes. Ce fond <strong>de</strong> rusticité<br />
paysanne, cet amour d'un coin <strong>de</strong> terre, <strong>de</strong>s animaux simples, d'un coq, d'un<br />
rossignol et d'un bon chien composaient le support, sinon nécessairement d'une<br />
belle oeuvre, du moins d'une oeuvre riche <strong>de</strong> ces vérités soli<strong>de</strong>s comme le tuf et<br />
limpi<strong>de</strong>s comme les sources. Tout le personnage <strong>de</strong> Patou est exquis, inspiré d'une<br />
bonté qu'on sent, cette fois, naturelle et jaillie du coeur. Rien que ce rôle mériterait<br />
l'indulgence. Et cette note n'est pas unique dans la pièce. On y sent partout circuler<br />
un sentiment singulier, très émouvant, qui vaut qu'on s'y arrête.<br />
Trop adulé, Rostand connut la rançon du succès; il fut jalousé, attaqué. Racine<br />
disait que jamais la louange ne lui avait fait autant <strong>de</strong> plaisir que la critique ne lui<br />
avait fait <strong>de</strong> mal: tous les êtres très sensibles pensent comme Racine dans le secret<br />
<strong>de</strong> leur coeur. Cette conspiration <strong>de</strong>s rapaces nocturnes contre le coq, ce choeur<br />
<strong>de</strong>s crapauds autour du rossignol, c'est la plainte qu'arrache la blessure. Et il n'est<br />
pas un coeur bien né qui aurait envie <strong>de</strong> rire. Cette mélancolie dans la gloire rappelle<br />
le chant satirique qui accompagnait les triomphateurs en Capitole. Seul, César était<br />
assez fort pour écouter sans rien laisser paraître le cruel Urbani, servate<br />
uxores.<br />
Ou bien encore, cette tristesse aux abords du déclin fait penser au son brisé qui<br />
rend si poignants les accents <strong>de</strong> la Flûte enchantée, quand l'instinct avertissait<br />
Mozart que la mort allait toucher sa tête divine’.<br />
Na <strong>de</strong>n lof van Chantecler eindigt Dubech dan met een zeer enthousiaste<br />
bespreking <strong>de</strong>r opvoering. Ziehier, hoe <strong>de</strong> hoofdfiguur zich aan hem opdringt:<br />
‘Par-<strong>de</strong>ssus tout, il y a le magnifique symbole <strong>de</strong> Chantecler. Ce coq qui croit qu'<br />
est son chant qui fait le ver le soleil, que c'est beau, cette figure <strong>de</strong> la foi agissante!<br />
Rostand n'a jamais, à loin près, rien inventé d'égal, et il a soutenu un si grand thème<br />
sans que l'inspiration fléchisse, à défaut <strong>de</strong> l'expression. Récompense d'un si beau<br />
départ, il a rencontré plusieurs autres inventions admirables, comme celle qui sauve<br />
<strong>de</strong> la condamnation sans appel le second acte, grâce à la scène si brusquement<br />
belle où Chantecler protège ses ennemis réfugiés sous son aile contre l'ombre <strong>de</strong><br />
l'épervier. En vérité, ce n'est pas un beau symbole que Rostand a mis dans le coq<br />
Chantecler, c'est <strong>de</strong>ux ou trois, aussi beaux et justes les uns que les autres. Ah! s'il<br />
s'était convaincu <strong>de</strong> cette vérité exprimée par Anatole France que seule la forme<br />
simple a chance <strong>de</strong> traverser les siècles, que n'eût-il pas tiré <strong>de</strong> ces belles images<br />
transposées du désir, <strong>de</strong> la gloire, <strong>de</strong> l'amour, du <strong>de</strong>voir, <strong>de</strong> la mort! Car elles y sont<br />
Chani tecler séduit par la faisane, c'est l'appel <strong>de</strong> l'inconnu qu, traverse la vie<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
humble aux travaux ennuyeux difficiles(Verlainedisait:et faciles;<br />
mais il avait tort); et c'est le <strong>de</strong>voir qui l'emporte, comme dans Corneille.<br />
Chantecler est une pièce cornélienne, à sa façon’. Ik heb uit dit <strong>voor</strong>treffelijke<br />
feuilleton van Dubech wat ruim geciteerd; omdat ik wéét dat tal van minnaars <strong>de</strong>r<br />
Fransche letterkun<strong>de</strong> zich tegenover Rostand in vrijwel <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> positie als ik<br />
bevon<strong>de</strong>n. Het is in<strong>de</strong>rdaad een merkwaardig verschijnsel, dat het in enkele gevallen<br />
zoo moeilijk kan zijn om tusschen <strong>de</strong> argumenten van het gevoel en die van het<br />
verstand een re<strong>de</strong>lijk standpunt te zoeken. Dit artikel lijkt mij zeer geschikt om dit<br />
te helpen vin<strong>de</strong>n.<br />
GR.<br />
Ingekomen boeken<br />
L.C. Westenenk, Waar mensch en tijger buren zijn. Illustraties van<br />
L.S.W.v.d. Noordaa. <strong>Den</strong> Haag, H.P. Leopold's Uitgeversmaatschappij.<br />
Er is wel eens geklaagd, dat onze bestuursambtenaren - in tegenstelling met <strong>de</strong><br />
Engelsche - na hun terugkeer uit <strong>de</strong> koloniën zoo zel<strong>de</strong>n schrijven over hun<br />
ervaringen in <strong>de</strong> tropen. Thans echter heeft <strong>de</strong> Oud-Gouverneur van Sumatra's<br />
Oostkust, L.C. Westenenk, geput uit <strong>de</strong>n rijken schat zijner Indische herinneringen<br />
en we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n. De heer Westenenk blijkt niet alleen <strong>de</strong>n Indischen<br />
menschen en dieren een warm hart toe te dragen en een hartstochtelijk<br />
natuurliefhebber te zijn, maar tevens te beschikken over een welversne<strong>de</strong>n pen,<br />
die <strong>de</strong>n humor en tragedie van het Indische leven in al haar schakeeringen op<br />
boeien<strong>de</strong> wijze weet weer te geven.<br />
Lief<strong>de</strong>sbrieven gewisseld tusschen Willem Kloos en Jeanne Reyneke<br />
van Stuwe. Van Juni 1898 tot 7 Sept. 1899. <strong>Den</strong> Haag, H.P. Leopold's<br />
Uitgeversmaatschappij.<br />
De briefschrijvers zeggen er van overtuigd te zijn, dat <strong>de</strong>ze correspon<strong>de</strong>ntie in elk<br />
geval (spaties niet van ons, D.G.W.) na hun dood zou wor<strong>de</strong>n gepubliceerd en<br />
er daarom <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur aan te geven mogelijke onbevoeg<strong>de</strong>n met die publicatie<br />
vóór te zijn. Wij gunnen hun graag dit genoegen en hun drukkers <strong>de</strong> vette kluif.<br />
Echter mogen <strong>de</strong> heer en mevrouw Kloos het ons ten goe<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n dat wij dit boek,<br />
dat met <strong>de</strong> litteratuur slechts in een ver verwij<strong>de</strong>rd verband staat, aan <strong>de</strong>n uitgever<br />
terugzen<strong>de</strong>n, aangezien het te dik is <strong>voor</strong> onze boekenkast. Er zijn, komt het ons<br />
<strong>voor</strong>, een massa belangrijker lief<strong>de</strong>sbrieven geschreven. Wij <strong>voor</strong> ons b.v. vin<strong>de</strong>n<br />
die welke wij een twintig jaar gele<strong>de</strong>n aan onze toekomstige vrouw schreven veel<br />
interessanter. Overigens blijve dit bijbelsch formaat gereserveerd <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n bijbel.<br />
Het <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> Jongensboek. Samengesteld door A.B. van Tienhoven.<br />
Utrecht, W. <strong>de</strong> Haan.<br />
Mijn jongens zijn niet naar bed te krijgen <strong>de</strong>ze avon<strong>de</strong>n en kibbelen er over ‘wie<br />
nou mooier is van 't jaar’: Leopold of De Haan. Naar <strong>de</strong> cijfers van hun huiswerk<br />
informeer ik maar niet te veel!<br />
Kerstboek Wereldkroniek 1927/1928. Rotterdam, Nijgh & v. Ditmar.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Dit Kerstboek, gratis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> abonnés van De Wereldkroniek, maar ook in <strong>de</strong>n<br />
han<strong>de</strong>l, behoeft <strong>voor</strong> dat van <strong>de</strong> W.B. zeker niet on<strong>de</strong>r te doen. Mevr. v. Hille, Alie<br />
Smeding, El. Zernike, A.M. <strong>de</strong> Jong, Jac. v. Looy e.a. lever<strong>de</strong>n bijdragen in proza<br />
en poëzie. Ver<strong>de</strong>r allerlei verrassingen, waaron<strong>de</strong>r een achttal goed uitgevoer<strong>de</strong><br />
kleurreproducties naar schil<strong>de</strong>rijen van mo<strong>de</strong>rne meesters.<br />
Het Meisjes Jaarboek, Twee<strong>de</strong> Jaar. <strong>Den</strong> Haag, H.P. Leopold's Uitgevers<br />
Maatschappij.<br />
Welk meisje zou niet graag <strong>de</strong> heuzige Kea Bouman een tennispraatje hooren<br />
hou<strong>de</strong>n, of Cissy v. Marxveldt hooren vertellen over haar Engelschen kostschooltijd,<br />
of Lady Dorothy Mills over haar ervaringen bij <strong>de</strong> Touareggs in <strong>de</strong> Sahara. Die<br />
stukken alleen zijn het geld al waard. Wat ge méér krijgt moet ge zelf maar eens in<br />
<strong>de</strong>n boekwinkel gaan kijken; tegenvallen zal het u zeker niet.<br />
Jan Peeters, Muizenvertelsel. Geïll. door Leo Marfurt. Antwerpen, De<br />
Sikkel. Utrecht, De Gemeenschap.<br />
Het Jongensjaarboek. Vier<strong>de</strong> jaar. <strong>Den</strong> Haag, H.P. Leopold's<br />
Uitgeversmaatschappij.<br />
Zie boven een <strong>de</strong>rgelijk werk van <strong>de</strong> firma <strong>de</strong> Haan. Ze kibbelen nog steeds.<br />
(vervolg op blz. 2 van <strong>de</strong> achterstaan<strong>de</strong> advertentiepagina's)<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>26</strong>5<br />
In verband met <strong>de</strong> manifestaties van Italiaansche kunst te Amsterdam,<br />
tentoonstelling, concerten, lezingen, welke zulk een groot succes zijn<br />
gewor<strong>de</strong>n, plaatsen wij in dit en het volgend nummer beschouwingen<br />
over twee schrijvers, die, met d'Annunzio, behooren tot <strong>de</strong> boeiendste<br />
figuren uit hun land: Papini en Croce.<br />
I Giovanni Papini<br />
Een vergelijking tusschen zijn ‘Uomo finito’ en ‘Storia di Cristo’<br />
NADAT Papini een lange reeks artikelen en novellen geschreven had, opgenomen<br />
in verschillen<strong>de</strong> tijdschriften en kranten, zag zijn ‘Uomo finito’ het licht, een boek<br />
dat in zekeren zin <strong>de</strong> bekroning werd van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>afgegane werken. Het bevat in 't<br />
kort alles wat Papini heeft gewerkt, gedacht in al <strong>de</strong> jaren zijner jeugd; hij heeft<br />
daarin als het ware alle stukjes bij elkaar geraapt en op een weegschaal gelegd,<br />
waarvan <strong>de</strong> eene zij<strong>de</strong> sterk naar bene<strong>de</strong>n zakt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> zwaarte <strong>de</strong>r opgedane<br />
ervaringen en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re slechts licht overslaat door <strong>de</strong> weinige illusies die gebleven<br />
zijn; en verslagen over dit resultaat is hij aan <strong>de</strong>n kant van <strong>de</strong>n weg gaan zitten,<br />
<strong>voor</strong> het oogenblik geen kracht meer voelend om in <strong>de</strong> ingeslagen richting ver<strong>de</strong>r<br />
te gaan. Het is <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van een man, die in alle oprechtheid en met<br />
zeldzamen hartstocht getracht heeft <strong>de</strong> waarheid te vin<strong>de</strong>n; die, ondanks <strong>de</strong>n schijn<br />
van mislukking, overwinnen zal en <strong>de</strong>n kostelijken graal met een <strong>voor</strong> hem dierbaar<br />
geheim, <strong>de</strong>n droom van vele slapelooze nachten, in zijn beven<strong>de</strong> vingers mag<br />
hou<strong>de</strong>n. Hij vindt zichzelf eerst geheel, maar dan ook in al zijn menschelijke<br />
grootheid, in ‘Het leven van Christus’, die alleen bij machte was verzachten<strong>de</strong> olie<br />
op <strong>de</strong> bloe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> won<strong>de</strong>n van zijn veel gepijnigd hart te gieten.<br />
Don Juan op veroveringen uit, zou men <strong>de</strong> ‘Andante’ van <strong>de</strong>n ‘Gebroken man’<br />
betitelen kunnen, want hij is een Don Juan, verliefd op <strong>de</strong> waarheid, die zich op het<br />
leven werpt met al <strong>de</strong> frischheid en onbezonnenheid van een ongeduldig, uitdagend<br />
kind, en die zich meester maakt van alles wat blinkt en schittert in <strong>de</strong> wereld <strong>de</strong>r<br />
gedachten. Hij is zooals een vogel die <strong>voor</strong> 't eerst vliegt en onvermoeid <strong>de</strong>n steeds<br />
sneller achteruitwijken<strong>de</strong>n horizon navliegt. Een vreem<strong>de</strong> wijs vergezelt hem bij al<br />
zijn on<strong>de</strong>rnemingen; soms is het <strong>de</strong> wil<strong>de</strong> muziek van een in vlammen ontstoken<br />
hart, een an<strong>de</strong>rmaal een droevig of vroolijk melodietje met ontelbare variaties; <strong>de</strong><br />
zwaarwichtigheid van <strong>de</strong>n mid<strong>de</strong>lbaren leeftijd is er in hoorbaar, <strong>de</strong> gelatenheid <strong>de</strong>s<br />
ou<strong>de</strong>rdoms prelu<strong>de</strong>ert zachtkens, maar het meest toch <strong>de</strong> belofte van een rijk geluk.<br />
Alles of niets... het <strong>de</strong>vies van Papini en van zoovele an<strong>de</strong>ren; maar bij hem neemt<br />
het, zooals alles, overgroote verhoudingen aan. En in het begin, dank zij zijn<br />
onvermoei<strong>de</strong>n strijd, in spijt van alle ne<strong>de</strong>rlagen, schijnt hij steeds crescendo te<br />
gaan naar het ‘alles’; <strong>de</strong> kracht hier<strong>voor</strong> put hij uit zijn buitengewoon verstand en<br />
zijn onuitroeibare lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong>n arbeid. Soms komt hij er toe het leven te ontkennen,<br />
dikwijls uit wanhoop, dikwijls door een algeheel zich losmaken van zijn ‘ik’, en <strong>de</strong>ze<br />
bittere twijfel vindt ten slotte nergens an<strong>de</strong>rs zijn rustpunt dan in <strong>de</strong> over<strong>de</strong>nking<br />
van het leven van Christus, in wien hij een meester erkent waar<strong>voor</strong> een karakter<br />
als het zijne zich kan buigen. Doch hier<strong>voor</strong> heeft zijn ziel een volkomen uitleven<br />
noodig, en zooals het marmer onophou<strong>de</strong>lijk bewerkt moet wor<strong>de</strong>n om <strong>de</strong>n juisten<br />
vorm te verkrijgen, een vorm roerend van schoonheid, zoo ook ontvangt hij<br />
<strong>voor</strong>tdurend <strong>de</strong> har<strong>de</strong>, onverbid<strong>de</strong>lijke slagen <strong>de</strong>r teleurstellingen. Maar terwijl hij<br />
lijdt weet hij niets van het groote werk dat zich aan hem voltrekt, zijn hoogmoed zou<br />
ook een <strong>de</strong>rgelijke veron<strong>de</strong>rstelling niet hebben toegelaten. Die hoogmoed, zoo<br />
dikwijls hem verweten, en die ons uit elken zin tegenjammert, is meestal niets an<strong>de</strong>rs<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
dan een wil<strong>de</strong> wanhoop, en zijn overmoed, die alles van <strong>de</strong>n troon tracht te rukken,<br />
niets dan een uiting van een onophou<strong>de</strong>lijk zoeken naar een nog steeds onvindbaar<br />
i<strong>de</strong>aal.<br />
Uitgehongerd valt hij op <strong>de</strong> wetenschap aan en op <strong>de</strong> wijsbegeerte. Plato geeft<br />
hem <strong>voor</strong> eenigen tijd zijn kalmte terug, en laat hem leven, <strong>voor</strong> een wijl, in een<br />
wereld opgebouwd van abstracte gedachten; <strong>de</strong> werkelijkheid is i<strong>de</strong>e gewor<strong>de</strong>n.<br />
Van langen duur echter blijkt die stilte niet, zijn harts-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>26</strong>6<br />
tochtelijke, godsdienstige natuur verlangt een <strong>voor</strong>werp om te aanbid<strong>de</strong>n, en hij<br />
werpt zich op het pantheïsme. Ook <strong>de</strong> wellust van het volkomen verzinken in zichzelf<br />
heeft hij doorleefd, een volledig egotisme met al zijn gevaren; een god droom<strong>de</strong> hij<br />
zich, steeds hooger wil<strong>de</strong> hij stijgen, alle hemelen doorkruisen... om zich daarna<br />
terug te vin<strong>de</strong>n op straat met zielige, verbrijzel<strong>de</strong> le<strong>de</strong>maten. Zijn smartelijk bezeer<strong>de</strong><br />
hoogmoed besluit wraak te nemen op <strong>de</strong> menschheid: Papini wordt anarchist en<br />
bereidt met koortsachtige, sombere oogen een mid<strong>de</strong>l, dat met één slag alles zal<br />
vernietigen. Hij richt een tijdschrift op en smijt zijn bitterheid met felle woor<strong>de</strong>n op<br />
het papier. Als een ‘Appassionato’, zooals hijzelf dit <strong>de</strong>el van zijn boek betitelt, rollen<br />
zijn onstuimige gedachten; bevend van haat en ontgoocheling wil hij doen gelooven<br />
dat <strong>de</strong> laatste oor<strong>de</strong>elsdag gekomen is. Maar even plotseling als het onweer opkwam,<br />
dreef het weer weg; Papini had er genoeg van, zelf vermoeid van het leven dat hij<br />
had gemaakt. Als gevolg verdween het tijdschrift. De werkelijkheid, zoo ruw terzij<strong>de</strong><br />
geschoven, eischte haar rechten bevelend op, en <strong>de</strong> zoeker raakte gevangen in<br />
een warnet van theosofische bijgeloovighe<strong>de</strong>n. Zijn verdwaal<strong>de</strong>, pijnigen<strong>de</strong><br />
gedachten vormen een groot net, waaron<strong>de</strong>r hij tevergeefs, hier of daar, <strong>de</strong><br />
waarheidsformule, die alleen hem <strong>de</strong> zoo noodige rust kan geven, tracht te vangen.<br />
Nog vol haat roept hij ons met een schorre stem toe dat hij genoeg van ons heeft<br />
en dat slechts het verle<strong>de</strong>n groote mannen heeft <strong>voor</strong>tgebracht; maar <strong>de</strong>ze woeste,<br />
uitbundige vereering is op <strong>de</strong>n keper beschouwd niets an<strong>de</strong>rs dan een verbloemd,<br />
schaamachtig liefhebben zijner me<strong>de</strong>menschen. Wat is hij in dit <strong>de</strong>el van zijn boek<br />
nog ver verwij<strong>de</strong>rd van <strong>de</strong> wijsheid; wat bezeert hij zich nog dikwijls aan <strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>lmatigheid en <strong>de</strong> laagheid om hem heen. Opnieuw trekt hij uit als een Don<br />
Quichotte, die vol verbetenheid aan goe<strong>de</strong>n en boozen har<strong>de</strong> slagen uit<strong>de</strong>elt. Een<br />
dichter is hij, die, ofschoon gegrepen door <strong>de</strong>n heiligen geest, niet beseft welke<br />
opdracht hij <strong>voor</strong> het leven heeft meegekregen; hij is als een apostel van een god,<br />
dien hij nog niet persoonlijk heeft leeren kennen en dien hij overal wanhopig zoekt.<br />
Bewust van en verschrikt over zijn onwetendheid, begint hij, en nu op elk gebied,<br />
zijn slaafsch geploeter om zijn kennis te verruimen; nauwkeurig ontleedt hij zijn<br />
gedachten en die van an<strong>de</strong>ren, hij wil en moet <strong>de</strong> oplossing van het levensraadsel<br />
vin<strong>de</strong>n. Een vaag, allengs klaar<strong>de</strong>r vermoe<strong>de</strong>n maakt zich van hem meester, namelijk<br />
dat al zijn gewerk vruchteloos zal blijven en dat zijn ziel van honger dreigt te sterven;<br />
dat zij het eenige is wat waar<strong>de</strong> heeft en dat hij <strong>de</strong>rhalve eerst <strong>de</strong>zen knoop moet<br />
ontwarren.<br />
In het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>el van dit zoo belangwekken<strong>de</strong> werk, in ‘Solenne’, zien wij hoe hij<br />
zich ernstig bezig begint te hou<strong>de</strong>n met het waarom van ie<strong>de</strong>r persoonlijk leven; <strong>de</strong><br />
‘Geschie<strong>de</strong>nis van Christus’, die 9 jaar later zal verschijnen, teekent zich al vaag<br />
op het netvlies zijner gedachten af. De al grooter wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong>zen profeet<br />
toont hem <strong>de</strong>n weg om uit het dichte bosch te komen waarin hoofd en hart zijn<br />
verdwaald. Zijn afschuw en verachting <strong>voor</strong> het leven veran<strong>de</strong>ren in een begrijpen<strong>de</strong><br />
dankbaarheid, en geleid door zijn levendig temperament, vindt hij <strong>de</strong>n weg naar het<br />
nieuwe doel; een weg moeilijk en vermoeiend, maar die recht naar het i<strong>de</strong>aal voert.<br />
Hij wil nu al zijn gedachten in <strong>de</strong>ze richting orienteeren, doch dat het smartelijk is<br />
zich los te maken van zijn ou<strong>de</strong> gedachten moet hij vaak on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n. Echter: om<br />
geheel te genezen dient zijn hoogmoed te wor<strong>de</strong>n gedood, zelfs uit zijn vleesch<br />
gerukt als een vergiftige doorn, opdat <strong>de</strong>ze niet zijn wezen nog ernstiger aansteke.<br />
Het beeld van <strong>de</strong>n Christus eenmaal aanschouwd laat hem niet meer los; <strong>de</strong><br />
verhalen van het Ou<strong>de</strong> en Nieuwe Testament trekken als een groot panorama<br />
<strong>voor</strong>bij, en koortsachtig zoekt hij daarin <strong>de</strong> oorzaak en het doel van het werelddrama<br />
te ont<strong>de</strong>kken. Hij is nog niet bij machte <strong>de</strong> werkelijke beteekenis van <strong>de</strong> Christusfiguur<br />
te omvatten, hij treurt over <strong>de</strong> afwezigheid van een verlosser en snakt naar <strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
evrijding, die niet alleen <strong>voor</strong> het grijpen ligt, maar zich in zijn innerlijk wezen reeds<br />
gewaar doet wor<strong>de</strong>n. Met inspanning zijner laatste krachten en <strong>de</strong>n hoogmoed tot<br />
<strong>de</strong> uiterste grenzen drijvend, voelt hij zich verheven tot een god, om daarna eerst<br />
en ten volle te beseffen in welke volslagen afhankelijkheid hij leeft. Voor Papini was<br />
er geen an<strong>de</strong>re uitweg mogelijk, zijn paradoxaal karakter liet zich alleen verslaan<br />
door een paradox die boven alle paradoxen staat en niet te bereiken is. Het was<br />
een hoogst gevaarlijke strijd: òf het dankbaar ontvangen <strong>de</strong>r waarheid, òf een<br />
wegzinken in <strong>de</strong> donkerste groeven <strong>de</strong>s twijfels. Hij heeft het bitterste beleefd wat<br />
ooit een mensch beleven kan: het falen van alle menschelijke wetenschap en wijsheid<br />
en het ontred<strong>de</strong>rd staan tegenover eigen failliet. Toch overwint hij; zijn ‘Storia di<br />
Christo’ getuigt ervan.<br />
Was reeds zijn ‘Uomo finito’ een reactie tegen <strong>de</strong>n materialistischen geest van<br />
<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> oorlogstijd, hoeveel meer nog <strong>de</strong> ‘Storia di Christo’! Deze verheerlijking<br />
en dit begrijpen van <strong>de</strong>n innerlijken vre<strong>de</strong>, uitgedrukt in dit boek, het vrijwillig offeren<br />
van zichzelf, het kin<strong>de</strong>rlijk aannemen zon<strong>de</strong>r kleinzielige tobberij, werpt een schel<br />
licht op <strong>de</strong> diepe won<strong>de</strong>, waaraan <strong>de</strong> menschheid lijdt. Ofschoon Papini dit boek<br />
geenszins <strong>de</strong> wereld heeft ingezon<strong>de</strong>n als een soort pamflet en om <strong>de</strong>n menschen<br />
<strong>de</strong> groote verwij<strong>de</strong>ring van een hoog i<strong>de</strong>aal te toonen, - zijn impulsief karakter is<br />
daar<strong>voor</strong> niet overleggend ge-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>26</strong>7<br />
noeg - en het alleen een bekroning is van een geheel innerlijke ziele-ontwikkeling,<br />
heeft het toch geklonken als een stem in <strong>de</strong> woestijn, en het begeerig ontvangen<br />
daarvan is een bewijs dat hetgeen hij doorleef<strong>de</strong>, door velen is gevoeld.<br />
Na een zoo doornigen weg te hebben afgelegd als dien waarop hij ons voert in<br />
zijn ‘Uomo finito’, staat hij perplex tegenover <strong>de</strong>n eenvoud van het evangelie. Hals<br />
over kop - een Papini doet altijd <strong>de</strong> dingen op geweldige, hartstochtelijke wijze -<br />
springt hij in dit<br />
GIOVANNI PAPINI<br />
hel<strong>de</strong>re water, en steeds dieper duikend, brengt hij ongeken<strong>de</strong>, won<strong>de</strong>rlijke parels<br />
aan <strong>de</strong> oppervlakte. Met verheerlijkte oogen staat hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schatten, zoo innig blij<br />
is hij er mee. De ou<strong>de</strong> weerbarstige Papini is niet verdwenen, integen<strong>de</strong>el levendiger<br />
dan ooit komt hij te <strong>voor</strong>schijn, maar er is in zijn stem <strong>de</strong> tee<strong>de</strong>rheid, het<br />
enthousiasme van een gelukkig mensch. Alle krachten spant hij in om ons te<br />
overtuigen, te overrompelen, te dwingen zelfs <strong>de</strong> waarheid van zijn vondst te<br />
erkennen, die hij gelooft kersversch ont<strong>de</strong>kt te hebben. Zenuwachtig woelt hij in <strong>de</strong><br />
gegevens, want hij wil, dat alles aan hem zelf en ons dui<strong>de</strong>lijk is, zóó glashel<strong>de</strong>r,<br />
dat wij niet an<strong>de</strong>rs kunnen doen dan beamen. Hij legt uit, vereenvoudigt, stelt vast,<br />
met zekerheid, duwt ons als het ware zijn ont<strong>de</strong>kkingen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n neus, opdat wij<br />
ze zien en gebruik maken van zijn nieuwe wetenschap. In zijn ijver gaat hij dikwijls<br />
te ver en overschreeuwt inplaats van te re<strong>de</strong>neeren, een fout trouwens, die men<br />
<strong>voor</strong>tdurend in dit werk en an<strong>de</strong>re terugvindt. Hij staat zelfs klaar om, indien wij hem<br />
niet blin<strong>de</strong>lings volgen, ons te steenigen of <strong>voor</strong> gekken uit te maken.<br />
Zijn sobere, gloedvolle stijl schijnt gemaakt om het Evangelie na te vertellen. Zijn<br />
verklaringen, van overal gegrepen, hel<strong>de</strong>ren nu eens een tot nu toe duister gebleven<br />
punt op, om dan weer <strong>de</strong> logische ontwikkeling te toonen van <strong>de</strong> beschreven<br />
gebeurtenissen. Hij <strong>voor</strong>komt echter onmid<strong>de</strong>llijk alle tegenwerpingen, die <strong>de</strong><br />
tegenstan<strong>de</strong>r zou kunnen vin<strong>de</strong>n, hij wil er niet ver<strong>de</strong>r over praten en dwingt tot een<br />
gedachteloos, volledig aannemen. Hiermee bewijst hij, nog niet dit rustige geloof te<br />
bezitten van iemand, die met een begrijpen<strong>de</strong>n glimlach, zon<strong>de</strong>r innerlijk bewogen<br />
te wor<strong>de</strong>n, op an<strong>de</strong>rs<strong>de</strong>nken<strong>de</strong>n neerziet. Hij heeft zulk een haast ons zijn<br />
nieuwighe<strong>de</strong>n te brengen, dat hij soms <strong>de</strong>n voet verstuikt in zijn bewegelijkheid. Hij<br />
is opgewon<strong>de</strong>n, steeds <strong>voor</strong>uitgedreven door het verlangen meer te weten en<br />
nauwkeuriger, terwijl hij zoo innig overtuigd is dat zijn nieuwe geloof hemel en aar<strong>de</strong><br />
zou kunnen verteren.<br />
Hetgeen hij met bizon<strong>de</strong>re <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> in het daglicht probeert te stellen, is <strong>de</strong><br />
menschelijkheid van <strong>de</strong> Christusfiguur. Al wat legen<strong>de</strong> is werpt hij ver weg en teekent<br />
ons een Christusbeeld met forsche, dui<strong>de</strong>lijke lijnen, levend en a<strong>de</strong>mhalend,<br />
gebon<strong>de</strong>n door het menschelijk <strong>de</strong>el zijner natuur aan <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>, zooals wij allen.<br />
Hij verwij<strong>de</strong>rt al wat zou kunnen scha<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong>n eenvoud, om <strong>voor</strong> ons te doen<br />
oprijzen een Jezus die heeft gele<strong>de</strong>n, gedacht, vertroost is gewor<strong>de</strong>n, maar wiens<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
da<strong>de</strong>n en gedachten met een gou<strong>de</strong>n draad van onschuld en heiligheid aan <strong>de</strong>n<br />
hemel zijn verbon<strong>de</strong>n. Daarom ook, zegt Papini, staat <strong>de</strong> Christus zoo dicht bij ons;<br />
hij heeft ons smartelijk leven gezien en aan <strong>de</strong>n lijve on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n; hij kent volkomen<br />
onze zwakhe<strong>de</strong>n, onzen twijfel, ons ongeluk en hij heeft begrepen hoe groot <strong>de</strong><br />
schuld is, die wij begingen aan <strong>de</strong>n Va<strong>de</strong>r. En zijn hart is ontroerd gewor<strong>de</strong>n, toen<br />
hij ons jammerlijk vervallen ras aanschouw<strong>de</strong>; ook heeft hij gezien dat <strong>de</strong> vrijheid,<br />
die zijn Va<strong>de</strong>r ons had toegekend om Zichzelf te eeren, een strik is gewor<strong>de</strong>n, waarin<br />
zoovelen zijn gevallen. Er was daarom een daad noodig, grooter en e<strong>de</strong>ler dan alle<br />
zon<strong>de</strong>n ter wereld tezamen, om <strong>de</strong> volkeren, zelfs tegen hun wil, van <strong>de</strong>n gevaarlijken<br />
weg af te wen<strong>de</strong>n en hen tot opzien van het aardsche geploeter te dwingen.<br />
Papini's lief<strong>de</strong> tot Christus straalt af op alle personen, die om <strong>de</strong>ze figuur hebben<br />
geleefd. Met een zekere voldoening houdt hij zich op bij Johannes <strong>de</strong>n Dooper,<br />
want diens strengheid en ernstige eerlijkheid maken dat hij zich innerlijk verwant<br />
voelt met <strong>de</strong>zen onomkoopbaren <strong>voor</strong>looper. Hij kent hem geen enkele zachtheid<br />
toe, en met welk genot herhaalt hij <strong>de</strong> snij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> opmerkingen en strakke woor<strong>de</strong>n<br />
van <strong>de</strong>n woestijnmensch; alleen wanneer hij zijn vroegtijdigen dood beschrijft, is er<br />
een toon van <strong>de</strong>ernis in zijn korte zinnen.<br />
Wanneer wij echter dit werk nauwkeuriger over<strong>de</strong>nken, moeten wij ons dan niet<br />
afvragen of in Papini <strong>de</strong> kunstenaar soms niet sterker spreekt dan <strong>de</strong> geloovige<br />
mensch? Heeft hij werkelijk bij het bepeinzen van het mysterie van Christus een<br />
stilte <strong>voor</strong> zijn eigen onrustige ‘ik’ gevon<strong>de</strong>n en is hem in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> weg geopend<br />
om terug te kunnen keeren naar <strong>de</strong>n oorsprong van alle leven, zooals het Evangelie<br />
wil doen gelooven? Vergasten zijn verbeelding en zinnen zich niet te veel aan <strong>de</strong><br />
schoonheid inplaats van <strong>de</strong> werkelijke mystieke beteekenis te doorgron<strong>de</strong>n?<br />
Verhin<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> bewogenheid van <strong>de</strong>n kunstenaar niet dikwijls het innerlijke gebeuren<br />
van <strong>de</strong>n mensch, van zijn eigen zelf? Dit zijn vragen die van onze belangstelling in<br />
<strong>de</strong>n mensch<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>26</strong>8<br />
Papini getuigen en die, al zou<strong>de</strong>n ze volkomen bevestigend beantwoord wor<strong>de</strong>n,<br />
niets afdoen aan <strong>de</strong> waarheid en schoonheid van dit boek.<br />
Een karakter, zooals dat van Papini, moet eerst begrijpen om daarna te kunnen<br />
aanbid<strong>de</strong>n; <strong>de</strong>ze noodzakelijkheid heeft zichtbare sporen achtergelaten, en ook <strong>de</strong><br />
behoefte zijn leven ietwat parallel te laten loopen met dat van <strong>de</strong>n Christus, <strong>de</strong><br />
aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> innerlijke vergelijkingen geven een merkwaardig persoonlijk stempel<br />
aan zijn geschrift. Wanneer hij b.v. leest dat Jezus somtijds <strong>de</strong> eenzaamheid verkiest<br />
boven het gezelschap van <strong>de</strong> menschen, voelt hij daardoor sterker nog het verlangen<br />
om in afzon<strong>de</strong>ring te leven. Hij vergeet alleen al te gewillig dat een Jezus niet<br />
genoodzaakt is weer tot <strong>de</strong> menschen terug te gaan om niet in diezelf<strong>de</strong><br />
eenzaamheid om te komen, terwijl Papini en wij allen niet gelukkig en zelfs niet<br />
ongelukkig ver van hen kunnen zijn. Deze paradoxale mensch, die zijn geheele<br />
leven naar paradoxen heeft gezocht om te kunnen neervellen hetgeen hem niet<br />
behaag<strong>de</strong>, heeft hier ein<strong>de</strong>lijk een paradox ontmoet, die alle ontkenning en alle<br />
beaming omvat; en geheel overwonnen knielt hij ne<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> voeten, die eens<br />
gespijkerd wer<strong>de</strong>n.<br />
Zijn warme overtuiging doet hem nieuwe, jonge, leven<strong>de</strong> zinnen schrijven,<br />
ternauwernood vindt men in het gansche werk eenige reeds <strong>voor</strong>heen gebruikte<br />
uitdrukkingen. Alles is nieuw bij hem en hij vreest geenszins <strong>de</strong> werkelijkheid on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> oogen te zien. Ruw zet hij vage of verkeerd uitgeleg<strong>de</strong> teksten terecht. A<strong>de</strong>mloos<br />
jaagt hij <strong>de</strong> waarheid na, geen enkel woord slaat hij over, geen punt, geen komma;<br />
alle hoeken en gaten on<strong>de</strong>rzoekt hij, alle plooien trekt hij van dit ou<strong>de</strong> kleed glad<br />
om te zien of er niets in verborgen is, <strong>de</strong> grove stof houdt hij tegen het licht om goed<br />
<strong>de</strong> kleuren te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n en opdat het alle weerkaatsingen ontvangt, die <strong>de</strong><br />
harmonie toonen. Hij voelt zich <strong>de</strong>n zanger van Christus' hel<strong>de</strong>nda<strong>de</strong>n, hij zingt ze<br />
op hoogen toon. Zijn stem is week en bewogen. Hij gelooft geroepen te zijn om Hem<br />
te ver<strong>de</strong>digen, hij bezweert ons met overreding en overleg toch te erkennen en op<br />
<strong>de</strong> knieën te vallen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>zen leven<strong>de</strong>n tempel.<br />
Nu <strong>de</strong> vre<strong>de</strong> zich geheel heeft meester gemaakt van Papini, is zijn taal melodieus<br />
en soepel gewor<strong>de</strong>n, in tegenstelling met die van <strong>de</strong> ‘Uomo finito’, welke kort en<br />
stootend is. Alle stekels trekt hij on<strong>de</strong>r veel pijn uit en een innig me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />
menschheid legt hem mil<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>n mond. Van zijn lippen vallen woor<strong>de</strong>n<br />
als frissche rozen, zijn vroomheid is zuiver en weldoend. Hij gebruikt een ‘geheel<br />
eigen’ systeem om ons <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> verhalen te vertellen, hij glimlacht vergoelijkend<br />
wanneer we soms wat verbaasd en beteuterd op zijn vreem<strong>de</strong> zinnen staren. Nog<br />
steeds hangt hij met zijn heele hart aan <strong>de</strong>n paradox; alles wat hij on<strong>de</strong>rweg vindt,<br />
toetst hij er aan om te zien of zijn vondst houdbaar is. Dikwijls ook geniet hij zon<strong>de</strong>r<br />
na<strong>de</strong>nken en laat zich wiegen op <strong>de</strong> ca<strong>de</strong>ns van het won<strong>de</strong>rlijke gebeuren. Het<br />
groote dat vóór <strong>de</strong> geboorte van Christus is geschied, houwt hij onbarmhartig neer;<br />
het is misschien te betreuren dat hij vergeet het schoone wat <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> Christus<br />
hebben <strong>voor</strong>tgebracht te vergelijken met wat in <strong>de</strong> jaren daarna ontstond. Deze<br />
vergelijking zou hem <strong>de</strong> gelegenheid hebben opengesteld om <strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nsche<br />
schoonheid veelvoudig te bewon<strong>de</strong>ren, hetgeen het Christelijk i<strong>de</strong>aal niet geschaad,<br />
doch integen<strong>de</strong>el verhoogd had. De zielegrootheid en zelfverloochening waarvan<br />
<strong>de</strong> bewijzen door alle eeuwen heen te vin<strong>de</strong>n zijn en waarvan <strong>de</strong> oorzaak geen<br />
sterven<strong>de</strong> God is geweest, veronachtzaamt hij te zoeken. Het leven dat Jezus is<br />
komen prediken is door velen in <strong>de</strong> oudheid zoo gevoeld gewor<strong>de</strong>n en gepredikt,<br />
<strong>de</strong>nken wij slechts aan Boeddha; alleen met dit on<strong>de</strong>rscheid dat Christus <strong>de</strong> gedachte<br />
in vleesch heeft omgezet en zichzelf heeft geofferd als laatste, hoogste daad.<br />
Eenmaal op weg, duwt Papini ons onweerstaanbaar <strong>voor</strong>t, steeds hooger op, en<br />
zijn gezicht, dat reeds een weinig glanst van het licht, dat hij heeft ont<strong>de</strong>kt, is als<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
een flambouw, die ons tot gids kan dienen in <strong>de</strong>n nacht. Zijn mannelijke fiere stem<br />
heeft een hooglied aangeheven, dat dui<strong>de</strong>lijk in het ‘Leven van Christus’ hoorbaar<br />
is. Hopen wij van harte dat hij weldra ons nog eens wat vertellen zal van het beloof<strong>de</strong><br />
land, dat zelfs Mozes niet heeft mogen betre<strong>de</strong>n met aardsche voeten. -<br />
NELLY KRUIZE<br />
De folklore in het werk van Charles <strong>de</strong> Coster<br />
DE folklore heeft in België, sinds <strong>de</strong> verzameling Vlaamsche Volksverhalen van<br />
Alfons De Cock en Pol De Mont, waaraan elke Vlaamsche jongen in zijn geheugen<br />
een plaats heeft gegeven naast zijn schoonste jeugdherinneringen, aanzienlijke<br />
vor<strong>de</strong>ringen gemaakt. Hoe zou het ook an<strong>de</strong>rs, in een land waar volksgebruiken en<br />
traditie zoo welig tieren als op <strong>de</strong>n Vlaamschen bo<strong>de</strong>m, zoodanig dat onze literatuur<br />
er een ruim <strong>de</strong>el van haar stof en inspiratie in heeft gevon<strong>de</strong>n?<br />
Een bewijs van dien snellen opgang is wel het feit dat <strong>de</strong> provincie Brabant een<br />
bijzon<strong>de</strong>ren dienst heeft ingericht, die belast is met geschiedkundige en folkloristische<br />
opsporingen en die een tijdschrift uitgeeft, dat nu zijn zeven<strong>de</strong>n jaargang is begonnen<br />
met een uiterst geslaagd nummer.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>26</strong>9<br />
Het tijdschrift heet ‘Brabantsche Folklore’ 1) en verschijnt in bei<strong>de</strong> landstalen. De<br />
redactie had een gelukkigen inval, toen zij besloot <strong>de</strong> gelegenheid van <strong>de</strong> Charles<br />
<strong>de</strong> Coster-her<strong>de</strong>nkingen te baat te nemen, om het gansche<br />
Augustus-Octobernummer te wij<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong>zen in 't Fransch schrijven<strong>de</strong>n Belg,<br />
wiens werk bij uitstek folkloristisch kan genoemd wor<strong>de</strong>n.<br />
Het werk van Charles De Coster - en wij zullen hier bepaal<strong>de</strong>lijk han<strong>de</strong>len over<br />
Uilenspiegel - is bijzon<strong>de</strong>r belangwekkend <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n folklorist, niet alleen omdat het<br />
volledig is opgebouwd uit elementen van onze folklore. ‘De va<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Fransche<br />
letteren in België’, in 't Fransch schrijven<strong>de</strong> over specifiek Vlaamsche<br />
aangelegenhe<strong>de</strong>n en Vlaamsche typen schetsend, heeft <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste jaren na<br />
het ontstaan van <strong>de</strong> Belgische natie in veler oogen een zeer eigen beteekenis gehad<br />
ten opzichte van <strong>de</strong> toena<strong>de</strong>ring tusschen bei<strong>de</strong> volksrassen.<br />
Het was te <strong>voor</strong>zien dat onze folkloristen, waarvan sommigen nog in vollen<br />
neophietenijver schijnen te verkeeren, <strong>de</strong> grenzen van hun jonge wetenschap en<br />
haar invloedsfeer zoo wijd mogelijk zou<strong>de</strong>n trekken. Zoo leest men in het eerste<br />
artikel: ‘Wat blijft er van over (van het werk van De Coster) als men er <strong>de</strong> folklore<br />
uit wegneemt? Wat er kan overblijven van een mooi paleis, waarvan gij <strong>de</strong><br />
fondamenten en het geraamte hebt weggenomen’.<br />
Maar <strong>de</strong>ze en soortgelijke overdrijvingen niet te na gesproken, bevat dit nummer<br />
van <strong>de</strong> ‘Brabantsche Folklore’ uiterst belangwekken<strong>de</strong> dingen, o.m. een zeer<br />
gedocumenteer<strong>de</strong> studie over <strong>de</strong>n oorsprong van <strong>de</strong>n Uilenspiegel, die waarschijnlijk<br />
een compilatie is van grappen, verspreid in <strong>de</strong> meeste Europeesche lan<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> ambachtslie<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> landloopers en <strong>de</strong> reizen<strong>de</strong> kooplie<strong>de</strong>n, op het ein<strong>de</strong> <strong>de</strong>r<br />
XIVe eeuw methodisch gerangschikt, aan één en <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n persoon toegeschreven<br />
en in 't plat-Duitsch op papier gezet. Tusschen 1518 en 1520 verschenen bij Michiel<br />
Van Hochstraten te Antwerpen reeds Vlaamsche vertalingen van <strong>de</strong>n Duitschen<br />
tekst. De latere vertalingen schijnen echter maar flauwe afkooksels te zijn van <strong>de</strong>n<br />
oorspronkelijken Tyl, en waren gezuiverd van alle aanvallen tegen <strong>de</strong> katholieke<br />
geestelijkheid <strong>voor</strong>al, en ook van <strong>de</strong> scatologische bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n, die het zich<br />
louterend fatsoen van onze <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>ren begonnen te shockeeren.<br />
Uilenspiegel heeft in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r eeuwen ontelbare uitgaven gekend, die zoowel<br />
in het binnenland als in <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n verspreid.<br />
Het is in een exemplaar <strong>de</strong>r persen van Isabella Van Paemel, uit Gent, wier<br />
uitgaven gekocht wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> te Berlijn, door het British Museum te<br />
Lon<strong>de</strong>n en door <strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> <strong>de</strong>s konings te Parijs, dat Charles De Coster <strong>de</strong>n<br />
Uilenspiegel heeft gelezen. Hij had <strong>de</strong> brochure gevon<strong>de</strong>n in het schil<strong>de</strong>rsatelier<br />
van zijn vriend Adolphe Dillens. De heer Emile van Heurck, <strong>de</strong> Antwerpsche<br />
archeoloog en folklorist, aan wiens artikel wij <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n ontleenen, stipt<br />
daarbij aan, volgens Prof. Hamelius, dat De Coster <strong>voor</strong> zijn historischen roman wel<br />
20 hoofdstukken van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> uitgave heeft overgenomen en er niet tegen opzag<br />
om stap <strong>voor</strong> stap zijn mo<strong>de</strong>l te volgen, wanneer het verhaal sober en klaar was of<br />
<strong>de</strong> bondigheid en <strong>de</strong> levendigheid van <strong>de</strong>n dialoog moeilijk te overtreffen waren.<br />
Maar steeds heeft hij aan <strong>de</strong> Fransche vertaling uitbreiding gegeven en er<br />
verfraaiïngen aan toegevoegd. En in verband daarme<strong>de</strong> citeert hij <strong>de</strong> prachtige<br />
inleiding van Georges Eekhoud <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n ‘Charles De Coster’ van Lo<strong>de</strong> Monteyne:<br />
‘Il anoblit, il magnifie, il idéalise ce luron trop souvent larron, ce paillard, ce<br />
mystificateur <strong>de</strong> bas étage, et tout en lui laissant sa verve, son espièglerie, il lui<br />
prête une âme généreuse et lyrique. Il hausse le ribaud, le mauvais garçon à la<br />
tailie du patriote, le rimeur graveleux à celle du poète, le vagabond à celle du<br />
libérateur et du héros’.<br />
1) Dienst van Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen, 12, Oud Koornhuis, Brussel.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Het blijkt dus dat het scheppend genie van De Coster toch ook het zijne heeft<br />
bijgedragen tot het ontstaan van <strong>de</strong>n Ulenspiegel zooals wij hem hebben leeren<br />
kennen en liefhebben, in strijd met wat in hooger vermel<strong>de</strong> uitlating werd beweerd.<br />
Maar wij zullen op onze beurt niet overdrijven in <strong>de</strong> tegenovergestel<strong>de</strong> richting<br />
en grif toegeven dat De Coster <strong>voor</strong> zijn werk met volle grepen uit <strong>de</strong> folklore heeft<br />
geput. Charles Potvin betoogt in <strong>de</strong> studie die hij aan <strong>de</strong> nagedachtenis van zijn<br />
vriend heeft gewijd, dat <strong>de</strong> figuur van Lamme Goedzak zooals hij waait en draait,<br />
evenals sommige karaktertrekken van Calleken, Lamme's vrouw, wer<strong>de</strong>n ontleend<br />
aan <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Dulle Griet, een verhaal dat on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n vorm van<br />
mannekensbla<strong>de</strong>n algemeen verspreid was in Vlaan<strong>de</strong>ren. In zijn fel gedocumenteerd<br />
artikel ‘Thyl Ulenspiegel in het satirisch Beeldhouwwerk’ betoogt <strong>de</strong> heer Marinus<br />
zelfs dat De Coster, <strong>voor</strong>al door <strong>de</strong> studie van <strong>de</strong> legendarische en veelal statirieke<br />
figuren die men aantreft in <strong>de</strong> versiering van onze kerken en openbare gebouwen,<br />
er in geslaagd is van het milieu waarin zijn personnages zich bewegen, zulke<br />
treffen<strong>de</strong> en echt aandoen<strong>de</strong> beschrijvingen te geven.<br />
Naast artikels over <strong>de</strong> <strong>de</strong>monologie, <strong>de</strong> toovenarij, <strong>de</strong> geesten en an<strong>de</strong>r bijgeloof<br />
in het werk van De Coster, is er ook een belangwekken<strong>de</strong> vergelijken<strong>de</strong> studie<br />
tusschen <strong>de</strong>n Ulenspiegel van De Coster en Pallieter van Felix Timmermans,<br />
waarvan het besluit is, dat Pallieter meer het werk is van één artist, terwijl aan<br />
Ulenspiegel een gansch volk geduren<strong>de</strong> eeuwen heeft meegewerkt.<br />
Deze aflevering van ‘De Brabantsche Folklore’ geeft<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
270<br />
naast een <strong>de</strong>rtigtal illustraties in <strong>de</strong>n tekst, op losse bla<strong>de</strong>n een dozijn reproducties<br />
<strong>de</strong>r werken van <strong>de</strong> vele teekenaars en schil<strong>de</strong>rs, die De Costers' legen<strong>de</strong> hebben<br />
geïllustreerd: A. Oleffe, Maurice Langaskens, M. Verburgh, Paul Collet, Cockx, C.<br />
Counhaye, Edm. Van Offel, Jan Canneel, Maurice Flament, Jos. Damien, Fernand<br />
Wéry en Maurice Canneel.<br />
En het feit dat zooveel schil<strong>de</strong>rs zich door het boek van Charles De Coster hebben<br />
aangetrokken gevoeld, is misschien wel het treffendste bewijs van het innig verband<br />
dat bestaat tusschen <strong>de</strong>n Thyl Ulenspiegel en <strong>de</strong> folklore van een volk dat in zijn<br />
schil<strong>de</strong>rs toch het toppunt van zijn kunnen heeft bereikt.<br />
KAREL LEROUX<br />
Mémoires van tijdgenooten II<br />
HET eerste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> levensherinneringen te boek gesteld door Yvette Guilbert,<br />
ook ten onzent door zoo menigen avond van spiritueele en élegante <strong>voor</strong>drachtkunst<br />
bekend en bemind, is zoo juist verschenen. Zij heeft het <strong>de</strong>n goedgevon<strong>de</strong>n titel:<br />
‘La Chanson <strong>de</strong> ma Vie’ gegeven, met als on<strong>de</strong>raanduiding: ‘Mes Mémoires’. De<br />
uitgever is Bernard Grasset (Paris 1927). Een twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el: ‘Mes Voyages’ is in<br />
bewerking en zal het geheel afsluiten.<br />
Het omvangrijke boek dat thans <strong>voor</strong> ons ligt bevat, behalve uitvoerige biografische<br />
bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n, een volledig beeld van <strong>de</strong> ontwikkeling van Yvette als kunstenares<br />
en van <strong>de</strong>n groei harer artistieke opvattingen; terwijl enkele <strong>voor</strong>treffelijk geteeken<strong>de</strong><br />
portretten (<strong>voor</strong>al dat van Eleonora Duse is in zijn tragische bewogenheid wèl<br />
geslaagd) een belangrijk intermezzo vormen.<br />
Het is niet noodig dat wij een overzicht van <strong>de</strong>n inhoud geven, maar het lijkt mij<br />
zeer gewenscht om even <strong>de</strong> verdiensten en <strong>de</strong> gebreken van dit geschrift tegenover<br />
elkan<strong>de</strong>r te stellen, tenein<strong>de</strong> <strong>de</strong>n eventueelen lezers zoo juist mogelijk een indruk<br />
van <strong>de</strong>n aard en <strong>de</strong> beteekenis ervan te geven.<br />
Om te beginnen moet men zeggen dat ‘La Chanson <strong>de</strong> ma Vie’ met opgewektheid<br />
en onafgebroken entrain, dus fleurig en levendig geschreven is. Het is opendop het<br />
werk van een temperamentrijke, geestige, gevoelige, ervaren vrouw, die precies<br />
weet wat er met haar taal te bereiken is. Trouwens dit is niet haar eerste<br />
schrijfproeve. Vroeger gaf Yvette Guilbert reeds een tweetal romans in het licht: ‘La<br />
Ve<strong>de</strong>tte’ bij Garnier en ‘Les Demi-Vieilles’ bij Juven; daarin toon<strong>de</strong> zij een<br />
onmiskenbare litterairen aanleg en oefen<strong>de</strong> zij haar vaardigheid. Door haar vlugge,<br />
lenige, nerveusgenuanceer<strong>de</strong> schrijftrant weet zij alles wat zij vertelt kleurig en<br />
boeiend te maken. Zij bekoort ons; en, onze bezwaren vergeten<strong>de</strong>, genieten wij van<br />
<strong>de</strong>ze mémoires als van een epannen<strong>de</strong> lectuur. Er is in haar text een rijkdom aan<br />
ervaringen verwerkt; Yvette Guilbert is getuige geweest van tal van interessante<br />
gebeurtenissen, welke in een bonte afwisseling aan ons oog <strong>voor</strong>bijtrekken en zij<br />
heeft tallooze menschen gekend en doorzien.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
YVETTE GUILBERT<br />
En van dit levend verle<strong>de</strong>n vertelt zij ons met een warme stem, waarnaar men niet<br />
moe<strong>de</strong> wordt te luisteren. Want dit is misschien wel <strong>de</strong> grootste verdienste van dit<br />
boek: het heeft een eigen timbre, een geluid dat met géén an<strong>de</strong>r geluid te verwarren<br />
is. En die persoonlijke toon brengt, in <strong>de</strong> oogenblikken waarin <strong>de</strong> schrijfster op haar<br />
best is, een direct, hartelijk contact tusschen haar en haar lezers.<br />
Nu <strong>de</strong> keerzij<strong>de</strong>n.<br />
Met alle bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Yvette Guilbert als veelzijdige kunstenares, met allen<br />
eerbied <strong>voor</strong> <strong>de</strong> energie en <strong>de</strong> doelbewustheid, waarme<strong>de</strong> zij haar leven heeft<br />
opgebouwd; met <strong>de</strong> volledige erkenning van <strong>de</strong> verdiensten, welke zij zich ten<br />
opzichte van bijna geheel vergeten lie<strong>de</strong>renlitteratuur van haar volk heeft verworven;<br />
moeten wij toch bekennen dat haar geschrift - ondanks <strong>de</strong> onmiskenbare qualiteiten<br />
hierboven aangeduid - ons meer dan eens heftig prikkelt. Het spreekt vanzelf dat<br />
een memoireschrijver zichzelf in het mid<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r gebeurtenissen plaatst. Maar zelfs<br />
dat kan met discretie en takt, althans met een zeer bepaald gevoel <strong>voor</strong> maat,<br />
geschie<strong>de</strong>n. Yvette Guilbert toont echter te dikwerf een mateloos welbehagen in<br />
zich zelf en een overdreven waar<strong>de</strong>ering van <strong>de</strong> positie, welke zij in <strong>de</strong>ze wereld<br />
heeft ingenomen. Zij is het vierkant oneens met Pascal die le moi haïssable achtte!<br />
Door <strong>de</strong>ze hartelijke eigenlief<strong>de</strong> blijft <strong>de</strong> figuur van <strong>de</strong>ze schrijfster, welke zoo positief<br />
en scherp omlijnd, en met zoovele verrukkelijke gaven toegerust, uit haar boek op<br />
ons toetreedt, ons, helaas, lang niet altijd zoo sympathiek als wij dat zelf wel zou<strong>de</strong>n<br />
wenschen.<br />
Wij zijn telkens geneigd om <strong>de</strong>ze kunstenares in haar strijd om <strong>de</strong> schoonheid,<br />
in haar diepe genegenheid <strong>voor</strong> het leven en <strong>voor</strong> haar werk, van harte te beminnen;<br />
maar telkens weer breekt zij ons élan, en stoot zij ons af door haar eigenlief<strong>de</strong>.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
271<br />
DE SCHILLERPRIJS VOOR 1927 IS TOEGEKEND AAN<br />
HERMAN BURTE<br />
DE SCHILLERPRIJS VOOR 1927 IS TOEGEKEND AAN<br />
FRANZ WERFEL<br />
DE SCHILLERPRIJS VOOR 1927 IS TOEGEKEND AAN<br />
FRITZ VON UNRUH<br />
Als jong meisje is zij, volgens haar schil<strong>de</strong>ring, te mid<strong>de</strong>n van moeilijkhe<strong>de</strong>n en<br />
verleidingen, in het oogloopend braaf en ijverig; als <strong>de</strong>butante weet zij hin<strong>de</strong>rlijk<br />
precies wat zij wil en hoe het zijn moet; en als zij staat op het toppunt van haar roem<br />
en van haar activiteit, dan is zij volkomen, al te volkomen, doordrongen van haar<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
eteekenis. Op bladzij<strong>de</strong> 313, aan het ein<strong>de</strong> van haar levensbericht, conclu<strong>de</strong>ert<br />
zij zon<strong>de</strong>r blikken of blozen: ‘quand je retrace ma somme <strong>de</strong> travail, ma somme<br />
d'étu<strong>de</strong>s et que je pense à mes réalisations orgueilleusement artistes, eh bien,<br />
savez-vous ce qu'il me faut conclure <strong>de</strong> moi? que je suis plus gran<strong>de</strong> que moi’. Er<br />
zijn dingen, die men, hoe waar ook, niet van zich zelf zegt!<br />
In dit opzicht kent echter Yvette Guilbert geen schroom. Zon<strong>de</strong>r eenige<br />
terughouding toont zij het grenzenloos welbehagen, dat zij in zichzelve en haar<br />
kunst schept. En het is met <strong>de</strong>n besten wil van <strong>de</strong> wereld niet te ontkennen dat dit,<br />
<strong>voor</strong>al op <strong>de</strong>n duur, zeer agaçant wordt. Niet min<strong>de</strong>r hin<strong>de</strong>rlijk zijn <strong>de</strong> bewijzen van<br />
goed artistiek gedrag, welke zij op verschillen<strong>de</strong> plaatsen in haar boek afdrukt. Deze<br />
zijn weliswaar on<strong>de</strong>rteekend door <strong>de</strong> allerberoemdste en allergrootste schrijvers<br />
van haar tijd, maar daarom niet min<strong>de</strong>r overbodig in het verband waarin zij hier<br />
gebruikt wor<strong>de</strong>n. Waarlijk, Yvette Guilbert heeft zulke getuigschriften niet noodig!<br />
Het zou te begrijpen en te rechtvaardigen zijn, wanneer een impresario er, om<br />
zakelijke re<strong>de</strong>nen, gebruik van maakte. Maar een kunstenares behoort zich, naar<br />
onze opvattingen, van <strong>de</strong>rgelijke al te opvallen<strong>de</strong> reclamepractijken te onthou<strong>de</strong>n.<br />
En, tenslotte, maakt het geen aangenamen indruk, dat zij, zoo veel en met zoo<br />
blijkbare ingenomenheid, over finantieele aangelegenhe<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>lt. Steeds en<br />
steeds weer vertelt zij hoeveel zij per avond opstreek en <strong>de</strong>elt zij ons, enthousiast,<br />
me<strong>de</strong> welk een schitteren<strong>de</strong> contracten door haar wer<strong>de</strong>n afgesloten. Niemand<br />
misgunt aan een verdienstelijke vrouw als Yvette hare indrukwekken<strong>de</strong> honoraria;<br />
maar <strong>de</strong>ze behooren thuis on<strong>de</strong>r het huishou<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>partsment en moeten daar<br />
blijven. Al die klinken<strong>de</strong> intimiteiten staan in geen enkel direct verband met <strong>de</strong><br />
ontwikkeling van haar persoonlijkheid en hare artistieke uitingen.<br />
Wanneer men, van te voren gewaarschuwd, <strong>de</strong>ze bezwaren tegen ‘La Chanson<br />
<strong>de</strong> ma Vie’ ter zij<strong>de</strong> weet te zetten, wanneer men uit al het àl te persoonlijke, het<br />
menschelijke en het zakelijke weet af te roomen, dan blijft er, daar kan men van<br />
verzekerd zijn, nog héél veel interessants, op interessante wijze verhaald, <strong>voor</strong> ons<br />
over.<br />
Interessants uit drie, zeer dui<strong>de</strong>lijk afgeschei<strong>de</strong>n, levensperio<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> eerste<br />
vertelt Yvette haar jeugd; in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rt zij haar moeilijk <strong>de</strong>buut in <strong>de</strong> wereld<br />
van tooneel en cabaret en geeft zij een beeld van haar eerste genre, het<br />
montmartersche bitter-erotische ‘levenslied’; en in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zijn wij getuige van <strong>de</strong><br />
algeheele vernieuwing van haar geestelijk leven en in verband daarme<strong>de</strong> van hare<br />
kunstopvatting, zien wij hoe zij het lied, uit alle historische perio<strong>de</strong>n, bestu<strong>de</strong>ert en<br />
tot een nieuw leven wekt.<br />
Mij persoonlijk boei<strong>de</strong> hetgeen zij vertel<strong>de</strong> over haar montmartreschen tijd, het<br />
meeste.<br />
J.J. VAN VOORNE<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Grazia Deledda<br />
272<br />
TEN twee<strong>de</strong>n male is <strong>de</strong> Nobelprijs <strong>voor</strong> letterkun<strong>de</strong> aan Italië toegewezen, ten<br />
twee<strong>de</strong>n male heeft een vrouw dien gekregen: <strong>de</strong> romanschrijfster uit Sardinië:<br />
Grazia Deledda. Deze toekenning verkrijgt in<strong>de</strong>rdaad eene bijzon<strong>de</strong>re beteekenis.<br />
Evenals Giosuè Carducci, <strong>de</strong> zwaarmoedige, sombere dichter, die door <strong>de</strong><br />
Zweedsche Aca<strong>de</strong>mie werd bekroond, heeft Grazia Deledda's ernstige, aandachtige<br />
geest zich met <strong>de</strong> moeilijkste problemen beziggehou<strong>de</strong>n; evenals Selma Lagerlöf<br />
bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> zij <strong>de</strong>n strijd tusschen hartstocht en plicht in onstuimige gemoe<strong>de</strong>ren,<br />
die echter aan <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>rlijke wetten zijn on<strong>de</strong>rworpen.<br />
Maar zij heeft een geheel eigen karakter; ofschoon ze wel eens doet <strong>de</strong>nken aan<br />
<strong>de</strong>n één of an<strong>de</strong>ren Italiaanschen of buitenlandschen schrijver, is zij volmaakt<br />
oorspronkelijk en lijkt ze op niemand an<strong>de</strong>rs daar, waar ze haar geboorteland<br />
Sardinië schil<strong>de</strong>rt.<br />
Op het vasteland van Europa kennen weinigen dit afgelegen, eenzame eiland in<br />
<strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>llandsche Zee, met zijne droefgeestige, sombere natuur, met zijne scherp<br />
afgeteeken<strong>de</strong>, schil<strong>de</strong>rachtige bergen, wier onbeweeglijke keten het hart door<br />
schoonheid ontroert of het met droefheid vervult, dit eiland met zijne ‘nouragues’,<br />
ou<strong>de</strong> steenen torens door een cyclopenvolk gebouwd, en bewoond door een ras,<br />
hetwelk <strong>de</strong> eeuwen en het her- en <strong>de</strong>rwaarts trekken een ernstige, krachtige<br />
schoonheid heeft verleend, hartstochtelijk in het goe<strong>de</strong> zoowel als in het kwa<strong>de</strong>,<br />
sober van bewegingen en kort in het spreken. In vele opzichten moeten zij<br />
ongetwijfeld op Theocritus' her<strong>de</strong>rs gelijken of op <strong>de</strong> krijgslie<strong>de</strong>n en koningen van<br />
Mycene. Eeuwen zijn over hen heengegaan, maar hunne ziel is onveran<strong>de</strong>rd<br />
gebleven, even trotsch en ongenaakbaar in hunne tegenwoordige armoe<strong>de</strong>, als<br />
toen hun vruchtbaar eiland, met Sicilië, <strong>de</strong> korenschuur van Rome was. Het Noodlot<br />
beheerscht hun leven met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> onverbid<strong>de</strong>lijkheid, waarmee <strong>de</strong> Schikgodinnen<br />
of het antieke Fatum dat hunner <strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs beheerschten, en waaraan niemand<br />
kan ontkomen. Hunne hartstochten, hunne lotgevallen zijn tragisch, smartelijk.<br />
Gelach en gezang verbreken zel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stilte van <strong>de</strong>ze woeste, melancholieke<br />
natuur. De vrouwen lei<strong>de</strong>n er in het verborgene een bijna slaafsch bestaan, gebukt<br />
on<strong>de</strong>r wetten, die nog niet door <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n zijn aangetast.<br />
De doortrekken<strong>de</strong> reiziger wordt <strong>de</strong> bekoring en <strong>de</strong> schoonheid van dit land en<br />
zijne bewoners meestal niet gewaar.<br />
Grazia Deledda, die 52 jaar gele<strong>de</strong>n in het stadje Nuoro werd geboren, kent uit<br />
eigen ervaring <strong>de</strong> geheimen <strong>de</strong>r Sardinische ziel en <strong>de</strong> innige schoonheid van die<br />
ne<strong>de</strong>rige, verborgen levens, die zich afspelen in ou<strong>de</strong> huizen, door een donkere,<br />
Gothische poort afgesloten, of door een kleine binnenplaats met een portiek,<br />
on<strong>de</strong>rsteund door twee gemetsel<strong>de</strong>, met wingerd begroei<strong>de</strong> pilaren en een steenen<br />
put, die zich tegen <strong>de</strong>n roodachtigen ingang afteekent.<br />
Zijzelf heeft zeker, in het gras liggend, getracht met <strong>de</strong> lippen het fluweelige<br />
omhulsel van een snijboon te openen zon<strong>de</strong>r haar van <strong>de</strong> plant te schei<strong>de</strong>n, of zij<br />
beschouw<strong>de</strong>, over <strong>de</strong>n tuinmuur geleund ‘<strong>de</strong> vallei, overgoten door <strong>de</strong>n gloed <strong>de</strong>r<br />
on<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> zon, met hare lichten<strong>de</strong> verten vol blauwigen nevel, met het<br />
wielengeknars <strong>de</strong>r karren en <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>mpte gelui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n avond’.<br />
Want hetgeen Grazìa Deledda heeft beschreven in haar reeds uitgebreid oeuvre,<br />
dat van <strong>de</strong> novelle ‘Sang sar<strong>de</strong>’, op veertienjarigen leeftijd verschenen, tot aan haar<br />
laatsten roman: ‘Annalena Bilsini’ een <strong>de</strong>rtigtal werken omvat, dat heeft zij niet uit<br />
hare eenigszins beperkte fantasie geput, maar uit hare onverbid<strong>de</strong>lijk openhartige<br />
herinneringen, waarin literaire gekunsteldheid nooit <strong>de</strong> kracht en <strong>de</strong> waarheid van<br />
visie verstoort.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Grazia Deledda heeft weinig on<strong>de</strong>rwijs gehad. Als kleindochter van een<br />
beeldhouwer, die meest heiligenbeel<strong>de</strong>n boetseer<strong>de</strong>, als dochter van een<br />
improvisator, gelijk men er op Corsica, Sicilië en Sardinië zoovelen vindt, had zij<br />
da<strong>de</strong>lijk succes, en dat heeft zij altijd behou<strong>de</strong>n. Men heeft het echter wel eens<br />
jammer gevon<strong>de</strong>n, dat er een zekere eentonigheid is in hare verhalen, waarin men<br />
steeds <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> personen schijnt terug te vin<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong> schrijfster telkens we<strong>de</strong>r<br />
ten tooneele voert om ze met meer kracht en waarheid te kunnen uitbeel<strong>de</strong>n.<br />
Toen zij al ongeveer tien jaar een beroem<strong>de</strong> schrijfster was, verliet Grazia Deledda<br />
haar geboorteland op 25-jarigen leeftijd, tenein<strong>de</strong> haar man naar Rome te volgen.<br />
In verschei<strong>de</strong>n harer boeken beschrijft zij menschen uit <strong>de</strong> kleine burgerij of<br />
Romeinsche ambtenaren. Maar gelijk Antaeus, die zijne kracht verloor, zoodra hij<br />
het contact met zijn geboortegrond miste, wordt Grazia Deledda, zoodra zij niet over<br />
Sardinië han<strong>de</strong>lt, een schrijfster als alle an<strong>de</strong>ren. Waar zij echter in hare boeken <strong>de</strong><br />
bevolking, <strong>de</strong> gewoonten en <strong>de</strong> natuur van haar land beschrijft, zooals in: ‘Elias<br />
Portolu, Cendres, Notre Maître, Roseaux au vent, L'Incendie<br />
<strong>de</strong> l'Oliveraie’ en in ‘Le Lierre’ bezit Grazia Deledda een opmerkelijk<br />
meesterschap.<br />
Men heeft <strong>de</strong> waarheid <strong>de</strong>zer schil<strong>de</strong>ringen wel eens in twijfel getrokken, doch<br />
ons past het niet <strong>de</strong>ze quaestie te bespreken. Zijn hierop <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
van Rostand niet van toepassing: ‘Même quand il a tort, le poète a<br />
raison?’<br />
Wat ons betreft, we zijn ervan overtuigd, dat ze zijn, zooals zij ze beschreven<br />
heeft in hare boeken, het meisje uit Nuoro en hare landgenooten, wier bloed met<br />
dat van Spaansche e<strong>de</strong>len en ronddoolen<strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rs is vermengd, die werkzaam,<br />
ge-<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
273<br />
loovig, fatalistisch en droomerig van aard zijn, met hunne hevige hartstochten in<br />
strijd met hun plichtsgevoel, zooals <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>n van Corneille, temid<strong>de</strong>n van die<br />
sombere, maar toch lieflijke natuur: ‘wanneer <strong>de</strong> wind <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> olijven schudt, die<br />
tegen <strong>de</strong> helling gedrukt staan en ze door hunne beweging en grijze tint op wolken<br />
doet gelijken, wanneer <strong>de</strong> groene en paarsachtige olijven afvallen, glinsterend als<br />
paarlen, of wanneer <strong>de</strong> zilveren olijfbosschen golven gelijk een maanbeschenen<br />
stroom, wanneer <strong>de</strong> Oostenwind uit het dal een geloei meevoert, even onheilspellend<br />
als een stormachtige zee’...<br />
Het zou evenwel onrechtvaardig wezen te beweren, dat zij <strong>de</strong>ze menschen,<br />
landstreken en gebeurtenissen steeds op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze heeft beschreven. Evenals<br />
Ada Negri, op wie zij overigens heel weinig lijkt, heeft zij zich van <strong>de</strong>n beginne af<br />
aan steeds <strong>de</strong> grootste moeite gegeven om hare kunst te volmaken. Terecht heeft<br />
men er zich over beklaagd, dat <strong>de</strong> personen uit hare eerste boeken on<strong>de</strong>rworpen<br />
waren aan onwrikbare wetten van erfelijkheid, noodlot, <strong>de</strong>ugd of on<strong>de</strong>ugd. Steeds<br />
meer maakte Grazia Deledda zich in latere werken los van schoolsche opvattingen,<br />
van hare te groote <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> kleur- en natuurbeschrijving, <strong>voor</strong> het bijkomstige.<br />
Langzamerhand wer<strong>de</strong>n hare hoofdpersonen belangrijker, er kwam meer leven,<br />
beweging en diepte in hunne uitbeelding. Ze strij<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> natuurlijke neigingen,<br />
die hen trachten te overheerschen; soms bezwijken ze eron<strong>de</strong>r, doch niet als<br />
lafaards, die er zich bij neerleggen, maar als dappere menschen, die zon<strong>de</strong>r op <strong>de</strong><br />
overwinning te hopen, tenminste zon<strong>de</strong>r blaam willen sterven.<br />
In Grazia Deledda's laatste boeken zijn bladzij<strong>de</strong>n van blijven<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>, en<br />
figuren, die men niet meer vergeet, zooals <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r in het gelijknamige boek,<br />
zooals Annalena Bilsini, Annarosa, Nina, oom Jouanniccou en <strong>de</strong> grootmoe<strong>de</strong>r uit<br />
‘L'Incendie’. Men vindt er diepe philosophische gedachten, met groote juistheid<br />
beschreven innerlijke conflicten en <strong>de</strong> langzame ontwikkeling van opstandige<br />
<strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n. Haar werk vol energie en geloofskracht kan men misschien in <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n samenvatten: ‘Alles gaat <strong>voor</strong>bij: <strong>de</strong> wind zal gaan liggen, het<br />
vermoei<strong>de</strong> woud zal stil zijn; <strong>de</strong> rust zal we<strong>de</strong>rkeeren, maar ook <strong>de</strong> storm en daarna<br />
weer <strong>de</strong> stilte. De hoofdzaak is kalm af te wachten, zon<strong>de</strong>r te veel waar<strong>de</strong> te hechten<br />
aan al wat vergankelijk is’.<br />
EUGÈNE BESTAUX<br />
Stanislas Przsbyszefski †<br />
DE Poolsche romancier Stanislas Przsbyszefski is in <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>rdom van 60 jaar<br />
plotseling overle<strong>de</strong>n.<br />
‘Homo sapiens’, dat reeds in 1894 geschreven was, mag wel zijn hoofdwerk<br />
heeten, in <strong>de</strong>zen zin dat <strong>de</strong> schrijver er <strong>de</strong> volle maat van zijn talent in geeft, of liever<br />
dat hij er zijn talent <strong>de</strong>n teugel viert. Zulk geweld, zulke uitbundigheid overbluft ons<br />
eenigszins, en zou wel klakkeloos romantisme lijken, als het niet bezield was van<br />
een bijna spasmatischen drang, van een ra<strong>de</strong>loos streven om een vertienvoudigd<br />
leven in <strong>de</strong> materie te blazen. Het is <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Eric Falk, heen en weer<br />
gerukt tusschen, uiteengerukt door plicht en driften. Maar bij ie<strong>de</strong>re aarzeling, in<br />
ie<strong>de</strong>ren strijd, zijn het steeds <strong>de</strong> begeerten die overwinnen. Deze door <strong>de</strong><br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
koorts van het leven aangegrepen held neemt <strong>de</strong> vrouw van zijn jeugdvriend Nikita;<br />
<strong>de</strong> onschuld en <strong>de</strong> jeugd van een simpel meisje maakt hem slechts dolzinniger van<br />
ziekelijk verlangen; zelfs <strong>de</strong> afwezigheid van lief<strong>de</strong> is hem een prikkel te meer om<br />
een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> jonge vrouw tot moe<strong>de</strong>r te maken; wanneer zijn vrouw, die hij toch<br />
bemin<strong>de</strong>, hem verlaat vindt hij troost bij een stoere revolutionnaire; tot dit hollen<strong>de</strong><br />
leven met <strong>de</strong>n waanzin bekroond en besloten wordt.<br />
Men mag er zich wel <strong>de</strong>ze lief<strong>de</strong>sverklaring bij te binnen roepen:<br />
Zoo, als een hond, o vrouw:<br />
Libidineus maar trouw...<br />
doch het is niet heelemaal dat. Het is veeleer een zelfkwelling, een zich opporren<br />
tot alle zon<strong>de</strong>, tot alle overdrijvingen. En hier is geen terugkeer, omdat <strong>de</strong> afgrond<br />
dien men, alles ten spijt, doorgron<strong>de</strong>n wil zon<strong>de</strong>r bo<strong>de</strong>m is. Gedachte,<br />
menschelijkheid, werpt <strong>de</strong> held als afgedragen kleeren van zich af om nog enkel<br />
zijn waanzinnig en niet meer te verwoor<strong>de</strong>n doel na te streven.<br />
Het gaat niet aan, Przsbyszefski met zijn held te vereenzelvigen, doch wel kan<br />
men aannemen dat hij zich in <strong>de</strong>zen held naar zijn wensch beter en vollediger<br />
verwezenlijkte dan in zijn leven.<br />
Przsbyszefski leef<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bohème, die in <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>ca<strong>de</strong> <strong>de</strong>r vorige eeuw<br />
haar woelig en zwoel leven leid<strong>de</strong> in zekere Berlijnsche cenakels: heterocliete<br />
verzamelingen van uitgeweken noor<strong>de</strong>rlingen, van <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte dichters, van<br />
machtelooze i<strong>de</strong>alisten en mislukte genieën. Doch ook het scheppen<strong>de</strong> talent was<br />
er vertegenwoordigd. De Poolsche romancier knoopte er nauwe vriendschapsban<strong>de</strong>n<br />
aan met <strong>de</strong>n Zweed Strindberg, wien hij <strong>de</strong>rtig jaren later nog in zijn memoires, niet<br />
zon<strong>de</strong>r lief<strong>de</strong>, her<strong>de</strong>nkt. In <strong>de</strong>ze ge<strong>de</strong>nkschriften zal hij ook ontkennen dat hij Dagny<br />
Kristensen, die zijn vrouw zou wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>n grooten Zweed afhandig maakte. Deze<br />
Dagny, Deensche zangeres, behoor<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> fatale vrouwen die zich in <strong>de</strong>, meestal<br />
geestelijke, orgieën van <strong>de</strong> krochtherbergen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> mannen van <strong>de</strong> fluweelen jas<br />
en <strong>de</strong> lavalière meng<strong>de</strong>n. Zij werd door een Armeensch stu<strong>de</strong>nt vermoord, nadat<br />
zij hem eerst aangelokt en na<strong>de</strong>rhand afgewezen had.<br />
Het leven van Przsbyszefski, zijn omgeving, zijn werken, het a<strong>de</strong>mt alles een<br />
zelf<strong>de</strong>n geest van opzettelijken on<strong>de</strong>rgang; waar zij het losgelaten instinct huldigen,<br />
en daar een soort van mysticisme aan vast knoopen, is het wel of dat soort van<br />
halsstarrige <strong>de</strong>sperado's veeleer hun leven trachten te richten naar <strong>de</strong> leer van een<br />
Zarathustra, dan uit <strong>de</strong> erkenning van het leven een wijsheid zoeken te putten.<br />
Door het leven als door het werk van Przsbyszefski waait <strong>de</strong> wind van <strong>de</strong> groote<br />
Poolsche vlakte. En zoo <strong>de</strong>monisch kan hij niet zijn, dat wij <strong>de</strong> sporen niet merken<br />
van zijn godsdienstige opvoeding, zooals er steeds in hem iets blijft dat <strong>de</strong>n zoon<br />
van <strong>de</strong>n armen dorpson<strong>de</strong>rwijzer verraadt.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
274<br />
In ‘De Kin<strong>de</strong>ren van Satan’, een an<strong>de</strong>ren roman, zijn het weer <strong>de</strong><br />
wil-tot-het-zich-uitleven, ban<strong>de</strong>loos en gewetenloos, en <strong>de</strong> moraal, die met elkan<strong>de</strong>r<br />
overhoop liggen. En ook in zijn tooneelwerk zijn het steeds Duivel en Engel, <strong>de</strong> reine<br />
vrouw en zij die het vat is van alle verval, die <strong>de</strong>n rusteloozen held naar <strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rgang voeren.<br />
Dit onsamenhangend, geëxaspereerd oeuvre kan nauwelijks <strong>de</strong> belangstelling,<br />
laat staan <strong>de</strong> spanning, gaan<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gedachten of <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>ring die het<br />
ontwikkelt. Doch wel heeft het nog zijn bekoring om <strong>de</strong> razernij die <strong>de</strong> schrijver er<br />
niet zon<strong>de</strong>r talent teugelloos in botviert.<br />
De roem van Przsbyszefski was se<strong>de</strong>rt jaren reeds, tenzij dan bij eenige<br />
getrouwen, geslonken tot <strong>de</strong> herinnering als aan een storm. Hij zelf had reeds <strong>de</strong><br />
memoires van zijn ‘overle<strong>de</strong>n leven’ geschreven, met een soort van glimlachen<strong>de</strong>,<br />
doch tevens macabere kalmte, die er op wees dat het geweld was uitgetierd.<br />
Rainer Maria Rilke<br />
Na het voltooien en verschijnen <strong>de</strong>r Duineser Elegien heeft Rilke met prof.<br />
Kippenberg, <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r van het Insel-Verlag, <strong>de</strong> uitgave van zijn verzamel<strong>de</strong> werken<br />
besproken. Het plan werd toen in hoofdlijnen vastgelegd. De dichter mocht <strong>de</strong><br />
verwezenlijking er van niet beleven. ‘Die Gesammelten Werke von Rainer Maria<br />
Rilke’ verschijnen thans in zes <strong>de</strong>elen, bij <strong>de</strong> groote Leipzigsche<br />
Uitgeversmaatschappij. De eerste drie <strong>de</strong>elen bevatten <strong>de</strong> poëzie, <strong>de</strong>el vier en vijf<br />
het proza en het zes<strong>de</strong> <strong>de</strong> vertalingen.<br />
De Fransche poëzie van Rilke wordt in het prospectus <strong>de</strong>r uitgave onvermeld<br />
gelaten; wel wordt aangekondigd dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>elen tal van fraaie en belangrijke inedita<br />
bevatten. Het nieuws van <strong>de</strong>ze editie, welke niet bijzon<strong>de</strong>r duur is, zal <strong>de</strong>n talloozen<br />
Rilke-ver-eer<strong>de</strong>rs in Ne<strong>de</strong>rland hoogst welkom zijn.<br />
De kunst <strong>de</strong>r kritiek in Ne<strong>de</strong>rland<br />
Kritiek en Essay, verzameld door Dr. J.A. Roelert Fre<strong>de</strong>rikse, W.E.J.<br />
Tjeenk Willink, Zwolle (1927).<br />
DEZE bloemlezing van critieken en essays beantwoordt niet aan het i<strong>de</strong>e dat men<br />
algemeen - en zeer ten onrechte - over <strong>de</strong>rgelijke werken heeft. In <strong>de</strong> eerste plaats<br />
moet ik doen opmerken dat <strong>de</strong>ze bloemlezing niet naar volledigheid streeft: zij is<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
geene verzameling van <strong>de</strong> mooiste fragmenten die, op het gebied van critiek en<br />
essay - in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche taal wer<strong>de</strong>n geschreven. Zij is veeleer een spiegel van<br />
wat <strong>de</strong> critiseeren<strong>de</strong> en beschouwen<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche geest in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r eeuwen<br />
heeft gepresteerd, zon<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rscheid van filosofische en esthetische strekking.<br />
Dat die geest, in zijne diverse uitingen, zich weleens heeft vergist, doet hier niets<br />
ter zake, ofschoon eene vergelijking <strong>de</strong>r teksten wel aanleiding kan geven tot zeer<br />
interessante bevindingen.<br />
Naast <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche stukken heeft <strong>de</strong> bloemlezer teksten van Engelsche,<br />
Fransche en Duitsche schrijvers opgenomen, blijkbaar met het doel <strong>de</strong> uitingen van<br />
<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen geest met dien van an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n te confronteeren. Dit is een<br />
zeer gelukkig, uiterst vruchtbaar i<strong>de</strong>e. Daardoor wordt <strong>de</strong> lezer in <strong>de</strong> gelegenheid<br />
gesteld te oor<strong>de</strong>elen in welk tempo <strong>de</strong> gedachten in Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> algemeene<br />
stroomingen van het geestelijk leven in Europa hebben gevolgd, en in welke<br />
omstandighe<strong>de</strong>n een geestelijk synchronisme was waar te nemen. Die bloemlezing<br />
bevat dan ook een scrie documenten die een bijzon<strong>de</strong>r licht werpen op <strong>de</strong><br />
ontwikkeling van het literaire en geestelijke leven <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n tot op onze<br />
dagen. Dat <strong>de</strong>ze documenten zich vaak tegenspreken, het is natuurlijk en<br />
vanzelfsprekend en een waarborg <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>gelijkheid <strong>de</strong>r keuze.<br />
Laat ik even een <strong>voor</strong>beeld kiezen: <strong>de</strong> critiek van <strong>de</strong>n heer L. van Deyssel en die<br />
van <strong>de</strong>n heer F. Coenen. Bei<strong>de</strong>n zijn, op enkele jaren na, tijdgenooten, of, laat ik<br />
liever zeggen: bei<strong>de</strong>n behooren tot <strong>de</strong> literaire beweging die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tegenwoordige<br />
generatie geldt als <strong>de</strong> ‘Beweging van '80’. Het is eene vreem<strong>de</strong> tegenstelling. Aan<br />
<strong>de</strong>n eenen kant het lyrische proza van Van Deyssel, dat enkel eene uiting is van<br />
esthetische emotie, aan <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren kant het rustig beschouwend proza van F.<br />
Coenen, dat werkelijk critisch is. Alle beschouwingen over <strong>de</strong> esthetische opvattingen<br />
en het temperament van bei<strong>de</strong> schrijvers laat ik opzettelijk ter zij<strong>de</strong>. Beschouwen<br />
wij enkel het resultaat, in het licht van <strong>de</strong> in <strong>de</strong>ze bloemlezing opgenomen fragmenten<br />
van Potgieter, wat zien wij dan? Dat <strong>de</strong> critiek van <strong>de</strong>n heer Coenen - niet alleen in<br />
<strong>de</strong>n vorm - dichter bij het proza van Potgieter staat, maar ook <strong>de</strong>n geest van Potgieter<br />
meer verwant is, dan <strong>de</strong> lyrische ontboezemingen van Van Deyssel, die<br />
oogenschijnlijk <strong>de</strong>n auteur van het Rijksmuseum meer nabij komt, althans wat het<br />
esthetische uitgangspunt betreft, om niet te spreken van het filosofische. Ik weet<br />
wel dat dit na<strong>de</strong>re toelichting zou vergen, maar ik haal alleen dit <strong>voor</strong>beeld aan, om<br />
te toonen tot welke vruchtbare vergelijkingen een <strong>de</strong>rgelijke bloemlezing aanleiding<br />
kan geven.<br />
Vele an<strong>de</strong>re, niet min<strong>de</strong>r interessante vergelijkingen dringen zich op, <strong>voor</strong>namelijk<br />
tusschen sommige ne<strong>de</strong>rlandsche en vreem<strong>de</strong> auteurs. In verband hierme<strong>de</strong> is het<br />
misschien te betreuren dat niet scherper werd gewezen op <strong>de</strong> verwantschap van<br />
Hooft met <strong>de</strong> Fransche Pleïa<strong>de</strong>. En waarom werd niet een plaats verleend aan dien<br />
geestigen Joh. <strong>de</strong> Brune, wiens vrien<strong>de</strong>lijke overwegingen wel eens herinneren aan<br />
<strong>de</strong>n meester aller essayisten: Montaigne? En on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne auteurs betreur ik<br />
<strong>de</strong> afwezigheid van <strong>de</strong>n essayist F. van <strong>de</strong>r Goes, een <strong>de</strong>r besten, naar ik meen,<br />
van zijne generatie.<br />
J.v.N.<br />
Von<strong>de</strong>l en Verwey<br />
Albert Verwey, ‘Von<strong>de</strong>ls vers’. (C.A. Mees, Santpoort, 1927.)<br />
IN het <strong>voor</strong>bericht <strong>de</strong>elt Verwey me<strong>de</strong>, dat dit werk aanvankelijk bedoeld was als<br />
een inlei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> studie van <strong>de</strong> Von<strong>de</strong>l-uitgave <strong>de</strong>r Wereld<strong>bibliotheek</strong>. Wegens<br />
meeningsverschillen verscheen het toen niet, doch nadat het handschrift Verwey<br />
van dienst was gebleken bij zijn lessen te Lei<strong>de</strong>n, meen<strong>de</strong> hij het, buiten verband<br />
met genoem<strong>de</strong> uitgaaf, in het licht te kunnen zen<strong>de</strong>n. Naar bedoeling en opzet, zegt<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
hij, is het een studie van Von<strong>de</strong>ls vers, doch tevens een uitbeelding van Von<strong>de</strong>ls<br />
ontwikkelingsgang. Ik wil aan dit <strong>voor</strong>bericht <strong>de</strong>n algemeenen indruk vastknoopen<br />
dien men bij het lezen van Verwey's werkje krijgt. Het is, op zichzelf, te kort en te<br />
uitgebreid. Men leest<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
275<br />
het, nu ja, zooals een doorsnee-leerling <strong>de</strong> lessen van een goed professor volgt. Af<br />
en toe verdwijnt <strong>de</strong> belangstelling <strong>voor</strong> een kwartiertje en dan weer wordt men door<br />
<strong>de</strong> kennis en het me<strong>de</strong><strong>de</strong>elingsvermogen van <strong>de</strong>n professor geboeid. Te kort zei<br />
ik: tenzij men Von<strong>de</strong>l naast zich heeft en ie<strong>de</strong>re opmerking van Verwey aan<br />
menigvuldige gedichten of verzen toetst. Te uitgebreid op zichzelf, omdat Verwey<br />
al te nauwgezet Von<strong>de</strong>ls ontwikkeling op <strong>de</strong>n voet volgt, zich niet meen<strong>de</strong> te moeten<br />
bepalen tot het aangeven en ontwikkelen van <strong>de</strong> groote lijnen van zijn on<strong>de</strong>rwerp,<br />
en op zekere oogenblikken zelfs niet aarzelt <strong>de</strong>n inhoud van Von<strong>de</strong>ls spelen<br />
omstandig over te vertellen.<br />
Doch <strong>de</strong>ze opmerkingen hou<strong>de</strong>n nauwelijks eenige critiek in: <strong>voor</strong> wie Von<strong>de</strong>l al<br />
dan niet grondig kennen, blijft, na lezing van Verwey's studie, tenslotte zeker gewin,<br />
al was het maar een hel<strong>de</strong>r<strong>de</strong>r inzicht in het wezen van Von<strong>de</strong>ls kunst of een<br />
aansporing om Ne<strong>de</strong>rlands grootsten dichter weer en nogmaals ter hand te nemen.<br />
Bij <strong>de</strong> bestu<strong>de</strong>ering van Von<strong>de</strong>ls vers schakelt Verwey <strong>de</strong> eerste re<strong>de</strong>rijkersrijmen<br />
uit, en toont dan aan hoe <strong>de</strong> dichter als eerste eigenschap een <strong>voor</strong>zichtig oor had<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> wijze waarop ie<strong>de</strong>re klank en rust en wending in het vers aan tijdsduur<br />
gebon<strong>de</strong>n is; en als twee<strong>de</strong>, hoe dit vers het gevoel nooit onmid<strong>de</strong>llijk, maar langs<br />
<strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r bespiegeling uitdrukt. Verwey legt er <strong>de</strong>n nadruk op hoe dat laatste<br />
punt nimmer <strong>de</strong> zakelijkheid uitsluit, doch een gevolg is van Von<strong>de</strong>ls kracht om<br />
feiten uit een an<strong>de</strong>ren hoek dan wij het doen, en niet zel<strong>de</strong>n dieper, te doorpeilen.<br />
Nog in verband hierme<strong>de</strong>, maakt Verwey reeds bij <strong>de</strong>n aanvang het treffend<br />
on<strong>de</strong>rscheid dat <strong>de</strong> ontluiken<strong>de</strong> zinnelijkheid Von<strong>de</strong>l niet, zooals dit bij Breêroo en<br />
bij Hooft het geval is, tot het vleeschelijke minnedicht drijft, doch hem enkel van uit<br />
<strong>de</strong> christelijke naar <strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nsche mythologie verplaatst.<br />
Ofschoon Von<strong>de</strong>l <strong>de</strong> werkelijkheid als het ware van op een afstand, ‘als een soort<br />
god<strong>de</strong>lijk spel’ ziet, is hij steeds bij uitstek een gelegenheidsdichter geweest. Ook<br />
<strong>de</strong>ze stelling wordt <strong>de</strong> gansche studie door vervolgd en bewezen; niet enkel aan<br />
<strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> verjarings-, huwelijks-, en overlij<strong>de</strong>nsgedichten. Maar Von<strong>de</strong>l neemt<br />
steeds <strong>de</strong>el aan het maatschappelijke zoowel als aan het gezelschapsleven. Hij<br />
zingt zijn vreug<strong>de</strong> over <strong>de</strong> vrijmaking van Ne<strong>de</strong>rland: <strong>de</strong> godsdiensttwisten drijven<br />
hem tot profetische gedichten; <strong>de</strong> afkeer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Remonstrantenvervolging leidt<br />
hem humanistische banen op, en het is langs <strong>de</strong>zen weg dat hij tot een religieuse<br />
katholiciteit na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Hierbij stelt Verwey <strong>de</strong> vraag of Von<strong>de</strong>l niet juist in <strong>de</strong><br />
Roomsche leer voldoening moest vin<strong>de</strong>n, omdat <strong>de</strong>ze vorm van het Christendom<br />
het hei<strong>de</strong>ndom me<strong>de</strong> incorporeert. Waar hij het over <strong>de</strong> ‘Gebroe<strong>de</strong>rs’ heeft, zal<br />
Verwey nog opmerken dat Von<strong>de</strong>l niet als een Jood maar als een Griek voelt, en<br />
aan het ein<strong>de</strong> van zijn studie komt hij tot het besluit dat Von<strong>de</strong>l ondanks christelijkheid<br />
en <strong>de</strong>emoed een dichter van <strong>de</strong> Renaissance is gebleven.<br />
Niet aan één stuk door, maar eveneens als het ware naar <strong>de</strong> ingevingen die hem<br />
bij zijn veelvuldig betoog verlokken, han<strong>de</strong>lt Verwey over Von<strong>de</strong>ls kunst van <strong>de</strong><br />
tooneelmatige uitbeelding. Von<strong>de</strong>l heeft het bespiegelend drama tot een<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche kunstsoort gemaakt. Met <strong>de</strong> Gysbreght eerst wordt Von<strong>de</strong>l tot een<br />
meester in <strong>de</strong>ze kunst. Het moge van Verwey's kant niets dan een objectieve<br />
vaststelling zijn, er op te wijzen dat het in Von<strong>de</strong>ls treurspelen niet om han<strong>de</strong>ling<br />
maar wel om spanning te doen is, wij zien in <strong>de</strong>ze waarheid een rechtvaardiging<br />
van onzen afkeer <strong>voor</strong> zekere pogingen om Von<strong>de</strong>l op mo<strong>de</strong>rnistische wijze, met<br />
heftig vertoon, met aanwending van een spreken<strong>de</strong> mise-en-scène, ten tooneele<br />
te voeren. Het zou ons te ver lei<strong>de</strong>n alle <strong>de</strong> stellingen van Verwey te ontle<strong>de</strong>n. Hij<br />
heeft het immers nog over <strong>de</strong> invloe<strong>de</strong>n die Von<strong>de</strong>l on<strong>de</strong>rging van du Bartas, van<br />
<strong>de</strong> Groot, van Seneca, van <strong>de</strong> Grieksche tragici, invloe<strong>de</strong>n die steeds bleven<br />
nawerken doch waarbij Von<strong>de</strong>ls leven<strong>de</strong> verbeelding, en eigen kijk op het leven,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
en inzicht en goe<strong>de</strong> smaak, natuurlijkerwijs het overwicht namen. Een enkel<br />
<strong>voor</strong>beeld haalt Verwey ook aan van <strong>de</strong> wijze waarop Von<strong>de</strong>l eerste en<br />
rechtstreeksche indrukken na<strong>de</strong>rhand wijzig<strong>de</strong>:<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Alle vensters lagen vol<br />
Nonnetronien blank en bol...<br />
276<br />
wordt, bedachtzamer en veralgemeenend:<br />
Alle vensters lagen vol<br />
Reine nonnen, blank en bol...<br />
Maar <strong>de</strong> mooiste bladzij<strong>de</strong>n van het werkje zijn wel die waar Verwey over Von<strong>de</strong>ls<br />
laatste producties schrijft. ‘Wij bezitten in Von<strong>de</strong>l een goed dichter, en daar gaat<br />
niets boven. Zijn lotgevallen, zijn omgeving, zijn <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n, zijn kerkgeloof, alles<br />
heeft een zekere belangrijkheid, maar alleen een bijkomstige nevens dit eene: dat<br />
hij een goed dichter was’. Hij getuigt dat <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el haar<br />
luister ontleent aan <strong>de</strong> taal en aan Von<strong>de</strong>l. Von<strong>de</strong>l werd zelfs op hoogen leeftijd niet<br />
oud: hij werd steeds vollediger dichter: hij schreef zijn laatste werken zon<strong>de</strong>r dat<br />
het on<strong>de</strong>rwerp nog langer het noodzakelijke symbool was, doch integen<strong>de</strong>el gansch<br />
in het gedicht was opgenomen. ‘Hij was nu niets dan een kunstenaar die zijn laatste<br />
werken schiep’.<br />
HERM. VAN GENDT<br />
Schrijvers-interieurs<br />
Dit is een hoekje van <strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> en werkkamer van William Somerset Maugham;<br />
<strong>de</strong> hoofdtoon van het interieur is hel<strong>de</strong>r geel. S.M. werd 25 Januari 1874 te Parijs<br />
geboren als zoon van een gezantschapsraad. Na <strong>de</strong>n dood van zijn va<strong>de</strong>r werd hij<br />
opgevoed door zijn oom Henry, predikant te Whitstable in Kent. Hij stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> op<br />
King's School te Kantelberg. Daarna twee jaar aan <strong>de</strong> universiteit te Hei<strong>de</strong>lberg.<br />
Toen begon hij te Lon<strong>de</strong>n met grooten tegenzin zijn studie in <strong>de</strong> medicijnen. Op<br />
twintigjarigen leeftijd publiceer<strong>de</strong> hij ‘Liza of Lambeth’, dat succes had en hem in<br />
staat stel<strong>de</strong> te gaan reizen. Hij bezocht Spanje, Italië, Griekenland, Frankrijk. Hier<br />
voel<strong>de</strong> hij zich zóó thuis dat hij er te Saint-Juan-Cap Ferrat een villa huur<strong>de</strong>. In 1917<br />
openbaar<strong>de</strong> zich, in Rusland, een tuberculose bij hem. Van dat oogenblik af, zocht<br />
hij steeds zui<strong>de</strong>lijker klimaat. Hij bereis<strong>de</strong> Azië: China, Ne<strong>de</strong>rlandsch-Indië, Siam;<br />
ver<strong>de</strong>r Noord- en Zuid-Amerika.<br />
Zijn beroemdste en beste roman is: ‘The Painted Veil’. In: ‘The Trembling of a<br />
Leaf’, ‘The Casuarina Tree’ publiceer<strong>de</strong> hij een groot aantal <strong>voor</strong>treffelijke Short<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Stories. Het tooneelstuk ‘Rain’ is een van <strong>de</strong> grootste successen <strong>de</strong>r Lon<strong>de</strong>nsche<br />
en Parijsche Scène (‘Pluie’ in het Théatre <strong>de</strong> la Ma<strong>de</strong>leine) gewor<strong>de</strong>n.<br />
Kroniek van het proza<br />
Aart van <strong>de</strong>r Leeuw, Ik en mijn Speelman. Een luchthartige geschie<strong>de</strong>nis.<br />
- Rotterdam, Nijgh & v. Ditmar's Uitgeversmaatsch., 1927.<br />
GEWIS: in <strong>de</strong> boeken van het leven wordt vaak ‘van won<strong>de</strong>rbare vondsten verhaald!’<br />
Het stiefkind van <strong>de</strong>n visscher vindt <strong>de</strong>n ring van <strong>de</strong>n koning, als het <strong>de</strong>n haak uit<br />
<strong>de</strong> keel van een gron<strong>de</strong>ling trekt; het her<strong>de</strong>rsmeisje ziet uit <strong>de</strong> rotsen puur zilver<br />
opwellen: munten met <strong>de</strong>n beel<strong>de</strong>naar van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rmaagd bestempeld; <strong>de</strong> jonge<br />
man plukt een bloem, die geluk brengt; <strong>de</strong> grijsaard stoot met <strong>de</strong>n voet tegen <strong>de</strong>n<br />
sleutel <strong>de</strong>s hemels; <strong>de</strong> vicomte <strong>de</strong> Lingendres, als hij <strong>de</strong> lokken<strong>de</strong> tonen <strong>de</strong>s<br />
gebochel<strong>de</strong>n speelmans is gevolgd om als een vrij man over Gods zonnige<br />
heirwegen te zwerven (vrij en toch gevangen in hoe zoeten min!) vindt een vogelnest,<br />
en ik, ik <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rbare vondst van dit boek. O, <strong>de</strong>ze vondst betreft geen<br />
wereldwon<strong>de</strong>r, waar<strong>de</strong> lezer; zij betreft (slechts een kleine omzetting van woor<strong>de</strong>n)<br />
het won<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r wereld, en dat is veel meer!<br />
De ware vondst is het niet gezochte. Dat, wat u wordt in <strong>de</strong>n schoot geworpen<br />
als in <strong>de</strong>n slaap. Het stiefkind van <strong>de</strong>n visscher zocht <strong>de</strong>n ring <strong>de</strong>s konings niet, en<br />
het her<strong>de</strong>rsmeisje dacht niet aan het pure zilver. Maar zie... Zoo ging het ons. Wij<br />
speur<strong>de</strong>n uit naar ‘serieuze literatuur’ - wat zal een serieus criticus van een serieus<br />
letterkundig maandschrift àn<strong>de</strong>rs! - en wij overrompel<strong>de</strong>n onszelf in een ‘luchthartige<br />
geschie<strong>de</strong>nis’.<br />
En die zou ons het won<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r wereld openleggen? Zoo is het. Gelooft ge mij<br />
niet, vraag het <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>zei<strong>de</strong>n vicomte, als ge hem, maar dat is niet gemakkelijk,<br />
altemet zoudt ontmoeten. Ge zult an<strong>de</strong>rs aan zijn gelukkig gezicht hem ongetwijfeld<br />
herkennen, al kwaamt ge hem tegen on<strong>de</strong>r 't dopje van een Amsterdamschen<br />
mijnheer tegen Beurstijd!<br />
Die jonge e<strong>de</strong>lman kwam eens een dag te verliezen uit <strong>de</strong>n geborduur<strong>de</strong>n zak<br />
van zijn fluweelen lijfrok. Wij hebben hem opgeraapt en eens goed bekeken. Weet<br />
ge hoe die dag eruit zag? Ja, hoe ziet <strong>de</strong> dag eruit van een jong e<strong>de</strong>lman, die rijk<br />
is, een kamerdienaar heeft en een maitresse, en die naar <strong>de</strong>n wensch van zijn va<strong>de</strong>r<br />
trouwen zal met een meisje, dat hij weliswaar niet kent, doch wier bruidschat aan<br />
zijn vermogen en gemakken op een aangename wijze zal toedoen. - Als een<br />
Amsterdamsche Beursheer eens een dag kwam te verliezen, b.v. op het Damrak<br />
vóór Allert <strong>de</strong> Lange, en ge raaptet hem op, dan zou die dag er waarschijnlijk een<br />
beetje an<strong>de</strong>rs uitzien (o, een béétje an<strong>de</strong>rs maar!), doch Amsterdamsche<br />
Beursheeren verliezen natuurlijk hun dagen niet: ze bewaren die zuinig in hun<br />
binnenzak on<strong>de</strong>r hun portefeuille. Maar daarom zijn over hen geen ‘luchthartige<br />
geschie<strong>de</strong>nissen’ te schrijven.<br />
Deze vicomte <strong>de</strong> Lingendres was slordig op zijn dagen, zooals ons bleek. Die<br />
dagen waren dan ook allemaal zoo'n beetje hetzelf<strong>de</strong> en... zij waren als <strong>de</strong> ruiker<br />
waarme<strong>de</strong> hij zijn kamer trachtte op te vroolijken. Het is een aardige geschie<strong>de</strong>nis,<br />
die ik wel gaarne even <strong>voor</strong> u zou afschrijven, maar het is beter, dat gij het boek<br />
zelf leest en dan zou ik het genoegen u <strong>voor</strong>af bedorven hebben. Genoeg, hij heeft<br />
aan mevrouw <strong>de</strong> Soubise, zijn minnares, <strong>de</strong>n vorigen avond, op een tuinfeest, een<br />
ruiker ontfutseld, en hij zal nu van <strong>de</strong> geplette en half verwelkte bloemen <strong>de</strong> beste<br />
bijeenlezen, ter versiering van zijn dag. Hij kiest een mosroos, draait die langzaam<br />
tusschen <strong>de</strong> vingers en heeft even <strong>de</strong>n tuin <strong>voor</strong> oogen met <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n lichtjes<br />
‘die <strong>de</strong> sterren hebben doodgemaakt en een groote, ron<strong>de</strong> maan er toe gebracht<br />
hebben zich uit wanhoop mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> vijverkom te verdrinken’. Neen, <strong>de</strong>ze bloem<br />
is vlak on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kelkbla<strong>de</strong>n voos. - Deze roos van Damascus? Ze geurt nog en<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
heeft een geheimzinnige kleur... Maar ze blijkt, lacy, in het hart verrot. Deze ‘Roem<br />
van Provence’ dan, <strong>de</strong>ze purperen, waar geen feil aan is te bekennen? Een oogenblik<br />
geniet hij van haar schoonheid en droomt van <strong>de</strong> <strong>de</strong>inen<strong>de</strong> boot, waarmee hij dwars<br />
door <strong>de</strong> maan roei<strong>de</strong>, terwijl zijn tochtgenoote, een kleine blanke hand in het nat<br />
dompelend, nog een paar stukken van het wegzinken<strong>de</strong> zilver poog<strong>de</strong> te red<strong>de</strong>n.<br />
Een oogenblik geniet hij van <strong>de</strong> bloem en van <strong>de</strong>n droom. Dan een zacht ruischen,<br />
en hij ziet, dat <strong>de</strong> ‘Roem van Provence’ hare bla<strong>de</strong>ren laat zinken, één <strong>voor</strong> één en<br />
langzaam, zooals een vrouw hare klee<strong>de</strong>ren aflegt. - Mijn God, hier blijft niets over!...<br />
Ja toch, alles blijft over, alles, letterlijk alles. Maar om dat alles te vin<strong>de</strong>n moet men<br />
alles ver liezen en het lied van <strong>de</strong>n gebochel<strong>de</strong>n speelman verstaan. Dan wordt<br />
men <strong>de</strong> visscher en het her<strong>de</strong>rsmeisje en <strong>de</strong> grijsaard die <strong>de</strong>n sleutel <strong>de</strong>s hemels<br />
vond.<br />
Wij leven allen in <strong>de</strong>n droom van ons be<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>eld verstand, in een web van<br />
vaste <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n, wetten, theorieën, gevoelens en behoeften, ach! zoo velerlei<br />
behoeften <strong>voor</strong>al! En is het niet <strong>de</strong> bekoorlijkheid en tegelijk <strong>de</strong> waarheid van het<br />
Sprookje, dat het al dit vaste en verstar<strong>de</strong> (dat wij eigenwijs-onnoozel <strong>de</strong> werkelijkheid<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
277<br />
noemen) eens lekkertjes uit zijn voegen licht? Daarom is het Sprookje zoo geliefd<br />
bij kin<strong>de</strong>ren en dichters, met dit verschil, dat kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong>n poëtischen chaos van<br />
het absur<strong>de</strong> <strong>de</strong> volle bevrediging vin<strong>de</strong>n, terwijl 's dichters geest uit <strong>de</strong> losgelaten<br />
valsche eenheid onmid<strong>de</strong>llijk een nieuwe eenheid zoekt.<br />
In elk waarachtig sprookje (en wat is Aart van <strong>de</strong>r Leeuw's geschie<strong>de</strong>nis veel<br />
an<strong>de</strong>rs dan een geestig geconcipieerd en fraai gestileerd sprookje?) ligt een<br />
werkzaam heimwee verscholen naar een harmonie, waarvan <strong>de</strong> eenheid die wij<br />
hier in <strong>de</strong> laagte van het dagelijksche leven <strong>de</strong> werkelijkheid plegen te noemen,<br />
slechts <strong>de</strong> bedriegelijke spotvorm is. - Wij kennen <strong>de</strong>n gebochel<strong>de</strong>n speelman<br />
immers niet, alleen wijl we zijn wanstaltig uitsteeksel, ‘<strong>de</strong> vioolkist die hij altijd bij<br />
zich heeft’, als potsierlijke schaduw over <strong>de</strong>n weg zien glij<strong>de</strong>n?<br />
GERARD VAN ECKEREN<br />
Kroniek <strong>de</strong>r poezie<br />
Henriëtte Roland Holst. - Hel<strong>de</strong>nsage (Em. Querido, Amsterdam 1927)<br />
- Verworvenhe<strong>de</strong>n (Nijpels, Maastricht 1927).<br />
ZOOALS men van zekere dagen <strong>de</strong> heerlijkheid, maar ook <strong>de</strong> mogelijke zorg met<br />
dankbare neiging tegemoet treedt - het is geen berusting, geen aanvaarding, maar<br />
een volledige en actieve overgave -, zoo komt een stemming van blij<strong>de</strong> vereering<br />
over ons wanneer wij ons, als in een nieuwe wereld, overgeven aan <strong>de</strong> poëzie van<br />
Henriëtte Roland Holst. Er is op dit oogenblik geen dichter on<strong>de</strong>r ons, aan wie wij<br />
ons zoo on<strong>de</strong>rdanig en toch werkzaam on<strong>de</strong>rwerpen; tegenover wiens zwakhe<strong>de</strong>n<br />
zelfs wij nog dankbaar zijn als <strong>voor</strong> een onverdien<strong>de</strong> gift. Het is <strong>de</strong> beste lief<strong>de</strong> die<br />
een leven<strong>de</strong> van ons verlangen kan, dat wij niet blind zijn <strong>voor</strong> haar tekortkomingen,<br />
maar <strong>de</strong>ze erkennen en aanvaar<strong>de</strong>n als me<strong>de</strong> <strong>de</strong>el uitmakend van haar bemin<strong>de</strong><br />
verschijning. Als niemand is <strong>de</strong>ze vrouw een toevlucht <strong>voor</strong> onze verlangens naar<br />
een schoonheid die ons uit ons zelven rukt, en naar een schoonere wereld. Als van<br />
Midas wordt het onzuiverste metaal goud on<strong>de</strong>r haar aanraking. Haar poëzie is een<br />
stroom, waarvan <strong>de</strong> slib die hij meevoert nog vruchtbaar maakt, terwijl al maar door<br />
het hel<strong>de</strong>re water ervan zijn jubelen<strong>de</strong>n tocht <strong>voor</strong>tzet. Wie niet <strong>de</strong> kracht in zich<br />
heeft om met loven<strong>de</strong>n tegenzang haar zang te beantwoor<strong>de</strong>n, moest liever in<br />
zwijgen<strong>de</strong> verrukking toeluisteren. Zal ik het bekennen? Een oogenblik was <strong>de</strong><br />
dwaze begeerte in mij om <strong>de</strong>ze kroniek te vervangen door een ‘O<strong>de</strong> aan Henriëtte<br />
Roland Holst’.<br />
Zooals haar vroegere bun<strong>de</strong>ls, dwingt ons <strong>de</strong> lange ‘Hel<strong>de</strong>nsage’, waarin zij <strong>de</strong>n<br />
opgang, <strong>de</strong> noo<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>loopige inzinking van <strong>de</strong>n bolsjewistischen Staat<br />
bezingt, tot overgave aan haar woord, niettegenstaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> betoogen<strong>de</strong> uitweidingen<br />
en <strong>de</strong>n soms niet tot poëzie verwerkten verhaaltrant.<br />
Reeds <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zang verheft ons, zon<strong>de</strong>r dat wij met <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> voeling verliezen,<br />
in het rijk van <strong>de</strong>n geest:<br />
De menschenwereld is een won<strong>de</strong>r ding;<br />
door haar blaast <strong>de</strong> Geest als een groote wind...<br />
De gansche sage moge een lofzang zijn op <strong>de</strong> revolutie, een <strong>voor</strong>spelling dat <strong>de</strong><br />
heilstaat toch eens wordt geboren, van <strong>de</strong>n aanvang hooren wij toch dat ons geen<br />
dogma wordt <strong>voor</strong>gehou<strong>de</strong>n:<br />
Ver in zijn eenzaamhe<strong>de</strong>n lacht <strong>de</strong> Geest:<br />
‘mijn banen kan geen mensch <strong>voor</strong>uit verkon<strong>de</strong>n’.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Kind van 't Al is hij, aan <strong>de</strong> stof gebon<strong>de</strong>n,<br />
maar <strong>de</strong> slaaf <strong>de</strong>r stof is hij nooit geweest.<br />
Maar, tenzij om haar lichten<strong>de</strong> poëzie, zou<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong>ze waarschuwing niet behoeven<br />
om <strong>de</strong> dichteres te volgen waar zij ons ook brengen wil, zoo zelfs, dat wie allerminst<br />
om het bolsjewisme is begaan, toch aan <strong>de</strong> bekoring van haar wekroep geen<br />
weerstand kan bie<strong>de</strong>n en zich een oogenblik me<strong>de</strong> <strong>de</strong> opstandige en <strong>de</strong> held voelt,<br />
of zijn kleinmoedigheid verwenscht:<br />
Wee over ons, kleinmoedigen, die versliepen<br />
het kostbaar uur, het kind <strong>de</strong>r eeuwigheid.<br />
Ik wil niet zeggen dat zulke poëzie ons in <strong>de</strong> gele<strong>de</strong>ren van een partij moet brengen,<br />
maar haar beter dan propagandistische, volmondige rechtzinnigheid wekt in ons <strong>de</strong><br />
sluimeren<strong>de</strong> krachten <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n strijd en <strong>de</strong> hoop aan een toekomst waaraan wij<br />
misschien niet gelooven. Een vers als dit:<br />
Toen sprongen <strong>de</strong> verten open...<br />
doet ruimten opengaan waarin wij ons verplaatst voelen als kin<strong>de</strong>ren vol<br />
offervaardigheid.<br />
Juist daar verheft <strong>de</strong> ‘Hel<strong>de</strong>nsage’ zich tot <strong>de</strong> toppen <strong>de</strong>r lyriek waar <strong>de</strong> dichteres<br />
meer <strong>de</strong> ziel, <strong>de</strong> hoop en het verlangen uitzingt, dan waar zij, niet min<strong>de</strong>r onstuimig,<br />
niet min<strong>de</strong>r rechtzinnig weliswaar, <strong>de</strong>n strijd verhaalt die in werkelijkheid gestre<strong>de</strong>n<br />
werd:<br />
Op <strong>de</strong> fabrieken was het een verwarring<br />
die alle dagen wies. De arbei<strong>de</strong>rs<br />
wil<strong>de</strong>n niet meer werken <strong>voor</strong> hun meesters,<br />
zij wil<strong>de</strong>n niet, wil<strong>de</strong>n niet meer werken<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> bezitters van het kapitaal.<br />
of waar zij theoretiseert:<br />
De revolutie moet onordlijk gaan.<br />
Zij is niet een planmatig sloopen...<br />
Zoo komen <strong>voor</strong>tdurend naiëve uitlatingen, prozaïsche gemeenplaatsen en<br />
grootspraak <strong>de</strong> lyrische vlucht afbreken. En toch on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong>ze zwakhe<strong>de</strong>n<br />
niet als een aanslag op ons vertrouwen en onze overgave; wij aanvaar<strong>de</strong>n ze veeleer<br />
als <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke schavelingen van het hout waarin het beeld gesne<strong>de</strong>n wordt.<br />
Want Henriëtte Roland Holst is als <strong>de</strong> kunstenaar dien wij aan het opbouwen van<br />
zijn werk bezig zien. Haar ijver en bezieling jagen haar <strong>voor</strong>t; <strong>de</strong> scheppingsdrang<br />
overvleugelt <strong>de</strong> koelbloedige bezinning die wikt en weegt. In <strong>de</strong>zen roes is het <strong>de</strong><br />
tijd niet om bij tusschenpoozen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
278<br />
halt te hou<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>n afgeleg<strong>de</strong>n weg te overzien. A<strong>de</strong>mloos gaat het <strong>voor</strong>waarts,<br />
afgron<strong>de</strong>n over en bergen op, roekeloos en zinneloos soms. Maar wat geeft het.<br />
Eensklaps zal <strong>de</strong> begeestering het evenwicht vin<strong>de</strong>n van maat en rythme en<br />
aanzwellen tot een lofzang, <strong>de</strong> nevelen met een recht schot doorbreken, als een<br />
fluistering wiegen over <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>.<br />
Zoo wordt <strong>de</strong> vrome, blij<strong>de</strong> taak volbracht. Maar neen, nooit is alles volbracht en<br />
het ein<strong>de</strong> is nog als een aanhef:<br />
* * *<br />
Derf nu, <strong>de</strong>rf nu, gij stroomend verlangen,<br />
heerlijk verwachten dat bleef onvervuld, -<br />
ontsluit <strong>de</strong> bron <strong>de</strong>r gou<strong>de</strong>nen gezangen<br />
opdat wij weer met kracht wor<strong>de</strong>n vervuld.<br />
Rustiger en gelijkmatiger zijn <strong>de</strong> verzen uit <strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l ‘Verworvenhe<strong>de</strong>n’. Hier is<br />
ie<strong>de</strong>r woord, ie<strong>de</strong>re klank uit <strong>de</strong> diepten van het gemoed opgeweld. De strijd, <strong>de</strong><br />
verlangens hebben respijt. Men treedt het gebied <strong>de</strong>r ziel binnen waar van het<br />
dagelijksche leven slechts nog <strong>de</strong> echo weergalmt. Het zijn niet meer gemeten<br />
verten die lokken, maar ondoorgron<strong>de</strong>lijke diepten die aantrekken:<br />
Wanneer zullen <strong>de</strong> nevels wijken<br />
die mij schei<strong>de</strong>n van 't eigen gebied?<br />
Doch er is geen haast, er is geen drang tot weten, maar een bree<strong>de</strong> ontferming,<br />
een bijna woor<strong>de</strong>loos beklag dat <strong>de</strong>n glimlach <strong>de</strong>r eeuwigheid gelijkt. Wel mag <strong>de</strong><br />
vraag rijzen:<br />
Wat is <strong>de</strong> winst; wat wrocht ge, gij,<br />
Wat hebt ge aan u zelf volbracht?<br />
Er is geen antwoord van noo<strong>de</strong>; vre<strong>de</strong> en weemoed hebben nu <strong>de</strong> plaats ingenomen<br />
van hoop en geestdrift. Het is het wachten op <strong>de</strong>n afgezant die <strong>de</strong>n dood komt<br />
verkondigen:<br />
* * *<br />
O stille baai en altijd veil'ge haven, -<br />
te weten dat uw diepe kom ons wacht,<br />
uw vre<strong>de</strong> onze' onvre<strong>de</strong> eens zal laven,<br />
dat geeft tot doen ons en dragen kracht.<br />
Zooals Henriëtte Roland Holst <strong>de</strong> gevoelens uitzingt die zich aan haar opdringen,<br />
veruiterlijkt zij <strong>de</strong>ze gevoelens met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n die haar naar <strong>de</strong>n mond wellen en<br />
<strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n die haar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> oogen rijzen. In <strong>de</strong> ‘Hel<strong>de</strong>nsage’ wordt het somtijds tot<br />
een rassche opeenvolging en een warreling van beel<strong>de</strong>n, die, nauwelijks opgeroepen,<br />
weer verdwijnen; een vloed van beel<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> dichteres geen keuze kan<br />
of wil doen, beel<strong>de</strong>n die soms nauwelijks verband hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> gedachte of het<br />
gevoelen, en waarover <strong>de</strong> dichteres heenglijdt als met veerkrachtigen tred. Ik geloof<br />
niet, dat men later over haar vers ooit een studie zal schrijven, zooals Verwey het<br />
nog komt te doen over Von<strong>de</strong>l; want bij Henriëtte Roland Holst gaat het met <strong>de</strong><br />
maat, het getal en het rijm als met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n; gebon<strong>de</strong>n en vrij<br />
vers wisselen elkan<strong>de</strong>r af; er is geen tijd tot ziften en meten. En toch, zij moge altijd<br />
onze bewon<strong>de</strong>ring afdwingen en ons meesleepen, zel<strong>de</strong>n is haar poëzie een pleidooi<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
<strong>voor</strong> <strong>de</strong>n vrijen versvorm: het is onmiskenbaar dat haar gebon<strong>de</strong>n strofen juist die<br />
zijn waar <strong>de</strong> rijkste inspiratie uit spreekt.<br />
Doch zelfs <strong>de</strong>ze verzen zijn niet aan vaste regels on<strong>de</strong>rworpen. Men voelt dui<strong>de</strong>lijk<br />
dat zelfs hier <strong>de</strong> dichteres zich geen dwang heeft opgelegd.<br />
In Henriëtte Roland Holst hebben wij, evengoed als in een geniaal verzenbouwer,<br />
een dichter van wien geen gebaar, geen a<strong>de</strong>mtocht, geen kreet ons niet <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke<br />
aanwezigheid laat voelen.<br />
Ik zei het reeds: dit ware beter een O<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> meest bemin<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
dichteres geweest.<br />
R. HERREMAN<br />
Fransche letteren<br />
Pierre Louys, Psyché, suivi <strong>de</strong> La Fin <strong>de</strong> Psyché par Clau<strong>de</strong> Farrère,<br />
Paris, Albin Michel, 1927.<br />
DE laatste, en onafgewerkte roman van Pierre Louys, Psyché, is verschenen.<br />
De dienst dien hij eens Jean <strong>de</strong> Tinan bewees, <strong>de</strong>n nooit vervangen Tinan, zoo jong<br />
gestorven en in wiens werk <strong>de</strong> heele jeugd van heel een tijdvak - een zoo sympathiek<br />
tijdvak! - zoo levend is gebleven, <strong>de</strong>ze dienst wordt Louys op zijn beurt door <strong>de</strong>n<br />
heer Farrère bewezen. Maar <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n zijn niet <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong>. Tinan stierf in<br />
volle productie, tot het laatste toe werkend aan zijn Aimienne zon<strong>de</strong>r dat hem<br />
vergund werd het te voltooien. Louys heeft Psyché naar het schijnt voltooid en<br />
tienmaal zelf kunnen uitgeven. Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en laatste <strong>de</strong>el is niet on<strong>de</strong>r zijn papieren<br />
teruggevon<strong>de</strong>n, en toch had hij <strong>de</strong>n heer Farrère, die ze zich nog zeer precies<br />
herinnert, <strong>de</strong> slothoofdstukken van <strong>de</strong>n roman <strong>voor</strong>gelezen. Kan hij ze later niet<br />
hebben vernietigd? De heer Thierry Sandre, langen tijd zijn secretaris, vermeent<br />
dat het boek van te intiemen aard was om gepubliceerd te wor<strong>de</strong>n. Louys zelf heeft<br />
aan <strong>de</strong>n heer Farrère verklaard dat het te zeer dateer<strong>de</strong>. Maar <strong>de</strong> heer Farrère heeft<br />
zich met <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>nen niet tevre<strong>de</strong>n gesteld en het werk bekend gemaakt met een<br />
door hemzelf naverteld slot. Gelukkig dat zijn herinneringen hem niet zóó precies<br />
<strong>voor</strong>kwamen dat zij hem <strong>de</strong><strong>de</strong>n beproeven het ontbreken<strong>de</strong> <strong>de</strong>el uit 't hoofd te<br />
citeeren. De vereering die hij <strong>de</strong>n meester toedroeg - ie<strong>de</strong>reen weet dat <strong>de</strong> heer<br />
Farrère Louys zijn meester noemt, zooals ie<strong>de</strong>reen weet dat <strong>de</strong> heer Farrère twee<br />
genieën heeft gekend: Louys en Loti, zijn an<strong>de</strong>ren meester - die vereering had hem<br />
leelijker parten kunnen spelen. Hij heeft se<strong>de</strong>rt lang verklaard dat Psyché het<br />
levenswerk van <strong>de</strong>n overle<strong>de</strong>ne vertegenwoordig<strong>de</strong>; dat Louys er - men weet niet<br />
goed: zes of twaalf jaar, aan had gearbeid; dat hij, Farrère, hem zelfs <strong>voor</strong>gesteld<br />
had eraan mee te werken en dat <strong>de</strong> meester had geantwoord: ‘Neen, waar<strong>de</strong> vriend,<br />
wij bei<strong>de</strong>n zullen nog wel eens samenwerken, maar niet hièraan’. Louys was een<br />
beminnelijk, zich nimmer op <strong>de</strong>n <strong>voor</strong>grond dringend en uiterst hoffelijk mensch,<br />
naar het getuigenis van een ie<strong>de</strong>r die hem van nabij gekend heeft.<br />
Het is <strong>de</strong>s te pijnlijker, gegeven <strong>de</strong> sympathieke figuur van <strong>de</strong>n schrijver, wanneer<br />
men, na lezing van <strong>de</strong>zen roman dien hij zelf nooit heeft willen uitgeven, erkennen<br />
moet dat hij er wellicht een beteren kijk op had dan zijn vereer<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> heer Farrère.<br />
Het levenswerk van een groot schrijver is altijd een zeer précair ding; het is òf een<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
279<br />
monument, of een ontgoocheling. Psyché lijkt helaas! zeer veel op het laatste.<br />
Het is het gegeven van Aphrodite hervat: <strong>de</strong> groote lief<strong>de</strong> die haar bevrediging<br />
nauwelijks overleeft; maar wat in Aphrodite een grootsch en wreed karakter had,<br />
is hier verbleekt tot iets treurigs en algemeens. Wij spreken nu over <strong>de</strong>n inhoud. De<br />
stijl is, als altijd bij Louys, onberispelijk; <strong>de</strong> taal van <strong>de</strong> grootste zuiverheid. De<br />
soberheid van zijn syntaxis is er een die, oppervlakkig beschouwd, aan armoe<strong>de</strong><br />
zou kunnen doen <strong>de</strong>nken; in <strong>de</strong> meest lyrische passage's, bij het grootste élan en<br />
als <strong>de</strong> taal bloemrijk wordt, blijft een koel-nuch-tere smaak het geheel domineeren;<br />
zoozeer dat wanneer hij, bij <strong>de</strong>n tweestrijd van zijn heldin, schrijft: Une guerre<br />
civile éclatait dans sa blanche cité intime, men even opschrikt en<br />
<strong>de</strong> phrase overleest. Maar <strong>de</strong> inhoud is niet rijk genoeg <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n keurigen vorm;<br />
Psyché en Aimery staan dichter bij <strong>de</strong>n schrijver misschien dan Chrysis en Demetrios,<br />
zij kunnen <strong>de</strong> vergelijking met <strong>de</strong>ze twee geen oogenblik doorstaan. Psyché is<br />
het gegeven van Aphrodite overgebracht in onzen tijd, en soms onwaarschijnlijker<br />
gewor<strong>de</strong>n, dikwijls banaler.<br />
Als Demetrios <strong>de</strong> vrouw die hij begeerd heeft versmaadt omdat zij in <strong>de</strong>n droom<br />
<strong>de</strong> zijne is geweest, staat hij vóór ons als <strong>de</strong> Verbeelding zegevierend over het<br />
Vleesch. Als Aimery Jouvelle een week van geluk doorbrengt met mevrouw Psyché<br />
Vannetty op zijn kasteel in Bretagne, zijn wij getuigen van een bonne fortune, niet<br />
bewon<strong>de</strong>renswaardiger, goedbeschouwd, of bedroeven<strong>de</strong>r dan een an<strong>de</strong>r. Het<br />
ontbreken<strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>el met het zeer litteraire sterven van Psyché aan het eind,<br />
bevat, zooals <strong>de</strong> heer Farrère het ons leert kennen, niets opvallend sterks of<br />
onverwachts; het zou zelfs m.i. verklaarbaar zijn indien Louys het vernietigd had<br />
om het an<strong>de</strong>rs te schrijven. Aimery bemint Psyché en Psyché maakt een tweestrijd<br />
door alvorens zich aan hem te geven, dat is het eerste <strong>de</strong>el; Aimery en Psyché<br />
beminnen elkaar, maar het ein<strong>de</strong> dreigt, dat is het twee<strong>de</strong>; het ein<strong>de</strong> komt, zooals<br />
het <strong>voor</strong>zien werd, dat is het <strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Zijn grootste intensiteit bereikt <strong>de</strong> roman in het<br />
twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el; Louys trouwens heeft erover gedacht dit boek La Semaine <strong>de</strong><br />
Printemps te noemen. Had hij on<strong>de</strong>r een <strong>de</strong>rgelijken titel het enkele twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el,<br />
als novelle, gegeven, het had ons sterker getroffen, wellicht. Zooals het nu tot ons<br />
gekomen is beantwoordt Psyché niet aan wat men had kunnen verwachten; het<br />
is verre van een groot boek; het is een door Louys geschreven, een <strong>voor</strong>treffelijk<br />
geschreven, Fransche roman.<br />
E. DU PERRON<br />
Shaw <strong>voor</strong> het zendapparaat<br />
Shaw geeft <strong>voor</strong> het zendapparaat lessen in <strong>de</strong> juiste en fraaie uitspraak van het Engelsch.<br />
De Prix Goncourt 1927<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Maurice Be<strong>de</strong>l, Jérôme 60 o latitu<strong>de</strong> Nord. (Paris, Editions <strong>de</strong> la<br />
Nouvelle Revue française 1927.)<br />
DE roman van <strong>de</strong>n heer Maurice Be<strong>de</strong>l, aan wien <strong>de</strong> Goncourt-prijs werd toegekend,<br />
is een zeer vroolijk geschrift. De auteur behoort niet tot <strong>de</strong> jongste generatie. Hij is<br />
twee en veertig jaar oud. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n naam Gabriel Senlis publiceer<strong>de</strong> hij een bun<strong>de</strong>l<br />
verzen Le Cahier <strong>de</strong> Phane (Grasset, 1913). Hij stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> in <strong>de</strong> medicijnen<br />
en werd in <strong>de</strong>n oorlog tweemaal gewond. Hij reis<strong>de</strong> in Marokko, Algerië, Zwe<strong>de</strong>n,<br />
Noorwegen, <strong>Den</strong>emarken, Duitschland, Ne<strong>de</strong>rland, Engeland. Het is in het Noor<strong>de</strong>n<br />
dat hij het on<strong>de</strong>rwerp vond van <strong>de</strong>n roman die thans is bekroond.<br />
* * *<br />
Een jong fransch dramaturg, Jérôme, begeeft zich naar Christiania, waar zijn<br />
tooneelstuk ‘Littérature’ wordt opgevoerd. De vertaling ervan werd bezorgd door<br />
Clara Berg, eene dui<strong>de</strong>lijke blauwkous, die eene verlei<strong>de</strong>lijke dochter heeft, genaamd<br />
Uni. Op dit meisje wordt <strong>de</strong> jonge Franschman verliefd. Maar in Noorwegen is <strong>de</strong><br />
staat van verliefdheid <strong>voor</strong> een jeugdigen Zui<strong>de</strong>rling niet zon<strong>de</strong>r bezwaren. Jérôme<br />
is verplicht vermoeien<strong>de</strong> tochten te on<strong>de</strong>rnemen, zich in <strong>de</strong> sneeuw te wentelen, te<br />
boksen. Niettegenstaan<strong>de</strong> al die sportprestaties, wekken zijne verkapte en toch<br />
zeer dui<strong>de</strong>lijke lief<strong>de</strong>verklaringen geen echo in het hart van Uni, althans niet in het<br />
begin.<br />
Dit alles is zeer aangenaam verteld op een licht-ontroer<strong>de</strong>n en eenigszins<br />
sceptischen toon. De schil<strong>de</strong>ring van het milieu is <strong>voor</strong>treffelijk: sober en<br />
karakteristiek. En hoe goed zijn <strong>de</strong> personages getypeerd: Uni's moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>zitster van <strong>de</strong>n geheelonthou<strong>de</strong>rsbond; <strong>de</strong> vrouw van <strong>de</strong>n burgemeester die in<br />
hartstochtelijke verliefdheid ontvlamt wanneer iemand - en bij <strong>voor</strong>keur een jonge<br />
man - haar spreekt over <strong>de</strong> meest diepzinnige philosophische werken; Lena Larsen,<br />
directrice van een geneeskundig instituut, die te Parijs gestu<strong>de</strong>erd heeft en in het<br />
barre Noor<strong>de</strong>n al door maar van Montmartre droomt. Deze ontvoog<strong>de</strong> dames<br />
verloven zich, trouwen en schei<strong>de</strong>n zooals gij en ik een boterhammetje eten.<br />
Aardig land, lustige ze<strong>de</strong>n, meent gij wellicht? De jonge Jérôme on<strong>de</strong>rvindt<br />
nochtans dat dit ook niet alles is. Wanneer hij het zoover gebracht heeft dat hij<br />
ein<strong>de</strong>lijk Uni's lief<strong>de</strong> heeft gewonnen, beginnen pas <strong>de</strong> moeilijkhe<strong>de</strong>n. Het jonge<br />
meisje kan maar niet begrijpen waarom Jérôme zich niet da<strong>de</strong>lijk als haar verloof<strong>de</strong><br />
in het publiek wil vertoonen. Jérôme aarzelt even, schrijft aan zijne moe<strong>de</strong>r om haar<br />
zijne plannen me<strong>de</strong> te <strong>de</strong>elen en vraagt, na lange overwegingen, Uni ten huwelijk.<br />
Daar<strong>voor</strong> wendt hij zich tot <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van het meisje. Maar <strong>de</strong>ze goe<strong>de</strong> dame<br />
begrijpt er niets van. Wat heeft zij daarmee te maken? Zij heeft geen enkel recht op<br />
hare dochter. In welk land beschikken <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs over dit recht? Dat zijn<br />
<strong>voor</strong>-historische ze<strong>de</strong>n... Gij bemint elkaar? Dan moet ge maar trouwen. Zoo<br />
re<strong>de</strong><strong>de</strong>ert <strong>de</strong>ze beminnelijke geheelonthoudster. De jonge, welopgevoe<strong>de</strong><br />
Franschman, die er niets van begrijpt, aanvaardt graag <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong><strong>de</strong>elige theorie.<br />
Maar daarme<strong>de</strong> is hij nog lang niet aan het ein<strong>de</strong> zijner<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
280<br />
verbazingen. Hij is nu verloofd. En als een telegram hem naar Kopenhagen roept,<br />
waar zijn stuk zal wor<strong>de</strong>n opgevoerd, is het vanzelfsprekend dat Uni hem zal<br />
vergezellen. Het is zoo iets als een huwelijksreis avant la lettre. En <strong>de</strong> zoogenaam<strong>de</strong><br />
‘wufte zui<strong>de</strong>rling’ die <strong>de</strong> moreele aberratie zoover drijft dat hij <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijke<br />
onschuld zijner jonge verloof<strong>de</strong> wil eerbiedigen, moet zijn toevlucht nemen tot allerlei<br />
listen om aan haar omhelzing te ontsnappen. Dit heeft <strong>voor</strong> gevolg dat het jonge<br />
meisje hare verloving met <strong>de</strong>n <strong>voor</strong> haar onbegrijpelijken Franschman verbreekt.<br />
Deze keert da<strong>de</strong>lijk naar Christiania - intusschen in Oslo veran<strong>de</strong>rd - terug, om van<br />
Uni's moe<strong>de</strong>r <strong>de</strong> oplossing van het charmante raadsel dat haar dochter is te<br />
vernemen. Die goe<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r antwoordt hem met een citaat uit Rabindranath<br />
Tagore: ‘hetgeen belang heeft zijn onze da<strong>de</strong>n, niet het resultaat onzer da<strong>de</strong>n’. Het<br />
was dus haar dochter die gelijk had en Jérôme was aan zijn plicht tekort gekomen.<br />
En dan volgen eenige diepzinnige beschouwingen over lief<strong>de</strong> en huwelijk.<br />
De jonge Franschman is hoe langer hoe meer, wat men noemt uit zijn lood<br />
geslagen. Het is zóó erg dat zelfs het Noorsche landschap van uitzicht veran<strong>de</strong>rt:<br />
<strong>voor</strong> hem is Oslo niet meer Christiania. En na eenigen troost gezocht en gevon<strong>de</strong>n<br />
te hebben bij <strong>de</strong> bereidwillige Lena Larsen, vertrekt hij maar terug naar zijn goe<strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong> stad Lutetia.<br />
Ten onrechte zou men in dit werk eene satire zien. Daar<strong>voor</strong> is <strong>de</strong> toon te<br />
vrien<strong>de</strong>lijk, <strong>de</strong> uitdrukking <strong>de</strong>r gevoelens te oprecht. Het is eene confrontatie van<br />
twee mentaliteiten die, wat men ook bewere, in <strong>de</strong> volstrekte onmogelijkheid zijn<br />
elkan<strong>de</strong>r te begrijpen. Het is dit eeuwigdurend misverstand, zoowel over het wezen<br />
als <strong>de</strong>n vorm <strong>de</strong>r gedachten, ze<strong>de</strong>n en gebruiken, dat aan dit boek zijn beminnelijken<br />
toon geeft van melancholische ironie. Ik vrees zeer, dat uit ‘Jérôme 60 o latitu<strong>de</strong><br />
Nord’ eens te meer zal blijken dat zelfs <strong>de</strong> beste literatuur <strong>de</strong> volken niet na<strong>de</strong>r<br />
tot elkan<strong>de</strong>r brengt. Maar dit is eene an<strong>de</strong>re kwestie... Wat er ook van zij, het boek<br />
van <strong>de</strong>n heer M. Be<strong>de</strong>l is een zeer geestig werk in die aangename serie van<br />
Fransche romans uit <strong>de</strong> laatste jaren, waarin, zooals in L'honorable partie<br />
<strong>de</strong> Campagne van Raucat en Le voleur d'Enfants van J. Supervielle en<br />
nog an<strong>de</strong>ren, <strong>de</strong> Fransche geest en <strong>de</strong> Fransche ze<strong>de</strong>n met die van an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n geconfronteerd.<br />
J.v.N.<br />
Joodsche letteren<br />
Lewis Browne. Won<strong>de</strong>re Waarheid. (N.V. Ontwikkeling, Amsterdam,<br />
19<strong>26</strong>.)<br />
Een geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Jo<strong>de</strong>n, uit het Amerikaansch vertaald. - Het is een boek<br />
van warme, wil<strong>de</strong> kunst en slechten smaak. Zeker is het, dat wij, wanneer het van<br />
goe<strong>de</strong>n smaak getuigen zou, maar <strong>de</strong> kunst er niet was, er slechter aan toe zou<strong>de</strong>n<br />
zijn.<br />
De slechte smaak kondigt zichzelf ferm en schreeuwend aan. - Op <strong>de</strong>n band zijn<br />
letters afgedrukt, die ons <strong>de</strong>n titel moeten vermel<strong>de</strong>n, welke een ware cacophonie<br />
in <strong>de</strong> letterwereld zijn. Hebreeuwsch aandoen<strong>de</strong> letters <strong>voor</strong> Hollandsche woor<strong>de</strong>n.<br />
De Hebreeuwsche ‘sch’ een Hollandsche ‘w’; schril, schril!<br />
En zooals in <strong>de</strong> letterwereld cacophonie ontstaat, zoo ook in die <strong>de</strong>r Joodsche<br />
historische letteren. - De Amerikanen hebben het er nu eenmaal op gezet hun<br />
Jazz-bands overal op 't podium te plaatsen. Ik kan niet zeggen een vriend te zijn<br />
van <strong>de</strong> <strong>voor</strong> groote kin<strong>de</strong>ren geschreven brave Joodsche geschie<strong>de</strong>nissen, waarin<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
onomstootelijk Eva een stuk rib van Adam zijn moet; ik acht het uit <strong>de</strong>n booze het<br />
Godsgeloof aan inbreuken op <strong>de</strong> harmonie van Gods eigen schepping vast te<br />
koppelen. Maar zooals <strong>de</strong>ze Amerikaansche Jood met sikkel en zeis op 't veld van<br />
onze geschie<strong>de</strong>nis rondwaart, is het ook bar. Er zijn orthodoxen, die op gezag<br />
gelooven en er zijn rationalisten, die alleen na bewijs gelooven. In onzen tijd werd<br />
een nieuwe mensch, <strong>de</strong> ethische mensch geboren, wien <strong>de</strong> zin <strong>voor</strong> het kwaad<br />
ontgaan is en die slechts het goe<strong>de</strong> gelooft: <strong>de</strong> overgezon<strong>de</strong>. Als je geen goe<strong>de</strong><br />
maag en longen, geen stevige armen, geen volkomen evenwichtig gemoed en<br />
verstand hebt, wanneer je eens bijgeloovig bent, of onbere<strong>de</strong>neer<strong>de</strong> sympathieën<br />
of antipathieën hebt, ga hem dan maar uit <strong>de</strong>n weg. En ik zeg het schuchter: Er zijn<br />
‘fleurs du mal’, er zijn' zelfs ‘fleurs du laid’. - Als heel het leven stevig was en zulke<br />
lekkere rooie wangen had als een meid van 't land - het leven zou het genuanceer<strong>de</strong><br />
tragisch-komische leven, dat <strong>de</strong> moeite waard is, niet meer zijn. Overwogen alles,<br />
wat Browne in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van zijn volk en in die van <strong>de</strong> wereld afkeurt, geeselt,<br />
bespot en verwerpt, vraag ik me af: Waarom beschreef jij dit abnormale volk, jij<br />
vriend van het gezon<strong>de</strong> en normale, het krachtige en lieflijke? Browne biedt mij het<br />
antwoord: ‘Omdat ik het liefheb om <strong>de</strong>n profetischen geest, <strong>de</strong>n geest van oorlog<br />
in dienst <strong>de</strong>r waarheid, van verzet tegen het booze, die het door zijn groote mannen<br />
voer<strong>de</strong> vanaf verre tij<strong>de</strong>n tot op he<strong>de</strong>n’.<br />
Ik neem het aan. Waarom echter is geen enkele Joodsche figuur met warme<br />
lief<strong>de</strong> beschreven, met die lief<strong>de</strong>, die Browne toch bezit en hij het abstracte Israël<br />
wijdt? Toch wel, één Jood, en het is juist Jezus van Nazareth, heeft Browne wel<br />
begrepen en in een kort hoofdstuk met lief<strong>de</strong>rijkheid uitgebeeld. En ver<strong>de</strong>r misschien<br />
nog Rabbi Israël ben Eliesar, <strong>de</strong> stichter van het 18<strong>de</strong> eeuwsche chassidisme. -<br />
Maar van <strong>de</strong> volkswording af tot <strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rgang van <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n tempel is het<br />
zoo koud, zoo oergezond in dit boek, is het of er gedweild wordt met groene zeep.<br />
Wanneer ik niet al genoeg had van bijbelkritiek en bijbelkritische geschie<strong>de</strong>nis (ik<br />
zon<strong>de</strong>r dan het scheppingsverhaal met <strong>de</strong> spreken<strong>de</strong> slang uit) zou ik het nu krijgen.<br />
In plaats van blij te zijn, dat we zooveel en zooveel moois en toch steekhou<strong>de</strong>nds,<br />
zooveel bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n weten uit het leven van Abraham, Izak en Jacob, en <strong>voor</strong>al<br />
later van David en Salomo, wordt dat allemaal weggevaagd, en wat wordt er <strong>voor</strong><br />
in <strong>de</strong> plaats gegeven: ruwen spot, aftakeling van Davids grootheid, Salomo's wijsheid.<br />
- Alle verhalen, die over Karel <strong>de</strong> Groote geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen in omloop<br />
waren, zullen wel niet waar geweest zijn. Maar dat er zich zooveel om Karel <strong>de</strong><br />
Groote gevormd hebben, bewijst dat <strong>de</strong>ze een machtigen indruk op zijn geslacht<br />
moet hebben gemaakt. En als Salomo, zooals Browne hem schetst, een<br />
allergewoonst wulpsch, Oostersch <strong>de</strong>spootje ware geweest, en David een<br />
‘rooverhoofdman-zon<strong>de</strong>r-meer’, hun nagedachtenis had niet stand gehou<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong> latere Mid<strong>de</strong>leeuwen begon men Karel <strong>de</strong> Groote te onttroonen en belachelijk<br />
te maken. Degeneratieverschijnsel. En nu dan! Browne trouwens,<br />
onkritisch-bijbel-kritisch, neemt al het kwaad, dat het Boek van <strong>de</strong>ze koningen vertelt,<br />
wel aan, ja buit het uit - maar het goe<strong>de</strong> - dat is maar een verzinsel.<br />
En daarom, een kras door <strong>de</strong> eerste helft van dit werk! Aangrijpend heeft Browne<br />
echter <strong>de</strong> worsteling met Rome doorvoeld. Wat wild en waar schil<strong>de</strong>rt hij het beleg<br />
van Jerusalem!<br />
Tot aan <strong>de</strong>n nieuwsten tijd toe is zijn boek in zijn beknoptheid goe<strong>de</strong> literatuur,<br />
een breed pad, gehakt in een moeilijk begaanbaar, beboscht gebied. -<br />
Maar steeds weer spreekt Browne over <strong>de</strong>n profetischen geest en over <strong>de</strong><br />
Joodsche schoonheid, die in ballingschap<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
281<br />
verloren is gegaan. Browne's teekening van <strong>de</strong>n vóór-galoeth-tijd echter is niet van<br />
dien aard om zijn lezers ernaar te doen terugverlangen.<br />
In <strong>de</strong>n mo<strong>de</strong>rnen tijd tast Browne wat rond. Hij liefkoost èn Men<strong>de</strong>lsohn èn zijn<br />
assimilatorisch streven, en later het nationale Zionisme. Eerst vond hij wat te weinig,<br />
nu wat te veel mooi.<br />
Er is veel willekeurigs in dit werk en er wordt veel schoonheid in vernield. Maar<br />
het brengt ook nieuwe schoonheid en on<strong>de</strong>rstreept vergeten.<br />
We hebben nu tenminste in Ne<strong>de</strong>rland een geschie<strong>de</strong>nis van het Joodsche volk<br />
in 279 bladzij<strong>de</strong>n, boeiend verteld en mooi van bouw en van geledingen.<br />
De vertaling is niet altijd vlekkeloos en klaarblijkelijk door een niet-Jood verricht,<br />
die zich nog wel eens aan fouten tegen het Hollandsch-Joodsch taalgebruik<br />
bezondigt. (b.v. <strong>de</strong> galas in plaats van het golus, sjalutzim in plaats van chaloetsim).<br />
Het werk van Browne is het werk van een kunstenaar en niet van een<br />
schoolmeester. Dat bewijst Lewis Browne meer nog door z'n penteekeningen dan<br />
door z'n woor<strong>de</strong>n. Want er zijn er on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze teekeningen, die van een zeer groot<br />
doordringingsvermogen, van romantisch-realistischen kijk getuigen. 't Zijn geen<br />
verluchtingen, maar levensgezellen van <strong>de</strong>n tekst.<br />
SIEGFRIED VAN PRAAG<br />
Christelijke litteratuur I.<br />
G. Sevensma-Themmen, De An<strong>de</strong>re Weg. - Uitgave U.M. Holland,<br />
Amsterdam.<br />
‘DE An<strong>de</strong>re Weg’, het schoone boek van Mevrouw G. Sevensma-Themmen, is 'n<br />
<strong>voor</strong>treffelijk staal van godsdienstig psychologische kunst. Het beeldt ons in <strong>de</strong>n<br />
levensgang van <strong>de</strong> hoofdpersoon Louise van Weel 'n aangrijpend religieus<br />
zielsgebeuren uit, want we lezen op pagina 98, dat het bij haar, Louise, ging ‘van<br />
het verre en vage, waarin ze thuis was opgegroeid, tot het schromend na<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong><br />
het ontzaglijke van eigen schuld en Gods onuitsprekelijke gena<strong>de</strong> in Christus’. Haar<br />
lief<strong>de</strong>sverhouding tot Aart Gravestein voert tot een conflict tusschen geloof en<br />
menschelijkheid, en waar zij niet <strong>de</strong> kracht in zich heeft om met zichzelf te worstelen<br />
tot heiligmaking, daar heiligt God zelve dit uitverkoren vat door een katastrophalen<br />
levensgang. Waar <strong>de</strong> levensuitbeelding van <strong>de</strong>ze jonge vrouw in elementaire leven<strong>de</strong><br />
kunstvorm sober-<strong>voor</strong>naam, bij uitstek levenswaar genoemd mag wor<strong>de</strong>n, en<br />
doorzin<strong>de</strong>rd is van eeuwigheidslicht, daar is het tevens een welkome aanwinst <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> christelijk literaire kunst.<br />
De levensgang van Louise van Weel wordt bepaald door twee factoren. De eerste<br />
factor is haar menschelijkheid, die in aanleg en ten<strong>de</strong>nzen op het nauwst samenhangt<br />
met het gezin, waaruit ze is geboren en waarin ze is opgegroeid. En <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
factor is Gods gena<strong>de</strong> in Jezus Christus, die ze goudglanzend geopenbaard zag in<br />
haar grootmoe<strong>de</strong>r. De inzet van <strong>de</strong>n strijd tusschen die bei<strong>de</strong> factoren, welke haar<br />
levensgang beheerschen, is <strong>de</strong> heiliging van haar karakter en levenshouding.<br />
Louise's moe<strong>de</strong>r heeft geen leven<strong>de</strong> menschelijkheid. In haar levenshouding neemt<br />
<strong>de</strong> levensvorm, het <strong>de</strong>corum <strong>de</strong> centrale plaats in.<br />
Ook <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r, Frits van Weel, is <strong>voor</strong> 'n groot <strong>de</strong>el standsmensch, waarom Pimmie,<br />
zijn in alle opzichten mis<strong>de</strong>eld zoontje, hem een dagelijksche ergernis is, en ondanks<br />
zijn <strong>voor</strong>lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> plantenwereld, toch moet stu<strong>de</strong>eren. In zijn diepste wezen<br />
is hij echter lief<strong>de</strong>mensch. Dat blijkt uit <strong>de</strong> droefheid om het sterven van zijn moe<strong>de</strong>r.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Doch <strong>de</strong> wereld en haar begeerlijkheid heeft hem afgetrokken van <strong>de</strong>n God van zijn<br />
jeugd, en zoo kwam het, dat zijn groote va<strong>de</strong>rlief<strong>de</strong> niet gericht werd door het<br />
lief<strong>de</strong>leven dat uit God is, maar door zijn egoïstische uiterlijke levenswaar<strong>de</strong>ering.<br />
De karakters van <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren, Jo en Lou, hangen nauw samen met <strong>de</strong><br />
zielsgesteldheid van va<strong>de</strong>r en moe<strong>de</strong>r.<br />
Jo is eenerzijds <strong>de</strong> gelijke van haar moe<strong>de</strong>r om haar vlakke soepele natuur,<br />
an<strong>de</strong>rzijds haar antipo<strong>de</strong>, doordat ze geheel leeft uit <strong>de</strong> geest <strong>de</strong>r christelijke lief<strong>de</strong>.<br />
Lou lijkt met haar bruisend levensélan meer op haar va<strong>de</strong>r. Het leven grijpt haar<br />
vast aan alle kanten. Maar omdat zij tevens gegrepen is door <strong>de</strong>n geest <strong>de</strong>r<br />
christelijke lief<strong>de</strong>, is bij haar alles conflict en spanning. Haar menschelijkheid begeert<br />
tegen haar geloof.<br />
Voor dat gezin is <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> grootmoe<strong>de</strong>r <strong>de</strong> stem van God. Wáarschuwend <strong>voor</strong> Van<br />
Weel, als zij hem wijst op zijn tout als va<strong>de</strong>r, en getúigend <strong>voor</strong> Lou als zij <strong>de</strong>ze<br />
jonge vrouw, die hunkerend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> levenspoort staat, er op wijst, dat zij zich moet<br />
overgeven aan Christus om zich te laten lei<strong>de</strong>n door Zijn innerlijk Licht. En toen<br />
<strong>de</strong>ze vrouw stierf, bad Lou dan ook: ‘O Heer, neem mij maar mee. - Ik weet <strong>de</strong>n<br />
weg niet. Ik zal wel eens struikelen, ook wel dwalen. Maar neem mij toch mee, Heer.<br />
Als ik U maar mag zien, want dat moet toch heerlijkheid zijn!’<br />
De hoofdstukken I t/m III beel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> levensmomenten uit, waaruit het eigenlijke<br />
roman-gebeuren zich met innerlijke noodzakelijkheid en god<strong>de</strong>lijke konsekwentie<br />
gaat ontplooien. Tusschen Hoofdstuk III en IV ligt een heele tijdsruimte, waarin<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n indruk van Oma's verschei<strong>de</strong>n heel wat veran<strong>de</strong>rd is, maar ook veel<br />
hetzelf<strong>de</strong> gebleven. Van Weel is nog geheel <strong>de</strong> levensdrukke man van vroeger, met<br />
dit verschil, dat zijn vitale menschelijkheid zich nu uitleeft op kerkelijk gebied. Hij is<br />
traditioneel-kerkelijk-geloovig gewor<strong>de</strong>n. Geen won<strong>de</strong>r dat ondanks <strong>de</strong> glans van<br />
een fleurige, eensgezin<strong>de</strong>, godsdienstige familie naar buiten, innerlijk <strong>de</strong><br />
verscheurdheid, <strong>de</strong> moeilijke punten en <strong>de</strong> botsingen zijn gebleven als vroeger. Hier<br />
ook kon Lou's geloofsi<strong>de</strong>aal geen werkelijkheid wor<strong>de</strong>n. Haar wasdom in het geloof<br />
en in <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n geremd door haar ingeleefd zijn in <strong>de</strong> onchristelijke sfeer van<br />
het gezin. Ze dol<strong>de</strong> <strong>de</strong> dagen door en verduw<strong>de</strong> achter dat blijheidsvertoon het tikje<br />
weemoed en ongerustheid.<br />
God gaat nu ingrijpen!<br />
Het ver<strong>de</strong>re gebeuren heeft weinig diepgaan<strong>de</strong> beteekenis <strong>voor</strong> Mevrouw Van Weel.<br />
Zij blijft die zij is. Haar armelijke figuur verklaart voldoen<strong>de</strong> <strong>de</strong>n grooten invloed, die<br />
Oma op Lou's geestesleven kon krijgen.<br />
Diepergaand is <strong>de</strong> beteekenis <strong>voor</strong> Jo. Haar beteekenis in dit boek is <strong>voor</strong> een<br />
groot <strong>de</strong>el hierin gelegen, dat zij <strong>de</strong> klare spiegel is, waarin zich 't haar omringen<strong>de</strong><br />
leven zuiver weerkaatst, waartoe haar zielehouding haar bij uitstek geschikt maakt.<br />
Doch zij is ook het type van <strong>de</strong>n Christen-mensch, die gewillig ‘<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re weg’, dat<br />
is Gods weg, gaat, als haar geloof bij <strong>de</strong> groote levensramp: het doodgeboren kindje<br />
van Lou, naar <strong>de</strong>n hemel opbrandt met smeeking en dank tegelijk, omdat God haar<br />
<strong>de</strong> stilheid <strong>de</strong>r sterkte gaf van wie zijn han<strong>de</strong>n willig strekt om zich te laten gor<strong>de</strong>n<br />
tot <strong>de</strong>n weg, dien Hij wil.<br />
Voor Van Weel is <strong>de</strong> ellen<strong>de</strong>, die over zijn huis komt, <strong>de</strong> somber-dreigen<strong>de</strong><br />
onweerswolk, waaruit ten slotte <strong>de</strong> bliksem van Gods toorn slaat om <strong>de</strong>n verloren<br />
zoon bij<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
282<br />
dat helle licht terug te lei<strong>de</strong>n tot het pad <strong>de</strong>s levens en zijn voetstappen te richten<br />
op <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>s behouds. Van Weel wil<strong>de</strong> in Pim Gods vinger, die dreigend in zijn<br />
leven was opgeheven, niet zien. Hij wil<strong>de</strong> ‘<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re weg’ niet gaan. En als nu op<br />
<strong>de</strong> basis van Lou's <strong>voor</strong>spoedigen levensgang zijn boezemzon<strong>de</strong> van eigenzinnigheid<br />
en hoogmoed zich gaat herhalen en hij nog <strong>voor</strong> het kind geboren is, <strong>voor</strong> z'n<br />
kleinzoon al gaat hunkeren naar <strong>de</strong> glorie, die zijn eigen kind hem niet vermocht te<br />
geven, dan breekt God, op hetzelf<strong>de</strong> moment, dat zijn radikaal-verkeer<strong>de</strong> opvoeding<br />
van Pim in diens krankzinnigheid tot zijn ijselijkste konsekwentie komt, <strong>de</strong> opgaan<strong>de</strong><br />
lijn van Lou's leven, daar haar kindje dood wordt geboren. En nòg was het niet<br />
genoeg. Eerst toen Lou gestorven was, brak <strong>de</strong> glorie van het ein<strong>de</strong>lijke zware<br />
weten door over zijn gezicht. Dan ziet hij, hoe hij zijn dochter in haar beslissen<strong>de</strong><br />
levenskeus niet met rijp levensinzicht heeft terzij<strong>de</strong> gestaan, doch eigen uiterlijke<br />
levensglorie heeft gezocht en daarmee in beginsel het levensgeluk van zijn kind<br />
vernietigd. Dan ein<strong>de</strong>lijk kan hij Pim niet missen, omdat het i<strong>de</strong>ale va<strong>de</strong>rschap in<br />
hem is opgestaan. Dan kan hij, die Gods weg niet wil<strong>de</strong> gaan, zeggen: ‘Ik meen<strong>de</strong><br />
dat ik <strong>de</strong> weg wist. En ik zag niets. God heeft <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re. Bidt dan, dat Hij ons die<br />
leert gaan!’<br />
De levensopenbaring van Lou's man, Aart Gravestein, is van een verwarren<strong>de</strong><br />
tegenstrijdigheid, welke veroorzaakt wordt door twee levensten<strong>de</strong>nzen. Er is, evenals<br />
bij Van Weel, ook bij hem een egoïstische appreciatie van menschen en dingen,<br />
naar <strong>de</strong> beteekenis, die ze hebben <strong>voor</strong> zijn uiterlijke levensheerlijkheid. Doch <strong>de</strong><br />
onrust in zijn oogen spreekt van <strong>de</strong> werking van zijn geweten. Van Weel's leven<br />
ging in één richting, hij is een karàkter. Gravestein niet: hij staat on<strong>de</strong>r invloed van<br />
an<strong>de</strong>ren. De slechte mensch in hem is verbon<strong>de</strong>n met een mondaine, gewetenlooze<br />
vrouw van <strong>de</strong> wereld; <strong>de</strong> betere mensch in hem gaat uit naar Lou. Bei<strong>de</strong>n wil hij<br />
vasthou<strong>de</strong>n, met het funeste gevolg dat hij door zijn ontrouw Lou in <strong>de</strong>n dood jaagt.<br />
Nu hij <strong>de</strong> beste kansen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontplooiïng van zijn innerlijkheid heeft vergooid,<br />
leer<strong>de</strong> hij ein<strong>de</strong>lijk opzien tot God.<br />
Louise Van Weel is één van Gods liefste kin<strong>de</strong>ren, aan wie het Bijbelwoord wel<br />
wordt bewaarheid, dat <strong>de</strong> Heer <strong>de</strong>genen, die Hij liefheeft, kastijdt. We zien in <strong>de</strong>zen<br />
christelijken roman <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke paedagogie doen<strong>de</strong> om Lou door vele beproevingen<br />
heen in <strong>de</strong> har<strong>de</strong> leerschool van levenssmart en levensontluistering rijp te maken<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong>n hemel. In haar ziel ontstaat het conflict tusschen menschelijkheid en geloof,<br />
waaruit die won<strong>de</strong>rlijke ‘Schaukel <strong>de</strong>r Seele’ wordt geboren, die labiele zielshouding,<br />
die bestaat in het getrokken wor<strong>de</strong>n naar tegenovergestel<strong>de</strong> richtingen, terwijl het<br />
tevens vasthou<strong>de</strong>n van bei<strong>de</strong> elkaar uitsluiten<strong>de</strong> levensmomenten <strong>de</strong> spanning <strong>de</strong>s<br />
levens te <strong>voor</strong>schijn roept.<br />
Zou dat conflict levensbeslissen<strong>de</strong> beteekenis krijgen, dan moest Lou door een<br />
huwelijk tot algeheele ontplooiing van haar vol-menschelijke vrouwelijkheid kunnen<br />
komen. In <strong>de</strong> persoon van Aart Gravestein komt het leven <strong>voor</strong> haar in zijn meest<br />
subjectieve gedaante. Ze staat dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> levenskeus en het is van<br />
principieele beteekenis, dat ze, ondanks het feit, dat ze niet weet, of God dat huwelijk<br />
wil, toch met Gravestein zich verlooft en trouwt. Het is ten slotte haar<br />
zuiver-natuurlijke vrouwzijn, dat haar tot 'n verbintenis met <strong>de</strong>zen man drijft. Zoo<br />
komt het, dat heel haar lief<strong>de</strong>leven verbon<strong>de</strong>n is met angst en huivering en dat er<br />
'n stille weggeborgen vrees in haar ligt. Het huwelijk is <strong>voor</strong> haar ‘zwàre<br />
levensheerlijkheid’.<br />
De groote fout van Lou in haar ver<strong>de</strong>r leven is, dat ze <strong>de</strong>n strijd <strong>de</strong>s geloofs schuwt<br />
uit vrees <strong>voor</strong> haar verhouding tot Aart. Die lij<strong>de</strong>lijke trek van haar karakter doet ons<br />
nu zien, hoe ze ook echt het kind is van haar moe<strong>de</strong>r. Die lij<strong>de</strong>lijkheid is ook oorzaak,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
dat God niet dóór haar psychische ontwikkeling heen haar geloof kon doen<br />
zegepralen over haar menschelijkheid. Dit kon alleen geschie<strong>de</strong>n door haar leven<br />
door geweldige gebeurtenissen te schokken. Het menschelijke moest wegvallen,<br />
opdat het god<strong>de</strong>lijke plaats zou erlangen. Het bloot-natuurlijke menschenoog moge<br />
spreken van een catastrofalen levensgang, <strong>voor</strong> het oog <strong>de</strong>s geloofs gaat het naar<br />
<strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke overwinning in <strong>de</strong>n vre<strong>de</strong> <strong>de</strong>s harten.<br />
Lou's lief<strong>de</strong>leven beweegt zich niet in Gods weg. Was er bij haar va<strong>de</strong>r opzet, bij<br />
haar is er een onmacht om ‘<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re weg’ te gaan. God oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> over het<br />
huwelijksleven van Lou en <strong>de</strong> telkens weerkeeren<strong>de</strong> onrust van Aart. Doch ze wil<strong>de</strong><br />
er niet aan en al haar hoop stel<strong>de</strong> ze op het kind, dat geboren stond te wor<strong>de</strong>n.<br />
In haar moe<strong>de</strong>rschap ging <strong>de</strong> heerlijkheid van haar leven culmineeren, doch zoo<br />
kwam ze niet tot het lichten<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lpunt van het leven, tot Christus. De god<strong>de</strong>lijke<br />
paedagogie gaat nu van koers veran<strong>de</strong>ren en leidt haar weg door <strong>de</strong> diepte. Het<br />
kindje wordt doodgeboren. In<strong>de</strong>rdaad! dit boek is zwaar en verbijsterend van<br />
levensernst en principieel zon<strong>de</strong>besef. Het schoonste en teerste, dat ooit in <strong>de</strong> ziel<br />
van een vrouw kan ontluiken, het wordt in <strong>de</strong> heilige or<strong>de</strong> <strong>de</strong>r dingen Gods, in het<br />
licht <strong>de</strong>r eeuwigheid, gezien als kwaad.<br />
Helaas - Lou zelve hoor<strong>de</strong> Gods roepstem niet. Ondanks het feit, dat Aart's<br />
ontrouw steeds dui<strong>de</strong>lijker blijkt, wil zij hem toch vasthou<strong>de</strong>n en niet <strong>de</strong> mislukking<br />
van haar huwelijk zien. De twee polen van Lou's lief<strong>de</strong>leven zijn haar lief<strong>de</strong> tot haar<br />
va<strong>de</strong>r die een lief<strong>de</strong> in Gods weg was en <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> tot haar man, die niet was een<br />
lief<strong>de</strong> in Gods weg. Haar verhouding tot Aart heeft nu een blijven<strong>de</strong> breuk met haar<br />
va<strong>de</strong>r tengevolge - ook tegenover hem wil ze <strong>de</strong> mislukking niet erkennen, en als<br />
Jo haar verzocht alles weer goed te maken door terug te keeren tot haar va<strong>de</strong>r, sluit<br />
ze met een sid<strong>de</strong>ring alles weer achter het scherm van haar lief<strong>de</strong>. Het zondige<br />
handhaaf<strong>de</strong> ze ten koste van het goe<strong>de</strong>.<br />
Als ze uit Bergen terugkeert in haar huis, wordt ze ein<strong>de</strong>lijk onontkoombaar <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> realiteit van Aart's ontrouw geplaatst, doordat zij hem in <strong>de</strong> vestibule verrast met<br />
<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re. Dan nog, wil ze, als ze gevlucht is, <strong>de</strong> werkelijkheid niet aanvaar<strong>de</strong>n,<br />
niet strij<strong>de</strong>n uit vrees <strong>voor</strong> <strong>de</strong> scheiding. Dan is het Gods tijd om <strong>de</strong> oplossing te<br />
brengen: <strong>de</strong> ontbinding van het huwelijk: <strong>de</strong> bekeering van Van Weel en van<br />
Gravestein, <strong>de</strong> realiseering van Lou's geloofsi<strong>de</strong>aal - het gebeurt alles aan Lou's<br />
sterfbed! De consequente oplossing van Lou's leven was <strong>de</strong> dood. Haar leven bleek<br />
een totale mislukking. Ze had gefaald in het meest-wezenlijke van haar mensch-zijn,<br />
in haar lief<strong>de</strong>. Ze had het leven ten volle doorleefd, op <strong>de</strong> hoogten <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> en<br />
in <strong>de</strong> diepten <strong>de</strong>r smart - wat kon ze nog meer van het leven verwachten, nu God<br />
haar <strong>de</strong>n vre<strong>de</strong> <strong>de</strong>s harten had geschonken in <strong>de</strong> paradoxale geloofsjubel: ‘God is<br />
goed geweest!’ Voor zulk een geloof heeft Gods lief<strong>de</strong> <strong>de</strong> eenige maar ook<br />
volkomene zekerheid weggelegd aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van het graf!<br />
Christelijk Ne<strong>de</strong>rland mag <strong>de</strong> autrice dankbaar zijn, die zulk een boek uit <strong>de</strong><br />
Christelijke levensgedachte baar<strong>de</strong>.<br />
ZAANDAM<br />
T. SCHUYT<br />
Korte overwegingen<br />
7. HET is een gewoonte gewor<strong>de</strong>n van tal van weekbla<strong>de</strong>n om, op Engelsch<br />
<strong>voor</strong>beeld, in <strong>de</strong> maand December een premieboek, een winterboek, een kerstboek<br />
aan hunne lezers aan te bie<strong>de</strong>n.<br />
‘De Wereldkroniek’ (uitgave van <strong>de</strong> fa Nijgh en Van<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
283<br />
Ditmar) heeft er ditmaal eens iets zeer bijzon<strong>de</strong>rs en iets zeer fraais van willen<br />
maken.<br />
Dit Kerstboek biedt, behalve texten van beken<strong>de</strong> auteurs, o.a. proza van niemand<br />
min<strong>de</strong>r dan Jacobus van Looy, en behalve een <strong>voor</strong>beeldige typografische uitvoering,<br />
met een <strong>de</strong>ftig en sierlijk titelblad door J. van Krimpen, een aantal houtsne<strong>de</strong>n als<br />
illustraties.<br />
Al kom ik meer en meer terug van het dogmatisch standpunt dat <strong>de</strong> houtsne<strong>de</strong><br />
het éénige procédé is dat <strong>voor</strong> boekverluchting in aanmerking komt, ik blijf toch<br />
gelooven dat het, méér dan één an<strong>de</strong>r, zich daartoe van nature leent. In Ne<strong>de</strong>rland<br />
wordt <strong>de</strong>ze kunst echter schaars beoefend in verband met het uitgeversbedrijf;<br />
omdat ons publiek geen liefhebberij heeft in goedgeïllustreer<strong>de</strong> boeken, althans<br />
daar geen geld <strong>voor</strong> wil uitgeven. Het was dus een <strong>voor</strong>treffelijk initiatief om eens<br />
aan te toonen wàt er uit onze houtsnij<strong>de</strong>rs in dit opzicht te halen was. Het spijt mij<br />
om, tegenover <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> bedoelingen van <strong>de</strong> uitgevers van <strong>de</strong> Wereldkroniek, te<br />
moeten zeggen, dat het resultaat, zoo niet bedroevend, dan toch weinig bemoedigend<br />
is. Twee xylografien van J.G. Veldheer verra<strong>de</strong>n zijn technisch meesterschap, zijn<br />
‘Taormina’ is een mooi stuk werk; maar ver<strong>de</strong>r zijn, naar mijn smaak, alleen <strong>de</strong><br />
‘Harmonicaspeler’ van Jozef Cantré en <strong>de</strong> ‘Moe<strong>de</strong>r en Kind’ van N. Eekman<br />
eenigszins interessant, en dan nog vind ik ze geen van bei<strong>de</strong> geslaagd. De<br />
houtsne<strong>de</strong>n van Franken, Van <strong>de</strong>r Vossen en Nijland zijn zoo echt zon<strong>de</strong>r liever of<br />
loover, dor en star. De Roofvogel van J.T. ten Klooster is bepaald heel leelijk en<br />
wezenloos, <strong>de</strong> Clown van Mees ordinair van uitvoering en opvatting en <strong>de</strong> Veerpont<br />
van Oepts lijkt veeleer een misplaatst grapje, een niet geheel gelukte parodie op<br />
Petrus Alma.<br />
Als dit alles nu in<strong>de</strong>rdaad het beste is wat onze houtsnijkunst vermag <strong>voor</strong>t te<br />
brengen dan is het maar gelukkig dat er geen vráág naar met houtsne<strong>de</strong>n versier<strong>de</strong><br />
uitgaven is!<br />
Ik geloof echter dat er in Ne<strong>de</strong>rland beter werk te vin<strong>de</strong>n ware geweest. Zoo<br />
herinner ik mij een ‘Aanbidding <strong>de</strong>r Koningen’ van Jaap Weyand, enkele e<strong>de</strong>le<br />
sneeuwgezichten van Jan Boon, met een prachtige ver<strong>de</strong>eling van wit en zwart,<br />
werk van Bezaan, van Dobbenbergh, Joep Nicolaas. Henri Jonas, Wittenberg, Nico<br />
<strong>de</strong> Laaf, Esscher en B. Esser, dat alles èn fraaier en belangrijker was dan het meeste<br />
hier gebo<strong>de</strong>n. En waar wij in <strong>de</strong> litteratuur geen on<strong>de</strong>rscheid tusschen Vlaamsche<br />
en Ne<strong>de</strong>rlandsche schrijvers maken bij het samenstellen van onze tijdschriften en<br />
jaarboeken, zou<strong>de</strong>n in dit Kerstboek Van Straeten en Stuyvaert zeker op hun plaats<br />
geweest zijn. Ik hoop dat <strong>de</strong> firma Nijgh en van Ditmar zich door <strong>de</strong>ze ervaring niet<br />
zal laten afschrikken om <strong>de</strong> proef een volgend jaar nog eens te herhalen en dan<br />
met wat meer omzichtigheid <strong>de</strong> keuze zal doen.<br />
Misschien zou zij ook eens een an<strong>de</strong>re proef kunnen nemen en <strong>de</strong> uitgave of<br />
herdruk van een werk, dat zich daar in het bijzon<strong>de</strong>r toe leent (ik <strong>de</strong>nk b.v. aan een<br />
<strong>de</strong>r boeken van Couperus uit haar fonds) doen versieren met een reeks goe<strong>de</strong><br />
xylografien.<br />
In Frankrijk bereikt men zelfs in zeer goedkoope edities (die van Fayard en<br />
Ferenczi) er zulke allerplezierigste resultaten me<strong>de</strong>.<br />
8. Het proces Camoin contra Carco heeft <strong>de</strong> aandacht getrokken niet alleen omdat<br />
een persoonlijkheid zoo zeer en vue als <strong>de</strong> schrijver van Jésus-la-Caille er bij<br />
betrokken was, maar ook om <strong>de</strong> principieele questies, welke er aan ten grondslag<br />
liggen.<br />
Camoin is een verdienstelijk schil<strong>de</strong>r, die in een bui van neerslachtigheid (in 1914)<br />
een groot <strong>de</strong>el van zijn werk vernietig<strong>de</strong>. Hij <strong>de</strong>ed dat door zijn doeken in stukken<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
te snij<strong>de</strong>n en daarna in <strong>de</strong> aschbak te gooien. Een vod<strong>de</strong>nraper vischte ze daar uit<br />
op en verkocht ze aan een uitdrager. Deze restaureer<strong>de</strong> <strong>de</strong> doeken en verkocht ze<br />
aan een kunsthan<strong>de</strong>laar, die ze nog wat opknapte om ze aan een collega over te<br />
doen. - Uit diens han<strong>de</strong>n gingen ze over in die van Francis Carco, die <strong>de</strong> Camoin's,<br />
met tal van an<strong>de</strong>re schil<strong>de</strong>rijen uit zijn collectie, in het Hôtel Drouot in veiling bracht.<br />
Daar wer<strong>de</strong>n ze echter, op verzoek van <strong>de</strong>n schil<strong>de</strong>r, in beslag genomen.<br />
Zie hier <strong>de</strong> materie van het proces. Na uitvoerige pleidooien is <strong>de</strong> uitspraak<br />
gevolgd. Carco heeft <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen terug moeten geven aan Camoin en hem<br />
bovendien frs. 5000 scha<strong>de</strong>vergoeding moeten betalen.<br />
Deze uitspraak is zeer sterk gecritiseerd. En naar ik meen terècht. Hoe weet men,<br />
als men te goe<strong>de</strong>r trouw bij een bekend kunstkooper een schil<strong>de</strong>rij koopt, op welke<br />
wijze dat in het bezit van <strong>de</strong>n kunstkooper gekomen is? De doeken van Camoin<br />
kwamen bij Carco in <strong>de</strong> vijf<strong>de</strong> hand! Het is <strong>voor</strong> een liefhebber practisch<br />
onmogelijk om <strong>de</strong> geheele geschie<strong>de</strong>nis van het werk, dat hij zich wenscht aan te<br />
schaffen, van te voren na te gaan, nog afgezien van het feit, dat <strong>de</strong> kunsthan<strong>de</strong>l<br />
noch verplicht, noch geneigd is me<strong>de</strong><strong>de</strong>elingen te doen omtrent <strong>de</strong> wijze waarop<br />
hij zijn koopwaren verwerft.<br />
Wat Carco thans overkomen is hangt dus ie<strong>de</strong>ren bezitter van schil<strong>de</strong>rijen, die<br />
<strong>de</strong>ze niet direct op het atelier van <strong>de</strong>n kunstschil<strong>de</strong>r zelf gekocht heeft, boven het<br />
hoofd. Camoin had natuurlijk het volste recht om zijn werk te vernietigen, maar dan<br />
moet hij ook zorgen dat ze <strong>de</strong> facto verdwijnen. Débris, op <strong>de</strong>n openbaren weg<br />
achtergelaten, wor<strong>de</strong>n res nullius, het ding van ie<strong>de</strong>reen, volgens oud recht.<br />
Indien <strong>de</strong> uitspraak van <strong>de</strong>n Parijschen rechter die <strong>de</strong>ze zaak beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />
algemeen zou gaan gel<strong>de</strong>n, wordt het ou<strong>de</strong>, eerwaar<strong>de</strong> beroep van vod<strong>de</strong>nraper<br />
onmogelijk gemaakt, en wordt ie<strong>de</strong>re vod<strong>de</strong>nraper een dief!<br />
9. Er is te Parijs een openlijke strijd ontbrand tusschen <strong>de</strong> schouwburgdirecteuren<br />
en <strong>de</strong> tooneelreferenten. De eersten beweren, dat <strong>de</strong> critiek hun niets dan ergernis<br />
en scha<strong>de</strong> brengt en geen invloed hoegenaamd heeft op het succes. Zij verklaren<br />
niet in te zien waarom zij aan een mijnheer, die het er, naar hunne opvatting, op<br />
toelegt om hun onaangenaam te zijn, twee kostelijke fauteuils gratis moeten<br />
aanbie<strong>de</strong>n.<br />
Deze quaestie heeft twee kanten. De eerste is <strong>de</strong>ze: heeft <strong>de</strong> critiek, in het<br />
algemeen, een dui<strong>de</strong>lijk aanwijsbaren invloed - ten gunste of ten ongunste - op <strong>de</strong><br />
recettes; <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re is: in welke verhouding staat <strong>de</strong> criticus, die vrijplaatsen<br />
accepteert, tegenover <strong>de</strong>n directeur, die hem <strong>de</strong>ze aanbiedt.<br />
Het eerste probleem is maar niet zoo een twee drie op te lossen. Het staat in<br />
verband met factoren die plaatselijk verschillen: zooals <strong>de</strong> mentaliteit van het publiek,<br />
<strong>de</strong> intellectueele en ze<strong>de</strong>lijke waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> critiek, <strong>de</strong> wisselwerking tusschen<br />
publiek en critiek, <strong>de</strong> beteekenis, welke <strong>de</strong> dagbladpers in een bepaald sociaal<br />
milieu inneemt, <strong>de</strong> verhouding tusschen <strong>de</strong>n criticus en zijn dagblad etc. etc.<br />
Voor zoo verre het dus mogelijk is om te generaliseeren, zou ik geneigd zijn om<br />
vast te stellen dat <strong>de</strong> critiek, ten onzent, noch het succes kan forceeren, noch het<br />
succes kan verhin<strong>de</strong>ren, maar dat zij, in vele twijfelachtige gegevallen, wanneer het<br />
publiek zelf aarzelt in zijn sympathie of antipathie, <strong>de</strong> schaal naar succes òf sof kan<br />
doen overslaan. le<strong>de</strong>r kan <strong>de</strong> gevallen uit zijn herinnering opnoemen van stukken,<br />
welke, ondanks een reeks schitteren<strong>de</strong> critieken, toch geen repertoire kon<strong>de</strong>n<br />
hou<strong>de</strong>n, en van stukken, welke <strong>de</strong> journalisten met broe<strong>de</strong>rlijke eenstemmigheid<br />
verwierpen en die tòch een hon<strong>de</strong>rdste opvoering haal<strong>de</strong>n! Waar nu in <strong>de</strong><br />
bovenbedoel<strong>de</strong> ‘tusschengevallen’ <strong>de</strong> pers nog al spoedig geneigd is om wat strenger<br />
te oor<strong>de</strong>elen dan het groote publiek, kan men, dunkt mij,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
284<br />
wel aannemen dat, van het directorale koopmansstandpunt gere<strong>de</strong>neerd, <strong>de</strong> critiek<br />
meer na<strong>de</strong>el dan <strong>voor</strong><strong>de</strong>el brengt.<br />
Nu <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zaak. Het is onmiskenbaar dat <strong>de</strong> criticus die een vrijplaats<br />
aanvaardt, <strong>de</strong> gast wordt van <strong>de</strong> directie. En nu verwacht men niet van een<br />
welopgevoe<strong>de</strong>n gast dat hij zoo hard mogelijk verklaart: hoezeer hij <strong>de</strong> soep, welke<br />
hem wordt <strong>voor</strong>gezet, verafschuwt, <strong>de</strong> visch verfoeit en <strong>de</strong> taart bene<strong>de</strong>n peil vindt!<br />
Daarom is het vrijkaartjessysteem uit <strong>de</strong>n booze, het is in strijd met <strong>de</strong> waardigheid<br />
van <strong>de</strong> pers en met <strong>de</strong> belangen <strong>de</strong>r directies.<br />
Indien een courant het noodig oor<strong>de</strong>elt om hare lezers onafhankelijk <strong>voor</strong> te lichten<br />
over hetgeenin <strong>de</strong>n schouwburg te kijk gegeven wordt, dan kan die dienst wat geld<br />
kosten, precies als alle an<strong>de</strong>re diensten aan <strong>de</strong> directie geld kosten. En als het au<br />
fond geen belang heeft <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lezers en dus <strong>voor</strong> het blad zelf, dan is er geen<br />
enkele re<strong>de</strong>n om een willekeurigen journalist met zijn nichtje van een gratis spectakel<br />
te laten genieten.<br />
Wanneer <strong>de</strong> directies al geneigd zou<strong>de</strong>n zijn om vrijkaartjes te geven, dan zou<strong>de</strong>n,<br />
naar ik het zie, <strong>de</strong> bonafi<strong>de</strong> journalisten moeten weigeren er gebruik van te<br />
maken (zooals hier in Ne<strong>de</strong>rland ook reeds in enkele gevallen geschiedt). En het<br />
zou zelfs heelemaal niet gek zijn indien <strong>de</strong> vakvereenigingen van dagbladschrijvers<br />
hun le<strong>de</strong>n verbo<strong>de</strong>n <strong>de</strong>rgelijke faveurtjes aan te nemen.<br />
10. In <strong>de</strong>n Haagschen Kunstkring maakt men zich reeds se<strong>de</strong>rt eenigen tijd bijzon<strong>de</strong>r<br />
warm over het vraagstuk <strong>de</strong>r kritiek. Men schrijft er over, men spreekt er over. Men<br />
heeft er zelfs een congres aan gewijd! De zon<strong>de</strong>rlingste individuen hebben op dat<br />
congres <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>rlingste propoosten afgegeven. Zoo een zekere H.A.P. <strong>de</strong> Waart.<br />
Deze beweer<strong>de</strong> dat kritiek een misdaad is en door <strong>de</strong> wet strafbaar gesteld moet<br />
wor<strong>de</strong>n; hij vroeg om een actie ten ein<strong>de</strong> een regeling in dien zin van <strong>de</strong><br />
volksvertegenwoordiging te verkrijgen. Over <strong>de</strong>rgelijke zotten spreekt men niet<br />
ver<strong>de</strong>r. Basta. Maar het is intusschen merkwaardig dat al die zoogenaam<strong>de</strong><br />
kunstenaars van <strong>de</strong>n kunstkring geen flauw begrip schijnen te hebben van wat kritiek<br />
au fond is. Zij <strong>de</strong>nken en spreken eigenlijk ook niet over <strong>de</strong> kritiek; zij <strong>de</strong>nken en<br />
spreken uitsluitend over <strong>de</strong> mogelijke economische gevolgen van <strong>de</strong> publicatie van<br />
<strong>de</strong> kritiek. Het is dien heeren niet om een aesthetisch probleem te doen, maar<br />
uitsluitend om <strong>de</strong> centen. Prof. Herbert van <strong>de</strong> Poll, schaamteloos maar oprecht,<br />
zei het ronduit: ‘wij moeten verkoopen, <strong>de</strong> kunst is een quaestie van ellebogen’. Ik<br />
zal niet zeggen dat men er vroeger an<strong>de</strong>rs over dacht; maar men zei het alleen niet<br />
zoo brutaal. ‘Smijt ze d'r uit’, betoog<strong>de</strong> hij. En hij heeft absoluut gelijk. Zoodra <strong>de</strong><br />
kunstenaars zich op het standpunt van <strong>de</strong>n han<strong>de</strong>ldrijven<strong>de</strong>n mid<strong>de</strong>nstand stellen<br />
hebben zij het recht, wat zeg ik, <strong>de</strong> plicht om ie<strong>de</strong>r die in hun winkeltje <strong>de</strong> waar<br />
<strong>de</strong>nigreert buiten te smijten. Het eenige gevaar van <strong>de</strong>ze metho<strong>de</strong> is echter dat het<br />
publiek van kenners, dat kunstwerken en geen wandversiering wil koopen, óók<br />
buiten blijft. Maar dat moeten <strong>de</strong> winkeliers zelf weten.<br />
Men ziet wel dat het geheele <strong>de</strong>bat van <strong>de</strong>n kunstkring buiten <strong>de</strong> geestelijke<br />
problemen omgaat.<br />
Een twee<strong>de</strong> punt, waarover <strong>de</strong> heeren het had<strong>de</strong>n, was het ‘droit <strong>de</strong> réponse’,<br />
d.w.z. <strong>de</strong> wettelijke verplichting om antikritiek op te nemen op <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> plaats en<br />
met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> letter gezet als <strong>de</strong> kritiek, zooals die o.a. in Frankrijk bestaat. Daar<br />
echter gaan stemmen op om het ‘droit <strong>de</strong> réponse’ af te schaffen, omdat het tot <strong>de</strong><br />
dwaaste excessen leidt. Men herinnert zich <strong>de</strong> zaak Doumic-Sylvain! De comediant<br />
Sylvain, die een tragedie geschreven had, dwong <strong>de</strong>n hoofdredacteur van La Revue<br />
<strong>de</strong>s Deux Mon<strong>de</strong>s - als ‘antwoord’ op een slechte kritiek - zijn geheele stuk in extenso<br />
af te drukken!<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
De <strong>voor</strong>stan<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong>ze wettelijke regeling baseeren zich op een onjuiste<br />
<strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong> kritiek. Kritiek verschilt n.l. in niets an<strong>de</strong>rs van het gedicht, het<br />
schil<strong>de</strong>rij, <strong>de</strong> symphonie, dan in <strong>de</strong>n oorsprong <strong>de</strong>r ontroering. De schil<strong>de</strong>r reageert<br />
- zoo in het algemeen gesproken - op een ontroering door <strong>de</strong> natuur, <strong>de</strong> criticus op<br />
een ontroering door een kunstwerk gewekt. En alle psychologen, die dit probleem<br />
behan<strong>de</strong>ld hebben, zijn het er over eens dat <strong>de</strong> directe en <strong>de</strong> indirecte emotie noch<br />
in wezen, noch in intensiteit, noch in waar<strong>de</strong> behoeven te verschillen.<br />
Wie dus <strong>de</strong> kritiek wil ‘verbie<strong>de</strong>n’ doet precies het zelf<strong>de</strong> als <strong>de</strong> dwaas die een<br />
schil<strong>de</strong>r wil verbie<strong>de</strong>n contact te zoeken met het landschap, dat hij zich <strong>voor</strong>stelt te<br />
interpreteeren.<br />
De actie tegen <strong>de</strong> kritiek stuit natuurlijk in <strong>de</strong> eerste plaats af op <strong>de</strong> practische<br />
onmogelijkheid om doeltreffen<strong>de</strong> maatregelen te stellen, maar zij berust bovendien<br />
op een in <strong>de</strong>n grond onjuiste premisse: <strong>de</strong> tegenstelling tusschen kunstenaar en<br />
kriticus. Deze bestaat niet. Er zijn alleen kunstenaars en niet-kunstenaars. En<br />
<strong>de</strong> kunstenaars kan men on<strong>de</strong>rling niet on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> oorzaken <strong>de</strong>r<br />
ontroering. Dat is pure dwaasheid. Wil men tot elken prijs, omdat men niets an<strong>de</strong>rs<br />
en beters te doen heeft, actie voeren, dan kan men actie voeren tegen een bepaal<strong>de</strong>n<br />
criticus, omdat men meent dat die in een of meer concrete gevallen in zijn artistieke<br />
taak is te kort geschoten; zooals men b.v. ook een actie kan voeren tegen een<br />
schrijver omdat hij leelijke en verwerpelijke boeken schrijft, of tegen een schil<strong>de</strong>r<br />
omdat hij afschuwelijke schil<strong>de</strong>rijen exposeert.<br />
Voor heeren echter, die zich een plaats als kunstenaar, niet met pen of penseel,<br />
maar met twee ellebogen veroveren, gel<strong>de</strong>n zulke overwegingen niet. De kritiek<br />
past niet in hun ‘systeem’. Daarin past alleen het Advertentiebureau.<br />
11. Er is een geval-Valéry. Ik ken werkelijk geen schrijver met een zoo merkwaardige<br />
carrière. Daar is allereerst een schitterend <strong>de</strong>buut met gedichten en proza, dat,<br />
omringd door <strong>de</strong> belangstelling <strong>de</strong>r vrien<strong>de</strong>n en kenners, volkomen onbekend blijft<br />
<strong>voor</strong> het uitgebrei<strong>de</strong>r publiek van lettrés en lezers. Daarna een lange tijd van<br />
volkomen stilzwijgen. De naam van Valéry zou in dien tijd weer gehéél vergeten<br />
zijn, zelfs door <strong>de</strong> ‘ingewij<strong>de</strong>n’, indien hij niet prijkte in <strong>de</strong> algemeen gebruikte<br />
bloemlezing van Léautaud en Van Beever.<br />
Toen nu nog maar enkele jaren gele<strong>de</strong>n Valéry zijn geheimzinnig stilzwijgen<br />
verbrak, ontstond er plotseling om zijn naam en zijn persoon een soort <strong>de</strong>ining van<br />
nieuwsgierigheid. Hoe die ontstond weet niemand. Maar <strong>de</strong> mondaine salons<br />
maakten zich van hem meester, <strong>de</strong> snobs bo<strong>de</strong>n op tegen <strong>de</strong> echte kenners van<br />
poëzie; en in min<strong>de</strong>r dan geen tijd was Valéry een wereldberoemd dichter. Die<br />
wereldroem (en <strong>de</strong> salons) bracht hem in <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>mie française, dat soort <strong>de</strong>coratief<br />
Bronbeek <strong>voor</strong> gepensioneer<strong>de</strong> generaals, diplomaten en letterkundigen.<br />
Er verschenen studies in tijdschriften en dikke boeken over Valéry; en zijn werk<br />
werd uitgegeven in een onafzienbare reeks luxe-edities. Van het onschuldigste<br />
krantenartikeltje, van het huiselijkste <strong>voor</strong>re<strong>de</strong>tje van zijn hand wer<strong>de</strong>n kostelijke<br />
plaquettes gemaakt.<br />
Kortom het was al Valéry wat <strong>de</strong> litteraire klok in Europa en Zuid-Amerika sloeg.<br />
Toen kwam <strong>de</strong> reactie. De boekenbeurs toon<strong>de</strong> een langzame maar geregel<strong>de</strong><br />
daling in Valérywaar<strong>de</strong>n. En na <strong>de</strong> loftrompetters staken <strong>de</strong> belagers aan alle kanten<br />
het hoofd op. Gustave Téry, Clement Vautel, La Fouchardière, Vandérem en, last<br />
not least, André Rouveyre.<br />
Precies als <strong>de</strong> provalerianen overdreven <strong>de</strong> antivalerianen. Het werd een fraai<br />
tegen elkan<strong>de</strong>r opbie<strong>de</strong>n! Op dit<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
285<br />
oogenblik zijn wij juist getuige van het contra-offensief <strong>de</strong>r pro's!<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n zal het nog enkele jaren duren <strong>voor</strong> wij, rustig, een<br />
oor<strong>de</strong>el over Valéry en zijn werk kunnen formuleeren. Eerst moet dat ridicule lawijt<br />
een beetje bedaard zijn. Ik heb zoo'n i<strong>de</strong>e dat, als ten slotte een overzicht van <strong>de</strong><br />
situatie mogelijk zal zijn, men zal erkennen dat Valéry misschien niet zoo'n groot<br />
dichter is, als zijn hartstochtelijke lofzangers wel wil<strong>de</strong>n doen gelooven, en zeker<br />
niet zoo'n verwerpelijk chalatanerig auteurtje als zijn vijan<strong>de</strong>n hem afschil<strong>de</strong>ren; en<br />
dat zal blijken hoe <strong>de</strong> pro's toch dichter bij <strong>de</strong> werkelijkheid zijn dan <strong>de</strong> contra's.<br />
De daling <strong>de</strong>r Valéry's op <strong>de</strong> bibliofilische markt staat in geen enkel verband met<br />
<strong>de</strong> beteekenis of <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ering van zijn dichterschap. Deze is het gevolg van<br />
overproductie. Het aantal werkelijk goe<strong>de</strong> en <strong>de</strong>finitieve texten van Paul Valéry is<br />
ten slotte zéér beperkt. Men kwam er dus toe om telkens en telkens weer <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
texten te herdrukken in gevarieer<strong>de</strong> uitvoering, en om allerlei fonds <strong>de</strong> tiroir<br />
ongeëvenredigd fraai en duur uit te geven. Hierme<strong>de</strong> heeft men <strong>de</strong>n kooplust en<br />
<strong>de</strong> koopkracht van het publiek vermoeid. De werkelijke éditions originales, zoowel<br />
van het proza als <strong>de</strong> poëzie, blijven vrijwel op prijspeil te mid<strong>de</strong>n van het débâcle.<br />
Een geheel an<strong>de</strong>re zaak is: wie heeft <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong>ze onoor<strong>de</strong>elkundige<br />
overproductie?<br />
Albert Thibau<strong>de</strong>t, in een ver<strong>de</strong>diging van Valéry, schrijft: ‘Maintenant, qu'on<br />
s'amuse un peu en voyant non Valéry, mais ses japons impériaux, chez les<br />
Hollandais, passer tulipes, et telle <strong>de</strong> ses plaquettes y contracter exactement le<br />
genre <strong>de</strong> valeur d'un oignon rare au XVIIe siècle (la merveilleuse Tulipe qu'écrirait<br />
l'auteur <strong>de</strong> la Grena<strong>de</strong> et <strong>de</strong> Palme! s'il faisait encore <strong>de</strong>s vers!) je n'y verrais<br />
aucun mal, si Valéry, qui retrouve chez les marchands ses lettres les plus intimes,<br />
n'était aussi, en un point, une victime <strong>de</strong> la tulipomanie’.<br />
Dit alles is niet geheel onjuist, maar wel geheel verkeerd <strong>voor</strong>gesteld. Want geen<br />
uitgever, Hollan<strong>de</strong>r of geen Hollan<strong>de</strong>r, kan een letter van Valéry drukken zon<strong>de</strong>r<br />
diens autorisatie. De zaak is dat Paul Valéry al die bibliofilen-èdities<br />
gewenscht heeft om <strong>de</strong> wille van <strong>de</strong> zeer aanzienlijke finantieele <strong>voor</strong><strong>de</strong>elen, welke<br />
er uit <strong>voor</strong>tvloei<strong>de</strong>n. Valéry is met al die herdrukken en plaquetten rijk gewor<strong>de</strong>n.<br />
Dit zij hem van harte gegund. Het is echter niet alleen een beetje gek, maar een<br />
beetje schan<strong>de</strong>lijk, om hem nù, achteraf, <strong>voor</strong> te stellen als het slachtoffer van<br />
Hollandsche speculanten. Het slachtoffer heeft <strong>de</strong> frankjes binnen, maar <strong>de</strong><br />
speculanten zitten op het oogenblik met <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>precieer<strong>de</strong> waar, met <strong>de</strong> stroppen!<br />
Neen, laten wij <strong>de</strong> feiten zien zooals zij zijn: <strong>de</strong> reactie tegen Valéry en <strong>de</strong> baisse<br />
in <strong>de</strong> Valériana zijn uitsluitend het gevolg van een verkeer<strong>de</strong> stratégie littéraire. De<br />
schuld van dat alles is Valéry zèlf, zijn ij<strong>de</strong>lheid, zijn zoeken naar bijval <strong>de</strong>r snobs<br />
en zijn grenzenlooze baatzucht.<br />
Maar nu mag men nog niet het kind met het badwater in <strong>de</strong> goot gooien: er staan<br />
eenige verrukkelijke verzen op zijn naam, en eenige strakke, diepe pagina's proza.<br />
12. Er is hier in Ne<strong>de</strong>rland een soortement van semiofficieele propaganda <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Fransche litteratuur, <strong>voor</strong> het Fransche geestesleven, welke gevoerd wordt door <strong>de</strong><br />
Vereeniging Ne<strong>de</strong>rland-Frankrijk, náást <strong>de</strong> officieele propaganda van <strong>de</strong><br />
Alliance-Française. Dit instituut Ne<strong>de</strong>rland-Frankrijk, opgericht en tot op <strong>de</strong>n dag<br />
van he<strong>de</strong>n geleid, met <strong>de</strong> allerbeste bedoelingen (men kent <strong>de</strong>ze: <strong>de</strong> weg naar <strong>de</strong><br />
hel is er me<strong>de</strong> geplaveid), heeft zich langzamerhand ontpopt als een succursale<br />
van <strong>de</strong>n uitgever Gallimard; Duhamel, Romains, Rivière, Lalou (die, ofschoon bij<br />
Crès uitgegeven, al te innig verknocht is aan <strong>de</strong> N.R.F.!) en last not least Frédéric<br />
Lefèvre. Zon<strong>de</strong>r in een na<strong>de</strong>re beschouwing van <strong>de</strong> verdiensten van die heeren te<br />
tre<strong>de</strong>n, kan men wel da<strong>de</strong>lijk vaststellen dat zij, tot een zelf<strong>de</strong> ‘richting’ behooren<strong>de</strong>,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
het geestelijk leven in Frankrijk op een zeer eenzijdige wijze representeeren. Dat<br />
men Duhamel, het type van een export-groot-heid, <strong>de</strong>ed uitkomen is te excuseeren,<br />
en ook <strong>voor</strong> Rivière is wat te zeggen, hoewel zijn lezing over Gi<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een<br />
buitenlandsch publiek volkomen ongenietbaar was; maar wat moesten wij hier met<br />
dien ridiculen en hin<strong>de</strong>rlijken unanimist Romains, die noch in zijn eigen land, noch<br />
daarbuiten iets vertegenwoordigt; wat met <strong>de</strong>n schoolmeester Lalou en wat - in 's<br />
hemelsnaam - met mijnheer Lefèvre. Over dien mijnheer wou ik het hebben. Zijn<br />
lezingen hier waren schan<strong>de</strong>lijk, in één woord schan<strong>de</strong>lijk slecht, onbenullig,<br />
oppervlakkig en eigenwijs. Ik heb hem gehoord over Valéry en over Clau<strong>de</strong>l. Het<br />
was bei<strong>de</strong> keeren verre bene<strong>de</strong>n het peil <strong>de</strong>r mid<strong>de</strong>lmatigheid.<br />
Ver<strong>de</strong>r heb ik Lefèvre bij mij gehad en ik heb twee dagen met hem opgetrokken;<br />
zijn conversatie is even druk en leeg als zijn conferenties. Hij is het type van <strong>de</strong>n<br />
hollen streber, die er koste wat het wil ‘komen’ moet, en die niets en niemand ontziet.<br />
Wanneer morgen aan Lefèvre zijn advertentieblaadje ‘Les Nouvelles litteraires’<br />
ontnomen wordt, is hij niets meer, dan bestáát hij niet meer.<br />
De heer Jacques Boulenger, een uitstekend criticus en historie-schrijver, een<br />
door en door nobele figuur in <strong>de</strong> Fransche litteratuur heeft in een alleraardigste<br />
brochure ‘Une Heure avec Frédéric Lefèvre’ <strong>de</strong> metho<strong>de</strong>s van <strong>de</strong>n vrijbuiter geestig<br />
en afdoen<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> kaak gesteld. Daarna heeft Gaston Le Révérend hem eens<br />
aan <strong>de</strong>n tand gevoeld, en nu hebben ein<strong>de</strong>lijk René <strong>de</strong> Planhol en Jean Héritier<br />
<strong>de</strong>n moed om <strong>de</strong> puntjes op <strong>de</strong> i te zetten. Dat <strong>de</strong> heer Lefèvre zijn ‘wereldberoem<strong>de</strong>’<br />
interviews kant en klaar thuis gestuurd krijgt, om er dan zelf hier en daar een woordje<br />
in te lasschen, om zich zelf in een fraai licht te zetten, was bekend; nu schijnt het<br />
ook dat <strong>de</strong> opname van die ‘interviews’ in het orgaan van <strong>de</strong>n heer Lefèvre afhankelijk<br />
is van finantieele toena<strong>de</strong>ringen tusschen <strong>de</strong>n geïnterview<strong>de</strong> en <strong>de</strong>n interviewer.<br />
Héritier, die een volkomen eerlijk, betrouwbaar, <strong>voor</strong>zichtig en scherpzinnig criticus<br />
is, schrijft: ‘Au sujet <strong>de</strong>s malfacteurs intellectuels <strong>de</strong>s Nouvelles littéraires, je crains<br />
biens que la venalité ne s'ajoute à la malfaisance’. En hij baseert <strong>de</strong>ze uitspraak op<br />
een persoonlijke ervaring. En <strong>de</strong> Planhol zegt dan ook van zijn onthullingen:<br />
‘Jean Héritier n'est ni aveugle, ni gobard. Il sait voir, comprendre et juger. En nous<br />
pouvons nous fier à lui: ce n'est pas à la légère qu'il dit fait sa confiction’.<br />
Zon<strong>de</strong>r mij nu ver<strong>de</strong>r in een polemiek te begeven, waarvan niet alle elementen<br />
op een afstand te controleeren zijn, vraag ik mij toch af of Lefèvre nu een man was<br />
en is om door Ne<strong>de</strong>rland-Frankrijk te wor<strong>de</strong>n uitgenoodigd, <strong>de</strong> aangewezen<br />
vertegenwoordiger van het Fransche geestesleven in <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>.<br />
De brochure van Jacques Boulenger is verschenen vóór <strong>de</strong> uitnoodiging naar<br />
Lefèvre verzon<strong>de</strong>n werd. Men had dus kunnen, neen: behóóren te weten, wie <strong>de</strong>ze<br />
heer was. Naar mijn meening behooren wij hier alleen buitengewone figuren binnen<br />
te halen; typische vertegenwoordigers van een typische geesteshouding, gróóte<br />
kunstenaars, bijzon<strong>de</strong>re sprekers. En die zijn er in Frankrijk. Maar het bestuur van<br />
Ne<strong>de</strong>rland-Frankrijk kent die niet of wil die niet kennen. Valéry, Ghéon, Dau<strong>de</strong>t zijn<br />
niet door N.-F. geïntroduceerd!<br />
En zijn Gi<strong>de</strong>, Bainville, Maritain, Derême, Martineau (over Stendhal), Cazin (een<br />
<strong>voor</strong>treffelijk ‘spreker’), Benjamin, Béraud (zie hier <strong>voor</strong> het vuistje weg namen van<br />
‘links’ en ‘rechts’, zon<strong>de</strong>r eenige persoonlijke <strong>voor</strong>keur) niet ie<strong>de</strong>r belangrijker, als<br />
persoonlijkheid en als figuur in <strong>de</strong> letterkun<strong>de</strong>, dan een Romains, een Lalou of een<br />
Frédéric Lefèvre.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
286<br />
Maar <strong>de</strong> dames en heeren die zich in hun vrijen tijd welwillend bezighou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />
Fransche propaganda, hou<strong>de</strong>n er een eigen meening - waarom ook niet? - op na.<br />
En het blijft dus vechten tegen <strong>de</strong> bierka.<br />
GR.<br />
Jeugdpoëzie<br />
(Een herhaal<strong>de</strong> oproep)<br />
MIJN oproep <strong>voor</strong> jeugdpoëzie heeft vele, echter geen groote gevolgen gehad. Ik<br />
wist dat het rijm velen in ons land verleidt. Maar zóóvelen! En zóóweinigen, die<br />
zichzelf en mijn bedoeling begrepen!<br />
Ik vroeg om jeugdpoëzie, hel<strong>de</strong>r en verfrisschend, als een teug bronwater;<br />
levenselixir, zooals een inzen<strong>de</strong>r, dien ik zeer erkentelijk ben, het noem<strong>de</strong>. Maar<br />
men stuur<strong>de</strong> mij allerlei kin<strong>de</strong>rdrankjes, flesschenmelk en ranja.<br />
Sommigen zochten merkbaar een laatsten uitweg naar een reeds allerwegen<br />
gebarrica<strong>de</strong>er<strong>de</strong> publiciteit. Het zij mij vergund hun het laatste hek te sluiten. An<strong>de</strong>ren<br />
dank ik <strong>voor</strong> <strong>de</strong> onbedoel<strong>de</strong> vroolijkheid die zij mij verschaften.<br />
Wat ik gehoopt had, is nog niet gebeurd. Wel is mijn kleine verzameling met<br />
enkele <strong>voor</strong>treffelijke en verrukkelijk jonge verzen verrijkt, en on<strong>de</strong>rvond ik reeds<br />
groote belangstelling van <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>de</strong>r uitgevers. Maar <strong>de</strong> meeste inzendingen bleven<br />
ver bene<strong>de</strong>n het, in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n aangegeven, peil van jonge, leven<strong>de</strong>, nog weinig<br />
gestyleer<strong>de</strong> maar rasechte poëzie. Behalve van hen, die ontijdig zwegen, verwachtte<br />
ik <strong>voor</strong>al jeugdpoëzie van onze dichters; <strong>de</strong> namen springen mij naar <strong>de</strong> lippen,<br />
maar ik wil beschei<strong>de</strong>n zijn; <strong>de</strong>s te eer zullen zij mij verhooren, en aan <strong>de</strong><br />
verrukkingen hunner jeugd en <strong>de</strong> argelooze of roekelooze stoutmoedigheid hunner<br />
eerste droomen alsnog recht doen door het hunne te zen<strong>de</strong>n aan Anthonie Donker,<br />
Spoorsingel 11, Rotterdam. Zij verzekeren zich <strong>de</strong> dankbaarheid van allen, die met<br />
spanning verwachten, wat verzamelaar en uitgever <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n.<br />
Een <strong>voor</strong>beeld ter kenschetsing laat ik nogmaals volgen:<br />
De landsknechten<br />
De slag begint. Onze hoof<strong>de</strong>n duizelen<br />
van wijn en nachtgelag in <strong>de</strong> taveernen.<br />
En 't dronkenmakend zingen van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ernen<br />
hooren wij steeds weer in onze ooren ruizelen.<br />
Wat is een vijand? Deze dag wordt prachtig.<br />
De zon komt op. De nevels waaien henen.<br />
Wij knielen neer en bid<strong>de</strong>n God-almachtig<br />
ons <strong>de</strong> gerechte zege te verleenen.<br />
Wij weten niet <strong>voor</strong> wie van bei<strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> lucht zoo flakkert en zoo feestlijk schuimt.<br />
Klaroenen spreken hel<strong>de</strong>r-op en bij <strong>de</strong><br />
ruiters weerklinkt een psalm die 't hart verruimt.<br />
De mist is weg. De kim brandt ros en rood.<br />
Waar is <strong>de</strong> vijand? - Onze slapen bran<strong>de</strong>n.<br />
De wapens sidd'ren niet meer in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n.<br />
Vooruit, bij God! maak baan!<br />
sla dood! sla dood!<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
THEUN DE VRIES<br />
Ingezon<strong>de</strong>n<br />
Het <strong>de</strong>bat over <strong>de</strong> bekwaamheid <strong>de</strong>s boekhan<strong>de</strong>ls<br />
NA het vele juiste wat Stols, Mayer, Greshoff e.a. over <strong>de</strong> toestan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>n<br />
Ne<strong>de</strong>rlandschen boekhan<strong>de</strong>l hebben gezegd, lijkt mij nog één opmerking gemaakt<br />
te moeten wor<strong>de</strong>n. Voorop sta, dat hiermee geen eigenlijke ver<strong>de</strong>diging van fouten<br />
en misstan<strong>de</strong>n in dien boekhan<strong>de</strong>l bedoeld is. Wat <strong>de</strong> bovenvermel<strong>de</strong> critici hebben<br />
gegispt, is ongetwijfeld terecht afgekeurd. Maar dat neemt niet weg, dat <strong>de</strong><br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> boekverkooper een zeer verzachten<strong>de</strong> omstandigheid <strong>voor</strong> zijn<br />
onbekwaamheid kan aanvoeren. En die is: het peil, waarop <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
boekenkooper staat.<br />
Greshoff spreekt in zijn stukje in <strong>de</strong> vorige G.W. over zichzelf en min of meer over<br />
<strong>de</strong>n werkelijken boekenkenner in het algemeen. Maar hoe ontzettend weinig<br />
Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs zijn dat? En die ‘happy few’ hebben dan toch immers <strong>de</strong> drie of vier<br />
boekhan<strong>de</strong>laars, die, zooals Greshoff zelf zegt, ‘werkelijk tot alles in staat zijn’.<br />
En <strong>de</strong> rest?<br />
- Het is thans weer <strong>de</strong> maand van Sinterklaas en Kerstmis, <strong>de</strong> maand waarin <strong>de</strong><br />
menschen elkaar geschenken geven, die zelfs wel eens uit boeken bestaan. Als<br />
men toevallig eens bij zijn boekhan<strong>de</strong>laar komt, moet men <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aardigheid eens<br />
niet op <strong>de</strong> boeken, maar op <strong>de</strong> boekenkoopers letten. Eens hooren naar <strong>de</strong><br />
onwaarschijnlijke vragen, die zij stellen, eens letten - dat is zoo mogelijk nog<br />
kenmerken<strong>de</strong>r - op <strong>de</strong> manier, waarop zij een boek niet inkijken, maar bekijken,<br />
alsof er een vogeltje uit zou komen. Al die menschen, die zon<strong>de</strong>r eenige aarzeling<br />
zou<strong>de</strong>n zijn als zij spliterwten, bonten mantels, potloo<strong>de</strong>n of wat dan ook moesten<br />
koopen, staan dom te grijnzen als het een boek betreft, vin<strong>de</strong>n alles duur, weten<br />
geen namen van schrijvers, geen titels van boeken etc.<br />
En nu zou ik willen vragen: moeten er <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze droevige producten van <strong>de</strong><br />
he<strong>de</strong>ndaagsche algemeen ontwikkelen<strong>de</strong> en nog algemeener <strong>de</strong>civiliseeren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>mocratie, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> poovere wezens van <strong>de</strong>zen tijd van verplicht on<strong>de</strong>rwijs en<br />
onverplichte stompzinnigheid, nu werkelijk goe<strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>laars zijn? Waarvan<br />
zou<strong>de</strong>n die moeten bestaan? En gesteld dat zij bestaan kon<strong>de</strong>n - wat <strong>voor</strong> nut<br />
zou<strong>de</strong>n zij hebben? De kundige boekhan<strong>de</strong>laar zou zich dagelijks aan zijn klanten<br />
kunnen ergeren, dat is alles. Ernstiger nog: als alle, of <strong>de</strong> meeste, boekhan<strong>de</strong>ls zoo<br />
goed zou<strong>de</strong>n willen wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> vier door Greshoff geprezene, zou<strong>de</strong>n zij op zoo<br />
hooge kosten komen, dat zij ten slotte geen van alle, dus ook <strong>de</strong> thans beste niet,<br />
meer kon<strong>de</strong>n bestaan.<br />
Neen, zoolang <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne half-beschaving (die hon<strong>de</strong>rdmaal funester is dan <strong>de</strong><br />
ergste onbeschaafdheid) <strong>voor</strong>tduurt, is het belachelijk, <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l te willen<br />
verbeteren, wiens toestand - oorzaak en gevolg daarvan, maar ongetwijfeld oneindig<br />
veel meer het laatste dan het eerste - onverbrekelijk met die half-beschaving<br />
samenhangt. Laten er enkele (drie of vier, het getal, door Greshoff genoemd, is ruim<br />
genoeg) in alle opzichten capabele boekhan<strong>de</strong>laars zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> enkele vernuftige<br />
boekenkoopers, die hun adressen toch waarachtig wel te weten kunnen komen<br />
(an<strong>de</strong>rs zijn het geen vernuftige boekenkoopers). En laat <strong>de</strong> rest maar gerust blijven<br />
zooals zij is. Voor het slijten van Opstandigens en Merijntje Gijzens behoeven van<br />
<strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>laar heusch geen buitengewone kwaliteiten te wor<strong>de</strong>n gevergd.<br />
Rotterdam, 4 December 1927.<br />
J.C. BLOEM<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Boeken koopen en verkoopen<br />
WIJ zou<strong>de</strong>n het op prijs stellen enkele opmerkingen in Uw blad te mogen maken<br />
naar aanleiding van <strong>de</strong> belangwekken<strong>de</strong> artikelen waarin <strong>de</strong> heeren Henri Mayer<br />
en Greshoff zich uitspreken. Ons staat weliswaar een eigen orgaan ter beschikking,<br />
De Litteraire Gids, doch ten eerste stelt ons publiek niet zooveel belang in het<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche boek, en ver<strong>de</strong>r bedoelen onze woor<strong>de</strong>n juist <strong>de</strong>n lezers van D.G.W.<br />
een eenigszins an<strong>de</strong>r inzicht te geven betreffen<strong>de</strong> een enkel on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />
genoem<strong>de</strong> artikels.<br />
Bij alle lof over <strong>de</strong> uitsteken<strong>de</strong> dingen die er wor<strong>de</strong>n gezegd, betreuren wij het<br />
dat het blijkbaar moeilijk is een zoodanigen vorm van <strong>voor</strong>stelling van zaken te<br />
vin<strong>de</strong>n,<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
287<br />
dat men geen onbillijkhe<strong>de</strong>n tegenover <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n begaat. Brusse's feuilletons over <strong>de</strong><br />
uitgeverij verwekten zoo ontstemming, niet alleen om <strong>de</strong> kwestie van <strong>de</strong><br />
boekhan<strong>de</strong>lskorting, maar ook doordat verschillen<strong>de</strong> uitgevers het gevoel kregen<br />
dat (onopzettelijk) concurreeren<strong>de</strong> bedrijven in <strong>de</strong> hoogte wer<strong>de</strong>n gestoken, ten<br />
koste van het hunne. En evenzoo <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> admireeren<strong>de</strong> houding van <strong>de</strong>n interviewer<br />
ten opzichte van <strong>de</strong> firma Nijhoff niet aardig tegenover <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re Haagsche<br />
boekverkoopers aan. Al vallen wij <strong>de</strong>n Heer Mayer geheel bij in zake zijn i<strong>de</strong>alen<br />
van het specialiseeren van <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l, daar wij één straat van hem af zijn<br />
droomen reeds volkomen in vervulling hebben doen gaan.<br />
<strong>Den</strong> heer Greshoff wenschen wij te complimenteeren over zijn van hel<strong>de</strong>r inzicht<br />
getuigen<strong>de</strong> uiteenzetting betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> kortingskwestie. Doch als in een ‘groote<br />
stad’ gevestigd zijn<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming, willen we opkomen tegen <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r prettige<br />
woor<strong>de</strong>n door hem aan <strong>de</strong> provinciale collega's gewijd.<br />
De heer Gr. ‘wil ie<strong>de</strong>ren boekhan<strong>de</strong>len<strong>de</strong>n vriend door een examentje bewijzen<br />
dat hij te kort schiet!’ Dit nu is een onbillijkheid. Hij zou dan eischen dat elk<br />
boekverkooper, en zelfs elk bedien<strong>de</strong>, nog iets méér weet van zijn speciale<br />
liefhebberij <strong>voor</strong> mo<strong>de</strong>rne Fransche letteren, waar hijzelf een menschenleven in is<br />
opgegaan! Deze eisch is <strong>voor</strong>al onbillijk in ons land, waar <strong>de</strong> litteraire belangstelling<br />
zeer gering is en bijgevolg <strong>de</strong> verkoop van het litteraire boek in een algemeenen<br />
boekhan<strong>de</strong>l slechts een miniem <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>n omzet uitmaakt. Doordat <strong>de</strong> heer Gr.<br />
zelf in letteren opgaat, verliest hij uit het oog dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
ambtenaar, arts, advocaat, ingenieur en zakenman nooit belletrie koopt - in groote<br />
tegenstelling met <strong>de</strong>n buitenlan<strong>de</strong>r - en dat <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l het dus <strong>voor</strong>namelijk<br />
moet hebben van schoolboeken, studiewerken (rechten, techniek, economie,<br />
medicijnen), kin<strong>de</strong>rboeken, mo<strong>de</strong>bla<strong>de</strong>n, tijdschrift-abonnementen, platen,<br />
prentkaarten en papierwaren. De echte Hollan<strong>de</strong>r vindt het zon<strong>de</strong> van het geld dit<br />
<strong>voor</strong> een niet-vakboek uit te geven, ook al omdat hij zich boven <strong>de</strong> litteratuur<br />
verheven acht (en vaak terecht), an<strong>de</strong>rzijds staat ze te ver van hem af. Dit schijnt<br />
<strong>voor</strong>t te komen uit <strong>de</strong> eigenaardige positie die ze ten onzent inneemt: <strong>de</strong> echte Ned.<br />
aard en geest brengt een te zeer kleinburgerlijke kunst <strong>voor</strong>t, terwijl het intellect zijn<br />
cultuur grooten<strong>de</strong>els uit het buitenland heeft geïmporteerd, zoodat er tusschen<br />
‘leesboek’ en litteraire kunst ineens een wij<strong>de</strong> gaping is.<br />
Zoo <strong>de</strong> heer Gr. dus hooge eischen aan <strong>de</strong>n verkooper aangaan<strong>de</strong> litteratuur zou<br />
mogen stellen, zij die het boek bij hun bedrijf noodig hebben zou<strong>de</strong>n dan nog veel<br />
méér mogen eischen! De boekverkoopersstand zou er dan een van bibliothecarissen<br />
en archivarissen moeten zijn! Wel komt een goe<strong>de</strong> bibliographie natuurlijk veel te<br />
hulp, maar niet alleen is <strong>de</strong> aanschaf daarvan kostbaar, doch het bijhou<strong>de</strong>n er van<br />
bijna ondoenlijk, althans wat het buitenlandsche boek betreft. Staan er weliswaar<br />
allerlei bibliographische uittreksels ten dienste - om eenig inzicht in <strong>de</strong>n aard van<br />
<strong>de</strong> nieuwe werken te krijgen moet men al gauw zijn toevlucht nemen tot (behalve<br />
<strong>de</strong> traditioneele en meest overschatte door Mayer genoem<strong>de</strong>) bla<strong>de</strong>n als The<br />
Publishers' Circular <strong>voor</strong> Engeland, The Publishers' Weekly <strong>voor</strong> Noord-Amerika,<br />
<strong>de</strong> Frankfurter Zeitung, Journal <strong>de</strong>s Débats, Bibliografia Español, Politiken <strong>voor</strong><br />
Scandinavië, etc. Hierdoor is het, behalve aan in af<strong>de</strong>elingen gesplitste of<br />
gespecialiseer<strong>de</strong> zaken, feitelijk alleen <strong>de</strong>n importeurs van boeken uit een enkel<br />
land mogelijk ‘bij’ te zijn. Hierop vertrouwt een groot <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>n boekhan<strong>de</strong>l,<br />
zoodat ten slotte alle zaken in gelijke conditie verkeeren, <strong>de</strong> groote zoo goed als<br />
<strong>de</strong> kleine, daar alle practisch uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> bibliographieën putten: <strong>de</strong> kleine uit die<br />
van <strong>de</strong>n importeur. Het is daarom onbillijk te zeggen dat <strong>de</strong> laatste tot het verschaffen<br />
van inlichtingen niet in staat zijn.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Dat ze niet alle in gelijke mate <strong>de</strong> verlang<strong>de</strong> informaties geven, is echter <strong>de</strong> groote<br />
schuld van het publiek. Wij durven te zeggen, dat zij die zich het meest uitsloven<br />
met het samenstellen van uitvoerige en nauwkeurige titel- en prijsopgaven, <strong>de</strong><br />
grootste teleurstellingen on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n. Hoe vaak dient het vragen van zulk een<br />
opgaaf niet tot het <strong>de</strong>kken van <strong>de</strong>n aftocht naar een an<strong>de</strong>re zaak, waar men het<br />
verlang<strong>de</strong> da<strong>de</strong>lijk hoopt te vin<strong>de</strong>n; hoe vaak verzoekt men niet een opgaaf waar<strong>voor</strong><br />
men nooit terugkomt; hoe dikwijls is het opgezochte niet te duur, verlangt men het<br />
beste of het gekste <strong>voor</strong> een miniem bedrag, of wil men het als goed Hollan<strong>de</strong>r ten<br />
slotte niet koopen omdat men het eerst niet kan inzien, of gaan zij die meenen dat<br />
<strong>de</strong> verkooper zijn winst óp <strong>de</strong>n buitenlandschen prijs legt het zelf bestellen; of tijgt<br />
men tevre<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> verkregen lijst naar zijn eigen boekhan<strong>de</strong>laar, waar men een<br />
vaste rekening heeft, maar die van al het onvruchtbare opzoeken al lang <strong>de</strong> brui<br />
heeft gegeven! En dan zijn er ein<strong>de</strong>lijk nog <strong>de</strong>genen die <strong>de</strong> moeiten met een<br />
bestelling beloonen, maar bij ontvangst willen ruilen!<br />
Dan is er nog het geval dat wel <strong>de</strong> verkooper, doch niet <strong>de</strong> importeur dien hij <strong>de</strong><br />
aanvraag doorzond, er werk van wil maken, of al wat min<strong>de</strong>r dubieus is laat <strong>voor</strong>gaan.<br />
De opdrachtgever weet als regel niet welke moeite men zich achter <strong>de</strong> schermen<br />
geeft om aan <strong>de</strong> ‘grillen’ van velerlei binnenloopers te voldoen (men diene te<br />
be<strong>de</strong>nken dat <strong>de</strong> beoefening van géén studie of liefhebberij zooveel beunhazen en<br />
geestelijk ontwrichten maakt als <strong>de</strong> letterkun<strong>de</strong>!). Een verontschuldiging van <strong>de</strong><br />
onrid<strong>de</strong>rlijke houding tegenover <strong>de</strong>n verkooper in vele zulke gevallen is dit echter<br />
niet.<br />
Intusschen zijn wij het met <strong>de</strong>n Heer Greshoff toch eigenlijk heelemaal eens......<br />
we wil<strong>de</strong>n slechts <strong>de</strong> àl te zeer verdrukten even een hand toesteken.<br />
N.V. Litteraire Boekwinkel<br />
VERBRAECK & COLMJON DEN HAAG<br />
Boekenschouw<br />
Vertaal<strong>de</strong> werken<br />
Hermann Löns. Helmond Hagenrie<strong>de</strong>r. De roman van een Lief<strong>de</strong>.<br />
Vertaling van L. Warendorff. - Laren, A.G. Schoon<strong>de</strong>rbeek. (214 blz.).<br />
Prijs f 2.90; geb. f 3.90<br />
De geschie<strong>de</strong>nis van een lief<strong>de</strong> noemt <strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>zen roman, <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis<br />
van vele lief<strong>de</strong>n, van vele verliefdhe<strong>de</strong>n zou het beter kunnen heeten. De<br />
hoofdpersoon Helmond Hagenrie<strong>de</strong>r is een schil<strong>de</strong>r, gelukkig getrouwd maar met<br />
een onleschbaren dorst naar nieuwe avonturen. Hij is een echte Duitscher: bij <strong>de</strong><br />
laagste en platste gedachten heeft hij nog een <strong>voor</strong>raad i<strong>de</strong>alisme en artistieke<br />
sentimentaliteit bij <strong>de</strong> hand om er zoodoen<strong>de</strong> iets an<strong>de</strong>rs van te maken dan wat het<br />
is. Behalve van zijn vrouw houdt hij heel veel van zijn nichtje, Zwaantje, een bijzon<strong>de</strong>r<br />
koel meisje, dat hem wel graag mag, maar niet verliefd op hem is. Helmonds vrouw<br />
Greta laat hem overigens genoeg vrijheid; vroeger heeft ze al eens tegen hem<br />
gezegd: ‘zeg, ik geloof dat het <strong>de</strong> meeste mannetjes moeilijk valt jullie vrouwtjes<br />
trouw te blijven. Wanneer het eens zoo met jou gaat en je richt ver<strong>de</strong>r geen onheil<br />
aan, doe dan wat je wilt, maar weten wil ik het niet!’ En wat later zegt Greta tegen<br />
Zwaantje: ‘Wat zou het mooi zijn als je altijd bij ons bleef. Helmond kan heel goed<br />
twee vrouwen gebruiken, en jij past eigenlijk beter bij hem<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
288<br />
dan ik. <strong>Den</strong>k hier eens goed over na, Zwaantje!’ Dan pas voelt Helmond hoe veel<br />
hij van Zwaantje houdt, maar zij merkt het niet en is zelfs schuw en bang <strong>voor</strong> hem.<br />
Helmond raakt totaal in <strong>de</strong> war door zijn hopelooze lief<strong>de</strong>, hij is an<strong>de</strong>rs niet <strong>de</strong> man<br />
om zich op dat gebied iets te ontzeggen, doch door Zwaantje voelt hij een won<strong>de</strong>rlijke<br />
verlegenheid; vroeger had hij haar nooit begeerd hoe mooi ze ook is, maar nu<br />
plotseling wenscht hij haar als vrouw. En hij belijdt haar zijn lief<strong>de</strong>. Doch Zwaantje<br />
blijkt schuw en teruggetrokken, ze vindt het verschrikkelijk dat ze Helmond niet kan<br />
helpen. Maar ze kan niet. En <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong>ze lief<strong>de</strong> wordt ons dan in <strong>de</strong>n<br />
roman ver<strong>de</strong>r verteld. Zwaantje wordt bang <strong>voor</strong> Helmond, die hierdoor heftig<br />
geprikkeld wordt en haar verwijt dat ze hem dood-martelt omdat ze te veel ‘dame’<br />
is. ‘Ik kan zon<strong>de</strong>r jou niet leven en jij niet zon<strong>de</strong>r mij, en was jij niet zoo karakterloos,<br />
karaktervast, dan zou je tot mij komen en zeggen: “Hier”. Want dit zal je weten: iets<br />
van je afsmeeken dat doe ik niet en je overrompelen wil ik ook niet, want ik ben niet<br />
verliefd op je, ik hou alleen maar van je en ik wil dat je je van ganscher harte aan<br />
mij geeft’. Langzamerhand overwint Helmond zijn onvruchtbare lief<strong>de</strong> tenslotte, na<br />
veel an<strong>de</strong>re avonturen en minnarijen beschouwt hij Zwaantje heel koel: ‘zij was nog<br />
net zoo mooi als vroeger maar hij had te lang verdriet om haar gehad om haar nu<br />
nog te kunnen bewon<strong>de</strong>ren. Zij was niets meer <strong>voor</strong> hem, alleen het beeld van een<br />
mensch waar hij eens heel veel van had gehou<strong>de</strong>n’. En dan wordt alles stiller in<br />
Hagenrie<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> altijd laaien<strong>de</strong> vlam van zijn hartstocht begint te dooven. En wanneer<br />
zijn laatste liefje, het boerenkind Anne, ook is gestorven, wordt hij zwaar ziek en<br />
sterft ook. En zijn laatste gedachte is: ‘Het is altijd hetzelf<strong>de</strong>, <strong>de</strong> hemel is blauw en<br />
<strong>de</strong> zon is geel. Het eene zoowel als het an<strong>de</strong>re jaar bloeit <strong>de</strong> hei<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n nazomer<br />
purper, daarna wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> berken geel, dan komt <strong>de</strong> sneeuw en zoo gaat het op<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> vervelen<strong>de</strong> manier door. Dat zie ik nu al zoowat een vijftig jaar en ik heb<br />
er genoeg van. En met lief<strong>de</strong> en haat gaat het al net zoo: eerst rood, dan geel, dan<br />
bruin, tenslotte wit, altijd op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> eentonige manier; het kan mij niets meer<br />
schelen’. Helaas zullen veel lezers wanneer zij op dit punt van het boek zijn gekomen<br />
ook wel <strong>de</strong>nken: ‘het kan mij niets meer schelen’. Helmond Hagenrie<strong>de</strong>r staat in<br />
zijn zinnelijke sentimentaliteit, zijn opgeschroef<strong>de</strong> levenskunst en zijn fantastische<br />
minnarijen te ver van ie<strong>de</strong>r gewoon mensch af dan dat we met hem kunnen<br />
meeleven. Goe<strong>de</strong> beschrijvingen, gevoelige opmerkingen ontbreken niet en <strong>de</strong><br />
gejaag<strong>de</strong>, verwar<strong>de</strong> en vaak zwoele atmosfeer is hier en daar niet onverdienstelijk<br />
gegeven. - De vertaling wemelt van germanismen.<br />
L.M. Montgomery. Valencias droomslot. Uit het Engelsch door A.E. <strong>de</strong><br />
Vries. - H.D. Tjeenk Willink en Zoon. 1927. (312 blz.) geb. f 2.90<br />
Dit is een alleraardigst boek, dat ook uitstekend geschikt is <strong>voor</strong> jonge meisjes. De<br />
schrijfster Montgomery heeft er bijzon<strong>de</strong>r goed slag van om een eenvoudig<br />
geschie<strong>de</strong>nisje smakelijk en boeiend te vertellen. Valencia is een meisje van negen<br />
en twintig jaar, ongetrouwd, ‘te mid<strong>de</strong>n van een kring van bloedverwanten waar <strong>de</strong><br />
ongetrouw<strong>de</strong>n eenvoudig beschouwd wor<strong>de</strong>n als personen die geen man hebben<br />
kunnen krijgen’. Ze heeft een allerakeligst leven, zit totaal on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> plak van haar<br />
moe<strong>de</strong>r, tante en ooms en bezit <strong>voor</strong> geen cent eigen wil. Bovendien is ze nog erg<br />
zwak en niet goed gezond. Na een bezoek aan haar dokter schrijft <strong>de</strong>ze haar een<br />
brief, waarin hij haar mee<strong>de</strong>elt dat ze nog maar een jaar te leven heeft daar ze een<br />
ernstige hartkwaal heeft. Valencia vertelt hiervan niets aan haar familie, alleen krijgt<br />
ze plotseling het gevoel dat alle ontstemming of humeurigheid van haar<br />
bloedverwanten haar niets aangaan en besluit ze precies te doen wat ze zelf wil.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>
Op een saai familiediner, waar alle uitgestreken ooms en tantes aanzitten, zegt<br />
Valencia <strong>de</strong> zotste dingen, trekt zich van verwijten of berispingen niets aan en voelt<br />
zich <strong>voor</strong> 't eerst van haar leven erg opgewekt. Haar familie <strong>de</strong>nkt in ernst dat ze<br />
gek is gewor<strong>de</strong>n. Later gaat ze het huis uit om <strong>de</strong> dochter van een ou<strong>de</strong>n dronkaard<br />
te verplegen en in <strong>de</strong> huishouding te gaan helpen. Daar ontmoet ze een romantisch<br />
persoon, Barney Smith, die op een afgelegen plek in <strong>de</strong> bosschen woont en een<br />
knap natuuron<strong>de</strong>rzoeker is. Hij wordt haar man en ze hebben een idyllisch leven<br />
ver van alle menschen, in <strong>de</strong> vrije natuur. De kwaal van Valencia verbetert overigens<br />
hoe langer hoe meer, en wanneer ze nu ont<strong>de</strong>kt dat <strong>de</strong> dokter haar een verkeer<strong>de</strong>n<br />
brief zond, en dat ze volstrekt niet dood zal gaan is ze ontzettend ontdaan. Zij<br />
vroeg Barney met haar te trouwen, hem zeggend dat ze heel gauw zou dood gaan,<br />
en nu heeft ze 't gevoel dat ze hem heeft bedrogen, door niet heusch dood te gaan.<br />
Natuurlijk komt alles op <strong>de</strong> beste manier in or<strong>de</strong>, na een paar verrassen<strong>de</strong><br />
ontknoopingen. De schrijfster heeft <strong>de</strong>n stijven familiekring heel humoristisch<br />
geteekend en ook van Valencia een ‘echte snoes’ gemaakt.<br />
D.G.W. in 1928<br />
16 kolommen druks méér<br />
De reorganisatie van ons blad in 1925 heeft ons een stuk ver<strong>de</strong>r gebracht. Maar<br />
tevre<strong>de</strong>n zijn wij nog bij lange na niet. D.G.W. moet véél beter, véél interessanter<br />
wor<strong>de</strong>n. Er moeten meer rubrieken komen en <strong>de</strong> boekbespreking moet<br />
systematischer geschie<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> rubriek ‘Uit <strong>de</strong> Tijdschriften’ dient in eere te wor<strong>de</strong>n<br />
hersteld, om nu maar niet meer te noemen. Daarom willen wij ons nogmaals<br />
opofferingen getroosten.<br />
Indien onze abonnés ons blijven steunen willen wij in 1928 nòg ½ vel druks (16<br />
kolom) méér geven dan thans. Ook typografische verbeteringen zullen wor<strong>de</strong>n<br />
aangebracht. Waartegenover slechts <strong>de</strong> zeer geringe abonnementsverhooging met<br />
f 0.50 per geheelen jaargang.<br />
Wij rekenen op Uw aller instemming!<br />
RED. EN UITGEVERS.<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>26</strong>