HET DOMPEATJEI
HET DOMPEATJEI
HET DOMPEATJEI
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
97e laargang. „YZ 1. 1 October 1894.<br />
<strong>HET</strong> <strong>DOMPEATJEI</strong><br />
VAN DEN OUDEN VALENTI7N.<br />
NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz.<br />
adxesseeren st.-Jorisstraat G. ¡47, t 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i.— ; fr. per post f 1.25 ; buitenland<br />
f i.6o. Men abonneert zich Voor een geheelen jaargatig.<br />
RUZIE ONDER DE BROEDERS.<br />
Er is ruzie uitgebroken, schrikkelijke ruzie onder de<br />
broeders van het schootsvel, die anders de wereld het schouwspel<br />
plachten te- leveren van de roerendste eenheid. De maconnieke<br />
tempel, anders zoo hecht en onwrikbaar staande op zijn<br />
geheime fondamenten, davert nu op zijn grondvesten. Bij<br />
honderden loopen de bouwlieden- er uit, met achterlating van<br />
schootsvel en kalkbak, gelijk de ratten het zinkende schip ver -laten. En de venerabelen, de<br />
grootmeesters, de heele potsierlijke<br />
hiërarchie stelt zich verschrikt te weer om den storm te bedaren,<br />
de gemoederen te sussen en de verloopende loges bij mekaar<br />
te houden.<br />
Wat is er gaande `?<br />
Het blijkt dat de beruchte Adriano Lemmi, de fanatieke<br />
jood van Livorno, die indertijd te Marseille een onteerend vonnis<br />
kreeg, door allerlei intriges en schurkerijen heeft weten te be<br />
werken dat hij den 2oen September van het vorig jaar tot<br />
algemeen opperhoofd der heele wereld-maconnerie verheven<br />
werd. Van dat oogenblik af moet het geweldig gespookt hebben<br />
in de loges zoo van de Oude als van de Nieuwe Wereld, daar<br />
al wat nog eenigszins aanspraak maakt op eer en fatsoen er<br />
voor bedankt als opperhoofd een kerel te huldigen, Wien van<br />
alle kanten de onteerendste beschuldigingen naar het hoofd<br />
werden geslingerd. Maar tot dusver bleven die uitbarstingen<br />
van verontwaardiging binnen ',de duistere spelonken der loges<br />
verborgen. Nu echter heeft zich de onderaardsche storm naar
uiten baan gebroken en staat voor alle _»profanen" openlijk<br />
in de bladen te lezen hoe de ,broeders elkander onderling in<br />
het haar zitten.<br />
Dat hebben zij te wijten vooreerst aan miss Diana Vaughan,<br />
een Amerikaansche dame, die in de maconnieke wereld aan<br />
gene - zijde van den Oceaan een hooge waardigheid bekleedde,<br />
namelijk die van »Groot-priesteres der Palladisten."<br />
Deze kwam met een heelen . nasleep van Amerikaansche<br />
vrijmetselaars in opstand tegen Adriano Lemmi en nam met<br />
groote verontwaardiging openlijk haar ontslag, niets meer wil<br />
weten van de vrij metselarij sinds die was overgeleverd-lende<br />
aan de leiding van zoo'n algemeen uitgekreten suet. «Het<br />
zou een groote begoocheling zijn,» schreef ze ronduit, «de<br />
nederlaag niet te bekennen ; de ware vrijmetselarij is dood;<br />
hoort de toejuichingen ter eere van de misdaad, die nu als<br />
hoogepriester optreedt ! dit zal de heele lijkrede zijn van de<br />
vermoorde.»<br />
Maar nog duidelijker kwam de broedertwist aan het licht,<br />
toen Margiotta, oud permanent inspecteur der mac.. loges en<br />
souvereln gedelegeerde van het Groot Centraal Directoire van<br />
Europa nog verder ging dan Diana; Vaughan en niet alleen de<br />
Loge, die een dief als Lemmi als haar opperhoofd huldigde,<br />
met verachting den rug toekeerde, maar openlijk tot het catholicisme<br />
overging.<br />
In' zijn brief aan Lemmi, die de .ronde gedaan -heeft door<br />
de heele pers, herinnert hij vooreerst hoe hij dezen nooit* als oppersten<br />
hoogepriester der vrijmetselarij heeft willen erkennen<br />
van wege zijn schandelijk verleden, o. a. zijn knoeierijen met. de<br />
geldmiddelen der Italiaansche vrijmetselarij ; hoe hij zich daar<br />
aanstonds heeft aangesloten bij den opstand der Ameri-<br />
-om<br />
kaansche maeons en in Italië zelf den veldtocht tegen Lemmi<br />
geopend :heeft »met al de maeons, die u verachten." En ver<br />
legt hij al de waardigheden neer, die hij in de orde-volgens<br />
bekleedde,: en zegt zijn • lidmaatschap op van een vereeniging,<br />
die Lemmi als haar , hoofd heeft gehandhaafd.<br />
„Daar gij," zegt hij, „de orde voorgoed in u belichaamt, kan<br />
ieder vrijmétselaar, die zich zelf respecteert, niet anders dan er zich<br />
uit terugtrekken ; want men moet wel diep verlaagd zijn om uw<br />
juk te dulden. Maar men nloet wel blind zijn, om niet de oogen<br />
te openen. Ik heb gezien en ik zie nog. " Gij kunt mijn naam<br />
tusschen de kolommen laten verbranden. Gij kunt mij aan alle<br />
helsche vervloekingen prijs geven. Ik. acht mid al te gelukkig dat<br />
ik de ketenen verbroken heb, die uw groote Bouwmeester oplegt;<br />
ík voel te veel vreugde, u te kunnen verklaren dat ik meer gedaan<br />
heb dan mijn ontslag nemen ; want ik heb het palladisme verzaakt
én heb mij bekeerd. Zing met uw waardige collega's het Gennaïth-Menngog<br />
en de Hymne aan Satan. Laat mij uit het Gouden<br />
Boek schrappen van het groot centraal directoire van Napels ; ik<br />
zal er de loges en driehoeken nooit meer van, inspecteeren ; hoe<br />
is het mogelijk, vraag ik mij af, dat ik nog niet verstikt ben door<br />
de giftige miasmen dier duistere holen.<br />
Die openlijke oorlogsverklaring van den gewezen Br.•. in<br />
den 33en gr.•. heeft de heele vrijmetselaarsbent, niet enkel in<br />
Italië, ' maar ook in Frankrijk in rep en roer gebracht. En geen<br />
wonder, het is de e e r s t e maal, naar Margiotta zelf schrijft, dat<br />
een lid van het hooge bestuur der Loge, wien de oogen opengaan,<br />
dit ter kennis • brengt van het publiek.. In een schrijven<br />
aan het katholieke blad La Croix deelt hij merkwaardige bijzonderheden<br />
mee omtrent de beweging, vooral in de loges door<br />
de verheffing van Lemmi tot oppersten hoogepriester verwekt.<br />
Zoo heeft het convent van het Fransche Groot- Oosten zich genoodzaakt<br />
gezien te verklaren, dat de loges van den Franschen<br />
ritus niet onder Lemmi , staan, om de br.•. der lagere gr.•., die<br />
na het protest van miss Vaughan niet meer te houden waren,<br />
tot bedaren te brengen,<br />
Die onverwachte onthulling, verhaalt hij, van een hoogere vrij<br />
gebouwd op de werkplaatsen der officieele ritussen, en-nietselarij,<br />
deze buiten hun weten besturende, heeft groote beweging verwekt<br />
onder de alledaagsche vrijmetselaars, die door Lemmi en zijn handlangers<br />
enkel goed geacht werden om de contributiën te betalen; velen<br />
onder hen ergerden er zich over, te hooren dat er aldus met hen<br />
werd gespeeld, dat men hen gebruikte, dat men hun geld aannam,<br />
terwijl men hen bij den neus leidde, en vooral dat een deel van<br />
hun geld de kassen ging stij ven van het opperste dogmatisch directoire<br />
van Charleston, van het uitvoerend souverein directoire te<br />
te Rome en van het uitvoerend souverein directoire van Berlijn.<br />
De menigte der ontslagnemingen, die zich daarop , hebben voorgedaan,<br />
is in de verschillende landen zoo aanmerkelijk geweest,<br />
dat overal de hoofden der verschillende officieele ritussen er bezorgd<br />
over werden en zij de massa der tot dusver zoo gewillige,<br />
maar nu volkomen weerspannig geworden schapen moesten geruststellen.<br />
Tot bewijs haalt Margiotta een schrijven aan van den<br />
Belgischen Br. . Goblet d'Alviella, ook een 33e gr.•., door Lemmi<br />
tot Patriarche racon émérite beige verheven. In dat schrijven,<br />
aan den oppersten hoogepriester gericht, klaagt de Belgische<br />
»Patriarch" steen en been over de ongezeglijkheid zijner kudde,<br />
sinds miss Vaughan door haar onthullingen de hoofden op hol<br />
heeft gebracht. Van alle kanten hoort men in de loges niets
anders dan gemopper tegen de buitenlandsche leiding der vrij -metselarij ;<br />
gestadig worden er lastige vragen gesteld omtrent<br />
het bestaan dier hoogere vrijmetselarij, waarvan men niets afwist.<br />
Als de Venerabele zelf niet tot de ingewijden behoort,<br />
ontkent hij natuurlijk alles met groote beslistheid en wint zoodoende<br />
het vertrouwen weer. Maar ongelukkig als ook hij tot<br />
de beter ingelichte, hoogere r.•. behoort ! Tian valt hij, onverwachts<br />
geïnterpelleerd, allicht door . de mand, en.... bij menigte<br />
loopen de br.•. de loge uit. Dat is alles de schuld van die<br />
onbeschaamde miss Vaughan, »die ons een ongehoord kwaad<br />
heeft gedaan."<br />
»Daar de besmetting alle Belgische loges aantast," klaagt<br />
br.•. Goblet, »en het in de andere. landen evenzoo moet wezen,<br />
zie ik slechts één redmiddel : men moet zich o v e r a l<br />
verstaan om vierkant te ontkennen. Geefspoedig<br />
het ordewoord ; het is hoog tijd tot handelen."<br />
Ten slotte zegt Br: . Goblet, dat in drie werkplaatsen van<br />
de lagere gr.•. besloten is tot het instellen van een commissie<br />
van toezicht, waarvan zelfs de »leerlingen" deel zouden uitma"'<br />
ken, en die zou hebben na t.e gaan waar de centen blijven.<br />
Dat is in Br.•. Goblet's oog natuurlijk de omverwerping van<br />
alle hiërarchie ei hij bezweert dus den hoogepriester, -zoo iets<br />
ergerlijks te verhoeden.<br />
Margiotta van zijn kant raadt daarentegen de vrij -metselaars van de heele<br />
wereld aan, het voorbeeld der Belgigische<br />
br.•. te volgen, en eens nauwkeurig na te gaan waar<br />
het geld blijft, dat zij met hun contributie bijeenbrengen. Dan<br />
zullen zij gauw merken dat er wel degelijk een hoogere vrij -metselarij<br />
bestaat, die de onnoozele stakkers exploiteert en<br />
waarvan Lemmi, de dief van Marseille, de baas is.<br />
Den Franschen br.•. deelt hij nog tot hun stichting mee,<br />
dat de Italiaansche loges, die door dik en dun met Lemmi meegaan,<br />
verwoede vijanden van Frankrijk zijn, terwijl de andere,<br />
die tegen hem in opstand zijn gekomen, groote sympathie heb -ben<br />
voor Frankrijk en daarentegen onverzoenlijke tegenstanders<br />
zijn van de Triple-Alliantie. De Fransche masons moeten nu<br />
zelf maar weten of zij nog langer willen staan onder het commando<br />
van den jood, die ondertusschen sinds 20 September<br />
1803 de opperste grootmeester is van de heele wereld.<br />
Uit het weinige wat w* * hier van Mar ;cotta's onthul<br />
fingen meedeelden, ziet de lezer duidelijk dat het leelijk misloopt<br />
met de eertijds zoo machtige vrijmetselarij. De lagere<br />
broeders beginnen de hooge op de vingers te kijken, en nu zij<br />
merken dat zij door deze als marionetten worden bestuurd,<br />
terwijl zij maar geregeld hun contributie hebben op te bren-
'- 5 --<br />
gen, krijgen zij hun bekomst van de hooggeroemde broeder<br />
zulke mooie woorden en hooge idealen-schap,<br />
die hen met<br />
wist aan den praat te houden. Zij bedanken er voor, zich te<br />
laten exploiteeren door een genieenen, wegens diefstal veroordeelde<br />
jood. Het spelletje heeft trouwens lang genoeg ge<br />
onbegrijpelijk hoe de onnoozelen zich zoo-duurd<br />
; het is nog<br />
lang hebben laten lijmen. Maar de onbeschaamdheid van<br />
Lemmi heeft de deur dicht gedaan.<br />
Het was te wenschen dat allen aldus de oogen opengingen<br />
en zij niet alleen gelijk miss Vaughan de Loge den rug toekeerden,<br />
maar ook als Margiotta den dienst van satan voor den<br />
dienst van God verwisselden. _ _ De bekeerde vrijmetselaar heeft<br />
aan zijn voormalige Amerikaansche collega een treffenden brief<br />
geschreven, om ook haar tot de volle erkentenis der waarheid<br />
te brengen.<br />
Ik heb de waarheid begrepen, schrijft hij. Zij is dat de God<br />
der katholieken de eenig ware God is ; dat Lucifer, in plaats , van<br />
zijn mededinger te zijn, die hein eens (volgens de leugen van het<br />
boek Apadno) op Saturnus zal vastketenen, slechts de gevallen<br />
aartsengel is, volgens de waarachtige overlevering van den : bijbel ;<br />
dat hij alleen doet wat de eenig ware God hem veroorlooft te doen;<br />
en dat, als de almachtige God der katholieken hem vrijen teu ;el<br />
laat om aan de menschen meer verdienste te geven om den hemel<br />
te winnen, hij zijn kwade driften, zijn boosheid botviert ; en alsdan<br />
toont hij ziin zwarte, eeuwig verdoemde ziel, door er behagen in<br />
te scheppen de zegepraal der Lernmi's te begunstigen.<br />
Ja, het is God die, de hooge vrijmetselarij ziende konkelen en<br />
het geheim convent van het -paleis Borghese bedisselen, tot<br />
Satan gezegd heeft : „Doe wat ge wilt," en Hij heeft het opperste<br />
hoogepriesterschap van zijn geheime kerk aan den man gegeven,<br />
die liet meest verdorven, het meest onwaardig, het meest misdadig is.<br />
Ziedaar de logica der feiten, die zich hebben voorgedaan. God,<br />
de eenig ware God, heeft dat toegelaten, opdat de vrijmetselarij zich<br />
duidelijk toone zooals zij is, opdat de schandelijkheid van haar<br />
bestuur ieder in de oogen blinke en de eerlijke verdwaalden zich<br />
van haar afwenden om tot de waarheid te komen.<br />
Ik heb, mijn dwaling erkennende, die voor Iiet heilig Officie<br />
afgezworen en ik verzeker u, waarde vriendin, dat mijn geweten<br />
daardoor van een zwaren last is verlicht.<br />
Van ganscher harte drukt hij , ten slotte de hoop uit,<br />
dat de ware God, dier, zij beiden zoo lang hebben - miskend,<br />
ook voor haar oogen het zuivere licht der waarheid doe<br />
schijnen. Als dat gebeuren mocht, zouden er stellig nog heel<br />
wat bekeeringen volgen ; maar als de onthullingen van den<br />
voormaligen »permanent-inspecteur" en de voormalige »g rootriesteres"<br />
ormtren t de schandelf' kheden van Lemmi en het
- 6 _ -.-.<br />
opperbestuur alvast dit gevolg hebben, dat alle rechtschapen<br />
vrij metselaars met walging de orde van satan den rug toekeeren,<br />
-dan is voorloopig. al genoeg gewonnen.<br />
En daartoe biedt de tegenwoordige oneenigheid onder<br />
de broeders alle kans.<br />
DE VLAMINGEN IN „DE GIDS". •<br />
Men beweert dat de Gids -- niet de nieuwe, jeugdige, dartele,<br />
band- en breidellooze, maar de oude, bedaagde en bedaarde, stemmige en<br />
stroeve, die aan den 12n jaargang van de vierde serie is --- nog altoos<br />
in het liberale Nederland een goed stuk van de „openbare meening"<br />
maakt. Als dat waar is, kan het der moeite waard zijn, eens uit eenige<br />
bladzijden van het Septembernommer bijeen te lezen wat in de naaste<br />
toekomst die „openbare meening" dreigt te worden over onze zuidelijke<br />
stam- en taalbroeders, de katholieke Vlamingen. De penuevoerder, die<br />
zich tot taak stelt Nederland in dezen voor te lichten, heet Cyriel Buysse,<br />
-- en de novelle, waarin zijn denkbeelden deels in het licht en deels in<br />
ondoordringbaren nevel gesteld zijn, heeft den schoonen, wel ietwat christelijk<br />
getinten titel Sursum Gorda ! Wat er intusschen h a r t v e r h e f f e n d s<br />
in het stuk moge te lezen zijn, zeker niet de beschrijving van de Vlamingen<br />
van Looverghem, — het dorp, waar het weinig belangwekkende verhaaltje<br />
zich afspeelt.<br />
„Wat vreeselijk lot voor een verstandig mensch, die gedwongen<br />
levenskring van kleingeestigheid en prozaïsme ! Wat dwaling, wat onzin<br />
zulke lieden te willen beschaven, te willen verheffen ! .... die grove, vuile<br />
boeren, als slaven aan den grond gehecht, onwetend van alles, gevoed<br />
als dieren, met aardappelen en roggebrood, en, gelijk boomen in de aarde,<br />
in de domheid hunner vooroordeelen vastgeworteld ! En die geringe<br />
buitenrenteniers. gelijk een onuitroeibaar ongedierte rondom hun dom<br />
kerktorentje vergaderd ! En die bekrompen winkeliertjes,<br />
-pervormig<br />
halsstarrig in hun kleingeestig begrip van den handel verdiept ! En die<br />
afschuwelijke kwezels, die,, gebogen onder haar zwarte kapmantels, met<br />
neergeslagen oogen en den paternoster in de hand, driemaal daags ter<br />
kerk gaan !" (bl. 381)<br />
Iets akeliger dan den paternoster en dat „driemaal daags ter kerk<br />
gaan" schijnt onze novellist niet te kennen. Althans hiermede eindigt
._.. 7 ._._.<br />
voorloopig de ontboezeming ! Toch zal dat „grof, vuil, onwetend, dom,<br />
bekrompen, kleingeestig en afschuwelijk ongedierte" nog afschuwelijker<br />
worden.. Daarvoor is alleen noodig dat het een missiepreek ga bij wonen<br />
Als zij den tempel binnengaan vindt de zeer opmerkzame schrijver „op<br />
nagenoeg ieder van die aangezichten ... denzelfden stempel van domheid,<br />
verdierlijking, van blind, bekrompen, onverdraagzaam fanatisme (bl. 396).<br />
In de kerk zelve ,,steeg van lieverlede, uit al die natte kleeren en uit al<br />
die samengedrongen lichamen een walgelijke geur op, die afzonderlijke<br />
stank der buitenkerken, die voorkomt als een mengsel van onzindelijke<br />
lichaamsuitwasemingen en verzuurd, rans beestenkooksel" (bl. 397). Geúrige<br />
stijl, in 't voorbijgaan gezegd. 't Is te hopen dat de lezeressen van<br />
den Gids van de nieuwste soort reukwater voorzien zijn. Natuurlijk<br />
worden later „de warme, walgelijke uitwasemingen steeds stikkender';<br />
(bl. 398). En de geloovigen zijn daar een „kudde vee" (bl. 400), tegelijk<br />
„dreigend en geterroriseerd" (bl. 404), een volk dat „zich eerst nu, in zijn<br />
ware licht, met zijn eindeloozen, wanhopigmakenden grond van bijgeloof<br />
en van vernedering ... openbaart;" ... „verdierlijkte aangezichten met . .<br />
woedende ... blikken" ... een „slaafsche, ellendige kudde," enz. enz.<br />
Een en ander stemt volkomen met een bezadigder geschreven<br />
maar even anti-katholiek artikel van Gittée in hetzelfde nommer. Daar<br />
is . Vlaanderen „eene uitgestrekte woestijn van scherp katholicisme" met<br />
eenige „liberale gemeenten als oasen" (bl. 513). En „de geringe ontwikkeling<br />
der boeren, hunne gedweeheid tegenover kerk en pastoor, moest<br />
(den liberalen) steeds als een schrikbeeld voor de oogen staan ..." Het<br />
platteland is „aan handen en voeten gebonden, in de macht geleverd<br />
van het fanatisme" (bl. 525).<br />
De oorzaak van al die domheid en verdierlijking en hoe het<br />
verder heet is natuurlijk ook voor den novellist de roomsche geestelijkheid,<br />
— met name de missiën der Paters Redemptoristen, die „in vreeselijke<br />
sermoenen de dorpelingen terroriseeren." De held van het verhaal heeft<br />
dan ook „de grove knepen van die predikatiën ontsluierd, de jacht op<br />
brutaal effekt, de dom-bombastische volzinnen, de stelselmatige bedoeling,<br />
het bekrompen en verschrikt auditorium door de overdrevene beschrijving<br />
van afschuwwekkende tafeleelen te overweldigen"... „Na zulke predi<br />
plaats van zich het hart verheven te voelen, komt de boer,<br />
-katiën, in<br />
de. werkman .'.. nog dommer en nog meer bekrompen van gedachten<br />
thuis als naar gewoonte. Hij heeft niets dan een indruk van afkeer en<br />
gruwel ondergaan, hij voelt zich dieper ; dan ooit in zijn afgrond van<br />
onwetendheid en slavernij verzonken. ' Maar dit is juist het doel, dat<br />
zij, die prediken, beoogen" (bi. 392 v:).<br />
En de schrijver wijdt een goed dozijn bladzijden aan de beschrij
ving van een dergelijke preek, een wanstaltige parodie natuurlijk, hoewel<br />
nog niet wanstaltig genoeg om met den aangehaalden onzin overeen<br />
te komen. Toch hooren en zien we beurtelings „een toon van boertige<br />
familiariteit," -- „een brusk-opgeruimden toon, met de gebiedende stem<br />
van een officier, die zijne soldaten commandeert" --- „gemaakt wanhopige<br />
gebaren" - een schertstoon — een „tiranniek bevel" -*eene ..hou-<br />
.<br />
ding, nog verstramd,... van een kampioen die in 't harnas gaat springen,"<br />
— oogen die „een booze, uitdagende fixiteit" krijgen, --- „de toenemende<br />
ontstuimigheid zijner bewegingen" --- „een bulderende stem" (met) „de<br />
-sidderende rechterhand oinhooggeheven," -- een „woedende blik." Eindelijk<br />
„predikte hij niet meer, maar schreeuwde, huilde, de oogen vlam<br />
beide armen, trillend van verontwaardiging ... uitgestoken, ...<br />
-mend, de<br />
met klimmenden nadruk, met uitpuilende, fonkelende oogen, met een<br />
brieschende, donderende stem, die schallend aan de vier hoeken der. kerk<br />
weergalmde, door krakende vuistslagen op den zoom van zijn daverenden<br />
predikstoel geponctueerd," — zoódat hij „door het overweldigende zijner<br />
woede geworgd" werd, ,terwijl het . groot koperen crucifix op zijne zwarte<br />
borst ontstuimiger schokte en danste, sombere, akelige vonken schietend."<br />
En de woede vervoerde hem nog heviger ; hij scheen uit zijnen predikstoel<br />
te zullen springen en hij antwoordde zelf met krachtige „neens" en<br />
dreunende vuistslagen op ieder zijner vragen" ..<br />
Wat als „de woorden van dien gemeenen, tempeestenden pater"<br />
wordt opgedischt, wil ik den lezer liever sparen. Hij kan het zich genoegzaain<br />
voorstellen. Eenigszins nieuw is overigens alleen de naam van<br />
Redemptorist ; in gewrochten van dit allooi treedt elders meestal een<br />
Jesuïet op.<br />
Niet lang geleden schreef mij een verdienstelijk Vlaamsch letterkundige,<br />
dat hij op de stadsbibliotheek te Antwerpen geen enkel katholiek<br />
Nederlandsch tijdschrift, maar wèl den Gids kon vinden. Dat verwondert<br />
niet. Antwerpen is ééne van de „oasen" van Gittée, en de naam „liberaal"<br />
verbergt in België nog meer onverdraagzaamheid dan in Nederland, —<br />
of liever verbergt ze volstrekt niet. Maar indien papa de Gids aldus<br />
tot den toon van de socialistische straatpers gaat afdalen om de Vlamingen<br />
door den modder te sleuren, -- dan vertrouwen we toch dat het<br />
beste deel van de Vlaamsche Scheldestad eindelijk eens tegen die bevoorrechting<br />
van het anti-Vlaamsche tijdschrift verzet zal aanteekenen.<br />
Overigens zullen de edele zonen van het .goede, vrome en vroolijke<br />
Vlaamsche land ran de buitensporigheden van een Cyriel Buysse wel<br />
geen tering zetten,<br />
ALFRED.
DE DYNASTIE DER BOURBONS. (')<br />
I.<br />
Het overlijden van den graaf van Parijs, uit het huis van Orleans,<br />
pretendent naar den Franschen troon, na den dood van den graaf van<br />
Chambord,. den laatsten spruit van den- Franschen (en oudsten) tak der<br />
Bourbons, : heeft weer : een keer te meer de aandacht gevestigd op deze<br />
machtige dynastie, die een eeuw lang aan Europa de wet stelde en in<br />
vier landen haar leden ten troon verhief. Een dynastie, die na een eeuw<br />
van macht en roem, ook een eeuw kende van .kwijning en verval. Een<br />
dynastie, die in Frankrijk en Spanje, in Napels en Parma, door geweld<br />
van wapenen gevest, in alle vier die landen door geweld verdreven werd.<br />
Alleen Spanje riep na een tusschenpoos van zeven jaar de Bourbons<br />
terug, wier hoop voor de toekomst thans uitsluitend rust op een kind<br />
van acht jaar.. Sic transit gloria mundi !<br />
De naam Bourbon is afkomstig van een kasteel in het voorma<br />
waaraan een niet onaanzienlijke seigneurie verbonden-lige<br />
Bourbonnais,<br />
was. De eerste sire van dit geslacht was Adhémar, een bloedverwant van<br />
Karel Martel. Spoedig namen zijn nakomelingen in macht en aanzien<br />
toe, zoo zelfs, dat Beatrix van Bourbon in 1272 huwde met Robert, den<br />
zesden zoon van Lodewijk den Heilige, en onder hun zoon de seigneurie<br />
Bourbonnais tot een hertogdom verheven werd. Drie eeuwen lang bekleedden<br />
de Bourbons een roemvolle plaats in de geschiedenis van<br />
Frankrijk, streden te Poitiers en Azincourt als helden tegen de Engelschen<br />
en werden zelfs vermaagschapt met het regeerende huis der Valois.<br />
Omstreeks het midden der zestiende eeuw huwde Antoine van<br />
Bourbon, hertog van Vendome, niet Jeanne d'Albret, de dochter en erfgename<br />
van koning Hendrik van Navarre en Margareta van Valois, een zuster van<br />
.koning Frans I van Frankrijk. Hun zoon was Hendrik, na den dood zijner<br />
moeder koning van Navarre en na den moord op Hendrik III, met Wien<br />
in 1589 het huis Valois uitstierf, koning van Frankrijk als Hendrik IV<br />
en de eerste Fransche koning uit het huis der Bourbons.<br />
Met wapengeweld moest Hendrik IV zich den weg naar den<br />
troon banen, want door zijn moeder Jeanne d'Albret, een dweepzieke<br />
(1) Bij deze studie zijn eenige genealogische tabellen gevoegd, waarvan<br />
rnen er reeds een hierachter vindt. Men beschouwe ze niet als den volledigen<br />
geslachtsboom der Bourbons, maar enkel als een beknopt overzicht tot gemak vary<br />
`den lezer.
10 --<br />
Hugenote, was hij in den protestantschen godsdienst opgevoed. De katholieke<br />
ligue wilde geen kétter aan het hoofd der regeering, trad tegen<br />
hem in het veld en riep kardinaal Karel van Bourbon, een oom van<br />
Hendrik IV, tot koning uit. Doch de kardinaal stierf reeds het volgende<br />
Jaar, de ligue was verdeeld en Hendrik ,kreeg hulp in geld en manschappen<br />
van zijn geloofsgenooten in Duitschland, Engeland en Nederland.<br />
Toch • zou het hem niet gelukt zijn, den Franschen troon te veroveren<br />
en zich staande te houden, indien hij zich niet in 1593 tot het catholicisme<br />
had ' bekeerd, waardoor het hoofdbezwaar der katholieken wegviel.<br />
Hendrik IV was er met alle kracht op uit, de macht van Frankrijk<br />
en het aanzien van zijn .huis te verhoogen, en vond tot het bereiken<br />
van zijn doel een geschikt werktuig in den schranderen staatsman Sully,<br />
zooals zijn opvolgers dat von den in hun ministers Richelieu en Mazarin,<br />
Colbert en ' ;Louvois, die evenwel . dikwijls in plaats van werktuigen de<br />
voornaamste handelende personen waren.<br />
Had Hendrik zich nog moeten vergenoegen met een prinses van<br />
den derden rang tot vrouw, een dochter van den hertog van Toscane,<br />
zijn kinderen deden schitterende huwelijken. Zijn zoon Lodewijk huwde<br />
met een prinses uit het machtige huis van Habsburg, Anna van Oostenrijk,<br />
een dochter van koning Filips III van Spanje ; zijn dochter Elisabeth<br />
met den lateren koning Filips IV van Spanje ; zijn dochter Henriette met<br />
Karel I van Engeland. Doch van den glans, waarmee het huis Bourbon<br />
door deze verbintenissen omgeven werd, zou Hendrik geen getuige meer<br />
zijn, daar hij reeds in 1610 viel onder den dolk van den sluipmoordenaar<br />
Ravaillac. Met zijn dood vielen ook zijn weidsche plannen, als het<br />
stichten van een grooten Europeeschen Statenbond en het knotten van<br />
de macht der Habsburgers, die toen op haar middaghoogte, stond, in<br />
duigen.<br />
Een kind werd nu koning van Frankrijk, want Lodewijk XIII<br />
was bij het overlijden zijns vaders nog maar negen jaar oud.<br />
De koningin-moeder, Maria dei Medici, nam het regentschap op<br />
zich, terwijl de geslepen Richelieu de buitenlandsche staatkunde leidde,<br />
die geen ander wit had, dan wat honderd jaar lang het eenig streven<br />
der Bourbons geweest is : de vernedering van het huis Habsburg. En dit,<br />
terwijl de koning -met een prinses uit dat huis was gehuwd. Maar wat<br />
kijkt* de staatkunde daarnaai Even weinig als zij er naar keek, toen<br />
Frankrijk Engeland den oorlog verklaarde, dat 's konings zuster de echt<br />
Engeland. Zoo immoreel was de politiek,<br />
-genoote was van Karel I van<br />
dat het katholieke Frankrijk zich in het laatste tijdvak van den dertig<br />
oorlog met het protestantsche Zweden verbond, en later zelfs-jarigen<br />
Lodewijk XIV de Halve' Maan met geld tegen Oostenrijk ondersteunde;<br />
alleen om de katholieke dynastie der Habsburgers ten val te brengen.
-- 1 1 ---<br />
Pas in den kracht .van den mannelijken leeftijd overleed Lodewijk<br />
XIII reeds in 1643 en werd opgevolgd door Lodewijk XIV, alweer<br />
een kind. Maar uit dit kind zou de geweldige roi-soleil groeien, de man,<br />
die tot leuze had : l'état o'est moi en die, met Mazarin, Colbert en Louvois<br />
als ministers, en Turenne, Conde, Luxembourg, Bouflers, Catinat, Vendome,<br />
Vauban als veldheeren, een halve eeuw lang de schrik en de geesel van<br />
Europa zou zijn.<br />
Ook hij huwde met een prinses der I-Iabsburgers, een dochter<br />
*an Filips IV van Spanje, maar ook hij had geen ander doel, dan het<br />
Oostenrijksche huis te overvleugelen en Frankrijk tot de eerste mogendheid<br />
van Europa te maken. Het is hem gelukt, maar, helaas ! ten koste<br />
van hoeveel tranen en bloed.<br />
In 1665 legde Lodewijk XIV het eerste proefstuk af van zijn<br />
trouwelooze staatkunde. In dat jaar stierf zijn schoonvader Filips , IV<br />
van Spanje, en nu wilde Lodewijk diens opvolger, den minderjarigen<br />
Karel II, de Spaansche Nederlanden afhandig maken, die, naar hij<br />
beweerde, zijn gemalin Maria Teresia krachtens het devolutie-recht toekwamen.<br />
Dit recht van devolutie of afwenteling was een in die provinciën<br />
geldend privaatrecht, volgens hetwelk alleen de uit een eerste huwelijk<br />
gesproten kinderen de goederen der ouders, staande dit huweliik gewonnen,<br />
moesten erven. De Zuidelijke Nederlanden nu waren in 1621, bij het overlijden<br />
van Albertus van Oostenrijk, aan de kroon van Spanje teruggevallen,<br />
vóór het overlij den van Filips' eerste gemalin Isabella (Elisabeth), een dochter<br />
van Hendrik IV. De eenige spruit uit dat huwelijk was in 1665 Maria<br />
Teresia, zoodat wel haar, doch dan ook haar persoonlijk, en niet aan den<br />
koning van Frankrijk, de Spaansche Nederlanden konden toekomen. Tcn<br />
overvloede had zij vóór haar huwelijk met den Franschen vorst van<br />
haar aanspraken op die gewesten afstand gedaan. Maar Lodewijk keek,<br />
nu evenmin als later, nauw, als hij zijn gebied vergrooten en zijn macht<br />
uitbreiden kon.<br />
Daar Spanje niet geneigd was, Lodewijks eischen in te willigen,<br />
brak een oorlog uit, waarbij eerstgenoemd land steun vond bij Nederland,<br />
Engeland en Zweden, door toedoen vooral van Jan de Witt, die het gevaar<br />
inzag, dat ook de Republiek der Zeven Gewesten van den kant van den<br />
eerzuchtigen Lodewijk dreigde. Deze achtte zich toen tegen de overmacht<br />
nog niet opgewassen en sloot in 1668 den vrede van Aken. Toch was<br />
hem bij deze gelegenheid reeds als eerste oorlogsbuit Fransch-Vlaanderen<br />
in den schoot gevallen.<br />
Maar met deze betrekkelijk kleine gebiedsvergrooting stelde<br />
Lodewijk zich lang niet tevreden. Uitstel is geen afstel, dacht hij, en -reeds<br />
in 1672 vatte hij, thans door Engeland gesteund, de wapens weer tegen
m~ 12 --<br />
de republiek . op, wie hij het niet kon vergeven, dat zij hem bij zijn veroveringsplannen<br />
den voet had dwars gezet. Doch ook deze oorlog had niet<br />
het gewenschte gevolg, daar Engeland, den krijg spoedig moede - werd<br />
en de Republiek bondgenooten vond in Denemarken, . keizer Leopold I<br />
en Spanje. Ook nu was deze coalitie Lodewijk nog te machtig. Door<br />
zijn arglistige staatkunde echter wist hij zich ,bij den vrede van Nijmegen<br />
in 1678 het bezit van Franche-Cornté te verzekeren.<br />
Thans wapende hij zich uit alle macht en bereidde zich in<br />
stilte voor .. tot den geweldigen negenjarigen -oorlog, waarin Frankrijk,<br />
alleen staande tegen half. Europa, toch de overwinning zou behalen. Lodewijks<br />
eerzucht en willekeur bracht een groot verbond tot stand, waarvan<br />
onze stadhouder Willem III de ziel was. De keizer, Spanje, Nederland,<br />
Savoye, later ook Engeland, toen Willem III er zijn schoonvader ver<br />
sloten zich vast aaneen, om .aan Lodewijks veroveringszucht-dreven<br />
had,<br />
paal en perk te stellen. Zooals men ziet, namen zelfs Lodewijks zwager,<br />
Karel II van Spanje, en . zijn oom, Victor Amadeus van Savoye, aan deze<br />
coalitie deel, omdat de Fransche koning een dreigend gevaar voor den<br />
Europeeschen vrede wa.<br />
De krijgskans was Lodewijk gunstig : bij Fleurus, Steenkerken,<br />
Landen en Neerwinden werden de geallieerden geslagen. Toch haakte<br />
hij naar den vrede, die dan ook in 1697 te Rijswijk gesloten werd, omdat<br />
hij nog grootscher plannen koesterde en zijn krachten voor een nood<br />
gelegenheid wilde sparen.<br />
De dood van den Spaanschen koning Karel II, die kinderloos<br />
was kon elk oogenblik te gemoet gezien worden en dan zou natuurlijk de<br />
vraag rij zen, wie zijn opvolger zou worden in het uitgestrekte Spaansche rijk.<br />
Lodewijk nu had al een heel. verdeelingsplan klaar en wist er<br />
Engeland en de Nederlanden voor te winnen, terwijl keizer Leopold, die,<br />
als met Karel II verwant, natuurlijk de Spaansche monarchie voor een<br />
zijner zoons zou opeischen, er buiten gehouden werd. Het verdeelingsplan<br />
kwam . hierop neer, dat Spanje, de Zuidelijke Nederlanden en<br />
Amerika zouden komen aan den keurprins van Beieren, Jozef Ferdinand,<br />
terwijl de dauphijn Napels en Sicilië, en Leopolds tweede zoon<br />
Karel Milaan zou krijgen. Maar daar stierf in 1699 de Beiersche keur<br />
Geen nood, de berenhuid werd nu op een andere manier ver<br />
-prins.<br />
Aartshertog Karel werd het aandeel van den keurprins toege-<br />
-deeld.<br />
dacht, en den Franschen dauphijn de beide Siciliën en Lotharingen, welks<br />
hertog dan met Milaan zou worden schadeloos ges`eld.<br />
Toen nu Karel II in 1700 stierf en zijn testament geopend werd,<br />
bleek, dat Filips van Anjou, de tweede zoon van den dauphijn, tot<br />
universeelen erfgenaam van het heele Spaansche rijk was benoemd, dat<br />
onder geen enkele voorwaarde verdeeld of verbrokkeld mocht worden.<br />
-zakelijker
4 9 -r-<br />
Lodewijk was hiermee natuurlijk ook zeer tevreden, maar noch<br />
de keizer, die zijn aanspraken op de erfenis deed gelden, noch Engeland,<br />
noch Nederland, noch Pruisen, noch Portugal, noch Savoye, die terecht<br />
vreesden, dat de Bourbons door het bezit van Frankrijk, Spanje, de<br />
Zuidelijke Nederlanden, Napels, Milaan, Amerika, overmachtig worden en<br />
den vrede in gevaar zouden brengen. Van weerszijden rustte men zich<br />
tot den oorlog toe : aan den eenen kant een coalitie, als Europa nog<br />
nooit gezien had, aan den anderen Frankrijk, alleen door de keurvorsten<br />
van Beieren en Keulen gesteund.<br />
Thans echter taande Lodewijks geluksster; zijn bekwaamste veldheeren,<br />
Tiirenne, Condé, Luxembourg, waren hem ontvallen, terwijl de<br />
bondgenooten in Marlborough, prins Eugenius, Jan Willem Friso en<br />
Ouwerkerk veldoversten bezaten, die de Fransche legers bij Hochstädt,<br />
Ramillies en Turijn gevoelige nederlagen toebrachten.<br />
Reeds in 1708 kwam Lodewijk met vredesvoorstellen voor den<br />
dag : hij wilde Spanje en Amerika aan aartshertog Karel en de Zuidelijke<br />
Nederlanden aan 'de Zeven, Gewesten afstaan, terwijl hij voor zijn kleinzoon<br />
alleen Napels en Sicilië verlangde. Maar zijn voorstellen werden<br />
van de hand gewezen en de oorlog voortgezet. Te Oudenaarde werden<br />
de Franschen opnieuw verslagen en Lodewijk bad nogmaals om den<br />
vrede. Doch de eischen der bondgenooten waren zoo buitensporig : alles<br />
aan aartshertog Karel afstaan, bovendien nog Straatsburg en den Elzas,<br />
en zelf zijn kleinzoon met geweld uit Spanje verdrijven, dat Lodewijk<br />
besloot, een uiterste kans te wagen. Doch ook deze kaart was hem ongunstig<br />
: in den bloedigen slag van Malplaquet werd het Fransche leger<br />
vernietigd. Voor de derde maal smeekte Lodewijk om vrede; hij wilde<br />
in allesbewilligen, zelfs een millioen franks per maand aan de bondgenoten<br />
betalen, om, Filips te verdrijven, als men hem maar niet dwong,<br />
zelf zijn kleinzoon te beoorlogen.<br />
In hun dwaze verblindheid bleven de geallieerden bij hun ongehoorden<br />
eisch. Doch nu keerde plotseling, tegen aller verwachting, de<br />
kans. Keizer Jozef I (zijn vader Leopold I was al in 1705 overleden) stierf<br />
in 1711 , en, nu werd zijn broeder, de aartshertog Karel, keizer. Hadden<br />
de overige bondgenooten tot -dusver gevreesd voor te groote macht der<br />
Bourbons, nu duchtten zij het overwicht der Habsburgers, indien keizer<br />
Karel nog de heele Spaansche monarchie zou ten deel vallen. Hier<br />
kwam nog bij, dat Marlborough, * door den val van het Whig-ministerie<br />
en liet optreden van een Tory-kabinet, werd teruggeroepen en in zijn plaats<br />
aangesteld de hertog van Ormond, die in last had, zich zooveel mogelijk<br />
van allen strijd te onthouden. Door de lauwheid der meeste geallieerden<br />
en dè onthouding van Engeland gelukte het Villars, prins Eugenius<br />
bij Denain te verslaan,
Gaston Elisabeth .<br />
14<br />
DE BOURBONS IN FRANKRIJK..<br />
I.<br />
Antoine van Bourbon.<br />
X<br />
,Jeanne d'Albret.<br />
HENDRIK IV t 1610.<br />
x<br />
Maria dei Medici.<br />
_/-<br />
LODEWIJK XIII t 1643. Christine. Henriette.<br />
van Orleans. X x x ^C<br />
(uiige- Filips IV Anna v. Oostenrijk Victor Amadeus Karel I<br />
storven.) v. Spanje. (docht. v. Filips III). van Savoye. v. Engeland.<br />
LODEWIJK XIV t 1715. Flips van Orleans, t 1701.<br />
X - stamvader van het<br />
Maria Teresia huis Orleans.<br />
(dochter van Filips IV).<br />
Dauphijn Lodewijk t 1711,<br />
X<br />
Maria Anna van Beieren.<br />
FILIPS V..ANJou t 1746, Lodewijk t 1712. Karel v. Bern tX714.<br />
stamvader der<br />
Spaansche Bourbons.<br />
Dit was het laatste bedrijf uit den bloedigen Spaanschen successie<br />
werd nu te Utrecht over den vrede onderhandeld, en de-oorlog.<br />
Er<br />
Fransche vertegenwoordiger, de abbé de Polignac, voegde bij die gelegenheid<br />
den Nederlandschen gezanten, die hem bij vorige onderhandelingen<br />
door hun hooghartigheid en buitensporige eischen diep hadden vernederd,<br />
de historische woorden toe : Nous traiterons de vous,, nous..traiterons<br />
chez vous, nous traiterons sans vous. Lodewijks kleinzoon behield Spanje<br />
en de 'bezittingen buiten Europa, terwijl de Spaansche Nederlanden'<br />
Napels, Milaan en Sardinië aan den keizer kwamen. Deze - weigerde<br />
eerst, maar een jaar later moest hij, door zijn bondgenooten verlaten, bij<br />
den vrede van Rastadt zich bij- de gemaakte verdeeling wel neerleggen.<br />
Het huis Bourbon had het toppunt van zijn macht , bereikt en<br />
door geweld van wapenen zijn dynastie ook in Spanje gevest.<br />
(Wordt vervolgd.)<br />
GEOS.
15 —,-<br />
<strong>HET</strong> PROTESTANTSCH E EN <strong>HET</strong> .KATHOLIEKE ROME.<br />
De tegenstelling is niet van.. onze vinding. Het zou nooit in ons<br />
opgekomen zijn, tegenover het Katholieke Rome met zij.n. honderden<br />
millioenen trouwe geloovigen als pendant het Calvinistische Genève te<br />
stellen met zijn armzalig,, dagelijks slinkend groepje aanhangers. Neen,<br />
dat onbeduidende, in den geweldigen strijd onzer dagen half vergeten<br />
Genève heeft zelf de pretentie zich om zoo te zeggen met Rome op ééne<br />
lijn te stellen, ja zich hooghartig er boven te plaatsen.<br />
Men moet nani.elijk weten dat het consistorie van Genève, bij<br />
gelegenheid van het uitschrijven van een gezamenlijken vastendag een<br />
. rondgaanden brief 'heeft uitgevaardigd, waarin het zich, naar aanleiding<br />
der hoop, door den H. Vader in zijn jongste encycliek, betreffende den<br />
terugkeer der Protestantsche naties tot de Moederkerk uitgedrukt,, zich<br />
volgenderwijze uitlaat:<br />
,,Hoe verlangend wij ook zijn, in vrede met - alle , menschen te<br />
leven, zullen wij nooit aan de Roomsche Kerk onze vrijheid van geweten<br />
ten offer; brengen ; wij zullen nooit het hoofd buigen onder het juk<br />
van een man, die zijn gezag in de plaats stelt van dat van Christus.<br />
„In naam van het Protestantsche Rome, antwoorden wij fier :<br />
dat kunnen wij niet !"<br />
't Is kranig ! Maar de Osservatore Romano, die dit manmoedige<br />
protest in zijn kolommen overnam, voegde er de volgende leuke opmerking<br />
bij, die wel geschikt is, den overmoed van het Protestantsche Rome<br />
een . weinig,. te fnuiken.<br />
„Het P r o t e s t a n t s c h e R o m e," merkt het blad op, daarmee<br />
blijkbaar in het bijzonder op de stad Genève doelende, „telt 'reeds meer<br />
Katholieken dan Protestanten, en dezen zijn daarbij - nog onderverdeeld<br />
in een menigte kerkjes.<br />
Het Katholieke Rome telt bij de driehonderd millioen<br />
getrouwen over de heele, oppervlakte der aarde en hun aantal neemt<br />
federen dag toe.<br />
Daaren tegen heeft het Pro t e s t a n t s c h e Rome maar eenige<br />
duizenden aanhangers, wier getal gestadig inkrimpt.<br />
Het is dus op zijn minst genomen curieus, een handjevol<br />
Lutherschen, Calvinisten, Zwinglianen en wie weet hoeveel andere soorten<br />
van geloovigen e wangeloovigen _ te, hooren verklaren dat zij hun vrij<br />
Neid van geweten niet aan de Roomsche Kerk willen ten offer brengen
4~ f3 o~<br />
Die protesten mogen vóór alles gericht heeten tot die uitnemende<br />
geesten, welke, onder de Anglicanen en andere Protestanten, juist door<br />
van hun volle gewetensvrijheid gebruik te maken, in den schoot der<br />
Roonische Kerk terugkeeren."<br />
Het is vermakelijk, de mannen van het vrije onderzoek en der<br />
onbeperkte vrijheid van geweten juist in naam van die voorgewende<br />
vrijheden zich zelven en hun volgelingen den pas tot den terugkeer in<br />
de aloude Moederkerk te zien afsnijden. Die vrijheid zet de deur open<br />
voor alle dwalingen, maar houdt onverbiddelijk den toegang afgesloten<br />
tot de waarheid.<br />
EEN WOORD VAN LEMMI.<br />
In verband met hetgeen in ons hoofdartikel te lezen staat over<br />
de beweging, die zich in de • loge tegen haar oppersten hoogepriester<br />
Adriano Lemmi openbaart, is het niet onaardig de aandacht te vestigen<br />
op » hetgeen deze voor een paar dagen _gezegd heeft bij de opening van<br />
een vrijmetselaarscongres te Milan.<br />
Na verzekerd te hebben dat de vrij metselarij „besloten was, den<br />
oorlog tegen het clericalisme voort te zetten," en met name te eischen<br />
„de opheffing der godsdienstige congregaties, die : zich ondanks de wet<br />
hebben vermenigvuldigd," zinspeelde de oppergrootineester op de veelbesproken<br />
rede van Crispi te Napels, waarin deze oude vrijdenker God te<br />
hulp riep in deze booze tijden. Lemma zeide naar aanleiding daarvan,<br />
dat „de . staatslieden zich bedrogen, welke het oude aphorisme ophaalden,<br />
dat God de beste politie-agent was."<br />
Met andere woorden, de maatschappij kan den goeden God als<br />
rustbewaarder missen. Ondertusschen mag Lemmi alvast wel naar een<br />
politie-agent omzien tot handhaving der orde onder zijn in opstand<br />
gekomen br.-.<br />
INHOUD : Ruzie onder de broeders. -- De Vlamingen in »de Gids,' door Alfred. —<br />
De dynastie der Bourbons, door Geos. -- liet protestantsche en liet katholieke<br />
Rome. -- Een woord van Leml ni.
f2le Jaargäfig. 2. 15 October 1894.<br />
<strong>HET</strong> Q,M ,FERTJE<br />
VAN DEN'OUDEN VALENTIJN,<br />
(NIEUWE ÉtEEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz. te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, t 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i. —; fr. per post f 1.25; buitenland<br />
f z.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
DAPPER MAAR DOM.<br />
Het is bekend dat de Atjehers van de Hollanders, die<br />
hun nu al een twintig jaar den oorlog aandoen, getuigen dat<br />
zij dapper, maar dom zijn. Als men de uitvoerige berichten<br />
leest, door de jongste mail omtrent de gebeurtenissen in Lombok<br />
aangebracht, en vooral de beschouwingen, door de Indische<br />
pers daaraan toegevoegd, is men allicht geneigd, den sluwen<br />
Atjehèr gelijk 1e geven. Dapperheid, heldhaftige moed, niets<br />
ontziende doodsverachting, ze schitteren ons te en uit die lange<br />
kolommen, waarin ons stuksgewijs de verschi lende episoden ,<br />
van liet groote, treurige drama worden verhaald. Maar helaas,<br />
naast die bewijzen van bewonderenswaardigen moed, vinden<br />
wij staaltjes van..... domheid (men aarzelt het woord neer te<br />
schrijven), waardoor al die moed totaal nutteloos gemaakt wordt.<br />
Waaraan moet men anders denken dan domheid, als<br />
men nagaat wat de Java-bode, blijkbaar met volle recht schreef:<br />
„niet een afgedwaald detachement is door een overmachtigen<br />
vijand overvallen en afgemaakt, maar een hoofdkwartier is<br />
verrast, een bivouak met twee generaals, met stafofficieren, van<br />
alle hulpmiddelen der krijgswetenschap voorzien, met soldaten,<br />
die nog geen gelegenheid hadden gehad zich te vermoeien.<br />
En de vijand, die dat deed, kwam niet van verre en ongezien,<br />
zoodat op zijn komst niet te rekenen viel, neen, hij was naast<br />
onze troepen gelegerd en toch had hij zich ongemerkt zoo<br />
weten op te stellen, dat hij die troepen onder vuur kon nemen,<br />
maar die troepen omgekeerd niet hem."
- 1 g ._.<br />
Dat het zoo en niet anders gegaan is, blYjkt uit de volkomen,<br />
onwedersprekelijke overeenstemming van al de berichten.<br />
De onzen lagen in een open bivak vlak over de vorsten -verblijven,<br />
waaruit zij zoo verraderlijk bestookt zouden worden.<br />
Nog sterker, onze aanvoerders hadden zelf in die poeri's gelogeer.d<br />
; zij waren zelf herhaaldelijk binnen de omheining geweest,<br />
waarbinnen het verraad broeide, en zij hadden er niets<br />
:van gemerkt ! Zij hadden zich laten bedotten door de mooie<br />
praatjes der Balineezen, dat het tegen hun adat streed, de<br />
vreemdelingen verder toe te laten dan in het voorportaal. Men<br />
liet hen alles . kijken, al het moois van de vorstenverblijven<br />
bewonderen ; zij konden er zich zelfs van overtuigen dat daar<br />
al de portretten hingen van de Europeesche vorsten, met uit -zondering<br />
alleen van dat onzer koningin, die de vorst van<br />
Lombok notabene als vasal heet te huldigen; en verder schenen<br />
onze goedbloeds ook naar niets meer nieuwsgierig te zijn.<br />
Toch moesten zij op het laatst wel merken dat hun<br />
lieve gastheeren niet zoo goed te vertrouwen waren. Kapitein<br />
Manders, die, terwijl hij voor de poeri het geld van de oorlogschatting<br />
zat te tellen, een leege jeneverflesch naar het hoofd<br />
kreeg, zal dit toch wel niet beschouwd hebben als ook geëischt<br />
door den adat. En toen het opstuiven van een Baliër, die een<br />
paar droppels water tegen zijn lijf gekregen had, aanleiding<br />
gaf tot een opstootje, waarbij duizenden zwaar gewapende<br />
Balineezen uit alle hoeken en gaten te voorschijn kwamen,<br />
moeten onze mannen toch wel lont geroken hebben.<br />
inderdaad bleken zij een beetje ongerust en vroegen<br />
opheldering aan.... den braven Goesti Djilantik, die immers<br />
den Hollandsehen opperbevelhebber meer liefhad dan zijn eigen<br />
vader ! Toevallig was dit teerhartige heerschap ziek, maar<br />
bleek later niet thuis te zijn. Er werd aan de soldaten in het<br />
bivak last gegeven de grootste waakzaamheid te betrachten,<br />
en ten slotte vonden ook de aanvoerders het binnen die gezellige<br />
roeri's niet veilig meer, maar namen op hun beurt de<br />
wijk in het bivak.<br />
In het bivak ! Alsof het daar veiliger was, in het open<br />
veld, van vier kanten ingesloten door Balineesche verblijven.<br />
En niettegenstaande de aanvoerders blijkbaar de Balinieezèn<br />
niet meer vertrouwen, blijven zij toch vlak in het bereik van<br />
hun geschut gelegerd. Het komt niet in hen op, een veiliger<br />
schuilplaats te zoeken, en de verraders, die blijkbaar op een<br />
overrompeling zinnen, vóór te zijn.. Neen, rustig schijnen ze<br />
die overrompeling af te wachten.<br />
En niet tevreden met aldus het hoofdkwartier als op-
-- 1 9 --<br />
zettelijk aan vernietiging 'bloot te stellen, wordt zelfs de kolonne<br />
; Van Pabst nog, men zou bijna zeggen, met moedwil<br />
opgeofferd. De generaal schrijft den overste een briefje om<br />
hem : te gelasten naar Tjalira-Negara te trekken, waar deze niets<br />
vermoedend binnenrúkt, om met zijn manschappen verraderlijk<br />
neergeschoten te worden ! 't Zou ons niets verwonderen als<br />
kapitein Christan, bij zijn terugkeer door -den generaal begroet<br />
,met. de :woorden : «Zoo ben jij daar ?» daarop geantwoord<br />
had, gelijk gemeld wordt : «Ja, daar ben ik, maar het is uw<br />
schuld dat ik zoo weinig, van mijn mannen heb kunnen<br />
terugbrengen."<br />
Aan waarschuwingen blijkt het den generaal niet te<br />
hebben- ontbroken, maar nog den eigen middag vóór de overrompeling<br />
moet hij iemand, die hem opmerkzaam maakte dat<br />
de Baliërs zich in hun huizen verzamelden en men hen met<br />
geweren gezien had, hebben toegesnauwd : «kom mij nu niet<br />
meer met dien nonsens aan !»<br />
Later, toen de kogel eenmaal door de kerk was, moet<br />
de generaal, die aldus met het gevaar scheen te spotten, als<br />
om zijn zorgeloosheid goed te maken, zich met ware doods<br />
heetste vuur geworpen hebben. 't Scheen-verachting<br />
in het<br />
er hem om te doen, de kogels te gemoet te gaan, die intusschen<br />
hèm spaarden, terwijl zij tal van andere braven de borst<br />
doorboorden. Maar is dit niet de dapperheid en... domheid<br />
-ten toppunt gevoerd `? Wat 'beteekent een ' eneraal, die in liet<br />
uur , van gevaar, in plaats ' van op de redding der zij nen bedacht<br />
.te zijn, zelf den dood zoekt<br />
1 Maar behalve van den generaal, vernemen wij ook van<br />
andere autoriteiten de wonderlijkste staaltjes van... domheid.<br />
De -Balineezen .waren, zoo,,lezen we, met beter geweren gewapend<br />
dan de. onze. Hoe kwamen zij daaraan.`? Wij lezen dat<br />
weinige dagen te voren , een bezending wapenen voor den<br />
vorst van . Lombok in de haven van Ampenan was aangekomen'<br />
De wacht hield ze aan, maar de bevelhebber gelastte<br />
dat men ze eenvoudig zou doorsturen ! Die geweren zouden<br />
den - Balinéezen te pas körnen om hún lieve vrienden, de goed<br />
neer te schieten.<br />
-geloovige Hollanders;<br />
Ten slotte nog een staaltje. Volgens een officieelë mededeeling,<br />
kwamen de granaten of kartetsen, waarmee de marine<br />
Mataran had • te burrlbardeeren, niet daar, maar daarnaast neer!<br />
«Hebben - e - dan wezenlij k -, een paar , maanden lang vlak voor<br />
Matara .,e,n; ; jakra-Neg ra gelegen vraagt de Soes. Gt. --- met<br />
onze. , tropfen, die letterlijk. niets daar hebben te doen gehad<br />
en dus alle tijd en gelegenheid hadden voor .alles hebben
90 --<br />
wij wezenlijk al dien tijd daar gelegen en weten wij nu nog<br />
niet precies, op een haar, waar die posten op -de kaart moeten<br />
worden geplaatst ? Het zou te gek zijn. Maar hoe komen we<br />
dan zelfs in verkeerde richting te schieten, van afstanden dan<br />
maar niet gesproken `? 't Is heusch te gek !"<br />
Dapper maar dom 't is de noodzakelijke indruk, dien<br />
wij van de treurige berichten krijgen moeten. Vergissen wij<br />
ons, oordeelen wij, als verre toeschouwers verkeerd ? Aan de<br />
bevoegde overheid is het, die vraag op te lossen. Er dient<br />
onderzoek, en streng onderzoek te worden ingesteld naar het<br />
gebeurde, opdat niet langer het leven van honderden landgenooten,<br />
de eer van Nederland en zijn bestaan als koloniale<br />
mogendheid worden toevertrouwd aan onbekwame handen,<br />
kortom opdat niet langer de dapperheid worde nutteloos gemaakt<br />
door de domheid.<br />
<strong>HET</strong> VOLKSONDERRICHT.<br />
Het lijdt geen twijfel, dat in de lagere klassen een sterke beweging<br />
valt waar te nemen naar ontwikkeling en wetenschap. Het moge<br />
betwist worden, of het volk het woord „wetenschap" wel juist verslaat,<br />
of de massa des volks bij de meerdere geleerdheid veel baat zal vinden,<br />
het is niet te loochenen, dat de beweging bestaat. liet volk wil niet<br />
langer onwetend zijn, of beter gezegd, het begint meer en meer luide te<br />
spreken van achteruitzetting op verstandelijk gebied, van stelselmatig<br />
„domhoeden", waaraan het voorheen werd blootgesteld.<br />
De drijvers der sociaal-democratie houden dat vuurtje warm. Het<br />
is koren op hun molen, het volk immer' meer te doordringen van de<br />
boosheid der „bourgeoisie", die de schare verdrukte, haar an het brood<br />
des geestes, evenzeer als het brood ten levensonderhoud, beroofde, en de<br />
honderdduizenden opzettelijk onwetend liet, om hen aldus gemakkelijker<br />
en gedweeër in hun gareel te doen draven.<br />
De sociaal-democraten weten dan ook voor het volk uit het<br />
„gebrekkig" onderricht, hetwelk het volk voorheen ontving, allereerst de<br />
gevolgtrekking te maken, dat „de Kerk" de groote vijandin is van licht en<br />
vrede, , en dat nooit het volk an de christelijke levensopvatting iets<br />
goeds heeft te wachten.
— 21 --<br />
Vandaar, in één adem roepen zij het verder uit, vandaar is de<br />
Staat 'de redder of nog beter de socialistische „toekomststaat".<br />
Gij, ziet, de socialistische leiders gaan inaar een stap verder dan<br />
de liberalen. Het is dezelfde richting : de Kerk is de vijandin, Christus'<br />
leer en Christus' wereldordening moet afgeschaft.<br />
Hoe onwaar, hoe schandelijk bedrieglijk die voorspiegelingen en<br />
stellingen der vijanden van de Kerk zijn, wil ik in een paar artikels<br />
:duidelijk maken. De lezer kan er weder uit leeren zien, welk een vreeselijk<br />
bedrog de sociaal -democratie, het verkapte „liberalisme-anarchisme"<br />
der Loge, pleegt tegenover het volk.<br />
„Enkel de macht der Kerk, zegt. Böhmer, de beroemde geschied<br />
enkel de macht der Kerk kan ons in de dreigende gevaren-vorscher,<br />
--<br />
recht en vrijheid waarborgen. Allen, die den godsdienstloozen Staat<br />
voorstaan en al wat godsdienstig en kerkelijk is met voeten treden,<br />
daarenboven echter immer spreken van vrijheid en vooruitgang, verdienen<br />
niet beter dan dat de ijzeren hand van een militair oppergezag de<br />
door hen verbrokkelde stukken van den heerschersstaf bijeenvoege, en<br />
Cr een geesel van make, om dezen op hun rug te doen neerkomen. En<br />
zoo zal het ook geschieden... De Staat heeft de Kerk noodig, en de tijd<br />
zal komen, waarop hij smeekend hare hulp zal inroepen ; maar de Kerk<br />
kan den Staat missen. Wij gaan de dagen te gemoet van een nieuw<br />
caesarisme : maar, Godlof, de Kerk heeft zich nog nooit voor den Staat<br />
gebogen en heeft van oudsher, als zij hem weerstond, de overwinning<br />
behaald." -- Aldus de beroemde Frankforter geschiedschrijver, die verklaart,<br />
dat hij zijne godsdienstige overtuiging uit de geschiedenis geput<br />
heeft. Het is nuttig deze woorden voor den geest te houden, als men<br />
het geweld aanschouwt, waarmee de Staatsbestuurders iedere verbinding<br />
met de Kerk trachten af te snijden ! Tot het program van de goddelooze<br />
,nieuwe idée" behoort niet enkel scheiding van Kerk en Staat,<br />
maar ook het monopolie der Staatsschool.<br />
En toch is de Katholieke Kerk de moeder der volksschool.<br />
Neen, het is niet waar, dat de Katholieke Kerk vijandig gezind<br />
is jegens het volksonderricht, dat die wijze moeder met list en geweld<br />
het volk dom wil houden, en dat eerst de zoogenaamde hervormers de<br />
volksschool geschapen hebben ! Het is even onwaar, dat de Staat, o f<br />
het dan de huidige of de door de socialistische Loge-drijverij gedroomde<br />
,,toekomststaat" zij, de Kerk ontberen kan bij het volksonderricht!<br />
De allerwegen door het ongeloof zoo hoog geprezen ,,literatuur<br />
moge schrijven : „Luther heeft de Duitsche-geschiedkundige"<br />
W. Scherer,<br />
volksschool in het leven geroepen," — de gezaghebbende Janssen heeft<br />
hem in het 7de deel zijner Geschichte des Deutschen Volkes zóó weerlegd,
- 22 --<br />
dat de „literatuur-geschiedkundige" een even erbarmelijk figuur maakt<br />
met zijn literarische phantasie als met zijn geschiedkundigen onzin.<br />
Uit de meest vertrouwbare oorkonden bewijst Janssen (Pastor),<br />
dat men lang vóór Luthers optreden, op meer dan 100 schoolverordeningen<br />
en scbooireglementen kon wijzen, die aantoonen dat de oude Roomsche<br />
Kerk het volksonderricht ijverig 'aanbeval, dat ieder jaar het aantal dezer<br />
volksscholen in steden en dorpen toenam. , Maar reeds in 1526, dus slechts<br />
ettelijke jaren na Luthers optreden, kwamen uit de Keurvorstendom.men,<br />
die den redder des volks, den edelen Luther, met vlag en wimpel hadden<br />
ingehaald, de luidste klachten in over het erbarmelijk verval van het<br />
onderricht des volks. •<br />
Een schoolbezoek in , 1528 in den Kreis Wittemberg (het hartje -<br />
van de geuzerij) gehouden, wees aan, dat in 145 stedelijke en ilandelijke<br />
kerkgemeenten slechts 21 eene school meer bezaten ! In Thüringen vond<br />
men er 9 op de 187, in Meiszen 1 op de 238.<br />
De schoolopzieners berichten van 1532-1545, dat de stadsscholen<br />
welke vóór de invoering van het . protestantisme „den kinderen , van<br />
burgers en landlieden nog bovendien stoffelijke hulp verleenden, overal<br />
afnamen op bedenkelijke wijze."<br />
In 1573 klaagden dezelfde schoolvisitators : „dat een der grootste<br />
rampen deze is : dat de scholen hier en daar letterlijk ten gronde , gaan."<br />
En dit . gold wel vooral voor de streken, waar - Luthers leer het<br />
meeste succes had. Wij noemden reeds Wittemberg, Thüringen, Meiszen.<br />
In Oldenburg was het eerste uitwerksel van het protestantisme, dat de<br />
volksschool verdween ; in Brandenburg, Hessen, Pommeren, Brunswijk,<br />
Nassau zag het er even ellendig uit. Geen „ „hervormer” had geld voor de<br />
;,hervormde" volksschool over en de katholieke was baldadig verdelgd.<br />
In 1563 deed • de synode van Heidelberg een beroep op de goedgeefs,chheid<br />
der geloofsgenooten, om een volksschool . te stichten ; het was vergeefs aangeklopt.<br />
Eerst in 1613, toen keurvorst Frederik II zag, dat de verwildering<br />
des volks gevaarlijk werd voor zijn rijksgebied, kwam de school<br />
tot stand. In ' 1600 berichtte het verslag over de stad Amberg, dat van<br />
de 4000 inwoners slechts 158 konden lezen en schrijven en - de 10 geboden<br />
opzeggen ! In Pfalzzweibrücken vindt men geheele , steden en -dorpen,<br />
waar jongens noch meisjes meer kunnen lezen of schrijven, waar alle<br />
spoor van onderricht is verdwenen.<br />
Het onderwijzersambt was er veracht, in de school heerschte niet<br />
de minste tucht, de gelden ontbraken om haar te doen bestaan, de „hervormers"<br />
hadden de inkomsten, de fondatie-gelden verbrast en de school<br />
ging alom ten gronde.<br />
Dat vond Janssen in de oorkonden.; hij heeft ze uitgegeven, men
-- 23 --<br />
kan hem narekenen. Is nu de sociaal-democratie eerlijk genoeg, de schuld<br />
niet te geven aan de R. K. Kerk, die haar niet verdient ? Neen ! op de Kerk<br />
moet worden gescholden, het volk moet haar leeren versmaden en haten;<br />
de Kerk is de schuld van de achterlijkheid des volks, van de weinige<br />
ontwikkeling, van alle kwaad in één woord ! Dat leert de Loge, dat<br />
roept de gedweeë sociaal-democratie haar na!<br />
Met verbeten woede wordt iederen dag deze waarheid ingescherpt;<br />
dat de christelijke school een tyrannie is, een gewetelooze dwang, door<br />
Rome op de vrije overtuiging uitgeoefend.<br />
De Staat moet de school bezetten, de Staat alleen ! Zoo meent de<br />
Loge er slechts in te kunnen slagen, de grondbeginselen van „vrijheid,"<br />
„gelijkheid," „menschelijkheid" en „broederschap" in het gemoed des<br />
volks te kunnen vestigen.<br />
Daarom moet ook aan de Kerk de vrijheid ontnomen worden,<br />
om scholen te stichten, en dat moet bewerkt worden onder de leuze:<br />
„vrijheid en gelijkheid."<br />
Het vrijmetselaars-ideaal en het ideaal der sociaal-democratie<br />
vallen ook op het punt van onderwijs volkomen samen ; beiden willen:<br />
volksonderricht zonder godsdienst.<br />
De ouders moeten aldus worden „gedwongen" (in naam der<br />
vrijheid) hun kinderen enkel naar de Staatsschool te zenden. Zoo<br />
mogen zij hopen, dat de moderne idee zal zegevieren en de invloed der<br />
Kerk op de jeugd geheel verloren gaan. Dan staat de Kerk welhaast<br />
geheel geïsoleerd ! Dan ware de triomf verzekerd -<br />
Dat is ook de hartewensch der sociaal -democratie, die in de<br />
Kerk een grooter vijandin ziet, dan in alle Rothschilds der geheele wereld<br />
te zamen.<br />
Het geloof is het grootste kapitaal, dat zij bestrijden.<br />
Hieruit blijkt alweder, welk een schandelijk bedrog de sociaaldemocratie<br />
pleegt.<br />
In naam der vrijheid van het volk moet aan het volk de meest<br />
elementaire vrijheid ontrukt worden ; terwijl den Staat alle macht over<br />
het onderricht wordt toegewezen, wil de „roode" niets toekennen aan<br />
de Kerk!<br />
En dat onder voorwendsel : „dat de Kerk de volksschool verwaarloosd<br />
heeft, niets voor het onderricht doet of doen wil en liet arme<br />
kind aan zijn lot overlaat." En wie hun de bewijzen overlegt, dat zij<br />
het volk bedriegen, dat niemand zich de zaak van het volksonderricht<br />
meer aantrok en aantrekt dan de Roomsche Kerk, dien lachen zij uit of<br />
zwijgen zij dood.<br />
Bebel heeft eens gesproken van de „vrijheid, die ik bedoel." Deze
__ 2424 .^<br />
beperking is wel zeer bespottelijk en den ervaren volksbedrieger waar<br />
maar zij is ook zeer kenschetsend. De vrijheid, waarvoor die leiders-4ig,<br />
der „volkspartij" strijden, die ze voor het dierbare volk willen veroveren,<br />
is een geheel bijzondere, geheel eigenaardige. Zij is niet te omschrijven,<br />
daar zij geheel en al een wassen neus is, het is de..... „vrijheid, die zij<br />
bedoelen." Wat dat voor een ding is, kan niernánd met juistheid zeggen.<br />
Maar schandelijk bedrog, woordenpraal, zwendel met ijdele zinnen is het<br />
wis en zeker.<br />
Een eigenaardig staaltje van de knoeierijen en plagerijen, waar<br />
Katholieke volksschool in Duitschland (liet tegenwoordig El Dorado-aan<br />
de<br />
der Joodsche Loge, die er meer dan 30 zuiver Joodsche tempels telt, --en<br />
der sociaal -democratische „partij" blootstaat, is het volgende historische<br />
tafereeltje, hetwelk wij ontleenen aan de Kölnische Volkszeitung.<br />
De meeste katholieke herders weten in Duitschland niet, waar<br />
zij het toch moeten toeschrijven, dat het verslag der school-inspectie-aan<br />
nooit wordt overgelegd. Eenigen tijd geleden is echter een hooge beambte<br />
der schoolopzieners-gilde tot zulk een „onwaardigen" pastoor gekomen,<br />
om hem mee te deelen hoe de vork aan den steel zat.<br />
Toen had ongeveer het volgende onderhoud plaats.<br />
„Hoe lang zijt gij reeds hier, heer pastoor?"<br />
„Zoo en zooveel jaar."<br />
„Gij geeft ook godsdienstig onderricht ?"<br />
„Ja, mijnheer."<br />
„Gij hebt er toch wel kennis van gegeven, dat gij godsdienstig<br />
onderricht wildet geven ?"<br />
„Dat heb ik gedaan, maar ik heb nog meer moeten doen !"<br />
(Nadat de pastoor namelijk den localen schoolopziener had<br />
medegedeeld, dat hij godsdienstonderricht wilde geven aan de school te<br />
N., was het antwoord gevolgd : ,.Gij zult dit voorloopig laten, zoolang niet<br />
de toestemming van het Staatsbestuur is ingekomen." Die schoolopziener<br />
was tevens burgemeester der plaats N. Na eenige maanden werd, op<br />
herhaalde aanvraag van den ijverigen pastoor, de goedkeuring welwillend<br />
verleend !)<br />
„Ik zou wel eens wenschen uw onderricht bij te wonen."<br />
„Heden geef ik geen les, mijnheer."<br />
Nu volgde een gesprek over het karakter der school te N. De<br />
heer sprak : „Ik wenschte wel eens met u te spreken over de plaatselijke<br />
schoolinspectie. Wij weten niet of de heeren bereid zullen wezen,<br />
deze over te nemen en in patriotischen geest te werken." (De lezer zie<br />
wel toe : de heer schoolopziener gaat nu aan den pastoor duidelij k maken,<br />
dat de reden, waarom de geestelijkheid geheel buiten het schooltoezicht
25 --<br />
gesteld wordt, in het k a t h o l i e k e plaatsj e N., waar de geheele<br />
school katholiek is, moet gezocht worden in gebrek aan p a t r i o t i s c h e<br />
gevoelens deer geestelijkheid). De pastoor antwoordde:<br />
„Onze geestelijke overheid wenscht, dat wij het toezicht overnemen.<br />
Kerk en Staat leven immers ook weder in vrede ! Dan zullen<br />
wij bij de behandeling van het 4de gebod spreken over de plichten<br />
jegens de wereldlijke overheid. Bovendien ben ik zelfs eenjarig -vrijwilliger<br />
geweest, en heb ik aan Zijne Majesteit den eed van trouw afgelegd !"<br />
„Zoo, hebt gij gediend? Waarschijnlijk voordat gij theologant werd ?"<br />
„Neen, als theologant."<br />
„Gij zijt, helaas, eenmaal met de Justitie in aanraking geweest."<br />
(Nu komt het!)<br />
„Vóór elf jaren werd ik aangeklaagd, dat ik éénreaal met geopende<br />
deuren voor eenige oude vrouwen de H. Mis las. Maar de aanklacht<br />
was geheel ongegrond, en ik werd vrijgesproken."<br />
„Dat is waar, maar er is toen toch sprake geweest in hooger beoep<br />
de zaak door te zetten !"<br />
„Ik herhaal u, dat de aanklacht valsch was ; het Openbaar<br />
Ministerie heeft zelf mijne vrijspraak geëischt en ik werd vrijgesproken."<br />
De heer schoolopziener gaat heen. -- De pastoor weet nu<br />
waarom hij g e b o y c o t wordt : hij is geen ware patriot." (!!)<br />
Listig is het plan overlegd, men moet het bekennen ! Men klaagt<br />
iemand aan, en hoewel hij wordt vrijgesproken, blijft hij toch „verdacht"<br />
en men heeft een voorwendsel hem uit te sluiten en het toezicht der<br />
geestelijkheid uit een geheel katholieke school te weren.<br />
En de Loge, die zulke spelletjes drijft (men denke aan de<br />
Hoofdcommissie van het onderwijs te Berlijn, die een zeer groote meerderheid<br />
van Joden en br.•.br.•. telt,) en de sociaal-democratie, die de<br />
Loge naschreeuwt, vinden het heel goed, dat in naam der vrijheid van<br />
het volk de katholieke invloed uit de school wordt geweerd ! Want het<br />
ware volksonderricht moet geheel neutraal wezen !<br />
(Slot volgt) LOD. VAN AMSTEL.<br />
DE DYNASTIE DER BOURBONS,<br />
II.<br />
Lodewijk XIV overleefde het einde van den Spaanschen succes<br />
oorlog, waarin hij ten slotte toch nog had gezegevierd, slechts twee-sie<br />
jaar. In den avond zijns levens werd de 75jarige vorst door zware slagen
-- 26 —<br />
getroffen, daar hij bijna zijn heele geslacht in een tijdsbestek van .eenige<br />
jaren zag uitsterven. In 1711 overleed de dauphijn Lodewijk, in 1712 zijn<br />
zoon, de hertog van Borgondië, zes dagen vroeger diens gemalin en drie<br />
weken later diens oudste zoon, de hertog van Bretagne, terwijl in 1714<br />
de jongste kleinzoon van Lodewij l: XIV, de hertog van Berri, stierf. Slechts<br />
één achterkleinzoon bleef over, een kind van vier jaar, dat ook geruimen<br />
tijd aan den rand van het graf zweefde.<br />
Het, kan geen verwondering wekken, dat deze elkaar zoo snel<br />
opvolgende sterfgevallen niet aan een natuurlijke oorzaak werden toegeschreven.<br />
Terecht of ten onrechte werd daarvan de neef van Lodewijk<br />
XIV, de hertog van Orleans, verdacht, die, daar Filips van Anjou<br />
bij den vrede van Utrecht voor zich en zijn nakomelingen afstand had<br />
moeten doen van zijn aanspraken op den Franschen troon, Lodewijks<br />
opvolger zou geworden zijn, indien diens afstammelingen in de rechte<br />
lijn allen waren gestorven.<br />
De laatste achterkleinzoon bleef echter in het leven en volgde<br />
in 1715 Lodewijk XIV op onder regentschap van hertog Filips van Orleans,<br />
zijn oudoom. Het Fransche volk juichte bij het overlijden van den geweldenaar,<br />
die 's lands welvaart had verwoest en honderdduizenden sol<br />
alle slagvelden van Europa aan zijn onverzadelijke eerzucht had-daten<br />
op<br />
geofferd. Le Bien-aimé werd de koninklijke knaap genoemd, die zestig<br />
jaar later, met den vloek van zijn onderdanen beladen, in het graf zou dalen.<br />
Twintig jaren van ongestoorden vrede werden aan het uitgemergelde<br />
Frankrijk geschonken, dat daarna door twintig jaar van kostbare<br />
en bloedige oorlogen nog meer uitgeput zou zijn dan te voren.<br />
In 1725 was Lodewijk XV in het huwelijk getreden met Maria<br />
Leszczynska, de dochter van de ontroonden koning van Polen, Stanislaus<br />
Leszczynski. Toen nu in 1733 de troon van Polen, dat een kiesrijk was,<br />
openviel, ondersteunde Lodewijk, door Spanje geholpen, de candidatuur<br />
van zijn schoonvader, terwijl Rusland en Oostenrijk partij kozen voor den<br />
keurvorst van Saksen, Frederik August H. Zoo ontstond de Poolsche<br />
successie-oorlog, die, hoewel de Fransche legers niet onvoorspoedig streden,<br />
in 1735 bij den vrede van Weenen hiermee eindigde, dat de Saksische<br />
keurvorst k fling van Polen werd. Stanislaus Leszczynski werd<br />
met Lotharingen schadeloos gesteld, dat na zijn dood, als bruidschat<br />
zijner dochter, aan Frankrijk zou vervallen. Hertog Frans van Lotharingen,<br />
den gemaal van Maria Teresia, dochter van den Duitschen keizer,<br />
werd Toscane toegedacht, waar het regeerende huis der Medici eerlang<br />
zou uitsterven.<br />
Maar reeds dreigde een andere successie-oorlog in het verschiet.<br />
De Duitsche keizer Karel VI had slechts één dochter, Maria
-- 27 --<br />
Teresia, - en dr_ hij wel voorzag, dat de overige landen van de zwak<br />
vrouw misbruik zouden trachten te maken, om haar heur-heid<br />
eener<br />
staten te ontwringen, poógde hij ze door allerlei concessies te overreden,<br />
baar de integriteit van heur gebied te waarborgen. Dit gelukte, althans<br />
op het papier, en de vermaarde Pragmatieke Sanctie werd door,de meeste<br />
mogendheden van Europa geteekend.<br />
Doch nauwelijks had - Karel VI, in 1740 de oogen gesloten, of de<br />
erfdochter der Habsburgers, werd van alle zijden door hebzuchtige en<br />
trouwelooze vijanden besprongen. Frederik II van Pruisen aasde op<br />
Silezië ; de keurvorst Karel van Beieren, gehuwd met een dochter van<br />
keizer Jozef I, maakte aanspraak op de geheele Oostenrijksche monarchie.<br />
de .keurvorst van Saksen, -eveneens met een dochter van Jozef I gehuwd,<br />
eischte ook zijn deel . in den buit ; Spanje zag de kans schoon om de<br />
Oostenrijksche bezittingen in Italië te overmeesteren, en Frankrijk ten<br />
slotte • greep de gelegenheid aan, om zijn politiek beginsel : vernedering<br />
van het huis Habsburg, toe te passen.<br />
In het begin was Maria Teresia rampspoedig : Frederik II ver<br />
legers overstroomden de Duitsche gouwen en-overde<br />
Silezië, de Fransche<br />
de keurvorst van Beieren werd tot keizer gekozen. Maar nu snelde de<br />
keizersdochter naai de Hongaren, eeuwenlang de verwoedste vijanden<br />
van het huis Habsburg, thans ,zijn, Benige toeverlaat en schuts. Beieren<br />
werd veroverd, de nieuwbakken keizer moest uit zijn hoofdstad vluchten<br />
en stierf xkort daarop van teleurstelling en hartzeer. Ook Engeland en<br />
Nederland zonden Maria Teresia een hulpleger, dat onder aanvoering van<br />
koning George de Franschen bij Dettingen , versloeg. Wel werd verder de<br />
oorlog met wisselende kans „gevoerd en handhaafden de maarschalk van<br />
Saksen en Löwendal de eer der Fransche wapenen bij Fontenoy, Raucoux<br />
en Lafeld, maar toch bracht de vrede van Aken in 1748 wel zijn bondgen<br />
oten , Spanje en Pruisen, maar Frankrijk zelf - geen voordeel. Te gelijker<br />
tijd had Lodewijk XV een zeeoorlog gevoerd met Engeland, die als<br />
alle andere in vroeger , en later tijd noodlottig voor Frankrijk was.<br />
Kort daarop werden dé stukken op het politieke schaakbord verzet.<br />
Koning Lodewijk XV, beducht voor de steeds aangroeiende macht<br />
van Pruisep, vernietigde het tot dusver door de..Bourbons gevolgde staat<br />
stelsel en sloot een verbond met Oostenrijk, waar Rusland zich-kundige<br />
bij aansloot. Engeland, dat • in . den Oostenrijkschen successie -oorlog de<br />
zijde van Maria Teresia had gehouden, koos nu partij voor Pruisen. Zoo ontstond<br />
de bloedige zevenjarige; oorlog. De Fransche legerhdofden d'Estrées,<br />
Soubise, Contades, De Broglie waren tegen Frederik II en diens veldheeren<br />
niet opgewassen, en na verschillende ; nadeelige gevechten werd<br />
de Fransche legermacht in den !,slag bij Rossbach geheel vernietigd.
— 28 --<br />
In den ter zelfder tijd gevoerden zee-oorlog met Engeland was<br />
Frankrijk niet gelukkiger, zelfs niet toen Choiseul door het in 1761 gesloten<br />
familieverdrag der Bourbons Spanje tot deelneming aan dien oorlog<br />
had genoopt.<br />
Bij den in 1763 gesloten vrede van Hubertsburg, die aan den zeven<br />
oorlog een einde maakte, kreeg Frankrijk geen enkele schadeloos-<br />
-jarigen<br />
stelling voor zijn vele en zware offers, en bij den vrede te Versailles met<br />
Engeland moest het aan dit land Canada en bijna al zijn bezittingen in<br />
Oost- en West-Indië afstaan.<br />
Door al deze oorlogen was Frankrijk uitgeput en luid morde het<br />
volk tegen den koning, die in schaamtelooze brasserijen aan vrouwen en<br />
gunstelingen millioenen verspilden. Zóó cynisch was deze vorst, dien de<br />
liefde zijner onderdanen eenmaal met den eerenaam van Welbeminde had<br />
gesierd, dat hij, toen zijn ministers eenmaal op zijn verkwisting, in verband<br />
met den ontredderden toestand des lands, durfden zinspelen, hun honend<br />
ten antwoord gaf : La monarchie durera bien autant que nous vivrons, de monarchie<br />
zal het wel uithouden zoo lang -wij leven.<br />
En inderdaad, de monarchie hield het zoo lang, hield het zelfs<br />
nog twintig jaren langer uit, maar welk een smadelijk graf werd haar<br />
gedolven, met welk een fellen bons stortte toen de dertien eeuwen oude<br />
koningstroon in, onder zijn val een edelen koning en een schuldeloos<br />
kind verpletterend!<br />
Evenals zijn voorganger werd ook Lodewijk XV . in zijn familie<br />
pijnlijk getroffen. In 1765 overleed de dauphijn, in 1767 de dauphine, in<br />
1768 zijn echtgenoote Maria. Zijn kleinzoon Lodewijk huwde in 1770<br />
met Marie Antoinette, dochter van Maria Teresia, waardoor de band, die<br />
sedert den zevenjarigen oorlog tusschen Frankrijk en Oostenrijk bestond,<br />
nog nauwer werd toegehaald.<br />
Lodewijk XV overleed in 1774, nadat hij twee jaar vroeger getuige<br />
was geweest van de eerste verdeeling van Polen, waarin Frankrijk<br />
niet eens gekend , was, zoozeer was het land, eenmaal de eerste<br />
mogendheid van Europa, in de schatting der overige staten. gedaald !<br />
Toch had Frankrijk zijn vorige welvaart kunnen herkrijgen en<br />
ware het dreigende spook der revolutie te bezweren geweest, indien Lodewijks<br />
opvolger aan, zijn goede inborst een krachtige, vaste hand en<br />
een scherpen blik had gepaard. Maar juist deze beide eigenschappen<br />
miste de twintigjarige Lodewijk ' .XVI, die bij zijn troonsbestijging als<br />
le Désiré werd begroet, maar de zware taak niet was gewassen,, die op<br />
zijn jeugdige schouders werd gelegd.<br />
De Amerikaansche vrijheids-oorlog, waaraan Frankrijk zoo te<br />
ontijdiger uur tegen. Engeland deelnam, putte het arme land nog meer
am" 29 -^<br />
uit, terwijl Lafayette, die de Amerikaansche republiek had helpen grond<br />
na den oorlog revolutionnatire denkbeelden in Frankrijk verspreidde,<br />
-vesten,<br />
die daar een -willigen bodem vonden. Ook de hertog , van • Orleans, beter<br />
bekend als Philippe Egalitë, een achterkleinzoon van den regent, intrigeerde<br />
tegen het hof en plaatste zich aan het hoofd der malcontenten.<br />
Men kent de peripetieën van dit drama, dat met de verovering<br />
der Bastille werd ingeluid en met den koningsmoord eindigde. In<br />
1789 kwamen de Staten-Generaal bijeen, waarop de derde stand in dubbelen<br />
getale was vertegenwoordigd, die weldra adel en geestelijkheid<br />
supprimeerde en, terwijl bij de monarchie in schijn liet voorbestaan,<br />
feitet jk een ochlocratie inyperde. De koning, die met het hof te Versailles<br />
verblijf hield, werd met geweld naar Parijs teruggevoerd als gevangene<br />
'der Nationale Vergadering. De zwakke Lodewijk XVI bezwoer in 1790<br />
de nieuwe constitutie, maar beproefde in het volgend jaar, toen hij begreep,<br />
dat men het op zijn leven toelegde, te ontvluchten. Te Varennes<br />
werd hij echter gevangen genomen en naar Parijs teruggebracht.<br />
Nu was zijn lot beslist. Wel bezwoer hij opnieuw de constitutie,<br />
sloot zich bij de Ciiondijnen aan, verklaarde Oostenrijk den oorlog,<br />
en keurde zelfs de maatregelen tegen zijn uitgeweken broeders goed,<br />
maar al zijn toegeeflijkheid kou hem niet meer redden. Den 10 Augustus<br />
1792 werden de Tuilerieën door het grauw bestormd en was Lodewijk<br />
verplicht, een schuilplaats te zoeken in de Nationale Vergadering. Hier<br />
waren toen de verwoede Jacobijnen, met Robespierre, Danton, • St. Just aan<br />
het hoofd, oppermachtig, en reeds den volgenden dag werden de koning<br />
en zijn gezin als „vijanden des volks" naar den Temple gevoerd.<br />
Spoedig werd nu het koningschap afgeschaft, de republiek uit<br />
schijnproces tegen den ongelukkigen Lodewijk ingeleid,<br />
-geroepen en het<br />
dat met de . terdoodveroordeeling eindigde. Zelfs de hertog van Orleans,<br />
de prins van den bloede, ontzag zich niet, voor den dood te stemmen.<br />
Doch tien maanden na dat van den koning en een maand na dat der<br />
koningin, viel ook het hoofd van dezen verrader onder de guillotine.<br />
Na de terechtstelling van Lodewijk XVI verklaarde diens broeder,<br />
de graaf van Provence, die zich met de uitgewekenen te Loblenz ophield,<br />
zich regent van Frankrijk en riep den achtjarigen zoon van den<br />
koning -martelaar als Lodewijk XVII tot koning uit. Doch reeds ruim<br />
twee jaar later, den 8en Juni 1795, bezweek de knaap in de gevangenis, ten<br />
gevolge van de lichamelijke en zedelijke folteringen zijner beulen. Wel<br />
zijn sedert het herstel der Bourbons verscheidene gelukzoekers, van wie<br />
Naandorff de meest bekende is, opgestaan, die voorgaven Lodewijk XVII<br />
te zijn, maar geen enkelen is het geluk t, zijn vermeende rechten met<br />
overtuigende bewijzen te staven.'
•o<br />
Wij sprüigen nu een tijdvak van twintig jaar .over, gedurende<br />
hetwelk Frankrijk achtereenvolgens viermaal van regeeringsvorm' verwisseYde<br />
: het schrikbewind, het dii ectoire,' het consúlaat en - het ' keizerrijk.<br />
Na den val van Napoleón keerden de Bourbons terug en beklom een<br />
grijsaard, de broeder van Lodewijk XVI, de graaf van Provence, als L' ode<br />
wij k XVIII den Franschen troon. Maar nog was Frankrijk na de<br />
:smartelijke ervaring van de revolutiekoorts niet genezen, nog ' braken<br />
-telkens woelingen uit en staken de revolutionnaire elementen driest het<br />
hoofd op. Daar de echt des ' konings kinderloos was gebleven, zijn broe-<br />
-der ' een grijsaard was als hij, en ` diens oudste zoon, de * hertog van ' Angouléme,<br />
insgelijks geen kinderen had, was diens ' tweede zoon, 'de hertog<br />
van Berri, geroepen, het voortbestaan van de dynastie' der Bourbons in<br />
zijn geslacht te verzekeren. Om dit` te verhinderen` beproefde` een staat<br />
dweper, Louvel, in 1820 een moordaanslag ' op den hertog van-kundig<br />
Berri, waaraan deze reeds den volgenden dag overleed. Het geslacht der<br />
Bourbons scheen nu tot uitsterven veroordeeld, toen de' weduwe van<br />
den hertog van ' Berri na eenige maanden het leven schonk aan een<br />
zoon, Hendrik, ' hertog van Bourdeaux, Dieudonné en „het kind van<br />
Europa" geheeten.<br />
Toen Lodewijk XVIII in 1824 overleed, nam weer een grijsaard,<br />
de graaf van Artois, de jongste broeder van Lodewijk XVI, 'als Karel X<br />
het roer van' den staat in handen, -- de`° laatste Bourbon 'in - Frankrijk,<br />
die de koningskroon zou dragen.<br />
Met der_ dag nam het verzet tegen de Bourbons een dreigender<br />
karakter aan, en weer was het een ' Orleans, nu de zoon van Philippe<br />
Egalité, die den ouderen stam de ' kroon afhandig zocht te maken. In<br />
1830 werden zijn pogingen met 'gunstig gevolg bekroond : Karel X moest<br />
voor den opstand zwichten en deed; evenals de hertog van Angouleme, de<br />
laatste dauphijn, afstand ter gunste van zijn kleinzoon, den tienjarigen hertog<br />
van Bordeaux, die later den titel van graaf van 'Ohambord 'zou aannemen.<br />
De 57jarige hertog van Orleans, Lodewijk Filips, beklom ' nu als<br />
„koning' der Franschen den troon en gaf Europa het schouwspel van een<br />
,liberaal koningschap. Maar ook dit koningschap bleek opzand gebouwd,<br />
en, door de Juli-revolutie op den ' troon' gekomen, moest hij in 1848 door<br />
de Februari-omwenteling de kroon neerleggen Daar zijn oudste zoon',<br />
,hertog Ferdinand van Orleañs, in' 1842 door 'een val bij ' het op -hol slaar'<br />
van zijn paarden om het leven was gekomen, deed'Lodewijk Filips afstand<br />
ter gunste van zijn' kleinzoon, den tienjarigen graaf van' Parijs.<br />
Twee pretendenten Warn 'er flu naar den Franschenn troon : de<br />
graaf van Chambord, de laatste Boürbç n , . als vertegenwàordiger der legitinaiteit,<br />
en de graaf van Parijs, als het hoofd der Orleanisten
..^.. 31 .r.<br />
DE' BOURBONS IN FRANKRIJK.<br />
II.<br />
LóDEwIJk XIII t 1643.<br />
LODEWIJK XIV t 1715. Filips I v. Orleans t 1701.<br />
Dauphij n Lodewijk t 1711. Filips II . t 1723.<br />
FILIPS V. ANJOU t 1746. Lodewijk t 1712. Karel v. Berri Lodewij k t 1752.<br />
(stamvader der X t 1714• I<br />
Spaansche Bourbons.) Maria Adelaïde<br />
Lodewijk Filips t 1.785.<br />
van Savoye.I<br />
.^ .<br />
Philippe Egalité t 1793.<br />
Lodewijk t 1712. LODEWIJK XV t 1774.I<br />
LODEWIJK FILIPS<br />
tot 1848 t 1850.<br />
Maria Leszczynska,<br />
(docht. v. kon. Stanislaus v. Polen.) Ferdinand t 1842.<br />
odewijk t 1765. Louise Elisabeth.<br />
Graaf v. Parijs t 1894.<br />
X x 1<br />
Maria Josepha Filips t 1765, Hertog Henri van<br />
van Saksen. (Stamvader d. Bour- Orleans.<br />
bons v. Parma.)<br />
LODEWIJK XVI t 1793. LODEWIJK XVIII x 1824. KAREL X tot 1830<br />
X X X t1836.<br />
Marie Antoinette, Maria Josephina, Maria . Teresia,<br />
(dochter v. Maria Teresia.) (dochters v. Victor Amadeus III v. Savoye.)<br />
LoDEwIJK XVII Maria Teresia. Hertog van Hertog van<br />
t 1795. x Angoulême t 1844, Berri t 1820<br />
(Van 1795-1814 Hertog van X X<br />
Schrikbewind, Angouléme. Maria Teresia. Carolina v. Bourb.<br />
Directoire, (docht. v. Frans I<br />
Consulaat, d. Beide Siciliën.)<br />
Keí7errijk,1<br />
Gr• af v. Chambord t 1883. Maria Teresia<br />
X X<br />
Teresia v. Oostenrijk-Este, Karel III<br />
(dochter van Frans IV van Parma<br />
van Modena.) t 1854.<br />
In 1873 kwam de vermaarde fusie van Frohsdorff tot stand,<br />
waarbij de graaf van Parijs den nobelen graaf van Chambord als het<br />
eenig en rechtmatig hoofd van het huis van Frankrijk erkende, terwijl
laatstgenoemde, die kinderloos was, di kleinzoon van Lodewijk Filips<br />
bij zijn overlijden als zijn opvolger aanwees. Zoo waren dan eindelijk<br />
Bourbon en Orleans, twee loten van één stam, verzoend, en had de jongere<br />
tak voor den oudsten het trotsche hoofd -gebogen.<br />
In de eerste jaren na den val van het tweede keizerrijk had de<br />
graaf van Chambord wellicht den troon zijner vaderen kunnen beklimmen,<br />
indien hij concessies had willen doen, maar hij voelde zich koning<br />
door Gods genade en wilde zijn overtuiging zelfs niet voor een koningskroon<br />
prijsgeven. Daarom stierf hij als balling, maar in zijn ballingschep<br />
was deze laatste der Bourbons wellicht grooter dan een zijner voorvaderen<br />
op hun troon.<br />
De graaf van Parijs trad nu in al de rechten en aanspraken van<br />
den graaf van Chanbord, daar bij een familieverdrag was bepaald, dat,<br />
wat de opvolging in Frankrijk betreft, de Bourbons van Spanje eerst na<br />
Orleans zouden komen. Tien jaar lang heeft de kleinzoon van Lodewijk<br />
Filips den strijd tegen de republiek gestreden, maar evenmin als de<br />
graaf van Chambord het herstel van het koningschap mogen beleven.<br />
Reeds jaren door een ongeneeslijke ziekte ondermijnd, met het grootste<br />
geduld en volkomen berusting in Gods wil verduurd, stierf hij op 56jarigen<br />
leeftijd op Stowe-House in Engeland, volgens de getuigenis van<br />
Mgr. d'Hulst als een heilige en een martelaar.<br />
Zijn oudste zoon, de tegenwoordige pretendent, hertog Henri van<br />
Orleans, is nog jong, pas vier en twintig jaar, maar of hij eenmaal tot<br />
de `koninklijke waardigheid in Frankrijk zal geroepen worden, wie zal<br />
dit durven voorspellen ?<br />
( Wordt vervolgd.) GEos.<br />
CORRESPONDEN TIE.<br />
1. V. Uw belangrijke bijdrage over Zola's roman Lourdes kwam, tot ons<br />
leedwezen, te laat om er in dit nummer nog gebruik van te maken.<br />
INHOUD : Dapper maar dom. --- Het volksonderricht, door Lod. van Amstel. -^<br />
De dynastie der Bourbons, door Geos. — Correspondentie.
7e Jáár gán g. .,i. v.<br />
HST LOMPERTJ'E<br />
VAN DEN OUPEN VALENTIJK<br />
(NÍEUWÉ ÁÉEf{S.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. I ijdragen, brieven enz. te<br />
adresseereti St.-Jorisstraat G. i47, té 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i.— ; fr per post f 1.25 ; buitenland<br />
I. I.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
ZAL DAT HELPEN!<br />
Er is reeds van alles en nog wat beproefd om de<br />
menschen gelukkig en tevreden te maken ; geen middel is<br />
ongebruikt gebleven, van het begin der wereld af.. Men bouwde<br />
torens van Babel nadat men vóór den zondvloed getracht had<br />
zijn<br />
in alles zn zin te doen dat doel te bereiken ;men voerde<br />
oorlog, men stichtte rijken, men verbrandde steden en plunderde<br />
landen, men zocht het in de boeken en in de feestzalen,<br />
in geld en in ontbering, in de natuur en in de kunst en heft<br />
eene geslacht na het andere ging voorbij zonder die kostbare,<br />
mooie bloem van het gehik te plukken. Het gros der menschheld<br />
zuchtte en kermde, of was zoo rampzalig dat het heelemaal<br />
vergat te kermen en te zuchten, en de anderen jammerden om<br />
de ellende van zichzelf en van hun medebroeders en bedachten<br />
allerlei middelen orn een tijdperk van algemeen geluk en wel -vaart<br />
te doen aanbreken.<br />
Het Christendom verscheen en leerde dat het geluk niet<br />
van deze wereld was maar men wilde het niet gelooven. De<br />
gouden eeuw, die zooveel genot en vrede moest aanbrengen,<br />
zag men nog steeds in het verre verschiet. Gelukkig worden,<br />
gelukkig zijn, is de droom van alle menschen in alle eeuwen.<br />
geweest ; wat doet het er toe of men de aarde met bouwvallen<br />
overdekt, als men op die puinhoopen maar een nieuwe<br />
wereld kan stichten, waarin ieder naar hartelust genieten kan`?<br />
Nooit echter heeft die roep om geluk zoo algemeen, zoo luid<br />
geklonken als tegenwoordig ; nu de wereld meent afgedaan te
-i.- 34 -o-<br />
hebben met alle eischen van het bovennatuurlijke, nu de<br />
wetenschap beweert voorgoed de grenzen van het Oneindige<br />
te hebben afgesloten, nu men de aarde en haar schatten tot<br />
eenig einddoel stelt van het menschelijk streven en werken,<br />
nu zoekt men des te koortsachtiger en ijveriger den steen der<br />
Wijzen, het Geheim van het Geluk.<br />
Wat doet men al niet voor dit geluk ! Hoeveel is er<br />
niet gedaan sedert een eeuw ! Hoeveel nieuwe stelsels, hoeveel<br />
nieuwe uitvindingen alleen met geen ander doel dan om het<br />
geluk, de welvaart, het gemak der menschheid te vermeerderen,<br />
haar levensduur te verlengen. Hoevele nieuwe bronnen van<br />
genot zijn ons niet in de laatste tientallen van jaren gepend,<br />
hoeveel wat vroeger onder het bereik van enkele bevoorrechten<br />
stond, is nu algemeen eigendom geworden ! Industrie, kunst,<br />
onderwijs, alles is beurtelings aangewend om de som van het.<br />
geluk der wereld te vermeerderen. En nod, nog schijnt de<br />
ideaalstaat verder dan ooit van ons verwijderd.<br />
Hoe meer liet lichaam kan genieten, hoe meer alle moei<br />
vereffend, hoe meer alle kansen op ziekte en dood-lijkheden<br />
verminderd zijn, hoe hooger de eischen stijgen, hoe grootei<br />
onze aanspraken op geluk en hoe grooter wellicht ook ons<br />
vermogen wordt om te voelen en te lijden. Hoe 't ook zij,<br />
de ontevredenheid wordt algemeen, het aantal zelfmoorden<br />
neemt met den dag toe ; hoe langer hoe minder vindt men<br />
liet leven een begeerlijk goed; men acht niet meer wat men<br />
heeft, maar zoekt en zoekt altijd voort naar nieuwe voor<br />
-rechten.<br />
Men weet dat er nog duizenden en duizenden zijn, die<br />
en allesbehalve »menschwaardig bestaan" leiden 'en deze, die<br />
het tot hun ongeluk ook voelen, laten op hoogen toon hun<br />
recht daarop gelden ; 't is nu maar de vraag wat men onder<br />
»inenschwaardig bestaan" verstaat.<br />
In de eerste plaats natuurlijk het voldoen aan de eerste<br />
en noodzakelijkste behoeften van den mensch ; goed wonen,<br />
goed slapen, goed eten, goed drinken, behoorlijke kleeding;<br />
maar bij deze rechtmatige eischen van stoffelij ken aard komt<br />
nog. zooveel ; wie het leven onzer burgerlui van nabij bezien<br />
heeft, weet wat onder deze hoofdvoorwaarden verstaan wordt.<br />
Men wil ieder nou goed onderwijs gunnen, aan rename uit<br />
gezellige plezierreisjes des zomers<br />
-spanningen des winters,<br />
onder kleeding wordt een toilet verstaan, waarover onze groot<br />
handen ineengeslagen hadden als de burgemeesters-<br />
-ouders de<br />
of doktersvrouw die in hun tijd hadden gedragen. Hendrik IV<br />
vond het 't ideaal van een gelukstaat als ieder burger des
zondags zijn .kippetje op tafel kreeg ; nu stelt men aan de<br />
volksvoeding heel andere eischen. Men zwoegt en peinst ; men<br />
werkt en schrijft alleen om dat »menschwaardig bestaan" aan<br />
het grootst aantal menschen te verzekeren. Wat baat het `? Zij<br />
morren toch en zoeken naar meer, dreigen het met geweld te<br />
nemen, gebruiken dynamiet, dolk, petroleum om hun doel te<br />
bereiken en intusschen wordt de wereld hoe langer hoe m: inden<br />
een ideaalstaat en alle kans om het in de naaste toekomst te<br />
worden schijnt verdwenen.<br />
't Is voor onze te enwooi dige systeem makers om er<br />
,Wanhopend onder te worden ; zooveel beproefd^ zooveel gedaan<br />
en alles vergeefs !<br />
vat . nu te ondernemen `. Onderwijs, kunst, ont\vikkeling ;<br />
volksgaarkeukens, volkstheaters, »Ons Huizen," niets helpt<br />
de menschen in plaats van beschaafder, kalmer, tevredener te<br />
worden, groeien aan in woestheid, in moordlust, in roofzucht.<br />
Huiverend ziet men de jeugd zonder eenige wroeging of geve=<br />
tensbezwaar de gruwelijkste moorden, de brutaalste diefstallen,<br />
de boosaardigste »grappen" verrichten. Er is een nieuw eslacht<br />
in aantocht zoo innerlijk verwilderd, als misschien sedert<br />
de invoering van het Christendom nog niet op de aarde ver<br />
een geslacht spottend met alles, niets heilig achtend,<br />
-scheen,<br />
zonder eenig begrip van goed of kwaad, even verslaafd aan<br />
drank als verzot op het ruwste zingenot. Welke onheilen<br />
dreigen de wereld, vraagt men zich sidderend af, als onze<br />
bedorven jeugd de mannelijke kracht en den mannelijken leeftijd<br />
zal hebben bereikt `. Er moet raad geschaft worden, wat zal<br />
die dolle horde temmen 0<br />
Eindelijk is men er achter ! Een bond zal men oprichten,<br />
ja natuurlijk, alle dingen beginnen tegenwoordig<br />
met bonded die de zaak opneemt. van het begin. Op den<br />
bodem van elke zaak ligt de broodvraa ; is die beantwoord,<br />
dan kunnen pas de andere in aanmerking komen. Een hon<br />
maag vraagt alleen naar brood en niet naar kunst, be-<br />
-gerige<br />
schaving, ontwikkeling, zelfs niet naar woning en kleedmg. Is<br />
de maag gevuld, dan komen eerst alle andere dingen aan de<br />
beurt. Maar, vraagt men, is men dan al niet zoolang de<br />
wereld staat, bezig met bet vullen der maag `.' Wat voor<br />
nieuws schuilt hier nu in ! Geduld lezer ! De maag is na.<br />
altijd gevoed, maar verkeerd. men heeft haar vleesch-tuurlijk<br />
te eten gegeven, men beeft vleesch als liet eenige voedsel beschouwd,<br />
waardoor een » menschwaarclig bestaan" behoo ïlij1<br />
kon gerekt. worden en dit is geheel reis geveest. Neen ! De<br />
mensch is wild, woest geworden, de mensch luistert naai geen
- 36 -<br />
rede meer ; geen wetten kunnen hein meer in bedwang houden,<br />
hij • trapt alle vooroordeelen, alle conventies zoogenaarnd, weg,<br />
als zoovele beletselen die hem in den weg staan.<br />
Welnu ! dat ondier moet geternd, bedaard worden. Men<br />
vergeet dat men sedert een eeuw met niets anders schier bezig<br />
is geweest dan hem met allerlei onzinnige theorieën het hoofd<br />
warm te maken, zijn hartstochten op te zweepen, zijn zielevrede<br />
I.e verstoren. Stelselmatig heeft men hem zoo bandeloos gemaakt<br />
en nu wil men hem kalmeeren, zoet maken en kiest<br />
daarvoor tot middel -- verandering van voedsel !<br />
Wordt hij niet meer door vleesch gevoed, dan, hoopt<br />
men, zal hij rustiger, bedaarder, handelbaarder worden ; dan<br />
vliegen de booze haren er af; een dieet van melk, aardappelen<br />
boonen en water kan niet anders dan stille, lieve, kalme burgers<br />
kweeken.<br />
»De gevolgen zijn onafzienbaar," volgens het Nieuws<br />
V. d. Dag, «als de Vegetariërsbond algemeene instemming<br />
vindt." De wijnbouw zou dan den doodsteek ontvangen;<br />
de branderijen zouden gelijk gemaakt worden met den grond.<br />
De paragraaf in de troonrede omtrent de veeteelt zou verdwijnen,<br />
wijl de veeteelt zelf haar reden van bestaan verloren<br />
had; twisten omtrent de jachtwet, zouden er, wijl de<br />
jacht voorgoed zou zijn afgeschaft, niet meer zijn. Daar ook<br />
de visscherij zou komen te vervallen, zou de droogmaking der<br />
Zuiderzee door een bezwaar minder zijn gedrukt. De sociale<br />
kwestie zou zoodanig vereenvoudigd zijn dat men moeielijk<br />
nog zou kunnen gewagen van een »kwestie."<br />
Maar het voornaamste is de hoop dat de mensch door<br />
die verandering van voedsel ook een geheel veranderd karakter<br />
zal krijgen.<br />
»Vegetarisme" is dus een nieuwe reddingsplank geworden,<br />
die men der dobberende menschheid wil toewerpen;<br />
of hierin redding schuilt, of dit middel eindelijk zal helpen'!<br />
Zeker, wij waardeeren ten hoogste het streven en de goede hedoelingen<br />
der mannen, die den Bond oprichten en zelf met hun<br />
voorbeeld voorgaan, die geld genoeg bezitten om vleesch en drank<br />
te koopen en zich met water, brood en groenten willen tevreden<br />
stellen om het volk te leeren zich ook te matigen, maar de<br />
groote vraag is : Zal men hun voorbeeld volgen '! En zelfs zoo<br />
dit gebeurde, ZOO hun lessen algemeen ingang vonden,z oo de<br />
wereld zich flauw at aan hun sobere spijzen, zou dan de<br />
mensch wezenlijk veranderd zijn ? Zouden zijn hartstochten,<br />
zijn begeerten, zijn zinnen afgekoeld, getemperd, afgestompt zijn'!<br />
Zou hij zich gemakkelijker tevreden achten ? Zullen haat, nijd
- 37<br />
en afgunst dan niet langer meer in zijn hart wonen ? Zal die<br />
verandering dus van buiten en niet van binnen komen '<br />
De ondervinding heeft OflS zooveel leeren wantrouwen, dat<br />
ook wij deze nieuwste methode van gelukkig maken der mensch<br />
heid niet dan schouderophalend kunnen aanzien. Zoolang de<br />
mensch niet leert dat volmaakt geluk niet op de wereld te vin<br />
den is en dat slechts door plichtsvervulling, zeifverloochening en<br />
het beoefenen der Christelijke deugden ten minste tevredenheid<br />
kan worden gekweekt, zal het tot zijn karakter weinig afdoen<br />
wat hij eet of drinkt.<br />
NOCH HART NOCH HOOFD.<br />
Naar aanleiding van Zola's laatsten roman.<br />
Wat enke'en zich destijds al voorstelden van Zola's opgaan naar<br />
Lourdes, als naar het oord, waar hij, de stern der genade involgend, zou<br />
nederkuielen en bidden, - wij voor ons verwachtten allerwaarschijnlijkst<br />
van dat bezoek niet veeL Reclame maken voor zijn zooveelsten verderfe<br />
roman, dachten wij. En dus oordeelende, stonden wij niet alleen.<br />
-lijken<br />
Was die geringe verwachting gewettigd ? Wat vernemen wij, nu<br />
de feiten spreken?<br />
De koude materialist, die er steeds op uit is, tegen geest en gemoed<br />
in, het bovennatuurlijke voor zich zelf te verwerpen, aan anderen<br />
als verwerpelijk op te dringen, omdat hij met de onsterfelijkheid voor<br />
oogen zich in zijn toestand niet tevreden, niet gelukkig gevoelt - tracht<br />
in zijn boek al het wonderbare van dit genadeoord te ontkennen en te<br />
verlagen tot gelukkige uitkomsten eener bij duizenden overspannen verbeeldingskracht.<br />
,,C'est ainsi," voegt Henri Lasserre, op wiens Open Brief<br />
aan Zola wij later terugkomen, hem toe, ,,que dans votre épouvante du<br />
surnaturel, vous en venez jusqu'â présenter l'inepte et unique raison de<br />
la suggestion pour expliquer tout l'enseniible des faits de Lourdes, c'esta-dire<br />
pour expliquer les plales purulentes guéries subitement, pour expliquer<br />
les fractures d'os réduites tout a coup, pour expliquer les ponmons<br />
des poitrinaires instantanément reconstitués, pour expliquer la<br />
guérison d'enfants au berceau, pour expliquer le jaillissement d'une source<br />
débitant cent mille litres par jour."<br />
Eerbied voor degenen, van wier opoffering en geloovigen zin<br />
Zola zelf te voren bekende : ,,Je vois que Lourdes est ie foyer par excel-
lence de la bonté, de la charité, du sacrifice, de 1 9 enthousiasme," kon hem<br />
niet weerhouden de in slijk gedoopte pen op te nemen en vrome pel<br />
personen van zijn Pierre en Marie Guersaint op lage wijze-grirns<br />
in de<br />
te bekladden, En hij had aan denzelfden Lasserre onder den indruk van<br />
het verhevene, dat hij aanschouwde, plechtig verklaard : „Y porter atteinte<br />
en quoi que ce soit serait un crime de lèse-humanité. Je vous<br />
pronlets, monsieur Lasserre, que pas Un mot de moi ne sera de nature<br />
affiger les arms de Lourdes, et je •puis même ajouter que vous trouverez<br />
dans mon livre maintes chosen qui vous feront plaisir."<br />
Zelfs uit literarisch oogpunt beschouwd, heeft voor Zola's vrienden<br />
en bewonderaars Loerde. weinig waarde. „Dat deze roman," -- 't zijn de<br />
woorden van den schrijver der letterkundige kroniek in den Gids, -- „mislukt<br />
is en mislukken moest kan, dunkt mij, moeielijk worden betwist." (1)<br />
In strekking dus verderfelijk ; in gevolg eis narr eigen bekentenis'<br />
„un crime de lèse-huinanité" ; als kunstwerk mislukt. Radde het boosaardig,<br />
wanschapen gedrocht liet levenslicht nimmer aanschouwd `.<br />
Eigenaardig evenwel -- en 't is hiervoor, dat wij de aandacht der<br />
lezers een oogenblik vragen -- eigenaardig luidt het antwoord, door denzelfdeii<br />
kroniekschrijver gegeven ole de vraag, waarom Zola's poging nood<br />
schipbreuk lijden moest.<br />
-zakelijk<br />
„Zulk een roman moet geschreven worden met het hart. Zola;<br />
heeft den zijne enkel geschreven met het hoofd," heet het. En het onderscheid<br />
tussclien met het hart en irret het hoofd schrijven wordt in dezer<br />
voege opgehelderd : „Waar het nu eigenlijk op aankwam : de mystische<br />
atmosfeer te creëeren, zonder welke Lourdes geen Lourdes is ; niet slechts<br />
door enkele van buiten opgeplakte etiketten, door de opsomming van<br />
gebaren en ceremnoniën, maar door tot hen door te dringen, in lien op<br />
te gaan, de heel ett halfvrorne geesten voor ons te doen leven, die de<br />
ware helden en heldinnen van Lourdes zij n ; uit dat schouwspel, die<br />
wereld in het klein, de Schoonheid op te roepen, het kunstwerk, waaraan<br />
geloovigen en niet-geloovigen hunne vreugde hebben kremen, — daar<br />
steunend op de positieve-voor<br />
mist Zola het temperament. De man, die,<br />
wetenschap, in de twintig deelen van zijne IRougon-Macquart-serie ele<br />
theoriën der erfelijkheid in romans tracht om te zetten en, zijne dilettantenkennis<br />
te pas en te , onpas aan den man brengend, voor zijne lezers<br />
eene wereld opbouwt zonder droomen, zonder mysterie, waarin alles doorzien,<br />
alles verklaard kan worden, -- die man moest er van zelf toe komen<br />
om dit wat het hoofdmotief uitmaakt van zijn roman ; de wonderbate ge-<br />
(1) De Gids, Sept. 94 ; p. 56`?,
- 39 -<br />
nezing van Marie Guersaint, van alle woriderbaaHijkheid te ontdoen en<br />
op positief-wetenschappelijke wijze te verklaren."<br />
In deze plaats en in enkele andere zinsneden worden, zooas de<br />
lezer bemerkt, de eischen gesteld, aan welke een schrijver met het hart<br />
over Lourdes behoort te voldoen, aan welke Zola is te kort gebleven.<br />
Een mystieke atmosfeer creëeren over Lourdes en zijne pelgrims, heel<br />
en halfvrome geesten voor ons doen leven, meeleven „met hen die daar<br />
aan de wondergrot genezing komen zoeken voor hunne werkelijke of<br />
denkbeeldige kwalen" (1), voor de lezers eene wereld opbouwen van droomen<br />
en mysteriën en uit dat schouwspel het kunstwerk oproepen, waaraan<br />
geloovigen en niet-gelooven hunne vreugde hebben kunnen, - ziedaar<br />
welke zijne taak geweest was.<br />
Laten wij met den geachten kroniekschrijver nu niet twisten over<br />
het hoofdpunt en met hem instemmen, dat bij Zola zeker het hart niet<br />
gesproken heeft. Met de aangevoerde redenen echter kunnen wij ons,<br />
het zij terloops gezegd, onmogelijk vereenigen. Het is onze innige overtuiging,<br />
dat wie aan al de opgesomde voorwaarden zou voldoen, allerminst<br />
daardoor in staat zou zijn ware haitetaal te spreken of te schrijven<br />
over het bevoorrechte oord aan den voet der Pyreneeën. Lourdes te willen<br />
geschilderd zien als de plaats van droomerij en zinsbegoocheling, als het<br />
vereenigingspunt uit all e hoeken der wereld van geloovigen en niet-geloovigen,<br />
van werkelijke en denkbeeldige zieken, is naar een tafereel<br />
vragen zoo weinig bekoorlijk, zoo sceptisch-koud, dat zelfs die wensch<br />
moeielijk voor een hartewensch kan gehouden worden.<br />
Doch laten wij hier niet verder op ingaan. Wij staan nu volgens<br />
den schrijver der literarische kroniek eenmaal voor het feit : ‚Zola heeft<br />
den zijne enkel geschreven met het hoofd." Dit is voor ons van meer belang<br />
dan het eerste. Vooral om de verklaring, die ook hiervan gegeven wordt.<br />
,,iYadat hij - lees ik - op zijne bekende manier, aan het verzamelen<br />
van documenten is gegaan en eene macht van boeken over geneeskunde heeft oervionden,<br />
komt Lourdes voor hem in een ander lieht te staan." (\Vij cursiveeren).<br />
Hoedanig dit licht is wordt niet gezegd, maar genoegzaam beteekend.<br />
De man ,,die, steunend op positieve wetenschap, voor zijne<br />
lezeis eene wereld opbouwt zonder mysterie, waarin alles verklaard kaii<br />
worden" is, ten einde die verklaring te kunnen geven, aan het verzamelen<br />
gegaan van documenten, van zuiver historische bescheiden ; en Lourdes<br />
is in het lieht dier bescheiden voor hem van gedaante veranderd. Al het<br />
bovennatuurlijke is door het onwraakbare getuigenis der historie aan<br />
deze plaats ontnomen.<br />
(fl) T. a. p. pag, 559,
^.w 40 w<br />
De man „die, zijne dilettanterikennis te pas en te onpas aan den<br />
man brengend, eene wereld opbouwt, waarin alles doorzien kan worden,"<br />
heeft eene macht van boeken over geneeskunde verslonden, en door deze<br />
krachtige spijze gesterkt heeft hij het wonderbare van Lourdes durven<br />
aangrijpen, het op den steen zijner positieve wetenschap gehouden en<br />
voor den toets doen bezwijken<br />
Een enkele vraag moet ons hier van de lippen. Is dit inderdaad<br />
zoo, waarom oogst die man niet meer dankbaarheid voor het stich<br />
dit reuzenwerk zijns hoofds, dat velen váór hem beproefd hebben-ten<br />
van<br />
zonder te slagen, dat velen nog na hein. beproeven Lullen met geen beter<br />
gevolg ; en dat hij alleen zou hebben tot stand gebracht ? Waarom niet<br />
meer geestdrift onder zijne vrienden en volgelingen over dit, zij het in<br />
letterkundig opzicht al mislukte boek, dan toch historisch-wetenschappelijk<br />
meesterstuk. ?<br />
Zou Zola's recensent in den Gids werkelijk overtuigd zijn van het<br />
-verslinden dier macht van boeken over geneeskunde ? Wij betwijfelen het .<br />
Tenzij het beeld enkel diende om den spoed, de gejaagdheid uit te<br />
drukken, waarmede deze weetgierige gulzigaard alles, rijp en groen, gezond<br />
en schadelijk, tracht binnen zijn bereik te krijgen en zonder keur<br />
of keus, zonder smaak gretig in zich op te nerven. In dit geval komt<br />
het ons verwonderlijk juist voor, wijl liefhebberij-geleerden hun brein<br />
op die wijze plegen te voldoen en Zola door den schrijver tot dezen<br />
wordt gerekend. Doch dan baart zijne wetenschap en kennis weinig<br />
vreeze ; dan is zij vrij onschadelijk. Tegen den onstuimigen voor denvloed<br />
van dilettanten is ook het beste humeur niet bestand, maar wetenschappelijke<br />
overtuiging wordt er het minst niet door geschokt.<br />
( Wordt vervolgd). V .<br />
<strong>HET</strong> VOLKSONDERRICH'h.<br />
II.<br />
Niemand zal mij zeker na Iuijn vorig artikel vragen : „Vanwaar<br />
de felle woede, waarmede de gewaande volksvrienden, die zich noemen<br />
„sociaal-democratische leiders," het geloovig -onderwijs, de christelijke<br />
school aanvallen ?" .<br />
Daar immers de sociaal-democratie onder cen deken ligt met de<br />
waardige en humane tempel-broeders, is het niet te verwonderen, dat<br />
ook zij in naare van vrijheid, menschheid en broederschap het staatso -
-- 41 -<br />
derwijs als het ideaal hunner wensohen begeeren. Het bederf der massa,<br />
waarop de Loge het gemunt heeft, is ook het doel der sociaal-democratische<br />
leiders, die hun wachtwoord ontvangen van de occulte macht<br />
des tempels.<br />
Mcmi zal de sociaal-democratie niet niet goed gevolg bekampen,<br />
voordat men het kind weder de normale opvoeding geeft, die den mensch,<br />
het redelijk schepsel Gods, betaamt.<br />
Men moge al proclamaties afkondigen tegen de bedervende leider<br />
en de bedorven massa, het baat alles niets.<br />
De Wurtembergscho regeering heeft einde Juli 11. een decreet<br />
aan de verschillende gezaghebbers en invloedrijke personen uitgevaardigd;<br />
dit decreet komt bijna woordelijk overeen met hetgeen de minister van<br />
Binnenlandsche Zaken van Bruisen, graaf Von Eulenburg, sijnen onder-'<br />
hoorigen had opgelegd in het begin dier ielfde maand. Het schijnt dus<br />
dat inderdaad verschillende Duitsche regeeringen het ééns zijn geworden<br />
over de middelen en het gevaar.<br />
In het decreet wordt klem gelegd op de noodzakelijkheid der<br />
bekamping van de sociaandemocratie en op de vereischte samenwerking<br />
onder alle rangen en standen, wil men tot eenig duurzaam resultaat<br />
komen. Met aandrang wijst de regeering er op, dat hoofdzakelijk in de<br />
kringen, die het meest aan de heillooze werking der sociaal-democratie<br />
zijn blootgesteld, de meeste waakzaamheid een dringend vereischte is.<br />
Arbeiders, maatschappelijk behoeftigen, lagere beambten moeten vooral<br />
beschermd, voorgelicht worden ; arbeidgevers en oversten moeten niet<br />
maar enkel op hun stoffelijk belang uit zijn, maar ook de zedelijke waarde,<br />
de zedeljke hoedanigheid hunner onderhoorigen eerbiedigen en zich<br />
gelegen laten aan de noöddruft en de billijke eischen hunner dienstbaren.<br />
Men moet de kleine landlieden, de handwerkers, de kooplieden<br />
onderrichten en met vereenigingen, vergaderingen, voordrachten, bladen<br />
en boeken de massa overtuigen van de heillooze doeleinden der sociaaldemocratie.<br />
In de werkplaatsen moeten goedgezinde en welonderrichte<br />
arbeiders den sociaal-democraten het hoofd bieden. De plaatselijke<br />
overheid moet niet slechts het volk vrjwaren van iederen socialistischen<br />
aanslag en van de kwellingen dezer drijvers, maar ook het volk overtuigen<br />
van de billjkheid en de noodzakelijkheid dezer verdediging van orde,<br />
vrijheid en recht.<br />
Dit decreet, hetwelk in hoofdzaak ontleend is aan het decreet<br />
van minister Von Eulenburg, is zeker in loffelijke termen vervat, de bedoeling<br />
is goed, uitmuntend ; de Wurtembergsche regeering liet echter<br />
de passage uit het Pruisische manifest achterwege, waarin wordt gespropIT<br />
van den godsdienstigen kant 4ezer kwestie, Graaf Von Eulenburg
42 -<br />
legt immers ook klein op de beteekenis : die de godsdienst heeft voor<br />
de bekamping der sociaal-democratie. Meende de Wurternburgsche<br />
regeering, dat deze zinnen in den mond van graaf Von Eulenburg, die<br />
indertijd zoo zeer ijverde tegen de Christelijke schoolwet van Von Zedlitz,<br />
bijna eeii parodie waren ? Of heeft Wurtemberg den papenhaat nog te<br />
veel in het bloed orn het Centrum in het gelijk te stellen, hetwelk reeds<br />
sinds jaren vjst op de onmogelijkheid van de sociaal-democratie te bestrjden<br />
zonder de Christelijke, godsdienstige beginselen te huldigen en ingang<br />
te doen vinden bij het volk?<br />
Hoe dit echter zij, men mag vragen : is van het decreet eenig<br />
heil te wachten ? Wel neen<br />
Wat wordt dan van staatswege gedaan, orn de sociaal-democratie<br />
te weren ? Juist evenveel als de staat doet om de geheime, staat cu<br />
voikverdervende Loge te verdelgen. Niets meer en niets minder.<br />
Wie was het eerst op de bres, om, begin Augustus, iadat eenige<br />
bladen hadden aangeraden niet meer kracht tegen de sociaal-democratie<br />
op te treden, het socialisme zoo niet te verdedigen, dan toch alle onheil<br />
van de hoofden der veelgelicfde ,,volksvrienden" af te weren ? De Nord.deutsche<br />
Ailgein. Zeitung, het (Joodsche) Duitsehe officieuze regeeringsor<br />
Het wees in enkele zinnen, die aan duidelijkheid veel te wensehen-gaan.<br />
overlieten, op „de jeugdige onervarenheid van sommigen, die met onberaden<br />
ijver tegen een macht wilden optreden, die juist in de vervolging<br />
haar krachten zou vermeerderen." Met andere woorden : ,,blijf van de<br />
socialisten af." - Het is enkel zeer te verwonderen, dat dit Joodsehe<br />
blad dezelfde redeneering niet doorzet, als de regeering de katholieke<br />
Kerk wil vervolgen, terwijl toch de ondervinding van 18 eeuwen heeft<br />
bewezen, dat inderdaad deze stichting Gods uit de vervolging immer<br />
krachtiger en bloeiender te voorschijn treedt ! Men kan echter met de<br />
stichting van de Joden Marx en Lassale (het socialisme) de proef wel<br />
eens nemen, er, eens ervaren of in een geregelden staat niet aan de onzinnige<br />
en onzedelijke bedriegerij, die door deze volksleiders gepleegd<br />
wordt, een einde ware te maken, als men, in naam van staatsbehoud en<br />
burgerrecht, beslag legde op alle socialistische bladen en al hunne vergaderingen<br />
onder strenge straffen verbood. Bet werk dezer Joden zou<br />
dan aidra blijken dezelfde levenskracht niet te bezitten als de Kerk<br />
van Christus.<br />
Maar tegen de Kerk mag de poging immer beproefd worden, niet<br />
echter tegen de hoge en haar verwanten : anarchisme, socialisme, internationale<br />
enz , enz. Deze humane instelling staat boven en buiten alle wetten!!!<br />
Het volk wordt geen haar wijzer en geen haar beter met decreten<br />
als die der Duitsehe regeeringen ! Zulke documenten mogen veel goed
-- 43 --<br />
schijnen te maken, wat de goddeloosheid der staatsbesturen bedierf, maar<br />
inderdaad zij baten hoegenaamd niets.<br />
Men moet het volk de incest elementaire zedewet teruggeven,<br />
die men aan de menigte ontnomen heeft op de „neutrale" school, of h, t<br />
volk zal binnen eenx halve eeuw in een toestand van verwildering geraken,<br />
van ontembare verdelgingsmanie, die Tuet geen duizend decreten<br />
en met geen bajonet of kanon sneer te weerstaan is.<br />
Maar juist dien weg wil de Loge de toekomstige tij den op drijven!<br />
Daar moet het heen, naar de sociale revolutie, waarin zij meent, dat het<br />
Christendom zal te gronde gaan ! Wat zal zij echter bitter bedrogen<br />
uitkomen ! Maar ook vat vreeselijke tijden zal die revolutie over de<br />
wereld brengen !<br />
En de neutrale school, de volksschool zonder God, waaronm de<br />
socialisten en de mannen der Loge overal roepen, die zij verlangen als<br />
het hoogste goed des volks, die school is de hoofdkracht der volksbedervers,<br />
is het Palladium, hetwelk zij met alle macht verdedigen, wèl<br />
overtuigd, dat niet die godsdienstlooze school socialisme en Loge staan en<br />
vallen. En is het moeilijk de reden hiervan op te speuren ? Neen, want<br />
zulk volksonderricht verlaagt het kind beneden de zedelijke waarde des<br />
menschen, misvormt het geheel en al. En, eenmaal misvormd in de<br />
jonge jaren, is hij als knaap, als jongeling rijp voor de brutale straat<br />
voor de onbeschaamde bedreiging, voor de vermetele aan<br />
-schreeuwerij,<br />
voor de bitse spotternij met godsdienst en eergevoel, in een woord-slagen,<br />
voor de socialistische levensopvatting._ Voordat hij 25 jaar oud is, zal<br />
hij in zijn gemoed de laatste sporen van christelijk en zedelijk gevoel<br />
hebben uitgewischt.<br />
De mensch kan zich niet ontdoen van de zedenwo et of hij mis -<br />
vormut zich ; maar juist de ontaarde menigte is in de hand der Loge het<br />
werktuig oms haar plannen te volvoeren.<br />
Welk een verraad plegen die „leiders" aan het arme volk !<br />
Ieder mensch gevoelt immers in zijn gemoed, dat er een z e d e nw<br />
e t bestaat, die wij ons zelf niet hebben gegeven, die ons niet door<br />
eenig menschelijk gezag is opgelegd ; ij hooren in ons binnenste een<br />
stem, die ons. zegt : deze wet verplicht u, zonder uw toedoen, verplicht<br />
ieder redelijk schepsel.<br />
Niemand legde zich zelf die ' wet op. Wie zou immers op eigen<br />
gezag een ander kunnen dwingen hem te gehoorzamen? Ieder zou zijn<br />
buurman hartelijk uitlachen, als deze op een fraaien dag den inval<br />
kreeg hem op te leggen : gehoorzaamheid aan zijn gezag !<br />
Wij bevinden echter, dat a 1 l e menschen zich door deze vet gebonden<br />
achten, dat allen zich verplicht achten volgens die wet te leven.<br />
De teekenen dezer waarheid verloochenen zich nooit,
_ 44 _<br />
Of gij de zelfopofferende liefde van de religieuze beschouwt, die<br />
zich gelukkig en groot gevoelt aan het ziekbed van den melaatsche, groot<br />
en gelukkig, daar zij haar verplichting, Gods wil, die haar riep, vervulde,<br />
— of den gebrekkigen werkman, die steunend op zijn geloof nog den<br />
betraanden blik dankbaar nar God verheft, in het zalig bewustzijn. dat<br />
hij deed wat eer en plicht van hem vorderden : den arbeid, totdat de<br />
krachten hein begaven, — of Caserio, die, ijzend voor het schrikbeeld<br />
der eeuwigheid, met verscheurd gemoed daar voor u zit, sidderend bij de<br />
gedachte : „wat heb ik gedaan !" — het roept u alles luide toe : daar is<br />
een zedenwet, een wet, die allen bindt, die goed en kwaad bepaalt, waar<br />
geen sterveling ontsnapt, die in het hart van ieder mensch staat-aan<br />
geschreven, waaraan geen mensch zich kan onttrekken.<br />
Die wet gaf u niet een menschelijke overheid, want hij is er zelf<br />
aan onderworpen : Nabuchodonosor beefde meer voor liet -inane, thekel-,<br />
phares, dat hein al zijn schanddaden herinnerde, dan de minste slaaf voor<br />
'S vorsten bevel ; die wet beheerscht allen.<br />
Die wet komt van een hooger wezen, komt van God.<br />
Wee hem, die veinst in zijn geweten die wet, haar bindende<br />
kracht niet te gevoelen ! Hij bedriegt zich zelf en anderen.<br />
Maar wee dan ook over de huichelaars, die het volk buiten die<br />
alles beheerschende wet opvoeden,, die een volksonderricht scheppen,<br />
gegrond op de moraal zonder God.<br />
De moraal zonder God is het leven zonder ziel, zonder levensbeginsel.<br />
Wijs mij zulk een leven aan, en ik zal u toegeven, dat er een<br />
moraal zonder God denkbaar is.<br />
De moraliteit eenmaal uitgeroeid uit het hart der menigte, rest<br />
het volk niets anders dan zich als het roofdier op zijn prooi te werpen,<br />
de ruwe, domme kracht van zijn overwicht te doen gelden, en orde en<br />
welvaart, het geheele wereldbestuur te ruïneeren.<br />
Er is geen enkele socialistische leider, geen enkele vrijmetselaar,<br />
die niet weet, dat er wel degelijk een zedenwet bestaat en die overtuigd<br />
is, dat geen nlenschen-idee den grond der zedenwet uit kan maken.<br />
Daarom moet het kind z o n d e r G o d worden opgevoed ; de<br />
zedenwet moet verdelgd worden, weggevaagd van den bodem der aarde.<br />
Daarom moet uitgebazuind naar alle hoeken der aarde, dat de<br />
Christelijke school het volk „dom laat," dat het Christendom de volken<br />
„achterlijk wil laten blijven," dat moraliteit met den godsdienst niets<br />
gemeens heeft, dat de „ware natuurmensch" het ideaal der moderne<br />
opvattingen is, dat de „menschelijkheid" in deze wereld moet triomfeeren.<br />
Ziedaar het lesje, dat de vrijmetselarij reeds vele tientallen jaren<br />
met onvermoeibare krachten de menigte voorzingt. „Lieg maar raali,<br />
er blijft immer wat van hangen," neide Voltaire.
- 4fi<br />
En het volk, eenmaa' in die richting voortgedreven, wordt de<br />
wisse en zekere prooi van den sociaa -democratischen woegeest, van den<br />
handlanger der Loge.<br />
Hoe sluw berekend het plan ook moge wezen, - het zal falen.<br />
Christus schonk aan zijne Kerk eeuwige beloften ; zij zullen niet overwinnen,<br />
de volksmisleiders!<br />
De Fransche Kamer heeft zich, gelijk de Duitsehe regeeringen,<br />
onlangs nuttig en aangenaam bezig gehouden met wetten tegen de<br />
woelgeesten.<br />
Wij veroorloven ons de schouders op te halen over , de Wet<br />
tegen de Anarchisten even goed als over de wetten der Pruisische en<br />
Wurtembergsche regeering. Evenmin als dc Picicelha?the of de Fransche<br />
roodbroek bij machte is een dronkaard van zijn horrelziicht of een gierigaard<br />
van zijn gouddorst te genezen, evenmin vermag een gouvernement<br />
met macht van politie of macht van decreten, met dreigementen<br />
van Nieuw-Caledonië of kerkerstraf, een volk te verbeteren, waarvan het<br />
uitroeit den eerbied voor het gezag, de liefde voor den arbeid, den zin<br />
voor wat waar is en goed en schoon.<br />
De Fransche en Duitsche regeering zouden meer doen voor de be<br />
strijding van het socialisme als zij één Loge sloten, dan met alle mogelijke<br />
wetten en verordeningen tegen oproerlingen, die door de hooge<br />
regeeringspersonen br.. br.. zelf worden onderhouden, - zoo niet direct<br />
dan toch indirect door hun contributie aan de Loge, die het socialisme<br />
en liet anarchime kracht en leven geeft.<br />
Maar als de regeeringen werkelijk iets willen (loen voor het be<br />
houd van vaderland en vorstenhuis, VOor het herstel van vrede en eend racht<br />
voor het geluk der welgezinde burgers, laten zij het kind z ij n ii e 1-<br />
Ugst recht teruggeven: niet vervreemd te worden van<br />
den God, die Zijn wet in het hart schreef dermen-<br />
S e h e n; laten zij de publieke meening niet langer door de Loge en het<br />
socialisme bedriegen met de leuze : ,,neutrale school," maar laten zij de<br />
waarheid durven erkennen, dat God recht heeft op het schepsel, in wiens<br />
hart Hij zijn wet heeft geschreven, en dat dit recht niet kan geschonden<br />
worden met behoud van welvaart en geluk onder Gods redelijke schepselen.<br />
Alle andere middelen zijn waardelooze palliatieven ; wie de maatschappij<br />
wil redden van de drjverj der Loge, bevestige het volksonderricht<br />
weer in Christelijke bodem. Er is geen ander middel om te verhoeden,<br />
dat de schare de weerlooze prooi ssoide der trawanten van Christus'<br />
vijand, die in de ,,synagoog van Satan" zijn helsche plannen smeedt.<br />
LOD. VAN AMSTEL.
46<br />
EEN ZEER BELANGRIJK BOEKJE.<br />
Het gebeurt zelden, dat een werkje het licht ziet, waarin zooveel<br />
gewichtige zaken in weinige bladzijden staan bijeengedrukt, als in<br />
het onlangs verschenen boekje van den heer Laicus getiteld : de yr -<br />
rasei elarij ; maar het is nog zeldzamer, dat een geschrift zooveel stof<br />
aanbiedt, op weinige bladzijden samengepakt, en toch nog aangename<br />
en boeiende lectuur blijft. Ik aarzel dan ook geen oogenblik, den<br />
lezer van dit tijdschrift dit zeer belangrijke boekje aan te bevelen.<br />
Als men het in drie deelen verdeeld ziet, 1 0. doel, geheimen en<br />
wezen der Vrijmnetselarj, 2°. de Frymetselarij in Nederland, 3°. de Vr jmetselarj<br />
in D^ itschland, krijgt men allicht de bekoring eerst de twaalf blad<br />
te lezen, die meer bepaaldelijk over Nederland handelen. Als ik-zijden<br />
een raad mocht geven, zou ik dit toch ten stelligste ontraden. En waarom ?<br />
Omdat vele bijzonderheden den lezer mogelijk zullen ontsnappen, indien<br />
hij aanvangt met het tweede gedeelte van het geschritt, waarin de Nederlandsche<br />
Loge geteekend wordt. Om een voorbeeld te nemen : het feit.<br />
dat het maeonniek weekblad, genaamd : Weekblad, voor Vrijmetselaars, in<br />
1883 schreef : „dat het niet is in het belang der orde, dat zij tot haar Hoofd<br />
hebbe een Vorst, veel Uriinder nog den aanstaanden Koning" (o e.<br />
bladz. 67) -- dit feit krijgt voor den lezer een veel gewichtiger beteekenis,<br />
als hij eerst in hetzelfde geschrift bladz. 16-22 heeft gelezen, waar Laicus<br />
een zoo stichtelijke bloemlezing geeft uit Vrij metselaars-organen van<br />
alle landen, dat men toch waarlijk blind moet wezen voor de waarheid,<br />
als men niet tot de overtuiging komt, dat de Vrijmetselarij in het koningschap<br />
haar grootsten vijand ziet. Belangrijk en alle aandacht waardig<br />
is liet, dat de Staten-Generaal, bij edict van 30 November 1695, voor altijd<br />
de mnaconnieke bijeenkomsten in de Vereenigde provinciën hebben verbo -<br />
den ; nog belangrijker is liet te weten, dat in 1737 de Staten dit edict hernieuwden<br />
en dat de Magistraat van Amsterdam, terwijl in die stad<br />
een loge gehouden werd, de overheden in hechtenis liet nemen (o. e. blz. 66).<br />
Hoewel de Fransehe revolutie, die door de Vrijmetselarij ge<br />
werd, den Vrijmetselaars, ook hier te lande, de meest volkonen-maakt<br />
rust schijnt te hebben verzekerd, zou men toch redelijkerwijze mogen<br />
vragen, of de overheden hier te lande nu meer de handen gebonden<br />
hebben, dan de Staten-Generaal op het einde der 18e eeuw, en of een sekte,<br />
die zich in haar officieel orgaan (liet Weekblad voor Vr jmetselaars) MET<br />
<strong>HET</strong> NIHZI: s iE IN PRINCIPE EENS verklaart, cene sekte is, die in een w(lgeordenden,<br />
constitutioneelen Staat geduld kan worden ? En hier is geen<br />
sprake van buitenlandselhe, nma. ar van \^e(lerla. édsche Vrijinetselarij. I]Iet<br />
Weekblad voor Vrjmetselaars, in zijn No. van 27 Jail. 1884, spreekt van
..... 47 m..:.<br />
duizenden Russische Br.. Br.-. Nihilisten (het blad cursiveert zelf). De<br />
redactie van dit Vrijmetselaarsorgaan is het dus in beginsel eens met<br />
de meest bandelooze anarchisten, vorstenmoorders en vernielers van den<br />
Staat ! Het aarzelt zelfs niet deze afschuwelijke bede neer te schrijven :<br />
„het (Nihilisme) slage om de eer der gansche 0.•. (Vrijmetselarij) zede<br />
zijn deel verdient het." (o. e. bladz 22. Noot 1). Zal men na-lijk<br />
; want<br />
lezing dezer woorden inzien, dat ook de Nederlandsche loge een staats<br />
sekte is ?<br />
-gevaarlijke<br />
Wat immers te denken van een vereeniging, wier officieel orgaan<br />
durft schrijven, dat men het Nihilisme goed succes moet toewenschen, daar<br />
het een verdienstelijk doel beoogt ? Slechts een vereeniging van samen<br />
tegen den Staat kan zulke gevoelens koesteren ; en de Vrij<br />
-zweerders<br />
moet zich in Nederland met baar 10,000 leden wel zeer sterk-metselarij<br />
gevoelen, dat zij zulk een onbeschaammmdheid durft neerschrijven !<br />
Dat het, boekje van Laicus voor Nederlanders een ongewoon groote<br />
beteekenis heeft, zal bij den lezer, die uit dit enkele citaat de Vrijmetselarij<br />
in \Teclerla71d, haar kwaadaardigen geest, haar onzalig doel, haar<br />
verregaande driestheid kan leeren kennen, wel boven allen twijfel verheven<br />
zijn. Als de lezer met aandacht dit werkje doorloopt en de menigte<br />
citaten overdenkt, die de schrijver uit Vrij.nletselaarsbladen en werken<br />
over deze sekte heeft bijeengegaard, zal hij gemakkelijk zien, suet hoeveel<br />
recht Paus Leo XIII voor eenige jaren zijn Encycliek over de<br />
Vrijretselarij heeft uitgevaardigd en on1 welke dringende redenen Z. 1-1.<br />
nog onlangs, in zijn laatste Encycliek, den strijd tegen de Vrijmetselarij<br />
als noodzakelijk heeft voorgesteld.<br />
De Vrijmetselarij is een nacht, die, gelijk Laicus (bladz. 51-54)<br />
overduidelijk aantoont, door een geheim bestuur wordt gedreven, hetwelk.<br />
van de gelieele sekte een enkele vereeniging, laten, wij liever zeggen, eene<br />
enkele bende maakt. Waarom zouden wij immers den fraaien naam<br />
,,vereeniging" geven aan dit geheim genootschap, hetwelk, zonder eenig<br />
protest der Br.•. Br.-. het Nihilisme verdedigt en toejzu.ielit Zulke lieden<br />
zijn samenzweerders, niets aleer en niets minder.<br />
Met de Fransche loge is de Nederlandsche loge verbonden, en (Ie<br />
grootre (lenaar van den Franschen • uprime Bonseil verklaarde in 1889 aan<br />
een feestbanket van Br.. B.•. onomwonden : „WIJ BLIJVEN ALTIJI) DI<br />
VURIGE SOLDATEN DER REVOLUTIE -IDEE." (o.(',. bladz. 32 en 53 noot l).<br />
Welk verband bestaat tu.ssch_en de sociaal -democratie en de Vrij<br />
hoezeer de loge in Nederland drijft naar het doel, waarnaar-metselarij,<br />
de Sociaal -democraten streven, dit alles wordt uit liet belangrijke werkje<br />
van Laicus zeer duidelijk.. Hij stelt ons in staat, een juist oordeel te<br />
vellen over de groote beweging in de maand April, waardoor aan „het
._._ 48 —<br />
volk" meer macht in handen zou worden gegeven ; dit drijven blijkt ons<br />
een werk te zijn geweest van de Vrijmetselaars A. C. Wertheim (bldz. 68)<br />
en anderen-; dat de Jood Levy, de rechterhand van dien Br,-., ook tot de<br />
edele gilde der Br.-. Br.-. behoort, dit was lang bekend. Maar wat minder<br />
bekend was is het volgende, waaraan wij de woorden laten voorafgaan,<br />
die de Ylaasbode schreef 4 Aug. 11. :<br />
Jr is dezer dagen een zeer merkwaardig boek verschenen, bearbeid<br />
door onzen medewerker LAIcus, en waarin tal van authentieke<br />
onthullingen, bekentenissen geput uit rnagonnieke geschriften, zijn vervat.<br />
„Daarin vinden wij op bladz. 65 eene klacht weergegeven, door<br />
Br.-. S. J. Moscoviter, te Rotterdam, indertijd in het Weekblad voor Vr jm.etselaars<br />
geuit : „dat in grootere steden loges zijn voor hoogeren of<br />
rijkeren op de maatschappelijke ladder, anderen voor de burgerklassen,<br />
zelden eene voor hen die aan den breeden zoom der armoede grenzen<br />
nog zeldzamer ééne, die het lidmaatschap voor allen toegankelijk houdt,"<br />
En de blaasbode, volkomen de oogmerken der Loge. kennend,<br />
voegt hierbij :<br />
„Dat was, van niagonniek standpunt gezien, beslist eene fout. De<br />
loge toch vindt voor de volvoering harer ultra-revolutionnaire bedoe<br />
ngen de beste werktuigen in de volksmassa's."<br />
-li<br />
Zeker dat is de waarheid !<br />
„ Ultra-Revoluutionnair" is de Loge, -- en de door het Socialisme<br />
ontchristende volksmassa moet en kan haar dienen. WWelnu, de klacht<br />
in 1884 door den Jood-Vrijm..•. Moscoviter geuit, is in 1894 reeds uit den<br />
tijd. De helft der liberale partij, door edele Br.-. Br.-. als Wertheim en<br />
anderen geleid, is reeds in het radicale spoor der ultra-revolutionnaire<br />
idealen ! Nederland kan nog genoegen beleven van de Vrijmetselaars -<br />
Socialistische groep ... „die het in principe met het Nihilisme eens is."<br />
Een ernstige lezing van het boekje van Laicus, een verspreiding<br />
op groote schaal van dit hoogst nuttig geschrift, de krachtige steun der<br />
R. K. Pers ein dit doel te bereiken, kan nog veel om de oogen der wel<br />
te openen, die nog niet door het huichelend Vrijmetselaars<br />
-denkenden<br />
-Socialisten-masker heenzien!<br />
Verftas liberabit vos !<br />
LODEWIJK VAN AMSTEL.<br />
INHOUD : Zal dat helpen ? -- Noch hart noch hoofd. Naar aanleiding van Zola's<br />
laatsten roman, door V. — Het volksonderricht, door Lod. van Amstel —<br />
Een zeer belangrijk boekje, door Lodewijk van Amstel.
27e Jaargang. LÍ> 4. 15 November Í804.<br />
<strong>HET</strong> 'DOMPERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN;<br />
(MEME" 1EEiS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven ehz.t<br />
adresseeren St.-Jorissttaat G. 147, t 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f t.- ; fr. per post f 5.25 buitenland<br />
f t.6o. Men abonneert zich voor een gebeden jaargang.<br />
ZOEK!<br />
In de maatschappij op het laatst der 49de eeuw, die zoo<br />
verhazerid wijs, geleerd, ontwikkeld, wetenschappelijk, intensge<br />
voelend is geworden, ontbreekt iets, dat haar belet zoo ge1uk<br />
kig en tevreden te zijn als men van haar zou verwachten; er<br />
is iets waardoor haar gang hortend, stootend, onaangenaam is<br />
geworden waardoor zoo weinigen zich thuis gevoelen in haar<br />
schoot, en zeer velen al het goede vergeten d.-it zij aanbiedt,<br />
om slechts te klagen over haar tekoitkornirgen. S<br />
Een ding is ei zoek, wanhopend, onvindbaai 7Oek in<br />
onze dagen; 't lijkt een kleinigheid, maar 't is het noodzakelijke<br />
schroefje in de machine, 't is bet zout in het eten, het is, ja<br />
- wij zullen het ronduit zeggen - niets meer dan het eenvoudige<br />
gezond verstand. Dat gezond verstand is weg uit<br />
de wereld ; hier en daar alleen vindt men er nog sporen van,<br />
maar over het algemeen is het jammerlijk op den loop; vandaar<br />
• die algemeene verwarring, die dwaze toestanden, die<br />
heerschende ontevredenheid.<br />
De groote massa ontheert, gezond verstand, en dit<br />
kleine, eenvoudige hestanddeel 'kan door geen hoop boekén -<br />
wij sheid, door geen iiooge kamergeleerdheid vergoed worden.<br />
Gezond verstand zijn de rails, die den wagen der sa<br />
rnenleving in het rechte spoor houden, maar ontbreken zij of<br />
ligt er een hinderpaal, dan derailleert de wagen en die er in<br />
zitten gaan verloren. S<br />
O\eIal merkt men dit (1Ioe11ge gemis am gezond vei
- 50<br />
stand op; laten wij eerst zien op het gebied, waar men het<br />
't minst vindt, maar waar het misschien het meest noodig is:<br />
OP dat der kunst.<br />
Kunstenaars hebben nooit aan overmaat van gezond<br />
verstand geleden ; hun gave sloot min of meer deze kostbare<br />
bezitting uit, maar zooals thans! neen, zoo beroofd fin. zij er<br />
nooit van geweest. Wat maakt onze hedendaagsehe kunst<br />
eenvoudig voor den beste ongenietbaar'? Het is 't gemis aan<br />
gezond verstand. Gezond verstand zou den kunstenaar waarschuwen,<br />
dat hij niet alleen werkt voor medekunstenaars van<br />
zijn eigen richting en denkwijze, maar voor een groot publiek.<br />
Niemand zal van den artist bij Gods genade verlangen, dat hij<br />
tot het publiek afdaalt, integendeel. Zijn plicht is 1:iet, de<br />
eenvoudigen tot zich op te heffen, zijn verbeeldingen zoo<br />
schoon en vertrouwbaar uit te drukken, dat het volk zelf<br />
die schoonheid erkent en er zich voor buigt; maar in<br />
plaats daarvan hult de dichter zijn gedachten, de schilder<br />
zijn sclieppingen, de beeldhouwer zijn gestalten in zulke geheimzinnige,<br />
onsmakelijke vormen, dat men geheel in zijn<br />
geest moet doorgedrongen zijn, om iets van zijn bedoeling te<br />
begrj pen.<br />
De kunstenaars klagen over honger, over de domheid<br />
van het door hen verachte publiek; aan wie de schuld? Hadden<br />
zij wat meer gezond verstand, deze disharmonie werd vanzelf<br />
opgelost, hun streven werd gewaardeerd, hun arbeid verkocht.<br />
Gezond verstand ook zou iederen koopman leeren, een<br />
kleine, zekere winst te verkiezen boven twijfelachtige voordee<br />
len, die op het einde der rekening nog blijken zware verliezen<br />
te zijn. In de huishoudens kan het alleen door gebrek aan gezond<br />
verstand zijn, dat zulk een hooge waarde wordt gehecht aan<br />
allerlei overtollige dingen, terwijl men het noodzakelijke gering<br />
acht en verwaarloost, het genot doet stellen boven het huiselijk<br />
leven.<br />
Gezond verstand, zoo zij het nog bezaten, moest den<br />
ouders leeren, bijtijds het karakter hunner kinderen te leiden,<br />
hun grillen niet alle in te willigen, hun meerderheid tegenover<br />
hen te blijven bewaren, zoodat zij levenslang ontzag en<br />
eerbied voor hen koesteren.<br />
Gezond verstand zou den Staten leeren, dat zij zich ten<br />
gronde richten door het militairisme, dat de reusachtige staande<br />
legers de kanker zijn der volkswelvaart, dat het dwaas en<br />
onzinnig is de arme burgers te drukken onder ongekende<br />
belastingen, alleen en enkel om zijn buurman vrees in te boe-
51 _.<br />
zerren door het ontzagwekkende aantal van zijn soldaten,<br />
kanonnen en versterkingen.<br />
Gezond verstand was 't ook niet, dat er heerschte bij<br />
het bouwen der scholen, het inrichten van ons onderwijs;<br />
algemeen, voor ieder toegankelijk onderwijs zou de volken<br />
beschaven, de maatschappij veredelen, alle rampen de wereld<br />
uitjapen, opvoeding noodeloos maken; wat dit onderwijs zonder<br />
opvoeding vermocht, leert de tegenwoordige toestand der geesten<br />
en de stemming der jeugd genoeg.<br />
Gezond verstand zou ook niet het kiesrecht onder het<br />
bereik brengen van iedereen, onverschillig of hij niets te verliezen<br />
heeft, of alles ; een stem niet maken tot een koopwaar ; om een<br />
toekomstig kwaad af te keeren, liet volk nu reeds een gevaarlij<br />
k wapen in de hand geven.<br />
Gezond verstand zou kalme, rustige burgers beletten te<br />
luisteren naar de stem van opruiers en ontevredenen, die<br />
onder voorwendsel van hun toestand te verbeteren, hun niets<br />
dan ellende aanbrengen, die hun vrijheid voorspiegelen en niets<br />
kunnen bezorgen dan een tyrannie zoo groot als men nog niet<br />
op de wereld zag.<br />
Gezond verstand bezielt ook niet de wereldhervormers, die<br />
vreemden gelukkig willen maken en intusschen hun eigen gezin<br />
door verwaarloozing en onverschilligheid ten ,onder brengen.<br />
Gezond verstand is. ver te zoeken bij de mannen, die<br />
speculeeren op de lage hartstochten hunner medemenschen,<br />
hun zinnen prikkelen, hun verbeelding bederven, die het slijk<br />
uitgraven orn het in goud te veranderen en niet vermoeden,<br />
welk een ontzettende verantwoordelijkheid zij op zich laden<br />
door hun slechte geschriften of gewetenlooze vertooningen.<br />
Gezond -verstand drijft ook hen niet, die, in het huiselijke<br />
of openbare leven minder gelukkig, in plaats van troost te<br />
zoeken in hetgeen hun nog goeds overblijft., eindeloos jammeren<br />
en klagen, zich zelf en hun omgeving bet leven verbitteren en<br />
eindelijk in zelfmoord hun heil zoeken.<br />
Nog minder gezond verstand toonen zij, die de handelwijze<br />
van zulke dwazen vergoelijken en verheerlijken, tot<br />
onderwerp kiezen hunner boeken of tooneelstukken,<br />
Waar is ook verder het gezond verstand van hen, die<br />
om hun doel te bereiken droomen van een ideaal-staat, waar<br />
niemand en iedereen meester is; die daarvoor de bestaande maat -schappelijke<br />
orde willen omverwerpen, hoofden van staten ver -moorden,<br />
landsvergaderingen in de lucht doen springen, onschuldigen<br />
dooden, paleizen, kerken of zelfs koffiehuizen vernielen`?<br />
Eindelijk is het niet het grootste bewijs van het verloren
•mow. rj i ....^<br />
raken van het gezond verstand, bij het zoo zichtbaar<br />
naderen der vernielende drommen van nihilisten en anarchisten,<br />
bij het zien wassen van den vloed van zedenbederf en<br />
regeeringloosheid, het eenige bolwerk te verachten, dat de<br />
menschheid van den ondergang redden kan ? Is het niet dwaas<br />
en onzinnig, de helpende hand te versmaden, welke de godsdienst<br />
haar toereikt om de karakters te redden van verlaging,<br />
de geesten van verwarring, de h a1ten van verbittering, de<br />
hartstochten van razernij ?<br />
Is het niet dwaas van de regeeringen, dat zij haar<br />
waarschuwingen niet aanhooren, haar taak verzwaren, haar<br />
werkkring beperken, haar dienaren bespotten, zich aan haar<br />
vijanden verbinden?<br />
Nog zijn er een menigte voorbeelden, waaruit men ten<br />
duidelijkste zien kan, dat het gezond verstand op droevige<br />
wijze verre te zoeken is, maar het reeds aangehaalde moge<br />
volstaan, om te doen zien, hoe, wanneer niet spoedig de kostbare<br />
parel van het gezond verstand wordt teruggevonden, het.<br />
er wanhopend uit zal zien met onze maatschappij.<br />
NOCH HART NOCH HOOFD.<br />
Naar aanleiding van Zola's . laatsten roman.<br />
II. (Slot.<br />
Behalve dat Zola een macht van boeken over geneeskunde<br />
verslonden heeft, is hij bovendien en dit op zijn bekende manier aan<br />
het verzamelen van documenten gegaan. „Gij hebt geen denkeeld van<br />
de massa documenten, die ik al verzameld héb," schreef hij aan een<br />
zijner vrienden. — Nieuwe bronnen door hem ondekt, hebben een helder<br />
licht geworpen over de oorzaken en den aard der verschijningen, waarmede<br />
de kleine Bernadette meende begunstigd te worden.<br />
Gelukkig is op het oogenblik aangaande deze documenten meer<br />
aan den dag gebracht dan het geval was, toen de schrijver van de Gids<br />
zijne kroniek te boek stelde. Zola zelf heeft zich tegenover Henri Lasserre,<br />
den vermaarden auteur van Notre-Dame de .Lourdes, op zijne vondsten<br />
durven beroepen.<br />
Hij schreef: „fie Bartrés woonde een priester, Ader genaamd.<br />
Deze- was de, eerste geestelijke leidsman van Bernadette. Hij heeft haar<br />
den catechismus geleerd; hij heeft ook hare visioenen voorzegd. En<br />
geen enkel levensbesch rij ver van Bernadette gewaagt van here ! Hij
-- 53 --<br />
wordt zelfs niet genoemd in het boek van den heer Henri Lasserre, dat zeer<br />
volledig erg met zorg geschreven is, doch alleen met behulp van stukken,<br />
verstrekt door het bisdom van Tarbes, terwijl de plaatselijke archieven<br />
volstrekt niet geraadpleegd werden. Het feit schijnt ongelooflijk; vandaar<br />
cene leemte, die allerlei veronderstellingen wettigt."<br />
Op die aantijging kon en mocht de tegenpartij niet zwijgen. In<br />
een Open Brief aan zijn beschuldiger, geplaatst in den Gaulois, komt<br />
Lasserre onder anderen neer op dat „volstrekt niet raadplegen der plaat<br />
elijke archieven" en schrijft:<br />
-s<br />
„Gij beweert, dat ik de plaatselijke archieven volstrekt niet heb<br />
willen raadplegen, en terwijl gij dit schrijft, is het u bekend, (zij hadden<br />
elkander te Lourdes ontmoet) dat ik met de uiterste nauwgezetheid<br />
geheel het gemeente-archief van Lourdes onderzocht heb, dat ik mij in<br />
persoon begeven heb naar de prefectuur van Tarbes, naar het gerechtshof<br />
van Lourdes, naar het hof van appèl te Pau, naar het ministerie van<br />
Eeredienst. Tot mijn spijt heb ik beambten aangetroffen, die niet vrij van<br />
schuld geweest waren en de bewijzen daarvan min gaarne leverden ;<br />
met dit al heb ik geen moed verloren en het middel gevonden alles<br />
vast te stellen."<br />
Daarna wijst hij Zola op de plaats in bovengenoemd werk, waarin<br />
hij als cene uitdaging neerschreef tegen allen, die cene onnauwkeurigheid<br />
konden aantoonen, met de belofte ze aanstonds te zullen herstellen,<br />
en laat dan volgen:<br />
„Het is zes en twintig jaar geleden, dat ik dit schreef in het<br />
boek, waarin ik verhaalde de daden en gedragingen van het Bestuur,<br />
van de rechtbank, van de politie, en waar ik het volle licht wierp op de<br />
handelwijze van den maire, van den commissaris, van den prefect, van<br />
den minister, van den keizer. Geen dergenen, wier fouten en dwalingen<br />
ik aantoonde, heeft eeg enkel document tegen mij voorgebracht. Niemand<br />
hunner heeft zijn stem verheven en protest aangeteekend......<br />
„Gij weet dit en gij beweert het tegendeel.<br />
„En nu veertig jaar na het gebeurde beroept gij u op valsche<br />
stukken, die gij niet toont ; op valsche getuigen, wier namen gij verzwijgt....<br />
De legende van Bernadette's kinderjaren is de vrucht uwer verbeelding,<br />
waartegen en hare bloedverwanten èn de inwoners van Bartres, tijdgenooten<br />
harer kindsheid, verzet aanteekenen."<br />
Een tweeden brief, (1) aan Zola gericht, schreef de Eerw. Heer<br />
Béleau, priester van het diocees van Marseille, waarin hij het volgende<br />
voorstel doet:<br />
(1) Zie omtrent dezen brief de Tijd, 8 Oct. 11. Tweede Blad ; hieruit<br />
zijn onze aanhalingen overgenomen .
-- 54 —.-.<br />
„Wij zullen beiden twee scheidsrechters benoemen, door wier<br />
bemoeiingen een eere-tribunaal worde gevormd, samengesteld uit een<br />
gelijk getal leden der vijf afdeelingen van liet Instituut. Als gij voor<br />
deze rechtbank de historische waarheid kunt staven der door u gegeven voorstelling,<br />
bied ik u een som van 10.000 frank....<br />
„Bij mijn eerste voorstel voeg ik een tweede. Als gij voor bovengenoemde<br />
rechtbank bewijst dat een enkele uwer beweringen omtrent<br />
het verblijf van Bernadette te Bartrès steunt op eenig authentiek bewijsstuk<br />
of een geloofwaardig getuigenis, bied ik u een tweede maal 10.000 frank."<br />
Wat vertrouwen kan na zulk een getuigenis, na zulke voorstellen<br />
Zola's verzamelen van oorkonden en documenten wekken, al is dit gebeurd<br />
volgens „zijn bekende manier''? Laten wij het met de zachtste woorden<br />
uitdrukken en zeggen dat die manier niet de gelukkigste is.<br />
Zijn wetenschappelijk onderzoek blijkt, volgens bekentenis van<br />
den kronieksehrij ver zelf, niets anders te zijn dan winderig dilettantisme;<br />
zijn historische voorstelling faalt het aan hechten grondslag.<br />
Heeft Zola dus niet geschreven met het hart, met het hoofd<br />
evenmin.<br />
Neen, dt geest des twijfels en des ongeloofs heeft hem ook te<br />
Lourdes niet verlaten, heeft hem aangeblazen. IJdele vernietigingszucht<br />
van al wat heilig en bovennatuurlijk is, heeft hem naar de pen doen<br />
grijpen, heeft zijne hand bestuurd. Onder den schijn van te ijveren voor<br />
de waarheid, heeft hij ze verkracht en dit in 't volle bewustzijn der<br />
valsche rol, die hij speelde.<br />
Schoon drukt Lasserre het aan het einde van zijn brief uit:<br />
„Evenals Satan, bij Milton, dit beroemde woord zegt: .,0 kwaad,<br />
wees gij mijn goed," evenzoo kunnen al uw geschriften samengevat<br />
worden in deze vurige uitroeping : „0 niet, wees gij mijn hemel." Ach<br />
wat zijt ge bevreesd, den dood te overleven, mijnheer ! En wat tracht<br />
uw schrik in de vernietiging heul te zoeken ! Maar de dood is slechts<br />
een overgang, een deur, die opengaat, een ingang tot het land van volkomen<br />
gerechtighheid. De vernietiging bestaat niet. Om u de illusie te<br />
scheppen, ze te verkrijgen, beproeft uw schrik God te dooden. Maar<br />
God zal blijven leven, mijnheer, --- en hetzij wij het willen of niet, wij<br />
zijn onsterfelijk."<br />
Zou de schrijver van de Gids ook van deze brieven in zijne<br />
kroniek gewagen? Het hoor en wederhoor zal hij bij zijne beoordeelingen<br />
toch niet vergeten. De billijkheid eischt liet hier om meer dan eene<br />
reden. Menige plaats van Lasserre's brief is bovendien waardig, ook door<br />
de inteekenaren op de Gids gelezen en herlezen te worden.<br />
V.
5 --<br />
AAN <strong>HET</strong> DOMPERTJEE.<br />
Daar rukken thans pygmeeën, Satansdwergen,<br />
Aan de Eeuwge Rots, aan 't Vorstlijk Staatsverband...<br />
Geachte Redactie.<br />
Den schijn aannemen, als ware ik ongevoelig voor het waardeerend<br />
artikel, door Lodewijk van Amstel in uwe aflevering van 1 dezer aan mijn<br />
boekje De Vrijmetselarij gewijd, zou geveinsd wezen en hooghartig.<br />
Verre van dien, wensch ik u mijne erkentelijkheid te betuigen,<br />
door u dit artikel op te dragen, waarin ik een punt, in mijn werkje<br />
zakelijk aangestipt, en dat uwen geëerden medewerker bijzonder belang<br />
toont in te boezemen, breedvoerig wil ontwikkelen.<br />
Het geldt het ultra-revolutionnaire standpunt, dat de Nederlandsche<br />
vrijmetselarij ten opzichte van ons vorstenhuis inneemt, het betoog dat<br />
ook hier te lande de loge bij uitstek de anti-dynastieke, de republikeinsche<br />
partij mag genoemd worden.<br />
Naar gewoonte ontleen ik mijne bewijsplaatsen aan maconnieke<br />
geschriften zelve. Ditmaal bepaal ik mij uitsluitend tot den jaargang<br />
1882 van het Weekblad voor Vrijmetselaars, en wel om deze redenen:<br />
1° blijkt hieruit, welk een overvloed van bewijzen zelfs één enkele maconnieke<br />
bundel levert voor de stelling, dat de loge anti-dynastiek is ;<br />
2 0 is 1882 het jaar, waarin de candidatuur van wijlen Ale±ander, prins<br />
van Oranje, als Nederlandsch Grootmeester Nationaal gesteld werd, en<br />
waarin dus de verhouding tusschen kroon en vrij metselarij practischer<br />
werd behandeld, dan meestal het geval is.<br />
De hier volgende citaten komen geen van alle in mijn werkje voor.<br />
Vooraf zij nog gezegd, dat men 'het Weekblad voor Vrjmetselaars<br />
niet moet verwarren niet het Maconniek Weekblad. Het eerste was in 1882<br />
het orgaan der groep radicale, consequente vrijmetselaars, die toen in de<br />
minderheid was, doch thans de leiding der Nederlandsche vrij metselarij<br />
in handen heeft ; het tweede was het orgaan der groep, die zich door<br />
de prinsen Frederik en Alexander liet leiden, en die thans geheel op<br />
den achtergrond is geschoven.<br />
Ik citeer alzoo uit de geschriften van hen, die thans de Loge in<br />
ons land besturen en — het snoet erkend — den moed hebben, hunne<br />
maconnieke beginselen werkelijk ernstig op te vatten en door te drijven.<br />
y
^-- 56 ---<br />
Men wane niet, dat onze prinsen deel hebben uitgemaakt van de<br />
Vrijmetselarij uit sympathie voor de Orde. — „Berekening, niets dan berekening,<br />
en wel om politieke redenen.... Diezelfde reden was het<br />
waarom... vooral de naaste bloedverwanten der Koningen als Grootmeesters<br />
der Vrijm. optraden, getuige . Engeland, Frankrijk, Denemarken, Hannover,<br />
Zweden en Nederland" (W. v. V., 1882, blz. 54). In een manifest,<br />
ter gelegenheid van het overlijden van den Grm. prins Frederik, gezonden<br />
aan de meesters vrijmetselaren in Nederland en in de koloniën en landen,<br />
ressorteerende onder het Gr. 0. der Nederlanden, spreken de 132 onder<br />
overleden Gr. Nat. die, gelijk bekend is, niet uit<br />
-teekenaars : „van den<br />
uit sympathie voor de K. K., (1) maar ook onder den invloed-sluitend<br />
van staatkundige gebeurtenissen zijne hooge waardigheid aanvaardde"<br />
(blz. 18). Hoezeer de overledene ook in .dat stuk geprezen werd, de<br />
onderteekenende loges, zestien in getal, oordeelen, dat onder zijn bestuur:<br />
„de werkzaamheid der Orde naar het inzigt dier broeders en loges niet<br />
volledig genoeg (is) geweest" (blz. 18).<br />
Er werd een krachtige veldtocht geopend tegen de pogingen, om<br />
als opvolger van prins Frederik in zijn mag. baantje weer eenen prins<br />
te benoemen, en reeds den 5 Maart bevatte het IV. v. V. een artikel,<br />
waarin de toenmalige toestand der Nederlandsche vrijmetselarij in de<br />
zwartste kleuren werd geteekend, en waarin bekend werd : „dat wij helaas<br />
als Orde der Vrijmetselaars niets meer beteekenen" (blz. 31).<br />
En dan volgen de opmerkelijke woorden :<br />
„Het is geen verkwikkend tafereel dat u is geschetst, maar de<br />
toestand zooals ze thans is, is een logisch gevolg van de benoeming tot<br />
Grootmeester Nationaal van een Prins van den Bloede (2) ; en niet alleen<br />
in Nederland is dat het geval, maar overal waar een regeerend vorst zijn<br />
naasten bloedverwant tot Grootmeester heeft, ligt de Orde aan banden,<br />
ontaardt de maconnieke arbeid geh eel" (blz. 81).<br />
Weldra bekennen de vrijmetselaars, dat de belangen van vorst en<br />
loge iiiet kunnen samengaan, dat ze onderling tegenstrijdig zijn:<br />
„Onze 0., wil ze iets beteekenen, heeft behoefte aan een krachtige,<br />
vooruitstrevende leiding. Zou Br. Alexander ons die kunnen schenken ?<br />
Zou hij kunnen beantwoorden aan de eischen, ook al stellen wij ze niet<br />
hoog ? ... Kan hij, mag hij, vorst blijvend, meegaan met ons ? Zal hij ,<br />
eenmaal koning, sympathie kunnen hebben, en zoo ja, durven toonen<br />
aan hen, die arbeiden aan de ontwikkeling van 't volk ?" (blz. 195).<br />
Hoe nu? Waarom zou men bevreesd zijn, dat een koning tegen<br />
(1) Dit K. K. wil zeggen „Koninklijke Lunst ", één der vele snoevencie berramingen,<br />
die de Loge zichzelve geeft.<br />
(2) Het W. V. V. cursiveerde zelf.
57 --<br />
de ontwikkeling van zijn ' volk --ware ? -- 't Komt er maar op aan, wat<br />
me't onder „ontwikkeling" verstaat.<br />
In den ma onnieken zin moet dan niet alleen „het zuiver democratisch<br />
element op den voorgrond treden" (blz. 81), maar moet men<br />
ook lieden hebben, die toegeven „dat het zaak is. den sociaal-democratischen<br />
stroom te leiden in plaats van te stuiten" (blz. 71).<br />
Geen tegenstand bieden alzoo aan de revolutie !<br />
Maar, zullen de vrijmetselaars huichelachtig voorgeven, de orde<br />
is betrouw aan vaderland en vorst.<br />
Lezer, leg dengenen, die zoo spreken, de critiek voor van het<br />
W. v. • V., in haar nummer van Zondag 5 November 1882 geschreven op<br />
den Tweeden Open Brief van Br. W. D. J. Brouwer, (1) en waarin dat<br />
blad wijst op „kleine vlekjes", die Br. B's arbeid „ontsieren" :<br />
„Daaronder reken ik bijv... „De Orde is getrouw aan Vaderland<br />
en Vorst." Dit is niet in alle gevallen waar, zij is getrouw aan haar doel,<br />
en dit kan niet het begrip van Vaderland en Vorst in strijd zijn" (blz. 371).<br />
Het Weekblad had zelfs de brutaliteit, de verraderlijke woorden<br />
van den onzedelijken j ood-dichter-vrij metselaar aan prins Alexander<br />
in het aangezicht te slingeren:<br />
„Als men een koning een pak slaag toedient, moet men gelij ktijdig<br />
uit alle macht „Leve de koning" roepen" (blz. 316).<br />
„Moet een vorst niet beschouwd worden als vertegenwoordiger<br />
van een tijd die voorbij is ?" (blz. 149).<br />
De Vrijmetselarij beoogt, naar zij steeds verzekert, alleen het geluk<br />
van den burger. Welnu, wat moet zij doen als zij meent op te merken,<br />
„dat in die landen, waar het gezag erfelijk is, ... de burgers het minst<br />
gelukkig leven" (blz. 85) en „dat de kans om mee te gaan met de eischen<br />
van het oogenblik des te grooter wordt, naarmate het gezag meer ver<br />
hoofd, en daardoor: bij elk individu de mogelijkheid blijft-wisselt<br />
van<br />
berusten orn invloed uit te oefenen op de keuze van hem, die met het<br />
hoogste aanzien wordt bekleed" (blz. 86).<br />
Is dat geene oproeping tot de revolutie en de republiek ? Ontwijkend<br />
antwoordt de loge : „Of de wenschen, die de 0. koestert, steeds<br />
zonder schokken tot werkelijkheid zijn te brengen, is hier niet de plaats<br />
om te onderzoeken" (biz. 86). Elders echter geeft zij ronduit „TER OVER-<br />
DENKING. Opstand tegen dingen, die niet te veranderen zijn, is zwakheid;<br />
opstand tegen datgene, wat wel te veranderen is, is plicht" (blz. 315), en<br />
maakt de woorden van Victor Hugo tot de hare : „Het koningschap is<br />
het valsche, de wetenschap het ware gezag" (blz. 195).<br />
(1) Deze brocliute is iii mijn werkje De Vjnretsetarij aait ehaald.
-- 58 --<br />
Da alles zijn theorieën, zal men zeggen, geen uitvoerbare dingen.<br />
Vergist u niet ! „De ware V.•. M.•. is een praktisch man," zegt het W. v. V<br />
„Doordrongen van den geest der A.•. W.V. begrijpt hij dat niet het opstellen<br />
van theoriën, maar de toepassing van de beginselen van recht en billijk<br />
zijn levensopvatting behooren" (blz. 270).<br />
Maar ons volk is veel te dynastiek, om zich door B.•. Br.-. te<br />
laten meesleepen, meent men.<br />
Ik hoop het met u. Maar de loge beschouwt de wankelbaarheid<br />
des volks als haar fondament en zegt onder liet opschrift „Het fondament<br />
der 0.•.", met Pascal : „De grootste en belangrijkste zaak ter wereld heeft<br />
de zwakheid tot fondament. En dit fondament is bewonderenswaardig<br />
zeker, want er is niets zekerder, dan dat het volk zwak zal zijn" (blz. 300)-<br />
Op het Groot Oosten van 18 Juni 1882, toen prins Alexander<br />
tot grootmeester was gekozen, weigerde Br. Vas Visser de candidatuur<br />
voor groot -officier, daar hij geloofde „dat door die keus de toekomst der<br />
0.•. onmogelijk was geworden" (blz. 214).<br />
Prins Alexander is dood.<br />
En Br, Vas Visser is thans grootmeester-nationaal van het Nederl.<br />
Gr.. O..<br />
LAIcvs.<br />
DE DYNASTIE DER BOURBONS.<br />
III.<br />
Was Lodewijks kleinzoon Filips van Anjou, die den titel van<br />
Filips V had aangenomen, bij den vrede van Utrecht en Rastadt al als<br />
koning van Spanje erkend, al de bezittingen der Spaansche monarchie<br />
in Europa had hij moeten prijsgeven. De Zuidelijke Nederlanden, Napels,<br />
Milaan en Sardinië waren aan den keizer gekomen, terwijl Victor Amadeus I<br />
van Savoye het vruchtbare eiland Sicilië en den koningstitel had verkregen.<br />
In den afstand van al deze rijke gewesten werd slechts noodti<br />
berust, en vooral Filips' tweede gemalin Elisabeth, gesproten uit het ook<br />
in onze vaderlandsche geschiedenis welbekende geslacht der Farnese's,<br />
vlamde er op, in Italië een koningskroon te verwerven voor baar zoon<br />
Karel, die, daar Filips uit zijn eerste huwelijk twee zonen had, niet licht<br />
in Spanje tot de opvolging zou geroepen worden. Krachtdadig door den<br />
geslepen. minister Alberoni ter zij gestaan, wist Elisabeth te bewerken,<br />
-heid (!) tot
— 59 --<br />
dat Spaansche troepen zich van Sardinië en Sicilië meester maakten, toen<br />
Oostenrijk in een oorlog met de Turken gewikkeld was. Maar nu kwam<br />
de Quadruple Alliantie de plannen der eerzuchtige vrouw dwarsboomen.<br />
Oostenrijk, Engeland, Nederland en zelfs Frankrijk, waar toen de hertog<br />
van Orleans regent was, sloten zich aaneen, om de politiek der Spaansche<br />
Bourbons in haar vaart te stuiten. Toch kreeg Elisabeth gedeeltelijk<br />
haar zin, want den infant Karel werd het uitzicht geopend op Toscane,<br />
Parma en Piacenza, waar de regeerende vorsten kinderloos waren. Ter<br />
zelfder tijd ruilde de keizer Sicilië in tegen Sardinië, dat aan den hertog<br />
van Savoye kwam, die voortaan den titel van koning van Sardinië voerde.<br />
De zwakke Filips V deed in 1724 afstand van den Spaanschen<br />
troon aan zijn oudsten zoon, den 16jarigen Lodewijk, maar toen de knaap<br />
reeds na acht maanden overleed, nam Filips de teugels van het bestuur<br />
weer iri handen, of liever, liet zich geheel leiden door zijn gemalin.<br />
Deze smaakte in 1731, toen in Parma het huis Farnese met haar neef<br />
Antonio uitstierf, de voldoening, haar zoon Karel tot hertog van Parma<br />
en Piacenza te zien verheven, terwijl hij het uitzicht op Toscane behield.<br />
Bij het uitbreken van den Poolschen successie -oorlog sloot Spanje<br />
zich natuurlijk bij Frankrijk tegen Oostenrijk aan, daar koningin Elisa<br />
kans schoon zag, voor haar zoon een grooter rijk te ver<br />
-beth nu de<br />
dan een onbeduidend hertogdom. Haar toeleg gelukte, want bij-werven<br />
den vrede van Weenen werden Napels en Sicilië aan den infant Karel afgestaan,<br />
die nu Parma en Piacenza aan den keizer teruggaf, terwijl zijn<br />
aanspraken op Toscane overgingen op Frans van Lotharingen, den gemaal<br />
van Maria Teresia.<br />
Koningin Elisabeth was evenwel nog niet tevreden, en toen in<br />
1740 de Oostenrijksche successie-oorlog uitbrak, verklaarde Spanje, hoewel<br />
het de Pragmatieke Sanctie geteekend had, Maria Teresia den oorlog.<br />
De eerzuchtige Spaansche koningin verlangde nu de Lombardische kroon<br />
voor haar tweeden zoon Filips, en, al ging haar wensch niet geheel in<br />
vervulling, toch kwamen bij den vrede van Aken de hertogdommen<br />
Parma, Piacenza en Guastalla aan den Spaanschen infant.<br />
Thans zetelden de Bourbons op vier Europeesche tronen, hun<br />
eerzucht was bevredigd, de macht van het huis Habsburg geknot, maar<br />
spoedig reeds zou hun geluksster tanen en binnen een halve eeuw in<br />
bloed en tranen zijn ondergegaan.<br />
Middelerwijl was Filips V in 1746 overleden en opgevolgd door zijn<br />
zoon Ferdinand, uit zijn eerste huwelijk met Gabrielle van Savoye. Onder<br />
diens regeering genoot Spanje een tijdperk van vrede en rust, waardoor<br />
de in de achtereenvolgende successie -oorlogen geslagen wonden althans<br />
eenigermate geheeld werden. Maar lang zou die vrede niet duren.
60<br />
Reeds in 1759 overleed Ferdinand VI en werd, daar hij kinder.<br />
loos was, opgevolgd door zijn stiefbroeder, koning Karel van Napels.<br />
Deze stond dit koninkrijk aan zijn tweeden zoon Ferdinand afen beklom<br />
als Karel III den Spaanschen troon. Ten gevolge van het in 1761 door<br />
Choiseul gesloten familieverdrag der Bourbons moest Spanje aan twee<br />
kostbare en nadeelige zee-oorlogen tegen Engeland deelnemen, die millioenen<br />
verslonden en verscheidene der rijkste koloniën in handen van<br />
Albion deden vallen.<br />
Zijn rang van groote mogendheid had Spanje, ondanks de verwantschap<br />
van zijn dynastie met de Bourbons in Frankrijk, Napels en<br />
Parma, reeds verspeeld, toen in 1788 de zwakke Karel IV na den dood<br />
zijns vaders de regeering aanvaardde. Hij liet zich geheel leiden door<br />
zijn kloeke gemalin Maria Louise van Parma en zijn gunsteling Manuel<br />
de Godoy, dien hij tot hertog van Alcudia verhief.<br />
Na de tereehtstelling van Lodewijk XVI sloot Spanje zich bij de<br />
groote coalitie tegen de Nationale Conventie aan, maar kon evenmin als<br />
het overig Europa den zegetocht der republikeinsche legers stuiten. De<br />
Bourbons waren zelfs de eersten, die zich met het revolutionnaire Frankrijk<br />
verzoenden, en in 1795 kwam te Bazel de vrede tusschen het Directoire<br />
en Spanje tot stand, door toedoen vooral van 's konings gunsteling<br />
Godoy, die voor zijn bemoeiingen met den titel van Principe de la Paz,<br />
Vredevorst, begiftigd werd.<br />
Het volgend jaar werd zelfs door het vermaarde tractaat van<br />
San Ildefonso, almede op aandringen van Godoy, een of- en defensief<br />
verbond tusschen Frankrijk en Spanje gesloten, dat dit land reeds onmidclellijk<br />
op een zee-oorlog met Engeland te staan kwam, die, als alle voorgaande<br />
en volgende, het verlies van een paar rijke koloniën na zich sleepte.<br />
Spanje was dus de getrouwe vazal van Frankrijk geworden, en<br />
dit, terwijl 'S konings broeder Ferdinand eerst Napels werd ontnomen en<br />
eenige jaren later, krachtens een decreet van Napoleon, de Bourbons ver<br />
vallen werden verklaard van hun bezittingen in Italië.<br />
Spanje zonk middelerwiji hoe langer hoe dieper ; in 1801 moest<br />
het, door zijn bondgenootschap met Napoleon, een roemloozen oorlog<br />
voeren tegen Portugal, en toen in 1804 opnieuw een oorlog met Engeland<br />
uitbnk, werd de Spaansche zeemacht in den bloedigen slag van Trafalgar<br />
geheel vernietigd. Met Spanjes vernedering hield het stijgen van<br />
Godoy's invloed, die tot grande en groot-admiraal benoemd werd, gelij ken<br />
tred. In 1807 sloot hij met Napoleon liet verdrag van Fontainebleau ,<br />
dat de verdeeling van Portugal beoogde, en waarbij ook den Vredevorst<br />
een gedeelte als onafhankelijk vorstendom werd toegekend. Karel IV<br />
poogde zich in den aanvang hiertegen te verzetten, daar zijn dochter
(Jarlotta met den prins-regent Johan van Portugal gehuwd was, maat<br />
Godoy en ook 's konings gemalin Maria Louise, voor wier dochter, de regentes<br />
van Etrurië, eveneens een gedeelte van den buit bestemd was, hielden<br />
zoo lang aan, tot de zwakke monarch toegaf. Maar van een verdeeling<br />
kwam niets, daar Napoleon, toen maarschalk Suchet Portugal veroverd<br />
en de koninklijke familie zich naar Brazilië ingescheept had, het geheele<br />
land voor zich behield.<br />
Eindelijk werd het Spaansche volk de heerschappij van den<br />
gunsteling moede en had in 1808, toen de kroonprins Ferdinand zich aan<br />
het hoofd der ontevredenen had gesteld, de paleisrevolutie van Aranjuez<br />
plaats, die den val van den gehaten Godoy en den troonafstand van<br />
Karel IV ten gevolge had. Ferdinand VII aanvaardde nu de regeering,<br />
maar zijn vader wendde zich, op aansporen van den Vredevorst, tot<br />
Napoleon, wien hij zijn troonafstand als gedwongen voorstelde. Meer<br />
had Napoleon niet noodig, om zich in de Spaansche aangelegenheden te<br />
mengen. Hij ontbood vader en zoon naar Bayonne, orn uitspraak te<br />
doen, en deze kwam hierop neer, dat beiden van hun rechten op den<br />
troon afstand deden ter gunste van den belangeloozen scheidsrechter.<br />
Deze gaf daarop de. Spaansche kroon aan zijn broeder Jozef, tot dusver<br />
koning van Napels.<br />
De Spanjaarden waren over zooveel trouweloosheid, over een<br />
Zoo willekeurig beschikken over hun land zoo verontwaardigd, dat zij<br />
naar de wapenen grepen, en, door een Engelsch hulpleger ondersteund,<br />
er na een verwoeden strijd van vijf jaar, meest als guerilla gevoerd, in<br />
slaagden, de Franschen over de Pyreneën terug te drijven. Daar Napoleon<br />
liet met het overig Europa al kwaad genoeg had, liet hij zijn broeder<br />
Jozef in 1813 afstand doen en erkende Ferdinand VII als den rechtmatigen<br />
koning, terwijl Karel IV zijn laatstste levensjaren te Rome en tapels in<br />
kalmte doorbracht.<br />
Heeft Spanje sedert den bevrijdingskrijg geen oorlog meer op het,<br />
vasteland te voeren gehad, zooveel te meer had het te kampen met<br />
woelingen binnenslands en met opstanden in zijn koloniën. Van de<br />
Fransche heerschappij in Spanje hadden de Zuidamerikaansche bezittingen<br />
gebruik gemaakt, ons- zich van het Moederland los te scheuren, en alle<br />
pogingen door koning Ferdinand in het werk gesteld, om de opgestane<br />
gewesten weer onder zijn heerschappij terug te brengen, bleven vruchteloos.<br />
Van - zij n. uitgestrekt koloniaal bezit in Amerika hield Spanje ten slotte<br />
niets dan Cuba en Portorico over.<br />
Reeds driemaal was Ferdinand gehuwd geweest, zonder dat zijn<br />
echt met kinderen werd gezegend, zoodat algemeen zijn broeder Carlos<br />
als de vermoedelijke troonopvolger beschouwd werd. Maar daar huwde
62<br />
de koning in 1829, voor de vierde maal, met Maria Christina, zijn zusters<br />
hief in 1830 door de Pragmatieke Sanctie de Salische wet op,<br />
-kind, en<br />
die de vrouwen eerst na het uitsterven van den gebeelen mannelijken<br />
stam voor de troonopvolging in aanmerking laat komen. Toen den koning<br />
in hetzelfde jaar een dochter, Isabella, - geboren werd, was daarmee het<br />
uitzicht van don Carlos op den troon geheel verdwenen.<br />
Maar nauwelijks was Ferdinand in 1833 overleden, of don Carlos<br />
deed zijn aanspraken gelden, vond grooten aanhang in de noordelijke<br />
provinciën, die hem als Karel V tot koning uitriepen, en leverde Spanje<br />
zeven jaar lang over aan al de verschrikkingen van een burgeroorlog. In<br />
het begin waren Carlos' generaals Cabrera en Zumalacarreguy voorspoedig,<br />
maar ten plotte moesten zij het onderspit delven voor de regeeringstroepen,<br />
aangevoerd door Espartero, den hertog der overwinning. Reeds in 1837<br />
waren don Carlos en zijn nakomelingen door de Cortes voor altijd van<br />
de troonopvolging uitgesloten, en in 1840 werd het pleit op het oorlogsveld<br />
ter gunste van Isabella beslist.<br />
De aanhangers van don Carlos hoopten nu nog op een huwelijk<br />
van diens oudsten zoon niet de jeugdige koningin, maar Lodewijk Filips,<br />
die gaarne de Spaansche kroon voor een van zijn zoons had verworven,<br />
verzette zich daartegen. Daar. Engeland van den anderen kart bezwaar<br />
maakte tegen de vermaagschapping van het huis Orleans met de Spaansche<br />
Bourbons, huwde Isabella met haar neef Frans d'A.ssisi, terwijl haar<br />
zuster Maria Louise de echtgenoote werd van Lodewijk Filips' jongsten<br />
zoon, den hertog van Montpensier.<br />
Toen Spanje in 1860 in een oorlog met Marokko gewikkeld<br />
was, beproefde don Carlos een inval in het Noorden en werd als Karel VI<br />
tot koning uitgeroepen. Maar ook vleze pcgirlg mislukte spoedig en de<br />
pretendent werd zelfs niet zijn broeder Ferdinand gevangen genomen,<br />
doch, na van zijn aanspraken afstand gedaan te hebben, in vrijheid gesteld.<br />
Wel herriep Carlos dien afstand, maar hij stierf reeds het volgende<br />
jaar en werd in zijn pretendentschap opgevolgd door zijn zoon Juan<br />
Carlos, die echter reeds in 1868 zijn rechten op zijn oudsten zoon Carlos<br />
overdroeg.<br />
Ondertusschen had Isabella met groote moeielijkheden te kampen.<br />
Woelingen en p•onunciarnento's waren aan de orde van den dag, tot in<br />
1868 de door Prim, Serrano en Topete geleide opstand uitbrak, die haar de<br />
kroon kostte. Wel deed Isabella in 1870 afstand ter gunste van' haar<br />
13jarigen zoon Alfonso, maar het zou nog jaren aanloopen, eer Spanje<br />
de Bourbons terugriep.<br />
Na eerst een proef te hebben gen omen met den republikeinschen<br />
regeeringsvorm, koos het hertog Amadeus van Aosta, tweeden zoon van
Victor Emmanuel, tot koning, maar de zoon. van den overweldiger van<br />
Rome vond weinig sympathie bij de katholieke Spanjaarden, zoodat hij<br />
reeds na twee jaar de kroon neerlegde. Weer werd Spanje nu een republiek,<br />
maar deze regeeringsvorm kon in het door en door monarchale<br />
land geen wortels schieten, en zoo kwam het, dat maarschalk Martinez<br />
Campos den 29en December 1874 den 17 j arigen Alfonso tot koning uitriep.<br />
In het begin van het volgende jaar hield de jonge vorst zijn intocht<br />
binnen Madrid en werd overal met de grootste geestdrift ontvangen.<br />
Middelerwijl had Carlos, in de Baskische provinciën als Karel VII<br />
tot koning uitgeroepen, niet zijn broeder Alfons een nieuwen opstand<br />
beproefd, die in het begin, bij de verwarring, waarin Spanje verkeerde,<br />
aanmerkelijk veld won, maar na het herstel der oude dynastie spoedig<br />
gefnuikt was.<br />
In 1878 huwde de jonge koning met donna Mercedes, een dochter<br />
van zijn oom, den hertog van Montpensier, maar toen zij nog in hetzelfde<br />
jaar was overleden, trad hij in 1879, voor de tweede maal, in den echt<br />
met Christina, de dochter van aartshertog. Karel van Oostenrijk.<br />
Reeds den 25en November 1.885 bezweek de veelbelovende vorst<br />
aan de tering. Zijn gemalin beviel den 1.7 en Mei van het volgende jaar<br />
van een zoon, Alfons XIII, den tegenwoordigen koning van Spanje, in<br />
wiens naam de koningin-moeder niet zooveel beleid de regeering voert.<br />
Met een enkel woord ten minste Ynoet nog worden melding gemaakt<br />
van een Spaanschen Bourbon, die, na den dood van den graaf<br />
van Parijs, zich in een geruchtmakend manifest als pretendent naar den<br />
Franschen troon opwierp. Ik bedoel Francois de Bourbon, generaal in<br />
Spaanschen dienst.<br />
Deze Francois is een kleinzoon van Frans de Paula, broeder van<br />
Ferdinand VII en don Carlos. Zijn vader was Henri de Bourbon, die in<br />
1870 in een duel met den hertog van Montpensier werd doodgeschoten,<br />
en zijn oom is Frans d'Assisi, gemaal der ex-koningin Isabella, die<br />
beiden gewoonlijk in Frankrijk verblijf houden.<br />
Niemand heeft het manifest van Francois de Bourbon ernstig<br />
opgenomen, daar, volgens de bepalingen van den vrede van Utrecht, de<br />
Spaansche Bourbons eerst n Orleans voor de troonopvolging in Frankrijk<br />
in aanmerking komen. De overige Bourbons van Spanje, don Carlos,<br />
zijn broeder Alfons en zijn zoon don Jayme, zijn dan ook zoo verstandig<br />
geweest, het pretendentschap niet aan den hertog van Orleans<br />
te betwisten.<br />
(Slot volgt.) GEos.<br />
INHOUD : Zoek. -- Noch hart noch hoofd. Naar aanleiding van Zola's laatsten<br />
roman, door V. --- Aan het Dompertje, door Laicvs. — De dynastie der<br />
Bourbons, door Geos.
7e JearQaaB. „v, 5. S December f$34.<br />
HE-T l)OMPERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
(N^EUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f t.— ; fr. per post f 1.25 ; buitenland<br />
f i.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
CONSEQUENT.<br />
Men moge van de' »socialen" zooveel kwaad zeggen als<br />
men wil wik voor ons zijn allerminst geneigd ze in bescherming'<br />
te nemen maar dat moet hun toch ter eere nagegeven<br />
worden, dat ze zich soms verduiveld consequent toonen in hun<br />
redeneeringen. In dat opzicht mag menig welgedaan doctrinair -<br />
liberaal, die zijn logica uit zijn brand-, in plaats van zijn hersenkast<br />
put, menig bourgeois satis f ait, die groot gaat op zijn<br />
liefde tot de bestaande orde, den hoed voor lien afnemen.<br />
Het eerbiedwaardig conservatisme van zulke achtens<br />
vindt maar al te dikwijls zijn giond in-waardige<br />
personages<br />
het verlangen om te houden wat zij hebben. Behoudsgezind<br />
zijn ze voor alles. Van alle pogingen om de orde te verstoren<br />
gruwen zij ; want zie je, in die »orde" voelen ze zich zoo aan<br />
hun gemak. Het is zoo hinderlijk, wanneer men-genaam<br />
op<br />
zich eenmaal in een warm plaatsje genesteld heeft, anderen<br />
te hooren ' protesteeren tegen de rechtmatigheid van dat privaatbezit.<br />
En dat nu doen die lastige socialisten. Zij zijn als<br />
die bedorven kinderen, die eerst door hun ouders met rechte<br />
apenliefde vertroeteld, maar later om hun buitensporigheden<br />
meedoogenlo'os op straat gezet, kabaal , komen maken voor het<br />
nette huis en ten aanhooren van al de voorbijgangers uit<br />
welke ploertenstreken en schurkerijen hun-schreeuwen<br />
door<br />
vaders zich tot die deftige positie in de maatschappij hebben<br />
opgewerkt.<br />
Het socialisme is namelijk de rechtstreeksche, ofschoon<br />
hooghartig verloochende telg . van protestantisme en liberalisme.
- 66 -<br />
Die onbarmhartige vaders wonen tegenwoordig in mooie huizen<br />
op den eersten stand en achten zich veel te hoog om iets met<br />
hun uit den hand geslagen kroost, dat de familie schande<br />
aandoet, te maken te hebben. Maar het verschopte kind laat<br />
zich zoo maar niet door een diender van de deur jagen; het<br />
maakt een schandaal dat de heele buurt er aan te pas komt<br />
en brengt openlijk het verborgen zondenregister van papa aan<br />
den dag.<br />
Dat gevalletje heeft dezer dagen het protestantisme in<br />
Pruisen beleefd. Verbeeld je, de respectabele Luthersche synöde<br />
van Brandenburg had in het hoofd gekregen, een schitterend feest<br />
te vieren ter gedachtenis van.... de secularisatie der kerkelijke<br />
goederen ten jare 1539. Men weet dat in genoemd jaar de<br />
markgraaf Albrecht van Hohenzollern, de grootmeester der<br />
1)uitsche orde, al zijn ridderlijke eeden met voeten tredend,<br />
eenvoudig zijn rok omdraaide en Luthersch werd, om zoodoende<br />
al de bezittingen der orde netjes voor zich in te palmen, waardoor<br />
hij den grond legde voor het tegenwoordig zoo machtige Pruisen.<br />
Die »evangelische" ploertenstreek moest nu door de<br />
Brandenburgsche synode plechtig worden herdacht. De deftige,<br />
erentfeste kerkvoogden kwamen met groote staatsie bijeen om<br />
redevoeringen te houden en psalmen te zingen en den Heer<br />
te danken, die zoo groote dingen voor heu had gedaan. Aan<br />
markgraaf Albrecht en zijn schandelijken afval zijn zij het toch<br />
verschuldigd, dat zij in de Pruisische Landeskirche zulke mooie<br />
baantjes vinden en zoo'n waardig figuur maken tegenover de<br />
schare der eenvoudige geloovigen, die met kinderlijken eerbied,<br />
als een trouwe kudde die brave herders omringt. Dat was wel<br />
de moeite waard om eens luisterrijk feest te vieren en ter eere<br />
van den summen markgraaf zich te goed te doen aan een<br />
welvoorzienen feestdisch; het kon lijden, dank altijd nog aan<br />
het vernuftige idee van Albrechts »secularisatie." En de heeren<br />
toonden zich, hij alle »godzaligheid", opgewekte feestelingen.<br />
Maar o je, daar kwamen die leelijke socialisten roet in<br />
het eten werpen! De socialisten, wat hadden de eerbiedwaar<br />
dige synode-mannen met dat rapaille uitstaan? Zij kenden ze<br />
niet! Doch de socialisten riepen dat ze zich maar niet zoo<br />
groot moesten houden en vooral zich niet zoo onnoozel aansteilen;<br />
want dat ze weergaasch goed wisten, met het socialisme<br />
in heel nauwe familiebetrekking te staan. En dat schreeuwden<br />
ze zoo hoog boven de huizen uit, dat heel Duitschiand het<br />
hooren kon, tot groote beschaming van de eerwaarde synodemannen,<br />
die zich verbeeld hadden, ongestoord een zoo hartverheffend<br />
feest te kunnen vieren.
a*-- 67 --<br />
In het socialistische hoofdorgaan, de Vorwärts, stond<br />
voor ieder, die het zien wilde en de socialisten hebben er<br />
verstand van, aan hun geschrijf publiciteit te geven de<br />
volgende leuke opmerking te lezen:<br />
„De secularisatie, dat wil zeggen de overdracht der geeste-<br />
li .,<br />
,^ke goederen aan eigenaars, door den souverein aangewezen<br />
uit naam van een beweerd openbaar belang, wordt thans door<br />
al onze autoriteiten gevierd als de veijaardag van een -onschatbare<br />
weldaad, op het oogenblik, dat die zelfde machten zich<br />
vereenigen tot een strijd op leven en dood tegen het socialisme,<br />
dat volkomen hetzelfde doel beoogt. . .<br />
„0 heilige onnoozelheid ! 0 logica ! Is liet minder revolutionnair,<br />
minder omverwerpend, de goederen der kerk in<br />
goederen van den staat te veranderen dan den kapitalistischen<br />
eigendom in gemeenschappelijk bezit te herscheppen `? Of wel,<br />
is het een misdaad, de secularisatie te eischen in het algemeen<br />
belang in plaats van ze te decreteeren in het belang van een<br />
dynastie `? Weten de lofredenaars op de Hervorming niet. -dat<br />
zij de geweldigste omverwerping verheerlijken, of is het hun<br />
onbekend dat Louis Blanc zijn geschiedenis der Revolutie begonnen<br />
is met die van Luther en de Hervorming `?"<br />
Daar zitten nu de erentfeste, eerwaardige heeren voor<br />
het heele land te kijk... als ploerten of... als botteriken ! Wait<br />
wat de socialisten hun voor de voeten gooien duldt geen tegenspraak<br />
: het is zoo klaar als de dag. Hoe kunnen de lui, die<br />
zich nog te goed zitten te doen aan den rij ken buit, die voor<br />
drie en een halve eeuw op de vleest onbeschaamde manier<br />
aan de toenmalige rechtmatige bezitters ontstolen werd, zich<br />
nog in ernst opwerpen als verdedigers der maatschappelijke<br />
orde ! 't Is immers te dwaas om er van te praten.<br />
Het protestantisme is zelf met revolutie, roof en diefstal<br />
begonnen. Het teert nu nog op de gestolen schatten, eenmaal<br />
door het katholieke voorgeslacht ter eere Gods en tot heil van<br />
den lijdenden evenmensch bijeengebracht. Het huist in prachtige<br />
gebouwen, door de vrozne stichters ten eeuwigen dage aan den<br />
katholieken eeredienst gewiß d, maar sinds de Hervorming ongegeneerd<br />
door het protestantisme in beslaggenomen. Het bezoldigt<br />
zijn predikanten en hooge kerkdignitarissen uit fondsen, die tot<br />
heel andere doeleinden waren bestemd en die het eenvoudig<br />
heeft ingepalmd. Ja in Duitschland worden de gelden der beroofde<br />
voormalige kapittels gebruikt om goede vriendjes der<br />
regeering aan een mooi jaarduitje te helpen met den deftig<br />
klinkenden titel van kanunnik. Want de summus episcopus<br />
der Evangelische Kerk, zooals keizer Wilhelm zich met recht-
69<br />
matig zelfbewustzijn zoo gaarne noemt, heeft als zoodanig de<br />
hoogste beschikking over de goederen, die zijn illustre voorvader<br />
op zoo'n gemakkelijke manier wist te bemachtigen.<br />
En diezelfde opvolger van den kerkberoover Albrecht<br />
van Hohenzollern, diezelfde opperbisschop eener van roof en<br />
diefstal levende kerk, schept er behagen in, vooral bij een glas<br />
Chamgagne na een feestelijk maal, zich als de aangewezen<br />
kampioen der maatschappelijke orde tegen de Umstürzler op<br />
te werpen, ja maakt zich sterk ze eenvoudig te „verpletteren !"<br />
't Is stout. Heel zijn rijk van zoogenaamde Gottesfurcht<br />
und frommen Sitten, door een apostaat gesticht, berust op ongerechtigheid,<br />
kerkroof en revolutie. Met haar summus episcopus<br />
aan het hoofd eert en viert dé Evangelische Kerk de secularisatie<br />
van 1539 als een heuglijk feit. En dat trekt dan nog<br />
den neus op voor het socialisme!<br />
Laten de heeren toch consequent zijn en erkennen dat<br />
als Albrecht van Hohenzollern in het belang van zijn dynastie<br />
willekeurig over de kerkelijke goederen mocht beschikken, zij<br />
er ook niets tegen kunnen hebben, als de socialisten in het algemeen<br />
belang de Verstaatlichung van allen eigendom eischen.<br />
TWEE KAMPEN.<br />
T.<br />
In mijn vorige artikels over het volksonderricht heb ik getracht<br />
den lezer een denkbeeld te geven van de onbeschaamde partijdigheid der<br />
socialistische drijvers, die ook in de schoolkwestie geheel en al één lijn<br />
trekken met de vrijmetselaars.<br />
Het kan echter niet van belang ontbloot zijn, u eens wat dieper<br />
in de kampen te voeren, die op het schoolgebied het scherpst tegenover<br />
elkaar staan. Onverpoosd, op leven en dood wordt tusschen die beide<br />
legers de schoolstrijd gestreden. Het eene kamp draagt op zijn veldteeken<br />
den naam Jesus, — het is het kamp der Jesuïeten; en het andere<br />
voert den naam Lucifer in zijn banier -- het is de bende der Loge, verkapt<br />
onder de namen „Internationale," „Nihilisme," „Socialisme" enz. enz.<br />
De kracht van den vader den leugentaal ligt in de vervalsching,<br />
in de verdraaiing der historische waarheid ; want de zuiver historische<br />
waarheid is enkel reeds voldoende, om het volk geheel en al de oogen<br />
te openen.
—^- 69 —<br />
„De katholieke Kerk is de moeder der volksschool," zeiden wij<br />
in ons vorig artikel ; maar wat ruim aandeel heeft, in de katholieke<br />
Kerk, niet de Jesuïet gehad op het gebied van het volksonderricht.<br />
De Loge en de haar gedweeë pers steekt -deze waarheid onder<br />
stoelen en banken.<br />
Aan ons de taak haar weder in het licht te stellen.<br />
In het R. K. Orgaan van Trier heb ik indertijd over het ontstaan<br />
der Jesuïeten- scholen in Duitschland en over hun werken op het gebied<br />
van 't onderwijs zeer belangrijke mededeelingen gevonden.<br />
Deze orde begon hare werkzaamheid in liet Duitsche rijk te<br />
Weenen, waar keizer Ferdinand I hare leden ontboden had. - In 1551<br />
kwamen 13 paters Jesuïeten in de hoofdstad van het Duitsche rijk aan.<br />
De keizer wees hun een huis aan, schonk hun levensonderhoud en was<br />
hun , zeer genegen ; niet lang daarna lijfde hij hen in bij de leeraars der<br />
universiteit en droeg hun het toezicht over de hoogeschool zelve op.<br />
Kort daarop vestigden zij zich ook te Keulen. Daar ging het hun<br />
in het begin allesbehalve voor den wind ;. eerst in 1556 kwam een redder opdagen,<br />
die hun een rijke beurs schonk, waardoor zij in staat werden gesteld<br />
hun stelling te bevestigen. Daar een groot gedeelte der invloedrijke<br />
burgerij bovenal wenschte, dat de hoogeschool in katholieke handen zou<br />
blijven, .zoo vonden eindelijk de vrienden der paters Jesuïeten gehoor<br />
voor hun raad : de hoogeschool aan deze nieuwe orde toe te vertrouwen.<br />
Voornamelijk ontvingen de paters steun van den pater Provinciaal der<br />
Carmelieten, bij den prior der Kartuizers en bij dr. Johan Gropper. Toch<br />
waren de paters van het Gezelschap van Jesus nog niet geheel onafhankelijk.<br />
Volgens de regeling hunner beschermers mochten zij in de<br />
hun geschonken stichting geen religieus leven invoeren, gelijk zij dit in<br />
hun huizen gewoon waren. * Maar aan dezen maatregel konden zij zich<br />
onderwerpen, en, tot geluk van Keulen, bleven zij aan de hoogeschool en<br />
bewaarden er den echt katholieken geest voor de heillooze dwaling, die<br />
geheel Duitsehland toen in rep en roer zette en vooral de school' ten<br />
gronde richtte.<br />
Van Keulen verbreidde zich de Jesuïeten -orde over het geheele<br />
gebied van den Rijn. Ook in Trier had het protestantisme vele aanhangers<br />
gevonden en groote wanorde veroorzaakt. De aartsbisschop dier<br />
stad besloot tegen de weerspannigen met zachtheid op te treden, kleine<br />
straffen te bepalen, en de oproerigheid des volks door goedheid te doen<br />
bedaren. Maar het onderwijs wilde hij tot elken prijs redden en de<br />
zuivere leer ongeschonden bewaren. Hij ontbood dus de beide hoofden
-- 70 --<br />
van de Keulsche Jesuïeten-school naar Coblenz en deelde hun mede, dat<br />
hij eenige leden hunner orde verlangde voor het onderwijs in zijne stad.<br />
Hij stond er op : „de hem toevertrouwde kudde meer door vermaning<br />
en vriendelijke inlichting, dan door geweld en dreigement in het spoor<br />
te houden." Ook naar den overste der Jesuïeten te Rome zond hij een<br />
verzoekschrift en weldra was de zaak beklonkèn. Keulen stond 2 paters<br />
af en Rome 6. Zoo werd 3 Febr. 1561 te Trier het eerste Jesuïetencollege<br />
geopend.<br />
Nu geloofde ook Mainz, dat het eenige middel om een krachtdadigen<br />
weerstand te bieden aan den storm, die over geheel Duïtschland woedde,<br />
was gelegen in het toevertrouwen der jeugd aan de orde der Jesuïeten.<br />
De beide geheime raden van keurvorst Daniël van Mainz, pater Echter<br />
en Simon Bager, rieden den vorst dit middel aan om de wankelende<br />
Mainzer universiteit weer op de been te brengen. Allen tegenstand<br />
ten spijt vestigden de paters in die stad een college en een voorbereidende<br />
school te Afschaffenburg.<br />
Langzamerhand drongen zij nu in het geheele Rijnland door.<br />
Te Spiers kregen zij zonder moeite vasten voet ; Frankfort was<br />
weerbarstig en vervolgde hen, zoodat zij iederen nacht van verblijfplaats<br />
moesten veranderen om niet ontdekt te worden ; toch slaagden zij ook<br />
eindelijk in die stad.<br />
Würzburg ontving hen daarentegen met open armen ; Beieren,<br />
Tyrol, Frankenland volgden dit voorbeeld.<br />
Aldus kon reeds in 1571 de pauselijke legaat aan Rome berichten<br />
over „de menigte zielen, die deze paters wonnen" en over „de groote<br />
diensten, die zij den H. Stoel bewezen."<br />
Voor alles werkten zij aan het onderwijs der jongelingschap..Met<br />
ijver legden zij zich toe op de studie der oude talen, de theologie, de<br />
astronomie, in één woord van alle vakken,'die r destijds aan de hoogescholen<br />
het meest beoefend werden.<br />
Maar met niet minder kracht wijdden zij zich aan de gymnasiale<br />
studiën. Zij zorgden, dat vooral de lagere klassen door zeer ervaren<br />
mannen werden gegeven, die de knapen goed in bedwang wisten te hou-<br />
den en bevattelijk de moeilijkste zaken wisten voor te stellen. Buiten<br />
groot waren de vruchten.<br />
-gewoon<br />
De roep ging door geheel Duitschland, dat de jeugd in 6 maan<br />
meer leerde aan die scholen dan aan andere in twee jaar!<br />
-den<br />
De geschiedschrijver Gfrörer heeft over dit verschijnsel geschreven:<br />
„Snel onderscheidden zich de paters dezer orde in alle vakken<br />
die toen het meest in achting waren. Niet enkel verstonden zij de theolo-.<br />
gie door en door, maar zij kenden ook de oude talen, de mathesis, de
71 .:...<br />
geschiedenis en zij beoefenden de dichtkunst. Zij toonden zich fijngevormde,<br />
wakkere burgers... Zij vermeden in hun kleeding al wat opzicht<br />
baarde. In katholieke landen droegen zij de kleeding der seculiere geestelijken,<br />
in streken, waar het geestelijk kleed hen in hun arbeid kon<br />
hinderen, verwisselden zij het met de nationale dracht. Hun methode<br />
van onderwijs was uitstekend en geheel berekend voor de jeugd. Liefde<br />
en vertrouwen heerschten in hun colleges en de paters waren gemakkelijk<br />
in den omgang.... Alles wat den ijver kon prikkelen, voerden zij in : openbare<br />
zittingen, prijsuitdeelingen, wedstrijden, eeretitels.... Nog in de 18e<br />
eeuw gold hun onderricht voor liet beste."<br />
Niet enkel uit katholieke landen, maar ook uit protestantsche<br />
stuurde de adel zijn zonen naar hun scholen. Mannen zelfs, die de Kerk<br />
doodelijk haatten, zooals bij voorbeeld Voltaire, die bij de Jesuïeten zijn<br />
opleiding ontving, leggen een schitterend getuigenis af van de waardig<br />
ijver der paters.<br />
-heid en den<br />
Kan het iemand verwonderen, dat het protestantsche Duitschland,<br />
dat de drijvers der hervorming het inzonderheid op deze leermeesters<br />
gemunt hadden ?<br />
En zal iemand iets anders verwachten dan dat de Loge, die<br />
„neutraal" onderwijs in het schild voert, enkel om de jeugd te ontkerstenen<br />
en van God en godsdienst te vervreemden, in het kamp dezer<br />
opvoeders der jeugd haar meest geduchten vijand ziet ? En vandaar de<br />
laster, de verdachtmaking, waaraan het onderwijs der Jesuïeten immer<br />
van die zijde ter prooi is !<br />
Toch zijn er ook eerlijke, onpartijdige protestanten geweest, die<br />
het karakter van deze leermeesters der jeugd naar waarde wisten te<br />
schatten.<br />
Zoo schreef Leopold von Ranke in zijn werk : Die römischen Päpste<br />
(1874.) „Voor alles werkten de Jesuïeten op de hoogescholen... Zij beoefenden<br />
de studie der oude talen met ijver en na korten tijd meende<br />
men, dat zij zich met de meest ervaren mannen op dit gebied konden<br />
meten... Ook andere wetenschappen kweekten zij aan... Vooral echter<br />
muntten zij uit in de godgeleerdheid. Zij voerden de disputen weder in,<br />
zonder welke, volgens hun oordeel, die studie te dor was. Hun universiteit<br />
van Ingolstadt ontwikkelde een leven, als men slechts te Witternberg<br />
en Genève had aanschouwd... Met niet minder ijver aanvaardden zij<br />
de Latijnsche scholen... Zij waren overtuigd, dat de eerste indruk, dien<br />
de mensch ontvangt, onuitwischbaar is... Verwonderlijk slaagden zij alom<br />
op de gymnasia. Zelfs protestanten riepen hun kinderen van de stede-
72 ---<br />
lijke gymnasia af en vertrouwden hun vorming toe aan de paters dezer<br />
orde... Ook het onderwijs der armen, het volksonderricht behartigden zij,<br />
de kinderen werden door hen onderwezen, zij legden overal de godsdienst<br />
uit. Canisius schreef een catechismus, die om de passende vragen-leer<br />
en antwoorden alom geprezen werd."<br />
Dit getuigenis van een protestant, wiens naam onloochenbaar<br />
klank heeft in de geleerde wereld, mag de heeren beschermers der neutrale<br />
school wel eens bewegen hun personeel te monsteren en te zien of<br />
de door hen aangestelde en geprezen opvoeders der jeugd dezelfde schitterende<br />
hoedanigheden bezitten ! De gebeurtenissen in het Noorden onzes.<br />
lands leeren meer en meer, wat een volk wordt als het wordt grootgebracht<br />
in de humanitaire;. beginselen der volkbedervende neutrale school!<br />
Maar voor zulke argumenten zijn heden ten dage zij, die over de toekomst<br />
van een volk beslissen, niet meer vatbaar. Zij zaaien wind en<br />
zullen storm oogsten.<br />
Een ander protestant, Friederich Körner, schreef in 1857 :<br />
„De gerechtigheid gebiedt, de dwaasheid van hen te berispen,<br />
die aan de opvoedingsmethode dezer orde allerlei boosheid ten laste<br />
leggen. In de school stelden de paters Jesuïeten zich van den aanvang<br />
af op een geheel ander standpunt dan voorheen was ingenomen, want<br />
hun geheele methode was er op berekend o p yo e ding en o n d e rr<br />
i e h t te vereenigen. Zoo zijn zij geheel op de hoogte van hun tijd en<br />
hebben zij groote dingen tot stand gebracht. Zij vatten cie studie der<br />
klassieken van de practische zijde aan en namen ook de o p v o e d i n g<br />
van de jeugd in hun program op."<br />
. En dit is juist het tegenovergestelde van wat de neutrale<br />
school wil.<br />
Neutraal onderwijs is i n beginsel louter onderricht ;<br />
daarbij kan van o p v o e d i n g geen sprake zijn. Hierover heb ik reeds<br />
vroeger een en ander in dit tijdschrift ift geschreven. De zaak ligt ook voor<br />
de hand. . Want hoe kan van o p v o e d i n g sprake wezen, als men in<br />
beginsel enkel wil onderwijzen zonder iets te willen doen voor het gemoed<br />
van het kind ? En hoe kan men iets willen doen voor het gemoed<br />
van de jeugd, als men in princiep deze stelling opzet : „Al wat op God<br />
en godsdienst betrekking heeft, moet uit de school geweerd worden" ?<br />
Maar juist omdat dit beginsel in de toepassing o n m o g e 1 ij k<br />
is, omdat het ieder oogenblik eene contradictie blijft, gaat de n e u t r a 1 e<br />
school noodzakelijk in a n t i -godsdienstige school over. Een onderwijzer<br />
geeft e h r i s t e 1 ij k of bepaald onchristelijk onderwij s: neutraal<br />
onderwijs is eene onmogelijkheid in de practijk.<br />
En dat is immers de kracht van het lamp geweest, waarin ik
-- 73 ---<br />
den lezer binnen voerde, zijn eer en zijn roem. De orde der Jesuïeten<br />
heeft in de 16e eeuw de school ingenomen, haar kleur doen bekennen,<br />
onderricht in methode --- in beginsel en in practijk, -- met opvoeding<br />
vereenigd.<br />
En dat is de bron van den haat in het andere kamp, die onder<br />
de valsche leuze : „de godsdienst is een persoonlijke aangelegenheid,"<br />
de school neutraal h e e t, maar t e g e n God richten wil.<br />
Dit vrijmetselaars-idee vindt haar warmste voorstanders in het<br />
andere kamp : het socialistische. Hierover in een volgend artikel.<br />
DE DYNASTIE DER BOURBONS.<br />
IV. (Slot.)<br />
(Slot volgt.)<br />
Nauwelijks waren de Bourbons twintig jaar in Spanje gevestigd,<br />
of reeds viel hun, na den Poolschen successie -oorlog, een nieuwe koningskroon<br />
ten deel. Aan den infant Karel, den oudsten zoon van Filips V<br />
en Elisabeth Farnese, werd door Oostenrijk Napels, Sicilië en den Stato<br />
degli Presidii (Elba, Piombino en de kuststreek van Toscane omvattende)<br />
afgestaan, met de beperking evenwel, dat deze secundogenituur der Spaan<br />
nooit met Spanje vereenigd mocht worden.<br />
-sche Bourbons<br />
Vijf en twintig jaar later vond deze bepaling haar toepassing, toen<br />
Karel III bij het kinderloos overlijden van zijn broeder Ferdinand VI<br />
tot den Spaanschen troon geroepen werd. Hij deed nu van Napels afstand<br />
ter gunste van zijn jongeren zoon Ferdinand, een kind van acht jaar,.<br />
tijdens wiens minderjarigheid het land bestuurd werd door een regentschap,<br />
aan het hoofd waarvan zich de markies Tanucci bevond. Ook na<br />
's konings ineerderjarigverklaring bleef deze staatsman nog grooten invloed<br />
op den gang van zaken behouden, tot hij verdrongen werd door Ferdinands<br />
gemalin, Maria Carolina, een dochter van keizerin Maria Teresia<br />
en een even kloeke vrouw als haar moeder.<br />
6<br />
. Na het terdoodbrengen van Lodewijk XVI sloot ook Napels zich<br />
bij de eerste groote coalitie tegen Frankrijk aan, maar moest na den<br />
schitterenden Italiaanschen veldtocht van generaal Bonaparte in 1796<br />
vrede sluiten. Toch nam koning Ferdinand een paar jaar later, hoewel<br />
zijn broeder, Karel IV van Spanje, zich nauw met Frankrijk verbonden<br />
had, weer aan de tweede coalitie deel. Evenwel met geen gunstiger ge-
74 -<br />
volg. De Fransche generaal Championnet veroverde zijn hoofdstad, het<br />
hof moest naar Palermo vluchten en gaf de bezittingen op het vasteland<br />
aan Frankrijk prijs. In het begin van 1799 werd door de Franschen in<br />
Napels een democratische regeeringsvorm gevestigd onder den naam van<br />
Parthenopeïsche republiek, afgeleid van Partb enope, de oudste bekende<br />
benaming voor Napels. Maar , deze republiek was geen lang leven beschoren.<br />
Calabrië en Apulië kwameri, door Engeland en Oostenrijk gesteund,<br />
in opstand en reeds na vijf maanden moesten de Franschen, die<br />
bovendien in Opper-Italië en aan den Rijn de handen vol hadden, Napels<br />
verlaten, waar het hof weer terugkeerde. Toch moest Ferdinand bij den<br />
in 1801 gesloten vrede den Stato degli Presidii afstaan, die bij Toscane<br />
werd ingelijfd en ook na den val van Napoleon niet aan de Bourbons<br />
terugkwam.<br />
Ook aan de derde coalitie, in 1805, nam Ferdinand IV deel, maar<br />
toen de Fransche keizer na den beslissenden slag van Austerlitz heer en<br />
meester was over geheel Europa, decreteerde hij, dat de dynastie der<br />
Bourbons te Napels opgehouden had te regeeren. Opnieuw moest Ferdinand<br />
voor het naderende Fransche leger de wijk nemen naar Sicilië,<br />
waar hij zich met Engelsche hulp wist te handhaven. Koning van Napels<br />
intusschen werd Napoleons broeder Jozef, en, nadat deze in 1808 den<br />
Spaanschen troon had beklommen, zijn zwager Joachim Murat.<br />
Toen na den slag van Leipzig de gelukzon van Napoleon was ondergegaan,<br />
trachtte Murat zich in het bezit van Napels te handhaven,<br />
door een bondgenootschap met Oostenrijk te sluiten. Waarschijnlijk<br />
zou hem dit gelukt zijn, indien hij niet, na Napoleons terugkeer van<br />
Elba, diens zijde gekozen had. Nu was het lot van Murat beslist. Hij<br />
werd door de Oostenrijkers bij Tolentino verslagen. viel kort daarop in<br />
handen der Napolitanen en werd op last van koning Ferdinand gefusilleerd.<br />
Deze hield nu zijn intocht te Napels en nam den titel aan van<br />
Ferdinand I der Beide Siciliën.<br />
Hij, zoowel als zijn opvolgers, hadden onophoudelijk met opstanden<br />
te kampen, door de carbonari verwekt en door Sardinië, dat van een<br />
eenig koninkrijk Italië droomde, in de hand gewerkt.<br />
Ferdinand I overleed op 75jarigen leeftijd in 1825 en werd opgevolgd<br />
door zijn zoon Frans I, die maar vijf jaar regeerde en zijn twintigjarigen<br />
zoon . Ferdinand 1I tot opvolger had.<br />
Gedurende zijn bijna dertigjarige regeering had deze vorst aan<br />
een aaneenschakeling van woelingen en samenzweringen het hoofd te<br />
bieden, en stak de onwenteling steeds driester den kop op. In het<br />
revolutiejaar 1848, dat zooveel koningstronen aan het wankelen bracht,<br />
brak in Napels een formeele opstand uit en zag FErdinand zich genood-
-- 76 -<br />
zaakt, zijn soldaten in vereeniging met die van Sardinië tegen Oostenrijk<br />
te laten optrekken, tot dusver zijn trouwe bondgenoot en beschermer.<br />
Oostenrijk was toen de eenige voormuur tegen de revolutie, en indien<br />
het in zijn strijd het onderspit inoest delven, zou geheel Italië een prooi<br />
worden van het huis van Savoye, dat zich in den dienst der omwenteling<br />
had gesteld. Voorloopig echter behield Oostenrijk nog de. overhand en<br />
zag Sardinië zich in zijn eerzuchtige, plannen gestuit. Maar ver van die op<br />
te geven, besloot het het welslagen daarvan te verzekeren, door zich nauw<br />
bij Frankrijk aan te sluiten, dat in de vernedering van Oostenrijk voor<br />
zich voordeel zag, maar daardoor de groote politieke fout beging, die in<br />
den noodlottigen slag 'van Sedan haar rechtvaardige straf vond.<br />
Toen Ferdinand II in 1859 overleed, waggelde zijn troon reeds,<br />
want Oostenrijk was in een korten, maar bloedigen oorlog door het ver<br />
Sardinische leger verslagen, en Napoleon liet Victor-eenigde<br />
Fransch-<br />
Emmanuel nu in Italië de vrije hand.<br />
Voorloopig bepaalde deze zich tot het anizexeeren der kleinere<br />
hertogdommen in Middel-Italië, zoodat Ferdinands zoon, de 23jarige<br />
Frans II, de regeering over de Beide , Siciliën aanvaardde. Spoedig echter<br />
werd hij door de vrijscharen van Garibaldi verontrust en het volgende<br />
jaar reeds deed het leger van Victor Emmanuel een inval in de Napolitaansche<br />
staten. Voet voor voet verdedigde de jonge, ridderlijke vorst,<br />
wiens moeder nog 1 wel een Savooische prinses was geweest, zijn land<br />
tegen den vijand, maar moest voor de overmacht wijken. Met - het overschot<br />
van zijn leger wierp hij zich in de sterke vesting Gaëta, de eenige<br />
plaats in het koninkrijk, waar de Napolitaansche vlag nog wapperde.<br />
Maar na een heldhaftige verdediging moest koning Frans capituleeren.<br />
Hiermee was de regeering der Bourbons over het koninkrijk der Beide<br />
Siciliën ten einde, dat nu bij Italië werd ingelijfd. Na tot de overweldiding<br />
van Rome aldaar verblijf gehouden te hebben, begaven koning Frans<br />
en zijn gemalin zich naar het buitenland, en houden zich thans gewoonlijk<br />
te Parijs op.<br />
Wel waren bij het uitsterven van het huis Farnese in 1731 de hertogdommen<br />
Parma en Piacenza aan den Spaanschen infant Karel afgestaan_,<br />
maar reeds vier jaar later kwamen zij na den Poolschen successie -oorlog,<br />
bij den vrede van Weenen, aan Oostenrijk, toen Karel de koningskroon<br />
van Napels ten deel viel.<br />
In 1748 zag Maria Teresia zich echter bij den vrede van Aken<br />
verplicht, van de hertogdommen, waarbij nog het oude graafschap Guastalla<br />
gevoegd werd, afstand te doen ter gunste van den jongsten zoon
- „<br />
des Spaanschen konings, Filips, onder beding evenwel, dat zij aan Oostenrijk<br />
zouden terugvallen, indien het mannelijk oir uitstierf of op den<br />
troon van Napels of Spanje zou geraken.<br />
Dit beding zou niet in vervulling gaan, want toen de koning van<br />
Napels in 1759 zijn broeder Ferdinand VI in Spanje opvolgde, benoemde<br />
hij niet zijn broeder Filips van Parma, maar zijn minderjarigen zoon<br />
Ferdinand tot zijn opvolger.<br />
In Parma viel niets van belang voor, tot bij den zegetocht van<br />
generaal Bonaparte in Italië ook dit hertogdom in het gedrang kwam.<br />
Toch wist Ferdinand, die in 1765 zijn vader Filips was opgevolgd, bij den<br />
vrede van Campo-Formio in 1796 zijn land te behouden tegen betaling<br />
van een oorlogschatting van twee milhioen livres en den afstand van een<br />
aantal schilderijên. I)at hertog Ferdinand er betrekkelijk zoo genadig<br />
afkwain, had hij hieraan te danken, dat zijn zuster de echtgenoote was<br />
van zijn neef Karel IV van Spanje en djt land op goeden voet stond met<br />
Frankrijk.<br />
Maar Napoleon wilde met alle geweld Parma hebben, en zoo<br />
werd bij den vrede van Luneville in 1801 een verdrag gesloten tussehen<br />
den eersten consul en den almaclitigen Spaanschen minister Godoy, die<br />
alles bedisselde wat de Spaansche Bourbons van nabij of in de verte<br />
aanging. Krachtens dit tractaat zou Parma bij het overlijden van Ferdinand<br />
aan Frankrijk komen, terwijl de erfprins Lodewijk als schadeloosstelling<br />
Toscane zou krijgen, waarvan groothertog Ferdinand afstand<br />
had moeten doen, en dat onder zijn ouden naam Etrurië tot een koninkrijk<br />
werd verheven, met bepaling, dat het altoos een secundogenituur van<br />
Spanje blijven en bij het uitsterven der tegenwoordige lijn door een<br />
Spaanschen infant zou geregeerd worden.<br />
. In 1802 overleed Ferdinand, kwam Parma aan. Frankrijk en werd<br />
zijn zoon Lodewijk koning van Etrurië. Maar reeds het volgende jaar<br />
stierf deze en werd opgevolgd door zijn vierjarigen zoon Karel II, onder<br />
voogdij van zijn moeder, een dochter van Karel IV van Spanje.<br />
Toscane zou al to o s een secundogenituur van Spanje blijven,<br />
- zoo had Napoleon in 1801 verklaard, doch in 1807 was dat altoos<br />
reeds ten einde. Door het tractaat van Fontainebleau, waar de beruchte<br />
,,Vredevorst" alweer de hand dn had, werd bepaald, dat de jonge koning<br />
van Etrurië zijn land aan Frankrijk afstaan, maar in ruil daarvoor een<br />
koninkrijk in Portugal zou krijgen. Etrurië werd afgestaan, doch - van<br />
het Portugeesche koninkrijk kwam niets, zoodat de jeugdige Karel nu<br />
een koning zonder, land was. .<br />
Dit bleef hij zoolang Napoleon' apoleo in Europa heer en meester was.<br />
En ook daarna werd hij vergeten, want door het Weener Congres werden
...... 78.....<br />
Parma, Piacenza en Guastalla aan de aartshertogin Maria Louise, echt -genoote - van Napoleon,<br />
toegekend. Doch thans sprong de koning van<br />
Spanje voor zijn zuster en haar kinderen in de bres, en wist te bewerken,<br />
dat de ex-;honing van Etrurië voorloopig met het kleine hertogdom Lucca<br />
werd schadeloos gesteld, terwijl Parma na den dood van Maria Louise<br />
weer aan Karel II zou terugvallen, die dan op zijn beurt weer Lucca<br />
aan Toscane moest afstaan, waar de oude dynastie opnieuw was hersteld.<br />
DE BOURBONS IN PARMA.<br />
FILIPS t 1765<br />
x<br />
Louise Elisabeth<br />
, (docht. ir. Lodewijk XV),<br />
FERDINAND I -f- 4802 Louise Maria<br />
X x<br />
Maria Amalia Karel IV v. Spanje.<br />
(docht. y. ' Maria Teresia)<br />
I<br />
LQOEWIJK f 1803<br />
[koning v. Etruriëj<br />
x<br />
V aria Louise<br />
(docht. V. Karel IV)<br />
KAREL -CI j- 1883<br />
[kon. V. Etrurië tot 1807<br />
hertog V. Lucca van 1815-47<br />
hertog V. Parma van 4847-49]<br />
x<br />
Maria Teresia<br />
(docht. V. Victor Emmanuel I)<br />
KAREL 1.11 -r 1854<br />
X<br />
Maria Teresia<br />
(zuster, V. d. graaf v. Chamhord)<br />
ROBERT tot 1859 Margareta<br />
x x<br />
I Maria Pia Carlos<br />
(docht. V. Ferdinand 11<br />
der Beide Siciliën)<br />
2 Maria Antonia .<br />
(docht. v. dom Miguel<br />
V. Portugal).<br />
Eerst in 1847 overleed de gewezen keizerin van Frankrijk en<br />
trad Karel II, na van Lucca afstand te hebben gedaan, als hertog van<br />
Parma op. Doch spoedig werd hij het regeeren moe en droeg, ofschoon<br />
p&0 jaar oud, in 1849 de kroon over aan zijn zoon Karel III. Hij zelf<br />
ging nu als vergeten burger leven en stierf hoogbejaard te Nizza in het<br />
jaar 1883.
79 -mei<br />
De nieuwe hertog had in zijn staten met groote binnenlandsche<br />
moeilijkheden, door het trouwelooze Sardinië verwekt, te kampen, en<br />
werd in 1854 op de openbare straat vermoord.<br />
Zijn opvolger, tevens de laatste hertog van Parma, was zijn zes<br />
zoon Robert, voor wie de hertogin -weduwe, een zuster van den-jarige<br />
graaf van Chambord, het regentschap aanvaardde. Telkens braken woelingen<br />
in de hertogdommen uit en toen Oostenrijk in 1859 bij Magenta<br />
verslagen was, was het lot van Parma beslist. Een Piëmonteesch leger<br />
trok de grenzen over eis de hertogin -regentes moest met haar kinderen<br />
de wijk nemen naar Oostenrijk. Victor Emmanuel lijfde Parma bij zijn<br />
staten in.<br />
Prins Robert, die tegenwoordig op het kasteel Schwarzenau in<br />
Oostenrijk verblijf houdt, werd dezer dagen met de geboorte van zijn zes<br />
verblijd. En is hij zelf al geen regeerend vorst meer, hij heeft-tiende<br />
kind<br />
althans de voldoening, zijn oudste dochter een kroon te zien dragen,<br />
daar zij gehuwd is met vorst Ferdinand van Bulgarije.<br />
Zooals men uit deze studie en de daarbij gevoegde genealogische<br />
overzichten zal gezien hebben, hebben de Bourbons zich in den loop der<br />
tijden met de meeste vorstenhuizen van Europa vermaagschapt. Laten<br />
wij de uitgestorven en niet-katholieke daarbuiten, dan bemerken wij,<br />
dat al de katholieke dynastieën met de Bourbons zijn geparenteerd : Habsburg<br />
(Oostenrijk), Savoye (Italië), Braganza (Portugal), Wittelsbach (Beieren),<br />
Albertinische linie (Saksen), en de katholieke tak der Hohenzollerns. Ook<br />
de jeugdige dynastie van Saksen-Coburg-Gotha in België is door een<br />
zijlinie met de Bourbons verwant, daar koningin Louise, echtgenoote van<br />
Leopold I, een dochter was van Lodewijk Filips.<br />
Bovendien zijn huwelijken der Bourbons onderling zeer menig<br />
geweest. Als men de bij de Napelsche Bourbons gevoegde tabel-vuldig<br />
raadpleegt, zal men bemerken, dat al de verschillende linies zonder uit<br />
daar bijeenkomen. Vooreerst de beide Fransche, vertegenwoor-<br />
-zondering<br />
digd door den graaf van Chambord, wiens moeder een zuster van Ferdinand<br />
II was, en den graaf van Parijs, wiens grootvader met een zuster<br />
van Frans 1 was gehuwd. Verder de drie Spaansche : Alfons XIII, wiens<br />
overgrootvader, Don Jay me, wiens overgrootvader, en Francois de<br />
Bourbon, wiens grootvader met zusters van Ferdinand II waren gehuwd.<br />
Ten slotte die van Parma, vertegenwoordigd door prins Robert, wiens<br />
eerste vrouw een zuster was van Frans II.<br />
Eindelijk zij voor de curiositeit nog aangestipt, dat ook Napoleon I<br />
door zijn tweede huwelijk met de Bourbons verwant werd, daar de moeder<br />
van Maria Louise een zuster was van Frans I der Beide Siciliën.<br />
GEOS.
^— so --<br />
VIER CATEGORIEÉN.'<br />
De openbare Nederlandsche onderwijzers, met uitzondering van<br />
eenige „wilden," die van geen partijverband willen weten, of die, zooals<br />
veel katholieken, gaan inzien, dat de bestaande vereenigingen niet voor<br />
hen - passen, kunnen in vier categorieën verdeeld werden : Leden van<br />
het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap, van den Bond van Neder -<br />
landsche Onderwijzers, van de Sociaal -democratische Onderwijzersvereeniging<br />
en van den Nieuwen Bond, welke laatste nog maar eenige dagen oud<br />
en ontstaan is door een scheuring in den reeds al te befaamden „Bond."<br />
Eigenlijk diende er ook nog een Anarchistische Onderwijzersvereeniging<br />
te wezen., en misschien zal ze er reeds spoedig zijn, daar de anarchistische<br />
onderwijzers op den duur toch geen vrede kunnen hebben met de rol<br />
van hospitanten, die ze in de S.-D. 0. V. spelen.<br />
Het genootschap had tot dusver de reputatie van deftig te zijn.<br />
Maar zelfs deze - reputatie is het thans kwijt, nu onlangs bij de' keuze<br />
van een bestuurslid de kleine helft der stemmen werden uitgebracht op<br />
een bekend socialistisch schoolhoofd.<br />
De „oude" . Bond heeft zich opnieuw van zijn • voordeeligste zijde<br />
doen kennen, door er bij de regeering op aan, te dringen, dat aan de<br />
bijzondere scholen, die op 1 Januari 1895 niet aan den wettelijken eisch<br />
betreffende het personeel voldoen, geen subsidie worden toegekend.<br />
Wat de „nieuwe" Bond is en wil, zal de tijd leeren, maar groote<br />
verwachtingen zal men daar niet van koesteren, als men bedenkt, dat<br />
hij uit den „ouden" is voortgekomen.<br />
De sociaal-democratische 0. V. ten slotte wijst door haar naam<br />
alleen reeds haar program aan.<br />
Summa summarum is het de eigen schuld van heeren onderwijzers,<br />
dat het openbaar onderwijs hoe langer hoe meer in discrediet<br />
komt, en minister Van Houten moet wel een . stalen voorhoofd hebber<br />
of beide oogen dichtdoen, om te durven verklaren, dat er in de kla.ch.t<br />
over den slechten geest der onderwijzers veel overdrijving schuilt.<br />
Maar het volk zelf brengt hij door zoo'n nietszeggend praatje<br />
niet óp een dwaalspoor.<br />
I N H 0 U D : Consequent. — Twee kampen. — De dynastie der Bourbons, door<br />
Geos. — Vier categorieën.
29e Jaargang.J! f. 15 December 1894<br />
<strong>HET</strong> DOMPFIATJEI<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand Bijdragen, brieven enz. te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i.--- ; Cr. per post f 1.25 ; buitenland<br />
f i.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
„KRUISAANBID DIN G."<br />
Bepaald vermakelijk is het, de tactiek waar Ie nethen,<br />
bij de bestrijding der katholieke Kerk van protestantsche zijde<br />
gevolgd. De mannen van het „gezuiverde Evangelie", die<br />
nota bene de leer van het vrije onderzoek huldigen en het dus<br />
heel natuurlijk moesten vinden dat de katholieken het Evangelie<br />
op een andere wijze verstaan, dan zij, ja die op den bodem.xl<br />
van het protestantisme zelf voor alle mogelijke en onmogelijke<br />
uitleggingen de ruimste verdraagzaamheid aan den dag legen.<br />
kunnen nu eenmaal ons Iloomschen niet met rust laten.<br />
Gestadig zijn zij er op uit, het gehate Rowe te bestoken,<br />
en ziehier een der drukst gebezigde middeltjes, waarvan zij<br />
zich in dien nobelen kamp bedienen. Zij dichten de katholieke<br />
Kerk, (waarvan zij gewoonlijk zoo goed als niets afweten, terwijl<br />
ze zich ook niet, de minste moeite geven om van haar gebruiken<br />
en instellingen op de hoogte te komen) de afschuwelijkste<br />
dingen en de onzinnigste domheden toe, oran vervolgens in<br />
heilige verontwaardiging li un afschuw over zooveel gruwelijke<br />
l)uitensporigheden voor ieder, die het aanhooren wil, uit te<br />
schree u wen.<br />
En ot de Roomschen dan al zeggen : „maar lieve mensellen,<br />
maakt je zoo dik niet ; komt eerst eens bij ons kijken<br />
of die akeligheden, waarvan je zoo gruwt, bij ons wel te vinden<br />
zij n," --- het helpt allemaal niets. De stumpers willen met alle<br />
geweld walgen en gruwen, al toont men hun ook honderdmaal<br />
aan, dat de schrikbeelden, waartegen ze zoo te keer gaan, een -<br />
voudig bestaan in bun verbeelding.
— 82 _+<br />
Echte Don Quichottes in de meest gebruikelijke beteekenis<br />
zijn die vechtersbazen, schermende tegen Roomsche<br />
windmolens van hun eigen fictie.<br />
Als zulke windmolens, die zij zelf met vervaarlijke wieken<br />
te draaien zetten, om er vervolgens tegen storm te kunnen<br />
loopen, kunnen bij voorbeeld gelden de beschuldigingen van<br />
heiligenvergodíng, beeldendienst, reliquieën-aanbidding,<br />
dingen, waarover zij nog dag op delg uitvaren, niettegenstaande<br />
hun al honderdmaal op alle manieren is duidelijk gemaakt,<br />
dat niets van dat alles in de katholieke Kerk wordt aangetroffen.<br />
Er is geen enkel punt, in den loop der eeuwen door<br />
protestantsche geleerden of ongeleerden tegen de katholieke<br />
Kerk aangevoerd, dat niet glansrijk van katholieke zijde is<br />
weerlegd. Maar het baat allemaal niets. En het zijn niet enkel<br />
eenvoudige vrome zieltjes, geneeprñutste oude vrouwtjes, die<br />
de Roomschen als goddelooze en dwaze afgodendienaars meenen<br />
te moeten verfoeien. Neen, deftige geleerde heerera, gebrilde<br />
professoren en witg edas te predikanten, schrijvers van dikke<br />
boeken en voorlezers van doorwrochte verhandelingen durven<br />
nog in vollen ernst met zulken onzin aankomen.<br />
Zoo heeft voor een paar weken de Haagsche hofprediker<br />
Dr. Van der Flier te Zwolle voor een deftig publiek van uitsluitend<br />
protestantsche toehoorders een lezing gehouden, waarin hij<br />
.zonder blikken of blozen durfde zeggen dat de katholieke Kerk<br />
in haar Kruisvereering tot Kruisaanbidding was over ella en,<br />
en deze bewering opluisterde met fraaiigheden als deze, dal,<br />
er namelijk in de katholieke Kerk een formeele handel werd<br />
.gedreven in reliquieën van het H. Kruis, daar ieder er wat<br />
van hebben wilde, enz.<br />
Van een zoo ernstig en hooggeplaatst man als een hof -prediker had men<br />
zeker mogen verwachten, dat - hij, alvorens<br />
zulke fabeltjes t.e debiteeren, toch eerst eens aan het rech l e<br />
-kantoor was gaan informeeren hoe het in de katholieke Kerk<br />
eigenlijk met de vereering van het H. Kruis gesteld is. Wij<br />
katholieken zijn toch niet gewoon, onze leer en onze insl el-<br />
.liugen als vrijmetselaars geheim te houden. Wij wonen als<br />
in een glazen huis en hebben niets te verbergen of achter<br />
stoelen of banken te stoppen. De eerste de beste katholieke<br />
geestelijke, die door den hofprediker om inlichting zou zijn<br />
aangesproken, zou hem die hereidwillig hebben verschaft. Hij<br />
zou hem, desverlangd, zelfs omvangrijke werken hebben kunnen<br />
wijzen, waarin de predikant heel de leer en de gebruiken der<br />
katholieke Kerk met betrekking tot de vereering van het 11.<br />
Kruis uitvoerig uiteengezet zou hebben gevonden.
- 83<br />
Maar neen, Dr. Van der Flier meende beter te weten<br />
wat er in de Roomsche Kerk omgaat dan de Roomschen zelf.<br />
Hij hield zich overtui d dat zij afgoderij pleegden en het hout<br />
van het H. Kruis aanbaden, dat wil zeggen het goddelijke eer<br />
bewezen, zooals de blinde , heidenen het doen j egens de gebrek -kige<br />
maaksels hunner handen.<br />
En dat ging hij in vollen ernst de góê gemeente van Zwolle<br />
op de mouw spelden!<br />
Natuurlijk kwam het verslag van de lezing plechtig in<br />
de Zwolsche Ct. En dat was maar goed ook, anders zouden<br />
de brave Zwolsche protestanten er op het oo enblik misschien<br />
hun katholieke stadgenooten nog op aanzien, dat zij evenals<br />
de wilden in de binnenlanden van Afrika er een fetisch op<br />
na hielden en een stuk hout als God aanbaden.<br />
Nu kunnen de goede Zwollenaars weten dat de eer- ,<br />
waarde hofprediker uit Den Haag hun maar wat wijs gemaakt<br />
heeft en zich zoodoende een goedkoop lachsucces voor zijn<br />
lezing heeft trachten te verzekeren ; want het zou ons niet<br />
verwonderen, als zijn Zwolsche hoorders eens hartelijk om die<br />
onnoozele Roomschen gelachen hadden.<br />
Dat zij op het oo renblik beter zijn ingelicht, hebben zij te<br />
danken aan den wakkeren kapelaan Velthuijsen, van Kampen,<br />
die in een ingezonden stuk aan het genoemde blad aantoonde<br />
dat de geleerde predikant te Zwolle kennelijk gesproken liad<br />
over dingen, waar hij niets van wist, daar er in de katholieke<br />
Kerk van geen kruisaanbidding, in den zin van goddelijkeeerhewijzing<br />
aan het hout des kruises sprake kon zijn.<br />
Het kleine bestek van een ingezonden - stuk veroorloofde<br />
den eerw. heer Velthuijsen natuurlijk niet, al de beweringen<br />
van den predikant punt voor punt te bespreken, en daarom<br />
bepaalde hij zich tot een weerlegging van het beweerde in het<br />
algemeen. Dit gaf Dr. Van der Flier gelegenheid, zich in een<br />
korte dupliek, ook in de Zw. Ct., van zijn bestrijder af te maken<br />
door te zeggen dat die hem op zekere punten niet afdoende geantwvoord<br />
en... overigens van weini historiekennis blijk gegeven had.<br />
i)it liet kapelaan Velthuijsen zich niet aanleunen, maar<br />
stuurde ditmaal een meer uitvoerig schrijven aan de Zwolsche Ct.,<br />
waarin h -ij, op dominees verzoek, nader in bijzonderheden trad.<br />
Doelt nil weigerde de Zivolsche Ct. het stuk op te nemen!<br />
Daarop verschafte de Nieuwe Lfselbode den eerw. heer Velthuijsen<br />
gastvrijheid in zijn kolommen en gaf hem gelegenheid<br />
openlijk ter kennis van Dr. Van der Vlier t.e brengen wat deze<br />
nog wenschte te weten. Hieronder volgen uit dat stuk, de<br />
voornaamste passages
84<br />
Laat ' mij vooraf herhalen, wat ik reeds vroeger opmerkte, dat het<br />
niet aangaat, om overal waar in het Latijn 'let woord „adorare" gebezigd<br />
wordt, hij eene vertaling het Hollandsche „aanbidden" te gebruiken. Wil<br />
men dit toch, dan moet men om eerlijk te blijven ook steeds, waar in<br />
den Bijbel dit woord gebruikt wordt, het in het Hollandsch met „aan -bidden"<br />
overzetten : maar dan hebben Abraham (Genesis 18: 2), Sot (Gen.<br />
19: 4) en zoovele andere heilige mannen zich aan a fgoderj schuldig gemaakt;<br />
dan is de Bijbel, die deze feiten verhaalt en voor zulk een afgodisch<br />
bedrijf geen woord van afkeuring overheeft, de medeplichtige van deze<br />
ergernissen; dan moet Juda wel verbaasd hebben gestaan, toen hij zijn<br />
stervenden Vader Jacob 'noorde zeggen: „de zonen uws vaders zullen u<br />
aanbidden" ; ja, wat meer is, dan mag nien den heidenen hunne afgoderij<br />
niet meer verwijten, daar toch het 141oord Gods ons dan de afgoderij ten<br />
plicht heeft gemaakt door te ' zeggen : „Verheft den Heere onzen God en<br />
aanbidt de voetbank zijner voeten (Ps. 98: 5).<br />
Een ander punt, dat men, bij eene beoordeeling der aangehaalde<br />
feiten, niet over het hoofd mag zien, is: dat er geen enkele handeling<br />
ter wereld bestaat (uitgenomen het sacrificie) waarin per se en uiteraard<br />
aanbidding ligt opgesloten ; alles hangt af van de bedoeling, waarmede de<br />
handeling gesteld wordt; adoratio ex intentione potissimum pendet (Bell.<br />
de Controv. Lib. IV. e. 29.)<br />
Wanneer dus Am. Fortunatus zegt dat men voor het kruis niet<br />
alleen de knieën moet buigen, maar ook ter aarde behoort neer te vallen<br />
(prosterni), dan mag men dit niet — zooals dr. v. d. Fl. doet -- met<br />
aanbiddend nedervallen vertalen ; zoolang men niet bewezen heeft dat<br />
Fortunatus dit inderdaad bedoelde, maakt men zich aan tekstvervalsching<br />
schuldig. Uit het gezegde volgt verder, dat ik Beda's verhaal over koning<br />
Oswald veel juister weergeef, indien ik de gewraakte woorden overzet<br />
met: door zijn gebed dat hi vol vertrouwen voor het kruis stortte dan de<br />
heer v. d. Fl., die er, omdat dit nu eenmaal in zijn betoog paste, „eerie<br />
geloovige aanbidding van het kruis" uit maakte.<br />
Ook zal het niemand verwonderen, dat in de Oostersche Kerk<br />
reeds vroegtijdig een feestdag in de vasten ter eere van het H. Kruis<br />
gevierd werd; wel dat men zoo iets aanhaalt als bewijs, dat het kruis is<br />
aangebeden. Men vereert op dien dag in de Oostersche Kerk het H. Kruis<br />
op bijzonder plechtige wijze, gelijk men dit nog op den huidigen dag<br />
ook in de Westersche Kerk doet, nl. op den Goeden Vrijdag ; maar hoe<br />
plechtig die vereering ook wezen moge, gevaar dat zij in aanbidding van<br />
het kruis ontaarde, bestaat er in het geheel niet. Ik herhaal wat ik<br />
reeds eerder heb opgemerkt: onze aanbidding heeft nooit het kruis zelve<br />
tot voorwerp, maar slaat geheel en al op Christus.<br />
En nu: Claudius van Turijn en diens dwaze opmerking : „moet<br />
i-lie l het kruis aanbidden, waaraan Christus gestorven is, laat men dan ook<br />
Glen ezel aanbidden, waarop Christus gereden heeft."<br />
Ziet de predikant dan niet in, dat deze vergelijking zoo kreupel<br />
is, dat zij op hare mismaakte voetjes onmogelijk staan kan? Het kruis<br />
kan de plaats van Christus innemen, diens vertegenwoordiger zijn omdat<br />
het Zijn teeken, Zijn symbool is, iets wat de ezel niet is noch zijn kan.<br />
Op het kruis kan men de vereering overdragen, welke men Christus verschuldigd<br />
is, omdat het kruis, Hem vertegenwoordigen kan. Het kruis<br />
toch is het instrument, waardoor Christus zijn zege over hel, zonde en<br />
dood bevochten heeft, waardoor 2vß verlost zijn ; daarom is het kruis<br />
liet teehen van Christus, en als de Heiland zegt, dat eens op den<br />
jongsten dag het techen van den Zoon des Menschen op (le wolken des
-- 85 --<br />
Hem els zal verschijnen, dan zeggen alle Kerkvaders zonder uitzondering<br />
dat tinder dit „teeken" het kruis moet verstaan worden.<br />
Ook andere zaken kunnen teekenen en symbolen van Christus<br />
zijn en als zoodanig vereerd worden, zooals feitelijk zijn : de vistb en het<br />
hun, maar den ezel tot symbool van Christus te willen maken is een<br />
godslastering zoo monstrueus en schandelijk als er zelden eene gedaan werd.<br />
Nog zijn wij niet aan het eind onzer taak ; voorbeelden van kruis<br />
vindt mijn voormalige tegenpartij in het bekende : o Crux, ave-a.anbidding<br />
spes unica etc. Het antwoord is in hetgeen ik tot nog toe schreef<br />
reeds herhaaldelijk en op afdoende wijze gegeven ; maar moet ik dan nog<br />
eens en ex professo dit punt behandelen, dan zeg ik : die woorden zijn<br />
niet gericht tot het Kruis zelf, maar tot Christus, die door het Kruis<br />
wordt vertegenwoordigd. Het kruis is de 'representatie van Christus, en<br />
kan als zoodanig in de plaats van Christus worden toegesproken ; dit is<br />
wederom de leer van den Engel der School, die zegt (3, q. 25, a. 4) : et<br />
propter hoc etiar2 crucem allogvirn tr et dep'reca7mm to quasi ipsum Cruciffxvm.<br />
Als een katholiek het kruis toespreekt, dan is hij zoo dwaas niet om te<br />
meenen dat dit hout hem kon hooren of de macht heeft hem te helpen ;<br />
neen, dan gaat zijn hart omhoog naar zijn goddelijken Heiland, die aan<br />
dat Kruis voor hem heeft geleden en terwille van het goddelijk Bloed,<br />
dat Hij aan dat Kruis vergoot, ons gebed genadig aanneemt.<br />
Ook hetgeen uit Hase en Herzog werd aangehaald liet ik, naar<br />
de heer v. d. Fl. beweert, onbesproken. Wat Herzog aangaat : diens geschutbatterijen<br />
heeft dr. v. d, Flier tegen mij niet laten spelen;<br />
dezen lexicograaf heeft hij slechts aangehaald, om mij te doen zien, dat<br />
wat. hij uit Chrysostomus tegen mlij aanvoerde een tweede hands citaat is.<br />
Aase's bewering heb ik afgewezen niet de bemerking, dat het<br />
algemeen gevoelen der Godgeleerden in de Middeleeuwen, dat „het Kruis<br />
met de alleen aan de Godheid toekomende aanbidding moet vereerd<br />
worden," alleen dan juist verstaan wordt, wanneer men niet uit het oog<br />
verliest, dat bier slechts sprake is van eene adoratio relativa, die dus slechts<br />
op Christus betrekking heeft.<br />
Achterna spijt liet mij waarlijk, dat ik dezen man zooveel eer<br />
bewezen heb. De bekende L. von Hammerstein heeft in zijn werk „Begründung<br />
des Glaubens" dezen fameuzen Dr. Karl Hase, naar behooren<br />
aan de kaak gesteld en aangetoond, dat Hase er niet tegen op ziet, om,<br />
als hij het dienstig oordeelt, verminkte of vervalschte aanhalingen te doen,<br />
zooals o. a. geschiedde met den H. Cyrillus van Jerusalem (Catech 23,<br />
n. 7), van wiens bestaan Dr. v. d. Flier, voor dat ik mijn repliek schreef,<br />
nooit iets schont vernomen te hebben. Wie belang stelt in het konterfeitsel<br />
van dezen protestantschen polemist en tekstvervalscher leze v. Hamnmerstein<br />
(L. C. 3 b. p. 250).<br />
Of de Tf aagsche hofprediker thans gerustgesteld zal wezen<br />
Wij betwijfelen liet sterk, daar het hem wel niet om gerustst.elling,<br />
maar juist om ergernis te doen is.
- 86<br />
DAGEN VAN BEROERING.<br />
Het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap, het licht onzer oogen,<br />
de voorvechter en het palladium van het neutrale onderwijs, doorleeft<br />
dagen van beroering, — zoo .jammeren en weeklagen de heeren Schreuder<br />
en Gediking, met tranen van mededoogen in de oogen en stomme wanhoop<br />
in het hart den aanstaanden val der hun zoo dierbare instelling te<br />
gemoet ziende.<br />
En inderdaad, het moet al ver met dit bolwerk der neutraliteit<br />
gekomen zijn, dat zijn incest onverdachte voorvechters aldús van de daken<br />
een waarheid verkondigen, die, wanneer zij tot dusver door tegenstanders<br />
dier neutraliteit werd uitgesproken, van die zijde steeds met „gerechte<br />
verontwaardiging" wErd van de hand gewezen.<br />
Het Genootschap doorleeft dagen van beroering, -- dit is een<br />
rechtvaardige straf voor de tijden van onverdraagzaamheid en overmoed,<br />
die het Genootschap ook gekend heeft. Nog zoo heel lang is het niet<br />
geleden, dat dit zelfde Genootschap, dat thans zoo in de verkuijping zit,<br />
zich het monopolie toekende, om alleen over kwesties van onderwijs en<br />
opvoeding te beslissen en met souvereine minachting op het bijzonder<br />
onderwijs neerzag. Ja, toen in 1889 minister Mackay zijn wetsontswerp<br />
tot subsidieering der bijzondere school had ingediend, schreef het Genoot<br />
onder zijn leden een plebisciet uit over de vraag, of bedoelde-schap<br />
subsidie wel op gronden van billijkheid steunde.<br />
Waar is die goede tijd gebleven? Wat is er van het aangematigde<br />
monopolie overgeschoten ? Wie erkent nu nog het Genootschap als den<br />
toongever op het gebied van onderwijs ? Wie ziet nu nog niet schroom<br />
en ontzag op tot C eze corporatie, die zich weleer met een nimbus van<br />
orakelachtige deftigheid omgaf?<br />
Helaas! die gouden tijd is voorbij en zal nimmer terugkomen.<br />
Nauwelijks stond het Genootschap op zijn hoogste punt en straalde<br />
in den vollen middagluister, of daar begonnen zich teekeneu van verval<br />
en ontbinding voor te doen. Met kunst- en vliegwerk was het tot dusver<br />
gelukt, alle, zelfs de meest heterogene elementen door den genootschap<br />
-pelijken band<br />
bijeen te houden. Maar spoedig baatte het niet meer, dat<br />
men dien band al losser en losser maakte. Velen wilden niets meer te<br />
doen hebben met de bovendrijvende doctrinair-liberale richting.<br />
Radicaal op staatkundig gebied, wilden zij ook radicaal zijn in<br />
de school. En toen nu liet Genootschap, na tot de uiterste grens gegaan<br />
te zijn, geen concessie meer kon doen, zonder zijn bestaan te verspelen,<br />
Scheidde een breede drom vooral van jongere onderwijzers zich af en
__ 87<br />
richtte den Bond van Nederlandsche Onderwijzers op, die vijandig S taat<br />
tegenover de doctrinairen, waaronder het Genootschap thans hoofdzakelijk<br />
zijl aanhangers recruteert.<br />
Na dit zuiverings- en afscheidingsproces ging het een tijdlang<br />
goed. Het Genootschap was nu wel numeriek aanmerkelijk verzwakt,<br />
maar meende, dat dit verlies ruimschoots werd opgewogen door het gehalte<br />
der overblijvende getrouwven. Nogmaals helaas! deze getrouwen bleken<br />
niet getrouw te zijn. Nominaal mochten zij al deel uitmaken van het Genoot<br />
maar reëel, in hun verlangens, hun neigingen, hun streven stonden-schap,<br />
velen van hen veel dichter bij den gehaten, jongen mededinger. Dat<br />
ook deze tweespalt in zijn gelederen heeft zien uitbreken en ook hier<br />
reeds weer een verbrokkeling van krachten heeft plaats gehad door liet<br />
uittreden van een aantal onderwijzers, die een Nieuwen Bond hebben<br />
gesticht, is voor het Genootschap een schrale troost. Want ze mogen<br />
onderling nog zoo ver.eeld zijn in hun vijandschap tegen de eerbiedwaardige,<br />
bedaagde dame zijn ze één, en hun blijkbare toeleg is, het Genootschap<br />
in den grond te boren.<br />
Doch de vijandschap van den Bond van Nederlandsche Onder<br />
voor de brave Genoctschappers nog niet het ergste. Die toch-wijzers<br />
is<br />
is een openlijke vijand, en al mag het onaangenaam en grievend heeten,<br />
zich de hegemonie, die men zooveel jaren gevoerd heeft, betwist te zien;<br />
erger nog is de stille, geniepige tegenstand, die zich in den boezem der<br />
achtbare vereeniging zelf doet voelen.<br />
Tegen een vijand, die niet open vizier optreedt, die zich -als<br />
zoodanig aankondigt, kan men zich te weer stellen ; maar wat te doen,<br />
als onder de eigen troepen rebellie uitbreekt, als in schaapsvachten<br />
gehulde wolven het op den ondergang van een zoo bij uitstek deftige,<br />
neutrale en doctrinaire vereeniging als het Genootschap toeleggen?<br />
En waarachtig, ze leggen het er op toe. Het duidelijkst is dit nog'<br />
onlangs gebleken bij de stemming voor een lid van het hoofdbestuur<br />
van het Genootschap. De voordracht bevatte vier personen, allen met<br />
hart en ziel aan de belangen van dit lichaam verknocht, uit wie de leden<br />
een keuze konden doen. Zij waren dus niet aan één naam gebonden,<br />
maar konden kiezen wie hun het beste aanstond.<br />
Doch de tegenstanders van het hoofdbestuur zaten niet stil. Van<br />
de officieele candidaten wilden zij niets weten en stelden daarom een<br />
protest-candidaat in den persoon van den heer Schoock, voorzitter der<br />
afdeeling Amsterdam I, een even onverdachte roode als het fameuze<br />
schoolhoofd Gerhard, die e eneens genoemde afdeeling door zijn lidmaat<br />
illustreert.<br />
-schap<br />
De stemming zou dus een krachtmeter zijn : cuaarnit toch zou
-- 88 —^-<br />
blijken, hoeveel leden nog bouw en trouw zijn aan het Genootschap, en<br />
hoevelen in meerdere of mindere mate de socialistische beginselen zijn<br />
toegedaan.<br />
De uitslag was, dat genoemde heer Schoock niet minder dan 1100<br />
stemmen bekwam, terwijl de heer Meijer, de eerste candidaat der officieele<br />
voordracht, er maar 86 meer op zich vereenigde. Daar de overige<br />
stemmen over verschillende candidaten werden versnipperd, zal tuschen<br />
de heeren Meyer en Schoock herstemming moeten plaats hebben.<br />
Spreekt dit feit, zooals het daar ligt, al duidelijk genoeg, van nog<br />
meer beteekenis is het, als men weet, dat de heer Meyer zijn voorloopige<br />
meerderheid aan de.... katholieken heeft te danken. In Noord-Brabant<br />
toch werden 128 stemmen op den candidaat van het hoofdbestuur en<br />
slechts 9 op den heer Schoock uitgebracht, zoodat, indien de Brabantsche<br />
onderwijzers (voor de overgroote meerderheid katholieken) zich hadden<br />
onthouden, de socialistische candidaat de meeste stemmen zou hebben<br />
behaald.<br />
Maar al heeft de heer Meyer nu een kleinen voorsprong op zijn<br />
concurrent, toch zijn de echte, onvervalschte Genootschappers er niet zoo<br />
heel gerust op, dat hij bij de herstemming het veld zal houden. Integendeel,<br />
ze duchten een nederlaag, en, daar zij wel begrijpen, dat deze<br />
de doodsteek voor hun waggelende schepping zou zijn, bewegen ze hemel<br />
en aarde om dat gevaar te keeren. Op initiatief van de bovengenoemde<br />
heeren Schreuder en Gediking hebben een aantal leden van het bedreigde<br />
0 enootschap zich vereenigd, om een beroep te doen op de vrienden dier<br />
achtbare corporatie. Zij wenschen het hoofdbestuur te steunen in de<br />
dagen van beroering, die het Genootschap doorleeft, en het te verdedigen<br />
tegen de aanvallen, waaraan het blootstaat. Deze verkiezingsreclame<br />
eindigt met de „ernstige" aansporing, dat „het hoofdbestuur een krachtig<br />
votum van vertrouwen gegeven worde door te stemmen op den heer<br />
G. Meyer."<br />
Uit de laatste periode ziet men, dat deze verkiezing beheerscht<br />
wordt door de vraag : het Genootschap er op of er onder. Krijgt toch de<br />
heer Schoock de meerderheid, dan zal het hoofdbestuur dit als een votum<br />
van wantrouwen beschouwen en kan dan niets anders doen, dan collectief<br />
zijn ontslag te nemen. Hoogstwaarschijnlijk wordt dan een heel radicaal -<br />
socialistisch hoofdbestuur gekozen en zal het lot van het Genootschap<br />
voortaan berusten in handen van mannen als Gerhard, Ketelaar, Nawijn,<br />
Robertus enz. Wie weet, of darn ook voor onzen vermaarden Andries<br />
Dijkstra, die altijd nog veel vrijen tijd heeft, niet een plaatsje wordt<br />
ingeruimd 1<br />
Maar al mocht het hoofdbestuur ook ditmaal nog de overwinning
ehalen, toch zal liet niet veel meer dan uitstel ' van executie zijn. en<br />
behoeven slechts een paar honderd leden van den Bond tot het Genoot<br />
te treden, om de meerderheid om te zetten. Doch ook zonder-schap<br />
toe<br />
dit middel is de val ' van het Genootschap aanstaande, en daarom stel ik<br />
hier nog eens met meer aandrang de vraag, cf het voor de katholieke<br />
onderwijzers, ziende in wat gezelschap zij meer en meer verzeild raken,<br />
niet zaak is, het zinkende schip te verlaten. Het doctrii.aire, onverdraagzame<br />
Genootschap heeft liet aan heiß niet verdiend, door hun<br />
steun op de been te worden gehouden.<br />
SCHOLASTICUS II.<br />
TWEE K A M P E N.<br />
II.<br />
Doet het ons hart goed, een blik te - werpen op het geloovige<br />
kamp, waarin wij voor eenigen tijd den lezer hebben binnengevoerd,<br />
gevoelt de mensch zich grooter en sterker, als hij in aanraking komt<br />
met mannen, die belangeloos hun leven wijden aan het geluk van liet<br />
kind, wier doel en ideaal is : het kind en door hem de geheele maat<br />
te verheffen en tot God op te voeren, hoe wee wordt het aan-schappij<br />
het hart en hoe verslagen gevoelt men zich als men het andere kamp,<br />
het. maconniek-socialistische, intreedt. „Neutraal onderwijs" is daar<br />
de leus.<br />
Het kind moet onderwezen, gewis ; maar de v o r m i n g moet<br />
„neutraal" zijn. Er moet van God noch godsdienst gerept worden, want<br />
de „onpartijdigheid" eischt, dat men „ieders gevoelen eerbiedige."<br />
De Pers.•. heeft het ver gebracht, dat men tegenwoordig zulke<br />
geheel in de lucht hangende zinnen en woorden in vollen ernst hoort<br />
aanhalen, ten bewijze van de voortreffelijkheid der neutrale school!<br />
Wat die „neutraliteit" eigenlijk beteekent?<br />
De leus ging uit van de Loge.-, , gelijk overbekend is. De • „neu<br />
stond op het program van de vrijmetselarij in Nederland-tiale"<br />
school<br />
en ze werd gesticht. De regeering.•. had er millioenen voor over. Wat<br />
wonder ! Of is niet met het kind, evenzeer voor de, Loge als voor de<br />
Kerk, de geheele toekomst gewonnen ?<br />
Maar de tijden gaan vooruit ; of beter gezegd, de tijd, dien de<br />
Loge voorzag, begint aan te breken : de leuze „neutrale" school kan<br />
opgeruimd worden, het volk is rijp om het ware beginsel te vernemen,<br />
hetwelk verborgen werd gehouden onder het looze masker der „neutra-
90 -<br />
liteit." Dat beginsel is ; „de godsdienst voll den Christus tibet verdelgd<br />
worden, de school zij dus een beginselvaste l o o c h e n i n g van God<br />
en godsdienst."<br />
Volkomen maeonniek en volkomen den huichelaars der neutrale<br />
school waardig !<br />
Niet alle landen zijn echter even geavanceerd !<br />
In Nederland bij voorbeeld willen vele deftige heeren broeders.•..•.<br />
van deze open oorlogsverklaring niet veel weten ; zij schijnt hun te<br />
gevaarlijk toe, of wel zijn zij zelf dupe van de Loge. Binnen de muren<br />
.tier Loge vlaag de grootredenaar.•. vrijelijk spotten met en razen tegen<br />
God en godsdienst, in het geheim mag naar het satanisch doel worden<br />
voortgedreven, maar zoo in liet publiek den kap van de „neutraliteit"<br />
wegwerpen en de „humaniteit.•." blootstellen aan de aanvallen der christelijke<br />
Pers, neen, dat is hun te kras ! Eenigen echter, ja, velen onder hen<br />
aarzelen niet,,openl ijk met de socialisten mee te roepen : „Weg met God<br />
en godsdienst uit de school, de godsdienst staat alle beschaving, allen<br />
vooruitgang in den weg !"<br />
Dezen handelen veel logischer, dat is zeker !<br />
Of zij even voorzichtig handelen als de meer bezadigde br.-. br.•.,<br />
dit laten . wij in het midden.<br />
Hoe verbaasd moet echter de socialist opzien, die de leus der<br />
Loge heeft overgenomen, geheel en al het doel der Loge.-. najaagt en op<br />
het beslissend oogenblik moet ontwaren, dat de br.-. br.•. hem beangstigd<br />
in den steek laten !...<br />
In Duitschland is de samenwerking tusschen vrijmetselarij en<br />
socialisme getrouwer dan elders. Daar schijnt het socialistisch element<br />
onder de br.-. br.-. overwegend groot te zijn.<br />
Het kan dan ook niemand verwonderen, dat de vrijmetselaarsocialist<br />
Liebknecht in 1891 op het Congres van Erfurt een school-program<br />
voorstelde, hetwelk zoo zuiver door de Loge was opgemaakt als de<br />
Wet . Kappeyne in Nederland. Het is evenruin te verwonderen, dat de<br />
socialistische leiders, het voetspoor van de koningen der sociaal-democratie<br />
• volgende, volkomen in den geest, volgens de beginselen der Loge<br />
handelen.<br />
Op het Congres te Erfurt werd een sociaal-democratische connmissie<br />
benoemd., om te zorgen voor een volksboek voor de jeugd.<br />
Hoe deze conimissie zich van haar taak heeft gekweten, behoeft<br />
wel, niet te worden . gezegd ! In den loop van 1894 is het prachtige<br />
werk verschenen ; de vervaardiger is een zekere Dr. Bruno Wille, leeraar<br />
der vrij-godsdienstige gemeente te Berlijn.<br />
Wat ons reeds bleek : neutraliteit is verkapt a n t i-Christendom.
^.. 91 —<br />
2iat springt ook hier in het oog : „vrij -godsdienstig" is ,,,a n t i-godsdienstig."<br />
Deze socialistische „godsdier_ st-leeraar" levert nude proef op de<br />
som. Zijn boekwerk heet : Lehrbuch für den Jugendunterricht freier Gemeinden,<br />
het bestaat uit 2 deelen. In geen van beiden is van geloofswa,arheden<br />
of godsdienst een woord te bekennen ; dat past absoluut niet<br />
meer in het kader der socialistische toekomst-ideeën.<br />
Wel vindt men er staaltjes in van de meest verregaande onbeschaarudheid<br />
op het gebied van spotternij met den godsdienst en al<br />
wat niet dezen in verband staat.<br />
Zoo schrijft deze ,leeraar der jeugd een versje, getiteld : De<br />
Vijcdenkei ; dit luidt vertaald ongeveer aldus<br />
De vrije man zwaait (le akst en velt den ouden boom,<br />
Opdat de nieuwe staat op 't veld te voorschijn koom',<br />
Met moed richt hij zich op om een nieuw huis te schaffen<br />
Bevrijd van geestesdruk, bevrijd van druk der PfafTen.<br />
Zeker ! Vrije socialistische godsdienst is anti-godsdienst, anticatholicisme<br />
! Het blijkt ons alweer, wat het huichelend: „de godsdienst<br />
in een persoonlijke aangelegenheid" beteekent ; het heeft enkel dezen<br />
zin : „weg met de Roomsche godsdienstige idee."<br />
Op Kerstmis dicht deze godsdienstleeraar liet volgende goddelooze<br />
prul :<br />
Zu Bettelehern, der kleinen Stadt,<br />
Een Weib ein Kind geboren hat,<br />
Das Kind, das ward ein grosser Mann ;<br />
Wer ist der grosse Mann ? Sag an .!<br />
Der Glaube nennt ihn : »Gottes Sohn<br />
Zur Rechten auf des Vaters Thron,"<br />
Wir aber, minder dreist und kühn,<br />
Wir nennen Menschen Jesus ihn.<br />
Vrije godsdienst ! Wat zal het kind wè1 gevormd worden niet<br />
zulk slag van „vrije" religie ! Het is immers niets ander.s dan - de ingest<br />
verklaarde afkeuring van het eenig ware geloofsdogma !<br />
En toch zijn er nog lieden, die aan de goede trouw der socia<br />
dat zij het belang des volks beoogen ! Is-listen<br />
gelooven, en meenen,<br />
liet ,niet treurig ?<br />
Ng een ander „Kerstlied" geeft ons deze volksbederver in zij n<br />
leerboek voor de jeugd :<br />
't Geloof is niets dan last op aarde,<br />
De wetenschap de hoogste macht;<br />
De arbeid heeft de hoogste waarde,<br />
Die ons verlost door eigen kracht.
_._. 9 7 _,_,<br />
Dit is al zeer erg. „Het geloof n iets dan last," fraai begin voor<br />
de vorming van een kind !...<br />
Naar de dichter vervolgt even onbesclhaanid :<br />
Er kommt in russigen Gewanden<br />
Der Retter, der die Hölle zwingt,<br />
Der Heiland ist noch nicht erstandden<br />
Der in die Welt die Freiheit bringt.<br />
De Heiland is dus nog niet gekorven. Het Duitsche volk, dat<br />
bij i iillioenen ieder jaar zijn zalig Kerstfeest viert, moet vais die gewoonte<br />
terugkeeren, dat wil de socialist..., dat is de rijke vrucht van de<br />
groote vergadering van Erfurt. Het geloof in Christus moet worden<br />
uitgeroeid !<br />
En wie brengt dan het heil?<br />
Hoort weer liet vrijrnetselaarsdeuntje ! De „n1 e n s e li li e i d" (:. !!)<br />
Kein Gott hat uns empor gehoben,<br />
Den Christ säugt jede Mutter gross,<br />
Es kommt der Segen nicht von oben,<br />
Das heil wachst in der M ENSCIIHEIT Scllooss.<br />
Zeker de „in e n s e h h e i d.•." socialistische broeders.•,, zeker de<br />
„fl1 e n s e, h Ii e i d.•." zal u redden<br />
De geniale vervaardiger van dit leerboek der jeugd heeft reeds<br />
in de kringen der socialisten veel bijval gevonden. Het is geen wonder!<br />
Want hoe meer de godsdienst verdacht en bespottelijk wordt gemaakt,<br />
hoe schaamteloozer hij wordt geloochend, hoe liever het dezen volksbevrij<br />
ders is. Gelijk de Loge haar streven en haar leidende gedachte ver<br />
achter de leuze . „menschheid," „broederschap" enz., terwijl haar-momt<br />
doel is : vernietiging van den Christen staat en de Christen maatschappij,<br />
even zoo verschuilt het socialisme haar vernielings-ideaal achter het<br />
woord : „volksbelang."<br />
Er is geen haartje verschil tusschen.<br />
Ik aarzel dan ook niet het kamp, waarin ik den lezer voer Vie,<br />
een . kamp van huichelaars te heeten.<br />
Mochten wij in het geloovige kamp edele zelfopoffering. ridder-<br />
,<br />
lijken moed bewonderen, hier vinden wij lage zelfzucht, kruiperij,<br />
huichelarij en volksbedrog.<br />
Dat de staat nog vooreerst niet tegen de socialisten op z a 1<br />
treden, niet op k a n treden, slit weten wij reeds lang.<br />
Zoolang de staat de Loge niet aandurft, zal hij Ook het socia<br />
ongemoeid laten ; dit ligt voor de hand.<br />
-lislne
- )g<br />
Maar h e t v o 1 k kunnen de oogen opengaan, het volk kan de<br />
aandacht vestigen op de nauwe verwantschap tusscheii vrijmetselarij en<br />
socialisme en den socialist leeren kennen uit zijne daden.<br />
En de God van goedheid, die waakt over het bestaan der Christenstaten<br />
zal de verwarring brengen in het kamp der boozen, die den<br />
naaal van Zorobabel .-. in hun vaan schrijven. Hij zal, wij mogen het<br />
vertrouwen, niet gedoogen, dat het geloovige kamp overmeesterd worde<br />
door de mannen uit het kamp van leugen, list en bedrog.<br />
LOD. VAN AMSTEL.<br />
<strong>HET</strong> ITALIA ANSAH EXEQUATUR VAN SEN NIEUW<br />
STANDPUNT BEZIEN.<br />
Een artikel der officieuze Italia en de beantwoording der interpel:,<br />
latie van den senator Piola hebben aan de wereld duidelijk doen zien,<br />
welke de gevoelens en plannen der Italiaansche regeering betreffende het<br />
P.xequatur voor de bisschoppen zijn.<br />
De Osservatore Romano maakte eenigen tijd geleden de namen der<br />
bisschoppen openbaar, wien het exequatur tot nog toe geweigerd is. Wanneer<br />
men die, welke in het laatste consistorie van Mei 1894 gepreconiseerd<br />
zijn, mederekent, verkrijgt men het belangrijke getal van 32.<br />
Als antwoord hierop verscheen in de Italia, het erkende orgaan<br />
der Consulta, een artikel, waarin de houding der Italiaansche regeering<br />
verdedigd en gerechtvaardigd werd. In dit officieus geschrijf twisten ongelooflijke<br />
en leugenachtige sprookjes, verdraaiingen en verbitterende<br />
haat oni den voorrang. Het artikel haalt de onderhavige kwesti B van de<br />
schepping der wereld op ; d. w. z, liet begint met Cavour en diens bekend<br />
parool : „De vrije Kerk in den vrijen Staat" (libera Chiesa in libero Stato)<br />
en beweert, dat zoowel Cavour als zijn navolgers de Kerk dezelfde vrijheid<br />
hadden willen geven, die de staat bezat, ten einde op die wijze een vreed•<br />
zake samenleving der beide machten mogelijk te maken.<br />
Het beginsel der „vrije Kerk in den vrijen staat," in' zooverre het<br />
de scheiding van Kerk en staat inhoudt en beoogt, beantwoordt niet aan<br />
het katholieke standpunt ; het kan echter als minus malumn worden geduld,<br />
indien het oprecht gemeend is, en feitelijk wordt uitgevoerd ; maar in<br />
Italië is Cavour's parool sinds lang door de feiten tot logen gemaakt, en<br />
kan als dood en begraven beschouwd worden. Volgens de Italia was het<br />
natuurlijk de Kerk, die geen vrede wilde sluiten.<br />
„Het Pausdom heeft den vrede, dien men het aanbood, niet willen
-<br />
tannemn. Het heeft steeds dezen vrede verachtelijk van de hand gewezen,<br />
doordien het te kennen gaf, dat het met den aangeboden vrede<br />
niets wist aan te vangen ; omdat het naar niets anders dan een were'dlijke<br />
macht streeft, en zich derhalve niet met een minimum eisch kan tevreden<br />
stellen."<br />
Het blad maakt zich hier, zooas ieder onbevooroordeelde zal<br />
erkennen, aan een averechtsche voorstelling der feiten schu'dig.<br />
Wanneer toch heeft de Italiaansche regeering de Katholieke Kerk<br />
of den Paus ooit vredesvoorstellen gedaan ? Het is overbekend, en<br />
het blijkt uit talrijke verklaringen der Italiaansche regeering en staatslieden,<br />
dat het non plus ultra van den vrede en de vrijheid, die men de<br />
Kerk wilde toestaan, in de zoogenaamde Waarborgenwet ligt opgesloten.<br />
Daarmee houden echter ook alle discussies over de vrijheid der Kerk op;<br />
want over de Waarborgenwet, die voor de katholieke Kerk en den Paus<br />
van nul en geener waarde is, wordt bijna niet meer gesproken ; men kan<br />
wel zeggen, dat zij als volkomen waardeloos in de snippermand gestopt is.<br />
,De staat heeW. de Kerk vrede en vrijheid aangeboden."<br />
Bewijs : Hij heeft de kloosterorden opgeheven, de goederen der katholieke<br />
Kerk geannexeerd, de seminaristen, zelfs de priesters gekazerneerd,<br />
het H. Sacthment•des huwelijks in een zuiver burgerlijk contract veranderd,<br />
de katholieke priesters, die voor de vrijheid en onafhankelijkheid van Kerk<br />
en Opperhoofd Opkomen, met de strengste straffen bedreigd ; de bezittingen<br />
der Propaganda Fide geconverteerd, het vermogen der godsdienstige<br />
broederschappen geconfisqtteerd, de vrijheid van den Paus in het bezetten<br />
der bisschopszetels door het exequalur en hetplacet aan handen gelegd : den<br />
Pans zijn Staten, door de ceden en verdragen van keizers en koningen en<br />
een historie van twaalf eeuwen gewaarborgd, ontstolen, en hem self tot<br />
een balling in zijn eigen land en stad, ja tot een gevangene binnen zijn<br />
: eigen paleis gemaakt.<br />
Waarom. hebben toch de Kerk en de Paus deze uitgebreide en<br />
kolossale vrijheid en dezen voordeeligen vrede niet geaccepteerd?<br />
. De Italia somt een heele reeks daden van Leo XIII op, om diens<br />
vijandelijke houdin.g ten opzichte van het revolutionnaire koninkrijk . te<br />
bewijzen, en vat dit quasi-bewijs in de volgende phrase samen : „Wij hebben<br />
gezien, hoe het Pausdom alle regeeringen de hand reikte,. om zijn weigering,<br />
die ook aan Italië toe te steken, des te scherper te doen uitkomen."<br />
De Italia vergeet hierbij slechts de kleine omstandigheid, dat al<br />
de regeeringen, met wie Leo XIII betrekkingen heeft aangeknoopt, jegens<br />
het Pausciom niet die houding hebben aangenomen, waarin zicl:i de<br />
Italiaansche regeering ten opzichte van het Vaticaan bevindt . lindelijk<br />
komt het officieuze blad met bedréigingen op de proppen. „De strijd,"
- 9 C)<br />
zegt het, „zal niet eerder eindigen, voordat het Pausdom de overtuiging<br />
verkregen heeft, dat liet grondgebied van den Italiaanschen staat voor<br />
geen verandering vatbaar is." De Italia weet klaarblijkelijk niet, wat de<br />
eigenlijke kwestie in deze is; anders zou zij wellicht niet zulk een plompe<br />
bedreiging hebben geuit. This is the question: Moet de Paus de benoeming<br />
der bisschoppen, die naar goddelijk recht hem alleen toekomt, en<br />
die hij niet, wijl zij een door God hem opgelegde plicht is, uit de handen<br />
mag geven, in zijn macht behouden; of moet hij ze zich door middel vain<br />
het exequatur laten ontstelen ? Twijfelt de Italia er soms nu nog aan,<br />
welke beslissing de Paus zal nemen ?<br />
In den Senaat richtte de senator Piola tot de regeering een interpel<br />
wel is waar, zich niet geheel en al op zuiver kerkelijk stand-<br />
-latie, die,<br />
punt bewoog, maar toch de logica en de rechtzinnigheid van dery interpellant<br />
alle eer aandeed. Hij sprak: ,, Wanneer de regeering een recht<br />
meent te hebben, dan houde zij dit recht voor de kerken van het koninklijk<br />
patronaat omhoog; maar waarom verleent zij niet het exeq-u.r.atur voor<br />
de andere benoemingen, waarvoor een dergelijke grond niet bestaat ?<br />
Als het geschiedt, omdat de Pauselijke curie zulk een recht van den<br />
Staat niet erkent, is dit geen genoegzame reden, dat de regeering van<br />
haar kant het recht der burgers miskent, om hun Opperherder te hebben.<br />
Als de Pauselijke Curie zich aan plichtsverzaking schuldig maakt, --^ hetgeen<br />
overigens ontkend wordt -- dan zou ik liet nog niet kunnen goed -<br />
keuren, dat men een ongerechtigheid beging, tenzij de regeeringspolitiek<br />
het grondbeginsel huldigde : Het doel heiligt de middelen."<br />
De minister van Justitie antwoordde : „Hij beschermde volgens<br />
plicht en geweten alle vrijheden, die der katholieke Kerk niet uitgezonderd.<br />
Hij kon echter niet dulden, dat de rechten van den staat miskend werden.<br />
Toen hij aan de ministerstafel plaats nam, vond hij niet een geheel<br />
vreedzamen toestand van zaken. Betrekkelijk den patriarchalen zetel van<br />
Venetië zijn de patronaatsrechten niet erkend, wat onder de vroegere<br />
souvereinen wel het geval was. Het uitstel van het exequatur moet een<br />
verdedigingswapen geweest zijn. De regeering moet, om te bewijzen, dat<br />
zij van den geest der wedervergelding bezield was, eenige exequaturs ver<br />
hebben, en zich met de overige voorgelegde stukken bezighouden.<br />
-leend<br />
De regeering hoopt, dat zij door haar gematigd optreden de bestaande<br />
zwarigheden uit den weg zal ruimer."<br />
De senator Piola verklaarde, door dit antwoord niet voldaan te<br />
zijn, en hernam, dat door de weigering van het exequatur voor zetels, die<br />
niet tot het koninklijk patronaat behooren, de staat een onrechtvaardigheid<br />
begaat, en de Curie in het gelijk gesteld wordt. „Gij wilt," zegt Piola, „een<br />
anti-clericale politiek drijven ; naaar gij drijft juist sleclit-s een clericale."
6 -<br />
flaarbij verhief zich Crispi, en verklaarde, dat ook bij de zetels,<br />
welker bezetting door de vrije benoeming van den Paus geschiedt, de staat<br />
het recht moet hebben, de voor dit hooge ambt aangewezen personen<br />
aan een onderzoek te onderwerpen. De bisschoppen, die door het konink<br />
lijk patronaat benoemd zijn, moeten hun benoeming door den patroon<br />
hebben. De benoemingen der Curie zijn van nul en geener waarde. Hij<br />
hoopt, dat men het recht van den koning van Italie zal erkennen. De<br />
regeering wil de overige exequaturs verleenen, vol waardeering als zij<br />
zijn moet jegens de kath. Kerk, die de groote meerderheid der Italianen<br />
onder haar gezag heeft.<br />
Gelijk men ziet, zegt het Weener Vaterland, is de regeering op<br />
den eigenlijken inhoud der interpellatie niet ingegaan ; maar hield haar<br />
standpunt omhoog onder verspilling van vele phrasen over de vrijheid<br />
der Kerk etc. Phrasen, die echter. met de feiten in flagrante tegenspraak<br />
zijn. De twee beweringen der Italiaansche regeering moeten beslist als<br />
vaisch gebrandmerkt worden.<br />
De patroonsrechten op Venetië moeten door de vroegere Pausen<br />
erkend zijn. Dit is geheel in strijd met de waarheid. Zij worden zoo<br />
weinig erkend, (lat Pius VII aan het Oostenrijksche keizershuis op verzoek<br />
van keizer Frans 1 in het jaar 1817 het benoemingsrecht op Venetië etc.<br />
verleende, omdat het patroonsrecht der republiek Venetië door baar<br />
ondergang vervallen was. In dit geval bezat ook de toenmalige republiek<br />
het patroonsrecht slechts krachtens de verleening door Pius IV.<br />
liet is ook geheel en al onjuist, dat de regeering van het revolutionnaire<br />
koninkrijk eenig recht heeft, de door den Paus benoemde<br />
bisschoppen aan een onderzoek te onderwerpen, ten einde te weten te<br />
komen, of deze al of niet voor hun verheven ambt geschikt zijn. Met<br />
dit onderzoek houdt zich de Paus zoo nauwgezet mogelijk bezig, en<br />
(le regeering heeft niets anders te doen, dan - wanneer door de overlegging<br />
der Pauselijke bulle bewezen is, dat • deze of gene priester tot<br />
bisschop benoemd is - het exequatur te verleenen. Wanneer overigens<br />
Crispi erkent, dat de groote meerderheid der Italianen katholiek is, daii<br />
moest hij toch eindelijk eens inzien, hoe hemelschreiend het is, dat die<br />
groote meerderheid door een betrekkelijk handjevol vrijmetselaars en<br />
joden getyranniseerd, en in haar teederste belangen gekrenkt wordt.<br />
Of de bigamist, ex-samenzweerder en ex-bommenwerper Crispi<br />
dit ooit beamen zal ? Wij gelooven het ñiet.<br />
VERITAS.<br />
I N ¡-1 0 U D: - ,,Kiuisaanbiddiiig." - Dagen van Beroering, door Scholas(icns ii.<br />
- Twee kampen, door Lod. van Amstel. - Het Italiaansch exeqilattir van<br />
een nieuw standpunt bezien, door Ventas,
27= Jaargang. .,N 7. 1 ✓a i
- gg<br />
het aan de slavernij van het oude regime hebben ontrukt, om het<br />
de roemrijke baan van den modernen vooruitgang op te voeren.<br />
Het kan nu de zegeningen waardeeren, die de grondvesters en<br />
handhavers van het «eene Italië" over het heerlijke land hebben<br />
gebracht.<br />
Onder het oude regime had het wel eens te lijden<br />
van rooverbenden, die de wegen onveilig maakten. Maar nu<br />
blijkt het schoone schiereiland van het eene einde tot het<br />
andere overgeleverd aan een bandietentroep, die het arme volk<br />
met het onheschaamdste gezicht van de wereld plundert en<br />
brandschat en daarbij nog geëerd en gevierd wil worden als<br />
de geïncarneerde voorzienigheid.<br />
Bet blijkt dat de Crispi's, de Giolitti's en dergelijke brave<br />
vaderlanders, die zich met zoo zeifverloochenende offervaardigheid<br />
willen wijden aan de belangen van land en volk, weinig anders<br />
zijn dati een pak schurken en oplichters. Het is uitgekomen<br />
dat de justitie, die zich tot taak heet te stellen, de rustige,<br />
werkzame burgers tegen dieven, inbrekers en afzetters te beschermen,<br />
gemeene zaak maakte met de officieele flesschentrekkers<br />
op groote schaal en hun weerloos de slachtoffers in<br />
handen leverde.<br />
Men heeft toch gezien, dat hij het proces, den gewezen<br />
directeur der Banca Romana, Tanlongo aangedaan, een aantal<br />
stukken als bij tooverslag uit het dossier verdwenen. Waarom?<br />
Och, die stukken bestonden uit brieven, quitanties en dergelijke<br />
documentjes, waaruit eenvoudig bleek dat sommige voorname<br />
italiaansche staatslieden met volle handen uit de kas der Banca<br />
Romana hadden geput, dat zij zich heel ongegeneerd door de<br />
regeering hadden laten omkoopen. Dat mocht natuurlijk niet<br />
aan het licht komen en daarom wist Giolitti die stukken uit<br />
de handen der rechters te redden.<br />
Flelaas, het heeft hem niet mogen baten ; hij heeft het<br />
vuile zaakje niet kunnen smoren. De vermoffelde enveloppen<br />
zijn opengemaakt, en nu moge Crispi te keer gaan als een bezetene<br />
voor het heele land is uitgemaakt dat zoowel regeeringspersonen<br />
als justitie één groot schelmenpak zijn, die gezamen<br />
lijk het Italiaansche volk exploiteeren.<br />
Zelfs de oogen van hen, die tot dusver het meest met<br />
het nieuwe regime waren ingenomen, kunnen voor dat feit niet<br />
gesloten blijven. De liberale hal e komt er rond voor uit,<br />
en zou het onderzoek, dat ditmaal tot het proces der Banca<br />
Romana is beperkt gebleven, liefst nog wat verder uitgestrekt<br />
Zien. Dan zou men eens wat beleven<br />
,,Wij gei.00ven," schrijft het liberale - blad woordeljk,
-- 99 —=<br />
„dat als morgen de minister van gratie en<br />
justitie een onderzoek wilde gelasten omtrent<br />
onverschillig welk proces en in onverschillig<br />
welke groote Italiaansche stad, men dezelfde<br />
fouten, dezelfde verz u imen, dezelfde onregelmatigheden<br />
zou aantreffen als in het proces<br />
der Banca Romana."<br />
Be heele Italiaansche justitie schijnt dus met hetzelfde<br />
sop overgoten als de heeren rechters in het geding van Tanlongo,<br />
die zich de gewichtigste documenten uit de handen lieten halen<br />
om de regeeringsmannen te believen,wier geweten nietzuiverwas.<br />
,,De magistratuur," gaat de 1 talie zuchtend voort, „heeft<br />
niet meer de strenge eerlijkheid van vroeger, z e l f s o n d e r<br />
de absolute regeeringen, en misschien is het de<br />
parlementaire regeering (p*'nl"ke bekentenis voor ons) die ze<br />
meer vatbaar heeft gemaakt voor invloeden van buiten. Wat<br />
wij ook doen, wat wij in theorie verklaren, het feit is dat onze<br />
magistraten, bijna als door het noodlot, door de dikwijls verpeste<br />
uitwasemingen worden aangestoken van de omgeving, waarin<br />
zij leven ; en dat hun persoonlijke preoccupaties soms in hun<br />
ziel de plaats innemen, die uitsluitend behoorde bekleed te<br />
worden door het edele gevoel van hun plicht."<br />
En welke is die omgeving, die op de heeren rechters<br />
zulk een verpestenden invloed uitoefent`? Ook dat moet voor<br />
de Italie een pijnlijke bekentenis wezen :<br />
,,Hun aanraking met de uitvoerende macht en de parle-mentaire<br />
macht is al te veelvuldig ; de ,duizenden middelen, die<br />
men heeft, hetzij om hen te treffen, hetzij oen hen te beloonen,<br />
brengen de magistraten in een toestand • van minderheid, die<br />
een te sterk contrast vormt met de onafhankelijkheid, die men<br />
bij hen veronderstelt, maar die zij niet altijd ..hebben, zoodat<br />
zij, op een enkele uitzondering na, ten slotte het<br />
bewustzi n hebben verloren dat zij alleen de bedeelers der gerechtigheid<br />
zijn.<br />
„Het kwaad is nog veel ernstiger dan in het rapport<br />
van den heer Costa uitkomt, omdat het, gelijk wij reeds gezegd<br />
hebben, een algemeene en misschien chronische.<br />
kwaal is."<br />
Alzoo, volgens de bekentenis van een liberaal blad, dat<br />
daarvoor blijkbaar allesbehalve graag, uitkomt, maar de bekentenis<br />
niet langer smoren kan, volgens de verklaring der<br />
Italic, die tot dusver met zooveel geestdrift de zegeningen van<br />
het «eene Italië» bezong, is het nieuwe regime de schuld dat<br />
er nergens in Italië meer recht te verkrijgen is.,
100 --<br />
De mannen ' van het gerecht deugen geen van allen -^een<br />
enkele uitzondering daargelaten en dat is te whiten aan de<br />
regeeringspersonen, die hen omkoopen, aan de staatslieden, die<br />
duizend middeltjes hebben om hen naar hun hand te zetten.<br />
De kwaal is algemeen en misschien chronisch, wij<br />
willen het graag gelooven. Iets dergelijks heeft men zelfs onder<br />
de schrikkeljk uitgekreten «absolute regeeringen» niet beleefd.<br />
Zoo iets aanschouwt men enkel onder een bewind, dat, op roof<br />
en ongerechtigheid gegrondvest, niet anders dan o-ngerechti ;heid<br />
en schurkerij kan aankweeken. Onder de «absolute regeeringen.»<br />
waarvan Italia sinds lang «verlost» heet, konden er<br />
misbruiken voorkomen; waar ter wereld vind t, men die niet `?<br />
1M1aar het gevoel van recht, van eerbied voor andermans eigen<br />
steunende op den christelij icen geest der bevolking, bleef-dom,<br />
algemeen levendig, dank aan den godsdienst, die zi*n hellzamen<br />
invloed vrijelijk kon uitoefenen. Maar het tegenwoordige<br />
maconnieke bewind treedt schaamteloos al wat er goeds en edels<br />
leefde in het volk met voeten en begunstigt door zijn voor<br />
aanstekelijke corruptie al wat er laags, zelfzuchtigs-beeld<br />
en<br />
en bedrieglijks schuilt in een stelselmatig van God en godsdienst<br />
vervreemden hoop.<br />
Geen wonder dat de kwaal algemeen en chronisch wordt,<br />
waar ze van hooger hand als met opzet wordt aangewakkerd.<br />
Ze zal dit overal zijn of worden, waar het volk, aan den heilzamen<br />
invloed der Kerk onttrokken, weerloos wordt overgeleverd<br />
aan gewetenlooze politici, schaamtelooze speculanten op<br />
de zoogenaamde vaderlandsliefde.<br />
PARTIJDTC4HEID OF ONKtUNDE ?<br />
I.<br />
Deze vraag stelt men zich allicht, als men, dag uit dag in, de<br />
socialistische bladen en leiders hoort redeneeren over hun eigen voor<br />
nameloos en onschatbaar goed, dat zij over het-treffelijkheid,<br />
over het<br />
volk brengen, en over het volslagen gemis aan tact. en inzicht bij de<br />
christelijke en vooral katholieke volksvrienden.<br />
Maar dan schijnt het toch zoo goed als zeker, dat men niet aan<br />
onkunde mag denken. Want mannen als de «leiders» der volkspartij,<br />
— de ongeloovigen als Vliegen, Fortuin, Van Idol, vrijnsetselaars als<br />
Domela Nieuwenhuis, Bebel, Liebknecht en anderen, --- Joden als Polak,<br />
Israels, Reens, Samson, Cohen (vijf kopstukken der N e d e r l a n d s c h e
101<br />
socialisten} en in het buitenland Adler, Ellebogen, Singer erg destijds<br />
Markx en Lassalle, de beide Joodsche:. vaders van het socialisme, zijn<br />
zeker geen domooren. Aan onkunde hier te denken, is zelfmisleiding.<br />
Neen het is opzettelijke partijdigheid.<br />
Wij willen, daar wij ons ten doel stellen, meer en ineer het karakter<br />
der zoogenaamde «volkleiders» te leeren kennen, heden den lezer<br />
een paar feiten uit den nieuwsten tijd voorleggen, waaruit die partijdig<br />
zonneklaar blijkt ; zoo helder en klaar, dat aan geen onkunde bij-heid<br />
onloochenbaar ontwikkelde mannen k a ii gedacht worden.<br />
Meer en meer moet het vaststaan, dat de socialistische leide•<br />
met opzet het volk bedriegt ; en dat treedt het scherpst In het licht, als<br />
men zijn uitingen en meeningen over Christendom en christelijke wer<br />
beschouwt. Dan vindt men immer vervalsching der historie, mis<br />
-ken<br />
edelste pogingen, loochening der meest zekere feiten.<br />
-kenning der<br />
Deze beschouwing doet het geniakkelij-kst inzien, dat het socialisiue<br />
eigenlijk geen volksheil, maar Christen-bestrijding op het oog<br />
heeft.<br />
Het eerste feit is de onbeschaamde redevoering van Bebel voor<br />
eenige maanden gehouden over «d e e t r i s t e 1 ij k e p r a k t ij k e n b ij<br />
de beschaving van Oost-Afrika.»<br />
Wat in dit gewest, eene Luitsche kolonie, door den Duitschen<br />
karseïier is misdreven, hebben de bladen ons omstandig medegedeeld,<br />
Hamburger kooplieden, natuurlijk alle puikbeste C h r i s t e n e n,<br />
want de handel, vooral in Hamburg, en vooral op de Duitsche koloniën is<br />
grootendeels in... de handen van... opperbeste Christenen; j oodsche handelaars<br />
zijn er in Hamburg nagenoeg niet (! ?), -- Hamburger kooplieden hebben<br />
500 bewoners van Dahomey gekocht en weder verkocht.<br />
Een Duitsch kapitein heeft 21 dezer ongelukkigen uitgeleverd<br />
aaxj een vijandigen stam, en toen de bewoners van Dahomey oproerig<br />
werden, heeft de Duitsche kanselier eenige muitende vrouwen met zwee<br />
pen van nijlpaarden-huid ten bloede laten geeselen.<br />
Dat is de gebeurtenis.<br />
En nu de Vorwärts over de redevoering, die Bebel, de eerlijke<br />
Br.-., aan deze gebeurtenis wijdde in den Rijksdag.<br />
«Hoezeer de christelijke theorie over dan beschavenden invloed<br />
van het Christendom in de koloniën met de praktijk strijdt, heeft Bebel<br />
in den Rijksdag aangetoond. Zijne redevoering is zeer geëigend, om in<br />
katholieke streken bij wijze van vliegend blad verspreid te worden.»<br />
Hoogst onpartij dig !....<br />
wij hebben ons de moeite gegeven, de ellenlange redevoering van
-^ 102 ._<br />
den aartsbedrieger Bebel.-. te lezen en willen den lezer een paar staaltjes<br />
onder het oog, brengen. Hij kan daaruit een keer te meer de verreg, pide<br />
huiehelari en boosheid der socialistische raddraaiers leeren.<br />
Wij zullen den lezer niet v e e 1 passages uit Bebels redevoering<br />
overleggen ; wij zullen er slechts enkele uitlichten, wier inhoud het scherpst<br />
den geest van het geheel teekent.<br />
De nijlpaarden-zweepen,» — roept hij uit, -- als een middel van<br />
christelijke beschaving te kenmerken, hiertoe heb ik<br />
h e t v o 1 s t e r e e h t, want sinds den aanvang onzer koloniale politiek<br />
is "een der voornaamste doeleinden geweest : de christelijke beschaving in<br />
Afrika te verbreiden, en de genoemde kooplieden willen toch ook goede<br />
Christenen zijn.»<br />
Lezer, wrijf u de oogen eens uit, na dien onzin gelezen te<br />
hebben ! !<br />
En met zulk Ben logica wordt men tegenwoordig «leider» der<br />
volkspartij, grootredenaar van duizenden volksmannen, voorvechter der<br />
toekomst-beschaving ! l...<br />
Maar het citaat is te mooi om er niet even bij stil te staar,.<br />
Bebel beweert dus «h e t v o 1 s t e r e e h t» te hebben om de<br />
nijlpaarden-zweepen een middel der c h r i s t e 1 ij k e b e s c h a v i n g<br />
te noemen.<br />
Hierop komt alles aan.<br />
Niemand ontkent, dat de Duitsche kanselier van Kameroen, optredend<br />
voor de rechten (?) der Hamburgsche kooplieden, de vrouwen<br />
uit Dahomey met zweepstriemen tuchtigde ; maar dat zegt niets tegen<br />
de c h r i s t e 1 ij k e beschaving, tenzij deze barbaarschheid op rekening<br />
der c h r i s t e 1 ij k e opvoedingsmethode in de koloniën worde gesteld.<br />
Dit ziet ook Bebel in, en daarom gaat hij ons nu bewijzen (! !)<br />
dat hij het »volste recht» heeft de nijlpaarden-zweepen een middel van<br />
christelijke beschaving te noemen. Ontleden wij nu den zin des rede<br />
Wij vinden:<br />
-naars<br />
le Bewijs : »Sinds den aanvang onzer koloniale politiek is een der<br />
voornaamste oogmerken geweest de christelijke beschaving alom te<br />
verbreiden,» -- ... dus : de nijlpaarden-zweepen behooren in het magazijn<br />
der chistelijke beschavingswerktuigen ! .... ? ... .<br />
Is dat eene redeneering van iemand, die alle vijf bij elkaar heeft?<br />
Hoe nu ?<br />
Omdat Duitschland in zijne koloniale politiek overal streeft naar<br />
christelijke beschaving, behoort daarom alles, wat in die kolonie gebeurt,<br />
tot de beschaving des Christendoms ?<br />
Welk een trouweloosheid, verdorvenheid, huichelarij en Chris-
qOPW_ 103<br />
tenhaat moet in een rneiischeiihart wonen, dat tot zulke laagheden zijn<br />
toevlucht moet nemen, Om het Christendom te bezoedelen ! . ..<br />
Want de onzin is te handtastelijk, dan dat iemand, die niet volslagen<br />
krankzinnig is, in ernst zoo iets zou k u n n e n beweren.<br />
Met ge'ijk recht zou men immers bijvoorbeeld kunnen zeggen<br />
»Sinds den unvang van het onderwijs heeft men er in de school<br />
voornamelijk naar gestreefd de jeugd te onderwijzen, - . . . dus al wat<br />
in de school gebeurt, behoort tot het onderwijs der jeugd. -<br />
En als dan bijvoorbeeld een hond blaffende in een dorpsschool<br />
zou komen loopen, of als het dak door zou lekken, of de kachel der<br />
school zou rooken, dan zou men met een logica als die van Bebel moeten<br />
besluiten : »In die of die school behoort hondengeblaf, lekken van het<br />
dak of rooken van de kachel tot het ondèrwijs der jeugd.»<br />
Het gebeurt immers ,,in de school! "<br />
En de school dient immers ,,van den aanvang af voornamelijk<br />
tot het onderwijs der jeugd !<br />
Neen, zulk een perfidie stuit een eerlijk mensch tegen de borst,<br />
en men zou haast, als men dag uit dag in de waiglijke producten der<br />
socialistische volksbedriegers leest, naar de zweepen van Kameroen verlangen,<br />
om die eens op hun rug te probeeren!<br />
Dat zijn waarlijk nog betere wapenen tegen dat soort van volkje<br />
dan pen of woord.<br />
Maar Bebel heeft nog een tweede bewijs.<br />
2e Bewijs : De genoemde Hamburger kooplieden willen toch ook<br />
goede „Christenen zijn,"..... dus de nij]paardenzweepen zijn een middel<br />
van christelijke beschaving.<br />
Zijn die kooplui uit eene stad, waar de handel naar het buitenland<br />
voor een groot gedeelte in handen van Joden is, juist Christenen?<br />
Bebel raakt het niet aan.<br />
Zijn het, indien het Christenen zijn, goede Christenen?<br />
Dit wordt evenmin aangeroerd.<br />
Hebben zij in naam en volgens de christelijke beginselen de afzweeperj<br />
der Dahomeysche vrouwen gevorderd van den kanselier?<br />
Ook dit wordt in het midden gelaten door Bebel.<br />
Heeft dan de Christenheid hen in het gelijk gesteld?<br />
Allesbehalve.<br />
En nu weet toch Bebel, dat, als men over het doen en laten<br />
van een Christen wil oordeelen en zijn handelen op rekening van het<br />
Christendom wil stellen, men niet volstaat met te bewijzen, dat hij Christen<br />
is, maar moet aantoonen, dat hij handelde in naam, op gezag, volgens<br />
de voorschriften der christelijke beginselen. Dan alléén kan men het
-- 1 O4 -.-<br />
Christendom verantwoordelijk stellen, wanneer het leert, wat de mensen<br />
doet, of wat hij nalaat. Als een onderofficier in woede een soldaat met<br />
de blanke sabel op het aangezicht slaat en hein doodelijk wondt, zal<br />
dan iemand, als die woeste officier Christen is, zeggen : „dat doet hij omdat<br />
hij als Christen handelt?" Met evenveel recht kon men, als de man<br />
eens bij tQeval rood haar had, beweren : „daar heb je het al; alle onder<br />
niet rood haar slaan hure onderhoorigen met de blanke sabel-ofcieren<br />
op hun gezicht."<br />
Jets dergelijks werd Bebel in den Rijksdag ook geantwoord door<br />
Dr. Lieber. De man had toen de driestheid uit te roepen : „Om het even,<br />
zij dragen christen naijlen !"<br />
Ja, om het even, aartsbedriegers, als gij het Christendom Zmaar<br />
bezoedelen, lasteren, verdacht maken kunt, dan zijn alle middelen goed.<br />
Zoo zijt gij in Duitschland, Oostenrijk, Nederland en overal ter wereld.<br />
Maar overal ook zal men u langzamerhand aan het volk leeren<br />
kennen in al uw afschuwelijkheid !<br />
- Als een sociaal -democratische broeder er met de kas van door<br />
gaat, roepen alle leden der partij : „dat was geen echte sociaal-democraat;"<br />
als de Jood volgens zijn Talmud het volk uitwoekert, de .beurs besteelt,<br />
de Loge drijft, is de socialistische pers de eerste om het feit te verdonkeremanen<br />
en den Israëliet schoon te wasschen ; maar als een Christen,<br />
geheel tegen alle, alom bekende christelijke beginselen handelt en barbaarschheden<br />
pleegt, dan treedt de socialistische leider op en zet de<br />
wreedheid op rekening van het Christendom ! En dan meent de Vorwärts<br />
in Duitschland en ten onzent Volkstribuun., Voorwaarts en andere produkten,<br />
dat zulke redevoering zeer geschikt is, „om in katholieke streken<br />
verspreid te voorden." En of geheel de Christenheid protesteere, of alle<br />
catechismussen aantoonen dat deze laagheden niet volgens, maar tegen<br />
de christelijke zedewet zijn, „om het even," antwoordt de huichelende<br />
volksbedrieger, — die lieden „dragen toch christen namen."<br />
En daar komt dan bij, dat Hamburg, de woonstede dier christennamen-dragers,<br />
een Jodennest bij uitnemendheid is ; en vervolgens dat<br />
de Joden, vooral in Hamburg, den handel op de Koloniën in handen<br />
hebben, en, dat Duitschland wemelt van „christen naenen," die Joodsche<br />
„burgers" vermommen !<br />
Een zeker blad heeft zoo langs den neus weg gevraagd of Bebel's<br />
uitval soms een voorbehoedmiddel was om de Hamburgsche Joden te<br />
vrijwaren tegen ongewenschte aanvallen !....<br />
Maar dit heden daargelaten. Het zij ons genoeg, de laagheid van<br />
den socialistischen „leider" te brandmerken.<br />
Een verpletterend antwoord gaf hem Dr. Lieber, de wakkere kampio en.
--- 4 05 --<br />
Toen Bebel de schandelijkheid zoover dreef, . dat hij durfde beweren<br />
: „Tuchtroede, vrouwenmishandeling, brandewijn; pestverbreiding,<br />
verwoesting te vuur en te zwaard met sabel en geweer, dat is de<br />
christelijke beschaving," toen liep het edele Centrurnslid de gal over.<br />
Híj wees er op, dat in de Duitsch-Afrikaansche kolonie 5 Orden<br />
werken met haar fiere missionarissen. In den korten tijd hunner werk<br />
richtten zij 15 staties op ; niet om te rooven of te plunderen-zaankheid<br />
zijn zij den oceaan overgestoken ; zij zijn en blijven arm ; zij bouwen<br />
den negers hutten, zij bebouwen zelf het land ; Marshall heeft het in<br />
zijn driedeelig boekwerk bewezen, dat geen zeep, pomade of drank- een<br />
wild volk beschaaft, maar dat enkel de christelijke missie liet vermag.<br />
„De zendelingen hebben in onze kolonie in het jaar 1892--93, 107 christelijke<br />
familiën gevestigd en 292 het H. Doopsel toegediend. De paters<br />
van kardinaal Lavigerie hadden reeds 50,000 katholieken onder hunne<br />
hoede ; de Paters van den H. Geest bouwden in onze kolonie 5 christen<br />
dorpen. Zij brachten zegen en geluk aan liet arme, wilde volk, gelijk<br />
overal immer de missionaris vrede en welvaart gebracht heeft. Dit<br />
bewijst de geschiedenis."<br />
Maar de troep van Bebel, en in ons land is die bende geen haar<br />
beter, wil van dit alles niets hooren. Het volk moet en zal worden opgezweept<br />
tegen Christendom en Christenmaatschappij.<br />
En dat... is... het... heilig „volksbelang," hetwelk zij beoogen !.,.<br />
Neen, het is het hun door de Loge, die de leiders inspireert,<br />
voorgeschreven volksbelang.<br />
(Wordt vervolgd).<br />
<strong>HET</strong> NOODLOT DER DYNASTIELN.<br />
Weinig kon men denken, toen in het begin van September de<br />
graaf van Parijs na een kort, maar smartelijk ziekbed overleed, dat reeds<br />
een paar maanden later de machtige czaar van Rusland, met zijn sterk<br />
gestel en reuzengestalte, aan dezelfde noodlottige ziekte zou bezwijken.<br />
Het heet althans officieel, dat een nierziekte de oorzaak is geweest<br />
van den ontijdigen dood van Alexander III. Maar zal men ooit de volle,<br />
de juiste waarheid te weten komen ? Er wordt gefluisterd, ja zelfs hardop<br />
gezegd, dat vergif, een langzaam werkend vergif de krachten van den<br />
Russischen alleenheerseher heeft gesloopt ; en, al kan dit niet zoo<br />
voetstoots als onbetwistbare waarheid worden aangenomen, van den<br />
anderen kant behoeft evenmin aan dergelijk gerucht alle grond te worden
-^- 106-<br />
ontzegd. Te minder, nu -het den keizer van Rusland betreft, waar de<br />
vorst geen oogenblik zeker van zijn leven is, en de partij der revolutie<br />
voor geen r middel terugdeinst, om in haar strijd tegen troon en altaar<br />
de overwinning te behalen.<br />
Alexander 1I kwam orn het leven door een nihilistische born,<br />
Nicolaas I door vergif, -- zou het nu zoo eenj wonder zijn, dat ook<br />
Alexander III op onnatuurlijke wijze was gestorven ? Een van de kop<br />
nihilisten, prins Atsjinof, heeft er zich op beroemd, dat de-stukken<br />
der<br />
czàar het slachtoffer van zijn partijgenooten is geworden, en al is dit<br />
misschien louter grootspraak, het kan toch ook evengoed waarheid zijn.<br />
Hoe dit ook zij, het overlijden van Alexander III, die nog niet<br />
ten volle vijftig jaar oud was, is een zwaar verlies voor Europa, dat hij<br />
door zijn wijsheid en vredelievende gezindheid herhaaldelijk voor een<br />
oorlog heeft behoed, voor zijn land, maar niet minder voor zijn dynastie,<br />
waarvan thans een 26jarige jonge man het hoofd is, terwijl een door<br />
tering ondermijnde grootvorst tot troonopvolger is benoemd.<br />
Is het regeerende huis van Rusland in den loop dezer eeuw<br />
herhaaldelijk zwaar beproefd, opmerkelijk mag het heeten, dat ook de<br />
meeste overige dynastieën van Europa ruimschoots haar aandeel hebben<br />
gehad in bezoekingen en rampen, waarin de opmerkzame beschouwer,<br />
de Christen vooral, méer ziet dan louter spelingen van het blinde noodlot.<br />
Men herinnert zich wellicht nog, hoe de Duitschers, toen den<br />
tegenwoordigen keizer Wilhelm II zijn eerste zoon was geboren, vol<br />
nationalen trots uitriepen : „Wij hebben thans v i e r keizers !"<br />
Zij zouden die evenwel niet lang behouden. In 1888 overleed de<br />
hoogbejaarde Wilhelm I, en den grijzen vorst volgde nog in hetzelfde<br />
jaar zijn zoon, keizer Frederik III, aan de tering bezweken, in het graf.<br />
Wie bleef er nu nog over ? Een jonge man, die de keizerskroon op de<br />
slapen drukte, vol goeden wil -- wij gelooven het graag -- maar wispelturig<br />
en zonder den noodigen ernst voor zijn zware taak, en een kind<br />
als kroonprins.<br />
Steeds donkerder wordt de toekomst, die Duitschland te gemoet<br />
gaat. Na tevergeefs zijn krachten verspild te hebben in den heilloozen<br />
Cultuurkamp, moet het zich nu te weer stellen tegen de revolutionnairen<br />
van alle gading, die toch niets anders doen en willen dan Bismarcks<br />
stelsel consequent toepassen. Terwijl men eenerzijds telkens nieuwe<br />
maatregelen neemt en beraamt tegen de U7nsturz•partijen, blijft men<br />
anderzijds der Jesu eten het verblijf op den vaderlandschen bodem ontzeggen<br />
en laat men de jeugd in ongeloof en bandeloosheid opgroeien.<br />
Reeds nu waggelt de Duitsche kolos, wiens voeten van leem zijn, en een<br />
steentje kan hem neervellen.
107<br />
In 1848 brak in Oostenrijk een , revolutie uit, die de monarchie<br />
op haar grondvesten schokte. De keizer moest uit- Weenen vluchten, de<br />
Hongaren grepen 'naar . de wapens en de koning van Sardinië trachtte<br />
Oostenrijk zijn Italiaansche provincies te ontwringen. In dit hachelijk<br />
tijdsgewricht legde keizer Ferdinand de kroon neer, die, daar hij kinderloos<br />
was en zijn broeder Frans Karel ze niet durfde aanvaarden, de slapen<br />
ging sieren van diens 18jarigen zoon Frans Jozef.<br />
Met kanonschoten, niet als teeken van begroeting en gejuich,<br />
maar op, het oorlogsveld, werd zijn troonsbestijging ingeluid. En herhaaldelijk<br />
zou later nog het kanongebulder in de Oostenrijksche gouwen<br />
gehoord worden, als de sombere en onheilspellende voorbode van een nieuwe<br />
verzwakking der monarchie.<br />
Doch nog zwaarder werd keizer Frans Jozef in zijn familie getroffen.<br />
Was het grievend voor hem, dat de groothertog van Toscane<br />
en de hertog van Modena, Habsburgers als hij, uit hun staten werden<br />
verdreven ; wat beteekende dit bij den roemloozen dood van zijn broeder<br />
Ferdinand ? Door de voorspiegelingen van Napoleon III verblind, had<br />
de jonge, veelbelovende aartshertog land en familie verlaten, om als<br />
Maximiliaan de keizerskroon van Mexico te dragen, die spoedig een<br />
doornenkroon zou worden. Nog geen jaar na zijn troonsbestijging viel<br />
Maximiliaan, door Napoleon in den steek gelaten, in handen der republikeinen<br />
en werd te Queretaro gefusilleerd. Zijn beklagenswaardige<br />
weduwe, keizerin Charlotte, zuster van den koning van België, leeft nu<br />
reeds bijna dertig jaar als krankzinnige op het kasteel Bouchoute in<br />
België.<br />
De zwaarste slag zou keizer Frans Jozef evenwel trefsen in den<br />
avond zijns levens. Hij had één zoon, aartshertog Rudolf ; en deze bracht<br />
zich in 1889 om het leven. Nog altijd is deze tragische zelfmoord in een<br />
geheimzinnig waas gehuld. Vermoedelijk troonopvolger is thans aartshertog<br />
Frans ;Ferdinand van Oostenrijk-Este, de oudste zoon van Karel<br />
Lodewijk, broeder van den tegenwoordigen keizer.<br />
Niet minder beproefd zijn de beide dynastieën, die over Frankrijk<br />
geregeerd hebben en waarvan thans nog pretendenten over zijn. De oudste<br />
tak van het wettige stamhuis, de linie Bourbon-Artois, is in 1883 uitgestorven<br />
met den edelen graaf van Chambord, wiens vader, de hertog van<br />
Berri, vermoord, en wiens grootvader, Karel X, van den troon verdreven<br />
werd.<br />
Van den jongeren tak, Bourbon-Orleans, werd de, eerste koning,<br />
die den Franschen troon beklom, Lodewijk Filips, eveneens verdreven.<br />
Zijn zoon kwam door een val van zijn rij tuig om het leven en zijn<br />
kleinzoon, de graaf van Parijs, is voor een paar maanden overleden.
-- 108 ---<br />
Kroonpretendent is thans diens oudste zoon, de 25jarige hei tog van<br />
Orleans, van wren niet veel meer bekend is dan zijn kranige daad, toen<br />
hij zich voor vijf jaar te- Parijs kwam, aanmelden, om zijn tuilitieplicht<br />
te vervullen. Wekte de echt Fransche, cránerie van den premier consent<br />
de France een oogenblik geestdrift, die geestdrift was ook niet meer dan<br />
een stroovuurtje.<br />
Niet gelukkiger is de dynastie der Bonapartes geweest. De<br />
eenige zooti van Napoleon I, de hertog van Reichstadt, "overleed op<br />
ruim twintigjarigen leeftijd aan de tering ; de eenige zoon van Napoleon<br />
III, de veelbelovende keizerlijke prins, viel, niet veel ouder, onder de<br />
assagaaien der wilden in Zoeloe-laud. De Bonapartistische pretendent is<br />
thans prins Victor, kleinzoon van koning Hieronymus van Westfalen,<br />
broeder van Napoleon I.<br />
In Italië staat liet huis van Savoye wankel genoeg, om voor de<br />
toekomst . te vreezen, ook al bleven de dynastie zelf tot dusver groote<br />
rampen beslpaard. Toch is het zeker opmerkelijk, dat koning Humbert<br />
maar één zoon heeft, den ziekelijken prins van Napels, zoodat het lang<br />
niet onwaarschijnlijk is, dat de kroon — indien Italië niet voor dien<br />
tijd een republiek is -- eerlang in een zijlinie zal overgaan.<br />
Nergens zijn de revolutionnaire brandstoffen tot zulk een hoogte<br />
opgestapeld, nergens is de toestand onder financieel en maatschappelijk<br />
oogpunt zoo ongunstig als in Italië. En hoe kan dit ook anders in een<br />
land, dat door de revolutie kunstmatig één is geworden, en onder een<br />
dynastie, die zich zelf voor altijd_heeft gebrandmerkt door den roof der<br />
Kerkelijke Staten !<br />
Van al de groote mogendheden verkeert Engeland onder dyynastiek<br />
opzicht in den .gunstigsten toestand. Wel stierven de koningen<br />
George IV en Willem IV beiden kinderloos, en kwam, daar hun broeder,<br />
de hertog van Kent, vóór hen was overleden, de kroon aan diens<br />
eenige dochter Victoria, maar door de langdurige regeering dezer koningin<br />
— in 1897 hoopt zij haar 6ojarig jubilé te vieren --- behoort dit<br />
reeds bijna tot de oude geschiedenis. Ook was het overlijden' .voor twee<br />
jaar van den oudsten zoon van den prins van Wales een pijnlijk verlies, maar<br />
het huis Hannover-Saksen-Coburg-Gotha verheugt zich nog in een zoo<br />
groot aantal mannelijke telgen, dat voor uitsterven voorloopig geen vrees<br />
behoeft te bestaan.<br />
Bij de mogendheden van den tweeden rang nemen wij in het<br />
algemeen een zelfde verschijnsel waar.<br />
In Spanje was koningin Isabella slechts drie jaar oud, toen zij<br />
den troon . besteeg, die haar , door hear .00m don Carlos betwist werd,<br />
wat een bloedigen burgeroorlog ten gevolge had. Haar heele regeering
-`-.. 109<br />
door - had zij suet groote binnenlandsche moeilijkheden te kampen, tot<br />
zij ten slotte in 1868 verdreven werd. Wel besteeg haar 17-jarige zoon<br />
Alfons XII in 1875 den troon, maar tien jaar later overleed de veelbelovende<br />
jonge vorst aan de 'tering. Koning werd nu Alfons XIII, eerst.<br />
na den dood zijns vaders geboren, en thans een knaap van acht jaren. -<br />
Tref end . is - het echter, dat voor di.t koninklijke kind alle verdeeldheid<br />
geweken is en heel Spanje suet de meest teedere sympathie het jonge'<br />
koninkje omringt.<br />
Ook Portugal heeft de verschrikkingen van een burgeroorlog<br />
doorleefd bij de troonsbestijging van een vrouw. Het was, toen Pedro,<br />
die keizer van Brazilië en koning van Portugal was, het eerste land voor<br />
zich behield, naaar Portugal afstond aan zijn zevenjarige dochter Maria<br />
da Gloria Zijn broeder dom Miguel maakte aanspraak op den Portugeeschen<br />
troon en zette zijn aanspraken door geweld van wapenen<br />
kracht bij, maar moest ten slotte toch ; het veld ruimen. Wel is sedert<br />
Maria's oudste zoon, Pedro V, reeds op 25-jarigen leeftijd ongehuwd<br />
overleden, doch zijn broeder Luis regeerde bijna dertig jaren en had<br />
twee zoons, van wie thans de oudste als Carlos I den troon bekleedt, en<br />
op zijn beurt weer twee zonen heeft, zoodat de opvolging in Portugal<br />
in de rechte linie verzekerd schijnt.<br />
Hoe zwaar de dynastie vn Oranje-Nassau, ons teerbemind vor<br />
beproefd, 'weet een ieder. Achtereenvolgens zag de grijze-stenhuis,<br />
is<br />
koning de beide kroonprinsen ten grave dalen en daarmee het mannelijk<br />
oir van den ouden Oranjestam uitsterven. Een loot is ons echter overgebleven,<br />
koningin Wilhelmina, gedragen door de liefde van heel een<br />
volk. Nog slechts vier jaar en zij zal zelf de teugels van het bestuur<br />
in banden hebben genomen, thans door haar doorluchtige moeder, koningin-regentes<br />
Emma, met zooveel beleid en wijsheid gevoerd.<br />
Ook het jonge regeerende huis in België heeft achtereenvolgens<br />
de twee vermoedelijke troonopvolgers door den dood zien weggerukt.<br />
Eerst- de jeugdige hertog van - Brabant, de eenige zoon van koning<br />
Leopold, en daarna, voor eertige jaren, de oudste zoon, Boudewijn, van<br />
's konings eenigen broeder, den graaf van Vlaanderen. Heel de hoop<br />
der dynastie berust thans op den 19-jarigen prins Albert, den eenig<br />
overgebleven - mannelijken spruit. Voeg hier" nog bij, dat 's konings<br />
zuster, keizerin Charlotte, reeds meer dan een kwart eeuw krankzinnig<br />
is, en zijn dochter Stephanie, de echtgenoote van wijlen aartshertog<br />
Rudolf, op 25-jarigen leeftijd en op zoo tragische wijze weduwe werd,<br />
en men zal toegeven,. dat weinig vorsten zoo zwaar in hun familie getroffen<br />
zijn als koning Leopold.<br />
Nog ongelukkiger echter is de oude dynastie der Wittelsbachers
-- 14 0 --&<br />
die over Beieren regeert. Koning Lodewijk II verviel tot waanzin en<br />
verdronk zich in 1886 • in bet Starnberger meer. Zijn broeder, koning<br />
Otto, is met dezelfde vreeselijke ziekte geslagen, zoodat zijn oom, de<br />
grijze hertog Luitpold, als regent het bewind voert, en diens oudste zoon<br />
Lodewijk de vermoedelijke troonopvolger is.<br />
Toen konin , Karel I van Wurtemberg in 1891 overleed, kwam,<br />
daar hij kinderloos was, de kleinzoon van zijns vaders broer, Wilhelm II,<br />
aan de regeering. Maar ook deze vorst heeft geen mannelijke nakomelingen,<br />
zoodat met hem de koninklijke linie van Wurtemberg uitsterft.<br />
Nu bestaan er echter nog twee hertogelijke liniën van denzelfden stam,<br />
een protestantsche, de oudste, en een katholieke, de jongste. Doch ook<br />
de protestantsche linie heeft geen mannelijk oir, zoodat wellicht eenmaal<br />
de katholieke tak in het protestantsche Wurtemberg tot de opvolging<br />
zal geroepen worden.<br />
In Saksen, waarover in deze eeuw reeds vijf koningen geregeerd.<br />
hebben, is slechts éénmaal de kroon van vader op zoon overgegaan. Op<br />
Frederik August 1 volgde zijn broeder Antoon, op dezen zijn neef Frederik<br />
August II, op dezen zijn broeder Johan, de vader van den tegenwoordigen<br />
koning Albert. Maar ook deze is alweder kinderloos, zoodat hij ver<br />
zijn neef Frederik August, den oudsten zoon van. zijn broer-moedelijk<br />
George, tot opvolger zal hebben.<br />
Maken wij nu een sprong naar het Balkan-Schiereiland, waar<br />
de Groote Heer van Stamboel het eerst onze aandacht vraagt. Maar<br />
Turkije is het land der "mysteries, ook wat het plotseling sterven der<br />
sultans betreft. Oiu ons slechts tot de laatste te bepalen, den 30en Mei<br />
1876 werd. sultan Abdoel Azis onttroond, en den 4en Juni was de man<br />
al dood. Zijn neef Moerad, die hem van den troon had gebonsd, had<br />
evenwel niet lang plezier van de heerschappij, want den 31en Augustus<br />
1876 werd hij op zijn 'beurt onttroond door zijn broer Abdoel Hamid,<br />
den thans regeerenden sultan. Een onttroonde sultan is echter gevaarlijk,<br />
en kort daarop was Moerad reeds niet meer in het land der' levenden.<br />
De eerste koning van Roemenië, Karel I, van de katholieke linie<br />
der Hohenzollerns, heeft, hoewel hij onlangs zijn zilveren bruiloft vierde<br />
met de bekende Carmen Sylva(prinses Elisabeth von Wied) geen kinderen.<br />
De tweede zoon, Ferdinand, van zijn oudsten broeder Leopold, bekend<br />
door zijn can-didatuur voor den Spaanschen troon, is thans tot érfprins<br />
benoemd.<br />
De dynastie Obrenowitz, die over Servië regeert, is al evenmin<br />
gelukkig géweest. ' De eerste vorst Milosch, in 1817 gekozen, deed in<br />
1839- afstand ter gunste van zijn zoon Milan, die nog iñ hetzelfde jaar<br />
overleed en opgevolgd werd door zijn b.roaer Michael. • Reeds in 1842 werd
deze, nög maar 17 jaar oud, verdreven, en beklom Alexander KarAgeorgewitz<br />
den troon. Nadat deze in 1858 op zijn beurt verdreven was,<br />
kwam de grijze Milosch opnieuw aan de regeering. Doch in 1860 overle<br />
d hij en werd opgevolgd door zijn zoon Michael, die in 1868 vermoord<br />
werd. De veertienjarige Milan besteeg nu den troon, kreeg in 1882 den<br />
den koningstitel en deed, na onophoudelijk niet zijn onderdanen overhoop<br />
te hebben gelegen, in 1891 afstand ter gunste van zijn vijftien<br />
zoon Alexander.<br />
-jarigen<br />
Ten slotte schieten er nog drie koninkrijken over, waar de troon<br />
afdalende mannelijke linie verzekerd schijnt, maar de-opvolging<br />
in de<br />
dynastieën nog in deze eeuw door het uitsterven of verdrijven der vorige<br />
aan het bewind zijn gekomen. In Zweden en Noorwegen werd Gustaaf<br />
IV van het huis Holstein-Gottorp-Wasa in 1809 verdreven en na<br />
het overlijden van diens oom Karel XIII opgevolgd door Bernadotte, die<br />
zijn geloof verzaakte en Lutheraan werd. Met Frederik VIII stierf in<br />
1863 de oudste linie van het huis Oldenburg in Denemarken uit en<br />
kwam niet den thans regeerenden koning Christiaan IX de tak Glücks<br />
linie van datzelfde huis aan de regeering. In-burg<br />
der Sonderburgsche<br />
Griekenland eindelijk werd koning Otto, een Beiersche prins, in 1863<br />
verdreven en besteeg de tweede zoon van koning Christiaan van Denemarken<br />
als George I den troon.<br />
Beknoptheidshalve heb ik mij bij dit overzicht tot de koninkrijken<br />
bepaald ; maar ook in de staten van minderen rang doet zich hetzelfde<br />
verschijnsel veelvuldig voor. Of is niet nog dezer dagen — om<br />
slechts één voorbeeld aan te halen — de erfgroothertog van Saksen<br />
overleden ?<br />
Men heeft wel eens gesproken van het noodlot der kroonprinsen;<br />
uit bovenstaande zal men gezien hebben, dat dit noodlot zich nog verder,<br />
tot de dynastiën in haar geheel dreigt uit te strekken. Moge God dit<br />
verhoeden ?<br />
Gros.<br />
<strong>HET</strong> GEWENSCHTE LICHT.<br />
Er is indertijd heel wat geschreven en gewreven over , de vraag,<br />
op welken grond de anarchistische onderwijzer Andries Dijkstra van<br />
Menaldumadeel eigenlijk was ontslagen. Natuurlijk geschiedde dit minder<br />
uit louter belangstelling voor dit befaamde personage, dan wel om de<br />
kwestie in beginsel te zien uitgemaakt.<br />
Maar tot dusver ontbrak ons daartoe het noodige licht, daar de<br />
gegevens min of meer met elkaar in tegenspraak kwamen. Immers, wat<br />
wisten wij hieromtrent? In het ontslag stond duidelijk te lezen, dat het<br />
hem gegeven was «naar aanleiding van het door hem ingezonden en onderteekend<br />
stuk in het weekblad De Arbeider.» In dit stuk nu waren,<br />
-Weimar-Eisenach
112<br />
z000als de lezer zich wellicht zal herinneren, (Ie anarchistische theorieën<br />
schering en inslag.<br />
Maar ten overvloede hadden een drietal leden van den Menaldumadeelschen<br />
gemeenteraad vóór de stemming hun stem gemotiveerd<br />
door te wijzen op de door Andries Dijkstra verkondigde anarchistische leer.<br />
Verder verklaarden Gedeputeerde Staten van Friesland, dip. het<br />
ontslag hadden goedgekeurd, in hun considerans, dat de door Dijkstra<br />
ontwikkelde revolutionnaire beginselen hem verhinderden, bij zijn onderwijsartikel<br />
33 der wet na te leven en het vertrouwen der ouders in hein<br />
moesten ondermijnen.<br />
Uit dit alles werd de zeker niet lichtvaardige of voorbarige conclusie<br />
getrokken, dat A Dijkstra om zijn anarchistische beginselen was<br />
ontslagen. Maar nu geviel het, dat onze Andries in hooger beroep ging bij<br />
den minister van Binnenlandsche, Zaken, daar hij ontslagen was, «alleen<br />
omdat hij de anarchistische beginselen was toegedaan.»<br />
Dus ook Dijkstra zelf was overtuigd, dat zin ontslag op dien grond<br />
rustte. Doch nu verzekerde minister Van Houten in zijn antwoord, «dat<br />
het ontslag niet verleend is op grond, dat adressant anarchistische beginselen<br />
is toegedaan.»<br />
Waarom dan wel, zei de minister niet, zoodat wij stonden voor<br />
een onoplosbaar raadsel. Eenerzijds de gemeenteraad, Gedeputeerden en<br />
de ontslagene zelf, allen van meening, dat Andries ontslag had gekregen<br />
wegens zijn revolutionnaire denkbeelden; anderzijds minister Van Houten,<br />
die verklaarde, dat dit niet het geval was<br />
In het nummer van 1 Augustus vroeg ik dan ook, dat de minister<br />
in de Kamer zou mededeelen : a. op welke gronden Andries Dijkstra<br />
ontslag was gegeven ; b. of het belijden van anarchistische beginselen<br />
dan naar zijn nieening geen voldoende reden is tot het geven van ontslag.<br />
Bij de behandeling der begrooting heeft de heer Van Houten op<br />
deze vragen geantwoord. Nogmaals herhaalde bij, dat Dijkstra „niet<br />
werd ontslagen om zijn gevoelens, niet, omdat hij zich rekende tot de<br />
categorie van personen, die zich anarchisten noemen," maar „omdat hid<br />
ergerlijke gevoelens voor zijn omgeving, al was het buiten de school,<br />
verkondigde op een wijze, dat de ouders alle vertrouwen in hem verloren."<br />
Mijns inziens een subtiliteit, meer niet. Dijkstra werd ontslagen,<br />
niet rmdat hij zich een anarchist n o e In d e, maar omdat hij zich door<br />
zijn uitlatingen een anarchist t o o n d e. Natuurlijk, maar zoo had ieder<br />
opgevat. De Menaldumadeelsche gemeenteraad zou Dijkstra, ook-een<br />
het<br />
al wist hij dat deze een anarchist was, niet ontslagen hebben, indien hij<br />
door het verkondigen van anarchistische leerstellingen geen ergernis had<br />
gegeven. Doch typischer nog is wat de minister verder zei.<br />
Sprekende over de klachten betreffende den slechten geest onder<br />
de onderwijzers, verklaarde hij, dat deze beoordeeld moeten worden van<br />
het standpunt der omgeving van den onderwijzer. Klaagt de omgeving<br />
niet, maar is zij het * met • den onderwijzer eens, dan kan er van tus.schenkomst<br />
der regeering geen sprake zijn.<br />
Met andere woorden, is de omgeving socialistisch of anarchistisch,<br />
dan . mag tie onderwijzer het ook gerust zijn en zal geen haar op zijn<br />
hoofd gekrenkt worden<br />
En art. 33, minister Van . Houten, bestaat dit dan niet meer voor<br />
U, die nog wel als eersten plicht hebt, voor de naleving der wetten te<br />
waken ? - SCHo1 A sTIC Us II.<br />
INHOUD : »De kwaal is algemeen en misschien, chronisch." — Partijdigheid of<br />
onkunde? — Het noodlot der dynastieen, door Geos. — Het geweiischte<br />
licht, door Scholasticus II.
1e Jaargäiig. 8. 15 fa'nuctri895.<br />
<strong>HET</strong> DOMPERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJK,<br />
(NIEUWE'REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz. te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, tC 's-Hertogehbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i.- ; Cr. per post f x. ; buitenland<br />
f i.6o. Men abonneert zich voor een gebeden jaargang.<br />
MODÈRNE MYSTTEXi<br />
Ijé wetelisehap heeft jarnmerlijk bankroet gemaakt ; wij<br />
bedoelen niet de wetenschap,de eerhiedwaardige, de ijverige, de<br />
rustelooze wetenschap die alles in het werk stelt om haar<br />
geld uit te breiden, nuttige, belangrijke, heilzame ontdekkingen<br />
te doern steeds er op uit is ons leven te veraangenamen of te<br />
verlengen, de grenzen van OilS weten uit te zetten ; maar d e<br />
wetenschap, de aanmatigende, hoogwijze, trotsche wetenschap,<br />
die beweerde alles te weten, alles uit te leggen, alles te beslissen,<br />
alles te vervangen, de wetenschap, die meende smart en 1iefde<br />
gevoel en hartstocht naar willekeur te kunnen regelen, karakters<br />
te vormen, werëldgebeurtenissen te beheerschen, den dorst naar<br />
geluk in het menschelijke hart voor goed te lesschen.<br />
Van die wetenschap heeft de menschheid langzamerhand<br />
genoeg gekregen ; zij heeft zoo verbazend veel beloofd en zoo<br />
weinig gegeven, zij deed haar heerschappij zoo drukkend gevoelen,<br />
en werd zoo onverdraaglijk in haai eischen, dat er op<br />
den duur met haar geen leven meer was.<br />
Zij heeft geloof, poëzie, vroolijkheid, levenslust gedood,<br />
en wat stelde zij daarvoor in de plaats ' Niets dan een groot,<br />
reusachtig vraagteeken.<br />
DEen van haar grootste en vurigste bewonderaars, Ernest<br />
llenan, schreef eens een boek, waarin hij vol geestdrift betoogde,<br />
da de wetenschap het koninkrijk der hemden op aarde zou<br />
stichten, en - zegt een schrijver in het Nieuws van den Dag (1) -<br />
(4) 24 Dec. 94.
__ •414<br />
1e tijd heeft over Renan's idealen een Verpletterend vonnis<br />
geveld." .<br />
Renan zelf zag dat. bankroet reeds aankomen, en wat<br />
deed hij ? Hij iacht€ misschien een heel pijnlijk lachje, iets<br />
wat de Franschen noemen faire bonne mine a mauvais jeu„<br />
en wij, minder fijn maar daäróm niet minder waar : dachen<br />
als een boer die kiespijn heeft» - over zijn idealen en troostte<br />
zich met een grapje over het niet veryullen zijner profetie.<br />
Maar zij, wien hij uit naam der wetenschap al die fraaie<br />
dingen beloofde, wat zeggen zij, altijd volgens dien hoofdarti<br />
kelschi ijvei<br />
«Hoe weinio , hecf[ ons die wetunsuhap gusthonken Zijn<br />
wij nu veel gelukkiger, nu onze kennis zicli uitbreidde '? Dit<br />
blijkt wel, dat de .hljmoedigheW,. .h€t we1ehagen er niet orn<br />
toenemen. De veriheerderde kennis heeft het aantal misdrijven<br />
niet doen verminderen. De ontwikkeling werd voor velen een<br />
laag blanketsel, dat de holle, bleeke wangen bedekken moest.<br />
Maar gelukkig Een dwaasheid was dat Hosanna-geroep ! En<br />
al het pralen dat wetenschap het mooie doen zou, loopt uit<br />
op een akelig banEuoet, ook een «Debâcle,» ook een Panamaschandaal<br />
!»<br />
En in de Porteteuille van 29 December lezen wij niet<br />
minder duidelijk:<br />
«Nadat men eerst de wetenschap schoorvoetend heeft<br />
toegelaten, is ze ons te machtig geworden, en terwijl men de<br />
wetenschap gebruikte orn de kerk te bestrijden, uit wier knellende<br />
handen, naar het heette, de wetenschap ons bevrijden<br />
moest, heeft de wetenschap ons zwaar(lere lasten opgelegd,<br />
ons meer knellend in boeien gesloten, dan de kerk in eenige<br />
eeuw ooit heeft gedaan. Maar nog meer - de wetenschap<br />
roofde ons de levensvreugde, de opgewektheid, den gullen lach,<br />
en dat heeft in de beschaafde wereld geen enkele kerk (de<br />
Calvinistische uitgezond erd) ooit gedaan.<br />
Bet is te kwader ure, dat men ons onder valsehe leuze<br />
van meester deed veranderen. De ernstige koning met zijn<br />
schitteiend hof en iijii lieeilrjhc feesten, iijn zang en zijn weldaden<br />
trad af; voor hem steeg een gewetenlooze, hardvochtige<br />
tiran ten troon, een wezen zonder hart en zonder gevoel, dat<br />
geen liefhebhende onderdanen hegeert, maar slavemi verlangt,<br />
zondei eigen gedachte en zondei eigen wil, madeien in de<br />
machine, 'itomen der massa<br />
/ En niet wijzeggen het, die al dat vooruit pochen en<br />
gro o tpraten der Wetenschap nooit met veel vertrouwen hebben<br />
aangehoord, maar mannen, die hoogstwaarschijnlijk eenmaal
fly<br />
crem 't hardst «Ilosanna» geroepen hebben., der nieuwe wereldkoningin<br />
ter eer. (1)<br />
Fn waaraan is dat bankroet* toe te schrijven `?<br />
Een Fransch auteur, door eerstgenoemden schrijver aangehaald,<br />
zal het ons zeggen<br />
«De wetenseh,ip kan den mensch niet voldoen. Zij is<br />
een eindelooze teleurstelling. Haar, belofte van de waarheid<br />
te zullen openbaren is zij niet nagekomen en kan zij niet<br />
nakomen. Want zij heeft zich in haren trots alleen willen<br />
bezighouden met de stof en zij zal nooit licht brengen in die<br />
geheimzinnige wereld van den geest, waarin de oorsprongen<br />
liggen van al 's rnenschen aandoeningen.»<br />
Ja, dat is het ! In haar hoogmoed heeft de wetenschap<br />
alles willen verklaren en zij zag niet in, dat zij niets deed dan<br />
de grenzen van het eindige te verzetten zonder ze ooit te<br />
overschrijden of in het oneindige te dringen.<br />
Zig beloofde alles te zulle :l verklaren, naar wat de mensch<br />
juist verlangde te weten : de oorsprong van zich zelf en van<br />
alle dingen, die kon zig niet nader komen. Juist omdat zij zoo<br />
ver drong, zooveel verklaarde, moet zij haar onmacht erkennen<br />
op dat gebied en beschaamd erkennen (lat zij daarvan nog<br />
niets weet.<br />
En het verzet tegen haar wordt steeds heviger ; Imar<br />
dienaren nemen steeds bitterder, luider en scherper toon<br />
aan, om eigen tekortkomingen te verontschuldigen en de las -tige<br />
vragen der anderen te oversclhlreeuwen.<br />
Nu zij geen antwoord ;even lean, de Alwetende, nu<br />
wendt zich de dorstende, mnenscheljke ziel in een andere richting.<br />
Van het geloof wil zij nou niets weten, neen ! het geloof<br />
eischt nog te veel, vraagt overgave van ziel en zelfs van lichaam,<br />
en zoover is men nog niet om al ljn krachten en vermogens<br />
voor een bovenaardsche macht te buigen; maar een van haar<br />
liefel**ke bloemen trekt de door de wetenschap bedrogen en<br />
verdorde wereld meer dan iets anders aan. 't Is de mystiek.<br />
Nog is dat dwepen met de mystiek een modezaak, iets van<br />
het gevoel meer dan van het hoofd, een mystiek op eigen<br />
hand. Natuurlijk alweer volgens bovengenoemden schrijver<br />
---- bedoelt men niet dat deze mystiek uitsluitend Rome eigen<br />
zou zijn. Zij is een belangrijke factor van alle religie, en ook<br />
het Protestan{.i.sme kent haar zeer beslist !<br />
(4) Zie eerder liet thans zooveel sensatie verwekkende artikel va ts .$runetiére<br />
in de «Revue des Deur - Mondes» van 1 Januari, waarin deze oiigeloovige<br />
schrijver nauwkeurig de balans opmaakt der wetenschap en bijna wiskundig haar<br />
nadeelig saldo bewijst.
^ 3ij wien nemen wij de vrij hei d te vragen P Bij Calvijn,<br />
den strengen dictator van Genevee, bij Luther, den j oligen minnaar<br />
van Weib, Wein und Gesang, bij den man van zes vrouwen,<br />
den stichter der Anglicaansche kerk, Hendrik VIII, of bij<br />
den hoost practischen Willem den Zwijger, den Vader des<br />
Vaderlands, of den vinnigen Marnix van St. Aldegonde `?<br />
Voorzichtigheidshalve worden er dan ook maar geen<br />
namen genoemd behalve die van Thomas a Kempis en Johannes<br />
Ruls schbroek, toevallig zeer goede katholieken boven<br />
alles: Deze beide mannen altijd door- de roomsch-katholieke<br />
Kerk hoog geacht. en gewaardeerd hebben nu liet voorrecht,<br />
ook zeer in de gunst te slaan van liet moderne, door de<br />
wetenschap bedrogen en met «mystiek» dat zij nauwelijks<br />
anders dan bij den naani kennen dwepend groote publiek.<br />
Behalve zij oefent Jeanne d'Arc een groote aantrekkelijk -lieid op hen<br />
uit, en sedert. kort ook een der grootste heiligen<br />
van de katholieke Kerk, de heilige Franciscus van Assisië.<br />
Nog kort geleden was onze groote, goede IIeilige ner^<br />
gens bekend en vereerd dan in den kring zijner geloofsgei<br />
nooten. De boeken over hem en zijn orde geschreven zouden<br />
een bibliotheek kunnen vullen, maar dit beteekende weinig.<br />
\lien verwaardigde zich niet met hem te rekenen ; hij was de<br />
stichter der zoo verachte bedelorden ; een beroemd Fransch<br />
criticus noemde hens een «hansworst,» die met de vogelen<br />
praatte en de muziek stelde boven (le wijsbegeerte. Nu is 't<br />
eensklaps anders geworden. lie lieer Paul Sabatier, een Fransch<br />
dominee, heeft zich over onzen grooten Heilige en Wonderdoener<br />
ontfermd, heeft hem ontdekt en men vergeve ons de uit<br />
drukking in de mode gebracht. Hij gaf een beeld van den<br />
Assisiër vc lgens de eischen des tijds. Bij gaf hem, zoo 't heette,<br />
als ccmensch,» dat. wil zegen, hij sleep alle stuitende, te scherpe<br />
hoeken van zijn persoonlijkheid af, doezelde alles wat onze ver -wende<br />
tijd enooten kwetsen of te schril schijnen kon, zachtjes<br />
weg of zette liet op rekening van zijn barbaarsche omgeving,<br />
maakte hem zooveel mogelijk los van alles wat: maar zweemde<br />
naar hetgeen men minder svnlpathiek vindt in de katholieke<br />
Kerk: den Paus, de priesters, de dogma's, en na hem alzoo in een<br />
modernen zin te hebben gepolijst en gefatsoeneerd, werd hij<br />
als de mysticus bij , uitnemendheid het groote publiek ter kennismaking<br />
en ter bewondering voorgesteld.<br />
En de poging gelukte, het boek van Sabatier beleefde<br />
in korten tijd negen drukken, het werd in Frankrijk en daar -buiten<br />
veel gelezen en wist zelfs het hart van een modernen<br />
Hollandschen dominee te ontgloeien en voor den nieuw ontdekten<br />
Roomschen Heilige met bewondering te vervullen.
117<br />
In de «Vragen des Tijds)) van Juli '94 geeft dominee<br />
Herderscheê van Deventer een verslag van zijn indrukken hij de<br />
lezing van dit boek, dat van veel sympathie zoowel voor on<br />
derwerp als voor schrijver getuigt, maar ons natuurlijk een beeld<br />
van den H. Franciscus geeft, dat door de geesten van twee<br />
protestantsche dominees is gehaald en bijgevoig nogal veel<br />
heeft moeten verliezen.<br />
Ds. Herderscheè begint met op gezaghebbenderi toon te ver<br />
klaren, dat zijn collega het beeld van Assisiës heilige beter<br />
dan een zijner voorgangers geeft weergegeven.<br />
Mijn goede, ge leerde Dominee, hoeveel levens van den<br />
H. Frarciscus, door katholieken geschreven, hebben de eer<br />
gehad door u gelezen te worden?<br />
Maar deze boeken geven u den H. Fianciscus niet zooals<br />
dat van dominee Sabatier als m e n s c h ; zij teekenen den<br />
heilige, den wonderdoener, en voor zulk soort wezens koes<br />
teren dominees en hun aanhangers een voorname minachting.<br />
Om nu verder het beeld van den mensch Franciscus in<br />
volle blankheid to doen uitkomen, is het noodig den achtergrond<br />
van zijn tijd zoo zwart mogelijk te kleuren. De Kerk is<br />
zoo diep gezonken, de priesters zoo bedorven en het geloof<br />
zelfs zoo verbasterd, dat het aan het ongelooflijke greusde. Tot<br />
bewijs hiervan worden staaltjes verteld, ontleend aan betrouw -<br />
bare bronnen zooals de sprookjes van den op schandaaltjes<br />
zoo belusten en op priesters zoo gebeten Boccacio.<br />
Ds. Jlerderscheé haalt er een paar aan als een bewijs,<br />
hoezeer het bijgeloof toegenomen was en de zucht opwekte<br />
tot een terugkeer naar inniger vroomheid, dieper godvrucht,<br />
Volgt nu en niet zeer duidelijke uiteenzetting van het ver<br />
schil tusschen priester en heilige. Of de heer Sabatier zich<br />
een heel duidelijke voorstelling maakt van hetgeen een heilige<br />
is, weten wij niet, maar Ds. Herderscheé schijnt er al een heel<br />
verward denkbeeld van op na te houden.<br />
«Heilige» zijn lijkt hem een betrekking toe als elk ander;<br />
men \ordt het zóó maar, uit aanleg of keuze, zooals men<br />
priester, advocaat of dokter wordt.<br />
Zoo was Franciscus, hooren wij, een geboren heilige ; een<br />
oogenblik later wordt. ons verteld, dat hij tot zijn vijf-en-twintigste<br />
jaar zich overgaf aan uitspattingeti van allerlei aard<br />
dat was toen hij nog niet wist wat zijn levensroeping zou<br />
zijn, maar 't deed er niets toe, hij was toen ondanks zijn allesbehalve<br />
heiligen levenswandel reeds heilige!<br />
Na zijn bekeering zag zelfs de Paus hem met wantreu-<br />
WC[T 4an en had rijets met zijn streven op ; eindelijk was hij
- 14 8 ...^...<br />
zoo • verstandig Franciscus. en zijn volgelingen .. niet te beliandelen,<br />
zooals hij . eenmaal de . Albi eenzen. en Waldenten had<br />
bejegend, maar daarom moest . Franciscus 'zi-ch aan de wetten<br />
en regelen. der Kerk onderwerpen. Om hem nu als in e n s c h<br />
meer in , den modernen smaak te doen vallen, wordt er . bijgevoegd,<br />
dat Franciscus dit zeer, tegen zijn zin deed en alleen<br />
eigenlijk om den wille van het voordeel. Dat de groote Paus<br />
Innocentius III met voorzichtigheid te werk ging en het koren van<br />
het kaf wist te onderscheiden na lang en rijp beraad, dit sch jnen<br />
de geleerde heeren here niet als verdienste aan te rekenen.<br />
Waarlijk, Franciscus' _gestalte is groot, genoeg en heeft er<br />
.een behoefte aan, dat zijn om ev ng door alle middelen ver -kleind<br />
wordt om hens beter te doen uitkomen.<br />
Dat hij geloovig zich aan de Kerk onderwierp, voor alles<br />
haar trouwe zoon was, is natuurlijk zijn 49de-eeuwsche bewonderaars;<br />
die niet hun eigen geloof niet op zoo'n besten voet<br />
staan, een doorn in het oo . «De dogmatische leer der trans-.<br />
substantia }ie was nou niet vastgesteld,» verzekert Ds. Herderschee<br />
en trekt uit deze bewering de gevolgtrekking,. dat d a a r o m<br />
«het mystiek gevoel der innige eenheid met den geliefden<br />
.Heer zich krachtig liet gelden !»<br />
Och, och ! hoe bitter weinik . weten die hooggeleerde<br />
protestantsche heeren van het diepste gevoelsleven der katholieken,<br />
. van hun innige vereeniging met Christus, die juist in<br />
het H. Sacrament des Altaars in het ontvangen van het<br />
Lichaam des Heeren haar hoogtepunt bereikt. En .dat wil nu<br />
praten over mystiek, over den H. Franciscus en het beter<br />
weten dan katholieken zelf!<br />
. Maar wat èn Ds. Sabatier en Ds. Herderscheé het<br />
meeste hoofdhreken kost, wat hun het meest in den weg staat<br />
om den grooten Heilige in een soort van nieuwerwetschen pu ilantropist<br />
te veranderen, dat zijn zijn wonderen en vooral<br />
zijn stigmata. Hoe die nu pasklaar te maken voor een reo<br />
demp l)evattings-vermogen `?<br />
Deze eenvoudig voor mythen alias leugens --- te verklaren.<br />
zooals men gewon is met de wonderen des Evangelies<br />
te doen? - Maar Franciscus is te dicht bij ons, dan dat men zoo<br />
gemakkelijk alles wat van hem verhaald wordt naar het rij k<br />
der fabelen: kan verwijzen.<br />
Sahatier heeft een geheel aanhangsel van zijn werk gewij d.<br />
aan de stigmata .; loochenen kan bij ze niet, want hun bestaan<br />
is boven allen twijfel verheven, jammer genoeg ! maar de heeren<br />
worden door zoo'n kleinigheid niet in de war gebracht.<br />
GTemakkelijk glijden ze er maar overheen,
»Wij laten dit nog niet bevredigend verklaarde verschijnsel<br />
rusten en: 'verdiepen ons evenmin in de vraag naar de geloof -tiwaardigheid der<br />
wonderen, door Franciscus verricht, welke"<br />
bovendien niet zeer velen zijn geweest."<br />
En dan wordt er een theoloog van de bovenste plank<br />
bijgehaald als de Franscl.le dichter Coppée, die zegt dat het er<br />
volstrekt niet toe doet ; of Franciscus een wonderdoener was ja<br />
dan neen ! llij was toch.... een man van oneindige goedheid<br />
en alomvattend rrledelij den.<br />
Een goed ding heeft echter Sabatier's boek bewerkt. Ds.<br />
1erderscheê verzekert dat men zich .voortaan wachten zal, van<br />
Franciscus te spreken als van een »caricatuur van Christgas."<br />
»Dank zij den ijver en het talent van Sabatier aanschouwen<br />
wij thans den edelen Christen uit Asásië, gelijk hi werkelijk<br />
is ge`v'eest • en wij zijn no- in het . duister uf zijn wonderen<br />
op --leu en en l:)edrog of zinsbegooch.elin rusten ; dit belan -<br />
rijke gedeelte van zijn leven blijft door een sluier bedekt -<br />
»en daar . wij hem zien in de lijst van zijn tijd, kan het niet<br />
anders of onze eerbied voor hem is van zuiver allooi. Is dat<br />
niet reeds veel ? Brengt de vereering van de helden van ons<br />
geslacht geen blijvenden zegen mee<br />
Maar dat de katholieke Kerk zich echter niet verhoovaardige<br />
op het uitsluitend bezit van dezen held van ons gelacht<br />
; zij toch heeft al-tijd vol ;ens onzen Hollandscheu<br />
dominee hem wel heilig verklaard, maar zijn ideaal nimmer<br />
trachten te verwezenlijken ; zij' heeft zelfs zijn testament doen<br />
verdwijnen, een document dat duidelijk aantoont, hoezeer zijn<br />
drager zich boven de Kerk verheven gevoelde, misschien zonder<br />
het zelf te weten bewonder die slag-om-den-arm -handigheid ;<br />
natuurlijk weten onze beide moderne dominees het beter dan<br />
Franciscus zelf of zielt te durven bekennen, daar hij haar<br />
wilde lief hebben, naar haar luisteren, haar vereeren."<br />
En ondanks dit alles behoort zulk een pe soonlijkh eid<br />
niet, der Roomsche Kerk. alleen, maar geheel der nienschheid,<br />
ook al voelt deze geen sympathie voor de naar hem genoemde<br />
kloosterorde en al zou zij zijn ideaal kleedun in andere vormen,<br />
bijv.: in dien van een modern godsdienstieeraar, die zich Christen<br />
noemt, zijn geld ontvangt voor zijn godsdienstlessen en onder -tusschen<br />
niet aan Christus en zelfs zoo weinig mogelijl.^. aan<br />
God gelooft, en in zijn vrije uren vat liefhebbert in philantropie<br />
van het. allernieuwste soort.<br />
Franciscus van Assisië doet ons aan Tolstoï denken, maar<br />
de laatste gelooft niet aan dogma's en de eerste wel ; doch alweer<br />
geeft men een vergoêljking bij de hand ; »Franciscus hield
— 120 --^<br />
zich niet veel met de dogma's en plechtigheden zijner Kerk bezig<br />
en daardoor heeft hij er te gemakkelijker aan kunnen gelooven."<br />
Men ziet het uit alles wat wij boven schreven, hoe de<br />
wetenschappelijke mannen onzer dagen, na het bankroet hunner<br />
wetenschap te hebben aanschouwd, trachten te gemoet te komen<br />
aan de zielsbehoeften van hun volgelingen. Deze verlangen<br />
wat zij gelieven te betitelen met »mystiek", maar dat eigenlijk<br />
niets anders is dan een dorst naar het bovennatuurlijke. het<br />
goddelijke ; welnu ! zij geven het hun, maar hoe?<br />
Met zerg worden hun de bloemen der mystiek -- de katholieke<br />
wel te verstaan uitgekozen, maar men snijdt ze af van<br />
den alouden stam, die ze voortbracht. Dezen stam zou men het<br />
allerliefste willen omhouwen en ten vuurdood doemen, en men<br />
begrijpt niet dat dan de bloemen weldra hopeloos zouden ver -welken, en de<br />
takken verdorren; men ziet het aan de afge<br />
scheiden loten, hoe daaraan geen nieuwe bloemen ontluiken,<br />
maar hoe zij tot onvruchtbaarheid zijn gedoemd.<br />
De Kerkerkennen als den eenigen grond, waarin zij kunnen<br />
bloeien, dit ligt nog te ver van hen af; dit zou tot dingen voeren,<br />
waarvan onze eeuw een afschuw heeft : geloof, onderwerping,<br />
plichten ; dan maar liever genieten van de geur der bloemen,<br />
zonder naar • haar oorsprong te vragen of nog liever deze te<br />
verloochenen.<br />
In elk geval hoe treffend die klachten mogen klinken<br />
over de schijnbeloften der wetenischap, hoe zoet dat verlangen<br />
schijnt naar betere en hoogere dingen, men late er zich niet<br />
door verleiden. Wat de zoogenaarnde mystiek der modernen<br />
beteekent, dit zien wij uit het oogenschijnlijk zoo sympatieke,<br />
eigenlijk zoo oppervlakkige artikel van Ds. 1Herderscheé over<br />
den Serafijnschen Bruidegom der armoede!<br />
HATELIJK EN DWAAS.<br />
Welk een vreugde heerschte er bij de voorstanders der bijzondere<br />
school, toen. in December 1889 de onderwijswet van Mackay door de<br />
Kamer werd aangenomen. Eindelijk was dan na jarenlange onduldbare<br />
overheersching der openbare, godsdienstlooze school het beginsel van<br />
rechtsgelijkheid erkend. Eindelijk zou dan ook in de kosten van bet<br />
bijzonder onderwijs, zij het ook in zeer bescheiden nute, door de regeering<br />
te gemoet gekorven worden en daarin eenige vergoeding liggen voor het
121<br />
geloovige volk, dat voor bet onderwijs tweemaal moet betalen, eerst<br />
voor de openbare school, waarvanhet geen gebruik maakt, en. verder<br />
voor. de vrij e school.<br />
Het eenig rationeele beginsel: bet onderwijs geen regeerings-, maar<br />
privaatzaak, durfde men nog niet aan, en daarom was men al tevreden<br />
met de subsidie, waartoe door de wet de mogelijkbeid werd geopend. De<br />
moge1ijkheid, want ter verkrijging van de rijksbijdragewaren voorwaarden<br />
gesteld, die men, zooals thans blijkt, wel eenigszins onderschat heeft,<br />
Denkelijk was dit ook hieraan te wijten, dat men een termijn van vier<br />
jaar voor de borst had en meende, binnen dien tijd overvloedig van<br />
voldoende onderwijskrachten voorzien te zullen zijn,<br />
Hoe dit ook zij, reeds tweemaal achtereenvo1gens hebben de bijzondere<br />
scholen de clementie der regeering moeten inroepen.· De eerste<br />
maal kregen zij op hun verzoek om uitstel een fiat! zonder eenige res ..<br />
trictie, maar den tweeden keer (nu voor een paar weken) ging de vrijstelling<br />
del' in het koninklijk besluit van 18 April 1890 gestelde voor..<br />
waarden van een beperking vergezeld, die de subsidie voor menige school<br />
illusoir kan maken, tenzij zij er in bewilligt, een zeker aantal harer<br />
leerlingen aan de openbare school over te leveren.<br />
Twee dingen vallen hierbij op te merken.<br />
Vooreerst het hatelijke karakter, dat deze beperking draagt,<br />
Minister Van Houten heeft gedecreteerd, dat geen subsidie verleend<br />
wordt aan de scbolen, waar het aantal leerlingen sedert 15 Januari<br />
1894 in die mate vermeerderd is of nog wordt, dat daardoor vermeerdering<br />
van onderwijskrachten zou worden gevorderd, zonder dat in die<br />
vermeerdering is voorzien.<br />
Hierdoor snijdt hij voor de bijzondere scholen, die zelfs met den<br />
bestewilterwereld niet aan het voldoend aantal onderwijzers kunnen komen<br />
(eenvoudig omdat ze er niet zijn) de mogelijkbeid af, het aantal harer 1eerlingen<br />
uit te breiden. Maar wat erger is, die scholen, waar het getal<br />
leerlingen sedert 15 Jan. '94 het wettelijk maximum heeft overschreden,<br />
stelt hij voor het dilemma: gemis der subsidie, waar zij op gerekend hebben,<br />
of wegzending van een zeker aantal leerlingen. Doch die wegzending <br />
en dit is juist het hatelijke - beteekent overgang naar de openbare school.<br />
Katholieke schoolbesturon en katholieke ouders zullen dus verplicht<br />
worden, hun kinderen te zenden naar een school, die zij nood<br />
Iottig en verderfelijk achten, alleen omdat ten gevolge van force majeure<br />
enke1e leerlingen meer dan het reglementaire getal door het wettelijk<br />
aantal onderwijzers worden onderwezen,<br />
Maar de beperking van minister van Houten is niet enkel hatelijk,<br />
ze is ook dwaas, of zal dit ten minste in menig geval zijn. De
- 122'-<br />
openbare school toch heeft bij het reeruteeren van haar personee' met<br />
even groote: moeilijkheden te kampen als de bijzondere ; ook daar komen<br />
onderwijzers-tekorten menigvuldig voor. En zoo zullen wij zien gebeuren,<br />
dat kinderen, van een bijzondere school wegens overcompleetheid weg<br />
gezonden, op een openbare school te land komen, waar het overcompleet<br />
nOg grooter is.. .<br />
Zou de minister nu henseil aan deze mogeljiheicI niet gedacht<br />
hebben, of is hij op eens zóó bezorgd geworden voor de bzondere school<br />
en zóó onverschillig voor (le openbare, dat het er voor deze niet op aankomt;.<br />
terwijl voor deugdelijk onderwijs van gene angstvallig moet worden<br />
gewaakt?<br />
Er is evenwel nog iets, dit namelijk, dat, afgezien van de reeds<br />
genoemde beperking, wellicht een heele categorie van scholen van de<br />
rijksbijdrage verstoken blijft, en dit niet bij niet-vervulling .van de een<br />
of andere voorwaarde, maar bij wijze van willekeurige en geheel ongemotiveerde<br />
uitsluiting.<br />
In den aanhef toch van het koninklijk besluit staat, dat vrijstelling<br />
der wettelijke vQorschrifteri wordt verleend aan de bijzondere<br />
scholen, die over 1893 de rijksbijdrage hebben genoten en ook over 1894<br />
daarvoor in aanmerking komen. Scholen, die na 1893 zijn opgericht,<br />
kunnen natuurlijk over dat jaar geen subsidie hebben ontvangen, zoodat<br />
zij van de vrijstelling zijn uitgesloten. Nu meent dr. Schaeprnan wel,<br />
dat dit de bedoeling van het besluit niet zijn kan, en door in plaats van:<br />
scholen, die over 1893 en 1894, te lezen : scholen, die over 1893 e n o o k<br />
voor d ie welke over 1894 subsidie genoten, - komt hij tot een<br />
bevredigende oplossing. Maar, zoo vraag ik, zal ook minister Van Houten<br />
zelf het koninklijk rescript, zoo lezen ? Of is het niet waarschijnlijker, dat,<br />
indien door hem geen uitsluiting bedoeld was der na. 1893 opgerichte<br />
scholen, hij eenvoudig zou geschreven hebben : „van de wettelijke vooi<br />
de scholen, die over 1894 voor de rjkbijdrage-schriften<br />
zijn vrijgesteld<br />
in aanmerking komen" ? Wat toch heeft in het veronderstelde gevaL<br />
de subsidie over 1893 met die vrijstelling te maken ? •<br />
Intusschen hoop ik natuurlijk van ganscher harte, dat de minister<br />
de lezing van dr.. $chaepman kome onderschrijven, maar, met het<br />
oog . op de hatelijk-dwaze beperking, die ik boven reléveerde, blijf ik<br />
hét betwijfelen.<br />
SCHQLASTICUS IT,
- 123 -<br />
PARTIJDTQHEID OF ONKTJNDE ?<br />
II.<br />
Met verstoktheid weigeren de socialisten 'hèt goede te zien en<br />
te waardeeren, hetwell van christen zijde gedaan wordt voor het volk.<br />
Dit heb ik opnieuw in het licht gesteld uit een redevoering van<br />
Bebel, den socialist-vrijmetselaar.<br />
Mag ik nu nog een tweetal andere feiten aanstippen?<br />
Over de hedendaagsche ellende wordt veel geschreven en gespro<br />
ken, maar wordt er ook wet, immer genoeg g e d a a n orn die ellende<br />
met goed gevolg te lenigen ? Niemand zal de vraag bevestigend durven beant<br />
woorden ! Van harte gaarne begroetten daarom de katholieke bladen den stap<br />
van Mgr. Si mar, den bisschop van Paderborn , tergun'ste der kinder-opvoeding.<br />
1)e ,,OpvoedingsVereeniging" door hem in het leven geroepen,<br />
viiidt door geheel Duitsehland syrnpathie<br />
En waarlijk geen wonder<br />
Wat ooit van -stads,- of staatswege, of van- den kait der particulieren<br />
gedaan wordt om te gemoet . te komen aan de behoeften der<br />
arme gezinnen, om het gemis aan kundige opvoeders onder de ouders te<br />
vergoeçlen, om de kinderen aan een ontwijfelbaar rampzaligetoekomst<br />
te ontrukken, nooit zal men te veel doen om de verlaten kindérwereld<br />
te redden, die, aan all e strikken der verleiding blootgesteld, voor<br />
een groot gedeelte reddeloos verloren gaat.<br />
Alleen de machtige samenwerking van • een ,,vereeniging" van<br />
kloeke iiannen is in staat zulke kinderen in massa te beschermen.<br />
En zulk eene vereeniging heeft Mgr. Simar gesticht in zijn diocees.<br />
Hij verdeelde ze in twee groote afdeelingen, éen voor het westelijk en<br />
éen voor het oostelijk deel ; de eerste omvat Westfalen, de tweede Sakseii<br />
met bijbehoorende vorsten-, en hertogdommen.<br />
Doel en houding van deze Vereeniging vinden wij met treffende<br />
woorden beschreven in het program:<br />
„Een maatschappelijke ramp is de toestand der kinderen, die<br />
zonder goede opvoeding een heillooze toekomst te gemoet gaan ; deze<br />
ramp lenigen is een roeping, waarvoor de christelijke naastenliefde het<br />
hart warm voelt kloppen. In het diocees Paderborn vindt men een groot<br />
aantal van zulke verwaarloosde kinderen, zoodat hulp niet mogelijk is<br />
zonder vereeniging van krachten en zonder oprichting van een bond die<br />
bepaaidelijk ten doel heeft, deze rampzalige kinderen te hulp te snellen.<br />
Deze vereeniging ware mogelijk niet. noodzakelijk, als de nood over het
o~ 124<br />
eheele diocees gelijk verdeeld was ; maar zóó is het niet ; terwijl immers<br />
eenige deelen van ons diocees geheele scharen van behoeftige kinderen<br />
de handen uitstrekken en smeeken om een christelijke opvoeding,<br />
terwijl in die streken geen middelen genoeg worden gevonden om hulp<br />
te bieden, zijn andere gedeelten van ons diocees -neer verschoond<br />
van deze ramp. De vereeniging heeft dus ten doel de lasten meer gelij -<br />
kelijk op alle schouderen te laten drukken ; zij streeft er naar te zorgen,<br />
dat geen enkel katholiek kind uit ons diocees verloren ga, omdat geen<br />
reddende hand er zich over ontfermt. Niets wat kan bijdragen om. de<br />
hulpbehoevende kinderen te vinden om te verplegen mag meer worden<br />
over het hoofd gezien ; de krachten .moeten worden georganiseerd, daar<br />
zullen zij vanzelf vermeerderd worden. Dat is het doel der „Op-<br />
-door<br />
voedings-Vereeniging."<br />
De statuten van deze Vereeniging bepalen, dat de leden zich<br />
zullen beijveren de verwaarloosde kinderen op te sporen, hen in de aan<br />
gestichten te brengen, hun opvoeding te behartigen ; ieder lid-gewezen<br />
betaalt jaarlijks Bene contributie van 50 pfennig voor de kosten ; in de<br />
voornaamste plaatsen van het diocees zijn centrums gevestigd, waar ver<br />
-schillende bureau's<br />
inlichtingen geven, plaatsen beschikken enz,<br />
En hoe spreekt en denkt nu de socialistische bende over dit<br />
edele, voortreffelijke werk?<br />
Ik heb de bladen, welke deze partij (!) er op na houdt, doorsnuffeld,...<br />
ik vond niets dan spot, hoon en laster of algeheel doodzwijgen.<br />
Mier heet het: „Deze nieuwe Papenbond zal tot niets leiden," — daár<br />
„deze . vereeniging is er enkel op uit de jeugd nog meel• te knevelen en<br />
van de ware vrijheid te berooven," — elders... maar genoeg.<br />
Zulk laaghartig ontkennen van de loffelijkste bedoelingen der<br />
heldhaftigste liefde komt niet uit onkunde voort ; het is verkropte haat,<br />
mach telooze woede, partijdigheid van de laagste soort.<br />
Van Duitschland naar Oostenrijk.<br />
In. 1)uitschland bezit de minder ontwikkelde klasse sinds lang<br />
in de praktischen socialen Kurse, -- waar de sociale kwestie door zeer kun<br />
mannen aan het volk wordt verklaard, — een machtig wapen tegen-dige<br />
het heilloos en alvernielend socialisme. Maar Oostenrijk was op dit punt<br />
nog ten achter.<br />
In de maand Augustus 1894 heeft een congres te Weenen die<br />
leemte aangevuld. Meer dan 400 deelnemers bewezen, hoezeer deze zaak
125 --<br />
óok Oostenrijk belang begint in te boezeroen ; uit Neder-Oostenrijk, Opper<br />
Oostenrijk, Boheme, Moravië, Stiermarken, Karinthië, Illyrië, Hongarije,<br />
in één woord uit alle deelen des rijks waren de wakkere mannen vergaderd.<br />
De eerste rol werd aldaar gespeeld door den kundigen en edelmoedigen<br />
Prins Aloys von Lichtenstein, een mar., die onvergetelijke ver<br />
heeft voor zijn vaderland. In dezen tijd van Jodenoverheer-<br />
-diensten<br />
sching in het rijk der Habsburgers heeft hij zich aan de spits gesteld,<br />
der onafhankelijke conservatieve partij ; niet woord en daad steunt hij<br />
ieder werk, hetwelk Oostenrijk voor het algeheele verderf kan bewaren;<br />
aan een edelmoedig, ridderlijk karakter paart hij groote redenaarsgaven,<br />
zoodat lij zonder twijfel de meest populaire man van Oostenrijk is. Aan<br />
hem is het te danken, dat de school werd hervormd, dat de gemeenteraad<br />
van Weenen immer meer katholieken in zijn midden ziet verschijnen<br />
dat overal in den lande de kreet om verlossing van het drukkende juk<br />
begint te weerklinken<br />
Naast hem ontmoetten wij op die vergadering den beroemden<br />
Pater Dominicaan Weisz, den vermaarden socioloog en apologeet ;<br />
daar sprak de conservatieve afgevaardigde Dr. Ebenhoch over den boe-<br />
.<br />
renstand, en de Jesuïet Biederlach over de arbeiderskwestie.<br />
De Joodsere Neue freie Presse, liet boofdorgaan van het voor 2/3<br />
katholieke Weenen, waar de geheele Pers in Semietenbanden is, terwijl<br />
het ééne katholieke blad, liet Vaterland, er zich slechts met moeite kan<br />
staande houden, knarste van woede en spijt.<br />
Het heette aldus, dat de „zwarte bende" (er waren veel togen<br />
op die vergadering !) aan het werk was, — dat de „onkunde" daar had<br />
getrionifeerd, — daat de „volksverdrukkers" nieuwe listen beraamden.<br />
Spottend riep de Joodsclle vrijmetselaars-pers uit: „Dat moet nu<br />
een vergadering van gebildete Leute verbeelden !" Zeker er ontbrak wel<br />
één factor omn lieden ten dage een vergadering van gebildeten te vormen;<br />
er was geen enkele Talmud-zoon in de zaal !... En de socialistische partij<br />
telt er zooveel onder haar aanvoerders in Oostenrijk !...<br />
Desalniettemin werden de avondbijeenkomsten dier vergadering<br />
goed bezocht door werklieden en mannen uit den logeren stand. En de<br />
eerste cursus ter onderwijzing in de sociale kwestie is nu ook in Oostenrijk<br />
geopend en wel in de hoofdstad, waar de Talmud reeds over het Evangelie<br />
scheen te hebben getriomfeerd.<br />
De Loge had haar woede gekoeld. De socialist was nu aan de<br />
beurt om het lasterlijke liedje na te zingen : „vergadering van domkoppen,<br />
uitzuigers, enz. enz."<br />
En die beurt beeft hij met de hem eigen bekwaamheid waar<br />
mannen, die reeds zoolang met lust en liefde zich aan de-genomen.<br />
De
... 120 ^...<br />
goede zaak hadden gewijd, die de christelijke hervormingspartij vormen;<br />
welke zich in' het rijk der Habsburgers ten doel stelt, de verschillende Logepartijen<br />
haar invloed te ontnemen, waren onmiddellijk na hun vergadering<br />
het , mikpunt • der socialische verdaciitmakingen.<br />
„Ignoranz," -- Oberflächligkeit - und Banalität, --- ;,der Herr Pater<br />
Biederlach , verriet in der Terminologie und Charakterisirvig der Socialistischen<br />
Parteien eine Unbeholfenheit -und Ignoranz, "... -hoe groot wel, denkt<br />
ge,. lezer? Luister : „zoo groot, dat een .eenvoudige scholier er met een<br />
oorvijg voor zou betaald worden door ,zijn meester !"<br />
En. toch heeft de - J esuïet Biederlach een door den staat goedgek.eurde<br />
- benoeming aan de Weener universiteit !<br />
Gelijk in Nederland hebben , de socialisten- en Jodenbladen ook<br />
in Oostenrijk het monopolie der waarheid ; al wat de Christen doet voor<br />
het volk is bedrog of „misbruik der overheid."<br />
Dit neemt echter niet weg, dat ieder -redelijk mensch aan de<br />
overwegend groote meerderheid der christelijke volksvrienden in Oosten<br />
gelijk geeft ; zij willen immers het geloovig volk niet langer ten buit-rijk<br />
laten van het bedrog der Loge, die met socialisme en Joodsche pers<br />
meer en meer Oostenrijk 'ondermijnt. ,<br />
.Onkunde is het niet, maar opzettelijke partijdigheid, als de socialisten<br />
de_ edele bedoelingen dezer volksvrienden miskennen ; de 150<br />
afdeelingen der christelijke-sociale partij, die 'reeds in de Oostenrijksehe<br />
landen het socialisme wederstand -bieden. zullen echter voor de misken<br />
laster der socialistische raddraaiers niet bezwijken.<br />
-n.ing,. den -boon en den<br />
UIT DE D.ICHTERWERFLiD.<br />
LOD. VAN AMSTEL.<br />
ten welkome verschijning is de herdruk, „veel verm-neerderd'<br />
natuurlijk, van Uzt mijn Lente door W, de Veer S. J. (1) En wat een<br />
overgang, toen ik dit boekje opensloeg tia het doorworstelen van het<br />
rijtje „Sonnetten" van Helène Swarth, of juister Lapidoth-Swarth, in het<br />
laatste nommer van. De Gids.. Een overgang als uit een zindelijk, net,<br />
onberispelijk, rijk, weelderig, maar . eng en koud en vuns en licht- en<br />
luchtloos dames-boudoir in Gods schoone natuur, --- of neen, in een<br />
`(4) ^ Deselée, De' ProuWer en Cie., `Brugge Jan A. G. Juten, Bergen-op-<br />
Zoönn; 1894. " Prijs f 1.--L
ammo ß 27-<br />
-dier verrukkelijke , parken, waar kunst en smak met de natuúr hebben<br />
samengewerkt tot =jhet scheppen van een lustoord, waar het zoet is te<br />
leven, te , zien, te: hooren, te denken.<br />
Te 'opmerkelijker is dit diepgaand onderscheid, wijl Ile Veer -^over<br />
het :-álgemee.n althans -- in dezelfde dichtsoort blijft, althans zeker<br />
niet tot het geslacht der - doi deraars laag gerekend worden, Aan •een<br />
epos heeft hij zich nog diet gewvaagd; ,hooggesteinde, als werelds -troomen<br />
bruisende. dithyramben of profetische strafreden zoeken wij vergeefs.; zijn<br />
lente is wat de lente zijn moet : lieflijk en zacht, frisch en zonnig; vol<br />
van vogelenzang en bloemengeur, van blijde hoop en - levenslust. Zijn<br />
poëzie is de poëzie, waarvan hij zingt:<br />
De poëzie gelijkt de bloemengaard,<br />
Waar rhododend ron, tulp en hyacinth<br />
Net andre bloemen, fijn en teer van -t.int, -<br />
In bonte groep bevallig staan geschaard..<br />
De poëzie gelijkt het zoet concert .<br />
Der vogelen, ontwaikend-in 't geboomt:<br />
Wat rijke schat van zurren klanken stroomt<br />
Door 't looverdak en dringt mij tot: in 't hart!<br />
De poëzie gelijkt den blanken dauw,<br />
In stillen nacht mvsterievol geschreid,<br />
Door 't 'zonlicht niet een goudglans overspreid,<br />
Ten lieflijk beeld j in 's levens vreugde er '' douw.<br />
-De poëzie gelijkt den effen vloed,<br />
Die voor het droef terneergeslagen oog<br />
De wondren van den hoogen starrenboog<br />
Uit donkre diepte weer herrijzen doet.<br />
Ja ziedaar de poezie van De Veer : geen bloemen alleen voor<br />
het oog, of klanken voor het oor, maar tonen, die „tot in het hart<br />
dringen" - liefelijke beelden van 's leven„ vreugde en rouw", en eindelijk<br />
in liet zachte en zangrige woord verheven en verheffende gedachten,<br />
verrassend en treffend, liefelijk , en grootscha troosten"d en bemoedigend,<br />
gelijk<br />
De wondren van den beogen starrenboog<br />
Weerspiegeld' in éffën vloecl, ;,het droef: teneergeslagen oog" verkwikken.<br />
De vorm oók is klein- en klankrijf, „fijn en teer van tint" als<br />
zijn lentebloemen, en, wat w j met liet minst , waarcieeren, helder alskristal,:<br />
De gedachte mag soms diep zijn en het beeld verrassend nieuw,<br />
beeide hebben hun - vaste l -scherpe-- omlijning : -de lezer behoeft hier_ niet,<br />
als de- klassieke morgenzon, een poos tuet den.*nevel te worstelen voor<br />
h t hem dag' wordt,
—. 429 ..r<br />
Hierin ligt vooral het onderscheid, dat ons zoo sterk in het oog<br />
sprong bij de vergelijking van bovengenoemde „Sonnetten". Aan taal<br />
ook daar zeker geen gebrek : klanken en woorden in overvloed,<br />
-getoover is<br />
niet zelden gezocht, meestal evenwel sierlijk en fraai. Maar de gedachte?<br />
Waar wij haar vatten is ze meestal door en door alledaagsch, zonder een<br />
zweem van verheffing of bezieling : het beste wellicht zou ik noemen:<br />
mingekweel, -- op gevaar af bij vergissing een ij te schrijven. En niet<br />
zelden schijnt de gedachte tusschen de warrelende woorden verstoppertje<br />
te spelen.<br />
Lees bijvoorbeeld Octoberzee:<br />
Breed blinkt de zee vaalgroen en zilverkil<br />
In 't bleeke licht der lucht, tot grijs verstijfd,<br />
En over 't leeggeveegde zeestrand drijft<br />
Een witte rei van meeuwen, schreiend schril.<br />
Op 't ondoorzichtig hemelgrauw beschrijft<br />
Het rosbruin want van 't schip dat trotsen wil<br />
De Octoberzee, zijn lijnen bijna stil.<br />
't Is of de storm op één wenk wachten blijft.<br />
De wilde golven tuimlen, schuimbekroesd,<br />
Uitjuichend luid op 't slanggeschuhde strand,<br />
Of nu de Zee haar '- rijk herovren moest.<br />
En ze overstemmen 't windgeklaag in 't want<br />
En 't weegeschrei .der meeuwen, vreugdewoest,<br />
Wijl weer de Zee ligt in Mysterie-hand.<br />
't Is mogelijk dat in deze verzen een diepe en dichterlijke<br />
gedachte ligt, maar ze ligt stellig met de zee „in Mysteriehand," en die<br />
vervaarlijke hand blijft ook na her- en herlezing voor ons onbarmhartig<br />
gesloten. Mijn gelukwensch aan den Lezer, die ze er uit krijgt!<br />
In de 156 bladzijden van De Veer hebben we nergens iets dergelijks<br />
gevonden, in de hier herdrukte gedichten zoorein als in de even<br />
talrijke nieuwe, niets van dat ziel- en zenuwlooze, dat oppervlakkig<br />
uiterlijke in de beschrijving, noch van dat nevelachtige en ontastbare in<br />
de gedachte. De Veer kent nog de oude les van Bilderdijk:<br />
'k Eisch iets hooger van een Dichter<br />
Dan dat ijdel raggespin.<br />
Zou de laatste grond daarvan niet, wellicht hierin liggen dat hij<br />
Christen is ? Wij gelooven van ja. Alleen in het licht der christelijke<br />
waarheid straalt de lente der natuur en des levens in den vollen luister<br />
harer schoonheid. ALFRED.<br />
INHOUD : Moderne Mystiek. -- Hatelijk en dwaas, door Scholasticus II. — Para<br />
tijdigheid of onkunde ? door Lod. van Amstel. -- Uit de Dichterwereld door<br />
Alfred,
27e Jaargarg. . Lj?. . 1 Pebivari 180&<br />
<strong>HET</strong> l)OMPERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
(NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz. te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 547 9 tC 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i.-; fr. per post I z.25; buitenland<br />
I x.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
MODE.<br />
Niemand zal van ons verwachten dat wij hier een modebericht<br />
geven ; - een verslag van 'tgeen men gewoonlijk<br />
onder mode verstaat, d. w. z. dames- en kindertoiletten.<br />
Vroeger kon 't zijn dat hieronder voornamelijk alles wat met<br />
het woord m o d e in verband stond, werd verstaan ; thans is<br />
mode iets heel anders. Het omvat de heele maatschappij, ons<br />
openbaar en bijzonder leven, alle uitingen van kunst, letteren,<br />
moraal, gevoel, smaak, het is de beheerscheres der wereld geworden,<br />
der wereld, die geen meesters wilde kennen, geen<br />
band duldde.<br />
Het kost veel moeite tegenwoordig, niet alleen met de mode<br />
mede te doen, maar de mode bij te houden. Soms ontaardt dat<br />
bijhouden in bijhollen, want, men vergete het niet, wij leven in<br />
een eeuw van stoom en electriciteit. Alles gaat daarin met kracht<br />
en snelheid vooruit, maar niets vliegt zoo hard voorbij als de<br />
mode. De jeugd vooral dweept met alles wat mode is en ziet vol<br />
minachting neer op de ouden van dagen, die, stram van beenen<br />
en stijf van gang, die dolle vaart niet kunnen volgen en<br />
knorrig achterblijven of vol onrust dien wedloop van razenden<br />
aanzien, niet wetend waar hij eindigen zal.<br />
Ja, 't is zwaar werk met de mode van het oogenblik mede<br />
te doen ; 't eene sleept het andere mede. Onder het kaf is<br />
ongetwijfeld veel goed koren verscholen. De kunst is maar het<br />
te schiften, en onderscheidingsvermogen is een gave, die men<br />
in onzen zoo hoog ontwikkelden, fijn beschaafden tijd maar<br />
hoogst zelden vindt. Gemakkelijker is 't zeker, alles wat men
.&~ 130 w<br />
hoort of leest na te praten; men volgt daardoor de mode en<br />
dat staat altijd gekleed.<br />
Zoo wil nu,j de, mode dat men dweept met philantropie, -niet<br />
werklieden, die een hard lot hebben, dat men mort over alle<br />
mogelijke bestaande toestanden en telkens nieuwe middelen<br />
bedenkt om ze te verbeteren, maar de oudste en doeltreffendste<br />
versmaadt, *al -zijn die ouderwetsche misschien nog de meest<br />
practische.<br />
Mode is het tegenwoordig te schelden op het huwelijk, het<br />
een verouderde instelling, een onredelij ken dwang te noemen,<br />
een mensch onwaardige tyrannie, aan te dringen op de afschaffing<br />
van alle bepalingen en wetten die de vrije liefde nog in<br />
den weg staan.<br />
Mode heet het, godsdienst en. moraal als dingen te beschouwen,<br />
die uit den tijd zijn en denkende, beschaafde menschen veel<br />
te min, maar tevens wil de mode dat men jammert om het<br />
verloren geloof bij een , glas champagne of in gezelschap van<br />
twijfelachtig allooi, krokodillentranen stort van aandoening<br />
bij het herdenken der aandoeningen, door godsdienstige emoties<br />
opgewekt, deze in Welluidende verzen vertolkt of in symbolische<br />
tafereelen schildert. -Mode verlangt van de vrouwen dat zij<br />
gelijke rechten eischen als de mannen, dat zij zich afkeerig toonen<br />
-van haar plichten en mede willen regeeren, medeleeraren, zich<br />
aanstellen . als dwazen, zich voor alles bekwamen behalve voor<br />
haar toekomstige roeping als echtgenooten en moeders.<br />
In de letteren eischt de mode een vertoon van levensmoeheid,<br />
van ' zwakte, stamelende volzinnen. onbegrijpelijke gedichten,<br />
akelige verhalen, misselijke taal, een jacht naar het ongewone,<br />
het nog nooit gehoorde en nooit ' geziene, dat zich alleen uit -drukt in<br />
een vertoon van leeljkheid en zonderlingheid.<br />
In de kunst, caricáturen van menschen, ware rebussen van<br />
voorstellingen, een verwarring en morserij van kleuren, een<br />
would-be geniale verwaarloozing van vormen, een wegdoezeling<br />
van tinten, in één woord het schoone als banaal en conventioneel<br />
verbannen ; in plaats daarvan niets dan de grilligheid der<br />
he^endaagsche mode ons opgedrongen.<br />
Die modé dringt zich in ons huis, ' in onze houding, in onze<br />
kleederen voorheen haar bina uitsluitend gebied - misschien<br />
het minst, in onze gevoelens, in onze gedachten. wij meenen<br />
onafhankelijk te zijn en toch wordt ons geheele zijn, onze<br />
manier van doen en willen geheel geregeld door de mode.<br />
In de politiek zelfs heerscht de mode ; in de financiën bracht<br />
de mode om zijn geld te verspeculeeren vreeselijke rampen te<br />
Weeg ; de verhoudingen van het familieleven regelt de mode
-^- 4 31 --<br />
als oppermachtige gebiedster. Vroeger waren de ouders de<br />
hoofden an het gezin, thans zijn het de kinderen, voor wie<br />
alles zich buigt,, om wie alles zich beweegt; vroeger meende<br />
de ouderdom recht te hebben - op den eerbied der jongeren,<br />
thans is 't juist omgekeerd ; het is de jeu d, die alles beter<br />
begrijpt,, die meegaat met haar tijd, dat wil zeggen alle spronen<br />
der mode, hoe dwaas ook, Gehoorzaam nadoet.._ Mode is<br />
het ook, bij de moeilijkheden en erdrietel jk }ceden. des ietiens<br />
dadelijk de bijl neer te teloen en zijn heil te zoekken f in<br />
zelfmoord.<br />
Er is een buitengewone vastheid van karakter en van beginselen•<br />
noodig om de mode te weerstaan ; het valt hard voor bekrompen<br />
en ouderwetsch door te gaan, niet ranee te jaamnmeren over<br />
dierenmishandeling en werkstakingen, niet rece te doen aan<br />
bacillenvrees en bloemendweperij, parfumerieen te minachten<br />
en schoothondjes - als dieren te beschouwen en niet als ver -edelde menschen,<br />
muziek op haai-, rechte waarde te schatten en<br />
Wagner te beschouwen als een knap componist¡ en niet, als<br />
een halfgod, de rechten van den werkman te erkennen, maar<br />
daarom den patroon, die ijverig zijn best doet, niet te brandmerken<br />
als een tyran, de Broeders van Van -reden een letterkundig<br />
misgeboomte te noemen en in Toorop's symbolische<br />
schilderijen het toppunt van wansmaak te veroordeelen, het<br />
nut van vaeantiekolonien te bewijfelen en Alberdin k Thijni<br />
te stellen boven van Dey snel, 'het nuttige hooger te achten<br />
dan het overbodi e, het kwaad eenvoudig; kwaad, het goede<br />
goed te noemen, heel gewone de egden te beoefenen. - Já, zëker^<br />
het is een daad vol moed, den strijd aan te binden teen de<br />
mode, al haar machtspreuken op de rechte waarde te. schatten,<br />
te doen - wat men voor plicht houdt en wat ons gevoel<br />
ons voorschrijft, zonder ons aan haar wet te s.toren ; maar<br />
een. daad, die. de aan haar ten koste gelegde inspanning wel<br />
beloont ; want waarlijk, dat nmede aan met de Mode door dile<br />
en dun, over hoog en laag, het wordt op den duur zeer afmattend,<br />
- en afbeulend; het doet onberekenbaar veel _ kwaad<br />
niet alleen aan onze beurzen, maar ook aan onze licth.amneni' en,<br />
wat nog oneindig erger is, aan onze karakters. Het brengt<br />
ons aardsch geluk in gevaar en zelfs het bedreigt one eeuwige<br />
zaligheid .<br />
Wij behoeven geen achterblijvers te zijn, nmaar mogen in<br />
geen geval blinde. aanbidders word-en van de moderne . afgodin<br />
.; Mode.
RENE KWARTGULDEN-VERF NIGING.<br />
In De Residentiebode van Zondag 13 en Maandag 14 Jan. 11. werden<br />
wij in kennis gesteld van eene Kwartgulden-Vereeniging, die, door<br />
achtenswaardige dames der hofstad opgericht, zich in eene circulaire tot<br />
Stad en Land richt niet de uitnoodiging „plaatselijke kring- of subcomités<br />
te vormen in zoovele steden en dorpen als mogelijk is."<br />
Doel dezer vereeniging is blijkens dezelfde circulaire : „den Oranje<br />
Orde behulpzaam te zijn in zijn streven om door heide-ont-<br />
-bond van<br />
ginning tevens verbetering te brengen in het lot en de behuizing van<br />
minvermogenden."<br />
Aan een heusch verzoek, tot de Redactie van genoemd blad<br />
gericht, om dit werk door hare aanbeveling te steunen, wordt met warmte<br />
en ingenomenheid gevolg gegeven. Echter niet zonder vooraf een zachten<br />
toon van verwondering te doen hooren, een kleine grief te uiten aan<br />
het Hoofdbestuur zelve. In wellevenden en onberispelijken vorm ; maar<br />
toch eene grief.<br />
„Aan een verzoek -- schrijft De Residentiebode -- in vriendelijken<br />
vorm gericht, voldoet men gaarne. Een verzoek in dien vorm door den<br />
mond eener even beminnelijke als achtenswaardige vrouwe gesproken,<br />
is onafwijsbaar, zelfs daar, waar de inwilliging aanvankelijk een kleine<br />
overwinning op zich zelven, het doof zijn voor een lichte ontstemming<br />
kost."<br />
Men gevoelt het aanstonds: volgens den schrijver hapert er iets<br />
Het werk, prijzenswaardig in zich zelf, brengt hem eenigermate van de<br />
wijs. En de reden zijner ontstemming schijnt hein gegrond en gewichtig<br />
genoeg om ze niet voor zich te houden, maar vrijmoedig en bescheiden<br />
tevens aan te voeren.<br />
Na het toedienen van nog enkele kalmeerende middelen en<br />
preservative's komt het hooge woord er uit : „Wij zullen maar met de<br />
deur in het huis vallen en aanstonds de reden van onzen aanvankelijken<br />
weerzin verklaren, om als die ons van het hart is, van de zaak zelve<br />
vrijer en met volle sympathie te kunnen spreken. ...<br />
„Aan het hoofd van het Hoofdbestuur, en als penningmeesteresse<br />
tevens, vinden wij, zooais betaamt, den naam der wakkere vrouw, die<br />
het initiatief nam tot het stichten der vereeniging, welke den Oranjebond<br />
zou bijstaan, mejuffrouw B. L. W. van der Hucht; naast den<br />
hare treffen wij nog een viertal nauien, alle Haagsche, die allen waar-
133 ----<br />
borg bieden, dat de zaak in goede handen is, maar tot onze groote<br />
verbazing vinden wij daarbij niet eéne Katholieke...<br />
,De weldadige moesson, die tevens onze heide in bloeiende<br />
velden moet gaan omscheppen, schijnt dus enkel uit het enge Gerefornieerde<br />
hoekje te waaien."<br />
Ziet ge lezer, waar het 'in schort ? Ja ? — Bijaldien gij --- naar<br />
wij vermoeden — ook tusschen de regels gelezen hebt ; anders hebt ge<br />
de beteekenis dezer klacht in haar geheel wellicht niet gevat.<br />
Waarom zou de schrijver en wij met hem bij het lezen der namen<br />
van het Hoofdbestuur zoo gaarne een of anderen bekenden, echt katholieken<br />
klank gehoord hebben?<br />
Opdat de weldadige moesson niet enkel zou schijnen uit het<br />
Gereformeerde hoekje te waaien. En wij voegen er bij, hetgeen de<br />
schrijver misschien zijdelings wilde te kennen geven, opdat de frissche<br />
lentedauw, die leven en lust zal brengen over de dorre heidegronden,<br />
werkelijk frisch en weldadig zou wezen, onvermengd en vrij van door<br />
het Protestantisme alleen geleverde bestanddeelen. Deze zien wij zelfs<br />
den heidegrond niet gaarne opnemen.<br />
Laten wij duidelijker spreken.<br />
Waar een beroep gedaan wordt, niet op de vrijgevigheid van<br />
een of ander kerkgenootschap ter gunste zijner leden, niet ter bevordering<br />
van eenig bijzonder belang ; maar op den goeden wil van allen zonder<br />
onderscheid, ter ondersteuning van algemeene nooden, zien wij de leiding<br />
niet gaarne uitsluitend aan Protestantsche handen toevertrouwd. Dat<br />
klopt niet met het doel. Dat strijdt met den goeden smaak. Dat maakt<br />
ons een weinig wrevelig.<br />
Waarom ? – Ons antwoord klinke even rondborstig.<br />
Omdat, waar aan de deur van den katholiek geklopt wordt als<br />
aan dien van den protestant, men den eersten ook als zoodanig behoort<br />
te erkennen; omdat, waar wij onze bijdragen schenken, men ons evenmin<br />
als anderen het recht behoort te ontzeggen, te weten hoe en waaraan<br />
die bijdragen worden besteed; omdat eene geschiedenis van driehonderd<br />
jaren ons geleerd heeft, hoe het Protestantisme, waar het de handen vrij<br />
heeft, er steeds op uit is, ook met stoffelijke middelen zijne uitbreiding<br />
zoo mogelijk te verzekeren. En van dit laatste moest in eene zaak als<br />
deze de schijn zelfs zijn gemeden.<br />
Men versta ons wel. Wij willen het doel en werken dezer ver<br />
zich zelf niet laken. Wij willen haar geen strevingen toe-<br />
-eeniging op<br />
schrijven, die misschien ver buiten haar gebied liggen of aansprakelijk<br />
stellen voor feiten, die in de toekomst misschien nimmer zullen plaats<br />
vinden.
Wij wijzen alleen op eene onregelmatigheid, — en deze bestaat.<br />
Wij hebben met de redactie van De Residentiebode eene grief, dat tegen<br />
den schijn van onpartijdigheid niet is gewaakt.<br />
Het is en blijft ons een teeken van onbedachtzaamheid, van<br />
kortzichtigheid bij het Hoofdbestuur, dat het, wat de algemeenheid der<br />
zaak vorderde, niet heeft begrepen en de vereeniging daardoor protes4<br />
tantsch, anti katholiek getint werd. Kan zulk eerie tint in dit geval ons<br />
behagen ?<br />
Men voert hier wellicht tegen in, dat niet het Hoofdbestuur<br />
dezer Vereeniging over de bijdragen beschikt, maar ze in handen stelt<br />
der leden van den Oranjebond van Orde.<br />
Hiermede blij ven wij echter even onvoldaan. Onze bezwaren<br />
worden er niet door opgeheven; de onregelmatigheid verdwijnt er niet<br />
door. Wat onzijdig is en wil gehouden worden in wortel en stam, blijve<br />
onzijdig in zijne vertakkingen; het algemeen belang worde frank en vrij<br />
door allen bevorderd.<br />
.. Bovendien wij wenschten, voor ons ten minste en vele onzer<br />
lezers die niet geheel op de hoogte zullen zijn, omtrent de werkzaamheid<br />
van den Oranjebond meer licht ontstoken te zien.<br />
Het is ons niet voldoeñde te weten waar wij trouwens niet<br />
aan twijfelen, -- dat de gelden goed besteed worden, te vernemen op<br />
welke wijze de hulpbehoevenden worden ondersteund, hoevelen reeds<br />
geholpen zijn; wij wenschen ook te hooren welke personen practisch in<br />
,aanmerking komen, of hier ook alleen het algemeen belang in het oog<br />
gehouden wordt, dan wel een of andere gezindte meer in de gunst staat.<br />
Is de Oranjebond in werkelijkheid en in schijn loyaler, onpartijdiger dan<br />
cie Kwartgulden-Vereeniging, zijne beschermster ?<br />
Wordt die vraag bevestigd, met reden bevestigd, wij zullen het<br />
gaarne erkennen. Even verlangend zijn wij echter nu, dat inlichting<br />
dienaangaande verstrekt worde.<br />
W. v. L.<br />
HB T PARLJEME,NT DERJ GODSDIENSTEN TE CHICAGO.<br />
I.<br />
Het moge den lezer niet ongevallig zijn, dat wij op dit belangrijk<br />
congres, hoewel het reeds voor enkele maanden werd gehouden, de<br />
aandacht vestigen. Zoo verschillend is daarover geoordeeld, zoozeer is
•-- 135<br />
het door eenigen toegejuicht, door anderen gelaakt, dat een meer nauw<br />
beschouwing zeker niet van. belang ontbloot is. .<br />
-keurige<br />
De Amerikaansche bisschoppen, die hun medewerking beloofden<br />
na over de wenschelij kheid der deelneming ernstig te hebben beraadsl.aagd,<br />
. zijn zeker, daar mogen wij niet aan twijfelen, in hun verwachtingen<br />
bedrogen door den . uitslag ; de katholieken zijn het nu wel ongeveer<br />
eens, dat het Parlement der godsdiensten een zeer wonder resultaat heeft<br />
gehad. Maar het loont de moeite het congres aan het werk te zien en<br />
op te merken, welke geest daar geheerscht heeft.<br />
... De protestant Barrows is er de grondlegger en de kroniekschrij -<br />
ver. van ; zijn verslag is lezenswaard en leerrijk.. S<br />
Opmerkelijk is de strekking, die sprekers van , allerlei belijdenis<br />
heeft . bezield, om . zooveel moge)ijk te naderen tot den christelijken<br />
godsdienst.<br />
In de uitmuntende artikelen, over dat onderwerp verschenen in<br />
het R. K. hoofdorgaan de Tijd, lezen wij :<br />
«Een eerste vraag, die zich opdringt, is deze : Zijn er door die<br />
menigte menschen van allerlei richting, Christenen, heidenen, Joden, die<br />
toch allen wel iets met godsdienst schijnen op te hebben, en die in de<br />
tallooze richtingen toch wel een schromelijke verwarring zullen hebben<br />
gezien, zijn er door hen geen pogingen aangewend en geen middelei<br />
beraamd, hoe vruchteloos ook, om tot zekere eenheid te geraken?<br />
Daar waren in dit opzicht drie stroomingen.<br />
Een groep wenschte een godsdienst, waarvan iedereen volgeling<br />
kan zijn : Christen en heiden, Jood en Mohammedaan. Het waren vooral<br />
de belijders van nieuwe protestantsche sekten, die dit denkbeeld voorstonden.<br />
Een treurig bewijs, hoe bij hen het begrip van godsdienst is<br />
uitgedoofd. S<br />
Anderen, en dat waren vooral de oostersche schismatieken, stonden<br />
te zeer op hun onafhankelijkheid, voortreñeiijkheid, onfeilbaarheid,<br />
ja zelfs op hun nationaliteit, om eenige vereeniging en vermenging met<br />
anderen mogelijk te maken.<br />
Daar waren er ook, die min of meer uitgewerkte voorstellen<br />
deden om de christenkerken tot eenheid te brengen.»<br />
Nu mag men zeker verbaasd zijn als men deze drie groepen aan<br />
dachtig beschouwt<br />
S Immers de eerste groep, tot welke o. a. Rabbi Lyon van Haward<br />
(Massachussets) behoorde, streeft , naar het onmogelijke.<br />
Een zoodanig plan kan enkel worden verwezenlijkt als men<br />
begint met het goddelijke in Christus en dus ook het Christendom weg<br />
te nemen, -En• dat deden dan ook al de voorstanders van die groep, .
-- 136 --<br />
>Jesus,» zeide Rabbi Lyon, »was ook Jood ; maar al te vaak ziet ,<br />
men dit over het hoofd, zoozeer is de geschiedenis der wereld met dien<br />
grooten naam vereenzelvigd.»<br />
Zijn «groote naam» moet vooral in het oog worden gehouden;<br />
Christus was Jood, Legt de Rabbi, en dat is het aanknoopingspunt voor<br />
de Jodendom en Christendom vereenigende kerk van Christus.<br />
Hij vervolgt;<br />
«Wij houden niet genoeg rekening met zijn Joodsche afkomst er,<br />
Gallileesche opvoeding. Verre van mij om den invloed naar waarde te<br />
schatten, dien het werk van Jesus op den vooruitgang der menschheid<br />
gehad heeft. Voor die taak had men de meest algemeene kennis noodig.<br />
Voor mijn doel volstaat het, de nationaliteiten te herinneren aan Hem,<br />
dien een groot gedeelte der wereld den grootsten en besten mensch<br />
noemt.»<br />
De mensch, enkel de mensch komt hier in Christus uit. Of<br />
nog iets meer den Rabbi dreef, dan begeerte om het rassen -antisemietisme<br />
(iets zeer verkeerds !) den pas af te snijden ? Wij gelooven het zeker.<br />
Hier klinkt zooveel menschheidslof, en zooveel wierook wordt op het<br />
altaar van den vooruitgang der menschheid gebracht, dat wij de gedachte<br />
niet van ons af kunnen zetten, dat wij hier bepaald met oprecht broeder<br />
gevoelens te doen hebben. De Rabbi vervolgt:<br />
-lijk.-.<br />
«Ik vergeet niet, dat een aanzienlijk gedeelte der Joden de grootheid<br />
van Jesus nog niet erkennen.» Een kleine opmerking : zeer vele Joden<br />
nemen de grootheid van den «mensch» aan, maar g e e n e n k e l e, ook<br />
Rabbi Lyon niet of Rabbi Hirsch, die op dat congres het Onze Vader<br />
voorbad (! !), begrijpen iets van wat wij in Jesus zien<br />
Hoe nu verklaart Rabbi Lyon, alle christelijk idee ter zijde<br />
schuivend, liet gebrek aan algemeene sympathie voor Christus bij de Joden ?<br />
»Deze terughouding wordt volmaakt verklaard (!) door den indruk,<br />
dien velen ontvingen door mededeelingen over den persoon van Christus<br />
en ook door de vervolgingen onderstaan van den kant van Christus'<br />
belijders.»<br />
Niet de eigen leer des Christendo ms maakt de klove tusschen<br />
Jodendom en Christendom, --- neen de verkeerde voorstelling van<br />
Christus' persoon en de vervolgingszucht van de partijgenooten van<br />
Jesus. Eigenlijk, wèl beschouwd is Christus de m e n s c h, met wien ieder<br />
moet sympathiseeren, dien ieder moet erkennen als het schoonste schepsel<br />
van het menschelijk ras ; zijn vereering is de triomf der »m e n s c h el<br />
ij ke waarde."<br />
Zuiver niagonnie k ! -- Christus' menscheid verheffen, prijzen,<br />
Knar zijn godheid doodzwijgen, en (lat met het doel om er den grooten
137 --<br />
voorstander van het ideaal »m e n s e h h e i d» van te maken, dat is een<br />
streven, hetwelk zuiver en enkel past in het kader der Vrijmetselaars.<br />
theorie.<br />
Het enthousiasme van het bekende Vrijmetselaars -tijdschrift genaamd<br />
de Revue des deux Mondes wordt van dit standpunt volkomen<br />
verklaarbaar.<br />
Zekere heer G. Bonet-Maury, eene grootheid ons anders (schandelijk<br />
genoeg !) onbekend, weet, onder den titel »le Congres religieux de<br />
Chicago,», heel wat fraais te verhalen van de redeneering van Rabbi<br />
Lyon.<br />
Vooreerst is hij bijzonder ingenomen niet de uitingen van Lyon's<br />
verdraa zaamheid, als deze den toestand der Joden in Amerika prijst.<br />
Maar zijn bewondering wordt door de »hulde, welke Rabbi Lyon heeft<br />
gebracht aan de moreele grootheid van Christus en aan de heilzame<br />
kracht van het Evangelie» ten top gevoerd.<br />
Is het wonder, geachte lezer ?<br />
Verneem Rabbi Lyon's grootheid :<br />
»Hij heeft hetzelfde onderwerp behandeld, hetwelk de meesterlijke<br />
les van Renan aan het Collége de France in 1863 wereldberoemd<br />
heeft gemaakt.»<br />
En is het nu ni o g e 1 ij k, ik vraag het U, overtroffen te worden<br />
in geleerdheid, oprechte verdraagzaamheid (wel te verstaan : o p r e e h t e,<br />
w are verdraagzaamheid) menschelijkheid en christelijken geest als men<br />
zoo trouw het voetspoor drukt van den wereldberoemden Christus-vervalscher,<br />
Vrijmetselaar Renan, Groot Officier van den Supreme Conseil<br />
van Frankrijk ?<br />
De zeer ondoordachte woorden van »Bisschop» Latas van Zanten,<br />
die gesproken werden in antwoord op de speech van den Rabbi, werden<br />
met toejuichingen overstemd (couvertes d'applaudissements) leert ons de<br />
hooggeleerde heer in de Revue des deux Mondes. En wat hij daarbij voegt,<br />
is een summum van geleerdheid : »et il a été manifeste a ce moment, qu'un<br />
pacte d'alliance était conclu entre les chefs des deux grandes religions FONDEES<br />
SUR LA BIBLIA:». (1)<br />
Voor wie het manifeste was, wordt er helaas niet bijgevoegd.<br />
Zeker niet voor ons !<br />
Hoe ? de verheerlijking van den Christus als rein, volmaakt,<br />
deugdzaam Ynensch, vooral als J o o d, gelijk Lyon ondernam, zou in staat<br />
wezen om de twee hoofden der Kerken der Synagoog te doen toenaderen?<br />
('i) En op _lat oogenblik is het duidelijk gebleken, dat er een bondgenoot<br />
gesloten tusschen de hoofdeis der twee groote, o p d e u b ij b e -schap lwas<br />
g e g r o n d v e s t e godsdiensten.
---- 138 -.<br />
De chef . der Alliance Israélite moge het willen, maar het hoofd<br />
van de . Kerk, -- met name de Paus, ---. zou voor zulk een smokkel-contract<br />
wel nooit te vinden zijn ! Hoe ? De katholieke Kerk zou ooit ter wereld<br />
haar Christus verflanst, verdraaid, verwrongen dulden gelij>,; dit leugen ,<br />
congres hem aan de wereld heeft voorgesteld ?<br />
Ja, wij onderschrijven gaarne de woorden van de Td<br />
»Is.. die eerste proefneming een aanmoediging voor de Katholieken,<br />
om nogmaals aan zulk een congres _deel , te- nemen ?. Of zijn de ' omstan.<br />
d gheden , in Amerika van dien aard, dat zij er zich , niet aan kunnen<br />
onttrekken ? Dan wenschen wij ons zelven geluk, dat de katholieke Kerk<br />
in Europa niet in de noodzakelijkheid verkeert om een vergadering,<br />
legen God en Zijn Gezalfde gericht, door haar tegenwoordigheid op te<br />
luisteren.»<br />
Zulke::leugen- congressen heeft. de katholieke Kerk niet noodig !t<br />
En de heer Bonet-Maury.. moge dan de naïeve dwaasheid begaan,<br />
het Christendom in één adem met het Jodendom te noemen, als hij spreekt<br />
van »twee godsdiensten gegrond op den Bijbel," wij teekenen tegen die<br />
gelijkstelling verontwaardigd en fier protest aan ; zulke gekheden mag<br />
de. heer Bonet in Amerika gaan debiteeren, hier , in Europa zijn wij daar<br />
te ernstig en te waarheidlievend voor.<br />
Het moderne Jodendom is Talmudisch en heeft den geheelen Bijbel<br />
verwrongen en vernield, heeft de Joden met de meest zedenverdervende<br />
moraal 13 eeuwen lang vergiftigd, van de 5de eeuw tot op onze dagen, -waar<br />
denkt men aan, zulk een leer, die vijfmaal door de Pausen ten<br />
brandstapel werd veroordeeld, gelijk te gaan stellen met ons heilig,<br />
goddelijk Christendom?<br />
Neen, wij, fiere Christenen, wij geven niet in maconnieken naturalistischen<br />
waanzin de hand aan de Joden, omdat zij onzen Christus in<br />
naam der m e n s c h h e i d, die Hij bevorderde, verheerlijken ; een klove<br />
scheidt ons van hen in leer en in leven zoo diep n u als toen de Canones<br />
der R. K. Kerk tegen Israël door 12 Pausen werden uitgevaardigd, zoo<br />
diep n u als voor 5 eeuwen onder Innocentius III, zoo diep als de afstand<br />
ver is tusschen den enkelen mensch Christus en den Christus-mensch<br />
maar tevens eengeboren -Zoon • van God!<br />
Wij ontkennen, dat thans eenige andere godsdienst als de<br />
Christelijke op den Bijbel berust, -- wij ontkennen, dat de door de R. K.<br />
Kerk 5 maal gedoemde Talmud B ij b e 1 s c h e leer in de harten prent'<br />
maar beweren op het voetspoor van Paus Gregorius IX, dat deze maderne<br />
Joodsche codex een doemwaardige leer bevat.<br />
Wij laten dan ook het naïeve enthousiasme van sommige Amerikaansche<br />
geestelijken, die Rabbi Lyon hebben toegejuicht, voor rekening
— 439 -^.-<br />
van een volk, dat zich wel aan ni eer kinderlijke dwaasheden schuldig<br />
raakt,<br />
Onze opvatting, dat dit godsdiensten•congres een echt vrijmetlaarswerk<br />
is geweest, terwijl de goedige katholieken de d u p e n waren,<br />
wordt geheel bevestigd door een menigte feiten, waarvan wij er nog<br />
eenige willen te berde brengen.<br />
De Tijd heeft er eenige bijeengeplaatst in de volgende passage,<br />
genomen uit de reeds geciteerde meesterlijke artikelen :<br />
. »Zeer gevierde Amerikaansche redenaars noemden den godsdienst<br />
iets subliems voor de poëzie, maar een absurditeit voor de rede. Zij hul-.<br />
Bigden geen anderen God dan een pantheïstischen algod.<br />
Bedenkt men daarbij, dat al die goddeloosheden werden voorge-.<br />
dragen onder heilige formules en met bijbelsche uitdrukkingen, dan<br />
begrijpt men wat stuitende godslasteringen de geloovige congresleden te<br />
hooren kregen.<br />
Een der leden heeft dit Parlement genoemd «een meesterstuk<br />
van Satan.» Inderdaad, nooit weerklonk in een plechtige vergadering<br />
zoo dikwijls de naam van God, en nooit waren zooveel redenaars van<br />
alle hoeken der wereld bijeengekomen, om God vervallen te verklaren.<br />
Een protestantsche - missionaris van Hongkong had op de uitnoodiging<br />
van Barrows, om aan het congres deel te nemen, geantwoord : «Houd<br />
toch op met zoo te ijveren voor liet Parlement .... Ik eerbiedig uwe<br />
bedoelingen ; maar laat het u door mij gezegd zijn, dat gij onbewust een<br />
verraad tegen den Christus voorbereidt." De heer Barrows zag in den<br />
brief alleen een uiting van «bittere vijandschap» ; maar de uitkdmst bewees<br />
de juistheid van de voorspelling.<br />
Niet alleen werd er verraad gepleegd tegen Christus, maar het<br />
begrip van God werd vervalscb t, en voor God werd de mensch verheven.<br />
«Eeuwenlang,» zeide een vrouwelijk congreslid, «heeft de mensch gezocht<br />
naar zijne plichten jegens God, maar thans zoeken wij, gij en ik, naar<br />
de plichten van God jegens den mensch.» Een Russische prins vatte<br />
den arbeid van het congres aldus samen : «Ik weet niet, of iemand in<br />
de zittingen van dit Parlement den eerbied voor God geleerd heeft, maar<br />
wel nemen allen er van mede den eerbied voor den mensch.»<br />
Wij wen.schen hierbij op te merken<br />
1. dat de pantheïstische God juist d e G o d d e r L o g e is,<br />
namelijk de tot Godheid (?) verheven menschheid ; hoezeer deze opvatting<br />
strookt met de betuigingen van Rabbi Lyon, dit zal wel ieder inzien.<br />
2Q. Gelijk de Loge het meesterstuk van Satan is, zoo mag men<br />
ook dit Congres een meesterlijke naäperij van de Roomsche concilies
-- 140 —<br />
achten ; het verschilt echter evenveel van de Synoden der katholieke<br />
Kerk als de Kerk van Satan van de Kerk van Christus.<br />
30• Wij vragen : Wie kan bij de bijeenroeping van dit Congres<br />
belang hebben gehad, wie kan er zoozeer voor geijverd hebben, . als<br />
hij in wiens geest het Congres is opgetreden ? Welnu, gelijk de Tijd<br />
terecht opmerkt, de woorden van den Russischen prins tot de hare makende<br />
: de eerbied voor den m e n s c h is de eenige vrucht van dit<br />
g o d s d i e n s t e n-congres geweest ; en wij beamen volkomen het oor<br />
-deel<br />
van het R. K. Hoofdorgaan, dat dit godslasterlijk congres : «TEGEN<br />
GOD en zijn Gezalfde was gericht.»<br />
En nu in gemoede de vraag : is die in e n s c h e 1 ij k h e i d sg<br />
o d s d i e n s t, die godsdienst t e g e n G o d niet geheel maconniek ?<br />
En als men de reusachtige propaganda beschouwt, die gemaakt is tot<br />
welslagen van dit Parlement van Satanische God-wegcijfering, m o e t<br />
men dan niet op de vraag : Wie heeft dat op touw gezet ? tot het<br />
eenvoudig en voor de hand liggend antwoord komen : Zij, die er<br />
het voordeel van had, zij, in wier geest het Congres werkte : de Loge?<br />
Het komt ons niet wel mogelijk voor dit antwoord onredelijk te<br />
vinden. Wij betreuen enkel diep, zeer diep, dat zoovele katholieken<br />
van de listige streken der menschheid-verheerlijkers dupen zijn geworden.<br />
Onze meening wordt versterkt door de woorden, die wij lezen in<br />
de Fransche Etudes. «De u i t s 1 a g heeft bewezen, dat zij, die in Chicago<br />
den stoot gaven, juist behoorden tot de school, die in Frankrijk<br />
werd vertegenwoordigd door R e n a n."<br />
Zeker, dat is de klare wijn.<br />
De mannen van Renan, de mannen van de Revue des deux Mondes,<br />
dat is van de br.-. br.-., hebben Chicago's schouwspel aan de wereld<br />
te... bewonderen... gegeven !<br />
Wat degenen betreft, die het ,initiatief namen voor dit Congres,<br />
zeker is het, dat. wij den grond hunner bedoelingen niet kunnen door-<br />
schouwen, -- maar even zeker is liet ook, dat wij na al het vooraf<br />
hun goede bedoelingen ook allesbehalve overtuigd zijn !<br />
-gaande van<br />
Wij deelen dus niet geheel de meening van den Tijd, wanneer<br />
deze schrijft:<br />
«Zij die het initiatief hadden genomen voor dit<br />
Parlement der Godsdiensten, hadden ten minste<br />
gehoopt, de deelnemers te vereenigen tegen de<br />
g o d s d i e n s t 1 o o s h e i d. Wat moet het voor de weldenkenden een<br />
bittere teleurstelling zijn geweest, dat, ondanks eenige uiterlijkheden<br />
van godsdienst, als openbaar gebed en godsdienstig gezang, op het con-
444<br />
gres als godsdienst der toekomst is erkend een godsdienst zonder credo,<br />
zonder eeredienst, zelfs zonder God, waarin men de woorden God, Christus,<br />
onsterfelijkheid, verlossing nog behoudt, doch in geheel andere beteekenis."<br />
Wij hebben de woorden, die wij niet gaarne tot de onze zouden<br />
maken, gespatieerd. Wij hebben voorbands geen bewijs, dat hetjuist w e 1d<br />
e n k e n d e n zijn, die dit Congres op touw zetten en bitter in hun<br />
verwachtingen werden bedrogen; integendeel, te meer daar van b e d r ogen<br />
verwachtingen en bi ttere teleurstellingen bij<br />
de opzetters van het Congres na afloop niets bleek, gelooven wij wel<br />
degelijk, dat zij dezen uitslag gewild hebben. En dan vallen degenen,<br />
die het initiatief namen, hun, die d e n s t o o t g a v e n, bij, en is alles<br />
Logewerk, een reusachtige demonstratie ter gunste van den menschheidsgodsdienst<br />
!....<br />
Is het ook te verwonderen, dat de kerk van Satan, na het toppunt<br />
van bloei en macht te hebben bereikt, waarop wij haar in deze<br />
dagen aanschouwen, ook eens een «C o n c i 1 i e» houdt, al is het dan,<br />
gelijk haar k a r a k t e r past, een Concilie van bedrog, verfijnde list,<br />
huichelarij en woordenpraal ?<br />
(Slot volgt.) LOD. VAN AMSTEL.<br />
lI IEVE GASTEN.<br />
Het is van algemeene bekendheid dat ons goede vaderland het<br />
twijfelachtige voorrecht geniet de gastvrijheid te mogen uitoefenen tegenover<br />
duizenden Duitschers, die, in hun Heimath geen brood kunnende<br />
vinden, dat in het steinreiche (?) Holland komen zoeken.<br />
In alle takken van bedrijf -- industrie, handel, onderwijs -- overal<br />
treft men die ondernemende en wakkere zonen van Germanje aan. In<br />
onze groote steden vormen ze volslagen kolonies, en wie daar in de wijken,<br />
waar de voornaamste handelsfirma "s en de notabelste ingezetenen gevestigd<br />
zijn, de namen op de deuren leest, zou allicht in den waan kunnen<br />
komen, dat hij in een Duitsche stad was verzeild.<br />
Die gasten van over den Rijn hebben er namelijk verbazend goed<br />
slag van, zich in korten tijd op te werken tot de mooiste posities en,<br />
ondanks hun dikwijls zeer bescheiden afkomst, de eerste - plaatsen in te<br />
nemen in onze Hollandsche maatschappij.-
Booze tongen fluisteren dat zij dit voor een groot deel te dankei<br />
hebben aan zekere gemakkelijkheid in het buigen, kruipen, flikflooien en<br />
intrigeeren, dingen die den ronden Hollander gruwelijk tegen de borst<br />
stuiten Maar wij willen aannemen dat dit allemaal lasterpraatjes zijn,<br />
door machteloozen naijver ingegeven, en dat alleen hun bijzondere activiteif,<br />
schranderheid, ijver en volharding als de oorzaken moeten beschouwd<br />
worden, waarom die vreemdelingen hier zoo spoedig in goeden<br />
doeii raken.<br />
Natuurlijk is het voor ons wel niet aangenaam te zien, dat<br />
terwijl vóor de eigen ]andskinderen de soep toch al zoo dun begint te<br />
worden, vreemdelingen hun nog het vet van den ketel moeten komen<br />
scheppen. Maar het zou toch kleingeestig zijn, die Duitschers het stuk<br />
brood te misgunnen, dat zij zich hier door eerlijken arbeid verdienen<br />
en wordt hun concurrentie den Hollander wat lastig, dan zit er voor<br />
dezen weinig anders op dan rich door verdubbelde kiachtsinsp'inning<br />
tegenover den vreemden mededinger te handhaven.<br />
Nederland is altoos een gastvrij land geweest en het wil dit<br />
blijven ook. Maar daartegenover mag het zeker vergen dat van die<br />
gastvrijheid geen misbruik wordt gemaakt, en de Duitschers, die zich<br />
hier eenmaal hebben weten in te dringen, den eerbied voor het volk, dat<br />
hen welwillend opnam, niet al te zeer uit het oog verliezen. En op dat<br />
stuk kunnen zij zich wel eens onhebbeljk tooneil.<br />
Onhebbelijk bijvoorbeeld mag zeker het opstel heeten, dat voor<br />
weinige dagen te lezen stond in de Deutsche Wochenzeiivng, die sedert<br />
eenige jaren te Amsterdam verschijnt, en die onder voorwendsel van<br />
JVechselbeiehungen zit pflegen tusschen Nederland en het buitenland, hoofdzakelijk<br />
ten doel schijnt te hebben, hier voor het algemeene Deutschtum<br />
te ijveren Kennelijk is d't ihseer het gev'id met het hier bedoelde<br />
artikel, dat wij hier in vertaling laten volgen, behalve den fraaien titel,<br />
dien wij in het oorspronkelijke laten:<br />
N1EDERDEUTSCH UND ALLDEUTSCH<br />
Onder dezen titel heeft Dr. Th. Jaensch onlangs in de Bayreutlier lättce<br />
een artikel geschreven, waarin wordt gesproken over een vaste heraansluiting<br />
van de Vlamingen bij de Duitschers van het Duitsche rijk. Ook wij hebben<br />
daarvoor reeds herhaaldelijk gepleit, en ht artikel is geheel in den geest<br />
van ons alldeutsch streven. De schrijver maakt er opmerkzaam op dat de<br />
Vlamingen op elk gebied zich hun Deutschthurn weer bewustzijn geworden,<br />
maar dat de belangstelling daarvoor in t o v e i i g e e d e e 1 t e y a<br />
D u i t s C h 1 a n d (Wij spat., BED.) nog betrekkelijk gering i, voOrnarne,lijk<br />
ten gevolge van de algemeen verspreide meening dat<br />
er een afzonderljkeNederlañdsclie natie met een af-
0~ 448<br />
2bnder lijke taal, afzonderlijke eigenschappen van hart<br />
e n v erst a n d i s (Wij spatieeren. RED ), en ten gevolge van de niet minder<br />
verkeerde opinie, dat er zelfs tusschen de Hollanders en de Vlamingen, tusschen<br />
de Hollaildsche en de Vlaamsche taal een nationaal verschil bestaat.<br />
Zeker, de Hollanders de Vlaming heeft eigenschappen, welke hem onder<br />
stammen; maar het verschil<br />
-scheiden van e n k e l e an d e r e Duitsche<br />
tusschen de Nederlanders en verscheiden Noordduitsche stammen in het<br />
Rijk is zeer gering, ten deele volstrekt onmerkbaar en in allen gevalle geringer<br />
dan dat tusschen Beieren en Zwaben. Dat blijkt uit de geheele<br />
levensbeschouwing, uit de zeden, en vooral 'uit de taal.<br />
Daarom moest onze Platduitsche volkstaal de taalkundige schakel worden<br />
tusschen Holland , Vlaanderen e n het overige g e'd e e 1 t e v a n<br />
D u i t s e h 1 a n d '(wij spatieeren RED.) De vereeniging van Hoog- en Neder<br />
thans bestaande. Rijk levert zoodoende de kern voor een-duitschers<br />
in het<br />
uitgebreider Alldeutschthum, zonder dat wij onze stamgenooten in de Noord-<br />
Westelij kste grens.strekrn (Marken) onze Hoogduitsche schrijftaal behoeven<br />
op te dringen. Zij b 1 ij v e n Nederduitsch, en tegelijk D u i t s c h; en met<br />
dat vooruitzicht zullen ook de tot dusver weerspannigen onder hen zich<br />
laten vinden voor een wederzijdsche toenadering.<br />
De schrijver spreekt dan verder over het krachtig verzet van de Vlamingen<br />
tegen de Walen en de, Franschen, waardoor zij zich tegelijk hun Deutschthun<br />
en de stamverwantschap met ons. steeds meer bewust worden ; hij maakt<br />
gewag van de oprichting . van een Vlaarnsche opera in Ontwerpen, de instelling<br />
van den volksraad, welke bestemd is om alle Vlaamsche bewegingen<br />
samen te vatten en een krachtig wapen van de vereenigde Vlamingen tegen<br />
alle verwaalsching belooft te worden, en toont dan door de vertaling van<br />
eenige gedichten en passages uit brieven wat voor een kern van onvervaischt<br />
Duitsch karakter, door innig .warm gevoel geschraagd, nog in den Vlaamschen<br />
broederstam zit en naar verlossing van de omwikkeling , door Waalsche<br />
• oekerplanten streeft.. Ten slotte wendt de schrijver. zich tot de Duitschers<br />
van het Rijk, met een ernstige opwekking om, behalve aan de Saksen in<br />
Zevenburgen en de Duitsche bewoners van de Russische Oostzee-provinciën,<br />
ook aan de ^ Vlamingen in België te denken. ' Als deze zich voorgoed met<br />
ons verbroederden, 'zou Holland hen op den duur daarin volgen. De schrijver<br />
betoogt dat het hier geen staatkundige zaak geldt, maar een n a t i o n a l e<br />
in de diepste, ethische beteekenis van het. woord, eene zaak die wij moesten<br />
beschouwen als- een zedelijken plicht. Wij moesten toonen dat wij v e r-^<br />
d i e n e n dat onze volksbroeders, door de politieke toestanden van ons gescheiden,<br />
in hun vertrouwen niet bedrogen, zich innerlijk, geestelijk bij ons<br />
aansluiten en een z e d e 1 ij k e n steun voor hun Deutschthum in ons vinden,<br />
Het zijn gulden lessen die ons daar worden gegeven; mogen zij een gunstigen<br />
bodem in Duitsche harten vinden. A. Bi.<br />
Dit ° fraaie stukje heeft reeds elders in de pers gegronde verántäardiging<br />
gewekt.' De onderteekening A. Bl. 'gaf namelijk aartsleiding<br />
tot de onderstelling dat de schirijver : een in Nederland wonend Duitseher
--- 144 --<br />
was, die de hier genoten gastvrijheid beloonde door op deze manier ons<br />
Hollanders eenvoudig voor een niet-volk uit te maken. De Deutsche<br />
Wochenzeitung heeft sedert echter verklaard dat die A. Bi. de beginletters<br />
waren van den naam Alldeutsche Blätter, een te Berlijn verschijnend orgaan,<br />
waaruit het artikel was overgenomen. Maar dat verandert blijkbaar<br />
aan de zaak niets: de redactie der Wochenzeitung toch bestaat wel degelijk<br />
uit Duitschers, die in Nederland gevestigd en er hun bestaan vindende,<br />
zeker wel eenige égards mogen toonen tegenover het volk, welks brood<br />
zij eten. En van hun kant is het minstens ongepast een stuk op te<br />
nemen, waarin verkondigd wordt, dat er eigenlijk geen afzonderlijke Nederlandsche<br />
natie, met een afzonderlijke taal en afzonderlijke eigenschappen<br />
van hart en verstand bestaat. kortom dat wij Hollanders zoowat een<br />
verbasterd - zootje Duitschers zouden zijn, die niets beter kunnen doen<br />
dan ons maar zoo innig mogelijk bij het groote Duitsche vaderland aan<br />
te sluiten, willen wij niet tot volkomen ontaarding vervallen.<br />
Op de domheden, waarvan het stuk aan elkaar hangt, lust het<br />
ons niet, hier verder in te gaan. Anders zouden wij willen vragen, waarin<br />
de Deutschtum• dweper de zelfstandigheid als natie zoekt, die hij ons Nederlanders<br />
ontzegt. Zit die in de taal, dan moeten er verschillende naties<br />
uit de rij der volken geschrapt en bij andere ingelijfd worden. Dan<br />
hebben' bijvoorbeeld de Zwitsers en de Belgen als volk geen reden van<br />
bestaan, en behoo.ren de Vereenigde Staten tot Engeland. Maar wij<br />
denken dat meer dan de taal de historische ontwikkeling in aanmerking<br />
dient te komen, en op dat stuk kan het Nederlandsche volk allicht even<br />
oude brieven vertoonen als het Duitsche.<br />
Vermakelijk is bepaald de opmerking dat de Vlaamsche beweging<br />
en het oprichten van een Vlaamsche opera te Brussel het bewijs<br />
zouden leveren dat de Vlamingen zich hun Deutsclttunt bewust worden !<br />
»In Vlaanderen Vlaamsch !" zeggen onze wakkere taalbroeders en zijn<br />
evenmin geneigd, zich door Moffen als door Walen hun eigen landaard<br />
te laten betwisten.<br />
Maar genoeg van dien onzin. Wij wenschen alleen te zeggen<br />
dat een dergelijke bejegening van lui, die bij ons de gastvrijheid genieten,<br />
allerminst geschikt is om onze sympathie voor zulke lieve gasten te<br />
verhoogen.<br />
INHOUD. Mode. — Een k^vartgulde,1-vereeniging, door W. y. L. — Het parlement'<br />
der godsdien'steii te Chicago, dooi Lod. van Amsel. — Lieve gasten.
27e aea.gan;. .v-: io. 15 Februar: sass.<br />
<strong>HET</strong> DOMPERTJE.<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i. —; fr. per post f 1.25 ; buitenland<br />
I z.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
AL TE HOOG!<br />
Ze kunnen soms een verbazende vlucht nemen, de hoog<br />
geleerde heeren der moderne wetenschap, de professoren in<br />
de hoogere wijsbegeerte, een vlucht, waarbij het niet alleen<br />
den eenvoudigen leek, die hen wenscht te volgen, duizelt voor<br />
deoogen ; maar waarbij zij zelf duizelig worden en de kluts<br />
kwijt raken.<br />
Dit is bepaald professor doctor J. H. Gunning van Leiden<br />
overkomen, toen hij dezer dagen in het Gebouw voor Kunsten<br />
en Wetenschappen te Utrecht, als een philosophische Blondin,<br />
de meest halsbrekende toeren vertoonde op de slappe koord<br />
van 'subtiel sophistische redeneering.<br />
Hij had het over de wijsbegeerte van den H. Thomas<br />
van Aquino en wel naar aanleiding van den nieuwen leerstoel,<br />
onlangs opgericht aan de Universiteit van Amsterdam en zoo<br />
moedig bestegen door den wakkeren Thomist, pater De Groot.<br />
Of het nu aan den verslaggever der N. R. Cl. ligt, die<br />
de professorale rede misschien niet zuiver genoeg heeft weergegeven,<br />
weten wij niet ; maar dit is zeker, dat, als men op<br />
dat verslag af moet gaan, professor Gunning te Utrecht de<br />
allerwond erfij kste stellingen moet hebben verkocht.<br />
Voor iemand met gewoon gezond verstand is uit dat<br />
verslag met den besten wil van de wereld niet wijste worden.<br />
Verbeeld je, in éénen adem staat daar te lezen, dat volgens<br />
professor Gunning Thomas' leer echt Roomsch en vervolgens<br />
dat ze niet in waarheid katholiek is, zoodat de protestant<br />
tegenover den Roomschen broeder de catholiciteit der geopen-
-- 146 --<br />
baarde waarheid heeft te handhaven. Verder kan men er uit.<br />
vernemen, dat alleen de protestantsche opvatting een absoluut<br />
onderscheid kent tusschen goed en kwaad, terwijl de Roomsche<br />
opvatting zich maar tot het onderscheid tusschen natuurlij k<br />
en bovennatuurlijk bepaalt. Dan weer dat in de katholieke<br />
Kerk alles behoorlijk geordend is naar een vaste hiërarchie,<br />
maar dat de catholiciteit er eigenlijk ontbreekt. Verder......<br />
maar het is beter dat we den lezer in staat stellen, zelf te<br />
oordeelen door hem een paar brokjes uit dat verslag voor te<br />
leggen, Wat zegt hij bijvoorbeeld van het volgende diep<br />
stukje :<br />
-zinnige<br />
Maar al vindt men in de vijf deelen der Summa een schat van<br />
schoone, scherpzinnige, bewonderenswaardige gedachten, al zij ook<br />
hunne lectuur voor ons op menige bladzijde aantrekkelijk, een bezwaar<br />
is er tegen Thomas en tegen de leer, die zich aan hem aansluit:<br />
„deze leer is niet in waarheid katholiek." De protestant heeft tegenover<br />
den roomschen broeder de „katholiciteit" der geopenbaarde<br />
waarheid te handhaven, het woord katholiek nemende in zijn waren<br />
zin van doordringen, bezielen, vervullen, tot eigendom maken. Ten<br />
opzichte van Thomas' stelsel moet het gebrek der christelijke middeleeuwsche<br />
kerk worden in het licht gesteld, dat zij namelijk wel<br />
de wereld wilde omvatten, zich aan haar wilde opleggen, maar de<br />
katholiciteit slechts wilde nemen in den quantitatieven zin. Het<br />
verschil tusschen de protestantsche opvatting en de roomsch-katholieke<br />
is deze, dat volgens eerstgenoemde er eene absolute tegenstelling<br />
is tusschen goed en kwaad, eene groote qualitatieve onderscheiding,<br />
en dat bij de andere de qualitatieve tegenstelling tusschen goed en<br />
kwaad plaats heeft gemaakt voor de quantitatieve onderscheiding<br />
tusschen het natuurlijke en het bovennatuurlijke. Wordt de overtuiging,<br />
dat God ons maakt tot iets anders dan wat wij zijn, door<br />
de rechtvaardigheid verzwakt, dan valt niet meer alle aandacht op<br />
hetgeen God voor ons is en doet, maar op hetgeen wij voor God<br />
zijn en doen : op onze verhouding tot God in plaats van op . Gods<br />
verhouding tot ons. Thomas van Aquino wilde de waarheid des<br />
geloofs voor het verstand duidelijk maken. De christelijke Godsidee<br />
werd boven op de Aristotelische philosophie gelegd, op Aristoteles'<br />
grondgedachte, dat God is leefloos, niets als het absolute denken in<br />
zich zelf, de alles bewegende, zelf onbeweeglijk, ons tot zich trekkende<br />
; op deze gedachte werd de leer der drieëenheid gebouwd.<br />
Thomas is de vereffenaar, j.niet een oorspronkelijk genie ; hij heeft<br />
de Aristotelische, de kerkelijk-christelijke en de mystisch-speculatieve<br />
werelden gesystematiseerd. Alles is in de katholieke kerk hoogst<br />
geschikt en trapsgewijs geordend : hiërarchie is de intieme gedachte<br />
van het roomsche stelsel, hiërarchie in het zedelijk leven,<br />
hiërarchie in de kerk, hiërarchie in de voorstelling van het hierna<br />
hoogste is er niet voor allen. De rangordening is er-rnaals.<br />
Het<br />
volkomen. Maar er is geen katholiciteit, geen innerlijk doordringen<br />
als het zuurdesem, zeer licht, dat vooral doordringt en alles doorschijnt...<br />
Dat gaat zoo nog een eind door ; maar wij gelooven<br />
dat' de lezer aan het aangehaalde al meer dan genoeg heeft.
147 - -<br />
Gaat het hem als ons, dan moet het hem groen en geel voor<br />
de oogen worden bij al dat dooreenhaspelen van qualitatief en<br />
quantitatief, van natuurlijk en bovennatuurlijk, van katholiek<br />
en niet-katholiek. Wij voor ons krijgen bij het lezen van zulk<br />
een verslag den indruk, dat , het professor Gunning zelf niet<br />
helder is omtrent de eigenlijke leer van den H. Thomas, en<br />
dat maar één ding hem duidelijk voor den geest staat, namelijk<br />
dat de protestanten ze in elk geval moeten bestriden :<br />
Aan de kinderen der hervorming de taak om zich, als kernachtige<br />
protestanten met bepaalde beslistheid en bewuste zelfstandigheid<br />
tegenover beginselen en gedachten te plaatsen, als in de leer van<br />
Thomas van Aquino over de wereld zijn verbreid.<br />
Wanneer nu de kinderen der hervorming zich, op professor<br />
Gunnings woord, dapper aangorden tegen de leer van<br />
Thomas van Aquino zonder meer van die leer te weten dan<br />
de geleerde professor hun er van vertelt, moeten ze ons niet<br />
kwalijk nemen, zoo wij hen eenvoudig voor Don Quixotes<br />
aanzien, die vervaarlijk tegen windmolens schermen.<br />
Alvorens zich zoo op te winden tegen de wijsbegeerte<br />
van den H. Thomas en zijn hoorders daarvan zulk een afschrikkend<br />
tafereel op te hangen, deed professor Gunning<br />
beter, zich deemoedig onder het gehoor van pater De Groot<br />
te scharen en eerst eens grondig te leeren, waarin de leer van<br />
den H. Thomas eigenlijk bestaat. Als hij dat onderwerp wat<br />
beter meester is, kan hij er misschien met eenige bevoegdheid<br />
over spreken, maar nu is de stof hem blijkbaar nog al te hoog.<br />
,,DE WETENSCHAP."<br />
Mijn vogel zag nooit wederga,<br />
Vondel.<br />
Maar de Begrootingsdebatten van de Tweede Kamer der Staten<br />
Generaal in de maand December jl. te oordeelen, belooft zich de heer Van<br />
Houten, minister van Binnenlandsche Zaken, evenals de oude dichters<br />
an Apollo, gouden bergen van hetgeen hij met den doorluchtigen titel<br />
van „de Wetenschap" begroet. 's Mans diepe ingenomenheid met dezen<br />
slechts goud etenden en gouden eieren leggenden Phenix steekt zijn<br />
hooge, te midden van het strijdgewoel onzer dagen, rustig voortdrijvende<br />
constitutioneele staatkunde naar de kroon.
14<br />
Ik haal mijn vogels roem in top:<br />
Hij voert op zijn gekuifden kop,<br />
Om wien een glans zijn stralen spreidt,<br />
Een heldre ster.,.<br />
(Vondel. Joseph in Dothan.)<br />
Verheven boven het beleid van den practischen staatsman, die,<br />
de eigenaardige zeden en gezindheid van het volk in zijn uiteenloopende<br />
schakeeringen nagaande, aan de verschillende gezindten gelijke rechten<br />
en vrijheden, volgens den uitdrukkelijken waarborg van de Grondwet,<br />
zooveel doenlijk poogt te verzekeren, wil hij van de Olympische hoogte,<br />
waarop hij met „de Wetenschap" heeft postgevat, niet verbloemen, dat<br />
voor hem, den minister, evenals voor „de Wetenschap", het bestaan<br />
van het Catholicisme en het geloovig Protestantisme in Nederland een<br />
onbekende en onverschillige zaak is.<br />
Het klinkt den heer Van Houten als iets gewaagds in de ooren,<br />
wanneer de heeren Everts en Heemskerk beweren, dat de meerderheid<br />
van het Nederlandsche volk geloovige Christenen zijn. Bij onverklaarde,<br />
schijnbaar tegenstrijdige gegevens en feiten, daarop betrekking hebbende,<br />
oordeelt de minister te kunnen volstaan met de gissing, dat een aanzienlijk<br />
getal Nederlanders -- Zijne Excellentie kan niet de kiezers bedoeld<br />
hebben -- die zich in het maatschappelijk leven als geloovige Christenen<br />
voordoen, ook wel ongeloovige huichelaars of crypto-Modernen kunnen zijn.<br />
In het harnas van deze gissing gestoken, acht hij overbodig de<br />
gronden te bevroeden, waarop de Christenen in Nederland hun bedenkingen<br />
bouwen tegen de bestaande regeling van ons Hooger Onderwijs,<br />
van onze, ook door hun kinderen bezochte en hun opbrengsten mede<br />
onderhouden Staatsuniversiteiten, voor meer dan 't leeuwengedeelte door<br />
Modern-ongeloovige Hoogleeraren gestoffeerd, die de minister blijkbaar<br />
voor den geest had, toen hij ons de zoo vrije mededeeling der gedachten<br />
in Nederland roemde, die men de dierbaarste overtuiging van hun christelijke<br />
scholieren, door geen wetenschappelijk vastgestelde gegevens, -door<br />
als bewezen aangenomen, ofschoon onbewezen hypothesen -- ongestraft<br />
laat krenken.<br />
Zulke kakeleiën deren den onkwetsbaren staatsman niet, wien<br />
de indompeling in de Styx zelfs geen wondbare plek aan den hiel heeft<br />
gelaten, dien „de Vooruitgang'', „de Verlichting" „de Beschaving` en<br />
oneindig meer dan al deze lexicale veroveringen, „de Wetenschap" in diep<br />
verscholen geheimen van het grondwettig staatsbeleid hebben ingewijd.<br />
De minister verklaart dan ook dat er voor hem geen geloovige, noch<br />
ongeloovige wetenschap bestaat, dat er slechts ëéne wetenschap is, „de<br />
Wetenschap"; die naar de waarheid zoekt.
-- 149 ---<br />
Een gewoon sterveling, wel is waar, dien de Arabische Vogel<br />
nog niet op zijn vleugelen nam, staat verbluft, wrijft zich de oogen, als<br />
hij deze diepzinnige orakeltaal aan 's heeren Van Houten's mond hoort<br />
ontglippen. Indien hij iets zag, zou hij hem de woorden van de fabel<br />
willen toevoegen, die de altijd luidruchtige kalkoen tot den bluffenden<br />
aap richtte, toen deze zijn Meester de Wetenschap der Tooverlantaarn<br />
meende afgekeken te hebben, en — een, volgens sommige Nederlandsche<br />
geleerden, nog boven de menschen bevoorrecht publiek van met redelijk<br />
kenvermogen en physische vrijheid begaafde dieren, door het vertoon<br />
van hooge kunst dacht te verbazen : „Je ne distingue pas três bien."<br />
Hoe heb ik 't? denkt men: „De Wetenschap", die naar de<br />
waarheid zoekt ! Toch niet als de opzittende ruiter naar zijn paard!<br />
hoopt men. Zoekt de verlichtende „Wetenschap" naar de waarheid,<br />
omdat de waarheid haar is zoek geraakt ? Gij bedoelt toch „de Weten<br />
niet, welke, de rede vóór de vierschaar der rede dagend,<br />
-schap" van Kant<br />
en zich zelf het hoofd van de schouders nemend, zijn voor hein slechts<br />
denkbeeldigen toehoorders door de rede zocht te bewijzen, dat de in<br />
haar eng celletje vastgespijkerde rede van de buitenwereld niets weet!<br />
?Noch die van Strauss, welke ons door vele, eene betere zaak<br />
waardige, geleerdheid en tal van hypothetische sprongen zoekt diets te<br />
maken, dat de grootste historische, levenskrachtige en levenschenkende<br />
instelling van het Christendom, gedurende meer dan achttien eeuwen,<br />
op dén :-. veengrond van mythen in plaats van op „de waarheid als een<br />
rots" onwrikbaar heeft vastgestaan!<br />
't Is toch niet „de Wetenschap" van de geloof- en wonderschuwe<br />
Modernen, die U het redelijk geloof aan verheven, ons door God geopenbaarde<br />
geheimen zoeken weg te kapen, om u een blind geloof aan<br />
blijkbare ongerijmdheden op te dringen!<br />
Noch die van het Pantheïstisch Empyrisme, dat, met zijn<br />
ervaringsmethode in strijd, onophoudelijk van noodzakelijke en onveranderlijke<br />
natuurwetten gewaagt en daarmede voor bewezen acht, dat er<br />
buiten en boven de stoffelijke natuur geen oneindig volmaakte Schepper<br />
bestaat, die zich het vrij en wijs bestuur van de werking aller geschapen<br />
natuurkrachten heeft voorbehouden; Wiens goddelijk Alvermogen door<br />
Zijn vrije schepping niet uitgeput is, noch bepaald wordt; Die in afzonderlijke<br />
gevallen, waar de bekroning van alle orde, Zijn verheerlijking<br />
en 's menschen heil het vergt, wonderen boven de stoffelijke natuur<br />
kan verrichten en zulke wonderen, blijkens de onwraakbare-krachten<br />
getuigen der geschiedenis, ook meermalen verricht heeft ! Gij vergt toch<br />
onze aanbidding niet voor de „Wetenschap" van sommige hedendaagsche<br />
fatalisten, die, niet buigende voor een godsdienstig gezag, zich uit „vrijen"
-- 150 --<br />
eerbied voor „de Wetenschap" verbeelden, dat een onverbiddelijke nood<br />
als met de zweep vooruitdrijft en dwingt, om hun alles-zakelijkheid<br />
hen<br />
omverhalende begrippen aangaande zedelijke verplichtingen en orde door<br />
de gevleugelde pers voor het leeskundig publiek te verspreiden!<br />
Die éëne en eenige Wetenschap, die Wetenschap bij uitnemendheid,<br />
„de Wetenschap", welke hoog boven alle denkbare weten<br />
Godgeleerdheid, de Wijsbegeerte, de Sterrenkunde, de-schappen,<br />
de<br />
Natuurkunde, de Geneeskunde, de Staatkunde enz. enz., moet verheven<br />
zijn ; die niet ,,eene" Wetenschap, of geene Wetenschap, en toch „de<br />
Wetenschap", ja, de eenige Wetenschap is ; die u in het haar zou vliegen,<br />
als gij wildet beweren, dat een fungeerende huisdeur niet slechts ecu<br />
deur is, maar even zeker Of open öf dicht moet zijn, gelijke alle geleerden<br />
niet alleen geleerden, maar ook geloovige of ongeloovige geleerden moeten<br />
zijn ; die geene andere kennelijke gelaatstrekken vertoont, dan dat zij<br />
eene naar de waarheid'zoekende is, zonder Roomsch, noch Protestantsch,<br />
noch Modern-heidensch, noch Turksch-fatalistisch, noch iets van dat alles<br />
te zijn; wat of dat voor een geheimzinnig wezen zijn mag ? ? Heeft de<br />
heer Van Houten, met behulp van zijn onstoffelijke ziel of bovenzinnelijk<br />
kenvermogen het wezen of de abstracte verstandelijke essentie van het<br />
werkelijk bestaand individu scheidende, „de Wetenschap" zonder meer,<br />
die noch Roomsche, noch Protestantsche, noch Heidenscb e, noch eenige<br />
andere werkelijke of vermeende orthodoxie erkent, al op zijn weg ontmoet<br />
? of blijft het altijd een denkbeeldig product van zijn redelijk<br />
abstraheervermogen ?"<br />
Ik was dan ook aanvankelijk niet weinig verlegen, dat ik met<br />
dit schijnbaar eenvoudig vraagstuk maar geen weg wist; doch eerlang<br />
bekroop mijn, wegens gebrek aan voldoende klaarheid, ook zoekenden<br />
geest de gedachte, dat, hetgeen men hier voor den dag haalde, slechts<br />
oud ijzer was, waarvan zich voor dezen de Liberalen hoefijzers voor hun<br />
oude stokpaardjes vervaardigden. De heer Van Houten, dacht ik, heeft<br />
mogelijk een buitenkansje gehad; is er wellicht op een uitstapje in den<br />
vreemde voor ettelijke kwartjes aan gekomen. In de naburige landen<br />
althans, in Duitschland, in België, in Frankrijk, als men den heer<br />
Brunetière en de Revue des deux Mondes mag gelooven, waar men niet<br />
langer op de magere beestjes wil rijden, zijn nog gansche magazijnen van<br />
dat oud roest voorhanden, niettegenstaande den uitvoer naar China in<br />
den laatsten tijd, waar men er zich buitenmodelsche geweren van maakt,<br />
om tegen de Japaneezen te vechten. Ook meerde ik mij een eenigszins<br />
met dat vraagstuk in verband staande plaats te herinneren, die ik voor<br />
jaren in een Katholiek, en toch, naar mijne opvatting, wetenschappelijk<br />
en Nederlandsch tijdschrift gelezen had:
--- 151 --<br />
„Sainte-Beuve liet „de Wetenschap" verklaren, dat Jesus Christus<br />
geen God is : „Il n'y a plus moyen de croire aux vieilles histoires et anx<br />
vieilles bibles." Dat standpunt was door „de Wetenschap" overwonnen -<br />
De Encyclopedisten beriepen zich op eene andere dame, de Natuur<br />
namelijk ; J. de Maistre vroeg, of er iemand was, om hem eens in kennis<br />
te brengen met die dame en aan haar voor te stellen, doch de geheiminnige<br />
dame was niet goed te vinden. De opvolgers der Encyclopedisten<br />
heben het oog laten vallen op eene andere Schoonheid, „de Wetenschap",<br />
en in naam dier Wetenschap verklaren ook zij, dat Jesus Christus geen<br />
God is. Doch nog altijd, zegt L. Veuillot, rijst de vraag van de Maistre<br />
Welke is die dame? Is het „eene" wetenschap, of zijn het weten schappen ?<br />
Is „de Wetenschap" moeder van verschillende dochters, of is zij de<br />
eenige dochter van verschillende moeders ?"<br />
Na deze zoo ernstige en dringende vragen ter opheldering van<br />
den toch niet zoo erg dommen Ultramontaan, L. Veuillot, zou ik in mijn<br />
wetenschappelijke nietigheid haast gaan beweren, dat „de Wetenschap",<br />
de zoo hoog boven alle geleerden verhevene, wier karakter en richting<br />
noch geloovig noch ongeloovig mogen heeten, of een onbekende godheid<br />
moet zijn, of. . . een ijdele abstratie, een hersenschimmige, slechts denk<br />
Wetenschap, die nergens ter wereld bestaat dan in de verbeelding-beeldige<br />
van een bij wijlen meer op nevelen dan op zonneschijn belusten zoeker<br />
naar de waarheid. X.<br />
EEN ,DOODE LETTER.<br />
Artikel 77 der Grondwet schrijft voor, dat de ministers zorgen<br />
voor de uitvoering der Grondwet en der andere wetten. De minister,<br />
die zich aan dezen plicht onttrekt, maakt zich dus schuldig aan schending<br />
der Grondwet.<br />
Nu zal men allicht denken, dat geen enkel minister ooit tot<br />
zulk een uiterste zal komen. Want, wel kan het gebeuren, dat een<br />
minister belast wordt met de uitvoering van wetten, die zijn sympathie<br />
niet hebben, maar hij wist dit van te voren en niemand noodzaakte<br />
hem, een portefeuille te aanvaarden. Bovendien heeft hij elk oogenblik<br />
vrijheid, zoodra de toepassing van een wet hem tegen de borst stuit,<br />
zijn ontslag te nemen, en ieder, voor- of tegenstander, zou hem deswege<br />
als een man van overtuiging eeren.<br />
Toch hebben we op het oogenblik een minister, die al bij, voor-
I52 --<br />
baat belooft, zekere bepaling eener wet niet te zullen toepassen, en niet<br />
voldoening constateert, dat bedoelde bepaling tot dusver een doode<br />
letter is gebleven.<br />
Dit laatste is een bedekte insinuatie, dat ook zijn voorgangers<br />
met hun plicht de hand hebben gelicht ; maar gesteld dat dit zoo is,<br />
dan is het toch voor den tegenwoordigen titularis geen verontschuldiging.<br />
Hij hoeft niet te vragen, wat zijn voorgangers gedaan of gelaten hebben,<br />
maar moet zich strikt houden aan het voorschrift der Grondwet.<br />
Wie is nu die minister, en welke bepaling van welke wet wil<br />
hij niet toepassen?<br />
Het is Z. Exc. Samuel van Houten, die de derde alinea van<br />
artikel 33 der schoolwet voor een doode letter heeft verklaard.<br />
Men kent art. 33, dat fameuze artikel, waar zooveel over te doen<br />
is geweest, dat door de doctrinair -liberalen hoofdzakelijk is uitgedacht,<br />
om de geloovigen betreffende de strekking der openbare school gerust<br />
te stellen.<br />
In de eerste alinea wordt voorgeschreven, dat het onderricht,<br />
onder het aanleeren van nuttige en gepaste kundigheden, worde dienstbaar<br />
gemaakt aan de opleiding tot alle Christelijke en maatschappelijke<br />
deugden.<br />
In de tweede alinea wordt den onderwijzer verboden, iets te<br />
leeren, te doen of toe te laten wat strijdig is met den eerbied, aan de<br />
godsdienstige overtuiging van andersdenkenden verschuldigd.<br />
De derde alinea bedreigt de overtreding hiervan met schorsing<br />
voor een jaar, en bij herhaling voor onbepa,alden tijd, van de bevoegd<br />
om aan een openbare school werkzaam te zijn.<br />
-heid,<br />
Deze derde alinea nu wil minister Van Houten, blijkens zijn in<br />
de Eerste Kamer afgelegde verklaring, niet toepassen. Maar indien de<br />
derde alinea een doode letter blijft, dan zijn de twee eerste het ook.<br />
Immers, wat voor zin heeft het, den onderwijzer te verbieden, de godsdienstige<br />
overtuiging zijner leerlingen geweld aan te doen, indien de<br />
straf, die daarop gesteld is, toch niet wordt toegepast?<br />
Verbeeld u een wetsartikel, waarvan de eerste alinea luidde:<br />
„Het is verboden te stelen,"<br />
en de tweede:<br />
„Wie steelt wordt gestraft met gevangenis van één tot tien jaar."<br />
Verbeeld u verder, dat de minister van Justitie het in zijn hoofd<br />
kreeg, de tweede alinea voor een doode letter te verklaren, wat zou er<br />
dan van de eerste alinea overblijven ?<br />
Den socialistischen en anarchistischen onderwijzers is door Van<br />
Houten's verklaring niet b u i t e n, maar juist i n. de school, -volkomen
— 153 --<br />
straffeloosheid gewaarborgd. Zij mogen vrij uit propaganda maken voor<br />
hun leer, ze mogen lees- en leerboeken gebruiken, die van de socialistische<br />
beginselen zijn doortrokken, de minister zal hen daarvoor niet schorsen<br />
in hun bevoegdheid tot het geven van onderwijs.<br />
Het Schoolblad (men vergete niet, dat dit het orgaan is van het<br />
deftige doctrinair-liberale Onderwijzers-Genootschap) is met de verklaring<br />
van minister Van Houten zeer ingenomen. Van hem, jubelt het blad,<br />
hebben de openbare onderwijzers geen ketterjacht ten gevolge van uit<br />
buiten de school te vreezen.<br />
-latingen<br />
Met uw permissie, Schoolblad, gij schijnt artikel 33 maar slecht<br />
te kennen. De overtreding, in de derde alinea bedoeld, heeft betrek<br />
niet op hetgeen b u i t e n, maar op hetgeen i n de school voor-<br />
-king,<br />
valt, op het kwetsen van de godsdienstige overtuiging der leerlingen<br />
gedurende of door het onderwijs. Dit is heel wat anders en nog heel<br />
wat erger dan een ketterjacht ten gevolge van uitlatingen buiten de<br />
school. Ja, terwijl een onderwijzer dus i n de school straffeloos alles<br />
zal mogen zeggen en doen, is er kans, dat hij, orn hetgeen hij b u i t e n<br />
de school doet, ontslagen wordt. Kans, zeg ik, want indien de omgeving<br />
het met den onderwijzer eens is, dus als bijv. onderwijzer en omgeving<br />
beiden socialistisch zijn, kan hij ook b u i t e n de school zeggen en doen<br />
wat hem goeddunkt ; maar alleen indien onderwijzer en omgeving bet<br />
oneens zijn, bijv. de onderwijzer anarchistisch en de omgeving liberaal,<br />
dan moet hij voorzichtig zijn.<br />
Wij hebben dit — orn nog eens op dat illustre personage terug<br />
te komen — gezien aan Andries Dijkstra Deze werd ontslagen, niet<br />
wegens hetgeen hij i n, maar hetgeen hij b u i t e n de school gezegd<br />
had. De eigen woorden van minister Van Houten bevestigen dit. Dijkstra<br />
werd ontslagen, zoo verklaarde Z. Exc., „omdat hij ergerlijke gevoelens<br />
voor zijn omgeving, a 1 was het bui ten d e s c h o o 1, verkondigde<br />
op eene wijze, dat de ouders alle vertrouwen in hem verloren."<br />
Dus toch wel ketterjacht ten gevolge van uitlatingen buiten de<br />
school, zooals ge ziet, Schoolblad.<br />
Maar wees gerust, heel bont zal Van Houten het ook daarmee<br />
niet maken. Alleen wanneer er incompatibilité d'idées tusscb en den onderwijzer<br />
en zijn omgeving is, is er mogelijkheid, dat de onderwijzer de<br />
laan uitgaat.<br />
Doch i n de school is de onderwijzer veilig. Om artikel 33 kan<br />
hij zich bekommeren of niet, zijn bevoegdheid tot het geven van onderwijs<br />
verliest hij nooit, zelfs niet tijdelijk.<br />
Wie nog niet overtuigd is, leze de volgende karakteristieke ver<br />
Houten in de Eerste Kamer. Art. 33 heeft-klaring<br />
van minister Van
- - 154 --<br />
hij indertijd (in 1878) ten sterkste bestreden, „inzonderheid wegens de<br />
derde alinea, omdat zijns inziens geen algemeen delict kon gemaakt<br />
worden van de schending der neutraliteit door den onderwijzer, en dat<br />
het te ver ging, hem, die aanstoot gaf aan andersdenkenden, de bevoegd<br />
te ontzeggen, onderwijs te geven waar hij toch allicht op een andere-heid<br />
standplaats met vrucht onderwijs zou kunnen geven."<br />
Om deze reden ook zal de minister de derde alinea niet toepassen.<br />
Maar hiermede valt, zooals ik reeds aanstipte, het heele art. 33.<br />
Dit eischt opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden,<br />
zonder naar de omgeving of naar bepaalde standplaatsen te vragen.<br />
Een onderwijzer, die hier ontslagen is, omdat hij tegen dien eisch zon<br />
kan nergens elders geplaatst worden, omdat overal die zelfde eisch-digde,<br />
gesteld wordt. Met de fameuze „omgeving"-theorie van Van Houten<br />
wordt het evenwel anders. Zoo zal bijv. Andries Dijkstra, die te Menaldumadeel<br />
den bons kreeg, omdat zijn omgeving het met hem niet eens<br />
was, op een andere standplaats m e t v r u e h t werkzaam kunnen zijn,<br />
waar de omgeving dezelfde politieke aspiraties heeft als hij.<br />
Artikel 33 is dus een doode letter geworden en minister Van<br />
Houten schendt de Grondwet. Maar de openbare school en de doctrinairliberalen<br />
heeft hij er geen dienst door bewezen, ook al jubelt het Schoolblad<br />
in zijn kortzichtigheid. De tijd zal het spoedig leeren.<br />
SCHOLASTICUS I1.<br />
P. S. Zooeven lees ik in de N. R. Ct. van 9 Februari:<br />
„De onderwijzer Dijkstra van Menaldum, die een vorig jaar als<br />
luidruchtig anarchist zooveel van zich deed hooren en spreken, is geheel<br />
van de dwaling zijns weegs bekeerd en weder als onderwijzer werkzaam."<br />
Ik juich natuurlijk de bekeering van onzen Andries van ganscher<br />
harte toe en hoop tevens, dat ze van duur moge zijn. In het tegen<br />
geval echter is er voor Andries zelf niet veel aan verbeurd,<br />
-overgestelde<br />
want dank zij de „omgeving "-theorie van minister Van Houten, kan hij<br />
in een revolutionnair milieu allicht een plaats krijgen.<br />
<strong>HET</strong> NEDERLANDSCH EEN ZELFSTANDIGE TAAL.<br />
Men veroorlove mij een enkele opmerking naar aanleiding van<br />
het artikel „Lieve Gasten" in het Dompertje No. 9. Op bl. 144 lees ik:<br />
„Anders zouden wij willen vragen, waarin de Deutschtum -dweper de zelf<br />
als natie zoekt, die hij ons Nederlanders ontzegt. Zit die-standigheid
155 --<br />
in de taal, dan moeten er verschillende naties uit de rij der volken<br />
geschrapt en bij andere ingelijfd worden. Dan hebben bijvoorbeeld de<br />
Zwitsers en de Belgen als volk geen reden van bestaan, en behooren de<br />
Vereenigde Staten tot Engeland. Maar w . denken dat meer clan de taal<br />
(le historische ontwikkeling in aanmerking dient te koezen, en op dat stuk<br />
kan het Nederlandsche volk allicht even oude brieven vertoonen als<br />
het Duitsche."<br />
De geachte schrijver had hier gerust meer kunnen zeggen. Want,<br />
ook wat de taal betreft, kan het Nederlandsch even oude brieven ver<br />
als het Duitsch. Dit is niet meer dan natuurlijk, daar juist de-toonen<br />
zelfstandigheid van een volk en de zelfstandigheid van de taal, welke<br />
het spreekt, gewoonlijk heel nauw samenhangen. _ Het is zoo door en<br />
door waar wat Halbertsma zegt en wat daarom dan ook als motto van<br />
het Woordenboek gekozen is: „De taal is de ziel der natie, zij is de<br />
natie zelve." Van af dat de Nederlanders of de bewoners der „laghen<br />
landen bi der zee" hun eigen weg gingen. ging ook hun taal een eigen<br />
weg en ontwikkelde zich onafhankelijk van de Duitsche. (Het spreekt<br />
van zelf dat ik hiermede niet beweer, dat Nederlandsch en Duitsch niet<br />
wederkeerig op elkander hebben ingewerkt. Dat is met alle talen het<br />
geval geweest en nog het geval.) De vergelijking van Zwitserland, België<br />
en de Vereenigde Staten dunkt mij daarom minder juist gekozen, en<br />
kan aanleiding geven tot misverstand.<br />
De Nederlanders hebben een eigen taal voor zich alleen en de<br />
Belgen, Zwitsers en N.-Amerikanen niet. En toch, als de taal door de<br />
drukpers tegenwoordig niet gestereotypeerd werd, zou men over honderd<br />
jaar b. v. reeds een verbazend groot verschil zien tusschen het Engelsch<br />
en het Amerikaansch.<br />
De groote taalwet der voortdurende verandering wordt door de<br />
pers in haar werk belemmerd, en al werkt zij steeds, haar kracht is<br />
verminderd.<br />
Het wordt nog te veel verkondigd dat het Nederlandsch een<br />
Duitsch dialect is. In de wereld der Germaansche Philologen heeft dit<br />
praatje reeds lang afgedaan.<br />
Niemand beschouwt toch ook het Fransch als een dialect van<br />
het ltaliaansch of het Portugeesch als een uitwas van het Spaansch.<br />
Want al die talen hebben zich zelfstandig ontwikkeld uit ééne moedertaal.<br />
Zoo heeft ook het Nederlandsch zich ontwikkeld uit dezelde moedertaal,<br />
waaruit het tegenwoordige Hoogduitsch zich ontwikkeld heeft. Het was<br />
even vroeg een taal als het Duitsch.<br />
Ik wensch dit hier niet verder te behandelen. Wie de bewijzen<br />
verlangt kan ze in alle handboeken der Germaansche Philologie naslaan.
-- 156 --<br />
Maar als bekrachtiging van liet bovenbeweerde wensch ik te besluiten<br />
met eene aanhaling van den bekenden Philoloog, Dr. Johannes Franck,<br />
die zeker wel een autoriteit mag genoemd worden.<br />
„ .. , man muss . das Niederländisch als eine besondere vorn<br />
Deutschen scharf geschiedene Sprache anerkennen. Es erfüllt alle Bedingungen<br />
einer solchen. Bereits im Mittelalter dient es einer ausgedehnten<br />
und gerade gegen Deutschland abgeschlossenen Litteratur zum Ausdruck,<br />
heute ist es die x o e sogar für zwei Staaten, das Königreich der<br />
Niederlände und Belgien, und hat es als Litteratursprache zu einer hohen<br />
Ausbildung in Bezug auf Reichhaltigkeit und Gefügigkeit* gebracht. Es<br />
wäre unberechtigt, ihm auf Grund der verhältnismässig grossen Aehnlichkeit<br />
mit dem Deutschen den Charakter einer selbständigen Sprache<br />
bestreiten zu wollen. (Mittelniederländische Grammatik e 1. Zie ook nog<br />
Paul's Grundriss der Germanischen Philologie I pag. 657.)<br />
Amsterdam. M. A. P. C. POELHEKKE.<br />
[Gaarne gaven wij een plaats aan bovenstaand artikel, dat ons<br />
veeleer een aanvulling, dan een rectificatie dunkt van het opstel in No. 9.<br />
De schrijver daarvan had het vraagstuk der taal geheel ter zij gelaten<br />
om den meesten nadruk te laten vallen op de historische ontwikkeling.<br />
Ondanks schijnbare tegenspraak bevestigt de heer Poelhekke die rede<br />
Wanneer toch de taal de ziel der natie, ja de natie zelve is-neering.<br />
en Belgen noch Zwitsers een eigen taal voor zich alleen bezitten, zou men<br />
er uit opmaken, dat geen van beide volken eigenlijk een zelfstandige<br />
natie is, wat toch niemand zal durven beweren. Daaruit volgt dat meér<br />
nog dan de taal de historische ontwikkeling een volk tot zelfstandige<br />
natie maakt.<br />
Bij het argument der historische ontwikkeling heeft de heer<br />
Poelhekke ook nog dat der afzonderlijke taal gevoegd en versterkt zoodoende<br />
de conclusie van het vorig artikel, dat namelijk Nederland alle<br />
recht heeft zich tegenover Duitschland als zelfstandige natie te doen<br />
gelden. RED.]<br />
<strong>HET</strong> PARLEMENT DER GODSDIENSTEN TE CHICAGO.<br />
II.<br />
Nadat wij in een vorig artikel hebben gesproken over den geest,<br />
die wel niet al deze parlements-leden, maar toch de toongevers van het<br />
congres bezielde, moeten wij nog iets rnededeelen over de vereenigingsvoorstellen<br />
op dit congres behandeld.<br />
Want het congres was opgeroepen met het bepaalde doel nu<br />
onder elkander eens uit te maken, hoe de vereeniging aller geloofsbelijdenissen<br />
wel het beste te bereiken was.
4'S1 --<br />
En nu kan men drie groepen waarnemen onder de congres-leden :<br />
«Een protestantsche missionaris in China wil als grondslag der<br />
eenheid aangenomen zien de prediking. Men moest de geheele wereld<br />
rondgaan en eendrachtig prediken. De welmeenende man zag niet in,<br />
dat er van eenheid van prediking geen sprake kan zijn, als men oneens<br />
is in de leer, die men predikt. Hij beschouwde trouwens zijn plan als<br />
een van die groote zaken, welke, zoo lang zij niet verwerkelijkt zijn, door<br />
sommigen worden aangezien voor droomerijen.»<br />
Deze man wist o. a. het volgende ter tafel te brengen:<br />
«Wat ons, missionarissen, betreft, wij bewandelen een verkeerden weg;<br />
wij volgen Christus niet na, gelijk betaamde. Laten wij onzen vrienden<br />
de Boedhisten en Brahmanen dankbaar zijn, dat zij ons den weg wezen<br />
om beter te worden !<br />
Wij, Westerlingen, wij hebben over den persoon ,van Christus,<br />
over Zijn verlossingswerk, over de H. Schriften, opvattingen, die onze<br />
heidensche medebroeders stooten ! Wat dus te doen ? Het is zeker hard,<br />
anders te spreken dan men denkt ! Maar heeft onze goddelijke meester<br />
het voorbeeld niet gegeven van deze terughoudingen ? Wat mij betreft,<br />
ik geloof, dat men om de menschen tot het Christendom te brengen de<br />
waarheid moet verhelen, die hen er van zou afhouden !»<br />
Deze stumperd vond echter minder aanhang, dan hij gedacht<br />
had. Hij is te liberaal voor de oprecht weldenkenden en niet radicaal<br />
genoeg voor degenen, die in Chicago «den stoot» gaven._ Deze laatsten<br />
willen van prediking niets weten ; dat werkje is hun zeker te lastig of<br />
te omslachtig ; hoe zij zich de oplossing der kwestie denken, zullen wij<br />
straks zien. De weldenkenden gruwen begrijpelijkerwijze zoowel van de<br />
bewering, dat Christus Zijn leer heeft bemanteld om er een soort allegaartje<br />
van te maken, waarin ieder zijn gading kan vinden, als wel van<br />
de kwade trouw, waarmede ons wordt voorgesteld en aangedrongen dit<br />
denkbeeldig voorbeeld na te volgen. Neen,_ dit kan, volgens het inzicht<br />
der ware Christenen, nooit de oplossing der vraag zijn, -- nooit kan de<br />
Christen zich verlagen tot een prijsgeven van zijn beginselen en verheven<br />
opvattingen over Christus ; nooit kan hij de waarheid, de ééne waarheid<br />
verbloemen. Deze toenaderings-theorie, maar al te veel beoefend in de<br />
Bransche school der 19d 6 eeuw, heeft niet dan wrange vruchten gedragen;<br />
zij leidt tot liberalisme, onverschilligheid en heillooze dwaling.<br />
Heeft dan de tweede groep het beter vóór ?<br />
Waarlijk, men denkt aan een klucht, als men haar idee verneemt.<br />
De Tijd geeft ons deze aldus weder:<br />
«Een Amerikaan, Dr. Schaff, een der merkwaardigste figuren van<br />
het congres, die zijn leven had gewijd aan -de vereeniging der Christen.,
..... 158<br />
kerken, nam als model de confederatie der Vereenigde Staten. Alle<br />
Kerkgenootschappen hebben redèn van bestaan, en het opkomen telkens<br />
van nieuwe sekten is niet een teeken van de ontbinding van het Protestantisme,<br />
maar juist van zijn levenskracht. Daarom moeten allen hun<br />
organisatie, ritussen, dogmatische formules enz. behouden ; maar zij<br />
moeten zich vereenigen' tot een bond, zooals de Amerikaansche republiek<br />
de staten verbindt, zonder ze in elkander te doen opgaan. Wonder,<br />
dat een man, die zooveel schoonheid erkent in de katholieke Kerk die<br />
de teekenen harer goddelijkheid waarneemt, van die Kerk de deelneming<br />
verwacht aan zulk een monsterverbond.»<br />
De Tijd doet zeer wel met die laatste opmerking te maken !<br />
Kan het ook gekker ? De Kerk is toch geen bazaar, waar ieder voor<br />
zijn centen kan gaan koopen, wat hij wil ! Het is een echte Yankeeopvatting<br />
van zaken, de geheele kwestie met een «b o n d» te willen uitmaken<br />
! De Paus moest dan ook maar, in die Kerk, met algemeen<br />
stemrecht worden gekozen en met reclameborden aanbevolen, met bier<br />
en jenever de candidaat worden doorgedreven, met vuistslagen en knuppels<br />
hem de overwinning bezorgd, zooals bij een presidents-keuze in<br />
Washington! !<br />
Geheel in den geest van dit hoogst excentriek idee is het volgend<br />
bericht, hetwelk wij aan dezelfde artikelen ontleenen. Rev. Lloyd, een<br />
medestander van Rev. Schaff, schijnt oprecht te gelooven aan de moge<br />
oplossing, door zijn vriend voorgedragen.<br />
-lijkheid en wenschelijkheid der<br />
En nu het congres geen succes hoegenaamd had voor de vereeniging<br />
der godsdiensten, voegt de Tijd toe:<br />
«Edoch te gelijker tijd komt uit Amerika het bericht, dat Rev.<br />
Jenkin Lloyd Jones, die als secretaris een zoo voornaam aandeel had aan<br />
het congres, een nieuwe onafhankelijke gemeente gaat stichten. Hij wil<br />
een kerk bouwen van 250.000 dollar, met vier verdiepingen, badkamers,<br />
bibliotheek en gymnnastiekzaal. In dien nieuwen godsdienst is het ver<br />
te preeken. Iedereen gelooft wat hij wil.»<br />
-boden, over dogma<br />
Ik geloof, dat in dat kerkgenootschap meer gewed, gebokst,<br />
gedobbeld en gedronken zal worden dan gebeden . en psalm-gezongen.<br />
Die badkamers en die gymnastiekzaal zijn vooral zeer vermakelijk ! Het<br />
verbod van preeken toont aan, dat deze heeren godsdiensthervormers<br />
bijna rijp zijn voor Gheel.<br />
En nu de derde groep, ongetwijfeld de gewichtigste, de eenige,<br />
die eigenlijk ernstig aandacht verdient, zeker ook de sterkst vertegenwoordigde<br />
op het congres der godsdiensten.<br />
Van deze deelt de Tijd mee :<br />
«Een Engelsch program, voorgesteld door een Anglicaanschen
_ 15<br />
kanunnik van Cantorbury, wil alles wat dogma is zorgvuldig buiten<br />
spel houden, want dat is altijd een bron van oneenigheid. Maar men<br />
moet de eenheid zoeken op practisch terrein, vooral in de sociale beweging<br />
onzer dagen. Hij wil dus een moraal zonder dogma, een gebouw<br />
zonder grondslagen. Wat er in dit plan van Christendom overblijft, is<br />
zoo luttel, dat de voorsteller zelf toegeeft, dat ook de heidenen zonder<br />
wijziging van hunne opinies dat Christendom zouden kunnen omhelzen.»<br />
Godsdienst dus zonder dogma ; godsdienst als een louter spel<br />
van gevoel en verbeelding ; gelooven wat men wil, een God, geen God,<br />
— een Verlosser, geen Verlosser, -- een hel, geen hel, -- zonde, geen<br />
zonde ; gelooven dat er maar één waarheid is en toch tevens anderen<br />
«broeders in het geloof» noemen, die op de meest besliste wijze, die ééne<br />
waarheid loochenen.<br />
Moeten dan alle menschen hun overtuiging prijsgeven ? Neen,<br />
maar er hun mond over houden, die op stal zetten. — Geen mannen<br />
van karakter dus meer ! Lafheid, onverschilligheid, beginselloosheid ten<br />
godsdienst verheven ?<br />
Gij vergist u, -- de mensch behoudt volgens die geloofsverkondigers<br />
en godsdienst-hervormers één geloof, één hechte overtuiging, die<br />
boven alle dogma uitstaat, die ook eigenlijk het e e n i g e<br />
dogma is ; en dat is ? Het geloof aan de verhevenheid, de koninklijk<br />
voortreffelijkheid der m e n s e h h e i d.<br />
-heid, de<br />
Wij zijn er weder, 'Lezer ! Het schootsvel .*. schijnt door de tabberts<br />
van deze priesters heen!<br />
Luister, hoe Rabbi Hirsch den godsdienst van deze groep ver<br />
dien weet aan te prijzen als den waren godsdienst v a n d e n-dedigt<br />
en<br />
m e n s e h:<br />
«Vooreerst g e e n d o g m a's m e e r. De godsdienst, die geopend<br />
is voor alle kinderen Adams, kan zijn schoot niet sluiten met de palissaden<br />
van een of ander credo. De God van die n godsdienst zal niet<br />
de koele en van de wereld afgescheiden God wezen, dien de philosophie<br />
zich droomt, noch de grinnekende figuur, die ons door de godgeleerden<br />
wordt voorgesteld.»<br />
De God van dezen godsdienst is dus een a 1 g e m e e n e, -- die<br />
Kerk staat open voor ieder, -- hij geloove dan, wat hij wil.<br />
Vooreerst dus moet de God, dien de Christen aanbidt, worden<br />
weggeruimd, want die duldt zulke losbandigheden niet ! Rabbi weet er<br />
raad op.<br />
Geen . God meer, die van de wereld a f g e s c h e i d e n is ; geen<br />
persoonlijke God meer, neen, een Met de wereld v e r e e n z e 1 v i.g d e<br />
God, de pantheïstische al-god der Loge, die in den mensch zich in volle
&-- 160 —<br />
verhevenheid toont, — de echte, zuivere Loge-God wordt dus hier ge_<br />
predikt. «De mensch zal leeren God in zijn eigen hart te vinden<br />
en hem te bezitten in zich zelf, in al zijn handelingen.»<br />
Geen wonder ! Als de mensch eenmaal tot godheid is uitgeroepen,<br />
heeft hij God in zijn eigen bloot natuurlijk hart ! Dat spreekt.<br />
Hoe zuiver de leer maconniek is, volgt uit hetgeen de groote<br />
voorvecüter dezer oplossing van de vereenigings-kwestie toevoegt ; want<br />
dat is alles met huid en haar uit de maconnieke dogma- boekjes en<br />
ritueelen genomen. Het volgt ook logisch uit het beginsel : is de mensch<br />
eenmaal het hoogste wezen verklaard, bestaat er geen God boven hem<br />
«afgescheiden van de wereld», maar is de Godheid vereenzelvigd<br />
met de menschheid, gelijk de Pantheistische Loge-leer dweept, dan<br />
bestaan er ook geen plichten, die den mensch-God kunnen dwingen, dan<br />
bestaat er geen zonde (want er is geen God, tegen Wien de mensch zou<br />
kunnen zondigen) — dan bestaat er geen eeuwigheid van loon en straf.<br />
En luistert nu naar Rabbi Hirsch. Hij vervolgt zijn uiteenzetting:<br />
«Geen zonde meer. Dit woord, verstaan in den zin van theologische toerekenbaarheid,<br />
moet uit het nieuwe woordenboek verdwijnen ; het zal<br />
enkel nog aanduiden de zwakheden, die onafscheidelijk met onze natuur<br />
vereenigd zijn.»<br />
Zoo zuiver mason niek als denkbaar is. Later kom<br />
• ik hierop wel eens terug. «Geen hatelijk onderscheid meer<br />
t u s s c h e n hei 1 i g e n o n h e i 1 i g. 'Iedere gedachte van den mensch<br />
moet heilig zijn, of zij is de menschheid onwaardig.»<br />
Inderdaad als de mensch G o d is, dan is alle gedachte des mensehen<br />
h e i 1 i g, goddelijk heilig ! Rabbi Hisch (.•.) zet het systeem<br />
logisch door.<br />
(Slot volgt.) LOD. VAN .ASTEL.<br />
I N H 0 U D. Al te hoog! — «De wetenschap,» door N. — Een doode letter, door<br />
Scholasticus II. — Het Nederlandsch een zelfstandige taal, door M. A. P. C.<br />
Poelhekke. -- Het parlement der godsdiensten te Chicago, door Lod., van Amstel.
7e Jaargang. 11. :1 Maart 1895.<br />
<strong>HET</strong> l)OMFERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
(NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enzte<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland / i.—; Cr. per post f 1 .2 ; buitenland<br />
f z.6o. Men abonneert zich voor een gebeden jaargang.<br />
DE VERMISTE SCHAKEL PB REÖHT<br />
Floeral daai is hij eindelijk, de lang vermIste schakel t Nu<br />
mag er vreugde wezen in heel het Darwinistische leger. \Terheugt<br />
en verblijdt u met mij, mogen ze met de vrouW uit de gelijkenis<br />
uitroepen, Want de kostelijke schakel, die zoo reddeloos ver<br />
loren scheen, is eindelijk teruggevonden.<br />
Men weet welke schakel hier wordt bedoeld; men kent de<br />
heteekenis van de fameuze niissing link De eestdriftige g -aan<br />
hangers der ontwikkelingstheorie van Darwin hadden sinds<br />
lang door hun onderzoekingen vastgesteld en plechtig e<br />
eathedra uitgemaakt, dat de mensch niets anders was dan een<br />
veredelde aap Poor geleidelijke vervorming had hij zich in<br />
eeuwenlange opeenvolging van generaties uit een bijzonder<br />
geciviliseerde apensoort ontwikkeld. Die theorie stond vast als<br />
een dogma.... der Wetenschap, der onfeWiare Wetenschap,<br />
Weet je. Er ontbrak maar éen kleine, heel kleine kleinigheid<br />
aan, en dat was dat de overgangstype tusschen mensch en aap<br />
niet als bewijsstuk te leveren viel. Kon die ontbrekende schakel<br />
in de ontwikkelingsketen maar veitoond worden, dan sloot<br />
het heele stelsel als een bus. intussciien, die schakel zou, die<br />
moest gevonden worden. Voor de tegenwoordige Wetenschap<br />
heeft het heelal geen geheimen meer. »Dieptens der zeeën,<br />
dieptens der aarde," kan zij met een variant op Jan van Peers,<br />
uitroepen, »zegt waar is de vermiste schakel?"<br />
En naar alle windstreken togen de dienaars der Wetenschap<br />
uit orn dat kostbare stuk op te sporen. Zij doorwroetten de
- 162 -<br />
ingewanden der aarde en den bodem der zee, helaas, zonder<br />
gevolg! De onmisbare schakel'was onvindbaar.<br />
Daar komt nu op eens de blijde mare dat de lang gezochte<br />
eindelijk terecht is! Is dat voor de rustelooze zoekers niet om<br />
rond te springen als apen van plezier'<br />
Van onzen kant willen we niet achterblijven om de belangwekkende<br />
vondst wereldkundig te maken. Alleen vinden we<br />
't maar jammer dat dit nummer van het Dompertje op den<br />
4en Maart verschijnt; als het dit heuglijk nieuws den '1' April<br />
had kunnen brengen, was het wel zoo eigenaardig geweest.<br />
Maar ter zake : een officier van gezondheid in het Neder -Iandsch-lndisch<br />
leger, Dubois met name, is de gelukkige vinder<br />
geweest. Men ziet dat de lauweren, op Lombok geplukt,<br />
niet de eenige zijn, waarmee ons Indisch leger mag pralen.<br />
Hij heeft zijn opzienbarende ontdekking meegedeeld aan het<br />
Anthropologisch Genootschap te Parijs en in een der laatste<br />
zittingen van dat geleerd gezelschap is daar rapport over uitgebracht,<br />
- een rapport dat, naar wij in de N. B. Cl. lezen,<br />
de conclusin, door onzen officier uit zijn vondst getrokken,<br />
grootendeels bevestigt. De zoolang gezochte overgang tusschen<br />
mensch en aap is gevonden!<br />
En waarin bestaat nu de vonst, waaruit zulke belangrijke<br />
gevolgtrekkingen worden gemaakt? De heer Dubois, die door<br />
den Gouverneur-Generaal was belast met het palaeontologisch<br />
onderzoek van den Archipel (tusschen twee haakjes: wij wisten<br />
niet dat er op onze Indische begrooting ook een post uitgetrokken<br />
was voor onderzoekingen naar den vermisten schakel),<br />
was zoo gelukkig in de buurt van Solo op te delven... een<br />
schedeldak, een kies en een dijbeen die klaarblijkelijk aan<br />
een zelfde individu hadden toehehoord, en - o wonder der<br />
Wetenschap - uit die paar vermoimde knoken wist de heer<br />
Dubois een compleet individu te construeern, dat volgens hem<br />
niet anders kon wezen dan de lang gezochte overgangstpe<br />
van aap tot mensch.<br />
In den Talmud moet - zooals vroeger eens in het Domper! je<br />
is meegedeeld - een wonderbaarlijke geschiedenis te lezen staan<br />
van vader Abraham. Deze zou namelijk op een inooien dag<br />
een uitgevallen kies hebben gevonden van den reus Og en<br />
daaruit een aartsvaderljk ledekant hebben geformeerd!<br />
Dat is zeker een echte jodentoer, maar het is nog niets in<br />
vergelijking bij het kunststuk van den heer Dubois. Diens<br />
scheppend genie streeft zelfs den Schepper van onze moeder<br />
Eva, die aan een enkele rib van Adam genoeg had om er diens<br />
heele gezellin uit te formeeren, op zij..<br />
De resultaten der wetenschappelijke onderzoekingen van zijn
463 —mb<br />
schedeldak, zijn kies en zijn dijbeen hleeft de zeergeleerde heer<br />
Dubois neergelegd in een deftige verhandeling: Pithecanthropos<br />
erectus. Eine menschenähnliche Uebergangs f or'm aus Jaca,<br />
(Batavia 1894). En het zijn de conclusies van deze verhandeling,<br />
die door den rapporteur van liet genootschap, den geleerden<br />
anthropoloob Manouvrier, bevestigd werden.<br />
Genoemde heer beschouwt den schedel, door den li eer Dubois<br />
uit het gevonden brok geconstrueerd, als juist het midden hou<br />
naar vorin als grootte, tusschen dien der Austra,-<br />
-dend, zoowel<br />
liers en dien der incest ontwikkelde anthropomorphe apen.<br />
De drager van dezen nieuwgefahriceerden schedel moet lichameffik<br />
en geest.elijk hooter gestaan hebben dan alle genoemde<br />
apensoorten en lager dan .de minst ontwikkelde hedendaagsctie<br />
mnenschenrassen .<br />
Manouvrier -- dus lezen we in de N. R. Cl. vond .lit<br />
echter minder juist niet Dubois van een voorlooper van den<br />
mensch te spreken. Men moet toch in het oog houden, dat<br />
de Darwinistische leer nooit verkondigd heeft, dat de mensch<br />
van den aap afstamt, weil dat de mensch en de hoogere apen<br />
afstammelingen zouden zijn van een gemeenschappelijk.en voorvadea<br />
, maar in verschillende richting ont\vikkeld .<br />
Dit nu achten wijl van onzen kant een kLleingeestig;e vitterij.<br />
den heer 1\lanou_uvrier rmmisschien ingegeven door verklaar<br />
jal.oezie op het s ucces van den h eeg' Dubois. Die-bare<br />
gemeenschappelijke voorvacderr, waarvan hij spreekt, zal dan<br />
toch wel een voorlooper van den mensch zooviel als van den<br />
aap geweest, zijn, en daar beide soorten zich, ofschoon in<br />
verschillende richting, tí)C1i rebben o^itw 1, held, liloet die vor, -<br />
vader noodzakelijk rnr^i,ctf^r ontwikkeld zijn geweest en. dus meer<br />
van den aap, dan van een mensch geh ad h eb ben . Veilig mag<br />
men daarom zeggen dat Darwin's theo ri e den. mensch van den<br />
aap laat afsta men. .<br />
Maar in die diepzinnighe(.1.en willen eiij ons niet verdiepen.<br />
•ij willen alleen maar constateeren, dat de lang vermiste<br />
schakel nu gevonden. i.s en wel in een stak schiedel, een kies<br />
en een dijbeen, die de lieer Dubois .niet; wist thuis tje brengen,<br />
waarom liij er m:naar een splinterni_ei.i^v wezen u it opbouwde, dal<br />
l f ^ • ^ T ^ 7 \. 1, volgens ^ ^^ ^ 1 ) t ^^ ^ ^ '^<br />
hem tuisteketid VOOoPi. de lan g ^elc_^^ 11t,c oti er gan^,st. y pe<br />
kon doorgaal<br />
Nu zegge men nog iat de mannee der i ,.tlodet-ne Wetenschap<br />
niet licht te voldoen zijn. Maken gewone stervelingen zich soms<br />
blij met een doode rnoscl.i., voor lien is een kies en een dijbeen<br />
van vie weet welken ante-diluviaansch_en orng-oetan voldoende<br />
cam in vervoering te raken over de -teriigvinding van de lang<br />
,vermiste schakel.
a— 4 64 --<br />
EEN LIJKREDE.<br />
Het Theologisch Tijdschrift, orgaan der moderne godgeleerden van<br />
Nederland, opende den nieuwen jaargang met een lijkrede op degene,<br />
wier naam het op zijn titelblad voert, voor wier belangen het acht en<br />
twintig jaren onvermoeid gestreden heeft : de moderne dogmatiek.<br />
Niettegenstaande de toewijding en den onverdroten moed harer<br />
getrouwen heet zij toch verwonnen en gevallen.<br />
„Mort^io.s plango" koos de heer de Bussy tot zijn tekstwoorden en<br />
leidde, door dien somberen klank overmeesterd, zijn rede in met do.<br />
volgende uitwerking van dat beeld.<br />
„Over de dogmatiek is onder ons meermalen de doodsklok geluid;<br />
ik zelf heb somwijlen aan het touw getrokken. Zoolang evenwel bevoegde<br />
stemmen, b. v. die van Dr. Bruining volhielden dat de doodgewaande in<br />
leven was en zich vrij wel bevond, kon men daaruit aanleiding nemen<br />
het klokgelui voor loos alarm te houden en te verwachten, dat de moderne<br />
dogmatiek zich nog eens met de kleur der gezondheid en leven op de<br />
wangen aan ons oog vertoonen zou, — tot beschaming van hen die aan<br />
het touw van de klok getrokken en van hen, die aan het loos alarm<br />
geloof geslagen hadden. Maar als iemand, van wien men geheel anders,<br />
verwachtte, de doodsklok luidt, dan kan dit niet anders den ons bevetigen<br />
in het geloof aan de geruchten, die aangaande de dogmatiek in<br />
omloop zijn gebracht."<br />
In het corpus orationis tracht de redenaar te betoogen, dat de moderne<br />
dogmatiek werkelijk den laatsten adem heeft uitgeblazen blijkens<br />
de experimenten door deskundigen op haar lijk genomen ; dat zij derhalve,<br />
die haar nog in leven wanen, den schijn voor werkelijkheid houden.<br />
En met voorbeeldige nauwgezetheid de wenken van zijn leermeester<br />
in de welsprekendheid opvolgende, herhaalt de - redenaar aan het slot de<br />
gedachte, in de tekstwoorden hervat, en verklaart plechtstatig : „Ik ben<br />
van oordeel dat men de doodsklok luidt en den volke verkondigt : de<br />
dogmatiek behoort niet meer tot liet land der levenden : Mortuos plango."<br />
Wat zullen we van deze lijkrede zeggen ,? -- Vooreerst dat haar,<br />
wat den vorm betreft, wel nimmer een plaatsje onder de modellen<br />
van welsprekendheid zal worden ingeruimd. Reeds de inleiding scheen<br />
ons minder gelukkig. De heer de Bussy, die „aan het touw trekt," Di.<br />
Bruining, die „het touw van de klok in de hand houdt,'' en de anderen,<br />
die loos alarm verwekken, worden met deze enkele trekken wel levendig,
165 --<br />
geschilderd, doch zij bieden ons geen bevallig tafereel. Hooggeleerde<br />
heeren zien wij niet gaarne voorgesteld als klokluiders.<br />
Bovendien wekt de onmenschelijke behandeling, waaraan onze lieve<br />
moedertaal blootstaat, terecht deernis. Getuige zegswijzen als : „het hart<br />
van een verschil van gevoelen," „een inhoudledig begrip" (p. J) ; (op ?) „een<br />
thema yariëeren" en ,,leeft iemand ooit iets anders beweerd tenzij dan<br />
degenen" (p. 6). Wat oordeelt de lezer van de volgende zinsnede : „De<br />
vraag naai- de waarheid van dat zien, van dat geloof aan leiding, aan<br />
voorzienigheid moet herleid worden tot de vraag naar de waarheid van<br />
het geloof aan de liefdemacht zelve" (p. 11). Dat heen en weer geslingerd<br />
worden van het eene voorzetsel op het andere brengt mij geheel buiten adem.<br />
In waarheid, al gaf het Theologisch Tijdschri f t in een voorbericht<br />
niet te kennen dat het een crisis te doorworstelen heeft, die het misschien<br />
niet te boven komt, het eerste artikel ware voldoende om bij ons het ver<br />
te wekken dat zijn einde schijnt te naderen.<br />
-moeden<br />
Meer dan de vorm echter is de inhoud der rede voor ons van gewicht.<br />
Daar wordt door den heer de Busse een verrassend licht geworpen<br />
over de moderne dogmatiek, zoodat haar eigenlijk doel en streven<br />
duidelijker in het oog springt. Hij toont ons hare volgelingen en ver<br />
niet gelijk zij optreden voor liet publiek, schijnbaar bezield met-dedigers,<br />
de edelste bedoelingen,- blakend van liefde tot de waarheid, maar gelijk<br />
zij zich op hun studeerkamer uitputten, zoekende naar middelen om<br />
alle geloof aan een persoonlijken God, aan een toekomstig leven in zich<br />
zelf te vernietigen, in anderen te doen wankelen.<br />
De moderne dogmatiek meldt zich door den mond harer beoef'enaars<br />
aan als de wetenschappelijke rechtvaardiging van de godsdienstige<br />
overtuiging der geloovigen. Een schoone roeping ! zal men zeggen.<br />
Tegen de godloochenaars onzer dagen op te treden voor Dengene, aan<br />
Wien alles onderworpen is, hun te bewijzen, dat er in hun binnenste<br />
een wet heerscht, niet door menschenhanden geschreven, maar door den<br />
Schepper daar gegrift en voorgehouden door de rede ; huig de onsterfelijk<br />
te herinneren, wier kiem zij in zich dragen ; uit deze en andere-heid<br />
waarheden de rechtmatige besluiten ter regeling des levens te trekken<br />
— dat is ongetwijfeld een edele en schoone taak.<br />
Maar..... en hier schuilt de dubbelhartigheid, dit alles zijn slechts<br />
fraaiklinkende woorden zonder beteekenis. Het is niet meer dan schijn.<br />
Het doel der moderne dogmatiek beoogt geheel iets anders, juist het<br />
tegenovergestelde.<br />
Onder voorwendsel den Maker des heelals in Zijn werken te willen<br />
opsporen, Hem in oprechtheid te zoeken, is geheel haar streven er op
- 166<br />
gericht, liet stof te verheerlijken boven zijn Schepper, het verstand in<br />
drogredenen te verwarren, den mensch het geloof aan een persoonlijken<br />
God te ontnemen.<br />
Ze handelt gelijk de bedrieglijke gids, die den weg kent, waarlangs<br />
zijn reisgenoot de plaats van bestemming bereiken zal, maar met<br />
opzet dien weg vermijdt en den doolhof ingaat vol slingerwegen en<br />
kronkelpacieii, waaruit terugkeer onmogelijk is.<br />
Meent gij dat de moderne theologen en die zich hun leerlingen<br />
noemen van de kennis van God verstoken zijn ? Dat hun wetenschap<br />
er in geslaagd is, die overtuiging tot zwijgen te brengen?<br />
Lees dan hun geschriften en zie, hoe die overtuiging, huns ondanks,<br />
voortdurend tegen hun beweringen in verzet komt ; hoe de<br />
vrees voor het toekomstig leven, dat zij loochenen met den mond, hun<br />
binnenste beroert en foltert. Zij weten maai al te goed, dat een ander<br />
dan een steifeljk mensch hun de wet voorschrijft der rechtvaardigheid,<br />
de wet om het goede te doen en het kwade te laten. Er spreekt voortdurend<br />
een stein in de stomme natuur, met haar wonderbare verscheidenheid,<br />
met haar regeinmat en doelmatigheid, een stem die de groot?<br />
heid en macht van den Schepper der natuur verkondigt.<br />
Maar de moderne dogmatiek sluit, wetens en willens, voor dat alles<br />
oog en oor. En ter rechtvaardiging dezer daad beroept zij zich op de<br />
wetenschap, die wil zien wat zij aanneemt, die wil voelen en tasten wat<br />
haar, gelijk zij zeggen, wordt opgedrongen.<br />
Zij handelen als de onzinnige, die een kunststuk, sedert onheug -<br />
lijke tijden in den schoot der aarde verborgen, opdelvend, volhoudt niet<br />
te weten, niet wetenschappelijk te kunnen bewijzen, dat dit het voortbrengsel<br />
is van een verstandig, vernuftig mensch, omdat hij jien kunstenaar<br />
nimm€r gezien heeft, niet bij liet uitvoeren van zijn werk<br />
tegenwoordig was.<br />
Gelijk men begrijpt, de vraag : wat verstaan de moderne theologen<br />
door wetenschap, door wijsgeerige rechtvaardiging, beheerseht hier alles.<br />
En nu stelt men, waar van God en het bovennatuurlijke sprak<br />
is, elselien als aan geen enkele andere wetenschap. Men volgt ccii<br />
methode, die men, uit vrees van voor een dwaas gehouden te worden,<br />
nergens anders durft toepassen. Waarom ? . Omdat men de overtuiging<br />
van den geloovige wit verwrikkeu, omdat men de gedachte van een<br />
Schepper, ccii Belooner van goed en kw„,-tad na dit leven vil wegvagen<br />
van de aarde.<br />
Drukt de heer Bussy liet, wellicht onbewust, niet duidelijk uit als hij<br />
bekent: „Mij bevredigt eene wijsbegeerte het bçst, wanneer zij agnostiseb
-- 1 67 --<br />
is. God loochent noch aanneemt; voor mij is zelfs geen andere wijs<br />
werkzaamheid rechtmatig."<br />
-geerige<br />
Zeergeleerde heer de Bussy, 't is de vraag niet wat U het meest<br />
bevredigt, wat U het best de rust en den vrede zou schenken, vat volgens<br />
uw goedvinden rechtmatig is. De vraag is alleen : wordt de wetenschap<br />
uit kracht van haar eigen beginselen, in andere vakken honderden malen<br />
toegepast, gedwongen het bestaan van een alwijzen God aan te nemen ?<br />
En indien het bestaan van dien God voor U en voor de 'geheele moderne<br />
dogmatiek bewezen wordt, wijsgeeriger en wetenschappelijker en duidelijker<br />
en klemmender dan U Zeergeleerde ooit in staat zal zijn te bewijzen<br />
dat er een schrijver der Aeneïs of der Ilias bestaan heeft, dan is<br />
het wijsgeerig en wetenschappelijk dien God te belijden en niet te<br />
loochenen.<br />
Dan is de bekentenis onwetenschappelijk : „mij bevredigt eene wijs<br />
wanneer zij agnostisch is."<br />
-begeerte het best,<br />
Zoo spant de moderne dogmatiek schijnbaar alle krachten in om<br />
den stempel van Gods wijsheid en almacht in de natuur op te zoeken,<br />
maar sluit in werkelijkheid de oogen bij het volle licht, dat haar van<br />
alle zijden tegenstraalt.<br />
Gelukkig echter is volgens den heer de Bussy deze schij nheilige<br />
van de aarde verdwenen.<br />
Wij vreezen liet tegendeel. Mocht hij evenwel waarheid spreken,<br />
des te liever; wij zullen geen tranen plengen op haar brat.<br />
Onze innige wensch zij dan : dat zij ruste in -- vergetelheid.<br />
EEN MINISTERIEELE STIJFKOP.<br />
Dat er niet Van Houten niet te eggen of te ploegen valt, heeft het<br />
bijzonder onderwijs gedurende den korten tijd van 's mans ministerschap<br />
al in meer dan voldoende mate ondervonden. Het feit ; dat hij regeert bij<br />
de gratie der katholieken en dus te hunnen opzichte toch minstens de<br />
meet elementaire billijkheid diende in acht te nemen, schijnt voor hem<br />
niet te bestaan. Ja, het heeft er haast den schijn van, dat hij hen opzette<br />
wil negeren.<br />
-lijk<br />
Waarom behoefde hij anders in de Eerste Kamer met zooveel osten -<br />
tatie te verklaren, lo. dat hij indertijd artikel 33 ten sterkste heeft<br />
bestreden, 2o. dat de wet van 1889 zijn persoonlijke sympathie niet heeft,<br />
V.
__ 18 -<br />
Dat vist immers iedereen, en het etaleeren van die gevoe1en, nu<br />
hij minister is, doet onwiflekeurig aan leedververmaak denken. 't Is of<br />
hij zeggen wou: ,,Zie je, die wet, waar jullie zoo naar verlangd hebt,<br />
moet ik nu uitvoeren, maar ik beloof je, het vuur je zoo na aan de<br />
schenen te leggen als mij maar eenigzins mogelijk is."<br />
En dat hij dit dcii besturen der bijzondere schoten inderdaad wilde<br />
doen gevoelen, bewees het door hem gecontrasigneerde Koninklijk Besluit<br />
van 24 December ji. In het nummer van 15 Januari heb ik op het hate<br />
ljke en. dwaze karakter daarvan gewezen, en tevens de lezing van Dr.<br />
Schaepmau in twijfel getrokken, (lie meende, dat het niot de bedoeling<br />
kon fin, de na 1 Januari 1893 opgerichte scholen van de vrijstelling uit<br />
te sluiten.<br />
Thans blijkt inderdaad, (lat Dr. Sehaepuian te optimistisch geweest<br />
is en van minister Van Uouteii een te gunstigen dunk gehad heeft.<br />
De anti-revolutionnaire baron Mclvii van Lijnden maakte zieh in<br />
(le Eerste Kamer tot tolk van allen, die door het jongste Kon. Besluit<br />
waren teleurgesteld, om op de weinige vrijgevigheid daarvan ten aanzien<br />
der bijzondere scholen te wijzen. Toch was het eenvoudig genoeg, aan de<br />
gerezen Idacliten te gemoet te komen : de minister behoefde daartoe den<br />
termijn van 15 Januari 1893 enkel in 15 Januari 1894 te veranderen.<br />
Eén cijfer dus te wijzigen en de zaak was gezond. Een kleinigheid,<br />
niet meer, waardoor de minister het vrije onderwijs aan zieh kon verplichten •<br />
Maar Van Houten toonde zich een stijfkop, hij wilde van geen<br />
toegeetljkheid weten. Was liet (kLar nog maar bij gebleven ; had hij met<br />
een enkel woord gezegd, dat hij op liet bewuste besluit niet kon terugkomen,<br />
dan was het nog zoo erg niet geweest. Maar Van Elouten ging<br />
ook zijn onveizetteljkheid motiveeren, en dit nu ware beter achtergebleven.<br />
Plechtig verklaarde hij, dat de minister verplicht is te streven naar<br />
de bereiking van den eindpaal, bij art. 94 der wet tegen 1899 voorgeschreven.<br />
Zeker, maar ook minister Tak was daartoe verplicht,en toch maakte<br />
hij een mildere overgangsbepaling. Waarom kon nu Van Houten die<br />
bepaling niet continueeren, in plaats van ze op twee punten te verscherpen?<br />
Omdat - verklaarde de minister - de lieer Tak niet op u i t b r e id<br />
i u g van reeds bestaande scholen gerekend liad en het door hem<br />
geprovoceerde Kou. Besluit daarin voorziet.<br />
Kom, Van Houten, laat naar je kijken. Denk je nu werkelijk, dat<br />
uw voorganger zoo onnoozel vas, niet op uitbreiding te rekenen?<br />
Elk jaar neemt onze bevolking toe, elk jaar dus ook het aantal<br />
schooigaande kinderen, zoodat de vrije school, zelfs al gaan geen leerlingen<br />
van de openbare naar haar over, geregeld het aantal harer leerlingen<br />
niet stijgen. Dit is een zóó natuurlijk en zóó eenvoidig versçhijnsel,
- 169 - -<br />
dat het toch wel wat sterk is, van een man als Tak te veronderstellen,<br />
slat hij daar heelemaal niet aan gedacht zou hebben.<br />
Maar Van Houten wilde een hond slaan en in zijn verlegenheid onl<br />
een stok nam hij den eersten den besten naar op.<br />
Doch behalve het gezochte ontbrak in liet antwoord van den minister<br />
o-ok het cynieke niet.<br />
De regeering behoeft niet het belang van het vrije onderwijs geen<br />
rekening te houden --- zoo zei . hij ongeveer — o idat w a a r d e b ij^<br />
zonder e school bloeit, op de openbare gewoonlik'<br />
nog plaats genoeg is.<br />
Met andere woorden, is op de vrije school het aantal leerlingen<br />
te groot voor het wettelijk aantal onderwijzers, en, wil zij toeli de rijkssubsidie<br />
ontvangen,dan moet ze liet surplus naar de openbare school zenden.<br />
In mijn artikel van 15 Januari wees ik er op, dat minister Van<br />
Houten blijkbaar zoo g e d a e h t had, maar ik had niet kunnen veroii<br />
derstellen, dat hij het ook zou durven z e g g e n. Doch Van Houten<br />
schrikt voor niets terug. Voor dezen atheïst heeft het begrip christelijk<br />
onderwijs geen beteekenis; de leerlingen zijn voor hem enkel nummers;<br />
zijn er in de Bene school te veel, dan moeten ze maar naar de andere<br />
school gaan, waar nog plaats is.<br />
Ik ben er van overtuigd, dat hij er zich inwendig over verkneukelt, -<br />
de bijzondere school voor het dilemma te hebben geplaatst : de subsidie<br />
te laten varen, of haar overtallige leerlingen naar de openbare school te<br />
zenden. De openbare school nog wel, waarvoor hij art. 33 tot een doode<br />
letter heeft verklaard, zoodat zelfs de laatste waarborg van neutraliteit<br />
is weggevallen.<br />
G e w o o u 1 ij k is er op de openbare school nog plaats genoeg, zegt<br />
Van Houten. Zelf erkent hij dus de mogelijkheid, dat er zich gevallen<br />
kunnen voordoen, dat ook de officieele school overbevolkt is. Wat dan ?<br />
Wel tuck de kinderen naar de openbare school gezonden. Voor deze<br />
geldt dezelfde maatstaf niet. Zij mag zoo weinig onderwijzers en zooveel<br />
kinderen hebben als ze wil, de subsidie krijgt ze toch.<br />
Nobel is liet onderscheid niet, dat tusschen de bijzondere en de<br />
openbare school gemaakt wordt, billijk evenmin; maar wie verwacht nu<br />
nobelheid en billijkheid van zoo'n stijfkop, gals op het oogenblik met de<br />
opperste zorg voor het onderwijs --- dus al het onderwijs -- belast is ?<br />
SCIIOLAsTzcus II.
470<br />
<strong>HET</strong> PARLEMETT DFBJ GODSDIENSTEN TE ÔHiCAGO<br />
TI'.<br />
(
47 -<br />
hoog en laag ooggetuige op het congres te zijn geweest, maar begaat de<br />
onharidigheid, een der sprekers op het congres, den heer Merwin Maria<br />
Snell, overal in zijne besprekingen Miss Snell te heeten, iets wat lichter<br />
te verklaren is als men aan te haastige 1 e z I n g van den naam dan aan<br />
tegenwoordigheid op het congres gelooft, teiwij1 deze heer sprak!<br />
.En vertrouwbaai is de man, als hij aan de bewóndering der<br />
Amerikanen voorstelt den br,'. Renan, «ee penseur religleux, (H) dien<br />
schrijver, die een zoo plechtige getuigenis van Christus heeft gegeven, en<br />
dien men des ondanks durfde beschuldigen van godloQchening en ongodsdienstigheid.»<br />
Inderdaad, heer Bonet-Murar, gij staat gelijk bijna het geheele<br />
Parlement op zuiver Loge-staridpunt.<br />
Als de m e n s e h b e i d God IS, is de rnenschheid-verheerlij king<br />
godsdienst, en dan is Renan, die het in e ii s e ii e 1 ij k e in Christus nog<br />
al tamelijk prijst en verheft, geen goIloochenaar, en dan heeft die edele<br />
br.., dat puik der Loge, een heerlijk getuigenis gegeven van Christus.<br />
Maar als het waar is, wat wij onomstooteljk vaststellen, dat de Loge<br />
de synagoog is van Satan, daii hebt gij en Renan en Hirsch en allen,<br />
die de g o d s cl i e n s t e n-vereeniging zoeken in het verheffen van den<br />
m e n se h h e i d s-godsdienst, - dan hebt gij allen, die de Loge-idee in<br />
Chicago hebt gepatroneerd, daar het werk gedaan van Satan, wierook<br />
voor Satan gebrand.<br />
Gaarne wijzen wij derhalve nog op deze woorden van den Tijd:<br />
172 -<br />
En dat hebben alle landen toegejuicht ! Is het wonder, bij de<br />
groote verspreiding der Vrijmetselarij ?<br />
Is het wonder, dat Dr. Mornery uit Londen aldus durfde spiekeii<br />
«Alle hedendaagsehe godsdiensten, dé christelijke nog meer dan de andere<br />
onteeren hun stichters door hun dogmatisch voorkomen ; nooit<br />
leerde Christus geloofs-dogma's !..... I) e in o r a a 1 d a t is de g e h e e 1 e<br />
g o d s d i e n s t.» En welke normaal ? Luistert : «Niet een scherpe<br />
kennis van God, neen deze is niet wezenlijk noodig voor een godsdienst.<br />
De liefde voor den mensch, dat is de geheele godsd<br />
i e u s t. En daarom durf ik beweren : weldra zullen wij ontdekken,<br />
dat een groot getal • onder hen, die wij godloochenaars noemen, veel<br />
godsdienstiger zijn dan wij."<br />
In Chicago heeft de menschelijkheids -godsdienst der Loge getriomfeerd,<br />
en ieder, die een christen hart in den boezen draagt, keerde<br />
er wrevelig en onvoldaan van :tei ug .<br />
Maar de God der Christenen zal verhoeden, dat de volslagen<br />
goddeloosheid en godverwerping, die de Loge predikt en die in het<br />
monster-Congres triomfeerde, ooit de wereld beheersche. De beloften<br />
van Christus zijn eeuwig, en de Synagoog van Satan zal niet zegevieren<br />
ondanks al haar listen en bedreigingen.<br />
LOP. VAN AMSTEL.<br />
DE GUSTAAADOLFFEESTEf'L<br />
Wie do feesten van 9 December 1894 en volgendc dageii, gevierd door<br />
Duitschlands Evangelische broeders, met cenige aandacht heeft gevolgd,<br />
hij heeft verbaasd moeten staan over zooveel goede trouw of huichelarij<br />
en volslagen gebrek aan tact.<br />
Immers, een man, die met een bende alverwoestende huurlingen in<br />
1)uitschland viel en voor 300 jaar in Zweden werd geboren, heeft dc<br />
ontegenzeglij k onverklaarbare eer genoten, door eenige millioenen Duitschers<br />
te worden verheerlijkt en geprezen tot in de wolken<br />
Reeds begin December kon men in de Protestantsche Duitsche<br />
bladen, als buy. het Morbiseher Kreisbiatt de meest dringende uitnoodigiiigen<br />
lezen, om deel te nemen aan de „Gustaaf-Adolf-feestelijkheden" ; zekere<br />
,,Gustaaf-Adolf-Cantate" van Paulus Kaiser schijnt in die vervoerde<br />
kringen een hoogstbelangrijke rol te hebben gespeeld. Van dit meesterstuk<br />
van ,,patriotisme" en onpartijdigheid wist bijv , de Mühihauser Zeitung
17<br />
mee te deelen, dat in dit maaksel ,,00k een Jesulet en een Capucijn optreden<br />
; de Jesulet openbaart geheel het huichelachtige en het afschuweljke<br />
van de volgelingen van Loyola"; dit afschuwelijke en huichelachtige<br />
van dezen Loyola's zoon wordt in dit Kaisersche Machwerk voor burgers<br />
en buitenlui aanschouwelijk gemaakt, vooreerst door de vervaarlijke intriges<br />
van dien huichelaar in Waflenstein's legerkamp, en vervolgens in de<br />
bloederige scene, waar vertoond wordt, hoe de Zweedsche officieren den<br />
pater den d&k afnemen, dien deze had gewet om den hoogedelen koning<br />
Gustaaf Adolf te doorboren.<br />
Zulke snakerijen schamen zich de Evangelische bladen niet, aan,<br />
hun lezers op te dissehen ; en toch zijn er, onder deze, organen, die alléén<br />
reeds omdat zij een bijna uitsluitend Joodsche redactiè bezitten, voor<br />
toongevende bladen worden gehouden (bijv. het Leipziger Tageblalt).<br />
Hoe vermakelijk dergelijke domheden ook mogen wezen, er is ook<br />
een treurige kant aan ; treurig is immers ongetwijfeld 11et fanatisme van<br />
de Evangelische propagandamakers, die niet aarzelen de geschiedenis<br />
onbeschaarnd in het aangezicht te slaan enkel om. . . . iemand to, verheerlijken,<br />
wiens groote verdienste ligt in zijn haat tegen Rome. Treurig is<br />
het, zeer treurig, dat in dezen tijd, waarin al wat nog geloof in het hart<br />
draagt aan Christus en diens onvergankelijke beloften, zich moest vereenigen<br />
ten grooten kamp tegen de al vernielends Staat- en godsdienstverdervers,<br />
- dat in dezen tijd, millioenen Duitschers zich opmaken, zich<br />
warm maken voor een man, wiens naam door de geschiedenis gebrandmerkt<br />
en voor alle Duitschiands katholieken terecht een grnwei is! Dat<br />
is treurig en zeer treurig.<br />
En toch is de verheerlijking der verheffing van Gustaaf Adolf in<br />
Duitschland geschied met een fanatisme, dat aan het ongeloofelijke grenst<br />
Reeds in October werd van r e g e e r i n g s w e g e-. in Pruisen<br />
en Saksen, aan de evangelische volksscholen de viering der Gustaaf<br />
-feesten aanbevolen . De Protestantsche kerkbesturen van Beicren,<br />
-Adolfs<br />
het land, dat door dien „held' platgebrand en leeggepiunderd is, hebben<br />
het hun vaderlandschen plicht geacht, officieel de feestviering te organiscoren<br />
; ontelbare vlugschriften, vliegende bladen , krantenartikels enz<br />
werden ondei het volk verspreid, ten einde oude en lang begraven legenden<br />
weder te doen herleven, die, in den loop van drie eeuwen hadden dienst<br />
gedaan, öm Rome verdacht en gehaat te maken. En dat alles ter ecre<br />
van den éénen, onvergetclijken held Gustaaf Adolf. Men krijgt, als men<br />
die bladefl leest, den indruk, dat de geheele heksenketel weer eens tegen<br />
Rome in roering is geweest<br />
Dat Zweden den koning, die zijn roem is, viert, dat laat zich verS<br />
klaien, al is de mn ook iiiet meer geweest dan een bekwaam veldheer,
-- 174<br />
die eerloos en gewetenloos van de zwakte van een buurman gebruik<br />
maakte om hem plotseling op het lijf te vallen en omver te werpen ;<br />
maar, dat de nakomelingen van dien aldus in zijn rechten verkrachten<br />
buurman drie honderd jaar later in dollen dans huppelen van vreugde<br />
op het geboortefeest van den geweldenaar,_ dat gaat alle v. e r s t a n d te<br />
boven en laat zich enkel verklaren niet f a n a t i s in e.<br />
Het regeeringsschrijven wist reeds de protestantsch.e kerkbesturen<br />
opmerkzaam te maken op „de hooge be teekenis, die deze<br />
dag heeft voor de evangelische belijdenis." Daar<br />
edel is een „geloofsheld" te vieren, wiens optreden een-gelaten<br />
of het<br />
honderdduizend medeburgers den dood berokkende, is de vraag zeer beslist<br />
ontkennend te beantwoorden, of die Zweed een „Protestantsch geloofslield"<br />
is ! wij zeggen •„d a a r g e 1 a t e n"; ofschoon iedere evangelische<br />
ons toe zal geven, dat hij liet den katholieken zeer kwalijk zou<br />
nemen, als voor een katholiek, wiens e e n i g e verdienste bestaat'in liet<br />
slachten van 100.000 Protestanten, eens een nationaal feest werd op<br />
touw gezet !<br />
Maar wie meent, dat de Protestanten aan zulke vergelijkingen<br />
denken, vergist zich deerlijk ! -- Gustaaf Adolf is nu eem maal een<br />
andere «Josua», een «nieuwe Gideon», een «martelaar van het nieu w<br />
evangelie», dat hij «belangeloos» aan Duitschland kwam brengen, de held,<br />
die zijn rust opgaf, onz zijn „verdrukte broeders" in liet geloof bij te staan;<br />
die man verdient een grootsehe feestviering op het derde eeuwgetij zijner<br />
geboorte.<br />
Maar nu is het zeer treurig, dat hier de geschiedenis dreigend den.<br />
vinger opsteekt en zegt : „dat was Adolf niet ; Adolf was een gewone,<br />
heerschzuchtige overweldiger, een veroveraar, een intrigant, een huichelaar...<br />
en nog wat meer.”<br />
Dat antwoord staat toch boven twijfel verheven ; het is zeker, dat<br />
de Zweedsclle koning niet om allerlei edelmoedige en onbaatzuchtige<br />
redenen, maar enkel uit heerschzucht en eigenbelang in Duitschland is<br />
gevallen ; zijn doel was : het aanzien van Zweden, zijn macht over de<br />
Oostzee te verzekeren en een goed gedeelte van Duitsehland te annexeeren.<br />
De geschiedenis leert ons, dat aan den vreemden „geloofsheld" de gedachte<br />
niet onwelkom was, van eenmaal aan het hoofd van het Duitsel.e rijk<br />
te schitteren, ja, dat deze „volkerenbevrijder" dit zijn zeer heerschzuchtig<br />
ideaal niet onbewimpeld heeft te verstaan gegeven na liet eerste welslagen<br />
zijner pogingen.<br />
Persoonlijk was Gustaaf Adolf zeker zeer liet Lutheranistne toegedaan<br />
; ook deelde lij Luther's hebbelijkheid van zeer gaarne op het<br />
„Papendom" en den ,,Antichrist" van Rome te schelden ; daarom wilde
-- 4 75 ^--<br />
hij ook zeker zeer gaarne liet catholicisme vernederen en verdelgen. Dat<br />
hij den mond vol had van zijn sublieme „evangelische missie", van het<br />
„gevaar des christeiidoms", ook dit ontkennen wij niet .; hij heeft die<br />
slagwoorden den Duitschen vorsten toegeroepen, dat hun ooren er van<br />
tuitten. Maar wat was zijn doel ? De afhankelijke beheerschers der<br />
kleinere staten van den keizer af te scheuren en bij zich aan te sluiten.<br />
En dit was juist gezien van het standpunt des overweldigers.<br />
Maar dit doel was niet te bereiken met behulp der katholieke<br />
vorsten, omdat deze te zeer aan den keizer -waren gehecht ; weshalve<br />
de sluwe »geloofsheld" louter om zijn hoogste doelwit te treffen, namelijk<br />
Duitschlands regeering te bemachtigen, de leuze aanhief voor de<br />
rechten der arme, verdrukte »evangelische broeders" en een onbluschbaar<br />
ijvervuur in zijn borst ontbrand scheen voor de nieuwe leer.<br />
Maar ook de protestantsche vorsten mistrouwden den Zweed en meen<br />
te doorschouwen wat de geschiedenis later bevestigde : dat deze-den<br />
man een zeer behendig overweldiger was. Daarom verborg Gustaaf Adolf<br />
zijne plannen en hij won vele weifelende protestantsche vorsten, van<br />
het oogenblik, waarop deze, door de groote woorden verschalkt, in<br />
Gustaaf Adolf zagen, wat een domme en geheel onhistorische overlelevering<br />
er nog lange jaren van bleef maken : »den nieuwen Gideon,"<br />
»den grooten evangelischen geloofsheld" en meer van zulke dwaash<br />
eden.<br />
Die fabe, tjes-historie heeft zich langen tijd staande kunnen houden,<br />
maar toch is zij reeds sinds meer 50 jaar bezweken onder den hanger<br />
der moderne critiek.<br />
Zij dankte haar oorsprong aan den Zweed Chemnitz, en gewillig<br />
werd zij overgenomen door de protestantsche Duitschers, die ongaarne<br />
bekenden, dat zij de verwoesters, de verdelgers, de bedervers van hun<br />
eigen vaderland waren geveest ; zulke geschiedenis-schrijverij wordt echter<br />
vroeg of laat te schande gemaakt, en te deerlijker wordt het bedrog dan<br />
beschouwd, naarmate het sluwer was uitgedacht.<br />
De schandelijkste aller beschamingen is dan ook den vergoders van<br />
den Zweedschen geweldenaar ten deel gevallen.<br />
Niet slechts de Katholieke geschiedschrijvers, maar zelfs de grootste<br />
Protestanten dezer gilde hebben Gustaaf Adolf beslist veroordeeld.<br />
Reeds in 1838 schreef de Berlijnsche Evangelische professor Rud.<br />
Barthold in den Berliner Kalender: »Wir wagen die Behauptung, dass<br />
Gustav-Adolfs Einmischung in den deutschen Krieg ein. Unglück für unser<br />
gemeinsames Vaterland gewesen sei, und dass ihn, den thatendurftigen,<br />
in seinen. armen Norden beengten Mann, u n z w e i f e l h a f t in e h r
- 176<br />
1)Olitischer Vortheil, Eroberungshist leitete, as die rehie Absicht, dcii<br />
bedringten G1íuhensgenossen uneigennützig zu heffen." (p. 138). 1)<br />
Uit deze woorden, die de Berlijner hoogleeraar duidelijk met<br />
eenigen schroom nedersehreef, - getuige de aanvang ; »wij wagen de<br />
meening," - doen toch niet slechts zien, hoe weinig de achting voor<br />
dezen geloofsheld verspreid is onder de Protestanten, maar ook, en wel<br />
vooral, hoe sterk het fanatisme den veroveraar had weten te bemantelen<br />
achter den »nieuwen Gideon". Want de professor moet toch ook %elf<br />
begrepen hebben, dat de nauwiettende lezers den zin, die aanvangt met<br />
een »wij wagen de meening", en iets verder spreekt van : »ontwijfelbaar<br />
zeker", zonderling moesten vinden ! Het is dan ook onzes inziens<br />
»ontwij felbaar zeker", dat de professor o y e r t u i g d was van de verraderljke<br />
bedoelingen des Zweedschen konings, en aan den zachten vorm zijner<br />
zinswending enkel de voorkeur gaf om vele protestantsche papenhaters<br />
niet al t zeer te stooten.<br />
Minder angstvallig spreekt de Protestantsche geschiedschrijver van<br />
Halle, prof. H. Leo zich uit in zijne Universalgesehiehte.<br />
»Wij Duitschers, wij moeten . eenmaal inzien, dat wij de inmenging<br />
der Zweden in onze zaken vol strekt niet noodig hadden, al<br />
boden zij zich -dan ook aan als waren zij opgetreden in het belang van<br />
ons vaderland ; wij moeten begrijpen, dat Gustaaf Adolfs handelwijze<br />
tegenover onze vorsten geheel en al despotiek en tyranniek was ; dat deze<br />
Zweed overalzijn Zweedsclie belangen op den voorg<br />
r o n d s t e 1 de, en dat zijn plannen, in Duitschland nog rumneerender<br />
invloed hadden als dat der Denen."<br />
En nu staat het toch wel bij ieder vast, dat deze laatsten (de<br />
Denen) van 1625-1629 Duitschland zeer benadeeld hebben I !<br />
Mochten wij niet zeggen, dat de Protestanten zelf, ten minste hun<br />
meer onbevooroordeelde geschiedschrijvers, verre van ingenomen zijn<br />
met den »nieuwen Gideon", dien men in Germanje, 9 December 1894,<br />
heeft verheerlijkt als ware hij de redder des vaderlands geweest?<br />
( Wordt vei'voqd,) hOT). V. AMSTEL<br />
ij Wij wagen de meening, dat de inmenging van GustaafAdolfin den Duitscheii<br />
noilog een ongeluk voor ons gemeenschappelijk vaderland is geweest en dat (lie<br />
Werkdaílige man, Wien het in zijn arm Noorden te eng was, ontwijfelhaar moer<br />
Werd geleid door politiek voordeel en veroveriugszucht dan door de reine bedoeling<br />
orn zijti gekwelde geloofsgenooten op oiihaatznchtige wijze te hetpen<br />
iNhOUD. De \ermisle schaket te 1Peht. - Een ljkrede, door V. - E'en wiiiisterieele<br />
stijfkop, door Scholastieus II. - liet parlement der godsdiensten te<br />
Chicago, door Lod. y. Amstel. De Gustaaf-Adoiffeesten, door denzelfde.
7e Jaargan, .M; 12.1 5 Mactrt 1895.<br />
<strong>HET</strong> DOMPERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN.,<br />
(NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand Bijdragen, brieven enz te<br />
adresseeren St.-jorisstraat G. 547, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f t.- ; fr. per post f 1.25 ; buitenland<br />
t x.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
DE ERNST DER WETENSCHAP.<br />
Zooals men weet, is het de moderne wetenschap vreeselijk<br />
ernst met haar onderzoekingen ; voor geen moeite, geen<br />
opofferingen, geen onkosten deinst ze terug om de geheimen<br />
der natuur te achterhalen. Van onkosten gesproken, was het<br />
misschien juister uitgedrukt, als we zeiden dat de koningen<br />
der moderne wetenschap • zich op kosten van het algemeen<br />
royaal in staat laten stellen tot hun gewichtige studies in 't<br />
belang van het menschelijk geslacht en hun kostbare nachtwaken<br />
lang niet voor niets geven.<br />
Men ga maar eens na wat al schatten er gespendeerd<br />
worden uit de openbare kassen ten behoeve van de dure professoren<br />
en hun interessante colleges, het onderhoud van<br />
Universiteitsgebouwen, gehoorzalen,laboratoriums,verzamelingen<br />
van oudheden en naturaliën, wetenschappelijke expedities enz.<br />
enz. ! Geloof maar, wij negentiende-eeuwers, die ons in de<br />
volle zon der moderne wetenschap mogen koesteren, hebben<br />
dat voorrecht om den dood niet voor niets.<br />
Maar daar staat dan ook tegenover dat de wetenschap<br />
haar taak met heiligen ernst opvat. De vorige maal hebben<br />
we daarvan nog een sprekend staaltje gezien in den loffehjken<br />
ijver, waarmee zij zich op de kies en het dijbeen wierp,<br />
door den officier van gezondheid Dubois ergens bij Solo<br />
opgegraven, en waarin zij eindelijk den lang vermisten schakel<br />
tusschen mensch en aap meent te hebben gevonden.<br />
In verband met datzelfde wetenschappelijk streven om
de nauwe verwantschap tusschen mensch en aap vast te stellen,<br />
hebben wij ditmaal een nieuw interessant geval te constateeren,<br />
dat opnieuw een sprekend getuigenis levert voor den nooit<br />
volprezen ernst del' .huidigc wetenschap. .<br />
Al vroeger is, als we ons niet vergissen, in het Dompertje<br />
melding gemaakt van de onderzoekingen, door,den geleerden<br />
Amerikaan Dr. Garner ingesteld, naar.... de taal del' apen.<br />
Men begrijpt van hoe groot belang het is, wetenschappelijk uit<br />
te maken dat de apen een eigen taal hebben, die voor ons<br />
onverstaanbaar, tochvolkomen beantwoordt aan de behoeften<br />
hunner onderlinge conversatie. Tot dusver gold de mensch<br />
als het eenige wezen, dat met de gave 'del' spraak was bevoorrecht;<br />
maar sinds men tot de conclusie was gekomen dat<br />
hij zoo nauw verwant is met den aap, waaruit hij zich geleidelijk<br />
heeft ontwikkeld, lag de opmerking voor de hand dat<br />
dan ook in de geluiden del' apen de eerste beginselen moeten<br />
verscholen liggen vande menschelijke spraak.<br />
Doctor Garner stelde zich tot taak, dat in het licht te<br />
stellen. Hij besloot een grondige studie te maken van de<br />
geluiden, waardoor onze beweerde starnverwanten hun gewaarwordingen<br />
plegen uittedrukken.Hij begon zijn onderzoekingen<br />
in de gewone diergaarrlen of rnenagerieen en kwam door aanhoudende<br />
en onvermoeide waarnemingen tot de slotsom, dat<br />
de apen werkelijk onder elkaar spreken. Het kwam er nu<br />
maar op aan, den zin van hun woorden te verstaan, ten einde<br />
'eell gesprek met hen te kunnen aanknoopen, dat natuurlijk<br />
hoogst interessant zou zijn.<br />
Al spoedig verscheen er van de hand des wakkeren<br />
natuur- en taalvorschers een deftig wetenschappelijk werk,<br />
getiteld The speech of Monkeys, de taal del' apen. Dit hoek<br />
kan als eerste proeve van een volledig zakwoordenboek del'<br />
apentaal beschouwd worden. Het bevatte wel is waar nog pas<br />
een twintigtal woorden ; maar met een beetje geduld zou men<br />
"vel verder komen.<br />
Doctor Garner begreep dat hij, om de apentaal grondig<br />
te bestudeeren, niet betel' kon doen, dan zelf naar het apenland<br />
te trekken, waar hij dat merkwaardig idioom stellig in zijn<br />
oorspronkelijke zuiverheid en natuurlijke ontwikkeling kon<br />
waarnemen en opvangen. De apen in de diergaarden toch<br />
kunnen in hun ballingschap de taal van hun vaderland wel<br />
een beetje verleerd hebben, en in elk geval zijn zij niet meer zoo<br />
op de hoogte als hun stamgenooten in de voorvaderlijke wouden ;<br />
het zou oak kunnen zijn dat die beklagenswaardige gevangenen,<br />
evenals onze tuchthuisboeven, een soort dieventaal spreken.
- 479<br />
Wat daarvan zij, de heer Garner besloot zich te vestigen<br />
in het land der gorilla's, in de binnenlanden van Afrika, ten<br />
einde daar de onverbasterde apentaal te bestudeeren. Alle<br />
mogelijke voorzorgen had hij genomen om het welslagen dier<br />
gewichtige onderneming te verzekeren. Vooreerst had hij uit<br />
staaldraad een soort kooi laten vervaardigen, die uit elkaar<br />
genomen kon worden en hem naar gelang der behoefte tot<br />
observatiepost, tot schuilplaats en tot vesting kon dienen.<br />
Voorzien van gordijnen en een tapijt uit gecaoutchouteerd<br />
isoleerend linnen, kon die kooi door middel van kettingen aan<br />
een boom worden opgehangen en naar willekeur geëlectriseerd<br />
worden door een stroom van ongeveer 300 volts, bestemd om kooi<br />
en inhoud tegen mogelijke onbescheiden bezoekers te beveiligen.<br />
Verder stelde de heer Garner zich voor, een telephoon<br />
aan te brengen ergens in het geboomte, waar de apen zich bij<br />
voorkeur ophouden en waarin hij verschillende uitlokkende<br />
dingen dacht te plaatsen, ten einde zijn lieve stamverwanten<br />
uit te lokken hun gewaarwordingen daarover te uiten. De geluiden,<br />
die zij daarbij voortbrachten, zouden door den telephoon<br />
opgevangen en naar een phonograaf overgebracht worden, die<br />
zich in de kooi van den heer Garner bevond. Daar kon de<br />
bewoner zich tevens onledig houden met het nemen van<br />
mornentphotographieën, zoodat hij tegelijk met de geluiden<br />
ook de daarbij passende gebaren kon vasthouden. Beter kon<br />
het niet.<br />
Doctor Garner vertrok dus met zijn ingewikkeld toestel,<br />
en maanden lang kreeg men niets van hem te hooren. Eindelijk<br />
is hij uit liet apenland teruggekeerd, belast met een<br />
menigte documenten van onschatbare waarde voor de wetenschap.<br />
Reeds maakte hij zich gereed de wereld te verbazen<br />
door een tweede wetenschappelijk boek, waarin al de resultaten<br />
zijner onderzoekingen zouden worden meegedeeld, toen er<br />
onverwacht iets gebeurde wat hem waarschijnlijk wel den lust<br />
tot het publiceeren van dat belangrijke geschrift zal hebben<br />
doen vergaan.<br />
Het was te Parijs in het museum voor natuurlijke histone,<br />
waar een aantal professoren, geleerden, natuurvorschers<br />
en ook missionarissen tot een vergadering waren bijeengekomen,<br />
Onder de aanwez.igen bevond zich ook de eerwaarde pater<br />
Buléon, van de missie van Fernand Vaz aan den Ogoowé.<br />
Deze deelde aan het geleerde gezelschap het volgende mee:<br />
„In het begin van het vorig jaar ontvingen de Paters<br />
der missie op zekeren dag bezoek van een persoon met vriendehjk<br />
voorkomen, die hun de gastvrijheid verzocht,
-• 180 --<br />
„Ik ben doctor Garner," zei hij, „en kom hier in het<br />
land om de taal der apen te bestudeeren." De heer Garner<br />
werd door verschillende pakkendragers gevolgd ; onder zijn<br />
bagage was een kolossale kooi. Hoezeer verrast over het<br />
vreemde doel van zijn bezoek, namen wij den doktor uit eerbied<br />
voor de wetenschap op ; de kooi werd ergens in een hoek van<br />
het gebouw opgeborgen.<br />
Er verliepen drie weken. De doctor rookte en schreef,<br />
maar verliet zelden het missiehuis.<br />
„Hoe staat het met uw studies`?" vroeg ik hem op<br />
zekeren keer.<br />
„0," antwoordde hij lachend, „die avanceeren goed -mijn<br />
boek is al voor meer dan de helft klaar."<br />
Intusschen had de heer Garner nog niet den kleinsten<br />
chimpanse gezien !<br />
Een maand later was het boek af, en de schrijver verliet<br />
ons, terwijl hfl ons deze bekentenis achterliet : „Onder ons<br />
gezegd, weet u, of de apen spreken of niet spreken, is eigenlijk<br />
van niet het minste gewicht. Ik ben hier gekomen in naam<br />
der wetenschap ; maar het geld voor alles, en ik hoóp heel<br />
wat te verdienen zoodra ik weer in Amerika terug zal zijn.<br />
Trouwens, wie zal hier komen nagaan of hetgeen ik van de<br />
taal der apen vertel waar is T'<br />
Daarin heeft hij zich, zooals men ziet, wel eenigszins<br />
vergist. Maar hoeveel Dr. Garners zouden er niet schuilen<br />
onder de dienaars der moderne wetenschap !<br />
HONORARIA VAN SOCIALISTEN.<br />
Als men de socialisten hoort, heeft het volk geen warmer ver<br />
onbaatzuchtiger vrienden dan hen. Terwijl de gehate bovr-dedigers<br />
en<br />
geois op alle mogelijke wijzen het volk uitzuigen, beoogen zij niets dan<br />
de behartiging van zijn belangen. Grooter, edeler volksvrienden dan de<br />
socialisten zijn dan ook niet denkbaar, en het is alleen maar te verwonderen,<br />
dat het volk over het algemeen zoo weinig van deze apostelen<br />
der moderne tijden wil weten.<br />
Of zou misschien de reden hiervan zijn, dat het volk met zijn<br />
nuchter gezond verstand de holle declamaties der socialisten wantrouwt<br />
en hun daden zoo dikwijls in lijnrechte tegenspraak ziet met hun woorden<br />
? Het is zoo gemakkelijk af te geven op de kapitalisten en de
-- 181 --<br />
volstrekt onverschoonbare daden van sommigen te brandmerken, dit<br />
vereischt noch kennis, noch talent, noch naastenliefde, noch geestdrift;<br />
maar Vincentiussen à Paulo hebben wij tot dusver onder de socialisten<br />
nog nooit aangetroffen. Het is gemakkelijk, te fulmineeren tegen de<br />
uitzuigers van het volk, om, aldus als een onverdachte volksvriend gewaarmerkt,<br />
zelf de kat in het donker te knijpen.<br />
Van dit laatste hebben wij dezer dagen een leerzaam staaltje<br />
beleefd in het naburige België, beleefd aan een der kopstukken van het<br />
socialisme, advocaat Destrée, bij de laatste verkiezingen tot afgevaardigde<br />
van Charleroi gekozen.<br />
Burger Destrée had, evenals zijn collega's, burgers Anseele, Van<br />
der Velde, Defuiseaux enz., in de Kamer den mond vol over de ongehoorde<br />
en gruwelijke afzetterijen en exploitatie van het volk door de bourgeois.<br />
Hij kon geen woorden genoeg vinden, om zijn verontwaardiging<br />
lucht te geven en de schaaintelooze kapitalisten aan den schandpaal te<br />
nagelen. Een zoo heftig en vernietigend requisitoir tegen de bezittende<br />
klas had men nog nooit in de Belgische Kamer gehoord.<br />
In het bewustzijn, de bourgeoisie een verpletterenden slag te heb<br />
toegebracht, ging de man zitten. Maar daar stond de katholieke-ben<br />
afgevaardigde Helleputte op, om de Kamer te vertellen, dat deze zelfde<br />
heer Destrée, die als een ridder zonder blaam of vrees, met zoo striemende<br />
slagen de uitzuigerij van het volk had gegeeseld, zelf een uitzuiger<br />
was. Voor een arme weduwe, met tien kinderen tot haar last, had<br />
deze socialistische advocaat gepleit in een proces, dat over een som van<br />
25.000 trank liep, en als honorarium niet meer of minder gevraagd dan...<br />
5.500 frank. Dit was niet billijk, verklaarde de heer Helleputte, te minder<br />
daar de advocaat in kwestie tot een partij behoort, die haar tegenstanders<br />
beschuldigt, dat zij zich vetmest met het bloed en het zweet van<br />
het volk.<br />
De aldus in het nauw gedreven advocaat trachtte de beschuldiging<br />
en van den heer Helleputte te ontzenuwen door te zeggen, dat de waarde<br />
van geestesarbeid niet kan worden afgewogen, dat hij de 5.500 frank<br />
van zijn cliënte, de weduwe Van Wuystwinkel, niet gevraagd, maar deze<br />
ze hem zelf aangeboden had. En om zich geheel schoon te wasschen,<br />
verklaarde deze voorbeeldige advocaat-Volksvertegenwoordiger, dat hij<br />
de zaak aan het oordeel van den raad van discipline bij de balie te<br />
Charleroi zou onderwerpen.<br />
Maar burger Destrée was met het een al even onfortuinlijk als<br />
met het ander.<br />
Vooreerst schreef de weduwe Van Wuystwinkel een stuk in de<br />
Union de Charleroi, dat voor hem een heele ontnuchtering zal geweest
— 182<br />
zijn. Op de eerste plaats verklaarde ze daarin, dat Destrée brutaal loog,<br />
toen hij beweerde dat hij de som van 5.525.50 frank niet gevraagd, maar<br />
zij hem die aangeboden had. Verder deelde ze mee, dat Destrée bij het<br />
verlaten der zitting van den raad van discipline een harer getuigen,<br />
juffrouw Servais, naderde, en haar verzocht, niets te zeggen, wat zijn eer<br />
van advocaat en politiek man kon afbreuk doen. Ten slotte — en dit<br />
is nog het mooiste — verhaalde ze, dat een mijnheer, die zich voor een<br />
socialist uit Namen uitgaf, bij haar was gekomen en haar, indien ze de<br />
door den heer Helleputte in de Kamer aangevoerde feiten wilde logenstraffen,<br />
een wissel van zes duizend frank wilde geven, betaalbaar zoodra,<br />
de zaak ten einde was, en bovendien haar zoon aan een voordeelige betrekking<br />
zou helpen.<br />
Eerst afzetterij en daarna omkooperij, en dat door een verdediger<br />
van het pauuv' people ! Fraai, niet waar?<br />
En wat besliste nu de raad van discipline, op wie onze advocaat<br />
zich met zooveel vertrouwen beroepen had, en voor wien hij zich door<br />
zijn geestverwant, den bekenden socialistischen advocaat en senator<br />
Picard, liet verdedigen?<br />
Deze veroordeelde hem tot terugbetaling van 0.500 frank aan de<br />
weduwe Van Wuystwinkel en sprak verder een berisping over hem<br />
uit, de zwaarste straf na de schorsing, die zelden wordt uitgesproken,<br />
daar ze schrapping van de rol der advocaten tengevolge heeft.<br />
Burger Destrée is dus goed en wel veroordeeld door zijn eigen<br />
arnbtgenooten, en van zijn reputatie schiet niets meer over. Wel had hij<br />
eerst te kennen gegeven, dat hij van deze uitspraak in hooger beroep<br />
zou gaan en ook de boven meegedeelde verklaringen der weduwe Van<br />
Wuystwinkel logenstraffen zou ; maar van het .een noch van het ander<br />
is iets gekomen. De man heeft blijkbaar begrepen, dat hij er niet door<br />
zou winnen, en dat het voor hein het best was, de heele zaak maar zoo<br />
gauw mogelijk in het vergeetboek te brengen.<br />
Dit is in allen geval zeker, dat burger D`estrée door het voorgevallene<br />
wel de mond gesnoerd zal zijn en hij zich voortaan wel zal<br />
wachten, in de Kamer als de paladijir der onkreukbare eerlijkheid te<br />
poseeren, en smalend af te geven op de exploitatie van het volk door<br />
de bourgeoisie. De man zit nu eigenlijk als een hinderlijk blok aan het been<br />
der socialisten in het Parlement, want wanneer nu Van der Velde, Anseele<br />
of een der anderen tegen afpersingen, uitzuigerij enz. van leer trekt, is<br />
een interruptie als : »Kijk maar naar Destrée» voldoende, om zijn heele<br />
betoog in het water te doen vallen.<br />
Maar Destrée staat onder zijn socialistische collega's niet alleen.
-- 183 ---<br />
Van socialistische advocaten- honoraria wordt nog de volgende mooie<br />
geschiedenis verteld:<br />
Een advocaat, een der kopstukken van de balie, had in een proces,<br />
dat ging over een geschil van 10.000 frank, gepleit en het, want hij is<br />
een bekwaam rechtsgeleerde, gewonnen.<br />
Hooren wij, hoe de advocaat zelf het geval verhaalt.<br />
«Daar ik het er wel aan verdiend dacht te hebben, zond ik mijn<br />
cliënt een rekening voor een honorarium van 1000 frank.<br />
«Een paar dagen later komt deze in mijn kabinet. Hij bedankte<br />
mij hartelijk, maar zei toch ten slotte met een grooten omhaal van<br />
woorden, dat hij mijn rekening buitensporig vond, en hoopte, dat ik<br />
er wat zou afdoen.<br />
«Ik hoorde hem met verwondering aan, maar om van hem af te•<br />
komen, zei ik eindelijk:<br />
«Nu, betaal me dan maar 750 frank.»<br />
«Dat verlang ik niet, mijnheer de advocaat. Een rekening van drie<br />
of vier duizend frank zou mij niet tegengevallen zijn, maar 7000.....»<br />
«Snap je 't ? Mijn cliënt had de 1 voor een 7 aangezien, en zich<br />
verbeeld, dat ik 7000 frank wilde hebben. Toen ik dit bemerkte, zei ik hem:<br />
«Welnu, betaal mij vier duizend frank, maar geen centiem minder.»<br />
«Zoo iets gebeurt alle dagen aan, de balie,» voegde de advocaat<br />
er bij wijze van - conclusie bij.<br />
Wij weten het niet, maar veronderstellen half en half, dat de<br />
bedoelde advocaat de senator Picard was, die er bovendien slag van<br />
heeft, hooge honoraria te vragen. Zoo had onlangs de vrije Congo-staat,<br />
die een consult over den ivoorhandel noodig had, zich tot Picard<br />
gewend, die door zijn koloniale en handelskennis bij uitstek in staat<br />
was, den souverein van den Congo voor te lichten. Picard gaf een zeer<br />
sierlijk en oordeelkundig consult in eenige bladzijden, en vroeg daarvoor<br />
de bagatel van 25.000 frank.<br />
Men ziet hieruit, dat de socialisten in een glazen huis wonen en<br />
toch vooral voorzichtig moesten zijn niet geen steenen te werpen. Zoo<br />
licht toch kon er een van den weeromstuit hun eigen glazen ingooien.<br />
Dit is intusschen zeker, dat ook de socialisten, wanneer ze voortaan<br />
in een proces zijn gewikkeld, wel zullen zorgen, uit de handen van een<br />
Destrée c. s. te blijven, en liever hun belangen zullen toevertrouwen aan<br />
een advocaat uit de bourgeoisie. Met het oog op hun beurs is het hun<br />
geraden ook.<br />
GEOS.
-- 184<br />
DE GUSTA A P-ADOLFFEESTEN.<br />
( Vervolg).<br />
Maar ook een onpartijdige blik op de geschiedenis dier tijden kan<br />
ons overtuigen van den adeldom van dezen nieuwmodischen »Gideon."<br />
Vooreerst immers kan men de vraag stellen : welaan, als het den<br />
Zweed te doen was, om zijne bedreigde en verdrukte »Evangelische<br />
broeders" te redden, waarom trad bij dan niet reeds op in 1625 ? Was<br />
toen de nood der »broeders" niet ten top gestegen ? De alom zegevierende<br />
Tilly had den Boheemschen »winterkoning' Frederik V van den Palts<br />
verpletterd, diens bondgenoot den markgraaf van Baden-Durlach geheel<br />
verslagen, Christiaan van Brunswijk, Ernst van Mansfeld enz. allen het<br />
veld doen ruimen. Uit alle Saksische »Evangelische" burchten klonk<br />
een wanhoopskreet om bijstand in den nood ; Frankrijk, Engeland,<br />
Holland beproefden, ten behoeve der verdrukte »Evangelischen ", een<br />
nieuwen krijg aan te wakkeren tegen keizer Ferdinand van Duitschland.<br />
Maar de meening was verdeeld over den opperbevelhebber; men wist<br />
geen keuze te doen tusschen Christiaan IV van Denemarken en Gustaaf-<br />
Adolf van Zweden. Deze laatste werd algemeen -bekwamer geacht ; de<br />
lust ontbrak hem ook niet om in Duitschland te vallen. Maar.... maar....<br />
Lezer, neem eens kennis van de voorwaarden, die hij aan zijne vrienden<br />
durfde voorstellen.<br />
le. zij moesten den vorst van Moskou bewegen om Zweden te<br />
helpen tegen het Katholieke Polen;<br />
2e. zij moesten het protestantsche Denemarken in bedwang houden;<br />
3e. zij moesten 17 krijgsbodems verschaffen aan de Zweedsche<br />
oorlogsvloot ;<br />
4e. zij moesten een aanzienlijk leger huurlingen bekostigen ;<br />
5e. zij moesten zeer hooge geldsommen verschaffen voor den oorlog;<br />
6e. zij moesten den koning van Zweden de onbepaalde oppermacht<br />
over het leger laten.<br />
Niet gemakkelijk die heer Gideon 1....<br />
Is het wonder, dat de verbonden mogendheden deze eischen niet<br />
zeer broederlijk en nog minder Evangelisch vonden en met den heerschzuchtigen<br />
despoot de onderhandelingen af braken?<br />
Niet veel later beproefden zij nog Bene poging om hem te bewegen,<br />
de opperleiding te deelen met Christiaan IV -van Denemarken ; gewis
-- 185 --<br />
ware bij die samenwerking de Evangelische broederschap zeer gebaat<br />
geweest ! Maar geen van beide Gideons wilde hiervan hooren ; zij wilden<br />
alle voordeel en alle eer voor zich alleen ; de koning van Zweden ging<br />
zelfs zoover, in antwoord op dit voorstel nog een voorwaarde te voegen<br />
bij de vroeger reeds zoo onbeschaamd gevorderde, namelijk : hem zou<br />
het bezit worden verzekerd van één Duitsche stad aan de Noordzee : Bremen,<br />
en één aan de Oostzee : Wismar ; toen lieten de ijverige bondgenooten<br />
den Noordschen geloofsheld in zijn Noorden zitten en begrepen, dat hij<br />
wat al te zwaar op de hand was.<br />
In 1626 brak de oorlog tusschen Denemarken en den Duijschen<br />
keizer uit en Tilly wist 27 Augustus 1626 Christiaan IV tot zwijgen te<br />
brengen aan den Berenberg (slag van Lutter). Toen lag de Evangelische<br />
zaak geheel in duigen, de bondgenooten waren ten einde raad, het heilig<br />
broederendom was in zaak en asch . .<br />
Maar niet de nieuwe Gideon ! Neen, toen vlamde zijn moed op,<br />
toen ontwaakte hij uit den langen sluimer en greep hij naar het zwaard<br />
om..... ja lacht niet, lezers, -- om de Evangelische broederschap geheel<br />
en al te vernietigen.<br />
In stilte schreef hij een brief aan keizer Ferdinand, waarin hij<br />
dezen zijn hulp aanbood tegen Denemarken, tegen het Lutherdom ! ! !<br />
Zoo leert ons het werk Wallenstein's briefje I. 152: „De Zweed wil Denemarken<br />
nu aan de andere zijden aangrijpen en aldus het Noorden van<br />
Denemarken bemachtigen, evenals Noorwegen." (Men weet dat dit land<br />
toen aan Denemarken toebehoorde.)<br />
De keizer weigerde dit aanbod van Gideon.<br />
Maar is men niet verstomd over zooveel fanatisme of kortzich•<br />
tigheid als de Evangelischen toonen, wanneer zij dezen man als hun<br />
reddenden engel verheerlijken ? Een man, die enkel door heerschzucht<br />
werd gedreven en eenmaal zelfs aanbood hen te verdelgen ? Want vernietigd<br />
waren de protestantsche benden huurlingen in die dagen, als de<br />
keizer Gustaaf Adolfs voorstel had aangenomen, vernietigd tot den<br />
laatsten man!<br />
De vrede van Lübeck (22 Mei 1629) maakte een einde aan den<br />
Duitsch-Deenschen oorlog en nu ving de Zweed aan om toebereidselen<br />
te maken voor een inval in het Roomsche Rijk. Hij had immers nu<br />
niets meer te vreezen van Denemarken als mededinger.<br />
24 Juni 1630 viel Gustaaf in Duitschland. Wie had hem u:itgenoodigd<br />
of geroepen ? Wat bewoog hem ?<br />
Daarvan is weinig bekend. Men weet enkel dat de allesbehalve<br />
met de Evangelischen dwepende Richelieu, eerste minister van Frankrijk,<br />
onder Lodewijk XIII, den, Zweed herhaaldelijk had aangespoord tot een
— 186 ---<br />
oorlog met keizer Ferdinand. Bezielde den koning van Frankrijk of<br />
diens kanselier een zoo groote voorliefde voor de Hugenooten ? Neen,<br />
niets dan politiek dreef hen, toen zij Gustaaf Adolf aanhitsten tot<br />
den krijg.<br />
Richelieu beloofde aan Zweden, Polen te bewegen een wapenstilstand<br />
van 6 jaar niet den Noordschen vijand te sluiten ; hij zegde toe<br />
400000 rijksdaalders per jaar te storten in de krijgskas ; Zweden gaf van<br />
zijn kant zijn woord, dat het in 1630 Duitschland zou overvallen. Als<br />
reden van den oorlog werd opgegeven : «bescherming der vrienden, ver<br />
Oostzeekust, ... herstelling der benauwde en verdrukte-zekering<br />
van de<br />
volkeren, enz..... ,» Een klein zinnetje aan het eind van het manifest liet<br />
echter Zwedens geheime vrees doorschemeren, dat men zijn list doorschouwen<br />
mocht : «De koning van Zweden belooft, dat hij de uitoefening<br />
van den katholieken godsdienst zal vrij laten in de landen, die hij<br />
zal veroveren.»<br />
«Veroveren,» kwam hij dan daarom uit Zweden ? !...<br />
En verder : «Hij zal vriendschap onderhouden met den hertog van<br />
Beieren en de katholieke liga, mits deze hem ook vriendschappelijk<br />
bejegenen.»<br />
Nu vragen wij, ziet niet ieder in, dat deze man opstond als gewoon<br />
veroveraar, als ongeroepen indringer?<br />
De omstandigheid, dat Frankrijks kanselier de hoofdpersoon was<br />
in deze geheele tragedie, leert reeds genoeg over de z u i v e r p o l it<br />
i e k e bedoelingen van den krijg, door Gustaaf gevoerd in Duitschland!<br />
Wie kan immers denken, dat Richelieu den Zweed uitgenoodigde om de<br />
Evangelischen te beschermen, — de Evangelischen, die hij, Richelieu,<br />
zelf in Frankrijk, eveneens om politieke redenen alom vervolgde ? En<br />
wie kan denken, dat Gustaaf Adolf, door het katholieke Frankrijk uitgenoodigd,<br />
gedacht kon hebben, dat hij ging optreden als een moderne Gideon,<br />
hij die geweigerd had in 1625 de in doodelijk gevaar verkeerende<br />
broeders te helpen, hij die dit enkel geweigerd had uit eerzucb t en<br />
naijver op Denemarken ?<br />
Wie kan uit deze geheele gebeurtenis iets schiften, wat gelijkt op<br />
edelmoedig aanrukken ten bate van vrienden ? Wie vindt er iets in van<br />
religieuze beweegredenen ? Alles was gemunt op de verzwakking van<br />
het Roornsche rijk en de religie was louter voorwendsel, niets rmeer.<br />
Treurig doet het dan ook liet rechtschapen gemoed aan, als men<br />
ziet, hoe honderden en duizenden Protestanten door fanatieke «herders»<br />
in den waan worden gebracht, dat zij 9 Dec. 1. 1. een«geloofsheld» hadden<br />
te vieren ! Treurig is het, hoe blind vooroordeel of vrijwillige misleiding<br />
hier den toon voerden ! Treurig is het, hoe een ontwikkeld volk, als het
-_- 187 __<br />
Duitsehe, zich bij honderden en duizenden laat ol^zweepen om een man<br />
te loven en te bezingen, die geen andere verdiensten heeft, dan dat hij<br />
drie jaar lang het vaderland te vuur en te zwaardheeft verwoest en duizenden<br />
lijken op den bloedigen bodem achterliet!<br />
Wat wonder dan ook, dat de half protestantsche half Joodsche<br />
redacties niet beter meenden te kunnen handelen, dan papenhaat met<br />
Gustaaf Adolf-verheerlijking te vermengen, dan Jesuïeten bespottelijk en<br />
verach telijk te maken in de «eeredrama's» van den Zweed ? Met de ware<br />
geschiedenis van dien mall kon men niet gevoeglijk voor den dag<br />
komen, ..... dus maar gewerkt op de volkshartstochten : katholieke<br />
priesters en monniken verdacht gemaakt en gehekeld, en dan in één<br />
adem geroepen : «leve Gustaaf Adolf! !»<br />
Het is wonder, hoe het fanatisme zijn éigen belachelijkheden en<br />
tegenstrijdigheden niet inziet !<br />
Het lust ons echter de historie van dezen Gideon nog eenigszins<br />
nader te beschouwen ; zij is te leerrijk voor de kennis der Evangelische<br />
goede trouw !<br />
De edelaardige trooster der diepbedroefde Duitsehe „Evangelische<br />
broeders" had het niet noodig geacht, -- zelfs niet fatsoenshalve, -vooraf<br />
een oorlogsverklaring te zenden a.rn den keizer van het Roomsehe<br />
Rijk. Dit voegde allen, die een krijg aanvaardden vóór hem, dit<br />
hield men ook na hem voor betamelijk, ja, noodzakelijk ; de tegenstander<br />
wist dan ten minste, op welke wijze hij, bij inogelijkhe.id, de rampen<br />
van den oorlog zou kunnen afwenden en den verbittèrden vijand ver<br />
Maar Gustaaf Adolfs optreden was een „zending des herreels,"<br />
-zoenen.<br />
een zending van vrede en broederliefde en daarom mocht hij den kamp<br />
aanvaarden zonder eenige voorafgaande inlichtingen, verklaringen of<br />
wat dies meer zij !<br />
Toch achtte hij het niet geheel misplaatst, na zijne landing in<br />
cíe nabijheid der Peene, een manifest door Duitschland te zenden, hetwelk<br />
ieders verhard gemoed zou vermurwen, en iederen verstokten ongeloovige<br />
overtuigen zou van de edelaardigheid van -Zwedens onder<br />
-neming.<br />
Uit dit manifest moeten wij dus leeren, wat wij nog immer ver<br />
zoeken : hoe loflelijk de bedoelingen van Gustaaf Adolf waren, en-geefs<br />
hoe hij enkel optrad om de ,,Evangelische broeders te redden."<br />
Toch kunnen wij, met den besten wil ter wereld, in het gehe-ele<br />
manifest niets meer van dien aard vinden ; daar ontdekken wij wel 10<br />
redenen in, die den oorlogvoerder bewogen, om in het Roomsche Rijk<br />
te vallen, maar al die 10 redenen zijn van z u i v e r p o 1 i t i e k e n<br />
aard. Het heet wel in den aanvang van het fraaie document, dat de
188 --<br />
koning langen tijd de beden om hulp, die hem van Duitschlands gouwen<br />
werden toegestierd, geen gehoor had verleend, o m d a t h ij d e n<br />
lieven vrede niet wilde storen, — maar deze meer dan onbeschaamde<br />
onwaarheid heeft de geschiedenis sinds lang gebrandmerkt;<br />
bekend is het nu allerwegen, dat deze Gideon niet eerder optrad, daar<br />
de bondgenooten zijn heerschzuchtige eischen niet wilden inwilligen,<br />
en dat enkel Frankrijk, dat t o t e 1 k e n p r ij s Duitschland wilde ver<br />
eindelijk, door het toestemmen in de buitensporige voorwaarden-necíeren,<br />
van Zwedens koning, den overtocht van Gustaaf wist te bewerken. Dat<br />
geen e n k e 1 e Duit scher hem heeft geroepen, staat zoo vast als<br />
een paal boven water ; „dat de redder der Evangelischen" enkel zijn<br />
komst verdaagde uit liefde tot den vrede is, honderd redenen bewijzen<br />
het, opzettelijk bedrog.<br />
En inderdaad als dit het geval ware geweest, als Germanje<br />
smachtend naar den „redder" had uitgezien en hem sinds lang als de<br />
door God gezonden hulp had gewacht, had dan Noord-Duitschland, waar<br />
de Evangelischen in groote meerderheid waren, hem niet met open<br />
armen moeten ontvangen, jubelen bij zijne verschijning, hem dragen op<br />
de handen en allerwegen volgen zijn gezegende banier ?<br />
En toch dit geschiedde niet.<br />
De zuiver Luthersche hertog Bogeslaus van Pommeren bad den<br />
edelen Zweedschen geloofsheld, in Godsnaam zoo spoedig mogelijk weg<br />
te trekken ; dat hij op zijn gebied (Pommeren) geland was, dat vond hij<br />
reeds erg genoeg, maar hij bad en smeekte hem zoodra hij kon verder<br />
te tijgen met zijne scharen en hen niet te nopen, het zwaard op te<br />
nemen tegen den keizer en zijn vaderland. Vriendelijke ontvangst van<br />
dezen lang verwachten „redder der broeders."<br />
Naast Pommeren lag Brandenburg ; Gustaaf moest dit hertogdom<br />
noodzakelijk doortrekken om het keizerlijke leger te genaken. Nu zou<br />
ten minste de zwager van den koning van Zweden, de Evangelische<br />
keurvorst van Brandenburg, den edelen Gideon met open armen ontvangen<br />
en een goed onthaal bereiden ? Verre van daar ! Noch bloedverwantschap<br />
; noch Evangelische broeder-gezindheid konden hem bewegen om<br />
den vreemdeling als vriend te gemoet te treden, en hij bad hem drin<br />
te laten en zijns weegs te gaan. Maar dat was niet-gend<br />
hem met rust<br />
naar Gustaafs wenschen, en hij dwong de beide vorsten hem te steunen.<br />
Zoodanig was de eerste ontvangst van den „geloofsheld," ,,broederen-bevrijder."<br />
Geen enkel protestantsch vorst, — die de Zweedsche kanonnen<br />
niet te vreezen had, -- sloot zich bij Guslaaf aan, — geen enkele, lezer.
— 189 --<br />
Ja de toestand van den volkeren-redder werd zóó hachelijk, dat hij zich<br />
wel in Zweden had teruggewenscht !<br />
Maar nu wist Richelieu het in 1629 tusschen Frankrijk en<br />
Zweden voorloopig gesloten verdrag begin 1631 beslissend te doen bevestigen.<br />
Franseh ,geld stelde nu Gustaaf in staat, zijn rol van bevrijder<br />
verder te spelen.<br />
Dit redde Zweden. Een paar maanden later (21 April 1631) sloot<br />
zich de eerste Duitsche vorst, George van - Lüneburg, bij Gustaaf aan,<br />
eerst in het geheim, later openbaar. Nu traden ook andere vorsten<br />
toe ; eerst Hessen-Kassel en Weimar, en 13 September ook de keurvorst<br />
van Saksen. Door al deze, bondgenooten, die zich niet bij den Evangelischen<br />
Gideon hadden aangesloten om religieuze redenen, maar enkel<br />
omdat het hun duidelijk was geworden, dat deze veroveraar een man van<br />
ongeëvenaarde krijgstalenten was, van wiens zegepraal zij veel voordeel<br />
konden verwachten, — door al deze bondgenooten gesteund, bevocht<br />
Gustaaf in 1631 bij Breitenfeld eene beslissende overwinning op het<br />
keizerlijk leger. Thans stroomden de Evangelische vorsten van alle<br />
zijden toe en Gustaaf Adolf werd verheerlijkt als de redder des vader<br />
weinig zin deze lofprijzingen hebben, kan. uit het vooraf-lands<br />
; hoe<br />
wel blijken. En ook uit het volgende.<br />
Als de Zweed inderdaad de overtuiging had gekoesterd, dat de<br />
Duitsche vorsten hem als een „redder" hadden bejegend en ontvangen,<br />
dan had hid zich minstens na zijn beslissende overwinning bij Breiten -<br />
feld van hun vriendschap en trouw verzekerd geacht ; want dan ware er<br />
zeker toen geen enkele reden meer om te denken aan schroom en vrees<br />
bij de hem zoozeer genegen Evangelischen. Maar hij wist zeer goed, dat<br />
de protestantsche Duitsche vorsten hem enkel door den nood gedwongen<br />
volgden, bevreesd voor zijne wapenen en dreigementen.<br />
En daarom vertrouwde hij hen hoegenaamd niet.<br />
Om deze reden ontdeed hij zich van de Saksische „bondgenooten"<br />
en zond hen uit ter verovering van Bohemen, de keizerlijke<br />
erflanden ; hij verwachtte daardoor de klove tusschen den keizer<br />
en Saksens keurvorst nog te verbreeden. En hierin slaagde hij.<br />
Brandenburg, Pommeren, Mecklenburg enz. vertrouwde hij evenmin.<br />
Dit weten wij met de meest volkomen zekerheid uit de getu,genis<br />
van den Zweedschen koning zelf. Diens klacht hierover geuit, 10<br />
Juni 1632, laat over dit punt geen enkelen redelijken twijfel ; en toch<br />
stond hij in die dagen op het toppunt zijner macht. Welnu, op dat<br />
zelfde tijdstip onderhandelde hij met de notabelen van Neurenberg over<br />
een te sluiten bondgenootschap, en bij deze gelegenheid liet hij zich<br />
scherp uit over de onvertrouwbaarheid der vorsten van Saksen, Bran-<br />
-gaande
— 49Ö —^<br />
denburg, Mecklenburg, enz. enz. Is het te verwonderen ? En is de<br />
meening gewaagd, dat de Evangelische broeders de looze inzichten van<br />
den veroveraar begrepen en liever nog Ferdinand dan zulk een despoot<br />
en geweldenaar tot hun meester hadden ?...<br />
Hoogst zonderling mag dan ook den lezer, na van ' deze historische<br />
opmerkingen te hebben kennis genomen, het volgende bericht<br />
klinken uit een zeer Evangelisch blad van Saksen. (Duderstädler Kreis<br />
Dit orgaantje, — . wij halen het enkel aan als een staaltje, men-blatt).<br />
kan er honderd voor een vinden van dien aard, -- leidt zijn jubellied<br />
over de Gustaaf-Adolfffeesten ' aldus in :<br />
„Gustav Adolf Christ und Held,<br />
Rettete bei Breitenfeld<br />
Glaubensfreiheit für die Welt.<br />
Zoo luidt het opschrift op den gedenksteen te Breitenfeld, waar<br />
de Zwedenkoning . Gustaf Adolf na de schrikkelijke verwoesting van<br />
Maagdenburg door Tilly in den 30-jarigen oorlog zijn -eerste beslissende<br />
zege op de keizerlijken bevocht. Gustaaf Adolf, wiens toenmalig ingrijpen<br />
in de geschiedenis van Duitschland de verststrekkende gevolgen tot op<br />
den tegenwoordigen tijd gehad heeft, was een Christen en een held, een<br />
man uit één stuk ; aan hem was — zooals 'men pleegt te zeggen —<br />
iederé duim een koning. Hij was van edele geestdrift voor de zaak zijns<br />
geloofs bezield ; zijn g a n s e li e doen en denken was n a v o l g e n sw<br />
a a r d i g, milde menschlievendheid teekende zijn gelaat, gepaard met<br />
edelmoedigheid en zedelijken ernst.»<br />
De volgende twaalf opmerkingen liggen voor de hand :<br />
le. De brand van Maagdenburg kan niet dan met de meest<br />
opzettelijke kwade trouw op rekening van Tilly worden gezet ; het is<br />
immers na de geschiedkundige onderzoekingen, o. a. van Onno Klopp<br />
vastgesteld, dat Gustaaf Adolfs bevelhebber Falkenburg het vuur in<br />
Maagdenburg aanstak, en dat dit geschiedde op last van Gustaaf Adolf.<br />
2e. Deze Zweed mag Christen geweest zijn, toch verbiedt zijn<br />
hoogst onchristelijk optreden hem - als zoodanig te verheerlijken.<br />
3e. Hid heeft de geloofsvrijheid niet gered, want die was nooit<br />
verloren in Duitschland.<br />
4e. Hij deed al het mo gelijke om de vrijheid van Duitschland<br />
aan banden te leggen en het rijk onder zijn tyranniek beheer te brengen.<br />
5. Gustaaf Adolfs optreden heeft tot op den dag van heden<br />
hoegenaamd geen zegenrijke gevolgen gehad.<br />
6e. Hij was geen «held», maar een sluwe kuiper en geweldenaar.<br />
7e. Geen edele «geestdrift», maar lage zelfzucht dreef hem.
°w 19<br />
8e. Niet de zaak des geloofs, maar zijn heerschzucht bezielde hem<br />
9e. Zijn geheele «doen» is verfoeielijk geweest en dus verre van<br />
navolgenswaardig.<br />
10. Zijn denken, voor zoover wij het kennen, verkeert in denzelfden<br />
weinig benijdenswaardigen toestand.<br />
lie. Geen zweein van «menschlievendheid» teekent hem.<br />
12e. «Zedelijken ernst» heeft hij nooit getoond, wel koele wreedheid,<br />
b. v. bij den brand van Maagdenburg en de moordenarijen op duizenden.<br />
katholieken in Zweden,<br />
Ik zou wenschen het gezicht der Dudenstädter heeren eens te<br />
zien als zij deze 12 ontnuchterende antwoorden lazen !<br />
Maar wij moeten verder den tocht van den zegevierenden Evangelischen<br />
„bevrijder" volgen.<br />
De reeds besproken gecommandeerde inval van Saksen in Bohemen<br />
had, in Gustaafs oogen nog een andere bedoeling. De keizer moest<br />
door den keurvorst aangenaam en nuttig worden bezig gehouden, middelerwijl<br />
Zwederls Gideon naar Zuid-Duitschland zou tijgen met zijn<br />
reddende engelen om daar eenige rijke geestelijke goederen leeg te plunderen<br />
en hun ten buit te geven. De schatrijke panden van West-<br />
Duitschland werden daarna met hetzelfde hoogst Evangelische oogmerk<br />
bezocht en de kleinigheden, die Gideon daar zooal meester werd, zond<br />
hij maar vast, karren vol, naar Zweden. .Dat mochten de vriendelijke<br />
bondgenooten met leede oogen aanzien, er was niets aan te doen.<br />
Bovendien teekende zich immer scherper voor ieders blikken bet<br />
eigenlijke doel van den Zweedschen indringer. Hij had de onvoorzichtigheid<br />
zich te Neurenberg zeer ongunstig over zijne bondgenooten uit<br />
te laten, en dit was uitgelekt. Dat dit niet weinig kwaad bloed zette,<br />
begrijpt men!<br />
Maar, gelijk de protestantsche geschiedschrijver H. Leo ons<br />
mededeelt : „hij (Gust. Ad.) wilde de leenheerlijkheid over de landen<br />
„die aan de Oostzee liggen, en daarom wenschte hij, om aldus zijn heer<br />
Oostzee te bestendigen en te volmaken, de stiftslanden-„schappij<br />
over de<br />
„Brandenburg, Maagdenburg, Halberstadt, Mainz, Wurzburg, Bamberg,<br />
Spiers enz. enz. te bezitten." — Het ligt toch voor de hand, dat de<br />
respectieve beheerschers van genoemde stiftslanden met doze begeer<br />
niet zeer waren ingenomen ! !<br />
En men zegge niet : bet belang van het Evangelisch geloof<br />
eischte, dat Gust. Ad. de paapsche vorstendommen Mainz, Würzburg<br />
enz. behield ; want hierop kan men onmiddellijk het antwoord vinden.<br />
Ware het den „modernen Gideon" om de bevestiging der Evangelische<br />
macht te doen geweest, dan hadde hij in die veroverde rijkjes Evange-<br />
-lijkheid
_- X92<br />
lische D u i t s c h e vorsten moeten installeeren : op die wijze ware<br />
immers gezorgd voor den bloei der „Evangelische broederschap ", had<br />
de Gideon van het Noorden alle verdenking van zich afgekeerd, ware<br />
de volksgeest hem gunstigér gezind geworden, en de nationaliteit had<br />
geen afbreuk geleden door verbrokkeling van Duitschland onder Zweedsche<br />
„redders"-handen.<br />
Op zijn minst had de edelmoedige bevrijder toch Frederik van<br />
de Palts, die van 'het bestuur over Bohemen maar één winter genoegen had<br />
mogen beleven en daarom spottenderwijze de w in t e r k o n i n g werd<br />
geheeten, in eenige zijner verloren erflanden mogen herstellen, daar deze<br />
ongeluksvogel er niet slechts de zeer wispelturige kroon van Bohemen,<br />
maar ook de eenigszins soliedere kroon zijner eigene. landen bij had<br />
ingeschoten. Doch ondanks de dringendste beden wilde de Zweed van<br />
zulk een edelmoedigheid niets hooren ; hij verstond dat nu eenmaal<br />
anders ; en met een zeer geleerd gezicht uitte hij de meening : „dat het<br />
beter w s als hij het beste deel van de Palts maar hield."<br />
. Een wonder heer, die Gideon van het Noorden!<br />
Zoo dacht niet enkel Frederik van de Palts, maar ook moesten<br />
de eerste bondgenooten van den Zweed, de vorsten van Lüneburg,<br />
Weimar en Hessen tot die ervaring komen. Zij ook moesten ondervinden,<br />
dat de Evangelische held enkel zijn vrienden hielp, zoolang -zij„,them van<br />
dienst waren. Geen wonder dan ook, dat de geestdrift, voor zóover deze<br />
bestaan had, merkelijk- begon te verminderen onder de „vrienden” !<br />
Dit geschiedde vooral na de verovering van Frankenland, en<br />
bereikte zijn toppunt te Neurenberg, waar l& leger aan het muiten sloeg.<br />
De Fransche niet-evangelische, má'ar'., daarom toch niet minder<br />
welkome bond noot van den „volkeren-redder" mocht ook eindelijk<br />
leeren, wat vary hem te denken. Nadat de Franschen immers reeds op<br />
allerlei wij n :`de hooghartigheid van den Zweed hadden ondervonden,<br />
mocht edelijk Richelieu, op zijn vraag : „hoe ver Gustaaf Adolf van<br />
plan was zijre veroveringen door te zetten en waar hij zich had voorgen_omen<br />
de gi»enzen te stellen," het minder verkwikkelijk dan onverdiend<br />
antwoord ontvangen: „zoover mijne belangen het mij voorschrijven."<br />
Dat opende Richelieu wel is waar de oogen, maar hij was ge<br />
wilde hij zijn politiek doel bereiken, Gustaaf Adolf te blijven-dwongen,<br />
steunen.<br />
(Wordt vervolgd.) LOP. V. AMSTEL.<br />
INfIO7D. De ernst der _wetenschap. — Honoraria van Socialisten, door Geos. ---<br />
De Gustaaf-Adolffeesten, door Lod. v. Amstel,
:7e Jaargang, .J4 53, 1 A2•i! 1895.<br />
HST D'0 -MFERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN.<br />
NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz. te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i.— ; fr. per post f 1.25 ; buitenland<br />
f i.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
<strong>HET</strong> HUWELIJK IN FRANKRIJK.<br />
Met het huwelijk, den grondslag van het gezin, dat op<br />
zijn beurt weer het. fondament is van (Ie heele ordelijke samen<br />
tegenwoordig in Frankrijk treurig gesteld. Afgezien-leving,<br />
is het<br />
nog van het feit, dat het aantal huwelijken gestadig afneemt,<br />
daar velen zich liever met een onwettige samenwoning voor<br />
zoo lang het hun lust vergenoegen, moet geconstateerd worden<br />
dat de plechtig gelegde huwelijksknoop meer en meer met de<br />
grootste lichtvaardigheid verbroken wordt. Het aantal echt<br />
vermeerdert met den dag.<br />
-scheidingen<br />
Hint ic wpl d m. npitP w rd_ d f nnr»ctharrnrl vArcpli;n_<br />
sei eens opmerkzaam na te ga;<br />
staf voor de beoordeeling van i<br />
pelijke orde in een land, dat<br />
gelukkig en groot was door<br />
Christendom, maar nu, na zich<br />
Kerk onttrokken te hebben,<br />
De Kerk alleen toch kor<br />
waarborgen, en zij waakte d<br />
middelen, die haar ten dienst(<br />
van staatswege niet langer noc<br />
niet verbeelden, dat zij alleen<br />
nissen kon tot stand brengen.<br />
niet mee moeien ; de Staat<br />
zouden alleen de huwelijken<br />
zijn ; wilden de gehuwden o<br />
zegen der Kerk afroepen, dat<br />
n: het. levert den besten maate<br />
zedelijkheid en de maatschap -enmaal<br />
bloeiend en welvarend,<br />
.n zegenrijken invloed van het<br />
aan de moederlijke leiding der<br />
ijn ondergang t.e gemoet loopt.<br />
de heiligheid van het huwelijk<br />
arvoor met alle zorg, met alle<br />
stonden. Maar die zorg werd<br />
lig geacht. De Kerk moest zich<br />
duurzaam heilige echtverbinte-<br />
Veeleer moest zij zich daar heel<br />
on dat zelf wel af. Voortaan<br />
door den Staat gesloten geldig<br />
hun verbintenis ook nog den<br />
fond hun vrij ;maar waarde had
die sanctie niet. Het huwelijk was niet langer een sacrament<br />
der Kerk, maar eenvoudig een burgerlijk contract, tegenover de<br />
ambtenaren van den burgerlij lien stand aangegaan. En gelijk<br />
de burgerlijke overheid de huwelijken sloot, kon zij ze natuurlij<br />
k weer ontbinden ook. Dat was veel eenvoudiger dan de<br />
lastige dwang der Kerk, die de gehuwden verplicht voor het<br />
leven aan elkander verbonden te blijven. Het burgerlijk Imwelijk<br />
met zijn vrije speling was oneindig gemakkelijker. Als<br />
de Kerk met haar hinderlijke inmenging maar geweerd werd,<br />
(Ian zouu men eens zien welk een gelukstaat het volk te wachten<br />
stond ! De statistiek der echtscheidingen levert de sprekendste<br />
illustratie op de zegeningen van het burgerlijk huwelijk.<br />
Van 1884 tot 1892 verder gaat de statistiek voorloopig<br />
niet openbaart zich een schrikbarende stijging. Terwijl in<br />
het eerstgenoemde jaar het getal echtscheidingen I700 bedroeg,<br />
was het in 1885 en '86 al tot 4600 geklommen; in '87 en 88<br />
bedroeg het 6000, in '89 7000, om in de jaren '90 en '91 liet<br />
cijfer van 7500 te bereiken. Dat maakt samen niet minder<br />
(Jan 40.000 echtscheidingen in acht jaren tijds ! En wie schat<br />
al het huiselijk verdriet, al de ellende en treurige verlatenheid<br />
der ongelukkige kinderen, al de verdeeldheid en jammerlijke<br />
krakeelen in de families, die door dat schrikkelijke cijfer van<br />
40.000 vertegenwoordigd worden!<br />
Vóór de invoering der wet op de echtscheiding ging het<br />
aantal scheidingen van tafel en bed gemiddeld de 3000 per jaar<br />
niet te boven. Zulke scheidingen lieten nog de mogelijkheid<br />
van verzoening en hereeniging open; de Kerk kon nog haar<br />
heilzamen invloed aanwenden om de echtgenooten weer tot<br />
elkaar te brengen. Maar dat was niet noodig : de wijze regeerders<br />
ven Frankrijk achtten het wenschelijk, den band des<br />
huwelijks zoo los mogelijk te maken en schenen er liefhebberij<br />
in te hebben, dien om de nietigste beuzeling maar weer te<br />
verbreken.<br />
Het blijkt toch dat de rechtbanken er al heel gauw toe<br />
overgaan, een echtscheiding uit te spreken. Van de 100 aan -vragen<br />
worden er, volgens de statistiek, niet minder dan 93<br />
snaar op staanden voet ingewilligd. Wat is er ook aan een huwelijk<br />
gelegen ! De Staat sluit en ontbindt ze naar hartelust:<br />
liet is maar een kleine formaliteit zonder beteekenis.<br />
Daarentegen hebben de wijze rechters, zooals ook uit de<br />
statistiek blijkt, niets op met de aanvragen om scheiding van<br />
tafel en bed. Dat vinden zij blijkbaar maar half werk.<br />
Van de 1000 huwelijken, die er op liet oogenblik in
Frankrijk worden gesloten, worden er 24 ontbonden, terwijl<br />
dat cijfer tien jaar geleden nog maar IA bedroeg. Hoeveel zal<br />
het in de twintigste eeuw wezen '? Als het in dezelfde verhouding<br />
stijgen moet als tot dusver, is het einde er van niet te<br />
Diezelfde statistiek levert nog meer interessante kÜzonderheden.<br />
Zoo blijkt het dat de echtscheidingen het meest<br />
worden aangevraagd vijf jaar na de sluiting van het huwelijk.<br />
Er zijn evenwel ook paren genoeg, die het zoo lang niet uithouden,<br />
getuige de geruchtmakende scheiding, onlangs uitgesproken<br />
tusschen den zoon van Alphonse Daudet en de kleindochter<br />
van Victor Flugo, die. als we ons niet vergissen, al<br />
binnen een paar jaar tot de ontdekking kwamen dat hun beider<br />
humeur niet overeen te brengen was. Er zijn ook haastigeiui.<br />
die binnen het half jaar een einde maken aan hun huwelijksleven;<br />
anderen, die er erg lang over denken, en ze1f na de<br />
gouden bruiloft nog scheiding aanvragen.<br />
Het grootste aantal echtscheidingen - en dit is heel<br />
opmerkelijk - komt voor onder den werkrnanssiand ; niel<br />
minder dan 42 ten honderd. De hoeren daarentegen leveren<br />
tot de statistiek het zwakste contingent, namelijk 7 ten honderd.<br />
Een treurig feit is het daarbij dat de meeste paren, die scheiding<br />
aanvragen, kinderen te hunnen laste hebben. Die zonder<br />
kinderen blijven voor het meerendeel bijeen.<br />
En nu de redenen. Verreweg de meeste echtscheidingen<br />
worden aangevraagd wegens grove beleedigingen en zware<br />
mishandelingen, namelijk 35.000; dan lomt overspel van de<br />
vrouw, waardoor 7000 aanvragen gemotiveerd worden ; overspel<br />
van den man komt maar bij 3000 aanvragen als reden voor.<br />
Moet men daaruit opmaken dat de mannen trouwer, of dat de<br />
vrouwen toegevender zijn? Daarin willen wij ons maar niet<br />
verdiepen.<br />
FIel grootst aantal echtscheidingen komt voor te Parijs,<br />
dat meer dan twee derden van het heele cijfer voor zijn rekening<br />
krijgt; dan volgt het departement der Aube, terwijl in het<br />
katholieke Bretagne en in de eenvoudige bergstreken het huwelijk<br />
nog het meest geëerbiedigd wordt. In het departement<br />
Lozère werden in zeven jaren tijds maar negen echtscheidingen<br />
aangevraagd.<br />
Ten slotte verdient nog deze opmerking de aandacht:<br />
het aantal echtscheidingen houdt bijna overal gelijken tred met<br />
dat der zelfmoorden. Daaruit mag zeker wel besloten worden,<br />
dat beide verschijnselen de wrange vruchten zijn van denzeifden<br />
boom, namelijk de ontchristelijking. Dat het ongeloofde grootste
__ 496 ._<br />
schuld heeft aan de ongelukkige huwelijken, blijkt ook hieruit<br />
dat zij op het meerendeels nog trouw katholiek gebleven platteland<br />
het minst voorkomen en daarentegen het meest te Parijs,<br />
dat middelpunt der ontchristelijking en daarmee der ontzedelijking,<br />
terwijl zij zich vooral voordoen in de werkmansklasse,<br />
die dank aan de onchristelijke school en de opruiingen der<br />
socialisten het meest van den godsdienst is vervreemd.<br />
Ons dunkt, al deze feiten zijn wel geschikt de oogen te<br />
openen van de wijsgeeren en vrijgeesten, die meenden de zedelijkheid,<br />
de orde en het geluk des volks te kunnen verzekeren<br />
buiten den heilzamen invloed der Kerk orn. De bekende<br />
Jules Simon inzonderheid, die zooveel opheeft met het huisgezin,<br />
maar ook van de Kerk niet weten wil, kan er veel uit<br />
leeren. Hij heeft in het geval van Ernest Daudet en Jeanne<br />
Hugo een kostelijk lesje gehad. Dat huwelijk had hij zelf, om<br />
zoo te zeggen, ingezegend met een leekepreekje. De Kerk bleef<br />
natuurlijk geheel buiten spel. De jonggehuwden konden. het<br />
best zonder den zegen des priesters af. Zij zouden eens toonen,<br />
dat een minnend paar, om gelukkig te zijn, den pastoor niet<br />
noodig heeft. Jules Simon deed dat in zijn speech behoorlijk<br />
uitkomen : het gold hier een soort van anti-clericale manifestatie.<br />
Welnu, het is een korte vreugd geweest : de leekenzegen<br />
van Jules Simon heeft bitter weinig geholpen evenals de sacramenteele<br />
formule van den maire. En als de oude wijsgeer<br />
en opmerker de statistiek der echtscheidingen eens wil bestudeeren,<br />
moet hij, dunkt ons, wel tot de conclusie komen, dat<br />
als men het gezin, dien grondslag der heele maatschappelijke<br />
orde, wil bevorderen, daartoe maar één afdoend middel is,<br />
namelijk het heilig en onschendbaar, dat is het christelijk<br />
huwelijk.<br />
Door het huwelijk aan de heiliging der Kerk te onttrekken<br />
en het tot een louter burgerlijke overeenkomst te maken,<br />
heeft men het zijn gewijd karakter ontnomen, het onteerd en<br />
verlaagd, zoodat de eerbied onder het volk voor de verheven<br />
instelling op den duur volslagen te loor zal gaan. Dan eerst<br />
zal men het gewonnen hebben : als het gezin zal zijn uiteen -gerukt,<br />
alle banden van zedelijkhei d zullen verbroken zijn en<br />
de vrije liefde naar hartelust zal heerschen, dan zullen de vijanden<br />
des Christendoms hun zegepraal vieren, maar wee dan de<br />
arme wereld ! Zij zal er erger aan toe zijn dan in de. tijden<br />
van het cyniekste en zedelooste heidendom ; want zelfs in de<br />
perioden der diepste verlaging heeft altijd het huwelijk nog als<br />
iets eerbiedwaardigs gegolden, terwijl het er nu kennelijk op<br />
toe gelegd wordt, het lichtvaardig onder den voet te treden.
197 —<br />
IJ 0 G I C A.<br />
De stapel papier, ter verdediging van Multatuli beschreven, is<br />
met 73 bladzijden klein octavo. aangedikt door H. C. Douwes Dekker,<br />
oom-zegger van den schrijver der Ideeën en ambtenaar te Palembang.<br />
Het boekje draagt den weidschen titel: „Het Vonnis van G. Jonckbloet<br />
over Multatuli Herzien."<br />
Gij ziet, er wordt cassatie aangevraagd ; en deze is gegrond op het<br />
feit, dat Jonckbloet's uitspraak indruischt tegen de wetten der gezonde<br />
critiek. Dit zal de verdediger des aangeklaagden bewijzen door aan te<br />
toonen, dat het den pastoor aan eerlijkheid en logica ontbreekt.<br />
Reeds in het „Voorwoord" wordt ons gezegd, wat wij door een<br />
eerlijke handeling te verstaan hebben. „De handeling is eerlijk, als het<br />
geweten van den persoon (die ze stelt, zal er wei onder begrepen worden)<br />
haar volkomen verantwoord vindt." Bevreesd, dat de lezer, „al te veel<br />
geneigd is (de eerlijkheid) in eenigzins absoluten zin op te nemen," is<br />
Dekker zoo vrij haar zoo subjectief mogelijk voor te stellen ; niet be-<br />
,vroedend, dat op grond zijner eigen definitie hem het recht van oordeel<br />
over Jonckbloet's eerlijkheid ontzegd zal worden. Immers, indien het<br />
geweten des handelenden persoons de eenige maatstaf der eerlijkheid is,<br />
kan de oneerlijkheid van den pastoor nimmer door den schrijver van<br />
„Het Vonnis" bewezen worden, daar hij wel nooit één bewijs zal kunnen<br />
bijbrengen voor de stelling, dat Jonckbloet's geweten zijn bewering niet<br />
volkomen verantwoord vindt. Dat verantwoord vinden toch hangt uit<br />
af van het geweten des schrijvers, dien H. C. nimmer gezien en-sluitend<br />
nog minder doorgrond heeft. Hoe wil hij dan oordeelen over de eerlijkheid<br />
des pastoors?<br />
Waar zulke princiepen voorop gesteld zijn, mag men conclusies<br />
als deze niet absurd noemen : „De waarde van eenig factum hangt geheel<br />
af van beweegredenen en omstandigheden," (waaruit volgt) „dat eei^<br />
moord een heldendaad kan wezen" (45). „Overspel doet den man niet<br />
dalen in de achting van zijne vrouw." (64).<br />
Gevoelde de Neef van den Grooten Oom, dat hij der eerlijkheid<br />
van Jonckbloet, uit kracht der bepaling door hem van deze deugd gegeven,<br />
weinig afbreuk kon doen ? Best mogelijk : ten minste zij heeft van<br />
zijn slagen weinig geleden. Zooveel te meer moet het de logica van<br />
den pater ontgelden.<br />
Logica ontbreekt P. .1. Jammer dat in het „Voorwoord" de definitie<br />
van logica vergeten werd. Doch: „Val niet, lezer ! definities zijn
198 ---<br />
moeielijk," staat er op bid. 57. Intusschen hebben wij reden te verwachten,<br />
dat H. C. ons vergasten zal op echte logica.<br />
Mag ik er u een proefje van voorzetten?<br />
De toenmalige Demang getuigde aan Jonckbloet, dat Dekker<br />
„doodgewoon" gesproken had en dus „de vermaarde toespraak" niet gehouden<br />
heeft. Maar H. C. „hoorde -steeds getuigen .... dat Multatuli<br />
zeer wel bespraakt was en weinig „doodgewoon." Dus moet zeer waar<br />
dit te meer, „daar de meeste hoofden van het door hem-schijnlijk<br />
--- en<br />
(M) gebezigde Maleisch weinig hebben begrepen," -- het bagimana biasa<br />
sadja niet door „doodgewoon," :naar door „zooals gewoonlijk" vertaald<br />
worden. Deze redeneering latend voor wat zij is, vraag ik, hoe de<br />
Demang, die Multatuli voor het eerst hoorde, kan spreken van „zooals<br />
gewoonlijk ?"<br />
Nog een staaltje !<br />
Jonckbloet zoekt een, -- niet het eenige -- bewijs voor zijn stel<br />
„Multatuli is geen man der ware wetenschap," hierin, dat geen-ling<br />
:<br />
schrijver van gezag den maker der Ideeën als gezaghebbend getuige<br />
aanhaalt. Maar zijn bekrompenheid wordt door den Neef terechtgewezen<br />
op bladz. 17. „In wetenschappelijke werken ligt het zeer voor de<br />
hand, dat men zoo min mogelijk aanhaalt uit andere, die niet speciaal<br />
dat deel der menschelijke kennis inhouden, hetwelk wij wenschen te<br />
behandelen."<br />
„Wetenschappelijke werken" staat er zonder limitatie. Derhalve<br />
heeft Multatuli geen deel der menschelijke kennis „speciaal" beoefend,<br />
want hij wordt in geen wetenschappelijk werk aangehaald. En toch Oom<br />
geeft zich gaarne uit voor wijsgeer en zedenhervormer, en Neef gelooft<br />
het zoo gaarne (zie bladz. 59, 60). Dus is hij „een potsenmaker en niets<br />
meer", mag J. uit de woorden van Neef-lief besluiten.<br />
Heel logisch is het, dat onze pastoor uit Van Keymeulen's betoog<br />
„halve bladzijden weergeeft" (18) ; maar minder logisch is het ver<br />
beweegredenen, die Jonckbloet daartoe hebben aangezet.<br />
-zwijgen van de<br />
Ik zal Dekker even aanvullen. „Ik bid mijne lezers ... aanteekening te<br />
houden van liet feit, dat .... de Nieuwe Rotterdamsche Courant openlijk<br />
bekent ... dat het (V. Keyrn.eulen's artikel) over Multatuli oordeelt, zooals<br />
in onze dagen over Multatuli geoordeeld moet worden." (Jonckbl. p. 86) De<br />
bekentenis van vrienden is een zwaar argument voor den tegenstander;<br />
ook volgens de logica. Douwes Dekker schijnt dat niet te weten.<br />
„Maar wat te denken," zoo vraagt hij op de volgende pagina,<br />
„van een redeneerkunde, die ruim gebruikt maakt van een betoog, waarvan<br />
men de conclusie over boord gooit ?" Dat het geoorloofd is uit<br />
goede premissen -- en op die van Van Keymeulen weet Dekker niets
- 199 -<br />
af te keuren - een goede conclusie te trekken, zelfs dan, als een Van<br />
Keyrneulen uit die goede bewijsgronden slecht concludeert. Pagina 21.<br />
Nadat de pastoor heeft verklaard:<br />
,,Den lof verkondigen van Multatuli's stijl ware water dragen<br />
naar dcii Oceaan," kan hij waarlijk niet nalaten zijn zeer gunstig oordeel<br />
uit te spreken en eenige „voortreffelijke eigenschappen" zijner stilistiek<br />
op te sommen.<br />
En eene andere uitspraak luidt:<br />
Le style, c'est l'homme.<br />
Wij hebben dus deze inductie . Le sly le, c'est l'homme. Aequi<br />
Multatuli's stijl heeft voortreffelj ke eigenschappen. Ergo de mensch<br />
Multatuli heeft voortreffelijke eigenschappen. Waarom niet liever tot<br />
,,minor" genomen deze woorden van J. op pag. 70 aangehaald:<br />
(Multatuli's proza is) ,,zóó melodieus, zóó natuurlijk, zóó aan<br />
grijpend klankvol, dat het kost aan het hart zieh aan hare betoovering<br />
te ontscheuren." Dan had de schrijver deze heerlijke conclusie mogen<br />
maken : Ergo het kost aan het hart zich aan de betoovering, die van Muh<br />
tatuli als mensch uitgaat, te ontscheuren<br />
Heeft de pleitbezorger er aan gedacht, wat gevaarlijk wapen tegen<br />
zich zelven hij ons hier in handen geeft ? Alvorens den minor zoo op<br />
te zetten : H. C. Douwes Dekker heeft hoegenaamd geen stijl, zal ik hem<br />
met een paar voorbeelden •- Ik kan het heele brochuurtje niet naschrij<br />
ven - bewijzen. Bladz. 10: „Afgescheiden van de houding, die de Resident<br />
daarbij heeft aangenomen ; het bezoek op zieh zelf moet lieden, dio<br />
zich wenschten te beklagen, meer dan ooit hebben doen afschrikken van<br />
de poging recht te zoeken, hun, die reeds hunne verklaringen voor Dekker<br />
hadden afgelegd, de overtuiging geschonken hebben, dat van de regeering<br />
niet te wachten was, dat zij recht zou doen." En op bladz. 55. Op de .. Brieven"<br />
teruggekomen, meent Jonckbloet, dat zij niet aan de hoogste eisehen<br />
der kunst voldoen, en met hem ziet misschien het meerendeel der lezers<br />
zich in dit opzicht bedrogen in zijne verwachtingen, gekoesterd zonder<br />
te bedenken, dat zoo hooge eischen niet mogen gesteld worden aan<br />
werk, dat uit den aard der zaak in den regel ,,spielerei" moet zijn geweest."<br />
Nu luidt ons syllogismus : Le style, eest l'honmrne. Atqui H. C.<br />
Douwer Dekker bezit geen stijl. Ergo etc.<br />
't Is hard, maar de logica des schrijvers geeft er ons het recht toe.<br />
Veel logica heeft H. C. noodig om de „treurige contradiction"<br />
in „Principes heb ik niet" en „mijne.... vurig aangekleefde principes".(57)<br />
door een eenvoudig : „Nu is het, dunkt mij, duidelijk" weer te cijferen.<br />
Nu iets bijzonder fraais!<br />
„Kort daarna las ik een critlek op Kielstra's betoog, zoo bedaard,
— 200 ---<br />
maar tevens zoo ad rem, dat he mij zeer spijt niet in de gelegenheid<br />
te zijn liet terug te vinden" (Wat ? Het betoog of de critiek ?) „De lezer ,<br />
die niet weet wat ik bedoel, zal niettemin allicht het-bewuste stuk kun<br />
opsporen.'' Aldus p. 45. Wij worden tot speurhonden „fijn ras" ge-<br />
-ncn<br />
promoveerd ; doch dat is bijzaak. Bladzijde 49-redeneert : „Beantwoord<br />
voor u zelf deze vraag, lezer, nadat gij de repliek op Kielstra's artikel,<br />
waarop ik boven''doelde, zult hebben gelezen."<br />
Die dit schreef, maakt er Jonckbloet, ofschoon deze naar V. Keymeulen's<br />
artikel verwijst, een groof verwijt van, geen „contradictions"<br />
aan te halen.<br />
Hier worden wij verzocht over de naïveteit der Heeren Van der<br />
Ven en Michiels te oordeelen, na lezing van het artikel, waarop Dekker<br />
boven doelde ; maar dat hij zelfs niet bij naam weet aan te duiden.<br />
Als Dekker zijn lezers zóó goed geloovig waant, waarom dan niet<br />
liever deze schakelrede opgezet; zij zou even geloovig worden aangenomen.<br />
Daar is veel „zóó bedaard, maar tevens zóó ad rem" over Multatuli geschreven.<br />
Ik kan het niet vinden ; want ik weet niet waar ik het zoeken<br />
moet. Gij zult het „allicht.... kunnen opsporen." Dus zult gij mij wel<br />
willen gelooven, als ik op grond van dit alles beweer, dat Jonckbloet's<br />
geschrijf over Multatuli onlogisch is. -- Waarom niet? 't Is zoo wat<br />
korter geredeneerd, maar in denzelfden trant.<br />
M. Dekker maakt bovendien zóó ijverig gebruik van beweringen<br />
zonder bewijs, (b. v. op bladz, 19. 49, 53, 54, 65) dat het alleen met een<br />
definitie, als door hem van de eerlijkheid gegeven werd, nog mogelijk<br />
is eerlijk te schijnen.<br />
De logica stelt allen gelijke wetten. Wat men in anderen wraakt,<br />
mii oet men zelf het eerst vermijden.<br />
Pag. 48 en 49 zullen ons vergasten ep twee goocheltoeren.<br />
Jonckbloet haalt tegen Multatuli als mensch aan het leven, door<br />
hem te Natal geleid. Doch dat is niet logisch volgens H. C., want de<br />
ontvangst, die Van der Ven bij den „exentrieken lord" te beurt viel:<br />
„Komt niet te pas". Waarom niet ?....<br />
Van Multatuli's schandelijk gedrag ten huize van zijn vriend<br />
Hébert geldt het: ,Een oordeel heeft overigens weinig waarde, als wij<br />
niet meer weten dan een feit, dat misschien nog onjuist is voorgesteld."<br />
Dat onbewezen „misschien" maakt alles goed !<br />
Lees na deze toeren de geestige vergelijking van bladz. 70:<br />
„Zoudt gij het mogelijk achten,.... dat een acrobaat sierlijke bewegingen<br />
maakt, terwijl hij geestelijk een zwakke nul is ?"<br />
Een fijnere logica nog zal H. C. gebruiken om te bewijzen, dat<br />
Mult tuli zich aan de edele Tine niet vergreep. Als bewijsgrondden
— 201 .._.<br />
zullen daarvoor dienst doen : 1Q. Het artikel der wet : „Geen vervolging<br />
heeft; plaats, dan op klachte van den beleedigden echtgenoot." (62)<br />
2°. Eene schilderij in de Kalverstraat eenmaal ten toon gesteld ; (63)<br />
30. „Overspel doet den man niet dalen in de achting der vrouw" : vraag<br />
het aan de dames en gij zult zien, dat ik waarheid spreek; (64) 40. Jaloezie<br />
is op straf van kinderachtigheid aan „vrouwen uit den beschaafden<br />
stand vooral" verboden. Dus M. is niet schuldig ; ja, zelfs buitengewoon<br />
braaf, want : hij had zoo innig medelijden met Tine en zou ze, o zoo<br />
gaarne ! weer tot zich genomen hebben, maar hij mocht Mimi niet overlaten<br />
„aan de naastenliefde der christenen." (66) „Een beschaafde vröuw,<br />
wier pruderie mij niet in den weg stond in haar bijzijn Multutuli te....<br />
te verdedigen, liet zich ten slotte eenigzins overtuigen". (64) Wij<br />
heelemaal ! !<br />
Het eenige wat H. C. toegeeft aan „eene beschaafde vrouw" is :<br />
„Multatuli had" (zijne levenswijze) „voor Tine verborgen moeten houden."<br />
(65) Ik had óók dit met zulk princiep van eerlijkheid maar goedgekeurd.<br />
„Neef-lief", zou Oom zeggen, leefde hij nog, „uwe definitie der<br />
Eerlijkheid rechtvaardigt mij beter dan zeven bladzijden over „Liefde"<br />
Waarom niet gezegd, dat nlijn geweten het zóó volkomen verantwoord<br />
vond ? Dat ware korter en meer logisch. Het citaat uit de Ideëen `59-60)<br />
zon het onomstootbaar bewijzen. Nu bewijzen die bladzijden slechts,<br />
dat gij niet vreest,^ als Jonckbloet, „een blos te zullen jagen naar de -<br />
wangen der onschuld" (59) en : „Er ligt genot in dien blos" t60) voor<br />
sommige menschen.<br />
Wij krijgen voor nagerecht nog wat vermakelijke logica.<br />
Jonckbloet wordt de bevoegdheid ontzegd, om over Multatuli als<br />
mensch te oordeelen.<br />
Luister ! «Als er verstokte vakmannen zijn onder de lezers van<br />
Jonckbloet, loopt hij gevaar, dat zij hem uitsluiten van oordeel over<br />
liefde op grond van zijn stand » (68) «Cherchez la femme» is de sleutel,<br />
dien men bij het ontsluieren van Multatuli's leven aanhoudend bij de<br />
hand dient te hebben. Zeer juist, maar wie daarop laat volgen : Welk<br />
een apostel der waarheid ! ..... is een célibatair.» (70).<br />
't Kan nog vermakelijker ! J. zou «zich vermoedelijk aan ver<br />
te buiten gaan door de cellulair gevangen papieren kin-<br />
-draagzaamheid<br />
deren (Ideeën etc) weder in vrijheid te stellen en hun nogmaals zijne<br />
aandacht waardig te keuren.<br />
Hij zal het echter nalaten om geen gevaar te loopen als een<br />
verbasterde zoon beschouwd en uit de familie gebannen te worden.<br />
Daarmede zou de moederkerk een harer beste kinderen ver<br />
-liezen.» (72)
-- 202 ---<br />
Commentaar op deze logica zou het genot verminderen.<br />
Aan de explicatie van Idee 537 (13) en 934 (57) zooviel als aan<br />
de «blok-geschiedenis» (46) etc. etc, zou de gezonde logica heel wat te<br />
knagen hebben. Doch genoeg.<br />
Mag . ik nog een paar woordjes van H C. aanhalen ? Zij staan<br />
op bladz. 26. «Waarlijk met zulke logica is het niet moeilijk een edel<br />
karakter den schijn te geven van een schurk, een uil te doen proruoveeren<br />
tot geleerde.»<br />
H. C. Douwes Dekker eindigt zijn pleidooi voor «den man, die<br />
het geloof aanviel met zooveel succes» (3) met «Een voorstel vonnis.» (73)<br />
Ik , kan mij voorstellen, dat de rechtbank van de eerstvolgende generatie,<br />
waar voldoende eenstemmigheid zal zijn bereikt, dit korter vonnis vellen zal.<br />
De rechtbank samen gekomen, «opdat uit de samenvloeiing van<br />
de kleuren van den regenboog het kleurlooze licht geboren worde in<br />
zake Multatuli.»<br />
Gelezen «Het Vonnis .... Herzien,»<br />
Overwegende het geheele gemis aan logica,<br />
Oordeelt het boekje van H. C. Douwes Dekker met 75 cent te<br />
duur. betaald.<br />
Epi.<br />
<strong>HET</strong> „VLAMMETJE" VAN DE GIDS.<br />
De Gids, volgens eigen bekentenis een „tijdschrift of old standing",<br />
is op zijn ouden dag ontstemd, erg verdrietig over het gedrag zijner,<br />
gelijk hij zegt, „zalmkleurige zuster", de Revue des deux mondes.<br />
De Visite au Vatican van den redacteur Ferdinand Brunetière,<br />
waarmede de nieuwe jaargang geopend werd, heeft hem wrevelig gemaakt.<br />
En nu hij zich buitendien ziet blootgesteld aan de pijltjes van sommige<br />
kwaadwilligen, die durfden schrijven, dat „men bij 1)e Gids meer en meer<br />
neiging tot navolging en diefstal is gaan opmerken", en dat „de goedige<br />
Gids er van houdt om niemand te heeten liegen en zich zelf te eeren"<br />
— nu raakte geduld en goedigheid uitgeput en moest Brunelière en de<br />
Revue des deux mondes het ontgelden.<br />
Hoe verbolgen ook, laat echter deze bedaagde broeder, bij de<br />
bestraffing zijner zalmkleurige zuster, zich niet door drift vermeesteren,<br />
maar betracht de voorzichtigheid en vindt daardoor het gelukkige middel
--- 203<br />
zijn wrevel te luchten en nog instemming en bijval te vinden bij het<br />
„wetenschappelij k" publiek.<br />
Voorzichtigheid toch was strenge eisch. Een ondoordachte,<br />
onstuimige boetpredikatie kon ernstige gevolgen hebben, die juist op<br />
het hoofd van den prediker neerkomen en hem weinig eeren zouden.<br />
Immers, hoe men over Brunetière's artikel oordeele, -- wij voor<br />
ons willen zelfs gaarne erkennen dat het in zijn geheel noch onze goedkeuring,<br />
noch onze instemming wegdraagt -- zeker is het, dat deze<br />
geestverwant van de voorstanders der zoogenaamde wetenschap verklaringen<br />
heeft neergeschreven, bekentenissen afgelegd, die aan De Gids<br />
van zulke zijde allerminst welkom zijn en die het niettemin moeilijk<br />
valt eenvoudig te ontkennen.<br />
Brunetière verklaart, dat de wetenschap in haar strijd tegen het<br />
geloof zooal niet geheel bankroet geslagen, dan toch gedeeltelijk failliet<br />
geleden, in allen gevalle het in haar vroeger gestelde, onbegrensd ver<br />
verloren heeft. Dit is een feit, dat De Gids niet kan loochenen.<br />
-trouwen<br />
Brunetière verklaart verder, dat de wetenschap in 't algemeen,<br />
of de verschillende wetenschappen in 't bijzonder, onmachtig als zij zijn<br />
eenig antwoord te geven op de vragen, die eigenlijk alleen belang inboezemen,<br />
zich geenszins, gelijk zij honderd jaar lang gedaan hebben, het<br />
recht mogen aanmatigen het tegenwoordige leven naar hare beginselen<br />
te regelen.<br />
Hiertegen vindt De Gids evenmin iets aan te voeren.<br />
En als Brunetière aan de andere zijde aan de katholieke Kerk zijn<br />
lof niet onthoudt, doch in haar degene ziet, die veel goeds kan stichten<br />
in dezen veelbewogen en onrustigen tijd ; als hij baar roemrijk Opper<br />
prijst, „die niets van de rechten der Kerk, niets van het leerstellig-hoofd<br />
gezag prijs geeft, die met vaste hand Petrús' scheepje stuurt op de<br />
woelige zee, dien noch de hevigheid der Stormen, noch de woede der<br />
golven, noch het geroep der schepelingen, bekommerd over zijn kalme<br />
stoutheid, een oogenblik kunnen afbrengen van zijn doel" -- als Brunetière<br />
dit alles erkent en met hem ieder onpartijdige, hij zij vriend of vijand,<br />
instemt, dan is de kunstgreep : eerst zich te blinddoeken en daarna te<br />
verklaren het goede en edele niet te zien, waarlijk al te gewaagd.<br />
In zijne • bedachtzaamheid echter en geleerd door langjarige<br />
ondervinding, ontdekt De Gids een ander, even doeltreffend middel, om<br />
Brunetière en diens artikel voor zijn lezers onschadelijk te maken. En<br />
dit -- het moet gezegd — vertoont wel eenige gelijkenis met : eigenlijk<br />
niemand te • heeten liegen, maar toch instemming en bijval te winnen<br />
voor het beoogde en er buitendien een weinigje eer bij in te leggen.<br />
Algemeen erkende feiten eenvoudig ontkennen was onmogelijk,
- 20.4 --<br />
Doch den draak met iemand steken ; de waarheid, in een vreemdsoortig<br />
waas gehuld, of met leugen vermengd voorstellen en aldus de lachspieren<br />
in beweging brengen valt gemakkelijker, treft meermaals zekerder doel.<br />
Daarom werd tot dit laatste besloten.<br />
En zoo kwam deze wrevelige aristocraat of old standing er toe,<br />
zijn stemmig karakter een oogenblik te verloochenen, zich te vermaken<br />
met het verzamelen van vier bladzijden goedigen, somtijds wat te alle.<br />
daagschen spot en met zelf behagen te grimlachen over zijne kwinkslagen.<br />
Zoo schertst hij met „kerkvader Brunetiertullianus", keuvelt over „die<br />
goede Ernest" (Renan), over „den grooten mijnheer D'Haussonville" en<br />
spreekt medelijdend, natuurlijk in naam van anderen, over „Commisvoyageurs<br />
in radicalisme." Wat denkt de lezer van Bene aardigheid als:<br />
„geologie, physiologie, philologie en andere -- gieën en mieën !" Ze is<br />
nog splinternieuw — in een tijdschrift ten minste.<br />
En na dergelijke geestigheden te hebben bedacht en bijgebracht,<br />
trekt De Gids zich in zijn ernstige stemming terug en spreekt, met de<br />
hand aan zijn woorden klem en vastheid bijzettende, het eindbesluit,<br />
waar het eigenlijk om te doen was, uit : „Alles wel beschouwd, laten<br />
wij toch liever aan Brunetière de illuminatie van zijn stralenkrans, en<br />
koesteren ons aan ons eigen vlammetje."<br />
Dit is zonder beeldspraak eensluidend met : wij laten aan<br />
Brunetière de verwachtingen, die hij van de Kerk voor zedelijkheid, orde<br />
en godsdienst koestert, en vergenoegen ons met onze wetenschap, onze<br />
zedenleer en eeredienst.<br />
De vraag is nu alleen maar: welk is dat „vlammetje" door De<br />
Gids ontstoken en onderhouden, welke weldadige warmte verspreidt het?<br />
Wellicht zonder het te vermoeden, laat De Gids het in dezelfde<br />
aflevering hier en daar even doorspelen. Dat vlammetje licht in de<br />
sonnetten van Helène Swart, dunkt ons, die<br />
....zag een breeden, leegen hemel ...<br />
En tusschen 't voetpad waar 'k nog staande was<br />
En dat terras, lag afgrond diep als hel.<br />
En 'k overwoog mijn waagstuk -- niet of. wel `?....<br />
En de angst....<br />
Beving me en, als een vogel uit zijn kooi,<br />
Sprong 'k uit mijn leven in 't heldiep. Wie weet ?<br />
En in het volgende:
— 205 --<br />
'k Wil niet meer luistren naar het klokgetik,<br />
't Klinkt me als gelek van dropplen bloed zoo bang.<br />
Hoor hoe zij klettren, één voor één, zoo lang<br />
Als ik bewust ben van mijn eigen Ik.<br />
En langzaam kronkelt, als een klamme slang,<br />
Rond keel en hart die angst ... 't Is me of ik stik ..,<br />
Ik hoor aldoor der stonden stervenssnik,<br />
Ik voel zoo zoel hun adem op mijn wang.<br />
Wat bemoedigende, hartverruimende, zielverheffende gedachten !<br />
niet waar. Wat een weldadige, koesterende warmte door deze lichtjes<br />
opgewekt! , Die angst, welke de dichteres bevangt en haar in vertwijfeling<br />
een sprong ^zou doen wagen in de voor haar onzekere toekomst<br />
ja wij begrijpen het, die angst verdient begroet te worden als een engel<br />
des geluks ! Daar ligt ook zooveel zoet en zalig genot, zooveel blijde hoop,<br />
een van zielesmart zoo;_ geheel vrije stemming uitgedrukt in die sprekende<br />
trekken : „'t klokgetik klinkt me als gelek van dropplen bloed,<br />
zoo bang ; langzaam kronkelt als een klamme slang rond keel en hart<br />
die angst ... 't Is me of ik stik".... Inderdaad, een levenspad, dat door<br />
zulke lichtjes bestraald wordt, is wel zonnig!<br />
Eenzelfde Gids -vlammetje, al even koesterend, ontsteekt de<br />
heer Boer als hij schrijft :<br />
„De oude religie verliest haar macht over de gemoederen.<br />
Ernstige menschen zien verlangend uit naar een nieuw evangelie.... Van<br />
tijd tot tijd licht een dichter een tip van den sluier, die de toekomst<br />
verbergt. Wij zien dan een straal van die waarheid, die iedere (n ?)<br />
jonge (n ?) godsdienst bezielt, en haar in staat stelt de wereld te veroveren.<br />
Dat is de eerste prediking van liet nieuwe geloof.... De eisch die<br />
(n ?) het stelt, is zelfverloochening ; de hemel, die (n ?) het belooft,<br />
loutering. En het middel, om kracht voor den levensstrijd te verkrijgen:<br />
opwaarts te zien. Opwaarts naar de toppen. Naar de sterren. -- En naar<br />
de groote stilte."<br />
Merkt ge op, lezer, hoe de gedachte ' door De Gids bij de bespreking<br />
van Brunetiere's artikel behoedzaam in de pen gehouden, om dezen<br />
of genen niet al te zeer te kwetsen, hier terloops maar toch duidelijk<br />
wordt ingeschoven ? Immers Brunetière beweerde juist, dat de oude<br />
religie haar macht over de gemoederen niet verliest, dat ernstige men<br />
sehen niet verlangend uitzien naar een nieuw evangelie, dat de nieuwe<br />
.godsdienst, waarvan de moderne wetenschap droomt, de wereld niet zal<br />
veroveren.
203<br />
En voelt ge ook weder de warmte, in het hart uitgestort door<br />
dat „opwaarts zien. Opwaarts naar de toppen. (Welke toppen ?) En vooral<br />
— naar de groote stilte." Ja ; naar de stilte, d. i. naar het niet—zijn,<br />
naar het verdwijnen, vernietigd worden bij den dood, te kunnen opzien,<br />
dat te kunnen verhopen, 't zou misschien een heele verlichting voor den<br />
heer Boer en andere ernstige menschen, schrijvers in De Gids, zijn. Doch<br />
zij - mogen zich met deze verwachting paaien, hun binnenste komt in<br />
verzet. Dat verlangen is ijdel.<br />
Ziedaar de vlammetjes, aan welke De Gids zich koestert, waarmede<br />
zijn getrouwen voorgeven voldaan en tevreden te zijn. Geloove wie het<br />
kan. Eveneens, of die ernstige menschen hiermede de ontredderde<br />
maatschappij zullën behouden en de wereld veroveren.<br />
Zulke toortsjes verspreiden te veel walm. Zij koesteren niet, zij<br />
verstikken. V.<br />
DE GUSTA A F-ADOLEFEEST N.<br />
(Slot).<br />
Het was inderdaad voor Gustaaf-Adolfs naam en faam gelukkig<br />
dat bij bij Lützen (6 Nov. 1632) den dood vond. Want bij de groote<br />
ontevredenheid, die de vrienden van den „geloofsheld" bezielde over<br />
diens eigendunkelijkheid en despotisme, kon vervreemding en verwijdering<br />
tusschen de Evangelische broeders niet uitblijven ; en wat van den Zweed<br />
moest worden als Frankrijk en Duitschlands protestantisme hem losliet,<br />
dit valt niet moeilijk te gissen. Hij die met hun steun zich ternauwernood<br />
bij Lützen de overwinning kon verzekeren, ware zeker, van hun<br />
hulp ontbloot, onder de keizerlijke legers verpletterd.<br />
En wat ware dan geschied?<br />
Wat geschiedde in 1634 toen de Zweedsche overrompelaars bij<br />
Nordlingen deerlijk werden verslagen ; toen immers lieten alle protestantsche<br />
bondgenooten de vreemdelingen in den steek, en het door<br />
Gustaaf Adolf zwaar beleedigde Frankrijk maakte enkel de voortzetting<br />
van den krijg nog mogelijk, door een leger van 12.000 man te zenden,<br />
een millioen franken in de krijgskas te storten en 6000 Fransche soldaten<br />
toe te staan ter ondersteuning der Evangelische legioenen.<br />
Gewis was ook Richelieu voor de protestantsche zaak in geestdrift<br />
ontstoken
^--- 207 --<br />
Nog eens : Gustaaf Adolf mag an geluk spreken, dat hij van<br />
het wereldtooneel was verdwenen vóór den slag bij Nordlingen, voordat<br />
uit den afval der protestantsehe bondgenooten en uit de vorstelijke hulp<br />
van Richelieu aan ieder moest blijken, dat deze geheele oorlog enkel<br />
ondernomen en doorgezet werd om den keizer afbreuk te doen en Zweden<br />
en Frankrijk eenige brokstukken van het Roomsche Rijk te bezorgen.<br />
De Evangelische verwoesting van Duitschland door. Zweedsche,<br />
Fransche en Duitsche benden bleef duren tot 1648 ; en toen 'bracht de<br />
vrede van Munsterraan het voor de Evangelische leuze (?) zoo vervoerde<br />
Frankrijk den schoonen Elzas aan en borgde het bezit van de reeds in<br />
1581 door Maurits van Saksen aan Frankrijk verschacherde Lotharingsche<br />
bisdommen Metz, Toul en Verdun. — Dezelfde Evangelische geestdrift<br />
bezorgde aan Zweden Noord -Pommeren met de vesting Stettin, met en<br />
benevens de eilanden Rügen, Wohin, Usedom, de stad Wismar, het<br />
bisdom Bremen, Verden en 5 millioen thaler oorlogsschatting.<br />
De 19 jaren van ellende, verwoesting, brandstichting, plundering<br />
en moord, die voor het Roomsche Rijk eindigden met een groot verlies<br />
van grondgebied en met een nog grooter verlies van aanzien en macht,<br />
waren het werk van den Noordschen Gideon, die ongeroepen, enkel Uit<br />
politieke beweegredenen, tegen het volkerenrecht in Duitschland viel,<br />
onder de leuze „redding der Evangelische vrijheid", maar met het eigen.<br />
lij ke doel Duitschland te kortwieken en Zweden's politieke macht te<br />
vermeerderen.<br />
Wie de geschiedenis met onbevooroordeelden blik gadedeslaat, hij<br />
kan niet anders dan tot die gevolgtrekking komen ; hij moet inzien, dat<br />
de godsdienst louter een dekmantel was voor eigenbelang, heerschzucht<br />
en rechtsverkrachting.<br />
Wie meent, dat wij met deze bewering ook maar eenigermate<br />
overdrijven, hij herinnere zich de uitspraak van den bekenden protestantschen<br />
geschiedschrijver H. Leo uit Halle :<br />
„Und dennoch werden dem Gustav Adolf und seinen Schweden<br />
in Deutschland Jahr ein Jahr aus Weihrauchfeuer angezündet und<br />
das urteilslose Hingeben an die Erinnerungen des traditionellen Enthusiasmus<br />
auf den Schulbanken läszt dem Schweden noch neuerdings<br />
Denkmale in Deutschland von Deutschen Gelde errichten." 1)<br />
Deze woorden slaan op het gedenkteeken opgericht te Lätzen<br />
ter eere van den modernen Gideon, in 1840.<br />
1) En toch wordt er nog jaar in jaar uit voor Gustaaf Adolf en zijne<br />
Zweden wierook gebrand, en het onnadenkend hechten aan de herinnering van het<br />
traditioneele enthusiasme ` op de schoolbanken laat toe,. dat er nog onlangs in<br />
Duitschland met Duitsch geld gedenkteekenen voor den Zweed werden opgericht.
-. 208 --<br />
dia möchte man mit Luther ausrufen: Ja, ; es ist nicht anders<br />
wir Deutsche müssen aller Fremden Esel sein und bleiben....» 1)<br />
Hoe zou de Haller professor verbaasd hebben opgezien, als hij<br />
tegenwoordig was geweest bij de niet te kenschetsen volksfeesten ter<br />
eere van den verderver Duitschlands ? Als hij had moesten getuige<br />
zijn van het weerzinwekkend feit, dat de Pruisische regeering, de geschiedenis<br />
met voeten tredend, de protestantsche kerkbesturen uitnoodigde<br />
om de Gustaaf Adolf-feesten met luister te vieren ? Als hij gezien had,<br />
hoe die conservatieve partij, de besten van de «Evangelische broeders,»<br />
lieden die bij alle voorkomende gelegenheden zich aanstellen als hadden<br />
zij het monopolie van het patriotisme, met weergalooze naïveteit of onbe.<br />
schaamde kwade trouw alomme feestelijkheden organiseerden ter eere<br />
van een vreemdeling, wiens eenige verdienste voor Duitschland bestaat in<br />
het stoken van tweedracht onder vreedzame burgers, het platbranden<br />
van steden en uitmoorden van gezinnen. ?<br />
Maar het evangelische geloof schijnt zich boven zulke beschouwingen<br />
te verheffen ; dat geloof is op de eerste plaats een geloof van haat tegen<br />
Rome, tegen alle Paapschen, en wie aan dat geloof ook maar de kleinste<br />
zegepraal heeft bezorgd, hij is een groot man!<br />
En of hij dan een gewetenloos veroveraar en een verderver des<br />
vaderlands zij, mits hij Rome hebbe vernederd, verdient hij eerbied en<br />
lofprijzing.... en een cantate van Kaiser op het feest van zijn driehonderdsten<br />
geboortedag!<br />
1) Met Luther zou men mogen uitroepen : Ja, het is niet anders ; wij<br />
l)uitschers moeten de ezel van alle vreemdelingen zijn en blijven.<br />
INHOUD. Het Huwelijk in Frankrijk, — Logica, door Epi — Het »Vlammetje" van<br />
de Gids, door V. — De Gustaaf-Adolffeesten, door Lod. v. Amstel,
27e Jaargang..NP 14. 15 April 1895.<br />
HST l)OMPERTJ ^E<br />
VAN.DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i.-- ; fr. per post f x.25 ; buitenland<br />
f i.6o . Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
EEN NIEUWE SENSATIE.<br />
De wereld wordt oud ! Verbazend oud ! De '20e eeuw<br />
breekt aan en 't schijnt den menschen toe of alles. wat er te<br />
zeggen is reeds gezegd werd, alles wat men voelen kan reeds<br />
gevoeld is ; niets nieuws meer kan men lezen, spreken, zien,<br />
doen, ondervinden, en van daar een moeheid op alles drukkend,<br />
een walg en verveling van het leven, die er velen - naar het<br />
gekkenhuis of tot den zelfmoord drijft.<br />
«Iets nieuws!» is de kreet, dien men overal hoort. «Een<br />
koninkrijk voor een paard,» roept men niet meer als wijlen<br />
Richard III, maar «een goudmijn voor iets nieuws !» Iets nieuws,<br />
daaraan heeft de wereld het meest behoefte. dat is het eenige<br />
wat haar nog belang kan inboezemen; maar waar dat nieuws te<br />
vinden `? Men heeft de aarde van alle kanten onderzocht, men<br />
is gedrongen in de wildste 'landen, het. donkere -werelddeel<br />
heeft geen geheimen meer, in de zee daalt men' af en weet<br />
wat zij op haar bodem verbergt, de ingewanden der aarde<br />
liggen .voor ons open, de sterren moeten zich van nabij aan<br />
onze kikkers vertoonen, de waterdruppels, de ziektestoffen kunnen<br />
hun bewoners, hoe ontzaglijk klein ook, niet langer voor<br />
het rnenschelilke genie onzichtbaar houden; de mensch is in<br />
alles doorgedrongen, niets schijnt hem meer onmogelijk toe ; de<br />
krachten der natuur onderwerpt hij aan zijn wil, . afstanden<br />
bestaan niet meer voor hem, tij d - en plaats krimpen weg, en<br />
toch... toch ! is heal dit niet genoeg ; de dorst naar meer, naar<br />
iets nieuws wat nog niet gehoord, nog niet gezien, maar vooral<br />
nog niet gevoeld is, verteert hem meer dan ooit ; de grenzen van
210 —<br />
al het zichtbare schijnt hij bereikt te hebben; hij zette ze uit<br />
zoover het mogelijk scheen en toen scheen het of hij er<br />
alle belangstelling voor verloren had, of het alle aantrekkelikheid<br />
miste ; buiten dieg renzen, daar wachtte hem misschien<br />
nog iets nieuws, iets wat hem prikkelen, boeien, warm maken<br />
kon.<br />
Vandaar alle pogingen op spiritistisch gebied, alle proeven<br />
van hypnose, suggestie, gedachtenlezen, tafeldansen ; men<br />
trachtte op die wijze te dringen in de geheimen van het<br />
rn enschelij ke zijn, in het innerlijk samenstel van ziel, zenuwen,<br />
wil, verstand, en daarin iets nieuws te vinden. Maar ook dat<br />
is voorbij, dat is gevoeld en genoten ; dat werpt men weer van<br />
zich af als een versleten kleed, dat smaakt niet meer als een<br />
koud geworden dronk, en nu het allernieuwste niet meer voldoen<br />
kan, wendt men zich tot het oude, het bijna vergetene, het geheel<br />
uit de mode geraakte.<br />
Men had riet met alle mogelijke dingen in «isme» geprobeerd<br />
; men had gedaan in materialisme, in pantheïsme, in<br />
boeddhisme, in deisme, in naturalisme wie kan zeggen wat<br />
nog meer`? en was al die dingen hartelijk moe geworden. Zelfs<br />
fluistert men dat ook het satanisme zijn beurt had, maar ook de<br />
Duivel verveelt op den duur, en wat bedacht men nu eindelijk `?<br />
Het Catholicisme bestond nog steeds, al had men er in zij n<br />
hooge wijsheid in lang niets van gemerkt; het bestond nog steeds<br />
niet alleen, het bloeide, als misschien nooit te voren, al verzekerden<br />
velen op minachtenden toon, dat het uitgediend had,<br />
dat het bezweken was onder de mokerslagen der Wetenschap,<br />
dat het niet meer in de moderne maatschappij paste. Daarheen<br />
wendt zich nu de teleurgestelde, moedelooze, verveelde schare,<br />
die beweert aan de spits der beschaving te staan, tot haar, de<br />
Eeuwig Schoone, tot de Kerk komt zij nu, al klagend en zuchtend,<br />
waarom `? Om van haar sterkte, steun, licht en waarheid<br />
te vragen, om bij haar zich te komen vernederen, als gehoorzame<br />
kinderen haar lessen en wetten te volgen `? Uit den<br />
schat van genade, waarover zij beschikt, te komen putten'?<br />
Och neen ! Dat niemand zich vleie, dat het hun hierom te<br />
doen is. Hun doel is heel iets anders; zij komen eenvoudig<br />
bij de katholieken terug om in hun godsdienst, met zijn ceremoniën,<br />
zijn heiligen, zijn mystiek, zijn poëzie nieuw voedsel<br />
te vinden voor hun verbeelding, nieuwe onderwerpen voor hun<br />
kunstvoortbrengselen, maar vooral nieuwe impressiën, nieuwe<br />
sensatiën te zoeken.<br />
't Is of een geheel nieuwe -wereld voor hen zich opent,<br />
als zij een katholieke kerk binnenkomen, als -zij de Levens der
.:.. 211 -<br />
Heiligen lezen, als zij den wierook inademen, ja! er zijn er zelfs;<br />
die in het vuur van het gebed, in de eenzaamheid van het<br />
klooster, ongekende aandoeningen doorleven en ,- dus, hoe zon<br />
ook voor hen moge schijnen, zich daarheen begeven.<br />
-derli.ng het<br />
Doch zooals wij het reeds zeiden de godsdienst is<br />
voor hen geen doel, maar slechts een middel tot bereiking van<br />
dikwijls zeer profane bedoelingen, ja, zelfs tot voldoening hunner<br />
zinnen.<br />
Er is tegenwoordig een niet te miskennen strooming<br />
van sympathie aanwezig ter gunste van liet Christendom;.<br />
mannen der Wetenschap bekennen oprecht dat hun afgod op<br />
leerhen voeten r. ust en in elkander zal storten. De hoogmoedige,<br />
ongeloovige wetenschap heeft bankroet gemaakt., zij wilde alles<br />
verklaren en bekende tot nu toe niets meer te weten van hetgeen<br />
men wilde weten, daar het de hoogste belangen der<br />
menschheid betrof. En nu denkt men aan de veel gesinade en<br />
belasterde katholieke Kerk. Van haar verwacht men hulp,<br />
troost, ja zelfs geluk en vergeet dat haar Stichter gezegd heeft :<br />
«Mijn Rijk is niet van deze wereld.»<br />
Voor hen is deze wereld echter alles ; zij willen haar<br />
bloemen, maar niet haar doornen, zij wenschen te wonen op<br />
den Thabor, maar wenden het hoofd af van Golgotha. Zij willen<br />
haar hemelsche vertroostingen, haar zoete extasen genieten,<br />
maar weigeren de lippen te zetten aan den bitteren kelk des<br />
lijdens ; zij willen des hoods berouw hebben over hun zwak<br />
hun zonden beweenen, hun ellende vervloeken, maar toch-heid,<br />
hebben zij het genot door de zonde geschonken lief, toch kun<br />
willen zij haar niet verlaten, toch zich niet opheffen-nen<br />
en<br />
uit het slijk, waarin zij gezonken liggen.<br />
Zij zeggen het zelf, de zonde heeft nog grooter aantrek<br />
voor hen, daar zij hun nu een verboden vrucht toe-<br />
-kelijkheid<br />
schijnt, en zulke mannen, die eigenlijk met het hoogste en<br />
heiligste een onwaardig spel spelen, zouden de wereld weer met<br />
den godsdienst verzoenen!<br />
Wonderlijke Apostels, vreemdsoortige heiligen ! die niet<br />
weten wat het is Christenen te zijn, die te lat, te weekelil k, te<br />
zinnelijk, den godsdienst beschouwen als een nieuw veld voor<br />
hun proefnemingen, als een nieuw voorwerp ter ontleding,<br />
als een bron vooral van nieuwe sensaties. Wij voor ons vinden<br />
in die moderne dweperij niets stichtends of verheffends,<br />
integendeel ! er is iets ergerlijks en voor eenvoudige, goede<br />
zielen zelfs iets zeer gevaarlijks in.<br />
Toen Zola zijn Lourdes wilde schrijven, dankten vele<br />
brave, godsdienstige menschen God reeds voor zijn bekeering ;
` vat die bekeering beteekent, weet men. Zola is echter de eenige<br />
niet, die, den afkeer ziende van zijn publiek voor slijk en ....<br />
erger nog, liet thans in het hooge en reine gaat zoeken<br />
maar van een oprechte, ware bekeering zijn hid en zijn vrlen<br />
den even ver verwijderd als vroeger. De christelijke geest<br />
ontbreekt hun, en zoolang zij dien niet bezitten, zijn hun fraaie<br />
woorden niets dan klinkend metaal.<br />
OVER LITERATUUR.<br />
Ik mag wel met den een of anderen decadent uitroepen : »0, mijn<br />
arm hoofd ! Want daarin doemt het op uit de diepte des denkzijns en<br />
spreidt zich uit helblank en dan weer brutaal geel, nijdig geel, of rood,<br />
bloedrood, bloederig rood, tot het alles samendwarrelt in een mengsel<br />
van onontwarbare kleuren, stijgend en golvend, aanstroomend in spoed<br />
afdeinzend en terugebbend in leege vlakheid, latend een vaag,<br />
-golven,<br />
.een ijl, . een niets. Maar dan weer stijgt het op, dondert het 'op, blokt<br />
het op in mijn hoofd, en het wordt duidelijk, dat de menschheid in<br />
haar innigste essence van Ik-zijn niets anders is dan een ontstemd in-<br />
•strument, schreeuw -gillend, wanneer de epilepsie hem aangrijpt, hooguitzeggend,<br />
wat in zijn ziek-zwakke hersenen als beeld reflecteert, krom -<br />
lijnend of rechtlijnend, zich vlak vierkantend in zijn hersenessentieweef-<br />
1sel. Ea nu ik deze diepgevoelde, van mijn innigst Ik-zijn getuigende,<br />
van mijn ziele-emoties trillende denkgedachten neerschrijf, neen neerwerp<br />
in heilige extase van kunstenaarsverrukking, neerwerp,, penkrassend op<br />
,het helwit uitvlakkend papierblad voor mijne gogen, " neerdonde.r niet<br />
zwarte krabbellijnen van penstreepen, zich voort-rokend kruiperig, slank<br />
uit mijn pen, wordt mij het genie, het hoogste kunstzijn klaag• in volle<br />
schoonheid, puur -essentieel, blank-etherisch, hoog uitgolvend, stra-<br />
`lend met stralen rood, en gouden, en, zacht penséekleurig, als het dagen<br />
. van een morgen zonder eind uit een nacht zonder begin ! Want de extase<br />
van Glen artiest is oneindig groot, meeteloos !<br />
Ik ben in den hof des levens ! daarin dwarlen om mij heen de<br />
nachtvleugels van mysterievolle vogels. Krombekkend, 'snebsnavelig is<br />
hun uitzien. Hel staren hunne groote oogen nit in de dagzee, doorti ild<br />
van licht en toch donker. En er waren geesten rond in dien tuin en zij<br />
spreken luide, klankloos, woorden van sliepen zin, van diep diepingrijpentle<br />
beteekenis, apocalyptisch zwaar-op- (le -hand, wier hoog heilige<br />
beteekenis voor mij een geheim is, maar die zij begrijpen, zij de groot-
- 213<br />
ôogige zienc, . tot deexase voorbij is en de bibern des mysteriesontbiaderd<br />
va1t:ujt hunnewitte handen, en zij moecle n:eerzilnken, overspannen<br />
door c1en retigen arbeid : des scheppens, afgemat, onnoozeL Want de<br />
lcxaxikzinnigheid des scheppens. is voorbij, want been is de schóone ii-<br />
1usie,en bewonderend.. stareii, zij hun werk aan, dat daar in kabbalistische<br />
tekens neergeb1iksen d. is op het v'ak des papiers, de kabbalistische teekens,<br />
die thans Ivoor hen ook onverstaanbaar zijn !"<br />
Oef 1 -.**..'t Is e' uit !.<br />
Men evoe1t soms behoefte om iets te doen, zoo dwaas as maai'<br />
mogelijk is, evenzeer als men van een steile hoogte neerbJiklend. in de<br />
diepte, behoefte gevoelt, naar, beneden te springen, gefascineerd doorhët<br />
diep, of alseen dronkeman rond te slaan en te verbrijzelen wat maai<br />
het eerst onder de hand komt. En daarna kalm een kop thee te gaan<br />
drinken bij zijne familie, of rustig te gaan bitteren, pratend over doodgewone<br />
onbeduidende dingen, het weer, de influenza, een blijspel van<br />
Van Maurik, of iets anders zonder waarde.<br />
Die behoefte .:Om het eens uit te schreeuwen zoo dol mogelijk, komt<br />
in mij na. de lezing van het laatste boek van Lombroso. (1) Wat een diepzinnige<br />
onzin wordt daarin verhaald. En waaraéhtig, wal mij nu zoovee<br />
spijt berokkent als haren op mijn hoofd,is, dat 1 ik nog een enkelen dagonder:<br />
van het boek geweest ben (in decadenten stijl : geloopen heb onder<br />
den indruk Lombroso). Vandaarmijn onzinsbui, mijn vlaag om wat gekste<br />
doen, om die heele rare theorievan dien nenheer van mij af te sch.udden en<br />
ze uit te lachen zoo hard, ik kan en ze weg te gooien, al dien akeligen,<br />
onzin. over. ontaarde gel4ieën, over die groote dichters en kunstenaars,<br />
die, dan per slot , van rekening niets meer ‚waren dan kranksinnigen.<br />
Die, het weet, mag, het zeggen en menheer Lombros,o weet het,<br />
want . alle tegenwerpingen weet hij. . te weerleggen op zijn manici<br />
( een heel rare n , b.) en zijn gesnuffel in..11erlei anecdoten stelt hem in<br />
staat om allen , waanzinnig te verklarefl, dic ooit uitgeblonken hebben.,<br />
van de hoogsten tot de laagsten, : van hem, die de Divina Coinmedia gc<br />
Schreven heeft, tot den aapjeskoetsier, die zichzelf tot Messiaspromoveert.<br />
Er is geen onderscheid dan in den, graad. van waanzin. 'Of : menh eer<br />
L'mbroso. wel, juistheeft iPgezien, dat hij ook een genie is, met zijii<br />
schitterende ‚ theorie, 'en bijgevolg krankzinnig,. kan, ik ‚ niet ‚ zeggen, maar<br />
de waarde van zijn werk wordt er niet door vertiogd. . 't Is, bekend, dat<br />
knpkzinn.igen wel anderen dat , txeurige :praedicLat geven, maarzicb<br />
zelf nooit, en 'dus;menheer Lombroso ? .<br />
( '1) Entartung ‚und Genie. Neue Studiën von Cesare Lombroso, gesammelt<br />
und iintér Mit wirkïin'g' des Verfassers Deutsch herausgegeben von Dr. Bans J(urellä<br />
1894. .
-- 214 —<br />
Jawel, ik kan er mooi mee spotten, de man zal zich er niet veel<br />
Tan aantrekken. En al zou bij door een dier duizenden toevallen, die<br />
's menschen leven besturen, zooals hij beweert, dit gekrabbel lezen en<br />
mijn nietig persoontje de moeite waard achten te bestrijden (wat ik<br />
niet vermoed en ook niet hoop, want hij eert slechts het krankzinnige<br />
in een wezen) dan zou hij met groote tabellen en staten, met medische<br />
instrumenten en geleerde woorden op mij afkomen, en mij gebieden<br />
te gelooven in zijn Credo : „dery waanzin des genies." En al wees<br />
ik ZEd. dan op het volkomen valsche beginsel, waarvan hij uitgaat,<br />
als zou de ziel geheel afhankelijk zijn van de stof en de kracht missen<br />
zich te onttrekken aan uiterlijke omstandigheden; hij zou er waarscbijnlijk<br />
slechts een symptoom van geestesaberratie bij ondergeteekende in<br />
zien en hem klassificeeren in zijn collectie.<br />
De waanzin is groot, en Lombroso is zijn profeet!<br />
Nu zou al dat schrijfsel van dien menheer al heel weinig om het<br />
lijf hebben, en ons volkomen koud laten, wanneer niet werkelijk velen<br />
werden meegesleept door zijn ideeën. Er komt in zijn boek voor een<br />
opeenstapeling van feiten, die vooral den leek verbaast en in de war<br />
brengt. Er worden allerlei geleerde experimenten beschreven in hoofdstukken,<br />
die prijken met titels als b. v. »Zur Physiologie und Psychopathologie<br />
des Genies", of »Zur Psycho-physiologie und Sinnes-physiologie<br />
des genies," waar wordt gehandeld over de gezichtssterkte en het gezichtsveld<br />
der genieën. En later wordt er zelfs de theorie der Phogocyten<br />
bijgehaald. waaruit de leerzame lezer kan zien, hoe bij het genie eigenlijk<br />
de geheele vrije wil zoek is. »Wenn ein Genie epileptisch ist, so ist<br />
die Epilepsie bij ihm nicht eine blosse Begleiterscheinung, sondern sie<br />
ist ein wahrer morbus totius substantiae, um mich in Aerztelatein<br />
auszudrücken ; und hieraus ergiebt zich ' ein neuer Hinweis darauf,<br />
dass das Genie seiner Natur nach eine epileptoide Erscheinung<br />
ist." De eerste helft dezer bewering moge misschien al eens waar zijn,<br />
de tweede mag maar niet zoo alleen op dien grond uit de eerste geconcludeerd<br />
worden.<br />
Maar de rijke eruditie van menheer Lombroso is hiermee nog<br />
niet aan het eind van naar Latijn. Hij heeft nog bewijzen geput uit de<br />
werken dier geniëen zelf. (Tusschen twee haakjes, ik heb nooit geweten<br />
dat er zooveel genieën zijn als die Italiaansche menheer er wel heeft<br />
gevonden. Verbazend, en 't is waar ook, heusch !" want ik heb er deze<br />
week, op zijn gegevens afgaande, in mijne omgeving, ook al een stuk of<br />
vijf zes ontdekt, en ga morgen opnieuw op verkenning uit. Dan vindt<br />
ik er zeker weer wat, en ik schrijf er dan een dik boek over : Het klimaat<br />
en de inko nstenbelasting in Nederland in verband met de genia-
-- 21 5 ---<br />
liteit.) Zoo b. V. bij Dante. Dat die man dikwijls in despondenten gemoedstoestand<br />
verkeerde, wisten wij, maar de ware oorzaak is nu eerst<br />
ontdekt. Hij leed aan vallende ziekte. Gelooft u het niet, mijnheer ?<br />
Wacht ik zal 't u bewijzen. 'k Heb er opzettelijk de heele Commedia nog<br />
eens voor gelezen. Daar heeft u het b. v. Inferno III 131-136 (1)<br />
Hij zweeg ; en 't gruwzaam oord werd zoo geslagen<br />
Met diepe siddring, dat ik, bij 't herdenken<br />
Nog baad in .t zweet, dat de angst mij af komt vragen.<br />
De storm brak uit dien grond, dien tranen drenken,<br />
Een bloedrood licht doorbliksemde de sferen,<br />
Kwam mijn bewustzijn en bezinning krenken,<br />
En 'k viel, als hij, dien slaap komt overheeren.<br />
En U herinnert zich zeker toch de bekende plaats in den Vden zang<br />
van den Inferno:<br />
E caddi, come corpo morto cade.<br />
En ik viel zooals een lijk valt.<br />
Blijkt daar nu niet uit dat Dante epilepticus was ? Zonneklaar<br />
niet waar ? En dan heb ik nog eenige plaatsen uit het Purgatorio b. v.<br />
XV strophe 29-40, 41, IV 1 en 2 enz. tot uwe beschikking en nog wel 3<br />
plaatsen uit het Paradiso, waar de dichter b. v. zegt, dat hij in extase<br />
geraakte, en niet meer wist wat hij deed. Iemand die in een gedicht<br />
dat een geheel visionair land bezingt en 100 zangen groot is, tweemaal zegt<br />
dat hij valt en negenmaal, dat hij in verrukking geraakt, moet toch onvei -<br />
mijdelijk een epileptiker zijn. Dat is duidelijk, dat is wetenschappelijk. Zo<br />
iets geniaals kan alleen uitgebroed worden in het denkbrein (I) van een modem<br />
negentiende-eeuwsch, materialistisch philosoof, van de soort, die bewe<br />
ren onder hun ontleedmes nooit de ziel te hebben gevonden. 'k Geloof ze<br />
graag ! Michel Angelo, krankzinnig, Tolstoï idem, Peter de Groote idem,<br />
Napoleon I idem, Leopardi idem, Coleridge idem enz. enz. Gelukkig, dat<br />
de groote Lombroso zich om ons land niet bekommert, bij ons heeft hij<br />
dus nog niets bedorven. Maar wat wel het allerheerlijkst zijn theorie<br />
kenmerkt is, dat katholiek zijn of worden, vroom zijn, een zeker kenmerk<br />
van epilepsie, van ontaarding, van waanzin is. Als hi,¡ de rekening opmaakt<br />
van Coleridge's familie, verhaalt hij o. a.: »Ein Grossneffe Coleridge's<br />
hat mystische Neigungen und ist kürzlich katholik geworden, pag. 44<br />
en pag. 168. »Das gilt auch bei den Zuständen der sogenannten Heiligen,<br />
deren erstes Zeichen die Wunder sind." En nog tal van plaatsen zouden<br />
wij kunnen citeeren, en aanhalen dat de, goddelooze schrijver niet aar-<br />
(1). Vertaling van J. Bohl.
..... 246<br />
zeit den H. Paulus op de lijst . te plaatsen, ware het niet . dat wij er zoo<br />
iangzamerhand genoeg van kregen.<br />
Zeker, de woorden, die Lombroso aanhaalt op pag. 136 en die<br />
geschreven zijn door den onbetwistbaar genialen de Balzac, bevatte veel<br />
waars. »Le genie est une horrible maladie. (!) Tout écrivain porte en son<br />
coeur un monstre, qui, semblable au ténia dans l'estomac, y devore<br />
les sentiments a mesure qu'ils y éclosent. . Qui triomphera ? La maladie<br />
de 1'homme, on 1'homme de la maladie ? Certes il faut être un grand<br />
homme pour tenir la balance entre son genie et son caractère. Le talent<br />
grandit, le coeur se dessèche. A moins d'être un colosse, à moins d'avoir<br />
des épaules d'Hercule, on reste ou sans coeur, ou sans talent" (Scènes de<br />
la vie de prov. II 126).<br />
Of het nu wel precies een maladie is, waarvan wij Balzac hooren<br />
spreken, en of het wel juist is de erfzonde, den schuldenlast, waaronder<br />
wij allen zuchten, maar zoo geheel buiten te sluiten, willen wij daar<br />
laten. Maar dat er groot gevaar is voor deséquilibratie is zeker waar.<br />
Toch kan de vaste vrije wil des menschen zich daarvoor hoeden.<br />
De mensch is meester van zijn wil, en niet slaafsch onderworpen<br />
aan het stof. Hij kan zich daarboven verheffen. Hij moet zich daarboven<br />
verheffen, en daarom theorieën, die hem naar omlaag trekken,<br />
eenvoudig den zak, geven.<br />
Helaas ! daar lees ik mijn schrijfsel nog eens over en kom tot<br />
een vreeselijke ontdekking. Pag. 113 daar staat het : ,,Velen verbinden<br />
bij het schrijven alle letters met elkaar, anderen schrijven de woorden<br />
in lettergrepen en verwijderen ze van elkander."<br />
Dit .zijn de beide mogelijkheden, waarin ook ik verval, en derhalve....<br />
't Is te gruwelijk ! Zou die man mij nu ook tot de Mattoïden<br />
rekenen ? «De laatste letters zijn kleiner dan de eerste.» Ook daaraan<br />
staat mijn schrift schuldig. «De d wordt eng verbonden met de volgende<br />
letters.» Alweer belijd ik mij schuldig. En al die andere kenteekenen,<br />
uit het handschrift opgemaakt, slaan op mij. 't Is vreeselijk!<br />
Ik wil mijn artikeltje gaan onderteekenen, maar durf niet. Want<br />
dit is volgens Lombroso hoogmoed. En hoogmoed is een kenmerk van<br />
waanzin. Wat moet ik doen ? 't Wordt me te benauwd. Ik tast rond en zoek<br />
als in een doolhof. Dan komt bet weer, jawel ! ! 0, mijn arm hoofd ! (1)<br />
Amsterdam. M. A. P. C. POELHEKKE.<br />
1) Daar een dergelijk onsamenhangend artikel alleen door een epilepticus<br />
kan geschreven worden, verklaar ik, op grond van I ombroso's theorie, den schrijver<br />
te behooren tot de klasse der Mattoïden. Noot van den. zetter. Zie Lombroso<br />
passim.
*- 217<br />
EEN VALSOHE VLAG.<br />
Het geruchtmakende artikel van den heer Brunetière in de<br />
Revue des Deux Mondes, waarin hij tot de treurige en beschamende con<br />
clusie kwam, dat de wetenschap bankroet heeft gemaakt, heeft al wat<br />
zich in Frankrijk aan de wetenschap verwant achtte, in het geweer doen<br />
treden. Voorop ging de scheikundige Berthelot,' en achter hem kwamen<br />
een heele reeks van mannen, allen Makend van liefde voor de door<br />
Brunetière gesmade voedster, om tegen het uitgesproken vonnis protest<br />
aan te teekenen. Verontwaardiging en verbazing spraken uit die protesten,<br />
- verontwaardiging over een zoo snood bedrijf, verbazing dat<br />
een man als Brunetière, geen ciericaal, maar een vrijdenker, zich daaraan<br />
had schuldig gemaakt. Men ging aan het opsommen, wat wij zooal aan<br />
de wetenschap hebben te danken, de uitvinding van den stoom, de telegraaf,<br />
de telephoon, het microscoop, de photographie en nog zooveel<br />
meer. De kinderen op de lagere school kennen deze wonderen der we-,<br />
tensehap, en hoe kwam nu Brunetière er toe, haar een certificaat van<br />
onmacht uit te reiken?<br />
Al breeder en breeder vloeide de stroom van verontwaardiging;<br />
ieder meende het recht te hebben, een steentje naar Brunetière te werpen<br />
en hem voor een domkop uit te maken. En om mi nog eens ferni<br />
al de minachting te luchten, die men voor zulk een achterlingvoelde,<br />
werd besloten een groot banket te geven ad majorera scientiae gloriam,<br />
dat zou worden opgedragen aan Brunetière's kuridigsten en feisten bestrijder,<br />
den senator Berthelot, professor aan het college de France.<br />
Een banket ter eere der wetenschap. Al het overigehad er dus<br />
niets mee te maken. En toch was dit banket niets dan een politieke,<br />
anti-clericale en maçonnieke debating-club. Dit bleek reeds onmiddellijk,<br />
toen bij het binnentreden aan de gasten een brochure van Berthelot -<br />
zijn antwoord op Brunetière's artikel -- „door - de zorgen van het Groot<br />
Oosten van Frankrijk gedrukt," voor een halven stuiver te koop werd<br />
aangeboden. Maar nog meer viel dit op, als men de breede rijen der<br />
gasten overzag. Pasteur en dr. Roux - om maar twee der klmkendste<br />
namen te noemen - waren er niet, - maar wel de minister<br />
van Onderwijs Poincaré, wel de voorzitter der Kamer Brisson,<br />
wel de papenvreter Goblet, wel de grootmeester der Fransche<br />
vrijmetselaars Blattin, wel de eeuwige Emile Zola, wel de jood Peytral<br />
en tal van min of meer bekende personen uit de politieke en maçon-
218 --<br />
nieke wereld, maar die zich overigens om de wetenschap evenveel bekommeren,<br />
als een visch om een appel.<br />
Maar men was niet gekomen, om getuigenis te geven voor de<br />
wetenschap, maar om tegen den godsdienst en het geloof te fulmineeren.<br />
Berthelot zelf, de held van het feest, opende de rij met deze verklaring:<br />
»De Kerk heeft altijd de uitingen der waarheid met haar haat achtervolgd.<br />
Geheel anders is het werk der wetenschap geweest. Zij schrijdt<br />
met vasten stap naar de verovering der geesten, omdat zij de waarheid<br />
tot gezellin heeft."<br />
Goblet, de Jacobijnsche oud-minister, zei ronduit, dat de politiek<br />
niet vreemd was aan dit banket. »Omdat wij op het einde dezer eeuw<br />
getuige zijn van een heropleving van de theocratische en clericale idee,<br />
was het goed, dat een bevoegde stem als die van Berthelot zich deed<br />
hooren, om te protesteeren."<br />
Brisson, die, ware de fortuin hem gunstig geweest, thans president<br />
der republiek zou zijn, hamerde op hetzelfde aanbeeld. Hij zag in<br />
het door Brunetière aangekondigde „bankroet der wetenschap," een poli<br />
wachtwoord, en een poging tot clericale reactie. Maar, zoo voegde-tiek<br />
deze radicaal er met zijne belachelijke opgeblazenheid bij, onze zaak<br />
heeft nog wel andere aanvallen doorstaan ; zij heeft ze afgeslagen, en ze<br />
zal ook deze afslaan.<br />
Emile Zola begon met te zeggen, dat hij niet het minste gezag<br />
had om uit naam der wetenschap te spreken. Hij noemde zich „een<br />
eenvoudig schrij ver" en wilde dan ook enkel in zijn eigen naam spreken.<br />
„Maar," zoo vervolgde Zola, „omdat men de onvoorzichtigheid<br />
heeft gehad, dit debat tusschen de wetenschap en het geloof uit te lokken,<br />
wil ik toch zeggen, welk belang een eenvoudig schrijver als ik daarin<br />
uit het beroepsoogpunt kan stellen. Zeodra men van denken en schrijven<br />
zijn beroep maakt, komt het er op aan, zekerheid te hebben, dat<br />
men in alle vrijheid mag denken en schrijven. Dit is de groote moderne<br />
verovering, het vrije onderzoek, de vrijgemaakte rede, zoekende naar het<br />
ware door de geheele groote wereld. En aan de vrijmaking der geesten<br />
door de wetenschap, aan de heerschappij der wetenschap hebben wij die<br />
vrijheid van het boek, die veiligheid te danken, welke den schrijver veroorlooft,<br />
met inachtneming alleen van het gemeene recht, zijn werk uit<br />
te geven.<br />
»Men heeft gezegd, dat de wetenschap bezig is bankroet te maken,<br />
en dat het geloof haar in de leiding der aardsche dingen gaat vervangen.<br />
Ik heb er van gehuiverd. Weet gij wel, wat er van de vrijheid van<br />
denken en schrijven zou worden, indien" deze bedreiging ooit werkelijk<br />
werd, indien het geloof eens als meesteres van het wetboek en de-heid
219 --<br />
politie zou , heerschen ? Het is gemakkelijk, zich dit te verbeelden; als<br />
men nagaat, welke de houding van het geloof is tegenover de boeken<br />
onzer schrijvers, nu het altijd nog verwijlt bij den eeuwenouden droom<br />
der wereldheerschappij.<br />
»Daar het geloof niet over de burgerlijke macht beschikt, moet<br />
het zich tevreden stellen, de boeken met het interdict te treffen en het<br />
lezen daarvan aan alle geloovigen te verbieden. Het kan ze niet verbranden,<br />
het bedreigt hen, die ze lezen, met de verdoemenis. Men doet opmerken,<br />
dat het wel het recht heeft,zich te verdedigen, dat het een wettig<br />
gebruik maakt van zijn wapenen tegen het rationalisme, dat het overstelp,t.<br />
Zeker, ik begrijp heel goed, dat het strijd voert. Maar wat mij<br />
vreeselijk zou verontrusten ware zijn overwinning, het uur, waarop men,<br />
na de wetenschap als een mislukte proefnemi-ig op zij gezet te hebben,<br />
tot het geloof zou terugkeeren, om het geluk op deze aarde te<br />
verzekeren.<br />
»Men moet den catalogus der boeken lezen, die het geloof ver<br />
heeft. Het geloof verbiedt ze in massa, zonder ze op te noemen,<br />
-oordeeld<br />
alle werken der verbeelding, waarin de liefde klopt, alle werken van<br />
wetenschap, geschiedenis, wijsbegeerte of critiek, die in tegenspraak zijn<br />
met de H. Schrift. De index bevat alle groote namen, alle meesterwerken<br />
der letterkunde ; hij is, door een zonderlinge ironie, als het gouden<br />
boek van alles wat de menschelijke geest nieuws, stouts en edelmoedigs<br />
heeft voortgebracht."<br />
Bescheidenheid bezit de heer Zola niet, want dan zou hij deze<br />
zelfverheerlijking, die uit elk woord spreekt, hebben teruggehouden. De<br />
Index bevat alle groote namen, óók den zijnen ; hij is het gouden<br />
boek van al wat de menschelijke geest nieuws, stouts en edelmoedigs<br />
heeft voortgebracht ; dus ook wat hij schreef was nieuw,<br />
stout en edelmoedig. Maar dan is ook Dante, dan is ook Shakespeare,<br />
dan is ook Calderon, dan zijn Chateautriand, De Maistre, Racine, Cor<br />
anderen niet groot meer; want hun namen komen op-neille<br />
en zooveel<br />
dat gouden boek niet voor.<br />
Ten slotte riep Zola de verbeelding zijner hoorders te hulp, om zich<br />
voor den geest te stellen, wat er van de letteren zou terecht konten, indien<br />
het geloof de volken bestuurde, indien het rechtbanken en gendarmen<br />
in zijn dienst had, die de vrijheid van denken en schrijven zouden<br />
veroordeelen en in de gevangenis werpen. Dan zouden alle bibliotheken<br />
en laboratoriums gesloten worden, dan zou men dispensatie moeten<br />
hebben, om onze dichters te lezen of om een gas te bestudeeren....<br />
Ernst of kortswijl, vraagt men als men dezen onzinnigen rimrain<br />
leest, Of beeft de heer Zola zóó groote verbeelding van zich zelf,
.- 220<br />
dathij meent, dat 1. de wetenschap ten grondezou gaan, indien zijn wer.ken<br />
in het vuur zouden worden gegooid'?<br />
Een heel andere snaar sloeg . de venerabele B.r;f''Biatin, de<br />
grootmeester der Fransche vrijmetselarij, aan. Hij sprak dan k'eigen<br />
zoozeer tegen de vergder,de mannen dei wetenschap,» als wel<br />
-lijk niet<br />
tegen den minister en den voorzitter der Kamer wien hij als een<br />
schoolmeester de les las.<br />
De vrijmetselarij verklaaide dit obscure personage ,,heeft juist<br />
voor vijanden allen, die Berthelot' als de vijanden van alle. vrijheid, van<br />
allen vooruitgang, van „ elke verbetning in het lot der menschen 'heeft<br />
aan de kaak gesteld Zij heeft hen deze laatstevijf en twintig jaar, in hun<br />
huich elachtige gedaanteverwisselingen , met wanhopige woede aan het'<br />
werk gezien, om de republiek te.doer :iristorten en. . ons het jiik'vari ecn'<br />
hateljk .clericalisme . op te leggen."<br />
De scherpzinnige Br . Blattin wees verder op het gevaar, dat de'<br />
republiek van den kant der ralli,s dreigt, die schijnbaar den'. ërkenden<br />
re.geeririgsvorm aanvaarden, waar alleen om zoo te' beter de poort 1<br />
dr,<br />
citadel binnen te dringen en . „ons zekçrder te worgen." Uit naam der'<br />
vnjmetselarij signaleerde nij dan ook dat schuldige dxijven aan aile hel<br />
derziende geesten, en ,yoegde er nog, als een wenk voor de nwezige<br />
pohuci, bij, dat in tal van plaatsen »de ambtenaars de ijverigste agenten<br />
dier verfoeilijke reactie zijn."<br />
Maar wat heeft dit alles met de wetenschap te makèn ? zal men<br />
vragen. Ook de Figaro, die toch niet van , clericlisine kan worden verdaph,t,.r<br />
vraagt zieh af, welke buitengewone waarde gehecht: 'moet worden<br />
aan de meening van , den heer Blattin omtrent de groote philoso- ,<br />
phische vraagstukken, die de menschheid in twee sijandelijke kam<br />
pen verd€elen, en laat er op volgen, dat' het antwoord hierop niet<br />
gemakkelijk te geven is. Doch deschoen wÑigt hem daar niet. Men heeft<br />
naar dien mijnheer geluistcid, omdat de vrijmetselarij tegenwoordig een<br />
geduchte, macht in den Staat is.<br />
De politiek en de vrijdenkerij, onder de auspiciën der loge<br />
hebben zich , aan dit banket rendez-vous gegeve, om onder de vlag der<br />
w€ens,cliap.. nog eens , en op nog hoogeren toon de oorlogsverklaring<br />
tegen . de Kerk te hernieuwen, en,. .dei. strijd Van den ;ouden revoltitionnairen<br />
geest tegen den .godsdienstigen geest te hervatten. Het .gÓld hier<br />
niet,. Berthelot, tegen .Brunetière, .mar de Loge tegen de Kerk, en .d<br />
eigenlijke held , van bet feest was Br.. Blattin.
DE ITALIAANSCHE REGEERING TEGENO V ER<br />
DE KATHOLIEKE KERK.<br />
Het 'te Rome bij de kerk Sta Maria ai Monti gelegen gesticht<br />
ten behoeve' van dé catechumenen draagt den naam Pia Casa dei<br />
Catecumeni, en heéft ten doel, onbemiddelde ongeloovigen (heidenen en<br />
j oden) van - beiderlei -geslacht, die het H. Sacrament des Doopsels ontvan<br />
gen willen, eenigen tijd te herbergen, en in den katholieken godsdienst te<br />
' laten onderrichten ; ook ' werden , vroeger daarin ketters opgenomen ; doch<br />
later werd' voor dezen het huis van de convertendi aangewezen.<br />
Na een verblijf van 40 dagen in deze inrichting, moeten zij ze<br />
verlaten ; onverschillig of zij den heiligen Doop ontvangen of verklaard<br />
hebben, niet tot het 'Christendom te willen overgaan. De vrouwelijke<br />
personen -kunnen evenwel; nadat zij 'gedoopt zijn, in het met de Casa dei<br />
Catecumeni verbondene 'Conservatorio delle neofite opgenomen worden, en<br />
`daar blijven, totdat zij, of in het huwelijk treden, of den kloosterlijken<br />
staat omhelzen ; 'kortom, wanneer zij geen ander toevluchtsoord hebben,<br />
daar zoo lang blijven, als zij verkiezen ; in het Conservatorio delle neo f e worden<br />
bovendien ook nog dochters van -bekeerlingen opgevoed. ' Deze neofieten<br />
Instelling neemt het grootste deel der 60.000 lire, de inkomsten<br />
der inrichting voor de catechumenen, in beslag.<br />
De Pia Casa heeft bovendien ook nog te zorgen voor het<br />
onderhoud van twee pastoors te Rome, n 1. van Stt .—aria ai Monti en<br />
- Ardea. Eindelijk moet zij ook tot het onderhoud *' van het klooster<br />
della Santissima Annunziata bijdragen, waarin de neóphieten treden, die<br />
religieuzen willen worden. De Casa dei Catecumeni kan als een aanvul -<br />
'ling en vertakking van het Collegium Urbarium de propaganda fide beschouwd<br />
worden ; wat het tijdstip van haar stichting betreft, is zij ouder<br />
dan de Propaganda, en voordat deze laatste in het leven geroepen Was,<br />
werden' in'' haar de candidaten van den geestelijken stand tot missionarissen<br />
voor vreemde landen gevormd.<br />
De Pia Casa is - in het geheel niet een specifiek Rom' einsche of Italiaansche<br />
inrichting, maar een waarachtig katholieke en pauselijke, van<br />
universeele beteekenis en met wereldomvattend doel, doordien zij evenals<br />
het Collegium de propaganda fide door de Pausen is opgericht voor de<br />
geheele katholieke wereld, of juister gezegd, voor niet -katholieken en<br />
niet-chrilstenen over de - geheele wereld.<br />
Volgens de bulle van Gregorius XIII «Vices ejus» 1 Sept. 1577<br />
staat de instelling onmiddellijk ' onder het gezag van den Paus, die ze<br />
'door middel eener commissie van "drie kardinalen leidt en bestuurt.
y lJ^.A1^<br />
De Itali&ansche regeering nu heeft beslag gelegd op de Casa dei<br />
Catecumeni, en dat wel op grond der fameuze wet over de Opere Pie van<br />
17 Juli 1890. Maar op deze wet, die zelf een uitvloeisel van helschen<br />
en duivelschen haat ten opzichte van den katholieken godsdienst, een<br />
der meest flagrante rechtsverkrachtingen is, die men zich denken kan,<br />
en de vernietiging der kerkelijke instellingen beoogt, kan men zich niet<br />
beroepen betreffende de confiscatie van bovengenoemd catechuinenengesticht.<br />
In artikel 70 van deze wet, leest men, dat die instellingen,<br />
welker doel, waarom zij in het leven geroepen zijn, verdwenen is, of die<br />
niet meer in ixet belang der openbare liefdadigheid zijn, of die overbodig<br />
zijn. omdat voor het doel, dat zij nastreven, op een andere volmaakte<br />
en duurzame wijze gezorgd is, aan verandering onderhevig zijn.<br />
Nu biedt de Casa dei Catee'umeni alle wettelijke eischen aan, die,<br />
artikel 70 stelt, opdat eene instelling niet onder de mutatie valle, en<br />
dat wel op genoegzame wijze. Het doel der instelling is niet verdwenen;<br />
het bestaat nog altijd, en het zal altijd blijven, omdat de katholieke<br />
Kerk altijd het recht en den plicht heeft, haar geloof en haar leer te<br />
verkondigen en te verbreiden. De instelling beantwoordt ook volkomen<br />
aan een belang der openbare liefdad4,iheid; omdat toch, wanneer reeds<br />
ambachtsscholen der laagste categorie' als openbare liefdadigheidsinnstellingen<br />
beschouwd worden, zooveel te meer een school voor den kath.<br />
godsdienst, die volgens de Italiaansche grondwet, de eenige staatsgodsdienst<br />
is, als een dergelijke moet aangezien worden.<br />
De instelling kan ook niet als overbodig gequalificeerd worden,<br />
omdat op geen andere wijze volmaakt en duurzaam gezorgd is ter bereiking<br />
van haar doel, omdat zij eenig in haar soort en getal is. Derhalve<br />
kan art. 70 der wet van 7 Juli 1890 niet ten nadeele der Pia Casa worden<br />
geciteerd. Dit was ook de ineening sinds de publicatie dezer wet<br />
tot op den huidigen dag, bijgevolg sedert bijna vijf jaar, der regeering<br />
en ambtenaren ; anders zouden dezen reeds lang hun roofgierige hand<br />
naar de instelling hebben uitgestrekt. Zij beroepen zich nu op . art. 90<br />
der wet, dat aan mutatie onderhevig de toevluchtsoorden voor cate<br />
verklaart, voor zoover zij hun „oorspronkelijke bestemming"<br />
-chumenen<br />
bewaard hebben. 1)e oude catechumenen-huizen waren voor opneming en<br />
onderrichting der catechumenen in ouden zin in het leven geroepen;<br />
d. w. z. den catechumenen de vervulling der voorwaarden, vormen,<br />
riten van het vroeger kerkelijke catechumenaat mogelijk te maken, dat<br />
echter in dezen zin reeds lang niet meer bestaat. 1)it doel heeft echter<br />
de Casa dei Catecumeni ook in het geh eel niet nagestreefd.<br />
Door de verandering, dat wil zeggen, door de vernietiging<br />
der instelling wordt aan de Kerk en. het Catholicisme dit middel
-- 223<br />
ter onderrichting in den katholieken godsdienst en van de . verbreiding<br />
des geloofs met één pennestreek ontstolen. In Rome, het brandpunt en<br />
het centrum van 't kath. geloof, kunnen ketters en sectarissen van allerlei<br />
soort en uit alle landen hun dwalingen naar hartelust verkondigen, en<br />
over hun gelden en inkomsten naar believen beschikken. Slechts de<br />
kath. Kerk moet belet worden haar waarheden wijd en zijd te verkongen,<br />
en degenen, die haar leer omhelzen, en daarin onderwezen willen<br />
worden, . mogen geen toevluchtsoord vinden, dat hen gastvrij opneemt<br />
geen priester, die hen de alleen zaligmakende waarheden onderwijst.<br />
Nadat men de vrije werkzaamheid der Propaganda op velerlei<br />
wijze belemmerd heeft, gaat men nu over tot volslagen vernietiging der<br />
catechumenen -instelling. Men moet hierin een nieuwe poging zien, om<br />
het zichtbaar Opperhoofd der Kerk in de uitoefening van zijn recht en<br />
plicht aan banden te leggen. Aan welke instelling, aan welken hoog<br />
kath. Kerk zal men nu weer de heiligschen-<br />
-waardigheidsbekleeder der<br />
dende hand slaan ? Welke stichting van den katholieken godsdienst:<br />
welke handeling der pauselijke regeeringsmacht zal nu nog door de gekroonde<br />
Italiaansche revolutie worden ontzien ? Men denke slechts : de<br />
Paus onderhoudt een zuiver kerkelijke instelling, die onder zijn recht<br />
gezag staat, en die voor een bepaald doel van-streeksch<br />
en onmiddelijk<br />
universeele beteekenis met de voor deze inrichting noodige geldmiddelen<br />
door zijn voorgangers in het leven geroepen is ; daar komt nu op een<br />
goeden dag de regeering, en neemt doodeenvoudig de geheele instelling<br />
plus de voor hare instandhouding noodige gelden in beslag. En dat<br />
doet de regeering der rooverkoningen en cipiers Victor Emmanuel en<br />
Umberto, die sinds jaar en dag door woord en geschrift bezweert, dat zij<br />
in vrede met Kerk en Paus wil leven, en dat hierop haar geheel streven<br />
gericht is. Kan men zich nog grooter huichelarij en schijnheiligheid<br />
denken.<br />
Wij vieren dit jaar het zesde eeuwfeest van de overbrenging<br />
door Engelenbanden der Santa Casa in Italië dat is: het Heilig Huisje van<br />
Nazareth, waar de Onbevlekte Moedermaagd in stille afzondering en in<br />
voortdurend gebed verzonken leefde ; waar het eerst de Blijde Boodschap<br />
onzer verlossing werd verkondigd ; waar het Eeuwig Ongeschapen Woord<br />
des Vaders onze menschelijke natuur aannam, ons de schoonste' voor -<br />
beelden van deugd gaf, en het grootste deel zijner aardsche omwandeling<br />
in het zweet Zijns Aanschijns arbeidde ; kortom, de verblijfplaats<br />
van hen, door God het meest bemind. Maar ook dit heiligdom is door<br />
het ruw maconniek geweld der Italiaansche regeering niet ontzien.<br />
Een correspondent der „Annalen van den H. Paulus" (Freiburg<br />
in Zwitserland) schreef toch onlangs o. m. het volgende;
.,.... ; 224 .,.,._<br />
»Schijnbaar en voor het uiterlijk is alles, om het zoo maar , eens<br />
te zeggen, onveranderd gebleven : nog bevinden zich daar de bisschop, de<br />
koorheeren, de apostolische biechtvaders, de kapelaans, zelfs de Capucijnen<br />
; maar het inkomen, dat zij ontvangen, is een waar hongerloon<br />
Het geheele, nog vele millioenen bedragende vermogen werd na den<br />
slag bij Castelfidardo, waar het ruw geweld door overmacht zegevierde,<br />
in .beslag genomen, en is reeds vele millioenen achteruitgegaan. De beheerder<br />
en bestuurder der goederen is een, door den staat rijkelijk uit<br />
de offers en het vermogen der Kerk bezoldigd vrijmetselaar, die natuurlijk<br />
met de vrome pelgrims den spot drijft ;. maar hun offers in den<br />
zak steekt, en de oude stichtingen te gronde laat gaan. De kloosters zijn<br />
opgeheven en geplunderd. In de pauselijke vertrekken van het palazzo<br />
apostolico woont nu deze gouverneur met zijn omgeving. Een groot deel<br />
van dit gebouw is verhuurd, natuurlijk ten bate der schatkist. Voor de<br />
kerk en haar onderhoud wordt zelden iets, en dan nog wel zoo weinig<br />
\nogelijk, na lang wederstreven, uitgegeven ; daarentegen heeft men geld<br />
genoeg uit de bezittingen der kerk en uit de offers voor een standbeeld<br />
van Garibaldi, op een der openbare ', pleinen, genomen. Voorzeker, had<br />
men de Santa Casa en Loretto nooit dieper kunnen hoonen. Offers der<br />
pelgrims, schatten en kunstwerken, geld en goed, de oude stichtingen<br />
voor de bedevaartgangers, alles verdween in de onverzadelijke vrijmetselaars-maag<br />
van het „Jonge Italië." De inventaris der schatkamer is reeds<br />
sinds langen tijd opgemaakt en ieder oogenblik kan de steeds in geldverlegenheid<br />
verkeerende regeering haar benaderen. Voorloopig is zij er<br />
nog ; maar als staat seig en do ni.<br />
(Slot volgt.)<br />
INHOUD : ` Een nieuwe sensatie. — Over literatuur, door M. A. P. C. Poelhekke.<br />
-- Een valsche vlag. — De Italiaansche regeering tegenover de :katholieke Kerk.
39e Jaargan8. .A 15. f Mei 185<br />
HST I)OMPERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN.<br />
NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand Bijdragen, brieven enz. te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f t.— ; fr. per post f 1.25 ; buitenland<br />
f i.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
MODERNE THEOLOGEN.<br />
Ze zijn weer eens bij elkaar gekomen, onze moderne<br />
theologen; tot hun jaarlijksch onder-onsje, ditmaal nog wel<br />
in liet gebouw de Eensgezindheid te Amsterdam, -- een uit<br />
gelegenheid, althans naar den naam te oordeelen,<br />
-stekende<br />
voor vergaderingen, waar de eensgezindheid anders nogal eens<br />
ver te zoeken is.<br />
Ze waren maar eventjes honderd vijftig in getal, - - wel<br />
een bewijs dat de liefhebberij van het theologiseeren op modernen<br />
grondslag, dat is eigenlijk op hoegenaamd geen grond<br />
vollen bloei is. 't Is haast niet te gelooven. Al-slag,<br />
nog in<br />
voor een dertig, veertig jaar heeft het geestig enfant terrible<br />
van de moderne theologie spotziek uitgeroepen dat ze, wel<br />
beschouwd, niets anders was dan »een zak vol raadselen en<br />
vol vragen." En gestadig blijven zijn geestverwanten met<br />
dien zak rondsollen of er wonder wat uit te halen is. Die<br />
zak heeft veel van den hoed van Bamberg, waar eindelooze<br />
bundels papierstrooken en allerlei verdere rommel uit te<br />
voorschijn werden gegoocheld, tot springende konijnen toe.<br />
Even verrassend zijn de toeren met den bovenbedoelden zak.<br />
De wonderlijkste raadsels, de onrnogelij kste vragen worden er<br />
jaar op jaar uit op geschommeld. En schik, dat de theologen<br />
in dat spelletje hebben, schik ! kijk, dat is voor een gewoon<br />
Christenmensch niet te begrijpen. Den kalmen toeschouwer<br />
komt het voor alsof hetgeen zij voor den dag brengen ongeveer<br />
dezelfde waarde heeft als de papiersnitsels uit Bamberg's hoed
226<br />
en even licht te vatten is als zijn springende konijnen. Maar<br />
de moderne theologen zelf zijn er hoogelijk mee .opgetogen.<br />
Geen grooter optimisten, geen kinderlik bluer menschen<br />
dan de moderne theologen. Dat bleek alweer aanstonds uit de<br />
openingsrede van Dr. J. van den Berg, den »voorzitter van het<br />
moderamen" (ook al zoo'n Bamberg-woord).<br />
De man begon met de overleden geestverwanten te herdenken,<br />
en nu had je hem moeten hooren over de »stille<br />
werkers, wier invloed niet te bewijzen valt, en n o c h t a n s<br />
groot is," de „mannen van groote bekendheid in<br />
eigen kring, al kende men hunne namen niet buitenaf"<br />
(zoo gaan er geen dertien in een dozijn). Och, och! waar<br />
waren die gebleven ! Maar zie j e, er • mocht toch gewezen<br />
worden op den „arbeid der jongeren". Die is ook niet mis.<br />
„Daar werpt men zich op de sociale nooden" (watblief `?) ,,daar<br />
ij vert men voor ascetische beginselen" (dat wordt serieus), „daar<br />
is leven en kracht" ('t is liefhebberij !) ... ,,al openbaren deze<br />
zich niet altijd zooals ouderen het wenschten" (da's leelijker).<br />
Maar, komaan : „nieuwe idealen rijzen. De toekomst<br />
mag met blij vertrouwen worden tegengegaan. Ook op het<br />
gebied der wetenschap, der theologie. Te midden der verwarring<br />
en ontbinding ijvert men op allerlei wijze om de religie<br />
te bewaren. Den jongeren is nu de nood opgelegd om misschien<br />
minder critisch (ah zoo !), maar des te meer ethisch en<br />
straks wellicht ook meer dogmatisch (wat nu `?) het werk voort<br />
te zetten door de ouderen begonnen".... Enz. enz. Volgt tot<br />
besluit een toost op den bloei der beginselen, alweer te bevorderen<br />
door deze vergadering.<br />
Nu, dat is geene vrome wensch gebleven. De jongste<br />
vergadering heeft den bloei der moderne beginselen stellig<br />
weer een eind vooruitgebracht, — misschien wel een beetje<br />
anders dan de ouderen het wenschten, maar toch volkomen<br />
consequent hun werk voortzettende; dat is met de eene hand<br />
alle positieve grondslagen van de religie onverhalend en met<br />
de andere den akeligen puinhoop met allerlei rhetorische<br />
fraaiigheden bedekkend. Precies de goochelaar, die zijn publiek.<br />
onder een drukke redenatie allerlei rariteiten voortoovert en<br />
onder de hand voor de argelooze blikken escamoteert wat hij<br />
weg wil hebben.<br />
Dat heet dan, te midden der verwarring en ontbinding<br />
op allerlei wijze ijveren om de religie te bewaren! Er blijft me<br />
wat over van de religie, God beter 't, als ze zoo bewaard moet<br />
worden! Een voorbeeld.
^-- q2i<br />
De heer Chavannes, predikant te Leiden., probeerde weg<br />
te goochelen... (lach hier nietlezer; want het is eigenlijk<br />
diep treurig) »Gods vergevende liefde."<br />
Die uitdrukking (een a n t h r o p o m o rp h i s c h e noemde<br />
ze de geleerde spreker) kwam heel niet te pas in den mond van<br />
een volger van Christus. Ze kon enorme schade toebrengen aan<br />
de wezenlijk christelijke beginselen. Vergeven toch onderstelt<br />
een van zich afzetten van boosheid of toorn, het afzien van een<br />
recht op wraak. Het zoeken nu om recht te hebben is onchristelijk<br />
; liet is absentie van liefde. En hoe kan men nu - zulk<br />
een wegzetten van boosheid, zulk een afzien van recht op wraak<br />
aannemen, waar er sprake is van God, die immers de hoogste<br />
liefde is? De liefde toch kent zich geen rechten toe.<br />
Wie ons beleedigt heeft rechten op ons, wij plichten<br />
jegens hem ; dat alleen is christelijk. God roept ons toe: wees<br />
nu vooral jegens dien mensch, die u beleedigd heeft, een broeder<br />
en laat uw liefde niet los.<br />
Kortom, het begrip van -Gods vergiffenis<br />
hangt samen met een onchristelijke v-ergeld<br />
i n g s 1 e e r, die niet te vinden is in de .- gelijkenis van den<br />
verloren zoon. !<br />
Wat zegt de lezer van zoo'n ijveren voor het bewaren<br />
der religie ?<br />
Met een mooi praatje over liefde, redeneert de Leidsche<br />
predikant eenvoudig Gods rechtvaardigheid weg. Zien wij,<br />
ouderwetsche Christenen, in God den eeuwigen Looner van het<br />
goed en den Straffer van het kwaad, hij, de moderne thenloo;,<br />
noemt dat smalend een onchristelijke vergeldingsleer en<br />
wil van »Gods vergevende liefde" niet meer gesproken hebben.<br />
God heeft den mensch niets te vergeven, beweert hij, want<br />
God, als de oneindige liefde, kan niet anders dan o k de beleedigingen<br />
van den mensch in liefde aannemen !<br />
En die brutale wegcij Tering van Gods oneindige - i echtvaardigheid<br />
geschiedt doodkalm 'met een godzalig beroep op<br />
de gelikenis van den verloren zoon en op het voorschrift des<br />
Zaligmakers, dat wij zelfs hen moeten beminnen ; die ons<br />
beleedigen !<br />
In zijn ergerlijke sophisterij vergat de Leidsche predikant,<br />
die zoo'n hekel verklaarde te hebben aan a n t h r o p o m o r<br />
p h i s c h e uitdrukkingen (dat zijn dezulke, waarin menschelijke<br />
voorstellingen op God worden overgebracht) totaal het ontzaglijke<br />
onderscheid in onze verhoudingen tot den evennaaste en<br />
onze verhoudingen tot God.<br />
Zoo prijselijk als het toch in een mensch is, de belee-
digingen voor niets te achten en ze met goed te vergelden,<br />
zoo ondenkbaar is dat van den rechtvaardigen God, die zijn<br />
oneindige majesteit niet straffeloos door den aardworm kan<br />
laten honen. De heer Chavannes redeneert hierover zoo bui<br />
anthropomorphisch, dat het alle persen te buiten gaat.<br />
-tensporig<br />
En door die redeneering komt hij noodzakelijk tot de ontkenning<br />
van alle loon of straf na dit leven, daar God volgens<br />
hem zoowel kwaad als goed in gelijke liefde aanneemt. Van<br />
Gods straffende rechtvaardigheid, van onze behoefte aan berouw<br />
en boete tot uitdelging onzer, zondeschulden, maakt<br />
zich deze Leid sehe dominee eenvoudig met een jantje van<br />
Leiden af !<br />
Het bleek gelukkig dat zijn curieuze vond maar niet<br />
onmiddellijk door de hoorders geaccepteerd werd, en tot onze<br />
voldoening mogen wij constateeren, dat een beroep van Dr.<br />
Van Loenen Martinet op Christus' eigen woorden in het ons<br />
door Hem geleerde gebed : »Vergeef ons onze schulden" met<br />
toejuiching werd begroet.<br />
Die enkele bede uit. het Onze Vader, ons door Christus<br />
zelf in den mond gelegd, is de welsprekendste weerlegging<br />
van de onzinnige bewering, dat het onchristelijk zou wezen<br />
van »Gods vergevende liefde" te spreken.<br />
Waarlijk, de »voorzitter van het moderamen" mocht in<br />
zijn openingsspeech wel er op wijzen dat de jongeren m i nder<br />
Britisch en meer dogmatisch zullen moe<br />
te werk gaan dan de ouderen. De heer Chavannes bracht-ten<br />
dat woord al aanstonds in practijk door niets minder dan<br />
Gods vergevende liefde te critiseeren en het heele dogma der<br />
vergelding als onchristelijk te verwerpen.<br />
Zoo ijvert men onder de moderne theologen om de<br />
christelijke religie te bewaren!<br />
N óg een staaltje van dat streven »te midden der ver<br />
ontbinding."<br />
De heer P. Feenstra van Amsterdam leidde de vraa g<br />
in over »de taak der fantasie op -het gebied van den godsdienst."<br />
. Dat was een actueel onderwerp, zei hij, en vooral<br />
het belang van de reli gie bracht mee er de<br />
aandacht op te vestigen : »De wetenschappelijke bewisbaarheid<br />
der godsdienstige voorstellingen is ter zijde gezet. De<br />
meening dat alleen het zedelijk bewustzijn of de gevoelens des<br />
harten ons regelrecht de godsvoorstelling zou geven is eveneens<br />
veranderd. Lange heeft daarom den raad gegeven, vol<br />
vertrouwen te geven aan de Dichtung." Dat was, volgens<br />
-warring en
--- 229 ---<br />
spreker, ook het oordeel van Dr. Bussy en Rauwenhoff, en<br />
hij voor zich verklaarde er zich volkomen mee eens.<br />
Alzoo, in plaats van de menschelijke rede, door Gods onfeilbare<br />
openbaring voorgelicht, hebben wij voor de vorming<br />
onzer godsdienstige voorstellingen geen ander hulpmiddel meer<br />
dan.... de dichtende fantasie ! Evenals de Grieksche en Romeinsche<br />
dichters, die nooit van den aan de menschen geopenbaarden<br />
God gehoord hadden, zich in hun verbeelding<br />
een heel stel goden en godinnen schiepen, zoo zullen ook wij<br />
ons voortaan onze voorstelling van God hebben te maken.<br />
Zeder fantaseere er maar een naar zijn eigen believen. »De<br />
veranderlijkheid dier voorstelling," zegt de heer Feenstra, »doet<br />
niets af aan het feit dat iets van de onveranderlijkheid van<br />
het wezen Gods daarin wordt uitgedrukt." Het komt er dus niet<br />
op aan of de een, naar gelang van zijn meer ontwikkelde fantasie,<br />
zich een beter en mooier voorstelling van God vormt<br />
dan de ander. De hoofdzaak is, dat hij zich maar niet houdt<br />
aan de oude christelijke voorstellingen ; want die heeft de<br />
wetenschap nu eenmaal voor onbewijsbaar verklaard. Of zij<br />
de dichterlijke fantasmagorieën van _den heer Feenstra , voor wel<br />
bewijsbaar zou erkennen, wagen wik ernstig te betwijfelen.<br />
Maar genoeg van al dat fraais.<br />
Het is, zooals men ziet, met onze moderne theologen<br />
nog precies als in de dagen, toen hun dichterlijke woordvoerder<br />
zong:<br />
Mijn Wetenschap en mijn Geloof,<br />
Die leven saam en.... stoeien !<br />
Het is je een lust om aan te zien,<br />
Zoo'n recht geloovig knoeien.<br />
EEN PLEIDOOI.<br />
Al honderd keeren en meer is er op een radicale verandering<br />
aangedrongen in de wijze, waarop de examens voor de hoofdakte worden<br />
afgenomen. Het ging toch niet aan, zoo redeneerde men heel juist, voor<br />
alle onderwijzers, onverschillig of zij eenmaal te Amsterdam, dan wel in<br />
een dorpje van vier- à vijfhonderd zielen een betrekking als hoofd zouden<br />
vinden, volkomen dezelfde eischen te stellen. Waarom nu niet dit bezwaar<br />
ondervangen, deze onbillijkheid uit den weg geruimd door een<br />
splitsing van het examen en een terugkeer tot het oude rangenstelsel,
-- 230 ---<br />
dat toch veel goeds bad ? In plaats hiervan blijft men jaar in jaar uit<br />
uitstekende krachten weren, die aan het hoofd van een dorpsschool zeer<br />
goed op hun plaats zouden zijn.<br />
Ieder weet toch, dat de knapste koppen niet altijd de kundigste<br />
onderwijzers zijn, en dat menig middelmatig verstand het in paedagogische<br />
en practische bekwaamheid ver wint van hen, die een schitterend examen<br />
deden.<br />
De verslagen der examencommissiën voor de hoofdakte leveren<br />
elk jaar het beste argument voor de stelling, dat een splitsing van dit<br />
examen, vooral met het oog op de practijk, dringend noodzakelijk is. De<br />
eischen voor het examen zijn zoo vele en vooral zoo onbepaald, dat de<br />
candidaten er letterlijk het hoofd bij verliezen. Zij zien zooveel boonhen,<br />
dat ze er het bosch door over het hoofd zien. Zoo staat o. a. in het<br />
programma heel onschuldig, dat vereischt wordt „eenige bekendheid met<br />
de voornaamste voortbrengselen der Nederlandsche letterkunde, vooral<br />
van lateren tijd," of „grondige kennis der theorie van het rekenen," en<br />
„algemeene kennis van de belangrijkste landen en volken der aarde, en<br />
van Europa, Nederland en zijne bezittingen meer in het bijzonder."<br />
De vraag is nu maar, wat door dit „eenige," „grondige" en ,,alge<br />
moet verstaan worden. Het zijn zeer relatieve en zeer rekbare-meene"<br />
begrippen, en alles hangt hierbij van de opvatting des examinators af.<br />
Is deze — om met Jan Holland te spreken — bijv. een specialiteit en<br />
celebriteit in letterkunde, dan kan hij dat „eenige" zoo uitdijen, dat het<br />
den candidaat groen en geel voor de oogen wordt, en heeft hij van<br />
rekenen zijn fort gemaakt, dan kan hij op de klip van het „grondige"<br />
alle candidaten laten stranden. Daarom is het ongetwijfeld over het<br />
algemeen wenschelijk, dat de examinatoren niet worden gekozen onder<br />
de leeraren bij bet middelbaar onderwijs, die in den regel vakmannen<br />
zijn, maar uit de ervaren hoofden van scholen, die van zelf beter op de<br />
hoogte zijn met de eischen van de practijk, want hierop komt het toch<br />
ontegenzeglijk op de eerste plaats aan.<br />
Om nu weer op de verslagen der examencommissies terug te<br />
komen, leest men die, dan krijgt men den indruk, dat de veelal ongunstige<br />
resultaten -- zelfs al neemt men alle mogelijke verzachtende omstandigheden<br />
in aanmerking -- toch voor een groot gedeelte op rekening<br />
der candidaten zelf moeten gesteld worden, die maar al te lichtvaardig<br />
zich aan het examen onderwerpen.<br />
Die verslagen zijn één lange jammerklacht, met slechts hier en<br />
daar een lofffelijke vermelding bij wijze van oasis. Een korte bloemlezing<br />
daaruit moge hier volgen, doch, om niet te uitvoerig en te eentonig te<br />
worden, alleen wat de hoofdvakken taal en rekenen betreft, en waarvan
-tl-- 231 ---<br />
de candidaten dus ook vanzelf het meeste werk maken. De overige<br />
vakken komen er anders niet beter af, integendeel. Zoo heet het in een<br />
der verslagen. dat 50 percent der candidaten een onvoldoend cijfer voor<br />
aardrijkskunde kregen, en in een ander, dat de kennis der vaderland<br />
geschiedenis van vele candidaten „misschien niet toereikend zou zijn-sche<br />
voor de akte van onderwijzer." Minder kan het toch zeker al niet.<br />
Hoe is nu het oordeel over het examen in Nederlandsche taal<br />
en letterkunde ?<br />
De Bredasche commissie verklaarde, dat de »rneeste" mannelijke<br />
candidaten de opgaven »gebrekkig" hadden uitgewerkt, vooral wat de<br />
overzetting in proza van het opgegeven gedicht betrof. »Niet weinigen"<br />
hadden eenvoudig rijm en maat laten verdwijnen, maar de uitdrukkingen<br />
en beelden van den dichter behouden. Daarbij waren zinsbouw en woordenkeus<br />
van sommigen niet zelden, »zeer berispelijk." Wat nu de kennis<br />
der Nederlandsche letteren betreft, waren er die hun taak veel te licht<br />
opgevat en niets gelezen hadden, dan enkele romans en een of tweegedichten<br />
van Staring of Da Costa.<br />
In het verslag der Zwolsche commissie werd gewaagd van »bedroevend<br />
slecht en slordig werk, zoo oppervlakkig, zoo foutief en zoo<br />
door en door gebrekkig, dat het aan het ongelooflijke grenst." Bij het<br />
mondeling onderzoek bleek het nog te vaak, dat de candidaat enkel<br />
eenige werktuiglijke uit boeken geputte kennis bezat. Zoo werden bij<br />
de zinsontleding meermalen zinnen naar het beginwoord genoemd, en<br />
was daarom een zin, met »hoe" beginnend, een toegevende zin, met »waar"<br />
een bijzin van plaats, met »als" een bijzin van tijd. De kennis der letterkunde<br />
• bestond bij »verreweg de meesten" in het zoogenaamd bestudeeren<br />
van een paar werken van schrijvers uit onze of uit de 17e eeuw.<br />
Ferdinand Huyck en Majoor Frans voerden den boventoon ; Staring, Da<br />
Costa, Potgieter, De Genestet en Beets waren door »enkele" candidaten<br />
gekozen, maar ook hier bepaalden de meesten zich bij het behandelen<br />
van enkele stukken. Van Vondel en Hooft kende men een »enkel stuk ",<br />
en aan Huygens hadden zich slechts »weinigen" gewaagd. Van hen, die<br />
beweerden diens Kostelijk Mal gelezen te hebben, had slechts »een enkele';<br />
begrepen, wat dit beteekende.<br />
De commissie te Leeuwarden merkte op, dat „velen" niet in.<br />
staat waren, een nauwkeurige omschrijving te geven van een niet moeielijk<br />
gedicht en evenmin bij machte, eenvoudige vragen betreffende zinsbouw<br />
en modaliteit behoorlijk te beantwoorden. Ook bij het mondeling<br />
onderzoek kwam gedurig de „gebrekkige en oppervlakkige" kennis van<br />
„vele" candidaten aan het licht. Van de kennis der voornaamste voort<br />
onzer literatuur heette het, dat zij bij de „meeste" candidaten-brengselen
-- 232 --<br />
„niet bevredigend" was, en „bijna allen" het voldoende hadden geacht,<br />
zich een „oppervlakkig" overzicht eigen te maken van een paar werken<br />
uit de 17e en eenige uit de 19e eeuw, terwijl slechts „weinigen" eenige<br />
kennis hadden genomen van de hedendaagsche letterkunde.<br />
Dat dit oordeel, door drie verschillende commissiën geveld en<br />
in hoofdzaak op hetzelfde neerkomende, lang niet gunstig is, zal ieder<br />
toegeven. Zien wij nu, welk vonnis over de kennis van het rekenen<br />
gestreken werd.<br />
De Haagsche commissie gaf o. a. als haar oordeel te kennen, dat<br />
scherpte van definitie en strengheid en juistheid van betoog „veelmalen<br />
ver te zoeken" waren. Zoo scheen voor „velen" de rekenkunde nog te<br />
zeer een verzameling van aardigheden, raadseltjes en kunstjes, was voor<br />
sommigen de wisselkoers bij buitenlandsche muntspecies iets nieuws en<br />
toonden anderen niet het minste begrip van den effectenhandel te hebben.<br />
Verder kon bij „velen" een kist van een halven kubieken meter<br />
inhoud van binnen met 350 vierkante meter zink bekleed worden, en<br />
was . men, door elk jaar ruim f 200 te besparen, na vier jaar in staat,<br />
over f 10.000 te beschikken. De commissie meende, dat, waar zulke<br />
uitkomsten werden opgeschreven, zonder vermoeden dat ze foutief waren,<br />
de studie van het rekenen en het onderwijs in dit vak nog niet overal<br />
de goede richting waren ingeslagen. Nu, dit zal ongetwijfeld ieder met<br />
de commissie wel eens zijn<br />
Volgens de Zwolsche commissie viel op het practisch rekenen<br />
niet te roemen en liet ook het hoofdrekenen te wenschen over. Zelfs<br />
waren de vier hoofdregels met geheele en gebroken getallen en de leer<br />
der deelbaarheid voor „tal van candidaten'' een struikelblok, en was<br />
eveneens de kennis van de evenredige afhankelijkheid der grootheden<br />
„verre van grondig."<br />
De Bredasche commissie noemde den uitslag van het examen<br />
in dit vak ,,niet bevredigend," wat niemand zal verwonderen, als hij weet,<br />
dat van de 224 aspiranten maar aan 69 een voldoend cijfer kon worden<br />
toegekend, niettegenstaande het mondeling onderzoek voor een deel liep<br />
over onderwerpen, „waarvan de kennis reeds bij het onderwijzers-examen<br />
geëischt wordt."<br />
Maar al genoeg om aan te toonen, dat, zooals ik boven reeds<br />
opmerkte, de ongunstige uitslag -- in 1.894 slaagde nog niet 40 percent<br />
— voor het grootste gedeelte aan de onderwijzers zelven moet geweten<br />
worden. Waar het aan ligt?<br />
Pit is zoo met een paar woorden ,niet te zeggen. Ongetwijfeld<br />
zijn er, die, ofschoon ze — om met De Genestet te sprekeen — in vaders<br />
vak meer hadden thuis gehoord, door het een of ander toeval op kweek-
_- 233 -_.<br />
of normaalschool verzeild raakten en met kunst- en vliegwerk door het<br />
onderwijzers-examen kwamen, maar niet bij machte blijken het verder<br />
te brengen. Ook laat de eerste opleiding soms te wenschen over, wat<br />
zich dan later wreekt, als ze op eigen beenen moeten leeren staan en<br />
loopen, en is het gemis aan verdere leiding een factor, die niet moet<br />
worden weggecijferd.<br />
Verder zijn er, die de eerste jaren na hun onderwijzersexamen<br />
op hun lauweren gaan rusten en in dien tijd zooveel afleeren en het<br />
studeeren zoo ontwend raken, dat ze er nooit meer bovenop komen.<br />
Anderen loopen te veel naar de herberg, spelen te graag biljart en gaan<br />
te vroeg een verkeering aan, wat natuurlijk allesbehalve bevorderlijk is<br />
voor de studie. Nog anderen bezondigen zich aan de politiek, lezen te<br />
veel kranten en houden er van, vergaderinkje te spelen, zoodat er, als ze<br />
's avonds thuis komen, niet veel liefhebberij meer is om te studeeren.<br />
Neemt men al deze oorzaken bijeen, dan geloof ik, dat men al<br />
een heel eind op weg zou zijn, om de ongunstige resultaten te verklaren.<br />
Wie er nog meer weet noeme ze!<br />
Mag er dus al dikwijls door verzuim, door onverschilligheid, door<br />
gebrek aan ernst eigen schuld in het spel zijn, dit neemt niet weg, dat<br />
er ook onder alle opzichten achtenswaardige mannen worden gevonden,<br />
wien niet de goede wil, noch de ijver en volharding, maar de capaciteiten<br />
ontbreken, om zich al de door de wet geëischte kundigheden eigen te<br />
maken, en die toch door hun practische bekwaamheid, hun ervaring en<br />
tact, door de groote opvoedende kracht, die van hen uitgaat, alleszins<br />
waardig waren, aan het hoofd van een school te worden geplaatst. Voor<br />
dezulken moest de gelegenheid daartoe worden geopend door een verlichting<br />
der exameneischen, want men kan een voortreffelijk pedagoog<br />
zijn, ook zonder de Punische en Jugurthijnsche oorlogen te kennen en<br />
al kan men al de eilanden niet opnoemen, die tot Micronesië en Melanesië<br />
behooren.<br />
SCHOLASTICUS II.<br />
EEN FIASCO.<br />
Meer en meer wint de beweging veld, om in de bestekken van<br />
werken, door of voor de gemeente uit te voeren, bepalingen op te nemen<br />
betreffende minimum loon en maximum arbeidstijd. Een algemeene<br />
norm voor het geheele land is natuurlijk ondenkbaar, omdat de levens-
— 234 -^-<br />
standaard in de een of de andere plaats een hemelsbreed verschil oplevert,<br />
en omdat ook de andere factoren, waarmee bij de bestudeering van<br />
dit vraagstuk dient rekening te worden gehouden, lang niet altijd een<br />
onveranderlijke wiskundige waarde bezitten. Maar wel is het doenlijk<br />
en verdient het toejuiching, dat iedere gemeente voor zich naga, welk<br />
loon minstens aan een werkman dient te worden toegekend, opdat hij<br />
het menschwaardig bestaan kan leiden, waarop hij recht heeft en dat<br />
onze groote Paus voor hem opeischt, en hoeveel uren per dag hij hoogstens<br />
mag werken, zonder dat zijn stoffelijke en zedelijke belangen daaronder<br />
schade lijden.<br />
Natuurlijk kan een gemeenteraad, wanneer hij dergelijke bepalingen<br />
heeft gemaakt, ze niet aan de werkgevers met geweld opdringen,<br />
maar door ze op gemeentewerken toe te passen, kan hij precher d'exemple,<br />
en bovendien oefent hij daardoor een moreelen invloed uit, die op den<br />
duur niet zal nalaten, heilzaam te werken.<br />
Sedert de hoofdstad des rijks in het afgeloopen jaar met het<br />
opnemen van bepalingen omtrent loon en arbeidsduur voorging, hebben<br />
verschillende andere gemeenten dat voorbeeld gevolgd of zullen het<br />
eerlang volgen. In Utrecht hadden twee leden van den gemeenteraad,<br />
de heeren Pijpers en Witteveen, het initiatief daartoe genomen, doch de<br />
meerderheid van den raad bleek niet genegen, hun op dien .weg te volgen,<br />
maar vereenigde zich met het afwijzend oordeel der uit haar boezem<br />
benoemde commissie, waarvan de bekende professor d'Aulnis de Bourouill<br />
rapporteur was.<br />
Deze beslissing was een teleurstelling voor de werklieden, en de<br />
te Utrecht gevestigde afdeelingen van het Ned. Werkliedenverbond, van<br />
Patrimonium en van St. Jozef bereidden een groote vergadering voor<br />
van Utrechtsche werklieden en leden van werkliedenvereenigingeil, die zich<br />
niet met de door den raad aangenomen conclusie konden vereenigen.<br />
Doch dit juist was de groote fout en de schuld, dat de vergadering,<br />
welke een kalme en indrukwekkende demonstratie had kunnen<br />
zijn, met een zoo jammerlijk fiasco eindigde. Patrimonium en St. Jozef<br />
zijn christelijke vereenigingen, en was nu het samengaan met het neu<br />
meer radicale Ned. Werkliedenverbond al bedenkelijk, nog-trale,<br />
min of<br />
bedenkelijker was het, dat de vergadering toegankelijk was voor alle<br />
Utrechtsche werklieden en leden van werkliedenvereenigingen zonder<br />
onderscheid. Hierdoor toch zette men wagenwijd de deur open voor<br />
de socialisten, wien het, zooals men bij ervaring weet, niet om het<br />
wezenlijk belang van den werkman te doen is, maar om in troebel water<br />
te visschen.<br />
In het begin der vergadering ging alles goed, men bleef kalm,
— 235 --<br />
waardig en zakelijk. Men zag terecht in, dat groote woorden en luidruchtige<br />
protesten allerminst het geschikte middel zijn. om verbetering te<br />
brengen. Zij wekken wrevel, zij kweeken bitterheid, meer niet. Zoolang<br />
dan ook dr. Ariëns, de heeren Kater en Passtoors hun meening zeiden,<br />
werd er geen woord gesproken, dat geen onverdeelde instemming zou vin-<br />
den bij allen, die het wèl meenen met den werkman. Uitdrukkelijk ver<br />
-klaarden<br />
zij dan ook, dat deze vergadering niet belegd was om te protesteeren<br />
— een geloovige protesteert niet tegen het gezag, voordat dit<br />
zijn consciëntie aantast — maar om te bewerken, dat het genomen<br />
besluit mocht worden herzien.<br />
Met het optreden van den heer Nolting, radicaal gemeenteraadslid<br />
van Amsterdam, — dien het comité beter had gedaan niet te inviteeren<br />
-- veranderde reeds de toon. Een protest zou hem het liefst zijn geweest,<br />
en verder nam hij de beslissing van den raad tot uitgangspunt<br />
voor een lofzang op tiet algemeen stemrecht.<br />
Maar nog heel anders werd de toon, toen bij de geopende gele<br />
debat het eerst mr. Troelstra, het hoofd der zoogenaamde-genheid<br />
tot<br />
parlementaire socialisten, het woord kreeg. Zijn rede was geen betoog,<br />
het was een vociferatie, en het slot was zijn verklaring, dat hij tegenover<br />
de motie van het bestuur een andere, krachtiger motie zou voorstellen.<br />
Het bestuur had, met liet oog op de moeilijkheid om personen,<br />
op verschillend standpunt staande, tot samenwerking te brengen, na<br />
rijp overleg zijn motie gesteld en daaruit alles weggelaten wat te scherp<br />
zou klinken. Daarin bepaalde men zich er toe, te „betreuren," dat de<br />
meerderheid van den raad zich met de conclusie van het rapport ver<br />
-eenigd bad, en den<br />
raad „dringend te verzoeken," het wenschelijke en<br />
mogelijke van bepalingen omtrent minimum loon en maximum arbeidstijd<br />
nogmaals aan een meer onpartijdig onderzoek te willen onderwerpen.<br />
Een bezadigde motie, en die toch ten volle weergaf wat de werklieden<br />
bedoelden. Verder mocht men niet gaan zonder het gezag aan<br />
te randen, en verder kon men niet gaan, zonder reeds bij voorbaat een<br />
eventueel terugkomen op zijn besluit door den gemeenteraad onmogelijk<br />
te - maken. Stel, dat men van protesteeren en van eischen gesproken had,<br />
zooals de socialisten wilden, in plaats van, zooals het bestuur thans deed,<br />
van betreuren en verzoeken, dan begrijpt iedereen, . dat geen enkel lid<br />
van den Ütrechtschen raad van zijn beslissing had kunnen terugkomen,<br />
zonder den schijn op zich te laden, voor pressie te zijn gezwicht. En<br />
niets is voor het gezag noodlottiger, dan het hoofd te buigen voor den<br />
van buiten uitgeoefenden dwang, niet den moreelen drang, zooals het<br />
bestuur dat bedoelde, maar het schreeuwerig en rumoerig opdringen<br />
van hun wil, zooals de socialisten dat opvatten.
— 236 --<br />
Tevergeefs beproefden nog dr. Ariëns en de heer Kater de vergadering<br />
in het goede, wettige spoor te houden, het ging niet. Troelstra<br />
en de zijnen hadden nu eenmaal besloten, dat hun haan koning zou<br />
kraaien. Het was hun niet te doen, voor een minimum loon en maximum<br />
arbeidstijd op te komen, -- dat lieten zij aan de christelijke werklieden<br />
over. Zij maakten er een politieke kwestie van en koppelden er<br />
het algemeen stemrecht aan vast. Dit bleek uit de motie, die door mr.<br />
Troelstra werd ingediend. Daarin werd verklaard, dat de raadsleden, die<br />
tot de verwerping der bepalingen omtrent loon en arbeidstijd hadden<br />
meegewerkt, „daardoor getoond hebben onbekwaam te zijn tot het beoordeelen<br />
van de belangen der arbeiders," de wensch uitgesproken, „dat zij<br />
bij hun eerstvolgende periodieke aftreding niet worden herkozen," en<br />
werden de arbeiders opgeroepen „het kiesrecht te zien te verkrijgen, opdat<br />
in gemeenteraden en Tweede Kamer ook personen worden gekozen,<br />
die de arbeiders vertegenwoordigen."<br />
Na de voorlezing dezer motie was het geen vergadering meer,<br />
maar een verzameling van wild dooreenwoelende en woest schreeuwende<br />
menschen. De socialisten voerden het hoogste woord en riepen dat de<br />
tijd om te betreuren en te verzoeken voorbij was : men moest eischen.<br />
Zelfs Nolting koos nu de zijde van Troelstra en zei, dat deze volkomen<br />
het recht had, voor zijn motie stemming te verlangen, en dat aanneming<br />
daarvan nog altijd beter was dan in het geheel geen besluit.<br />
Hieruit ziet men weer, hoe na radicalen en socialisten aan elkaar<br />
verwant zijn, en hoe gevaarlijk het is, de eersten tot een gemeenschappelijk<br />
optreden met christelijke werklieden uit te noodigen. Zij hebben<br />
met dezen niets gemeen, en daar zij toch al met den eenen voet in het<br />
socialistische kamp staan, hoeven zij ook nog maar den anderen uit te<br />
steken, om zich geheel met hen te verbroederen.<br />
Onnoodig te zeggen, dat er van de meeting verder niets kwam.<br />
Velen gingen heen ; de socialisten bleven schreeuwen en fluiten ; Troelstra<br />
wekte zijn geestverwanten op, als blijk van instemming met zijn<br />
motie de handen op te steken, wat door enkele honderden gedaan werd;<br />
vervolgens werd het Vrijheidslied gezongen en eindelijk de zaal door<br />
den een voor, den ander na ontruimd.<br />
Dit was nu het treurige einde van een meeting, waarop de grootste<br />
verwachtingen waren gebouwd. . Maar een les valt hieruit in allen geval<br />
te trekken voor de toekomst, deze, dat de christelijke cu ordelijke werklieden<br />
van radicalen en socialisten niets te wachten hebben, maar wel<br />
veel te duchten. Wanneer dit algemeen wordt ingezien, dan kan de<br />
vergadering te Utrecht toch nog heilzame gevolgen hebben, en dit fiasco<br />
een spoorslag zijn, om alleen samenwerking te zoeken met gelijkgezinden
^- 237 --<br />
OVERAL EN ALTIJD DEZELFDE.<br />
De verdraagzaamheid en de eerbiediging der gewetensvrij heid is toch<br />
maar het monopolie van de vrijgeesten en de verlichte denkers, die zich<br />
ontworsteld hebben aan de «kluisters van den godsdienst !» Geen treffen<br />
bewijs daarvan dan hetgeen dezer dagen is voorgevallen bij gelegen-<br />
-der<br />
heid der viering van het honderdjarig bestaan der Ecole normale te Parijs.<br />
Om de richting van het onderwijs dier school te kennen, heeft<br />
men eenvoudig nota te nemen van de speech, waarmee de minister van<br />
Onderwijs, de heer Poincaré, bij gelegenheid der feestviering haar oor<br />
herinnering bracht.<br />
-sprong in<br />
«Zij is geboren onder de Revolutie, door de Revolutie, op het<br />
oogenblik dat de verjongde natie tot bewustzijn kwam van zich zelve,<br />
dat zij baar rechten gewogen en haar verplichtingen gemeten heeft, dat<br />
zij in het onderwijs een noodzakelijk attribuut en een onmiskenbaren<br />
plicht van de openbare macht heeft gezien.»<br />
Deze woorden van den minister teekenen in eens èn de gevoelens<br />
van de tegenwoordige regeering èn de richting, door de Ecole normale<br />
onder haar leiding gevolgd. Het is een school, zooals alle inrichtingen<br />
van openbaar onderwijs tegenwoordig in Frankrijk (en elders,<br />
mogen we er wel bijvoegen,) een school, waar niet de minste rekening<br />
meer wordt gehouden met de christelijke geloofsleer, maar die zich uitsluitend<br />
richt naar de uitspraken der vrije, moderne wetenschap.<br />
Intusschen zijn lang niet al de oud-leerlingen dier school, zooals<br />
het onderwijs moest doen vermoeden, vrijdenkers geworden.<br />
Velen, die eenmaal op de banken der Ecole normale met de beginselen<br />
der ongeloovige wetenschap werden gevoed, zijn op het oogenblik<br />
overtuigde Christenen, of althans geloovigen. Men vindt onder hen<br />
ijverige katholieken, ook orthodoxe protestanten en joden.<br />
Onder de oud-leerlingen der Ecole normale telt men b. V. niemand<br />
minder dan Mgr. Perraud, den vermaarden bisschop van Autun, lid der<br />
Fransche Academie. Deze waardige prelaat droeg ter gelegenheid van de feestviering<br />
in de kerk St. Jacques te Parijs een heilig misoffer op voor de zielerust<br />
van al de overleden katholieke leerlingen der school, van haar stichting af.<br />
Evenzoo hielden ook de protestantsche en de joodsche' oudleerlingen<br />
godsdienstige plechtigheden ter gedachtenis der geloofsgenooten<br />
onder hun voormalige medeleerlingen.<br />
Dat was mooi, zal ieder weldenkende zeggen, dat was een daad<br />
van broederlijke piëteit, die den oud-leerlingen tot eer strekt.<br />
Welnu, de vrijgeesten onder de tegenwoordige normaliens denken
i-- 23$<br />
er anders over ; die mannen van de vrijheid en de verdraagzaamheid<br />
die vijanden van alle bekrompenheid en fanatisme, hebben geoordeeld<br />
in die godsdienstige plechtigheden een beleediging te moeten zien jegens<br />
hun overtuiging, een beleediging, die gewroken moest worden door een<br />
luidruchtige anti-clericale manifestatie ! En daartoe kozen zij het graf van<br />
hun oud-leeraar den vrijdenker Bersot.<br />
De redenen, die hen daartoe dreven, legden zij bloot in het vol<br />
schrijven aan het dagblad l'Fclair :<br />
-gende<br />
Bij gelegenheid van het eeuwfeest der school hebben de katholieke, de<br />
protestantsche en de joodsche normaliens in hun onderscheiden kerkgebouwen<br />
een plechtigen dienst voor de overleden oud -leerlingen gehouden.<br />
Of zij dit al dan niet gewild hebben, het is te voorzien dat een deel der<br />
pers zich van dat feit zal meester maken en het uitleggen ter gunste der denkbeelden,<br />
die zij verdedigt.<br />
Daarom hebben wij aan alle normaliens bijgaande circulaire gezonden. Liever<br />
zouden wij hen allen vereenigd hebben op het graf van Bersot eenvoudig om in<br />
hem den mensch te eeren, die onze school heeft bestuurd en jegens wien zoovele<br />
leerlingen een schuld van dankbaarheid hebben af te doen.<br />
Maar door aan hun vergaderingen een godsdienstig karakter te geven,<br />
brengen onze kameraden ons in de noodzakelijkheid, op onze beurt te toonen dat<br />
geheel verschillende denkbeelden op de school zijn ontwikkeld ; en wij zullen<br />
Bersot danken dat hij daar grootelijks toe heeft bijgedragen.<br />
De rondgaande brief nu luidde als volgt :<br />
Op het oogenblik der viering van het eeuwfeest onzer school heeft het ons<br />
goed gedacht eenige oogenblikken te wijden aan de gedachtenis der normaliens,<br />
die niet meer zijn.<br />
Diegenen onder ons, welke den eeredienst der dooden niet van een goddelijken<br />
eeredienst scheiden, vereenigen zich in hun tempels ; in gewone.omstandigheden<br />
zouden wij gaarne met hen mee zijn gegaan, niet om te bidden, maar om<br />
in ons zelven te keeren ; maar op het oogenblik dat onze feesten de aandacht op<br />
ons trekken, hebben wij gemeend dat onze tegenwoordigheid bij een godsdienstige<br />
plechtigheid noodzakelijk als een daad van godsvrucht zou uitgelegd worden.<br />
Daarom zullen wij ons, orn onze louden te herdenken, vereenigen op een<br />
graf ; en opdat de oud-leerlingen, wier geest zich heeft vrijgemaakt van alle onder<br />
aan godsdienstige geloofsleer. ook hun deel hebben aan de herdenking-werping<br />
hunner kameraden, hebben wij het graf van een hunner, van ' Bersot, gekozen.<br />
Overal en altijd dezelfden toch, die voorvechters der vrijheid en<br />
verdraagzaamheid ! Geen vrijheid, dan voor hen alleen. De katholieke,<br />
protestantsche en joodsche oud-leerlingen hadden in hun uitnóodiging<br />
ieders vrijheid van overtuiging geëerbiedigd. Er kwam geen woord in<br />
voor, dat iemand aanstoot had kunnen geven. Maar de vrijgeesten vatten<br />
er, in hun onbekrompen verdraagzaamheid, onmiddellijk vuur op De<br />
geloovigen hadden het gewaagd, voor hun geloof uit te komen. Dat<br />
mocht niet. Dat eischte protest, en zij ontzagen zich niet, de heele<br />
feestvreugde in eens op baldadige manier te verstoren door een manifestatie,<br />
die alle geloovige kameraden in hun dierbaarste overtuiging moest<br />
beleedigen.<br />
Altijd en overal dezelfden !
, - 2 39 —^.<br />
ñE ITALIAANSCHE REGEERING TEGENOV9R<br />
DE KATHOLIEKE KERK.<br />
(Slot.)<br />
„Alles staat onder de knoet: van den hier alleen heerschenden<br />
vrijmetselaar, dien men slechts tweemaal per jaar in de kerk en in het H.<br />
Huis. zien kan. In de godsdienstoefeningen ? Dat mocht wat ! Neen,<br />
als hij komt, om de offerkist der Santa Casa, waarin de geloovigen de<br />
gaven storten, ten bate van Crispi en de logemannen weg te halen<br />
Men kan wel aannemen, dat Crispi en zijn Lina daarvan meer<br />
konen te zien dan de kerk en de hier dienstdoende geestelijkheid.<br />
Hierbij moeten nog jaarlijksche inkomsten tot een gezamenlijk bedrag<br />
van een half millioen uit de meer dan honderd pachthoeven der Santa<br />
Casa -- aan deze behoort bijna de geheele wijde omtrek — gerekend worden.<br />
Nog meer, geheele sommen gelds — de opbrengst van het lezen der H.<br />
Mis — worden op last van den Staat geïncasseerd en geboekt. De Staat<br />
gebruikt de mis-prebenden evenals het andere vermogen ten eigen bate<br />
d. w. z. voor loge- en verkiezingsmanoeuvres. — Hoeveel aan den strijkstok<br />
hangen blijft, is eerder te denken, dan te zeggen. Slechts een enkel voorbeeld.<br />
Het was in het jaar'70, toen de schrijver dezer regelen bij de Santa Casa ten<br />
behoeve der vreemde pelgrims was aangesteld. Vroeger was tot gouverneur<br />
een door edele (?) hartstochten ellendig geworden Italiaansch graaf en vrij -<br />
metselaar door , de regeering gekozen, die als vermogen 200000 franks schuld<br />
meebracht ; na een paar j aar kon hij zijne dochter een bijna vorstelijk ver<br />
als bruidschat meegeven. Eenige honderdduizenden H. Missen,<br />
-mogen<br />
welker opbrengsten reeds sedert lang op de gewone wijze verdwenen<br />
waren, werden tot weinige gereduceerd ; terwijl de celebreerende priesters<br />
met een papieren lire betaald werden.. Evenals op dit moment<br />
moesten de priesters, wanneer zij in het genot eener prebende zijn wilden,<br />
altijd voor de Kerk -- d. w. z. voor de kas van bovengenoemden Staats<br />
Mis lezen. Zoo was het beslist en vastgesteld. En-gouverneur<br />
-- de H.<br />
zoo is het heden nog ; slechts wordt, zooals ik vernomen heb, heden<br />
1 L. 20 cent, derhalve ruim 1 frank betaald. Geeft nu b. v. een pelgrim,<br />
die meent een goed werk te doen, voor een H. Mis 50 franks, dan<br />
heeft hij den staat — d. w. z. het geheime fonds der regeering, of de<br />
kas der maconnieke loge -- niet ten minste 48 franks en 48 cents gemest,<br />
en den celebreerenden priester slechts 1 frank 20 cent geschonken.<br />
Dewijl ik, als vreemdeling over dit schandelijk bedrog en deze<br />
onbeschaamde exploitatie in naam van den godsdienst vertoornd, eenige
pelgrims op deze omstandigheid opmerkzaam maakte, werd mij, toen dit<br />
ruchtbaar° werd, langs officieelen weg bevolen, voor Z. Ex. den gouverneur<br />
te verschijnen. Hier ontving ik mijn ontslag en nog een uitbrander<br />
op den koop toe ; zoodat i:k van dat oogenblik wist, tot wier voordeel deze<br />
bedevaarten sedert eenige jaren gediend hebben. Omdat de regeering van<br />
het reusachtig vermogen der kerk weinig voor zijn o o r s p r o nk<br />
e 1 ij k e b e s t e m m i n g loslaat, en ieder jaar verweg het grootste<br />
deel in vreemde handen en kassen blijft hangen, en de kerk toch ten<br />
langen leste aan reparatie onderhevig geworden was, heeft de bisschop van<br />
Loreto aan de katholieke wereld een breve gezonden, waarin hij om aal<br />
voor dit doel verzocht."<br />
-moezen<br />
Opdat de lezer uit deze correspondentie, niet de conclusie trekke,<br />
geen offergaven aan de Santa rasa te schenken, -- voor zoover het<br />
betreft de restauratie en versiering der kathedraal — een werk, zoo<br />
welgevallig aan God en de Onbevlekte Moedermaagd, en zoo warm aan-<br />
bevolen door Paus Leo XIII, meenen wij hem het volgende, ontleend<br />
aan een brief van vorst Karel zu Löwenstein in de Salzb. Kirchen-Lei-<br />
tung, niet te mogen onthouden.<br />
«Giften aan het comité voor de restauratie der koorkapel, van<br />
nu af «kapel der Duitsche natie» genoemd, vallen niet in handen der<br />
Italiaansche regeering, maar worden direct den kunstenaars voor den<br />
door hen geleverden arbeid ter hand gesteld. Duitsche kunstenaars<br />
zijn belast met de uitvoering der meeste werken : o. a. prof. Lodewijk<br />
Seitz en de Tiroler beeldhouwer Tschager, die het koorgestoelte en den<br />
pauselijken troon vervaardigd heeft. Eveneens loopen de bijdragen ten<br />
behoeve der «Aartsbroederschap van -het Heilig Huis,» die door bemiddeling<br />
van pater Linus, gardiaan der Capucijnen te Munchen, direct aan<br />
pater Malaga, Capucijn te Loreto en directeur der Aartsbroederschap,<br />
worden gezonden, geen gevaar, niet voor hun bestemd doel gebruikt<br />
te worden. Dat deze giften rijkelijk, vorstelijk mogen vloeien, is nood<br />
wegens het kostbare karakter der stoffeering, die voor dit interna<br />
-zakelijk<br />
heiligdom passend is. Wij mogen ons hieraan niet onttrekken door-tionaal<br />
de gedachte, dat de Italiaansche regeering deze restauratie en stoffeering<br />
zou moeten tot stand brengen door teruggave van door haar geconfisqueerde<br />
gelden ; want dan zou men ook oni de zelfden reden den heiligen<br />
Vader den Sint-Pieterspenning kunnen weigeren.»<br />
VERITAS.<br />
1NEIOUD : Moderne theologen. -- Een pleidooi, door Scholasticus I1.-- Een fiasco,<br />
--- Overal en altijd dezelfden. -- De Italiaansche regeering tegenover de katholieke<br />
Kerk, door Verftas. (Slot.)
2%e daarg9ng. ,M 16. 15 Mei 1805.<br />
<strong>HET</strong> l)OM,PER'TJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN.<br />
(NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven ene. te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Neaeriand f s.— ; fr. per post f 1.25 ; buitenrand<br />
T s.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
DE „BELIJDENIS" DER NEDERLANDSCHE<br />
'HERVORMDE KERK.<br />
Houdt de Nederlandsche Hervormde kerk er een vaste<br />
belijdenis op na'?<br />
Men zou zeggen dat dit heelemaal in strijd moet wezen<br />
met het beginsel van liet Protestantisme, dat toch op het vrije<br />
onderzoek is gebaseerd en ieder gemeentenaar, van de eenvoudigste<br />
stovenzetster af, tot den geleerdsten doctor in de<br />
theologie toe, volle vrijheid toekent om naar eigen gevoelen<br />
en goeddunken den zin der gewijde schriften te verklaren<br />
Ook in de practijk schijnt men zich weinig aan een vaste<br />
heli' derii"s te houden. Hoe anders te verklaren dat in een<br />
zelfde gemeente leeraars van geheel uiteenloopende richting<br />
elkander op den preekstoel afwisselen en elkander wederkeerig<br />
verketteren `?<br />
Het geval van dominee Smits en dominee Ter Haar te<br />
Nijmegen, die elkander de preekbeurt bij het bezoek van Hare<br />
Majesteiten betwistten, omdat de een van meening was dat de<br />
ander den hoogen Hoorderessen maar verderfelijke dwalingen<br />
zout opdisschen, is wel het meest teekenende staaltje van de<br />
vrijheid, die den predikanten gelaten is tot het verkondigen<br />
van hun persoonlijke meening.<br />
Was er toch een vaste belijdenis, dan konden zich dergelijke<br />
geschillen onmogelijk voordoen. Dan had men de leer,<br />
door een predikant verkondigd, eenvoudig aan de eenmaal<br />
vastgestelde belijdenis van de Kerk te toetsen, en men wist<br />
in eens of hij al dan niet als rechtzinnig kon beschouwd worden.
- 242 -<br />
:Nwi a[kltlei(Iiflg van het Nijmeegsche geval merkte de<br />
Standaard zeer terecht op:<br />
»Iii een kerk, die, gelijk het behoorde, alleeii behjders<br />
en getuigen van den Christus op den kansel duidde, was heel<br />
zulk een incident ondenkbaar geweest."<br />
tHiel orthodoxe blad hield namelijk den orthodoxen dominee<br />
Smits, die zijn modernen college Ter Haar de preekbeurt<br />
niet had willen aftaan, tegen alle opmerkingen, die dit had<br />
uitgelokt, krachtig de hand boven het hoofd. Had hij alleen<br />
tot streeling van zijn eigenliefde op zijn stuk gestaan, dan was<br />
hij te veroordelen geweest. »Maar dat een predikant, die den<br />
Christus beljjdt, voor geen collega, die den Christus verwerpt,<br />
uit den weg gaat, al dwongen ook alle Koningen en Prinsen<br />
er hem toe, strookt eer met den eisch van een degelijk karakter,<br />
dan dat het tegen zijn karakter getuigeii zou."<br />
En later lichtte de Standaard dat nog eens nader toe:<br />
»Een moderne predikant," zei hij, »kan wel zijn dienst<br />
overgeven aan een orthodoxen, omdat voor hem het orthodoxe<br />
standpunt, hoezeer verouderd, toch niet op zichzelf zondig is.<br />
»Voor een orthodoxen predikant daarentegen, die de<br />
positie van een modern predikant, in een christelijke kerk,<br />
niet anders dan als onverdedigbaar kaii beschouwen, is zulk<br />
een wederkeerige ruiling ondenkbaar."<br />
Het blijkt dus dat in de tegenwoordige Ned. Hervormde<br />
kerk predikanten, die den Christus belijden, en dominees, die<br />
den Christus verwerpen, eenvoudig naast, of althans achter<br />
elkaar optreden. In zulke omstandigheden kan toch zeker van<br />
geen vaste, voor allen geldende helijdenis sprake zijn.<br />
Wanneer wij daarbij de curieuze belijdenisseri in aanmerking<br />
nemen, die onlangs op het congres der moderne theologen<br />
. werden verkondigd door regelmatig in de Ned. hervormde<br />
Kerk dienst doende predikanten, dan valt er heelemaal niet<br />
meer aan eenheid in een bepaalde belijdenis te denken.<br />
En het opmerkelijke daarbij is, dat orthodoxe predikanten,<br />
die toch de modernen als verwerpers van den Christus<br />
brandrnerken, er niets geen bezwaar in schijnen te zien, in een<br />
zelfde kerk de bediening des woords met hen te deelen.<br />
Het geval te Nijmegen levert daarvan een curieus voorbeeld<br />
op. Jarenlang toch preekten daar om beurten de moderne<br />
dominée Ter Haar en de orthodoxe predikant Smits, zonder<br />
dat de laatste daar blijkbaar eenig gemoedsbezwaar tegen had,<br />
toen op eens de komst der koninginnen hem er toe bracht zijn<br />
collega den kansel te betwisten.<br />
Daarom kan men den «í1ennisten dorpsdominee,»
-- 243 ---<br />
Ds Wartezea te Akkrurri, niet heelernaal oii elfij k geven, toenl<br />
liij aan dominee Smits. betreffende diens wei ering orn de preekbeurt<br />
aan Ter Haar af te staan, onder meer 1_het volgende schreef :<br />
«t1 die in een gemeente met een modern predikant als<br />
collega samenwerkt en er dus geen overwegend bezwaar in ziet,<br />
dat uw eigen gemeenteleden ook door dien collega bearbeid<br />
worden gij zijt immers niet gedwongen, maar vrijwillig in<br />
die positie komt het allerminst toe als zielevoogd over H.<br />
M. op te treden en haar te weigeren., als zij -voor zich zelve<br />
begeert, wat uwe schapen, o herder, wekelijks rechtens kunnen<br />
ontvangen en voor een deel ook werkelijk ontvangen..<br />
«Gij zijt toch geen predikant van een deel, maar van<br />
heel de gemeente te Nijmegen uwe weigering is onbeleefd.<br />
Hadt gij, de Vorstin uwe bereidwilligheid meldend om aan Haar<br />
verlangen te voldoen, Haar tevens geschreven hoe de zaken<br />
volgens uwe beschouwing stonden, hadt gij Haar gewaarschuwd<br />
tegen wat zijwellicht niet wist, en waarvan Zij, volgens uwe<br />
conscientie, niet onkundig mocht blijven, het was uw recht<br />
g eweest, het zou u eeren als man van beginsel.»<br />
Daar valt inderdaad niet veel tegen te zeugen. Als dominee<br />
Smits in ernst overtuigd is, dat de moderne prediking<br />
van zijn collega Ter Haar zoo verderfelijk moest zijn voor<br />
Hare Majesteit, hoe kan hij het dan gemoedelijk aanzien, dat<br />
week op week heel de Hervormde Gemeente aan datzelfde gevaar<br />
blootstaat `?<br />
Hoe meer wij ons in de beschouwing van dergelijke<br />
toestanden verdiepen, hoe minder begrijpelijk ze ons voorkomen.<br />
Maar zooveel schijnt er toch wel uit op te maken dal. de Ned.<br />
Hervormde Kerk aan hoegenaamd geen vaste belijdenis hecht;<br />
want, zooals de Standaard zei, in een kerk, die, gelijk het behoorde,<br />
alleen getuigen en belijders, géén verwerpers • van den<br />
Christus op den kansel duldde, zou zulk een gezamenlijk optreden<br />
van modernen en orthodoxen, lieden, die in de belijdenis<br />
lijnrecht tegen elkaar overstaan, onmogelijk wezen.<br />
Alzoo meehenwij te mogen besluiten, dat er in de Nederlandsche<br />
Hervormde kerk g e e n vaste, altlans voor de predikanten<br />
bindende belijdenis bestaat.<br />
Maar wat dan te denken van het volgende bericht, dat<br />
voor eenige dagen de ronde deed door de bladen `?<br />
Bij gelegenheid van de persoonlijke kerkvisitatie in de<br />
Ned. Hervormde Gemeente te Leiden, op Vrijdag 3 Mei zoo<br />
lazen wij -- heeft de voorzitter van den kerkeraad, ds. Oberman,<br />
naar aanleiding van een klacht der ouderlingen over de recht -zinnigheid van den<br />
oudsten predikant dr. H. G. Hagen, ten op-
A --- 244 &.aL<br />
zichte van de »leer der voldoening" een bezwaar ingediend<br />
tegen diens belijdenis, als in strijd met die der Ned. Rerv. Kerk!<br />
Dat wil met andere woorden zeggen, dat dominee Hagen<br />
door de ouderlingerl van zijn gemeente ronduit bij de kerkelij<br />
ke overheid, in den persoon van dominee Oberman, is aan -geklaagd<br />
wegens ketterij ! Er werd toch bezwaar ingediend<br />
tegen zijn belijdenis als zijnde die in strijd met de belijdenis<br />
der Ned. Hervormde kerk, waaraan hij zich, volgens hen, als<br />
predikant toch schijnt te moeten houden. En die belijdenis<br />
van dominee Hagen, door de ouderlingen als onrechtzinnig<br />
aangeklaagd, gold notabene de »leer der voldoening," waaromtrent<br />
wij juist kort geleden op het congres der moderne<br />
theologen zulk een allerzonderlingste belijdenis gehoord hebben !<br />
Men zal zich toch uit ons vorig nummer herinneren,<br />
hoe daar een andere dominee uit Leiden, ds. Chavannes, een -voudig<br />
weg kwam beweren dat er bij Gods oneindige liefde<br />
geen sprake kan zijn van vergeven, waaruit noodzakelijk volgt<br />
dat er van 's menschen kant dan ook geen voldoening noodig<br />
is, om zich die vergeving waardig te maken. Als ooit de christelijke<br />
leer der voldoening onbesch.aarnd is op zij geworpen, dan<br />
zeker was dat hier het geval.<br />
Toch hebben wij niet gelezen, dat predikanten van de<br />
Ned. Hervormde Kerk tegen de leer van ds. Chavannes zijn<br />
opgekomen krachtens de beljdenis hunner Kerk. Wel vond hij<br />
tegenspraak, zooals we in 't vorig nummer gezien hebben, maar<br />
niemand bracht hem tot de orde door een beroep op de belijd enis<br />
der Kerk.<br />
Geen enkel. der aanwezige, in de Ned. Herv. Kerk dienstdoende<br />
predikanten schijnt alzoo aan die belijdenis gedacht te<br />
hebben. De Leidsche ouderlingen blijken daarentegen beter van<br />
die belijdenis op de hoogte te zijn. Waarin de afwijking van<br />
ds. Hagen bestaat, weten wij niet, maar ze kan toch zeker<br />
niet buitensporiger geweest zijn dan die van zijn collega<br />
Chavannes. Welnu, de ouderlingen hebben hem wegens zijn<br />
onrechtzinnigheid in de leer openlijk bij de kerkelijke overheid<br />
aangeklaagd.<br />
De . heer Hagen moet, naar wij verder lezen, daarop ver -klaard<br />
hebben, dat hij, ofschoon de ouderlingen hem bijna 15<br />
jaren lang hadden tegengewerkt in de aanneming zijner leerlingen<br />
en mitsdien verzuim hadden gepleegd in de uitoefening<br />
van kerkelijke betrekkingen, niet van plan was deswege een<br />
overigens rechtmatig bezwaar in te dienen. Voor 't overige
245<br />
zou hij rustig afwachten wat het ciassicaal bestuur van Leiden<br />
te zijnen opzichte zou meenen te moeten doen.<br />
Alzoo deed dominee Hagen geen enkele poging om de<br />
tegen hem ingebrachte beschuldiging van zich af te werpen.<br />
Daarentegen bracht hij van zijn kant wel een beschuldiging in<br />
jegens de ouderlingen wegens plichtverzuim, waarvan hij evenwel<br />
verder geen werk wilde maEen. Hij zou eenvoudig afwachten<br />
wat het ciassicaal bestuur van Leiden over hem beschikken<br />
zou.<br />
NOg wordt als een opmerkelijke bijzonderheid bij het<br />
geval verteld, dat dominee Ha ren al ten naasten bij 35 jaar<br />
predikant der Leidsche gemeente is geweest, zonder dat tot<br />
dusver ooit een dergelijke klacht tegen hem geiezen is, en dat<br />
juist nu, terwijl hij nog maar een jaar dienstdoend predikant<br />
zal wezen, zulk een bezwaar tegen zijn evangelie-prediking<br />
wordt ingebracht.<br />
Uit deze laatste bijzonderheden moet men wel de gevolgtrekking<br />
maken dat, althans in de oogen der Leidsche<br />
ouderlingen, aan de ongerepte zuiverheid van de belijdenis der<br />
Kerk ontzaglijk veel gelegen is, daar men anders een predikant,<br />
dien men al 35 jaar.gehoord heeft, j nu hij nog maar één<br />
jaar voor de borst heeft, niet op dat laatste oogenblik om zijn<br />
persoonlijke belijdenis zou gaan lastig vallen. Er is dus wel<br />
degelijk een beljdenis en daaraan moet volgens de onderlingen<br />
dominee Hagen zich houden op straffe van zijn ambt onwaardig<br />
te worden. »Wij hebben een wet,» meenen wij die beljdenisvaste<br />
ouderlingen te hooren roepen, en volgens deze wet moet<br />
hi sterven.»<br />
Dominee Hagen maakt er zieh blijkbaar niet druk over.<br />
Hij verwacht kennelijk dat het classicale bestuur van Leiden,<br />
hetwelk in dit geschil rechter schijnt te zijn, niet zoo vast op<br />
de belijdenis zal staan als de Leidsche ouderlingen.<br />
Is het inderdaad aan te nemen dat dit respectabele lichaam<br />
zich strenger zal toonen dan de hoogste overheid der Ned.<br />
i-fervormde kerk zelve, de Synode, die immers de meest uiteenloopende<br />
beljdenisseri, tot rechtstreeksche verwerping van<br />
den Christus toe, gemoedeljk binnen den schoot der Kerk laat<br />
verkondigen ?<br />
Verwerpers en beljders van den Christus worden door<br />
haar met gelijke onverschilligheid als herders der gemeente<br />
aangenomen. Zelfs blijkt ze er hoegenaamd niets tegen te<br />
hebben, dat in een zelfde kerk, die van Nijmegen bijvoorbeeld,<br />
de gemeente door twee herders van volkomen tegenstrjdige<br />
beljdenis beurtelings rechts en links gedreven wordt.
246 .--<br />
Hoe zou zij er zich - dan warm over maken, als hier of<br />
daar een oude dominee, die op het punt staat zijn congé te<br />
krijgen, in ..conflict raakt met. zijn ouderlingen over een punt<br />
van de belijdenis, waaraan zij zelf blijkbaar niet de minste<br />
waarde meer hecht `?<br />
Die Leidsche ouderlingen schijnen al bijzonder ouder -wetsch en<br />
volslagen vreemdelingen in Jerusalem te wezen, als<br />
zij zich verbeelden dat er in hun Kerk nog een vaste leer zou<br />
wezen, waaraan predikanten zich behoorden te houden. Men<br />
heeft toch maar uit zijn oogen te kijken, ora onmiddellijk te<br />
zien dat er bij de hoogste autoriteit der Ned. Herv. Kerk<br />
evenveel vastheid van richting te bespeuren is als bij een<br />
windwijzer. Lustig laat zij den wind van allerlei leering over<br />
de aan haar hoede betrouwde Kerk waaien en brengt in haar<br />
uiterste consequentie de echt protestantsche leuze »vrijheid<br />
blijheid" in practijk.<br />
Geen vaste belijdenis, ieder geloove en verkondig e precies<br />
wat hem goeddunkt. Hij moge, als de orthodoxe, de<br />
rechtvaardiging verkondigen alleen door het (eloof in Christus<br />
den Zoon Gods, of, gelijk de moderne, dien Christus eenvoudig<br />
voor een wijs en edel leeraar zonder eenige goddelijke<br />
zend ino verklaren, het staat b ern volkomen vrij . Het ligt geheel<br />
in de lijn van het »vrije onderzoek. ".<br />
Wij willen het volmondig erkennen. Maar daartegen -over<br />
moeten wij dan tüeh de vraag stellen : hoe het mogelijk<br />
is dat de Ned. Herv. Kerk, die blijkbaar geen vaste belijdenis<br />
keilt en zoowel getuigen als loochenaars van den Christus op<br />
haar kansels duldt, zich nog een e Ii r i s t el i j k e Kerk durft<br />
heeten.<br />
OOK AL LETTERKUNDE?<br />
Wat al under de vlag van literatuur binnengebracht wordt bij<br />
het lezend publiek, zagen wij weer kort geleden, en wel, vreemd genoeg,<br />
in de Dietsche Warande (Nieuwe Reeks, no. 2, 8e j aarg.1895). vaar lezen<br />
wij in de „Tochten der Fictie van het Oosten naar het Westen, Letterkundige<br />
Studie door Dr. Jan ten Brink" :<br />
,,......Daar de Duizend-en-Een-Nachtvertellingen vele Perzische en<br />
Indische motieven bevatten, hoe geheel Arabisch van kleur en inkleeding<br />
overigens, is het vooral merkwaardig, dat de inleiding van dezen einde-
- 247 -<br />
bozen roman--tiroirs in verband staat met de Perzisch-Hebreeuwsch<br />
legende van koningin Esther - als voortreffelijk is uiteengezet door den<br />
Leidsehen Hoogleeraar Dr. M. J. de Goeje, in den Gids van 1866...." En<br />
lezen wij laatstgenoemd artikel, dan ontmoeten wij o. a. het vole<br />
,,De overeenkomst van namen is niet het eenige, dat ons doet<br />
denken aan een zekeren samenhang tussehen de legende der oorspronkeljke<br />
Nachtvertellingen en de Estherlegende. Beide hebben één hoofd-<br />
. trek gemeen. De koning, verstoord op zijne gemalin, verstoot deze volgens<br />
't boek Esther. Naar de inleiding der tegenwoordige Duizend en<br />
déne nacht heeft hij haar op ontrouw betrapt en brengt baar om. Hoe<br />
het in 't oorspronkelijk was, weten wij niet."<br />
En wat verder komt Sehr. tot de conclusie<br />
,.... Indien nu de samenhang tusschen de legende der Nachtvertellingen<br />
iiiet enkel in mijne verbeelding bestaat, is deze voor beide van<br />
gewicht. Wat het boek Esther betreft, blijkt het dan, dat het inderdaad,<br />
althans ten deele, aan cene Perzische legende ontleend is," enz.<br />
Men ziet het: de geschiedkundige waarde van het Bijbelboek<br />
Esther wordt zonder vorm van proces aan de deur gezet. Zonder vorm<br />
van proces : want waar zijn de bewijzen ? Noch Dr. de Goeje, noch Dr.<br />
J. t. B. doen een poging, om het gezag omver te werpeti van Esther,<br />
dat daaraan door de katholieke Kerk, door de Overlevering en onbevoor<br />
oordeelde, grondige wetenschap wordt toegekend. Of zou dit misschien<br />
als bewijs moeten dienen, dat een of ander Oosterseh verhaal in een of<br />
ander punt op de geschiedenis van Esther gelijkt of schijnt te gelijken?<br />
1)it ware toch wel al te naïef. Welk ontwikkeld- man zou toch voor zijn<br />
rekening nemen de volgende redeneering : „Verhaal A staat niet geschiedkundig<br />
vast'; doch nu geljkt het hier en daar op verhaal B, dus dit<br />
laatste staat ook niet geschiedkundig vast."<br />
Maar nu die gelijkenis dan in namen en zaken, en Atossa en<br />
Parysatis ! Bij onderscheidene Arabische en Perzische schrijvers, zoover<br />
ik weet, allen uit de 9e, lOe of lie eeuw, vindt men volgens Dr. d. G.,<br />
dat de Nachtvertellingen de geschiedenis bevatlen van den koning, den<br />
vizier en zijne dochter Schîrthd met hare slavin Dînzd. Het werd geschreven<br />
door of voor prinses Homâi, dochter van Bahman (Artaxerxes<br />
I Longimanus), wiens eehtgenoote zij ook was; zij heette ook Sjahrazâd,<br />
welke naam ook aan hare moeder gegeven wordt en dan aan haar zelve<br />
die van Dînâzâd. Tabari, een der bedoelde schrijvers, „noemt Esther de<br />
moeder van Bahman," zegt Dr. de G. „en geeft aan Homi zelve den<br />
naam Sjahrazd, zooals Firdausi."<br />
Verder werd Mardoeheus eerste staatsdienaar, gelijk de prinses,<br />
die het hart des vorsten won, de dochter was van den vizier; zij werd,
— 248 ----<br />
gesteund door eene huismeesteres des konings, (Dinazád), Esther door<br />
hare kamenier ; de prinses der Nachtvertellingen maakte een einde aan<br />
den vrouwenmoord, want iederen dag deed de vorst zijne gemalin ombrengen<br />
en huwde hij eene andere : Esther werd de bevrijdster van Israël.<br />
En hier komt nog bij, dat Firdausi, een der boven besproken schrijvers,<br />
volgens Dr. d. G. verhaalt, dat Bahman (Artaxerxes I) een jodin gehuwd<br />
had, die de oorzaak werd der bevrijding van haar volk uit de ballingschap.<br />
Dit zijn, meen ik, de voornaamste punten van overeenkomst, die<br />
ik liever niet te zeer ontwikkel, ten einde niet de nieuwsgierigheid te<br />
prikkelen naar een boek, waarvan Dr. d. G. zegt : „De inkleeding der tegen<br />
Nachtvertellingen is de minst kiesche en natuurlijke, zooals-woordige<br />
reeds door Gildemeister is opgemerkt," terwijl hij, aan het einde van zijn<br />
artikel, zich over de onkieschheid der Nachtvertellingen beslist veroordeelend<br />
uitlaat.<br />
Indien er oorspronkelijk aan de Nachtvertellingen een feit ten<br />
grondslag zou liggen, dat ook in het Boek Esther vermeld wordt, dan<br />
zou dat niet het minst bewijzen tegen de geschiedkundige waarde van<br />
dat Bijbelboek : het zou een bewijs zijn, dat de geschiedenis, in dat Boek<br />
vermeld, niet geheel vreemd gebleven is aan het volk. Er zou echter<br />
volstrekt niet uit volgen, dat liet Boek Esther ontleend is aan eene Perzische<br />
legende, dat dat Boek en de Nachtvertellingen twee gelijkwaardige<br />
legenden, ik had haast gezegd, „vertelsels" zijn!<br />
Het „historische voorbeeld" van de bovengenoemde prinses Homai,<br />
zegt Dr. d. G., „zijn naar alle waarschijnlijkheid de Parysatis en de Atossa<br />
der Grieksche schrijvers." Is daarmede bedoeld, dat die vrouwen veel<br />
gelijkenis hebben met Esther, die wij uit de H. Schrift kennen, dan zal<br />
Sehr. toch, denk ik, de overeenkomst der eerste met Esther wel niet al<br />
te zeer urgeeren. De door en door heerschzuchtige, wreedaardige, sluwe<br />
moeder van Artaxerxes Mnemon maakt nevens Esther een allesbehalve<br />
gunstig figuur. Wat Atossa betreft, deze zou men geneigd kunnen zijn<br />
te vereenzelvigen met Esther, wier Hebreeuwsche naam Hadassah schier<br />
gelijkluidend is met Atossa. Onzes inziens bestaat echter hiervoor geen<br />
genoegzame grond. Van de twee Atossa's, die wij uit dit tijdperk leeren<br />
kennen bij Herodotus en Plutarchus, kan de Bene, dochter van Artaxerxes<br />
Mnemon en achterkleindochter van Longimanus, zeker wel niet in aan<br />
komen voor eene vergelijking met Esther — behalve in den-merking<br />
naam. De andere Atossa was de echtgenoote van Darius Hystaspes, dien<br />
zij, volgens het verhaal van Herodotus, aanzette tot den oorlog tegen<br />
Griekenland, die door hem dan ook ondernomen en door zijn zoon en<br />
opvolger Xerxes zoo ongelukkig werd ten uitvoer gebracht. Welke bij<br />
overeenkomst deze Atossa met Est ier heeft in karakter en han-<br />
-zondere<br />
deling, zie ik niet in,
---- 249 --<br />
Hoe het zij, laat er zooveel overeenkomst bestaan tusschen Esther<br />
én Atossa, of Parysatis, als men wil, laat liet zijn, dat de Atossa van<br />
Herodotus in de Perzische overlevering is verward geworden met Hadassah<br />
of Esther; laat het zijn, dat de vroeger vermelde schrijver Tabari<br />
niet geredeneerd en geschreven hebbe na kennismaking met het Schriftuurboek<br />
Esther, maar dat hij den naam van Esther in het volksverhaal<br />
heeft toegekend gevonden aan de moeder van Longimanus, zoodat zij<br />
diensvolgens de echtgenoote zou zijn geweest van Xerxes : zou dat alles,<br />
wel verre van iets tegen het Bijbelboek Esther te bewijzen, de geschied<br />
waarheid daarvan niet in een helderder licht stellen ? Zoolang-kundige<br />
men dus geen bewijzen aanvoert, die de waarheid van een Schriftuur -<br />
boek omverwerpen, noeme men dat boek niet een legende, en spreke<br />
men niet van de Estherlegende, of „aloude Paradijslegende," zooals Dr.<br />
Jan ten Brink in genoemde „studie" doet. Hoe iemand, die zijn naam als<br />
wetenschappelijk man eerbiedigt, zóó schrijven kan, begrijp ik niet recht)*<br />
en evenmin, dat de Dietsehe Warande stukken als het bovenvermelde<br />
opneemt. J. TH. R.<br />
EEN TEGEN-PLEIDOOI.<br />
Scholasticus II moge het mij ten goede houden, dat ik een paar<br />
opmerkingen waag naar aanleiding van zijn laatste opstel in dit tijdschrift.<br />
Ik wil wel beginnen met te zeggen, dat ik het eens ben met heel veel<br />
van hetgeen hij schrijft. Maar ik ben het niet met hein eens, dat het<br />
„over het algemeen wenschelijk is, dat de examinatoren niet worden gekozen<br />
onder de leeraren bij het middelbaar onderwijs, die in den regel<br />
vakmannen zijn, maar uit de ervaren hoofden van scholen, die van zelf<br />
beter op de hoogte zijn met de eischen van de practijk, want hierop<br />
komt het toch ontegenzeglijk op de eerste plaats aan."<br />
Nu ben ik er een zeer groot voorstander van, dat hoofden van<br />
scholen zitting hebben in de examencommissies, maar ik bestrijd, dat de<br />
leeraren bij het middelbaar onderwijs, als zoodanig, over het algemeen niet<br />
verkieslijk zijn. Er zullen er zeker wel onder gevonden worden, die te<br />
veel weten en daardoor te veel vergen van de candidaten, te weinig in<br />
het oog houden, hoeveel kennis men mag veronderstellen bij een jong<br />
bepaalden leeftijd. Maar dat te veel vragen is niet een nood-<br />
-mensch van<br />
zakelijk gevolg van te veel weten : Integendeel. Die leeraren hebben<br />
toch ook een practijk, zitten toch niet den geheelen dag te studeeren,
-^- 250 --<br />
maar geven les, en dat nog wel vaak aan jongelieden van ongeveer denzelfden<br />
leeftijd als de candidaten voor de hulpacte, en kunnen dus juist<br />
door hun practijk weten, wat men orderen mag. De hoofdonderwijzers<br />
van de meeste scholen hebben geen leerlingen van dien ouderdom. Maar<br />
er wordt vooral op gewezen, dat die leeraren te veel weten. Dit is nu een<br />
stelling, die ik absoluut valsep vind. Volgens mijne overtuiging zal juist<br />
dat veel weten., indien de examinator niet het alleronhandelbaarste en<br />
meest onpractische wezen ter wereld is, goed voor den candidaat zijn.<br />
Daardoor kan de examinator eerder en beter de kennis van den candidaat<br />
wegen. En door de grondige studie van zijn vak zal zijn kennis scherper<br />
omlijnd zijn, zal hij beknopter, scherper, duidelijker kunnen vragen, en<br />
het is wel zeker een der voornaamste vereischten in een onderzoeker,<br />
dat zijn vragen helder zijn.<br />
Voeg ik hier nog aan toe, dat zeer veel leeraren bij liet middelbaar<br />
onderwijs korteren of langeren tijd bij het lager onderwijs zijn werkzaam<br />
geweest, en zoodoende ook van de toestanden daarbij op de hoogte zijn,<br />
dan geloof ik te hebben aangetoond, dat de leeraren bij het ni. o. niet.<br />
per se onbruikbaar zullen zijn voor de examencommissies, vaak zelfs zeer<br />
verkieslijk kunnen wezen.<br />
M. i. zal door een verstandige keus uit leeraren en uit hoofden<br />
van scholen de meest bevoegde commissie gevormd worden.<br />
En nu nog een enkele opmerking over de oorzaken, waardoor<br />
zoo weinig candidaten hun hoofdacte behalen. Scholasticus 1I heeft de<br />
meeste opgenoemd, maar den sterksten nadruk zou ik wenschen te leggen<br />
op een gebrekkige opleiding voor het eerste examen. Dat eerste<br />
examen moet niet worden beschouwd als te vragen het maximum van<br />
kennis, op 18- a 19-jarigen leeftijd door een candidaat verkregen. De candidaten<br />
moeten door de opleiding vóór de hulpacte hebben leeren studééren, en<br />
studeeren kunnen de meesten niet. Wie nu i,l een grootere plaats woont,<br />
waar hij goede hulp kan krijgen, zal er minder nadeel van ondervinden,<br />
maar de onderwijzer, die voornamelijk op eigen houtje voort moet werken,<br />
zal er onder gebukt gaan. En daar wordt bij de examens voor de hulp<br />
examinatoren wel degelijk op gelet, of men met een ont-<br />
-acte door de<br />
wikkeld mensch te doen heeft of niet.<br />
Over het algemeen moest men meer het oordeel van menschen<br />
van ervaring vragen, voor men een kind op liet leiden tot het vak van<br />
onderwijzer. Er zijn er zoo veel onder, die misplaatst zijn, voor wie het<br />
leven mislukt is, omdat zij door hunne ouders of wie dan ook werden<br />
gestuwd in eene richting, die de hunne niet is. En er zijn er nog te<br />
veel, die zich belasten met de opleiding van jongelui tot het vak van<br />
onderwijzer, terwijl zij niet bekwaam genoeg zijn, om hun kweekelingen
251 -<br />
die mate van kennis mede te geven, we'ke zij noodig hebben, om in hun<br />
vak vooruit te komen, en er met genoegen in te werkeii.<br />
Arn$terdarn. 31. A. P. C. POELIIEKKE.<br />
Wij stelden oiizen medewerker Seliolasticus 11 in kennis van bo\'ensaand<br />
schrijven, waarop hij een repliek leverde, die wij echter tot ons leedwezen wegens<br />
plaatsgebrek tot het volgend nummer moeten laten liggen. BED.]<br />
ALWEER EEN NJEUWB PARTIIJ.<br />
Het staat in ons land niet stil met liet vormen van partijen.<br />
Waar is de tijd, dat we er maar vier kenden, de katholieke, de conser<br />
vatieve, de anti-revolutionnaire en de liberale partij ? In de dagen van<br />
ohm, toen ieder Nederlander zich onder de banjeren van een dezer vier<br />
schaarde, meende men, dat men het (laar best mee af kon en aan nieuwe<br />
partijen niet de minste behoefte bestond. Hoe heeft de uitkomst dezulken<br />
besehaaind ! Sedert hebben wij zien verrijzen een radicale partij,<br />
een socialistische partij , (,-„en sociaal-democratische arbeiderspartij , een<br />
anarchistische partij, een Friesche volkspartij en tal van andere. Het<br />
was een versnippering zonder eind, want elke nieuwe partij ontftitselde<br />
natuurlijk leden aan de reeds bestaande. Ote-toi de la que je rn'y met te,<br />
klonk het telkens, en het oude vaandel werd verlaten, om zich onder<br />
een nieuw te vereenigen.<br />
Ook thans is die beweging nog niet tot staan gekomen. In de<br />
tweede helft van April heeft zich alweer een nieuwe partij gevormd, die<br />
den weidsehen titel van Nederlandsche Volkspartij heeft aangenomen, en<br />
- de onbestendigheid van al het ondermaansche indachtig - voor hoogstens<br />
29 jaar is aangegaan.<br />
Zooals ik reeds zei, kan een nieuwe partij zich thans slechts<br />
vormen ten koste der reeds bestaande, en zoo heeft de Nederlandsehe<br />
Volkspartij haar aanhangers hoofdzakelijk gerecruteerd onder den Radicalen<br />
Bond, liet Nederlandsch Werkliedenverbond en de Friesche Volkspartij.<br />
En nu staat er wel in de statuten, dat iedereen lid kan worden,<br />
die het doel der partij wil bevorderen, maar juist dit doel zal oorzaak<br />
zijn, dat haar leden tot een bepaalde categorie beperkt blijven.<br />
Wat toch is haar doel ?<br />
Zij beoogt het gelijk algemeen kiesrecht voor alle mannelijke en<br />
vrouwelijke Nederlandsche ingezetenen, - niets meer of niets minder.<br />
Alle Nederlanders, die 23 jaar zijn, vrouwen zoowel als mannen, kiezer,
252 —<br />
en allen één stem -- want door het woordje „gelijk" wordt het meer<br />
kiesrecht reeds bij voorbaat uitgesloten — dit is het ideaal, dat-voudig<br />
de Nederlandsche Volkspartij nastreeft.<br />
Aan het onzinnige, dat in dezen eisch tot nivelleering van alle<br />
Nederlanders ligt opgesloten, wil ik geen woord besteden. Alleen wil ik<br />
op het onmiddellijk gevolg wijzen, dat, dit desideratum zal hebben. De<br />
kieswet, die wij van minister Van Houten wachtende zijn, zal, hoe vrij<br />
ze ook zij, onmogelijk aan den eiseh der Nederlandsche Volkspartij-gevig<br />
kunnen voldoen, en geen enkele kieswet, in hoe vrijzinnigen en progressistisclien<br />
geest ook samengesteld, zal dit kunnen, omdat de Grondwet<br />
zich daartegen verzet. Vooreerst kent zij de kiesbevoegdheid enkel toe<br />
aan mannelijke Nederlanders, en ten tweede vraagt zij kenteekenen van<br />
welstand en geschiktheid. Hierdoor wordt ipso facto het algemeen stemrecht<br />
buiten gesloten, want dit is met den eisch van welstand en geschikt<br />
bescheiden ook, onvereenigbaar.<br />
-heid, hoe<br />
Enkel dus door grondwetsherziening kan de Nederlandsche Volks<br />
haar doel bereiken. Wanneer dus, na de regeling van het kiesrecht,<br />
-partij<br />
de overige partijen de hand aan den ploeg zullen slaan, ten einde die<br />
staatkundige en maatschappelijke hervormingen tot stand te brengen, oI^<br />
wier verwezenlijking reeds zoo lang is aangedrongen, zal deze jongste<br />
van alle partijen krachtens artikel 1 van haar statuten tot een onvruchtbare<br />
agitatie gedoemd zijn. Een partij toch, die is opgericht met het<br />
opzettelijke doel om aan alle meerderjarige mannelijke en vrouwelijke<br />
Nederlanders 1, et kiesrecht te verschaffen, kan tot geen hervormingen<br />
meewerken, zoo lang die eisch niet is ingewilligd.<br />
Is dus het algemeen kiesrecht het doel, dat zich de Volkspartij<br />
voorstelt, van den anderen kant is het weer een middel, orn een tweede<br />
doel te bereiken : de positie van den arbeider tegenover het kapitalisme<br />
te versterken.<br />
Over dit laatste is in de vergadering, waarin tot oprichting der<br />
partij besloten werd, heel wat te doen geweest. Sommigen begrepen, dat<br />
daarin een openlijke oorlogsverklaring aan het kapitaal zou gezien worden,<br />
en stelden daarom voor, de een orn alleen te lezen : „de positie van<br />
den arbeider te versterken," de ander om enkel te gewagen van : „de<br />
positie van den arbeider te verbeteren."<br />
Maar het bekende lid van den Radicalen Bond, mr. Z. van den<br />
Bergh, wilde van deze verzachtingen niet hooren en betoogde, dat de<br />
uitdrukking „tegenover het kapitaal" als de hoofdzaak niet mocht worden<br />
weggelaten. Tevergeefs trachtten andere sprekers, al waren ze het<br />
ook in den grond met mr. Van den Bergh eens, om opportuniteitsre -<br />
denen de krasse uitdrukking door een meer gematigde te vervangen. Het
lid van den Radicalen Bond, een echt enfant terrible, hield vol, dat de<br />
strijd tegen het kapitaal behoorde genoemd te blijven, dat de Volkspartij<br />
geen neutrale partij wezen kon en er zich niet om moet bekreunen, wat<br />
de gevolgen zullen zijn, als zij voor haar doel uitkomt.<br />
Omtrent de bedoelingen dezer partij kan dus niet de geringste<br />
twijfel overblijven. De heer Van den Bergh heeft met prijselijke openhartigheid<br />
gezegd, wat anderen, om zieltjes te winnen, zooveel mogelijk<br />
zochten te bemantelen. Strijd tegen het kapitaal is eigenlijk de spil,<br />
waar alles om draait, en het gelijk algemeen kiesrecht is dan ook feitelijk<br />
niet meer dan een middel, om dezen strijd onder gunstiger voorwaarden<br />
te kunnen voeren.<br />
Terwijl alle overige politieke partijen -- de socialistische natuurlijk<br />
er buiten gelaten -- begrijpen, dat de sociale kwestie enkel kan worden<br />
opgelost door toenadering tusschen kapitaal en arbeider, dat strijd tusschen<br />
deze beide machten de kwestie nog verwarder zal maken en tot<br />
een geweldige catastrophe moet leiden, meent de Volkspartij dat juist<br />
door strijd tegen het kapitalisme de positie van den arbeider zal worden<br />
versterkt.<br />
Maar dezen strijd wil zij, zooals in artikel ]. uitdrukkelijk vermeld<br />
wordt, met wettelijke middelen voeren. Doch hoe dit te rijmen met de<br />
verklaring, dat de Volkspartij, zonder sociaal -democratisch te zijn, ook<br />
tegen de beginselen der sociaal -democraten niet zal optreden ?<br />
Men wil zich uitsluitend van wettelijke middelen bedienen, goed,<br />
maar dan kan men geen vrede hebben met de sociaal -democratische beginseien,<br />
die juist op het geweld zijn gebaseerd. Men kan onmogelijk visch en<br />
vleesch te gelijk zijn, en toch schijnt de Volkspartij dit kunststuk aan<br />
te willen, blijkbaar alleen om zoowel links als rechts aanhangers te winnen.<br />
De heer Van den Bergh wilde het doel der partij niet onder<br />
stoelen of banken steken ; de Volkspartij mocht niet neutraal zijn, en<br />
tegenover het socialisme wil ze de neutraliteit in acht nemen. Is dit<br />
consequentie ?<br />
Neen, de toeleg der Volkspartij is geen andere dan deze : onder<br />
de leus van verbetering en versterking der positie van den arbeider zooveel<br />
mogelijk alle heterogene bestanddeelen onder één hoedje te vangen .<br />
Het Werkliedenverbond van Heldt, de Radicale Bond met rnr. ' Van den<br />
Bergh, de Friesche Volkspartij met Vitus Bruinsma, al deze groepen, die,<br />
alleen in schakeering van elkaar onderscheiden, enkel oog hebben voor<br />
het stoffelijke, kunnen aan de Volkspartij hun contingent leveren. Maar<br />
tot een partij, die allen meerderjarigen mannen en vrouwen een stembriefje<br />
in de hand wil stoppen, die geen hooger doel kent dan strijd<br />
tegen het kapitalisme en tegenover het socialisme een welwillende neutraliteit<br />
in acht neemt, kan geen enkel Christen toetreden. Verbetering
-- 254 —<br />
der positie van den arbeider is de vlag, die deze valsclie lading gnoe<br />
dekken. Men make het signalement hiervan algemeen bekend, opdat geen<br />
der onzen zich door de loksten van dezen vogelaar late misleiden!<br />
GEOS.<br />
FEN TEGENVALLER!<br />
Men herinnert zich het weerzinwekkend gesol met den dichter<br />
Verlaine, dat aanleiding gaf tot het artikel «Ongezonde prikkeling» in<br />
ons nummer van 1 December 1892.<br />
Met dat... verloopen sujet (wij mogen het betrekkelijk zachte<br />
woord nu gerust gebruiken, daar de ondervinding geleerd heeft dat het<br />
berouw, toen door den quasi-bekeerden zondaar aan den dag gelegd,<br />
niet veel meer dan comedie was) met dat verloopen sujet dan werd het<br />
land afgereisd om hem als een kermisdier te vertoonen aan allen, die belust<br />
waren op de ongezonde prikkeling, in bovengenoemd artikel bedoeld.<br />
Het zoogenaamde «Jonge Holland,» de dichters, schrijvers, en<br />
«artiesten» van den Nieuwen Gids hadden het gore heerschap ingehaald, en<br />
het fijnste publiek van Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, hoog beschaafde<br />
heeren en fijn geparfumeerde dames, kwamen hem in deftige<br />
zalen tegen hooge entrée bezichtigen. De groote bladen bevatten lange<br />
artikelen over de «interessante verschijning,» doorspekt met aanhalingen<br />
uit zijn verzen, bij geluk opgevangen bij zijn voorlezingen, waarvan bijna<br />
niemand iets had verstaan.<br />
Het was in de bladen van de »nieuwe richting» Verlaine voor<br />
en Verlaine na ; het leek wel of hij de grootste geest was, die ooit in<br />
menschelijke gedaante op aarde had rondgewandeld, en dat alleen omdat<br />
hij in verzen, die, over het algemeen heel gezocht, gewrongen en onbegrijpelijk,<br />
hier en daar bepaald mooie passages bevatten, dingen had<br />
bezongen, die een fatsoenlijk mensch niet aanroert, en waarvan trouwens<br />
alleen iemand met een verleden als dat van Verlaine achter den rug het<br />
fijne kan weten.<br />
Kortom, het was een lust voor het jonge literaire Holland, dat<br />
schunnige personage met alle eer en hulde te mogen ontvangen; en Verlaine,<br />
die zijn leven voor een groot gedeelte in . tuchthuizen en hospitalen (wel<br />
te verstaan als veroordeelde en verpleegde) gesleten heeft, liet zich al<br />
die ovaties, al het comfort, al de «adoratie» en «affectie,» waarmee men<br />
hem in het gastvrije Holland omringde, met begrijpelijk zelfbehagen wel<br />
Hij schreef er, na zijn terugkomst in Frankrii k, zelfs een boekje-gevallen.<br />
over, Quinze jours en Hollande, waarin hij openlijk al het goede herdacht,<br />
onder die beste, lieve Hollanders genoten.
-- 255 --<br />
welnu, thans kunnen de vereerders vain Verlaine, die hem hier<br />
met zooveel geestdrift ontvingen en later zoo in hun schik waren met<br />
dat mooie boekje over zijn indrukken, hier opgedaan, eens oordeelen<br />
hoe blijvend die indrukken zijn. geweest.<br />
Een correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant stelt hen<br />
daartoe in de gelegenheid. Men moet weten dat het genoemde blad,<br />
welks rubriek Kunst en Letteren in handen van een echten Nieuwe-Gidser<br />
is, zich bijzonder bij de Verlaine-vergoding had uitgesloofd. Het mocht<br />
dus wel de primeur hebben van de volgende correspondentie, die we<br />
hier in haar geheel weergeven, daar ze al te interessant en stichtelijk<br />
is om ze te bekorten of te verminken :<br />
Ik behoorde tot de gelukkigen wie de eer te beurt viel Paul<br />
Verlaine in zijn hospitaal te bezoeken. Ik had mij van dit bezoek zeer<br />
veel voorgesteld, om twee redenen. Primo : om den dichter zelf te zien,<br />
in, zooals de mij geleidende Fransche vriend opmerkte, een zeer intieme<br />
levenswijze, niet door eene officieele, bij feestelijke gelegenheden zoozeer<br />
op den voorgrond tredende gekunsteldheid bekneld, of door nuchter<br />
vormenbesef gewrongen, ongenietbaar voor hen uie Paul Verlaine willen<br />
zien in zijn menschelijk element ; secundo : — en dit was eene vader -landlievende<br />
reden — om eens heel vluchtig te toetsen hoe diep de<br />
indrukken van den schrijver der Quinte jours en Hollande ten aanzien<br />
onzer Hollandsche literatoren geworteld waren.<br />
Ik was doordrongen van het besef dat ik in tegenwoordigheid van<br />
Fransche vrienden door Verlaine zou worden uitgehoord over Hollandsche<br />
dichters en prosateurs van beteekenis, in zijn boekje met reputatie-en-al<br />
zoo zorgvuldig aangegeven. i<br />
Verlaine die verzocht had Hollandsche verzen te mogen hooren.<br />
Verlaine die, veertien dagen lang, Hollanders had gezien, gesproken<br />
en beluisterd, die aandoenlijk was, of aangedaan, toen men hem<br />
zijn portret in woorden kwam verklanken.<br />
Verlaine die namen had gehoord van Hollanders, en handen<br />
gedrukt van Hollanders, en vriendelijkheid, en gastvrijheid, en adoratie,<br />
en affectie ondervonden had van Hollanders.<br />
Verlaine in Holland en Holland voor Verlaine.<br />
Ik releveer dit haastig, om te doen zien, dat ik in mijn verlangen<br />
de grenzen der discretie niet uit het oog verloren had, en mijn chauvinisme<br />
verklaarbaar was.<br />
Het hospitaal Bichat ligt ver, onverschillig van welk punt men<br />
uitgaat. De gansche wijk kenmerkt zich door burgerlijknette organisatie,<br />
waar elk fatsoenlijk en eenvoudig middelpuntig burger onmiddellijk _op<br />
reageert. Het huisgezinachtige en meer compacte ddár verhoogt aanmerkelijk<br />
het sociaal instinct....<br />
Eindelijk stonden we voor Bichat. Toen trappen en nog eens<br />
trappen, . met hindernissen in den vorm van wachters en controleurs.<br />
Toevallende, piepende en krakende deuren, eindelijk boven, en Verlaine<br />
in zicht, onder de dekens woelend, gierend an pret omdat hij bezoek kreeg.<br />
Ik had het geluk, zooals mijn Fransche vrienden mij later zeiden,<br />
Verlaine in een buitengewoon vriendelijke — ja zelfs moppige bui te<br />
ontmoeten.<br />
Na de gewone voorstelplichtjes verzoclht hij mij naast zijn bed<br />
plaats te nemen.<br />
't Allereerst wat hij aanroerde was de vraag..... niet naar de
M— 256 --^<br />
H3ollandsche literatoren; noch naar de Hollandsche dichters, evenmin<br />
naar Hollands welstand,.... ja liet spijt me dat ik deze ontgoocheling<br />
moet laten volgen, maar ik zelf onderging haar ook met gelatenheid....<br />
de vraag dan, hoe ik de Amsterdamsche dienstmeisjes en de typische<br />
Nes vond....<br />
Een lange reeks verhaaltjes van allerlei gezelligheden van strikt<br />
stoffelij ken aard uit Arnsterdamsche en Haagsche kroegen volgde, met<br />
onverstoorbare kalmte opgedreund.<br />
Op :'n bed schommelde Verlaine in extatische argumentatie<br />
heen en weer, niet hoffelijke discretie sprekend van, en met gratie wijzend<br />
op de Hollandsche gastvrijheid.<br />
Zijn gesnap ratelde zacht door het zaaltje, vol zinspelingen en<br />
vernuftige hekelarijen, en deed mij eenigermate het teleurstellend gemis<br />
van een vragen naar Hollandsche literatuur en dito dichters vergeten.<br />
Maar ten slotte, dacht ik, zou hij me toch wel vragen naar de mannen<br />
waarmee hij hier zoo'n innige vriendschap had gesloten. Maar niets,<br />
niets.... 0 ! als ik weer denk aan mijne toen woelende teleurstellingen,<br />
aan mijn geknakt chauvinisme.... 0 ! o ! En de Quinte jours....<br />
-- Meneer Verlaine (ik vatte moed) hebt u nog souvenirs van<br />
Hollandsche artisten, schilders of literatoren ?,..<br />
't Was er uit.... Verlaine viel ons eenigszins heftig in de rede....<br />
dat hij namen vergeten had, maar zich nog wel figuren voor den geest<br />
kon roepen....<br />
Hoe zeer toch was Verlane's brein door zijn laatste ziekte beneveld,<br />
• zou men denken. De schrijver van Quinze jours....<br />
-- Mag ik dan hun namen in herinnering brengen ? vroeg ik<br />
beschroomd.<br />
Met welgevallen begroette hij mijn voorstel.<br />
Ik ving aan niet Kloos, om in gehoorfijnheid met K-1-o-s-s te<br />
eindigen. Bij 't woord Kloss -- want 'n naam was 't nog niet voor hem<br />
--- teekende een vaag verrassingslijntje zich om zijn mond.<br />
Toen V-e-r-w-e-y.... Neen was 't antwoord.<br />
— Maar, meneer Verlaine, uwe Quinte jours en Hollande geeft<br />
toch.....<br />
—.. Heeft er één geweldig veel haar ? viel hij in, ter kenschetsing<br />
van iemand, die hem plotsing voor den geest kwam en dien hij nu met<br />
allerlei gebaren trachtte aan te duiden.<br />
Een kleine verrassing was het toen hem later een naam toch<br />
bleek bijgebleven, namelijk die van Toorop, Jean Toorop.<br />
En dan Zilcken -V-- over hem weidde hij uit : deze artist was<br />
zoo gastvrij, Verlaine was zoo aangenaam door hem ontvangen...<br />
Toen kwamen er weer grappige vertellinkjes van avondjes,<br />
stukjes van avondjes, de Nes.... En daarna brachten nieuwe bezoekers<br />
een wijziging in het gesprek.<br />
Verlaine, de groote Verlaine, de fijngevoelige dichter, de diepe<br />
denker heeft dus van Holland geen andere herinnering bewaard dan die<br />
van kroegen en de Nes!<br />
Stuur de kat naar Engeland, -- als ze terugkomt, zegt ze : miauw.<br />
1 N H 0 U D : De belijdenis der Nederlandsche Hervormde Kerk. --- Ook al letterkunde,<br />
door J. Th. B. -- Een tegen-pleidooi, door M. A. P. C. Poelhekke.<br />
-- Alweer een nieuwe partij, door Geos. -- Een tegenvaller.
!9e Jaargang. .,I^: IT. 1 Juni 1805.<br />
<strong>HET</strong> DOMFERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
(NIF.UWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz. te<br />
adresseeren St.•Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f t.— ; fr. per post f 1.25 ; bui'tenian d<br />
f z.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
DWINGT ZE OM IN TE GAAN!<br />
't Is toch een curieuze vertooning, die we met het kies<br />
beleven ! Terwijl volgens sommigen het heele Neder -recht<br />
volk, van klein tot groot, naar een stembiljet zit te-landsche<br />
snakken en zig hemel en aarde bewegen om voor ieder, , vrouwen<br />
niet uitgesloten, zoo'n kostelijk papiertje te verkrijgen, zien<br />
w** de gelukkigen, die er op 't oogenblik mee begunstigd zijn.,<br />
dat onschatbare kiesrecht op de • meest nonchalante manier<br />
verwaarloozen.<br />
We hebben 't alweer kunnen opmerken, bij de jongste<br />
verkiezingen voor de Provinciale Staten. Met alle kunst- en<br />
vliegwerk zijn de kiezers niet naar de stembus te krijgen. De<br />
bladen sloven zich uit in de welsprekendste aansporingen ; de<br />
kiesvereenigingen trachten de kiezers door advertenties en<br />
strooibiljetten voor haar candidaten warm te maken. Politieke<br />
tinnegieters gaan den boer op om de brave luitjes naar de<br />
stembus op te trommen. 't Helpt allemaal geen zier. Geen<br />
derde part van de kiezers, die zich een Gang naar de stem bus<br />
getroost, om van zijn recht, door anderen zoo vurig begeerd,<br />
gebruik te maken.<br />
En dan zit er nogal kiesrechtuitbreiding in de lucht,<br />
uitbreiding op groote schaal maar liefst!<br />
wat zal dat in de toekomst geven `? De voorstanders<br />
van de uitbreiding hopen er alle heil van. Zij beweren dat<br />
als eerst alleman maar kiezer zal wezen, de liefhebberij pas<br />
algemeen zal worden.<br />
Het kan waar wezen dat het nieuwtje voor velen een
---- 258 -.<br />
groote aantrekkelijkheid zal hebben, en zij dery eersten keet'<br />
storm. zullen loopen naar de stembus. Maar wij vreezen toch<br />
dat dat nieuwtje er gauw af zal wezen, en dat, vooral wanneer<br />
er zoon gedrang om de stembus zou komen, de zoogenaamde<br />
stillen in den lande — en dat zijn gewoonlijk de slechtsten<br />
niet zich nog meer uit het politieke gewoel terugtrekken en<br />
rustig thuis zullen blijven.<br />
Daar is raad op, hooren we ons hier toevoegen. Bij de<br />
-(oekenning van het stemreet wurde eenvou d ig bepaald, dat.<br />
daarvan ook gebruik linoet worden gemaakt op boete en ge -vangenisstraf. Men dwinge de<br />
kiezers gewoonweg op te gaan<br />
ter stembus. Dan zal er gestemd worden dat er geen bij -houden<br />
aan. is. En als alle man maar steint, dan is Let<br />
land gered.<br />
Zouden de voorstanders van zulk een stemdwang dat,<br />
in allen ernst meenen .<br />
Bij de jongste Staten-verkiezingen had een der kiezers<br />
de aardigheid om op zijn sternbriefje den naam te schrijven<br />
van..: Goesti Djilantik. Die rnan was zonder dwang ter stembus<br />
gekomen ; . maar als hij thuis was gebleven, zou hett dan de<br />
moeite waard zijn geweest hem met de politie te halen ?<br />
Nog een merkwaardige verkiezingsui lazen we dezer<br />
dagen omtrent een dorpje in de buurt van Asten. Daar moest<br />
een nieuw raadslid gekozen worden ; maar ofschoon het steinbureau<br />
den ganse]-ten dag al geduldig had zitten wachten, moest<br />
om halfvijf (om vijf ure ging (le bus dicht.) de eerste kiezer<br />
nog opdagen. De voorzitter was toevallig niet stemgerechtigd<br />
en mocht dus geen briefje in de bus steken. De beide ^stemopnemers<br />
mochten dat wel, maar konden het niet eens worden<br />
over den candidaat, en het was toch zaak dat beiden op denzelfden<br />
man stemden, wilden zij niet dat er herstelmaning<br />
noodig was en zij opnieuw een heelen dag bij de leege bus de<br />
wacht hadden te houden.<br />
Eindelijk slaagde Je voorzitter er in, hen tot elkaar te<br />
brengen door hen te vijzen op een derden persoon. „Ja,"<br />
zei een van de wethouders, „die komt nog al eens ergens,<br />
want ik heb hem laatst op den molen gezien !" En zoo kwam<br />
deze er met algemeene stemmen door.<br />
Zou de stemming wel van zooveel méér waarde geveest:<br />
zijn, als al de kiezers, die bedaard thuis waren gebleven, er<br />
met de haren bij gesleurd waren geweest ore ook hun stem<br />
i it te brengen?<br />
Dat is alleen aan 1 e nemen, wanneer 't hem in het<br />
stemmen zat., en niet in het. kiezen. Maar ongelukkig is het
ar._ f -,<br />
eene liet aridere iniet. Het valt sliet inoeilij k, als men op geenn<br />
dwangmaatregel meer of minder ziet (en wie zou daar in onze<br />
eeuw van vrijheid ook zoo nauw op kijken `?) de heele mannelijke<br />
bevolking tot stemmen te noodzaken. Maar we zouden<br />
wel eens willen zien, hoe men die stemmers ook tot kiezen.<br />
zou verplichten, tenzij men hun ingevulde stembiljetten in (ie,<br />
hand mocht stoppen.<br />
Intusschen levert het geroep om stemdwang een pracht,ige<br />
satire op den beweerden volksaandrang om het stemrecht.<br />
Het heette dat de adspirant-kiezers naar het stembiljet snakten,<br />
en nu zouden ze waarachtig nog door dwang geprest moeten.<br />
worden ons er gebruik van te maken !<br />
OVER LITERATUUR.<br />
't Is opmerkelijk, da,t bij een Hamlet-opvoering de hoogste rangen .<br />
steeds het dichtst bezet zijn. De deftiger plaatsen blijven wel niet ledig,<br />
maar geven toch geen heel grooten dunk van de zucht bij de hoogere<br />
standen naar het genot, dat Shakespeare ons schenkt. Booze tongen beweren<br />
dat het volk alleen .komt, omdat er een spook in optreedt, en dat trekt<br />
altijd, vooral wanneer de regie zulk een spook, zooals voor een veertien<br />
dagen hier in Amsterdam geschiedde, onder een watervalletje zet, waar<br />
liet, ondanks zijn koude voeten, rustig blijft staan, tot het aan Hamlet<br />
de droevige Noodschap gebracht heeft.<br />
Maar om op ons chapitre terug te komen, zou Alida Leevend zeggen,<br />
die hoogere, deftiger standen komen niet om spoken te zien, zooals het,<br />
lagere publiek. Zij komen slechts wanneer de vertooning in optima<br />
forma geschiedt, wanneer zij werkelijk een kunstuiting is, waarbij alle<br />
artistieke spieren en spiertjes van den mensch in beweging komen en de<br />
toeschouwer als een perpetuum mobile in zijn `fauteuil zit te rillen.<br />
Jawel, ze koenen om hoog kunstgenot, en niet om spoken te zien. Zij<br />
honren veel liever gillen van „Eleonore vaarwel,' terwijl de man op (le<br />
vreeselijkste manier ingekerkerd zit, of re tien veel liever een dertig,<br />
veertig man staan zingen rondom een brandend huis, terwijl ze het arme<br />
-schepsel beklagen, dat er nog in is, en als ze dan een kwartier hebben<br />
gezongen van pret en angst, toch eens een poging doen om het meisje<br />
te redden, dat natuurlijk kalm op den edelen redder blijft zitten wachten.<br />
Laat de Koninklijke (!) Vereeniging het Nederlándsch Tooneel
--- 26o —,<br />
lidar eens geven eenn ding, dat „het Spookhotel" genoemd wordt, en ei<br />
is geen plaats meer open ; ook het hoogere publiek wil de spoken zien.<br />
Nu spijt het mij verbazend, dat ik niet, zooals wijlen Juffrouw<br />
Alida Leevend, „mij overal pret van kan maken." Want zal ik er mij<br />
volstrekt niet over ergeren, dat kapitein Frederik de Harde, die nooit<br />
een ander boek in handen kreeg dan de Schrift, alleen om het spook<br />
ging...., maar laat ik u de geestige beschrijving zelf meedeelen.<br />
„Eindelijk daar zaten wij in Nommer drie, digt en wel bij een.<br />
De ouwe lui en ik op de eerste bank ; de jongens agter ons. Het was<br />
smoorend heet, en onze Frerijk had een glaasje extra op Engelands ondergang<br />
genoomen ; hij dutte en knikte nu en dan eens r (nu, dat heb ik<br />
wel grooter Sinjeur zien doen). Daatje (zei hij,) ilk neem mij middagslaapje;<br />
als het spook komt, roep mij dan. Dit kwam mij zo redelijk voor, dat ik<br />
het beloofde. Maar Wim, die dan maar eens een heele Bol is in het<br />
beoordeelen van zulke ydelheden, kan het niet uit zijn kruin krijgen,<br />
(lat men Hamlet gaat zien speelen, alleen om het spook te zien. En dan<br />
zegt hij die (zoo noemt hij die) schoone alleenspraak verrukkelijk op:<br />
To be, or not to he 2 -- that is the question.<br />
To die, to sleep -- enz.<br />
Toen het Spook kwam, stootte ik hem aan, en zei : Oom, daar<br />
komt het Spools ! Hij wreef zijne oogen, plakte zijne beide handen haakswijze<br />
over de leuning der Loge, kreeg zijn zwaar korpus overeind, keek<br />
naar het Tooneel, met eene voorover heilende houding, open mond, opgescheurde<br />
uitpuilende oogen, erg zei, zeer bedaard : zo, is dat nu een spook?<br />
zat neer, en wierd niet wakker, voor er gedanst wierd."<br />
Maar al wil ik mij over dien braven kapitein niet ergeren, ja al<br />
vergeef ik het de juffrouw of dame, die naast mij zat, dat zij onder de<br />
treffendste gedeelten zich te goed deed aan Weespermoppen of zoo iets<br />
en de buren vergastte op het welluidend gesmak harer lippen, ja al vergeef<br />
ik het allen, die een Hamlet-opvoering moesten aangrijpen als een<br />
gelegenheid om het kunstwerk van een der grootste geesten aller tijden<br />
te hooren en zien -vertolken, en echter koud bleven, en geheel niet ver<br />
gauw van het affiche verdwenen was; ik-schenen,<br />
zoodat Hamlet heel<br />
kan en mag het de vereeniging, die het drama opvoerde, niet vergeven,<br />
er zoo onbeholpen, zoo dom mee te hebben omgesprongen. 't Is een<br />
schande, zulk een koninklijk werk zoo te verhaspelen. ' Dat het publiek<br />
niet meer ontwikkeld is, is tot daar aan toe, maar dat kunstenaars zoo<br />
ruw omgaan met een kunstwerk, is wel heel treurig.<br />
Ocb, wat wordt er gezocht en geprobeerd om wat nieuws te
261 ... ,<br />
vinden. Wat, wordt het inenschelijk hart ontleed, om toch maar alle<br />
aandoeningen te. kunnen -constateeren, en het zielkundig proces tot in de<br />
uiterste oorzaken na te gaan. En een werk, zoo hoog, zoo edel, zoo echt<br />
zielkundig _ als Hamlet, wordt uit elkaar gerukt, wordt gemaakt tot een<br />
clownerie zonder zin.<br />
Om . billijk te zijn moeten wij zeggen, dat de rol van Hamlet<br />
vertolkt werd met de hoogste toewijding, en, al zij het minder juist, vaak<br />
hoog artistiek. Maar wat .een weinig koninklijke omgeving schonk de<br />
Koninklijke Vereeniging deze koninklijke figuur<br />
En wel het ergste waren de coupures. We geven toe, dat liet<br />
een moeilijk vraagstuk is. Hamlet in zijns geheel opvoeren duurt lang, te<br />
lang, want niemand zal wel gesteld zijn op een voorstelling, die duur[<br />
van 8 tot 1 uur. Nu is er wel een middel om den geheelen Hamlet te<br />
geven, n. in. met onveranderd decor, maar daar schijnt men niet goed<br />
aan te durven. 't Is ook wel mogelijk, dat de heele zaak niet ernstig<br />
overwogen is. Die laatste veronderstelling krijgt veel schijn van waarheid,<br />
als men let op welk een onmogelijke wijze het stuk nu is verkort en<br />
verhaspeld. Fortinbras is geheel verdwenen ; zoo ook is het gegaan met<br />
Reynaldo, Voltimand en Cornelius. Tooneelen worden weggelaten of aar,<br />
elkaar verbonden, gesprekken, waarvan het begin gehoord wordt, blijven<br />
steken en men hoort liet slot van een ander gesprek, welks begin i<br />
gecoupeerd enz.<br />
M. i. de ergerlijkste coupuro is wel die van liet geheele tweede<br />
gedeelte van het 3e tooneel 4e bedrijf, n. 1. de scène tusschen Hamlet en<br />
Claudius. Deze is zoo gewichtig, dat zonder haar de figuur van Hamlet<br />
haar beteekenis verliest. Want als Hamlet dan aan het eind van liet<br />
drama omkomt, is daarmede een onrechtvaardige daad verricht, daar hij<br />
niet de gelegenheid gehad heeft zijn opdracht te volvoeren. Maar hij<br />
heeft wel degelijk die gelegenheid gehad, doch haar niet willen ten<br />
nutte maken. En daardoor beging hij een dubbele fout. Ten eerste door<br />
te verzuimen wat zijn plicht was, ten tweede door meer te willen doen,<br />
dan waartoe hij recht had. Hij was de wreker van deze wereld, en hij<br />
ging verder dan zijn macht, door te beslissen over het hiernamaals. Hij<br />
mocht niet -willen, -dat Claudius hierna verloren zou zijn. En toch dit<br />
verlangde hij : That • his soul may be as damn'd and black as hell, whereto it<br />
goes : dat zijn ziel zoo vervloekt en zwart zij als de hel, waar ze heengaat.<br />
Deze scène is de peripetie van het stuk. Na haar komt wat men<br />
de ,,sinkende Handlung" noemt. En dat tooneel werd gecoupeerd<br />
Het stemt droevig, zoo iets te moeten constateeren!<br />
0, kapitein Frederik de Harde, die den Hamlet gingt zien orn<br />
het spook. Al lachen we bij liet lezen uwer lotgevallen, toch staat ge
--- 262<br />
nog ver boven velen, die u om uw weinig kunstgevoel beneden hen wanen.<br />
Want gij schermdet niet met woorden, gij spraakt niet van de kunst, van<br />
de hooge, reine, louterende kunst, maar gij erkendet eerlijk, dat zij u niet<br />
meer was dan eens curiositeit. En uw tijd en uw omstandigheden waren<br />
anders dan onze tijd, dan onze omstandigheden. Wij worden overstroomd<br />
door kunstbeschouwingen. En het regent tijdschriften, die beweren<br />
slechts haar te dienen. En liet woord artiest is nog grooter eernaam nu<br />
dan in uwen tijd, maar liet is niet zooals uw geestverwant Poirier zei:<br />
„Bescherm de kunst, maar niet de kunstenaars." Nu is het anders. En<br />
de kunstenaars laten een kunstwerk verknoeien, -zonder daartegen te<br />
hrotesteeren. Zij werken er zelf aan anee.<br />
Zie, 'k wou, dat je nog in leven waart, en dan niet je goeie<br />
Martha zoo tuet een staand zeil eens naar liet Leidsche Plein laveerdet,<br />
en daar gingt zeggen waar liet op stond. Eu als je dat dan eens in je<br />
flinke, ronde zeemanstaal gingt vertellen, dan zouden we hopen, dat liet<br />
meer zou uitwerken, dan al ons geschrijf, want jouw logica is toch maar<br />
de beste, die van een eerlijk man, die niet neemt vat een ander toekomt<br />
en een eerlijk mensch niet besteelt, vooral niet na zijn dood, zooals ze<br />
hier in Amsterdam niet Shakespeare gedaan hebben<br />
Amsterdam. M. Á. P. C. POELHEKKE.<br />
EEN TEG EN-PLEIDOOI.<br />
Met het meeste genoegen heb ik de opmerkingen gelezen, die<br />
mijn jongste artikel van zoo geachte zijde heeft uitgelokt, en ik twijfel<br />
niet, of de heer Poelhekke zal het ook mij ten goede houden, dat ik.<br />
daarop niet een enkel woord wensch te antwoorden. Ik doe dit te liever,<br />
omdat wij het op de meeste punten eens zijn, en ik er niet aan wanhoop,<br />
(lat wij ook tot eenstemmigheid zullen geraken omtrent het ééne hunt<br />
dat ons verdeelt.<br />
De vraag was : ivie zijn het meest geschikt (let wel : niet, wie<br />
hebben de meeste kennis) oin liet examen af te nemen van jongelieden,<br />
die zich wenschen te wijden aan liet lager onderwijs? En ik antwoordde,<br />
dat het „over het algemeen" wenschelijk was, daartoe ervaren hoofden<br />
van scholen, liever dan leeraren bij het middelbaar onderwijs, uit te<br />
kiezen. Over het algemeen ; ik sloot bij gevolg de leeraren niet uit, en<br />
het betoog van den heer Poelhekke, dat leeraren bij het nn. o. niet per se<br />
onbruikbaar zijn, was dus in zooverre overbodig.
&3<br />
Maar in mijn meeniug, dat in den regel ervaren hoofden van<br />
cho1en de voorkeur verdienen, ben ik ook nu nog ongesehokt. Wat toch<br />
voert de heer Poelbekke tot steun van zijn bewering aan?<br />
Dit, dat de leeraren ook een practijk hebben, dat zij les geven,<br />
en dat nog wel vaak aan jongelieden van ongeveer denzeifden leeftijd<br />
als , de candidaten voor de hulpakte, en dus juist door hun practijk kuii<br />
nell weten wat men vorderen mag.<br />
Dit is alles volkomen waar en zou dan ook het pleit ter gunste<br />
des heeren Poelhekke beslissen, indien niet juist de richting, waarin de<br />
leerlingen der leeraren en de candidaten voor de hulpakte zich bewegen,<br />
dianietraal tegenovergesteld was. De leerlingen van het m. o. bekwamen<br />
zich voor den handel, voor de Militaire Academie, voor de Polytechnische<br />
School enz. ; de candidaten voor de hulpakte moeten zich die kennis<br />
eigen maken, welke zij later bij het lager onderwijs, op de volksschool<br />
zullen noodig hebben. Dezen laatsten moet het niet zoozeer om het<br />
kennen, als om liet weten te doen zijn. Bij al wat zij leeren moet steeds<br />
deze gedachte op den voorgrond staan : welk nut heeft het voor de<br />
lagere school?<br />
De leeraren weten dus niet door de practijk, al geveiï ze -aan<br />
jongelieden van ongeveer denzelfden leeftijd les, wat men vorderen mag.<br />
De eischen verschillen hemelsbreed, en dit juist ten gevolge van het<br />
uiteenloopende doel, dat beoogd wordt.<br />
Ja maar, zegt de heer Poelhekke, zeer veel leeraren hij het middelbaar<br />
onderwijs zijn korteren of langeren tijd bij het lager onderwijs<br />
werkzaam geweest en zoodoende ook van de toestanden daarbij op de hoogte.<br />
De geachte schrijver verliest hierbij uit het oog, dat het lager<br />
onderwijs een organisme is, aan veranderingen en wijzigingen onderhevig.<br />
Alleen hij, die er midden in staat, die met het lager onderwijs meeleeft,<br />
kan de beweging volgen. En dan is de veronderstelling zeker niet te<br />
vermetel, dat de meeste leeraren het in hun werkkring te volhandig<br />
hebben, om tijd en lust te vinden, van de toestanden van het lager onderwijs,<br />
zooals dit zich in den loop der jaren ontwikkelt, op de hoogte te blijven.<br />
Juist de hoofden van scholen echter, die de beweging bijhouden,<br />
er zelf mee den stoot aan geven, zijii het meest bevoegd te onderzoeken,<br />
of de candidaten aan de theoretische en practische eischen voldoen. Het<br />
is toch niet enkel de vraag, of de examinandi van taal, rekenen eriz.<br />
zooveel weten, als van „een jonginensch van bepaalden leeftijd" mag<br />
worden verondersteld ; waar het op aan komt is, of zij met hetgeen zij<br />
daarvan weten, berekend zijn voor de practische taak, die hen op de<br />
lagere school wacht. En dit zullen toch zeker mannen van liet vak liet<br />
best luniep ujtrnakcu.
-- 264 --m<br />
In verband hiermee moet ik uit den epistel van den heer Poel<br />
een zin releveeren, die, zooals lij daar staat, tegen de hoofden-liekke<br />
nog<br />
van scholen getuigt. „De hoofdonderwijzers van de meeste scholen heb<br />
geen leerlingen van dien ouderdorp" (den ouderdom der candidaten-ben<br />
voor de hulpakte), zegt de schrijver. Op de lagere school hebben ze<br />
inderdaad dergelijke leerlingen niet, maar de heer Poelhekke heeft er<br />
blijkbaar niet aan gedacht, dat de ervaren hoofden van scholen tevens<br />
onderwijzers zijn aan de normaallesssen, en daar niet alleen leerlingen<br />
van dien ouderdom hebben, maar, wat beter is, de candidaten voor de<br />
hulpakte zelf. Het mes snijdt dus van twee kanten. Terwijl ze eenerzijds<br />
door de practijk weten, wat voor de lagere school vereischt wordt,<br />
leiden ze anderzijds de toekomstige onderwijzers theoretisch en practisch<br />
op. En zouden deze mannen dan ook nie als vanzelf zijn aangewezen,<br />
omu naar de kennis der candidaten onderzoek te doen?<br />
Zien wij iets anders bij het middelbaar onderwijs, waar de eind<br />
toch ook worden afgenomen door leeraren bij dat zelfde onder-<br />
-examens<br />
wijs ? Wat zou de heer Poelhekke er van zeggen, indien dit werd opgedragen<br />
aan personen, die buiten dat onderwijs staan ?<br />
Maar genoeg. Ik betwist niet, dat leeraren in een exanmencommissie<br />
bruikbare krachten kunnen zijn, maar wel houd ik ook nu nog<br />
staande, dat kundige hoofden van scholen over liet algemeen de voorkeur<br />
verdienen. Den heer Poelhekke blijf ik er dankbaar voor, dat hij<br />
mij in de gelegenheid heeft gesteld, daarvoor een pleidooi te leveren.<br />
Moge hij door lie aangevoerde overtuigd zijn, is de wensch van<br />
NASCHRIFT.<br />
SCHOLASTICUS 11.<br />
Zooeven lees ik in de bladen de samenstelling der verschillende<br />
commissies, belast met het afnemen der examens voor de hoofdakte, en<br />
indien U in Uw eerstvolgend nummuer nog een plaatsje beschikbaar hebt<br />
voor dit episteltje, zag ik wel graag, dat U het liet volgen op mijn repuck<br />
op liet tegen-pleidooi van den lieer Poelliekke, omdat enkele opnierkingen,<br />
die ik hier wensch te maken, zich als vanzelf daarbij aan<br />
i teil.<br />
-slu<br />
Na hetgeen de geachte schrijver ter gunste der opneming van<br />
leeraren in de examen-commissies had aangevoerd, ging ik met begrijpelijke<br />
belangstelling de samenstelling der commissiën na, om t.e zien, hoe<br />
de hoogste autoriteit op onderwijsgebied, de minister van Binnenlandsehe<br />
Zaken, daarover denkt.
- 265<br />
En wat bleek mij nu?<br />
Late!i wij de inspecteurs en schooloptheners er buiten, ckn zijn de<br />
verschiflendecommissiën as volgt sainengese1d : .<br />
Die van Breda telt 4 hoGf4eu van scholen, 1 dircceur on I on-.<br />
derwijzer aan een rjksnormaalsehool en één leeraar aan een hoogere<br />
burgerchoo1. Van de p1aasvervangende leden zijn 3 hoofden van scholen,<br />
1 onderwijzer aan een rijkskweekschool en één leeraar.<br />
De Arnhemsche commissie is samengesteld uit 1 directeur van<br />
coIl rijkskweekschool, 1 directeur van een bijzondere noïrnaa1schoo, 1<br />
hoofd van een school, 1 oidersvijzer aan een normaalschool en twee<br />
leeraren. De plaatsvervangende leden zijn 1 directeur van een kweekschool,<br />
1 hoofd van een school, 1 onderwijzer aan een kweekschool en<br />
twee leeraren.<br />
De commissie te Haarlem bestaat uit 7 direeteureti wan en onderwijzers<br />
aan kweekscholen, 5 hoofden van scholen en twee leeraren. De<br />
7 plaatsvervangende leden zijn alle hoofden van en onderwijzers aan<br />
lagere scholeri<br />
De Utreehtsche commissie telt evenmin leeraren in haar midden.<br />
Van de gewone leden zijn 9 hoofden van scholen en 1 onderwijzer aan<br />
een kweekschool ; van de plaatsvervangende 5 hoofden van scholen, 1<br />
onderWijzer an een lagere school en 1 directeur van een kweekschool.<br />
In de commissie te Zwolle hebben 8 hoofden van scholen en 2<br />
onderwijzers aan kweekscholen tegen drie leeraren zitting. Van de plaatsvervangende<br />
leden zijn 4 hoofden van scholen, twee onderwijzers aan<br />
k weekscholen en één leeraar.<br />
De Groningsche commissie ten slotte bestaat uit 2 hoofden van<br />
scholen, 2 onderwijzers aan kweekscholen en acht leeraren. Van de<br />
plaatsvervangende leden evenwel zijn 5 hoofden van scholen en 1 onder- ,<br />
wijzer aan een kweekschool tegen één leeraar.<br />
In deze statistiek vormt Groningen als het ware een anomalie.<br />
Daar alleen toch zijn de leeraren het overheerschend element, terwijl<br />
zij in de overige commissies een zeer kleine minderheid uitmaken,<br />
in ééii zelfs in het geheel niet voorkomen.<br />
De conclusie is ilL i. niet te gew<br />
a agd, dat de hoogste schoolautoriteiten<br />
- want ook de inspecteurs zullen bij de samenstelling der coinlijissien<br />
wel gehoord worden - over het algemeen de voorkeur geven<br />
aan hoofden van scholen en onderwijzers aan kweekscholen, mauneii<br />
van het vak dus. Alleen blijft het mij een raadsel, wat er aanleiding<br />
toe kan hebben gegeven, in de Groningsche commissie een zoo oversvegende<br />
meerderheid aan leeraren te verschaffen.<br />
Krachtens koninklijk besluit van 17 December 1890 moet elke
26t -<br />
commissie uit minstens ¿ever leden bestaan. Maar dit minilnum-it blik<br />
voor geen enkele voldoende gerekend, daar die te Bra erg-baar<br />
Ar nheiu uit 10, die te Utrecht uit 13, die te Haarlem, Zwolle en Gro<br />
uit 15 leden bestaan. Aan de '7 plaatsvervangende . leden, die-ningen<br />
elk<br />
hetzelfde kon. besluit zoo noodig toestaat, is voor de vier laatste cdnlmissies<br />
behoefte gevoeld, terwijl die te Arnhem het met 6 en die te<br />
Breda het niet 5 doet.<br />
Niet zonder belang is net na te gaan, in welke verhouding de<br />
bijzondere school in deze commissies vertegenwoordigd is. Aan gelijk<br />
openbaar onderwijs valt natuurlijk nog niet te denken,<br />
-stelling met het<br />
maar toch mag met voldoening worden geconstateerd, dat het hatelijk<br />
exclusivisme, hetwelk tot dusver ook op dit gebied heerschte, langzamer<br />
voor een ruimer opvatting begint plaats te maken. In een paar-hand<br />
commissies is de verhouding betrekkelijk zeer gunstig te noemen. Doch<br />
laat ik nog eens de cijfers spreken, wier eloquentie spreekwoordelijk is.<br />
In de Bredasche commissie is de verhouding (de schoolopzieners<br />
.laat ik er natuurlijk buiten) tusschen openbaar en bijzonder onderwijs<br />
als 4 : 3. terwijl onder de plaatsvervangende leden de bijzondere school<br />
niet vertegenwoordigd is. In de commissie te Arnhem is de verhouding<br />
als 4 : 2, en bij de plaatsvervangende leden als 3 : 2. In de Ha a rlemsche<br />
commissie is de verhouding als 9 : 5, en onder de plaatsvervangende<br />
leden als 4 : 3. In de commissie te Haarlem zijn de verhoudingen respectievelijk<br />
als 6 : 4 en 3 : 4. In de Zwolsche en Groningsche corrmmissie s<br />
is het bijzonder onderwijs evenwel in het geheel niet vertegenwoordigd.<br />
Ten slotte wensch ik nog op een paar eigenaardigheden de aan<br />
te vestigen. Vooreerst hierop, dat somtijds in een commissie onder<br />
-dacht<br />
zitting hebben, die van verre worden gehaald, terwijl in hun eigen-wijzers<br />
plaats of veel dichter in de buurt ook een commissie zitting heeft. Zoo<br />
zijn in de commissie te Arnhem een paar heeren uit Breda benoemd,<br />
waar eveneens examen wordt afgenomen, en een heer heelemaal uit Hilversum,<br />
terwijl veel dichter in de buurt, te Haarlem en te Utrecht, ook<br />
commissies zetelen. Van den anderen kant Moet een mijnheer uit Nijmegen<br />
konten, om te Breda examen af te nemen, terwijl Arnhem toch veel<br />
dichter bij is. En zoo zou ik op nog meer dergelijke exentriciteiten<br />
kunnen wijzen. Bedoelde heeren uit Breda zijn geschikt om examen af<br />
te nemen of ze zijn het niet. Maar als ze het wel zijn, waarom moeten<br />
ze dan naar Arnhem ? Was het niet veel rationeeler, hun te Breda denzelfden<br />
post op te dragen?<br />
De tweede eigenaardigheid is deze. Met snij zal het wel meer<br />
personen zijn opgevallen, dat de coimuissie, die onder de auspiciën staat
S7<br />
van . den inspecteur in de eerste inspectie, ,l jaren lang onveranderlijk<br />
dezelfde heeren in haar midden ziet. Een of twee nieuwe namen treft<br />
men daarbij aan, maar overigens wordt elke vreemde eend zorgvuldig uit<br />
deze bijt geweerd. Want aan toeval kan men dit toch niet bli*véin ,tocschrijven.<br />
En nu mnoge het al gezellig wezen, altijd niet eenzelfde clubje<br />
bijeen te zijn, de rechtvaardigheid heeft, ook haar eischen en de voordeeltjes<br />
behoeven niet steeds door dezelfden te worden genoten. Of zotlden<br />
bedoelde heeren het monopolie hebben van de kunst orn examen<br />
af te nemen ? Terloops maak ik er nog even gewag van, dat van de tien<br />
leden, waaruit deze connnissie bestaat, niet minder dan vijf schoolopziener<br />
zijn. Erg toevallig, dat de opvolgende ministers voortdurend deze<br />
zelfde heeren voor dezelfde examencommissie aanwijzen! S.<br />
WAT <strong>HET</strong> SOCIALISME VOOR D E ARBEIDERS DOET.<br />
Bij de, algemeene beraadslagingen over de Umsturzvorlage in den<br />
Duitschen Rijksdag heeft de socialistische afgevaardigde Frohme, gedachtig<br />
aan het advies van Voltaire : „Lieg er maar op los, er blijft altijd vat van<br />
hangen," nog eens voor de zooveelste maal de oude leugen gedebiteerd:<br />
„De sociaal-democratische partij is de eerste geweest, die nadrukkelijk<br />
voor de algemeene maatschappelijke verbetering van den toestand der<br />
werklieden is opgetreden." Zeer terecht verklaarde dan ook de Centrutasafgevaardigde<br />
Gröber, dat deze paradox, hoe dikwijls ook herhaald,<br />
toch geen grond van waarheid meer krijgt, dan zij reeds heeft : d. w. z.<br />
dat een onbevooroordeeld en wetenschappelijk ontwikkeld mensch ze<br />
reeds lang een plaats onder de oude afgezaagde bakensprookjes bezorgd heeft.<br />
Juist Frohe m o e s t weten, hoe eigenlijk de vork aan den steel zit.<br />
Hij heeft toch blijkens de officieele protocollen op het socialistencongres<br />
to Gotha in 1876 voorgesteld, dat een wet ter bescherming van arbeiders<br />
moest in liet leven geroepen worden, opdat deze klasse op de socialistische<br />
theorieën meer verlekkerd zou worden. Hij is er evenmin onbekend mee,<br />
dat in 1877 het Centrum het eerst van alle partijen een voorstel tot bescherming<br />
en verzekering van arbeiders in den Rijksdag heeft ingediend;<br />
terwijl het socialistische ontwerp ongeveer een maand 1 a t e r kwam, en<br />
over het geheel slechts met ondersteuning van twee leden van het Centrum<br />
ter tafel gebracht iron worden. Dit ontwerp bevatte niets, wat op<br />
de ' verzekering der arbeiders betrekking had.
.— 68 ...<br />
Wij moeten ons vooral bezighouden met het antwoord, dat Frohin.e<br />
gaf op de vraag van den heer Gröber : „Wat de socialisten ten bate van<br />
de arbeiders gedaan hadden." „Gij verzamelt," verweet deze laatste den :<br />
socialisten, „de Groschen der arbeiders voor uwe agitatie ; maar gij zijt nog<br />
ijoo.it op het denkbeeld gekomen, daarvoor ook eens eerie instelling<br />
van weldadigheid, van welken aard ook, op te richten ; daarvoor laat gij<br />
dc .door u zoo zeer gesmade en gevloekte bourgeoisie en bet door u belasterde<br />
en verguisde Christendom zorgen. Gij gebruikt het geld, dat<br />
gij den armen o n t s t e e l t voor politieke-agitatorische doeleinden en<br />
niet voor het welzijn van den arbeider."<br />
Tout comme eher nous, kan men zeggen. Wat hebben de leiders<br />
beider socialistische partijen in ons vaderland ten bate der arbeiders tot<br />
nog toe uitgevoerd ? Hoeveel geeft de lnillionnair Domela Nieuwenhuis<br />
jaarlijks ter bevordering van het stof Blijk welzijn van den arbeidersstand<br />
van zijn k a p i t a a l en van zijn h o n o r a r i a als redacteur, spreker<br />
en uitgever ?<br />
Op beide vragen kan men antwoorden : niets. Jaarlijks worden<br />
err z w a r e contributies geheven, ten behoeve der partijkas, van de a rbeiders,<br />
die leden der beide bonden zijn. Voordat de<br />
sociaal -democratische partij in twee deelen gesplitst was, bekende zelfs<br />
Recht voor dllen openhartig, dat deze jaarlijksche bijdragen voor ieder lid<br />
respectievelijk f 19,80 en f 8.— beliepen. (1) De redacteurs en bestuurders<br />
der ' socialistische blaadjes en pamfletten leiden op kosten der door hen<br />
misleide arbeiders een echt „bourgeois" leventje.<br />
En wat werkt al hun geschrijf uit ? Niets anders dan dat de.<br />
lagere volksklassen zich nog meer in het slijk hunner hartstochten rond<br />
dan zij voor dien tijd gedaan hebben, en meer en meer het-wentelen,<br />
leven als een ondraaglijk juk -- zij hebben als 't ware bijna geen weerstandsvermogen<br />
meer —' beschouwen. De leiders zoowel der wilde als<br />
der tamme socialisten zijn er slechts op bedacht, hun zakken te vullen<br />
Cu zich een respectabele positie in de „bourgeois"-inaatschappij te veroveren.<br />
Mr. Troelstra beschouwt de publieke volkstribune als de beste<br />
reclame voor een advocaat. De socialisten hebben reeds dc meerderheid<br />
in den gemeenteraad . te Oesterland. Ook worden zij in die van Weststellíngwerf<br />
niet gemist. Van Zinderen Bakker is reeds lid van de centrale<br />
commissie voor de statistiek en van de Prov. Staten. Zij zweepen<br />
de arbeiders op, om .zich van het algemeen kies- en stemrecht -- volks-<br />
(1) Tot op den datum van liet jongste congres bedroegen -- volgens liet<br />
verslag van den penningmeester -- de ontvaanasten der Soc.-Dem.-Arb. partij<br />
reeds f 1326,82
269<br />
souvere^niteit — heester te maken. En waaron2 ? Om op die wijze<br />
z e 1 f de teugels van het landsbestuur en den sleutel van de schatkist<br />
des rijks in handen te krijgen. Perditi isti (Jatilinae omnem rempublican2<br />
perturbaverunt.<br />
Doch keeren wij naar den Duitschen Rijksdag — d. w. z. naar<br />
Frohme en Gröber -- terug. Hoe gemakkelijk had Frohme, de beschul<br />
stokten Centrumsafgevaardigde Gröber kunnen weer-<br />
-digingen van den<br />
leggen. Hij had toch maar een overzicht hoeven te geven der instellingen<br />
van weldadigheid, door het socialisme in het leven geroepen. Tijd<br />
heeft hij er genoeg voor gehad, omdat hij drie dagen na Gröber het<br />
woord voerde. Waarom somde hij dan niet het groot getal socialistische<br />
gezellenhuizen op, die in wedstrijd met de 192 in Duitschland bestaande<br />
katholiekenhuizen, die aan duizenden en nogmaals duizenden leden nachtlogies<br />
en voeding jaarlijks verschaffen. Huizen, gesticht door de ,,werk -<br />
dadige socialistische liefde" van Singer e. s., zonder dat de arbeiders daarvoor<br />
een cent hebben bijgedragen ? Frohme ging hierop evenwel niet in.<br />
Zijn repliek luidde als volgt:<br />
„Ik geloof te kunnen beweren, dat het socialisme de massa georganiseerde<br />
arbeiders — om in 't algemeen te spreken — in vergelijking<br />
van 'de solidariteit en humaniteit uit vroeger dagen, op de meest uitstekende<br />
wijze in het leven geroepen heeft."<br />
Ja, men kan gemakkelijk alles beweren. Maar tusschen beweren<br />
en bewijzen bestaat een groot onderscheid.<br />
„De inrichtinge i om in geval van ziekte, ongelukken . enz. den<br />
minderen man te ondersteunen, zijn toch niet nieuw ; gij bezat ze reeds<br />
vroeger ; want zij gaan tot in de vroege middeleeuwen terug."<br />
Volkomen waar ; maar dateert de -sociaal-democratische pers ook<br />
soms van dit tijdperk ? En heeft zij deze instellingen in het leven geroepen<br />
? In twee elkaar in het begin bestrijdende partijen bestaat zij<br />
sedert 1863, toen de algemeene Duitsche arbeidersvereeniging door<br />
Lasalle, en sedert 1869, toen de sociaal-democratische vereeniging<br />
door Bebel en Liebknecht gegrondvest is. Doch waarvoor moet dan<br />
die salto mortale tot in (le middeleeuwen dienen ? Enkel on, de opmerk<br />
hoofdvraag af te leiden. Frohme voegde er nog bij,<br />
-zaamheid van de<br />
dat de gilden zoo ingericht waren, dat lij geheel onafhankelijk van de<br />
Kerk waren ; dat is in het belang der humaniteit gebeurd. Hiermee<br />
meende hij het offlcieele Christendom voor dood en begraven verklaard<br />
te hebben. -<br />
De historici vertellen ons evenwel iets anders. tae beroemde<br />
Jansen zegt in het le deel zijner Geschichte des Deutschen- Volkes etc. o. m.<br />
het • volgende : „De gilden leefden in de innigste gemeenschap met den
odsdicwlst eng de Krk. Het eigenlijk wezen der gildevereenigingeii bestond<br />
in geelien deele daarin, dat zij genootschappen waren ter bevordering<br />
van het handwerk ; maar dat zij genootschappen of vereenigingen<br />
vormden voor alles, wat op het leven betrekking had. „De leden nm.oesten,"<br />
aldus luidden de gildewetten, „alle broederlijke liefde en trouw met elkander<br />
deelen, als een ware, rechtmatige, gemeene maatschappij alle<br />
broederlijke liefde en trouw naar een ieders vermogen gedurende het<br />
geheele leven den een den ander bewijzen." „Zich eerlijk en vriendelijk<br />
gedragen volgens de Christelijke orde en broederlijke liefde" en dit alles<br />
niet alleen in betrekking tot hun persoonlijke verhoudingen ; maar „over<br />
de geh.eele gemeenschap en waar rampen, tegenspoeden en ellende gevonden<br />
worden." Uit de verbinding van den arbeid met den godsdienst<br />
en de Kerk ontving iedere gilde het karakter van godsdienstig lichaam;<br />
iedere gilde had haar bijzonderen schutspatroon, die volgens historie en<br />
overlevering hetzelfde ambacht had uitgeoefend, en wiens feestdag door<br />
kerkbezoek en plechtige processies gevierd werd. Iedere gilde hief bij<br />
voor kerkelijke en liefdadige doeleinden ; knoopte vaste over-<br />
-tli:gen<br />
eenkomsten aan met de eene of andere kerk, en bezat daarin haar eigen<br />
beelden, of altaar, en niet zelden ook haar eigen kapel. Ieder voelde<br />
zich derhalve medeëigenaar van Gods huis, en daarin thuis. Van tijd<br />
tot tijd liet zij heilige Missen voor de levende en overledene leden lezen;<br />
want „ook aan gene zijde van het graf moet de broederschap voortduren,<br />
en wie zijn gestorven gildebroeder geen eerlijke begrafenis mede helpt<br />
te bezorgen, en niet in zijn gebeden gedenkt, wordt ontrouw aan den<br />
eed bij zijn intrede in de gildevereeniging afgelegd." Groote offers<br />
brachten de beoefenaars van het handwerk voor kerkelijke stichtingen,<br />
die te gelijker tijd bewijzen, hoe goed de loonsverhoudingen- - veeltijds<br />
toen waren.<br />
In het verleden liggen kostbare lessen voor liet heden, ook de<br />
volgende. Voor zijn vertrek naar West-Indië drukte Mgr. Wulfingh in<br />
een rede den leden der Amsterdamsche afdeeling van den. Ned. R. K.<br />
Volksbond op het hart, ook het R. K. bijzonder onderwijs door hun<br />
„penningske" te steunen. Dit is zeker een zeer krachtig middel om de<br />
solidariteit niet alleen met de andere standen der maatschappij en de<br />
kath., Kerk -- hun voornaamste en meest ' onvermoeide en krachtige<br />
steun - en helpster in den strijd om het bestaan ---- maar ook van de<br />
werklieden onderling te bevorderen. De wijze waarop en hoe dit kan en<br />
moet geschieden, hangt natuurlijk van verschillende omstandigheden af<br />
en is van velerlei aard.<br />
. De socaliistische arbeiders brengen, — wij hebben het reeds loven<br />
verteld, en het is trouwens algemeen bekend -- zware en groote offers
t^ o(It het . propagandeeren der satanische theorieën van het socialisille,<br />
Laten de . katholieke arbeiders er voor waken, dat op hen niet het woord<br />
van het Evangelie kan toegepast worden : „De kinderen der duisternis<br />
zijn verstandiger in hun doen, dan de kinderen des lichts." De tijden<br />
zijn van dien aard, dat „alle hens : aan dek" moet worden gecommandeerd.<br />
De verbinding van het arbeidsleven met den godsdienst hield het<br />
handwerk in eere, en gaf aan den arbeid die wijding en troost en al dien<br />
ernstigen ijver, waarmee de mensch volbrengen kan wat Godes is. De<br />
heiliging van Zon- en feestdsgen was bijna in alle gildewetten uitdruk<br />
bevolen. -<br />
-kelijk<br />
Al wie op deze dagen en op. iederen Zaterdag na het Vespersluiden,<br />
of op de vigilie van heilige dagen, waarop volgens de wetten der H.<br />
Kerk gevast moest worden, moest arbeiden, of arbeiden liet, werd gestraft.<br />
Uit den innigen samenhang der gilden met den .god dienst vloeide ook<br />
wederzijdsche ondersteuning der geiellen voort. „Om Christus en Zijnen<br />
heiligen Wil" moesten zij elkaar. evenals broeders, in eiken nood behulpzaam<br />
zijn. Den armen of zieken moesten uit de gildekassen milde<br />
giften geschonken, en de arme overleden leden op kosten der gilden<br />
ter aarde besteld worden.<br />
Ook namen dezen de zorg voor. weezen en weduwen op zich.,<br />
terwijl ook door hen de overige armen „broederlijk bedacht" werden.<br />
De gilden riepen - ook dikwijls weldadige instellingen in het leven ; b. v.<br />
het St. Hiobs-hospitaal of het pokkenhuis te Hamburg, dat door een<br />
bilde van visschers en kraaiers gesticht werd in 1505.<br />
. Het getal dezer werk- en weldadige broederschappen, door arbeiders<br />
opgericht, was in de steden dikwijls zeer aanzienlijk ; o. a, te Lubeck<br />
:op het_ einde der middeleeuwen 70, te Keulen ongeveer 80, te Ht.Lmburg<br />
over de 100 enz. I)e instellingen van het gildewezen en de gilden<br />
zelf waren derhalve „niet geheel onafhankelijk van de Kerk," maar juist<br />
uit hun innig verband niet den godsdienst en de Kerk putten zij de<br />
kracht, de bewonderingwekkende dingen in het leven te roepen, die zij<br />
in hun bloeitijd tot stand hebben gebracht.<br />
„De historie der 14e en 15e eeuw," zegt de protestantsche geschiedschrijver<br />
Schönberg, „verhaalt ons van een vlucht van het handwerk<br />
en algemeene welvaart zijner beoefenaars, zooals wij die in geen ander<br />
tijdperk terugvinden. Het wordt tijd, dat de sluier, die nog over de<br />
economische toestanden dezer periode van de historie hangt, verscheurd<br />
wordt, en de even onwaardige als onware vooroordeelen tegen de<br />
1)uitsche werklieden der middeleeuwen een einde nemen. Waarlijk ! wat<br />
de eer van den arbeid en het handwerk, wat de christelijke plichten<br />
betreft — op economisch gebied moet grouter bezit zich aan grooter
— 272 -<br />
geestelijke begaafdheid paren -- konden pie producenten van. den te<br />
tijd tot hun eigen welzijn en dat der gemeenschap van-genwoordigen<br />
-<br />
dien tijd zeer veel leeren. En degenen, die uit persoonlijke overwegingen<br />
in economische dingen, als machtig middel om het .welzijn der gemeenschap<br />
te bevorderen, aanbevelen, dat men zich altijd op de .- natuur<br />
van den historischen mensch en de ondervinding van het leven beroepe,<br />
mogen juist uit deze gilden -organisatie der middeleeuwen leeren, hoe<br />
weinig de historische mensch dergelijke valsche conclusies rechtvaardigt."<br />
Frohme vroeg eindelijk : „Wat heeft dan toch de Kerk .tot op dit<br />
moment in het belang der menschheid tot stand gebracht ?"<br />
Het zou voor de hand liggen hierop te antwoorden, wat de sociaal-democraten<br />
ten onrechte gewoon zijn, te antwoorden, wanneer tot<br />
hen de vraag gericht wordt, hoe hun toekomststaat er uit zal. zien. Wij<br />
zouden ter beantwoording dezer vraag boeken kunnen schrijven, en er<br />
zijn reeds zulke geschreven. Het zal hiervoor zeker voldoende zijn, het<br />
volgende van den voortreffelijken protes.tantschen historicus Arnold te<br />
citeeren : „Het zou een moeilijk en omvangrijk werk zijn, in bijzonder. -<br />
heden den samenhang onzer geheele huidige beschaving met de christelijke<br />
Kerk bloot te leggen, de duizenden en nogmaals duizenden draden<br />
aan te wijzen, waardoor onze . ontwikkeling met haar verbonden is,<br />
en dit in het bijzonder op staathuishoudkundig gebied. Slechts moet<br />
herinnerd worden, wat het meest voor (le hand ligt, dat eeuwenlang<br />
alle economische vooruitgang van bisdommen en kloosters uitgaat, dat<br />
zonder de Kerk het bestaan der steden onmogelijk zou geweest zijn...<br />
Landbouw, beoefening der kunsten en het verkeer zijn alle drie op de<br />
meest directe wijze door de Kerk bevorderd. In het bijzonder is dit<br />
met steden het geval, die in den beginne niets anders waren dan ver<br />
kweekplaatsen der Kerk.<br />
-nuftige<br />
Zoo rust inderdaad alles, wat de huidige beschaving boven die<br />
der oudheid doet uitschitteren, op een of andere wijze, direct of indi •<br />
rect, op het Christendom : afschaffing der slavernij, de adel van iederen<br />
rechtmatigen arbeid, ontwikkeling der verschillende beroepsstanden<br />
naast elkander, veelzijdige beoefening onzer kunsten en wetenschappen,<br />
bloei van alle staathuishoudkundige productie."<br />
Pitt heeft het Christendom voor den arbeider? gedaan. Nog eens,<br />
wat doet voor hen het socialisme ?<br />
VERITAS.<br />
I N H 0 U D : Dwingt ze om in te gaan ! • Over literatuur, door M. A. P. C.<br />
Poelhekke. -- Een tegenpleidooi, door Scholasticus II. — Wat het socialisme<br />
voor de arbeiders doet, door Verftas.
37e Jaargang. ,{ä ]g, 13 Juni 1805.<br />
<strong>HET</strong> DOMPERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven ene. te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Neaerianx f i.— ; fr. per post f 1.25 ; buitenrund<br />
f i.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
WAAR, DIE NOG BELANDEN ZAL<br />
De bladen melden dat de eerwaarde heer Loyson, de voorma -lige pater 1Hyacinthe,<br />
zijn betrekkingen met het kerkgenootschap,<br />
genaamd Gallicaansch Katholieke Kerk, alweer heeft afgebroken.<br />
Men zal zich herinneren dat de afvallige kloosterling,<br />
wien de groote Katholieke Kerk te bekrompen en onverdraagzaam<br />
- naar zijn zin was, jaren lang vruchteloos gepoogd heeft<br />
een eigen kerk te .stichten -en op de been te houden, die natuurlijk<br />
vrij zou zijn van al de gebreken, welke volgens hem<br />
de eeuwenoude Kerk van Rome aankleefden. Aan steun bij<br />
dat werk heeft het hem zeker niet ontbroken ; want al wat<br />
maar tegen Rome gekant was onverschillig van welke schakeering<br />
van geloof of ongeloof, juichte die stoute onderneming toe.<br />
Maar ondaks dien warmen bijval van onkatholieken<br />
kant mocht toch de nieuwe Kerkstichter het op den duur niet<br />
bolwerken. Zijn kerkje op eigen gelegenheid verliep - met den<br />
dag en ten slotte wist hij niets beters te doen dan zich uit<br />
baloorigheid in de armen te werpen van het bovengenoemde<br />
Kerkgenootschap, dat zooveel als de Fransche Jansenisten omvat.<br />
Bij die gelegenheid werden onze Hollandsche «oud-Roomschen»<br />
er bijgeroepen, om het boeltje verder in orde te maken.<br />
De Jansenistische aartsbisschop van Utrecht . haastte zich van<br />
de gelegenheid te profiteeren om zijn afgescheiden kerk weer<br />
nieuwen invloed en steun te verwerven. Eendracht maakt macht,<br />
dacht men, en zoo scheen er voor het gekalfaterde scheepje<br />
nog een mooie koers te bezeilen.<br />
Maar ongelukkig heeft nu de onhandelbare Loyson alles weer
— 2<br />
in de war gestuurd. Hij heeft zich van de afgescheiden kerk<br />
alweer afgescheiden en dat wijl hij zich met haar niet ver -eeiligen<br />
kon op drie punten, waaraan zij vasthield, terwijl hij<br />
voor zich die al lang losgelaten heeft. Die drie punten zijn het<br />
coelibaat van den priester, de verplichte biecht en het gezag,<br />
toegekend aan de leer van het Concilie van Trente.<br />
De heer Loyson zou wenschen dat de hervorming van<br />
het catholicisme den geloovigcn op deze drie punten vrijheid<br />
gaf ; anders gelooft hij niet dat die hervorming iets zal uithalen.<br />
Daarom verklaart hij niet langer te kunnen samenwerken met<br />
Christenen, voor wie hij eerbied heeft, maar die, volgens hem<br />
ten onrechte, de genoemde punten het karakter van verplichting<br />
willen doen behouden. Ondertusschen verzekert hij, . met<br />
zijn vrienden in Frankrijk en daarbuiten «getrouw te blij ven<br />
aan het waarlijk evangelisch en waarlijk liberale Christendom."<br />
Het was te voorzien, dat de «hervormer,) van het catholicisme<br />
het niet zou uithouden in een kerkgenootschap, dat<br />
nog op zoo menig punt aan de oude Roomsche leer vasthoudt.<br />
Als men - toch aan het hervormen -gaat, zal hij denken, moet<br />
men het niet ten halve doen. Als men den priesters toch hel<br />
huwelijk wil verbieden, den geloovigen de biecht als verplich<br />
ting voorschrijven en zich aars de uitspraken van het Trentsche<br />
Concilie houden, dan is het niet de moeite waard, de Kerk<br />
van Rome te verlaten. Neen, dan is het «waarlijk evangelische<br />
en waarlijk liberale Christendorn", zooals hij zich dat. voorstelt,<br />
oneindig gemakkelijker. Daarbij houdt men zich met zulke<br />
lastige dingen als de biecht en het coelibaat niet op.<br />
Het zal ons benieuwen waar deze nieuwmodische apostel<br />
met zijn Christendom naar eigen willekeur ten slotte nog belanden<br />
zal ; want de ondervinding leert, dat wie eenmaal<br />
over de "verwerping van één punt van geloofsleer of kerkelijke<br />
tucht heen is, met de rest • niet veel moeite meer maakt.<br />
De Hervormers der zestiende eeuw begonnen ook met het<br />
coelibaat der priesters te verwerpen en eindigden met den<br />
vorstelijken begunstigers hunner nieuwe leer -de veelwijverij<br />
toe te staan.<br />
Hun Evangelisch en liberaal Christendom begon alzoo ten<br />
slotte veel op den Islam te lijken, en het geuzen-devies :<br />
»Liever Turksch dan Daapsch !" is in verband daarmee niet<br />
zonder beteekenis. 1<br />
Liever Mohammedaansch dan Roomsch is ook de leus<br />
van den heer Loyson ; hei. is nog niet lang geleden, dat hij<br />
openlijk zijn diepen eerbied uitdrukte voor de leer van den<br />
Islam, die volgens hem eigenlijk de eenig waarlijk liberale en<br />
verdraagzame godsdienst was.
--- 215 —<br />
Welaan, voor weinige weken is er te Parijs een comité<br />
gevormd voor de stichting van.... een moskee in de Fransche<br />
hoofdstad. Op het oogenblik dat Frankrijk, zoo heette het in<br />
de oproeping door dat comité aan het publiek gericht, zijn<br />
gezag of zijn invloed over ontzaglijke landen uitstrekt, wier<br />
^ewon' ers den Islam beli' den, is het onmisbaar, in aller belang<br />
dat er veelvuldige betrekkingen worden aangeknoopt tusschen<br />
de hoofdstad en de Mohammedaansche bevolkingen." Tot<br />
dusver gold als een der krachtigste middelen om den invloed<br />
van het moederland in overzeesche gewesten te versterken de<br />
verbreiding der Christelijke beschaving. Tegenwoordig schijnt<br />
men zich te Parrs te verbeelden dat de beschaving, juist omgekeerd,<br />
van de Muzelmannen moet komen, en men hen daarom<br />
in staat moet stellen, te midden van de katholieke bevolking<br />
der hoofdstad de plechtigheden van hun godsdienst te vieren<br />
en hun leer te verkondigen. Doch dit daargelaten, wellicht<br />
beleven wik nog dat de gewezen pater Hyacinthe als mufti in<br />
die nieuwe moskee optreedt. Daar zou hij toch heelemaal aan<br />
geen biecht of coelibaat of voorschriften van Yet Trentsche<br />
concilie, waar hij zoo'n hekel aan heeft, gebonden zijn<br />
EENE OPHELDERING.<br />
In de laatste aflevering der Dielsche lfárande leien wij op een der<br />
laatste pagina's de volgende<br />
„opheldering."<br />
„Een oprechte vriend der Dietsche Warande vraagt ons, wat de heet<br />
prof. t r. Jan ten flrink bedoeld heeft, toen hij in zijn artikel der 2e<br />
aflev. 1895, de uitdrukking „Esther-legende" en „Bijbellegende" gebruikte.<br />
Hoogleeraar ten Brink antwoordt ons in do. 21 April I1.: „Mijn<br />
term „Estherlegende" is zoo onscb.úl"dig mogelijk gemeend. Mijne bedoeling<br />
is natuurlijk : „Esther- verhaal, Bijbel-verhaal of Geschiedenis van<br />
Esther," enz., geene enkele bijbedoeling ligt op mijn weg. Het is mijn<br />
gewoonte ieders overtuiging te eerbiedigen." Enz.<br />
<strong>HET</strong> BESTUUR."<br />
En daarmede acht de D. W., naar het schijnt, de zaak genoegzaam<br />
behandeld.<br />
Het doet ons leed, dat gevoelen niet te kunnen deelen.. Dat Dr<br />
Jan ten Brink verklaart, -niet te bedoelen, aan schriftuurboeken als het boek<br />
Esther hunne geschiedkundige zekerheid publiek te ontkennen, verheugt
__ 276<br />
mij van harte. Maar om het groot gewicht der zaak had<br />
duñkt mij, de Dietsche Wactnde meer ofanders moeten doen, dn ze gedaai<br />
heeft. Zij had, zonder correctief, het door ons gewraakte schrjveti van<br />
Dr. Jan ten Brink, met inbegrip van diens waardeerende verwijzitig naar<br />
h€; Gids-artikel van Dr. De Goeje opgenomen. Daardoor kon het den<br />
schijn hebben, dat zij er over heen kon, in hare eigene kolommen<br />
een boek der H. Schrift te zien aangerand. Nu dit eenmaal, hoezeer<br />
dan ook tegen haar wil en bedoeling, geschied is, is die fout o. i. niet<br />
genoegzaam hersteld, door op een der laatste bladzijden harer volgende<br />
aflevering ergens in kleineren druk bovenstaande „Opheldering" te geven,<br />
die daar door vele lezers ongetwijfeld niet zal worden opgemerkt ; en dat<br />
nog wel, terwijl dezelfde aflevering een vervolg bevat van Dr. Jan ten<br />
Brink's „studie."<br />
Maar Dr. Jan ten Brink schreef aan de D. W., dat hij met ‚,Esthr.<br />
legende" n a t u u r I ij k bedoeld had : Geschiedenis van Esther. Dat kn<br />
op twee manieren worden opgevat. Het kan beteekenen : „liet spreekt<br />
vanzelf. dat ik niet de bedoeling had een schriftuurboek aan te vallen...";<br />
en deze opvatting stemt met het overige van zijn antwoord aan de 1). W.<br />
volkomen overeen. Een andere, op zich zelf mogelijke zin dier woor<br />
den is deze : ,,Natuurlijk heb 1 bedoeld : Geschiedenis van Esther<br />
dat beteekent immers in onze taal hetzelfde als : Estherlegende." En<br />
deze tweede beteekenis dringt zich in Dr. Jan ten Brink's woorden volstrekt<br />
niet op. Immers moge het woord „legende" al de beteekenis gehad<br />
hebben van ,,geschiedkundig zeker verhaal uit den ouden tijd, of<br />
van feiten uit den ouden tijd' en mogelijk in die beteekenis zelfs nog<br />
niet geheel zijn verouderd in de Nederlandsche taal : de gewone beteekenis<br />
er van is dat nu zeker niet meer. En geen Nederlandsch schrijver,<br />
die bepaaldelijk iets als eene ware geschiedenis wil voorstellen, zal daarvoor<br />
het woord ,,legende" bezigen ; wellicht zelfs dan niet eens, wanneet<br />
het uit den samenhang zijner woorden zonneklaar zou blijken, wat hij<br />
bedoelde. En dan is het boek Esther niet alleen een geschiedkundig,<br />
maar daarenboven een geïnspireerd boek.<br />
Dat „natuurlijk" van Dr. Jan ten Brink mocht dus voor de D. W. geen<br />
reden zijn, om in een zoo belangrijke zaak zich al heel spoedig gerust<br />
te stellen en te meenen, genoeg te hebben gedaan. Uit den samenhang<br />
toch der woorden van Dr. Jan ten Brink blijkt volstrekt niet duidelijk,<br />
dat hij door het woord „legende" hetzelfde verstaat als ,,geschiedenis."<br />
Bovendien verwijst hij naar het artikel van Dr. De Goeje in den Gids,<br />
waar, zooals wij in ons vorig artikel zagen, de geschiedkundige zekerheid<br />
van het Bijbelboek Esther wordt aangetast. Daar wordt in duidelijke<br />
woorden beweerd, dat genoemd boek niet eene zeker ware geschiedenis
-- 277 --<br />
bevat. „De overeenkomst van namen is niet het eenige., dat ons doet<br />
denken aan een zekeren samenhang tusschen de legende der oorspron-<br />
1 eiijke Nachtvertellingen en de Estherlegende. Beide hebben één<br />
trek gemeen. De koning, verstoord op zijne gemalin, verstoot deze volgens<br />
't boek Esther. Naar de inleiding der tegenwoordige Duizend en één<br />
nacht heeft hij haar op ontrouw betrapt en brengt haar om. .H o e h e t<br />
in 't oorspronkelijk was, weten wij ni -et," enz. Kon Dr.<br />
De Qoeje zoo schrijven, als hij het Bijbelverhaal in het boek Esther als<br />
zeker waar beschouwde ? En moet men, dit lezend, niet tot de gevolg<br />
komen, dat hij dat schriftuurverhaal beschouwt als eene le-<br />
-trekking<br />
gende, gelijk de Nachtvertellingen, waarvan hij spreekt?<br />
Welnu : voortreffelijk, volgens Dr. Jan ten Brink, heeft Dr. De<br />
Goeje de overeenkomst tusschen de Nachtvertellingen en de „legende,"<br />
zooals . hij zegt, van koningin Esther uiteengezet. Die overeenkomst is<br />
echter volgens Dr. De Goeje niet die van een zeker waar geschiedverhaal<br />
en eerie legende, maar van twee legenden. Waarom spreekt Dr. Jan ten<br />
Brink van „voortreffelijk uiteengezet," indien hij het daarmede niet eens<br />
is, en liet fundament zelve er van als valsch - beschouwt ? In ieder geval<br />
heeft hij dan niet doen blijken, dat „Estherlegende" hem hetzelfde was<br />
als „Geschiedenis van Esther," maar veeleer doen vermoeden, dat hij<br />
het eens was met Dr. De Goeje. Heeft hij dus bedoeld, dat Schrifuurboek<br />
aan te tasten ? Neen ! want hij zelf verklaart ten stelligste en<br />
duidelijkste in zijn schrijven aan de D. W, dat hij dat n i e t wilde of<br />
bedoelde. Jammer, dat evenwel dat hatelijk „legende" en die loffelijke<br />
vermelding van Dr. De Goeje's Gids-artikel aan zijne pen ontviel.<br />
Ik had gewenscht, nu eenmaal de fout begaan was, dat de D. W.<br />
ten minste hare ,,opheldering" een vrij wat beter, meer in het oog<br />
vallende plaats hadde gegeven in hare laatste aflevering, en zeker<br />
niet zich hadde vergenoegd met hetgeen ze nu deed.<br />
Ik vrees niet, dat mij van spitsvondigheid of vitterij zal beschul<br />
zaak met een gezond oog beschouwt. Als men ons in-digen<br />
aiwie de -<br />
persoonlijke stoffelijke belangen te na komt of afbreuk doet, dan hebben<br />
wij nogal eens reden, om lijden en verdragen te stellen boven verzet.<br />
Maar hier is de zaak geheel anders. Meer dan één Nederlandsch Hoog-<br />
1eeraar bestrijdt en ontkent de waarde van Schriftuurboeken. Dr. De<br />
Goeje in zijn Gids-artikel blijkt niet vreemd aan dat werk ; Dr. Jan ten<br />
Brink heeft hatelijke woorden, die denzelfden geest schijnen te ademen,<br />
en spreekt met lof van Dr. De Goeje's artikel ; de Dietsche WWarande neemt<br />
die woorden, dien lof op. Moest nu de correctie van het laatste niet<br />
evenzoo royaal en zeker onder de oogen der lezers gebracht worden, als<br />
de ergerlijke, hoewel geheel te goeder trouw begane fout ? Nog eens, de
— 278 —<br />
zaak is van groot, zeer groot belang. Wie een boek der H. Schrift aanrandt,<br />
randt ons heilig geloof aan. En nu dienen wij zeker toch geen<br />
aanleiding te geven om te denken, dat wij, katholieken, onze zaken of niet<br />
kunnen verdedigen, of het niet durven, of dat wij er niet heel veel belang<br />
in stellen, zoodat wij er tamelijk koud bij blijven, als men er de<br />
handen aan durft slaan onder onze oogen. Dat men bedoelingen ver<br />
waar men kan ; dat men niet veroordeele, 1wanneer geen-ontsahuldige<br />
'<br />
schuld blijkt ; dat men hierin met de voorzichtigheid der slang de een<br />
zeer goed. Maar niet alleen mogen-voudigheid<br />
der duive vereenigt,<br />
zaken, die zeer verkeerd zijn, vooral die zoo diep ingrijpen in het heiligste,<br />
niet worden vergoelijkt of als weinig beteekenend over het hoofd<br />
gezien, en zelfs de schijn daarvan moet door ons vermeden worden.<br />
GESCHIEDENIS OF VOORSPELLING? .<br />
J. TH. R.<br />
Niet zonder aandoening las ik Martelrozen en Zegepalmen uit de<br />
Fransche Revolutie, de feestgave van Br. Florentius aan den Antwerpschen<br />
letterkundige August Snieders op zijn 70e geboortefeest (1). Het zijn<br />
zooals de schrijver zich bescheiden uitdrukt : „de lotgevallen van slechts<br />
enkele priesterlijke geloofshelden, van weinige voorname personen, die<br />
meer nog door den adel hunner deugd en huns gemoeds dan door dien<br />
van geboorte uitblonken ; van sommige kinderen uit het volk, welke<br />
zich door moed en* deugd bij de nakomelingschap onsterfelijk wisten te<br />
maken." Het is niet de volledige geschiedenis van de helden dier bloedige<br />
dagen : „Honderden wier naam en daden ons bekend zijn, bleven<br />
onvermeld ; duizenden anderen, die God alleen tot getuige hadden van<br />
hun lijden en hun strijd, zullen waarschijnlijk nooit genoemd worden op<br />
aarde."<br />
Maar 'luide genoeg leeren zij ons de groote les der geschiedenis.<br />
„Allen, 't zij martelaars van hun geloof, van hunnen plicht of van<br />
hunne overtuiging, zijn. daar om de arme menschheid te troosten over<br />
de afschuwelijkheden der Revolutie. Jagen de looierijen van menschenhuiden<br />
te Meudon ons een blos van schaamte naar de wangen ; leeren<br />
zij ons wat er te verwachten is van den mensch, indien het geloof aars<br />
(1) l ijmegen, L. C G. Malmberg, f895. 240 blz. met talrijke platen. Prijs f 1.50.
- 279 —<br />
het bovenzinnelijke in hein sterft, het christelijk gemoed zwelt van<br />
rechtmatigen trots bij het staren op duizenden kloeke bloedgetuigen<br />
op de onversaagde mannen, de fiere vrouwen, welke in het uur des<br />
doods niet sidderden, doch kalm en onverschrokken, met de hoop op<br />
een beter leven in de borst, de groote reize aanvaardden ! Mogen hunne<br />
lessen voor geen onzer verloren zijn !"<br />
Vrees niet, Eerwaarde Broeder, --- zouden we hier willen antwoorden<br />
- voor de velen die uw boek zullen lezen, zullen de lessen niet verloren<br />
zijn. Daar gaat van die helden- en heldinnenfiguren, van allen leeftijd<br />
en stand, eene kracht uit die balsemt en troost, en adelt en verheft. En<br />
nergens ter wereld misschien toont zich het volle menschenleven zóó, in<br />
hetgeen ik noemen zou zijne hoogte en zijne diepte. Met één blik. —<br />
de schrijver zelf heeft het ons zooeven aangeduid — kan de lezer hier<br />
de duizelingwekkende diepte peilen van den afgrond, waarin de mensch,<br />
ook de zg. beschaafde mensch, kan wegzinken, als hem de steun des<br />
geloofs ontbreekt, en te gelijk de even duizelingwekkende hoogte meten,<br />
waartoe een rechtschapen menschenhart kan stijgen op de vleugelen<br />
van geloof en liefde. Het pleit voor den smaak des verhalers, dat bij<br />
ons bij voorkeur naar die hooge bergen voerde, maar de droeve werkelijkheid<br />
dwong hem zijns ondanks ons vandaar ook te doen n ederzien<br />
in de modderige diepten, waar<br />
het monster is ontketend,<br />
Dat in de ziel des menschen huist,<br />
En straks, zijn ijzren boei vergetend,<br />
Als lava door den bloedstroom bruist.<br />
Doch wat mij vooral trof bij het lezen dier aangrijpende tafereelen<br />
was de vraag, die ik hierboven scheef. Heb ik geschiedenis gelezen of<br />
voorspelling ? Heeft Br. Florentius ons enkel schetsen gegeven uit het<br />
einde der 18e, of mede uit het begin der 20e eeuw ? Is de geschied<br />
ver der Omwenteling alleen de Jeremias, eenzaam op de puinen van-schrij<br />
Jerusalem gezeten, — of tevens de vreeselijke verschijning uit Flavius<br />
Josephus, de man, die tijdens het beleg door Titus zeven dagen lang<br />
in het gezicht van belegerden en belegeraars de wallen der stad rondliep,<br />
en zonder ophouden klagend uitriep : Wee aan Jerusalem ! Wee<br />
Jerusalem !" (Martelrozen N. 212). Zeker, de Omwenteling is „het goddelij<br />
k strafgericht over het land van den heiligen Lodewijk voltrokken"<br />
(bl. 3), maar heeft het wufte en lichtzinnige volk ze als zoodanig erkend<br />
en zich ten nutte gemaakt ? Is het land niet rijp, tot verrotting toe<br />
rijp, voor een tweede strafgericht, harder - dan het eerste ? Daar zijn ongetwijfeld<br />
nog tal van onbedorven, edele mannen en vrouwen in het
= 280 --<br />
Oenmaal zoo christelijke land ; waar het geloof nog leeft, vindt de Franschman<br />
in zielegrootheid en offervaardigen Christenmoed maar zelden zijns<br />
gelijke. De Fransche zusters en zendelingen in alle hoeken der aarde<br />
bewijzen het. Maar zóó was het ook in de vorige eeuw. En aan welke<br />
zijde de meerderheid is, bewijzen de gekozenen van het algemeen stemrecht.<br />
Zou van de uitvinders van het droit d'abonnement iets beters te<br />
hopen zijn. dan van de roovers, die in 1789 de kerkgoederen verbeurd<br />
verklaarden ? Iets beters van wil- en ,beginsellooze Carnot's en Faure's,<br />
dan van den edelhartigen, maar zwakken Lodewijk XVI ? Is de nieuw<br />
geldadel edeler van bloed of gemoed, dan de geslachts-<br />
-bakken joodsche<br />
adel honderd jaar geleden?<br />
Zijn de geridderde Herzen en Reinachs, en . geheel het Panamageboefte,<br />
min doortrapte huichelaars dan een Mirabeau ? Is de Vrijmetselarij,<br />
en het jodendom dat haar bestuurt, niet eene wereldmacht<br />
sterker dan ooit voorheen ? Het socialistische grauw bescheidener in<br />
zijne eischen dan de „derde stand" in het jammerjaar 1789 ? Is de<br />
verheerlijking van de gruwelen der Omwenteling niet een werkelijk deel<br />
van de volksopvoeding in de Fransche staatsschool ? Hebben de monsters<br />
van het schrikbewind niet hunne standbeelden op de openbare pleinen?<br />
Is de zedeloosheid in stad en land niet zóó hoog gestegen, dat vaderlandlievende<br />
Franschen reeds de „doodsklok hooren luiden van het<br />
groote Frankrijk"? Is geheel de wetgeving der Republiek, van den eersten<br />
dag af, niet éene lange reeks van vervolgingsmaatregelen tegen de Kerk<br />
en het Christenvolk ?<br />
Reeds in 1893 kon pater Abt in de Etudes religieuses (bl. 216 vv.)<br />
ongeveer 200 dergelijke aanslagen opsommen, — minder rondborstig en<br />
ruw, maar even weerzin- en walgingwekkend, minder de vrucht van<br />
wilde woede, maar meer van koel berekenende huichelarij, dan de Septembermoorden<br />
te Parijs of de verdrinkingen in de Loire. En het onderscheid,<br />
dunkt mij, is zoo bijster groot niet, of men biddende maagden<br />
ter guillotine voert, of belastingwetten uitvindt om ze een langzamen<br />
hongerdood te wijden.<br />
Een stuk geschiedenis van de laatste maanden, en een stuk profetie<br />
wellicht van de naaste toekomst is de welsprekende bladzijde 40<br />
van Florentius<br />
„Misgun ons de afzondering niet," smeekten de godgewijde maagden<br />
in 1790 de Nationale Vergadering. „Wij allen, zonder uitzondering, willen<br />
liever het leven verliezen, dan ontrouw worden aan onzen heiligen staat.<br />
Wilt gij in naam der vrijheid, aan edelmoedige zielen, die alles<br />
verlieten, om den evenmensch nuttig te zijn, de vrijheid benemen, wel<br />
te doen ter liefde Gods?
281 -<br />
Wij hebben weinig omgang met de wereld, weshalve ons geluk<br />
haar verborgen blijft. Daarom is het echter niet minder groot en hecht.<br />
Voorrechten en onderscheidingen zijn onder ons niet bekend ; voor -<br />
en tegenspoed dragen wij samen.<br />
Wij verklaren voor God en de menschen, dat geen macht ter<br />
wereld de liefde tot onze verbintenissen uit de harten kan rukken. Wij<br />
gevoelen ze thans inniger dan ooit, en vernieuwen ze met meer vuur<br />
dan op den heuglijken dag onzer professie."<br />
„Heldhaftige taal in den mond van zwakke vrouwen!<br />
Zij drong, helaas ! niet door tot het hart harer verdrukkers, die<br />
hoorende doof bleken. Wat deerde het hun ook dat 37.000 'vrouwelijke<br />
kloosterlingen tegen wil en dank het haar dierbare heiligdom verlaten<br />
moesten ; dat duizenden rampzaligen, door wreede ziekten op het krank -<br />
bed geworpen, den troost, de hulp dier engelachtige wezens zouden derven !<br />
Zij vroegen niet, wat er van de arme vondelingen worden zou, die<br />
in haar de liefde vonden, welke ontaarde moeders dien hulpeloozen<br />
kleinen ontzegden.<br />
De helden der Revolutie wisten zeer goed, dat al de wonden, der<br />
arme menschheid geslagen, door de zachte hand der zusters, zoo niet<br />
geheeld, ten minste naar best vermogen verzorgd, en door de meest onbaatzuchtige<br />
liefde gebalsemd werden.<br />
Maar de haat, de eenige liefde der Omwenteling, bleef doof voor<br />
de noodkreten der ongelukkigen en voor die hunner voorsprekers, gelijk<br />
hij de ooren stopte voor de stem der billijkheid, voor de smeekingen<br />
der heldinnen, die afstand gedaan hadden van de voorrechten, welke<br />
jeugd, schoonheid en hooge geboorte velen harer schonken, ten einde<br />
haren Bruidegom en Koning in zijne lijdende ledematen te dienen."<br />
Zóo waren ze — en zijn ze.<br />
„Bij monde van Legendre eischten de Jacobijnen niets meer of<br />
minder dan het scheep brengen van alle geestelijken ; de zee zou hen<br />
wel voor goed weten te bergen in haar schoot.<br />
Vergniaud, de woordvoerder der Girondijnen, stelde Bene langzame<br />
doodstraf boven het korte moordplan van den Jacobijnschen slager. Hij<br />
pleitte uit naam zijner partij voor Bene bespoedigde deportatie."<br />
Wat dit laatste beteekent kunnen we eenige bladzijden verder lezen.<br />
Honderden eerbiedwaarde priesters liggen maanden lang als slachtvee<br />
opeengehoopt in het ruim van een schip. Een scheepsdokter steekt met<br />
inachtneming der noodige voorzorgen even den neus in deze hel en<br />
roept uit:<br />
„Zoo men een hond, gedurende één nacht, in deze verpeste atmosfeer<br />
opsluit, zal hij dood of razend zijn."
— 282 --<br />
De kleinkinderen van dat beulengeslacht hebben wat nieuws gevonden.<br />
De jeugdige Levieten, en tot de Gezalfden des Heeren toe,<br />
sleepen zij naar zedelijke pestholen, de kazernes der Republiek, met de<br />
duidelijk uitgesproken bedoeling hun het hart te vergiftigen, en onschuld<br />
en eer te rooven. Is dat menschelijker, — of liever minder dvivelsch ?<br />
Wachter, wat is er van den nacht ? Want nacht is het in Frankrijk.<br />
En wat zal het morgen bieden ? Ondanks het ontzettende strafgericht'<br />
der vorige eeuw heeft men weder eene eeuw lang wind gezaaid, en<br />
men zou geen storm gaan oogsten ? De stelselmatige verdierlijking der<br />
volksmassa, waaraan de Loge onverpoosd arbeidt, zou andere vruchten<br />
dragen dan voor honderd jaar ? Neen, Broeder Florentius heeft iets meer<br />
dan geschiedenis geschreven, — of men zou druiven van distelen en<br />
vijgen van doornstruiken plukken.<br />
De talentvolle letterkundige, hoor ik, is nog jong. Wie weet of<br />
hij zelf niet eenmaal een tweede deel Martelrozen en Zegepalmen zalleveren<br />
uit de Omwenteling, die nog konen moet ? Want tusschen de doornen<br />
bloeien ook thans nog bekende en onbekende ' rozen. Heeft de<br />
eerste Omwenteling getoond wat schatten van stille heldendeugd er<br />
verborgen lagen, niet achter de kloostermuren alleen, maar in de grijze<br />
burchtei+ der edelen, en in de stille woning van burger en boer en arbeider<br />
; wij hopen niets minder van de toekomst. Indien het Christendom<br />
niet onsterfelijk was, had het de stormen van '89 en volgende jaren<br />
niet overleefd. De 200 vervolgingsmaatregelen der Republiek zijn niet<br />
tegen een lijk gericht. Daar zijn nog duizenden Fransche priesters en<br />
kloosterlingen, die in Oost en West onder barbaarsche volken den marteldood<br />
te gemoet snellen, daar zijn andere duizelden, die hem met open<br />
oog, kalm en blijde afwachten op den vaderlandschen grond. Het was<br />
een Fransch ordegeestelijke, die aan schrijver dezes eens in vertrouwelijk<br />
gesprek verklaarde : „De marteldood is de schoonste kroon, die een<br />
priester hopen kan, — en wij, Franschen, behoeven hem niet in Afrika<br />
of Oceanië te gaan zoeken. Zooals de zaken nu in Frankrijk staan<br />
is de kans daar minstens even goed als onder de negers."<br />
Wachter, wat is er van den nacht ? Is de uitbarsting nabij ? Zal<br />
de weigering der kloostergemeenten, om door vrij willige betaling<br />
van het droit d'abonnement zich te zelfmoorden, het manmoedige „neen"<br />
op den eisch om het erfgoed der armen van Christus in den muil<br />
van den fiscus te werpei, — het sein geven tot nog wreeder vervolging ?<br />
Den geruischloozen sluipmoord van heden doen plaats maken voor de<br />
bloedtooneelen van voor een eeuw ? Of moet eerst het ontkerstende volk<br />
nog pijnlijker uitgezogen door het joodsche. kapitaal, en te gelijk tot nog
283 --<br />
dolzinniger woede tegen de Kerk opgezweept door de joodsehe pers? De<br />
vraag valt lichter dan het antwoord. Maar de hoop van den Christen in•<br />
die bange onzekerheid blijft : „Zie, Ik ben metu tot an de voleinding der<br />
eeuwen." De Kerk van Frankrijk heeft de eerste Omwenteling overleefd:<br />
ze zal ook de tweede overleven.<br />
K.<br />
EEN TEGEN-PLEIDOOI.<br />
Irvalt te strijden over heel veel van hetgeen Scholasticus II beweert<br />
in zijn laatste artikel tegen mijne opmerkingen in het Dompertje<br />
van 15 Mei j. 1. Daar ik niet van letterzifterij houd, zal ik niet alle bije<br />
zaken behandelen, maar enkel een woord zeggen over de hoofdzaak. Laat<br />
ik vooraf herinneren dat ik in het gewraakte artikel tot de conclusie<br />
kwam : „Ni. i. zal door een verstandige keus uit leeraren en uit hoofden<br />
van scholen de meest bevoegde commissie gevormd* worden." Ik wensch<br />
dus eene commissie bestaande uit beide elementen. Met hetgeen er<br />
anders wordt in de richting van het onderwijs kan dan door de hoofdeis<br />
van scholen bij de examens worden rekening gehouden. En al ontkent<br />
Scholasticus dat leeraren, die niet dagelijks in de lagere school staan,<br />
daarover kunnen oordeelen, ik , voor mij geloof, dat zij, die vroeger jaren<br />
lang bij het 1. o. werkzaam waren, nu juist op een vrijer, ruimer standpunt<br />
staan, en, voeling houdende met de mannen der practijk, m i n s t e n s<br />
evengoed als deze een juist inzicht, in den stand van zaken verkrijgen.<br />
En nu mijne opmerking over de practijk der leeraren. Een leeraar<br />
m. o. zou al een zeer dom mensch moeten zijn, wanneer hij niet begreep,<br />
dat de opleiding tot onderwijzer heel iets anders is dan leerlingen eener<br />
H. B. S. , bekwaam maken voor het practisch leven. Maar, dat hoop ik<br />
duidelijk genoeg te hebben gezegd, en niemand zal uit mijne woorden<br />
kunnen opmaken, dat ik bedoelde alsof men aan beide categorieën van<br />
jongelieden dezelfde eischen moest stellen. Maar het groote voordeel van<br />
den dagelijkschen omgang met jongens van 18 jaar voor den leeraar<br />
ligt daarin, dat hij leert doordringen ' in de algemeene vatbaarheid van<br />
het verstand op dien leeftijd.<br />
Een mensch wordt 'toch zeker niet uitsluitend -'voor onderwijzer<br />
geboren, zoomin als voor koopman, al is het onbetwistbaar dat de een<br />
meer aanleg voor zeker vak zal hebben dan de andere.<br />
Wie het meest met jongens van 17-18 jaar omgaat, zal daardoor
__ 284 --<br />
het best in staat kunnen zijn, den m en s c h op dien leeftij te kennen, en<br />
daar komt het maar op aan. Wie die kennis, den grond voor alle paectagogie,<br />
bezit, zal met zeer geringe moeite kunnen onderscheiden vat hij<br />
vorderen mag van de eene categorie, wat van de andere. Dat zeer groot@<br />
voordeel heeft menig hoofd der school ook, zegt Scholasticus II, als hij n. 1.<br />
verbonden is aan normaallessen. Dit is waar, maar... men houde het mij<br />
ten goede, over het algemeen kan ik de normaallessen niet anders dan eene<br />
zeer gebrekkige instelling noemen, die slechts zeer zelden van een candidaat<br />
maken wat er van te maken valt. Laat ik met liet oog op een mijner<br />
speciale vakken van studie., ,taal, zeggen wat ik er van denk. Het juiste<br />
inzicht van het wezen der taal ontbreekt den meesten. De verhouding<br />
tusschen taal en grammatica is verreweg de meerderheid niet duidelijk.<br />
Die verhouding wordt op de eerste plaats duidelijk aan hem, die een<br />
groud,ige studie maakt niet alleen van de taal in haar tegenwoordigen, maar<br />
,00k in haar vroegeren toestand. Die grondige studie hebben de leeraren<br />
gemaakt. Men versta mij wel. Nu vorder ik niet, dat wij aan candidaatonderwijzers<br />
oudere taalvormen moeten vragen, met taalgeleerdheid<br />
komen aandragen. Integendeel. Wie werkelijk taalgeleerde is, zal het<br />
bespottelijke en het gevaarlijke van het taallief hebberen, zooals het bij<br />
het lager onderwijs nog zeer veel gebeurt, leeren inzien, en die liefhebberij<br />
zooveel mogelijk tegengaan. De meeste leeraren aan normaallessen nu,<br />
die een drukke practijk in de school hebben, kunnen — want zij hebben er<br />
den tijd en- de gelegenheid n iet toe, --- kunnen slechts zelden op de hoogte<br />
van den stand van zaken zijn en missen daardoor het juiste inzicht.<br />
Bij het 1. o. wordt veelal taalstudie gelijk aan taalziften. Er<br />
wordt bijv. veel werk gemaakt van zinsontleding. Bij de jongste voor<br />
Noord-Holland heb ik candidaten de moeilijkste zinsont-<br />
-jaarsexanaens in<br />
ledingen met virtuositeit zien verrichten, maar zelf een goeden zin<br />
schrijven, konden ze niet of zelden<br />
Op mijn vraag : Wat weet u van den vorm «hij zal,» die in een<br />
leesboek, voorkwam, gaf de candidaat ten antwoord. «Vroeger was de<br />
vorm van zullen, zelen enz."<br />
&lijn hemel, wat geeft iuij zoo'n sporadische taalwetenschap ! Dezelfde<br />
candidaat kon, blijkens zijn opstel, niet eens behoorlijk stellen.<br />
Ik heb liever dat hij niet tracht te geuren met die hier en daar opgesnorde<br />
z. g. geleerdheid, die vaak nog foutief is. Laat hij blijven bij<br />
onze taal, en laat hem door iemand, die goed den vroegeren toestand<br />
kent, aan het verstand gebracht worden, dat hij met zijn enkel brokje<br />
geleerdheid op een dwaalweg komt..<br />
Een andere candidaat gaf mij ten antwoord, op mijn vraag naar<br />
de b e t e e k e n i s van het werkwoord generen, dat dit woord uit het Fransch
. 285 —.<br />
ways afgeleid eii dan nattuurlijk van het werkvr oord it ner. Nu neen<br />
ik het hem niet kwalijk, dat hij niet weet welke enorme, onwaarheid<br />
hij vertelt, maar wel dat hij zich waagt op het gebied der etymologie,<br />
waar hij niets te maken heeft, en alleen taalkundig zijn nek kan breken.<br />
Er is niemand die beter - tegen halve kennis kan waarschuwen,<br />
dan een verstandig vakman, die door zijn diepe studie, weet, hoe bespottelijk<br />
die enkele staaltjes van geleerdheid zijn. En Scholasticus II zal<br />
het wel even goed weten als ik, dat tal van onderwijzers hun tijd zoek<br />
brengen met taalgelief hebber en etymologische uitstapjes, zonder het flauwste<br />
begrip te hebben van de w e t e n s e 1i a p der etymologie. En ik verzeker<br />
u, dat het 1 e z e n van verreweg de meeste candidaten bedroevend was bij de<br />
jongste voorjaarsexamens hier in Noord-Holland, en wel het medst bed roevend<br />
gewoonlijk bij diegenen, welke heel goed thuis waren in grammatische<br />
kleinigheden, welke zij voor hun practijk heel niet noodig hebben.<br />
De taalwetenschap is in de laatste tientallen van jaren met reuzenschreden<br />
vooruitgegaan en heeft over veel punten een nieuw licht<br />
doen opgaan. Dat nieuwe licht moet ook doordringen tot de school.<br />
Niet de wetenschap moet daar komen, maar wel de practijk, volgens deze<br />
wetenschap gewijzigd. En de middelaars tusschen de taalwetenschap op<br />
hare tegenwoordige hoogte zijn juist die leeraren, welke, uit het 1. o.<br />
voortgekomen, ixet de wetenschap vertrouwd geraakt, de eischen van de<br />
eerie en de resultaten van de andere kennen, en daardoor den gewenschten<br />
invloed kunnen oefenen op het weten en het kunnen der onderwijzers.<br />
Als Scholasticus II beweert, dat het doel van het M. 0. is den<br />
leerling het kunnen bij te brengen, maar dat een candidaat-onderwijzer<br />
vooral moet weten, dan ben ik zoo vrij recht tegenover hem te gaan<br />
staan en te beweren, dat juist het k u n n en van den onderwijzer allernoodzakelijkst<br />
is voor zijn werkkring. En juist door het halve kennen op<br />
velerlei gebied is het k u n n en op den achtergrond geraakt, is het juiste<br />
begrip van school en wetenschap verduisterd.<br />
Over het naschrift van Scholasticus II zal ik niet veel zeggen. Het<br />
feit alleen dat er in alle commisssiën te zamen, de plaatsvervangende<br />
leden er buiten gerekend, 16 leeraren aan H. B. S. zijn en 17 aan kweeken<br />
normaalscholen, is al voldoende om aan te toonen, dat de minister<br />
de leeraren toch ook nog niet zoo geheel onbruikbaar vindt. Daargelaten<br />
dat zulk een beroep op den minister in dit geval niets beteek en t.<br />
Amsterdam. M. A. P. C. POELHEI KE.<br />
[Van oordeel dat de kwestie thans van weerszijden voldoende is<br />
toegelicht, meenep wij het debat te mogen sluiten met de opneming van<br />
bovenstaand artikel, ofschoon onze geachte medewerker Scholasticus II
daarop nog wel wat aan te merken zou hebben. Hij heeft toch niet,<br />
zooals men uit het schrijven van den heer P. zou opmaken, willen beweren<br />
dat leeraars van het M. 0. absoluut onbruikbaar zouden zijn als<br />
examinators van onderwijzers, maar alleen dat hoofden van scholen,<br />
mannen van de practijk, verreweg de voorkeur verdienen, -- iets wat<br />
naar onze meening het gezond verstand zal moeten toegeven. Het geldt<br />
toch niet zoo zeer den graad der kennis bij dè' éxaminandi vast te stellen<br />
als wel te onderzoeken in hoever zij geschikt zijn om hun kennis aan<br />
schoolkinderen mee te deelen, en daar ,kan stellig de man der lagere<br />
school het best over oordeelen.<br />
RED.]<br />
DP HOOGE SOCIAAL-DEMOCRATIE.<br />
1.<br />
Reeds herhaaldelijk hebben wij gewezen op het treurige en onrust<br />
feit, dat de hooge kringen de groote beschermers en de voorname-barende<br />
propaganda-makers der sociaal -democratie zijn. Om het gewicht dezer<br />
bewering naar waarde te schatten, moet men in het oog houden, dat<br />
zonder inmenging van den staat, die toch ook door de sociaal-democratie<br />
gevaarlijk bedreigd wordt, van een krachtig optreden tegen deze onruststokers<br />
weinig te verwachten is. Wel is waar geven Úmsturz-voorstellen,<br />
als waarmede het Duitsche parlement zich nu bezig hield, weinig,<br />
als niet de geest van het staatsbestuur christelijk is, want dan is de<br />
uitlegging der wet toch geheel willekeurig en zal het optreden van po -.<br />
li tie en rechtbank de sociaal -democratie eer versterken dan verzwakken;<br />
maar het is toch zeker, dat de groote kracht der sociaal -democratie juist<br />
zit in de ontwikkelde standen, die wel is waar, van de omverwerping•<br />
der staatsregeering o p h e t e e r s t e o ,o g, en voor den o p p e r v l a kk<br />
i g e n beschouwer niets te verwachten hebben, maar voor den ernstigen<br />
oprnerker juist hetzelfde doel nastreven als de oproerkraaiers ; want<br />
de Loge, die de hoogere kringen, vooral de wetenschappelijke, beheerscht,<br />
schrijft onder bedekte termen de meest bandelooze revolutie in haar<br />
vaan del .<br />
Wie over de eigenlijke leiders der socialisten een paar steer belangrijke<br />
artikels wil lezen, neme nog eens kennis van wat De Tijd 28<br />
en 30 Nov. 1.893 schreef; en daar vindt hij in korte woorden weergegeven<br />
wat wij, in het .belang der katholieke zaak, steeds duidelijker trachten te<br />
maken, namelijk, dat de. Joodsche Loge de eigenlijke aanvoerder is der<br />
sociaal-democratie ; het allerzwakste antwoord, hetwelk Recht voor Allen
— 281 -^=<br />
op deze beide hoofdartikels heeft gegeven, en dat wij heden ook zullen<br />
bespreken, heeft deze opvatting, -- zeker tegen de bedoeling dier Redactie<br />
! -- niet weinig versterkt!<br />
Heden wenschen wij, als wij spreken van de «hooge sociaal -<br />
democratie» vooreerst te wijzen op het feit, dat telkens weder de sociaal -<br />
democraten bewijzen, ` tot zeer hooge regeeringspersonen in betrekking<br />
te staan. Want, zoo vraagt men zich met verbazing af, vanwaar worden<br />
hun die belangrijke regeerings-stukken gezonden, hoe komen die in hun<br />
handen ? De meest geheime instructiën van politie en bestuur komen<br />
hun ter kennis en worden met de meest mogelijke onbeschaamdheid in<br />
hun bladen geopenbaard ; alsof zij volkomen zeker zijn, dat de regeering<br />
hen toch in hun doen en laten hoegenaamd niet meester is!<br />
In September '94 hebben zij een stuk gepubliceerd, hetwelk, in<br />
diep geheim, door den regeeringspresident van Hannover, graaf G. von<br />
Bismarck, aan de politie -hoofden van dat gewest was toegezonden. Daarin<br />
beklaagde de graaf zich over de partijdigheid der politie tegenover de<br />
«Welfische» vereenigingen dier streek. «Terwijl aan de sociaal-democraten<br />
wordt toegestaan onder den blooten hemel vergaderingen te houden,<br />
en zij o. a. 1 Mei hoegenaamd niet bemoeilijkt worden in hun<br />
bijeenkomsten, wordt dit recht van vergaderen aan de Welfische vereenigingen<br />
geweigerd ; hun werd zelfs niet toegelaten vrouwen uit te noodigen<br />
bij hun feestelijkheden ; van den kant der Welten is hierop met klem<br />
en met recht gewezen ; om aan dit euvel te gemoet te komen, moet men<br />
niet zoo te werk gaan, dat men nu ook aan de Welfen verleent, wat<br />
aan de sociaal-democraten werd vergund, maar omgekeerd moet men<br />
den sociaal -democraten het verlof weigeren van onder den booten hemel<br />
samen te scholen, te dansen en feest te vieren, voor zoover dit Bene<br />
demonstratie dier partij kan heeten.»<br />
De publiceering van dit stuk, 24 uur nadat de regeerings-president<br />
het o n d e r d i ep g e h e i m aan de politiehoofden had toegezonden,<br />
wekte de verontwaardiging op der goedgezinde pers. Met recht wees<br />
men er op, dat deze publicatie, zoowel als indertijd' die der geheime<br />
instructiën van prins Georg van Saksen, over de soldaten -mishandelingen,<br />
gegeven aan de hoofden des legers, iets ongehoords was en het vertrouwen<br />
beneemt in de regeering. Reeds hadden dezelfde hooge beschermers<br />
aan de soc.-democraten verschaft den geheimen zendbrief van den minister<br />
van Binnenl. Zaken, graaf van Eulenburg, over de bekamping der<br />
sociaal-democratie, den brief van den prins regent van Brunswijk enz.<br />
Nergens in geheel Duitschland schijnt het den sociaal-democraten<br />
aan hooge beschermers, aan partijgenooten en vrienden in de hoogste<br />
regeeringskringen te ontbreken, en dat is inderdaad zorgwekkend ; men
— 288 --o'<br />
vraagt zich met recht af : hoe dan aan de bekaniping dier oproermakers<br />
te denken ?<br />
En in November en December hebben deze onrustbarende feiten<br />
zich herhaald.<br />
Derr 12 November schaamde de Vorwärts zich niet een rondschrijven<br />
te publiceeren van den Opper-Post•Direeteur van Kiel, gedateerd<br />
8 Nov. '94 ; dit was gericht aan de onderdirecteuren en beoogde hen te<br />
wijzen op de noodzakelijkheid, hun onderhoorigen, die niet in het levensonderhoud<br />
van een gezin kunnen voorzien, te verhinderen in het huwelijk<br />
te treden ; streng werd aangedrongen op de noodzakelijkheid, dat de<br />
minder winstgevende posten door ongehuwde personen moeten betrokken<br />
worden en de Opper-Post-Directeur herhaalde met veel aandrang zijn<br />
nadrukkelijken wil, dat hem berichten over de toestanden, die op dit<br />
punt betrekking hadden, zouden worden verschaft.<br />
Zulke intieme meedeelingen, die toch bepaald in het welbegrepen<br />
belang des volks zijn, — ten minste, mits goed toegepast, kunnen wezen,<br />
-- behoeven toch niet in duizenden exemplaren door Duitschland te<br />
worden verspreid : het beneemt alle vertrouwen in de regeering en haar<br />
onmiddellijke voornemens.<br />
In December kwam een soortgelijk schandaal voor.<br />
Een sociaal-democratisch blad uit Frankfort gaf - de getrouwe<br />
kopie van een schrijven van den Politie-president van Frankfort aan de<br />
keizerlijke Opper-Post-Directie dier stad. Daarin werd gewaarschuwd,<br />
aan de beambten enz. dier posterij het bezoek der herberg van zekeren<br />
Herz te verbieden ; daarin had de sociaal-democratische partijdag plaats<br />
gevonden. Van den kant der Post-Directie werd aan dit verzoek gehoor<br />
gegeven. Een dag later stond, niemand weet hoe, het geheime politie<br />
blad. De Vorwärts nam Yet over en knoopte-schrijven<br />
in het soc.-democr.<br />
er eenige onbeschaamde bemerkingen aan vast. En deze schending van<br />
regeeringsgeheimen door de , soc. -dem. pers herhaalde zich in Februari, April<br />
en Mei 1895.<br />
Het gaat' er even geheimzinnig mee toe als met de onthullingen,<br />
dreigementen, rechtsplegingen en vervolgingen der Inge.<br />
Dat de sociaal-democratie tot in de hoogste bringen handlangers<br />
moet hebben, dat is echter uit dergelijke feiten zeer duidelijk, en de<br />
welgezinde pers mag deze zaak wel ernstig onder de oogen zien.<br />
(Wordt vervolgd.) LoD. VAN AMSTEL.<br />
INHOUD : Waar die nog belanden zal ! — Eene opheldering, door J. Th. D. —<br />
Geschiedenis of voorspelling ? door K. — Een tegenpleidooi, door M. A. P. C.<br />
Poelhekke. --- De hooge sociaal-democratie, * door Lod. van Amstel.
27e ia.rgso^. r_= is. 1 Juli 1e95<br />
<strong>HET</strong> l)OMPERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
(NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz. te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederalnd f i.— ; fr. per post f 5.25 ; buitenpand<br />
i.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
DE POEZIE VAN DE KROEG.<br />
Het zou belachelijk wezen, als het niet zoo treurig was,<br />
de buitensporige verwarring, de wanhopige ontaarding aan te<br />
zien, die wij beleven op het gebied van literatuur en poëzie.<br />
Poëzie heeft te allen tijde gegolden als de hoogste uitdrukking<br />
van de verhevenste gedachten, de edelste en reinste<br />
gevoelens der menschelijke ziel. Haar doel was de schare te<br />
veredelen, te stichten, te verheffen tot de schoonste en heiligste<br />
idealen.<br />
Te oordeelen naar sommige uitingen der poëten en<br />
schrijver°s, „woord-artiesten", zooals het heet, van de jongste<br />
school, zou men daarentegen zeggen, dat het doel van literatuur<br />
en poëzie geen ander is dan uiting te geven aan gewaarwordingen,<br />
indrukken, begeerten, emoties, bij voorkeur opgedaan<br />
in scabreuze situaties, in kringen en huizen, waar een fatsoen<br />
niet pleegt te komen.<br />
Op den voorgrond toch staat bij de literatoren van de<br />
jongste generatie, die tegenwoordig den toon aangeven of liever<br />
een toon aanslaan, alsof zij daartoe de eenig bevoegden waren,<br />
het beginsel dat de dichter alleen voor zich zelf moet spreken,<br />
zonder zich te bekommeren om zijn hoorders.<br />
De ouderwetsche dichters en schrijvers, die zich in ernst<br />
verbeeldden dat zij de lezers behoorden te stichten en te ver<br />
zijn al lang als oude pruiken naar het invalidenhuis-heffen,<br />
verwezen. Geen zedepreekerij, geen vrome strekking, heette het.<br />
De k.unst is alleen om de kunst. De dichter zingt zijn lied<br />
-lijk mensch
200 --a<br />
zonder te vragen of een ander daardoor gesticht of geërgerd<br />
wordt ; hij geeft uiting aan al wat hem bezielt, onverschillig<br />
of dat ook aandruischt tegen de verouderde, burgerlijke, banale<br />
opvattingen van hetgeen goed en heilig is, dat wil zeggen<br />
de oude christelijke moraal.<br />
Daarbij zijn de christelijke ideeën, waarop de wereld nu al<br />
twee duizend jaar geteerd heeft, veel te afgezaagd om een<br />
begaafden geest, een artistieke natuur nog te boeien of te<br />
inspireeren.<br />
De moderne poëet dient zijn inspiratie elders te zoeken.<br />
De befaamde Van Deyssel heeft het indertijd duidelijk<br />
gezegd, toen hij, onder den naam van A. J. den persoon en<br />
het leven van onzen edelen Alberdingk Thijm besprekende,<br />
ronduit te kennen gaf, , het als een leemte iin<br />
diens ontwikkeling<br />
te beschouwen dat hid niet gekend had ... de orgie, de uit<br />
een brooddl'onken studentenleven.<br />
Jaren te voren had Multatuli ongeveer hetzelfde ver -<br />
kon digd. Men hoeft er Pater Van Hoogstraten's jongste studie<br />
maar eens op na te lezen om tot de overtuiging te komen, dat<br />
volgens Douwes Dekker de christelijke moraal eenvoudig een<br />
blok aan het been is van de groote geesten, die dat dan ook met<br />
verachting van zich afschudden om zich ongehinderd over te<br />
geven aan den zwijmelroes van hun hartstochten en driften.<br />
»Genot is deugd," heette het kortaf bij den man, die door de<br />
tegenwoordige „woord -artiesten" als de eenige vaderlandsche<br />
schrijver van vóór hun tijd beschouwd wordt, die eigenlijk<br />
wat beteekent.<br />
Een ieder herinnert zich met wat bewondering hier een<br />
sujet gehuldigd werd, die op moreel gebied nog ver beneden<br />
Multatuli stond, den dichter Verlaine, die hier zijn hoorders<br />
kwam trakteeren op berijmde bekentenissen en meedeelingen<br />
uit zijn eigen chronique scandaleuse, en die, zooals we laatst<br />
gezien hebben, in het hospitaal geïnterviewd, nog met genoegen<br />
ophaalde van zijn herinneringen uit de Amsterdamsche Nes.<br />
Dat coquetteeren en dwepen met een wezen, dat een<br />
liederlijk moet genoemd worden, ziet men natuurlijk-voudig<br />
af van Parijs, dat als het brandpunt geldt van de moderne<br />
wereldliteratuur. Daar geeft de letterkundige wereld het voorbeeld<br />
van , de volslagen minachting voor de goede zeden en<br />
de burgerlijke betamelijkheid. En hier denke men niet alleen<br />
aan de stuitende pornographie, waarmee de - zoogenaamde<br />
naturalistische school sinds jaar en dag het lezend publiek<br />
vergiftigd heeft. Neen, er zijn nog andere, schijnbaar onschuldiger<br />
verschijnselen, die toch sprekend aantoonen, hoe ver de<br />
-spattingen van
-= 201<br />
echte zin voor edele, ware poëzie tegenwoordig te zoeken is.<br />
Men heeft te Parijs in den tuin van het Luxembourg<br />
een borstbeeld opgericht van Murger en bij die gelegenheid een<br />
openlijke hulde georganiseerd aan dien poète de la bohème, dat<br />
is op zijn rond Hollandsch gezegd, dien poet van de kroeg!<br />
Waarlijk niet ten onrechte roept George Rodenhach in<br />
den Figaro uit dat het is Om te walgen van de dichtergiorie,<br />
als de schrijvers die met zulke wezens deelen moeten!<br />
Murger, moet men weten,w as een schrijver en dichter van<br />
een klein beetje talent, in 1802 geboren, die zich in kroegen<br />
en aanverwante inrichtingen van minder allooi verslingerde en<br />
zijn ervaringen, in die kroegen opgedaan, meedeelde in een<br />
reeks van boeken, deels gedichten, deels romans, die natuurlijk<br />
met graagte werden gelezen door zeker soort van jongelui,<br />
beklagenswaardige slachtoffers van dien verleid er.<br />
Letterkundige verdienste hebben die boeken niet. Zijn<br />
Vie de Bohème maakte indertijd opgang en verschafte den<br />
schrijver de noodige populariteit om nog een halfdozijn boeken<br />
van denzeifden aard aan den man te brengen, waarvan het<br />
eene maar een flauwe herhaling was van het andere, doch<br />
die alle de lezers rondvoerden in een wereld van kroegjoolen,<br />
cafés chantants, goedkoope balzalen, theatercoulissen enz. enz.<br />
Murger zelf moest al vroeg het vroolijke leventje, dat<br />
hij in zoo aanlokkelijke kleuren afschilderde, met een ontij<br />
digen dood boeten. Hij bezweek op 39jarigen leeftijd in een<br />
armengasthuis. Van zijn jolige kameraden in dat vie de bohéme,<br />
dat zigeunersieven, verheerlijkt als een wereld van ongekunstelde<br />
poëzie en welig dartelende kunst, brachten de meesten het er<br />
niet beter af.<br />
Zij vergooiden het talent, dat zij van nature misschien<br />
bezaten, in allerlei luidruchtig vermaak, in rumoerige bijeenkomsten,<br />
waar zij opsneden over de kunstwerken, die zij zouden<br />
scheppen, de gedichten, de schilderijen en beelden, waardoor<br />
zij de wereld zouden verbazen, en die geen ander bestaan ontvingen<br />
dan het vluchtige leven in hun door drank en spektakel<br />
verhitte verbeelding.<br />
Zoo leefden de heiden van Murger, verloopen schrijvers,<br />
dichters en kunstenaars. En zij vinden nog altijd navolgers<br />
in de kroegen van het Parijsche studenten-kwartier, waar jaarljks<br />
honderden soms veelbelovende jonuelui verongelukken<br />
als slachtoffers van dat vie de hohème, dat kroegleven, door<br />
Murger op zijn manier geldealiseerd.<br />
En diezelfde Murger wordt op het oogenblik op een<br />
voetstuk gezet als een dichter, de vereering van het nageslacht
292 -^-<br />
waardig, als een edele en wijze, die de jongelingschap kan ten<br />
voorbeeld worden gesteld.<br />
Zoover is het tegenwoordig met literatuur en poëzie<br />
gekomen in een wereld, die den staf breekt over de oude<br />
dichters met hun vrome ontboezemingen en alleen pretendeert.<br />
ons het eenige ware schoon, dat is »hin mooi", zooals zij J (lat<br />
noemen, te leeren.<br />
DE HOOGE SOCIAAL-DEMOCRATIE.<br />
(Vervolg.)<br />
Een volksmassa zonder leiders is niet gevaarlijk ; maar een volks<br />
sluwe, in de regeeringsgeheimen ingewijde leiders naar-massa,<br />
die door<br />
een geheim doel wordt voortgedreven met de meest gewetenlooze middelen,<br />
zulk een menigte is te duchten, wordt op den duur de ruïne van den<br />
staat.<br />
Welnu de sociaal-democratie heeft bepaald geheime leiders,<br />
geduchte leiders, die niet slechts vertrouwd zijn met de regeerings-toestanden,<br />
maar haar diepste geheimen, haar intiemste verhoudingen en<br />
plannen kennen.<br />
De Tijd noemt de Joden de eigenlijke leiders van het socialisme.<br />
Daar was veel over te schrijven, geachte lezer ! Maar het zij heden<br />
genoeg te zeggen : de R. K. pers in Nederland schijnt het over dit punt<br />
tamelijk eens te zijn, ten minste hebben minstens 10 bladen in dien<br />
geest geschreven. Verstaat men echter de J o o d s e h e L o g e als de<br />
eigenlijke drijfster van het socialisme, dan is er, dunkt ons, tegen de stelling<br />
niets redelijks aan te voeren. Wij zeggen de Joodsche Loge ; niet alsof<br />
alle br.•. br.•. Joden zijn, verre van daar ; er zijn ook zeer vele allergevaarlijkste<br />
br.-. br. -., die geen Jood zijn ; maar zooals De Tijd terecht<br />
schrijft: dat het Jodendom de Loge drijft, dit staat toch<br />
wel tegenwoordig bij ieder vast.<br />
Na de werken van mgr. Meurin, de Saint André en anderen is<br />
alle twijfel hieraan onmogelijk.<br />
In dit licht beschouwd is het antwoord (?), door Recht voor Allen<br />
gegeven op de artikels van De Tijd, de volle aandacht waardig.<br />
Laten wij het ontleden, het is een te kostbaar documentje om<br />
niet in onze kleine verhandelingen een plaats in te nemen.
-- 293 --<br />
In antwoord derhalve op de artikels van De Tijd van 20 en 21<br />
November 1894 schreef het blad van het Damrak te Amsterdam:<br />
«Nu komen wij er achter. Wie de eigenlijke leiders zijn van het socia<br />
dat komt in twee artikelen De Tijd ons vertellen. Het is niet: voor-lisme,<br />
de eerste maal, dat het verteld wordt, -- -och neen, — reeds meermalen.<br />
Dat zijn de joden, dat is de loge.»<br />
Een kleine opmerking, heeren.<br />
Wat het R K. hoofdorgaan in twee zeer degelijke hoofdartikels<br />
heeft meegedeeld en met bekwame hand uiteengezet, is toch wel een<br />
beetje meer dan eenvoudig «vertellen.»<br />
Nemen wij slechts onderstaande passage uit het artikel van 21<br />
November:<br />
«Daarbij -komt, dat zij (de socialisten) zich juist ten doel stellen<br />
het volk te ontkerstenen en het van allen godsdienst te vervreemden.<br />
Het socialisme, door de joden gedreven, voert den strijd tegen het. Christendom,<br />
in het bijzonder tegen de katholieke Kerk. Bebel, die wel meer<br />
iets verklapt, heeft het openlijk in den Rijksdag verklaard : «Op hetgeen<br />
men noemt het godsdienstig gebied streven wij naar het atheïsme.»<br />
«Hierin werken synagoog en loge hand aan hand, of juister, de<br />
synagoog werkt door de loge. Want dat de eigenlijke drijvers der vrijmetselarij<br />
de joden zijn, weet tegenwoordig iedereen. Welnu, de loge<br />
maakt zich meester van den toestand, om het catholicisme te bestrijden.<br />
Dit is reeds uitdrukkelijk vóór 40 jaar uitgesproken. Met het oog op<br />
den toestand der fabriekarbeiders en hun exploitatie door verscheiden<br />
patroons, werd er op aangedrongen onder hen ontevredenheid te<br />
zaaien en te kweeken en die dan te keeren tegen de kloosters en de<br />
religieuze instellingen.<br />
«Ziedaar het einddoel, dat de socialistische leiders zich voorstellen<br />
en waarnaar zij met alle middelen streven. Ziedaar ook waarom de<br />
laatste strijd zal uitgevochten worden tusschen het catholicisme en het<br />
socialisme. Gaat men dit alles na, dan voelt men medelijden met het<br />
atme, verblinde volk, dat zoo als werktuig misbruikt wordt door zijn<br />
gewetenlooze vijanden ; dat in dit leven met allerlei heerlijke verwachtingen<br />
nog dieper in het ongeluk wordt gestort, en dat in zijn ongeluk<br />
ook den troost van den godsdienst moet missen, waarvan het door het<br />
socialisme wordt beroofd.»<br />
Zulk een «vertellen» gelijkt toch wel i e t s o p bewijzen, heeren!<br />
Ook het vertellen van den Limburger Koerier, den Nieuwen Koerier,<br />
het Huisgezin en andere bladen had toch ook wel eenige bewijskracht!<br />
Maar de heeren vinden het leuker, dat alles «vertellen» te betitelen, dat<br />
heeft zoo meer den schijn, dat het maar kinderpraat is.
294 --<br />
Toch acht het soc. blad het niet beneden zich, het vertelseltje te<br />
ontzenuwen. Het vervolgt immers:<br />
«Ziet, nu zijn wij lang niet blind voor hetgeen wij rondom ons<br />
zien, en dus ook niet voor den invloed, dien de Joden inderdaad in<br />
sommige landen op de socialistische beweging hebben. Wij herinneren<br />
ons nog altijd een tafereel, dat wij zelven ondervonden hebben.»<br />
A propos, heeren, gij moet het hebben over LoGE EN Joden ; de<br />
Loge is de hoofdzaak, vergeet dat niet ! Maar heer Domela, redacteur<br />
van R. v. A. is u die broederschap.•. wellicht al te intiem om haar aan<br />
aanvallen bloot -te stellen ?...<br />
Ziehier het «tafereeltje,» dat de heeren zelf «ondervonden» hebben.<br />
«Bij de voorlaatste verkiezing (dus 1891) waren wij te Berlijn en<br />
op den avond van den uitslag genoten wij de eer onder de genoodigden<br />
te behooren, die 'savonds op het bureau van het socialistisch dagblad<br />
in de Beuthstrasse mochten komen, waar de telegrammen uit geheel<br />
Duitschland aankwamen voor dat blad. Wij voldeden aan de uitnoodiging,<br />
en toen wij daar 's avonds kwamen, zagen wij tot onze verbazing,<br />
dat het bureau geheel gevuld was met pelsjassen, gedragen door menscheu,<br />
die in hun uiterlijk hun afkomst direct verraden. Het waren<br />
grootendeels Joodsche bankiers.<br />
De schrik sloeg ons om het hart en wij vroegen dan ook : zijn<br />
dat allemaal partij genooten ? Waarop men zei : Neen, dat nu wel niet, het<br />
zijn vrienden van den drukkerijbezitter Bading, die zelf een Jood is, evenals<br />
Bamberger, een der mede-eigenaren, en de zwager van Bernstein,<br />
eveneens een Jood.<br />
De indruk is ons nooit uit de gedachte gegaan.»<br />
Bekom nu van uw verbazing, lezer ! !<br />
Daar hebt ge nu de gulle bekentenis van het soc.-demos. blad<br />
Recht voor Allen!<br />
En als dan de Limburger Koerier het soc. schendblad van het<br />
Zuiden aanpakt, dan durft dat bedrieglijk prul met stalen voorhoofd<br />
liegen (Juli 94.) : «Aan de Vorwärts zijn geen Joden ; Singer heeft immers<br />
ede Vorwärts niet in eigendom."<br />
Laten het Zuider en het Noorder revolutie-blad de ruzie nu<br />
maar uitvechten I Ons komt het getuigenis van een o o g g e t u i g e ver<br />
voor, dan dat eens orgaans, hetwelk reeds honderdmaal op de-trouwbaarder<br />
brutaalste onwaarheden en verdachtmakingen betrapt werd.<br />
De heeren van liet Damrak bewijzen na schetsing van het tafereeltje,<br />
dat «zij zelf ondervonden» hebben, dat zij hun mond wel wat<br />
hebben voorbij gepraat. Maar Domela dacht zeker ; »den Jodenden steen<br />
Maar geven om de loge te redden.»
--- 295 —<br />
Maar ook de trouwe bondgenoot Israël moet nog gered, dat is:<br />
gemaskeerd worden. Daarom vervolgt het blad :<br />
„Maar dit zou hoogstens iets bewijzen voor Duitschland....•" enz.<br />
Zeker, uw tafereeltje, zoo nuchter „ondervonden", bewijst• enkel<br />
voor Duitschland. Maar De Tijd en ondergeteekende schreven niet over<br />
uw „ondervonden tafereeltje", maar gaven een menigte a n d e r e bewijzen.<br />
En bewijzen die ook e n k e l voor Dui t s c h 1 a n d, heeren?<br />
Dat ware dan aan te tonnen, vooruit er mee! Legt den Limburger Koerier<br />
ook eens naast uw papier, als ge uw afdoend antwoord gaat schrijven....<br />
en daar zijn wij dan zeer benieuwd naar!<br />
„Heeft men het recht zoo te generaliseeren ?'' vraagt het blad.<br />
Hoe ? Ge vraagt of men het recht heeft in het algemeen de Loge<br />
aan te wijzen als degene, die met haar geest het socialisme bezielt, aan<br />
het socialisme haar beginselen gaf, het socialisme steunt en drijft door<br />
haar bekendste br.•. br.-. ? Vraagt gij dat in ernst ? Nu, wij zullen u in<br />
ernst antwoorden ; geduld maar, heeren.<br />
Maar zijt gij ook geheel vreemdeling in Jerusalem ? Hebt gij geen<br />
enkele krant gelezen, waar dit in bewezen werd ? Waar ten minste<br />
g e p o o g d werd het te bewijzen ? Maar wat leest gij dan ? Kent gij<br />
Cohen, Polak,_ Israël, Reens,, Colthof, Samson niet ? Is dat niet verbazend<br />
veel : 6 van dat natietje onder 20 soc. leiders van hun grootte ? Bijna<br />
1/3 !! En dat in Nederland ?<br />
Telt de br.•. br.-. eens, Domela, onder de leiders ! Kent gij u zelf<br />
wel goed ? Kent gij het „Nut van het algemeen"? Wie richtte dat op ?<br />
Welke Jood -vrijmetselaar was er tot 1895 de „beroemde" president van ?<br />
Welke dito dito is de oprichter . der Liberale Unie ? En wie meer dan<br />
de Liberale Unie steunde de volkomen socialistische algemeen- stemrechtbeweging<br />
?<br />
Met een saut périlleux, waar men van duizelt, komt nu het blad<br />
van Domela in eens met de hoogdeftige verklaring aangedragen : „In<br />
elk geval is het onzin om te beweren, dat het socialisme.... den strijd<br />
voert tegen het Christendom, in het bijzonder tegen de katholieke Kerk."<br />
„I n e 1 k g e v a l," hoort gij het, lezer ? Welke gevallen de heeren<br />
hier bedoelen is raadselachtig ; genoeg :... „i n e 1 k g e v a 1" is het<br />
onzin. -- Ook ingeval de bewijzen worden geleverd, gelijk reeds honderd<br />
geschied is ?<br />
-maal<br />
Die bewijzen ontzenuwen, dat is den heeren niet de moeite waard<br />
zij beproeven het daarom niet eens.<br />
Maar de heeren voeren tegenbewijzen aan, — wat beteekenen<br />
anders de 38 regels druk, die nu nog volgen in het Damrak-blad ?<br />
,De tegenbewijzen zullen d^^s aantoonen, dat de bewering : „het
-- 296 —<br />
socialisme heeft het op het Christendom gemunt, en vooral op de katholieke<br />
Kerk," -- „i n e 1 k g e v a l" onzin is.<br />
De bewijzen voor deze stelling, door de heeren aangebracht, zijn<br />
drie in getal :<br />
1•. Wij socialisten hebben nooit b e w e e r d, dat wij het catholicisme<br />
ongenegen waren;<br />
20. De liefde van de katholieke Kerk voor het volk blijkt nergens uit;<br />
30• De Tijd is grenzenloos brutaal als hij zoo durft spreken als hij<br />
deed, want de Katholieken en de Protestanten zijn even groote uitzuigers<br />
als de rest.<br />
Klaar is Kees<br />
Alle drie de beweringen zijn onwaarheden zoo hoog als torens;<br />
geen van de drie heeft iets met de te bewijzen stelling te maken ; al waren<br />
ze alle drie waar (wat door ieder mensch met gezond verstand ontkend<br />
moet worden) dan nog deed het n i e t s a f tot de zaak in quaestie.<br />
De vraag, door den Tijd geopperd en toegelicht is deze : „Zijn er<br />
niet zeer ernstige reden om aan de geheime leiding Ier Loge te gelooven<br />
in de socialistische beweging"?<br />
Als nu R. v. A. dat niet goed vindt, en er tegen wil schr ;; ven,<br />
hebben daar veemarkten en zonsverduisteringen en vroegere beweringen<br />
der heeren niets mee te maken. Dat is allemaal zand in de oogen der<br />
lezers gestrooid ; geen der drie beweringen van Recht voor Allen hebben<br />
met het punt in quaestie iets uit te staan.<br />
Wij zullen ons niet moe maken, om de bedrieglijkheid der drie<br />
„vertellingen" van het socialistische loge-blad te ontmaskeren;<br />
de eerste is een leugen, zoo brutaal mogelijk, De T jd heeft er zelf<br />
25 Nov. op geantwoord ;<br />
de tweede is een domheid, en een laagheid bovendien ; de heeren<br />
mogen Jansen of Hettinger eens lezen !<br />
de derde is een tastbare onwaarheid voor ieder, die iets anders<br />
leest dan Joodsche-Loge bladen of vrijmetselaars-socialistische organen<br />
tot bevordering van het volksbedrog.<br />
Maar met dat al staat het Damraksche blad nog voor de taak, op<br />
een en ander te antwoorden.<br />
Wij zullen het een handje helpen.<br />
Ge moet ons de bewijzen eens overleggen<br />
l°. dat de g e e s t d e r L o g e, gelijk die spreekt uit de officieele<br />
schrijvers der vrijmetselarij, niet de geest der socialisten is;<br />
20. dat de r e u s a c h t i g e k a p i t a 1 e n, waarover deze volks<br />
beschikt, niet door „hooge heeren" worden verschaft.<br />
-partij (!!)<br />
3°. dat de l e i d e r s der socia l i s t e n geen loge-mannen,<br />
en, voor een betrekkelijk zeer groot gedeelte, Joden zijn.
-- 297 --<br />
4°. dat de theorieën van loge en socialisme, over<br />
de hoofdkwestie van politiek en economie, wezenlijk verschillen.<br />
50 dat de Loge d e r e v o 1 u t i ë n van 1789, 1848, 1870 niet<br />
bereidde en bewerkte en ook de sociale revolutie niet beoogt en aanstookt.<br />
6°. En dan zal uw triomf volkomen zijn!<br />
Aan den slag, Domela, -- dat is nu het „Nut van het a 1 g e<br />
m e e n".•., om ons den blinddoek een af te rukken!<br />
Maar anders zullen wij „i n e 1 k g e v a 1" beweren, dat gij in<br />
uw volksbedriegende houding volhardt, juist gelijk uw broeder uit het<br />
Zuiden !<br />
( Wordt vervolgd.) LoD. VAN AMSTEL.<br />
N E ELETTI, N] ELETTORI - NON EX EDIT.<br />
Reeds herhaalde malen deed in den loop des jaars het bericht<br />
van de ontbinding der Italiaansche Tweede Kamer door den dictator en<br />
revolutieman Crispi in de Europeesche pers de ronde, doch even zoovele<br />
malen volgde er een démenti op.<br />
„Zuster Anna, zie je nog niets komen ?" aldus klonk het gedurende<br />
de eerste vier maanden dag aan dag in de rubriek „Buitenland."<br />
En zie, eindelijk vaardigde Crispi het zoo lang en vurig gewenschte<br />
decreet uit. en bepaalde tevens de data der verkiezingen.<br />
Wij gelooven graag, dat hij in het geheim wel za-1 hebben tegen<br />
alvorens het bewuste decreet te teekenen. Men fluistert ten-gesparteld,<br />
minste in Italië, dat hij er nog langer mee had willen wachten, en cíe<br />
verkiezingen tot in het najaar uitstellen ; maar dat Umberto — opgestookt<br />
door de pers -- eischte, de nieuwe Kamer in Juni te doen bij<br />
Zelfs mompelt men, dat de koning, buiten Crispi om, ge-<br />
-eenkomen.<br />
confereerd heeft met Bosselli en Sonnino.<br />
Het dictatortje spelen ging den vrijheidsman Crispi dan ook<br />
zoo aardig af. Wie het niet gelooven wil, vrage het maar aan de inwoners<br />
van Sicilië, Massa en Carrara. Dezen zullen er hem kostelijke<br />
tafereelen van ophangen. En anders vrage bij het maar aan den sluggard<br />
king Umberto.<br />
Maar het werd meer dan tijd, dat de verkiezingen werden uit<br />
Grondset luidt toch als volgt : De-geschreven.<br />
Art. 9 der Italiaansche<br />
koning roept elk jaar de beide Kamers bijeen ; hij kan hare zittingen<br />
verdagen, en de Kamer van Afgevaardigden ontbinden. In het laatste
— 298 --<br />
geval heeft de verkiezing eener nieuwe Kamer binnen de 4 maanden<br />
plaats." De rationeele opvatting van dit artikel is, dat het land nooit<br />
langer dan 4 maanden buiten een vertegenwoordiging blijve. De Grondwet<br />
eischt bovendien, dat de staatsbegrooting vóór 1 Juli vastgesteld worde.<br />
Dit laatste is, zooals men nu al op zijn vingers kan natellen,<br />
een totale onmogelijkheid. Doch daar bekommert signor Crispi zich<br />
niet om. Zulk een nietigheid zal zijn nachtrust niet storen. Hij heeft<br />
wel voor heeter vuren gestaan.<br />
Evenals zonder Kamers, kan hij ook best zonder staatsbegrooting<br />
tirannetje spelen. Daarvoor hoefde hij niets anders te doen, dan de<br />
staatsinkomsten en staatsuitgaven bij Koninklijk Besluit vast te stellen.<br />
Dat was maar een wissewasje...<br />
De vice-president der Kamer, Caetani de Sermoneta, kon zich<br />
blijkbaar met deze dictatoriale manieren niet vereenigen. Hij nam zijn<br />
ontslag en gaf in een brief aan zijn kiezers als reden daarvoor aan, dat<br />
Crispi Italië bestuurde, alsof er geen Grondwet, organieke wetten of<br />
parlement in dat land bestonden ; dat hij alle tegen hem gerichte beschuldigingen<br />
in den doofpot wilde stoppen, en zich in de Kamer een<br />
meerderheid wil scheppen, die op al zijn doen en laten ja en amen zegt.<br />
Om zich zulk een meerderheid te verschaffen, heeft hij primo. de<br />
kiezerslijsten „gezuiverd." Alle „onwaardigen" en „ongeletterden," d. w. z.<br />
allen, die den dictator niet bevielen, moesten geroyeerd worden.<br />
Wellicht zou Crispi de Kamer al eerder ontbonden &n nieuwe<br />
verkiezingen uitgeschreven hebben, als dat zuiveringsproces niet zooveel<br />
tijd in beslag genomen had en wat vlugger van stapel geloopen was.<br />
Welke proporties dit proces heeft aangenomen, is gemakkelijk<br />
te begrijpen, wanneer men weet, dat in oppositie-districten het kiezerskorps<br />
op de helft verminderd is, onder voorwendsel, dat de geschrapten<br />
niet „behoorlijk" konden lezen en schrijven. De Frankfurter Zeitung<br />
meldde onlangs, dat op het eiland Sicilië 80 pCt. geschrapt zijn ; dat de<br />
stad Monreale, die 1200 kiezers telde, er nog 600 behield, en Gangi 199<br />
van de 698, dat in de geheele provincie Napels het getal kiezers van<br />
85522 tot op 43056 gereduceerd werd. Volgens hetzelfde blad werden er<br />
te • Brescia 20000 geroyeerd, te Turijn 83,916, en in het district Terranova<br />
op Sicilie a 11 e n, die den advocaat Palmenghi-Crispi, een neef van den<br />
dictator, vijandig waren ; terwijl de persoonlijke vijanden van Crispi,<br />
Cajolanni en Bovio, op dezelfde wijze schaakmat gezet werden.<br />
Volgens de Gazzetta Piemontese zijn door dergelijke praktijken<br />
400.000 en volgens andere bladen 700.000 van de kiezerslijsten afgevoerd<br />
Het geheele aantal Italiaansche kiezers bedraagt 2.400.000. Als examina<br />
fungeerden regeeringsambtenaren. Deze zijn . in Italië volgzame-toren<br />
creaturen en echte marionetten van de regeering.
--- 299 ---<br />
Maar niettegenstaande Crispi geducht met de zeis onder het<br />
kiezerskorps gezwaaid heeft, en velen er het electorale hachje bij ingeschoten<br />
hebben, kon hij toch niet alle zorg uit zijn hart verbannen.<br />
Het had er ten minste allen schijn van. Hoe toch kan men anders het<br />
verschijnsel verklaren, dat hij inderhaast eenige geconfisqueerde kloosters<br />
terugschonk, en, naar sommigen beweren, in de Goede Week, in<br />
een der kerken te Rome het masker van vroomheid voorhing ?<br />
Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen.<br />
Stellig heeft hij daardoor vrienden willen maken onder de elericalen,<br />
waaraan hij wel behoefte moet gevoeld hebben, nu zoovelen zijner<br />
vroegere getrouwen hem afvielen en allerlei leelijke boekjes van hem<br />
opendeden.<br />
Volgens de door Cavalotti in 't licht gegeven geschriften, moeten<br />
de politieke gevangenen te Porto-Ercole als 't ware mishandeld zijn.<br />
Ook met hun arrestatie was het allesbehalve in den haak. De ex-directeur<br />
Santoro heeft verklapt, dat op last van Crispi vele prefectorale bevelschriften,<br />
echte lettres de cachet, van te voren gedrukt waren, om<br />
zekere personen, die Crispi niet in den smaak vielen, tot een verblijf<br />
in de gevangenis te veroordeelen. Meestal waren het slachtoffers van de<br />
persoonlijke wraak der overheden'. Van deze schandalen geeft de Italia<br />
de schuld aan de politie, die in dienst der politiek staat. Inderdaad is<br />
de politie in Italië voor dergelijke schandalen niets te goed.<br />
Geen wonder dat Crispi zich bij al die onhullingen niets op<br />
zijn gemak gevoelde, en er heel wat voor gegeven zou hebben, als de<br />
Paus aan de katholieken in Italië veroorloofd had, aan de verkiezingen<br />
voor de Kamer deel te nemen. En dat niet alleen Crispi, maar allen,<br />
die in het eene Italië de incarnatie van het liberalisme zien. Tot dezulken<br />
moet ook de Romeinsche correspondent der N. R. Ct. gerekend<br />
worden. Deze schreef 14 Mei jl.:<br />
„Niet dikwijls genoeg kan nadruk gelegd worden op het toenemen<br />
der macht van de katholieke partij. Meermalen schreef ik er<br />
over; maar voortdurend nog behaalt die partij overwinning op overwinning.<br />
Het bestuur van Milaan, Genua en Napels is reeds in hunne<br />
handen ; dat van Rome is op het punt hun deel te worden, en Zondag hebben<br />
zij wederom den provincialen raad van Brescia veroverd. Voor alle<br />
vacatures zijn candidaten van de partij der clericalen, verbonden met die<br />
der gematigden, gekozen. Het meest illustre slachtoffer bij deze hecatombe<br />
van de liberalen is de oud-minister Zanardelli, wiens aanzien en<br />
gezag in de provincie Brescia iets officieels had, en tot nog toe door<br />
niemand ooit bestreden is. De celericalen vormen een vast aaneengesloten<br />
leger, dat nooit zijn doel uit het oog verliest, voortschrijdt zon-
- 300 -<br />
der naar links of naar rechts te zien, dat uitstekend gedisciplineerd is,<br />
zooals de geheele katholieke Kerk, en aangevoerd wordt door jonge<br />
mannen van groote beteekenis. Het zijn de kardinaal-aartsbisschoppen<br />
van Milaan en Bologna, Ferrari en Svampa, beiden mannen van ongeveer<br />
45 jaar en de wat oudere patriarchen van Napels en Venetië, San Felice<br />
en Sarto. Zoowel in het noorden als in het zuiden is het veldtochtsplan<br />
duidelijk omschreven. De instructies uit Rome van den Stato Maggiore<br />
laten geen twijfel over, en de generalissimo op het Vaticaan heeft<br />
allesbehalve te klagen over lauwheid of ongeschiktheid zijner onderbevelhebbers.<br />
Met tot dusver ongekende stoutheid treedt deze partij op.<br />
Voegt men daaraan toe eene allerwegen, trouwens ook buiten Italië, outwikkelde<br />
behoefte aan godsdienst, waarvan de katholieke Kerk het<br />
meest partij trekt, en die zich hier in Italië practisch uit in cene rij<br />
luisterrijke feesten en optochten, die men in vroeger jaren nooit had<br />
durven organiseeren, dan kan niemand meer het oog sluiten voor deze<br />
geduchte macht. En dat in een jaar, waarin straks de inneming van<br />
Rome herdacht zal worden. Voor de volledigheid herinner ik er nog<br />
even aan, dat de Paus zijnen onderdanen alleen toestaat, deel te nemen<br />
aan de administratieve verkiezingen. Van de politieke zullen zij zich<br />
onthouden. Waar blijft het, dat zoo de Paus wilde, hij de overwinning<br />
zou kunnen behalen, die hij begeerde.<br />
Kon (Jrispi die goed gedrilde, clericale soldaten maar bij de zijne<br />
inlijvel1 voor den slag van den 26e11 Mei."<br />
Helaas, die schoone hoop, als Crispi er zich inderdaad mede gevleid<br />
heeft, mocht niet in vervulling gaan. Het schrijven van den H. Vader<br />
aan den kardinaal-vicaris Parocchi, waarin het bekende Non expedit<br />
gehandhaafd werd, maakte aan alle illusies omtrent de deelneming der<br />
katholieken aan de verkiezingen een einde.<br />
,,Die brief," zegt de Romeinsche correspondent van Le Monde,<br />
heeft een geweldigen en heilzamen indruk gemaakt. Crispi wist wel, dat<br />
Leo XIII onwrikbaar stond, wat het verbod tot deelneming der katholieken<br />
aan de politieke verkiezingen betreft ; maar tot op het laatste<br />
oogenblik hoopte hij, dat het Vaticaan hem niet openlijk zou trotseeren.<br />
Hij rekende op een silentium van dien kant, en daardoor zou hij in zekeren<br />
zin het pleit hebben gewonnen. Zijn handlangers hadden dan<br />
kunnen rondbazuinen, dat de H. Stoel de deelneming der katholieken<br />
aan den strijd stilzwijgend begeerde, en reeds was men ijverig bezig, dit<br />
praatje te verspreiden."<br />
Doch de scherpzinnige Leo XIII maakte al hun berekeningen<br />
te schande.
— 301 —^<br />
Ter kenschetsing van hun toeleg en tevens ter verklaring van<br />
het pauselijk verbod volge hier een beschouwing van den Osservatore<br />
Romano.<br />
„Het is duidelijk, dat ditmaal meer dan anders de liberale pers<br />
al haar krachten inspant, om de katholieken naar de stembus te drijven.<br />
Men spaart noch sophismen, noch vleierijen, noch bedreigingen, noch<br />
smeekingen en verleidelijke voorspiegelingen, onz de katholieken te<br />
overreden, den Paus de gehoorzaamheid op te zeggen, waartoe zij ook<br />
in deze aangelegenheid verplicht zijn ; of om hun aaneengesloten en<br />
eendrachtig leger te doen uiteenspatten ; of eindelijk om hen de<br />
tucht te doen verbreken, die uit de katholieken een f 1 i n k g e o rg<br />
a n i s e e r d geheel en eene maatschappij, niet een fractie,<br />
gemaakt heeft, die na weinige jaren weer van het wereldtooneel ver<br />
heeft de kracht der gehoorzame katholieken te gering-dwijnt.<br />
Men<br />
geschat, doordien men het getal dergenen overdrijft, die ontrouw aan<br />
de bevelen des Pausen geworden zijn, en luid verkondigd dat het ver<br />
om aan de politieke verkiezingen deel te nemen, reeds een doode-bod,<br />
letter geworden is, en dat de katholieken thans gezamenlijk en overal<br />
htln stem moeten uitbrengen ; en terwijl zij — de liberale pers -- zich<br />
met hare k 1 a a r b 1 ij k e f ij k valsche beweringen niet tevreden stelt,<br />
begint zij, om het zoo eens uit te drukken, te spotten, doordien zij ver<br />
dat de Italiaansche katholieken opzichtens het verbod van den-zekert,<br />
Paus niet meer zoozeer met een belang der Kerk, als wel met hun<br />
eigen persoonlijke overtuiging rekening houden, en op hun eigen belang<br />
bedacht zijn. Zulke sophismen moesten eigenlijk zeer veel bijdragen, om<br />
den katholieken, die in dit opzicht den Paus n i e t gehoorzamen, duidelijk<br />
te maken, welk begrip dezelfde liberalen van hen hebben, die<br />
na hen tot desertie te hebben verleid, hen lafaards en zelfzuchtigen noemen.<br />
Evenzoo moest het dezen helder worden, waarin het w e r k e-<br />
1 ij k e belang der kath. Kerk en der katholieken bestaat, in o n t h o ud<br />
i n g, of in d e e 1 n e in i n g der katholieken aan de politieke verkiezingen.<br />
Indien voor de liberalen en de revolutie de onthouding n i e t<br />
n a d e e 1 i g en de deelneming niet v o o r d e e 1 i g was, zouden zij<br />
de eerste niet trachten uit den weg te ruimen, en de laatste niet eischen.<br />
De ondervinding der laatste jaren bewijst dit maar al te duidelijk. Zoolang<br />
de deelneming der katholieken aan de verkiezingen voor de belangen<br />
van het liberalisme en der revolutie schadelijk geacht werd, heeft men ieder<br />
middel met beide handen aangegrepen om hen te weren. Waarom roept<br />
men ze nu? Waarom smeert men hun nu honing oro den mond? Men kan<br />
dit gemakkelijk begrijpen. Het geschiedt op de eerste plaats, omdat het<br />
liberalisme in eigen boezem oorlog voert, en daarom een welgeorgani-
werde en vaste leerij mist, waarom het zich verzamelen en organiseereti<br />
kan. En op de tweede plaats omdat het zich door de logische gevolgen<br />
zijner valsclie beginselen overvleugeld ziet, en derhalve geheel omringd<br />
is door een 'aaneengesloten phalanx van verbitterde vijanden, die het<br />
van alle zijden met den haat en de wanhoop in het hart bespringen, en<br />
waartegen het alleen geen weerstand kan bieden. Daarom roept het<br />
onze hulp in ; daarom zaait het ongehoor za amheid, rev olutie,<br />
tuchteloosheid en tweedracht in het katholieke<br />
leger, dat tot op dit oogenblik het eenige is, dat zonder letsels en<br />
kwetsuren uit de algemeene ontbinding te voorschijn gekomen is.<br />
(Slot volgt.) VERITAS.<br />
<strong>HET</strong> AANSTAANDE VROUWENCONGRES.<br />
Het volgend jaar zal te Parijs het vijfde vrouwencongres gehouden<br />
worden, dat aanmerkelijk belangrijker belooft te worden dan zijn vier<br />
voorgangers.<br />
Reeds nu heeft' madame Marie Pognon, die tegenwoordig zoo wat<br />
het kampioenschap voor Frankrijk in den strijd voor de „rechten der<br />
vrouw" schijnt op te houden, het programma voor dat congres bekend<br />
gemaakt.<br />
Ixet is geen kleinigheid, waar de welbespraakte dames het daar<br />
over hebben zullen. 't Is de moeite waard, hier het lijstje van de punten,<br />
die daar zullen worden verhandeld, mee te deelen:<br />
,,Economische kwestie : achturige werkdag of vrijheid van den<br />
arbeid ; uitsluitend recht der gehuwde vrouw op de opbrengst van haar<br />
arbeid. Kiesgerechtigdheid en Verkiesbaarheid der vrouwen in de raden<br />
der prud'honmes, in de beroepsraden, in de handelsrechtbanken en bei<br />
toepsjury's+<br />
,,Vraagsttik van den vrede : propaganda voor het denkbeeld door<br />
de vrouwen en door de school.<br />
,,Integrale (1) opvoeding : moraliteit in de opvoeding voor beide<br />
geslachten dezelfde.<br />
„Openbare onderstand : alle ambten voor vrouwen toegankelijk ;<br />
bestudeering van hervormingen door vrouwen mogelijk.<br />
(1) Wat men daaronder te verstaan heeft, weet men uit de onthullingen<br />
van het opvoedingsgesticht Cempiiis, waar ook dat stelsel van opvoeding gehuldigd<br />
werd.
—. jog —<br />
r<br />
„hervorming van het Burgerlijk Wetboek : recht om getuige te zijn<br />
in burgerlijke acten, om voogdes en lid van familieraden te zijn ; nationaliteit<br />
der gehuwde vrouw ; hervorming der huwelijkswetten ; rechten<br />
van de moeder en van het kind.<br />
„De moraal dezelfde voor allen.<br />
„Gemeentelijk recht : kiesgerechtigdheid en verkiesbaarheid der<br />
vrouwen.<br />
„Politieke rechten voor de vrouw : kiesgerechtigdheid en verkiesbaarheid<br />
voor de wetgeving ; benoembaarheid tot openbare ambten.<br />
„Hervorming van het Strafwetboek : opheffing van het artikel dat<br />
den man bet recht geeft de vrouw te dooden.<br />
„Recht voor de vrouw om lid van de crimineele jury te zijn."<br />
Zooals men ziet, is het lijstje vrij lang en wat daarop voorkomt<br />
volstrekt niet mis. Het komt neer op de volledige gelijkstelling van de<br />
vrouw met den man. De vrouw kiesgerechtigd en verkiesbaar voor de<br />
Kamer en voor den Gemeenteraad ; de' vrouw benoembaar tot alle openbare<br />
ambten, -- ongerekend nog al de andere rechten, die zij voor de<br />
zoogenaamde zwakkere kunne opei 1scht !<br />
Het moet gezegd worden, dat die laatste, tot dusver gebruikelijke<br />
-uitdrukking totaal misplaatst begint te lijken, nu de dames zich op elk<br />
gebied de gelijke van den man willen toonen, ja hem zelfs in menig<br />
opzicht de baas dreigen te worden.<br />
Een harer warmste mannelijke voorvechters, de afgevaardigde<br />
Barodet, heeft de moderne Eva niet ten onrechte al den «zachten dwingeland",<br />
le doux tyran genoemd. yet blijkt dat hij niet de eenige is, die<br />
voor de macht van dezen veeleischenden dwingeland is gezwicht. Niet<br />
minder toch dan een vijftigtal der tegenwoordige Kamerleden in Frankrijk<br />
moeten voor de zaak der vrouw, la cause féministe, gewonnen zijn.<br />
Als dat zoo voortgaat, kan men in - Frankrijk, waar toch alles<br />
mogelijk is, misschien in een niet ver verwijderde toekomst de zegepraal<br />
der feministische beweging beleven, en zullen wij er de dames, die nual<br />
zoo kranig op congressen weten te oreeren en te debatteeren, trioznfantelijk<br />
de gebouwen van Kamer en Senaat zien binnentrekken om er<br />
plaats te nemen op de zetels, tot dusver alleen door de alles voor zich<br />
inpalmende mannen ingenomen.<br />
Dan zullende ministerieele departementen al even gauw doordames<br />
worden ingenomen en zal men lezen dat bijvoorbeeld madame-titularessen<br />
Pognon door de presidente der republiek is belast met de vorming van<br />
een nieuw kabinet, waarin de portefeuille van Financiën is toegedacht<br />
aan mevrouw A., die van Openbare Werken aan mevrouw B., die van<br />
Oorlog en Marine aan mevrouw C. en D.
^- 304 --<br />
De lagere ambtenaarsrangen zullen de dames stellig nog eerder<br />
veroveren. Als het een beetje wil, zal men ze spoedig zien optreden als<br />
burgemeesters en prefecten, als rechters en politie-agenten, als brieven<br />
conducteurs op de staatsspoorwegen, en daar ook alle be-<br />
-bestellers en<br />
roepen en bedrijven in de maatschappij voor haar openstaan, hoeft men<br />
zich volstrekt niet te verwonderen, ze te ontmoeten als ingenieurs en aan<br />
als timmerlui of grofsmids, als vleeschhouwers of lantaarnopstekers.<br />
-nemers,<br />
Eén ding verwondert ons in het program voor het aanstaande<br />
damescongres, namelijk dat daarin nog sprake is van de gehuwde vrouw<br />
en van de rechten der kinderen. Wij zouden ons kunnen voorstellen<br />
dat de geëmancipeerde dames gemakkelijk een man konden krijgen,<br />
wanneer die ten koste van haar ij verigen arbeid leven kon. Maar aangezien<br />
de dames voor de gehuwde vrouw het uitsluitende recht op de<br />
opbrengst van haar arbeid opeischen, is het moeilijk aan te nemen dat<br />
er veel pretendenten zullen komen naar haar hand.<br />
Van den anderen kant zullen de mannen, op alle gebied van<br />
arbeid door de dames verdrongen en overvleugeld, moeilijk in staat zijn,<br />
genoeg te verdienen om zich de weelde van vrouw en kinderen te ver"<br />
oordeelen,<br />
Het is dus te voorzien dat in de toekomst-maatscb appij der feministen<br />
de huwelijken zoo goed als onmogelijk zullen worden. Waartoe<br />
dan nog gesproken van wijziging der huwelijkswet en van de rechten<br />
van moeders en kinderen ? Het aantal gehuwde vrouwen, moeders en<br />
kinderen, zal, bij de jacht der dames om posten en baantjes te veroveren,<br />
noodzakelijk tot een zoo laag cijfer dalen, dat de wet zich er waarlijk<br />
niet mee hoeft te moeien. En waartoe zich nog druk gemaakt over de<br />
opvoeding der jeugd, als de vrouwen niet eens meer den ,tijd zullen<br />
hebben om moeders te zijn ?<br />
Doch dat is van latere zorg. Voorloopig zullen de dames al content<br />
zijn met haar congres en de gelegenheid, die haar daar gegeven zal zijn<br />
om haar gedroomde hervormingen eens in het , breede te bepraten.<br />
I N H 0 U D : De poëzie van de kroeg. -- De hooge sociaal-democratie, door Lod.<br />
van Amstel. -- Ne eletti, nè elettori -- Non expedit, door Verftas. — Het<br />
aanstaande vrouwencongres.
?7e Jaargang. _,yp 20. 15 Juli 1895.<br />
HST DOMPERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i.—-; fr. per post f 5.25 ; buitenidnd<br />
i.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
<strong>HET</strong> SATANISME.<br />
Reeds sedert lang wezen de katholieke bladen er op,<br />
dat de Vrij metselarij in haar hoogste rangen niets anders was<br />
dan een aanbidding des duivels en dat de zoogenaamde opperbouwmeester<br />
van het heelal eigenlijk niemand anders was dan<br />
Lucifer, het beginsel des kwaads, door haar vereerd als de bron<br />
van licht en beschaving ; ook bevestigden de onthullingen<br />
van den vroegeren verwoeden vijand der katholieke Kerk, de<br />
later bekeerde Leo Taxil, dit feit.<br />
Vooral in het Fransche tijdschrift La Franc-Maconnerie<br />
kwamen bij herhaling beschrijvingen voor van satanische<br />
plechtigheden, die in de Loge plaats hadden.<br />
Toch bleef de groote menigte ongeloovig het hoofd<br />
schudden ; zelfs de katholieken spraken van overdrijving en<br />
weigerden eenige waarde te hechten aan deze toch zoo goed<br />
bewezen feiten ; aan zulke gruwelen als die van het Luciferisme<br />
of Satanisme weigerde men geloof te slaan. Zoover kon de<br />
menschelijke boosheid of dwaasheid toch niet reiken; op die<br />
wijze werden dan ook de verhalen van door den duivel bezetenen,<br />
genezen door exorcismen enz., met een minachtend lachje aangehoord.<br />
Zulke dingen toch konden in onze verlichte, beschaafde<br />
eeuw geen plaats meer hebben.<br />
Eenige jaren geleden echter werd op dit zonderlinge<br />
verschijnsel nogmaals de aandacht gevestigd, nu evenwel<br />
kwam deze vingerwijzing uit een geheel andere richting, zij
"-- 306 -"<br />
werd gedaan door een man, die, toen althans, zich volstrekt<br />
niet onder de katholieken rekende.<br />
Be Fransche schrijver J. K. Huysmans, bekend als auteur<br />
van eenige echt Fransche romans nadere aanduiding verlangt<br />
men wel niet van ons schreef een nieuw werk, La<br />
bas, waarin het Satanisme, zooals dit thans iin<br />
Parrs bestaat,<br />
in kleuren en geuren wordt beschreven ; zelfs vindt men daar<br />
het verslag van een - Zwarte Mis, een allerwalgelijkste parodie<br />
van het H. Misoffer, met zulke gruwelijke bijzonderheden, dat<br />
de haren er van te berge rijzen.<br />
Den schrijver was het klaarblijkelijk hooge ernst met<br />
de studie en de openbaarmaking dezer misdrijven.<br />
Het was nu geen godsdienstige courant of katholiek<br />
priester, die hier de heilig schennissen, door de Satanisten gepleegd,<br />
openbaarde, maar een ongeloovig modeschrijver.<br />
't Schijnt echter dat Huysmans juist door deze gruwelen<br />
tot nadenken is gebracht want in een volgend werk van hem:<br />
En route, verheerlijkt hij het kloosterleven en verhaalt de<br />
bekeering van den hoofdpersoon uit Là bas tot het katholieke<br />
mysticisme ; het is niet gewaagd te onderstellen, dat hij zich zelf<br />
en zijn zielsgeschiedenis hier onder verdachten naam heeft<br />
willen schetsen.<br />
Maar ook anderen wijdden zich, op zijn voorbeeld, aan<br />
de bestudeering van dezen afschuwelijken uitwas van het ongeloof.<br />
Zekere Jules Bois beschreef in zijn boek Les petites religions<br />
de Paris zonderlinge godsdiensten, die in Parijs hun<br />
volgelingen hadden en o. a. ook het Satanisme.<br />
Thans zal die zelfde schrijver in een nieuw werk, getiteld<br />
le Satanisme et la Magie, de Zwarte Kunst uitvoeriger<br />
beschrijven ; hiervoor schreef dezelfde Huysmans de voorrede,<br />
die reeds uitgekomen is en waaraan wij de volgende weerzin<br />
bijzonderheden ontleenen, welke ons duidelijk doen-wekkende<br />
zien, tot welke ongerijmde misdaden de mensch vallen kan, die<br />
God loochent en zich van Zijn openbaring verwijdert. Tevens<br />
bewijst het hoe de wereld, die zich van den God des Lichts<br />
afwendt, onbarmhartig in de klauwen van Satan, den geest der<br />
duisternis valt. Alles wat de katholieke Kerk ons leert over<br />
het rijk en de werken des Duivels, wordt hier als het ware<br />
met de authentieke stukken in de hand bewezen.<br />
Huysmans wijst vooreerst op het onderscheid, dat wel<br />
degelijk bestaat tusschen de gewone zenuwzieken, waartoe het<br />
hedendaagsche materialisme alle geheimzinnige voorvallen wil<br />
terugbrengen, en de van den duivel bezetenen ; in de groote<br />
krankzinnigengestichten, zegt hij, zijn naast de gewone gekken
-- 307 --<br />
verscheidenen, op wie menschelijke geneesmiddelen geen vat<br />
hebben, daar hun ziekte geen natuurlijke oorzaak bezit ; behalve<br />
hen zijn er nog velen, die zich aan den geest der duisternis<br />
hebben overgeleverd, orn hun hartstochten te bevredigen en<br />
die vrij rondloopen op straat, in gezelschappen ons tegenkomen,<br />
zich uiterlijk door niets bijzonders onderscheiden, maar in het geheim<br />
zich schuldig maken aan de afschuwelijkste profanaties,<br />
aan de gemeenste zonden, en vurige aarsbidders zijn van Satan.<br />
De schrijver maakt ook verschil tusschen de twee soorten<br />
van duivel-aanbidders ; de eene soort is die van de hooge<br />
vrijmetselarij, het Palladisme of Luciferisme, over de geheele<br />
oude en nieuwe wereld. verspreid, en die in alles een parodie<br />
is van de katholieke Kerk ; zij hebben hun zwarten paus<br />
thans de beruchte Lemmi. in Rome resideerend, een echte schurk,<br />
in Frankrijk voor diefstal veroordeeld hun kardinalen en<br />
priesters. Als de beste bron voor inlichtingen over dit onder<br />
noemt Huysmans het werk van den aartsbisschop van-werp<br />
Port-Louis La Franc-maconnerie, synagogue de Satan. Zijn<br />
mededeelingen ' worden gestaafd door de getuigenissen van<br />
een groep afgescheidenen dezer sekte, die de anderen met hun<br />
verwijten overladen en daardoor hun geheimen openbaar maken.<br />
Het hoofd dezer groep is een vrouw, Diana Vaughan geheeten.<br />
Deze zijn het, die Lucifer als hun god aanbidden en<br />
voor wien de God der Christenen de geest der duisternis is.<br />
Het is dus , een omgekeerd Christendom ; zij beweren in Lucifer<br />
de bron des lichts te aanbidden, en de Christenen zijn<br />
volgens hen de ware duivelaanbidders.<br />
De Satanisten daarentegen hebben hetzelfde geloof als<br />
wij . Zij weten dat Satan de gevallen engel, de ware oorzaak,<br />
van het kwaad is en juist daarom aanbidden zij hem, in een<br />
vreeseli* ken eeredienst, waarvan de hoofdceremonie bestaat in<br />
het ontheiligen der Heilige Hosties. Zij gelooven dat Christus<br />
werkelijk in het H. Sacrament des Altaars tegenwoordig is,<br />
daarom gaan zij in hun duivelsche. woede zoover, Herr daarin<br />
op een wijze te beleedigen, welke onze pen weigert te beschrijven.<br />
Huysmans vestigt er de aandacht op, hoe tegenwoordig<br />
de diefstallen van ciboriën met het Allerheiligste in Frankrijk J<br />
steeds veelvuldiger worden en bevestigt hierdoor alles wat men<br />
kort geleden in La Franc-maconnerie kon lezen en wat daarin<br />
slechts half geloof vond, omdat het van katholieke zijde werd<br />
verhaald.<br />
Zeker is het dat de aartsbisschop van Lyon in een<br />
rondschrijven aan de priesters van zijn diocees hun aanbeval,<br />
de tabernakelen te voorzien van brand astsluiting. Vooral
-- 308 --<br />
legt de schrijver er nadruk op, dat deze diefstallen niet kunnen<br />
bedreven - zijn door gewone dieven, wier eenig doel hebzucht<br />
is, daar de ciboriën slechts een zeer luttele waarde vertegenwoordigen.<br />
De Satanisten hebben in hun razernij heilige<br />
Hostiën noodig om het aanbiddelijk Lichaam des Heeren opnieuw<br />
te dooden, na Het eerst de schandelijkste beleedigingen<br />
te hebben aangedaan. (1)<br />
Menige geheimzinnige misdaad moet op rekening der<br />
Satanisten worden gesteld ; zoo meldde zelfs een blad dat de<br />
moordenares van den zoo hoogvereerden Abbé de Broglie een<br />
Sataniste was, die zooals vele harer sektegenooten onder een<br />
schijn van vroomheid haar afschuwelijke gevoelens verborg.<br />
't Kan niet anders of de openbare meening zal weldra met<br />
den Duivel moeten rekenen ; wat men vroeger droomen van<br />
een verhitte verbeelding, oude-vrouwenpraatjes noemde, wordt<br />
nu als waarheid, onomstootelijke waarheid bewezen, door menschen<br />
van wie men gerust zeggen kon dat zij hel noch duivel<br />
vreesden .<br />
De justitie zal zich zeker eens met deze diefstallen en<br />
hun verborgen doel moeten bemoeien, als zij ten minste ook<br />
niet geheel en al in handen der vrijmetselarij is, en dan zullen<br />
ons nog wel heel andere onthullingen wachten ; dit is in elk<br />
geval zeker, het materialisme, dat al het bovennatuurlijke wilde<br />
wegcijferen, zal spoedig zelfs w etenschappe lij k niet meer vol<br />
te houden zijn.<br />
Men heeft God willen loochenen, eens zal het de Duivel<br />
zelf zijn, die gedwongen wordt Zijn bestaan luide te doen<br />
erkennen, zelfs door de ongeloovige wereld.<br />
CYRI2L BUYSSE'S LAATSTE NOVELLE.<br />
Cyriël Buysse, sinds enkele jaren medewerker aan De Gids, is,<br />
naar zijne geschriften te oordeelen, bepaald een gewezen koorknaap van<br />
(1) Miss Diana Vaughan, de bekende grootmeesteres, deelt in haar Mémoires<br />
d'une ex-palladiste mee, dat er in 1893 in Frankrijk niet minder dan 162<br />
Driehoeken (achterloges, waar de duivel aangebeden wordt) bestonden, waarvan 8<br />
te Parijs. Het aantal zusters per driehoek wisselt in de provincie van 20 tot 50<br />
af; te Parijs .,zijn er meer dan 300, samen bijna 6000 ; die allen maken zich op<br />
groote 'katholieke - feestdagen, vooral op Paschen en H. Sacramentsdag, aan heilig -<br />
schendende communien schuldig, elk twee of drie malen op eenen ochtend in<br />
verschillende parochiën, ten einde dan de afschuwelijke Palladistische onteeringen<br />
te doen verrichten.
— 309 --<br />
den „Vlaamschen buiten." Zijn Latijn heeft hij klaarblijkelijk ook nog<br />
niet vergeten en hij weet van die kennis op vernuftige wijze partij te<br />
trekken tot een tweevoudig doel.<br />
Vooreerst om door vreemdsoortige titels — een in onzen tijd<br />
zeer gezocht artikel — de nieuwsgierigheid der lezers van dat tijdschrift<br />
te prikkelen. Vervolgens om. bedektelijk en schijnbaar zonder kwade<br />
bedoeling, de katholieken op gevoelige wijze te grieven in het dierbaarste,<br />
wat zij bezitten. Wat anders toch kan hem bewogen hebben om onder<br />
voor andersdenkenden zoo opvallende, voor katholieken zoo bekende<br />
opschriften als Sursum Corda en Mea Culpa, twee romans aan deze protesta,ntsch-doctrinaire<br />
redactie op te sturen en gastvrijheid te vragen<br />
voor zoo onbehaaglijke personen en groepen ?<br />
Dat Buysse's toeleg is, zijn wrevel tegen het katholieke Noord en<br />
Zuid in zijne geschriften te luchten, zal men zich herinneren van de<br />
zoutelooze en smakelooze parodie eener missiepreek, door hem in zijn<br />
Sursum Corda geleverd en verleden jaar in Het Dompertje besproken.<br />
Thans treedt hij, teleurgesteld door de geringe deelneming, die<br />
hij zelfs bij protestanten ondervond voor zijne religieuze grappen, in<br />
meer beschaafden vorm op. Zijn tactiek is daardoor verraderlijker, gevaarlijker.<br />
In zijn laatste novelle ijvert hij voor volslagen ongeloof, voor<br />
het koude materialisme, maar niet zoo boud en duidelijk dat hij wel<br />
ieder lezer oogenblikkelijk begrepen wordt. Schijnbaar zelfs-licht<br />
door<br />
onder godsdienstige vlag en stichtelijke leuze. Maar materialistisch<br />
prediker is en blijft hij.<br />
Hierop opmerkzaam te maken, de slang te toonen, die tusschen<br />
de bloemen en bladeren zich schuil houdt, niet om met een doodelijken<br />
beet te treffen, maar om droppelswijze haar gif uit te storten en langzaam<br />
maar zeker te bedwelmen, kan, dunkt ons, zijn nut hebben. Te meer<br />
wijl het niet zoozeer het bijzonder streven geldt van Cyriël Buysse, als<br />
wel van de ongeloovige literatuur in 't algemeen, die, het moet erkend,<br />
in hem en in andere medewerkers van De Gids, dichters en prozaïsten<br />
van beiderlei kunne, vurige ijveraars vindt.<br />
Tevens zal opnieuw het bewijs worden geleverd, hoe er in dit, tij dschrift,<br />
openlijk en bedektelijk, door velerlei pennen naar gestreefd wordt,<br />
het geloof te verzwakken en te verdringen en een gematigd (De Gids is<br />
immers altijd bezadigd en gematigd) materialisme ingang te doen vinden.<br />
Uit letterkundig oogpunt beschouwd, blijft deze novelle tamelijk<br />
wel beneden de middelmaat. Zou daarom de titel door een min ervarene<br />
. worden opgevat als openbare schuldbekentenis van des schrijvers literarische<br />
tekortkomingen, hij kwam vrij goed tot zijn recht. In die beteekenis<br />
zal hij door de letterkundige wereld ook worden aanvaard en
--- 310 ---<br />
beaamd. En de voornaamste verdienste der pennevrucht zal zijn en<br />
blijven, dat ze in De Gids een honderdtal bladzijden gevuld en den auteur<br />
een aardige stoffelijke tegemoetkoming bezorgd heeft.<br />
Op deze wijze uitgesproken, klinkt het oordeel misschien wat<br />
hard. Hetzelfde kan ook gezegd worden in den vorm eener lofspraak,<br />
gelijk het Algemeen Handelsblad b.v. indertijd het Sursum Corda aanprees :<br />
„Zonder twijfel het beste oorspronkelijke werk, dat in de laatste dagen<br />
in onze rubriek : Nieuwe uitgaven vermeld is." 't Is dan alleen de vraag,<br />
hoeveel oorspronkelijke werken in die laatste dagen vermeld werden en<br />
welke hunne waarde was. Doch geen nood, dat een der lezers daarvoor<br />
de exemplaren van een dagblad zal naslaan. En zoo geeft men eene<br />
lofspraak, die vrij onschuldig is en toch niet gevaarlijk.<br />
De hoofdpersoon in Mea Culpa is een zwierbol van tusschen de<br />
twintig en dertig, die in de laatste vijf jaren een aanzienlijk vermogen<br />
verkwist, zich zelf en anderen door zijn losbandig leven in het ongeluk<br />
gestort heeft en dan op het punt staat van twee zijden op -ongetrouw<br />
dubbelhartigheid en bedriegerij betrapt te worden.<br />
In zachtere, meer roerende en als tot medelijden dringende bewoordingen<br />
beschrijft Buysse hein aldus : „Vijf jaren van dwang en band"<br />
(door eigen losbandigheid zich aangelegd) „vijf jaren van worsteling<br />
„tegen zich zelf en tegen de anderen, vijf van de schoonste jaren zijns<br />
„levens doelloos, nutteloos, verstoord en verdwaald geleefd, met het<br />
„vreeselijk en machteloos bewustzijn, dat hij in een afgrond liep, langs<br />
„welks helling hij zich niet meer kon inhouden om achteruit te keeren.<br />
„Hij was gekrenkt in de oogen van al wie hem kende", en som<br />
zijner kennissen namen het waarlijk niet te nauw. Bovendien „de-mige<br />
„bittere verwijten van zijn zuster en haar man, bij wie hij inwoonde,<br />
;,de nog welwillend-afkeurende vermaningen van andere familieleden en<br />
„van vrienden, de toon van vage spijten medelijden, de hoofdschuddende<br />
„overwegingen : hoe jammer voor een zoo begaafd, verstandig jongmensch,<br />
„geuit zelfs door vreemdelingen en onbekenden, wanneer zij van hem<br />
„spraken, niets had ontbroken,"<br />
Dit jongmensch komt, na dit schandelijk leven, door eigen<br />
schuld ten tweeden male in een toestand, waar hij opnieuw ontmaskerd<br />
zal worden en blootstaan aan de schande en de verachting van ieder wel<br />
eigenlijke knoop van het stuk.Maar Buysse heeft dien-denkende.<br />
Hierligt de<br />
zoo flink gelegd en zoo vast aangehaald dat, waar er sprake is van geleidelijke<br />
ontwikkeling, zijne kunst te kort schiet. Daarom neemt hij<br />
een hopeloos besluit én hakt hem eenvoudig door, ofschoon een weinig<br />
onhandig. Want het blijft een raadsel, hoe de dubbele moord, door een<br />
der slachtoffers bedreven, die zijn held uit den benarden toestand redde,<br />
-heid,
-- 311 --<br />
zoo geheim en diens goede naam dus in eere kon gehouden worden.<br />
Daarna wil hij, door verwijtingen en wroeging gefolterd, een<br />
einde maken aan zijn misdadig leven, steekt zich den dolk in het lijf,<br />
doch mist natuurlijk het doel en treedt eenige weken na den gepleegden<br />
aanslag, met zijne nicht in het huwelijk.<br />
Nu wordt hij een op zijne wijze rouwmoedig zondaar. Hij gaat<br />
boete doen, boete gelijk de moderne litteratoren die hebben uitgedacht.<br />
Het nieuwste van de negentiende eeuw. „Ik wil mijn lijden,<br />
zegt hij, en mijne misdaad beschrijven. Ik wil er van maken een aan<br />
werk, een boek van een hooge en schrikkelijke moraliteit ; een-grijpend<br />
boek dat zal zijn als een kreet van waarschuwing en wanhoop ; als een<br />
smeekende bede aan hen allen die op het punt zijn in den afgrond te<br />
dompelen waarin ik viel... Ik zal het Mea Culpa heeten, 't is te zeggen<br />
het boek mijner schuld, mijner misdaad, mijner wroeging en boetedoening."<br />
Ziedaar van dit verhaal ver- en ontwikkeling en — stichtelijk<br />
einde !<br />
Nu een enkel woord — waarom het vooral te doen is — aan<br />
strekking.<br />
-gaande de<br />
Doortrokken van den geest, door het hedendaagsche materialisme<br />
alom gekweekt, beschouwt de ongeloovige literatuur alles als een enkel<br />
wezen ; zij ziet geen verschil tusschen Schepper en schepsel ; voor haar<br />
bestaat niets dan de stof. In duizenderlei vormen, onder vele gedaanten,<br />
aan verandering en wisseling onderhevig, maar steeds blijvende wat zij<br />
is en van eeuwigheid is : stof en niets anders.<br />
Met deze wereldbeschouwing hangt een andere opvatting innig<br />
samen. Is de mensch niet meer dan stof, komt hij niet voort van een<br />
Schepper, van wien hij afhankelijk is, bezit hij de kiem der onsterfelijk<br />
niet in zijn edeler deel, zijne ziel, dan is ijdel het onderscheid tus-<br />
-heid<br />
schen goed en kwaad. Dan wordt hij voortgedreven gelijk de aarde langs<br />
hare baan. Dan verdwijnt alle aansprakelijkheid, alle schuld en is het<br />
kwade en de misdaad door hem gepleegd niet aan hem, niet aan den<br />
vrijen wil, maar de blinde noodzakelijkheid, die hem beheerscht, te<br />
wijten.<br />
Onder de voorstanders dezer leer bestaan nu, het is waar, twee<br />
richtingen. De radicale en de gematigde zou ik willen zeggen. En bij<br />
de laatste heeft Cyriël Buysse zich aangesloten. Hij is Godloochenaar,<br />
hij belijdt de vergoding der stof doch, en dit is juist het gevaarlijke, hij<br />
hult zich in een soort van godsdienstig waas.<br />
Duidelijker. treedt dit ongeloof aan het licht, waar hij zijn hoofdpersoon<br />
de volgende woorden omtrent den zelfmoord en zijne gevolgen
312 --<br />
in den mond geeft. „Zelfmoord ! ja, zelfmoord ! Het einde van het<br />
lijden en liet einde van het leven ! De dood als eenig en uiterst mogelijke<br />
boeting en herschepping !<br />
„De stugge, eenzame dood, de dood zonder genade noch vaarwel...<br />
en dan de vergetelheid en het einde van alles in het Niets."<br />
„Waarom niet ?... Een stoot, een drukking en alles zou gedaan<br />
zijn... Er zou een nevel voor zijne oogen komen : alles zou verduisteren,<br />
zich uitwisschen, verdooven ; en levenloos, in liet einde van alle lijden,<br />
zou hij op de bank neerstorten."<br />
Doch dit is ook de eenige plaats, waar zoo duidelijk gesproken wordt.<br />
Als de vrijheid van den mensch moet ontkend worden ; als geschilderd<br />
moet worden de noodzakelijkheid, waarmede de misdadiger tot zijne<br />
misdaad gedwongen wordt en daardoor medelijden, geen afschuw, verwekt,<br />
toont zich de schrijver voorzichtiger.<br />
Voorop eene klacht over -de ellenden der wereld, waarbij hij zich<br />
wel wacht de oorzaak van vele rampen te zoeken in sommiger eigen<br />
bedorven hart, en teugelloos ingevolgde hartstochten. Zijn held is o ! zoo<br />
gevoelig voor lijden. Hij is „innig getroffen en dikwijls ontroerd door<br />
de 'eindelooze onvolmaaktheden en onrechtvaardigheden, welke hij in het<br />
leven ontdekt. Hij heeft bij elke nieuwe waarneming van lijden zijn<br />
hart voelen bloeden" en menigmaal gezucht : Waarom moeten de menschen<br />
altijd lijden, doen lijden (ziet gij den steek reeds, lezer) zien lijden ?<br />
Niet te lijden, niet te doen lijden, niet te zien „lijden dat was de leus,<br />
welke gestadig als een vrome bede, uit de diepten zijns gemoeds steeg;<br />
overal waar hij de smart ontmoette bestudeerde hij ze met afgrijzen<br />
en passie en vraagde hij zich af waarmede die te verzachten."<br />
Nu zou men verwachten dat een sterveling met zoo edele gevoelens<br />
bezield, met zult een afschrik van iemand te doen lijden, zich<br />
voor ongelukkigen zal ten offer brengen, de ellende zal opzoeken, zich<br />
als verdubbelen zal in heeling van wonden, leniging van smarten, zich<br />
zal ontwikkelen tot een reddenden engel der geslagen menschheid.<br />
Integendeel, hij gaat anderen werpen in een zee van smarten en<br />
ellenden en dit, gelijk de gewone mensch zegt, willens en wetens. „Hij<br />
behaalde een treurige zegepraal der schande over de onschuld." De<br />
„wanhoop, de tranen die zijn slachtoffer stortte, deden hem het gewicht<br />
zijner misdaad beseffen."<br />
„Met zelfverontwaardiging vroeg hij zich af wat het hem misdaan<br />
had om zoo door hem te worden behandeld." Zijn egoïsme deed hem<br />
voortdurend wonden op wonden slaan.<br />
Welk een tegenspraak, zegt de lezer wellicht. In 't geheel niet;<br />
hij kan niet anders. Luister slechts naar zijne bekentenis en klacht
313<br />
en gij krijgt nog medelij den met den ongelukkige. Weder verrijst in<br />
hem „de gruwelijke gedachte, het hartverscheurend bewustzijn dat hij<br />
opnieuw, onvermijdelijk, onverbiddelijk moest doen lijden." „Lijden...<br />
iemand doen lijden ! o sombere fataliteit van 't leven !... Wat .een ellende!<br />
Wat een bewijs der menschelijke onvolmaaktheid dat akelig vermogen<br />
een schepsel te doen lij den... Waal om moet de men sch immer tranen<br />
doen storten ?"<br />
En als de lezer nu tot medelijden gestemd wordt, dan is de<br />
schrijver tevreden ; dan heeft zijn gift de gewenschte werking. De mis<br />
vooral de zedelijk bedorven mensch moet geen toorn en afkeer-dadige,<br />
wekken. Hij stemt veeleer tot deernis. Hij mist de kracht op te roeien<br />
tegen den stroom, die hem, ondanks zich zelf, medevoert. Hij is geen<br />
misdadiger, maar een zwakke, een door de natuur misdeelde. Hij lijdt<br />
aan vlagen van verbijstering. Wie hem voor zijne daden aansprakelijk<br />
stelt, pleegt onrecht.<br />
Ziedaar de stelling van het ongeloof. De ongeloovige toch alleen,<br />
die alle vrijheid verwerpt, kan ze onderschrijven. Ziedaar de leer, in<br />
deze novelle gepredikt, eene leer even valsch als verderfelijk.<br />
Wat dunkt daarbij den lezer van die stichtelijke bekeering aan<br />
het einde, van die moderne boetedoening ?<br />
„Ik wil mijn lijden en mijn misdaad beschrijven." Vooral de<br />
misdaad natuurlijk, in kleuren en geuren, gelijk het ire de nieuwste<br />
romans geschiedt. „Het zal een boek zijn als een lange kreet van foltering<br />
en medelijden, een kreet die gehoord zal worden, die de volbrenging<br />
der misdaad, al ware het maar één enkele misdaad zal tegenhouden<br />
! Ik zal zielen redden, ik zal smarten lenigen, ik, die zulk een<br />
onuitsprekelijken afschuw heb van het lijden."<br />
Och ! wat zouden we veel aangaande het voornemen van dezen<br />
huichelaar willen zeggen. Ter ontdekking van den strik, die op zoo<br />
behendige wijze gespannen wordt, zal de aanwijzing er van echter wel<br />
vol staan .<br />
Daarom sluiten wij met den éénen wensch : de hemel beware<br />
ons voor dergelijke wereldbekeerders en zielenredders ! Insgelijks voor<br />
verdere soortgelijke pennevruchten des zielenredders Cyrië Buysse, die<br />
met het schrijven dezer novelle de taak van zijn held ten deele overnam<br />
en voor de overgedienstigheid van De Gids, die door de gastvrijheid,<br />
dien Vlaamschen ijveraar geschonken, ook al getoond heeft van ijver<br />
voor de goede zaak te blaken.<br />
V ,
__ 314 .^.-<br />
DÈ HOOGE SOCIAAL-DEMOCRATIC,.<br />
II.<br />
Nog een tweede punt is er, hetwelk licht werpt over de gevaarlijke<br />
verstandhouding tusschen de hooge kringen en de opgezweepte volksmassa,<br />
— of liever : licht werpt over i de opzweeping der volksmassa door<br />
de nooge heeren ; en dit is de immer ruimere uitbreiding van het ongeloof<br />
en den loge-geest in de universiteiten. Want niemand kan het<br />
ontkennen, van de kringen der wetenschap gaat een onmiskenbare invloed<br />
uit over het volk. Daarbij komt, dat de bestrijding der sociaal-democratie<br />
onmogelijk is, zoolang niet Oe regeeringen den sociaal-democratischen<br />
geest der geleerde, „wetenschappelijke" inrichtingen durven onder<br />
dat durft de regeering van geen enkel land ter wereld.<br />
-drukken. En<br />
De wetenschap is nu eenmaal „vrij" en.... de Loge heerscht er oppermachtig,<br />
even oppermachtig als in de staatsbesturen.<br />
De Kreuzzeitung, het orgaan der Protestantsche geloovige partij<br />
in Duitschland, heeft het in ronde woorden verklaard : d e 1 i b e r a 1 e<br />
theologisch e professoren zijn de wetenschappelij<br />
ke voorvechters van het socialisme."<br />
Deze klacht werd geuit naar aanleiding van een sociaal-demoeratisch<br />
geschrift : Die Bibel und die sogenannten heiligen Schriften der<br />
Christen und Juden.<br />
Vanwaar deze schandaal-brochure ? Wat de wetenschap der<br />
„h o o g e s o c i a a 1- democratie" had ontdekt, dat bood de volks<br />
democratie in populairen vorm aan de leeslustige menigte aan.<br />
-sociaal-<br />
Treurig is de waarheid, maar aan wie ligt de schuld van zulke<br />
gebeurtenissen ?<br />
Laat ons eens zien !<br />
Wat kan de Kreuzzeitung inbrengen tegen de vrijheid, die de<br />
heeren professoren zich aanmatigen om de H. Schrift volgens hun<br />
inzicht op te vatten en uit te leggen ? Het geloovig protestantsche blad<br />
hebbe fraai bewezen : „Wij moeten het H. Woord des Heeren eerbiedigen<br />
; het Woord Gods is alle achting en ontzag waardig ; wij mogen<br />
het Woord Gods niet willekeurig verdraaien en vervalschen." — Goed,<br />
maar als de heeren der universiteiten zich dan op Luther beroepen en<br />
het „vrije onderzoek" in hun vaandel schrijven, — en driest de stelling<br />
opzetten : „de mensch behoeft niet te gelooven, dan wat hij zelf i n z i e t<br />
als waarheid, — en ieder versta het Woord Gods zooals het hem pers<br />
oonlijk het beste voorkont," dan kan toch het snedigste protestantsche
-- 315 --<br />
orgaan daarop in de protestantsche theorieën geen antwoord vinden !<br />
Men moet ieder toch toegeven dat dit alles geheel en al is v o 1 g e n s<br />
d e l e e r v a n L u t h e r en dat de Loge-heeren, die krioelen aan de<br />
hoogescholen, wel zeer behendig doen, als zij zich op die beginselen<br />
beroepen ! Want de geheele protestantsche partij moet hun op stuk van<br />
zaken gelijk geven !<br />
En toch doet dit noch Kreuzzeitung, noch eenig ander oprecht<br />
geloovig protestantsch blad.<br />
Even inconsequent als krachtig protesteeren zij tegen de prediking<br />
van het ongeloof, hetwelk dan heet te steunen op het Evangelie!<br />
Wij juichen die inconsequentie toch van harte toe, en wij zeggen<br />
met onze protestantsche broeders : het is een onverdraaglijke toestand,<br />
dat de staat professoren aanstelt en bezoldigt, die het Christendom<br />
wetenschappelijk ondermijnen en godsdienst, zeden en orde verwoesten !<br />
En dan worden in Duitschland met veel omhaal Umsturz-vorlage<br />
opgesteld, ontwerpen, die de strafwet zóó verscherpen en wijzigen, dat<br />
men meent de sociaal -democraten te zullen toomen ! Maar, waarom<br />
zal men een man met een blauwen kiel beletten te razen en te schelden<br />
tegen Christendom en staatsbestuur, tegen politie en tucht, tegen wet en<br />
verordening, waarom zal men den werkman verhinderen te roepen:<br />
„Alle koningen moeten aan de galg ; de keizer van Duitschland en de<br />
koningin van Nederland zijn verfoeilijke tirannen, die men moet ver<br />
jagen en vermoorden ; alle kapitalen moeten vernietigd worden, alle<br />
bezit is onrecht en diefstal, alle kapitalisten zijn schurken, -- koopt<br />
revolvers, schiet ze neer, hakt de politie in de pan," -- waarom zal men<br />
hun dit beletten, als men aan de universiteiten, volgens de hemel weet<br />
welke nonsens -theorieën, toelaat te doceeren : „de mensch is zijn eigen<br />
volkomen meester, geen God boyen hein ; alle plicht berust op het<br />
gevoel, hetwelk de mensch persoonlijk heeft van zijn eigenwaarde ; gezag<br />
bestaat niet, het is den mensch onwaardig ; in de hoogte van 's menschen<br />
zedelijkheid alléén ligt zijn recht; niemand heeft recht het algemeen<br />
bezit. der menschheid te beperken tot zijn persoon" enz. Er is geen<br />
sterveling die, wanneer hij zulke theorieën, die de klinkklare vrijmetselaars-theorieën<br />
zijn, welke aan zeer vele hoogescholen overheerschend<br />
zijn, practisch toepast op koningschap, privaat eigendom, politie, wetten<br />
enz., niet onmiddellijk tot de conclusie komt, die de man met de<br />
blauwe kiel, welken wij zooeven aan het woord lieten, maakte : „weg<br />
met koningschap, eigendom, gezag, gerecht, wet."<br />
Er is bepaald een h o o g e en een v o l k s-sociaal-democratie.<br />
Wie de tweede wil toomen, temme de eerste.
— 316 --<br />
De eerste is die der Loge-theorie, daar is geen twijfel aan. Maar<br />
men zal de heeren professoren wel ongemoeid laten !<br />
„De wetenschap en haar leer is vrij", is nu eenmaal de leuze.<br />
De Kreuzzeitung vordert, dat de geloovige gemeente protesteere<br />
tegen de tirannie der liberale professoren ; maar dat zal weinig baten.<br />
De regeering wil en kan de sociaal -democratie niet aan. Zij wil niet,<br />
want zij wil den revolutiegeest der wetenschappelijke kringen niet onder<br />
zij kan niet, want de tirannieke loge verbiedt het haar.<br />
-drukken,<br />
Wat wil men er tegen doen als de regeering niet meewerkt?<br />
Zal de een of andere geloovige gemeente de studenten verbieden,<br />
de lessen dezer revolutie-wetenschap te bezoeken ? Dat ware tegen de<br />
„oprechte verdraagzaamheid." Zal men van regeeringswege zulk een<br />
boycott-systeem goedkeuren ? Men zal het onwettig, ongepast noemen.<br />
De eerste, die het voor de vrijheid der wetenschap immer opneemt<br />
in Duitschland, is de minister van Eeredienst, minister von Bosse;<br />
dezelfde man heeft de aanstelling der professoren in handen ; waarom<br />
benoemt hij de revolutie -predikers ? Zegge, wie het kan.<br />
Waarom onderschrijft hij dan de verscherpte wetten tegen de<br />
socialisten ? Zegge wie het kan.<br />
Waarom bouwt hij met de eene hand op, wat hij met de andere<br />
afbreekt ? Ziet hij dan niet, dat de universiteits-sociaal -democratie<br />
b e s t a a t ? Jawel. Ziet hij dan niet, dat deze even gevaarlijk is als<br />
van den werkman ? Dat de laatste haar kracht verliest, als de eerste<br />
gefnuikt is ? 0 zeker. Waarom dan die tegenspraak in zijn optreden ?...<br />
Ziet men, dat er een hooge sociaal-democratie bestaat, naar wier<br />
pijpen vorsten en regeeringen dansen ? Herkent men de oppermachtige<br />
Loge, wier leer identiek is met die der sociaal-demo<br />
ra ten?<br />
-c<br />
En dezen onheilspellenden toestand heeft men in Duitschland<br />
vooral te danken aan de afhankelijkheid der protestantsche kerk van den<br />
staat. De keizer is feitelijk de protestantsche paus.<br />
Zeker, zonder den staatssteun, zou die „kerk" al zeer spoedig<br />
geheel en al verbrokkelen, toegegeven. Maar geve men ons dan ook<br />
toe, dat de toestand, waarin goedgeloovige protestanten moeten berusten<br />
door de willekeur der regeering, door de benoeming der professoren<br />
vanwege een staatsbestuur, day geheel naar de pijpen der haute finance<br />
danst, allertreurigst moet genoemd worden !<br />
Om een voorbeeld te nemen, ziet eens naar Bonn. In die goed<br />
stad plaatst de regeering de meest radicale revolutie -geesten-geloovige<br />
als professoren ; wat wordt er van de vorming der toekomstige „herders ?"<br />
De schandaal-brochure van den sociaal-democraat is de vrucht der lessen
vÍ --<br />
van den professor ! Alle klagen en alle roepen baat niets meer. De<br />
hooge kringen zijn bedorven ; de leeraars van natuurwetenschappen,<br />
philosophie en medicijnen zijn voor de helft joden, voor s/4 vrijmetselaars,<br />
voor een grooter gedeelte nog ongeloovigen. Cijfer het geloof weg,<br />
en geef dan de doctrine aan een logisch denkend hoofd, — het zal in<br />
drie sluitredeneeringen en minder tot het meest volslagen sociaal-democratisme<br />
komen.<br />
Vandaar die schrikbarende toeneming van de sociaal-demotratische<br />
ideeën onder de studenten.<br />
In Maart 1894 had te Berlijn een groote studentenvergadering<br />
plaats, ter bespreking der algemeene bijeenkomst van sociaal-democratische<br />
studenten, te houden binnen de muren van Gent in 1895.<br />
De Berlijnsche „leiders" der sociaal-democratie (meest Joden en<br />
bijna allen br.•. br.-.) waren het met die vergadering niet eens, de<br />
Vorwärts had er veel op • af te dingen ; die h e e r t j e s bevielen hem<br />
niet, mogelijk vonden de „leiders," dat onder hen gevaarlijke mededingers<br />
konden schuilen, die hun het melkkoetje genaamd „het volk"<br />
wel eens konden ontfutselen ! Nog zoo dom niet.<br />
Vandaar werden de „heertjes" in de zeer eigenaardige sociaal -<br />
democratische schrijftrant, „grasapen," „gespuis," „hoera-kerels," »draken<br />
meer genoemd.<br />
-dooders" en zoo al<br />
Toch kan de Berlijnsche partij-voerders-bond niet nalaten, die<br />
studenten, welke werkelijk voor de belangen der partij hun bestaan over<br />
hadden, toe te juichen en als trouwe genooten toe te laten.<br />
Ja, er schemerde, ondanks de scherpe critiek over dit eigendunkelijk<br />
„heertjes-congres" gevoerd, toch wel iets door van voldoening over<br />
de vorderingen in die standen gemaakt.<br />
De tactiek verloochent zich niet.<br />
De leiders willen, begrijpelijkerwijze, meester blijven, wij zullen<br />
aanstonds zien w a a r v a n ; maar toch is de bloei der sociaal -democratie<br />
in de hoogere kringen hun zeer aangenaam.<br />
„Organisatie van de studenten als afzonderlijke klas is o n m og<br />
e l ij k; maar het i s van b e l a n g enkelen onder hen te winnen,<br />
die uitmunten door verstand en hart en het klassen-egoïsme weten te<br />
onderdrukken ten bate van het algemeen welzijn en de arbeidersorganisatie."<br />
Maar waarom ?<br />
Ziet eens naar het Frankforter socialisten -congres.<br />
16.690 mark kwamen (volgens aldaar officieel opgemaakte cijfers)<br />
ten goede aan personen, die door de sociaal-democratie op een of andere<br />
wijze schade hadden geleden ; 10.976 mark aan kosten voor gevangenen.
118 —<br />
Welnu het zijn de „leiders," die zoowel gevangenisstraffen onder<br />
als bijwijlen, op de een andere wijze, die schade dragen.<br />
-gaan<br />
Wie wil zich zulke doceurtjes gaarne ontnomen zien ?<br />
Het zijn ook de leiders, die voor de stembus-agitatie zorgen;<br />
deze grap kostte 30.000 mark; alweer meegenomen!<br />
De broeder Plaukuch (jood) kreeg 500 mark voor de moeite, die<br />
hij had genomen, om van Hamburg over te komen ter waarneming van<br />
den secretaris-post van de „partij."<br />
In het geheel besteedden de heeren socialisten 198.604 mark voor<br />
verschillende doeleinden, in één enkel jaar. Dat is de rente van een<br />
kapitaal van 4.8 millioen mark gerekend tegen 4 pCt.<br />
Wie bezorgt al dat geld ?.... ?.,.<br />
Hier staat de lezer stil....<br />
Ik ook, lezer.<br />
En, zegt, het ons eens, heeren van Recht voor Allen, wie streek<br />
de 2050 mark voor p e r s - o n d e r s t e u n i n g op, die van Duitschland<br />
naar Holland kwamen ?... Weet het Zuiden er misschien meer over mee<br />
te deelen dan het Noorden?<br />
Hoe dit ook zij (in elk geval zou het blad van het Damrak<br />
zeggen) hoe dit ook zij, als men de vraag ernstig beantwoordt, moet men<br />
tot 'de slotsom komen : daar zitten andere lieden aan de beweging dan<br />
manoen met blauwe kielen!<br />
Niet slechts omdat de leiders zich immer meer verrijken en na<br />
eenige jaren „binnen" zijn, niet slechts, omdat aan de redacties overvloedige<br />
traktementen worden betaald (o. a. aan de Vorwärts 5000 mark) niet<br />
sleehts om de hooge geldsommen, waarover deze volkspartij beschikt,<br />
maar en wel vooral om de halfslachtigheid, de opzettelijke flauwheid der<br />
pogingen, die aangewend worden, om deze volk- en staatverdervende<br />
bende te verdelgen.<br />
En hoe ? Als het den staten e r n s t was, zouden zij dan niet<br />
kunnen?<br />
Ware het dan niet m o g e 1 ij k te beletten, dat het oproer stelselmatig<br />
verbreid werd ?<br />
Gewis, dat ware ,mogelijk. Maar laat de een of andere regeering<br />
het beproeven, zij zal stuiten op de h o o g e sociaal -democratie.<br />
Daarom zal geen enkele het zelfs beproeven en is geen heil te<br />
verwachten.<br />
De staat kan bepalingen maken, mogelijk zal hij dit ook wel<br />
doen. mits Zij niet te ingrijpend zijn, want dan zal de Loge wel spoedig<br />
haar veto doen hooren ; de staat kan misschien palliatieven aanwenden,<br />
min of meer waardelooze- middelen beproeven; de kiem der ziekte zal hij
— 319 —<br />
niet uitsnijden, want dan moest hij door het levend vleesch der hooge<br />
sociaal-democratie heen de operatie verrichten ; en iedere staats -dokter<br />
zal daar wel voor bedanken. Dan zat hij den dag daarna waarschijnlijk<br />
op de Mookerhei, of wel hij werd om redenen van gezondheid ontslagen<br />
of genoodzaakt om intieme of niet intime redenen ontslag te nemen.<br />
De br.-. br.•. weten daar raad mee!<br />
(Slot volgt.) LOD. VAN AMSTEL.<br />
N EL-ETTI, NE E i ETTORI -- NON EXPEDIT.<br />
(Slot.)<br />
„Doch wij heffen geen zegezangen aan, gaat de Osservatore voort,<br />
en verklaren den vijand niet voor verslagen. De vijand van binnen roept<br />
orn wapenstilstand, opent onderhandelingen en stelt de punten van het<br />
vredesverdrag en der vredesvoorwaarden vast. Evenwel niet uit consideratie<br />
voor ons ; maar om ons als medeplichtigen te hebben ; n i e t<br />
als bondgenooten, n i e t om den majestueuzen triomfwagen van geloof<br />
en gerechtigheid te volgen ; maar om o o k o n s voor de vuilniskar<br />
van het liberalisme en der revolutie te spannen. Ook slechts uit dit<br />
oogpunt beschouwd, verschijnt het pauselijk verbod in zijn geheele<br />
innerlijke wijsheid en practische doelmatigheid. Er is echter nog een<br />
geheel ander en dieper liggend motief in dit verbod, dat grondig beschouwd<br />
moet worden, opdat men een juist begrip krijge, hoezeer het<br />
rationabile obsequium van den H. Paulus verdient, dat wij het als katholieke<br />
burgers en Italianen moeten bewijzen.<br />
Non expedit is niet alleen een b e' v e l van h o o g e r h a n d,<br />
maar het is ook een staatkundig en een in de hoogste reate p r a ctisch<br />
en wezenlijk nationaal program voor Italië en de<br />
Italianen. Non expedit is te gelijker tijd een kwestie van b e h o u d,<br />
van voorbereiding en van de daad. Van behoud, omdat<br />
het de groote en onveranderlijke beginselen der absolute gerechtigheid,<br />
der maatschappelijke orde en te gelijker tijd ook de katholieke<br />
krachten van geheel Italië z u i v e r en o n g e s c h o n d e n bewaart.<br />
Van b e s e h e r m i n g, omdat het de Italiaansche katholieken behoedt<br />
voor gevaarlijke aanrakingen, voor verderfelijke omgevingen, voor onheilvolle<br />
inmengingen, voor corruptie, compromissen, transacties, dubbel<br />
waarvan de liberale en revolutionnaire-zinnigheden<br />
en belagingen,<br />
atmosfeer; in wier midden het jonge Italië zich bevindt, vol is. Van
— 320 _.<br />
^t o o r b e r e i d i n g, opdat het katholieke leger aan gehoorzaamheid en<br />
discipline gewend en door derv, korpsgeest bezield, tot weerstand en<br />
strijd in eigen boezem bekwaam -- met rust er, overleg het wezenlijk karakter<br />
der ernstigste levensbelangen zal kunnen bestudeeren. Van de<br />
.d a a d, omdat het aan de revolutie voedsel en kracht onttrekt, der liberale<br />
agitatie het verzet van het geloof en van de orde tegenoverstelt;<br />
tegenover de liberale actie de katholieke werkkracht, tegenover de ontbinding<br />
der liberale krachten de organisatie der katholieke krachten,<br />
tegenover een ongeordend mengelmoes van partijen, fracties, sekten en<br />
logen, de homogene vereenigingen, de ordelijke maatschappijen en<br />
vreedzame vergaderingen. En eindelijk vertoont liet katholieke leger, dat<br />
zich onder één vaandel en onder één veldmaarschalk geschaard en georganiseerd<br />
heeft, een beeld van eendracht en vastheid.<br />
Dat is de groote en onoverwinnelijke kracht van het katholieke<br />
leger in Italië. Het heeft slechts één banier en één oppersten, door allen<br />
vereerden en beminden aanvoerder, die zoowel aan veldslagen als aan<br />
overwinningen gewoon is. Wanneer dit . alles door alle Italiaansche<br />
katholieken begrepen werd, zou men wel inzien, dat men niet strijden<br />
en werken kan voor het welzijn der katholieke Kerk en van Italië, wanneer<br />
men ongehoorzaam wil zijn aan de bevelen des Pausen, en zich scharen<br />
wil onder het vaandel der revolutie."<br />
Roma locuta causa finita; want, zooals de lezer reeds hierboven kon<br />
lezen, heeft het schrijven van den Paus aan kardinaal Parocchi de<br />
schoone verwachtingen — zoowel van Crispi, als van diens vijanden --den<br />
bodem ingeslagen. Ook voor Crispi is de hulp der katholieken onontbeerlijk,<br />
al beschikt hij ook in de Italiaansche Kamer over een meer<br />
pl. m. 180 stemmen ; omdat deze 180 stemmen eene n o-<br />
-derheid van<br />
m i n a 1 e en geene r e ë e 1 e waarde bezitten.<br />
„Het is toch" zegt de N. R. Ct. dd. 29 Mei jl , „al te voordeelig<br />
om regeeringscandidaat te zijn. En zoo ziet men gebeuren, dat een<br />
candidaat, wiens naam nog geene verplichtingen meedraagt, zich, om<br />
vaii die begeerlijke en doeltreffende officieele hulp verzekerd te zijn,<br />
regeeringscandidaat maakt. Is hij eenmaal in de Kamer, dan komt<br />
zijn ware aard boven, of is hij in staat, de bakens naar het getij te ver<br />
-zetten."<br />
Giolitti zal dit zeker ook wel beamen VERITAS.<br />
I N H OU D : Het Satanisme. — C^ rië1 Buysse's laatste novelle, door V. — De<br />
hooge sociaal-democratie, door Lod. van Arnstel. — Nè eletti, nè elettori —<br />
Non expedit, door Verftas,
27e Jaargaág. ,^ 21, f Augustus 1ee5.<br />
HST l)OMPERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand Bijdragen, brieven enz te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 1147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i.— ; fr. per post f 11.25 ; buitenland,<br />
s.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
ALWEER MIS!<br />
In No. 4t Van dezen j cargan e<br />
(opmerkelijk cij fer !) meenden<br />
wij van een nieuwen triomf der moderne wetenschap te mogen<br />
melding maken, die alle vrijdenkers en verlichten moest doen<br />
jubelen van zaligheid. Het gold een ontdekking, waarbij zelfs<br />
het vinden van den steen der wijzen, het perpetuurn mobile of<br />
de quadratuur van den cirkel een kinderachtige voldoening zou<br />
wezen. Gevonden was namelijk de lang vermiste schakel in<br />
de ontwikkelingsketen tusschen mensch en aap ! Gevonden<br />
was die in den vorm van een schedeldak, een kies en een<br />
dijbeen, opgedolven uit de bedding van een rivier nabij Solo<br />
in onze Oost ! Een Nederlandsch officier, die daar voor ons<br />
geld aan het snuffelen was naar voorwereldlijke overblijfselen,<br />
was de gelukkige vinder. Hij had er een geleerde verhandeling<br />
over geschreven, met een deftigen Latij nschen naam versierd.<br />
En die verhandeling was door het Anthropologisch Genootschap<br />
te Parijs gekeurd als het overtuigend bewijs te leveren dat de<br />
vermiste schakel terecht, de lang gezochte aapmensch gevonden<br />
was. Wat een heughlke gebeurtenis ! Wat een overwinning<br />
voor de moderne natuurvorsching, wat een eer voor de Neder,<br />
landsche wetenschap, dat juist door een Nederlandsch officier<br />
in onze koloniën , zulk een kostbare vondst mocht gedaan, zulk<br />
een onschatbare dienst aan de menschheid mocht bewezen<br />
worden!<br />
In het Album der Natuur, het bekende tijdschrift tot<br />
populariseering van de wetenschap, stab dan. ook professor
- 322<br />
Hugo de Vries, de gezaghebbende botanicus, openlijk de loftrompet<br />
over de gewichtige ontdekking. Zulk een belangrijk<br />
feit verdiende in de ruimste kringen te worden bekend gemaakt<br />
en gevierd te worden!<br />
Helaas, het is een korte vreugd geweest.<br />
Van alle kanten komen geleerde rapporten van mannen<br />
der wetenschap, die op hun beurt de vondst van Dr. Dubois<br />
eens hebben onderzocht, en daarbij tot de conclusie zijn gekomen<br />
dat de goede man zich schromelijk heeft, vergist.<br />
Zijn schedeldak, zijn kies en zijn dijbeen, die volgens<br />
hem noodzakelijk aan één tot dusverre onbekend wezen moesten<br />
behooren, dat niet anders dan de lang gezochte aapmensch<br />
wezen kon, werden zorgvuldig gemeten, bekeken, bestud eerd,<br />
afgebeeld en beschreven En nu bleek dat die verschillende<br />
fragmenten onmogelijk van een zelfde individu konden afkomstig<br />
zijn, daar ze kennelijk aan wezens van verscliillenden leeftijd<br />
moesten beheord hebben. liet scitedeldak namelijk vertoonde<br />
naden,die doorhaar vergroeiing duidelijk wezen op een bepaalden<br />
ouderdom. De kies daaréntegen onderscheidde zich op het<br />
kauwviak door een bijzondere gaafheid, waaruit viel op te<br />
maken dat ze nog niet lang gebruikt was, zoodat de eigenaar<br />
zich stellig nog in frissche jeugd moest verheugd hebben.<br />
Dat was Dr. Dubois in de vreugde over zijn ontdekking<br />
stellig ontgaan. Hij had zich blijkbaar niet eens de moeite<br />
gegeven, zorgvuldig te bekij ken wat hij had ; want volgens het<br />
algemeene oordeel der geleerden zijn ,,zijn metingen niet van<br />
onnauwkeurigheid vrij te pleiten en verricht op eerie wijze, die,<br />
op zijn zachtst gesproken, uit een anthropologisch oogpunt<br />
l)edenkeljk te noemen is."<br />
Aldus professor Serrurier uit Leiden, die zich daarbij<br />
op het oordeel beroept van vakmannen als professor Virchow<br />
te Berlijn, professor Martin te Zurich, Dr. Ten Cate enz , die<br />
allen overeenstemden in de meening, dat de bewuste vermoimde<br />
knoken niets met den voorvaderlijken aapmensch te maken<br />
hebben, zoodat deze nog altijd even ver te zoeken is als toen<br />
Darwin voor het eerst zijn apentheorie verkondigde.<br />
Het is wel onplezierig voor Dr. Dubois, dat hij zich zoo<br />
voorbarig blij gemaakt blijkt te hebben met een doode musch, -<br />
pardon een kies en een dijbeen van een paarr doode apen, en<br />
nu door zijn geleerde collega's nog in 't ootje wordt genomen<br />
over zijn ontijdig triomfkraaien.<br />
Professor Serrurier steekt letterlijk den gek met hem en<br />
met de heele apentheorie er bij die door hem eenvoudig als<br />
apenkool aan een kantje wordt gezet.
- 323 -^<br />
Na herinnerd te hebben hoe reeds in 1868 Haecl el een<br />
Uitvoerige beschrijving van den aapmensch traf en hoe jaren<br />
later Hovelacque, Hovel de voorzitter van den ^Parij<br />
schen gemeenteraad,<br />
er een boek over schreef zoo wijdloopig of hij dien aapmensch<br />
persoonlik gekend had ; hoe de Parijsche Anthropologische<br />
Maatschappij zich bijzonder voor de propagande van het geloof<br />
in den aapmensch beijverd had en die leer zelfs een tijdlang<br />
in ernst van den katheder verkondigd werd, besluit prof.<br />
Serrurier als volgt :<br />
,,.. .: (i e aapmensch staat nog even nevelachtig daar<br />
als vijf vi en twintig jaar geleden ; de naakte werkelijkheid heeft<br />
hem nog niet van het geheimzinnige beroofd. Men kan er nog<br />
op phantaseeren. Poëtisch aangelegde dilettant-anthropolo en<br />
kunnen hem in liederen bezingen ; bet materialisme is kond<br />
genoeg om liet niet een weinig poëzie te gunnen ."<br />
Met dat al moet men medelijden hebben met de onvermoeide<br />
zoekersnaar den vermisten schakel, daar het ondanks hun<br />
voorbarige blijdschap over de vermeende ontdekking nu toch<br />
alweer leis is.<br />
EEN CALVINISTISCH KETT^RGBRICHT,<br />
Als Calvijn op het oogenblik nog eens de oogen kon opendoen<br />
zou hij, dunkt ons, reden hebben om tevreden te wezen over zijn volgeling<br />
Dr. Kuyper. Deze toont zich toch een waardig leerling van zijn<br />
meester in het waken voor de zuiverheid van de Calvinistische leer.<br />
Men weet dat de reformator van Genève op dat stuk geen scherts verstond.<br />
Hij alleen was de onfeilbare uitlegger van de H. Schrift ; hij<br />
alleen moest den geloovigen voorschrijven wat zij te gelooven hadden.<br />
En wee dengene, die zich het recht aanmatigde, zich een eigen uitleg<br />
te veroorloven omtrent deze of gene schri ftuurplaats, waarover de-ging<br />
meester zich al had uitgesproken. Dat moest de ongelukkige Servet<br />
ondervinden, die eenvoudig omdat hij een andere opvatting omtrent de<br />
H. Drievuldigheid was toegedaan dan Calvijn, op diens last als ketter<br />
werd verbrand. .<br />
Ongelukkig, -- of neen, heel gelukkig voor de tegenwoordige<br />
dissidenten onder de Calvinisten, beschikt dr. Kuyper niet over zulk een<br />
absolute macht als de geweldige hervormer, dien hij zich tot meester en
-- 324 --<br />
oorbeeld gekozen heeft, en wiens leer hij alleen zuiver en ongeschonden<br />
pretendeert te verkondigen.<br />
Maar kan hij de onwillige broeders, die het wagen hem daarbij<br />
tegen te spreken, niet op zulke echt Calvijnsche manier tot zwijgen brengen,<br />
toch heeft lij nog middelen genoeg tot zijn beschikking om hen tot ge<br />
onderwerping te dwingen of, zoo zij halsstarrig in de boosheid-hoorzame<br />
volharden, buiten de gemeenschap der broederen te sluiten en aldus als<br />
een verrot lid van de kerk af te snijden.<br />
Op het oogenblik wordt aldus kettergericht gehouden over nie<br />
dan jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman, hoogleeraar aan-mand<br />
minder<br />
de universiteit op gereformeerden grondslag te Amsterdam en, zooals<br />
men weet, een der eerste woordvoerders van de anti-revolutionnaire partij<br />
in de Tweede Kamer.<br />
Al sedert lang heeft men dit Calvinistische inquisitie - proces kun<br />
zien aankomen. Reeds sinds jaren was er ongemerkt een verwijdering-nen<br />
ontstaazl tusschen de beide partijhoofden, waarvan de eene zich het absolute<br />
leiderschap wilde toegekend zien, terwijl de ander niet geneigd<br />
bleek, in alles aan dr. Kuyper's leiband te loopen. Aanvankelijk bleef<br />
het echter maar bij een verschil over de toepassing der Calvinistische<br />
beginselen in het politieke. Dr. Kuyper wilde met volle zeilen het ruime<br />
sop der zoogenaalude democratie in en wierp zich op als de man van<br />
de „kleine luyden." Mr. Lohman achtte dat demagogisch geschetter wel<br />
een beetje bedenkelijk ; hij vond dat dr. Kuyper onder de anti-revolutionnaire<br />
leus zijn „christen volk" zoo zoetjes aan den weg van de revolutie<br />
opvoerde met zijn quasi Calvinistische democratie. Beiden hadden hun<br />
medestanders in het anti-revolutionnaire kamp en van scheiding kwam<br />
het tot scheuring, altijd nog in het politieke.<br />
Maar het zou erger worden. Mr. Lohman had sedert ruim eer.,<br />
jaar een orgaan, de Nederlander met name. En daarin durft hij schrijven<br />
over dingen, die naar het oordeel van dr. Kuyper niet meer uitsluitend<br />
de politiek, maar de gereformeerde beginselen raakten. Nu was sedert<br />
jaar en dag alleen de Standaard, als zijn persoonlijk orgaan, bevoegd in<br />
zulke gewichtige kwesties uitspraak te doen. Dominee Kuyper toch is<br />
„bedienaar des WoorHs" van professie ; mr. Lohman is maar rechtsgei<br />
leerde op gereformeerden grondslag.<br />
Men begrijpt dus waar het spelletje op uit moest draaien. Tusa<br />
sehen de beide bladen ontbrandde een pennestrijd zoo vinnig als wij<br />
dat in onze kalme, bezadigde vaderlandsche pers maar zelden hebben<br />
beleefd. Van weerskanten ging het er langs, dat de stukken er afvlogen,<br />
zoodat zelfs dr. Kuyper er op het laatst schande van sprak en zalvend<br />
bekende dat zulke dingen ,,onder Christenen" niet hadden mogen voor-
--- 325<br />
komen, In hoeverre hij zelf schuld was aan die verbittering van het<br />
krakeel, dat liet hij in het midden.<br />
Maar het was te voorzien, dat het bij dien pennestrijd niet<br />
blijven zou. Dr. Kuyper is er de man niet naar, om zich op den duur in<br />
het gezicht te laten tegenspreken. Hij zal den heer Lohman wel vinden,<br />
is het niet als anti-revolutionnair volksvertegenwoordiger, dan toch als<br />
hoogleeraar aan de vrije universiteit.<br />
Op de jongste jaarvergadering van de autoriteiten dier hoogeschool,<br />
voor eenige weken te Scheveningen gehouden, werd mr. De Savornin<br />
Lohman ronduit aangeklaagd van schennis der gereformeerde<br />
beginselen en een commissie benoemd, die ernstig zou hebben te onderzoeken<br />
of het onderwijs, door den heer Lohman aan de vrije universiteit<br />
gegeven, wel met genoemde beginselen in overeenstemming is. Men<br />
hoeft niet te vragen van welken kant die storm was opgestoken, al ver<br />
dr. Kuyper zich ook handig achter curatoren der hoogeschool.<br />
Alzoo zal dan over jhr. de Savornin Lohman de vierschaar worden<br />
gespannen. Er zal worden uitgemaakt of hij wel zuiver is in de<br />
gereformeerde beginselen en of hij de gereformeerde jongelingschap niet<br />
bederft door kettersch onderwijs.<br />
Reeds zijn de leden der commissie benoemd, die met dat gewichtig<br />
onderzoek belast is, zoodat de heer Lohman alvast weet voor<br />
welke mannen hij te recht zal hebben te staan. Het zijn de heeren ds.<br />
Bavink, J. van Alphen, A. G. van Deth, G. A. H. Grootheide en L. de<br />
Vries. Aan deze heeren moesten, om de commissie compleet te maken,<br />
nog worden toegevoegd twee leden, te kiezen door directeuren van de<br />
„Vereeniging voor hooger onderwijs op gereformeerden grondslag" en<br />
twee leden, te kiezen door curatoren der universiteit. Als de beide eersten<br />
zijn aangewezen de heeren W. Hovy en C. M. E. van Löben Sels<br />
(zelf directeuren der genoemde vereeniging) en als de beide anderen de<br />
heeren ds. B. van Schelven en mr. Th. Heemskerk (zelf curatoren.)<br />
Omtrent de bevoegdheid dezer mannen tot het beoordeelen van mr.<br />
Lohman's rechtzinnigheid kan men zich eenigszins een denkbeeld maken<br />
als men leest wat het anti-revolutionnaire blad de Vaderlander daar<br />
midden bracht. Na de namen der vijf eerstbenoemde com-<br />
-over in het<br />
missieleden opgegeven te hebben, schreef het blad als volgt :<br />
„Achtgevend op het maatschappelijk beroep dier heeren, meerendeels<br />
in handel en bedrijf zich bewegend, en buiten de geleerde<br />
wereld staande gaven wij als ons gevoelen te kennen, dat het blijkbaar<br />
geen zwaar werk is te rapporteeren over het verband van de<br />
gereformeerde beginselen en het staatsrecht. Het scheen ons anders<br />
toch nogUU een beteeker^enci, wetenschappelijk vraagstuk. Maar wij<br />
-school
326<br />
dwa'en zeker. Anders zou het toch allicht aan andere kiachten zijn<br />
toevertrouwd.<br />
Bij de genoemde heeren moesten naar de Statuten de corporaties<br />
van directeuren en curatoren der V. U. ieder nog twee leden be<br />
noemen, zou de commissie compleet zijn. Dit is geschied, en toegevoegd<br />
zijn door directeuren de h.h. W. Hovy en C. M. E. van Löben<br />
Seis en door curatoren de h.h. A. Brummeikamp (1) en mr. Th.<br />
Heemskerk.<br />
Alzoo zijn toegevoegd een bierbrouwer (dit is toch immers het<br />
maatschappelijk beroep van den hoer Hovy. Met het te vermeiden<br />
dingen wij niets af op het feit, dat de heer Hovy een deg1ijk, veeh<br />
zijdig ontwikkeld man is, hetgeen in den gemeenteraad te Amsterdam<br />
en daarbuiten menigmaal blijkt. Hij heeft zich toch nooit op het<br />
veld van studie bewogen), een officier der artillerie (hoelang weet<br />
deze heer, dat er dingen als ,,gereformeerde beginselen" in de wereld<br />
zijn ?) een gewezen afgescheiden predikant, nu journalist, en één,<br />
zegge één rechtsgeleerde.<br />
Deze commissie zal het aanhangige theologisch -j uridisch, historisch<br />
dogmatisch vraagstuk oplossen. Voor deze rechtbank zal de arbeid<br />
van een man als jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman verschijnen t<br />
o Nemesis der geschiedenis !....<br />
Maar toch, indien men van het gansche ding een paskwil had<br />
willen maken, men had de commissie niet fijnerin elkaarkunnen zetten.<br />
Wij voor ons zien althans geen aanleiding om ons gevoelen over<br />
de commissie onlangs uitgesproken te wijzigen.<br />
Tenzij wellicht de heeren vooraf nog eens les gaan nemen aan<br />
het bekende adres, in de collegezalen van de h.h. Kuyper en Rutgers.<br />
En dan kan men rekenen op een onpartijdig rapport.<br />
Zou 't misschien al klaar liggen?<br />
Wie de geschiedenis van de doleantie kent, en de hand, die<br />
toen alle geschriften stelde, die destijds op allerlei naam de wereld<br />
ingingen naar kerkeraad en bestuur en synode, enz., verwondert zich<br />
over onze laatste vraag niet te zeer !"<br />
't Is me de rechtbank wel, die over des heeren Lohman's rechtzinnigheid<br />
in de leer vonnis zal hebben te strijken ! Een half dozijn<br />
neringdoenden en industrieelen, plus een dominee en een rechtsgeleerde,<br />
ziedaar, volgens den ITaderlander, die de menschen kennen kan, het heele<br />
college.<br />
I) Later bleek dat niet dominee Brummelkamp, maar dominee Van Scheive<br />
de uitverkorene was.
-- 327 --<br />
Maar, naar hetzelfde blad -minder eerbiedig te verstaan geeft, zal<br />
dr. Kuyper wel bereid zijn, desnoods door collega Rutgers geholpen,<br />
zijn mannen te instrueeren, en al ligt het rapport nog niet gereed,<br />
zooals de Vaderlander insinueert, dat hij bij de samenstelling daarvan<br />
gaarne de behulpzame hand zal leenen hoeft niet betwijfeld te worden.<br />
En zoo zullen wij het waarschijnlijk beleven dat de hoogleeraar<br />
Savornin Lohman, door toedoen van dr, Kuyper gewogen en te licht<br />
bevonden, als een onnutte dienstknecht zal worden aan den dijk gezet.<br />
De oude Calvijn zou zoo'n zaakje natuurlijk watt hardhandiger hebben<br />
aangepakt dan zijn waardige Amsterdamsche volgeling ; maar alle om-,<br />
standigheden in aanmerking genomen, moet toch gezegd worden, dat<br />
ook deze held van het vrije onderzoek zich evenals de Geneefsche<br />
reformator uitstekend op het ketterjagen verstaat.<br />
EEN NIEUWE THEORIE VAN JLOMBROSO.<br />
Herhaaldelijk hebben wij in het Dompertje al de gelegenheid gehad<br />
de aandacht te vestigen op de curieuze theorieën, waarmee deze<br />
natuurphilosoof telkens de wetenschappelijke wereld in rep en roer<br />
brengt. Nu eens is het zijn theorie van de lichamelijke voorbeschikking,<br />
dan die omtrent het verband tusschen genie en waanzin, een andermaal<br />
zijn vernuftige waarzeggerij uit het handschrift, die zijn bewonderaars<br />
en volgelingen bezig houdt.<br />
De laatste stelling, door den vindingrijken materialist opgezet, is<br />
deze : dat de deugd iemand ongeschikt maakt om zijn medemenschen te<br />
leiden en dat men om een goed staatsman te zijn, eigenlijk een ploert<br />
moet wezen.<br />
Die wijsheid heeft de groote denker opgedaan door de ervaring<br />
in zijn vaderland Italië, waar alles tegenwoordig zoo opperbest gaat omdat<br />
er een schurk als Crispi aan het hoofd der regeering staat. Lombroso<br />
heeft zijn splinternieuwe stelling ontwikkeld in de Revue moderne van<br />
madame Adam, waar hij o. a. het volgende schreef :<br />
»De Panama-schandalen en die der Romeinsche Bank hebben<br />
aangetoond dat zelfs bij voldoend beschaafde volken de politieke moraal<br />
heelemaal verschillend is van de bijzondere. Men heeft gezien dat ministers<br />
heel goed onzedelijk kunnen zijn zonder door hun openbaar gedrag<br />
den afkeer op te wekken, dien ditzelfde gedrag in het bid zondere leven<br />
zoll teweegbrengen,
— 328 —<br />
»op hun beurt verklaren de anarchisten de misdaad te beschouwen<br />
als oorlogsterrein.<br />
»Een wel treurige ervaring heeft mij geleerd dat er in Italië<br />
sinds Cavour geen strikt eerlijk ministerie geweest is, dat zich in het<br />
bewind heeft kunnen handhaven. Wanneer het voor dc meerderheid uit<br />
rechtschapen mannen bestaat, kan men zeker zijn dat het ministerie<br />
maar een beperkten levensduur zal hebben ; daar het geen wilskracht of<br />
liever geen list en onbeschaamdheid genoeg zal bezitten om den kamp<br />
tegen de parlementaire kuiperijen vol te houden ...<br />
»Een minister, die zeker het meest met beschuldigingen overstelpt,<br />
het meest bezoedeld, het meest openlijk verdorven is, slaagt er niet alleen<br />
in, zich in het bewind te handhaven, maar ontbindt bovendien de Kamer.<br />
De Deugd, welke dien naam waardig is, heeft zeker bewonderaars, maar<br />
de omkooperij zoo voor zich zelve als voor anderen verafschuwende, verwerpt<br />
zij compromissen en oefent bijgevolg een veel geringer macht uit<br />
op de handelingen der menschen."<br />
Dat komt, zooals men ziet, precies neer op hetgeen wij al zeiden,<br />
dat namelijk een eerlijk man geen goed staatsman, een schurk daarentegen<br />
juist om zijn verdorvenheid een uitstekend regeerder zal zijn.<br />
De groote Lombroso levert ons het bewijs er bij : we hebben<br />
maar naar Italië te kijken. Daar hebben in de laatste vijf en twintig<br />
jaren alleen schurken zich in het bewind kunnen handhaven, en welke<br />
schitterende resultaten in de regeerkunst hebben zij niet getoond ! Hoe<br />
voortreffelijk is dat land bestuurd door de uitgezochte ploerten, waarvan<br />
het zoo rijk voorzien blijkt ! Gelukkig Italië, waar de meeste staatslieden<br />
vrii zijn van de hinderlijke deugd der eerlijkheid en daarentegen volop<br />
gezegend zijn met list, onbeschaamdheid, valschheid, baatzucht, kortom<br />
al de ondeugden, die volgens Lombroso zoo uitstekend te pas komen in<br />
het politieke leven !<br />
Het wil ons voorkomen dat de jongste theorie van Lombroso<br />
niet zoo nieuw is als ze wel lijkt. Reeds in het Evangelie kan men<br />
lezen dat cie kinderen der duisternis voorzichtiger zijn in hun geslacht<br />
dan de ' kinderen des lichts. Lieden, die om God noch gebod geven, die<br />
door geen enkele overweging van zedelijken aard in hun handelingen<br />
worden weerhouden, die nooit door hun geweten gehinderd worden en<br />
altijd maar precies als roofdieren recht op de voldoening van hun eigen<br />
driften, hetzij van eerzucht of hebzucht, afgaan, zullen zich in een maat<br />
als de tegenwoordige allicht beter als politiek persoon kunnen-schappij<br />
staande houden dan rechtschapen lieden, die vreezen hun handen te bezoedelen<br />
aan oneerlijk goed, hun eer te schandvlekken door leugen en ,
329 --<br />
laster, die bij elke handeling zich afvragen of ze wel in overeenstemming<br />
is met de zedenwet.<br />
Maar de vraag is of de eersten daarom beter regeerders zullen zijn<br />
dan de laatsten. De beste regeerder zal toch wel wezen niet hij, die zich<br />
ondanks zijn ondeugden en schurkerijen aan de spits van een volk.<br />
weet te handhaven, maar hij die het meeste bijdraagt tot de welvaart en<br />
het waarachtig geluk van zijn medeburgers. En dan gelooven wij dat<br />
de rechtschapen mannen het oneindig ver winnen van de schurken, wien<br />
Lombroso het bijna uitsluitend brevet van bekwaamheid uitreikt.<br />
Eduard Drumont, de bekende kampvechter tegen het jodendom,<br />
heeft dit den jood Lombroso in zijn blad La libre Parole met klem van<br />
redenen aangetoond. Hij brandmerkt diens nieuwe theorie eenvoudig<br />
als een onbeschaamde bewering zonder eenigen grond en met geen andere<br />
strekking dan de lichtgeloovige stakkers te overbluffen. Zonder zich in<br />
een hoogere gedachtensfeer te verplaatsen is het makkelijk met feiten<br />
aan te toonen, dat onzedelijkheid en misdaad noch den misdadigers<br />
noch den volken, door hen geregeerd, ooit ten goede is gekomen.<br />
Zoowel physiologisch als historisch is de stelling valsch en zwicht<br />
zelfs voor het meest oppervlakkige onderzoek. Het evenwicht tusschen de<br />
zedelijke hoedanigheden en de verstandelijke vermogens maakt alleen een<br />
waar groot . man. Ieder, die een mankgaand geweten heeft, heeft ook<br />
een mismaakt verstand. Hartstochten, ondeugden en zwakheden verkleinen<br />
een persoon, in plaats van hem te vergrooten.<br />
De staatsman, die van het kwaad zijn levensregel maakt, is altijd<br />
een inferieur wezen, dat ellende brengt over zijn land en ten slotte zelf<br />
onder de algemeene verachting bezwijkt.<br />
Het is voldoende de geschiedenis op te slaan om zich te o v ertuigen<br />
dat de deugd het staatsmansgenie allerminst uitsluit en dat<br />
het volstrekt niet noodig is, zooals Lombroso beweert, een ploert te wezen<br />
om zijn vaderland nuttig te dienen.<br />
Men heeft daar een treffend bewijs van in de eerste Capetingers,<br />
die Frankrijk op onwrikbare grondslagen hebben gevestigd en die monarchie<br />
hebben gesticht, welke ruim duizend jaren heeft stand gehouden<br />
en de eerste plaats in Europa innam.<br />
Robert de Vrome, Hendrik I, Lodewijk VI, Lodewijk VII, Philippus<br />
Augustus waren rechtschapen lieden, zoowel wat openbare als<br />
bijzondere zedelijkheid aangaat, ver verheven boven alle vorsten van<br />
hun tijd.<br />
Het is in zekeren zin een physiologische wet dat een familie,<br />
die door verschillende goslachten heen haar levenskrachten heeft opgespaard<br />
door een ordelijke levenswijze, ten, laatste een man van genie g f
- 330<br />
een heilige voortbrengt Deze is als de verheven bloem van een boom,<br />
weiks wortels diep in de aarde dringen, terwijl de top ten hemel rijst.<br />
Aldus heeft de boom der Capetingers den H. Lodewijk voortgebracht, die,<br />
al is hij een heilige in den hemel, niettemin tijdens zijn sterfelijk bestaan<br />
de grootste man van zijn tijd was.<br />
Frankrijks kracht is juist geweest dat het eeuwen lang mannen<br />
bezeten heeft, die tegelijk goede Christenen en sclirandere koppen waren,<br />
mannen als Suger, als de kardinaal d'Amboise, als Sully, kardinaal Richelieu,<br />
Colbert en de meeste ministers der Restauratie, die zonder veelwij<br />
of dieven te zijn als (Jrispi toch niettemin een rol in de wereld-vers<br />
gespeeld hebben.<br />
Juist van het oogenblik dat Frankrijk door ploerten geregeerd<br />
wordt dagteekent zijn verval. Dat is een feit, hetwelk precies bewezen<br />
wordt door- de leer der ervaring, waarop de mannen der wetenschap<br />
zieh altijd beroepen.<br />
Sully was een bijzonder deugdzaam man en uiterst nauw van<br />
geweten, hetwelk hem volstrekt niet verhinderd heeft een veel knappèr<br />
financier te zijn dan b. y. Rouvier, de vriend van Reinach. Hij kwam<br />
aan het bewind nadat een vijftigjarige oorlog het land had uitgeput en<br />
weinige jaren later beschikte hij over een prachtige krijgskas.<br />
Bouvier en zijn kornuiten kwamen aan het laatje in ecn tijd<br />
van algemeene welvaart, doch wisten den schuldenlast te vermeerderen<br />
met maar eventjes zeventien milliard en door allerlei verspilliugen den<br />
staat haast tot een bankroet te breiigen ; zij hebben dat verwonderlijk<br />
rijke land in de onmogelijkheid gebracht, een behoorlijk sluitende begrooting<br />
vast te stellen.<br />
Wat schiet er dan over van Lombroso's bewering, dat het een<br />
voordeel voor een land is, door schurken geregeerd te worden, in plaats<br />
van door rechtschapen lieden ? Het artikel van Lombroso is getiteld:<br />
IVeldaden der misdaad, Aan misdaad s er inderdaad geen gebrek n;<br />
maar van welcjaden viUt bitter weinig te bespeuren.<br />
EEN LTJMJNEUS IDEE,<br />
Eén onderwijzer voor 45 leerlingen, is altijd een van de liberale<br />
stokpaardjes geweest, ja, ik zou er haast zeker van zijn, dat er vrijzinnigen<br />
gevonden worden, bij wien het vast staat, dat de klasse nog kleiner<br />
moest zijn, wil het onderwijs vruchten kunnen dragen,
331 --<br />
Minister Kappeyne van de Coppello stal dan ook het hart .ran<br />
zijn geestverwanten door zijn schoolwet van 1878, en heel wat liberale<br />
grootheden waren ten zeerste ontstemd, toen in de door het christelijk<br />
ministerie voorgestelde schoolwetwijziging het cijfer 45 tot 55 werd verhoogd.<br />
Het was voortaan met alle ontwikkelend en deugdelijk onderwijs<br />
gedaan, zou men gedacht hebben, als men zoo goedgeloovig was geweest,<br />
de liberale jeremiaden voor goede munt aan te nemen, De verhooging<br />
van 'het wettelijk aantal met 10 leerlingen zou het peil van het onderwijs<br />
schrikbarend doen dalen, zoo werd er akelig-droef geprofeteerd.<br />
En de profetieën klonken nog onheilspellender voor het bijzonder<br />
onderwijs, waaraan op het stuk van het aantal onderwijzers eenige<br />
concessiën gedaan waren. Daar zou en kon niets van terecht komen,<br />
zoo lang er het wettelijk aantal onderwijzers voor het wettelijk aantal<br />
leerlingen niet was, Want onze liberalen zijn op en top wettelijk,<br />
wettisch zelfs.<br />
Maar nog erger werd het, toen eerst ' minister Tak, daarna mi -<br />
nister Van Houten, begrijpende dat niemand tot het onmogelijke gehouden<br />
is, aan het bijzonder onderwijs uitstel verleenden ten aanzien van<br />
de bepaling betreffende het aantal onderwijzers. De liberalen — ik bedoel<br />
natuurlijk de onverzoenlijken, genus Mr. Levy --r sloegen de handen<br />
in elkaar van pure radeloosheid. Wilde men het land dan met alle geweld<br />
ten ondergang richten?<br />
Doch ze waren perplex, toen jhr. mr. De Savornin Lohman zijn<br />
bekend voorstel indiende, waarbij ontheffing van het nakomen der wet!<br />
telijke bepaling werd verleend, indien bleek, dat de schoolbesturen niet<br />
bij machte waren, een vacature aan te vullen. Die perplexiteit was blijkbaar<br />
zoo groot, dat geed enkel van de 34 liberale tegenstemmers in de<br />
Tweede Kamer ook maar één woord kon in het midden brengen, om<br />
zijn bezwaren daartegen toe te lichten.<br />
In ons Hoogerhuis was Jhr. Alberda van Ekenstein zooveel te<br />
spraakzamer, doch ook daar konden 18 liberalen het niet over hun hart<br />
verkrijgen, jegens het bijzonder onderwijs de billijkheid te betrachten.<br />
Om nu weer op mijn eigenlijk onderwerp terug te komen, ik heb<br />
met dit alles slechts willen aantoonen, dat onze doctrinair -liberalen nog<br />
met hart en ziel verknocht zijn aan den ouden stelregel: voor elke 45<br />
kinderen één onderwijzer, en niet dan noode inbreuk daarop zien gemaakt.<br />
Welnu, met het oog hierop is het niet zonder beteekenis, wat<br />
een schoolman, nog wel een schoolopziener, dezer dagen in een vergadering<br />
van onderwijzers betoogd heeft. Het druischt regelrecht tegen de liberale<br />
leer in en he n is het wellicht toe te schrijven, dat geen enkel vrij-
— 432 --<br />
zinnig orgaan het de moeite waard heeft geoordeeld, een beschouwing<br />
daaraan te wijden.<br />
Deze schennis van de liberale school-doctrine is gepleegd op de<br />
te Nijmegen gehouden jaarlijksche vergadering der gewestelijke vereeniging<br />
Gelderland van het Nederlandsch Onderwijzers -genootschap door dr.<br />
P. Fockens, schoolopziener in het arrondissement Groenlo.<br />
De positie van den onderwijzer was het vraagstuk, dat door dezen<br />
schoolman werd ingeleid. Hij stemde in met de zeer billijke klacht, dat,<br />
moge het aanvangsalaris voor een jr>ngm.ensch van 18 jaar ruim vol<br />
zijn, de bezitter der hoofdakte, die geen plaats als hoofd eener-doende<br />
school kan verwerven, er in den regel heel slecht aan toe is. Op het<br />
platteland brengt hij het, na tien jaar in de practijk te zijn geweest, in<br />
den regel niet verder dan f 650, en een toelage van f 50 's jaars is de<br />
uiterste concessie, die door gemeentebesturen gedaan wordt.<br />
Kan gedaan worden, voegde dr. Fockens er zeer terecht bij,<br />
want ook bij goeden wil kunnen zij niet meer geven. En daar 's rijks<br />
financiën al evenmin in zoo'n rooskleurigen toestand verkeren, dat<br />
een nieuw beroep daarop kans van welslagen aanbiedt, meende de inleider,<br />
dat naar een ander middel moest worden omgezien, ten einde in<br />
de positie van de opvoeders der jeugd verbetering aan te brengen.<br />
Welk dat middel is ?<br />
Over te veel werk heeft de onderwijzer nog nooit geklaagd, wat<br />
o. a. hieruit blijkt, dat bij een vacature de overblijvenden gaarne invallen,<br />
zij het ook tegen een geringe vergoeding. Welnu, vervolgde dr.<br />
Fockens, wat heden ten dage op het platteland geschiedt door den<br />
drang der omstandigheden, dat nl. één het werk doet voor twee, twee<br />
voor drie, die toestand worde in hoofdzaak bestendigd. Door inkrimping,<br />
van personeel en verdeeling van den te verrichten arbeid onder de overblijvenden,<br />
maar tevens door uitkeering van vrjkomend traktement verbetere men alvast<br />
eenigermate de positie van den onderwijzer.<br />
Een lumineus idee, niet waar, en eenvoudig, zoo eenvoudig zelfs,<br />
dat men zich waarlijk verwondert, dat men daar niet eerder op gekomen<br />
is.<br />
Een groot aantal onderwijzers hebben een veel te schraal traktement<br />
— dat is een waarheid, die als een paal boven water staat, —<br />
welnu, geef hun wat meer werk, maak de klassen grooter of voeg er<br />
desnoods een afdeeling bij, en zij zullen zich graag de meerdere moeiten,<br />
hoofdbreken enz. getroosten, mits hun arbeid dan ook beter geremunereerd<br />
wordt.<br />
En onderwijzer voor elke 45 leerlingen, in geen geval meer,<br />
hooren we de liberalen reeds uitroepen. Och kom, de meesters van den
óuden 'tijd hadden wel klassen van 100, 150 leerlingen en meer, en toch<br />
was hun onderwijs nog zoo slecht niet. Verliezen we ook niet uit het<br />
oog, dat, indien de bezoldiging beter is, de ambitie, de ijver zooveel te<br />
grooter zal zijn, en hierop komt het toch bij het onderwijs in hoofd<br />
aan.<br />
-zaak<br />
Met het middel van dr. Fockens zou de onderwijzersnood in eens<br />
uit de wereld zijn, ook voor de bijzondere school. Moet een school thans,<br />
volgens de wet, vier onderwijzers hebben, die gezamenlijk stel f 2100<br />
inkomen genieten, dan zou zij voor het vervolg met drie kunnen voll<br />
staan, mits onder dezen de t 2100 verdeeld werden.<br />
We zouden dan ook geen concessie, geen voorstel Lohman of<br />
wat meer van dien aard noodig hebben. Het spreekt evenwel van zelf,<br />
dat de regeeringsbijdrage dan berekend zou moeten worden, riet naar<br />
het aantal onderwijzers, maar naar het gezamenlijk bedrag der salarissen,<br />
waarbij tevens de plaatselijke of gewestelijke levensstandaard zou moeten<br />
worden in het oog gehouden.<br />
Daar zou n©g veel over te zeggen zijn, maar ik wil het hier voor<br />
bij laten, te meer daar dr. Fockens beloofd heeft, zijn denkbeelden-loopig<br />
omtrent dat onderwerp publiek te zullen maken. Zoodra dit geschied is,<br />
kom ik er op terug. SCHOLASTICUS II.<br />
DE LOTGEVALLEN VAN ANDRIES.<br />
Over de lotgevallen van den vermaarden Andries Dijkstra zou<br />
een boek te schrijven zijn. Ik weet niet, of ooit iemand daartoe de lust<br />
zal bekruipen, maar in -afwachting daarvan wil ik toch alvast in een paar<br />
regels aanstippen, wat dezen veelbelovenden anarchist wedervaren is,<br />
sedert we hem door het gemeentebestuur van Menaldumadeel aan den<br />
dijk hebben zien zetten.<br />
Recht voor Allen, dat het vooruitstrevend jongmensch onder zijn<br />
bescherming nam, stelde hem een betrekking in het vooruitzicht als<br />
corrector aan een op te richten anarchistisch blad. Maar óf het bedoelde<br />
blad -er niet kwam, Of dat het geen corrector noodig had, óf dat onze<br />
Andries niet in den smaak viel, dit is zeker, dat de ex-onderwijzer zelfs<br />
maanden later nog zonder baantje was.<br />
Maar ook een anarchist kan het zonder het dagelijksch brood<br />
niet langer uithouden dan een gewoon menscb, en zoo geviel het, dat<br />
Andries weer pogingen in liet werk stelde, om ergens als onderwijzer<br />
onder dak te komen.
- 334<br />
Dit ging evenwel, zijn antecedenten in aanmerking genomen, ne<br />
gemakkelijk. Men begrijpt, dat de gemeentebesturen, zelfs bij de heerehende<br />
schaarschte aan onderwijskrachten, er niet happig op waren, een<br />
onderwijzer aan te ste1en, die er zich eenmaal tegen den Menalduniadeelschen<br />
burgervader op beroemd had, geen God of meester te erkennen.<br />
En de omstandigheid, dat Andries inmiddels voor tijdverdrijf op amir-<br />
(histische en socialistische meetings zijn denkbeelden in ruimer kring<br />
zocht te verspreiden, was natuurlijk allerminst geschikt, om het zeer<br />
begrijpelijke wantrouwen tegen dit heerschap weg te nemen.<br />
ik weet niet, of het ook al een uitvloeisel van zijn anarchistische<br />
ideeën was, dat hij met zijn broer op een moolen dag zijn ouden vader<br />
mishandelde, maar wel kan ik mij voorstellen, dat, mocht deze handelwijze<br />
al zijn treurige vermaardheid vermeerderen, ze stellig de gemeentebesturen<br />
niet meer geneigd maakte,om bij een vacature de opvoeding der<br />
jeugd aan zoo iemand toe te vertrouwen.<br />
Eindelijk evenwel zou zich een gemeenteraad over Andries ontfermen.<br />
Het was die van Opsterland, waar de meerderheid uit socialisten<br />
bestond en dus zoo heel kieskeurig op dit stuk niet was uitgevallen. 1)<br />
Er moest tijdelijk voorzien worden in de waarneming van een<br />
onderwijzersbetrekking, en nu had onze Andries zich daarvoor aangeboden,<br />
blijkbaar hopende, dat de socialistische meerderheid ze hem als geestverwant<br />
wel gunnen zou.<br />
Maar daar kwam een der leden met de leuke opmerking uit den<br />
hoek, dat Andries daar niet voor in aanmerking kon komen, omdat hij<br />
niet in het bezit was van een bewijs van goed zedelijk gedrag. Natuurlijk<br />
in Andriés' oog een kleinigheid, maar zelfs iemand als Andries staat<br />
niet boven de wet.<br />
Doch daar had waarachtig de voorzitter van het achtbare gemeen.<br />
tecollege de stoutheid te verkondigen, „dat Burgemeester en Wethouders<br />
geen bezwaar zagen in zijn benoeming, omdat het hier een tijdelijke hetrekking<br />
gold."<br />
Het zal natuurlijk niet bij mij opkomen, op de persoonlijke opinie<br />
van Opsterlands Dageljksch Bestuur iets af te dingen, maar ook zij moetn<br />
zich als een gewoon sterveling aan de wet houden.<br />
En wat lees ik nu in de wet?<br />
Artikel G zegt klaar en duidelijk : „Niemand mag lager onderwijs<br />
geven, die niet in het bezit is der bij deze wet gevorderde bewijzen van<br />
bekwaamheid en zedelijkheid."<br />
1) Terloops deel ik even mee, dat na de periodieke gemeenterssdsverkie<br />
Zirigeti de raad ))om" is en thans uit 9 liberalen en 6 socialisten bestaat.
^--- 335 ----<br />
Hiervan zijn alleen vrijgesteld zij, „die uitsluitend aan kinderen<br />
van één gezin lager onderwijs geven," en zij, „die, van het geven van<br />
lager onderwijs geen beroep ,makende en zich zonder geldelijke belooning<br />
daartoe bereid verklarende, van Ons vergunning hebben verkregen tot<br />
het geven van zoodanig onderwijs."<br />
Er zal wel geen enkel woord aan verspild hoeven te worden om<br />
aan te toonen, dat het Opsterlandsche geval onder geen dezer beide cate -<br />
gorieën is te brengen.<br />
Een ander artikel der wet is al even duidelijk. Het is artikel 27,<br />
waarin, „om als onderwijzer benoemd te kunn-n worden," het bezit vereischt<br />
wordt van een akte van bekwaamheid en van een getuigschrift<br />
van zedelijk gedrag.<br />
De redeneering van het Opsterlandsche Dagelijksch Bestuur als<br />
zouden voor een tijdelijke benoeming de gewone eischen niet gelden, is<br />
eenvoudig onzin.<br />
De wet zegt : „Niemand mag lager onderwijs geven," en „Om als<br />
onderwijzer benoemd te kunnen worden." Of dat nu blijvend of tijdelijk<br />
is, daartusschen maakt de wet, en terecht, geen onderscheid. Wie niet<br />
waardig is, voor onbepaalden tijd onderwijs te geven, dien mag ook niet<br />
voor bijv. een half jaar of drie maanden de opvoeding der jeugd worden<br />
toevertrouwd.<br />
Wat de vroede vaderen van Opsterland nu beslist hebben, en of<br />
Andries tegen de wet in inderdaad benoemd is, weet ik niet. Ik durf<br />
het intusschen betwijfelen, maar mocht het gebeurd zijn, dan zal ongetwijfeld<br />
de arrondissements -sch oolopziener van Beetsterzwaag wel zijn<br />
plicht begrepen en gedaan hebben.<br />
loodra ik iets naders omtrent Andries verneem, deel ik het mee.<br />
DE HOOGE SOCIAAL-DEMOCRATIE.<br />
(Slot.)<br />
SCRoLA STICUS II.<br />
Inmiddels woekert de kanker immer voort ; immer breidt het<br />
verderf zich verder uit, immer neemt de sociaal-democratie in de hoogere<br />
standen toe. immer komen daar meer lieden, die gemeene zaak maken<br />
niet de revolutie -schreeuwers ; of, juister gezegd, immer wordt de revolutiegeest<br />
. der Loge, die zich immer haar overmacht meer bewust wordt,<br />
minder te toomen door hen, die het zouden willen beproeven;
De hooge sociaal-democratie is het eigenlijke groote gevaUU.<br />
Een volksmenigte kan, door de woede van het oogenblik verhit,<br />
uitvlammen en vernielend te werk gaan, maar dat vuur dooft spoedig<br />
weder.<br />
Niet zoo de revolutie-geest der Loge, die immer in de hoogere<br />
kringen, in staatsbestuur en hoogeschool, in parlement en stadsregeering<br />
toeneemt.<br />
Louis Blanc, zelf vrijmetselaar, geschiedkundige van naam en<br />
gezag, leert ons, dat, gedurende de geheel 18de eeuw de vrijmetselarij<br />
in het geheim heeft gekuipt en gewoeld om het staatsgezag te onder<br />
hij verklaart ons nadrukkelijk, dat de hoogere regeeringskringen-mijnen<br />
;<br />
in het geheim van de leer der Loge waren doordrongen en dat alle<br />
bestuursleden, in de landen, waar de revolutie uitbrak, ook tot de<br />
(onzalige) broederschap behoorden. Wij moeten het bekennen, zegt hij,<br />
de vrijmetselarij heeft die revolutie langzaam maar zeker voorbereid,<br />
gewild en op het juiste moment doen uitbarsten.<br />
Zoo staat het ook nu.<br />
De hoogere kringen zijn geheel en al van den sociaal-democratischen<br />
geest doordrongen, tot in de hoogste rangen van het bestuur en<br />
regeering hebben de woelgeesten hun beschermers ; of beter en juister<br />
gezegd, de Loge, die nestelt in de hooge kringen, is er in geslaagd het<br />
proletariaat met haar heillooze ideeën te doordringen.<br />
Veel erger dan ooit voorheen is de toestand nu, want de druk<br />
der kapitalisten is ongelijk zwaarder dan ooit voorheen in een revolutiejaar<br />
; het ongeloof der massa's is, dank aan de ijverige propaganda der<br />
Loge-pers veel schrikbarender dan in welk tijdperk ook der geschiedenis.<br />
Wat zal het einde zijn ? Wachter, wat is er van den nacht ?....<br />
Ik waag geen voorspellingen, maar dat de wreed bedrogen volksmassa<br />
zich ontzettend op de hoogere kringen, die haar misleidden,<br />
wreken zal, zoodra de oogen der menigte opengaan, dat ligt voor de hand.<br />
Het kwaad zal zich zelf straffen en de Kerk zal even ongedeerd<br />
uit den strijd te voorschijn komen als uit de revolutiejaren der 18de<br />
eeuw. De synagoog van Satan zal de Kerk van Christus niet overwinnen!<br />
LOD. VAN AMSTEL.<br />
INHOUD. Alweer mis. - Een calvinistisch kettergericht. • Een nieuwe theorie<br />
van Lombroso. — Een lumineus idee, door Scholasticus II, –_= De lotgevallen<br />
Tan Andries, door Scholasticus II. -r- De hooge sociaal -democratie, door Lode<br />
van Amstel,
7e Jaargang. JI . 15 Augustus 18O.<br />
<strong>HET</strong> DOM13ERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
(NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand Bijdragen, brieven enz te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i.--- ; fr. per post f 1.25 ; buitenland<br />
x.6o. Men abonneert zich voor een gebeden jaargang.<br />
DE KONINGIN DER JACOBITEN<br />
Wanneer men ons vraagt wie de koningin is van En<br />
geland, dan antwoorden wij natuurlijk koningin Victoria, die<br />
reeds sedert bijna zestig jaren daar den troon bekleedt. Weinigen<br />
slechts weten dat in de oogen van een vrij groote partij koningin<br />
Victoria onwettig deze plaats inneemt, evenals zij vroeger onwettig<br />
den troon van haar koninklijke voorgangers geërfd heeft.<br />
Deze partij erkent als haar rechtmatige souvereine een<br />
Beiersche prinses, de echtgenoote van den oudsten zoon van<br />
den prins-regent Luitpold, dus ook éénmaal de vermoedelijke<br />
koningin van Beieren ; zij is van geboorte een prinses van<br />
Modena en ontleent haar aanspraken op den Engelschen troon<br />
aan oudere rechten dan die van koningin Victoria.<br />
Het legitirnistische beginsel is hier tot in de uiterste<br />
consequentie doorgevoerd ; zij, die zich onderdanen noemen van<br />
koningin Maria IV en III van Engeland en Schotland, erkennen<br />
noch de revolutie van 1688. waardoor onze stadhouder Willem<br />
van Oranje zich tot Engelsch koning opwierp als echtgenoot<br />
van Maria, dochter van Jacobus Ii, noch de daaropvolgende<br />
regeeringen van koningin Anna en de vorsten van Hannover;<br />
zij klimmen hooger op en zoeken de erfopvolging in rechte<br />
lijn tot bij Karel I, die in 1649 op het schavot stierf.<br />
Het tegenwoordige vorstenhuis van Engeland daarentegen<br />
stamt af van Sophia, keurvorstin van Hannover, jongste dochter<br />
van Elisabeth, die Jacobus I tot vader had, en is 'dus te vroeg<br />
in de vrouwelijke lijn overgegin.
•-- 388 —<br />
Nu is 't bekend, dat de mannelijke , lijn bij het legitimistische<br />
beginsel steeds vóór de vrouwelijk e gaat en dat daar<br />
waar de Salische wet die de vrouwen van de regeeling uitsluit<br />
niet van kracht is, de prinsessen uit die lijn aan de<br />
regeering moeten komen vóór de prinsen van een jongere lijn.<br />
Bij ons in Nederland is de erfopvolging anders geregeld;<br />
daar mogen de vrouwen eerst in aanmerking komen als het<br />
laatste mannelijke oir is overleden.<br />
Zoo was dus in Engeland de wettige koning na de onthoofding<br />
van koning Karel I diens zoon Karel II, die in 1660<br />
werkelijk den troon beklom ; toen hij kinderloos stierf volgde<br />
hem zijn broeder Jacobus II op. Nadat deze in 1688 den<br />
Katholieken gewetensvrijheid wilde verleenen, werd hij door<br />
zijn schoonzoon, onzen stadhouder Willem III, van den troon<br />
gestooten. Na 'Willems dood volgde hem Jacobus' tweede<br />
dochter, prinses Anna op. Maar ook zij stierf zonder nakomelingschap<br />
en nu riep het Engelsche parlement, liever dan<br />
den wettigen koning Jacobus IIT, bekend onder den naam<br />
van den Pretendent zoon van Jacobus II die katholiek<br />
was, den protestantschen keurvorst van Hannover tot<br />
koning uit.<br />
George van Hannover was, zooals wij reeds boven ver<br />
zoon van Sophia, een kleindochter van Jacobus I,<br />
-meldden, de<br />
en behoorde dus tot de jongere, vrouwelijke lijn. De manne -lijke<br />
rechte lijn der koningen uil, het huis van Stuart stierf<br />
eerst in 1788 uit bij den dood van Karel Eduard, zoon van<br />
Jacobus , III, of liever in 1807, toen Hendrik IX (zooals zijn aanhangers<br />
hem betitelden,) broeder van Karel Eduard overleed.<br />
Aangezien deze kardinaal was, liet ook hij geen kinderen na.<br />
Oogenschijnlijk, zou men zeggen, was nu de oudere tak geheel<br />
uitgestorven, maar de Jacobieten, de vurige aanhangers der.<br />
legitimiteit, lieten den moed niet zakken; zij zochten een anderen<br />
vertegenwoordiger der koninklijke rechten en vonden<br />
dien in den persoon van den koning van Sardinië en Savoye<br />
Karel I, die waarschijnlijk niet vermoedde, dat hij eenige<br />
aanspraak mocht maken op den titel van koiing van Engeland,<br />
Schotland, Ierland enz. Toch valt er uit het oogpunt der ,<br />
legitimiteit niets te zeggen op de wettigheid zijner rechten.<br />
Karel I van Sardinië, Karel IV van Engeland en Schotland,<br />
stamt af uit een lijn, welke meer aanspraken heeft dan<br />
die der Hannoveranen, daar hij de zijne kan laten gelden van<br />
Karel I en het tegenwoordige Engelsche koningshuis slechts,<br />
van diens zuster Elisabeth, dochter van Jacobus I.<br />
De erfopvolging wordt op de volgende wijze verklaard :
88;<br />
De jongste dochter van Karel I was Henriette Anna<br />
gehuwd met Philippe van Orleans, broeder van Lodewijk XIV.<br />
Zij liet twee dochters na, Maria Louise, later koningin van<br />
Spanje, die kinderloos stierf, - en Maria Anna, echtgenoote van<br />
den koning van Savoye, wier nakomeling in rechte lijn boven<br />
-genoemde Karel was.<br />
Na Karels dood trad zijn broeder Victor I in zij n<br />
rechten, en toen deze in 1821 afstand deed van den Sardi nischen<br />
troon ter gunste van zijn joneren broeder Karel Felix<br />
in Sardinië schijnt de * Salische wet te bestaan werd zijn<br />
dochter Maria Beatrice fictieve koningin van Engeland. 'Eerst<br />
werd haar zoon Frans, door de Jacobieten erkend als Frans I,<br />
koning van Groot-Brittannië en Ierland, haar opvolger en nadat<br />
ook deze in 1875 overleden was, nam de eenige dochter van<br />
haren tweeden te voren overleden zoon Ferdinand haar plaats<br />
in als hoofd der wettige koninklijke familie van Engeland.<br />
Deze dochter is Maria Teresia van Modena, erfprinses<br />
van Beieren, door haar getrouwen als rechtmatige koningin van<br />
Engeland beschouwd.<br />
't Spreekt van zelf dat de Beiersche prinses er niet<br />
aan denkt, haar rechten te doen gelden tegenover een macht,<br />
die zoo vast en onwrikbaar schijnt te staan als die van koningin<br />
Victoria en haar dynastie. In Engeland beschouwt<br />
men dan ook de aanhangers van den ouden Stuart-stam als onschadelijke<br />
dwepers ; men laat hen vrij vergaderen en protesteeren<br />
en hun - onschuldige demonstraties houden op zekere<br />
gedenkdagen zonder hen eenigszins in iets te belemmeren.<br />
Zig hebben zich in comite s vereenigd en zelfs een<br />
orde ingesteld, die van de Witte Roos, waarvan het doel is<br />
het beginsel der legitimiteit zooveel mogelijk en in alle ornstan<br />
digheden vast te houden en te bevorderen ; zelfs hebben zij<br />
postzegels gedrukt met het portret van koningin Maria.<br />
De meesten vinden in dit vastklampen aan een denk<br />
recht iets belachelijks en voor hen zijn de Engelsehe-beeldig<br />
legitimisten nog meer dan de Fransche niets dan dwaze dwepers,<br />
menschen met een liefhebberijtje, niets anders, maar van<br />
den anderen kant moet men erkennen, dat hun streven zeer<br />
prijzenswaardig is en vooral in onzen tijd, waar liet ,,Macht<br />
boven recht" zoo algemeen wordt gehuldigd, iets meer verdient<br />
dan medelijdenden spot.<br />
Het is de strijd van de mug tegen den leeuw, ongetwijfeld<br />
; de regeering van koningin Victoria is zoo lang en<br />
zoo gezegend geweest, haar persoonlijke eigenschappen verwierven<br />
haar zoodanig ieders achting, dat het zeker niemand in
4Ö<br />
den yin, zal komen, voor een vreemde, onbekende vorstin, wier<br />
rechten zoo ingewikkeld schijnen, de wapens op te nemen, maar<br />
dit neemt niet weg dat hun beginsel - de koninklijke macht<br />
komt van God, en niet van den wil der onderdanen - allen<br />
eerbied verdient.<br />
Voor hen, die het princiep der legitimiteit streng doorvoeren,<br />
is het wettige hoofd van Frankrijk niet president Faure,<br />
ook niet prins Victor Napoleon, zelfs niet Philippe van Orleans,<br />
maar Don Carlos ; dezelfde is natuurlijk ook rechtmatig koning<br />
van Spanje. In Portugal moest thans volgens hetzelfde beginsel<br />
regeeren : Don Miguel IT, terwijl in Italië in plaats van den<br />
wettigen koning der Beide Siciliën, den groothertog Toscane,<br />
van<br />
de hertogen van Parma en Modena, nu feitelijk de koning van<br />
Sardinië heerscht, die, door de Revolutie geholpen, al deze<br />
vorsten heeft onttroond.<br />
Jaarlijks geven de legitimisten een soort van Almanak<br />
uit, ,,Thè Legitimist. Calendar," waarin de genealogieën<br />
der verschillende wettige vorstenstammen, met de opsomming<br />
hunner rechten op de verschillende tronen, en de verklaring<br />
van hun goed recht vermeld staan.<br />
Elke dag," zeggen zij. „bewijst meer en meer hoe<br />
door en door bedorven en vaisch het tegenwoordig bestuur<br />
der partijen is en hoe nu meer dan ooit de snelle verspreiding<br />
der anarchistische en revolutionnaire leerstellingen elke wet<br />
en orde dreigt omver te werpen, zoodat het noodzakelijk is<br />
dat de vorst zijn rechten aan hooger macht ontleent, dan<br />
aan een stuk papier, dat elk oogenblik kan verscheurd<br />
worden.<br />
„De natie te leeren, een vorst te huldigen, wiens rechten<br />
alleen aan God ontleend zijn, en in de harten der mensehen<br />
weer den geest te doen ontwaken van trouw en ridderlijk<br />
heid, die zoovele goede, dappere mannen en vrouwen uit het<br />
verleden bezielde, en de valsche en onuitvoerbare denkbeelden<br />
van vrijheid en gelijkheid tegen te gaan - een vrijheid, die<br />
in werkelijkheid niets is dan een andere naam voor de ergste en<br />
drukkendste soort van tyrannie, die allen gelijk zou willen<br />
maken op het peil van den laagsten - dit is de reden van<br />
bestaan der Jacobitische partij."<br />
Op deze wijze krijgt de zaak een ander aanzien en blijkt<br />
het streven der Jacobieten iets meer te zijn dan een onvruchtbare<br />
dweperj en belachelijke dwarsdrjverij. Het rust zeker<br />
op zeer ware en eerbiedwaardige grondslagen : door het beginsel<br />
,,Elke macht komt van God," aan te tasten, is de<br />
grond onder de tronen wankelend geworden; want wat is er
341 --<br />
wufter dan de gril van het volk of de uitspraak van een<br />
parlementsmeerderh eid' ?<br />
Hoevele vorstenhuizen zagen wij in de laatste'eeuvv niet<br />
oprichten en weer instorten; hoezeer is de eerbied voor de<br />
dynastieën niet verminderd! De koningen zijn eerste , staatsburgers,<br />
niets meer. Hun ontbreekt het vertrouwen in hun<br />
eigen goddelijk recht ; hoe kunnen hun onderdanen dan nog<br />
naar hen opzien als naar de handhavers van recht en gezag ?<br />
Zeer juist zijn dus de volgende opmerkingen, die wij<br />
aan hetzelfde boekje ontleenen:<br />
„Het is merkwaardig hoe zelfs op de mannen, die<br />
uiterlijk elk recht van geboorte verwerpen, dit verschil nog<br />
een verborgen en zelfs onbewusten invloed uitoefent. 'Vergelijk<br />
den toon, waarop de staatslieden. Jacobus II en diens<br />
opvolger toespraken Zelfs bij Jacobus' ergste handelingen<br />
gebruikte de oppositie eerbiediger en onderworpener termen<br />
dan te enover Willem III in de volheid van zij n macht. Onwillekeurig<br />
beschouwden zij den prins van Oranje niet als<br />
hun rechtmatigen vorst. Hoeveel sterker moet dit gevoel dan<br />
heerschen onder het volk, dat zooveel meer geneigd is instellingen<br />
te eerbiedigen wegens haar ouderdom meer , dan om<br />
haar wijsheid ? Wat moet dit bewustzijn de natiën waarschuwen,<br />
nooit lichtzinnig den schepter hunner heerschers van zich<br />
af te werpen. Hoe toont het ook aan, dat in vele gevallen een<br />
slecht koning met een goed recht, gelukkiger voor den staat<br />
is dan een goed koning met een kwaad recht !"<br />
OPPERVLAKKIG OF ONEERLIJK ?<br />
Wie kennis neemt van de geschriften, waarin vele andersdenkenden<br />
de leerstellingen, plechtigheden, gebruiken enz. der katholieke<br />
Kerk vermelden en beoordeelen, . ziet zich voortdurend geplaatst voor<br />
het zeer onhebbelijk dilemma : de schrijver is oppervlakkig of oneerlijk.<br />
Nu willen wij gaarne toestemmen, dat meermalen tot het eerste<br />
moet besloten worden. Het is verwonderlijk- hoe weinig vele, overigens<br />
begaafde protestanten, weten en begrijpen van hetgeen op den katholieken<br />
godsdienst betrekking heeft. Zij kennen dien slechts van verre,<br />
van anderen, en die anderen zijn in den regel niet -katholieke schrijvers<br />
en sprekers.<br />
Velen, die terecht voor geleerden gehouden worded, wier beoorlingenn<br />
bij de hunnen dus niet waardeering worden ontvangen, hebben I ais-
--- 342 —<br />
schien nooit een katholiek boek, handelende over onzen godsdienst, in<br />
de hand gehad. Ik zou degenen, die met zooveel verontwaardiging spreken<br />
over onzen „afgodsdienst," over de pauselijke onfeilbaarheid, over<br />
onze kerkelijke gebruiken, wel eens willen vragen of zij ooit een eenigszins<br />
uitgebreiden Roomschen catechismus hebben ingezien. De zachtste<br />
voorwaarde ongetwijfeld, welke men denzulken stellen kan. Gewoonlijk<br />
echter zoekt men in den catalogus hunner boeken tevergeefs naar een<br />
enkel dergelijk werk.<br />
Met den besten wil ter wereld kan men echter niet alles aan<br />
oppervlakkigheid, aan gemis van degelijkheid en ernst bij het bespreken<br />
van zoo gewichtige vraagstukken toeschrijven. De beweringen zijn som<br />
te willekeurig, de bewijzen te zwak, de drogredenen te in 't oog-tijds<br />
vallend. Het is niet mogel jk de gedachte te verzetten, dat wel eens<br />
kwade trouw in het spel is, dat de schrijver niet uit overtuiging spreekt,<br />
maar wetens en willens de dwaling predikt, de Kerk trachtte bestrijden<br />
onverschillig met welke wapenen.<br />
Oppervlakkig of oneerlijk ? die vraag drong zich als onwillekeurig<br />
weder aan ons op, toen wij het exemplaar van Donderdag 15 Mei 11. der<br />
Locomotief inzagen, ons door een vriendenhand welwillend toegezonden.<br />
De lezer oordeele of zij gewettigd was.<br />
Onder den titel : Was Jeanne d'Arc krankzinnig S lees ik in<br />
genoemd Indisch dagblad : „Deze vraag heeft in den laatsten tijd vele<br />
geleerden bezig gehouden, vooral artsen, die zich bijzonder met krankzinnigheid<br />
en haar verschillende symptomen bezighouden." (En nu<br />
gaat het blad op zijn beurt er zich mede bezighouden.) „Er zijn daaronder<br />
niet weinigen, die een bevestigen antwoord op deze vraag gaven,<br />
die alzoo de Frankrijk reddende maagd, onder Karel VI1, voor een<br />
waanzinnige houden .... Terwijl anderen van een tegenovergestelde<br />
meening zijn.<br />
„Een jong, maar reeds zeer bekend, Duitsch geleerde, Dr. William<br />
Hirsch, heeft thans een brochure uitgegeven, waarin hij tot hei besluit<br />
komt dat we bij Jeanne d'Arc inderdaad met een krankzinnige hebben<br />
te doen, en bij geeft voor de meening voldoende gronden aan. Van<br />
jongs af niet groote fantasie begaafd, had zij reeds in haar jeugd allerlei<br />
idees fixes, die op lateren leeftijd nog toenamen en waartoe haar buitengewone<br />
vroomheid het hare deed. Nog later kwam daarbij grootheidswaanzin,<br />
die, verbonden met godsdienstwaanzin, haar tot de bekende, groote<br />
daden bracht."<br />
Laten wij op de verschillende gedachten, in deze regels vervat,<br />
het volle licht eens werpen. Dan teekent zich de draagwijdte van iedere<br />
bewering scherper af; het besluit uit dergelijke beweringen getrokken
--- 343 --<br />
komt beter tot zijn recht; men ontdekt gemakkelijker de geheime beweegredenen,<br />
welke aan zulke artikeltjes het aanzijn schenken.<br />
Houden wij allereerst -- wat hier van belang is — den schrijver<br />
aan zijn bekentenis, dat Jeanne d'Arc inderdaad „groote daden" verricht<br />
heeft. Hij loochent niet wat de geschiedenis van haar vermeldt. Voor<br />
hem is de herderin van Domremy ook de „Frankrijk reddende maagd."<br />
Hij verwerpt geen der „groote daden", door tijdgenooten van deze heldin<br />
opgeteekend.<br />
En terecht spreekt hij van „bekende groote daden."<br />
Algemeen bekend is toch het feit, dat de eenvoudige herderin,<br />
na aan Frankrijks hof gehoor ontvangen en de leiding van het Fransehe<br />
leger erlangd te hebben, onder de woeste, aan velerlei ondeugden overgegeven<br />
soldaten de krijgstucht wist te herstellen. Deze bijna verwilderde<br />
menigte, gewoon aan brasserijen en spel, tot diepe zedeloosheid vervallen,<br />
onthield zich op haar verbod van dat alles. Niet ten onrechte genoemd<br />
Johanna's eerste „groote daad."<br />
Dan trok zij aan het hoofd des legers op naar Orleans, dat op 't punt<br />
stond den Engelschen in handen te vallen, omsingeld als het was door<br />
hunne krijgsmacht. Zij wist de reddelooze stad binnen te dringen en<br />
van daar uit hare belofte gestand te doen. Den Ben Mei herdenkt Orleans<br />
nog jaarlijks hare bevrijding door deze wonderbare maagd.<br />
Van Orleans uit ving de zegetocht naar Reims aan. Onder hare<br />
leiding werd den Engelschen de Bene sterkte na de andere ontnomen.<br />
Jargeau, Troyes, Chalons openden haar achtereenvolgens de poorten. En<br />
reeds den 6 e ' Juli kon Johanna in de stad Reims Karel begroeten met<br />
de woorden:<br />
„Edele koning, nu is de wil Gods vervuld. Want Hij wilde dat<br />
gij in Reims de heilige zalving zoudt ontvangen, opdat de wereld erkennen<br />
zou, dat gij Frankrijks koning zijt en geen andere."<br />
Inderdaad groote daden. En terecht bewonderen wij hierin de<br />
kracht Gods, die dit alles werkte door de nederige herderin van Domremy.<br />
Maar... de ongeloovige, wetenschap, en de jeugdige Duitsche<br />
geleerde Dr. William Hirsch en liet Indische dagblad de Locomotief willen<br />
van geen God, van geen bovennatuurlijke tusschenkomst weten. Daarom<br />
trachten zij een natuurlijken uitleg te geven van die wonderbare<br />
gebeurtenissen ; een uitleg, waarvoor voldoende gronden, naar hun zeggen,<br />
kunnen worden aangevoerd.<br />
Dit alles is volgens hen vrij verklaarbaar als Jeanne d'Arc krank<br />
„grootheidswaanzin ", verbonden met „godsdienstwaanzin ",<br />
-zinnig was. Haar<br />
heeft bovennatuurlijke dingen tot stand gebracht, werken verricht, die<br />
men bij een verstandige voor onmogelijk houden zou. Een krankzinnige
--- 344 --<br />
kan zich immers verbeelden een koningin te wezen, en, als zoodanig te<br />
zijn geroepen land en volk te bevrijden van vreemde overheersching. En<br />
is het, in die omstandigheid, niet vrij n a t u u r 1 ij k, spreekt het niet van<br />
zelf, dat een wilde soldatenmenigte, als de ongelukkige met die gedachten<br />
voor hen optreedt, haar met eerbied en ontzag zal bejegenen, zich<br />
oogenblikkelijk ten strijde gorden en onder haar bevel gevaren en dood<br />
onverschrokken te gemoet treden ? Wel zeker, dat ligt zoo in 's menschen<br />
aard ! Dat kan men verwachten van een bandeloos, aan krijgstucht<br />
ontwend leger ! !<br />
Bij dit alles heeft echter de „geleerde" Dr. Hirsch en de ernstige<br />
redactie der Locomotief één punt over het hoofd gezien. Een gewichtig<br />
punt, waardoor de uitleg aan natuurlijkheid ongetwijfeld had gewonnen.<br />
Wij bedoelen het volgende:<br />
Als men het er nu eenmaal op gezet heeft, de belangrijke<br />
gebeurtenissen, die Frankrijks geschiedenis van het jaar 1429 vermeldt,<br />
als het gelukkig gevolg van verstandsverbijstering te beschouwen, dan<br />
schijnt ons liet vermoeden, dat niet de eenvoudige herderin van Domremy,<br />
maar daarentegen geheel hare omgeving, Karel VII met zijn hof<br />
en al de verslagen Engelsehen aan die ziekte geleden hebben, wel zoo<br />
gegrond. Legde men mij toch de vraag voor : wat is aannemelijker, dat<br />
één wijze vele duizenden dwazen bestuurt en bedwingt, of dat duizenden<br />
zich schikken naar de grillen van één dwaze ; ik zou aarzelen te antwoorden.<br />
't Een zoowel als 't ander loud ik voor onmogelijk. Werd<br />
ik echter gedwongen mij te verklaren voor een van beide, dan zou ik<br />
openhartig moeten bekennen, dat het eerste snij niet zóó ongerijmd klinkt<br />
als het laatste.<br />
Of de schrijver daarom over zijn eigen uitleg bijster tevreden<br />
was, betwijfelen ' wij ten sterkste. Hiervan laat hij evenwel zoo weinig<br />
bemerken, dat hij die „bekende groote daden" niet slechts zeer natuurlijk,<br />
maar in 't laatst nog zeer gewoon, zeer alledaagsch houdt, beschouwd<br />
nl. uit een „psych o 1 o g i sei oogpunt."<br />
„Eindelijk, schrijft hij, heeft haar geschiedenis uit een psychologisch<br />
oogpunt niets buitengewoons. Had Jeanne d'Arc in plaats van<br />
onder Karel VII onder Napoleon III geleefd, dan zou zij haar oorlogszuchtige<br />
pogingen in plaats van tegen de bij geloovige Engelsehen onder<br />
Talbot gericht hebben tegen de Duitschers onder Moltke — en dan zou<br />
ze waarschijnlijk in een krankzinnigengesticht zijn gestopt."<br />
Maar vergeet de schrijver in de beschouwing van zijn „psychologisch<br />
oogpunt," dat Jeanne d'Arc door de bij'geloovige Engelsehen niet<br />
„in een krankzinnigengesticht is gestopt," maar in de gevangenis ; dat<br />
zij daar allerlei vernederingen en smarten heeft moeten doorstaan, om.
-- 345 --<br />
eindelijk te Rouaan haar leven te eindigen op den brandstapel? Vergeet<br />
bij, dat de groote daden van Jeanne d'Arc slechts behooren tot een kort<br />
bestek van haar leven ; dat zij zelf verklaarde, met de kroning van Karel<br />
VII te Reims de zending, door de hemelsche stemmen haar opgedragen,<br />
te hebben vervuld ? Weet hij niet, dat de vijanden haars vaderlands,<br />
die zij bestreed, zich niet eenvoudig met den schrik in het hart<br />
gewonnen gaven of bij haar verschijnen op de vlucht sloegen, maar niet<br />
zelden hardnekkigen weerstand boden, tot tweemaal toe haar zelfs met<br />
hunne wapenen wondden.<br />
Hierdoor wordt het wonderbare van Johanna's optreden, gedurende<br />
haar eigenlijke zending juist bevestigd, en niet weggeredeneerd,<br />
noch door de ontdekkingen van dens geleerden Dr; Hirsch, noch door<br />
diens Indischen tolk de Locomotief. Beiden weten ook wel beter.<br />
Was het dus oppervlakkigheid, die hen dus deed spreken ? Of<br />
was het kwade trouw ? Misschien het een en het ander.<br />
V.<br />
LOGE EN SOCIALISM. (1)<br />
In een tijdschrift, hetwelk zich met de onthulling der vrijmetselarij<br />
bezighoudt, hebben wij indertijd een merkwaardigen brief gelezen, tot de<br />
Redactie gericht, door den bekenden schrijver Auguste Onclair.<br />
Deze brief heeft ons op de gedachte gebracht, een parabel te<br />
trekken tusschen Loge en socialisme, en verschillende punten in een<br />
helder licht te plaatsen.<br />
Het zij ons vergund, uit den bedoelden brief een passage aan<br />
te halen ; de lezer kan dan onze gedachte gemakkelijker begrijpen. —<br />
Onclair schrijft naar aanleiding van het werk La Franc-Maçonnerie et la<br />
politique intérieure de la .Belgique aan den Redacteur van het Anti-<br />
MaConnieke tijdschrift :<br />
„Mijn boek zal niet gelijken op die, welke tot heden verschenen.<br />
Het zal zich niet bezig houden met de vrijmetselarij in het ' algemeen,<br />
maar met d e huidige Loge.... Ik zal aantoonen, dat de vrijmetselarij<br />
in de politiek socialistisch is. Uit deze bewijsvoering zal volgen, dat de<br />
(1) Lod. van Amstel verzoekt aan de Redactie van zeker blad, zijne artikels<br />
niet over te nemen zonder de herkomst aan te duiden en die niet te plaatsen<br />
als waren zij haar werk. Haar medewerker ben ik niet. --- Ieder het zijne, niet<br />
waar ? Suum cuique ! -T-
346 --<br />
vrijmetselarij een secte is, die zich ten doel stelt, de sociale orde onderst<br />
boven te werpen, om deze opnieuw op te bouwen op een drievoudige<br />
ontkenning : van G o d, van het g e z a g en van den e i g e n d o rn."<br />
Zonder de vraag te beantwoorden of de heer Onclair geslaagd is<br />
in zijn arbeid, wenschen wij er den lezer enkel op te wijzen, dat de<br />
gedachte van het verband tusschen Loge en socialisme niet nieuw is;<br />
want Onclair sch reef dezen brief reeds in 1885.<br />
Moge de schrijver de verdienste hebben de synthese te hebben<br />
geleverd der socialistische, Loge, -- gewis, wie den aard der Loge beschouwt,<br />
komt tot dezelfde conclusie : er bestaat ede nauwste verstandhouding<br />
tusschen Loge en socialisme ; de Loge is socialistisch en het socialisme<br />
is maconniek. Het kwam ons vóór, dat het in deze dagen, waarop het<br />
socialisme zich al dreigender begint te vertoonen, van nut kon wezen,<br />
den waren aard van deze partij te leeren kennen.<br />
Staat het eenmaal vast. dat het socialisme magonnieke ideeën<br />
patroneert, dan kent men beter het karakter van het gevaar.<br />
Dit is het doel der artikelen, die wij ons voorstellen te schrijven.<br />
In 1865, op het vrijmetselaars •congres der Ligue de l'enseignement,<br />
.— waarover wij later uitvoerig zullen handelen, --- sprak de vrijmetselaar<br />
Brismée (van Brussel). .,Men predikt ons de verdraagzaamheid. Neen,<br />
geen verdraagzaamheid ; als men ons snapt doodt men ons ! Op den dag,<br />
waarop wij meester zullen zijn, moeten wij onze macht gebruiken om de<br />
republiek te vestigen. A l s d e g u i 11 o t i n e dan weder n o o d i g<br />
aal wezen, zullen wij niet terugdeinzen! Burgers, het<br />
is enkel op deze voorwaarde, dat wij niet meer het schouwspel zullen<br />
zien der ellendelingen, die heden ' roepen : leve de republiek, en morgen<br />
haar versmoren! Als de bezittende klasse zich verzet<br />
tegen de republiek. moeten wij bij volksbesluit het<br />
b e z i t. v e r d e l g e n ! Als de bourgeoisie weerstaat, moeten wij d e<br />
bourgeoisie d o o d e n ! Gij weet het ; in deze dagen zijn de<br />
lieden, die in aanzien staan, dieven en moordenaars ! Ik heb het niet<br />
tegen de kleine luiden ; deze hebben het vaak nog harder dan de werk<br />
Maar de bourgeoisie, die ik aanval, zijn de kapitalisten, de aris-<br />
-lieden.<br />
tocraten, de bancocraten Deze moeten verdelgd worden !"<br />
Wien hoort gij hier, lezer ?<br />
Is het een vrijmetselaar ? Een deftig lid van het weldadigheidsgenootschap<br />
(!), dat in naam der „menschheid" philantropische doeleinden<br />
nastreeft ? Waarlijk, gij hoort een vrijmetselaar ! Wij zullen er u nog<br />
velen laten hooren, die soortgelijke taal uitslaan of nog erger. Niemand
-^- 347 --<br />
kan ontkennen, dat deze tirade zuiver socialistisch is. Recht voor. Allen,<br />
noch Oproerkraaier, noch Roode Duivel zullen den br.-. deze opruiende<br />
taal verbeteren!<br />
Nog eens : wij zullen nog sterkere citaten overleggen, waaruit<br />
blijken zal, dat Loge en socialisme geheel en al onder dezelfde leus<br />
strijden ; welke de leuze en het doel zijn der socialistische Loge (van het<br />
maconnieke socialisme) zullen wij ook z;en.<br />
Laten wij heden nog de woorden van Mgr. Deunel, bisschop van<br />
Atrecht, in herinnering brengen:<br />
,,......De meeste menschen, die het goede oprecht willen, aarzelen<br />
niet meer, in de vrijm.•. een dreigend gevaar te zien voor de sociale orde,<br />
en zegenen den Paus voor de diensten, die hij met de onthulling der<br />
Loge aan de wereld bewezen heeft." (Encycliek Humanum genus 1884).<br />
Het kwaad heeft in onze dagen ook de lagere klassen aangetast en is<br />
zelfs verbreid onder de werklieden, zelfs in sommige brave huisgezinnen<br />
op het platteland ; dit is geschied door den steun van verschillende<br />
vereenigingen, die uiterlijk zich bedrieglijkerwijze voordoen als genoot<br />
een weldadig doel.<br />
„Het eenvoudige gemoed van het volk ontving den heilloozen<br />
indruk dier opruiers ; de humanitaire declamaties der propaganda-makers<br />
exploiteeren de massa ; en terwijl deze in hunne vergaderingen, die zij<br />
Loges noemen, de algeheele verdelging der goddelijke en maatschappelijke<br />
orde voorbereiden, werven zij onder hun oproervaan de geringen van het<br />
volk, en leeren hun, te lasteren en te vervloeken : hun ware beschermers."<br />
Scherper kan de eenheid van Loge en socialistische propaganda,<br />
— de identiteit van beider doel en streven, het schrikwekkend aandeel,<br />
hetwelk de Loge heeft in het socialistische volksbedrog, niet geschetst<br />
worden ! f<br />
In de Sociétés Secrètes deel II blz. 196 en 197 vinden wij den<br />
brief van Napoleon I, waarin deze magonnieke monarch zich verkneukelt<br />
in de gedachte, dat hij geheel volgens de vrijmetselaars-idealen, die wij<br />
boven verduidelijkten, weldra de groote fortuinen zal hebben versnipperd<br />
door de regelingen van den Code civil.<br />
,,...... Ik heb geëischt, dat de titularissen een huis te Parijs zouden<br />
hebben, want daar is het centrum van het geheele systeem, en ik wil<br />
te Parijs 100 fortuinen hebben, die alle met mijn troon ontstaan en de<br />
eenige zijn, die in aanmerking komen ; en alles wat niet tot deze<br />
behoort, moet verstrooid worden door den Code civil. Voer den Code civil<br />
te Napels in, en alles wat niet met u verbonden is, zal van zelf in<br />
elkander vallen binnen weinige jaren, en wat gij wilt behouden, zal<br />
-schappen met
-- 348 ---<br />
immer sterker worden. Dat is het groote voordeel dezer wetgeving"<br />
(Nap. I aan zijn broeder Jozef 5 Juni 1806).<br />
Wat wonder, dat br.•. Troplang, president van den Senaat, na<br />
weinige jaren er reeds verbaasd over was, dat de bezitters van hoeven<br />
verdwenen en haar eigendom een last werd ; ...... „nog weinige jaren en<br />
de eigen geërfde boer zal verdwenen zijn." (5 April 1865.) Welke redenen<br />
hadden dan de Convention, die een groote magonnieke meerderheid telde,<br />
bewogen, dit wetboek in te voeren ? „Haat tegen de geestelijkheid, zucht<br />
om de grootere en kleinere kapitalen te versnipperen, bandeloos streven<br />
naar ruïneering van het bezit." (Revue des institutions el du droit T. I. p. 59).<br />
Deze wet is de groote stoommachine van het socialisme.<br />
En de Convention, die. geheel en al door de vrijm.•. beheerscht<br />
werd, heeft in deze geen ander program uitgevoerd, dan het Comité<br />
Central der Mazzinische Loges hadden opgesteld : «Gelijke verdeeling van<br />
alle bezittingen, vrijheid voor de wet van alle mannen en vrouwen,<br />
opheffing van het huwelijk en der Kerk, staatsopvoeding der kinderen,<br />
enz. enz."<br />
Zuiver socialistisch is de opvatting der Loge<br />
En men wijze ons niet op do Haute Yente, die geleidelijker wilde<br />
te werk gaan. Toegegeven, gaarne ! Maar het doel was hetzelfde ; het<br />
is enkel de vraag van meer of minder huichelarij.<br />
(Slot volgt.) LOD, VAN AMSTEL.<br />
ANDRIES FOR EVER!<br />
Andries Dijkstra wordt hoe langer hoe vermaarder, en ik twijfel<br />
dan ook geen oogenblik, of de geschiedenis zal nog eenmaal van hem<br />
gewagen.<br />
Het geval te Opsterland, de vorige • maal door mij verhaald, heeft<br />
nog een staartje gehad.<br />
Men weet, dat Andries solliciteerde naar de tijdelijke waarneming<br />
van een onderwijzersbetrekking in die gemeente. De arrondissementsschoolopziener,<br />
mr. Jonkers, had ten nadeele van Andries geadviseerd,<br />
om de eenvoudige reden, dat deze, door den gemeenteraad van Menaldumadeel<br />
niet eervol ontslagen en dus geen bewijs van goed zedelijk<br />
gedrag kunnende overleggen, volgens artikel 27, 2e lid, der onderwijswet<br />
niet benoembaar was.<br />
Tegen dit advies in en met minachting van de duidelijke bepa-
_— 349 -^-<br />
ling der sehoolwet, heeft het Dagelijksch Bestuur van Opsterland Andries<br />
toch aangesteld.<br />
De burgemeester kon zich evenwel met deze beslissing van de<br />
meerderheid van het achtbaar college niet vereenigen en heeft aan Gedeputeerde<br />
Staten van Friesland kennis gegeven, dat hij dit besluit, als<br />
strijdig met de wet op het lager onderwijs, niet ten uitvoer kon brengen.<br />
Hier volgt dus uit, dat het niet de burgemeester van Opsterland kan<br />
geweest zijn, die — zooals ik in het vorig nummer schreef -- verklaarde,<br />
tegen Andries' benoeming geen bezwaar te hebben, omdat het een tijdelijke<br />
betrekking gold. Blijkbaar waren deze woorden dus van een der<br />
beide wethouders afkomstig.<br />
Wat neoeten nu Gedeputeerde Staten doen ? Deze zijn, volgens<br />
artikel 70 der gemeentewet, verplicht, van het gevoelen des burgemeesters<br />
aan de koningin-regentes verslag te doen. Deze stelt dan de zaak<br />
in handen van de hoogste autoriteit op onderwijsgebied, den minister van<br />
Binnenlandsche Zaken, mr. Van Houten.<br />
Voor de tweede maal zal dus Andries met dezen kennis maken,<br />
en met het oog op Van Houten's verleden zou het mij niets verwonderen,<br />
indien Andries dezen keer in het gelijk en de burgemeester in het ongelijk<br />
werd gesteld,<br />
Ik zal u zeggen waarom.<br />
In het begin van dit jaar verklaarde de minister in de Eerste<br />
Kamer, dat hij de derde alinea van art. 3 der onderwijswet, waarbij<br />
de onderwijzer, die iets zou leeren, doen of toelaten wat strijdig is met<br />
den eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van anders<br />
niet ontzegging der bevoegdheid om onderwijs te geven-denkenden,<br />
bedreigd wordt, niet zou toepassen.<br />
Volgens Van Houten kon van de schending der neutraliteit<br />
door den onderwijzer geen algemeen delict gemaakt worden, en ging het<br />
te ver, hem, die aan andersdenkenden aanstoot gaf, de bevoegdheid tot het<br />
geven van onderwijs te ontnemen, daar „hij allicht op een andere standplaats<br />
met vrucht onderwijs zou kunnen geven."<br />
Een minister, die het voornaamste artikel der heele schoolwet<br />
niet wil toepassen, zal er nog veel minder bezwaar in zien, een ander<br />
artikel, dat in zijn oog al heel weinig waarde moet hebben, als ongeschreven<br />
te beschouwen.<br />
Maar uit bovenbedoelde verklaring zelf vloeit ten overvloede voort,<br />
dat Van Houten het getuigschrift van goed zedelijk gedrag niet onmisbaar<br />
acht. Een onderwijzer, die bijv. te A. wegens zijn socialistische of anarchistische<br />
gevoelens den bons heeft gekregen, kan, volgens Van Houten<br />
te B. „met vrucht" onderwijs geven. Is nu evenwel het bezit van een
-- 856 -^-<br />
.getuigschrift van goed Zedelijk gedrag een onmisbaar vereischte, dan kan<br />
zoo'n onderwijzer nergens meer klaar komen, daar hij onverbiddelijk<br />
moet worden afgewezen.<br />
Dit wil de minister blijkbaar niet, zoodat hij ook art. 27 der<br />
schoolwet tot een doode letter moet verklaren.<br />
Doet hij dit, dan blijft de benoeming van Andries gehandhaafd,<br />
daar hij de meerderheid der stemmen van het Dagelijksch Bestuur op zich<br />
vereenigde, dan worden dus burgemeester en schoolopziener, die zich aan<br />
de, wet hielden, in het ongelijk gesteld.<br />
Met belangstelling zie ik de beslissing te gemoet, en Andries<br />
kan er zich middelerwijl in verkneukelen, dat zijn persoontje Dagelijksch<br />
Bestuur, schoolopziener, Gedeputeerde Staten en minister, in één woord<br />
alle autoriteiten, op de been brengt. Wat een satisfactie zal dit voor<br />
hem zijn!<br />
SCHOLASTICUS II .<br />
DE KUNST EN <strong>HET</strong> VOLK.<br />
Meer en meer wordt van den kant onzer verlichten, die tot dusver<br />
de katholieke Kerk als een gepatenteerde inrichting tot verstomping van<br />
den geest uitkreten, erkend dat zij toch ook in menig opzicht haar goede<br />
zijde heeft, of althans had, met name op het gebied der kunst. In de<br />
middeleeuwen, toen het catholicisme de maatschappij beheerschte, konden<br />
grooten en kleinen, armen en rijken zich koesteren aan de zon van poezië<br />
en kunst, die aan het leven gloed en warmte gaf. Thans schijnt die zon<br />
nog maar voor enkele bevoorrechten, die het betalen kunnen ; liet volk<br />
in zijn groote massa kent en geniet geen kunst meer.<br />
Die gedachte vonden we ook uitgedrukt in het jongste verslag der<br />
„Vereeniging tot het vormen van een openbare verzameling van heden<br />
kunst" te Amsterdam en wel door niemand minder dan jhr.<br />
-daagsche<br />
dr. J. Six, hoogleeraar in de kunstgeschiedenis en aesthetica aan 's rijks<br />
Academie van Beeldende Kunsten aldaar.<br />
„In vroegere eeuwen," dus laat zich de professor uit, „heeft het volk<br />
zijn deel aan kunst gehad, niet enkel aan het uitwendige van kunstrijke<br />
gebouwen, maar in de oudheid in zijne tempels, in de middeleeuwen en<br />
de renaissance in zijne kerken, die meer schatten borgen dan onze musea<br />
kunnen bevatten. Die tijden schijnen echter voorbij. De kerk, die beeldende<br />
kunst duldt, heeft alle voeling met de levende kunst verloren, en<br />
de Hervorming -bande reeds voorlang alle kunst uit haar kerken."
Zooals men ziet, is de hooggeleerde heer wèl zoo goed te erkennen<br />
dat de katholieke Kerk in vroeger eeuwen gezorgd heeft dat het volk<br />
zijn deel van de kunst had, maar verklaart hij tevens uit de hoogte dat<br />
zij voor 't oogenblik alle voeling met levende kunst verloren heeft!<br />
Die bewering is zelfs een inzender in de Nieuwe Rotterd. Courant<br />
tt kras, en verontwaardigd roept hij dan ook uit:<br />
„De kerk, die beeldende kunst duldt -- ongetwijfeld wordt de<br />
katholieke kerk bedoeld -- zou alle voeling met de levende kunst ver<br />
hebben! Beduiden dan de ontelbare kunstwerken die dagelijks,<br />
-loren<br />
overal, op elk gebied der kunst, voor de katholieke kerken besteld<br />
worden, niets ? Leveren al die architecten, fresco-schilders, paneel<br />
glasschilders, miniatuurschilders, borduurwerkers, beeldhouwers,<br />
-schilders,<br />
fijnsmeden, gieters, goudsmeden, meubelmakers, tapijtwevers, tegelbakkers,:<br />
mozaïekbewerkers, die voor de katholieke kerken tegenwoordig zoo in<br />
ons land als in alle andere werken, leveren zij niets dan doode kunst ?"<br />
Wij denken dat j hr. dr. Six van die werkzaamheid weinig notitie<br />
neemt, waarschijnlijk in de vrij algemeen onder geleerden van zijn soort<br />
gangbare meening dat de katholieke Kerk nu eenmaal dood is en dus,<br />
niets levends meer kan voortbrengen. Wanneer de hooggeleerde beer<br />
evenwel over zich kon verkrijgen een kijkje te nemen in de groote bedrijvigheid,<br />
die zich op het gebied der katholieke kunst ontwikkelt, en<br />
waarvan bovenstaande opsomming eery klein denkbeeld geeft, dan zou<br />
hij zich wel wachten te zeggen dat de katholieke Kerk zich met geen<br />
levende kunst meer ophoudt.<br />
Zelf nog even levend als in de middeleeuwen of de renaissance,<br />
houdt zij gestadig door haar plechtigheden en indrukwekkende feesten,<br />
door haar gebouwen, prijkend in den luister van schilderijen, glasramen,<br />
beelden, altaren den kunstzin van het volk levendig. De professor hoeft<br />
niet verder te gaan dan Amsterdam om daar aan alle kanten de sprekendste<br />
bewijzen van te zien.<br />
De bedoelde inzender neemt hem ook kwalijk dat hij de Hervorming<br />
beschuldigt, reeds voorlang alle kunst uit haar kerken gebannen<br />
te hebben. „Heeft de hoogleeraar Six," vraagt hij, „dan nooit in de<br />
Amsterdamsche kerken, om alleen bij deze te blijven, het praalgraf van<br />
De Ruyter met het prachtige koorhek, den preekstoel van Vinkenbrink,<br />
de geschilderde glazen gezien ?"<br />
Die vraag nu komt ons een beetje naïef voor van iemand, die<br />
door zijn eerste interpellatie zoo'n open oog voor wezenlijk levende<br />
volkskunst toonde te hebben. Kan het moois, dat hij daar opnoemt, nu<br />
werkelijk als een bewijs gelden dat de Hervorming, het Calvinisme de<br />
beeldende kunst niet uit de kerken bande ? Het vernielde toch de
-- 352 , --<br />
beelden en schilderijen van Gods lieve heiligen, het ruimde de kunstig<br />
gebeeldhouwde of gesneden ' altaren weg, het overwitte de muurschilderingen,<br />
-het verbrijzelde de geschilderde ramen, waarop het geen godsdienstige<br />
voorstellingen meer duldde en hoogstens wapens of profane<br />
figuren toeliet, en • na aldus alle werkelijk levende kunst uit het hei<br />
te hebben verdreven, bleef er niets anders dan de vrij doode-ligdom<br />
opsiering van doophekken en preekstoelen, lezenaars, banken en stoven<br />
over -- allemaal dingen, die in vergelijking van de hooge beeldende<br />
kunst, door het catholicisme tot verheerlijking van den God der onsterfelijke<br />
schoonheid aangewend, vrijwel in de rubriek kunstnijverheid of<br />
kunstambacht kunnen gerangschikt worden.<br />
En wat het praalgraf van De Ruyter aangaat -- het was te wenscheu<br />
dat het Calvinisme, consequent zijn beginsel doorzettende, ook<br />
deze gesneden - beelden maar liever niet in het heiligdom had geduld,<br />
waar zij met hun dikwijls dwaze opsiering van heidensehe goden en<br />
godinnen en mythologische zinnebeelden allerminst thuis hooren. De<br />
Ruyter is toevallig een vroom man geweest, .maar hoeveel praalgraven<br />
verheffen zich trotsch in kerken boven het gebeente van mannen, die<br />
allesbehalve door 'christelijke deugden het nageslacht zijn ten voorbeeld<br />
geweest !. Trouwens, daar vroeg men weinig naar, als de Staat goedvond<br />
op lands kosten met een dergelijk praalgraf een kale, ontluisterde, gewitte<br />
kerk 'vat op te vroolijken.<br />
Het oog wil ook wat hebben. Maar als men daarin een tegen -hanger<br />
wil zoeken van de werkelijk uit het-geloof opgebloeide en levend<br />
tot het volk sprekende kunst, die zich in onze katholieke tempels zoo<br />
luisterrijk ten toon spreidt, dan heeft men bitter weinig begrip van<br />
echte kunst.<br />
INHOUD : - De koningin der Jacobieten. — Oppervlakkig of oneerlijk, door V. —<br />
Loge en socialisme, . door Lod. van Amstel. — Andries for ever ! door Scliolasticus<br />
II. -- De kunst en het vo'k.
21e Jasrgang. „L $3. 1 September 1895.<br />
<strong>HET</strong> DOM13ERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz. te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f i.— ; fr. per post f 1.25 ; buitenland<br />
i.6o. Men abonneert zich voor een geheelen jaargang.<br />
EEN MERKWAARDIG OORDEEL.<br />
In het Engelsche tijdschrift »The Forthnightly Review"<br />
van j.1. Juli komt een hoogst belangrijk artikel voor, dat vooral<br />
heil, die in de laatste maanden Italië, Rome en het Vaticaan van<br />
nabij leerden kennen, treffen moet om de juistheid der opvatting<br />
en de zuiverheid der conclusies. -<br />
De schr* *ver is blikbaar een ongeloovig, maar zeer recht<br />
logisch denkend marl; de katholieke Kerk is voor<br />
-vaardig en<br />
hem niets anders dan een menschelijke instelling, maar toch<br />
vervult hem de grootste bewondering bij - het aanschouwen<br />
der eerbiedwaardigheid van het Pausschap, en vooral ziet hij<br />
met de grootste vereering op naar den persoon van onzen<br />
grooten Leo XIII.<br />
Het stuk verdient voorzeker, dat men het in zijn geheel<br />
opneemt, maar daar dit te veel plaatsruimte zou beslaan, ver<br />
wij er ons mede, het op den voet te volgen ; natuurlijk-genoegen<br />
blijven al de opvattingen des schrijvers voor zin verantwoording.<br />
Het is een feit volgens den schrijver, dat er een onmiskenbare<br />
vernieuwing te bespeuren valt in de kracht en levens<br />
Pausschap, een feit des te opmerkelijker,<br />
-vatbaarheid van het<br />
daar het voetstuk, waarop Romes macht vroeger scheen te<br />
rusten, nu geheel en al schijnt weggevallen. De grondslagen<br />
van deze macht waren drieërlei, ten eerste de tijdelijke macht,<br />
ten tweede een wereld, die min of meer dogmatische leerstellingen<br />
aannam (d w. z. ook buiten de katholieke Kerk), en ten<br />
slotte de algemeene onwetendheid van alle klassen, wat betreft<br />
het gezag, waarop de rechten des Pausen rustten.
^- 354 ---<br />
Nu schijnt dit alles veranderd en toch schijnt bomes<br />
kerk allen grond te herwinnen, dien zij verloren heeft. De<br />
katholieken schrijven dit toe aan de bovennatuurlijke leiding<br />
van haar Stichter; wij echter zullen alleen de meer wereldsche<br />
oorzaken beschouwen, die samenwerken om dit verschijnsel te<br />
doen plaats hebben.<br />
Niemand beter dan de Kerk is in staat, de verschillende<br />
nieuwe „ismen" te bestrijden, wier doel het is, het gezag<br />
te , verzwakken en de geheele maatschappij omver te werpen.<br />
Z* * heeft het voordeel altlid trouw aan zichzelf te blikven en<br />
den eenen dag niet dit, den anderen dag dat te zeggen. De<br />
Paus, kardinalen en aartsbisschoppen staan thans geheel buiten<br />
de politiek en zijn daardoor geheel onafhankelijk. Zoo blijft<br />
de Kerk, hoewel de partij kiezend van het volk, het toch niet<br />
alleen ., zijn rechten, maar vooral zijn plichten voorhouden ;<br />
zoo blijft zij aandringen op de heiligheid van het huwelijk, op<br />
het christelijk onderwijs ; zij zorgt er voor dat de priesters<br />
behoorlijk onderricht ontvangen en in haar geest werken.<br />
Verder valt het niet te miskennen, dat nu veel meer<br />
ontwikkelde menschen zich met godsdienst bezighouden, dan<br />
vroeger ; dit blijkt uit het steeds aangroeiende aantal van<br />
kerken, kloosters, liefdadige inrichtingen; ondanks alles wat<br />
de moderne critiek tegen den geopenbaarden godsdienst weet<br />
aan te voeren, wint dus de katholieke Kerk steeds veld.<br />
Degene echter, die deze grootsche beweging heeft in<br />
het leven geroepen, haar leidt, en bestuurt door zijn persoon -<br />
lejken invloed, is Leo XIII. Zig, die het voorrecht hadden met<br />
den Paus te spreken en dieper te zien dan de oppervlakte der<br />
dingen, weten dat alles wat de Paus zegt, doet, denkt of schrijft,<br />
de vrucht is van een diep en ernstig nadenken, verricht door<br />
een der machtigste geesten van onze dagen.<br />
In het Vaticaan merkt men spoedig dat niemand daar in<br />
l .eening verschilt met dezen wondervollen grijsaard ; dat de<br />
geest, huizend in dat zwakke samenstel van vleesch en bloed,<br />
scherp, wakker en vol zelfvertrouwen is. Deze Paus is een<br />
groote macht, veel grooter dan die van den -vorst aan gene<br />
zijde der Tiber ; zijn leven schijnt slechts door een mirakel<br />
verlengd en vervult ieder met bewondering voor den machtigen<br />
arbeid, volbracht door zulk een verzwakt organisme.<br />
De invloed, door het Vaticaan uitgeoefend op den gang<br />
van zaken, is onmiskenbaar niet alleen op staatkundig, maar<br />
ook op sociaal en godsdienstig gebied. Tot in de Nieuwe<br />
Wereld en zelfs in Middel-Afrika doet die invloed zich gevoelen,<br />
en wie anders is de ziel dezer beweging dan Leo XIII ?
-- 35t --<br />
Wij mogen redeneeren zooals wij willen, een feit is het<br />
dat de Paus in zijn eenvoudige, stille kamer, met zijn sobere<br />
voeding an soep en water, een macht is om de toekomst der<br />
wereld te vormen, grooter dan de czaar, dan Wilhelm II, dan<br />
alle staatssecretarissen, werkend en zwoegend op alle politieke<br />
schouwtooneelen van Europa.<br />
En waarom `? Omdat hij een denkbeeld belichaamt, met<br />
een duidelijk uitgesproken, onveranderlijk doel, een doel, dat<br />
ook zal worden nagestreefd door zijn opvolgers. En vandaar<br />
dat alle aardsche machten kunnen verdwijnen, maar dit doel<br />
zal steeds worden in het oog gehouden, en alle moreele en<br />
materieele middelen zullen moeten dienen om het te bereiken.<br />
Men ziet dat de schrijver alles slechts van zijn standpunt<br />
beschouwt, en het goddelijke van 's Pausen zending buiten<br />
rekening laat. Zijn opmerkingen hebben er des te meer<br />
waarde door.<br />
Na verder er op gewezen te hebben, hoe de Paus alles<br />
zelf afdoet en hoe verbazingwekkend de zorg is, die op hem<br />
rust, en hoe veelvuldig en ingewikkeld de bemoeiingen zijn,<br />
aan zijn ambt verbonden, maakt hij de opmerking, dat eenvoud<br />
en strenge zeden thans bij de hoogere geestelijkheid zeer zijn<br />
toegenomen en dat de persoonlijkheid van den Paus door zijn<br />
afzondering van de wereld veel gewonnen heeft. Geen Paus is<br />
sedert eeuwen zoo gehoorzaamd en geëerbiedigd geworden als<br />
Leo XIII. Zeker is het ook, dat de Paus, ware hij koning geworden<br />
van den Kerkelijken Staat, zeer veel groots verricht<br />
zou hebben, maar zooals nu de zaken staan, blijft hem meer<br />
vrije tijd over, om zich geheel te wijden aan zijn meer g eestelijke<br />
verplichtingen.<br />
De Paus is een staatsman, waardig om naast Bismarck<br />
te staan ; als financier is hij even bewonderenswaardig ; in het<br />
Vaticaan heerscht niet de minste verkwisting, niemand kent<br />
een bloedverwant van den Paus, door hem eenigszins bevoordeeld<br />
; op zijn bijzonder leven durfde niemand ooit de minste<br />
smet werpen zelfs vóór zijn Pausschap.<br />
Wat verder hier gezegd wordt, dat het eenige doel van<br />
den Heiligen Stoel, waarover hij zooeven sprak, is de herovering<br />
van het tijdelijk gezag, dit kunnen wij niet geheel beamen.<br />
Wij voor ons weten, dat, hoe belangrijk het ook voor den<br />
Paus moge zijn, onafhankelijk souverein te wezen, z* .<br />
n zending<br />
een veel hoogere is ; maar merkwaardig is het hoe juist de<br />
schrijver verder dien toestand inziet.<br />
De Paus als gevangene is de kanker, die het koninkrijk<br />
Italië verteert. Voor de Italianen blijft de Paus koning en Umberto
--- 3^6 ^--<br />
de overweldiger. Door geheel Europa vindt de Paus een menigte<br />
volgelingen ; onwillekeurig zoekt men in hem een bondgenoot<br />
tegen de steeds meer en meer toenemende anarchistische beginselen.<br />
Zijn macht vermeerdert in alle landen, zijn invloed doet<br />
zich in alle kabinetten gevoelen. Nergens echter zoo veel als in<br />
Engeland, waar men van dweepzieken haat is overgegaan tot<br />
verdraagzaamheid en tot onverschilligheid. Het gebrek aan<br />
samenwerking tusschen dc Anglicaansche geestelijken, vooral het<br />
verschil van eenheid op theologisch gebied hebben de Engelsche<br />
kerk gemaakt tot het huis, dat in zich zelf verdeeld is en daarom<br />
moet instorten.<br />
Na eenige liefelijkheden gezegd te hebben aan het<br />
adres zijner geloofsgenooten, prijst de schrijver de energie en<br />
ijver der katholieke priesters, zoo geheel verschillend van de<br />
lauwheid der dienaren van de Staatskerk. Door de katholieke<br />
jongelingen -toe te staan Oxford en Cambridge te bezoeken,<br />
heeft de Paus een zeer belangrijken stap vc orw aarts gedaan.<br />
Zijn laatste brief aan het Engelsche volk heeft een indruk nagelaten,<br />
waarvan men de gevolgen nog niet kan overzien.<br />
Maar de belangrijkste factor, die moet bijdragen tot<br />
bereiking van 's Pausen doel -- de herwinning van zijn grond<br />
tegenwoordige toestand van Italië.<br />
-gebied is de<br />
De Paus is onafscheidelijk van Rome ; een Paus, zijn<br />
zetel hebbende op Malta, Cyprus of ergens anders, is ondenkbaar.<br />
Dus moet de Paus zijn wereldlijke macht herwinnen in<br />
Rome zelf. Wat is er geworden van de hooggeroemde eenheid<br />
van Italië `? Het volk wordt slecht geregeerd, is arm, verpletterd<br />
onder de belastingen. Een minister beteekent voor hen<br />
een eerzuchtige schurk ; een bankier is een zwendelaar; een<br />
gemeenteraadslid een bedrieglijke aannemer, afgevaardigd<br />
door roovers of in dienst van roovers ; de postbeambten stelen<br />
postzegels en post\vissels; de dorpsdokter vergiftigt volgens het<br />
volksgeloof gedurende cholera-epidemieën zijn patiënten en zoo<br />
wordt het geheele staatslichaam gewantrouwd.<br />
Italië is verrot tot in het mer aan ; zijn J ijdelheid delheid om een<br />
kostbaar leger en een nuttelooze marine er op na te houden<br />
wordt alles opgeofferd. De koning kan niet eens goed Italiaansch<br />
spreken, en zijn vader verkocht de helft van zijn koninkrijk<br />
om op den Pauselijken troon te kunnen zitten.<br />
Vroeger was het volk en de middelklasse veel meer<br />
tevreden dan thans , allen zuchten om den goeden, ouden tijd<br />
behalve de politieke avonturiers en de woekeraars. De Kerk<br />
wacht dus geduldig totdat het ziekteproces uitbreekt; misschien<br />
zal dit geschieden na den grooten voorspelden oorlog; dan zal
- 357 -<br />
Europa tot zijn natuurlijke grenzen terugkeeren en de Paus<br />
hersteld worden in zijn wereldlijke macht; misschien zal zijn<br />
gebied slechts kleiii zijn, Rome en een oppervlakte van dertig<br />
mijien in doorsnede van de Campagna, maar dit kleine plekje<br />
zal toegewijd zijn aan den dienst van God op aarde en onder<br />
bescherming staan van alle Europeesche staten.<br />
Het Vaticaan kan lijdelijk den gang der zaken afwachten.<br />
Door zich te onthouden van inmenging in de politiek, laten<br />
de katholieken de zaken overgaan in de handen van hen, -<br />
die he t land ten ondergang voeren.<br />
Het bankroet staat voor de deur, de Triple Alliantie -<br />
haar eenige steun - zal worden ontbonden, alle staten van<br />
Europa verlaten haar en het Italië van Umberto, Ciispi,<br />
Rudini en Co. bolt den ondergang te gemoet. En dit zal het<br />
herstel van dc wereldljke macht des Pausen tot een politieke<br />
noodzakelijkheid maken; bij gebrek áan een Italiaansch kofling<br />
zullen de mogendheden geen anderen vorst dan den<br />
Paus toestaan in Rome te zetelen.<br />
Het Vaticaan wacht dus rustig den gang der zaken af<br />
totdat geheel Italië in splinters is geslagen, als het leger gestorven<br />
is door gebrek aan proviand, als op de vloot door<br />
zijn schuldeischers is beslag gelegd, als Frankrijk Spezzia<br />
bezet en een Russisch eskader in de Golf van Napels ankert,<br />
als de laatste hongerige afgevaardigde den laatsten stuiver heeft<br />
geschraapt uit de schatkist en naar zijn dorp is teruggekeerd<br />
om daar laarzen te maken als vroeger, als de roover en de<br />
carabiniere, de financier en de makelaar rustig zitten te eten<br />
onder de kastanjeboomen, dan zal de tijd daar zijn tot herstel<br />
van het groote onrecht en opnieuw zal de Paus niet alleen<br />
de Heilige Vader, zijn, maar ook de Opperste Koning!<br />
. Men kan niet ontkennen, dat deze gissingen veel waalheid<br />
bevatten ; inderdaad schijnt de gang der zaken tot deze<br />
oplossing te leiden.<br />
Waar de Engelsche politicus echter niets ziet dan een<br />
samenloop van menschelijke berekeningen en wereldsche omstandigheden,<br />
erkent de geloovige de leiding der Voorzienigheid,<br />
de vervulling van het Woord, door den Goddelijken Stichter<br />
der katholieke Kerk gesproken tot den eersten Paus : »Gij zijt<br />
Petrus en op deze steenrots zal ik Mijne Kerk bouwen en de<br />
poorten der hel zullen haar niet overweldigen."<br />
Nergens zeker klinkt deze belofte met zulk een kracht<br />
als juist in Rome en niet dan met een huivering vol eerbied<br />
kan de geloovige ze lezen zooais zij reuzengroot prijken rondom<br />
den ontzaglijken koepel van Sint Pieter.
- 358 --^-^-<br />
EEN PRAATJE OVER PROTESTANTISME<br />
EN LIBERALISME.<br />
Dezer dagen kwam ons een merkwaardig boek in handen, dat in<br />
Duitschland al zijn vierde uitgave heeft beleefd en ook ten onzent wel<br />
wat meer algemeen mocht gekend worden.<br />
Het is getiteld Lebensweisheit in der Tasche en geschreven door<br />
den ijverigen en geleerden Dominicaan pater Albert Maria Weiss 1).<br />
Geheel overeenkomstig den titel bevat het, in een beknopt bestek, een<br />
schat van levenswijsheid, wel waard door ieder niet alleen in der Tasche,<br />
in den zak gedragen, maar vooral in hoofd en hart bewaard te worden.<br />
Het is als een bloemlezing van kernige spreuken, pittige gedichtjes,<br />
geestige causerieën, korte opstellen over allerlei onderwerpen in verband<br />
met de groote godsdienstige strijdvragen van den dag. Het is een boek<br />
niet om achter elkaar uit te lezen, maar om gestadig bij de hand te hebben<br />
en het in vrije oogenblikken op te slaan, zeker dat men er altijd .een<br />
treffende gedachte, een wijzen wenk, een geestig of puntig gezegde in<br />
vinden zal. Het is geschikt om, zooals vrome, gemoedelijke zielen met<br />
Thomas a Kempis doen, op goed geluk af met een speld tusschen de<br />
bladen te prikken en dan de passage, waarop toevallig ons oog valt, als<br />
rechtstreeks tot ons gericht, aandachtig te lezen en te overwegen.<br />
Terwijl wij aldus, in -een vrij uurtje, in de ruim 500 compres<br />
gedrukte bladzijden snuffelden -- men ziet het is een zakboek zoo<br />
ongeveer als een dictionnaire de poche -- trof ons een praatje over de<br />
geheime macht van protestantisme en liberalisme, dat ons heel geschikt<br />
docht, • den lezers van het Dompertje mee te deelen, tevens als een voor<br />
de hand gegrepen staaltje uit den rijken inhoud van het boek, waaruit<br />
wij wellicht nog eens meer gelegenheid zullen hebben, het een of ander<br />
voor onze lezers te putten.<br />
Men leze en oordeele:<br />
Al honderdmaal heeft men het protestantisme den ondergang<br />
voorspeld. Een godsdienstige gemeenschap, zegt men, kan zonder gemeenschappelijken<br />
godsdienst niet bestaan. Waar echter de toongevende geesten<br />
bijna alle en zelfs de groote massa's nauwelijks meer aan een God in den<br />
hemel gelooven, daar moet de oplossing volgen. Desniettemin blijft het<br />
protestantisme voortbestaan en denkt aan alles eer dan aan liquidatie en<br />
,l) Verschenen in de Herdersche Verlagshandlung te Freiburg in Breisgau.
testament. Het" zal ook zoo gauw niet uitsterven, Het kan misschien<br />
als kerkelijk genootschap zijn einde vinden of voor een ander plaats<br />
maken, maar als denk- en levensrichting is het onsterfelijk, zoolang de<br />
menschheid in haar traditioneele ellende blijft.<br />
De reden is duidelijk. Godsdienstige doeleinden en geloofsleeringen<br />
hebben het protestantisme niet liet aanzijn geschonken en hebben<br />
daarvoor ook nooit den samenhoudenden band gevormd. Daarom kunnen<br />
zich in zijn schoot menschen verbonden voelen, die in geloofszaken verder<br />
uiteenloopen dan katholieken en Arianen. Er is, wanneer men misschien<br />
het bestaan van God er buiten laat, over 't algemeen geen geloofsleer,<br />
die men als de gemeenschappelijke belijdenis van alle protestanten zou<br />
kunnen aangeven.<br />
De Godheid van Christus of de verlossing en het doopsel kunnen<br />
wij reeds niet meer onder het vaste goed van hun geloofsschat rekenen.<br />
Desniettemin reiken de orthodoxen, die den mensch als de belichaming<br />
van zonde en verdoemenis aanzien, broederlijk de hand aan hen, die over<br />
de dogma's van erfzonde en hel spotten, en omgekeerd voelen de geavanceerden,<br />
die de apostolische geloofsbelijdenis een hoon van het menschelijk<br />
verstand noemen, zich volstrekt niet gehinderd door de gemeenschap met<br />
hen, die iedere letter in den bijbel als rechtstreeksche ingeving van den<br />
H. Geest vereeren.<br />
Wat hen zoo innig met elkander verbindt, is iets anders dan het<br />
geloof. Zij voelen zich allen één in het streven, het bijzondere in de<br />
plaats van het algemeene te stellen. In plaats van zich onder het geheel<br />
te schikken, zoeken zij de gemeenschap naar zich te voegen, ja ze aan<br />
zich te onderwerpen. Ieder van hen gelooft een zoo overwegende stelling<br />
in te nemen, dat daarbij een organische maatschappij eigenlijk onmogelijk is.<br />
Het protestantisme drukt dat euphemistisch uit in de stelling,<br />
dat zijn grondslag en eenheidsband het recht der vrije persoonlijkheid is<br />
tegen de kneveling van geweten, geloof en handelen. Zulk een onderdrukking<br />
heeft God nooit bedoeld, toen Hij de Kerk stichtte, opdat zij<br />
ons als brug tot verbinding met Hem zou dienen. Daarom kan er ook<br />
geen sprake van zijn, dat het protestantisme zijn ontstaan aan den strijd<br />
om de herovering der verloren menschenrechten zou te danken hebben.<br />
Maar het is volkomen juist, dat het in de wereld het volkskeizerschap<br />
of liever de opperhoofdigheid van den enkeling verkondigd heeft, dat<br />
wil zeggen, dat het iedereen het recht heeft toegekend, zich als zijn eigen<br />
keizer en zoo niet als zijn eigen God, dan toch als zijn eigen middelaar<br />
bij God, derhalve als zijn eigen Verlosser aan te stellen.<br />
Daarin nu ligt zijn kracht en de onsterfelijkheid van zijn wezen.<br />
Het heeft al lang bestaan eer het als kerkelijk genootschap optrad, en
- 360 --<br />
wanneer het thans als godsdienstige belijdenis ophoudt, dan duurt het<br />
toch als levensbeginsel voor het grootste deel der menschheid voort.<br />
Men spreekt met recht van protestanten vóór het protestantisme. Zijd<br />
grondgedachte was reeds uitgesproken, toen voor de eerste maal het<br />
woord klonk : Gij kunt zelven als goden zijn (Gen. 3, 5).) En de laatste<br />
ware protestant zal eerst sterven, als de laatste consequente egoist den<br />
dood vindt. Men versta ons wel. Wij spreken slechts van degenen, die<br />
in waarheid protestanten zijn, en dat zijn niet allen, die tot de protestantsche<br />
belijdenis behooren. Het zal niet bij ons opkomen te zeggen dat ieder<br />
uit overtuiging aan zijn geloof getrouwe protestant een bewust zelfzuchtige<br />
is. Dit echter zeggen wij, dat ieder, die zich zelven boven het<br />
algemeene plaatst, zij het boven een algemeen verplichtend geloof, zij<br />
het boven een algemeen bindende wet, al was het maar het gebod van<br />
vasten of van Zondagsheiliging, dat ieder zelfbehaaglijke loochenaar van<br />
een gezag, dat met opperste macht het denken en leven van alle mensch<br />
en voor alle gevallen bindt, dat ieder besliste egoïst een protestant<br />
worden moet, als hij consequent doorredeneert.<br />
Hoe grooter nu het aantal dergenen is, die maar half op dezen<br />
weg staan, des te uitgebreider is ook de geheime bloedverwantschap en<br />
wapenverbroedering, die het protestantisme zijn invloed in de wereld<br />
verzekert. Het vermoedt dikwijls zelf niet, waarom niemand het in den<br />
weg durft treden, waarom de harten het allerwegen te gemoet komen,<br />
hoevele verborgen aanhangers het telt.<br />
Van het liberalisme behoeven we in 't geheel niet te spreken.<br />
Dat is toch niets anders dan het protestantisme, slechts bevrijd van de<br />
lastige uiterlijke vormen, maar daardoor vereenvoudigd en verruimd.<br />
Het heeft de grondstelling van het individualisme, die het protestantisme<br />
voorloopig alleen op godsdienstigen bodem had doorgevoerd, tot<br />
elk gebied van het denken en handelen uitgebreid, tot de wijsbegeerte,<br />
de wetenschap, de beschaving, en vooral tot het openbare leven in staat<br />
en maatschappij. Ook van hen spreken wij niet verder, die de Kerk min<br />
of meer vijandig of althans van haar vervreemd zijn.<br />
Maar zelfs onder degenen, die zich vleien, zoowel het protestan<br />
als het liberalisme den rug te keeren, zijn er velen te vinden, die-tisme<br />
minstens met den eenen voet in het kamp van den tegenstander staan,<br />
ofschoon zij hem met den mond bestrijden.<br />
Hoevelen kunnen eigenlijk zeggen dat zij niets van den particularist<br />
en den separatist aan zich hebben ! Schrijf ik een boek en zeg ik<br />
daarin, dat den enkeling slechts zooveel aan rechten toekomt, als hij<br />
plichten tegenover de gemeenschap vervult ; dat hij slechts in zooverre<br />
van een voorrecht of een bijzonder bezit mag gebruik maken, slechts
-- 361 —<br />
zooveel van de opbrengst van zijn arbeid zich zelven toeëigenen mag,<br />
als dit met het belang van het algemeen overeen te brengen is, dan wordt<br />
het boek weggeworpen met den uitroep : Wat is dat nu voor kost ! En<br />
voegen de eenen daarbij : Welke gevaarlijke socialistische ideeën ! de anderen<br />
zeggen op hun beurt : Hoort me dien verwoeden voorvechter der<br />
kapitalistische exploitatie eens aan ! Ieder rekent namelijk, zooals het<br />
spreekwoord zegt, naar zijn eigen zak; van den gemeenschapsbuidel wil<br />
niemand hooren tenzij er voor hem zelf wat van te halen valt.<br />
Moet ik ergens, hetzij . in een politieke, hetzij in een kerkelijke<br />
vereeniging orde scheppen en tucht herstellen, en verklaar ik daarbij dat<br />
het niet te pas komt, alle anderen offers te laten brengen en zich zelven<br />
daarvan uit te sluiten, maar veeleer dat ieder afzonderlijk zich onder<br />
aan het geheel, dat wil zeggen van heel wat vrijheden en ge-<br />
-schikke<br />
liefkoosde gewoonten afzie, zoodat allen zich nauwgezet aan een zelfden<br />
gemeenzamen strengen regel houden, dan heet het dadelijk : Weg met<br />
den onverstandigen dweper!<br />
Bestijg ik bij een openbare kerkelijke plechtigheid, bijvoorbeeld<br />
de installatie van een bisschop of de eerste mis van een nieuwgewijden<br />
priester, den kansel en zoek ik de deelneming aan het kerkelijk leven,<br />
de aanhankelijkheid jegens de hiërarchie, de liefde tot Christus, den<br />
oppersten priester en bisschop op te wekken, dan roept men : Het mankeert<br />
hem zoowel aan tact als aan hart ! Hij had den gevierde nog meer<br />
moeten vieren, hij had hem het hart week moeten maken, hij had het<br />
gehoor tot tranen van aandoening moeten roeren. Men begrijpt, hoe de<br />
Apostel het harde woord spreken kon : Allen zoeken het hunne, maar<br />
niet de zaak van Christus. (Phil. _, 21).<br />
Tot zoover voor ditmaal Pater Weiss. Men ziet dat hij een scherp<br />
en fijn opmerker is, van wien wij heel wat levenswijsheid kunnen opdoen.<br />
In deze losse keuvelarij over protestantisme en liberalisme slaat<br />
hij den spijker op den kop. Inderdaad schuilt de heele oorsprong van<br />
die geestesrichting in niets anders dan het menschelijk egoïsme. En omdat<br />
die zelfzucht helaas ieder van ons in meeidere of mindere mate eigen<br />
is, zal er altijd geprotesteerd worden, ook wanneer het protestantisme als<br />
godsdienst of kerkgenootschap al lang tot de geschiedenis behoort.<br />
Putten wij uit dit brokje causerie alvast de nutte les, het duiveltje<br />
der ikzucht in ons binnenste zooveel mogelijk te kortwieken, opdat wij<br />
door ons vasthouden aan eigen meeningen, door ons doordrijven van<br />
persoonlijke zienswijzen, door ons onbarmhartig critiseeren van geloofsgenooten,<br />
door onze kibbelarijen in woord en schrift niet onwillekeurig de<br />
geheime macht van het protestantisme versterken, dat wij openlijk bestrijden.
-- 362 -^--<br />
LOGE EN SOCIALISME.<br />
(Slot.)<br />
In Nederland, waar het officieele vrijmetselaars-orgaan, het<br />
Weekblad voor Vrjmetsel aars, zich categorisch «m e t d e n i h i 1 i s t e n<br />
i n p r i n c i p e é é n s heeft verklaard (! !),» waar het Groot Oosten<br />
officieel met de tot alle kwaad drijvende Fransche Loge is verbonden,<br />
is aan een Christelijke opvatting van zaken geen denken !<br />
De socialistische opvatting van godsdienst, staat, bezit, wereldorde<br />
is zuiver magonniek.<br />
Om. met recht te beweren, dat het socialisme vrijmetselaars -werk<br />
is, is het niet noodig te bewijzen, dat de sociaal-democratie haar plan,<br />
haar organisatie, geld of raad van de Loge ontvangt. Hierover waren<br />
echter ook belangwekkende mededeelingen te doen, waarop wij later<br />
wel eens terugkomen.<br />
Maar de hoofdzaak is deze : geest, karakter, doel, strekking, leus,<br />
opvatting van zaken van het socialisme zijn magonniek. Als vele spruiten<br />
uit één wortel, komen carbonan, socialisten, nihilisten, internationalen<br />
enz. uit de Loge. Nog klaarder dan de Internationale zich eertijds uitsprak,<br />
zegt de socialist in alle landen, ook ten onzent in Nederland : „de<br />
rechten der arbeiders, ziedaar ons beginsel ; de organisatie der arbeiders<br />
is ons middel ; de sociale revolutie is ons doel." (Intern. 27 Maart 1867).<br />
Of wel in andere termen : „Wij zijn de ontwaking, de moralisatie, de<br />
wacht, de triumf der arbeiders op de ruïnen van het kapitaal, gemonopoliseerd<br />
in de handen der burgers." Égalité 28 Juni 1869.<br />
Het socialisme roept dus even luide, maar ook niet luider dan de<br />
Loge, om omverwerping van de bestaande orde én de ruïne van het bezit.<br />
Wilt gij de vrijmetselaars-huichelarij ook bij de zoogenaamde<br />
volkspartij. -. zien?<br />
Hetzelfde blad, hetwelk in Maart 1867 de aangehaalde woorden<br />
schreef, trachtte in 1869 het lezend publiek met deze woorden te misleiden<br />
: „Als onze leiders de vaan van een politiek of anti-godsdienstig<br />
systeem ontplooid hadden" (kan dit krasser geschieden dan in de drie<br />
zinnen uit het No. van 27 Maart 1867 ?) „zouden zij de werklieden van<br />
Europa eerder verdeeld dan vereenigd hebben ; want de baatzuchtige<br />
propaganda der priesters en der politieke burgerlijke partijen.... heeft een<br />
menigte valsche ideeën onder het volk verspreid." -- Door een of andere<br />
omstandigheid werden dus, op zijn Hollandsch gezegd, een oogenblik
-- 363 ---<br />
zoete broodjes gebakken. Schandelijke huichelarij ! Een der hoofden van<br />
het geheim genootschap, uit hetzelfde land waar deze woorden werden<br />
geschreven, drukte bijna te gelijker tijd dezen zin :<br />
„Wij willen geen godsdienst, want de godsdienst verstikt het<br />
verstand. Onze bond wil de verdelging aller godsdienstige belijdenissen,<br />
de vervanging van het geloof door de rede."<br />
De „godheid der rede" van de magonnieke revolutie van 1789 herkent<br />
gij hier zonder moeite.<br />
Loge en socialisme, — of het dan communisme, internationale<br />
of sociaal-democratie heete, -- staan niet slechts in het nauwste verband<br />
om de gelijkheid der leuze : „Vrijheid, gelijkheid en broederschap ;"<br />
niet slechts om de gelijkheid van aard en doel, maar ook om de volkomen<br />
gelijkheid van theorie over de voornaamste vraagstukken, an wier<br />
beantwoording de geheele opvatting afhangt, die de mensch heeft van<br />
deze wereldorde.<br />
Tot deze vraagstukken behooren er eenigen, die wij nader willen<br />
bespreken ; de verstandhouding tusschen Loge en socialisme zal meer en<br />
meer uit onze kleine verhandelingen blijken.<br />
DB MEN SCH NEID.<br />
Volgens br.•. br.•. en socialisten.<br />
LOD. VAN AMSTEL.<br />
Beweren, dat de br.-. br.•. als zij spreken van de „veredeling,"<br />
de „verheffing" der menschheid, i e t s g o d d e 1 o o s n a s t r e v e n , iets<br />
o n g e r ij m d s n i e t a 11 e e n, maar iets, hetwelk lijnrecht indruischt<br />
tegen de christelijke levens- en wereldopvatting, — dit kan menigeen<br />
wonder en overdreven toeschijnen. En toch is het de zuivere waarheid.<br />
In zijn uitmuntend boekje de Vrijmetselar j heeft Laievs (p. 6)<br />
een scherp beeld geteekend van de door de br.•. br.•. gedroomde humaniteit.<br />
„In het magonnieke taaleigen beteekent humaniteit boven al het<br />
louter humane, d. w. z. het zuiver menschelijke, o n t d a a n d u s v a n<br />
a l h e t boven natuurlij k e , m. a. w. het van alle hooger begrip<br />
afgescheiden wezen van den mensch, la bête humaine."<br />
Dit volgt uit hunne pantheïstische wereldopvatting. De leer der<br />
Loge is het pantheïsme van den jood Spinoza ; op diens leer hebben
- 364 --<br />
Hegel, Fichte, Kant, Krause enz. enz. voortgebouwd. Het is alles hetzelfde<br />
grondbeginsel : de geheele natuur is eene ontwikkeling Gods,<br />
alles is God, de mensch is de kroon dier ontwikkeling, de mensch is<br />
God bovenal.<br />
De menschheid „veredelen" is, volgens die leer, G o d v e r w e rp<br />
e n , is de aanbidding der menschen plaatsen in de plaats van Godvereering<br />
; en om het in de practijk te nemen : de menschheid ,,veredelen,"<br />
„ten troon verheffen," „op doen staan," enz. enz. — termen, die alle<br />
berekend zijn om ' de onwetende massa te bedriegen — beteekent niets<br />
anders dan: de christelijk e wereldorde verdelgen en<br />
allen godsdienst vernietigen.<br />
„Het magonniek beginsel is dus d o o r e n d o o r r e v o 1 u t io<br />
n n a i r" besluit Laicvs, en wij vallen hem volmondig bij.<br />
„(Dit beginsel.) Het kant zich niet alleen tegen het C h r i s tend<br />
o m en tegen allen godsdienst, in den waren zin des woords, in zoo<br />
verre deze een opperste b o v e n h e t in e n s e h d o m staand, persoonlij<br />
k goddelijk wezen vereert, maar tegen a 11 e s , wat daaruit voortspruit,<br />
tegen de m o n a r c h i e bij de gratie Gods, tegen het van Godswege<br />
in het gezin gevestigd gezag, niet minder dan tegen dat van den Staat."<br />
Erkennen de statuten van enkele Loges een God, dat is het<br />
niet de b o v e n den mensch staanden God, maar de pantheïstische<br />
al-God, die in den mensch (Hiram) verpersoonlijkt is.<br />
Dat is de cultus der „m e n s c h h e i d."<br />
Dat is de w are beteekenis van het woord. En als er br.•. br.•.<br />
zijn, die dit niet weten, omdat zij nog in de 1 a g e r e rangen zijn, of omdat<br />
de sluwe bestuurders het hun verhelen (om goede redenen !) dan zijn<br />
zij beklagenswaardige dupes.<br />
Maar de getuigenissen der in de geheimen ingewijde vrijinetselaars<br />
en kenners der vrijmetselarij zijn zoo vele in getal, dat het niet<br />
te loochenen valt, dat d e z e de ware beteekenis is der leuze : „menschheid-veredeling"<br />
enz., die de br.-. br,-. aanheffen.<br />
De theorie steunt hier volkomen de practijk.<br />
Dat de Loge i n p r a e t ij k (wart logisch uit deze theorie volgt)<br />
alle gezag, God, godsdienst, christelijke vorming en opvatting verwerpt,<br />
dit zullen wij later zien.<br />
Pater Deschamps, die in zijn Sociétés secrètes zoo tastbare bewijzen<br />
geeft van grondige kennis der vrijmetselarij, komt, na het beginsel<br />
der Loge: „veredeling, triumf der menschheid" te hebben behandeld,<br />
p. 341 van deel I tot dezelfde gevolgtrekking als wij, en als<br />
allen, die (le Loge bestudeerden:<br />
„Dus, tegenover God geen moraal, voor den br.•. geen plich-
ten, dan die hij wil goedvinden zich op te leggen .... en als hij er,<br />
VOLGENS DE MACONNIEKE LEER, toe is gekomen, . oni geen God te<br />
erkennen dan DE NATUUR of de AL-GOD (pantheïsme) waarvan hij een<br />
deel uitmaakt, dan rest geen godsdienst, dan rest niets dan zelfaanbidding<br />
.... Geen van de tien geboden blijft dan over, en alle m a ats<br />
c h a p p el ij k e banden, die den mensch verbinden, zijn ijdele droom<br />
-beelden en bijgeloovigheid."<br />
Wie ziet nu niet in, dat zulk eene theorie den weg baant voor<br />
het meest bandelooze socialisme? Wie ziet niet, dat deze leer volslagen<br />
socialistisch en anarchistisch is ?<br />
„Door en door revolutionnair" noemt Laicvs haar terecht.<br />
Wijt het niet aan de bedrogene, opgezweepte klasse, eerlijke en rechtschapen<br />
burgers van Nederland, als de socialist dreigend immer vooruit<br />
treedt ! -- Wijt het aan de 20,000 vrijmetselaars van uw vaderland, die<br />
met hunne verderfelijke theorie goed en kwaad, plicht en recht dooreen<br />
mengen, om met die verfoeilijke theorie het Christendom te verdelgen!<br />
Het socialisme is zuiver maconniek.<br />
Ook het socialisme erkent geen hooger wezen, geen plichten;<br />
het wil tot eiken prijs de christelijke maatschappij omverwerpen. Met<br />
welk doel? — Hoeveel socialisten kunnen zeggen wat zij zich in de<br />
toekomst droomen. Herhaaldelijk uitgedaagd, bleven de leiders dezer<br />
partij, Bebel, Liebknecht, Singer, het antwoord immer schuldig op de<br />
vraag: hoe de toekomststaat er, volgens hun ideeën, uit zou zien.<br />
Wat zij weten is dit: „het bestaande moet vernietigd."<br />
En dat is de maconnieke „veredeling der menschheid," hetwelk<br />
beteekent : „vernietiging van alle bovennatuurlijke opvatting." —<br />
Volgens Ragon.. , — een der voornaamste schrijvers der Loge, --<br />
(Cours philosophique p. 100) heeft de mensch tegenover zich zelven geen<br />
enkelen plicht; -- de vrijmetselaars Voltaire, Rousseau, Findel, Pike enz.<br />
verkondigen het luide.<br />
En niet scheller dan de kreet der socialisten, klinkt de maconnieke<br />
oproerkreet tegen God en de bovennatuurlijke wereldorde ons in<br />
de ooren.<br />
Het is van belang op het hoofdbeginsel der Loge nog scherper<br />
te wijzen. Slechts na goed begrip van hunne t h e o r i e kan de practijk<br />
der vrijmetselarij, die wij in de volgende ar'.ikelen zullen zien, met juist<br />
beoordeeld worden. En hoe meer men dit hoofdbeginsel overdenkt,<br />
-heid<br />
hoe scherper de door de br.-. br.-. gewilde »veredeling der menschheid"<br />
voor uwe oogen staat, hoe duidelijker wij het volkomen s o c i a 1 i st<br />
i s c h e er van inzien.<br />
»G e 1 o o v e n, — zegt br.-. Ragon, de doctrinaire paus der
366 r--<br />
vrijra.-. --- is het tegenovergestelde van ' w e t e n ... het ontstaan 'en de<br />
vooruitgang van den christelijken godsdienst toonen zijne<br />
m e n s c h e 1 ij k h e i d aan." – Wat goed is in den ebristelij ken godsdienst<br />
acht hij dus volgens den vrijmetselaars -godsdienst. Hij vervolgt:<br />
»het onderzoek van de dogma's en van de zedenleer des Christendoms<br />
toont aan, wie zijn maker is." Het zal blijken dat het z u i v e r m e ns<br />
e h e 1 ij k is ! ! Luister slechts : »Wat het Christendom goed heeft, is<br />
genomen uit h e i d e n s e h e s e h r ij vers, en wat het van zijn Insteller<br />
heeft, d e u g t n i e t s." Daar voegt br.-. Humbeek aan toe : »a 11 e<br />
openbaring is overbodig."<br />
Geen wonder ! Als de ' mensch God is, heeft hij geen openbaring<br />
van noode, geen plichten, geen gezag boven zich, niets van dat alles ! —<br />
Is dit niet de schrilste socialistische leus ? Mgr. Fonteneau, bisschop<br />
van Albi, schreef reeds in 1885: »het , program der Loge is : de vier hoofdzuilen<br />
van den Staat, en dientengevolge d e r tu e n s c h h e i d omver te<br />
halen." — Maar in deze woorden bedoelde de Kerkvoogd begrijpelijkerwijze<br />
de menschheid volgens de christelijke opvatting ; maar juist met<br />
het ideaal der »m e n s c h h e i d" willen de vrijmetselaars dit doel bereiken.<br />
's Menschen lusten botvieren, enkel acht geven op stoffelijke<br />
belangen, alle rechten en plichten overboord werpen, in den naam der<br />
God-menschheid die geen meester duldt, — dat is de theorie der Loge.<br />
En die theorie werken de socialisten in de practijk uit ; niemand die<br />
het niet inziet.<br />
Stoecklin 33e Souv.-. Gr.-. Insp.•. Gen.-., Zwitsersch vrijmetselaar,<br />
heeft het in 1882 luide verkondigd. Wij nemen zijn citaat bij voorkeur,<br />
daar het de maconnieke gedachte zoo duidelijk uiteenzet : »De vrijm.-.<br />
is de koninklijke kunst, die ik aldus bepaal: het geheel der regels van<br />
de maconnieke kunst, de methode volgens welke het hart der br.-. br. -.<br />
wordt gevormd tot den dienst der men sch h e i d."<br />
En in het licht dezer algemeene theorie moet het volgende worden<br />
begrepen :<br />
In een zekeren zin kan men zeggen, dat deze godsdienst overal<br />
wordt beoefend, waar rechtvaardigheid bestaat (!), waar de hand des werk -<br />
mans, des kunstenaars zich wijdt aan een werk dat nuttig is, (wel te<br />
verstaan m a 9 o n n i e k nuttig, voerende tot de veredeling der in e n's e hh<br />
e i d, dat is : tot de ruïneering van de christelijke orde) en dat den<br />
kring onzer gedachten kan verruimen.<br />
Als dit zoo is, zult gij mij zeggen, dat iedere school, iedere uni<br />
een tempel der menschheid is ! — Dat is waar !.... Zóó is onze-versiteit<br />
opvatting van den tempel der menschheid, want, als volgens de gewone<br />
(christelijke) opvatting van zaken de tempel de plaats is, waar GOD woont,
--^ 367<br />
is het dan niet duidelijk dat deze wereldbol, welke door de menschheid<br />
bewoond wordt, de ware tempel is der m e n s e h h e i d, daar de menschheid<br />
het voorwerp onzer aanbidding, en in zekeren zin - onze afgod is ?"<br />
Het kan toch niet duidelijker gezegd worden : de menschheid is<br />
het voorwerp van aanbidding, hetwelk de plaats moet innemen van G o d.<br />
De christelijke (»gewone") opvatting moet verdwijnen erg de nieuwe cultus<br />
moet den ouden vervangen. En wat is dit anders dan een godsdienstige<br />
revolutie ? En wat wil de socialist, als wij hem nu eens nemen volgens<br />
zijn godsdienstige opvatting van zaken, anders dan deze veredeling der<br />
menschheid?<br />
Is het lasterlijke en bittere : ode menschheid heeft geen godsdienst<br />
noodig, maar brood," hetwelk men in alle landen de socialisten<br />
hoort roepen, niet een uiting dezer fraaie religie ?<br />
En wie zal niet inzien, dat het maconnieke menschheid-veredelingstelsel<br />
het socialisme geïnspireerd heeft?<br />
Als wij dit zeggen, bedoelen wij niet de socialistische massa, die<br />
met den hoop meeloopt en roept en tiert, maar de theoretische socialisten,<br />
de leiders, die met hun leus : »de godsdienst is eene persoonlijke aangelegenheid,"<br />
— »de menschheid moet gered en verheven worden," geheel<br />
en al in het maconnieke vaarwater zijn.<br />
Den godsdienst, die een bovenaardsch, bovenmenschelijk wezen<br />
tot onderwerp heeft, noemen de vrijmetselaars het gif der v o 1 k en<br />
(Laicvs p. 10.)<br />
Zoo spreekt b. v. de Rivista della Massonneria. Italiana in 1890.<br />
En den Seri April 1883 heeft het Weekblad voor Vrijmetselaars in Nederland<br />
dan ook zeer consequent „de clericalen en absolutisten," dat is: allen die<br />
vasthouden aan een positief christelijk geloof, „d e tegenstanders" der<br />
Loge geheeten.<br />
Toegegeven, dat in Nederland meer „blauwen" (oningewijden)<br />
zijn in de vrij-m.-. dan elders (hoewel, hoe bewijst men dit?) dan nog<br />
blijft het staan, dat de met de Fransche verbonden Nederlandsche Loge<br />
niet geacht moet worden andere opvatting van zaken, andere leus en<br />
bedoeling te hebben, dan die wij hier geschetst hebben, en die de br.• .<br />
br.•. uitdrukken in hun machtspreuk : „veredeling der menschheid."<br />
En die veredeling der menschheid namen de socialistische<br />
leiders zoo in haar gevolgen, ja, in haar uiterste consequentie over, dat<br />
ieder mensch, die een oogenblik over deze gelijkheid van gedachte tusschen<br />
br.•. br.-. en socialisten nadenkt, als van zelve besluit tot ver<br />
beide gevaarlijke sekten.<br />
-standhouding tusschen<br />
LOD. VAN AMSTEE.
--- 868 --^--<br />
<strong>HET</strong> GEWAt END EUROPA.<br />
Nog waren de echo's der saluutschoten van het Kielsche vredefeest<br />
niet weggestorven, of daar weerklonk het luidruchtig getrompetter<br />
ter viering van den 25jarigen Sedan-dag. Wie zich door de mooie, vrede<br />
en broederschap amende speech van den keizer mocht in slaap hebben<br />
laten wiegen en nog van een duurzamen vrede droomen mocht, die zal<br />
door dat schetterend Sédan-getoeter wel Teelijk opgeschrikt zijn. Het<br />
verkondigt toch luid genoeg dat er, ondanks alle vredelievende betuigingen,<br />
nog liefhebbers genoeg in Europa zijn, die niet ongaarne het<br />
spelletje van 1870 eens over zouden willen doen.<br />
Nu, aan het daartoe benoodigde speelgoed mankeert het. niet.<br />
Rusland beschikt over niet minder dan 858.000 gewapende<br />
mannen — altijd op voet van vrede ! — dat is zoo wat negen soldaten<br />
per duizend inwoners.<br />
Dan komen Duitschland en Frankrijk, het eerste met een effectief<br />
van 580.000 man, dat is 15 op de duizend inwoners, het tweede met<br />
502.000 man, dat is 10 op de duizend.<br />
. Oostenrijk heeft 380.000 man, dat is 9 op de duizend ; Italië<br />
300.000 man of 10 op de 1000 ; Engeland 230.000 soldaten of 6 op de<br />
1000 ; Zwitserland 131.000 of 45 op de 1000 ; Spanje 100.000 man of 6 op<br />
de 1000 ; België 31.000 of 8 op de 1000.<br />
Om zich een denkbeeld te maken van de sterkteverhouding tusschen<br />
de mogendheden, die wij misschien in een niet verwijderde toekomst<br />
met elkander slaags zullen zien, ga men maar na dat Frankrijk en<br />
Rusland samen, die in vredestijd 1.440.000 man hebben klaar staan, er<br />
in geval van oorlog 9.700.000 kunnen op de been brengen, terwijl de<br />
staten van het Drievoudig Verbond, die op voet van vrede een effectief<br />
hebben van 1.192.000 soldaten, dat cijfer in oorlogstijd kunnen opdrijven<br />
tot 7.700.000.<br />
Al die ontzaglijke krijgstoerustingen, die men gewapenden vrede<br />
gelieft te noemen, kosten jaarlijks de kleinigheid van vijf en een half<br />
milliard ! Wanneer zullen de volken toch eens zoo wijs worden, zich<br />
dat verpletterende juk van den hals te schudden!<br />
INHOUD : Een merkwaardig oordeel. --- Een praatje over Protestantisme en<br />
Liberalisme. — Loge en socialisme, door Lod. van Amstel. -- De Mensch<br />
gewapend Europa.<br />
-heid, door Lod. van Amstel. ---- Het
37e laargatig. „^ä 24. 15 September 1893.<br />
<strong>HET</strong> l)OMPERTJE<br />
VAN DEN OUDEN VALENTIJN,<br />
NIEUWE REEKS.)<br />
Dit blad verschijnt tweemaal per maand. Bijdragen, brieven enz. te<br />
adresseeren St.-Jorisstraat G. 147, te 's-Hertogenbosch.<br />
Abonnement: Voor Nederland f t.— ; fr. per post f ¡.25 ; buitenland<br />
i.6o. Men abonneert zich voor een gebeelen jaargang.<br />
KLEIN!-<br />
wij worden het toch maar dikwijls gewaar dat we in<br />
een klein land wonen ! Niet aan onze belastingbiljetten, waarmee<br />
ons het aandeel beteekend wordt, dat we in de kosten der<br />
staatshuishouding hebben bij te dragen; want die huishouding<br />
is tamelijk grootscheeps ingericht. Maar wel hieraan dat over<br />
betrekkelijke kleinigheden soms een spektakel gemaakt wordt<br />
alsof het bestaan van het heele vaderland er mee gemoeid was.<br />
Ons politiek leven, het woelen en drijven der staatspartijen in<br />
en om het parlement, doet menigmaal denken aan den klein -geestigen<br />
strijd van kleine belangen en persoonlijke eerzuchtjes<br />
rondom den gemeenteraad van een plattelandsstadje.<br />
Daar heb je bijvoorbeeld het misbaar, dat nu al<br />
weken aan één stuk in bladen van allerlei kleur gemaakt wordt<br />
over het passeeren van kapitein Seret, die niet tot majoor<br />
bevorderd werd, hoewel zijn collega in de Tweede Kamer,<br />
majoor Van Vlijmen, wel promotie maakte en nog andere bevoorrechten<br />
hetzelfde buitenkansje ten deel viel. Er wordt<br />
van niets meer of minder gesproken dan een gedeeltelijke<br />
ministerieele crisis, met andere woorden van het aftreden des<br />
ministers van Oorlog, die zich aan zulk een ergerlijke inconsequentie,<br />
aan zulk een tirannieke willekeur heeft schuldig gemaakt.<br />
De zachtste verklaring, die ter explicatie van 's ministers<br />
ongehoorde handelwijze wordt aangevoerd, is zeker wel die<br />
van het militaire Kamerlid De Ras, die eenvoudig de vraag oppert
_.: 370<br />
of het den man ook „in 't hoofd geslagen" kan -^zijn. Als dat<br />
het geval is, wordt hij inderdaad ontoerekenbaar en mag men<br />
hem niet te hard vallen; maar zijn portefeuille behouden kan<br />
hij dan toch met geen mogelijkheid swat moesten we niet een<br />
minister aanvangen, wien het in t hoofd mankeert, en dan een<br />
minister van Oorlog nog wel, aan wien de zorg voor de weerbaarheid<br />
van het vaderland is op edragern !<br />
Ons komt het, ondanks al die beweging voor, dat de<br />
minister allerminst in het hoofd hoeft g.etroubleerd te wezen,<br />
om te oordeelen dat een militair, die jarenlang, in plaats van<br />
actief in het -leger te dienen, op zijn gemak in de Kamer gezeten<br />
heeft, moeilijk in aanmerking kan komen voor een hoogeren<br />
rang. En evenmin hoeft er aan partijdigheid, willekeur, zoekerij<br />
of wat van dien aard ook gedacht te worden orn te verklaren,<br />
dat hij den een wel, den ander niet met een hoogeren titel en<br />
een vermeerdering van salaris heeft gelukkig gemaakt. Hij toch<br />
is de man om over de militaire verdiensten van de genoemde<br />
heeren te oordeelen ; andere verdiensten komen hier natuurlijk<br />
niet in aanmerkiiig, die kunnen wel op andere wijze erkenning<br />
vinden. En het komt volstrekt niet te pas hem bij elk onderscheid,<br />
dat hij in de saardeering zijner ondergeschikten maakt,<br />
daarvan rekenschap te vragen; hij is in de gelegenheid om elk<br />
op zijn waarde te schatten : daar is hij minister van Oorlog voor.<br />
Verdachtrnakingen als wij in de laatste weken gehoord<br />
hebben moeten onwillekeurig het vermoeden wekken, dat zij<br />
uit een andere bron voortvloeien dan de voorgegeven strenge<br />
rechtvaardigheidszin Wij voor ons zullen wel oppassen, ietna.nd<br />
in verdenking te brengen, maar heeft het niet den schijn als<br />
hadden wij -hier met een clique -te doen, die, gewoon alle voordeeltjes<br />
naar zich toe te halen, zich in een harer leden verongelij<br />
kt acht `^<br />
De camee -,adej ie, waarvan de heer De Idas blijk geeft, ver<br />
schijnt zeper in een zeer e enaardig licht, als men let op de klacllten,<br />
die vroeger menigmaal uit het leger zelf z ij n opgegaan juist<br />
over het bevorderen van militairen, die in p laats van in actieven<br />
dienst, in hooge staatsbetrekkingen geplaatst waren. De militauen,<br />
die niet zoo gelukkig zijn, bij hun militairen werkkring<br />
nog een politiek of administratief baantje w aar te nemen, oordeelen<br />
over de a'.ngelegerlheid in quaestie blijkbaar anders clan ,<br />
degenen, die wel in dat geval verkeeren. En wij gelooven chat<br />
zij als militairen in werkelijken dienst daarop vanzelf een zuiverder<br />
blik hebben. Zij oordeelen terecht dat op bevordering in het<br />
leger alleen hij recht heeft, die zich in het leger onderscheidt.<br />
Maar, werpt men hun tegen, de militairen, die in staats-
— 37f --^<br />
betrekkingen werkzaam zijn, dienén het land toch ook, al ,<br />
voeren zij niet het commando over -de troepen.' ' Zeker, kunnen<br />
zij met alle recht antwoorden, maar voor die diensten worden<br />
zij behoorlijk betaald. Dat , zij -in die betrekkingen promotie<br />
maken is ons 'wei, maar dat zij in het leger, waar zij menig-maal<br />
haast niet meer, naar omzien, tegelijk óók nog bevorderd<br />
worden, komt hun niet toe.<br />
Niet het persoonlijk belang der betrokken militairen,_<br />
maar het belang van het leger moet geraadpleegd worden, en<br />
dit brengt zeker niet mee dat officieren op non-activiteit hooger<br />
titel en bezoldi ing krijgen met voorbid ang van anderen, die<br />
zich in de gelederen verdienstelijk maken.<br />
Niemand kan twee heeren dienen, en het waarnemen<br />
van verschillende baantjes door een en - denzelfden persoon<br />
hoeft waarlijk niet in de hand gewerkt te worden.<br />
Wanneer men zich in de een of andere betrekking aan<br />
den staat wijdt en daarvoor wordt betaald, dan heeft de staat<br />
ook het recht den heelen persoon te vreen, en het komt<br />
niet te pas dat deze zijn tijd en werkkracht over verschillende<br />
posten of postjes verdeelt,. ten einde het mes van twee, drie<br />
kanten te gelijk te doen snibden en een inkomen op te strikken,<br />
waarvan twee, drie anderen konden leven, en waarvoor het<br />
land ook _ twee, drie' volle menschen hebben kon.<br />
Nú is zeker het Kamerlidmaatschap niet een betrekking,<br />
die • precies den heelen persoon vordert, en dé bezoldi ing<br />
ook niet van dien aard, dat iemand daarvoor al het andere<br />
kan laten staan. Maar neemt hij eenmaal het voordeel, dat ze<br />
oplevert, aan, dan moet hij zich ook het nadeel getroosten; dat<br />
er- onafscheidelijk aan verbonden is. Het spreekt van zelf dat<br />
men niet tegelijk in de Kamer kan zitten en bijvoorbeeld de<br />
troepen bij de manoeuvres aanvoeren.<br />
De h cele drukte over het passee ren van : Seiet lijkt ons<br />
dan ook schrikkelijk .. klein. Te meer omdat er op het stuk<br />
van defensie heel andere dingen zijn, waarover men zich<br />
met reden druk zou kunnen maken. Men denke maar eens ,<br />
aan de gevierenzaak !<br />
Daar geldt het niet of aan een bepaald persbon - eeílige<br />
honderden guldens meer per ' jaar zullen worden uitbetaald,<br />
maar wel of er millioenen het land uit zullen ' gaan, die hier<br />
konden verwerkt worden en hier aan duizenden handen werk,<br />
aan duizenden monden , brood konden verschaffen.<br />
Wanneer het blij ken mocht dat - door opzet van den<br />
minister het land op zoo'n onverantwoordelijke manier- bena-,<br />
Beeld was, dan j,a kon er gevraagd worden of het hem in het
372 --<br />
hoofd geslagen was; dan mocht men eischen dat hij den aftocht<br />
blies voór de enorme schade een feit was; dan was er reden<br />
om een ministerieele crisis uit te lokken.<br />
Maar zoo'n beweging te maken omdat een douceurtje,<br />
waarop de heer Seret misschien gevlast had en waarop ook<br />
anderen op hun beurt al rekenen, zijn neus voorbij ggaan is,<br />
dat is in ons oog.... belachelijk klein.<br />
EEN E MOSKEE TE PARIJS.<br />
Te Parijs bestaat, sedert eenigen tijd, eene commissie voor den<br />
bouw van een moskee.<br />
De nieuwsbladen bevatten dezer dagen het bericht : „De commissie<br />
voor den bouw eener moskee te Parijs heeft tweemaal het bedrag<br />
vgn 300.000 franks van den Sultan en een van 150.000 franks van den<br />
Khedive ontvangen. De Fransche regeering heeft gratis bouwgrond beschikbaar<br />
gesteld, zoodat men spoedig zal kunnen beginnen met het<br />
werk, waarn de kosten op 1.000.000 franks geschat worden. Behalve<br />
de moskee, 1 ook een hotel met geheel Oostersche inrichting gebouwd<br />
worden, uit de opbrengst waarvan men de kosten voor onderhoud van<br />
de moskee en voor het houden der godsdienstoefeningen meent te kunnen<br />
bestrijden."<br />
Dus de Fransche regeering, die, in de vorige eeuw, de goederen<br />
der katholieke kerken en katholieke instellingen ten bedrage van bonderden<br />
millioenen gestolen en verkwanseldheeft, die, krachtens baar verdrag<br />
met den H. Stoel, moet helpen voorzien in de kosten van den<br />
katholieken eeredienst en het onderhoud der katholieke kerken, maar<br />
die, met onverschilligheid, ja, met zeker leedvermaak het aanziet, hoe in<br />
honderden rlattelandsgemeenten, de katholieken voor het vieren der<br />
allerheiligste geheimen van hun godsdienst, zich moeten behelpen met<br />
ellendige, tot puinen vervallende bedehuizen, waarin zij zich schamen<br />
zou -den allerminste harer veldwachters te herbergen, zij helpt de Turken<br />
te Parijs eene moskee bouwen van een millioen franks !<br />
De Fransche regeering, die ook nu nog de heiligschendende roo -<br />
vershand legt op de goederen der „bisschoppelijke tafels," die voortdurend<br />
knaagt aan de begrooting van den katholieken eeredienst, welke<br />
slechts eene gedeeltelijke restitutie vormt van vroeger gestolen goed, die<br />
aanhoudend afdingt op de armzalige toelagen van arme pastoors en<br />
kapelaans, ofschoon deze de eersten zijn om den stroom van socialisme
-- 373 --<br />
en nieuwerwetsche barbaarschheid, welke alles dreigt mede te sleepen,<br />
tegen te houden ; zij is vrijgevig voor de Turken en bezorgd, dat de vol<br />
dure en rijke moskee hebben !<br />
-gelingen van den. Islam eene<br />
De Fransche regeering, die door allerlei wettelijke bepalingen<br />
tracht onmogelijk te maken, dat de eene of andere vrome ziel een gedeelte<br />
harer spaarpenningen aan katholieke kerken of instellingen ver<br />
kloosters doet betalen voor inkomsten, welke zij niet be-<br />
-maakt, die de<br />
zitten, die door knevelarijen en geldafpersingen de religieuze congregaties<br />
het leven poogt onmogelijk te maken, die het quasi-lijdelijk aanziet, dat<br />
hare hoogste ambtenaren of begunstigden met de Panama joden en andere<br />
boeven het Fransche volk voor milliarden bestelen, zij roept als 't ware<br />
de Turken tot zich en geeft hun een kostbaar geschenk, om tegenover<br />
de oude Notre-Dame eene moskee te stichten voor den valschen profeet<br />
In Limburg zegt men van iemand, Wien alles voor den wind<br />
gaat, die door iedereen geacht en begunstigd wordt, „hij heeft het zoo goed<br />
als God in Frankrijk." Maar dit spreekwoord heeft sinds lang zijne waarheid<br />
verloren. Want in Frankrijk hebben het vrijmetselaars, joden,<br />
groote en kleine schacheraars, oproermakers, schrijvers van schandelijke<br />
en zedelooze romans, brochures en couranten, losbandige jongelui<br />
verlepte en berooide sujetten, zij allen hebben het er zeer goed, d. i. zij<br />
genieten in hooge mate de vrijheid om de brave, eenvoudige menschen<br />
te bestelen en te bederven, om de instellingen van godsdienst en [deugd<br />
te bestoken, maar God, in zijne dienaren, zijne bevoorrechte bruiden, zijn<br />
eeredienst, in de uitoefening van de werken zijner liefde en barmhartigheid,<br />
heeft het er zeer slecht.<br />
De volgende opsomming van de aanslagen, in de laatste vijftien<br />
jaren, tegen het catholicisme gericht, en die wij ontleenen aan de<br />
Gaz-tfe de France, zegt ons genoeg, dat de vrij metselarij niet heeft stilgezeten<br />
om den ouden godsdienst, die Frankrijk heeft groot gemaakt,<br />
en het „allerchristelijkst koninkrijk" had geplaatst aan de spits der beschaafde<br />
natiën, het leven in Frankrijk onmogelijk te maken.<br />
1°. Afkondiging van een soort van officieel atheïsme door den<br />
naam van God te schrappen en de publieke gebeden af te schaffen.<br />
2°. Afschaffing van 't gebed en verwijdering der kruisbeelden<br />
uit de officieele scholen.<br />
3°. Verbod voor de soldaten om, in sommige gevallen, in de<br />
kerken te komen.<br />
4°. Bevordering der burgerlijke begrafenissen.<br />
5°. Strenge toepassing der organieke artikelen — aan het concordaat<br />
toegevoegd door Napoleon, maar door de Kerk niet erkend --en<br />
aanhoudende bemoeielijking van het ambt der bisschoppen.
374 --<br />
60. Bescherming en bevordering verleend aan afvallige priesters.<br />
70. Wederrechtelijke schorsing van de bezoldiging van geestelijken.<br />
8°. Afschaffing van de traktementen der kanunniken.<br />
90. Afschaffing van de traktementen der kapelaans.<br />
100. Annexatie der „bisschoppelijke tafelen."<br />
110. Voortdurende vermindering an de begrooting van eeredienst.<br />
12°. Verdrijvin g. der religieuzen uit hunne kloosters.<br />
13°. Ondergang der religieuze congregaties door middel van<br />
fiscale afpersingen en belastingen op een inkomen, dat niet bestaat.,<br />
14°. Het recht genaamd d'aceroissement dat de congregaties<br />
geheel en al zal ruïneeren.<br />
15°. Afschaffing an godsdienstig onderricht in de examens.<br />
160. Afschaffing van alle godsdienstig onderricht in de open<br />
bare scholen.<br />
17°. Verbod aan de bedienaren van den godsdienst en zelfs aan<br />
de bisschoppen om in de scholen te komen.<br />
18°. Verbod aan alle leden van religieuze congregaties om<br />
onderwijs te geven in , openbare scholen.<br />
190. Algeheele verwereldlijking van het middelbaar en hooger<br />
onderwijs, die beide in een aan den godsdienst vijandige richting gestuurd<br />
worden..<br />
200. Plagerijen, waarmede de vrije scholen vervolgd worden, die<br />
daarenboven nog dikwijls worden gesloten.<br />
21°. Afschaffing der studiebeurzen voor seminaristen.<br />
22°. Opheffing der vrije universiteiten en der gemengde examen<br />
commissien.<br />
23°. Afschaffing van den post van aalmoezeniers bij het leger.<br />
24°. Inlijving der seminaristen in de gelederen van het actieve leger.<br />
25°. . De goddelooze wet op de echtscheiding.<br />
26°. Uitsluiting der geestelijken uit de besturen der hospitalen<br />
en van liefdadigheid.<br />
27°. Moeielijkheden in den weg gelegd aan de pensioenfondsen<br />
voor . geestelijken en terugtrekking van de rechtspersoonlijkheid van de<br />
bisdommen.<br />
28°. Moeielijkheden voor de religieuze gestichten in het aannemen.<br />
van, legaten en geschenken.<br />
29°. Overdreven macht den burgemeesters toegekend op de<br />
klokken en sleutelen der kerken.<br />
300. De organisatie der kerkfabrieken.<br />
31°. De zoogenaamde ta ¡ e d'abonnement tegen de congregaties.<br />
Waarlijk, het geduld der katholieken is wel verbazend groot, in
- 375<br />
een katholiek land dat all es te verdragen van een troepje joden en<br />
vrijrnetsebiars !<br />
Dan, Goddank, daar is cene her'eving waar te nemen na een<br />
langen doodsiaap, een ontwaken van ingedommelde zielen, die eindelijk<br />
walgen van de tyrannic, een nieuwe geest, die van uit het vo'k oprijst<br />
tot de regeerders van het oritredderde Frankrijk, om hun op weisprekende<br />
wijze te zeggen, dat de katholieken moede zijn om als paria's of<br />
als negers van den Congo behandeld te worden en dat zij voortaan hun<br />
civis Romanus sum zullen doen gelden tegenover willekeur en plagerj.<br />
Of, zoo zeggen wij met de Parijsehe Figaro, stellen zij te hooge<br />
eischen, de katholieken, zoo zij vngen in Frankrijk op denzelfdeu voet<br />
behandeld te worden als de Muzelmannen?<br />
FERD. VAN MAASTRICHT.<br />
DE CHR1STELTJKE GODSDIENST,<br />
gehaat bij Ir.-. br.. en socialisten.<br />
Gingen wij in onze vorige artikelen t h e o r e t i s e h te werk,<br />
zetten wij de theorie der br.. br.', uiteen en toonden wij aan, dat deze<br />
theorie logischtot geheel s o e i a 1 i s t i s e h e opvattingen voert, heden<br />
beginnen wij met de p r a e t ij k. En dan springen ons eenige punten<br />
scherp voorden geest. De godsdienst, het gezag, de school,<br />
de politiek.<br />
En deze willen wij achtereenvolgens bespreken en aantoonen,<br />
hoezeer de maçonnieke leer , over deze punten s o c i a 1 i s t i s e h is, M,<br />
als men het liever anders wil noemen : de socialistische leer m a ç o n u i e k.<br />
Dit willen wij thans niet meer in het licht stellen, hoofdzakelijk<br />
door redeneering, , maar meer in het bijzonder uit gezegden en daden<br />
der br.'. br.'.<br />
Mogelijk gaan door onze artikelen ook nog een of anderen br.'.<br />
de oogen open !<br />
. Met juistheid heeft Mgr. Fonteneau de Loge aldus bepaald<br />
,,Een vereeniging van mannen zonder godsdienst, met geheimzinnige<br />
banden en door zware ceden onder, de leiding van onbekende<br />
hoofden verbonden, met het doel orn oorlog te voeren tegen Kerk en<br />
Staat, onder het sluwe voorwendsel van in het heelal y r ij h e i d, g elijkheid<br />
en broederschap te vestigen"!!<br />
En ziehier wat. een Logeblad schrijft : ,,Iecler mensch, die nog
376 —<br />
eenigszins te goeder trouw is, moet inzien dat de Vrij in.-. en de Kerk<br />
twee tegenovergestelde machten zijn, die elkander nu reeds eeuwen lang<br />
bekampt hebben. De eene moet n o o d z a k e 1 ij k de andere verdelgen.<br />
Lang heeft men kunnen meenen, dat het catholicisme de zegepraal<br />
zou behalen, maar heden ten dage is de uitslag iiiet twijfelachtig raseer.<br />
De Kerk, nog immer schrikwekkend, ligt te stuiptrekken, en, hoewel<br />
men haar nog sterk waant, verliest zij meer en meer haar invloed op de<br />
maatschappij. Reeds kan men den tijd voorzien, waarop zij zal terug<br />
duisternissen, waaruit zij is te voorschijn gekomen, om plaats-keeren<br />
in de<br />
te maken voor d e i d e e ë n der Revolutie." (Bulletin de la Grande<br />
Loge symbolique écossaise. Juni 1880.)<br />
De ideeën der Revolutie!<br />
Verwondert het nog iemand ? Dat is de triumf der m e n s e h 11 e i d.<br />
Wij zullen den lezer nog andere staaltjes voorleggen!<br />
Maar wat wel liet sterkst uit deze passage spreekt is dit: De<br />
Loge is de verklaarde vijandin van den godsdienst, van het<br />
Christendom.<br />
Dr. von Treutowski schreef in de Bauhütte, het groote Duitsche<br />
blad der Loge.•.: „De Loge vereert overal God, maar de opvatting dier<br />
godheid laat zij aan ieder vrij." Die God is niet de God der Christenen,<br />
wij zagen het reeds, het is de god der Revolutie : de van alle plichten<br />
en gezag, van alle bovennatuurlijke opvatting losgemaakte m e n s c h h e i d.<br />
En de propaganda, de kamp voor zulk een godheid, is een kamp tegen<br />
het Christendom, het kan niet anders.<br />
Wat beteekende de kreet van den vrij metselaar Gambetta, wat de<br />
kreet van den G r o o t m e e s t e r.-. Colfavru : „Ik roep u dus allen op, om<br />
ons allen te vereenigen en gemeenschappelijk den strijd t e g e n d e n<br />
geest van het e 1 e r i e a l i s m e op te nemen. Dat is onze vijand.<br />
W ij h e b b e n g ee n a n d e r e n." Is dat niet de kreet der socialisten ?<br />
irun doel is het Loge-doel, d e R e v o 1 u t i e; hunne middelen zijn de<br />
middelen der br.-. br.. o n t c h r i s t e l ij k i n g der massa, oorlog<br />
aan allen godsdienst.<br />
„Godsdienst is een dwaasheid," -- „weg met de zwartrokken,"<br />
— „weg met de verouderde kwezelarijen," -- bedekte termen om het<br />
krassere „weg met den godsdienst" te verhelen ! En al die termen<br />
vindt gij in de socialistische bladen, hier te lande zoowel als elders.<br />
„Tot geen prijs moet men de opkomende geslachten aan de<br />
kerkelijke opvoeding overlaten," roept Leenmi.•. uit (Rivista 1887 biz. 46)<br />
en : „wat hebben wij den godsdienst van noode voor de opvoeding van<br />
het kind ?" roept Liebknecht hem na.<br />
Weet ook niet ieder, dat Marx, Lassalle, Lafargue enz., de kop-
®-- 3077 --<br />
stukken der socialisten, tot de br.-. br.•. behooren ? En waarlijk niet tot<br />
de onnoozele b 1 a*u w e n! Waarlijk niet!<br />
„Een man, die aan het symboluni der apostelen gelooft, hoe kan<br />
hij in de Loge gesticht worden, waar hij hoort, dat hij v rij is, dat hij<br />
niet gehouden is eenige geloofsleer te 'aanvaarden, dat hij<br />
aan alle menschen gelijk is;.... hij die waarachtig zijne Loge acht, kan<br />
met geen mogelijkheid een getrouwe aanhanger van het catholicisme<br />
zijn." Aldus een br.•. bij de begrafenis van br.•. Fontanas in 1863.<br />
En duidelijker nog br.•. Salomon : „Een christelijke vrijmetselarij<br />
is een schreeuwende contradictie, een vierkante cirkel, een ronde rechthoek."<br />
Een joodsche vrijmetselarij schijnt minder contradictorisch ; er<br />
zijn ten minste in Pruisen alleen meer dan 25 zuiver joodsche loges!<br />
En nu de socialisten !<br />
„De algemeene strekking is de zedelijke vernietiging van alle<br />
gezag en alle wet. De godsdiensten verdwijnen, er is geen eerbied meer<br />
voor God, voor koning, voor welke macht dan ook," schrijft de Egalité<br />
van Genève in 1869 ; en dat wil de socialist :<br />
„Wij willen geen godsdienst," schreef hun blad, de Internationale,<br />
in 1876, „want de godsdienst dooft het verstand."<br />
En de loge van Luik zond in 1866 aan de Londensche een program,<br />
waarin wij lezen:<br />
„Ons doel is :.....<br />
De nienschheid te onttrekken aan den invloed van den priester<br />
den menschelijken geest bevrijden van het fétichisme eener Voorzienigheid<br />
en van het geloof aan een toekomstig leven."<br />
Frans Fichte leert ons nog hierbij : „De Loge steekt boven alle<br />
godsdiensten uit." Dat noemt Bebel : die Religion ist eine Privatsache.<br />
Ecrasons l'infdme voegt de vrijmetselaarVoltaire er aan toe, en deze gedachte<br />
drukte de Nederlandsche socialist, voor eenige jaren, aldus uit : „Wij<br />
moeten het driekoppige monster verdelgen : kapitaal, adel en christendom."<br />
Zoo stond geschreven in het blad van den Limburgschen „parle<br />
-mentairen" socialist.<br />
In zijn Klageschrift eines , Berliner Freimaurers roept J. Weil.-. uit:<br />
„Wij werken machtig mede aan de beweging dezer tijden, en aan<br />
den vooruitgang der volkeren tot het maken van de a 1 g em e e n e<br />
volkeren -rep ubl i e k."<br />
1)it geheel socialistische doel wordt nergens krachtiger door bevorderd<br />
dan door de ruïne van den godsdienst.<br />
Eugène Sue, de bekende vrijmetselaar, aarzelt dan ook niet te<br />
getuigen : „dat de vrijmetselaarsloges aan de spits der 1 i b e r a a 1- s o c i-
---- 378 --<br />
a 1 i s t i s e h e partij staan" (1845 ---- brief aan de leden der Loge La<br />
Persévérance te Antwerpen.)<br />
In de Globe'. deel IV p. 166 vinden wij deze woorden : ,,Willen<br />
wij kort en bondig het doel der Vrijmetselarij aanwijzen, dan moeten wij<br />
dat niet doen volgens de opvatting van e n k e 1 e 1 i e d e n, maar het<br />
bepalen volgens het KARAKTER ONZER INRICHTING. Deze. geeft haar<br />
leden de werktuigen ter hand en roept hen op, om mede te arbeiden<br />
aan den bouw eens t e m p e 1 s , welke het beeld moet zijn der volmaakt<br />
(rei e n s e h e 1 ij k e volmaaktheid, wel te verstaan !) „Daarom be-<br />
-heid"<br />
hoort de vrij metselarij tot de SOCIALISTISCHE SCHOOL, zij heeft haar punt<br />
van uitgang in de onvolkomenheid der maatschappelijke toestanden ...<br />
De Loge gelooft aan den vooruitgang, zij wil de hervorming.... Uw taak<br />
isgroot,gij moet de algemeene wereldfamilie doen ontstaan."<br />
Hoort gij den volslagen socialist ? De „algemeene wereld-familie"<br />
met Vader Staat aan het hoofd ! Is het niet het droombeeld der socialisten ?<br />
In 1865 schreef het magonnieke Bulletin du Grand Orient:<br />
„Wij belij den den algemeenen godsdienst.... en dezen algemeenen<br />
godsdienst bedoelt het gouvernement als het de vrijheid van godsdienst<br />
hooghoudt."<br />
Maconnieke gouvernementen zijn dan ook een zegen voor een<br />
rijk, de lezer begrijpt het allicht. De ervaring leert het overigens!<br />
Maar Pius VII schreef reeds 22 Mei 18C8 : „Onder deze gelijkheid<br />
van alle godsdiensten schuilt de gevaarlijkste vervolging en de listigste<br />
bestrijding, die men kan uitdenken tegen de Kerk van Christus."<br />
Daarom hebben de br.•. br:•. dit onschuldige middel gekozen.<br />
Zuiver negatief standpunt, even negatief als Bebel's : die Religion ist<br />
Privatsache ; maar evenals voor de Loge „gelijkheid van godsdiensten"<br />
beteekent : „vervolging van den christelijken," zoo beteekent ook Bebel's<br />
zoetsappige neutraliteit de meest verklaarde vijandschap tegen het Christendom.<br />
Iedere week kan men het lezen in de soc.-democratische bladen,<br />
hoe zij gebeten zijn op het Christendom, het verdacht en veracht trachten<br />
te maken ; en als men dan met verbazing vraagt : „Waarom is die partij,<br />
welke zich volksbevrijding ten doel stelt, toch op de eerste plaats zoo<br />
vinnig tegen de christelijke Kerk en den christen staat ?" dan vergete<br />
men nooit, dat de Loge haar het leven gaf, haar (de socialistische partij)<br />
met haren duivelschen geest bezielde en haar den fellen Christenhaat<br />
inblies.<br />
„Met de sociale beweging heeft s i n d s 1 a n g de Maconneri,e<br />
zich beziggehouden en alle goed, hetwelk in de maatschappij wordt tot<br />
stand gebracht, komt door den invloed dezer macht," roept br.•. Ragon
- 37 9 --<br />
uit in zijn meermalen geciteerd werk Cours philosophique. En men vergete<br />
niet, dat dit werk o f f i c i e e 1 door het Groot Oosten van Frankrijk werd<br />
goedgekeurd, en dat onze Nederlandsche Loge met dit Groot Oosten is<br />
verbonden.<br />
Welk een geest bezielt toch die godsdiensthaters!<br />
In 1870 drukte de Internationale een welkomstgroet af, haar<br />
door den hoogen vrij metselaar br.•. Assi toegestierd : „In naam der<br />
republikeinsche sociaal -democratie betuigen wij onze ingenomenheid met<br />
de Internationale, die s u b l i e. m e v r ij m e t s e l a r ij van alle proletariërs<br />
der wereld, die h o o p d e r t o e k o m s t !" (Int. April 1870).<br />
En de eenheid van gevoelens tusschen Loge en Socialisme is, wij herhalen<br />
het nogmaals, het gevolg der eenheid van doel: de verdelging des<br />
Christendoms.<br />
Reeds had Voltaire.-. geschreven : „de christelijke godsdienst is<br />
klaarblijkelijk slecht.... Ieder . rechtschapen mensch (.-.) moet haar verachten<br />
en haten ; zij is een infame godsdienst, een monster ;.... ecrasons,<br />
ecrasez l'int'äme" (1764, 1766-1767.)<br />
Lafargue, de ,socialist.. uitte zich in denzelfden geest ; wij voeren<br />
zijn getuigenis later aan. De, aarts-revolutionnairen Robespierre.., Marat.•.,<br />
Condorcet.•., Danton.•. spraken niet anders. De Haute Teente schreef in<br />
1819 aan haar hoofden een merkwaardige circulaire, waaraan wij ontaleenen<br />
: „Uw doel is het doel van V o 1 t a i r e, en Rousseau : de<br />
verdelging van he,t Catholicisme en van de christe-<br />
1 ij k e i d e e ... maar gij moet voorzichtig te werk gaan en u niet laten<br />
meesleepen door de doldriftige Franschen of de mijmerzieke Duitschers<br />
of de treurige Engelschen... wanneer zullen wij het einde bereiken?<br />
wij weten het niet. Maar daar wij immer moeten vooruitgaan, zenden<br />
wij u deze instructie, die geheim moet blijven voor de lagere graden," enz.<br />
(bij Chrét -Joly II.)<br />
De Mazzinisten, de, zoogenaamde d, e m o c r a t i s c h e fractie der<br />
Loge, dachten en wilden niet anders, niet slechter dan in deze woorden<br />
der deftige Haute Yente wordt gesproken!<br />
Neen, het verschil is in de Vrij m.•. zoo groot niet of au fond is<br />
haar doel immer de ruïne van. den Christenstaat, van geheel het Christendom.<br />
; het verschil kan bestaan in de m i d d e 1 e n, die de eene Loge<br />
meer, de andere minder tij dig zal achten, maar de ware geest is immer<br />
en overal dezelfde.<br />
En die geest der Vrijra.•. is ook de kracht, de levensadem van<br />
het Socialisme. hetwelk vallen zal op den dag, waarop de Loge, die haar<br />
voedt en bezielt, zal zwichten.<br />
LOD. VAN AMSTEL.
— 380<br />
WEER TWEE ARTIKELEN OVERBOORD.<br />
De odyssee van den met den dag aan vermaardheid winnenden<br />
Andries Dijkstra, door mij in vorige nummers in geuren en kleuren<br />
verhaald, heeft het verloop gehad, dat ik verwachtte.<br />
Tegen burgemeester en schoolopziener in heeft minister Van<br />
Houten onzen Andries in het gelijk gesteld, — voor het anarchistische<br />
heerschap een triomf, die zeker allerminst zijn toch niet groote bescheidenheid<br />
zal doen toenemen.<br />
Men kent het geval.<br />
Andries Dijkstra was door het gemeentebestuur van Menaldumadeel<br />
aan den dijk gezet. Geen enkele gemeente wilde hem meer de<br />
opvoeding der jeugd 'toevertrouwen. Maanden en maanden bleef Andries<br />
zonder betrekking, zijn tijd doorbrengend met het houden van revolutionnaire<br />
toespraken op socialistische en anarchistische bijeenkomsten<br />
en het schrijven van dito artikelen in dito bladen.<br />
Eindelijk werd door het gemeentebestuur van Opsterland een<br />
tijdelijke onderwijzer gevraagd voor de school te Siegerswoude. Andries<br />
solliciteert ; de schoolopziener wil van hein niet weten, daar hij het bij<br />
artikel 6 en 27 der schoolwet gevorderde bewijs van goed zedelijk gedrag<br />
niet kan overleggen ; het Dagelijkscli Bestuur stelt hem toch aan. De<br />
burgemeester van Opsterland kan zich hiermee niet vereenigen, daar ook<br />
z. i. de onderwijswet geschonden wordt. Hij wendt zich tot Gedeputeerde<br />
Staten van Friesland, die van het gevoelen des burgervaders<br />
verslag doen aan de Koningin-Regentes, welke op haar beurt de zaak in<br />
handen stelt van den minister, met de uitvoering der wet belast, mr.<br />
Samuel van Houten.<br />
Deze nu achtte „geen termen aanwezig," om het besluit van Opsterlands<br />
Dagelijksch Bestuur aan H. M. de Koningin -Regentes ter vernietiging<br />
voor te dragen.<br />
Met andere woorden, minister Van Houten beschouwt de artikelen<br />
6 en 27 als ongeschreven. Deze toch zijn zóó duidelijk, dat zelfs een<br />
kind zich in den zin daarvan onmogelijk vergissen kan. Art. 27 —<br />
wegens het groote belang der zaak zij het hier nog eens herhaald —<br />
eischt, om als onderwijzer benoemd te kunnen worden, een getuigschrift<br />
van zedelijk gedrag, loopende over de twee laatste jaren. Art. 6, zoo<br />
mogelijk nog beslister, zegt : Niemand mag onderwijs geven, die niet<br />
in het bezit is der bij deze wet gevorderde bewijzen van bekwaamheid<br />
en zedelijkheid.<br />
Het argument, dat het hier geen vaste, maar een tijdelijke
^-- 881 ---<br />
betrekking gold, is dus niets dan een uitvlucht. De wet kent, en terecht,<br />
geen onderscheid tusschen tijdelijke en vaste betrekkingen. Wie niet<br />
waardig is altijd onderwijs te geven, mag het ook niet drie maanden of<br />
een half jaar doen.<br />
Dijkstra heeft dus getriomfeerd. Volgens (le wet onbevoegd, zal<br />
hij, dank zij de willekeurige beslissing van minister Van Houten, de<br />
jeugd van Siegerswoude onderwijs geven en haar opleiden tot alle....<br />
christelijke en maatschappelijke deugden.<br />
Dit hoogst ergerlijke feit ontleent zijn beteekenis natuurlijk niet<br />
aan den vermaarden Andries, maar hieraan, dat nu reeds drie gewichtige<br />
artikelen der onderwijswet door den tegenwoordigen minister van Binnenlandsche<br />
Zaken op non-activiteit zijn gesteld.<br />
Eerst artikel 33, dat in zijn derde alinea den onderwijzer, die<br />
iets zou leeren, doen of toelaten, wat strijdig is met den eerbied, ver<br />
aan de godsdienstige begrippen van anderen, met ontzegging-schuldigd<br />
der bevoegdheid om onderwijs te geven bedreigt. Nu weer de art. 6 en<br />
27, die een bewijs van zedelijk gedrag vorderen om als onderwijzer te<br />
worden aangesteld.<br />
Welke waarborgen, zoo vraag ik, schieten. er nu nog over? Want<br />
het, spreekt vanzelf, dat het niet bij het geval Dijkstra zal blijven. En<br />
bovendien, nu men zekerheid heeft, dat men wegens overtreding van<br />
art. 33 niet uit de school zal worden gezet, en de art. 6 en 27 geen<br />
beletsel meer zijn, om, mocht men te A. worden weggejaagd, te B.<br />
geplaatst te worden, kan men er vast van overtuigd zijn, dat de socia<br />
anarchistische onderwijzers, op het voetspoor van Andries,<br />
-listische en<br />
zich geweldig zullen beginnen te roeren.<br />
Nu minister Van Houten hun de hand boven het hoofd houdt,<br />
lachen zij wat om burgemeesters en schoolopzieners. Ze doen ons niets!<br />
hooren wij Andries c s. uitroepen.<br />
Dit moge nu zoo zijn, toch ware het te wenschen, dat in de<br />
Kamers den minister aan het verstand werd gebracht, dat hij buiten<br />
zijn boekje gaat. De aangewezen persoon daarvoor in dit geval zou zijn<br />
mr. Bergsma, burgemeester van Menaldumadeel, thans ook lid der Eerste<br />
Kamer. Hij heeft Andries zoo goed leeren kennen, als men maar kan<br />
verlangen, en hij zal minister Van Houten wel afdoende inlichtingen<br />
kunnen geven omtrent diens goed zedelijk gedrag.<br />
Helpen zal het wel niet, want bij Van Houten is het den moriaan<br />
geschuurd, doch een woord van protest is, zoo ooit, dan zeker nu<br />
dringend noodig. Een ieder zal mij moeten toegeven, dat het thans de<br />
spuigaten uitloopt.<br />
ScxoLAsTIcus II.
382* —<br />
DE HOOP DES VADERLANDS.<br />
Mag onder die dichterlijke uitdrukking feitelijk heel het opgroeiende<br />
geslacht verstaan worden, gewoonlijk toch wordt er meer bijzonder<br />
de studeerende jongelingschap mee aangeduid, die om de zorgen<br />
aan haar besteed en de levensbestemming, waartoe zij geroepen is, meer<br />
bijzonder de verwachting doet koesteren, dat het vaderland eenmaal iets<br />
aan haar hebben zal. Ze komt het vaderland trouwens duur genoeg te<br />
staan- om recht te geven tot die verwachting.<br />
Tot dusver nu luidde veelal de klacht dat de jongelui, die het<br />
voorrecht hadden, aan onze hoogescholen, voor een groot deel ten koste<br />
hunner medeburgers, met het leeuwenmerg der wetenschap te worden<br />
gevoed, niet bijzonder veel blijk gaven van den veredelenden invloed,<br />
dien de hier meegedeelde kennis op hen behoorde te hebben.<br />
De fuiven en kroegjoolen, waarvan de bewoners der academiesteden<br />
wisten te verhalen, gaven geen hoog denkbeeld van de beschaving<br />
en verfijning der heertjes, die, vergissen we ons niet, eenmaal door<br />
professor Quack als de aristoi bij uitnemendheid, als het puikje der<br />
samenleving werden, begroet. We zullen hier maar niet herinneren aan<br />
sommige schandalen, waarvan indertijd het heele land schande gesproken<br />
heeft, aan histories als die b. v. van het Munsterkerkhof, aan de buitenspurigheden<br />
van het „;roen loopen" en meer dergelijke dingen, die het<br />
studentenleven nu juist geen geur van heiligheid hebben aangewaaid.<br />
In den laatsten tijd schijnt ,er een kentering te zijn gekomen in<br />
de academische zeden, te oordeelen ten minste naar hetgeen een mede<br />
Bat. Nbld., naar aanleiding der jongste lustrumfeesten-werker<br />
van het<br />
te Leiden, aan het Indische orgaan schrijft : 1<br />
Het leven van de meerderheid der tegenwoordige studenten isweelderiger,<br />
meer chic, meer verfijnd, dan voor vijf en twintig, dertig,<br />
veertig jaren ; het vroegere sans-gene in kleeding en manier van<br />
optreden is geweken; in plaats van het boheinienachtige der vroegere<br />
dagen is een zekere heerigheid gekomen, bij de groote meerderheid<br />
wel te verstaan. Want er is in Leiden tegenwoordig ook een minderheid,<br />
wier levensopvatting . in theorie en practijk een eigenaardige<br />
tegenstelling vormt met de meer weelderige en .fijne neigingen van<br />
die meerderheid.<br />
Gedeeltelijk onder den invloed van de tegenwoordig aan 'de orde<br />
zijnde sociale en socialistische denkbeelden van edelmoedige sympathie<br />
voor de misdeelden ; gedeeltelijk, naar ik veronderstel, gedreven door<br />
een zekere zucht • naar iets nieuws, iets exceritrieks, koenen zij met<br />
woord en daad tegen de weelde in haar verschillende vormen op,<br />
staan de beginselen der onthouding in velerlei opzicht voor en brengen
388 --<br />
die in practijk ; huldigen in één woord een soort van ascetische<br />
levensrichting, en dat niet, of niet zoozeer, onder den drang van bekrompen<br />
omstandigheden, maar uit vrije keuze, uit beginsel, soms<br />
tegen den wensch van hun ouders of voogden. in. Het talrijkst zijn<br />
deze nieuwmodische studenten onder de theologanten, en wat het<br />
merkwaardigst is, onder de moderngezinden van dezen — onder de<br />
orthodoxen zijn ze zeldzaam — doch ook onder de medici en juristen<br />
worden ze niet gemist.<br />
Heeft men de hier geschilderde verandering werkelijk als een<br />
verbetering te beschouwen ? Wij willen het graag hopen, maar kunnen<br />
het, althans voor zoover de „meerderheid" betreft, moeilijk aannemen<br />
Voor de ongegeneerdheid van vroeger, zegt de correspondent, is bij de<br />
meesten zekere verfijning in de plaats gekomen. Nu, dat kan zijn goede<br />
zijde hebben : jongelui, die eenmaal den toon zullen hebben aan te geven<br />
in de samenleving, mogen zich wel onderscheiden door het in acht nemen<br />
der goede vormen. Maar; als die verfijning zich alleen tot de opper<br />
bepaalt en zich enkel in „heerigheid" openbaart, wanneer zij-vlakte<br />
daarbij gepaard gaat met weelderigheid en dandy-achtige chic, dan meenen<br />
we dat er weinig mee gewonnen wordt. Wellicht schuilt de oorzaak dier<br />
bijzondere netheid, tegenover de twat ruwe losheid van vroeger, in<br />
zekere vroegrijpheid, waardoor de jonkman den smaak verliest voor de<br />
luidruchtige ontspanningen, waaraan een gezonde jeugd zich van nature<br />
zoo graag overgeeft, en die zeker licht in ruwheid ontaardt, maar toch<br />
over 't algemeen een kenmerk is van een gezonde jonge ziel in een<br />
gezond jong lichaam. Als men de ziekelijke uitingen van de jongste<br />
generatie in literatuur en poëzie nagaat, is er wel eenige reden aan de<br />
gelijke noodlottige vroegrijpheid te denken.<br />
Tegenover de meerderheid, die op weelde, chic en verfijning<br />
gesteld is, staat echter volgens den correspondent een minderheid, die de.<br />
weelde versmaadt en zekere ascetische levensrichting huldigt ; vertrouwen<br />
wij dat de drijfveer daarvan niet louter in de zucht naar iets nieuws en<br />
excentrieks, maar dat de bedoelde geest bij de meesten voortkomt uit<br />
edelmoedige sympathie voor de misdeelden in onze maatschappij. Dan<br />
kan die kleine groep van jongelingen, die begrijpt dat ze niet tot genieten<br />
en ' pleiziermaken in de wereld is, maar zich tot een edele en verheven<br />
taak, tot heil van den evenmensch behoort voor te bereiden, met alle<br />
recht de hoop des vaderlands genoemd worden.<br />
INHOUD : Klein. — Eene moskee te Parijs, door Ferd. van Maastricht. — De<br />
christelijke godsdienst, gehaat door de br.•. br.-. en de socialisten, door Lod.<br />
van Amstel. — Wee.• twee artikelen overboord, door Scholasticus II. — De<br />
hoop des vaderlands.
Bladz.<br />
Ruzie onder de broeders . . .<br />
De Vla "<br />
Alfred .........................<br />
. , . . . .<br />
1<br />
6<br />
De dynastie der Bourbons, door<br />
Geos . . . . . . . 9, 25, 58, 73<br />
Het Protestantsche en het Katholieke<br />
Rome . . .<br />
Een woord van Lemmi .<br />
.<br />
.<br />
.<br />
.<br />
. 15<br />
16<br />
Dapper maar dom . -17<br />
Het volksonderricht door Lod.<br />
van Amstel. 20, 40<br />
Zal dat helpen ? . . . . . . 33<br />
Noch hart noch hoofd. door V. 37, 5`'<br />
Een zeer belangrijk boekje, door<br />
Lod. van Amstel. 46<br />
Zoek . . . . . . . . . . 49<br />
Aan het Dompertje, door Laicvs . 55<br />
Consequent . . . . . . . , 65<br />
Twee kampen, door<br />
Amstel . . . . .<br />
Vier categorieën , ,<br />
Kruisaanbidding. . .<br />
Lod. van<br />
. . . 68, 89<br />
. . . 80<br />
. . . . 81<br />
Dagen van Beroering, door Scholast<br />
ficus II . . . . . . 86<br />
Het Italiaansch exequatur, door<br />
Verftas . . . . . . . . . 93<br />
„De kwaal is algemeen, misschien<br />
chronisch." . . . . . . . 97<br />
Partijdigheid of onkunde, door<br />
Lod. van Amstel . . . . 100, 123<br />
Het noodlot der dynastieën, door<br />
Geos . . . . . . . . . . 105<br />
Het lasticus gewens....................1<br />
II . . . 11<br />
. . . .<br />
l oderne mystiek 113<br />
Hatelijk en dwaas, door Scholasticus<br />
11 120<br />
Uit de dichterwereld, door Alfred. 126<br />
Mode . . . . . . . . .<br />
Een kwart-guldenvereeniging .<br />
.<br />
.<br />
129<br />
132<br />
Het parlement der godsdiensten,<br />
door Lod. van Amstel 134, 156, 170<br />
Lieve gasten . . . . . .<br />
Al te hoog . . . . . .<br />
„De wetenschap," door X.<br />
.<br />
.<br />
.<br />
.<br />
.<br />
.<br />
441<br />
145<br />
147<br />
Een doode letter, door Scholastieus<br />
1I . . .<br />
Het Nederlandsch een zelfstan-<br />
151<br />
dige taal, door M. A. P. C.<br />
Poelhekke . . . . . . .<br />
De vermiste schakel te recht<br />
Een lijkrede, door V. . . .<br />
.<br />
.<br />
.<br />
154<br />
161<br />
164<br />
Een ministerieele stijfkop, door<br />
Scholasticus II<br />
167<br />
De Gustaaf-Adolifeesten, doorLod.<br />
van Amstel . . . .172, 184, 206<br />
De ernst der wetenschap . . , 177<br />
Honoraria van socialisten, door<br />
Geos . . . . . . . . . . 180<br />
Het Huwelijk in Frankrijk. . . 193<br />
INFïOUD.<br />
$ladz.<br />
Logica, door Epi . . . . . . 197<br />
Het „Vlammetje" van »de Gids''. 202<br />
Een nieuwe sensatie . . . . . 209<br />
Over literatuur, door M. A. P.<br />
C. Poelhekke . 21'Z, 259<br />
Een valsche vlag . . . . 2,17<br />
De Ital. regeering tegenover de<br />
kath, Kerk, door. eritas. . 221, 239<br />
Moderne theologen. , . . . . 2Z5<br />
i en pleidooi, door Scholasticus II. 229<br />
Een fiasco . . . . . . . . . 233<br />
Overal en altijd dezelfden . . . 237<br />
De belijdenis der Ned. Herv. Kerk 241<br />
Ook al letterkunde, door J. Th..R,<br />
Een tegenpleidooi, door M. A. P.<br />
246<br />
C. Poelhekke . . • . . 249, 283<br />
Alweer een nieuwe partij,doorGeos 251<br />
Een tegenvaller . . , . .<br />
Dwingt ze o m in te gaan !<br />
.<br />
.<br />
.<br />
.<br />
254<br />
257<br />
Een tegenpleidooi, door Scholasticus<br />
II . . . . . . . . . 262<br />
Wat het so°ialisme voor de arbeiders<br />
doet, door Verftas . . 267<br />
Waar die nog belanden zal ! . 273<br />
Een opheldering, door J. Th. R. 275<br />
Geschiedenisof' voorspeling ? . 278<br />
De hooge sociaal-democratie, door<br />
Lod. van Amstel. 286, 292, 314, 335<br />
De poëzie van de kroeg. . . . 289<br />
Nè eletti,nè elettori, -Non expedit,<br />
door Verftas 297, 319<br />
Het aanstaande vrouwencongres . 302<br />
Het Satanisme . . . . . . .<br />
C. Buysse's laatste .novelle, door V.<br />
Alweer mis . . . . . . . .<br />
Een calvinistisch kettergericht .<br />
Een nieuwe theorie van Lombroso.<br />
Een lumineus idee, door Scholasticus<br />
II. . . . . . . .<br />
De lotgevallen van Andries, door<br />
Scholasticus II<br />
De Koningin der Jacobieten . .<br />
Oppervlakkig of oneerlijk, door V.<br />
Loge en Socialisme, door Lod.<br />
j05<br />
308<br />
321<br />
323<br />
327<br />
330<br />
33`2<br />
337<br />
3 41<br />
van Amstel<br />
345, 362<br />
Andries for ever, door Scholasticus<br />
II , . . . . . . . . 348<br />
De kunst en het volk . . . 350<br />
Een merkwaardig oordeel . . 353<br />
Een praatje over Protestantisme<br />
en Liberalisme . . . . . . 358<br />
De Menschheid, d. Lod. v. Amstel. 363<br />
Iiet gewapend Europa . . . . 368<br />
Klein. . . . . . 369<br />
Eene moskee te Parijs . . . . 372<br />
De christelijke godsdienst, gehaat<br />
bij br.-. en socialisten. . . . 375<br />
Weer twee artikelen overboord . 380<br />
De hoop des vaderlands. . . . 382