Bestemmingsplan - Gemeente Emmen
Bestemmingsplan - Gemeente Emmen
Bestemmingsplan - Gemeente Emmen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Zwartemeer
Inhoudsopgave<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Toelichting 5<br />
Hoofdstuk 1 Inleiding 5<br />
1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan 5<br />
1.2 Ligging plangebied 5<br />
1.3 Huidige planologische regelingen 6<br />
1.4 Opzet bestemmingsplan 7<br />
1.5 Overzicht verricht onderzoek 7<br />
Hoofdstuk 2 Beleid 8<br />
2.1 Inleiding 8<br />
2.2 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid 8<br />
2.3 Regionaal beleid 11<br />
2.4 Provinciaal beleid 12<br />
2.5 Rijksbeleid 14<br />
2.6 Conclusie 15<br />
Hoofdstuk 3 Onderzoeken 16<br />
3.1 Archeologie en monumenten 16<br />
3.2 Ecologie 17<br />
3.3 Fysieke veiligheid 20<br />
3.4 Milieu 23<br />
3.5 Watertoets 27<br />
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige structuur 37<br />
4.1 Ontstaansgeschiedenis 37<br />
4.2 Stedenbouwkundige hoofdstructuur 41<br />
4.3 Verkeersstructuur 46<br />
4.4 Groenstructuur 48<br />
4.5 Bevolkingsstructuur 53<br />
Hoofdstuk 5 Juridische aspecten van het bestemmingsplan 55<br />
5.1 Algemeen 55<br />
5.2 Inventarisatie 55<br />
5.3 Plantoelichting, verbeelding en regels 55<br />
5.4 Toelichting op de bestemmingen 56<br />
5.5 Handhaving 65<br />
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid 66<br />
6.1 Opstartbijeenkomst 66<br />
6.2 Overleg ex. artikel 3.1 Bro en zienswijzen 66<br />
6.3 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan 66<br />
Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid 67<br />
Bijlagen bij de toelichting 69<br />
Bijlage 1 Nota van beantwoording 71<br />
Bijlage 2 Huidige planologische regelingen 79<br />
Bijlage 3 Archeologie 83<br />
Bijlage 4 Groenstructuur Zwartemeer 157<br />
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek Zwartemeer 161<br />
Bijlage 6 Tankenlijst 185<br />
Bijlage 7 Secundair bluswater 189<br />
Bijlage 8 Raadsvoorstel en raadsbesluit 193<br />
2 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Regels 201<br />
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 202<br />
Artikel 1 Begrippen 202<br />
Artikel 2 Wijze van meten 209<br />
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 210<br />
Artikel 3 Agrarisch 210<br />
Artikel 4 Bedrijf - Milieucategorie 2 213<br />
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen 217<br />
Artikel 6 Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen 218<br />
Artikel 7 Bedrijventerrein 221<br />
Artikel 8 Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij 225<br />
Artikel 9 Gemengd 226<br />
Artikel 10 Groen 229<br />
Artikel 11 Horeca - 1 231<br />
Artikel 12 Horeca - 3 234<br />
Artikel 13 Maatschappelijk 237<br />
Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats 239<br />
Artikel 15 Maatschappelijk - Onderwijs 241<br />
Artikel 16 Maatschappelijk - Religie 243<br />
Artikel 17 Sport 246<br />
Artikel 18 Tuin 248<br />
Artikel 19 Verkeer 249<br />
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied 250<br />
Artikel 21 Water 252<br />
Artikel 22 Wonen - Aaneengebouwd 253<br />
Artikel 23 Wonen - Twee aaneen 257<br />
Artikel 24 Wonen - Vrijstaand 261<br />
Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen 265<br />
Artikel 25 anti-dubbeltelregel 265<br />
Artikel 26 algemene bouwregels 266<br />
Artikel 27 algemene gebruiksregels 267<br />
Artikel 28 algemene aanduidingsregels 268<br />
Artikel 29 algemene afwijkingsregels 270<br />
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 271<br />
Artikel 30 Overgangsrecht 271<br />
Artikel 31 Slotregel 272<br />
Bijlagen bij de regels 273<br />
Bijlage 1 Staat van Inrichtingen 275<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 3
estemmingsplan Zwartemeer<br />
4 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Toelichting<br />
Hoofdstuk 1 Inleiding<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan<br />
Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien, is voor de kern<br />
Zwartemeer een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan heeft in de eerste plaats als<br />
doel de bestaande situatie planologisch opnieuw vast te leggen.<br />
Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel<br />
ruimtelijk en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd.<br />
Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar,<br />
handhaafbaar en toetsbaar moet zijn. Doordat nieuwe bestemmingsplannen helderder en eenduidiger<br />
worden opgesteld, sluiten zij aan bij één van de doelstellingen van deregulering die het college zich<br />
heeft gesteld.<br />
1.2 Ligging plangebied<br />
De plangrens wordt grotendeels bepaald door de plangrenzen van de huidige bestemmingsplannen en<br />
door natuurlijke elementen in combinatie met de overgang tussen de kern / wijk en het buitengebied.<br />
Het bestemmingsplangebied Zwartemeer ligt aan de Duitse grens en is het meest oostelijke dorp van de<br />
gemeente <strong>Emmen</strong> in de zuid-oosthoek van Drenthe. Het wordt globaal begrensd door het dorp<br />
Klazienaveen in het westen, de A-37 in het noorden, Duitsland in het oosten en het natuurreservaat<br />
Bargerveen in het zuiden.<br />
Figuur 1-1: Ligging plangebied<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 5
Figuur 1-2: Indicatieve ligging plangebied<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
1.3 Huidige planologische regelingen<br />
Het voorliggende bestemmingsplan vervangt bestemmingsplannen geheel:<br />
95.047, Zwartemeer Centrum (HOP), vastgesteld 10-09-1998, goedgekeurd 17-11-1998;<br />
99.100, Zwartemeer Centrum 1e gedeeltelijke wijziging, vastgesteld 13-07-1999, goedgekeurd<br />
01-01-2002;<br />
01.061, Zwartemeer Centrum 2e gedeeltelijke wijziging, vastgesteld 03-07-2001, goedgekeurd<br />
01-01-2002;<br />
87.017, Zwartemeer Kamerlingswijk/Nieuwewijk, vastgesteld 31-01-1991, goedgekeurd 10-06-1991;<br />
07.044, Zwartemeer Zuidwest IV, vastgesteld 26-06-2008, goedgekeurd 18-09-2008;<br />
en bestemmingsplannen gedeeltelijk:<br />
86.202, Klazienaveen Linten Kloostermanswijk/Langestraat, vastgesteld 27-06-1991, goedgekeurd<br />
15-10-1991;<br />
84.250, Buitengebied <strong>Emmen</strong>, vastgesteld 16-07-1987, goedgekeurd 01-03-1988.<br />
Daarnaast zijn diverse bouwinitiatieven met een buitenplanse (ex art. 19 WRO) en binnenplanse (ex art.<br />
15 WRO) vrijstellingprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan<br />
zullen de in het bovenstaande schema genoemde bestemmingsplannen (alsmede de aanvullende<br />
bebouwingsvoorschriften), voor zover zij vallen binnen het plangebied, hun rechtskracht verliezen en door<br />
dit bestemmingsplan Zwartemeer worden vervangen.<br />
Een overzicht met daarop een indicatie van de ligging van de oude bestemmingsplannen is als PDF<br />
bestand achter hoofdstuk 7 toegevoegd als bijlage.<br />
6 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
1.4 Opzet bestemmingsplan<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de<br />
bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een<br />
aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot<br />
slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.<br />
1.5 Overzicht verricht onderzoek<br />
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan is een archeologisch historisch onderzoek verricht:<br />
archeologisch historisch onderzoek, De Steekproef, 2005-6/3, betreffende de veengebieden. De<br />
conclusies uit dit onderzoek zijn verwerkt in de toelichting. In dit bestemmingsplan zijn echter geen<br />
ontwikkelingen aan de orde waarvoor uitgebreid onderzoek aan de orde is, daarom kan worden volstaan<br />
met het in beeld brengen van de huidige omgevingssituatie. In hoofdstuk 3 wordt daarom ingegaan op<br />
deze omgevingsaspecten.<br />
Verder is er ten behoeve van het wegverkeerslawaai een akoestisch onderzoek verricht door<br />
Ingenieursbureau Spreen (rapport 20100343) voor de volgende wegen: Zuidervaart OZ, Eemslandweg,<br />
Verlengde Van Echtenskanaal NZ, Klemstrook en Kamerlingswijk WZ/Hogeweg. De verkeersgegrvens<br />
m.b.t. de A37 zijn aangeleverd door Rijkswaterstaat.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 7
Hoofdstuk 2 Beleid<br />
2.1 Inleiding<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de hoofdlijnen van het beleid op landelijk, regionaal, provinciaal en<br />
gemeentelijk niveau. De algemene beleidskaders van de verschillende beleidsvelden komen hier stuk<br />
voor stuk aan de orde, evenals de doorvertaling naar het plangebied, voor zover deze te maken valt.<br />
2.2 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />
2.2.1 Ruimtelijk/economisch beleid<br />
Structuurvisie gemeente <strong>Emmen</strong> 2020, Veelzijdigheid troef<br />
De structuurvisie <strong>Emmen</strong> 2020, Veelzijdigheid Troef, vastgesteld op 24 september 2009 is opgesteld als<br />
ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota <strong>Emmen</strong> 2020, vastgesteld door de raad<br />
in september 2001.<br />
De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente <strong>Emmen</strong> weer.<br />
Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te<br />
stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de<br />
weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur<br />
van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer,<br />
werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald deze zijn als<br />
volgt:<br />
Thema Koers<br />
Landschap Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug,<br />
het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid<br />
van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik<br />
van de essen te vergroten.<br />
Duurzaamheid Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de<br />
berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/<br />
Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen<br />
combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede<br />
versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk<br />
zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde<br />
gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van<br />
water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien<br />
scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven.<br />
Verkeer Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34<br />
(<strong>Emmen</strong>-Zuid tot <strong>Emmen</strong>-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor<br />
naar Zwolle en Twente.<br />
Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te<br />
verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.<br />
8 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Werken Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreiding van<br />
bedrijventerreinen. Voor woon-werkcombinaties is behalve op de Meerdijk op<br />
termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in<br />
Emmer-Compascuum (mits passend<br />
binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op<br />
bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en<br />
aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats<br />
op herstructurering van<br />
oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw<br />
in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het<br />
Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in<br />
landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op<br />
het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op<br />
alternatieven.<br />
Wonen Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande<br />
bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt<br />
een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse<br />
woonmilieus. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt<br />
ingezet op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en<br />
Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk<br />
deel van de gemeente.<br />
Voorzieningen Inzet op versterking van de centrumfunctie van <strong>Emmen</strong> en behoud bestaande<br />
ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke<br />
wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte<br />
bundeling.<br />
Veiligheid Scheiding van risicovolle en kwetsbare activiteiten. Voor risicovolle activiteiten is<br />
ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37.<br />
Ruimtelijke waardenkaart<br />
In het kader van het Uitvoeringsprogramma Structuurvisie is een Ruimtelijke Waardenkaart ontwikkeld.<br />
De Ruimtelijke Waardenkaart schetst de volgende gewenste ontwikkelingen die van belang zijn voor de<br />
groenstructuur van de kern Zwartmeer:<br />
Kanalen ontwikkelen tot voorkanten. Tot dragers waaraan nieuwe ontwikkelingen trots en zelfbewust<br />
kunnen plaatsvinden;<br />
De achterkanten van dorpen en linten als 'voorkanten van het landschap';<br />
Het 'veenlopen' als Drentse tegenhanger van het 'wadlopen'.<br />
Beleidsnotitie "Bouwen in de Linten"<br />
Op 7 juli 2005 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" vastgesteld. De<br />
beleidsnotitie geeft het onderzoek weer naar de ruimtelijke kaders en criteria die bij de beoordeling van<br />
verzoeken tot incidentele woningbouw in de linten moeten worden gehanteerd. In de beleidsnotitie is een<br />
balans gezocht tussen het incidenteel toevoegen van woningen enerzijds en het behoud van de waarde<br />
en karakteristiek van het landschap anderzijds.<br />
Het doel van de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" is het verkrijgen van een helder ruimtelijk kader<br />
voor het toetsen van nieuwe aanvragen voor het bouwen van woningen binnen lintbebouwingen in de<br />
gemeente <strong>Emmen</strong>.<br />
In de beleidsnotitie zijn ruimtelijke criteria verwoord. Bij de ruimtelijke ontwikkeling van de linten dient<br />
een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de kernen, en anderzijds het belang<br />
van het landschap. De ruimtelijke criteria zijn ook vertaald in kaarten.<br />
In de eerste plaats is bepaald wat de begrenzingen van de kernen zijn en wat de linten binnen en buiten<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 9
de kernen zijn.<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Als vervolgstap is voor de linten buiten de kernen bepaald welke delen onlosmakelijk met het landschap<br />
zijn verbonden en welke delen met de kern zijn verbonden. De linten kunnen worden onderverdeeld in<br />
"landschapsgerelateerde linten" en in "dorpsgerelateerde linten".<br />
In de beleidsnota is aandacht besteed aan de relatie tussen de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" en<br />
de actualisering van de bestemmingsplannen. De resultaten van de beleidsnotitie "Bouwen in de linten"<br />
dienen te worden overgenomen in de te actualiseren bestemmingsplannen, met dien verstande, dat in<br />
de te actualiseren bestemmingsplannen de resultaten van de beleidsnota niet automatisch één op één<br />
worden overgenomen. Voordat de uitkomsten van de notitie worden meegenomen in de te actualiseren<br />
bestemmingsplannen moet worden gekeken of de huidige situatie aanleiding geeft voor het aanpassen<br />
van de uitkomsten van de notitie bouwen in de linten.<br />
De huidige situatie is niet veranderd ten opzichte van de situatie tijdens het opstellen van de<br />
beleidsnotitie "Bouwen in de Linten". Er is dus geen reden om af te wijken van het gestelde in de<br />
beleidsnotitie "Bouwen in de Linten".<br />
2.2.2 Verkeersbeleid<br />
<strong>Gemeente</strong>lijk Verkeer en Vervoersplan (GVVP)<br />
Het huidige <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeer en Vervoersplan (GVVP) is vastgesteld in 2000. In het<br />
uitvoeringsprogramma van Structuurvisie Veelzijdigheid Troef, structuurvisie gemeente <strong>Emmen</strong> (2020),<br />
wordt het voornemen uitgesproken om het GVVP uit 2000 te herzien en af te stemmen op het<br />
Provinciaal Verkeer en Vervoersplan uit 2007. Tevens is de gemeente bezig met het opstellen van nieuw<br />
parkeerbeleid. Vooralsnog is het huidige GVVP van kracht.<br />
De gemeente <strong>Emmen</strong> ondersteunt, net als bijna alle andere wegbeheerders van Nederland, de<br />
uitgangspunten van Duurzaam Veilig. Dit is bekrachtigd door een landelijk convenant te ondertekenen.<br />
Duurzaam Veilig is een systeembenadering met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen<br />
de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd<br />
onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, en ook onzeker<br />
gedrag te voorkomen.<br />
2.2.3 Recreatiebeleid<br />
In juni 2007 is de kadernota Kampeerbeleid gemeente <strong>Emmen</strong> vastgesteld. Deze kadernota geeft aan<br />
hoe de gemeente <strong>Emmen</strong> aan zijn eigen kampeerbeleid invulling geeft na intrekking van de Wet op de<br />
Openluchtrecreatie (WOR). De kadernota vormt de basis voor het formuleren van voorwaarden en regels<br />
binnen relevante bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).<br />
Als uitwerking op de kadernota Kampeerbeleid heeft de gemeente <strong>Emmen</strong> het facetbestemmingsplan<br />
"Kleinschalig kamperen gemeente <strong>Emmen</strong>" opgesteld. In dit facetbestemmingsplan zijn bepalingen<br />
opgenomen ten gunste van kleinschalig kamperen. In dit bestemmingsplan is geen camping gevestigd<br />
waar kleinschalig wordt gekampeerd.<br />
2.2.4 Woonbeleid<br />
In het in 2002 vastgestelde "Woonplan <strong>Emmen</strong> 2020" is het woonbeleid voor de gemeente <strong>Emmen</strong><br />
vastgelegd. Dit beleidsplan is de uitwerking van de "Strategienota <strong>Emmen</strong> 2020", waarin in grote lijnen<br />
de ambities van de gemeente <strong>Emmen</strong> zijn vastgelegd onder andere voor wat betreft het thema "Wonen".<br />
Het Woonplan bevat een totaalprogramma uitbreiding, inbreiding en herstructurering, dat is opgesteld op<br />
basis van een gemeentebrede kwantitatieve en kwalitatieve behoefteberekening en is uitgewerkt tot op<br />
het niveau van de afzonderlijke kernen en grote wijken binnen de gemeente. Het Woonplan is recentelijk<br />
op onderdelen geactualiseerd en eind mei 2007 samen met de nota 'Zorgeloos Wonen, wonen met zorg<br />
en welzijn in <strong>Emmen</strong>' door de Raad vastgesteld.<br />
Het gemeentelijk woonbeleid wordt in 2010 herzien. de ontwikkelingen op de woningmarkt en de<br />
verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid<br />
nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande<br />
wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).<br />
10 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
2.2.5 Welstandsbeleid<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde<br />
Welstandscommissie beoordeeld bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen<br />
in de Welstandsnota. Donderdag 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota<br />
vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat<br />
gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.<br />
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit.<br />
Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het<br />
welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het<br />
welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.<br />
Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de<br />
zogenaamde basis welstand. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar<br />
gebied is een welstandstoets nodig. Voor winkelcentra, het centrum van <strong>Emmen</strong>, monumenten,<br />
bijzondere gebouwen en locaties geldt uitgebreide welstand. Dit wil zeggen dat alle zijden van het<br />
gebouw moeten voldoen aan de welstandseisen.<br />
2.3 Regionaal beleid<br />
2.3.1 Agenda voor de Veenkoloniën<br />
Op verzoek van de minister van LNV onderzocht de commissie Structuurversterking Veenkoloniën<br />
(commissie-Hoekstra) in 2001 de problemen in de Veenkoloniën. Dat waren er drie: eenzijdigheid,<br />
afhankelijkheid en een negatief imago.<br />
Als antwoord op het advies van de Commissie Hoekstra heeft de regio De Agenda voor de Veenkoloniën<br />
opgesteld. Deze is in april 2002 verschenen.<br />
Negen Drentse (waaronder <strong>Emmen</strong>) en Groningse gemeenten, twee waterschappen en twee provincies<br />
werken samen in de stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën.<br />
In april 2008 presenteerde de Agenda voor de Veenkoloniën haar programma voor de komende vier jaar.<br />
Dit programma bouwt voort op het basisdocument van 2002. Het nieuwe Gebiedsprogramma van de<br />
Agenda voor de Veenkoloniën biedt ondernemers, overheden, onderwijsinstellingen, onderzoekcentra en<br />
de omgeving (5 O's) een kans meer kwaliteit te geven aan de sociaaleconomische structuur van de<br />
Veenkoloniën. Het nieuwe Gebiedsprogramma, heeft als belangrijkste doel: Wonen, werken, recreëren<br />
en innoveren in een kansrijke en unieke open ruimte. Daarnaast ligt er de uitdaging in te spelen op de<br />
veranderingen in de landbouw en die kwaliteiten die wel degelijk in grote mate aanwezig zijn in de<br />
Veenkoloniën als het waardevolle cultuurlandschap, de sociale vitaliteit en rust, ruimte en openheid.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 11
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Figuur 2-1: Gebied Agenda voor de Veenkoloniën<br />
2.4 Provinciaal beleid<br />
2.4.1 Omgevingsvisie Drenthe<br />
Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de<br />
komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de<br />
ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal<br />
document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:<br />
1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;<br />
2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;<br />
3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;<br />
4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.<br />
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot<br />
2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij<br />
de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht<br />
die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:<br />
1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap,<br />
oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);<br />
12 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische<br />
hoofdstructuur (EHS);<br />
3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de<br />
verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;<br />
4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op<br />
regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende<br />
ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en<br />
bedrijvigheid;<br />
5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen,<br />
leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;<br />
6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die<br />
voorzien in de woonvraag;<br />
7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of<br />
gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;<br />
8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden<br />
samenhangen, samenwerken en complementair zijn;<br />
9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;<br />
10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het<br />
besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag<br />
van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;<br />
11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met<br />
het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en<br />
goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale<br />
netwerken;<br />
12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in<br />
landschapstypen;<br />
13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en<br />
water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;<br />
14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;<br />
Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk<br />
niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een<br />
standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in<br />
het ruimtelijke plan voorkomt.<br />
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur<br />
Natuurgebieden in Nederland zijn erg versnipperd. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) heeft als doel<br />
om natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden. Door verbindingen tussen natuurgebieden te<br />
maken, kunnen planten en dieren zich gemakkelijker verspreiden over meer gebieden. Hierdoor zijn<br />
deze gebieden beter bestand tegen negatieve milieu-invloeden. In grotere natuurgebieden kunnen<br />
bovendien meer soorten planten en dieren leven. De EHS bestaat uit:<br />
bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste<br />
verbindingen;<br />
landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden);<br />
grotere wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).<br />
De EHS wordt in principe afgestemd op planologische ontwikkelingen. Dit betekent echter wel dat<br />
ruimtelijke ingrepen in de EHS met een negatief effect op de EHS in principe niet zijn toegestaan.<br />
Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken.<br />
Het gebied rondom Zwartemeer is in die zin ecologisch waardevol omdat het een gebied is met wijken<br />
dat waarden heeft voor ganzen, zwanen en steltlopers. Een gedeelte van het gebied tussen de Hoge<br />
Weg en De Panden onderdeel is geworden van de PEHS. Bovendien is de Runde als onderdeel van de<br />
PEHS aangemerkt.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 13
Figuur 2-2: PEHS Zwartemeer en omgeving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Volgens de basiskaart voor de Cultuur Historische Waardenkaart (CHW) van de provincie Drenthe zijn<br />
de Verlengde Hoogeveensche Vaart, de Kamerlingswijk, Verlengde Oosterdiep, het stukje Hoofdwijk III,<br />
de Verlengde Dorpshuiswijk en de Verlengde Meerwijk en alle daarop uitkomende wijken<br />
cultuurhistorisch waardevolle topografische lijnelementen. Datzelfde geldt voor de bomenrijen langs de<br />
Verlengde Hoogeveensche Vaart, Kamerlingswijk WZ, de Barriereweg en de bomenrij aan de oostelijke<br />
kanaalzijde van de Verlengde Oosterdiep. De houtwal aan de oostkant van het sportterrein is eveneens<br />
cultuur historisch waardevol. Datzelfde geldt voor het bos behorend bij het sportlandgoed.<br />
2.5 Rijksbeleid<br />
2.5.1 Ruimtelijk beleid<br />
Voor het plangebied Zwartemeer geldt dat het ruimtelijke rijksbeleid geen directe invloed heeft op de<br />
inrichting van het plangebied. De Nota Ruimte, met als titel "Ruimte voor ontwikkeling" is een<br />
strategische nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland<br />
zijn vastgelegd. In deze Nota gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met<br />
een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke<br />
hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De nota heeft vier algemene doelen:<br />
versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal<br />
platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van<br />
waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden)<br />
en veiligheid (voorkoming van rampen).<br />
14 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
De Nota Ruimte gaat uit van een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale<br />
overheden. Het nieuwe beleid sluit hiermee aan bij de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid, die onder<br />
meer tot uiting komen in het decentrale planningsstelsel, met een centrale rol voor de gemeentelijke<br />
bestemmingsplannen. In het nieuwe beleid focust het Rijk zich meer dan voorheen op gebieden en<br />
netwerken die van nationaal belang zijn. De afzonderlijke nota's (zoals bijv. Nota Mobiliteit, De Agenda<br />
Vitaal Platteland) op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één Nota<br />
Ruimte. De kern Emmer-Compascuum valt hier niet onder.<br />
In het nieuwe AMvB Ruimte stelt het kabinet kaders voor de ontwikkeling van het ruimtelijke gebied in<br />
Nederland. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan welke nationale ruimtelijke belangen het wil<br />
verwezenlijken. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van<br />
kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en voor bescherming van<br />
het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30<br />
nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. Daarvan komt een aantal in de<br />
algemene maatregel van bestuur, de AMvB Ruimte.<br />
De realisatieparagraaf krijgt de status van structuurvisie. Hij wordt toegevoegd aan de Nota Ruimte en<br />
overige planologische kernbeslissingen (PKB's).<br />
2.6 Conclusie<br />
Het rijksbeleid werkt nauwelijks rechtstreeks door in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan<br />
in directe zin niet in strijd met het rijksbeleid.<br />
Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt<br />
weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd<br />
worden dat dit passend is in het provinciale beleid.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 15
Hoofdstuk 3 Onderzoeken<br />
3.1 Archeologie en monumenten<br />
3.1.1 Archeologie<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta.<br />
Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als<br />
gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het<br />
opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de<br />
aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.<br />
Archeologiebeleid<br />
Inmiddels heeft de provincie Drenthe nieuw aanvullend archeologiebeleid opgesteld. Op grond van<br />
inhoudelijke overwegingen en expert judgement hanteert de provincie Drenthe een<br />
vrijstellingsmogelijkheid van 500 m². Daarbij dienen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd:<br />
het gaat om het totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwblok van een<br />
samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;<br />
de vrijstelling geldt voor gebieden met een lage (alleen beekdalen), middelhoge en hoge<br />
archeologische verwachtingswaarde, zoals aangegeven op de IKAW, tenzij binnen een afstand van<br />
50 meter een AMK-terrein aanwezig is;<br />
de vrijstelling geldt niet voor bekende vindplaatsen die op de AMK van Drenthe staat aangegeven;<br />
uitzondering hierop zijn de historische kernen die op de AMK staan aangegeven als 'terrein van<br />
hoge archeologische waarde'. Voor deze terreinen is een vrijstelling van 70 m² mogelijk.<br />
Archeologisch onderzoek is niet vereist als het gaat om herbouw met dezelfde maatvoering als het<br />
oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale<br />
afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd. Indien de<br />
provinciale ontheffingsbevoegdheid niet van toepassing is op de voorgenomen bodemverstoring moet<br />
door de veroorzaker een inventariserend archeologisch veldonderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek<br />
kan aangeven of het gebied vrij van archeologie is of dat er waarden zijn waar rekening mee dient<br />
worden gehouden. Totdat de <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong> zelf onderbouwd archeologiebeleid heeft vastgesteld, is<br />
het provinciaal beleid van toepassing en verwoord in de regels.<br />
3.1.1.1 Archeologische monumenten<br />
Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologisch monumenten. Ook ligt 50 meter buiten<br />
het plangebied geen archeologisch monument.<br />
3.1.1.2 Archeologische verwachtingswaarde<br />
In het kader van het actualiseren van bestemmingsplannen heeft de gemeente <strong>Emmen</strong> het onderzoek-<br />
en adviesbureau "de Steekproef" gevraagd om een archeologisch bureauonderzoek uit te voeren. Naar<br />
aanleiding van dit onderzoek is op basis van het huidige en historische landgebruik en de bekende<br />
archeologische waarden een gespecificeerde IKAW voor het plangebied opgesteld. Op deze<br />
gespecificeerde IKAW is het plangebied aangewezen als een gebied met een lage en voor een klein<br />
gedeelte een middelhoge trefkans.<br />
3.1.2 Monumenten<br />
3.1.2.1 Rijksmonumenten<br />
Op grond van de Monumentenwet 1988 kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)<br />
objecten aanwijzen als beschermd rijksmonument. In het plangebied zijn objecten aangewezen als<br />
beschermd rijksmonument.<br />
Eemslandweg 133 (overheidsgebouw);<br />
Hogeweg 50 (kerk);<br />
Kamerlingswijk WZ 136 (kerkelijke dienstwoning).<br />
16 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
3.1.2.2 Provinciale monumenten<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Maart 2009 is de provinciale monumentenlijst Drenthe gepubliceerd. Op deze provinciale<br />
monumentenlijst staan geen objecten die in het plangebied liggen.<br />
3.1.2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk monumenten<br />
lijst voorkomende objecten aangewezen als gemeentelijk monument. Op deze monumentenlijst staan<br />
drie objecten die in het plangebied liggen.<br />
Eemslandweg 26 (villaboerderij);<br />
Eemslandweg 43 (winkelwoning);<br />
Verlengde Van Echtenskanaal NZ 33 (gereformeerde zaalkerk).<br />
3.2 Ecologie<br />
Normstelling en beleid<br />
Gebiedsbescherming<br />
Ten aanzien van de gebiedsbescherming is met name de op 1 oktober 2005 in werking getreden<br />
Natuurbeschermingswet van belang. In deze wet is de bescherming van natuurgebieden die zijn<br />
aangewezen onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen geregeld (de zogenaamde Natura<br />
2000-gebieden). Daarnaast kunnen op grond van de Natuurbeschermingswet gebieden van nationaal<br />
belang worden aangewezen: Beschermde Natuurmonumenten. Ten aanzien van activiteiten in de<br />
omgeving van deze gebieden, dient te worden beoordeeld of deze activiteiten "significant negatieve<br />
effecten" kunnen veroorzaken.<br />
Ecologische Hoofdstructuur<br />
Naast gebieden die zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet dient rekening te worden<br />
gehouden met het provinciaal beleid ten aanzien van gebieden die zijn gelegen binnen de Ecologische<br />
Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel natuurgebieden te vergroten en te verbinden. Voor<br />
ontwikkelingen binnen de EHS geldt het "nee-tenzij principe", hetgeen betekent dat ontwikkelingen<br />
geen afbreuk mogen doen aan de natuurlijke kenmerken van het gebied. Indien vernietiging of verstoring<br />
van de EHS plaats vindt, dient ten allen tijde compensatie plaats te vinden.<br />
Soortenbescherming<br />
De Flora- en faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen<br />
verbod op het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van<br />
voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Artikel 75 van de wet<br />
voorziet in een aantal gevallen in een mogelijkheid tot ontheffing. Deze gevallen zijn verder uitgewerkt in<br />
het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten.<br />
Beschermd gebied Bargerveen<br />
De zuidzijde van Zwartemeer grenst aan het Milieubeschermingsgebied Bargerveen. Dit gebied is tevens<br />
aangewezen als Natuur-, Stilte- en Habitat/Vogelrichtlijngebied. Dit betekent dat planontwikkelingen en<br />
-uitwerkingen nader getoetst dienen te worden aan Europese- en nationale wetgeving. Het Bargerveen<br />
maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), het plangebied zelf valt buiten deze<br />
begrenzing.<br />
Het Bargerveen is een binnen Nederland uniek restant hoogveen. In het gebied komt een groot aantal<br />
zeldzame soorten voor, die kenmerkend zijn voor hoogveen. De aanwezigheid van de bijzondere milieus<br />
en van open water, gecombineerd met de openheid van het landschap en de rust in het gebied, maken<br />
het gebied van internationaal belang voor onder meer vogels. De bijzondere beschermingsstatus en de<br />
aanwezigheid van bijzondere plant- en diersoorten hebben de volgende consequenties:<br />
Het resterende hoogveen is erg gevoelig voor verdroging. In het gebied worden en zijn diverse<br />
maatregelen getroffen om verdere verdroging te voorkomen. Maar ook activiteiten buiten het gebied<br />
kunnen effecten hebben op de waterstand in het Bargerveen. In overleg met het waterschap en de<br />
terreinbeherende organisatie zal de reikwijdte van ingrepen in het hydrologische systeem in en<br />
rondom het Bargerveen bepaald en op kaart ingetekend moeten worden. De reikwijdte is de afstand<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 17
estemmingsplan Zwartemeer<br />
tot waar een bepaalde ingreep in het hydrologische systeem invloed heeft op het Bargerveen. Deze<br />
afstand wordt bepaald door hydrologische parameters als de weerstand van (eventueel aanwezige)<br />
slecht doorlatende lagen in de bodem en het doorlatend vermogen van het watervoerend pakket.<br />
Om de stilte in het gebied te bewaren heeft de provincie een geluidscontour rond het gebied<br />
aangegeven. Activiteiten die de waarden van de contour overschrijden, zijn verboden.<br />
Om het Bargerveen donker te kunnen houden, moeten activiteiten die lichtverstoring in het gebied<br />
kunnen veroorzaken, hierop onderzocht worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanbrengen van<br />
straatverlichting of de verlichting van sportvelden.<br />
Activiteiten die de overige abiotische omstandigheden negatief beïnvloeden, zijn niet toegestaan.<br />
Het gaat dan bijvoorbeeld om vervuiling en vermesting.<br />
Een deel van de vogels foerageert in de omgeving van het Bargerveen. Om deze vliegbewegingen<br />
niet te belemmeren wordt het oprichten van hoge windmolens niet toegestaan.<br />
Voor het Bargerveen zal een beheerplan door de provincie worden opgesteld. In dit beheerplan wordt<br />
vastgelegd welke bestaande activiteiten zonder vergunning zijn toegestaan en welke activiteiten niet.<br />
Aanwezige beschermde soorten Bargerveen<br />
De bebouwde kom vormt voor diverse soorten planten en dieren een geschikt leefgebied. Hieronder zijn<br />
veel soorten die door de Flora- en faunawet beschermd worden. Voor een deel van deze soorten geldt<br />
een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Deze soorten zijn in een wetswijziging (AmvB) op de Flora-<br />
en faunawet geplaatst in tabel 1. Voor de soorten die in deze AmvB in tabel 2 en 3 zijn genoemd, geldt<br />
geen ontheffing bij ruimtelijke ontwikkelingen.<br />
Tabel I. Soorten waarvan de nesten jaarrond zijn beschermd<br />
Roofvogels Uilen Overige soorten<br />
Boomvalk Kerkuil* Gierzwaluw*<br />
Buizerd* Oehoe Grote gele kwikstaart<br />
Havik Ransuil* Huismus*<br />
Slechtvalk* Steenuil* Ooievaar*<br />
Sperwer Roek*<br />
Wespendief<br />
Zwarte wouw<br />
* Soorten die mogelijk kunnen broeden binnen de bebouwde kom<br />
Tabel II. Soorten waarvan de nesten niet jaarrond zijn beschermd, inventarisatie wel gewenst<br />
Spechten Overige soorten<br />
Groene specht* Blauwe reiger*<br />
Grote bonte specht* Bonte vliegenvanger*<br />
Kleine bonte specht* Boomklever*<br />
Zwarte specht Boomkruiper*<br />
Draaihals Ekster*<br />
Uilen Gekraagde roodstaart*<br />
Bosuil* Glanskop*<br />
Ruigpootuil Grauwe vliegenvanger*<br />
Roofvogels Hop*<br />
18 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Torenvalk* Ijsvogel*<br />
Zeearend Kleine vliegenvanger*<br />
Eenden Koolmees*<br />
Brilduiker* Kortsnavelboomkruiper<br />
Eidereend Pimpelmees*<br />
Zwaluwen Raaf<br />
Boerenzwaluw* Spreeuw*<br />
Huiszwaluw* Tapuit<br />
Oeverzwaluw Zwarte kraai*<br />
Zwarte mees<br />
Zwarte roodstaart*<br />
* Soorten die mogelijk kunnen broeden binnen de bebouwde kom<br />
Bij ruimtelijke ingrepen moet vooraf onderzocht worden of de ingreep negatieve gevolgen heeft voor<br />
soorten uit tabel 2 of 3. In Zwartemeer gaat het dan om vleermuizen, vogels, steenmarter, poelkikker,<br />
levendbarende hagedis, veldspitsmuis en adder. Hierover het volgende:<br />
In de bebouwde kom van Zwartemeer kunnen vleermuizen een verblijfplaats hebben. Diverse soorten<br />
hebben een kraam-, zomer- en/of winterverblijfplaats in huizen of andere gebouwen. Andere soorten<br />
hebben verblijfplaatsen in bomen;<br />
Een groot aantal vogels broedt binnen de bebouwde kom. Zij hebben nesten in tuinen,<br />
groenvoorzieningen en gebouwen. Veel van deze soorten zijn weinig storingsgevoelig en bouwen elk<br />
jaar een nieuw nest. Enkele soorten, waaronder bijvoorbeeld de kerkuil, maken jaarrond gebruik van<br />
hetzelfde nest;<br />
De steenmarter komt steeds meer voor in de bebouwde kom. Deze bouwt nesten in huizen en<br />
schuurtjes. Zijn verblijfplaats bevindt zich vooral in huizen, leegstaande gebouwen en<br />
rommelhoekjes;<br />
In (de directe omgeving van) Zwartemeer zijn waarnemingen gedaan van rugstreeppad. Dit is een<br />
pioniersoort. Braakliggende terreintjes in het dorp kunnen (tijdelijk) geschikte leef- en zelfs<br />
voortplantingsgebieden vormen;<br />
Aanwezige waterelementen (sloten, poeltjes) kunnen (tijdelijke) voortplantings- of verblijfplaatsen van<br />
heikikker en poelkikker vormen;<br />
In de directe omgeving van Zwartemeer komen adders voor. Adders zijn zeer plaatstrouw en<br />
migreren weinig. Het lijkt daarmee onwaarschijnlijk dat de soort in het dorp voorkomt;<br />
De levendbarende hagedis is waargenomen in de nabije omgeving van Zwartemeer. Deze soort leeft<br />
bij voorkeur op enigszins vochtige heide of heide met vennen en in structuurrijke weg- en<br />
spoorbermen en ruigten. Omdat geschikte biotopen voor de levendbarende hagedis zeer<br />
waarschijnlijk ontbreken in het dorp Zwartemeer, is het aannemelijk dat de soort hier niet voorkomt;<br />
Veldspitsmuizen kunnen in Zwartmeer met name aangetroffen worden langs bermen, in tuinen, bij<br />
composthopen en in struikgewas.<br />
De aanwezigheid van bovengenoemde soorten betekent dat bij alle ruimtelijke ontwikkelingen<br />
onderzocht moet worden of de ingreep een negatief gevolg heeft voor één van deze soorten. Het gaat<br />
daarbij vooral om:<br />
het slopen of verbouwen van een woning of gebouw;<br />
het kappen van bomen met holtes of vogelnesten;<br />
het dempen van natte landschapselementen;<br />
het bouwrijp maken en bebouwen van braakliggende grond;<br />
het verwijderen van groenvoorzieningen.<br />
Ten aanzien van de omgang met de steenmarter heeft de gemeente een beheerplan opgesteld. De<br />
initiatiefnemer van een ingreep is verantwoordelijk voor het onderzoek naar de aanwezigheid van<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 19
eschermde soorten.<br />
3.3 Fysieke veiligheid<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Bij het begrip (externe) veiligheid kan men denken aan de bescherming tegen risico's die men loopt in<br />
de nabijheid van inrichtingen, leidingen en wegen waar incidenten kunnen voorkomen waarbij gevaarlijke<br />
stoffen betrokken zijn of andere gevaarlijke situaties kunnen ontstaan (bijv. knappen van<br />
hoogspanningsdraden).<br />
Normstelling en beleid<br />
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)<br />
Op risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Bij het<br />
beoordelen van plannen dient bekeken te worden of voor de burgers het minimum beschermingsniveau<br />
gehandhaafd wordt/blijft (plaatsgebonden risico). Voor de risicocontour van het plaatsgebonden risico<br />
(PR) geldt, dat in een straal van 10¯ 6 per jaar geen kwetsbare (grenswaarde) en beperkt kwetsbare<br />
(richtwaarde) objecten gebouwd mogen worden.<br />
Daarnaast dient de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers expliciet te worden afgewogen en<br />
verantwoord (groepsrisico). Voor het groepsrisico (GR) geldt dat onderbouwing van het risico dient<br />
plaats te vinden als:<br />
het groepsrisico ten opzichte van de voorgaande berekening verhoogd is;<br />
het groepsrisico boven de gestelde oriëntatiewaarde uitkomt.<br />
Bij deze verantwoording is het van belang dat de afdeling DPR van de Brandweer betrokken wordt bij de<br />
afweging van risico's en onderbouwing.<br />
Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Regionale Brandweer Drenthe in de<br />
gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot<br />
voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.<br />
Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in)<br />
Zwartemeer. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid,<br />
bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van<br />
de veiligheidsketen.<br />
3.3.1 Beleidsuitgangspunten veiligheid <strong>Emmen</strong><br />
Voor de ontwerpstructuurvisie "Structuurvisie gemeente <strong>Emmen</strong> 2020, veelzijdigheid troef" zijn<br />
beleidsuitgangspunten op veiligheidsgebied geformuleerd.<br />
<strong>Emmen</strong> wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat <strong>Emmen</strong> dé<br />
industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie,<br />
bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. De gemeente wil dus ruimte bieden voor<br />
zowel wonen als werken. Door voor een Gebiedsgerichte Benadering te kiezen kan een acceptabele<br />
invulling worden gegeven aan beide ambities. Door binnen de gemeente een indeling te maken naar<br />
gebieden waar bepaalde (risicovolle) activiteiten juist wel of niet wenselijk zijn schept <strong>Emmen</strong> ruimte<br />
voor zowel wonen (veilig wonen) als voor werken (ruimte voor industrie) zonder dat deze elkaar<br />
belemmeren. Bij het ruimtelijk ordenen van risico's hanteert de gemeente <strong>Emmen</strong> de volgende<br />
algemene uitgangspunten:<br />
1. De industrieterreinen Bargermeer, A37 en Vierslagen zijn vanuit de ambitie Ruimte voor industrie de<br />
voorkeurslocatie (zoekgebieden) voor vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen. Buiten de<br />
zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging<br />
BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations deze vormen een<br />
uitzondering in die zin dat hiervoor per locatie een beoordeling zal worden gemaakt in het kader van<br />
de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI;<br />
2. Bestaande BEVI-inrichtingen op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen blijven<br />
gehandhaafd en gerespecteerd, waarbij wijziging van bedrijfsvoering buiten de zoekgebieden niet<br />
mag leiden tot verhoging van het plaatsgebonden risico.<br />
3. Buiten deze industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit<br />
20 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten<br />
worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet<br />
BEVI-inrichtingen (beperkt kwetsbare inrichtingen) vindt in principe buiten locatie 1 en 2 en buiten<br />
de PR=10 -6 contouren plaats (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branchegerelateerde<br />
inrichtingen). Realisatie van nieuwe kwetsbare objecten binnen de zoekgebieden is niet toegestaan<br />
en realisatie van nieuwe kwetsbare objecten op de industrieterreinen buiten de zoekgebieden is<br />
beperkt mogelijk.<br />
Figuur 3-1: Zoekgebied BEVI-inrichtingen:<br />
De rode contour is het zoekgebied voor te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10 -6 contour dient<br />
daarbij binnen de eigen inrichtingsgrens te blijven én dient binnen de PR=10 -6 contour van het<br />
zoekgebied te blijven. Indien PR=10 -6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag<br />
hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken,<br />
mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevestigde niet-BEVI<br />
inrichtingen.<br />
3.3.2 Fysieke veiligheidssituatie<br />
Parallel aan de Kamerlingswijk OZ voert een hogedruk-aardgastransportleiding van noord naar zuid. De<br />
minimaal aan te houden veiligheidsafstanden t.o.v. deze leiding, 18 inch en 67 bar, is 60 meter. Van<br />
deze gastransportleiding is het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) berekend. Het<br />
plaatsgebonden risico is kleiner dan 10¯ 6 per jaar en er is daarom geen contour zichtbaar.<br />
Voor de leiding is het groepsrisico berekend voor die kilometer die het hoogste groepsrisico oplevert<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 21
estemmingsplan Zwartemeer<br />
(worst-casesegment). Voor de berekening is gebruik gemaakt van de daadwerkelijke parametering over<br />
het geselecteerde, één kilometer lange segment. Om het worst-casesegment van een leiding te geven<br />
is per stationering de overschrijdingsfactor van het groepsrisico weergegeven. Deze is berekend door<br />
rondom elk punt op de leiding een segment van een kilometer te kiezen, dat gecentreerd ligt ten<br />
opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding is een FN-curve berekend en van deze FN-curve de<br />
overschrijdingsfactor. De overschrijdingsfactor is de maximale verhouding tussen de FN-curve en de<br />
oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de<br />
oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan één geeft aan<br />
dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van één zal de FN-curve de<br />
oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan één wordt de oriëntatiewaarde overschreden. Deze<br />
overschrijdingsfactor is vervolgens tegen de stationing uitgezet in een grafiek. In deze grafiek is tevens<br />
af te lezen waar het middelpunt van het worst-case één kilometer segment ligt. Van het<br />
worst-casesegment is de FN-curve weergegeven. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt wat het<br />
groepsrisico is.<br />
Resultaten GR-berekening A-582-KR--032 t/m 036 (gelegen in Zwartemeer)<br />
Van de A-582-KR-032 t/m 036 kan geen FN-curve worden getoond omdat het berekende maximale<br />
aantal slachtoffers voor iedere kilometer van de leiding kleiner is dan 10. Om deze reden kan eveneens<br />
geen worst-casesegment getoond worden.<br />
3.3.3 Route gevaarlijke stoffen<br />
Ten aanzien van weg, spoor en water zijn geen risico's bekend die het plangebied nadelig kunnen<br />
beïnvloeden. Binnen de gemeente <strong>Emmen</strong> is een route gevaarlijke stoffen vastgesteld die niet van<br />
invloed is op dit plangebied. Spoor- en vaarwegen zijn niet aanwezig in het plangebied en derhalve niet<br />
van toepassing.<br />
3.3.4 Bereikbaarheid<br />
Qua bereikbaarheid is het noodzakelijk dat een object van twee kanten bereikbaar dient te zijn.<br />
Afwijkingen hierop zijn mogelijk, mits aan bepaalde voorwaarden zoals in de Handreiking toetsing<br />
Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen van de Brandweer <strong>Emmen</strong> wordt voldaan.<br />
De bereikbaarheid van de Barriereweg/Tuindorp/Krommewijk via het Verlengde Van Echtenskanaal NZ is<br />
slecht te noemen. In overleg met de brandweer dienen er eventueel passende maatregelen genomen te<br />
worden.<br />
Verder voldoet het gebied goed aan de uitgangspunten van bereikbaarheid.<br />
3.3.5 Repressieve dekking<br />
Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een<br />
eerste brandweereenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het<br />
hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven<br />
dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg<br />
met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te<br />
worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste<br />
uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn. Echter, voor een deel van Zwartemeer is dit niet het geval en tevens<br />
wijkt dit af van de landelijke normtijden.<br />
Vanwege deze overschrijding en afwijking heeft de brandweer in alle woningen een gratis rookmelder<br />
aangeboden en heeft er in 2009 / 2010 een communicatietraject gelopen waarin de bewoners hierop<br />
gewezen zijn en wat men er wat betreft eigen verantwoordelijkheid aan kan bijdragen om de situatie te<br />
verbeteren.<br />
Bij nieuwe ontwikkelingen zal een initiatiefnemer met de brandweer contact op dienen te nemen om met<br />
betrekking tot dit onderwerp van gedachten te wisselen.<br />
22 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
3.3.6 Gegevens voor de nadere inrichting van het plangebied en nieuwe ontwikkelingen<br />
3.3.6.1 Algemeen<br />
Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te<br />
worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De<br />
"Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid"<br />
opgesteld door brandweer <strong>Emmen</strong> is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke<br />
plannen gehanteerd dient te worden.<br />
3.3.6.2 Bluswatervoorzining en WAS systeem<br />
Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:<br />
1. Bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang<br />
van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60<br />
m³/h aanwezig is. Primaire bluswatervoorzieningen dienen in overleg met de brandweer bepaald te<br />
worden.<br />
2. Op grond van de Wet op de Veiligheidregio is de Hulpverleningsdienst Drenthe, in geval van<br />
calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van<br />
het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente<br />
sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de<br />
gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied deels buiten de dekking van het WAS-stelsel<br />
gelegen is.<br />
3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdienst direct ter plaatse kunnen komen<br />
en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied<br />
via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet<br />
aan deze vereisten. Bij nieuwe ontwikkelingen dienen twee normale toeritten of een secundaire<br />
route gebruikt te kunnen worden gebruikt. Wanneer hieraan wordt voldaan, voldoet het gebied goed<br />
aan de uitgangspunten van bereikbaarheid.<br />
3.4 Milieu<br />
3.4.1 Vormvrije m.e.r.<br />
In voorliggend bestemmingsplan Zwartemeer komen geen activiteit(en) voor die voorkomen op de D-lijst<br />
van het Besluit m.e.r. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r.<br />
-beoordeling plaats te vinden.<br />
3.4.2 Bedrijven en milieuzonering<br />
Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt bedrijvigheid een goede afstemming met andere, in<br />
de omgeving aanwezige functies. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn<br />
is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en<br />
milieuzonering" (2009).<br />
3.4.2.1 Bedrijventerrein Zwartemeer<br />
Het bedrijventerrein in is een bestaand kleinschalig bedrijventerrein met een omvang van circa 2,8<br />
hectare. Het bedrijventerrein biedt vooral plaats aan lokale bedrijven. Naast bedrijven is tevens een<br />
aantal bedrijfswoningen op het bedrijventerrein aanwezig. Het bedrijventerrein is door de ligging tegen<br />
het woongebied met name geschikt voor bedrijven in de lichte milieucategorieën 1 en 2, eventueel met<br />
een bedrijfswoning. Het huidige karakter en zijn ligging maakt het bedrijventerrein ongeschikt voor zware<br />
industrie. In de huidige situatie is op het bedrijventerrein één categorie 3.1 bedrijfsactiviteit aanwezig,<br />
namelijk op het perceel Kamerlingswijk OZ 8, zijnde een goederenwegvervoersbedrijf. Dit bedrijf wordt<br />
specifiek bestemd.<br />
3.4.2.2 Verspreid liggende bedrijven (niet agrarisch)<br />
Naast de bedrijven gelegen op het bedrijventerrein ligt een aantal bedrijven tussen de woonbebouwing<br />
verspreidt.<br />
Binnen het plangebied zijn vier bedrijven aanwezig met de milieucategorie 3.1 en één bedrijf in de<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 23
categorie 4.1, te weten:<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Eemslandweg 39/39a, t.b.v. een kunstverwerkingsfabriek zonder fenolharsen (categorie 4.1);<br />
Eemslandweg 41, t.b.v. een smederij/lasinrichting/bankwerkerij (categorie 3.1);<br />
Eemslandweg 45, t.b.v. een goederenvervoersbedrijf (categorie 3.1);<br />
Eemslandweg 70/70a, t.b.v. een metaaloppervlaktebehandelbedrijf/lakspuiten/moffelen (categorie<br />
3.1);<br />
Het perceel ten oosten van de Hogeweg 11 t.b.v. een sloopbedrijf (categorie 3.1).<br />
Met de categorie 3.1 en 4.1 bedrijven wordt specifiek omgegaan. De in het plangebied voorkomende<br />
categorie 3.1 en 4.1 bedrijven zijn in de bestaande situatie aanvaardbaar. Echter een uitwisselbaarheid<br />
naar andere categorie 3 en 4 bedrijven moet ten gunste van de leefomgeving worden voorkomen. Dit<br />
betekent dat bij verplaatsing/beëindiging van het betreffende bedrijf alleen eenzelfde of een bedrijf uit een<br />
lagere categorie (categorie 1 en 2) op deze locatie gevestigd mag worden. Op deze manier wordt<br />
gezorgd dat de leefbaarheid van de woonwijk ook in de toekomst behouden blijft.<br />
3.4.3 Bodem<br />
Normstelling en beleid<br />
De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet<br />
alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de<br />
bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van<br />
saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer<br />
opheffen.<br />
In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat<br />
indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van<br />
een saneringsgeval. Bij bodemverontreinigingen groter dan 25 m³ en grondwaterverontreinigingen groter<br />
dan 100 m³ is er sprake van een urgent saneringsgeval. Bij verontreinigingen kleiner dan deze omvang<br />
kan het bevoegd gezag zelf een afweging maken. Daarbij dient zij uiteraard de gevoeligheid van het<br />
toekomstig functiegebruik te betrekken.<br />
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan<br />
In het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor een verkennend<br />
bodemonderzoek noodzakelijk wordt geacht. Op het moment dat er ontwikkelingen plaatsvinden in het<br />
plangebied, waarbij de bodem wordt geroerd, zal bodemonderzoek moeten aantonen of de locatie<br />
geschikt is voor de functie.<br />
Uit de bodemkaart van de provincie Drenthe blijkt dat er op een aantal locaties bodemonderzoek is<br />
uitgevoerd.<br />
Uitgevoerde bodemonderzoeken<br />
De Banken locatie A t.w.v. De Banken<br />
De Doorlaat De Doorlaat/Kamerlingswijk<br />
De Hoven 13 t/m 23, 1-15<br />
De Huizen 17, 19, 29-53, 29/31, 49 en 53, 5-15<br />
De Klinken 8<br />
De Plaatsen sectie M nr. 1711 (ged)<br />
Eemslandweg 55, 72, tussen 21 en 22, nabij nr. 140 kad. I 14927, 95, 125, 103, 35, 100a<br />
Kamerlingswijk WZ 66, nabij 78, berm, 101, 45<br />
Kamerlingswijk OZ 52, nabij 78, 3, 78, 42<br />
Klemstrook 35-51 v.m. 9<br />
Krommewijk 1, 1b<br />
24 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Meerwijk NZ 12<br />
Mollemastraat 2-12, 18<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Nieuweweg 23, naast nr. 78 (79), naast 16 (14), 1<br />
Stichtingstraat 8<br />
Stormstraat kavel 15 (gesaneerde locatie)<br />
Tuindorp 33<br />
Zuidervaart WZ 5 (gesaneerde locatie), 7<br />
Zuidervaart OZ naast 14, 11<br />
Tabel I Uitgevoerde bodemonderzoeken<br />
Verdachte locaties<br />
Barriereweg I, II, III, 20<br />
De Huizen 20<br />
De Panden ZM I, ZM III<br />
Eemslandweg I, II, III, 20, 126, 47-47d, 70-70a, 88, 112, 116, 26, 48, 71, 83, 79, 16<br />
De Huizen 29/31 (asbest gesaneerd, maar blijft een verdachte locatie)<br />
Eemslandweg 39 locatie gesaneerd, restverontreiniging achtergebleven bij Eemslandweg 40<br />
Meerwijk NZ I, II<br />
Mollemastraat 5, 14<br />
Stichtingstraat Stichtingstraat<br />
Tuindorp 35, 26<br />
Zuidervaart WZ Zuidervaart WZ<br />
Zuidervaart OZ Zuidervaart OZ, 5, 6<br />
Hogeweg 12<br />
Nieuweweg ZM I, ZM II<br />
Meerwijk NZ I, II<br />
Kamerlingswijk OZ V, VII, IX, VI, III, X, 16, 83, XII, I, VIII, XI<br />
Kamerlingswijk WZ 63, 38, 82, 130, 136, Kamerlingswijk WZ<br />
Tabel II Verdachte locaties<br />
Verontreinigde locaties<br />
Eemslandweg 58 GW: Pb<br />
Eemslandweg 45 Grond + GW: minerale olie<br />
Eemslandweg 101 BG + OG + GW: Cu<br />
Eemslandweg 28 GW: xylenen, benzeen, minerale olie<br />
Eemslandweg 63 GW: benzeen, ethylbenzeen, xylenen<br />
Krommewijk 1b GW: Cr, Cu<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 25
GW = Grondwater<br />
OG = ondergrond (0.5- +/- 1.0 m-mv)<br />
BG = bovengrond (0-0.5 m-mv)<br />
Tabel III Verontreinigde locaties<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Nadere informatie over de bovenstaande locaties en de tanklijst die als bijlage is toegevoegd, kan<br />
worden verkregen bij de gemeente <strong>Emmen</strong>, zowel bij de afdeling Toezicht, team gebruik als bij de<br />
Afdeling Vergunningen, team gebruik.<br />
De aanwezigheid van de bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet<br />
alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen, ook kan het zo zijn dat de<br />
bodemverontreiniging de bestemming van de locaties in de weg staat. Het nemen van<br />
saneringsmaatregelen zoals bijvoorbeeld het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze<br />
belemmering dan weer opheffen. Gelet op de diversiteit aan bodemverontreiniging, en de mogelijke<br />
functies van een perceel, is het niet mogelijk een complete lijst met locaties en beperkingen bij dit<br />
bestemmingsplan te voegen. Van geval tot geval dient de situatie te worden beoordeeld. Bij locaties<br />
waarvan de bodemkwaliteitsgegevens niet meer actueel zijn (onderzoek dat ouder is dan 5 jaar) of niet<br />
bekend zijn, zal bij nieuwbouw en/of verbouwplannen door middel van een verkennend bodemonderzoek<br />
(conform NEN 5740) de actuele bodemkwaliteit (opnieuw) moeten worden vastgesteld. Aan de hand van<br />
het voorgenomen gebruik wordt getoetst of maatregelen noodzakelijk zijn.<br />
3.4.4 Geluid<br />
Normstelling en beleid<br />
Het college van burgemeester en wethouders wordt door de Wet geluidhinder (Wgh) verplicht om bij de<br />
voorbereiding van een besluit tot ontheffing of het opstellen van een bestemmingsplan dat voorziet in de<br />
realisering van woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing ten aanzien van wegverkeerslawaai de<br />
voorkeursgrenswaarde van 48 dB (Lden) in acht te nemen.<br />
In de Wet Geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een (geluids)zone heeft (art. 74 Wgh), met<br />
uitzondering van de wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor<br />
een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Wegen met een (geluids)zone zijn dus wegen met een<br />
maximumsnelheid van 50 km/u en hoger. Binnen deze zone, de mogelijke invloedssfeer van de weg,<br />
mag de geluidsbelasting aan woningen en andere geluidsgevoelige objecten, die door die weg<br />
veroorzaakt wordt, de in de Wgh vastgelegde voorkeursgrenswaarden van 48 dB (Lden) niet te boven<br />
gaan.<br />
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan<br />
In het plangebied bevindt zich een viertal zoneplichtige wegen, te weten: Zuidervaart OZ, Eemslandweg,<br />
Kamerlingswijk WZ/OZ, Klemstrook en het verlengde Van Echtenskanaal. Buiten het plangebied bevindt<br />
zich de A37. Op de verbeelding is voor deze wegen een aanduiding 'Geluidzone-weg' opgenomen. De<br />
overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen waar een maximaal toegestane snelheid van 30<br />
km/u geldt. Deze wegen zijn niet zoneplichtig. Alhoewel het voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe<br />
geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk maakt, is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor<br />
bovengenoemde zoneplichtige wegen. Aangezien dit bestemmingsplan een actualisatieplan is en hierin<br />
geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, hoeven er geen hogere waarden te worden<br />
aangevraagd.<br />
3.4.5 Lucht<br />
Normstelling en beleid<br />
Op 15 november 2007 is het toetsingskader voor luchtkwaliteit in de Wet milieubeheer in werking<br />
getreden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken,<br />
als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden<br />
te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling.<br />
26 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van<br />
een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:<br />
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;<br />
een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;<br />
een project draagt 'niet in betekende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;<br />
een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen<br />
een regionaal programma van maatregelen.<br />
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan<br />
Met het voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Zodoende<br />
is het besluit niet in betekende mate op het bestemmingsplan van toepassing, waardoor toetsing aan de<br />
grenswaarden achterwege kan blijven.<br />
Overigens geldt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied ook in de toekomst geen<br />
belemmering voor ontwikkelingen vormt. Uit een onderzoek van de provincie Drenthe naar de<br />
luchtkwaliteit in de huidige situatie blijkt dat in Drenthe geen overschrijdingen van de wettelijke<br />
grenswaarden bestaan. Daarnaast vertonen de concentraties luchtverontreinigende stoffen al jaren een<br />
dalende trend als gevolg van de schonere technologie.<br />
3.5 Watertoets<br />
3.5.1 Inleiding tot de waterparagraaf<br />
In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van Zwartemeer is<br />
ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik,<br />
maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale functies voor het plangebied gelden.<br />
In de beschrijving wordt ook ingegaan op de zogenaamde stedelijke wateropgave. De waterparagraaf is<br />
een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het<br />
watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De<br />
waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van<br />
het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats<br />
krijgen. De waterparagraaf sluit daarom af met richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting/ nieuwe<br />
ontwikkelingen in het plangebied.<br />
3.5.2 Beleidskader<br />
Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk<br />
beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over<br />
grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de<br />
waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21 ste eeuw. Eind 2009 is de Vierde Nota op de<br />
waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het<br />
gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie<br />
vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke<br />
maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op<br />
orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water.<br />
Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling,<br />
klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken<br />
verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.<br />
De Waterwet is in 2009 in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van<br />
watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse<br />
waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie<br />
met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen<br />
makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water,<br />
maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk<br />
hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en<br />
het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de<br />
waterfuncties.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 27
estemmingsplan Zwartemeer<br />
De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: Het Rijk<br />
voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen<br />
waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze<br />
zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de<br />
waterhuishouding.<br />
De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van<br />
waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via<br />
de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige<br />
consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over<br />
hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder<br />
genoemde Nationale- , Regionale- en Lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde<br />
waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd.<br />
Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht,<br />
voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van<br />
grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan<br />
verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW. In de volgende paragrafen wordt dit<br />
voor Zwartemeer uitgewerkt.<br />
Uitgangspunt bij dit actualisatieplan is het bestaande watersysteem met de hierbij horende peilen,<br />
stroomrichtingen en de ruimte die water nodig heeft. Verontreiniging van oppervlaktewater dient<br />
voorkomen te worden.<br />
3.5.3 Ligging plangebied<br />
Zwartemeer ligt in het zuidoosten van de gemeente <strong>Emmen</strong>, ten zuiden van Barger- Compascuum en<br />
ten oosten van Klazienaveen. De plangrens van het bestemmingsplan wordt zoveel mogelijk bepaald<br />
door natuurlijke elementen, in combinatie met de overgang tussen het dorp en het buitengebied.<br />
28 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Figuur 3-2: <strong>Bestemmingsplan</strong>begrenzing (indicatief)<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 29
3.5.4 Grondgebruik<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit bebouwd, stedelijk gebied. Aan de noordwestzijde van het dorp<br />
ligt het nieuwe recreatie- en sportpark Zwartemeer, in het zuidwesten van het plangebied ligt het<br />
sportveldencomplex. Om het dorp liggen akkerbouw gebieden en versnipperde veeteelt gebieden. De<br />
woonkern van Zwartemeer is ontstaan als lintbebouwing langs de Kamerlingswijk en Verlengde<br />
Hoogeveensevaart. Na de oorlog zijn enkele woonwijken in het tussenliggende gebied en ten noorden<br />
van de Verlengde Hoogeveensevaart aangelegd. Aan de oostzijde van het plangebied kruist de herstelde<br />
loop van de Runde het plangebied. De Runde is een oude veenloop, die ontspringt in het ten zuiden van<br />
Zwartemeer gelegen hoogveenreservaat Bargerveen (Natura 2000-gebied).<br />
3.5.5 Bodemopbouw<br />
De bodemopbouw in het dorp bestaat voornamelijk uit Veen- en moerige gronden (iVp en iWp, veen- en<br />
moerige gronden met een veenkoloniaal dek).De bodemopbouw in het zuidoosten bestaat uit Hoogveen<br />
(code Vo, Vlietveengronden). Exacte gegevens over de bodemopbouw in het plangebied zijn niet<br />
bekend, omdat deze niet zijn gekarteerd op de bodemkaart van Nederland. De onderstaande figuur laat<br />
de bodemopbouw zien rond Zwartemeer.<br />
Figuur 3-3: Bodeminformatie rond Zwartemeer (bron: website provincie Drenthe)<br />
3.5.6 Hoogteligging<br />
De onderstaande figuur geeft een beeld van de hoogteligging van het plangebied. Binnen het plangebied<br />
varieert de maaiveldhoogte gemiddeld tussen ca. NAP + 16,00 en NAP 17,50 m. De laagste<br />
maaiveldhoogten komen in het noordwesten van het plangebied voor (recreatie- en sportpark<br />
Zwartemeer).<br />
30 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Figuur 3-4: Hoogtekaart Zwartemeer (bron: AHN Nederland)<br />
3.5.7 Grondwater<br />
In de onderstaande figuur is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied aangegeven.<br />
Het blijkt dat in het plangebied de grondwaterstanden sterk variëren. In het plangebied zullen de<br />
grondwaterstanden rond de 80 - 100 cm beneden maaiveld liggen (voor zover bekend want in het<br />
bebouwde gebied zijn de gegevens niet gekarteerd). In westelijke deel van het gebied (Rundedal) komen<br />
als gemiddeld hoogste grondwaterstanden waarden tussen de 21 - 40 cm voor.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 31
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Figuur 3-5: Overzicht Gemiddeld hoogste Grondwaterstand (GHG) rond Zwartemeer (bron:<br />
website provincie Drenthe)<br />
De onderstaande figuur laat de kwel- en infiltratiesituatie zien. Duidelijk blijkt dat Zwartemeer in een<br />
kwelgebied ligt. Ten westen van Zwartemeer bevindt zich een overgangsgebied.<br />
32 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Figuur 3-6: Overzicht voorkomen kwel en infiltratie (bron: website provincie Drenthe)<br />
3.5.8 Waterhuishouding<br />
Het bestemmingsplan ligt in het stroomgebied Rijn-Oost (Kader richtlijn Water). Ten noorden van de<br />
Verlengde Hoogeveensevaart ligt het binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het<br />
overige plangebied valt binnen de beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht. Binnen het<br />
bestemmingsplan liggen verschillen in grondgebruik, variërend van de stedelijke kern Zwartemeer, de<br />
akkerbouwgebieden en de versnipperde veeteelt gebieden. Alle bestemmingen hebben daarin een eigen<br />
behoefte ten aanzien van het waterbeheer.<br />
Het gebied is ontstaan als lintbebouwing langs de Kamerlingswijk, Verlengde Hoogeveensevaart en later<br />
de Zuidervaart. Vanuit deze kanalen is in droge perioden wateraanvoer mogelijk. Afwatering geschiedt<br />
via de verlengde Hoogeveensevaart en het uitgebreide (cultuurhistorisch belangrijke) wijken en<br />
kanalenstelsel.<br />
In de loop der jaren is het maaiveld rond deze kanalen gedaald (veenontginning, inklinking). Daarom<br />
kunnen grote delen van het gebied niet onder vrij verval afwateren op de verlengde Hoogeveensevaart en<br />
is een gemaal noodzakelijk. Het zuidelijk deel van het gebied en de Kamerlingswijk wateren af via naar<br />
het poldergemaal aan de Boertienstraat. Dit gemaal pompt het water op naar de Verlengde<br />
Hoogeveensevaart. Het ten noorden van de Verlengde Hoogeveense vaart gelegen deel van Zwartemeer<br />
watert af naar het noorden via het polderwatersysteem. Vanuit de Hoogeveense- en Zuidervaart kan<br />
water worden ingelaten ten behoeve van het landbouwgebied.<br />
Het streefpeil in de Verlengde Hoogeveensevaart is NAP + 15,80 m. Het peil in het omliggende<br />
poldergebied ligt gemiddeld op NAP + 15,20 m (winterpeil). Het zomerpeil ligt ongeveer op NAP + 15,50<br />
m.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 33
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Het Bargerveen is aangewezen als Natura 2000 gebied. In het kader van de landinrichting <strong>Emmen</strong>-Zuid<br />
zijn er afspraken gemaakt over bufferzones van het Bargerveen. Via een uitgebreid gebiedsproces zijn<br />
de noodzakelijke maatregelen voor het GGOR Bargerveen vastgesteld. Door (toekomstige)<br />
inrichtingsmaatregelen kunnen de streefpeilen in de bufferzones veranderen. Daardoor kan drooglegging<br />
onvoldoende zijn. Het uitgangspunt is dat de streefpeilen buiten de bufferzones niet gewijzigd zullen<br />
worden.<br />
In de onderstaande figuur is een kaart met de waterhuishoudkundige situatie in het beheersgebied van<br />
Velt en Vecht opgenomen.<br />
Figuur 3-7: Situatie waterhuishouding rond Zwartemeer (bron: Velt en Vecht)<br />
34 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
3.5.8.1 Stedelijke wateropgave<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
In het kader van het verkennend onderzoek naar de stedelijke wateropgave is voor Zwartemeer,<br />
Klazienaveen en Barger Oosterveen de conclusie dat de wateropgaaf ca. 35.000 m 3 is. Deze<br />
wateropgaaf is bedoeld om de verwachtte extra neerslag door veranderende klimatologische<br />
omstandigheden te kunnen bergen in het eigen watersysteem van het gebied. Hierdoor wordt extra<br />
belasting van het hoofdafvoersysteem voorkomen (vasthouden-bergen-afvoeren). De wateropgaaf is<br />
berekend voor de situatie met een overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 100 jaar, waarbij rekening is<br />
gehouden met 10 % extra neerslag, om de gevolgen van klimaatverandering in beeld te brengen. In het<br />
kader van het Lokaal Bestuursakkoord Waterbeheer zijn afspraken gemaakt, om zowel de huidige als<br />
de toekomstige waterbergingsbehoefte gezamenlijk uit te werken.<br />
3.5.9 Riolering<br />
Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de<br />
afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden<br />
afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering.<br />
Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal<br />
rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt<br />
afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater<br />
wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.<br />
Het rioolstelsel in de kern Zwartemeer bestaat uit een hoofdbemalingsgebied (district 09) waarop de<br />
drukrioleringen Kamerlingsewijk o.z., Zuidervaart o.z. en Dorpshuiswijk zijn aangesloten. Verder loost<br />
op het stelsel het vacuümsysteem verl. Oosterdiep z.o.z.. OP het hoofdbemalingsgebied injecteert het<br />
stelsel van Barger-Compascuum.<br />
Het hoofdbemalingsgebied (district 09) is uitgevoerd als een gemengd stelsel. Het hoofdrioolgemaal<br />
heeft een capaciteit van 215 m³.h -1 en verpompt het afvalwater naar de rioolwaterzuivering. Het gemaal is<br />
gesitueerd aan de Meerwijk en verpompt het afvalwater naar het hoofdrioolgemaal van Klazienaveen.<br />
Het hoofdgebied beschikt over 10 overstorten, welke lozen op resp. Verl. Hoogeveense Vaart (4 stuks),<br />
Kamerlingswijk (4 stuks), Hoofdwijk III (1 stuks) en de Dorpshuiswijk (1 stuks). Een deel van het stelsel<br />
is uitgevoerd als een gescheiden stelsel, waarbij het DWA onder vrij verval afvoert op het gemengd<br />
stelsel. Het RWA-stelsel heeft drie lozingspunten welke lozen op de Dorpshuiswijk.<br />
In het kader van de maatregelen om de vuiluitworp vanuit het rioolstelsel op het oppervlaktewater terug<br />
te brengen, is afgesproken dat in Zwartemeer 7,87 ha verharding afgekoppeld wordt van het gemengde<br />
stelsel. Met het uitvoeren van deze maatregel is gestart en een groot deel van de opgave is inmiddels<br />
afgekoppeld. Tijdens reguliere rioolvervangingen en wijkrenovaties zal deze lijn worden doorgezet.<br />
3.5.10 (Grond-)Waterkwantiteit en -kwaliteit<br />
Voor Zwartemeer is het belangrijk dat binnen het plangebied de grondwaterstanden niet wezenlijk<br />
wijzigen. Verhoging van de grondwaterstand kan leiden tot grondwateroverlast in het bebouwde gebied.<br />
In het grootste deel van de kern komen veengronden voor. Verlaging van de grondwaterstand in deze<br />
gebieden leidt tot oxidatie en inklinken van het veen.<br />
In de kern van het plangebied is de woonfunctie maatgevend. Voor deze functie is de drooglegging van<br />
groot belang. Minimaal is het nodig dat tussen de 1,00 m en 1,40 m drooglegging aanwezig is (de<br />
drooglegging is de afstand tussen het bouwpeil en het oppervlaktewaterpeil). Bij deze drooglegging kan<br />
een goede grondwaterstand voor de woonfunctie in het woongebied worden bereikt. Op dit moment<br />
voldoet Zwartemeer aan dit criterium, met de opmerking dat de aanwezige drooglegging rond het<br />
minimum ligt. Dit komt veel voor in veengebieden, maar maakt het gebied wel kwetsbaar voor overlast.<br />
Effecten van veranderingen in de streefpeilen van de watergangen in en rond het plangebied moeten<br />
daarom zorgvuldig worden onderzocht en beschreven. Uitgangspunt is dat de streefpeilen buiten de<br />
bufferzones niet gewijzigd zullen worden.<br />
Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat.<br />
Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden<br />
omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 35
estemmingsplan Zwartemeer<br />
regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere<br />
locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders<br />
uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen<br />
die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat<br />
om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken. Zowel binnen<br />
als buiten het gebied is het mogelijk regenwater te bergen.<br />
Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen dan moet dit op<br />
zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt<br />
aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande<br />
waterhuishoudkundige systeem. Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van<br />
solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem.<br />
Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het<br />
water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. In<br />
Zwartemeer is het geen optie om te kiezen voor infiltratie van regenwater, gezien de grondwatersituatie<br />
en kwel. Vasthouden, bergen en afvoeren zijn voor het plangebied goed te realiseren, waarbij de beste<br />
opties voor bergingsvoorzieningen aan de rand van het dorp voorkomen.<br />
3.5.11 Richtlijnen voor de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen<br />
Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk<br />
ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede<br />
kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen<br />
er op moet worden gelet dat:<br />
alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;<br />
water verbonden is met de rest van het watersysteem;<br />
er voldoende oeverbegroeiing is;<br />
afstromend regenwater schoon is en blijft;<br />
lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.<br />
De diepte van de grondwaterstand in het plangebied maakt het mogelijk dat zonder zeer diepe<br />
ontgravingen watervoerende sloten en vijvers kunnen worden gerealiseerd. Bij nieuwe ontwikkelingen kan<br />
er daarom toe worden overgegaan om waterberging aan te leggen om afstromend regenwater te bergen.<br />
Water kan worden vastgehouden in het gebied zelf door het aanleggen van bergingsvijvers of berging<br />
buiten het gebied aan te leggen. Dit water kan ter plaatse van de ontwikkeling worden aangelegd of<br />
elders in het peilgebied, waar het bestaande waterstructuren kan vergroten.<br />
Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en<br />
hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor<br />
te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop<br />
regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te<br />
gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende<br />
materialen.<br />
Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met<br />
andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde<br />
rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater kan worden<br />
afgekoppeld van het gemengde riool en gescheiden kan worden afgevoerd.<br />
Het wijken- en kanalenstelsel is van grote cultuurhistorische waarde en moet daarom worden<br />
beschermd. Het is daarom belangrijk dat deze structuren op de plankaart worden bestemd als water.<br />
36 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige structuur<br />
4.1 Ontstaansgeschiedenis<br />
Het gebied kent een rijke geschiedenis. Het landschap deed als ondoordringbaar element dienst als<br />
natuurlijke verdedigingslinie. De specifieke landschappelijke kenmerken van het gebied zijn ontstaan ten<br />
tijde van de ontginning van het veen. De winning van het zwarte goud in het gebied wat tot die tijd onder<br />
andere bekend stond als 'een groote moerassige heyde' begon circa 400 jaar geleden.<br />
De kanalen, de bebouwingslinten en de grote openheid zijn de landschappelijke gevolgen van dit proces.<br />
Na de ontginning van het veen werden de gronden in gebruik genomen als landbouwgrond. De laatste<br />
decennia verandert het landschap. Nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en recreatiegebieden<br />
veranderen het landschap in snel tempo.<br />
Figuur 4-1: Topografische ontwikkeling tussen 1860 en 1980<br />
In het verleden bepaalden de natuurlijke gradiënten (bodem, reliëf en waterhuishouding) de wijze van<br />
mate van bewoning. Meestal ontstonden de dorpen op de grens van de hoger gelegen droge gronden<br />
naar de nattere gronden.<br />
Zwartemeer<br />
Uit de kaart van 1850 blijkt dat ter plaatse van het huidige Zwartemeer een meer aanwezig was met de<br />
naam Zwarte-Meer. Het spreekt vanzelf, dat het voormalige Zwarte-Meer alles te maken heeft met het<br />
huidige dorp Zwartemeer.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 37
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Figuur 4-2: Historische ontwikkelingen (rond 1850)<br />
In het drassige veengebied , rond het grote meer, lagen allerlei poelen en plassen, die geheel<br />
dichtgegroeid waren met planten en mossen. Rond dit meer ontstond de eerste bewoning, op veilige<br />
afstand van de oever. Deze eerste bewoners waren afkomstig uit Duitsland. Het meer had rond 1860<br />
een oppervlakte van meer dan 110 hectare en loosde het overtollige water onder andere in de Runde.<br />
Het dorp Zwartemeer ontstond in eerste instantie als landbouwnederzetting. Vanaf 1860, het Verlengde<br />
van Echtenskanaal was nog niet tot Zwartemeer doorgetrokken, vestigden boeren zich in het<br />
zuidoostelijke deel van de gemeente <strong>Emmen</strong> om boekweit te telen.<br />
Aan de oevers van het Zwarte-Meer werd in 1873 een pastoorsboerderij gebouwd. Deze boerderij had de<br />
naam 'Modo Udum, Modo Sudum', oftewel 'Nu eens droog en Dan weer nat'. Bij Koninklijk Besluit van<br />
12 juli 1880 werd aan de Drentse Kanaalmaatschappij toestemming verleend tot het verder graven van<br />
de Hoogeveense vaart tot aan de Rijksgrens. In 1881 werden de rechten doorverkocht aan Van Holthe<br />
tot Echten, zo ontstond de naam 'Verlengde van Echtenskanaal'. In 1894 werd de grens bereikt.<br />
Pas toen het Verlengde van Echtenskanaal tot aan de grens werd doorgetrokken kwam Zwartemeer<br />
onder invloed van de veenontgravingen en kreeg het dorp het karakter en de functie van een veenkolonie.<br />
Om het hele gebied van het huidige Zwartemeer te kunnen ontginnen werden hoofd- en dwarswijken<br />
aangelegd volgens het zogenaamde 'blokpatroon'.<br />
38 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Figuur 4-3: Verdere historische ontwikkelingen<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Vanaf ongeveer 1900 werd vanaf de Verlengde van Echtenskanaal in noordelijke richting begonnen met<br />
het uitgraven van het Verlengde Oosterdiep. Nog voor de aanleg van het kanaal werd er een kerk<br />
gebouwd op het kruispunt van het oorspronkelijke tracé met de Kamerlingswijk. Het tracé van het<br />
Verlengde van Echtenskanaal lag oorspronkelijk zuidelijk van de huidige ligging. Aangezien dit tracé een<br />
uitloper van de Hondsrug bij Klazienaveen kruiste, werd er besloten een nieuw tracé meer naar het<br />
noorden te kiezen. De kerk ligt daardoor enigszins buiten het dorp.<br />
De Kamerlingswijk was een hoofdwijk met daarop aansluitend dwarswijken als de Meerwijk en de<br />
Dorpshuiswijk. Haaks op deze wijken werden op regelmatige afstand, variërend van 180 tot 200 meter,<br />
zijwijkjes gegraven.<br />
In 1928 heeft de gemeente <strong>Emmen</strong> het besluit genomen om in het belang van de krotopruiming over te<br />
gaan tot de bouw van vijftig eenvoudige arbeiderswoningen. Een groot deel hiervan is in Zwartemeer<br />
gebouwd, onder meer aan de Meerwijk, de Hogeweg, de Kamerlingswijk en aan de noordzijde van het<br />
Verlengde van Echtenskanaal. Na voltooiing van dit project in 1931 duurde het tot 1936 voordat er weer<br />
een aantal woningen werden gebouwd. In dat jaar zijn er 35 woningen gebouwd van het type<br />
'bloembakwoningen' in 'Tuindorp'. Deze woningen genoemd naar de ingebouwde bloembak aan de<br />
rechtervoorkant van elk huis, waren deels vrijstaand en deels twee onder een kap.<br />
In 1941 werden de huizen aan de 'Stichtingstraat' en in 'de Huizen' opgeleverd. De zogenaamde<br />
Dominohuizen aan de 'Mollemastraat' en het begin van de 'Huizen' zijn in de periode tussen 1948 en<br />
1950 gebouwd. In dezelfde tijd zijn de huizen aan de 'Stormstraat' en nog een aantal woningen aan de<br />
'Huizen', de 'Dwarsstraat' en de 'Stichtingstraat' gebouwd. De twee onder een kap woningen in de<br />
'Hoven' zijn tussen 1952 en 1954 gereed gekomen evenals de eerste bejaardenhuizen aan de<br />
'Stichtingsstraat'.<br />
De bejaardenhuizen aan de 'Hemen' dateren uit circa 1960. De huizen aan de zogenaamde 'Lange<br />
Hoven' zijn in 1962 gebouwd. Het oude sportcomplex aan de 'Dorpshuiswijk' is vanaf 1965 volgebouwd<br />
met 64 huizen. Een volledig nieuw bestemmingsplan kwam in 1967 aan de orde, maar pas in 1972<br />
werden de eerste huizen daarvan opgeleverd.<br />
Tot het jaar 1981 werden er alleen maar sociale huurwoningen gebouwd. In dat zelfde jaar werden 20<br />
premie koopwoningen opgeleverd aan de 'Banken'. In 1986 kwam aan de 'Zwaai' nog een aantal van<br />
deze huizen gereed.<br />
4.1.1 Ondergrond<br />
Niet te missen is de aftekening van de Hondsrug op de hoogtekaart, uitstrekkend vanuit hartje<br />
Groningen (linksboven) tot voorbij <strong>Emmen</strong>.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 39
Figuur 4-4: Hoogtekaartbeeld<br />
4.1.2 Netwerken infrastructuur<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De A37 vormt voor het gebied de toegang tot de rest van Nederland. Voor de toegang tot de rest van<br />
Europa zorgt juist de Duitse infrastructuur voor een snelle verbinding, namelijk door middel van de A31.<br />
De wegenstructuur tekent zich af als een waaier vanuit de stad Groningen met aan de randen de<br />
belangrijkste verbindingen en in het midden de Veenkoloniën.<br />
Figuur 4-5: Netwerk hoofdinfrastructuur<br />
40 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
4.1.3 Occupatie verstedelijking<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
In de Grote Veenkoloniën (Groningen, Drenthe, Niedersachsen) wonen zo'n kleine half miljoen mensen.<br />
De van oudsher bewoonde Hondsrug is te herkennen als een vestigingscentrum met haaks daarop<br />
Veenkoloniale lintbebouwing (Drents deel). Het Stadskanaal markeert de grens en de bebouwing<br />
versnippert, met nog steeds duidelijk herkenbare lintbebouwing. In Duitsland is er eveneens<br />
lintbebouwing, maar komen de grotere nederzetting aan de Ems sterker naar voren. Op de Nieuwe<br />
Kaart van Nederland concentreren de 'rode' ontwikkelingen zich vooral in de kernen rond Groningen en<br />
<strong>Emmen</strong>.<br />
Figuur 4-6: Huidige verstedelijking (Zwartemeer en Klazienaveen zijn omcirkeld)<br />
4.2 Stedenbouwkundige hoofdstructuur<br />
Stedenbouwkundig is Zwartemeer te typeren als deels een kanaaldorp (enkellint) van de Veenkoloniën.<br />
De hoofdlijn van de stedenbouwkundige structuur wordt gekenmerkt door de lijnen van de Verlengde van<br />
Echtenskanaal met de daarop dwars gelegen Kamerlingswijk en Zuidervaart. Langs deze<br />
waterverbindingen liggen de hoofdontsluitingswegen van Zwartemeer.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 41
Figuur 4-7: Hoofdstructuur<br />
4.2.1 Ruimtelijke kwaliteit<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Ruimtelijke kwaliteit wordt ervaren indien binnen een samenhang van elementen een rijkdom aan<br />
indrukken kan worden opgedaan. Kernbegrippen daarbij zijn structuur, identiteit, belevingswaarde.<br />
Zwartemeer kent woonbuurten uit verschillende tijdperken. Hoewel de buurten qua beeldvorming en<br />
opzet verschillend zijn, onder ander door de tijd wanneer zij zijn ontstaan, hebben ze één ding gemeen,<br />
namelijk het feit dat er aan elke buurt een stedenbouwkundig plan ten grondslag ligt. Niets is per toeval<br />
ontstaan maar is het een invulling van een stedenbouwkundige visie, dit geldt voor het stratenpatroon,<br />
de landschappelijke elementen en ook voor de bebouwingstypologie en architectonische kwaliteit en<br />
verschijningsvorm van gebouwen. Basiskwaliteiten en gemeenschappelijke (architectonische)<br />
kenmerken kunnen worden geobserveerd die bepalend zijn voor de beleving en identiteit van de<br />
woonomgeving.<br />
Karakteristiek voor Zwartemeer zijn de volgende stedenbouwkundige elementen:<br />
rechthoekig kavelpatroon;<br />
openheid, overzicht;<br />
kanalen;<br />
beplante linten;<br />
compactheid van het dorp;<br />
groene ruimtes in het dorp;<br />
herkenbaarheid van historische linten.<br />
42 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Figuur 4-8: Huidige structuur Zwartemeer<br />
4.2.2 Lintbebouwing<br />
Opbouw<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Lintbebouwing is een bebouwde omgeving aan beide zijden van een straat/kanaal met een typisch<br />
lineaire structuur. De bebouwingslinten kenmerken zich door de aanwezige diversiteit aan bebouwing.<br />
De linten volgen de structuren van de oorspronkelijke veenontginning.<br />
De kern wordt gekarakteriseerd door de structuur van de lintbebouwing. Het gevelbeeld van het<br />
bebouwingslint wordt vooral gekenmerkt door een grote mate aan variatie in positionering, bouwvolume<br />
en -hoogte, kapvorm, vormgeving, kleur en materiaalgebruik.<br />
Het dorp is ontstaan doordat het is geconcentreerd rond de lintbebouwing. In het dorp is de<br />
lintbebouwingsstructuur nog terug te vinden. Grenzend aan het buitengebied ligt de lintbebouwing als<br />
eenheid in het landschap, in contrast met het achterliggende danwel voorliggende gebied.<br />
Foto's: Impressies lintbebouwing Zwartemeer<br />
Nadere analyse per deelgebied<br />
Bebouwing vertoont onregelmatig beeld in het centrum ten aanzien van hoogte, (kap)vorm en<br />
rooilijn;<br />
Historische bebouwing minimaal aanwezig;<br />
Nokrichting haaks en evenwijdig op de weg;<br />
Historische bebouwing minimaal aanwezig;<br />
Aan de randen diepe kavels met overgang naar het landelijk gebied met relatief veel bijgebouwen;<br />
hoofdgebouwen grotendeels in ongelede hoofdvorm;<br />
Meerdere functies aan het lint in het 'centrum';<br />
De structurerende route is het veenkoloniale profiel met het kanaal, de parallelwegen aan beide<br />
zijden van het kanaal;<br />
Het Van Echtenskanaal wordt ten westen van de Zuidervaart aan weerszijden begeleid door<br />
laanbeplanting. De structuurlijnen aan de Zuidervaart en de Kamerlingswijk worden ook begeleid<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 43
door beplanting;<br />
Het kanaal is het oriëntatiepunt;<br />
De "wissels" functioneren als knooppunt;<br />
Karakteristiek materiaal en kleurgebruik.<br />
Knelpunten<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Door verbouw/nieuwbouw kan door vormgeving of situering van de bebouwing de identiteit alsmede het<br />
straat- en bebouwingsbeeld worden aangetast.<br />
Conclusie<br />
Extra aandacht dient uit te gaan bij de bouw/verbouw naar hoogte-breedte verhoudingen, positionering,<br />
transparantie naar het achterliggende gebied, detaillering, kleur en materiaalgebruik. Bij voorkeur met<br />
gebruikmaking van het reeds aanwezige scala van min of meer traditionele materialen en kleuren.<br />
Belangrijk is een goede situering van aan- en bijgebouwen bij woningen met twee naar de weg gekeerde<br />
gevels. Bestaande nokrichtingen dienen te worden gehandhaafd.<br />
4.2.3 Woonbuurten (dorpsuitbreidingen)<br />
Opbouw<br />
Deze buurt bestaat grotendeels uit projectmatig gebouwde woningen bestaande uit één en twee<br />
bouwlagen met zadeldak. De bebouwing is gevarieerd; strokenbouw, twee onder 1 kap en vrijstaand<br />
waarbij elk type bebouwing zijn eigen identiteit heeft.<br />
Nadere analyse per deelgebied<br />
Architectonische eenheden met gemeenschappelijke kenmerken (kapvorm, materialen, kleur,<br />
bouwhoogte etc);<br />
Duidelijk herkenbare rooilijnen waarin de bebouwing is geplaatst;<br />
Duidelijk ritme van bouwblokken, maar toch de herkenbaarheid van de individuele woning;<br />
Bebouwing heeft relatie met en invloed op het openbaar gebied;<br />
Verschil in identiteit tussen dorpsuitbreidingen onderling;<br />
Variatie aan type bebouwing (strokenbouw, twee onder 1 kap en vrijstaand);<br />
Standaard bouwvorm (identiteit) is nog intact;<br />
Diverse woningen met twee naar de weg/openbare ruimte gekeerde gevels;<br />
Op sommige locaties is er nog een restant van een wijk danwel een gedempte wijk zichtbaar;<br />
Aan de randen van de dorpsuitbreidingen zijn doorzichten naar het landelijk gebied;<br />
Karakteristiek materiaal en kleurgebruik: gevels metselwerk (rood), pannen gebakken/beton<br />
(rood/zwart);<br />
De oudere dorpsuitbreidingen hebben een hogere belevingsrijkdom aangezien deze ruimer van opzet<br />
zijn en meer gemeenschappelijke kenmerken hebben (kapvorm, materiaal, kleur);<br />
Tussen de bebouwing is door de afwijkende architectuur en verkaveling geen ruimtelijke<br />
samenhang. De diverse dorpsuitbreidingen worden middels groenstroken en voetpaden ruimtelijk en<br />
functioneel met elkaar verbonden bouwhoogte.<br />
Knelpunten<br />
Hoofdgebouwen<br />
Door verbouw/nieuwbouw kan door vormgeving of situering van de bebouwing de identiteit alsmede het<br />
44 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
straat- en bebouwingsbeeld worden aangetast. De bestaande bebouwing kenmerkt zich door<br />
architectonische eenheden (woonblokken, rijtjeswoningen, dubbele woningen, vrijstaande woningen) met<br />
gemeenschappelijke kenmerken (kapvorm, materiaal en kleur, bouwhoogte). Bij vervangende nieuwbouw<br />
is hier van afgeweken waardoor er een onsamenhangende situatie is ontstaan met een aangetast straat-<br />
en bebouwingsbeeld (foto 1). Projectmatig heeft er ook planmatige uitbreiding plaatsgevonden waarbij<br />
rekening is gehouden met de identiteit van de bestaande bebouwing, bijvoorbeeld ten aanzien van de<br />
mate van detaillering (foto 2)<br />
Foto's: Knelpunt hoofdgebouwen (foto's 1 en 2)<br />
Aan-, uit- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />
Op enkele locaties in de oudere dorpsuitbreidingen zijn projectmatig aanbouwen voor de naar de weg<br />
gekeerde gevel gebouwd. Aangezien deze gevels nog niet zijn aangetast door andere uit-/bijgebouwen<br />
heeft deze bebouwing nog steeds zijn eigen gave identiteit (zie foto 3). In de nieuwere<br />
dorpsuitbreidingen (foto 4 en 5)zijn er aan-, uit- en bijgebouwen alsmede bouwwerken geen gebouw<br />
zijnde gekeerd richting een naar de weg gekeerde gevel. Het geheel hiervan veroorzaakt een rommelig<br />
en onsamenhangend straatbeeld.<br />
Foto's: Knelpunt aan- en bijgebouwen (foto's 3, 4 en 5)<br />
Conclusie<br />
Per architectonische eenheid (woonblokken, rijtjeswoningen, dubbele woningen en vrijstaande woningen<br />
moet bij vervanging of uitbreiding aandacht worden geschonken aan het gevelbeeld naar het openbaar<br />
gebied en moet er rekening worden gehouden met de gemeenschappelijke kenmerken ten aanzien van<br />
kapvorm, bouwhoogte alsmede materiaal en kleur. Belangrijk is een goede situering van aan- en<br />
bijgebouwen bij woningen met twee naar de weg gekeerde gevels.<br />
4.2.4 Werkgebieden (bedrijven)<br />
Werkgebieden kunnen belangrijk zijn voor de economische versterking van een kern. De toonbaarheid<br />
(uitstraling) van werkgebieden en of gebouwen is belangrijk als vestigingsfactor voor<br />
bedrijven/ondernemers.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 45
Opbouw<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het bedrijventerrein is kleinschalig van omvang en kenmerkt zich door kleinschalige bedrijfsgebouwen<br />
met bedrijfswoningen alsmede met een enkele grootschalige loods. Het terrein is bereikbaar via de<br />
Eemslandweg alsmede via de Kamerlingswijk WZ.<br />
Nadere analyse per deelgebied<br />
Gebrek aan uitstraling, sobere bedrijfsgebouwen/loodsen en schuren;<br />
Scheiding tussen privaat (bedrijfskavels) en openbaar (openbare weg) is onduidelijk;<br />
Doorgaand verkeer is niet mogelijk, geen structurerende route;<br />
Bedrijfswoningen hebben niet de uitstraling dat het een onderdeel van een bedrijf is;<br />
Harde overgang tussen bedrijventerrein en het landelijk gebied;<br />
Slechte herkenbaarheid van het gebied;<br />
Lage belevingswaarde;<br />
Rommelige indruk.<br />
Knelpunten<br />
Door de ligging grenzend aan het buitengebied is er een harde overgang met het buitengebied alsmede<br />
met het lint aan de Kamerlingswijk ontstaan.<br />
Conclusie<br />
De samenhang tussen de bebouwing onderling alsmede de samenhang met het landelijk gebied is niet<br />
aanwezig. De overgang tussen het landelijk gebied en het bedrijventerrein is erg hard. Dit door de vorm<br />
van de bebouwing alsmede door het kleurgebruik. de bedrijfswoningen hebben niet het uiterlijk van een<br />
bedrijfspand<br />
4.3 Verkeersstructuur<br />
4.3.1 Inleiding<br />
In deze paragraaf worden de verkeerskundige en infrastructurele aspecten uit het plangebied bekeken.<br />
Hierbij wordt eerst de huidige situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de<br />
toekomstige ontwikkelingen in het plangebied die met betrekking tot deze sector van belang zijn. Dit<br />
hoofdstuk wordt afgesloten met de wensbeelden voor verkeer en infrastructuur.<br />
Bij deze analyse is gebruik gemaakt van gegevens uit:<br />
PVVP (Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan) 2007-2020;<br />
Verkeersmodel gemeente <strong>Emmen</strong> 2005;<br />
<strong>Gemeente</strong>lijk verkeers- en vervoersplan, Bereikbaar en duurzaam veilig 2000. Dit plan kent een<br />
doorlooptijd tot 2004. Op dit moment is er nog geen nieuw verkeersbeleid vastgesteld. Het GVVP<br />
blijft voorlopig van kracht.<br />
4.3.2 Huidige situatie<br />
Wegen<br />
De gemeente <strong>Emmen</strong> ondersteunt net als bijna alle andere wegbeheerders van Nederland, de<br />
uitgangspunten van Duurzaam Veilig. Dit is bekrachtigd door een landelijk convenant te ondertekenen.<br />
De wegen in de gemeente <strong>Emmen</strong> zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een<br />
optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door<br />
de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids-<br />
en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie<br />
categorieën, stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.<br />
Het plangebied wordt in het noorden ontsloten via de rijksweg A37 (<strong>Emmen</strong>-Duitsland). Deze weg heeft<br />
een stroomfunctie en kent een maximum snelheid van 120 km/uur. Via de Zuidervaart Oostzijde<br />
(provinciale weg N379, gebiedsontsluitende weg met een maximumsnelheid van 80 km/uur) kunnen de<br />
toe- en afritten van de A37 worden bereikt. Deze afstand is circa één kilometer, zodat de ontsluiting van<br />
het plangebied voor het gemotoriseerde verkeer goed is te noemen. Het plangebied ligt direct ten zuiden<br />
van de Eemslandweg welke over gaat in het Verlengde Van Echtenskanaal Noordzijde. Deze<br />
46 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
gebiedsontsluitingsweg loopt van Klazienaveen richting Duitsland. Binnende kom heeft deze weg een<br />
maximum snelheid van 50 km/uur, daarbuiten 80 km/uur). De omliggende dorpen Klazienaveen en<br />
Barger Compascuum hebben een directe, goede verbinding voor het gemotoriseerde verkeer. De<br />
doorstroming op voorgenoemde wegen is goed.<br />
Zowel in noord-zuidrichting als in oost-westrichting is het plangebied ook intern goed ontsloten. Het<br />
plangebied heeft vanaf de Eemslandweg aan de noordkant en de Kamerlingswijk Westzijde aan de<br />
westkant een aantal toegangswegen tot het gebied. In het gebied zelf bevinden op gelijkmatige afstand<br />
van elkaar de wegen voor het interne verkeer. Deze wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen<br />
heb hebben over het algemeen hetzelfde wegbeeld met een maximumsnelheid van 30 km/uur, er is<br />
geen hiërarchie in de wegenstructuur. De intensiteit op deze wegen is relatief laag. De meeste wegen in<br />
het plangebied hebben een recht tracé, met name de verbindingswegen tussen de dorpen en rijksweg.<br />
Fietsverkeer<br />
De afstanden binnen Zwartemeer zijn klein en goed per fiets af te leggen. Langs de Eemslandweg en de<br />
Zuidervaart OZ liggen vrijliggende fietspaden. Op alle overige wegen maken (brom)fietsers gebruik van de<br />
weg of parallelwegen. De fietspaden en parallelwegen hebben voor de fietsers een verkeerstechnische<br />
functie in combinatie met een toeristische functie.<br />
Openbaar vervoer<br />
Binnen het plangebied halteren twee buslijnen die deel uitmaken van het streekvervoer in het gebied<br />
rond <strong>Emmen</strong>. Het plangebied wordt hierdoor verbonden met de kernen Barger Compascuum,<br />
Klazienaveen, Nieuw Dordrecht en <strong>Emmen</strong>. In <strong>Emmen</strong> kan worden overgestapt op de trein en andere<br />
(regionale) buslijnen. De buslijnen volgen de doorgaande route via de Eemslandweg/ Verlengde van<br />
Echtenskanaal Noordzijde. Eén buslijn volgt een kleine lus in het plangebied.<br />
Parkeernorm<br />
Bij toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen worden vigerende parkeernormen conform de landelijke<br />
richtlijnen van het CROW gehanteerd.<br />
Verkeersintensiteiten<br />
De gemeente <strong>Emmen</strong> houdt regelmatig verkeerstellingen. In 2007 en 2008 zijn in Zwartemeer de<br />
volgende tellingen gehouden:<br />
Eemslandweg ten oosten van Kamerlingswijk 1.300 mvt/etm<br />
Kamerlingswijk WZ 1.600 mvt/etm<br />
Eemslandweg ten westen van Zuidervaart 4.600 mvt/etm<br />
Zuidervaart OZ 5.350 mvt/etm<br />
Verkeersveiligheid<br />
Om een uitspraak over de verkeersveiligheid in Zwartemeer te kunnen doen zijn de ongevallengegevens<br />
tussen 2003 en 2007 geraadpleegd. In de genoemde periode zijn er binnen het plangebied in totaal 65<br />
ongevallen geregistreerd.<br />
Jaar Ongevallen<br />
2003 17<br />
2004 17<br />
2005 7<br />
2006 10<br />
2007 14<br />
Totaal 65<br />
Bij deze ongevallen zijn 14 slachtofferongevallen waaronder 2 dodelijke ongevallen in 2005. De overige<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 47
estemmingsplan Zwartemeer<br />
ongevallen hebben uitsluitend materiële schade. De belangrijkste knelpunten zijn Eemslandweg en<br />
Verlengde van Echtenskanaal Noordzijde.<br />
Toekomstige Ontwikkelingen<br />
In de toekomst zullen er geen veranderingen in de wegenhierarchie binnen Zwartemeer plaatsvinden. Op<br />
vrijwel alle wegen binnen Zwartemeer zal een dertig kilometer regime gelden met uitzondering van de<br />
ontsluitingswegen.<br />
Naar verwachting zal het aantal autoverplaatsingen licht toenemen met name vanwege de autonome<br />
verkeersgroei (toename autobezit en autogebruik). Daarnaast zal door woningbouw het verkeer licht<br />
toenemen.<br />
Vanwege de bezuinigingen in het openbaar vervoer staan steeds meer buslijnen onder druk. Vanuit<br />
sociaal oogpunt is het wenselijk dat Zwartemeer ook in de toekomst de busverbinding met <strong>Emmen</strong><br />
behoudt.<br />
Wensbeeld/Aanbevelingen<br />
Behoud van de huidige infrastructuur en waar mogelijk en wenselijk een verbetering;<br />
De bereikbaarheid van het plangebied dient gewaarborgd te blijven;<br />
Ook de bereikbaarheid per openbaar vervoer dient gewaarborgd te blijven.<br />
4.4 Groenstructuur<br />
De bijlage Groenstructuur Zwartemeer bevat een schematisch overzicht van de huidige groenstructuur<br />
van Zwartemeer.<br />
4.4.1 Huidige groenstructuur<br />
Hoofdgroenstructuur<br />
De hoofdgroenstructuur is gesitueerd langs de Verlengde Hoogveensche Vaart, met de daaraan parallel<br />
lopende wegen Eemslandweg en Verlengde Van Echtenskanaal NZ, langs de Kamerlingswijk WZ, langs<br />
het Verlengde Oosterdiep, met de daaraan parallel lopende Zuidervaart OZ en WZ en de Hoofdwijk III en<br />
de daaraan parallel lopende Barriereweg.<br />
De Verlengde Hoogeveensche Vaart wordt aan de noordzijde ter hoogte van de bebouwing begeleid door<br />
een rij lindes en aan de zuidzijde door een rij eiken in gras. Richting Klazienaveen staat tussen de<br />
lindes her en der opslag van o.a. berk. De rij lindes gaat na het bebouwingslintje richting Klazienaveen<br />
over in eik c.q. opslag van eik en es.<br />
Foto's: Links: Verlengde Hoogeveensche Vaart: noordzijde met lindes, aan zuidzijde eik.<br />
Rechts: beeld in de richting van Klazienaveen.<br />
De bebouwingszijde van de, aan de noordzijde van het kanaal parallel lopende, Verlengde Van<br />
Echtenskanaal NZ kent verschillende groenstructuren namelijk gedeeltelijk wel een gedeeltelijk geen<br />
bomen. Zo staan in het gedeelte t-splitsing Verlengde Oosterdiep - Barriereweg plantvakken met lindes<br />
tussen de parkeerhavens, terwijl bij de bebouwing aan de westkant van de t-splitsing geen beplanting<br />
staat.<br />
48 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Foto's: Het gedeeltelijk wel en niet met bomen beplante Verlengde Van Echtenskanaal NZ<br />
De bebouwingszijde van de, aan de zuidzijde van het kanaal paralel lopende, Eemslandweg staat in het<br />
traject Klazienaveen - centrum een enigszins gefragmenteerde rij eiken in hagen c.q. sierstruiken (o.a.<br />
rozen). Bij het centrum gaat deze rij eiken over in een rij van veldesdoorn in hagen c.q. onderbeplanting.<br />
Na de kruising met de Kamerlingswijk gaat de rij veldesdoorn wederom over in een rij eiken in een<br />
grasberm.<br />
Het beeld van de Kamerlingswijk is eveneens monumentaal maar minder besloten omdat hier alleen een<br />
bomenrij van eik aan de bebouwingszijde aan de westkant van de wijk staat. Aan de oostzijde van de<br />
wijk wordt het beeld bepaald door het privégroen rondom de verspreid staande bebouwing in een verder<br />
open grootschalig landschap. Vanaf de Kamerlingswijk WZ is goed zicht op dit landschap.<br />
Foto's: Links: impressie Kamerlingswijk. Rechts: impressie Barriereweg<br />
De Barriereweg wordt begeleid door een monumentale rij lindes aan beide zijden van de weg. Deze weg<br />
ontsluit het noordoostelijk gelegen buurtje Tuindorp. Het monumentale karakter is te verklaren uit het feit<br />
dat de Hoofdwijk III met de daaraan parallel lopende Barriereweg historisch een hoofdwijk was in het<br />
veen van Barger Compascuum. In de periode 1965 - 1975 is deze wijk doorsneden door de snelweg N37<br />
en is de Barriereweg een doodlopende weg geworden. Omdat de monumentale laan een historisch<br />
waardevolle veenkoloniale groenstructuur is, wordt zij gerekend tot de hoofdstructuur.<br />
Tenslotte is langs de oostkant van het Verlengde Oosterdiep een rij eiken aangeplant. Omdat langs het<br />
kanaal veel opslag staat, is het zicht op het kanaal vanaf de weg vrijwel verdwenen. Langs de<br />
bebouwingszijde staat een gefragmenteerde eikenrij. De westkant van het Verlengde Oosterdiep is<br />
onbeplant, zowel langs het kanaal als langs de bebouwingkant van de weg. Hierdoor oogt het lintje vrij<br />
kaal.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 49
Impressie Verlengde Oosterdiep<br />
Groenaccenten<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De twee dammen in de Hoogeveensche Vaart die op de T-splitsingen met het Verlengde Oosterdiep en<br />
de Kamerlingswijk zijn aangelegd, zijn ingericht met een kunstwerk en een boomgroep van lindes in<br />
gras. Daarnaast is bij de T-splitsing Hoogeveensche Vaart - Verlengde Oosterdiep naast de<br />
Protestantse kerk een overdekte 'picknickplaats' aangelegd. Deze is omzoomd met hagen en<br />
sierbeplanting.<br />
Foto's: Kunstwerken en boomgroepen in gras op de dammen<br />
Nevengroenstructuren<br />
De nevenstructuur betreft de verschillende groenstructuren in de buurten van het dorp.<br />
Een belangrijke nevenstructuur is het groen rondom de voorzieningen (winkels, scholen, kerk en<br />
sporthal) in het centrum van het dorp en toegangswegen richting deze voorzieningen. Het betreft hier<br />
vooral boomweides van o.a. lindes, esdoorns en moeraseik. Daarnaast zijn er singels tussen de<br />
50 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
scholen en de sporthal aangeplant. De Klemstrook, de straat waar de winkels zijn gesitueerd, is<br />
onbeplant.<br />
Foto's: Links: groenstructuur bij voorzieningen. Rechts: boomweides langs route richting<br />
voorzieningen<br />
Een tweede nevenstructuur betreft groenstructuren langs de langzaam verkeersroutes in en langs het<br />
dorp.<br />
In het dorp betreft het de noord - zuid gerichte groenstructuur met voet/fietspad tussen de bebouwing<br />
daterend uit de jaren '50 - '60 en de bebouwing uit de jaren '80 en later. Deze noord - zuid gerichte<br />
groenzone is aangelegd op de plaats waar voorheen een wijk heeft gelegen. Deze groenstructuur<br />
bestaat uit boomgroepen in gras en een speelweide tussen de achterkanten van beide, van karakter<br />
verschillende, buurten. De groenstrook is vanuit beide buurten toegankelijk gemaakt door middel van<br />
oost - west gerichte groenstrookjes met paden.<br />
Langs de westkant van het dorp, vanaf het sportterrein tot aan de noordelijk gelegen dierenweide<br />
'Beatrixhoeve' wordt het fiets/voetpad begeleid door een rij eiken in gras. Vanaf het pad is uitzicht op<br />
het landschap. Het pad ligt op de plaats waar voorheen een wijk heeft gelegen.<br />
Foto's: Links: Langzaam verkeersroute tussen 2 buurten. Rechts: langzaam verkeersroute<br />
westzijde dorp<br />
Langs een gedeelte van de Dorpshuiswijk is een voetpad aangelegd en wel langs het gedeelte van de<br />
Runde tot aan de dierenweide. Vanaf het pad is uitzicht op het landschap en de Runde. Het voetpad<br />
wordt begeleid door een rij essen. In het dorp is aansluiting op de groenstructuur rondom de<br />
voorzieningen. Hier is tevens een oost - west gericht voetpad aangelegd dat tussen boomgroepen in<br />
gras doorloopt tot de westkant RK kerk. Bij de dierenweide is een aansluiting op de voornoemde<br />
langzaam verkeersroute richting sportterrein. Ten noordwesten van de RK kerk tot aan De Huizen is<br />
eveneens een oost - west gerichte langzaam verkeersroute aangelegd. Ook hier wordt het pad begeleid<br />
door bomen in gras.<br />
Een derde nevenstructuur betreft de, noord - zuid gerichte, weg De Huizen. Deze weg volgt een<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 51
estemmingsplan Zwartemeer<br />
veenkoloniaal kavelpatroon en is de verbindingsweg tussen het zuidelijke gedeelte van het dorp en het<br />
centrum. De groenstructuur langs deze weg volgt echter niet deze lijnvormige structuur. Zo staat langs<br />
het zuidelijke gedeelte van de weg een enigszins gefragmenteerde rij lindes, kent het middengedeelte<br />
alleen privégroen en wordt het noordelijke traject gedeeltelijk begeleid door een rij berken.<br />
Foto's: Links: De Huizen: zuidelijk deel beplant met lindes.Rechts: De Huizen middengedeelte<br />
onbeplant<br />
Een vierde nevenstructuur betreft groenstrookjes met bomenrijen (vooral moeraseik en in mindere mate<br />
berk) in gras op de koppen van de bebouwing. Deze groenstrookjes zijn zowel in de oudere als nieuwere<br />
buurtjes aangeplant.<br />
Ook kent het dorp een zestal groene 'hofjes'. De drie 'hofjes' gelegen aan De Hoven zijn allen ingericht<br />
met drie meidoorns in gras. De andere drie hofjes zijn gelegen aan de Dorstersstraat aan de westkant<br />
van het dorp. Deze zijn ingericht met verschillende boomsoorten en sierheesters in gras. Vanaf deze<br />
hofjes is zicht op het landschap.<br />
Foto's: Links: zicht op landschap vanuit hofje Dorstersstraat. Rechts: hofje aan De Hoven<br />
Ten slotte is de begraafplaats aan de noordzijde van het dorp omzoomd door singels c.q.<br />
bos(plantsoen).<br />
Recreatief groen<br />
Het dorp heeft een sport c.q. recreatieterrein dat omzoomd is door singels, een groot speelveld<br />
omzoomd door singels en rijen moeraseiken en een ijsbaan met aan de oostkant een singel. Verder zijn<br />
er vier speelveldjes aangelegd en is er de dierenweide 'Beatrixhoeve' met een speelplek. In het gras van<br />
de speelveldjes staan bomen en de speelveldjes worden al dan niet gedeeltelijk omzoomd met<br />
sierheesters.<br />
Aan de noordzijde van het dorp is recentelijk een 'sportlandgoed' aangelegd met o.a. een recreatieplas<br />
en golfbaan. De Runde loopt eveneens door dit gebied. De Runde is onderdeel van de PEHS.<br />
52 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
4.4.2 Nota van Uitgangspunten hoofdgroenstructuur<br />
Een uitgangspunt ten aanzien van de hoofdgroenstructuur is dat het een doorgaande structuur is. Ten<br />
tweede dienen boomgroottes te worden gekoppeld aan de belangrijkheid van de structuur. In het geval<br />
van een hoofdstructuur houdt dit het gebruik van bomen van de 1e grootte in en dan bij voorkeur het<br />
gebruik van cultuurhistorisch materiaal zoals de eik en linde.<br />
De bomenrij(en) langs de Verlengde Hoogeveensche Vaart en de Kamerlingswijk zijn beeldbepalend,<br />
cultuurhistorisch waardevol en zorgen voor een monumentaal karakter dat behouden dient te worden.<br />
Toekomstig beheer dient er op gericht te zijn om deze structuurlijnen helder te houden en niet te laten<br />
vervagen door opslag.<br />
Langs de bebouwingszijde van de Eemslandweg/Verl. Hoogeveensche Vaart zijn ter hoogte van het<br />
centrum veldesdoorns aangeplant. Aangezien dit geen boomsoort van de 1e grootte is ontbeert de<br />
hoofdstructuur ter hoogte van het centrum de, voor de veenkoloniën, karakteristieke monumentaliteit.<br />
Het verdient de voorkeur om (bij uitval) de veldesdoorns te vervangen door eik of linde.<br />
De bebouwingszijde van de Verlengde Echtenskanaal NZ/Verl. Hoogeveensche Vaart kent verschillende<br />
boomstructuren (gedeeltelijk wel en gedeeltelijk geen bomen). Het verdient de voorkeur om de structuur<br />
ten oosten van de t-splitsing met het Verlengde Oosterdiep, namelijk lindes in de plantvakken tussen de<br />
parkeerhavens, te continueren voorv het gehele bebouwingslint.<br />
Hoewel de monumentale rij lindes langs beide zijden van de Barriereweg op dorpsniveau niet<br />
beeldbepalend is, zijn zij cultuurhistorisch waardevol en dienen te worden behouden.<br />
De bomenrij van eiken langs de oostzijde van het Verlengde Oosterdiep kent geen doorgaande structuur<br />
en wordt sterk vervaagd door de aanwezige opslag. Bovendien is de westzijde van het kanaal met<br />
aanpalende weg onbeplant. Hierdoor ontbeert het Verlengde Oosterdiep de voor de veenkoloniën zo<br />
karakteristieke monumentaliteit. In lijn met de Nota herinrichting verdient de aanplant bomenrijen de<br />
voorkeur. Evenals bij de Verlengde Hoogeveensche Vaart dient toekomstig beheer er op gericht te zijn<br />
om deze structuurlijnen helder te houden en niet te laten vervagen door opslag.<br />
De groenstructuur langs De Huizen, een straat die een historische noord - zuid gerichte kavelstructuur<br />
volgt, ondersteund deze historische lijn niet. Deze kavellijn worden versterkt door een eenduidige<br />
groenstructuurlijn aan te pkanten. Dit kan door het bestaande rijtje lindes te continueren, door over het<br />
gehele traject een boomsoort van de 3e of 2e grootte kiezen (bijvoorbeeld veldesdoorn) of door te kiezen<br />
voor alleen een grasberm.<br />
4.5 Bevolkingsstructuur<br />
De hoofdkern Zwartemeer telde per 01-01-2008 3.127 inwoners.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 53
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Figuur 4-9: Verhouding bevolkingsgroei en aantal woningen<br />
Zwartemeer heeft al sinds begin jaren negentig te maken met een afnemend inwoneraantal en deze<br />
tendens heeft zich de afgelopen 10 jaar doorgezet. De bevolkingsomvang van Zwartemeer nam eind<br />
negentiger vrij sterk af om vervolgens in de jaren 2000 en 2001 weer toe te nemen. Sinds 2002 neemt<br />
het aantal inwoners weer geleidelijk aan af. Over de afgelopen 10 jaar bezien nam de bevolkingsomvang<br />
af met 67 inwoners, wat neerkomt op een gemiddelde jaarlijkse krimp van 0,2%. De omvang van de<br />
woningvoorraad in Zwartemeer fluctueerde de afgelopen 10 door herstructureringsactiviteiten en nam<br />
uiteindelijk per saldo met 2 woningen toe (81 nieuwbouw / 79 sloop).<br />
Zwartemeer heeft een relatief jonge bevolking. De leeftijdsklassen 0 tot 55 jarigen zijn, met uitzondering<br />
van de 10 tot 15 jarigen, in vergelijking tot het gemeentelijk gemiddelde, maar ook ten opzichte van<br />
andere hoofdkernen, sterker vertegenwoordigd. De groep 60+-ers is daarentegen duidelijk minder sterk<br />
vertegenwoordigd. In de hogere leeftijdsklassen heeft een dergelijk beeld doorgaans te maken met<br />
vertrek naar kernen met meer woonzorg-aanbod, zoals in Klazienaveen.<br />
Zwartemeer, bevolking en woningvoorraad per 1998 - 2008<br />
ABS 1998 2003 2008<br />
Bevolking 3.127 3.111 3.060<br />
Woningvoorraad 1.189 1.181 1.191<br />
Gemiddelde woningbezetting 2,63 2,63 2,57<br />
Tabel 4-10: Bevolking en woningvoorraad Zwartemeer<br />
54 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Hoofdstuk 5 Juridische aspecten van het bestemmingsplan<br />
5.1 Algemeen<br />
Het bestemmingsplan Zwartemeer is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit<br />
beheersplan is het actualiseren van het geldende planologische regime. Uitgangspunt hierbij is dat de<br />
bestaande situatie wordt vastgelegd. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig<br />
te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.<br />
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de<br />
regels (voorheen de voorschriften) en de weergave van op de verbeelding (voorheen plankaart) wordt<br />
aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare <strong>Bestemmingsplan</strong>nen 2008" van het ministerie van VROM.<br />
Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de vereisten van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht<br />
(Wabo).<br />
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen<br />
niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken<br />
al zijn uitgevoerd.<br />
Door de actualisatie komen zeven bestemmingsplannen deels of geheel te vervallen.<br />
5.2 Inventarisatie<br />
De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met<br />
het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische<br />
ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto<br />
ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.<br />
Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn<br />
vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de<br />
verbeelding en de planregels opgesteld.<br />
5.3 Plantoelichting, verbeelding en regels<br />
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding<br />
vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan<br />
elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden<br />
gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om<br />
gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.<br />
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart <strong>Emmen</strong> (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart<br />
bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de<br />
vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige<br />
bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE<br />
automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn.<br />
De op de plankaart aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE<br />
wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale<br />
Kaart.<br />
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op<br />
de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de<br />
regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel<br />
mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is<br />
gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de<br />
computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.<br />
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en<br />
bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van<br />
aanwezige en/of op te richten bebouwing.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 55
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden, door alleen te<br />
regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 31 artikelen.<br />
5.4 Toelichting op de bestemmingen<br />
De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie<br />
en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden<br />
en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van<br />
aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo<br />
beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Voor elke bestemming is afzonderlijk<br />
een bestemmingsregel opgenomen. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling<br />
met 25 artikelen.<br />
Gebruiksregels<br />
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor<br />
bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn<br />
bedoeld.<br />
Bouwregels<br />
In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee<br />
worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid<br />
bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van<br />
de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in<br />
de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is op de verbeelding per bestemmingsvlak de<br />
maximale bouw- en / of goothoogte aangegeven. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld<br />
in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijgebouwen of de kapvorm van<br />
daken.<br />
Flexibiliteit<br />
Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze<br />
flexibiliteitsbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De<br />
uitvoering van de flexibiliteitsregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het<br />
bestemmingsplan zijn de volgende flexibiliteitsregelingen opgenomen:<br />
afwijkingen met omgevingsvergunning van de bouwregels;<br />
afwijkingen met omgevingsvergunning van de gebruiksregels;<br />
nadere eisen;<br />
wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro.<br />
De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de<br />
aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de<br />
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten,<br />
zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijking van het bestemmingsplan en de kapvergunning<br />
gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor<br />
een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van<br />
een omgevingsvergunning.<br />
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij<br />
om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een<br />
terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.<br />
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in<br />
de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen<br />
moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de<br />
nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers<br />
van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het<br />
bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de afwijken en de nadere eisen, de uitvoering van deze<br />
56 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.<br />
Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden<br />
gedaan aan de volgende criteria:<br />
1 de woonsituatie:<br />
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of<br />
garanderen van een goede woonsituatie, er dient rekening gehouden te worden met:<br />
1 verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;<br />
2 overlast door lawaai, stank en/of trillingen;<br />
3 de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;<br />
het uitzicht;<br />
4 de aanwezigheid van voldoende privacy.<br />
2 het straat- en bebouwingsbeeld:<br />
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en<br />
architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:<br />
1 een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);<br />
2 de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;<br />
3 gevelbeelden;<br />
4 de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;<br />
5 de hoogtedifferentiatie;<br />
6 de situering van gebouwen op het perceel;<br />
7 de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 m² bedraagt.<br />
3 de culthuurhistorie<br />
1 cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;<br />
4 de verkeersveiligheid<br />
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:<br />
1 verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;<br />
2 overlast door lawaai, stank en/of trillingen;<br />
3 benodigde uitzichthoeken van wegen;<br />
4 de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;<br />
5 de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;<br />
6 de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.<br />
5 de (sociale) veiligheid<br />
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en<br />
niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:<br />
1 de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid<br />
van een sociaal onveilige plek;<br />
2 de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte<br />
wordt ingeperkt.<br />
6 brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding<br />
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te<br />
worden met de volgende aspecten:<br />
1 aanwezigheid van kwetsbare objecten;<br />
2 de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;<br />
3 de bereikbaarheid van de bouwwerken;<br />
4 de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.<br />
7 de milieusituatie:<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 57
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een<br />
ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:<br />
1 de mate van hinder voor de omliggende functies;<br />
2 de gevolgen voor de externe veiligheid;<br />
3 de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;<br />
4 de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;<br />
5 de gevolgen voor de bodemkwaliteit;<br />
6 de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;<br />
7 de situering van gebouwen ten opzichte van het water.<br />
8 gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen<br />
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende<br />
gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te<br />
bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt<br />
met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds<br />
bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.<br />
Beoordelingscriteria afwijkingen<br />
De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester<br />
en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere<br />
bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat<br />
onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete<br />
situatie af te stemmen.<br />
Staat van Inrichtingen<br />
In diverse bestemmingsregels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een een staat van<br />
inrichtingen. De toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied zijn ontleend aan de 'Bedrijven en<br />
milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n, 2009. Op basis van deze lijst is voor een<br />
specifieke Staat van inrichtingen opgesteld. Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en<br />
beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging<br />
van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat<br />
bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De<br />
keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven,<br />
weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat<br />
een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden<br />
toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf<br />
gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook<br />
leiden tot planschade.<br />
Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf<br />
duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze<br />
problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk<br />
toetsingskader ontwikkeld. Wij hebben daarom zelf een toetsingskader ontwikkeld en aan de staat van<br />
inrichtingen toegevoegd.<br />
Bescherming van waarden door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van<br />
een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden<br />
Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische waarden te beschermen is bij de<br />
bestemming 'Agrarisch-Grondgebonden' (artikel 3) een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een<br />
werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden opgenomen.<br />
Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet<br />
altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden<br />
gebonden worden. Het stelsel van Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen<br />
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van<br />
58 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde<br />
eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van<br />
het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is<br />
gewenst. Met een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />
werkzaamheden kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden<br />
toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader. Normale<br />
onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle<br />
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden<br />
aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de<br />
praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden<br />
aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten<br />
gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de<br />
gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet<br />
onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een<br />
onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal"<br />
beschouwd kunnen worden.<br />
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:<br />
Hoofdstuk 1. Inleidende regels (artikel 1 en 2);<br />
Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels (artikel 3 t/m 24);<br />
Hoofdstuk 3. Algemene regels (artikel 25 t/m 29);<br />
Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels (artikel 30 en 31).<br />
De inhoud van de verschillende artikelen wordt als volgt toegelicht:<br />
5.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels<br />
In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit<br />
om interpretatieproblemen zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast wordt<br />
aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.<br />
Artikel 1: Begrippen<br />
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. De<br />
begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. Bij de toetsing aan het<br />
bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende<br />
betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale<br />
spraakgebruik.<br />
Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel<br />
mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich<br />
ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.<br />
Artikel 2: Wijze van meten<br />
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte-<br />
en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.<br />
5.4.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels<br />
Artikel 3: Agrarisch<br />
De voor 'Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijven.<br />
Binnen deze bestemming zijn geen bouwvlakken opgenomen zodat het niet mogelijk is te bouwen.<br />
Artikelen Bedrijf<br />
De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan de zelfstandige bedrijven in het plangebied. Als gevolg van de<br />
verschillen in mate van hinder die de bedrijven veroorzaken, valt de bestemming 'Bedrijf' in dit<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 59
estemmingsplan Zwartemeer<br />
bestemmingsplan uiteen in 3 bestemmingen. Deze zijn:<br />
Artikel 4: Bedrijf Milieucategorie 2;<br />
Artikel 5: Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen;<br />
Artikel 6: Bedrijf-Nutsvoorzieningen.<br />
De bestemming 'Bedrijf - Milieucategorie 2' is toegekend aan de zelfstandige bedrijven in het plangebied<br />
die qua hinder vallen onder de milieucategorie 1 en 2.<br />
De in het plangebied voorkomende bedrijven zijn overeenkomstig het huidige gebruik en<br />
bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen.<br />
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat in woongebieden in principe alleen milieucategorie 1 en 2<br />
bedrijven (de zogeheten lichte vormen) gevestigd kunnen worden. De toegestane vormen van<br />
bedrijvigheid in zijn ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse<br />
<strong>Gemeente</strong>n, 2009. Op basis van deze lijst is voor Zwartemeer een specifieke Staat van inrichtingen<br />
opgesteld en als bijlage bij de regels opgenomen.<br />
Voor alle bedrijvenbestemmingen geldt dat de bebouwing dient te worden opgericht binnen de op de<br />
verbeelding aangegeven bouwvlakken.<br />
Wonen mag alleen plaatsvinden in de reeds bestaande bedrijfswoningen en niet in bedrijfsruimten. De<br />
bedrijfswoning zover deze aanwezig is wordt op de verbeelding met een aanduiding 'bw' weergegeven.<br />
In de bestemming Bedrijf zijn afwijkingen met omgevingsvergunning van de bouwregels opgenomen om<br />
het bestemmingsplan flexibeler te maken. Naast algemene afwijkingen (o.a. Daarnaast zijn ten aanzien<br />
van het gebruik ontheffingsmogelijkheden opgenomen om bedrijven toe te staan die niet in de lijst zijn<br />
opgenomen of bedrijven uit een anders categorie dan opgenomen in de lijst als het bedrijf minder hinder<br />
of gelijkwaardige hinder veroorzaakt dan in de bedrijvenlijst verondersteld.<br />
De artikelen 4 en 5 kennen een wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op<br />
het wijzigen van het gebruik van de (bedrijfs)bebouwing voor een woonfunctie of voor een sociale,<br />
culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functie, waaronder expositieruimten.<br />
Artikel 4: Bedrijf-Milieucategorie 2<br />
De voor 'Bedrijf-Milieucategorie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsdoeleinden uit de<br />
milieucategorieën 1 en 2 zoals genoemd in de Staat van inrichtingen welke is opgenomen in de bijlage<br />
bij de regels. De toegestane vormen van bedrijvigheid zijn ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering'<br />
van de Vereniging Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n, 2009 (groene boekje). Op basis van deze lijst is voor<br />
Zwartemeer een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld en als bijlage bij de regels opgenomen.<br />
Voor een vijftal bedrijven is een specifieke vorm van bedrijf opgenomen in verband met hun afwijkende<br />
milieucategorie. Op deze adressen mogen uitsluitend de huidige vormen van bedrijvigheid bestaan. Bij<br />
eventuele bedrijfsbeëindiging mag hetzelfde soort bedrijf opnieuw worden gevestigd of een bedrijf uit<br />
milieucategorie 1 en 2 die worden genoemd in de Staat van inrichtingen die als bijlage is gevoegd bij<br />
onderhavig bestemmingsplan. Deze bedrijven zijn:<br />
Eemslandweg 41 t.b.v. een smederij/lasinrichting/bankwerkerij (milieucategorie 3.1);<br />
Eemslandweg 45 t.b.v. een goederenwegvervoersbedrijf;<br />
Eemslandweg 70/70a t.b.v. een metaaloppervlaktebehandelbedrijf: lakspuiten en moffelen<br />
(milieucategorie 3.1);<br />
Perceel ten oosten van Hogeweg 11 t.b.v. een sloopbedrijf (milieucategorie 3.1);<br />
Eemslandweg 39/39a t.b.v. een kunststofverwerkingsfabriek zonder fenolharsen (milieucategorie<br />
4.1).<br />
Artikel 5 : Bedrijf - Nutsvoorzieningen<br />
De voor 'Bedrijf-Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen en de<br />
daarbij behorende gebouwen met een maximum bouwhoogte van 4 meter. Het betreft onder andere<br />
transformatorhuisjes en gasdruk-regelstations.<br />
Artikel 6 : Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen<br />
60 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Op het adres Eemslandweg 28 is een verkooppunt motorbrandstoffen gevestigd zonder LPG. Naast de<br />
verkoop van motorbrandstoffen, zonder LPG, is binnen deze bestemming uitsluitend detailhandel in<br />
bijbehorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen<br />
toegestaan. Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden opgericht. Wel is het mogelijk om<br />
een luifel (een ander bouwwerk) binnen het bouwvlak op te richten.<br />
Artikel 7: Bedrijventerrein<br />
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bedoeld voor bedrijven in de milieucategorie 1 en 2.<br />
Voor het goederenwegvervoersbedrijf op het perceel Kamerlingswijk OZ 8 (milieucategorie 3.1) is een<br />
specifieke vorm van bedrijf opgenomen in verband met de afwijkende milieucategorie. De toegestane<br />
vorm van bedrijvigheid zijn ontleend aan het "Groene boekje" Bedrijven en Milieuzonering (2009). Op<br />
basis van deze lijst is voor het bedrijventerrein een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld en als<br />
bijlage bij de regels opgenomen. Het is mogelijk om binnen deze bestemming te wonen indien de<br />
gronden op de kaart zijn aangeduid met een "bw".<br />
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd en<br />
geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh), risicovolle inrichtingen en<br />
vuurwerkbedrijven uitgesloten.<br />
Artikel 8: Cultuur en ontspanning, Kinderboerderij<br />
De voor 'Cultuur en ontspanning, Kinderboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor een<br />
kinderboerderij met dierweide.<br />
Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, met als voorwaarde dat niet meer wordt<br />
gebouwd dan in de regels is aangegeven.<br />
Artikel 9: Gemengd<br />
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van dienstverlening,<br />
detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen en wonen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen<br />
het bouwvlak worden opgericht.<br />
Artikel 10: Groen<br />
Structuurbepalend groen, waaronder de openbare groenstroken tussen zijtuinen van woningen en de<br />
openbare weg en de grotere groenstroken, zijn bestemd als "Groen'. Binnen de bestemming mogen<br />
geen bouwwerken worden opgericht. Binnen deze bestemming is tevens het aanleggen/verleggen van<br />
voetpaden/fietspaden mogelijk. Ook het buurtgroen en speelveldjes vallen onder de bestemming 'Groen'.<br />
Artikel 11: Horeca-1<br />
De horeca-inrichtingen in het plangebied zijn in verband met de bijzondere functie en mogelijke hinder<br />
afzonderlijk geregeld, in de zin van een eigen horecabestemming met specifieke klasse- aanduiding. De<br />
zwaarte van de klasse- aanduiding heeft met name te maken met de dag-, avond- of nachtelijke<br />
openingstijden en, in het verlengde hiervan, de verkrijgbaarheid van (sterk) alcoholische dranken. In de<br />
begripsomschrijvingen (artikel 1) is van de verschillende horecabedrijven een nadere omschrijving<br />
opgenomen.<br />
De voor 'Horeca-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor een horeca-inrichting in de categorie 1. Het<br />
betreft horecabedrijven die voornamelijk gericht zijn op het verstrekken van etenswaren. Gebouwen<br />
dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. Binnen deze bestemming is het mogelijk om te<br />
wonen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning '(bw).<br />
Artikel 12: Horeca-3<br />
De voor 'Horeca-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor een horeca-inrichting in de categorie 1, 2 en<br />
3. Het betreft (eet)cafés en vergelijkbare horeca-inrichtingen. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak<br />
gerealiseerd tw worden.<br />
Artikel 13: Maatschappelijk<br />
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en<br />
ondergeschikte bouwwerken, parkeervoorzieningen, sport- en speelgelegenheden en dergelijke.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 61
Artikel 14: Maatschappelijk - Begraafplaats<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Binnen het plangebied zijn twee begraafplaatsen aanwezig. De begraafplaatsen zijn gelegen achter de<br />
woningen aan het Verlengde van Echtenskanaal NZ nrs. 49 - 57 en aan de Hogeweg naast de kerk. De<br />
voor 'Maatschappelijk- Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats / graven<br />
en een onderhoudsgebouw. Andere bouwwerken, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen,<br />
toegangswegen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen mogen binnen deze<br />
bestemming eveneens opgericht worden.<br />
Artikel 15: Maatschappelijk - Onderwijs<br />
De gronden aangewezen voor "Maatschappelijk, onderwijs" zijn bedoeld voor scholen ten behoeve van<br />
het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang en buitenschoolse opvang.<br />
Artikel 16: Maatschappelijk - Religie<br />
De kerken aan het Verlengde van Echtenskanaal 33, de Mollemastraat 5, De Hoven 8 en de Hogeweg<br />
50 zijn onder de bestemming 'Maatschappelijk-Religie' gebracht. Binnen de bestemming is het mogelijk<br />
om te wonen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw).<br />
Artikel 17: Sport<br />
Binnen de bestemming Sport zijn alle sportaccommodaties en sportvelden binnen het plangebied<br />
ondergebracht.<br />
Bebouwing mag alleen binnen de aangegeven bouwvlakken plaatsvinden. Het is mogelijk om de gronden<br />
die bestemd zijn voor sport te gebruiken voor evenementen zoals een kermis, of jaarlijks wederkerende<br />
activiteiten. Voor de sportbestemmingen geldt dat ten dienste van de bestemming een horeca - 1 functie<br />
aanwezig mag zijn. Bij een dergelijke Horeca - 1 functie moet gedacht worden aan een sportkantine.<br />
Een zelfstandige Horeca - 1 functie is niet toegestaan.<br />
Artikel 18: Tuin<br />
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Door de tuinen specifiek te bestemmen<br />
wordt voorkomen dat het straatbeeld wordt aangetast door ongewenste bebouwing voor de voorgevel.<br />
Artikel 19: Verkeer<br />
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten voor hoofdzakelijk het<br />
doorgaande verkeer. Binnen deze bestemmingen zijn ook, voor zover aanwezig, de bermen, bermsloten<br />
en bermbeplanting opgenomen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.<br />
Wel is het mogelijk dat andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.<br />
Artikel 20: Verkeer - Verblijfsgebied<br />
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten,<br />
parkeervoorzieningen en wegen ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende erven en percelen.<br />
Behoudens garageboxen mogen binnen deze bestemming geen gebouwen worden opgericht. Deze<br />
functies zijn echter wel specifiek met een aanduiding op de verbeelding aangebracht.<br />
De bestemmingen bieden de mogelijkheid om waterhuishoudkundige voorzieningen te treffen voor het<br />
afvoeren van water of het extra bergen van water.<br />
Artikel 21: Water<br />
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de in het plangebied voorkomende<br />
(hoofd)watergangen en waterpartijen.<br />
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk om andere<br />
bouwwerken zoals bruggen, dammen en of duikers aan te leggen, echter deze mogen de<br />
waterhuishouding niet belemmeren.<br />
Artikel 22 t/m 24 Woonbestemmingen<br />
In het bestemmingsplan is een onderscheid gemaakt tussen drie verschillende woningtypes. Het betreft<br />
aaneengebouwde woningen, twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen.<br />
62 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Bestemmingsomschrijving en gebruiksregels<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Binnen de drie woonbestemmingen wordt de mogelijkheid geboden voor de (her)bouw van woningen en<br />
de realisatie van daarbij behorende voorzieningen. Dit laatste is tevens bedoeld om ondergeschikte, aan<br />
de woonfunctie grenzende voorzieningen (bijvoorbeeld groenvoorzieningen of toegangswegen) waarvan<br />
de feitelijke begrenzing niet exact blijkt samen te vallen met de bestemmingsgrens onder de<br />
woonbestemming te brengen.<br />
Bouwregels<br />
Voor alle woonvormen geldt dat het hoofdgebouw binnen het bouwvlak gerealiseerd moet worden. Voor<br />
wat betreft de bouw- en goothoogte wordt uitgegaan van de bestaande maatvoering, tenzij anders is<br />
aangeduid op de verbeelding. Hetzelfde geldt voor de dakhelling. Daarnaast geldt dat het hoofdgebouw<br />
op de gevellijn moet worden gebouwd. Tussen de woningtypes bestaat wel enig onderscheid in de<br />
uitbreidingsruimte (zie hieronder). Een ander verschil betreft de maximale oppervlakte aan- en<br />
bijgebouwen die op een perceel mogen worden gebouwd.<br />
Afwijkingen<br />
Naast afwijkingen voor wat betreft het bouwen op- of achter de gevellijn en maatvoeringen van<br />
bijgebouwen zijn tevens ontheffingen opgenomen voor het realiseren van 30 m² extra bebouwing voor de<br />
realisatie van WMO voorzieningen.<br />
Binnen de woonbestemmingen zijn tevens aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten<br />
toegestaan. Voor de precieze inhoud van deze definitie en de voorwaarden moet gekeken worden in de<br />
beleidsnotitie aan-huis- gebonden beroepen van de gemeente <strong>Emmen</strong>. Hierin staan diverse<br />
randvoorwaarden die hiervoor van toepassing zijn. Onder andere het maximaal te gebruiken<br />
vloeroppervlak en de voorwaarde dat de woonfunctie in ruimtelijk en visuele zin primair moet blijven.<br />
Artikel 22: Wonen - Aaneengebouwd<br />
Bij 'Wonen - Aaneengebouwd' gaat het om grondgebonden aaneengesloten woningen, waarbij meer dan<br />
twee woningen onder één kap zijn geplaatst (rijwoningen). Bij dit type woningen wordt het bouwvlak<br />
direct om de bestaande hoofdgebouwen gelegd. Op die manier kunnen geen uitbreidingen worden<br />
gerealiseerd die een negatieve invloed kunnen uitoefenen op naastgelegen percelen.<br />
Ten aanzien van de aan- en bijgebouwen geldt dat de oppervlakte maximaal 35 m² mag bedragen.<br />
Daarnaast is bepaald dat het zij- en achtererf voor maximaal 50% mag worden bebouwd. Beide regels<br />
voorkomen dat het erf wordt volgebouwd en een rommelig beeld ontstaat. In de meeste gevallen zal de<br />
beperking van de oppervlakte maatgevend zijn.<br />
Ook de maximale maatvoering (bouw- en goothoogte) van aan- en bijgebouwen is vastgelegd in de<br />
regels. Er bestaat een uitzondering op deze algemene regels waarbij voor de bijgebouwen de aanduiding<br />
'bijgebouwen' (bg) is gebruikt. Bij deze bijgebouwen is de maatvoering van de bestaande bijgebouwen<br />
het uitgangspunt.<br />
Artikel 23: Wonen - Twee aaneen<br />
Bij 'Wonen - Twee aaneen' gaat het om grondgebonden woningen die een kap delen met een andere<br />
woning. Ook bij dit type woningen wordt het bouwvlak direct om de bestaande hoofdgebouwen gelegd.<br />
Ten aanzien van de aan- en bijgebouwen geldt dat de oppervlakte maximaal 50 m² mag bedragen. Ook<br />
hier geldt het maximale bebouwingspercentage van 50%.<br />
Artikel 24: Wonen - Vrijstaand<br />
Bij 'Wonen-Vrijstaand' gaat het om grondgebonden vrijstaande woningen. Het aantal grondgebonden<br />
vrijstaande woningen binnen het plangebied mag niet vermeerderd worden, zodoende mag er maar één<br />
woning per bouwvlak worden gebouwd. Op de verbeelding zijn met een aanduiding op de volgende<br />
locaties nog bouwmogelijkheden voor het bouwen van één vrijstaande woning per bouwperceel, dit<br />
betreft: Eemslandweg tussen de nrs. 112 en 114, Kamerlingswijk WZ tussen de nrs. 84 en 86 en de<br />
Nieuweweg tussen de nrs. 80 en 83.<br />
Ten aanzien van de aan- en bijgebouwen geldt dat de oppervlakte maximaal 75 m² mag bedragen bij een<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 63
estemmingsplan Zwartemeer<br />
perceelgrootte van minder dan 1000 m². Bij een perceelgrootte van 1000 m² of meer mag de oppervlakte<br />
aan aan- en bijgebouwen maximaal 100 m² bedragen. Ook hier geldt het maximale (totale)<br />
bebouwingspercentage van 50%.<br />
5.4.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels<br />
Hoofdstuk 3 bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit<br />
praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.<br />
Artikel 25: Anti-dubbeltelregel<br />
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is<br />
bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en<br />
wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet<br />
meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de<br />
nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere<br />
omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een<br />
omgevingsvergunning te verkrijgen.<br />
Artikel 26: Algemene bouwregels<br />
In artikel 26 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde<br />
onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel 26<br />
genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers<br />
biedt.<br />
Artikel 27: Algemene gebruiksregels<br />
Bij de formulering van de gebruiksbepalingen is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit<br />
van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.<br />
Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.<br />
Artikel 28: Algemene aanduidingsregels<br />
Aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen is de aanduiding Geluidzone-weg toegevoegd in verband<br />
met het milieubeleid in de gemeente <strong>Emmen</strong>. De Geluidzone-weg in het bestemmingsplan is afkomstig<br />
van de A-37, Zuidervaart OZ, Eemslandweg, Verlengde van Echtenskanaal, Klemstrook en<br />
Kamerlingswijk WZ. Deze wegen zijn druk bereden wegen binnen het plangebied. De aanduiding<br />
Geluidzone-weg heeft de bedoeling te voorkomen dat er in geluidgevoelige gebouwen ruimten worden<br />
gerealiseerd binnen de geluidzone van een weg, als daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt.<br />
Indien om een of andere reden een weg niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de<br />
verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid.In het<br />
bestemmingsplan wordt in beginsel geen uitbreidingen van geluidgevoelige bestemmingen in de<br />
geluidzones mogelijk gemaakt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing of<br />
uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of<br />
realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidwaarden dan wel of het mogelijk is om een<br />
hogere grenswaarde geluid vast te stellen. Bij de bepaling van de zones voor het wegverkeerslawaai is<br />
aangesloten bij het akoestisch onderzoek dat ten behoeve van het bestemmingsplan is uitgevoerd<br />
(bijlage 3).<br />
Artikel 29: Algemene afwijkingsregels<br />
De afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit<br />
wordt meegegeven. De afwijkingen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere<br />
bepaling in deze regels afwijking kan worden verleend. Dit betekent dat niet twee keer afwijking kan<br />
worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet<br />
cumulatief gebruikt mogen worden.<br />
5.4.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels<br />
In hoofdstuk 4 zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en<br />
bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.<br />
64 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 30: Overgangsrecht<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande<br />
bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de<br />
gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit<br />
betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe<br />
bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden,<br />
mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen<br />
illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.<br />
Artikel 31: Slotregel<br />
In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het<br />
bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan<br />
aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan "Zwartemeer".<br />
5.5 Handhaving<br />
De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De<br />
basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de<br />
feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het<br />
bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en ontheffingen.<br />
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaats gevonden van<br />
de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd.<br />
Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader<br />
van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.<br />
Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de planregels van het<br />
bestemmingsplan niet worden nageleefd. <strong>Bestemmingsplan</strong>nen zijn immers bindend voor overheid en<br />
burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.<br />
De gemeente <strong>Emmen</strong> heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving<br />
van het bestemmingsplan opgepakt wordt.<br />
Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep<br />
Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen<br />
alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt<br />
gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot<br />
handhavend optreden aangeeft.<br />
Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente<br />
geldt als eerste handhavingprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter,<br />
waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling.<br />
De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar<br />
wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt<br />
van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde<br />
bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 65
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid<br />
6.1 Opstartbijeenkomst<br />
Voor een goed verloop van de communicatie tussen de bewoners van het dorp Zwartemeer over het<br />
actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen is contact gezocht met het bestuur van de erkende<br />
overleg partner. Tijdens een vergadering van de erkende overleg partner is het doel van het actualiseren<br />
uitgelegd en het voorlopige concept -bestemmingsplan, voornamelijk de verbeelding, gepresenteerd.<br />
Naar aanleiding van dit overleg is het concept-ontwerp aangepast.<br />
6.2 Overleg ex. artikel 3.1 Bro en zienswijzen<br />
Het college heeft het bestemmingsplan naam vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Bro en het houden<br />
van een inloopbijeenkomst.<br />
6.2.1 Inloopbijeenkomst<br />
Op 6 januari 2011 is een inloopbijeenkomst in de Meerstal te Zwartemeer gehouden. Tijdens deze<br />
middag konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan en eventueel op het plan<br />
reageren. Er zijn geen reacties binnen gekomen.<br />
6.2.2 Overleg<br />
Het voorontwerp bestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. De<br />
reacties van deze overlegpartners hebben op enkele punten aanleiding gegeven tot het aanpassen van<br />
het bestemmingsplan. In de Nota van Beantwoording behorende bij dit bestemmingsplan zijn de<br />
ingekomen overlegreactie en de beantwoording hierop opgenomen.<br />
6.3 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan<br />
Tegen het bestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.<br />
66 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid<br />
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke<br />
ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan,<br />
tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.<br />
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder<br />
een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).<br />
Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan: de bouw van een woning of de<br />
uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.<br />
Het voorliggende bestemmingsplan "Zwartemeer" betreft een actualisatie van diverse oude<br />
bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden<br />
gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het<br />
bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten<br />
verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n<br />
geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van<br />
bestemmingsplannen. Kostenverhaal in dit geval dus anderszins verzekerd. Er hoeft dan ook geen<br />
exploitatieplan te worden vastgesteld.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 67
estemmingsplan Zwartemeer<br />
68 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Bijlagen bij de toelichting<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 69
estemmingsplan Zwartemeer<br />
70 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Bijlage 1 Nota van beantwoording<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 71
estemmingsplan Zwartemeer<br />
72 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Nota van beantwoording<br />
behorende bij ontwerp<br />
BESTEMMINGSPLAN<br />
Zwartemeer<br />
Kaartnummer: NL.IMRO.0114.2009069-0501<br />
Vastgesteld d.d.:<br />
1
Inhoudsopgave<br />
1. Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro<br />
a. Provincie Drenthe, Commissie Afstemming Ruimtelijke Plannen;<br />
b. VROM Inspectie, Directie Uitvoering Regionale afdeling Noord;<br />
c. Waterschap Velt en Vecht;<br />
d. Waterschap Hunze en Aa’s’;<br />
e. Nederlandse Aardolie Maatschappij;<br />
f. Tennet;<br />
g. Brandweer <strong>Emmen</strong>.<br />
2. Inloopbijeenkomst<br />
2
1. Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro.<br />
In het kader van het artikel 3.1.1. Bro overleg is het bestemmingsplan “Zwartemeer” naar de wettelijk<br />
verplichte en andere door de gemeente erkende overlegpartners verzonden.<br />
In het kader van het overleg hebben wij 7 reacties terug ontvangen van de volgende overlegpartners:<br />
1. Provincie Drenthe, Commissie<br />
Afstemming Ruimtelijke Plannen<br />
(CARP)<br />
2. VROM- Inspectie, Directie Uitvoering<br />
Regionale afdeling Noord<br />
Postbus 122,<br />
9400 AC Assen<br />
Postbus 30020,<br />
9700 RM<br />
Groningen<br />
3. Waterschap Velt en Vecht Postbus 330, 7740<br />
AH Coevorden<br />
4. Waterschap Hunze en Aa’s Postbus 195, 9640<br />
AD Veendam<br />
5. Nederlandse Aardolie Maatschappij Postbus 28000,<br />
B.V.<br />
9400 HH Assen<br />
6. Tennet TSO B.V. Postbus 428,<br />
6800 AK Arnhem<br />
7. Brandweer <strong>Emmen</strong> Postbus 1076,<br />
7801 BB <strong>Emmen</strong><br />
dr. P.J. van Eijk<br />
Mr. R.J.M. van den<br />
Bogert<br />
L. Lasker<br />
J. Kooistra<br />
E. Alberts<br />
C. de Jong<br />
R.E. Kleine<br />
1. Provincie Drenthe, Commissie Afstemming Ruimtelijke Plannen<br />
A1 In de reactie van Gedeputeerde Staten wordt aangegeven dat op basis van de Omgevingsvisie<br />
Drenthe is gebleken dat er geen provinciaal belang in het plan is opgenomen.<br />
B1 Wij nemen de reactie van Gedeputeerde Staten ter kennisgeving aan.<br />
2. VROM inspectie, Directie Uitvoering Regionale afdeling Noord<br />
A1 De VROM-Inspectie geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan Zwartemeer geen aanleiding<br />
geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB.<br />
B1 Wij nemen de reactie van de rijksdiensten ter kennisgeving aan.<br />
3. Waterschap Velt en Vecht<br />
A1 De kern Zwartemeer valt voor een deel in de randzone Bargerveen.<br />
Het Bargerveen is aangewezen als Natura 2000 gebied. In kader van de landinrichting <strong>Emmen</strong>-<br />
Zuid zijn er afspraken gemaakt over bufferzones van het Bargerveen. Via een uitgebreid<br />
gebiedsproces zijn de noodzakelijke maatregelen voor het GGOR Bargerveen vastgesteld. Door<br />
(toekomstige) inrichtingsmaatregelen kunnen de streefpeilen in de bufferzones veranderen.<br />
Daardoor kan de drooglegging onvoldoende zijn. Het uitgangspunt is dat de streefpeilen buiten de<br />
bufferzones niet gewijzigd zullen worden.<br />
B1 De tekst in de waterparagraaf zal hierop worden aangepast.<br />
A2 Paragraaf 1.10, 2 e alinea staat zin ‘Effecten van veranderingen in de streefpeilen van de<br />
watergangen etc.’. Uitgangspunt is dat streefpeilen niet worden gewijzigd.<br />
B2 Dit uitgangspunt zal aan de tekst worden toegevoegd.<br />
A3 Paragraaf 1.10 3 e alinea staat de zin ‘Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater<br />
in het eigen gebied te bergen of etc.’ Zowel binnen als buiten het gebied is het mogelijk<br />
regenwater te bergen.<br />
B3 De tekst van de waterparagraaf zal hierop worden aangepast.<br />
3
A4 Paragraaf 1.10 laatste alinea staat de zin ‘In Zwartemeer is het geen optie om te kiezen voor<br />
infiltratie van regenwater gezien de grondwatersituatie’. Dit geldt niet alleen voor de<br />
grondwatersituatie maar ook voor kwel.<br />
B4 De tekst van de waterparagraaf zal hierop worden aangepast.<br />
A5 Paragraaf 1.11, 2 e alinea staat de zin ‘Bij nieuwe ontwikkelingen kan er daarom toe worden<br />
overgegaan om water aan te leggen om afstromend regenwater te bergen’. Bij nieuwe<br />
ontwikkeling water bergen in bergingsvijvers of berging buiten het gebied aanleggen.<br />
B5 De tekst van de waterparagraaf zal hierop worden aangepast.<br />
4. Waterschap Hunze en Aa’s<br />
A1 Een beschrijving van peilen, stroomrichtingen en het belang van behoud aan ruimte voor water<br />
komt in de paragraaf niet aan de orde. Daarbij dient aandacht te worden geschonken aan het<br />
voorkomen van verontreiniging van het oppervlaktewater.<br />
B1 De tekst van de waterparagraaf zal hierop worden aangepast.<br />
A2 De hoofdwatergangen en schouwsloten binnen de plangrenzen dienen met de bestemming<br />
“Water” op de plankaart te worden aangegeven. Daarnaast liggen diverse watergangen juist<br />
buiten de plangrens, maar wel binnen de keurzonering van 5 meter vanaf de insteek watergang.<br />
B2 De verbeelding en de regels van de bestemming “Water” zullen hierop worden aangepast.<br />
A3 Achter de woningen langs de Limietwijk bevinden zich schouwsloten. Mogelijke demping van deze<br />
schouwsloten levert natte tuinen op.<br />
B3 De betreffende schouwsloten zullen als “Water” worden bestemd op de verbeelding.<br />
A4 Op verbeelding 4 is langs de Limietwijk geen bestemming “Groen” weergegeven. Op verbeelding<br />
3, langs de Zuidervaart, is dit wel weergegeven.<br />
B4 De verbeelding 4 zal hierop worden aangepast, conform verbeelding 3.<br />
5. Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.<br />
A1 De NAM geeft in hun reactie aan dat de NAM geen op- en of aanmerkingen op het concept –<br />
ontwerpbestemmingsplan heeft.<br />
B1 De opmerking wordt derhalve ter kennisgeving aangenomen.<br />
6. Tennet TSO B.V.<br />
A1 Tennet TSO B.V. geeft aan dat hun vennootschap in het gebied dat is aangegeven op de<br />
plankaart van het ontwerpbestemmingsplan Zwartemeer noch ondergrondse<br />
hoogspanningskabels, noch bovengrondse hoogspanningslijnen heeft.<br />
B1 De opmerking wordt derhalve ter kennisgeving aangenomen.<br />
7. Brandweer <strong>Emmen</strong><br />
A1 Er mist een paragraaf over “Bluswatervoorziening”. gezien de nieuwe ontwikkelingen m.b.t. de<br />
primaire bluswatervoorziening dient in overleg met de brandweer deze bepaald te worden.<br />
B1 De paragraaf “Bluswatervoorziening’ zal worden toegevoegd.<br />
A2 Met betrekking tot de repressieve dekking doet de brandweer het volgende tekstvoorstel: Op 18<br />
maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een<br />
eerste brandweereenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het<br />
hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens<br />
aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden<br />
overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende<br />
maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting<br />
dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn. Echter, voor een deel van<br />
Zwartemeer is dit niet het geval en tevens wijkt dit af van de landelijke normtijden.<br />
4
Vanwege deze overschrijding en afwijking heeft de brandweer in alle woningen een gratis<br />
rookmelder aangeboden en heeft er in 2009 / 2010 een communicatietraject gelopen waarin de<br />
bewoners hierop gewezen zijn en wat men er wat betreft eigen verantwoordelijkheid aan kan<br />
bijdragen om de situatie te verbeteren.<br />
Bij nieuwe ontwikkelingen zal een initiatiefnemer met de brandweer contact op dienen te nemen<br />
om met betrekking tot dit onderwerp van gedachten te wisselen.<br />
B2 De tekst zal conform hierop worden aangepast.<br />
A3 Verzocht wordt § 3.3.6 op te nemen met als titel “WAS-systeem”. De tekst zoals in § 3.3.5 derde<br />
alinea is beschreven kan in de nieuwe paragraaf worden vermeld.<br />
B3 De tekst zal hierop worden aangepast.<br />
A4 Per 1 oktober 2010 is niet meer op grond van de Brandweerwet de regionale brandweer<br />
verantwoordelijk voor het systeem, maar is op grond van de wet op de Veiligheidregio de<br />
HulpVerleningsdienst Drenthe hiervoor verantwoordelijk.<br />
B4 De tekst zal hierop worden aangepast.<br />
2. Inloopbijeenkomst<br />
Op 6 januari 2011 is voor het bestemmingsplan “Zwartemeer” een inloopbijeenkomst in De Meerstal,<br />
De Blokken 41, 7894 CH Zwartemeer gehouden. Tijdens deze bijeenkomst konden de bewoners van<br />
Zwartemeer kennisnemen van het bestemmingsplan “Zwartemeer” en eventueel op het plan<br />
reageren. Diverse geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken. Er zijn twee<br />
inloopreacties gegeven.<br />
Samengevatte weergave reacties en beantwoording<br />
1. Bestemming kleinschalig kamperen ontbreekt in het plan<br />
De aanduiding kleinschalig kamperen zal worden aangebracht op de verbeelding en in de regels en<br />
gekoppeld aan het perceel Kamerlingswijk WZ 123.<br />
2. Tuin westzijde van het perceel Het Slag 10 heeft de bestemming Groen.<br />
De bestemming van de tuin aan de westzijde van het perceel Het Slag 10 wordt gewijzigd van de<br />
bestemming ‘Groen’ in de bestemming ‘Tuin’.<br />
5
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Bijlage 2 Huidige planologische regelingen<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 79
estemmingsplan Zwartemeer<br />
80 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
04.063<br />
07.044<br />
99.100<br />
95.047<br />
01.061<br />
ZWARTEMEER<br />
53.170
Bijlage 3 Archeologie<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 83
estemmingsplan Zwartemeer<br />
84 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Archeologische Waarden in<br />
de <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong><br />
Een Archeologisch en Historisch<br />
Bureauonderzoek<br />
Steekproefrapport 2005-6/3
Archeologische Waarden in<br />
de <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong><br />
Een Archeologisch en Historisch<br />
Bureauonderzoek<br />
Uitgevoerd in opdracht van<br />
de <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong><br />
januari 2006<br />
Steekproefrapport 2005-6/3<br />
ISSN 1871-269X<br />
tekst door<br />
drs. Geurt Collenteur,<br />
drs. Inger Woltinge<br />
en dr. Johan Jelsma<br />
De Steekproef, Archeologisch<br />
Onderzoeks- en Adviesbureau<br />
in samenwerking met<br />
Blijham & Collenteur, Noordhorn<br />
Hogeweg 3<br />
9801 TG Zuidhorn<br />
telefoon 050 - 5779784<br />
fax 050 - 5779786<br />
internet www.desteekproef.nl<br />
e-mail info@desteekproef.nl
Inhoud<br />
Onderzoekskader 1<br />
Werkwijze 1<br />
I Deelgebied I: het oosten van de gemeente <strong>Emmen</strong> 4<br />
1 Inleiding 4<br />
1.1 Archeologie 4<br />
1.2 Historie 4<br />
1.2.1 Tot 1850 4<br />
1.2.2 1850 – 1945 9<br />
1.3 Veenontginningen 12<br />
2 De noordoostelijke zandgronden 14<br />
2.1 Bodem en verwachtingskaart 14<br />
2.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 14<br />
2.3 Eerdere onderzoeken 15<br />
2.4 Historisch onderzoek 15<br />
2.5 Conclusies en advies 17<br />
3 Ontgonnen veengebied 18<br />
3.1 Bodem en verwachtingskaart 18<br />
3.2 Weerdinge, Weerdingerveen en Weerdingermond 18<br />
3.3 Nieuw-Weerdinge en Emmer-Erfscheidenveen 19<br />
3.3.1 Historisch onderzoek Emmer-Erfscheidenv een 19<br />
3.4 Emmercompascuum 20<br />
3.5 Nieuw-Dordrecht, Oranjedorp en Klazieneveen 20<br />
3.5.1 Eerder onderzoek 21<br />
3.5.2 Historisch onderzoek 21<br />
3.6 Barger-Compascuum, Zwartemeer en Foxel 22<br />
3.6.1 Eerder onderzoek 23<br />
3.6.2 Historisch onderzoek 23<br />
3.7 Conclusies en advies 23<br />
4 Onontgonnen veengebied 24<br />
4.1 Conclusies en advies 24<br />
5 Veenvondsten 25<br />
6 Conclusies en advies Deelgebied I 27<br />
i
II Deelgebied II: de zuidelijke veengebieden 28<br />
7 Inleiding 28<br />
7.1 Archeologie 28<br />
8 Het dal van het Schoonebeker Diep 28<br />
8.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 28<br />
8.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 29<br />
8.3 Historisch onderzoek 29<br />
8.3.1 Landschappelijke en ecologische effecten an de v<br />
aardoliewinning 30<br />
8.3.2 Stedenbouwkundige ontwikkelingen 31<br />
8.3.3 Landbouwkundige ontwikkelingen 31<br />
8.4 Conclusies en advies 33<br />
9 Nieuw-Schoonebeek 33<br />
9.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 33<br />
9.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 34<br />
9.3 Historisch onderzoek 34<br />
9.4 Conclusies en advies 34<br />
10 Zandpol en Nieuw-Amsterdam 35<br />
10.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 35<br />
10.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 35<br />
10.3 Historisch onderzoek 35<br />
10.3.1 Nieuw-Amsterdam 35<br />
10.4 Conclusies en advies 36<br />
11 Conclusies en advies Deelgebied II 37<br />
III Deelgebied III: de bebouwing van en rond <strong>Emmen</strong> 39<br />
12 Inleiding 39<br />
12.1 Archeologie 39<br />
12.2 Historie 39<br />
13 Ten noorden van <strong>Emmen</strong>: Weerdinge en het Valther<br />
bosch 39<br />
13.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 39<br />
13.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 40<br />
13.3 Historisch onderzoek 41<br />
13.4 Conclusies en advies 42<br />
ii
14 De bebouwing van <strong>Emmen</strong> en de Emmerdennen 43<br />
14.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 43<br />
14.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 43<br />
14.3 Eerder onderzoek 44<br />
14.4 Historisch onderzoek 45<br />
14.4.1 Het Noordeind 45<br />
14.4.2 Emmermeer 46<br />
14.4.3 Angelslo 46<br />
14.4.4 Emmerhout 47<br />
14.5 Conclusies en advies 47<br />
15 Ten noordoosten van <strong>Emmen</strong>: Emmerschans 48<br />
15.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 48<br />
15.2 Historisch onderzoek 48<br />
15.3 Conclusies en advies 49<br />
16 Ten oosten van <strong>Emmen</strong>: Barger-Oosterveld 49<br />
16.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 49<br />
16.2 Conclusies en advies 49<br />
17 Ten (zuid)westen van <strong>Emmen</strong>: Westenesch en Emmer esch 50<br />
17.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 50<br />
17.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 50<br />
17.3 Historisch onderzoek 51<br />
17.4 Conclusies en advies 51<br />
18 Het westen van de gemeente <strong>Emmen</strong> 51<br />
18.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 51<br />
18.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 51<br />
18.3 Historisch onderzoek 52<br />
18.3.1 Wilhelmsoord 52<br />
18.4 Eerder onderzoek 52<br />
18.5 Conclusies en advies 52<br />
19 Erica 53<br />
19.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 53<br />
19.2 Historisch onderzoek 53<br />
19.3 Conclusies en advies 53<br />
iii
20 Noordbarge en Zuidbarge 54<br />
20.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 54<br />
20.2 Eerder onderzoek 54<br />
20.3 Historisch onderzoek 54<br />
20.3.1 Noord- en Zuidbarge 54<br />
20.3.2 Den Oever 55<br />
20.4 Conclusies en advies 56<br />
21 Conclusies en advies Deelgebied III 59<br />
22 Bodemingrepen en archeolgisch onderzoek 60<br />
22.1 Bodemverstorende ingrepen 60<br />
22.2 Archeologisch (veld)onderzoek 60<br />
22.3 Stappen archeologisch onderzoek bij<br />
bestemmingsplanwijzigingen 61<br />
Literatuur 62<br />
Bijlagen 66<br />
Tabel 2 Archeologische vondsten en terreinen Deelge bied I 66<br />
Tabel 3 Archeologische vondsten en terreinen Deelge bied II 68<br />
Tabel 4 Archeologische terreinen Deelgebied IIII 69<br />
Tabel 5 Archeologische vondsten Deelgebied IIII 70<br />
Trefkansenkaart archeologische waarden los bijgevoe gd<br />
iv
Onderzoekskader<br />
Werkwijze<br />
Voor de <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong> is een bureauonderzoek evoerd uitg naar de<br />
archeologische verwachtingswaarden binnen de gemeen te. De aanleiding voor<br />
en het doel van het bureauonderzoek is de vraag van de gemeente om een<br />
gespecificeerde archeologische verwachtingskaart or vo het gehele grondgebied<br />
van de gemeente <strong>Emmen</strong>. Omdat in de gemeente sterk erschillende v<br />
bodemtypen voorkomen (en bodemtypen een eerste ctiecriterium sele vormen<br />
voor de bepaling van de archeologische waarde van en gebied), e is er voor<br />
gekozen de gemeente onder te verdelen in drie deelg ebieden (zie Kaart I), die<br />
waar nodig in kleinere subgebieden zijn ingedeeld. De drie deelgebieden zijn<br />
achtereenvolgens:<br />
I het veengebied in de oostelijke helft van de gem eente <strong>Emmen</strong>, met inbegrip<br />
van het kleine gebied met zand- en beekdalgr onden in het<br />
uiterste noordoosten.<br />
II het veengebied in het zuidwesten van de gemeent e <strong>Emmen</strong>, waarvan de<br />
noordelijke grens ruwweg ter hoogte van Nieuw-Amste rdam en Erica<br />
loopt.<br />
III de stad <strong>Emmen</strong> en de omliggende zandgronden.<br />
Voor het bureauonderzoek werd een aantal bronnen eraadpleegd. g Als uitgangspunt<br />
voor het archeologisch onderzoek is gebru ik gemaakt van de<br />
archeologische database van Nederland, ARCHIS. gegevensbestand Dit<br />
wordt<br />
beheerd door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek<br />
(ROB) en bestaat onder andere uit de Indicatieve art Kavoor<br />
Archeologische<br />
Waarden (IKAW), het Centraal Monumenten Archief (CMA) en Centraal Archeologisch<br />
Archief (CAA). Aan de hand van ARCHIS unnen k alle vondsten<br />
en monumenten in een gebied opgezocht worden (mits de archeologische<br />
vondsten door de vinders gemeld zijn) en kan eventu eel eerder onderzoek in<br />
het gebied in beeld worden gebracht. Van alle meldi ngen in ARCHIS werd<br />
een tabel gemaakt om een analyse van de gegevens gelijk mote<br />
maken. Relevante<br />
literatuurverwijzingen zijn nagezocht en verw erkt. Verder werden<br />
rapporten van bekende eerdere onderzoeken door arch eologische bedrijven en<br />
instanties geraadpleegd. Alle geraadpleegde literat uur, kaarten en andere bronnen<br />
staan vermeld in de literatuurlijst.<br />
Voor heel Nederland is een archeologische verwach tingskaart aanwezig<br />
in de vorm van de IKAW. Deze is voornamelijk gebase erd op de bodemkaart<br />
en daarom vaak te globaal. In dit bureauonderzoek s per i deelgebied een gedetailleerdere<br />
waardenkaart gemaakt en bepaald of r voo locaties binnen de<br />
deelgebieden vastgehouden kan worden aan de IKAW-ve rwachting of dat<br />
daarvan afgeweken moet worden. Omdat de bodemsoort wel degelijk een belangrijk<br />
selectiecriterium is voor de verwachte arc heologische waarde van een<br />
1
gebied, is voor alle locaties begonnen met een hrijving besc van de voorkomende<br />
bodemtypen. Daarna zijn de bekende archeologi sche gegevens<br />
beschreven. Vervolgens komt de historie aan bod.<br />
Het historisch onderzoek is gebaseerd op een uitge breide literatuurstudie<br />
in combinatie met een groot aantal verschillend e atlassen en historische<br />
(bodem)kaarten om de ondergrond en het voormalige rondgebruik g van de<br />
gemeente in kaart te brengen. De bevindingen op is bas van literatuur, kaarten<br />
en atlassen vormen, voor zo ver met enige zekerheid een locatie kon worden<br />
vastgesteld, de basis voor beschrijving van het torisch his grondgebruik en de<br />
mogelijke effecten op het bodemarchief. De ruimteli jke historische elementen<br />
die indicatief zijn voor het bodemgebruik vóór de 9e 1 eeuw zijn samengebracht<br />
op Kaart I.<br />
De drie genoemde deelgebieden zullen apart worden besproken. Aan<br />
het eind van elk deelgebied wordt een synthese gema akt van alle beschikbare<br />
informatie. Aan de hand van deze conclusie wordt r pe deelgebied een advies<br />
voor eventueel (archeologisch) vervolgonderzoek even. geg<br />
Dit onderzoek is uitgevoerd door De Steekproef samenwerking in<br />
met Historisch<br />
Onderzoeksbureau Blijham & Collenteur uit Noordhorn, in opdracht<br />
van de gemeente <strong>Emmen</strong>, vertegenwoordigd door dhr. . Derksen B en<br />
mw. M. Snijders. De Steekproef heeft het archeolog ische deel van het onderzoek<br />
uitgevoerd, terwijl drs. G. Collenteur van Bli jham & Collenteur het<br />
historische (archieven)onderzoek voor zijn rekening heeft genomen. Er is gekozen<br />
voor een samenvoeging van beide onderzoeken ot téén<br />
verwachtingsmodel voor archeologische en historisch e waarden. De synthese<br />
zorgt voor een bruikbaarder document, omdat de comb inatie van gegevens<br />
meerwaarde heeft en omdat de grens tussen archeolog ie en historie in veel gevallen<br />
lastig aan te geven is.<br />
Voor het onderhavige rapport is geen gebruik gemaak t van het Actuele Hoogtebestand<br />
Nederland (AHN), omdat deze kaart niet or dode<br />
gemeente<br />
beschikbaar kon worden gesteld. De ontgrondingsverg unningen per perceel<br />
zijn ook niet geraadpleegd. Dit rapport is dan ook niet bedoeld als eindstation<br />
maar als uitgangspunt voor het maken van beleid met betrekking op de archeologie.<br />
Het eindproduct bestaat uit een aanpaste archeologi sche verwachtingskaart<br />
voor de gemeente <strong>Emmen</strong> met daaraan gekoppelde adviezen voor<br />
archeologisch vervolgonderzoek. Een te volgen stapp enplan voor het inpassen<br />
van archeologisch onderzoek in bestemmingsplanontwi kkelingen is na de<br />
conclusies opgenomen, evenals een verklaring van verschillende de soorten<br />
voorgesteld archeologisch onderzoek. Dit rapport et dodienst<br />
als achtergrondinformatie<br />
bij de verwachtingskaart. De kaart is s al losse bijlage bij het rapport<br />
gevoegd.<br />
2
Kaart I. Ruimtelijke historische elementen in de gemeente <strong>Emmen</strong>.De kaart is noordgericht.<br />
3
I Deelgebied I: het oosten van de gemeente <strong>Emmen</strong><br />
1 Inleiding<br />
1.1 Archeologie<br />
De oostelijke helft van de gemeente <strong>Emmen</strong> bestaat oornamelijk v uit een<br />
grotendeels ontgonnen veengebied. In het noordooste n bevindt zich een uitloper<br />
van een dekzandvlakte en een beekdalbodem. het Inzuiden,<br />
ter hoogte<br />
van Weiteveen, is het veen niet ontgonnen.<br />
De verwerkte gegevens van ARCHIS en andere (histor ische) bronnen<br />
worden per subdeelgebied per dichtstbijzijnde plaat snaam vermeld<br />
(zie Kaart II).<br />
1.2 Historie<br />
Zuidoost Drenthe was rond 1850 het enige grote aane engesloten hoogveengebied<br />
in Noord-Nederland waar nog niet op grote scha al turf werd gestoken.<br />
De vraag naar turf groeide echter nog steeds terwij l de voorraden veen elders<br />
afnamen. Vanaf dat moment werd de turfwinning in ZO Drenthe systematisch<br />
en grootschalig aangepakt, zodat in nog geen honderd jaar tijd het meeste<br />
veen hier verdween. Deze ontwikkelingen geven aan at tot d 1850 in dit gebied<br />
relatief weinig veranderingen opgetreden zijn. De einige w veranderingen die<br />
plaatsvonden, hadden voornamelijk betrekking op de zandgronden. Er zijn<br />
twee tijdvakken te onderscheiden: tot 1850 en 1850- 1945. Beide worden hieronder<br />
afzonderlijk beschreven.<br />
1.2.1 Tot 1850<br />
Het veengebied bij <strong>Emmen</strong> maakte deel uit van het tgestrekte ui Bourtangermoor,<br />
dat met 50000 hectare tot de grootste veengeb ieden van West-Europa<br />
behoorde. Het veengebied zelf was niet of nauwelijk s bewoond, de hoger gelegen<br />
zandgebieden met esdorpen als <strong>Emmen</strong>, Noord- Zuidbarge, en Weerdinge,<br />
Angelslo, Westenesch en Den Oever wel. Permanente ewoning b kwam ook<br />
voor aan de rand van het veen in randveenontginning en zoals Schoonebeek en<br />
Roswinkel.<br />
Aan de westkant werd het veen begrensd door de le stei rand van de<br />
Hondsrug. Deze hoger gelegen delen maken deel an uit vhet<br />
zandgebied. Op<br />
de zandgronden ontstonden uitgestrekte bosgebieden, waar nu niets van is terug<br />
te vinden. De huidige bossen zijn overwegend de in 20e eeuw aangeplant<br />
en met hun uitheemse naaldbomen anders van karakter dan de oorspronkelijke<br />
bossen.<br />
De Hunzelaagte, een smeltwaterdal uit het Saalien de voorlaatste ( ijstijd,<br />
zie dateringstabel in het achterkaft), gaf de mogelijkheid tot het ontstaan<br />
van een groot moerasgebied: het Bourtangermoor. dens Tij het Weichselien (de<br />
laatste ijstijd) ontstond hier een slecht afwateren d gebied met lage dekzandruggen.<br />
In de gemeente <strong>Emmen</strong> zijn twee van deze subrug gen van de Hondsrug te<br />
4
vinden; op de oostelijke rug liggen Weerdinge, Emme rschans, en Nieuw-<br />
Dordrecht; op de westelijke rug <strong>Emmen</strong>, Westenesch, Noord- en Zuid-Barge<br />
en Erika. Ten zuiden van <strong>Emmen</strong> splitsen de ruggen ich zen<br />
duiken onder het<br />
veenpakket (Gerding, 1995: p.244/245) maar zijn n te zuiden van de<br />
Hoogenveense vaart nog herkenbaar. Tussen Nieuw-Dor drecht en Barger-<br />
Compascuüm belemmerde een dekzandrug lange tijd afwatering de (Gerding,<br />
1995: p.246); De kwaliteit van de turf ten noorden van deze dekzandrug was<br />
dientengevolge beter dan ten zuiden ervan.<br />
In het natte milieu kon het veen zich vormen. Aanva nkelijk als veenmoeras,<br />
waar een dennenbos op groeide, later kreeg het echte hoogveen de<br />
overhand. Hoogveen bestaat voor 80-90 % uit water n is edaardoor<br />
onbegaanbaar.<br />
(Geschiedenis van <strong>Emmen</strong>, 1989: p.24) In het ebied g lagen veenbulten<br />
van 10 tot 15 meter hoog, van elkaar gescheiden r doo slenken, die water afvoerden<br />
naar veenbeekjes en meerstallen. Op hun rt beu leidden die het water<br />
verder naar het Schoonebekerdiep en de Runde.<br />
5
Kaart II. Archeologische vondsten in Deelgebied I. De kaart is noordgericht.<br />
6
Figuur 1. Fragment kaart Pynacker (1634)<br />
Hoewel dit gebied op oude kaarten regelmatig wordt aangeduid als woeste<br />
grond, onland en als ‘desertum’ (zie Figuur 1), was het veen voor de plaatselijke<br />
economie wel degelijk van belang. Sommige delen leenden zich in droge<br />
perioden voor beweiding, als hooiland of als gronde n voor de boekweitcultuur.<br />
Ook werd van oudsher op een aantal plaatsen jzeroer i gewonnen.<br />
Vanwege deze belangen raakte het veengebied opgedee ld onder de marken van<br />
op het zand gelegen esdorpen. Figuur 2 geeft de ieden geb van de verschillende<br />
marken. Overigens maakten dorpen op de westoever n va de Eems ook gebruik<br />
van het gebied.<br />
Tot in de Middeleeuwen hield het veen zijn natuurli jke staat. In de late<br />
Middeleeuwen leidde de toenemende bevolking tot het ontginnen van woeste<br />
grond vanuit bestaande nederzettingen. Ook werden r nieuwe, e zogenaamde<br />
dochternederzettingen gesticht, zoals Westenesch Angelslo. en Ook ontstonden<br />
randveenontginningen als Schoonebeek, Roswinkel , Dalerveen. Op de<br />
overgang van hoog naar laag waren voldoende zandrug complexen, die droog<br />
genoeg waren om zich te kunnen vestigen. Het hoogve en werd tot bouwland<br />
getransformeerd, de broekbossen langs de beekdalen gerooid en in groenland<br />
omgezet. Hier ontstond een gemengd bedrijf waar e all onderdelen elkaar nodig<br />
hadden en het recht van opstrek de verkaveling bepaalde (Geschiedenis<br />
van <strong>Emmen</strong>, 1989: pp.53-55).<br />
7
Figuur 2. Verdeling veengebied naar marke situatie tot rond 1850). Uit: Visscher, 1940.<br />
8
Vanaf de 17e eeuw komt de veenboekweitcultuur op t me kolonies als<br />
Zwartemeer en Barger-Compascuum.Voor de boekweitver bouw en de schapenbeweiding<br />
was een goede grondbewerking en afwate ring nodig, waardoor<br />
het veen flink kon inklinken. Door het veenbranden, gebruikelijk bij de<br />
boekweitcultuur, verdween bovendien de bovenste nlaag. vee Al met al was<br />
het veenpakket door menselijk handelen met ongeveer de helft afgenomen<br />
(Geschiedenis van <strong>Emmen</strong>, 1989: p. 28). Rond 1850 s slechts wa 11,5% van<br />
<strong>Emmen</strong>s grondoppervlak in cultuur gebracht, waarvan maar een derde bouwland.<br />
Overigens was ook al sprake van enige infrastructur ele ontwikkelingen. Rond<br />
1593 liet Verdugo een weg aanleggen van Coevorden aar nNoord-Barge<br />
– ’t<br />
Hoge Loo (Visscher,1940: p.62). En op de kaart van Pynacker uit 1634 staan<br />
een aantal veenwegen getekend die oost-west over t veen he liepen; sommige<br />
van die veenwegen kenden een schans ter verdediging (Emmerschans, Schans<br />
te Hole of Den Hool) (Visscher, 1940: p.84). De Lei - of Heerendijk vormde<br />
tot bij Emmer-Compascuüm een min of meer noordzuid lopende infrastructuur<br />
om daarna af te buigen naar het westen (zie art KaIII).<br />
1.2.2 1850-1945<br />
Begin 19e eeuw waren plannen gemaakt om de venen ontsluiten, te maar pas<br />
in 1857 werd een begin gemaakt met het graven van e Verlengde d Hoogeveense<br />
Vaart. Drie jaar later werd het eerste veen dit uit gebied verkocht. Vanuit de<br />
Verlengde Hoogeveense Vaart werd een zijkanaal Amsterdamsche het<br />
Veld<br />
ingegraven: het Oranjekanaal. De turfproductie kwam overigens pas na 1870<br />
echt op gang. Na 50 jaar vervening kwam in 1920 aan deze bloeiperiode een<br />
einde; door de steenkool was voor de turf geen afze tmarkt meer te vinden.<br />
9
Kaart III Historisch ruimtelijke elementen in Deelgebied I. De kaart is noordgericht.<br />
10
Figuur 3. Tram- en spoorwegennet (voorstel 1903). Uit: RA Assen, verzameling<br />
kaarten, nr. 123<br />
Naast de natte infrastructuur noodzakelijk voor de afwatering en het transport<br />
van turf, kwamen in deze periode ook de nodige ande re voorzieningen, zoals<br />
een tram- en treinwegennet tot stand (zie Figuur . Het 3) vervoer van goederen<br />
bleef over water gaan. Er is nog maar weinig terug te vinden van deze infrastructuur.<br />
Alle tramspoorlijnen zijn afgebroken, ne t als de spoorlijn van<br />
<strong>Emmen</strong> naar Ter Apel. Ook is het fijn vertakte stels el van kanalen en wijken<br />
deels gedempt, alleen de hoofdkanalen bleven behoud en.<br />
11
1.3 Veenontginningen<br />
Het veen was oorspronkelijk gezamenlijk bezit van e dboeren<br />
in de esdorpen<br />
en randveenontginningen. De marken verkochten het een v aan maatschappijen<br />
of particulieren. De verschillende veengebieden zijn in Tabel 1 van noord<br />
naar zuid aangegeven.<br />
Vanuit het noorden was de vervening kleinschaliger, geleidelijker en ging met<br />
minder grote investeringen gepaard dan die vanuit et hwesten.<br />
Hier domineerden<br />
veenschappen, samenwerkingsverbanden van aatselijke pl boeren die<br />
eigenaren waren van stukken veengrond, de vervening (Gerding, 1995: 246,<br />
248). De kanalen vanuit het noorden werden langzame rhand verlengd, in hetzelfde<br />
tempo als de verveningen. Het veen bij Weerd inge werd vanuit het<br />
Stadskanaal ontsloten. Dit kanaal liep ver het veen in als Hoofdkanaal A of<br />
Weerdingerkanaal. Het zelfde gebeurde bij Emmer-Com pascuüm, het Emmer-<br />
Erfscheidenveen en later het Smeulveen. De Groninge rs beheersten hier de<br />
vervening en vormden ook het afzetgebied (Geschiede nis van <strong>Emmen</strong>, 1989:<br />
p. 110).<br />
Het veen in Zuidoost Drenthe werd vanuit het westen en later noordwesten<br />
door de grote kapitaalkrachtige maatschappij en aan snee gebracht.<br />
Deze werkten planmatig en pakten grote gebieden één in keer aan. Het begon<br />
met de ontsluiting door middel van grotere kanalen (Hoogeveense Vaart,<br />
Oranjekanaal) en pas toen die infrastructuur klaar was, kwam de productie<br />
goed op gang. De verlenging van de Hoogeveense t Vaar bereikte rond 1860 de<br />
westelijke Bargervenen. Het stelsel werd naar het osten o en zuiden uitgebreid<br />
(Gerding, 1995: p.247). De aanleg vanaf Erica naar de Duitse grens volgde pas<br />
vanaf 1880; in 1889 werd verbinding gemaakt met het Oranjekanaal, in 1893<br />
werd de Duitse grens bereikt en in 1898 werd aanges loten op het Duitse kanalenstelsel.<br />
Mogelijk hoopte men daarmee de afwateri ng van de zuid oostelijke<br />
veenontginningen te vergemakkelijken door aan te uiten sl op het Duitse Süd-<br />
Nord-Kanaal. De topografische kaart uit 1902 sugger eert echter dat deze aansluiting<br />
moeizaam tot kwam. Vanaf 1906, toen het holtenskanaal Sc een<br />
verbinding legde tussen Hoogeveensche Vaart en Stadskanaal, het had de aansluiting<br />
op het Duitse kanalen stelsel waarschijnli jk slechts zeer lokale<br />
betekenis. De afwatering in noordelijke richting ep li sindsdien over Nederlandse<br />
bodem. Een vierde ontsluiting kwam vanuit Co evorden (Dedemsvaart<br />
en Vecht): in 1884 bereikte het Stieltjeskanaal Verlengde de Hoogeveense<br />
Vaart (Gerding, 1995: p.248).<br />
12
Tabel 1. Overzicht veengebieden in de gemeente <strong>Emmen</strong> en hun ontginning.<br />
Gebied opp. Vervening vanaf<br />
in ha<br />
vorm verkaveling bijzonderheden<br />
Nieuw-Weerdinge 1400 ca. 1880 strookvormig (NO) deels oudere randveenontginning,<br />
50% kleine verveners<br />
Roswinkeler-veen 1300 na 1906 strookvormig (NW) oorspr. kleine randveenontginnig;<br />
turfwinning tot na 1950<br />
Emmer-Compascuum 750 1880 strookvormig (OW) percelen 10 ha. en meer; pakket<br />
van 2-3 meter goede tot<br />
Barger-Compascuum 1700 1890/1900 oorspr. blokvormig<br />
(vnl. OW)<br />
Emmer-Erfscheidenveen 1650 1898 blokvormig<br />
13<br />
beste kwaliteit baggerturf<br />
Vervening vanuit noorden en<br />
zuiden; afwatering aanv. via<br />
Hoogeveense vaart<br />
Smeulveen 1000 ca. 1900 in 18 e eeuw in gebruik voor<br />
boekweitteelt; boekweitteelt na<br />
1875 basis Nieuw-Dordrecht<br />
en Vastenow<br />
Barger-Oosterveen 3750 1893 blokvormig Klazienaveen ontstaan in door<br />
(OW/NW) Scholten verveend deel<br />
Amsterdamscheveld 2250 1862 strookvormig rond 1910 groot gedeelte nog<br />
ongebruikt, vervening allen in<br />
westelijk deel<br />
Barger-Westerveen 2900 1860/1861 blokvormig als eerste aan snee gebracht<br />
Oosterveen 500 ca. 1880 strookvormig<br />
(ZW/NO)<br />
Barger-Erfscheidenveen 800 ca. 1870 idem<br />
Schoonebeker venen 3000 randveenontginningen<br />
uit Middeleeuwen;<br />
beperkte vervening<br />
opstrekkende<br />
verkaveling<br />
deels randveenontginning uit<br />
eerdere periode<br />
Weiteveen vestiging eerste<br />
helft 20 ste eeuw van arbeiders<br />
in venen<br />
Bron: Gerding, 1995, pp. 248-255; RA Assen, kaarten nrs. 120, 122, 155, 176, 191,<br />
192, 195, 201 en 349.<br />
De grootschalige verveningen na het midden van de 9e 1eeuw<br />
maakten gebruik<br />
van technieken die de kans op verstoringen de in bovenste zandlaag<br />
groot maken. Daarmee is de kans dat archeologische waarden zijn aangetast<br />
ook groot. Het verveende gebied werd na afloop zo eel v mogelijk geëgaliseerd,<br />
soms door opvulling met van elders aangevoerde gron d, soms door de zandlaag<br />
ter plaatse te verspreiden. Daarna werd de enlaag bov nog gemengd met de<br />
bewaarde, bovenste laag van het oorspronkelijke n.<br />
vee
2 De noordoostelijke zandgronden<br />
2.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie<br />
De grens van het veenkoloniale gebied in het noordo osten van de gemeente<br />
<strong>Emmen</strong> loopt ten zuiden en westen van het dorp Roswi nkel en ten oosten van<br />
de dorpskern van Nieuw-Weerdinge (zie Kaart I). Ten noorden en oosten van<br />
deze grens bevindt zich een dekzandvlakte van eolis ch (door de wind) afgezette<br />
dekzanden. Plaatselijk ligt zich binnen 80 cm der on het maaiveld een 10 tot<br />
40 cm dikke laag veen (classificatie Fysisch Geogra fische Kaart van Drenthe<br />
1:50000 (Nijland, G., R.J. de Lange en J.C. Smitten berg, 1982) Nv1(o) en<br />
Nv2o). Volgens de Geomorfologische Kaart van Nederl and 1:50000 (Stichting<br />
voor Bodemkartering, 1978) is de dekzandvlakte ten dele verspoeld en in het<br />
westen vervlakt door veen en/of overstromingsmateri aal (classificaties respectievelijk<br />
2M9 en 2M14). Het dal van de Runde is het in zuiden van dit gebied<br />
geëgaliseerd.<br />
In het dekzand komt een aantal verschillende bodem typen voor. Het<br />
betreft veldpodzolen, gooreerdgronden en beekeerdgr onden met leemarm en<br />
zwak lemig fijn zand (classificaties Bodemkaart van Nederland 1:50000 (Stichting<br />
voor Bodemkartering, 1975) respectievelijk Hn2 1, pZn21 en pZg23).<br />
Direct ten zuiden van Roswinkel en direct ten ooste n van Nieuw-Weerdinge<br />
komen moerige podzolgronden en moerige eerdgronden met zanddek en<br />
moerige tussenlaag voor (classificaties respectieve lijk zWp en zWz). De<br />
grondwatertrappen in het gebied variëren van V tot VI, gemiddelde hoogste<br />
grondwaterstand respectievelijk minder dan 40 cm tussen en 40 en 80 cm beneden<br />
het maaiveld en gemiddelde laagste grondwater stand meer dan 120 cm<br />
beneden het maaiveld.<br />
Het gebied heeft een grotendeels middelhoge tot ge hotrefkans<br />
op archeologische<br />
waarden op de IKAW.<br />
2.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />
In het CMA en CAA van de ROB zijn uit het gebied ee n archeologisch monument<br />
en dertien vondstmeldingen bekend (zie Tabel 2, als bijlage<br />
opgenomen). Het monument betreft de dorpskern van oswinkel, R waarvan de<br />
begindatering in de Late Middeleeuwen ligt (1050 t 1500 to nC). De dorpskern<br />
staat vermeld als terrein van hoge archeologische aarde w (CMA 14483). Ten<br />
noordoosten van de dorpskern van Roswinkel is bij e daanleg<br />
van een weg een<br />
waarschijnlijk Middeleeuwse waterput aangetroffen et mdaarin<br />
fragmenten<br />
aardewerk, glas, tegels en ijzer (CAA 46219). Aan e Duitse d grens, ongeveer<br />
twee kilometer ten noordoosten van Roswinkel zijn nkele e scherven Vroeg-<br />
Middeleeuws kogelpotaardewerk gevonden met een ring datevan<br />
725 tot 900<br />
nC (CAA 238120 en 238228). Alle scherven zijn aan et hoppervlak<br />
gevonden.<br />
Ongeveer een kilometer ten oosten van Roswinkel een is oppervlaktevondst<br />
bekend van 16 vuurstenen artefacten uit het Paleoli thicum tot Mesolithicum.<br />
14
Er zijn zes werktuigen en tien afslagen (halffabrik aten voor vuurstenen werktuigen)<br />
gevonden (CAA 239886).<br />
Ten oosten van Nieuw-Weerdinge zijn binnen een gebi ed met een straal van<br />
ongeveer drie kilometer acht meldingen bekend van rcheologische a vondsten.<br />
Het gaat in zeven gevallen om vondsten van vuursten en artefacten uit het Mesolithicum<br />
(8800 tot 4900 vC). Twee van deze vondst en hebben mogelijk een<br />
vroegere datering in het Paleolithicum, of een late re in het Neolithicum (5300<br />
tot 2000 vC). Deze oppervlaktevondsten zijn gedaan tijdens veldkarteringen<br />
door RAAP (Molema, 1999) en bevinden zich grotendee ls in verstoorde contexten<br />
(CAA 239885 en 39311 tot en met 39316). De ndere a melding betreft de<br />
vondst van een stenen hamerbijl van het type Munten dam. De bijl dateert uit<br />
de late bronstijd tot de middenijzertijd (1100 tot 250 vC) en is aan het oppervlak<br />
gevonden (CAA 32). In het uiterste noordoosten van de gemeente, bij<br />
Ter Apel, is een vuurstenen klingfragment gevonden dat dateert uit het Paleolithicum<br />
tot de ijzertijd (CAA 47828).<br />
2.3 Eerdere onderzoeken<br />
Uit de beschikbare rapporten van eerdere onderzoeke n, blijkt dat de bodem<br />
van de in die studies onderzochte terreinen (groten deels) vermengd of verstoord<br />
is (Hopman & Fijma, 2004: pp. 11-12; Jelsma & Tulp, 2003: p. 2;<br />
Molema, 1999: pp. 6-10) Het gaat echter in alle allen gev om locaties dichtbij<br />
bebouwing of wegen. Bovendien betreft het kleine pervlakken. op De resultaten<br />
van deze onderzoeken zijn niet per definitie ldig ge voor de omliggende<br />
gebieden.<br />
2.4 Historisch onderzoek<br />
Roswinkel (de naam verwijst mogelijk naar een ‘hoek ’ voor het weiden van<br />
paarden), van oorsprong een boerendorp (Geïllustree rde plaatsbeschrijving<br />
gemeente <strong>Emmen</strong>, 1923: p.94), vertoont meer overeen komsten met Westerwolde<br />
(waar het geologisch ook toe behoort) dan met de Drentse esdorpen.<br />
Wel komt er een es voor (Bieleman, 1987: pp.15/16). Roswinkel was vooral<br />
vanuit het noorden via de oevers van de Ruiten A reikbaar be (Visscher, 1940:<br />
p. 84). Het dorp had daardoor meer binding met Gron ingen dan met <strong>Emmen</strong>.<br />
Roswinkel, oorspronkelijk een bovenveen-kolonië waa r het veen geheel verdwenen<br />
is, vertoont veel gelijkenis met veenranddor pen.<br />
Rondom Roswinkel komen en kwamen een aantal histori sch belangrijke<br />
ruimtelijke elementen voor (zie Kaart III):<br />
- de Roswinkelschen dijk van <strong>Emmen</strong> naar Roswinkel, kend be van de tocht<br />
van Willem Lodewijk in 1593 (Geïllustreerde plaatsb eschrijving, 1923:<br />
p.96);<br />
- de ‘oudste spoorweg van Nederland’: terzijde van e veenweg d van Weerdinge<br />
naar Roswinkel twee ondiepe greppels die in e winter d bevroren,<br />
zodat wagens hier konden rijden (Geïllustreerde atsbeschrijving, pla<br />
1923:<br />
p.97);<br />
15
- De Lei- of Heerendijk, lopende van Boertange, over Ter Apel en Maten<br />
naar Roswinkel; diende oorspronkelijk als waterkeri ng, als gevolg van de<br />
kanalisatie in de 20e eeuw overbodig geworden (Geïl lustreerde plaatsbeschrijving,<br />
1923: p.101);<br />
- De Roswinkeler schans, waar weinig over bekend Rond is. 1900 was de<br />
schans nog herkenbaar aanwezig, nu is alleen het rrein teop<br />
de kaart terug<br />
te vinden.<br />
De groenlanden langs de Mussel A waren eeuwenlang e belangrijkste d gronden<br />
in dit veengebied voor Drentse en Groninger boe ren; ook de groenlanden<br />
langs de Runde speelden een grote rol de plaatselij ke landbouw. Hetzelfde<br />
gold voor de van oudsher in gebruik zijnde gronden langs het Valtherdiepje bij<br />
Weerdinge. Vanaf de 17<br />
e eeuw werd rond Roswinkel veel boekweit verbouwd<br />
en waren Roswinkeler keuters actief in de Weerdinge r Marke.<br />
Hoewel al vroeg plannen bestonden om het veen bij eerdinge W en<br />
Nieuw Weerdinge te ontginnen, werd het gebied uitei ndelijk vanaf de Groningse<br />
kant ontgonnen door middel van een mond (kan aal) vanaf het<br />
Stadskanaal. Dit kanaal werd als hoofdas doorgetrok ken de venen in, kanalen<br />
en wijken hier haaks op legden het gebied verder en. op<br />
Was de oorspronkelijke (rand)vervening kleinschalig van aard, de latere projectmatige<br />
vervening in het gebied tussen Roswinkel en Weerdinge leidde tot<br />
ingrijpende wijzigingen in de oorspronkelijke verka veling. De aanleg van een<br />
fijnmazig stelsel van afwateringskanalen, bij voork eur gegraven tot 40 tot 50<br />
centimeter in de onderliggende zandlaag, de egalisa tie en vermenging met de<br />
oorspronkelijke bovenlaag na de vervening, maken kans de groot dat de huidige<br />
bovenlaag tot een diepte van ongeveer 50 centi meter is omgewoeld. Voor<br />
de niet-verveende gebieden is die kans veel kleiner , aangezien hier vooral<br />
landbouwactiviteiten hebben plaats gevonden.<br />
16
2.5 Conclusies en advies<br />
Het zandgebied ten noorden van Roswinkel en ten ten oos van Nieuw-<br />
Weerdinge heeft in het verleden een aantal archeolo gische vondsten opgeleverd.<br />
De meeste meldingen betreffen vuursteen artef acten uit het<br />
Paleolithicum tot aan het Neolithicum. Het grootstedeel<br />
van de vuurstenen is<br />
afkomstig uit het Mesolithicum. Er zijn geen duidel ijke aanwijzingen voor<br />
grootschalige grondverplaatsingen in het gebied, t me uitzondering van de bebouwde<br />
delen en wegtracés. De aanwezigheid van r wate in de vorm van de<br />
rivier de Runde zorgt er voor dat de (hoger gelegen ) relatief droge zandgronden<br />
in dit gebied aantrekkelijk zullen zijn geweest voor prehistorische<br />
bewoning.<br />
Intacte archeologische grondsporen en andere arche ologische resten<br />
kunnen in het gebied niet uitgesloten worden; de nwezigheid aa van archeologische<br />
sporen is op hogere delen van het (micro)rel iëf, vooral langs water zelfs<br />
zeer waarschijnlijk. De middelhoge tot hoge trefkan s op archeologische waarden<br />
op de IKAW moet voor dit gebied gehandhaafd wor den. De grens van het<br />
gebied met een (middel)hoge trefkans moet echter rder ve naar het zuiden en<br />
westen komen te liggen, zodat het gebied tussen winkel Ros en Nieuw-<br />
Weerdinge er geheel binnen valt. In dit gebied dien t Inventariserend archeologisch<br />
Veldonderzoek (IVO) inclusief gebruik van de AHN binnen de<br />
bureaustudie te worden uitgevoerd alvorens eventuel e bodemingrepen worden<br />
toegestaan.<br />
17
3 Ontgonnen veengebied<br />
3.1 Bodem en verwachtingskaart<br />
Het grootste oppervlak van Deelgebied I wordt uitge maakt door het grotendeels<br />
ontgonnen veengebied in het oosten van de eente gem <strong>Emmen</strong>. Het<br />
gebied staat op de Fysisch Geografische Kaart van renthe D aangegeven als een<br />
(gedeeltelijk) afgeveende veenvlakte (classificatie s Ov3 en Ov4). Plaatselijk zijn<br />
stukken in vervening aanwezig (Oc1). Deze staan de op Geomorfologische<br />
Kaart als veenrestruggen (classificatie 4L21). De verige o delen maken deel uit<br />
van deels relatief hooggelegen en deels relatief aggelegen la veenkoloniale ontginningsvlakten<br />
(2M45 en 2M44).<br />
In het gebied komt een aantal verschillende bodems voor, die als gezamenlijke<br />
karakteristiek hebben dat ze kenmerkend jn zivoor<br />
nattere gebieden.<br />
Het betreft moerige podzol- en eerdgronden met veen koloniaal dek en moerige<br />
tussenlaag (classificaties bodemkaart respectiev elijk iWp en iWz),<br />
veengronden met veenkoloniaal dek en zand binnen 0 12 cm beneden het<br />
maaiveld met of zonder humuspodzol (respectievelijk iVp en iVz), zeggeveen,<br />
veenmosveen en veen in ontginning (respectievelijk iVc, aVs en Avo). De<br />
grondwatertrappen in het gebied variëren van nat II, (Igemiddelde<br />
hoogste<br />
grondwaterstand minder dan 40 cm en gemiddelde ste laaggrondwaterstand<br />
tussen 80 en 120 cm onder het maaiveld) naar tameli jk droog (V, gemiddelde<br />
hoogste grondwaterstand minder dan 40 cm en gemidde lde laagste grondwaterstand<br />
meer dan 120 cm onder het maaiveld). Het ebied g heeft grotendeels<br />
een lage trefkans op de IKAW. De delen met middelho ge verwachting vallen<br />
samen met de volgens de bodemkaart drogere gebieden .<br />
3.2 Weerdinge, Weerdingerveen en Weerdingermond<br />
De vondsten die in ARCHIS gemeld zijn uit de omgevi ng van Weerdinge zijn<br />
alle afkomstig uit ‘natte contexten’, met andere wo orden, ze zijn allemaal in of<br />
op het veen gevonden. Een beschrijving van de gesch iedenis van veenvondsten<br />
is opgenomen in Hoofdstuk 5. Nabij Weerdinge zijn wee t vindplaatsen van<br />
Neolithisch aardewerk bekend. In een geval werd het aardewerk samen met<br />
gewei- en houtfragmenten gevonden (CAA 36097), in et handere<br />
betrof het<br />
een enkel fragment bekeraardewerk (CAA 36101). Ten noorden van Weerdinge<br />
is een fragment van een boomstamkano gevonden AA (C214973).<br />
Het<br />
fragment is niet gedateerd.<br />
In het Weerdingerveen, ten noordoosten van Weerdin ge, zijn bij de<br />
veenontginningen in 1904 twee veenlijken gevonden an veen<br />
man en een<br />
vrouw. De lichamen leken niet in een graf te zijn elegd, g maar in een zeer nat<br />
deel van het veen te zijn gedeponeerd (Van Zeist, 956: 1 pp. 201-203). De veenlijken<br />
zijn gedateerd in de late ijzertijd tot de roeg-Romeinse V<br />
tijd, 250 vC tot<br />
70 nC (CAA 239879). Niet ver van de vondstlocatie an vde<br />
veenlijken zijn bij<br />
de ontginningen fragmenten van een houten wiel aang etroffen. De fragmenten<br />
hebben een datering in de ijzertijd tot de Midden-R omeinse tijd, 800 vC tot<br />
18
270 nC (CAA 239878). Ten oosten van Weerdinge, op en eperceel<br />
bij Weerdingermond,<br />
zijn kralen van barnsteen en git gevond en, evenals fragmenten<br />
aardewerk en vuursteen en een hamerbijl. De daterin g van deze vondsten ligt<br />
in het Neolithicum tot de vroege ijzertijd, 5300 to t 600 vC (CAA 36102).<br />
3.3 Nieuw-Weerdinge en Emmer-Erfscheidenveen<br />
Ten zuiden van Nieuw-Weerdinge, in een gebied met en estraal<br />
van ongeveer<br />
2,5 kilometer, zijn zes meldingen bekend van vondst en van vuurstenen artefacten.<br />
Het gaat voornamelijk om stukken met een tering da in het<br />
Mesolithicum (CAA 56053, 56057, 56059, 56064 en 66). 560Een<br />
vondstmelding<br />
heeft een datering van het Mesolithicum tot n aahet<br />
Neolithicum,<br />
vanwege de aanwezigheid van een fragment aardewerk bij de vuursteenafslag<br />
(de introductie van aardewerk valt samen met de rgang ove van het Mesolithicum<br />
naar het Neolithicum) (CAA 56061). De vondsten zijn gedaan tijdens<br />
veldkarteringen langs het traject van de N391, de eg wvan<br />
<strong>Emmen</strong> naar Ter<br />
Apel. Het betreft zowel afslagen als (fragmenten an) v werktuigen en enkele<br />
stukken zijn verbrand (Molema, 1999).<br />
In de buurt van de plaats Emmer-Erfscheidenveen een is aantal tracés<br />
van veenwegen ontdekt (CAA 16998, 238456, 238457, 02229). 3 Delen van deze<br />
veenwegen horen tot dezelfde weg. Er zijn twee racés t bekend: een meer<br />
dan drie kilometer lange weg van gevlochten takken en een iets noordelijker<br />
gelegen smaller (voet)pad van houten planken (Caspa rie, 1986). Nabij het<br />
vermoedelijke tracé is bij het afgraven van veen 1938 in een veenlijk aangetroffen<br />
(CAA 302122). Het veenlijk was gekleed in een antel m van pels en droeg<br />
wollen onderkleding. Bij het lijk werden takken en aangepunte stokken gevonden.<br />
Ook dit veenlijk lijkt niet begraven te zij n in een grafkuil, maar is op<br />
een zeer natte plek in het veen neergelegd en waars chijnlijk met de stokken op<br />
zijn plaats gehouden. Op grond van stuifmeelonderzo ek is de ouderdom van<br />
het veenlijk gesteld op ongeveer 3000 jaar. Daarmee dateert het in de middentot<br />
late bronstijd (Van Zeist, 1956: pp. 199-200).<br />
3.3.1 Historisch onderzoek Emmer-Erfscheidenveen<br />
Emmer-Erfscheidenveen (Emmererf) was een zelfstandi g dorp, ontstaan door<br />
de turfwinning in het veengebied. In het Emmererfsc heidenveen waren rond<br />
1940 nog een aantal veenputten terug te vinden ar – da werd van oudsher onregelmatig<br />
veen afgegraven ten behoeve van eigen uik gebr (Visscher, 1940:<br />
p.102). Aan de Eemszijde kwamen ook randafgravingen voor met als doel eigen<br />
en plaatselijke voorziening in brandstof. Deson danks zijn randafgravingen<br />
nooit van grote betekenis geweest; koloniën langs e rand d bleven boeren nederzettingen<br />
en kregen de vorm van een wegdorp. latere, De grootschaliger<br />
vervening, met wijken, zijwijken, doorlopende kanal en, betekende hier<br />
evenals elders een ingreep tot op het zand.<br />
Historisch kaartmateriaal laat zien dat door het bied ge van Emmer-<br />
Erfscheidenveen naast de Heerendijk een aantal -west oost georiënteerde veen-<br />
19
wegen hebben gelopen. Sommige veenwegen leidden r vindplaatsen naa van ijzeroer,<br />
anderen – evenals de dijk – vormden een binding ver tussen de<br />
Hondsrug en het stroomdal van de Runde om aan de dere an kant van de<br />
groenlanden verder te gaan in de richting van de swinkeler Ro Schans of naar<br />
Zwartenberg (zie Kaart III).<br />
Ook tussen Weerdinge en Roswinkel was sprake van n dergelijke ee verbinding<br />
(zie hiervoor onder Roswinkel). Noch in dit geval, noch in het geval van<br />
Emmer-Erfscheidenveen is het tracé van de verbindin gen terug te vinden in de<br />
huidige verkaveling. Veel meer dan een globale aand uiding is dus moeilijk te<br />
geven.<br />
3.4 Emmercompascuüm<br />
Het Emmercompascuüm was oorspronkelijk een gemeensc happelijk weidegebied.<br />
In het westelijke deel van Emmercompascuüm rmde vo het stroomdal<br />
van de Runde een klein gebied met groenlanden, er verd naar het zuiden lagen<br />
de hooilanden waar zowel boeren uit Roswinkel als it u<strong>Emmen</strong><br />
en Barge gebruik<br />
van maakten. Deze hooilanden lagen overigens grotendeels in het<br />
Barger-Compascuüm. In het Emmer-Compascuüm lag een veenweg, die de<br />
hooilanden verbond met Roswinkel; het vervolg van e dLei-<br />
of Heerendijk en<br />
een veenweg naar Zwartenberg (zie Kaart III). Kaart materiaal uit de 19 e eeuw<br />
laat zien dat langs de Runde enige min of meer perm anente bewoning bestond.<br />
Deze locaties vallen nu in het bebouwde gebied van Emmer-Compascuüm<br />
(Grote Historische Atlas van Nederland, 1990: diver se kaarten).<br />
De N.V. “Het Emmer-Compascuüm” kocht in 1874 het Emer-<br />
Compascuüm van de markegenoten van <strong>Emmen</strong> en Westene sch. De ontginning<br />
vond vanaf ongeveer 1880 plaats via een kanaal vanuit Ter Apel. In dit<br />
gebied ontstond een uitgebreid stelsel van kanalen en wijken. Kenmerkend is<br />
het dubbel kanaalsysteem met wijken, zijwijken en oorlopende d kanalen. Ook<br />
hier ging de vervening tot op het zand, waarop boer derijen en woningen<br />
kwamen te staan; uiteraard met dezelfde gevolgen s bij al de overige verveningen.<br />
3.5 Nieuw-Dordrecht, Oranjedorp en Klazienaveen<br />
In de omgeving van Nieuw-Dordrecht, ten noordoosten van het dorp, heeft<br />
een veenweg gelopen. De veenweg staat in ARCHIS meld ver als een terrein<br />
van zeer hoge archeologische waarde en is een ermd beschmonument.<br />
De datering<br />
van het monument is Laat-Neolithicum B, 2450 tot 2000 vC (CMA<br />
496). De veenweg liep ongeveer een kilometer ten ordoosten no van het huidige<br />
Nieuw-Dordrecht min of meer van het westen naar het oosten.<br />
In het CAA komen vier meldingen voor van verschill ende opgravingen<br />
langs de veenweg (CAA 17003, 238119, 238458 en 27). 3022 Tijdens de opgravingen<br />
werden, naast de veenweg of veenbrug zelf dere an voorwerpen uit het<br />
veen gehaald. Voor aanvang van een opgraving in 5 195 langs de Herenstreek te<br />
Nieuw-Dordrecht werden op de locatie van de veenbru g drie stukken van een<br />
20
massief eikenhouten wagenwiel gevonden. Bij het uimen opr van de planken<br />
van de veenbrug werd direct onder het wegniveau een houten bijlsteel aangetroffen.<br />
Het betreft een steel van een dissel (Van Zeist, 1957: pp. 12-15).<br />
De totale oorspronkelijke lengte van de veenweg onzeker, is evenals de uiteindelijke<br />
bestemming ervan. De weg was in ieder geval ongeveer een kilometer<br />
lang (Casparie, 1982: p. 126-154). De reden van aanleg de van de weg blijft onzeker,<br />
het huidig bekende traject eindigt in het stijds de meest natte deel van<br />
het Bourtanger Moor en de weg vertoont nauwelijks poren s van gebruik. Mogelijk<br />
gaat het hier om een onvoltooide (en niet bruikte) ge weg (Casparie et<br />
al., 2004).<br />
In de omgeving van Nieuw-Dordrecht zijn verder los se vondsten uit de<br />
steentijd bekend. Het betreft voornamelijk vuursten en artefacten uit het Paleolithicum<br />
tot Neolithicum (CAA 47342, 302119, 30212 0 en 302124).<br />
Daarnaast zijn onder andere een Neolithische doorbo orde hamerbijl (CAA<br />
447) en Laat-Mesolithische tot Midden-Neolithische Geröllkeule bekend<br />
(CAA 302221). Ook in de buurt van Nieuw-Dordrecht, binnen de huidige bebouwde<br />
kom van Klazienaveen is een hamerbijl van t he type Muntendam<br />
gevonden. De bijl dateert uit de bronstijd tot midd enijzertijd en is een oppervlaktevondst<br />
(CAA 84).<br />
3.5.1 Eerder onderzoek<br />
Een kleinschalig onderzoek op een bouwkavel aan Vastenow de te Nieuw-<br />
Dordrecht heeft een deels verstoord en deels intact bodemprofiel opgeleverd.<br />
Het plangebied bevindt zich op een zandopduiking het in veen. In het zand<br />
heeft zich een podzolbodem gevormd (Bakker, 2004).<br />
Een onderzoek binnen de bebouwde kom van Klazienav een, vertoont<br />
hetzelfde beeld. Hoewel een deel van het terrein n ee verstoord bodemprofiel<br />
heeft, is de podzolbodem in de zandkopjes onder het veen plaatselijk intact<br />
(Essink, 2003).<br />
Ten westen van Zwartemeer is een archeologische ck qui scan uitgevoerd<br />
door RAAP. In een gebied van tien hectare n zij tien gutsboringen<br />
verricht. In een deel van het onderzoeksgebied en is epodzolbodem<br />
aangetroffen<br />
(Ridderbos, 2004). Het aantal boringen is echte r te klein om uitspraken te<br />
doen over de kwaliteit van de bodem of de kans op rcheologische a waarden in<br />
het onderzoeksgebied.<br />
3.5.2 Historisch onderzoek<br />
Nieuw Dordrecht<br />
Nieuw Dordrecht ligt op een zandheuvel in het veen en ontstond rond 1845<br />
als landbouwdorp. Vooral boekweitteelt heeft hier laatsgevonden. p<br />
Later<br />
volgde uitbreiding van het dorp als gevolg van voor namelijk particuliere,<br />
kleinschalige vervening (Geïllustreerde plaatsbesch rijving, 1923 p.75). Het<br />
dorp is daardoor meer richting het veen geschoven iets – dat ook geldt voor<br />
21
andere dorpen in het veen die hun ontstaan danken an aeerdere<br />
landbouw activiteiten.<br />
De aanwezige leem is gebruikt voor de stenenfabrica ge, wat kan betekenen dat<br />
de leemlaag tot op een diepte van één à anderhalve meter is afgegraven, dan<br />
wel omgewoeld. Ook heeft hier vervening plaats gevo nden. De mate waarin<br />
dat heeft geleid tot herverkaveling van het gebied is goed te zien in het geval<br />
van Vastenow: tegenwoordig een rechte straat, maar ooit bochtig, zoals het<br />
feit dat sommige huizen ver van de straat staan, at la zien.<br />
Op grond van kaartmateriaal kan worden geconcludeer d dat langs Nieuw-<br />
Dordrecht naar het zuidoosten een verbindingsweg t me de zuidelijke hooilanden<br />
(zie ook Emmer-Compascuüm) en de omgeving van et Hebelermeer h in<br />
Duitsland heeft gelopen. Dezelfde bronnen geven aan dat ten (noord)oosten<br />
eveneens een veenweg liep (kaart III). De veenweg s, zoals i hierboven beschreven,<br />
ook archeologisch aangetoond.<br />
Oranjedorp<br />
Oranjedorp is ontstaan bij het graven van het Oranj ekanaal (1853-1858). Klazienaveen<br />
(voorheen Smeulveen) dateert van rond 0, 189toen<br />
de<br />
verveningactiviteit hier een aanvang nam. Meer dan in de noordelijke gebieden<br />
was sprake van grootschalige en deels machinale vening, ver iets dat in de praktijk<br />
betekende dat grotere hoeveelheden turf in één keer verwerkt werden.<br />
De omgeving van Klazienaveen-Noord kende overigens vóór die tijd al<br />
enige, al of niet permanente, bewoning. Ongeveer er hi lag de noordwestelijke<br />
grens van de hooilanden, waar mogelijk enige boekwe itteelt plaats heeft gevonden.<br />
Ook in dit gebied zouden veenwegen hebben elopen, g in zuiden de<br />
bovengenoemde verbinding met het Hebelermeer en Klazienaveen-Noord<br />
bij<br />
een veenweg tussen de Hondsrug en de hooilanden.<br />
3.6 Barger-Compascuum, Zwartemeer en Foxel<br />
In en rond het Rundeveen, in de omgeving van Barger -Compascuum en Foxel,<br />
zijn verschillende vondsten van archeologische voor werpen bekend. Het betreft<br />
veelal losse vondsten van stenen (hamer)bijle n en zogenaamde Flint- en<br />
Fels-Reckeckbeile (CAA 302114, 302115, 302116, 302224, 302231, 30223 2 en<br />
47059). De overige vondsten bestaan onder andere t een ui compleet aardewerken<br />
schaaltje van de Trechterbekercultuur (TRB, 350 0 tot 2700 vC) (CAA<br />
302223), twee vuurstenen dolken uit het Laat-Neolit hicum tot de middenbronstijd,<br />
waarvan een gevonden samen met een houte n paal (CAA 302123 en<br />
302225) en een leren buidel met Romeinse zilveren unten m (CAA 238462). De<br />
buidel bevatte 312 denarii uit regeringsperioden van verschillende keizers. e D<br />
oudste munt dateerde uit 54 nC, de jongste uit 192 nC (Glasbergen, 1956: pp.<br />
213-214; Zadoks-Josephus Jitta, 1956). Dergelijke osse l vondsten in het veen<br />
worden beschouwd als offers of ‘votiefgaven’ (zie oofdstuk H 5).<br />
22
3.6.1 Eerder onderzoek<br />
Uit de beschikbare rapportages van eerder uitgevoer de onderzoeken in het<br />
Rundedal tussen Barger-Compascuum en Zwartemeer pervlakte (op onderzoeksgebied<br />
ongeveer 300 hectare) blijkt dat een oot grdeel<br />
van de terreinen<br />
daar verstoord is (Fijma & Van Beek, 2003). De vers toring zal voornamelijk<br />
het gevolg zijn van de veenontginningen in het gebi ed. Bij verder onderzoek is<br />
echter gebleken dat een deel van de onder het )veen (rest aanwezige zandkoppen<br />
en -ruggen in het gebied nog intact is.<br />
3.6.2 Historisch onderzoek<br />
e<br />
Aan Duitse zijde ontstonden aan het eind van de 18 eeuw de eerste bovenveendorpen.<br />
Aan Nederlandse zijde kwamen de eerste bewoners rond het<br />
midden van de 19 e eeuw naar dit gemeenschappelijke weide gebied Noord van<br />
en Zuid Barge. Vervening vond hier vanaf circa 1890 plaats (Gerding, 1995:<br />
p.250).<br />
In 1840 vestigden zich de eerste mensen bij het rtemeer, Zwa dat is leeggelopen<br />
bij het graven van het Van Echtenskanaal 885-1890) (1 (Geïllustreerde<br />
wandelgids, 1914: p.45). Oorspronkelijk lag de dorp skern aan de zuidkant van<br />
het meer, waar nu het natuurreservaat Bargerveen gt. li Veel is er over dit gebied<br />
in historisch opzicht niet bekend; ook kaartma teriaal ontbreekt vrijwel<br />
geheel.<br />
3.7 Conclusies en advies<br />
Vrijwel alle archeologische vondsten in het oosteli jke veengebied in de gemeente<br />
<strong>Emmen</strong> zijn aan het licht gekomen bij de verv ening. Een groot deel<br />
van de veenvondsten is geassocieerd met de ligging van veenwegen.<br />
De locatie van dergelijke archeologische waarden s moeilijk i te voorspellen.<br />
Archeologisch waardevolle locaties in de eengebieden v zijn met<br />
inventariserende veldonderzoeken niet of nauwelijks op te sporen. Op de iets<br />
hoger gelegen voormalige hooilanden (zie Kaart zijn III) intacte archeologische<br />
grondsporen niet uit te sluiten. Deze gebieden moet en een middelhoge trefkans<br />
krijgen op de IKAW. Voor de overige delen van het gebied, de natte<br />
veengronden, kan de lage trefkans gehandhaafd worde n. Archeologisch veldonderzoek<br />
is hier alleen zinvol als na het uitvoere n van bureauonderzoek<br />
vermoed wordt dat de bodem intact is. Hiervoor dien t in ieder geval gebruik<br />
gemaakt te worden van de AHN en de ontgrondingskaar ten.<br />
23
4 Onontgonnen veengebied<br />
Uit het grotendeels onontgonnen veengebied zijn min der vondsten bekend<br />
dan uit de veenontginningsgebieden. Dat is logisch, gezien het feit dat de<br />
meeste uit het veen bekende vondsten bij het verven en zijn gedaan. De meeste<br />
vondsten uit dit gebied zijn vuurstenen artefacten (CAA 302144, 302145 en<br />
33787), waaronder een fragment van een Trechterbeke rbijl (CAA 46128).<br />
In 1984 en 1985 is ten oosten van Nieuw-Schoonebee k, ten zuiden van<br />
natuurreservaat Bargerveen, een Mesolithische vindp laats (CAA 33788, 238282<br />
en 302146) opgegraven. Bij de opgraving zijn bijna 7700 vuurstenen artefacten<br />
te voorschijn gekomen. De datering van de vindplaat s, die zich op een zandopduiking<br />
in het veen bevindt, ligt tussen 6645 4885 en vC (Beuker, 1989).<br />
4.1 Conclusies en advies<br />
Uit het onontgonnen veengebied in het zuidoosten n vade<br />
gemeente <strong>Emmen</strong><br />
zijn weinig vondsten bekend. Er is wel een belangri jke Mesolithische vindplaats<br />
bekend ten oosten van Nieuw-Schoonebeek. locatie De hiervan hangt<br />
samen met een droger deel van het gebied. Voor rogere de d delen van het onontgonnen<br />
veengebied, waaronder de hooilanden in t uiterste he zuiden van de<br />
gemeente (op Kaart III groen aangegeven), geldt minste ten een middelhoge<br />
trefkans op (intacte) archeologische waarden. Voor de overige veenvlakte in<br />
het gebied kan de lage trefkans op de IKAW gehandha afd worden.<br />
24
5 Veenvondsten<br />
Vondsten uit ‘natte contexten’ als veen vormen een groep apart binnen de archeologie.<br />
Veel van de veenvondsten zijn te voorsch ijn gekomen bij het<br />
vervenen, zo ook in de gemeente <strong>Emmen</strong>. De meeste erboven hi genoemde<br />
vondsten hebben niet alleen een archeologische oude rdom, maar zijn daarnaast<br />
gevonden in een tijd waarin minder aandacht erd wbesteed<br />
aan zaken als<br />
exacte vondstlocatie, vondstomstandigheden en conte xt. Hun precieze herkomst<br />
is dan ook vaak moeilijk te herleiden. Archeo logisch waardevolle resten<br />
zijn mogelijk niet als zodanig herkend door vervene rs. Dateren van vondsten<br />
uit venen kan problemen opleveren, ook weer omdat e dcontext<br />
van veel<br />
vondsten verloren is gegaan of niet bekend is (Van der Sanden, 1995, 1997 en<br />
1998).<br />
De meeste voorwerpen die in het veen aangetroffen zijn, worden gezien<br />
als offers of zogenaamde votiefgaven. Offerpra ktijken vonden plaats om<br />
goden om wat voor reden dan ook gunstig te stemmen en lijken een lange traditie<br />
te hebben in de venen, gezien de uiteenlopend e dateringen van de<br />
hierboven genoemde vondsten.<br />
Diverse vondstcategorieën worden als offergaven schouwd. be Vaak betreft<br />
het bijzondere en/of waardevolle zaken als me talen voorwerpen, versierd<br />
aardewerk of fijn bewerkte vuurstenen werktuigen. egelmatig R zijn het ook<br />
meer gebruiksvoorwerpen die mogelijk als symbolisch e votiefgaven geïnterpreteerd<br />
moeten worden.<br />
Een bijzondere vondstcategorie wordt gevormd door de veenlijken. In<br />
het veen blijven organische materialen door de onve randerende waterstand en<br />
de afsluiting van zuurstof zeer goed bewaard. Het s echter i niet duidelijk of de<br />
veenlijken ook gezien moeten worden als offers, ze of tot dit lot veroordeeld<br />
zijn, slachtoffer waren van een ongeval of dat het begraven in veen een normale<br />
praktijk was in de steentijd (Van der Sanden, 98).<br />
19<br />
25
[ hier moet nog kaart Deelgebied I komen waarop archeologische vondsten en<br />
historische reconstructies worden samengebracht – ie z file <strong>Emmen</strong>DeelI.pdf ]<br />
Kaart IV. Archeologische en historische bevindingen in Deelgebied I.<br />
26
6 Conclusies en advies Deelgebied I<br />
Zoals vermeld zijn de meeste vondsten uit het ooste lijk deel van de gemeente<br />
<strong>Emmen</strong> afkomstig van de veenontginningen. De locatie s van dergelijke ‘toevalstreffers’<br />
is zeer moeilijk te voorspellen. Uit het voorbeeld van de rijke<br />
Mesolithische vindplaats ten oosten van Nieuw-Schoo nebeek blijkt wel dat<br />
hogere delen van het landschap interessant zijn eest gew voor prehistorische<br />
bewoning. Dergelijke zandopduikingen zijn in het hu idige landschap niet altijd<br />
met het blote oog waar te nemen. Een bestuderi ng van een gedetailleerde<br />
hoogtekaart, met andere woorden, van de Actuele Hoo gtebestand van Nederland<br />
(AHN), kan in dergelijke gevallen vaak uitkoms t bieden.<br />
De gegevens uit beschikbare rapporten van eerder n het i gebied uitgevoerde<br />
onderzoeken geven slechts informatie over eine kl delen van de<br />
aanwezige terreinen. De onderzochte gebieden zijn en tdele<br />
verstoord, maar<br />
hebben ook intacte podzolprofielen onder het (rest) veen opgeleverd. Dergelijke<br />
bodems zijn gevormd vóór dat het veen is gegroei d. De veengroei begon in<br />
de bronstijd (2000 tot 800 vC). De met veen bedekte gepodzoleerde bodems<br />
dateren dus uit de prehistorie, vóór de bronstijd.<br />
In het algemeen kan gezegd worden dat archeologisc he onderzoeken in<br />
het oostelijke veengebied van <strong>Emmen</strong> voorafgegaan enen di te worden door<br />
een uitgebreid bureauonderzoek waarin het gebruik an vde<br />
AHN cruciaal is.<br />
Bevindingen kunnen met enkele verificatieboringen estaafd g worden. Terreinen<br />
waarin zich geen zandopduikingen bevinden, hebb en een beduidend<br />
kleinere trefkans op de aanwezigheid van onverstoor de archeologische grondsporen<br />
dan terreinen waarin zich zandkoppen of -rug gen bevinden. De<br />
aanwezigheid van depotvondsten of votiefgaven in rgelijke de terreinen is niet<br />
uit te sluiten, maar dergelijke archeologische rest en zijn met inventariserend<br />
booronderzoek niet op te sporen. Inventariserend ldonderzoek ve is van belang<br />
om eventueel aanwezige intacte podzolbodems onder et veen h te traceren.<br />
Het historisch onderzoek onderbouwt de uitkomsten an v het archeologische<br />
bureau onderzoek. Kaart IV, waarop de belangrijkste historisch ruimtelijke en<br />
archeologische bevindingen zijn samengebracht, toon t duidelijk de gebieden<br />
waar de kans op nieuwe archeologische vondsten hoog is. Vooral in het noordelijk<br />
deel vallen de cartografische gegevens goedd eels samen met de bekende<br />
archeologische vondsten. Het gaat dan om gebieden aar wvan<br />
oudsher agrarische<br />
activiteiten plaats vonden of waar wegen door het veen de Hondsrug<br />
verbonden met Roswinkel en het riviertje de Runde. Waarschijnlijk geldt dat<br />
ook voor de omgeving van de Nieuwe weg bij Roswinke l waarvoor sterke<br />
aanwijzingen bestaan dat die weg het tracé van oudere een veenweg tussen<br />
Roswinkel en <strong>Emmen</strong> volgt.<br />
27
II Deelgebied II: de zuidelijke veengebieden<br />
7 Inleiding<br />
7.1 Archeologie<br />
Het zuidwesten van de gemeente <strong>Emmen</strong> bestaat voorna melijk uit ontgonnen<br />
veen. In het zuiden en zuidwesten rond Schoonebeek bevinden zich natte<br />
zandgronden en beekdalgronden van het Schoonebeker Diep.<br />
De verwerkte gegevens van ARCHIS en andere (histor ische) bronnen<br />
worden per subdeelgebied per dichtstbijzijnde plaat snaam vermeld.<br />
8 Het dal van het Schoonebeker Diep<br />
8.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie<br />
Het beekdal van het Schoonebeker Diep ligt om en n te zuiden van het dorp<br />
Schoonebeek. Volgens de Fysisch Geografische Kaart van Drenthe 1:50000 bestaat<br />
het beekdal uit een laagte van beekafzettinge n met microreliëf en<br />
plaatselijk meer dan 40 cm veen of een 10 tot 40 dikke cm veenlaag binnen 80<br />
cm onder het maaiveld (classificaties respectieveli jk FOl1 en Fl1o). In het<br />
beekdal is een aantal zandkoppen aanwezig. Het eft betr dekzandafzettingslaagtes<br />
of –welvingen zonder grondmorene (repectievelij k Nv1o en Nw1). In de<br />
laagtes is binnen 80 cm onder het maaiveld een ot 10 40 t cm dik veenpakket<br />
aanwezig.<br />
Volgens de bodemkaart bestaat de bodem voornamelij k uit een beekeerdgrond<br />
met leemlagen waaronder zich verspoelde eileem k bevindt. Deze<br />
lagen beginnen op 40 tot 120 cm beneden het maaivel d en zijn tenminste 20<br />
cm dik. (classificatie bodemkaart pZg23 t). De zandafzettingen zijn veldpodzolen<br />
met leemarm en zwak lemig fijn zand (Hn21) en eels d moerige<br />
eerdgronden met moerige bovengrond op zand en leeml agen (vWzt). Daarnaast<br />
zijn in het gebied vlierveengronden aanwezig, ten dele met zand binnen<br />
120 cm onder het maaiveld (classificaties respectie velijk Vc en Vz). De grondwatertrappen<br />
in het gebied variëren van trap II en III (gemiddelde hoogste<br />
grondwaterstand minder dan 40 cm en gemiddelde ste laaggrondwaterstand<br />
respectievelijk tussen 50 en 80 en 80 en 120 cm eden ben het maaiveld) in de<br />
beekbodems en moerige delen tot trappen V en VI de op dekzandkoppen (gemiddelde<br />
hoogste grondwaterstand respectievelijk nder mi dan 40 cm en tussen<br />
40 en 80 en gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 120 cm beneden het<br />
maaiveld).<br />
Het beekdal zelf heeft een lage trefkans op archeo logische waarden op<br />
de IKAW. De dekzandafzettingen hebben een middelhog e trefkans.<br />
28
8.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />
In het CMA en CAA van de ROB zijn uit het gebied twee archeologische<br />
monumenten en twaalf vondstmeldingen bekend. De dor pskern van Schoonebeek,<br />
Oud-Schoonebeek dateert uit de Late Middeleeu wen en is een terrein<br />
van hoge archeologische waarde (monumentnr. 14523, CMA-nr 22F-003). Ten<br />
zuiden van Schoonebeek is een terrein van archeolog ische betekenis aanwezig.<br />
Het betreft de vindplaats van vuurstenen artefacten uit het Paleolithicum tot<br />
Mesolithicum (monumentnr. 9122, CMA-nr. 22F-A02, wa arnemingsnr. 458,<br />
CAA-nr. 22FN-5).<br />
De vondstmeldingen zijn bijna uitsluitend oppervlak tevondsten, met<br />
uitzondering van een bronzen kokerbijl uit de brons tijd, gevonden bij de<br />
bouw van een jaknikker (waarnemingsnr. 460, CAA-nr. 22FN-7) en een depotvondst<br />
uit 1894, gevonden bij het turfsteken. He t betreft een depot<br />
bestaande uit zes bronzen voorwerpen uit de late onstijd, br te weten twee<br />
messen, twee kokerbijlen, een lanspunt en een versi erd voorwerp (Bosch,<br />
1980: pp.135-148). De voorwerpen dateren uit de e lat bronstijd (waarnemingsnr.<br />
300240, CAA-22FN-52). Met uitzondering n vade<br />
vondst van een<br />
stuk ijzeroer (waarnemingsnr. 457, CAA-nr. 22FN-4) zijn alle oppervlaktevondsten<br />
vuursteen artefacten. De meeste vondsten ateren d uit het<br />
Mesolithicum (waarnemingsnr. 300268, CAA-nr. 22FN-4 3; waarnemingsnr.<br />
300283, CAA-nr. 22FN-36; waarnemingsnr. 300290, CAA -nr. 22FN-44; waarnemingsnr.<br />
300291, CAA-nr. 22FN-45 en waarnemingsnr . 300277, CAA-nr.<br />
22FN-41). Twee vondsten hebben een datering van olithicum Mes tot Neolithicum<br />
(waarnemingsnr. 300236, CAA-nr. 22FN-51 en 00273, 3 CAA-nr.<br />
22FN-73). Een oppervlaktevondst van vuurstenen arte facten en zeven aardewerkfragmenten<br />
dateert uit het Mesolithicum tot de ijzertijd (waarnemingsnr.<br />
300295, CAA-nr. 22FN-49). Ten noordoosten van Schoo nebeek, ten zuiden<br />
van Amsterdamscheveld, is bij vervening hertenmest gevonden. De datering<br />
van de laag waarin de mest werd aangetroffen, is solithicum Me (waarnemingsnr.<br />
33732, CAA-nr. 22FN-1). Tot slot werden n aahet<br />
oppervlak vijf<br />
Paleolithische vuurstenen werktuigen aangetroffen waarnemingsnr. (<br />
300280,<br />
CAA-nr. 22FN-38).<br />
8.3 Historisch onderzoek<br />
Schoonebeek is sinds 1884 een zelfstandige gemeente . Daarvoor viel het dorp<br />
onder de gemeente Dalen. Na 1945 is er een groei n nieuwe va economische activiteiten,<br />
waardoor het dorp nu een belangrijke ntrumfunctie ce vervult.<br />
Schoonebeek komt voort uit het buurtschap Kerkeind. De weg van<br />
Coevorden naar Nieuw Schoonebeek en de Duitse grens liep door dit buurtschap.<br />
Het oorspronkelijke buurtschap groeide uit ot teen<br />
lintdorp, met aan<br />
de noordzijde van de weg voornamelijk boerderijen. Aan de zuidkant van de<br />
weg, grenzend aan het beekdal van het Schoonebeeker diep stonden voornamelijk<br />
woonhuizen, winkeltjes en kleine bedrijven. Debuurtschappen<br />
Westerse<br />
29
Bos, Oosterse Bos en Middendorp telden in 1947 same n met Schoonebeek 96<br />
woonhuizen en 149 boerderijen (De Jong, 1986: p.148 )<br />
’t Middendorp was als onderdeel van Schoonebeek van één de vier linten<br />
die op de lage smalle zandruggen tussen het kdal beeen<br />
het hoogveen<br />
lagen. Hier gold een recht van opstrek, dat verkave ling bepaalde, dat nu nog is<br />
terug te zien in het landschap.<br />
Vanuit de hoger gelegen gronden werd het vee geweid langs het<br />
Schoonebekerdiep. Vanwege de afstand werden daar allen stgebouwd,<br />
zodat<br />
het vee niet steeds terug naar de boerderij moest. Zo’n stal wordt een Bo genoemd<br />
en is karakteristiek voor het stroomdal van et hSchoonebekerdiep.<br />
Deze plaatsen zijn deels terug te vinden in het dschap lan (zie Figuur 4).<br />
In het veen bij Schoonebeek vond landbouw plaats de in vorm van<br />
randveenontginningen. Hierbij werd langs de randen van het veen grond bewerkt<br />
tot akkerland, waar vooral rogge werd verbouwd. Dit leidde tot lange<br />
smalle percelen. (De Jong 1986: p. 25/26). Ook werd er wel boekweit brandcultuur<br />
toegepast.<br />
8.3.1 Landschappelijk en ecologische effecten van e aardoliewinning<br />
d<br />
Bij de start van de oliewinning bestond Schoonebeek schematisch gezien uit<br />
twee ruimtes en een lijn. De Hoofdstraat (Europaweg ) liep over de zandrug.<br />
Ten zuiden hiervan lag het dal van het Schoonebeker diep, in het oosten, bij<br />
Nieuw Schoonebeek vrij smal, in het westen wat bred er. Dit dal stond vroeger<br />
regelmatig onder water, werd als weidegrond gebruik t, was boomloos en<br />
open. Ten noorden van de weg, die als duidelijke heiding sc diende, lag een<br />
grotendeels afgegraven hoogveenlandschap, met selend afwis grotere en kleinere<br />
ruimten, gescheiden door bosjes die opgeschoten waren op veenresten.<br />
In het westelijke deel werd zowel akkerbouw als vee teelt uitgeoefend,<br />
in het oostelijke deel vooral akkerbouw. Daarnaast waren er nog vele stukken<br />
woeste grond en vergraven en onvergraven hoogveen. In het noordoosten, bij<br />
Weiteveen, lag nog een uitgestrekt hoogveencomplex. (nu natuurgebied) In de<br />
periferie van de nederzettingen was het landschap leinschaliger, k door mensenhanden<br />
vormgeven en dorps aantrekkelijk. Met de komst van de<br />
boortorens van BPM/NAM, in onder meer het beekdal, veranderde dit.<br />
Schoonebeek zag er eerder industrieel, dan landelij k uit, wat nog versterkt<br />
werd door het lawaai. Boortorens stonden het in bee kdal van het Schoonebekerdiep<br />
en in de dorpenreeks en van Westerse bos t de to Duitse grens (De<br />
Jong, 1986: p. 151) Na een aantal jaren veranderde dit, omdat elke afgewerkte<br />
boortoren vervangen werd door een stangenpomp (ja-k nikker). Hiermee kreeg<br />
het landschap zijn karakteristieke aanzien. Verder verschenen er meetstations<br />
met grote olieverzameltanks. Deze werden ruim van eplanting b voorzien, net<br />
als de ruim driehonderd productielocaties, zodat in zeieder<br />
geval ’s zomers<br />
aan het zicht onttrokken waren.<br />
30
De oliewinning bracht zoals gezegd geluidshinder t me zich mee, maar ook<br />
bodem- en waterverontreiniging. Wat opgepompt werd was olie en zout water.<br />
Beide kunnen het milieu belasten. In het verle den zijn deze stoffen zonder<br />
twijfel in de omgeving terecht gekomen. Dieptepunt was de spuiter in 1976.<br />
Het verontreinigde gebied, 6500 vierkante meter wer d toen grondig gereinigd.<br />
8.3.2 Stedenbouwkundige ontwikkelingen<br />
De oliewinning heeft dus een grote invloed op de imtelijke ru ontwikkeling<br />
gehad. Maar ook in indirecte zin was er veel invloe d. De NAM legde veel Infrastructuur<br />
aan. Er verschenen wegen en woningen oor vpersoneel.<br />
Daarnaast<br />
was er ook een invloed op het agrarisch bedrijf.<br />
De door de NAM gestuurde uitbreiding van Schoonebee k vond aan de noordzijde<br />
van de weg plaats. Er verrezen vrijstaande ngalows, bu ‘twee onder een<br />
kap’ en rijtjeshuizen: tot dan toe nooit eerder in Schoonebeek gebouwde huizentypes.<br />
De huizen werden omgeven door veel groen en kregen een<br />
afwissellende rooilijn, om zo goed mogelijk in de estaande b situatie te passen.<br />
De oorspronkelijke lintbebouwing werd losgelaten en er vormden zich langs<br />
het lint concentraties van woningen, woonkernen. n Eeaantal<br />
boerderijen<br />
werd hierdoor van het land afgesneden. Deze boerder ijen verdwenen of kregen<br />
een andere bestemming. Het woningenbouwprogramm a van de NAM<br />
bestond uit 118 woningen en was in 1950 afgerond. r was E derhalve sprake<br />
van een eenmalige beïnvloeding, die echter, vanwege keuze voor bebouwing<br />
aan de noordzijde, wel de verdere ontwikkeling van Schoonebeek bepaalde.<br />
Schoonebeek is nu door die ontwikkelingen een komdo rp geworden,<br />
waarin het oorspronkelijke lint, nu Europaweg gehet en, overigens nog prominent<br />
aanwezig is. Het dorp kent een winkelcentrumen<br />
de bebouwing is<br />
zowel in zuidelijke als noordelijke richting toegen omen.<br />
8.3.3 Landbouwkundige ontwikkelingen<br />
De NAM legde in een strook van vijf kilometer breed te, dwars door de gemeente<br />
Schoonebeek, het totale productienetwerk . aan Wegen, pijpleidingen,<br />
boor- en productielocaties en meetstations. De wege n, totaal 130 km, reikten<br />
vaak tot ver in de landerijen, die daardoor beter ntsloten o werden. Dit maakte<br />
het mogelijk de akkerbouw-, veeteeltgebieden en hoogveengronden de<br />
beter<br />
te bereiken. Een betere akkerbouw, beweiding en bem esting werd hierdoor<br />
mogelijk. Werd er tot die tijd veelal rogge, haver, consumptie- en voeraardappelen<br />
verbouwd, nu ontstond er een grotere marktger ichtheid.<br />
Verschillende stukken hoogveen werden nog afgegrave n, waardoor er<br />
nieuwe landbouwgrond bijkwam (De Jong, 1986: p. 149 ). Dit versneld in cultuur<br />
brengen van de grond wordt als positief neven effect van de NAMactiviteiten<br />
gezien. Belangrijkste positieve effect is echter de huurvergoeding<br />
die boeren kregen voor het gebruik van hun land. t Di was een goede bron van<br />
inkomsten, die men graag wilde behouden. Hierdoor as wer<br />
een veel lagere<br />
grondmobiliteit dan elders. Dit was er mede de oorz aak van dat er geen ruil-<br />
31
verkaveling tot stand kwam, terwijl dat elders in Drenthe al lang het geval<br />
was. Tweede oorzaak hiervan was de wirwar aan kabel s en leidingen in de<br />
grond. Tenslotte was er nog veel onverveende grond die moeilijk tegen cultuurgrond<br />
geruild kon worden.<br />
Figuur 4. Oud-Schoonebeek vóór 1850. Duidelijk zijn de verkavelingen langs de oevers van<br />
stroompjes te zien, evenals de opstrekkende randverveningen. Rechtsonder toont de blokverkaveling<br />
de restanten van Boeën.<br />
32
8.4 Conclusies en advies<br />
De meeste vondsten in de omgeving van Schoonebeek ijn oppervlaktevond-<br />
z<br />
sten, of gedaan bij bouwwerkzaamheden. De dorpskern van Oud-<br />
Schoonebeek is een archeologisch monument uit de te La Middeleeuwen. In de<br />
directe omgeving van het dorp zijn sporen uit deze periode niet uit te sluiten,<br />
aangezien de Middeleeuwse mens niet alleen in het orp dzal<br />
hebben gewoond<br />
en waarschijnlijk akkers en wegen in de omgeving eft heaangelegd.<br />
Het veengebied<br />
ten noorden en oosten van Schoonebeek heeft alleen veenvondsten en<br />
dus toevalstreffers opgeleverd.<br />
Beekdalen en oeverwallen zijn van oudsher interes sante bewoningslocaties<br />
geweest sinds de prehistorie. Bewoningsspore n uit deze periode zijn in<br />
het gebied ten zuiden van het dorp Schoonebeek ook dan niet uit te sluiten.<br />
Dat blijkt uit de vondst van Paleolithische en Meso lithische vuurstenen artefacten<br />
in dit gebied.<br />
De goede bewoningsmogelijkheden van de oeverwalle n van het<br />
Schoonebeker Diep en de eerdere vondst van prehisto rische artefacten in het<br />
beekdal geven aanleiding voor het aanpassen van trefkans de op archeologische<br />
sporen in het gebied. De oeverwallen en de daaraan grenzende hogere zandgronden<br />
rondom Schoonebeek hebben tenminste een delhoge mid trefkans op<br />
archeologische waarden. Voor de overige delen kan e lage d trefkans op de<br />
IKAW gehandhaafd worden.<br />
Voordat er bodemingrepen mogen worden toegestaan in het beekdal<br />
en de zandgronden rond Schoonebeek, dient een Inven tariserend archeologisch<br />
Veldonderzoek (IVO) te worden uitgevoerd om e dmate<br />
van gaafheid<br />
van het bodemprofiel te bepalen. De kans is groot at dde<br />
bodem plaatselijk<br />
ernstig verstoord is door de in het verleden uitgev oerde grondwerkzaamheden<br />
van met name de NAM. Voor het bij het IVO horende bureauonderzoek<br />
dient dan ook gebruik gemaakt te worden van de ontg rondingskaarten en de<br />
AHN.<br />
9 Nieuw-Schoonebeek<br />
9.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie<br />
Rond Nieuw-Schoonebeek bestaat de bodem grotendeels uit veengronden. In<br />
het noorden van het gebied komt een madeveengrond et mveenmosveen<br />
voor<br />
(classificatie bodemkaart aVs met grondwatertrap I: gemiddelde II hoogste<br />
grondwaterstand minder dan 40 cm en gemiddelde ste laaggrondwaterstand<br />
tussen 80 en 120 cm beneden het maaiveld). In het estelijk w deel van het gebied,<br />
grenzend aan de zandgronden van Schoonebeek, liggen veengronden met<br />
veenkoloniaal dek en zand met humuspodzol binnen 0 12 cm onder het maaiveld<br />
(iVp), moerige podzolgronden met veenkoloniaal dek en moerige<br />
tussenlaag (iWp) en madeveengronden met zeggeveen aVc). ( De Europaweg,<br />
die van Schoonebeek naar Nieuw-Schoonebeek loopt, ligt op een zandrug. De<br />
bodem bestaat hier uit een moerige podzolgrond met humushoudend zanddek<br />
33
en moerige tussenlaag (zWp met grondwatertrap V: middelde ge hoogste<br />
grondwaterstand minder dan 40 cm en gemiddelde ste laaggrondwaterstand<br />
meer dan 120 cm onder het maaiveld). Ten zuiden van de weg, tegen de Duitse<br />
grens, komen vlierveengronden voor met (riet)zeggev een of broekveen en met<br />
zand zonder humuspodzol binnen 120 cm onder het maa iveld (classificaties<br />
bodemkaart respectievelijk Vc en Vz).<br />
Het gebied heeft een grotendeels lage trefkans archeologische op waarden<br />
op de IKAW. Alleen de zandrug langs de Europawe g heeft een<br />
middelhoge trefkans op de IKAW.<br />
9.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />
De meeste vondsten in de omgeving van Nieuw-Schoone beek zijn afkomstig<br />
van de zandrug waarop de Europaweg loopt. Direct n te westen van de bebouwing<br />
van Nieuw-Schoonebeek zijn langs de weg veldverkenningen<br />
uit<br />
twee dicht bijeen liggende Mesolithische vuursteenv indplaatsen bekend (waarnemingsnr.<br />
33789, CAA-nr. 23AN-2 en waarnemingsnr. 302148, CAA-nr.<br />
23AN-10). Verder naar het westen langs de weg, hoogte ter van Koelveen, is<br />
een Fels-Rechteckbeil gevonden. Het betreft een oppervlaktevondst met n ee datering<br />
in het Neolithicum tot de bronstijd (waarnemingsnr. 33731, CAA-nr.<br />
22FN-2). Ten noordoosten van Nieuw-Schoonebeek, ten zuiden van het Bargerveen<br />
zijn twee vondstlocaties van vuurstenen efacten art bekend. Het gaat<br />
ook hier om Mesolithische vondsten die bij veldverk enningen zijn aangetroffen<br />
(waarnemingsnr. 302149, CAA-nr. 23AN-11 en waar nemingsnr. 302150,<br />
CAA-nr. 23AN-11).<br />
9.3 Historisch onderzoek<br />
Het huidige Weiteveen heette vroeger Nieuw-Schooneb ekerveld. Weiteveen is<br />
in 1954 onstaan door het samenvoegen van de twee dere, ou kleinere dorpen<br />
Amsterdamscheveld en Schoonebekerveld. De naam ijst verwnaar<br />
de boekweitcultuur.<br />
9.4 Conclusies en advies<br />
Voor de veengronden rond Nieuw-Schoonebeek geldt tzelfde he als voor de<br />
oostelijke veengronden in de <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong>. De dsten von afkomstig uit<br />
het veen, gedaan bij het ontginnen of bouwwerkzaamh eden zijn toevalstreffers.<br />
De uitzondering hierop wordt gevormd door de vondsten langs de<br />
Europaweg. Deze weg volgt een dekzandrug die ideale bewoningslocaties<br />
moet hebben geboden in de prehistorie. De locaties Mesolithische vuursteenvondsten<br />
ten noordoosten van Nieuw-Schoonebeek, zuiden ten van het<br />
Amsterdamsche Veld, vallen samen met de aanwezighei d van een gepodzoleerde<br />
dekzandkop onder het veen in dit gebied. Bov endien liggen de locaties<br />
van de Mesolithische artefacten zeer dicht bij de n Deelgebied i I genoemde opgegraven<br />
nederzetting uit dezelfde tijd. Op dergeli jke locaties kan de<br />
aanwezigheid van archeologische sporen uit deze andere en perioden dan ook<br />
34
niet worden uitgesloten. Een gedegen bestudering n het va AHN op een schaal<br />
die klein genoeg is, kan informatie geven over de anwezigheid a van dergelijke<br />
koppen in het terrein.<br />
Geadviseerd wordt in het gebied rond de Europaweg en het gebied ten<br />
noorden van Middendorp (ten noordoosten van Nieuw-S choonebeek) tot aan<br />
de Duitse grens voorafgaand aan bodemverstoringen nventariserende I archeologische<br />
Veldonderzoeken (IVO’s) te laten uitvoeren door een daartoe<br />
gecertificeerd archeologisch bedrijf. Voor het over ige veengebied kan met een<br />
gedetailleerd bureauonderzoek worden volstaan. Voor de gebieden waarvoor<br />
IVO’s geadviseerd worden geldt dat ze een middelhog e trefkans op archeologische<br />
waarden hebben. Dat betekent een uitbreiding an vhet<br />
gebied met een<br />
middelhoge trefkans ten opzichte van de IKAW in het oosten van Deelgebied<br />
II. Voor de rest van het Deelgebied kan de lage wachting ver gehandhaafd blijven.<br />
10 Zandpol en Nieuw-Amsterdam<br />
10.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie<br />
Nieuw-Amsterdam en Zandpol bevinden zich op een dek zandrug en –welving<br />
zonder grondmorene en premorenaal zand binnen 120 m onder c het maaiveld<br />
(classificatie Fysisch Geografische Kaart van Drent he Nr1 en Nw1). De bodem<br />
op deze dekzandrug bestaat uit een veldpodzol et mleemarm<br />
en zwak<br />
lemig fijn zand (classificatie bodemkaart Hn21 met grondwatertrap VI/VII:<br />
gemiddelde hoogste grondwaterstand respectievelijk tussen 40 en 80 en meer<br />
dan 80 cm beneden het maaiveld en gemiddelde laagst e grondwaterstand meer<br />
dan 120 cm beneden het maaiveld). De dekzandrug ft hee een hoge trefkans op<br />
archeologische waarden op de IKAW. Het omliggende ebied g heeft een middelhoge<br />
trefkans.<br />
10.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />
Uit het gebied rond Zandpol en Nieuw-Amsterdam zijnslechts<br />
twee meldingen<br />
bekend in ARCHIS. Het betreft een olifantenkies met onbekende datering<br />
in de buurt van Zandpol (waarnemingsnr. 300242, CAA -nr. 22FN-59) en een<br />
oppervlaktevondst van een Fels-Ovalbeil uit het Midden- tot Laat-Neolithicum<br />
bij Nieuw-Amsterdam (waarnemingsnr. 300237, CAA-nr. 22FN-55).<br />
10.3 Historisch onderzoek<br />
10.3.1 Nieuw Amsterdam<br />
Met de aankoop van gronden door de Drentse Landontg inning Maatschappij<br />
(DLM) in 1851 en de bouw van de eerste woningen 1852 in begint de<br />
geschiedenis van Nieuw Amsterdam (www.home.planet/~ post9673/nieuwamsterdam).<br />
Deze woningen werden gebouwd op het st mee geschikte deel van<br />
het Amsterdamse Veld, de westkant, waar de veldgron den overgingen in de<br />
35
veengronden. Op deze plaats begon ook de vervening (Gerding 1989: p. 141).<br />
Omdat vervenen een zich verplaatsend bedrijf is, ren wade<br />
bewuste woningen<br />
aan de 4e weg voor 1870 alweer verdwenen. Definitie ve nederzettingen ontstaan<br />
pas als het veen verdwenen is en de inrichtin g als landbouwgebied<br />
begint. Het daadwerkelijk graven en afvoeren van en vestartte<br />
in 1860 waarbij<br />
ook de eerste permanente woningen gebouwd worden.<br />
10.4 Conclusies en advies<br />
Tussen Nieuw-Amsterdam en Zandpol ligt een hoge dek zandrug. Hoewel er<br />
uit het gebied relatief weinig vondsten bekend zijn , is de verwachting dat op<br />
en direct naast deze rug archeologische (bewonings) sporen uit de prehistorie te<br />
verwachten zijn. Het gebied heeft een hoge (hoogste deel van de rug) tot middelhoge<br />
(gebied direct om de zandrug heen) trefkans op archeologische<br />
waarden op de IKAW. Deze trefkans kan gehandhaafd lijven. b Indien in dit<br />
gebied grondwerkzaamheden gepland worden, dient st eer een IVO uitgevoerd<br />
te worden.<br />
36
11 Conclusies en advies Deelgebied II<br />
Voor Deelgebied II gelden ten dele dezelfde algemen e conclusies als voor<br />
Deelgebied I. In het veengebied zijn de locaties n archeologische va<br />
sporen vaak<br />
moeilijk te voorspellen, maar hogere delen van het landschap zijn interessant<br />
geweest voor prehistorische bewoning.<br />
De bestudering van een gedetailleerde AHN is cruci aal. Bevindingen<br />
kunnen met enkele verificatieboringen gestaafd word en. Terreinen waarin<br />
zich geen zandopduikingen bevinden, hebben een bedu idend kleinere trefkans<br />
op de aanwezigheid van onverstoorde archeologische grondsporen dan terreinen<br />
waarin zich zandkoppen of -ruggen bevinden. De aanwezigheid van<br />
depotvondsten of votiefgaven in dergelijke terreine n is niet uit te sluiten, maar<br />
dergelijke archeologische resten zijn met inventari serend booronderzoek niet<br />
op te sporen. In deze gebieden is het uitvoeren van eventuele bodemingrepen<br />
in het (rest)veen onder archeologische begeleiding wenselijk.<br />
Voor de zandgronden rond Schoonebeek, het beekdal en de oevers van<br />
het Schoonebeker Diep en het gebied met zandkoppen en –ruggen bij Nieuw-<br />
Schoonebeek geldt dat de aanwezigheid van archeolog ische (bewonings)sporen<br />
niet uit te sluiten en zelfs te verwachten is. In eze d gebieden moet voorafgaand<br />
aan plannen tot bodemverstoring een IVO uitgevoerd worden.<br />
Voor de overige gebieden kan worden volstaan met en egedetailleerd<br />
bureauonderzoek.<br />
Op Kaart V is te zien dat er historische activitei ten zijn geweest op veel<br />
plaatsen waar ook al in de prehistorie activiteit as. w Deze gebieden zijn dus al<br />
lang min of meer continu in gebruik. Daarnaast zijner<br />
enkele oude<br />
(veen)wegen aangetroffen. Door de vervening zijn meeste de oudere structuren<br />
echter verdwenen. In het zuidwestelijk deel volgen de wegen oude tracés en is<br />
de structuur van de hooilanden langs het Schoonebek erdiep terug te vinden.<br />
Door de komst van de NAM is Schoonebeek getransform eerd tot een komdorp.<br />
37
[hier nog invoegen totaalkaart <strong>Emmen</strong>DeelII – zie fi le <strong>Emmen</strong>DeelII.pdf]<br />
Kaart V. Archelogische vondsten en ruimtelijk historische elementen Deelgebied II. De kaart is<br />
noordgericht.<br />
38
III Deelgebied III: de bebouwing van en rond <strong>Emmen</strong><br />
12 Inleiding<br />
12.1 Archeologie<br />
De bodem rond <strong>Emmen</strong> bestaat uit hoge zandgronden een op keileemrug: de<br />
Hondsrug.<br />
De verwerkte gegevens van ARCHIS en andere (histor ische) bronnen<br />
worden per subdeelgebied per dichtstbijzijnde plaat snaam vermeld<br />
(zie Kaart VI).<br />
12.2 Historie<br />
Het zandgebied van <strong>Emmen</strong> is vanaf het Neolithicum ewoond. b <strong>Emmen</strong> als<br />
kern is van oorsprong een esdorp. Deze essen zijn ude oakkercomplexen,<br />
die<br />
met plaggen en potstalmest werden bemest. Vanaf Late de Middeleeuwen<br />
werden de essen ook bemest met minerale plaggen zand. met Als gevolg van<br />
deze eeuwenlange bemesting met zandhoudende plaggen mest kregen de essen<br />
in de loop der tijd een steeds dikkere zwarte boven grond en daardoor ook een<br />
steeds bollere ligging in het landschap (Spek, 2004 : p. 656).<br />
Het is opvallend hoe de verschillende historische eriodes p in het landschap<br />
van <strong>Emmen</strong> zichtbaar zijn. Er zijn elementen it ude<br />
prehistorie<br />
waaronder hunebedden en grafheuvels en uit de Midde leeuwen zien we oude<br />
wegen. Uit de periode daarna dateren de wendakkerru ggen en de essen en van<br />
de Nieuwe Tijd (na 1850) dateren de schaalvergrotin g en het Oranjekanaal.<br />
(<strong>Emmen</strong> in het perspectief van de es: p. 40)<br />
13 Ten noorden van <strong>Emmen</strong>: Weerdinge en het Valtherbosch<br />
13.1 Bodem en verwachtingskaart<br />
<strong>Emmen</strong> en de omliggende dorpen liggen hoger dan de verige o delen van de<br />
gemeente. <strong>Emmen</strong> ligt op een van noord naar zuid ende lop heuvelrug, mogelijk<br />
ontstaan door tektonische beweging en waarschijnlij k door landijs beïnvloed<br />
(classificatie Geomorfologische Kaart van Nederland 1:50000 10B1). De<br />
heuvelrug van <strong>Emmen</strong> maakt deel uit van een groter omplex c van hoge<br />
zandruggen, alle mogelijk ontstaan door tektonische beweging en waarschijnlijk<br />
beïnvloed landijs (4K1). Het grootste gedeelte van de bebouwing van <strong>Emmen</strong> en<br />
de aanliggende dorpen ligt op een gedeelte van ug de dat r bedekt is met dekzand<br />
(4K2). Ten zuidoosten van <strong>Emmen</strong> is de rug bedekt t me ten dele afgegraven<br />
veen (4K3).<br />
39
13.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />
In het ten noorden van de bebouwing van <strong>Emmen</strong> geleg en Valtherbosch<br />
bevindt zich een groot aantal archeologisch waardev olle terreinen. Het betreft<br />
grafheuvels en urnenvelden uit het Neolithicum tot de ijzertijd. In bijna alle<br />
gevallen gaat het om een terrein met één grafheuvel (CMA-nrs. 8619, 8640,<br />
8641, 8644, 8654, 8655, 8656, 9621, 9624, 9625, 6 en 9629692),<br />
waarvan negen<br />
exemplaren een beschermde status hebben (CMA_nrs. 99, 4504,<br />
1618, 2066,<br />
8652, 9627, 9693, 9694 en 9695).<br />
Voor twee van de terreinen geldt dat er meerdere euvels h bij elkaar liggen,<br />
te weten zeven en 29 heuvels (CMA-nrs. respectievel ijk 503 en 498). Beide<br />
terreinen hebben een beschermde status. Op twee chermde bes terreinen is naast<br />
grafheuvels een urnenveld aanwezig (CMA-nrs. 9622 n 9623). e Een beschermd<br />
terrein betreft een urnenveld zonder grafheuvels MA-nr. (C 507). Binnen de<br />
begrenzing van het Valtherbosch liggen vier hunebed den. Het betreft de<br />
nummers D37A (CMA-nr. 501, CAA-nr. 239087), D38, D3 9, D39a en D40<br />
(CMA-nr. 8653, CAA-nr. 16992).<br />
Hunebedden zijn gebouwd door de Neolithische boere n van de<br />
Trechterbeker (TRB) cultuur. Ze deden dienst als afkamer, gr maar ook als<br />
markeringspunten in het landschap en zijn derhalve verspreid over de hogere<br />
delen in het landschap. In het geval van Drenthe dat is met name de Hondsrug.<br />
Hunebed D37A is in 1837 opgegraven en sindsdien eel gehvernield.<br />
In 1925<br />
werd nog een poging tot onderzoek gedaan door Van iffen, G maar de<br />
grafkelder bleek dusdanig vergraven dat er geen ttegrond pla meer te<br />
reconstrueren was. Ook D39A is geheel vernield (CAA -nr. 34872). Hunebed<br />
D38 is nooit wetenschappelijk onderzocht. De dekheu vel van hunebed D39<br />
bestaat uit twee fasen waarvan de eerste dateert t de uitijd<br />
van de TRB en de<br />
latere uit het Laat-Neolithicum (2850 tot 2000 vC) of de bronstijd (2000 tot 800<br />
vC). D40 lijkt slechts in de vroege TRB-tijd in geb ruik te zijn geweest. D38,<br />
D39 en D40 vormen een trio (Van Ginkel et al., 1999 : pp. 184-197).<br />
In het CAA is een melding aanwezig van een verdwen en hunebed, D45b<br />
(CAA-nr. 16924). De overige vondstmeldingen in het CAA betreffen<br />
voornamelijk vondsten die gedaan zijn in en bij de grafheuvels en hunebedden.<br />
In de meeste gevallen gaat het om vuurstenen artefa cten en<br />
aardewerkfragmenten. Voor een specifieke beschrijvi ng van alle meldingen<br />
wordt verwezen naar de Tabel behorend bij Deelgebie d III.<br />
Ten noordwesten van Weerdinge, op de Kamperesch, ijn z<br />
bewoningssporen aangetroffen uit de TRB- en Klokbek erperiode. Mogelijk<br />
dateren enkele van de sporen uit het Mesolithicum CMA-nr. ( 9585). Nabij de<br />
Kamperesch is een tweetal raatakkercomplexen, zogen aamde Celtic Fields ,<br />
bekend (CMA-nrs. 9637 en 14317). Deze akkerbouwcomp lexen dateren uit de<br />
ijzertijd tot de Romeinse tijd. Ten westen en ooste n van de dorpskern<br />
Weerdinge zijn bewoningssporen aanwezig (CMA-nrs. 587 9 en 9586). De<br />
sporen ten westen van het dorp dateren uit de ijzer tijd, de sporen aan de andere<br />
kant, op de Russchenlanden, hebben een begindaterin g in de bronstijd en lopen<br />
40
mogelijk door tot in de ijzertijd. Ook hier zijn raatakkercomplexen gevonden<br />
(CAA-nrs. 1193, 1198 tot en met 1201 en 1204). Ten noordwesten van het dorp,<br />
langs de weg naar de Kamperesch, is een aantal stenen vuur artefacten en<br />
aardewerkfragmenten gevonden. De datering van de ndplaats vi is Mesolithicum<br />
tot Midden-Neolithicum (CMA-nr. 14321). Ten zuidwes ten van de dorpskern<br />
zijn bewoningssporen waargenomen uit het Neolithicu m tot de vroege<br />
bronstijd (CMA-nr. 14393). De dorpskern van Weerdin ge zelf tenslotte,<br />
daterend uit de Middeleeuwen, is een terrein van ge hoarcheologische<br />
waarde<br />
(CMA-nr. 14503).<br />
Alle terreinen zijn opgenomen in de Tabel (in de ijlage) b behorend bij<br />
Deelgebied III.<br />
13.3 Historisch onderzoek<br />
Weerdinge was in het begin van de 19e eeuw nog edig voll agrarisch. Rond<br />
1800 woonden er 117 mensen. Alle 32 werkzame mensen waren boer, boerenzoon,<br />
keuter of boerenknecht. De huizen waren gecon centreerd in de<br />
dorpskern aan de rand van de essen dichtbij de nlanden groe langs het Weerdinger<br />
Diep, waar het vee graasde, de zgn. broeklan den. Ten noordwesten van<br />
de es lag het veld waar de schapen graasden. Ten orden no van het dorp lag het<br />
Weerdinger Holt, dat als productiebos dienst deed. Dit is goed te zien op het<br />
kaartje van Hottinger (Figuur 5). Hierdoor zijn de bossen geleidelijk verdwenen.<br />
In de jaren 1930 zijn er echter weer nieuwe ssen bo aangeplant. Weerdinge<br />
is een brinkdorp met essen te midden van houtwallen . Al voor 1900 ontwikkelde<br />
Weerdinge zich, onder invloed van de vervenin gen, van een boerendorp<br />
tot een dorp met veel middenstand. Na de verveninge n trokken veel mensen<br />
weer weg en momenteel wonen er ongeveer 700 mensen.<br />
41
Figuur 5. Fragment van de Hottingerkaart (1773-1794); van noord naar zuid de scherpe<br />
scheiding van zand en veen. Op het zand de Weerdinger es (geel), in het veen de natte<br />
broeklanden langs het begin van de Weerdingerdijk (groen).<br />
13.4 Conclusies en advies<br />
Het Valtherbosch (en de directe omgeving ervan) archeologisch is een zeer rijk<br />
gebied. Er zijn binnen de grenzen van het Valtherbo sch vier hunebedden<br />
bekend. Daarnaast is uit het gebied en rond Weerdin ge een groot aantal<br />
vondsten gemeld. Sporen van bewoning komen voor af vantenminste<br />
het<br />
Neolithicum tot aan de ijzertijd, waarbij de laatst genoemde periode vooral<br />
gekenmerkt wordt door de raatakkercomplexen of zoge naamde Celtic Fields .<br />
Grote delen van het Valtherbosch en omgeving zijn enoemd b tot terreinen van<br />
archeologische waarde en in veel gevallen betreft et beschermde h archeologische<br />
monumenten. De hoge trefkans op archeologische waar den kan voor dit gebied<br />
gehandhaafd worden.<br />
Geadviseerd wordt om in dit deel van de gemeente men Em zo veel mogelijk<br />
van bodemverstorende activiteiten af te zien. Indie n dergelijke werkzaamheden<br />
toch gepland worden, dient op de planlocatie een arderend wa archeologisch<br />
veldonderzoek te worden uitgevoerd, voorafgegaan or doeen<br />
gedetailleerd<br />
bureauonderzoek met raadpleging van de AHN en ontgr ondingskaarten,<br />
specifiek voor de planlocatie.<br />
42
14 De bebouwing van <strong>Emmen</strong> en de Emmerdennen<br />
14.1 Bodem en verwachtingskaart<br />
De in <strong>Emmen</strong> gelegen Emmerdennen en het ten westen an vde<br />
stad gelegen<br />
Noordbarger Bosch bestaan uit hoge en lage landduin en met bijbehorende<br />
vlakten en laagten (12C2 en 4L8). In de Emmerdennen liggen enkele laagtes<br />
zonder randwal (3N5). De bodem in en rond <strong>Emmen</strong> bes taat uit podzolen. De<br />
heuvelrug waarop de stad ligt, bestaat uit een loop odzol, een kamppodzol en<br />
een veldpodzol, alle met lemig fijn zand en plaatse lijk met keileem beginnend<br />
op 40 tot 120 cm beneden het maaiveld en tenminste 20 cm dik (classificaties<br />
bodemkaart respectievelijk cY23 x, cHd21 en Hn23x met grondwatertrappen V<br />
tot en met VII: gemiddelde hoogste grondwaterstand respectievelijk minder dan<br />
40, tussen 40 en 80 en meer dan 80 cm onder het iveld maaen<br />
gemiddelde laagste<br />
grondwaterstand meer dan 120 cm beneden het maaivel d). In de Emmerdennen<br />
bestaat de bodem uit een gecombineerde vlak- en nvaaggrond dui met keileem<br />
(Zn/Zd21x).<br />
14.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />
In de Emmerdennen, in het noordoosten van de stad mmen, E ligt het restant<br />
van hunebed D45 (CMA-nr. 514, CAA-nr. 16968). Ten osten o daarvan, in de<br />
bebouwing van de wijk Emmerhout, liggen nog twee rnielde ve hunebedden<br />
(CMA-nrs. 512 en 513). In alle drie gevallen betref t het terreinen van zeer hoge<br />
archeologische waarde met een beschermde status. Emmerhout In zijn twee<br />
grafheuvels aangetroffen uit het Neolithicum tot de ijzertijd (CAA-nrs. 302479<br />
en 302478). Uit de midden- tot late bronstijd is n ee huisplattegrond van het type<br />
Elp bekend (CAA-nr. 16966). In de Emmerdennen ligt daarnaast een tweetal<br />
grafheuvels uit het Neolithicum tot de ijzertijd (CMA-nrs. 9697 en 9698). Ook<br />
dit zijn beschermde terreinen met een zeer hoge heologische arc waarde. Direct<br />
ten noorden van de Emmerdennen, in het Emmerbosch, bevindt zich ook een<br />
beschermde grafheuvel met een zeer hoge archeologis che waarde, daterend uit<br />
het Neolithicum tot de bronstijd (CMA-nr. 9685).<br />
In de wijk Angelslo, ten zuiden van Emmerhout, zij n twee hunebedden<br />
aanwezig: D46 en D47 (CAA-nrs. 16983 en 16984). de Bei liggen inmiddels<br />
midden tussen de bebouwing en zijn gerestaureerd an (VGinkel<br />
et al., 1999: p.<br />
188). In de wijk Angelslo zijn daarnaast grafheuvel s aanwezig uit de bronstijd<br />
(CAA-nrs. 16981, 16978, 16977 en 16972) en een veld grafuit<br />
het Midden- tot<br />
Laat-Neolithicum (CAA-nr. 16971). De overige vondst en betreffen<br />
oppervlaktevondsten van met name vuurstenen artefac ten (zie Tabel bij<br />
Deelgebied III in de bijlage).<br />
In het zuiden van <strong>Emmen</strong>, in de wijk Emmermeer is n eegrafheuvel<br />
gevonden<br />
met daarin een boomkistgraf. Bij de begraving zijn aardewerk en stenen<br />
aangetroffen. De datering ligt in de bronstijd. (CAA-nr. 302458). Daarnaast zijn<br />
twee andere grafheuvels daterend uit het Neolithicu m tot de ijzertijd bekend uit<br />
43
de wijk (CAA-nrs. 302477 en 302492). In de wijk De Weiert in het centrum is<br />
een nederzettingsterrein met huisplattegronden en utkommen h opgegraven<br />
(CAA-nrs. 47573 en 238113). De nederzetting heeft en ebegindatering<br />
in het<br />
Paleolithicum, maar er zijn ook sporen uit veel jon gere perioden aangetroffen.<br />
Onder de bebouwing van het centrum van <strong>Emmen</strong> bevin den zich<br />
terreinen van archeologische waarde. Het betreft woningssporen be<br />
uit het<br />
Paleolithicum tot de ijzertijd, waaronder grondspor en, haardkuilen, vuursteen<br />
artefacten en aardewerkfragmenten (CMA-nrs. 9686, 687 9 en 9690). De<br />
voornaamste vondstcategorie in de CAA-meldingen die is van de vuurstenen<br />
artefacten, gevolgd door Neolithisch aardewerk. Daa rnaast zijn er<br />
oppervlaktevondsten gedaan uit de Romeinse tijd Middeleeuwen. en<br />
Langs de<br />
Weerdingerstraat in het centrum van <strong>Emmen</strong> staat een kerk met bijbehorende<br />
waterput met een begindatering in de Middeleeuwen. Voor een precieze<br />
beschrijving van alle vondstmeldingen in dit gebied wordt verwezen naar de<br />
Tabel van Deelgebied III.<br />
14.3 Eerder onderzoek<br />
In plangebied Klokkenslag nabij de Noordbarger es s door i ARC bv een<br />
archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Op het terrein was een esdek<br />
aanwezig. De vlakken zijn direct onder het esdek ngelegd. aa In de eerste<br />
proefsleuf zijn twee paalgaten aangetroffen, in tweede de één. De bodem in de<br />
tweede sleuf bleek grotendeels te zijn verstoord. n geen I van beide putten zijn<br />
vondsten gedaan (De Wit & Tuinstra, 2003).<br />
Ten zuidoosten van <strong>Emmen</strong>, tussen de wijk Angelslo en het voormalige<br />
Bargermeer heeft ARC bv in een plangebied van ongev eer vijf hectare een IVO<br />
verricht. Het onderzochte gebied heeft een grotende els intact podzolprofiel.<br />
Tijdens het veldonderzoek is een vuurstenen afslag gevonden. Er is een<br />
vervolgonderzoek door middel van proefsleuven geadv iseerd (De Roller, 2003).<br />
Dat onderzoek is in 2005 uitgevoerd door ARC. Er jn zi zeven noordzuidgerichte<br />
proefsleuven aangelegd. In de meeste an de v proefsleuven, met<br />
uitzondering van sleueven 4 en 5, zijn sporen van enselijke m activiteiten<br />
aangetroffen. De sporen dateren waarschijnlijk uit de late bronstijd en bestaan<br />
onder andere uit een deel van een huisplattegrond n enkele e andere<br />
(afval)kuilen. ARC adviseert het bodemarchief in tu site<br />
bewaren en als dat niet<br />
mogelijk is, om op het terrein een Definitief Archeologisch Onderzoek (DAO)<br />
uit te laten voeren (Blom, 2005).<br />
In het zuiden van <strong>Emmen</strong> is een aantal onderzoeken verricht voor de<br />
woonwijk Delftlanden. In eerste instantie is een ldonderzoek ve uitgevoerd<br />
waarbij attentiegebieden zijn aangewezen. Grote en del van het gebied bleken te<br />
zijn vergraven (Bijl & De Wit, 2001). Daarop volgen d is in het noordelijke deel<br />
van het plangebied een veldonderzoek door middel n va grondboringen en een<br />
veldkartering verricht. De bodem in dit gebied is eels d intact. Aan het<br />
oppervlak zijn enkele vuurstenen artefacten en een scherf aardewerk<br />
aangetroffen. Daarnaast is een onderzoek gedaan r een naa mogelijke pingo-<br />
44
uïne 1 in het plangebied. Het veengat bleek een pingo-ruï ne te zijn, maar<br />
bevond zich niet in intacte staat (De Roller, 2003a en 2003b).<br />
Aan de noordoostkant van <strong>Emmen</strong>, ten noorden van de woonwijk<br />
Emmerhout is vier hectare grond onderzocht op arche ologische waarden door<br />
ARC bv. De bodem bleek ter plaatse grotendeels vers toord en/of vergraven te<br />
zijn. Er zijn geen archeologische indicatoren aange troffen (De Roller, 2003).<br />
Ten westen van <strong>Emmen</strong>, aan Frieslandweg, nabij de mmeres, E is een tot<br />
opgraving uitgebreid proefsleuvenonderzoek uitgevoe rd door ARC bv. In<br />
eerste instantie is een booronderzoek verricht om e dmeest<br />
kansrijke locaties<br />
binnen het plangebied op te sporen. Vervolgens zijn zeven proefsleuven<br />
aangelegd. Daar waar sporen werden gevonden, zijn e proefsleuven d uitgebreid.<br />
Er zijn aan de Frieslandweg mogelijk drie, maar minste ten twee<br />
huisplattegronden gevonden. Daarnaast werden vier utkommen, h een spieker<br />
(opslaggebouwtje), vijf waterkuilen en een grote eveelheid ho greppels<br />
aangetroffen. De sporen zijn geïnterpreteerd als komstig af van een kleine<br />
boerennederzetting, daterend in de 2e tot 3e eeuw C (De n Wit, 2000). De kans<br />
is groot dat er zich in de omgeving van het onderzo chte terrein nog meer<br />
sporen in de bodem bevinden.<br />
14.4 Historisch onderzoek<br />
14.4.1 Het Noordeind<br />
Het Noordeind is één van de oudste delen van <strong>Emmen</strong>, waarschijnlijk ontstaan<br />
in de 7e eeuw. In de 2e tot en met de 6e eeuw woonde men hier aan de<br />
rand van de huidige es. Tijdens de 7e tot en met 9e deeeuw<br />
lag Het Noordeind<br />
op de plek van het huidige Noorderplein. Hier in de buurt ligt ook de<br />
uit de 9e eeuw daterende kerk. Rond 1900 bestond mmen E nog steeds alleen<br />
maar uit het Noordeind. Hier stonden eeuwenoude boe rderijen. Geleidelijk<br />
kwamen er winkeltjes en bedrijven tussen de boerder ijen. Van het oude<br />
Noordeind is nu weinig over. Alleen aan de Langgraf weg bevinden zich nog<br />
gerestaureerde boerderijen, een oude schuur en oude bomen. Het oude Noordeind<br />
hield op te bestaan door de aanleg van de slandweg Frie en de Hondsrugweg.<br />
De naam Haagjesweg verwijst overigens naar twallen hou ter omheining<br />
van akkers de es. Het Noordeind zag er in de jaren vijftig uit zoals Westenesch<br />
nu, met veel bomen en oude boerderijen. Bij het reken afb van het oude Noordeind<br />
werden muren en een oude waterput gevonden. www.Historisch-<br />
(<br />
<strong>Emmen</strong>.nl)<br />
In 1789 woonden er in <strong>Emmen</strong> 261 mensen in 63 woning en. Daarmee<br />
was <strong>Emmen</strong> ongeveer even groot als Noordbarge. Slech ts 47% van de mensen<br />
werkte toen in de landbouw. De boerderijen waren latief re klein. De am-<br />
1 Een pingo-ruïne is het overblijfsel van een pingo, oftewel een ijskernheuvel. Door de<br />
aanvoer van ondergronds water in periglaciale omstandigheden vormt zich een ijskern die<br />
de bodengrond omhoog drukt. Wanneer het ijs smelt, zakt de bult in en vormt een meertje<br />
met een hogere rand er om heen. In het meertje kan veenvorming plaatsvinden. De<br />
ringwallen van pingoruïnes zijn ideale bewoningslocaties geweest in de steentijd.<br />
45
achtslieden en –knechten vormen een groep van 33% van de beroepsbevolking.<br />
<strong>Emmen</strong> was het centrum van het kerspel, met kerk, de de school, de<br />
predikant, de schoolmeester en de schulte. Door regelmatige het samenkomen<br />
in de kerk, was het ook een ontmoetingsplaats en rd weer<br />
handel gedreven.<br />
(Gerding, 1989: 52)<br />
14.4.2 Emmermeer<br />
Emmermeer is één van de oudste woonwijken van <strong>Emmen</strong> . Gelegen ten<br />
noorden van de kern, moest deze wijk in de woningbe hoefte na de Tweede<br />
Wereldoorlog voorzien. Voor het eerst werden hier lats f en rijtjeswoningen in<br />
<strong>Emmen</strong> gebouwd. Naar het westen had de wijk een wijd s uitzicht over de es,<br />
in het noorden en oosten lagen bossen. Al rond 1948 woonden er mensen in<br />
de kleine concentraties Meerveld en Bargermeer. sen Tus1950<br />
en 1960 groeide<br />
wijk uit tot 10.000 inwoners.<br />
Oorspronkelijk lag op de plek van de wijk tot 1857 een meer van ca. 40<br />
hectare. Dit was gelegen tussen de Haddersstraat, alstraat, W Meerstraat en<br />
Warmeerweg. Het meer was zo ondiep dat de boeren or vo het wassen van de<br />
schapen uitweken naar het zandmeertje in de Emmerde nnen. De omvang van<br />
het meer varieerde enorm met de hoeveelheid neersla g. Toen de aanleg van het<br />
Oranjekanaal in1857 <strong>Emmen</strong> bereikte, liep het meer eeg. l Het gebied bleef<br />
eerst drassig, later werden de laagste delen met nd za opgevuld. Hierdoor ontstonden<br />
nieuwe landbouwgronden, de zogenaamde kampe n (zo komt<br />
Nijkampen aan zijn naam). De meeste wegen in het bied ge ontstonden rond<br />
1900. Het noordelijk deel van de Warmeerweg is echt er veel ouder en kwam<br />
oorspronkelijk op het meer uit. De wijk heeft vanwege de lage ligging meermalen<br />
wateroverlast gehad (www.Historisch-<strong>Emmen</strong>.nl) .<br />
Al rond 1920 werden de eerste huurwoningen of zogeh eten gemeentewoningen<br />
in Emmermeer gebouwd. Ze stonden langs Warmeerweg,<br />
de<br />
Nijkamperweg en de Valtherzandweg. Van een nieuwbou wwijk was echter<br />
nog lang geen sprake. In 1948 begon men met de bouw van de witte Bruynzeelwoningen<br />
aan de Harm Boomstraat en de Van der cheerstraat. S Dit was<br />
het laagste deel van het voormalige Emmermeer, maar werd al in een vroeg<br />
stadium met zand opgehoogd. In dit zand worden veel scherven gevonden,<br />
vooral uit de 18e en 19e eeuw. Al vrij snel werd k oo Aireydorp aangelegd.<br />
14.4.3 Angelslo<br />
Angelslo was rond 1800 een kleine agrarische nederz etting met zeventien inwoners<br />
op drie boerenerven. Op de kaart van 1811 aan st vijf huizen. Angelslo,<br />
dat geen zelfstandig dorp was, had eigen akkerland, gelegen rond de boerderijen<br />
(de Konijnenakkers). De Scheurakkers oostelijk iervan h werden niet<br />
continu als akker gebruikt. Het vee van Angelslo aasde gr onder meer bij het<br />
Bargermeer. Dit gebied liep ‘s winters onder water, maar werd ‘s zomers gebruikt<br />
om plaggen te steken, hout te sprokkelen en vee te weiden. Ook werd<br />
er wel aan boekweitverbouw gedaan. Het groen voor et hvee<br />
lag langs de<br />
46
Runde oostelijk van Zuidbarge. De hooilanden lagen zuidelijk van Zuidbarge<br />
aan de rand van het Barger Westerveen: de Angelsche of Heerenslagen.<br />
De zandrug waarop Angelslo ligt was 2 meter hoger an dde<br />
omliggende<br />
moerassen. Vondsten wijzen erop dat Angelso al tenm inste 5000 jaar bewoond<br />
is. Het hunebed D46 aan de Fockingeslag ligt midden in de woonwijk. D47<br />
aan de Haselackers.<br />
Het gebied was al voor 1500 jachtgebied van de chop biss van Utrecht. Rond<br />
1650 had de invloedrijke familie er bezittingen: n eelandgoed.<br />
Er zullen toen<br />
dus ook kleinere huisje/keuterijen geweest zijn. He t landgoed werd rond 1816<br />
afgebroken, maar de resten moeten rond 1920 nog htbaar zic zijn geweest<br />
(www.Historisch -<strong>Emmen</strong>.nl). De straatnaam Slotstee verwijst hier nog naar.<br />
Nader onderzoek kan wellicht de juiste locatie aan het licht brengen.<br />
De eerste bewoners van de wijk Angelslo waren vier gezinnen die in<br />
1961 aan de Batingehof gingen wonen. De wijk groeid e snel en werd na voltooiing<br />
gevolgd door de wijk Emmerhout.<br />
14.4.4 Emmerhout<br />
Emmerhout is een oude naam. De wijk ligt echter nie t precies op de plaats van<br />
het vroegere Emmerhout. Het gebied van de wijk is el wal<br />
lang bewoond. Bij<br />
de bouw van de wijk zijn er plattegronden van boerd erijen uit de bronstijd gevonden<br />
en er zijn grafheuvels verdwenen. Twee hierv an lagen bij het tweede<br />
erfje, rechts aan de Laan van de Bork. Onder één n deze va heuvels vond men<br />
een kindergrafje van 3500 jaar oud.<br />
De eerst bekende bewoner dateert overigens pas van circa 1788.<br />
Tussen 1925 en 1933 wordt er een klinkerweg aangele gd van Valthe via Weerdinge,<br />
het oude Emmerhout over Emmerschans naar ger BarOosterveld.<br />
Net<br />
ten oosten van oude Emmerhout ontstond later het ongebied wo Emmerschans.<br />
In de Tweede Wereldoorlog stond er de N.V. Turfveredelingsbedrijf<br />
“Emmerhout”.<br />
Al in 1951 waren er plannen voor de wijk Emmerhout. De bouw startte<br />
pas na de voltooiing van Angelslo en in 1965 was de wijk volgebouwd. Er<br />
verdween bij de aanleg 25 hectare van de Emmerdenne n, maar er bleef toch<br />
nog een flink deel staan. Emmerhout moest compact ebouwd g worden rond<br />
een winkelcentrum. Er moesten bovendien zo weinig ogelijk m auto’s tussen<br />
de huizen rijden. Hiervoor werd iets nieuws bedacht : het woonerf. Emmerhout<br />
werd zodoende een groene wijk met veel ruimte. Na voltooiing van de<br />
wijk werd Bargeres op de es van Zuid- en Noordbarge gebouwd<br />
(www.Historisch-<strong>Emmen</strong>.nl).<br />
14.5 Conclusies en advies<br />
Dat <strong>Emmen</strong> heeft een lange bewoningsgeschiedenis ft, hee blijkt uit de<br />
archeologische vondsten en terreinen die bekend n zij uit het gebied. Er zijn<br />
huisplattegronden, haardkuilen en grafheuvels uit e dprehistorie<br />
bekend.<br />
Binnen de bebouwde kom van <strong>Emmen</strong> en de Emmerdennen bevinden zich<br />
tenminste vijf hunebedden, of de resten daarvan. arnaast Da zijn<br />
47
ewoningssporen aangetroffen vanaf het Paleolithicu m tot aan de<br />
Middeleeuwen. Uit de reeds in het gebied uitgevoerd e archeologische<br />
onderzoeken blijkt dat de bodem, ondanks de vele uwwerkzaamheden bo<br />
in het<br />
gebied, ten dele nog intact is. Dat betekent dat cheologische ar grondsporen nog<br />
gaaf kunnen zijn. De kans op dergelijke sporen in it gebied d is groot, gezien de<br />
vele bewoningsmomenten in het verleden. Voor de beb ouwde kom van<br />
<strong>Emmen</strong>, die geen classificatie heeft op de IKAW, dt gel een hoge trefkans op<br />
archeologische waarden. De (middel)hoge trefkans or vo de Emmerdennen kan<br />
gehandhaafd worden.<br />
Geadviseerd wordt om in dit gebied zo min mogelijk bodemverstorende<br />
ingrepen uit te voeren. Indien dergelijke werkzaamh eden wel gepland worden,<br />
dient voor de betreffende locaties eerst een waarde rend archeologisch<br />
veldonderzoek worden verricht, voorafgegaan door n eegedetailleerd<br />
bureauonderzoek.<br />
15 Ten noordoosten van <strong>Emmen</strong>: Emmerschans<br />
15.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />
In de directe omgeving van Emmerschans zijn tien schermde be terreinen van<br />
hoge archeologische waarde aanwezig. Het betreft alle in gevallen grafheuvels.<br />
Een van de meldingen is een terrein met daarin nege n grafheuvels, daterend uit<br />
de ijzertijd (CMA-nr. 510). De overige meldingen treffen be terreinen met een<br />
enkele grafheuvel. In twee gevallen gaat het om vels heu uit het Neolithicum tot<br />
de bronstijd (CMA-nrs. 9699 en 9700). De andere en zevbegravingen<br />
dateren<br />
alle uit de ijzertijd (CMA-nrs. 9702 tot en met 970 8). De vondstmeldingen in<br />
het CAA betreffen in alle gevallen vuurstenen artef acten en houden verband<br />
met de grafheuvels of zijn oppervlaktevondsten (zie Tabel bij Deelgebied III in<br />
de bijlage).<br />
De direct ten oosten van de rondweg van <strong>Emmen</strong> gele gen voormalige<br />
Emmerschans, een verdedigingswerk uit de Nieuwe d, Tijis<br />
een terrein van<br />
hoge archeologische waarde (CMA-nr. 8658).<br />
15.2 Historisch onderzoek<br />
De Emmerschans bestaat uit een vierkante aarden omgeven wal door een brede<br />
vrij diepe gracht. Aan de westzijde ligt een dam in de gracht. De schans zou<br />
rond 1800 zijn aangelegd. Dit is merkwaardig omdat de meeste schansen in<br />
Nederland uit de tachtigjarige oorlog dateren. Tijd ens de restauratie van de<br />
Emmerschans in 1961 zouden resten van een oudere, leinere k schans zijn gevonden.<br />
Hier is geen verder onderzoek naar verricht (www.Historisch-<br />
<strong>Emmen</strong>.nl).<br />
In de omgeving van de Emmerschans hebben, getuige rcheologische a<br />
vondsten, al lang menselijke activiteiten plaatsgev onden. Rond 1900 stonden<br />
er plaggenhutten waar veenarbeiders woonden. Dit rdt wogezien<br />
als het echte<br />
startpunt van Emmerschans als woongebied. Geleideli jk ontwikkelde Emmer-<br />
48
schans zich verder met de vestiging van winkeliers en bedrijven. In de omgeving<br />
is veel zand afgegraven, waardoor er nu grote waterpartijen zijn. Vanaf<br />
1960 werden er nieuwe huizen gebouwd. Sinds de n jare 1970 is Emmerschans<br />
officieel een wijk van <strong>Emmen</strong>, tot die tijd was het zelfstandig.<br />
15.3 Conclusies en advies<br />
Rondom Emmerschans zijn voornamelijk grafheuvels kend be uit de bronstijd<br />
en de ijzertijd. Daarnaast is de Emmerschans zelf en eterrein<br />
van hoge<br />
archeologische waarde. Direct ten oosten van Emmers chans ligt het Emmer-<br />
Erfscheidenveen, een veengebied waaruit weinig vond sten bekend zijn (zie<br />
Deelgebied I).<br />
16 Ten oosten van <strong>Emmen</strong>: Barger-Oosterveld<br />
16.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />
Ten noordoosten van de bebouwing van Barger-Oosterv eld, in het<br />
Bargeroosterveld hebben ten minste twee veenwegen elopen, g daterend uit de<br />
middenbronstijd tot de ijzertijd (CMA-nrs. 497 en 657). 8 Beide zijn terreinen<br />
met een zeer hoge archeologische waarde en een hermde besc status. In het CAA<br />
zijn negen vondstmeldingen aanwezig die verband den hou met de veenwegen.<br />
Het betreft houten hamers, een leren schoen, delen van houten wielen en van<br />
de veenwegen zelf (CAA-nrs. 302108 tot en met 30211 3, 302117, 17000 en<br />
16999).<br />
Ten oosten van het dorp is een Celtic Field aanwezig (CMA-nr. 9056). Het<br />
is een terrein van archeologische betekenis. Ten idoosten zu van de bebouwing<br />
van Barger-Oosterveld is een grafheuvel aanwezig. e heuvel D dateert uit het<br />
Neolithicum tot de ijzertijd en is een terrein van archeologische betekenis<br />
(CMA-nr. 14398). Ten oosten van het dorp, in de nab ijheid van het Oosterbos,<br />
is een tempeltje gevonden van houten palen. Om de alen p bevond zich een<br />
krans van veldkeien. Het bouwwerk staat bekend als het Tempeltje van Barger-<br />
Oosterveld (CAA-nr. 238465). Langs de weg Splitting , ten oosten van het dorp,<br />
is een vindplaats van vuurstenen artefacten (CMA-nr . 14526). De vindplaats<br />
heeft een hoge archeologische waarde. De overige ldingen me in het CAA<br />
houden voornamelijk verband met de grafheuvel en t he Celtic Field (zie Tabel<br />
bij Deelgebied III).<br />
16.2 Conclusies en advies<br />
De meeste vondsten rondom Barger-Oosterveld zijn komstig af uit het naburige<br />
veen. Een groot deel van de veenvondsten is geassoc ieerd met de ligging van<br />
veenwegen.<br />
De locatie van dergelijke vondsten is moeilijk te voorspellen.<br />
Archeologisch waardevolle locaties in de veengebied en zijn met<br />
inventariserende veldonderzoeken zeer moeilijk op e sporen. t Op de hoger<br />
49
gelegen zandgronden rondom het dorp bevinden zich poren s van<br />
nederzettingen. De (middel)hoge trefkans op de IKAWkan<br />
voor dit gebied<br />
gehandhaafd worden. Bij geplande bodemingrepen en dienIVO’s<br />
uitgevoerd te<br />
worden.<br />
17 Ten (zuid)westen van <strong>Emmen</strong>: Westenesch en Emmere sch<br />
17.1 Bodem en verwachtingskaart<br />
Ten westen en zuidwesten van <strong>Emmen</strong> ligt een zwak lvende go relatief<br />
hooggelegen grondmorene, al dan niet met welvingen, bedekt met dekzand<br />
(3L2a). In het uiterste noordwesten van de gemeente <strong>Emmen</strong> ligt het beekdal<br />
van de Sleenerstroom. Het betreft een beekdalbodem, deels met en deels zonder<br />
veen (classificaties respectievelijk 1R4 en 2R5). en Tzuiden<br />
van <strong>Emmen</strong>, tussen<br />
de dorpen Nieuw-Amsterdam en Erica, ligt een relati ef hooggelegen<br />
veenkoloniale ontginningsvlakte (2M45). Ten zuiden en westen van <strong>Emmen</strong><br />
bestaat de bodem uit ten dele vergraven veld- en arpodzolen ha met plaatselijk<br />
keileem binnen 40 tot 120 cm onder het maaiveld (Hn 21 en Hd21(x) met<br />
grondwatertrappen VI en VII: gemiddelde hoogste gro ndwaterstand<br />
respectievelijk tussen 40 en 80 en meer dan 80 cm eneden b het maaiveld en<br />
gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 120 beneden cm het maaiveld).<br />
17.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />
Ten westen van de bebouwing van <strong>Emmen</strong> en ten oosten van het Oranjekanaal<br />
ligt een aantal essen. Op de Westenesch ligt hunebe d D44 (CMA-nr. 517, CAAnr.<br />
16988). Het is een terrein van zeer hoge archeo logische waarde met een<br />
beschermde status. Het monument is in 1961 onderzoc ht en gerestaureerd door<br />
Van Giffen. Tegenwoordig is het monument verstoord. De deksteen staat apart<br />
en vertoont een rij boorgaten (Van Ginkel et al., 999: 1 p. 187). Een tweede<br />
vernield hunebed op de Westenesch bevindt zich ten westen van het<br />
bovengenoemde exemplaar (CAA-nr. 302468). Op de tenesch Wes zijn ook<br />
nederzettingssporen daterend uit de ijzertijd tot e dRomeinse<br />
tijd aangetroffen<br />
(CMA-nr. 9691). Op de ten noorden van de Westenesch gelegen Emmeresch is<br />
ook een hunebed, nummer D41, aanwezig (CMA-nr. 9684 , CAA-nrs. 16993 en<br />
40297). Het hunebed en aangrenzend gebied, waarin ich zeen<br />
grafheuvel<br />
bevindt, maken deel uit van een terrein van hoge cheologische ar waarde en<br />
hebben een beschermde status.<br />
Hunebed D43 ligt op de Schimmeresch, ten noorden an vde<br />
Emmeresch.<br />
Ook dit exemplaar heeft een beschermde status en gt in li een terrein met zeer<br />
hoge archeologische waarde (CAA-nrs. 34918, 34919, 38193 en 34858). Ten<br />
westen van D43 ligt hunebed D42 (CAA-nrs. 16987 435). en Dit hunebed is<br />
nooit wetenschappelijk onderzocht (Van Ginkel et ., al1999:<br />
p. 186). De in het<br />
CAA vermelde vondsten uit dit gebied zijn voornamel ijk oppervlaktevondsten<br />
van vuurstenen artefacten en bekeraardewerk. Vermel denswaardig is een graf<br />
met crematieresten omringd door veldkeien (CAA-nr. 34853).<br />
50
17.3 Historisch onderzoek<br />
Westenesch had aan het begin van de 19e eeuw 125 woners in en 25 huizen.<br />
93% van de inwoners werkte in de landbouw. De boere n hadden over het algemeen<br />
grote bedrijven. Het akkerland van Westenesc h lag op de westflank<br />
van de Emmeresch. Het vee graasde samen met dat <strong>Emmen</strong> van langs de Sleenerstroom.<br />
De schaapskudde liep in het noorden, het in Emmerveld. Ten<br />
westen van Westenesch loopt een oude verbindingsweg door het natte gebied,<br />
de Emmer Madedijk (nu Slenerweg).<br />
De Emmeresch is één van de oudste essen van Drenthe , waar landbouw werd<br />
bedreven in de 6e eeuw vC. Toen lagen Celtic er Fields . De huidige Emmeresch<br />
is als open akkercomplex ontstaan uit een voorloper met veel meer houtwallen<br />
om kleinere percelen. Onder de huidige es zijn oudere nederzettingen<br />
terug te vinden. De geschiedenis van deze es gaat erug tdaardoor<br />
terug tot de<br />
10e en 11e eeuw. (<strong>Emmen</strong> in het perspectief van s, de www.Historisch-<br />
e<br />
<strong>Emmen</strong>.nl)<br />
17.4 Conclusies en advies<br />
De essen in het westen van <strong>Emmen</strong> zijn rijk aan arch eologische sporen. De<br />
vroegste sporen, in de vorm van hunebedden en vuurs tenen artefacten, dateren<br />
uit het Neolithicum. Het gebied heeft een hoge tref kans op archeologische<br />
waarden op de IKAW. Deze waardering kan gehandhaafd worden. Indien in dit<br />
gebied bodemverstorende ingrepen gepland worden, ent dieen<br />
waarderend<br />
archeologisch veldonderzoek te worden uitgevoerd.<br />
18 Het westen van de gemeente <strong>Emmen</strong><br />
18.1 Bodem en verwachtingskaart<br />
In het Sleenerstroomdal komt madeveengrond voor met zand zonder<br />
humuspodzol binnen 120 cm onder het maaiveld (aVz). Verder oostelijk van de<br />
Sleenerstroom komt een moerige eerdgrond met moerig e bovengrond op zand<br />
en met leemlagen voor (classificatie vWz t).<br />
18.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />
In het uiterste westen van de gemeente <strong>Emmen</strong>, op Noordhagen de Rietlanden,<br />
zijn drie vindplaatsen van vuurstenen artefacten kend. be Het betreft twee<br />
vindplaatsen uit het Mesolithicum en een uit het leolithicum Pa (CAA-nrs.<br />
34829, 34839 en 46165). In de buurt van de dorpen leen Sen<br />
Noord-Sleen zijn<br />
oppervlaktevondsten van vuurstenen artefacten gemel d (CAA-nrs.<br />
respectievelijk 34847, 34850 en 34846 en 34837 4841). en 3 Hetzelfde geldt voor<br />
de omgeving van Klijndijk. Ook hier is een aantal uursteenvondsten v<br />
in<br />
ARCHIS bekend<br />
(CAA-nrs. 302265, 302273, 302274, 302304, 302348, 14955 2 en 302305). In het<br />
westen, ten zuidwesten van de stad <strong>Emmen</strong>, bij Wille msoord, zijn ook<br />
vuursteenvondsten gedaan. Deze dateren uit het olithicum Pale tot en met het<br />
51
Neolithicum (CAA-nrs. 445, 302424, 302382 en 302337 ). Nog verder<br />
zuidwestelijk, bij Erm en het Ermerveen en Nieuw-Amsterdam, is een aantal<br />
oppervlaktevondsten gedaan (CAA-nrs. 30, 302434, 2391, 30 302330, 302381 en<br />
302452).<br />
Ten westen van het Noorbargerbos, op de Bargeres, zijn<br />
vuursteenvindplaatsen bekend. Het betreft in alle evallen g<br />
oppervlaktevondsten, daterend uit het Mesolithicum tot Neolithicum (CAAnrs.<br />
302384, 302392, 302386 en 302389). In het dbargerbos Noor zelf zijn ook<br />
artefacten van vuursteen aangetroffen (CAA-nrs. 51 348en<br />
34848).<br />
18.3 Historisch onderzoek<br />
18.3.1 Wilhemsoord<br />
Wilhelmsoord is een klein buurtschap tussen de woon wijk Bargeres en Nieuw<br />
Amsterdam. Het is genoemd naar Wilhelm en Lutke Fri eling uit Noordbarge,<br />
die hier de eerste huizen bouwden. Wilhelmsoord t lig op het zand, in 1889<br />
woonden er 155 mensen, dertig jaar later 251 (www.H istorisch-<strong>Emmen</strong>.nl).<br />
18.4 Eerder onderzoek<br />
Op Bedrijvenpark De Tweeling, ten noordwesten van eenoord, V is een IVO<br />
middels grondboringen uitgevoerd door RAAP. In het ongeveer 56 hectare<br />
grote plangebied is nergens een intact bodemprofiel aangetroffen (Hekman,<br />
2004).<br />
18.5 Conclusies en advies<br />
In het westen van de gemeente <strong>Emmen</strong> zijn voornameli jk oppervlaktevondsten<br />
van vuurstenen artefacten bekend. De vondsten zijn geassocieerd met de hoger<br />
gelegen delen van het gebied waaronder de oevers n de vaSleenerstroom.<br />
Deze<br />
hogere delen hebben een middelhoge trefkans op KAW. de I De lagere delen<br />
hebben een lage trefkans. Er zijn geen redenen voor het aanpassen van deze<br />
trefkansen. De aanwezigheid van onverstoorde archeo logische grondsporen is<br />
niet uit te sluiten in het gebied.<br />
Op de hoger gelegen delen van het gebied is daarom bij bodemverstorende<br />
werkzaamheden het uitvoeren van IVO’s noodzakelijk om de mate van<br />
gaafheid van de bodem ter plaatse vast te stellen.<br />
52
19 Erica<br />
19.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />
Ten noordoosten van het ten zuiden van <strong>Emmen</strong> gelege n dorp Erica ligt de<br />
vindplaats van een aantal Neolithische vlakgraven et mTrechterbekeraardewerk<br />
(CAA-nrs. 34938 en 38202). Ten zuidoosten van het orp d is een veenlijk<br />
gevonden bij het vervenen (CAA-nr. 302222). In het bosje ten noordwesten van<br />
Erica ligt een kringgrepurnenveld met sleutelgatgre ppels een grafheuvel (CAAnrs.<br />
238455 en 34936). In de omgeving van Erica n zij verder<br />
oppervlaktevondsten gedaan van met name vuursteenma teriaal (CAA-nrs.<br />
302430, 302487, 33790, 302429, 302428 en 302411). aarnaast D is een aantal<br />
stenen bijlen (CAA-nrs. 302412, 302147, 302414, 413 302en<br />
444) en een bronzen<br />
kokerbijl (CAA-nr. 34931) als losse vondst vermeld.<br />
19.2 Historisch onderzoek<br />
Erica dankt haar bestaan aan de verveningsactivitei ten. Tot ver in de 19e eeuw<br />
was er aan de randen van het veen wat boekweitteelt , verder gebeurde er weinig.<br />
Vanaf 1863 gingen de eerste mensen in Erica nen. wo Die eerste bewoners<br />
waren Bentheimers, die via Slagharen in Erica terec ht kwamen.<br />
In Erica heeft een schans gestaan. Vanwege de heid nabij van Noord- en<br />
Zuidbarge, heette die de Bergerschans (Bargerschans ). De schans, gebouwd in<br />
de 18e eeuw op bevel van Menno van Coehoorn, is een op aantal kaarten terug<br />
te vinden. Hij lag vlak bij de weg van <strong>Emmen</strong> er ov Zuidbarge naar<br />
Schoonebeek, op de meest zuidelijke uitloper van Hondsrug. de De locatie is<br />
200-300 meter ten noorden van het huidige sportpark , waar een nieuwbouwwijk<br />
ligt, ongeveer waar nu de straat “De Korrel” s i (www.Historisch-<br />
<strong>Emmen</strong>.nl).<br />
Er liep een stroompje (de Bargerbeek) vanuit de en venbij<br />
het huidige Erica<br />
naar het Schoonebekerdiep, waar het uitmondde ongev eer bij de huidige<br />
grensovergang naar Emlichheim. Erica ligt op de lopers uit van de Hondsrug<br />
en het is zeer waarschijnlijk dat het voetpad van arge B naar Schoonebeek, dat<br />
volgens de geschiedschrijving aanwezig was en over liep een hoogte die men de<br />
Hankenberg noemde, van Schoonebeek, langs het beekj e, over de Hankenberg<br />
en via de zandopduikingen bij Erica, naar Zuid-Barg e liep. Dit pad zal zeker<br />
gebruikt zal zijn door de schaapherders van de boer en uit beide plaatsen,<br />
waarbij de beek dan als drinkplaats voor mens en er di diende. Het beekje is<br />
nog gedeeltelijk in het terrein aanwezig. Als gevol g van een geschil tussen boeren<br />
is er tussen de gemeentes Dalen en <strong>Emmen</strong> in 5 184 een scheidingssloot<br />
gegraven.<br />
19.3 Conclusies en advies<br />
De aanwezigheid van verschillende grafvelden uit de prehistorie en van<br />
vuurstenen artefacten in het gebied, geeft aan in dat dit gebied mogelijk sporen<br />
van bewoning aanwezig kunnen zijn. De gebieden hebb en een (middel)hoge<br />
53
trefkans op archeologische waarden op de IKAW. De ager l gelegen venige delen<br />
hebben een lage trefkans. Hier zijn mogelijk depots of andere veenvondsten<br />
aanwezig, maar die zijn nauwelijks op te sporen doo r middel van IVO’s. De<br />
waarderingen op de IKAW kunnen gehandhaafd worden. Indien in de hoger<br />
gelegen gebieden bodemverstorende ingrepen voorgeno men worden, dienen<br />
IVO’s te worden uitgevoerd. Voor de lagere delen eft he de uitvoering van<br />
IVO’s geen zin, omdat depot- of offervondsten met ergelijk d onderzoek<br />
moeilijk op te sporen zijn.<br />
20 Noordbarge en Zuidbarge<br />
20.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />
In en rond de aan <strong>Emmen</strong> vastgegroeide dorpen Noorden Zuidbarge is een<br />
aantal nederzettingsresten gevonden. Het betreft n ee nederzetting uit de<br />
Romeinse tijd waar onder andere metalen beelden aardewerken en sculpturen<br />
zijn aangetroffen (CAA-nr. 34914), de bronstijdnede rzetting Hoge Loo (CAAnr.<br />
35098), een bij een bronstijd urnenveld gelegen Romeinse nederzetting<br />
(CAA-nr. 40299), en twee locaties met nederzettings resten uit de bronstijd tot<br />
en met de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen CAA-nr. ( 238118 en<br />
238459). Direct ten westen van de Zuidbarger Esch s een i urnengrafveld<br />
aanwezig (CAA-nr. 34928). De overige meldingen in et hCAA<br />
betreffen<br />
oppervlaktevondsten van voornamelijk vuurstenen efacten. art Voor precieze<br />
beschrijvingen wordt verwezen naar de Tabel van Dee lgebied III.<br />
20.2 Eerder onderzoek<br />
Ten westen van het dorp Zuidbarge aan de Laadweg een is Inventariserend<br />
archeologisch Veldonderzoek (IVO) uitgevoerd naar e darcheologische<br />
waarden<br />
in het gebied door ARC bv. Ondanks dat het gebied p ode<br />
IKAW een hoge<br />
trefkans op archeologische sporen had, bleek tijden s veldonderzoek de bodem<br />
van het plangebied sterk verstoord. Er zijn geen ndsten vo gedaan (Buitenhuis,<br />
2004).<br />
20.3 Historisch onderzoek<br />
20.3.1 Noord- en Zuidbarge<br />
Noord- en Zuidbarge hadden rond 1800 een omvang van respectievelijk 46 en<br />
33 huizen en 256 en 160 inwoners. In Zuidbarge werk te vrijwel iedereen in de<br />
landbouw. Het grotere Noordbarge kende ook een aant al andere beroepen:<br />
timmerman, kleermaker, wever en twee spinsters. was Er ook een winkelier.<br />
Noord- en Zuidbarge maakten beide gebruik van de rger Ba es en het Noorden<br />
Zuidbarger veld en de groenlanden langs de beide beken in het westen.<br />
(Gerding, 1989: 51) Noord- en Zuidbarge vallen al euwen e onder het bestuur<br />
van <strong>Emmen</strong>. Bij de aanleg van de Hondsrugweg in 1973 , die het Hoge Loo<br />
doorsnijdt, zijn allerlei archeologische vondsten edaan g waaruit blijkt dat dit<br />
54
gebied al 2500 jaar vrij intensief bewoond is. Noor dbarge kende in het begin<br />
van de Middeleeuwen negen boerenhoeven, later waren dit er 25. Het was een<br />
soort eiland te midden van woeste grond. Ten zuidwe sten van Zuidbarge ligt<br />
de Turfdijk, die de scheiding vormde tussen het ono ntgonnen veengebied in<br />
het zuiden en het stroomdal van de Delft.<br />
20.3.2 Den Oever<br />
Den Oever was een kleine nederzetting bij het Barge rmeer. Er was veel visvangst.<br />
Het vet van de paling werd gebruikt als lam polie en het vel voor<br />
vlegelriempjes. In Den Oever hebben nooit meer dan drie tot zes boerderijen<br />
gestaan. In 1847 was er een grote brand, waarbij n aantal ee boerderijen afbrandde.<br />
De nieuwbouw werd wel Nieuwe Oever genoemd (www.Historisch-<br />
<strong>Emmen</strong>.nl). Bij den Oever bevond zich een eendenkooi (Topografische kaart<br />
1850).<br />
Figuur 6. Fragment van de Topografische kaart (1850), waarop het tracé van de Heeren-<br />
of Leidijk staat aangegeven, evenals de verdwenen Barger Schans. Bovenin latere<br />
intekeningen ten behoeve van de aanleg van het Oranjekanaal.<br />
55
20.4 Conclusies en advies<br />
De dorpen Noord- en Zuidbarge zijn min of meer aan <strong>Emmen</strong> vastgegroeid.<br />
Het gebied is grotendeels bebouwd en heeft daarom een gwaardering<br />
op de<br />
IKAW. Uit het gebied is een groot aantal archeologi sche waarden bekend,<br />
daterend uit de prehistorie tot aan de Middeleeuwen . Wij kennen het gebied een<br />
hoge trefkans op archeologische waarden toe. Geadvi seerd wordt om in dit<br />
gebied geen bodemverstorende ingrepen uit te voeren . Indien dergelijke<br />
werkzaamheden wel gepland worden, dient voor de reffende bet locaties eerst<br />
een waarderend archeologisch veldonderzoek worden erricht, v voorafgegaan<br />
door een gedetailleerd bureauonderzoek waarbij de HN A en<br />
ontgrondingskaarten geraadpleegd worden.<br />
56
[hier nog invoegen kaart <strong>Emmen</strong>DeelIII – zie file Em menDeelIII.pdf]<br />
Kaart VI. Archeologische vondsten en historische ruimtelijke elementen in Deelgebied III.<br />
57
[Hier nog invoegen kaart met totale overzicht van a rcheologie en historie <strong>Emmen</strong><br />
– zie file <strong>Emmen</strong>Totaal.pdf. Misschien is mooi hier een aparte bijlage voor<br />
te maken]<br />
Kaart VII. Archeologische vondsten en historische ruimtelijke elementen in <strong>Emmen</strong>.<br />
58
21 Conclusies en advies Deelgebied III<br />
Deelgebied III (Kaart VI) bestaat voor een groot el deuit<br />
de bebouwing van<br />
<strong>Emmen</strong> en de omliggende, grotendeels aan <strong>Emmen</strong> vastg egroeide dorpen.<br />
<strong>Emmen</strong> heeft een lange bewoningsgeschiedenis, evenal s een lange traditie in<br />
archeologisch onderzoek. Er zijn archeologische von dsten en terreinen van archeologische<br />
waarde in en rond <strong>Emmen</strong> bekend uit e all perioden van de<br />
prehistorie tot aan de Nieuwe Tijd. De meeste vonds ten en terreinen zijn aan<br />
het licht gekomen bij de aanleg van huizen, wegen n andere e infrastructuur.<br />
De eventueel nog aanwezige archeologische waarden evinden b zich op deze<br />
plaatsen onder de huidige bebouwing.<br />
Het spreekt voor zich dat de beschermde archeologi sche monumenten<br />
in het gebied niet aangetast mogen worden door bode mverstorende ingrepen.<br />
Voor de overige, deels onbebouwde gebieden rond Emm en geldt op de IKAW<br />
grotendeels een (middel)hoge trefkans op archeologi sche waarden. Deze trefkans<br />
kan voor vrijwel het gehele Deelgebied III gesteld bij worden naar hoog.<br />
Alleen in het uiterste westen van de gemeente <strong>Emmen</strong> kan de lage trefkans<br />
van het stroomdal van de Sleenerstroom gehandhaafd worden. Voor de oeverwallen<br />
geldt echter wel een middelhoge trefkans, omdat deze als gunstige<br />
bewoningslocaties voor de prehistorische mens gelde n.<br />
Voor Deelgebied III geldt vanuit archeologisch per spectief dat bodemverstorende<br />
ingrepen in de kern van <strong>Emmen</strong>, de Emmer dennen en het<br />
Valtherbosch sterk worden afgeraden. Voor de overig e delen geldt dat voorafgaand<br />
aan bodemverstorende ingrepen een waarderend archeologisch<br />
veldonderzoek moet worden uitgevoerd, voorafgegaan door een gedetailleerde<br />
bureaustudie, specifiek voor de betreffende planloc atie.<br />
Ondanks de erg lange bewoningstraditie is <strong>Emmen</strong> omgeving en pas<br />
laat intensief bewoond. Op kaart VI is te zien dat mede hierdoor op veel plaatsen<br />
de historische structuur terug is te vinden. De grotendeels bewaard<br />
gebleven essen dragen bij aan het karakteristieke iterlijk u van <strong>Emmen</strong>. Uitzondering<br />
hierop vormt het noordelijk deel van de s etussen<br />
Noord- en<br />
Zuidbarge, die bebouwd is. Veel van de huidige wege n volgen oude tracés.<br />
Van het oorspronkelijke tracé van de Heerendijk vrijwel is niets terug te vinden<br />
(zie Figuur 6). De Turfdijk en Emmer Madedijk Slenerweg) ( zijn<br />
daarentegen grotendeels terug te vinden. In het ied gebis<br />
een tweetal schansterreinen<br />
aangetroffen.<br />
59
22 Bodemingrepen en archeologisch onderzoek<br />
22.1 Bodemverstorende ingrepen<br />
Niet alle bodemverstorende ingrepen zijn ook ‘arche ologieverstorende’ ingrepen.<br />
Of een bestemmingsplanwijziging gevaar oplever t voor de eventueel in<br />
het plangebied aanwezige archeologische waarden vaak kan alleen met een<br />
veldonderzoek worden vastgesteld. Voor alle locatie s met een middelhoge tot<br />
hoge trefkans op archeologische waarden waar in bestemmingsplannen<br />
de<br />
graafwerkzaamheden voorkomen, is een archeologisch veldonderzoek noodzakelijk<br />
om te bepalen wat de kans is dat de aanwez ige waarden door de<br />
bodemverstorende ingrepen worden aangetast. Voor bieden ge met een lage<br />
verwachting kan in een aantal gevallen worden volst aan met een archeologisch<br />
bureauonderzoek. De beslissing of in een gebied een met lage verwachting ook<br />
veldonderzoek moet plaatsvinden, ligt bij de provin ciaal archeoloog.<br />
Niet alleen het bouwrijp maken van grond geldt als bodemverstorend,<br />
ook het uitdiepen of opnieuw graven van sloten, het verbreden van wegen en<br />
het planten van bomen kan het bodemarchief aantaste n. Bij de aanvraag van<br />
een archeologisch onderzoek ten behoeve van een temmingsplanwijziging<br />
bes<br />
is het dan ook van belang om aan te geven wat de plande ge werkzaamheden<br />
precies zijn en waar ze zullen plaatsvinden. Op die manier kan in het veld gericht<br />
onderzoek worden uitgevoerd.<br />
22.2 Archeologisch (veld)onderzoek<br />
Er zijn verschillende soorten archeologisch onderzo ek. In dit rapport wordt<br />
gesproken over bureauonderzoek en IVO, Inventariser end Veldonderzoek.<br />
Daarnaast bestaat nog het Definitief Archeologisch Onderzoek (DAO), waarbij<br />
en volledige opgraving wordt uitgevoerd. Een rgelijk de onderzoek komt<br />
vrijwel altijd voort uit een IVO. Een IVO is een inventarisatie van (de kans<br />
op) archeologische waarden in een gebied en kan euren geb middels grondboringen<br />
of proefsleuven, voorafgegaan door een gedet ailleerd bureauonderzoek<br />
naar de trefkans op archeologische waarden in het ebied. g Hiervoor dienen de<br />
AHN en beschikbare ontgrondingskaarten te worden bruikt. ge Voor het<br />
veldwerk geldt dat het aantal boringen per hectare of het aantal sleuven in een<br />
plangebied afhankelijk is van het terrein en de von dstdichtheid. Bij het uitvoeren<br />
van een IVO moet voldaan worden aan de geldende eisen van de<br />
provinciaal archeoloog, dr. W.A.B. van der Sanden<br />
2 Werkplek: Drents Plateau, telefoon 0592 - 305932<br />
60<br />
2 .
22.3 Stappenplan archeologisch onderzoek bij bestemm ingsplanwijzigingen<br />
Er zijn, in navolging van de IKAW, drie mogelijke kwalificaties voor de trefkans<br />
op archeologische waarden in een plangebied: eer zlaag<br />
tot laag,<br />
middelhoog en hoog. Bij de verschillende verwachtin gen horen ook verschillende<br />
archeologische onderzoeken. In dit rapport rden wo de volgende<br />
aanbevelingen gedaan bij de verschillende trefkanse n: bij een lage trefkans kan<br />
doorgaans worden volstaan met een archeologisch eauonderzoek, bur eventueel<br />
aangevuld met verificatieboringen. Gebieden met een middelhoge trefkans<br />
op archeologische waarden dienen te worden onderzoc ht met inventariserende<br />
archeologische veldonderzoeken (IVO’s) met grondbor ingen of proefsleuven.<br />
Gebieden met een hoge trefkans dienen te worden erzocht ond met inventariserende<br />
en/of waarderende archeologische veldonderz oeken.<br />
Hieronder worden de stappen beschreven voor het nvragen aa en uitvoeren<br />
van archeologisch onderzoek in een gebied arvoor wa een<br />
bestemmingsplanwijziging wordt aangevraagd.<br />
1. voorleggen voorstel bestemmingsplanwijziging aan provinciaal de archeoloog.<br />
Er zijn twee mogelijke uitkomsten: wel of gee n archeologisch<br />
onderzoek noodzakelijk.<br />
2. Indien wel archeologisch onderzoek noodzakelijk welke is: vorm?<br />
De aard van het vooronderzoek in een bepaald gebied moet worden voorgeschreven<br />
door de provinciaal archeoloog. Er zijn doorgaans twee<br />
mogelijkheden:<br />
a. Archeologisch Bureauonderzoek<br />
b. Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek (IVO) nclusief i bureauonderzoek<br />
3. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek moet word en gedaan door<br />
daartoe gecertificeerde archeologische bedrijven. oor V adressen, zie<br />
www.sikb.nl<br />
4. Aan de hand van de resultaten van archeologisch donderzoek vel moet de<br />
waarde van eventueel aanwezige grondsporen worden ngeschat. i Op basis<br />
van de waardering van eventuele sporen kan besloten worden welk selectieadvies<br />
gegeven moet worden. Dit advies kan besta an uit<br />
(1) het behouden van archeologische waarden,<br />
(2) het opgraven van de archeologische waarden: Definitief een Archeologisch<br />
Onderzoek (DAO),<br />
(3) het archeologisch begeleiden van de graafwerkz aamheden en<br />
(4) het afzien van archeologisch vervolgonderzoek.<br />
61
Literatuur<br />
Bergh, S. van den, 2004. Verdeeld land. De geschiedenis van de ruilverkaveli ng in Nederland<br />
vanuit een lokaal perspectief, 1890-1985 . Groningen<br />
Bakker, A.M., 2004. Plangebied Vastenow, gemeente <strong>Emmen</strong>; een inventaris erend archeologisch<br />
onderzoek . RAAP-notitie 716<br />
Beuker, J., 1989. Mesolithische bewoningssporen een op zandopduiking te Nieuw-<br />
Schoonebeek. Met bijdragen van W.A. Casparie. Nieuwe In: Drentse Volksalmanak<br />
1989, pp. 117-186.<br />
Bieleman, J., 1987. Boeren op het Drentse zand, 1600-1910. Een nieuwe isie op vde<br />
‘oude’<br />
landbouw. Wageningen<br />
Bijl, B. & M.J.M. de Wit, 2001. Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie op de<br />
Delftlanden te <strong>Emmen</strong>, gemeente <strong>Emmen</strong> . ARC-Rapporten, Groningen.<br />
Blom, M.C., 2005. Nederzettingsresten uit de Bronstijd aan de Oude erdijk Mete<br />
<strong>Emmen</strong>,<br />
gemeente <strong>Emmen</strong> (Dr.). Een archeologisch inventarise rend veldonderzoek door middel<br />
van proefsleuven . ARC-rapporten 2005-78, Groningen.<br />
Bosch, A.E., 1980. Het bronsdepot van Schoonebeek, gem. Schoonebeek. In: Nieuwe<br />
Drentse Volksalmanak 1980, pp. 135-148.<br />
Buitenhuis, H., 2004. Een archeologisch inventariserend veldonderzoek O) door (IV<br />
middel van bureauonderzoek en grondboringen aan Laadweg de bij Zuidbarge, gemeente<br />
<strong>Emmen</strong> (Dr.) . ARC-Rapporten 2004-38, Groningen.<br />
Casparie, W.A., 1982. The Neolithic wooden trackway XXI (Bou) in the raised bog at<br />
Nieuw-Dordrecht (The Netherlands). In: P alaeo his toria 24, pp. 115-164.<br />
Casparie, W.A., 1986. The two Iron Age wooden track ways XIV (Bou) and XV (Bou)<br />
in the raised bog of Southeast Drenthe (The Netherl ands). In: P alaeohis toria 28, pp.<br />
169-210.<br />
Casparie, W.A., B. van Geel, A.E.M. Hanraets, E. nsma Ja & I.L.M. Stuijts, 2004. De<br />
veenweg van Nieuw-Dordrecht - onvoltooid en niet bruikt. ge In: N ie uwe D rentse<br />
V olk salman ak 2004, pp. 114-141.<br />
Casparie, W.A., 1987. Bog trackways in the Netherla nds. In: Palaeohistoria29,<br />
1987<br />
p.35-65. Rotterdam<br />
Essink, M., 2003. Een archeologische inventarisatie op het terrein n sportpark va ‘De Planeet’<br />
te Klazienaveen, gemeente <strong>Emmen</strong> . (Dr.) ARC-rapporten 2003-29, Groningen<br />
Fijma, P. & J.L. van Beek, 2003. Archeologisch onderzoek Rundedal <strong>Emmen</strong> . Grontmij<br />
Advies & Techniek bv, Assen. Concept<br />
Fijma, P. & J.L. van Beek, 2003. Archeologisch onderzoek Rundedal te Zwartemeer .<br />
Grontmij Advies & Techniek bv, Assen. Concept<br />
Gerding, M.A.W., Vier eeuwen turfwinning. De verveningen in Groninge n, Friesland,<br />
Drenthe en Overijssel tussen 1550 en . 1950 (Wageningen 1995)<br />
Gerding, M.A.W. (red.), 1989. Geschiedenis van <strong>Emmen</strong> en Zuidoost-Drenthe. Meppel/Amsterdam.<br />
Ginkel, E. van, S. Jager & W.A.B. van der Sanden, 999. 1 Hunebedden. Monumenten van<br />
een Steentijdcultuur . Uitgeverij Uniepers, Abcoude.<br />
Glasbergen, W., 1956. De Romeinse muntschat van gercompascuum. Bar<br />
In: Nieuwe<br />
Drentse Volksalmanak 1956, pp. 211-214.<br />
62
Hekman, J.J., 2004. Plangebied <strong>Emmen</strong>-Bedrijventerrein De Tweeling – eente Gem<strong>Emmen</strong>,<br />
Een inventariserend archeologisch onderzoek . RAAP-Notitie 680, Amsterdam.<br />
Hopman, M. & P. Fijma, 2004. Archeologisch onderzoek Winkelseweg 14 te Roswinke l.<br />
Grontmij Nederland bv, Assen<br />
Jelsma, J. & C. Tulp. 2003. Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek de aan<br />
Heerenlandweg bij Ter Apel, <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong>. Zuidhorn, De Steekproef<br />
Jong, H.J. de, Schoonebeek, olierijk in zuidoost Drenthe (Assen 1986)<br />
Karel, E.H., De maakbare boer. Streekverbetering als instrument van het Nederlandse<br />
landbouwbeleid . (Groningen 2005)<br />
Knaap. D., Voor geld is altijd wel een plaats te vinden. rma De fi W.A. Scholten (1841-1892).<br />
De eerste Nederlandse industriële multinational . (Groningen, 2004)<br />
Mensingh, B.J., Toen alles nog anders was. Fragmenten uit de edenis geschi van<strong>Emmen</strong> .<br />
(Exloo, 2002)<br />
Minderhoud, H.D., Schoonebeek de eeuwen door. Grepen uit de geschiede nis van dorpen en<br />
buurtschappen . (Schoonebeek, 1980)<br />
Minderhoud, H.D., Stap voor stap door Dalen en Schoonebeek . (De Krim, 1984)<br />
Molema, J., 1999. N391 <strong>Emmen</strong>-Ter Apel. Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie<br />
(AAI-1). Amsterdam, RAAPrapport 1999-214/MW.<br />
Rapport voor de ruilverkaveling Sleenerstroom Ministerie van landbouw en visserij<br />
(Utrecht, 1965)<br />
Nijland, G., R.J. de Lange en J.C. Smittenberg 1982 . Milieukartering Drenthe 1974-1978.<br />
III Fysische Geografie . Bijlage II: Fysisch Geografische Kaart van Drenth e schaal<br />
1:50000. Rapport Provinciale Planologische Dienst an vDrenthe.<br />
Ridderbos, V.R., 2004. Plangebied sportlandgoed Zwartmeer, gemeente <strong>Emmen</strong>; een<br />
inventariserend archeologisch onderzoek . RAAP-Notitie 639, Amsterdam.<br />
Roller, G.J. de, 2003. Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie Delftlanden van ‘ 2,<br />
fase 1', te <strong>Emmen</strong>, gemeente <strong>Emmen</strong> . (Dr.) ARC-Rapporten 2002-49, Groningen.<br />
Roller, G.J. de, 2003. Een Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek de locatie op Oude<br />
Meerdijk, gemeente <strong>Emmen</strong> (Dr.) . ARC-Rapporten 2003-14, Groningen.<br />
Roller, G.J. de, 2003. Een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van<br />
boringen in een veengat in het uitbreidingsplan lftlanden’ ‘De te <strong>Emmen</strong> (Dr.) . ARC-<br />
Rapporten 2003-40, Groningen.<br />
Roller, G.J. de, 2003. Een archeologisch booronderzoek op de nieuwbouwloca tie De Veste te<br />
<strong>Emmen</strong> (Dr.) . ARC-Rapporten 2002-152, Groningen. Sanden, W.A.B. van der, 1995.<br />
Veenvondsten in Drenthe. In: N ieuwe D rentse V olks a lmanak 1995, pp. 79-83.<br />
Sanden, W.A.B. van der, 1997. Veenvondsten in Drent he (2): over potten, herten en<br />
wielen. In: N ieuwe D rentse V olks almanak 1997, pp. 117-121.<br />
Sanden, W.A.B. van der, 1998. Veenvondsten in Drent he (3): van maalstenen, wolkluwens,<br />
bronzen potten en veenlijken. In: N ie uwe D rentse V olks a lmana 1998, k pp.<br />
103-106.<br />
Spek, T., 2004. H et D rentse esdorpenlandsc hap: E en historisch-geogr afis che studie.<br />
Stichting Matrijs, Utrecht.<br />
Stichting voor Bodemkartering, 1975. B od emkaart van N ederland 1:500 00 . B lad 18 en 23<br />
T e r A pel/N ieuw -S c hoonebeek. StiBoKa, Wageningen.<br />
63
Stichting voor Bodemkartering, 1978. G eomorfologisc he K aart van N ederland 1:50000.<br />
B lad 17 en 18 B eile n/R oswinkel . StiBoKa, Wageningen.<br />
Visscher, Dr. J., 1940. <strong>Emmen</strong> en Zuidoost Drenthe . Utrecht.<br />
Wit, M.J.M. de & S.J. Tuinstra, 2003. Een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door<br />
middel van proefsleuven op terrein Klokkenslag mmen te E (Dr.).<br />
ARC-Rapporten 2003-49, Groningen.<br />
Wit, M.J.M. de, 2000. Romeinse bewoning in het tracé van de verlegde slandweg Frie te<br />
<strong>Emmen</strong>, provincie Drenthe . ARC-Publicaties 2000-29, Groningen.<br />
Zadoks-Josephus Jitta, A.N., 1956. De Romeinse munt schat van Bargercompascuum. In:<br />
N ieuwe D rentse V olks almanak 1956, pp. 214-217.<br />
Zeist, W. van, 1956. Palynologisch onderzoek van kele en Drentse veenlijken. In: N ie uwe<br />
D rentse V olks alm anak 1956, pp. 199-209.<br />
Zeist, W. van, 1957. Twee Neolithische veenvondsten te Nieuw-Dordrecht. In: Nieuwe<br />
Drentse Volksalmanak 1957, pp. 12-15.<br />
Websites<br />
www.home.planet/~post9673/nieuw-amsterdam<br />
www.historischemmen.nl<br />
Kaarten<br />
De gebruikte kaarten zijn te vinden in het Rijksarc hief Drenthe, merendeels in<br />
de verzameling genaamd Topografische Atlas. Het num mer is het inventarisnummer<br />
van de kaart.<br />
191, Noord- en Zuidbarge, 1 : 20.000, circa 1870.<br />
122, Emmer Compascuüm, 1 : 50.000, circa 1880.<br />
350, Weerdinger Erfscheidenveen, 1 : 50.000, 1880.<br />
349, Emmer Erfscheidenveen, 1 : 10.000, circa 1880.<br />
348, Noord- en Zuidbargervenen, 1 : 20.000, 1880.<br />
123, Kaart van tram- en straatwegen in de gemeente <strong>Emmen</strong>, 1 : 50.000, 1903.<br />
201, Weerdinge, 1 : 10.000, 1905.<br />
195, Roswinkelerveen, 1 : 5.000, 1905.<br />
155, Barger Erfscheidenveen, 1 : 5.000, 1908.<br />
176, Emmer Compascuüm, 1 : 5.000, 1908.<br />
330, Wandelkaart van <strong>Emmen</strong> en Omgeving, 1 : 10.000 1930.<br />
341, <strong>Emmen</strong> met naaste omgeving, 1 : 7.500, 1935.<br />
347, Kaart gemeente <strong>Emmen</strong>, 1 : 25.000, 1940.<br />
120, kaart van de gemeente <strong>Emmen</strong>, 1 : 50.000, 1862.<br />
192, Noord- en Zuidbarge, 1 : 20.000, 1867.<br />
K344, Roswinkel, 1777.<br />
K838, Roswinkel, circa 1 : 3750, 1792.<br />
K839, Roswinkel, circa 1 : 8050, 1795.<br />
K311, Roswinkel, 1755.<br />
64
Overige werken<br />
Hottinger-atlas van Noord- en Oost-Nederland 177 3-1794. (Groningen 2003)<br />
Geschiedenis van <strong>Emmen</strong> en Zuidoost-Drenthe. (Emm en, 1989)<br />
Grote historische atlas van Nederland, deel 2 Noor d Nederland 1851-1855.<br />
(Groningen 1990)<br />
Historische atlas Drenthe. Chromotopografische kaa rt des rijks 1 : 25.000.<br />
(Den Ilp, 1990)<br />
Historische bijdragen uit het Zuidenveld. (z.p., 1995)<br />
Geïllustreerde plaatsbeschrijving <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong>. (<strong>Emmen</strong> 1923, herdr.<br />
1980)<br />
Geïllustreerde wandelgids voor <strong>Emmen</strong> en omstreken. Met wandelkaart.<br />
(<strong>Emmen</strong>, 1914)<br />
Fotoatlas Drenthe (Den Ilp, z.j.)<br />
<strong>Emmen</strong> in het perspectief van de es (<strong>Emmen</strong> 2005)<br />
Wandelkaart van <strong>Emmen</strong> en omgeving . Samengesteld met medewerking van de<br />
Vereeniging ter bevordering van het vreemdelingenve rkeer te <strong>Emmen</strong>. (<strong>Emmen</strong>,<br />
1930)<br />
65
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Bijlage 4 Groenstructuur Zwartemeer<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 157
estemmingsplan Zwartemeer<br />
158 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek Zwartemeer<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 161
estemmingsplan Zwartemeer<br />
162 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Opdrachtgever:<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong><br />
Afdeling FRO<br />
Postbus 30.001<br />
7800 RA <strong>Emmen</strong><br />
t: 0591 685555<br />
f: 0591 685599<br />
e: gemeente@emmen.nl<br />
Contactpersoon : mevr. I. Weis<br />
Uitgevoerd door:<br />
Ingenieursbureau Spreen<br />
Langakkers 28<br />
9469 RA Schipborg<br />
t: 050 4090290<br />
f: 050 4090235<br />
e: info@bureauspreen.nl<br />
Contactpersoon : Ing. W. Spreen<br />
Rapport: 20100343<br />
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai<br />
bestemmingsplan “Zwartemeer” in de gemeente<br />
<strong>Emmen</strong><br />
Datum: 26 oktober 2010
INHOUDSOPGAVE<br />
1 INLEIDING .............................................................................................................................3<br />
2 GEHANTEERDE UITGANGSPUNTEN...................................................................................3<br />
2.1 Bouwmogelijkheden ...............................................................................................................3<br />
2.2 Rekenmodel...........................................................................................................................3<br />
2.3 Toegepaste aftrek conform art. 110g Wgh..............................................................................3<br />
2.4 Verkeersgegevens .................................................................................................................4<br />
3 GELUIDSBELASTING............................................................................................................4<br />
4 RESUMÉ................................................................................................................................5<br />
Figuren:<br />
1. bestemmingsplan Zwartemeer<br />
2. gehanteerde rijsnelheden<br />
3. gehanteerde wegdektypes<br />
4. wegen<br />
5. geluidscontouren inclusief aftrek art. 110g Wgh<br />
Bijlagen:<br />
1. wegen<br />
2
1 INLEIDING<br />
De gemeente <strong>Emmen</strong> is voornemens het bestemmingsplan “Zwartemeer” te actualiseren. Naar<br />
aanleiding van deze actualisatie is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd.<br />
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en er zijn binnen het bestemmingsplan geen<br />
wijzigingsgebieden aangewezen. Daar er geen sprake is van ‘nieuwe situaties’ hoeft de<br />
geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet te worden getoetst aan de Wet<br />
geluidhinder.<br />
De gemeente heeft aangegeven wel inzage te wensen in de geluidsbelasting ten gevolge van de<br />
relevante wegen binnen het bestemmingsplan voor het jaar 10 jaar na vaststelling van het<br />
bestemmingsplan (2020). Dit geldt tevens voor de 30 km/h wegen met een relatief hoge<br />
verkeersintensiteit.<br />
2 GEHANTEERDE UITGANGSPUNTEN<br />
2.1 Bouwmogelijkheden<br />
Dit onderzoek is gebaseerd op de door de gemeente <strong>Emmen</strong> aangegeven grenzen van het<br />
bestemmingsplan (zie figuur 1). Zoals in de inleiding is aangegeven zijn er geen locaties aangewezen<br />
met bouwmogelijkheden.<br />
2.2 Rekenmodel<br />
Voor het berekenen van de geluidsbelasting is gebruik gemaakt van het rekenprogramma Geomilieu<br />
V1.62 van DGMR. De wegvakken zijn als harde bodemgebieden in het rekenmodel ingevoerd. Voor<br />
de overige gebieden is een bodemfactor van 0,8 gehanteerd, hetgeen betekent dat 80% als zacht en<br />
20% als akoestisch hard wordt verondersteld.<br />
De geluidsbelasting is berekend op een hoogte van 5,0 meter boven maaiveld.<br />
2.3 Toegepaste aftrek conform art. 110g Wgh<br />
De geluidsbelasting ten gevolge van een weg wordt bepaald conform het Reken- en meetvoorschrift<br />
geluidhinder 2006.<br />
Bij het toetsen van de berekende geluidsbelasting mag conform artikel 110g van de Wet geluidhinder<br />
een aftrek worden toegepast vanwege het in de toekomst stiller worden van het verkeer. De toe te<br />
passen aftrek is weergegeven in artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 en<br />
bedraagt:<br />
a. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70<br />
km/uur of meer bedraagt;<br />
b. 5 dB voor de overige wegen;<br />
c. 0 dB bij toepassing van artikel 3.2 van het Bouwbesluit 2003 en bij toepassing van de<br />
artikelen 111, tweede en derde lid, 111a, 112 en 113 van de Wet.<br />
In dit onderzoek is conform bovenstaande voor de wegen met een wettelijke rijsnelheid van 70 km/h of<br />
meer een aftrek van 2 dB gehanteerd. Voor de wegen met een wettelijke rijsnelheid van minder dan<br />
70 km/h is een aftrek van 5 dB gehanteerd. Deze aftrek is in de berekeningen verdisconteerd in de<br />
vorm van een groepsreductie.<br />
3
2.4 Verkeersgegevens<br />
De verkeersgegevens van de A37 zijn aangeleverd door Rijkswaterstaat. Deze gegevens zijn<br />
weergegeven in tabel 2.1.<br />
Tabel 2.1: gehanteerde verkeersgegevens A37 peiljaar 2020<br />
wegvak Weekdag<br />
intensiteit<br />
mvt/etmaal<br />
A37<br />
Zwartemeer- Duitse grens 14.260<br />
periode Uurintensiteit Voertuigverdeling<br />
(%)<br />
(%)<br />
lv mv zv<br />
dag 6,3 73,3 6,4 20,3<br />
avond 3,4 65,6 3,7 30,7<br />
nacht 1,4 59,0 5,8 35,2<br />
De wettelijke rijsnelheid op de A37 bedraagt 120 km/h voor de lichte motorvoertuigen en 80 km/h voor<br />
vrachtverkeer. In het rekenmodel is conform de systematiek van Rijkswaterstaat gerekend met een<br />
rijsnelheid van 115 km/h voor de lichte motorvoertuigen en 90 km/h voor het vrachtverkeer.<br />
De gemeente heeft de verkeersgegevens van de overige relevante wegen aangeleverd. Deze<br />
gegevens zijn weergegeven in tabel 2.2.<br />
Tabel 2.2: gehanteerde verkeersgegevens overige wegen peiljaar 2020<br />
wegvak weekdag uurintensiteit (%) voertuig-<br />
intensiteit<br />
verdeling (%)<br />
mvt/etmaal dag avond nacht lv mv zv<br />
Zuidervaart OZ<br />
Eemslandweg<br />
6.050 6,4 3,3 1,3 91,8 4,1 4,1<br />
Boertienstraat – Klemstrook<br />
6.050 6,6 3,8 0,8 91,2 4,4 4,4<br />
Klemstrook – Duitse grens<br />
Verlengde Van Echtenskanaal NZ<br />
1.936 6,6 3,8 0,8 91,2 4,4 4,4<br />
Zuidervaart OZ – Kamerlingswijk WZ 3.146 6,6 3,8 0,8 91,2 4,4 4,4<br />
Klemstrook 3.025 6,6 3,8 0,8 91,2 4,4 4,4<br />
Kamerlingswijk WZ / Hogeweg 1.936 6,6 3,8 0,8 91,2 4,4 4,4<br />
De wettelijke rijsnelheden en wegdektypes van de wegen zijn weergegeven in bijlage 1. In figuur 2 en<br />
3 zijn deze tevens grafisch weergegeven.<br />
3 GELUIDSBELASTING<br />
Met het akoestisch rekenmodel zijn de geluidscontouren (poldercontouren) berekend.<br />
De geluidscontouren inclusief aftrek artikel 110g van de Wet geluidhinder zijn voor het jaar 2020<br />
weergegeven in figuur 5.<br />
Daar er geen sprake is van ‘nieuwe situaties’ hoeven er geen hogere waarden te worden<br />
aangevraagd.<br />
4
4 RESUMÉ<br />
De gemeente <strong>Emmen</strong> is voornemens het bestemmingsplan “Zwartemeer” te actualiseren. Naar<br />
aanleiding van deze actualisatie is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd.<br />
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en er zijn binnen het bestemmingsplan geen<br />
wijzigingsgebieden aangewezen. Daar er geen sprake is van ‘nieuwe situaties’ hoeft de<br />
geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet te worden getoetst aan de Wet<br />
geluidhinder.<br />
De gemeente heeft aangegeven wel inzage te wensen in de geluidsbelasting ten gevolge van de<br />
relevante wegen binnen het bestemmingsplan voor het jaar 10 jaar na vaststelling van het<br />
bestemmingsplan (2020). Dit geldt tevens voor de 30 km/h wegen met een relatief hoge<br />
verkeersintensiteit.<br />
Met het akoestisch rekenmodel zijn de geluidscontouren (poldercontouren) berekend. In dit onderzoek<br />
zijn de geluidscontouren inclusief aftrek artikel 110g van de Wet geluidhinder weergegeven voor het<br />
jaar 2020.<br />
Daar er geen sprake is van ‘nieuwe situaties’ hoeven er geen hogere waarden te worden<br />
aangevraagd.<br />
Ingenieursbureau Spreen<br />
W. Spreen<br />
5
FIGUREN
Ingenieursbureau Spreen Figuur 1<br />
528000<br />
527750<br />
527500<br />
527250<br />
527000<br />
526750<br />
526500<br />
526250<br />
526000<br />
525750<br />
525500<br />
525250<br />
Grenzen bestemmingsplan<br />
Grenzen bestemmingsplan<br />
0 m 500 m<br />
schaal = 1 : 12500<br />
265750 266000 266250 266500 266750 267000 267250 267500 267750 268000<br />
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Grenzen bestemmingsplan] , Geomilieu V1.62
528100<br />
528000<br />
527900<br />
527800<br />
527700<br />
527600<br />
527500<br />
527400<br />
266600 266700 266800 266900 267000 267100 267200 267300 267400 267500 267600 267700 267800<br />
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />
Ho = 5,0 m<br />
53<br />
53<br />
58<br />
Bodemgebied<br />
Hoogtelijn<br />
Scherm<br />
Weg<br />
periode: Lden<br />
groep: RW37<br />
Inclusief groepsreducties<br />
48 - 53 dB<br />
53 - 58 dB<br />
58 - 63 dB<br />
63 - 99 dB<br />
0 m 200 m<br />
schaal = 1 : 5000<br />
53<br />
G eluidscontouren A37 (inclusief aftrek art. 110g W gh)<br />
Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 1/8
H o = 5,0 m<br />
W e gve rke e rs la w a a i - R M W -2 0 0 6 , [Z w a rte m e e r - B a s is m o de l] , G e o m ilie u V 1 .6 2<br />
2 6 6 1 0 0 2 6 6 2 0 0 2 6 6 3 0 0 2 6 6 4 0 0 2 6 6 5 0 0 2 6 6 6 0 0 2 6 6 7 0 0 2 6 6 8 0 0 2 6 6 9 0 0 2 6 7 0 0 0 2 6 7 1 0 0 2 6 7 2 0 0 2 6 7 3 0 0<br />
5 2 7 3 0 0<br />
5 2 7 4 0 0<br />
5 2 7 5 0 0<br />
5 8<br />
5 3<br />
5 2 7 6 0 0<br />
G<br />
6 3<br />
5 2 7 7 0 0<br />
5 8<br />
e<br />
5 3<br />
5 2 7 8 0 0<br />
s cha a l = 1 : 5 0 0 0<br />
l<br />
u<br />
0 m 2 0 0 m<br />
5 2 7 9 0 0<br />
i<br />
6 3 - 9 9 dB<br />
d<br />
5 8 - 6 3 dB<br />
5 3 - 5 8 dB<br />
5 2 8 0 0 0<br />
4 8 - 5 3 dB<br />
s<br />
Inclus ie f gro e psre ductie s<br />
pe rio de : L de n<br />
gro e p: Z uide rva a rt O Z<br />
c<br />
5 2 8 1 0 0<br />
B o de m ge bie d<br />
H o o gte lijn<br />
S che rm<br />
W e g<br />
o<br />
I<br />
n
528000<br />
527900<br />
527800<br />
527700<br />
527600<br />
527500<br />
527400<br />
527300<br />
527200<br />
Ho = 5,0 m<br />
53<br />
63<br />
58<br />
53<br />
58<br />
63<br />
53<br />
58<br />
63<br />
53<br />
53<br />
58 58<br />
265800 265900 266000 266100 266200 266300 266400 266500 266600 266700 266800 266900 267000<br />
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />
63<br />
58<br />
53<br />
Bodemgebied<br />
Hoogtelijn<br />
Scherm<br />
Weg<br />
periode: Lden<br />
groep: Eemslandweg<br />
Inclusief groepsreducties<br />
48 - 53 dB<br />
53 - 58 dB<br />
58 - 63 dB<br />
63 - 99 dB<br />
0 m 200 m<br />
schaal = 1 : 5000<br />
53<br />
G eluidscontouren Eem slandw eg (inclusief aftrek art. 110g W gh)<br />
Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 3/8
528000<br />
527900<br />
527800<br />
527700<br />
527600<br />
527500<br />
527400<br />
527300<br />
527200<br />
58<br />
Ho = 5,0 m<br />
58<br />
53<br />
58<br />
53 53<br />
58<br />
266700 266800 266900 267000 267100 267200 267300 267400 267500 267600 267700 267800 267900<br />
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />
58<br />
53<br />
58<br />
53<br />
58<br />
Bodemgebied<br />
Hoogtelijn<br />
Scherm<br />
Weg<br />
periode: Lden<br />
groep: Eemslandweg<br />
Inclusief groepsreducties<br />
48 - 53 dB<br />
53 - 58 dB<br />
58 - 63 dB<br />
63 - 99 dB<br />
0 m 200 m<br />
schaal = 1 : 5000<br />
53<br />
G eluidscontouren Eem slandw eg (inclusief aftrek art. 110g W gh)<br />
Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 4/8
528000<br />
527900<br />
527800<br />
527700<br />
527600<br />
527500<br />
527400<br />
527300<br />
527200<br />
Ho = 5,0 m<br />
53<br />
58<br />
53<br />
53<br />
58 58<br />
Bodemgebied<br />
Hoogtelijn<br />
Scherm<br />
Weg<br />
periode: Lden<br />
groep: Verlengde Van Echtenskanaal<br />
Inclusief groepsreducties<br />
266300 266400 266500 266600 266700 266800 266900 267000 267100 267200 267300 267400 267500<br />
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />
48 - 53 dB<br />
53 - 58 dB<br />
58 - 63 dB<br />
63 - 99 dB<br />
0 m 200 m<br />
schaal = 1 : 5000<br />
G eluidscontouren V erlengde van Echtenskanaal (inclusief aftrek art. 110g W gh)<br />
Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 5/8
527900<br />
527800<br />
527700<br />
527600<br />
527500<br />
527400<br />
527300<br />
527200<br />
527100<br />
Ho = 5,0 m<br />
53<br />
266100 266200 266300 266400 266500 266600 266700 266800 266900 267000 267100 267200 267300<br />
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />
58<br />
Bodemgebied<br />
Hoogtelijn<br />
Scherm<br />
Weg<br />
periode: Lden<br />
groep: Klemstrook<br />
Inclusief groepsreducties<br />
48 - 53 dB<br />
53 - 58 dB<br />
58 - 63 dB<br />
63 - 99 dB<br />
0 m 200 m<br />
schaal = 1 : 5000<br />
G eluidscontouren Klem strook (inclusief aftrek art. 110g W gh)<br />
Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 6/8
Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 7/8<br />
527400<br />
527300<br />
527200<br />
527100<br />
527000<br />
526900<br />
526800<br />
526700<br />
526600<br />
526500<br />
526400<br />
526300<br />
58<br />
58<br />
58<br />
58<br />
53<br />
53<br />
58<br />
53<br />
53<br />
Geluidscontouren Kamerlingswijk WZ (inclusief aftrek art. 110g Wgh)<br />
58<br />
266800 266900 267000 267100<br />
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />
267200 267300 267400 267500 267600<br />
Ho = 5,0 m<br />
53<br />
Bodemgebied<br />
Hoogtelijn<br />
Scherm<br />
Weg<br />
periode: Lden<br />
groep: Kamerlingswijk<br />
Inclusief groepsreducties<br />
48 - 53 dB<br />
53 - 58 dB<br />
58 - 63 dB<br />
63 - 99 dB<br />
0 m 200 m<br />
schaal = 1 : 5000
Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 8/8<br />
526300<br />
526200<br />
526100<br />
526000<br />
525900<br />
525800<br />
525700<br />
525600<br />
525500<br />
525400<br />
525300<br />
525200<br />
Ho = 5,0 m<br />
53<br />
58<br />
53<br />
58<br />
58<br />
58<br />
53<br />
58<br />
53<br />
58<br />
53<br />
53<br />
53<br />
Geluidscontouren Kamerlingswijk WZ (inclusief aftrek art. 110g Wgh)<br />
Bodemgebied<br />
Hoogtelijn<br />
266800 266900 267000 267100 267200 267300 267400 267500 267600<br />
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />
Scherm<br />
Weg<br />
periode: Lden<br />
groep: Kamerlingswijk<br />
Inclusief groepsreducties<br />
48 - 53 dB<br />
53 - 58 dB<br />
58 - 63 dB<br />
63 - 99 dB<br />
0 m 200 m<br />
schaal = 1 : 5000
BIJLAGEN
Ingenieursbureau Spreen<br />
Model: Basismodel<br />
Groep: (hoofdgroep)<br />
Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006<br />
Bijlage 1 - 1/3<br />
Naam Omschr. ISO H Hbron Wegdek V(LV)<br />
01 RW37 Zwartemeer - Duitsland 0,00 0,75 1L ZOAB 115<br />
02 RW37 Duitsland - Zwartemeer 0,00 0,75 1L ZOAB 115<br />
03 Zuidervaart N379 O.Z. 0,00 0,75 referentiewegdek 80<br />
04 Zuidervaart N379 O.Z. 0,00 0,75 referentiewegdek 50<br />
05 Eemslandweg 0,00 0,75 referentiewegdek 50<br />
06 Eemslandweg Klemstrook-Kamerlingswijk 0,00 0,75 elementenverharding in keperverband (30km/h) 30<br />
07 Eemslandweg 0,00 0,75 referentiewegdek 50<br />
08 Eemslandweg 0,00 0,75 referentiewegdek 80<br />
09 Verlengde Van Echtenskanaal 0,00 0,75 referentiewegdek 50<br />
10 Klemstrook 0,00 0,75 elementenverharding in keperverband (30km/h) 30<br />
11 Kamerlingswijk 0,00 0,75 referentiewegdek 50<br />
11 Kamerlingswijk 0,00 0,75 elementenverharding in keperverband 50<br />
12 Kamerlingswijk 0,00 0,75 referentiewegdek 50<br />
Geomilieu V1.62<br />
2-11-2010 16:13:40
Ingenieursbureau Spreen<br />
Model: Basismodel<br />
Groep: (hoofdgroep)<br />
Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006<br />
Bijlage 1 - 2/3<br />
Naam V(MV) V(ZV) Totaal aantal %Int.(D) %Int.(A) %Int.(N) %LV(D) %LV(A) %LV(N) %MV(D) %MV(A) %MV(N) %ZV(D)<br />
01 90 90 7130,00 6,30 3,40 1,40 73,40 6,40 20,30 65,60 3,70 30,70 59,00<br />
02 90 90 7130,00 6,30 3,40 1,40 73,40 6,40 20,30 65,60 3,70 30,70 59,00<br />
03 80 80 6050,00 6,40 3,30 1,30 92,80 92,80 92,80 4,10 4,10 4,10 4,10<br />
04 50 50 6050,00 6,40 3,30 1,30 92,80 92,80 92,80 4,10 4,10 4,10 4,10<br />
05 50 50 6050,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />
06 30 30 1936,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />
07 50 50 1936,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />
08 80 80 1936,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />
09 50 50 3146,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />
10 30 30 3025,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />
11 50 50 1936,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />
11 50 50 1936,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />
12 50 50 1936,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />
Geomilieu V1.62<br />
2-11-2010 16:13:40
Ingenieursbureau Spreen<br />
Model: Basismodel<br />
Groep: (hoofdgroep)<br />
Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006<br />
Naam %ZV(A) %ZV(N)<br />
01 5,80 35,20<br />
02 5,80 35,20<br />
03 4,10 4,10<br />
04 4,10 4,10<br />
05 4,40 4,40<br />
06 4,40 4,40<br />
07 4,40 4,40<br />
08 4,40 4,40<br />
09 4,40 4,40<br />
10 4,40 4,40<br />
11 4,40 4,40<br />
11 4,40 4,40<br />
12 4,40 4,40<br />
Geomilieu V1.62<br />
Bijlage 1 - 3/3<br />
2-11-2010 16:13:40
Bijlage 6 Tankenlijst<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 185
estemmingsplan Zwartemeer<br />
186 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
n k l i j s t Z w a r t e m e e r<br />
a<br />
N a a m A d r e s<br />
m e r<br />
u m m e r i e k<br />
Y<br />
a a t<br />
d<br />
8 O . L . S .<br />
B l o k k e n 2 2<br />
l o k k e n<br />
2 2 6 6 6 5 3 , 1 6 5 2 7 2 4<br />
o t d h u i s b r 1 0 . 0<br />
8<br />
. E m m e r C e n t r a a l W o n i n<br />
H u i z e n 2 0<br />
u i z e n<br />
0 2 6 6 9 3 3 , 1 9 5 2 7 1 7<br />
r e k h u i s b r 4 . 0<br />
0 1<br />
t<br />
s l a n d w e g 2 6<br />
s l a n d w e g<br />
6 2 6 6 1 2 3 , 5 7 5 2 7 3 9<br />
r e k d i e s e l 2 . 0 1 9 5 0<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 6<br />
s l a n d w e g<br />
6 2 6 6 1 2 3 , 5 7 5 2 7 3 9<br />
0 3<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 6<br />
s l a n d w e g<br />
6 2 6 6 1 2 3 , 5 7 5 2 7 3 9<br />
o t p d i e s e l 5 . 0 1 9 7 6<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />
o t p l o o d v r 6 . 0 1 9 6 5<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />
o t p l o o d v r 6 . 0 1 9 6 5<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />
o t p s u p e r 6 . 0 1 9 6 5<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />
o t p s u p e r 6 . 0 1 9 6 5<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />
o t p d i e s e l 6 . 0 1 9 6 5<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />
9 7 9 o g 5 5<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />
9 8 5 o g 5 5<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />
9 8 5 o g 5 5<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />
9 8 5 o g 5 5<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />
9 8 5 o g 5 5<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />
5 5 1 1<br />
m<br />
s l a n d w e g 2 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />
9 8 4 o g 5 5<br />
m<br />
b b e r s J . B .<br />
m s l a n d w e g 3 5<br />
s l a n d w e g<br />
5 2 6 6 3 1 0 , 7 5 5 2 7 3 9<br />
A T h u i s b r 4 . 0<br />
0 1<br />
u<br />
s l a n d w e g 4 5<br />
s l a n d w e g<br />
5 2 6 6 4 5 3 , 4 4 5 2 7 3 9<br />
z t d i e s e l 6 . 0<br />
0 1<br />
m<br />
s l a n d w e g 4 5<br />
s l a n d w e g<br />
5 2 6 6 4 5 3 , 4 4 5 2 7 3 9<br />
m<br />
s l a n d w e g 4 5<br />
s l a n d w e g<br />
5 2 6 6 4 5 3 , 4 4 5 2 7 3 9<br />
m<br />
s l a n d w e g 4 5<br />
s l a n d w e g<br />
5 2 6 6 4 5 3 , 4 4 5 2 7 3 9<br />
m<br />
s l a n d w e g 4 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 6 5 3 9 , 3 5 5 2 7 3 8<br />
z t l o o d v r 6 . 0<br />
0 1<br />
m<br />
s l a n d w e g 6 3<br />
s l a n d w e g<br />
3 2 6 6 7 7 2 , 7 9 5 2 7 3<br />
o t d s u p e r 6 . 0 1 9 7 6<br />
m<br />
s l a n d w e g 6 3<br />
s l a n d w e g<br />
3 2 6 6 7 7 2 , 7 9 5 2 7 3<br />
o t d l o o d v r 4 . 0 1 9 7 6<br />
m<br />
s l a n d w e g 7 9<br />
s l a n d w e g<br />
9 o t k d i e s e l 3 . 0<br />
0 1<br />
m<br />
s l a n d w e g 8 8<br />
s l a n d w e g<br />
8 2 6 7 1 2 9 , 3 8 5 2 7 3 5<br />
o t p h u i s b r 6 . 0<br />
0 1<br />
m<br />
b o E m m e n b . v .<br />
m s l a n d w e g 1 0 1<br />
s l a n d w e g<br />
0 1 2 6 7 4 0 0 , 1 7 5 2 7 2<br />
A T h u i s b r 1 . 0<br />
0 1<br />
u<br />
b o E m m e n b . v .<br />
m s l a n d w e g 1 0 1<br />
s l a n d w e g<br />
0 1 2 6 7 4 0 0 , 1 7 5 2 7 2<br />
A T h u i s b r 2 0 . 0<br />
0 2<br />
u<br />
s l a n d w e g 1 1 6<br />
s l a n d w e g<br />
1 6 2 6 7 5 6 2 , 8 5 5 2 7 3 3<br />
0 1<br />
m<br />
s l a n d w e g 1 2 5<br />
s l a n d w e g<br />
2 5 2 6 7 6 9 5 , 1 7 5 2 7 3 2<br />
o t d s u p e r 1 2 . 0<br />
m<br />
s l a n d w e g 1 2 5<br />
s l a n d w e g<br />
2 5 2 6 7 6 9 5 , 1 7 5 2 7 3 2<br />
o t d l o o d v r 1 2 . 0<br />
m<br />
s l a n d w e g 1 2 5<br />
s l a n d w e g<br />
2 5 2 6 7 6 9 5 , 1 7 5 2 7 3 2<br />
o t d l o o d v r 1 2 . 0<br />
m<br />
s l a n d w e g 1 2 5<br />
s l a n d w e g<br />
2 5 2 6 7 6 9 5 , 1 7 5 2 7 3 2<br />
o t d d i e s e l 1 2 . 0<br />
m<br />
s l a n d w e g 1 2 5<br />
s l a n d w e g<br />
2 5 2 6 7 6 9 5 , 1 7 5 2 7 3 2<br />
o t d<br />
m<br />
e l m a n n J . J . G .<br />
m e r l i n g s w i j k O . Z . 1 6<br />
e r l i n g s w i j k O Z<br />
6 2 6 7 1 9 1 , 5 8 5 2 6 8 5<br />
o t k h u i s b r ?<br />
0 1<br />
u<br />
a a t s b o s b e h e e r<br />
m e r l i n g s w i j k O . Z . 8 3<br />
e r l i n g s w i j k O Z<br />
3 o t k d i e s e l 6 . 0<br />
0 1<br />
t<br />
b e r m w . S . H .<br />
m e r l i n g s w i j k W . Z . 1 3 6<br />
e r l i n g s w i j k W Z<br />
3 6 2 6 7 0 3 7 , 6 3 5 2 5 2 9<br />
o t k h u i s b r 8 . 0<br />
0 1<br />
a<br />
e r l i n g s w i j k W . Z . 3 8<br />
e r l i n g s w i j k W Z<br />
8 2 6 7 1 0 4 , 6 6 5 2 6 8 2<br />
z t h u i s b r ?<br />
0 1<br />
m<br />
b k e s H . H .<br />
m e r l i n g s w i j k W . Z . 8 2<br />
e r l i n g s w i j k W Z<br />
2 2 6 7 0 5 9 , 2 5 5 2 6 2 4<br />
o t k h u i s b r 6 . 0 1 9 6 8<br />
u<br />
l e m a s t r a a t 1 4<br />
m a s t r a a t<br />
4 2 6 7 0 7 4 , 7 1 5 2 7 2 0<br />
z t p e t r o l ?<br />
0 1<br />
l<br />
r v o r m d e G e m e e n t e<br />
l l e m a s t r a a t 5<br />
m a s t r a a t 2 6 7 0 3 6 5 2 7 2 4<br />
A T h u i s b r 5 . 0<br />
0 1<br />
e<br />
d e r v a a r t O . Z . 5<br />
e r v a a r t O Z<br />
2 6 6 6 6 8 , 6 8 5 2 7 5 8<br />
z t d i e s e l ?<br />
0 1<br />
i
e l i c h t i n g<br />
0 0 g e v . m e t z a n d<br />
o<br />
6 0 g e v m z a n d<br />
v e r w i j d e r d<br />
2<br />
h t i n g<br />
o v e n g r o n d s<br />
n i e t v o l d o e n d e g e s a n e e r<br />
b<br />
v . m e t z a n d<br />
o n d e r g r o n d s<br />
i n g a f d o e n d e g e s a n e e r d<br />
e<br />
3 v e r v . g r . a f g e v .<br />
g e v u l d<br />
m<br />
9 6 ? A m v b h e r s t e l i n r i c h<br />
v o l d o e t a a n d e e i s e n<br />
9<br />
m v b v o l d o e t n i e t a a n B o o t<br />
m v b v a l t n i e t o n d e r B o o t<br />
m v b v e r w i j d e r d<br />
v b v a l t o n d e r B o o t<br />
e r w . 1 9 9 0<br />
m<br />
v b<br />
i s v e r w i j d e r d o n d e r t o e z i<br />
0 0 g e v . m e t z a n d<br />
m<br />
v b l p g ; 1 9 9 0 a a n g e p a s<br />
a n d<br />
b i n g e b r u i k<br />
i s b e h a n d e l d o n d e r t o e z<br />
e h . g e v . m . z a n d ; v e r m o e d<br />
e g g e l z e l f<br />
m<br />
0 g e v . m e t z a n d<br />
i s b e h a n d e l d b i j A c t i e T a<br />
i s b e h a n d e l d z o n d e r t o e<br />
e r w w u b b e n 1 1 - 1 2 - 9 7<br />
0<br />
r w C o h e n<br />
i s b e h a n d e l d v o o r e i g e n<br />
e v . m e t z a n d<br />
e<br />
e r w w u b b e n 1 9 - 9 - 9 6<br />
e r w w u b b e n 2 0 - 9 - 9 5<br />
n o p d r a c h t S u b a t , 1 9 9 6<br />
e r w w u b b e n 2 0 - 8 - 9 6<br />
n d 1 - 6 - 9 3<br />
i s v e r w i j d e r d o n d e r t o e z i<br />
a<br />
4 - 9 1 d o o r i s o t a n k<br />
i s v e r w i j d e r d o n d e r t o e z i<br />
n o p d r a c h t S u b a t , 1 9 9 6<br />
-<br />
4 - 9 1 d o o r i s o t a n k<br />
i s v e r w i j d e r d o n d e r t o e z i<br />
n o p d r a c h t S u b a t , 1 9 9 6<br />
-<br />
- 4 - 1 9 9 3 v e r w w u b b e n<br />
i s v e r w i j d e r d , h o e e n w a<br />
n o p d r a c h t S u b a t , 1 9 9 6<br />
3<br />
- 1 0 - 9 2<br />
h u i d i g e t o e s t a n d o n b e k e<br />
n o p d r a c h t S u b a t , 1 9 9 6<br />
2<br />
0 g e v . m e t z a n d<br />
b u i t e n g e b r u i k<br />
E E N T A N K A A N W E Z I G<br />
0<br />
0 0 0 g e v . m e t z a n d
Bijlage 7 Secundair bluswater<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 189
estemmingsplan Zwartemeer<br />
190 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Bijlage 8 Raadsvoorstel en raadsbesluit<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 193
estemmingsplan Zwartemeer<br />
194 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 199
estemmingsplan Zwartemeer<br />
200 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Regels<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 201
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Hoofdstuk 1 Inleidende regels<br />
Artikel 1 Begrippen<br />
1.1 plan:<br />
het bestemmingsplan Zwartemeer van de gemeente <strong>Emmen</strong>;<br />
1.2 bestemmingsplan:<br />
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML- bestand<br />
NL.IMRO.0114.2009069-0701 met de bijbehorende regels en bijlage;<br />
1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:<br />
het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend<br />
bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met<br />
als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam<br />
uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch,<br />
lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een<br />
daarvoor specifiek opgeleid persoon. De ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huisgebonden<br />
bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn.<br />
1.4 aanduiding:<br />
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,<br />
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;<br />
1.5 aanduidingsgrens:<br />
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;<br />
1.6 achtererf:<br />
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;<br />
1.7 achtererfscheiding<br />
een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor<br />
volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen. Het bevoegd gezag bepaalt welke zijde<br />
als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;<br />
1.8 achtergevel:<br />
gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;<br />
1.9 agrarisch bedrijf:<br />
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen<br />
en/of het houden van dieren;<br />
1.10 agrarisch bedrijf grondgebonden:<br />
agrarische bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals akkerbouw, veeteelt en vollegrond tuinbouw die<br />
afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend, uitgezonderd een<br />
boomkwekerij;<br />
1.11 agrarische gronden/ agrarisch grondgebruik:<br />
gronden welke gebruikt worden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van<br />
gewassen en/of het houden van dieren;<br />
202 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
1.12 ander(e) bouwwerk(en):<br />
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;<br />
1.13 andere werk(en):<br />
een werk, geen bouwwerk zijnde;<br />
1.14 antennedrager:<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;<br />
1.15 antenne-installatie:<br />
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een<br />
techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;<br />
1.16 archeologisch attentiegebied:<br />
een gebied waar zich in en of de bodem met het oog op de bewoningsgeschiedenis<br />
beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere samenlevingen kunnen bevinden;<br />
1.17 bebouwing:<br />
één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;<br />
1.18 bedrijf:<br />
een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt<br />
en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen<br />
ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;<br />
1.19 bedrijfsgebouw:<br />
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;<br />
1.20 bedrijfswoning:<br />
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen,<br />
wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;<br />
1.21 bedrijventerrein:<br />
een gebied waar diverse bedrijven zich kunnen vestigen;<br />
1.22 begane grond:<br />
de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;<br />
1.23 beroeps- cq; bedrijfsvloeroppervlakte:<br />
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een<br />
aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief<br />
opslag- en administratieruimten en dergelijke;<br />
1.24 bestaand:<br />
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;<br />
1.25 bestaande bebouwing:<br />
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;<br />
1.26 bestemmingsgrens:<br />
de grens van een bestemmingsvlak;<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 203
1.27 bestemmingsvlak:<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;<br />
1.28 bijgebouw:<br />
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen<br />
hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;<br />
1.29 bouwen:<br />
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een<br />
bouwwerk;<br />
1.30 bouwgrens:<br />
de grens van een bouwvlak;<br />
1.31 bouwlaag:<br />
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren<br />
en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de<br />
onderbouw en zolder: voor de onderscheidenlijke bouwlagen geldt de volgende maximale bouwhoogte:<br />
1 bouwlaag, 5 meter;<br />
2 bouwlagen, 8 meter;<br />
3 bouwlagen, 12 meter;<br />
4 bouwlagen 15 meter;<br />
5 bouwlagen 18 meter;<br />
6 bouwlagen 21 meter;<br />
1.32 bouwperceel:<br />
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende<br />
bebouwing is toegelaten;<br />
1.33 bouwperceelgrens:<br />
een grens van een bouwperceel;<br />
1.34 bouwvlak:<br />
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde<br />
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;<br />
1.35 bouwwerk:<br />
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij<br />
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;<br />
1.36 dagrecreatie:<br />
een verblijf buiten de eigen woning langer dan 2 uur voor recreatieve doeleinden doorgebracht zonder<br />
overnachting;<br />
1.37 dak<br />
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;<br />
1.38 dakopbouw:<br />
de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal 20% van de<br />
basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;<br />
204 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
1.39 detailhandel:<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten<br />
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik,<br />
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;<br />
1.40 dienstverlenend beroep:<br />
beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke<br />
diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en<br />
naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering<br />
van een garagebedrijf;<br />
1.41 dienstverlening:<br />
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te<br />
woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;<br />
1.42 dierenpark (kinderboerderij):<br />
een publiek park waar dieren worden gehouden, verzorgd en bezichtigd met een recreatieve- en/of<br />
educatieve functie alsmede spelvoorzieningen aanwezig zijn;<br />
1.43 dierenweide:<br />
een weide/grasland waar dieren worden gehouden, al dan niet verzorgd en bezichtigd;<br />
1.44 eerste bouwlaag<br />
de bouwlaag die rechtstreeks ontsloten kan worden vanaf het aansluitend terrein;<br />
1.45 eerste verdieping<br />
tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;<br />
1.46 erf:<br />
het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;<br />
1.47 erker:<br />
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal,<br />
bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij<br />
het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;<br />
1.48 garagebox/autobox:<br />
overdekte stalling voor een of meer auto's;<br />
1.49 gebouw:<br />
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden<br />
omsloten ruimte vormt;<br />
1.50 geluidswerende voorzieningen:<br />
geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen,<br />
geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;<br />
1.51 gemengde doeleinden:<br />
een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies, zoals in dit bestemmingsplan opgenomen<br />
hoofdgroepen van bestemmingen;<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 205
1.52 geometrische plaatsbepaling:<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;<br />
1.53 gevel:<br />
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht,<br />
daaronder begrepen het dak;<br />
1.54 gevellijn:<br />
de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het<br />
bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;<br />
1.55 groenvoorziening:<br />
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld,<br />
plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar<br />
voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;<br />
1.56 hoofdgebouw:<br />
gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het<br />
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;<br />
1.57 horeca:<br />
een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden<br />
verstrekt en /of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;<br />
1.58 horeca-1:<br />
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide<br />
etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals<br />
cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een<br />
sportkantine;<br />
1.59 horeca-2:<br />
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als<br />
nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's,<br />
grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;<br />
1.60 horeca-3:<br />
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor<br />
consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of<br />
maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;<br />
1.61 horeca-4:<br />
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen<br />
beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een<br />
wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van<br />
dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse;<br />
1.62 horeca-5:<br />
een horecabedrijf gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van<br />
maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;<br />
1.63 kampeermiddel:<br />
a. een tent, een tentwagen, een camper, een caravan of een stacaravan;<br />
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, dat geheel of ten dele is<br />
206 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;<br />
1.64 kantoor:<br />
beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend<br />
gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening<br />
1.65 karakteristieke objecten:<br />
objecten, welke wordt bepaald door de hoofdvorm en de bouwstijl, waarbij de relatie tussen hoofdvorm<br />
(nokhoogte, goothoogte en dakvorm), voormalige functie en situering kenmerkend is voor de streek of<br />
een tijdsperiode;<br />
1.66 kas:<br />
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander<br />
licht-doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;<br />
1.67 landschappelijke waarden:<br />
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak<br />
(geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);<br />
1.68 luifel:<br />
een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven<br />
een raam of deur;<br />
1.69 maatschappelijke voorzieningen:<br />
voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en<br />
openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinderopvang, onderwijs,<br />
religie, uitvaart, bibliotheken, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven,<br />
gevangeniswezen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook<br />
ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;<br />
1.70 medische voorzieningen:<br />
voorzieningen voor medische hulpverlening en medische hulpmiddelen, zoals een huisartsenpost,<br />
medische groepspraktijk, tandartsenpraktijk, fysiotherapie, apotheek, kruisgebouw, GGD,<br />
dierenartsenpraktijk, geestelijke hulpverlening of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor<br />
specifiek opgeleid persoon;<br />
1.71 natuurlijke waarde:<br />
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige<br />
en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;<br />
1.72 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:<br />
voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen,<br />
telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van<br />
elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van<br />
nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;<br />
1.73 overkapping:<br />
een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);<br />
1.74 perceelgrens:<br />
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een<br />
aangrenzend terrein;<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 207
1.75 serre:<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte<br />
constructie met een overwegend transparante uitstraling;<br />
1.76 staat van bedrijfsactiviteiten<br />
een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied;<br />
De lijst is als bijlage bij de voorschriften opgenomen;<br />
1.77 straat- en bebouwingsbeeld:<br />
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in<br />
aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en<br />
open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang<br />
in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;<br />
1.78 waterhuishoudkundige voorzieningen:<br />
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen,<br />
watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;<br />
1.79 waterlopen:<br />
een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als<br />
verbinding tussen de voor water bestemde gronden;<br />
1.80 woning aaneengebouwd (rijwoning):<br />
een grondgebonden woning die met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij staat;<br />
1.81 woning twee-aaneen:<br />
een woning op slechts 1 zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens waaronder ook begrepen<br />
geschakelde woningen;<br />
1.82 woning vrijstaand:<br />
een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;<br />
1.83 woning:<br />
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;<br />
1.84 wooneenheid:<br />
afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw; e;<br />
1.85 woonzorgcentrum:<br />
een complex met een bouwwijze die is gericht op beschermd wonen, zorg en verpleging, waarbij<br />
eventueel met complexgewijze overeengekomen zorg- en servicearrangementen, maar met een<br />
consequente contractuele scheiding tussen wonen, zorg en service;<br />
1.86 zijerf:<br />
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;<br />
1.87 zijerfscheiding:<br />
een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende<br />
bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking<br />
kunnen komen, het bevoegd gezag bepaalt welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;<br />
208 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 2 Wijze van meten<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:<br />
2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:<br />
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;<br />
2.2 de bebouwing op de verbeelding:<br />
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;<br />
2.3 de bebouwingspercentage:<br />
een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel<br />
van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;<br />
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:<br />
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met<br />
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard<br />
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.<br />
2.5 de dakhelling:<br />
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.<br />
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:<br />
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te<br />
stellen constructiedeel.<br />
2.7 de hoogte van een windturbine:<br />
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.<br />
2.8 de inhoud van een bouwwerk:<br />
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de<br />
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.<br />
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:<br />
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd<br />
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.<br />
2.10 het peil:<br />
het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de<br />
bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water<br />
wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 209
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels<br />
Artikel 3 Agrarisch<br />
3.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. agrarische gronden;<br />
b. recreatief medegebruik voor een ijsbaan voor zover de gronden op de verbeelding zijn aangeduid met<br />
de aanduiding "ijsbaan";<br />
c. kleinschalig kan]mperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding-kleinschalig kamperen<br />
(sa-kk)';<br />
met bijbehorende:<br />
d. andere bouwwerken;<br />
e. water;<br />
f. toegangswegen, in- en uitritten;<br />
g. groenvoorzieningen;<br />
h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
3.2 Bouwregels<br />
3.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
op of in deze gronden mogen geen gebouwen en mestsilo's worden gebouwd.<br />
3.2.2 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />
gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />
mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />
terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />
vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten maximaal 10 meter mag<br />
bedragen.<br />
3.3 Afwijken van de bouwregels<br />
3.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:<br />
artikel 3.2.1 voor de oprichting van stallen en schuilgelegenheden ten behoeve van (klein)vee, met<br />
dien verstande dat;<br />
1. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht op percelen met een oppervlak van ten minste<br />
5000 m²;<br />
2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;<br />
3. de dakhelling niet minder dan 15 graden mag bedragen;<br />
4. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.<br />
210 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
3.3.2 Beperking<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het verlenen van de in artikel 3.3.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele<br />
gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />
bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen<br />
worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de<br />
verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de<br />
milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de<br />
genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet<br />
verleend;<br />
3.4 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;<br />
b. het gebruik van de gronden voor de opslag van mest.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van<br />
werkzaamheden<br />
3.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden<br />
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning<br />
vereist:<br />
a. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;<br />
b. het aanleggen van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen zoals<br />
picknickplaatsen en parkeervoorzieningen;<br />
c. het kweken van bomen en fruitteelt, voor zover het een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 1<br />
hectare betreft;<br />
d. het graven en dempen van wijken, sloten en waterlopen;<br />
e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen en het zoeken naar delfstoffen;<br />
f. het aanleggen van houtopstanden en (lijnvormige) beplanting;<br />
g. het beplanten en/of bebossen van gronden met houtopstanden, erfbeplanting uitgezonderd.<br />
3.5.2 Uitzonderingen<br />
Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:<br />
a. nodig zijn voor de aanleg van geluidswallen en geluidsschermen, resp. taluds voor fiets- en<br />
voetpaden en de wijkontsluitingswegen;<br />
b. normaal onderhoud en beheer betreffen, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan<br />
diepploegen;<br />
c. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;<br />
d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;<br />
e. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.<br />
3.5.3 Voorwaarden<br />
De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het<br />
oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering<br />
op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische<br />
bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan<br />
nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 211
3.5.4 Beperkingen<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of<br />
werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel<br />
daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan<br />
worden voorkomen.<br />
212 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 4 Bedrijf - Milieucategorie 2<br />
4.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Bedrijf- Milieucategorie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen,<br />
bijlage 1, met uitzondering van risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van<br />
10-6 / jaar, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en<br />
vergunningenbesluit milieubeheer en vuurwerkbedrijven;<br />
b. goederenwegvervoersbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van<br />
bedrijf-goederenwegvervoersbedrijf';<br />
c. kunststofverwerkingsbedrijf zonder fenolharsen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke<br />
vorm van bedrijf-kuststofverwerkingsbedrijf';<br />
d. metaaloppervlakte behandelbedrijf lakspuiten en moffelen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding<br />
'specifieke vorm van bedrijf-metaaloppervlakte behandelbedrijf lakspuiten en moffelen';<br />
e. sloopbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-sloopbedrijf';<br />
f. smederij/lasinrichting/bankwerkerij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van<br />
bedrijf-smederij/lasinrichting/bankwerkerij';<br />
g. bedrijfsgebouwen;<br />
h. een bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />
en mede bestemd voor:<br />
i. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />
gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />
met bijbehorende:<br />
j. andere bouwwerken;<br />
k. groenvoorzieningen;<br />
l. kunstwerken en waterwerken;<br />
m. toegangswegen, in- en uitritten;<br />
n. parkeervoorzieningen;<br />
o. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
4.2 Bouwregels<br />
4.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. de voorgevel van een gebouw dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />
c. per bouwvlak is het maximale bebouwingspercentage 60%, dan wel indien een hoger<br />
bebouwingspercentage aanwezig is, het bestaande bebouwingspercentage;<br />
d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />
indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />
afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in<br />
welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
e. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
f. de dakhelling van een gebouw mag maximaal 60° bedragen, danwel de bestaande dakhelling indien<br />
de dakhelling afwijkend is.<br />
4.2.2 Bedrijfswoning<br />
Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />
a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;<br />
b. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />
250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />
mag bedragen;<br />
c. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />
d. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 213
estemmingsplan Zwartemeer<br />
bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum<br />
geldt;<br />
e. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
f. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen danwel de bestaande<br />
dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
4.2.3 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning<br />
Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />
a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />
wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 75 m²;<br />
b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;<br />
c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden<br />
opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />
d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, mits hierbij de goothoogte niet<br />
hoger is dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />
e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, mits hierbij de bouwhoogte<br />
niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />
f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />
meter bedragen;<br />
g. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />
bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />
verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />
4.2.4 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van overkappingen, zoals carports, mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />
c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 6 m bedragen en maximaal 15 m²<br />
vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter<br />
mag bedragen;<br />
d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het<br />
gedeelte van een zijerf dat loopt vanaf de openbare weg tot 1 m achter de gevellijn mag maximaal 2<br />
meter bedragen;<br />
e. luifels aan een gebouw mogen maximaal 1.5 meter uit steken.<br />
4.3 Nadere eisen<br />
4.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
4.4 Afwijken van de bouwregels<br />
4.4.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. lid 4.2.1 onder a in die zin dat het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />
mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;<br />
b. lid 4.2.3 onder a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen worden gebouwd voor<br />
noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)<br />
214 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />
c. lid 4.2.3 onder a en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />
worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1meter<br />
achter de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht;<br />
d. lid 4.2.3 onder a en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />
bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />
1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />
hoofdgebouw bedraagt;<br />
2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />
e. lid 4.2.3 onder c en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen<br />
worden opgericht;<br />
f. lid 4.2.4 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />
weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />
4.4.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
4.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd onder<br />
de categorieën 1 en 2 in de Staat van inrichtingen;<br />
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel,<br />
c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
4.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />
4.6.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. artikel 4.1 onder a in die zin dat andere bedrijven die in aard en omvang gelijk zijn aan de<br />
milieucategorie 2 bedrijven op de bijgevoegde staat van inrichtingen zich mogen vestigen binnen de<br />
voor Bedrijf milieucategorie 2, bestemde gronden met uitzondering van detailhandelsbedrijven,<br />
bedrijven met een risicocontour van 10-6 en geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in<br />
het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer mits:<br />
1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting<br />
gelijkwaardig zijn aan de milieucategorie 2 bedrijven die wel worden genoemd in bijlage 1 onder<br />
een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;<br />
2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven<br />
betreft;<br />
b. artikel 4.5 onder b in die zin dat detailhandel van ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde<br />
levensmiddelen, kleding, schoeisel, en huishoudelijke artikelen mag plaatsvinden.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 215
4.6.2 Beperking<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het verlenen van de in lid 4.6.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
4.7 Wijzigingsbevoegdheid<br />
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het<br />
plan te wijzigen voor:<br />
a. de bestemming Bedrijf - milieucategorie 2 (B-M2) na bedrijfsbeëindiging te wijzigen in de<br />
bestemming Wonen - Vrijstaand (W-V) (volgens de regels van artikel 24);<br />
b. de wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging<br />
om conform artikel 3.6 Wro het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden<br />
in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden of belangen<br />
onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.<br />
216 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen<br />
5.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. nutsvoorzieningen;<br />
met bijbehorende:<br />
b. andere bouwwerken;<br />
c. waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />
d. parkeervoorzieningen;<br />
e. toegangswegen;<br />
f. groenvoorzieningen;<br />
g. erven.<br />
5.2 Bouwregels<br />
5.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter bedragen.<br />
5.2.2 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 6 m bedragen en maximaal 15 m²<br />
vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter<br />
mag bedragen.<br />
5.3 Nadere eisen<br />
5.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 217
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Artikel 6 Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen<br />
6.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. brandstofverkooppunt, LPG niet inbegrepen<br />
b. benzineshop; verkooppunt gekoppeld aan brandstofverkooppunt en aan het brandstofverkooppunt<br />
gerelateerde goederen;<br />
c. autoverhuurbedrijf;<br />
d. autowasgelegenheid;<br />
e. een bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;<br />
f. een luifel ter overkapping van de brandstoftankpunten ter plaatse van de aanduiding specifieke<br />
bouwaanduiding-overkapping;<br />
en mede bestemd voor:<br />
g. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />
gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />
met de daarbij behorende:<br />
h. andere bouwwerken;<br />
i. toegangswegen in- en uitritten;<br />
j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
6.2 Bouwregels<br />
6.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;<br />
c. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding bouwhoogte mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw<br />
niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande bouwhoogte indien geen of een<br />
andere dan de bestaande bouwhoogte is aangegeven;<br />
6.2.2 Bedrijfswoning<br />
Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />
a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;<br />
b. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />
250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />
mag bedragen;<br />
c. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />
d. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te<br />
bedragen en indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5<br />
meter afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand<br />
kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
e. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
f. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen danwel de bestaande<br />
dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
6.2.3 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning<br />
Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />
a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;<br />
b. anders dan gesteld in artikel 6.2.1 onder a mogen bijgebouwen bij de bedrijfswoning buiten het<br />
bouwvlak ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning worden opgericht;<br />
c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag maximaal 75 m² bedragen,<br />
mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
d. bijgebouwen dienen achter de bedrijfswoning te worden opgericht;<br />
e. de bouwhoogte van een bijgebouw, mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
218 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
f. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />
bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />
verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />
6.2.4 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />
b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat<br />
lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mogen bedragen;<br />
c. in afwijking van het bepaalde in 6.2.1 onder a, b en c mag ter plaatse van de specifieke<br />
bouwaanduiding overkapping een overkapping voor de gevellijn worden opgericht met een maximum<br />
bouwhoogte tot 6 meter;<br />
d. in afwijking van het bepaalde in 6.2.4 onder a en b mag een erf- en terreinafscheiding voor de<br />
gevellijn opgericht worden mits de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen gelegen langs<br />
een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan<br />
de voorgevel van het (hoofd)gebouw, maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat de<br />
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />
6.3 Nadere eisen<br />
6.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
6.4 Afwijken van de bouwregels<br />
6.4.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:<br />
a. lid 6.2.1 onder a in die zin dat het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />
mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;<br />
b. het bepaalde in lid 6.2.3 onder c in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen<br />
worden gebouwd voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke<br />
Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />
c. lid 6.2.3 onder c en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />
worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1meter<br />
achter de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht;<br />
d. lid 6.2.3 onder c en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />
bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />
1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />
hoofdgebouw bedraagt;<br />
2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />
e. lid 6.2.3 onder d en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen<br />
worden opgericht;<br />
f. lid 6.2.4 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />
weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 219
6.4.2 Beperking<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het verlenen van de in artikel 6.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele<br />
gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />
bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan<br />
worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de<br />
verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de<br />
milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de<br />
genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet<br />
verleend;<br />
6.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:<br />
a. het verkopen van LPG;<br />
b. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte;<br />
6.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het<br />
plan te wijzigen:<br />
a. artikel 6.1 lid onder a, b, c en d, en toestaan dat een bedrijf milieucategorie 2 zoals op de<br />
bijgevoegde staat van inrichtingen is weergegeven danwel een bedrijf welke in aard en omvang gelijk<br />
is aan het bestemde bedrijf "Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen" op de zich mag vestigen<br />
binnen de voor Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen bestemde gronden met uitzondering van<br />
detailhandelsbedrijven, bedrijven met een risicocontour van 10-6 en geluidzoneringsplichtige<br />
inrichtingen zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer;<br />
b. door de bestemming Bedrijf - milieucategorie 2 na bedrijfsbeëindiging wijzigen in de bestemming<br />
Maatschappelijk;<br />
c. De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging<br />
om conform artikel 3.6 Wro het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden<br />
in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen<br />
onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.<br />
220 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 7 Bedrijventerrein<br />
7.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde Staat van inrichtingen,<br />
bijlage 1, met uitzondering van detailhandel en risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden<br />
risicocontour van 10-6 / jaar, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting-<br />
en vergunningenbesluit milieubeheer en vuurwerkbedrijven;<br />
b. goederenwegvervoersbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van<br />
bedrijf-goederenwegvervoersbedrijf';<br />
c. bedrijfsgebouwen;<br />
d. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;<br />
e. in afwijking van het bepaalde in artikel 7.1 onder a is de uitsluiting van detailhandel niet van<br />
toepassing op:<br />
1. detailhandel van ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde levensmiddelen, kleding, schoeisel<br />
en huishoudelijke artikelen;<br />
2. goederen in een onderneming, waarin een nijverheids en/of ambachtsbedrijf een wezenlijk<br />
bestanddeel van de totale bedrijfsuitoefening in de onderneming uitmaakt en de detailhandel in die<br />
goederen geschiedt zowel ter plaatse waar dat bedrijf wordt uitgeoefend als, gelet op de aard van<br />
die goederen, in rechtstreeks verband met de uitoefening van het bedrijf;<br />
3. detailhandel in ABC (Auto's, Boten, Caravans) en bijbehorende accessoires mits het<br />
verkoopvloeroppervlak (netto) per vestiging niet meer bedraagt dan 1000 m2;<br />
4. detailhandel in tenten, tentonderdelen en aanverwante artikelen mits het verkoopvloeroppervlak<br />
(netto) per vestiging niet meer bedraagt dan 1000 m2;<br />
5. detailhandel in landbouwwerktuigen, landbouwmachines, andere machinerieën en aanverwante<br />
artikelen mits het verkoopvloeroppervalk (netto) per vestiging niet meer bedraagt dan 1000 m2;<br />
6. detailhandel in brandbare en/of gevaarlijke stoffen mits het verkoopvloeroppervlak (netto) per<br />
vestiging niet meer bedraagt dan 1000 m2;<br />
7. detailhandel in grove bouwmaterialen mits het verkoopvloeroppervlak (netto) per vestiging niet meer<br />
bedraagt dan 1000 m2;<br />
en mede bestemd voor:<br />
f. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />
gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />
met bijbehorende:<br />
g. andere bouwwerken;<br />
h. tuin, erven;<br />
i. toegangswegen, in- en uitritten;<br />
j. parkeervoorzieningen;<br />
k. groenvoorzieningen;<br />
l. kunstwerken en waterwerken;<br />
m. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
7.2 Bouwregels<br />
7.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. de voorgevel van een gebouw dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />
c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />
indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />
afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in<br />
welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
d. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
e. de dakhelling van een gebouw mag maximaal 60° bedragen, danwel de bestaande dakhelling indien<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 221
de dakhelling afwijkend is.<br />
7.2.2 Bedrijfswoning<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />
a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;<br />
b. het aantal bedrijfswoningen met de bestemming Bedrijventerrein ten tijde van de terinzagelegging<br />
van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd, tenzij dit op de verbeelding met<br />
een aanduiding anders is weergegeven;<br />
c. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />
250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />
mag bedragen;<br />
d. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />
e. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de<br />
erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf<br />
de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval<br />
de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' (m) mag de goot- en bouwhoogte van<br />
het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande goot- en<br />
bouwhoogte indien geen of een andere dan de bestaande goot- en bouwhoogte is aangegeven;<br />
g. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
h. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen danwel de bestaande<br />
dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
7.2.3 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning<br />
Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />
a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />
wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 75 m²;<br />
b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;<br />
c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden<br />
opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />
d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, mits hierbij de goothoogte niet<br />
hoger is dan de goothoogte van het bijgebouw;<br />
e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, mits hierbij de bouwhoogte<br />
niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />
f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />
meter bedragen;<br />
g. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />
bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />
verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />
7.2.4 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />
c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15 m²<br />
vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter<br />
mag bedragen;<br />
d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het<br />
gedeelte van een zijerf dat loopt vanaf de openbare weg tot 1 meter achter de gevellijn mag<br />
maximaal 2 meter bedragen;<br />
e. luifels aan gebouwen mogen maximaal 1.5 meter uit steken.<br />
7.3 Nadere eisen<br />
7.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
222 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
7.4 Afwijken van de bouwregels<br />
7.4.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. lid 7.2.1 onder a in die zin dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de<br />
oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;<br />
b. lid 7.2.2 onder b in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebouwd bij een bedrijf waar nog geen<br />
bedrijfswoning aanwezig is en deze voldoet aan de bouwregels gesteld in artikel 7.2.2;<br />
c. lid 7.2.3 onder a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen worden gebouwd voor<br />
noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)<br />
uitsluitend op grond van en vertoon van een medische indicatie;<br />
d. lid 7.2.3 onder a en toestaan dat uitsluitend carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag worden<br />
opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1 meter achter<br />
de voorgevel van de bedrijfswoning dienen te worden opgericht;<br />
e. lid 7.2.3 onder a en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />
bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />
1. de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />
hoofdgebouw bedraagt;<br />
2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />
f. lid 7.2.1 onder d in die zin dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt verhoogd, dit met een<br />
maximum van 12 meter;<br />
g. lid 7.2.2 onder g in die zin dat de dakhelling van een bedrijfswoning minder dan 30° mag bedragen;<br />
h. lid 7.2.3 in die zin dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning direct vanaf de voorgevel van de<br />
bedrijfswoning gerealiseerd mogen worden;<br />
i. lid 7.2.4 onder b in die zin dat overkappingen direct vanaf de voorgevel van de woning gerealiseerd<br />
worden;<br />
j. lid 7.2.4 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />
weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />
7.4.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 7.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
7.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd onder<br />
de categorieën 1 en 2 in de Staat van inrichtingen;<br />
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;<br />
c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 223
toepassing.<br />
7.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />
7.6.1 Bevoegdheid<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. artikel 7.5 onder a in die zin dat andere bedrijven die in aard en omvang gelijk zijn aan de<br />
milieucategorie 2 bedrijven op de bijgevoegde staat van inrichtingen zich mogen vestigen binnen de<br />
voor Bedrijf milieucategorie 2, bestemde gronden met uitzondering van detailhandelsbedrijven,<br />
bedrijven met een risicocontour van 10-6 en geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in<br />
het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer mits:<br />
1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting<br />
gelijkwaardig zijn aan de milieucategorie 2 bedrijven die wel worden genoemd in bijlage 1 onder<br />
een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;<br />
2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven<br />
betreft;<br />
b. artikel 7.5 onder b in die zin dat detailhandel van ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde<br />
levensmiddelen, kleding, schoeisel, en huishoudelijke artikelen mag plaatsvinden.<br />
7.6.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 7.6.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
224 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Artikel 8 Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij<br />
8.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Cultuur en Ontspanning - Kinderboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. kinderboerderij;<br />
b. dierenweide;<br />
met bijbehorende:<br />
c. gebouwen;<br />
d. andere bouwwerken;<br />
e. groenvoorzieningen;<br />
f. fiets- en voetpaden;<br />
g. parkeervoorzieningen;<br />
h. vijvers;<br />
i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
8.2 Bouwregels<br />
8.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. maximaal 325 m² van het bouwvlak mag bebouwd worden;<br />
c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrenzen dient minimaal 10 m te bedragen,<br />
danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand,<br />
d. de goothoogte van een gebouw mag maximaal 3 meter bedragen, danwel de bestaande goothoogte;<br />
e. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 5.5 meter bedragen, danwel de bestaande<br />
bouwhoogte.<br />
8.2.2 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />
gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />
mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en<br />
terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen.<br />
8.3 Nadere eisen<br />
8.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 225
Artikel 9 Gemengd<br />
9.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. detailhandel;<br />
b. dienstverlening;<br />
c. kantoor;<br />
d. maatschappelijke doeleinden;<br />
e. wonen;<br />
en mede bestemd voor:<br />
f. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />
gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />
met bijbehorende:<br />
g. andere bouwwerken;<br />
h. fiets- en voetpaden;<br />
i. kunstwerken en waterwerken;<br />
j. sport- en speelgelegenheden;<br />
k. toegangswegen, in- en uitritten;<br />
l. parkeervoorzieningen;<br />
m. groenvoorzieningen;<br />
n. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
9.2 Bouwregels<br />
9.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;<br />
c. per bouwvlak is het maximale bebouwingspercentage 60%, dan wel indien een hoger<br />
bebouwingspercentage aanwezig is, het bestaande bebouwingspercentage;<br />
d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />
indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />
afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in<br />
welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
e. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
f. de diepte van een hoofdgebouw mag vanaf de gevellijn maximaal de bestaande diepte bedragen.<br />
9.2.2 (Bedrijfs)woning<br />
Voor het bouwen van een (bedrijfs)woning gelden de volgende bepalingen:<br />
a. het aantal (bedrijfs)woningen binnen de bestemming Gemengd ten tijde van de terinzagelegging van<br />
het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd;<br />
b. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een (bedrijfs)woning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />
250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />
mag bedragen;<br />
c. de voorgevel van een (bedrijfs)woning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />
d. de afstand van een (bedrijfs)woning tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te<br />
bedragen en indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5<br />
meter afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand<br />
kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
e. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
f. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen danwel de bestaande<br />
dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
226 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
9.2.3 Bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />
a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />
wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 75 m²;<br />
b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;<br />
c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden<br />
opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />
d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, mits hierbij de goothoogte niet<br />
hoger is dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />
e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, mits hierbij de bouwhoogte<br />
niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />
f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />
meter bedragen;<br />
g. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />
bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />
verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />
9.2.4 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />
c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het<br />
gedeelte van een zijerf dat loopt vanaf de openbare weg tot 1 meter achter de gevellijn mag<br />
maximaal 2 meter bedragen;<br />
d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />
vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter<br />
mag bedragen;<br />
e. luifels aan gebouwen mogen maximaal 1.5 meter uitsteken.<br />
9.3 Nadere eisen<br />
9.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
9.4 Afwijken van de bouwregels<br />
9.4.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. lid 9.2.1 onder a in die zin dat het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />
mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;<br />
b. het bepaalde in lid 9.2.3 onder a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen<br />
worden gebouwd voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke<br />
Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />
c. lid 9.2.3 onder a en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />
worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1meter<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 227
estemmingsplan Zwartemeer<br />
achter de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht;<br />
d. lid 9.2.3 onder a en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />
bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />
1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />
hoofdgebouw bedraagt;<br />
2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />
e. lid 9.2.3 onder c en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen<br />
worden opgericht;<br />
f. lid 9.2.4 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />
weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />
9.4.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 9.4.1 onder a genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele<br />
gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />
bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder<br />
geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de<br />
(sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de<br />
gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of<br />
belangen onevenredig worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
9.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een woning voor bewoning.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
228 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 10 Groen<br />
10.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. groen(voorziening);<br />
b. water;<br />
en mede bestemd voor:<br />
c. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />
gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />
met bijbehorende:<br />
d. andere bouwwerken;<br />
e. sport- en speelgelegenheden;<br />
f. fiets- en voetpaden;<br />
g. toegangswegen, in- en uitritten.<br />
h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
10.2 Bouwregels<br />
10.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />
10.2.2 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien<br />
verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs de openbare weg<br />
maximaal 1 meter mag bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />
vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter<br />
mag bedragen.<br />
10.3 Afwijken van de bouwregels<br />
10.3.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. lid 10.2.2 onder a in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />
weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen.<br />
10.3.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 10.3.1 onder a genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele<br />
gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />
bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder<br />
geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de<br />
(sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de<br />
gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of<br />
belangen onevenredig worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
10.4 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeervoorzieningen.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 229
10.5 Afwijken van de gebruiksregels<br />
10.5.1 Bevoegdheid<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. artikel 10.4 onder a in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van<br />
parkeervoorzieningen.<br />
10.5.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 10.5.1 genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
230 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 11 Horeca - 1<br />
11.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Horeca-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. een horeca-inrichting categorie 1;<br />
b. een bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />
met bijbehorende:<br />
c. andere bouwwerken;<br />
d. sport- en speelgelegenheden;<br />
e. toegangswegen, in- en uitritten;<br />
f. parkeervoorzieningen;<br />
g. groenvoorzieningen;<br />
h. kunstwerken en waterwerken;<br />
i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
11.2 Bouwregels<br />
11.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;<br />
c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />
indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />
afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , danwel indien sprake is van een kleinere<br />
afstand, de reeds bestaande afstand;<br />
d. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
e. de dakhelling van een gebouw mag maximaal 60° bedragen, danwel de bestaande dakhelling indien<br />
de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
11.2.2 Bedrijfswoning<br />
Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />
a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. per bedrijf mag maximaal één bedrijfswoning worden opgericht;<br />
c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />
d. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />
250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />
mag bedragen;<br />
e. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />
f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de<br />
erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf<br />
de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval<br />
de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
g. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
h. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen, danwel de bestaande<br />
dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
11.2.3 Bijgebouwen<br />
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />
wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 75 m²;<br />
b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;<br />
c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden<br />
opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />
d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, mits hierbij de goothoogte niet<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 231
estemmingsplan Zwartemeer<br />
hoger is dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />
e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, mits hierbij de bouwhoogte<br />
niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />
f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />
meter bedragen;<br />
g. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />
bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />
verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />
11.2.4 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. overkappingen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />
b. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
c. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />
gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />
mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en<br />
terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />
d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />
vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen;<br />
e. luifels aan gebouwen mogen maximaal 1.5 meter uitsteken.<br />
11.3 Nadere eisen<br />
11.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
11.4 Afwijken van de bouwregels<br />
11.4.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. lid 11.2.1 onder a in die zin dat het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />
mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;<br />
b. het bepaalde in lid 11.2.3 onder a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen<br />
worden gebouwd voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke<br />
Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />
c. lid 11.2.3 onder a en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />
worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1meter<br />
achter de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht;<br />
d. lid 11.2.3 onder a en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />
bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />
1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />
hoofdgebouw bedraagt;<br />
2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />
e. lid 11.2.3 onder c en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen<br />
worden opgericht;<br />
f. lid 11.2.4 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de<br />
openbare weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />
232 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
11.4.2 Beperking<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het verlenen van de in lid 11.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om ontheffing te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de ontheffing niet verleend.<br />
11.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven van andere categorieën<br />
dan categorie 1;<br />
b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 233
Artikel 12 Horeca - 3<br />
12.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Horeca-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. een horeca-inrichting categorie 1 tot en met 3;<br />
b. een bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />
met bijbehorende:<br />
c. andere bouwwerken;<br />
d. sport- en speelgelegenheden;<br />
e. toegangswegen in- en uitritten;<br />
f. parkeervoorzieningen;<br />
g. groenvoorzieningen;<br />
h. kunstwerken en waterwerken;<br />
i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
12.2 Bouwregels<br />
12.2.1 Gebouwen<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;<br />
c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />
indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />
afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , danwel indien sprake is van een kleinere<br />
afstand, de reeds bestaande afstand;<br />
d. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
e. de dakhelling van een gebouw mag maximaal 60° bedragen, danwel de bestaande dakhelling indien<br />
de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
12.2.2 Bedrijfswoning<br />
Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />
a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. per bedrijf mag maximaal één bedrijfswoning worden opgericht;<br />
c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />
d. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />
250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />
mag bedragen;<br />
e. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />
f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de<br />
erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf<br />
de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval<br />
de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
g. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
h. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen, danwel de bestaande<br />
dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
12.2.3 Bijgebouwen<br />
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />
wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 75 m²;<br />
b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;<br />
c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden<br />
opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />
d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, mits hierbij de goothoogte niet<br />
hoger is dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />
e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, mits hierbij de bouwhoogte<br />
234 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />
f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />
meter bedragen;<br />
g. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />
bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />
verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />
12.2.4 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. overkappingen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />
b. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
c. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />
gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />
mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />
terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />
d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />
vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen;<br />
e. luifels aan gebouwen mogen maximaal 1.5 meter uitsteken.<br />
12.3 Nadere eisen<br />
12.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
12.4 Afwijken van de bouwregels<br />
12.4.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. lid 12.2.1 onder a in die zin dat het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />
mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;<br />
b. het bepaalde in lid 12.2.3 onder a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen<br />
worden gebouwd voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke<br />
Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />
c. lid 12.2.3 onder a en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />
worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1meter<br />
achter de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht;<br />
d. lid 12.2.3 onder a en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />
bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />
1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />
hoofdgebouw bedraagt;<br />
2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />
e. lid 12.2.3 onder c en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen<br />
worden opgericht;<br />
f. lid 12.2.4 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de<br />
openbare weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 235
12.4.2 Beperking<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het verlenen van de in lid 12.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
12.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven van andere categorieën<br />
dan categorie 1 tot en met 3;<br />
b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
236 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 13 Maatschappelijk<br />
13.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. maatschappelijke voorzieningen;<br />
met bijbehorende:<br />
b. andere bouwwerken;<br />
c. horeca-1 ten dienste van de bestemming;<br />
d. sport- en speelgelegenheden;<br />
e. toegangswegen, in- en uitritten;<br />
f. parkeervoorzieningen;<br />
g. groenvoorzieningen;<br />
h. kunstwerken en waterwerken;<br />
i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
13.2 Bouwregels<br />
13.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;<br />
c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />
indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />
afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , danwel indien sprake is van een kleinere<br />
afstand, de reeds bestaande afstand;<br />
d. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
e. de dakhelling van een gebouw mag maximaal 60° bedragen, danwel de bestaande dakhelling indien<br />
de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
13.2.2 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />
gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />
mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />
terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />
c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />
vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen;<br />
d. luifels aan gebouwen mogen maximaal 1.5 meter uitsteken.<br />
13.3 Nadere eisen<br />
13.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 237
13.4 Afwijken van de bouwregels<br />
13.4.1 Bevoegdheid<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. artikel 13.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden<br />
met een maximum vloeroppervlak van 50 m² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;<br />
b. lid 13.2.1 onder b in die zin dat de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 5 meter achter de<br />
gevellijn mag worden opgericht;<br />
c. lid 13.2.2 onder b in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />
weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen.<br />
13.4.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 13.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
13.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca, tenzij het<br />
detailhandel en horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 13.1<br />
genoemde doeleinden.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
238 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats<br />
14.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. begraafplaats/ graven, urnenmuur;<br />
b. onderhoudsruimten;<br />
met bijbehorende:<br />
c. andere bouwwerken;<br />
d. toegangswegen, in- en uitritten;<br />
e. parkeervoorzieningen;<br />
f. groenvoorzieningen;<br />
g. kunstwerken en waterwerken;<br />
h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
14.2 Bouwregels<br />
14.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;<br />
c. de bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
d. de dakhelling bedraagt de bestaande dakhelling.<br />
14.2.2 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;<br />
c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />
vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen.<br />
14.3 Nadere eisen<br />
14.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
14.4 Afwijken van de bouwregels<br />
14.4.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:<br />
a. artikel 14.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden<br />
met een maximum vloeroppervlak van 50 meter² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;<br />
b. artikel 14.2.2 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de<br />
openbare weg maximaal 1,5 meter mag bedragen.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 239
14.4.2 Beperking<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het verlenen van de in artikel 14.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele<br />
gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />
bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen<br />
worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de<br />
verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de<br />
milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de<br />
genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet<br />
verleend;<br />
14.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, tenzij het horeca betreft die ten<br />
dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 14.1 genoemde doeleinden.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
240 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Artikel 15 Maatschappelijk - Onderwijs<br />
15.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang,<br />
buitenschoolse opvang, brede school;<br />
met bijbehorende:<br />
b. andere bouwwerken;<br />
c. horeca-1 ten dienste van de bestemming;<br />
d. sport- en speelgelegenheden;<br />
e. toegangswegen, in- en uitritten;<br />
f. parkeervoorzieningen;<br />
g. groenvoorzieningen;<br />
h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
15.2 Bouwregels<br />
15.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. indien een gevellijn is aangegeven dient de voorgevel van het gebouw in de gevellijn te worden<br />
opgericht;<br />
c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />
indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />
afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in<br />
welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
d. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
e. de dakhelling bedraagt de bestaande dakhelling.<br />
15.2.2 Fietsenstallingen<br />
Voor het bouwen van fietsenstallingen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de totale of gezamenlijke oppervlakte van fietsenstallingen mag maximaal 50m² te bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van een fietsenstalling mag maximaal 3 meter bedragen.<br />
15.2.3 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. luifels aan het gebouw mogen maximaal 1.5 meter uit steken;<br />
b. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
c. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />
gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />
mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />
terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />
d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />
vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen.<br />
15.3 Nadere eisen<br />
15.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 241
estemmingsplan Zwartemeer<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
15.4 Afwijken van de bouwregels<br />
15.4.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:<br />
a. artikel 14.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen gerealiseerd mogen worden buiten het bouwvlak<br />
met een maximum vloeroppervlak van 50 meter² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;<br />
b. artikel 14.2.2 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de<br />
openbare weg maximaal 1,5 meter mag bedragen;<br />
15.4.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in artikel 15.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele<br />
gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />
bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen<br />
worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de<br />
verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de<br />
milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de<br />
genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet<br />
verleend;<br />
15.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:<br />
a. het gebruik van de horeca - 1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca<br />
inrichting.<br />
242 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 16 Maatschappelijk - Religie<br />
16.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. religieuze instellingen zoals kerken, moskeeën, gebedshuizen en andere in aard en omvang<br />
vergelijkbare instellingen met bijbehorende voorzieningen;<br />
b. een dienstwoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />
met bijbehorende:<br />
c. andere bouwwerken;<br />
d. horeca-1 ten dienste van de bestemming;<br />
e. bijgebouwen;<br />
f. fietsenstallingen;<br />
g. groenvoorzieningen;<br />
h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />
i. toegangswegen en parkeervoorzieningen.<br />
16.2 Bouwregels<br />
16.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;<br />
c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />
indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />
afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in<br />
welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
d. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />
e. de dakhelling van een gebouw dient minimaal 30° te bedragen, danwel de bestaande dakhelling<br />
indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
16.2.2 Bedrijfswoning<br />
a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. er mag maximaal één bedrijfswoning worden opgericht;<br />
c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />
d. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />
250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />
mag bedragen;<br />
e. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />
f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de<br />
erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf<br />
de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval<br />
de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
g. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van<br />
de bedrijfswoning niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande goot- en<br />
bouwhoogte indien geen goot- en bouwhoogte is aangegeven;<br />
h. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen, danwel de bestaande<br />
dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is;<br />
i. de dakhelling van een bedrijfswoning mag maximaal 60° bedragen, danwel de bestaande dakhelling<br />
indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
16.2.3 Bijgebouwen<br />
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />
wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 75 m²;<br />
b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 243
estemmingsplan Zwartemeer<br />
c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden<br />
opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />
d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, mits hierbij de goothoogte niet<br />
hoger is dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />
e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, mits hierbij de bouwhoogte<br />
niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />
f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />
meter bedragen;<br />
g. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />
bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />
verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />
16.2.4 Fietsenstallingen<br />
a. de totale of gezamenlijke oppervlakte van fietsenstallingen mag maximaal 50m² te bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van een fietsenstalling mag maximaal 3 meter bedragen.<br />
16.2.5 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. luifels aan het gebouw mogen maximaal 1.5 meter uit steken;<br />
b. de bouwhoogte van overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
c. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />
gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />
mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />
terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />
d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />
vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen.<br />
16.3 Nadere eisen<br />
16.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
16.4 Afwijken van de bouwregels<br />
16.4.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. artikel 16.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen gerealiseerd mogen worden buiten het bouwvlak<br />
met een maximum vloeroppervlak van 50 m² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;<br />
b. lid 16.2.3 onder a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen worden gebouwd<br />
voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)<br />
uitsluitend op grond van en vertoon van een medische indicatie;<br />
c. lid 16.2.3 onder a en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />
worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1meter<br />
achter de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht;<br />
d. lid 16.2.3 onder a en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />
bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />
1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />
hoofdgebouw bedraagt;<br />
244 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />
e. lid 16.2.3 onder c en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen<br />
worden opgericht;<br />
f. lid 16.2.5 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de<br />
openbare weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />
16.4.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 16.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
16.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van de horeca - 1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca<br />
inrichting.<br />
b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 245
Artikel 17 Sport<br />
17.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. sport, sportvelden en sportterreinen;<br />
b. clubgebouwen, materialenruimte en kleedruimten;<br />
met bijbehorende:<br />
c. andere bouwwerken;<br />
d. horeca-1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;<br />
e. speelgelegenheden;<br />
f. toegangswegen in- en uitritten;<br />
g. parkeervoorzieningen;<br />
h. groenvoorzieningen;<br />
i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
17.2 Bouwregels<br />
17.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />
b. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte.<br />
17.2.2 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat<br />
lichtmasten maximaal 10 meter en vlaggenmasten maximaal 5 meter mogen bedragen;<br />
c. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />
gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />
mag maximaal 1 meter bedragen;<br />
d. luifels aan een gebouw mogen maximaal 1.5 meter uit steken.<br />
17.3 Nadere eisen<br />
17.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
17.4 Afwijken van de bouwregels<br />
17.4.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. lid 17.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen gerealiseerd mogen worden buiten het bouwvlak met<br />
een maximum vloeroppervlak van 50 m² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;<br />
b. lid 17.2.2 onder d in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />
weg maximaal 1,5 meter mag meter bedragen.<br />
246 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
17.4.2 Beperking<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het verlenen van de in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
17.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven, anders dan een<br />
sportkantine.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 247
Artikel 18 Tuin<br />
18.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. tuin;<br />
en mede bestemd voor:<br />
b. andere bouwwerken.<br />
c. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />
gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg'.<br />
18.2 Bouwregels<br />
18.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.<br />
18.2.2 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 1 meter bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />
gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />
mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />
terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.<br />
18.3 Afwijken van de bouwregels<br />
18.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:<br />
a. lid 18.2.1 onder a en toestaan dat erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda’s mogen<br />
worden gebouwd, waarbij<br />
1. de overschrijding van de voorgevel maximaal 1 meter mag bedragen;<br />
2. de bouwhoogte van erkers, afdaken, entreeportalen en veranda’s maximaal de bouwhoogte van<br />
de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw mag bedragen;<br />
3. de erker ten hoogste 1 meter vanuit de aangrenzende bouwgrens mag worden gebouwd;<br />
4. de erker over maximaal 70% van de voorgevel mag worden gebouwd.<br />
18.3.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in artikel 18.3.1 genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de<br />
woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale)<br />
veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de<br />
gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of<br />
belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;<br />
248 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 19 Verkeer<br />
19.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wegen, fietspaden, voetpaden en straten met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;<br />
b. informatiesystemen/signaleringsborden;<br />
c. voorzieningen voor het openbaar vervoer;<br />
d. bruggen, dammen, viaducten, geluidwerende voorzieningen;<br />
e. parkeervoorzieningen;<br />
en mede bestemd voor:<br />
f. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />
gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />
met bijbehorende:<br />
g. andere bouwwerken;<br />
h. kunstwerken en waterwerken;<br />
i. toegangswegen, in- en uitritten;<br />
j. groenvoorzieningen;<br />
k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
19.2 Bouwregels<br />
19.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />
19.2.2 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />
vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en<br />
informatiesystemen/signaleringsborden maximaal 10 meter mag bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg mag maximaal 1<br />
meter bedragen.<br />
19.3 Afwijken van de bouwregels<br />
19.3.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. lid 19.2.2 onder b in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />
weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen.<br />
19.3.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 19.3.1 genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 249
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied<br />
20.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Verkeer- Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;<br />
b. erven en pleinen<br />
c. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';<br />
d. toegangswegen;<br />
met bijbehorende:<br />
e. andere bouwwerken;<br />
f. kunstwerken en waterwerken;<br />
g. sport- en speelgelegenheden;<br />
h. fiets- en voetpaden;<br />
i. parkeervoorzieningen;<br />
j. groenvoorzieningen;<br />
k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
20.2 Bouwregels<br />
20.2.1 Garageboxen<br />
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. als gebouwen mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd;<br />
b. garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'garage' (ga);<br />
c. de bouwhoogte van een garagebox mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
d. garageboxen dienen plat afgedekt te worden.<br />
20.2.2 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />
vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter<br />
mag bedragen.<br />
b. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs de openbare weg mag maximaal 1<br />
meter bedragen.<br />
20.3 Nadere eisen<br />
20.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
20.4 Afwijken van de bouwregels<br />
20.4.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. lid 20.2.2 in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare weg<br />
maximaal 1,5 meter mag meter bedragen.<br />
250 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
20.4.2 Beperking<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het verlenen van de in artikel 20.4.1 onder a genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele<br />
gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />
bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder<br />
geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de<br />
(sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de<br />
gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of<br />
belangen onevenredig worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
20.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:<br />
a. het gebruik van de garageboxen ten behoeve van wonen.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 251
Artikel 21 Water<br />
21.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. water;<br />
b. waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />
c. watersport en waterrecreatie, niet gemotoriseerd;<br />
d. oevers en beplanting;<br />
en mede bestemd voor:<br />
e. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />
gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />
met de bijbehorende:<br />
f. andere bouwwerken, waaronder bruggen, sluizen, dammen en/of duikers;<br />
g. groenvoorzieningen;<br />
h. kunstwerken en waterwerken;<br />
i. nutsvoorzieningen.<br />
21.2 Bouwregels<br />
21.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />
21.2.2 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. binnen een afstand van 5 meter ter weerszijden van de op de kaart aangegeven watergangen mogen<br />
uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding worden<br />
gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter;<br />
b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 8 meter bedragen;<br />
c. voor nutsvoorzieningen geldt per op te richten bouwwerk een bouwhoogte van maximaal 3 meter en<br />
een oppervlakte van maximaal 25 m²;<br />
d. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 12 meter bedragen;<br />
e. op of in deze gronden mogen andere bouwwerken worden opgericht, mits deze de waterhuishouding<br />
niet belemmeren;<br />
f. de bouwhoogte van andere bouwwerken en kunstwerken van artistieke aard mag maximaal 8 meter<br />
bedragen en maximaal 30 m² vloeroppervlak beslaan.<br />
21.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van gronden en water als permanente ligplaats voor woonschepen zoals bedoeld in de<br />
plaatselijke woonschepen verordening en de provinciale omgevingsverordening.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
252 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 22 Wonen - Aaneengebouwd<br />
22.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Wonen - Aaneengebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. aaneengebouwde woningen;<br />
b. bijgebouwen;<br />
c. tuin en erven;<br />
met bijbehorende:<br />
d. andere bouwwerken;<br />
e. sport- en speelgelegenheden;<br />
f. toegangswegen, in- en uitritten;<br />
g. parkeervoorzieningen;<br />
h. groenvoorzieningen;<br />
i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
22.2 Bouwregels<br />
22.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een aaneengebouwde woning worden gebouwd;<br />
b. het aantal hoofdgebouwen met de bestemming 'Wonen- Aaneengebouwd' ten tijde van de<br />
terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd;<br />
c. hoofdgebouwen dienen uitsluitend binnen het bouwvlak te worden gebouwd;<br />
d. de afstand van een niet aangebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens<br />
dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen<br />
dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht ,<br />
tenzij de bestaande afstand kleiner is , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de<br />
bestaande afstand als minimum geldt;<br />
e. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht, danwel op de bestaande<br />
locatie indien de huidige voorgevel achter de gevellijn is opgericht ;<br />
f. bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;<br />
g. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;<br />
h. de goot- en bouwhoogte van een (hoofd)gebouw bedragen ten hoogste de bestaande goot- en<br />
bouwhoogte tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte<br />
(m)', in welk geval de goot- en bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is<br />
aangegeven;<br />
i. de dakhelling van een hoofdgebouw dient minimaal 30° en mag maximaal 60° te bedragen, danwel<br />
de bestaande dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
22.2.2 Bijgebouwen<br />
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />
wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan het hoofdgebouw;<br />
b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal 35m²<br />
bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van het hoofdgebouw te worden opgericht,<br />
danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />
d. aangebouwde bijgebouwen mogen maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van het<br />
hoofdgebouw worden gebouwd;<br />
e. de bouw- en goothoogte van bijgebouwen welke vallen binnen de aanduiding "(bg)" dienen<br />
gehandhaafd te blijven;<br />
f. op gronden met de aanduiding "(-bg)" mogen geen bijgebouwen worden gerealiseerd;<br />
g. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />
meter bedragen;<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 253
estemmingsplan Zwartemeer<br />
h. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de<br />
goothoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />
i. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat de<br />
bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />
j. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />
bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />
verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />
22.2.3 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de gezamenlijke oppervlakte van de andere bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal 20m²<br />
bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />
c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
d. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />
gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />
mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />
terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.<br />
22.3 Nadere eisen<br />
22.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
22.4 Afwijken van de bouwregels<br />
22.4.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. lid 22.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />
mits:<br />
1. uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak niet meer mogelijk is;<br />
2. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfscheiding minimaal 3 meter bedraagt;<br />
3. het een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw betreft;<br />
4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;<br />
b. lid 22.2.1 onder e in die zin dat maximaal 50% van de gronden voor de voorgevel mag worden<br />
bebouwd mits:<br />
1. bij de eerste oplevering van het hoofdgebouw een bijgebouw voor de voorgevel gerealiseerd is;<br />
2. de bebouwing ruimtelijk en stedenbouwkundig inpasbaar is in de omgeving, repeteerbaar en/ of<br />
repeterend;<br />
c. lid 22.2.1 onder h in die zin dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag<br />
bedragen;<br />
d. lid 22.2.1 onder h in die zin dat de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag<br />
bedragen;<br />
e. lid 22.2.2 onder a en b in die zin dat anders dan onder lid 22.2.2 onder a en b is genoemd een<br />
bijgebouw (niet zijnde een vrijstaand bijgebouw) 1.5 keer groter mag zijn dan het hoofdgebouw<br />
indien de oppervlakte van een hoofdgebouw kleiner of 50 m² bedraagt;<br />
f. lid 22.2.2 onder b in die zin dat maximaal 30 m² aan extra gebouwen mogen worden opgericht voor<br />
noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)<br />
254 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />
g. lid 22.2.2 onder b en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />
worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1<br />
meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden opgericht;<br />
h. lid 22.2.2 onder b in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een<br />
hoofdgebouw maximaal 50m² mag bedragen, mits;<br />
1. de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />
hoofdgebouw bedraagt;<br />
2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
i. lid 22.2.2 onder c in die zin dat bijgebouwen in de gevellijn worden gebouwd;<br />
j. lid 22.2.3 onder a in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte andere bouwwerken met 10m²<br />
mag worden vergroot;<br />
k. lid 22.2.3 onder d in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />
weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen.<br />
22.4.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 22.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
22.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;<br />
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige<br />
beroeps- en bedrijfsactiviteiten.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
22.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />
22.6.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. artikel 22.5 onder b in die zin dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis<br />
gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende<br />
bepalingen gelden:<br />
1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;<br />
2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden<br />
van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;<br />
3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;<br />
4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van<br />
de woning;<br />
5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden<br />
activiteiten met een maximum van 50 m²;<br />
6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct<br />
verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;<br />
7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;<br />
8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 255
22.6.2 Beperking<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het verlenen van de in lid 22.6.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
22.7 Wijzigingsbevoegdheid<br />
22.7.1 Bevoegdheid<br />
Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het<br />
bestemmingsplan wijzigen door:<br />
a. het bouwen of uitbreiden van de woning met geluidsgevoelige ruimtes buiten het bouwvlak toe te<br />
staan mits de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en of ruimtes niet hoger is dan de<br />
geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;<br />
22.7.2 Beperkingen<br />
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om<br />
conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en<br />
bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/<br />
externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere<br />
bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.<br />
256 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 23 Wonen - Twee aaneen<br />
23.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Wonen - Twee aaneen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. twee-onder- een kapwoningen ( twee aaneen);<br />
b. bijgebouwen;<br />
c. tuin en erven;<br />
en mede bestemd voor:<br />
d. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />
gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />
met bijbehorende:<br />
e. andere bouwwerken;<br />
f. sport- en speelgelegenheden;<br />
g. toegangswegen, in- en uitritten;<br />
h. parkeervoorzieningen;<br />
i. groenvoorzieningen;<br />
j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
23.2 Bouwregels<br />
23.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een twee-onder- een kapwoning worden gebouwd;<br />
b. het aantal hoofdgebouwen met de bestemming 'Wonen- Twee aaneen' ten tijde van de<br />
terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd;<br />
c. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;<br />
d. de afstand van een niet aangebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens<br />
dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen<br />
dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht ,<br />
tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
e. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht, danwel op de bestaande<br />
locatie indien de huidige voorgevel achter de gevellijn is opgericht ;<br />
f. bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;<br />
g. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;<br />
h. de goot- en bouwhoogte van een (hoofd)gebouw bedragen ten hoogste de bestaande bouw- en<br />
goothoogte tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte<br />
(m)', in welk geval de goot- en bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer mag bedragen dan is<br />
aangegeven;<br />
i. de dakhelling van een hoofdgebouw dient minimaal 30° en mag maximaal 60° te bedragen, danwel<br />
de bestaande dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />
23.2.2 Bijgebouwen<br />
a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />
wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan het hoofdgebouw;<br />
b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal 50m²<br />
bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van het hoofdgebouw te worden opgericht,<br />
danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />
d. de bouw- en goothoogte van bijgebouwen welke vallen binnen de aanduiding "(bg)" dienen<br />
gehandhaafd te blijven;<br />
e. op gronden met de aanduiding "(-bg)" mogen geen bijgebouwen worden gerealiseerd;<br />
f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />
meter bedragen;<br />
g. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 257
estemmingsplan Zwartemeer<br />
goothoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />
h. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat de<br />
bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />
i. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />
bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />
verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />
23.2.3 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de gezamenlijke oppervlakte van de andere bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal 20m²<br />
bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />
c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
d. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />
gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />
mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en<br />
terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.<br />
23.3 Nadere eisen<br />
23.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
23.4 Afwijken van de bouwregels<br />
23.4.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. lid 23.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />
mits:<br />
1. uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak niet meer mogelijk is;<br />
2. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfscheiding minimaal 3 meter bedraagt;<br />
3. het een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw betreft;<br />
4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;<br />
b. lid 23.2.1 onder e in die zin dat maximaal 50% van de gronden voor de voorgevel mag worden<br />
bebouwd mits:<br />
1. bij de eerste oplevering van het hoofdgebouw een bijgebouw voor de voorgevel gerealiseerd is;<br />
2. de bebouwing ruimtelijk en stedenbouwkundig inpasbaar is in de omgeving, repeteerbaar en/ of<br />
repeterend;<br />
c. lid 23.2.1 onder h in die zin dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag<br />
bedragen;<br />
d. lid 23.2.1 onder h in die zin dat de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag<br />
bedragen;<br />
e. lid 23.2.2 onder a en b in die zin dat anders dan onder lid 23.2.2 onder a en b is genoemd een<br />
bijgebouw (niet zijnde een vrijstaand bijgebouw) 1.5 keer groter mag zijn dan het hoofdgebouw<br />
indien de oppervlakte van een hoofdgebouw kleiner of 50 m² bedraagt;<br />
f. lid 23.2.2 onder c in die zin dat bijgebouwen in de gevellijn worden gebouwd;<br />
g. lid 23.2.2 onder b in die zin dat maximaal 30 m² aan extra gebouwen mogen worden opgericht voor<br />
noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)<br />
258 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />
h. lid 23.2.2 onder b en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />
worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1<br />
meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden opgericht;<br />
i. lid 23.2.2 onder b in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een<br />
hoofdgebouw maximaal 50m² mag bedragen, mits;<br />
1. de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />
hoofdgebouw bedraagt;<br />
2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
j. lid 23.2.3 onder a in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte andere bouwwerken met 10m²<br />
mag worden vergroot;<br />
k. lid 23.2.3 onder d in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />
weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen.<br />
23.4.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 23.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
23.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
23.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />
23.6.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. artikel 23.5 in die zin dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis gebonden<br />
kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende bepalingen<br />
gelden:<br />
1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;<br />
2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden<br />
van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;<br />
3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;<br />
4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van<br />
de woning;<br />
5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden<br />
activiteiten met een maximum van 50 m²;<br />
6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct<br />
verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;<br />
7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;<br />
8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 259
23.6.2 Beperking<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Het verlenen van de in lid 23.6.1 genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
23.7 Wijzigingsbevoegdheid<br />
23.7.1 Bevoegdheid<br />
Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het<br />
bestemmingsplan wijzigen door:<br />
a. het bouwen of uitbreiden van de woning met geluidsgevoelige ruimtes buiten het bouwvlak toe te<br />
staan mits de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en of ruimtes niet hoger is dan de<br />
geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;<br />
23.7.2 Beperkingen<br />
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om<br />
conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en<br />
bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/<br />
externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere<br />
bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.<br />
260 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 24 Wonen - Vrijstaand<br />
24.1 Bestemmingsomschrijving<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. vrijstaande woningen;<br />
b. beroep aan huis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding-beroep aan huis' (bah);<br />
c. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding-kleinschalig kamperen<br />
(sw-kk)';<br />
d. bijgebouwen;<br />
e. tuin en erven;<br />
met bijbehorende:<br />
f. andere bouwwerken;<br />
g. sport- en speelgelegenheden;<br />
h. toegangswegen, in- en uitritten;<br />
i. parkeervoorzieningen;<br />
j. groenvoorzieningen;<br />
k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
24.2 Bouwregels<br />
24.2.1 Gebouwen<br />
Als hoofdgebouw mag uitsluitend een twee-onder- een kapwoning worden gebouwd;<br />
a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een vrijstaande woning worden gebouwd;<br />
b. het aantal hoofdgebouwen met de bestemming 'Wonen- Vrijstaand' ten tijde van de terinzagelegging<br />
van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd, tenzij dit op de verbeelding met<br />
een aanduiding anders is weergegeven;<br />
c. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;<br />
d. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw, inclusief bijgebouwen, mag maximaal<br />
250 m² bedragen,<br />
e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen<br />
en indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />
afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in<br />
welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />
f. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht, danwel op de bestaande<br />
locatie indien de huidige voorgevel achter de gevellijn is opgericht;<br />
g. bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;<br />
h. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;<br />
i. de goot- en bouwhoogte van een (hoofd)gebouw bedragen ten hoogste de bestaande bouw- en<br />
goothoogte tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte<br />
(m)', in welk geval de goot- en bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer mag bedragen dan is<br />
aangegeven;<br />
j. de dakhelling van een hoofdgebouw dient minimaal 30° en mag maximaal 60° bedragen.<br />
24.2.2 Bijgebouwen<br />
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />
wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan het hoofdgebouw;<br />
b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal 75 m²<br />
bedragen;<br />
c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van het hoofdgebouw te worden opgericht,<br />
danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />
d. de bouw- en goothoogte van bijgebouwen welke vallen binnen de aanduiding "(bg)" dienen<br />
gehandhaafd te blijven;<br />
e. op gronden met de aanduiding "(-bg)" mogen geen bijgebouwen worden gerealiseerd;<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 261
estemmingsplan Zwartemeer<br />
f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />
meter bedragen;<br />
g. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de<br />
goothoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />
h. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat de<br />
bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />
i. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />
bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />
verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />
24.2.3 Andere bouwwerken<br />
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de gezamenlijke oppervlakte van de andere bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal 20m²<br />
bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />
b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />
c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
d. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />
gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />
mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />
terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.<br />
24.3 Nadere eisen<br />
24.3.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />
gebouwen, wat betreft:<br />
a. de woonsituatie;<br />
b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
c. cultuurhistorie;<br />
d. verkeersveiligheid;<br />
e. sociale veiligheid;<br />
f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />
g. milieusituatie;<br />
h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />
24.4 Afwijken van de bouwregels<br />
24.4.1 Bevoegdheid<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />
a. lid 24.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />
mits:<br />
1. uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak niet meer mogelijk is;<br />
2. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfscheiding minimaal 3 meter bedraagt;<br />
3. het een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw betreft;<br />
4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;<br />
b. lid 24.2.1 onder e in die zin dat de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 5 meter achter de<br />
gevellijn mag worden opgericht;<br />
c. lid 24.2.1 onder e in die zin dat maximaal 50% van de gronden voor de voorgevel mag worden<br />
bebouwd mits:<br />
1. bij de eerste oplevering van het hoofdgebouw een bijgebouw voor de voorgevel gerealiseerd is;<br />
2. de bebouwing ruimtelijk en stedenbouwkundig inpasbaar is in de omgeving, repeteerbaar en/ of<br />
repeterend;<br />
d. lid 24.2.1 onder h in die zin dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag<br />
bedragen;<br />
e. lid 24.2.1 onder h in die zin dat de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag<br />
bedragen;<br />
f. lid 24.2.2 onder a en b in die zin dat anders dan onder lid 24.2.2 onder a en b is genoemd een<br />
262 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
bijgebouw (niet zijnde een vrijstaand bijgebouw) 1.5 keer groter mag zijn dan het hoofdgebouw<br />
indien de oppervlakte van een hoofdgebouw kleiner of 50 m² bedraagt;<br />
g. lid 24.2.2 onder c in die zin dat bijgebouwen in de gevellijn worden gebouwd;<br />
h. lid 24.2.2 onder b in die zin dat maximaal 30 m² aan extra gebouwen mogen worden opgericht voor<br />
noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)<br />
uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />
i. lid 24.2.2 onder b en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />
worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1<br />
meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden opgericht;<br />
j. lid 24.2.2 onder b in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een<br />
hoofdgebouw 100 m² mag bedragen mits de perceelgrootte 1000 m² is of meer;<br />
k. lid 24.2.3 onder a in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte andere bouwwerken met 10m²<br />
mag worden vergroot;<br />
l. lid 24.2.3 onder d in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />
weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen.<br />
24.4.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 24.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
24.5 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />
gerekend:<br />
a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;<br />
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige<br />
beroeps- en bedrijfsactiviteiten;<br />
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatieve doeleinden.<br />
Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />
toepassing.<br />
24.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />
24.6.1 Bevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:<br />
a. artikel 24.5 onder b en toestaan dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis<br />
gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende<br />
bepalingen gelden:<br />
1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;<br />
2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden<br />
van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;<br />
3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;<br />
4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van<br />
de woning;<br />
5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden<br />
activiteiten met een maximum van 50 m² ;<br />
6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct<br />
verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;<br />
7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;<br />
8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;<br />
b. artikel 24.5 onder c en kleinschalig kamperen toestaan, waarbij aan de volgende voorwaarden moet<br />
worden voldaan:<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 263
estemmingsplan Zwartemeer<br />
1. het kampeerterrein dient te horen bij een vrijstaande woningen zoals genoemd in artikel 24.1;<br />
2. het oppervlak van het aaneengesloten terrein bedraagt minimaal 0,5 ha;<br />
3. het kampeerterrein is voorzien van een zodanige beplanting, dat het kampeerterrein een passend<br />
element vormt met de omgeving;<br />
4. het aantal standplaatsen bedraagt maximaal 25;<br />
5. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van het functioneren van het<br />
kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 50 m2;<br />
6. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.<br />
24.6.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 24.6.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />
waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />
mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />
het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
24.7 Wijzigingsbevoegdheid<br />
24.7.1 Bevoegdheid<br />
Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het<br />
bestemmingsplan wijzigen door:<br />
a. het bouwen of uitbreiden van de woning met geluidsgevoelige ruimtes buiten het bouwvlak toe te<br />
staan mits de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en of ruimtes niet hoger is dan de<br />
geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;<br />
24.7.2 Beperkingen<br />
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om<br />
conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en<br />
bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/<br />
externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere<br />
bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.<br />
264 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen<br />
Artikel 25 anti-dubbeltelregel<br />
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is<br />
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten<br />
beschouwing.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 265
Artikel 26 algemene bouwregels<br />
26.1 Ondergeschikte bouwonderdelen<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of<br />
bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,<br />
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de<br />
bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;<br />
b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel<br />
uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter<br />
overschrijden;<br />
c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5<br />
meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan<br />
dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden<br />
geplaatst;<br />
266 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Artikel 27 algemene gebruiksregels<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Tot een strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:<br />
a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone;<br />
b. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;<br />
c. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen,<br />
machines of onderdelen hiervan;<br />
d. het opslaan van gebruiksklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;<br />
e. het storten, opslaan, opgeslagen houden of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare<br />
afvalstoffen;<br />
f. geluidszoneringplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit<br />
milieubeheer;<br />
g. het gebruik van bouwwerken welke zijn opgericht na een verleende omgevingsvergunning voor<br />
andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning is verleend.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 267
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Artikel 28 algemene aanduidingsregels<br />
28.1 geluidzone - weg<br />
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg ' zijn de gronden, behalve voor de andere daar<br />
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting<br />
vanwege het wegverkeer op geluidsgevoelige bestemmingen.<br />
28.1.1 Bouwregels<br />
In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en) geldt, ter plaatse van de<br />
aanduiding 'geluidzone - weg', de volgende regels:<br />
a. Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van<br />
geluidsgevoelige functies, met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij<br />
de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder<br />
verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een<br />
van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg<br />
geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of<br />
nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een<br />
woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de daar<br />
voorkomende bestemming(en) voorgeschreven bebouwingsregeling;<br />
b. Een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding<br />
daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden<br />
gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de weg op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn<br />
dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.<br />
28.1.2 Afwijken van de bouwregels<br />
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in dit lid 28.1.1, onder a indien:<br />
a. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet<br />
geluidhinder, of indien;<br />
b. omgevingsvergunning voor het afwijken van de voorkeursgrenswaarde is verleend;<br />
28.1.3 Beperking<br />
Het verlenen van de in lid 28.1.2 onder b genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele<br />
gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />
bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder<br />
geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de<br />
(sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de<br />
gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of<br />
belangen onevenredig worden geschaad wordt de vergunning niet verleend;<br />
28.1.4 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder<br />
geval gerekend:<br />
a. het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.<br />
b. de nieuwvestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen<br />
28.1.5 Wijzigingsbevoegdheid<br />
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:<br />
a. het bepaalde in lid 28.1.1 en 28.1.2 buiten toepassing blijft, teneinde de ingevolge de daar<br />
voorkomende bestemming(en) toegelaten geluidsgevoelige objecten te kunnen bouwen of gebruiken,<br />
mits:<br />
1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met deze gebiedsaanduiding gereserveerde<br />
ruimte voor de weg;<br />
2. de geluidsbelasting vanwege de weg op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag<br />
zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere<br />
grenswaarde.<br />
268 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
b. de aanduiding te wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van<br />
wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat;<br />
c. het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone - weg' opgeheven<br />
wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.<br />
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om<br />
conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en<br />
bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/<br />
externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere<br />
bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 269
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Artikel 29 algemene afwijkingsregels<br />
29.1 Bevoegdheid<br />
Indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels een omgevingsvergunning kan worden<br />
verleend, kan een omgevingsvergunning worden verleend voor:<br />
a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met<br />
maximaal 10%;<br />
b. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net<br />
aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer,<br />
kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering<br />
van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:<br />
1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;<br />
2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 m² mag bedragen;<br />
3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;<br />
c. geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde<br />
plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het<br />
terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;<br />
d. het in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel<br />
van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken<br />
(bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting<br />
blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;<br />
e. de bestemmingsbepalingen in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van<br />
wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit<br />
daartoe aanleiding geven;<br />
f. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;<br />
g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in<br />
die zin dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan<br />
10 m;<br />
h. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een<br />
bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat:<br />
1. als het gaat om antennes naar het oordeel van het bevoegd gezag te noodzaak daartoe<br />
voldoende is aangetoond.<br />
i. het overschrijden van de gevellijn door:<br />
1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen<br />
bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;<br />
2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de<br />
bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen.<br />
29.2 Beperking<br />
Het verlenen van de in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot die gevallen, waarbij<br />
het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag<br />
worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het<br />
straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />
brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />
andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />
worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />
270 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
estemmingsplan Zwartemeer<br />
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels<br />
Artikel 30 Overgangsrecht<br />
30.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in<br />
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het<br />
plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,<br />
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits<br />
de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het<br />
bouwwerk is teniet gegaan.<br />
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een<br />
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in<br />
het eerste lid met maximaal 10%.<br />
c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van<br />
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor<br />
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />
30.2 Overgangsrecht gebruik<br />
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.<br />
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te<br />
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze<br />
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.<br />
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor<br />
een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten<br />
of te laten hervatten.<br />
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen<br />
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.<br />
30.3 Uitzondering overgangsrecht gebruik<br />
Het bepaalde in artikel 30.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de<br />
Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand<br />
onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde<br />
flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een<br />
bestemmingsplan bestaand gebruik.<br />
30.4 Hardheidsclausule<br />
Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 30.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik<br />
zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die<br />
op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd<br />
met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op<br />
termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden<br />
overgangsrecht opnemen.<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 271
Artikel 31 Slotregel<br />
Deze regels worden aangehaald als:<br />
Regels van het bestemmingsplan Zwartemeer.<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
Behorend bij het besluit van ..................................<br />
272 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Bijlagen bij de regels<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 273
estemmingsplan Zwartemeer<br />
274 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Bijlage 1 Staat van Inrichtingen<br />
bestemmingsplan Zwartemeer<br />
bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 275
estemmingsplan Zwartemeer<br />
276 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)
Pagina 1 Bedrijvenlijst Barger-Compascuum<br />
SBI-1993 SBI-2008 AFSTANDEN IN METERS Bevi INDICES<br />
- -<br />
15 10, 11 -<br />
1552 1052 2 10 0 30 0 30 2 x 1 G 1<br />
18 -<br />
182 141 10 10 30 10 30 2 x 2 G 2<br />
19 19 -<br />
20 16 -<br />
205 162902 10 10 30 0 30 2 x 1 G 1<br />
21 17 -<br />
22 58 -<br />
221 581 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />
x<br />
2222.6 18129 10 0 30 0 30 2 x 1 P 1 B<br />
2223 1814 A 0 0 10 0 10 1 x 1 G 1<br />
2223 1814 B 30 0 30 0 30 2 x 2 G 1<br />
2224 1813 30 0 10 10 30 2 x 2 G 1 B<br />
2225 1814 30 0 30 10 30 D 2 x 2 G 1 B<br />
223 182 0 0 10 0 10 1 x 1 G 1<br />
30 26, 28, 33 -<br />
30 26, 28, 33 A 30 10 30 10 30 2 x 1 G 1<br />
316 293 30 10 30 10 30 2 x 1 G 1<br />
33 26, 32, 33 -<br />
33 26, 32, 33 A 30 0 30 0 30 2 x 1 G 1<br />
35 30 -<br />
36 31 -<br />
36 31 -<br />
361 9524 2 0 10 10 0 10 1 x 1 P 1<br />
362 321 30 10 10 10 30 2 x 1 G 1 B<br />
363 322 30 10 30 10 30 2 x 2 G 2<br />
3663.1 32991 0 30 30 0 30 2 x 1 P 1<br />
37 38 -
Pagina 2 Bedrijvenlijst Barger-Compascuum<br />
SBI-1993 SBI-2008 AFSTANDEN IN METERS Bevi INDICES<br />
- -<br />
40 35 -<br />
40 35 C1 0 0 30 C 10 30 2 x 1 P 1 B<br />
40 35 D0<br />
40 35 D3 0 0 10 C 10 10 1 1 P 1<br />
40 35 D4 0 0 30 C 10 30 2 1 P 1<br />
40 35 E0<br />
40 35 E2 10 0 30 C 10 30 2 1 P 1<br />
41 36 -<br />
41 36 -<br />
41 36 B0<br />
41 36 B1 0 0 30 C 10 30 2 x 1 P 1<br />
45 41, 42, 43 -<br />
45 41, 42, 43 -<br />
45 41, 42, 43 3 0 10 30 10 30 2 x 1 G 1 B<br />
50 45, 47 -<br />
50 45, 47 -<br />
451, 452, 454 10 0 30 10 30 2 x 2 P 1 B<br />
5020.4 45204 B 0 0 10 10 10 1 x 1 G 1<br />
5020.5 45205 10 0 30 0 30 2 x 3 P 1<br />
503, 504 453 0 0 30 10 30 2 x 1 P 1<br />
505 473 0<br />
505 473 3 30 0 30 10 30 2 x 3 P 1 B<br />
51 46 -<br />
51 46 -<br />
511 461<br />
Handelsbemiddeling (kantoren)/ Handelsbemiddeling (kantoren): kantoren b.v.o. 1.500 m2<br />
0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />
511 461<br />
per objec 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />
5122 4622 10 10 30 0 30 2 x 2 G 1<br />
5134 4634 0 0 30 0 30 2 x 2 G 1<br />
5136 4636 10 10 30 0 30 2 x 2 G 1<br />
5137 4637 30 10 30 0 30 2 x 2 G 1<br />
5138, 5139 4638, 4639 10 10 30 10 30 2 x 2 G 1<br />
514 464, 46733 10 10 30 10 30 2 x 2 G 1<br />
5148.7 46499 0<br />
5148.7 46499 1 10 0 30 10 V 30 2 x 2 G 1<br />
5153 4673 0<br />
5153 4673 2 0 10 30 10 30 2 x 1 G 1<br />
5153.4 46735 4<br />
5153.4 46735 6 0 10 30 0 30 2 x 1 G 1<br />
5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:<br />
5154 4674 2 0 0 30 0 30 2 x 1 G 1<br />
5155.2 46752 30 30 30 30 R 30 2 x 1 G 1<br />
5156 4676 10 10 30 10 30 2 x 2 G 2<br />
519 466, 469 0 0 30 0 30 2 x 2 G 1
Pagina 3 Bedrijvenlijst Barger-Compascuum<br />
SBI-1993 SBI-2008 AFSTANDEN IN METERS Bevi INDICES<br />
- -<br />
52 47 -<br />
52 47 -<br />
52 47 A 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />
471 0 0 10 10 10 1 x 2 P 1<br />
5222, 5223 4722, 4723 10 0 10 10 10 1 x 1 P 1<br />
5224 4724 10 10 10 C 10 10 1 x 1 P 1<br />
5231, 5232 4773, 4774 0 0 0 10 10 1 x 1 P 1<br />
5246/9 4752 0 0 30 10 30 2 x 3 P 1<br />
5249 4778 0 0 10 10 V 10 1 x 1 P 1<br />
527 952 0 0 10 10 10 1 x 1 P 1<br />
55 55 -<br />
55 55 -<br />
553 561<br />
Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen<br />
e.d./Restaurants b.v.o. >375m2 10 0 10 C 10 10 1 x 2 P 1<br />
553 561 10 0 10 C 10 10 1<br />
554 563 1 0 0 10 C 10 10 1 x 2 P 1<br />
554 563 1 0 0 10 C 10 10 1 x<br />
5551 5629 10 0 10 C 10 10 D 1 x 1 P 1<br />
5552 562 10 0 30 C 10 30 2 x 1 G/P 1<br />
60 49 -<br />
60 49 -<br />
6022 493 0 0 30 C 0 30 2 x 2 P 1<br />
63 52 -<br />
63 52 -<br />
6312 52109 B 0 0 30 C 10 30 2 x 2 G 1<br />
6321 5221 1 10 0 30 C 0 30 2 x 3 P 1 L<br />
6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)/kantoren b.v.o.
Pagina 4 Bedrijvenlijst Barger-Compascuum<br />
SBI-1993 SBI-2008 AFSTANDEN IN METERS Bevi INDICES<br />
- -<br />
70 41, 68 -<br />
70 41, 68 A 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />
71 77 -<br />
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN<br />
711 7711 10 0 30 10 30 2 x 2 P 1<br />
714 772 10 10 30 10 30 D 2 x 2 G 2<br />
72 62 -<br />
72 62 -<br />
72 62 A 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />
72 58, 63 B 0 0 30 C 0 30 2 x 1 P 1<br />
73 72 -<br />
73 72 -<br />
731 721 30 10 30 30 R 30 2 x 1 P 1<br />
732 722 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />
74 77, 78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING<br />
74 77, 78, 80tm82 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren/kantoren b.v.o. 375m2 of bestemd voor<br />
minderjarigen, ouderen en/of gehandicapten x<br />
803, 804 8532, 854, 855 10 0 30 10 30 D 2 x 2 P 1<br />
85 86 -<br />
85 86 -<br />
8512, 8513 0 0 10 0 10 1 x 2 P 1<br />
8514, 8515 8691, 8692 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />
853 871 1 10 0 30 C 0 30 2 x 1 P 1<br />
853 8891 2 0 0 30 0 30 2 x 2 P 1<br />
90 37, 38, 39 -<br />
90 37, 38, 39 -<br />
9001 3700 A0<br />
9001 3700 B 30 0 10 C 0 30 2 1 P 1<br />
9002.2 382 A0<br />
9002.2 382 A7 10 10 30 30 R 30 2 x 1 G 1 B L<br />
91 94 -
Pagina 5 Bedrijvenlijst Barger-Compascuum<br />
SBI-1993 SBI-2008 AFSTANDEN IN METERS Bevi INDICES<br />
- -<br />
91 94 -<br />
9111 941, 942 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />
9131 9491 0 0 30 0 30 2 x 2 P 1<br />
9133.1 94991 A 0 0 30 C 0 30 D 2 x 2 P 1<br />
92 59 -<br />
92 59 -<br />
9234 8552 0 0 30 0 30 2 x 2 P 1<br />
9234.1 85521 0 0 30 C 0 30 2 x 2 P 1<br />
9251, 9252 9101, 9102 0 0 10 0 10 1 x 2 P 1<br />
9253.1 91041 30 10 30 C 0 30 2 x 1 P 1<br />
926 931 0<br />
926 931 1 10 0 50 C 10 50 3.1 x 3 P 1<br />
926 931 2 30 0 200 10 200 4.1 x 3 P 1<br />
926 931 A 0 0 50 C 0 50 3.1 x 2 P 1<br />
926 931 B 0 0 30 C 0 30 2 x 2 P 1<br />
926 931 E 50 30 30 0 50 3.1 x 2 P 1<br />
926 931 F 0 0 50 C 0 50 3.1 x 2 P 2<br />
926 931 G 0 0 50 C 0 50 3.1 x 2 P 2<br />
926 931 F 0 0 30 C 0 30 2 x 2 P 1<br />
93 93 -<br />
93 96 -<br />
9301.2 96012 30 0 30 30 R 30 2 x 2 G 1 B L<br />
9301.3 96013 A 0 0 30 0 30 2 x 1 G 1<br />
9301.3 96013 B 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />
9302 9602 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />
9303 9603 0<br />
9303 9603 1 0 0 10 0 10 1 x 2 P 1<br />
9303 96031 2 0 0 10 0 10 1 x 2 P 1<br />
9304 9313, 9604 10 0 30 C 0 30 2 x 1 P 1<br />
9304 9313, 9604 10 0 30 C 0 30 2 x 1 P 1<br />
9305 9609 Persoonlijke dienstverlening > 50 mensen kunnen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn 0 0 10 C 0 10 D 1 x 1 P 1<br />
9305 9609 B 0 0 10 C 0 10 D 1 x 1 P 1<br />
x