27.08.2013 Views

Download alle antwoorden (pdf) - Examenkatern Geschiedenis.nl

Download alle antwoorden (pdf) - Examenkatern Geschiedenis.nl

Download alle antwoorden (pdf) - Examenkatern Geschiedenis.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H2<br />

De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />

Hoofdstuk 2 Opkomst van de Republiek<br />

2.1 Opstand om het oude te behouden<br />

Opdracht 1<br />

a Filips stond op het standpunt ‘één land, één godsdienst’. De bevolking werd vanuit een<br />

centraal punt aangestuurd en een in religieus opzicht verdeelde bevolking zou in de ogen van Filips<br />

minder eenvoudig – of tenminste minder eenduidig – aan te sturen zijn. Religieuze vrijheid betekende<br />

minder eenheid, terwijl eenheid juist was wat Filips wilde bereiken.<br />

b A De uitwerking hangt af van de definitie van ‘fundamentalist’. Een definitie als ‘Een<br />

fundamentalist is iemand die zijn eigen godsdienst als enig juiste beschouwt en die godsdienst<br />

dwingend wil opleggen aan anderen’ betekent dat je het eens bent met de stelling. Een definitie als<br />

‘Een fundamentalist is iemand die zijn godsdienst op zeer strikte wijze interpreteert’ maakt van Filips<br />

nog geen fundamentalist. Hij was immers voor die tijd niet extreem in zijn opvattingen.<br />

B Zie de tweede en derde zin onder A. Hij was streng, hij had strikte opvattingen, maar<br />

in zijn tijd waren het geen extremistische / fundamentalistische opvattingen.<br />

Opdracht 2<br />

a Als Margaretha van Parma de edelen hun zin zou geven, had ze ruzie met Filips. Als ze de<br />

edelen niet hun zin zou geven, verloor ze aan draagvlak in de Nederlanden. Daarom koos ze voor de<br />

halfslachtige toezegging dat de vervolgingen in de nabije toekomst gematigd zouden worden.<br />

b 1) Er kwam meer verzet tegen de vervolgingen. Margaretha’s toezegging werd<br />

geïnterpreteerd als het naderende einde van de vervolgingen.<br />

2) Protestantse ballingen kwamen terug uit het buite<strong>nl</strong>and en eisten vrijheid van godsdienst.<br />

3) Overal werden in het openbaar protestantse kerkdiensten gehouden.<br />

4) Nadat Filips hoorde wat Margaretha’s reactie was, stuurde hij Alva om korte metten te<br />

maken met de opstandelingen.<br />

(Gevolg 2 en 3 hangen sterk met elkaar samen en kunnen ook als één gevolg worden gezien.)<br />

Opdracht 3<br />

a God, Christus.<br />

b De beeldenstormers waren niet antichristelijk, maar antikatholiek. Christus was voor hen net<br />

zo belangrijk als voor de katholieken.<br />

c A) Alva stond een zeer harde lijn voor. Een gematigde calvinist als De Wael was voor hem<br />

ook een ketter en moest dus net zo hard worden aangepakt als de beeldenstormers.<br />

B) Willem van Oranje was een groot voorstander van religieuze tolerantie. De Beeldenstorm<br />

verafschuwde hij, want ook katholieken moesten hun religie kunnen belijden. Mensen als De Wael, die<br />

de beeldenstormers bedaarden, konden dus op zijn steun en waardering rekenen.<br />

Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 1 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011


<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H2<br />

De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />

C) Filips was niet zo rechtlijnig en hard als Alva, maar in grote lijnen hield hij er dezelfde<br />

ideeën op na. Niet voor niets stuurde hij juist Alva om de opstand neer te slaan. Filips zal dus, net als<br />

Alva, weinig onder de indruk zijn geweest van het optreden van mensen als De Wael.<br />

Opdracht 4<br />

a Op de afbeelding is Filips passief: hij kijkt toe, maar doet zelf niets. Alva draait de pers aan, hij<br />

verplettert de leeuw dus. Margaretha draait het wiel de andere kant op, zij wil het verpletteren van de<br />

leeuw dus voorkomen.<br />

b Filips had Alva gestuurd. En hij had Margaretha (in de brieven uit Segovia) bevolen de ketters<br />

hard aan te pakken. Filips maakte het beleid, Margaretha en Alva moesten het uitvoeren. Dat zie je in<br />

de afbeelding mooi terug: Filips kijkt geïnteresseerd toe, maar doet zelf niets.<br />

Margaretha had een vage belofte gedaan dat de vervolgingen verminderd zouden worden. Maar dat is<br />

dan ook <strong>alle</strong>s. De Beeldenstorm liet ze hard neerslaan. Dat ze actief bezig was om het ‘verpletteren’<br />

van de Lage Landen tegen te houden, is geen juist beeld.<br />

Alva was, met zijn keiharde aanpak, het symbool van het neerslaan van de opstand. Dat hij de leeuw<br />

actief verplettert, is dus een juiste voorstelling van zaken.<br />

c De suggestie van deze prent is dat de leeuw weerloos is, dat hij zich niet kan verdedigen. Dat<br />

is een overdreven beeld. Al twee jaar na de Beeldenstorm begon immers de gewapende strijd tegen<br />

de Spanjaarden.<br />

Opdracht 5<br />

a De Tiende Penning was geen bede. Het was een centraal geïnde belasting. Waar een bede<br />

nog goed was voor de machtspositie van een stad of gewest, werd de Tiende Penning centraal<br />

opgelegd. Daar stond niets tegenover, het was gewoon een nieuwe financiële verplichting.<br />

b De Tiende Penning zou ook de dagelijkse levensbehoeften duurder maken. Geert Mak, de<br />

auteur van bron 16 uit hoofdstuk 1, vertelt dat de budgetten van de meeste burgers al érg krap waren;<br />

een stijging van de prijzen met 10% konden zij dus niet betalen.<br />

Opdracht 6<br />

a Kort na het beleg van Haarlem brak de Spaanse Furie uit: de soldaten gingen plunderen. In<br />

een goed functionerend leger gebeurt dat niet.<br />

b Na het beleg van Haarlem werden Alkmaar en Leiden (en enkele Zeeuwse plaatsen) nog<br />

belegerd. Een leger dat niet functioneert, kan dat niet.<br />

c Het ligt voor de hand om naar de chronologie te kijken. Na Haarlem werden nog diverse<br />

militaire acties ondernomen, vóór de Spaanse Furie uitbrak. Het leger had zwaar geleden en er was<br />

ongetwijfeld een enorme ontevredenheid onder de soldaten, maar de discipline en de staat van het<br />

leger was nog niet zó verslapt dat de soldaten meteen na Haarlem een ongeregelde troep waren.<br />

Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 2 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011


<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H2<br />

De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />

Opdracht 7<br />

a Meningen kunnen verschillen. De onderstaande uitwerking is dus niet de enig mogelijke.<br />

Bron 23: ongeloofwaardig. Het klinkt als geroddel: de nonnen hebben wellicht op straat geklaagd over<br />

een indringer en het verhaal is van mond tot mond gegaan (en dus veranderd) tot het de schrijver<br />

bereikte.<br />

Bron 24: geloofwaardig. De monniken zijn door de stad gevoerd, iedere burger heeft dat kunnen<br />

waarnemen. Net als de manier waarop ze behandeld werden.<br />

Bron 25: twijfelachtig. Hasselaar was voor <strong>alle</strong> verdedigers zichtbaar aanwezig, dus wat dat betreft<br />

geldt hetzelfde als voor de voorgaande bron. Maar hoewel Hasselaar zich ongetwijfeld flink verweerd<br />

heeft, doet de manier waarop zij beschreven wordt, wel erg gemaakt heldhaftig aan.<br />

b Bijvoorbeeld:<br />

– Was de schrijver zelf aanwezig bij de gebeurtenissen of heeft hij de informatie van horen zeggen?<br />

– Was de schrijver een katholiek of een protestant? Stel dat de schrijver van bron 24 een katholiek<br />

was. Dan is zijn opmerking dat de weggevoerde katholieken in leven werden gelaten, veelzeggend.<br />

Immers: als hij de nieuwe machthebbers slechts heeft willen zwartmaken, had hij die opmerking wel<br />

weggelaten.<br />

– Welke gevolgen hadden de beschreven gebeurtenissen voor de schrijver? Stel dat zijn huis was<br />

afgebrand tijdens het beleg van Haarlem, dan zou hij aanzie<strong>nl</strong>ijk negatievere gevoelens kunnen<br />

hebben ten opzichte van de Spanjaarden. En dat zou zijn beschrijving van Hasselaar kunnen<br />

beïnvloeden.<br />

Opdracht 8<br />

a De soldaten kregen geen soldij uitbetaald. Dus besloten ze hun beloning dan maar zelf te<br />

gaan halen. Ze plunderden Antwerpen: de Spaanse Furie. Het was een kortetermijngevolg, want het<br />

vond plaats direct na het faillissement van de koning.<br />

b De Spaanse Furie was een onbedoeld gevolg, want niemand had de Spaanse Furie van<br />

tevoren gepland. Maar natuurlijk konden de bankiers wél vermoeden dat een faillissement van de<br />

koning tot gevolg zou hebben dat de soldaten geen geld zouden ontvangen en zouden gaan<br />

plunderen. Ze kunnen dat gegeven best in hun achterhoofd hebben gehad bij het weigeren van<br />

nieuwe leningen aan de koning. Zij hoopten dan dat de onrust en ellende die ontstond door de<br />

plunderingen, voor de koning een motief konden zijn om te proberen zijn schulden aan de bankiers<br />

eerder af te lossen.<br />

Opdracht 9<br />

a Een opstand houdt in dat een groep mensen zich actief verweert tegen een overheid,<br />

machthebber of maatregel.<br />

Een oorlog is een gewapende strijd tussen twee of meer partijen.<br />

Een burgeroorlog is een gewapende strijd tussen twee of meer partijen die zich afspeelt<br />

binnen de grenzen van één land of rijk.<br />

Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 3 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011


<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H2<br />

De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />

Een revolutie is een grote verandering die in relatief korte tijd plaatsvindt. ‘Relatief’ betekent in<br />

dit geval dat de verandering moet worden gerelateerd aan de periode die eraan vooraf ging. De<br />

agrarische revolutie bijvoorbeeld duurde lang, maar na duizenden jaren van jagen en verzamelen,<br />

was het toch een relatief snel proces.<br />

b Mogelijke argumenten:<br />

– Een groep mensen verweerde zich tegen het beleid van Filips. Dat maakt 1568-1648 een opstand.<br />

– Er is gedurende tient<strong>alle</strong>n jaren vaak en hard gevochten. Dat maakt 1568-1648 een oorlog. Geen<br />

burgeroorlog, want Spanje ligt niet in de Nederlanden.<br />

– Spanje en de Nederlanden maakten deel uit van hetzelfde rijk. Filips II was leider van beide<br />

gebieden. Het was dus een interne kwestie: een burgeroorlog.<br />

– Na eeuwen van overheersing en katholicisme was er binnen het tijdsbestek van enkele tient<strong>alle</strong>n<br />

jaren ruimte voor zelfbestuur en voor protestantisme. Dat zijn twee forse veranderingen die bovendien<br />

in relatief korte tijd bewerkstelligd werden. Dus: revolutie.<br />

Opdracht 10<br />

a t/m d<br />

Pacificatie van<br />

Gent, 1576<br />

Unie van<br />

Atrecht, 1579<br />

Unie van<br />

Utrecht, 1579<br />

Omschrijving Oorzaken Gevolgen<br />

De gewesten maakten met<br />

elkaar de afspraak dat zij<br />

zouden samenwerken om de<br />

Spanjaarden te verdrijven.<br />

Onderlinge verschillen<br />

werden even terzijde gelegd.<br />

Filips II zou wettig vorst<br />

blijven. Er zouden geen<br />

religieuze vervolgingen meer<br />

plaatsvinden.<br />

Verdrag tussen de zuidelijke<br />

gewesten en Filips II.<br />

Verdrag tussen de<br />

noordelijke gewesten. Zij<br />

zouden samenwerken tegen<br />

de Spanjaarden. De<br />

godsdienstkwestie werd niet<br />

geregeld.<br />

De Spaanse Furie. De<br />

soldaten gingen zó tekeer,<br />

dat het duidelijk was dat het<br />

vertrek van de soldaten beter<br />

vandaag dan morgen kon<br />

plaatsvinden.<br />

Zie ‘gevolg’ van de<br />

Pacificatie: de gewesten die<br />

Atrecht ondertekenden,<br />

waren katholiek.<br />

Het was een reactie op de<br />

oprichting van de Unie van<br />

Atrecht.<br />

Doordat de religieuze<br />

meningsverschillen niet<br />

bijgelegd waren, kon<br />

Spanje de katholieke en de<br />

protestantse gewesten<br />

tegen elkaar uitspelen. Er<br />

kwam dus tweespalt.<br />

– De gewesten vormden<br />

geen eenheid meer; er<br />

kwam dus een einde aan<br />

de Pacificatie.<br />

– Oprichting Unie van<br />

Utrecht.<br />

– Er was geen weg meer<br />

terug: Filips en de<br />

ondertekenaars van<br />

Utrecht zouden zich niet<br />

meer met elkaar kunnen<br />

verzoenen.<br />

Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 4 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011


<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H2<br />

De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />

Acte van<br />

Verlatinghe,<br />

1581<br />

Opdracht 11<br />

Het besluit dat de<br />

Noordelijke Nederlanden (en<br />

Vlaanderen en Mechelen)<br />

Filips II niet langer als wettig<br />

vorst beschouwden.<br />

Het beleid van Filips werd<br />

ervaren als tiranniek. Een<br />

tiran is geen koning en hoeft<br />

niet gehoorzaamd te worden.<br />

(Uiteraard lagen de<br />

ontwikkelingen van de<br />

voorgaande jaren hieraan ten<br />

grondslag.)<br />

– De godsdienstkwestie<br />

bleef liggen en zou dus in<br />

de toekomst nog voor<br />

problemen kunnen gaan<br />

zorgen.<br />

Er moest gezocht worden<br />

naar een nieuwe vorst.<br />

Toen dat niet lukte,<br />

ontstond de Republiek, een<br />

zelfstandig land.<br />

a Het gemeenschappelijk belang was dat de plunderende Spaanse soldaten verjaagd werden.<br />

De onderlinge verschillen, zoals de godsdienstkwestie, werden even terzijde gelegd. De verschillen<br />

werden niet opgelost, maar wogen minder zwaar dan de dringende behoefte om de Spaanse soldaten<br />

te verjagen.<br />

b De leeuw beeldt de eenheid van de Pacificatie van Gent uit. De individuele gewesten worden<br />

verdedigd door de leeuw, die symbool staat voor <strong>alle</strong> gewesten samen.<br />

Opdracht 12<br />

Argument voor de stelling: De Pacificatie was aangegaan om de Spanjaarden te verjagen. De<br />

Spanjaarden waren dus de vijand. Door te gaan samenwerken met juist die Spanjaarden, werd er in<br />

Atrecht dus gecollaboreerd.<br />

Argument tegen de stelling: Collaboratie is samenwerking met de vijand. In de Pacificatie was<br />

vastgelegd dat Filips II wettig vorst was en bleef van de gewesten. Toen de gewesten in de Unie van<br />

Atrecht met Filips gingen samenwerken, was er dus geen sprake van samenwerking met de vijand,<br />

maar van samenwerking met de wettige vorst.<br />

Opdracht 13<br />

a D.<br />

b De koning van Spanje wordt ‘verv<strong>alle</strong>n van de overheid en heerschappij’ verklaard. Tijdens de<br />

Pacificatie van Gent en de beide Unies was dat nog niet het geval.<br />

c Naar de Unie van Utrecht. Atrecht werkte samen met Filips en bleef zijn heerschappij (dus)<br />

gewoon erkennen. Het waren de gewesten die samenwerkten in de Unie van Utrecht die Filips niet<br />

langer erkenden.<br />

Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 5 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011


<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H2<br />

De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />

Opdracht 14<br />

a/b 1) De hertog van Anjou voerde een waardeloos beleid. Zijn diner was belangrijker voor hem<br />

dan zijn land.<br />

2) Willem van Oranje werd in 1584 vermoord.<br />

3) De graaf van Leicester voerde stiekem vredesbesprekingen met de Spanjaarden en verloor<br />

toen dus het vertrouwen van de Staten.<br />

c Feitelijk was de Republiek een los verbond van zelfstandige staatjes die <strong>alle</strong>en samenwerkten<br />

op de meest noodzakelijke terreinen, zoals defensie of buite<strong>nl</strong>andse zaken. De hele opstand tegen<br />

Spanje was juist begonnen om het oude te behouden: Karel V en Filips II wilden het bestuur<br />

centraliseren en de Nederlandse gewesten en steden kwamen daartegen in opstand omdat zij de<br />

oude privileges wilden behouden. Nu de Nederlanden een onafhankelijke Republiek waren geworden,<br />

zou het o<strong>nl</strong>ogisch zijn geweest om het bestuur alsnog te centraliseren.<br />

Opdracht 15<br />

De volgende gegevens mogen niet ontbreken:<br />

1555: Filips II volgt Karel V op<br />

1566: Smeekschrift<br />

1566: Beeldenstorm<br />

1567: Alva arriveert in de Lage Landen<br />

1568: Executie Egmont en Horne<br />

1568: Begin gewapende strijd tegen de Spanjaarden (Slag bij Heiligerlee)<br />

1572: Inname Den Briel door de geuzen<br />

1573-1574: Beleg van Haarlem, Alkmaar en Leiden<br />

1576: Spaanse Furie<br />

1576: Pacificatie van Gent<br />

1579: Unies van Atrecht en Utrecht<br />

1581: Acte van Verlatinghe<br />

1584: Moord op Oranje<br />

1585: Val van Antwerpen<br />

1588: De Republiek ontstaat als statenbond<br />

1588: De calvinistische kerk wordt in de Republiek de enige publieke kerk<br />

Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 6 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011


<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H2<br />

De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />

2.2 De kwestie van het geloof<br />

Opdracht 16<br />

a Egmont en Horne waren de eerste hoge edelen die door de Bloedraad ter dood gebracht<br />

werden. Hun lijken werden tentoongesteld om duidelijk te maken dat het menens was. Hun executie<br />

had een voorbeeldfunctie en maakte grote indruk.<br />

b De gewesten.<br />

c 1) De duivel staat aan de kant van Alva.<br />

2) Alva wordt vergezeld door een kerkelijke hoogwaardigheidsbekleder. Kennelijk vindt de<br />

kerk het prima wat er gebeurt.<br />

3) De duivel houdt twee kronen omhoog in de richting van Alva en Granvelle: de wereldlijke en<br />

de kerkelijke (katholieke) macht. Die kronen zitten hen kennelijk als gegoten.<br />

d/e Argumentatie is bij deze vraag het belangrijkst; er is niet één juist antwoord.<br />

Te zien is hoe de geuzen wreedheden begaan. Het is dus propaganda tegen de geuzen.<br />

Maar de Nederlandse Opstand had niet <strong>alle</strong>en de wereldlijke component Spanjaarden versus geuzen,<br />

maar ook de religieuze component katholicisme versus protestantisme. Hoewel lang niet <strong>alle</strong> geuzen<br />

actief protestants waren (het was een samengeraapt zootje, ook in religieus opzicht), werden de<br />

geuzen toch met het protestantisme vereenzelvigd. In die zin is propaganda tegen de geuzen<br />

automatisch propaganda tegen het calvinisme.<br />

Bovendien is de afbeelding, mede dankzij de realistische tekenstijl, een vorm van (al dan niet<br />

waarheidsgetrouwe) geschiedschrijving. Immers, komende generaties konden van deze afbeelding<br />

leren wat er gebeurd was. Om te bepalen of de tekenaar vooral een geschiedkundig of vooral een<br />

propagandistisch doel had, is het van belang om te weten wanneer deze afbeelding gemaakt is.<br />

Indien de afbeelding van lang na de gebeurtenissen dateert, is het immers minder zinvol om<br />

propaganda tegen de geuzen te produceren.<br />

Opdracht 17<br />

a 1) Er waren veel katholieken en het instellen van vervolging zou tot een burgeroorlog kunnen<br />

leiden.<br />

2) De Opstand draaide mede om het verzet tegen religieuze vervolgingen. Het zou dan<br />

minstens dubieus zijn om zelf ook religieuze vervolgingen in te stellen.<br />

3) Veel machtige kooplieden-regenten meenden dat vervolging slecht was voor de handel.<br />

b Willem van Oranje was voorstander van godsdienstvrijheid: wat hem betrof, mocht eenieder<br />

zelf bepalen welke godsdienst hij aanhing. De staat moest niet één godsdienst voortrekken. Dat<br />

gebeurde wel.<br />

c Verschil: in Duitsland werd het lutheranisme gelijkgesteld aan het katholicisme. Dat gebeurde<br />

in de Republiek niet: de niet-calvinistische religies werden weliswaar gedoogd, maar niet gelijkgesteld<br />

aan het calvinisme.<br />

Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 7 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011


<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H2<br />

De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />

Overeenkomst: de overheid (de Duitse vorsten en de Staten-Generaal van de Republiek)<br />

beslisten welke godsdienst zij voor hun onderdanen gewenst achtten. Er was dus geen individuele<br />

geloofsvrijheid.<br />

Opdracht 18<br />

a Schuilkerk.<br />

b Van buitenaf kun je niet zien dat er binnen een kerk is. Dat maakt dat de autoriteiten<br />

gemakkelijk een oogje dicht konden knijpen, terwijl zij dat onmogelijk konden doen bij een opv<strong>alle</strong>nd<br />

gebouw van een ‘gewone’ katholieke kerk.<br />

c De stelling is te ongenuanceerd. De kerk is gebouwd door een rijke koopman. Die man kon<br />

dus smeergeld betalen. En hij had vermoedelijk ook politieke invloed, want de bestuursfuncties<br />

werden meestal aan rijke kooplieden toevertrouwd. Dat ‘zijn’ kerk met rust gelaten werd, wil niet<br />

zeggen dat schuilkerkjes die door arme mensen werden bezocht, óók met rust gelaten werden.<br />

Opdracht 19<br />

a In de loop van de zeventiende eeuw neemt het percentage buite<strong>nl</strong>anders af van 10% naar<br />

6%. Spinoza had dus wel gelijk, want 10% op de totale bevolking is een hoog percentage. Tijdens zijn<br />

leven slonk het relatieve aantal buite<strong>nl</strong>anders in de Republiek echter wel, maar het is goed mogelijk<br />

dat die trend hem niet bekend was. Een trend wordt achteraf zichtbaar.<br />

b 1) Niet <strong>alle</strong> buite<strong>nl</strong>anders die naar de Republiek kwamen, kwamen vanwege de vrijheid. Zij<br />

konden ook economische motieven hebben. Misschien nam de werkgelegenheid in de Republiek af in<br />

de zeventiende eeuw, waardoor er minder werkzoekenden uit het buite<strong>nl</strong>and kwamen.<br />

2) Migratie wordt gekenmerkt door push- en pullfactoren: factoren die mensen verdrijven uit<br />

hun thuisland en factoren die mensen naar een ander land toe trekken. De vrijheid in de Republiek<br />

was een pullfactor: de Republiek was een aantrekkelijk land om te wonen. Misschien zijn de<br />

pushfactoren, zoals oorlog, werkeloosheid en honger in andere Europese landen, in de loop van de<br />

eeuw in omvang afgenomen. Als minder mensen ontevreden zijn met hun leven, zal er ook minder<br />

geëmigreerd worden.<br />

Opdracht 20<br />

Ja. De reden dat een verboden boek doorgaans toch verkrijgbaar was, was dat iedere plaats en ieder<br />

gewest andere regels hanteerde. De ene stad trad keihard op tegen het drukken of verspreiden van<br />

een verboden boek, terwijl de andere stad het gedoogde. In een gecentraliseerde maatschappij zijn<br />

ook de rechtsregels en de naleving daarvan centraal geregeld, wat tot gevolg heeft dat er eenheid is<br />

in het al dan niet aanpakken van een bepaalde overtreding. Op het gebied van recht en rechtspraak is<br />

een land met een gecentraliseerd bestuur dus zonder meer effectiever dan een land met een<br />

versnipperd bestuur.<br />

Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 8 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011


<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H2<br />

De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />

2.3 Oorzaken van de economische dynamiek<br />

Opdracht 21<br />

1) De moedernegotie zorgde ervoor dat er handelsgewassen voor de markt geproduceerd konden<br />

worden, wat de nijverheid ten goede kwam.<br />

2) Het ontbreken van een feodaal systeem zorgde ervoor dat de boeren bekend waren met een<br />

geldeconomie en voor de markt wilden en konden produceren.<br />

3) De Hollandse gilden hadden relatief weinig macht, waardoor er concurrentie kon ontstaan in de<br />

steden en tussen de steden. Dat is goed voor de handel.<br />

4) Na de val van Antwerpen in 1585 kwamen Antwerpse kooplieden, bankiers, fabrikanten en<br />

arbeiders naar het noorden, onder andere naar Amsterdam. Ze brachten hun kennis en ervaring mee.<br />

5) De grote aant<strong>alle</strong>n migranten zorgden ervoor dat er beschikking was en bleef over arbeidskrachten.<br />

Zonder de migranten zou de druk op de arbeidsmarkt te groot zijn geweest.<br />

Opdracht 22<br />

a Het onder water zetten van polders. Dat had Alkmaar en Leiden gered.<br />

b Bij Antwerpen bleek deze tactiek minder succesvol: lang niet <strong>alle</strong> polders werden onder water<br />

gezet, waardoor deze militaire maatregel minder effectief was.<br />

c Met behulp van vuurschepen (‘hellebranders’).<br />

d Bij het verslaan van de Spaanse Armada (1588).<br />

Opdracht 23<br />

a Bijvoorbeeld: protectionistische maatregelen die steden namen om de eigen economie te<br />

beschermen, tolbarrières en sluisgelden die uitsluitend de plaatselijke economie ten goede kwamen,<br />

zonder overleg lokale accijnzen of belastingen verhogen, de Amsterdamse regel dat eigen schippers<br />

bij het laden voorrang hadden en het feit dat veel gebieden en steden een eigen munt hadden.<br />

b In een particularistisch systeem kan ook worden samengewerkt, als dat door <strong>alle</strong> betrokkenen<br />

zinvol geacht wordt. Een voorbeeld zijn de waterschappen. Strijd tegen het water is een gedeeld<br />

belang en kan dus het best in overleg worden gedaan.<br />

Andersom kan het ook: in een gecentraliseerde same<strong>nl</strong>eving kunnen sommige beleidsterreinen best<br />

gedecentraliseerd blijven. Het is bijvoorbeeld weinig zinvol als een centrale overheid beslissingen<br />

neemt die <strong>alle</strong>en stad A aangaan. De bestuurders van stad A kunnen dat immers zelf beter<br />

beoordelen.<br />

c In principe leidt meer handel noodzakelijk tot grotere samenwerking. Blijft die samenwerking<br />

uit, dan zullen zowel de handelaren als de lokale overheden steeds meer last van elkaars regels en<br />

maatregelen krijgen. In de tekst wordt de oprichting van de VOC genoemd: een<br />

samenwerkingsverband waarin de handelsrisico’s gedeeld werden. De handel op de Oost werd dus<br />

centraal (door de VOC) geregeld.<br />

Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 9 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011


<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H2<br />

De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />

Een ander voorbeeld is het aangaan van muntunies: het is heel onpraktisch wanneer gebieden die<br />

veel met elkaar handelen, ieder een eigen munt hebben. Ook het wederzijds wegnemen van<br />

handelsbarrières zoals importheffingen, is een voorbeeld van uit handel voortkomende centralisatie.<br />

Opdracht 24<br />

De ondernemers in de steden specialiseerden zich, waardoor de samenwerking toenam en de<br />

onderlinge concurrentie afnam. Men kon zich daardoor concentreren op de handel met het buite<strong>nl</strong>and.<br />

Examentraining<br />

Opdracht 1<br />

a Kern van het antwoord moet bevatten dat deze hypothese deels klopt. Enerzijds wilde Willem<br />

van Oranje het oude behouden, namelijk het particularisme en de voorrechten van de adel. Anderzijds<br />

was hij wel vooruitstrevend, omdat hij pleitte voor verdraagzaamheid op religieus gebied.<br />

b Kern van het antwoord moet bevatten dat deze hypothese juist is. Er moet ingegaan worden<br />

op het begrip relatief. Men was tolerant, dat wil zeggen dat andere religieuze groepen werden<br />

toegestaan. Maar protestanten werden voorgetrokken, hadden een bevoorrechte positie.<br />

c Kern van het antwoord moet bevatten dat deze hypothese juist is. Het ontstaan van de<br />

Gouden Eeuw is voor veel historici (maar ook voor tijdgenoten) een raadsel, omdat de gewesten<br />

onderling van elkaar verschilden en niet altijd op economisch gebied met elkaar samenwerkten.<br />

Gewestelijke tolbarrières en belastingsystemen werkten een sterke nationale economie tegen.<br />

d Deze hypothese zou je deels kunnen verdedigen. In 1555 maakten de Nederlanden nog deel<br />

uit van het Habsburgse rijk, van een onafhankelijk land was nog geen sprake. In 1588 vormden zij de<br />

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, men erkende de soevereiniteit van Filips II niet meer.<br />

De economie bloeit op, men staat op de drempel van de Gouden Eeuw. Wat dat betreft was het een<br />

wereldmacht in wording. Het economisch zwaartepunt in West Europa was in Amsterdam komen te<br />

liggen. Maar politiek gezien is op dat moment de toekomst nog onzeker. Er zal nog jaren oorlog<br />

gevoerd worden (De Tachtigjarige Oorlog) tegen Spanje.<br />

Opdracht 2<br />

De juiste volgorde is: C, F, E, A, D, B.<br />

Opdracht 3<br />

Bron 16 en gebeurtenis A. De Unie van Utrecht kun je zien als een reactie op de Unie van Atrecht.<br />

Bron 12 en gebeurtenis B. De Opstand tegen de Spanjaarden, waar het beleg van Haarlem een<br />

onderdeel van was, leidde tot het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.<br />

Bron 6 en 7 en gebeurtenis C. De reactie van Margareta van Parma op het smeekschrift zorgde<br />

ervoor dat calvinisten (protestanten) ope<strong>nl</strong>ijker werden in het uitdragen van hun geloof. Bij<br />

hagenpreken werd opgeroepen tot de Beeldenstorm.<br />

Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 10 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011


<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H2<br />

De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />

Bron 19b en gebeurtenis D. Nadat Filips II wordt afgezworen als vorst, werd Willem van Oranje<br />

vogelvrij verklaard en uiteindelijk vermoord.<br />

Bron 14 en gebeurtenis E. In de bron wordt verwezen naar de Pacificatie van Gent, waarbij de<br />

Nederlandse gewesten afspraken de Spaanse troepen te zullen verjagen. Een gevolg is dus<br />

samenwerking tegen de Spanjaarden, dit wordt afgebeeld in de prent.<br />

Bron 8 en gebeurtenis F. Na de Beeldenstorm wordt de hertog van Alva naar de Nederlanden<br />

gestuurd. Hij moet orde op zaken stellen, wat wordt afgebeeld in het schilderij van bron 8.<br />

Opdracht 4<br />

A Juist, zeker een verzet waarbij geweld werd gebruikt kwam elders in Europa niet voor.<br />

B Onjuist, de gewesten verschilden vaak van mening over de koers. Denk bijvoorbeeld aan de<br />

Pacificatie van Gent, de Unie van Atrecht en de Unie van Utrecht.<br />

C Juist, ook de kritiek op de contrareformatie en de strenge vervolging van protestanten was een<br />

oorzaak van de ontevredenheid in de Nederlanden en een oorzaak van de Opstand.<br />

Opdracht 5<br />

Leiden kon kiezen voor de leus ‘vanwege de vrijheid’, omdat men in opstand was gekomen tegen de<br />

onderdrukking van de Spanjaarden. Het beleid van Filips II was gericht tegen de privileges, zoals ook<br />

de stad Leiden had. De Habsburgers streefden naar centralisatie. Leiden zag dit als een bedreiging<br />

voor haar vrijheid.<br />

Een aspect van de onderdrukking, waren de vervolgingen van protestanten. Hier was men in de<br />

Nederlanden ook tegen in opstand gekomen. De leus ‘Vanwege de godsdienst’ is dus ook passend,<br />

maar dekt daarmee niet de hele lading. In deze uitspraak komen niet <strong>alle</strong> oorzaken voor de opstand<br />

tegen de Spanjaarden naar voren.<br />

Opdracht 6<br />

Doordat er een feodale traditie ontbrak, waren er in Holland en Zeeland weinig grootgrondbezitters<br />

met horigen (onvrije boeren die werkten voor de landeigenaar en de oogst aan hem moesten afdragen<br />

in ruil voor onderdak en bescherming). In plaats daarvan kende men vrije boeren, die een stuk grond<br />

moesten pachten of in eigendom hadden. Deze boeren hadden er zelf belang bij om zo efficiënt<br />

mogelijk te produceren, omdat zij dan zelf meer verdienden. Vandaar dat zij commercieel waren<br />

ingesteld. Men verbouwde juist die gewassen waar vraag naar was op de (internationale) markt.<br />

Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 11 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!