Download alle antwoorden (pdf) - Examenkatern Geschiedenis.nl
Download alle antwoorden (pdf) - Examenkatern Geschiedenis.nl
Download alle antwoorden (pdf) - Examenkatern Geschiedenis.nl
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H3<br />
De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />
Hoofdstuk 3 De Republiek in Europa<br />
3.1 De oorlog duurt voort<br />
Opdracht 1<br />
Militair: Holland lag achter de waterlinie, waardoor het voor vijandelijke legers moeilijk bereikbaar was.<br />
Economisch: Holland had dankzij de waterlinie veel minder met oorlogshandelingen te maken,<br />
waardoor dit gewest zich economisch kon ontwikkelen. Handel drijven is namelijk gemakkelijker<br />
wanneer er geen oorlog is.<br />
Opdracht 2<br />
a Het doel van de campagne was het vernietigen van de oogst in de gebieden rond ’s-<br />
Hertogenbosch. Die stad was namelijk overgelopen naar koning Filips II. Voor straf moest de stad<br />
uitgehongerd worden.<br />
b A is juist. De burgerbevolking wordt in een geplande militaire campagne zwaar getroffen. Daar<br />
lag Willem kennelijk niet wakker van.<br />
B is juist. Hij wilde bereiken dat de overgelopen stad weer in staatse handen kwam. Dat is een<br />
militair doel. Dat er vele mensen stierven, zag hij kennelijk als collateral damage, bijkomende schade.<br />
C is onjuist. Dit was een geplande actie met een militair doel. Je kunt niet uit de bron opmaken<br />
dat de soldaten van Oranje niet regelmatig bevoorraad werden of anderszins genoodzaakt waren tot<br />
plunderingen over te gaan.<br />
c Het is typerend in die zin dat de burgers niet gespaard werden. Zij leden onder de militaire<br />
campagne. Maar de oorzaken die de tekst noemt (de soldaten kregen onregelmatig soldij uitbetaald of<br />
helemaal niet en de bevoorrading van het leger was vaak beroerd), liggen aan deze plundering niet<br />
ten grondslag. In dat opzicht is het dus geen typerend voorbeeld.<br />
d Met deze maatregelen wilde Willem van Oranje de orde en tucht in zijn leger bewaren. Een<br />
plunderend leger is chaotisch en dat komt de militaire kracht niet ten goede.<br />
Of: Met deze maatregelen wilde hij goodwill kweken bij de bevolking. Was er een militaire aa<strong>nl</strong>eiding,<br />
dan liet Willem plunderen. Maar plunderingen zonder militaire noodzaak probeerde hij met zijn<br />
maatregelen te voorkomen.<br />
Opdracht 3<br />
a De ondergang van de Armada in 1588, de vele oorlogen die Filips II moest voeren tegen de<br />
Turken, de Engelsen of de Fransen, alsmede zijn dubbele bankroet.<br />
b De waterlinie.<br />
c Johan van Oldenbarnevelt zette zich in voor de stedelijke en gewestelijke autonomie.<br />
Daardoor bleven de regenten de Opstand steunen.<br />
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 1 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H3<br />
De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />
d Hij maakte, naar voorbeeld van de Romeinen, kleinere eenheden die erg goed konden<br />
exerceren. Dit maakte zijn leger flexibel en snel. De schutters werden tegen cavalerieaanv<strong>alle</strong>n<br />
beschermd door lansiers. En ook verbeterde Maurits de kwaliteit van de artillerie.<br />
Opdracht 4<br />
a De kleine eenheden (niet één grote groep soldaten, maar meerdere kleinere groepen), de<br />
lansiers in het midden van iedere eenheid en ook langs de randen, en de aanwezigheid van artillerie.<br />
b 1) Het opstellen van het kanon in de achterste gelederen zou als tamelijk reëel risico met zich<br />
meebrengen dat de eigen manschappen konden worden neergeschoten.<br />
2) Een kanon kon de kogel 200 meter ver schieten. Dat is niet zo’n enorm grote afstand; het<br />
kanon moest wel dicht in de buurt van de te beschieten soldaten staan, anders zou de kogel de vijand<br />
niet bereiken.<br />
c Het terrein was zandgrond (strand, duinen) en daar zakten de kanonnen in weg.<br />
3.2 Bestand en interne twisten<br />
Opdracht 5<br />
a De gezame<strong>nl</strong>ijke vijandschap die de drie betrokken landen hadden ten opzichte van Spanje.<br />
b Frankrijk en Engeland hadden een lange traditie van vijandschap. De Republiek en Engeland<br />
waren concurrenten op zee. Het was voor Elisabeth I dus niet vanzelfsprekend om juist met deze<br />
landen een bondgenootschap te sluiten. Zouden ze gedrieën tegen Spanje vechten, dan bestond de<br />
kans immers dat Frankrijk en de Republiek daar sterker uit zouden komen en dat was mogelijk nóg<br />
ongunstiger voor Engeland dan vijandschap met Spanje.<br />
c Elisabeth kreeg de kroon aangeboden, maar weigerde. Ze stuurde de graaf van Leicester<br />
(met een leger) om de Republiek te leiden. Deze samenwerking was geen succes, doordat Leicester<br />
stiekem onderhandelingen begon met de Spanjaarden. Leicester vertrok toen weer naar Engeland.<br />
Enkele jaren later werd het Drievoudig Verbond gesloten. Je kunt dit dus zien als een voortzetting van<br />
de samenwerking die al in de tijd van Leicester tot stand was gekomen.<br />
d Twee jaar na het sluiten van het Drievoudig Verbond stapte Frankrijk over naar Spanje. De<br />
Engelsen waren ook bezig met geheime onderhandelingen met Spanje. Het was dus geen hard<br />
verbond dat heel lang standhield.<br />
Opdracht 6<br />
Holland betaalde ruim de helft van de kosten van de oorlog (bron 10). Maar vanaf de jaren negentig<br />
van de zestiende eeuw werd er in Holland zelf niet meer gevochten (paragraaf 3.1). Het was dus,<br />
vanuit Holland gezien, een buitengewestelijke oorlog. Maar dat betekent niet dat de oorlog Holland<br />
niet direct aanging. Holland was immers onderdeel van de Republiek en in verschillende delen van de<br />
Republiek werd nog wel gevochten.<br />
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 2 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H3<br />
De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />
Opdracht 7<br />
a/b<br />
- Spanje (Isabella):<br />
Voor het Twaalfjarig Bestand Tegen het Twaalfjarig Bestand<br />
1. De oorlog was duur. Het was in het voordeel van<br />
de Spaanse schatkist om er een einde aan te<br />
maken.<br />
- kooplieden-regenten,<br />
- Oldenbarnevelt,<br />
- een deel van de burgers van de Republiek (de<br />
rekkelijken):<br />
2. De dure oorlog drukte op de economie van de<br />
Republiek, met name op die van Holland. Een<br />
wapenstilstand zou de economie weer op gang<br />
kunnen helpen.<br />
3. De handel met Spanje en Portugal lag grotendeels<br />
stil, tijdens een wapenstilstand zou die weer op gang<br />
kunnen komen.<br />
Opdracht 8<br />
- Maurits<br />
- een deel van de burgers van de Republiek (de<br />
preciezen):<br />
4. De eindoverwinning tegen Spanje zou in gevaar<br />
kunnen komen.<br />
5. De veiligheid van de Republiek zou in gevaar<br />
kunnen komen.<br />
6. De Spanjaarden kregen tijd om zich te herstellen<br />
en zouden na de wapenstilstand met volle energie<br />
tekeer kunnen gaan: de tirannie zou opnieuw kunnen<br />
beginnen.<br />
a Eerste rijtje: Arminius, Uyttenbogaert, rekkelijken, Oldenbarnevelt, remonstranten.<br />
Tweede rijtje: Gomarus, Maurits, preciezen, contraremonstranten.<br />
b B en C passen vooral bij Arminius, A en D bij Gomarus.<br />
c Er speelde een politieke strijd tussen Maurits en Oldenbarnevelt. Die strijd kende een<br />
religieuze component omdat beide heren een tegengesteld standpunt innamen in de religieuze<br />
kwestie. Je kunt dus zeggen dat de Synode niet <strong>alle</strong>en een kerkelijke twist was, maar dat deze ook<br />
van grote invloed was op de uitkomst van het persoo<strong>nl</strong>ijke conflict tussen Maurits en Oldenbarnevelt.<br />
De religieuze twist was echter wel een principiële strijd. De term ‘rookgordijn’ doet daar geen recht<br />
aan.<br />
Opdracht 9<br />
a De vragen B en D kunnen beantwoord worden met bron 12. Voor vraag A en C geeft bron 12<br />
wel een hint, maar geen definitief antwoord.<br />
b A) Hij plaatst Maurits aan de ‘goede’ kant; die waar hij zichzelf heeft geschilderd. Dat<br />
impliceert dat hij aan de kant van Maurits stond en dus tegen het Bestand was. Maar het schilderij is<br />
religieus van aard en vormt dus niet per definitie een geschikte bron voor politieke vragen.<br />
B) Hij was protestants. Hij plaatst zichzelf aan de kant van de protestanten en dicht hen<br />
bovendien goede eigenschappen toe.<br />
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 3 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H3<br />
De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />
C) Zie A. Hij staat aan dezelfde kant als Maurits en zou dus een gomarist kunnen zijn. Maar<br />
ook hier geldt: dit is giswerk! Het schilderij benadrukt de eenheid van de protestanten, dus het zou ook<br />
goed kunnen dat hij geen partij had gekozen.<br />
D) Hij was ertegen. Hij benadrukt de protestantse eenheid, die hij tegenover het katholicisme<br />
stelt. Protestantse twisten passen niet in dit beeld.<br />
Opdracht 10<br />
a 1) Het eerste beeldkenmerk is de plaats van de arminianen. Zij zitten in het midden met aan<br />
<strong>alle</strong> kanten om hen heen mensen die het niet met hen eens waren. In een vergadering, een situatie<br />
van gelijkheid en objectiviteit, zouden ze waarschij<strong>nl</strong>ijk eerder tegenover elkaar zitten of in een kring.<br />
2) Het tweede beeldkenmerk is de numerieke aanwezigheid van beide groepen: voor iedere<br />
arminiaan zijn er wel tien gomaristen aanwezig.<br />
Ook kan genoemd worden dat veel gomaristen op een verhoging zitten, waardoor ze letterlijk<br />
neerkijken op de arminianen.<br />
b 1600: Arminius is nog niet begonnen met het verkondigen van zijn ideeën: continuïteit.<br />
1610: Er is tweestrijd tussen arminianen en gomaristen: hier is dus sprake van discontinuïteit.<br />
Na de Synode is er (tenminste officieel) weer dezelfde situatie als voor 1600, doordat de arminianen<br />
hadden verloren en hun predikanten het land werden uitgezet. Vooral continuïteit dus.<br />
Opdracht 11<br />
a 1) Zijn stellingname in de Bestandstwisten, waarin hij tegenover Maurits stond.<br />
2) Zijn inspanningen om het Twaalfjarig Bestand te realiseren.<br />
3) Zijn inspanningen om vast te houden aan een bondgenootschap met Frankrijk.<br />
b De Bloedraad was de rechtbank die door Alva werd ingesteld om protestanten te straffen. In<br />
de ogen van veel mensen veroordeelde de Bloedraad onschuldigen ter dood.<br />
c Hij suggereert dat Maurits, die achter het proces tegen Oldenbarnevelt zat, overeenkomsten<br />
had met Alva.<br />
d Maurits had na de uitschakeling van Oldenbarnevelt vrijwel <strong>alle</strong> macht in handen. Niet langer<br />
waren er twee machtige mannen die het regelmatig oneens waren en Maurits was een belangrijke<br />
tegenstander kwijt. Maar de manier waarop dat gegaan was, was in de ogen van Vondel (en in die<br />
van een deel van het volk) niet fraai. Er wordt in de literatuur zelfs gesproken van een staatsgreep<br />
door Maurits.<br />
Opdracht 12<br />
a Frederik Hendrik werd ‘de Stedendwinger’ genoemd. Hij heroverde een hele rij steden op de<br />
Spanjaarden. Ook de provincies Overijssel en Gelderland werden Spanjaardvrij.<br />
b Van een hernieuwde Spaanse terreur is nooit sprake geweest; van een nieuwe Spaanse<br />
militaire opmars evenmin. Maurits had dus ongelijk.<br />
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 4 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H3<br />
De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />
3.3 Het Europese machtsevenwicht<br />
Opdracht 13<br />
a De oorzaken van beide oorlogen waren de toenemende druk van centralisatie tegenover het<br />
particularisme en het hardvochtige optreden tegen de protestanten.<br />
b Aa<strong>nl</strong>eiding van de Nederlandse Opstand was de Beeldenstorm.<br />
Aa<strong>nl</strong>eiding van de Dertigjarige Oorlog was de Prager Fenstersturz.<br />
c De Spanjaarden waren bondgenoten van de Oostenrijkse Habsburgers. Als de Oostenrijkers<br />
in deze nieuwe oorlog stevige tegenstand zouden ontmoeten, zouden de Spanjaarden de<br />
Oostenrijkers misschien gaan helpen. Dat zou betekenen dat de Spanjaarden minder geld en<br />
manschappen konden besteden aan de voortzetting van de oorlog met de Republiek na het<br />
beëindigen van het Twaalfjarig Bestand.<br />
d 1) Het antwoord van 13c is een voorbeeld.<br />
2) Een ander voorbeeld is dat Frankrijk de Duitse protestanten steunde in de hoop zo de<br />
Habsburgers te schaden. Dit zou weerslag hebben op zowel de Oostenrijkse Habsburgers, als de<br />
Spaanse Habsburgers. Hierdoor kon Frankrijk haar machtspositie verstevigen. De Republiek volgde<br />
deze denklijn, in zoverre dat de Spaanse Nederlanden alvast verdeeld werden tussen de Republiek<br />
en Frankrijk.<br />
Opdracht 14<br />
a Spanje verloor veel macht. De Lage Landen en Duitsland maakten geen onderdeel meer uit<br />
van het Spaanse Rijk, wat voor de Opstand wel het geval was geweest.<br />
b Frankrijk was voor de Opstand qua machtspositie een land in de middenmoot. Vele oorlogen<br />
met Spanje en een langdurig verziekte relatie met Engeland hadden de Franse positie verzwakt. Na<br />
de vrede van Westfalen werd Frankrijk de machtigste staat van Europa.<br />
c Het katholicisme had aan macht ingeboet. Voor de Opstand was het de enig toegestane<br />
religie, die bovendien gewapenderhand beschermd werd door diverse koningen. Na de vrede van<br />
Westfalen was het katholicisme één van de religies. Het katholicisme bleef een machtsfactor van<br />
belang, maar van een religieuze monopoliepositie was geen sprake meer.<br />
d Voor de Opstand was het protestantisme geen erkende religie, maar meer een<br />
protestbeweging. In verschillende landen werden protestanten als criminelen aangepakt. Na de vrede<br />
van Westfalen was het protestantisme in principe een toegestane en geaccepteerde religie.<br />
e De Lage Landen waren onderdeel van het Spaanse Rijk. Karel V en zijn landvoogd(es)<br />
hadden de hoogste macht. De verschillende gewesten waren sterk gedecentraliseerd; ieder gewest<br />
had eigen normen, rechtspraak en wetten. Tachtig jaar later was de Republiek een internationaal<br />
erkend onafhankelijk land, waarover de Spanjaarden geen directe macht meer hadden. Ook was er<br />
meer eenheid gekomen tussen de gewesten. Er waren nog wel veel verschillen en lang niet <strong>alle</strong>s werd<br />
centraal geregeld, maar de Staten-Generaal was wel een nationaal bestuursorgaan.<br />
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 5 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H3<br />
De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />
Opdracht 15<br />
Eigen antwoord van de leerling ter beoordeling aan de docent. Het aantal mogelijke <strong>antwoorden</strong> is<br />
groot.<br />
Opdracht 16<br />
a Het was een bestuurlijke eenheid in de zin dat de gewesten samen de onderhandelingen<br />
voerden. Het was dus niet ‘ieder voor zich’. Maar wél mocht ieder gewest zich, via de Gewestelijke<br />
Staten, uitspreken. De bestuursmacht lag dus niet <strong>alle</strong>en bij de Staten-Generaal, want de Gewestelijke<br />
Staten mochten ‘ja’ of ‘nee’ zeggen tegen het akkoord.<br />
b De opvolger van Frederik Hendrik, Willem II, had geen stemrecht en zijn macht zou sterk<br />
afnemen als het vrede werd. Van een verkapt koningschap was dus zeker geen sprake. Maurits en<br />
Frederik Hendrik hadden een sterke machtspositie omdat zij opperbevelhebber van het leger waren.<br />
Als gevolg daarvan konden zij het zich veroorloven om zich min of meer als koning te gedragen, maar<br />
dit zou in vredestijd niet zo blijven.<br />
3.4 Een dynamische economie<br />
Opdracht 17<br />
a Bijvoorbeeld: Boet zou wapenembargo’s hebben omzeild. Zou hij ook zijn aangepakt als hij<br />
dat niet zou hebben gedaan? Misschien is het omzeilen van de embargo’s het probleem en niet<br />
zozeer de wapenhandel op zich.<br />
Of: In de tekst staat dat Trip zonder morele bezwaren oorlogsschepen aan de vijand verhuurde. Dat<br />
betekent niet dat dergelijke handel maatschappelijk geaccepteerd was. Het zegt <strong>alle</strong>en iets over de<br />
moraal van Trip.<br />
Of: Weliswaar konden Trip en De Geer op de koopmansbeurs <strong>alle</strong>rlei informatie krijgen, maar dat<br />
betekent niet dat hun handel als ‘fris’ werd gezien. Misschien was de koopmansbeurs wel zó openbaar<br />
(zie ook bron 25) dat er ook ruimte was voor minder frisse handelaren.<br />
b Doordat wetgeving van oudsher per gebied verschilde, was er in veel landen (waaronder de<br />
Republiek) al nauwelijks sprake van nationale wetgeving. Internationale wetgeving gaat nog een stap<br />
verder. Er waren wel afspraken tussen landen die een bondgenootschap waren aangegaan, maar<br />
zoals de tekst van dit hoofdstuk laat zien, hielden veel bondgenootschappen maar zeer kort stand.<br />
Een gebrek aan centralisatie op nationaal en zeker ook op internationaal niveau maakt het zeer<br />
onwaarschij<strong>nl</strong>ijk dat dergelijke wetgeving bestond.<br />
Opdracht 18<br />
A, C en D zijn juist.<br />
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 6 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H3<br />
De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />
Opdracht 19<br />
a De zee is vrij, dus heeft ieder land het recht schepen naar andere landen te laten varen en<br />
daar handel te drijven.<br />
b Wat in bron 31 staat, gaat een stuk verder dan wat in bron 30 staat. In bron 31 is sprake van<br />
<strong>alle</strong>rlei maatregelen die genomen mogen worden om de handel te verbeteren.<br />
c De Groot is de schrijver van Mare Liberum. Hij stond dus een vrije zeehandel voor. Bron 39<br />
beschrijft de maatregel dat er vanaf Guadeloupe uitsluitend op Frankrijk gehandeld mag worden en<br />
dat is dus in tegenspraak met De Groots idealen.<br />
Opdracht 20<br />
a Voor de oprichting van de VOC waren er verschillende compagnieën. Dit kun je zien als een<br />
vorm van particularisme: een stad kon een compagnie oprichten en beginnen met handeldrijven. De<br />
VOC verving deze voorcompagnieën, want de Staten-Generaal kende haar een handelsmonopolie<br />
toe. Er was vanaf dat moment dus nog maar één, centraal geleide, compagnie.<br />
b Oldenbarnevelt was van mening dat de oorlog tegen Spanje verloren was als de kooplieden-<br />
regenten gingen dwarsliggen. Hun geld was hard nodig om de oorlogsinspanningen te kunnen<br />
voortzetten. De kooplieden-regenten hadden baat bij stedelijke/gewestelijke autonomie, omdat die hen<br />
een betere machtspositie gaf dan een gecentraliseerde same<strong>nl</strong>eving.<br />
c De verschillende voorcompagnieën beconcurreerden elkaar, waardoor de winsten onder druk<br />
stonden. Op termijn zou dat de oorlogsinspanningen kunnen schaden. De oprichting van de VOC zou<br />
de winstmarges van de kooplieden vergroten. Dit voerde Oldenbarnevelt aan als argument om de<br />
kooplieden te overtuigen. Maar waarschij<strong>nl</strong>ijk is voor Oldenbarnevelt het argument dat dankzij een<br />
hogere winst de oorlogsinspanningen konden worden voortgezet, belangrijker geweest dan het paaien<br />
van de kooplieden. Dat de kooplieden er voordeel van hadden, was natuurlijk wel mooi meegenomen.<br />
Opdracht 21<br />
a Producten als wapens, drank en werktuigen werden van Europa naar Afrika vervoerd. In<br />
Afrika werden deze producten verruild voor slaven. De slaven werden naar Amerika vervoerd. Daar<br />
werden ze verkocht. Van de opbrengst werden Amerikaanse producten als suiker, cacao en koffie<br />
gekocht en die werden naar Europa vervoerd.<br />
b De belangrijkste inkomstenbronnen waren handel en kaapvaart. In bron 40 is sprake van<br />
slavenhandel en van handel op Brazilië. De kaapvaart komt in de bron terug in de strooptochten die<br />
langs Spaanse eilanden georganiseerd werden.<br />
c Na de Vrede van Münster verviel de kaapvaart op Spaanse zeelui en Spaanse gebieden als<br />
inkomstenbron voor de WIC. Wat overbleef, de handel, was niet genoeg om de compagnie overeind te<br />
houden. Concurrentie van andere Europese landen zorgde ervoor dat de WIC nergens een lucratief<br />
monopolie kreeg.<br />
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 7 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H3<br />
De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />
Opdracht 22<br />
Uit het betoog zou nuance naar voren moeten komen. Het in de vraag geschetste beeld is grotendeels<br />
reëel, maar het is wel verstard.<br />
In de tekst wordt aangegeven dat de winstmarge 2 à 3% bedroeg. Dat is niet wat je verwacht bij een<br />
‘schaamteloze verrijking’. Het in de tekst genoemde aantal slaven van 8,7 miljoen is weer wel in lijn<br />
met het geschetste beeld.<br />
Dat de slaven en de handelaren samen zongen en dansten op het schip (bron 42), is in strijd met het<br />
geschetste beeld, maar de lange herstelperiode van de zieke slaven die in de tekst genoemd wordt,<br />
suggereert wel dat de omstandigheden waaronder gereisd werd, zeer zwaar waren.<br />
Dat veel Afrikanen door andere Afrikanen werden gevangen en verkocht (bron 41), is in strijd met het<br />
geschetste beeld, terwijl het in de tekst genoemde gegeven dat de handelaren WIC-mensen (en dus<br />
Europeaan) waren, juist weer wel in lijn is met het geschetste beeld.<br />
Kortom: het geschetste beeld is grotendeels juist, maar bepaalde gegevens die dit beeld ‘verstoren’ of<br />
nuanceren, worden vaak weggelaten.<br />
Opdracht 23<br />
VOC WIC<br />
1602<br />
specerijen<br />
monopolie<br />
Azië<br />
Eerste Schipvaart (deze reis was op Azië, wat later<br />
onder het VOC-gebied zou v<strong>alle</strong>n)<br />
Naamloze Vennootschap<br />
recht om militairen in te zetten<br />
Examentraining<br />
Opdracht 1<br />
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 8 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011<br />
1621<br />
suiker<br />
Piet Heyn<br />
slavenhandel<br />
Amerika<br />
Afrika<br />
kaapvaart<br />
driehoekshandel<br />
a Kijk voor passende kernwoorden en namen op bladzijde 82 en 83 van het katern.<br />
b Antwoord van de leerling, zij moeten zelf de vraag bedenken<br />
c Antwoord van de leerling, zij moeten zelf een antwoord formuleren<br />
d Uitwerking van de leerling<br />
Opdracht 2<br />
De juiste volgorde is: D, G, A, F, E, C, B
<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H3<br />
De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />
Opdracht 3<br />
A Bijvoorbeeld bron 32. Het stichten van factorijen in Azië, zoals te zien in de afbeelding, was<br />
een bedoeld gevolg van de oprichting van de VOC. De VOC kreeg het monopolie over de handel met<br />
Azië. Voor dit doel kregen ze de bevoegdheid om forten te bouwen.<br />
B Bijvoorbeeld bron 9. Het gevolg van de Tachtigjarige Oorlog, waarvan de slag bij Nieuwpoort<br />
een onderdeel was, was uiteindelijk de Vrede van Münster. Hierbij erkende Spanje de<br />
onafhankelijkheid van de Nederlandse gewesten. Dit betekende het einde van de Opstand, een<br />
bedoeld gevolg vanuit de optiek van de Nederlanders.<br />
C Bijvoorbeeld bron 14. Het onbedoelde gevolg van dit besluit van de Staten-Generaal was<br />
uiteindelijk het besluit van de rechters om Van Oldenbarnevelt de doodstraf op te leggen. De Staten-<br />
Generaal gaven na dit vonnis nogmaals aan dat het om vermoedens van landverraad ging.<br />
D Bijvoorbeeld bron 7. Hierin zie je het bedoelde gevolg van de maatregelen van Maurits. De<br />
artillerie kon door het schieten met een boog, kogels over een langere afstand afvuren. Dat was<br />
voordelig in de strijd tegen de Spanjaarden.<br />
Opdracht 4<br />
1 Deze kun je met behulp van bron 44 toelichten. De internationale politieke situatie betekende<br />
dat er in veel Europese landen intern spanningen waren (burgeroorlogen). De Republiek profiteerde<br />
dus van deze instabiele situatie en het feit dat Filips II zich niet volledig op de strijd tegen de<br />
Nederlandse gewesten kon richten. Hij was betrokken in meerdere conflicten, zoals met de Turken.<br />
2 Deze kun je met behulp van bron 43 toelichten. De stadhouder was aanvoerder van het leger.<br />
Onder leiding van Frederik Hendrik wist het leger veel steden op de Spanjaarden te veroveren.<br />
3 Deze kun je met behulp van bron 45 toelichten. De raadpensionaris nam vaak besluiten die<br />
gunstig waren voor de economie. In eerste instantie van die van Holland, maar de andere gewesten<br />
van de Republiek profiteerden daar ook van. Een voorbeeld daarvan is het besluit van Oldenbarnevelt<br />
om in 1602 de VOC op te richten.<br />
Opdracht 5<br />
Ja, je kunt deze bron gebruiken om de juistheid van de uitspraak aan te tonen. Uit de bron blijkt dat<br />
Holland de meeste en grootste garnizoenen financiert. Deze garnizoenen zijn bijna <strong>alle</strong>maal buiten het<br />
gewest Holland gelegerd. Het klopt dus dat Holland de boventoon voerde als belangrijkste financier<br />
van de defensie-uitgaven.<br />
Overigens is niet duidelijk of deze bron een volledig beeld geeft. Niet <strong>alle</strong> garnizoenen zijn er in op<br />
genomen!<br />
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 9 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011
<strong>Examenkatern</strong> havo en vwo Uitwerkingen H3<br />
De Republiek in een tijd van vorsten, 1477-1702<br />
Opdracht 6<br />
a Raadpensionaris Oldenbarnevelt was voorstander van een bestand met Spanje, omdat dit een<br />
manier was om de Republiek financieel gezien te redden. Het voortzetten van de oorlog was<br />
onmogelijk zonder een forse belastingverhoging.<br />
Recht tegenover Van Oldenbarnevelt stond Maurits, die voorstander was van een onbuigzame<br />
houding ten aanzien van Spanje. Hij wilde de oorlog voorzetten om zo tot een militaire overwinning op<br />
Spanje te komen.<br />
b Van Oldenbarnevelt was voorstander van Frankrijk als bondgenoot. Maar Maurits voelde daar<br />
weinig voor, omdat Frankrijk de protestanten achterstelde en toenadering zocht tot Spanje. Maurits<br />
dacht dat een bondgenootschap met Engeland verstandiger zou zijn.<br />
c De Scherpe Resolutie was het besluit van de Staten van Holland, onder aanvoering van Van<br />
Oldenbarnevelt, in 1617 tegen een nationale synode (kerkvergadering) over de kwestie tussen<br />
gomaristen (contraremonstranten of preciezen) en arminianen (remonstranten of rekkelijken). Op<br />
basis van deze resolutie konden de Hollandse steden huurlingen/waardegelders (soldaten) in dienst<br />
nemen om de gomaristen in bedwang te houden.<br />
Maurits zag zijn positie als legeraanvoerder aangetast. Bovendien was hij gomarist en tegen de<br />
overheidsbemoeienis in zaken van het geloof.<br />
De Scherpe Resolutie was voor Maurits de druppel, de aa<strong>nl</strong>eiding om met Van Oldenbarnevelt af te<br />
rekenen. Een conflict was ontstaan. In 1618 liet Maurits Van Oldenbarnevelt arresteren. De strijd<br />
eindigde met de Synode van Dordrecht, waarbij men de kant koos van Gomarus.<br />
Opdracht 7<br />
1 Spanje zou waarschij<strong>nl</strong>ijk niet akkoord zijn gegaan met het Bestand, wanneer zij op de hoogte<br />
was van de ideeën van Hugo de Groot. In Mare Liberum pleitte hij voor vrijhandel op de wereldzeeën.<br />
Spanje, die veel zeeën domineerde, zou in haar economische machtspositie worden aangetast<br />
wanneer dit uitgangspunt zou worden aanvaard.<br />
2 Nadat het Twaalfjarig Bestand was afgesloten, werd de WIC opgericht. De vijandelijkheden<br />
tegen Spanje werden weer hervat. Die werden deels uitgevoerd door de WIC. Deze compagnie kreeg<br />
de bevoegdheid om vijandelijke schepen te kapen. En om met geweld een economische positie in<br />
Zuid-Amerika op te bouwen. De grootste concurrent daar was Spanje.<br />
Opdracht 8<br />
Bij de Bestandstwisten tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt draaide het niet <strong>alle</strong>en om verschillende<br />
religieuze opvattingen. Maurits koos de kant van Gomarus, Van Oldenbarnevelt die van Arminius.<br />
Maar tevens speelden politiek-militaire argumenten een rol. Maurits was in feite geen voorstander van<br />
een bestand met Spanje. Hij wilde de oorlog zo spoedig mogelijk hervatten. Maurits zag veel meer in<br />
een verbond met Engeland. Van Oldenbarnevelt vond dat een bestand noodzakelijk was voor de<br />
economie van de Republiek. Hij wilde juist toenadering zoeken tot Frankrijk.<br />
Feniks, geschiedenis voor de tweede fase, havo en vwo 10 ©ThiemeMeulenhoff, Amersfoort 2011