29.08.2013 Views

TU Delft - Fietsberaad

TU Delft - Fietsberaad

TU Delft - Fietsberaad

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Onderzoek naar fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />

H.C. Andriesse / J.A. Hansen<br />

December- 1996<br />

<strong>TU</strong> <strong>Delft</strong><br />

Technische Universiteit <strong>Delft</strong><br />

k<br />

Faculteit der Civiele Techniek<br />

Vakgroep Infrastructuur<br />

Sectie Verkeerskunde


Document vakgroep INFRASTRUC<strong>TU</strong>UR Technische Universiteit <strong>Delft</strong><br />

1 . Rapportnummer<br />

VK 8101.301<br />

2 . Titel rapport<br />

De fietsstraat.<br />

Onderzoek naar fietsverbindingen<br />

door verblijfsgebieden.<br />

3 . Schrijver<br />

H.C. Andriesse<br />

I.A. Hansen<br />

4 . Uitvoerend instituut<br />

<strong>TU</strong>-<strong>Delft</strong><br />

Faculteit der Civiele Techniek<br />

Vakgroep Infrastructuur<br />

Postbus 5048, 2600 GA <strong>Delft</strong><br />

6. ISSN-nummer<br />

LVV-Rapport<br />

0920-0592<br />

7. Thema<br />

Ontwerp van verkeersvoorzieningen<br />

8. Onderzoeksproject<br />

Fietsverkeer<br />

9. Categorie rapport<br />

Vakpublicatie<br />

5. Opdrachtgever 10. Datum publicatie<br />

11. Samenvatting<br />

December 1996<br />

De bestaande fietsverbindingen in de stad lopen meestal langs door-<br />

gaande wegen met druk autoverkeer. Door de toename van het autoverkeer<br />

zijn deze verbindingen niet altijd meer de meest geschikte fietsvoor-<br />

zieningen. Ook de maatregelen die in het kader van duurzaam veilig<br />

wegverkeer worden voorgesteld, vragen om een alternatief voor fiets-<br />

voorzieningen langs drukke autoverbindingen. Tegelijkertijd ontstaan,<br />

door de geringe snelheden en intenstiteiten van het autoverkeer,<br />

binnen de grote, duurzaam-veilige verblijfsgebieden goede mogelijkhe-<br />

den voor fietsers.<br />

Om binnen het verblijfsgebied te zorgen voor een goede integratie<br />

tussen auto- en fietsverkeer, kunnen fietsers en auto's in het ver-<br />

blijfsgebied het best samen van een gemengd profiel gebruik maken.<br />

Bestaande fietsvoorzieningen, zoals fietspaden en fietsstroken,<br />

voldoen in verblijfsgebieden dus niet. Fietsstraten, zoals die in<br />

Duitsland worden toegepast, kunnen echter wel worden gebruikt. Een<br />

fietsstraat is een straat die is aangewezen en ingericht als fietspad,<br />

maar waarop in beperkte mate autoverkeer is toegestaan.<br />

In dit rapport worden verschillende vormgevingsvarianten voor de<br />

fietsstraat beschreven en geëvalueerd. De sobere Duitse variant wordt<br />

verder uitgewerkt voor de Nederlandse situatie, waarbij aandacht wordt<br />

besteed aan de inpassing, vormgeving en toepassingsmogelijkheden van<br />

deze fietsstraat. Ten slotte wordt beschreven hoe de ontworpen fiets-<br />

straat in een praktijksituatie in Goes zou kunnen worden toegepast.<br />

12. Externe contacten<br />

DHV Milieu en Infrastructuur BV<br />

13. Aantal blz.<br />

118<br />

14. Prijs<br />

f 50,-incl.


De fietsstraat<br />

Onderzoek naar fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />

H.C. Andriesse<br />

I.A. Hansen<br />

december 1996<br />

<strong>TU</strong> <strong>Delft</strong><br />

Faculteit der Civiele Techniek<br />

Vakgroep Infrastructuur<br />

Sectie Verkeerskunde<br />

Waarom rijden er toch zoveel fietsers in auto's rond ?<br />

Loesje


Inhoudsopgave<br />

Inhoudsopgave<br />

III<br />

Samenvatting V<br />

1. Inleiding 1<br />

2. Probleemanalyse 3<br />

2.1 Op de fiets naar het centrum 3<br />

2.2 Fietsen langs wegen met doorgaand autoverkeer 6<br />

2.3 Kansen voor de fiets in een duurzaam veilig wegverkeer 7<br />

2.4 Fietsen door verblijfsgebieden 14<br />

2.5 Probleemstelling 15<br />

2.6 Doelstelling 15<br />

3. De fietsstraat 17<br />

3.1 Mengen of scheiden ? 17<br />

3.2 Duitse fietsstraten 19<br />

3.3 Bestaande Nederlandse fietsstraten 22<br />

3.4 Nieuw voorstel voor Nederlandse fietsstraten 24<br />

3.5 Evaluatie 27<br />

4. Uitwerking fietsstraat 29<br />

4.1 Voorwaarden bij de uitwerking 29<br />

4.2 Inpassing van de fietsstraat 31<br />

4.3 Vormgeving van de fietsstraat 39<br />

4.4 Toepassingsmogelijkheden 47<br />

5. Fietsstraat Goes 51<br />

5.1 Achtergrond 51<br />

5.3 Locatiekeuze 55<br />

5.4 Fietsstraat Goes-West 67<br />

5.5 Gevolgen aanleg fietsstraat 73<br />

5.6 Bevindingen uit praktijktoepassing 76<br />

6. Conclusies en aanbevelingen 79<br />

Literatuurverwijzingen 81<br />

Bijlage 1: Intensiteiten auto- en fietsverkeer 87<br />

Bijlage 2: Juridische aspecten fietsstraat 92<br />

Bijlage 3: Fietsmodel Quovadis 94<br />

Bijlage 4: Autoverkeersstructuur Goes 96<br />

Bijlage 5: Hoofdnet fietsverbindingen 97


Inhoudsopqave<br />

IV<br />

Bijlage 6: Vormgeving fietsstraat Goes-West 98<br />

Bijlage 7: Kruispunt Zuidvlietstraat- Scheldestraat 101<br />

Bijlage 8: Kruispunt Westsingel- ZWBO 102


Samenvatting<br />

Samenvatting<br />

V<br />

De centra van Nederlandse steden hebben steeds meer te lijden onder de<br />

toenemende belasting van rijdende en stilstaande auto's op de beperkte<br />

beschikbare ruimte. Omdat de fiets voor korte stedelijke verplaatsingen zeer<br />

geschikt is, kan deze een belangrijke rol spelen bij het vergroten van de<br />

aantrekkelijkheid en bereikbaarheid van deze centra. Om het gebruik van de<br />

fiets te stimuleren zullen de omstandigheden voor fietsers op weg naar het<br />

centrum verbeterd moeten worden.<br />

De bestaande fietsverbindingen met het centrum lopen meestal langs doorgaande<br />

wegen met druk autoverkeer. Door de toename van het autoverkeer<br />

zijn deze verbindingen niet altijd meer de meest geschikte fietsvoorzieningen.<br />

Ook de maatregelen die in het kader van duurzaam veilig wegverkeer worden<br />

voorgesteld, vragen om een alternatief voor fietsvoorzieningen langs drukke<br />

autoverbindingen. In het duurzaam veilig wegverkeer moet de grens tussen<br />

straten met een verblijfs- en een verkeersfunctie scherper worden. Hierdoor<br />

ontstaan grotere verblijfsgebieden dan tot nu toe gebruikelijk was. Voor<br />

fietsverkeer betekent dit, dat de bestaande fietsvoorzieningen langs doorgaande<br />

(gebiedsontsluitings)wegen niet langer voldoen: de maaswijdte van<br />

dit net wordt te groot. Aan de andere kant ontstaan, door de geringe snelheden<br />

en intensiteiten van het autoverkeer, binnen de grote verblijfsgebieden<br />

goede mogelijkheden voor fietsers.<br />

De omstandigheden in verblijfsgebieden zijn op dit moment echter nog niet<br />

zodanig dat straten in het verblijfsgebied geschikt en aantrekkelijk zijn voor<br />

doorgaand fietsverkeer. In dit rapport is daarom onderzocht, welke mogelijkheden<br />

er zijn om fietsverbindingen door verblijfsgebieden te realiseren en<br />

welke maatregelen er nodig zijn om deze verbindingen voor doorgaand<br />

fietsverkeer geschikt te maken.<br />

Om binnen het verblijfsgebied te zorgen voor een goede integratie tussen<br />

auto- en fietsverkeer, kunnen fietsers en auto's in het verblijfsgebied het best<br />

samen van een gemengd profiel gebruik maken. Bestaande fietsvoorzieningen,<br />

zoals fietspaden en fietsstroken, voldoen in verblijfsgebieden dus niet.<br />

Fietsstraten, zoals die in Duitsland worden toegepast, kunnen echter wel<br />

worden gebruikt.<br />

Een fietsstraat is een straat die is aangewezen en ingericht als fietspad, maar<br />

waarop in beperkte mate autoverkeer is toegestaan. Er bestaan diverse<br />

vormgevingsvarianten van de fietsstraat. Bij toepassingen van en ontwerpen<br />

voor de fietsstraat in Nederland is de rijbaan steeds opgedeeld, waardoor de<br />

gebruikers van de fietsstraat in een beperkte ruimte worden gedwongen.<br />

Hierdoor ondervinden fietsers en automobilisten meer hinder van elkaar dan<br />

nodig is. De Duitse variant van de fietsstraat, zonder verdere indeling van de<br />

rijbaan, maakt flexibel gebruik van de fietsstraat mogelijk. Deze variant lijkt


Samenvatting<br />

VI<br />

de beste oplossing te bieden voor doorgaande fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />

en is gebruikt voor de verdere uitwerking van de fietsstraat.<br />

De belangrijkste maatregel die moet worden genomen om de fietsstraat voor<br />

fietsers aantrekkelijk te maken, is het aanpassen van de verkeerscirculatie op<br />

de fietsstraat en in het omliggende verblijfsgebied. Door er voor te zorgen dat<br />

alleen bestemmingsverkeer van de fietsstraat gebruik maakt, kunnen de<br />

intensiteit en snelheid van het autoverkeer op de fietsstraat worden beperkt.<br />

Door het gehele verblijfsgebied in de maatregelen te betrekken kan een uitgekiende<br />

circulatie worden gecreëerd en kan worden voorkomen dat de overlast<br />

van autoverkeer zich naar andere straten verplaatst.<br />

Verder moet er rekening mee worden gehouden, dat verbindingen door het<br />

verblijfsgebied minder overzichtelijk zijn dan die langs brede wegen erbuiten.<br />

Fietsverbindingen door verblijfsgebieden zullen daardoor minder snel voorkomen<br />

op de mental map van de fietser. Om te voorkomen dat fietsers daardoor<br />

niet de route door het verblijfsgebied kiezen, is het zaak de bredere en<br />

meer gestrekte straten in het verblijfsgebied uit te kiezen voor de fietsstraat<br />

en deze zo aan te kleden, dat hij duidelijk herkenbaar is. Ook een goede<br />

aansluiting op het stedelijk hoofdnet van fietsverbindingen is essentieel bij<br />

het slagen van de fietsstraat.<br />

Om de snelheid van het autoverkeer op de fietsstraat verder te beperken en<br />

het speciale karakter te benadrukken wordt aanbevolen een krap profiel toe<br />

te passen. Voor partieel eenrichtingsverkeer komt dit overeen met een<br />

rijbaanbreedte van 3,85 meter. Binnen dit profiel kan een auto op de fietsstraat<br />

een voor hem rijdende fietser slechts inhalen, wanneer vanuit de<br />

andere richting geen verkeer nadert.<br />

In rustige gebieden kan de overlast van parkerende auto's worden beperkt<br />

door parkeren slechts aan de rechterzijde van de weg toe te staan en door<br />

tussen de parkeervakken en de rijbaan een brede schrikstrook aan te brengen.<br />

In gebieden met een hoge parkeerdruk zullen aanvullende maatregelen<br />

nodig zijn om fout-parkeren op de rijbaan van de fietsstraat tegen te gaan.<br />

Het meest efficiënt hierbij is het versmallen van de rijbaan.<br />

Door de fietsstraat een herkenbare en continue aankleding te geven, kan de<br />

verkeersdeelnemers duidelijk worden gemaakt, dat de fietsstraat een speciaal<br />

karakter heeft. Met behulp van bestaande juridische maatregelen, het<br />

aanwijzen en inrichten van de fietsstraat als fietspad met beperkte toegankelijkheid<br />

voor gemotoriseerd verkeer, kan dit karakter van de fietsstraat<br />

worden ondersteund.<br />

Naast toepassing in de grote, duurzaam veilige, verblijfsgebieden, kan de<br />

fietsstraat ook worden gebruikt in bestaande of aan te leggen kleinere<br />

verblijfsgebieden. Extra aandacht zal dan moeten worden besteed aan de<br />

overgangen van het ene verblijfsgebied naar het andere. Andere toepassingsmogelijkheden<br />

voor de fietsstraat zijn denkbaar in stadscentra en in de<br />

gebieden buiten de bebouwde kom.


Samenvatting<br />

VII<br />

In het algemeen kan worden gesteld dat de fietsstraat daar kan worden<br />

toegepast waar doorgaande fietsverbindingen wenselijk zijn en waar de<br />

snelheid en de intensiteit van het autoverkeer kunnen worden verlaagd. Op<br />

die manier kunnen fietsstraten een goede aanvulling vormen op het stedelijk<br />

hoofdnet van fietsvoorzieningen. Soms kan een fietsstraat zelfs een bestaande<br />

verbinding langs een weg met doorgaand autoverkeer vervangen.<br />

Bij de praktijktoepassing in Goes is gebleken dat fietsstraten een goede<br />

aanvulling op het fietsnetwerk kunnen vormen. De fietsstraat lijkt bovendien<br />

zonder problemen in een verblijfsgebied te kunnen worden ingepast.<br />

Omdat ook de praktijktoepassing slechts op papier is uitgevoerd, zal<br />

onderzoek naar het functioneren van een fietsstraat in de praktijk nodig zijn<br />

om voorgestelde maatregelen te evalueren.


Samenvatting<br />

In het algemeen kan worden gesteld dat de fietsstraat daar kan worden<br />

toegepast waar doorgaande fietsverbindingen wenselijk zijn en waar de<br />

snelheid en de intensiteit van het autoverkeer kunnen worden verlaagd. Op<br />

die manier kunnen fietsstraten een goede aanvulling vormen op het stedelijk<br />

hoofdnet van fietsvoorzieningen. Soms kan een fietsstraat zelfs een bestaande<br />

verbinding langs een weg met doorgaand autoverkeer vervangen.<br />

Bij de praktijktoepassing in Goes is gebleken dat fietsstraten een goede<br />

aanvulling op het fietsnetwerk kunnen vormen. De fietsstraat lijkt bovendien<br />

zonder problemen in een verblijfsgebied te kunnen worden ingepast.<br />

Omdat ook de praktijktoepassing slechts op papier is uitgevoerd, zal<br />

onderzoek naar het functioneren van een fietsstraat in de praktijk nodig zijn<br />

om voorgestelde maatregelen te evalueren.<br />

IX


1 . Inleiding<br />

Inleiding<br />

1<br />

Stadscentra hebben in belangrijke mate te lijden onder het steeds toenemende<br />

beslag van rijdend en stilstaand autoverkeer op de beperkte ruimte.<br />

Hoewel ook nu al zeer veel korte stedelijke verplaatsingen per fiets gemaakt<br />

worden, zou het voor de aantrekkelijkheid, leefbaarheid en bereikbaarheid<br />

van stedelijke centra wenselijk zijn, wanneer de bezoekers minder van de<br />

auto en nog meer van de fiets gebruik zouden maken. De fiets heeft namelijk<br />

voor de gebruiker en maatschappelijk gezien grote voordelen. Het gebruik van<br />

de fiets zal echter alleen dan toenemen, wanneer het aantrekkelijker gemaakt<br />

wordt, voor zoveel mogelijk verplaatsingen de fiets te gebruiken. Daarom is<br />

het belangrijk dat binnen een samenhangend netwerk, korte en aantrekkelijke<br />

fietsverbindingen met het stadscentrum beschikbaar zijn.<br />

De bestaande fietsverbindingen naar centrumgebieden lopen vaak langs<br />

belangrijke autoverkeersaders. Door het steeds drukker wordende autoverkeer<br />

zijn dit in veel gevallen niet meer de meest snelle, veilige en aantrekkelijke<br />

fietsverbindingen. Ook vanwege de maatregelen die worden genomen<br />

in het kader van duurzaam veilig wegverkeer (met name het creëren van<br />

grote verblijfsgebieden), ontstaat de vraag om een alternatief voor fietsverbindingen<br />

langs wegen met druk autoverkeer.<br />

Door fietsverbindingen door verblijfsgebieden aan het bestaande hoofdnet toe<br />

te voegen, kunnen nieuwe doorgaande fietsverbindingen met centrumgebieden<br />

worden gecreëerd. Op deze verbindingen zal het aantal ontmoetingen<br />

met snel rijdend autoverkeer beperkt zijn. Doel van dit rapport is het onderzoeken<br />

van de toepassingsmogelijkheden voor en het vinden van een zodanige<br />

inpassing en vormgeving van deze fietsverbindingen, dat logische, directe,<br />

aantrekkelijke, veilige en comfortabele fietsverbindingen ontstaan, waar de<br />

overlast van rijdende en stilstaande auto's minimaal is, zodat het voor nog<br />

meer mensen aantrekkelijk is voor verplaatsingen naar het centrum de fiets te<br />

gebruiken.<br />

Het rapport is als volgt opgebouwd: het theoretische deel, op basis van<br />

literatuurstudie, begint in hoofdstuk 2 met de probleemanalyse, waaruit de<br />

probleem- en doelstelling voortkomen. Daarna wordt in hoofdstuk 3 een<br />

concept besproken dat kan leiden tot een goede oplossing voor fietsverbindingen<br />

door verblijfsgebieden: de fietsstraat. Deze fietsstraat wordt vervolgens<br />

in hoofdstuk 4 voor de Nederlandse situatie uitgewerkt, waarbij zowel<br />

inpassing, vormgeving, als toepassingsmogelijkheden aan de orde komen.<br />

Daarna volgt in hoofdstuk 5 nog een uitwerking van een praktische toepassing<br />

van de fietsstraat in de Zeeuwse stad Goes. De conclusies en aanbevelingen<br />

van dit rapport zijn te vinden in hoofdstuk 6.


2. Probleemanalyse<br />

la<br />

,•<br />

Overig<br />

Openbaar ve.,rvce<br />

Auto<br />

Lopen<br />

Bromfiets<br />

Fiets<br />

Probleemanalyse<br />

De fietsverbindingen naar het centrum van de stad, lopen op dit moment<br />

doorgaans langs wegen met druk autoverkeer. In dit hoofdstuk zal uiteengezet<br />

worden gezet waarom dit niet langer altijd de optimale fietsverbindingen<br />

zijn en er zal een alternatieve oplossing worden aangedragen: het<br />

maken van fietsverbindingen door verblijfsgebieden.<br />

2.1 Op de fiets naar het centrum<br />

In en om de centra van steden vindt een grote concentratie van activiteiten<br />

plaats, waardoor deze gebieden veel verkeer aantrekken. De vooroorlogse<br />

bebouwing in het centrum wordt gekenmerkt door een grote dichtheid,<br />

smalle straten en een sterke functiemenging (Bach 1987). Dit maakt het<br />

centrum tot een gebied met een aantrekkelijk verblijfsklimaat. Voor het<br />

verkeer is echter slechts weinig ruimte beschikbaar. Door de hoeveelheid<br />

rijdend en stilstaand autoverkeer' te beperken, kan het centrum aantrekkelijk<br />

en leefbaar worden gehouden. Alleen in de grote steden biedt het openbaar<br />

vervoer op relaties met gebundelde stromen (die vaak naar het centrum<br />

lopen) goede mogelijkheden. In vrijwel alle steden in Nederland zijn de afstanden<br />

binnen de stad echter zo gering, dat zeer veel verplaatsingen per fiets<br />

worden gemaakt (zie afbeelding 1). Ook van de stedelijke autoverplaatsingen<br />

zou een groot deel (volgens de bestuurders zelf) goed per fiets kunnen<br />

worden gemaakt (zie tabel 1).<br />

Afbeelding 1: Aandelen vervoerwijzen (in procenten) naar<br />

aantal verplaatsingen per afstandsklasse (in km) in 1990 (Min..<br />

van V.& W. 1993)<br />

Tabel 1<br />

Vervangbaarheid stedelijke autoritten<br />

door fietsverplaatsingen (Louisse<br />

1993)<br />

Goed vervangbaar 47%<br />

Matig vervangbaar 18%<br />

Slecht vervangbaar 35%<br />

1 Autoverkeer gebruikt de schaarse ruimte van de stad veel minder efficiënt dan fiets en<br />

openbaar vervoer. Zie voor een vergelijking afbeelding 2.<br />

3


Probleemanalyse<br />

4<br />

■<br />

0 km/h<br />

■<br />

30 km/h<br />

50 km/h<br />

Als vervoermiddel voor de korte afstand (tot 5 à 10 km) heeft de fiets dan<br />

ook grote voordelen. Een fiets is in de stad meestal sneller dan de auto en<br />

het openbaar vervoer en staat, in tegenstelling tot het openbaar vervoer, op<br />

ieder moment van de dag tot de beschikking van de berijder. Ruim 80% van<br />

de Nederlandse bevolking bezit één of meer fietsen (Ministerie van V.en W.<br />

1993). Maar niet alleen voor de gebruiker is fietsen aantrekkelijk, ook maatschappelijk<br />

gezien is fietsen een zeer effectieve vervoerwijze: een fiets neemt<br />

weinig ruimte in (zie afbeelding 2) en kent daardoor geen capaciteitsproblemen;<br />

de fiets is relatief goedkoop, stil, energiezuinig en schoon (terwijl de<br />

auto juist op korte afstanden een enorme vervuiling veroorzaakt (Louisse<br />

1993)). Verder is fietsen een sociaal open activiteit, waarbij intensieve<br />

wisselwerking met de omgeving mogelijk is (De Boer 1982). Daardoor heeft<br />

de aanwezigheid van fietsers een positieve invloed op het verblijfsklimaat en<br />

is het onder niet al te barre omstandigheden (Bach 1992) prettig en gezond<br />

om te fietsen. Daar komt nog bij dat de fiets voor de meeste mensen (op veel<br />

momenten) het enige zelfstandig te gebruiken vervoermiddel is (De Boer<br />

1982). Van de Nederlandse bevolking bezit meer dan de helft geen ander<br />

persoonlijk vervoermiddel dan de fiets (Ministerie van V. en W. 1993).<br />

Maatregelen om de mogelijkheden voor fietsers te verbeteren, zullen de<br />

bewegingsvrijheid van deze mensen dus positief beïnvloeden.<br />

Auto (bezetting 1,4 pers.)<br />

10,7 75,3 199,0<br />

Fiets<br />

1,2 6,7<br />

Bus<br />

(bezetting 40%)<br />

1,0 4,1 8,8<br />

Afbeelding 2: Oppervlaktegebruik (m 2 per persoon] voor auto, fiets en bus (Knofflacher 1995)<br />

Voor het economisch functioneren van stedelijke centra zijn fietsende<br />

bezoekers essentieel. Het merendeel van de lokale bezoekers komt per fiets<br />

naar het stadscentrum (Stienstra 1993). En hoewel fietsers per keer minder<br />

besteden, komen ze vaker dan bezoekers die per auto komen (Van Kesteren<br />

1995, Groen 1992). Als men de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van het<br />

stadscentrum wil verbeteren en de schaarse ruimte beter wil benutten, zal de<br />

hoeveelheid rijdend en stilstaand autoverkeer in en om het centrum beperkt<br />

moeten worden. Daardoor zal het aantal lokale bezoekers dat per fiets naar<br />

het centrum komt nog moeten en kunnen toenemen.


Probleemanalyse<br />

5<br />

Alleen in dat geval kan ervoor worden gezorgd dat het ook voor bezoekers<br />

uit de omliggende regio, voor wie de auto vaak het meest geschikte vervoermiddel<br />

is, mogelijk en aantrekkelijk blijft naar het centrum te komen (Stienstra<br />

1993). Gebeurt dat niet, dan bestaat het gevaar dat functies en activiteiten<br />

uit het centrum wegtrekken en zich vestigen op plaatsen die beter per<br />

auto en vaak minder goed per fiets en met het openbaar vervoer te bereiken<br />

zijn (De Boer 1982, Wittenberg 1980). Bovendien zou het unieke karakter<br />

van het centrumgebied met zijn hoge dichtheid aan activiteiten, wat de<br />

mogelijkheid geeft om met korte verplaatsingen veel verschillende activiteiten<br />

te bereiken (Welleman 1996) en zijn functie als ontmoetingsplaats (People<br />

meeting people, people meeting products, people meeting information (Bach<br />

1992)) door het wegtrekken van functies uit het stadscentrum onder druk<br />

komen te staan.<br />

Al met al biedt het dus vele voordelen, wanneer voor korte verplaatsingen<br />

binnen de stad de fiets wordt gebruikt. Dit geldt niet alleen voor verplaatsingen<br />

van en naar het centrum. Om de volgende redenen wordt in dit<br />

rapport de nadruk gelegd op verplaatsingen van en naar het centrum 2 :<br />

Het centrum is vrijwel in alle steden de belangrijkste bestemming voor<br />

fietsverplaatsingen.<br />

In en om het centrum is de overlast van het autoverkeer het grootst, zodat<br />

daar het eerst maatregelen nodig zullen zijn om de leefbaarheid en bereikbaarheid<br />

te verbeteren door het autoverkeer te beperken en het fietsverkeer<br />

te bevorderen.<br />

Ook verplaatsingen tussen verschillende wijken blijken zeer vaak via het<br />

centrum te worden gemaakt (Van ZeijI 1996), zodat verbetering van<br />

fietsverbindingen met het centrum ook vaak voor andere verplaatsingen<br />

zullen worden gebruikt.<br />

Er zullen echter alleen dan meer verplaatsingen per fiets worden gemaakt, als<br />

het aantrekkelijker wordt gemaakt, de fiets vaker te gebruiken. Om ervoor te<br />

zorgen dat zoveel mogelijk mensenvoor _ zoveel mogelijk verplaatsingen de<br />

fiets kiezen, zullen zodanige voorzieningen moeten worden getroffen, dat de<br />

fietser op zijn weg:<br />

geen onnodige omwegen hoeft te maken;<br />

een duidelijke en logische route in een samenhangend netwerk kan volgen;<br />

geen lang oponthoud op kruispunten ondervindt en daarom<br />

zo weinig mogelijk drukke autoverbindingen kruist;<br />

niet over wegen van een slechte kwaliteit hoeft te rijden;<br />

niet wordt gemengd met autoverkeer met hoge intensiteit en/of snelheid;<br />

door een aantrekkelijke en sociaal veilige omgeving fietst;<br />

zijn fiets veilig en nabij herkomst en bestemming kan stallen. (CROW<br />

1 994)<br />

2 Deze nadruk op verbindingen met het centrum betekent echter niet, dat gevonden oplossingen<br />

en maatregelen niet geschikt zijn voor toepassing op verbindingen die niet naar het centrum<br />

leiden.


Probleemanalyse<br />

6<br />

In dit rapport zal worden ingegaan op de vraag hoe de fietsverbindingen met<br />

het centrum verbeterd kunnen worden. Eerst wordt in paragraaf 2.2 de<br />

bestaande situatie met fietsverbindingen langs drukke wegen met doorgaand<br />

autoverkeer bekeken.<br />

2.2 Fietsen langs wegen met doorgaand autoverkeer<br />

De bestaande fietsverbindingen door de stad en met name de routes die naar<br />

het centrum voeren, lopen meestal langs drukke verkeersaders. Dat is een<br />

logische historische ontwikkeling: de fietsers reden eerst op de plaats waar<br />

nu de auto's rijden. Maar omdat de intensiteit van het autoverkeer steeds<br />

verder toenam, de onderlinge overlast daarmee toe- en de verkeersveiligheid<br />

afnam, kregen de fietsers een plaatsje lángs de weg 3. De fietsvoorziening<br />

kreeg vorm als fietspad, fietsstrook of parallelweg. Door de nog verder<br />

toegenomen, en nog steeds toenemende, belasting door het autoverkeer op<br />

het stedelijk wegennet, functioneren de fietsverbindingen langs hoofdverbindingen<br />

voor het autoverkeer niet optimaal.<br />

Veel kruispunten van verkeersaders met ondergeschikte wegen en met<br />

andere verkeersaders zijn voorzien van verkeerslichten. Hierdoor ontstaan<br />

voor fietsers, die de ondergeschikte weg ook zonder verkeerslichten veilig en<br />

snel zouden kunnen oversteken, lange wachttijden.<br />

Daarnaast is het fietsen langs een drukke autoverbinding niet de meest<br />

ontspannen en gezonde manier van fietsen (BGC 1981). Het met hoge<br />

snelheid langsrijdende autoverkeer nodigt niet uit tot een ontspannen fietsritje<br />

en de door de auto's uitgestoten uitlaatgassen zijn (overigens ook voor de<br />

automobilisten zelf) ongezond.<br />

De subjectieve veiligheid is bij het fietsen langs drukke autoverbindingen<br />

minder groot dan die in verblijfsgebieden (BGC 1981). Ook het aanpakken<br />

van de objectieve (werkelijke) onveiligheid is op wegen die een belangrijke<br />

functie voor het autoverkeer hebben, veel moeilijker: om te zorgen, dat het<br />

autoverkeer op de belangrijkste autoverbindingen ook inderdaad kan doorstromen<br />

en geen sluipwegen gaat zoeken, wordt het daar in de meeste<br />

gevallen niet wenselijk geacht, de snelheid van het autoverkeer tot voor<br />

fietsers veilige hoogte terug te brengen.<br />

Het mag dus duidelijk zijn, dat fietsverbindingen langs de belangrijke<br />

verkeersaders lang niet altijd optimale fietsvoorzieningen zijn.<br />

Feitelijk maken ook de fietsvoorzieningen deel uit van de weg. Ten bate van de leesbaarheid<br />

wordt in dit rapport steeds gesproken van fietsvoorzieningen langs de weg.


2.3 Kansen voor de fiets in een duurzaam veilig wegverkeer<br />

Tabel 2<br />

Probleemanalyse<br />

Naast de toename van de intensiteiten van het autoverkeer, is er nog een<br />

andere ontwikkeling die vraagt om een alternatief voor de bestaande fietsverbindingen<br />

langs drukke autowegen: het duurzaam veilig wegverkeer.<br />

In het rapport 'Naar een duurzaam veilig wegverkeer' (Koornstra 1992) wordt<br />

duurzaam veilig als volgt gedefinieerd:<br />

In een duurzaam veilig wegverkeerssysteem is de kans op ongevallen<br />

door de vormgeving van de infrastructuur bij voorbaat al<br />

drastisch beperkt. Voorzover er nog ongevallen gebeuren, is het<br />

proces dat de ernst van ongevallen bepaalt, zodanig geconditioneerd<br />

dat ernstig letsel nagenoeg uitgesloten is.<br />

Om dit te bewerkstelligen wordt voor het wegverkeerssysteem uitgegaan van<br />

de volgende drie beginselen (Koornstra 1992):<br />

1. Zorg voor een functioneel gebruik van het wegennet door onbedoeld<br />

gebruik van een weg te voorkomen.<br />

2. Zorg voor een homogeen gebruik van elke weg door ontmoetingen tussen<br />

verschillende verkeersdeelnemers, met grote snelheidsverschillen onderling,<br />

alsmede grote massa- en richtingsverschillen bij hoge en matige snelheden<br />

te voorkomen.<br />

3. Zorg voor een voorspelbaar verkeersgedrag door onzekerheden bij de<br />

verkeersdeelnemers te voorkomen.<br />

Een belangrijke bouwsteen bij het realiseren van een duurzaam veilig wegverkeer<br />

is de categorie-indeling van het wegennet. De wegtypen die in Nederland<br />

het meest verkeersveilig zijn, zijn de twee uitersten op de wegladder: de<br />

autosnelweg en het woonerf. (Zie tabel 2).<br />

Slachtofferongeval- en dodenratio's per wegtype, Nederland 1986 (Koornstra 1994)<br />

verblijfsgebied (w.o. woonerf)<br />

straat bibeko<br />

hoofdweg bibeko<br />

weg bubeko<br />

weg met gesloten verklaring voor langzaam verkeer<br />

autoweg<br />

autosnelweg<br />

Slachtofferratio<br />

(per 10 6 mvtkm)<br />

Dodenratio<br />

(per 108 mvtkm)<br />

0,20


Probleemanalyse<br />

8<br />

De autosnelweg is zo veilig omdat de kenmerken van het verkeer (snelheid,<br />

massa, richting) in hoge mate overeenkomen. In een woonerf zijn daarentegen<br />

de snelheden laag, zodat conflicten soepel kunnen worden voorkomen<br />

en, mochten ze toch voorkomen, geringe gevolgen hebben. Zowel een<br />

autosnelweg als een woonerf worden dus homogeen gebruikt, zij het op een<br />

geheel andere wijze. Bovendien weten verkeersdeelnemers op autosnelwegen<br />

en in woonerven wat ze te wachten staat. Autosnelwegen en woonerven<br />

worden alleen gebruikt op een manier die overeenkomt met hun vormgeving:<br />

geen zoekend bestemmingsverkeer op de autosnelweg; in een woonerf alleen<br />

verkeer met bestemming in die zelfde straat.<br />

Alle wegtypen tussen het woonerf en de autosnelweg zijn (veel) minder<br />

veilig. Deze onveiligheid wordt veroorzaakt doordat verkeer met allerlei<br />

verschillende kenmerken met elkaar wordt gemengd en doordat situaties<br />

steeds weer verschillend en daarom moeilijk voorspelbaar zijn. Om ook de<br />

wegcategorieën tussen woonerf en autosnelweg veiliger te maken zullen<br />

deze wegen dus meer eigenschappen moeten gaan krijgen van autosnelwegen<br />

of woonerven. De scheiding verblijfsgebied- verkeersgebied wordt<br />

daardoor veel scherper (Knoester 1987, De Jong 1992). Aan de ene kant<br />

zullen er grote verblijfsgebieden moeten ontstaan. Verblijfsgebieden worden<br />

hier als volgt gedefinieerd: (Naar Buchanan 1963)<br />

Verblijfsgebieden zijn die gebieden, waar mensen verblijven om te<br />

wonen, te winkelen, te recreëren en te werken, waar het gemotoriseerd<br />

verkeer ondergeschikt is aan de verblijfsactiviteiten en<br />

waar geen overlast van doorgaand verkeer voorkomt.<br />

In deze verblijfsgebieden zijn autoverplaatsingen niet uitgesloten en ook de<br />

wegen in het verblijfsgebied hebben een zekere verkeersfunctie; deze<br />

verkeersfunctie is echter ondergeschikt aan de verblijfsactiviteiten (Bosch<br />

1994).<br />

Buiten het verblijfsgebied komen wegen om de verblijfsgebieden te<br />

ontsluiten, de wijken te verbinden met het hoofdwegennet, dat weer als<br />

functie heeft steden en regio's nationaal en internationaal te verbinden<br />

(Devue 1995). Deze wegen hebben in de ideale situatie geheel geen verblijfsfunctie.<br />

De gebiedsontsluitingswegen zorgen voor de ontsluiting. Voor het<br />

verbinden zijn er de wegen met een stroomfunctie (Koornstra 1992). Zie<br />

afbeelding 3 voor een mogelijke indeling van een duurzaam veilig wegennet.<br />

De wegen in de verblijfsgebieden, de erftoegangswegen, moeten meer<br />

gaan lijken op de woonerven. Steeds wordt de aandacht gevestigd op<br />

mogelijke conflicten, waardoor het gemotoriseerd verkeer de snelheid moet<br />

aanpassen aan de meest kwetsbare verkeersdeelnemers (Korsmit 1994). Dit<br />

kan worden gerealiseerd door het autoverkeer met fietsers en eventueel ook<br />

voetgangers te mengen. Het mengen van verkeerssoorten voorkomt meteen<br />

dure, cleane en sociaal onveilige (Bijlmerachtige) oplossingen (Windhausen<br />

1994).


Gebledsontsluitingsweg<br />

Stroomweg<br />

_J<br />

Erftoegangsweg<br />

Verblijfsgebled<br />

Afbeelding 3: Voorbeeld indeling duurzaam veilig wegennet: de autoverbindingen<br />

Probleemanalyse<br />

Voor de wegen met een verkeersfunctie worden ontwerpuitgangspunten<br />

overgenomen van de autosnelwegen: conflicten worden hier voorkomen door<br />

verkeer met verschillende kenmerken (massa, snelheid, richting) te scheiden.<br />

Over bovenstaande indeling in erftoegangs-, ontsluitings- en stroomwegen<br />

moet worden opgemerkt dat deze geldt voor het gemotoriseerd verkeer.<br />

Voetgangersverkeer is welhaast per definitie verbonden met verblijven.<br />

Slechts de allerdrukste voetgangersverbindingen vragen om aanvullende<br />

maatregelen voor 'doorgaand voetgangersverkeer'.<br />

Echter, ook bij het fietsverkeer zijn de stroomfunctie, gebiedsontsluitingsfunctie<br />

en erftoegangsfunctie minder duidelijk te onderscheiden en onderling<br />

ook minder strijdig dan bij het gemotoriseerd verkeer. Zou het al noodzakelijk<br />

zijn deze functies bij het fietsverkeer te onderscheiden, dan komen de<br />

daarvoor benodigde voorzieningen qua aard en plaats niet overeen met die<br />

voor het autoverkeer.<br />

Fietsers zijn, door de grote omweg-gevoeligheid, veel moeilijker op enkele<br />

wegen te concentreren dan auto's. Er is voor fietsers nauwelijks snelheidswinst<br />

te boeken door een hoger type weg te kiezen. Ook is de fiets-capaciteit<br />

van gewone woonstraten zo hoog dat fietsers ook daar geen congestie<br />

veroorzaken en goed kunnen doorfietsen. Een combinatie van functies is bij<br />

het fietsverkeer dan ook veel beter mogelijk dan bij auto's, mits de vormgeving<br />

van de voorzieningen daarop wordt afgestemd (Slop 1994). Ook binnen<br />

een verblijfsgebied kan daarom doorgaand fietsverkeer veelal uitstekend<br />

plaatsvinden.<br />

9


Probleemanalyse<br />

10<br />

Verkeersonveiligheid voor fietsers en voetgangers wordt fundamenteel<br />

veroorzaakt door de massa en snelheid van het autoverkeer, die niet te<br />

verenigen is met die van fietsers en voetgangers (Wildervanck 1992, Fietsersbond<br />

enfb 1994a, Welleman 1995). Van de 3115 ernstig gewond geraakte<br />

of om het leven gekomen fietsers in 1991 waren er 2131 (68%)<br />

betrokken bij een botsing met een auto. Bij voetgangers ligt dit aandeel zelfs<br />

op 80% (Koornstra 1992).<br />

Fietsers veroorzaken, in tegenstelling tot automobilisten, nauwelijks verkeersonveiligheid<br />

voor anderen. Van de 305 dodelijke slachtoffers, die in<br />

1990 vielen bij fietsongevallen, waren er twee (0.6%) niet-fietser. Voor<br />

ernstig letsel bedraagt dit aantal niet-fietsers 6,2% van het totaal aantal<br />

gewonden bij fiets-ongevallen (Welleman 1995). Van de 4254 voetgangersongevallen<br />

waren er slechts 308 (7,2%) botsingen met fietsers (De Groot).<br />

De fietser is dus nauwelijks gevaarlijk, maar wel kwetsbaar en is uit verkeersveiligheidsoogpunt,<br />

het meest op zijn plaats in verblijfsgebieden.<br />

Ook het verblijfsklimaat hoeft bij doorgaand fietsverkeer door verblijfsgebieden<br />

niet in gevaar te komen. Inpassing van een fietsverbinding door een<br />

verblijfsgebied is zeer wel mogelijk (Slop 1994) en bovendien zeer wenselijk<br />

uit oogpunt van het bevorderen van het fietsgebruik als alternatief voor<br />

autogebruik. Modelberekeningen in bijlage 1 wijzen uit dat zelfs met 600<br />

fietsers per richting per uur een straat nog gemakkelijk is over te steken.<br />

Niet alle straten in het verblijfsgebied, zoals bijvoorbeeld woonerven, zijn<br />

even geschikt voor het inpassen van doorgaande fietsverbindingen (Wacker<br />

1980). In paragraaf 4.2 wordt bij de verdere uitwerking van de fietsverbindingen<br />

door verblijfsgebieden dieper ingegaan op de invloed van fietsers op<br />

het verblijfsklimaat.<br />

In de overige straten van het verblijfsgebieden ontstaan echter goede mogelijkheden<br />

voor fietsers. Alle straten binnen een verblijfsgebied zijn, door de<br />

lage intensiteit en snelheid van het autoverkeer, in principe geschikt voor<br />

fietsers, zonder dat daarvoor nog aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.<br />

Deze straten vormen het onderliggende fietsnetwerk (CROW 1994) (vergelijkbaar<br />

met en gebruik makend van dezelfde voorzieningen als de erftoegangswegen<br />

voor auto's). Met beperkte extra maatregelen zijn in verblijfsgebieden<br />

echter ook hoogwaardige doorgaande fietsverbindingen (vergelijkbaar met de<br />

gebiedsontsluitings- en stroomwegen voor het autoverkeer, maar dus niet<br />

daarmee samenvallend) goed in te passen.


Gebiedsontsluitingsweg<br />

Erftoegangsweg<br />

Gekozen route<br />

A:Doorgaand verkeer type A<br />

B:Doorgaand verkeer type B<br />

Afbeelding 4: Oneigenlijk gebruik van de wegen in<br />

het verblijfsgebied door doorgaand autoverkeer<br />

Probleemanalyse<br />

11<br />

Doorgaande fietsverbindingen door de<br />

wijk zijn bij het toepassen van grotere<br />

verblijfsgebieden sowieso nodig om de<br />

maaswijdte van het fietsnetwerk niet te<br />

groot te laten worden (Ministerie van V.<br />

en W. 1991). Een aantal doorgaande<br />

verbindingen door de wijk, die hun functie<br />

voor het autoverkeer (moeten) verliezen,<br />

zou zo kunnen worden ingericht,<br />

dat het fietsverkeer er soepel kan doorrijden,<br />

terwijl het doorgaand autoverkeer<br />

wordt geweerd.<br />

Onder doorgaand autoverkeer door een<br />

verblijfsgebied wordt in dit rapport verstaan:<br />

a) het verkeer dat herkomst noch bestemming<br />

in het verblijfsgebied<br />

heeft;<br />

b) het verkeer dat herkomst of bestemming<br />

in een ander deel van<br />

het verblijfsgebied heeft en door<br />

het verblijfsgebied heen rijdt. (Zie<br />

voor een toelichting afbeelding 4).<br />

Met de fietsverbindingen door verblijfsgebieden kunnen ontbrekende schakels<br />

in het fietsnetwerk worden aangevuld. Ook kan een alternatief worden geboden<br />

aan parallelle fietsverbindingen langs drukke autowegen, die door een<br />

grote verkeersbelasting minder geschikt zijn als fietsroute (BGC 1981).<br />

Een voorbeeld van de mogelijkheden die ontstaan wanneer een verblijfsgebied<br />

goed wordt ontsloten door fietsvoorzieningen, terwijl het doorgaand<br />

autoverkeer buiten het verblijfsgebied wordt gehouden, is te vinden in Houten.<br />

In deze New Town is het gehele gebied binnen de bebouwde kom als<br />

verblijfsgebied ingericht. De oppervlakte hiervan is ca. 500 ha, waarmee<br />

Houten tot nu toe het grootste verblijfsgebied van Nederland is. Mede daardoor<br />

neemt de fiets een zeer belangrijke positie in het stedelijk verkeer in (De<br />

Jong 1992, SEV 1994). In afbeelding 5 is de (fiets)verkeersstructuur van<br />

Houten weergegeven.<br />

Ook in een duurzaam veilig wegverkeer wordt het autoverkeer geconcentreerd<br />

op een beperkt aantal veilige gebiedsontsluitingswegen. Daardoor ontstaan<br />

grotere verblijfsgebieden dan tot nu toe gebruikelijk (Vis 1994, Bosch<br />

1994).


Probleemanalyse<br />

12<br />

Afbeelding 5: (Fiets)verkeersstructuur Houten (Bach 1994a)<br />

Deze grote verblijfsgebieden zijn voor fietsers (en ook voor voetgangers) zeer<br />

wenselijk: hoe groter het verblijfsgebied, des te minder barrières voorkomen<br />

en des te meer voorzieningen binnen het verblijfsgebied aanwezig zullen zijn.<br />

Belangenverenigingen voor voetgangers en fietsers (Komitee 50-is-te-veel<br />

1986, Fietsersbond enfb 1994a) pleiten er zelfs voor de gehele bebouwde<br />

kom tot verblijfsgebied te maken. In dorpen en kleine steden zal dit soms<br />

inderdaad mogelijk zijn. In grotere bebouwde gebieden zullen echter vaak<br />

enkele gebiedsontsluitingswegen nodig zijn, opdat de snelheden en intensiteiten<br />

in het verblijfsgebied op een acceptabel niveau kunnen lijven. De<br />

fietsvriendelijkheid van deze oplossingen hangt in dat geval vooral af van de<br />

plaats van de gebiedsontsluitingswegen ten opzichte van de stedelijke<br />

voorzieningen (Fietsersbond enfb 1994a, Bach 1994b).<br />

Om ervoor te zorgen, dat automobilisten de maximumsnelheid in het<br />

verblijfsgebied accepteren en daardoor niet overschrijden, wordt voor het<br />

bepalen van de maximale omvang van verblijfsgebieden vooralsnog het<br />

zogenaamde 'ongeduldscriterium' gebruikt. Volgens Fortuyn e.a. (1995) is de<br />

maximale ritduur op één wegcategorie, als gevolg van dit ongeduldscriterium<br />

als volgt te definiëren:<br />

Ritduurmax [min.] -<br />

(<br />

Snelheid [kmIlly<br />

15


Probleemanalvse<br />

13<br />

Uit onderstaand voorbeeld blijkt dat ook bij gebruikmaking van dit criterium<br />

grote verblijfsgebieden kunnen ontstaan, mits de verkeerscirculatie van de<br />

wijk zo is geregeld, dat de ontsluitingsweg zonder veel omwegen te bereiken<br />

is. Uitgangspunt hierbij moet zijn, dat eventuele omwegen door het autoverkeer<br />

worden gemaakt op de gebiedsontsluitingswegen (bij voorkeur een<br />

ringweg) en niet in het verblijfsgebied.<br />

Voorbeeld<br />

Een verblijfsgebied wordt aan alle kanten door ontsluitingswegen omringd. In het<br />

gebied kan 30 kilometer per uur worden gereden. De maximale rijduur bedraagt 4<br />

minuten. In deze tijd kan 2 kilometer worden afgelegd. Bij een omwegfactor van<br />

1,3 (Vaughan 1987) bedraagt de maximale straal van het gebied 1,5 kilometer. De<br />

maximale oppervlakte van dit gebied kan derhalve 700 ha bedragen.<br />

Een ander criterium voor de omvang van verblijfsgebieden is de maximale<br />

intensiteit op de wegen binnen het verblijfsgebied (Dijkstra 1995). (naar de<br />

environmental capacity van Buchanan (1963)) Bij het maken van zeer grote<br />

verblijfsgebieden zouden de auto-intensiteiten op de wegen in het verblijfsgebied<br />

zo hoog worden, dat de leefbaarheid en de verkeersveiligheid op deze<br />

wegen in gevaar komt. In drukke gebieden (bijvoorbeeld het stadscentrum)<br />

zouden de verblijfsgebieden dus kleiner moeten worden dan in ruim opgezette<br />

woonwijken, tenzij de toegankelijkheid van het stadscentrum voor het<br />

autoverkeer drastisch wordt beperkt. In het 'Eindrapport Verkeersleefbaarheid<br />

in steden en dorpen' (Ministerie van V. en W. 1978) wordt voor wegen in<br />

verblijfsgebieden een maximale intensiteit genoemd van 400 mvt/uur.<br />

Om de verblijfsgebieden te verbinden met elkaar en met stroomwegen komen<br />

gebiedsontsluitingswegen. Net als de stroomwegen zouden deze wegen<br />

duurzaam veilig moeten worden door het consequent scheiden van verkeerssoorten.<br />

Fietsers zullen dus niet op deze wegen worden toegelaten, maar van<br />

parallel gelegen fietspaden gebruik moeten maken. Het gelijkvloers kruisen<br />

van de gebiedsontsluitingswegen kan alleen plaatsvinden, waar de snelheid<br />

laag is, dus op rotondes bij wegkruispunten. Het oversteken van de ontsluitingswegen<br />

op andere plaatsen zou in het duurzaam veilig-concept (Vis<br />

1994) in principe alleen ongelijkvloers mogelijk zijn, hetgeen tot dure voorzieningen<br />

zal leiden. (In de toekomst zouden eventueel ook elektronisch beveiligde<br />

oversteken kunnen worden toegepast).<br />

In een duurzaam veilig wegensysteem zullen de gebiedsontsluitingswegen<br />

dus moeilijk neembare barrières voor het fietsverkeer vormen. Ook hierom is<br />

het dus wenselijk het aantal gebiedsontsluitingswegen binnen het bebouwde<br />

gebied te beperken en de verblijfsgebieden groter te maken dan nu gebruikelijk<br />

is.


Probleemanalyse<br />

14<br />

2.4 Fietsen door verblijfsgebieden<br />

Wanneer doorgaande fietsverbindingen meer in verblijfsgebieden en minder<br />

langs drukke autoverbindingen zouden worden aangelegd, zou dit niet alleen<br />

voordelig kunnen zijn voor fietsers, die dan zonder overlast van druk en<br />

snelrijdend autoverkeer kunnen fietsen. Ook op andere terreinen zijn op die<br />

manier voordelen te halen:<br />

- De verkeersveiligheid kan groter worden doordat minder confrontaties<br />

plaatsvinden tussen snelrijdende auto's en fietsers.<br />

Doordat minder fietsers van drukke autoverbindingen gebruik maken, kan<br />

het autoverkeer op deze wegen beter doorstromen en kan de capaciteit<br />

van de verbindingen en met name de capaciteit van kruispunten toenemen.<br />

- Bij fietsvoorzieningen door verblijfsgebieden kan van de bestaande rijbaan<br />

gebruik gemaakt worden, terwijl bij de aanleg van nieuwe fietsvoorzieningen<br />

langs drukke autoverbindingen meestal extra ruimte nodig is. Als deze<br />

ruimte al beschikbaar is, zullen vrijwel altijd extra kosten voor grondverwerving<br />

moeten worden gemaakt. Of fietsvoorzieningen door verblijfsgebieden<br />

ook werkelijk goedkoper zijn, dan die naast een stedelijke<br />

autoverbindingen is uiteraard afhankelijk van de gekozen uitvoering.<br />

Doordat verblijfsgebieden echter niet zijn ontworpen om doorgaand fietsverkeer<br />

te verwerken, heeft het fietsen door deze gebieden een aantal nadelen:<br />

1. Omdat de gebieden geen belangrijke functie voor het verkeer hebben, zijn<br />

nooit doorgaande verbindingen door het verblijfsgebied gerealiseerd.<br />

Andersom hebben deze gebieden geen functie voor doorgaand verkeer<br />

gekregen, doordat geen doorgaande verbindingen aanwezig waren.<br />

Hoewel bij het projecteren van fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />

goede mogelijkheden bestaan de kortste en meest directe 'binnendoor'route<br />

te benutten, ontbreken, met name bij de overgang van de ene naar<br />

de andere wijk, schakels in het wegennetwerk, zodat toch omwegen<br />

moeten worden gemaakt.<br />

2. Ook al zijn redelijk korte verbindingen door de wijk mogelijk, dan nog krijgt<br />

de fietser de indruk dat hij verder omrijdt dan nodig is, omdat plotselinge<br />

knikken en draaien moeten worden gemaakt (McClintock 1984). De fietser<br />

mist oriëntatiemogelijkheden, zodat niet altijd duidelijk is of de gekozen<br />

route op een snelle manier leidt naar de plaats van bestemming (Lynch<br />

1960). Bovendien zijn de te volgen verbindingen niet duidelijk aangegeven.<br />

Alleen fietsers die in de omgeving goed bekend zijn, zullen deze<br />

verbinding dus gebruiken.<br />

3. Het wegdek van straten in verblijfsgebieden is dikwijls van een matige en<br />

per plaats sterk wisselende kwaliteit. Na de reistijd is de kwaliteit van het<br />

wegdek voor fietsers het belangrijkste criterium bij de routekeuze, waarbij<br />

plaatselijk slechte stukken veel zwaarder wegen, dan stukken van een<br />

betere kwaliteit dan gemiddeld (Bovy 1985). Hierdoor zullen maar weinig


Probleemanalyse<br />

15<br />

fietsers zich aangetrokken voelen tot een route met matige kwaliteit en<br />

enkele negatieve uitschieters.<br />

4. Verbindingen die nog een enigszins doorgaand karakter hebben en dus<br />

voor fietsers aantrekkelijk kunnen zijn, zijn vaak ook voor het auto-sluipverkeer<br />

een handige alternatieve route. In tegenstelling tot de stedelijke<br />

hoofdverbindingen voor het autoverkeer, zijn deze wegen niet op druk<br />

autoverkeer gedimensioneerd, zodat de overlast van het autoverkeer er<br />

relatief groter zal zijn dan op de hoofdverbindingen. Ook de verkeersveiligheid<br />

komt hierdoor in gevaar (Knoester 1987). Voor fietsers zijn verbindingen<br />

met veel sluipverkeer dan ook allerminst aantrekkelijk.<br />

5. Zeker in verblijfsgebieden, die dichtbij of in het stadscentrum zijn gelegen,<br />

bestaat een grote parkeerdruk. Fout-geparkeerde, ladende en lossende<br />

auto's kunnen het fietsen zeer moeilijk tot vrijwel onmogelijk maken.<br />

6. Wanneer fietsers en zeker ook bromfietsers met redelijk hoge snelheid en<br />

intensiteit door smalle woonstraten rijden, kan dit vooral door jonge kinderen<br />

en ouderen als bedreigend worden ervaren (Te Nijenhuis 1987). De<br />

fietsverbinding gaat dan ten koste van het verblijfsklimaat in de straat<br />

(Wacker 1980).<br />

2.5 Probleemstelling<br />

De probleemanalyse kan worden samengevat tot de volgende probleemstelling:<br />

De bestaande fietsverbindingen met centrumgebieden lopen vaak langs<br />

belangrijke autoverbindingen, maar door het steeds drukker wordende<br />

autoverkeer zijn dit in veel gevallen niet meer de meest snelle, veilige en<br />

aantrekkelijke fietsverbindingen. Maatregelen in het kader van een duurzaam<br />

veilig wegverkeer maken fietsverbindingen door verblijfsgebieden noodzakelijk<br />

en scheppen tevens mogelijkheden daarvoor. Deze alternatieve verbindingen,<br />

meer gescheiden van het doorgaande autoverkeer zijn echter niet op het<br />

gebruik door fietsers ontworpen en bieden daardoor nog onvoldoende kwaliteit.<br />

2.6 Doelstelling<br />

Hieruit volgt de doelstelling van deze studie:<br />

Door fietsverbindingen door verblijfsgebieden aan het bestaande fietsnetwerk<br />

toe te voegen, kunnen fietsverbindingen met centrumgebieden worden gecreeerd<br />

waarop het aantal ontmoetingen met snelrijdend autoverkeer beperkt is.<br />

Doel van dit rapport is het onderzoeken van de toepassingsmogelijkheden<br />

voor en het vinden van een zodanige inpassing en vormgeving van deze<br />

fietsverbindingen, dat logische, directe, aantrekkelijke, veilige en comfortabele<br />

fietsverbindingen ontstaan, waar de overlast van rijdende en stilstaande<br />

auto's minimaal is, zodat het voor nog meer mensen aantrekkelijk is voor<br />

verplaatsingen naar het centrum de fiets te gebruiken.


3. De fietsstraat<br />

De fietsstraat<br />

17<br />

Om te komen tot een passende vormgeving voor doorgaande fietsverbindingen<br />

door verblijfsgebieden, wordt eerst ingegaan op de vraag of fietsers en<br />

auto's moeten worden gemengd of gescheiden. Aangezien mengen doorgaans<br />

de voorkeur verdient, komt de fietsstraat in beeld. Deze oplossing<br />

wordt op dit moment al in Duitsland toegepast en kan ook voor de Nederlandse<br />

situatie mogelijkheden bieden.<br />

3.1 Mengen of scheiden ?<br />

Bij het vormgeven van doorgaande fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />

doet zich een gecompliceerde situatie voor. Enerzijds moet voor het fietsverkeer<br />

een directe, doorgaande verbinding door het verblijfsgebied worden<br />

gecreëerd, anderzijds moet het doorgaande autoverkeer juist worden voorkomen.<br />

Daarnaast moet aan het doorgaande fietsverkeer een soepele doortocht<br />

worden geboden, terwijl ervoor moet worden gezorgd, dat het overblijvende<br />

autoverkeer zijn snelheid beperkt.<br />

Een mogelijke oplossing hiervoor zou zijn de doorgaande fietsverbinding van<br />

de straten in het verblijfsgebied te scheiden. Op deze manier zouden op de<br />

woonstraten de normale snelheidsremmende maatregelen kunnen worden<br />

genomen en er zouden geen doorgaande straten nodig zijn, terwijl het fietsverkeer<br />

op eigen voorzieningen snel door kan fietsen.<br />

Oplossingen, die het doorgaande fietsverkeer van de overige verkeersdeelnemers<br />

in het verblijfsgebied scheiden, hebben echter allemaal hun<br />

nadelen:<br />

- Fietspaden met een eigen tracé, los van het stratennet en de bebouwing,<br />

kunnen in principe goede fietsvoorzieningen zijn. Ze zijn echter in bestaande<br />

situaties moeilijk te realiseren, omdat de structuur van de wijk al vast<br />

ligt. Bovendien lopen deze fietsverbindingen vaak door parkjes en achter<br />

langs de bebouwing, zodat deze verbindingen sociaal onveilig kunnen zijn.<br />

Ook zijn er langs deze solitaire fietspaden nauwelijks bestemmingen voor<br />

het fietsverkeer gelegen, waardoor de verbindingen minder gebruikt zullen<br />

worden.<br />

- Fietspaden met een eigen tracé langs de bebouwing kunnen in sommige<br />

gevallen een goede oplossing zijn. De fietsvoorziening zal in deze gevallen<br />

echter vaak in de plaats komen van een erftoegangsstraat, welke, zoals de<br />

naam aangeeft, moet zorgen voor de toegankelijkheid van de aanliggende<br />

erven voor onder andere het autoverkeer. In de praktijk zal het vervangen<br />

van een erftoegangsweg door een fietspad dus slechts in beperkte mate<br />

mogelijk zijn.<br />

- Fietspaden langs erftoegangswegen gaan in tegen een van de belangrijkste<br />

principes van het verblijfsgebied: het mengen van de verkeerssoorten.


De fietsstraat<br />

18<br />

Wanneer naast een erftoegangsweg een fietspad wordt aangelegd ontstaat<br />

een wegbeeld dat niet past in een verblijfsgebied. Automobilisten<br />

worden hierdoor uitgenodigd snel te rijden. In het algemeen zijn fietspaden<br />

langs straten in verblijfsgebieden dan ook geen goede oplossing.<br />

Op sommige plaatsen kunnen fietsvoorzieningen, los van de straten van het<br />

verblijfsgebied dus mogelijkheden bieden voor het doorgaande fietsverkeer<br />

door verblijfsgebieden. In het algemeen kunnen de fietsers in verblijfsgebieden<br />

echter beter worden gemengd met het overige verkeer. Deze menging<br />

zorgt ervoor, dat automobilisten steeds attent blijven op spelende kinderen,<br />

overstekende voetgangers, kruisend fietsverkeer enz.<br />

Dus in plaats van de scheiding van verkeerssoorten, die nodig is, wanneer<br />

doorgaande fiets- en autoverbindingen worden gebundeld, is bij fietsverbindingen<br />

die los van drukke autoverbindingen worden gepland een menging van<br />

fietsers en auto's mogelijk (Zie ook afbeelding 6).<br />

Bundelen in de ruimte Scheiden in de ruimte<br />

Scheiden op de weg Mengen op fietsroute<br />

Mffil•IMMIMIM<br />

Gebiedsontsluitingsweg<br />

Fietspad<br />

Fietsroute in verblijfsgebied<br />

Afbeelding 6: Scheiden, bundelen en mengen<br />

(gemengd verkeer)<br />

Om de doorstroming van het doorgaande fietsverkeer te bevorderen en de<br />

hinder van fietsers, bromfietsers en auto's voor voetgangers te beperken, is<br />

het aanleggen van trottoirs langs doorgaande fietsverbindingen wel aan te<br />

bevelen. In § 4.2 wordt verder ingaan op het beperken van de overlast, die<br />

kan ontstaan door doorgaande fietsers in het verblijfsgebied.<br />

j<br />

1<br />

1<br />

1


De fietsstraat<br />

19<br />

Het beperken van de intensiteit en snelheid van het autoverkeer en het<br />

bieden van een comfortabele en snelle doorgaande fietsverbinding door een<br />

verblijfsgebied levert op het eerste gezicht moeilijk te verenigen eisen op.<br />

Deze tegenstrijdigheid doet zich vooral voor op het vlak van de aan te bieden<br />

infrastructuur: er zullen voorzieningen moeten komen die snel en comfortabel<br />

fietsen over doorgaande verbindingen mogelijk maken, maar die doorgaand<br />

autoverkeer onmogelijk maken en die niet uitnodigen tot snel rijden met de<br />

auto.<br />

Deze behoefte aan een straat, waarop binnen een gemengd profiel automobilisten<br />

hun gedrag aan de fietsers en de andere 'verblijvers' aanpassen,<br />

terwijl fietsers er comfortabel kunnen doorfietsen, vraagt om een speciaal<br />

regime. Op een doorgaande fietsverbinding door een verblijfsgebied moet de<br />

auto slechts 'te gast' zijn: de automobilist dient zijn gedrag, ondanks een<br />

voor fietsers comfortabel wegprofiel, aan te passen aan de aanwezigheid van<br />

fietsers. Op deze manier is een snelle, comfortabele en veilige fietsverplaatsing<br />

door het verblijfsgebied mogelijk, terwijl ook de verkeersveiligheid en de<br />

leefbaarheid in het verblijfsgebied niet in het gedrang komt.<br />

3.2 Duitse fietsstraten<br />

Afbeelding 7: Het Duitse fietsstraat-bord (Ruimte voor de fiets<br />

1994)<br />

Het concept<br />

De Duitse Fahrradstrafle of<br />

fietsstraat is een straat waarin<br />

de volledige rijbaan tot<br />

fietspad is gemaakt. Het<br />

autoverkeer kan er worden<br />

toegelaten (bijvoorbeeld<br />

bestemmingsverkeer in één<br />

richting). Het gemotoriseerd<br />

verkeer is slechts te gast in<br />

de fietsstraat en mag er<br />

slechts met aangepaste snelheid<br />

rijden, dat wil zeggen<br />

met 20 á 30 km/uur (Stadt<br />

Mainz 1994).<br />

In de uitgave 'Fahrradstrassen'<br />

(A.D.F.C. 1993) worden<br />

voor de fietsstraat twee<br />

toepassingsgebieden onderscheiden:<br />

1. De fiets-voetgangersstraat of -zone. In deze straten of zones in centrumgebieden<br />

worden fietsers toegelaten in autoarme of autovrije gebieden. De<br />

fiets (en eventueel ook de auto) is hier 'te gast' bij de voetganger en dient<br />

zijn gedrag aan te passen. Eventueel kan deze fietszone een ruimer gebied


De fietsstraat<br />

20<br />

rond het centrum vormen dan het bestaande voetgangersgebied. Voor het<br />

aantrekkelijker maken van het centrum voor fietsers, maar ook om de<br />

overlast van auto's in en om het centrum te beperken, zou deze fietszone<br />

ook in Nederland mogelijkheden kunnen hebben. In paragraaf 4.4 zal<br />

hierop nader worden ingegaan.<br />

2. De fietsstraat of -zone. Buiten het netwerk van doorgaande autoverbindingen<br />

worden straten of zones zodanig aangeduid en ingericht, dat<br />

auto's te gast zijn.<br />

De Nederlandse verblijfsgebieden zijn over het algemeen al zo ingericht,<br />

dat alle straten binnen deze gebieden goed door fietsers kunnen worden<br />

gebruikt. Inrichten van verblijfsgebieden als fietszones lijkt dan ook niet<br />

nodig. Het idee van fietsstraten, die los van het doorgaande autonetwerk<br />

lopen, zou in Nederland echter goed kunnen worden gebruikt voor het<br />

vormgeven van fietsverbindingen door verblijfsgebieden.<br />

Afbeelding 8: Mainz, FahrradstraBe am Hechenberg<br />

(Stadt Mainz 1994)<br />

De vormgeving<br />

De Duitse fietsstraten 4 hebben over het<br />

algemeen een vrij sobere vormgeving. De<br />

gedragsaanpassing van het autoverkeer<br />

wordt vooral behaald door het plaatsen<br />

van verkeersborden met de aanduiding<br />

'Fahrradstrage' (zie afbeelding 7) en het<br />

aanbrengen van fietssymbolen op het<br />

wegdek (zoals op de Nederlandse fietsstroken).<br />

Verder wordt de rijbaan versmald,<br />

waardoor niet alleen de snelheid van het<br />

autoverkeer wordt geremd, maar tevens<br />

het parkeren in de straat kan worden geregeld.<br />

Voorbeelden<br />

In tabel 3 zijn de gegevens van vier Duitse<br />

fietsstraten opgenomen. In afbeelding<br />

8,9,10 is hun vormgeving 5 te zien.<br />

4 In het vervolg van dit rapport wordt met 'fietsstraten' alleen bedoeld: fietsstraten door<br />

verblijfsgebieden en woonstraten en niet de fiets-voetgangersstraten in centrumgebieden.<br />

Van de HerbststraBe in Bremen is geen afbeelding opgenomen. De vormgeving is vergelijkbaar<br />

met de Schillerstrage in Mnster.


Tabel 3: Gegevens Duitse fietsstraten<br />

VaRmerstra-<br />

Re, Buxtehu-<br />

de'<br />

Am Hechenb-<br />

erg, Mainz 2<br />

Her bststrage,<br />

Bremen'<br />

Schillerstrafle,<br />

Miinster4<br />

Noten:<br />

1. Bron Baier 1995<br />

2. Bron Stadt Mainz 1994<br />

3. Bron Altrutz 1989<br />

voor 2<br />

na<br />

voor 1<br />

na 1<br />

voor 1<br />

na 1<br />

na' 2<br />

Aantal rij- Fietsintensiteit [fts-<br />

richtingen /12 uur]<br />

auto fie auto<br />

ts richt.<br />

2<br />

2 2<br />

6 6<br />

6<br />

1 138 43<br />

andere<br />

richting<br />

2 333 245<br />

1 300 100<br />

2 250 250<br />

2 135 135<br />

4. Bron A.D.F.C. 1993<br />

5. Over de beginsituatie<br />

zijn geen gegevens be-<br />

kend<br />

6. Niet bekend<br />

Afbeelding 9: Buxtehude, Vafimerstrage (Baier 1995)<br />

6<br />

Autointensi-<br />

teit<br />

2500 7<br />

244 8<br />

8 210<br />

680 8<br />

650'<br />

8 180<br />

7 1500<br />

7. Auto's per etmaal<br />

8. Auto's per 12 uur<br />

9. Incl. parkeren op de rijbaan<br />

10. Incl. parkeervakken<br />

Gemiddel- Rijbaanb-<br />

de snelh- reedte<br />

eid auto's<br />

[km/uur]<br />

50<br />

34<br />

35,8<br />

34,3<br />

28<br />

23,5<br />

35<br />

6,00 e<br />

6,00 10<br />

6<br />

6<br />

De fietsstraat<br />

5,70 e<br />

10<br />

5,70<br />

4,00<br />

21


De fietsstraat<br />

22<br />

Afbeelding 10: Wister, Schillerstrage (Ruimte voor de fiets 1994)<br />

3.3 Bestaande Nederlandse fietsstraten<br />

Ook in Nederland bestaan straten die in de praktijk als fietsstraat functioneren.<br />

Door grote fietsintensiteiten en een geringe functie voor het autoverkeer<br />

houdt de fiets de auto als het ware in toom. De meeste van deze straten<br />

zijn echter nooit met dit doel aangelegd: bij het ontwerpen van de straat<br />

werd wel rekening gehouden met de belangen van fietsers, maar het uiteindelijke<br />

resultaat was toch een op de auto gerichte indeling. Hier wordt een<br />

aantal straten besproken met een speciaal op het fietsverkeer gericht ontwerp.<br />

Al halverwege de jaren zeventig zijn, als onderdeel van de fietsroutedemonstratieprojecten<br />

in Den Haag en Tilburg, fietsstraten gebouwd. Delen<br />

van de fietsroutes werden zonder fysieke scheiding door min of meer rustige<br />

straten met gemengd verkeer geleid (BGC 1981). Hierbij zijn diverse vormgevingsvarianten<br />

gebruikt en geëvalueerd.<br />

1. Tuinstraat (Tilburg)<br />

In de Tuinstraat is naast een in twee richtingen bereden fietspad van 3 meter<br />

breed, zonder fysieke scheiding een in één richting bereden autostrook van 2<br />

meter breed gelegd. Fietsers worden rechts door auto's gepasseerd. Auto's<br />

hebben moeite om op de smalle strook te blijven en zullen dat, wanneer er<br />

weinig fietsverkeer is, dan ook niet doen. Op de autostrook wordt soms voor<br />

korte tijd geparkeerd, zodat de auto's dan over het fietspad moeten rijden.


De fietsstraat<br />

23<br />

Afbeelding 11: Tuinstraat Tilburg<br />

De intensiteit en snelheid van het autoverkeer zijn hier laag. Toch is de veiligheidsbeleving<br />

van de fietsers op de Tuinstraat laag ten opzicht van die op<br />

andere wegvakken. Uit afbeelding 14 blijkt dat deze fietsstraat niet altijd<br />

wordt gebruikt wordt, zoals was bedoeld.<br />

2. Piet Heinstraat/ Witte de Withstraat (Den Haag)<br />

Afbeelding 12: Schematische weergave fietsstraat Piet<br />

Heinstraat PC 1981)<br />

In deze straten in Den Haag is in<br />

een richting een fietspad van 1,80<br />

meter aangelegd. In de andere<br />

richting gebruiken fietsers en auto's<br />

gezamenlijk een rijbaan van<br />

3,40 meter. De twee rijbanen worden<br />

gescheiden door een parkeerstrook<br />

van 1,80 meter en een<br />

schrikstrook van 0,50 meter. Door<br />

de combinatie van de krappe parkeerhavens<br />

met het kritisch profiel<br />

(CROW 1994) van de rijbaan, zijn<br />

inhaalmanoeuvres van auto's zeer<br />

hinderlijk voor fietsers.


De fietsstraat<br />

24<br />

3. Korte Heuvel (Tilburg)<br />

voetpad park. strook fietsstrook autostrook<br />

Afbeelding 13: Schematische weergave fietsstraat Korte<br />

Heuvel (BGC 1981)<br />

3.4 Nieuw voorstel voor Nederlandse fietsstraten<br />

Op de Korte Heuvel zijn in beide<br />

richtingen fietspaden aangebracht<br />

van 2,00 meter breed. In het midden<br />

van de weg ligt een 2,50 meter<br />

brede autostrook met een afwijkende<br />

bestrating, voor autoverkeer<br />

in één richting. De smalle autostrook<br />

in combinatie met de brede<br />

fietspaden leidt ertoe, dat veel<br />

auto's met twee wielen over het<br />

fietspad rijden, hetgeen fietsers als<br />

hinderlijk ervaren.<br />

In 1994 heeft de Grontmij een nieuw ontwerp gemaakt voor de fietsstraat<br />

(Meyboom 1994, Grontmij 1994). Hoewel daarvoor wel een aantal voorstellen<br />

is gedaan (onder andere in Utrecht en Goes), is deze fietsstraat tot nu<br />

toe nog niet in de praktijk gebracht. De definitie die wordt gegeven voor de<br />

fietsstraat, luidt als volgt (Meyboom 1994):<br />

De fietsstraat is een straat, aangewezen en ingericht als fietspad, waarop<br />

naar aard, omvang en intensiteit motorvoertuigen met een beperkte snelheid<br />

zijn toegestaan.<br />

Hoewel het idee achter deze fietsstraat dus hetzelfde is als achter de<br />

Duitse fietsstraat (en ook daardoor is geïnspireerd (Meyboom 1994)) is de<br />

uiteindelijke vormgeving verschillend. In dit ontwerp is het wegprofiel als<br />

volgt ingedeeld: in één richting ligt een fietspad van 1,50 breed. Daarnaast is<br />

aan de rechterkant een zogenaamde rabatstrook van 0,85 aangebracht. Deze<br />

zorgt ervoor dat ook auto's gebruik kunnen maken van het fietspad. In de<br />

andere richtingen kan, bij autoverkeer in twee richtingen, nog zo'n indeling<br />

worden toegepast. Bij autoverkeer in slechts één richting wordt in de andere<br />

richting een fietspad aangelegd. De twee richtingen worden fysiek gescheiden<br />

door een middenberm. Hierdoor kunnen auto's fietsers niet inhalen en<br />

worden ze gedwongen achter de fietser te blijven. In afbeelding 15 is dit<br />

ontwerp voor de fietsstraat te zien.


Afbeelding 14: Onduidelijkheid leidt tot verkeerd gebruik fietsstraat.<br />

De fietsstraat<br />

25


De fietsstraat<br />

26<br />

0 0 0<br />

0.15<br />

2.00 2.00 j<br />

FIETSSTRAAT<br />

0.15<br />

0.85 150 0.75 1.50 j j 2.00<br />

Afbeelding 15: Bovenaanzicht en dwarsdoorsnede fietsstraat (Grontmij 1994)<br />

6.90<br />

0.90<br />

trottoir<br />

strook voor fietsers<br />

strook voor fietsers<br />

motorvoertuigen<br />

parkeervak<br />

trottoir


3.5 Evaluatie<br />

De fietsstraat<br />

27<br />

In de 'fietsstraten' in Den Haag en Tilburg is steeds gezocht naar oplossingen<br />

die een zekere mate van scheiding nastreven. Deze scheiding leidt voor alle<br />

gebruikers tot een beperking van de ruimte, die ieder tot zijn beschikking<br />

heeft. Ook wanneer niet alle stroken bezet zijn en er dus in principe meer dan<br />

voldoende ruimte voorhanden is, worden de verkeersdeelnemers gedwongen<br />

in hun baan te blijven, waardoor de ruimte per verkeersdeelnemer nog steeds<br />

beperkt is. Dit geldt voor de ruimte voor het koers houden van de automobilist<br />

en het eventueel inhalen van fietsers, maar ook voor fietsers, die een<br />

veel beperktere ruimte tot hun beschikking hebben dan bij een ongedeeld profiel.<br />

Bovendien leidt blokkering van één van de stroken tot volledige stremming<br />

of tot oneigenlijk, onverwacht en dus gevaarlijk gebruik van de andere<br />

stroken. Geconcludeerd wordt dan ook (BGC 1981), dat een versnippering in<br />

smalle rijstroken gericht op gescheiden gebruik zonder daadwerkelijke<br />

scheiding niet kan worden aanbevolen.<br />

Het ontwerp van de Grontmij heeft echter voor een deel dezelfde bezwaren<br />

als de fietsstraten in Den Haag en Tilburg. Ook hier wordt binnen het wegprofiel<br />

een indeling aangebracht voor de verschillende verkeersdeelnemers: in<br />

dit geval wordt de fietser gedwongen midden op de weg te rijden en wordt<br />

een scheiding aan gebracht tussen de rijstroken. Dit betekent dat de auto<br />

steeds achter de fietser moet blijven, ook wanneer slechts weinig verkeer<br />

aanwezig is. Dit is niet alleen hinderlijk voor de automobilist, maar ook voor<br />

fietsers. Fietsers zullen het niet prettig vinden over langere afstand door een<br />

auto 'achterna gezeten' te worden. Bovendien zullen ook snellere fietsers, die<br />

de vooraan rijdende fietsers zouden willen inhalen achter de auto moeten<br />

blijven rijden. De verkeersdeelnemers zullen in deze fietsstraat dus meer<br />

hinder van elkaar ondervinden dan noodzakelijk is. Ten slotte is deze variant,<br />

ondanks minder beschikbare ruimte voor alle verkeersdeelnemers, breder dan<br />

de Duitse variant (4,90 meter bij partieel eenrichtingsverkeer) en dus moeilijker<br />

inpasbaar en bovendien duurder.<br />

Ook de Fietsersbond enfb (1994b) stelt in een reactie op dit ontwerp voor de<br />

fietsstraat, dat de nadelen van een fysieke scheiding tussen de twee rijrichtingen,<br />

niet opwegen tegen de voordelen ervan. De bezwaren ervan zijn, ook<br />

volgens de enfb, vooral terug te voeren op de toename van hinder en oponthoud<br />

door de scheiding.<br />

De Duitse fietsstraten kennen het nadeel van een versnippering van de ruimte<br />

niet. In deze vormgeving kan de beschikbare ruimte flexibel worden gebruikt.<br />

Voor het vormgeven van doorgaande fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />

biedt toepassing van de Duitse vormgeving van de fietsstraat dan ook goede<br />

mogelijkheden. In de Duitse praktijk blijkt de vormgeving dan ook goed te<br />

voldoen. In steeds meer Duitse steden worden fietsstraten gerealiseerd. Bij<br />

toepassing in de Nederlandse situatie moeten echter wel twee belangrijke<br />

verschillen met Duitsland in het oog worden gehouden:


De fietsstraat<br />

28<br />

1. In Nederland zijn meer fietsers.<br />

Wanneer de fietsstraten in Nederland op drukke fietsverbindingen worden<br />

aangelegd, zullen hogere fietsintensiteiten optreden dan in Duitsland.<br />

Doordat in de (Duitse) fietsstraat geen scheidingen tussen de verkeersdeelnemers<br />

worden aangebracht, is deze fietsstraat echter zeer flexibel te<br />

gebruiken. Wanneer weinig fietsers aanwezig zijn, zal de automobilist, als<br />

daartoe gelegenheid is, een voor hem rijdende fietser kunnen inhalen.<br />

Wanneer veel fietsers aanwezig zijn, is er voor de automobilist weinig<br />

gelegenheid om in te halen en zal hij zijn gedrag sterker moeten aanpassen.<br />

Dit versterkt echter alleen maar het speciale karakter van de fietsstraat<br />

en hoeft daarom geen problemen op te leveren.<br />

2. Waarschijnlijk is het in Nederland moeilijker mensen tot een gedragsverandering<br />

te bewegen, indien zij daarvan de noodzaak niet inzien.<br />

Het plaatsen van een bord 'Fietsstraat' zal op zich vermoedelijk weinig<br />

invloed hebben op het rijgedrag. Daarom zal er bij toepassing van de fietsstraat<br />

in Nederland voor moeten worden gezorgd, dat verkeerscirculatiemaatregelen<br />

de intensiteit van het autoverkeer sterk reduceren. Het<br />

afsluiten van de doorgaande verbindingen voor het autoverkeer kan het<br />

gebruik van de fietsstraat door niet-bestemmingsverkeer voorkomen. De<br />

vormgeving van de straat zal zo moeten zijn, dat het autoverkeer attent<br />

wordt gemaakt op de aanwezigheid van fietsers, zodat de snelheid van<br />

het autoverkeer beperkt blijft. Deze combinatie van fysieke maatregelen,<br />

met een speciaal juridisch regime op de fietsstraat zal ook in Nederland<br />

een gedragsaanpassing teweeg moeten kunnen brengen.<br />

De Duitse vormgeving van de fietsstraat zal dan ook worden gebruikt worden<br />

bij de verdere uitwerking van de fietsstraat in het vervolg van dit rapport.


4. Uitwerking fietsstraat<br />

VOORWAARDEN<br />

Retsvoon,win g<br />

Fietsnetwerk<br />

Omwegen<br />

Oponthoud<br />

Aankleding<br />

Overlast<br />

•I: .....<br />

Wegdek<br />

Overlast autoverkeer<br />

------<br />

HOOFDEISEN<br />

Samenhang<br />

Directheid<br />

.Aantrekkelijkheid<br />

• . ---:•.Comfort<br />

Intensiteit<br />

Snelheid ''.Veiligheid<br />

Parkeren<br />

Afbeelding 16: Samenhang met hoofdeisen 'Tekenen voor<br />

de fiets' (CROW 1994)<br />

Uitwerking<br />

29<br />

In dit hoofdstuk zullen de inpassing en vormgeving van de fietsstraat, zoals<br />

die in het vorige hoofdstuk is behandeld, voor de Nederlandse situatie<br />

worden uitgewerkt. Eerst komt een aantal voorwaarden aan de orde, waaraan<br />

fietsvoorzieningen in verblijfsgebieden moeten voldoen. Daarna volgen<br />

respectievelijk de vormgeving van de fietsstraat.<br />

4.1 Voorwaarden bij de uitwerking<br />

In deze paragraaf komen de voorwaarden aan de orde, waaraan fietsverbindingen<br />

door verblijfsgebieden moeten voldoen. Deze voorwaarden vormen<br />

het 'spiegelbeeld' van de problemen van het fietsen in verblijfsgebieden,<br />

zoals die in hoofdstuk 2 zijn geconstateerd. Ze proberen voor deze problemen<br />

een oplossing te vinden.<br />

In afbeelding 16 wordt eerst een<br />

overzicht gegeven van de voorwaarden<br />

en wordt aangegeven hoe<br />

deze voorwaarden samenhangen<br />

met de hoofdeisen, die in 'Tekenen<br />

voor de fiets' aan fietsvoorzieningen<br />

worden gesteld.<br />

Om door toepassing van fietsstraten<br />

doorgaand fietsverkeer zo<br />

direct, aantrekkelijk, veilig en comfortabel<br />

door verblijfsgebieden te<br />

laten rijden, dienen fietsstraten zo<br />

veel mogelijk aan de volgende<br />

voorwaarden te voldoen:<br />

1. Om de intensiteit van het autoverkeer te verlagen, moeten zodanige verkeerscirculatiemaatregelen<br />

worden genomen, dat doorgaand autoverkeer<br />

niet langer mogelijk is (a) en dat autoverkeer niet onnodig lang in het verblijfsgebied<br />

rondrijdt (b). Deze maatregelen moeten niet alleen op de<br />

fietsstraten worden genomen, maar om het probleem niet te verplaatsen,<br />

in het gehele verblijfsgebied.<br />

a) Doorgaande verbindingen moeten niet (langer) voor het autoverkeer<br />

toegankelijk zijn. Deze afsluiting zal met fysieke maatregelen moeten<br />

worden ondersteund om ontduiking te voorkomen.<br />

b) De gebiedsontsluitingswegen moeten gemakkelijk vanuit het verblijfsgebied<br />

te bereiken zijn.<br />

2. De fietsstraat moet zo worden ingericht dat het snelheidsverschil tussen<br />

fietsers en het overblijvende autoverkeer worden verminderd (Verkeersruimten...<br />

1985, BGC 1984), zodat goede integratie mogelijk is (Welleman<br />

1993).


Uitwerking<br />

30<br />

3. Er moet duidelijk zijn aangegeven waar wel en waar niet mag worden<br />

geparkeerd. Ook het rood kleuren van de fietsstraat kan er voor zorgen dat<br />

minder op de fietsvoorziening wordt geparkeerd, geladen en gelost (Grebe<br />

1980)<br />

Fysieke maatregelen moeten fout-parkeren zoveel mogelijk onmogelijk<br />

maken, maar moeten wel zo worden genomen dat ze niet ook het fietsverkeer<br />

ernstig belemmeren.<br />

4. Om te zorgen voor logische routes zonder grote omwegen, zullen op de<br />

daarvoor meest geschikte plaatsen ontbrekende schakels in het netwerk<br />

moeten worden opgevuld. Het zal hierbij vaak gaan om kleine ingrepen,<br />

die al veel omwegen kunnen voorkomen (Grootenhuis 1983).<br />

5. De gecreëerde doorgaande verbindingen moeten zo worden vormgegeven,<br />

dat het voor fietsers aantrekkelijk is ze te gebruiken. De fietsstraat moet<br />

dus worden voorzien van een goed wegdek (bij voorkeur asfalt (CROW<br />

1994)), maar waarbij het wegwerken van slechte stukken belangrijker is<br />

dan het hier en daar aanbrengen van zeer goede kwaliteit (Bovy 1985).<br />

6. De fietser moet bij het kruisen van andere infrastructuur zo weinig mogelijk<br />

oponthoud ondervinden (Van Bekkum 1982, BGC 1981). Zeker bij het<br />

kruisen van infrastructuur van een lagere categorie (erftoegangswegen)<br />

moet nauwelijks oponthoud worden ondervonden.<br />

7. De fietsstraat moet op een logische manier deel uit maken van het stedelijke<br />

hoofdnetwerk van fietsverbindingen. Hier en daar losse stukken<br />

fietsstraat zullen nooit intensief door het fietsverkeer worden gebruikt<br />

(Bach 1992). Bij voorkeur moet de nieuwe fietsstraat ontbrekende schakels<br />

in het fietsroutenetwerk aanvullen. Wanneer de fietsstraat echter een<br />

parallelle, minder geschikte route moet vervangen, moet de nieuw gecreëerde<br />

verbinding minstens zo geschikt (snel) zijn (BGC 1981).<br />

8. Het moet logisch en gemakkelijk zijn de fietsstraat te gebruiken. De te<br />

volgen route moet duidelijk zijn aangegeven, bij voorkeur doordat het<br />

wegdek een afwijkende (rode) kleur heeft (BGC 1981). De fietsstraat<br />

moet direct bij oplevering worden opgenomen in de fietsbewegwijzering.<br />

Bovendien moet de fietsstraat zo worden ingepland, dat steeds duidelijk<br />

is, waar hij heen leidt (Lynch 1960).<br />

9. Een doorgaande fietsverbinding moet, om de onderlinge overlast van<br />

bewoners (met name de meest kwetsbaren: spelende kinderen en bejaarden)<br />

en het fietsverkeer te beperken, niet door smalle woonstraatjes en<br />

woonerven worden geleid, maar bij voorkeur de ruimere straten volgen<br />

(Bach 1994b).


4.2 Inpassing van de fietsstraat<br />

Uitwerkinci<br />

31<br />

Voor het functioneren van een fietsstraat is de inpassing in het stedelijk<br />

wegennetwerk van cruciaal belang. De inpassing bepaalt in belangrijke mate<br />

het gebruik van de verbinding door fietsers. Zowel de samenhang van de<br />

nieuwe route binnen het bestaande stedelijke fietsnetwerk, als een logisch<br />

(weinig knikken en draaien, goede oriëntatie) en direct (zonder grote omwegen)<br />

verloop van de verbinding zijn hierbij van belang. Bovendien bepaalt de<br />

manier van inpassen de aantrekkelijkheid voor en daarmee het gebruik van de<br />

fietsstraat door autoverkeer.<br />

Stedelijk fietsnetwerk<br />

De functie van een fietsnetwerk is het mogelijk maken van directe en veilige<br />

fietsverplaatsingen in een samenhangend systeem (CROW 1994). In principe<br />

maakt iedere straat (enkele uitzonderingen daargelaten) deel uit van het<br />

stedelijk fietsnetwerk (Ministerie van V. en W. 1978). Op deze straten moet<br />

het dan ook mogelijk zijn veilig en redelijk comfortabel te fietsen. Wanneer<br />

men echter kans ziet de meeste fietsverplaatsingen te bundelen op een<br />

beperkt aantal verbindingen (het hoofdnet), dan heeft dit zeker voordelen:<br />

- Door een beperking van het aantal voorzieningen kunnen deze beter<br />

worden uitgevoerd (Bach 1987, 1993, Diepens 1989). Veel gebruikte<br />

fietsverbindingen kunnen worden voorzien van een comfortabel wegdek,<br />

goede verlichting en veilige en snelle oversteekvoorzieningen bij het<br />

kruisen van drukke autoverbindingen.<br />

- Ongevallen per kilometer nemen niet lineair toe met de fietsintensiteit.<br />

Bundeling van fietsstromen kan dus leiden tot vermindering fietsongevallen<br />

(Hamerslag 1982).<br />

- Bundeling van fietsverplaatsing leidt tot meer sociale contacten. Daardoor<br />

kan het verblijfsklimaat verbeteren en de sociale onveiligheid verminderen<br />

(Bolt 1982).<br />

Om zoveel mogelijk fietsers te verzamelen en dus met de fietsvoorziening<br />

zoveel mogelijk fietsers van dienst te zijn, zijn het de verbindingen met het<br />

hoogste (verwachte) gebruik die in het stedelijk fietsnetwerk promoveren tot<br />

de hoofdverbindingen (CROW 1994). Daarnaast kan het streven naar een<br />

herkenbare en samenhangende structuur ertoe leiden, dat ook iets minder<br />

intensief gebruikte verbindingen in het hoofdnet worden opgenomen (CROW<br />

1994). Op deze hoofdverbindingen zullen de beste voorzieningen voor het<br />

fietsverkeer worden getroffen.<br />

Een samenhangende structuur hoeft overigens allerminst een rechthoekig<br />

netwerk te zijn, zoals in <strong>Delft</strong> is toegepast. In de praktijk blijken zeer veel<br />

fietsverplaatsingen centrumgericht en ook veel andere fietsverplaatsingen<br />

blijken via het stadscentrum te worden gemaakt (Van Zeijl 1996). In de


Uitwerking<br />

32<br />

literatuur 6 wordt er dan ook voor gepleit zeker ook radiale fietsverbindingen<br />

in het hoofdnet op te nemen. Ook voor het bevorderen van het fietsverkeer<br />

naar het centrum, waar voor auto's de minste ruimte is, zijn vooral radiale<br />

verbindingen interessant, omdat deze zonder veel omwegen naar het centrum<br />

leiden.<br />

Het idealiseren van een fietsstructuur (radiaal of rechthoekig) is eigenlijk<br />

alleen goed mogelijk in een blanco beginsituatie, bijvoorbeeld als onderdeel<br />

van de totale planning van een nieuwbouwwijk (Ploeger 1983). Bij het<br />

verbeteren van een bestaande situatie zal het bestaande hoofdnetwerk van<br />

fietsverbindingen het uitgangspunt zijn, waarbij corridors (zeker die met het<br />

centrum) met een grote omwegfactor of een slechte kwaliteit (slecht wegdek,<br />

menging met druk of snelrijdend autoverkeer) voor verbetering in<br />

aanmerking komen. Ook een groot aantal autoverplaatsingen op een relatie<br />

kan aanleiding zijn extra maatregelen ter bevordering van het fietsverkeer te<br />

nemen (Van Zeijl 1996).<br />

Bij het plannen van doorgaande fietsverbindingen in de vorm van fietsstraten<br />

zullen de zwaarte van de relatie (bepalend voor het potentiële gebruik) en de<br />

directheid en kwaliteit van de bestaande fietsvoorzieningen op de corridor<br />

dan ook maatgevend zijn.<br />

Nadat enkele corridors zijn geselecteerd, waarop extra fietsvoorzieningen<br />

gewenst zijn, kan worden onderzocht of deze met behulp van fietsstraten<br />

kunnen worden gerealiseerd, of dat andere maatregelen meer geschikt zijn. In<br />

de rest van deze paragraaf worden verdere voorwaarden en aanbevelingen<br />

voor het bepalen van de meest geschikte locatie van een fietsstraat gegeven.<br />

Vergroten oriëntatie<br />

Naast de uiteindelijke uitvoering van de fietsverbinding (continue kenmerken,<br />

zoals vormgeving, wegdek, verlichtingselementen) kan ook een goede<br />

inpassing van fietsstraten door verblijfsgebieden ertoe leiden, dat de straat<br />

voor fietsers aantrekkelijk is om te gebruiken. Er zal, behalve met het kiezen<br />

van de meest directe verbinding door het verblijfsgebied, ook rekening gehouden<br />

moeten worden met de mogelijkheden van de fietser om zich te oriënteren<br />

en met de beperkte kennis, die de fietser heeft van de keuzemogelijkheden.<br />

Een van de bezwaren, die zouden kunnen bestaan tegen het plannen van<br />

fietsverbindingen door verblijfsgebieden, is het gebrek aan oriëntatie en<br />

herkenbaarheid, dat bij fietsers zou kunnen ontstaan. Wanneer een fietsverbinding<br />

langs een brede, rechte weg met de bebouwing op ruime afstand<br />

loopt, ontstaat een goed overzicht over de omgeving en daardoor kan de<br />

fietser zich over het algemeen goed oriënteren (Lynch 1960). Bovendien zal<br />

een brede, rechte straat al snel voorkomen op de mental map, het ruimtelijk<br />

beeld dat de fietser van de omgeving heeft gevormd (CROW 1994).<br />

6 Met name door stedebouwkundigen wordt gepleit voor radiale routes:<br />

(Demonstratie fietsroute Tilburg 1977),(Bolt 1982),(Quik 1982),(Bach 1992, 1993).


Uitwerking<br />

33<br />

Bij een fietsverbinding door het verblijfsgebied zal het overzicht over de<br />

omgeving minder zijn, waardoor de oriëntatie moeilijker wordt. Doordat een<br />

fietsstraat minder prominent aanwezig is dan een drukke autoverbinding, zal<br />

de fietsverbinding door het verblijfsgebied minder snel voorkomen op de<br />

mental map van de fietser. Minder fietsers zullen de verbinding kennen en<br />

gebruiken.<br />

De volgende maatregelen kunnen deze bezwaren ondervangen of ten minste<br />

beperken:<br />

- Plan de fietsstraat in de bredere en meer gestrekte straten van het verblijfsgebied.<br />

Hierdoor kan tevens worden voorkomen dat het drukke<br />

fietsverkeer het verblijfsklimaat in de straat aantast.<br />

- Zorg voor duidelijke eindpunten voor de verbinding, zeker aan de bestemmingszijde<br />

(in de meeste gevallen het centrum) om de oriëntatie van de<br />

gebruikers van de verbinding te verbeteren (Lynch 1960). Markante<br />

gebouwen of bijvoorbeeld een plein zouden als duidelijke markering<br />

kunnen dienen.<br />

- Zorg voor een consequente richting (Lynch 1960) voor de fietsstraat en<br />

voorkom plotselinge knikken en draaien. Door richtingsveranderingen<br />

neemt de oriëntatie neemt af, de verbinding lijkt indirecter dan hij is (McClintock<br />

1984) en scherpe bochten noodzaken de fietser tot afremmen.<br />

- Breng bewegwijzering voor fietsers aan op en in de buurt van de fietsstraat.<br />

- Breng de fietsstraat onder de aandacht van de plaatselijke media.<br />

Het gebruik van de verbinding kan, behalve door het verbeteren van de<br />

oriëntatie en herkenbaarheid, ook door de volgende maatregelen worden<br />

bevorderd:<br />

- Leid de fietsverbinding langs fiets-aantrekkende gebouwen en plaatsen,<br />

zoals winkels, scholen en openbaar-vervoerhaltes of plaats, wanneer<br />

daarop invloed kan worden uitgevoerd, fiets-aantrekkende functies langs<br />

de fietsverbinding. Ook als eindpunt voor de fietsverbinding is dit soort<br />

gebouwen of plaatsen uitermate geschikt (Bach 1992). Wel moet er<br />

rekening mee worden gehouden, dat dit soort gebouwen ook vaak veel<br />

autoverkeer aantrekt. Dit zou kunnen worden opgelost door de toegang<br />

voor auto's niet via de fietsstraat te laten plaatsvinden.<br />

- Pas het onderliggende fietsnet met behulp van kleine doorsteekjes en<br />

verbindingen zo aan, dat de toegankelijkheid van de fietsverbinding vanuit<br />

omliggende straten verbetert (BGC 1981).<br />

Maximale intensiteiten<br />

De maximale intensiteiten van autoverkeer en fietsverkeer die nog op een<br />

fietsstraat toelaatbaar zijn, zonder de doorstroming van het fietsverkeer én<br />

het verblijfsklimaat in de straat te veel te belemmeren, zijn in bijlage 1 met<br />

behulp van een hindermodel berekend. In afbeelding 17 is een samenvattende<br />

grafiek met toelaatbare waarden weergegeven.


Uitwerking<br />

34<br />

e-h<br />

Afbeelding 17: Toelaatbare intensiteitscombinaties<br />

Intensiteiten fietsstraat<br />

B<br />

[ftG/UUririchtimi<br />

4i!,0 rif e<br />

In bovenstaande grafiek zijn de volgende gebieden te onderscheiden:<br />

Gebied A: Intensiteitscombinatie voldoet voor toepassing fietsstraat.<br />

Gebied B: Intensiteitscombinatie levert te veel hinder op voor fietsers.<br />

Gebied C: Intensiteit auto's te hoog voor verblijfsgebied.<br />

Gebied D: Intensiteit fietsers te hoog voor verblijfsgebied.<br />

Uit de modelberekeningen is in bijlage 1 gebleken, dat, wanneer meer dan<br />

600 fietsers per richting per uur van de fietsstraat gebruik maken, de meeste<br />

auto's over grote afstand achter een fietser moeten blijven rijden. Daarom<br />

mogen bij zulke hoge intensiteiten (als die in een verblijfsgebied al toelaatbaar<br />

zijn, zie afbeelding 17) auto's slechts maximaal 300 meter van de fietsstraat<br />

gebruik maken (CROW 1994)<br />

In principe maken alle straten deel uit van het stedelijk fietsnetwerk; alle<br />

bestemmingen moeten per fiets bereikbaar zijn. Aan straten, die worden<br />

uitgekozen voor het maken van de doorgaande fietsverbindingen door het<br />

verblijfsgebied moeten echter wel voorwaarden worden gesteld, om de<br />

onderlinge overlast van doorgaande, vaak snel rijdende fietsers en verblijvers<br />

te beperken. In bijlage 1 wordt een bovengrens gegeven voor het aantal<br />

fietsers, dat nog op een straat in een verblijfsgebied toelaatbaar is. Uitgaande


Uitwerking<br />

35<br />

van de oversteekbaarheid van de straat is gevonden dat maximaal 600<br />

fietsers per richting per uur toelaatbaar zijn.<br />

Behalve oversteekbaarheid zullen nog andere factoren de maximum<br />

intensiteit van fietsers in verblijfsgebieden beïnvloeden. Wanneer op grotere<br />

schaal fietsverbindingen in verblijfsgebieden worden aangelegd, zal hiernaar<br />

aanvullend onderzoek nodig zijn. Ook naar de overlast van bromfietsers in het<br />

verblijfsgebieden en de mogelijkheden voor het beperken daarvan, zal nog<br />

nader onderzoek nodig zijn. Hier worden tot slot nog twee straattypen behandeld<br />

waarop het ongeacht de fietsintensiteiten niet wenselijk is fietsstraten<br />

aan te leggen: woonerven en smalle straatjes.<br />

Woonerven<br />

Het karakter van een woonerf valt niet te verenigen met de eisen, die aan<br />

een doorgaande fietsverbinding worden gesteld (Bach 1994b). De voorgeschreven<br />

stapvoetse rijsnelheid is niet te combineren met een hoge afwikkelingssnelheid<br />

(CROW 1994) die voor doorgaande fietsverbindingen moet<br />

gelden. Ook het feit dat in een woonerf al het verkeer, ook de voetgangers,<br />

worden gemengd, laat zich moeilijk verenigen met een doorgaande fietsverbinding<br />

met hoge fietsintensiteiten. Ten slotte vormen de aanwezigheid<br />

drempels, obstakels en asverspringingen, die het autoverkeer in toom moeten<br />

houden, ook voor fietsverkeer een belemmering.<br />

Smalle straatjes<br />

In straatjes, die zo smal zijn, dat geen trottoir kan worden gemaakt (Wacker<br />

1980) is het af te raden de doorgaande fietsverbinding in te passen. Voetgangers<br />

worden dan gedwongen op de rijbaan te lopen, waardoor de verkeersveiligheid<br />

en de doorstroming van het fietsverkeer in gevaar komen.<br />

Wanneer een doorgaande fietsvoorziening op die plaats wel degelijk wenselijk<br />

is, kan worden overwogen niet langer auto's toe te laten en slechts een<br />

solitair fietspad aan te leggen.<br />

Voorkomen van doorgaand autoverkeer<br />

Om de intensiteit en snelheid van autoverkeer dat van de fietsstraat gebruik<br />

maakt, te beperken, in ieder geval tot in de vorige paragraaf genoemde<br />

grenswaarden, zal ervoor moeten worden gezorgd, dat alleen het autoverkeer<br />

van de wegvakken van de fietsstraat gebruik maakt, dat zijn herkomst of<br />

bestemming in de zeer directe omgeving van die straat heeft. Verbindingen,<br />

die de straat tot een geschikte doorgaande fietsverbinding maken, moeten<br />

dus niet (langer) voor het doorgaande autoverkeer toegankelijk zijn. Wanneer<br />

deze maatregelen echter alleen op het de fietsstraat worden genomen, zal de<br />

overlast zich verplaatsen naar de overige straten van het verblijfsgebied. Ook<br />

op een hoger schaalniveau (het gehele verblijfsgebied) moet er dus voor<br />

worden gezorgd dat doorgaand autoverkeer niet via de erftoegangswegen<br />

rijdt, maar gebruik maakt van de gebiedsontsluitingswegen.


Uitwerking<br />

36<br />

Om te voorkomen, dat auto's over te grote afstand van de fietsstraat gebruik<br />

maken, zouden in principe de volgende maatregelen (Devue 1995) genomen<br />

kunnen worden:<br />

1 Het doorknippen van doorgaande verbinding.<br />

Wanneer het op een aantal goedgekozen plaatsen met fysieke maatregelen<br />

onmogelijk wordt gemaakt, de straten van de fietsverbinding over langere<br />

afstand te volgen, is dit een zeer effectieve, goedkope en directe manier<br />

om doorgaand verkeer te weren. Uiteraard moet het fietsverkeer deze<br />

afsluiting wel kunnen passeren. Randvoorwaarde hierbij is wel dat er een<br />

geschikte alternatieve route voor het autoverkeer bestaat. Voor het<br />

afsluiten van doorgaande verbindingen bestaat een aantal alternatieven die<br />

naar gelang de situatie kunnen worden toegepast. Een overzicht van de<br />

verschillende mogelijkheden wordt gegeven in afbeelding 18.<br />

Cul de Sac<br />

Afbeelding 18: Wegafsluitingen<br />

Wegvak-<br />

afsluiting<br />

Voor auto's afgesloten wegvak<br />

Parkeerplaats<br />

J: 7<br />

Diagonale<br />

afsluiting<br />

Wanneer straten ergens middenin worden doorgeknipt ontstaan doodlopende<br />

straten, die extra maatregelen voor het omkeren (cul-de-sac's)<br />

noodzakelijk maken. In sommige gevallen kan er daarom de voorkeur aan<br />

worden gegeven een kort wegvak tussen twee kruispunten geheel voor<br />

het autoverkeer af te sluiten, zodat autoverkeer bij het kruispunt normaal<br />

zijn weg kan vervolgen (Goudappel 1965). Deze oplossingen voorkomen<br />

ook, dat een stratennet wordt gecreëerd, dat voor bedienend verkeer<br />

(vuilnisauto) en bij wegopbrekingen (geen alternatieve route) problemen<br />

opleveren (McCluskey 1979). Bij cul-de-sac's en bij wegafsluitingen<br />

kunnen parkeerterreintjes worden aangelegd voor de gebouwen langs het<br />

afgesloten wegvak. Een laatste mogelijkheid is het diagonaal afsluiten van<br />

de kruispunt. Hierbij blijven alle wegvakken voor het autoverkeer toegankelijk,<br />

maar doorgaand verkeer wordt effectief geweerd (Knoester 1985).


Uitwerking<br />

37<br />

2. Het instellen van alternerend eenrichtingsverkeer.<br />

Door de straten van de fietsverbinding dan weer van de ene, dan weer<br />

van de andere kant voor het autoverkeer toegankelijk te maken, kan doorgaand<br />

verkeer effectief worden bestreden. Randvoorwaarde is dat meerdere<br />

straten in de maatregelen worden betrokken, zodat een uitgekiende<br />

verkeerscirculatie mogelijk is. Er moet wel rekening mee worden gehouden<br />

dat bij het omzetten van twee- in eenrichtingsverkeer meer ruimte vrijkomt<br />

voor het overblijvende verkeer, waardoor de snelheid daarvan zal toenemen<br />

(Komitee 50-is-te-veel 1986).<br />

3. Fysiek afdwingen van een lage snelheid om gebruik te ontmoedigen door<br />

de reistijd te verlengen.<br />

Deze maatregel leidt, bij toepassing van de meest effectieve snelheidsremmende<br />

maatregelen, drempels, tot verlies aan comfort voor de fietsers<br />

(CROW 1994). Bovendien blijft doorgaand verkeer over de fietsstraat nog<br />

steeds mogelijk. Wanneer geen alternatieve route beschikbaar is om de<br />

gebouwen aan het eind van de fietsverbinding te bereiken, zal dit echter<br />

veelal de enige manier zijn om de auto-intensiteit (en de snelheid) op de<br />

fietsverbinding te beperken. Andere snelheidsremmende maatregelen,<br />

zoals wegversmallingen en asverpringingen zijn veel minder effectief (Beke<br />

1994) en zijn evenmin fietsvriendelijk, omdat de koers van auto's bij dit<br />

soort maatregelen onvoorspelbaar is (CROW 1994).<br />

Voor het voorkomen van doorgaand verkeer door het verblijfsgebied, waar de<br />

fietsverbinding doorheen loopt, staan in principe dezelfde maatregelen ter<br />

beschikking als op de fietsstraat, zij het dat de maatregelen op grotere schaal<br />

moeten worden toegepast. Deze maatregelen zullen daarom nogmaals kort<br />

worden beschouwd op hun geschiktheid voor toepassing op wijkniveau.<br />

1. Het verdelen van het verblijfsgebied in sectoren.<br />

Wanneer het verblijfsgebied op verschillende plaatsen vanaf de gebiedsontsluitingswegen<br />

binnen te rijden is, bestaat de mogelijkheid het verblijfsgebied<br />

te verdelen in sectoren, die voor het autoverkeer niet binnendoor<br />

verbonden zijn. Op deze manier kan doorgaand autoverkeer door het<br />

verblijfsgebied onmogelijk gemaakt worden. Voorbeelden van een dergelijke<br />

aanpak bestaan onder andere in Groningen en Houten (De Jong 1985).<br />

Uiteraard moeten de sectoren wel voor het fietsverkeer binnendoor<br />

verbonden zijn.<br />

Nadeel van deze oplossing is, dat voor het autoverkeer omwegen ontstaan.<br />

Deze worden echter afgelegd op de gebiedsontsluitingswegen,<br />

zodat hierdoor dus minder overlast in het verblijfsgebied ontstaat. Het<br />

introduceren van omwegen voor het autoverkeer op korte afstanden kan<br />

bovendien de aantrekkelijkheid van het gebruik van de auto beperken.<br />

Bovendien is het rijden op een weg rond het verblijfsgebied doorgaans<br />

energie-efficiënter dan een route er doorheen, zodat het effect van de<br />

omweg op energieverbruik en milieubelasting weer wordt gecompenseerd<br />

(Van Walwijk 1996).


Uitwerking<br />

38<br />

2. Het zo instellen van eenrichtingsverkeer dat doorgaand autoverkeer door<br />

het verblijfsgebied moeilijk of onmogelijk wordt.<br />

Het instellen van eenrichtingsverkeer kan, eventueel in combinatie met<br />

afsluitingen, doorgaand verkeer door het verblijfsgebied voorkomen. De<br />

volgende nadelen kleven echter aan deze oplossing:<br />

- Verhoogde snelheden door het ontbreken van tegenliggers<br />

- Omwegen en daardoor langere autoritten in het verblijfsgebieden.<br />

3. Fysiek afdwingen van een lage snelheid om gebruik te ontmoedigen door<br />

de reistijd te verlengen.<br />

Snelheidsremmende maatregelen kunnen, naast het voorkomen van hoge<br />

snelheden, ook het kiezen van weg door het verblijfsgebied ontmoedigen.<br />

Doorgaand verkeer wordt hiermee echter niet onmogelijk en zal dus nog<br />

steeds voorkomen, zeker op rechtstreekse verbindingen door het verblijfsgebied.<br />

Voorstel<br />

Uit het voorgaande blijkt dat niet alle tot de beschikking staande maatregelen<br />

tot een even goede oplossing zullen leiden, hoewel ze in principe wel allemaal<br />

toepasbaar zijn. Het voorstel voor het voorkomen van doorgaand verkeer op<br />

de straten van de fietsverbinding en de omliggende straten ziet er daarom als<br />

volgt uit:<br />

1. De fietsverbinding<br />

a. Op de straten van de fietsverbinding wordt doorgaand verkeer<br />

tegengegaan door het invoeren van alternerend eenrichtingsverkeer<br />

voor autoverkeer en het op geschikte plaatsen afsluiten van de straat<br />

voor autoverkeer.<br />

b. Snelheidsremmende drempels worden zo weinig mogelijk toegepast,<br />

omdat deze het fietscomfort niet ten goede komen. Wel moet worden<br />

voorkomen dat het overblijvende autoverkeer een al te ruim<br />

profiel tot zijn beschikking krijgt.<br />

2. De rest van het verblijfsgebied<br />

a. In het verblijfsgebied worden op daartoe geschikte plaatsen de doorgaande<br />

verbinding voor het autoverkeer afgesloten.<br />

b. Waar niet om andere reden noodzakelijk, wordt buiten de fietsstraat<br />

geen eenrichtingsverkeer toegepast om omwegen binnen het verblijfsgebied<br />

te voorkomen.<br />

c. Snelheidsremmende voorzieningen worden buiten de fietsstraat<br />

toegepast om, waar nodig, de snelheid van het autoverkeer te<br />

remmen en bij voorkeur niet om de hoeveelheid doorgaand verkeer te<br />

verminderen.


4.3 Vormgeving van de fietsstraat<br />

Uitwerking<br />

In deze paragraaf zal, voornamelijk aan de hand van in 'Tekenen voor de<br />

fiets' (CROW 1994) genoemde richtlijnen en uitgangspunten een aantal<br />

aspecten van de vormgeving van de fietsstraat worden uitgewerkt. Achtereenvolgens<br />

komen het dwarsprofiel, de inrichting, het wegdek, parkeren in<br />

de fietsstraat en kruisingen van de fietsstraat binnen en aan de rand van het<br />

verblijfsgebied aan bod.<br />

Dwarsprofiel<br />

Zoals in paragraaf 4.2 is betoogd, kan de overlast van het autoverkeer al<br />

sterk worden beperkt door slechts het autoverkeer in de fietsstraat toe te<br />

laten, dat daar daadwerkelijk zijn bestemming heeft en door ook dat verkeer<br />

slechts over korte afstand de fietsstraat te laten volgen. Ook de vormgeving<br />

van de fietsstraat zal er echter toe moeten bijdragen, dat automobilisten zich<br />

ervan bewust zijn, dat ze rijden in een straat waar zij slechts te gast zijn en<br />

dat ze hun gedrag dienen aan te passen aan het fietsverkeer.<br />

Tot nu is in dit rapport al een drietal ontwerpvoorwaarden aan de orde geweest:<br />

Voor een goede integratie van alle verkeerssoorten binnen het verblijfsgebied,<br />

dienen auto's en fietsers zoveel mogelijk te worden gemengd.<br />

De beschikbare ruimte moet zoveel mogelijk flexibel gebruikt kunnen<br />

worden, zodat verschillende verkeersdeelnemers niet onnodig last van<br />

elkaar hebben.<br />

Snelheidsremmende drempels moeten zo weinig mogelijk worden toegepast<br />

om comfortabel fietsen mogelijk te maken.<br />

Deze voorwaarden leiden tot een 'Duitse' vormgeving van de fietsstraat, met<br />

een relatief smalle rijbaan, die in principe, naar gelang de omstandigheden,<br />

door alle verkeersdeelnemers (met uitzondering van voetgangers) te gebruiken<br />

is. Deze integratie van het verkeer op een beperkte ruimte moet er, voor<br />

zorgen dat automobilisten hun gedrag aan de situatie aanpassen. Een smalle<br />

fietsstraat maakt bovendien inpassing gemakkelijker en geeft de mogelijkheden<br />

voor een aantrekkelijke aankleding.<br />

Wanneer wordt uitgegaan van partieel eenrichtingsverkeer om de intensiteit<br />

van het autoverkeer te beperken en doorgaand autoverkeer op de fietsstraat<br />

onmogelijk te maken, kan uitgegaan worden van de in afbeelding 19 weergegeven<br />

maatsegmenten. Ook voor de fietsstraat wordt een overeenkomstig<br />

profiel gekozen. Dit is afbeelding 20 weergegeven.<br />

39


Uitwerking<br />

40<br />

Afbeelding 19: Weg met partieel eenrichtingsverkeer en krap profiel (CROW 1994)<br />

Afbeelding 20: Dwarsprofiel fietsstraat<br />

3,85 meter<br />

Dit krappe profiel leidt ertoe, dat automobilisten hun gedrag moeten aanpassen<br />

aan het fietsverkeer. Een straat met krap profiel en partieel eenrichtingsverkeer<br />

wordt gedimensioneerd op de maatgevende combinatie auto/fiets.<br />

Een auto kan daardoor een fiets alleen inhalen, indien uit de andere richting<br />

geen fietser nadert. De snelheid van de auto's zal daardoor sterk dalen, zeker<br />

indien er veel fietsers aanwezig zijn en wanneer de gedragsaanpassing dus<br />

het meest nodig is. Wanneer echter weinig verkeer aanwezig is, zijn auto's<br />

niet gedwongen nodeloos achter een voor hem rijdende fietser te blijven.<br />

Voor fietsers is er ondanks het krappe profiel voldoende ruimte beschikbaar:<br />

binnen een profiel van 3,85 meter kunnen vier fietsers naast elkaar rijden.<br />

(CROW 1994)<br />

Een bijkomend voordeel van toepassing van een krap dwarsprofiel is, dat<br />

een fietsstraat gemakkelijk kan worden ingepast in gebieden, waar weinig<br />

ruimte beschikbaar is, zoals het centrum van de stad. Is wel voldoende<br />

plaats, dan kan de overblijvende ruimte gebruikt worden voor bredere<br />

voetgangersvoorzieningen, parkeerplaatsen of groenvoorzieningen.


Uitwerking<br />

41<br />

In bepaalde gevallen kan het noodzakelijk zijn, dat op een fietsstraat, ook<br />

voor het autoverkeer tweerichtingsverkeer wordt toegestaan. In dat geval zijn<br />

er twee mogelijke dwarsprofielen mogelijk:<br />

1. Een dwarsprofiel met een breedte van 4,30 meter. Dit dwarsprofiel is<br />

afgestemd op de maatgevende combinatie van twee auto's. Het dwarsprofiel<br />

is erg krap en wordt slechts aan bevolen voor korte wegvakken<br />

(CROW 1994). Deze vormgeving sluit door de geringe breedte wel goed<br />

aan bij het karakter van de fietsstraat<br />

2. Een dwarsprofiel met een breedte van 5,45 meter. Dit dwarsprofiel is<br />

afgestemd op de maatgevende combinatie fiets/auto/fiets. Het kan ook op<br />

langere wegvakken worden toegepast, maar krijgt door de toegenomen<br />

breedte meer het aanzien van normale straat, waardoor zeker bij weinig<br />

verkeer de snelheid van het autoverkeer moeilijk zonder aanvullende<br />

maatregelen te beperken zal zijn.<br />

Wanneer tweerichtingsverkeer wordt aangebracht, dient wel met de volgende<br />

nadelen worden rekening gehouden:<br />

- Het is alleen met weg- en kruispuntafsluitingen te voorkomen dat autoverkeer<br />

over langere afstand de fietsstraat volgt.<br />

- Tweerichtingsverkeer op de fietsstraat zal over het algemeen meer verkeer<br />

met zich meebrengen dan eenrichtingsverkeer.<br />

- Wanneer in de tegenrichting geen autoverkeer aanwezig is, hebben auto's<br />

een ruim profiel tot hun beschikking. Dit kan leiden tot hoge snelheden.<br />

Vanwege deze nadelen is aan te bevelen slechts in uitzonderingsgevallen op<br />

de fietsstraat tweerichtingsverkeer toe te passen. In het vervolg van dit<br />

rapport zal daarom verder worden uitgegaan van een fietsstraat met partieel<br />

eenrichtingsverkeer.


Uitwerking<br />

42<br />

Inrichting<br />

Samen met de beperking van de beschikbare ruimte moet de inrichting van<br />

de fietsstraat er toe bijdragen, dat het de automobilisten (en ook de fietsers)<br />

duidelijk is, dat men zich in een straat bevindt, waar de fietser de hoofdgebruiker<br />

is. Een duidelijk afwijkende en over de gehele route zoveel mogelijk<br />

continue inrichting kan er tevens toe bijdragen, dat het voor fietsers gemakkelijker<br />

wordt de verbinding (over langere afstand) te blijven volgen. In deze<br />

paragraaf zullen inrichtingsmaatregelen worden besproken, die bovenstaande<br />

functies kunnen vervullen.<br />

1. Het speciale karakter van de fietsstraat benadrukken:<br />

- het aanbrengen van een wegdek in een afwijkende kleur, bij voorkeur<br />

rood (BGC 1981) en dit over kruispuntsvlak laten doorlopen;<br />

- het maken van een 'poort' bij de toegangen tot de fietsstraat (Grontmij<br />

1994).<br />

2. Verbeteren oriëntatie en herkenbaarheid:<br />

- de onder 1) genoemde maatregelen, waarbij vooral de continuïteit van<br />

de maatregelen van groot belang is (Lynch 1960);<br />

- herkenbare beplanting of verlichtingselementen (Lynch 1960);<br />

- bewegwijzering op en in de omgeving van de fietsstraat.<br />

Hoewel de fietsstraat op dit moment geen juridische status heeft, kan het<br />

gewenste gebruik ervan met bestaande maatregelen worden ondersteund. De<br />

fietsstraat kan worden aangewezen als fietspad, met een beperkte toegankelijkheid<br />

voor het gemotoriseerd verkeer. (Bestemmingsverkeer inrijden<br />

toegestaan). Op de juridische maatregelen op de fietsstraat wordt nader<br />

ingegaan in bijlage 2.<br />

Fietsstraten zullen in de meeste gevallen dienen als doorgaande fietsverbindingen,<br />

welke het meeste comfort moeten bieden, omdat veel fietsers er<br />

gebruik van maken. Omdat de kwaliteit van het wegdek, na de reistijd, het<br />

belangrijkste routekeuzecriterium voor fietsers is (Bovy 1985), zal een straat<br />

die als doorgaande fietsverbinding moet functioneren, moeten worden<br />

voorzien van een wegdek, waarop comfortabel kan worden gefietst.<br />

Voor een fietsstraat valt het gebruik van tegelverharding af. Door het medegebruik<br />

van de fietsstraat door auto's zullen tegels snel verzakken. Blijven<br />

over klinker- en asfaltverharding. Asfalt verdient, zeker voor doorgaande<br />

fietsverbindingen, sterk de voorkeur, vanwege de volgende voordelen:<br />

- Asfaltverharding biedt de fietser veel meer comfort dan klinkers, omdat de<br />

rolweerstand er lager is en er minder snel oneffenheden optreden.<br />

- Asfaltconstructies zijn onderhoudsvriendelijker dan klinkerconstructies,<br />

waardoor ze op den duur goedkoper zijn.<br />

- Een doorlopende asfaltverharding kan de herkenbaarheid en daarmee de<br />

aantrekkelijkheid van de fietsstraat verbeteren.


Uitwerking<br />

43<br />

Parkeren<br />

Een van de in de probleemanalyse geconstateerde problemen bij het aanleggen<br />

van fietsverbindingen door verblijfsgebieden is de aanwezigheid van foutgeparkeerde<br />

auto's (deels) op de rijbaan, die het fietsen bijzonder moeilijk<br />

kunnen maken. Vooral in centrumgebieden komt fout-parkeren veelvuldig<br />

voor. Aan de hand van de Ontwerpwijzer 'Tekenen voor de fiets' (CROW<br />

1994) zal hier een aantal maatregelen worden besproken, die ervoor kunnen<br />

zorgen, dat de overlast van (fout)geparkeerde auto's in de fietsstraat geminimaliseerd<br />

wordt.<br />

In gebieden zonder een hoge parkeerdruk, waar fout-parkeren dus minder<br />

frequent zal voorkomen, is het vooral zaak duidelijk te maken, waar wel en<br />

waar niet mag worden geparkeerd. Om te voorkomen dat bij geringe parkeerdrukte<br />

de indruk ontstaat, dat ook de parkeerstrook tot de rijbaan behoort,<br />

zullen de parkeerplaatsen duidelijk van de rijbaan te onderscheiden moeten<br />

zijn. Dit kan worden gerealiseerd door parkeerhavens aan te leggen en de<br />

afzonderlijke parkeerplaatsen aan te geven (Min. van V. en W. 1978).<br />

Ook het verschil in aankleding tussen de parkeerstrook en de fietsstraat<br />

kan het verschil in functie duidelijk maken. Eerder in deze paragraaf genoemde<br />

inrichtingselementen, zoals rood asfalt, kunnen ervoor zorgen, dat de<br />

rijbaan niet voor parkeren wordt gebruikt (Grebe 1980).<br />

In relatief rustige woonwijken zullen bovenstaande maatregelen veelal<br />

voldoende zijn om fout-parkeren tegen te gaan. In de praktijk blijken in<br />

gebieden met een hoge parkeerdruk simpele maatregelen onvoldoende. Op<br />

plaatsen waar veel fout-parkeren te verwachten is, zal het nodig zijn het<br />

dwarsprofiel van de fietsstraat aan te passen.<br />

Fout-parkerende automobilisten blijken er vrijwel altijd voor te zorgen dat<br />

ze niet de doorstroming van het autoverkeer belemmeren (CROW 1994). Bij<br />

een breedte van 3,85 meter, zoals voor de fietsstraat is voorgesteld, is het<br />

passeren van een op de rijbaan geparkeerde auto door een andere auto nog<br />

net mogelijk. Bij een hoge parkeerdruk kan het dwarsprofiel worden versmald<br />

tot 3,50 meter. Bij deze breedte kunnen twee auto's niet meer langs elkaar<br />

rijden, hetgeen het fout-parkeren effectief bestrijdt. Door het plaatsen van<br />

anti-parkeerpaaltjes moet ten slotte worden voorkomen, dat het trottoir<br />

wordt gebruikt als parkeerplaats of om in te halen. De eerder genoemde 3,50<br />

meter is dan het totaal berijdbare profiel, dus de afstand tussen twee antiparkeerpaaltjes.<br />

Ook binnen een profiel van 3,50 passen nog net vier fietsers<br />

naast elkaar, zodat, bij lage auto-intensiteiten, comfortabel kan worden<br />

gefietst.<br />

Bij een combinatie van tweerichtingsverkeer met een hoge parkeerdruk,<br />

zullen de twee rijrichtingen van de straat moeten worden gescheiden door<br />

middel van een middenberm. Er kleven, zoals in hoofdstuk 3 is uiteengezet,<br />

verschillende nadelen aan deze oplossing, maar voor het voorkomen van<br />

fout-parkeren in tweerichtingsstraten is het de enige effectieve oplossing.<br />

Door middel van de middenberm worden twee gescheiden rijbanen met elk<br />

een breedte van 2,60 (krap profiel) of 3,50 meter (anti-parkeerprofiel).


Uitwerking<br />

44<br />

Niet alleen fout-geparkeerde auto's kunnen hinderlijk zijn voor het fietsverkeer.<br />

Wanneer niet ook bij het ontwerpen van de parkeerhavens rekening<br />

wordt gehouden met het fietsverkeer, ontstaan problemen voor fietsers, met<br />

name door in- en uitparkerende en uitstekende auto's. Bij partieel eenrichtingsverkeer<br />

zijn problemen voor het fietsverkeer te verwachten bij parkeren<br />

aan de linkerzijde van de straat, waar uitparkerende auto's fietsers in de<br />

tegenrichting niet verwachten en evenmin goed kunnen zien. Ook haaks<br />

parkeren in straten met partieel eenrichtingsverkeer is af te raden, omdat<br />

auto's vaak uitsteken, het in- en uitparkeren veel lastiger is en omdat automobilisten<br />

de rijbaan slecht kunnen overzien.<br />

AM&<br />

~\4><br />

WEI «271<br />

1.75 0.75 2.25 0.10 1.50<br />

parkeren rijstrook<br />

schrikstrook fietsstrook<br />

2.50 3.85<br />

Afbeelding 21: Fietsstraat met parkeervoorziening (naar: CROW 1994)<br />

'Tekenen voor de fiets' (CROW 1994) beveelt, voor partieel eenrichtingsverkeer<br />

bij een doorgaande fietsverbinding, dan ook aan, slechts langsparkeerhavens<br />

aan de (vanuit de autorichting gezien) rechterzijde van de weg<br />

aan te leggen. Bij het aanleggen van parkeervakken langs een fietsverbinding<br />

dient tussen het parkeervak en de rijbaan een schrikstrook van 0,75 m te<br />

worden aangebracht om gevaarlijke situaties door openslaande portieren en<br />

wegrijdende auto's te beperken. In afbeelding 21 is een weg met krap<br />

profiel, partieel eenrichtingsverkeer en de aanbevolen parkeervoorzieningen te<br />

zien.<br />

r


Uitwerking<br />

45<br />

Kruispunten en kruisingen<br />

Binnen verblijfsgebieden komen in principe geen verkeersregulerende maatregelen,<br />

zoals bijvoorbeeld voorrangskruispunten, voor (Korsmit 1994). Zolang<br />

fietsers echter al het gemotoriseerd verkeer uit zijstraten moeten laten<br />

voorgaan, komt het er in de praktijk op neer, dat de fietsstraat ondergeschikt<br />

is aan zijstraten. Zeker wanneer de fietsstraat een functie heeft als doorgaande<br />

fietsroute, zou deze voorrang moeten krijgen boven zijstraten (CROW<br />

1994). Zo kan de doorstroming van de fietsers op de fietsstraat worden<br />

bevorderd en daardoor kan de aantrekkelijkheid van de fietsstraat toenemen.<br />

Een rode asfaltverharding, die over het kruispunt doorloopt, zou toch al de<br />

indruk kunnen wekken, dat de fietsers op de fietsstraat voorrang hebben,<br />

hetgeen tot onduidelijkheid zou kunnen leiden. De voorrangspositie van de<br />

fietsstraat kan tevens bijdragen aan de herkenbaarheid van de fietsstraat en<br />

aan het benadrukken van het speciale karakter.<br />

Voorgesteld wordt dan ook om bij doorgaande fietsverbindingen, zeker in<br />

drukkere gebieden, ook binnen een verblijfsgebied voorrang te geven boven<br />

de zijstraten, totdat ook fietsverkeer van rechts (hetgeen zeker in verblijfsgebieden<br />

veilig mogelijk moet zijn) op een kruispunt zonder voorrangsregeling<br />

voorrang krijgt.<br />

Bij het vormgeven van de (voorrangs)kruispunten van de fietsstraat met<br />

zijstraten is het ontwerpuitgangspunt, dat verkeersdeelnemers die uit zijstraten<br />

de fietsstraat naderen zich ervan bewust zijn, dat het een straat met een<br />

speciaal regime betreft. Deze situatie is min of meer te vergelijken met het<br />

kruispunt van een solitair fietspad met straten met gemengd verkeer. Bij de<br />

kruispunten van de fietsstraat met ondergeschikte zijstraten, wordt dan ook<br />

uitgegaan van een vormgeving, die te vergelijken is met die van een solitair<br />

fietspad. Hierbij loopt het fietspad verhoogd door over het kruispuntsvlak.<br />

Aan de hand van de in 'Tekenen voor de fiets' genoemde oplossing voor<br />

solitaire fietspaden, komt men dan tot de basisvormgeving die in afbeelding<br />

22 is weergegeven.<br />

Wanneer de fietsstraat een weg kruist, die een hogere orde voor het autoverkeer<br />

heeft, een gebiedsontsluitingsweg, zullen de fietsers, vanwege de hoge<br />

snelheden van het autoverkeer aldaar, niet zonder aanvullende maatregelen<br />

kunnen oversteken. Bij het vormgeven van deze kruisingen kan een aantal<br />

verschillende situaties worden onderscheiden. Een eerste onderscheid kan<br />

worden gemaakt naar het profiel van de fietsstraat. Door ter plaatse van een<br />

kruising met een weg van hogere orde geen auto's op de fietsstraat toe te<br />

laten, kan worden voorkomen, dat de fietsstraat ook voor het autoverkeer<br />

een belangrijke functie krijgt. Er kan dus onderscheid worden gemaakt in<br />

straten met gemengd profiel en fietsstraten (tijdelijk) zonder auto's. Daarnaast<br />

kan onderscheid worden gemaakt tussen te kruisen wegen met een<br />

toegestane snelheid van 50 of 70 km/uur. De oplossingsmogelijkheden' zijn<br />

in tabel 4 samengevat.<br />

7 In de toekomst zouden ook voorzieningen kunnen worden toegepast die het verkeer bij een<br />

oversteek elektronisch afremmen als een fietsers nadert.


Uitwerking<br />

46<br />

UIH IIIMI1<br />

Fietsstrc c t ir)<br />

co<br />

cs,3'<br />

Afbeelding 22: Basisvormgeving kruispunt binnen verblijfsgebied<br />

Tabel 4: Oplossingen bij verschillende kruisingstypen (CROW 1994)<br />

Snelheid kruisend autoverkeer 50 km/uur 70 km/uur<br />

Fietsstraat zonder autoverkeer<br />

Fietsstraat met autoverkeer<br />

Verkeerslichten met prioriteit voor<br />

fietsers<br />

Voorrang voor fietsers<br />

Ongelijkvloers<br />

Verkeerslichten met prioriteit voor<br />

fietsers<br />

Voorrangsrotonde<br />

Voorrang voor fietsers (bij lage<br />

intensiteiten)<br />

Ongelijkvloers<br />

Met aansluiting auto's:<br />

Snelheid terug naar 50<br />

km/uur<br />

Zonder aansluiting au-<br />

to's:<br />

Ongelijkvloers


4.4 Toepassingsmogelijkheden<br />

Uitwerking<br />

47<br />

De vraag, waar fietsstraten zouden kunnen worden toegepast is voor een<br />

deel al beantwoord in de probleemanalyse (hoofdstuk 2). Wanneer grotere<br />

verblijfsgebieden worden gemaakt, om het wegverkeer duurzaam veilig te<br />

maken, zijn fietsverbindingen door verblijfsgebieden noodzakelijk en goed te<br />

realiseren. Door ze als fietsstraten uit te voeren kunnen eenvoudig hoogwaardige<br />

fietsverbindingen door het verblijfsgebied worden ingepast en vormgegeven.<br />

Dit geldt niet alleen voor verbindingen met het centrum, ook op andere<br />

relaties zijn fietsstraten mogelijk. Meer algemeen geldt dat fietsstraten<br />

kunnen worden toegepast, wanneer buiten het stedelijk hoofdnet voor het<br />

autoverkeer een directe verbinding voor het fietsverkeer zo kan worden<br />

ingepast, dat slechts weinig autoverkeer van de verbinding gebruik maakt.<br />

Dit soort routes kan natuurlijk niet alleen worden gevonden in grote, duurzaam<br />

veilige verblijfsgebieden. Ook in kleinere verblijfsgebieden, in centrumgebieden<br />

en buiten de bebouwde kom komt dit soort straten voor en ook<br />

daar kunnen fietsstraten dus een toepassing vinden. Omdat de omstandigheden<br />

bij deze speciale fietsstraten niet dezelfde zijn als in de verblijfsgebieden<br />

waarvan tot nu toe is uitgegaan, zijn de ontwerpprincipes evenmin dezelfde.<br />

Kleine verblijfsgebieden<br />

Ook zonder een duurzaam veilig wegverkeer met grotere verblijfsgebieden is<br />

het maken van doorgaande fietsverbindingen los van belangrijke verkeersaders<br />

wenselijk en mogelijk. Hoewel het instellen van grotere verblijfsgebieden<br />

het maken van doorgaande fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />

noodzakelijk en bovendien goed mogelijk maakt, is duurzaam veilig niet per<br />

se een voorwaarde voor het meer loskoppelen van het doorgaande auto- en<br />

fietsnetwerk. In de bestaande en eventueel te creëren kleinere verblijfsgebieden<br />

kunnen met beperkte aanvullende maatregelen doorgaande fietsverbindingen<br />

worden gemaakt. Deze fietsverbindingen zijn net als in grote<br />

verblijfsgebieden uit te voeren als fietsstraten. Door de beperkte omvang van<br />

deze verblijfsgebieden zullen echter meer barrières (doorgaande autowegen)<br />

moeten worden overgestoken. Bij deze barrières zal, om een hoogwaardige<br />

fietsverbinding te doen ontstaan, extra aandacht aan het beperken van het<br />

oponthoud voor fietsers en aan de veiligheid van de oversteek moeten<br />

worden besteed.


Uitwerking<br />

48<br />

Het centrum<br />

In het stedelijk hoofdnetwerk van fietsverbindingen blijkt het centrumgebied<br />

een belangrijke rol te spelen. Niet alleen hebben veel fietsverplaatsingen hun<br />

bestemming in het centrum; voor veel andere fietsverplaatsingen blijkt het<br />

centrumgebied als 'scharnier' te fungeren (Van ZeijI 1996). De wegen in het<br />

centrumgebied hebben doorgaans slechts een functie voor bestemmingsverkeer,<br />

terwijl voor het aanleggen van fietspaden in het centrum meestal<br />

weinig ruimte beschikbaar is. Daarom zou het concept van de fietsstraat ook<br />

in het centrumgebied (in het winkelgebied en in de zone daarbuiten) gebruikt<br />

kunnen worden.<br />

Op dit moment wordt in veel gevallen het gebied rondom het voetgangersgebied<br />

gedomineerd door rijdende en stilstaande auto's, terwijl daarvoor<br />

doorgaans slechts weinig plaats is. Zeker in straten die ook een winkelfunctie<br />

hebben, ontstaat daardoor veel overlast.<br />

Door straten rondom het voetgangersgebied met een hoge fietsintensiteit<br />

aan te wijzen en vorm te geven als fietsstraat zou de overlast van het<br />

autoverkeer voor fietsers, het winkelend publiek en andere voetgangers<br />

kunnen worden verminderd. Ook zou, zoals in Duitsland wordt toegepast,<br />

rondom het voetgangersgebied een fietszone in kunnen worden gesteld.<br />

Belangrijkste voorwaarde voor het maken van een fietsstraat of -zone in het<br />

centrum is, dat deze straten minder toegankelijk worden voor het autoverkeer.<br />

Bovendien moeten maatregelen worden genomen om het parkeren in de<br />

fietsstraat zo te regelen, dat de overlast voor het fietsverkeer wordt geminimaliseerd.<br />

Voor het beperken van de toegankelijkheid van het gebied voor auto's<br />

komen de maatregelen in aanmerking die in 4.2 zijn voorgesteld om de<br />

intensiteit van het autoverkeer op de fietsstraat en in het omliggende verblijfsgebied<br />

te verminderen. Daarnaast kunnen ook maatregelen worden<br />

genomen, die het minder aantrekkelijk maken voor een verplaatsing naar het<br />

centrum de auto te gebruiken of die ertoe aanzetten de auto buiten het<br />

centrum achter te laten. Hierbij moet worden gedacht aan: het minder<br />

toegankelijk maken van het centrumgebied voor auto's; het instellen van<br />

hoge parkeertarieven in het centrum en het aanbieden van parkeervoorzieningen<br />

aan de rand van het centrum.<br />

De vormgeving van de fietsstraat hoeft in het centrum niet af te wijken van<br />

hetgeen voor fietsstraten in verblijfsgebieden is voorgesteld. In het centrum<br />

zal er echter vaak toe moeten worden overgegaan, het extra krappe antiparkeerprofiel<br />

(zie 4.3) toe te passen, om parkeren op de rijbaan te voorkomen.<br />

Verder moet er rekening mee worden gehouden dat, zeker in historische<br />

binnensteden, de aankleding van de fietsstraat zal moeten worden<br />

aangepast aan de eisen, die daaraan vanuit esthetisch oogpunt aan worden<br />

gesteld. Het aanbrengen van asfaltverharding in de fietsstraat zal in historische<br />

binnensteden niet altijd mogelijk zijn. In dat geval kunnen klinkers<br />

acceptabel zijn (CROW 1994).


Uitwerking<br />

49<br />

Ook het toelaten van fietsers in het voetgangersgebied kan fietsverkeer naar<br />

en door het centrum bevorderen (De Vries 1990). Uit onderzoek in een aantal<br />

Europese steden (Trevelyan 1993) blijkt het mengen van fietsers en voetgangers<br />

in het algemeen weinig problemen op te leveren. Bij hoge dichtheden<br />

van voetgangers en fietsers moet echter niet worden gemengd, omdat te<br />

veel onderlinge hinder ontstaat (CROW 1994).<br />

Het zou echter slechts tot verwarring leiden, om deze straten, waar<br />

fietsers in het voetgangersgebied zijn toegelaten, als 'fietsstraat' aan te<br />

duiden. Omdat de ontwerpuitgangspunten voor de fietsstraat, zoals in dit<br />

rapport beschreven, evenmin van toepassing zijn op straten in voetgangersgebieden,<br />

zal hier niet verder op deze straten worden ingegaan.<br />

Buiten de bebouwde kom<br />

Ook buiten de bebouwde kom bestaan veel wegen die geen belangrijke<br />

functie voor het autoverkeer hebben of zouden moeten hebben. Wanneer<br />

ervoor wordt gezorgd, dat slechts zeer weinig autoverkeer van deze wegen<br />

gebruik maakt, kunnen hier goede mogelijkheden ontstaan voor recreatief<br />

fietsverkeer en voor doorgaand fietsverkeer tussen kernen. Zo ontstaan ook<br />

buiten de bebouwde kom fietsstraten, welke een alternatief (voor fietsers en<br />

voor verkeersplanners) kunnen vormen voor fietspaden langs belangrijke<br />

autoverbindingen.<br />

Fietsstraten buiten de bebouwde kom zullen doorgaans veel langer zijn dan<br />

die erbinnen en ze zullen minder intensief door het fietsverkeer worden<br />

gebruikt. De eisen, die aan de vormgeving van deze fietsstraten gesteld<br />

kunnen worden, zullen dan ook minder ingrijpend kunnen zijn.<br />

De belangrijkste voorwaarden, die aan een fietsstraat buiten de bebouwde<br />

kom, gesteld moeten worden, zijn:<br />

het onmogelijk maken van doorgaand autoverkeer door het doorknippen<br />

van de route;<br />

het zorgen voor een wegdek van goede—kwaliteit;<br />

het reduceren van de snelheid van het autoverkeer door de beschikbare<br />

breedte te beperken.


Uitwerking<br />

50<br />

Een laatste vraag, die moet worden beantwoord bij de afbakening van het<br />

toepassingsgebied van fietsstraten, is de vraag of fietsstraten kunnen<br />

worden aangelegd in plaats van of als vervanging voor fietspaden of fietsstroken<br />

langs drukke autoverbindingen. In dit rapport is steeds uitgegaan van<br />

fietsstraten, die als aanvulling op bestaande fietsverbindingen langs doorgaande<br />

autoverbindingen worden aangelegd. Onder bepaalde omstandigheden<br />

kunnen fietsstraten ook in plaats van of ter vervanging van deze fietsvoorzieningen<br />

worden aangelegd.<br />

1. Wanneer de verbinding, waarvoor het aanleggen van fietsvoorzieningen,<br />

zoals fietspaden of fietsstroken, wordt overwogen, eigenlijk geen functie<br />

voor doorgaand autoverkeer moet hebben, kan op deze verbinding een<br />

fietsstraat worden aangelegd, mits voor het autoverkeer een geschikte<br />

alternatieve route te vinden is.<br />

2. Wanneer op korte afstand (minder dan 250 meter (BGC 1981)) van de<br />

verbinding, waarvoor het aanleggen van fietsvoorzieningen wordt overwogen,<br />

een parallel liggende straat ligt, die voor de meeste fietsers een<br />

minstens even korte verbinding vormt, kan op de parallelle verbinding een<br />

fietsstraat worden aangelegd in plaats van de fietsvoorziening langs de<br />

drukke weg.<br />

3. Wanneer op een verbinding fysiek geen mogelijkheden zijn voor het maken<br />

van fietsvoorzieningen, kunnen ook fietsstraten op verder gelegen parallelle<br />

routes in aanmerking komen.<br />

Aanvullende voorwaarde bij het vervangen van fietsvoorzieningen langs<br />

doorgaande autoverbindingen door fietsstraten is dat de bestemmingen langs<br />

de autoverbinding bereikbaar blijven voor fietsers. Dit zou bijvoorbeeld<br />

kunnen gebeuren door de gebouwen aan de achterzijde toegankelijk te<br />

maken. Overigens wordt er in het duurzaam veilig-concept naar gestreefd<br />

doorgaande wegen (gebiedsontsluitingswegen) geen erftoegangsfuncties te<br />

laten vervullen.


5. Fietsstraat Goes<br />

Fietsstraat Goes<br />

51<br />

De ontwerpprincipes voor de fietsstraat, die in het voorafgaande deel van dit<br />

rapport zijn besproken, zullen in dit hoofdstuk in een praktijksituatie worden<br />

toegepast.<br />

5.1 Achtergrond<br />

Het doel van de praktijktoepassing is tweeledig. Ten eerste is het de bedoeling<br />

de ontwerpprincipes, zoals die hiervoor zijn omschreven, door middel van<br />

een toepassing beter inzichtelijk te maken. Ten tweede zal door het in de<br />

praktijk brengen van de ontwerpprincipes moeten blijken waar en hoe deze<br />

ontwerpprincipes aanpassing behoeven. Omdat ook het praktijkvoorbeeld<br />

slechts op papier wordt uitgevoerd, zal in dit deel van het rapport worden<br />

gekeken naar de (on)mogelijkheden bij de inpassing en vormgeving van een<br />

fietsstraat. De vraag, of een fietsstraat ook daadwerkelijk zo functioneert als<br />

in dit rapport beschreven, zal moeten worden beantwoord tijdens na-onderzoek<br />

van een in de toekomst aan te leggen fietsstraat.<br />

De volgende vragen zullen tijdens de praktijktoepassing worden beantwoord:<br />

- Onder welke omstandigheden kunnen fietsstraten een goede aanvulling<br />

vormen op het bestaande hoofdnet van fietsvoorzieningen?<br />

- Onder welke omstandigheden kunnen de voorgestelde verkeerscirculatiemaatregelen<br />

worden toegepast?<br />

- Op welke plaatsen zijn fietsstraten moeilijk in te passen?<br />

- Welke belemmeringen zijn er bij het inpassen?<br />

- Welke aanvullende maatregelen zijn nodig?<br />

- Onder welke omstandigheden is het mogelijk de voorgestelde vormgeving<br />

toe te passen?<br />

- Welke aanvullende maatregelen zijn nodig?<br />

- Zijn de voorgestelde ontwerpprincipes onderling te verenigen of zijn ze<br />

(onder bepaalde omstandigheden) strijdig?<br />

De keuze voor Goes als locatie voor een praktijktoepassing van de fietsstraat<br />

is ontstaan, door het volgende:<br />

- Goes is geïnteresseerd in het fietsstraat-concept. In de nabije toekomst zal<br />

waarschijnlijk een fietsstraat worden aangelegd van een nieuwe wijk<br />

(Overzuid) naar het centrum.<br />

- In een eerder stadium waren al contacten met de gemeente Goes gelegd<br />

in verband met deze fietsstraat.


Fietsstraat Goes<br />

52<br />

- Het fietsmodel van de gemeente Goes kon worden gebruikt voor berekeningen<br />

met Quovadis s-fiets.<br />

In de praktijk blijkt in zowel kleine als grote steden belangstelling te bestaan<br />

voor de fietsstraat (onder andere in Meersen, Veenendaal, Amersfoort en<br />

Utrecht). De grootte van de stad was bij de keuze voor de locatie van de<br />

fietsstraat dus niet van belang.<br />

5.2 Situatiebeschrijving<br />

De stad Goes is met 27.500 inwoners (januari 1996) de belangrijkste plaats<br />

van de Zeeuwse 'eilanden' Noord- en Zuid-Beveland. De stad heeft dan ook<br />

een belangrijke verzorgende functie voor deze gehele regio (ongeveer<br />

1<br />

A58<br />

Gebiedsontsluitingsweg<br />

Stroomweg<br />

Verblijfsgebied<br />

Afbeelding 23: Goes met omliggende kernen<br />

Wilhelminadorp<br />

8 Quovadis is een door DHV verkeersprognosemodel, waarmee berekeningen voor het<br />

fietsverkeer kunnen worden uitgevoerd. Voor uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar bijlage<br />

3.<br />

der


Belast autonetwerk<br />

mi Lijndikte: 3000 auto's per uur<br />

(<br />

I<br />

1<br />

Afbeelding 24: Intensiteiten autoverkeer<br />

Fietsstraat Goes<br />

53<br />

100.000 inwoners); de bewoners van dit gebied zullen regelmatig een<br />

bezoek brengen aan Goes. De binnenstad is hierbij de belangrijkste bestemming.<br />

In figuur 23 is de ligging van de omliggende kernen ten opzichte van<br />

Goes te zien.<br />

Vanuit het verzorgingsgebied, met name vanuit de verder gelegen kernen,<br />

zijn de alternatieven voor het gebruik van de auto weinig aantrekkelijk. De<br />

afstanden (tot 20 km) zijn vaak te ver om te fietsen en de geringe bevolkingsdichtheid<br />

beperkt de mogelijkheden van het openbaar vervoer. Het<br />

verkeers- en parkeerbeleid van de gemeente Goes richt zich dan ook op het<br />

beperken van de interne autoverplaatsingen binnen een straal van vier<br />

kilometer rondom het centrum van Goes (Gem. Goes 1993). Hierbinnen valt<br />

de stad Goes zelf en de nabij gelegen dorpen Kloetinge,<br />

's-Heer Hendrikskinderen en Wilhelminadorp. Ook vanuit iets verder gelegen<br />

plaatsen zoals 's-Gravenpolder en Kapelle zouden, door aanscherpen van het<br />

parkeerbeleid in combinatie met het verbeteren van de vervoersalternatieven,<br />

meer mensen ertoe kunnen worden overgehaald niet met de auto naar Goes<br />

te komen.<br />

De mogelijkheden van het verbeteren van het hoofdnetwerk van fietsverbindingen<br />

door middel van fietsstraten zullen dan ook, zij het vooral binnen<br />

de Goese bebouwde kom, voor de verplaatsingen vanuit Goes zelf en voor<br />

die uit de nabijgelegen dorpen worden onderzocht.<br />

De ontsluiting van<br />

de stad Goes voor<br />

het autoverkeer<br />

vindt voornamelijk<br />

plaats via een ringstructuur,<br />

die loopt<br />

om het centrum en<br />

de wijk Goes-Oost.<br />

Deze wordt gevormd<br />

door de oude<br />

Provinciale weg (nu<br />

aangeduid met ZuidwestelijkeBinnenstadsontsluitingsweg,<br />

ZWBO) en de<br />

Ringweg. De wijken<br />

Goese Polder en<br />

Noordhoek liggen<br />

ten noorden van de<br />

Ringweg, maar worden<br />

ook via deze<br />

weg ontsloten. Tot<br />

nu toe werd Goes-<br />

West uitsluitend via<br />

de ZWBO ontsloten.


Fietsstraat Goes<br />

54<br />

Er zijn echter vergevorderde plannen om een nieuwe 'Rondweg Nieuw-West'<br />

aan het stedelijk wegennet toe te voegen, waardoor deze wijk ook aan de<br />

west- en zuidkant wordt ontsloten. De wijken ten zuiden van de spoorlijn<br />

Roosendaal-Vlissingen worden door de Fokkerstraat, de Fruitlaan en de 's-<br />

Gravenpolderseweg ontsloten.<br />

Naast deze stedelijke hoofdwegen, bestaan er in diverse wijken nog wijkontsluitingswegen.<br />

Voor meer details wordt verwezen naar bijlage 4. De<br />

autointensiteiten op het stedelijk netwerk zijn in afbeelding 24 te vinden.<br />

./ Goese<br />

"! /Polder<br />

West<br />

A. Fokkerstraat<br />

—Rii)gbaan-West<br />

Centrum<br />

ZWB C)<br />

A256<br />

1 Verblijfsgebied<br />

Goese Meer<br />

Zuid<br />

Noordhc0<br />

Oost<br />

Fruitlaan •<br />

Overzuid<br />

o<br />

O<br />

ou<br />

1. Van Hertumweg<br />

2. De Ruyterlaan<br />

3. Buys Ballotstraat<br />

4. Troelstralaan<br />

Kloetiiige<br />

's-Gravenpolderseweg<br />

Gebiedsontsluitingswe<br />

Stroomweg<br />

Afbeelding 25: Stroom-, ontsluitingswegen en verblijfsgebieden in Goes<br />

Deze categorisering<br />

uit het Mobiliteitsplan<br />

van de gemeente<br />

Goes (Gem.<br />

Goes 1993) gaat uit<br />

van vijf categorieën<br />

binnen de bebouwde<br />

kom, waarvan de<br />

hoogste drie zijn<br />

afgebeeld.<br />

Aansluitend bij het<br />

theoretische deel<br />

van dit rapport, zal<br />

hier worden bekeken<br />

hoe het stedelijk<br />

wegennet er<br />

volgens het duurzaam<br />

veilig-concept<br />

uit zou kunnen zien.<br />

De bijbehorende afbeelding<br />

is te zien in<br />

figuur 25.<br />

Voor de categorie Stroomwegen (wegen om steden en regio's met elkaar te<br />

verbinden) komen alleen de A256/N256 ten Westen van Goes en de A58 in<br />

het zuiden in aanmerking. Voor de categorie `Gebiedsontsluitingswegen'<br />

komen de Stedelijke Hoofdwegen (categorie I) in aanmerking. De wegen en<br />

straten uit de overige categorieën behoren in het duurzaam veilig-concept tot<br />

de verblijfsgebieden. Slechts het deel van de Troelstralaan tussen de Ringbaan-West<br />

en het kruispunt met de EuropalaanfThorbeckestraat komt nog in<br />

aanmerking voor indeling bij de gebiedsontsluitingswegen.


Fietsstraat Goes<br />

55<br />

Hoewel het omvormen van de wijkontsluitingswegen naar wegen die passen<br />

binnen een verblijfsgebied (erftoegangswegen), pas op de lange termijn aan<br />

de orde zal zijn, wordt er bij de verdere uitwerking van de fietsstraat in Goes<br />

wel vanuit gegaan, dat het bij de inpassing van de fietsstraat binnen een<br />

verblijfsgebied, in principe mogelijk is een wijkontsluitingsstraat of buurtstraat<br />

binnen een verblijfsgebied te downgraden tot een erftoegangsweg.<br />

Zoals op de afbeelding 25 van de duurzaam veilige wegenstructuur is te zien,<br />

zou het ringwegsysteem rond de centrale wijken (centrum, Goes-Oost, Goes-<br />

West) nog kunnen worden vervolmaakt, door het deel van de ZWBO tussen<br />

de aansluiting met de Ringbaan-West en de aansluiting met de M.A. de<br />

Ruyterlaan niet langer deel uit te laten maken van het stedelijk hoofdwegennet.<br />

De hoge intensiteiten op deze weg, het bestaande profiel en karakter<br />

van de weg, lijken een downgrading van deze weg op de korte termijn in de<br />

weg te staan. Voor een betere aansluiting van Goes-West bij het centrum<br />

zou het verplaatsen van deze verkeersstroom naar de nieuwe rondweg<br />

Nieuw-West echter zeer positief zijn.<br />

In het Mobiliteitsplan (Gem. Goes 1993) is ook het geplande netwerk van<br />

hoofdroutes voor fietsers opgenomen. Dit is in dit rapport overgenomen in<br />

bijlage 5. Dit netwerk is tot stand gekomen door inventarisatie van het<br />

huidige gebruik door het fietsverkeer en bestaat grotendeels uit straten met<br />

gemengd profiel, waarop geen aanvullende maatregelen zijn genomen<br />

(Grontmij 1993). Het fietsnetwerk is grotendeels radiaal op de binnenstad<br />

gericht, aangevuld met de fietsverbinding langs de ringweg. In 5.3 zal<br />

evaluatie van dit netwerk plaatsvinden.<br />

5.3 Locatiekeuze<br />

Volledigheid fietsnetwerk<br />

Het hoofdnet van fietsverbindingen, zoals dat in de vorige paragraaf is<br />

behandeld, was opgesteld aan de hand van het geschatte gebruik van het<br />

stratennet door fietsers. Met behulp van Quovadis is nagegaan, of dit<br />

geschatte patroon overeen komt met de door<br />

het model berekende. In afbeelding 26 is het Tabel 5<br />

belaste fietsnetwerk opgenomen. Ter indicatie<br />

is in tabel 5 van een aantal schakels de fietsintensiteit<br />

weergegeven. De meeste drukgebruikte<br />

schakels blijken inderdaad in het<br />

Berekende fietsintensiteiten<br />

[aantal fietsers/12 uur]<br />

hoofdnet opgenomen te zijn. Een aantal ver-<br />

Voorstad 6000<br />

bindingen, die logisch in de structuur van het Marconistraat 2000<br />

fietsnetwerk zouden passen, door veel fietsers<br />

worden gebruikt, maar soms met een<br />

Parkweg 1300<br />

matige kwaliteit, blijkt echter niet in het hoofdnet<br />

te zijn opgenomen.<br />

's-Gravenpolderseweg 1600<br />

Cornelisweg 1800


Fietsstraat Goes<br />

56<br />

Juist deze verbindingen zijn bij het onderzoeken van de mogelijkheden van<br />

fietsstraten interessant, omdat de fietsintensiteit door verbetering van de<br />

kwaliteit door het aanleggen van een fietsstraat nog zal toenemen. Het<br />

betreft de volgende verbindingen:<br />

1. Zuidvlietstraat, de rechtstreekse verbinding van de Ploeg weg richting<br />

centrum;<br />

2. Cornelisweg, aan de oostzijde van de wijk Goese Polder;<br />

3. Van der Spiegelstraat;<br />

4. Heernisseweg.<br />

Betreffende straten zijn in de bijlage 5 aangegeven.<br />

Belasting :<br />

100 - 200 fietsers<br />

200 - 300 fietsers<br />

300 - 400 fietsers<br />

400 - 500 fietsers<br />

500 - 1000 fietsers<br />

>= 1000 fietsers<br />

= 3000 fietsers<br />

Afbeelding 26: Belast fietsnetwerk<br />


Fietsstraat Goes<br />

57<br />

Kwaliteit corridors<br />

Om te bepalen waar maatregelen nodig zijn voor het verbeteren van de<br />

omstandigheden voor fietsers, wordt nu onderzocht welke problemen op dit<br />

moment op het hoofdnet van fietsverbindingen (inclusief de toegevoegde<br />

verbindingen) voorkomen. Aansluitend bij het theoretische gedeelte van dit<br />

rapport wordt het hoofdnet van fietsverbindingen voor de corridors met<br />

centrum beoordeeld op de volgende punten:<br />

1. de kwaliteit van het wegdek van de schakels<br />

2. locaties waar fietsers worden gemengd met snelrijdend of druk autoverkeer<br />

3. verkeers-onveilige locaties in de verbinding met het centrum<br />

4. omrijfactoren op de relatie met het centrum<br />

5. een hoog autogebruik voor het bezoeken van het centrum.<br />

Dit autogebruik zal naar verwachting samenhangen met bovengenoemde<br />

punten, maar zal ook te maken hebben met de afstand naar het centrum.<br />

Wellicht zijn nog andere factoren te vinden die dit getal beïnvloeden.<br />

NB. a) Het hoofdnet van fietsvoorzieningen zijn alle straten opgenomen met<br />

hoge fietsintensiteiten. De fietsintensiteit is daarom geen criterium bij<br />

de keuze van de locatie voor de fietsstraat.<br />

b) Met bovenstaande criteria wordt slechts onderzocht op welke corridors<br />

op dit moment de kwaliteit onvoldoende is. Pas bij de evaluatie<br />

van de kansrijke corridors zal worden bekeken of de kwaliteit door<br />

aanleg van een fietsstraat zou kunnen verbeteren.<br />

Eerst wordt in tabel 6 en afbeelding 27 een overzicht gegeven van de<br />

corridors van de buitenwijken en dorpen naar het centrum.


Tabel 6: Overzicht corridors<br />

wijk<br />

Goese Polder I<br />

Goese Polder II<br />

Goese Polder III<br />

Goese Meer<br />

Noordhoek<br />

Oost 1<br />

Oost II, Kloetinge<br />

Oost III<br />

Oost IV<br />

Zuid I<br />

Zuid II<br />

West I<br />

West II<br />

's-HH'kinderen<br />

's-Gravenpolder<br />

Wilhelminadorp<br />

Kapelle<br />

's-HH kinderen<br />

via<br />

West<br />

Afbeelding 27: Corridors<br />

Van Hogendorplaan, Ringbaan-West, Nieuwstraat<br />

Troelstralaan, Nieuwstraat<br />

Cornelisweg, Nieuwstraat<br />

Houtkade, Oude Singel<br />

L.d.Collignylaan, Parkweg<br />

Parkweg<br />

's-Heer Elsdorpweg, Heernisseweg<br />

Vogelzangseweg, Voorstad<br />

v. Dusseldorpstraat, Voorstad<br />

Populierenstraat, Voorstad<br />

Van Hertumweg, M.A. de Ruyterlaan.<br />

Marconistraat<br />

Zuidvlietstraat<br />

Middelburgsestraat<br />

's-G ravenpolderseweg, Voorstad<br />

Westhavendijk, J.A. v.d. Goeskade<br />

Patiinwea, Voorstad<br />

Wilhelminadorp<br />

Polder III<br />

Zuid I<br />

Goese Meer<br />

's-Gravenpold


Nk" giek-.-e"o4oti<br />

Afbeelding 28: De Marconistraat<br />

- yr<br />

t<br />

to!<br />

Fietsstraat Goes<br />

1. Kwaliteit wegdek op hoofdverbindingen<br />

Om voor het Goese fietsmodel te komen tot een inschatting van de fietssnelheden<br />

op het fietsnetwerk, zijn de straten van dit netwerk voor zover nodig<br />

visueel geïnspecteerd op de kwaliteit van het wegdek. Hieruit is gebleken dat<br />

de straten van het hoofdnet in het algemeen van een goede kwaliteit zijn.<br />

Uitzonderingen hierop zijn: (tussen haakjes de corridors, die van deze verbinding<br />

gebruik maken)<br />

's-Heer Hendrikskinderenstraat (vanuit Goese Polder I, II en III)<br />

- Nieuwstraat (naar Goese Polder I, II en III)<br />

Vogelzangseweg (Oost III)<br />

Zuidvlietstraat (West II)<br />

- Heernisseweg (Oost II)<br />

2. Ontmoetingen met het autoverkeer<br />

Schattingen van de gemeente Goes en eigen waarnemingen hebben uitgewezen,<br />

dat op een aantal plaatsen in het hoofdnet van fietsverbindingen, de<br />

autosnelheid (V 85) boven de toegestane 50 km/uur ligt, terwijl het doorgaande<br />

fietsverkeer er met het autoverkeer worden gemengd. De hoge<br />

snelheden kunnen worden geweten aan een breed wegprofiel met lange<br />

rechtstanden. Het betreft de volgende straten:<br />

- Bergweg<br />

- Collignylaan (Noordhoek)<br />

- Marconistraat (West 1)<br />

- Albert Plesmanweg<br />

- Van der Spiegelstraat<br />

- Houtkade (Goese Meer)<br />

59


Fietsstraat Goes<br />

60<br />

In de Zonnebloemstraat is niet zozeer de snelheid als wel de intensiteit (5000<br />

mvt/etmaal) van het autoverkeer een probleem. Deze straat wordt echter<br />

ingrijpend gereconstrueerd, waardoor de intensiteiten sterk zullen worden<br />

gereduceerd.<br />

3. Gevaarlijke kruispunten<br />

Uit een analyse van fietsongevallen op kruispunten in Goes (Grontmij 1993)<br />

blijken met name op de plaatsen waar doorgaande fietsverbindingen de<br />

ZWBO kruisen, veel ongevallen plaats te vinden. Op de kruispunten van de<br />

ZWBO met de Voorstad (Zuid I, 's-Gravenpolder), de M.A. de Ruyterlaan<br />

(Zuid II, West I), de Westsingel (West II) en de Ringbaan-Oost ('s-Heer<br />

Hendrikskinderen) vonden tussen '88 en '90, in totaal 26 ongevallen met<br />

fietsers en bromfietsers plaats, waarbij 11 met letsel en één met dodelijke<br />

afloop.<br />

Deze ongevalsconcentraties worden geweten aan de combinatie van de<br />

hoge auto-intensiteiten op deze weg met grote fietsstromen op de kruisende<br />

wegen. Slechts het kruispunt met de Voorstad was op het moment van de<br />

tellingen van verkeerslichten voorzien; op dit moment geldt dit ook voor het<br />

kruispunt met de Westsingel. Voor beide kruispunten geldt dat de wachttijden<br />

erg lang zijn en dat de situatie onoverzichtelijk is. Bij het kruispunt met<br />

de M.A. de Ruyterlaan is een rotonde aangelegd, terwijl deze bij het kruispunt<br />

met de Ringbaan-Oost wordt voorbereid. Bij eventuele aanleg van een<br />

fietsroute via de Voorstad of via de Westsingel, dient de situatie op de<br />

kruispunten ingrijpend te veranderen, om de verkeersveiligheid en oversteekbaarheid<br />

voor fietsers te verbeteren.<br />

4. Corridors met grote omrijfactoren<br />

Fysieke barrières zorgen ervoor dat het fietsnetwerk niet overal even dicht is.<br />

Op sommige plaatsen ontbreken schakels. Het gevolg hiervan is dat fietsers<br />

moeten omfietsen om deze barrière op een andere plaats te kunnen overbruggen.<br />

Uit berekening met Quovadis blijken op de volgende corridors hoge omrijfactoren<br />

te bestaan (zie ook afbeelding 29):<br />

- Corridor Zuid I en II<br />

Verbindingen met het centrum worden bemoeilijkt door de spoorlijn, die<br />

Goes-Zuid van de rest van de stad scheidt.<br />

- Corridor Goese Polder I<br />

De verbinding tussen dit deel van de wijk, via de Van Hogendorplaan, naar<br />

het centrum, is alleen met een grote omweg mogelijk vanwege het bedrijventerrein<br />

'Klein Frankrijk' en vanwege de singels aan de westkant van<br />

het centrum. Ook de verbinding van de bedrijven en de school op dit<br />

bedrijventerrein naar het centrum gaat met een grote omweg gepaard.


Afbeelding 29: Omrijfactoren vanuit Centrum<br />

Fietsstraat Goes<br />

61<br />

- Corridor Goese Meer<br />

Voor verplaatsingen (ook per fiets) van het noordelijk deel van het Goese<br />

Meer naar het centrum en ook naar andere bestemmingen, vormt het Meer<br />

een barrière. Hierdoor ontstaan grote omrijfactoren. Samen met de relatief<br />

grote afstand van het centrum van de stad (2,3 kilometer hemelsbreed)<br />

kan dit ertoe leiden dat vanuit deze wijk veel verplaatsingen naar het<br />

centrum per auto worden gemaakt.<br />

5. Centrumgerichte autoverplaatsingen<br />

In het voorjaar van 1992 is in Goes een onderzoek gehouden naar de herkomst<br />

van parkeerders in het centrumgebied (Gem. Goes 1993). Wanneer<br />

vanuit een bepaalde wijk relatief veel mensen per auto naar het centrum<br />

komen, kan dit aanleiding zijn, de alternatieven voor deze verplaatsing (in dit<br />

geval de fiets) te verbeteren.<br />

De in afbeelding 30 genoemde cijfers over het aantal parkeerders uit een<br />

wijk, zeggen slechts dan iets, wanneer ze kunnen worden gerelateerd aan<br />

het aantal inwoners in de wijk. Daarom is hier de verhouding bepaald tussen


Fietsstraat Goes<br />

62<br />

buiten Goes<br />

80%<br />

'mam r<br />

•::,<br />

binnen Goes<br />

20%<br />

Afbeelding 30: Herkomst parkeerders Goes (Gem. Goes 1993)<br />

Goes West 6%<br />

Noordhoek 8%<br />

Goes Oost 9%<br />

Goes Zuid 21%<br />

Goes centrum 21%<br />

Goese Polder 35%<br />

het aantal párkeerders en het aantal inwoners in de wijk. Omdat het aantal<br />

parkeerders slechts in percentages bekend was, is de verhouding tussen het<br />

aantal inwoners en het parkeeraandeel in de binnenstad weergegeven ten<br />

opzichte van de wijk met de laagste aandeel: Goes-Oost. Dit maakt het<br />

mogelijk de wijken onderling te vergelijken. Vergelijking met andere steden<br />

kan echter niet worden gemaakt. De resultaten zijn in tabel 7 weergegeven.<br />

Tabel 7: Vergelijking parkeerders in het centrum met aantal inwoners van verschillende wijken<br />

wijk aantal inwoners (1996) Parkeerders/inwoners (Oost<br />

=1,00)<br />

Goese Polder 7118 3,11<br />

Noordhoek 1776 2,84<br />

Oost 5696 1,00<br />

West 1119 3,37<br />

Zuid 3847 3,45<br />

De cijfers van de verschillende wijken blijken elkaar niet veel te ontlopen.<br />

Alleen uit Goes-Oost blijken veel minder autoverplaatsingen naar het centrum<br />

te worden gemaakt. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn, dat Goes-Oost<br />

op geringe afstand van het centrum ligt. Des te opvallender is het relatief<br />

hoge aandeel voor Goes-West dat op ongeveer dezelfde afstand van het<br />

Centrum ligt, terwijl ook de aard van de wijken en hun voorzieningen grotendeels<br />

overeenkomen. Het verschil kan zijn ontstaan doordat Goes-Oost direct<br />

aan het centrum grenst, terwijl voor Goes-West (en voor alle andere wijken)<br />

een drukke autoverbinding moet worden overgestoken. Ook het aantal


Fietsstraat Goes<br />

63<br />

fietsverbindingen op de relatie Centrum- Oost is groter dan voor Goes-West<br />

en voor de andere wijken. 9<br />

Hoewel van de aantallen centrumbezoekers per auto voor de nieuwe wijk<br />

Goese Meer en voor de omliggende dorpen geen vergelijkingsmateriaal<br />

bekend is, mag worden aangenomen, dat het auto-aandeel op deze relaties<br />

door de grotere afstand tot het centrum van Goes (3 à 5 km.) hoger zal<br />

liggen, dan op de hiervoor besproken relaties.<br />

Evaluatie kansrijke corridors<br />

Tabel 8: Overzicht gevonden aandachtspunten<br />

wijk wegdek snelh. kruisingen omrijden auto-verpl.<br />

auto's<br />

Goese Polder I<br />

Goese Polder II<br />

Goese Polder III<br />

Goese Meer x x (x)<br />

Noordhoek<br />

Oost I<br />

Oost II<br />

Oost III<br />

Oost IV<br />

Zuid I<br />

Zuid II<br />

West I<br />

West II<br />

's-HH'kinderen x (x)<br />

's-Gravenpolder x (x)<br />

Wilhelminadorp (x)<br />

Kapelle (x)<br />

x : Aandachtspunt (veel x, maatregelen nodig)<br />

(x): Van de dorpen en van de nieuwe wijk Goese Meer is het aantal centrumgerichte autoverplaatsingen<br />

niet bekend, maar dit aantal zal relatief hoger zijn dan voor Goes-intern.<br />

Zoals in tabel 8 te zien, is er een aantal corridors naar het centrum, waar de<br />

kwaliteit voor fietsers op diverse punten te kort schiet. Voor deze corridors<br />

zal nu worden onderzocht, welke mogelijkheden er zijn om de omstandigheden<br />

voor fietsers door middel van het aanleggen van een fietsstraat te<br />

verbeteren.<br />

9 Deze cijfers ondersteunen nog eens het duurzaam-veiligconcept, met grote verblijfsgebieden<br />

en weinig doorsnijdingen van het bebouwde gebied door doorgaande autoverbindingen. Hier blijkt<br />

dat dit niet alleen de verkeersonveiligheid, maar ook het autogebruik op korte afstanden, kan beperken.<br />

Voor de situatie in Goes kunnen deze cijfers ervoor pleiten, Goes-West beter met het<br />

centrum te verbinden, door de ZWBO een minder belangrijke functie voor het autoverkeer te geven<br />

en meer verkeer via de Rondweg Nieuw-West af te wikkelen.


Fietsstraat Goes<br />

64<br />

Goese Polder I<br />

Voor deze corridor zijn twee mogelijke oplossingen denkbaar.<br />

De eerste mogelijkheid is het verbeteren van de bestaande route. Dit<br />

houdt in dat de route via de Nieuwstraat (naar het centrum) en de 's-Heer<br />

Hendrikskinderenstraat (vanuit het centrum) moet worden verbeterd. De<br />

mogelijkheden om in deze straten een fietsstraat aan te leggen zijn echter<br />

zeer beperkt. Deze straten vormen ook voor autoverkeer de enige ontsluiting<br />

voor deze buurt en geschikte alternatieve routes zijn hier door de dichte<br />

bebouwing en de hoogteverschillen nauwelijks te realiseren. Wel kan de<br />

aanbeveling worden gedaan, regelmatig aandacht te besteden aan het<br />

wegdek van deze verbinding, zodat een slecht wegdek het fietsen niet nog<br />

verder bemoeilijkt.<br />

Een tweede mogelijkheid is het realiseren van een nieuwe verbinding via<br />

het bedrijventerrein 'Klein Frankrijk'. Er moet echter wel rekening mee<br />

worden gehouden, dat voor het verkorten van de route naar het centrum de<br />

singel, die het centrum aan deze zijde begrenst, zal moeten worden overgestoken.<br />

Een mogelijke route via een stuk gedempte singel en de Westwal,<br />

wordt ook nu al (illegaal) gebruikt, maar voldoet door de grote hoogteverschillen<br />

en de beperkte ruimte niet aan de eisen voor een doorgaande<br />

fietsroute.<br />

Goese Meer<br />

De grote omrijfactoren voor het noordelijk deel van het Goese Meer zijn<br />

alleen te verlagen door het maken van een fietsbrug die de noordelijke helft<br />

met de zuidelijke verbindt. Hiermee kan de weg van het noordelijk deel van<br />

Goese Meer met de rest van Goes met ongeveer 1,5 kilometer worden<br />

bekort. Ook voor recreatieve fietsers en voor wandelaars kan zo'n brug<br />

aantrekkelijk zijn. De lengte van de brug (ca. 200 meter) maken hem echter<br />

ingrijpend en kostbaar, zeker wanneer de brug doorvaarbaar moet zijn.<br />

Vanaf het zuidelijk deel van het Goese Meer (een route die, zij het met een<br />

omweg, ook vanaf het noordelijk deel kan worden gebruikt) zijn er via de<br />

Kattendijksedijk en de Oude Singel weg goede mogelijkheden voor het<br />

aanleggen van een fietsstraat. De Kattendijksedijk loopt op zeer korte afstand<br />

parallel aan de Houtkade, die de verbinding voor het autoverkeer kan verzorgen.<br />

De Kattendijksedijk zou dus gemakkelijk auto-luw gemaakt kunnen<br />

worden; slechts bestemmingsverkeer van en naar recreatiegebied 'De<br />

Hollandsche Hoeve' maakt dan er gebruik van. Omdat de Oude Singel niet<br />

door doorgaand verkeer wordt gebruikt, kan ook deze straat, zonder veel<br />

aanpassingen tot fietsstraat worden gemaakt.<br />

Zuid I<br />

Een fietsstraat, die de nieuwe wijk Overzuid via Goes-Zuid met het centrum<br />

verbindt, is al door Grontmij uitgewerkt. Deze fietsstraat zal voorlopig slechts<br />

op het noordelijke deel van de route worden uitgevoerd.<br />

Ten zuiden van de spoorlijn is deze fietsstraat zonder verdere verkeerscirculatiemaatregelen<br />

ingepast. Het noordelijk deel van de fietsstraat wordt<br />

tegelijk uitgevoerd met een reconstructie van de Zonnebloemstraat, waardoor


Fietsstraat Goes<br />

65<br />

de verkeersstructuur van de wijk grondig wordt gewijzigd. Men lijkt er bij de<br />

inpassing van deze fietsstraat in het noordelijke en drukste deel van de route,<br />

goed in te kunnen slagen de intensiteit van het autoverkeer op de fietsstraat<br />

te beperken. Een voordeel hierbij was, dat de binnenstad voor auto's vanaf<br />

deze zijde niet direct te bereiken is.<br />

De vormgeving van deze fietsstraat is te zien in afbeelding 15 in paragraaf<br />

3.6. Deze vormgeving zorgt ervoor dat auto's worden gedwongen achter<br />

fietsers te blijven rijden. Zoals in § 3.6 al is betoogd, zou door de rijbaan van<br />

de fietsstraat niet verder op te delen, de fietsstraat flexibeler kunnen worden<br />

gebruikt, waardoor fietsers en automobilisten minder hinder van elkaar<br />

zouden ondervinden.<br />

Hier wordt dan ook aanbevolen in de fietsstraat geen middenberm en<br />

rabatstrook aan te leggen, maar een krap profiel toe te passen. De aanbeveling<br />

voor deze in § 4.3 uitgewerkte indeling, geldt zeker voor die gedeelten<br />

van de fietsstraat Overzuid, waar voor een middenberm geen plaats is.<br />

In dit rapport zal een fietsstraat op deze corridor niet nog eens worden<br />

uitgewerkt.<br />

Zuid II<br />

De route van het westelijk deel van Goes-Zuid naar het centrum loopt via de<br />

Van Hertumweg en de M.A. de Ruyterlaan. Deze straten hebben beide ook<br />

voor het autoverkeer een belangrijke functie: ze maken deel uit van het<br />

stedelijk autonetwerk. Met het gereed komen van de Rondweg Nieuw-West<br />

zal de intensiteit op de M.A. de Ruyterlaan waarschijnlijk nog toenemen.<br />

Doordat op deze verbinding van de spoorwegovergang op de Van Hertumweg<br />

gebruik gemaakt wordt, zijn er geen kortere parallelle routes door<br />

verblijfsgebieden te vinden, zonder een extra spoorwegovergang te maken.<br />

Voor het verbeteren van de situatie voor het fietsverkeer op deze corridor<br />

komen dan ook als eerste het maken van goede fietsvoorzieningen langs de<br />

Van Hertumweg en de M.A. de Ruyterlaan (inmiddels aanwezig) in aanmerking.<br />

West I en II<br />

De corridors West I en II maken gebruik van de op korte afstand (150 meter)<br />

vrijwel parallel gelegen Marconi- en Zuidvlietstraat. Wanneer op een van deze<br />

verbindingen een fietsvoorziening met een goede kwaliteit wordt gerealiseerd,<br />

zullen ook fietsers die nu nog van de andere verbinding gebruik<br />

maken, de nieuwe mogelijkheden kunnen benutten (BGC 1981).<br />

De Marconistraat heeft op dit moment nog slechts een functie voor het<br />

autoverkeer dat zijn bestemming in de directe omgeving heeft. Het brede<br />

wegprofiel lokt echter hoge snelheden uit. Door de realisering van de Rondweg<br />

Nieuw-West zal deze straat echter onderdeel van het stedelijk Hoofdwegennet<br />

(Gebiedsontsluitingsweg) gaan uitmaken. De snelheid en de intensiteit<br />

van het autoverkeer zullen dan niet langer te verenigen zijn met een profiel,<br />

waar fietsen en auto's zijn gemengd.<br />

Tegelijkertijd zal de Zuidvlietstraat zijn (geringe) functie voor het autoverkeer<br />

kunnen en moeten verliezen. Doordat deze straat dwars door de wijk in


Fietsstraat Goes<br />

66<br />

vrijwel in rechte lijn naar het centrum loopt (zie afbeelding 31), biedt deze<br />

straat zeer goede mogelijkheden voor realisatie van een fietsstraat.<br />

Afbeelding 31: De Zuidvlietstraat, in rechte lijn naar het centrum<br />

Keuze<br />

De corridors vanuit het Goese Meer en vanuit Goes-West bieden goede<br />

mogelijkheden voor het realiseren van een fietsstraat. Slechts op deze<br />

corridors is het mogelijk de fietsstraat zonder grote ingrepen in te passen.<br />

Omdat de verkeersstructuur bij een fietsstraat `Goese Meer' nauwelijks<br />

aanpassing behoeft, zou het bij keuze van deze corridor niet mogelijk zijn<br />

inzicht te krijgen in mogelijke problemen die hierbij optreden. Daarom wordt<br />

deze fietsstraat hier niet uitgewerkt. Het autoluw (of autovrij) maken van de<br />

Kattendijksedijk ten bate van fietsers naar het Goese Meer en recreatieve<br />

fietsers verdient voor de praktijk echter wel aanbeveling, ook omdat dit met<br />

zeer beperkte middelen mogelijk is.<br />

De realisatie van de Rondweg Nieuw-West maakt een aanpassing van de<br />

(fiets)verkeersstructuur noodzakelijk, zodat deze case ook voor de praktijk<br />

interessant is. De fietsstraat in de Zuidvlietstraat en de verkeersstructuur van<br />

Goes-West zullen dan ook verder worden uitgewerkt.


5.4 Fietsstraat Goes-West<br />

Ploegweg<br />

Afbeelding 32: Kaartje Goes-West<br />

Fietsstraat Goes<br />

67<br />

Voordat kan worden ingegaan op de inpassing en vormgeving van de fietsstraat<br />

in Goes-West, zal eerst de (toekomstige) verkeersstructuur van de wijk<br />

worden besproken. Hoewel het nog zeker enige jaren zal duren voor de<br />

Rondweg Nieuw-West zal worden aangelegd, zal bij de inpassing van de<br />

fietsstraat in de verkeersstructuur wel van de aanwezigheid van deze weg<br />

worden uitgegaan. Het aanleggen van de nieuwe rondweg maakt maatregelen<br />

voor het fietsverkeer noodzakelijk en ingrijpende aanpassing van de<br />

verkeersstructuur mogelijk. Door de realisatie van de Rondweg Nieuw-West<br />

wordt Goes-West aan alle zijden omsloten door gebiedsontsluitingswegen:<br />

aan de noord- en oostkant de ZWBO, in het westen en oosten respectievelijk<br />

de Rondweg Nieuw-West en de Marconistraat. (Zie kaartje, afbeelding 32).<br />

Van de aanwezigheid van deze wegen zal gebruik worden gemaakt om de<br />

hoeveelheid autoverkeer dat dóór Goes-West rijdt te minimaliseren.


Fietsstraat Goes<br />

68<br />

Met<br />

Afbeelding 33: Goes-West zonder en met verkeerscirculatiemaatregelen<br />

Erftoegangsweg<br />

Gebiedsontsluitingsweg<br />

Afgesloten voor auto's


Fietsstraat Goes<br />

69<br />

De volgende doelstellingen, voortkomend uit paragraaf 4.2, worden gehanteerd<br />

bij het maken van een nieuwe verkeerscirculatie voor Goes-West:<br />

1. Doorgaand verkeer door het verblijfsgebied wordt voorkomen door het<br />

verblijfsgebied in te delen in een aantal sectoren, waartussen geen<br />

autoverkeer mogelijk is. Vanuit elk van deze sectoren moet de gebiedsontsluitingsweg<br />

snel te bereiken zijn.<br />

2. Bewoners van de wijk worden ontmoedigd de auto naar het centrum te<br />

gebruiken, door automobilisten in tegenstelling tot fietsers geen directe<br />

verbinding met centrum te geven.<br />

3. Autoverkeer wordt slechts over korte afstand op de fietsstraat toegelaten:<br />

a) Waar mogelijk wordt de straat geheel voor auto's afgesloten. Dit<br />

gebeurt bij voorkeur tussen twee kruispunten op korte afstand van<br />

elkaar.<br />

b) Er wordt eenrichtingsverkeer voor auto's op de fietsstraat ingesteld,<br />

waarvan de richting ervan steeds wordt afgewisseld.<br />

Uitgaande van de aanleg van de Rondweg Nieuw-West en de bouw van de<br />

uitbreiding van de wijk aan de westkant (Nieuw-West) is in afbeelding 33 de<br />

structuur zonder respectievelijk met aanpassingen in verkeerscirculatie ten<br />

bate van de fietsstraat te zien: doorgaand verkeer door Goes-West is niet<br />

langer mogelijk, op één na worden alle buurtjes ontsloten via de Rondweg<br />

Nieuw-West of de Marconistraat, zodat geen direct autoverkeer naar het<br />

centrum mogelijk is en autoverkeer wordt slechts over korte afstand op de<br />

fietsstraat toegelaten.<br />

Nu bekend is hoe de fietsstraat in de wijk zou kunnen worden ingepast, kan<br />

ertoe worden overgegaan de fietsstraat op een meer gedetailleerd niveau te<br />

bekijken. Binnen het bestaande dwarsprofiel van de Zuidvlietstraat en het<br />

betreffende deel van de Westsingel blijkt de fietsstraat goed inpasbaar.<br />

Gegeven de breedte, die steeds ongeveer zes meter bedraagt, is er naast de<br />

fietsstraat van 3,85 meter nog plaats voor langsparkeren aan één zijde van<br />

de straat. De fietsstraat is dan ook vormgegeven met een 3,85 meter brede<br />

(rood) geasfalteerde rijbaan, met aan de rechterzijde (vanuit het autoverkeer<br />

gezien) een parkeerstrook in klinkerverharding. De parkeerstrook bestaat uit<br />

een 1,75 meter breed parkeervak en een schrikstrook om overlast van<br />

openslaande portieren en bij het wegrijden van de auto sterk te beperken.<br />

(CROW 1994).<br />

De kruispunten met de zijstraten blijken goed volgens de in 4.3 voorgestelde<br />

basisvormgeving in te passen te zijn. In bijlage 6 is de fietsstraat<br />

'Goes-West' weergegeven. De afbeeldingen tonen de aansluitende wegvakken<br />

vanaf de Ploegweg richting ZWBO. In nu volgende afbeeldingen 34 en<br />

35 is het dwarsprofiel van de Zuidvlietstraat zonder, respectievelijk met<br />

fietsstraat weergegeven.


Fietsstraat Goes<br />

70<br />

0<br />

6,00 meter<br />

Afbeelding 34: Dwarsprofiel Zuidvlietstraat zonder fietsstraat<br />

1,75 m 3,85 m<br />

Parkeren<br />

0,40 m<br />

Schrikstrook Fietsstraat<br />

6,00 meter<br />

Afbeelding 35: Dwarsprofiel Zuidvlietstraat met fietsstraat<br />

De volgende punten verdienen nog extra aandacht:<br />

Bij de aansluiting van de Zuidvlietstraat op de Rondweg Nieuw-West is<br />

ervoor gekozen geen fietsstraat, maar een tweerichtings-fietspad toe te<br />

passen. Omdat vanwege de verkeerscirculatie op deze aansluiting tweerichtingsverkeer<br />

mogelijk moet zijn, waarschijnlijk redelijk hoge intensiteiten<br />

zullen optreden en omdat aan de beide uiteinden van dit wegvak geen<br />

autoverkeer op de fietsstraat wordt toegelaten, is aan gekozen oplossing<br />

de voorkeur gegeven boven een fietsstraat ter plaatse van deze aansluiting.<br />

Deze oplossing zorgt er tevens voor dat het voor minder fietsers<br />

nodig is de aansluiting over te steken. De eerste tekening van bijlage 6<br />

toont deze situatie.


Fietsstraat Goes<br />

71<br />

Op het kruispunt Zuidvlietstraat- Scheldestraat is een diagonale afsluiting<br />

gemaakt, waarbij de straten niet in elkaars verlengde liggen. In bijlage 7 is<br />

dit kruispunt in bovenaanzicht weergegeven. De dwarsdoorsnede van de<br />

Zuidvlietstraat ter plaatse van dit kruispunt is in afbeelding 36 te zien.<br />

Door de aansluitingen op hun oorspronkelijke breedte te laten, blijven de<br />

bochten ook voor vrachtverkeer begaanbaar.<br />

2,60 m<br />

Afbeelding 36: Dwarsdoorsnede diagonale afsluiting<br />

/ \<br />

0 ' 80 m !<br />

6,00 m<br />

0<br />

2,60 m<br />

Bij de aansluiting van de Westsingel op de ZWBO (Piet Heinstraat) is<br />

ervoor gekozen de verkeerscirculatie te laten zoals hij is. Op deze manier<br />

kunnen de gebouwen aan de Westsingel bereikbaar blijven voor het<br />

autoverkeer, terwijl ook het eenrichtingsverkeer in stand kan blijven. Het<br />

kruispunt zelf zal wel moeten worden aangepast. In bijlage 8 is een<br />

oplossing voor dit kruispunt uitgewerkt. Hierbij zijn aparte stroken en<br />

verkeerslichten opgenomen voor linksafslaande fietsers op de ZWBO.<br />

Deze ontbreken in de bestaande situatie, waardoor gevaarlijke situaties<br />

(kunnen) ontstaan. Daarnaast zijn op de zijstraten (fietsstraat Westsingel<br />

en Van der Spiegelstraat) OFOSsen toegepast, zodat fietsers zich vóór de<br />

wachtende auto's en bussen kunnen opstellen. Door de stopstrepen op<br />

het kruispunt naar achter te verleggen, is er ondanks de smallere rijstroken<br />

toch voldoende ruimte voor het busverkeer.<br />

Omdat ook in de bestaande situatie slechts aan één zijde van de straat<br />

kon worden geparkeerd, komt het aantal parkeerplaatsen voor en na de<br />

inpassing van de fietsstraat ongeveer overeen. Op wegvakken waarop<br />

geen autoverkeer is toegestaan kan uiteraard niet worden geparkeerd.<br />

Door slechts korte wegvakken en wegvakken zonder bebouwing af te<br />

sluiten, is geprobeerd de gevolgen daarvan te beperken.


Fietsstraat Goes<br />

72<br />

Bij de keuze van de Zuidvlietstraat als lokatie voor het inplannen van de<br />

fietsstraat is al uiteengezet dat de Zuidvlietstraat een goede aanvulling op het<br />

hoofdnet van fietsverbindingen zou zijn. Aan de beide uiteinden geeft de<br />

fietsstraat aansluiting op straten die ook deel uitmaken van dit net: aan de<br />

oostkant wordt aansluiting gegeven op de Ploegweg, de Verrijn Stuartweg en<br />

fietsvoorzieningen langs de Rondweg Nieuw-West; aan de westkant sluit de<br />

fietsstraat aan op de ZWBO en de Van der Spiegelstraat. Hier wordt onderzocht<br />

of de fietsstraat in oost- of westelijke richting kan worden verlengd en<br />

of, door aanvullende maatregelen op de toeleidende wegen, het gebruik van<br />

de fietsstraat nog kan worden bevorderd.<br />

1. Ploeg weg<br />

Door de Ploegweg tot fietsstraat te maken, kan deze een vervolg krijgen in<br />

de richting van 's Heer-Hendrikskinderen. De Ploeg weg voldoet in de<br />

bestaande situatie al aan de eisen die § 4.4 voor fietsstraten buiten de<br />

bebouwde kom zijn geformuleerd. Daarom wordt aanbevolen ook de<br />

Ploegweg tot fietsstraat te maken.<br />

2. Verrijn Stuartweg<br />

De fietsverbinding over de Verrijn Stuartweg loopt over een ruim opgezet<br />

bedrijven- en industrieterrein. Door de brede wegen komen hoge autosnelheden<br />

voor, terwijl ook fietsers van de rijbaan gebruik moeten maken.<br />

Doordat zwaar vrachtverkeer van deze weg gebruik moet kunnen maken,<br />

is kan de fietsstraat niet in deze richting worden uitgebreid. Wel zouden<br />

langs de Verrijn Stuartweg fietsstroken of fietspaden kunnen worden<br />

aangelegd.<br />

3. Van der Spiegelstraat<br />

Uitbreiding van de fietsstraat op de Van der Spiegelstraat zou de fietsstraat<br />

een duidelijk vervolg naar het centrum kunnen geven. Hoewel op dit<br />

moment dit gedeelte van de Van der Spiegelstraat is niet toegankelijk is<br />

voor autoverkeer, wordt het wel intensief door busverkeer gebruikt:<br />

streekbussen hebben hier een halte voor het centrum van Goes. Door het<br />

brede wegprofiel op dit wegvak is de positie van de fiets niet duidelijk,<br />

waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Wanneer dit wegvak bij<br />

de aanstaande reconstructie van dit gebied opnieuw wordt vormgegeven,<br />

zullen hier fietsvoorzieningen moeten worden aangelegd. Het verlengen<br />

van de fietsstraat in deze richting zal vanwege het busverkeer echter<br />

alleen mogelijk zijn, indien een snelheidsverlaging van het busverkeer kan<br />

worden bereikt. Gezien de aanwezige ruimte zijn fietspaden waarschijnlijk<br />

de meest geschikte oplossing.<br />

Het gebruik van de fietsstraat Goes-West zou nog verder gestimuleerd<br />

kunnen worden, door de directheid van de toeleidende wegen en straten te<br />

verbeteren.<br />

Een mogelijke aanvulling op het fietsnetwerk betreft een fietsverbinding<br />

die de nieuwbouwwijk in het zuidoosten van 's Heer Hendrikskinderen recht-


Fietsstraat Goes<br />

73<br />

streeks met de Ploeg weg verbindt. Op deze manier zou de afstand voor<br />

fietsers tussen dit deel van 's-Heer Hendrikskinderen en Goes aanmerkelijk<br />

worden bekort: door aanleggen van een circa 250 meter lang fietspad, wordt<br />

de afstand tot het begin van de Zuidvlietstraat meer dan gehalveerd, van 1,9<br />

tot 0,9 km.<br />

Een rechtstreekse verbinding tussen de Verrijn Stuartweg en de Anthony<br />

Fokkersstraat (zoals al in het stedelijk hoofdnet van fietsverbindingen is<br />

opgenomen) zou de te rijden afstand op deze verbinding met 450 meter<br />

kunnen beperken. Waardoor de route via de Zuidvlietstraat ook voor fietsers<br />

uit het zuidwesten aantrekkelijk zou kunnen worden.<br />

5.5 Gevolgen aanleg fietsstraat<br />

Met behulp van het model Quovadis is getracht inzicht te krijgen in de<br />

gevolgen voor het (fiets)verkeer, die ontstaan bij aanleg van de voorgestelde<br />

fietsstraat. In bijlage 3 wordt het model Quovadis kort toegelicht en wordt<br />

uiteengezet welke aanpassingen aan het Goese fietsmodel zijn gedaan.<br />

De verbetering van de fietskwaliteit in de Zuidvlietstraat door middel van<br />

realisatie van de fietsstraat, leidt tot een verschuiving van de fietsstromen in<br />

de richting van deze straat. Omdat geen nieuwe schakels aan het fietsnetwerk<br />

zijn toegevoegd", wordt deze verschuiving in de modelberekening<br />

alleen veroorzaakt door een verbetering van het fietscomfort, die is vertaald<br />

in een snelheidsverhoging voor fietsers. De intensiteit van het fietsverkeer in<br />

de Zuidvlietstraat blijkt door uitvoering als fietsstraat ongeveer te verdubbelen.<br />

Aan het westelijke einde van de straat neemt de dagintensiteit toe van<br />

150 tot 300 per richting. Het oostelijk deel wordt in de na-situatie door 1000<br />

fietsers per richting per dag gebruikt, tegen ongeveer 500 in de voor-situatie.<br />

Deze toename van het fietsintensiteit op de Zuidvlietstraat leidt tot een<br />

afname van het aantal fietsers op parallelle verbindingen. Vooral de Marconistraat<br />

krijgt aanmerkelijk minder fietsers te verwerken (zie afbeelding 37).<br />

Omdat de weerstand in het Quovadis wordt berekend op basis van een vaste<br />

snelheid in het netwerk (aangenomen op 15 km/uur) (DHV 1993), zal de<br />

weerstand van het netwerk door een wijziging van de snelheid op de fietsstraat<br />

niet zijn gewijzigd. Quovadis zal hierdoor dus niet komen tot een<br />

andere distributie van de verplaatsingen tussen herkomsten en bestemmingen.<br />

Bovengenoemde routekeuzeverandering is dus het enige directe effect<br />

dat uit de modelberekeningen kan worden afgeleid.<br />

Als gevolg van de routekeuzeverandering van de Marconistraat richting<br />

Zuidvlietstraat zou indirect een verbetering van de verkeersveiligheid op<br />

kunnen treden, doordat minder confrontaties tussen fietsers en snelrijdende<br />

auto's optreden. Hoewel de op de Marconistraat geen black-spots met<br />

fietsongevallen voorkomen (Grontmij 1993), zou zeker na aanleg van de<br />

10 De suggesties voor aanvullende maatregelen om de toegankelijkheid van de fietsstraat te<br />

verbeteren, zoals die in de vorige paragraaf zijn gedaan, zijn bij de berekening van de fietsstromen<br />

voor en na de fietsstraat niet meegenomen.


Fietsstraat Goes<br />

74<br />

Verschil :<br />

- Verkeerstoename<br />

- Verkeersafname<br />

_ _ _ Gewijzigde schakel<br />

7-3 = 500 fietsers<br />

Afbeelding 37: Verschilplot fietsstromen door aanleg fietsstraat<br />

Rondweg Nieuw-West en de daardoor te verwachten toename van de<br />

autointensiteit, de objectieve en subjectieve veiligheid van de fietsers toenemen<br />

bij een route over de Zuidvlietstraat in plaats van de Marconistraat.<br />

Quovadis-fiets berekent het aantal fietsverplaatsingen onafhankelijk van de<br />

situatie voor het autoverkeer. Achteraf kunnen echter wel wijzigingen in de<br />

Modal-Split worden berekend als gevolg van veranderingen in het auto- en<br />

fietsnetwerk. Hiervoor is echter wel een autonetwerk benodigd.<br />

Een klein deel van het stratennet van Goes-West is daarom, bij gebrek aan<br />

volledig automodel, ingevoerd in de automodule van Quovadis. Met dit<br />

beperkte model is de modal-split op de relatie tussen twee delen van Goes-<br />

West (het zuidelijk deel van Nieuw-West en de straten in de omgeving van de


Fietsstraat Goes<br />

75<br />

Abel Tasmanstraat) en de binnenstad van Goes berekend. Voor beide relaties<br />

geldt dat in ongewijzigde situatie zowel auto's als fietsers de Zuidvlietstraat<br />

gebruiken. Wanneer in het fietsmodel de rijsnelheid op de Zuidvlietstraat<br />

wordt verhoogd van 15 km/uur naar 19 km/uur (van slecht naar zeer goed<br />

wegdek) en de Zuidvlietstraat voor doorgaande auto's wordt afgesloten,<br />

zodat auto's via de Marconistraat moeten rijden, blijkt dat voor 4 procent van<br />

de verplaatsingen de fiets in plaats van de auto wordt gebruikt. Met alleen<br />

een verbetering van de fietskwaliteit wordt ongeveer 2 procentpunt modal<br />

change bewerkstelligd.<br />

Gezien het beperkte onderzoeksgebied van deze berekening en het globale<br />

karakter van het gemaakte automodel moeten de berekende modal-change<br />

cijfers met de nodige reserves worden bekeken. Uit de literatuur kan echter<br />

wel worden afgeleid, dat van verbetering van een enkele route in een fietsnetwerk<br />

geen grote veranderingen in de modal split moeten worden verwacht<br />

(Grootenhuis 1983). Voor een nieuwe wijk als Nieuw-West kan een directe<br />

fietsverbinding van goede kwaliteit en een indirecte auto-ontsluiting nieuwe<br />

bewoners er wel toe aanzetten vanaf het begin vaak de fiets te gebruiken.<br />

De veranderde fietsstromen zorgen, zoals hiervoor beschreven, voor een<br />

hogere fietsintensiteit op de Zuidvlietstraat. Voor het ochtendspitsuur geeft<br />

dit op het drukste stuk van de fietsstraat een fietsintensiteit van 150 fietsers<br />

per richting (CROW 1994). Deze intensiteiten zijn berekend aan de hand van<br />

in wonersgegevens uit januari 1996. Wanneer de nieuwe bebouwing in<br />

Nieuw-West gereed is, zullen de intensiteiten nog toenemen.<br />

De maximale belasting van de fietsstraat door auto's zal optreden ter plaatse<br />

van de ontsluiting van de straten rondom de Abel Tasmanstraat. Hier worden<br />

ongeveer 200 woningen ontsloten via een stukje van de Zuidvlietstraat.<br />

Uitgaande van 1,3 autoverplaatsingen per persoon, waarvan 11 % in het<br />

spitsuur, geeft dit voor de 520 bewoners van deze buurt 75 autoverplaatsingen<br />

in het spitsuur (éénrichtingsverkeer). In de voor-situatie maakten naar<br />

schatting van de gemeente Goes 75 auto's per richting van de Zuidvlietstraat<br />

gebruik. Op de Westsingel, waar de hoogste fietsintensiteiten optreden, zijn<br />

ongeveer 50 auto's per uur te verwachten.<br />

Vergelijking van de te verwachten intensiteiten met die in het hindermodel<br />

leert dat de situatie op de fietsstraat in Goes-West ruim onder de maximumintensiteiten<br />

blijft:<br />

Q auto x Qfiets is in dit geval 7500, terwijl 13.000 als grens was bepaald.<br />

Ook de grenzen van het verblijfsgebied (600 fietsers per richting, 400<br />

auto's) worden lang niet bereikt.<br />

Hieruit blijkt dat het gelukt is de verkeersstructuur zodanig aan te passen<br />

dat de autointensiteiten op de fietsstraat zo worden beperkt, dat comfortabel<br />

fietsen zonder veel overlast van auto's mogelijk is.


Fietsstraat Goes<br />

76<br />

Zoals al uit ander studies naar voren was gekomen, leidt het maken van een<br />

fietsroute van goede kwaliteit tot verandering van de fietsstromen. Hierdoor<br />

neemt de intensiteit op de fietsstraat met 100% toe. De model split geeft<br />

voor twee onderzochte relaties, die van de fietsstraat gebruik kunnen maken,<br />

een verschuiving van auto naar fiets. Over de hele stad gezien zal echter<br />

nauwelijks van een model change sprake zijn. De autointensiteit op de<br />

fietsstraat is door verkeerscirculatiemaatregelen teruggebracht tot een<br />

acceptabel niveau.<br />

5.6 Bevindingen uit praktijktoepassing<br />

Bij de praktijktoepassing bleek dat niet alle gevallen een fietsstraat de meest<br />

geschikte oplossing is bij het verbeteren van fietsverbindingen. Een fietsstraat<br />

kan worden toegepast, wanneer aan beide onderstaande voorwaarden<br />

wordt voldaan:<br />

a) In de voor-situatie is in een straat een fietsverbinding aanwezig, waarvan<br />

de kwaliteit voor fietsers niet voldoende is, doordat een slecht wegdek<br />

aanwezig is, hoge autointensiteiten of -snelheden optreden.<br />

b) Deze of nabijgelegen parallel lopende straat kan en mag zijn functie voor<br />

het autoverkeer grotendeels verliezen (een politieke keuze).<br />

Wanneer in de voorsituatie hoge omrijfactoren voor het fietsverkeer optreden,<br />

doordat in het stratennet schakels ontbreken, zal een fietsstraat alleen<br />

niet voldoende zijn. Als de ontbrekende schakel echter met bijvoorbeeld een<br />

brug of tunnel kan worden ingevuld, zouden met behulp van fietsstraten de<br />

aan- en afleidende routes door verblijfsgebieden worden geleid. In de praktijkstudie<br />

in Goes is deze optie echter niet onderzocht.<br />

In Goes-West is bij de aanpassing van de verkeerscirculatie, uitgegaan van de<br />

aanwezigheid van een rondweg om de wijk. Hierdoor was het mogelijk<br />

doorgaand verkeer door Goes-West te weren door de verkeerscirculatie in de<br />

hele wijk aan te pakken. Om in het hele verblijfsgebied doorgaand verkeer<br />

aan te pakken lijkt een rondweg of tenminste een doorgaande weg langs de<br />

wijk een voorwaarde.<br />

Is zo'n weg niet voorhanden of is het aanpassen van de verkeerscirculatie<br />

in de wijk politiek niet haalbaar, dan zal moeten worden volstaan met<br />

verkeerscirculatiemaatregelen in de directe omgeving van de fietsstraat.<br />

Autoverkeer zal dan worden afgewikkeld over de andere wegen van het<br />

verblijfsgebied. Ook met deze beperkte maatregelen moet een fietsstraat<br />

echter kunnen functioneren.<br />

In de oude binnenstad blijkt het moeilijk de fietsstraat in te passen. De<br />

bredere en directe straten in het centrum, die voor het maken van een<br />

fietsstraat interessant zouden kunnen zijn, blijken ook voor het autoverkeer<br />

de enige mogelijkheid te zijn om dit gebied te bereiken. Voor het verbeteren<br />

van de mogelijkheden voor fietsers in deze straten komen oplossingen, die de<br />

toegankelijkheid voor het autoverkeer van het gehele gebied selectief beperken<br />

(geen toegang op bepaalde tijden, alleen laden en lossen) in aanmerking.


Fietsstraat Goes<br />

77<br />

Ook maatregelen om de parkeeroverlast op de fietsverbindingen te beperken<br />

(toepassen anti-parkeerprofiel (CROW 1994)) kunnen in deze drukke gebieden<br />

al veel overlast voor fietsers voorkomen.<br />

Combinatie van een fietsstraat met een busroute is slechts mogelijk, wanneer<br />

de snelheid van het busverkeer wordt begrenst, zodat menging van fietsers<br />

en bussen veilig mogelijk is. Een voorbeeld van deze oplossing is te vinden in<br />

Groningen (Ruimte voor de fiets 1994).<br />

Omdat het eenrichtingsverkeer niet halverwege de busroute kan worden<br />

omgedraaid, terwijl wel moet worden voorkomen, dat auto's te lang van de<br />

fietsstraat gebruik kunnen maken, moet een van de volgende maatregelen<br />

worden genomen:<br />

- Het autoverkeer wordt geheel geweerd (zoals in Groningen).<br />

- Op een geschikte plaats wordt een bussluis gemaakt om het autoverkeer<br />

tot een ander route te dwingen.<br />

- De fietsstraat wordt slechts over korte afstand met de busroute gecombineerd.<br />

Is een snelheidsvermindering en één van deze maatregelen om het autoverkeer<br />

te weren, niet mogelijk of gewenst, dan moeten fietsers en bussen<br />

worden gescheiden en kan dus geen fietsstraat ontstaan.<br />

Omdat de straten op grootschalige bedrijven- en industieterreinen voor zwaar<br />

vrachtverkeer toegankelijk moeten zijn, zal het aanleggen van een fietsstraat<br />

daar slechts zelden mogelijk zijn. Omdat op deze terreinen doorgaans voldoende<br />

ruimte beschikbaar is, zal het hier vaak mogelijk zijn fietspaden aan<br />

te leggen.<br />

In de praktijktoepassing blijkt het over vrijwel de gehele lengte van het tracé<br />

mogelijk een fietsstraat van de gewenste breedte met aan één zijde ruime<br />

langsparkeervakken toe te passen.<br />

In traditionele woonwijken uit de jaren '50 en '60, waar vaak weinig<br />

fietsvoorzieningen aanwezig zijn en waar daardoor fietsstraten mogelijk<br />

toepassing kunnen krijgen, komen vaak straten als de Zuidvlietstraat (zie<br />

afbeelding 38) voor: lange rechte straten met een breedte van minimaal 6,0<br />

meter (Bach 1994b). Dit soort straten blijkt dus gemakkelijk om te bouwen<br />

tot een fietsstraat.<br />

Als de straten nog smaller zijn, bijvoorbeeld in binnensteden, dan kan een<br />

fietsstraat zonder parkeervakken worden toegepast. Wanneer zelfs geen<br />

3,85 meter beschikbaar is, zal moeten overwogen het autoverkeer helemaal<br />

van dit wegvak te weren en alleen een fietsverbinding aan te leggen.<br />

Om te kunnen komen tot een fietsstraat, waar automobilisten hun gedrag<br />

aanpassen aan het fietsverkeer, zullen brede straten die deel van een verblijfsgebied<br />

(gaan) uitmaken, moeten worden voorzien van een smaller<br />

dwarsprofiel.


Fietsstraat Goes<br />

78<br />

Afbeelding 38: Zuidvlietstraat<br />

Bij de vormgeving van de fietsstraat en de inpassing in de verkeersstructuur<br />

in Goes-West is niet gebleken dat de principes die in het theoretische deel<br />

van dit rapport zijn voorgesteld, tegenstrijdige eisen aan de vormgeving of<br />

inpassing van de fietsstraat stellen.


6. Conclusies en aanbevelingen<br />

Conclusies en Aanbevelingen<br />

79<br />

Grotere verblijfsgebieden, zoals die in het kader van een duurzaam veilig<br />

wegverkeer zullen ontstaan, zullen ervoor zorgen dat doorgaande fietsverbindingen<br />

door deze verblijfsgebieden noodzakelijk en tegelijkertijd beter<br />

mogelijk worden.<br />

Om doorgaand fietsverkeer door verblijfsgebieden soepel af te wikkelen zijn<br />

aanvullende maatregelen nodig. Bestaande fietsvoorzieningen, fietspaden en<br />

fietsstroken, zijn voor verblijfsgebieden minder geschikt: auto's en fietsers<br />

worden gescheiden, waardoor auto's zich onvoldoende aanpassen aan het<br />

overig verkeer in het verblijfsgebied. Fietsstraten, zoals die in Duitsland<br />

bestaan, voldoen hiervoor echter wel.<br />

Fietsstraten volgens het Duitse principe, zonder een specifieke verdeling van<br />

het wegprofiel tussen auto's en fietsers, beperkt de overlast tussen auto's en<br />

fietsers en maakt flexibel gebruik van de fietsstraat mogelijk.<br />

Verkeerscirculatiemaatregelen kunnen ervoor zorgen dat de fietsstraat slechts<br />

door bestemmingsverkeer wordt gebruikt. Hierdoor zal de intensiteit en de<br />

snelheid van het autoverkeer worden beperkt. Op de fietsstraat worden<br />

doorgaande verbindingen worden voor het autoverkeer afgesloten en er<br />

wordt alternerend (partieel) eenrichtingsverkeer ingesteld.<br />

Aanvullende maatregelen in de rest van het verblijfsgebied kunnen voorkomen<br />

dat de overlast door het autoverkeer zich naar andere straten verplaatst<br />

en kunnen de positie van de fiets ten opzichte van de auto verbeteren.<br />

Doordat de straten in een verblijfsgebied doorgaans minder breed en gestrekt<br />

zijn dan de wegen die door doorgaand autoverkeer worden gebruikt, zullen<br />

fietsverbindingen door verblijfsgebieden minder snel voorkomen op de meetal<br />

map van de fietsers. Door voor de fietsstraat een logische route door het<br />

verblijfsgebied te kiezen en deze met continue aankledingsmaatregelen en<br />

bewegwijzering duidelijk te maken, kan de bekendheid en aantrekkelijkheid<br />

van de verbinding door het verblijfsgebied verbeterd worden.<br />

Een krap dwarsprofiel (3,85 m breed) op de fietsstraat kan ertoe bijdragen,<br />

dat geen hoge autosnelheden voorkomen. Inrichtingsmaatregelen kunnen het<br />

speciale karakter van de fietsstraat benadrukken en de herkenbaarheid ervan<br />

vergroten. Hoewel de fietsstraat op dit moment geen juridische status heeft,<br />

kan het gewenste gebruik van de straat met bestaande maatregelen worden<br />

ondersteund. In drukke gebieden moeten aanvullende maatregelen worden<br />

genomen om overlast van fout-parkeerders te voorkomen. Het versmallen<br />

van de rijbaan is daarbij het meest effectief.<br />

Fietsverbindingen door verblijfsgebieden in de vorm van fietsstraten kunnen<br />

een goede aanvulling vormen op het bestaande stedelijk hoofdnet van<br />

fietsverbindingen. Ze kunnen onder bepaalde voorwaarden als vervanging


Conclusies en aanbevelingen<br />

80<br />

dienen voor fietspaden en fietsstroken langs drukke autoverbindingen. Bij het<br />

afwegen van mogelijke maatregelen voor het verbeteren van dit netwerk<br />

moet de mogelijkheid van het maken van fietsstraten dan ook serieus worden<br />

meegenomen.<br />

Ook in kleinere verblijfsgebieden, buiten de bebouwde kom en in het stadscentrum<br />

kunnen fietsstraten worden aangelegd om de fietsers extra mogelijkheden<br />

te geven prettig en veilig te fietsen. In het centrum kan de inpassing<br />

van de fietsstraat een probleem zijn door een gebrek aan alternatieve routes.<br />

Fietsstraten laten zich moeilijk verenigen met zwaar vrachtverkeer en snelrijdend<br />

busverkeer. Combinatie van de fietsstraat met woonerven en smalle<br />

straatjes zonder trottoir wordt evenmin aanbevolen.<br />

Door middel van na-onderzoek bij een aangelegde fietsstraat zal moeten<br />

blijken hoe fietsstraten in de Nederlandse praktijk functioneren. Onderzoeksvragen<br />

hierbij zullen moeten zijn:<br />

- Hoe reageert de fietser op de aanwezigheid van auto's op de fietsvoorziening?<br />

- Is het mogelijk de autosnelheid op de fietsstraat door de voorgestelde<br />

inpassing en vormgeving te beperken?


Literatuurverwijzingen<br />

Literatuur<br />

81<br />

A.D.F.C., Fahrradstrassen, Meiglichkeiten fr eine bessere Sicherung des<br />

Fahrradverkehrs, Ministerium fr Stadtentwicklung und Verkehr des Landes<br />

Nohrrhein- Westfalen, DsseIdorf, 1993.<br />

Altrutz, D., e.a., Unfall- und Sicherheitsforschung Stragenverkehr, Heft 74,<br />

Dokumentation zur Sicherung des Fahrradverkehrs, 1989.<br />

Bach, B., 'Zelfbetalende stedelijke herstructurering en wijkverbetering'. In:<br />

PAO-cursus, Nieuwe wegen voor verblijfsgebieden; stedelijke herstructurering,<br />

herinrichting en 30 km/uur maatregelen, <strong>Delft</strong>, 1987.<br />

Bach, B. en N. Pressman, Climate Sensitive Urban Space, Concepts and tools<br />

to humanize cities, <strong>Delft</strong>, 1992.<br />

Bach, B., International Handbook for cycle network design, <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, e.a.,<br />

<strong>Delft</strong>, 1993.<br />

Bach, B. en F. v.d. Hoeven, Stedebouwkundig ontwerpen & Mobiliteit, Deel<br />

1, <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, 1994a.<br />

Bach, B. en P. Hakkesteegt, Het Beste uit: Verkeerskunde & Infrastructuur<br />

voor (Stede)Bouwkundigen, <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, 1994b.<br />

Baier, R., e.a., Stralen und Pltze neu gestaltet, Beispiele aus der Praxis,<br />

Bonn, 1995.<br />

Beke, B.M.W.A. en G.E. van Keken, 30 km/uur zones: naar een cascoplanning,<br />

Met bewoners bouwen aan verkeerveiligheid, Arnhem, 1994.<br />

Bekkum, D. van, 'Regeltechnische voorzieningen voor (brom) fietsers'. In:<br />

Stichting Postacademische Vorming Verkeerskunde, Cursus (Brom) fietsvoorzieningen,<br />

1982.<br />

BGC (Bureau Goudappel Coffeng bv), Demonstratie fietsroutes Den Haag/<br />

Tilburg, Technische evaluatie, RWS, 1981.<br />

BGC (Bureau Goudappel Coffeng bv), Demonstratie herindeling stedelijke<br />

gebieden Eindhoven en Rijswijk, Na-onderzoek verkeerscirculatie, Bureau<br />

Goudappel Coffeng bv, juni 1984.<br />

Boer, E de, `De sociale betekenis van de fiets'. In: Stichting Postacademische<br />

Vorming Verkeerskunde, Cursus (Brom) fietsvoorzieningen, 1982.<br />

Bolt, D., Urban form and energy for transportation, <strong>Delft</strong>, 1982.


Literatuur<br />

82<br />

Bosch, A.L., 't Kan veilig verkeren.'. In: R.O.V. Brabant, Symposium: Duurzaam<br />

veilig wegverkeer in 2010, Ruimtelijk beleid de eerste stap, Tilburg,<br />

1994.<br />

Botma, H. en J.H. Papendrecht, Kwaliteit afwikkeling op vrijliggende fietspaden,<br />

Toepassing van een hindermodel, <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, 1992.<br />

Botma, H. en J.H. Papendrecht, College e26, Verkeersstroomtheorie, <strong>TU</strong><br />

<strong>Delft</strong>, 1994.<br />

Bovy, P.H.L. en D.N. den Adel, Routekeuzegedrag van fietsers, een analyse<br />

met de functionele meetmethode, <strong>Delft</strong>, 1985.<br />

Broer, K., 'De fietsstraat'. Vogelvrije fietser, 20/3, pp.11, enfb, 1995.<br />

Buchanan, C., e.a., Traffic in Towns, London, 1963.<br />

CROW, ASVV, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde<br />

kom, 3e editie, Ede, 1988.<br />

CROW, Tekenen voor de fiets, Ontwerp wijzer voor fietsvriendelijke infrastructuur,<br />

Ede, tweede druk, 1994.<br />

Devue, H.J.M. en M.L.M. Bérénos, 'Categorisering op basis van voorzieningen'.<br />

In: CROW, Verkeerskundige werkdagen 1995, Ede, 1995.<br />

DHV Milieu en Infrastructuur BV, Handleiding Quovadis-fiets, 1993<br />

Diepens, J.H.M. en B. Bach, 'Ster-analyse, instrument voor visualisatie<br />

wensrelaties van langzaamverkeer'. In: PAO-cursus: Nieuwe wegen voor<br />

verblijfsgebieden, <strong>Delft</strong>, 1989.<br />

Dijkstra, A., 'Het steeds weer opnieuw uit te vinden wiel'.In: CROW, Verkeerskundige<br />

werkdagen 1995, Ede, 1995.<br />

Fietsersbond enfb, Verkeersveiligheid, Duurzaam Veilig en de fiets, 1994a.<br />

Fietsersbond enfb, Reactie op notitie 'De fietsstraat', notitie, Woerden, 27<br />

oktober 1994b.<br />

Fortuyn, L.G.H. en D.T. Kramer, 'Wegcategorisering: Relatie tussen ritduurcriterium,<br />

trajectsnelheid en maaswijdte'. In: CROW, Verkeerskundige<br />

werkdagen 1995, Ede, 1995.<br />

Gemeente Goes, Mobiliteitsplan Gemeente Goes, Goes, 1993.<br />

Goudappel, H.M. en J.A. Perlot, Verkeer en stad, 1965.


Literatuur<br />

83<br />

Grebe, R., 'Fahrradfahren in der Stadtlandschaft'. Garten und Landschaft,<br />

v.90, n°12, pp.1007-1009, 1980.<br />

Grontmij, Eindrapportage Fietsrelatienota Overzuid te Goes, Grontmij nv, afd.<br />

Infrastructuur, De Bilt, maart 1993.<br />

Grontmij, 'De fietsstraat, Ontwerpuitgangspunten, criteria en dwarsprofielen,<br />

1994.<br />

Groot, V.J.D. de, e.a.(red), Handboek Verkeers- en Vervoerskunde, VUGA,<br />

's-Gravenhage, 1982 (met aanvullingen t/m 1995)<br />

Grootenhuis D.H. ten, e.a.,'Fietsplan <strong>Delft</strong>'. In: Verkeerskundige Werkdagen,<br />

Kivi, Studiecentrum Verkeerstechniek, 1983.<br />

Hamerslag, R., 'Modellen t.b.v. fietsvoorzieningen'in: Stichting Postacademische<br />

Vorming Verkeerskunde, Cursus (Brom) fietsvoorzieningen, 1982.<br />

Hoogeveld, W.A.J.J., 'Een verkeers- en vervoerplan en een structuurplan als<br />

basis voor de uitvoering van verblijfsgebieden'. In: PAO-cursus: Nieuwe<br />

wegen voor verblijfsgebieden, <strong>Delft</strong>, 1989.<br />

Jong, H. de en T. Bosch, 'Houten, model voor de toekomst'. Verkeerskunde,<br />

n°2, pp. 16-21, 1992.<br />

Jong, P.J.R. de en J.R. Groenhuijse, 'Opvallend verkeerssysteem in de<br />

gemeente Houten'. Wegen, juli-augustus 1985.<br />

Kesteren, E.E. van, e.a., 'Detailhandel wijkt niet voor autoluwe binnenstad'.<br />

Verkeerskunde 9-1995, pp. 26-26.<br />

(en rectificatie Verkeerskunde 10-1995 pp. 10).<br />

Knoester, H., 'De filosofie van verblijfsgebieden en de maximum snelheid van<br />

30 km/uur als instrument voor de realisering van verblijfsgebieden.'. In:<br />

PATO-Cursus: Inrichting van verblijfsgebieden gericht op stedelijke herstructurering<br />

en 30 km/uur-regeling, 1984, <strong>Delft</strong>, 1984.<br />

Knoester, H., 'Het huidige en toekomstige rijksbeleid met betrekking tot<br />

verblijfsgebieden'in: PAO-cursus, Nieuwe wegen voor verblijfsgebieden;<br />

stedelijke herstructurering, herinrichting en 30 km/uur maatregelen, <strong>Delft</strong>,<br />

1987.<br />

Knofflacher, H., Fuageher- und Fahrradverkehr, Planungsprinzipien, 55hlau<br />

Verlag Wien, Kiiln, Weimar, 1995.<br />

Komitee 50-is-te-veel, 30 km per uur in de bebouwde kom, 1986.


Literatuur<br />

84<br />

Koornstra, M.J., e.a., Naar een duurzaam veilig wegverkeer, Nationale<br />

verkeersveiligheidsverkenning voor de jaren 1990/2010, S.W.O.V., 1992.<br />

Koornstra, M.J., Inleiding verkeersveiligheid, collegediktaat e14A, <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>,<br />

1994.<br />

Korsmit, J.W.M., e.a., Notitie: Duurzaam veilig en verkeersregimes, inrichting<br />

van verkeersgebieden en verblijfsgebieden, discussiebijdrage voor het<br />

verblijfsdebat, 1994.<br />

Louisse, C.J., 'Wie fietst nu en hoe wordt de automobilist fietser?'. In: PAO-<br />

VV-cursus: Fietsers in het verkeers- en vervoersysteem, 1993.<br />

Lynch, K., The image of the city, Massachusetts Institute of Technology,<br />

1960.<br />

Mc Clintock, H., 'Planning for cyclists in older urban areas'. The Planner,<br />

december 1984, pp. 13-17.<br />

McCluskey, J., Road form and townscape, London, 1979.<br />

Meyboom, W. en L.J.J. Prikken, 'De fietsstraat, Ontwerpdoelen, toepassingscriteria,<br />

vormgeving, inrichting, Grontmij, 1994.<br />

Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Eindrapport verkeersleefbaarheid in<br />

steden en dorpen, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Ministerie van VRO,<br />

1978.<br />

Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Masterplan fiets, Meer en veiliger op<br />

de fiets, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1991.<br />

Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Feiten over het fietsen in Nederland,<br />

Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1993.<br />

Nijenhuis, H. te en P.J. Knepper, 'Verblijfsgebieden in Den Haag, de harde<br />

leer van de praktijk'. In: PAO-cursus, Nieuwe wegen voor verblijfsgebieden;<br />

stedelijke herstructurering, herinrichting en 30 km/uur maatregelen, <strong>Delft</strong>,<br />

1987.<br />

Papendrecht, J.H. en H. Botma, Onderzoek fietsverkeer, <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, 1989.<br />

Ploeger, J., Optimalisatie van een stedelijk fietsroutestelsel in een bestaande<br />

situatie. In: Verkeerskundige Werkdagen, Kivi, Studiecentrum Verkeerstechniek,<br />

1983.<br />

Quik, J.C.Th., 'Structuur van (brom-) fietsnetwerken binnen de bebouwde<br />

kom'. In: Stichting Postacademische Vorming Verkeerskunde, Cursus (Brom)<br />

fietsvoorzieningen, 1982.


Literatuur<br />

85<br />

Ruimte voor de fiets, voorbeelden uit steden in Nederland, Denemarken,<br />

Duitsland en Zwitserland, <strong>Delft</strong>, november 1994<br />

SEV, Wonen in autoluwe wijken, Rotterdam, 1994.<br />

Slop, M. en J. v. Minnen, Duurzaam-veilig voetgangers- en fietsverkeer,<br />

S.W.O.V., Leidschendam, 1994.<br />

Stadt Mainz, FahrradstraRe am Hechenberg, Ergebnisse der Begleitungsuntersuchung,<br />

Stadt Mainz, Amt fr Verkehrswesen, 1994.<br />

Stienstra S. en C.J. Louisse, 'De fiets in het winkelverkeer'. Verkeerskunde<br />

n°11, pp. 48-53, 1993.<br />

Trevelyan, P. en J.M. Morgan, Cycling in pedestrian areas, Transport Research<br />

Laboratory, project report 15, Crowthorne, 1993.<br />

Vaughan, R., Urban Spatial Traffic Patterns, Londen, 1987.<br />

Verkeersruimten en verblijfsgebieden, effecten van herinrichtingsvormen voor<br />

de leefbaarheid van stedelijke gebieden, Nijmegen, 1985.<br />

Vis, A.A. en D.A. Krabbendam, Categorie indeling van wegen binnen de<br />

bebouwde kom, S.W.O.V., 1994.<br />

Vries, M. de en T. Godefrooij, Fietsen in winkelgebieden, een pleidooi voor<br />

het toelaten van fietsers in autovrije winkelgebieden, Fietsersbond enfb,<br />

Woerden, 1990.<br />

Wacker, H., 'Radverkehrsanlagen in stkltische Gebieten, zum Beispiel der<br />

Stadt Mnster'. StaEenverkehrstechnik, v.23, n°6, pp. 191-196, 1980.<br />

Walwijk, M. van en R. van de Werken, 'Verkeersveiligheid en milieu in goede<br />

harmonie?'. Verkeerskunde n°6, pp. 34-37, 1996.<br />

Welleman, A.G., 'De fiets in het verkeers- en vervoerbeleid'. In: PAO-VVcursus:<br />

Fietsers in het verkeers- en vervoersysteem, 1993.<br />

Welleman, A.G., Fietsverkeer en verkeersveiligheid, College e27: Fietsverkeer,<br />

<strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, 1995.<br />

Welleman, A.G., Cycling in civilized cities, <strong>Delft</strong>, 1996.<br />

Wildervanck, C., 'Met twee wielen op de weg, infrastructuur bepaalt hoe<br />

leuk fietsen is'. Mobiliteitschrift, n°3, 1992, pp. 5-13.


Literatuur<br />

86<br />

Windhausen, L.L., Verkeersveiligheid begint bij stedebouw! In: R.O.V.<br />

Brabant, Symposium: Duurzaam veilig wegverkeer in 2010, Ruimtelijk beleid<br />

de eerste stap, Tilburg, 1994.<br />

Wittenberg, J., De weg naar het station, ontwerp-ideeën voor langzaamverkeersroutes,<br />

Amsterdam, 1980.<br />

Zeijl, H.W.M. van en H.L. Tromp, 'Leiden: van fietsmodel tot Fietsnota'.<br />

Verkeerskunde n°3, pp. 62-66, 1996.<br />

Zwikker, A.H., 'Gemeentelijke praktijk in een kleine stad of dorp'.In: PADcursus:<br />

Nieuwe wegen voor verblijfsgebieden; stedelijke herstructurering,<br />

herinrichting en 30 km/uur maatregelen, <strong>Delft</strong>, 1987.


Bijlage 1: Intensiteiten auto- en fietsverkeer<br />

Bijlage 1<br />

87<br />

Een belangrijke vraag bij het bepalen van het toepassingsgebied voor de fietsstraat<br />

is, hoeveel fietsers en auto's tegelijkertijd van deze straat gebruik kunnen maken. In<br />

deze bijlage zal eerst een grens worden geformuleerd voor het aantal auto's dat nog<br />

toelaatbaar is zonder de afwikkeling van het fietsverkeer te veel te belemmeren.<br />

Hieruit volgt ook een maximale wegvaklengte bij hoge fietsintensiteiten. Daarna zal<br />

nog worden nagegaan hoeveel auto's en fietsers op een straat in een verblijfsgebied<br />

toelaatbaar zijn, zonder het verblijfsklimaat te veel aan te tasten.<br />

Door Botma en Papendrecht van de <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong> (Botma 1992) is een simulatiemodel<br />

ontwikkeld voor de kwaliteit van de verkeersafwikkeling op fietspaden. Door middel<br />

van computersimulaties wordt de frequentie van verschillende soorten hinder op<br />

deze fietspaden bepaald, bijvoorbeeld de frequentie van inhaalmanoeuvres door<br />

solorijders ten opzichte van duo's. Door een enquête onder deskundigen is vervolgens<br />

aan verschillende manoeuvres een hinderscore toegekend, waardoor verschillende<br />

manoeuvres onderling vergelijkbaar worden. Tenslotte is in een aantal praktijksituaties<br />

de werkelijk door fietsers ondervonden hinder onderzocht, zodat de<br />

modelhinder kon worden gerelateerd aan de werkelijk ondervonden hinder door<br />

fietsers.<br />

Een grenswaarde voor de nog juist acceptabele hinder wordt echter niet gegeven.<br />

Om een uitspraak te kunnen doen over de acceptabele intensiteitscombinaties op de<br />

fietsstraat, is zo'n grenswaarde echter wel noodzakelijk. Als uitgangspunt is daarom<br />

genomen het in de Ontwerpwijzer 'Tekenen voor de fiets' (CROW 1994) gestelde<br />

criterium voor de breedte van fietspaden. Gesteld wordt dat een eenrichtingsfietspad<br />

bij een intensiteit van meer dan 150 fietsers per spitsuur de mogelijkheid<br />

moet bieden twee naast elkaar rijdende fietsers in te halen.<br />

Om toch voor het hindermodel tot een grenswaarde te komen is daarom als het<br />

ware terug geredeneerd:<br />

1. De grenswaarde uit 'Tekenen voor de fiets' wordt teruggerekend naar een<br />

hinderscore uit het model van Botma en Papendrecht.<br />

2. Deze hinderscore vormt de_grenswaarde_ voor 4e--.hinder per fietser-in-het hindermodel.<br />

Door dan met behulp van computersimulatie, het aantal manoeuvres met hinder voor<br />

fietsers op de fietsstraat te bepalen en deze met behulp van in het hindermodel van<br />

Botma en Papendrecht genoemde basismanoeuvres van een hinderscore te voorzien,<br />

kan voor verschillende fietsintensiteiten een maximum intensiteit voor het autoverkeer<br />

worden geformuleerd.<br />

Op een fietsstraat (met gemengd verkeer) kunnen fietsers vóór hen rijdende duo's<br />

zonder oponthoud inhalen, zodat slechts zeer beperkte hinder optreedt. Nieuw is op<br />

deze straten echter de hinder van auto's. Andere vormen van hinder (bijvoorbeeld<br />

het ontmoeten van een tegenligger) zijn veel minder ernstig. De hinder van duo's op<br />

smalle fietspaden kan daarom als grenswaarde dienen voor het aantal auto's dat op<br />

de fietsstraat kan worden toegelaten.


Bijlage 1<br />

88<br />

Uitgangspunten<br />

Het wegvak is 1000 meter lang, dat wil zeggen auto's rijden nooit meer dan<br />

1000 meter over de fietsstraat. Dit komt overeen met de in het oorspronkelijke<br />

hindermodel (Botma 1992) gebruikte lengte van wegvakken.<br />

De aankomsttijden van solo-fietsers, duo-rijders en auto's zijn poisson-verdeeld<br />

(Botma 1994).<br />

De snelheid van vrij rijdende fietsers en auto's bedraagt 19 resp. 30 kilometer per<br />

uur, beide met een standaard afwijking van 3 km/uur (Papendrecht 1989).<br />

20% van de fietsers rijdt in duo (Botma 1992).<br />

Bromfietsers zijn niet in het model opgenomen. Het aandeel bromfietsers op<br />

stedelijke fietspaden is slechts 5% (Papendrecht 1989). Bovendien is de hinder,<br />

die een bromfietser ondervindt niet verschillend met die van een snelrijdende<br />

fietser (onmogelijkheid in te halen).<br />

Het maatgevende hiaat voor een auto om een fietser in te halen bedraagt gemiddeld<br />

10 seconden.<br />

De hinder die wordt ondervonden door een fietser, die niet een voor hem rijdende<br />

fietser kan inhalen omdat er achter de in te halen fietser een auto rijdt, is te<br />

vergelijken met de hinder die een fietser ondervindt, die een voor hem rijdend duo<br />

op een driestrooks fietspad niet kan inhalen. In beide gevallen moet namelijk<br />

worden gewacht totdat op de rijstrook in de andere richting geen tegenligger<br />

aanwezig is. De hinderscore bedraagt dus 10 punten.<br />

Uitwerking<br />

1. Bepaling van de hinder door duo's op een eenrichtingsfietspad met intensiteit van<br />

150 fietsers in het spitsuur.<br />

De tijd tot het moment dat een willekeurig duo wordt ingehaald hangt samen<br />

met de intensiteit, de snelheid en de afwijkingen daarin. Deze tijd is met behulp<br />

van simulatie bepaald op 189,40 seconden. Dat wil zeggen dat een duo gemiddeld<br />

3600/ 189,40 = 19 maai per uur wordt ingehaald. De hinderscore voor het<br />

inhalen van een duo op een tweestrooks-eenrichtingsfietspad bedraagt 15<br />

punten. De totale hinder per duo bedraagt dus 19*15 = 285 punten. Bij een<br />

intensiteit van 150 fts/uur zijn er 0,10*150 duo's. Per fietser is de hinder dus 19<br />

punten. Dit wordt als maximum genomen voor de hinder die fietsers op de<br />

fietsstraat mogen ondervinden van daar rijdende auto's.<br />

2. Bepaling van de hinder door auto's op een fietsverbinding met gemengd verkeer,<br />

krap profiel en partieel eenrichtingsverkeer.<br />

De tijd die verstrijkt voordat een willekeurige auto een fietser inhaalt hangt<br />

samen met de fietsintensiteit in beide richtingen, het hiaat dat de automobilist<br />

accepteert, de snelheden van auto's en fietsers. Is deze tijd bekend, dan kan men<br />

voor iedere fietsintensiteit uitrekenen, hoe groot de hinder per auto bedraagt. Zo<br />

kan worden uitgerekend hoeveel auto's per uur nog toelaatbaar zijn.<br />

Ter toelichting volgt hier de berekening voor 250 fietsers per richting in het spitsuur.<br />

Met behulp van simulatie is het volgende bepaald:<br />

Wanneer een auto besluit in te halen, duurt het 27,81 seconden tot dat de auto<br />

achter de volgende fietsers aankomt.<br />

Een auto moet gemiddeld 11.48 seconden achter een fietser blijven, totdat wordt<br />

ingehaald.<br />

In 5,1 % van de gevallen hoeft de auto gedurende 1 km geheel niet in te halen.<br />

Wanneer een auto zich achter een fietser bevindt en niet kan inhalen omdat een<br />

tegenligger nadert, kan de auto op zijn beurt worden bijgehaald door achterop-


Bijlage 1<br />

komende fietsers, die ook weer moeten wachten en daardoor hinder ondervindt.<br />

Per inhaalmanoeuvre van een auto worden gemiddeld 0,16 achterop-komende<br />

fietsers gehinderd. (Dus één op zes keer ondervind een fietser hinder, wanneer<br />

een auto moet wachten om in te halen)<br />

Een inhaalmanoeuvre komt dus een maal per 27,81 +11,48 =39,29 seconden voor,<br />

dat is 91,63 keer per uur. Per uur zijn er dus 0,16*91,63 = 14,66 fietsers gehinderd<br />

door de aanwezigheid van deze auto. Deze fietsers ondervinden dus 146,6 punten<br />

hinder. Per fietser is dat dus 146,6/500 = 0,2932 punten hinder. Bij 250 fietsers<br />

zijn dus 19/ 0,2932 = 64 auto's per uur toelaatbaar.<br />

Afbeelding 39: Gevonden autointensiteiten<br />

Afbeelding 39 geeft de gevonden autointensiteiten als functie van de fietsintensiteit per<br />

richting. Het gevonden verband is het best te benaderen door middel van een omgekeerde<br />

evenredigheid van de het aantal fietsers en de toelaatbare autointensiteit. De best<br />

passende functie bij de gevonden gegevens is ook in afbeelding 39 weergegeven.<br />

89


Biilacie 1<br />

90<br />

De gevonden toelaatbare autointensiteit is bij benadering omgekeerd evenredig met<br />

de fietsintensiteit.<br />

De formule voor de toelaatbare autointensiteit:<br />

Qautox ° fiets<br />

13.000<br />

Q auto,max [vtg/spitsuur] Toelaatbare autointensiteit<br />

Of iets [fts/spitsuur/richting] Fietsintensiteit<br />

Tijdens de simulatie is ook bepaald, hoe lang een auto gemiddeld achter een fietser<br />

bleef rijden, alvorens deze te kunnen inhalen. Duurt dit te lang, dan zal dit bij zowel<br />

de fietser als de automobilist irritatie opwekken.<br />

In de Ontwerpwijzer 'Tekenen voor de fiets' (CROW 1994) wordt als maximale<br />

lengte voor een krap profiel met eenrichtingsverkeer (waarbij de auto de fietser dus<br />

nooit kan inhalen) een lengte van 300 meter voorgesteld. Slechts bij een beperkt<br />

aantal fietsers kunnen auto's op wegen met partieel eenrichtingsverkeer gemakkelijk<br />

fietsers inhalen, zodat wegvakken met een lengte van meer dan 300 meter toelaatbaar<br />

zijn.<br />

Uit de simulatie blijkt dat bij fietsintensiteit van meer dan 600 fietsers /richting in<br />

het spitsuur meer dan de helft van de auto's meer dan 300 meter achter een fietser<br />

moet blijven rijden. Bij een fietsintensiteit van 600 of meer fietsers per spitsuur per<br />

richting is een straat met krap profiel en partieel eenrichtingsverkeer te vergelijken<br />

met een straat met krap profiel en eenrichtingsverkeer. De toegelaten wegvaklengte<br />

bedraagt dan slechts 300 meter.<br />

Bij de aanleg van doorgaande fietsverbindingen voor het fietsverkeer door verblijfsgebieden<br />

moet rekening worden gehouden met het karakter van een verblijfsgebied.<br />

De straten mogen niet zodanig druk worden, dat ze het verblijfsklimaat ernstig<br />

aantasten. Zo moet het bijvoorbeeld mogelijk blijven straten zonder extra voorzieningen<br />

over te steken. Ook voor de fietsstraten moet gelden dat ze gemakkelijk over te<br />

steken zijn.<br />

Het 'Eindrapport verkeersleefbaarheid in steden en dorpen' (1978) geeft als maximum<br />

voor wegen in verblijfsgebieden 400 motorvoertuigen per uur voor beide<br />

richtingen samen. Deze waarde geeft dus een bovengrens voor de in de fietsstraat<br />

verantwoorde autointensiteit. De dreiging van fietsverkeer is echter kleiner dan die<br />

van auto's, zodat een straat met 400 fietsers per uur gemakkelijker wordt overgestoken<br />

dan één met 400 auto's.<br />

Hoogeveld (1989) komt met een maximale fietsintensiteit in een verblijfsgebied<br />

van 4000 fietsers en bromfietsers per dag, hetgeen overeenkomt met 600 fietsers<br />

en bromfietsers in het spitsuur (voor beide richtingen samen) (CROW 1994).<br />

Bij een geringe oversteeklengte, zoals voor de fietsstraat voorgesteld en het<br />

geringe aandeel bromfietsers (5%) dat in stedelijk gebied voorkomt, is ook bij hogere<br />

fietsintensiteiten oversteken gemakkelijk mogelijk.<br />

Uitgaande van een gemiddeld geaccepteerd hiaat van 6 seconden voor het oversteken<br />

van de 4 meter brede straat en een gemiddelde wachttijd van maximaal 15<br />

seconden (CROW 1988), komt men tot een maximale fietsintensiteit van 1200<br />

fietsers per uur voor de beide richtingen samen (Zie afb. 40).<br />

Aangezien fietsintensiteiten van meer dan 600 fietsers per richting per uur weinig<br />

voorkomen (Papendrecht 1989, Botma 1992) kan worden geconcludeerd dat slechts<br />

bij zeer drukke fietsverbindingen het oversteken van de fietsstraat een probleem is.


Afbeelding 40: Oversteekkans voetganger (cumulatief)<br />

Billaqe 1<br />

91<br />

In dat geval kan een fietsstraat beter niet in een woonstraat worden gepland. In alle<br />

ander gevallen kan de fietsstraat zonder probleem in woonstraten worden aangelegd,<br />

zonder het karakter van het verblijfsgebied aan te tasten.


Bijlage 2<br />

92<br />

Bijlage 2: Juridische aspecten fietsstraat<br />

Het bereiken van de gewenste situatie op de fietsstraat, waar fietsen prettig en<br />

comfortabel mogelijk moet zijn, kan door regels en regelingen uit de Wegenverkeerswet<br />

juridisch worden ondersteund. De Nederlandse wetgeving kent, in tegenstelling<br />

tot de Duitse, op dit moment (nog) geen regeling, die een gedragsaanpassing van<br />

automobilisten aan fietsers voorschrijft, zoals dat in de ervenregeling ten bate van<br />

voetgangers gebeurt. Het instellen van een verplicht fietspad, met beperkte toegankelijkheid<br />

voor andere verkeersdeelnemers, sluit hierbij nog het meest aan. Daarnaast<br />

zal met behulp van bestaande regelingen, het gebruik van de fietsstraat zo<br />

goed mogelijk moeten worden gereguleerd. Hierbij wordt ervan uitgegaan, dat de<br />

fietsstraat in een verblijfsgebied is gelegen en dat de regeling van de snelheid van<br />

het autoverkeer (30 km/uur) op de fietsstraat in dat kader geregeld is of wordt. Op<br />

de fietsstraat kunnen de volgende regelingen worden getroffen:<br />

Door plaatsing van bord G11 kan een verplicht fietspad worden ingesteld. Eventueel<br />

kan het bord G11 worden voorzien van het bijschrift 'Fietsstraat', zoals in afbeelding<br />

41 is aangegeven. Dit onderschrift heeft echter geen juridische status; het kan<br />

slechts dienen om de gebruikers te attenderen.<br />

Afbeelding 41: Fietsstraat -bord (Grontmij 1994)<br />

WVW Art 10.1 Andere bestuurders dan... (fietsers, bromfietsers, bestuurders<br />

van invaliden voertuigen, ruiters, voetgangers)... gebruiken de rijbaan. Zij mogen<br />

voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken,<br />

behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad of het ruiterpad.<br />

*) Rijbaan = Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte m.u.v. de<br />

fietspaden<br />

Wanneer bij bord G11 het onderbord 'Motorvoertuigen en motorfietsen toegestaan'<br />

zou worden geplaatst, zoals in 'De fietsstraat' (Grontmij 1994) wordt voorgesteld,<br />

dan zouden alle gevolgen van het plaatsen van het bord G11 weer te niet worden<br />

gedaan, zodat evengoed geen enkel bord had kunnen worden geplaatst.


Bijlage 2<br />

Daarom wordt hier voorgesteld het onderbord 'Bestemmingsverkeer inrijden toegestaan'<br />

onder bord G11 te plaatsen. Hiermee worden motorvoertuigen beperkt op de<br />

fietsstraat toegelaten.<br />

Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW):<br />

Art 8.1 Onder verkeersborden kunnen onderborden worden geplaatst.<br />

Art 8.2 Deze onderborden kunnen:<br />

d) bij de borden ... G9... een aanduiding inhouden dat uit het bord voortvloeiende<br />

geboden of verboden niet gelden voor verkeersgebruik als op<br />

het onderbord is aangegeven.<br />

Bestemmingsverkeer: Bestuurders, wier reisdoel één of meer percelen betreft die<br />

zijn gelegen aan of in de directe omgeving van een weg met een door verkeerstekens<br />

aangegeven geslotenverklaring voor bepaalde categorieën bestuurders en<br />

die slechts via deze weg te bereiken zijn.<br />

Plaatsing van het onderbord 'Bestemmingsverkeer inrijden toegestaan' staat alleen<br />

de toegang van de straat voor motorvoertuigen beperkt toe, het parkeren is nog<br />

steeds slechts buiten de fietsstraat (juridisch gezien een fietspad) toegestaan en dus<br />

niet op de fietsstraat zelf.<br />

Verder kan voor het regelen van de voorrang op de zijstraten, bord El worden geplaatst.<br />

Met behulp van het bord G11 en het bord "Bestemmingsverkeer inrijden toegestaan"<br />

kan de toegang en het parkeerregime van de fietsstraat dus op dit moment al<br />

worden geregeld.<br />

Een snelheidsbeperking van het autoverkeer kan er niet mee worden afgedwongen.<br />

Wanneer de fietsstraat niet wordt aangelegd in een verblijfsgebied waar een<br />

maximum-snelheid van 30 km/uur geldt, dan is het dus aan te bevelen een van<br />

onderstaande maatregelen te nemen:<br />

- in de omgeving van de fietsstraat alsnog een 30 km/uur-zone instellen;<br />

- in de fietsstraat afzonderlijk een snelheidslimiet instellen.<br />

93


Bijlage 3<br />

94<br />

Bijlage 3: Fietsmodel Quovadis<br />

Bij de planning van een fietsstraat in Goes is gebruik gemaakt van het door DHV<br />

ontwikkelde verkeersprognosemodel Quovadis. Dit model bevat zowel een autoverkeersmodule,<br />

als een module voor prognoseberekeningen voor het fietsverkeer. Deze<br />

twee delen functioneren los van elkaar, maar gegevens uit het automodel kunnen<br />

voor het fietsmodel worden gebruikt.<br />

Mogelijkheden Quovadis<br />

Aangezien de autoverkeersgegevens van de gemeente Goes uit een ander model<br />

(DLROUT van Van Dijk en Partners) moesten worden ingevoerd, was het niet<br />

mogelijk met behulp van Quovadis wijzigingen in het autoverkeerspatroon ten<br />

gevolge van aanleg van een fietsstraat, door te rekenen. Daarom zijn slechts<br />

berekeningen voor het fietsverkeer uitgevoerd met behulp van de module Quovadisfiets.<br />

In Quovadis wordt uitgegaan van default aanwezige Ritproductiefactoren per motief,<br />

die zijn afgeleid uit CBS-gegevens. Het aantal aankomsten en vertrekken per zone is<br />

dus onafhankelijk van het aangeboden fietsnetwerk.<br />

De weerstand wordt dan ook pas bij de berekening distributie gebruikt. Met behulp<br />

van de weerstanden in het fietsnetwerk worden aankomsten en vertrekken tussen<br />

de verschillende zones verdeeld. Voor ieder motief bestaat een aparte weerstandsfunctie;<br />

voor ieder motief worden dan ook verplaatsingen tussen zones berekend.<br />

Vervolgens kunnen de berekende verplaatsingen aan het netwerk worden toegedeeld<br />

met behulp van een Alles-of-niets-toedeling of een Stochastische toedeling.<br />

Tenslotte kan nog worden gekalibreerd, waarna opnieuw moet worden toegedeeld.<br />

Aanpassing model Goes<br />

Om het model van de gemeente Goes te kunnen gebruiken voor het voorspellen van<br />

het gebruik van de infrastructuur door fietsers, het evalueren van het fietsnetwerk<br />

en het doorrekenen van de gevolgen van het aanleggen van een fietsstraat, moest<br />

dit model eerst grondig worden aangepast. Het model was voor het overgrote deel<br />

rechtstreeks overgenomen van het automodel en daarna nog onvoldoende aangepast.<br />

In samenwerking met de gemeente Goes is het model aangevuld en aangepast,<br />

zodat meer betrouwbare voorspellingen over het fietsverkeer kunnen worden<br />

gedaan. De volgende aanpassingen zijn gedaan:<br />

1. Verkleinen zone-grootte<br />

Met behulp van inwonersgegevens van de gemeente Goes en gegevens over de<br />

werknemers van de Kamer van Koophandel is een nieuwe zone-indeling gemaakt.<br />

Eerst is voor iedere straat het aantal inwoners en werknemers uit bovenstaande<br />

gegevens berekend. De straten zijn vervolgens samengesteld tot zones. Enkele<br />

lange straten moesten worden opgesplitst om de zones niet te groot te laten<br />

worden, maar over het algemeen bleek de genoemde werkwijze goed te voldoen.<br />

Het aantal zones is in de nieuwe zone-indeling toegenomen van 75 naar 107.


Bijlage 3<br />

2. Aanvullen netwerk<br />

Het netwerk is op onvolkomenheden gecontroleerd en diverse schakels zijn<br />

toegevoegd. Slechts die straten waar in enige mate fietsverkeer te verwachten is<br />

zijn in het netwerk opgenomen. De intensiteiten op de wel opgenomen schakels<br />

zal daardoor wellicht iets zijn overschat, omdat verkeer dat in werkelijkheid van<br />

niet-opgenomen schakels gebruik maakt nu ook aan wel-opgenomen schakels is<br />

toegedeeld.<br />

3. Toevoegen eigenschappen aan de schakels van het netwerk<br />

Voor alle opgenomen schakels van het netwerk zijn de auto-intensiteiten en de<br />

fietssnelheden toegevoegd. De auto-intensiteiten zijn voortgekomen uit schattingen<br />

van de gemeente Goes. De snelheden van het fietsverkeer zijn aan de hand<br />

van het aanwezige wegdek, door visuele inspectie ingedeeld in drie categorieën:<br />

15 km/uur (slecht wegdek), 17 km/uur (klinkers), 19 km/uur (asfalt). Door middel<br />

van de auto-intensiteiten worden in Quovadis de kruispuntvertragingen berekend.<br />

De verschillende fietssnelheden kunnen ervoor zorgen dat, net als in werkelijkheid,<br />

routes met meer comfort vaker worden gekozen (Bovy 1985).<br />

4. Aanpassen coordinaten knooppunten<br />

Doordat de coordinaten van de knooppunten van het netwerk waren ingevoerd<br />

op een schaal, die buiten het bereik van Quovadis lag, ontstonden fouten in het<br />

programma. Deze konden worden omzeild door een andere schaal in te voeren.<br />

De omrijafstanden konden in dat geval echter niet correct worden berekend.<br />

Daarom zijn alle knooppuntsco&dinaten 'omgenummerd'.<br />

5. Nieuwe tellingen toevoegen<br />

Nieuwe tellingen van de provincie Zeeland zijn aan het model toegevoegd. Deze<br />

zijn gebruikt om externe aankomsten en vertrekken aan te passen en om het<br />

model uiteindelijk te kunnen kalibreren.<br />

6. Modelleren automodel relatie West- Centrum<br />

Om ondanks het ontbreken van de GoBse autogegevens in Quovadis, toch enig<br />

inzicht te krijgen in de te verwachten modal-change bij toepassen van een andere<br />

verkeersstructuur en een fietsstraat in Goes-West, is voor de relatie Goes-West<br />

naar het centrum van Goes een zeer globaal automodel opgesteld.<br />

95


Bijlage 4<br />

96<br />

Bijlage 4: Autoverkeersstructuur Goes<br />

(Gemeente Goes 1993)<br />

var( der<br />

veeren e naties<br />

Van<br />

FoKkerstraat<br />

Europalaan<br />

arconistraat<br />

VERBLIJF531EDEN<br />

woongebied<br />

winkelgebied<br />

WEGINDELING<br />

J<br />

Categorie 1: stedelijke hoofdwegen<br />

Categorie II: wijkontsluitingswegen<br />

Categorie III: buurtstraten<br />

Categorie IV en V komen uitsluitend binnen de woon- o n voor<br />

s Ballotstraat<br />

's-Gravevo'derseweg Nijhofflaan<br />

Oostmoienweg


Bijlage 5: Hoofdnet fietsverbindingen<br />

(Gemeente Goes 1993)<br />

Klaphekkeweg<br />

's-Heer Hendrikskinderendijk<br />

Ploegweg<br />

o ers rasa<br />

Laan deer.naties<br />

Rondweg<br />

Nieuw-wes<br />

an<br />

Westhavendijk<br />

Overzuid<br />

= fietsparkeerlokaties:<br />

Vlasmarkt<br />

Grote Markt<br />

Oostwal<br />

Stenen brug<br />

Bekhof<br />

Station<br />

Kolveniershof<br />

Katten/<br />

dijksep'<br />

dijk<br />

Ringbaan-Oost<br />

Goese Meerlaan<br />

Overzuid<br />

To ei e voa3d e<br />

ackgke<br />

iszésb-.<br />

1.Corneliswe3<br />

. Heem issevie)<br />

4.V.d. Spieselstr.<br />

Bijlage 5<br />

97<br />

ol'gr\ylaari<br />

's-Heer dor.<br />

Kattendijkse dijk<br />

oekla<br />

Vogelzangspad<br />

Buys Ballotstraat<br />

' -Gravenpolderseweg


KRUISPUNT ZWBO<br />

WESTSINGEL/<br />

V. D. SPIEGELSTRO<br />

1200 A4<br />

1-11-1996<br />

N<br />

0


C 0<br />

/ p,scl<br />

2,25<br />

0<br />

0<br />

0<br />

D<br />

KRUISPUNT<br />

ZUIDVLIETSTRAAT<br />

SCHELDESTRAAT<br />

SCHAAL 1:200<br />

31-10-1996 AZ+

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!