TU Delft - Fietsberaad
TU Delft - Fietsberaad
TU Delft - Fietsberaad
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Onderzoek naar fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />
H.C. Andriesse / J.A. Hansen<br />
December- 1996<br />
<strong>TU</strong> <strong>Delft</strong><br />
Technische Universiteit <strong>Delft</strong><br />
k<br />
Faculteit der Civiele Techniek<br />
Vakgroep Infrastructuur<br />
Sectie Verkeerskunde
Document vakgroep INFRASTRUC<strong>TU</strong>UR Technische Universiteit <strong>Delft</strong><br />
1 . Rapportnummer<br />
VK 8101.301<br />
2 . Titel rapport<br />
De fietsstraat.<br />
Onderzoek naar fietsverbindingen<br />
door verblijfsgebieden.<br />
3 . Schrijver<br />
H.C. Andriesse<br />
I.A. Hansen<br />
4 . Uitvoerend instituut<br />
<strong>TU</strong>-<strong>Delft</strong><br />
Faculteit der Civiele Techniek<br />
Vakgroep Infrastructuur<br />
Postbus 5048, 2600 GA <strong>Delft</strong><br />
6. ISSN-nummer<br />
LVV-Rapport<br />
0920-0592<br />
7. Thema<br />
Ontwerp van verkeersvoorzieningen<br />
8. Onderzoeksproject<br />
Fietsverkeer<br />
9. Categorie rapport<br />
Vakpublicatie<br />
5. Opdrachtgever 10. Datum publicatie<br />
11. Samenvatting<br />
December 1996<br />
De bestaande fietsverbindingen in de stad lopen meestal langs door-<br />
gaande wegen met druk autoverkeer. Door de toename van het autoverkeer<br />
zijn deze verbindingen niet altijd meer de meest geschikte fietsvoor-<br />
zieningen. Ook de maatregelen die in het kader van duurzaam veilig<br />
wegverkeer worden voorgesteld, vragen om een alternatief voor fiets-<br />
voorzieningen langs drukke autoverbindingen. Tegelijkertijd ontstaan,<br />
door de geringe snelheden en intenstiteiten van het autoverkeer,<br />
binnen de grote, duurzaam-veilige verblijfsgebieden goede mogelijkhe-<br />
den voor fietsers.<br />
Om binnen het verblijfsgebied te zorgen voor een goede integratie<br />
tussen auto- en fietsverkeer, kunnen fietsers en auto's in het ver-<br />
blijfsgebied het best samen van een gemengd profiel gebruik maken.<br />
Bestaande fietsvoorzieningen, zoals fietspaden en fietsstroken,<br />
voldoen in verblijfsgebieden dus niet. Fietsstraten, zoals die in<br />
Duitsland worden toegepast, kunnen echter wel worden gebruikt. Een<br />
fietsstraat is een straat die is aangewezen en ingericht als fietspad,<br />
maar waarop in beperkte mate autoverkeer is toegestaan.<br />
In dit rapport worden verschillende vormgevingsvarianten voor de<br />
fietsstraat beschreven en geëvalueerd. De sobere Duitse variant wordt<br />
verder uitgewerkt voor de Nederlandse situatie, waarbij aandacht wordt<br />
besteed aan de inpassing, vormgeving en toepassingsmogelijkheden van<br />
deze fietsstraat. Ten slotte wordt beschreven hoe de ontworpen fiets-<br />
straat in een praktijksituatie in Goes zou kunnen worden toegepast.<br />
12. Externe contacten<br />
DHV Milieu en Infrastructuur BV<br />
13. Aantal blz.<br />
118<br />
14. Prijs<br />
f 50,-incl.
De fietsstraat<br />
Onderzoek naar fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />
H.C. Andriesse<br />
I.A. Hansen<br />
december 1996<br />
<strong>TU</strong> <strong>Delft</strong><br />
Faculteit der Civiele Techniek<br />
Vakgroep Infrastructuur<br />
Sectie Verkeerskunde<br />
Waarom rijden er toch zoveel fietsers in auto's rond ?<br />
Loesje
Inhoudsopgave<br />
Inhoudsopgave<br />
III<br />
Samenvatting V<br />
1. Inleiding 1<br />
2. Probleemanalyse 3<br />
2.1 Op de fiets naar het centrum 3<br />
2.2 Fietsen langs wegen met doorgaand autoverkeer 6<br />
2.3 Kansen voor de fiets in een duurzaam veilig wegverkeer 7<br />
2.4 Fietsen door verblijfsgebieden 14<br />
2.5 Probleemstelling 15<br />
2.6 Doelstelling 15<br />
3. De fietsstraat 17<br />
3.1 Mengen of scheiden ? 17<br />
3.2 Duitse fietsstraten 19<br />
3.3 Bestaande Nederlandse fietsstraten 22<br />
3.4 Nieuw voorstel voor Nederlandse fietsstraten 24<br />
3.5 Evaluatie 27<br />
4. Uitwerking fietsstraat 29<br />
4.1 Voorwaarden bij de uitwerking 29<br />
4.2 Inpassing van de fietsstraat 31<br />
4.3 Vormgeving van de fietsstraat 39<br />
4.4 Toepassingsmogelijkheden 47<br />
5. Fietsstraat Goes 51<br />
5.1 Achtergrond 51<br />
5.3 Locatiekeuze 55<br />
5.4 Fietsstraat Goes-West 67<br />
5.5 Gevolgen aanleg fietsstraat 73<br />
5.6 Bevindingen uit praktijktoepassing 76<br />
6. Conclusies en aanbevelingen 79<br />
Literatuurverwijzingen 81<br />
Bijlage 1: Intensiteiten auto- en fietsverkeer 87<br />
Bijlage 2: Juridische aspecten fietsstraat 92<br />
Bijlage 3: Fietsmodel Quovadis 94<br />
Bijlage 4: Autoverkeersstructuur Goes 96<br />
Bijlage 5: Hoofdnet fietsverbindingen 97
Inhoudsopqave<br />
IV<br />
Bijlage 6: Vormgeving fietsstraat Goes-West 98<br />
Bijlage 7: Kruispunt Zuidvlietstraat- Scheldestraat 101<br />
Bijlage 8: Kruispunt Westsingel- ZWBO 102
Samenvatting<br />
Samenvatting<br />
V<br />
De centra van Nederlandse steden hebben steeds meer te lijden onder de<br />
toenemende belasting van rijdende en stilstaande auto's op de beperkte<br />
beschikbare ruimte. Omdat de fiets voor korte stedelijke verplaatsingen zeer<br />
geschikt is, kan deze een belangrijke rol spelen bij het vergroten van de<br />
aantrekkelijkheid en bereikbaarheid van deze centra. Om het gebruik van de<br />
fiets te stimuleren zullen de omstandigheden voor fietsers op weg naar het<br />
centrum verbeterd moeten worden.<br />
De bestaande fietsverbindingen met het centrum lopen meestal langs doorgaande<br />
wegen met druk autoverkeer. Door de toename van het autoverkeer<br />
zijn deze verbindingen niet altijd meer de meest geschikte fietsvoorzieningen.<br />
Ook de maatregelen die in het kader van duurzaam veilig wegverkeer worden<br />
voorgesteld, vragen om een alternatief voor fietsvoorzieningen langs drukke<br />
autoverbindingen. In het duurzaam veilig wegverkeer moet de grens tussen<br />
straten met een verblijfs- en een verkeersfunctie scherper worden. Hierdoor<br />
ontstaan grotere verblijfsgebieden dan tot nu toe gebruikelijk was. Voor<br />
fietsverkeer betekent dit, dat de bestaande fietsvoorzieningen langs doorgaande<br />
(gebiedsontsluitings)wegen niet langer voldoen: de maaswijdte van<br />
dit net wordt te groot. Aan de andere kant ontstaan, door de geringe snelheden<br />
en intensiteiten van het autoverkeer, binnen de grote verblijfsgebieden<br />
goede mogelijkheden voor fietsers.<br />
De omstandigheden in verblijfsgebieden zijn op dit moment echter nog niet<br />
zodanig dat straten in het verblijfsgebied geschikt en aantrekkelijk zijn voor<br />
doorgaand fietsverkeer. In dit rapport is daarom onderzocht, welke mogelijkheden<br />
er zijn om fietsverbindingen door verblijfsgebieden te realiseren en<br />
welke maatregelen er nodig zijn om deze verbindingen voor doorgaand<br />
fietsverkeer geschikt te maken.<br />
Om binnen het verblijfsgebied te zorgen voor een goede integratie tussen<br />
auto- en fietsverkeer, kunnen fietsers en auto's in het verblijfsgebied het best<br />
samen van een gemengd profiel gebruik maken. Bestaande fietsvoorzieningen,<br />
zoals fietspaden en fietsstroken, voldoen in verblijfsgebieden dus niet.<br />
Fietsstraten, zoals die in Duitsland worden toegepast, kunnen echter wel<br />
worden gebruikt.<br />
Een fietsstraat is een straat die is aangewezen en ingericht als fietspad, maar<br />
waarop in beperkte mate autoverkeer is toegestaan. Er bestaan diverse<br />
vormgevingsvarianten van de fietsstraat. Bij toepassingen van en ontwerpen<br />
voor de fietsstraat in Nederland is de rijbaan steeds opgedeeld, waardoor de<br />
gebruikers van de fietsstraat in een beperkte ruimte worden gedwongen.<br />
Hierdoor ondervinden fietsers en automobilisten meer hinder van elkaar dan<br />
nodig is. De Duitse variant van de fietsstraat, zonder verdere indeling van de<br />
rijbaan, maakt flexibel gebruik van de fietsstraat mogelijk. Deze variant lijkt
Samenvatting<br />
VI<br />
de beste oplossing te bieden voor doorgaande fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />
en is gebruikt voor de verdere uitwerking van de fietsstraat.<br />
De belangrijkste maatregel die moet worden genomen om de fietsstraat voor<br />
fietsers aantrekkelijk te maken, is het aanpassen van de verkeerscirculatie op<br />
de fietsstraat en in het omliggende verblijfsgebied. Door er voor te zorgen dat<br />
alleen bestemmingsverkeer van de fietsstraat gebruik maakt, kunnen de<br />
intensiteit en snelheid van het autoverkeer op de fietsstraat worden beperkt.<br />
Door het gehele verblijfsgebied in de maatregelen te betrekken kan een uitgekiende<br />
circulatie worden gecreëerd en kan worden voorkomen dat de overlast<br />
van autoverkeer zich naar andere straten verplaatst.<br />
Verder moet er rekening mee worden gehouden, dat verbindingen door het<br />
verblijfsgebied minder overzichtelijk zijn dan die langs brede wegen erbuiten.<br />
Fietsverbindingen door verblijfsgebieden zullen daardoor minder snel voorkomen<br />
op de mental map van de fietser. Om te voorkomen dat fietsers daardoor<br />
niet de route door het verblijfsgebied kiezen, is het zaak de bredere en<br />
meer gestrekte straten in het verblijfsgebied uit te kiezen voor de fietsstraat<br />
en deze zo aan te kleden, dat hij duidelijk herkenbaar is. Ook een goede<br />
aansluiting op het stedelijk hoofdnet van fietsverbindingen is essentieel bij<br />
het slagen van de fietsstraat.<br />
Om de snelheid van het autoverkeer op de fietsstraat verder te beperken en<br />
het speciale karakter te benadrukken wordt aanbevolen een krap profiel toe<br />
te passen. Voor partieel eenrichtingsverkeer komt dit overeen met een<br />
rijbaanbreedte van 3,85 meter. Binnen dit profiel kan een auto op de fietsstraat<br />
een voor hem rijdende fietser slechts inhalen, wanneer vanuit de<br />
andere richting geen verkeer nadert.<br />
In rustige gebieden kan de overlast van parkerende auto's worden beperkt<br />
door parkeren slechts aan de rechterzijde van de weg toe te staan en door<br />
tussen de parkeervakken en de rijbaan een brede schrikstrook aan te brengen.<br />
In gebieden met een hoge parkeerdruk zullen aanvullende maatregelen<br />
nodig zijn om fout-parkeren op de rijbaan van de fietsstraat tegen te gaan.<br />
Het meest efficiënt hierbij is het versmallen van de rijbaan.<br />
Door de fietsstraat een herkenbare en continue aankleding te geven, kan de<br />
verkeersdeelnemers duidelijk worden gemaakt, dat de fietsstraat een speciaal<br />
karakter heeft. Met behulp van bestaande juridische maatregelen, het<br />
aanwijzen en inrichten van de fietsstraat als fietspad met beperkte toegankelijkheid<br />
voor gemotoriseerd verkeer, kan dit karakter van de fietsstraat<br />
worden ondersteund.<br />
Naast toepassing in de grote, duurzaam veilige, verblijfsgebieden, kan de<br />
fietsstraat ook worden gebruikt in bestaande of aan te leggen kleinere<br />
verblijfsgebieden. Extra aandacht zal dan moeten worden besteed aan de<br />
overgangen van het ene verblijfsgebied naar het andere. Andere toepassingsmogelijkheden<br />
voor de fietsstraat zijn denkbaar in stadscentra en in de<br />
gebieden buiten de bebouwde kom.
Samenvatting<br />
VII<br />
In het algemeen kan worden gesteld dat de fietsstraat daar kan worden<br />
toegepast waar doorgaande fietsverbindingen wenselijk zijn en waar de<br />
snelheid en de intensiteit van het autoverkeer kunnen worden verlaagd. Op<br />
die manier kunnen fietsstraten een goede aanvulling vormen op het stedelijk<br />
hoofdnet van fietsvoorzieningen. Soms kan een fietsstraat zelfs een bestaande<br />
verbinding langs een weg met doorgaand autoverkeer vervangen.<br />
Bij de praktijktoepassing in Goes is gebleken dat fietsstraten een goede<br />
aanvulling op het fietsnetwerk kunnen vormen. De fietsstraat lijkt bovendien<br />
zonder problemen in een verblijfsgebied te kunnen worden ingepast.<br />
Omdat ook de praktijktoepassing slechts op papier is uitgevoerd, zal<br />
onderzoek naar het functioneren van een fietsstraat in de praktijk nodig zijn<br />
om voorgestelde maatregelen te evalueren.
Samenvatting<br />
In het algemeen kan worden gesteld dat de fietsstraat daar kan worden<br />
toegepast waar doorgaande fietsverbindingen wenselijk zijn en waar de<br />
snelheid en de intensiteit van het autoverkeer kunnen worden verlaagd. Op<br />
die manier kunnen fietsstraten een goede aanvulling vormen op het stedelijk<br />
hoofdnet van fietsvoorzieningen. Soms kan een fietsstraat zelfs een bestaande<br />
verbinding langs een weg met doorgaand autoverkeer vervangen.<br />
Bij de praktijktoepassing in Goes is gebleken dat fietsstraten een goede<br />
aanvulling op het fietsnetwerk kunnen vormen. De fietsstraat lijkt bovendien<br />
zonder problemen in een verblijfsgebied te kunnen worden ingepast.<br />
Omdat ook de praktijktoepassing slechts op papier is uitgevoerd, zal<br />
onderzoek naar het functioneren van een fietsstraat in de praktijk nodig zijn<br />
om voorgestelde maatregelen te evalueren.<br />
IX
1 . Inleiding<br />
Inleiding<br />
1<br />
Stadscentra hebben in belangrijke mate te lijden onder het steeds toenemende<br />
beslag van rijdend en stilstaand autoverkeer op de beperkte ruimte.<br />
Hoewel ook nu al zeer veel korte stedelijke verplaatsingen per fiets gemaakt<br />
worden, zou het voor de aantrekkelijkheid, leefbaarheid en bereikbaarheid<br />
van stedelijke centra wenselijk zijn, wanneer de bezoekers minder van de<br />
auto en nog meer van de fiets gebruik zouden maken. De fiets heeft namelijk<br />
voor de gebruiker en maatschappelijk gezien grote voordelen. Het gebruik van<br />
de fiets zal echter alleen dan toenemen, wanneer het aantrekkelijker gemaakt<br />
wordt, voor zoveel mogelijk verplaatsingen de fiets te gebruiken. Daarom is<br />
het belangrijk dat binnen een samenhangend netwerk, korte en aantrekkelijke<br />
fietsverbindingen met het stadscentrum beschikbaar zijn.<br />
De bestaande fietsverbindingen naar centrumgebieden lopen vaak langs<br />
belangrijke autoverkeersaders. Door het steeds drukker wordende autoverkeer<br />
zijn dit in veel gevallen niet meer de meest snelle, veilige en aantrekkelijke<br />
fietsverbindingen. Ook vanwege de maatregelen die worden genomen<br />
in het kader van duurzaam veilig wegverkeer (met name het creëren van<br />
grote verblijfsgebieden), ontstaat de vraag om een alternatief voor fietsverbindingen<br />
langs wegen met druk autoverkeer.<br />
Door fietsverbindingen door verblijfsgebieden aan het bestaande hoofdnet toe<br />
te voegen, kunnen nieuwe doorgaande fietsverbindingen met centrumgebieden<br />
worden gecreëerd. Op deze verbindingen zal het aantal ontmoetingen<br />
met snel rijdend autoverkeer beperkt zijn. Doel van dit rapport is het onderzoeken<br />
van de toepassingsmogelijkheden voor en het vinden van een zodanige<br />
inpassing en vormgeving van deze fietsverbindingen, dat logische, directe,<br />
aantrekkelijke, veilige en comfortabele fietsverbindingen ontstaan, waar de<br />
overlast van rijdende en stilstaande auto's minimaal is, zodat het voor nog<br />
meer mensen aantrekkelijk is voor verplaatsingen naar het centrum de fiets te<br />
gebruiken.<br />
Het rapport is als volgt opgebouwd: het theoretische deel, op basis van<br />
literatuurstudie, begint in hoofdstuk 2 met de probleemanalyse, waaruit de<br />
probleem- en doelstelling voortkomen. Daarna wordt in hoofdstuk 3 een<br />
concept besproken dat kan leiden tot een goede oplossing voor fietsverbindingen<br />
door verblijfsgebieden: de fietsstraat. Deze fietsstraat wordt vervolgens<br />
in hoofdstuk 4 voor de Nederlandse situatie uitgewerkt, waarbij zowel<br />
inpassing, vormgeving, als toepassingsmogelijkheden aan de orde komen.<br />
Daarna volgt in hoofdstuk 5 nog een uitwerking van een praktische toepassing<br />
van de fietsstraat in de Zeeuwse stad Goes. De conclusies en aanbevelingen<br />
van dit rapport zijn te vinden in hoofdstuk 6.
2. Probleemanalyse<br />
la<br />
,•<br />
Overig<br />
Openbaar ve.,rvce<br />
Auto<br />
Lopen<br />
Bromfiets<br />
Fiets<br />
Probleemanalyse<br />
De fietsverbindingen naar het centrum van de stad, lopen op dit moment<br />
doorgaans langs wegen met druk autoverkeer. In dit hoofdstuk zal uiteengezet<br />
worden gezet waarom dit niet langer altijd de optimale fietsverbindingen<br />
zijn en er zal een alternatieve oplossing worden aangedragen: het<br />
maken van fietsverbindingen door verblijfsgebieden.<br />
2.1 Op de fiets naar het centrum<br />
In en om de centra van steden vindt een grote concentratie van activiteiten<br />
plaats, waardoor deze gebieden veel verkeer aantrekken. De vooroorlogse<br />
bebouwing in het centrum wordt gekenmerkt door een grote dichtheid,<br />
smalle straten en een sterke functiemenging (Bach 1987). Dit maakt het<br />
centrum tot een gebied met een aantrekkelijk verblijfsklimaat. Voor het<br />
verkeer is echter slechts weinig ruimte beschikbaar. Door de hoeveelheid<br />
rijdend en stilstaand autoverkeer' te beperken, kan het centrum aantrekkelijk<br />
en leefbaar worden gehouden. Alleen in de grote steden biedt het openbaar<br />
vervoer op relaties met gebundelde stromen (die vaak naar het centrum<br />
lopen) goede mogelijkheden. In vrijwel alle steden in Nederland zijn de afstanden<br />
binnen de stad echter zo gering, dat zeer veel verplaatsingen per fiets<br />
worden gemaakt (zie afbeelding 1). Ook van de stedelijke autoverplaatsingen<br />
zou een groot deel (volgens de bestuurders zelf) goed per fiets kunnen<br />
worden gemaakt (zie tabel 1).<br />
Afbeelding 1: Aandelen vervoerwijzen (in procenten) naar<br />
aantal verplaatsingen per afstandsklasse (in km) in 1990 (Min..<br />
van V.& W. 1993)<br />
Tabel 1<br />
Vervangbaarheid stedelijke autoritten<br />
door fietsverplaatsingen (Louisse<br />
1993)<br />
Goed vervangbaar 47%<br />
Matig vervangbaar 18%<br />
Slecht vervangbaar 35%<br />
1 Autoverkeer gebruikt de schaarse ruimte van de stad veel minder efficiënt dan fiets en<br />
openbaar vervoer. Zie voor een vergelijking afbeelding 2.<br />
3
Probleemanalyse<br />
4<br />
■<br />
0 km/h<br />
■<br />
30 km/h<br />
50 km/h<br />
Als vervoermiddel voor de korte afstand (tot 5 à 10 km) heeft de fiets dan<br />
ook grote voordelen. Een fiets is in de stad meestal sneller dan de auto en<br />
het openbaar vervoer en staat, in tegenstelling tot het openbaar vervoer, op<br />
ieder moment van de dag tot de beschikking van de berijder. Ruim 80% van<br />
de Nederlandse bevolking bezit één of meer fietsen (Ministerie van V.en W.<br />
1993). Maar niet alleen voor de gebruiker is fietsen aantrekkelijk, ook maatschappelijk<br />
gezien is fietsen een zeer effectieve vervoerwijze: een fiets neemt<br />
weinig ruimte in (zie afbeelding 2) en kent daardoor geen capaciteitsproblemen;<br />
de fiets is relatief goedkoop, stil, energiezuinig en schoon (terwijl de<br />
auto juist op korte afstanden een enorme vervuiling veroorzaakt (Louisse<br />
1993)). Verder is fietsen een sociaal open activiteit, waarbij intensieve<br />
wisselwerking met de omgeving mogelijk is (De Boer 1982). Daardoor heeft<br />
de aanwezigheid van fietsers een positieve invloed op het verblijfsklimaat en<br />
is het onder niet al te barre omstandigheden (Bach 1992) prettig en gezond<br />
om te fietsen. Daar komt nog bij dat de fiets voor de meeste mensen (op veel<br />
momenten) het enige zelfstandig te gebruiken vervoermiddel is (De Boer<br />
1982). Van de Nederlandse bevolking bezit meer dan de helft geen ander<br />
persoonlijk vervoermiddel dan de fiets (Ministerie van V. en W. 1993).<br />
Maatregelen om de mogelijkheden voor fietsers te verbeteren, zullen de<br />
bewegingsvrijheid van deze mensen dus positief beïnvloeden.<br />
Auto (bezetting 1,4 pers.)<br />
10,7 75,3 199,0<br />
Fiets<br />
1,2 6,7<br />
Bus<br />
(bezetting 40%)<br />
1,0 4,1 8,8<br />
Afbeelding 2: Oppervlaktegebruik (m 2 per persoon] voor auto, fiets en bus (Knofflacher 1995)<br />
Voor het economisch functioneren van stedelijke centra zijn fietsende<br />
bezoekers essentieel. Het merendeel van de lokale bezoekers komt per fiets<br />
naar het stadscentrum (Stienstra 1993). En hoewel fietsers per keer minder<br />
besteden, komen ze vaker dan bezoekers die per auto komen (Van Kesteren<br />
1995, Groen 1992). Als men de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van het<br />
stadscentrum wil verbeteren en de schaarse ruimte beter wil benutten, zal de<br />
hoeveelheid rijdend en stilstaand autoverkeer in en om het centrum beperkt<br />
moeten worden. Daardoor zal het aantal lokale bezoekers dat per fiets naar<br />
het centrum komt nog moeten en kunnen toenemen.
Probleemanalyse<br />
5<br />
Alleen in dat geval kan ervoor worden gezorgd dat het ook voor bezoekers<br />
uit de omliggende regio, voor wie de auto vaak het meest geschikte vervoermiddel<br />
is, mogelijk en aantrekkelijk blijft naar het centrum te komen (Stienstra<br />
1993). Gebeurt dat niet, dan bestaat het gevaar dat functies en activiteiten<br />
uit het centrum wegtrekken en zich vestigen op plaatsen die beter per<br />
auto en vaak minder goed per fiets en met het openbaar vervoer te bereiken<br />
zijn (De Boer 1982, Wittenberg 1980). Bovendien zou het unieke karakter<br />
van het centrumgebied met zijn hoge dichtheid aan activiteiten, wat de<br />
mogelijkheid geeft om met korte verplaatsingen veel verschillende activiteiten<br />
te bereiken (Welleman 1996) en zijn functie als ontmoetingsplaats (People<br />
meeting people, people meeting products, people meeting information (Bach<br />
1992)) door het wegtrekken van functies uit het stadscentrum onder druk<br />
komen te staan.<br />
Al met al biedt het dus vele voordelen, wanneer voor korte verplaatsingen<br />
binnen de stad de fiets wordt gebruikt. Dit geldt niet alleen voor verplaatsingen<br />
van en naar het centrum. Om de volgende redenen wordt in dit<br />
rapport de nadruk gelegd op verplaatsingen van en naar het centrum 2 :<br />
Het centrum is vrijwel in alle steden de belangrijkste bestemming voor<br />
fietsverplaatsingen.<br />
In en om het centrum is de overlast van het autoverkeer het grootst, zodat<br />
daar het eerst maatregelen nodig zullen zijn om de leefbaarheid en bereikbaarheid<br />
te verbeteren door het autoverkeer te beperken en het fietsverkeer<br />
te bevorderen.<br />
Ook verplaatsingen tussen verschillende wijken blijken zeer vaak via het<br />
centrum te worden gemaakt (Van ZeijI 1996), zodat verbetering van<br />
fietsverbindingen met het centrum ook vaak voor andere verplaatsingen<br />
zullen worden gebruikt.<br />
Er zullen echter alleen dan meer verplaatsingen per fiets worden gemaakt, als<br />
het aantrekkelijker wordt gemaakt, de fiets vaker te gebruiken. Om ervoor te<br />
zorgen dat zoveel mogelijk mensenvoor _ zoveel mogelijk verplaatsingen de<br />
fiets kiezen, zullen zodanige voorzieningen moeten worden getroffen, dat de<br />
fietser op zijn weg:<br />
geen onnodige omwegen hoeft te maken;<br />
een duidelijke en logische route in een samenhangend netwerk kan volgen;<br />
geen lang oponthoud op kruispunten ondervindt en daarom<br />
zo weinig mogelijk drukke autoverbindingen kruist;<br />
niet over wegen van een slechte kwaliteit hoeft te rijden;<br />
niet wordt gemengd met autoverkeer met hoge intensiteit en/of snelheid;<br />
door een aantrekkelijke en sociaal veilige omgeving fietst;<br />
zijn fiets veilig en nabij herkomst en bestemming kan stallen. (CROW<br />
1 994)<br />
2 Deze nadruk op verbindingen met het centrum betekent echter niet, dat gevonden oplossingen<br />
en maatregelen niet geschikt zijn voor toepassing op verbindingen die niet naar het centrum<br />
leiden.
Probleemanalyse<br />
6<br />
In dit rapport zal worden ingegaan op de vraag hoe de fietsverbindingen met<br />
het centrum verbeterd kunnen worden. Eerst wordt in paragraaf 2.2 de<br />
bestaande situatie met fietsverbindingen langs drukke wegen met doorgaand<br />
autoverkeer bekeken.<br />
2.2 Fietsen langs wegen met doorgaand autoverkeer<br />
De bestaande fietsverbindingen door de stad en met name de routes die naar<br />
het centrum voeren, lopen meestal langs drukke verkeersaders. Dat is een<br />
logische historische ontwikkeling: de fietsers reden eerst op de plaats waar<br />
nu de auto's rijden. Maar omdat de intensiteit van het autoverkeer steeds<br />
verder toenam, de onderlinge overlast daarmee toe- en de verkeersveiligheid<br />
afnam, kregen de fietsers een plaatsje lángs de weg 3. De fietsvoorziening<br />
kreeg vorm als fietspad, fietsstrook of parallelweg. Door de nog verder<br />
toegenomen, en nog steeds toenemende, belasting door het autoverkeer op<br />
het stedelijk wegennet, functioneren de fietsverbindingen langs hoofdverbindingen<br />
voor het autoverkeer niet optimaal.<br />
Veel kruispunten van verkeersaders met ondergeschikte wegen en met<br />
andere verkeersaders zijn voorzien van verkeerslichten. Hierdoor ontstaan<br />
voor fietsers, die de ondergeschikte weg ook zonder verkeerslichten veilig en<br />
snel zouden kunnen oversteken, lange wachttijden.<br />
Daarnaast is het fietsen langs een drukke autoverbinding niet de meest<br />
ontspannen en gezonde manier van fietsen (BGC 1981). Het met hoge<br />
snelheid langsrijdende autoverkeer nodigt niet uit tot een ontspannen fietsritje<br />
en de door de auto's uitgestoten uitlaatgassen zijn (overigens ook voor de<br />
automobilisten zelf) ongezond.<br />
De subjectieve veiligheid is bij het fietsen langs drukke autoverbindingen<br />
minder groot dan die in verblijfsgebieden (BGC 1981). Ook het aanpakken<br />
van de objectieve (werkelijke) onveiligheid is op wegen die een belangrijke<br />
functie voor het autoverkeer hebben, veel moeilijker: om te zorgen, dat het<br />
autoverkeer op de belangrijkste autoverbindingen ook inderdaad kan doorstromen<br />
en geen sluipwegen gaat zoeken, wordt het daar in de meeste<br />
gevallen niet wenselijk geacht, de snelheid van het autoverkeer tot voor<br />
fietsers veilige hoogte terug te brengen.<br />
Het mag dus duidelijk zijn, dat fietsverbindingen langs de belangrijke<br />
verkeersaders lang niet altijd optimale fietsvoorzieningen zijn.<br />
Feitelijk maken ook de fietsvoorzieningen deel uit van de weg. Ten bate van de leesbaarheid<br />
wordt in dit rapport steeds gesproken van fietsvoorzieningen langs de weg.
2.3 Kansen voor de fiets in een duurzaam veilig wegverkeer<br />
Tabel 2<br />
Probleemanalyse<br />
Naast de toename van de intensiteiten van het autoverkeer, is er nog een<br />
andere ontwikkeling die vraagt om een alternatief voor de bestaande fietsverbindingen<br />
langs drukke autowegen: het duurzaam veilig wegverkeer.<br />
In het rapport 'Naar een duurzaam veilig wegverkeer' (Koornstra 1992) wordt<br />
duurzaam veilig als volgt gedefinieerd:<br />
In een duurzaam veilig wegverkeerssysteem is de kans op ongevallen<br />
door de vormgeving van de infrastructuur bij voorbaat al<br />
drastisch beperkt. Voorzover er nog ongevallen gebeuren, is het<br />
proces dat de ernst van ongevallen bepaalt, zodanig geconditioneerd<br />
dat ernstig letsel nagenoeg uitgesloten is.<br />
Om dit te bewerkstelligen wordt voor het wegverkeerssysteem uitgegaan van<br />
de volgende drie beginselen (Koornstra 1992):<br />
1. Zorg voor een functioneel gebruik van het wegennet door onbedoeld<br />
gebruik van een weg te voorkomen.<br />
2. Zorg voor een homogeen gebruik van elke weg door ontmoetingen tussen<br />
verschillende verkeersdeelnemers, met grote snelheidsverschillen onderling,<br />
alsmede grote massa- en richtingsverschillen bij hoge en matige snelheden<br />
te voorkomen.<br />
3. Zorg voor een voorspelbaar verkeersgedrag door onzekerheden bij de<br />
verkeersdeelnemers te voorkomen.<br />
Een belangrijke bouwsteen bij het realiseren van een duurzaam veilig wegverkeer<br />
is de categorie-indeling van het wegennet. De wegtypen die in Nederland<br />
het meest verkeersveilig zijn, zijn de twee uitersten op de wegladder: de<br />
autosnelweg en het woonerf. (Zie tabel 2).<br />
Slachtofferongeval- en dodenratio's per wegtype, Nederland 1986 (Koornstra 1994)<br />
verblijfsgebied (w.o. woonerf)<br />
straat bibeko<br />
hoofdweg bibeko<br />
weg bubeko<br />
weg met gesloten verklaring voor langzaam verkeer<br />
autoweg<br />
autosnelweg<br />
Slachtofferratio<br />
(per 10 6 mvtkm)<br />
Dodenratio<br />
(per 108 mvtkm)<br />
0,20
Probleemanalyse<br />
8<br />
De autosnelweg is zo veilig omdat de kenmerken van het verkeer (snelheid,<br />
massa, richting) in hoge mate overeenkomen. In een woonerf zijn daarentegen<br />
de snelheden laag, zodat conflicten soepel kunnen worden voorkomen<br />
en, mochten ze toch voorkomen, geringe gevolgen hebben. Zowel een<br />
autosnelweg als een woonerf worden dus homogeen gebruikt, zij het op een<br />
geheel andere wijze. Bovendien weten verkeersdeelnemers op autosnelwegen<br />
en in woonerven wat ze te wachten staat. Autosnelwegen en woonerven<br />
worden alleen gebruikt op een manier die overeenkomt met hun vormgeving:<br />
geen zoekend bestemmingsverkeer op de autosnelweg; in een woonerf alleen<br />
verkeer met bestemming in die zelfde straat.<br />
Alle wegtypen tussen het woonerf en de autosnelweg zijn (veel) minder<br />
veilig. Deze onveiligheid wordt veroorzaakt doordat verkeer met allerlei<br />
verschillende kenmerken met elkaar wordt gemengd en doordat situaties<br />
steeds weer verschillend en daarom moeilijk voorspelbaar zijn. Om ook de<br />
wegcategorieën tussen woonerf en autosnelweg veiliger te maken zullen<br />
deze wegen dus meer eigenschappen moeten gaan krijgen van autosnelwegen<br />
of woonerven. De scheiding verblijfsgebied- verkeersgebied wordt<br />
daardoor veel scherper (Knoester 1987, De Jong 1992). Aan de ene kant<br />
zullen er grote verblijfsgebieden moeten ontstaan. Verblijfsgebieden worden<br />
hier als volgt gedefinieerd: (Naar Buchanan 1963)<br />
Verblijfsgebieden zijn die gebieden, waar mensen verblijven om te<br />
wonen, te winkelen, te recreëren en te werken, waar het gemotoriseerd<br />
verkeer ondergeschikt is aan de verblijfsactiviteiten en<br />
waar geen overlast van doorgaand verkeer voorkomt.<br />
In deze verblijfsgebieden zijn autoverplaatsingen niet uitgesloten en ook de<br />
wegen in het verblijfsgebied hebben een zekere verkeersfunctie; deze<br />
verkeersfunctie is echter ondergeschikt aan de verblijfsactiviteiten (Bosch<br />
1994).<br />
Buiten het verblijfsgebied komen wegen om de verblijfsgebieden te<br />
ontsluiten, de wijken te verbinden met het hoofdwegennet, dat weer als<br />
functie heeft steden en regio's nationaal en internationaal te verbinden<br />
(Devue 1995). Deze wegen hebben in de ideale situatie geheel geen verblijfsfunctie.<br />
De gebiedsontsluitingswegen zorgen voor de ontsluiting. Voor het<br />
verbinden zijn er de wegen met een stroomfunctie (Koornstra 1992). Zie<br />
afbeelding 3 voor een mogelijke indeling van een duurzaam veilig wegennet.<br />
De wegen in de verblijfsgebieden, de erftoegangswegen, moeten meer<br />
gaan lijken op de woonerven. Steeds wordt de aandacht gevestigd op<br />
mogelijke conflicten, waardoor het gemotoriseerd verkeer de snelheid moet<br />
aanpassen aan de meest kwetsbare verkeersdeelnemers (Korsmit 1994). Dit<br />
kan worden gerealiseerd door het autoverkeer met fietsers en eventueel ook<br />
voetgangers te mengen. Het mengen van verkeerssoorten voorkomt meteen<br />
dure, cleane en sociaal onveilige (Bijlmerachtige) oplossingen (Windhausen<br />
1994).
Gebledsontsluitingsweg<br />
Stroomweg<br />
_J<br />
Erftoegangsweg<br />
Verblijfsgebled<br />
Afbeelding 3: Voorbeeld indeling duurzaam veilig wegennet: de autoverbindingen<br />
Probleemanalyse<br />
Voor de wegen met een verkeersfunctie worden ontwerpuitgangspunten<br />
overgenomen van de autosnelwegen: conflicten worden hier voorkomen door<br />
verkeer met verschillende kenmerken (massa, snelheid, richting) te scheiden.<br />
Over bovenstaande indeling in erftoegangs-, ontsluitings- en stroomwegen<br />
moet worden opgemerkt dat deze geldt voor het gemotoriseerd verkeer.<br />
Voetgangersverkeer is welhaast per definitie verbonden met verblijven.<br />
Slechts de allerdrukste voetgangersverbindingen vragen om aanvullende<br />
maatregelen voor 'doorgaand voetgangersverkeer'.<br />
Echter, ook bij het fietsverkeer zijn de stroomfunctie, gebiedsontsluitingsfunctie<br />
en erftoegangsfunctie minder duidelijk te onderscheiden en onderling<br />
ook minder strijdig dan bij het gemotoriseerd verkeer. Zou het al noodzakelijk<br />
zijn deze functies bij het fietsverkeer te onderscheiden, dan komen de<br />
daarvoor benodigde voorzieningen qua aard en plaats niet overeen met die<br />
voor het autoverkeer.<br />
Fietsers zijn, door de grote omweg-gevoeligheid, veel moeilijker op enkele<br />
wegen te concentreren dan auto's. Er is voor fietsers nauwelijks snelheidswinst<br />
te boeken door een hoger type weg te kiezen. Ook is de fiets-capaciteit<br />
van gewone woonstraten zo hoog dat fietsers ook daar geen congestie<br />
veroorzaken en goed kunnen doorfietsen. Een combinatie van functies is bij<br />
het fietsverkeer dan ook veel beter mogelijk dan bij auto's, mits de vormgeving<br />
van de voorzieningen daarop wordt afgestemd (Slop 1994). Ook binnen<br />
een verblijfsgebied kan daarom doorgaand fietsverkeer veelal uitstekend<br />
plaatsvinden.<br />
9
Probleemanalyse<br />
10<br />
Verkeersonveiligheid voor fietsers en voetgangers wordt fundamenteel<br />
veroorzaakt door de massa en snelheid van het autoverkeer, die niet te<br />
verenigen is met die van fietsers en voetgangers (Wildervanck 1992, Fietsersbond<br />
enfb 1994a, Welleman 1995). Van de 3115 ernstig gewond geraakte<br />
of om het leven gekomen fietsers in 1991 waren er 2131 (68%)<br />
betrokken bij een botsing met een auto. Bij voetgangers ligt dit aandeel zelfs<br />
op 80% (Koornstra 1992).<br />
Fietsers veroorzaken, in tegenstelling tot automobilisten, nauwelijks verkeersonveiligheid<br />
voor anderen. Van de 305 dodelijke slachtoffers, die in<br />
1990 vielen bij fietsongevallen, waren er twee (0.6%) niet-fietser. Voor<br />
ernstig letsel bedraagt dit aantal niet-fietsers 6,2% van het totaal aantal<br />
gewonden bij fiets-ongevallen (Welleman 1995). Van de 4254 voetgangersongevallen<br />
waren er slechts 308 (7,2%) botsingen met fietsers (De Groot).<br />
De fietser is dus nauwelijks gevaarlijk, maar wel kwetsbaar en is uit verkeersveiligheidsoogpunt,<br />
het meest op zijn plaats in verblijfsgebieden.<br />
Ook het verblijfsklimaat hoeft bij doorgaand fietsverkeer door verblijfsgebieden<br />
niet in gevaar te komen. Inpassing van een fietsverbinding door een<br />
verblijfsgebied is zeer wel mogelijk (Slop 1994) en bovendien zeer wenselijk<br />
uit oogpunt van het bevorderen van het fietsgebruik als alternatief voor<br />
autogebruik. Modelberekeningen in bijlage 1 wijzen uit dat zelfs met 600<br />
fietsers per richting per uur een straat nog gemakkelijk is over te steken.<br />
Niet alle straten in het verblijfsgebied, zoals bijvoorbeeld woonerven, zijn<br />
even geschikt voor het inpassen van doorgaande fietsverbindingen (Wacker<br />
1980). In paragraaf 4.2 wordt bij de verdere uitwerking van de fietsverbindingen<br />
door verblijfsgebieden dieper ingegaan op de invloed van fietsers op<br />
het verblijfsklimaat.<br />
In de overige straten van het verblijfsgebieden ontstaan echter goede mogelijkheden<br />
voor fietsers. Alle straten binnen een verblijfsgebied zijn, door de<br />
lage intensiteit en snelheid van het autoverkeer, in principe geschikt voor<br />
fietsers, zonder dat daarvoor nog aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.<br />
Deze straten vormen het onderliggende fietsnetwerk (CROW 1994) (vergelijkbaar<br />
met en gebruik makend van dezelfde voorzieningen als de erftoegangswegen<br />
voor auto's). Met beperkte extra maatregelen zijn in verblijfsgebieden<br />
echter ook hoogwaardige doorgaande fietsverbindingen (vergelijkbaar met de<br />
gebiedsontsluitings- en stroomwegen voor het autoverkeer, maar dus niet<br />
daarmee samenvallend) goed in te passen.
Gebiedsontsluitingsweg<br />
Erftoegangsweg<br />
Gekozen route<br />
A:Doorgaand verkeer type A<br />
B:Doorgaand verkeer type B<br />
Afbeelding 4: Oneigenlijk gebruik van de wegen in<br />
het verblijfsgebied door doorgaand autoverkeer<br />
Probleemanalyse<br />
11<br />
Doorgaande fietsverbindingen door de<br />
wijk zijn bij het toepassen van grotere<br />
verblijfsgebieden sowieso nodig om de<br />
maaswijdte van het fietsnetwerk niet te<br />
groot te laten worden (Ministerie van V.<br />
en W. 1991). Een aantal doorgaande<br />
verbindingen door de wijk, die hun functie<br />
voor het autoverkeer (moeten) verliezen,<br />
zou zo kunnen worden ingericht,<br />
dat het fietsverkeer er soepel kan doorrijden,<br />
terwijl het doorgaand autoverkeer<br />
wordt geweerd.<br />
Onder doorgaand autoverkeer door een<br />
verblijfsgebied wordt in dit rapport verstaan:<br />
a) het verkeer dat herkomst noch bestemming<br />
in het verblijfsgebied<br />
heeft;<br />
b) het verkeer dat herkomst of bestemming<br />
in een ander deel van<br />
het verblijfsgebied heeft en door<br />
het verblijfsgebied heen rijdt. (Zie<br />
voor een toelichting afbeelding 4).<br />
Met de fietsverbindingen door verblijfsgebieden kunnen ontbrekende schakels<br />
in het fietsnetwerk worden aangevuld. Ook kan een alternatief worden geboden<br />
aan parallelle fietsverbindingen langs drukke autowegen, die door een<br />
grote verkeersbelasting minder geschikt zijn als fietsroute (BGC 1981).<br />
Een voorbeeld van de mogelijkheden die ontstaan wanneer een verblijfsgebied<br />
goed wordt ontsloten door fietsvoorzieningen, terwijl het doorgaand<br />
autoverkeer buiten het verblijfsgebied wordt gehouden, is te vinden in Houten.<br />
In deze New Town is het gehele gebied binnen de bebouwde kom als<br />
verblijfsgebied ingericht. De oppervlakte hiervan is ca. 500 ha, waarmee<br />
Houten tot nu toe het grootste verblijfsgebied van Nederland is. Mede daardoor<br />
neemt de fiets een zeer belangrijke positie in het stedelijk verkeer in (De<br />
Jong 1992, SEV 1994). In afbeelding 5 is de (fiets)verkeersstructuur van<br />
Houten weergegeven.<br />
Ook in een duurzaam veilig wegverkeer wordt het autoverkeer geconcentreerd<br />
op een beperkt aantal veilige gebiedsontsluitingswegen. Daardoor ontstaan<br />
grotere verblijfsgebieden dan tot nu toe gebruikelijk (Vis 1994, Bosch<br />
1994).
Probleemanalyse<br />
12<br />
Afbeelding 5: (Fiets)verkeersstructuur Houten (Bach 1994a)<br />
Deze grote verblijfsgebieden zijn voor fietsers (en ook voor voetgangers) zeer<br />
wenselijk: hoe groter het verblijfsgebied, des te minder barrières voorkomen<br />
en des te meer voorzieningen binnen het verblijfsgebied aanwezig zullen zijn.<br />
Belangenverenigingen voor voetgangers en fietsers (Komitee 50-is-te-veel<br />
1986, Fietsersbond enfb 1994a) pleiten er zelfs voor de gehele bebouwde<br />
kom tot verblijfsgebied te maken. In dorpen en kleine steden zal dit soms<br />
inderdaad mogelijk zijn. In grotere bebouwde gebieden zullen echter vaak<br />
enkele gebiedsontsluitingswegen nodig zijn, opdat de snelheden en intensiteiten<br />
in het verblijfsgebied op een acceptabel niveau kunnen lijven. De<br />
fietsvriendelijkheid van deze oplossingen hangt in dat geval vooral af van de<br />
plaats van de gebiedsontsluitingswegen ten opzichte van de stedelijke<br />
voorzieningen (Fietsersbond enfb 1994a, Bach 1994b).<br />
Om ervoor te zorgen, dat automobilisten de maximumsnelheid in het<br />
verblijfsgebied accepteren en daardoor niet overschrijden, wordt voor het<br />
bepalen van de maximale omvang van verblijfsgebieden vooralsnog het<br />
zogenaamde 'ongeduldscriterium' gebruikt. Volgens Fortuyn e.a. (1995) is de<br />
maximale ritduur op één wegcategorie, als gevolg van dit ongeduldscriterium<br />
als volgt te definiëren:<br />
Ritduurmax [min.] -<br />
(<br />
Snelheid [kmIlly<br />
15
Probleemanalvse<br />
13<br />
Uit onderstaand voorbeeld blijkt dat ook bij gebruikmaking van dit criterium<br />
grote verblijfsgebieden kunnen ontstaan, mits de verkeerscirculatie van de<br />
wijk zo is geregeld, dat de ontsluitingsweg zonder veel omwegen te bereiken<br />
is. Uitgangspunt hierbij moet zijn, dat eventuele omwegen door het autoverkeer<br />
worden gemaakt op de gebiedsontsluitingswegen (bij voorkeur een<br />
ringweg) en niet in het verblijfsgebied.<br />
Voorbeeld<br />
Een verblijfsgebied wordt aan alle kanten door ontsluitingswegen omringd. In het<br />
gebied kan 30 kilometer per uur worden gereden. De maximale rijduur bedraagt 4<br />
minuten. In deze tijd kan 2 kilometer worden afgelegd. Bij een omwegfactor van<br />
1,3 (Vaughan 1987) bedraagt de maximale straal van het gebied 1,5 kilometer. De<br />
maximale oppervlakte van dit gebied kan derhalve 700 ha bedragen.<br />
Een ander criterium voor de omvang van verblijfsgebieden is de maximale<br />
intensiteit op de wegen binnen het verblijfsgebied (Dijkstra 1995). (naar de<br />
environmental capacity van Buchanan (1963)) Bij het maken van zeer grote<br />
verblijfsgebieden zouden de auto-intensiteiten op de wegen in het verblijfsgebied<br />
zo hoog worden, dat de leefbaarheid en de verkeersveiligheid op deze<br />
wegen in gevaar komt. In drukke gebieden (bijvoorbeeld het stadscentrum)<br />
zouden de verblijfsgebieden dus kleiner moeten worden dan in ruim opgezette<br />
woonwijken, tenzij de toegankelijkheid van het stadscentrum voor het<br />
autoverkeer drastisch wordt beperkt. In het 'Eindrapport Verkeersleefbaarheid<br />
in steden en dorpen' (Ministerie van V. en W. 1978) wordt voor wegen in<br />
verblijfsgebieden een maximale intensiteit genoemd van 400 mvt/uur.<br />
Om de verblijfsgebieden te verbinden met elkaar en met stroomwegen komen<br />
gebiedsontsluitingswegen. Net als de stroomwegen zouden deze wegen<br />
duurzaam veilig moeten worden door het consequent scheiden van verkeerssoorten.<br />
Fietsers zullen dus niet op deze wegen worden toegelaten, maar van<br />
parallel gelegen fietspaden gebruik moeten maken. Het gelijkvloers kruisen<br />
van de gebiedsontsluitingswegen kan alleen plaatsvinden, waar de snelheid<br />
laag is, dus op rotondes bij wegkruispunten. Het oversteken van de ontsluitingswegen<br />
op andere plaatsen zou in het duurzaam veilig-concept (Vis<br />
1994) in principe alleen ongelijkvloers mogelijk zijn, hetgeen tot dure voorzieningen<br />
zal leiden. (In de toekomst zouden eventueel ook elektronisch beveiligde<br />
oversteken kunnen worden toegepast).<br />
In een duurzaam veilig wegensysteem zullen de gebiedsontsluitingswegen<br />
dus moeilijk neembare barrières voor het fietsverkeer vormen. Ook hierom is<br />
het dus wenselijk het aantal gebiedsontsluitingswegen binnen het bebouwde<br />
gebied te beperken en de verblijfsgebieden groter te maken dan nu gebruikelijk<br />
is.
Probleemanalyse<br />
14<br />
2.4 Fietsen door verblijfsgebieden<br />
Wanneer doorgaande fietsverbindingen meer in verblijfsgebieden en minder<br />
langs drukke autoverbindingen zouden worden aangelegd, zou dit niet alleen<br />
voordelig kunnen zijn voor fietsers, die dan zonder overlast van druk en<br />
snelrijdend autoverkeer kunnen fietsen. Ook op andere terreinen zijn op die<br />
manier voordelen te halen:<br />
- De verkeersveiligheid kan groter worden doordat minder confrontaties<br />
plaatsvinden tussen snelrijdende auto's en fietsers.<br />
Doordat minder fietsers van drukke autoverbindingen gebruik maken, kan<br />
het autoverkeer op deze wegen beter doorstromen en kan de capaciteit<br />
van de verbindingen en met name de capaciteit van kruispunten toenemen.<br />
- Bij fietsvoorzieningen door verblijfsgebieden kan van de bestaande rijbaan<br />
gebruik gemaakt worden, terwijl bij de aanleg van nieuwe fietsvoorzieningen<br />
langs drukke autoverbindingen meestal extra ruimte nodig is. Als deze<br />
ruimte al beschikbaar is, zullen vrijwel altijd extra kosten voor grondverwerving<br />
moeten worden gemaakt. Of fietsvoorzieningen door verblijfsgebieden<br />
ook werkelijk goedkoper zijn, dan die naast een stedelijke<br />
autoverbindingen is uiteraard afhankelijk van de gekozen uitvoering.<br />
Doordat verblijfsgebieden echter niet zijn ontworpen om doorgaand fietsverkeer<br />
te verwerken, heeft het fietsen door deze gebieden een aantal nadelen:<br />
1. Omdat de gebieden geen belangrijke functie voor het verkeer hebben, zijn<br />
nooit doorgaande verbindingen door het verblijfsgebied gerealiseerd.<br />
Andersom hebben deze gebieden geen functie voor doorgaand verkeer<br />
gekregen, doordat geen doorgaande verbindingen aanwezig waren.<br />
Hoewel bij het projecteren van fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />
goede mogelijkheden bestaan de kortste en meest directe 'binnendoor'route<br />
te benutten, ontbreken, met name bij de overgang van de ene naar<br />
de andere wijk, schakels in het wegennetwerk, zodat toch omwegen<br />
moeten worden gemaakt.<br />
2. Ook al zijn redelijk korte verbindingen door de wijk mogelijk, dan nog krijgt<br />
de fietser de indruk dat hij verder omrijdt dan nodig is, omdat plotselinge<br />
knikken en draaien moeten worden gemaakt (McClintock 1984). De fietser<br />
mist oriëntatiemogelijkheden, zodat niet altijd duidelijk is of de gekozen<br />
route op een snelle manier leidt naar de plaats van bestemming (Lynch<br />
1960). Bovendien zijn de te volgen verbindingen niet duidelijk aangegeven.<br />
Alleen fietsers die in de omgeving goed bekend zijn, zullen deze<br />
verbinding dus gebruiken.<br />
3. Het wegdek van straten in verblijfsgebieden is dikwijls van een matige en<br />
per plaats sterk wisselende kwaliteit. Na de reistijd is de kwaliteit van het<br />
wegdek voor fietsers het belangrijkste criterium bij de routekeuze, waarbij<br />
plaatselijk slechte stukken veel zwaarder wegen, dan stukken van een<br />
betere kwaliteit dan gemiddeld (Bovy 1985). Hierdoor zullen maar weinig
Probleemanalyse<br />
15<br />
fietsers zich aangetrokken voelen tot een route met matige kwaliteit en<br />
enkele negatieve uitschieters.<br />
4. Verbindingen die nog een enigszins doorgaand karakter hebben en dus<br />
voor fietsers aantrekkelijk kunnen zijn, zijn vaak ook voor het auto-sluipverkeer<br />
een handige alternatieve route. In tegenstelling tot de stedelijke<br />
hoofdverbindingen voor het autoverkeer, zijn deze wegen niet op druk<br />
autoverkeer gedimensioneerd, zodat de overlast van het autoverkeer er<br />
relatief groter zal zijn dan op de hoofdverbindingen. Ook de verkeersveiligheid<br />
komt hierdoor in gevaar (Knoester 1987). Voor fietsers zijn verbindingen<br />
met veel sluipverkeer dan ook allerminst aantrekkelijk.<br />
5. Zeker in verblijfsgebieden, die dichtbij of in het stadscentrum zijn gelegen,<br />
bestaat een grote parkeerdruk. Fout-geparkeerde, ladende en lossende<br />
auto's kunnen het fietsen zeer moeilijk tot vrijwel onmogelijk maken.<br />
6. Wanneer fietsers en zeker ook bromfietsers met redelijk hoge snelheid en<br />
intensiteit door smalle woonstraten rijden, kan dit vooral door jonge kinderen<br />
en ouderen als bedreigend worden ervaren (Te Nijenhuis 1987). De<br />
fietsverbinding gaat dan ten koste van het verblijfsklimaat in de straat<br />
(Wacker 1980).<br />
2.5 Probleemstelling<br />
De probleemanalyse kan worden samengevat tot de volgende probleemstelling:<br />
De bestaande fietsverbindingen met centrumgebieden lopen vaak langs<br />
belangrijke autoverbindingen, maar door het steeds drukker wordende<br />
autoverkeer zijn dit in veel gevallen niet meer de meest snelle, veilige en<br />
aantrekkelijke fietsverbindingen. Maatregelen in het kader van een duurzaam<br />
veilig wegverkeer maken fietsverbindingen door verblijfsgebieden noodzakelijk<br />
en scheppen tevens mogelijkheden daarvoor. Deze alternatieve verbindingen,<br />
meer gescheiden van het doorgaande autoverkeer zijn echter niet op het<br />
gebruik door fietsers ontworpen en bieden daardoor nog onvoldoende kwaliteit.<br />
2.6 Doelstelling<br />
Hieruit volgt de doelstelling van deze studie:<br />
Door fietsverbindingen door verblijfsgebieden aan het bestaande fietsnetwerk<br />
toe te voegen, kunnen fietsverbindingen met centrumgebieden worden gecreeerd<br />
waarop het aantal ontmoetingen met snelrijdend autoverkeer beperkt is.<br />
Doel van dit rapport is het onderzoeken van de toepassingsmogelijkheden<br />
voor en het vinden van een zodanige inpassing en vormgeving van deze<br />
fietsverbindingen, dat logische, directe, aantrekkelijke, veilige en comfortabele<br />
fietsverbindingen ontstaan, waar de overlast van rijdende en stilstaande<br />
auto's minimaal is, zodat het voor nog meer mensen aantrekkelijk is voor<br />
verplaatsingen naar het centrum de fiets te gebruiken.
3. De fietsstraat<br />
De fietsstraat<br />
17<br />
Om te komen tot een passende vormgeving voor doorgaande fietsverbindingen<br />
door verblijfsgebieden, wordt eerst ingegaan op de vraag of fietsers en<br />
auto's moeten worden gemengd of gescheiden. Aangezien mengen doorgaans<br />
de voorkeur verdient, komt de fietsstraat in beeld. Deze oplossing<br />
wordt op dit moment al in Duitsland toegepast en kan ook voor de Nederlandse<br />
situatie mogelijkheden bieden.<br />
3.1 Mengen of scheiden ?<br />
Bij het vormgeven van doorgaande fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />
doet zich een gecompliceerde situatie voor. Enerzijds moet voor het fietsverkeer<br />
een directe, doorgaande verbinding door het verblijfsgebied worden<br />
gecreëerd, anderzijds moet het doorgaande autoverkeer juist worden voorkomen.<br />
Daarnaast moet aan het doorgaande fietsverkeer een soepele doortocht<br />
worden geboden, terwijl ervoor moet worden gezorgd, dat het overblijvende<br />
autoverkeer zijn snelheid beperkt.<br />
Een mogelijke oplossing hiervoor zou zijn de doorgaande fietsverbinding van<br />
de straten in het verblijfsgebied te scheiden. Op deze manier zouden op de<br />
woonstraten de normale snelheidsremmende maatregelen kunnen worden<br />
genomen en er zouden geen doorgaande straten nodig zijn, terwijl het fietsverkeer<br />
op eigen voorzieningen snel door kan fietsen.<br />
Oplossingen, die het doorgaande fietsverkeer van de overige verkeersdeelnemers<br />
in het verblijfsgebied scheiden, hebben echter allemaal hun<br />
nadelen:<br />
- Fietspaden met een eigen tracé, los van het stratennet en de bebouwing,<br />
kunnen in principe goede fietsvoorzieningen zijn. Ze zijn echter in bestaande<br />
situaties moeilijk te realiseren, omdat de structuur van de wijk al vast<br />
ligt. Bovendien lopen deze fietsverbindingen vaak door parkjes en achter<br />
langs de bebouwing, zodat deze verbindingen sociaal onveilig kunnen zijn.<br />
Ook zijn er langs deze solitaire fietspaden nauwelijks bestemmingen voor<br />
het fietsverkeer gelegen, waardoor de verbindingen minder gebruikt zullen<br />
worden.<br />
- Fietspaden met een eigen tracé langs de bebouwing kunnen in sommige<br />
gevallen een goede oplossing zijn. De fietsvoorziening zal in deze gevallen<br />
echter vaak in de plaats komen van een erftoegangsstraat, welke, zoals de<br />
naam aangeeft, moet zorgen voor de toegankelijkheid van de aanliggende<br />
erven voor onder andere het autoverkeer. In de praktijk zal het vervangen<br />
van een erftoegangsweg door een fietspad dus slechts in beperkte mate<br />
mogelijk zijn.<br />
- Fietspaden langs erftoegangswegen gaan in tegen een van de belangrijkste<br />
principes van het verblijfsgebied: het mengen van de verkeerssoorten.
De fietsstraat<br />
18<br />
Wanneer naast een erftoegangsweg een fietspad wordt aangelegd ontstaat<br />
een wegbeeld dat niet past in een verblijfsgebied. Automobilisten<br />
worden hierdoor uitgenodigd snel te rijden. In het algemeen zijn fietspaden<br />
langs straten in verblijfsgebieden dan ook geen goede oplossing.<br />
Op sommige plaatsen kunnen fietsvoorzieningen, los van de straten van het<br />
verblijfsgebied dus mogelijkheden bieden voor het doorgaande fietsverkeer<br />
door verblijfsgebieden. In het algemeen kunnen de fietsers in verblijfsgebieden<br />
echter beter worden gemengd met het overige verkeer. Deze menging<br />
zorgt ervoor, dat automobilisten steeds attent blijven op spelende kinderen,<br />
overstekende voetgangers, kruisend fietsverkeer enz.<br />
Dus in plaats van de scheiding van verkeerssoorten, die nodig is, wanneer<br />
doorgaande fiets- en autoverbindingen worden gebundeld, is bij fietsverbindingen<br />
die los van drukke autoverbindingen worden gepland een menging van<br />
fietsers en auto's mogelijk (Zie ook afbeelding 6).<br />
Bundelen in de ruimte Scheiden in de ruimte<br />
Scheiden op de weg Mengen op fietsroute<br />
Mffil•IMMIMIM<br />
Gebiedsontsluitingsweg<br />
Fietspad<br />
Fietsroute in verblijfsgebied<br />
Afbeelding 6: Scheiden, bundelen en mengen<br />
(gemengd verkeer)<br />
Om de doorstroming van het doorgaande fietsverkeer te bevorderen en de<br />
hinder van fietsers, bromfietsers en auto's voor voetgangers te beperken, is<br />
het aanleggen van trottoirs langs doorgaande fietsverbindingen wel aan te<br />
bevelen. In § 4.2 wordt verder ingaan op het beperken van de overlast, die<br />
kan ontstaan door doorgaande fietsers in het verblijfsgebied.<br />
j<br />
1<br />
1<br />
1
De fietsstraat<br />
19<br />
Het beperken van de intensiteit en snelheid van het autoverkeer en het<br />
bieden van een comfortabele en snelle doorgaande fietsverbinding door een<br />
verblijfsgebied levert op het eerste gezicht moeilijk te verenigen eisen op.<br />
Deze tegenstrijdigheid doet zich vooral voor op het vlak van de aan te bieden<br />
infrastructuur: er zullen voorzieningen moeten komen die snel en comfortabel<br />
fietsen over doorgaande verbindingen mogelijk maken, maar die doorgaand<br />
autoverkeer onmogelijk maken en die niet uitnodigen tot snel rijden met de<br />
auto.<br />
Deze behoefte aan een straat, waarop binnen een gemengd profiel automobilisten<br />
hun gedrag aan de fietsers en de andere 'verblijvers' aanpassen,<br />
terwijl fietsers er comfortabel kunnen doorfietsen, vraagt om een speciaal<br />
regime. Op een doorgaande fietsverbinding door een verblijfsgebied moet de<br />
auto slechts 'te gast' zijn: de automobilist dient zijn gedrag, ondanks een<br />
voor fietsers comfortabel wegprofiel, aan te passen aan de aanwezigheid van<br />
fietsers. Op deze manier is een snelle, comfortabele en veilige fietsverplaatsing<br />
door het verblijfsgebied mogelijk, terwijl ook de verkeersveiligheid en de<br />
leefbaarheid in het verblijfsgebied niet in het gedrang komt.<br />
3.2 Duitse fietsstraten<br />
Afbeelding 7: Het Duitse fietsstraat-bord (Ruimte voor de fiets<br />
1994)<br />
Het concept<br />
De Duitse Fahrradstrafle of<br />
fietsstraat is een straat waarin<br />
de volledige rijbaan tot<br />
fietspad is gemaakt. Het<br />
autoverkeer kan er worden<br />
toegelaten (bijvoorbeeld<br />
bestemmingsverkeer in één<br />
richting). Het gemotoriseerd<br />
verkeer is slechts te gast in<br />
de fietsstraat en mag er<br />
slechts met aangepaste snelheid<br />
rijden, dat wil zeggen<br />
met 20 á 30 km/uur (Stadt<br />
Mainz 1994).<br />
In de uitgave 'Fahrradstrassen'<br />
(A.D.F.C. 1993) worden<br />
voor de fietsstraat twee<br />
toepassingsgebieden onderscheiden:<br />
1. De fiets-voetgangersstraat of -zone. In deze straten of zones in centrumgebieden<br />
worden fietsers toegelaten in autoarme of autovrije gebieden. De<br />
fiets (en eventueel ook de auto) is hier 'te gast' bij de voetganger en dient<br />
zijn gedrag aan te passen. Eventueel kan deze fietszone een ruimer gebied
De fietsstraat<br />
20<br />
rond het centrum vormen dan het bestaande voetgangersgebied. Voor het<br />
aantrekkelijker maken van het centrum voor fietsers, maar ook om de<br />
overlast van auto's in en om het centrum te beperken, zou deze fietszone<br />
ook in Nederland mogelijkheden kunnen hebben. In paragraaf 4.4 zal<br />
hierop nader worden ingegaan.<br />
2. De fietsstraat of -zone. Buiten het netwerk van doorgaande autoverbindingen<br />
worden straten of zones zodanig aangeduid en ingericht, dat<br />
auto's te gast zijn.<br />
De Nederlandse verblijfsgebieden zijn over het algemeen al zo ingericht,<br />
dat alle straten binnen deze gebieden goed door fietsers kunnen worden<br />
gebruikt. Inrichten van verblijfsgebieden als fietszones lijkt dan ook niet<br />
nodig. Het idee van fietsstraten, die los van het doorgaande autonetwerk<br />
lopen, zou in Nederland echter goed kunnen worden gebruikt voor het<br />
vormgeven van fietsverbindingen door verblijfsgebieden.<br />
Afbeelding 8: Mainz, FahrradstraBe am Hechenberg<br />
(Stadt Mainz 1994)<br />
De vormgeving<br />
De Duitse fietsstraten 4 hebben over het<br />
algemeen een vrij sobere vormgeving. De<br />
gedragsaanpassing van het autoverkeer<br />
wordt vooral behaald door het plaatsen<br />
van verkeersborden met de aanduiding<br />
'Fahrradstrage' (zie afbeelding 7) en het<br />
aanbrengen van fietssymbolen op het<br />
wegdek (zoals op de Nederlandse fietsstroken).<br />
Verder wordt de rijbaan versmald,<br />
waardoor niet alleen de snelheid van het<br />
autoverkeer wordt geremd, maar tevens<br />
het parkeren in de straat kan worden geregeld.<br />
Voorbeelden<br />
In tabel 3 zijn de gegevens van vier Duitse<br />
fietsstraten opgenomen. In afbeelding<br />
8,9,10 is hun vormgeving 5 te zien.<br />
4 In het vervolg van dit rapport wordt met 'fietsstraten' alleen bedoeld: fietsstraten door<br />
verblijfsgebieden en woonstraten en niet de fiets-voetgangersstraten in centrumgebieden.<br />
Van de HerbststraBe in Bremen is geen afbeelding opgenomen. De vormgeving is vergelijkbaar<br />
met de Schillerstrage in Mnster.
Tabel 3: Gegevens Duitse fietsstraten<br />
VaRmerstra-<br />
Re, Buxtehu-<br />
de'<br />
Am Hechenb-<br />
erg, Mainz 2<br />
Her bststrage,<br />
Bremen'<br />
Schillerstrafle,<br />
Miinster4<br />
Noten:<br />
1. Bron Baier 1995<br />
2. Bron Stadt Mainz 1994<br />
3. Bron Altrutz 1989<br />
voor 2<br />
na<br />
voor 1<br />
na 1<br />
voor 1<br />
na 1<br />
na' 2<br />
Aantal rij- Fietsintensiteit [fts-<br />
richtingen /12 uur]<br />
auto fie auto<br />
ts richt.<br />
2<br />
2 2<br />
6 6<br />
6<br />
1 138 43<br />
andere<br />
richting<br />
2 333 245<br />
1 300 100<br />
2 250 250<br />
2 135 135<br />
4. Bron A.D.F.C. 1993<br />
5. Over de beginsituatie<br />
zijn geen gegevens be-<br />
kend<br />
6. Niet bekend<br />
Afbeelding 9: Buxtehude, Vafimerstrage (Baier 1995)<br />
6<br />
Autointensi-<br />
teit<br />
2500 7<br />
244 8<br />
8 210<br />
680 8<br />
650'<br />
8 180<br />
7 1500<br />
7. Auto's per etmaal<br />
8. Auto's per 12 uur<br />
9. Incl. parkeren op de rijbaan<br />
10. Incl. parkeervakken<br />
Gemiddel- Rijbaanb-<br />
de snelh- reedte<br />
eid auto's<br />
[km/uur]<br />
50<br />
34<br />
35,8<br />
34,3<br />
28<br />
23,5<br />
35<br />
6,00 e<br />
6,00 10<br />
6<br />
6<br />
De fietsstraat<br />
5,70 e<br />
10<br />
5,70<br />
4,00<br />
21
De fietsstraat<br />
22<br />
Afbeelding 10: Wister, Schillerstrage (Ruimte voor de fiets 1994)<br />
3.3 Bestaande Nederlandse fietsstraten<br />
Ook in Nederland bestaan straten die in de praktijk als fietsstraat functioneren.<br />
Door grote fietsintensiteiten en een geringe functie voor het autoverkeer<br />
houdt de fiets de auto als het ware in toom. De meeste van deze straten<br />
zijn echter nooit met dit doel aangelegd: bij het ontwerpen van de straat<br />
werd wel rekening gehouden met de belangen van fietsers, maar het uiteindelijke<br />
resultaat was toch een op de auto gerichte indeling. Hier wordt een<br />
aantal straten besproken met een speciaal op het fietsverkeer gericht ontwerp.<br />
Al halverwege de jaren zeventig zijn, als onderdeel van de fietsroutedemonstratieprojecten<br />
in Den Haag en Tilburg, fietsstraten gebouwd. Delen<br />
van de fietsroutes werden zonder fysieke scheiding door min of meer rustige<br />
straten met gemengd verkeer geleid (BGC 1981). Hierbij zijn diverse vormgevingsvarianten<br />
gebruikt en geëvalueerd.<br />
1. Tuinstraat (Tilburg)<br />
In de Tuinstraat is naast een in twee richtingen bereden fietspad van 3 meter<br />
breed, zonder fysieke scheiding een in één richting bereden autostrook van 2<br />
meter breed gelegd. Fietsers worden rechts door auto's gepasseerd. Auto's<br />
hebben moeite om op de smalle strook te blijven en zullen dat, wanneer er<br />
weinig fietsverkeer is, dan ook niet doen. Op de autostrook wordt soms voor<br />
korte tijd geparkeerd, zodat de auto's dan over het fietspad moeten rijden.
De fietsstraat<br />
23<br />
Afbeelding 11: Tuinstraat Tilburg<br />
De intensiteit en snelheid van het autoverkeer zijn hier laag. Toch is de veiligheidsbeleving<br />
van de fietsers op de Tuinstraat laag ten opzicht van die op<br />
andere wegvakken. Uit afbeelding 14 blijkt dat deze fietsstraat niet altijd<br />
wordt gebruikt wordt, zoals was bedoeld.<br />
2. Piet Heinstraat/ Witte de Withstraat (Den Haag)<br />
Afbeelding 12: Schematische weergave fietsstraat Piet<br />
Heinstraat PC 1981)<br />
In deze straten in Den Haag is in<br />
een richting een fietspad van 1,80<br />
meter aangelegd. In de andere<br />
richting gebruiken fietsers en auto's<br />
gezamenlijk een rijbaan van<br />
3,40 meter. De twee rijbanen worden<br />
gescheiden door een parkeerstrook<br />
van 1,80 meter en een<br />
schrikstrook van 0,50 meter. Door<br />
de combinatie van de krappe parkeerhavens<br />
met het kritisch profiel<br />
(CROW 1994) van de rijbaan, zijn<br />
inhaalmanoeuvres van auto's zeer<br />
hinderlijk voor fietsers.
De fietsstraat<br />
24<br />
3. Korte Heuvel (Tilburg)<br />
voetpad park. strook fietsstrook autostrook<br />
Afbeelding 13: Schematische weergave fietsstraat Korte<br />
Heuvel (BGC 1981)<br />
3.4 Nieuw voorstel voor Nederlandse fietsstraten<br />
Op de Korte Heuvel zijn in beide<br />
richtingen fietspaden aangebracht<br />
van 2,00 meter breed. In het midden<br />
van de weg ligt een 2,50 meter<br />
brede autostrook met een afwijkende<br />
bestrating, voor autoverkeer<br />
in één richting. De smalle autostrook<br />
in combinatie met de brede<br />
fietspaden leidt ertoe, dat veel<br />
auto's met twee wielen over het<br />
fietspad rijden, hetgeen fietsers als<br />
hinderlijk ervaren.<br />
In 1994 heeft de Grontmij een nieuw ontwerp gemaakt voor de fietsstraat<br />
(Meyboom 1994, Grontmij 1994). Hoewel daarvoor wel een aantal voorstellen<br />
is gedaan (onder andere in Utrecht en Goes), is deze fietsstraat tot nu<br />
toe nog niet in de praktijk gebracht. De definitie die wordt gegeven voor de<br />
fietsstraat, luidt als volgt (Meyboom 1994):<br />
De fietsstraat is een straat, aangewezen en ingericht als fietspad, waarop<br />
naar aard, omvang en intensiteit motorvoertuigen met een beperkte snelheid<br />
zijn toegestaan.<br />
Hoewel het idee achter deze fietsstraat dus hetzelfde is als achter de<br />
Duitse fietsstraat (en ook daardoor is geïnspireerd (Meyboom 1994)) is de<br />
uiteindelijke vormgeving verschillend. In dit ontwerp is het wegprofiel als<br />
volgt ingedeeld: in één richting ligt een fietspad van 1,50 breed. Daarnaast is<br />
aan de rechterkant een zogenaamde rabatstrook van 0,85 aangebracht. Deze<br />
zorgt ervoor dat ook auto's gebruik kunnen maken van het fietspad. In de<br />
andere richtingen kan, bij autoverkeer in twee richtingen, nog zo'n indeling<br />
worden toegepast. Bij autoverkeer in slechts één richting wordt in de andere<br />
richting een fietspad aangelegd. De twee richtingen worden fysiek gescheiden<br />
door een middenberm. Hierdoor kunnen auto's fietsers niet inhalen en<br />
worden ze gedwongen achter de fietser te blijven. In afbeelding 15 is dit<br />
ontwerp voor de fietsstraat te zien.
Afbeelding 14: Onduidelijkheid leidt tot verkeerd gebruik fietsstraat.<br />
De fietsstraat<br />
25
De fietsstraat<br />
26<br />
0 0 0<br />
0.15<br />
2.00 2.00 j<br />
FIETSSTRAAT<br />
0.15<br />
0.85 150 0.75 1.50 j j 2.00<br />
Afbeelding 15: Bovenaanzicht en dwarsdoorsnede fietsstraat (Grontmij 1994)<br />
6.90<br />
0.90<br />
trottoir<br />
strook voor fietsers<br />
strook voor fietsers<br />
motorvoertuigen<br />
parkeervak<br />
trottoir
3.5 Evaluatie<br />
De fietsstraat<br />
27<br />
In de 'fietsstraten' in Den Haag en Tilburg is steeds gezocht naar oplossingen<br />
die een zekere mate van scheiding nastreven. Deze scheiding leidt voor alle<br />
gebruikers tot een beperking van de ruimte, die ieder tot zijn beschikking<br />
heeft. Ook wanneer niet alle stroken bezet zijn en er dus in principe meer dan<br />
voldoende ruimte voorhanden is, worden de verkeersdeelnemers gedwongen<br />
in hun baan te blijven, waardoor de ruimte per verkeersdeelnemer nog steeds<br />
beperkt is. Dit geldt voor de ruimte voor het koers houden van de automobilist<br />
en het eventueel inhalen van fietsers, maar ook voor fietsers, die een<br />
veel beperktere ruimte tot hun beschikking hebben dan bij een ongedeeld profiel.<br />
Bovendien leidt blokkering van één van de stroken tot volledige stremming<br />
of tot oneigenlijk, onverwacht en dus gevaarlijk gebruik van de andere<br />
stroken. Geconcludeerd wordt dan ook (BGC 1981), dat een versnippering in<br />
smalle rijstroken gericht op gescheiden gebruik zonder daadwerkelijke<br />
scheiding niet kan worden aanbevolen.<br />
Het ontwerp van de Grontmij heeft echter voor een deel dezelfde bezwaren<br />
als de fietsstraten in Den Haag en Tilburg. Ook hier wordt binnen het wegprofiel<br />
een indeling aangebracht voor de verschillende verkeersdeelnemers: in<br />
dit geval wordt de fietser gedwongen midden op de weg te rijden en wordt<br />
een scheiding aan gebracht tussen de rijstroken. Dit betekent dat de auto<br />
steeds achter de fietser moet blijven, ook wanneer slechts weinig verkeer<br />
aanwezig is. Dit is niet alleen hinderlijk voor de automobilist, maar ook voor<br />
fietsers. Fietsers zullen het niet prettig vinden over langere afstand door een<br />
auto 'achterna gezeten' te worden. Bovendien zullen ook snellere fietsers, die<br />
de vooraan rijdende fietsers zouden willen inhalen achter de auto moeten<br />
blijven rijden. De verkeersdeelnemers zullen in deze fietsstraat dus meer<br />
hinder van elkaar ondervinden dan noodzakelijk is. Ten slotte is deze variant,<br />
ondanks minder beschikbare ruimte voor alle verkeersdeelnemers, breder dan<br />
de Duitse variant (4,90 meter bij partieel eenrichtingsverkeer) en dus moeilijker<br />
inpasbaar en bovendien duurder.<br />
Ook de Fietsersbond enfb (1994b) stelt in een reactie op dit ontwerp voor de<br />
fietsstraat, dat de nadelen van een fysieke scheiding tussen de twee rijrichtingen,<br />
niet opwegen tegen de voordelen ervan. De bezwaren ervan zijn, ook<br />
volgens de enfb, vooral terug te voeren op de toename van hinder en oponthoud<br />
door de scheiding.<br />
De Duitse fietsstraten kennen het nadeel van een versnippering van de ruimte<br />
niet. In deze vormgeving kan de beschikbare ruimte flexibel worden gebruikt.<br />
Voor het vormgeven van doorgaande fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />
biedt toepassing van de Duitse vormgeving van de fietsstraat dan ook goede<br />
mogelijkheden. In de Duitse praktijk blijkt de vormgeving dan ook goed te<br />
voldoen. In steeds meer Duitse steden worden fietsstraten gerealiseerd. Bij<br />
toepassing in de Nederlandse situatie moeten echter wel twee belangrijke<br />
verschillen met Duitsland in het oog worden gehouden:
De fietsstraat<br />
28<br />
1. In Nederland zijn meer fietsers.<br />
Wanneer de fietsstraten in Nederland op drukke fietsverbindingen worden<br />
aangelegd, zullen hogere fietsintensiteiten optreden dan in Duitsland.<br />
Doordat in de (Duitse) fietsstraat geen scheidingen tussen de verkeersdeelnemers<br />
worden aangebracht, is deze fietsstraat echter zeer flexibel te<br />
gebruiken. Wanneer weinig fietsers aanwezig zijn, zal de automobilist, als<br />
daartoe gelegenheid is, een voor hem rijdende fietser kunnen inhalen.<br />
Wanneer veel fietsers aanwezig zijn, is er voor de automobilist weinig<br />
gelegenheid om in te halen en zal hij zijn gedrag sterker moeten aanpassen.<br />
Dit versterkt echter alleen maar het speciale karakter van de fietsstraat<br />
en hoeft daarom geen problemen op te leveren.<br />
2. Waarschijnlijk is het in Nederland moeilijker mensen tot een gedragsverandering<br />
te bewegen, indien zij daarvan de noodzaak niet inzien.<br />
Het plaatsen van een bord 'Fietsstraat' zal op zich vermoedelijk weinig<br />
invloed hebben op het rijgedrag. Daarom zal er bij toepassing van de fietsstraat<br />
in Nederland voor moeten worden gezorgd, dat verkeerscirculatiemaatregelen<br />
de intensiteit van het autoverkeer sterk reduceren. Het<br />
afsluiten van de doorgaande verbindingen voor het autoverkeer kan het<br />
gebruik van de fietsstraat door niet-bestemmingsverkeer voorkomen. De<br />
vormgeving van de straat zal zo moeten zijn, dat het autoverkeer attent<br />
wordt gemaakt op de aanwezigheid van fietsers, zodat de snelheid van<br />
het autoverkeer beperkt blijft. Deze combinatie van fysieke maatregelen,<br />
met een speciaal juridisch regime op de fietsstraat zal ook in Nederland<br />
een gedragsaanpassing teweeg moeten kunnen brengen.<br />
De Duitse vormgeving van de fietsstraat zal dan ook worden gebruikt worden<br />
bij de verdere uitwerking van de fietsstraat in het vervolg van dit rapport.
4. Uitwerking fietsstraat<br />
VOORWAARDEN<br />
Retsvoon,win g<br />
Fietsnetwerk<br />
Omwegen<br />
Oponthoud<br />
Aankleding<br />
Overlast<br />
•I: .....<br />
Wegdek<br />
Overlast autoverkeer<br />
------<br />
HOOFDEISEN<br />
Samenhang<br />
Directheid<br />
.Aantrekkelijkheid<br />
• . ---:•.Comfort<br />
Intensiteit<br />
Snelheid ''.Veiligheid<br />
Parkeren<br />
Afbeelding 16: Samenhang met hoofdeisen 'Tekenen voor<br />
de fiets' (CROW 1994)<br />
Uitwerking<br />
29<br />
In dit hoofdstuk zullen de inpassing en vormgeving van de fietsstraat, zoals<br />
die in het vorige hoofdstuk is behandeld, voor de Nederlandse situatie<br />
worden uitgewerkt. Eerst komt een aantal voorwaarden aan de orde, waaraan<br />
fietsvoorzieningen in verblijfsgebieden moeten voldoen. Daarna volgen<br />
respectievelijk de vormgeving van de fietsstraat.<br />
4.1 Voorwaarden bij de uitwerking<br />
In deze paragraaf komen de voorwaarden aan de orde, waaraan fietsverbindingen<br />
door verblijfsgebieden moeten voldoen. Deze voorwaarden vormen<br />
het 'spiegelbeeld' van de problemen van het fietsen in verblijfsgebieden,<br />
zoals die in hoofdstuk 2 zijn geconstateerd. Ze proberen voor deze problemen<br />
een oplossing te vinden.<br />
In afbeelding 16 wordt eerst een<br />
overzicht gegeven van de voorwaarden<br />
en wordt aangegeven hoe<br />
deze voorwaarden samenhangen<br />
met de hoofdeisen, die in 'Tekenen<br />
voor de fiets' aan fietsvoorzieningen<br />
worden gesteld.<br />
Om door toepassing van fietsstraten<br />
doorgaand fietsverkeer zo<br />
direct, aantrekkelijk, veilig en comfortabel<br />
door verblijfsgebieden te<br />
laten rijden, dienen fietsstraten zo<br />
veel mogelijk aan de volgende<br />
voorwaarden te voldoen:<br />
1. Om de intensiteit van het autoverkeer te verlagen, moeten zodanige verkeerscirculatiemaatregelen<br />
worden genomen, dat doorgaand autoverkeer<br />
niet langer mogelijk is (a) en dat autoverkeer niet onnodig lang in het verblijfsgebied<br />
rondrijdt (b). Deze maatregelen moeten niet alleen op de<br />
fietsstraten worden genomen, maar om het probleem niet te verplaatsen,<br />
in het gehele verblijfsgebied.<br />
a) Doorgaande verbindingen moeten niet (langer) voor het autoverkeer<br />
toegankelijk zijn. Deze afsluiting zal met fysieke maatregelen moeten<br />
worden ondersteund om ontduiking te voorkomen.<br />
b) De gebiedsontsluitingswegen moeten gemakkelijk vanuit het verblijfsgebied<br />
te bereiken zijn.<br />
2. De fietsstraat moet zo worden ingericht dat het snelheidsverschil tussen<br />
fietsers en het overblijvende autoverkeer worden verminderd (Verkeersruimten...<br />
1985, BGC 1984), zodat goede integratie mogelijk is (Welleman<br />
1993).
Uitwerking<br />
30<br />
3. Er moet duidelijk zijn aangegeven waar wel en waar niet mag worden<br />
geparkeerd. Ook het rood kleuren van de fietsstraat kan er voor zorgen dat<br />
minder op de fietsvoorziening wordt geparkeerd, geladen en gelost (Grebe<br />
1980)<br />
Fysieke maatregelen moeten fout-parkeren zoveel mogelijk onmogelijk<br />
maken, maar moeten wel zo worden genomen dat ze niet ook het fietsverkeer<br />
ernstig belemmeren.<br />
4. Om te zorgen voor logische routes zonder grote omwegen, zullen op de<br />
daarvoor meest geschikte plaatsen ontbrekende schakels in het netwerk<br />
moeten worden opgevuld. Het zal hierbij vaak gaan om kleine ingrepen,<br />
die al veel omwegen kunnen voorkomen (Grootenhuis 1983).<br />
5. De gecreëerde doorgaande verbindingen moeten zo worden vormgegeven,<br />
dat het voor fietsers aantrekkelijk is ze te gebruiken. De fietsstraat moet<br />
dus worden voorzien van een goed wegdek (bij voorkeur asfalt (CROW<br />
1994)), maar waarbij het wegwerken van slechte stukken belangrijker is<br />
dan het hier en daar aanbrengen van zeer goede kwaliteit (Bovy 1985).<br />
6. De fietser moet bij het kruisen van andere infrastructuur zo weinig mogelijk<br />
oponthoud ondervinden (Van Bekkum 1982, BGC 1981). Zeker bij het<br />
kruisen van infrastructuur van een lagere categorie (erftoegangswegen)<br />
moet nauwelijks oponthoud worden ondervonden.<br />
7. De fietsstraat moet op een logische manier deel uit maken van het stedelijke<br />
hoofdnetwerk van fietsverbindingen. Hier en daar losse stukken<br />
fietsstraat zullen nooit intensief door het fietsverkeer worden gebruikt<br />
(Bach 1992). Bij voorkeur moet de nieuwe fietsstraat ontbrekende schakels<br />
in het fietsroutenetwerk aanvullen. Wanneer de fietsstraat echter een<br />
parallelle, minder geschikte route moet vervangen, moet de nieuw gecreëerde<br />
verbinding minstens zo geschikt (snel) zijn (BGC 1981).<br />
8. Het moet logisch en gemakkelijk zijn de fietsstraat te gebruiken. De te<br />
volgen route moet duidelijk zijn aangegeven, bij voorkeur doordat het<br />
wegdek een afwijkende (rode) kleur heeft (BGC 1981). De fietsstraat<br />
moet direct bij oplevering worden opgenomen in de fietsbewegwijzering.<br />
Bovendien moet de fietsstraat zo worden ingepland, dat steeds duidelijk<br />
is, waar hij heen leidt (Lynch 1960).<br />
9. Een doorgaande fietsverbinding moet, om de onderlinge overlast van<br />
bewoners (met name de meest kwetsbaren: spelende kinderen en bejaarden)<br />
en het fietsverkeer te beperken, niet door smalle woonstraatjes en<br />
woonerven worden geleid, maar bij voorkeur de ruimere straten volgen<br />
(Bach 1994b).
4.2 Inpassing van de fietsstraat<br />
Uitwerkinci<br />
31<br />
Voor het functioneren van een fietsstraat is de inpassing in het stedelijk<br />
wegennetwerk van cruciaal belang. De inpassing bepaalt in belangrijke mate<br />
het gebruik van de verbinding door fietsers. Zowel de samenhang van de<br />
nieuwe route binnen het bestaande stedelijke fietsnetwerk, als een logisch<br />
(weinig knikken en draaien, goede oriëntatie) en direct (zonder grote omwegen)<br />
verloop van de verbinding zijn hierbij van belang. Bovendien bepaalt de<br />
manier van inpassen de aantrekkelijkheid voor en daarmee het gebruik van de<br />
fietsstraat door autoverkeer.<br />
Stedelijk fietsnetwerk<br />
De functie van een fietsnetwerk is het mogelijk maken van directe en veilige<br />
fietsverplaatsingen in een samenhangend systeem (CROW 1994). In principe<br />
maakt iedere straat (enkele uitzonderingen daargelaten) deel uit van het<br />
stedelijk fietsnetwerk (Ministerie van V. en W. 1978). Op deze straten moet<br />
het dan ook mogelijk zijn veilig en redelijk comfortabel te fietsen. Wanneer<br />
men echter kans ziet de meeste fietsverplaatsingen te bundelen op een<br />
beperkt aantal verbindingen (het hoofdnet), dan heeft dit zeker voordelen:<br />
- Door een beperking van het aantal voorzieningen kunnen deze beter<br />
worden uitgevoerd (Bach 1987, 1993, Diepens 1989). Veel gebruikte<br />
fietsverbindingen kunnen worden voorzien van een comfortabel wegdek,<br />
goede verlichting en veilige en snelle oversteekvoorzieningen bij het<br />
kruisen van drukke autoverbindingen.<br />
- Ongevallen per kilometer nemen niet lineair toe met de fietsintensiteit.<br />
Bundeling van fietsstromen kan dus leiden tot vermindering fietsongevallen<br />
(Hamerslag 1982).<br />
- Bundeling van fietsverplaatsing leidt tot meer sociale contacten. Daardoor<br />
kan het verblijfsklimaat verbeteren en de sociale onveiligheid verminderen<br />
(Bolt 1982).<br />
Om zoveel mogelijk fietsers te verzamelen en dus met de fietsvoorziening<br />
zoveel mogelijk fietsers van dienst te zijn, zijn het de verbindingen met het<br />
hoogste (verwachte) gebruik die in het stedelijk fietsnetwerk promoveren tot<br />
de hoofdverbindingen (CROW 1994). Daarnaast kan het streven naar een<br />
herkenbare en samenhangende structuur ertoe leiden, dat ook iets minder<br />
intensief gebruikte verbindingen in het hoofdnet worden opgenomen (CROW<br />
1994). Op deze hoofdverbindingen zullen de beste voorzieningen voor het<br />
fietsverkeer worden getroffen.<br />
Een samenhangende structuur hoeft overigens allerminst een rechthoekig<br />
netwerk te zijn, zoals in <strong>Delft</strong> is toegepast. In de praktijk blijken zeer veel<br />
fietsverplaatsingen centrumgericht en ook veel andere fietsverplaatsingen<br />
blijken via het stadscentrum te worden gemaakt (Van Zeijl 1996). In de
Uitwerking<br />
32<br />
literatuur 6 wordt er dan ook voor gepleit zeker ook radiale fietsverbindingen<br />
in het hoofdnet op te nemen. Ook voor het bevorderen van het fietsverkeer<br />
naar het centrum, waar voor auto's de minste ruimte is, zijn vooral radiale<br />
verbindingen interessant, omdat deze zonder veel omwegen naar het centrum<br />
leiden.<br />
Het idealiseren van een fietsstructuur (radiaal of rechthoekig) is eigenlijk<br />
alleen goed mogelijk in een blanco beginsituatie, bijvoorbeeld als onderdeel<br />
van de totale planning van een nieuwbouwwijk (Ploeger 1983). Bij het<br />
verbeteren van een bestaande situatie zal het bestaande hoofdnetwerk van<br />
fietsverbindingen het uitgangspunt zijn, waarbij corridors (zeker die met het<br />
centrum) met een grote omwegfactor of een slechte kwaliteit (slecht wegdek,<br />
menging met druk of snelrijdend autoverkeer) voor verbetering in<br />
aanmerking komen. Ook een groot aantal autoverplaatsingen op een relatie<br />
kan aanleiding zijn extra maatregelen ter bevordering van het fietsverkeer te<br />
nemen (Van Zeijl 1996).<br />
Bij het plannen van doorgaande fietsverbindingen in de vorm van fietsstraten<br />
zullen de zwaarte van de relatie (bepalend voor het potentiële gebruik) en de<br />
directheid en kwaliteit van de bestaande fietsvoorzieningen op de corridor<br />
dan ook maatgevend zijn.<br />
Nadat enkele corridors zijn geselecteerd, waarop extra fietsvoorzieningen<br />
gewenst zijn, kan worden onderzocht of deze met behulp van fietsstraten<br />
kunnen worden gerealiseerd, of dat andere maatregelen meer geschikt zijn. In<br />
de rest van deze paragraaf worden verdere voorwaarden en aanbevelingen<br />
voor het bepalen van de meest geschikte locatie van een fietsstraat gegeven.<br />
Vergroten oriëntatie<br />
Naast de uiteindelijke uitvoering van de fietsverbinding (continue kenmerken,<br />
zoals vormgeving, wegdek, verlichtingselementen) kan ook een goede<br />
inpassing van fietsstraten door verblijfsgebieden ertoe leiden, dat de straat<br />
voor fietsers aantrekkelijk is om te gebruiken. Er zal, behalve met het kiezen<br />
van de meest directe verbinding door het verblijfsgebied, ook rekening gehouden<br />
moeten worden met de mogelijkheden van de fietser om zich te oriënteren<br />
en met de beperkte kennis, die de fietser heeft van de keuzemogelijkheden.<br />
Een van de bezwaren, die zouden kunnen bestaan tegen het plannen van<br />
fietsverbindingen door verblijfsgebieden, is het gebrek aan oriëntatie en<br />
herkenbaarheid, dat bij fietsers zou kunnen ontstaan. Wanneer een fietsverbinding<br />
langs een brede, rechte weg met de bebouwing op ruime afstand<br />
loopt, ontstaat een goed overzicht over de omgeving en daardoor kan de<br />
fietser zich over het algemeen goed oriënteren (Lynch 1960). Bovendien zal<br />
een brede, rechte straat al snel voorkomen op de mental map, het ruimtelijk<br />
beeld dat de fietser van de omgeving heeft gevormd (CROW 1994).<br />
6 Met name door stedebouwkundigen wordt gepleit voor radiale routes:<br />
(Demonstratie fietsroute Tilburg 1977),(Bolt 1982),(Quik 1982),(Bach 1992, 1993).
Uitwerking<br />
33<br />
Bij een fietsverbinding door het verblijfsgebied zal het overzicht over de<br />
omgeving minder zijn, waardoor de oriëntatie moeilijker wordt. Doordat een<br />
fietsstraat minder prominent aanwezig is dan een drukke autoverbinding, zal<br />
de fietsverbinding door het verblijfsgebied minder snel voorkomen op de<br />
mental map van de fietser. Minder fietsers zullen de verbinding kennen en<br />
gebruiken.<br />
De volgende maatregelen kunnen deze bezwaren ondervangen of ten minste<br />
beperken:<br />
- Plan de fietsstraat in de bredere en meer gestrekte straten van het verblijfsgebied.<br />
Hierdoor kan tevens worden voorkomen dat het drukke<br />
fietsverkeer het verblijfsklimaat in de straat aantast.<br />
- Zorg voor duidelijke eindpunten voor de verbinding, zeker aan de bestemmingszijde<br />
(in de meeste gevallen het centrum) om de oriëntatie van de<br />
gebruikers van de verbinding te verbeteren (Lynch 1960). Markante<br />
gebouwen of bijvoorbeeld een plein zouden als duidelijke markering<br />
kunnen dienen.<br />
- Zorg voor een consequente richting (Lynch 1960) voor de fietsstraat en<br />
voorkom plotselinge knikken en draaien. Door richtingsveranderingen<br />
neemt de oriëntatie neemt af, de verbinding lijkt indirecter dan hij is (McClintock<br />
1984) en scherpe bochten noodzaken de fietser tot afremmen.<br />
- Breng bewegwijzering voor fietsers aan op en in de buurt van de fietsstraat.<br />
- Breng de fietsstraat onder de aandacht van de plaatselijke media.<br />
Het gebruik van de verbinding kan, behalve door het verbeteren van de<br />
oriëntatie en herkenbaarheid, ook door de volgende maatregelen worden<br />
bevorderd:<br />
- Leid de fietsverbinding langs fiets-aantrekkende gebouwen en plaatsen,<br />
zoals winkels, scholen en openbaar-vervoerhaltes of plaats, wanneer<br />
daarop invloed kan worden uitgevoerd, fiets-aantrekkende functies langs<br />
de fietsverbinding. Ook als eindpunt voor de fietsverbinding is dit soort<br />
gebouwen of plaatsen uitermate geschikt (Bach 1992). Wel moet er<br />
rekening mee worden gehouden, dat dit soort gebouwen ook vaak veel<br />
autoverkeer aantrekt. Dit zou kunnen worden opgelost door de toegang<br />
voor auto's niet via de fietsstraat te laten plaatsvinden.<br />
- Pas het onderliggende fietsnet met behulp van kleine doorsteekjes en<br />
verbindingen zo aan, dat de toegankelijkheid van de fietsverbinding vanuit<br />
omliggende straten verbetert (BGC 1981).<br />
Maximale intensiteiten<br />
De maximale intensiteiten van autoverkeer en fietsverkeer die nog op een<br />
fietsstraat toelaatbaar zijn, zonder de doorstroming van het fietsverkeer én<br />
het verblijfsklimaat in de straat te veel te belemmeren, zijn in bijlage 1 met<br />
behulp van een hindermodel berekend. In afbeelding 17 is een samenvattende<br />
grafiek met toelaatbare waarden weergegeven.
Uitwerking<br />
34<br />
e-h<br />
Afbeelding 17: Toelaatbare intensiteitscombinaties<br />
Intensiteiten fietsstraat<br />
B<br />
[ftG/UUririchtimi<br />
4i!,0 rif e<br />
In bovenstaande grafiek zijn de volgende gebieden te onderscheiden:<br />
Gebied A: Intensiteitscombinatie voldoet voor toepassing fietsstraat.<br />
Gebied B: Intensiteitscombinatie levert te veel hinder op voor fietsers.<br />
Gebied C: Intensiteit auto's te hoog voor verblijfsgebied.<br />
Gebied D: Intensiteit fietsers te hoog voor verblijfsgebied.<br />
Uit de modelberekeningen is in bijlage 1 gebleken, dat, wanneer meer dan<br />
600 fietsers per richting per uur van de fietsstraat gebruik maken, de meeste<br />
auto's over grote afstand achter een fietser moeten blijven rijden. Daarom<br />
mogen bij zulke hoge intensiteiten (als die in een verblijfsgebied al toelaatbaar<br />
zijn, zie afbeelding 17) auto's slechts maximaal 300 meter van de fietsstraat<br />
gebruik maken (CROW 1994)<br />
In principe maken alle straten deel uit van het stedelijk fietsnetwerk; alle<br />
bestemmingen moeten per fiets bereikbaar zijn. Aan straten, die worden<br />
uitgekozen voor het maken van de doorgaande fietsverbindingen door het<br />
verblijfsgebied moeten echter wel voorwaarden worden gesteld, om de<br />
onderlinge overlast van doorgaande, vaak snel rijdende fietsers en verblijvers<br />
te beperken. In bijlage 1 wordt een bovengrens gegeven voor het aantal<br />
fietsers, dat nog op een straat in een verblijfsgebied toelaatbaar is. Uitgaande
Uitwerking<br />
35<br />
van de oversteekbaarheid van de straat is gevonden dat maximaal 600<br />
fietsers per richting per uur toelaatbaar zijn.<br />
Behalve oversteekbaarheid zullen nog andere factoren de maximum<br />
intensiteit van fietsers in verblijfsgebieden beïnvloeden. Wanneer op grotere<br />
schaal fietsverbindingen in verblijfsgebieden worden aangelegd, zal hiernaar<br />
aanvullend onderzoek nodig zijn. Ook naar de overlast van bromfietsers in het<br />
verblijfsgebieden en de mogelijkheden voor het beperken daarvan, zal nog<br />
nader onderzoek nodig zijn. Hier worden tot slot nog twee straattypen behandeld<br />
waarop het ongeacht de fietsintensiteiten niet wenselijk is fietsstraten<br />
aan te leggen: woonerven en smalle straatjes.<br />
Woonerven<br />
Het karakter van een woonerf valt niet te verenigen met de eisen, die aan<br />
een doorgaande fietsverbinding worden gesteld (Bach 1994b). De voorgeschreven<br />
stapvoetse rijsnelheid is niet te combineren met een hoge afwikkelingssnelheid<br />
(CROW 1994) die voor doorgaande fietsverbindingen moet<br />
gelden. Ook het feit dat in een woonerf al het verkeer, ook de voetgangers,<br />
worden gemengd, laat zich moeilijk verenigen met een doorgaande fietsverbinding<br />
met hoge fietsintensiteiten. Ten slotte vormen de aanwezigheid<br />
drempels, obstakels en asverspringingen, die het autoverkeer in toom moeten<br />
houden, ook voor fietsverkeer een belemmering.<br />
Smalle straatjes<br />
In straatjes, die zo smal zijn, dat geen trottoir kan worden gemaakt (Wacker<br />
1980) is het af te raden de doorgaande fietsverbinding in te passen. Voetgangers<br />
worden dan gedwongen op de rijbaan te lopen, waardoor de verkeersveiligheid<br />
en de doorstroming van het fietsverkeer in gevaar komen.<br />
Wanneer een doorgaande fietsvoorziening op die plaats wel degelijk wenselijk<br />
is, kan worden overwogen niet langer auto's toe te laten en slechts een<br />
solitair fietspad aan te leggen.<br />
Voorkomen van doorgaand autoverkeer<br />
Om de intensiteit en snelheid van autoverkeer dat van de fietsstraat gebruik<br />
maakt, te beperken, in ieder geval tot in de vorige paragraaf genoemde<br />
grenswaarden, zal ervoor moeten worden gezorgd, dat alleen het autoverkeer<br />
van de wegvakken van de fietsstraat gebruik maakt, dat zijn herkomst of<br />
bestemming in de zeer directe omgeving van die straat heeft. Verbindingen,<br />
die de straat tot een geschikte doorgaande fietsverbinding maken, moeten<br />
dus niet (langer) voor het doorgaande autoverkeer toegankelijk zijn. Wanneer<br />
deze maatregelen echter alleen op het de fietsstraat worden genomen, zal de<br />
overlast zich verplaatsen naar de overige straten van het verblijfsgebied. Ook<br />
op een hoger schaalniveau (het gehele verblijfsgebied) moet er dus voor<br />
worden gezorgd dat doorgaand autoverkeer niet via de erftoegangswegen<br />
rijdt, maar gebruik maakt van de gebiedsontsluitingswegen.
Uitwerking<br />
36<br />
Om te voorkomen, dat auto's over te grote afstand van de fietsstraat gebruik<br />
maken, zouden in principe de volgende maatregelen (Devue 1995) genomen<br />
kunnen worden:<br />
1 Het doorknippen van doorgaande verbinding.<br />
Wanneer het op een aantal goedgekozen plaatsen met fysieke maatregelen<br />
onmogelijk wordt gemaakt, de straten van de fietsverbinding over langere<br />
afstand te volgen, is dit een zeer effectieve, goedkope en directe manier<br />
om doorgaand verkeer te weren. Uiteraard moet het fietsverkeer deze<br />
afsluiting wel kunnen passeren. Randvoorwaarde hierbij is wel dat er een<br />
geschikte alternatieve route voor het autoverkeer bestaat. Voor het<br />
afsluiten van doorgaande verbindingen bestaat een aantal alternatieven die<br />
naar gelang de situatie kunnen worden toegepast. Een overzicht van de<br />
verschillende mogelijkheden wordt gegeven in afbeelding 18.<br />
Cul de Sac<br />
Afbeelding 18: Wegafsluitingen<br />
Wegvak-<br />
afsluiting<br />
Voor auto's afgesloten wegvak<br />
Parkeerplaats<br />
J: 7<br />
Diagonale<br />
afsluiting<br />
Wanneer straten ergens middenin worden doorgeknipt ontstaan doodlopende<br />
straten, die extra maatregelen voor het omkeren (cul-de-sac's)<br />
noodzakelijk maken. In sommige gevallen kan er daarom de voorkeur aan<br />
worden gegeven een kort wegvak tussen twee kruispunten geheel voor<br />
het autoverkeer af te sluiten, zodat autoverkeer bij het kruispunt normaal<br />
zijn weg kan vervolgen (Goudappel 1965). Deze oplossingen voorkomen<br />
ook, dat een stratennet wordt gecreëerd, dat voor bedienend verkeer<br />
(vuilnisauto) en bij wegopbrekingen (geen alternatieve route) problemen<br />
opleveren (McCluskey 1979). Bij cul-de-sac's en bij wegafsluitingen<br />
kunnen parkeerterreintjes worden aangelegd voor de gebouwen langs het<br />
afgesloten wegvak. Een laatste mogelijkheid is het diagonaal afsluiten van<br />
de kruispunt. Hierbij blijven alle wegvakken voor het autoverkeer toegankelijk,<br />
maar doorgaand verkeer wordt effectief geweerd (Knoester 1985).
Uitwerking<br />
37<br />
2. Het instellen van alternerend eenrichtingsverkeer.<br />
Door de straten van de fietsverbinding dan weer van de ene, dan weer<br />
van de andere kant voor het autoverkeer toegankelijk te maken, kan doorgaand<br />
verkeer effectief worden bestreden. Randvoorwaarde is dat meerdere<br />
straten in de maatregelen worden betrokken, zodat een uitgekiende<br />
verkeerscirculatie mogelijk is. Er moet wel rekening mee worden gehouden<br />
dat bij het omzetten van twee- in eenrichtingsverkeer meer ruimte vrijkomt<br />
voor het overblijvende verkeer, waardoor de snelheid daarvan zal toenemen<br />
(Komitee 50-is-te-veel 1986).<br />
3. Fysiek afdwingen van een lage snelheid om gebruik te ontmoedigen door<br />
de reistijd te verlengen.<br />
Deze maatregel leidt, bij toepassing van de meest effectieve snelheidsremmende<br />
maatregelen, drempels, tot verlies aan comfort voor de fietsers<br />
(CROW 1994). Bovendien blijft doorgaand verkeer over de fietsstraat nog<br />
steeds mogelijk. Wanneer geen alternatieve route beschikbaar is om de<br />
gebouwen aan het eind van de fietsverbinding te bereiken, zal dit echter<br />
veelal de enige manier zijn om de auto-intensiteit (en de snelheid) op de<br />
fietsverbinding te beperken. Andere snelheidsremmende maatregelen,<br />
zoals wegversmallingen en asverpringingen zijn veel minder effectief (Beke<br />
1994) en zijn evenmin fietsvriendelijk, omdat de koers van auto's bij dit<br />
soort maatregelen onvoorspelbaar is (CROW 1994).<br />
Voor het voorkomen van doorgaand verkeer door het verblijfsgebied, waar de<br />
fietsverbinding doorheen loopt, staan in principe dezelfde maatregelen ter<br />
beschikking als op de fietsstraat, zij het dat de maatregelen op grotere schaal<br />
moeten worden toegepast. Deze maatregelen zullen daarom nogmaals kort<br />
worden beschouwd op hun geschiktheid voor toepassing op wijkniveau.<br />
1. Het verdelen van het verblijfsgebied in sectoren.<br />
Wanneer het verblijfsgebied op verschillende plaatsen vanaf de gebiedsontsluitingswegen<br />
binnen te rijden is, bestaat de mogelijkheid het verblijfsgebied<br />
te verdelen in sectoren, die voor het autoverkeer niet binnendoor<br />
verbonden zijn. Op deze manier kan doorgaand autoverkeer door het<br />
verblijfsgebied onmogelijk gemaakt worden. Voorbeelden van een dergelijke<br />
aanpak bestaan onder andere in Groningen en Houten (De Jong 1985).<br />
Uiteraard moeten de sectoren wel voor het fietsverkeer binnendoor<br />
verbonden zijn.<br />
Nadeel van deze oplossing is, dat voor het autoverkeer omwegen ontstaan.<br />
Deze worden echter afgelegd op de gebiedsontsluitingswegen,<br />
zodat hierdoor dus minder overlast in het verblijfsgebied ontstaat. Het<br />
introduceren van omwegen voor het autoverkeer op korte afstanden kan<br />
bovendien de aantrekkelijkheid van het gebruik van de auto beperken.<br />
Bovendien is het rijden op een weg rond het verblijfsgebied doorgaans<br />
energie-efficiënter dan een route er doorheen, zodat het effect van de<br />
omweg op energieverbruik en milieubelasting weer wordt gecompenseerd<br />
(Van Walwijk 1996).
Uitwerking<br />
38<br />
2. Het zo instellen van eenrichtingsverkeer dat doorgaand autoverkeer door<br />
het verblijfsgebied moeilijk of onmogelijk wordt.<br />
Het instellen van eenrichtingsverkeer kan, eventueel in combinatie met<br />
afsluitingen, doorgaand verkeer door het verblijfsgebied voorkomen. De<br />
volgende nadelen kleven echter aan deze oplossing:<br />
- Verhoogde snelheden door het ontbreken van tegenliggers<br />
- Omwegen en daardoor langere autoritten in het verblijfsgebieden.<br />
3. Fysiek afdwingen van een lage snelheid om gebruik te ontmoedigen door<br />
de reistijd te verlengen.<br />
Snelheidsremmende maatregelen kunnen, naast het voorkomen van hoge<br />
snelheden, ook het kiezen van weg door het verblijfsgebied ontmoedigen.<br />
Doorgaand verkeer wordt hiermee echter niet onmogelijk en zal dus nog<br />
steeds voorkomen, zeker op rechtstreekse verbindingen door het verblijfsgebied.<br />
Voorstel<br />
Uit het voorgaande blijkt dat niet alle tot de beschikking staande maatregelen<br />
tot een even goede oplossing zullen leiden, hoewel ze in principe wel allemaal<br />
toepasbaar zijn. Het voorstel voor het voorkomen van doorgaand verkeer op<br />
de straten van de fietsverbinding en de omliggende straten ziet er daarom als<br />
volgt uit:<br />
1. De fietsverbinding<br />
a. Op de straten van de fietsverbinding wordt doorgaand verkeer<br />
tegengegaan door het invoeren van alternerend eenrichtingsverkeer<br />
voor autoverkeer en het op geschikte plaatsen afsluiten van de straat<br />
voor autoverkeer.<br />
b. Snelheidsremmende drempels worden zo weinig mogelijk toegepast,<br />
omdat deze het fietscomfort niet ten goede komen. Wel moet worden<br />
voorkomen dat het overblijvende autoverkeer een al te ruim<br />
profiel tot zijn beschikking krijgt.<br />
2. De rest van het verblijfsgebied<br />
a. In het verblijfsgebied worden op daartoe geschikte plaatsen de doorgaande<br />
verbinding voor het autoverkeer afgesloten.<br />
b. Waar niet om andere reden noodzakelijk, wordt buiten de fietsstraat<br />
geen eenrichtingsverkeer toegepast om omwegen binnen het verblijfsgebied<br />
te voorkomen.<br />
c. Snelheidsremmende voorzieningen worden buiten de fietsstraat<br />
toegepast om, waar nodig, de snelheid van het autoverkeer te<br />
remmen en bij voorkeur niet om de hoeveelheid doorgaand verkeer te<br />
verminderen.
4.3 Vormgeving van de fietsstraat<br />
Uitwerking<br />
In deze paragraaf zal, voornamelijk aan de hand van in 'Tekenen voor de<br />
fiets' (CROW 1994) genoemde richtlijnen en uitgangspunten een aantal<br />
aspecten van de vormgeving van de fietsstraat worden uitgewerkt. Achtereenvolgens<br />
komen het dwarsprofiel, de inrichting, het wegdek, parkeren in<br />
de fietsstraat en kruisingen van de fietsstraat binnen en aan de rand van het<br />
verblijfsgebied aan bod.<br />
Dwarsprofiel<br />
Zoals in paragraaf 4.2 is betoogd, kan de overlast van het autoverkeer al<br />
sterk worden beperkt door slechts het autoverkeer in de fietsstraat toe te<br />
laten, dat daar daadwerkelijk zijn bestemming heeft en door ook dat verkeer<br />
slechts over korte afstand de fietsstraat te laten volgen. Ook de vormgeving<br />
van de fietsstraat zal er echter toe moeten bijdragen, dat automobilisten zich<br />
ervan bewust zijn, dat ze rijden in een straat waar zij slechts te gast zijn en<br />
dat ze hun gedrag dienen aan te passen aan het fietsverkeer.<br />
Tot nu is in dit rapport al een drietal ontwerpvoorwaarden aan de orde geweest:<br />
Voor een goede integratie van alle verkeerssoorten binnen het verblijfsgebied,<br />
dienen auto's en fietsers zoveel mogelijk te worden gemengd.<br />
De beschikbare ruimte moet zoveel mogelijk flexibel gebruikt kunnen<br />
worden, zodat verschillende verkeersdeelnemers niet onnodig last van<br />
elkaar hebben.<br />
Snelheidsremmende drempels moeten zo weinig mogelijk worden toegepast<br />
om comfortabel fietsen mogelijk te maken.<br />
Deze voorwaarden leiden tot een 'Duitse' vormgeving van de fietsstraat, met<br />
een relatief smalle rijbaan, die in principe, naar gelang de omstandigheden,<br />
door alle verkeersdeelnemers (met uitzondering van voetgangers) te gebruiken<br />
is. Deze integratie van het verkeer op een beperkte ruimte moet er, voor<br />
zorgen dat automobilisten hun gedrag aan de situatie aanpassen. Een smalle<br />
fietsstraat maakt bovendien inpassing gemakkelijker en geeft de mogelijkheden<br />
voor een aantrekkelijke aankleding.<br />
Wanneer wordt uitgegaan van partieel eenrichtingsverkeer om de intensiteit<br />
van het autoverkeer te beperken en doorgaand autoverkeer op de fietsstraat<br />
onmogelijk te maken, kan uitgegaan worden van de in afbeelding 19 weergegeven<br />
maatsegmenten. Ook voor de fietsstraat wordt een overeenkomstig<br />
profiel gekozen. Dit is afbeelding 20 weergegeven.<br />
39
Uitwerking<br />
40<br />
Afbeelding 19: Weg met partieel eenrichtingsverkeer en krap profiel (CROW 1994)<br />
Afbeelding 20: Dwarsprofiel fietsstraat<br />
3,85 meter<br />
Dit krappe profiel leidt ertoe, dat automobilisten hun gedrag moeten aanpassen<br />
aan het fietsverkeer. Een straat met krap profiel en partieel eenrichtingsverkeer<br />
wordt gedimensioneerd op de maatgevende combinatie auto/fiets.<br />
Een auto kan daardoor een fiets alleen inhalen, indien uit de andere richting<br />
geen fietser nadert. De snelheid van de auto's zal daardoor sterk dalen, zeker<br />
indien er veel fietsers aanwezig zijn en wanneer de gedragsaanpassing dus<br />
het meest nodig is. Wanneer echter weinig verkeer aanwezig is, zijn auto's<br />
niet gedwongen nodeloos achter een voor hem rijdende fietser te blijven.<br />
Voor fietsers is er ondanks het krappe profiel voldoende ruimte beschikbaar:<br />
binnen een profiel van 3,85 meter kunnen vier fietsers naast elkaar rijden.<br />
(CROW 1994)<br />
Een bijkomend voordeel van toepassing van een krap dwarsprofiel is, dat<br />
een fietsstraat gemakkelijk kan worden ingepast in gebieden, waar weinig<br />
ruimte beschikbaar is, zoals het centrum van de stad. Is wel voldoende<br />
plaats, dan kan de overblijvende ruimte gebruikt worden voor bredere<br />
voetgangersvoorzieningen, parkeerplaatsen of groenvoorzieningen.
Uitwerking<br />
41<br />
In bepaalde gevallen kan het noodzakelijk zijn, dat op een fietsstraat, ook<br />
voor het autoverkeer tweerichtingsverkeer wordt toegestaan. In dat geval zijn<br />
er twee mogelijke dwarsprofielen mogelijk:<br />
1. Een dwarsprofiel met een breedte van 4,30 meter. Dit dwarsprofiel is<br />
afgestemd op de maatgevende combinatie van twee auto's. Het dwarsprofiel<br />
is erg krap en wordt slechts aan bevolen voor korte wegvakken<br />
(CROW 1994). Deze vormgeving sluit door de geringe breedte wel goed<br />
aan bij het karakter van de fietsstraat<br />
2. Een dwarsprofiel met een breedte van 5,45 meter. Dit dwarsprofiel is<br />
afgestemd op de maatgevende combinatie fiets/auto/fiets. Het kan ook op<br />
langere wegvakken worden toegepast, maar krijgt door de toegenomen<br />
breedte meer het aanzien van normale straat, waardoor zeker bij weinig<br />
verkeer de snelheid van het autoverkeer moeilijk zonder aanvullende<br />
maatregelen te beperken zal zijn.<br />
Wanneer tweerichtingsverkeer wordt aangebracht, dient wel met de volgende<br />
nadelen worden rekening gehouden:<br />
- Het is alleen met weg- en kruispuntafsluitingen te voorkomen dat autoverkeer<br />
over langere afstand de fietsstraat volgt.<br />
- Tweerichtingsverkeer op de fietsstraat zal over het algemeen meer verkeer<br />
met zich meebrengen dan eenrichtingsverkeer.<br />
- Wanneer in de tegenrichting geen autoverkeer aanwezig is, hebben auto's<br />
een ruim profiel tot hun beschikking. Dit kan leiden tot hoge snelheden.<br />
Vanwege deze nadelen is aan te bevelen slechts in uitzonderingsgevallen op<br />
de fietsstraat tweerichtingsverkeer toe te passen. In het vervolg van dit<br />
rapport zal daarom verder worden uitgegaan van een fietsstraat met partieel<br />
eenrichtingsverkeer.
Uitwerking<br />
42<br />
Inrichting<br />
Samen met de beperking van de beschikbare ruimte moet de inrichting van<br />
de fietsstraat er toe bijdragen, dat het de automobilisten (en ook de fietsers)<br />
duidelijk is, dat men zich in een straat bevindt, waar de fietser de hoofdgebruiker<br />
is. Een duidelijk afwijkende en over de gehele route zoveel mogelijk<br />
continue inrichting kan er tevens toe bijdragen, dat het voor fietsers gemakkelijker<br />
wordt de verbinding (over langere afstand) te blijven volgen. In deze<br />
paragraaf zullen inrichtingsmaatregelen worden besproken, die bovenstaande<br />
functies kunnen vervullen.<br />
1. Het speciale karakter van de fietsstraat benadrukken:<br />
- het aanbrengen van een wegdek in een afwijkende kleur, bij voorkeur<br />
rood (BGC 1981) en dit over kruispuntsvlak laten doorlopen;<br />
- het maken van een 'poort' bij de toegangen tot de fietsstraat (Grontmij<br />
1994).<br />
2. Verbeteren oriëntatie en herkenbaarheid:<br />
- de onder 1) genoemde maatregelen, waarbij vooral de continuïteit van<br />
de maatregelen van groot belang is (Lynch 1960);<br />
- herkenbare beplanting of verlichtingselementen (Lynch 1960);<br />
- bewegwijzering op en in de omgeving van de fietsstraat.<br />
Hoewel de fietsstraat op dit moment geen juridische status heeft, kan het<br />
gewenste gebruik ervan met bestaande maatregelen worden ondersteund. De<br />
fietsstraat kan worden aangewezen als fietspad, met een beperkte toegankelijkheid<br />
voor het gemotoriseerd verkeer. (Bestemmingsverkeer inrijden<br />
toegestaan). Op de juridische maatregelen op de fietsstraat wordt nader<br />
ingegaan in bijlage 2.<br />
Fietsstraten zullen in de meeste gevallen dienen als doorgaande fietsverbindingen,<br />
welke het meeste comfort moeten bieden, omdat veel fietsers er<br />
gebruik van maken. Omdat de kwaliteit van het wegdek, na de reistijd, het<br />
belangrijkste routekeuzecriterium voor fietsers is (Bovy 1985), zal een straat<br />
die als doorgaande fietsverbinding moet functioneren, moeten worden<br />
voorzien van een wegdek, waarop comfortabel kan worden gefietst.<br />
Voor een fietsstraat valt het gebruik van tegelverharding af. Door het medegebruik<br />
van de fietsstraat door auto's zullen tegels snel verzakken. Blijven<br />
over klinker- en asfaltverharding. Asfalt verdient, zeker voor doorgaande<br />
fietsverbindingen, sterk de voorkeur, vanwege de volgende voordelen:<br />
- Asfaltverharding biedt de fietser veel meer comfort dan klinkers, omdat de<br />
rolweerstand er lager is en er minder snel oneffenheden optreden.<br />
- Asfaltconstructies zijn onderhoudsvriendelijker dan klinkerconstructies,<br />
waardoor ze op den duur goedkoper zijn.<br />
- Een doorlopende asfaltverharding kan de herkenbaarheid en daarmee de<br />
aantrekkelijkheid van de fietsstraat verbeteren.
Uitwerking<br />
43<br />
Parkeren<br />
Een van de in de probleemanalyse geconstateerde problemen bij het aanleggen<br />
van fietsverbindingen door verblijfsgebieden is de aanwezigheid van foutgeparkeerde<br />
auto's (deels) op de rijbaan, die het fietsen bijzonder moeilijk<br />
kunnen maken. Vooral in centrumgebieden komt fout-parkeren veelvuldig<br />
voor. Aan de hand van de Ontwerpwijzer 'Tekenen voor de fiets' (CROW<br />
1994) zal hier een aantal maatregelen worden besproken, die ervoor kunnen<br />
zorgen, dat de overlast van (fout)geparkeerde auto's in de fietsstraat geminimaliseerd<br />
wordt.<br />
In gebieden zonder een hoge parkeerdruk, waar fout-parkeren dus minder<br />
frequent zal voorkomen, is het vooral zaak duidelijk te maken, waar wel en<br />
waar niet mag worden geparkeerd. Om te voorkomen dat bij geringe parkeerdrukte<br />
de indruk ontstaat, dat ook de parkeerstrook tot de rijbaan behoort,<br />
zullen de parkeerplaatsen duidelijk van de rijbaan te onderscheiden moeten<br />
zijn. Dit kan worden gerealiseerd door parkeerhavens aan te leggen en de<br />
afzonderlijke parkeerplaatsen aan te geven (Min. van V. en W. 1978).<br />
Ook het verschil in aankleding tussen de parkeerstrook en de fietsstraat<br />
kan het verschil in functie duidelijk maken. Eerder in deze paragraaf genoemde<br />
inrichtingselementen, zoals rood asfalt, kunnen ervoor zorgen, dat de<br />
rijbaan niet voor parkeren wordt gebruikt (Grebe 1980).<br />
In relatief rustige woonwijken zullen bovenstaande maatregelen veelal<br />
voldoende zijn om fout-parkeren tegen te gaan. In de praktijk blijken in<br />
gebieden met een hoge parkeerdruk simpele maatregelen onvoldoende. Op<br />
plaatsen waar veel fout-parkeren te verwachten is, zal het nodig zijn het<br />
dwarsprofiel van de fietsstraat aan te passen.<br />
Fout-parkerende automobilisten blijken er vrijwel altijd voor te zorgen dat<br />
ze niet de doorstroming van het autoverkeer belemmeren (CROW 1994). Bij<br />
een breedte van 3,85 meter, zoals voor de fietsstraat is voorgesteld, is het<br />
passeren van een op de rijbaan geparkeerde auto door een andere auto nog<br />
net mogelijk. Bij een hoge parkeerdruk kan het dwarsprofiel worden versmald<br />
tot 3,50 meter. Bij deze breedte kunnen twee auto's niet meer langs elkaar<br />
rijden, hetgeen het fout-parkeren effectief bestrijdt. Door het plaatsen van<br />
anti-parkeerpaaltjes moet ten slotte worden voorkomen, dat het trottoir<br />
wordt gebruikt als parkeerplaats of om in te halen. De eerder genoemde 3,50<br />
meter is dan het totaal berijdbare profiel, dus de afstand tussen twee antiparkeerpaaltjes.<br />
Ook binnen een profiel van 3,50 passen nog net vier fietsers<br />
naast elkaar, zodat, bij lage auto-intensiteiten, comfortabel kan worden<br />
gefietst.<br />
Bij een combinatie van tweerichtingsverkeer met een hoge parkeerdruk,<br />
zullen de twee rijrichtingen van de straat moeten worden gescheiden door<br />
middel van een middenberm. Er kleven, zoals in hoofdstuk 3 is uiteengezet,<br />
verschillende nadelen aan deze oplossing, maar voor het voorkomen van<br />
fout-parkeren in tweerichtingsstraten is het de enige effectieve oplossing.<br />
Door middel van de middenberm worden twee gescheiden rijbanen met elk<br />
een breedte van 2,60 (krap profiel) of 3,50 meter (anti-parkeerprofiel).
Uitwerking<br />
44<br />
Niet alleen fout-geparkeerde auto's kunnen hinderlijk zijn voor het fietsverkeer.<br />
Wanneer niet ook bij het ontwerpen van de parkeerhavens rekening<br />
wordt gehouden met het fietsverkeer, ontstaan problemen voor fietsers, met<br />
name door in- en uitparkerende en uitstekende auto's. Bij partieel eenrichtingsverkeer<br />
zijn problemen voor het fietsverkeer te verwachten bij parkeren<br />
aan de linkerzijde van de straat, waar uitparkerende auto's fietsers in de<br />
tegenrichting niet verwachten en evenmin goed kunnen zien. Ook haaks<br />
parkeren in straten met partieel eenrichtingsverkeer is af te raden, omdat<br />
auto's vaak uitsteken, het in- en uitparkeren veel lastiger is en omdat automobilisten<br />
de rijbaan slecht kunnen overzien.<br />
AM&<br />
~\4><br />
WEI «271<br />
1.75 0.75 2.25 0.10 1.50<br />
parkeren rijstrook<br />
schrikstrook fietsstrook<br />
2.50 3.85<br />
Afbeelding 21: Fietsstraat met parkeervoorziening (naar: CROW 1994)<br />
'Tekenen voor de fiets' (CROW 1994) beveelt, voor partieel eenrichtingsverkeer<br />
bij een doorgaande fietsverbinding, dan ook aan, slechts langsparkeerhavens<br />
aan de (vanuit de autorichting gezien) rechterzijde van de weg<br />
aan te leggen. Bij het aanleggen van parkeervakken langs een fietsverbinding<br />
dient tussen het parkeervak en de rijbaan een schrikstrook van 0,75 m te<br />
worden aangebracht om gevaarlijke situaties door openslaande portieren en<br />
wegrijdende auto's te beperken. In afbeelding 21 is een weg met krap<br />
profiel, partieel eenrichtingsverkeer en de aanbevolen parkeervoorzieningen te<br />
zien.<br />
r
Uitwerking<br />
45<br />
Kruispunten en kruisingen<br />
Binnen verblijfsgebieden komen in principe geen verkeersregulerende maatregelen,<br />
zoals bijvoorbeeld voorrangskruispunten, voor (Korsmit 1994). Zolang<br />
fietsers echter al het gemotoriseerd verkeer uit zijstraten moeten laten<br />
voorgaan, komt het er in de praktijk op neer, dat de fietsstraat ondergeschikt<br />
is aan zijstraten. Zeker wanneer de fietsstraat een functie heeft als doorgaande<br />
fietsroute, zou deze voorrang moeten krijgen boven zijstraten (CROW<br />
1994). Zo kan de doorstroming van de fietsers op de fietsstraat worden<br />
bevorderd en daardoor kan de aantrekkelijkheid van de fietsstraat toenemen.<br />
Een rode asfaltverharding, die over het kruispunt doorloopt, zou toch al de<br />
indruk kunnen wekken, dat de fietsers op de fietsstraat voorrang hebben,<br />
hetgeen tot onduidelijkheid zou kunnen leiden. De voorrangspositie van de<br />
fietsstraat kan tevens bijdragen aan de herkenbaarheid van de fietsstraat en<br />
aan het benadrukken van het speciale karakter.<br />
Voorgesteld wordt dan ook om bij doorgaande fietsverbindingen, zeker in<br />
drukkere gebieden, ook binnen een verblijfsgebied voorrang te geven boven<br />
de zijstraten, totdat ook fietsverkeer van rechts (hetgeen zeker in verblijfsgebieden<br />
veilig mogelijk moet zijn) op een kruispunt zonder voorrangsregeling<br />
voorrang krijgt.<br />
Bij het vormgeven van de (voorrangs)kruispunten van de fietsstraat met<br />
zijstraten is het ontwerpuitgangspunt, dat verkeersdeelnemers die uit zijstraten<br />
de fietsstraat naderen zich ervan bewust zijn, dat het een straat met een<br />
speciaal regime betreft. Deze situatie is min of meer te vergelijken met het<br />
kruispunt van een solitair fietspad met straten met gemengd verkeer. Bij de<br />
kruispunten van de fietsstraat met ondergeschikte zijstraten, wordt dan ook<br />
uitgegaan van een vormgeving, die te vergelijken is met die van een solitair<br />
fietspad. Hierbij loopt het fietspad verhoogd door over het kruispuntsvlak.<br />
Aan de hand van de in 'Tekenen voor de fiets' genoemde oplossing voor<br />
solitaire fietspaden, komt men dan tot de basisvormgeving die in afbeelding<br />
22 is weergegeven.<br />
Wanneer de fietsstraat een weg kruist, die een hogere orde voor het autoverkeer<br />
heeft, een gebiedsontsluitingsweg, zullen de fietsers, vanwege de hoge<br />
snelheden van het autoverkeer aldaar, niet zonder aanvullende maatregelen<br />
kunnen oversteken. Bij het vormgeven van deze kruisingen kan een aantal<br />
verschillende situaties worden onderscheiden. Een eerste onderscheid kan<br />
worden gemaakt naar het profiel van de fietsstraat. Door ter plaatse van een<br />
kruising met een weg van hogere orde geen auto's op de fietsstraat toe te<br />
laten, kan worden voorkomen, dat de fietsstraat ook voor het autoverkeer<br />
een belangrijke functie krijgt. Er kan dus onderscheid worden gemaakt in<br />
straten met gemengd profiel en fietsstraten (tijdelijk) zonder auto's. Daarnaast<br />
kan onderscheid worden gemaakt tussen te kruisen wegen met een<br />
toegestane snelheid van 50 of 70 km/uur. De oplossingsmogelijkheden' zijn<br />
in tabel 4 samengevat.<br />
7 In de toekomst zouden ook voorzieningen kunnen worden toegepast die het verkeer bij een<br />
oversteek elektronisch afremmen als een fietsers nadert.
Uitwerking<br />
46<br />
UIH IIIMI1<br />
Fietsstrc c t ir)<br />
co<br />
cs,3'<br />
Afbeelding 22: Basisvormgeving kruispunt binnen verblijfsgebied<br />
Tabel 4: Oplossingen bij verschillende kruisingstypen (CROW 1994)<br />
Snelheid kruisend autoverkeer 50 km/uur 70 km/uur<br />
Fietsstraat zonder autoverkeer<br />
Fietsstraat met autoverkeer<br />
Verkeerslichten met prioriteit voor<br />
fietsers<br />
Voorrang voor fietsers<br />
Ongelijkvloers<br />
Verkeerslichten met prioriteit voor<br />
fietsers<br />
Voorrangsrotonde<br />
Voorrang voor fietsers (bij lage<br />
intensiteiten)<br />
Ongelijkvloers<br />
Met aansluiting auto's:<br />
Snelheid terug naar 50<br />
km/uur<br />
Zonder aansluiting au-<br />
to's:<br />
Ongelijkvloers
4.4 Toepassingsmogelijkheden<br />
Uitwerking<br />
47<br />
De vraag, waar fietsstraten zouden kunnen worden toegepast is voor een<br />
deel al beantwoord in de probleemanalyse (hoofdstuk 2). Wanneer grotere<br />
verblijfsgebieden worden gemaakt, om het wegverkeer duurzaam veilig te<br />
maken, zijn fietsverbindingen door verblijfsgebieden noodzakelijk en goed te<br />
realiseren. Door ze als fietsstraten uit te voeren kunnen eenvoudig hoogwaardige<br />
fietsverbindingen door het verblijfsgebied worden ingepast en vormgegeven.<br />
Dit geldt niet alleen voor verbindingen met het centrum, ook op andere<br />
relaties zijn fietsstraten mogelijk. Meer algemeen geldt dat fietsstraten<br />
kunnen worden toegepast, wanneer buiten het stedelijk hoofdnet voor het<br />
autoverkeer een directe verbinding voor het fietsverkeer zo kan worden<br />
ingepast, dat slechts weinig autoverkeer van de verbinding gebruik maakt.<br />
Dit soort routes kan natuurlijk niet alleen worden gevonden in grote, duurzaam<br />
veilige verblijfsgebieden. Ook in kleinere verblijfsgebieden, in centrumgebieden<br />
en buiten de bebouwde kom komt dit soort straten voor en ook<br />
daar kunnen fietsstraten dus een toepassing vinden. Omdat de omstandigheden<br />
bij deze speciale fietsstraten niet dezelfde zijn als in de verblijfsgebieden<br />
waarvan tot nu toe is uitgegaan, zijn de ontwerpprincipes evenmin dezelfde.<br />
Kleine verblijfsgebieden<br />
Ook zonder een duurzaam veilig wegverkeer met grotere verblijfsgebieden is<br />
het maken van doorgaande fietsverbindingen los van belangrijke verkeersaders<br />
wenselijk en mogelijk. Hoewel het instellen van grotere verblijfsgebieden<br />
het maken van doorgaande fietsverbindingen door verblijfsgebieden<br />
noodzakelijk en bovendien goed mogelijk maakt, is duurzaam veilig niet per<br />
se een voorwaarde voor het meer loskoppelen van het doorgaande auto- en<br />
fietsnetwerk. In de bestaande en eventueel te creëren kleinere verblijfsgebieden<br />
kunnen met beperkte aanvullende maatregelen doorgaande fietsverbindingen<br />
worden gemaakt. Deze fietsverbindingen zijn net als in grote<br />
verblijfsgebieden uit te voeren als fietsstraten. Door de beperkte omvang van<br />
deze verblijfsgebieden zullen echter meer barrières (doorgaande autowegen)<br />
moeten worden overgestoken. Bij deze barrières zal, om een hoogwaardige<br />
fietsverbinding te doen ontstaan, extra aandacht aan het beperken van het<br />
oponthoud voor fietsers en aan de veiligheid van de oversteek moeten<br />
worden besteed.
Uitwerking<br />
48<br />
Het centrum<br />
In het stedelijk hoofdnetwerk van fietsverbindingen blijkt het centrumgebied<br />
een belangrijke rol te spelen. Niet alleen hebben veel fietsverplaatsingen hun<br />
bestemming in het centrum; voor veel andere fietsverplaatsingen blijkt het<br />
centrumgebied als 'scharnier' te fungeren (Van ZeijI 1996). De wegen in het<br />
centrumgebied hebben doorgaans slechts een functie voor bestemmingsverkeer,<br />
terwijl voor het aanleggen van fietspaden in het centrum meestal<br />
weinig ruimte beschikbaar is. Daarom zou het concept van de fietsstraat ook<br />
in het centrumgebied (in het winkelgebied en in de zone daarbuiten) gebruikt<br />
kunnen worden.<br />
Op dit moment wordt in veel gevallen het gebied rondom het voetgangersgebied<br />
gedomineerd door rijdende en stilstaande auto's, terwijl daarvoor<br />
doorgaans slechts weinig plaats is. Zeker in straten die ook een winkelfunctie<br />
hebben, ontstaat daardoor veel overlast.<br />
Door straten rondom het voetgangersgebied met een hoge fietsintensiteit<br />
aan te wijzen en vorm te geven als fietsstraat zou de overlast van het<br />
autoverkeer voor fietsers, het winkelend publiek en andere voetgangers<br />
kunnen worden verminderd. Ook zou, zoals in Duitsland wordt toegepast,<br />
rondom het voetgangersgebied een fietszone in kunnen worden gesteld.<br />
Belangrijkste voorwaarde voor het maken van een fietsstraat of -zone in het<br />
centrum is, dat deze straten minder toegankelijk worden voor het autoverkeer.<br />
Bovendien moeten maatregelen worden genomen om het parkeren in de<br />
fietsstraat zo te regelen, dat de overlast voor het fietsverkeer wordt geminimaliseerd.<br />
Voor het beperken van de toegankelijkheid van het gebied voor auto's<br />
komen de maatregelen in aanmerking die in 4.2 zijn voorgesteld om de<br />
intensiteit van het autoverkeer op de fietsstraat en in het omliggende verblijfsgebied<br />
te verminderen. Daarnaast kunnen ook maatregelen worden<br />
genomen, die het minder aantrekkelijk maken voor een verplaatsing naar het<br />
centrum de auto te gebruiken of die ertoe aanzetten de auto buiten het<br />
centrum achter te laten. Hierbij moet worden gedacht aan: het minder<br />
toegankelijk maken van het centrumgebied voor auto's; het instellen van<br />
hoge parkeertarieven in het centrum en het aanbieden van parkeervoorzieningen<br />
aan de rand van het centrum.<br />
De vormgeving van de fietsstraat hoeft in het centrum niet af te wijken van<br />
hetgeen voor fietsstraten in verblijfsgebieden is voorgesteld. In het centrum<br />
zal er echter vaak toe moeten worden overgegaan, het extra krappe antiparkeerprofiel<br />
(zie 4.3) toe te passen, om parkeren op de rijbaan te voorkomen.<br />
Verder moet er rekening mee worden gehouden dat, zeker in historische<br />
binnensteden, de aankleding van de fietsstraat zal moeten worden<br />
aangepast aan de eisen, die daaraan vanuit esthetisch oogpunt aan worden<br />
gesteld. Het aanbrengen van asfaltverharding in de fietsstraat zal in historische<br />
binnensteden niet altijd mogelijk zijn. In dat geval kunnen klinkers<br />
acceptabel zijn (CROW 1994).
Uitwerking<br />
49<br />
Ook het toelaten van fietsers in het voetgangersgebied kan fietsverkeer naar<br />
en door het centrum bevorderen (De Vries 1990). Uit onderzoek in een aantal<br />
Europese steden (Trevelyan 1993) blijkt het mengen van fietsers en voetgangers<br />
in het algemeen weinig problemen op te leveren. Bij hoge dichtheden<br />
van voetgangers en fietsers moet echter niet worden gemengd, omdat te<br />
veel onderlinge hinder ontstaat (CROW 1994).<br />
Het zou echter slechts tot verwarring leiden, om deze straten, waar<br />
fietsers in het voetgangersgebied zijn toegelaten, als 'fietsstraat' aan te<br />
duiden. Omdat de ontwerpuitgangspunten voor de fietsstraat, zoals in dit<br />
rapport beschreven, evenmin van toepassing zijn op straten in voetgangersgebieden,<br />
zal hier niet verder op deze straten worden ingegaan.<br />
Buiten de bebouwde kom<br />
Ook buiten de bebouwde kom bestaan veel wegen die geen belangrijke<br />
functie voor het autoverkeer hebben of zouden moeten hebben. Wanneer<br />
ervoor wordt gezorgd, dat slechts zeer weinig autoverkeer van deze wegen<br />
gebruik maakt, kunnen hier goede mogelijkheden ontstaan voor recreatief<br />
fietsverkeer en voor doorgaand fietsverkeer tussen kernen. Zo ontstaan ook<br />
buiten de bebouwde kom fietsstraten, welke een alternatief (voor fietsers en<br />
voor verkeersplanners) kunnen vormen voor fietspaden langs belangrijke<br />
autoverbindingen.<br />
Fietsstraten buiten de bebouwde kom zullen doorgaans veel langer zijn dan<br />
die erbinnen en ze zullen minder intensief door het fietsverkeer worden<br />
gebruikt. De eisen, die aan de vormgeving van deze fietsstraten gesteld<br />
kunnen worden, zullen dan ook minder ingrijpend kunnen zijn.<br />
De belangrijkste voorwaarden, die aan een fietsstraat buiten de bebouwde<br />
kom, gesteld moeten worden, zijn:<br />
het onmogelijk maken van doorgaand autoverkeer door het doorknippen<br />
van de route;<br />
het zorgen voor een wegdek van goede—kwaliteit;<br />
het reduceren van de snelheid van het autoverkeer door de beschikbare<br />
breedte te beperken.
Uitwerking<br />
50<br />
Een laatste vraag, die moet worden beantwoord bij de afbakening van het<br />
toepassingsgebied van fietsstraten, is de vraag of fietsstraten kunnen<br />
worden aangelegd in plaats van of als vervanging voor fietspaden of fietsstroken<br />
langs drukke autoverbindingen. In dit rapport is steeds uitgegaan van<br />
fietsstraten, die als aanvulling op bestaande fietsverbindingen langs doorgaande<br />
autoverbindingen worden aangelegd. Onder bepaalde omstandigheden<br />
kunnen fietsstraten ook in plaats van of ter vervanging van deze fietsvoorzieningen<br />
worden aangelegd.<br />
1. Wanneer de verbinding, waarvoor het aanleggen van fietsvoorzieningen,<br />
zoals fietspaden of fietsstroken, wordt overwogen, eigenlijk geen functie<br />
voor doorgaand autoverkeer moet hebben, kan op deze verbinding een<br />
fietsstraat worden aangelegd, mits voor het autoverkeer een geschikte<br />
alternatieve route te vinden is.<br />
2. Wanneer op korte afstand (minder dan 250 meter (BGC 1981)) van de<br />
verbinding, waarvoor het aanleggen van fietsvoorzieningen wordt overwogen,<br />
een parallel liggende straat ligt, die voor de meeste fietsers een<br />
minstens even korte verbinding vormt, kan op de parallelle verbinding een<br />
fietsstraat worden aangelegd in plaats van de fietsvoorziening langs de<br />
drukke weg.<br />
3. Wanneer op een verbinding fysiek geen mogelijkheden zijn voor het maken<br />
van fietsvoorzieningen, kunnen ook fietsstraten op verder gelegen parallelle<br />
routes in aanmerking komen.<br />
Aanvullende voorwaarde bij het vervangen van fietsvoorzieningen langs<br />
doorgaande autoverbindingen door fietsstraten is dat de bestemmingen langs<br />
de autoverbinding bereikbaar blijven voor fietsers. Dit zou bijvoorbeeld<br />
kunnen gebeuren door de gebouwen aan de achterzijde toegankelijk te<br />
maken. Overigens wordt er in het duurzaam veilig-concept naar gestreefd<br />
doorgaande wegen (gebiedsontsluitingswegen) geen erftoegangsfuncties te<br />
laten vervullen.
5. Fietsstraat Goes<br />
Fietsstraat Goes<br />
51<br />
De ontwerpprincipes voor de fietsstraat, die in het voorafgaande deel van dit<br />
rapport zijn besproken, zullen in dit hoofdstuk in een praktijksituatie worden<br />
toegepast.<br />
5.1 Achtergrond<br />
Het doel van de praktijktoepassing is tweeledig. Ten eerste is het de bedoeling<br />
de ontwerpprincipes, zoals die hiervoor zijn omschreven, door middel van<br />
een toepassing beter inzichtelijk te maken. Ten tweede zal door het in de<br />
praktijk brengen van de ontwerpprincipes moeten blijken waar en hoe deze<br />
ontwerpprincipes aanpassing behoeven. Omdat ook het praktijkvoorbeeld<br />
slechts op papier wordt uitgevoerd, zal in dit deel van het rapport worden<br />
gekeken naar de (on)mogelijkheden bij de inpassing en vormgeving van een<br />
fietsstraat. De vraag, of een fietsstraat ook daadwerkelijk zo functioneert als<br />
in dit rapport beschreven, zal moeten worden beantwoord tijdens na-onderzoek<br />
van een in de toekomst aan te leggen fietsstraat.<br />
De volgende vragen zullen tijdens de praktijktoepassing worden beantwoord:<br />
- Onder welke omstandigheden kunnen fietsstraten een goede aanvulling<br />
vormen op het bestaande hoofdnet van fietsvoorzieningen?<br />
- Onder welke omstandigheden kunnen de voorgestelde verkeerscirculatiemaatregelen<br />
worden toegepast?<br />
- Op welke plaatsen zijn fietsstraten moeilijk in te passen?<br />
- Welke belemmeringen zijn er bij het inpassen?<br />
- Welke aanvullende maatregelen zijn nodig?<br />
- Onder welke omstandigheden is het mogelijk de voorgestelde vormgeving<br />
toe te passen?<br />
- Welke aanvullende maatregelen zijn nodig?<br />
- Zijn de voorgestelde ontwerpprincipes onderling te verenigen of zijn ze<br />
(onder bepaalde omstandigheden) strijdig?<br />
De keuze voor Goes als locatie voor een praktijktoepassing van de fietsstraat<br />
is ontstaan, door het volgende:<br />
- Goes is geïnteresseerd in het fietsstraat-concept. In de nabije toekomst zal<br />
waarschijnlijk een fietsstraat worden aangelegd van een nieuwe wijk<br />
(Overzuid) naar het centrum.<br />
- In een eerder stadium waren al contacten met de gemeente Goes gelegd<br />
in verband met deze fietsstraat.
Fietsstraat Goes<br />
52<br />
- Het fietsmodel van de gemeente Goes kon worden gebruikt voor berekeningen<br />
met Quovadis s-fiets.<br />
In de praktijk blijkt in zowel kleine als grote steden belangstelling te bestaan<br />
voor de fietsstraat (onder andere in Meersen, Veenendaal, Amersfoort en<br />
Utrecht). De grootte van de stad was bij de keuze voor de locatie van de<br />
fietsstraat dus niet van belang.<br />
5.2 Situatiebeschrijving<br />
De stad Goes is met 27.500 inwoners (januari 1996) de belangrijkste plaats<br />
van de Zeeuwse 'eilanden' Noord- en Zuid-Beveland. De stad heeft dan ook<br />
een belangrijke verzorgende functie voor deze gehele regio (ongeveer<br />
1<br />
A58<br />
Gebiedsontsluitingsweg<br />
Stroomweg<br />
Verblijfsgebied<br />
Afbeelding 23: Goes met omliggende kernen<br />
Wilhelminadorp<br />
8 Quovadis is een door DHV verkeersprognosemodel, waarmee berekeningen voor het<br />
fietsverkeer kunnen worden uitgevoerd. Voor uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar bijlage<br />
3.<br />
der
Belast autonetwerk<br />
mi Lijndikte: 3000 auto's per uur<br />
(<br />
I<br />
1<br />
Afbeelding 24: Intensiteiten autoverkeer<br />
Fietsstraat Goes<br />
53<br />
100.000 inwoners); de bewoners van dit gebied zullen regelmatig een<br />
bezoek brengen aan Goes. De binnenstad is hierbij de belangrijkste bestemming.<br />
In figuur 23 is de ligging van de omliggende kernen ten opzichte van<br />
Goes te zien.<br />
Vanuit het verzorgingsgebied, met name vanuit de verder gelegen kernen,<br />
zijn de alternatieven voor het gebruik van de auto weinig aantrekkelijk. De<br />
afstanden (tot 20 km) zijn vaak te ver om te fietsen en de geringe bevolkingsdichtheid<br />
beperkt de mogelijkheden van het openbaar vervoer. Het<br />
verkeers- en parkeerbeleid van de gemeente Goes richt zich dan ook op het<br />
beperken van de interne autoverplaatsingen binnen een straal van vier<br />
kilometer rondom het centrum van Goes (Gem. Goes 1993). Hierbinnen valt<br />
de stad Goes zelf en de nabij gelegen dorpen Kloetinge,<br />
's-Heer Hendrikskinderen en Wilhelminadorp. Ook vanuit iets verder gelegen<br />
plaatsen zoals 's-Gravenpolder en Kapelle zouden, door aanscherpen van het<br />
parkeerbeleid in combinatie met het verbeteren van de vervoersalternatieven,<br />
meer mensen ertoe kunnen worden overgehaald niet met de auto naar Goes<br />
te komen.<br />
De mogelijkheden van het verbeteren van het hoofdnetwerk van fietsverbindingen<br />
door middel van fietsstraten zullen dan ook, zij het vooral binnen<br />
de Goese bebouwde kom, voor de verplaatsingen vanuit Goes zelf en voor<br />
die uit de nabijgelegen dorpen worden onderzocht.<br />
De ontsluiting van<br />
de stad Goes voor<br />
het autoverkeer<br />
vindt voornamelijk<br />
plaats via een ringstructuur,<br />
die loopt<br />
om het centrum en<br />
de wijk Goes-Oost.<br />
Deze wordt gevormd<br />
door de oude<br />
Provinciale weg (nu<br />
aangeduid met ZuidwestelijkeBinnenstadsontsluitingsweg,<br />
ZWBO) en de<br />
Ringweg. De wijken<br />
Goese Polder en<br />
Noordhoek liggen<br />
ten noorden van de<br />
Ringweg, maar worden<br />
ook via deze<br />
weg ontsloten. Tot<br />
nu toe werd Goes-<br />
West uitsluitend via<br />
de ZWBO ontsloten.
Fietsstraat Goes<br />
54<br />
Er zijn echter vergevorderde plannen om een nieuwe 'Rondweg Nieuw-West'<br />
aan het stedelijk wegennet toe te voegen, waardoor deze wijk ook aan de<br />
west- en zuidkant wordt ontsloten. De wijken ten zuiden van de spoorlijn<br />
Roosendaal-Vlissingen worden door de Fokkerstraat, de Fruitlaan en de 's-<br />
Gravenpolderseweg ontsloten.<br />
Naast deze stedelijke hoofdwegen, bestaan er in diverse wijken nog wijkontsluitingswegen.<br />
Voor meer details wordt verwezen naar bijlage 4. De<br />
autointensiteiten op het stedelijk netwerk zijn in afbeelding 24 te vinden.<br />
./ Goese<br />
"! /Polder<br />
West<br />
A. Fokkerstraat<br />
—Rii)gbaan-West<br />
Centrum<br />
ZWB C)<br />
A256<br />
1 Verblijfsgebied<br />
Goese Meer<br />
Zuid<br />
Noordhc0<br />
Oost<br />
Fruitlaan •<br />
Overzuid<br />
o<br />
O<br />
ou<br />
1. Van Hertumweg<br />
2. De Ruyterlaan<br />
3. Buys Ballotstraat<br />
4. Troelstralaan<br />
Kloetiiige<br />
's-Gravenpolderseweg<br />
Gebiedsontsluitingswe<br />
Stroomweg<br />
Afbeelding 25: Stroom-, ontsluitingswegen en verblijfsgebieden in Goes<br />
Deze categorisering<br />
uit het Mobiliteitsplan<br />
van de gemeente<br />
Goes (Gem.<br />
Goes 1993) gaat uit<br />
van vijf categorieën<br />
binnen de bebouwde<br />
kom, waarvan de<br />
hoogste drie zijn<br />
afgebeeld.<br />
Aansluitend bij het<br />
theoretische deel<br />
van dit rapport, zal<br />
hier worden bekeken<br />
hoe het stedelijk<br />
wegennet er<br />
volgens het duurzaam<br />
veilig-concept<br />
uit zou kunnen zien.<br />
De bijbehorende afbeelding<br />
is te zien in<br />
figuur 25.<br />
Voor de categorie Stroomwegen (wegen om steden en regio's met elkaar te<br />
verbinden) komen alleen de A256/N256 ten Westen van Goes en de A58 in<br />
het zuiden in aanmerking. Voor de categorie `Gebiedsontsluitingswegen'<br />
komen de Stedelijke Hoofdwegen (categorie I) in aanmerking. De wegen en<br />
straten uit de overige categorieën behoren in het duurzaam veilig-concept tot<br />
de verblijfsgebieden. Slechts het deel van de Troelstralaan tussen de Ringbaan-West<br />
en het kruispunt met de EuropalaanfThorbeckestraat komt nog in<br />
aanmerking voor indeling bij de gebiedsontsluitingswegen.
Fietsstraat Goes<br />
55<br />
Hoewel het omvormen van de wijkontsluitingswegen naar wegen die passen<br />
binnen een verblijfsgebied (erftoegangswegen), pas op de lange termijn aan<br />
de orde zal zijn, wordt er bij de verdere uitwerking van de fietsstraat in Goes<br />
wel vanuit gegaan, dat het bij de inpassing van de fietsstraat binnen een<br />
verblijfsgebied, in principe mogelijk is een wijkontsluitingsstraat of buurtstraat<br />
binnen een verblijfsgebied te downgraden tot een erftoegangsweg.<br />
Zoals op de afbeelding 25 van de duurzaam veilige wegenstructuur is te zien,<br />
zou het ringwegsysteem rond de centrale wijken (centrum, Goes-Oost, Goes-<br />
West) nog kunnen worden vervolmaakt, door het deel van de ZWBO tussen<br />
de aansluiting met de Ringbaan-West en de aansluiting met de M.A. de<br />
Ruyterlaan niet langer deel uit te laten maken van het stedelijk hoofdwegennet.<br />
De hoge intensiteiten op deze weg, het bestaande profiel en karakter<br />
van de weg, lijken een downgrading van deze weg op de korte termijn in de<br />
weg te staan. Voor een betere aansluiting van Goes-West bij het centrum<br />
zou het verplaatsen van deze verkeersstroom naar de nieuwe rondweg<br />
Nieuw-West echter zeer positief zijn.<br />
In het Mobiliteitsplan (Gem. Goes 1993) is ook het geplande netwerk van<br />
hoofdroutes voor fietsers opgenomen. Dit is in dit rapport overgenomen in<br />
bijlage 5. Dit netwerk is tot stand gekomen door inventarisatie van het<br />
huidige gebruik door het fietsverkeer en bestaat grotendeels uit straten met<br />
gemengd profiel, waarop geen aanvullende maatregelen zijn genomen<br />
(Grontmij 1993). Het fietsnetwerk is grotendeels radiaal op de binnenstad<br />
gericht, aangevuld met de fietsverbinding langs de ringweg. In 5.3 zal<br />
evaluatie van dit netwerk plaatsvinden.<br />
5.3 Locatiekeuze<br />
Volledigheid fietsnetwerk<br />
Het hoofdnet van fietsverbindingen, zoals dat in de vorige paragraaf is<br />
behandeld, was opgesteld aan de hand van het geschatte gebruik van het<br />
stratennet door fietsers. Met behulp van Quovadis is nagegaan, of dit<br />
geschatte patroon overeen komt met de door<br />
het model berekende. In afbeelding 26 is het Tabel 5<br />
belaste fietsnetwerk opgenomen. Ter indicatie<br />
is in tabel 5 van een aantal schakels de fietsintensiteit<br />
weergegeven. De meeste drukgebruikte<br />
schakels blijken inderdaad in het<br />
Berekende fietsintensiteiten<br />
[aantal fietsers/12 uur]<br />
hoofdnet opgenomen te zijn. Een aantal ver-<br />
Voorstad 6000<br />
bindingen, die logisch in de structuur van het Marconistraat 2000<br />
fietsnetwerk zouden passen, door veel fietsers<br />
worden gebruikt, maar soms met een<br />
Parkweg 1300<br />
matige kwaliteit, blijkt echter niet in het hoofdnet<br />
te zijn opgenomen.<br />
's-Gravenpolderseweg 1600<br />
Cornelisweg 1800
Fietsstraat Goes<br />
56<br />
Juist deze verbindingen zijn bij het onderzoeken van de mogelijkheden van<br />
fietsstraten interessant, omdat de fietsintensiteit door verbetering van de<br />
kwaliteit door het aanleggen van een fietsstraat nog zal toenemen. Het<br />
betreft de volgende verbindingen:<br />
1. Zuidvlietstraat, de rechtstreekse verbinding van de Ploeg weg richting<br />
centrum;<br />
2. Cornelisweg, aan de oostzijde van de wijk Goese Polder;<br />
3. Van der Spiegelstraat;<br />
4. Heernisseweg.<br />
Betreffende straten zijn in de bijlage 5 aangegeven.<br />
Belasting :<br />
100 - 200 fietsers<br />
200 - 300 fietsers<br />
300 - 400 fietsers<br />
400 - 500 fietsers<br />
500 - 1000 fietsers<br />
>= 1000 fietsers<br />
= 3000 fietsers<br />
Afbeelding 26: Belast fietsnetwerk<br />
•
Fietsstraat Goes<br />
57<br />
Kwaliteit corridors<br />
Om te bepalen waar maatregelen nodig zijn voor het verbeteren van de<br />
omstandigheden voor fietsers, wordt nu onderzocht welke problemen op dit<br />
moment op het hoofdnet van fietsverbindingen (inclusief de toegevoegde<br />
verbindingen) voorkomen. Aansluitend bij het theoretische gedeelte van dit<br />
rapport wordt het hoofdnet van fietsverbindingen voor de corridors met<br />
centrum beoordeeld op de volgende punten:<br />
1. de kwaliteit van het wegdek van de schakels<br />
2. locaties waar fietsers worden gemengd met snelrijdend of druk autoverkeer<br />
3. verkeers-onveilige locaties in de verbinding met het centrum<br />
4. omrijfactoren op de relatie met het centrum<br />
5. een hoog autogebruik voor het bezoeken van het centrum.<br />
Dit autogebruik zal naar verwachting samenhangen met bovengenoemde<br />
punten, maar zal ook te maken hebben met de afstand naar het centrum.<br />
Wellicht zijn nog andere factoren te vinden die dit getal beïnvloeden.<br />
NB. a) Het hoofdnet van fietsvoorzieningen zijn alle straten opgenomen met<br />
hoge fietsintensiteiten. De fietsintensiteit is daarom geen criterium bij<br />
de keuze van de locatie voor de fietsstraat.<br />
b) Met bovenstaande criteria wordt slechts onderzocht op welke corridors<br />
op dit moment de kwaliteit onvoldoende is. Pas bij de evaluatie<br />
van de kansrijke corridors zal worden bekeken of de kwaliteit door<br />
aanleg van een fietsstraat zou kunnen verbeteren.<br />
Eerst wordt in tabel 6 en afbeelding 27 een overzicht gegeven van de<br />
corridors van de buitenwijken en dorpen naar het centrum.
Tabel 6: Overzicht corridors<br />
wijk<br />
Goese Polder I<br />
Goese Polder II<br />
Goese Polder III<br />
Goese Meer<br />
Noordhoek<br />
Oost 1<br />
Oost II, Kloetinge<br />
Oost III<br />
Oost IV<br />
Zuid I<br />
Zuid II<br />
West I<br />
West II<br />
's-HH'kinderen<br />
's-Gravenpolder<br />
Wilhelminadorp<br />
Kapelle<br />
's-HH kinderen<br />
via<br />
West<br />
Afbeelding 27: Corridors<br />
Van Hogendorplaan, Ringbaan-West, Nieuwstraat<br />
Troelstralaan, Nieuwstraat<br />
Cornelisweg, Nieuwstraat<br />
Houtkade, Oude Singel<br />
L.d.Collignylaan, Parkweg<br />
Parkweg<br />
's-Heer Elsdorpweg, Heernisseweg<br />
Vogelzangseweg, Voorstad<br />
v. Dusseldorpstraat, Voorstad<br />
Populierenstraat, Voorstad<br />
Van Hertumweg, M.A. de Ruyterlaan.<br />
Marconistraat<br />
Zuidvlietstraat<br />
Middelburgsestraat<br />
's-G ravenpolderseweg, Voorstad<br />
Westhavendijk, J.A. v.d. Goeskade<br />
Patiinwea, Voorstad<br />
Wilhelminadorp<br />
Polder III<br />
Zuid I<br />
Goese Meer<br />
's-Gravenpold
Nk" giek-.-e"o4oti<br />
Afbeelding 28: De Marconistraat<br />
- yr<br />
t<br />
to!<br />
Fietsstraat Goes<br />
1. Kwaliteit wegdek op hoofdverbindingen<br />
Om voor het Goese fietsmodel te komen tot een inschatting van de fietssnelheden<br />
op het fietsnetwerk, zijn de straten van dit netwerk voor zover nodig<br />
visueel geïnspecteerd op de kwaliteit van het wegdek. Hieruit is gebleken dat<br />
de straten van het hoofdnet in het algemeen van een goede kwaliteit zijn.<br />
Uitzonderingen hierop zijn: (tussen haakjes de corridors, die van deze verbinding<br />
gebruik maken)<br />
's-Heer Hendrikskinderenstraat (vanuit Goese Polder I, II en III)<br />
- Nieuwstraat (naar Goese Polder I, II en III)<br />
Vogelzangseweg (Oost III)<br />
Zuidvlietstraat (West II)<br />
- Heernisseweg (Oost II)<br />
2. Ontmoetingen met het autoverkeer<br />
Schattingen van de gemeente Goes en eigen waarnemingen hebben uitgewezen,<br />
dat op een aantal plaatsen in het hoofdnet van fietsverbindingen, de<br />
autosnelheid (V 85) boven de toegestane 50 km/uur ligt, terwijl het doorgaande<br />
fietsverkeer er met het autoverkeer worden gemengd. De hoge<br />
snelheden kunnen worden geweten aan een breed wegprofiel met lange<br />
rechtstanden. Het betreft de volgende straten:<br />
- Bergweg<br />
- Collignylaan (Noordhoek)<br />
- Marconistraat (West 1)<br />
- Albert Plesmanweg<br />
- Van der Spiegelstraat<br />
- Houtkade (Goese Meer)<br />
59
Fietsstraat Goes<br />
60<br />
In de Zonnebloemstraat is niet zozeer de snelheid als wel de intensiteit (5000<br />
mvt/etmaal) van het autoverkeer een probleem. Deze straat wordt echter<br />
ingrijpend gereconstrueerd, waardoor de intensiteiten sterk zullen worden<br />
gereduceerd.<br />
3. Gevaarlijke kruispunten<br />
Uit een analyse van fietsongevallen op kruispunten in Goes (Grontmij 1993)<br />
blijken met name op de plaatsen waar doorgaande fietsverbindingen de<br />
ZWBO kruisen, veel ongevallen plaats te vinden. Op de kruispunten van de<br />
ZWBO met de Voorstad (Zuid I, 's-Gravenpolder), de M.A. de Ruyterlaan<br />
(Zuid II, West I), de Westsingel (West II) en de Ringbaan-Oost ('s-Heer<br />
Hendrikskinderen) vonden tussen '88 en '90, in totaal 26 ongevallen met<br />
fietsers en bromfietsers plaats, waarbij 11 met letsel en één met dodelijke<br />
afloop.<br />
Deze ongevalsconcentraties worden geweten aan de combinatie van de<br />
hoge auto-intensiteiten op deze weg met grote fietsstromen op de kruisende<br />
wegen. Slechts het kruispunt met de Voorstad was op het moment van de<br />
tellingen van verkeerslichten voorzien; op dit moment geldt dit ook voor het<br />
kruispunt met de Westsingel. Voor beide kruispunten geldt dat de wachttijden<br />
erg lang zijn en dat de situatie onoverzichtelijk is. Bij het kruispunt met<br />
de M.A. de Ruyterlaan is een rotonde aangelegd, terwijl deze bij het kruispunt<br />
met de Ringbaan-Oost wordt voorbereid. Bij eventuele aanleg van een<br />
fietsroute via de Voorstad of via de Westsingel, dient de situatie op de<br />
kruispunten ingrijpend te veranderen, om de verkeersveiligheid en oversteekbaarheid<br />
voor fietsers te verbeteren.<br />
4. Corridors met grote omrijfactoren<br />
Fysieke barrières zorgen ervoor dat het fietsnetwerk niet overal even dicht is.<br />
Op sommige plaatsen ontbreken schakels. Het gevolg hiervan is dat fietsers<br />
moeten omfietsen om deze barrière op een andere plaats te kunnen overbruggen.<br />
Uit berekening met Quovadis blijken op de volgende corridors hoge omrijfactoren<br />
te bestaan (zie ook afbeelding 29):<br />
- Corridor Zuid I en II<br />
Verbindingen met het centrum worden bemoeilijkt door de spoorlijn, die<br />
Goes-Zuid van de rest van de stad scheidt.<br />
- Corridor Goese Polder I<br />
De verbinding tussen dit deel van de wijk, via de Van Hogendorplaan, naar<br />
het centrum, is alleen met een grote omweg mogelijk vanwege het bedrijventerrein<br />
'Klein Frankrijk' en vanwege de singels aan de westkant van<br />
het centrum. Ook de verbinding van de bedrijven en de school op dit<br />
bedrijventerrein naar het centrum gaat met een grote omweg gepaard.
Afbeelding 29: Omrijfactoren vanuit Centrum<br />
Fietsstraat Goes<br />
61<br />
- Corridor Goese Meer<br />
Voor verplaatsingen (ook per fiets) van het noordelijk deel van het Goese<br />
Meer naar het centrum en ook naar andere bestemmingen, vormt het Meer<br />
een barrière. Hierdoor ontstaan grote omrijfactoren. Samen met de relatief<br />
grote afstand van het centrum van de stad (2,3 kilometer hemelsbreed)<br />
kan dit ertoe leiden dat vanuit deze wijk veel verplaatsingen naar het<br />
centrum per auto worden gemaakt.<br />
5. Centrumgerichte autoverplaatsingen<br />
In het voorjaar van 1992 is in Goes een onderzoek gehouden naar de herkomst<br />
van parkeerders in het centrumgebied (Gem. Goes 1993). Wanneer<br />
vanuit een bepaalde wijk relatief veel mensen per auto naar het centrum<br />
komen, kan dit aanleiding zijn, de alternatieven voor deze verplaatsing (in dit<br />
geval de fiets) te verbeteren.<br />
De in afbeelding 30 genoemde cijfers over het aantal parkeerders uit een<br />
wijk, zeggen slechts dan iets, wanneer ze kunnen worden gerelateerd aan<br />
het aantal inwoners in de wijk. Daarom is hier de verhouding bepaald tussen
Fietsstraat Goes<br />
62<br />
buiten Goes<br />
80%<br />
'mam r<br />
•::,<br />
binnen Goes<br />
20%<br />
Afbeelding 30: Herkomst parkeerders Goes (Gem. Goes 1993)<br />
Goes West 6%<br />
Noordhoek 8%<br />
Goes Oost 9%<br />
Goes Zuid 21%<br />
Goes centrum 21%<br />
Goese Polder 35%<br />
het aantal párkeerders en het aantal inwoners in de wijk. Omdat het aantal<br />
parkeerders slechts in percentages bekend was, is de verhouding tussen het<br />
aantal inwoners en het parkeeraandeel in de binnenstad weergegeven ten<br />
opzichte van de wijk met de laagste aandeel: Goes-Oost. Dit maakt het<br />
mogelijk de wijken onderling te vergelijken. Vergelijking met andere steden<br />
kan echter niet worden gemaakt. De resultaten zijn in tabel 7 weergegeven.<br />
Tabel 7: Vergelijking parkeerders in het centrum met aantal inwoners van verschillende wijken<br />
wijk aantal inwoners (1996) Parkeerders/inwoners (Oost<br />
=1,00)<br />
Goese Polder 7118 3,11<br />
Noordhoek 1776 2,84<br />
Oost 5696 1,00<br />
West 1119 3,37<br />
Zuid 3847 3,45<br />
De cijfers van de verschillende wijken blijken elkaar niet veel te ontlopen.<br />
Alleen uit Goes-Oost blijken veel minder autoverplaatsingen naar het centrum<br />
te worden gemaakt. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn, dat Goes-Oost<br />
op geringe afstand van het centrum ligt. Des te opvallender is het relatief<br />
hoge aandeel voor Goes-West dat op ongeveer dezelfde afstand van het<br />
Centrum ligt, terwijl ook de aard van de wijken en hun voorzieningen grotendeels<br />
overeenkomen. Het verschil kan zijn ontstaan doordat Goes-Oost direct<br />
aan het centrum grenst, terwijl voor Goes-West (en voor alle andere wijken)<br />
een drukke autoverbinding moet worden overgestoken. Ook het aantal
Fietsstraat Goes<br />
63<br />
fietsverbindingen op de relatie Centrum- Oost is groter dan voor Goes-West<br />
en voor de andere wijken. 9<br />
Hoewel van de aantallen centrumbezoekers per auto voor de nieuwe wijk<br />
Goese Meer en voor de omliggende dorpen geen vergelijkingsmateriaal<br />
bekend is, mag worden aangenomen, dat het auto-aandeel op deze relaties<br />
door de grotere afstand tot het centrum van Goes (3 à 5 km.) hoger zal<br />
liggen, dan op de hiervoor besproken relaties.<br />
Evaluatie kansrijke corridors<br />
Tabel 8: Overzicht gevonden aandachtspunten<br />
wijk wegdek snelh. kruisingen omrijden auto-verpl.<br />
auto's<br />
Goese Polder I<br />
Goese Polder II<br />
Goese Polder III<br />
Goese Meer x x (x)<br />
Noordhoek<br />
Oost I<br />
Oost II<br />
Oost III<br />
Oost IV<br />
Zuid I<br />
Zuid II<br />
West I<br />
West II<br />
's-HH'kinderen x (x)<br />
's-Gravenpolder x (x)<br />
Wilhelminadorp (x)<br />
Kapelle (x)<br />
x : Aandachtspunt (veel x, maatregelen nodig)<br />
(x): Van de dorpen en van de nieuwe wijk Goese Meer is het aantal centrumgerichte autoverplaatsingen<br />
niet bekend, maar dit aantal zal relatief hoger zijn dan voor Goes-intern.<br />
Zoals in tabel 8 te zien, is er een aantal corridors naar het centrum, waar de<br />
kwaliteit voor fietsers op diverse punten te kort schiet. Voor deze corridors<br />
zal nu worden onderzocht, welke mogelijkheden er zijn om de omstandigheden<br />
voor fietsers door middel van het aanleggen van een fietsstraat te<br />
verbeteren.<br />
9 Deze cijfers ondersteunen nog eens het duurzaam-veiligconcept, met grote verblijfsgebieden<br />
en weinig doorsnijdingen van het bebouwde gebied door doorgaande autoverbindingen. Hier blijkt<br />
dat dit niet alleen de verkeersonveiligheid, maar ook het autogebruik op korte afstanden, kan beperken.<br />
Voor de situatie in Goes kunnen deze cijfers ervoor pleiten, Goes-West beter met het<br />
centrum te verbinden, door de ZWBO een minder belangrijke functie voor het autoverkeer te geven<br />
en meer verkeer via de Rondweg Nieuw-West af te wikkelen.
Fietsstraat Goes<br />
64<br />
Goese Polder I<br />
Voor deze corridor zijn twee mogelijke oplossingen denkbaar.<br />
De eerste mogelijkheid is het verbeteren van de bestaande route. Dit<br />
houdt in dat de route via de Nieuwstraat (naar het centrum) en de 's-Heer<br />
Hendrikskinderenstraat (vanuit het centrum) moet worden verbeterd. De<br />
mogelijkheden om in deze straten een fietsstraat aan te leggen zijn echter<br />
zeer beperkt. Deze straten vormen ook voor autoverkeer de enige ontsluiting<br />
voor deze buurt en geschikte alternatieve routes zijn hier door de dichte<br />
bebouwing en de hoogteverschillen nauwelijks te realiseren. Wel kan de<br />
aanbeveling worden gedaan, regelmatig aandacht te besteden aan het<br />
wegdek van deze verbinding, zodat een slecht wegdek het fietsen niet nog<br />
verder bemoeilijkt.<br />
Een tweede mogelijkheid is het realiseren van een nieuwe verbinding via<br />
het bedrijventerrein 'Klein Frankrijk'. Er moet echter wel rekening mee<br />
worden gehouden, dat voor het verkorten van de route naar het centrum de<br />
singel, die het centrum aan deze zijde begrenst, zal moeten worden overgestoken.<br />
Een mogelijke route via een stuk gedempte singel en de Westwal,<br />
wordt ook nu al (illegaal) gebruikt, maar voldoet door de grote hoogteverschillen<br />
en de beperkte ruimte niet aan de eisen voor een doorgaande<br />
fietsroute.<br />
Goese Meer<br />
De grote omrijfactoren voor het noordelijk deel van het Goese Meer zijn<br />
alleen te verlagen door het maken van een fietsbrug die de noordelijke helft<br />
met de zuidelijke verbindt. Hiermee kan de weg van het noordelijk deel van<br />
Goese Meer met de rest van Goes met ongeveer 1,5 kilometer worden<br />
bekort. Ook voor recreatieve fietsers en voor wandelaars kan zo'n brug<br />
aantrekkelijk zijn. De lengte van de brug (ca. 200 meter) maken hem echter<br />
ingrijpend en kostbaar, zeker wanneer de brug doorvaarbaar moet zijn.<br />
Vanaf het zuidelijk deel van het Goese Meer (een route die, zij het met een<br />
omweg, ook vanaf het noordelijk deel kan worden gebruikt) zijn er via de<br />
Kattendijksedijk en de Oude Singel weg goede mogelijkheden voor het<br />
aanleggen van een fietsstraat. De Kattendijksedijk loopt op zeer korte afstand<br />
parallel aan de Houtkade, die de verbinding voor het autoverkeer kan verzorgen.<br />
De Kattendijksedijk zou dus gemakkelijk auto-luw gemaakt kunnen<br />
worden; slechts bestemmingsverkeer van en naar recreatiegebied 'De<br />
Hollandsche Hoeve' maakt dan er gebruik van. Omdat de Oude Singel niet<br />
door doorgaand verkeer wordt gebruikt, kan ook deze straat, zonder veel<br />
aanpassingen tot fietsstraat worden gemaakt.<br />
Zuid I<br />
Een fietsstraat, die de nieuwe wijk Overzuid via Goes-Zuid met het centrum<br />
verbindt, is al door Grontmij uitgewerkt. Deze fietsstraat zal voorlopig slechts<br />
op het noordelijke deel van de route worden uitgevoerd.<br />
Ten zuiden van de spoorlijn is deze fietsstraat zonder verdere verkeerscirculatiemaatregelen<br />
ingepast. Het noordelijk deel van de fietsstraat wordt<br />
tegelijk uitgevoerd met een reconstructie van de Zonnebloemstraat, waardoor
Fietsstraat Goes<br />
65<br />
de verkeersstructuur van de wijk grondig wordt gewijzigd. Men lijkt er bij de<br />
inpassing van deze fietsstraat in het noordelijke en drukste deel van de route,<br />
goed in te kunnen slagen de intensiteit van het autoverkeer op de fietsstraat<br />
te beperken. Een voordeel hierbij was, dat de binnenstad voor auto's vanaf<br />
deze zijde niet direct te bereiken is.<br />
De vormgeving van deze fietsstraat is te zien in afbeelding 15 in paragraaf<br />
3.6. Deze vormgeving zorgt ervoor dat auto's worden gedwongen achter<br />
fietsers te blijven rijden. Zoals in § 3.6 al is betoogd, zou door de rijbaan van<br />
de fietsstraat niet verder op te delen, de fietsstraat flexibeler kunnen worden<br />
gebruikt, waardoor fietsers en automobilisten minder hinder van elkaar<br />
zouden ondervinden.<br />
Hier wordt dan ook aanbevolen in de fietsstraat geen middenberm en<br />
rabatstrook aan te leggen, maar een krap profiel toe te passen. De aanbeveling<br />
voor deze in § 4.3 uitgewerkte indeling, geldt zeker voor die gedeelten<br />
van de fietsstraat Overzuid, waar voor een middenberm geen plaats is.<br />
In dit rapport zal een fietsstraat op deze corridor niet nog eens worden<br />
uitgewerkt.<br />
Zuid II<br />
De route van het westelijk deel van Goes-Zuid naar het centrum loopt via de<br />
Van Hertumweg en de M.A. de Ruyterlaan. Deze straten hebben beide ook<br />
voor het autoverkeer een belangrijke functie: ze maken deel uit van het<br />
stedelijk autonetwerk. Met het gereed komen van de Rondweg Nieuw-West<br />
zal de intensiteit op de M.A. de Ruyterlaan waarschijnlijk nog toenemen.<br />
Doordat op deze verbinding van de spoorwegovergang op de Van Hertumweg<br />
gebruik gemaakt wordt, zijn er geen kortere parallelle routes door<br />
verblijfsgebieden te vinden, zonder een extra spoorwegovergang te maken.<br />
Voor het verbeteren van de situatie voor het fietsverkeer op deze corridor<br />
komen dan ook als eerste het maken van goede fietsvoorzieningen langs de<br />
Van Hertumweg en de M.A. de Ruyterlaan (inmiddels aanwezig) in aanmerking.<br />
West I en II<br />
De corridors West I en II maken gebruik van de op korte afstand (150 meter)<br />
vrijwel parallel gelegen Marconi- en Zuidvlietstraat. Wanneer op een van deze<br />
verbindingen een fietsvoorziening met een goede kwaliteit wordt gerealiseerd,<br />
zullen ook fietsers die nu nog van de andere verbinding gebruik<br />
maken, de nieuwe mogelijkheden kunnen benutten (BGC 1981).<br />
De Marconistraat heeft op dit moment nog slechts een functie voor het<br />
autoverkeer dat zijn bestemming in de directe omgeving heeft. Het brede<br />
wegprofiel lokt echter hoge snelheden uit. Door de realisering van de Rondweg<br />
Nieuw-West zal deze straat echter onderdeel van het stedelijk Hoofdwegennet<br />
(Gebiedsontsluitingsweg) gaan uitmaken. De snelheid en de intensiteit<br />
van het autoverkeer zullen dan niet langer te verenigen zijn met een profiel,<br />
waar fietsen en auto's zijn gemengd.<br />
Tegelijkertijd zal de Zuidvlietstraat zijn (geringe) functie voor het autoverkeer<br />
kunnen en moeten verliezen. Doordat deze straat dwars door de wijk in
Fietsstraat Goes<br />
66<br />
vrijwel in rechte lijn naar het centrum loopt (zie afbeelding 31), biedt deze<br />
straat zeer goede mogelijkheden voor realisatie van een fietsstraat.<br />
Afbeelding 31: De Zuidvlietstraat, in rechte lijn naar het centrum<br />
Keuze<br />
De corridors vanuit het Goese Meer en vanuit Goes-West bieden goede<br />
mogelijkheden voor het realiseren van een fietsstraat. Slechts op deze<br />
corridors is het mogelijk de fietsstraat zonder grote ingrepen in te passen.<br />
Omdat de verkeersstructuur bij een fietsstraat `Goese Meer' nauwelijks<br />
aanpassing behoeft, zou het bij keuze van deze corridor niet mogelijk zijn<br />
inzicht te krijgen in mogelijke problemen die hierbij optreden. Daarom wordt<br />
deze fietsstraat hier niet uitgewerkt. Het autoluw (of autovrij) maken van de<br />
Kattendijksedijk ten bate van fietsers naar het Goese Meer en recreatieve<br />
fietsers verdient voor de praktijk echter wel aanbeveling, ook omdat dit met<br />
zeer beperkte middelen mogelijk is.<br />
De realisatie van de Rondweg Nieuw-West maakt een aanpassing van de<br />
(fiets)verkeersstructuur noodzakelijk, zodat deze case ook voor de praktijk<br />
interessant is. De fietsstraat in de Zuidvlietstraat en de verkeersstructuur van<br />
Goes-West zullen dan ook verder worden uitgewerkt.
5.4 Fietsstraat Goes-West<br />
Ploegweg<br />
Afbeelding 32: Kaartje Goes-West<br />
Fietsstraat Goes<br />
67<br />
Voordat kan worden ingegaan op de inpassing en vormgeving van de fietsstraat<br />
in Goes-West, zal eerst de (toekomstige) verkeersstructuur van de wijk<br />
worden besproken. Hoewel het nog zeker enige jaren zal duren voor de<br />
Rondweg Nieuw-West zal worden aangelegd, zal bij de inpassing van de<br />
fietsstraat in de verkeersstructuur wel van de aanwezigheid van deze weg<br />
worden uitgegaan. Het aanleggen van de nieuwe rondweg maakt maatregelen<br />
voor het fietsverkeer noodzakelijk en ingrijpende aanpassing van de<br />
verkeersstructuur mogelijk. Door de realisatie van de Rondweg Nieuw-West<br />
wordt Goes-West aan alle zijden omsloten door gebiedsontsluitingswegen:<br />
aan de noord- en oostkant de ZWBO, in het westen en oosten respectievelijk<br />
de Rondweg Nieuw-West en de Marconistraat. (Zie kaartje, afbeelding 32).<br />
Van de aanwezigheid van deze wegen zal gebruik worden gemaakt om de<br />
hoeveelheid autoverkeer dat dóór Goes-West rijdt te minimaliseren.
Fietsstraat Goes<br />
68<br />
Met<br />
Afbeelding 33: Goes-West zonder en met verkeerscirculatiemaatregelen<br />
Erftoegangsweg<br />
Gebiedsontsluitingsweg<br />
Afgesloten voor auto's
Fietsstraat Goes<br />
69<br />
De volgende doelstellingen, voortkomend uit paragraaf 4.2, worden gehanteerd<br />
bij het maken van een nieuwe verkeerscirculatie voor Goes-West:<br />
1. Doorgaand verkeer door het verblijfsgebied wordt voorkomen door het<br />
verblijfsgebied in te delen in een aantal sectoren, waartussen geen<br />
autoverkeer mogelijk is. Vanuit elk van deze sectoren moet de gebiedsontsluitingsweg<br />
snel te bereiken zijn.<br />
2. Bewoners van de wijk worden ontmoedigd de auto naar het centrum te<br />
gebruiken, door automobilisten in tegenstelling tot fietsers geen directe<br />
verbinding met centrum te geven.<br />
3. Autoverkeer wordt slechts over korte afstand op de fietsstraat toegelaten:<br />
a) Waar mogelijk wordt de straat geheel voor auto's afgesloten. Dit<br />
gebeurt bij voorkeur tussen twee kruispunten op korte afstand van<br />
elkaar.<br />
b) Er wordt eenrichtingsverkeer voor auto's op de fietsstraat ingesteld,<br />
waarvan de richting ervan steeds wordt afgewisseld.<br />
Uitgaande van de aanleg van de Rondweg Nieuw-West en de bouw van de<br />
uitbreiding van de wijk aan de westkant (Nieuw-West) is in afbeelding 33 de<br />
structuur zonder respectievelijk met aanpassingen in verkeerscirculatie ten<br />
bate van de fietsstraat te zien: doorgaand verkeer door Goes-West is niet<br />
langer mogelijk, op één na worden alle buurtjes ontsloten via de Rondweg<br />
Nieuw-West of de Marconistraat, zodat geen direct autoverkeer naar het<br />
centrum mogelijk is en autoverkeer wordt slechts over korte afstand op de<br />
fietsstraat toegelaten.<br />
Nu bekend is hoe de fietsstraat in de wijk zou kunnen worden ingepast, kan<br />
ertoe worden overgegaan de fietsstraat op een meer gedetailleerd niveau te<br />
bekijken. Binnen het bestaande dwarsprofiel van de Zuidvlietstraat en het<br />
betreffende deel van de Westsingel blijkt de fietsstraat goed inpasbaar.<br />
Gegeven de breedte, die steeds ongeveer zes meter bedraagt, is er naast de<br />
fietsstraat van 3,85 meter nog plaats voor langsparkeren aan één zijde van<br />
de straat. De fietsstraat is dan ook vormgegeven met een 3,85 meter brede<br />
(rood) geasfalteerde rijbaan, met aan de rechterzijde (vanuit het autoverkeer<br />
gezien) een parkeerstrook in klinkerverharding. De parkeerstrook bestaat uit<br />
een 1,75 meter breed parkeervak en een schrikstrook om overlast van<br />
openslaande portieren en bij het wegrijden van de auto sterk te beperken.<br />
(CROW 1994).<br />
De kruispunten met de zijstraten blijken goed volgens de in 4.3 voorgestelde<br />
basisvormgeving in te passen te zijn. In bijlage 6 is de fietsstraat<br />
'Goes-West' weergegeven. De afbeeldingen tonen de aansluitende wegvakken<br />
vanaf de Ploegweg richting ZWBO. In nu volgende afbeeldingen 34 en<br />
35 is het dwarsprofiel van de Zuidvlietstraat zonder, respectievelijk met<br />
fietsstraat weergegeven.
Fietsstraat Goes<br />
70<br />
0<br />
6,00 meter<br />
Afbeelding 34: Dwarsprofiel Zuidvlietstraat zonder fietsstraat<br />
1,75 m 3,85 m<br />
Parkeren<br />
0,40 m<br />
Schrikstrook Fietsstraat<br />
6,00 meter<br />
Afbeelding 35: Dwarsprofiel Zuidvlietstraat met fietsstraat<br />
De volgende punten verdienen nog extra aandacht:<br />
Bij de aansluiting van de Zuidvlietstraat op de Rondweg Nieuw-West is<br />
ervoor gekozen geen fietsstraat, maar een tweerichtings-fietspad toe te<br />
passen. Omdat vanwege de verkeerscirculatie op deze aansluiting tweerichtingsverkeer<br />
mogelijk moet zijn, waarschijnlijk redelijk hoge intensiteiten<br />
zullen optreden en omdat aan de beide uiteinden van dit wegvak geen<br />
autoverkeer op de fietsstraat wordt toegelaten, is aan gekozen oplossing<br />
de voorkeur gegeven boven een fietsstraat ter plaatse van deze aansluiting.<br />
Deze oplossing zorgt er tevens voor dat het voor minder fietsers<br />
nodig is de aansluiting over te steken. De eerste tekening van bijlage 6<br />
toont deze situatie.
Fietsstraat Goes<br />
71<br />
Op het kruispunt Zuidvlietstraat- Scheldestraat is een diagonale afsluiting<br />
gemaakt, waarbij de straten niet in elkaars verlengde liggen. In bijlage 7 is<br />
dit kruispunt in bovenaanzicht weergegeven. De dwarsdoorsnede van de<br />
Zuidvlietstraat ter plaatse van dit kruispunt is in afbeelding 36 te zien.<br />
Door de aansluitingen op hun oorspronkelijke breedte te laten, blijven de<br />
bochten ook voor vrachtverkeer begaanbaar.<br />
2,60 m<br />
Afbeelding 36: Dwarsdoorsnede diagonale afsluiting<br />
/ \<br />
0 ' 80 m !<br />
6,00 m<br />
0<br />
2,60 m<br />
Bij de aansluiting van de Westsingel op de ZWBO (Piet Heinstraat) is<br />
ervoor gekozen de verkeerscirculatie te laten zoals hij is. Op deze manier<br />
kunnen de gebouwen aan de Westsingel bereikbaar blijven voor het<br />
autoverkeer, terwijl ook het eenrichtingsverkeer in stand kan blijven. Het<br />
kruispunt zelf zal wel moeten worden aangepast. In bijlage 8 is een<br />
oplossing voor dit kruispunt uitgewerkt. Hierbij zijn aparte stroken en<br />
verkeerslichten opgenomen voor linksafslaande fietsers op de ZWBO.<br />
Deze ontbreken in de bestaande situatie, waardoor gevaarlijke situaties<br />
(kunnen) ontstaan. Daarnaast zijn op de zijstraten (fietsstraat Westsingel<br />
en Van der Spiegelstraat) OFOSsen toegepast, zodat fietsers zich vóór de<br />
wachtende auto's en bussen kunnen opstellen. Door de stopstrepen op<br />
het kruispunt naar achter te verleggen, is er ondanks de smallere rijstroken<br />
toch voldoende ruimte voor het busverkeer.<br />
Omdat ook in de bestaande situatie slechts aan één zijde van de straat<br />
kon worden geparkeerd, komt het aantal parkeerplaatsen voor en na de<br />
inpassing van de fietsstraat ongeveer overeen. Op wegvakken waarop<br />
geen autoverkeer is toegestaan kan uiteraard niet worden geparkeerd.<br />
Door slechts korte wegvakken en wegvakken zonder bebouwing af te<br />
sluiten, is geprobeerd de gevolgen daarvan te beperken.
Fietsstraat Goes<br />
72<br />
Bij de keuze van de Zuidvlietstraat als lokatie voor het inplannen van de<br />
fietsstraat is al uiteengezet dat de Zuidvlietstraat een goede aanvulling op het<br />
hoofdnet van fietsverbindingen zou zijn. Aan de beide uiteinden geeft de<br />
fietsstraat aansluiting op straten die ook deel uitmaken van dit net: aan de<br />
oostkant wordt aansluiting gegeven op de Ploegweg, de Verrijn Stuartweg en<br />
fietsvoorzieningen langs de Rondweg Nieuw-West; aan de westkant sluit de<br />
fietsstraat aan op de ZWBO en de Van der Spiegelstraat. Hier wordt onderzocht<br />
of de fietsstraat in oost- of westelijke richting kan worden verlengd en<br />
of, door aanvullende maatregelen op de toeleidende wegen, het gebruik van<br />
de fietsstraat nog kan worden bevorderd.<br />
1. Ploeg weg<br />
Door de Ploegweg tot fietsstraat te maken, kan deze een vervolg krijgen in<br />
de richting van 's Heer-Hendrikskinderen. De Ploeg weg voldoet in de<br />
bestaande situatie al aan de eisen die § 4.4 voor fietsstraten buiten de<br />
bebouwde kom zijn geformuleerd. Daarom wordt aanbevolen ook de<br />
Ploegweg tot fietsstraat te maken.<br />
2. Verrijn Stuartweg<br />
De fietsverbinding over de Verrijn Stuartweg loopt over een ruim opgezet<br />
bedrijven- en industrieterrein. Door de brede wegen komen hoge autosnelheden<br />
voor, terwijl ook fietsers van de rijbaan gebruik moeten maken.<br />
Doordat zwaar vrachtverkeer van deze weg gebruik moet kunnen maken,<br />
is kan de fietsstraat niet in deze richting worden uitgebreid. Wel zouden<br />
langs de Verrijn Stuartweg fietsstroken of fietspaden kunnen worden<br />
aangelegd.<br />
3. Van der Spiegelstraat<br />
Uitbreiding van de fietsstraat op de Van der Spiegelstraat zou de fietsstraat<br />
een duidelijk vervolg naar het centrum kunnen geven. Hoewel op dit<br />
moment dit gedeelte van de Van der Spiegelstraat is niet toegankelijk is<br />
voor autoverkeer, wordt het wel intensief door busverkeer gebruikt:<br />
streekbussen hebben hier een halte voor het centrum van Goes. Door het<br />
brede wegprofiel op dit wegvak is de positie van de fiets niet duidelijk,<br />
waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Wanneer dit wegvak bij<br />
de aanstaande reconstructie van dit gebied opnieuw wordt vormgegeven,<br />
zullen hier fietsvoorzieningen moeten worden aangelegd. Het verlengen<br />
van de fietsstraat in deze richting zal vanwege het busverkeer echter<br />
alleen mogelijk zijn, indien een snelheidsverlaging van het busverkeer kan<br />
worden bereikt. Gezien de aanwezige ruimte zijn fietspaden waarschijnlijk<br />
de meest geschikte oplossing.<br />
Het gebruik van de fietsstraat Goes-West zou nog verder gestimuleerd<br />
kunnen worden, door de directheid van de toeleidende wegen en straten te<br />
verbeteren.<br />
Een mogelijke aanvulling op het fietsnetwerk betreft een fietsverbinding<br />
die de nieuwbouwwijk in het zuidoosten van 's Heer Hendrikskinderen recht-
Fietsstraat Goes<br />
73<br />
streeks met de Ploeg weg verbindt. Op deze manier zou de afstand voor<br />
fietsers tussen dit deel van 's-Heer Hendrikskinderen en Goes aanmerkelijk<br />
worden bekort: door aanleggen van een circa 250 meter lang fietspad, wordt<br />
de afstand tot het begin van de Zuidvlietstraat meer dan gehalveerd, van 1,9<br />
tot 0,9 km.<br />
Een rechtstreekse verbinding tussen de Verrijn Stuartweg en de Anthony<br />
Fokkersstraat (zoals al in het stedelijk hoofdnet van fietsverbindingen is<br />
opgenomen) zou de te rijden afstand op deze verbinding met 450 meter<br />
kunnen beperken. Waardoor de route via de Zuidvlietstraat ook voor fietsers<br />
uit het zuidwesten aantrekkelijk zou kunnen worden.<br />
5.5 Gevolgen aanleg fietsstraat<br />
Met behulp van het model Quovadis is getracht inzicht te krijgen in de<br />
gevolgen voor het (fiets)verkeer, die ontstaan bij aanleg van de voorgestelde<br />
fietsstraat. In bijlage 3 wordt het model Quovadis kort toegelicht en wordt<br />
uiteengezet welke aanpassingen aan het Goese fietsmodel zijn gedaan.<br />
De verbetering van de fietskwaliteit in de Zuidvlietstraat door middel van<br />
realisatie van de fietsstraat, leidt tot een verschuiving van de fietsstromen in<br />
de richting van deze straat. Omdat geen nieuwe schakels aan het fietsnetwerk<br />
zijn toegevoegd", wordt deze verschuiving in de modelberekening<br />
alleen veroorzaakt door een verbetering van het fietscomfort, die is vertaald<br />
in een snelheidsverhoging voor fietsers. De intensiteit van het fietsverkeer in<br />
de Zuidvlietstraat blijkt door uitvoering als fietsstraat ongeveer te verdubbelen.<br />
Aan het westelijke einde van de straat neemt de dagintensiteit toe van<br />
150 tot 300 per richting. Het oostelijk deel wordt in de na-situatie door 1000<br />
fietsers per richting per dag gebruikt, tegen ongeveer 500 in de voor-situatie.<br />
Deze toename van het fietsintensiteit op de Zuidvlietstraat leidt tot een<br />
afname van het aantal fietsers op parallelle verbindingen. Vooral de Marconistraat<br />
krijgt aanmerkelijk minder fietsers te verwerken (zie afbeelding 37).<br />
Omdat de weerstand in het Quovadis wordt berekend op basis van een vaste<br />
snelheid in het netwerk (aangenomen op 15 km/uur) (DHV 1993), zal de<br />
weerstand van het netwerk door een wijziging van de snelheid op de fietsstraat<br />
niet zijn gewijzigd. Quovadis zal hierdoor dus niet komen tot een<br />
andere distributie van de verplaatsingen tussen herkomsten en bestemmingen.<br />
Bovengenoemde routekeuzeverandering is dus het enige directe effect<br />
dat uit de modelberekeningen kan worden afgeleid.<br />
Als gevolg van de routekeuzeverandering van de Marconistraat richting<br />
Zuidvlietstraat zou indirect een verbetering van de verkeersveiligheid op<br />
kunnen treden, doordat minder confrontaties tussen fietsers en snelrijdende<br />
auto's optreden. Hoewel de op de Marconistraat geen black-spots met<br />
fietsongevallen voorkomen (Grontmij 1993), zou zeker na aanleg van de<br />
10 De suggesties voor aanvullende maatregelen om de toegankelijkheid van de fietsstraat te<br />
verbeteren, zoals die in de vorige paragraaf zijn gedaan, zijn bij de berekening van de fietsstromen<br />
voor en na de fietsstraat niet meegenomen.
Fietsstraat Goes<br />
74<br />
Verschil :<br />
- Verkeerstoename<br />
- Verkeersafname<br />
_ _ _ Gewijzigde schakel<br />
7-3 = 500 fietsers<br />
Afbeelding 37: Verschilplot fietsstromen door aanleg fietsstraat<br />
Rondweg Nieuw-West en de daardoor te verwachten toename van de<br />
autointensiteit, de objectieve en subjectieve veiligheid van de fietsers toenemen<br />
bij een route over de Zuidvlietstraat in plaats van de Marconistraat.<br />
Quovadis-fiets berekent het aantal fietsverplaatsingen onafhankelijk van de<br />
situatie voor het autoverkeer. Achteraf kunnen echter wel wijzigingen in de<br />
Modal-Split worden berekend als gevolg van veranderingen in het auto- en<br />
fietsnetwerk. Hiervoor is echter wel een autonetwerk benodigd.<br />
Een klein deel van het stratennet van Goes-West is daarom, bij gebrek aan<br />
volledig automodel, ingevoerd in de automodule van Quovadis. Met dit<br />
beperkte model is de modal-split op de relatie tussen twee delen van Goes-<br />
West (het zuidelijk deel van Nieuw-West en de straten in de omgeving van de
Fietsstraat Goes<br />
75<br />
Abel Tasmanstraat) en de binnenstad van Goes berekend. Voor beide relaties<br />
geldt dat in ongewijzigde situatie zowel auto's als fietsers de Zuidvlietstraat<br />
gebruiken. Wanneer in het fietsmodel de rijsnelheid op de Zuidvlietstraat<br />
wordt verhoogd van 15 km/uur naar 19 km/uur (van slecht naar zeer goed<br />
wegdek) en de Zuidvlietstraat voor doorgaande auto's wordt afgesloten,<br />
zodat auto's via de Marconistraat moeten rijden, blijkt dat voor 4 procent van<br />
de verplaatsingen de fiets in plaats van de auto wordt gebruikt. Met alleen<br />
een verbetering van de fietskwaliteit wordt ongeveer 2 procentpunt modal<br />
change bewerkstelligd.<br />
Gezien het beperkte onderzoeksgebied van deze berekening en het globale<br />
karakter van het gemaakte automodel moeten de berekende modal-change<br />
cijfers met de nodige reserves worden bekeken. Uit de literatuur kan echter<br />
wel worden afgeleid, dat van verbetering van een enkele route in een fietsnetwerk<br />
geen grote veranderingen in de modal split moeten worden verwacht<br />
(Grootenhuis 1983). Voor een nieuwe wijk als Nieuw-West kan een directe<br />
fietsverbinding van goede kwaliteit en een indirecte auto-ontsluiting nieuwe<br />
bewoners er wel toe aanzetten vanaf het begin vaak de fiets te gebruiken.<br />
De veranderde fietsstromen zorgen, zoals hiervoor beschreven, voor een<br />
hogere fietsintensiteit op de Zuidvlietstraat. Voor het ochtendspitsuur geeft<br />
dit op het drukste stuk van de fietsstraat een fietsintensiteit van 150 fietsers<br />
per richting (CROW 1994). Deze intensiteiten zijn berekend aan de hand van<br />
in wonersgegevens uit januari 1996. Wanneer de nieuwe bebouwing in<br />
Nieuw-West gereed is, zullen de intensiteiten nog toenemen.<br />
De maximale belasting van de fietsstraat door auto's zal optreden ter plaatse<br />
van de ontsluiting van de straten rondom de Abel Tasmanstraat. Hier worden<br />
ongeveer 200 woningen ontsloten via een stukje van de Zuidvlietstraat.<br />
Uitgaande van 1,3 autoverplaatsingen per persoon, waarvan 11 % in het<br />
spitsuur, geeft dit voor de 520 bewoners van deze buurt 75 autoverplaatsingen<br />
in het spitsuur (éénrichtingsverkeer). In de voor-situatie maakten naar<br />
schatting van de gemeente Goes 75 auto's per richting van de Zuidvlietstraat<br />
gebruik. Op de Westsingel, waar de hoogste fietsintensiteiten optreden, zijn<br />
ongeveer 50 auto's per uur te verwachten.<br />
Vergelijking van de te verwachten intensiteiten met die in het hindermodel<br />
leert dat de situatie op de fietsstraat in Goes-West ruim onder de maximumintensiteiten<br />
blijft:<br />
Q auto x Qfiets is in dit geval 7500, terwijl 13.000 als grens was bepaald.<br />
Ook de grenzen van het verblijfsgebied (600 fietsers per richting, 400<br />
auto's) worden lang niet bereikt.<br />
Hieruit blijkt dat het gelukt is de verkeersstructuur zodanig aan te passen<br />
dat de autointensiteiten op de fietsstraat zo worden beperkt, dat comfortabel<br />
fietsen zonder veel overlast van auto's mogelijk is.
Fietsstraat Goes<br />
76<br />
Zoals al uit ander studies naar voren was gekomen, leidt het maken van een<br />
fietsroute van goede kwaliteit tot verandering van de fietsstromen. Hierdoor<br />
neemt de intensiteit op de fietsstraat met 100% toe. De model split geeft<br />
voor twee onderzochte relaties, die van de fietsstraat gebruik kunnen maken,<br />
een verschuiving van auto naar fiets. Over de hele stad gezien zal echter<br />
nauwelijks van een model change sprake zijn. De autointensiteit op de<br />
fietsstraat is door verkeerscirculatiemaatregelen teruggebracht tot een<br />
acceptabel niveau.<br />
5.6 Bevindingen uit praktijktoepassing<br />
Bij de praktijktoepassing bleek dat niet alle gevallen een fietsstraat de meest<br />
geschikte oplossing is bij het verbeteren van fietsverbindingen. Een fietsstraat<br />
kan worden toegepast, wanneer aan beide onderstaande voorwaarden<br />
wordt voldaan:<br />
a) In de voor-situatie is in een straat een fietsverbinding aanwezig, waarvan<br />
de kwaliteit voor fietsers niet voldoende is, doordat een slecht wegdek<br />
aanwezig is, hoge autointensiteiten of -snelheden optreden.<br />
b) Deze of nabijgelegen parallel lopende straat kan en mag zijn functie voor<br />
het autoverkeer grotendeels verliezen (een politieke keuze).<br />
Wanneer in de voorsituatie hoge omrijfactoren voor het fietsverkeer optreden,<br />
doordat in het stratennet schakels ontbreken, zal een fietsstraat alleen<br />
niet voldoende zijn. Als de ontbrekende schakel echter met bijvoorbeeld een<br />
brug of tunnel kan worden ingevuld, zouden met behulp van fietsstraten de<br />
aan- en afleidende routes door verblijfsgebieden worden geleid. In de praktijkstudie<br />
in Goes is deze optie echter niet onderzocht.<br />
In Goes-West is bij de aanpassing van de verkeerscirculatie, uitgegaan van de<br />
aanwezigheid van een rondweg om de wijk. Hierdoor was het mogelijk<br />
doorgaand verkeer door Goes-West te weren door de verkeerscirculatie in de<br />
hele wijk aan te pakken. Om in het hele verblijfsgebied doorgaand verkeer<br />
aan te pakken lijkt een rondweg of tenminste een doorgaande weg langs de<br />
wijk een voorwaarde.<br />
Is zo'n weg niet voorhanden of is het aanpassen van de verkeerscirculatie<br />
in de wijk politiek niet haalbaar, dan zal moeten worden volstaan met<br />
verkeerscirculatiemaatregelen in de directe omgeving van de fietsstraat.<br />
Autoverkeer zal dan worden afgewikkeld over de andere wegen van het<br />
verblijfsgebied. Ook met deze beperkte maatregelen moet een fietsstraat<br />
echter kunnen functioneren.<br />
In de oude binnenstad blijkt het moeilijk de fietsstraat in te passen. De<br />
bredere en directe straten in het centrum, die voor het maken van een<br />
fietsstraat interessant zouden kunnen zijn, blijken ook voor het autoverkeer<br />
de enige mogelijkheid te zijn om dit gebied te bereiken. Voor het verbeteren<br />
van de mogelijkheden voor fietsers in deze straten komen oplossingen, die de<br />
toegankelijkheid voor het autoverkeer van het gehele gebied selectief beperken<br />
(geen toegang op bepaalde tijden, alleen laden en lossen) in aanmerking.
Fietsstraat Goes<br />
77<br />
Ook maatregelen om de parkeeroverlast op de fietsverbindingen te beperken<br />
(toepassen anti-parkeerprofiel (CROW 1994)) kunnen in deze drukke gebieden<br />
al veel overlast voor fietsers voorkomen.<br />
Combinatie van een fietsstraat met een busroute is slechts mogelijk, wanneer<br />
de snelheid van het busverkeer wordt begrenst, zodat menging van fietsers<br />
en bussen veilig mogelijk is. Een voorbeeld van deze oplossing is te vinden in<br />
Groningen (Ruimte voor de fiets 1994).<br />
Omdat het eenrichtingsverkeer niet halverwege de busroute kan worden<br />
omgedraaid, terwijl wel moet worden voorkomen, dat auto's te lang van de<br />
fietsstraat gebruik kunnen maken, moet een van de volgende maatregelen<br />
worden genomen:<br />
- Het autoverkeer wordt geheel geweerd (zoals in Groningen).<br />
- Op een geschikte plaats wordt een bussluis gemaakt om het autoverkeer<br />
tot een ander route te dwingen.<br />
- De fietsstraat wordt slechts over korte afstand met de busroute gecombineerd.<br />
Is een snelheidsvermindering en één van deze maatregelen om het autoverkeer<br />
te weren, niet mogelijk of gewenst, dan moeten fietsers en bussen<br />
worden gescheiden en kan dus geen fietsstraat ontstaan.<br />
Omdat de straten op grootschalige bedrijven- en industieterreinen voor zwaar<br />
vrachtverkeer toegankelijk moeten zijn, zal het aanleggen van een fietsstraat<br />
daar slechts zelden mogelijk zijn. Omdat op deze terreinen doorgaans voldoende<br />
ruimte beschikbaar is, zal het hier vaak mogelijk zijn fietspaden aan<br />
te leggen.<br />
In de praktijktoepassing blijkt het over vrijwel de gehele lengte van het tracé<br />
mogelijk een fietsstraat van de gewenste breedte met aan één zijde ruime<br />
langsparkeervakken toe te passen.<br />
In traditionele woonwijken uit de jaren '50 en '60, waar vaak weinig<br />
fietsvoorzieningen aanwezig zijn en waar daardoor fietsstraten mogelijk<br />
toepassing kunnen krijgen, komen vaak straten als de Zuidvlietstraat (zie<br />
afbeelding 38) voor: lange rechte straten met een breedte van minimaal 6,0<br />
meter (Bach 1994b). Dit soort straten blijkt dus gemakkelijk om te bouwen<br />
tot een fietsstraat.<br />
Als de straten nog smaller zijn, bijvoorbeeld in binnensteden, dan kan een<br />
fietsstraat zonder parkeervakken worden toegepast. Wanneer zelfs geen<br />
3,85 meter beschikbaar is, zal moeten overwogen het autoverkeer helemaal<br />
van dit wegvak te weren en alleen een fietsverbinding aan te leggen.<br />
Om te kunnen komen tot een fietsstraat, waar automobilisten hun gedrag<br />
aanpassen aan het fietsverkeer, zullen brede straten die deel van een verblijfsgebied<br />
(gaan) uitmaken, moeten worden voorzien van een smaller<br />
dwarsprofiel.
Fietsstraat Goes<br />
78<br />
Afbeelding 38: Zuidvlietstraat<br />
Bij de vormgeving van de fietsstraat en de inpassing in de verkeersstructuur<br />
in Goes-West is niet gebleken dat de principes die in het theoretische deel<br />
van dit rapport zijn voorgesteld, tegenstrijdige eisen aan de vormgeving of<br />
inpassing van de fietsstraat stellen.
6. Conclusies en aanbevelingen<br />
Conclusies en Aanbevelingen<br />
79<br />
Grotere verblijfsgebieden, zoals die in het kader van een duurzaam veilig<br />
wegverkeer zullen ontstaan, zullen ervoor zorgen dat doorgaande fietsverbindingen<br />
door deze verblijfsgebieden noodzakelijk en tegelijkertijd beter<br />
mogelijk worden.<br />
Om doorgaand fietsverkeer door verblijfsgebieden soepel af te wikkelen zijn<br />
aanvullende maatregelen nodig. Bestaande fietsvoorzieningen, fietspaden en<br />
fietsstroken, zijn voor verblijfsgebieden minder geschikt: auto's en fietsers<br />
worden gescheiden, waardoor auto's zich onvoldoende aanpassen aan het<br />
overig verkeer in het verblijfsgebied. Fietsstraten, zoals die in Duitsland<br />
bestaan, voldoen hiervoor echter wel.<br />
Fietsstraten volgens het Duitse principe, zonder een specifieke verdeling van<br />
het wegprofiel tussen auto's en fietsers, beperkt de overlast tussen auto's en<br />
fietsers en maakt flexibel gebruik van de fietsstraat mogelijk.<br />
Verkeerscirculatiemaatregelen kunnen ervoor zorgen dat de fietsstraat slechts<br />
door bestemmingsverkeer wordt gebruikt. Hierdoor zal de intensiteit en de<br />
snelheid van het autoverkeer worden beperkt. Op de fietsstraat worden<br />
doorgaande verbindingen worden voor het autoverkeer afgesloten en er<br />
wordt alternerend (partieel) eenrichtingsverkeer ingesteld.<br />
Aanvullende maatregelen in de rest van het verblijfsgebied kunnen voorkomen<br />
dat de overlast door het autoverkeer zich naar andere straten verplaatst<br />
en kunnen de positie van de fiets ten opzichte van de auto verbeteren.<br />
Doordat de straten in een verblijfsgebied doorgaans minder breed en gestrekt<br />
zijn dan de wegen die door doorgaand autoverkeer worden gebruikt, zullen<br />
fietsverbindingen door verblijfsgebieden minder snel voorkomen op de meetal<br />
map van de fietsers. Door voor de fietsstraat een logische route door het<br />
verblijfsgebied te kiezen en deze met continue aankledingsmaatregelen en<br />
bewegwijzering duidelijk te maken, kan de bekendheid en aantrekkelijkheid<br />
van de verbinding door het verblijfsgebied verbeterd worden.<br />
Een krap dwarsprofiel (3,85 m breed) op de fietsstraat kan ertoe bijdragen,<br />
dat geen hoge autosnelheden voorkomen. Inrichtingsmaatregelen kunnen het<br />
speciale karakter van de fietsstraat benadrukken en de herkenbaarheid ervan<br />
vergroten. Hoewel de fietsstraat op dit moment geen juridische status heeft,<br />
kan het gewenste gebruik van de straat met bestaande maatregelen worden<br />
ondersteund. In drukke gebieden moeten aanvullende maatregelen worden<br />
genomen om overlast van fout-parkeerders te voorkomen. Het versmallen<br />
van de rijbaan is daarbij het meest effectief.<br />
Fietsverbindingen door verblijfsgebieden in de vorm van fietsstraten kunnen<br />
een goede aanvulling vormen op het bestaande stedelijk hoofdnet van<br />
fietsverbindingen. Ze kunnen onder bepaalde voorwaarden als vervanging
Conclusies en aanbevelingen<br />
80<br />
dienen voor fietspaden en fietsstroken langs drukke autoverbindingen. Bij het<br />
afwegen van mogelijke maatregelen voor het verbeteren van dit netwerk<br />
moet de mogelijkheid van het maken van fietsstraten dan ook serieus worden<br />
meegenomen.<br />
Ook in kleinere verblijfsgebieden, buiten de bebouwde kom en in het stadscentrum<br />
kunnen fietsstraten worden aangelegd om de fietsers extra mogelijkheden<br />
te geven prettig en veilig te fietsen. In het centrum kan de inpassing<br />
van de fietsstraat een probleem zijn door een gebrek aan alternatieve routes.<br />
Fietsstraten laten zich moeilijk verenigen met zwaar vrachtverkeer en snelrijdend<br />
busverkeer. Combinatie van de fietsstraat met woonerven en smalle<br />
straatjes zonder trottoir wordt evenmin aanbevolen.<br />
Door middel van na-onderzoek bij een aangelegde fietsstraat zal moeten<br />
blijken hoe fietsstraten in de Nederlandse praktijk functioneren. Onderzoeksvragen<br />
hierbij zullen moeten zijn:<br />
- Hoe reageert de fietser op de aanwezigheid van auto's op de fietsvoorziening?<br />
- Is het mogelijk de autosnelheid op de fietsstraat door de voorgestelde<br />
inpassing en vormgeving te beperken?
Literatuurverwijzingen<br />
Literatuur<br />
81<br />
A.D.F.C., Fahrradstrassen, Meiglichkeiten fr eine bessere Sicherung des<br />
Fahrradverkehrs, Ministerium fr Stadtentwicklung und Verkehr des Landes<br />
Nohrrhein- Westfalen, DsseIdorf, 1993.<br />
Altrutz, D., e.a., Unfall- und Sicherheitsforschung Stragenverkehr, Heft 74,<br />
Dokumentation zur Sicherung des Fahrradverkehrs, 1989.<br />
Bach, B., 'Zelfbetalende stedelijke herstructurering en wijkverbetering'. In:<br />
PAO-cursus, Nieuwe wegen voor verblijfsgebieden; stedelijke herstructurering,<br />
herinrichting en 30 km/uur maatregelen, <strong>Delft</strong>, 1987.<br />
Bach, B. en N. Pressman, Climate Sensitive Urban Space, Concepts and tools<br />
to humanize cities, <strong>Delft</strong>, 1992.<br />
Bach, B., International Handbook for cycle network design, <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, e.a.,<br />
<strong>Delft</strong>, 1993.<br />
Bach, B. en F. v.d. Hoeven, Stedebouwkundig ontwerpen & Mobiliteit, Deel<br />
1, <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, 1994a.<br />
Bach, B. en P. Hakkesteegt, Het Beste uit: Verkeerskunde & Infrastructuur<br />
voor (Stede)Bouwkundigen, <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, 1994b.<br />
Baier, R., e.a., Stralen und Pltze neu gestaltet, Beispiele aus der Praxis,<br />
Bonn, 1995.<br />
Beke, B.M.W.A. en G.E. van Keken, 30 km/uur zones: naar een cascoplanning,<br />
Met bewoners bouwen aan verkeerveiligheid, Arnhem, 1994.<br />
Bekkum, D. van, 'Regeltechnische voorzieningen voor (brom) fietsers'. In:<br />
Stichting Postacademische Vorming Verkeerskunde, Cursus (Brom) fietsvoorzieningen,<br />
1982.<br />
BGC (Bureau Goudappel Coffeng bv), Demonstratie fietsroutes Den Haag/<br />
Tilburg, Technische evaluatie, RWS, 1981.<br />
BGC (Bureau Goudappel Coffeng bv), Demonstratie herindeling stedelijke<br />
gebieden Eindhoven en Rijswijk, Na-onderzoek verkeerscirculatie, Bureau<br />
Goudappel Coffeng bv, juni 1984.<br />
Boer, E de, `De sociale betekenis van de fiets'. In: Stichting Postacademische<br />
Vorming Verkeerskunde, Cursus (Brom) fietsvoorzieningen, 1982.<br />
Bolt, D., Urban form and energy for transportation, <strong>Delft</strong>, 1982.
Literatuur<br />
82<br />
Bosch, A.L., 't Kan veilig verkeren.'. In: R.O.V. Brabant, Symposium: Duurzaam<br />
veilig wegverkeer in 2010, Ruimtelijk beleid de eerste stap, Tilburg,<br />
1994.<br />
Botma, H. en J.H. Papendrecht, Kwaliteit afwikkeling op vrijliggende fietspaden,<br />
Toepassing van een hindermodel, <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, 1992.<br />
Botma, H. en J.H. Papendrecht, College e26, Verkeersstroomtheorie, <strong>TU</strong><br />
<strong>Delft</strong>, 1994.<br />
Bovy, P.H.L. en D.N. den Adel, Routekeuzegedrag van fietsers, een analyse<br />
met de functionele meetmethode, <strong>Delft</strong>, 1985.<br />
Broer, K., 'De fietsstraat'. Vogelvrije fietser, 20/3, pp.11, enfb, 1995.<br />
Buchanan, C., e.a., Traffic in Towns, London, 1963.<br />
CROW, ASVV, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde<br />
kom, 3e editie, Ede, 1988.<br />
CROW, Tekenen voor de fiets, Ontwerp wijzer voor fietsvriendelijke infrastructuur,<br />
Ede, tweede druk, 1994.<br />
Devue, H.J.M. en M.L.M. Bérénos, 'Categorisering op basis van voorzieningen'.<br />
In: CROW, Verkeerskundige werkdagen 1995, Ede, 1995.<br />
DHV Milieu en Infrastructuur BV, Handleiding Quovadis-fiets, 1993<br />
Diepens, J.H.M. en B. Bach, 'Ster-analyse, instrument voor visualisatie<br />
wensrelaties van langzaamverkeer'. In: PAO-cursus: Nieuwe wegen voor<br />
verblijfsgebieden, <strong>Delft</strong>, 1989.<br />
Dijkstra, A., 'Het steeds weer opnieuw uit te vinden wiel'.In: CROW, Verkeerskundige<br />
werkdagen 1995, Ede, 1995.<br />
Fietsersbond enfb, Verkeersveiligheid, Duurzaam Veilig en de fiets, 1994a.<br />
Fietsersbond enfb, Reactie op notitie 'De fietsstraat', notitie, Woerden, 27<br />
oktober 1994b.<br />
Fortuyn, L.G.H. en D.T. Kramer, 'Wegcategorisering: Relatie tussen ritduurcriterium,<br />
trajectsnelheid en maaswijdte'. In: CROW, Verkeerskundige<br />
werkdagen 1995, Ede, 1995.<br />
Gemeente Goes, Mobiliteitsplan Gemeente Goes, Goes, 1993.<br />
Goudappel, H.M. en J.A. Perlot, Verkeer en stad, 1965.
Literatuur<br />
83<br />
Grebe, R., 'Fahrradfahren in der Stadtlandschaft'. Garten und Landschaft,<br />
v.90, n°12, pp.1007-1009, 1980.<br />
Grontmij, Eindrapportage Fietsrelatienota Overzuid te Goes, Grontmij nv, afd.<br />
Infrastructuur, De Bilt, maart 1993.<br />
Grontmij, 'De fietsstraat, Ontwerpuitgangspunten, criteria en dwarsprofielen,<br />
1994.<br />
Groot, V.J.D. de, e.a.(red), Handboek Verkeers- en Vervoerskunde, VUGA,<br />
's-Gravenhage, 1982 (met aanvullingen t/m 1995)<br />
Grootenhuis D.H. ten, e.a.,'Fietsplan <strong>Delft</strong>'. In: Verkeerskundige Werkdagen,<br />
Kivi, Studiecentrum Verkeerstechniek, 1983.<br />
Hamerslag, R., 'Modellen t.b.v. fietsvoorzieningen'in: Stichting Postacademische<br />
Vorming Verkeerskunde, Cursus (Brom) fietsvoorzieningen, 1982.<br />
Hoogeveld, W.A.J.J., 'Een verkeers- en vervoerplan en een structuurplan als<br />
basis voor de uitvoering van verblijfsgebieden'. In: PAO-cursus: Nieuwe<br />
wegen voor verblijfsgebieden, <strong>Delft</strong>, 1989.<br />
Jong, H. de en T. Bosch, 'Houten, model voor de toekomst'. Verkeerskunde,<br />
n°2, pp. 16-21, 1992.<br />
Jong, P.J.R. de en J.R. Groenhuijse, 'Opvallend verkeerssysteem in de<br />
gemeente Houten'. Wegen, juli-augustus 1985.<br />
Kesteren, E.E. van, e.a., 'Detailhandel wijkt niet voor autoluwe binnenstad'.<br />
Verkeerskunde 9-1995, pp. 26-26.<br />
(en rectificatie Verkeerskunde 10-1995 pp. 10).<br />
Knoester, H., 'De filosofie van verblijfsgebieden en de maximum snelheid van<br />
30 km/uur als instrument voor de realisering van verblijfsgebieden.'. In:<br />
PATO-Cursus: Inrichting van verblijfsgebieden gericht op stedelijke herstructurering<br />
en 30 km/uur-regeling, 1984, <strong>Delft</strong>, 1984.<br />
Knoester, H., 'Het huidige en toekomstige rijksbeleid met betrekking tot<br />
verblijfsgebieden'in: PAO-cursus, Nieuwe wegen voor verblijfsgebieden;<br />
stedelijke herstructurering, herinrichting en 30 km/uur maatregelen, <strong>Delft</strong>,<br />
1987.<br />
Knofflacher, H., Fuageher- und Fahrradverkehr, Planungsprinzipien, 55hlau<br />
Verlag Wien, Kiiln, Weimar, 1995.<br />
Komitee 50-is-te-veel, 30 km per uur in de bebouwde kom, 1986.
Literatuur<br />
84<br />
Koornstra, M.J., e.a., Naar een duurzaam veilig wegverkeer, Nationale<br />
verkeersveiligheidsverkenning voor de jaren 1990/2010, S.W.O.V., 1992.<br />
Koornstra, M.J., Inleiding verkeersveiligheid, collegediktaat e14A, <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>,<br />
1994.<br />
Korsmit, J.W.M., e.a., Notitie: Duurzaam veilig en verkeersregimes, inrichting<br />
van verkeersgebieden en verblijfsgebieden, discussiebijdrage voor het<br />
verblijfsdebat, 1994.<br />
Louisse, C.J., 'Wie fietst nu en hoe wordt de automobilist fietser?'. In: PAO-<br />
VV-cursus: Fietsers in het verkeers- en vervoersysteem, 1993.<br />
Lynch, K., The image of the city, Massachusetts Institute of Technology,<br />
1960.<br />
Mc Clintock, H., 'Planning for cyclists in older urban areas'. The Planner,<br />
december 1984, pp. 13-17.<br />
McCluskey, J., Road form and townscape, London, 1979.<br />
Meyboom, W. en L.J.J. Prikken, 'De fietsstraat, Ontwerpdoelen, toepassingscriteria,<br />
vormgeving, inrichting, Grontmij, 1994.<br />
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Eindrapport verkeersleefbaarheid in<br />
steden en dorpen, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Ministerie van VRO,<br />
1978.<br />
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Masterplan fiets, Meer en veiliger op<br />
de fiets, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1991.<br />
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Feiten over het fietsen in Nederland,<br />
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1993.<br />
Nijenhuis, H. te en P.J. Knepper, 'Verblijfsgebieden in Den Haag, de harde<br />
leer van de praktijk'. In: PAO-cursus, Nieuwe wegen voor verblijfsgebieden;<br />
stedelijke herstructurering, herinrichting en 30 km/uur maatregelen, <strong>Delft</strong>,<br />
1987.<br />
Papendrecht, J.H. en H. Botma, Onderzoek fietsverkeer, <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, 1989.<br />
Ploeger, J., Optimalisatie van een stedelijk fietsroutestelsel in een bestaande<br />
situatie. In: Verkeerskundige Werkdagen, Kivi, Studiecentrum Verkeerstechniek,<br />
1983.<br />
Quik, J.C.Th., 'Structuur van (brom-) fietsnetwerken binnen de bebouwde<br />
kom'. In: Stichting Postacademische Vorming Verkeerskunde, Cursus (Brom)<br />
fietsvoorzieningen, 1982.
Literatuur<br />
85<br />
Ruimte voor de fiets, voorbeelden uit steden in Nederland, Denemarken,<br />
Duitsland en Zwitserland, <strong>Delft</strong>, november 1994<br />
SEV, Wonen in autoluwe wijken, Rotterdam, 1994.<br />
Slop, M. en J. v. Minnen, Duurzaam-veilig voetgangers- en fietsverkeer,<br />
S.W.O.V., Leidschendam, 1994.<br />
Stadt Mainz, FahrradstraRe am Hechenberg, Ergebnisse der Begleitungsuntersuchung,<br />
Stadt Mainz, Amt fr Verkehrswesen, 1994.<br />
Stienstra S. en C.J. Louisse, 'De fiets in het winkelverkeer'. Verkeerskunde<br />
n°11, pp. 48-53, 1993.<br />
Trevelyan, P. en J.M. Morgan, Cycling in pedestrian areas, Transport Research<br />
Laboratory, project report 15, Crowthorne, 1993.<br />
Vaughan, R., Urban Spatial Traffic Patterns, Londen, 1987.<br />
Verkeersruimten en verblijfsgebieden, effecten van herinrichtingsvormen voor<br />
de leefbaarheid van stedelijke gebieden, Nijmegen, 1985.<br />
Vis, A.A. en D.A. Krabbendam, Categorie indeling van wegen binnen de<br />
bebouwde kom, S.W.O.V., 1994.<br />
Vries, M. de en T. Godefrooij, Fietsen in winkelgebieden, een pleidooi voor<br />
het toelaten van fietsers in autovrije winkelgebieden, Fietsersbond enfb,<br />
Woerden, 1990.<br />
Wacker, H., 'Radverkehrsanlagen in stkltische Gebieten, zum Beispiel der<br />
Stadt Mnster'. StaEenverkehrstechnik, v.23, n°6, pp. 191-196, 1980.<br />
Walwijk, M. van en R. van de Werken, 'Verkeersveiligheid en milieu in goede<br />
harmonie?'. Verkeerskunde n°6, pp. 34-37, 1996.<br />
Welleman, A.G., 'De fiets in het verkeers- en vervoerbeleid'. In: PAO-VVcursus:<br />
Fietsers in het verkeers- en vervoersysteem, 1993.<br />
Welleman, A.G., Fietsverkeer en verkeersveiligheid, College e27: Fietsverkeer,<br />
<strong>TU</strong> <strong>Delft</strong>, 1995.<br />
Welleman, A.G., Cycling in civilized cities, <strong>Delft</strong>, 1996.<br />
Wildervanck, C., 'Met twee wielen op de weg, infrastructuur bepaalt hoe<br />
leuk fietsen is'. Mobiliteitschrift, n°3, 1992, pp. 5-13.
Literatuur<br />
86<br />
Windhausen, L.L., Verkeersveiligheid begint bij stedebouw! In: R.O.V.<br />
Brabant, Symposium: Duurzaam veilig wegverkeer in 2010, Ruimtelijk beleid<br />
de eerste stap, Tilburg, 1994.<br />
Wittenberg, J., De weg naar het station, ontwerp-ideeën voor langzaamverkeersroutes,<br />
Amsterdam, 1980.<br />
Zeijl, H.W.M. van en H.L. Tromp, 'Leiden: van fietsmodel tot Fietsnota'.<br />
Verkeerskunde n°3, pp. 62-66, 1996.<br />
Zwikker, A.H., 'Gemeentelijke praktijk in een kleine stad of dorp'.In: PADcursus:<br />
Nieuwe wegen voor verblijfsgebieden; stedelijke herstructurering,<br />
herinrichting en 30 km/uur maatregelen, <strong>Delft</strong>, 1987.
Bijlage 1: Intensiteiten auto- en fietsverkeer<br />
Bijlage 1<br />
87<br />
Een belangrijke vraag bij het bepalen van het toepassingsgebied voor de fietsstraat<br />
is, hoeveel fietsers en auto's tegelijkertijd van deze straat gebruik kunnen maken. In<br />
deze bijlage zal eerst een grens worden geformuleerd voor het aantal auto's dat nog<br />
toelaatbaar is zonder de afwikkeling van het fietsverkeer te veel te belemmeren.<br />
Hieruit volgt ook een maximale wegvaklengte bij hoge fietsintensiteiten. Daarna zal<br />
nog worden nagegaan hoeveel auto's en fietsers op een straat in een verblijfsgebied<br />
toelaatbaar zijn, zonder het verblijfsklimaat te veel aan te tasten.<br />
Door Botma en Papendrecht van de <strong>TU</strong> <strong>Delft</strong> (Botma 1992) is een simulatiemodel<br />
ontwikkeld voor de kwaliteit van de verkeersafwikkeling op fietspaden. Door middel<br />
van computersimulaties wordt de frequentie van verschillende soorten hinder op<br />
deze fietspaden bepaald, bijvoorbeeld de frequentie van inhaalmanoeuvres door<br />
solorijders ten opzichte van duo's. Door een enquête onder deskundigen is vervolgens<br />
aan verschillende manoeuvres een hinderscore toegekend, waardoor verschillende<br />
manoeuvres onderling vergelijkbaar worden. Tenslotte is in een aantal praktijksituaties<br />
de werkelijk door fietsers ondervonden hinder onderzocht, zodat de<br />
modelhinder kon worden gerelateerd aan de werkelijk ondervonden hinder door<br />
fietsers.<br />
Een grenswaarde voor de nog juist acceptabele hinder wordt echter niet gegeven.<br />
Om een uitspraak te kunnen doen over de acceptabele intensiteitscombinaties op de<br />
fietsstraat, is zo'n grenswaarde echter wel noodzakelijk. Als uitgangspunt is daarom<br />
genomen het in de Ontwerpwijzer 'Tekenen voor de fiets' (CROW 1994) gestelde<br />
criterium voor de breedte van fietspaden. Gesteld wordt dat een eenrichtingsfietspad<br />
bij een intensiteit van meer dan 150 fietsers per spitsuur de mogelijkheid<br />
moet bieden twee naast elkaar rijdende fietsers in te halen.<br />
Om toch voor het hindermodel tot een grenswaarde te komen is daarom als het<br />
ware terug geredeneerd:<br />
1. De grenswaarde uit 'Tekenen voor de fiets' wordt teruggerekend naar een<br />
hinderscore uit het model van Botma en Papendrecht.<br />
2. Deze hinderscore vormt de_grenswaarde_ voor 4e--.hinder per fietser-in-het hindermodel.<br />
Door dan met behulp van computersimulatie, het aantal manoeuvres met hinder voor<br />
fietsers op de fietsstraat te bepalen en deze met behulp van in het hindermodel van<br />
Botma en Papendrecht genoemde basismanoeuvres van een hinderscore te voorzien,<br />
kan voor verschillende fietsintensiteiten een maximum intensiteit voor het autoverkeer<br />
worden geformuleerd.<br />
Op een fietsstraat (met gemengd verkeer) kunnen fietsers vóór hen rijdende duo's<br />
zonder oponthoud inhalen, zodat slechts zeer beperkte hinder optreedt. Nieuw is op<br />
deze straten echter de hinder van auto's. Andere vormen van hinder (bijvoorbeeld<br />
het ontmoeten van een tegenligger) zijn veel minder ernstig. De hinder van duo's op<br />
smalle fietspaden kan daarom als grenswaarde dienen voor het aantal auto's dat op<br />
de fietsstraat kan worden toegelaten.
Bijlage 1<br />
88<br />
Uitgangspunten<br />
Het wegvak is 1000 meter lang, dat wil zeggen auto's rijden nooit meer dan<br />
1000 meter over de fietsstraat. Dit komt overeen met de in het oorspronkelijke<br />
hindermodel (Botma 1992) gebruikte lengte van wegvakken.<br />
De aankomsttijden van solo-fietsers, duo-rijders en auto's zijn poisson-verdeeld<br />
(Botma 1994).<br />
De snelheid van vrij rijdende fietsers en auto's bedraagt 19 resp. 30 kilometer per<br />
uur, beide met een standaard afwijking van 3 km/uur (Papendrecht 1989).<br />
20% van de fietsers rijdt in duo (Botma 1992).<br />
Bromfietsers zijn niet in het model opgenomen. Het aandeel bromfietsers op<br />
stedelijke fietspaden is slechts 5% (Papendrecht 1989). Bovendien is de hinder,<br />
die een bromfietser ondervindt niet verschillend met die van een snelrijdende<br />
fietser (onmogelijkheid in te halen).<br />
Het maatgevende hiaat voor een auto om een fietser in te halen bedraagt gemiddeld<br />
10 seconden.<br />
De hinder die wordt ondervonden door een fietser, die niet een voor hem rijdende<br />
fietser kan inhalen omdat er achter de in te halen fietser een auto rijdt, is te<br />
vergelijken met de hinder die een fietser ondervindt, die een voor hem rijdend duo<br />
op een driestrooks fietspad niet kan inhalen. In beide gevallen moet namelijk<br />
worden gewacht totdat op de rijstrook in de andere richting geen tegenligger<br />
aanwezig is. De hinderscore bedraagt dus 10 punten.<br />
Uitwerking<br />
1. Bepaling van de hinder door duo's op een eenrichtingsfietspad met intensiteit van<br />
150 fietsers in het spitsuur.<br />
De tijd tot het moment dat een willekeurig duo wordt ingehaald hangt samen<br />
met de intensiteit, de snelheid en de afwijkingen daarin. Deze tijd is met behulp<br />
van simulatie bepaald op 189,40 seconden. Dat wil zeggen dat een duo gemiddeld<br />
3600/ 189,40 = 19 maai per uur wordt ingehaald. De hinderscore voor het<br />
inhalen van een duo op een tweestrooks-eenrichtingsfietspad bedraagt 15<br />
punten. De totale hinder per duo bedraagt dus 19*15 = 285 punten. Bij een<br />
intensiteit van 150 fts/uur zijn er 0,10*150 duo's. Per fietser is de hinder dus 19<br />
punten. Dit wordt als maximum genomen voor de hinder die fietsers op de<br />
fietsstraat mogen ondervinden van daar rijdende auto's.<br />
2. Bepaling van de hinder door auto's op een fietsverbinding met gemengd verkeer,<br />
krap profiel en partieel eenrichtingsverkeer.<br />
De tijd die verstrijkt voordat een willekeurige auto een fietser inhaalt hangt<br />
samen met de fietsintensiteit in beide richtingen, het hiaat dat de automobilist<br />
accepteert, de snelheden van auto's en fietsers. Is deze tijd bekend, dan kan men<br />
voor iedere fietsintensiteit uitrekenen, hoe groot de hinder per auto bedraagt. Zo<br />
kan worden uitgerekend hoeveel auto's per uur nog toelaatbaar zijn.<br />
Ter toelichting volgt hier de berekening voor 250 fietsers per richting in het spitsuur.<br />
Met behulp van simulatie is het volgende bepaald:<br />
Wanneer een auto besluit in te halen, duurt het 27,81 seconden tot dat de auto<br />
achter de volgende fietsers aankomt.<br />
Een auto moet gemiddeld 11.48 seconden achter een fietser blijven, totdat wordt<br />
ingehaald.<br />
In 5,1 % van de gevallen hoeft de auto gedurende 1 km geheel niet in te halen.<br />
Wanneer een auto zich achter een fietser bevindt en niet kan inhalen omdat een<br />
tegenligger nadert, kan de auto op zijn beurt worden bijgehaald door achterop-
Bijlage 1<br />
komende fietsers, die ook weer moeten wachten en daardoor hinder ondervindt.<br />
Per inhaalmanoeuvre van een auto worden gemiddeld 0,16 achterop-komende<br />
fietsers gehinderd. (Dus één op zes keer ondervind een fietser hinder, wanneer<br />
een auto moet wachten om in te halen)<br />
Een inhaalmanoeuvre komt dus een maal per 27,81 +11,48 =39,29 seconden voor,<br />
dat is 91,63 keer per uur. Per uur zijn er dus 0,16*91,63 = 14,66 fietsers gehinderd<br />
door de aanwezigheid van deze auto. Deze fietsers ondervinden dus 146,6 punten<br />
hinder. Per fietser is dat dus 146,6/500 = 0,2932 punten hinder. Bij 250 fietsers<br />
zijn dus 19/ 0,2932 = 64 auto's per uur toelaatbaar.<br />
Afbeelding 39: Gevonden autointensiteiten<br />
Afbeelding 39 geeft de gevonden autointensiteiten als functie van de fietsintensiteit per<br />
richting. Het gevonden verband is het best te benaderen door middel van een omgekeerde<br />
evenredigheid van de het aantal fietsers en de toelaatbare autointensiteit. De best<br />
passende functie bij de gevonden gegevens is ook in afbeelding 39 weergegeven.<br />
89
Biilacie 1<br />
90<br />
De gevonden toelaatbare autointensiteit is bij benadering omgekeerd evenredig met<br />
de fietsintensiteit.<br />
De formule voor de toelaatbare autointensiteit:<br />
Qautox ° fiets<br />
13.000<br />
Q auto,max [vtg/spitsuur] Toelaatbare autointensiteit<br />
Of iets [fts/spitsuur/richting] Fietsintensiteit<br />
Tijdens de simulatie is ook bepaald, hoe lang een auto gemiddeld achter een fietser<br />
bleef rijden, alvorens deze te kunnen inhalen. Duurt dit te lang, dan zal dit bij zowel<br />
de fietser als de automobilist irritatie opwekken.<br />
In de Ontwerpwijzer 'Tekenen voor de fiets' (CROW 1994) wordt als maximale<br />
lengte voor een krap profiel met eenrichtingsverkeer (waarbij de auto de fietser dus<br />
nooit kan inhalen) een lengte van 300 meter voorgesteld. Slechts bij een beperkt<br />
aantal fietsers kunnen auto's op wegen met partieel eenrichtingsverkeer gemakkelijk<br />
fietsers inhalen, zodat wegvakken met een lengte van meer dan 300 meter toelaatbaar<br />
zijn.<br />
Uit de simulatie blijkt dat bij fietsintensiteit van meer dan 600 fietsers /richting in<br />
het spitsuur meer dan de helft van de auto's meer dan 300 meter achter een fietser<br />
moet blijven rijden. Bij een fietsintensiteit van 600 of meer fietsers per spitsuur per<br />
richting is een straat met krap profiel en partieel eenrichtingsverkeer te vergelijken<br />
met een straat met krap profiel en eenrichtingsverkeer. De toegelaten wegvaklengte<br />
bedraagt dan slechts 300 meter.<br />
Bij de aanleg van doorgaande fietsverbindingen voor het fietsverkeer door verblijfsgebieden<br />
moet rekening worden gehouden met het karakter van een verblijfsgebied.<br />
De straten mogen niet zodanig druk worden, dat ze het verblijfsklimaat ernstig<br />
aantasten. Zo moet het bijvoorbeeld mogelijk blijven straten zonder extra voorzieningen<br />
over te steken. Ook voor de fietsstraten moet gelden dat ze gemakkelijk over te<br />
steken zijn.<br />
Het 'Eindrapport verkeersleefbaarheid in steden en dorpen' (1978) geeft als maximum<br />
voor wegen in verblijfsgebieden 400 motorvoertuigen per uur voor beide<br />
richtingen samen. Deze waarde geeft dus een bovengrens voor de in de fietsstraat<br />
verantwoorde autointensiteit. De dreiging van fietsverkeer is echter kleiner dan die<br />
van auto's, zodat een straat met 400 fietsers per uur gemakkelijker wordt overgestoken<br />
dan één met 400 auto's.<br />
Hoogeveld (1989) komt met een maximale fietsintensiteit in een verblijfsgebied<br />
van 4000 fietsers en bromfietsers per dag, hetgeen overeenkomt met 600 fietsers<br />
en bromfietsers in het spitsuur (voor beide richtingen samen) (CROW 1994).<br />
Bij een geringe oversteeklengte, zoals voor de fietsstraat voorgesteld en het<br />
geringe aandeel bromfietsers (5%) dat in stedelijk gebied voorkomt, is ook bij hogere<br />
fietsintensiteiten oversteken gemakkelijk mogelijk.<br />
Uitgaande van een gemiddeld geaccepteerd hiaat van 6 seconden voor het oversteken<br />
van de 4 meter brede straat en een gemiddelde wachttijd van maximaal 15<br />
seconden (CROW 1988), komt men tot een maximale fietsintensiteit van 1200<br />
fietsers per uur voor de beide richtingen samen (Zie afb. 40).<br />
Aangezien fietsintensiteiten van meer dan 600 fietsers per richting per uur weinig<br />
voorkomen (Papendrecht 1989, Botma 1992) kan worden geconcludeerd dat slechts<br />
bij zeer drukke fietsverbindingen het oversteken van de fietsstraat een probleem is.
Afbeelding 40: Oversteekkans voetganger (cumulatief)<br />
Billaqe 1<br />
91<br />
In dat geval kan een fietsstraat beter niet in een woonstraat worden gepland. In alle<br />
ander gevallen kan de fietsstraat zonder probleem in woonstraten worden aangelegd,<br />
zonder het karakter van het verblijfsgebied aan te tasten.
Bijlage 2<br />
92<br />
Bijlage 2: Juridische aspecten fietsstraat<br />
Het bereiken van de gewenste situatie op de fietsstraat, waar fietsen prettig en<br />
comfortabel mogelijk moet zijn, kan door regels en regelingen uit de Wegenverkeerswet<br />
juridisch worden ondersteund. De Nederlandse wetgeving kent, in tegenstelling<br />
tot de Duitse, op dit moment (nog) geen regeling, die een gedragsaanpassing van<br />
automobilisten aan fietsers voorschrijft, zoals dat in de ervenregeling ten bate van<br />
voetgangers gebeurt. Het instellen van een verplicht fietspad, met beperkte toegankelijkheid<br />
voor andere verkeersdeelnemers, sluit hierbij nog het meest aan. Daarnaast<br />
zal met behulp van bestaande regelingen, het gebruik van de fietsstraat zo<br />
goed mogelijk moeten worden gereguleerd. Hierbij wordt ervan uitgegaan, dat de<br />
fietsstraat in een verblijfsgebied is gelegen en dat de regeling van de snelheid van<br />
het autoverkeer (30 km/uur) op de fietsstraat in dat kader geregeld is of wordt. Op<br />
de fietsstraat kunnen de volgende regelingen worden getroffen:<br />
Door plaatsing van bord G11 kan een verplicht fietspad worden ingesteld. Eventueel<br />
kan het bord G11 worden voorzien van het bijschrift 'Fietsstraat', zoals in afbeelding<br />
41 is aangegeven. Dit onderschrift heeft echter geen juridische status; het kan<br />
slechts dienen om de gebruikers te attenderen.<br />
Afbeelding 41: Fietsstraat -bord (Grontmij 1994)<br />
WVW Art 10.1 Andere bestuurders dan... (fietsers, bromfietsers, bestuurders<br />
van invaliden voertuigen, ruiters, voetgangers)... gebruiken de rijbaan. Zij mogen<br />
voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken,<br />
behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad of het ruiterpad.<br />
*) Rijbaan = Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte m.u.v. de<br />
fietspaden<br />
Wanneer bij bord G11 het onderbord 'Motorvoertuigen en motorfietsen toegestaan'<br />
zou worden geplaatst, zoals in 'De fietsstraat' (Grontmij 1994) wordt voorgesteld,<br />
dan zouden alle gevolgen van het plaatsen van het bord G11 weer te niet worden<br />
gedaan, zodat evengoed geen enkel bord had kunnen worden geplaatst.
Bijlage 2<br />
Daarom wordt hier voorgesteld het onderbord 'Bestemmingsverkeer inrijden toegestaan'<br />
onder bord G11 te plaatsen. Hiermee worden motorvoertuigen beperkt op de<br />
fietsstraat toegelaten.<br />
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW):<br />
Art 8.1 Onder verkeersborden kunnen onderborden worden geplaatst.<br />
Art 8.2 Deze onderborden kunnen:<br />
d) bij de borden ... G9... een aanduiding inhouden dat uit het bord voortvloeiende<br />
geboden of verboden niet gelden voor verkeersgebruik als op<br />
het onderbord is aangegeven.<br />
Bestemmingsverkeer: Bestuurders, wier reisdoel één of meer percelen betreft die<br />
zijn gelegen aan of in de directe omgeving van een weg met een door verkeerstekens<br />
aangegeven geslotenverklaring voor bepaalde categorieën bestuurders en<br />
die slechts via deze weg te bereiken zijn.<br />
Plaatsing van het onderbord 'Bestemmingsverkeer inrijden toegestaan' staat alleen<br />
de toegang van de straat voor motorvoertuigen beperkt toe, het parkeren is nog<br />
steeds slechts buiten de fietsstraat (juridisch gezien een fietspad) toegestaan en dus<br />
niet op de fietsstraat zelf.<br />
Verder kan voor het regelen van de voorrang op de zijstraten, bord El worden geplaatst.<br />
Met behulp van het bord G11 en het bord "Bestemmingsverkeer inrijden toegestaan"<br />
kan de toegang en het parkeerregime van de fietsstraat dus op dit moment al<br />
worden geregeld.<br />
Een snelheidsbeperking van het autoverkeer kan er niet mee worden afgedwongen.<br />
Wanneer de fietsstraat niet wordt aangelegd in een verblijfsgebied waar een<br />
maximum-snelheid van 30 km/uur geldt, dan is het dus aan te bevelen een van<br />
onderstaande maatregelen te nemen:<br />
- in de omgeving van de fietsstraat alsnog een 30 km/uur-zone instellen;<br />
- in de fietsstraat afzonderlijk een snelheidslimiet instellen.<br />
93
Bijlage 3<br />
94<br />
Bijlage 3: Fietsmodel Quovadis<br />
Bij de planning van een fietsstraat in Goes is gebruik gemaakt van het door DHV<br />
ontwikkelde verkeersprognosemodel Quovadis. Dit model bevat zowel een autoverkeersmodule,<br />
als een module voor prognoseberekeningen voor het fietsverkeer. Deze<br />
twee delen functioneren los van elkaar, maar gegevens uit het automodel kunnen<br />
voor het fietsmodel worden gebruikt.<br />
Mogelijkheden Quovadis<br />
Aangezien de autoverkeersgegevens van de gemeente Goes uit een ander model<br />
(DLROUT van Van Dijk en Partners) moesten worden ingevoerd, was het niet<br />
mogelijk met behulp van Quovadis wijzigingen in het autoverkeerspatroon ten<br />
gevolge van aanleg van een fietsstraat, door te rekenen. Daarom zijn slechts<br />
berekeningen voor het fietsverkeer uitgevoerd met behulp van de module Quovadisfiets.<br />
In Quovadis wordt uitgegaan van default aanwezige Ritproductiefactoren per motief,<br />
die zijn afgeleid uit CBS-gegevens. Het aantal aankomsten en vertrekken per zone is<br />
dus onafhankelijk van het aangeboden fietsnetwerk.<br />
De weerstand wordt dan ook pas bij de berekening distributie gebruikt. Met behulp<br />
van de weerstanden in het fietsnetwerk worden aankomsten en vertrekken tussen<br />
de verschillende zones verdeeld. Voor ieder motief bestaat een aparte weerstandsfunctie;<br />
voor ieder motief worden dan ook verplaatsingen tussen zones berekend.<br />
Vervolgens kunnen de berekende verplaatsingen aan het netwerk worden toegedeeld<br />
met behulp van een Alles-of-niets-toedeling of een Stochastische toedeling.<br />
Tenslotte kan nog worden gekalibreerd, waarna opnieuw moet worden toegedeeld.<br />
Aanpassing model Goes<br />
Om het model van de gemeente Goes te kunnen gebruiken voor het voorspellen van<br />
het gebruik van de infrastructuur door fietsers, het evalueren van het fietsnetwerk<br />
en het doorrekenen van de gevolgen van het aanleggen van een fietsstraat, moest<br />
dit model eerst grondig worden aangepast. Het model was voor het overgrote deel<br />
rechtstreeks overgenomen van het automodel en daarna nog onvoldoende aangepast.<br />
In samenwerking met de gemeente Goes is het model aangevuld en aangepast,<br />
zodat meer betrouwbare voorspellingen over het fietsverkeer kunnen worden<br />
gedaan. De volgende aanpassingen zijn gedaan:<br />
1. Verkleinen zone-grootte<br />
Met behulp van inwonersgegevens van de gemeente Goes en gegevens over de<br />
werknemers van de Kamer van Koophandel is een nieuwe zone-indeling gemaakt.<br />
Eerst is voor iedere straat het aantal inwoners en werknemers uit bovenstaande<br />
gegevens berekend. De straten zijn vervolgens samengesteld tot zones. Enkele<br />
lange straten moesten worden opgesplitst om de zones niet te groot te laten<br />
worden, maar over het algemeen bleek de genoemde werkwijze goed te voldoen.<br />
Het aantal zones is in de nieuwe zone-indeling toegenomen van 75 naar 107.
Bijlage 3<br />
2. Aanvullen netwerk<br />
Het netwerk is op onvolkomenheden gecontroleerd en diverse schakels zijn<br />
toegevoegd. Slechts die straten waar in enige mate fietsverkeer te verwachten is<br />
zijn in het netwerk opgenomen. De intensiteiten op de wel opgenomen schakels<br />
zal daardoor wellicht iets zijn overschat, omdat verkeer dat in werkelijkheid van<br />
niet-opgenomen schakels gebruik maakt nu ook aan wel-opgenomen schakels is<br />
toegedeeld.<br />
3. Toevoegen eigenschappen aan de schakels van het netwerk<br />
Voor alle opgenomen schakels van het netwerk zijn de auto-intensiteiten en de<br />
fietssnelheden toegevoegd. De auto-intensiteiten zijn voortgekomen uit schattingen<br />
van de gemeente Goes. De snelheden van het fietsverkeer zijn aan de hand<br />
van het aanwezige wegdek, door visuele inspectie ingedeeld in drie categorieën:<br />
15 km/uur (slecht wegdek), 17 km/uur (klinkers), 19 km/uur (asfalt). Door middel<br />
van de auto-intensiteiten worden in Quovadis de kruispuntvertragingen berekend.<br />
De verschillende fietssnelheden kunnen ervoor zorgen dat, net als in werkelijkheid,<br />
routes met meer comfort vaker worden gekozen (Bovy 1985).<br />
4. Aanpassen coordinaten knooppunten<br />
Doordat de coordinaten van de knooppunten van het netwerk waren ingevoerd<br />
op een schaal, die buiten het bereik van Quovadis lag, ontstonden fouten in het<br />
programma. Deze konden worden omzeild door een andere schaal in te voeren.<br />
De omrijafstanden konden in dat geval echter niet correct worden berekend.<br />
Daarom zijn alle knooppuntsco&dinaten 'omgenummerd'.<br />
5. Nieuwe tellingen toevoegen<br />
Nieuwe tellingen van de provincie Zeeland zijn aan het model toegevoegd. Deze<br />
zijn gebruikt om externe aankomsten en vertrekken aan te passen en om het<br />
model uiteindelijk te kunnen kalibreren.<br />
6. Modelleren automodel relatie West- Centrum<br />
Om ondanks het ontbreken van de GoBse autogegevens in Quovadis, toch enig<br />
inzicht te krijgen in de te verwachten modal-change bij toepassen van een andere<br />
verkeersstructuur en een fietsstraat in Goes-West, is voor de relatie Goes-West<br />
naar het centrum van Goes een zeer globaal automodel opgesteld.<br />
95
Bijlage 4<br />
96<br />
Bijlage 4: Autoverkeersstructuur Goes<br />
(Gemeente Goes 1993)<br />
var( der<br />
veeren e naties<br />
Van<br />
FoKkerstraat<br />
Europalaan<br />
arconistraat<br />
VERBLIJF531EDEN<br />
woongebied<br />
winkelgebied<br />
WEGINDELING<br />
J<br />
Categorie 1: stedelijke hoofdwegen<br />
Categorie II: wijkontsluitingswegen<br />
Categorie III: buurtstraten<br />
Categorie IV en V komen uitsluitend binnen de woon- o n voor<br />
s Ballotstraat<br />
's-Gravevo'derseweg Nijhofflaan<br />
Oostmoienweg
Bijlage 5: Hoofdnet fietsverbindingen<br />
(Gemeente Goes 1993)<br />
Klaphekkeweg<br />
's-Heer Hendrikskinderendijk<br />
Ploegweg<br />
o ers rasa<br />
Laan deer.naties<br />
Rondweg<br />
Nieuw-wes<br />
an<br />
Westhavendijk<br />
Overzuid<br />
= fietsparkeerlokaties:<br />
Vlasmarkt<br />
Grote Markt<br />
Oostwal<br />
Stenen brug<br />
Bekhof<br />
Station<br />
Kolveniershof<br />
Katten/<br />
dijksep'<br />
dijk<br />
Ringbaan-Oost<br />
Goese Meerlaan<br />
Overzuid<br />
To ei e voa3d e<br />
ackgke<br />
iszésb-.<br />
1.Corneliswe3<br />
. Heem issevie)<br />
4.V.d. Spieselstr.<br />
Bijlage 5<br />
97<br />
ol'gr\ylaari<br />
's-Heer dor.<br />
Kattendijkse dijk<br />
oekla<br />
Vogelzangspad<br />
Buys Ballotstraat<br />
' -Gravenpolderseweg
KRUISPUNT ZWBO<br />
WESTSINGEL/<br />
V. D. SPIEGELSTRO<br />
1200 A4<br />
1-11-1996<br />
N<br />
0
C 0<br />
/ p,scl<br />
2,25<br />
0<br />
0<br />
0<br />
D<br />
KRUISPUNT<br />
ZUIDVLIETSTRAAT<br />
SCHELDESTRAAT<br />
SCHAAL 1:200<br />
31-10-1996 AZ+