KNELPUNTEN BIJ DE INVOERING VAN DEFOSFATERING - Stowa
KNELPUNTEN BIJ DE INVOERING VAN DEFOSFATERING - Stowa
KNELPUNTEN BIJ DE INVOERING VAN DEFOSFATERING - Stowa
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
SN31085 89-02<br />
i g e<br />
><br />
- r i o o l w a t e r -<br />
z u i v e r i n g s i n r i c h t i n g e n<br />
<strong>KNELPUNTEN</strong> <strong>BIJ</strong> <strong>DE</strong> <strong>INVOERING</strong><br />
<strong>VAN</strong> <strong>DE</strong>FOSFATERING<br />
rwzi<br />
2000
ijkswaterstaat<br />
dienst binnenwaterenlriza<br />
postbus 17, 8200 AA lelystad 03200-70<br />
stichting toegepast onderzoek<br />
reiniging afvalwater<br />
postbus 80200.2508 GE den haag
tie rioolwaterzuiveringsinrichtingen RWZI 2000*<br />
recretariaai postbus 80200. 2508 GE den haag 070 - 512710<br />
pro~ectlwding: porrhus i?. 8200 AA ielystad 03200 - ?O41 1<br />
<strong>KNELPUNTEN</strong> <strong>BIJ</strong> <strong>DE</strong> <strong>INVOERING</strong> <strong>VAN</strong><br />
<strong>DE</strong>FOSFATERING<br />
,. .. .<br />
Het onderzoek 'Toekomstige generatie rioolwalerzuivcnngrinricht~ngenl~~zi<br />
2000' is een samenwerkingsverband van de<br />
STORA en Riikswarerstaat IDBWIRIZA).<br />
2000
INHOUD<br />
Voorwoord<br />
Samenvatting en aanbevelingen<br />
Inleiding<br />
Chemische defosfatering<br />
3.1 Procesbeschrijving chemische defosfatering<br />
3.2 Stand van ontwikkeling bij chemische defosfaterinq<br />
3.3 Haalbare P-verwijdering bij chemische defosfatering<br />
3.4 Chernicaliënverbruik restprodukten en milieueffecten bij<br />
fysisch-chemische defosfatering<br />
3.5 Randvoorv~aarden bij de toepassing van chemische defosfatering<br />
3.6 Knelpunten bij chemische defosfatering<br />
Defosfatering m.b.v. een korrelreactor<br />
4.1 Procesbeschrijving korrelreactor<br />
4.2 Stand van ontwikkeling van de korrelreactor<br />
4.3 Haalbare P-verwijdering bij de korrelreactor<br />
4.4 Chemicaliënverbruik, milieueffecten en restprodukten<br />
bij de korrelreactor<br />
4.5 Randvoorwaarden bij defosfatering met een korrelreactor<br />
4.6 Knelpunten bij de invoering van de korrelreactor<br />
Defosfatering met magnetische separatie<br />
5.1 Procesbeschrijving<br />
5.2 Stand van ontwikkeling bij de magnetische defosfatering<br />
5.3 Haalbare P-verwijdering bij magnetische defosfatering<br />
5.4 Chemicaliënverbruik, milieueffecten en restprodukten bij<br />
magnetische separatie<br />
5.5 Randvoorwaarden bij defosfatering met magnetische separatie<br />
5.6 Knelpunten bij magnetische defosfatering<br />
Biologische defosfatering<br />
6.1 Procesbeschrijving<br />
6.2 Stand van ontwikkeling bij de biologische defosfctering<br />
6.3 Haalbare fosfaatconcentraties bij biologische defosfatering<br />
6.4 Chernicaliënverbruik, milieueffecten en reststoffen bij<br />
biologische defosfatering<br />
6.5 Randvoorwaarden bij biologische defosfatering<br />
6.6 Knelpunten bij biologische defosfatering<br />
BLZ.
Vervolg inhoudsopqave BLZ.<br />
7 Defosfatering met behulp van filtratie<br />
7.1 Procrshesclirijvinq<br />
7.2 Stand van ontv~ikkeling van [Je effluentfiltratie<br />
7.3 Haalbare P-vervlijderinq Lij filtratietechnieken<br />
7.4 Chernicali~nverhruik, milieiieffecten cn restproduktcn<br />
bij vlokfiltratie<br />
7.5 Randvoorwaarden bij defosfatering met filtratie<br />
7.6 Knelpunten en hinten in de kennis bij defosfaterinq m.b.v.<br />
filtratie<br />
8 Kosten van defosfatering<br />
8.1 Kosten van chemische defosfatering<br />
8.1.1 Kosten van simultane precipitatie<br />
8.1.2 Kosten van voorprecipitatie<br />
8.1.3 Kosten van naprecipitatie<br />
8.1.4 Kosten van neutralisatie met kalk<br />
8.2 Kosten van defosfatering inet de korrelreactor<br />
0.3 Kosten van inaqnetisctie defnsfaterinq<br />
8.4 Kosten van Ibiolciqische defosfatrring<br />
8.5 Gevoeliqhcirl voor dr slibverv~erkinqskosten<br />
8.6 Gevnlqen van fosfaatvrij ,wassen<br />
9 Evaluatie<br />
9.1 Haalbarr rffluentkwalit~it<br />
9.2 Randvoorv~aardrn bij de dcfnsfatrrinqsmethoden<br />
9.3 Loutbelnstinq van het effluent<br />
9.4 ChemicaliEnvcrbriiik<br />
9.5 Slibproduktie<br />
9.6 Afzet cn herqebriiik van het fosfaatslib<br />
9.7 Kosten van drfosfatcrinq<br />
9.7.1 Defosfaterinq tot 1 - 2 mg P/l<br />
9.7.7 Defosfaterirg tot 0,: mq PI1<br />
10 Toekomstperspectief<br />
11 Referenties<br />
Bijlagen<br />
I Kostenraming naprecipitatie<br />
I1 Kostenraming biologische defosfatering
Voorwoord<br />
1<br />
Dit raoport geeft een overz;cht van de stand van de ontwikkeling van de defosfa-<br />
teringstechnieken die momenteel beschikbaar zijn of ontwikkeld worden en de<br />
knelpunten bij de invoering van deze technieken in de praktijk. Gezien de snelle<br />
ontwikkeling van de defosfateringstechnieken moet het rapport worden gezien als<br />
een momentopname van augustus 1988, met enkele aanvullingen in februari 1989.<br />
?let name ten aanzien van de korrelreactor, magnetische en hiologische defosfa-<br />
tering zijn de gegevens van de effluentkwaliteit, slihproduktie en kosten %e-<br />
extrapoleerd vanuit de onderzoeksfase. Deze gegevens zullen moeten worden ge-<br />
toetst aan de resultaten van de eerste praktijkinstallaties, die naar verwach-<br />
ting in de loop van 1989 beschikbaar zullen komen.<br />
Deze inventarisatie werd uitgevoerd door Witteveen+ Bos raadgevende ingenieurs<br />
en begeleid door ir. W. van Starkenburg, ing. R. van Dalen en ing. G.B.J. Rijs.<br />
Den Haag, april 1989 Voor de Stuurgroep RWZI 2000<br />
drs. J.F. Noorthoorn van der Kruijff<br />
(secretaris)
1 SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN<br />
Als gevolg van de recente fosfaatmaatregelen zal binnen enkele jaren op grote<br />
schaal defosfatering moeten worden ingevoerd op de Nederlandse RVIZI's. De in<br />
praktijk meest toegepaste techniek is de fysisch-chemische defosfatering.<br />
Nieuwe technieken die nog in het onderzoek- en ontwikkelingsstadium verkeren<br />
zijn de korrelreactor, magnetische separatie en biologische defosfatering.<br />
In deze studie wordt nagegaan wat de stand van ontwikkeling is bij de<br />
verschillende technieken en met welke randvoorwaarden en knelpunten bij<br />
invoering rekening moet worden gehouden. Tevens zijn de belangrijkste conse-<br />
quenties ten aanzien van chernicaliënverbruik, verzouting van het effluent,<br />
slibproduktie en kosten nageqaan.<br />
1. Stand van ontwikkeling van de defosfaterinqstechnieken<br />
Chemische precipitatie is de enige defosfaterinqstechniek die op dit moment<br />
in Nederland volledig operationeel is.<br />
Defosfatering met een korrelreactor en magnetische defosfatering worden<br />
momenteel opgeschaald van semi-technische naar praktijkschaal. Binnen een<br />
jaar worden de eerste resultaten van de praktijksystemen verv~acht.<br />
Biologische defosfatering is uitgebreid onderzocht op semi-technische<br />
schaal. Ook is veel onderzoek verricht naar de stimulering van biologische<br />
fosfaatopnarne op RWZI's. De toepassing van verqaande biologische defosfa-<br />
tering op praktijkschaal wordt in Nederland echter nog niet op korte termijn<br />
verwacht.<br />
2. Knelpunten bij de invoerinq van defosfatering<br />
Bij de invoering van de verschillende defosfateringstechnieken gelden op dit<br />
moment een aantal knelpunten. Deze komen deels voort uit de stand van<br />
ontwikkeling, deels uit fundamentele beperkingen van de technieken en deels<br />
uit beperkingen die de bestaande situatie op een RMIZI aan de invoering van<br />
een techniek kan stellen. Hieronder zijn de belangrijkste knelpunten per<br />
tech~iek samengevzt.<br />
Voorprecipitatie:<br />
- verwerkingscapaciteit nodig voor het extra primaire slib (voorbezinking<br />
sliblijn).
Simultane precipitatin:<br />
- mogelijk rernminq van de nitrificatie, waarschijnlijk vooral hij laaqhelaste<br />
actief-slibsysternen fslihbelôstinq circa 0,10 - 0,20 kg RZV/kg d.s. d);<br />
- mogelijk verstoppinq van de beli~chtingseiementen;<br />
- de vereiste verhoqinq van het drogestofgehalte in de aëratietank in<br />
bestaande RWZl'c, kan tot overbelasting van de nabezinkinq leiden;<br />
- verwerkinqscapaciteit nodiq voor het extra surplusslih.<br />
Naprecipitatic<br />
- ruimte nnriiq voor de bouw van extra bezinking en slihverv~erkinq.<br />
Korrelreactor:<br />
- noq qeen ervarinq met [iraktijkinstallatiec;<br />
- nadeliqe invlned van hard water;<br />
- werking afhankelijk van het hioloqische zuiverinqsproces (minder goed bij<br />
oxydaticberiden, rioq weinig ervaring met aëratietanks).<br />
Iilaqnetische separatie:<br />
- nog geen vollediq inzicht in de werking bij verschillende soorten effluent;<br />
- beperkte ervarinq rnet praktijkinstallaties;<br />
- terugwinninq maqnetiet en opwerking kalkslib tot bruikbaar produkt noq in<br />
onderzoek.<br />
Biologische defosfatering:<br />
- in Nederland geen ervarinq met vergaande defosfatcrinq np praktijk-<br />
schaal;<br />
- afhankelijk van gunstige irifIiirntsamcnctelling;<br />
- rnatiqe processtabiliteit met name bij RWA;<br />
- vergaande denitrificatie vereist weqens remming door nitraat;<br />
- aërobe slibverwerkinq nndiq hij P-binding in surplusslib (nf chemische<br />
behandelinq van het anntiroh~ slibwater);<br />
- huiriiqe vorm van kalkprecipitatie hij fosfaatstrippen voor verbetering<br />
vatbaar !I>ijvoorbceld door korrelrractor, rnaqnetischi. separatie).<br />
3. Slihverwerkinq<br />
Het vinden van ccn nleqante oplossinq voor het slibprohlecrn is een kernpunt<br />
hij de ontwikkelinq van alternatieven voor de chemische precipitatie.<br />
IDe korrelreactor levert een qoed hanteerbaar kalk-fosfaatprodukt dat.<br />
toepassingsmoqelijkheden lijkt te hebben als ruwe grondstof.
Het kalk-fosfaatslib van de magnetische defosfatering wijkt qua chemische<br />
samenstelling weinig af van de fosfaatkorrels. Het slib moet echter van<br />
magnetiet worden ontdaan en worden opgewerkt tot een hanteerbaar pro-<br />
dukt. Goede mogelijkheden lijken aanwezig voor afzet als zuurbindende stof<br />
in de landbouw.<br />
Bij biologische defosfatering met fosfaatstrippen ontstaat (naast een ver-<br />
hoogd fosfaatgehalte in het biologische slib) een hoeveelheid kalkslib bij de<br />
chemische defosfatering van het supernatant.<br />
Onderzoek op praktijkschaal is nodig om de chemische en fysische eigen-<br />
schappen van de fosfaatprodukten vast te stellen en de verwerkingsmogelijk-<br />
heden als ruwe grondstof na te gaan. Een goede marktanalyse is daarbij<br />
nodig om de afzetmogelijkheden vast te stellen.<br />
4. Kosten van defosfatering<br />
Benadrukt wordt dat de kosten van de verschillende defosfateringstechnie-<br />
ken moeilijk objectief te vergelijken zijn, bij gebrek aan praktijkgegevens,<br />
eenduidige uitgangspunten en duidelijke dimensioneringsgrondslagen. Bij de<br />
ramingen voor chemische defosfatering is ervan uitgegaan dat de waterlijn<br />
(voorbezinking, aëratietank, nabezinking) niet hoeft te worden aangepast.<br />
Door de produktie van chemisch slib kan bij voorprecipitatie echter uitbrei-<br />
ding van de voorbezinking en bij simultane precipitatie uitbreiding van de<br />
aëratietank enfof nabezinking nodig zijn.<br />
Bij defosfatering tot gemiddeld 1-2 mg Pf1 is volgens een indicatieve raming<br />
(zie figuur 1) simultane precipitatie de goedkoopste methode, met jaarlijkse<br />
kosten circa f 8fi.e. (incl. O.B.) voor RWZI's van minimaal 50.000 i.e. Bij<br />
deze raming wordt er vanuit gegaan dat de aëratieruimte en nabezinking<br />
niet behoeven te worden vergroot. De kosten van de korrelreactor, magne-<br />
tische separatie en biologische defosfatering bedragen circa f l0fi.e.j..<br />
Voor- en naprecipitatie zijn het duurst (f 16 -18/i.e.j.), door de hoge kosten<br />
voor chemicaliën, slibverwerking en kapitaal.<br />
Bij RWZI's kleiner dan 50.000 i.e. zijn de kosten aanzienlijk hoger dan bij<br />
grotere, door het sterke schaaleffect van de investeringskosten. Verlaging<br />
van het effluent P-gehalte tot < 0,5 mg Pf1 verhoogt de kosten bij de grote<br />
RWZI's met f 2,50 - 5,00/i.e.j., afhankelijk van de toegepaste methode. Bij<br />
10.000 i.e. kunnen de kosten met meer dan f 16fi.e.j. toenemen.<br />
Door de toenemende verwerkingskosten van zuiveringsslib wordt verwacht<br />
dat de defosfateringskosten bij chemische precipitatie in de toekomst zullen<br />
toenemen met f 2,501i.e.j. (simultane en napreci~itatie) tot f 4,-1i.e.j.
Figuur 1: Indicatieve kosten van defosfatering (f1i.e.j) tot 1-2<br />
-- ---.~--~. .~<br />
mg - PI1 .- bij hoge, - lage en normale slibverwerkingskosten<br />
(schaalgrootte 100.000 i.e.).
(voorprecipitatie). Bij de 'nieuwe' vormen van defosfatering is de ontwikke-<br />
ling van de slibverwerkingskosten minder duidelijk, afhankelijk van de<br />
afzetmogelijkheden. Bij de korrelreactor is de gevoeligheid voor de slibver-<br />
werkings- en afzetkosten het kleinst (f 0,65/i.e.j extra hij storten in plaats<br />
van kosteloze afvoer).<br />
5. Gevolqen van fosfaatvrij wassen<br />
Wanneer de fosfaten in de wasmiddelen vollediq worden vervangen zal de<br />
fosfaataanvoer op de RWZI's in vergelijking met de basistoestand circa 30%<br />
afnemen.<br />
Bij chemische defosfatering is de chemicalii+ndosering gekoppeld aan de P-<br />
vracht van het influent. Het chemicaliënverbruik en de slibproduktie zullen<br />
daarom vrijwel evenrediq afnemen met de aangevoerde fosfaatvracht.<br />
Bij de overige technieken zijn de doserinqen niet qekoppeld aan de aange-<br />
voerde fosfaatvracht maar aan het volume te defosfateren water, zodat<br />
fosfaatvrij wassen in eerste instantie geen invloed heeft op het chemicaliënverbruik.<br />
Wel kan een iets lagere doserinfl worden toegepast om dezelfde<br />
effluentconcentratie te bereiken.<br />
In onderstaande tabel is de invloed van fosfaatvrij wassen op de kosten<br />
samengevat voor een zuiverinqscapaciteit van 100.000 i.e.<br />
basistoestand fosfaatvrij verschil<br />
(f1i.e. j) (f1i.e. j) (W<br />
voorprecipitatie 15,49 11,09 28 Oh<br />
simultane precipitatie 8,07 6,03 25 "h<br />
naprecipitatie 17,96 14,28 21 %<br />
korrelreactor 10,06 9,87 2 %<br />
maqneetseparator 10,25 9,91 3 Oh<br />
biologische defosfaterinq 10,12 9,67 4 %<br />
Uit dc berekeningen volgt dat bij volledig focfaatvrij wassen de kosten ven<br />
chemische precipitatie, in vergelijking met de basistoestand, ongeveer een<br />
kwart lager worden en dat bij de overige technieken slechts een besparing<br />
van enkele procenten zal optreden. Hierbij moet worden opgemerkt dat als<br />
basistoestand is uitgegaan van de situatie van 1985, met een P-aanvoer van<br />
3,0 g P/i.e.d (31,lO). In de huidige toestand hebben de fosfaatvrije wasmid-
delen in Nederland reeds een marktaandeel van circa 5596 (33). Volledige<br />
fosfaatvrijheid van de v~asmirldelen wordt met name in de sector van de<br />
vaatwasrnachinrs niet op knrt.~ termijn verwacht.<br />
6. Toekomrtpersprrtirf<br />
Gezieri de relatief laqe kosten en de ruime praktijkervaring zal simultane<br />
precipitatie met ijzersulfaat met name bij zeer laag belaste acticf-slibsys-<br />
temen noq geruime tijd de Iielanqrijkste techniek blijven.<br />
I3ij oxydatietirdden en v~aarscliijnlijk bij een belanqrijk deel van de bestaande<br />
laagbelaste actiefslibsystemen (fl,10 - 0,20 kg RZV/kq ds. d) zal simultane<br />
precipitatie niet kunnen u~ordcn torqepast. Voor deze installaties komen<br />
momenteel alleen voor- en nnprrcipitatie in aanmrrkinq, met aanzienlijk<br />
hnnere kosten dan simultane precipitatie.<br />
Afhankelijk van de onderzoeksresultaten kunnen binnen enkele jaren de<br />
korrelreactor en de maqneiische precipitatie oprratinnrcl wordm. Deze<br />
technieken lijken vooral aantrekkelijk in plaats van di! diiiirdere voor- of<br />
naprecipitatie in situaties waar qern simultane prrcipitatie kan worden<br />
toqepast foxydatiebedden, laaqbelastr actiefslibinrichtinqen met krap qedi-<br />
mensioneerde aeratir en nahezinkinq).<br />
Fosfaatstrippen zou in combinatie met een korrelreactor of inagnetische<br />
separatie aantrekkelijk kunnen zijn bij laagbelaste actief-slihsystemen. De<br />
praktijkgerichte ontwikkeling van deze techniek lijkt in Nederland echter<br />
achter te blijven bij die van de andere nieuwe technieken.<br />
Bij een deel van de oxydatieslatrn kan wellicht een verhooqde fosfaatverwij-<br />
doring worden bereikt door periodirke onderbreking van de beluchtinq/voort-<br />
stuwing. Op deze wijze kan zonder extra kosten een (beperkte) bijdrage<br />
worden qelrverrl aan dc redtictie van de fosfaatvracht.<br />
Viegens de hoqe kosten voor een rflatief qerinqe beperkinq van de fosfaat-<br />
vracht zal vlokfiltratie binnen dr huidiqe regels niet of nau;.ielijks worden<br />
toeqepast. Slechts bij qrrirhtr bestrijding van dr eutrofiëring in zeer<br />
gevoelige qehicdrn komt vlokfiltratie in aanrnerkinq.<br />
7. Aan5evelinqrn (zie vonr onderzorksvoorstellen bijlaqe 111)<br />
a. Om de rrvarinqr~n met dcfosfntering op blrderlanris~ R\'!7I's nuttig te<br />
kunnen qehriiikrn, dirnen dere tr v~orden qebundeld. Relanqrijke aspecten<br />
hierbij zijn het chcmicali6nvrrbruik in relatie tot de effluentkwali-<br />
teit, de slibprodukti~, de bezinkinqs- en indikkinqseiqenschappen van het<br />
slib, de praktische aspecten van dc hrdrijfsvo~ririg, ~rvarinqrn met de<br />
tncqepaste apparatuur, etc.
. Nader inzicht is gewenst in de gevolgen van simultane defosfatering bij<br />
actiefslibsystemen met slibbelasting 0,10 - 0,20 kg BZV/kq d.s. d en<br />
bellenbeluchting. Aandachtspunten hierbij zijn ondermeer de remming<br />
van nitrificatie/denitrificatie, de verstopping van de beluchtingselemen-<br />
ten en de invloed op slibindex, slibvolume, indikkings-en ontwateringsei-<br />
genschappen. Een demonstratieproject kan hierover belangrijke informa-<br />
tie verschaffen.<br />
c. Voor bestaande RWZI's waar simultane defosfatering niet inpasbaar is,<br />
kan naprecipitatie het enige operationele alternatief zijn. De uitvoe-<br />
ringsmogelijkheden voor chemicaliëndosering, vlokvorming, vlokverwij-<br />
dering en slibverwerking zullen nader moeten worden geëvalueerd in een<br />
technische en financiële optimalisatie.<br />
d. De mogelijkheden voor verhoogde biologische fosfaatopname door een-<br />
voudige aanpassingen in de bedrijfsvoering van zeer laag belaste actief-<br />
slibsystemen dienen zoveel mogelijk te worden benut. Een duidelijke<br />
handleiding voor de zuiveringspraktijk, waarin de mogelijkheden worden<br />
aangegeven, is hiertoe gewenst.<br />
e. Gezien de relatief sterke positie van simultane defosfatering bij oxyda-<br />
tiesloten, dient hij de ontwikkeling van de korrelreactor en de magneti-<br />
sche defosfatering extra aandacht te worden besteed aan de toepassing<br />
bij oxydatiebedden en hoqer belaste actief-slibsystemen.<br />
f. De geplande demo-projecten met de korrelreactor en magnetische sepa-<br />
ratie kunnen belangrijke gegevens aandragen ten aanzien van de prakti-<br />
sche mogelijkheden van deze technieken.<br />
g. Bij het onderzoek met de korrelreactor moet aandacht worden besteed<br />
aan de noodzaak tot zure C02-stripping bij hard water, in relatie tot de<br />
zuiveringstechnische en financiële aspecten.<br />
h. Bij magnetische defosfatering is verder praktijkonderzoek gewenst naar<br />
de magnetietterugwinninq en de verwerking van het slib.<br />
i. Het is wenselijk een praktijkproef met fosfaatstrippen uit te voeren op<br />
een Nederlandse actief-slibinstallatie.
j.<br />
Oe korrelreactor en rnaqnetische separatie zijn in principe aantrekkelijk<br />
om fosfaat ti: verivijdercn iuit het supernatant van het fosfaatstrippen.<br />
De moqelijkherirn hiertoe rnoctcn in het onderzoek worden opqenomen.<br />
k. Bij de grootrichaliqe invorrinq van chemische defosfaterinq zullen de<br />
ionenconcentratirs in het r~ppervlaktewater toenemen !verzoutinqj. :,jet<br />
name bij drinkv~atrrprndiiktir iiit oppervlaktewater kunnen de nr?nsviaar-<br />
den v~ordcn overschreden.<br />
1. De verv~erkinqsrnoqelijkheden en de afzetmarkt voor de restxodukten<br />
van de defosfatcrinq moeten ~wnrden onderzocht. Kwalitatieve aspecten<br />
hierbij zijn ondermeer het fosfaatqehalte, het rarbonaatqehalte, de<br />
ontwaterinqsqraad, orqanische en anorganische reststoffen en de bemes-<br />
tinqsv~aarde. Daarnaast zullen de diverse afzetmarktrn moeten worden<br />
qeanalysc,?rd.<br />
in. L'lannecr in '!'lest-Europa op qrote schaal wordt qeriefosfateerd, kiinnen<br />
veranderinncn optreden in de beschikbaarheid en de prijzen van de<br />
diverse clirrnicaliën. Een marktonderzoek hiernaar is gewenst als basis<br />
voor de lanqe termijn keiizes.<br />
n. Onderzoek is qewenst naar ontwikkelingen op slibverwerkingsoebied en<br />
het meebehandelen van fosfantslib bij deze technieken (verbranding,<br />
Vertech, Carvrr Greenfield etc.).<br />
o. Betrouwbare continiie sensrirrn en sturinqssystemen moeten worden<br />
ontwikkeld voor qe:nitomatisrrirde procesreqelinq hij de defosfaterinq<br />
(bij alle technieken).
2 INLEIDING<br />
In het licht van de gemeenschappelijke inspanning van de Rijnoeverstaten om de<br />
fosfaatlozingen per 1995 met 50% te reduceren, zal op korte termijn op veel<br />
Nederlandse RWZI's defosfatering moeten worden ingevoerd.<br />
Als bruikbare defosfateringstechniek is op dit moment alleen de chemische<br />
precipitatie beschikbaar. De techniek heeft als nadelen een hoog chemicaliënver-<br />
bruik, verzouting van het effluent, mogelijke storing van de nitrificatieldenitrifi-<br />
catie en een vergrote produktie zuiveringsslib. Gezien de toenemende problemen<br />
bij de afzet van zuiveringsslib, is met name het laatste punt een belangrijk<br />
nadeel.<br />
Nieuwe technieken die niet het nadeel hebben van de vergrote produktie van<br />
moeilijk verwerkbaar zuiveringsslib zijn de korrelreactor, magnetische separatie<br />
en biologische defosfatering. Voor deze drie methoden moet nog het nodige<br />
onderzoek en ontwikkelingswerk plaatsvinden.<br />
Om richting te kunnen geven aan het onderzoek is het noodzakelijk om inzicht te<br />
hebben in de stand van ontwikkeling op dit moment en in de te verwachten<br />
technische en financiële consequenties bij toekomstige toepassing van de betref-<br />
fende technieken. Om een zo volledig mogelijk overzicht te geven van deze<br />
informatie is door Witteveen+Bos raadgevende ingenieurs een studie uitgevoerd<br />
in opdracht van de Dienst Binnenwateren-RIZA.<br />
De uitgangspunten van de studie zijn:<br />
- als referentiekader wordt zoveel mogelijk beschouwd de defosfatering door<br />
middel van de simultane precipitatie;<br />
- als rest P-gehalte worden 3 niveau's van de gemiddelde effluentconcentratie<br />
in beschouwing genomen, te weten 2, 1 en 0,5 mg/l (N.R.: het betreft hier<br />
jaargemiddelde waarden. Om dezelfde grenswaarden als maximum van het<br />
voortschrijdend gemiddelde te bereiken, zijn verdergande maatregelen nodig);<br />
- aandacht wordt besteed aan het stoffengebruik, de zoutvracht van het<br />
effluent en de reststoffenproblematiek;<br />
- de beoordeling van de stand van de techniek vindt plaats op basis van<br />
beschikbare informatie (met ondersteuning van de kennis bij DB\V-RIZA),<br />
aangevuld door een korte interviewronde langs de betreffende onderzoekers<br />
en/of bedrijven (LU Wageningen, DHV, Smit Nijmegen);<br />
- rekening wordt gehouden met zich in de toekomst wijzigende randvoorwaar-<br />
den, zoals verdere verscherping van de problematiek van de slibverwerking,<br />
verbetering van de milieueffecten e.d.
Uit bovenstaande kan de volqcnrle rloclstellinq worden qeformuleerd:<br />
a. Het vaststellen van de technische knelpunten per methode.<br />
b. Het inschatten van de technisctw en financiele implicaties van de diverse<br />
alternatieven met het dncl de lianlbaarheid en de toepassingsmoqolijkhedcn<br />
vcrder te kunnen inviilleii.<br />
c. Aanbevelinqen voor aanvullerid onderzoek en ontwikkelinq om veelbelovende<br />
technieken in de praktijk te kunnen toepassen.<br />
In de tioofdstukkcn 3 tot en met 7 wnrden de belanqrijkste aspecten per techniek<br />
behandeld. In l~oofdst.tik 8 worden de kosten behandeld. In lioofdstuk 9 en 10<br />
worden de vcrscliillerirlc aspecten qei.ii.vnl~ieerd en wordt een toekomstperspectief<br />
qeschetst.
3 CHEMISCHE <strong>DE</strong>FOSFATERING<br />
3.1 Procesbeschrijving chemische defosfatering<br />
Bij de chemische defosfatering wordt met behulp van chemicaliën een fosfaat-<br />
neerslag gevormd, dat vervolgens door bezinking wordt verwijderd.<br />
Bij chemische defosfatering worden in het algemeen de volgende chemicaliën<br />
gebruikt:<br />
- Al-zouten: AIC13, A12(s04)3;<br />
- Fe(II1)-zouten: FeC13, FeCIS04;<br />
- FeS04;<br />
- Fe- enlof Al-houdende industriële produkten, o.a. AVR;<br />
- Ca(OH)2.<br />
Bij ijzer- en aluminiumzouten is de dosering evenredig aan de te verwijderen<br />
fosfaatvracht, in het algemeen met een zekere overmaat (1-2 mol Me/mol P). Rij<br />
kalk is de dosering afgestemd op de te bereiken zuurgraad (pH 9-11); de te<br />
verwijderen P-concentratie speelt hier geen rol.<br />
De chemische defosfatering kent als uitvoerinqsvormen de zogenaamde voorpre-<br />
cipitatie, simultane precipitatie en naprecipitatie.<br />
Dij de voorprecipitatie worden de chemicaliën aan het ruwe afvalwater toeqe-<br />
voegd, zodat het gevormde fosfaatneerslag samen met het primaire slib in de<br />
voorbezinktank bezinkt.<br />
Rij de simultane precipitatie vindt de fosfaatbinding plaats tijdens het aëratie-<br />
proces. Het fosfaatslib wordt tezamen met het actiefslib in de nabezinking<br />
verwijderd. Bij simultane defosfatering kunnen relatief goedkope Fe(I1)-zouten<br />
worden gedoseerd (met name FeS04), die door de aanwezigheid van zuurstof in<br />
de aëratietank worden geoxydeerd tot Fe(II1). Het fosfaatslib wordt samen met<br />
het surplusslib via de nabezinking afgescheiden.<br />
De naprecipitatie wordt uitgevoerd in een extra processtap (derde trap), waarin<br />
het secundaire effluent (= de afloop van de nabezinking) wordt nabehandeld. De<br />
derde trap bestaat uit een mengeenheid, vlokvormingsruimte en bezinkruimte. In<br />
teqenstelling tot de voor- en sirnultane precipitatie wordt hij naprecipitatie<br />
zuiver fosfaatslib afqescheidcn. Rij naprecipitatie met Al- en Fe-zuuten ontstaat<br />
een chemisch slib dat moet worden ontwaterd en qqstort. :3ij de klassieke<br />
naprecipitatie met kalk wordt een voliimineus kalkslih gevormd dat nioeilijk te<br />
verwerken is. Defosfaterinq met een korrelreactor en met magnetische separatie<br />
zijn moderne vormen van naprecipitatie met kalk die kalk-fosfaatslib in een<br />
meer hanteerbare vorm opleveren. Dit slib biedt waarschijnlijk mogelijkheden tot<br />
hergebruik (zie 9.6.).
3.2 Stand van ontwikkelinq bij chemische defosfatering<br />
Chemische rlefosfatcrinq wordt sinds tientallen jaren op diverse P!'!Zl's toeae-<br />
past. In Nederland wordt np circa 20 F?V/71's gedefosfateerrl, met name aan de<br />
randmeren en de meren in liolland, I'loord Overijssel en Friesland.<br />
Onderrcick naar de cliernischc defmfatnrinq richt zich vooral op liet functioneren<br />
vnn pr:iktijkinstallaties !lit. h, fl) en de ontv~ikkelinq van de zoqenaarnde<br />
vlokfiltratie (zie H.7.).<br />
3.3 Haalbare P-verwijdering bij chemische defosfatering<br />
De te behalen effliientconcentrati~: liij cliernische precipitatie is afhankelijk van<br />
de gedoseerde hoeveelheid c1iernicali';n. Alle ijzer- en aliirniniurnzouten hebben<br />
een vergelijkbare werkinqsqrnnd. Omdat de metaalionen het vlerkzame bestand-<br />
deel vorrrien bij de defosfaterinq, wordt de dosering uitgedrukt in mol MeIrnol P.<br />
Het verband tussen de mol-verhouding en de effluentconcentritie in enkele<br />
Amerikaanse en :.icderlnndsr prr~rven is weerqeqeven in fiouur 2.<br />
30 resultaten van e RVlZl's met simultane precipitatie in Friesland zijn<br />
werrqeqeven in onrlcr-taanrlc tabel. De e verhoudingen op deze installaties<br />
lopen !uiteen van 1 tot 3.<br />
Sloten<br />
Lemmer<br />
Vlolveqa<br />
Joure<br />
Sneek<br />
Akkrurn<br />
Grauw<br />
Viarns<br />
Totaal P-qr.Iinlte in effluent rnq PI1<br />
Tabel 1: Gemiddelde P-gehalten in h ~ effluent t van de Friese RWZI's met<br />
defosfatering (lit.. h).
. Al-zouten, Amerikaanse gegevens (3)<br />
x Ferro-zout, proeven te Scherpenreel (2)<br />
Figuur 2: Relatie tussen flocculantdosering en effluentkwaliteit.<br />
Sloten<br />
Lemmer<br />
Wolvega<br />
Joure<br />
Sneek<br />
Akkrum<br />
Groliw<br />
'Narns<br />
Figuur 3: Relatie tussen flocculantdosering en P-qehalte ef-<br />
fluent op Friese RWZI's (gegevens verstrekt door pro-<br />
vincie Friesland).
De relatie tussen de Fe/P-ver!m~c!inq en de P-concentratie van het effluent i;<br />
weerqeqeven in figuur 3. De '.vnnrrJen vertonen in het algemeen een vrij grote<br />
spreidinq. Rij Fe-doserinrjen van 1,s-2,O mol Felmol P wordt een effluentgehalte<br />
van 1-2 mq PI1 tiereikt.<br />
Op de RVJZl's in Friesland is nrrn nenatieve invloed van de defosfaterinq op de<br />
nitrificatie en de rienitrificatie ?/a?rrqenomen. Clp alle installaties worden N-Kj-<br />
concentraties beneden 10 mg11 hehanld. De bezinkeiqenschappcn van het slib zijn<br />
duidelijk verbeterd (6). 3c slihindex is door de defncfatsrinq bij de meeste<br />
í?V1ZI1s (maar niet bij nllrì verbeterd (info provincie Frieslandj.<br />
In tabel 2 zijn de resilltatrn van di defosfaterinq hij Z.S. 'JeIuv/~ v~eerqegevev.<br />
De v~anrnernincjen komen in grote lijnen overeen met die van Friesland, met<br />
gemiddelde fosfnatqetialtcn in het effluent tussen 0,9 en 2,7 mg P/[.<br />
P-tntaal iinq/l) Rerekend<br />
effluent Gemeten P-qehalte Berekende<br />
na droogrest drooqrrst !&/P<br />
PL'JZI jaar infliient effluent filtratie (mq/lÌ ! ) !mol/rnol)<br />
Elburq 1956 17,8 1,70 0,54 30 498 192<br />
Elhurq 1987 20,h 2,45 1,21 28 4,4 1,4<br />
Epe l987 10,9 1,37 0,61 2 2 325 270<br />
Harderwijk 1981 lh,4 1,52 0,43 34 3,2 220<br />
Harderwijk 1987 14,0 0,R9 0,19 2 0 395 2~6<br />
Heerde 1987 l6,4 2,70 1,03 32 592 18<br />
Nijkerk 1907 10,3 2,40 1,29 2 3 48 1,2<br />
Tabel 2: Jaarqerniddrldi. rpjrvens rlrfosfatering bij Z.S. Veluwe (8).<br />
De praktijkervarinqcn qeven aan cl;it door chemische defosfaterinq met hoqe<br />
Me/P-verhouding cfflueritcnncentraties van circa 1 rnq PI1 haalbaar zijn. Voor<br />
een verdere verlaqinq van het P-rjehalte is een filtratiestap nodiq, omdat het<br />
rnerste restfosfn:it in .!e vorm vap fijr q~suspenderrd materiaal aanwezig is 'zie<br />
tabel 2).<br />
De voor- en naprecipitatie bereiken onqeveer dezelfde effltientconcr:ntratie als<br />
de simultane defosfnterinq. In het alqerneen kan qesteld worden dat een<br />
effluentconcentratie laqer dan 1 mq P/] niet bereikt kan worden met uitsluitend<br />
chemische defosfaterinq. Wanneer laqerc effluentconcentraties vereist zijn, zal<br />
deze rnethode gecombineerd moeten worden rnet vlokfiltratie (effluentconcen-<br />
tratie tot circa 0,2 mq P/], lit. 25) of rnaqnetisctie separatie (?ffluentconcentra-<br />
tie circa 0,15 mq P/1, lit. 13).
3.4 Chemicaliënverbruik, restprodukten en milieueffecten bij fysischchemische<br />
defosfatering<br />
Het chemicaliënverbruik bij chemische defosfatering is afhankelijk van het<br />
gebruikte flocculatiemiddel en van de gedoseerde rnolverhouding. Onderstaande<br />
tabel vermeldt de gegevens bij precipitatie met FeClj, Fe504 of A12/S04j3. De<br />
gegevens zijn qebaseerd op een fosfaataanvoer van 3 g P1i.e. d (i.e. 8 180 q TZV,<br />
situatie 1985 !lit. 311, zonder verplicht fosfaatvrij wassen).<br />
molverhouding Fe504 +) FeCI3 **) A12!s04)3 ***)<br />
(mol Melmol P) (kq1i.e. j) (kg1i.e. j) (kg1i.e. j)<br />
*) als vast FeS04. 7 H20 **l als 41% FeC13 oplossing<br />
***) als vast A12(504)3. 18 H20<br />
Tabel 4: Chernicaliënverbruik chemische defosfatering.<br />
Bij een lage buffercapaciteit van het water, met name hij zacht drinkwater, kan<br />
het nodig zijn tevens kalk te doseren ter neutralisatie van de zure werking van<br />
het flocculatiemidde1. De benodigde dosering is sterk afhankelijk van de buffer-<br />
graad van het water en van de dosering vlokmiddel.<br />
De bovenstaande doseringen leiden bij DVlA-aanvoer (150 I1i.e.d) tot de volqende<br />
verhoging van de anionconcentraties in het effluent.<br />
Tabel 5: Extra zoutvracht effluent hij chemische defosfatering.<br />
De concentraties 508- overschrijden al qauw 100 mgll, de norm voor oppervlak-<br />
tewater waaruit drinkwater wordt bereid. De bijdrage aan het chloridegehalte<br />
(Il4P-norm 200 mg/]) is relatief minder groot. Het is echter mede afhankelijk van<br />
de achtergrondconcentraties in het effluent en van de gevoeligheid van het<br />
ontvangende water of deze effluentconcentraties aanvaardbaar zijn.
[Ie literatuurgeqevens over de hoeveelheden extra slili bij chemische precipitatie<br />
zijn nogal verv~arrcnd, orndat de iiitqanqspunten sterk uiteenlopen. De extra<br />
slibproduktie bij chemische rlefosfaterinq kan het best ,worden berekend uit de<br />
verwijderinq van zwevend en cnlloklnal materiaal (met name bij vnorprecipitatie)<br />
plus de stoichiometrisclie hoeveelheid chemisch slib in de vorm van fosfaten en<br />
hydroxiden. In tabel 6 zijn de resultaten van de berekeninq ,vmerqeqeven voor de<br />
defosfatering met ijzerzouten bij mnlverhoudinqen 1,25 en 1,75 mol Felmol P<br />
(ontleend aan lit. 1).<br />
dosering 1,25<br />
voorprecipitatie<br />
- chemisch slib<br />
- extra primair<br />
- totaal extra<br />
(mol Felmol P)<br />
simultane precipitatie<br />
- chemisch slib 15,5<br />
- extra surplus 7 5<br />
2<br />
- totaal extra 2 3<br />
naprecipitatie<br />
- chemisch slib<br />
- invang zwevende qtrif<br />
15,5<br />
2<br />
21<br />
- 10<br />
- totaal extra 2 3 3 1<br />
Tabel 6: Berekende extra versslibproduktie (g d.s.1i.e.d) hij chemische precipi-<br />
tatie met ijzerzoiitcn (1).<br />
De v~aarden van tabel 6 hetihen betrekking op vers slib. De toenarne van de<br />
hoeveelheid qestahiliseerd slib zal met name bij voorprecipitatie minder qroot<br />
zijn dan die van de vers$lihproduktie, omdat een deel van het inqevangen<br />
orcjanisch materiaal tijdens de stabilisatie wordt afqehroken.<br />
In de berekeningen van literatuur 1 is uitgegaan van een relatief hoge toename<br />
van de biologische slibproduktie. Als slibproduktie bij simultane defosfatering<br />
wordt dikv~ijls qerekend met de iets laqere waarde 20 q d.s.1i.e.d (10).
3.5 Randvoorwaarden bij de toepassing van chemische defosfatering<br />
Simultane defosfatering is niet moqelijk bij RWZl's met oxydatiebedden. Voor- en<br />
naprecipitatie zijn in principe altijd toepasbaar. Wanneer voorprecipitatie wordt<br />
toegepast is het van belang, dat er voldoende fosfaat overblijft voor de verdere<br />
biologische zuivering. Een P/BZV-verhouding van 11150 in het voorbezonken<br />
water is voldoende (4).<br />
Bij simultane precipitatie moet rekeninq worden qehouden met de volgende<br />
neveneffecten op het zuiveringsproces:<br />
- Bij de oxydatie van Fe(I1) tot Fe(II1) komt H+ vrij, waardoor de pH daalt. Bij<br />
zacht water kan het nodig zijn kalk te doseren ter neutralisatie (ervaring Z.S.<br />
Veluwe).<br />
- Door de extra slibaanwas bij simultane defosfaterinq wordt de slibleeftijd<br />
verkort. Hierdoor kan de nitrificatie in gevaar komen. Tevens zijn er<br />
aanwijzingen dat door de pH-daling en de verhoogde concentratie metaal-<br />
ionen de nitrificatie geremd wordt (1, 2). Ook de denitrificatie zou gestoord<br />
kunnen worden, al schijnt dit proces minder gevoelig te zijn (5).<br />
Bij zeer laag belaste systemen blijken de nitrificatie en denitrificatie bij<br />
simultane precipitatie probleemloos te functioneren (6). Wellicht kan bij<br />
RWZI's met een hogere slibbelasting (circa 0,10-0,20 kg BZV/kg d.s. d) de wat<br />
minder stabiele nitrificatie worden geschaad. Nederlandse praktijkgegevens<br />
hierover ontbreken, omdat vrijwel alle RWZI's met defosfaterinq een zeer<br />
lage slibbelasting hebben (circa 0,05 kg BZV/kg d.s. d). Gezien het grote<br />
aandeel van de belastingklasse 0,lO-0,15 kg BZV/kg d.s. d in de totale<br />
zuiveringscapaciteit, is het van groot belanq meer inzicht te krijgen in de<br />
invloed van simultane defosfatering op de nitrificatie in deze klasse.<br />
- Door de vorming van chemisch slib neemt bij simultane defosfatering het<br />
aandeel anorganisch materiaal in het actief slib aanzienlijk toe. Om de<br />
slibbelasting (betrokken op de organische slibfractie) niet te verhogen zal de<br />
totale slibhoeveelheid moeten worden verqroot. Dit wordt in het algemeen<br />
bereikt door verhoging van het drogestofgehalte in de aëratieruimte.<br />
Verhoging van het drogestofgehalte is alleen moqelijk indien het slibvolume (=<br />
drogestofgehalte x slibvolumeindex) niet teveel toeneemt, om overbelasting<br />
van de nabezinking te voorkomen. Dit betekent dat de toename van het<br />
drogestofgehalte moet worden gecompenseerd door een daling van de slibvo-<br />
lumeindex. In het algemeen zal door de dosering van ijzer- en aluminiumzou-<br />
ten de slibindex dalen (zie tabel 3). Rij de Friese RWZl's werd echter niet in<br />
alle gevallen een daling van de SVI waargenomen. Bij RWZI's die zijn
qedimensioneerd op een hooq droqestofgeiialte en een laqe slibindex 'bijvoor-<br />
beeld propstroom actief-slihsysterrien) is liet zeer wel mogelijk dat simultane<br />
precipitatie tot een onaanvaardbare verqrotinq van het siibvoiume zou leiden.<br />
In dat geval zal de aëratieriiirnte of de nabezinkinq moeten worden vergroot<br />
om de slibbelastinq te kunnen handhaven.<br />
Nadere informatie over de invloed van chernische defosfaterinq op het<br />
slibvolume is qev~enst om in alle qevallen een verantwoorde dirnensionerinq<br />
mogelijk te maken.<br />
chemicaliën oorspronkelijke 5.V.i. bij<br />
S.V.I. (ml/qÌ simultane fosfaat-<br />
A12iSOqi3 114 7 7<br />
AI2(504)3 190 40<br />
A.V.K. 80 - 120 45 - 75<br />
Al-houd~nde<br />
beits 7 68<br />
Fe504 100 - 110 50 - 70<br />
Fe504 7 80 - 95<br />
Fe504 100 60 - 70<br />
FeC12 65 - 75 42<br />
FeC12 l60 90 - 100<br />
FeC13 7 94<br />
FeC13 120 9n<br />
Tabel 3: Invloed van simultane defosfaterinq op de slibvnliime-index 'lit. 1).<br />
De indikkinq, stahilisatie en ontv~aterinq zullen voldoende capaciteit moeten<br />
hebben om de extra slihproduktie te verwerken. Rij volledig belaste RWZI's<br />
kan invoering van simultnrie defosfatering derhalve tot capaciteitsproblemen<br />
leiden.<br />
- Rij simultane defosfaterinq met Te504 in combinatie met fijnblazige bellenbeluchtinq<br />
bestaat de kans dat de beluchtingselementen verstopt raken met<br />
ijzer- en calciiimverhindinq~n. Deze problemen zijn te beperken door qebrilik<br />
te maken van vr,.rstoppinqsonqr:voeliqe beluchtinqselernenten en door het<br />
FeSOb niet direct in de nPratietank te doseren (l).
Bij naprecipitatie wordt het biologische zuiveringsproces niet door de defos-<br />
fatering heinvloed. Aan de dimensionering van de bestaande aeratie, nabezin-<br />
king en slibverwerking worden derhalve geen extra eisen gesteld. Hier staat<br />
tegenover dat naprecipitatie een extra bezinktrap vergt (veelal met opvoer-<br />
gemaal), alsmede apparatuur voor de indikking en verdere verwerking van het<br />
fosfaatslib. Hiervoor moet op de RWZI voldoende ruimte aanwezig zijn.<br />
3.6 Knelpunten bij chemische defosfatering<br />
Knelpunten bij voorprecipitatie:<br />
- de voorbezinking moet voldoende laag belast zijn om te voorkomen dat de<br />
extra slibpraduktie tot slibuitspoeling leidt;<br />
- de slihverwerking van de RWZI moet voldoende capaciteit hebben voor de<br />
verwerking van het extra primair slib.<br />
Knelpunten bij simultane precipitatie:<br />
- de slibverwerking van de RWZI moet voldoende capaciteit hebben voor de<br />
verwerking van het extra surplusslib;<br />
- indien door de chemisch-slibproduktie het slibvolume van het actief slib<br />
toeneemt != d.s.-gehalte beluchting x slibvolumeindex), kan de oorspronke-<br />
lijke dirnensionerinq van de nabezinking te krap zijn. Uitbreiding van de<br />
aëratieruimte en/of nabezinking is dan noodzakelijk;<br />
- de nitrificatie kan worden geschaad. Verwacht wordt dat dit met name bij<br />
belastingsklasse 0,10 - 0,20 kg BZV/kg d.s. een rol kan spelen;<br />
- gewaakt moet worden voor verstopping van de beluchtingselementen.<br />
Knelpunten bij postprecipitatie:<br />
- Op de RW21 moet ruimte zijn voor een extra bezinktrap en apparatuur voor<br />
de verwerking van het fosfaatslib.<br />
Nadere geqevens zijn gewenst op de volgende punten:<br />
- de invloed van sirnultane defosfatering op de slihindex en het slibvolume (bij<br />
verschillende soorten slib);<br />
- de remming van nitrificatie en denitrificatie door simultane defosfatering, bij<br />
verschillende belastingsklassen;<br />
- ervaringen bij de defosfatering met Fe504 in combinatie met fijne bellenhe-<br />
luchting.
4 <strong>DE</strong>FOCFATERING M.B.V. EEN KORRELREACTOR<br />
4.1 Procesbeschrijving korrelreactor<br />
Defosfaterinq met behulp van een korrelreactor is een vorm van fysisch-<br />
chernische defosfaterinq met kalk, waarbij de fosfaatzouten kristalliseren op<br />
zandkorrels in een qefluTdiseerd bed. De korrelreactor bestaat uit een cilindrisch<br />
vat, met een geperforeerde verdrelplaat en een zandhed. Het effluent van een<br />
rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt in opwaartse richting door de reactor<br />
gepompt, waardoor het zandhed qefluydiseerd wordt. De pH en de Ca-concentra-<br />
tie worden door dosering van natronlooq of calcii~mhydroxyde zo inqesteld, dat<br />
een oververzadiging van calciurnfosfaat ontstaat die zich in kristalvorm op het<br />
zand afzet. Na verloop van tijd worden de gevormde korrels afqelaten en wordt<br />
vers zand als cntmatcriaal torqevoend.<br />
Naast de kristallisatie op de korrels ontstaan door plaatselijke oververzadiging<br />
deeltjes amorf calciurnfosfaat, die rnet het water worden meegenomen en de<br />
reactor verlaten (de zogenaamde carry-over). Dezr deeltjes moeten door filtra-<br />
tie uit tiet water ivorden verwijdcrrl, wanneer een laqe P-concentratie vereist<br />
wordt.<br />
De reactor wordt gedimensioneerd op basis van het rnaxiniaal te verwerken<br />
debiet. Bij D'UA kan het nodiq zijn effluent te recirculeren om de minimum<br />
fluidisatiesnelheid te bereiken. Het qedefosfateerde water verlaat de knrrelreac-<br />
tor met een hoqe pH. Om hct water te kunnen lozen op oppervlakte.,:/ater moet<br />
tiet eerst qeneutraliseerd worden. De hiertoe benodiqde zui~rdoscrinq is beperkt,<br />
omdat in de korrelreactor onthardinq optreedt.<br />
Als filtratiestap na de korrelreactor kan een tweelanqs zand-anthracietfilter<br />
worden gebruikt, uitgevoerd als rhkfilter of qravitatiefilter.<br />
4.2 Stand van ontwikkelinq van de korrelreactor<br />
De korrelreactor is oorspronkelijk ontwikkeld voor de centrale ontharding van<br />
drinkwater. De reactor bleek echtrr nok in staat fosfaat en andere verrintreini-<br />
gingen uit het water te verwijderen.<br />
Vanaf 1977 is op scrni-technische sctiaal onderzoek vcrricht naar de defosfate-<br />
rinq van verschillende Nederlnndse P,\'lZI-effluenten. Ook in Japan en Denemarken<br />
is semi-technisch ondcrzork verricht.<br />
De procven hebben aanqetoond dat het type zuiverinqsproces en de hardheid van<br />
het afvalwater grote invloed hebhcn op liet verloop van de defosfaterinq in de<br />
korrelreactor. Een deel van dezc factnren is noq niet qeheel opgehelderd en zal<br />
in nader onderrock op kleine schaal inorten worden onderzocht.
In Vlesterbork wordt een installatie op praktijkschaal gebouwd, bestaande uit een<br />
korrelreactor gevolgd door een snelfilter. De reactor zal eind 1988 in gebruik<br />
worden genomen.<br />
Door de L.U.W. wordt in samenwerking met DHV onderzocht of de korrelreactor<br />
bruikbaar is om fosfaat te verwijderen uit de geconcentreerde stroom superna-<br />
tant (circa 100 mg P/lj bij het biologische fosfaatstrippen (11, 12).<br />
4.3 Haalbare P-verwijdering bij de korrelreactor<br />
locatie type rwzi P-gehalte in mg/l<br />
influent effluent<br />
ongefil- gefiltreerd<br />
treerd<br />
Woudenberg oxydatiesloot 18 1-3 1,2-1,5<br />
Amersfoort oxydatiebed 9 2-3,5 1<br />
Vlolvega oxydatiesloot 7 1,O-1,6 1,O-1,2<br />
Weesp oxydatiebed 5,5-9,3 2 1<br />
Driebergen oxydatiebed 6,3-15,3 2-4 0,5-2,5<br />
Uithoorn twee-traps<br />
na oxydatiebed (le trap) 8 392 290<br />
na actief-slib (2e trap) 7 199 021<br />
Huizen actief-slib 9,5-16,l - 14<br />
Hilversum-Oost oxydatiebed 9-16 1-2 0,5-1,O<br />
5-10 0,5-6,0<br />
Westerbork oxydatiesloot 10-12 3-5 0,2-0,8<br />
Tabel 7: Pilot-plantresultaten korrelreactor met verschillende soorten efflu-<br />
ent (10).<br />
In proeven met het effluent van laagbelaste RWZI's werd 1 mg P/I bereikt; bij<br />
hoog belaste RWZI's 2-3 mg P/1 (ongefilterde monsters). Wanneer achter de<br />
korrelreactor een zandfilter wordt geplaatst, zijn effluentwaarden van 0,5 mg<br />
PI1 of lager te bereiken (9).<br />
4.4 Chemicaliënverbruik, milieueffecten en restprodukten bij de korrelreactor<br />
Het kalkverbriiik van de korrelreactor is geschat op 4,7 kg Ca(0H)zIi.e. j bij 150<br />
I/i.e. d. De neutralisatie van het basische gedefosfateerde water vergt naar<br />
schatting 0,5 mmo1 H2SO4/l. Wanneer tevens zure stripping nodig is ter<br />
vermindering van de hardheid loopt het ziiiirverbruik op tot 1,5 rnrnol/l (10). Het<br />
geschatte zuurverbruik en de toename van het sulfaatgehalte van het effluent<br />
zijn sarnenqevat in tabel 8:
zure stripping + 135<br />
pH-correctie<br />
Tabel 8: Zuurverbri~ik en sulfaathelastinq effluent hij knrrelr~actor, met en<br />
zonder zure stripping 'DVIA = 150 ]/i.e. d, lit. 10).<br />
Afhankelijk van de hardheid van het water bedraaqt de korrelproduktie 6-12<br />
kq1i.e. j. Het in de korrels qchnnden fosfaat biedt in principe de rnoqelijkheid tot<br />
hcrqehruik. Het fosfaatqehalt? van dc korrels bedraagt circa 9"/0 (als P205) Op<br />
de verwerkinqsrnnqelijkheden wordt in 9.6. nader inqeqaan.<br />
i j<br />
filtratie van het qedefosfatrerde water, ter ver,wijdering van de carry-over,<br />
wordt tevens BZV, Kj-N en zwevenrk stof verwijderd. Dit verlaagt de belastinq<br />
van het ontvangende oppervlaktev~atrr.<br />
4.5 Randvoorwaarden bij defosfatering met een korrelreactor<br />
Omdat de korrelreactor als
zuiveringsproces op de defosfatering zal in pilot-proeven nader worden<br />
onderzocht. Hieruit zal blijken of er fundamentele beperkingen zijn aan de<br />
toepassinq van de korrelreactor afhankelijk van het type afvalwater en het<br />
zuiveringsproces. In de huidiqe stand van ontwikkeling zal door semi-<br />
technisch onderzoek per locatie moeten worden vastgesteld of defosfaterinq<br />
met een korrelreactor mogelijk is;<br />
- het gedefosfateerde water moet worden geneutraliseerd, in verband met de<br />
tot 10-11 verhoogde pH.<br />
4.6 Knelpunten bij de invoering van de korrelreactor<br />
Bij de invoering van de korrelreactor op praktijkschaal bestaan de volgende<br />
knelpunten:<br />
- met de korrelreactor is nog geen praktijkervarinq op technische schaal<br />
opgedaan;<br />
- de relatief hoge hardheid van het Nederlandse drinkwater zal (zonder<br />
centrale ontharding) in veel gevallen een ongunstige korrelsamenstellinq en<br />
een hoog chernicaliSnverbruik opleveren of een dure voorbehandeling nodig<br />
maken;<br />
- de toepassingsmogelijkheden zijn alleen bij nxydatiesloten voldoende aange-<br />
toond; bij oxydatiebedden lijkt de werking tot nu toe minder gunstig en over<br />
actiefslibsystemen en tweetrapsinstalinties rijn nog weinig gegevens beschik-<br />
baar;<br />
- de afzetmogelijkheden voor de slibkorrels lijken qunstiq, maar zijn nog niet in<br />
de praktijk aangetoond (zie ook 9.6).<br />
Aanbevelingen voor nader onderzoek:<br />
Belangrijke informatie over de werkinq van de korrelreactor in de praktijk zal<br />
worden verkreqen in het demonstratieproject Westerbork. Daarnaast zijn demo-<br />
projecten gewenst om de werkinq onder verschillende omstandigheden vast te<br />
stellen.<br />
Nadere gegevens zijn gewenst ten aanzien van de invloed van de hardheid op de<br />
fosfaatverwijdering, het chemicaliënverbruik en de sarnenstellinq van de korrels.<br />
Door semi-technisch onderzoek en demo-projecten zullen de toepassingsmoqe-<br />
lijkheden moeten worden onderzocht bij oxydatiebed-, actiefslib- en tweetraps-<br />
systemen.<br />
De verwachtingen ten aanzien van nuttig gebruik van het korrelslih zullen in<br />
proeven op technische schaal moeten worden getoetst.<br />
De technologische en economische aspecten van zure stripping afhankelijk van de<br />
waterhardheid moeten nader worden onderzocht.
5 <strong>DE</strong>FOSFATERING MET MAGNETISCHE SEPARATIE<br />
5.1 Procesbeschrijvinq<br />
Dcfnsfatering rnet rnaqnetische separatie is een vorm van postprecipitatie met<br />
kalk, waarbij het fosfaatslib wordt afqevanqen rnet behulp van een sterke<br />
rnaqneet.<br />
Het RV/ZI-effluent wordt behandeld rnet kalk, waardoor het fosfaat wordt<br />
neerqeslagen in de vorm van Ca-P-verbindingen. Tevens wordt polyelektrolyt<br />
toegevoegd en rnaqnetiet, een zeer fijn verdeeld ijzeroxide met sterk magneti-<br />
sche eigenschappen. In de flocculatiefase bindt het magnetiet zich samen met de<br />
polymeren aan de deeltjes kalkslib. Het water-slibmengsel wordt vervolgens door<br />
het magneetveld qeleid, v/aart>ij het rnaqnetiet rnet de aanhanqende slibdeeltjcs<br />
in de magneet achterblijft. Na het i~itschakelen van de stroom wordt de rnaqneet<br />
teruqqespoeld, waarbij liet rnaqnetiet-kalkslib vrijkomt. In een opv~erkingstrap<br />
wordt het maqnetiet uit het kalkslib terugqewonnen en herqebruikt. Het kalkslib<br />
rnet circa 7"/u P205 blijft als restprodukt over. De concentraties kalk en fosfaat<br />
van het slib zijn vergelijkbaar met die van de fosfaatkorrels i~it de korrelreactor.<br />
Daarnaast bevat het slib een resthnevcelheid maqnetiet !3-4?6 op basis van<br />
drugestof, bij 99% terugwinninq van het magnetiet). PJuttiq gebruik van het slib<br />
is wellicht moqelijk als kalkrneststof in de landbouw of als grondstof voor de<br />
fosfaatindustrie. Wanneer nuttig qehriiik niet mogelijk is, moet het slib worden<br />
ontwaterd en qestnrt.<br />
5.2 Stand van ontwikkeling hij de maqnetische defosfaterinq<br />
De rnaqnetische dcfosfnterinq is nntv~ikkeld uit een techniek die in de rnijnbouvl<br />
wordt tnrqepast bij de winriinq van kaoline. Door Smit Nijmegen is een pilot-<br />
plant geboiiv~d met ren verv/erkinqscnpaciteit van 10-15 m'/h. De pilot-plant<br />
heeft qefiinctioneerd op de RWZl's Nijmeqcn, Harderwijk, Hilversum-Oost en<br />
Holten. In de loop van 1988 is ren praktijksysteern rnet ren capaciteit van 50<br />
mY/ti qebouwd, qevolqrl door een 200 n,'/h installatie medio 1989. Een installatie<br />
met een capaciteit van 400 rnJ/h ral rind 1989 gereedkomen.<br />
Als voorbereidinq op de qrote installaties wordt ondermeer onderzoek verricht<br />
naar de toepasbaarheid van maqnetisrtie defosfaterinq voor verschillende soorten<br />
RWZI-effluent.<br />
De teruqwinninq van het rnaqrirtiet uit het kalkslib is op laboratnriiirnscl-iaal<br />
onderzocht en wordt sinds tiet najaar van 1988 in de 50 m'/h installatie in<br />
praktijk getest. I4eri vcrv~arht 99% van het magnetiet te kiinncn terugwinnen en<br />
herqebruiken (14).
De samenstelling van het slib, ondermeer afhankelijk van de watersamenstelling<br />
en de chemicaliëndosering, wordt in laboratoriumproeven onderzocht. Volgens<br />
een door het Nederlands Meststoffeninstituut uitgevoerd onderzoek is het slib in<br />
principe goed bruikbaar als zuurbindende stof.<br />
5.3 Haalbare P-verwijdering bij magnetische defosfatering<br />
De haalbare effluentconcentratie is afhankelijk van de toegepaste techniek en<br />
van de chernicaliëndosering. De magnetische scheiding kan worden toegepast als<br />
zelfstandige defosfatering (3e trap) maar ook als nabehandeling na een simultane<br />
defosfatering (4e trap). Enkele resultaten van pilotplantproeven zijn weergege-<br />
ven in tabel 9.<br />
effluent dosering kalk polymeer magnetiet<br />
(mg P/1) (dm') (g/m3) (kg/m3)<br />
3e trap 095 200<br />
(Nijmegen) 1 100<br />
4e trap 0,15 -<br />
(Harderwijk)<br />
Tabel 9: Resultaten van serni-technische proeven met magnetische defosfate-<br />
ring (13).<br />
De proefinstallaties hebben tot op heden gefunctioneerd bij 7 RWZI's, in binnen-<br />
en buitenland. Bij 6 RWZI's werd een effluent met 0,5 mg Pf1 bereikt (actief slib<br />
en oxydatieslnten). Bij Hilversum-oost (oxydatiebedden) werd 1 mg P/1 gehaald.<br />
5.4 Chernicaliënverbruik, milieueffecten en restprodukten bij magnetische sepa-<br />
ratie<br />
De doseringen kalk, polymeer en magnetiet en de slihproduktie, afhankelijk van<br />
de te bereiken effluentkwaliteit, zijn weergegeven in tabel 9. Het verhruik per<br />
i.e. np basis van DWA (3 g P1i.e.d; 150 ]/i.e. d) is samengevat in tabel 10. De<br />
schatting van liet zuurverbruik bij de neutralisatie van het effluent is gebaseerd<br />
op de rapportage van de korrelreactor (10). Overigens zal binnenkort door Smit<br />
worden onderzocht of ook neutralisatie met CO2 uit de lucht haalbaar is.
Ca(OH)2 (kg1i.e. j) 595 l1<br />
magnetiet **) (kg1i.e. j) 0,25 035<br />
polymeer (g1i.e. j) 8 0 160<br />
H2S04***) (kq1i.e. j) 3 5<br />
slibprodiiktie (kq d.s.1i.e. j) 7 14<br />
*) als vierde trap na sirnultane defosfatering<br />
**I bij 99% terugwinning en herqebruik van magnetiet uit liet kalkslib<br />
*X*) geschat, op basis van lit. 13.<br />
Tabel 10: Chemicali~nvrrhruik en slihproduktie hij maqn~tische separatie 'bij<br />
DVIA = 150 ]/i.e. d).<br />
Het geproducecrdr slih in de proeven te Nijmeqen bestond voor 7?ó uit P205 en<br />
voor circa 65% uit kalk (13).<br />
Moqelijkhrden voor nuttig qebruik van het slib moeten noq worden onderzocht.<br />
liet hoge kalkgehalte maakt het slih in principe qeschikt als kaikmeststof.<br />
Vlellicht rijn er moqclijkhcdcn als fosfaathoudende ruwe qrnndstof (zie 9.6.'.<br />
5.5 Randvoorwaarden bij defosfaterinq met rnagnetische separatie<br />
De magnetische defosfaterinq wordt achter de nnhrrinkinq geplaatst, rdat qeen<br />
beïnvloeding van het hioloqische ruiveringsproces optreedt.<br />
In de tot op heden uitgevoerde proeven bij actief-sibinstallaties en oxydatieslo-<br />
ten functioneerde het systeein goed. Hij een oxydatiebedinrichting (Hilversum-<br />
oost) werd een minder goed rrsiiltaat liereikt. Het is nog niet duidelijk of dit een<br />
bijzonder geval betreft of een strur:tureel mindere werkinq hij het effluent van<br />
oxydatiebcdden.<br />
Het gedcfosfateerde effluent rnoct vierden genrutralisrerrl, omdat het als qevolg<br />
van de kalkdoserinq een pH heeft van 10,5 of Iioqer.<br />
5.6 Knelpunten bij magnetische defosfatering<br />
Bij de qrootschaliqe invoerinq van rn:iqnetisclie defosfaterinq bestaan de volqende<br />
knelpunten.<br />
- De ervaringen met rnagnetische defosfatering zijn mornenteel nog beperkt tot<br />
pilot-proeven.
- De fosfaatverwijderinq afhankelijk van de watersamenstelling en het type<br />
zuiveringsproces zal verder moeten worden onderzocht om volledige duide-<br />
lijkheid te verkrijgen over de haalbare rendementen, het chernicaliënverbruik<br />
en de kosten.<br />
- De terugwinning van het magnetiet en de opwerking van het kalkslib tot een<br />
verwerkbaar produkt en de markt voor een dergelijk produkt zullen in praktijk<br />
moeten worden onderzocht om inzicht te krijgen in de technische aspecten,<br />
de kosten en de afzetmogelijkheden.<br />
De kennis over de magnetische defosfatering vertoont nog hiaten. Een groot deel<br />
van de vragen kan echter beantwoord worden door het onderzoeksprograrnma dat<br />
voor de komende twee jaar gepland is (zie 5.2.).
6 BIOLOGISCHE <strong>DE</strong>FOSFATERING<br />
6.1 Procesbeschrijving<br />
Bioloqische defosfaterinq kan optreden bij aanweziqheid van de bacteriestam<br />
Acinetobacter in het actief slib. Deze bacterie is in staat in aërobe toestand 6-<br />
10?' van zijn drooqqewicht aan fosfaat op te nemen en als energiebron op te<br />
slaan in de vorm van polyfosfaat. Met behulp van deze vastqelegde energie kan<br />
Acinetobacter ook onder anaërobe omstandiqheden leven, waarbij vetzuren (met<br />
name azijnzuur) als substraat worden opqenomen. Het polyfosfaat wordt daarbij<br />
afgebroken tot ortho-fosfaat, dat weer uitgescheiden wordt.<br />
Door de Ihijzondere stofv/issrling van Acinetobacter is liet voor de biologische<br />
defosfaterinq noodzakelijk dat het slib afwisselend een anaërohe en een aërobe<br />
zone doorloopt. In de anaërobe zone rnort voldoende substraat beschikbaar zijn<br />
voor de vorrninq van vetzuren door facultatief anaërohe bacteriën, bij strikte<br />
afwezigheid van zuurstof, nitriet en nitraat. De anaërohe zone kan zich in de<br />
waterlijn of in de sliblijn bevinden, afhankelijk van het toeqepaste systeem.<br />
Bij biolnqische defosfaterinq met achterecnvolqens een anaerobe en een aerobe<br />
fase in de waterlijn wordt liet fosfaat geconcentreerd in het surplusslib en met<br />
het slib afgevoerd. Voorbeelden van dit systeem zijn het AIO-proces, het<br />
Bardenproces, het Redoxproces en het Rio-Deniphoproces. Deze systemen verei-<br />
sen een aërobe slibhehandelinq om teruqvoer van fosfaatrijk slibwater naar de<br />
waterlijn te vnorkornen.<br />
Wanneer in de rrtoiirslihlijn een anaërobe fase is npqenornen zal bij aanwezigheid<br />
van voldoende vetzuren een deel van het fosfaat door de bacteriën worden<br />
uitgescheiden (fosfaatstrippen). Het fosfaatrijke supernatant, dat na bezinking<br />
van het slib ontstaat, kan chernisch worden behandeld. Hiervoor komen in<br />
principe precipitatie rnet kalk, ern korrelreactor en magnetische separatie in<br />
aanmerking. Het fosfaatarme slib wordt weer teruggevoerd naar het beluchtings-<br />
bekken, waar het opnieiiw fosfaat kan opnemen. Hoewel bij deze methode een<br />
fysisch-chemische bindinq van het fosfaat noodzakelijk is, kunnen het chemica-<br />
liënverhruik en de brnorliqdr apparatuur beperkt van omvang zijn, omdat het te<br />
hehanrlelen debiet circa Ifl?D bedraaqt van het influentdebiet.<br />
Bij alle uitvoeringen van binloqisclie dr?fosfaterinfl moeten in de anaerobe fase<br />
nitraat en nitriet afweziq zijn en moet voldnende makkelijk afbreekbaar sub-<br />
straat beschikbaar zijn voor de vorrninq van azijnzuur. Bij nitrificerende syste-<br />
men moeten vonrzieninqen worden qrtroffen voor vergaande denitrificatie v66r<br />
de anaerohe fase. 16n en ander vereist een gunstiqe BZV/N/P verhoudinq van het<br />
influent. Eventueel kan azijnzuur worden gedoseerd om het proces te stimuleren.
Ter verhoging van het verwijderingsrendement kan een beperkte simultane<br />
defosfatering worden toegepast door middel van een geringe Fe- of Al-dosering<br />
(32).<br />
6.2 Stand van ontwikkeling bij de biologische defosfatering<br />
Biologische defosfatering in de waterlijn is in de zeventiger jaren ontwikkeld in<br />
de Verenigde Staten en Zuid-Afrika. Buiten Nederland wordt deze techniek op<br />
een aantal RWZI's toegepast, met name in Zuid-Afrika, Verenigde Staten,<br />
Denemarken en enkele West-Duitse RWZI'c. Het fosfaatstrippen uit een deel-<br />
stroom van het retourslib is ontwikkeld in de V.S. Deze techniek wordt op een<br />
aantal Amerikaanse RWZI's met succes toegepast (22).<br />
In Nederland is aan de L.U. Wageningen veel fundamenteel en toegepast<br />
onderzoek naar biologische defosfatering verricht bij de vakqroepen Microbio-<br />
logie en Waterzuivering. Gebleken is, dat verhoogde fosfaatopname weliswaar<br />
onder diverse omstandigheden kan optreden, maar dat een stabiele vergaande P-<br />
verwijdering onder Nederlandse omstandigheden moeilijk te realiseren is (16).<br />
In een 1.000 1 proefinstallatie te Bennekom wordt inmiddels een stabiele<br />
defosfatering bereikt tot P-totaal < 1 mg/l, in combinatie met vergaande<br />
nitrificatieldenitrificatie tot < 10 mq N03-N (17). De waterlijn bestaat uit een<br />
propstroomreactor met anaërobe, anoxische en aërobe compartimenten. In de<br />
sliblijn wordt fosfaat gestript met behulp van acetaatdosering (zie figuur 3). Op<br />
dit moment wordt onderzoek verricht naar de werking van de korrelreactor bij de<br />
binding van het fosfaat dat uit de stripper vrijkomt (11, 12).<br />
Door de L.U.W. is onderzoek verricht naar 'spontane' defosfatering op Neder-<br />
landse RWZI's en naar mogelijkheden om door aanpassing van de bedrijfsvoering<br />
de fosfaatopname te vergroten. Men vond dat in bepaalde zeer laag belaste<br />
actief-slibsystemen de P-verwijdering sterk kon worden bevorderd door het<br />
retourslib en het afvalwater circa 15 rninuten in contact te brengen en<br />
vervolgens enkele uren zonder menging en beluchtinq te laten staan. In het<br />
bezonken slib was voldoende substraat geabsorbeerd voor de vereiste vetzuurpro-<br />
duktie. Het in de bovenstaande vloeistof aanwezige nitraat diffundeerde onvol-<br />
doende snel in het slib om de vetzuurvorrninq te remmen. De periodieke<br />
onderbreking van de beluchting had in de onderzochte gevallen geen nadelige<br />
invloed op de effluentkwaliteit en leverde een flinke besparing op het energie-<br />
verbruik (12). Afhankelijk van de influentsamenstelling kon in bepaalde gevallen<br />
een P-verwijdering van 70-80%, tot zelfs meer dan 90% worden bereikt (12, 23).
Op de RWZI Renkum is een deel van de aëratietank anar?roob qemaakt door de<br />
br?luchtingselernenten te verwijderen. Hierdoor werd hij normale bedrijfsvoering<br />
55% fosfaatverv~ijderinq bereikt. Rij uitschakelen van de voorbezinking steeg het<br />
P-rendement tot 80%. Door de aanpnssinqen werd de nitrificatie sterk neqatief<br />
beïnvloed (21, 24).<br />
Het VJageninqse ondcrznek naar de meer qeavancecrde defosfaterinqstechnieken<br />
lijkt slechts moeizaam naar de praktijk vertaalbaar door de uiterst complexe<br />
proceslijn die nodig is orn een stabiel systeem met een hooq rendement te<br />
bereiken. (figuur 4). Er zijn vanuit deze hoek op korte termijn geen proefne-<br />
rninqen onder praktijkomstandigheden te verwachten.<br />
Dnor de G.T.D. Oost-Brabant viorden in Eindhoven proefnemingen op serni-<br />
technische schaal met fosfaatstrippen voorbereid. 'Wellicht leveren deze proeven<br />
praktisch bruikbare qegevens op.<br />
6.3 Haalbare fosfaatconcentraties bij biologische defosfaterinq<br />
De te behalen P-verwijderinq bij bioloqische defosfaterinq is afhankelijk van de<br />
samenstellinq van het influent, het toe te passen systeem, de slibeiqenschappen,<br />
de slibbelastinq en de reqenviateraanvoer.<br />
De samenstelling van het influent is vonral van belanq voor de produktie van<br />
vluchtiqe vetzuren en de nanvieziqheirl van nitraat. Afvalviater dat makkelijk te<br />
verzuren is, zoals zuivelafvalviater, leidt tot een hetere defosfaterinq.<br />
Naast de samenstelling van het ifvalviater speelt ook de slibbelasting een<br />
bclnnqrijke rol. Hoe hoqer de slibhelastinq des te beter het fosfaatverwijderinqs-<br />
rendement (15). Ten eerste is er meer substraat aanwezig voor de vetzuurvor-<br />
minq. Daarnaast leidt ern hoqe slibbelastinq tot een onvollediqe of staqnerende<br />
nitrificatie, waardoor de defosfaterinq minder neqatieve invloed ondervindt van<br />
nitraat (12).<br />
De systemen rnet hioloqisrhe defosfaterinq in de waterlijn geven bij P.'VIA een<br />
verminderde fnsfnntveri*iijdrrinq (16), viaardoor de verviijderinqspercentages<br />
qedurende het jaar sterk fltictuerrn. Systemen rnet de anaërobe periode in de<br />
cliblijn zijn stabieler t.a.v. RWA, rnct name wanneer acetaat in de anaërobe tank<br />
viordt qcdoseerd. Rij liet systr:em van figuur 4 zijn op pilot-schaal verwijderings-<br />
percentaqes van 90 - lOO?b en effliicntconcentraties van O -1,5 rnq P/] rnoqelijk<br />
geblekeri (17).<br />
Wanneer een betroiivitinar en stabiel proces vereist is met P-coricentraties van 1-<br />
3 rnq P/I, komen onder Nerlcrlandse ornstandiqheden waarschijnlijk alleen proces-<br />
sen met een anaFrobe fase in de sliblijn ('fosfaatstrippen') in aanmerking. Rij<br />
nitrificercnde systemen zijn vnorzieninqen voor denitrificatie in de water of
l Oebsfoteringrinstoilat~<br />
2 Bezinktank<br />
3 Stripper<br />
L Indrkker<br />
5 Influent<br />
6 Efflwnt 10 en b l<br />
7 Retour slib<br />
B Ingedtktsl!b<br />
9 Surpluislib<br />
10 Nu-aretmt dosmng<br />
11 Gestnpt slib<br />
Figuur 4: Processchema serni-technische reactor \oor biologi-<br />
sche defosfaterinq met vergaande nitrificatieldenitri-<br />
ficatie (17).
sliblijn nodiq. Rij onqiinstiqc watersamenstelling kan azijnzuurdoserinq in de<br />
stripper nodig zijn. Vlanncer effluentconcentraties van 0,5 mg P/] geeist worden,<br />
is een nabehandclinq met vlokfiltratie nodiq.<br />
6.4 Chemicaliënverbruik, milieueffecten en reststoffen bij biologische de-<br />
fosfatering<br />
Rij fosfaatbindinq in de waterlijn (AIO-proces, Phoredox, etc.) worden geen<br />
chemicaliën gedoseerd, zodat geen chemisch slib wordt geproduceerd en geen<br />
verzouting van het effluent optreedt.<br />
Bij fosfaatstrippen uit het retourslib wordt het fosfaat geconcentreerd in een<br />
waterstroom ter grootte van circa 1/10 van het influentdebiet. lJit deze<br />
geconcentreerde stroom moet het fosfaat via een chemische defosfaterinqstechniek<br />
'worden verwijderd. Hiervoor komen in principe precipitatie met kalk, een<br />
korrelreactor of magnetische separatie in aanmerking. Door het 10 x kleinere<br />
debiet is te vervlachtcn dat ten opzichte van defosfaterinq in de waterlijn de<br />
kalkdoserinq veel geringer is en dat een kleinere hoeveelheid kalkslih met een<br />
hogere P-concentratie wordt geproduceerd. De werkinq van de genoemde technieken<br />
in combinatie met biologische defosfatering zal echter nog moeten<br />
worden onderzocht.<br />
Het cliernicaliënverbruik en dc slihproduktie zijn voorlopig geschat op basis van<br />
de volgende aannamen:<br />
- fosfaatstrippen [net azijnzuurdosering en kalkbehandelinq van het supernatant;<br />
- supernatant circa 10% van DWA-debiet;<br />
- kalkdoserinq 300 mq Ca(OH)2 per 1 supernatant (22);<br />
- azijnzuurdoserinq 7,3 g1i.e. d (17);<br />
- kalkslih (stoichiometrisch) 11,3 g d.s.1i.e. d;<br />
- extra produktie qestabiliseerd surpliisslib door doserinq azijnzuur circa 3,6<br />
q1i.e. d (geschat).<br />
Resultaat per i.e./j:<br />
* verbruik Ca(OH)2 1,6 kq1i.e. j<br />
* verbruik azijnzuur 2,7 kq1i.e. j<br />
* prod~kti~:<br />
kalkslil, 4, 1 kq d.s.1i.e. j<br />
* extra surplusslib 1,3 kq d.s.1i.e. j
6.5 Randvoorwaarden bij biologische defosfatering<br />
Voor biologische defosfatering is een anaërobe fase in het zuiverinqsproces<br />
essentieel. In deze anaërobe fase moeten zuurstof, nitraat en nitriet volledig<br />
afwezig zijn en moet voldoende makkelijk afbreekbaar substraat beschikbaar zijn<br />
voor de vorming van vluchtiqe vetzuren. Omdat nitraat vanuit de aërobe zone via<br />
het retourslib naar de anaërobe zone kan worden gevoerd, moet de nitrificatie<br />
afwezig zijn, dan wel volledig door denitrificatie gecompenseerd worden.<br />
Bovenstaande eisen stellen de volgende randvoorwaarden aan het biologische<br />
zuiveringsproces:<br />
- anaërobe zone in water- of sliblijn, zonder nitraat en zuurstof;<br />
- influent BZV/P-opgelost verhouding minimaal 10 voor voldoende vorming van<br />
vluchtige vetzuren (19);<br />
- influent BZV/Kj-N verhouding minimaal 4 voor volledige denitrificatie en<br />
voldoende resterende BZV voor vetzuurproduktie (18);<br />
- bij een nitrificerend systeem moeten voorzieningen aanwezig zijn voor<br />
volledige denitrificatie (anoxische fase in beluchtingscircuit, recirculatie via<br />
een anoxische zone, intermitterende beluchting, etc.);<br />
- aërobe fase in de waterlijn met minimaal 2 mg 0211 (20);<br />
- snelle slibverwijdering uit de nabezinking om P-release door anaërobie te<br />
voorkomen;<br />
- bij defosfatering in de waterlijn moet de slibverwerking vollediq aEroob zijn<br />
oin terugvoer van P-rijk anaëroob slibwater naar de waterlijn te voorkomen.<br />
Uit door Witteveen+Bos bewerkte jaargegevens van de waterkwaliteitsbeheerders<br />
blijkt dat bij circa 45% van de RWZI's het influent een te lage RZV/Kj-N<br />
verhouding heeft (gegevens 1984 - 1986). Slechts 2% van de RWZI's voldoet niet<br />
aan de eis RZV/P 10.<br />
De eis van volledige denitrificatie in verband met de storende werking van<br />
nitraat betekent dat op veel RWZI's inqrijpende aanpassingen nodig zijn om<br />
vergaande bioloqische defosfatering mogelijk te maken. Rij ongunstige DZV/N/P<br />
verhouding is biologische defosfatering vrijwel uitgesloten, tenzij azijnzuur<br />
wordt gedoseerd.<br />
2+<br />
Voor de biologische defosfatering is het van belanq, dat voldoende Mg en K+ in<br />
het afvalwater aanwezig is. Magnesium dient als tegenion ter neutralisatie van<br />
het polyfosfaat. Kaliurn zou een rol kunnen spelen bij het transport van fosfaat<br />
lanqs de celmembraan. Een kaliumgebrek kan cen mogelijke oorzaak zijn van een<br />
slecht functionerende biologische defosfaterinq, zij het in gebieden met zeer<br />
lage metaalconcentraties in het drinkwater (21).
Bij bioloqischc defosfaterinq in r l watrrlijn ~ wordt het fosfaat in het surplusslib<br />
qebonden. Dit slib kan niet anaëroob gestabiliseerd worden, omdat in de<br />
slibqistinq circa 60% van het oprjrnornen fosfaat weer vrijkomt (12). Dit<br />
betekent, dat de indikking, stabilisatie en eventuele ontvlaterinq in aërobe<br />
toestand rnoeteri v~orden vitqevo~rd, om de terugvoer van P-houdend slib'~/ater te<br />
voorkomen. 13ij RLVZ1's mrt slibqistinq is deze methode van bioloqische defosfa-<br />
tering derhalve niet tnepasbaar.<br />
Voor betrouvhnrr bioloqische drfosfaterinq, die ook bij regenwateraanvoer een<br />
hoog rendement bereikt, lijken alleen systemen met een anaërobe fase in de<br />
sliblijn (fosfaatstrippen) in aanmerkinq te komen. Hierbij moet rekeninq worden<br />
gehouden met toevoeqiriq van voorbezonken afvalwater of azijnzuur in de<br />
fosfaatstripper nrn de P-relcase tc stirnulcren.<br />
6.6 Knelpunten bij biologische defosfaterinq<br />
Fundamentale problemen hij verqaandr bioloqische defosfaterinfl zijn:<br />
- de afhankelijkheid van een gunstige influentsamenstcllinq;<br />
- de matige procestabiliteit, met riame bij f?V/A.<br />
l3ij introductie op een RVI21 kunnen bovendien ingrijpende rnaatreqelen nodig zijn<br />
in verband met:<br />
- de ztrengc risen aan de denitrificatie v~eqens de vereiste afvlezigheid van<br />
NO3 in de anaërobe fnw;<br />
- het voorkómen van P-rr:lense in nabelinkinq;<br />
- het voorkórrrn van P-release in de slibbehandeling hij systemen met P-<br />
verwijderinq uit de waterlijn (:-larden-, AIO-, Phoredoxproces, etc.).<br />
Naast de tectinoloqische problemen van het proces vmrdt qrootschaliqe introduc-<br />
tie van bioloqische riefosfriterinr] sterk helcmmerrl door tiet ontbreken van<br />
praktijkervaringen onder llederlandse orristandiqheden. De complexe systemen<br />
die op proefschaal blijken te 'werken (zie figuur 3) maken implementatie in de<br />
['raktijk uitcrst moeilijk. Er zijn rioq
Aanbevelinqen:<br />
De praktische mogelijkheden van biologische defosfaterinq onder Nederlandse<br />
omstandigheden lijken te liggen op de volgende terreinen:<br />
- fosfaatstrippen bij actief-slibinstallaties met een gunstige influentsamenstel-<br />
linq en een qoede denitrificatie; onderzoek hiernaar in praktijkinstallaties is<br />
gewenst;<br />
- vergroting van de P-opname bij geschikte oxyatiesloten en verwante syste-<br />
men door aanpassinqen van de bedrijfsvoering (contact influent + retourslib<br />
gevolgd door uitschakelen beluchting). Een goede handleiding is nodig om de<br />
mogelijkheden duidelijk aan de zuiveringspraktijk te presenteren.<br />
De korrelreactor en magnetische separatie zijn in principe aantrekkelijk in<br />
combinatie met fosfaatstrippen. De werking van deze combinaties zal nog<br />
moeten worden onderzocht.
7 <strong>DE</strong>FOSFATERING MET BEHULP <strong>VAN</strong> FILTRATIE<br />
7.1 Procesbeschrijvinq<br />
Door enkelvoudiqe filtratie kan alleen !iet fosfaat aanweziq in de zwevende stof<br />
worden verwijderd. Een belanqrijk deel van het fosfaat in het R\A/ZI-effluent<br />
bevindt zich eclitcr iri opqeloste of cnlloidale vorm. Ter verwijdering van deze<br />
twee ~ateqoriFn viordt qehruik qernaakt van vlokfiltratie. Vlokfiltratie bestaat<br />
uit ren combinatic: van cliemische prmipitat.ie en filtratie. Aan het effluent van<br />
de R1v'/ZI vmrdrn nluminiiim- of ijzer7outen toegevoeqd. Deze stoffen vormen<br />
sameri met het fosfarit en het qesiiq~endeerde materiaal vlokken, welke in het<br />
filter viorrlen afqevanqrn. Orn uitspoeling van het vlokmateriaal onder invloed<br />
van de schuifkrachten in het filter te voorkomen, kunnen polymeren worden<br />
torqevoegd, die di? vlokken meer stabilitii.it geven (29, 30).<br />
Vlokfiltratie is rnoqelijk bij effluent dat maximaal 4 mg P/1 bevat. Rij hogere<br />
waarden raakt het filtcr verstopt door de grote slibproduktie. Dit betekent dat<br />
vlokfiltratie alleen in combinatie rnet een andere defosfaterinqstechniek kan<br />
worden toeqepaït. tict afqcvanq~n materiaal vmrdt door periodiek teruqspoelen<br />
uit het filter verwijderd, naar de P'i6/ZI teruggevoerd en tezamen met het<br />
zuiverinq,slib verwerkt en afgevoerd.<br />
De efflucntfiltratie kent versctiillendc technische uitvoerinqcn, zoals dieptcfil-<br />
trntir, oppirvlaktefiltratic, iipflo,r/-filtratie en trommelfiltratir. Rij vlokfiltratie<br />
worden de hesti. rcsultat~n bereikt met neerwaarts doorstromende tweelaaqsfil-<br />
ters (open uitvocrinq of drl~kfilters) rn continu qereinigdc upflo,~ filters (25).<br />
7.2 Stand van ontwikkeling van de effluentfiltratie<br />
Vlokfiltrntir, cjrricht op verqnanrlr+ v~:rwijdrrinq van fosfnrit uit het effluent,<br />
wordt sinds dr jnrrn '70 op vrij grote schaal torqepast in Zwitserland, Zweden en<br />
West-i3uit.sland. In I.!erlrrland is eniqe ervarinq rnet vlokfiltratie npgedaan in een<br />
scmi-trclinisch ondcrznck uitgevoerd op de RVIZI Reekbergen (30).<br />
Gesteld kan v/orc!r:ri clat de teciinnloqischc en praktische aspecten van rle<br />
vlokfiltratie vn!do~nrle bekend rijn vnnr toepassinq in praktijk.<br />
f3ij defosfaterinq met een korrclrcnctor kan een tweelaaqsfiltratie worden<br />
toerjepast om de carry-over te verwijrleren. In hct praktijkonclerzoek te \'/ester-<br />
bork zal de filtratie rrierk worden besc!inuv~d.
7.3 Haalbare P-verwijdering bij filtratietechnieken<br />
Effluentfiltratie kan worden toegepast als extra trap achter de korrelreactor,<br />
chemische precipitatie of biologische defosfatering. De te behalen effluentcon-<br />
centratie is mede afhankelijk van de voorafgaande zuiveringsmethode.<br />
Achter de korrelreactor wordt gebruik gemaakt van een dubbellaaqs anthra-<br />
cietlzand filter, om de carry-over (amorf calciurnfosfaat) af te vangen. Zonder<br />
extra dosering van chemicaliën wordt het P-gehalte hierbij verlaaqd van 2-3 mg<br />
PI1 tot 0,5 mg PI1 of minder (9, 26).<br />
In Zwitserland zijn bij vlokfiltratie van effluent met 3-4 mg P/1 de volgende<br />
waarden bereikt, afhankelijk van de Fe-doserinq in het vlokfilter (27).<br />
Tabel 11: Resultaat vlokfiltratie Zwitserland afhankelijk van Fe-dosering (27).<br />
Gebleken is dat de flocculatiefase grote invloed heeft op het resultaat van de<br />
vlokfiltratie en dat bij te hoge stroomsnelheden uitspoeling van het vlokmate-<br />
riaal optreedt (25, 28). In een semi-technoloqisch onderzoek te Beekbergen zijn<br />
effluentconcentraties van 0,5 mg11 bereikt (30).<br />
7.4 Chernicaliënverbruik, rnilieueffecten en restprodukten bij vlokfiltratie<br />
Bij vlokfiltratie gecombineerd met chemische defosfatering zijn het chemica-<br />
liënverbruik, de zoutbelastinq van het effluent en de slibproduktie iets hoger dan<br />
bij uitsluitend chemische defosfatering.<br />
Naast de verwijdering van fosfaat wordt het effluent ontdaan van 25-40s CZV,<br />
70-85% RZV, 30% K]-N en 70-95% zwevende stof (30). Als gevolg hiervan wordt<br />
de bioloqische belasting van het ontvanqende oppervlaktewater aanzienlijk<br />
verminderd.<br />
7.5 Randvoorwaarden bij defosfatering met filtratie<br />
Filtratie wordt toegepast als extra trap na de nabezinkinq, zodat het biologische<br />
zuiverinqsproces niet wordt beïnvloed. Bij sterke vlokuitspoelinq uit de nabezin-<br />
king kan een nadelige beïnvloeding van de filtratie optreden.
Gravitatiefilters kunn~n een aanzienlijke oppervlakte verqen. Hiervoor moet op<br />
de RWZI ruimte aanweriq zijn.<br />
Het spoelv~ater van de filtrrs met het uit.qespoelde slib wordt in de regel naar<br />
het ontvangwerk van de KWZI teriiqqcvocrd. Hierdoor wordt de hydraulische<br />
belastinq tijdelijk verhnoqd. Het extra slib moet door de sliblijn kunnen worden<br />
verwerkt. In dr! reqel zal dit qeen qrote problemen opleveren.<br />
7.6 Knelpunten en hinten in de kennis bij defosfatering m.b.v. filtratie<br />
De Zwitserse praktijkrjeqevens en de proefnemingen in Beekherqen qeven aan dat<br />
met vlokfiltratie vrijwel zeker gorde resultaten te behalen zijn. De meest<br />
optimale iuitvoerinqsvorm, de bedrijfstechnische aspecten, de kosten en de<br />
maximaal haalbare rendementen oiirlrr I.I~derlandse omstandiqheden, z~illen in de<br />
praktijk moeten blijken.<br />
Een knelpunt hij de invoerinq is mogelijk het benodigde oppervlak var1 de filters,
8 KOSTEN <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong>FOSFATERING<br />
Bij de keuze voor een defosfateringstechniek zullen naast de technische en<br />
milieukundige aspecten ook de kosten een grote rol spelen. De levensvatbaarheid<br />
van nieuwe technieken zal derhalve mede worden bepaald door hun kosten.<br />
Op dit moment is het niet goed mogelijk om een exacte kostenvergelijking van de<br />
beschouwde technieken te maken, bij gebrek aan praktijkgegevens. Een beschou-<br />
wing over de kosten van defosfatering is derhalve strikt theoretisch, gebaseerd<br />
op schattingen, aannamen en verwachtingen van de werking in praktijk. Bij een<br />
dergelijke raming spelen de gehanteerde uitgangspunten een grote rol, zodat<br />
gegevens van verschillende bronnen niet zondermeer vergeleken kunnen worden.<br />
Bovendien zijn in alle ramingen p.m.-posten opgenomen voor factoren die sterk<br />
afhangen van de plaatselijke situatie (zoals fundatie, wegen, leidingen, integra-<br />
tie, etc.).<br />
In het eindrapport van de Technische Commissie Korrelreactor (10) zijn tamelijk<br />
gedetailleerde kostenramingen gemaakt voor simultane defosfatering en defosfa-<br />
tering met een korrelreactor, zowel met als zonder (v1ok)filtratie van het<br />
gedefosfateerde effluent.<br />
De kosten van voor- en naprecipitatie zijn door Witteveen+Bos geraamd op basis<br />
van dezelfde tuitgangspunten als de simultane precipitatie.<br />
De kosten van magnetische defosfatering zijn geschat in een rapport van<br />
Haskoning (13). De gehanteerde uitgangspunten in dit rapport zijn minder<br />
duidelijk weerqegeven dan in het voorgaande rapport en een goede vergelijking<br />
met simultane defosfatering ontbreekt.<br />
De literatuur is nog minder duidelijk over de kosten van biologische defosfate-<br />
ring. Door Witteveen+Bos is een glnbale schatting gemaakt van de investeringen<br />
en bedrijfskosten. Benadrukt wordt dat deze raming uiterst speculatief is, bij<br />
gebrek aan betrouwbare uitgangspunten voor de dimensionering en bedrijfsvoe-<br />
ring onder Nederlandse omstandigheden.<br />
De kostenramingen zijn uitgevoerd voor de jaargemiddelde effluentkwaliteits-<br />
klassen 1 - 2 mg PI1 en < 0,5 mq P/l. Door de verschillende technologische<br />
eigenschappen van de technieken is een nadere differentiëring binnen deze<br />
klassen niet qoed mogelijk.<br />
In 8.5. wordt de invloed van de slibverwerking op de defosfateringskosten<br />
nagegaan. In 8.6. wordt ingegaan op de kostenbesparing bij fosfaatvrij wassen.
8.1 Kosten van chemische defosfaterinq<br />
8.1.1 Kosten van simultane precipitatie<br />
In lit. 10 zijn de kosten voor simultane defosfaterinq berekend op basis van de<br />
volqende uitqanqspunten:<br />
alqernene uitqanqspuntrn:<br />
- DNA-debiet 12 I1ie.h<br />
- RVIA-debiet 36 I1ie.h<br />
- P-vracht influent 3 q P1ie.d +)<br />
- P in surplusslib 35% van influentvracht<br />
*) Situatie volqens CBS 1905, met fnsfaathoudende wasmiddelen (zie 8.6.).<br />
uitqanqspuntcn kostcnhcrekeriin~:<br />
- rentevoet 8%<br />
- afschrijving civiel 40 j<br />
- afschrijvinc] el./rnech. 20 j<br />
- investerinqen inrliisirf advieskosten, boliv~rente, onvoorzien en O.R. !tezar.en<br />
circa 50%)<br />
- alle bedrijfskosten inclusief 2fl'Yn O.B.<br />
- onderhoud jaarlijks 0,5% van civiele, 106 van mechanische en 29'0 van<br />
elektrische investerinqen<br />
- bedirninqskosten f 60.000/j per arbeidsplaats.<br />
uitqanqspunten vnnr simultanr rlrfnsfatcrin~:<br />
- doserinq Fe504 met rnolverhourlinq Me/P = 1,7<br />
- qern pH-correctie met kalk<br />
- aankonp FeSO4.7 1-120 f lllR/1.0flfl kg (incl. O.R.)<br />
- aankoop 41% FcClj f 312/1.000 kq (incl. O.B.)<br />
- extra slibproduktir 2fl q d.s.1ic.d<br />
- slibvcrwerkinq f hh0/ton d.s. (incl. O.B.)<br />
Dr jaarlijkse kosten van sirnirltanr defosfaterinq afhankelijk van de schaalgrootte<br />
en van het v~el of niet tnripassen van vlokfiltratie zijn vxcrqpqevrn in tabel 12.<br />
N.H. De rarninqrn qann er vanuit dat de capaciteit van de aeratie en de<br />
nabezinking niet behoeft te worden aanqepast en dat tiet slib niet separaat<br />
wordt gestabiliseerd. Wanneer dit wel het qeval is, zullen de kosten<br />
aanzienlijk hoqer uitvallrn.
zonder vlokfiltratie (2 mg P/1)<br />
10.000 i.e. 50.000 i.e. 100.000 i.e.<br />
investeringen (f) 547.500 572.500 589.100<br />
kapitaalslasten (f1i.e.j) 5,05 1,06 0,55<br />
chemicaliën 1,98 1,98 1,98<br />
bedrijfsvoering *) 2,04 0,80 0,72<br />
slibverwerking 4,82 4,82 4,82<br />
totaal (f1i.e.j) 13,89 8,66 8,07<br />
met vlokfiltratie (0,5 rnq Pfl)<br />
investeringen (f) 1.993.800 3.742.200 1i.996.900<br />
kapitaalslasten (f1i.e.j) 19,23 7,29 4,60<br />
chemicaliën 2,74 2,74 2,74<br />
bedrijfsvoering *) 4,47 2,24 1,61<br />
slibverwerking 4,82 4,82 4,82<br />
totaal (f1i.e.j) 31,26 17,09 13,77<br />
X) = energie + bediening + onderhoud.<br />
Tabel 12: Investeringen en jaarlijkse kosten van simultane defosfatering met<br />
en zonder vlokfiltratie (10).<br />
8.1.2 Kosten van voorprecipitatie<br />
In vergelijking met simultane defosfatering wordt bij voorprecipitatie 1,5-2 x<br />
zoveel extra vers slib geproduceerd. Dit slib is niet gestabiliseerd, zodat<br />
uitbreiding van de gistinqsruimte noodzakelijk is. Hier staat tegenover dat de<br />
beluchtinq minder zwaar wordt belast, door de voorverwijdering van BZV.<br />
Aangenomen wordt dat de kosten voor extra slibstabilisatie worden gecornpen-<br />
seerd door de besparinq op de aëratie. Voor de kostenberekening wordt voorlopig<br />
uitgegaan van een 50% hogere slibproduktie en indikking + afvoer à f 660/ton ds.<br />
De kosten van de doseerinstallatie en het chemicaliënverbruik, zijn gebaseerd op<br />
het gebruik van FeC13.
zonder vlokfiltratie (1.2 mq P/[)<br />
10.000 i.e. 50.000 i.e. 100.000 i.e.<br />
investeringen (f) *) l 00. 000 105.000 110.000<br />
kapitaalslasten (f1i.e.j) 0,iO 0,20 O, 10<br />
chemicaliën 7,44 7,44 7,44<br />
bedrijfsvoerinq * X ) 2,04 0,80 0,72<br />
slibverwerkinq 7.23 7.23 7.23<br />
totaal (f1i.p.j) 17,41 15,67 15,49<br />
met vlnkfiltrntir r0,5 mq P/])<br />
investerinqen !f 1.546.000 3.275.000 4.518.000<br />
kapitaalslasten (f/i.e.j) 14,88 6,43 4,15<br />
chemicaliën 7,44 7,44 7,44<br />
bedrijfsvoerinq **l 4,47 2,24 1,61<br />
slil>verwerkinq 7,23 7,23 7.23<br />
totaal 'f1i.e.j) 34,02 23,34 20,43<br />
*) = alleen FeCl3-apparatuur, qew fundatie, aansliiitinc] op bestaande voorzie-<br />
ninqen en dcrqelijke (conform de andere ramingen).<br />
X * ) = enerqie + bedirninq + onderhoiiri.<br />
Tabel 13: Invrsterinqrn en jaarlijkse knten van voorprecipitatie.<br />
8.1.3 Kosten van naprecipitatie<br />
Voor naprecipitatie is een extra vlokvnrrninqs- en berinkinqsriiimte noodzakelijk.<br />
Dovendien znl in veel qevallcn een qernôôl noriiq zijn v~erjens het extra hydrau-<br />
lisch verval.<br />
Een globalc herekeninq van de kosten is gemaakt op basis van de uitqanqspunten<br />
van 8.1.1. en 0.1.2. De dimensioneririq van de onderdelen is gebaseerd op RIAIA-<br />
condities, met 20 rninutcn vlokvorrninq en 1,5 m'/m2.h oppervlaktehcl~sting van<br />
de bezinkinq. De kosten van deze nnderdelen zijn gcschôt door '.'/ittevecntRos<br />
(bijlaqe f).
zonder vlokfiltratie (1-2 mg P/])<br />
10.000 i.e. 50.000 i.e. 100.000 i.e.<br />
investeringen (f) 1.300.000 4.050.000 5.100.000<br />
kapitaalslasten (f1i.e.j) 12,40 5,50 4,55<br />
chemicaliën 7,44 7,44 7,44<br />
bedrijfsvoering *) 2,30 1,20 1,15<br />
slibverwerkinq 4,82 4,82 4,82<br />
totaal (f1i.e.j) 26,96 18,96 17,96<br />
met vlokfiltratie (0,s rnq P/])<br />
investeringen (f) 2.830.000 7.220.000 9.150.000<br />
kapitaal-l asten (f1i.e.j) 26,513 11,73 8,60<br />
chemicaliën 7,44 7,44 7,44<br />
bedrijfsvoering * 4,73 2,64 2,01<br />
slibverwerking 4,82 4,82 4,82<br />
totaal (f1i.e.j) 43,57 26,67 22,90<br />
*) = energie + bediening + onderhoud.<br />
Tabel 14: Investerinqen en jaarlijkse kosten van naprecipitatie.<br />
8.1.4 Kosten van neutralisatie met kalk<br />
Bij zacht water enlof hoge flocculantdosering kan het nodig zijn kalk te doseren<br />
ter neutralisatie van de zuur reaqerende chemicaliën. De kosten hiervan zijn<br />
weergegeven in tabel 15.<br />
10.000 i.e. 50.000 i.e. 100.000 i.e.<br />
investeringen (f) 357.000 462.000 462.000<br />
kapitaalslasten (f1i.e.j) 3,4R 0,90 0,44<br />
chemicaliën 1,23 1,23 1,23<br />
bedrijfsvoering *) 0,93 0,30 0,21<br />
totaal (f1i.e.j) 5,64 2,43 1,88<br />
*) = enerqie + bediening + onderhoud.<br />
Tabel 15: Investeringen en jaarlijkse kosten van neutralisatie met kalk bij<br />
chemische defosfaterinq (10).
8.2 Kosten van defosfatering met de korrelreactor<br />
De kosten van defosfaterinq rnet de korrelreactor zijn berekend met de in 8.1.<br />
aangegeven algemene uitqangspunten en de volgende specifieke uitgangspunten<br />
(10):<br />
- dosrrinq 1 rnrnnl/l CEI!OH)~<br />
- pH-correctie van het ~ffltient met 0,5 mniol/l HzSO4<br />
- aankoop Ca(OHI2 f 26411.000 kg (incl. O.B.)<br />
- aankoop H2504 f 18011.000 kg (incl. O.B.)<br />
- kostenneutrale afvoer van het korrelslib<br />
zonder filtratie (1-2 rriq P/])<br />
10.000 i.e. 50.CCO i.e. 100.000 i.e.<br />
investerinqen (f ) 1.275.000 3.166.100 5.094.100<br />
kapitaalslasten (f1i.e.j) 12,ZO 6,14 4,95<br />
chemicaliSn 1 ,92 1,92 1,92<br />
bedrijfsvnerinq * 5,07 3,36 3,19<br />
slibverv~erkinq **l 0,OO 0,OO O, 00<br />
totaal (f1i.e.j) 19,19 11,42 10,06<br />
met filtratie '0,5 rnq P/I)<br />
10.000 i.e. 50.000 i.e. 100.000 i.e.<br />
investeririqen (f 2.184.300 5.481.100 8.700.700<br />
kapitaalslasten (f1i.e.j) 21 ,41 10,81 7,24<br />
chemicaliën 1,92 1,92 1,92<br />
bedrijfsvorrinq * ) 7,03 4,79 3,40<br />
slibvcrwerkinq **) 0,no 0,00 0, fl0<br />
totaal (f/i.c.j) 30,3ó 17,52 12,56<br />
*) = energie + bediening + ondrrhoiid.<br />
**) = opbrenqst qelijk aan afvorrkosten.<br />
Tabel 16: Investeringen en jaarlijks^ kostcn van defosfaterinq met ren korrel-<br />
reactor, met en zoncler filtratie (10).<br />
De kosten van zure C02-stripping ter verlaging van de bicarbonaat-hardheid zijn<br />
weergegeven in tabel 17. Hierbij moet worden opqernerkt dat noq onvoldoende<br />
bekend is boven welke hardheidsgraad zure strippinq rindiq is.
10.000 i.e. 50.000 i.e.<br />
investeringen (f) 164.500 557.500<br />
kapitaalslasten (f1i.e.j) 1,68 1,14<br />
chemicaliën 1,61 1,61<br />
bedrijfsvoering *) 0,71 0,64<br />
totaal (f1i.e.j) 4,00 3,39<br />
*) energie + bediening + onderhoud.<br />
Tabel 17: Kosten van zure C02-stripping bij hard water (10).<br />
8.3 Kosten van magnetische defosfatering<br />
In lit. 13 zijn de kosten van magnetische defosfatering berekend op basis van de<br />
volgende uitgangspunten:<br />
rentevoet<br />
afschrijving civiel<br />
afschrijving el./mech.<br />
annuïteit<br />
onderhoud<br />
bediening<br />
elektriciteit<br />
kalk<br />
magnetiet<br />
slibafzet<br />
8%<br />
40 jaar<br />
15 jaar<br />
10%<br />
2% van investeringen<br />
f 240/dag<br />
f 0,20/kWh<br />
f 200/1.000 kg<br />
f 530/1.000 kg<br />
f 35/1.000 kq (à 40% d.s.)<br />
In de ramingen van lit. 13 is geen O.B. berekend. Voor een eerlijke vergelijking<br />
met de andere systemen zijn in tabel 18 de waarden van lit. 13 verhoogd met<br />
20% O.B.<br />
De in lit. 13 vermelde kosten van de slibafzet zijn gebaseerd op storten van het<br />
tot 40"h d.s. ontwaterde kalkslib. liierbij is echter niet duidelijk of de kosten van<br />
de ontwateringsstap zijn verrekend. Volgens de laatste ontwikkelingen zijn er na<br />
ontwatering van het slib tot circa 45% goede toepassingsmogelijkheden als<br />
kalkmeststof (vergelijkbaar met schuimaarde). De kostenlbaten van de slibafzet<br />
zijn dan afhankelijk van de afwerkinqs-, opslag- en transportkosten, versus de<br />
opbrengst (naar schatting f 25,- per ton ds.). Omdat de mogelijkheden nog niet
goed kunnen worden inqeschat, wordt voorlopig uitgegaan van bovengenoemde<br />
(relatief laqe) afzetkosten van f 88,-/ton ds.<br />
Afhankelijk van de chrmicali
uitgangspunten:<br />
- kalkverbruik 300 mg Ca(OH)z per 1 supernatant<br />
- azijnzuurverbruik 7,3 g HAc1ie.d à f l,-/kg<br />
- extra slibproduktie 4,4 g d.s.1ie.d biologisch slib (geschat)<br />
14 g d.s.1ie.d kalkslib (geschat)<br />
- verwerkingskosten f 66011.000 kg d.s. biologisch slib<br />
zonder vlokfiltratie (1-2 mg P/I)<br />
f 3511.000 kg kalkslib à 40% ds.<br />
50.000 i.e. 100.000 i.e.<br />
investeringen (f) 3.080.000 4.860.000<br />
kapitaalslasten (f1i.e.j) 5,55 4,35<br />
chemicaliën 3,25 3,25<br />
bedrijfsvoering * 1,35 1,30<br />
slibverwerking 1,22 1,22<br />
totaal (f1i.e.j) 11,37 10,12<br />
met vlokfiltratie (0,5 mq P/1)<br />
investeringen (f) 6.250.000 9.270.000<br />
kapitaalslasten (f/i.e.j) 11,75 8,40<br />
chemicaliën 4,05 4,05<br />
bedrijfsvoering *) 2,70 2,20<br />
slibverwerking 1,22 1,22<br />
totaal (f1i.e.j) 19,72 15,87<br />
*) = energie + bediening + onderhoud.<br />
Tabel 19: Kosten van biologische defosfatering met en zonder vlokfiltratie<br />
(f1i.e. i).<br />
8.5 Gevoeliqheid voor de slibverwerkingskosten<br />
De defosfateringskosten zoals geraamd in de voorgaande paraqrafen bestaan voor<br />
O - 60% uit slibverwerkingskosten. Afhankelijk van de afzetmogelijkheden voor<br />
de restprodukten en de vereiste verwerkingsmethoden kunnen de kosten sterk<br />
variëren. Hierbij speelt mede een rol dat van de meeste technieken nog geen<br />
praktijkgegevens ten aanzien van de slibproduktie en de verwerkings- en afzet-<br />
mogelijkheden beschikbaar zijn.
Een eenvoudiqe qevoeligheidsanalyse is uitgevoerd orn de invloed van de slibver-<br />
werking op de riefosfateringskosten na te gaan. Hiertoe zijn de defosfaterinqs-<br />
kosten in de basissituatie vergeleken mrt zrcr laqe en zeer hoqe slibverwerkings-<br />
kosten. Verwacht wordt dat het 'normale' zuiverinqsslih cn het slib van de<br />
chemische defosfatering op korte termijn moeten worden ontwaterd en qestort<br />
(basistoestand) rn dat op lanqere termijn de duurdere verbrandinqsvariant<br />
(scenario 2) realiteit wordt. Slechts op kleinere installaties zal grdurende langere<br />
tijd natte afvoer mnqelijk rijn (sicnario 1).<br />
Bij de 'nieuwc' defosfaterinqst~chnieken rijn de kosten niet zozeer gekoppeld aan<br />
de ontwikkeling in de tijd, rnaar meer aan de toep;issingsmogelijkheden van de<br />
restproduktrn. Het is dus niet zeker dat de slibverwerkingsl
Scenario 2: Hoge slibverwerkinrpkosten<br />
chemische defosfaterinq<br />
- indikking, dure ontwatering en stort of verbranding;<br />
- kosten f 1.020,-/ton d.s. (10).<br />
korrelreactor<br />
- geen mogelijkheden tot hergebruik van de korrels;<br />
- afvoer en storten A f 80,-/ton ds.<br />
maqnetische separatie<br />
- geen mogelijkheden tot hergebruik van het slib;<br />
- ontwatering met filterpers en storten;<br />
- kosten f 650,-/ton ds.<br />
bioloqische defosfaterinq<br />
- verwerking extra biologisch slib als bij chemische defosfaterinq;<br />
- verwerking kalkslib van fosfaatstrippen als bij magnetische separatie.<br />
De resultaten van de berekeninqen zijn weerqeqeven in tabel 20 en figuur 5.<br />
Clibverv~erkingskosten laag middel hoog<br />
voorprecipitatie 11,OO 15,49 19,43<br />
simultane precipitatie 5,08 8,07 10,70<br />
naprecipitatie 14,97 17,96 20,59<br />
korrelreactor 10,06 10,06 10,70<br />
magnetische separatie 9,53 10,25 14,86<br />
biologische defosfatering 9,23 10,12 12,89<br />
Tabel 20: Defosfateringskosten (fli.e. j) bij 100.000 i.e. afhankelijk van kosten-<br />
Evaluatie<br />
niveau slibverwerking.<br />
Bij de chemische defosfaterinq zullen de kosten in de toekomst toenemen met<br />
circa f 2,50 (simultane en naprecipitatie) tot f 4,- (voorprecipitatie) door do<br />
verwachte toename van de ~libverwcrkinq~kosten. De kosten van simultane<br />
defosfaterinq komen hierdoor iets boven het niveau dat in de basissituatie voor<br />
de overige technieken wordt geraamd.
Figuur 5: Defosfaterinqskosten bij tioqe, laqe ~- en normale kosten<br />
voor de slibverwerkinq<br />
~~ (100.000<br />
i.e.:.
De kosten van de korrelreactor zijn relatief weinig afhankelijk van de verwer-<br />
kingsmogelijkheden. Kosteloos afhalen voor gebruik als grondstof of bemestings-<br />
stof lijkt realistisch. In het onqunstigste geval kunnen de korrels waarschijnlijk<br />
zonder voorbehandelinq worden gestort.<br />
Bij magnetische defosfatering zijn er in principe goede mogelijkheden voor<br />
landbouwkundige toepassing. Omdat het slib in eerste instantie als een slurrie<br />
met enkele "h drogestof beschikbaar komt, zullen de transportkosten hoger zijn<br />
dan bij de korrelreactor of zal een extra ontwateringsstap nodiq zijn. In de basis-<br />
toestand wordt derhalve gerekend met een beperkt bedrag voor opslag en<br />
transport minus de waarde van de zuurbindende bestanddelen (bij pure kalk circa<br />
f 1,- per kg). In het gunstigste geval (scenario 2) lijkt kostenneutrale verwerking<br />
mogelijk, waardoor de totale defosfateringskosten f 0,751i.e.j lager worden dan<br />
in de basistoestand. In het ongunstigste geval moet het slib worden ontwaterd en<br />
gestort, waardoor de kosten met ruim f 4,-1i.e.j toenemen (scenario 2).<br />
Bij biologische defosfatering is de definitieve uitvoering van de sliblijn nog<br />
onzeker. Bij de kostenraming is uitgegaan van de kosten van magnetische<br />
separatie. Door de geringere slibhoeveelheid is de variatie van de totaalkosten<br />
minder sterk afhankelijk van de afzetmogelijkheden dan bij volledige magneti-<br />
sche defosfatering.<br />
8.6 Gevolgen van fosfaatvrij wassen<br />
Wanneer de fosfaten in de wasmiddelen volledig worden vervangen zal de<br />
fosfaataanvoer op de RWZI's in vergelijking met de basistoestand circa 30%<br />
afnemen.<br />
Rij chemische defosfatering is de chemicaliëndosering gekoppeld aan de P-vracht<br />
van het influent. Het chemicaliënverbruik en de slibproduktie zullen daarom<br />
vrijwel evenredig afnemen met de aangevoerde fosfaatvracht. De kapitaal- en<br />
bedieningskosten zullen gelijk blijven.<br />
Bij de overige technieken zijn de doseringen niet gekoppeld aan de aangevoerde<br />
fosfaatvracht maar aan het volume te defosfateren water, zodat fosfaatvrij<br />
wassen in eerste instantie geen invloed heeft op het chemicôliënverbruik. Wel<br />
kan een iets laqere dosering worden toegepast om dezelfde effluentconcentratie<br />
te bereiken. Hierdoor neemt het verbruik toch iets af, zij het in mindere mate<br />
dan bij chemische precipitatie.
In tabel 21 is de invloed van fosfaatvrij viassen op de kosten sarnenqevat voor een<br />
zuiverinqscapaciteit van 100.000 i.e. (litgegaan is van 30" lager chernicaliënver-<br />
t~ruik en slibprorl~iktie bij chernisctie precipitatie en 10% afname van deze posten<br />
bij de overiqe technieken,<br />
voorprecipitatie 15,49<br />
simultane precipitatie 8,07<br />
naprecipitatie 17,9h<br />
korrelreactor 10,04<br />
rnarjneetseparator 10,25<br />
biologische defosfaterinq 10,12<br />
basistoestand fosfaatvrij verschil<br />
(fli.e. j) (f1i.e. j) (?C,)<br />
Tabel 21: Effcct van fosfaatvrij wassen op de defosfateringskosten :100.000<br />
i.e.).<br />
IJit de berekeningen volgt dat bij volledig fosfaatvrij wassen de kosten van<br />
chemische precipitatie in verqelijkinq met de basistoestand ongeveer een kwart<br />
lager worden en dat bij de overige trchnieken slechts een besparing van enkele<br />
procenten zal optreden. Hierbij moet 'worden opqemerkt dat als hasistoestand is<br />
uitgegaan van de situatie van 17H5, met een P-aanvoer van 3,0 q P1i.e.d (31,lO).<br />
In de huidige toestand hebben d~: fosfaatvrije wasmiddelen in Nederland reeds<br />
een rnarktaandecl van circa 557'~ !33). Voilediqe fosfaatvrijheid van de viasrnidde-<br />
len wordt met name in de sector van de vaatwasmachines niet op korte termijn<br />
verwacht.
9 EVALUATIE<br />
9.1 Haalbare effluentkwaliteit<br />
In tabel 22 is aangegeven welke uitvoeringen en combinaties van de defosfate-<br />
ringstechnieken kunnen worden toegepast afhankelijk van de vereiste graad van<br />
fosfaatverwijdering.<br />
defosfateringstechniek vereiste effluentkwaliteit<br />
chemische precipitatie Me/P = 1,O Me/P = 1,7 chemische precipitatie<br />
zonder filter zonder filter + vlokfiltratie of<br />
magn. separatie<br />
magnetische separatie - larje dosering hoge dosering<br />
korrelreactor korrelreactor zonder filtratie *) korrelreactor<br />
+ filtratie<br />
biologische defosfaterinq biologische defosfatering zonder biol. defosfatering<br />
filtratie **) + vlokfiltratie<br />
*) circa 1 - 3 mg P/], afhankelijk van sarnenstellinq influent.<br />
*+) variabel, afhankelijk van influentsamenstelling en toegepaste techniek.<br />
Tabel 22: Toepassingsgebied van de defosfateringstechnieken afhankelijk van<br />
vereiste effluentkwaliteit.<br />
Bij chemische defosfaterinq zijn jaargerniddclde effluentwaarden van 1 - 2 mg<br />
P/1 haalbaar, afhankelijk van de toegepaste dosering. Lagere waarden zijn slechts<br />
te bereiken wanneer het resterende opgeloste fosfaat en het fosfaat gebonden<br />
aan zwevende stof en colloïdaal materiaal wordt verwijderd door vlokfiltratie of<br />
nageschakelde magnetische separatie (0,15 - 0,5 mg PI1 haalbaar).<br />
De korrelreactor is volgens de eerste proeven in staat om zonder effluentfil-<br />
tratie 1 - 3 mg PI1 te halen, afhankelijk van de watersamenstelling. Door<br />
filtratie van de carry-over is 0,5 mg PI1 haalhaar.
In de eerste proeven met magnetische defosfaterinq is 0,5 tot 1,O mg P/] bereikt,<br />
afhankelijk van de tocqcpaste doseringen. Waarden van 0,15 mg PI1 zijn bereikt<br />
met rnaqnetische defosfatering na voorafqaande cheniisclie defosfaterinq.<br />
Over de effluentkwalitrit die in de Nederlandse praktijk haalbaar is bij biologi-<br />
sche defosfatering is noq weiniq te zeqqen. V/aarschijnlijk zijn de resultaten in<br />
een goed functionerend systeem verqelijkbaar met die van fysisch-chemische<br />
defosfatering. Om frisfaatgehalten kleiner dan 0,5 mg P11 te bereiken zal<br />
vlokfiltratie nodig zijn, in verband met het fosfaat qebonrlen aan uitgespoelde<br />
actiefslibdeeltjes.<br />
De genoemde kwaliteitsklassen van 0,5, 1 en 2 mg P11 lietihen betrekking op<br />
jaarqerniddelden. Het voortschrijdend gemiddelde van opeenvolgende vlaarne-<br />
minqen (zoals voorqestcld in de concept AMOV voor fosfaatemissies van F!V/Zl's!<br />
liqt in de reqel aanzienlijk hoqer. Bij simultane defosfaterinr] in het Zuiverinq-<br />
schap Veluwe bleek het maximale voortschrijdend gemiddelde over een reeks van<br />
10 waarnemingen een factor twee hnqer te liggen dan het jaarqrmiddelde (8). Dit<br />
betekent dat een eis voor het voortschrijdend qemiddelde van maximaal 2 mg Pil<br />
overeenkomt met een jaarqerniddeldr van 1 rnq P/1.<br />
9.2 Randvoorwaarden bij de defosfateringsrnethoden<br />
Simultane defosfaterinq is het hrst toepasbaar hij zeer Iaaq belaste actief-<br />
slibsystemen. De dirncnsionerinq rnoet enige ruimte bieden voor verhoging van<br />
het drogestofqehalte en voor de vervmrking van het extra slib. Bij actief-<br />
slibinstallaties (met een iets hoqcre slibbelastinq dan oxydatiesloten) kunnen<br />
problemen optreden door remminq van de nitrificatie en verstopping van de<br />
beluchtinqselementen.<br />
Bij voorprecipitatie rnoeten de vnorindikkinq en de slibstabilisatie een sterk<br />
vergrote hoeveelheid primair slib Piinnen verwerken.<br />
Bij naprecipitatie hocven de bestaande onderdelen van de installatie niet extra te<br />
worden bclast. Wel dient er ruimte te zijn voor de vlokvorminq en -bezinkinq en<br />
voor de verwerking van het tertiaire slib.<br />
Voor zover bekend is het rrndement van de chemische defosfaterinq niet<br />
afhankelijk van de .v/atersnmenstelliriq cn de werkinq van de bioloqische zuivering.<br />
De enige beperkiriqen hierhij lijn de noodzaak tot pH-correctie bij zacht<br />
water en de rendernentverlaginq bij uitspnelinq van zwevende stof door een<br />
slecht functionerende nahezinkinq.<br />
Rij rle korrelrractor en de rnaqnctische separatie wordt dr dcfosfaterinq achter<br />
de nabezinking geplaatst. Hierdoor wordt de bioloqische zuivering niet beïnvloed.
Daarentegen blijkt de samenstelling van het biologische effluent wel invloed te<br />
hebben op de werking van de defosfatering. Met name de hardheid van het water<br />
heeft in de korrelreactor een negatieve invloed op de P-verwijdering, het<br />
chemicaliënverbruik en het P-gehalte van de korrels. Ook het type biologische<br />
zuivering heeft een nog niet geheel opgehelderde invloed op de P-verwijdering.<br />
Dit betekent dat de toepassingsmogelijkheden van de defosfateringstechnieken<br />
afhankelijk zijn van het type RWZI en van de samenstelling van het afvalwater.<br />
Volgens de eerste waarnemingen is de magnetische defosfatering minder gevoelig<br />
voor de watersamenstelling dan de korrelreactor. Nadere gegevens hierover zijn<br />
echter gewenst.<br />
Voor biologische defosfatering is een gunstige BZV/N/P-verhouding van het<br />
influent nodig. Bovendien moet bij nitrificerende systemen een zeer volledige<br />
denitrificatie worden bereikt om de storende werking van nitraat tegen te gaan.<br />
Dit betekent dat toepassing van vergaande biologische defosfatering niet altijd<br />
mogelijk is, dan wel een ingrijpende aanpassing van de biologische zuivering<br />
vergt. Nadere informatie hierover op basis van praktijkonderzoek is nog niet<br />
beschikbaar.<br />
9.3 Zoutbelasting van het effluent<br />
Bij chemische defosfatering worden ijzer- of aluminiumzouten gedoseerd met als<br />
tegenionen chloride en sulfaat. De dosering is gekoppeld aan de fosfaatconcen-<br />
tratie van het influent, in een verhouding die afhangt van het te bereiken<br />
rendement. De sulfaatconcentraties in het effluent nemen toe met 60 -120 mg/l<br />
bij het gebruik van Fes04 en 90 - 180 mg CO4 bij A12(S04)3. Hierdoor kan de<br />
norm van 100 mg 504/1 voor de bereiding van drinkwater in bepaalde gevallen<br />
overschreden worden. De bijdrage aan het chloridegehalte (IMP-norm 200 mg/])<br />
is relatief minder groot.<br />
Bij defosfatering met kalk, zoals bij de korrelreactor, de magnetische defosfa-<br />
tering en bij fosfaatstrippen, wordt het zoutgehalte in eerste instantie niet<br />
verhoogd. Slechts bij de pH-correctie met anorganisch zuur worden anionen aan<br />
het water toegevoegd. Het zuurverbruik bedraagt circa 0,5 mmo1 H2C04/l (10).<br />
waardoor het sulfaatgehalte van het water met circa 30 mg SO4/l toeneemt. Dij<br />
de korrelreactor zal in veel gevallen zure strippinrq rndirj zijn, waardoor circa<br />
drie maal zoveel zwavelzuur wordt verbruikt.
Bij biologisclie defosfatering vindt geen toename van de zoutvracht plaats.<br />
Weliswaar wordt bij fosfaatstrippen kalk gedoseerd om het fosfaat te binden,<br />
maar deze pH-verhoging behncft niet te worden gen~utraliseerd, omdat het<br />
gedefosfateerde slibwater weer in de R\'JLI wordt teruqgevoerd.<br />
9.4 Chemicaliënverbruik<br />
defosfaterinqstechnick qrwenstr rfflueritkwaliteit<br />
2 mq PI1 1 rnq P/] c C,5 mg 2<br />
chemische precipitatie l1 kq Fe504 1) 18 kq Fes04 1) 18 kg Fe5Cq 1)<br />
korrelreactor 4 k - l 2<br />
j)<br />
3 kg ti2504 zonder zure stripping 4)<br />
7 kq ti2504 - rnrt zure strippinq 4)<br />
1,3 kq entznnrl<br />
2,4 kq FeCi3 2)<br />
magnetische separatie 5,5 kg Ca(OH)2 11 kg Ca(OH)2<br />
biologische defosfatering 2,7 kg azijnzuur<br />
1,6 kg Oa(OH)2 3)<br />
1) als vast FeS04.7 H20 (10% ~ r ~ ' )<br />
2)<br />
als 41% FcClj oplossing (14?6 rc3+)<br />
3) als 73% Ca!OH)2<br />
4) als 96% H2504<br />
5)<br />
bij 99% teruqwinninq van maqnctiet uit het kalkslib<br />
Tabel 23: Chemica1ii;nvcrliruik prr i.e./jaar.<br />
0,25 kg magnetiet 5)0,5 kg magnetiet 5)<br />
80 g polymeer 160 g polyineer<br />
3 kg H2504 4)5 kg H2504 4)<br />
2,7 kg azijnzuur<br />
1,6 kg Ca(OH)2 3)<br />
2,4 kg FeCI3 2)<br />
De eerste onderzoeksrrsult:itcn qeven aan dat het kalkverbriiik lbij de korrelreac-<br />
tor en de maqneticctir? defosfnteririr] nnqcvrer gelijk is. Dit is niet verwonderlijk,
omdat beide technieken gebaseerd zijn op kalkprecipitatie in de waterlijn.<br />
Magnetische defosfatering vergt daarnaast dosering van vlokhulpmiddel (poly-<br />
meer) en aanvulling van het magnetietverbruik.<br />
Bij biologische defosfatering met strippen van het fosfaat uit het retourslib zijn<br />
de chemisch te behandelen waterstroom en de daarin aanwezige fosfaatvracht<br />
geringer dan hij de andere technieken. Hierdoor is het kalkverbruik lager. Hier<br />
staat tegenover dat wellicnt azijnzuur moet worden gedoseerd om de P-release<br />
te stimuleren.<br />
9.5 Slibproduktie<br />
defosfateringstechniek gewenste effluentkwaliteit<br />
chemische precipitatie 4,4 kg ds1i.e.j 7,3 kq ds1i.e.j 8,O kg ds1i.e.j<br />
korrelreactor 6 - 12 kg ds1i.e.j<br />
magnetische separatie - 7 kg ds1i.e.j 14 kg ds1i.e.j<br />
biologische defosfatering ca. 4,l kg ds1i.e.j chemisch slib ca. 4,5 kg ds1i.e.j<br />
ca. 1,3 kg ds1i.e.j biologisch slib ca. 1,3 kg ds1i.e.j<br />
Tabel 24: Extra slibproduktie afhankelijk van de defosfateringstechniek.<br />
Bij chemische defosfatering bedraagt de prodiiktie chemisch slib 4,4 - 8 kg<br />
d.s./i.e.j, afhankelijk van de flocculantdoserinq en de toepassing van vlokfiltra-<br />
tie. Wanneer bij zacht water kalkdnsering nodig is ter correctie van de p H zal de<br />
slibproduktie nog hoger zijn. Bij simultane defosfatering en bij voorprecipitatie<br />
(de meest toegepaste uitvoeringsvormen) is het chemisch slib gemengd met het<br />
primaire of secundaire zuiverinqsslih.<br />
De korrelreactor produceert 6 - 12 kg d.s./i.e.j, afhankelijk van de hardheid van<br />
het water en van de eventuele voorontharding door zure stripping. De korrels zijn<br />
vast van structuur, bestaan grotendeels uit CaC03 en bevatten circa 9% P205.<br />
Bij magnetische defosfatering ligt de slibproduktie in de zelfde orde van grootte<br />
als bij de korrelreactor. Het kalkslib wordt door terugspoelen uit de magneet<br />
verwijderd en kan na afscheiding van het magnetiet worden opgewerkt tot een
5% slurrie of een ontwaterd prodiikt. De chemische samenstcllinq van het slib is<br />
waarschijnlijk vergelijkbaar [net die van de korrelreactor.<br />
Rij biologische drfosfaterinq mrt kalkbehand~ling van het fosfaathoudende<br />
slibwater ontstaat een hneveelhrirl kalk.;lib die kleiner is dan bij defosfaterinq<br />
van de qehele infliientstroorn. Bij dosering van azijnzuur wordt tevens extra<br />
biologisch slib qevormrl. Deze prodiiktie is geschat op 1,6 kg d.s./j aan qestabili-<br />
seerd slib.<br />
9.6 Afzet en hergebruik van het fosfaatslib<br />
Het mengsel van biolorjisch slib en fmfaatslib dat bij simultane defosfatering<br />
ontstaat is ongeschikt als grondstof voor de fosfaatverwerkende industrie. Dit<br />
slib wordt op dezelfde vlijze ververkt als het normale bioloqische ziiiverinqsslib.<br />
Voor zover bekend heeft !-iet beperkte aandeel chemisc!~ slib geen invloed op de<br />
mogelijkheden bij landbnuv~kimdiqr toepassing, liergebruik en storten van het<br />
slib.<br />
Omdat de mogelijkti~den voor herqrbruik en landbouvlkundiqe toepassing van<br />
zuiverinqsslib afnernrn, is de tocnarno van de slibhoeveelheid door chemische<br />
defosfaterinq onqcinstig. (?p betrekkclijk korte termijn moet qcrekend worden op<br />
ontwaterinq tot meer dan 35% en storten van het ontwaterde produkt. 3e kosten<br />
hiervan bedragen circa f 660/ton ds. (incl. O.E.Ì, zodat verwerking van het<br />
fosfaatslib circa f 4,801i.e. j kost (10). Wanneer op langere termijn moet worden<br />
overqeqaan tot slibverhrandinq, kiinncn de kosten van rlc slibafzet oplopen tot<br />
f 7,501i.e. j.<br />
Bij de korrelreactor, rr~aunetischc drfosfatering en bioloqischr drfosfaterinq met<br />
fosfaatstrippen ontstnnt een foyfaat-kalkslib dat niet vorm~ngrl is met zuive-<br />
rinqsslib. Voor deze slibsoorten brstaan wellicht nuttige qobriiiksmoqelijkheden.<br />
Het korrelslib heeft hierbij in het nlqcrneen liet voordeel van de stevige structuur<br />
en het relatief lage vlaterqehaltr. Het slib van de kalkprrcipitatie en de<br />
maqnetische defosfatcrinq zal in veel qevallen ewst m0etr.n worden ontwaterd<br />
ter beperkinq van dr transportkosten en ter verlaqinq van het waterqehalte hij<br />
toepassing als ruwe qrondstof.<br />
Voor de bindinq van ziiiir wordt kalk qedoseerd bij de akkerbouw op kleigronden.<br />
In l.lederland wordt Iiirrtoe over acht maanden per jaar 500.000 ton kalk qebriiikt<br />
(vlaarvan 25% in dr vorm van schuimaarde). Volqens ren onderzoek van het<br />
Nederlands bleststoffeninstituut rijn de eiqenschappen van het kalkslib van de<br />
maqnetische defosfateririq in principe gimstiq voor deze toepassing. Om dit<br />
mogelijk te maken rnu een aanpassing van de meststoffenwet nodiq rijn (14).
Fosfaatslib is wellicht bruikbaar als grondstof hij de produktie van meststoffen.<br />
Volgens een onderzoek van Zuid-Chemie te Sas van Gent lijken de fosfaatkorrels<br />
geschikt voor de produktie van fosfaat/kaliuin-meststoffen. Voorwaarde is dat<br />
jaarlijks vele duizenden tonnen kalk-fosfaatslib beschikbaar komen, zodat het<br />
produktieproces aan deze grondstof kan worden aangepast (10).<br />
Bij Hoechst in Vlissingen wordt per jaar ongeveer 600.000 ton fosfaat en erts<br />
verwerkt, met een fosfaatgehalte van circa 30% P205. De fosfaatkorrels en het<br />
kalk-fosfaatslib van de magnetische defosfaterinq kunnen wellicht een deel van<br />
het fosfaaterts als grondstof vervangen. Beperkingen hierbij zijn het relatief lage<br />
P-gehalte van het kalk-fosfaatmateriaal (7 - 9% P205 i.p.v. 30%), en het hoge<br />
water- en carbonaatgehalte, waardoor in het produktieproces problemen kunnen<br />
optreden. Het kalk-fosfaatmateriaal zal moeten worden opgemengd met een<br />
overrnaat fosfaaterts, om het produktieproces niet te verstoren. Hierdoor is de<br />
verwerkingscapaciteit beperkt tot de reststofproduktie bij het defosfateren van<br />
circa 25% van de Nederlandse zuiveringscapaciteit (11).<br />
De werkelijke mogelijkheden voor nuttig gebruik van het kalk-fosfaatslib zullen<br />
in de praktijk moeten blijken. Bovenstaande argumenten geven echter aan dat er<br />
in principe grootschaliqe afzetmogelijkheden zijn. De ontwikkelingen van de<br />
afzetmarkt, de technische verwerkingsmogelijkheden, de opbrengst van het<br />
materiaal en de kosten van opslag, ontwatering en transport, zijn echter nog zeer<br />
onduidelijk.<br />
9.7 Kosten van defosfatering<br />
9.7.1 Defosfatering tot 1 - 2 mg PI1<br />
De indicatieve defosfaterinqskosten afhankelijk van de schaalgrootte zijn samen-<br />
gevat in figuur 6. In figuur 7 zijn de totale kosten voor de verschillende<br />
technieken gesplitst naar de verschillende kostenposten.<br />
De defosfateringskosten zijn bij kleine RVIZI's aanzienlijk hoger dan bij grote.<br />
Dit is vooral toe te schrijven aan het sterke schaaleffect van de investeringen,<br />
bedienings- en onderhoudskosten.<br />
Volgens de kostenramingen ontleend aan lit. 10 en 13 zijn de kosten van<br />
simultane defosfaterinq onder de huidige omstandiqheden laqer dan die van de<br />
korrelreactor en magnetische defosfatering. Dit is vooral het gevolg van de<br />
geringe benodigde investeringen. De slibverwerking (op basis van ontwateren en<br />
storten A f 660/ton ds.) draagt het grootste aandeel in de kosten van simultane<br />
defosfatering. liierbij moet echter worden opgemerkt dat de kosten van simul-<br />
tane defosfatering aanzienlijk hoger kunnen uitvallen wanneer extra aeratie-,<br />
bezinkings- of gistingsvolume nodig is, in verband met het aandeel chemisch slib.
Voorprecipitatie en naprecipitatie zijn aanmerkelijk duurder dan simultane<br />
precipitatie, omdat geen gebruik kan worden gemaakt van het goedkope FeC04.<br />
Overigens is het de vraag of de huidige prijsverhoudingen van de chemicaliën<br />
gehandhaaft blijven wanneer in West-Europa op grote schaal wordt gedefosfa-<br />
teerd. Marktonderzoek hiernaar is gewenst. Rij naprecipitatie zijn naast de<br />
hogere chemicaliënkosten bovendien aanzienlijke kapitaalkosten nodig voor de<br />
derde bezinkingstrap. De geraamde kosten van de korrelreactor en de magneti-<br />
sche defosfaterinq zijn vrijwel qelijk. De kapitaalslasten hebben het grootste<br />
aandeel in de kosten, gevolgd door de kosten van de bedrijfsvoering (rnet name<br />
elektriciteit).<br />
De kosten van biologische defosfatering liggen volgens een voorlopige raming in<br />
de zelfde orde van grootte als die van de korrelreactor en magnetische separatie.<br />
Benadrukt moet echter worden dat deze kostenraming uiterst onzeker is bij<br />
gebrek aan betrouwbare dimensioneringsgrondslarjen en bedrijfsgegeven.<br />
9.7.2 Defosfatering tot < 0,5 mg P/]<br />
Voor defosfatering tot minder dan 0,5 mg PI1 wordt bij simultane defosfatering<br />
een vlokfilter achter de nabezinking geplaatst. Bij de korrelreactor kan worden<br />
volstaan met een iets eenvoudiqer en kleiner gedimensioneerd tweelaagsfilter.<br />
Bij magnetische defosfatering is volgens de eerste proefnemingen 0,5 mg PI1<br />
haalbaar met een verhoogde chemicaliëndosering, zonder plaatsing van extra<br />
procesapparatuur.<br />
De qeraamde kosten voor defosfatering tot < 0,5 mg P/[ zijn grafisch weergegeven<br />
in figuur 8.<br />
De extra investeringen voor de filtratiestap leiden tot een aanzienlijke kosten-<br />
verhoging. Dit geldt rnet name voor de chemische en biologische defosfatering,<br />
waarbij vlokfiltratie wordt toegepast en in mindere mate voor de (kleinere)<br />
tweelaagsfilters bij de korrelreactor. Bij magnetische defosfatering zijn de extra<br />
kosten beperkt tot een hoger chemicaliënverbruik en een grotere slibproduktie.
Figuur D: Kosten \-an defosfntering tot < 0,: rno P/].
10 TOEKOMSTPERSPECTIEF<br />
Op basis van de sarnenstellinq van het Nederlandse RWZI-bestand kan voor de<br />
korte termijn een schattinq worden gernaakt van de defosfateringsrnoqelijkheden.<br />
Volgens CBS-gegevens van 1985 (31) bestaat circa 41% van de Nederlandse<br />
zuiveringscapaciteit uit installaties met een zeer laagbelast actiefslibsysteem<br />
(oxydatietanks, oxydatiesloten, carrousels en rneertrapssystemen). Bij de meeste<br />
van deze installaties zijn in principe qoede moqelijkheden aanwezig voor<br />
sirnultane defosfatering. Gezien de eenvoud en de lage kosten zal simultane<br />
defosfatering voor deze RWZI's voorlopiq de belangrijkste techniek blijven.<br />
Bij de oxydatiebedden (10% van de Nederlandse zuiveringscapaciteit) en een deel<br />
van de aëratietanks (totaal 38% van de Nederlandse capaciteit) zijn voorlopig<br />
alleen voor- of naprecipitatie beschikbaar. Deze technieken hebben aanzienlijk<br />
hoqere kosten dan simultane defosfatering. blader inzicht in de mogelijkheden<br />
van simultane defosfaterinq bij aëratietanks is daarom gewenst.<br />
De korrelreactor en de rnaqnetische separatie kunnen in eerste instantie een<br />
aantrekkelijk alternatief zijn voor de RWZI's waar geen simultane defosfatering<br />
kan worden toegepast. Dit geldt met name voor oxydatiebedden en (waarschijn-<br />
lijk) een belangrijk deel van de actief-slibinstallaties. Het lijkt daarom zinvol bij<br />
de ontwikkelinq van beide nieuwe technieken vooral aandacht te besteden aan<br />
het effluent van deze types RVIZI.<br />
Over de toepassingsmoqelijkheden van de nieuwe technieken en de benodigde<br />
ontwikkelingstijd voor qrootschalige implementatie bestaat nog geen volledige<br />
duidelijkheid. Het kristallisatieproces in de korrelreactor lijkt wat gevoeliger<br />
voor de lokale omstandiqheden (hardheid van het water, type biologische<br />
zuiveringj dan de rnaqnetische separatie. Hier staat tkqenover dat de perspec-<br />
tieven voor de afzet van de korrels, mede door de ervaringen bij de drinkwater-<br />
ontharding, moqelijk iets qunstiqer zijn dan bij het maqneetslib. Voor beide<br />
technieken zal veel afhanqen van het resultaat van de praktijkproeven die de<br />
komende jaren zullen plaatsvinden. De eerste rjrootschalige praktijktoepassinqen<br />
zouden in het begin van de jaren '90 kunnen worden qerealiseerd.<br />
Hoewel de biologische defosfatering in Nederland reeds vrij lang wordt onder-<br />
zocht, lijkt de praktijktoepassing wat te stagneren. Toch zouden er, met name bij<br />
grotere actief-slibinstallaties, aantrekkelijke moqelijkheden kunnen zijn voor<br />
fosfaatstrippen in combinatie met een korrelreactor of magnetische separatie.<br />
Het voordeel hierbij is de sterke reductie van de te defosfateren waterstroom in<br />
vergelijkinq met de normale defosfatering.<br />
Aanpassing van de bedrijfsvoerinq kan op een deel van de zeer laag belaste<br />
actief-slibsystemen een verhoogde fosfaatverwijderinq opleveren. Noq niet dui-
delijk is tioeveel deze techniek aan dr totale fosfaatrcrtuctie kan hijdraflen.<br />
Omdat de kosten vrijwel nihil zijn, lijkt tiet de moeite v/a:ird de moflelijkheden<br />
zoveel rnoqelijk te henijt.t.en.
11 REFERENTIES<br />
1. Stora, "Chemische defosfatering: methoden en neveneffecten", Rijswijk,<br />
1981.<br />
2. Trentelrxan, C.C.M., "Neveneffecten van fosfaatverwijderinq uit afval-<br />
water", H20, nr. 22, 1980, blz. 526 - 530.<br />
3. U.S. Environmental Protection Agency Technoloyy Transfer, "Process<br />
Design Manual for Phosphorus Rernoval", 1976.<br />
4. Oost van P.T., "Kosten van defosfateriny", LVaterschapsbelangen, nr. 5,<br />
1979 blz. 96 - 99.<br />
5. Harnm Von A., "Der Einfluss von Phosphatfallungsmitteln auf die Denitrifi-<br />
kation", Vlasser- und Abwasser-Forschunq, nr. 5, 1969, blz. l80 - 182.<br />
6. Roer, de A.D., "Praktijkervaringen met fosfaatverwijdering op acht instal-<br />
laties in de zuidwesthoek van Friesland", H20, nr. 9, 1988, blz. 220 -223.<br />
7. Mininni G., R. Passino, M. Cantori and L. Spinosa, "Sludge dewaterinq in a<br />
conventional plant with phosphorus rernoval-I", Wat. Res., V . 19., no. 2,<br />
1985 blz. 143 - 149.<br />
8. Tessel P.J., "Praktijkervarinqen met chemische defosfateriny op de Velu-<br />
we", H20, nr. 9, 1988, blz. 223 - 225.<br />
9. Croote Brornhaar M., "Defosfateren door kristallisatie in een gefluidiseerd<br />
bed", DHV.<br />
10. Technische Commissie Korrelreactor, "Fosfaatverwijderinq uit afvalwater<br />
met behulp van een korrelreactor", 's-Gravenhaye, 1988.<br />
11. Idondelinqe informatie van de heren W.C. Witvoet en E. Egqerc, DHV<br />
Amersfoort.<br />
12. tdondelinge informatie van dhr. J.H. Rensink, Vakgroep Waterzuivering,<br />
LU Viaqeningen.
13.<br />
14.<br />
15.<br />
I h.<br />
17.<br />
in.<br />
19.<br />
20.<br />
21.<br />
22.<br />
Cniit/Haskoninq, "lraqnetische defnsfnterinq", P!ijrneq~n 1?8R.<br />
I'erslaq van serni-technisch onderzoek naar de toepassinq van maqnetische<br />
sctieidinqstectinieken bij defnsfatrreri van effluent van rioalwaterzuive-<br />
ringsinstallaties.<br />
:Aondelinqr infnrimatie van rlr hcren P.F. Looy [Srritl rn i?.F.ir. van \!elsen<br />
(Haskoninqj, P lijmegen.<br />
Eensink J.H., H.J. I'ionkcr, 1i.J. fhons, "Pioloqischc fosfaatverwijd~rin in<br />
een actief slib in stal la ti^, H20, nr. 13, 1979, blz. 296 - 300.<br />
\'ries, de H.P., M. van Loosdrectit, J.H. Pensink, "Nieuv~ste ontwikkelingen<br />
met hetrekkiriq tot t~inioqische defosfaterinq", H20, nr. 17, 1985, blz. 358 -<br />
362.<br />
Pensink .l.H., H..l.i;.l'/. [lonker, D.1A.F. Anirik, "\'erqaande P- en b!-<br />
verv~ijderinq uit Iiiiishnudelijk nfvalviater met teriiqwinninq van fosfaat",<br />
ti20, nr. 9, 1988, blz. 240 - 242.<br />
Vainrath, Vnn P., V. Krautti, 1'1. Maier und P~. i'iaqner, "1Jntersuchunqen<br />
uber die hiniorjicche Phospliorelirnination in einer Halbtechnischen Ver-<br />
suchsanlarje rnit weitoehender Plitrification and vorqeschalteter Denitrifi-<br />
kation". Z. Vlasser- Ahwasser-inrsch. 17, 1984, blz. 245 - 251.<br />
Hnnq S.: I:. Yrichten, A. Rest iind A. Pachv~al~ "Zioloqical Phosphorus and<br />
iitrnqeri removal via the Al0 process: Pecent experience iri thr !nited<br />
States nnri I Jnitrd Vinqdorn", :'/at. :ri. Tecti., \'o1 16, 1104, hlz. 151 - !72.<br />
Earnard J.[-., "The infliirncr «f riitroqeri nn phnsphnrus rcmoval in<br />
activated sIiir!ge plant~s", \'/at. Sri. Tech.. vol 14, 1982 !>IT. 31 - 45.<br />
!Aulder J.V/., "fiioloqischr fosfaatverwijderinfl np een hestaande zuiverings-<br />
installatie van het conventionele type: Een nnderzoek op de PWZI te<br />
Penkurn", Vakqroep Vlaterziiiverinrl I..andboiiviiiniversiteit, ilaqeninqen,<br />
1988.<br />
Peirann LL., D.f!. liendrrsnn, J.C.t4. Gonznles and F.F. Davis, "Full scale<br />
experiences with the phostrip process". '!!at. Sii. Tech., voi 15, 1983, blz.<br />
l81 - 195.
23. Janssen P.M.J., J.H. P~ensink, "Biolngisthr defosfaterinq op de RWZl's<br />
Bunnik en Runschotcn", H20, nr. 9, 1988, blz. 234 - 236.<br />
24. t4ulder J.W.? 3.1. Penrink, "lntrodiictie van biologische defosfaterinq op<br />
25.<br />
een propstroom nctiefslibinstallatie", H20, nr. 9, 1988, blz. 236 - 238.<br />
Jost B., "Ervarinqen met de vierde trapszuiverinq (vlokfiltratie)", H@, nr.<br />
9, 1988, blz. 226 - 230.<br />
26. Dijk, van J.C., E. Eggers "Defosfaterinq met een korrelreactor: een<br />
Nederlandse ontwikkeling met toekomst", H20, nr. 3, 1987, blz. 64 - 68.<br />
27. Kavanaugh M., J. Fugster, A. \Yeber, M. Bolter, "Contact filtration for<br />
phosphorus removal", Journal WPCF, 1977, blz. 2157 - 2171.<br />
28. Mosimann Von R. und F. Schanz, "Weitestqehende Phnsphor und Bakterien-<br />
entferniinq in einer Klaranlage mit IV P,einigi~ngsstufe", Z. Wasser-Abwas-<br />
ser-Forsch, nr. 7, 1983, blz. 161 - 167.<br />
29. Bolter M. iind W. Gujer, "Flockenfiltration zur Entfernung von Phosphaten;<br />
Kriterien zur Dirnensionerung", Z. Wasser- und Abwasser-Forschunq, nr. 2,<br />
1977, blz. 84 - 97.<br />
30. Stora, "Verqaande fosfaatverwijderinq door vlokfiltratie (serni-technisch<br />
onderzoek)", Rijswijk, 1988.<br />
31. TBS - milieustatistieken. Waterkwaliteitsbeheer, deel b: zuivering van<br />
afvalwater. 1985.<br />
32. Bundqaard E., C;. Petersen, 'RIO-<strong>DE</strong>bJIPHO process for biological phosphatt.<br />
rernoval. H20, 1988, blz. 239-240.<br />
33. Berends, P.H.K., voordracht op NVA thernadaq 3 februari 1989.
B I J L A G E N
Dirnensioneringsgrondslagen (R'NA-situatie):<br />
debiet 36 1li.e. h<br />
ierblijftijd flocculatie 20 min.<br />
opper! laktebelastinq bezinking 1,5 m '/m2.h<br />
dimensionering:<br />
opioergemaal<br />
flocculatietank<br />
nabezinking<br />
- aantal tanks<br />
- diameter<br />
Bouwkosten (f 1.000):<br />
opioergemaal<br />
- ciiiel<br />
- el./mech.<br />
flocculatietank<br />
- cii iel<br />
- el./mech.<br />
naberinking<br />
- ci\ iel<br />
- el./mech.<br />
doseerapparatuur<br />
- ciiiel<br />
- el./rnech.<br />
subtotaal ciiiel<br />
subtotaal elm<br />
onioorzien (15%)<br />
bouwsom<br />
BTW, adi.ies, etc.<br />
totale iniesteringen<br />
<strong>BIJ</strong>LAGE I: Kostenraming naprecipitatie<br />
N.B. Conform de ramingen \oor de andere systemen (gebaseerd op lit. 10) zijn de<br />
kosten voor fundering, bemaling, terreinleidingen, wegen, aansluiting op de<br />
bestaande installatie en dergelijke niet in de raming opgenomen.
<strong>BIJ</strong>LAGE 11: Kostenraming biologische defosfatering<br />
De kosten rijn \oorlopiq qeraarnd \oor een laagbelaste actief-slibinstallatie (50.000<br />
en 100.000 i.e.) met fosfaatstrippen ondersteund door een anaërobe zone en<br />
doserinq \ an azijnzuur.<br />
De behandeling an het supernatant kan in principe plaatsi inden door kalkbehande-<br />
linq, korrelreactor of maqnetische separatie. \!nor de imesterinqskosten is \oorlo-<br />
pig uitgegaan \an de raming \oor de kleinste korrelreactor '10.000 i.e.) in lit. 13.<br />
Aangenomen is dat knsten\erschillen afhankelijk \an het debiet bij deze schaal-<br />
grootte verwaarloosbaar zijn.<br />
Dimensioneringsgrondslanen<br />
anaërobe zone:<br />
- DWA-debiet 12 ]/i.e. h<br />
- ierblijftijd 2 h 'bij D!'iA + 50% retourslib)<br />
striptank:<br />
- uit~oerinq als berinktanklindikker rnet 5q0h oierloop supernatant en 50%<br />
onderstroom inqedikt slib;<br />
- dosering azijnzuur ter ondersteiminq \an P-afgifte;<br />
- P-aftoer \ia supernatant 65?h \an influent-P = 2 g P1i.e. d;<br />
- 50% \an P-release i ia onderstroom terug naar aëratietank:<br />
- fosfaatrelease:<br />
* totaal 4 q P1i.e. d != supernatant + onderstrnom;<br />
* specifiek rirca !O q P/kg d.s.<br />
* concentratie ciipernatant circa 100 mg Pil<br />
- totaal debiet stripper 14% \ an DVIA<br />
- debiet supernatant<br />
7% tan DViP<br />
- opperi laktehelastinq<br />
- die~te<br />
dirnensionering:<br />
anaërobe tank<br />
- debiet 'm '/h)<br />
- \ olurne<br />
J><br />
40 kq d.s./m2.d<br />
3 m
stripper<br />
- debiet (m '/h)<br />
- diameter !m)<br />
- diepte (m)<br />
- \erblijftijd (h)<br />
Bouwkosten (f 1.000):<br />
anaërobe tank<br />
- ci\iel<br />
- el./mech.<br />
stripper<br />
- ci\ iel<br />
- el./rnech.<br />
doseerapparatuur<br />
- ci\iel<br />
- el./mech.<br />
behandeling supernatant *)<br />
- ci\iel<br />
- el./rnech.<br />
subtotaal ci\ iel<br />
subtotaal e/m<br />
on\ oorzien (15%)<br />
bouwsom<br />
O.B., adiies, etc.<br />
totale iniesteringen<br />
*) Geschat<br />
N.B. Conform de ramingen \oor de andere systemen (gebaseerd op lit. 10) zijn de<br />
kosten voor fundering, bemaling, terreinleidingen, wegen, aansluiting op de<br />
bestaande installatie, en dergelijke niet in de raming opgenomen.