31.08.2013 Views

MAX VIERGEVER: 'VEEL KLINISCHE ... - UMC Utrecht

MAX VIERGEVER: 'VEEL KLINISCHE ... - UMC Utrecht

MAX VIERGEVER: 'VEEL KLINISCHE ... - UMC Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

HR beeld opgevraagd bij Hester 25.05<br />

<strong>UMC</strong> UTRECHT OKTOBER 2010 NR. 4<br />

<strong>MAX</strong> <strong>VIERGEVER</strong>: ‘VEEL <strong>KLINISCHE</strong> TOEPASSINGEN ZIJN TECHNOLOGIEGEDREVEN’ / ZES VRAGEN OVER DE POLYPIL<br />

TELEMEDICINE À LA CARTE /DE <strong>UMC</strong>-OPLEIDING VOOR GEVANGENISARTSEN / DISCUSSIE: IF DISNEY RAN YOUR HOSPITAL<br />

WAT KOST EEN DOTTERBEHANDELING? / LEVEN MET EEN COCHLEAIR IMPLANTAAT / PELGRIMAGE VOOR DE WETENSCHAP


ZORG<br />

12 Dokter 2.0<br />

De zorg digitaliseert in rap tempo. Maar helpen computers art-<br />

sen écht een handje mee? Twee initiatieven van clinical decision<br />

support van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> laten een glimp van de toekomst<br />

zien.<br />

20 Minder foute diagnoses door één diagnostisch loket<br />

26 Reportage: de <strong>UMC</strong>-opleiding voor gevangenisartsen<br />

30 Discussie: If Disney ran your hospital<br />

36 Zes vragen over de polypil<br />

38 Leven met een cochleair implantaat<br />

44 De aandoening: een aangeboren hartafwijking<br />

2 Uniek Foto omslag: Hester Doove.<br />

INHOUD<br />

VASTE PRIK<br />

4 Uniek moment: Assistenten leren de nieuwste<br />

Da Vinci-operatierobot te gebruiken<br />

6 Nieuws van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />

15 Kost dat: dotterbehandeling met stentplaatsing<br />

19 Column Jan Kimpen<br />

25 Mensenwerk: ‘Knalpsychotisch door<br />

onderdosering’<br />

33 Column Miquel Bulnes<br />

42 Promoties in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />

48 Dagboek van een bio-informaticus<br />

Uniek is een uitgave van het Universitair Medisch Centrum <strong>Utrecht</strong> (www.umcutrecht.nl). Uniek verschijnt vier keer per jaar in een oplage<br />

van 20.000 exemplaren Redactie Diane Marbus, Elke Lautenbag, Rinze Benedictus (voor <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>), Bas Kooman en Rens Ulijn<br />

(voor vdbj_) Redactieadres <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>, Interne en Externe Communicatie, Huispostnummer D01.343, Postbus 85500,<br />

3508 GA <strong>Utrecht</strong>. Telefoon: (088) 755 74 83. E-mail: uniek@umcutrecht.nl.<br />

Internet: www.umcutrecht.nl/uniek Concept & realisatie vdbj_ (www.vdbj.nl)<br />

Ontwerp & vormgeving Anne Rose Oosterbaan Martinius Lithografi e & drukwerk vdbj_ print support ISSN 1874-8244


ONDERWIJS<br />

34 Telemedicine à la carte<br />

ONDERZOEK<br />

8 ‘Veel klinische toe passingen<br />

zijn technologiegedreven’<br />

Een informaticus die een divisie van een academisch<br />

ziekenhuis leidt, je komt het niet vaak tegen.<br />

Prof. dr. Max Viergever staat al acht jaar aan het roer<br />

van de divisie Beeld van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Het zegt veel<br />

over de activiteiten van de divisie.<br />

11 Stamcellen herstellen hersenschade<br />

16 Het belang van het epidemiologisch<br />

EPIC-onderzoek<br />

22 Hoe gezond is een pelgrimstocht naar Santiago?<br />

<strong>Utrecht</strong>se coassistenten en arts-assistenten volgen via beeldscherm operaties<br />

die in Frankrijk worden uitgevoerd.<br />

Foto’s: Hester Doove, Vincent Boon. Illustratie: Milo.<br />

Uniek 3


4 Uniek Tekst: Rinze Benedictus. Foto: Bob Bronshoff.


Operatieassistenten leren de derde generatie Da Vinci-operatierobot te gebruiken. Bij een operatie bestuurt de chirurg via de ‘cockpit’ (links)<br />

de robotarmen (rechts). De robotarmen hebben mechanische polsgewrichten met dezelfde vrijheidsgraden als menselijke polsen. De chirurg<br />

beschikt over een tienmaal vergroot beeld terwijl de computer spiertrillingen corrigeert. Dankzij de operatierobot verliezen patiënten minder<br />

bloed, liggen korter in het ziekenhuis, herstellen sneller en kampen met kleinere littekens. Chirurgen gebruiken de robot jaarlijks zo’n honderd<br />

keer voor operaties zoals het verwijderen van de slokdarm of het weghalen van levertumoren, en gynaecologische en urologische ingrepen.<br />

Uniek 5


NIEUWS<br />

Nieuwe techniek verlaagt hoge bloeddruk<br />

Eind juli is in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> voor het eerst in Nederland een nieuwe kathetertechniek toegepast<br />

bij een patiënt met een extreem hoge bloeddruk. De techniek is ontwikkeld en onderzocht in het<br />

buitenland en biedt perspectief aan mensen met een hoge bloeddruk waarbij medicijnen onvol-<br />

doende effect hebben.<br />

6 Uniek<br />

De afdelingen cardiologie, nefrologie en radiologie van het<br />

<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> passen deze techniek nu toe. Bij de nieuwe<br />

ingreep opereert de arts via de zogenoemde kathetertechniek.<br />

Hij prikt hierbij een dijbeenslagader aan en brengt vervolgens<br />

via een slangetje een katheter naar de nierslagader. De katheter<br />

geeft radiofrequente energie af waarmee de arts de<br />

werking van de nierslagader uitschakelt. Dit bemoeilijkt de<br />

communicatie tussen hersenen en nieren waardoor de bloeddruk<br />

verlaagt.<br />

Van alle volwassenen in Nederland heeft ongeveer één op<br />

de vijf een verhoogde bloeddruk. Patiënten met een te hoge<br />

bloeddruk gebruiken medicijnen om hun bloeddruk onder<br />

controle te krijgen, maar bij vijftien tot twintig procent van de<br />

patiënten werken de medicijnen onvoldoende. Dit vergroot het<br />

risico op een hartinfarct, beroerte of het verlies van nierfunctie.<br />

De nieuwe kathetertechniek wordt toegepast bij patiënten die<br />

een bovendruk hebben van meer dan 160 mmHg ondanks het<br />

gebruik van ten minste drie soorten medicijnen.<br />

Tekst: Rinze Benedictus. Foto’s: Hollandse Hoogte / Frank Muller; Shutterstock / Oleg Golovnev, Patricia Hofmeester.


<strong>UMC</strong> HEEFT BESTE ZIEKENHUISSITE<br />

De website van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> is als beste uit de bus gekomen in de landelijke Zorgwebmonitor. Het<br />

ziekenhuis dankt de eerste plaats onder andere aan de negen patiëntenportalen. De hoogste score van<br />

het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> was voor de beveiliging van de persoonlijke gegevens van de patiënt. Het ziekenhuis<br />

scoorde ook goed op gebruiksvriendelijkheid en transparantie. Dat is de mate waarin het ziekenhuis<br />

tijdige en duidelijke informatie geeft op de website. Bij deze thema’s spelen de patiëntenportalen een<br />

belangrijke rol. Via patiëntenportalen kunnen patiënten onder andere hun medisch dossier en labuitslagen<br />

inzien. Dit kan de patiënt doen wanneer het hem uitkomt. Ook kunnen patiënten behandelafspraken<br />

terugzien, herhaalrecepten aanvragen en vragenlijsten invullen. Zorgwebmonitor beoordeelde<br />

de websites van alle Nederlandse ziekenhuizen op tien thema’s.<br />

PELGRIMSTOCHT<br />

VERBETERT<br />

CHOLESTEROL<br />

Het lopen van de pelgrimstocht naar Santiago<br />

de Compostela heeft een gunstig effect op het<br />

cholesterolgehalte. Onderzoekers van het <strong>UMC</strong><br />

<strong>Utrecht</strong> schrijven dat in juli in het tijdschrift Atherosclerosis.<br />

Ze volgden 29 gezonde vrijwilligers<br />

die vorig jaar een stuk van 280 kilometer van de<br />

pelgrimstocht naar Santiago de Compostela in<br />

Spanje liepen. Tijdens de wandeling daalde het<br />

gewicht van de deelnemers, nam hun buikomvang<br />

af, daalde het ‘slechte’ LDL-cholesterol en<br />

steeg het ‘goede’ HDL-cholesterol juist. Maar na<br />

enkele weken waren al deze waarden echter alweer<br />

op het niveau van vóór de pelgrimstocht. De<br />

Santiago-lopers waren na twee maanden gemiddeld<br />

nog wel steeds twee kilo meer afgevallen<br />

dan de thuisblijvers. Lees meer over dit onderzoek<br />

op pagina 22 van deze Uniek.<br />

DRIE BUITENLAND-<br />

SUBSIDIES VOOR<br />

ONDERZOEKERS<br />

<strong>UMC</strong> UTRECHT<br />

De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk<br />

Onderzoek (NWO) heeft drie onderzoekers<br />

van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> een Rubiconsubsidie<br />

toegekend. Hiermee kunnen pas gepromoveerde<br />

onderzoekers ervaring opdoen aan (buitenlandse)<br />

topinstituten. Clara Elbers van de divisie<br />

Biomedische Genetica gaat aan de University of<br />

Pennsylvania twee jaar onderzoek doen naar het<br />

effect van voedingspatronen op de genetische<br />

eigenschappen van de mens in Afrika. Aan het<br />

Imperial College in Londen gaat Ilse Jongerius van<br />

de divisie Laboratoria en Apotheek op zoek naar<br />

de reden waarom mensen ziek worden van de<br />

bacterie die hersenvliesontsteking veroorzaakt.<br />

Robbert Spaapen van de divisie Laboratoria en<br />

Apotheek blijft in Nederland. Hij gaat twaalf<br />

maanden naar het Nederlands Kanker Instituut<br />

Celbiologie in Amsterdam om de eiwitten te bestuderen<br />

die huidkankercellen uitscheiden om het<br />

afweersysteem te omzeilen.<br />

In totaal dienden 155 onderzoekers een aanvraag<br />

in, 31 van hen ontvangen de subsidie.<br />

OPEN DAG VAN <strong>UMC</strong> UTRECHT<br />

Altijd al willen weten hoe het is om in een ziekenhuis te werken? Op zaterdag 9 oktober organiseert het<br />

<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> een open dag. U bent van harte welkom een kijkje achter de schermen te nemen van een<br />

groot academisch ziekenhuis. Jong en oud kunnen kennis maken met de nieuwste ontwikkelingen op het<br />

vlak van wetenschappelijk onderzoek, patiëntenzorg en onderwijs. Tijdens de open dag geven diverse<br />

toponderzoekers lezingen voor een breed publiek. Prof. Elsken van der Wall vertelt bijvoorbeeld over de<br />

toekomst van het onderzoek naar borstkanker en prof. Frank Visseren legt uit waarom buikvet slecht voor<br />

je gezondheid is. Dit is maar een greep uit het programma, kijk voor een overzicht van alle activiteiten<br />

op www.umcutrecht.nl/opendag.<br />

GENETISCH<br />

ONDERZOEK<br />

NAAR MANISCHE<br />

DEPRESSIVITEIT<br />

Het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> en de University<br />

of California Los Angeles ontvangen<br />

van de Amerikaanse onderzoeksfi -<br />

nancier NIMH een subsidie van zes<br />

miljoen dollar. Hoogleraar Humane<br />

genetica prof. dr. Roel Ophoff gebruikt<br />

het geld voor wetenschappelijk<br />

onderzoek naar bipolaire<br />

stoornis (‘manische depressiviteit’).<br />

In het vijfjarige project wil Ophoff<br />

de genetische eigenschappen van<br />

2.500 Nederlandse patiënten, hun<br />

ouders en eventuele broers of zussen<br />

in kaart brengen. In totaal zou<br />

het aantal deelnemers kunnen oplopen<br />

tot tienduizend. Het onderzoek<br />

zal bijdragen aan een beter begrip<br />

van bipolaire stoornis en het belang<br />

van genen bij het ontstaan van de<br />

ziekte. <strong>Utrecht</strong>se onderzoekers verzamelen<br />

patiënten en de gegevens,<br />

de verwerking ervan vindt plaats in<br />

University of California Los Angeles,<br />

waar Ophoff ook een aanstelling<br />

heeft.<br />

Uniek 7


‘Wij doen hier zeker<br />

niet alleen een kunstje’<br />

Informaticus prof. dr. Max Viergever staat al acht jaar aan het roer van de divisie Beeld van het <strong>UMC</strong><br />

<strong>Utrecht</strong>. Informatici, natuurkundigen en artsen bedenken er samen nieuwe beeldvormende technieken.<br />

Wiskunde en geautomatiseerde beeldherkenning worden ingezet tegen kanker en hart- en vaatziekten.<br />

Altijd leuk om te weten: hoeveel MRIscanners<br />

heeft het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> en hoe<br />

sterk zijn ze?<br />

‘Nergens in Nederland staat zo veel magneetsterkte<br />

bij elkaar als hier in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />

Opgeteld hebben we 23 tesla aan magneetsterkte<br />

in scanners die gebruikt worden bij mensen.<br />

Eén 7T MRI-scanner, twee van 3T,<br />

zesmaal 1,5T en één open scanner van 1T.<br />

In het ziekenhuis gebruiken we natuurlijk<br />

ook andere scanners, maar het wetenschappelijk<br />

onderzoek is duidelijk gefocust op MRI.<br />

We hebben zo’n tachtig promovendi binnen de<br />

divisie, van wie de helft zich bezighoudt met<br />

MRI. In samenwerking met Philips zijn wij in<br />

Nederland daarmee de grootste MRI-onderzoeksgroep.’<br />

En wat levert dat onderzoek zoal op?<br />

‘We hebben bijvoorbeeld een patent op het<br />

zichtbaar maken van katheters die gebruikt<br />

worden voor ingrepen in bloedvaten in een<br />

MR-scanner. Door op de katheter ringetjes aan<br />

te brengen van een stofj e dat een verstoring<br />

van het magneetveld geeft , krijg je de katheter<br />

prachtig in beeld. Een ander voorbeeld is een<br />

patent op het opsporen van bloedvatafwijkingen<br />

op het netvlies. Een computerprogramma<br />

kan op foto’s van het netvlies kleine vaatverwijdingen<br />

herkennen die wijzen op netvliesbeschadiging<br />

door diabetes. Deze ‘diabetische<br />

retinopathie’ is een veelvoorkomende complicatie<br />

van diabetes. Vroege opsporing ervan is<br />

belangrijk om blindheid te voorkomen.’<br />

8 Uniek Tekst: Rinze Benedictus. Foto’s: Hester Doove.<br />

Veel van uw onderzoek is gericht op<br />

opsporing van kanker.<br />

‘Veel, maar lang niet alles. Het afb eelden van<br />

bloedvaten, onder meer in de hersenen, is<br />

een andere grote tak. En we verrichten veel<br />

onderzoek naar “beeldregistratie”. Dat is het<br />

op elkaar passen van een serie beelden van<br />

een lichaam of orgaan, die op verschillende<br />

tijdstippen gemaakt zijn. Maar inderdaad,<br />

kanker zichtbaar maken is een belangrijke<br />

onderzoekslijn.<br />

Zo hebben we bijvoorbeeld een prostaat-atlas<br />

gemaakt die de behandeling van prostaatkanker<br />

verbetert.’<br />

Pardon, een prostaat-atlas?<br />

‘Jazeker. Het is een verzameling van vijft ig<br />

afb eeldingen die de meest voorkomende<br />

anatomische variatie van de prostaat dekt.<br />

Voor het bestralen van de prostaat tegen<br />

kanker moet een arts op MRI-beeld de<br />

prostaat “intekenen”. Aan de hand daarvan<br />

berekent de computer waar de bestraling<br />

terecht moet komen.<br />

Het intekenen is een klusje dat aardig wat<br />

tijd vergt, terwijl de prostaat, net als alle<br />

inwendige organen, enigszins beweegt en<br />

dus voor elke bestraling opnieuw gemarkeerd<br />

moet worden. Om dit proces te versnellen,<br />

hebben we de atlas gemaakt. De computer<br />

kan de prostaat van een patiënt matchen aan<br />

beelden uit de atlas en zo snel de vorm<br />

bepalen. Natuurlijk checkt een arts dit,<br />

maar het meeste werk is dan al gedaan.’


ONDERZOEK<br />

Uniek 9


Wat karakteriseert de divisie Beeld van het<br />

<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>?<br />

‘De samenwerking tussen clinici en natuurwetenschappers<br />

typeert de divisie. Natuurkundigen<br />

hebben bij ons een klinische vraag nodig<br />

om aan het werk te kunnen. Uiteindelijk levert<br />

het besliskundige informatie voor artsen op.<br />

Deze samenwerking hebben we uitgebreid tot<br />

een driehoek tussen universiteit, industrie en<br />

kliniek.’<br />

Met welk bedrijf doen jullie zaken?<br />

‘Samenwerking met industrie betekent voor<br />

ons: Philips. Dat is dan met mensen van Philips<br />

uit Best, maar ook uit Eindhoven, Hamburg en<br />

Helsinki. We hebben ook geprobeerd samen<br />

te werken met Philips in Cleveland, Verenigde<br />

Staten, maar dat bleek door cultuurverschillen<br />

lastiger dan gedacht. We werken daarentegen<br />

ook nauw samen met Elekta uit Zweden en dat<br />

gaat prima.’<br />

Wetenschap is dus toch niet grenzeloos?<br />

‘Er zijn grenzen aan cultuurverschillen die je<br />

kunt overbruggen. In de Verenigde Staten hebben<br />

ze toch vaak het idee dat in Europa niet zo<br />

veel bijzonders gebeurt. Dat blijkt bijvoorbeeld<br />

10 Uniek<br />

uit het feit dat Amerikaanse wetenschappers<br />

voornamelijk publicaties citeren van andere<br />

Amerikaanse wetenschappers. In Europa<br />

citeren we in principe gewoon de beste, meest<br />

ter zake doende onderzoeken.’<br />

Wat hebben het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> en Philips aan<br />

deze samenwerking?<br />

‘Een van de hoekstenen van onze samenwerking,<br />

is dat wij onze patenten op een presenteerblaadje<br />

aanbieden aan Philips. Het lijkt<br />

alsof we ze te makkelijk weggeven, maar we<br />

krijgen er veel voor terug, vooral onderzoeksgelden.<br />

Soft warepatenten zijn bovendien erg<br />

moeilijk te onderhouden, daar willen wij ons<br />

niet mee bezighouden. Zo hebben we een<br />

patent aan Philips overgedragen over het effi<br />

ciënt opslaan van beelden. Het zou voor ons<br />

onmogelijk geweest zijn na te gaan of bedrijven<br />

daarop inbreuk plegen.’<br />

Wel jammer als een patent opeens goud<br />

waard blijkt te zijn…<br />

‘In de paraplu-overeenkomst is ook opgenomen<br />

dat wij wel weer delen in de winst als een<br />

patent later opeens echt veel geld blijkt op te<br />

leveren. Valorisatie is voor ons dus de normaalste<br />

zaak van de wereld, daar hoeven we geen<br />

enkele moeite voor te doen.’<br />

De belangen van de academie en een<br />

internationaal bedrijf overlappen<br />

elkaar altijd?<br />

‘We ervaren geen confl ict tussen academische<br />

en commerciële belangen in onze samenwerking.<br />

Ik kan me in al die jaren slechts drie<br />

gevallen herinneren waarbij Philips bezwaren<br />

had tegen een publicatie. Dat leidde een keer<br />

tot een vertraging van een proefschrift en een<br />

publicatie, maar bijvoorbeeld ook weer tot een<br />

patent voor de betrokken onderzoeker. Philips<br />

heeft eventuele vertragingen gefi nancierd.<br />

We zijn er in goede samenspraak dus altijd<br />

uitgekomen.’<br />

‘Samenwerking met industrie<br />

betekent voor ons: Philips’<br />

Misschien een verschil tussen commercie<br />

en academie: in het verleden hebt u zich<br />

beklaagd over het kleine loonstrookje van<br />

promovendi. Hoe is dat tegenwoordig?<br />

‘Salarissen van aio’s zijn de afgelopen jaren fl ink<br />

opgetrokken. Dat is een enorme verbetering,<br />

hoewel het een onverwacht neveneff ect heeft .<br />

Voorheen wilden mensen zo snel mogelijk klaar<br />

zijn met hun promotie om elders een écht salaris<br />

te verdienen. Die urgentie om snel weg te zijn, is<br />

tegenwoordig minder.’<br />

Het vervullen van vacatures kost dus weinig<br />

moeite? Dat spreekt in een academische<br />

omgeving niet vanzelf.<br />

‘Wij hebben inderdaad geen groot probleem<br />

om personeel te vinden. Nu niet, maar in het<br />

verleden met matiger salarissen trouwens ook<br />

niet. Ongeveer een kwart van onze mensen komt<br />

uit het buitenland, veel uit het nabije buitenland,<br />

geografi sch of cultureel.’<br />

Wat wordt the next big thing in medische<br />

beeldvorming?<br />

‘Een van de trends in medische beeldvorming is<br />

molecular imaging. Over de precieze afb akening<br />

van dat concept bestaat discussie, maar het komt<br />

neer op het afb eelden van gelabelde stofj es. Die<br />

stofj es kunnen een fysiologisch proces laten zien,<br />

zoals (verminderde) doorbloeding of diff amatie.<br />

Daarnaast zijn ze zichtbaar te maken in een<br />

scanner, in ons geval meestal een MR-scanner.<br />

Het maken van die stofj es doen we gewoonlijk<br />

niet zelf, het zichtbaar maken en analyseren wel.<br />

Samen met cardiologen proberen we bijvoorbeeld<br />

stamcellen te volgen die een beschadigd<br />

hart repareren.’<br />

Lossen jullie alleen maar medische puzzels<br />

op?<br />

‘We doen hier zeker niet alleen een kunstje.<br />

We hebben ook ruimte voor fundamenteel<br />

onderzoek. Ik vind het belangrijk dat we dat<br />

blijven doen. Vergeet niet dat veel toepassingen<br />

technologiegedreven zijn. Het idee voor de<br />

MRI-versneller komt van een natuurkundige, al<br />

was die natuurlijk wel goed op de hoogte van de<br />

klinische behoeft e aan nauwkeurige bestraling.<br />

Sinds kort kunnen we bijvoorbeeld via MRI<br />

wittestofb anen in de hersenen zichtbaar maken,<br />

dat is belangrijk voor onderzoek naar schizofrenie.<br />

Maar die ontdekking was geen antwoord<br />

op een vraag van hersenonderzoekers.’


STAMCELLEN VIA NEUS NAAR SCHADEPLEK<br />

NEUSSPRAY<br />

TEGEN<br />

HERSENLETSEL<br />

Hersenschade door zuurstof gebrek is bij pasgeboren muizen terug te<br />

dringen met mesen chymale stamcellen. Stamcellen die via de neus worden<br />

toe gediend, reizen op eigen kracht naar de plaats van de hersenbescha-<br />

diging. Onderzoek bij de mens staat op stapel.<br />

Voor hersenschade door<br />

zuurstofgebrek rondom de<br />

geboorte bestaat geen goede<br />

behandeling. ‘Koeling van<br />

de hersenen is het enige wat<br />

we nu hebben’, zegt neuroimmunoloog<br />

Annemieke Kavelaars. ‘Maar<br />

die therapie werkt alleen bij baby’s met weinig<br />

hersenschade na een volledige zwangerschap<br />

en niet als ze te vroeg zijn geboren. Bovendien<br />

moet de koeling binnen zes uur na het ontstaan<br />

van de schade plaatsvinden. Veel baby’s komen<br />

dus niet voor deze therapie in aanmerking.’<br />

SCHADE BEPERKEN<br />

In samenwerking met hoogleraar neuro-immu -<br />

nologie Cobi Heijnen en hoogleraar neonatologie<br />

Frank van Bel kwamen oio Cindy van<br />

Velthoven en senior onderzoeker Annemieke<br />

Kavelaars op het idee om een heel nieuwe<br />

aanpak te proberen. Kavelaars: ‘We zijn gaan<br />

onderzoeken of we met mesenchymale stamcellen<br />

de schade konden beperken, misschien zelfs<br />

te herstellen.’ Dat kan, zo blijkt uit onderzoek<br />

dat Van Velthoven bij muizen heeft uitgevoerd.<br />

Bij muizen met hersenschade treedt ook zonder<br />

hulp enig herstel op, waarbij nieuwe cellen<br />

worden aangemaakt. ‘Dat proces piekt op dag<br />

drie na het ontstaan van de schade’, zegt Van<br />

Velthoven. ‘We wilden dat herstel stimuleren<br />

door precies op dat moment de mesenchymale<br />

stamcellen, afk omstig uit beenmerg, toe te<br />

dienen. Dat heeft een positief eff ect, want we<br />

zien dat er meer cellen gaan delen en diff erentiëren<br />

en bovendien wordt het gat in de hersenen<br />

kleiner. Door de hersenschade hebben de<br />

muizen een verminderde motorische functie.<br />

Ook die functie verbetert na de stamceldonatie.<br />

Een goed resultaat: gedeeltelijk herstel van de<br />

schade en ook een functioneel herstel.’<br />

STAMCELSPRAY<br />

Ook al treedt meer herstel op in vergelijking<br />

met de niet behandelde muizen, toch gaat de<br />

toestand net na de hersenschade nog altijd<br />

wat achteruit. Kavelaars: ‘Daarom hebben we<br />

op de tiende dag na de hersenschade nog een<br />

tweede keer stamcellen toegediend. Dat leidt<br />

niet tot nog meer celdeling, maar het stimuleert<br />

wel een verder herstel, bijvoorbeeld door<br />

de uitgroei van zenuwuiteindes en de opbouw<br />

van myeline, de bekleding van uitlopers van de<br />

hersencel. Met die tweede stamceldonatie zet je<br />

de progressie van de schade vrijwel stil.’<br />

In zeer korte tijd lijken Kavelaars en Van Velthoven<br />

daarmee een veelbelovend alternatief<br />

voor koeling op het spoor. Maar de toedieningswijze<br />

van de mesenchymale stamcellen<br />

– rechtstreekse injectie in de hersenen – is<br />

een serieus struikelblok voor de stap naar de<br />

kliniek. In de literatuur stuitte Van Velthoven<br />

echter op de mogelijkheid om stamcellen via<br />

een neusspray in de hersenen te krijgen.<br />

NAVELSTRENG<br />

Dat werkt beter dan gedacht. Van Velthoven:<br />

‘Vanuit beide neusgaten zoeken ingespoten<br />

stamcellen via de reukzenuw zelf hun weg naar<br />

de juiste locatie en de schade vermindert sterk.<br />

Het lijkt erop alsof ze gedurende die reis beter<br />

op hun taak worden toegerust dan de stamcellen<br />

die rechtstreeks in de hersenen worden<br />

gebracht. Toediening via de neus lijkt ideaal.’<br />

Heel voorzichtig wordt al aan een eerste toepassing<br />

in de kliniek gedacht, waarbij eventueel<br />

mesenchymale stamcellen uit de navelstreng<br />

van de baby gebruikt zullen worden.’ <br />

Tekst: Pieter Lomans. Foto: Shutterstock / Melissa King.<br />

Uniek 11


Dokter 2.0<br />

Met enige regelmaat kondigt een futuroloog de digitale apocalyps aan: binnenkort beheersen intelligente<br />

computers de wereld. Die dreiging lijkt telkens mee te vallen, ook al integreren computers steeds verder in<br />

ons leven. Ook de zorg digitaliseert in rap tempo, maar helpen computers artsen écht een handje mee? Twee<br />

initiatieven van clinical decision support van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> laten een glimp van de toekomst zien.<br />

Huisartsen vormen de eerste<br />

linie van de gezondheidszorg.<br />

Het betekent dat<br />

ze veel bezorgde mensen<br />

moeten geruststellen,<br />

maar ook dat ze aan álles<br />

moeten denken. Dat ze wel eens zeldzame<br />

aandoeningen over het hoofd zien, wekt geen<br />

verbazing. Maar ook routinematige zorg<br />

waarvoor heldere richtlijnen bestaan – zoals<br />

de monitoring van diabetespatiënten – vergt<br />

veel van huisartsen. Ze passen de behandeling<br />

van patiënten die slecht op medicijnen reageren<br />

vaak te langzaam aan, de beruchte ‘klinische<br />

inertie’. ‘Men kent de richtlijnen wel, voor<br />

bijvoorbeeld hoge bloeddruk, maar geeft tóch<br />

die tablet er niet bij’, legt diabetesspecialist prof.<br />

dr. Guy Rutten van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> uit. Hij<br />

verwacht dat computerondersteuning uitkomst<br />

kan bieden. Zijn onderzoeksgroep testte samen<br />

met het bedrijf Vital Health in 55 huisartsenpraktijken<br />

een soft warepakket dat artsen helpt<br />

de juiste diabeteszorg te verlenen. Het was<br />

voor het eerst in Nederland dat een klinisch<br />

beslissingsondersteunend soft warepakket in de<br />

weerbarstige praktijk is getest.<br />

12 Uniek<br />

Tekst: Rinze Benedictus. Illustratie: Milo.<br />

CHECKLIST<br />

Het programma is bedrieglijk simpel. Het<br />

voert geen geavanceerde berekeningen of<br />

diepgravende analyses van medische databases<br />

uit. Het confronteert de huisarts simpelweg<br />

met de diabetesrichtlijn. Rutten: ‘Als de arts<br />

het dossier opent van een diabetespatiënt, moet<br />

hij verplicht een checklist doorlopen.<br />

Het programma stelt vragen: de bloeddruk<br />

is zo hoog, is dat medicijn voorgeschreven?<br />

Bij een patiënt met voetproblemen herinnert<br />

het systeem bijvoorbeeld elke drie maanden<br />

aan de voetcontrole.’<br />

De vragen houden de arts scherp, meent<br />

Rutten. ‘Het is alsof er iemand achter je staat.<br />

De computer blijft even hangen bij alle beslissingen<br />

en dwingt de arts om na te denken over<br />

de behandeladviezen. De arts kan er natuurlijk<br />

nog steeds voor kiezen een medicijn níét voor<br />

te schrijven, maar hij heeft het advies dan wel<br />

expliciet genegeerd. Hij moet iets doen om het<br />

niet op te volgen.’<br />

Het computerprogramma van Vital Health<br />

kent meer functies die bijdragen aan het succes.<br />

Elke drie maanden geeft het programma de<br />

huisarts een overzicht van diabetespatiënten<br />

‘Het is alsof er iemand achter je staat’<br />

van wie de zorg beter zou kunnen. Bovendien<br />

vergelijkt het programma de ‘zorgprestaties’<br />

– hebben patiënten de juiste bloeddruk en<br />

suikerspiegel? – van de deelnemende huisartsenpraktijken.<br />

Het competitie-element kan een<br />

stimulans vormen voor betere behandeling.<br />

BETER AF<br />

Rutten en collega’s beschrijven de opbrengst<br />

van het computerprogramma in een wetenschappelijk<br />

artikel in het tijdschrift Diabetes<br />

Medicine van april. Patiënten uit huisartsenpraktijken<br />

met het soft waresysteem blijken<br />

beter af te zijn: hun cholesterolniveaus en<br />

bloeddruk zijn beter. Dat vertaalt zich naar<br />

een kleinere kans op hart- en vaatziekten: het<br />

tienjarig risico daalt 1,4 procent meer dan in<br />

de controlegroep. Maar de bloedsuikerspiegel,<br />

de belangrijkste maat bij de behandeling van<br />

diabetes, was in beide groepen gelijk en bij aanvang<br />

van het onderzoek werd de streefwaarde<br />

al gehaald. Rutten: ‘Het betrekkelijk kleine<br />

verschil komt waarschijnlijk door de goede<br />

diabeteszorg in Nederland. Er is relatief weinig<br />

winst te behalen. Gebruik van het programma<br />

is in dit geval niet kosteneff ectief.’


ZORG<br />

Uniek 13


ZWAARD VAN DAMOCLES<br />

Promedas, een van de eerste initiatieven op het gebied van clinical decision<br />

support stamt alweer uit 1996. ‘Een diagnose over het hoofd zien, hangt als een<br />

zwaard van Damocles boven de internist’, stelt initiatiefnemer Jan Neijt, internist<br />

bij het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Samen met collega’s bedacht hij het computerprogramma<br />

veertien jaar geleden om de specialist een handje te helpen. Promedas is eigendom<br />

van <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> en Radboud Universiteit Nijmegen en is gekoppeld aan<br />

het elektronisch patiëntendossier. Het programma verschaft op basis van symptomen<br />

en laboratoriumonderzoeken een aantal mogelijke diagnoses en baseert<br />

zich daarbij op door specialisten verzamelde kennis uit de wetenschappelijke<br />

literatuur. Promedas is in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> als experiment beschikbaar voor de<br />

divisie Interne Geneeskunde. Het is nog niet duidelijk hoe de ontwikkeling van<br />

het programma verder gaat. Voor Neijt is Promedas slechts een voorbeeld van<br />

computerondersteuning voor dokters. Hij verwacht veel van ICT in de zorg. ‘We<br />

krijgen zoveel elektronische data aangereikt, het zou heel dom zijn om daar<br />

geen gebruik van te maken.’<br />

<br />

Toch voorspelt Rutten voor clinical decision<br />

support een grote toekomst. ‘Het is niet alleen<br />

toepasbaar bij diabetes, maar ook bij andere<br />

chronische ziekten waar diagnose en behandeling<br />

gevoeglijk bekend zijn. Het gaat om patiënten<br />

die vaak terugkomen bij (huis)artsen en bij<br />

wie kleine veranderingen in risicofactoren toch<br />

aanpassing van de behandeling vergen. Deze<br />

kennis ligt weliswaar vast in richtlijnen, maar<br />

niet alle artsen volgen die even strikt.’<br />

SPECIALISTEN<br />

‘Ook voor specialisten zou het bruikbaar<br />

kunnen zijn’, verwacht Rutten. ‘Bij een bepaald<br />

symptoom of een ziekte, bijvoorbeeld een<br />

longembolie, kan het programma aan de specialist<br />

vragen of hij de benodigde diagnostische<br />

tests heeft uitgevoerd.’ De immer uitdijende<br />

wetenschappelijke literatuur maakt het voor<br />

artsen schier onmogelijk de stand van zaken in<br />

het vakgebied optimaal bij te houden. Het valt<br />

voor artsen daarom niet mee alle beslissingen<br />

te nemen op basis van het beste bewijs uit<br />

onderzoek.<br />

Dr. Geert van der Heijden, klinisch epidemioloog<br />

en universitair hoofddocent bij het Julius<br />

Centrum, bedacht daarom een computersy-<br />

14 Uniek<br />

steem dat op basis van het elektronisch patiëntendossier<br />

klinische aanbevelingen doet –<br />

evidence based en wel. Met steun van bedrijven<br />

hoopt hij het systeem geschikt te maken voor<br />

de praktijk.<br />

Uitgangspunt is een database met evidence<br />

based case reports met best-practice aanbevelingen.<br />

Het zijn samenvattingen van 1200<br />

woorden (ongeveer zo lang als dit hele artikel)<br />

waarin het best beschikbare klinisch bewijs<br />

voor een klinisch probleem op een rijtje gezet<br />

is. <strong>Utrecht</strong>se geneeskundestudenten schrijven<br />

deze samenvattingen in het laatste jaar van hun<br />

opleiding (en ze werken bestaande teksten bij).<br />

De database bevat inmiddels zo’n tweeduizend<br />

verslagen en groeit elk jaar met ongeveer 350.<br />

KLINISCH HULPMIDDEL<br />

Van der Heijden hoopt de database te transformeren<br />

tot een klinisch hulpmiddel. Hij ziet de<br />

toekomst als volgt. Een arts voert tijdens een<br />

consult patiëntgegevens in het elektronisch<br />

patiëntendossier in, krijgt automatisch de suggestie<br />

voor een aantal relevante zoekwoorden,<br />

vinkt de meestgeschikte aan en klikt op OK.<br />

Uit de database rollen vervolgens de klinische<br />

aanbevelingen voor besluitvorming die het<br />

beste passen bij het medische probleem waar<br />

de patiënt mee kampt. De computer baseert<br />

zich daarbij niet puur op trefwoorden (‘Dat is<br />

het stenen tijdperk’), maar op ontologische en<br />

semantische analyse van de teksten. Simpel<br />

gezegd: de computer begrijpt waar de samenvattingen<br />

over gaan en kan daardoor veel beter<br />

advies geven. Per vraag verwerkt het programma<br />

ongeveer tweeduizend wetenschappelijke<br />

artikelen, om uiteindelijk de vijf à tien beste te<br />

gebruiken voor het antwoord.<br />

Van der Heijden: ‘Een patiënt heeft pijn op<br />

de borst, dat kan door opspelend maagzuur<br />

komen, maar ook het gevolg zijn van<br />

hartklachten. Het systeem kan op basis van<br />

relevante zoekwoorden aangeven welke testen<br />

of onderzoeken een hartinfarct zo eenvoudig<br />

mogelijk bevestigen of uitsluiten. Maar het systeem<br />

geeft ook gestructureere samenvattingen<br />

met aanbevelingen voor de behandeling.’<br />

BEDRIJFSPLAN<br />

Het opzetten en testen van zo’n computersysteem<br />

is echter een enorme klus en de benodigde<br />

ICT-kennis is niet voorhanden in het <strong>UMC</strong><br />

<strong>Utrecht</strong>. Van der Heijden heeft daarom van het<br />

<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> negen maanden de tijd gekregen<br />

om zijn idee om te zetten in een bedrijfsplan.<br />

Hij werkt daarvoor samen met ICT-bedrijven<br />

en een wetenschappelijke uitgever. Als de<br />

samenwerking lukt en de fi nanciering rond<br />

komt, zou het programma in de komende twee<br />

jaar gemaakt moeten worden. Van der Heijden<br />

hoopt het dan in 2013 te lanceren.<br />

Dat duurt nog even, maar Van der Heijden<br />

heeft een helder doel voor ogen. Het zou de behandeling<br />

van patiënten ten goede moeten komen<br />

als artsen consequent de laatste inzichten<br />

toepassen. ‘In theorie reduceert deze werkwijze<br />

de variatie in behandelingen. We gaan toe naar<br />

best practices, gebaseerd op evidence based<br />

medicine.’ <br />

‘Het zou de behandeling van patiënten<br />

ten goede moeten komen als artsen consequent<br />

de laatste inzichten toepassen’


Naam: een dotterbehandeling van het hart<br />

met stentplaatsing.<br />

Wat: bij een dotterbehandeling of PCI (percutane<br />

coronaire interventie) brengt een arts via de lies een<br />

katheter in de bloedbaan. Aan de punt ervan zit een<br />

ballonnetje dat de arts opblaast in een vernauwd bloedvat<br />

rond het hart. Hierdoor verwijdt het bloedvat weer en kan<br />

het bloed ongehinderd stromen. Vernauwde vaten zijn vaak<br />

het gevolg van atherosclerose (slagaderverkalking).<br />

Na het dotteren plaatst de arts meestal een ‘stent’ (een<br />

gazen buisje) om het bloedvat open te houden.<br />

Kosten: € 6.672,05 tot € 7.955,89 afhankelijk van de<br />

moeilijkheidsgraad van de operatie. Het bedrag omvat alle<br />

kosten van de behandeling zoals opname, operatiekamer,<br />

instrumenten en verpleging.<br />

<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>: voerde vorig jaar 1794 dotter behandelingen<br />

uit en plaatste 1990 stents, soms dus meer dan één per<br />

ingreep.<br />

Tekst: Rinze Benedictus, met dank aan de afdelingen Zorgregistratie en Hartkatheterisatie van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Foto: Vincent Boon.<br />

Uniek 15


EPIDEMIOLOGISCH ONDERZOEK VAN EPIC<br />

Meer<br />

dan een statistisch verband<br />

Resultaten van epidemiologisch onderzoek halen regelmatig het nieuws. Soms lijkt dat nieuws met elkaar in<br />

tegenspraak, soms lijkt het alsof het om een toevalstreffer gaat. Niets is minder waar, betogen Bas Bueno-de-<br />

Mesquita en Yvonne van der Schouw, die beiden nauw betrokken zijn bij het zeer succesvolle EPIC-onderzoek.<br />

Het epidemiologisch onderzoek<br />

van EPIC (European<br />

Prospective Investigation<br />

into Cancer and Nutrition)<br />

leerde ons bijvoorbeeld<br />

dat een hoger vitamine<br />

B-gehalte in het bloed zowel bij niet-rokers als<br />

bij rokers samenhangt met een lagere kans op<br />

longkanker. Dat mensen met meer vitamine D<br />

in hun bloed een kleiner risico hebben op dikkedarmkanker.<br />

Dat het dagelijks drinken van<br />

drie of meer koppen zwarte thee of koffi e de<br />

kans op diabetes type II met ongeveer veertig<br />

procent verkleint. En dat de kans op hartaandoeningen<br />

lager wordt door het drinken<br />

van diezelfde thee. Ook zijn voor een aantal<br />

vormen van kanker nieuwe genen gevonden<br />

die bij het ontstaan zijn betrokken.<br />

GEEN TOEVAL<br />

‘Dat zijn geen toevallige nieuwssnippers. Ze<br />

vormen het resultaat van degelijk onderzoek<br />

in meerdere Europese landen’, stelt Yvonne<br />

van der Schouw, die voor het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />

het EPIC-onderzoek naar hart- en vaatziekten<br />

leidt. Want het EPIC-consortium beperkt zich<br />

16 Uniek Tekst: Pieter Lomans. Foto: Getty Images / James Lauritz .<br />

niet tot Nederland, maar is onderdeel van<br />

een Europees consortium waarin Engeland,<br />

Frankrijk, Duitsland, Italië, Noorwegen,<br />

Zweden, Griekenland en Spanje participeren.<br />

Van der Schouw: ‘Een Europees EPIC-onderzoek<br />

omvat een stuk of tien afzonderlijke<br />

onderzoeken die allemaal in dezelfde richting<br />

kunnen wijzen. Daardoor is het meer dan alleen<br />

een “statistisch verband”’.<br />

‘Wat bij het algemene publiek vaak blijft hangen’,<br />

zegt Bas Bueno-de-Mesquita, projectleider<br />

vanuit het RIVM voor EPIC Nederland en<br />

lid van het Europese EPIC steering committee,<br />

‘is dat epidemiologie alleen maar gaat over statistische<br />

verbanden. Journalisten dragen daar<br />

door hun berichtgeving ook aan bij. Dan wordt<br />

al gauw gedacht: tsja, wat zijn nou statistische<br />

verbanden, de volgende keer kan er net zo goed<br />

iets anders uitrollen. Dat maakt dat er al snel<br />

wordt getwijfeld aan de waarde van epidemiologisch<br />

onderzoek. Maar, zo ligt dat dus niet.<br />

Ik vind het ongefundeerde kritiek.’<br />

EPIC OP STOOM<br />

EPIC-NL werd begin jaren negentig opgezet<br />

door Bueno-de-Mesquita van het RIVM en<br />

Petra Peeters van het Julius Centrum, eveneens<br />

projectleider vanuit het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> voor<br />

EPIC Nederland en lid van het Europese EPIC<br />

steering committee. Van der Schouw is er sinds<br />

1993 bij betrokken. Bueno-de-Mesquita: ‘In<br />

de periode daarvoor deden epidemiologen<br />

veel patiëntcontroleonderzoek. Dan bemeet,<br />

bevraag en bemonster je mensen met een<br />

chronische ziekte, waarna je die groep vergelijkt<br />

met een controlegroep zonder ziekte. Zo<br />

probeer je factoren op te sporen die bijdragen<br />

aan het ontstaan van chronische ziekten. Die<br />

gegevens kunnen minder betrouwbaar zijn.<br />

Met EPIC stonden we aan het begin van de opkomst<br />

van het cohortonderzoek. Daar vraag je<br />

grote aantallen ogenschijnlijk gezonde mensen<br />

om mee te doen. Je laat ze vragenlijsten invullen,<br />

je neemt bloed af, je meet buikomvang,<br />

bloeddruk, gewicht en dergelijke zaken. Het<br />

materiaal vries je in, de gegevens sla je op.<br />

Op die manier zijn er tussen 1993 en 1997<br />

ruim 40.000 mensen tussen de 20 en 70 jaar<br />

verzameld in EPIC-NL en ruim 500.000 in<br />

het Europese EPIC-onderzoek.’<br />

EPIC-NL en zijn Europese counterparts zijn<br />

in eerste instantie opgezet om de relatie tussen


ONDERZOEK<br />

Uniek 17


voeding en kanker te onderzoeken, maar al<br />

snel breidde het onderzoeksgebied zich verder<br />

uit. Ook gegevens over de levensstijl en andere<br />

chronische ziekten als hart- en vaatziekten,<br />

diabetes en overgewicht werden bekeken.<br />

Cohortonderzoek, zoals bij EPIC, is altijd<br />

iets van de lange adem. Nadat alle mensen zijn<br />

verzameld, is het wachten op het ontstaan van<br />

ziekten. Vandaar dat EPIC pas nu stevig op<br />

stoom begint te komen en dat de volgende<br />

tien, twintig jaar nog veel bevindingen<br />

gepubliceerd zullen worden.<br />

LEEFSTIJL, STOFWISSELING, GENEN<br />

Bueno-de-Mesquita: ‘In de EPIC-groep<br />

worden mensen na verloop van tijd ziek; ze<br />

krijgen kanker, hart- en vaatziekte, enzovoort.<br />

Na enige tijd heb je in Nederland – of in Europees<br />

verband of in samenwerking met nog<br />

andere cohorten – voldoende mensen met een<br />

bepaalde ziekte om daarover iets zinnigs en<br />

betrouwbaars te zeggen. Juist omdat we al vóór<br />

hun ziekte allerlei gegevens in kaart hebben<br />

gebracht, kunnen we gericht naar verbanden<br />

zoeken. Heeft het met het eetpatroon te maken,<br />

speelt beweging een rol? Maar we kunnen ook<br />

in het bloed kijken naar stoff en die mogelijk<br />

een rol spelen, zoals groeihormonen, vitaminen,<br />

enzovoort.<br />

Door de sterke opkomst van genonderzoek,<br />

nemen die mogelijkheden alleen maar toe.<br />

Ook kunnen we onderzoeken of kleine genetische<br />

verschillen in de bevolking bijdragen<br />

aan een grotere kans op de ziekte. Juist die<br />

koppeling tussen voeding, leefstijl, stofj es in<br />

het bloed en genetische factoren maakt dit<br />

epidemiologische onderzoek tot veel meer dan<br />

een toevallig statistisch verband. En hoe vaker<br />

andere studies dezelfde verbanden vinden,<br />

hoe “harder” het resultaat.’<br />

18 Uniek<br />

ALVLEESKLIERKANKER<br />

Soms levert epidemiologisch onderzoek<br />

nieuwe, verrassende inzichten op. Zoals bij<br />

het onderzoek naar alvleesklierkanker, een<br />

moeilijk te behandelen kanker waaraan de helft<br />

van de patiënten binnen een half jaar overlijdt.<br />

Bueno-de-Mesquita: ‘Er was een aanwijzing dat<br />

mensen met een A of B in hun bloedgroep een<br />

verhoogde kans hebben. Dit is in ons onderzoek<br />

verder verfi jnd. Variaties in die bloedgroep<br />

hebben invloed op de activiteit van een bepaald<br />

enzym. Die verandering kan – voorzover we<br />

nu denken – op twee manieren leiden tot meer<br />

alvleesklierkanker. Misschien stimuleert dat<br />

enzym de aanmaak van stoff en die bijdragen<br />

aan het ontstaan van kanker. Maar het is ook<br />

mogelijk dat het enzym kolonisatie van de<br />

alvleesklier door de bacterie Helicobacter pylori<br />

makkelijker maakt. We weten dat die bacterie<br />

een rol speelt bij maagkanker. Er wordt nu<br />

onderzocht of er vaker antilichamen tegen sommige<br />

soorten H. pylori in het bloed zitten van<br />

mensen die later alvleesklierkanker krijgen en of<br />

dat samenhangt met de bloedgroep. Een bewijs<br />

is nog niet geleverd, maar het geeft aan dat epidemiologisch<br />

onderzoek aanleiding kan geven<br />

tot nieuw biologisch en genetisch onderzoek.’<br />

INDIVIDUELE RICHTLIJNEN<br />

Blijft het punt dat mensen door de versnipperde<br />

berichtgeving soms niet goed weten wat ze<br />

precies met de epidemiologische bevindingen<br />

aan moeten. Is koffi e nou gezond of niet? Zijn<br />

extra vitaminen nodig, en zo ja, welke dan? Van<br />

der Schouw: ‘Epidemiologie doet uitspraken<br />

op bevolkingsniveau. Daar zijn niet meteen<br />

individuele richtlijnen uit af te leiden. Daarvoor<br />

moet je óók rekening houden met individuele,<br />

genetische verschillen.’<br />

Daarnaast zit de werkelijkheid soms complex in<br />

elkaar. ‘Neem vitamine K’, zegt ze. ‘Vitamine<br />

K is belangrijk voor de stolling. Daar gaat het<br />

echter vooral om vitamine K1, dat voornamelijk<br />

in de lever zit. Ook voor kalkafzetting<br />

in botten en vaten speelt vitamine K waarschijnlijk<br />

een rol, maar daar gaat het meer om<br />

vitamine K2. Vitamine K2 lijkt gunstig om<br />

osteoporose – botontkalking – en slagaderverkalking<br />

tegen te gaan.’ Bueno-de-Mesquita vult<br />

aan: ‘Een calciumrijk dieet verlaagt waarschijnlijk<br />

de kans op darmkanker, maar verhoogt de<br />

kans op prostaatkanker. Dus lees je in de media<br />

dat veel calcium goed is. En slecht.’<br />

Bueno-de-Mesquita en Van der Schouw<br />

zouden het geweldig vinden wanneer de media<br />

vaker naar meta-analyses en systematische<br />

literatuurreviews zouden kijken. Daarin wordt<br />

het eff ect van verschillende onderzoeken bij<br />

elkaar gebracht, waardoor een meer afgewogen<br />

beeld ontstaat. Ze wijzen ook op de belangrijke<br />

rol van het World Cancer Research Fund<br />

(www.wcrf.org en www.wcrf-nl.org). Deze<br />

organisatie publiceert met enige regelmaat een<br />

afgewogen, systematisch overzicht van alle<br />

literatuur over voeding en kanker.<br />

DIABETES<br />

Wat betreft EPIC verwachten ze dat de komende<br />

jaren veel gepubliceerd zal gaan worden over<br />

de relatie tussen diabetes, hart- en vaatziekten<br />

en gen-omgevingsfactoren. Van der Schouw:<br />

‘Vier jaar geleden hebben we een forse subsidie<br />

van de EU voor het diabetesonderzoek gekregen,<br />

en recent van de Britse Hartstichting en<br />

MRC voor het hart- en vaatziektenonderzoek.<br />

Nu zijn we zover dat we in een groep van<br />

15.000 diabetici genetische analyses gaan doen,<br />

met speciaal daarvoor ontwikkelde DNAchips.<br />

We zijn ontzettend nieuwsgierig naar<br />

wat dat allemaal gaat opleveren.’ <br />

‘Epidemiologie doet uitspraken op<br />

bevolkingsniveau. Daar zijn niet meteen<br />

individuele richtlijnen uit af te leiden’


Prof. dr. Jan Kimpen is bestuursvoorzitter<br />

van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />

Ook bij de behandeling van<br />

kinderen met kanker is de kennis<br />

en kunde van andere specialismen<br />

dan oncologie hard nodig<br />

Het samenwerkingsverband van kinderoncologen (SKION), de Vereniging<br />

Ouders, Kinderen en Kanker (VOKK) en de Stichting ODAS, wil een Nationaal<br />

Kinderoncologisch Centrum realiseren bij het Nederlands Kanker<br />

Instituut/Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis in Amsterdam. Daar moeten<br />

alle Nederlandse kinderen met kanker behandeld worden, ruim vijfhonderd<br />

nieuwe patiënten per jaar. Deze concentratie zou de overleving van<br />

kinderkanker verhogen van zeventig naar negentig procent, aldus SKION.<br />

Aan het initiatief gaat een lange geschiedenis vooraf. Kinderartsen die zich bezighouden<br />

met oncologie zijn verenigd in de SKION, een organisatie die voortkomt uit de Stichting<br />

Nederlandse Werkgroep Leukemie bij Kinderen. In eerste instantie richtte de werkgroep<br />

zich vooral op de landelijke afstemming van behandelprotocollen. In de loop der jaren is<br />

het focus van SKION verbreed tot het behartigen van de belangen van de kinderoncologie<br />

in zijn geheel, waarbij concentratie van zorg als een belangrijke stap werd gezien in de<br />

richting van betere zorg voor het kind met kanker. Daaruit ontstond het plan voor een<br />

Nationaal Kinderoncologisch Centrum.<br />

De Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) onderschrijft de concentratiegedachte,<br />

maar wil deze inbedden in de structuur van de academische afdelingen<br />

kindergeneeskunde. Zo kunnen we een integrale benadering van de patiënt blijven<br />

garanderen. Concentratie is nodig om kwaliteit en betaalbaarheid te waarborgen, zeker<br />

tegen de achtergrond van de onzekere macro-economische situatie. Ook de deels overlappende<br />

activiteiten van acht <strong>UMC</strong>’s maken verdeling van expertise nodig. De concentratie<br />

van kinderhartchirurgie op instigatie van het ministerie van VWS in vier centra is een<br />

voorbeeld van die trend. De NFU wil ook andere topreferente ziektebeelden concentreren<br />

in een beperkt aantal centra.<br />

Voor de kinderoncologie pleit de NFU voor een constructie met twee expertisecentra<br />

en twee academische shared care-centra (dat verschilt van het SKION-plan met één<br />

expertisecentrum en veel meer shared care-centra, waaronder een aantal algemene ziekenhuizen).<br />

Tussen twee expertisecentra ontstaat enige competitie, maar dat prikkelt<br />

artsen voortdurend om beter te worden en het geeft ouders een keuze. Bovendien kan<br />

een tweede centrum nodig zijn als een calamiteit een van de beide centra tot tijdelijke<br />

sluiting noopt. Verder komt enige geografi sche spreiding van kinderoncologische expertise<br />

de bereikbaarheid ten goede.<br />

Belangrijk aan de opzet van de NFU is dat de kinderoncologie gehuisvest blijft in de<br />

academische ziekenhuizen. Om de kwaliteit van onderzoek, onderwijs en opleiding te<br />

waarborgen, is het nodig dat kinderoncologie in de <strong>UMC</strong>’s ondergebracht is. Ook bij de<br />

behandeling van kinderen met kanker is de kennis en kunde van andere specialismen<br />

dan oncologie hard nodig, kindergeneeskunde is een integraal vak. Die samenwerking<br />

verloopt het best als alle specialismen onder één dak te vinden zijn. Ook de fi nanciering<br />

van deze hoog gespecialiseerde zorg verloopt makkelijker via bestaande ziekenhuizen.<br />

Het zelfstandig verlenen van zorg brengt meerkosten met zich mee, naar schatting zo’n<br />

dertig procent.<br />

De NFU zal de komende periode hard moeten werken om de concentratie van kinderoncologische<br />

zorg te realiseren. Maar we zijn overtuigd van de kracht van ons plan. <br />

Foto: Chris Timmers.<br />

COLUMN<br />

DE GRENZEN VAN CONCENTRATIE<br />

Uniek 19


20 Uniek<br />

Prof. dr. Wouter van Solinge<br />

is als hoogleraar Klinische Chemie en<br />

Laboratorium geneeskunde verbonden<br />

aan het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Daar is hij onder<br />

meer lid van de stuurgroep Vernieuwing<br />

Zorg ICT. Hij sprak op 2 juni zijn oratie<br />

‘From vein to brain’ uit.<br />

‘Fragmentarisch aangeleverde informatie is een<br />

risico voor de patiëntveiligheid’<br />

Meer laboratoriumtests leiden niet altijd<br />

tot betere diagnoses. Hoogleraar Wouter<br />

van Solinge pleit onder meer voor één<br />

diagnostisch loket in het ziekenhuis.<br />

Hij reageert op vijf stellingen.<br />

Tekst: Rinze Benedictus. Foto:Marcel Bakker | HiRez Images.<br />

Artsen stellen altijd de juiste<br />

diagnose<br />

‘NIET WAAR. Ongeveer de helft van de zaken waarover<br />

de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg zich buigen, betreft patiënten<br />

die onjuist behandeld zijn of bij wie een verkeerde diagnose<br />

gesteld is. Uit onderzoek van het V<strong>UMC</strong> en het NIVEL, recent gepubliceerd<br />

in het tijdschrift Archives of Internal Medicine, blijkt bij ruim<br />

driehonderd van achtduizend patiënten in veertig ziekenhuizen een<br />

onjuiste diagnose gesteld te zijn. De foute diagnose had in meer dan<br />

tachtig procent van de gevallen voorkomen kunnen worden. Voor<br />

patiënten heeft een verkeerde diagnose vaak ernstige gevolgen. Het<br />

heeft mij verrast dat fouten in de diagnostiek zo veel voorkomen. Net<br />

als veel anderen dacht ik dat vooral medicatiefouten een probleem<br />

vormden. De volgende stap is natuurlijk: hoe dringen we het aantal<br />

verkeerde diagnoses terug.’


Bloedonderzoek helpt artsen bij het<br />

nemen van beslissingen<br />

‘WAAR. Laboratoriumtesten helpen artsen bij het stellen van<br />

de diagnose. Bloedwaarden verschaffen bijvoorbeeld informatie over<br />

het functioneren van organen of de aanwezigheid van infecties.<br />

Maar het valt niet mee om alle informatie uit het ziekenhuis bijeen<br />

te sprokkelen. Artsen moeten meerdere testen bij verschillende afdelingen<br />

aanvragen en informatie is fragmentarisch beschikbaar. We<br />

maken het artsen niet heel makkelijk met verschillende aanvraagformulieren<br />

en verschillende laboratoria met eigen regels in aanvragen<br />

en rapporteren. Ik denk dat het instellen van één diagnostisch loket<br />

in het ziekenhuis een enorme verbetering zou zijn.’<br />

Informatie wordt overzichtelijk aan<br />

artsen gepresenteerd<br />

‘NIET WAAR. Fragmentarisch aangeleverde informatie is<br />

een risico voor de patiëntveiligheid. Dat wordt in Nederland te weinig<br />

onderkend. Ik denk dat veel diagnostische problemen en fouten te<br />

wijten zijn aan een slechte presentatie van alle gegevens die tot een<br />

diagnose moeten leiden. Artsen moeten veel schermen openen om<br />

alle informatie tevoorschijn te halen. Veel informatie staat wel in het<br />

elektronisch patiëntendossier, maar het is niet geïntegreerd. Je moet<br />

veel heen en weer bladeren, het is moeilijk een goed overzicht te<br />

krijgen. Bovendien stijgt het aantal aangevraagde laboratoriumtesten<br />

jaarlijks, waardoor artsen steeds meer informatie te verwerken<br />

krijgen. In het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> is die stijging ongeveer vijf procent<br />

per jaar. Ons Laboratorium voor Klinische Chemie en Haematologie<br />

verwerkt dagelijks tweeduizend verschillende buizen met bloed,<br />

urine, soorten hersenvocht en andere monsters. We produceren<br />

twintigduizend testresultaten per dag, dat zijn zo’n zeven miljoen<br />

laboratoriumuitslagen per jaar.’<br />

Computers moeten dus een grotere<br />

rol krijgen<br />

‘WAAR. Speciale software zou artsen sterk kunnen helpen.<br />

Ik stel me voor dat alle informatie van één patiënt in één scherm<br />

te vinden is, hetzelfde scherm waarin de arts ook klinische aantekeningen<br />

maakt. Grafi eken en kleuren geven het verloop in de tijd<br />

van diverse bloedwaarden aan. De technologie hiervoor bestaat<br />

gewoon, maar het invoeren ervan is natuurlijk een hele klus. Ik<br />

realiseer me dat het niet makkelijk zal zijn dit te veranderen. Alle<br />

diagnostische informatie maakt al deel uit van het elektronisch patiëntendossier,<br />

maar het zou op een slimmere manier gepresenteerd<br />

kunnen worden. Beslissingsondersteunende software kan op basis<br />

van die gegevens adviezen geven over diagnose en behandeling. Op<br />

basis van symptomen – bijvoorbeeld geelzucht, buikpijn en diarree<br />

– kan software aanbevelingen doen bepaalde tests uit te voeren.<br />

Als de diagnose bekend is, kan de software ook adviseren over<br />

de behandeling. Nee, dat leidt niet tot luie artsen of almachtige<br />

computers die zelfstandig beslissingen nemen. Uiteindelijk beslist<br />

de arts over diagnose en behandeling, op basis van de hele patiënt<br />

die hij voor zich heeft. Suggesties van een computer zetten de arts<br />

juist aan het denken: heb ik overal aan gedacht? Waarom trek ik<br />

deze conclusie?<br />

Stel je een polikliniek voor waar een arts elke tien minuten een<br />

andere patiënt ziet. Het is bijna niet te doen om à la minuut de<br />

resultaten van bloedonderzoek met tientallen parameters te doorgronden.<br />

Je kunt niet verwachten dat elke arts al die kennis altijd<br />

paraat heeft. Klinische beslissings ondersteuning door computers is<br />

absoluut de toekomst.’<br />

Een patiënt is een verzameling<br />

testuitslagen<br />

‘NATUURLIJK NIET. Maar het aantal beschikbare én<br />

aangevraagde laboratoriumtests stijgt wel. In principe komt op die<br />

manier inderdaad steeds meer diagnostische informatie beschikbaar.<br />

Daarbij komt dat artsen steeds meer inzoomen op delen van patiënten<br />

waarin zij gespecialiseerd zijn. Ze kunnen daarbij het geheel soms<br />

uit het oog verliezen. De mogelijkheid om allerlei tests aan te vragen,<br />

draagt daaraan bij. Voor de arts een patiënt ziet, heeft hij misschien<br />

al diverse onderzoeken aangevraagd. De toestand van de patiënt<br />

wordt gevangen in bloedonderzoek, in een röntgenfoto, terwijl het<br />

om de hele patiënt draait. Daarom is een goede presentatie van al<br />

die gegevens zo belangrijk. Als uitslagen en foto’s in één oogopslag,<br />

overzichtelijk beschikbaar zijn, steunt dat de arts in de beoordeling<br />

van de patiënt als geheel.’ <br />

‘De toestand van de patiënt<br />

wordt gevangen in bloedonderzoek,<br />

in een röntgenfoto, terwijl het om<br />

de hele patiënt draait’<br />

Uniek 21


Pelgrimage voor<br />

de wetenschap<br />

Lopen voor je brood, zweten voor je wijn, ploeteren voor je ziel.<br />

Voor niets komt alleen de zon op. Toch was het heel gezellig, met<br />

z’n allen op pelgrimstocht voor de wetenschap. Veertien vrouwen<br />

en vijftien mannen liepen de laatste 280 kilometer van de Camino<br />

naar Santiago de Compostela in Spanje. Op de beblaarde voet<br />

gevolgd door een busje van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />

22 Uniek Tekst: Manou van de Zande. Foto’s: <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>; ANP / George Mollering.


Wat zou er met ons<br />

westerse lichaam<br />

gebeuren als we het<br />

lieten doen wat onze<br />

voorouders elke<br />

dag deden: fysieke<br />

arbeid verrichten voor het dagelijks brood?<br />

Met een schoff el op de schouder lopen naar het<br />

knollenveld in plaats van met de auto een zakje<br />

voorgesneden sla en een halfj e wit halen? Wat<br />

is het eff ect van een tijdje géén bureaustoelen,<br />

géén computers, géén lift en en roltrappen?<br />

‘Ik kwam tijdens een vakantie – gewoon met<br />

gezin en auto – in bedevaartsoord Santiago<br />

de Compostela terecht. Daar zag ik massa’s<br />

pelgrims aankomen op het grote plein voor de<br />

kathedraal. Indrukwekkend en inspirerend’,<br />

zegt internist en vasculair expert Frank Visseren,<br />

hoogleraar in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Een<br />

onderzoeksidee was geboren, een idee dat paste<br />

binnen de bestaande onderzoekslijn naar de<br />

rol van onder andere vetcellen in de buik bij<br />

het ontstaan van vasculaire ziekten. Samen<br />

met internist in opleiding Remy Bemelmans,<br />

wat collega’s en Wessel Wesseldijk, een van de<br />

lopers, zette Visseren Th e Santiago Study op:<br />

29 (oorspronkelijk 30, maar een vrouw viel vlak<br />

voor vertrek af) gezonde mannen en vrouwen<br />

tussen de 40 en 70 jaar lopen 280 kilometer,<br />

van Léon naar Santiago. Wat gebeurt er tijdens<br />

die tocht met hun gewicht, tailleomtrek, bloeddruk,<br />

cholesterol en vaatconditie?<br />

WARM WEERZIEN<br />

Op 12 juni – precies een jaar na de tocht –<br />

presenteerden Bemelmans en Visseren de<br />

bevindingen van hun onderzoek met de titel<br />

De vasculaire en metabole eff ecten van twaalf<br />

dagen Camino Santiago. Ook de lopers en de<br />

thuisblijvers waren erbij. Ze vormden de controlegroep<br />

van mensen van hetzelfde geslacht,<br />

dezelfde leeft ijd en ongeveer hetzelfde conditieniveau<br />

als de pelgrims. Het is een warm<br />

en luidruchtig weerzien. ‘Ha! Hoeveel weeg jij<br />

nu?’ ‘Kijk, ik heb het boekje van de tocht naar<br />

Rome!’ ‘Wij fi etsen echt véél meer nu.’ ‘Wij<br />

hebben de auto er helemaal aan gegeven.’<br />

Visseren en Bemelmans zijn trots. Hun artikel<br />

is geaccepteerd door Atherosclerosis, een<br />

toonaangevend Europees tijdschrift . Bemelmans:<br />

‘Tot nu toe lag de focus in de wetenschap<br />

vooral op gecontroleerd bewegen: in trainingscentra,<br />

met meetapparatuur en stopwatch.<br />

Naar natuurlijk bewegen is weinig onderzoek<br />

gedaan, en daarbij is het eff ect van bewegen op<br />

zowel lange als korte termijn zelden gecombineerd.<br />

Dat hebben wij wél gedaan.’<br />

Hoe stak het onderzoek in elkaar? Bij alle<br />

deel nemers – dus ook bij de thuisblijvers –<br />

werden in het ziekenhuis op vier tijdstippen,<br />

vier verschillende metingen uitgevoerd: twee<br />

maanden voor vertrek, vlak voor vertrek, vlak<br />

na de tocht en twee maanden na de fi nish.<br />

Gemeten werden de vaatstijfh eid (met een echo<br />

van de bloedvaten), de bloeddruk, het cholesterol,<br />

de insuline, het gewicht en de taille-omtrek.<br />

Tijdens de tocht zelf reden Bemelmans en<br />

vierdejaars geneeskundestudent Paulus Blom-<br />

ONDERZOEK<br />

PELGRIMEREN IS POPULAIR<br />

Je krijgt je pelgrimskruis als je ten minste de laatste honderd kilometer van de<br />

Camino naar Santiago hebt gelopen. Naarmate de reis vordert, wordt het dan<br />

ook steeds drukker onderweg. Pelgrimeren zit in de lift: in 1986 kwamen er 2500<br />

pelgrims aan in de Noord-Spaanse stad, in 2009 bijna 146.000. Deze zomer – het<br />

is een heilig jaar – worden 300.000 pelgrims verwacht in het bedevaartsoord. Op<br />

de fi ets en te paard pelgrimeren telt ook voor de katholieke kerk, maar ruiters<br />

en fi etsers dienen onderweg rekening te houden met wandelaarshoon.<br />

maert met een meetbusje voor de lopers uit.<br />

Om de dag, voor het ontbijt, werden bij iedere<br />

pelgrim de bloeddruk, het gewicht, de taille, de<br />

polsfrequentie en – met een vingerprik –<br />

de bloedsuiker en het cholesterol gemeten.<br />

Dan met een stappenteller en een klokje op<br />

stap, voor een voettocht van gemiddeld 5,5 uur,<br />

23,5 kilometer en 31.000 stappen.<br />

Alle 29 lopers haalden de eindstreep, en ze<br />

vielen gemiddeld 0,8 kilo af. Niet veel, maar<br />

eigenlijk stond niemand daarvan te kijken.<br />

De copieuze maaltijden onderweg waren het<br />

gesprek van de dag, vertellen de onderzochten<br />

glunderend. Wijn, bier, vette kazen, biefstukken<br />

en dubbele porties friet.<br />

<br />

MARIJKE JOOSTEN (61) ZOU ZO WEER MEEDOEN<br />

‘Mijn twee kilo’s zijn er nog steeds af. Ik had al wandelervaring: twee keer het<br />

Pieterpad, en de eerste etappe van de Santiago-tocht. Het middenstuk ga ik nog<br />

een keer doen. Ik loop zo’n twintig kilometer per week; ik woon in Twente dus<br />

heb veel mogelijkheden. Bij de beginmetingen in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> bleek dat ik<br />

een traagwerkende schildklier had. Nu is die redelijk in balans. De onderzoeken<br />

onderweg waren soms wel zwaar, maar het lopen was heerlijk. Ik heb veel<br />

mensen leren kennen. Een sportkind was ik niet, en als maatschappelijk werker<br />

had ik een zittend beroep. Ik had beweging nodig en ben gaan wandelen. Zelf<br />

zou ik wel willen onderzoeken wat het effect is van fysieke inspanning op je<br />

geestelijke gezondheid. Zou je bijvoorbeeld kunnen meten wat het rendement<br />

is van een uur wandelen met je maatschappelijk werker en van een even lang<br />

gesprek in een spreekkamer?’<br />

‘Ha! Hoeveel weeg jij nu?’<br />

Uniek 23


Internist in opleiding Remy Bemelmans in actie tijdens het veldonderzoek<br />

De tailleomtrek nam ook af: gemiddeld met<br />

bijna twee centimeter. Opmerkelijk en bemoedigend,<br />

vindt Visseren. Ook opmerkelijk: twee<br />

maanden na de tocht is het gewichtsverlies<br />

ongeveer gelijk gebleven, maar zit de twee<br />

centimeter taille er weer bij. En jammer: de<br />

vaatconditie was niet signifi cant verbeterd.<br />

‘Misschien komt dat omdat jullie al in goede<br />

conditie waren toen jullie vertrokken’, oppert<br />

Bemelmans. ‘Gezonder dan gezond kun je niet<br />

worden.’<br />

VERRASSEND CHOLESTEROL<br />

Het meest verrassend voor de onderzoekers<br />

was het acute eff ect van veel en lang lopen<br />

op het cholesterolgehalte. LDL, het slechte<br />

cholesterol (blijft plakken aan de vaatwand<br />

waardoor bloedvaten stijver worden), kelderde<br />

in een paar dagen met dertig procent. En HDL,<br />

de goede variant (zorgt voor de afvoer van<br />

LDL), steeg met vijft ien procent. Fantastisch,<br />

vindt Visseren. ‘En dat zelfs in combinatie met<br />

al dat royale eten! Helaas blijkt dat zodra jullie<br />

weer gaan zitten en autorijden, die waardes zó<br />

weer terug bij af zijn. Ons cholesterolgehalte<br />

is de laatste decennia steeds hoger geworden,<br />

ongeveer vier keer zo hoog als bij beesten,<br />

24 Uniek<br />

HARRY BRUMMEL (58) HAD ’M AL GEFIETST<br />

‘Ik had al sinds mijn veertiende geen schoenen meer gedragen; altijd klompen.<br />

Een maand voor vertrek kocht ik een paar wandelschoenen. De eerste dag was<br />

negentien kilometer, zo veel had ik nog nooit achter elkaar gelopen. Aan het<br />

eind van de Camino woog ik 116 kilo, nu 121. Drie jaar geleden heb ik de tocht<br />

gefi etst, vanuit Groningen. Wat een kick om met de dag je conditie te voelen<br />

verbeteren! Daarvoor had ik vijf jaar niet gefi etst; ik was ziek en overspannen.<br />

Ik ben lid van het genootschap St. Jacob, zo hoorde ik van dit onderzoek. Het<br />

was twee weken feest, net een schoolreisje. Thuis kreeg ik op mijn kop van mijn<br />

kinderen: ik dronk veel te veel wijn. Als ik zo’n onderzoek mocht organiseren,<br />

dan zou ik eenzelfde soort groep zes weken laten lopen, en dan ook onderweg<br />

de vaatconditie meten, niet alleen voor en na in het ziekenhuis. Wat zouden de<br />

effecten na nog langere inspanning zijn?’<br />

pasgeborenen en mensen die onder primitieve<br />

omstandigheden leven. Dus onze voornaamste<br />

conclusie en aanbeveling: blijf bewegen!’<br />

‘Iedereen moet een beetje wennen aan dit soort<br />

onderzoeken – ikzelf ook’, vertelt Visseren<br />

terwijl de lopers en de thuisblijvers na de presentatie<br />

aanvallen op Spaanse wijn en worstjes.<br />

‘Als wetenschapper is het vreemd om het<br />

super precieze aspect los te laten. Maar buiten-<br />

‘Onze voornaamste conclusie en<br />

aanbeveling: blijf bewegen!’<br />

onderzoek is heel waardevol. Wij hebben laten<br />

zien dat het op een volwaardige en volwassen<br />

manier kan.’ De resultaten zijn bemoedigend<br />

en bieden veel aanknopingspunten voor verder<br />

onderzoek, zowel basaal als ‘buiten’. Hij zou zoiets<br />

nog eens willen doen met mensen die lijden<br />

aan bijvoorbeeld obesitas of suikerziekte. ‘Wie<br />

weet zijn de verschillen dan veel spectaculairder<br />

en blijvender.’


Hoeveel ze ook meemaken, de medewerkers van het<br />

<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>, soms laat een ervaring hen niet meer<br />

los. Het verhaal van arts Ian Leistikow.<br />

Die vrijdag heb ik crisisdienst. Ik ben arts-assistent op de afdeling<br />

acute psychiatrie. Met het afdelingshoofd kan ik het<br />

prima vinden. Zij is psycholoog en heeft veel ervaring: ze<br />

doet dit werk al vijftien jaar. Ik ben de enige arts die aanwezig<br />

is en mag dus – als broekie – ook als enige medicijnen<br />

voorschrijven. Dat voelt niet raar, dat is altijd zo, dat ben ik<br />

gewend. Alleen artsen mogen tenslotte voorschrijven. En op de achtergrond<br />

is er altijd een supervisor die ik bij twijfel kan bellen.<br />

In de loop van de dag komt het afdelingshoofd naar me toe en vraagt of<br />

ik een recept wil uitschrijven: tien milligram Haldol, eenmaal daags. Dat is<br />

een antipsychoticum. Ik ken de patiënt niet, heb hem niet gezien, kan niet<br />

inschatten wat hij nodig heeft. Dat komt vaker voor, het komt niet eens in me<br />

op haar te vragen of ik de patiënt kan spreken, dan vertraag ik de boel alleen<br />

maar. Het is een aardige vrouw, het voelt heel onnatuurlijk en wantrouwig<br />

om aan haar te twijfelen. Ik vind de dosering wel erg hoog: twee tot drie<br />

milligram is normaal. Ik twijfel toch, dus vraag haar of ze het zeker weet. Zij<br />

weet het zeker. Ik ga af op haar expertise, vertrouw haar en schrijf het recept.<br />

Aan het einde van mijn dienst, al dicht bij het weekend, belt de apotheker.<br />

‘Klopt dat wel?’, vraagt hij. ‘Is tien milligram Haldol niet erg veel?’ ‘Ja’, zeg<br />

ik. ‘Dat vind ik ook erg veel.’ De twijfel die ik eerder die dag had, komt<br />

twee keer zo hard terug. Daadkrachtig stelt de apotheker voor de dosis te<br />

halveren. Vijf milligram is nog steeds veel en vast ook genoeg. Ik vind het<br />

een goed plan. Ik twijfelde toch ook al? Die dosering is toch ook erg hoog?<br />

Apothekers weten toch wat normaal is? Ik heb nog nooit eerder zo veel<br />

voorgeschreven. Het afdelingshoofd heeft zich vast vergist. Ik stem toe.<br />

Opgelucht leg ik de telefoon neer. Dat is goed opgelost. Een naar incident<br />

is me bespaard gebleven. En ik geniet van mijn weekend.<br />

Maandagochtend. Ik ben bij de overdracht op de crisisdienst. Kort wordt<br />

doorgenomen wat er het weekend is gebeurd. Een man die al twintig jaar<br />

aan zware schizofrenie lijdt, is zaterdag met spoed opgenomen. In een acute<br />

psychose stond hij met een zwaard – woest – in de tuin van de buren om<br />

zich heen te zwaaien. Knalpsychotisch. Hij gebruikte wel medicijnen, maar<br />

veel te weinig, een zware onderdosering. Tegen zijn zin is hij opgenomen<br />

en in de isoleercel geplaatst. <br />

Tekst: Elke Lautenbag. Foto: Shutterstock / Tonobalaguerf.<br />

Uniek 25


ZORG<br />

Gevangenisarts Maarten Goedhart<br />

26 Uniek


<strong>UMC</strong>-OPLEIDING VOOR GEVANGENISARTSEN<br />

‘Je moet wel een beetje<br />

van ze houden’<br />

Enkele jaren geleden vond de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)<br />

dat de kwaliteit van de gezondheidszorg in de gevangenis onder de maat<br />

was. Het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> ontwikkelde een gerichte opleiding voor gevange-<br />

nisartsen. Maarten Goedhart is een van de eerste ‘studenten’.<br />

Lange gangen langs getraliede<br />

ramen. Een regelmatig patroon<br />

van zware metalen deuren die<br />

met een elektronisch klinkende<br />

klik op afstand worden<br />

geopend. Met grote stappen<br />

beent gevangenisarts Maarten Goedhart door<br />

Penitentiaire Inrichting Leeuwarden richting<br />

de isoleercel. ‘Gisteravond is er iemand in<br />

de isoleer gezet. Dan moeten we altijd even<br />

checken hoe hij het maakt.’<br />

Na het kritische rapport van de Inspectie voor<br />

de Gezondheidszorg namen de Landelijke<br />

Vereniging voor Penitentiaire Geneeskunde<br />

en de Dienst Justitiële Inrichtingen het initiatief<br />

voor de gevangenisartsenopleiding. Ze<br />

legden de ontwikkeling en uitvoering van het<br />

artsendeel van de opleiding bij professor Guus<br />

Schrijvers van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> neer. Inmiddels<br />

hebben de eerste artsen hun diploma.<br />

Opleider Joep van Buuren geeft aan dat het de<br />

bedoeling is dat alle honderddertig gevangenisartsen<br />

de opleiding volgen.<br />

De spreekkamer van Maarten Goedhart in<br />

de penitentiaire inrichting oogt hetzelfde als<br />

die van iedere huisarts. Een groot bureau,<br />

een computer en enkele doktersattributen.<br />

De tralies voor het raam en de bewaker die<br />

net om de hoek van de deur heeft postgevat,<br />

maken duidelijk dat het toch geen gewone<br />

huisartsenpost is. ‘Een klant voor je’, zegt de<br />

bewaker terwijl hij zijn hoofd om de hoek<br />

steekt. Ahmed komt binnen. Mediterraan<br />

type, hip baardje. Hij heeft wat last van zijn<br />

onderrug en zijn nek. ‘Sport je wel eens?’,<br />

vraagt Goedhart. ‘Hier binnen soms, buiten<br />

helemaal niet.’ ‘Hoe lang heb je die rugpijn al?’<br />

‘Lang, ik werkte als afwasser in een pizzeria.<br />

Ik ging regelmatig naar de fysiotherapeut, dat<br />

hielp. En ik ben rapper.’ ‘Wat zou ik voor je<br />

kunnen doen?’ ‘Regelen dat ik hier ook naar<br />

de fysio kan. Ik moet nog negentien maanden<br />

zitten, ik heb veel aan m’n hoofd. Niet veel<br />

tijd om te sporten.’ Goedhart wil eerst de rug<br />

eens bekijken. Na het lichamelijk onderzoek<br />

concludeert hij dat Ahmed vooral wat aan<br />

zijn houding moet doen, die veroorzaakt<br />

de klachten. En hij moet sporten. Goedhart<br />

schrijft een verwijzing naar de fysiotherapeut<br />

voor aanvullende begeleiding. <br />

Tekst: Elke Lautenbag. Foto’s: Vincent Boon.<br />

Uniek 27


ALARM<br />

De gevangenisarts zit gewoon tegenover<br />

de gedetineerde patiënt aan tafel. Hij heeft<br />

natuurlijk zijn alarm, en er is hulp om de hoek,<br />

maar toch. Bang is Goedhart niet. ‘Ze zitten<br />

hier al vast. De structuur is duidelijk en werkt<br />

de-escalerend. Hij doet dit werk nu een jaar of<br />

vijf. Daarnaast runt hij een huisartsenpraktijk<br />

in Leeuwarden en hij houdt een daklozenspreekuur.<br />

‘Sommigen van mijn patiënten kom<br />

ik in alledrie mijn praktijken tegen.’<br />

Het werk van de gevangenisarts is vaak niet<br />

anders dan dat van een reguliere arts, vindt<br />

opleider Van Buuren. ‘De mensen komen met<br />

dezelfde dingetjes en dingen naar je praktijk.’<br />

Op een aantal gebieden is het echter wel duidelijk<br />

anders. Er is een relatief hoge comorbiditeit<br />

met name op het gebied van psychiatrische<br />

aandoeningen, verslavingen, chronische<br />

aandoeningen en achterstallig onderhoud.<br />

‘We zien niet ontdekte of verwaarloosde<br />

suikerziekte, hoge bloeddruk en bijvoorbeeld<br />

hepatitis B of C en niet te vergeten: soa’s. Veel<br />

patiënten lijden aan veel meer dan waarvoor ze<br />

naar de arts komen. Door verslavings-, maar<br />

ook psychiatrische en existentiële problemen,<br />

vergt communicatie met de patiënt de nodige<br />

stuurmanskunst.’<br />

Maar ook de samenwerking is anders. Een arts<br />

is slechts een paar dagen per week een paar uur<br />

in de gevangenis, de verpleegkundige is er elke<br />

dag. De arts kijkt dus naar de patiënt door het<br />

fi lter van de verpleegkundige. Zij is de eerste<br />

contactpersoon, zij bekijkt of artsenbezoek<br />

nodig is. ‘Dat doet een groot beroep op de<br />

samenwerking tussen arts en verpleegkundige’,<br />

weet Goedhart. ‘En als zij er niet is, ’s avonds,<br />

’s nachts of in het weekend, heeft de cipier, tegenwoordig<br />

Penitentiair Inrichtingen Werker<br />

genoemd, die rol. Want ook die kan natuurlijk<br />

een arts oproepen als het nodig is.’<br />

Het derde verschil is de context waarin de<br />

gevangenisarts werkt. Hij is als onderdeel van<br />

de gevangenis ook medewerker van justitie.<br />

‘Als iemand al dertig jaar onfatsoenlijke<br />

manieren heeft , dan heeft hij ze hier ook’<br />

28 Uniek<br />

Net als buiten werkt de gevangenisarts gewoon<br />

volgens de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst<br />

(WGBO) en hij is daarin<br />

autonoom. Daarnaast is hij ook onderworpen<br />

aan de Penitentiaire Beginselenwet (PBW),<br />

waarin de autonomie beperkt kan worden. Van<br />

Buuren: ‘Dat zijn artsen niet gewend. Die zijn<br />

gewend min of meer eigen baas te zijn. Hier<br />

moet je je houden aan allerlei regels.’ Aan de<br />

spanning tussen enerzijds veiligheid in brede<br />

zin en anderzijds hulpvaardigheid, wordt in de<br />

opleiding veel aandacht besteed.<br />

DE VRAAG ACHTER DE VRAAG<br />

Guus komt binnen, jaar of 45, dun, weinig haar,<br />

oogt onzeker en spreekt nauwelijks verstaanbaar.<br />

Hij heeft last van nierstenen, hoewel hij<br />

daar zelf niet van overtuigd is. Goedhart vertelt<br />

dat deze patiënt een grote angst heeft voor<br />

ziekenhuizen en operaties. Hij heeft veel pijn.<br />

‘Hoe gaat het nu met je?’ ‘Ik moet me rustiger<br />

houden.’ ‘Werken de pijnstillers wel?’ ‘Ja,<br />

ietsie.’ ‘Gelukkig. Het is een soort morfi ne dat<br />

je krijgt, tegen de pijn. Als je het alleen tegen<br />

de pijn gebruikt, kun je er niet verslaafd aan<br />

raken.’ ‘Dat lijkt me stug.’ ‘Toch is het zo.’ ‘Hoe<br />

kan dat dan?’ ‘Dat is lastig om uit te leggen,<br />

maar zo werkt het nu eenmaal. Ik help je nu wel<br />

met de pijn, maar ik kan niet de oorzaak wegnemen.<br />

Dat moeten ze in het ziekenhuis doen.’<br />

‘Daar ga ik niet heen. Het stoort me trouwens<br />

heel erg dat ik gewoon moet werken. Dat gaat<br />

vaak echt niet. En dan zitten ze toch achter m’n<br />

kont aan. Laatst kreeg ik een belachelijke brief<br />

dat ik niet naar jou toe mocht.’ ‘Ja, maar toen<br />

was je net de dag daarvoor nog bij mij geweest.’<br />

Guus windt zich op. ‘Dan hoeven ze toch niet<br />

zo’n brief te sturen. En hoe zit dat met het extra<br />

kussen.’ ‘Dat is helaas niet mogelijk. Iedereen<br />

wil extra kussens, en voor je niersteen heb je<br />

daar niks aan. Ik zie je binnenkort wel weer.’<br />

Mopperend verlaat Guus de ruimte.<br />

‘Mooi hè,’ zegt Goedhart glunderend als Guus<br />

uit de kamer is. ‘Ze zijn zo leuk, die jongens.<br />

Veel leuker haast dan doorsnee patiënten. Dat<br />

komt omdat ze hier niks meer op hoeven te<br />

houden. Er zit veel meer oorspronkelijkheid<br />

in. Maar ook vaak een dubbele bodem, of een<br />

dubbele agenda. Daar moet je altijd rekening<br />

mee houden: wat willen ze echt, waarvoor zijn<br />

ze hier, wat is de vraag achter de vraag?’<br />

‘De “alibivraag” is er een die iedere arts, maar<br />

júíst de gevangenisarts zich keer op keer moet<br />

stellen, reageert opleider Joep van Buuren. ‘Wat<br />

is het echte doel waarvoor iemand komt? Komt<br />

iemand inderdaad voor jeuk aan zijn oor, of wil<br />

hij een briefj e dat hij niet hoeft te werken, of<br />

heeft hij behoeft e aan een praatpaal?’<br />

Goedhart: ‘Je moet in ieder geval niet repressief<br />

reageren. Als gevangenisarts moet je accepteren<br />

dat je niet altijd hetzelfde behandeld wordt<br />

als dat je in het dagelijks leven gewend bent. Als<br />

iemand al dertig jaar onfatsoenlijke manieren<br />

heeft , dan heeft hij die hier ook. Dat leer je ze<br />

niet zomaar af. Dan kun je erop gaan staan dat<br />

je fatsoenlijk behandeld wordt, eisen dat ze beleefd<br />

zijn, maar dat werkt niet. Dat leidt alleen<br />

maar tot confl icten. Je moet gewoon niet te snel<br />

beledigd zijn. Om dit werk goed te doen, moet<br />

je wel een beetje van ze houden.’<br />

EIGEN IDENTITEIT<br />

Goedhart vindt de gevangenisartsenopleiding<br />

een goed initiatief. Hij gaat er met plezier naar<br />

toe. ‘Ik heb bijvoorbeeld veel aan de bijeenkomsten<br />

over verslavingsproblematiek en de<br />

regelgeving daaromheen gehad. Bovendien<br />

is het prettig om met collega’s te praten. Die<br />

kom je anders weinig tegen. Het is goed om te<br />

horen hoe zij met bepaalde dingen omgaan.’<br />

Van Buuren is dat met hem eens. ‘De opleiding<br />

geeft de gevangenisartsen een eigen identiteit.<br />

Je staat niet alleen, er zijn meer mensen die op<br />

dezelfde problemen stuiten, je hebt collega’s<br />

met wie je daarover kunt praten.’<br />

‘Het mooie van dit werk is dat je je realiseert<br />

dat de scheidslijn tussen deze en de andere<br />

kant van de tafel heel dun is’, vindt Goedhart.


‘Ik realiseer me dat sommigen hier door een<br />

dwaling van het recht onterecht vastzitten.<br />

Weer anderen zijn hun hele leven brave burgers<br />

geweest, maar hebben in een vlaag van verstandsverbijstering<br />

iets vreselijks gedaan.’ Dan<br />

relativerend: ‘Het grootste deel zit terecht hoor,<br />

maar soms heb je het gevoel dat het je zomaar<br />

kan gebeuren dat je zelf vastzit.’<br />

AGRESSIE<br />

Een belangrijk punt in de opleiding is omgaan<br />

met agressie. Hoe ga je om met boze patiënten?<br />

Van Buuren geeft een voorbeeld. ‘Er komt een<br />

vent binnenlopen, met een pet op. Hij geeft<br />

geen hand, ploft neer op de stoel en eist een<br />

voorraadje oxazepam. “Nou niet zeiken man,<br />

geef me dat gewoon, dan heb je geen last meer<br />

van me.” Hoe pak je dat aan?’ De strijd aangaan<br />

heeft volgens Van Buuren niet zo veel zin. Dat<br />

leidt vaak tot escalatie. Dan raak je het contact<br />

met je patiënt kwijt. Doorschuiven is soms een<br />

optie. Maar dan verschuil je je als arts achter<br />

het beleid van de directie, en zeg je dat de<br />

patiënt daar maar een verzoek moet indienen.<br />

Meestal niet zo bevorderlijk voor het verdere<br />

contact. ‘Een andere methode is de judomethode,<br />

waarbij je een beetje met de patiënt<br />

meebeweegt. Een beetje toegeven om de angel<br />

eruit te halen. “Ik geef je nu voor twee dagen<br />

oxazepam mee, en dan maken we dan een afspraak<br />

om te kijken hoe het met je gaat.” Op de<br />

opleiding oefenen de artsen dit soort situaties<br />

met acteurs. Dat geeft ook de mogelijkheid om<br />

ook eens wat anders dan je eigen aanpak uit te<br />

proberen.’<br />

Bob komt binnen. Een zenuwachtige veertiger,<br />

onrustige blik. ‘Ik zit er helemaal door’, zegt<br />

hij. ‘Ik heb 36 maanden gekregen. Ze hebben<br />

helemaal niet naar mijn kant van het verhaal<br />

gekeken. Ik ga in hoger beroep, dit is niet<br />

acceptabel. De afstand tot mijn kinderen was<br />

al zo groot. En die wordt nu nog groter.’ De<br />

tranen stromen over zijn wangen. ‘Ik heb ze<br />

tien jaar niet gezien, dat begint er steeds meer<br />

in te hakken. Soms denk ik, ik hang mezelf op.<br />

Voor mij hoeft het niet meer. M’n hele leven<br />

bajes in, bajes uit. Het is te veel van het goede.<br />

Altijd loopt het mis. Dikke twintig jaar gezeten,<br />

ik móét eruit. Nu was het echt zelfverdediging,<br />

maar omdat m’n verleden tegenzit, krijg ik de<br />

volle mep. Ik kan er niet meer tegen. Soms sla<br />

ik helemaal dicht, dan explodeer ik, heb ik me<br />

niet in de hand, zwart voor m’n ogen.’ Goedhart<br />

constateert dat hij een probleem heeft zijn<br />

impulsen te controleren. Bob zegt niet te weten<br />

hoe hij zich nog staande moet houden. ‘Ik wil<br />

200 mg erbij vragen.’ ‘Nou, laten we beginnen<br />

met 100 mg extra Seroquel.’ ‘Nee, ik wil er 200<br />

bij, dat heb ik nodig. En dan die verpleegkundige,<br />

ze zegt dat ik niet ziek ben, ik moet gewoon<br />

aan het werk! Nou, tot nu toe heb ik me rustig<br />

gehouden, maar ik geef ’t hier nu duidelijk aan:<br />

de volgende keer gaat het echt mis. Dan kan ik<br />

niet respectvol meer zijn.’<br />

Goedhart geeft Bob de toezegging dat een<br />

eventuele extra dosis Seroquel zal worden besproken<br />

in het psychomedische overleg (PMO).<br />

Een rustgevend medicijn, maar medisch gezien<br />

in dit geval niet noodzakelijk. ‘Maar je moet<br />

iets voor ze doen om ze te helpen zich hier<br />

staande te houden’, weet Goedhart. ‘Soms moet<br />

je een beetje meeveren om de boel in de hand<br />

te houden. Het hele riedeltje van verslavingsgedrag<br />

en de zucht naar middelen is bekend:<br />

boosheid, tranen, eisen, enzovoort.’ Goedhart<br />

herhaalt dat de gedetineerden vaak een dubbele<br />

agenda hebben. ‘Ik heb een groot vertrouwen<br />

in mensen, nog steeds. En ik ben ook blij dat ik<br />

dat kan behouden. Hoewel ik hier natuurlijk<br />

wel wat voorzichtiger ben. Mijn voorganger zei:<br />

“Ga ervan uit dat alles gelogen is wat ze zeggen.”<br />

Toen dacht ik, tjonge jonge, het wordt tijd<br />

dat jij weggaat. Inmiddels ben ik door schade<br />

en schande ook wel wat wijzer geworden.’ <br />

De namen van de gedetineerden in dit artikel<br />

zijn gefi ngeerd.<br />

Uniek 29


De Disneydoctrine<br />

Moet het <strong>UMC</strong> een ‘beleving’ zijn?<br />

juiste bejegening van<br />

de patiënt is niet in een<br />

gedragsrichtlijn vast te<br />

leggen, maar iedereen<br />

herkent de verhalen ‘De<br />

als hij ze hoort’, stelde<br />

Fred Lee in juni in een seminar in het <strong>UMC</strong><br />

<strong>Utrecht</strong>. In 2004 schreef Lee het boek If Disney<br />

Ran Your Hospital: 9 ½ Th ings You Would Do<br />

Diff erently. Lee was onder meer senior vice<br />

president van Florida Hospital en werknemer<br />

bij Disney. Hij heeft nu een eigen bedrijf in<br />

healthcare marketing and service excellence.<br />

Volgens Lee moet ziekenhuispersoneel een<br />

patiënt het gevoel willen geven dat hij speciaal<br />

is. Daarvoor moeten ziekenhuizen van ‘gestandaardiseerde<br />

hoff elijkheid’ naar persoonlijke<br />

zorg.<br />

‘Voor verpleegkundigen ís de beleving van de<br />

patiënt al het allerbelangrijkst’, reageert unithoofd<br />

Ariane van Wamel. ‘Empathie en<br />

accuratesse, het zou zo in een personeelsadvertentie<br />

voor verpleegkundigen kunnen<br />

30 Uniek<br />

Aan de verwachtingen van patiënten voldoen, is niet genoeg, want een tevreden patiënt<br />

is nog geen fan of ambassadeur van je ziekenhuis. Alleen een ‘geweldige ervaring’ zorgt<br />

ervoor dat patiënten jouw ziekenhuis bij anderen gaan aanbevelen. Aldus voormalig Disney-<br />

employee Fred Lee en schrijver van het boek If Disney ran your hospital. Medewerkers van<br />

het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> reageren op zijn ideeën.<br />

Tekst: Rinze Benedictus. Foto: Anne van Gelder.<br />

staan! Het type mensen dat hier veel waarde<br />

aan hecht, kiest voor dit vak. Het is dus niks<br />

nieuws, maar dat zegt Lee zelf ook al.’ Van<br />

Wamel is senior unithoofd van de verpleegafdeling<br />

B3west van de divisie Hart & Longen.<br />

Daarnaast is zij voorzitter van het Verpleegkundig<br />

Convent, een adviesorgaan dat de<br />

Raad van Bestuur adviseert over verpleegkundige<br />

zaken.<br />

‘Voor verpleegkundigen is het idee wellicht niet<br />

nieuw, maar Lee heeft zijn boek voornamelijk<br />

geschreven voor sceptische managers’, zegt<br />

Robert van Barneveld, manager zorg<br />

van de divisie Hart & Longen. ‘Alleen heeft<br />

Lee zijn concept overgoten met een Amerikaanse<br />

saus. Het is de kunst daardoorheen te<br />

kijken.’<br />

GOED IS NIET GOED GENOEG<br />

Ziekenhuizen moeten volgens Fred Lee niet<br />

streven naar tevreden patiënten, maar naar<br />

loyale patiënten. Dat spreekt Van Barneveld<br />

wel aan. ‘Als we een acht scoren, vinden we het<br />

wel prima. Maar is dat de essentie van zorg<br />

leveren? Laat je bij patiënten dan een indruk<br />

achter die beklijft ? Ik denk het niet. Als we<br />

inderdaad onze naamsbekendheid willen<br />

vergroten, moeten we zorgen dat patiënten verhalen<br />

te vertellen hebben over hun excellente<br />

ervaring in het <strong>UMC</strong>. We moeten die verhalen<br />

verzamelen en met elkaar delen.’<br />

Ook Ineke Haasnoot, manager zorg van de<br />

divisie Interne Geneeskunde en Dermatologie,<br />

is enthousiast. ‘Ik ben het met Lee eens dat<br />

patiënttevredenheid alleen niet voldoende is.<br />

We moeten streven naar patiëntloyaliteit.<br />

Het is makkelijk om genoegzaam achterover<br />

te leunen als we in patienttevredenheidsonderzoeken<br />

vier punten uit vijf scoren.’<br />

Samen met de leiding van verpleegafdelingen<br />

werkt Haasnoot nu aan een manifest dat<br />

patiënten vertelt wat ze mogen verwachten<br />

van de dienstverlening in haar divisie. Het<br />

maakt deel uit van een programma om de<br />

‘klantgerichtheid’ te vergroten. ‘De loyaliteit<br />

van patiënten verloopt via de beleving en die


ZORG<br />

Uniek 31


is inderdaad onmeetbaar. Maar in the end<br />

weten we allemaal wat het betekent. Als ik<br />

een unithoofd vraag om een zeer betrokken<br />

verpleegkundige, dan komt ze met een naam.<br />

Tegelijkertijd moeten we realistisch zijn en<br />

bedenken dat Nederland een calvinistisch land<br />

is’, relativeert Haasnoot. ‘Voor veel patiënten is<br />

de “gewone” benadering voldoende. Hoewel ik<br />

denk dat het goed is te streven naar méér dan<br />

tevredenheid, vind ik “übervriendelijkheid”<br />

meer iets voor Amerikanen. Volgens Haasnoot<br />

worden patiënten vooral geraakt door passie<br />

en bevlogenheid van het ziekenhuis personeel.<br />

‘Je zou kunnen denken dat patiënten juist<br />

professionele distantie waarderen. Maar alleen<br />

je werk goed doen, is niet voldoende. Uit<br />

onderzoek blijkt dat patiënten juist veel waarde<br />

hechten aan betrokkenheid en invoelendheid.’<br />

VAN DIENSTVERLENING NAAR<br />

EEN ERVARING<br />

‘Een tevreden patiënt kan loyaal worden als<br />

het ziekenhuisverblijf een ervaring was’,<br />

vertelt Lucie van Woerkom, unithoofd van<br />

de verpleegafdeling B4west van de divisie Hart<br />

& Longen. ‘Verpleegkundigen van het <strong>UMC</strong><br />

<strong>Utrecht</strong> proberen verder te gaan dan alleen<br />

dienstverlening.’ Van Woerkom vertelt over<br />

een jongen van negen met een hartritmestoornis<br />

die op de volwassenenafdeling opgenomen<br />

werd. ‘In overleg met de ouders, de specialist en<br />

het WKZ hebben we besloten dat hij toch in het<br />

kinderziekenhuis bij leeft ijdsgenootjes kon<br />

liggen. Het vergde goede afspraken over de<br />

directe bereikbaarheid van zijn behandelend<br />

arts.’<br />

Inspelen op de beleving van patiënten betekent<br />

iets extra’s doen, beaamt zorgmanager<br />

Haasnoot. ‘Iets wat buiten de gewone zorg valt<br />

en wat patiënten verrast. Daar is zeker ruimte<br />

voor in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Onlangs lag hier een<br />

patiënt met een slecht werkend immuunsysteem,<br />

hij had erg weinig witte bloedcellen. Hij<br />

wilde heel graag zijn hond zien waar hij dol op<br />

32 Uniek<br />

was. Vanwege infectiegevaar kan dat eigenlijk<br />

niet. De patiënt heeft beschermende kleding<br />

aangekregen en de hond is bij de patiënt op bezoek<br />

geweest. Hier is een schitterende foto van<br />

gemaakt. De patiënt overleed niet lang daarna.<br />

Het was de laatste keer dat hij zijn hond zag.<br />

Een simpel voorbeeld is ook het geven van een<br />

roos aan alle patiënten die op hun verjaardag<br />

een endoscopie moeten ondergaan.’<br />

HOFFELIJKHEID<br />

Lee denkt ook dat ziekenhuizen gastvrijer kunnen<br />

zijn. Een zakelijke ontvangst moet<br />

hoff elijke gastvrijheid worden, vindt hij.<br />

‘Hoff elijkheid kan heel simpel zijn’, vindt<br />

Haasnoot. ‘Zeg wat je gaat doen en waarom.<br />

Een verpleegkundige die klopt op een kamerdeur,<br />

hallo zegt en meldt dat ze de gordijnen<br />

dicht komt doen om de privacy te vergroten,<br />

maakt een heel andere indruk dan een verpleegkundige<br />

die zonder toelichting de kamer<br />

binnenloopt en de gordijnen dichttrekt.<br />

De goede bedoeling is in beide gevallen hetzelfde,<br />

maar de eerste verpleegkundige komt<br />

een stuk zorgzamer over. Als je niet zegt wat<br />

je doet, voelt de patiënt zich minder gezien en<br />

betrokken.’<br />

Als zorgprofessional ben je te gast in het leven<br />

van de patiënt, vinden ook Van Wamel en Van<br />

Woerkom. ‘Behandel de ander niet alleen zoals<br />

je zelf behandeld zou willen worden, maar<br />

probeer je ook te verplaatsen in de patiënt.<br />

Dat vond ik wel een eye opener van Lee. Dat<br />

gezichtspunt zou voor sommigen nog wel eens<br />

nieuw kunnen zijn. Als ik een patiëntenkamer<br />

inga, vind ik het soms genant dat ik inbreek in<br />

de belevingswereld van die patiënt. Het is zijn<br />

kamer en ik benoem dat ook.’<br />

Misschien niet zo verrassend, maar werkdruk<br />

komt het medeleven van verpleegkundigen<br />

niet ten goede, legt Van Wamel uit: ‘Verpleegkundigen<br />

moeten veel zorg leveren in weinig<br />

tijd. Sommigen zijn geneigd niet te vragen naar<br />

extra wensen, uit vooronderstelde angst dat het<br />

‘Als zorgprofessional ben je te gast<br />

in het leven van de patiënt’<br />

extra tijd gaat kosten.’ Haasnoot denkt dat de<br />

hoff elijke benadering niet veel extra tijd kost.<br />

‘Het gaat om kleine dingen. Een patiënt bij z’n<br />

naam noemen, jezelf voorstellen. Zaken waarbij<br />

we nog veel van Amerikanen kunnen leren.<br />

Het is een houding, het zijn niet zozeer extra<br />

handelingen. Een patiënt voelt zich gehoord als<br />

je bij een wasbeurt oogcontact zoekt en vraagt<br />

hoe het met iemand gaat.’<br />

WEES BLIJ MET KLACHTEN!<br />

Volgens Lee moeten ziekenhuizen blij zijn<br />

met klachten, dat zijn namelijk kansen voor<br />

verbeteringen. Van Barneveld verzamelt alle<br />

binnenkomende klachten. ‘We proberen daar<br />

altijd van te leren, we vragen ons altijd af of<br />

een klacht noopt tot een beleidsverandering.<br />

Klachten gaan regelmatig over de bejegening<br />

door artsen of verpleegkundigen. Dat levert<br />

voor de medewerker in kwestie altijd een<br />

gesprek met de leidinggevende op.’<br />

Nederland kent misschien een open cultuur<br />

met geen overdreven respect voor hiërarchie,<br />

het wil niet zeggen dat patiënten makkelijk<br />

hun hart luchten. ‘Mensen zijn voornamelijk<br />

positief, kijk maar op de prikborden met<br />

enthousiaste brieven. Maar je hoort niet alles’,<br />

geeft unithoofd Van Wamel toe. ‘In patiënttevredenheidsonderzoeken<br />

geven mensen thuis<br />

andere antwoorden dan in het ziekenhuis.’<br />

Zorgmanager Van Barneveld erkent dat.<br />

‘Het is ook niet zo verwonderlijk, tussen<br />

zorgpersoneel en patiënt bestaat een hoge mate<br />

van ongelijkheid. In het ziekenhuisbed zijn<br />

patiënten afh ankelijk van verpleegkundigen en<br />

artsen, ze vinden het dan moeilijk om kritiek<br />

te leveren.’<br />

Maar ziekenhuizen spreken patiënten wel<br />

steeds meer aan op hun eigen verantwoordelijkheid,<br />

erkent Van Barneveld. ‘Patiënten<br />

kunnen zelf bijdragen aan hun herstel. Als<br />

artsen de visite lopen en een patiënt heeft een<br />

vraag dan verwachten wij ook dat een patiënt<br />

assertief genoeg is om die vraag te stellen.’


Miquel Bulnes is arts-microbioloog en<br />

schrijver. Hij publiceerde onder meer drie<br />

romans: Zorg, Lab en Attaque.<br />

Ambitieuze onderzoekers<br />

doen er goed aan geen<br />

langdurige fi nanciële<br />

verplichtingen aan te gaan<br />

Nadat de Amerikaanse tandarts Horace Wells in een rondreizende kermis het<br />

effect van lachgas had ondervonden, ging hij het vanaf 1845 met succes gebruiken<br />

als verdoving bij zijn patiënten. Twee jaar later begon de Hongaarse<br />

arts Ignaz Semmelweis te werken op de afdeling Gynaecologie van het Weense<br />

universiteitsziekenhuis. Deze kliniek was een gevaarlijke plek om een kind ter<br />

wereld te brengen, want ongeveer een op de tien kraamvrouwen overleed er aan kraamvrouwenkoorts.<br />

Semmelweis ontdekte dat de ziekte kon worden voorkomen als artsen hun<br />

handen desinfecteerden voordat ze een bevalling begeleidden. Door de invoering van een<br />

handenwasverplichting kelderde de sterfte aan kraamvrouwenkoorts tot minder dan één<br />

procent, waarmee hij in feite de grondlegger werd van de infectiepreventie in ziekenhuizen.<br />

Nog zo’n geniaal idee kwam in 1929 van de Duitse cardioloog in opleiding Werner Forssmann.<br />

Deze schoof een zeventig centimeter lange slang door een ader in zijn elleboog naar<br />

zijn hart, spoot een contrastvloeistof in, en maakte een foto met een röntgenapparaat: de<br />

allereerste hartkatheterisatie.<br />

Afgezien van hun vooruitziende blik en hun jonge leeftijd (Wells was destijds 30, Semmelweis<br />

27, Forssmann 25), hadden deze drie artsen nóg iets gemeenschappelijk: hun ontdekkingen<br />

pakten rampzalig uit voor hun carrières.<br />

Wells maakte bij een demonstratie aan artsen uit zijn stad een fout met de toediening van het<br />

lachgas, waardoor de proefpersoon bij wie een tand werd uitgetrokken het uitschreeuwde<br />

van de pijn. Het publiek hoonde hem weg en uit schaamte gaf Wells zijn praktijk op om aan<br />

de slag te gaan als rondreizende kanarieverkoper. Semmelweis en Forssmann werden allebei<br />

door hun ziekenhuizen op staande voet ontslagen. Ambitieuze onderzoekers doen er goed<br />

aan geen langdurige fi nanciële verplichtingen aan te gaan.<br />

Geneeskunde is een uitermate conservatieve wetenschap en wie een al te revolutionair idee<br />

lanceert, kan een fl inke dosis wantrouwen tegemoet zien. Terecht, want voor elke Wells,<br />

Semmelweis en Forssmann lopen er honderd ernstig verwarde zielen en honderd regelrechte<br />

oplichters rond: de artsen die ontkennen dat aids wordt veroorzaakt door een virus, degenen<br />

die de bofvaccinatie zien als de oorzaak van autisme, die kanker willen genezen met wat<br />

voedingssupplementen, die epilepsie behandelen met magnetische velden… tot en met de<br />

uitvinder van de baringscentrifuge (door de zwangere rond te draaien wordt de baby naar<br />

buiten geslingerd).<br />

Terecht, maar wel lastig voor mensen die de geneeskunde écht vooruit helpen. Zoals de Australische<br />

internist Barry Marshall. Hij was 31 toen hij in 1982 bedacht dat maagzweren niet<br />

werden veroorzaakt door stress maar door een bacterie, en suggereerde ze te behandelen<br />

met antibiotica. Pas na jarenlang op congressen belachelijk te zijn gemaakt door collega’s –<br />

en nadat hij zichzelf een maagzweer had bezorgd door een oplossing met de bacterie op te<br />

drinken – begon men eindelijk Marshalls gelijk te erkennen. Vijf jaar geleden ontving hij de<br />

Nobelprijs voor zijn ontdekking.<br />

Ook op dit moment zijn jonge onderzoekers over de hele wereld tegendraadse theorieën<br />

aan het ontwikkelen die vooralsnog niemand van ze wil aannemen. Wie van hen geniaal zijn<br />

en wie alleen levensgevaarlijk kan ik u helaas pas over een jaar of twintig vertellen. Wellicht<br />

heeft tegen die tijd elk ziekenhuis zijn eigen baringscentrifuge. <br />

Foto: Michel Campfens.<br />

COLUMN<br />

VERNIEUWERS IN DE MEDISCHE WETENSCHAP<br />

Uniek 33


Telemedicine<br />

à la carte<br />

<strong>Utrecht</strong>se coassistenten en arts-assistenten volgen op een metersbreed<br />

beeldscherm KNO-operaties die in Frankrijk worden uitgevoerd.<br />

Verslag van een middenooroperatie bij een jonge vrouw met gehoor-<br />

problemen. Live vanuit de Causse Ear Clinique in Béziers.<br />

e?’, vraagt Ruben van<br />

der Wekken aan zijn vijf<br />

mede-coassistenten. Ze<br />

hebben vanochtend om<br />

acht uur de eerste oor-<br />

‘Koffi<br />

operatie gezien en zijn nu<br />

in afwachting van de tweede. De colloquiumzaal<br />

van de divisie Heelkunde is verduisterd en<br />

het beeldscherm aan de wand is zo groot als in<br />

een kleine bioscoop. De derdejaars coassistenten<br />

zitten naast elkaar achter aaneengeschoven<br />

tafels.<br />

Gewoonlijk volgen ze op dinsdag vier of vijf<br />

ooroperaties, vandaag slechts twee omdat de<br />

34 Uniek Tekst: Riëtte Duynstee. Foto’s: Vincent Boon.<br />

Franse KNO-arts Robert Vincent een aantal<br />

buitenlandse gasten heeft . Die wonen de<br />

operaties straks ter plekke bij en volgen daarna<br />

een door Vincent georganiseerde International<br />

Course. Om half tien wordt de patiënt de operatiekamer<br />

binnengereden, een jonge vrouw met<br />

gehoorproblemen. Mogelijk is er sprake van<br />

‘otosclerose’: botgroei rondom de stijgbeugel,<br />

een van de drie gehoorbeentjes in het middenoor.<br />

Vaak is de afwijking niet zichtbaar op CTscans.<br />

Bij otosclerose kan de stijgbeugel geen<br />

trillingen meer doorgeven aan het slakkenhuis<br />

in het binnenoor. Daarom wordt bij de patiënt<br />

in Béziers straks waarschijnlijk de stijgbeugel<br />

verwijderd en vervangen door een prothese.<br />

We zien hoe de operatiekamerassistent voorbereidingen<br />

treft . De patiënt – nu nog bij kennis<br />

- wordt met drie stevige riemen gefi xeerd op<br />

een smalle operatietafel. ‘Bij ons zijn de tafels<br />

breder’, valt de oplettende coassistent Chaniëlle<br />

Salsbach op. ‘En in <strong>Utrecht</strong> worden patiënten<br />

met een brede band gefi xeerd. Niet met leren<br />

riemen.’ Dan verschijnt de anesthesist in beeld.<br />

Hij verdooft het keelgebied van de patiënt met<br />

een spray om een kokhalsrefl ex te voorkomen<br />

als hij de patiënt even later intubeert. We zien<br />

hoe de patiënt onder narcose wordt gebracht.<br />

Er wordt een operatielaken over het hoofd<br />

gelegd, met daarin een gat voor het oor.<br />

ANY QUESTIONS FROM UTRECHT?<br />

Dan komt Robert Vincent de operatiekamer<br />

binnenstappen, met in het kielzog zijn gasten.<br />

Vincent wendt zich even tot de camera: ‘Goodmorning<br />

<strong>Utrecht</strong>’. ‘Goodmorning’, antwoorden<br />

de coassistenten in koor. Alleen als ze op een<br />

knop drukken en in de microfoon praten, zijn


ze verstaanbaar in Béziers. Het valt hun op dat<br />

de gasten in de operatiekamer nog niet alle hygiënemaatregelen<br />

hebben getroff en. ‘Ik zie een<br />

horloge, een armband, een ring en handtas’,<br />

somt Lisa Tang op. De operatie begint, de tas<br />

wordt naar een naastgelegen vertrek gebracht.<br />

We zien hoe Vincent een bloedvat uit de rechteronderarm<br />

haalt. De buitenste laag van de<br />

opengewerkte ader zal straks de voetplaat van<br />

de stijgbeugel vervangen die het ovale venster<br />

naar het binnenoor afsluit. ‘Changer le camera’,<br />

verordonneert Vincent in zijn moedertaal een<br />

assistent als hij overgaat tot de operatie van het<br />

oor. Vervolgens kijken we via een trechter mee<br />

door de operatiemicroscoop. We bevinden ons<br />

in de gehoorgang. Vincent snijdt zorgvuldig<br />

de huid rondom het trommelvlies los, zodat hij<br />

het vlies kan omklappen en de gehoorbeentjes<br />

kan bereiken. Hij schept wat botweefsel weg,<br />

en de stijgbeugel verschijnt in beeld. Hij checkt<br />

de beweeglijkheid. Daar blijkt niets mee mis te<br />

zijn. Er is helemaal geen sprake van otosclerose.<br />

Daarom snijdt Vincent de pees van een spiertje<br />

door dat aan de stijgbeugel bevestigd is. Het<br />

spiertje wordt gewoonlijk ter bescherming<br />

gespannen bij veel decibellen. Maar staat het<br />

te strak, dan belemmert het de overdracht al<br />

bij normale geluidssterkte. Zonder otosclerose<br />

is de kans groot dat dít de oplossing is<br />

van het gehoorprobleem. Het trommelvlies<br />

wordt weer op zijn plaats gelegd en de huid zal<br />

vanzelf weer vastgroeien. ‘Any questions from<br />

<strong>Utrecht</strong>?’, vraagt Vincent, terwijl hij van achter<br />

zijn mondkapje in de camera kijkt. Nee, geen<br />

vragen meer.<br />

MET DE NEUS ER BOVENOP<br />

Prof. dr. Wilko Grolman is opleider KNO<br />

in <strong>Utrecht</strong>. Op dit moment biedt hij zijn<br />

studenten alleen operaties uit Béziers aan,<br />

hij heeft daartoe goede afspraken gemaakt<br />

met Robert Vincent. In de nabije toekomst<br />

zullen coassistenten en arts-assistenten een<br />

keuze kunnen maken uit verschillende KNOoperaties<br />

wereldwijd. Telemedicine à la carte,<br />

zo wordt het genoemd. Grolman: ‘Omwille<br />

van de hygiëne mag er tegenwoordig maar één<br />

coassistent meekijken met operaties. Dat is<br />

‘Omwille van de hygiëne mag er tegenwoordig<br />

maar één coassistent meekijken met operaties.<br />

Dat is voor het onderwijs een wezenlijk probleem’<br />

ONDERWIJS<br />

voor het onderwijs een wezenlijk probleem. Via<br />

de camera echter, staan ze met net zo veel als ze<br />

willen met hun neus boven op het operatieveld.<br />

Ze kunnen de chirurg tussentijds steeds vragen<br />

stellen. Juist die interactie maakt het systeem<br />

zo waardevol. De interactie is essentieel.’<br />

Ook de coassistenten zijn enthousiast over de<br />

telemedicine. ‘Zo’n gehoorbeentje is twee, drie<br />

millimeter lang’, zegt Eva Molmans. ‘Zonder<br />

camera, microscoop en beeldscherm kun je<br />

überhaupt niet zien hoe er in het oor wordt<br />

geopereerd.’ De studenten Geneeskunde hebben<br />

allemaal al een aantal coschappen gelopen,<br />

maar nog bij geen ander specialisme hebben ze<br />

via de camera live operaties gevolgd. Om eerlijk<br />

te zijn, denken ze ook dat het bij bijvoorbeeld<br />

buikoperaties interessanter is om er écht bij<br />

te zijn. ‘Wij zitten hier lekker met een kopje<br />

koffi e te kijken’, zegt Bart Dam. ‘Maar als je in<br />

de operatiekamer aanwezig bent, voel je de hectiek<br />

veel meer. Dan mag je ook de buik open<br />

houden, de darm aan de kant schuiven, bloed<br />

wegzuigen of een wond hechten. Daar leer je<br />

natuurlijk óók erg veel van.’ <br />

Uniek 35


6vragen over<br />

Nog voor de polypil goed en wel ontwikkeld<br />

is, leidt hij al tot talloze discussies. Geef iedere<br />

55-plusser zo’n pil en we voorkomen heel veel<br />

hart- en vaatziekten, roepen de voorstanders.<br />

Waarom gezonde mensen pillen laten slikken,<br />

was het argument van de tegenstanders. On-<br />

langs is het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> – samen met andere –<br />

een onderzoek begonnen naar het effect van<br />

de polypil. Professor Rick Grobbee zet de feiten<br />

op een rij.<br />

36 Uniek Tekst: Elke Lautenbag.<br />

1 Wat<br />

is de polypil?<br />

‘Het is één pil die een lage dosis van vier medicijnen<br />

tegen hart- en vaatziekten combineert: een<br />

bloedverdunner, een cholesterolverlager en twee<br />

bloeddrukverlagers. Patiënten met een hoog risico<br />

op hart- en vaatziekten slikken deze medicijnen vaak allemaal, maar<br />

dan in een andere dosering en met een veelvoud aan pillen. Sommige<br />

mensen slikken elf pillen per dag. Voor hen zou de polypil<br />

enorm gemakkelijk zijn. Hij zou absoluut de therapietrouw vergroten.<br />

Cijfers laten zien dat als mensen één pil per dag moeten slikken,<br />

twintig procent dat al niet doet. Zo gauw het aantal pillen stijgt naar<br />

drie, slikt de helft al niet meer. Voor mensen in niet-Westerse landen<br />

kan het voordeel van de polypil nog veel groter zijn. Omdat deze<br />

pil voor één persoon in die landen ongeveer vijft ien euro per jaar<br />

kost, is hij vele malen goedkoper dan de medicijnen die nu gangbaar<br />

zijn. Veel mensen die nu vanwege de hoge kosten geen medicijnen<br />

gebruiken tegen hart- en vaatziekten, kunnen dat straks wél doen.<br />

Daarmee vallen wereldwijd honderdduizenden levens te redden.’<br />

2<br />

Waarom is onderzoek<br />

nog nodig?<br />

‘We willen weten of de polypil doet wat we ervan<br />

verwachten: het verbeteren van het risicoprofi el<br />

en het reduceren van het aantal mensen dat overlijdt aan hart- en<br />

vaatziekten. En met welk percentage neemt het aantal sterfgevallen<br />

af? Sommigen rekenen op tachtig procent. Dat lijkt mij erg veel: vijft ig<br />

procent zou ook al heel mooi zijn. Daarnaast willen we weten bij wie<br />

de pil werkt. Alleen bij mensen met een hoog risico op hart- en vaatziekten<br />

of ook bij mensen met een lager risico daarop? Waar ligt het<br />

omslagpunt? Kun je die vier medicijnen eigenlijk wel bij elkaar stoppen?<br />

Werken ze dan nog net zo eff ectief? Sommige kun je beter voor<br />

het eten innemen, andere na het eten. Beïnvloeden ze elkaar niet op<br />

een negatieve manier? Dit soort vragen moeten beantwoord worden.<br />

We doen het onderzoek in samenwerking met Groot-Brittannië, India,<br />

Nieuw-Zeeland. De pil is een jaar of zes geleden in Engeland bedacht.<br />

Nu wordt hij in India geproduceerd omdat daar de nood vrij hoog<br />

is. Ze kampen met een epidemie van hart- en vaatziekten, maar het


de polypil<br />

land heeft geen geld voor grote hoeveelheden dure medicijnen. Voor<br />

India zou de polypil een uitkomst zijn. We gaan in totaal tweeduizend<br />

mensen de polypil geven en bekijken dan de resultaten. Op basis van<br />

eerdere kleinschalige onderzoeken zijn we optimistisch over de verwachte<br />

resultaten. Als dat optimisme terecht is, zal het ongeveer nog<br />

twee jaar duren voordat de polypil op de markt is.’<br />

3<br />

Is straks iedereen<br />

van 55 jaar en ouder<br />

aan de polypil?<br />

‘Nee, dat is nog een brug te ver. Ieder medicijn heeft bijwerkingen.<br />

Als je het niet nodig hebt, moet je geen medicijnen gebruiken. We<br />

willen geen mensen medicaliseren. Maar het is wel interessant om<br />

uit te zoeken vanaf welk omslagpunt de voordelen tegen de nadelen<br />

opwegen. Feit is dat we er nu niet in slagen om alle patiënten voldoende<br />

te beschermen tegen hart- en vaatziekten. Het is nog steeds<br />

doodsoorzaak nummer één. Ook met onze individuele behandeling<br />

sterven er heel veel mensen aan. We weten het gewoon vaak<br />

niet. Dit zou wel eens een veel beter alternatief kunnen zijn. Alleen<br />

al omdat mensen dan beter hun medicijnen slikken. Ik krijg talloze<br />

mailtjes van patiënten die over dit onderzoek gelezen hebben en die<br />

niet kunnen wachten tot de polypil op de markt is. Stel je eens voor<br />

dat je elf pillen per dag op verschillende tijdstippen moet innemen!’<br />

4<br />

Wat moet iemand die<br />

een te hoge bloeddruk<br />

heeft met cholesterolverlagers?<br />

‘Sommigen hebben inderdaad maar op één gebied een hoger risico. Veel<br />

vaker gaan de verschillende risico’s wel samen. Sterker nog: in absolute<br />

aantallen overlijden er aan hart- en vaatziekten veel meer mensen die<br />

enkele licht verhoogde risicofactoren combineren, dan patiënten met<br />

ZORG<br />

één hoge risicofactor. Als je puur naar de getallen kijkt, zie je onder<br />

de slachtoff ers veel mensen die een beetje overgewicht hadden, een<br />

lichte bloeddrukverhoging én een matige cholesterolstijging. De groep<br />

overledenen met één grote risicofactor – heel hoge bloeddruk, veel te<br />

hoog cholesterolgehalte, of zwaar overgewicht – is veel kleiner. De polypil<br />

heeft naar verwachting vooral veel eff ect bij mensen die meerdere<br />

risicofactoren combineren.’<br />

5<br />

De polypil gaat volledig<br />

in tegen de huidige trend:<br />

medicijnen op maat.<br />

‘Klopt. Op dit specifi eke gebied is er een verandering van denken<br />

nodig. Het idee van de polypil is gebaseerd op epidemiologische<br />

waarnemingen van risico’s op ziekte bij de totale bevolking. Waarschijnlijk<br />

zou individueel maatwerk beter werken. Maar in de praktijk<br />

doen we dat niet goed. Mensen met een combinatie van lage<br />

risicofactoren krijgen meestal helemaal geen behandeling. Maar ook<br />

mensen met een hoge risicofactor die al hart- en vaatziekten hebben,<br />

worden vaak niet goed genoeg behandeld. Twintig tot veertig<br />

procent van hen haalt – ondanks die behandeling – de streefwaarde<br />

niet. We willen het wel, maar we redden het niet. Dat is een belangrijke<br />

reden om naar alternatieve strategieën als de polypil te kijken.’<br />

6<br />

Zo’n polypil is toch<br />

een droom voor<br />

iedere fabrikant?<br />

‘Nee, helemaal niet. Op al deze medicijnen is het patent al lang verlopen.<br />

Daarom heeft het ook vrij lang geduurd voordat we genoeg geld bij<br />

elkaar hadden om dit onderzoek te doen. Er valt namelijk weinig aan<br />

te verdienen. Het voordeel daarvan is natuurlijk dat hij zo goedkoop<br />

te produceren is, dat hij wereldwijd gebruikt zou kunnen worden. Dat<br />

zou – als onze verwachtingen uitkomen – honderdduizenden slachtoffers<br />

per jaar sparen.’ <br />

Uniek 37


ZORG<br />

38 Uniek


Ontsnapt aan de stilte<br />

Leven met een cochleair implantaat<br />

Peter Helmhout (49) was twintig jaar geleden een van de eerste patiënten<br />

die bij het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> een cochleair implantaat (CI) kreeg. Dankzij het<br />

apparaat kan hij vrijwel alles wat wordt gezegd weer verstaan. Al lijken<br />

de klanken op een oude radiozender die net niet goed staat afgesteld:<br />

‘Ik ben bevrijd uit mijn geluidsisolement.’<br />

Vitaminen slikken en in<br />

beweging blijven. Dat<br />

advies kreeg de toen zeventienjarige<br />

Peter Helmhout<br />

van de Spaanse huisarts<br />

toen hij met knallende<br />

hoofdpijn in het vakantieappartement lag dat<br />

hij met een aantal vrienden had gehuurd. Hij<br />

kan zich nog herinneren hoe hij op een gegeven<br />

moment, gestut door twee van hen, over de<br />

galerij op en neer liep. Hij moest toch bewegen?<br />

Tot het zwart voor zijn ogen werd en hij in een<br />

ziekenhuis in Girona ontwaakte. Daar was ge-<br />

constateerd dat hij hersenvliesontsteking had.<br />

Helmhout: ‘Toen ik weer bijkwam, was ik van<br />

de hoofdpijn af, maar ik kon niets meer horen.<br />

De communicatie met de Spaanse specialisten<br />

verliep via pen en papier. Ik ontdekte dat mijn<br />

Engels veel beter was dan dat van hen. Dat<br />

vond ik een opsteker. Een ander pluspunt was<br />

dat ik niet meer naar school hoefde, dacht ik.’<br />

Peters vriendin grijpt in: ‘Peter is erg zakelijk<br />

en nuchter’, schatert ze. ‘Onthoud dat voor<br />

de rest van het interview.’ ‘Ik had de hoop dat<br />

alles wel weer goed zou komen’, verduidelijkt<br />

Helmhout.<br />

<br />

‘Na een halfuur heb ik het implantaat<br />

uitgezet. Al dat geluid werd me te veel’<br />

Tekst: Karin Fleuren. Foto’s: Hester Doove.<br />

Uniek 39


KARAKTER zich afzondert. En de meeste mensen hielden<br />

Maar terug in Nederland blijkt die hoop ijdel te er rekening mee dat ik niets kon horen: ze arti-<br />

zijn. Helmhout krijgt te horen dat hij voor altijd culeerden extra goed en keken me aan. Dus ik<br />

doof blijft . Bovendien wordt binnen een week werkte, ging uit en bleef ook zaalvoetballen, al<br />

een doven- en slechthorendenschool voor hem was ik steeds een fractie te laat omdat ik de bal<br />

gevonden. Na twee jaar verlaat hij die met een niet hoorde aankomen. Maar ik was toch al niet<br />

havo-diploma op zak, waarna hij solliciteert als zo’n topvoetballer.’ ‘Dat wilde ik net zeggen’,<br />

administratief medewerker bij wat nu Fokker proest zijn vriendin. Helmhout gaat onverstoor-<br />

Aerostructures heet. Hij werkt er nog steeds, zij baar verder: ‘Toch, echt niets horen, is heel saai.<br />

het tegenwoordig als cost engineer: hij berekent En soms ook genant. Dan zat ik bijvoorbeeld<br />

welke werkmethode het bedrijf nu en in de in een stil café in het oor van een vriend te<br />

toekomst het meeste geld oplevert.<br />

toeteren omdat ik dacht dat de muziek heel<br />

‘Op school leerde ik liplezen en eerlijk gezegd hard stond. Bovendien was ik vaak onzeker: wat<br />

veranderde mijn leven niet zo heel erg toen zeggen ze precies? Gaat het over mij?’<br />

ik doof werd. Maar dat heeft ook met mijn<br />

karakter te maken. Ik ben niet iemand die GOUDEN OOR<br />

De jaren verstrijken. Helmhout trouwt en krijgt<br />

een meisje en een jongen. Eind jaren tachtig<br />

leest hij voor het eerst over ‘het gouden oor’,<br />

zoals een cochleair implantaat in het artikel<br />

genoemd werd. Hij blijkt ervoor in aanmerking<br />

te komen en een paar weken na de geboorte van<br />

zijn tweede kind wordt hij in juli 1990 geopereerd<br />

in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />

Bij normaal horende mensen lopen geluidsgolven<br />

uit de omgeving via het trommelvlies en<br />

het middenoor naar het slakkenhuis (cochlea).<br />

De trillingen worden in het slakkenhuis door<br />

kleine trilhaarcellen omgezet in elektrische<br />

stroompjes. Via de gehoorzenuw worden deze<br />

stroompjes naar de hersenen geleid, die ze als<br />

geluid herkennen. Bij de meeste dove mensen<br />

zijn de trilhaarcellen beschadigd, maar werken<br />

de zenuwvezels in de gehoorzenuw nog prima.<br />

Het cochleair implantaat stimuleert de gehoorzenuw<br />

rechtstreeks, waardoor de haarcellen<br />

niet meer nodig zijn. Het implantaat heeft een<br />

uitwendig en een inwendig deel. Het uitwendig<br />

deel bestaat uit de microfoon, de spraakprocessor<br />

– een soort computertje – en de zendspoel.<br />

De zendspoel klikt met een magneetje vast op<br />

de schedel en de microfoon hangt, gecombi-<br />

‘Ik hoorde voor het eerst mijn baby huilen.<br />

Dat klonk als muziek in mijn oren’<br />

40 Uniek<br />

neerd met de spraakprocessor, achter het oor.<br />

Ook kan de spraakprocessor op het lichaam<br />

worden gedragen of aan een riem. De microfoon<br />

vangt de geluiden op, de spraakprocessor<br />

haalt er de belangrijkste informatie uit en<br />

vertaalt die in een elektronische code. De zendspoel<br />

geeft deze code door aan het inwendige<br />

deel. Dat deel bestaat uit een ontvanger, direct<br />

onder de hoofdhuid, en 16 tot 22 elektroden<br />

die in het slakkenhuis naar binnen worden<br />

geschoven. De ontvanger zet de elektrische<br />

code om in stroompjes die via de elektroden de<br />

gehoorzenuw activeren. De gehoorzenuw seint<br />

de signalen door naar de hersenen. Iedere elektrode<br />

wordt apart geprogrammeerd en draagt<br />

signalen van verschillende sterkten over. Tussen<br />

de elektroden is ook verschil in toonhoogte.<br />

KAKAFONIE<br />

Helmhout herinnert zich nog het moment<br />

waarop het implantaat voor het eerst werd<br />

aangesloten: ‘Hé, hij doet het, was het eerste wat<br />

ik dacht. Dat was al een prestatie op zich. Het<br />

CI zat nog in een experimentele fase; ik was een<br />

van de eersten die er een kregen. Een kakofonie<br />

aan geluiden, waarvan ik er geen één kon thuisbrengen,<br />

kwam op me af. Na een halfuur kon ik<br />

al naar huis. Toen ik de auto startte, wat klonk<br />

alsof ik een dreun tegen mijn hersens kreeg,<br />

heb ik het CI uitgezet. Al dat geluid werd me te<br />

veel.’ Alle CI-gebruikers hebben deze ervaring.<br />

Daarom wordt aangeraden het apparaat in het<br />

begin een aantal uren per dag te dragen en dat<br />

aantal geleidelijk op te voeren.<br />

Er volgde een revalidatieproces van zo’n halfjaar<br />

waarin Helmhout in het begin twee keer en<br />

later eens per week naar het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> ging<br />

om de spraakprocessor af te regelen. De stroom<br />

werd zo afgesteld dat de gehoorzenuw op de<br />

juiste sterkte wordt geprikkeld zodat geluiden<br />

niet te hard, maar ook niet te zacht binnenkomen.<br />

Verder leerde hij geluiden en klanken te


Peter en Betty dragen allebei een cochleair implantaat. ‘Kennelijk blijft het toch: soort zoekt soort.’<br />

onderscheiden, te onthouden en te herkennen.<br />

De logopedist las bijvoorbeeld korte zinnen of<br />

losse woorden voor. Hij moest luisteren hoe<br />

ze voor hem klonken, zodat hij een volgende<br />

keer kon thuisbrengen wat er werd bedoeld.<br />

Th uis deed hij dagelijks ongeveer twee uur<br />

dezelfde oefening. Bij toerbeurt lazen vrienden<br />

of zijn inmiddels ex-vrouw hem voor. Geluiden<br />

oefende hij door bijvoorbeeld een deur open te<br />

maken en dicht te doen of een kraan te laten<br />

lopen. En hij hoorde voor het eerst zijn baby<br />

huilen: ‘Dat klonk als muziek in mijn oren.’<br />

SOORT ZOEKT SOORT<br />

Door de jaren heen zijn de CI’s technisch steeds<br />

beter geworden. Helmhout heeft pas geleden<br />

nog een test gehad en het blijkt dat hij tachtig<br />

procent van wat wordt gezegd, kan verstaan.<br />

Overigens lukt dat het beste wanneer iemand<br />

recht tegenover hem zit en duidelijk praat.<br />

Wanneer er te veel achtergrondgeluiden zijn of<br />

mensen door elkaar praten, raakt hij de draad<br />

kwijt. Muziek is, op drummen na, ‘een ratjetoe<br />

voor zijn oren’ en telefoneren lukt eigenlijk<br />

helemaal niet.<br />

‘Maar het belangrijkste is: ik ben bevrijd uit<br />

mijn geluidsisolement. En er is meer melodie<br />

in zijn stem gekomen, zeggen mensen met<br />

wie ik veel omga. Door de jaren heen was ik<br />

monotoner gaan praten omdat ik mezelf niet<br />

kon horen.’<br />

Zijn vriendin Betty heeft hij ongeveer tien<br />

jaar geleden opnieuw ontmoet. Ze hadden<br />

daarvoor al bij elkaar op de doven- en slecht-<br />

horendenschool gezeten, maar hij had toen<br />

geen oog voor haar – ze was twaalf. Ook Betty<br />

kreeg hersenvliesontsteking, op haar achtste.<br />

Zij werd behalve doof ook slechtziend. Net als<br />

Helmhout draagt zij een CI. ‘Mijn ex-vrouw<br />

was ook slechthorend. Kennelijk blijft het toch:<br />

soort zoekt soort. Misschien omdat je beter<br />

van elkaar begrijpt wat je bedoelt.’<br />

Toch lukt dat niet altijd. Zo eens per week<br />

doet zich een misverstand voor. ‘Betty kan<br />

dan bij wijze van spreken met een schaar<br />

komen aanlopen in plaats van met de sigaar<br />

waar ik om heb gevraagd’, vertelt Helmhout.<br />

‘De kinderen hebben altijd als eersten in de<br />

gaten wanneer onze communicatie misloopt,<br />

maar die zeggen natuurlijk niks. Hilarische<br />

momenten zijn dat.’ <br />

Uniek 41


PROMOTIES<br />

BEGINNENDE<br />

PSYCHOSE ZICHTBAAR<br />

IN DE HERSENEN<br />

Ruim vijftien procent van de jongeren met<br />

een hoog risico op psychose, ontwikkelt<br />

binnen twee jaar een psychose. De kans<br />

dat hun klachten verminderden in die<br />

twee jaar, was echter ruim drie keer zo<br />

groot. Dat schrijft Tim Ziermans in zijn<br />

proefschrift. Hij wilde weten of jongeren<br />

met een verhoogd risico op psychose<br />

goed op te sporen zijn. Ziermans bracht<br />

met behulp van MRI-scans en EEG-opnames<br />

de hersenstructuur en hersenfunctie<br />

in kaart. Bij de eerste meting waren er<br />

nog geen duidelijke verschillen tussen<br />

jongeren met een verhoogd risico en<br />

gezonde leeftijdsgenoten. Maar twee<br />

jaar later bleek dat jongeren met een<br />

verhoogd risico meer moeite hadden om<br />

harde geluidsprikkels te verwerken die<br />

vooraf werden gegaan door een zacht geluid.<br />

Bij jongeren die psychotisch werden,<br />

bleek verder dat het hersenvolume van<br />

sommige gebieden sneller afnam en dat<br />

de hersenschors dunner was. Deze hersenveranderingen<br />

hangen vermoedelijk<br />

samen met problemen in het verwerken<br />

van verschillende soorten informatie. Ziermans<br />

hoopt dat dergelijke veranderingen<br />

op termijn bruikbaar worden om psychoses<br />

te voorspellen, of zelfs te voorkomen.<br />

Tim Ziermans, In transition:<br />

A longitudinal exploration of<br />

the adolescent brain at risk for<br />

psychosis<br />

Promotor: prof. dr. H. van<br />

Engeland (30 sep)<br />

42 Uniek<br />

BETERE BEHANDELING VAN TERUGKERENDE<br />

PROSTAATKANKER<br />

Het onderzoek van Maaike Moman kan de vooruitzichten voor patiënten met prostaatkanker verbeteren.<br />

Zij laat zien dat een bijzondere vorm van MRI, de zogenaamde dynamisch contrast versterkte<br />

MRI (DCE-MRI), kan aantonen bij welke patiënten de kanker na de eerste behandeling terugkomt.<br />

Artsen hebben voor deze patiënten nog maar één genezend redmiddel: de prostaat nogmaals volledig<br />

bestralen of verwijderen. Die behandeling is niet populair omdat de kansen op succes klein zijn<br />

en de kans op ernstige en blijvende bijwerkingen groot is. DCE-MRI kan ook het doelgebied voor de<br />

tweede behandeling verkleinen. Dat vermindert de bijwerkingen. Moman concludeert dan ook dat er<br />

een klinisch acceptabel behandelalternatief bestaat voor patienten met teruggekeerde prostaatkanker.<br />

Maaike Moman, Towards focal salvage therapy for prostate cancer recurrences<br />

Promotoren: prof. dr. W.P.Th.M. Mali & prof. dr. J.J. Battermann (7 sep)<br />

INTENSIEVE BEGELEIDING APOTHEKER KAN<br />

ZIEKENHUISOPNAMES VERMINDEREN<br />

Eén op de achttien niet geplande ziekenhuisopnames wordt veroorzaakt door<br />

een geneesmiddel, zo blijkt uit het HARM-onderzoek. Bijna de helft van deze<br />

opnames is mogelijk te voorkomen. In haar proefschrift laat Anne Leendertse<br />

zien dat deze opnames gedeeltelijk te voorkomen zijn als apotheker, huisarts<br />

en patiënt intensief samenwerken (het nieuwe PHARM-onderzoek).<br />

Leendertse vergeleek 364 patiënten mét intensieve begeleiding met 310<br />

patiënten zonder deze begeleiding. Bij de intensieve begeleiding sprak de<br />

apotheker uitvoerig met de patiënt over zijn ervaringen, klachten en wensen.<br />

Vervolgens stelden de apotheker en de huisarts samen mogelijke problemen<br />

vast en stelden zij een farmacotherapeutisch behandelplan op. In de intensieve<br />

begeleidingsgroep waren minder ziekenhuisopnames die veroorzaakt<br />

werden door geneesmiddelen. Dit beschermende effect was groter bij patiënten<br />

die meerdere ziektes hadden. Dertig patiënten met vijf ziektes zouden<br />

op deze manier begeleid moeten worden om één ziekenhuisopname door<br />

geneesmiddelen te voorkomen.<br />

Anne Leendertse, Hospital Admissions Related to Medication:<br />

Prevalence, Provocation and Prevention<br />

Promotoren: prof.dr. A.C.G. Egberts & prof. dr. J.J. de Gier (30 sep)<br />

DOWNSYNDROOM GAAT VAAK SAMEN MET RS-VIRUS<br />

Kinderen met het downsyndroom hebben een hoger risico op het respiratoir syncytieel virus. Dit blijkt<br />

uit het promotieonderzoek van Beatrijs Bloemers. Ze publiceerde eerder over haar bevindingen in het<br />

tijdschrift Pediatrics. Het RS-virus kan ernstige ontstekingen van de lage luchtwegen veroorzaken.<br />

Vooral vroeggeboren baby’s en kinderen met aangeboren hartafwijkingen lopen een verhoogd risico.<br />

Veel kinderen met het downsyndroom hebben aangeboren hartafwijkingen. Maar, ook als dat niet<br />

het geval is, blijft het risico verhoogd. Zij hebben een dertien keer verhoogd risico op een infectie met<br />

het RS-virus. Jaarlijks worden in Nederland twee- tot driehonderd kinderen met het downsyndroom<br />

geboren. Op basis van haar resultaten raadt Bloemers aan een onderzoek te doen naar het nut van<br />

passieve immunisatie tegen het RS-virus bij kinderen met het downsyndroom.<br />

Beatrijs Bloemers, Severe RSV infections in children with Down syndrome:<br />

the contribution of an impaired immune system<br />

Promotoren: prof. dr. J.L.L. Kimpen & prof. dr. A.M. van Furth (9 sep)<br />

Tekst: Rinze Benedictus. Foto’s: Vincent Boon; Shutterstock / o.a. AJT, Marcel Jancovic.


Screening op downsyndroom<br />

is te verbeteren<br />

Betere opsporing van het downsyndroom bij ongeboren<br />

kinderen, daarop promoveert arts-onderzoeker Wendy Koster<br />

op 14 september. Ze ontdekte nieuwe eiwitten die het down-<br />

syndroom kunnen voorspellen.<br />

Als een aanstaande moeder wil weten of haar baby misschien het downsyndroom<br />

heeft, kan ze een vruchtwaterpunctie laten doen. Bij die ingreep bestaat echter een<br />

kleine kans op een miskraam. Hiervoor bestaat al enige tijd een eenvoudig alternatief:<br />

bloedonderzoek. In het bloed van moeders die in verwachting zijn van een kind<br />

met het downsyndroom, blijken eiwitten in andere concentraties voor te komen dan<br />

wanneer het kind gezond is. De oorzaak daarvan is niet helemaal duidelijk.<br />

Zo zijn 70 tot 75 procent van de downzwangerschappen op te sporen.<br />

Koster ontdekte nieuwe eiwitten die het downsyndroom kunnen voorspellen.<br />

Hoewel de resultaten nog bevestiging behoeven, verwacht ze dat nu bijna<br />

90 procent van de downzwangerschappen op te sporen is. Daarvoor is het wel<br />

nodig twee keer in de zwangerschap bloed te prikken.<br />

Wendy Koster studeerde geneeskunde en werd gegrepen door de wetenschap.<br />

Haar promotieonderzoek voerde ze uit aan het RIVM, waar ze nu ook<br />

aan de slag gaat als postdoc.<br />

‘Onze droom is een chip te maken waarmee alle prenatale<br />

screeningen in één keer te doen zijn. Via bloedonderzoek<br />

is dan niet alleen het downsyndroom te voorspellen,<br />

maar ook andere genetische afwijkingen zoals<br />

trisomie 13 en 18, én bijvoorbeeld zwangerschaps -<br />

vergiftiging.’<br />

Wendy Koster: Innovations in Down<br />

syndrome screening<br />

Promotoren: prof. dr. G.H.A. Visser<br />

& prof. dr. H.S. Cuckle (14 sep)<br />

Uniek 43


ZORG<br />

44 Uniek


DE AANDOENING<br />

Als het hart niet<br />

helemaal klopt<br />

Jaarlijks worden er in Nederland zo’n vijftienhonderd kinderen met een hartafwij-<br />

king geboren. Opereren is in een derde van de gevallen noodzakelijk. Het Kinder-<br />

hartcentrum van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> neemt 375 van die operaties voor zijn rekening.<br />

Plus het voortraject en de levenslange nazorg.<br />

Dinsdag is de belangrijkste<br />

dag van de week in het<br />

<strong>Utrecht</strong>se kinderhartcentrum.<br />

Dan zitten de negen<br />

kindercardiologen, drie<br />

kinderhartchirurgen en<br />

de rest van het team bij elkaar om de kinderen<br />

die op de lijst staan door te nemen en te<br />

besluiten wat er met ze moet gebeuren en wie<br />

dat gaat doen. ‘In principe zijn we allemaal<br />

volledig uitwisselbaar’, zegt Gabriëlle van Iperen,<br />

kindercardioloog. ‘De patiënten hebben<br />

geen vaste arts. Ze kunnen wel hun voorkeur<br />

uitspreken, maar in principe springen we allemaal<br />

voor elkaar in. Al is het altijd leuk om<br />

op de poli een kind te zien dat je nog kent uit<br />

het voortraject.’<br />

20 WEKENECHO<br />

Dat voortraject begint vaak al voor de geboorte.<br />

Sinds de invoering van de 20 wekenecho<br />

in 2007, worden hartafwijkingen veel vaker<br />

tijdens de zwangerschap opgespoord. Dat heeft<br />

de zorg voor kind en ouders vervroegd én veranderd.<br />

Van Iperen: ‘Als er op de 20 wekenecho<br />

een afwijking aan het hartje te zien is of als er<br />

aanleiding is om dat te verwachten, komt de<br />

moeder bij ons. Dan kijken de kindercardioloog<br />

en de gynaecoloog samen hoe het hartje<br />

er op de echo uitziet.’ Soms blijkt het een kleine<br />

afwijking waaraan niets gedaan hoeft te wor-<br />

tussen de hartkamers. Bij andere defecten zal<br />

het kind – ondanks een ingrijpende operatie –<br />

nooit ouder worden dan een jaar of veertig.<br />

Zo ver voor de geboorte is meestal nog niet<br />

alles met zekerheid te zeggen. Wel komen de<br />

ouders alvast bij een van de kindercardiologen<br />

terecht. Daar krijgen ze voorlichting over de<br />

afwijking die hun kind heeft en de risico’s<br />

daarvan. Van Iperen: ‘We vertellen welke<br />

operaties het kind te wachten staan en wat de<br />

belasting en beperkingen kunnen zijn voor de<br />

ouders en het kind.’<br />

En dan moeten de ouders een besluit nemen.<br />

Willen ze hun nog niet eens geboren kind zo’n<br />

operatietraject laten ondergaan? Hoe schatten<br />

ze hun eigen belastbaarheid in? Willen ze<br />

deze zwangerschap uitdragen, of laten ze hem<br />

afb reken? Wie wil, kan hulp krijgen van een<br />

maatschappelijk werker. ‘Ik geef geen advies’,<br />

stelt van Iperen. ‘Ik wil niet dat mijn waardeoordeel,<br />

of mijn positie als arts, de beslissing<br />

van de ouders stuurt.’<br />

Door de vroege diagnose staat na de geboorte<br />

direct de juiste medische hulp klaar. ‘Vroeger<br />

werden kinderen met een hartafwijking soms<br />

prachtig roze geboren om een paar dagen later<br />

grauw en bleek en met gillende sirenes naar<br />

het ziekenhuis te worden gebracht’, vertelt<br />

van Iperen. ‘Nu zijn de ouders weliswaar niet<br />

meer onbekommerd zwanger, maar dat de<br />

den, bijvoorbeeld een klein gaatje in de wand<br />

overlevingskansen beter zijn en dat ze naar de<br />

operatie toe kunnen leven, geeft toch rust.’<br />

<br />

Tekst: Liesbeth Jongkind. Fotos: Vincent Boon.<br />

Uniek 45


NA DE BEVALLING<br />

Het is maar zelden nodig het kind meteen<br />

vanuit de baarmoeder de operatiekamer in<br />

te rijden. Eerst wordt nogmaals een echo van<br />

het hart gemaakt, omdat je nu eenmaal meer<br />

kunt zien als er niet ook nog een moederbuik<br />

en vruchtwater om het kind heen zitten. En<br />

die echo kan vaak ook heel goed de volgende<br />

ochtend, als moeder en kind een beetje zijn<br />

bijgekomen van de bevalling. Soms krijgt het<br />

kind direct medicatie om te zorgen dat de ductus<br />

arteriosus open blijft . Dat is een verbinding<br />

tussen de longslagader en de aorta die kort na<br />

de geboorte dichtgroeit. Bij sommige hartafwijkingen<br />

treden er dan problemen op.<br />

En dan kan de operatie gepland worden. Op<br />

de dinsdagse vergadering wordt ieder kind na<br />

grondig onderzoek voorgesteld aan de chirurg.<br />

Nee, niet persoonlijk, maar als dossier vol<br />

medische gegevens. Na diep nadenken besluit<br />

het team gemeenschappelijk óf er geopereerd<br />

moet worden en op welke manier. Ook besluiten<br />

ze of het een spoedoperatie wordt of een<br />

kind voorrang krijgt of dat het op de gewone<br />

wachtlijst komt. Soms is aanvullend onderzoek<br />

noodzakelijk, bijvoorbeeld door middel van<br />

een hartkatheterisatie. Hierbij wordt onder<br />

narcose via een bloedvat in de lies een slangetje<br />

met contrastvloeistof in het hart gebracht voor<br />

het maken van een fi lmpje.<br />

Pas als het kind voor de operatie wordt opgenomen<br />

in het ziekenhuis, komt het patiëntje bij de<br />

kinderhartchirurg in beeld. Heel even maar. ‘Ik<br />

zie de kinderen weinig wakker’, zegt kinderhartchirurg<br />

Paul Schoof.<br />

46 Uniek<br />

‘Met de ouders houd ik in ieder geval een preoperatief<br />

gesprek op de poli en kort voor de<br />

operatie. Bij een meer complexe ingreep spreek<br />

ik ze ook na de operatie nog.’<br />

Samen opereren Schoof en zijn twee snijdende<br />

collega’s Felix Haas en Jola Evens zo’n tien<br />

kinderen per week. Dat is een groot aantal.<br />

Kinderhartcentra moeten minstens 375 kinderhartoperaties<br />

per jaar uitvoeren, zo blijven de<br />

vaardigheden van de chirurgen op voldoende<br />

hoog peil. Want makkelijk is het repareren van<br />

defecten aan zulke kleine hartjes niet. Schoof:<br />

‘Technisch is het heel uitdagend. Je moet voor<br />

dit vak een zekere natuurlijke aanleg hebben.’<br />

Schoof is afk omstig uit het<br />

Nijmeegse kinderhartcentrum dat in april 2009<br />

met dat van <strong>Utrecht</strong> fuseerde. Beide<br />

centra gingen samenwerken om de kwaliteit<br />

van deze complexe zorg te vergroten.<br />

FOLLOW UP<br />

Na het verblijf op de intensive care – hoe lang<br />

dat duurt, is niet te voorspellen – coördineert<br />

de kindercardioloog op de verpleegafdeling de<br />

nazorg van kind en ouders weer. Bij die revalidatie<br />

is soms een diëtiste betrokken, want deze<br />

kinderen hebben heel veel calorieën nodig.<br />

En vaak ook een logopediste om de soms door<br />

sondevoeding verstoorde mondmotoriek te<br />

herstellen. Ook kan fysiotherapie nodig zijn<br />

bij motorische problemen na langdurige bedlegerigheid<br />

of door neurologische schade.<br />

Van Iperen: ‘Maar in het algemeen knappen<br />

kinderen heel snel op. Volwassenen liggen<br />

na een hartoperatie zes weken plat, een kind<br />

fi etst vaak na een dag of vier alweer over de<br />

afdeling.’ Dat snelle herstel en het bijbehorende<br />

snelle ontslag uit het ziekenhuis kan de ouders<br />

behoorlijk onzeker maken. Wat mag de kleine<br />

hartpatiënt nu al wel en wat nog niet?<br />

Daarom is een belangrijke taak van de ver-<br />

pleging tijdens de herstelperiode de ouders te<br />

helpen om de dagelijkse zorg voor hun kind<br />

weer van het ziekenhuis over te nemen. Verpleegkundige<br />

Jorien Hut: ‘We leren ze omgaan<br />

met de voedingssonde, hoe ze hun kind de<br />

medicatie moeten geven en bij welke signalen<br />

ze bij ons aan de bel moeten trekken. Want ook<br />

als het kind naar huis gaat, is het nog steeds<br />

aan het herstellen. Wij geven de ouders het<br />

vertrouwen dat ze goed voor hun kind kunnen<br />

zorgen.’<br />

Na de operatie blijft het kind levenslang onder<br />

controle, al hoeft dat soms maar eens in de vijf<br />

jaar. En eerder kan altijd als de ouders zich<br />

zorgen maken. Meestal wordt er dan een echo<br />

gemaakt en een inspanningstest gedaan. Soms<br />

is er een MRI van het hart of een katheterisatie<br />

nodig om genoeg informatie te krijgen.<br />

Die controles gaan natuurlijk ook door als<br />

het kind achttien wordt en niet meer in<br />

een kinderziekenhuis thuishoort. Een hart<br />

waarin gesneden is, blijft altijd een risico,<br />

bijvoorbeeld doordat littekenweefsel tot latere<br />

ritmestoornissen kan leiden. Daarom begint<br />

als de kinderen zestien zijn het afscheid nemen<br />

van het kinderziekenhuis. In het transitiepolitraject<br />

begeleidt een verpleegkundige, de<br />

transitiecoördinator, de verhuizing naar de<br />

afdeling cardiologie van een ziekenhuis voor<br />

volwassenen. In het ideale geval – zoals in het<br />

<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> – werkt daar een kindercardioloog<br />

gespecialiseerd in GUCH (grown up<br />

congenital heartdiseases). Van Iperen: ‘Want<br />

volwassenen met hartproblemen zijn niet te<br />

vergelijken met volwassenen met een aangeboren<br />

hartafwijking. Daar kun je niet een gewone<br />

cardioloog met verstand van kransslagaders op<br />

zetten. De zorg voor mensen met aangeboren<br />

hartafwijkingen moet een continuüm zijn. De<br />

cultuurshock van het verlaten van het kinderhartcentrum<br />

is al groot genoeg.’ <br />

‘Het is maar zelden nodig het kind meteen<br />

vanuit de baarmoeder de operatiekamer<br />

in te rijden’


Nicole Plum is projectleider ‘Patiëntenperspectief<br />

in de zorg’ bij het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />

Cancer Center<br />

Zorgverleners kunnen en<br />

hoeven steeds minder<br />

verantwoordelijkheid te nemen<br />

voor de “totale” mens<br />

De geneeskunde benut nauwelijks de genezende werking die in potentie<br />

aanwezig is in de relatie tussen zorgverlener en patiënt. De Griekse<br />

arts Galenus wist het al in de tweede eeuw na Christus: ‘Hij in wie<br />

de mensen het meest vertrouwen hebben, geneest het beste. Wees<br />

congruent. Zorg voor innerlijke zekerheid en zelfvertrouwen. Zorg<br />

voor motivatie van de klant. Geef tijd en aandacht. Wees liefdevol,<br />

begripvol en aardig.’<br />

We kennen dit eeuwenoude recept tegenwoordig als het placebo-effect. Een verzamelnaam<br />

voor het verschijnsel dat mensen beter kunnen worden zonder dat een<br />

bekend werkzame behandeling wordt toegepast. Niemand twijfelt aan het bestaan<br />

van placebo-effecten, maar meestal worden ze beschouwd als onwaardig en nep.<br />

Want wat we niet (makkelijk) kunnen ‘controleren en herhalen’, wordt te vuur en<br />

te zwaard bestreden en uitgefi lterd. Het zijn immers de hoogtijdagen van evidence<br />

based medicine.<br />

Evidence based medicine heeft veel goeds opgeleverd, maar kent ook een schaduwkant.<br />

Een overwaardering van het medisch-technisch handelen waardoor veel patiënten<br />

zich niet ‘gehoord en gezien’ voelen. De vergaande technocratisering, specialisatie<br />

en functiedifferentiatie in de geneeskunde versterken dat effect. Zorgverleners kunnen<br />

en hoeven steeds minder verantwoordelijkheid te nemen voor de ‘totale’ mens. Waar<br />

sommige zorgverleners dit zien als een vrijbrief om te verzakelijken, raken andere<br />

hierdoor juist het gevoel kwijt dat ze ooit voor de zorg deed kiezen. Zij missen het<br />

contact met de patiënt en verliezen plezier in hun werk.<br />

Terwijl de meeste patiënten juist grote behoefte hebben aan ‘echt’ contact. Het ziekenhuis<br />

is een plek waar zorgverleners zieke mensen ontvangen. Bij die ontmoeting<br />

treffen ze mensen vaak in hun meest kwetsbare en onzekere moment. Er is sprake<br />

van een grote afhankelijkheidsrelatie en daarmee grote behoefte aan geruststelling.<br />

Het wordt steeds duidelijker hoe communicatie kan bijdragen aan de kwaliteit van<br />

diagnostiek en behandeling. Artsen behalen de beste resultaten wanneer ze niet alleen<br />

cognitieve ondersteuning (informatie en advies) geven, maar ook emotionele steun<br />

bieden. Een warme en geruststellende bejegening die erop gericht is angstgevoelens<br />

te verminderen. Zo’n patiëntgerichte stijl van communiceren, vergroot patiënttevredenheid<br />

en therapietrouw. Je zou kunnen zeggen: het versterkt het placebo-effect.<br />

Maar veel onderzoek op het gebied van communicatie schiet, volgens de strikte<br />

normen van de medische wetenschap, methodologisch tekort. Als gevolg daarvan<br />

weet deze kennis de weg naar de dagelijkse praktijk maar mondjesmaat te vinden.<br />

Hetzelfde geldt voor de fi nanciering.<br />

We zullen dus meer robuuste kennis moeten ontwikkelen. Met behulp van de Spinozapremie<br />

gaat prof. dr. Jozien Bensing (Universiteit <strong>Utrecht</strong>/NIVEL) een bijdrage leveren<br />

aan de ontrafeling van het placebo-effect, zodat we meer duidelijkheid krijgen over<br />

de werkzame elementen in de arts-patiëntrelatie. Ondertussen ligt er een taak voor<br />

ons allen – zorgverleners, onderzoekers, managers, bestuurders en patiënten – om<br />

reeds bestaande kennis beter te benutten. Het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> Cancer Center en de<br />

Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties starten (dankzij de Muntendamprijs<br />

die Els Borst ontving van het KWF) samen een project waarin kankerpatiënten<br />

en naasten in gesprek gaan met een multidisciplinaire groep van zorgverleners. We<br />

leren zo van elkaar. Hopelijk nemen we de les van Galenus ter harte. <br />

Foto: De Beeldredaktie / Christiaan Krouwels.<br />

COLUMN<br />

HET ENE DOEN EN HET ANDERE NIET LATEN<br />

Uniek 47


Een week uit het leven van de<br />

bio-informaticus<br />

Sander van Hooff is bio-informaticus bij het genomics-laboratorium<br />

van professor Frank Holstege. Hij combineert data over genen in de<br />

hoop nieuwe verbanden te vinden die de artsen van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />

van pas kunnen komen.<br />

Maandag Via een kopietje van zichzelf<br />

maken actieve genen bijbehorende eiwitten.<br />

Zo’n kopie heet een RNA-streng. Hoe meer<br />

RNA-strengen, hoe actiever het gen, oftewel<br />

hoe meer genexpressie. Je telt RNA-strengen<br />

op een micro-array, een glazen plaatje met<br />

spots waaraan het RNA blijft plakken. Voor een<br />

mensencel met drieëntwintigduizend genen telt<br />

het plaatje drieëntwintigduizend bijbehorende<br />

spots. Een micro-array-analyse resulteert in zo<br />

veel data, dat het voor een arts of bioloog lastig<br />

wordt die te verwerken. Ik kan dat wel. Vanochtend<br />

werk ik aan een onderzoek voor darmspecialisten.<br />

Zij willen weten of je aan de hand van<br />

genexpressie kunt voorspellen of bij een patiënt<br />

met darmkanker het gevaar voor uitzaaiingen<br />

bestaat. Om 12.30 uur gaan we gezamenlijk<br />

lunchen, zo’n twintig onderzoekers uit het lab.<br />

Vandaag is voetbal een veelbesproken thema:<br />

de wereldkampioenschappen zijn begonnen.<br />

’s Middags bereid ik een presentatie voor die ik<br />

morgenochtend zal geven tijdens het werkoverleg.<br />

Het gaat over gistcellen. Celbiologen in ons<br />

lab schakelen de genen stuk voor stuk uit. Van<br />

al die verschillende zogenoemd aangepaste<br />

gistcellen worden kweken gemaakt. Zo ont-<br />

48 Uniek<br />

staan er zesduizend verschillende culturen. Ze<br />

missen allemaal een ander gen. Vervolgens kijken<br />

we naar verschillen op genexpressieniveau:<br />

welke genen zijn actief in een cel waarin gen a,<br />

b of c ontbreekt? Zo heeft ons researchlab in de<br />

loop der jaren een unieke dataset van gegevens<br />

over gistcellen opgebouwd. We werken nu aan<br />

een wetenschappelijke publicatie daarover. Om<br />

17.00 uur fi ets ik nog even langs mijn volkstuin.<br />

Daar pluk ik bessen voor de verjaardagstaart die<br />

ik vanavond ga bakken.<br />

Dinsdag De dag begint zoals<br />

gewoonlijk om 6.00 uur als mijn zoontje aan<br />

het bed staat. Hij is drie, zijn broertje één.<br />

Vandaag breng ik ze naar de crèche. Ik hang<br />

de bessentaart voorzichtig in een tas aan het<br />

stuur. Om 8.30 uur begint het overleg. Ik wil<br />

aantonen dat onze dataset ongeloofl ijk veel<br />

mogelijkheden biedt voor onderzoek. Dat je er<br />

bij wijze van spreken willekeurig een subset uit<br />

kunt plukken waarin je interessante en veelbelovende<br />

gegevens aantreft. Daarvoor gebruik<br />

ik gegevens die verzameld zijn door een groep<br />

Amerikaanse onderzoekers. Zij hebben vierduizend<br />

gistmutanten blootgesteld aan verschil-<br />

lende omstandigheden. Hoe reageren ze op<br />

bijvoorbeeld zout, temperatuur en UV-straling?<br />

Ik vergelijk hun resultaten met onze bijbehorende<br />

genexpressie-informatie. Zo kunnen we<br />

zien dat bij gistcellen die bestand zijn tegen<br />

zout, andere genen actief zijn dan bij cellen die<br />

juist bestand zijn tegen hoge temperaturen.<br />

Na afl oop van de presentatie krijg ik het advies<br />

om uit de wolk aan mogelijkheden een aantal<br />

details in de diepte uit te werken. Donderdag is<br />

er weer een presentatie. Dan wordt dit project<br />

uitvoeriger besproken. Ik heb dus twee dagen<br />

de tijd om focus aan te brengen. Na de lunch<br />

gaan we naar buiten. Het is prachtig weer, we<br />

zitten op het grasveld. Ik snijd de taart aan: een<br />

bodem van zanddeeg en een vulling van eiwit,<br />

bessen en walnoten. Hij is iets te zoet, maar<br />

valt desondanks in de smaak. Om 14.00 uur zit<br />

ik weer achter mijn computer. Ik selecteer vier<br />

details over gist waarop ik mij komende tijd ga<br />

concentreren. ’s Avonds sproei ik na het eten<br />

nog even de tuin en kijk ik met een half oog<br />

naar Spanje-Portugal.<br />

Woensdag In ons vak zijn er ideeën<br />

in overvloed. Hypotheses genereren is heel<br />

gemakkelijk. De kunst is juist hypotheses met<br />

een grote kans van slagen te formuleren. Een<br />

vraagstelling waarvan het antwoord werkelijk<br />

iets prijsgeeft over het functioneren van een<br />

gistcel. Morgen moet ik mijn collega’s en mijn<br />

baas ervan overtuigen dat mijn vier details veel<br />

potentie hebben. Ik zal ze dus goed moeten<br />

motiveren. Dat doe ik onder meer door relevante<br />

datagegevens te visualiseren: de cijfers <br />

‘De kunst is juist hypotheses met een grote kans<br />

van slagen te formuleren’<br />

Tekst: Riëtte Duynstee. Foto’s: Edwin Walvisch.


Uniek 49


omtoveren in goed georganiseerde inzichtelijke<br />

patronen op het beeldscherm. Er bestaan<br />

honderden kant-en-klare softwareprogramma’s<br />

waarmee je dat kunt doen. Ze maken van cijfers<br />

grafi eken, diagrammen, vlekken-, strepen- of<br />

stippelpatronen. Je kunt naar keuze selecteren:<br />

‘Hé, als ik gegevens van deze genen op deze<br />

wijze samenvoeg, zie ik opvallende patronen.’<br />

Misschien beïnvloeden de genen de energiehuishouding<br />

van de cel of zijn ze betrokken bij<br />

de celdeling. Ik probeer nieuwe patronen te<br />

vinden in de totale dataset van onze verzameling<br />

gemuteerde gistcellen. Het resultaat is<br />

een zwart vlak met blauwe vlekken en in het<br />

midden en rechtsonder een gele vlek. Blauw<br />

betekent weinig activiteit, zwart gemiddeld,<br />

en geel betekent veel activiteit. Ik ben niet<br />

tevreden: het patroon kan mooier. Ik vraag mijn<br />

collega om advies: ik weet dat zij ervaring heeft<br />

met het combineren van de juiste software.<br />

Om 14.00 uur ga ik een uurtje sporten in de<br />

fi tnesszaal van Olympus. Ooit was hardlopen<br />

mijn grote passie. Vanwege een zwakke knie<br />

50 Uniek<br />

doe ik tegenwoordig vooral krachttraining. Om<br />

15.00 uur ga ik weer aan het werk.<br />

Donderdag Onze beroepsgroep<br />

is competitief. Je moet steeds bewijzen dat<br />

je je geld en tijdsinvestering waard bent. In<br />

ons lab werken we vooral veel aan genen van<br />

gistcellen: ze zijn gemakkelijk te manipuleren en<br />

tonen veel overeenkomsten met mensengenen.<br />

Maar elke onderzoeker is geïnteresseerd in een<br />

andere set. Ik moet dus alles uit de kast trekken<br />

om ze vanmiddag óók te interesseren voor de<br />

vier details die ik heb geselecteerd. Als bioinformaticus<br />

heb ik immers biologen nodig die<br />

checken of de patronen op mijn beeldscherm<br />

werkelijk betekenis hebben. Zij moeten het nut<br />

ervan inzien om er moeite in te steken. Mijn<br />

presentatie gaat goed: men vindt mijn motieven<br />

steekhoudend. ’s Middags heb ik een extern<br />

overleg met een klinische groep waarmee wij<br />

een vijfjarig samenwerkingsverband hebben.<br />

Ze willen weten of je kunt voorspellen<br />

bij welke patiënten met hoofd-halskanker de<br />

kans groot is dat je uitzaaiingen aantreft in de<br />

lymfeklieren. Daarvoor zijn gegevens van meer<br />

dan tweehonderd patiënten verzameld. Een<br />

deel van hen had uitzaaiingen, een ander deel<br />

niet. Vind je in die twee groepen verschil in<br />

genexpressie? Als dat zo blijkt te zijn, blijft in de<br />

toekomst een aantal patiënten een rigoureuze<br />

operatie van lymfeklieren bespaard. Als ik ’s<br />

avonds thuiskom, is Janneke naar school voor<br />

de diploma-uitreiking. Ze is lerares. Ik kook, en<br />

als de kinderen in bed liggen, print ik de tickets<br />

uit voor de reis die ik ga maken met een vriend:<br />

een trektocht door Syrië, Jordanië en Israël.<br />

Vrijdag Op vrijdag werk ik thuis. De<br />

kinderen zijn dan ook thuis. Om 10.00 uur<br />

staan mijn ouders voor de deur. Zij passen op<br />

hen. We drinken koffi e en dan gaan zij naar<br />

de kinderboerderij in Lunetten. Ik werk in mijn<br />

kamer op zolder aan het darmkankerproject:<br />

we hebben de drieëntwintigduizend genen van<br />

125 patiënten bij wie darmkanker is uitgezaaid<br />

naar de lever, en die vergelijken we met de<br />

genen van patiënten bij wie darmkanker niet is<br />

uitgezaaid naar de lever. Zijn er genen die in de<br />

ene groep wel actief zijn en in de andere groep<br />

niet? Ik maak een lijst van mogelijk verantwoordelijke<br />

subsets. Op mijn zolderkamer is<br />

het bloedheet; een goede training voor mijn<br />

trektocht door het Midden-Oosten. Om 15.30<br />

uur rijden mijn ouders weg en even later komt<br />

Janneke thuis. We blazen in de tuin het zwembadje<br />

voor de kinderen op. Terwijl zij spelen, ga<br />

ik orde op zaken stellen in de volkstuin. Want<br />

die zal het drie weken lang zonder onderhoud<br />

moeten doen; Janneke gaat met de kinderen<br />

naar Fair Isle in Schotland. Ik span netten over<br />

de bessen, bind de bramen op en ik dief de<br />

tomaten: ik verwijder de vruchtloze stelen uit de<br />

oksel zodat de energie naar de tomaten gaat.<br />

Om 19.00 uur kom ik thuis met een paar kroppen<br />

sla. De kinderen liggen al in bed, Janneke<br />

en ik eten samen in de tuin. Het zijn de laatste<br />

dagen samen voor de vakantie. <br />

‘Onze beroepsgroep is competitief. Je moet steeds<br />

bewijzen dat je je geld en tijdsinvestering waard bent’


Steun de kinderen in het WKZ<br />

‘We schrokken enorm toen onze Bram opeens ernstig ziek werd en naar<br />

het Wilhelmina Kinderziekenhuis moest. Gelukkig kan hij meedoen aan<br />

leuke activiteiten. Zo heeft hij zelf een echte film gemaakt in<br />

kindertheater De Hoge Hoed. Hij is apetrots!’<br />

Anke van den Bergh, moeder van Bram (5 jaar)<br />

Word Vriend van het WKZ<br />

Giro 303<br />

Dankzij de hulp van donateurs zijn er al veel mooie projecten opgestart. Geld blijft echter hard nodig,<br />

bijvoorbeeld voor het kindertheater De Hoge Hoed.<br />

Kijk op www.vriendenwkz.nl en word vandaag nog donateur. U ontvangt gratis de WKZ nieuwsbrief.


‘Ik heb een groot<br />

vertrouwen in mensen,<br />

nog steeds’<br />

Gevangenisarts Maarten Goedhart,<br />

‘Je moet wel een beetje van ze houden’, p. 26

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!