MAX VIERGEVER: 'VEEL KLINISCHE ... - UMC Utrecht
MAX VIERGEVER: 'VEEL KLINISCHE ... - UMC Utrecht
MAX VIERGEVER: 'VEEL KLINISCHE ... - UMC Utrecht
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
HR beeld opgevraagd bij Hester 25.05<br />
<strong>UMC</strong> UTRECHT OKTOBER 2010 NR. 4<br />
<strong>MAX</strong> <strong>VIERGEVER</strong>: ‘VEEL <strong>KLINISCHE</strong> TOEPASSINGEN ZIJN TECHNOLOGIEGEDREVEN’ / ZES VRAGEN OVER DE POLYPIL<br />
TELEMEDICINE À LA CARTE /DE <strong>UMC</strong>-OPLEIDING VOOR GEVANGENISARTSEN / DISCUSSIE: IF DISNEY RAN YOUR HOSPITAL<br />
WAT KOST EEN DOTTERBEHANDELING? / LEVEN MET EEN COCHLEAIR IMPLANTAAT / PELGRIMAGE VOOR DE WETENSCHAP
ZORG<br />
12 Dokter 2.0<br />
De zorg digitaliseert in rap tempo. Maar helpen computers art-<br />
sen écht een handje mee? Twee initiatieven van clinical decision<br />
support van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> laten een glimp van de toekomst<br />
zien.<br />
20 Minder foute diagnoses door één diagnostisch loket<br />
26 Reportage: de <strong>UMC</strong>-opleiding voor gevangenisartsen<br />
30 Discussie: If Disney ran your hospital<br />
36 Zes vragen over de polypil<br />
38 Leven met een cochleair implantaat<br />
44 De aandoening: een aangeboren hartafwijking<br />
2 Uniek Foto omslag: Hester Doove.<br />
INHOUD<br />
VASTE PRIK<br />
4 Uniek moment: Assistenten leren de nieuwste<br />
Da Vinci-operatierobot te gebruiken<br />
6 Nieuws van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />
15 Kost dat: dotterbehandeling met stentplaatsing<br />
19 Column Jan Kimpen<br />
25 Mensenwerk: ‘Knalpsychotisch door<br />
onderdosering’<br />
33 Column Miquel Bulnes<br />
42 Promoties in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />
48 Dagboek van een bio-informaticus<br />
Uniek is een uitgave van het Universitair Medisch Centrum <strong>Utrecht</strong> (www.umcutrecht.nl). Uniek verschijnt vier keer per jaar in een oplage<br />
van 20.000 exemplaren Redactie Diane Marbus, Elke Lautenbag, Rinze Benedictus (voor <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>), Bas Kooman en Rens Ulijn<br />
(voor vdbj_) Redactieadres <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>, Interne en Externe Communicatie, Huispostnummer D01.343, Postbus 85500,<br />
3508 GA <strong>Utrecht</strong>. Telefoon: (088) 755 74 83. E-mail: uniek@umcutrecht.nl.<br />
Internet: www.umcutrecht.nl/uniek Concept & realisatie vdbj_ (www.vdbj.nl)<br />
Ontwerp & vormgeving Anne Rose Oosterbaan Martinius Lithografi e & drukwerk vdbj_ print support ISSN 1874-8244
ONDERWIJS<br />
34 Telemedicine à la carte<br />
ONDERZOEK<br />
8 ‘Veel klinische toe passingen<br />
zijn technologiegedreven’<br />
Een informaticus die een divisie van een academisch<br />
ziekenhuis leidt, je komt het niet vaak tegen.<br />
Prof. dr. Max Viergever staat al acht jaar aan het roer<br />
van de divisie Beeld van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Het zegt veel<br />
over de activiteiten van de divisie.<br />
11 Stamcellen herstellen hersenschade<br />
16 Het belang van het epidemiologisch<br />
EPIC-onderzoek<br />
22 Hoe gezond is een pelgrimstocht naar Santiago?<br />
<strong>Utrecht</strong>se coassistenten en arts-assistenten volgen via beeldscherm operaties<br />
die in Frankrijk worden uitgevoerd.<br />
Foto’s: Hester Doove, Vincent Boon. Illustratie: Milo.<br />
Uniek 3
4 Uniek Tekst: Rinze Benedictus. Foto: Bob Bronshoff.
Operatieassistenten leren de derde generatie Da Vinci-operatierobot te gebruiken. Bij een operatie bestuurt de chirurg via de ‘cockpit’ (links)<br />
de robotarmen (rechts). De robotarmen hebben mechanische polsgewrichten met dezelfde vrijheidsgraden als menselijke polsen. De chirurg<br />
beschikt over een tienmaal vergroot beeld terwijl de computer spiertrillingen corrigeert. Dankzij de operatierobot verliezen patiënten minder<br />
bloed, liggen korter in het ziekenhuis, herstellen sneller en kampen met kleinere littekens. Chirurgen gebruiken de robot jaarlijks zo’n honderd<br />
keer voor operaties zoals het verwijderen van de slokdarm of het weghalen van levertumoren, en gynaecologische en urologische ingrepen.<br />
Uniek 5
NIEUWS<br />
Nieuwe techniek verlaagt hoge bloeddruk<br />
Eind juli is in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> voor het eerst in Nederland een nieuwe kathetertechniek toegepast<br />
bij een patiënt met een extreem hoge bloeddruk. De techniek is ontwikkeld en onderzocht in het<br />
buitenland en biedt perspectief aan mensen met een hoge bloeddruk waarbij medicijnen onvol-<br />
doende effect hebben.<br />
6 Uniek<br />
De afdelingen cardiologie, nefrologie en radiologie van het<br />
<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> passen deze techniek nu toe. Bij de nieuwe<br />
ingreep opereert de arts via de zogenoemde kathetertechniek.<br />
Hij prikt hierbij een dijbeenslagader aan en brengt vervolgens<br />
via een slangetje een katheter naar de nierslagader. De katheter<br />
geeft radiofrequente energie af waarmee de arts de<br />
werking van de nierslagader uitschakelt. Dit bemoeilijkt de<br />
communicatie tussen hersenen en nieren waardoor de bloeddruk<br />
verlaagt.<br />
Van alle volwassenen in Nederland heeft ongeveer één op<br />
de vijf een verhoogde bloeddruk. Patiënten met een te hoge<br />
bloeddruk gebruiken medicijnen om hun bloeddruk onder<br />
controle te krijgen, maar bij vijftien tot twintig procent van de<br />
patiënten werken de medicijnen onvoldoende. Dit vergroot het<br />
risico op een hartinfarct, beroerte of het verlies van nierfunctie.<br />
De nieuwe kathetertechniek wordt toegepast bij patiënten die<br />
een bovendruk hebben van meer dan 160 mmHg ondanks het<br />
gebruik van ten minste drie soorten medicijnen.<br />
Tekst: Rinze Benedictus. Foto’s: Hollandse Hoogte / Frank Muller; Shutterstock / Oleg Golovnev, Patricia Hofmeester.
<strong>UMC</strong> HEEFT BESTE ZIEKENHUISSITE<br />
De website van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> is als beste uit de bus gekomen in de landelijke Zorgwebmonitor. Het<br />
ziekenhuis dankt de eerste plaats onder andere aan de negen patiëntenportalen. De hoogste score van<br />
het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> was voor de beveiliging van de persoonlijke gegevens van de patiënt. Het ziekenhuis<br />
scoorde ook goed op gebruiksvriendelijkheid en transparantie. Dat is de mate waarin het ziekenhuis<br />
tijdige en duidelijke informatie geeft op de website. Bij deze thema’s spelen de patiëntenportalen een<br />
belangrijke rol. Via patiëntenportalen kunnen patiënten onder andere hun medisch dossier en labuitslagen<br />
inzien. Dit kan de patiënt doen wanneer het hem uitkomt. Ook kunnen patiënten behandelafspraken<br />
terugzien, herhaalrecepten aanvragen en vragenlijsten invullen. Zorgwebmonitor beoordeelde<br />
de websites van alle Nederlandse ziekenhuizen op tien thema’s.<br />
PELGRIMSTOCHT<br />
VERBETERT<br />
CHOLESTEROL<br />
Het lopen van de pelgrimstocht naar Santiago<br />
de Compostela heeft een gunstig effect op het<br />
cholesterolgehalte. Onderzoekers van het <strong>UMC</strong><br />
<strong>Utrecht</strong> schrijven dat in juli in het tijdschrift Atherosclerosis.<br />
Ze volgden 29 gezonde vrijwilligers<br />
die vorig jaar een stuk van 280 kilometer van de<br />
pelgrimstocht naar Santiago de Compostela in<br />
Spanje liepen. Tijdens de wandeling daalde het<br />
gewicht van de deelnemers, nam hun buikomvang<br />
af, daalde het ‘slechte’ LDL-cholesterol en<br />
steeg het ‘goede’ HDL-cholesterol juist. Maar na<br />
enkele weken waren al deze waarden echter alweer<br />
op het niveau van vóór de pelgrimstocht. De<br />
Santiago-lopers waren na twee maanden gemiddeld<br />
nog wel steeds twee kilo meer afgevallen<br />
dan de thuisblijvers. Lees meer over dit onderzoek<br />
op pagina 22 van deze Uniek.<br />
DRIE BUITENLAND-<br />
SUBSIDIES VOOR<br />
ONDERZOEKERS<br />
<strong>UMC</strong> UTRECHT<br />
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk<br />
Onderzoek (NWO) heeft drie onderzoekers<br />
van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> een Rubiconsubsidie<br />
toegekend. Hiermee kunnen pas gepromoveerde<br />
onderzoekers ervaring opdoen aan (buitenlandse)<br />
topinstituten. Clara Elbers van de divisie<br />
Biomedische Genetica gaat aan de University of<br />
Pennsylvania twee jaar onderzoek doen naar het<br />
effect van voedingspatronen op de genetische<br />
eigenschappen van de mens in Afrika. Aan het<br />
Imperial College in Londen gaat Ilse Jongerius van<br />
de divisie Laboratoria en Apotheek op zoek naar<br />
de reden waarom mensen ziek worden van de<br />
bacterie die hersenvliesontsteking veroorzaakt.<br />
Robbert Spaapen van de divisie Laboratoria en<br />
Apotheek blijft in Nederland. Hij gaat twaalf<br />
maanden naar het Nederlands Kanker Instituut<br />
Celbiologie in Amsterdam om de eiwitten te bestuderen<br />
die huidkankercellen uitscheiden om het<br />
afweersysteem te omzeilen.<br />
In totaal dienden 155 onderzoekers een aanvraag<br />
in, 31 van hen ontvangen de subsidie.<br />
OPEN DAG VAN <strong>UMC</strong> UTRECHT<br />
Altijd al willen weten hoe het is om in een ziekenhuis te werken? Op zaterdag 9 oktober organiseert het<br />
<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> een open dag. U bent van harte welkom een kijkje achter de schermen te nemen van een<br />
groot academisch ziekenhuis. Jong en oud kunnen kennis maken met de nieuwste ontwikkelingen op het<br />
vlak van wetenschappelijk onderzoek, patiëntenzorg en onderwijs. Tijdens de open dag geven diverse<br />
toponderzoekers lezingen voor een breed publiek. Prof. Elsken van der Wall vertelt bijvoorbeeld over de<br />
toekomst van het onderzoek naar borstkanker en prof. Frank Visseren legt uit waarom buikvet slecht voor<br />
je gezondheid is. Dit is maar een greep uit het programma, kijk voor een overzicht van alle activiteiten<br />
op www.umcutrecht.nl/opendag.<br />
GENETISCH<br />
ONDERZOEK<br />
NAAR MANISCHE<br />
DEPRESSIVITEIT<br />
Het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> en de University<br />
of California Los Angeles ontvangen<br />
van de Amerikaanse onderzoeksfi -<br />
nancier NIMH een subsidie van zes<br />
miljoen dollar. Hoogleraar Humane<br />
genetica prof. dr. Roel Ophoff gebruikt<br />
het geld voor wetenschappelijk<br />
onderzoek naar bipolaire<br />
stoornis (‘manische depressiviteit’).<br />
In het vijfjarige project wil Ophoff<br />
de genetische eigenschappen van<br />
2.500 Nederlandse patiënten, hun<br />
ouders en eventuele broers of zussen<br />
in kaart brengen. In totaal zou<br />
het aantal deelnemers kunnen oplopen<br />
tot tienduizend. Het onderzoek<br />
zal bijdragen aan een beter begrip<br />
van bipolaire stoornis en het belang<br />
van genen bij het ontstaan van de<br />
ziekte. <strong>Utrecht</strong>se onderzoekers verzamelen<br />
patiënten en de gegevens,<br />
de verwerking ervan vindt plaats in<br />
University of California Los Angeles,<br />
waar Ophoff ook een aanstelling<br />
heeft.<br />
Uniek 7
‘Wij doen hier zeker<br />
niet alleen een kunstje’<br />
Informaticus prof. dr. Max Viergever staat al acht jaar aan het roer van de divisie Beeld van het <strong>UMC</strong><br />
<strong>Utrecht</strong>. Informatici, natuurkundigen en artsen bedenken er samen nieuwe beeldvormende technieken.<br />
Wiskunde en geautomatiseerde beeldherkenning worden ingezet tegen kanker en hart- en vaatziekten.<br />
Altijd leuk om te weten: hoeveel MRIscanners<br />
heeft het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> en hoe<br />
sterk zijn ze?<br />
‘Nergens in Nederland staat zo veel magneetsterkte<br />
bij elkaar als hier in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />
Opgeteld hebben we 23 tesla aan magneetsterkte<br />
in scanners die gebruikt worden bij mensen.<br />
Eén 7T MRI-scanner, twee van 3T,<br />
zesmaal 1,5T en één open scanner van 1T.<br />
In het ziekenhuis gebruiken we natuurlijk<br />
ook andere scanners, maar het wetenschappelijk<br />
onderzoek is duidelijk gefocust op MRI.<br />
We hebben zo’n tachtig promovendi binnen de<br />
divisie, van wie de helft zich bezighoudt met<br />
MRI. In samenwerking met Philips zijn wij in<br />
Nederland daarmee de grootste MRI-onderzoeksgroep.’<br />
En wat levert dat onderzoek zoal op?<br />
‘We hebben bijvoorbeeld een patent op het<br />
zichtbaar maken van katheters die gebruikt<br />
worden voor ingrepen in bloedvaten in een<br />
MR-scanner. Door op de katheter ringetjes aan<br />
te brengen van een stofj e dat een verstoring<br />
van het magneetveld geeft , krijg je de katheter<br />
prachtig in beeld. Een ander voorbeeld is een<br />
patent op het opsporen van bloedvatafwijkingen<br />
op het netvlies. Een computerprogramma<br />
kan op foto’s van het netvlies kleine vaatverwijdingen<br />
herkennen die wijzen op netvliesbeschadiging<br />
door diabetes. Deze ‘diabetische<br />
retinopathie’ is een veelvoorkomende complicatie<br />
van diabetes. Vroege opsporing ervan is<br />
belangrijk om blindheid te voorkomen.’<br />
8 Uniek Tekst: Rinze Benedictus. Foto’s: Hester Doove.<br />
Veel van uw onderzoek is gericht op<br />
opsporing van kanker.<br />
‘Veel, maar lang niet alles. Het afb eelden van<br />
bloedvaten, onder meer in de hersenen, is<br />
een andere grote tak. En we verrichten veel<br />
onderzoek naar “beeldregistratie”. Dat is het<br />
op elkaar passen van een serie beelden van<br />
een lichaam of orgaan, die op verschillende<br />
tijdstippen gemaakt zijn. Maar inderdaad,<br />
kanker zichtbaar maken is een belangrijke<br />
onderzoekslijn.<br />
Zo hebben we bijvoorbeeld een prostaat-atlas<br />
gemaakt die de behandeling van prostaatkanker<br />
verbetert.’<br />
Pardon, een prostaat-atlas?<br />
‘Jazeker. Het is een verzameling van vijft ig<br />
afb eeldingen die de meest voorkomende<br />
anatomische variatie van de prostaat dekt.<br />
Voor het bestralen van de prostaat tegen<br />
kanker moet een arts op MRI-beeld de<br />
prostaat “intekenen”. Aan de hand daarvan<br />
berekent de computer waar de bestraling<br />
terecht moet komen.<br />
Het intekenen is een klusje dat aardig wat<br />
tijd vergt, terwijl de prostaat, net als alle<br />
inwendige organen, enigszins beweegt en<br />
dus voor elke bestraling opnieuw gemarkeerd<br />
moet worden. Om dit proces te versnellen,<br />
hebben we de atlas gemaakt. De computer<br />
kan de prostaat van een patiënt matchen aan<br />
beelden uit de atlas en zo snel de vorm<br />
bepalen. Natuurlijk checkt een arts dit,<br />
maar het meeste werk is dan al gedaan.’
ONDERZOEK<br />
Uniek 9
Wat karakteriseert de divisie Beeld van het<br />
<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>?<br />
‘De samenwerking tussen clinici en natuurwetenschappers<br />
typeert de divisie. Natuurkundigen<br />
hebben bij ons een klinische vraag nodig<br />
om aan het werk te kunnen. Uiteindelijk levert<br />
het besliskundige informatie voor artsen op.<br />
Deze samenwerking hebben we uitgebreid tot<br />
een driehoek tussen universiteit, industrie en<br />
kliniek.’<br />
Met welk bedrijf doen jullie zaken?<br />
‘Samenwerking met industrie betekent voor<br />
ons: Philips. Dat is dan met mensen van Philips<br />
uit Best, maar ook uit Eindhoven, Hamburg en<br />
Helsinki. We hebben ook geprobeerd samen<br />
te werken met Philips in Cleveland, Verenigde<br />
Staten, maar dat bleek door cultuurverschillen<br />
lastiger dan gedacht. We werken daarentegen<br />
ook nauw samen met Elekta uit Zweden en dat<br />
gaat prima.’<br />
Wetenschap is dus toch niet grenzeloos?<br />
‘Er zijn grenzen aan cultuurverschillen die je<br />
kunt overbruggen. In de Verenigde Staten hebben<br />
ze toch vaak het idee dat in Europa niet zo<br />
veel bijzonders gebeurt. Dat blijkt bijvoorbeeld<br />
10 Uniek<br />
uit het feit dat Amerikaanse wetenschappers<br />
voornamelijk publicaties citeren van andere<br />
Amerikaanse wetenschappers. In Europa<br />
citeren we in principe gewoon de beste, meest<br />
ter zake doende onderzoeken.’<br />
Wat hebben het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> en Philips aan<br />
deze samenwerking?<br />
‘Een van de hoekstenen van onze samenwerking,<br />
is dat wij onze patenten op een presenteerblaadje<br />
aanbieden aan Philips. Het lijkt<br />
alsof we ze te makkelijk weggeven, maar we<br />
krijgen er veel voor terug, vooral onderzoeksgelden.<br />
Soft warepatenten zijn bovendien erg<br />
moeilijk te onderhouden, daar willen wij ons<br />
niet mee bezighouden. Zo hebben we een<br />
patent aan Philips overgedragen over het effi<br />
ciënt opslaan van beelden. Het zou voor ons<br />
onmogelijk geweest zijn na te gaan of bedrijven<br />
daarop inbreuk plegen.’<br />
Wel jammer als een patent opeens goud<br />
waard blijkt te zijn…<br />
‘In de paraplu-overeenkomst is ook opgenomen<br />
dat wij wel weer delen in de winst als een<br />
patent later opeens echt veel geld blijkt op te<br />
leveren. Valorisatie is voor ons dus de normaalste<br />
zaak van de wereld, daar hoeven we geen<br />
enkele moeite voor te doen.’<br />
De belangen van de academie en een<br />
internationaal bedrijf overlappen<br />
elkaar altijd?<br />
‘We ervaren geen confl ict tussen academische<br />
en commerciële belangen in onze samenwerking.<br />
Ik kan me in al die jaren slechts drie<br />
gevallen herinneren waarbij Philips bezwaren<br />
had tegen een publicatie. Dat leidde een keer<br />
tot een vertraging van een proefschrift en een<br />
publicatie, maar bijvoorbeeld ook weer tot een<br />
patent voor de betrokken onderzoeker. Philips<br />
heeft eventuele vertragingen gefi nancierd.<br />
We zijn er in goede samenspraak dus altijd<br />
uitgekomen.’<br />
‘Samenwerking met industrie<br />
betekent voor ons: Philips’<br />
Misschien een verschil tussen commercie<br />
en academie: in het verleden hebt u zich<br />
beklaagd over het kleine loonstrookje van<br />
promovendi. Hoe is dat tegenwoordig?<br />
‘Salarissen van aio’s zijn de afgelopen jaren fl ink<br />
opgetrokken. Dat is een enorme verbetering,<br />
hoewel het een onverwacht neveneff ect heeft .<br />
Voorheen wilden mensen zo snel mogelijk klaar<br />
zijn met hun promotie om elders een écht salaris<br />
te verdienen. Die urgentie om snel weg te zijn, is<br />
tegenwoordig minder.’<br />
Het vervullen van vacatures kost dus weinig<br />
moeite? Dat spreekt in een academische<br />
omgeving niet vanzelf.<br />
‘Wij hebben inderdaad geen groot probleem<br />
om personeel te vinden. Nu niet, maar in het<br />
verleden met matiger salarissen trouwens ook<br />
niet. Ongeveer een kwart van onze mensen komt<br />
uit het buitenland, veel uit het nabije buitenland,<br />
geografi sch of cultureel.’<br />
Wat wordt the next big thing in medische<br />
beeldvorming?<br />
‘Een van de trends in medische beeldvorming is<br />
molecular imaging. Over de precieze afb akening<br />
van dat concept bestaat discussie, maar het komt<br />
neer op het afb eelden van gelabelde stofj es. Die<br />
stofj es kunnen een fysiologisch proces laten zien,<br />
zoals (verminderde) doorbloeding of diff amatie.<br />
Daarnaast zijn ze zichtbaar te maken in een<br />
scanner, in ons geval meestal een MR-scanner.<br />
Het maken van die stofj es doen we gewoonlijk<br />
niet zelf, het zichtbaar maken en analyseren wel.<br />
Samen met cardiologen proberen we bijvoorbeeld<br />
stamcellen te volgen die een beschadigd<br />
hart repareren.’<br />
Lossen jullie alleen maar medische puzzels<br />
op?<br />
‘We doen hier zeker niet alleen een kunstje.<br />
We hebben ook ruimte voor fundamenteel<br />
onderzoek. Ik vind het belangrijk dat we dat<br />
blijven doen. Vergeet niet dat veel toepassingen<br />
technologiegedreven zijn. Het idee voor de<br />
MRI-versneller komt van een natuurkundige, al<br />
was die natuurlijk wel goed op de hoogte van de<br />
klinische behoeft e aan nauwkeurige bestraling.<br />
Sinds kort kunnen we bijvoorbeeld via MRI<br />
wittestofb anen in de hersenen zichtbaar maken,<br />
dat is belangrijk voor onderzoek naar schizofrenie.<br />
Maar die ontdekking was geen antwoord<br />
op een vraag van hersenonderzoekers.’
STAMCELLEN VIA NEUS NAAR SCHADEPLEK<br />
NEUSSPRAY<br />
TEGEN<br />
HERSENLETSEL<br />
Hersenschade door zuurstof gebrek is bij pasgeboren muizen terug te<br />
dringen met mesen chymale stamcellen. Stamcellen die via de neus worden<br />
toe gediend, reizen op eigen kracht naar de plaats van de hersenbescha-<br />
diging. Onderzoek bij de mens staat op stapel.<br />
Voor hersenschade door<br />
zuurstofgebrek rondom de<br />
geboorte bestaat geen goede<br />
behandeling. ‘Koeling van<br />
de hersenen is het enige wat<br />
we nu hebben’, zegt neuroimmunoloog<br />
Annemieke Kavelaars. ‘Maar<br />
die therapie werkt alleen bij baby’s met weinig<br />
hersenschade na een volledige zwangerschap<br />
en niet als ze te vroeg zijn geboren. Bovendien<br />
moet de koeling binnen zes uur na het ontstaan<br />
van de schade plaatsvinden. Veel baby’s komen<br />
dus niet voor deze therapie in aanmerking.’<br />
SCHADE BEPERKEN<br />
In samenwerking met hoogleraar neuro-immu -<br />
nologie Cobi Heijnen en hoogleraar neonatologie<br />
Frank van Bel kwamen oio Cindy van<br />
Velthoven en senior onderzoeker Annemieke<br />
Kavelaars op het idee om een heel nieuwe<br />
aanpak te proberen. Kavelaars: ‘We zijn gaan<br />
onderzoeken of we met mesenchymale stamcellen<br />
de schade konden beperken, misschien zelfs<br />
te herstellen.’ Dat kan, zo blijkt uit onderzoek<br />
dat Van Velthoven bij muizen heeft uitgevoerd.<br />
Bij muizen met hersenschade treedt ook zonder<br />
hulp enig herstel op, waarbij nieuwe cellen<br />
worden aangemaakt. ‘Dat proces piekt op dag<br />
drie na het ontstaan van de schade’, zegt Van<br />
Velthoven. ‘We wilden dat herstel stimuleren<br />
door precies op dat moment de mesenchymale<br />
stamcellen, afk omstig uit beenmerg, toe te<br />
dienen. Dat heeft een positief eff ect, want we<br />
zien dat er meer cellen gaan delen en diff erentiëren<br />
en bovendien wordt het gat in de hersenen<br />
kleiner. Door de hersenschade hebben de<br />
muizen een verminderde motorische functie.<br />
Ook die functie verbetert na de stamceldonatie.<br />
Een goed resultaat: gedeeltelijk herstel van de<br />
schade en ook een functioneel herstel.’<br />
STAMCELSPRAY<br />
Ook al treedt meer herstel op in vergelijking<br />
met de niet behandelde muizen, toch gaat de<br />
toestand net na de hersenschade nog altijd<br />
wat achteruit. Kavelaars: ‘Daarom hebben we<br />
op de tiende dag na de hersenschade nog een<br />
tweede keer stamcellen toegediend. Dat leidt<br />
niet tot nog meer celdeling, maar het stimuleert<br />
wel een verder herstel, bijvoorbeeld door<br />
de uitgroei van zenuwuiteindes en de opbouw<br />
van myeline, de bekleding van uitlopers van de<br />
hersencel. Met die tweede stamceldonatie zet je<br />
de progressie van de schade vrijwel stil.’<br />
In zeer korte tijd lijken Kavelaars en Van Velthoven<br />
daarmee een veelbelovend alternatief<br />
voor koeling op het spoor. Maar de toedieningswijze<br />
van de mesenchymale stamcellen<br />
– rechtstreekse injectie in de hersenen – is<br />
een serieus struikelblok voor de stap naar de<br />
kliniek. In de literatuur stuitte Van Velthoven<br />
echter op de mogelijkheid om stamcellen via<br />
een neusspray in de hersenen te krijgen.<br />
NAVELSTRENG<br />
Dat werkt beter dan gedacht. Van Velthoven:<br />
‘Vanuit beide neusgaten zoeken ingespoten<br />
stamcellen via de reukzenuw zelf hun weg naar<br />
de juiste locatie en de schade vermindert sterk.<br />
Het lijkt erop alsof ze gedurende die reis beter<br />
op hun taak worden toegerust dan de stamcellen<br />
die rechtstreeks in de hersenen worden<br />
gebracht. Toediening via de neus lijkt ideaal.’<br />
Heel voorzichtig wordt al aan een eerste toepassing<br />
in de kliniek gedacht, waarbij eventueel<br />
mesenchymale stamcellen uit de navelstreng<br />
van de baby gebruikt zullen worden.’ <br />
Tekst: Pieter Lomans. Foto: Shutterstock / Melissa King.<br />
Uniek 11
Dokter 2.0<br />
Met enige regelmaat kondigt een futuroloog de digitale apocalyps aan: binnenkort beheersen intelligente<br />
computers de wereld. Die dreiging lijkt telkens mee te vallen, ook al integreren computers steeds verder in<br />
ons leven. Ook de zorg digitaliseert in rap tempo, maar helpen computers artsen écht een handje mee? Twee<br />
initiatieven van clinical decision support van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> laten een glimp van de toekomst zien.<br />
Huisartsen vormen de eerste<br />
linie van de gezondheidszorg.<br />
Het betekent dat<br />
ze veel bezorgde mensen<br />
moeten geruststellen,<br />
maar ook dat ze aan álles<br />
moeten denken. Dat ze wel eens zeldzame<br />
aandoeningen over het hoofd zien, wekt geen<br />
verbazing. Maar ook routinematige zorg<br />
waarvoor heldere richtlijnen bestaan – zoals<br />
de monitoring van diabetespatiënten – vergt<br />
veel van huisartsen. Ze passen de behandeling<br />
van patiënten die slecht op medicijnen reageren<br />
vaak te langzaam aan, de beruchte ‘klinische<br />
inertie’. ‘Men kent de richtlijnen wel, voor<br />
bijvoorbeeld hoge bloeddruk, maar geeft tóch<br />
die tablet er niet bij’, legt diabetesspecialist prof.<br />
dr. Guy Rutten van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> uit. Hij<br />
verwacht dat computerondersteuning uitkomst<br />
kan bieden. Zijn onderzoeksgroep testte samen<br />
met het bedrijf Vital Health in 55 huisartsenpraktijken<br />
een soft warepakket dat artsen helpt<br />
de juiste diabeteszorg te verlenen. Het was<br />
voor het eerst in Nederland dat een klinisch<br />
beslissingsondersteunend soft warepakket in de<br />
weerbarstige praktijk is getest.<br />
12 Uniek<br />
Tekst: Rinze Benedictus. Illustratie: Milo.<br />
CHECKLIST<br />
Het programma is bedrieglijk simpel. Het<br />
voert geen geavanceerde berekeningen of<br />
diepgravende analyses van medische databases<br />
uit. Het confronteert de huisarts simpelweg<br />
met de diabetesrichtlijn. Rutten: ‘Als de arts<br />
het dossier opent van een diabetespatiënt, moet<br />
hij verplicht een checklist doorlopen.<br />
Het programma stelt vragen: de bloeddruk<br />
is zo hoog, is dat medicijn voorgeschreven?<br />
Bij een patiënt met voetproblemen herinnert<br />
het systeem bijvoorbeeld elke drie maanden<br />
aan de voetcontrole.’<br />
De vragen houden de arts scherp, meent<br />
Rutten. ‘Het is alsof er iemand achter je staat.<br />
De computer blijft even hangen bij alle beslissingen<br />
en dwingt de arts om na te denken over<br />
de behandeladviezen. De arts kan er natuurlijk<br />
nog steeds voor kiezen een medicijn níét voor<br />
te schrijven, maar hij heeft het advies dan wel<br />
expliciet genegeerd. Hij moet iets doen om het<br />
niet op te volgen.’<br />
Het computerprogramma van Vital Health<br />
kent meer functies die bijdragen aan het succes.<br />
Elke drie maanden geeft het programma de<br />
huisarts een overzicht van diabetespatiënten<br />
‘Het is alsof er iemand achter je staat’<br />
van wie de zorg beter zou kunnen. Bovendien<br />
vergelijkt het programma de ‘zorgprestaties’<br />
– hebben patiënten de juiste bloeddruk en<br />
suikerspiegel? – van de deelnemende huisartsenpraktijken.<br />
Het competitie-element kan een<br />
stimulans vormen voor betere behandeling.<br />
BETER AF<br />
Rutten en collega’s beschrijven de opbrengst<br />
van het computerprogramma in een wetenschappelijk<br />
artikel in het tijdschrift Diabetes<br />
Medicine van april. Patiënten uit huisartsenpraktijken<br />
met het soft waresysteem blijken<br />
beter af te zijn: hun cholesterolniveaus en<br />
bloeddruk zijn beter. Dat vertaalt zich naar<br />
een kleinere kans op hart- en vaatziekten: het<br />
tienjarig risico daalt 1,4 procent meer dan in<br />
de controlegroep. Maar de bloedsuikerspiegel,<br />
de belangrijkste maat bij de behandeling van<br />
diabetes, was in beide groepen gelijk en bij aanvang<br />
van het onderzoek werd de streefwaarde<br />
al gehaald. Rutten: ‘Het betrekkelijk kleine<br />
verschil komt waarschijnlijk door de goede<br />
diabeteszorg in Nederland. Er is relatief weinig<br />
winst te behalen. Gebruik van het programma<br />
is in dit geval niet kosteneff ectief.’
ZORG<br />
Uniek 13
ZWAARD VAN DAMOCLES<br />
Promedas, een van de eerste initiatieven op het gebied van clinical decision<br />
support stamt alweer uit 1996. ‘Een diagnose over het hoofd zien, hangt als een<br />
zwaard van Damocles boven de internist’, stelt initiatiefnemer Jan Neijt, internist<br />
bij het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Samen met collega’s bedacht hij het computerprogramma<br />
veertien jaar geleden om de specialist een handje te helpen. Promedas is eigendom<br />
van <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> en Radboud Universiteit Nijmegen en is gekoppeld aan<br />
het elektronisch patiëntendossier. Het programma verschaft op basis van symptomen<br />
en laboratoriumonderzoeken een aantal mogelijke diagnoses en baseert<br />
zich daarbij op door specialisten verzamelde kennis uit de wetenschappelijke<br />
literatuur. Promedas is in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> als experiment beschikbaar voor de<br />
divisie Interne Geneeskunde. Het is nog niet duidelijk hoe de ontwikkeling van<br />
het programma verder gaat. Voor Neijt is Promedas slechts een voorbeeld van<br />
computerondersteuning voor dokters. Hij verwacht veel van ICT in de zorg. ‘We<br />
krijgen zoveel elektronische data aangereikt, het zou heel dom zijn om daar<br />
geen gebruik van te maken.’<br />
<br />
Toch voorspelt Rutten voor clinical decision<br />
support een grote toekomst. ‘Het is niet alleen<br />
toepasbaar bij diabetes, maar ook bij andere<br />
chronische ziekten waar diagnose en behandeling<br />
gevoeglijk bekend zijn. Het gaat om patiënten<br />
die vaak terugkomen bij (huis)artsen en bij<br />
wie kleine veranderingen in risicofactoren toch<br />
aanpassing van de behandeling vergen. Deze<br />
kennis ligt weliswaar vast in richtlijnen, maar<br />
niet alle artsen volgen die even strikt.’<br />
SPECIALISTEN<br />
‘Ook voor specialisten zou het bruikbaar<br />
kunnen zijn’, verwacht Rutten. ‘Bij een bepaald<br />
symptoom of een ziekte, bijvoorbeeld een<br />
longembolie, kan het programma aan de specialist<br />
vragen of hij de benodigde diagnostische<br />
tests heeft uitgevoerd.’ De immer uitdijende<br />
wetenschappelijke literatuur maakt het voor<br />
artsen schier onmogelijk de stand van zaken in<br />
het vakgebied optimaal bij te houden. Het valt<br />
voor artsen daarom niet mee alle beslissingen<br />
te nemen op basis van het beste bewijs uit<br />
onderzoek.<br />
Dr. Geert van der Heijden, klinisch epidemioloog<br />
en universitair hoofddocent bij het Julius<br />
Centrum, bedacht daarom een computersy-<br />
14 Uniek<br />
steem dat op basis van het elektronisch patiëntendossier<br />
klinische aanbevelingen doet –<br />
evidence based en wel. Met steun van bedrijven<br />
hoopt hij het systeem geschikt te maken voor<br />
de praktijk.<br />
Uitgangspunt is een database met evidence<br />
based case reports met best-practice aanbevelingen.<br />
Het zijn samenvattingen van 1200<br />
woorden (ongeveer zo lang als dit hele artikel)<br />
waarin het best beschikbare klinisch bewijs<br />
voor een klinisch probleem op een rijtje gezet<br />
is. <strong>Utrecht</strong>se geneeskundestudenten schrijven<br />
deze samenvattingen in het laatste jaar van hun<br />
opleiding (en ze werken bestaande teksten bij).<br />
De database bevat inmiddels zo’n tweeduizend<br />
verslagen en groeit elk jaar met ongeveer 350.<br />
KLINISCH HULPMIDDEL<br />
Van der Heijden hoopt de database te transformeren<br />
tot een klinisch hulpmiddel. Hij ziet de<br />
toekomst als volgt. Een arts voert tijdens een<br />
consult patiëntgegevens in het elektronisch<br />
patiëntendossier in, krijgt automatisch de suggestie<br />
voor een aantal relevante zoekwoorden,<br />
vinkt de meestgeschikte aan en klikt op OK.<br />
Uit de database rollen vervolgens de klinische<br />
aanbevelingen voor besluitvorming die het<br />
beste passen bij het medische probleem waar<br />
de patiënt mee kampt. De computer baseert<br />
zich daarbij niet puur op trefwoorden (‘Dat is<br />
het stenen tijdperk’), maar op ontologische en<br />
semantische analyse van de teksten. Simpel<br />
gezegd: de computer begrijpt waar de samenvattingen<br />
over gaan en kan daardoor veel beter<br />
advies geven. Per vraag verwerkt het programma<br />
ongeveer tweeduizend wetenschappelijke<br />
artikelen, om uiteindelijk de vijf à tien beste te<br />
gebruiken voor het antwoord.<br />
Van der Heijden: ‘Een patiënt heeft pijn op<br />
de borst, dat kan door opspelend maagzuur<br />
komen, maar ook het gevolg zijn van<br />
hartklachten. Het systeem kan op basis van<br />
relevante zoekwoorden aangeven welke testen<br />
of onderzoeken een hartinfarct zo eenvoudig<br />
mogelijk bevestigen of uitsluiten. Maar het systeem<br />
geeft ook gestructureere samenvattingen<br />
met aanbevelingen voor de behandeling.’<br />
BEDRIJFSPLAN<br />
Het opzetten en testen van zo’n computersysteem<br />
is echter een enorme klus en de benodigde<br />
ICT-kennis is niet voorhanden in het <strong>UMC</strong><br />
<strong>Utrecht</strong>. Van der Heijden heeft daarom van het<br />
<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> negen maanden de tijd gekregen<br />
om zijn idee om te zetten in een bedrijfsplan.<br />
Hij werkt daarvoor samen met ICT-bedrijven<br />
en een wetenschappelijke uitgever. Als de<br />
samenwerking lukt en de fi nanciering rond<br />
komt, zou het programma in de komende twee<br />
jaar gemaakt moeten worden. Van der Heijden<br />
hoopt het dan in 2013 te lanceren.<br />
Dat duurt nog even, maar Van der Heijden<br />
heeft een helder doel voor ogen. Het zou de behandeling<br />
van patiënten ten goede moeten komen<br />
als artsen consequent de laatste inzichten<br />
toepassen. ‘In theorie reduceert deze werkwijze<br />
de variatie in behandelingen. We gaan toe naar<br />
best practices, gebaseerd op evidence based<br />
medicine.’ <br />
‘Het zou de behandeling van patiënten<br />
ten goede moeten komen als artsen consequent<br />
de laatste inzichten toepassen’
Naam: een dotterbehandeling van het hart<br />
met stentplaatsing.<br />
Wat: bij een dotterbehandeling of PCI (percutane<br />
coronaire interventie) brengt een arts via de lies een<br />
katheter in de bloedbaan. Aan de punt ervan zit een<br />
ballonnetje dat de arts opblaast in een vernauwd bloedvat<br />
rond het hart. Hierdoor verwijdt het bloedvat weer en kan<br />
het bloed ongehinderd stromen. Vernauwde vaten zijn vaak<br />
het gevolg van atherosclerose (slagaderverkalking).<br />
Na het dotteren plaatst de arts meestal een ‘stent’ (een<br />
gazen buisje) om het bloedvat open te houden.<br />
Kosten: € 6.672,05 tot € 7.955,89 afhankelijk van de<br />
moeilijkheidsgraad van de operatie. Het bedrag omvat alle<br />
kosten van de behandeling zoals opname, operatiekamer,<br />
instrumenten en verpleging.<br />
<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>: voerde vorig jaar 1794 dotter behandelingen<br />
uit en plaatste 1990 stents, soms dus meer dan één per<br />
ingreep.<br />
Tekst: Rinze Benedictus, met dank aan de afdelingen Zorgregistratie en Hartkatheterisatie van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Foto: Vincent Boon.<br />
Uniek 15
EPIDEMIOLOGISCH ONDERZOEK VAN EPIC<br />
Meer<br />
dan een statistisch verband<br />
Resultaten van epidemiologisch onderzoek halen regelmatig het nieuws. Soms lijkt dat nieuws met elkaar in<br />
tegenspraak, soms lijkt het alsof het om een toevalstreffer gaat. Niets is minder waar, betogen Bas Bueno-de-<br />
Mesquita en Yvonne van der Schouw, die beiden nauw betrokken zijn bij het zeer succesvolle EPIC-onderzoek.<br />
Het epidemiologisch onderzoek<br />
van EPIC (European<br />
Prospective Investigation<br />
into Cancer and Nutrition)<br />
leerde ons bijvoorbeeld<br />
dat een hoger vitamine<br />
B-gehalte in het bloed zowel bij niet-rokers als<br />
bij rokers samenhangt met een lagere kans op<br />
longkanker. Dat mensen met meer vitamine D<br />
in hun bloed een kleiner risico hebben op dikkedarmkanker.<br />
Dat het dagelijks drinken van<br />
drie of meer koppen zwarte thee of koffi e de<br />
kans op diabetes type II met ongeveer veertig<br />
procent verkleint. En dat de kans op hartaandoeningen<br />
lager wordt door het drinken<br />
van diezelfde thee. Ook zijn voor een aantal<br />
vormen van kanker nieuwe genen gevonden<br />
die bij het ontstaan zijn betrokken.<br />
GEEN TOEVAL<br />
‘Dat zijn geen toevallige nieuwssnippers. Ze<br />
vormen het resultaat van degelijk onderzoek<br />
in meerdere Europese landen’, stelt Yvonne<br />
van der Schouw, die voor het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />
het EPIC-onderzoek naar hart- en vaatziekten<br />
leidt. Want het EPIC-consortium beperkt zich<br />
16 Uniek Tekst: Pieter Lomans. Foto: Getty Images / James Lauritz .<br />
niet tot Nederland, maar is onderdeel van<br />
een Europees consortium waarin Engeland,<br />
Frankrijk, Duitsland, Italië, Noorwegen,<br />
Zweden, Griekenland en Spanje participeren.<br />
Van der Schouw: ‘Een Europees EPIC-onderzoek<br />
omvat een stuk of tien afzonderlijke<br />
onderzoeken die allemaal in dezelfde richting<br />
kunnen wijzen. Daardoor is het meer dan alleen<br />
een “statistisch verband”’.<br />
‘Wat bij het algemene publiek vaak blijft hangen’,<br />
zegt Bas Bueno-de-Mesquita, projectleider<br />
vanuit het RIVM voor EPIC Nederland en<br />
lid van het Europese EPIC steering committee,<br />
‘is dat epidemiologie alleen maar gaat over statistische<br />
verbanden. Journalisten dragen daar<br />
door hun berichtgeving ook aan bij. Dan wordt<br />
al gauw gedacht: tsja, wat zijn nou statistische<br />
verbanden, de volgende keer kan er net zo goed<br />
iets anders uitrollen. Dat maakt dat er al snel<br />
wordt getwijfeld aan de waarde van epidemiologisch<br />
onderzoek. Maar, zo ligt dat dus niet.<br />
Ik vind het ongefundeerde kritiek.’<br />
EPIC OP STOOM<br />
EPIC-NL werd begin jaren negentig opgezet<br />
door Bueno-de-Mesquita van het RIVM en<br />
Petra Peeters van het Julius Centrum, eveneens<br />
projectleider vanuit het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> voor<br />
EPIC Nederland en lid van het Europese EPIC<br />
steering committee. Van der Schouw is er sinds<br />
1993 bij betrokken. Bueno-de-Mesquita: ‘In<br />
de periode daarvoor deden epidemiologen<br />
veel patiëntcontroleonderzoek. Dan bemeet,<br />
bevraag en bemonster je mensen met een<br />
chronische ziekte, waarna je die groep vergelijkt<br />
met een controlegroep zonder ziekte. Zo<br />
probeer je factoren op te sporen die bijdragen<br />
aan het ontstaan van chronische ziekten. Die<br />
gegevens kunnen minder betrouwbaar zijn.<br />
Met EPIC stonden we aan het begin van de opkomst<br />
van het cohortonderzoek. Daar vraag je<br />
grote aantallen ogenschijnlijk gezonde mensen<br />
om mee te doen. Je laat ze vragenlijsten invullen,<br />
je neemt bloed af, je meet buikomvang,<br />
bloeddruk, gewicht en dergelijke zaken. Het<br />
materiaal vries je in, de gegevens sla je op.<br />
Op die manier zijn er tussen 1993 en 1997<br />
ruim 40.000 mensen tussen de 20 en 70 jaar<br />
verzameld in EPIC-NL en ruim 500.000 in<br />
het Europese EPIC-onderzoek.’<br />
EPIC-NL en zijn Europese counterparts zijn<br />
in eerste instantie opgezet om de relatie tussen
ONDERZOEK<br />
Uniek 17
voeding en kanker te onderzoeken, maar al<br />
snel breidde het onderzoeksgebied zich verder<br />
uit. Ook gegevens over de levensstijl en andere<br />
chronische ziekten als hart- en vaatziekten,<br />
diabetes en overgewicht werden bekeken.<br />
Cohortonderzoek, zoals bij EPIC, is altijd<br />
iets van de lange adem. Nadat alle mensen zijn<br />
verzameld, is het wachten op het ontstaan van<br />
ziekten. Vandaar dat EPIC pas nu stevig op<br />
stoom begint te komen en dat de volgende<br />
tien, twintig jaar nog veel bevindingen<br />
gepubliceerd zullen worden.<br />
LEEFSTIJL, STOFWISSELING, GENEN<br />
Bueno-de-Mesquita: ‘In de EPIC-groep<br />
worden mensen na verloop van tijd ziek; ze<br />
krijgen kanker, hart- en vaatziekte, enzovoort.<br />
Na enige tijd heb je in Nederland – of in Europees<br />
verband of in samenwerking met nog<br />
andere cohorten – voldoende mensen met een<br />
bepaalde ziekte om daarover iets zinnigs en<br />
betrouwbaars te zeggen. Juist omdat we al vóór<br />
hun ziekte allerlei gegevens in kaart hebben<br />
gebracht, kunnen we gericht naar verbanden<br />
zoeken. Heeft het met het eetpatroon te maken,<br />
speelt beweging een rol? Maar we kunnen ook<br />
in het bloed kijken naar stoff en die mogelijk<br />
een rol spelen, zoals groeihormonen, vitaminen,<br />
enzovoort.<br />
Door de sterke opkomst van genonderzoek,<br />
nemen die mogelijkheden alleen maar toe.<br />
Ook kunnen we onderzoeken of kleine genetische<br />
verschillen in de bevolking bijdragen<br />
aan een grotere kans op de ziekte. Juist die<br />
koppeling tussen voeding, leefstijl, stofj es in<br />
het bloed en genetische factoren maakt dit<br />
epidemiologische onderzoek tot veel meer dan<br />
een toevallig statistisch verband. En hoe vaker<br />
andere studies dezelfde verbanden vinden,<br />
hoe “harder” het resultaat.’<br />
18 Uniek<br />
ALVLEESKLIERKANKER<br />
Soms levert epidemiologisch onderzoek<br />
nieuwe, verrassende inzichten op. Zoals bij<br />
het onderzoek naar alvleesklierkanker, een<br />
moeilijk te behandelen kanker waaraan de helft<br />
van de patiënten binnen een half jaar overlijdt.<br />
Bueno-de-Mesquita: ‘Er was een aanwijzing dat<br />
mensen met een A of B in hun bloedgroep een<br />
verhoogde kans hebben. Dit is in ons onderzoek<br />
verder verfi jnd. Variaties in die bloedgroep<br />
hebben invloed op de activiteit van een bepaald<br />
enzym. Die verandering kan – voorzover we<br />
nu denken – op twee manieren leiden tot meer<br />
alvleesklierkanker. Misschien stimuleert dat<br />
enzym de aanmaak van stoff en die bijdragen<br />
aan het ontstaan van kanker. Maar het is ook<br />
mogelijk dat het enzym kolonisatie van de<br />
alvleesklier door de bacterie Helicobacter pylori<br />
makkelijker maakt. We weten dat die bacterie<br />
een rol speelt bij maagkanker. Er wordt nu<br />
onderzocht of er vaker antilichamen tegen sommige<br />
soorten H. pylori in het bloed zitten van<br />
mensen die later alvleesklierkanker krijgen en of<br />
dat samenhangt met de bloedgroep. Een bewijs<br />
is nog niet geleverd, maar het geeft aan dat epidemiologisch<br />
onderzoek aanleiding kan geven<br />
tot nieuw biologisch en genetisch onderzoek.’<br />
INDIVIDUELE RICHTLIJNEN<br />
Blijft het punt dat mensen door de versnipperde<br />
berichtgeving soms niet goed weten wat ze<br />
precies met de epidemiologische bevindingen<br />
aan moeten. Is koffi e nou gezond of niet? Zijn<br />
extra vitaminen nodig, en zo ja, welke dan? Van<br />
der Schouw: ‘Epidemiologie doet uitspraken<br />
op bevolkingsniveau. Daar zijn niet meteen<br />
individuele richtlijnen uit af te leiden. Daarvoor<br />
moet je óók rekening houden met individuele,<br />
genetische verschillen.’<br />
Daarnaast zit de werkelijkheid soms complex in<br />
elkaar. ‘Neem vitamine K’, zegt ze. ‘Vitamine<br />
K is belangrijk voor de stolling. Daar gaat het<br />
echter vooral om vitamine K1, dat voornamelijk<br />
in de lever zit. Ook voor kalkafzetting<br />
in botten en vaten speelt vitamine K waarschijnlijk<br />
een rol, maar daar gaat het meer om<br />
vitamine K2. Vitamine K2 lijkt gunstig om<br />
osteoporose – botontkalking – en slagaderverkalking<br />
tegen te gaan.’ Bueno-de-Mesquita vult<br />
aan: ‘Een calciumrijk dieet verlaagt waarschijnlijk<br />
de kans op darmkanker, maar verhoogt de<br />
kans op prostaatkanker. Dus lees je in de media<br />
dat veel calcium goed is. En slecht.’<br />
Bueno-de-Mesquita en Van der Schouw<br />
zouden het geweldig vinden wanneer de media<br />
vaker naar meta-analyses en systematische<br />
literatuurreviews zouden kijken. Daarin wordt<br />
het eff ect van verschillende onderzoeken bij<br />
elkaar gebracht, waardoor een meer afgewogen<br />
beeld ontstaat. Ze wijzen ook op de belangrijke<br />
rol van het World Cancer Research Fund<br />
(www.wcrf.org en www.wcrf-nl.org). Deze<br />
organisatie publiceert met enige regelmaat een<br />
afgewogen, systematisch overzicht van alle<br />
literatuur over voeding en kanker.<br />
DIABETES<br />
Wat betreft EPIC verwachten ze dat de komende<br />
jaren veel gepubliceerd zal gaan worden over<br />
de relatie tussen diabetes, hart- en vaatziekten<br />
en gen-omgevingsfactoren. Van der Schouw:<br />
‘Vier jaar geleden hebben we een forse subsidie<br />
van de EU voor het diabetesonderzoek gekregen,<br />
en recent van de Britse Hartstichting en<br />
MRC voor het hart- en vaatziektenonderzoek.<br />
Nu zijn we zover dat we in een groep van<br />
15.000 diabetici genetische analyses gaan doen,<br />
met speciaal daarvoor ontwikkelde DNAchips.<br />
We zijn ontzettend nieuwsgierig naar<br />
wat dat allemaal gaat opleveren.’ <br />
‘Epidemiologie doet uitspraken op<br />
bevolkingsniveau. Daar zijn niet meteen<br />
individuele richtlijnen uit af te leiden’
Prof. dr. Jan Kimpen is bestuursvoorzitter<br />
van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />
Ook bij de behandeling van<br />
kinderen met kanker is de kennis<br />
en kunde van andere specialismen<br />
dan oncologie hard nodig<br />
Het samenwerkingsverband van kinderoncologen (SKION), de Vereniging<br />
Ouders, Kinderen en Kanker (VOKK) en de Stichting ODAS, wil een Nationaal<br />
Kinderoncologisch Centrum realiseren bij het Nederlands Kanker<br />
Instituut/Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis in Amsterdam. Daar moeten<br />
alle Nederlandse kinderen met kanker behandeld worden, ruim vijfhonderd<br />
nieuwe patiënten per jaar. Deze concentratie zou de overleving van<br />
kinderkanker verhogen van zeventig naar negentig procent, aldus SKION.<br />
Aan het initiatief gaat een lange geschiedenis vooraf. Kinderartsen die zich bezighouden<br />
met oncologie zijn verenigd in de SKION, een organisatie die voortkomt uit de Stichting<br />
Nederlandse Werkgroep Leukemie bij Kinderen. In eerste instantie richtte de werkgroep<br />
zich vooral op de landelijke afstemming van behandelprotocollen. In de loop der jaren is<br />
het focus van SKION verbreed tot het behartigen van de belangen van de kinderoncologie<br />
in zijn geheel, waarbij concentratie van zorg als een belangrijke stap werd gezien in de<br />
richting van betere zorg voor het kind met kanker. Daaruit ontstond het plan voor een<br />
Nationaal Kinderoncologisch Centrum.<br />
De Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) onderschrijft de concentratiegedachte,<br />
maar wil deze inbedden in de structuur van de academische afdelingen<br />
kindergeneeskunde. Zo kunnen we een integrale benadering van de patiënt blijven<br />
garanderen. Concentratie is nodig om kwaliteit en betaalbaarheid te waarborgen, zeker<br />
tegen de achtergrond van de onzekere macro-economische situatie. Ook de deels overlappende<br />
activiteiten van acht <strong>UMC</strong>’s maken verdeling van expertise nodig. De concentratie<br />
van kinderhartchirurgie op instigatie van het ministerie van VWS in vier centra is een<br />
voorbeeld van die trend. De NFU wil ook andere topreferente ziektebeelden concentreren<br />
in een beperkt aantal centra.<br />
Voor de kinderoncologie pleit de NFU voor een constructie met twee expertisecentra<br />
en twee academische shared care-centra (dat verschilt van het SKION-plan met één<br />
expertisecentrum en veel meer shared care-centra, waaronder een aantal algemene ziekenhuizen).<br />
Tussen twee expertisecentra ontstaat enige competitie, maar dat prikkelt<br />
artsen voortdurend om beter te worden en het geeft ouders een keuze. Bovendien kan<br />
een tweede centrum nodig zijn als een calamiteit een van de beide centra tot tijdelijke<br />
sluiting noopt. Verder komt enige geografi sche spreiding van kinderoncologische expertise<br />
de bereikbaarheid ten goede.<br />
Belangrijk aan de opzet van de NFU is dat de kinderoncologie gehuisvest blijft in de<br />
academische ziekenhuizen. Om de kwaliteit van onderzoek, onderwijs en opleiding te<br />
waarborgen, is het nodig dat kinderoncologie in de <strong>UMC</strong>’s ondergebracht is. Ook bij de<br />
behandeling van kinderen met kanker is de kennis en kunde van andere specialismen<br />
dan oncologie hard nodig, kindergeneeskunde is een integraal vak. Die samenwerking<br />
verloopt het best als alle specialismen onder één dak te vinden zijn. Ook de fi nanciering<br />
van deze hoog gespecialiseerde zorg verloopt makkelijker via bestaande ziekenhuizen.<br />
Het zelfstandig verlenen van zorg brengt meerkosten met zich mee, naar schatting zo’n<br />
dertig procent.<br />
De NFU zal de komende periode hard moeten werken om de concentratie van kinderoncologische<br />
zorg te realiseren. Maar we zijn overtuigd van de kracht van ons plan. <br />
Foto: Chris Timmers.<br />
COLUMN<br />
DE GRENZEN VAN CONCENTRATIE<br />
Uniek 19
20 Uniek<br />
Prof. dr. Wouter van Solinge<br />
is als hoogleraar Klinische Chemie en<br />
Laboratorium geneeskunde verbonden<br />
aan het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Daar is hij onder<br />
meer lid van de stuurgroep Vernieuwing<br />
Zorg ICT. Hij sprak op 2 juni zijn oratie<br />
‘From vein to brain’ uit.<br />
‘Fragmentarisch aangeleverde informatie is een<br />
risico voor de patiëntveiligheid’<br />
Meer laboratoriumtests leiden niet altijd<br />
tot betere diagnoses. Hoogleraar Wouter<br />
van Solinge pleit onder meer voor één<br />
diagnostisch loket in het ziekenhuis.<br />
Hij reageert op vijf stellingen.<br />
Tekst: Rinze Benedictus. Foto:Marcel Bakker | HiRez Images.<br />
Artsen stellen altijd de juiste<br />
diagnose<br />
‘NIET WAAR. Ongeveer de helft van de zaken waarover<br />
de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg zich buigen, betreft patiënten<br />
die onjuist behandeld zijn of bij wie een verkeerde diagnose<br />
gesteld is. Uit onderzoek van het V<strong>UMC</strong> en het NIVEL, recent gepubliceerd<br />
in het tijdschrift Archives of Internal Medicine, blijkt bij ruim<br />
driehonderd van achtduizend patiënten in veertig ziekenhuizen een<br />
onjuiste diagnose gesteld te zijn. De foute diagnose had in meer dan<br />
tachtig procent van de gevallen voorkomen kunnen worden. Voor<br />
patiënten heeft een verkeerde diagnose vaak ernstige gevolgen. Het<br />
heeft mij verrast dat fouten in de diagnostiek zo veel voorkomen. Net<br />
als veel anderen dacht ik dat vooral medicatiefouten een probleem<br />
vormden. De volgende stap is natuurlijk: hoe dringen we het aantal<br />
verkeerde diagnoses terug.’
Bloedonderzoek helpt artsen bij het<br />
nemen van beslissingen<br />
‘WAAR. Laboratoriumtesten helpen artsen bij het stellen van<br />
de diagnose. Bloedwaarden verschaffen bijvoorbeeld informatie over<br />
het functioneren van organen of de aanwezigheid van infecties.<br />
Maar het valt niet mee om alle informatie uit het ziekenhuis bijeen<br />
te sprokkelen. Artsen moeten meerdere testen bij verschillende afdelingen<br />
aanvragen en informatie is fragmentarisch beschikbaar. We<br />
maken het artsen niet heel makkelijk met verschillende aanvraagformulieren<br />
en verschillende laboratoria met eigen regels in aanvragen<br />
en rapporteren. Ik denk dat het instellen van één diagnostisch loket<br />
in het ziekenhuis een enorme verbetering zou zijn.’<br />
Informatie wordt overzichtelijk aan<br />
artsen gepresenteerd<br />
‘NIET WAAR. Fragmentarisch aangeleverde informatie is<br />
een risico voor de patiëntveiligheid. Dat wordt in Nederland te weinig<br />
onderkend. Ik denk dat veel diagnostische problemen en fouten te<br />
wijten zijn aan een slechte presentatie van alle gegevens die tot een<br />
diagnose moeten leiden. Artsen moeten veel schermen openen om<br />
alle informatie tevoorschijn te halen. Veel informatie staat wel in het<br />
elektronisch patiëntendossier, maar het is niet geïntegreerd. Je moet<br />
veel heen en weer bladeren, het is moeilijk een goed overzicht te<br />
krijgen. Bovendien stijgt het aantal aangevraagde laboratoriumtesten<br />
jaarlijks, waardoor artsen steeds meer informatie te verwerken<br />
krijgen. In het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> is die stijging ongeveer vijf procent<br />
per jaar. Ons Laboratorium voor Klinische Chemie en Haematologie<br />
verwerkt dagelijks tweeduizend verschillende buizen met bloed,<br />
urine, soorten hersenvocht en andere monsters. We produceren<br />
twintigduizend testresultaten per dag, dat zijn zo’n zeven miljoen<br />
laboratoriumuitslagen per jaar.’<br />
Computers moeten dus een grotere<br />
rol krijgen<br />
‘WAAR. Speciale software zou artsen sterk kunnen helpen.<br />
Ik stel me voor dat alle informatie van één patiënt in één scherm<br />
te vinden is, hetzelfde scherm waarin de arts ook klinische aantekeningen<br />
maakt. Grafi eken en kleuren geven het verloop in de tijd<br />
van diverse bloedwaarden aan. De technologie hiervoor bestaat<br />
gewoon, maar het invoeren ervan is natuurlijk een hele klus. Ik<br />
realiseer me dat het niet makkelijk zal zijn dit te veranderen. Alle<br />
diagnostische informatie maakt al deel uit van het elektronisch patiëntendossier,<br />
maar het zou op een slimmere manier gepresenteerd<br />
kunnen worden. Beslissingsondersteunende software kan op basis<br />
van die gegevens adviezen geven over diagnose en behandeling. Op<br />
basis van symptomen – bijvoorbeeld geelzucht, buikpijn en diarree<br />
– kan software aanbevelingen doen bepaalde tests uit te voeren.<br />
Als de diagnose bekend is, kan de software ook adviseren over<br />
de behandeling. Nee, dat leidt niet tot luie artsen of almachtige<br />
computers die zelfstandig beslissingen nemen. Uiteindelijk beslist<br />
de arts over diagnose en behandeling, op basis van de hele patiënt<br />
die hij voor zich heeft. Suggesties van een computer zetten de arts<br />
juist aan het denken: heb ik overal aan gedacht? Waarom trek ik<br />
deze conclusie?<br />
Stel je een polikliniek voor waar een arts elke tien minuten een<br />
andere patiënt ziet. Het is bijna niet te doen om à la minuut de<br />
resultaten van bloedonderzoek met tientallen parameters te doorgronden.<br />
Je kunt niet verwachten dat elke arts al die kennis altijd<br />
paraat heeft. Klinische beslissings ondersteuning door computers is<br />
absoluut de toekomst.’<br />
Een patiënt is een verzameling<br />
testuitslagen<br />
‘NATUURLIJK NIET. Maar het aantal beschikbare én<br />
aangevraagde laboratoriumtests stijgt wel. In principe komt op die<br />
manier inderdaad steeds meer diagnostische informatie beschikbaar.<br />
Daarbij komt dat artsen steeds meer inzoomen op delen van patiënten<br />
waarin zij gespecialiseerd zijn. Ze kunnen daarbij het geheel soms<br />
uit het oog verliezen. De mogelijkheid om allerlei tests aan te vragen,<br />
draagt daaraan bij. Voor de arts een patiënt ziet, heeft hij misschien<br />
al diverse onderzoeken aangevraagd. De toestand van de patiënt<br />
wordt gevangen in bloedonderzoek, in een röntgenfoto, terwijl het<br />
om de hele patiënt draait. Daarom is een goede presentatie van al<br />
die gegevens zo belangrijk. Als uitslagen en foto’s in één oogopslag,<br />
overzichtelijk beschikbaar zijn, steunt dat de arts in de beoordeling<br />
van de patiënt als geheel.’ <br />
‘De toestand van de patiënt<br />
wordt gevangen in bloedonderzoek,<br />
in een röntgenfoto, terwijl het om<br />
de hele patiënt draait’<br />
Uniek 21
Pelgrimage voor<br />
de wetenschap<br />
Lopen voor je brood, zweten voor je wijn, ploeteren voor je ziel.<br />
Voor niets komt alleen de zon op. Toch was het heel gezellig, met<br />
z’n allen op pelgrimstocht voor de wetenschap. Veertien vrouwen<br />
en vijftien mannen liepen de laatste 280 kilometer van de Camino<br />
naar Santiago de Compostela in Spanje. Op de beblaarde voet<br />
gevolgd door een busje van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />
22 Uniek Tekst: Manou van de Zande. Foto’s: <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>; ANP / George Mollering.
Wat zou er met ons<br />
westerse lichaam<br />
gebeuren als we het<br />
lieten doen wat onze<br />
voorouders elke<br />
dag deden: fysieke<br />
arbeid verrichten voor het dagelijks brood?<br />
Met een schoff el op de schouder lopen naar het<br />
knollenveld in plaats van met de auto een zakje<br />
voorgesneden sla en een halfj e wit halen? Wat<br />
is het eff ect van een tijdje géén bureaustoelen,<br />
géén computers, géén lift en en roltrappen?<br />
‘Ik kwam tijdens een vakantie – gewoon met<br />
gezin en auto – in bedevaartsoord Santiago<br />
de Compostela terecht. Daar zag ik massa’s<br />
pelgrims aankomen op het grote plein voor de<br />
kathedraal. Indrukwekkend en inspirerend’,<br />
zegt internist en vasculair expert Frank Visseren,<br />
hoogleraar in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Een<br />
onderzoeksidee was geboren, een idee dat paste<br />
binnen de bestaande onderzoekslijn naar de<br />
rol van onder andere vetcellen in de buik bij<br />
het ontstaan van vasculaire ziekten. Samen<br />
met internist in opleiding Remy Bemelmans,<br />
wat collega’s en Wessel Wesseldijk, een van de<br />
lopers, zette Visseren Th e Santiago Study op:<br />
29 (oorspronkelijk 30, maar een vrouw viel vlak<br />
voor vertrek af) gezonde mannen en vrouwen<br />
tussen de 40 en 70 jaar lopen 280 kilometer,<br />
van Léon naar Santiago. Wat gebeurt er tijdens<br />
die tocht met hun gewicht, tailleomtrek, bloeddruk,<br />
cholesterol en vaatconditie?<br />
WARM WEERZIEN<br />
Op 12 juni – precies een jaar na de tocht –<br />
presenteerden Bemelmans en Visseren de<br />
bevindingen van hun onderzoek met de titel<br />
De vasculaire en metabole eff ecten van twaalf<br />
dagen Camino Santiago. Ook de lopers en de<br />
thuisblijvers waren erbij. Ze vormden de controlegroep<br />
van mensen van hetzelfde geslacht,<br />
dezelfde leeft ijd en ongeveer hetzelfde conditieniveau<br />
als de pelgrims. Het is een warm<br />
en luidruchtig weerzien. ‘Ha! Hoeveel weeg jij<br />
nu?’ ‘Kijk, ik heb het boekje van de tocht naar<br />
Rome!’ ‘Wij fi etsen echt véél meer nu.’ ‘Wij<br />
hebben de auto er helemaal aan gegeven.’<br />
Visseren en Bemelmans zijn trots. Hun artikel<br />
is geaccepteerd door Atherosclerosis, een<br />
toonaangevend Europees tijdschrift . Bemelmans:<br />
‘Tot nu toe lag de focus in de wetenschap<br />
vooral op gecontroleerd bewegen: in trainingscentra,<br />
met meetapparatuur en stopwatch.<br />
Naar natuurlijk bewegen is weinig onderzoek<br />
gedaan, en daarbij is het eff ect van bewegen op<br />
zowel lange als korte termijn zelden gecombineerd.<br />
Dat hebben wij wél gedaan.’<br />
Hoe stak het onderzoek in elkaar? Bij alle<br />
deel nemers – dus ook bij de thuisblijvers –<br />
werden in het ziekenhuis op vier tijdstippen,<br />
vier verschillende metingen uitgevoerd: twee<br />
maanden voor vertrek, vlak voor vertrek, vlak<br />
na de tocht en twee maanden na de fi nish.<br />
Gemeten werden de vaatstijfh eid (met een echo<br />
van de bloedvaten), de bloeddruk, het cholesterol,<br />
de insuline, het gewicht en de taille-omtrek.<br />
Tijdens de tocht zelf reden Bemelmans en<br />
vierdejaars geneeskundestudent Paulus Blom-<br />
ONDERZOEK<br />
PELGRIMEREN IS POPULAIR<br />
Je krijgt je pelgrimskruis als je ten minste de laatste honderd kilometer van de<br />
Camino naar Santiago hebt gelopen. Naarmate de reis vordert, wordt het dan<br />
ook steeds drukker onderweg. Pelgrimeren zit in de lift: in 1986 kwamen er 2500<br />
pelgrims aan in de Noord-Spaanse stad, in 2009 bijna 146.000. Deze zomer – het<br />
is een heilig jaar – worden 300.000 pelgrims verwacht in het bedevaartsoord. Op<br />
de fi ets en te paard pelgrimeren telt ook voor de katholieke kerk, maar ruiters<br />
en fi etsers dienen onderweg rekening te houden met wandelaarshoon.<br />
maert met een meetbusje voor de lopers uit.<br />
Om de dag, voor het ontbijt, werden bij iedere<br />
pelgrim de bloeddruk, het gewicht, de taille, de<br />
polsfrequentie en – met een vingerprik –<br />
de bloedsuiker en het cholesterol gemeten.<br />
Dan met een stappenteller en een klokje op<br />
stap, voor een voettocht van gemiddeld 5,5 uur,<br />
23,5 kilometer en 31.000 stappen.<br />
Alle 29 lopers haalden de eindstreep, en ze<br />
vielen gemiddeld 0,8 kilo af. Niet veel, maar<br />
eigenlijk stond niemand daarvan te kijken.<br />
De copieuze maaltijden onderweg waren het<br />
gesprek van de dag, vertellen de onderzochten<br />
glunderend. Wijn, bier, vette kazen, biefstukken<br />
en dubbele porties friet.<br />
<br />
MARIJKE JOOSTEN (61) ZOU ZO WEER MEEDOEN<br />
‘Mijn twee kilo’s zijn er nog steeds af. Ik had al wandelervaring: twee keer het<br />
Pieterpad, en de eerste etappe van de Santiago-tocht. Het middenstuk ga ik nog<br />
een keer doen. Ik loop zo’n twintig kilometer per week; ik woon in Twente dus<br />
heb veel mogelijkheden. Bij de beginmetingen in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> bleek dat ik<br />
een traagwerkende schildklier had. Nu is die redelijk in balans. De onderzoeken<br />
onderweg waren soms wel zwaar, maar het lopen was heerlijk. Ik heb veel<br />
mensen leren kennen. Een sportkind was ik niet, en als maatschappelijk werker<br />
had ik een zittend beroep. Ik had beweging nodig en ben gaan wandelen. Zelf<br />
zou ik wel willen onderzoeken wat het effect is van fysieke inspanning op je<br />
geestelijke gezondheid. Zou je bijvoorbeeld kunnen meten wat het rendement<br />
is van een uur wandelen met je maatschappelijk werker en van een even lang<br />
gesprek in een spreekkamer?’<br />
‘Ha! Hoeveel weeg jij nu?’<br />
Uniek 23
Internist in opleiding Remy Bemelmans in actie tijdens het veldonderzoek<br />
De tailleomtrek nam ook af: gemiddeld met<br />
bijna twee centimeter. Opmerkelijk en bemoedigend,<br />
vindt Visseren. Ook opmerkelijk: twee<br />
maanden na de tocht is het gewichtsverlies<br />
ongeveer gelijk gebleven, maar zit de twee<br />
centimeter taille er weer bij. En jammer: de<br />
vaatconditie was niet signifi cant verbeterd.<br />
‘Misschien komt dat omdat jullie al in goede<br />
conditie waren toen jullie vertrokken’, oppert<br />
Bemelmans. ‘Gezonder dan gezond kun je niet<br />
worden.’<br />
VERRASSEND CHOLESTEROL<br />
Het meest verrassend voor de onderzoekers<br />
was het acute eff ect van veel en lang lopen<br />
op het cholesterolgehalte. LDL, het slechte<br />
cholesterol (blijft plakken aan de vaatwand<br />
waardoor bloedvaten stijver worden), kelderde<br />
in een paar dagen met dertig procent. En HDL,<br />
de goede variant (zorgt voor de afvoer van<br />
LDL), steeg met vijft ien procent. Fantastisch,<br />
vindt Visseren. ‘En dat zelfs in combinatie met<br />
al dat royale eten! Helaas blijkt dat zodra jullie<br />
weer gaan zitten en autorijden, die waardes zó<br />
weer terug bij af zijn. Ons cholesterolgehalte<br />
is de laatste decennia steeds hoger geworden,<br />
ongeveer vier keer zo hoog als bij beesten,<br />
24 Uniek<br />
HARRY BRUMMEL (58) HAD ’M AL GEFIETST<br />
‘Ik had al sinds mijn veertiende geen schoenen meer gedragen; altijd klompen.<br />
Een maand voor vertrek kocht ik een paar wandelschoenen. De eerste dag was<br />
negentien kilometer, zo veel had ik nog nooit achter elkaar gelopen. Aan het<br />
eind van de Camino woog ik 116 kilo, nu 121. Drie jaar geleden heb ik de tocht<br />
gefi etst, vanuit Groningen. Wat een kick om met de dag je conditie te voelen<br />
verbeteren! Daarvoor had ik vijf jaar niet gefi etst; ik was ziek en overspannen.<br />
Ik ben lid van het genootschap St. Jacob, zo hoorde ik van dit onderzoek. Het<br />
was twee weken feest, net een schoolreisje. Thuis kreeg ik op mijn kop van mijn<br />
kinderen: ik dronk veel te veel wijn. Als ik zo’n onderzoek mocht organiseren,<br />
dan zou ik eenzelfde soort groep zes weken laten lopen, en dan ook onderweg<br />
de vaatconditie meten, niet alleen voor en na in het ziekenhuis. Wat zouden de<br />
effecten na nog langere inspanning zijn?’<br />
pasgeborenen en mensen die onder primitieve<br />
omstandigheden leven. Dus onze voornaamste<br />
conclusie en aanbeveling: blijf bewegen!’<br />
‘Iedereen moet een beetje wennen aan dit soort<br />
onderzoeken – ikzelf ook’, vertelt Visseren<br />
terwijl de lopers en de thuisblijvers na de presentatie<br />
aanvallen op Spaanse wijn en worstjes.<br />
‘Als wetenschapper is het vreemd om het<br />
super precieze aspect los te laten. Maar buiten-<br />
‘Onze voornaamste conclusie en<br />
aanbeveling: blijf bewegen!’<br />
onderzoek is heel waardevol. Wij hebben laten<br />
zien dat het op een volwaardige en volwassen<br />
manier kan.’ De resultaten zijn bemoedigend<br />
en bieden veel aanknopingspunten voor verder<br />
onderzoek, zowel basaal als ‘buiten’. Hij zou zoiets<br />
nog eens willen doen met mensen die lijden<br />
aan bijvoorbeeld obesitas of suikerziekte. ‘Wie<br />
weet zijn de verschillen dan veel spectaculairder<br />
en blijvender.’
Hoeveel ze ook meemaken, de medewerkers van het<br />
<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>, soms laat een ervaring hen niet meer<br />
los. Het verhaal van arts Ian Leistikow.<br />
Die vrijdag heb ik crisisdienst. Ik ben arts-assistent op de afdeling<br />
acute psychiatrie. Met het afdelingshoofd kan ik het<br />
prima vinden. Zij is psycholoog en heeft veel ervaring: ze<br />
doet dit werk al vijftien jaar. Ik ben de enige arts die aanwezig<br />
is en mag dus – als broekie – ook als enige medicijnen<br />
voorschrijven. Dat voelt niet raar, dat is altijd zo, dat ben ik<br />
gewend. Alleen artsen mogen tenslotte voorschrijven. En op de achtergrond<br />
is er altijd een supervisor die ik bij twijfel kan bellen.<br />
In de loop van de dag komt het afdelingshoofd naar me toe en vraagt of<br />
ik een recept wil uitschrijven: tien milligram Haldol, eenmaal daags. Dat is<br />
een antipsychoticum. Ik ken de patiënt niet, heb hem niet gezien, kan niet<br />
inschatten wat hij nodig heeft. Dat komt vaker voor, het komt niet eens in me<br />
op haar te vragen of ik de patiënt kan spreken, dan vertraag ik de boel alleen<br />
maar. Het is een aardige vrouw, het voelt heel onnatuurlijk en wantrouwig<br />
om aan haar te twijfelen. Ik vind de dosering wel erg hoog: twee tot drie<br />
milligram is normaal. Ik twijfel toch, dus vraag haar of ze het zeker weet. Zij<br />
weet het zeker. Ik ga af op haar expertise, vertrouw haar en schrijf het recept.<br />
Aan het einde van mijn dienst, al dicht bij het weekend, belt de apotheker.<br />
‘Klopt dat wel?’, vraagt hij. ‘Is tien milligram Haldol niet erg veel?’ ‘Ja’, zeg<br />
ik. ‘Dat vind ik ook erg veel.’ De twijfel die ik eerder die dag had, komt<br />
twee keer zo hard terug. Daadkrachtig stelt de apotheker voor de dosis te<br />
halveren. Vijf milligram is nog steeds veel en vast ook genoeg. Ik vind het<br />
een goed plan. Ik twijfelde toch ook al? Die dosering is toch ook erg hoog?<br />
Apothekers weten toch wat normaal is? Ik heb nog nooit eerder zo veel<br />
voorgeschreven. Het afdelingshoofd heeft zich vast vergist. Ik stem toe.<br />
Opgelucht leg ik de telefoon neer. Dat is goed opgelost. Een naar incident<br />
is me bespaard gebleven. En ik geniet van mijn weekend.<br />
Maandagochtend. Ik ben bij de overdracht op de crisisdienst. Kort wordt<br />
doorgenomen wat er het weekend is gebeurd. Een man die al twintig jaar<br />
aan zware schizofrenie lijdt, is zaterdag met spoed opgenomen. In een acute<br />
psychose stond hij met een zwaard – woest – in de tuin van de buren om<br />
zich heen te zwaaien. Knalpsychotisch. Hij gebruikte wel medicijnen, maar<br />
veel te weinig, een zware onderdosering. Tegen zijn zin is hij opgenomen<br />
en in de isoleercel geplaatst. <br />
Tekst: Elke Lautenbag. Foto: Shutterstock / Tonobalaguerf.<br />
Uniek 25
ZORG<br />
Gevangenisarts Maarten Goedhart<br />
26 Uniek
<strong>UMC</strong>-OPLEIDING VOOR GEVANGENISARTSEN<br />
‘Je moet wel een beetje<br />
van ze houden’<br />
Enkele jaren geleden vond de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)<br />
dat de kwaliteit van de gezondheidszorg in de gevangenis onder de maat<br />
was. Het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> ontwikkelde een gerichte opleiding voor gevange-<br />
nisartsen. Maarten Goedhart is een van de eerste ‘studenten’.<br />
Lange gangen langs getraliede<br />
ramen. Een regelmatig patroon<br />
van zware metalen deuren die<br />
met een elektronisch klinkende<br />
klik op afstand worden<br />
geopend. Met grote stappen<br />
beent gevangenisarts Maarten Goedhart door<br />
Penitentiaire Inrichting Leeuwarden richting<br />
de isoleercel. ‘Gisteravond is er iemand in<br />
de isoleer gezet. Dan moeten we altijd even<br />
checken hoe hij het maakt.’<br />
Na het kritische rapport van de Inspectie voor<br />
de Gezondheidszorg namen de Landelijke<br />
Vereniging voor Penitentiaire Geneeskunde<br />
en de Dienst Justitiële Inrichtingen het initiatief<br />
voor de gevangenisartsenopleiding. Ze<br />
legden de ontwikkeling en uitvoering van het<br />
artsendeel van de opleiding bij professor Guus<br />
Schrijvers van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> neer. Inmiddels<br />
hebben de eerste artsen hun diploma.<br />
Opleider Joep van Buuren geeft aan dat het de<br />
bedoeling is dat alle honderddertig gevangenisartsen<br />
de opleiding volgen.<br />
De spreekkamer van Maarten Goedhart in<br />
de penitentiaire inrichting oogt hetzelfde als<br />
die van iedere huisarts. Een groot bureau,<br />
een computer en enkele doktersattributen.<br />
De tralies voor het raam en de bewaker die<br />
net om de hoek van de deur heeft postgevat,<br />
maken duidelijk dat het toch geen gewone<br />
huisartsenpost is. ‘Een klant voor je’, zegt de<br />
bewaker terwijl hij zijn hoofd om de hoek<br />
steekt. Ahmed komt binnen. Mediterraan<br />
type, hip baardje. Hij heeft wat last van zijn<br />
onderrug en zijn nek. ‘Sport je wel eens?’,<br />
vraagt Goedhart. ‘Hier binnen soms, buiten<br />
helemaal niet.’ ‘Hoe lang heb je die rugpijn al?’<br />
‘Lang, ik werkte als afwasser in een pizzeria.<br />
Ik ging regelmatig naar de fysiotherapeut, dat<br />
hielp. En ik ben rapper.’ ‘Wat zou ik voor je<br />
kunnen doen?’ ‘Regelen dat ik hier ook naar<br />
de fysio kan. Ik moet nog negentien maanden<br />
zitten, ik heb veel aan m’n hoofd. Niet veel<br />
tijd om te sporten.’ Goedhart wil eerst de rug<br />
eens bekijken. Na het lichamelijk onderzoek<br />
concludeert hij dat Ahmed vooral wat aan<br />
zijn houding moet doen, die veroorzaakt<br />
de klachten. En hij moet sporten. Goedhart<br />
schrijft een verwijzing naar de fysiotherapeut<br />
voor aanvullende begeleiding. <br />
Tekst: Elke Lautenbag. Foto’s: Vincent Boon.<br />
Uniek 27
ALARM<br />
De gevangenisarts zit gewoon tegenover<br />
de gedetineerde patiënt aan tafel. Hij heeft<br />
natuurlijk zijn alarm, en er is hulp om de hoek,<br />
maar toch. Bang is Goedhart niet. ‘Ze zitten<br />
hier al vast. De structuur is duidelijk en werkt<br />
de-escalerend. Hij doet dit werk nu een jaar of<br />
vijf. Daarnaast runt hij een huisartsenpraktijk<br />
in Leeuwarden en hij houdt een daklozenspreekuur.<br />
‘Sommigen van mijn patiënten kom<br />
ik in alledrie mijn praktijken tegen.’<br />
Het werk van de gevangenisarts is vaak niet<br />
anders dan dat van een reguliere arts, vindt<br />
opleider Van Buuren. ‘De mensen komen met<br />
dezelfde dingetjes en dingen naar je praktijk.’<br />
Op een aantal gebieden is het echter wel duidelijk<br />
anders. Er is een relatief hoge comorbiditeit<br />
met name op het gebied van psychiatrische<br />
aandoeningen, verslavingen, chronische<br />
aandoeningen en achterstallig onderhoud.<br />
‘We zien niet ontdekte of verwaarloosde<br />
suikerziekte, hoge bloeddruk en bijvoorbeeld<br />
hepatitis B of C en niet te vergeten: soa’s. Veel<br />
patiënten lijden aan veel meer dan waarvoor ze<br />
naar de arts komen. Door verslavings-, maar<br />
ook psychiatrische en existentiële problemen,<br />
vergt communicatie met de patiënt de nodige<br />
stuurmanskunst.’<br />
Maar ook de samenwerking is anders. Een arts<br />
is slechts een paar dagen per week een paar uur<br />
in de gevangenis, de verpleegkundige is er elke<br />
dag. De arts kijkt dus naar de patiënt door het<br />
fi lter van de verpleegkundige. Zij is de eerste<br />
contactpersoon, zij bekijkt of artsenbezoek<br />
nodig is. ‘Dat doet een groot beroep op de<br />
samenwerking tussen arts en verpleegkundige’,<br />
weet Goedhart. ‘En als zij er niet is, ’s avonds,<br />
’s nachts of in het weekend, heeft de cipier, tegenwoordig<br />
Penitentiair Inrichtingen Werker<br />
genoemd, die rol. Want ook die kan natuurlijk<br />
een arts oproepen als het nodig is.’<br />
Het derde verschil is de context waarin de<br />
gevangenisarts werkt. Hij is als onderdeel van<br />
de gevangenis ook medewerker van justitie.<br />
‘Als iemand al dertig jaar onfatsoenlijke<br />
manieren heeft , dan heeft hij ze hier ook’<br />
28 Uniek<br />
Net als buiten werkt de gevangenisarts gewoon<br />
volgens de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst<br />
(WGBO) en hij is daarin<br />
autonoom. Daarnaast is hij ook onderworpen<br />
aan de Penitentiaire Beginselenwet (PBW),<br />
waarin de autonomie beperkt kan worden. Van<br />
Buuren: ‘Dat zijn artsen niet gewend. Die zijn<br />
gewend min of meer eigen baas te zijn. Hier<br />
moet je je houden aan allerlei regels.’ Aan de<br />
spanning tussen enerzijds veiligheid in brede<br />
zin en anderzijds hulpvaardigheid, wordt in de<br />
opleiding veel aandacht besteed.<br />
DE VRAAG ACHTER DE VRAAG<br />
Guus komt binnen, jaar of 45, dun, weinig haar,<br />
oogt onzeker en spreekt nauwelijks verstaanbaar.<br />
Hij heeft last van nierstenen, hoewel hij<br />
daar zelf niet van overtuigd is. Goedhart vertelt<br />
dat deze patiënt een grote angst heeft voor<br />
ziekenhuizen en operaties. Hij heeft veel pijn.<br />
‘Hoe gaat het nu met je?’ ‘Ik moet me rustiger<br />
houden.’ ‘Werken de pijnstillers wel?’ ‘Ja,<br />
ietsie.’ ‘Gelukkig. Het is een soort morfi ne dat<br />
je krijgt, tegen de pijn. Als je het alleen tegen<br />
de pijn gebruikt, kun je er niet verslaafd aan<br />
raken.’ ‘Dat lijkt me stug.’ ‘Toch is het zo.’ ‘Hoe<br />
kan dat dan?’ ‘Dat is lastig om uit te leggen,<br />
maar zo werkt het nu eenmaal. Ik help je nu wel<br />
met de pijn, maar ik kan niet de oorzaak wegnemen.<br />
Dat moeten ze in het ziekenhuis doen.’<br />
‘Daar ga ik niet heen. Het stoort me trouwens<br />
heel erg dat ik gewoon moet werken. Dat gaat<br />
vaak echt niet. En dan zitten ze toch achter m’n<br />
kont aan. Laatst kreeg ik een belachelijke brief<br />
dat ik niet naar jou toe mocht.’ ‘Ja, maar toen<br />
was je net de dag daarvoor nog bij mij geweest.’<br />
Guus windt zich op. ‘Dan hoeven ze toch niet<br />
zo’n brief te sturen. En hoe zit dat met het extra<br />
kussen.’ ‘Dat is helaas niet mogelijk. Iedereen<br />
wil extra kussens, en voor je niersteen heb je<br />
daar niks aan. Ik zie je binnenkort wel weer.’<br />
Mopperend verlaat Guus de ruimte.<br />
‘Mooi hè,’ zegt Goedhart glunderend als Guus<br />
uit de kamer is. ‘Ze zijn zo leuk, die jongens.<br />
Veel leuker haast dan doorsnee patiënten. Dat<br />
komt omdat ze hier niks meer op hoeven te<br />
houden. Er zit veel meer oorspronkelijkheid<br />
in. Maar ook vaak een dubbele bodem, of een<br />
dubbele agenda. Daar moet je altijd rekening<br />
mee houden: wat willen ze echt, waarvoor zijn<br />
ze hier, wat is de vraag achter de vraag?’<br />
‘De “alibivraag” is er een die iedere arts, maar<br />
júíst de gevangenisarts zich keer op keer moet<br />
stellen, reageert opleider Joep van Buuren. ‘Wat<br />
is het echte doel waarvoor iemand komt? Komt<br />
iemand inderdaad voor jeuk aan zijn oor, of wil<br />
hij een briefj e dat hij niet hoeft te werken, of<br />
heeft hij behoeft e aan een praatpaal?’<br />
Goedhart: ‘Je moet in ieder geval niet repressief<br />
reageren. Als gevangenisarts moet je accepteren<br />
dat je niet altijd hetzelfde behandeld wordt<br />
als dat je in het dagelijks leven gewend bent. Als<br />
iemand al dertig jaar onfatsoenlijke manieren<br />
heeft , dan heeft hij die hier ook. Dat leer je ze<br />
niet zomaar af. Dan kun je erop gaan staan dat<br />
je fatsoenlijk behandeld wordt, eisen dat ze beleefd<br />
zijn, maar dat werkt niet. Dat leidt alleen<br />
maar tot confl icten. Je moet gewoon niet te snel<br />
beledigd zijn. Om dit werk goed te doen, moet<br />
je wel een beetje van ze houden.’<br />
EIGEN IDENTITEIT<br />
Goedhart vindt de gevangenisartsenopleiding<br />
een goed initiatief. Hij gaat er met plezier naar<br />
toe. ‘Ik heb bijvoorbeeld veel aan de bijeenkomsten<br />
over verslavingsproblematiek en de<br />
regelgeving daaromheen gehad. Bovendien<br />
is het prettig om met collega’s te praten. Die<br />
kom je anders weinig tegen. Het is goed om te<br />
horen hoe zij met bepaalde dingen omgaan.’<br />
Van Buuren is dat met hem eens. ‘De opleiding<br />
geeft de gevangenisartsen een eigen identiteit.<br />
Je staat niet alleen, er zijn meer mensen die op<br />
dezelfde problemen stuiten, je hebt collega’s<br />
met wie je daarover kunt praten.’<br />
‘Het mooie van dit werk is dat je je realiseert<br />
dat de scheidslijn tussen deze en de andere<br />
kant van de tafel heel dun is’, vindt Goedhart.
‘Ik realiseer me dat sommigen hier door een<br />
dwaling van het recht onterecht vastzitten.<br />
Weer anderen zijn hun hele leven brave burgers<br />
geweest, maar hebben in een vlaag van verstandsverbijstering<br />
iets vreselijks gedaan.’ Dan<br />
relativerend: ‘Het grootste deel zit terecht hoor,<br />
maar soms heb je het gevoel dat het je zomaar<br />
kan gebeuren dat je zelf vastzit.’<br />
AGRESSIE<br />
Een belangrijk punt in de opleiding is omgaan<br />
met agressie. Hoe ga je om met boze patiënten?<br />
Van Buuren geeft een voorbeeld. ‘Er komt een<br />
vent binnenlopen, met een pet op. Hij geeft<br />
geen hand, ploft neer op de stoel en eist een<br />
voorraadje oxazepam. “Nou niet zeiken man,<br />
geef me dat gewoon, dan heb je geen last meer<br />
van me.” Hoe pak je dat aan?’ De strijd aangaan<br />
heeft volgens Van Buuren niet zo veel zin. Dat<br />
leidt vaak tot escalatie. Dan raak je het contact<br />
met je patiënt kwijt. Doorschuiven is soms een<br />
optie. Maar dan verschuil je je als arts achter<br />
het beleid van de directie, en zeg je dat de<br />
patiënt daar maar een verzoek moet indienen.<br />
Meestal niet zo bevorderlijk voor het verdere<br />
contact. ‘Een andere methode is de judomethode,<br />
waarbij je een beetje met de patiënt<br />
meebeweegt. Een beetje toegeven om de angel<br />
eruit te halen. “Ik geef je nu voor twee dagen<br />
oxazepam mee, en dan maken we dan een afspraak<br />
om te kijken hoe het met je gaat.” Op de<br />
opleiding oefenen de artsen dit soort situaties<br />
met acteurs. Dat geeft ook de mogelijkheid om<br />
ook eens wat anders dan je eigen aanpak uit te<br />
proberen.’<br />
Bob komt binnen. Een zenuwachtige veertiger,<br />
onrustige blik. ‘Ik zit er helemaal door’, zegt<br />
hij. ‘Ik heb 36 maanden gekregen. Ze hebben<br />
helemaal niet naar mijn kant van het verhaal<br />
gekeken. Ik ga in hoger beroep, dit is niet<br />
acceptabel. De afstand tot mijn kinderen was<br />
al zo groot. En die wordt nu nog groter.’ De<br />
tranen stromen over zijn wangen. ‘Ik heb ze<br />
tien jaar niet gezien, dat begint er steeds meer<br />
in te hakken. Soms denk ik, ik hang mezelf op.<br />
Voor mij hoeft het niet meer. M’n hele leven<br />
bajes in, bajes uit. Het is te veel van het goede.<br />
Altijd loopt het mis. Dikke twintig jaar gezeten,<br />
ik móét eruit. Nu was het echt zelfverdediging,<br />
maar omdat m’n verleden tegenzit, krijg ik de<br />
volle mep. Ik kan er niet meer tegen. Soms sla<br />
ik helemaal dicht, dan explodeer ik, heb ik me<br />
niet in de hand, zwart voor m’n ogen.’ Goedhart<br />
constateert dat hij een probleem heeft zijn<br />
impulsen te controleren. Bob zegt niet te weten<br />
hoe hij zich nog staande moet houden. ‘Ik wil<br />
200 mg erbij vragen.’ ‘Nou, laten we beginnen<br />
met 100 mg extra Seroquel.’ ‘Nee, ik wil er 200<br />
bij, dat heb ik nodig. En dan die verpleegkundige,<br />
ze zegt dat ik niet ziek ben, ik moet gewoon<br />
aan het werk! Nou, tot nu toe heb ik me rustig<br />
gehouden, maar ik geef ’t hier nu duidelijk aan:<br />
de volgende keer gaat het echt mis. Dan kan ik<br />
niet respectvol meer zijn.’<br />
Goedhart geeft Bob de toezegging dat een<br />
eventuele extra dosis Seroquel zal worden besproken<br />
in het psychomedische overleg (PMO).<br />
Een rustgevend medicijn, maar medisch gezien<br />
in dit geval niet noodzakelijk. ‘Maar je moet<br />
iets voor ze doen om ze te helpen zich hier<br />
staande te houden’, weet Goedhart. ‘Soms moet<br />
je een beetje meeveren om de boel in de hand<br />
te houden. Het hele riedeltje van verslavingsgedrag<br />
en de zucht naar middelen is bekend:<br />
boosheid, tranen, eisen, enzovoort.’ Goedhart<br />
herhaalt dat de gedetineerden vaak een dubbele<br />
agenda hebben. ‘Ik heb een groot vertrouwen<br />
in mensen, nog steeds. En ik ben ook blij dat ik<br />
dat kan behouden. Hoewel ik hier natuurlijk<br />
wel wat voorzichtiger ben. Mijn voorganger zei:<br />
“Ga ervan uit dat alles gelogen is wat ze zeggen.”<br />
Toen dacht ik, tjonge jonge, het wordt tijd<br />
dat jij weggaat. Inmiddels ben ik door schade<br />
en schande ook wel wat wijzer geworden.’ <br />
De namen van de gedetineerden in dit artikel<br />
zijn gefi ngeerd.<br />
Uniek 29
De Disneydoctrine<br />
Moet het <strong>UMC</strong> een ‘beleving’ zijn?<br />
juiste bejegening van<br />
de patiënt is niet in een<br />
gedragsrichtlijn vast te<br />
leggen, maar iedereen<br />
herkent de verhalen ‘De<br />
als hij ze hoort’, stelde<br />
Fred Lee in juni in een seminar in het <strong>UMC</strong><br />
<strong>Utrecht</strong>. In 2004 schreef Lee het boek If Disney<br />
Ran Your Hospital: 9 ½ Th ings You Would Do<br />
Diff erently. Lee was onder meer senior vice<br />
president van Florida Hospital en werknemer<br />
bij Disney. Hij heeft nu een eigen bedrijf in<br />
healthcare marketing and service excellence.<br />
Volgens Lee moet ziekenhuispersoneel een<br />
patiënt het gevoel willen geven dat hij speciaal<br />
is. Daarvoor moeten ziekenhuizen van ‘gestandaardiseerde<br />
hoff elijkheid’ naar persoonlijke<br />
zorg.<br />
‘Voor verpleegkundigen ís de beleving van de<br />
patiënt al het allerbelangrijkst’, reageert unithoofd<br />
Ariane van Wamel. ‘Empathie en<br />
accuratesse, het zou zo in een personeelsadvertentie<br />
voor verpleegkundigen kunnen<br />
30 Uniek<br />
Aan de verwachtingen van patiënten voldoen, is niet genoeg, want een tevreden patiënt<br />
is nog geen fan of ambassadeur van je ziekenhuis. Alleen een ‘geweldige ervaring’ zorgt<br />
ervoor dat patiënten jouw ziekenhuis bij anderen gaan aanbevelen. Aldus voormalig Disney-<br />
employee Fred Lee en schrijver van het boek If Disney ran your hospital. Medewerkers van<br />
het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> reageren op zijn ideeën.<br />
Tekst: Rinze Benedictus. Foto: Anne van Gelder.<br />
staan! Het type mensen dat hier veel waarde<br />
aan hecht, kiest voor dit vak. Het is dus niks<br />
nieuws, maar dat zegt Lee zelf ook al.’ Van<br />
Wamel is senior unithoofd van de verpleegafdeling<br />
B3west van de divisie Hart & Longen.<br />
Daarnaast is zij voorzitter van het Verpleegkundig<br />
Convent, een adviesorgaan dat de<br />
Raad van Bestuur adviseert over verpleegkundige<br />
zaken.<br />
‘Voor verpleegkundigen is het idee wellicht niet<br />
nieuw, maar Lee heeft zijn boek voornamelijk<br />
geschreven voor sceptische managers’, zegt<br />
Robert van Barneveld, manager zorg<br />
van de divisie Hart & Longen. ‘Alleen heeft<br />
Lee zijn concept overgoten met een Amerikaanse<br />
saus. Het is de kunst daardoorheen te<br />
kijken.’<br />
GOED IS NIET GOED GENOEG<br />
Ziekenhuizen moeten volgens Fred Lee niet<br />
streven naar tevreden patiënten, maar naar<br />
loyale patiënten. Dat spreekt Van Barneveld<br />
wel aan. ‘Als we een acht scoren, vinden we het<br />
wel prima. Maar is dat de essentie van zorg<br />
leveren? Laat je bij patiënten dan een indruk<br />
achter die beklijft ? Ik denk het niet. Als we<br />
inderdaad onze naamsbekendheid willen<br />
vergroten, moeten we zorgen dat patiënten verhalen<br />
te vertellen hebben over hun excellente<br />
ervaring in het <strong>UMC</strong>. We moeten die verhalen<br />
verzamelen en met elkaar delen.’<br />
Ook Ineke Haasnoot, manager zorg van de<br />
divisie Interne Geneeskunde en Dermatologie,<br />
is enthousiast. ‘Ik ben het met Lee eens dat<br />
patiënttevredenheid alleen niet voldoende is.<br />
We moeten streven naar patiëntloyaliteit.<br />
Het is makkelijk om genoegzaam achterover<br />
te leunen als we in patienttevredenheidsonderzoeken<br />
vier punten uit vijf scoren.’<br />
Samen met de leiding van verpleegafdelingen<br />
werkt Haasnoot nu aan een manifest dat<br />
patiënten vertelt wat ze mogen verwachten<br />
van de dienstverlening in haar divisie. Het<br />
maakt deel uit van een programma om de<br />
‘klantgerichtheid’ te vergroten. ‘De loyaliteit<br />
van patiënten verloopt via de beleving en die
ZORG<br />
Uniek 31
is inderdaad onmeetbaar. Maar in the end<br />
weten we allemaal wat het betekent. Als ik<br />
een unithoofd vraag om een zeer betrokken<br />
verpleegkundige, dan komt ze met een naam.<br />
Tegelijkertijd moeten we realistisch zijn en<br />
bedenken dat Nederland een calvinistisch land<br />
is’, relativeert Haasnoot. ‘Voor veel patiënten is<br />
de “gewone” benadering voldoende. Hoewel ik<br />
denk dat het goed is te streven naar méér dan<br />
tevredenheid, vind ik “übervriendelijkheid”<br />
meer iets voor Amerikanen. Volgens Haasnoot<br />
worden patiënten vooral geraakt door passie<br />
en bevlogenheid van het ziekenhuis personeel.<br />
‘Je zou kunnen denken dat patiënten juist<br />
professionele distantie waarderen. Maar alleen<br />
je werk goed doen, is niet voldoende. Uit<br />
onderzoek blijkt dat patiënten juist veel waarde<br />
hechten aan betrokkenheid en invoelendheid.’<br />
VAN DIENSTVERLENING NAAR<br />
EEN ERVARING<br />
‘Een tevreden patiënt kan loyaal worden als<br />
het ziekenhuisverblijf een ervaring was’,<br />
vertelt Lucie van Woerkom, unithoofd van<br />
de verpleegafdeling B4west van de divisie Hart<br />
& Longen. ‘Verpleegkundigen van het <strong>UMC</strong><br />
<strong>Utrecht</strong> proberen verder te gaan dan alleen<br />
dienstverlening.’ Van Woerkom vertelt over<br />
een jongen van negen met een hartritmestoornis<br />
die op de volwassenenafdeling opgenomen<br />
werd. ‘In overleg met de ouders, de specialist en<br />
het WKZ hebben we besloten dat hij toch in het<br />
kinderziekenhuis bij leeft ijdsgenootjes kon<br />
liggen. Het vergde goede afspraken over de<br />
directe bereikbaarheid van zijn behandelend<br />
arts.’<br />
Inspelen op de beleving van patiënten betekent<br />
iets extra’s doen, beaamt zorgmanager<br />
Haasnoot. ‘Iets wat buiten de gewone zorg valt<br />
en wat patiënten verrast. Daar is zeker ruimte<br />
voor in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Onlangs lag hier een<br />
patiënt met een slecht werkend immuunsysteem,<br />
hij had erg weinig witte bloedcellen. Hij<br />
wilde heel graag zijn hond zien waar hij dol op<br />
32 Uniek<br />
was. Vanwege infectiegevaar kan dat eigenlijk<br />
niet. De patiënt heeft beschermende kleding<br />
aangekregen en de hond is bij de patiënt op bezoek<br />
geweest. Hier is een schitterende foto van<br />
gemaakt. De patiënt overleed niet lang daarna.<br />
Het was de laatste keer dat hij zijn hond zag.<br />
Een simpel voorbeeld is ook het geven van een<br />
roos aan alle patiënten die op hun verjaardag<br />
een endoscopie moeten ondergaan.’<br />
HOFFELIJKHEID<br />
Lee denkt ook dat ziekenhuizen gastvrijer kunnen<br />
zijn. Een zakelijke ontvangst moet<br />
hoff elijke gastvrijheid worden, vindt hij.<br />
‘Hoff elijkheid kan heel simpel zijn’, vindt<br />
Haasnoot. ‘Zeg wat je gaat doen en waarom.<br />
Een verpleegkundige die klopt op een kamerdeur,<br />
hallo zegt en meldt dat ze de gordijnen<br />
dicht komt doen om de privacy te vergroten,<br />
maakt een heel andere indruk dan een verpleegkundige<br />
die zonder toelichting de kamer<br />
binnenloopt en de gordijnen dichttrekt.<br />
De goede bedoeling is in beide gevallen hetzelfde,<br />
maar de eerste verpleegkundige komt<br />
een stuk zorgzamer over. Als je niet zegt wat<br />
je doet, voelt de patiënt zich minder gezien en<br />
betrokken.’<br />
Als zorgprofessional ben je te gast in het leven<br />
van de patiënt, vinden ook Van Wamel en Van<br />
Woerkom. ‘Behandel de ander niet alleen zoals<br />
je zelf behandeld zou willen worden, maar<br />
probeer je ook te verplaatsen in de patiënt.<br />
Dat vond ik wel een eye opener van Lee. Dat<br />
gezichtspunt zou voor sommigen nog wel eens<br />
nieuw kunnen zijn. Als ik een patiëntenkamer<br />
inga, vind ik het soms genant dat ik inbreek in<br />
de belevingswereld van die patiënt. Het is zijn<br />
kamer en ik benoem dat ook.’<br />
Misschien niet zo verrassend, maar werkdruk<br />
komt het medeleven van verpleegkundigen<br />
niet ten goede, legt Van Wamel uit: ‘Verpleegkundigen<br />
moeten veel zorg leveren in weinig<br />
tijd. Sommigen zijn geneigd niet te vragen naar<br />
extra wensen, uit vooronderstelde angst dat het<br />
‘Als zorgprofessional ben je te gast<br />
in het leven van de patiënt’<br />
extra tijd gaat kosten.’ Haasnoot denkt dat de<br />
hoff elijke benadering niet veel extra tijd kost.<br />
‘Het gaat om kleine dingen. Een patiënt bij z’n<br />
naam noemen, jezelf voorstellen. Zaken waarbij<br />
we nog veel van Amerikanen kunnen leren.<br />
Het is een houding, het zijn niet zozeer extra<br />
handelingen. Een patiënt voelt zich gehoord als<br />
je bij een wasbeurt oogcontact zoekt en vraagt<br />
hoe het met iemand gaat.’<br />
WEES BLIJ MET KLACHTEN!<br />
Volgens Lee moeten ziekenhuizen blij zijn<br />
met klachten, dat zijn namelijk kansen voor<br />
verbeteringen. Van Barneveld verzamelt alle<br />
binnenkomende klachten. ‘We proberen daar<br />
altijd van te leren, we vragen ons altijd af of<br />
een klacht noopt tot een beleidsverandering.<br />
Klachten gaan regelmatig over de bejegening<br />
door artsen of verpleegkundigen. Dat levert<br />
voor de medewerker in kwestie altijd een<br />
gesprek met de leidinggevende op.’<br />
Nederland kent misschien een open cultuur<br />
met geen overdreven respect voor hiërarchie,<br />
het wil niet zeggen dat patiënten makkelijk<br />
hun hart luchten. ‘Mensen zijn voornamelijk<br />
positief, kijk maar op de prikborden met<br />
enthousiaste brieven. Maar je hoort niet alles’,<br />
geeft unithoofd Van Wamel toe. ‘In patiënttevredenheidsonderzoeken<br />
geven mensen thuis<br />
andere antwoorden dan in het ziekenhuis.’<br />
Zorgmanager Van Barneveld erkent dat.<br />
‘Het is ook niet zo verwonderlijk, tussen<br />
zorgpersoneel en patiënt bestaat een hoge mate<br />
van ongelijkheid. In het ziekenhuisbed zijn<br />
patiënten afh ankelijk van verpleegkundigen en<br />
artsen, ze vinden het dan moeilijk om kritiek<br />
te leveren.’<br />
Maar ziekenhuizen spreken patiënten wel<br />
steeds meer aan op hun eigen verantwoordelijkheid,<br />
erkent Van Barneveld. ‘Patiënten<br />
kunnen zelf bijdragen aan hun herstel. Als<br />
artsen de visite lopen en een patiënt heeft een<br />
vraag dan verwachten wij ook dat een patiënt<br />
assertief genoeg is om die vraag te stellen.’
Miquel Bulnes is arts-microbioloog en<br />
schrijver. Hij publiceerde onder meer drie<br />
romans: Zorg, Lab en Attaque.<br />
Ambitieuze onderzoekers<br />
doen er goed aan geen<br />
langdurige fi nanciële<br />
verplichtingen aan te gaan<br />
Nadat de Amerikaanse tandarts Horace Wells in een rondreizende kermis het<br />
effect van lachgas had ondervonden, ging hij het vanaf 1845 met succes gebruiken<br />
als verdoving bij zijn patiënten. Twee jaar later begon de Hongaarse<br />
arts Ignaz Semmelweis te werken op de afdeling Gynaecologie van het Weense<br />
universiteitsziekenhuis. Deze kliniek was een gevaarlijke plek om een kind ter<br />
wereld te brengen, want ongeveer een op de tien kraamvrouwen overleed er aan kraamvrouwenkoorts.<br />
Semmelweis ontdekte dat de ziekte kon worden voorkomen als artsen hun<br />
handen desinfecteerden voordat ze een bevalling begeleidden. Door de invoering van een<br />
handenwasverplichting kelderde de sterfte aan kraamvrouwenkoorts tot minder dan één<br />
procent, waarmee hij in feite de grondlegger werd van de infectiepreventie in ziekenhuizen.<br />
Nog zo’n geniaal idee kwam in 1929 van de Duitse cardioloog in opleiding Werner Forssmann.<br />
Deze schoof een zeventig centimeter lange slang door een ader in zijn elleboog naar<br />
zijn hart, spoot een contrastvloeistof in, en maakte een foto met een röntgenapparaat: de<br />
allereerste hartkatheterisatie.<br />
Afgezien van hun vooruitziende blik en hun jonge leeftijd (Wells was destijds 30, Semmelweis<br />
27, Forssmann 25), hadden deze drie artsen nóg iets gemeenschappelijk: hun ontdekkingen<br />
pakten rampzalig uit voor hun carrières.<br />
Wells maakte bij een demonstratie aan artsen uit zijn stad een fout met de toediening van het<br />
lachgas, waardoor de proefpersoon bij wie een tand werd uitgetrokken het uitschreeuwde<br />
van de pijn. Het publiek hoonde hem weg en uit schaamte gaf Wells zijn praktijk op om aan<br />
de slag te gaan als rondreizende kanarieverkoper. Semmelweis en Forssmann werden allebei<br />
door hun ziekenhuizen op staande voet ontslagen. Ambitieuze onderzoekers doen er goed<br />
aan geen langdurige fi nanciële verplichtingen aan te gaan.<br />
Geneeskunde is een uitermate conservatieve wetenschap en wie een al te revolutionair idee<br />
lanceert, kan een fl inke dosis wantrouwen tegemoet zien. Terecht, want voor elke Wells,<br />
Semmelweis en Forssmann lopen er honderd ernstig verwarde zielen en honderd regelrechte<br />
oplichters rond: de artsen die ontkennen dat aids wordt veroorzaakt door een virus, degenen<br />
die de bofvaccinatie zien als de oorzaak van autisme, die kanker willen genezen met wat<br />
voedingssupplementen, die epilepsie behandelen met magnetische velden… tot en met de<br />
uitvinder van de baringscentrifuge (door de zwangere rond te draaien wordt de baby naar<br />
buiten geslingerd).<br />
Terecht, maar wel lastig voor mensen die de geneeskunde écht vooruit helpen. Zoals de Australische<br />
internist Barry Marshall. Hij was 31 toen hij in 1982 bedacht dat maagzweren niet<br />
werden veroorzaakt door stress maar door een bacterie, en suggereerde ze te behandelen<br />
met antibiotica. Pas na jarenlang op congressen belachelijk te zijn gemaakt door collega’s –<br />
en nadat hij zichzelf een maagzweer had bezorgd door een oplossing met de bacterie op te<br />
drinken – begon men eindelijk Marshalls gelijk te erkennen. Vijf jaar geleden ontving hij de<br />
Nobelprijs voor zijn ontdekking.<br />
Ook op dit moment zijn jonge onderzoekers over de hele wereld tegendraadse theorieën<br />
aan het ontwikkelen die vooralsnog niemand van ze wil aannemen. Wie van hen geniaal zijn<br />
en wie alleen levensgevaarlijk kan ik u helaas pas over een jaar of twintig vertellen. Wellicht<br />
heeft tegen die tijd elk ziekenhuis zijn eigen baringscentrifuge. <br />
Foto: Michel Campfens.<br />
COLUMN<br />
VERNIEUWERS IN DE MEDISCHE WETENSCHAP<br />
Uniek 33
Telemedicine<br />
à la carte<br />
<strong>Utrecht</strong>se coassistenten en arts-assistenten volgen op een metersbreed<br />
beeldscherm KNO-operaties die in Frankrijk worden uitgevoerd.<br />
Verslag van een middenooroperatie bij een jonge vrouw met gehoor-<br />
problemen. Live vanuit de Causse Ear Clinique in Béziers.<br />
e?’, vraagt Ruben van<br />
der Wekken aan zijn vijf<br />
mede-coassistenten. Ze<br />
hebben vanochtend om<br />
acht uur de eerste oor-<br />
‘Koffi<br />
operatie gezien en zijn nu<br />
in afwachting van de tweede. De colloquiumzaal<br />
van de divisie Heelkunde is verduisterd en<br />
het beeldscherm aan de wand is zo groot als in<br />
een kleine bioscoop. De derdejaars coassistenten<br />
zitten naast elkaar achter aaneengeschoven<br />
tafels.<br />
Gewoonlijk volgen ze op dinsdag vier of vijf<br />
ooroperaties, vandaag slechts twee omdat de<br />
34 Uniek Tekst: Riëtte Duynstee. Foto’s: Vincent Boon.<br />
Franse KNO-arts Robert Vincent een aantal<br />
buitenlandse gasten heeft . Die wonen de<br />
operaties straks ter plekke bij en volgen daarna<br />
een door Vincent georganiseerde International<br />
Course. Om half tien wordt de patiënt de operatiekamer<br />
binnengereden, een jonge vrouw met<br />
gehoorproblemen. Mogelijk is er sprake van<br />
‘otosclerose’: botgroei rondom de stijgbeugel,<br />
een van de drie gehoorbeentjes in het middenoor.<br />
Vaak is de afwijking niet zichtbaar op CTscans.<br />
Bij otosclerose kan de stijgbeugel geen<br />
trillingen meer doorgeven aan het slakkenhuis<br />
in het binnenoor. Daarom wordt bij de patiënt<br />
in Béziers straks waarschijnlijk de stijgbeugel<br />
verwijderd en vervangen door een prothese.<br />
We zien hoe de operatiekamerassistent voorbereidingen<br />
treft . De patiënt – nu nog bij kennis<br />
- wordt met drie stevige riemen gefi xeerd op<br />
een smalle operatietafel. ‘Bij ons zijn de tafels<br />
breder’, valt de oplettende coassistent Chaniëlle<br />
Salsbach op. ‘En in <strong>Utrecht</strong> worden patiënten<br />
met een brede band gefi xeerd. Niet met leren<br />
riemen.’ Dan verschijnt de anesthesist in beeld.<br />
Hij verdooft het keelgebied van de patiënt met<br />
een spray om een kokhalsrefl ex te voorkomen<br />
als hij de patiënt even later intubeert. We zien<br />
hoe de patiënt onder narcose wordt gebracht.<br />
Er wordt een operatielaken over het hoofd<br />
gelegd, met daarin een gat voor het oor.<br />
ANY QUESTIONS FROM UTRECHT?<br />
Dan komt Robert Vincent de operatiekamer<br />
binnenstappen, met in het kielzog zijn gasten.<br />
Vincent wendt zich even tot de camera: ‘Goodmorning<br />
<strong>Utrecht</strong>’. ‘Goodmorning’, antwoorden<br />
de coassistenten in koor. Alleen als ze op een<br />
knop drukken en in de microfoon praten, zijn
ze verstaanbaar in Béziers. Het valt hun op dat<br />
de gasten in de operatiekamer nog niet alle hygiënemaatregelen<br />
hebben getroff en. ‘Ik zie een<br />
horloge, een armband, een ring en handtas’,<br />
somt Lisa Tang op. De operatie begint, de tas<br />
wordt naar een naastgelegen vertrek gebracht.<br />
We zien hoe Vincent een bloedvat uit de rechteronderarm<br />
haalt. De buitenste laag van de<br />
opengewerkte ader zal straks de voetplaat van<br />
de stijgbeugel vervangen die het ovale venster<br />
naar het binnenoor afsluit. ‘Changer le camera’,<br />
verordonneert Vincent in zijn moedertaal een<br />
assistent als hij overgaat tot de operatie van het<br />
oor. Vervolgens kijken we via een trechter mee<br />
door de operatiemicroscoop. We bevinden ons<br />
in de gehoorgang. Vincent snijdt zorgvuldig<br />
de huid rondom het trommelvlies los, zodat hij<br />
het vlies kan omklappen en de gehoorbeentjes<br />
kan bereiken. Hij schept wat botweefsel weg,<br />
en de stijgbeugel verschijnt in beeld. Hij checkt<br />
de beweeglijkheid. Daar blijkt niets mee mis te<br />
zijn. Er is helemaal geen sprake van otosclerose.<br />
Daarom snijdt Vincent de pees van een spiertje<br />
door dat aan de stijgbeugel bevestigd is. Het<br />
spiertje wordt gewoonlijk ter bescherming<br />
gespannen bij veel decibellen. Maar staat het<br />
te strak, dan belemmert het de overdracht al<br />
bij normale geluidssterkte. Zonder otosclerose<br />
is de kans groot dat dít de oplossing is<br />
van het gehoorprobleem. Het trommelvlies<br />
wordt weer op zijn plaats gelegd en de huid zal<br />
vanzelf weer vastgroeien. ‘Any questions from<br />
<strong>Utrecht</strong>?’, vraagt Vincent, terwijl hij van achter<br />
zijn mondkapje in de camera kijkt. Nee, geen<br />
vragen meer.<br />
MET DE NEUS ER BOVENOP<br />
Prof. dr. Wilko Grolman is opleider KNO<br />
in <strong>Utrecht</strong>. Op dit moment biedt hij zijn<br />
studenten alleen operaties uit Béziers aan,<br />
hij heeft daartoe goede afspraken gemaakt<br />
met Robert Vincent. In de nabije toekomst<br />
zullen coassistenten en arts-assistenten een<br />
keuze kunnen maken uit verschillende KNOoperaties<br />
wereldwijd. Telemedicine à la carte,<br />
zo wordt het genoemd. Grolman: ‘Omwille<br />
van de hygiëne mag er tegenwoordig maar één<br />
coassistent meekijken met operaties. Dat is<br />
‘Omwille van de hygiëne mag er tegenwoordig<br />
maar één coassistent meekijken met operaties.<br />
Dat is voor het onderwijs een wezenlijk probleem’<br />
ONDERWIJS<br />
voor het onderwijs een wezenlijk probleem. Via<br />
de camera echter, staan ze met net zo veel als ze<br />
willen met hun neus boven op het operatieveld.<br />
Ze kunnen de chirurg tussentijds steeds vragen<br />
stellen. Juist die interactie maakt het systeem<br />
zo waardevol. De interactie is essentieel.’<br />
Ook de coassistenten zijn enthousiast over de<br />
telemedicine. ‘Zo’n gehoorbeentje is twee, drie<br />
millimeter lang’, zegt Eva Molmans. ‘Zonder<br />
camera, microscoop en beeldscherm kun je<br />
überhaupt niet zien hoe er in het oor wordt<br />
geopereerd.’ De studenten Geneeskunde hebben<br />
allemaal al een aantal coschappen gelopen,<br />
maar nog bij geen ander specialisme hebben ze<br />
via de camera live operaties gevolgd. Om eerlijk<br />
te zijn, denken ze ook dat het bij bijvoorbeeld<br />
buikoperaties interessanter is om er écht bij<br />
te zijn. ‘Wij zitten hier lekker met een kopje<br />
koffi e te kijken’, zegt Bart Dam. ‘Maar als je in<br />
de operatiekamer aanwezig bent, voel je de hectiek<br />
veel meer. Dan mag je ook de buik open<br />
houden, de darm aan de kant schuiven, bloed<br />
wegzuigen of een wond hechten. Daar leer je<br />
natuurlijk óók erg veel van.’ <br />
Uniek 35
6vragen over<br />
Nog voor de polypil goed en wel ontwikkeld<br />
is, leidt hij al tot talloze discussies. Geef iedere<br />
55-plusser zo’n pil en we voorkomen heel veel<br />
hart- en vaatziekten, roepen de voorstanders.<br />
Waarom gezonde mensen pillen laten slikken,<br />
was het argument van de tegenstanders. On-<br />
langs is het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> – samen met andere –<br />
een onderzoek begonnen naar het effect van<br />
de polypil. Professor Rick Grobbee zet de feiten<br />
op een rij.<br />
36 Uniek Tekst: Elke Lautenbag.<br />
1 Wat<br />
is de polypil?<br />
‘Het is één pil die een lage dosis van vier medicijnen<br />
tegen hart- en vaatziekten combineert: een<br />
bloedverdunner, een cholesterolverlager en twee<br />
bloeddrukverlagers. Patiënten met een hoog risico<br />
op hart- en vaatziekten slikken deze medicijnen vaak allemaal, maar<br />
dan in een andere dosering en met een veelvoud aan pillen. Sommige<br />
mensen slikken elf pillen per dag. Voor hen zou de polypil<br />
enorm gemakkelijk zijn. Hij zou absoluut de therapietrouw vergroten.<br />
Cijfers laten zien dat als mensen één pil per dag moeten slikken,<br />
twintig procent dat al niet doet. Zo gauw het aantal pillen stijgt naar<br />
drie, slikt de helft al niet meer. Voor mensen in niet-Westerse landen<br />
kan het voordeel van de polypil nog veel groter zijn. Omdat deze<br />
pil voor één persoon in die landen ongeveer vijft ien euro per jaar<br />
kost, is hij vele malen goedkoper dan de medicijnen die nu gangbaar<br />
zijn. Veel mensen die nu vanwege de hoge kosten geen medicijnen<br />
gebruiken tegen hart- en vaatziekten, kunnen dat straks wél doen.<br />
Daarmee vallen wereldwijd honderdduizenden levens te redden.’<br />
2<br />
Waarom is onderzoek<br />
nog nodig?<br />
‘We willen weten of de polypil doet wat we ervan<br />
verwachten: het verbeteren van het risicoprofi el<br />
en het reduceren van het aantal mensen dat overlijdt aan hart- en<br />
vaatziekten. En met welk percentage neemt het aantal sterfgevallen<br />
af? Sommigen rekenen op tachtig procent. Dat lijkt mij erg veel: vijft ig<br />
procent zou ook al heel mooi zijn. Daarnaast willen we weten bij wie<br />
de pil werkt. Alleen bij mensen met een hoog risico op hart- en vaatziekten<br />
of ook bij mensen met een lager risico daarop? Waar ligt het<br />
omslagpunt? Kun je die vier medicijnen eigenlijk wel bij elkaar stoppen?<br />
Werken ze dan nog net zo eff ectief? Sommige kun je beter voor<br />
het eten innemen, andere na het eten. Beïnvloeden ze elkaar niet op<br />
een negatieve manier? Dit soort vragen moeten beantwoord worden.<br />
We doen het onderzoek in samenwerking met Groot-Brittannië, India,<br />
Nieuw-Zeeland. De pil is een jaar of zes geleden in Engeland bedacht.<br />
Nu wordt hij in India geproduceerd omdat daar de nood vrij hoog<br />
is. Ze kampen met een epidemie van hart- en vaatziekten, maar het
de polypil<br />
land heeft geen geld voor grote hoeveelheden dure medicijnen. Voor<br />
India zou de polypil een uitkomst zijn. We gaan in totaal tweeduizend<br />
mensen de polypil geven en bekijken dan de resultaten. Op basis van<br />
eerdere kleinschalige onderzoeken zijn we optimistisch over de verwachte<br />
resultaten. Als dat optimisme terecht is, zal het ongeveer nog<br />
twee jaar duren voordat de polypil op de markt is.’<br />
3<br />
Is straks iedereen<br />
van 55 jaar en ouder<br />
aan de polypil?<br />
‘Nee, dat is nog een brug te ver. Ieder medicijn heeft bijwerkingen.<br />
Als je het niet nodig hebt, moet je geen medicijnen gebruiken. We<br />
willen geen mensen medicaliseren. Maar het is wel interessant om<br />
uit te zoeken vanaf welk omslagpunt de voordelen tegen de nadelen<br />
opwegen. Feit is dat we er nu niet in slagen om alle patiënten voldoende<br />
te beschermen tegen hart- en vaatziekten. Het is nog steeds<br />
doodsoorzaak nummer één. Ook met onze individuele behandeling<br />
sterven er heel veel mensen aan. We weten het gewoon vaak<br />
niet. Dit zou wel eens een veel beter alternatief kunnen zijn. Alleen<br />
al omdat mensen dan beter hun medicijnen slikken. Ik krijg talloze<br />
mailtjes van patiënten die over dit onderzoek gelezen hebben en die<br />
niet kunnen wachten tot de polypil op de markt is. Stel je eens voor<br />
dat je elf pillen per dag op verschillende tijdstippen moet innemen!’<br />
4<br />
Wat moet iemand die<br />
een te hoge bloeddruk<br />
heeft met cholesterolverlagers?<br />
‘Sommigen hebben inderdaad maar op één gebied een hoger risico. Veel<br />
vaker gaan de verschillende risico’s wel samen. Sterker nog: in absolute<br />
aantallen overlijden er aan hart- en vaatziekten veel meer mensen die<br />
enkele licht verhoogde risicofactoren combineren, dan patiënten met<br />
ZORG<br />
één hoge risicofactor. Als je puur naar de getallen kijkt, zie je onder<br />
de slachtoff ers veel mensen die een beetje overgewicht hadden, een<br />
lichte bloeddrukverhoging én een matige cholesterolstijging. De groep<br />
overledenen met één grote risicofactor – heel hoge bloeddruk, veel te<br />
hoog cholesterolgehalte, of zwaar overgewicht – is veel kleiner. De polypil<br />
heeft naar verwachting vooral veel eff ect bij mensen die meerdere<br />
risicofactoren combineren.’<br />
5<br />
De polypil gaat volledig<br />
in tegen de huidige trend:<br />
medicijnen op maat.<br />
‘Klopt. Op dit specifi eke gebied is er een verandering van denken<br />
nodig. Het idee van de polypil is gebaseerd op epidemiologische<br />
waarnemingen van risico’s op ziekte bij de totale bevolking. Waarschijnlijk<br />
zou individueel maatwerk beter werken. Maar in de praktijk<br />
doen we dat niet goed. Mensen met een combinatie van lage<br />
risicofactoren krijgen meestal helemaal geen behandeling. Maar ook<br />
mensen met een hoge risicofactor die al hart- en vaatziekten hebben,<br />
worden vaak niet goed genoeg behandeld. Twintig tot veertig<br />
procent van hen haalt – ondanks die behandeling – de streefwaarde<br />
niet. We willen het wel, maar we redden het niet. Dat is een belangrijke<br />
reden om naar alternatieve strategieën als de polypil te kijken.’<br />
6<br />
Zo’n polypil is toch<br />
een droom voor<br />
iedere fabrikant?<br />
‘Nee, helemaal niet. Op al deze medicijnen is het patent al lang verlopen.<br />
Daarom heeft het ook vrij lang geduurd voordat we genoeg geld bij<br />
elkaar hadden om dit onderzoek te doen. Er valt namelijk weinig aan<br />
te verdienen. Het voordeel daarvan is natuurlijk dat hij zo goedkoop<br />
te produceren is, dat hij wereldwijd gebruikt zou kunnen worden. Dat<br />
zou – als onze verwachtingen uitkomen – honderdduizenden slachtoffers<br />
per jaar sparen.’ <br />
Uniek 37
ZORG<br />
38 Uniek
Ontsnapt aan de stilte<br />
Leven met een cochleair implantaat<br />
Peter Helmhout (49) was twintig jaar geleden een van de eerste patiënten<br />
die bij het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> een cochleair implantaat (CI) kreeg. Dankzij het<br />
apparaat kan hij vrijwel alles wat wordt gezegd weer verstaan. Al lijken<br />
de klanken op een oude radiozender die net niet goed staat afgesteld:<br />
‘Ik ben bevrijd uit mijn geluidsisolement.’<br />
Vitaminen slikken en in<br />
beweging blijven. Dat<br />
advies kreeg de toen zeventienjarige<br />
Peter Helmhout<br />
van de Spaanse huisarts<br />
toen hij met knallende<br />
hoofdpijn in het vakantieappartement lag dat<br />
hij met een aantal vrienden had gehuurd. Hij<br />
kan zich nog herinneren hoe hij op een gegeven<br />
moment, gestut door twee van hen, over de<br />
galerij op en neer liep. Hij moest toch bewegen?<br />
Tot het zwart voor zijn ogen werd en hij in een<br />
ziekenhuis in Girona ontwaakte. Daar was ge-<br />
constateerd dat hij hersenvliesontsteking had.<br />
Helmhout: ‘Toen ik weer bijkwam, was ik van<br />
de hoofdpijn af, maar ik kon niets meer horen.<br />
De communicatie met de Spaanse specialisten<br />
verliep via pen en papier. Ik ontdekte dat mijn<br />
Engels veel beter was dan dat van hen. Dat<br />
vond ik een opsteker. Een ander pluspunt was<br />
dat ik niet meer naar school hoefde, dacht ik.’<br />
Peters vriendin grijpt in: ‘Peter is erg zakelijk<br />
en nuchter’, schatert ze. ‘Onthoud dat voor<br />
de rest van het interview.’ ‘Ik had de hoop dat<br />
alles wel weer goed zou komen’, verduidelijkt<br />
Helmhout.<br />
<br />
‘Na een halfuur heb ik het implantaat<br />
uitgezet. Al dat geluid werd me te veel’<br />
Tekst: Karin Fleuren. Foto’s: Hester Doove.<br />
Uniek 39
KARAKTER zich afzondert. En de meeste mensen hielden<br />
Maar terug in Nederland blijkt die hoop ijdel te er rekening mee dat ik niets kon horen: ze arti-<br />
zijn. Helmhout krijgt te horen dat hij voor altijd culeerden extra goed en keken me aan. Dus ik<br />
doof blijft . Bovendien wordt binnen een week werkte, ging uit en bleef ook zaalvoetballen, al<br />
een doven- en slechthorendenschool voor hem was ik steeds een fractie te laat omdat ik de bal<br />
gevonden. Na twee jaar verlaat hij die met een niet hoorde aankomen. Maar ik was toch al niet<br />
havo-diploma op zak, waarna hij solliciteert als zo’n topvoetballer.’ ‘Dat wilde ik net zeggen’,<br />
administratief medewerker bij wat nu Fokker proest zijn vriendin. Helmhout gaat onverstoor-<br />
Aerostructures heet. Hij werkt er nog steeds, zij baar verder: ‘Toch, echt niets horen, is heel saai.<br />
het tegenwoordig als cost engineer: hij berekent En soms ook genant. Dan zat ik bijvoorbeeld<br />
welke werkmethode het bedrijf nu en in de in een stil café in het oor van een vriend te<br />
toekomst het meeste geld oplevert.<br />
toeteren omdat ik dacht dat de muziek heel<br />
‘Op school leerde ik liplezen en eerlijk gezegd hard stond. Bovendien was ik vaak onzeker: wat<br />
veranderde mijn leven niet zo heel erg toen zeggen ze precies? Gaat het over mij?’<br />
ik doof werd. Maar dat heeft ook met mijn<br />
karakter te maken. Ik ben niet iemand die GOUDEN OOR<br />
De jaren verstrijken. Helmhout trouwt en krijgt<br />
een meisje en een jongen. Eind jaren tachtig<br />
leest hij voor het eerst over ‘het gouden oor’,<br />
zoals een cochleair implantaat in het artikel<br />
genoemd werd. Hij blijkt ervoor in aanmerking<br />
te komen en een paar weken na de geboorte van<br />
zijn tweede kind wordt hij in juli 1990 geopereerd<br />
in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>.<br />
Bij normaal horende mensen lopen geluidsgolven<br />
uit de omgeving via het trommelvlies en<br />
het middenoor naar het slakkenhuis (cochlea).<br />
De trillingen worden in het slakkenhuis door<br />
kleine trilhaarcellen omgezet in elektrische<br />
stroompjes. Via de gehoorzenuw worden deze<br />
stroompjes naar de hersenen geleid, die ze als<br />
geluid herkennen. Bij de meeste dove mensen<br />
zijn de trilhaarcellen beschadigd, maar werken<br />
de zenuwvezels in de gehoorzenuw nog prima.<br />
Het cochleair implantaat stimuleert de gehoorzenuw<br />
rechtstreeks, waardoor de haarcellen<br />
niet meer nodig zijn. Het implantaat heeft een<br />
uitwendig en een inwendig deel. Het uitwendig<br />
deel bestaat uit de microfoon, de spraakprocessor<br />
– een soort computertje – en de zendspoel.<br />
De zendspoel klikt met een magneetje vast op<br />
de schedel en de microfoon hangt, gecombi-<br />
‘Ik hoorde voor het eerst mijn baby huilen.<br />
Dat klonk als muziek in mijn oren’<br />
40 Uniek<br />
neerd met de spraakprocessor, achter het oor.<br />
Ook kan de spraakprocessor op het lichaam<br />
worden gedragen of aan een riem. De microfoon<br />
vangt de geluiden op, de spraakprocessor<br />
haalt er de belangrijkste informatie uit en<br />
vertaalt die in een elektronische code. De zendspoel<br />
geeft deze code door aan het inwendige<br />
deel. Dat deel bestaat uit een ontvanger, direct<br />
onder de hoofdhuid, en 16 tot 22 elektroden<br />
die in het slakkenhuis naar binnen worden<br />
geschoven. De ontvanger zet de elektrische<br />
code om in stroompjes die via de elektroden de<br />
gehoorzenuw activeren. De gehoorzenuw seint<br />
de signalen door naar de hersenen. Iedere elektrode<br />
wordt apart geprogrammeerd en draagt<br />
signalen van verschillende sterkten over. Tussen<br />
de elektroden is ook verschil in toonhoogte.<br />
KAKAFONIE<br />
Helmhout herinnert zich nog het moment<br />
waarop het implantaat voor het eerst werd<br />
aangesloten: ‘Hé, hij doet het, was het eerste wat<br />
ik dacht. Dat was al een prestatie op zich. Het<br />
CI zat nog in een experimentele fase; ik was een<br />
van de eersten die er een kregen. Een kakofonie<br />
aan geluiden, waarvan ik er geen één kon thuisbrengen,<br />
kwam op me af. Na een halfuur kon ik<br />
al naar huis. Toen ik de auto startte, wat klonk<br />
alsof ik een dreun tegen mijn hersens kreeg,<br />
heb ik het CI uitgezet. Al dat geluid werd me te<br />
veel.’ Alle CI-gebruikers hebben deze ervaring.<br />
Daarom wordt aangeraden het apparaat in het<br />
begin een aantal uren per dag te dragen en dat<br />
aantal geleidelijk op te voeren.<br />
Er volgde een revalidatieproces van zo’n halfjaar<br />
waarin Helmhout in het begin twee keer en<br />
later eens per week naar het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> ging<br />
om de spraakprocessor af te regelen. De stroom<br />
werd zo afgesteld dat de gehoorzenuw op de<br />
juiste sterkte wordt geprikkeld zodat geluiden<br />
niet te hard, maar ook niet te zacht binnenkomen.<br />
Verder leerde hij geluiden en klanken te
Peter en Betty dragen allebei een cochleair implantaat. ‘Kennelijk blijft het toch: soort zoekt soort.’<br />
onderscheiden, te onthouden en te herkennen.<br />
De logopedist las bijvoorbeeld korte zinnen of<br />
losse woorden voor. Hij moest luisteren hoe<br />
ze voor hem klonken, zodat hij een volgende<br />
keer kon thuisbrengen wat er werd bedoeld.<br />
Th uis deed hij dagelijks ongeveer twee uur<br />
dezelfde oefening. Bij toerbeurt lazen vrienden<br />
of zijn inmiddels ex-vrouw hem voor. Geluiden<br />
oefende hij door bijvoorbeeld een deur open te<br />
maken en dicht te doen of een kraan te laten<br />
lopen. En hij hoorde voor het eerst zijn baby<br />
huilen: ‘Dat klonk als muziek in mijn oren.’<br />
SOORT ZOEKT SOORT<br />
Door de jaren heen zijn de CI’s technisch steeds<br />
beter geworden. Helmhout heeft pas geleden<br />
nog een test gehad en het blijkt dat hij tachtig<br />
procent van wat wordt gezegd, kan verstaan.<br />
Overigens lukt dat het beste wanneer iemand<br />
recht tegenover hem zit en duidelijk praat.<br />
Wanneer er te veel achtergrondgeluiden zijn of<br />
mensen door elkaar praten, raakt hij de draad<br />
kwijt. Muziek is, op drummen na, ‘een ratjetoe<br />
voor zijn oren’ en telefoneren lukt eigenlijk<br />
helemaal niet.<br />
‘Maar het belangrijkste is: ik ben bevrijd uit<br />
mijn geluidsisolement. En er is meer melodie<br />
in zijn stem gekomen, zeggen mensen met<br />
wie ik veel omga. Door de jaren heen was ik<br />
monotoner gaan praten omdat ik mezelf niet<br />
kon horen.’<br />
Zijn vriendin Betty heeft hij ongeveer tien<br />
jaar geleden opnieuw ontmoet. Ze hadden<br />
daarvoor al bij elkaar op de doven- en slecht-<br />
horendenschool gezeten, maar hij had toen<br />
geen oog voor haar – ze was twaalf. Ook Betty<br />
kreeg hersenvliesontsteking, op haar achtste.<br />
Zij werd behalve doof ook slechtziend. Net als<br />
Helmhout draagt zij een CI. ‘Mijn ex-vrouw<br />
was ook slechthorend. Kennelijk blijft het toch:<br />
soort zoekt soort. Misschien omdat je beter<br />
van elkaar begrijpt wat je bedoelt.’<br />
Toch lukt dat niet altijd. Zo eens per week<br />
doet zich een misverstand voor. ‘Betty kan<br />
dan bij wijze van spreken met een schaar<br />
komen aanlopen in plaats van met de sigaar<br />
waar ik om heb gevraagd’, vertelt Helmhout.<br />
‘De kinderen hebben altijd als eersten in de<br />
gaten wanneer onze communicatie misloopt,<br />
maar die zeggen natuurlijk niks. Hilarische<br />
momenten zijn dat.’ <br />
Uniek 41
PROMOTIES<br />
BEGINNENDE<br />
PSYCHOSE ZICHTBAAR<br />
IN DE HERSENEN<br />
Ruim vijftien procent van de jongeren met<br />
een hoog risico op psychose, ontwikkelt<br />
binnen twee jaar een psychose. De kans<br />
dat hun klachten verminderden in die<br />
twee jaar, was echter ruim drie keer zo<br />
groot. Dat schrijft Tim Ziermans in zijn<br />
proefschrift. Hij wilde weten of jongeren<br />
met een verhoogd risico op psychose<br />
goed op te sporen zijn. Ziermans bracht<br />
met behulp van MRI-scans en EEG-opnames<br />
de hersenstructuur en hersenfunctie<br />
in kaart. Bij de eerste meting waren er<br />
nog geen duidelijke verschillen tussen<br />
jongeren met een verhoogd risico en<br />
gezonde leeftijdsgenoten. Maar twee<br />
jaar later bleek dat jongeren met een<br />
verhoogd risico meer moeite hadden om<br />
harde geluidsprikkels te verwerken die<br />
vooraf werden gegaan door een zacht geluid.<br />
Bij jongeren die psychotisch werden,<br />
bleek verder dat het hersenvolume van<br />
sommige gebieden sneller afnam en dat<br />
de hersenschors dunner was. Deze hersenveranderingen<br />
hangen vermoedelijk<br />
samen met problemen in het verwerken<br />
van verschillende soorten informatie. Ziermans<br />
hoopt dat dergelijke veranderingen<br />
op termijn bruikbaar worden om psychoses<br />
te voorspellen, of zelfs te voorkomen.<br />
Tim Ziermans, In transition:<br />
A longitudinal exploration of<br />
the adolescent brain at risk for<br />
psychosis<br />
Promotor: prof. dr. H. van<br />
Engeland (30 sep)<br />
42 Uniek<br />
BETERE BEHANDELING VAN TERUGKERENDE<br />
PROSTAATKANKER<br />
Het onderzoek van Maaike Moman kan de vooruitzichten voor patiënten met prostaatkanker verbeteren.<br />
Zij laat zien dat een bijzondere vorm van MRI, de zogenaamde dynamisch contrast versterkte<br />
MRI (DCE-MRI), kan aantonen bij welke patiënten de kanker na de eerste behandeling terugkomt.<br />
Artsen hebben voor deze patiënten nog maar één genezend redmiddel: de prostaat nogmaals volledig<br />
bestralen of verwijderen. Die behandeling is niet populair omdat de kansen op succes klein zijn<br />
en de kans op ernstige en blijvende bijwerkingen groot is. DCE-MRI kan ook het doelgebied voor de<br />
tweede behandeling verkleinen. Dat vermindert de bijwerkingen. Moman concludeert dan ook dat er<br />
een klinisch acceptabel behandelalternatief bestaat voor patienten met teruggekeerde prostaatkanker.<br />
Maaike Moman, Towards focal salvage therapy for prostate cancer recurrences<br />
Promotoren: prof. dr. W.P.Th.M. Mali & prof. dr. J.J. Battermann (7 sep)<br />
INTENSIEVE BEGELEIDING APOTHEKER KAN<br />
ZIEKENHUISOPNAMES VERMINDEREN<br />
Eén op de achttien niet geplande ziekenhuisopnames wordt veroorzaakt door<br />
een geneesmiddel, zo blijkt uit het HARM-onderzoek. Bijna de helft van deze<br />
opnames is mogelijk te voorkomen. In haar proefschrift laat Anne Leendertse<br />
zien dat deze opnames gedeeltelijk te voorkomen zijn als apotheker, huisarts<br />
en patiënt intensief samenwerken (het nieuwe PHARM-onderzoek).<br />
Leendertse vergeleek 364 patiënten mét intensieve begeleiding met 310<br />
patiënten zonder deze begeleiding. Bij de intensieve begeleiding sprak de<br />
apotheker uitvoerig met de patiënt over zijn ervaringen, klachten en wensen.<br />
Vervolgens stelden de apotheker en de huisarts samen mogelijke problemen<br />
vast en stelden zij een farmacotherapeutisch behandelplan op. In de intensieve<br />
begeleidingsgroep waren minder ziekenhuisopnames die veroorzaakt<br />
werden door geneesmiddelen. Dit beschermende effect was groter bij patiënten<br />
die meerdere ziektes hadden. Dertig patiënten met vijf ziektes zouden<br />
op deze manier begeleid moeten worden om één ziekenhuisopname door<br />
geneesmiddelen te voorkomen.<br />
Anne Leendertse, Hospital Admissions Related to Medication:<br />
Prevalence, Provocation and Prevention<br />
Promotoren: prof.dr. A.C.G. Egberts & prof. dr. J.J. de Gier (30 sep)<br />
DOWNSYNDROOM GAAT VAAK SAMEN MET RS-VIRUS<br />
Kinderen met het downsyndroom hebben een hoger risico op het respiratoir syncytieel virus. Dit blijkt<br />
uit het promotieonderzoek van Beatrijs Bloemers. Ze publiceerde eerder over haar bevindingen in het<br />
tijdschrift Pediatrics. Het RS-virus kan ernstige ontstekingen van de lage luchtwegen veroorzaken.<br />
Vooral vroeggeboren baby’s en kinderen met aangeboren hartafwijkingen lopen een verhoogd risico.<br />
Veel kinderen met het downsyndroom hebben aangeboren hartafwijkingen. Maar, ook als dat niet<br />
het geval is, blijft het risico verhoogd. Zij hebben een dertien keer verhoogd risico op een infectie met<br />
het RS-virus. Jaarlijks worden in Nederland twee- tot driehonderd kinderen met het downsyndroom<br />
geboren. Op basis van haar resultaten raadt Bloemers aan een onderzoek te doen naar het nut van<br />
passieve immunisatie tegen het RS-virus bij kinderen met het downsyndroom.<br />
Beatrijs Bloemers, Severe RSV infections in children with Down syndrome:<br />
the contribution of an impaired immune system<br />
Promotoren: prof. dr. J.L.L. Kimpen & prof. dr. A.M. van Furth (9 sep)<br />
Tekst: Rinze Benedictus. Foto’s: Vincent Boon; Shutterstock / o.a. AJT, Marcel Jancovic.
Screening op downsyndroom<br />
is te verbeteren<br />
Betere opsporing van het downsyndroom bij ongeboren<br />
kinderen, daarop promoveert arts-onderzoeker Wendy Koster<br />
op 14 september. Ze ontdekte nieuwe eiwitten die het down-<br />
syndroom kunnen voorspellen.<br />
Als een aanstaande moeder wil weten of haar baby misschien het downsyndroom<br />
heeft, kan ze een vruchtwaterpunctie laten doen. Bij die ingreep bestaat echter een<br />
kleine kans op een miskraam. Hiervoor bestaat al enige tijd een eenvoudig alternatief:<br />
bloedonderzoek. In het bloed van moeders die in verwachting zijn van een kind<br />
met het downsyndroom, blijken eiwitten in andere concentraties voor te komen dan<br />
wanneer het kind gezond is. De oorzaak daarvan is niet helemaal duidelijk.<br />
Zo zijn 70 tot 75 procent van de downzwangerschappen op te sporen.<br />
Koster ontdekte nieuwe eiwitten die het downsyndroom kunnen voorspellen.<br />
Hoewel de resultaten nog bevestiging behoeven, verwacht ze dat nu bijna<br />
90 procent van de downzwangerschappen op te sporen is. Daarvoor is het wel<br />
nodig twee keer in de zwangerschap bloed te prikken.<br />
Wendy Koster studeerde geneeskunde en werd gegrepen door de wetenschap.<br />
Haar promotieonderzoek voerde ze uit aan het RIVM, waar ze nu ook<br />
aan de slag gaat als postdoc.<br />
‘Onze droom is een chip te maken waarmee alle prenatale<br />
screeningen in één keer te doen zijn. Via bloedonderzoek<br />
is dan niet alleen het downsyndroom te voorspellen,<br />
maar ook andere genetische afwijkingen zoals<br />
trisomie 13 en 18, én bijvoorbeeld zwangerschaps -<br />
vergiftiging.’<br />
Wendy Koster: Innovations in Down<br />
syndrome screening<br />
Promotoren: prof. dr. G.H.A. Visser<br />
& prof. dr. H.S. Cuckle (14 sep)<br />
Uniek 43
ZORG<br />
44 Uniek
DE AANDOENING<br />
Als het hart niet<br />
helemaal klopt<br />
Jaarlijks worden er in Nederland zo’n vijftienhonderd kinderen met een hartafwij-<br />
king geboren. Opereren is in een derde van de gevallen noodzakelijk. Het Kinder-<br />
hartcentrum van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> neemt 375 van die operaties voor zijn rekening.<br />
Plus het voortraject en de levenslange nazorg.<br />
Dinsdag is de belangrijkste<br />
dag van de week in het<br />
<strong>Utrecht</strong>se kinderhartcentrum.<br />
Dan zitten de negen<br />
kindercardiologen, drie<br />
kinderhartchirurgen en<br />
de rest van het team bij elkaar om de kinderen<br />
die op de lijst staan door te nemen en te<br />
besluiten wat er met ze moet gebeuren en wie<br />
dat gaat doen. ‘In principe zijn we allemaal<br />
volledig uitwisselbaar’, zegt Gabriëlle van Iperen,<br />
kindercardioloog. ‘De patiënten hebben<br />
geen vaste arts. Ze kunnen wel hun voorkeur<br />
uitspreken, maar in principe springen we allemaal<br />
voor elkaar in. Al is het altijd leuk om<br />
op de poli een kind te zien dat je nog kent uit<br />
het voortraject.’<br />
20 WEKENECHO<br />
Dat voortraject begint vaak al voor de geboorte.<br />
Sinds de invoering van de 20 wekenecho<br />
in 2007, worden hartafwijkingen veel vaker<br />
tijdens de zwangerschap opgespoord. Dat heeft<br />
de zorg voor kind en ouders vervroegd én veranderd.<br />
Van Iperen: ‘Als er op de 20 wekenecho<br />
een afwijking aan het hartje te zien is of als er<br />
aanleiding is om dat te verwachten, komt de<br />
moeder bij ons. Dan kijken de kindercardioloog<br />
en de gynaecoloog samen hoe het hartje<br />
er op de echo uitziet.’ Soms blijkt het een kleine<br />
afwijking waaraan niets gedaan hoeft te wor-<br />
tussen de hartkamers. Bij andere defecten zal<br />
het kind – ondanks een ingrijpende operatie –<br />
nooit ouder worden dan een jaar of veertig.<br />
Zo ver voor de geboorte is meestal nog niet<br />
alles met zekerheid te zeggen. Wel komen de<br />
ouders alvast bij een van de kindercardiologen<br />
terecht. Daar krijgen ze voorlichting over de<br />
afwijking die hun kind heeft en de risico’s<br />
daarvan. Van Iperen: ‘We vertellen welke<br />
operaties het kind te wachten staan en wat de<br />
belasting en beperkingen kunnen zijn voor de<br />
ouders en het kind.’<br />
En dan moeten de ouders een besluit nemen.<br />
Willen ze hun nog niet eens geboren kind zo’n<br />
operatietraject laten ondergaan? Hoe schatten<br />
ze hun eigen belastbaarheid in? Willen ze<br />
deze zwangerschap uitdragen, of laten ze hem<br />
afb reken? Wie wil, kan hulp krijgen van een<br />
maatschappelijk werker. ‘Ik geef geen advies’,<br />
stelt van Iperen. ‘Ik wil niet dat mijn waardeoordeel,<br />
of mijn positie als arts, de beslissing<br />
van de ouders stuurt.’<br />
Door de vroege diagnose staat na de geboorte<br />
direct de juiste medische hulp klaar. ‘Vroeger<br />
werden kinderen met een hartafwijking soms<br />
prachtig roze geboren om een paar dagen later<br />
grauw en bleek en met gillende sirenes naar<br />
het ziekenhuis te worden gebracht’, vertelt<br />
van Iperen. ‘Nu zijn de ouders weliswaar niet<br />
meer onbekommerd zwanger, maar dat de<br />
den, bijvoorbeeld een klein gaatje in de wand<br />
overlevingskansen beter zijn en dat ze naar de<br />
operatie toe kunnen leven, geeft toch rust.’<br />
<br />
Tekst: Liesbeth Jongkind. Fotos: Vincent Boon.<br />
Uniek 45
NA DE BEVALLING<br />
Het is maar zelden nodig het kind meteen<br />
vanuit de baarmoeder de operatiekamer in<br />
te rijden. Eerst wordt nogmaals een echo van<br />
het hart gemaakt, omdat je nu eenmaal meer<br />
kunt zien als er niet ook nog een moederbuik<br />
en vruchtwater om het kind heen zitten. En<br />
die echo kan vaak ook heel goed de volgende<br />
ochtend, als moeder en kind een beetje zijn<br />
bijgekomen van de bevalling. Soms krijgt het<br />
kind direct medicatie om te zorgen dat de ductus<br />
arteriosus open blijft . Dat is een verbinding<br />
tussen de longslagader en de aorta die kort na<br />
de geboorte dichtgroeit. Bij sommige hartafwijkingen<br />
treden er dan problemen op.<br />
En dan kan de operatie gepland worden. Op<br />
de dinsdagse vergadering wordt ieder kind na<br />
grondig onderzoek voorgesteld aan de chirurg.<br />
Nee, niet persoonlijk, maar als dossier vol<br />
medische gegevens. Na diep nadenken besluit<br />
het team gemeenschappelijk óf er geopereerd<br />
moet worden en op welke manier. Ook besluiten<br />
ze of het een spoedoperatie wordt of een<br />
kind voorrang krijgt of dat het op de gewone<br />
wachtlijst komt. Soms is aanvullend onderzoek<br />
noodzakelijk, bijvoorbeeld door middel van<br />
een hartkatheterisatie. Hierbij wordt onder<br />
narcose via een bloedvat in de lies een slangetje<br />
met contrastvloeistof in het hart gebracht voor<br />
het maken van een fi lmpje.<br />
Pas als het kind voor de operatie wordt opgenomen<br />
in het ziekenhuis, komt het patiëntje bij de<br />
kinderhartchirurg in beeld. Heel even maar. ‘Ik<br />
zie de kinderen weinig wakker’, zegt kinderhartchirurg<br />
Paul Schoof.<br />
46 Uniek<br />
‘Met de ouders houd ik in ieder geval een preoperatief<br />
gesprek op de poli en kort voor de<br />
operatie. Bij een meer complexe ingreep spreek<br />
ik ze ook na de operatie nog.’<br />
Samen opereren Schoof en zijn twee snijdende<br />
collega’s Felix Haas en Jola Evens zo’n tien<br />
kinderen per week. Dat is een groot aantal.<br />
Kinderhartcentra moeten minstens 375 kinderhartoperaties<br />
per jaar uitvoeren, zo blijven de<br />
vaardigheden van de chirurgen op voldoende<br />
hoog peil. Want makkelijk is het repareren van<br />
defecten aan zulke kleine hartjes niet. Schoof:<br />
‘Technisch is het heel uitdagend. Je moet voor<br />
dit vak een zekere natuurlijke aanleg hebben.’<br />
Schoof is afk omstig uit het<br />
Nijmeegse kinderhartcentrum dat in april 2009<br />
met dat van <strong>Utrecht</strong> fuseerde. Beide<br />
centra gingen samenwerken om de kwaliteit<br />
van deze complexe zorg te vergroten.<br />
FOLLOW UP<br />
Na het verblijf op de intensive care – hoe lang<br />
dat duurt, is niet te voorspellen – coördineert<br />
de kindercardioloog op de verpleegafdeling de<br />
nazorg van kind en ouders weer. Bij die revalidatie<br />
is soms een diëtiste betrokken, want deze<br />
kinderen hebben heel veel calorieën nodig.<br />
En vaak ook een logopediste om de soms door<br />
sondevoeding verstoorde mondmotoriek te<br />
herstellen. Ook kan fysiotherapie nodig zijn<br />
bij motorische problemen na langdurige bedlegerigheid<br />
of door neurologische schade.<br />
Van Iperen: ‘Maar in het algemeen knappen<br />
kinderen heel snel op. Volwassenen liggen<br />
na een hartoperatie zes weken plat, een kind<br />
fi etst vaak na een dag of vier alweer over de<br />
afdeling.’ Dat snelle herstel en het bijbehorende<br />
snelle ontslag uit het ziekenhuis kan de ouders<br />
behoorlijk onzeker maken. Wat mag de kleine<br />
hartpatiënt nu al wel en wat nog niet?<br />
Daarom is een belangrijke taak van de ver-<br />
pleging tijdens de herstelperiode de ouders te<br />
helpen om de dagelijkse zorg voor hun kind<br />
weer van het ziekenhuis over te nemen. Verpleegkundige<br />
Jorien Hut: ‘We leren ze omgaan<br />
met de voedingssonde, hoe ze hun kind de<br />
medicatie moeten geven en bij welke signalen<br />
ze bij ons aan de bel moeten trekken. Want ook<br />
als het kind naar huis gaat, is het nog steeds<br />
aan het herstellen. Wij geven de ouders het<br />
vertrouwen dat ze goed voor hun kind kunnen<br />
zorgen.’<br />
Na de operatie blijft het kind levenslang onder<br />
controle, al hoeft dat soms maar eens in de vijf<br />
jaar. En eerder kan altijd als de ouders zich<br />
zorgen maken. Meestal wordt er dan een echo<br />
gemaakt en een inspanningstest gedaan. Soms<br />
is er een MRI van het hart of een katheterisatie<br />
nodig om genoeg informatie te krijgen.<br />
Die controles gaan natuurlijk ook door als<br />
het kind achttien wordt en niet meer in<br />
een kinderziekenhuis thuishoort. Een hart<br />
waarin gesneden is, blijft altijd een risico,<br />
bijvoorbeeld doordat littekenweefsel tot latere<br />
ritmestoornissen kan leiden. Daarom begint<br />
als de kinderen zestien zijn het afscheid nemen<br />
van het kinderziekenhuis. In het transitiepolitraject<br />
begeleidt een verpleegkundige, de<br />
transitiecoördinator, de verhuizing naar de<br />
afdeling cardiologie van een ziekenhuis voor<br />
volwassenen. In het ideale geval – zoals in het<br />
<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> – werkt daar een kindercardioloog<br />
gespecialiseerd in GUCH (grown up<br />
congenital heartdiseases). Van Iperen: ‘Want<br />
volwassenen met hartproblemen zijn niet te<br />
vergelijken met volwassenen met een aangeboren<br />
hartafwijking. Daar kun je niet een gewone<br />
cardioloog met verstand van kransslagaders op<br />
zetten. De zorg voor mensen met aangeboren<br />
hartafwijkingen moet een continuüm zijn. De<br />
cultuurshock van het verlaten van het kinderhartcentrum<br />
is al groot genoeg.’ <br />
‘Het is maar zelden nodig het kind meteen<br />
vanuit de baarmoeder de operatiekamer<br />
in te rijden’
Nicole Plum is projectleider ‘Patiëntenperspectief<br />
in de zorg’ bij het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />
Cancer Center<br />
Zorgverleners kunnen en<br />
hoeven steeds minder<br />
verantwoordelijkheid te nemen<br />
voor de “totale” mens<br />
De geneeskunde benut nauwelijks de genezende werking die in potentie<br />
aanwezig is in de relatie tussen zorgverlener en patiënt. De Griekse<br />
arts Galenus wist het al in de tweede eeuw na Christus: ‘Hij in wie<br />
de mensen het meest vertrouwen hebben, geneest het beste. Wees<br />
congruent. Zorg voor innerlijke zekerheid en zelfvertrouwen. Zorg<br />
voor motivatie van de klant. Geef tijd en aandacht. Wees liefdevol,<br />
begripvol en aardig.’<br />
We kennen dit eeuwenoude recept tegenwoordig als het placebo-effect. Een verzamelnaam<br />
voor het verschijnsel dat mensen beter kunnen worden zonder dat een<br />
bekend werkzame behandeling wordt toegepast. Niemand twijfelt aan het bestaan<br />
van placebo-effecten, maar meestal worden ze beschouwd als onwaardig en nep.<br />
Want wat we niet (makkelijk) kunnen ‘controleren en herhalen’, wordt te vuur en<br />
te zwaard bestreden en uitgefi lterd. Het zijn immers de hoogtijdagen van evidence<br />
based medicine.<br />
Evidence based medicine heeft veel goeds opgeleverd, maar kent ook een schaduwkant.<br />
Een overwaardering van het medisch-technisch handelen waardoor veel patiënten<br />
zich niet ‘gehoord en gezien’ voelen. De vergaande technocratisering, specialisatie<br />
en functiedifferentiatie in de geneeskunde versterken dat effect. Zorgverleners kunnen<br />
en hoeven steeds minder verantwoordelijkheid te nemen voor de ‘totale’ mens. Waar<br />
sommige zorgverleners dit zien als een vrijbrief om te verzakelijken, raken andere<br />
hierdoor juist het gevoel kwijt dat ze ooit voor de zorg deed kiezen. Zij missen het<br />
contact met de patiënt en verliezen plezier in hun werk.<br />
Terwijl de meeste patiënten juist grote behoefte hebben aan ‘echt’ contact. Het ziekenhuis<br />
is een plek waar zorgverleners zieke mensen ontvangen. Bij die ontmoeting<br />
treffen ze mensen vaak in hun meest kwetsbare en onzekere moment. Er is sprake<br />
van een grote afhankelijkheidsrelatie en daarmee grote behoefte aan geruststelling.<br />
Het wordt steeds duidelijker hoe communicatie kan bijdragen aan de kwaliteit van<br />
diagnostiek en behandeling. Artsen behalen de beste resultaten wanneer ze niet alleen<br />
cognitieve ondersteuning (informatie en advies) geven, maar ook emotionele steun<br />
bieden. Een warme en geruststellende bejegening die erop gericht is angstgevoelens<br />
te verminderen. Zo’n patiëntgerichte stijl van communiceren, vergroot patiënttevredenheid<br />
en therapietrouw. Je zou kunnen zeggen: het versterkt het placebo-effect.<br />
Maar veel onderzoek op het gebied van communicatie schiet, volgens de strikte<br />
normen van de medische wetenschap, methodologisch tekort. Als gevolg daarvan<br />
weet deze kennis de weg naar de dagelijkse praktijk maar mondjesmaat te vinden.<br />
Hetzelfde geldt voor de fi nanciering.<br />
We zullen dus meer robuuste kennis moeten ontwikkelen. Met behulp van de Spinozapremie<br />
gaat prof. dr. Jozien Bensing (Universiteit <strong>Utrecht</strong>/NIVEL) een bijdrage leveren<br />
aan de ontrafeling van het placebo-effect, zodat we meer duidelijkheid krijgen over<br />
de werkzame elementen in de arts-patiëntrelatie. Ondertussen ligt er een taak voor<br />
ons allen – zorgverleners, onderzoekers, managers, bestuurders en patiënten – om<br />
reeds bestaande kennis beter te benutten. Het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> Cancer Center en de<br />
Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties starten (dankzij de Muntendamprijs<br />
die Els Borst ontving van het KWF) samen een project waarin kankerpatiënten<br />
en naasten in gesprek gaan met een multidisciplinaire groep van zorgverleners. We<br />
leren zo van elkaar. Hopelijk nemen we de les van Galenus ter harte. <br />
Foto: De Beeldredaktie / Christiaan Krouwels.<br />
COLUMN<br />
HET ENE DOEN EN HET ANDERE NIET LATEN<br />
Uniek 47
Een week uit het leven van de<br />
bio-informaticus<br />
Sander van Hooff is bio-informaticus bij het genomics-laboratorium<br />
van professor Frank Holstege. Hij combineert data over genen in de<br />
hoop nieuwe verbanden te vinden die de artsen van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />
van pas kunnen komen.<br />
Maandag Via een kopietje van zichzelf<br />
maken actieve genen bijbehorende eiwitten.<br />
Zo’n kopie heet een RNA-streng. Hoe meer<br />
RNA-strengen, hoe actiever het gen, oftewel<br />
hoe meer genexpressie. Je telt RNA-strengen<br />
op een micro-array, een glazen plaatje met<br />
spots waaraan het RNA blijft plakken. Voor een<br />
mensencel met drieëntwintigduizend genen telt<br />
het plaatje drieëntwintigduizend bijbehorende<br />
spots. Een micro-array-analyse resulteert in zo<br />
veel data, dat het voor een arts of bioloog lastig<br />
wordt die te verwerken. Ik kan dat wel. Vanochtend<br />
werk ik aan een onderzoek voor darmspecialisten.<br />
Zij willen weten of je aan de hand van<br />
genexpressie kunt voorspellen of bij een patiënt<br />
met darmkanker het gevaar voor uitzaaiingen<br />
bestaat. Om 12.30 uur gaan we gezamenlijk<br />
lunchen, zo’n twintig onderzoekers uit het lab.<br />
Vandaag is voetbal een veelbesproken thema:<br />
de wereldkampioenschappen zijn begonnen.<br />
’s Middags bereid ik een presentatie voor die ik<br />
morgenochtend zal geven tijdens het werkoverleg.<br />
Het gaat over gistcellen. Celbiologen in ons<br />
lab schakelen de genen stuk voor stuk uit. Van<br />
al die verschillende zogenoemd aangepaste<br />
gistcellen worden kweken gemaakt. Zo ont-<br />
48 Uniek<br />
staan er zesduizend verschillende culturen. Ze<br />
missen allemaal een ander gen. Vervolgens kijken<br />
we naar verschillen op genexpressieniveau:<br />
welke genen zijn actief in een cel waarin gen a,<br />
b of c ontbreekt? Zo heeft ons researchlab in de<br />
loop der jaren een unieke dataset van gegevens<br />
over gistcellen opgebouwd. We werken nu aan<br />
een wetenschappelijke publicatie daarover. Om<br />
17.00 uur fi ets ik nog even langs mijn volkstuin.<br />
Daar pluk ik bessen voor de verjaardagstaart die<br />
ik vanavond ga bakken.<br />
Dinsdag De dag begint zoals<br />
gewoonlijk om 6.00 uur als mijn zoontje aan<br />
het bed staat. Hij is drie, zijn broertje één.<br />
Vandaag breng ik ze naar de crèche. Ik hang<br />
de bessentaart voorzichtig in een tas aan het<br />
stuur. Om 8.30 uur begint het overleg. Ik wil<br />
aantonen dat onze dataset ongeloofl ijk veel<br />
mogelijkheden biedt voor onderzoek. Dat je er<br />
bij wijze van spreken willekeurig een subset uit<br />
kunt plukken waarin je interessante en veelbelovende<br />
gegevens aantreft. Daarvoor gebruik<br />
ik gegevens die verzameld zijn door een groep<br />
Amerikaanse onderzoekers. Zij hebben vierduizend<br />
gistmutanten blootgesteld aan verschil-<br />
lende omstandigheden. Hoe reageren ze op<br />
bijvoorbeeld zout, temperatuur en UV-straling?<br />
Ik vergelijk hun resultaten met onze bijbehorende<br />
genexpressie-informatie. Zo kunnen we<br />
zien dat bij gistcellen die bestand zijn tegen<br />
zout, andere genen actief zijn dan bij cellen die<br />
juist bestand zijn tegen hoge temperaturen.<br />
Na afl oop van de presentatie krijg ik het advies<br />
om uit de wolk aan mogelijkheden een aantal<br />
details in de diepte uit te werken. Donderdag is<br />
er weer een presentatie. Dan wordt dit project<br />
uitvoeriger besproken. Ik heb dus twee dagen<br />
de tijd om focus aan te brengen. Na de lunch<br />
gaan we naar buiten. Het is prachtig weer, we<br />
zitten op het grasveld. Ik snijd de taart aan: een<br />
bodem van zanddeeg en een vulling van eiwit,<br />
bessen en walnoten. Hij is iets te zoet, maar<br />
valt desondanks in de smaak. Om 14.00 uur zit<br />
ik weer achter mijn computer. Ik selecteer vier<br />
details over gist waarop ik mij komende tijd ga<br />
concentreren. ’s Avonds sproei ik na het eten<br />
nog even de tuin en kijk ik met een half oog<br />
naar Spanje-Portugal.<br />
Woensdag In ons vak zijn er ideeën<br />
in overvloed. Hypotheses genereren is heel<br />
gemakkelijk. De kunst is juist hypotheses met<br />
een grote kans van slagen te formuleren. Een<br />
vraagstelling waarvan het antwoord werkelijk<br />
iets prijsgeeft over het functioneren van een<br />
gistcel. Morgen moet ik mijn collega’s en mijn<br />
baas ervan overtuigen dat mijn vier details veel<br />
potentie hebben. Ik zal ze dus goed moeten<br />
motiveren. Dat doe ik onder meer door relevante<br />
datagegevens te visualiseren: de cijfers <br />
‘De kunst is juist hypotheses met een grote kans<br />
van slagen te formuleren’<br />
Tekst: Riëtte Duynstee. Foto’s: Edwin Walvisch.
Uniek 49
omtoveren in goed georganiseerde inzichtelijke<br />
patronen op het beeldscherm. Er bestaan<br />
honderden kant-en-klare softwareprogramma’s<br />
waarmee je dat kunt doen. Ze maken van cijfers<br />
grafi eken, diagrammen, vlekken-, strepen- of<br />
stippelpatronen. Je kunt naar keuze selecteren:<br />
‘Hé, als ik gegevens van deze genen op deze<br />
wijze samenvoeg, zie ik opvallende patronen.’<br />
Misschien beïnvloeden de genen de energiehuishouding<br />
van de cel of zijn ze betrokken bij<br />
de celdeling. Ik probeer nieuwe patronen te<br />
vinden in de totale dataset van onze verzameling<br />
gemuteerde gistcellen. Het resultaat is<br />
een zwart vlak met blauwe vlekken en in het<br />
midden en rechtsonder een gele vlek. Blauw<br />
betekent weinig activiteit, zwart gemiddeld,<br />
en geel betekent veel activiteit. Ik ben niet<br />
tevreden: het patroon kan mooier. Ik vraag mijn<br />
collega om advies: ik weet dat zij ervaring heeft<br />
met het combineren van de juiste software.<br />
Om 14.00 uur ga ik een uurtje sporten in de<br />
fi tnesszaal van Olympus. Ooit was hardlopen<br />
mijn grote passie. Vanwege een zwakke knie<br />
50 Uniek<br />
doe ik tegenwoordig vooral krachttraining. Om<br />
15.00 uur ga ik weer aan het werk.<br />
Donderdag Onze beroepsgroep<br />
is competitief. Je moet steeds bewijzen dat<br />
je je geld en tijdsinvestering waard bent. In<br />
ons lab werken we vooral veel aan genen van<br />
gistcellen: ze zijn gemakkelijk te manipuleren en<br />
tonen veel overeenkomsten met mensengenen.<br />
Maar elke onderzoeker is geïnteresseerd in een<br />
andere set. Ik moet dus alles uit de kast trekken<br />
om ze vanmiddag óók te interesseren voor de<br />
vier details die ik heb geselecteerd. Als bioinformaticus<br />
heb ik immers biologen nodig die<br />
checken of de patronen op mijn beeldscherm<br />
werkelijk betekenis hebben. Zij moeten het nut<br />
ervan inzien om er moeite in te steken. Mijn<br />
presentatie gaat goed: men vindt mijn motieven<br />
steekhoudend. ’s Middags heb ik een extern<br />
overleg met een klinische groep waarmee wij<br />
een vijfjarig samenwerkingsverband hebben.<br />
Ze willen weten of je kunt voorspellen<br />
bij welke patiënten met hoofd-halskanker de<br />
kans groot is dat je uitzaaiingen aantreft in de<br />
lymfeklieren. Daarvoor zijn gegevens van meer<br />
dan tweehonderd patiënten verzameld. Een<br />
deel van hen had uitzaaiingen, een ander deel<br />
niet. Vind je in die twee groepen verschil in<br />
genexpressie? Als dat zo blijkt te zijn, blijft in de<br />
toekomst een aantal patiënten een rigoureuze<br />
operatie van lymfeklieren bespaard. Als ik ’s<br />
avonds thuiskom, is Janneke naar school voor<br />
de diploma-uitreiking. Ze is lerares. Ik kook, en<br />
als de kinderen in bed liggen, print ik de tickets<br />
uit voor de reis die ik ga maken met een vriend:<br />
een trektocht door Syrië, Jordanië en Israël.<br />
Vrijdag Op vrijdag werk ik thuis. De<br />
kinderen zijn dan ook thuis. Om 10.00 uur<br />
staan mijn ouders voor de deur. Zij passen op<br />
hen. We drinken koffi e en dan gaan zij naar<br />
de kinderboerderij in Lunetten. Ik werk in mijn<br />
kamer op zolder aan het darmkankerproject:<br />
we hebben de drieëntwintigduizend genen van<br />
125 patiënten bij wie darmkanker is uitgezaaid<br />
naar de lever, en die vergelijken we met de<br />
genen van patiënten bij wie darmkanker niet is<br />
uitgezaaid naar de lever. Zijn er genen die in de<br />
ene groep wel actief zijn en in de andere groep<br />
niet? Ik maak een lijst van mogelijk verantwoordelijke<br />
subsets. Op mijn zolderkamer is<br />
het bloedheet; een goede training voor mijn<br />
trektocht door het Midden-Oosten. Om 15.30<br />
uur rijden mijn ouders weg en even later komt<br />
Janneke thuis. We blazen in de tuin het zwembadje<br />
voor de kinderen op. Terwijl zij spelen, ga<br />
ik orde op zaken stellen in de volkstuin. Want<br />
die zal het drie weken lang zonder onderhoud<br />
moeten doen; Janneke gaat met de kinderen<br />
naar Fair Isle in Schotland. Ik span netten over<br />
de bessen, bind de bramen op en ik dief de<br />
tomaten: ik verwijder de vruchtloze stelen uit de<br />
oksel zodat de energie naar de tomaten gaat.<br />
Om 19.00 uur kom ik thuis met een paar kroppen<br />
sla. De kinderen liggen al in bed, Janneke<br />
en ik eten samen in de tuin. Het zijn de laatste<br />
dagen samen voor de vakantie. <br />
‘Onze beroepsgroep is competitief. Je moet steeds<br />
bewijzen dat je je geld en tijdsinvestering waard bent’
Steun de kinderen in het WKZ<br />
‘We schrokken enorm toen onze Bram opeens ernstig ziek werd en naar<br />
het Wilhelmina Kinderziekenhuis moest. Gelukkig kan hij meedoen aan<br />
leuke activiteiten. Zo heeft hij zelf een echte film gemaakt in<br />
kindertheater De Hoge Hoed. Hij is apetrots!’<br />
Anke van den Bergh, moeder van Bram (5 jaar)<br />
Word Vriend van het WKZ<br />
Giro 303<br />
Dankzij de hulp van donateurs zijn er al veel mooie projecten opgestart. Geld blijft echter hard nodig,<br />
bijvoorbeeld voor het kindertheater De Hoge Hoed.<br />
Kijk op www.vriendenwkz.nl en word vandaag nog donateur. U ontvangt gratis de WKZ nieuwsbrief.
‘Ik heb een groot<br />
vertrouwen in mensen,<br />
nog steeds’<br />
Gevangenisarts Maarten Goedhart,<br />
‘Je moet wel een beetje van ze houden’, p. 26