02.09.2013 Views

Odeon 67 - start - De Nederlandse Opera

Odeon 67 - start - De Nederlandse Opera

Odeon 67 - start - De Nederlandse Opera

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ODEON<br />

Magazine van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

18de jaargang / nr. <strong>67</strong> nov / dec 2007 / jan 2008<br />

<strong>67</strong><br />

6<br />

14 Daphne<br />

Richard Strauss<br />

22<br />

nov 07<br />

Lucia di Lammermoor<br />

Gaetano Donizetti<br />

Castor et Pollux<br />

Jean-Philippe Rameau<br />

nov /dec 07<br />

jan 08


Kees Fens Column<br />

Zien en horen<br />

Op 7 april van dit jaar begon Paul Witteman<br />

zijn wekelijkse muziekcolumn in de Volkskrant,<br />

‘Wederhoor’ – inmiddels gestaakt –<br />

als volgt: ‘<strong>De</strong> beste plaats om naar een<br />

opera te luisteren is thuis. Goede geluidskwaliteit,<br />

boekje met tekst in de hand. Thuis<br />

word je niet afgeleid door zwetende dikzakken<br />

die voor Don Juan moeten doorgaan en<br />

zich jammerend door een bordkartonnen<br />

decor slepen. Geen vrouwen die in korset<br />

een begeerlijke prinses moeten spelen en<br />

er nog bij zingen ook. Thuis is de aandacht<br />

volledig gericht op de muziek. En misschien<br />

wel het belangrijkste voordeel is: je loopt<br />

niet het risico te worden geconfronteerd<br />

met een reddeloze poging een historische<br />

geschiedenis te vertalen naar het heden.<br />

Dat zijn somber stemmende voorstellingen:<br />

Tristan en Isolde in spijkerbroek.’<br />

Witteman is beter in lof dan in hoon, zijn<br />

boeken over muziek bewijzen het. <strong>De</strong> hele<br />

onderbouwing van de stelling is hier zo<br />

geforceerd, zo zwak ook en, zeldzaam bij<br />

Witteman, zo weinig elegant ook, dat het<br />

stuk al op instorten staat voor het is begonnen.<br />

In elk geval: Witteman wil niet zien,<br />

maar alleen horen. Thuis. Waarmee hij de<br />

door hem belachelijk gemaakte figuren en<br />

ensceneringen elke uitdrukkingsmogelijkheid<br />

ontzegt, elke versterking van de muziek<br />

ook. Hij abstraheert de muziek van het hele<br />

kunstwerk, wat ik nogal puriteins vind (puriteins<br />

als de toneelliefhebbers die de stukken<br />

alleen lezen, thuis, als de laatste gelovigen<br />

die alleen binnenskamers bidden, de ogen<br />

gesloten en het rumoer van de kerk aan de<br />

smaaklozen overlaten).<br />

Ik kan de opera alleen beleven in zien<br />

en horen tegelijk; ik draai zelden of nooit<br />

een opera, hoogstens een enkele aria. <strong>De</strong><br />

geluidsinstallatie is er te klein voor! Zoals<br />

die voor heel veel muziek te klein is; heb<br />

ik een indrukwekkend concert bijgewoond,<br />

dan is thuis de cd ervan toch niet meer dan<br />

een klein gehouden reproductie. Muziek<br />

behoeft ruimte. (Wie op het laatste ogenblik<br />

een concertzaal binnen komt en de<br />

musici zijn al aan het stemmen, hoort die<br />

wirwar van geluiden de zaal vullen; muziek<br />

zoekt haar weg, voorspel van het geluk.)<br />

Ruimte en beeld gaan bij de opera schitterend<br />

samen. Luister thuis naar de tweede<br />

akte van L’Orfeo. Onvergelijkelijk mooie<br />

muziek, maar ze is alleen, verbannen of veroordeeld<br />

tot een heel enkelvoudig bestaan.<br />

<strong>De</strong> stemmen van Orpheus, van de veerman<br />

van de dood, klinken naast of boven het<br />

gebeuren. Ze zijn uit hun wereld gehaald.<br />

Kijk naar die tweede akte: er is een schitterende<br />

enscenering van onderwereld en<br />

schimmenrijk, het domein van de veerman<br />

en – even – van de zoekende Orpheus. <strong>De</strong><br />

muziek krijgt er een dimensie bij. Nooit zal<br />

zijn zang meer klinken of wij horen die uit<br />

het duister van de onderwereld. (Het redmiddel<br />

thuis is de dvd.) Enscenering, de<br />

zichtbaarheid van de figuren – Orpheus in<br />

2<br />

(Foto: Marco Borggreve)<br />

zijn angst, hoop en teleurstelling – roepen<br />

samen met de muziek drie-, viervoudige<br />

emoties op. Een van de mooiste opera’s die<br />

ik ken, Elektra van Richard Strauss (ik wil<br />

zijn Salome echt niet onderschatten!) heb<br />

ik twee keer bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

gezien; er lagen jaren tussen de voorstellingen.<br />

<strong>De</strong> tweede keer stond ik even verpletterd<br />

buiten als de eerste. Ik was in een<br />

wereldbeeld opgenomen geweest en zou er<br />

nog dagen verblijven. Niet alleen de muziek,<br />

niet alleen de stem van Elektra, maar het<br />

geheel – en het decor van een zware muur<br />

en een zware zuil niet het minst – had dit<br />

uitgewerkt. In een heel ander decor hadden<br />

muziek en hoofdfiguur een andere uitwerking<br />

gehad, zeker een mindere, want hier<br />

was haast de volmaakte eenheid bereikt.<br />

Natuurlijk heeft Paul Witteman soms wel<br />

een beetje gelijk. Enkele jaren geleden zag<br />

ik in de Weense opera een uitvoering van<br />

<strong>De</strong> barbier van Sevilla. Het decor was een<br />

namaak-Spaans stadje, de belichting was<br />

uiterst conventioneel, je zag het toneel van<br />

een 19de-eeuwse amateurvereniging. Er was<br />

voor de muziek geen redden aan, misschien<br />

bij de asceten die hun ogen gesloten konden<br />

houden. Waarschijnlijk vond ik de stijve,<br />

ouderwetse enscenering zo verschrikkelijk<br />

omdat ik in Amsterdam Rossini’s opera in<br />

de enscenering van Dario Fo had gezien:<br />

een perpetuum mobile zonder weerga; alles<br />

bewoog op de muziek mee, er ontstond een<br />

even vrolijk als levenslustig totaaltheater.<br />

Het ongelijk van Witteman is zijn overdrijving;<br />

hij ziet overal amateurtoneel, hij fantaseert<br />

te veel en te gemakkelijk, buiten elke<br />

realiteit om. Al had hij maar de drie genoemde<br />

opera’s in Amsterdam – toch niet ver van<br />

Haarlem – gezien, hij zou nooit die knussigheid<br />

thuis gepropageerd hebben.<br />

Tijdens het jongste Holland Festival werd<br />

in een internationale coproductie de opera<br />

Uit een dodenhuis van Janáček onder leiding<br />

van Pierre Boulez opgevoerd. <strong>De</strong> muziek<br />

ervan is op superieure wijze eentonig, met<br />

name die van de koren. Onvergelijkelijke<br />

muziek, zonder uitkomst en toekomst. We<br />

werden door de decors opgenomen in de<br />

grijze, schemerige wereld van het 19deeeuwse<br />

Siberische gevangenkamp, eentonigheid<br />

klonk tegen eentonigheid. <strong>De</strong> twee<br />

versterkten elkaar grandioos. Ik kende de<br />

muziek, maar wist niet dat die zo indrukwekkend<br />

kon worden! <strong>De</strong> cd is nu niet meer dan<br />

hulpmiddel ter herinnering.<br />

Scène uit Elektra


DNO-nieuwtjes<br />

Best Verzorgde Boeken<br />

Op 0 augustus werden in het Stedelijk<br />

Museum CS de prijzen uitgereikt voor de<br />

Best Verzorgde Boeken uit 2006. Evenals<br />

in 1992, 199 , 1995, 1996, 1997, 1998 en 200<br />

was een uitgave van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

geselecteerd: deze keer de serie van de drie<br />

Mozart/Da Ponte-boeken, ontworpen (evenals<br />

de eerder bekroonde uitgaven) door<br />

Lex Reitsma.<br />

In de catalogus lichtte de jury haar keuze<br />

toe: ‘Veel meer dan andere jaren is een<br />

Persstemmen<br />

Monteverdi-cyclus<br />

‘Had het nieuwe operaseizoen in het<br />

Amsterdamse Muziektheater beter<br />

kunnen beginnen? <strong>De</strong> cyclus kent een<br />

sterrencast met onder anderen David<br />

Cordier en Pascal Bertin, Paul Agnew,<br />

Emiliano Gonzalez-Toro en Malena<br />

Ernman. Een trouvaille is Jeremy Ovenden<br />

als Orfeo. Verheugend is het grote<br />

aantal <strong>Nederlandse</strong> topzangers, zoals<br />

Tania Kross, die bewogen zingend met<br />

haar hele wezen het drama uitstraalt.<br />

Judith van Wanroij kan zowel een serieuze<br />

rol aan als een diepe intrige van<br />

een lichte toets voorzien. Christianne<br />

Stotijn maakte indruk als de indringend<br />

wenende verstoten echtgenote van keizer<br />

Nero. Grootste ster van deze Monteverdi-cyclus<br />

is de jonge Amerikaanse<br />

sopraan Danielle de Niese. Met zang en<br />

spel verleidt ze als Poppea niet alleen<br />

keizer Nero. Ook het publiek sleept ze<br />

als vanzelfsprekend mee in de betoverende<br />

wereld van de oude Monteverdi.’<br />

Hans Visser, Het Parool, september 2007<br />

reeksbeeld bedacht met een beeldschoon<br />

kleurverloop van rug naar rug naar rug, van<br />

hardroze naar hardgeel naar zachtbruin.<br />

Door dat verloop ontstaat een onverwacht<br />

spannende kleurcombinatie. Op het voorplat<br />

verloopt een simpele zwart-witfoto<br />

eveneens in de achtergrondkleur. <strong>De</strong> binnenwerken<br />

zijn als altijd rustig en helder<br />

leesbaar, eenvoudig afgewisseld met mooie<br />

kleurenfotografie. Zonder een zwaar beroep<br />

te doen op het budget is hier weer iets<br />

nieuws bedacht en dat is knap.’<br />

Mozart/Da Ponte-boeken<br />

(Ontwerp: Lex Reitsma)<br />

‘What Audi does, particularly with<br />

these very early works, is to achieve<br />

the near-impossible: he takes an audience<br />

back to a time before time. L’Orfeo<br />

is quintessential Audi where all three<br />

natural elements of earth, fire and<br />

water combine in sets of tangible solidity<br />

and exceptional beauty. They were<br />

matched by singing of a similar calibre<br />

with not a single disappointing voice on<br />

display. [...] Paul Nilon in the title role<br />

[Ulisse] was totally convincing as the<br />

struggling hero. Matching Nilon in emotional<br />

vocalism was Patricia Bardon as<br />

the grieving Queen Penelope.’<br />

Sue Loder, <strong>Opera</strong> Today, 5 september 2007<br />

Wijzigingen Giulio Cesare<br />

Voor de voorstellingen van Giulio Cesare<br />

in de Stadsschouwburg, februari 2008, melden<br />

wij de volgende wijzigingen. Cleopatra<br />

zal op 16, 19 en 22 februari niet worden<br />

vertolkt door Danielle de Niese, maar door<br />

Rosemary Joshua. Brian Asawa neemt de<br />

plaats in van David Hansen als Tolomeo.<br />

Ook zijn er wijzigingen in de data waarop<br />

zangers in twee verschillende bezettingen<br />

optreden: Cornelia zal op 16, 19 en 22 februari<br />

worden vertolkt door Christianne Stotijn,<br />

op 17, 20 en 2 februari door Charlotte Hellekant.<br />

Anna Bonitatibus zingt Sesto op 16,<br />

19 en 22 februari, Monica Bacelli op 17, 20<br />

en 2 februari. Tania Kross is Tolomeo op<br />

16, 19 en 22 februari, Brian Asawa op 17, 20<br />

en 2 februari.<br />

Attentie: de matinee op 17 februari begint<br />

om 15.00 uur.<br />

Studentenkorting<br />

Wij attenderen u nogmaals op de speciale<br />

korting voor studenten: bij niet-uitverkochte<br />

voortstellingen bieden wij voor slechts<br />

€ 15,00 studentenkaarten aan. Voor meer<br />

informatie: 020-551 8922. Zie ook pagina 0.<br />

‘Stofzand wolkt door de Zuiveringshal<br />

van de Amsterdamse Westergasfabriek.<br />

Oplaaiend vuur verwarmt de gezichten<br />

van het publiek. Je hoort de ravenpennen<br />

tikken waarmee klavecimbelsnaren<br />

worden aangetokkeld. Zo dichtbij<br />

kun je komen, in drie geënsceneerde<br />

madrigalen waarmee Pierre Audi de<br />

kroon zet op zijn Monteverdi-cyclus bij<br />

<strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>. En nog dieper<br />

kerven de prestaties in van zangers die<br />

er in de grote cyclus ook uitspringen,<br />

zoals Judith van Wanroij en Emiliano<br />

Gonzalez-Toro. Het subliemst van al is<br />

Christianne Stotijn. In de Zuiveringshal<br />

komt ook het barokorkest Les Talens<br />

Lyriques pas goed tot z’n recht. Met het<br />

grote pak snaren dat dirigent Christophe<br />

Rousset tot z’n beschikking heeft, kan<br />

hij de ruimte van boven tot beneden<br />

laten resoneren.’<br />

Guido van Oorschot, de Volkskrant,<br />

17 september 2007<br />

<strong>De</strong>ze citaten zijn ingekort [red].<br />

Bijschrift (Foto: ???)<br />

Scènes uit de Monteverdi-cyclus<br />

(Foto’s: Ruth Walz en Hans Hijmering)


Een toneelwagen met decor wordt het toneel op gereden door een operator<br />

(Foto: Jean van Lingen)<br />

Achter de schermen<br />

Franz Straatman<br />

Technische primeur dankzij<br />

het Eurovisie Songfestival<br />

Toneelmeester, operator, vakman specifiek, toneelassistent. Zo heten de medewerkers op de toneelvloer van<br />

Het Muziektheater. <strong>De</strong> aanduiding ‘toneelknecht’ kom je niet tegen. Er wordt ook niet aan touwen getrokken<br />

om changementen uit te voeren, en sjouwen met decors is er helemaal niet bij. Een kijkje achter de schermen,<br />

waar de techniek de romantiek verjoeg.verdi’s madrigaalboeken.<br />

Aan de zijkant van het podium in Het Muziektheater<br />

staat een man aan een toetsenbord<br />

met beeldscherm. Met een simpele vingerbeweging<br />

zet hij tientallen meters verderop<br />

een enorme zweefvloer in beweging. Zacht<br />

zoemend schuift op een kussen van lucht<br />

een deel van het decor voor L’Orfeo het toneel<br />

op. <strong>De</strong> opbouw voor de avondvoorstelling is<br />

in volle gang. Trekken, duwen of sjouwen is<br />

er niet bij op het immense podium. <strong>De</strong> techniek<br />

van de hovercraft waarmee Het Muziektheater<br />

vanaf de opening in 1986 furore<br />

maakte bij het verplaatsen van decorstukken,<br />

doet nog steeds dienst.<br />

Sinds kort is de verplaatsingstechniek<br />

zodanig verfijnd dat de operator, de man<br />

aan de computer, het vele tonnen wegende<br />

gevaarte tot op een halve centimeter nauwkeurig<br />

kan afmeren op de bestemde plek.<br />

Zonder dat er één hand naar wordt uitgestoken.<br />

‘Als we sensoren zouden inbouwen,<br />

is zelfs een nauwkeurigheid van 0,1 cm haalbaar,’<br />

legt Huub Huikeshoven uit. Hij geeft<br />

als hoofd van de toneeldienst van Het Muziek -<br />

theater leiding aan een stoet medewerkers,<br />

die ervoor zorgt dat de illusie van het theaterspel<br />

met grote precisie op de toneelvloer<br />

tot stand komt. <strong>De</strong> techniek speelt daarbij<br />

een steeds belangrijker rol.<br />

<strong>De</strong> illusie van een opera of ballet begint<br />

met de opbouw van het decor. ‘Dat moet<br />

gebeuren binnen een tijdsbestek van maximaal<br />

2 ½ uur. In het overleg dat wij hebben<br />

met de ontwerpers van het decor en met<br />

het decorcentrum, dat de ontwerpen uitvoert,<br />

worden mogelijkheden en onmogelijkheden<br />

besproken,’ legt Huikeshoven uit.<br />

‘In hoeveel delen wordt het decor aangeleverd,<br />

welke stukken plaatsen we op zweefvloeren,<br />

welke op rolwagens en wat gaan<br />

we hangen aan de trekken in de toneeltoren?<br />

We maken ook een overzicht hoe we al die<br />

decoronderdelen opslaan in de zijtonelen.<br />

Want wat er ’s avonds staat, moet overdag<br />

plaatsmaken voor de productie waaraan<br />

gerepeteerd wordt. Er rouleren hier constant<br />

drie producties: twee voorstellingen,<br />

te weten één opera, één ballet en één productie<br />

in repetitiefase.’<br />

Topdrukte<br />

Een hoogtepunt in de werkzaamheden van<br />

de toneeldienst was de cyclische presentatie<br />

van <strong>De</strong>r Ring des Nibelungen. <strong>De</strong> gigantische<br />

hoeveelheden decor voor de vier<br />

opera’s vulden niet alleen de ruim bemeten<br />

zijtonelen, maar ook het repetitietoneel en<br />

zelfs het laad- en lospodium waar vrachtwagens<br />

de decorstukken afleveren, stonden<br />

tjokvol. Er werd een soort verkeerscirculatieplan<br />

ontwikkeld om het afbreken van de<br />

ene productie soepel over te laten gaan in<br />

de opbouw van de volgende opera. Maar<br />

ook in de afgelopen septembermaand was<br />

er sprake van topdrukte.<br />

Huikeshoven: ‘<strong>De</strong> Monteverdi-cyclus van<br />

drie opera’s voltrok zich gelijktijdig met het<br />

festival rond Hans van Manen; daarin werden<br />

twintig verschillende balletten opgevoerd<br />

in vijf programma’s. Bovendien werd er niet<br />

alleen in Het Muziektheater gespeeld, maar<br />

waren we als toneeldienst ook betrokken bij<br />

de opvoering van het Monteverdi-programma<br />

Madrigalen in de Westergasfabriek en bij<br />

één Van Manen-programma dat in Theater<br />

Carré werd gegeven. Het was aan het begin<br />

van het seizoen dus meteen aanpoten. Maar<br />

het is erg goed verlopen.’ Voor al dat werk<br />

staan vier teams van tien personen ter beschikking,<br />

die elk worden geleid door een<br />

eerste en een tweede toneelmeester. Elk<br />

team is verbonden aan één bepaalde productie<br />

vanaf de voorbereiding tot en met de<br />

laatste voorstelling. Omdat er in een repetitiefase<br />

meer uren worden gemaakt, wordt<br />

het vierde team gekoppeld aan het derde.<br />

Niet tillen<br />

Op het podium van Het Muziektheater begint<br />

L’Orfeo herkenbare vormen te krijgen.<br />

<strong>De</strong> vijver wordt door brandslangen gevuld<br />

met water. Koud en warm gemengd; na de<br />

voorstelling stroomt het via een put in de<br />

toneelvloer weg en wordt geloosd op de riolering.<br />

<strong>De</strong> reusachtige boomstammen, vanuit<br />

de zaal gezien echt hout en zwaar, maar<br />

in werkelijkheid van kunststof en hol, worden<br />

met behulp van lieren overeind gezet;<br />

takelen in plaats van tillen, want fysieke<br />

arbeid is teruggebracht tot aanvaardbare<br />

normen binnen de Arbo-wet.<br />

‘Het sjouwwerk proberen we te vermijden.<br />

Dat is soms lastig want we komen uit een<br />

cultuur van sjouwen,’ merkt Huikeshoven op.<br />

Zelf heeft hij nog iets van de oude stijl van<br />

werken meegemaakt toen hij in september<br />

1986, twee weken voor de officiële opening<br />

van Het Muziektheater, werd aangenomen<br />

als toneelassistent. Hij wijst mij op de eerste<br />

omloop langs de zijwanden van de toneeltoren,<br />

hoog boven de vloer, waar vroeger de


touwen om decorstukken op te trekken of te<br />

laten zakken zowel handmatig konden worden<br />

bediend als elektromechanisch. Spierballen<br />

komen er nu niet meer aan te pas.<br />

‘Al bij de opening stond Het Muziektheater<br />

technisch goed aangeschreven in<br />

de theaterwereld. Ruim tien jaar geleden<br />

bepaalde de overheid echter dat in de theaters<br />

de lichamelijke belasting moest worden<br />

teruggebracht. Vanaf 2000 hebben we in drie<br />

fases technische vernieuwingen doorgevoerd<br />

die de werkomstandigheden verbeterden én<br />

de artistieke vrijheid van regisseurs en ontwerpers<br />

verhoogden. <strong>De</strong> artistieke kwaliteit,<br />

daar gaat het uiteindelijk om. Pierre<br />

Audi heeft daar een belangrijke impuls aan<br />

gegeven, en dat heeft de toneeldienst aangezet<br />

om de leveranciers van theatertechniek<br />

nieuwe middelen te laten ontwikkelen.<br />

Dat is ons erg goed gelukt. Daardoor is Het<br />

Muziektheater niet alleen artistiek maar ook<br />

op technisch gebied internationaal een toonaangevend<br />

operahuis.’<br />

Lucia di Lammermoor<br />

Terwijl Huikeshoven zijn relaas doet, zijn<br />

twee medewerkers bezig om een flinke, platte<br />

aluminium doos binnen een groter metalen<br />

geheel te monteren. <strong>De</strong> doos bevat een<br />

elektromotor, verbonden aan een vernuftig<br />

mechanisme van tandwielen en aandrijfkettingen,<br />

dat een rubberen wiel laat draaien.<br />

Daardoor gaat de hele constructie, hetzij<br />

een zweefwagen of een rolwagen, rijden.<br />

Zo ontstaat een zogeheten automatic guided<br />

vehicle, een automatisch geleid voertuig.<br />

Want bij de agv-techniek hoort een computergestuurde<br />

programmering, die precies<br />

aangeeft hoe ver de wagen met daarop een<br />

decorstuk moet rijden en in welke richting.<br />

Het aantal omwentelingen van het rubberen<br />

wiel dat daarvoor nodig is, is vooraf vastgelegd.<br />

Met behulp van een laserstraal, die<br />

reflectoren op de wanden rond het speelvlak<br />

aftast, bepaalt het systeem of de betreffende<br />

plek ook werkelijk bereikt is. Mocht door<br />

een oneffenheid in de toneelvloer het rubberen<br />

wiel geslipt zijn, waardoor de juiste plek<br />

nog niet bereikt is, dan corrigeert het lasersysteem<br />

de tekortkoming. In de trant van:<br />

hup, nog een klein stukje doorrijden.<br />

Het Muziektheater heeft met de aanschaf<br />

een primeur in de theaterwereld binnengehaald,<br />

die zijn nut zal tonen in de voorstellingen<br />

van Lucia di Lammermoor. Want in die<br />

productie zullen voor het eerst wanden en<br />

decorstukken horizontaal tijdens de voorstelling<br />

verplaatst kunnen worden zonder<br />

dat er toneelassistenten nodig zijn om te<br />

duwen en te trekken. Huikeshoven is trots<br />

op deze innovatie, die zijn collega van de<br />

belichtingsdienst, Hugo van Uum, door een<br />

tv-programma op het spoor kwam.<br />

‘Tijdens een uitzending van het Euro-<br />

visie Songfestival in Zweden zag hij decors<br />

rondrijden die blijkbaar op afstand werden<br />

bediend, want hij merkte geen handmatige<br />

actie. Toen hij mij erover vertelde, was ik<br />

verbaasd dat zoiets kon in een live-uitzending.<br />

Het bleek dat de wagens waren uitgerust<br />

met agv-techniek, ontwikkeld door<br />

een Zweeds bedrijf. Als we die techniek ook<br />

konden inbouwen in onze decors, zou dat<br />

bijzondere mogelijkheden bieden aan regisseurs<br />

en ontwerpers. In overleg met mijn<br />

collega’s van de andere technische diensten<br />

binnen Het Muziektheater zijn in samen-<br />

5<br />

werking met dat Zweedse bedrijf onze agv’s<br />

ontwikkeld. Doordat de opdrachten voorgeprogrammeerd<br />

worden, gebeuren de decorveranderingen<br />

tijdens iedere voorstelling op<br />

precies dezelfde wijze. <strong>De</strong> kwaliteit van een<br />

productie blijft dus wat betreft de changementen<br />

constant.’<br />

Tien keer Tarzan<br />

Door de invlechting van geavanceerde techniek<br />

neemt Het Muziektheater een bijzondere<br />

plaats in binnen Nederland. ‘In feite is het<br />

een enorm theatereiland. We zijn ook het<br />

enige huis dat zelf produceert. In de andere<br />

theaters treden gezelschappen op die rondreizen<br />

en hun decors zelf meebrengen. En<br />

dan heb je de musicaltheaters die soortgelijke<br />

producties vertonen, zoals Tarzan, wat<br />

een flinke productie is. Maar die staat er dan<br />

minstens een jaar lang. In vergelijking daarmee<br />

doen wij voor <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

tien “musicals” per jaar. Tien Tarzans.’<br />

Behalve met de opera’s heeft de toneeldienst<br />

ook te maken met de grotere producties<br />

die Het Nationale Ballet uitbrengt, zoals<br />

Notenkraker, en later in het seizoen Coppelia.<br />

‘Een groot werk met veel techniek erin en<br />

veel decorwisselingen; dat is voor ons leuk<br />

om te doen,’ aldus Huikeshoven. Gevraagd<br />

naar bijzondere operaproducties in dit seizoen,<br />

noemt hij Saint François d’Assise, de<br />

opera van Olivier Messiaen, geregisseerd<br />

door Pierre Audi. ‘Dat wordt iets heel bijzonders.<br />

Naar aanleiding van de ontwerpen<br />

en de proefbouw op het toneel zijn we bezig<br />

de technische en financiële haalbaarheid te<br />

bepalen. <strong>De</strong>ze productie wordt gerepeteerd<br />

in de periode dat Tristan und Isolde zijn opvoeringen<br />

beleeft. Dat is een herneming; de<br />

Automatic Guided Vehicle (Foto: Jean van Lingen)<br />

technische gegevens wat betreft de op- en<br />

afbouw en de opslag zijn bekend. Maar hoe<br />

combineren we dat met Saint François?’<br />

Uit het relaas blijkt dat de tijdsplanning<br />

alles overheersend is in het werkproces.<br />

<strong>De</strong> producties grijpen binnen een seizoen<br />

dusdanig in elkaar dat tot in detail de werkzaamheden<br />

vastgelegd worden. In seizoensroosters<br />

wordt zelfs drie jaar vooruitgekeken.<br />

Eén jaar voor de première moeten de decorontwerpen<br />

gepresenteerd worden.<br />

‘Er is in de loop van de eenentwintig jaar<br />

dat Het Muziektheater draait, heel veel veranderd,’<br />

stelt Huikeshoven vast, ‘zowel organisatorisch<br />

bij de gezelschappen [DNO, HNB<br />

en Gastprogrammering] als in het productieproces.<br />

<strong>De</strong> beheersing van de kosten, de<br />

tijd en de kwaliteit is veel gestructureerder.<br />

Toen ik hier kwam werken, heerste nog de<br />

spanning: het doek moet open om acht uur.<br />

Die spanning is veranderd. Het is nu een<br />

bedrijf dat heel erg tijd-georganiseerd is.<br />

Het doek gáát open.’<br />

Ook dat geschiedt met een druk op de<br />

knop. ‘Hijsen’, ‘zakken’, met toneelknechten<br />

aan de touwen, het zijn in Het Muziektheater<br />

termen en begrippen uit de romantische<br />

doos. <strong>De</strong> mensen achter de schermen zijn<br />

specialisten die met geavanceerde techniek<br />

de illusie van eeuwen ook in de 21ste eeuw<br />

waarmaken. Komt dat zien!


Maquette toneelbeeld Lucia di Lammermoor, ontwerp: Frank Philipp Schlössmann<br />

Kostuumschets Lucia di Lammermoor, ontwerp: Rien Bekkers<br />

Lucia di Lammermoor<br />

‘Vergiet een aantal tranen<br />

op wat mij hier omhulde.’ (Lucia)<br />

<strong>De</strong>el I – Het vertrek<br />

Schotland, eind zeventiende eeuw.<br />

Het jachtgezelschap van Enrico Asthon,<br />

heer van Lammermoor, bevindt zich op<br />

het gebied van zijn erfvijand, Edgardo di<br />

Ravenswood. <strong>De</strong> Asthons kunnen alleen<br />

van de ondergang worden gered als Enrico’s<br />

zuster Lucia met een goede partij trouwt.<br />

Zij is echter verliefd op Edgardo en ziet<br />

hem elke dag. Enrico zweert met geweld<br />

een einde aan hun liefde te zullen maken.<br />

Lucia wacht op Edgardo. Aan haar vertrouwelinge<br />

Alisa vertelt zij over een spookverschijning<br />

van een meisje dat door een<br />

Ravenswood werd gedood. Alisa raadt<br />

haar tevergeefs aan om van Edgardo af te<br />

zien. Als hij er eindelijk is, vertelt Edgardo<br />

Lucia dat hij naar Frankrijk moet vertrekken<br />

wegens Schotse aangelegenheden. Hij wil<br />

vrede sluiten met Enrico, maar Lucia dringt<br />

aan op geheimhouding van hun liefde. Zij<br />

wisselen ringen uit als teken van hun band.<br />

<strong>De</strong>el II – <strong>De</strong> huwelijksovereenkomst<br />

I<br />

Enrico heeft een huwelijk gearrangeerd<br />

tussen Lucia en Arturo Buklaw. Hij toont<br />

Lucia een vervalste brief waarin Edgardo<br />

schrijft een ander lief te hebben. Zij is diep<br />

geschokt en wil niet verder leven. Enrico<br />

zegt dat ze met Buklaw moet trouwen,<br />

anders zou zijn eigen leven op het spel<br />

staan, vanwege de politieke situatie. <strong>De</strong><br />

huisleraar Raimondo wijst Lucia erop dat<br />

het uitwisselen van ringen met Edgardo<br />

niets betekent. <strong>De</strong> bruiloftsgasten begroeten<br />

Arturo. Enrico legt hem uit dat Lucia<br />

nog rouwt over de dood van hun moeder<br />

en het huwelijkscontract wordt getekend.<br />

Plotseling komt Edgardo Lucia als zijn bruid<br />

opeisen. Als hij het contract ziet, is hij woedend<br />

en verklaart zich bereid te sterven.<br />

6<br />

II<br />

In een stormachtige nacht zit Edgardo in<br />

sombere gedachten verzonken. Enrico is<br />

hem gevolgd om hem uit te dagen tot een<br />

duel, de volgende morgen. In het huis van<br />

de Asthons onderbreekt Raimondo het bal<br />

van de bruiloftsgasten met het bericht dat<br />

Lucia Arturo in de bruidskamer heeft doodgestoken.<br />

Lucia is waanzinnig geworden;<br />

zij denkt dat ze op het punt staat met<br />

Edgardo te trouwen. Als Edgardo gereed<br />

staat voor het duel met Enrico, melden aanhangers<br />

van de Asthons hem dat Lucia op<br />

sterven ligt. Dan klinkt er echter een doodsklok:<br />

Lucia is al dood. Edgardo doorsteekt<br />

zichzelf.


7<br />

do 1 nov 2007 première 20.00 uur<br />

zo 4 nov 20.00 uur<br />

do 8 nov 20.00 uur<br />

zo 11 nov 13.30 uur<br />

wo 14 nov 20.00 uur<br />

zo 18 nov 13.30 uur<br />

di 20 nov 20.00 uur<br />

ma 26 nov 20.00 uur<br />

wo 28 nov 20.00 uur<br />

vr 30 nov 20.00 uur<br />

Het Muziektheater Amsterdam<br />

Kaartverkoop is reeds begonnen.<br />

Bij het ter perse gaan van deze <strong>Odeon</strong><br />

zijn er nog kaarten verkrijgbaar.<br />

Bel het Kassa-bespreekbureau van<br />

Het Muziektheater: 020-625 5455, of een<br />

van de andere verkooppunten (zie pag. 30).<br />

Online kopen: www.dno.nl<br />

Inleidingen door Klaus Bertisch<br />

Plaats: Het Muziektheater (2de balkon)<br />

Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere<br />

voorstelling, dus 19.15 uur (avond)/12.45 uur<br />

(matinee)<br />

Lengte: ± 30 minuten<br />

Toegang: gratis op vertoon van een geldig<br />

plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag<br />

Met steun van de Vereniging Vrienden<br />

van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

Uitzenddatum<br />

Radio 4, NPS <strong>Opera</strong> Live:<br />

zaterdag 1 december 2007, 19.00 uur<br />

Gaetano Donizetti 1797 -1848<br />

Lucia di<br />

Lammermoor<br />

Dramma tragico<br />

in due parti<br />

libretto van<br />

Salvatore Cammarano<br />

muzikale leiding<br />

Paolo Carignani<br />

regie<br />

Monique Wagemakers<br />

decor<br />

Frank Philipp Schlössmann<br />

kostuums<br />

Rien Bekkers<br />

licht<br />

Reinier Tweebeeke<br />

dramaturgie<br />

Klaus Bertisch<br />

Lord Enrico Asthon<br />

Tassis Christoyannis<br />

Lucia<br />

Mariola Cantarero 1 4 8 11 14 18 nov<br />

Cinzia Forte 20 26 28 30 nov<br />

Sir Edgardo di Ravenswood<br />

Ismael Jordi<br />

Lord Arturo Buklaw<br />

Gioacchino Lauro Li Vigni<br />

Raimondo Bidebent<br />

Alastair Miles<br />

Alisa<br />

Anna Steiger<br />

Normanno<br />

Roberto Covatta<br />

Nederlands Kamerorkest<br />

Koor van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

instudering Martin Wright<br />

<strong>De</strong> opera wordt in het Italiaans gezongen<br />

en Nederlands boventiteld.<br />

<strong>De</strong> voorstelling duurt circa 2 uur en 55 minuten.<br />

Er is 1 pauze.<br />

Het operaboek Lucia di Lammermoor is<br />

verkrijgbaar in Het Muziektheater. Daarin zijn<br />

onder meer een uitgebreide synopsis, en het<br />

libretto in het Italiaans en in een <strong>Nederlandse</strong><br />

vertaling opgenomen. <strong>De</strong> prijs is 8,-.<br />

Nieuwe productie


Gaetano Donizetti, tekening van Salvatore Cammarano<br />

Achtergrond Lucia di Lammermoor<br />

Frits Vliegenthart<br />

<strong>De</strong> woede der stervelingen<br />

In de romantiek sprak het ruige, voor velen exotische Schotland sterk tot de Europese verbeelding, en dan<br />

vooral het Schotland uit vervlogen tijden. Eind 18de eeuw was Goethe erg onder de indruk van Thomas<br />

Percy’s Border Ballads en werden de gedichten van de imaginaire Keltische bard Ossian tot een ware rage.<br />

<strong>De</strong> verhalende gedichten en historische romans van de Schotse schrijver Sir Walter Scott (1771-1832)<br />

droegen in belangrijke mate bij aan de promotie van zijn vaderland, daarna tevens van Engeland – wie kent<br />

niet Ivanhoe, zo niet het boek dan toch wel de televisieserie? Er zijn heel wat opera’s gebaseerd op werken van<br />

Scott: Gioacchino Rossini, Michele Carafa, Gaetano Donizetti, Heinrich Marschner en Daniel-François-Esprit<br />

Auber lieten zich inspireren door The Lady of the Lake, The Heart of Midlothian, The Bride of Lammermoor,<br />

Ivanhoe en Kenilworth, om slechts een paar voorbeelden te noemen. Donizetti’s ‘Scott-opera’ Lucia di<br />

Lammermoor is een van de topstukken uit het belcantorepertoire.<br />

Gaetano Donizetti was afkomstig uit<br />

Bergamo. Daar was de Duitse componist<br />

Johann Simon Mayr (176 -18 5) als maestro<br />

di cappella verbonden aan de Santa Maria<br />

Maggiore. Hij bood gratis onderwijs aan<br />

arme kinderen; ‘Le Lezioni Caritatevoli’<br />

heette zijn instituut. Op 6 november 1806<br />

werd een groep jongetjes letterlijk van de<br />

straat geplukt omdat er twaalf opleidingsplaatsen<br />

vrij waren. Onder hen bevond zich<br />

ook de kleine Gaetano. Op het lesrooster<br />

namen Mayrs muzieklessen een belangrijke<br />

plaats in. Als compositieleraar had Mayr –<br />

wiens eigen werken nu zelden of nooit meer<br />

worden uitgevoerd – een belangrijke invloed,<br />

die nog bij onder anderen Hector Berlioz en<br />

Anton Bruckner is aan te tonen. Vooral op<br />

het gebied van orkestratie viel er veel van<br />

hem te leren. Mayr, zelf voortkomend uit de<br />

school van Haydn, schreef zowel kerkmuziek<br />

als opera’s.<br />

Niet alleen had Donizetti zijn primaire<br />

muzikale opleiding aan Mayr te danken, ook<br />

bemiddelde deze voor hem zodat hij verder<br />

kon studeren bij Stanislao Mattei in Bologna<br />

– bij wie ook Rossini had gestudeerd – en<br />

hielp hij hem aan opdrachten. <strong>De</strong> jonge<br />

componist oogstte zijn eerste succes met<br />

Zoraida di Grenata in Rome (1822) en kreeg<br />

weldra een contract bij het Teatro San Carlo<br />

in Napels, waarvoor hij zestien jaar zou blijven<br />

werken, zij het niet exclusief. Zijn eerste<br />

echte voltreffer was Anna Bolena, Milaan<br />

18 0.<br />

Romantiek<br />

In november 18 had Donizetti een contract<br />

afgesloten met het San Carlo voor<br />

een nieuwe opera die in juli het jaar daarop<br />

gepland stond. Toen hij echter na een lange<br />

afwezigheid in verband met werkzaamheden<br />

in Milaan en Parijs in april ‘ 5 terugkwam<br />

in Napels, had de directie nog geen librettist<br />

voor hem gevonden, wat wel was afgesproken.<br />

Uiteindelijk stelde men Salvatore<br />

Cammarano voor, die bij het theater in dienst<br />

was als decorontwerper en regisseur, en die<br />

ook ervaring had als tekstschrijver. Spoedig<br />

waren Donizetti en Cammarano het<br />

eens over het onderwerp: Sir Walter Scotts<br />

bestseller The Bride of Lammermoor (1819).<br />

Origineel was deze keuze bepaald niet, want<br />

inmiddels was deze stof al gebruikt voor vijf<br />

andere opera’s, waarvan er echter niet een<br />

repertoire heeft gehouden. Om het verhaal<br />

geschikt te maken voor een operalibretto<br />

8<br />

schrapte Cammarano een aantal personages<br />

en combineerde hij er in een paar<br />

gevallen twee tot één. Zo komt Lucia’s in<br />

de roman zeer dominant aanwezige moeder<br />

niet voor in Lucia di Lammermoor en werden<br />

haar vader en haar oudere broer samen vervangen<br />

door haar broer Enrico.<br />

Met het zeer romantische, sombere gegeven<br />

had Donizetti grote affiniteit. Als echte<br />

zoon van de romantiek was hij vaak bezig<br />

met de dood en neigde hij tot melancholie.<br />

Niettemin had hij veel vrienden en stond<br />

hij bekend om zijn beminnelijkheid en zijn<br />

trouw. In gezelschap kwam hij vaak bijzonder<br />

geestig uit de hoek. Behalve in fantasiewerelden<br />

en historie probeerden de romantici<br />

trouwens ook vaak aan de grauwheid van<br />

het bestaan te ontsnappen door middel van<br />

humor. Men denke aan The Pickwick Papers<br />

van Charles Dickens of (in Nederland) de<br />

Camera obscura van Nicolaas Beets. Bekende<br />

voorbeelden van Donizetti’s meer vrolijke<br />

kant zijn L’elisir d’amore en Don Pasquale.<br />

Hij was tevens diep religieus en schreef<br />

veel kerkmuziek, een minder bekend aspect<br />

van de componist van zo’n zeventig opera’s<br />

– als men de verschillende versies meetelt.<br />

Strikt gescheiden werelden zijn dit in feite<br />

niet, want ook in Donizetti’s opera’s speelt<br />

het spirituele vaak mee. <strong>De</strong> laatste paar jaar<br />

van zijn leven was zijn geest meer en meer<br />

vertroebeld, niet door te veel werk, zoals<br />

Donizetti’s biografen lange tijd (uit onwetendheid<br />

of preutsheid) beweerden, maar<br />

door een syfilis die zijn zenuwstelsel en zijn<br />

hersenen had aangetast. Een navrant gegeven,<br />

wanneer men bedenkt hoe geniaal hij<br />

waanzin wist uit te drukken in opera’s als<br />

Elisabetta al castello di Kenilworth (1829) en<br />

Lucia di Lammermoor. <strong>De</strong> componist stierf in<br />

zijn geboorteplaats (18 8) en in 1875 werden<br />

zijn stoffelijke resten overgebracht naar de<br />

Santa Maria Maggiore aldaar.<br />

Zacht snikken<br />

Eind mei 18 5 was Donizetti nog bezig de<br />

directie van het Teatro San Carlo te overtuigen<br />

om in te stemmen met het scenario,<br />

zodat het een wonder mag heten dat hij al<br />

op 6 juli in het handschrift van de partituur<br />

kon aantekenen dat de opera voltooid was.<br />

Ironisch genoeg had de componist zich<br />

helemaal niet zo hoeven haasten, want door<br />

allerlei problemen gingen de repetities pas<br />

half september van <strong>start</strong>. Het publiek leek<br />

genoeg te hebben van opera en het San Carlo<br />

bevond zich op de rand van het faillissement;<br />

de Vesuvius dreigde uit te barsten en er brak<br />

cholera uit, in de hete Napolitaanse zomer.<br />

Maar uitstel betekende gelukkig geen afstel<br />

voor Lucia.<br />

Dankzij een voorbeeldige cast, voor wie<br />

de zangpartijen bovendien op maat gesneden<br />

waren, werd de première op 26 september een<br />

ongekend succes. Lucia was Fanny Tacchinardi-Persiani,<br />

Edgardo werd gezongen<br />

door Gilbert Duprez, Enrico door Domenico<br />

Cosselli en Raimondo door Carlo Porto. Alle<br />

vier waren echte belcantozangers, die beschikten<br />

over een volmaakt legato, terwijl<br />

de titelrolvertolkster bovendien een vocale<br />

acrobate was.<br />

Gewoonlijk was het publiek in die tijd (en<br />

in die stad) zeer onrustig tijdens een operavoorstelling.<br />

Er werd gegeten, gedronken en<br />

luid gepraat in de loges, en wie in de parterre<br />

zat, riskeerde dat er van bovenaf werd<br />

gespuugd of dat er kippenbotjes naar beneden<br />

kwamen. Aanhangers van de ene zanger<br />

provoceerden die van de andere op luidruchtige<br />

wijze. Onder zulke omstandigheden<br />

de aandacht van het publiek te trekken was<br />

een extra uitdaging voor componist en uitvoerenden.<br />

Als dat eenmaal lukte, was het<br />

succes echter verzekerd. Naar Lucia di<br />

Lammermoor keken en luisterden de muis-


stille bezoekers in totale overgave, van<br />

begin tot eind; zacht snikken was het enige<br />

geluid dat er uit de zaal kwam, afgewisseld<br />

met momenten van geestdriftige bijval.<br />

Gevoel voor drama<br />

Met Anna Bolena had Donizetti al laten<br />

zien dat hij zich steeds meer onttrok aan<br />

de allesoverheersende invloed van Rossini.<br />

Zijn melodieën werden steeds lyrischer, met<br />

lange spanningsbogen; coloraturen dienden<br />

in de eerste plaats de expressie, pas in de<br />

tweede plaats het sensuele, spectaculaire<br />

effect. Donizetti beschikte over een grote<br />

vindingrijkheid en een zuiver gevoel voor<br />

drama. In Lucia di Lammermoor bereikte hij<br />

een maximale uitwerking zonder daar een<br />

overvloed aan muzikale middelen voor nodig<br />

te hebben.<br />

Na de ‘mannelijke’ openingsscène van<br />

deel I, met Enrico en zijn jachtgezelschap,<br />

is de tweede scène een ‘vrouwelijke’ tegenhanger.<br />

<strong>De</strong> harp introduceert Lucia, die op<br />

Edgardo wacht. Haar spookverhaal ‘Regnava<br />

nel silenzio’ is een van de eerste hoogtepunten<br />

in de opera, waarop nog vele volgen.<br />

Fraai ondersteunt de instrumentatie hier<br />

met kleuraccenten de tekst. Emotioneel<br />

nemen de gelieven afscheid in het liefdesduet<br />

‘Verranno a te...’. In de eerste akte van<br />

deel II bouwt Donizetti tweemaal zorgvuldig<br />

de spanning op die leidt naar een ontlading<br />

in een sextet met koor. Vol symboliek is de<br />

storm waarmee de tweede akte (eerste en<br />

tweede scène) opent: de woede der stervelingen<br />

(‘l’ira dei mortali’) veroorzaakte al<br />

nov - dec 2007 Tournee door Nederland www.operatrionfo.nl<br />

9<br />

het menselijk lijden en terwijl de natuur<br />

tekeergaat, is Lucia bezig haar verstand<br />

te verliezen.<br />

<strong>De</strong> volgende twee scènes – het bruiloftsbal<br />

en het bericht van de moord op Arturo –<br />

bereiden de beroemde, hartverscheurende<br />

waanzinscène voor. Hier schreef Donizetti<br />

om een griezelige, onaardse sfeer op te<br />

roepen een glasharmonica voor. Benjamin<br />

Franklin – beter bekend als de uitvinder van<br />

de bliksemafleider – had voor het instrument<br />

een meer hanteerbare vorm ontworpen.<br />

Het akoestische principe is hetzelfde als<br />

wanneer men met een vinger over de rand<br />

van een kristallen glas strijkt. Vaak wordt<br />

hier echter een fluit ingezet, bij gebrek aan<br />

een bespeler van de glasharmonica. Als<br />

Lucia denkt dat ze weer met Edgardo bij de<br />

bron zit, klinkt de melodie van hun liefdesduet<br />

uit deel I.<br />

<strong>De</strong> slotscène, waarin Edgardo’s zelfmoord<br />

centraal staat, is bedacht door Cammarano<br />

en Donizetti. Als het koor Edgardo vertelt<br />

dat Lucia op sterven ligt (‘Oh meschina!’),<br />

klinkt dat als een dodenmars. Volgens de<br />

overlevering zou Donizetti hier een Kyrie<br />

van zijn leermeester Mayr citeren, wellicht<br />

als een eerbetoon. Bewezen is dit niet maar<br />

het past bij het loyale karakter van de componist.<br />

<strong>De</strong> doodsklok luidt weldra voor Lucia.<br />

Edgardo neemt afscheid van haar en van de<br />

wereld met de aria ‘Tu che a Dio spiegasti<br />

l’ali’. Nadat hij zichzelf dodelijk heeft verwond,<br />

kan hij zijn zang slechts haperend ten<br />

einde brengen, in een ontroerende dialoog<br />

met de cello.<br />

(advertentie)<br />

Lucia di Lammermoor is een van de kroonjuwelen<br />

van het belcanto. Binnen dit genre,<br />

dat zijn naam ontleent aan de ‘mooie zang’<br />

neemt het een unieke positie in doordat<br />

het technische, puur muzikale element in<br />

volmaakt evenwicht is met de emoties. <strong>De</strong><br />

boodschap dat onschuldige wezens door de<br />

slechtheid en woede van hun omgeving kunnen<br />

worden aangezet tot gruwelijke daden,<br />

is helaas van alle tijden.<br />

Selectie uit literatuur:<br />

John Stewart Allitt, Donizetti and the Tradition<br />

of Romantic Love, Oxford 1975<br />

John Stewart Allitt, Donizetti in the Light<br />

of Romanticism and the Teachings of Johann<br />

Simon Mayr, Longmead/Rockport 1991<br />

William Ashbrook, Donizetti’s ‘Lucia di<br />

Lammermoor’, booklet bij cd Lucia di<br />

Lammermoor, <strong>De</strong>utsche Grammophon,<br />

Hamburg 1970/2002<br />

The New Grove Dictionary of <strong>Opera</strong> (bijdragen<br />

van William Ashbrook, Jon Black, Julian<br />

Budden en Roger Fiske), New York 1998<br />

RENSKE VROLIJK LEX BOHLMEIJER BART VISSER<br />

CHARLIE CHARLIE<br />

A DOCUMENTARY IN MUSIC<br />

“Get this Charlie, get this Charlie!”<br />

<strong>De</strong> woorden van radioverslaggever Herbert Morrison<br />

gericht aan zijn geluidstechnicus zijn onlosmakelijk<br />

verbonden met de beelden van de neerstortende zeppelin.<br />

CHARLIE CHARLIE is muziektheater over dat ene tragische<br />

moment, 70 jaar geleden. Maar meer nog over de onvergan‑<br />

kelijke droom van het vliegen met de immense zeppelin.<br />

m.m.v. Barbara Kozelj (mezzosopraan), Fabio Trümpy (tenor),<br />

Job Hubatka (bariton) en muzikaal ensemble met Calefax,<br />

Trio Giusto en anderen.<br />

WERELDPREMIÈRE 16 NOV 2007 NOVEMBER MUSIC ‘S-HERTOGENBOSCH<br />

17 NOV GRONINGEN 24 NOV UTRECHT 27 28 NOV AMSTERDAM<br />

1 DEC DEN HAAG WWW.CHARLIECHARLIE.NL<br />

Scène uit ??? (Foto: ???)


de eigentijdse<br />

kunst- en antiekbeurs<br />

10<br />

18 – 25 november 2007<br />

RAI Parkhal Amsterdam<br />

Dagelijks 11 – 19 uur<br />

22 en 25 nov. tot 18 uur<br />

www.pan.nl<br />

Hoofdsponsor


Interview Lucia di Lammermoor<br />

Norbert Abels<br />

‘Het zit gewoon in mijn bloed’<br />

Na de reprise van La bohème in 2003 komt de Italiaanse dirigent Paolo Carignani terug bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />

<strong>Opera</strong> voor zijn eerste nieuwe productie. Lucia di Lammermoor spreekt bij uitstek de Italiaanse ziel aan van<br />

deze dirigent, die in alle grote internationale operahuizen werkzaam is. Dat hij binnenkort in de Arena di Verona<br />

te horen zal zijn én wordt gezien als een ‘intellectuele’ dirigent, hoeft elkaar niet tegen te spreken. Een interview<br />

door Norbert Abels, chef-dramaturg van Oper Frankfurt, waar Carignani sinds 1999 chef-dirigent is.<br />

Paolo Carignani heeft geen esthetisch programma<br />

of egaliserend voorbeeld nodig. Hij<br />

beluistert de werken op zo’n manier dat het<br />

innerlijk daarvan naar buiten komt en probeert<br />

dan de hun eigen, onverwisselbare ziel<br />

hoorbaar te maken. Pas met het ontdekken<br />

van het eigen leven van de muziek komt ook<br />

de zelfontdekking op gang van de dirigent<br />

die haar vertolkt. Op de vraag hoe hij een<br />

werk als Parsifal ziet, verklaart Carignani<br />

geheel in overeenstemming hiermee:<br />

‘Misschien zou je een reis moeten maken<br />

naar de plaatsen waar Parsifal geschreven<br />

is: naar het melancholieke Venetië, naar de<br />

geurige amandelbloesems van Amalfi, de<br />

tuinen van Ravello. En misschien moet je<br />

zelfs helemaal naar Palestrina gaan, ten zuiden<br />

van Rome.’ Een werk ontdekken wil zeggen:<br />

een werk beleven, en dat betekent voor<br />

Carignani telkens weer zich verdiepen in de<br />

complexe innerlijke werelden van dat werk,<br />

om de samenhang met het lief en leed van<br />

de componist aan het licht te brengen.<br />

Regietheater<br />

Carignani’s muzikale ontwikkeling begint<br />

– typerend genoeg – aan het Conservatorio<br />

Giuseppe Verdi in Milaan. <strong>De</strong> schaduw van<br />

Verdi is tot op de dag van vandaag steeds<br />

aan de zijde van de dirigent. Bij het instuderen<br />

van een Verdi-opera grijpt hij op een<br />

opbouwende manier in bij het werken aan<br />

de regie, maakt het op vele niveaus in elkaar<br />

grijpen van de dramatische situatie en de<br />

muzikale uitdrukking transparant voor de<br />

zangers en waakt over de eenheid van muzikaal<br />

idee en theatraal beeld.<br />

Op het conservatorium behaalde<br />

Carignani in één keer drie diploma’s: voor<br />

orgel, piano en compositie. Bij Alceo Galliera<br />

leerde hij het dirigentenvak; in het<br />

<strong>Nederlandse</strong> Hilversum voltooide hij zijn<br />

opleiding bij Hiroyuki Iwaki. Zijn voorbeelden<br />

waren André Cluytens en Victor de<br />

Sabata. In Frankfurt, waar hij nu al bijna<br />

tien jaar Generalmusikdirektor is, herkende<br />

hij in Solti, Dohnányi en Gielen niet alleen<br />

zijn voorgangers, maar ontdekte hij ook in<br />

hun interpretatiekunst de normen voor zijn<br />

eigen manier van omgaan met het muziektheater.<br />

<strong>De</strong> periode Gielen was ook de<br />

spraakmakende periode van het ver doorgevoerde<br />

regietheater. Carignani is zich<br />

bewust van deze erfenis: ‘Zonder het theatrale<br />

heb je geen opera. Anders kun je net<br />

zo goed een plaat opzetten en mimers op<br />

het toneel laten acteren.’<br />

Wat betekent de scenische interpretatie<br />

van een opera voor de dirigent? In hoeverre<br />

volgt hij wat er op het toneel gebeurt? ‘Ik wil<br />

hier graag alleen over mezelf spreken, want<br />

ik ben er helemaal niet zo zeker van dat alle<br />

dirigenten hetzelfde ervaren als ik. Als mijn<br />

persoonlijke axioma geldt: de enscenering is<br />

11<br />

voor mij net zo belangrijk als de muziek voor<br />

mijn regisseur. We zijn van elkaar afhankelijk<br />

en dat is goed. Dat kan heel spannend zijn,<br />

hoewel het soms ook heel vermoeiend is.’<br />

Op welke punten was er in jouw professionele<br />

ervaring weleens wrijving tussen<br />

de regie en de muzikale leiding? ‘Er is wel<br />

wrijving geweest, maar dat ging nooit om de<br />

interpretatie maar om iets van technische<br />

aard. Gelukkig hebben veel regisseurs<br />

genoeg begrip voor de technische problemen<br />

waarmee de zangers en de andere<br />

musici te maken krijgen en gaan ze daar<br />

goed mee om. Wat dat betreft heb ik heel<br />

graag samengewerkt met Christof Nel,<br />

Christof Loy, Claus Guth en Falk Richter.’<br />

Genetisch bepaald<br />

Naast Rossini, Verdi en Puccini geldt<br />

Donizetti veelal als slechts een vertegenwoordiger<br />

van de pure zangersvirtuositeit<br />

van het belcanto. Is dit een onjuist oordeel?<br />

Waarin ligt de muziektheatrale betekenis<br />

van Donizetti? ‘Dat is eigenlijk een specifieke<br />

dramaturgenvraag! Maar juist het tamelijk<br />

melodramatische Lucia di Lammermoor<br />

biedt zo veel stof voor de scenische interpretatie<br />

dat het beslist heel spannend wordt!’<br />

Als beroemde Italiaanse maestro word je<br />

in de media onvermijdelijk telkens weer uitsluitend<br />

in verband gebracht met het Italiaanse<br />

repertoire. Jij hebt – bijvoorbeeld in je<br />

tijd als Generalmusikdirektor in Frankfurt –<br />

de grote Wagner-opera’s gedirigeerd, veel<br />

Franse componisten, heel veel nieuwe<br />

muziek en ook flink wat barok. Heb je toch<br />

ergens een stille voorliefde voor Italiaanse<br />

muziek? ‘Het gaat hier niet om een “stille<br />

voorliefde” – het is volgens mij genetisch<br />

bepaald. Het zit gewoon in mijn bloed.<br />

Wagner is misschien veel spannender voor<br />

een dirigent, maar Verdi, Puccini en Donizetti<br />

beroeren snaren in mij die ik niet anders dan<br />

als mijn “instinct” kan omschrijven. Daar ben<br />

ik eenvoudigweg aan overgeleverd.’<br />

Welke hedendaagse componisten liggen<br />

jou na aan het hart? ‘Toen ik in Frankfurt<br />

begon, deden wij een project waarin wij<br />

opera’s die al hun wereldpremière hadden<br />

gehad nieuw hebben geënsceneerd, met<br />

de bedoeling ze in het repertoire op te<br />

nemen: stukken van Luciano Berio, Wolfgang<br />

Rihm, Adriana Hölszky en Hans Werner<br />

Henze. Werken van Mauricio Kagel en Helmut<br />

Lachenmann konden helaas niet meer<br />

gerealiseerd worden. Ik ben zeer gesteld op<br />

al deze componisten: zij vertegenwoordigen<br />

voor mij de grote kunstenaars, die zowel<br />

vanuit hun hoofd als vanuit de onderbuik<br />

werken. En ik zet ze altijd graag op de programma’s<br />

van mijn concerten.’<br />

Geloof je in een toekomst voor de grote<br />

operahuizen? En nog iets: heb je – wat het<br />

dirigeren betreft – een heimelijke voorkeur<br />

voor concerten of opera? ‘Ik ben er absoluut<br />

van overtuigd dat de operahuizen zeker nog<br />

een aantal generaties zullen meegaan, en<br />

ik hoop dat dit zal gebeuren op een spannende<br />

manier, die alle aspecten van de opera<br />

ter discussie stelt én die deze respecteert.<br />

<strong>De</strong> vraag of ik liever opera of concerten doe,<br />

is net zoiets alsof ik moet kiezen voor een<br />

uitstekende rode wijn of voor zelfgemaakte<br />

tagliatelle met olijfolie van topkwaliteit en<br />

witte truffels: het kan toch ook allebei!’<br />

Vertaald door Frits Vliegenthart<br />

Paolo Carignani (Foto: Barbara Aumüller)


Monique Wagemakers (Foto: Marco Borggreve)<br />

Interview Lucia di Lammermoor<br />

Bart Boone<br />

‘Met je ogen horen.<br />

Met je oren zien. Dat is opera!’<br />

‘Ik wilde dolgraag een belcanto-opera regisseren!’ vertelt regisseur Monique Wagemakers, terwijl ze kordaat<br />

peper in haar tomatensap draait. ‘Het fantastische belcantorepertoire is veel te lang blijven liggen. En mensen<br />

zeggen me nog steeds “Lucia di Lammermoor... wat moet je daar nou mee?”, terwijl dit meesterwerk diep-menselijke<br />

thema’s inzake puberteit blootlegt en muziekdramatisch briljant geschreven muziek bevat, met fantastische<br />

aria’s. Ikzelf ben altijd al verliefd geweest op Lucia en die liefde koester ik eigenlijk voor de hele Italiaanse<br />

romantiek. Wat me fascineert aan operapersonages uit die tijd, is dat er in hun hoofden ongelooflijk interessante,<br />

complexe psychologische processen sluimeren.’<br />

In 1996 ontfermde Monique Wagemakers<br />

zich bij DNO over de splijting in de ziel van<br />

Verdi’s Rigoletto en de groeipijnen van zijn<br />

dochter Gilda. Beiden zijn gevangenen en<br />

slachtoffers van een bikkelharde hofcultuur.<br />

‘Ook Donizetti’s opera focust op dit typische<br />

ingrediënt van de Italiaanse romantiek: de<br />

maatschappij die het individu kraakt.’ Met<br />

het ontrafelen van de innerlijke wereld van<br />

Lucia kan de <strong>Nederlandse</strong> regisseur dus<br />

vertrouwde thema’s verder uitspinnen.<br />

‘In Lucia di Lammermoor wordt een jonge<br />

vrouw onderdrukt, vermorzeld zelfs, door<br />

de donkere, bijna agressieve buitenwereld,<br />

totaal beheerst door mannen. Vooral deze<br />

spanning – wat die omgeving in Lucia’s hoofd<br />

losgemaakt heeft en in de loop van het stuk<br />

verder los zal maken – voedt mijn regie.’<br />

‘Om deze spanning adequaat in spannend<br />

theater te vertalen moest ik eerst goed voor<br />

ogen houden waar een figuur als Lucia mentaal<br />

en emotioneel vandaan komt. In mijn<br />

visie is ze een puber die zich omwille van de<br />

dreiging van de brutale buitenwereld steeds<br />

in een droomwereld opgesloten heeft. In een<br />

soort psychische tegenreactie kwam dit fragiele<br />

meisje dus tot dissociatie: ze leerde<br />

haar persoonlijkheid als het ware te splijten<br />

door haar innerlijke wereld totaal af te sluiten<br />

voor de realiteit. Dit vermogen tot dissociatie<br />

licht duidelijk op uit Sir Walter Scotts<br />

roman, waarin ik het model voor Donizetti’s<br />

Lucia inderdaad als immens fantasierijk, vol<br />

dromen en verhalen leerde kennen. Zo beeldt<br />

ze zich onder andere in op een wondereiland<br />

te leven dat bevolkt wordt met trollen en allerlei<br />

andere fictieve wezens. Ook de horror<br />

story over de bruid van Lammermoor aan<br />

de bron – een passage die haar weg naar<br />

de opera vond – is als het ware een film die<br />

ze in haar hoofd afspeelt. Ik wil die scène<br />

dan ook exact op die manier tonen: in haar<br />

verbeelding beleeft Lucia die legende, als<br />

iets dat haast reëel gebeurt.’<br />

Automutilatie<br />

<strong>De</strong> legende over de bruid van Lammer-<br />

moor legt tegelijk een spoor naar een ander<br />

aspect in Lucia’s psyche. ‘Behalve Lucia’s<br />

obsessie door fictie broeit er in haar ook<br />

een enorme fascinatie voor gevaar, horror,<br />

spanning en zelfs voor bloed. Dat is volgens<br />

mij niet verwonderlijk. In tijden van enorme<br />

stress gaan sommige pubers makkelijk over<br />

tot automutilatie: ze verminken zichzelf<br />

om hevige emotionele spanningen kwijt te<br />

raken, om zichzelf te tonen dat er nog andere<br />

pijnen mogelijk zijn dan de vreselijke emoti-<br />

12<br />

onele pijn die ze op dat moment moeten<br />

doorstaan. Zo’n meisje is “mijn” Lucia.<br />

<strong>De</strong> obsessie door bloed maakt bovendien<br />

ook haar moord op Arturo aannemelijker.’<br />

Het is verleidelijk een figuur als Lucia die<br />

zich zo aan de realiteit onttrekt, als labiel<br />

te bestempelen. ‘Dat Lucia geen raad weet<br />

met “de werkelijkheid”, zoveel is zeker. <strong>De</strong><br />

rumoerige tijd waarin het stuk speelt – de<br />

chaos veroorzaakt door politieke omwentelingen,<br />

godsdienstoorlog en de reeds jaren<br />

aanslepende vendetta tussen de families<br />

Asthon en Ravenswood – dat gaat lange tijd<br />

allemaal aan haar voorbij. Maar van labiele<br />

besluiteloosheid is geen sprake,’ weerlegt<br />

Monique Wagemakers vol vuur. ‘Lucia laat<br />

zich nooit met wereldse issues in, omdat ze<br />

dat simpelweg niet mag! Ze wil dat ook niet:<br />

het zou haar ideale droomwereld verstoren.<br />

En dan, terwijl Lucia op haar kamer haar<br />

fantasieën zit te spelen, zeg maar, eist de<br />

mannenmaatschappij haar plots op. Om de<br />

benarde politieke situatie recht te trekken<br />

en de kansen ten gunste van de Asthons te<br />

keren dwingt men Lucia om Arturo te huwen.<br />

Daarbij schuift men Lucia omwille van haar<br />

liefde voor bloedvijand Edgardo alle verantwoordelijkheid<br />

voor de gang van zaken in de<br />

schoenen. Kun je een immatuur kind zoals<br />

Lucia labiel noemen als je haar zomaar, vanuit<br />

het niets, zo’n druk oplegt? Zo’n juk kun<br />

je niet dragen als je steeds zo afgeschermd<br />

leefde.’<br />

‘Het is dan ook deze extreme overdruk<br />

die Lucia gek máákt. Vergeet niet dat tussen<br />

“het liefdesduet” van haar en Edgardo, aan<br />

het einde van deel I, en het begin van deel II<br />

een vol jaar zit. Wel, tijdens dat jaar wordt de<br />

arme Lucia volkomen gebrainwasht en geïndoctrineerd.<br />

Ze tracht wel aan haar liefde<br />

vast te houden, maar zowel haar “vertrouwelingen”<br />

Raimondo en Alisa als haar broer<br />

Enrico vergiftigen constant haar geest: met<br />

religieuze argumenten, met valse informatie,<br />

via emotionele chantage... Op een bepaald<br />

punt bereikt Lucia dan een grens. Ze breekt<br />

en... ze offert zich op: ze geeft toe en trouwt<br />

met Arturo. Maar de verwarring die daaruit<br />

volgt, opent de weg naar een ware psychische<br />

nachtmerrie en precies dan ontkiemt<br />

Lucia’s waanzin.’<br />

Zwart-wittegenstelling<br />

Soms worden de twee mannelijke hoofdfiguren<br />

uit Lucia di Lammermoor eendui-<br />

dig tegenover elkaar uitgespeeld: Lucia’s<br />

broer Enrico jaagt als inslechte, machtsgeile<br />

tiran de melancholische outsider Edgardo,<br />

Lucia’s prins op het witte paard, op. ‘Zo wil<br />

ik Enrico en Edgardo absoluut niet tonen.<br />

Als je je nauwgezet over hun tekst en muziek<br />

buigt, smeken beide figuren om het overstijgen<br />

van zo’n banale zwart-wittegenstelling.<br />

Zo schuilen er in Edgardo’s geest best ook<br />

duistere hoeken. Vanuit Lucia’s perspec-<br />

tief is het simpel: Edgardo moet gewoon in<br />

haar fantasiewereld passen. Maar in tegenstelling<br />

tot Lucia staat Edgardo middenin<br />

de rumoerige realiteit. Hij is een patriot en<br />

er broeit zelfs een soort plicht in hem om<br />

een vage politieke missie waar te maken.<br />

Maar er is meer aan de hand. Ten eerste is<br />

Edgardo een onvervalst narcist: hij neemt<br />

voortdurend zichzelf als uitgangspunt en<br />

nooit Lucia. Tijdens het afscheidsduet of<br />

“het liefdesduet” dat deel I afsluit bijvoorbeeld,<br />

blijkt uit Edgardo’s communicatie<br />

weinig authentieke interesse in haar. Hij<br />

informeert niet naar haar – zegt niet eens<br />

‘hallo’ om het lapidair te zeggen – en meldt<br />

dan doodleuk dat hij naar Frankrijk moet,<br />

waarna hij Lucia in feite niet minder dan<br />

een jaar zomaar aan haar lot overlaat!’<br />

Versterkt met een tweede element<br />

blijkt dit narcisme zelfs fataal, zowel voor<br />

Edgardo als voor Lucia. ‘Edgardo is daarbij<br />

een erg impulsieve jongen die geen rust in<br />

z’n kont heeft: hij is bezig de wereld te verbeteren,<br />

hij strijdt voor een politiek doel,<br />

hij schreeuwt te pas en te onpas om wraak,<br />

haastig geïmproviseerd verlooft hij zich met<br />

Lucia... maar Edgardo getuigt bij al die dingen<br />

nooit echt van een projectmatig engagement.<br />

Hij “reageert” gewoon: fel en vurig,<br />

zonder strategie, zonder eerst goed over de<br />

gevolgen na te denken. Zo verwart het hem<br />

wellicht dat hij Lucia ontmoette. Hij is wel<br />

verliefd op dit meisje en belooft haar trouw,<br />

maar zonder de gevolgen in te schatten die<br />

die belofte aan Lucia met zich meebrengt.<br />

Daarna, bij zijn terugkomst, “ziet” de jaloerse,<br />

ik-gerichte Edgardo haar zelfs niet staan: in<br />

het briljante sextet luistert hij gewoon niet<br />

naar haar, beledigt hij haar en neemt hij zelfs<br />

de verlovingsring terug. En daar begaat de<br />

impulsieve narcist een cruciale fout: in zijn<br />

jaloezie beseft hij niet dat Lucia omwille van<br />

hem al gruwelijke emotionele pijnen leed en<br />

op de rand van de dood balanceerde. Als hij<br />

dan op het eind ontdekt dat hij zo’n grote<br />

klootzak is geweest, pleegt hij zelfmoord.<br />

Dat besef knakt hem.’<br />

Ook Enrico blaast Monique Wagemakers<br />

met een veel complexer psychogram leven in<br />

dan doorgaans gebeurt. ‘Lucia’s broer staat<br />

aan het hoofd van de familie Asthon.


Daarom wordt hij meestal gespeeld als<br />

een soort Simon Boccanegra, de tirannieke<br />

vaderfiguur uit Verdi’s gelijknamige opera.<br />

In wezen is Enrico echter een totaal onzekere<br />

jongen. Als je goed kijkt naar wat hij zingt<br />

en hoe Donizetti zijn muziek in elkaar stak,<br />

duikt in plaats van een tiran eerder een panische<br />

angsthaas op. En juist die onzekerheid<br />

baart Enrico’s tekstuele en muzikale woedeuitbarstingen.<br />

Ook Enrico is dus, net als zijn<br />

zus Lucia, een onbeholpen ouderloos kind:<br />

hij moest plotseling die enorme verantwoordelijkheid<br />

van het hele district van Lammermoor<br />

op zijn schouders torsen. Enrico is dus<br />

evenzeer verstrikt in dat web van familievetes<br />

en politieke chaos.’<br />

Actualiteit<br />

‘<strong>De</strong> baarlijke duivel in de opera is niet<br />

Enrico, maar huisleraar en “vertrouweling”<br />

Raimondo. Hij heeft de touwtjes in handen.<br />

Hij beheerst de intrige. Hij speelt constant<br />

dubbel spel. Er is volgens mij echt sprake<br />

van een complot tegen Lucia, waarin de<br />

gemene Raimondo onder één hoedje speelt<br />

met de al even ambigue Alisa – nog een<br />

“vertrouweling” van Lucia. Beide figuren<br />

vormen een manipulatief religieus duo, dat<br />

Lucia opgevoed heeft en haar in de loop van<br />

de opera voortdurend onder druk zet door<br />

haar totaal verkeerde boodschappen mee<br />

te geven. Op dezelfde manier intimideert en<br />

beheerst Raimondo ook Enrico, die ten huize<br />

Asthon wellicht in precies dezelfde omstandigheden<br />

opgroeide. En daarmee stoten we<br />

op de grote actualiteit van Donizetti’s opera,<br />

die haarscherp de problematiek van pubers<br />

aan de kaak stelt. Zo gaat Lucia over pubers<br />

die gevangenen zijn van hun opvoeding, die<br />

tijdens hun moeizame groei naar adolescentie<br />

lijden onder complexe maatschappelijke<br />

problemen en veel te hoge verwachtingen.<br />

Het werk toont hoe pubers onder het juk van<br />

1<br />

veel te abrupt opgelegde verantwoordelijkheden<br />

vermorzeld worden. Dit kan altijd,<br />

overal en met elke puber gebeuren.’<br />

‘Donizetti’s Lucia di Lammermoor is<br />

een moeilijk te regisseren werk. Het is voor<br />

mij een hele uitdaging om mijn liefde voor<br />

deze opera met zijn boeiende personages,<br />

thema’s en actuele waarde, concreet tot<br />

spannend theater te transformeren. Zo helpt<br />

het libretto niet altijd om de opera mooi als<br />

coherent verhaal te presenteren, omdat de<br />

tekst dramaturgisch nogal wat losse eindjes<br />

bevat: grote tijdsspannen tussen scènes,<br />

scènes die in de opera na elkaar komen, maar<br />

zich gelijktijdig afspelen, abrupte sprongen...<br />

Over die eindjes heb ik veel denkwerk moeten<br />

verrichten, omdat ik er een voorkeur<br />

voor heb om mijn publiek bijna filmisch,<br />

zonder verlies van spanning, in één langgerekte<br />

theatrale ervaring onder te dompelen.<br />

Als oplossing hield ik een eenheidsdecor<br />

over, dat zich als het ware in Lucia’s hoofd<br />

of in haar fantasie steeds aan de plaats<br />

van een welbepaalde scène aanpast.’<br />

Daarnaast leunt opera natuurlijk erg op<br />

muziek. ‘Dat aspect maakt het regisseren<br />

van opera’s tot een vak apart. Vaak zie je<br />

regies waarin men geen raad weet met de<br />

muziek: de bewegingen van de zangers beelden<br />

gewoon de muziek en de zangtekst uit.<br />

Maar dat is overbodig. <strong>De</strong> muziek heeft het<br />

innerlijke drama van een opera en de psychologie<br />

van de personages al in haar zitten.<br />

“Niet acteren!” zeg ik daarom tegen mijn<br />

zangers. “<strong>De</strong>nk! Voel! Druk iets uit! Als jij<br />

dit of dat denkt of in je hart hebt, terwijl<br />

je een klank vormt, dan denkt of voelt jouw<br />

publiek dat ook!” In plaats van domweg het<br />

verhaal dubbel te vertellen, interesseert<br />

het me meer om in de regie de muziek als<br />

het ware voor te zijn: een muzikale impuls<br />

komt voort uit een gedachte, die op haar<br />

beurt begon bij de psychologie van een<br />

Monique Wagemakers (Foto: Marco Borggreve)<br />

personage; daarom probeer ik er vaak voor<br />

te zorgen dat mijn zangers zich op het toneel<br />

zo bewegen dat wat nadien in het orkest of<br />

in de zanglijnen te horen is, natuurlijk voortgevloeid<br />

lijkt te zijn uit de psychologie van<br />

een personage. Of het is ook boeiend om<br />

een subtekst te creëren door een scène<br />

totaal anders te spelen dan gebruikelijk is.<br />

Zo zal Lucia de legende van de bruid van<br />

Lammermoor aan de bron opgewonden vertellen,<br />

terwijl die scène meestal angstig<br />

gespeeld wordt, vol afschuw en met pathetische,<br />

overdreven gebaren. Ze moet het<br />

heerlijk vinden om dat verhaal te beleven,<br />

alsof ze er intens van geniet. Het toevoegen<br />

van zo’n subtekst verdiept de psychologie<br />

van de figuren en opent zo een heel andere<br />

theatrale dimensie... Dat is voor mij theater<br />

maken.’<br />

‘Behalve een muzikaal gemotiveerde personenregie<br />

schep ik als theatermaker heel<br />

bewust strakke en heldere beelden. Als je<br />

tijdens het ervaren van een opera zangers<br />

met rekwisieten in hun handen achter elkaar<br />

aan ziet rennen tussen meubels, krijg je zulk<br />

een overdaad aan visuele prikkels dat je niet<br />

meer intens kunt luisteren. Daarom probeer<br />

ik steeds alles weg te nemen wat overbodig<br />

is en alleen dát haarscherp neer te zetten<br />

waardoor de muziek – weliswaar gestut door<br />

beweging, licht en ruimte – zuiver in de zaal<br />

gekatapulteerd wordt. Mijn beelden moe-<br />

ten het luisteren bevorderen en echt plaats<br />

maken voor de muziek. <strong>De</strong> intense, complexe<br />

beleving van muziek ontstaat dan in je ogen.<br />

Met je ogen horen. En dat werkt ook omgekeerd.<br />

Met je oren zien. Dat is opera.’


Scènes uit Daphne (Foto’s: Thilo Beu)<br />

Daphne<br />

‘O, hoe graag bleef ik bij jou,<br />

mijn lieve boom,<br />

in mijn kindertijd geplant<br />

en dus mijn broer!’ (Daphne)<br />

Een alpenhoorn roept de herders van<br />

Thessalië op voor een Dionysus-feest.<br />

Daphne wil er liever niet heen, want het<br />

zal er grof aan toe gaan: zij houdt meer<br />

van de zuivere natuur, van het zonlicht en<br />

van haar favoriete boom. <strong>De</strong> jonge herder<br />

Leukippos betuigt haar zijn liefde, maar zij<br />

wijst hem af. Daphnes moeder Gaea heeft<br />

alles gehoord en betreurt de opstelling van<br />

haar dochter: op een dag zullen de goden<br />

haar hart openen als een bloesem. Daphne<br />

weigert de feestdos waarin Gaea’s dienstmaagden<br />

haar willen tooien. <strong>De</strong> meisjes<br />

adviseren Leukippos zich als een van hen te<br />

verkleden om Daphne ongemerkt te kunnen<br />

naderen.<br />

Peneios, Daphnes vader, verzamelt de<br />

herders en nodigt ook de goden uit om deel<br />

te nemen aan hun banket. Apollo verschijnt,<br />

verkleed als koeherder. Daphne reikt hem<br />

een welkomstdrank aan. <strong>De</strong> god voelt zich<br />

sterk tot haar aangetrokken. Als tijdens het<br />

feest de vermomde Leukippos Daphne bijna<br />

heeft overgehaald mee te dansen, verraadt<br />

de jaloerse Apollo hem. Leukippos daagt de<br />

god uit en deze schiet hem dood. Daphne<br />

heeft nu spijt van haar houding tegenover<br />

Leukippos. Apollo vraagt de andere goden<br />

of de jonge herder voortaan de fluitspeler<br />

van Dionysus op de Olympus mag zijn.<br />

<strong>De</strong> kuise Daphne verandert in de heilige<br />

laurierboom; haar twijgen zullen de helden<br />

kronen.<br />

1


15<br />

do 29 nov 2007 première 20.00 uur<br />

ma 3 dec 20.00 uur<br />

do 6 dec 20.00 uur<br />

zo 9 dec 13.30 uur<br />

vr 14 dec 20.00 uur<br />

wo 19 dec 20.00 uur<br />

zo 23 dec 13.30 uur<br />

wo 26 dec 13.30 uur<br />

za 29 dec 20.00 uur<br />

Het Muziektheater Amsterdam<br />

Kaartverkoop is reeds begonnen.<br />

Bij het ter perse gaan van deze <strong>Odeon</strong><br />

zijn er nog kaarten voor alle voorstellingen<br />

verkrijgbaar.<br />

Bel het Kassa-bespreekbureau van<br />

Het Muziektheater: 020-625 5455, of een<br />

van de andere verkooppunten (zie pag. 30).<br />

Online kopen: www.dno.nl<br />

Inleidingen door Joke Dame<br />

Plaats: Het Muziektheater (2de balkon)<br />

Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere<br />

voorstelling, dus 19.15 uur (avond)/12.45 uur<br />

(matinee)<br />

Lengte: ± 30 minuten<br />

Toegang: gratis op vertoon van een geldig<br />

plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag<br />

Met steun van de Vereniging Vrienden<br />

van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

Uitzenddatum<br />

Radio 4, NPS <strong>Opera</strong> Live:<br />

zaterdag 8 december 2007, 19.00 uur<br />

Richard Strauss 1864 -1949<br />

Daphne<br />

Bukolische Tragödie<br />

in einem Aufzug, op. 82<br />

libretto van<br />

Joseph Gregor<br />

muzikale leiding<br />

Ingo Metzmacher<br />

regie<br />

Peter Konwitschny<br />

decor/kostuums<br />

Johannes Leiacker<br />

dramaturgie<br />

Werner Hintze<br />

Peneios<br />

Frode Olsen<br />

Gaea<br />

Birgit Remmert<br />

Daphne<br />

Juanita Lascarro<br />

Leukippos<br />

Rainer Trost<br />

Apollo<br />

Scott MacAllister<br />

Erster Schäfer<br />

Peter Arink<br />

Zweiter Schäfer<br />

Pascal Pittie<br />

Dritter Schäfer<br />

Wojtek Okraska<br />

Vierter Schäfer<br />

Jan Polak<br />

Erste Magd<br />

Renate Arends<br />

Zweite Magd<br />

YoungHee Kim<br />

Nederlands Philharmonisch Orkest<br />

Koor van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

instudering Martin Wright<br />

Originele productie Aalto Theater Essen, 1999<br />

<strong>De</strong> opera wordt in het Duits gezongen<br />

en Nederlands boventiteld.<br />

<strong>De</strong> voorstelling duurt circa 1 uur en 35 minuten.<br />

Er is geen pauze.<br />

Het operaboek Daphne is verkrijgbaar in<br />

Het Muziektheater. Daarin zijn onder meer<br />

een uitgebreide synopsis, en het libretto in<br />

het Duits en in een <strong>Nederlandse</strong> vertaling<br />

opgenomen. <strong>De</strong> prijs is 8,-.<br />

Nieuwe productie voor DNO


Richard Strauss (Foto: ???)<br />

Achtergrond Daphne<br />

Joke Dame<br />

‘Geen reden tot wanhoop’<br />

Zijn echtgenote Pauline vond het zijn allermooiste opera en Richard Strauss zelf bleef ook tot in zijn laatste<br />

dagen opvallend gehecht aan Daphne. Zat hij aan de piano, dan sloeg hij de finale van die opera zelden over.<br />

<strong>De</strong> componist voltooide de eenakter op zijn 72ste. Een gemakkelijke bevalling was het allerminst.<br />

Nee, waar het met de opera, zijn geliefde<br />

muziektheater, naar toe zou gaan in de 20ste<br />

eeuw, daarop kon Richard Strauss, componist<br />

van succesvolle opera’s als Salome,<br />

Elektra en <strong>De</strong>r Rosenkavalier geen antwoord<br />

geven. ‘Geen idee,’ reageerde hij op een<br />

schriftelijke enquête over de toekomst van<br />

het genre. ‘Men verwacht dat ik steeds weer<br />

transformeer, maar waarin, dat weet ik net<br />

zo min als de larve een idee heeft als welke<br />

vlinder hij zal opvliegen.’ Dat Richard Strauss<br />

zo heel verschillende opera’s heeft geschreven<br />

– hij componeerde er vijftien in totaal –<br />

is wel uitgelegd als onvermogen om zijn<br />

koers in het genre te bepalen. Anderen<br />

zagen het als een bewust experimenteren<br />

van de componist en zijn diverse librettisten,<br />

met als doel heel gericht te onderzoeken<br />

wat wel en niet werkte op het podium<br />

en hoe hij de meeste publieke bijval kreeg.<br />

Strauss kende zichzelf in 19 5 juist op grond<br />

van deze diversiteit aan onderwerpen en de<br />

uiteenlopende behandeling ervan, met lichte<br />

trots ‘een eervolle plaats aan het eind van<br />

de regenboog’ toe, en hij meende, ‘zo er<br />

nog een ontwikkeling te verwachten is in<br />

het genre’, daarvoor ‘goede bouwstenen’ te<br />

hebben neergezet. ‘Die anderen komponieren.<br />

Ich mach’ Musikgeschichte!’ zo becommentarieerde<br />

hij zijn neiging om terug te<br />

grijpen op allerhande traditionele operavormen.<br />

Aan zijn vrouw Pauline schreef hij<br />

eens: ‘Ik ben nou eenmaal zo “genotzuchtig”<br />

om niet steeds alles te herkauwen; ik ben<br />

in elk werk weliswaar altijd Strauss, maar<br />

ook een ander.’<br />

Gregor<br />

<strong>De</strong> eenakter Daphne (19 7) neemt een bijzondere<br />

plaats in onder de vijf mythologische<br />

opera’s van Strauss omdat het libretto<br />

niet van Hugo von Hofmannsthal is en ook<br />

niet, zoals Die Liebe der Danae (19 0), gebaseerd<br />

op een schetsontwerp van Hofmannsthal,<br />

Strauss’ favoriete tekstschrijver. Na<br />

diens plotselinge dood in 1929 trof de componist<br />

in Stefan Zweig een veelbelovende<br />

opvolger, maar tot meer dan één gezamenlijke<br />

opera, Die schweigsame Frau (19 ),<br />

kwam het niet. Nadat eerst de naam van<br />

Zweig van de affiches werd geweerd, verdween<br />

de opera zelf al snel van het podium<br />

vanwege zijn ‘niet-arische’ tekstdichter.<br />

<strong>De</strong> Jood Zweig trok zich noodgedwongen<br />

uit de samenwerking met Strauss terug en<br />

schoof als alternatief zijn ‘arische vriend’,<br />

de theaterwetenschapper Joseph Gregor<br />

naar voren. Zweigs enige concessie aan<br />

Strauss, die zich verbolgen bleef verzetten<br />

– ‘Houdt u nu alstublieft eens op me te kwellen<br />

met die brave Gregor’ –, was zijn aanbod<br />

‘desnoods pagina voor pagina’ met de tekst<br />

te helpen. Strauss ging uiteindelijk akkoord;<br />

hij zat al een jaar zonder tekstdichter en had<br />

geen keus.<br />

16<br />

Theater, geen literatuur<br />

Bij de eerste ontmoeting – 6 juli 19 5 – toont<br />

Gregor hem een aantal librettovoorstellen<br />

waaronder een schets van Zweig, die de<br />

basis zou worden voor de opera Friedenstag.<br />

Hij komt ook met het plan voor Daphne en op<br />

beide voorstellen – door Gregor bedoeld als<br />

twee eenakters voor één avond – reageert<br />

Strauss enthousiast en zelfs gretig. Maar<br />

de samenwerking verloopt van meet af aan<br />

stroef. Gregor was een gerenommeerd theaterwetenschapper<br />

en recensent, maar geen<br />

Hofmannsthal, geen Zweig en merkbaar geen<br />

toneelschrijver. Als een niet erg geslaagde<br />

Homerus-imitatie, zo zette Strauss de eerste<br />

versie van Gregors Daphne­libretto weg.<br />

Aan Zweig schreef hij: ‘Ongetwijfeld is onze<br />

vriend heel talentvol, maar het ontbreekt<br />

hem totaal aan zeggingskracht en ideeën.<br />

Een opeenstapeling van woorden, vol schoolfrikkenclichés.’<br />

Hoe vaker hij het libretto las,<br />

hoe meer het hem tegenstond, liet hij Gregor<br />

botweg weten. ‘Het mes van de chirurg doet<br />

zonder verdoving ook pijn,’ antwoordde de<br />

componist op een brief van zijn gekwetste<br />

librettist. ‘Maar wees alstublieft niet verontwaardigd<br />

als ik uw Daphne in deze vorm<br />

onbruikbaar acht, met name niet-theatraal<br />

en oninteressant voor welk publiek dan ook.’<br />

Om monter te besluiten: ‘Geen reden tot<br />

wanhoop. Wat niet is, kan nog komen.’<br />

Ook op de herziene versies waarin<br />

Gregor bereidwillig de vaak ingrijpende<br />

wijzigingen van Strauss had aangebracht,<br />

ventileerde Strauss zijn grievende kritiek<br />

zonder omhaal. ‘Theater en geen literatuur!’<br />

snauwt hij Gregor per brief toe. ‘Mijn beste<br />

vriend,’ schrijft hij als ze al driekwart jaar<br />

met het libretto worstelen, ‘we zijn nog ver<br />

verwijderd van een bruikbare operatekst,<br />

de helft kan nog geschrapt.’ Gewend als hij<br />

was in de correspondentie met Hofmannsthal<br />

flink de oren te wassen en gewassen te<br />

krijgen, wat steevast tot grotere diepgang in<br />

het resultaat leidde, zocht hij ook het vruchtbare<br />

conflict met Gregor. Maar de serviele<br />

Gregor kon niet anders reageren dan met toenemende<br />

deemoed en geslagenheid. Geleidelijk<br />

werd zijn tekstaandeel in Daphne – zijn<br />

enige eigen libretto van de drie die hij voor<br />

Strauss concipieerde – tot een minimum<br />

gereduceerd.<br />

Woordeloos<br />

Het idee voor Daphne kwam bij Gregor<br />

op toen hij een reproductie onder ogen<br />

kreeg van Théodore Chassériaus Apollon<br />

et Daphné, waar Daphnes gedaanteverwisseling<br />

in een laurierboom is uitgebeeld.<br />

<strong>De</strong> romantische voorstelling van de gepassioneerde<br />

god en de afwijzende nimf prikkelde<br />

zijn fantasie. <strong>De</strong> bekendste versie van de<br />

Daphne-mythe staat op naam van Ovidius.<br />

In zijn Metamorfosen is Daphne een riviernimf,<br />

dochter van de riviergod Peneius, die<br />

onbedoeld de hartstocht van de zonnegod<br />

Apollo heeft opwekt. Als vrijwillig maagdelijke,<br />

natuurminnende nimf wijst ze zijn toenadering<br />

af en roept ze goddelijke hulp in als<br />

hij haar te na komt. Die hulp komt in de vorm


17<br />

van haar transformatie tot boom. Gregor vult Strauss, de ander<br />

deze versie aan met Pausanias’ verhaal over <strong>De</strong> muziek die Strauss componeerde voor<br />

Leucippus die eveneens kansloos naar de de woordeloze metamorfose, waarbij Daphne<br />

gunsten van Daphne dingt en zich als meisje alleen nog maar een paar maten pure voca-<br />

verkleedt om met haar naar het feest ter ere len zingt, behoort tot de mooiste en meest<br />

van Dionysus te kunnen gaan. In Gregors expressieve muziek die hij ooit schreef. <strong>De</strong><br />

tekst ontmaskert Apollo zijn rivaal Leukip- componist wist dat zelf ook. Toen in 19 9 een<br />

pos en doodt hem in blinde woede, waarna filmploeg bij zijn villa in Garmisch-Parten-<br />

Daphne glorieus overgaat tot het groene kirchen aanklopte om een documentaire<br />

plantenrijk waar zij zich zo thuis voelt. te maken vanwege zijn 85ste verjaardag,<br />

Het thema van de transformatie was ontving hij ze in zijn studeerkamer achter<br />

voor Strauss overbekend terrein; het speelt de piano en speelde juist die slotscène van<br />

een rol in vrijwel zijn hele oeuvre, van de Daphne voor de draaiende camera’s.<br />

vroegste symfonische gedichten tot aan het Er is sindsdien veel gespeculeerd over<br />

orkestwerk Metamorphosen uit 19 5. Zijn de betekenis van het werk voor Strauss.<br />

jarenlange samenwerking met Hofmanns- Biograaf Michael Kennedy ziet een parallel<br />

thal is mede gebaseerd op hun wederzijdse tussen Daphne en de biografie van de com-<br />

fascinatie voor dit thema.<br />

ponist, wanneer hij de opera karakteriseert<br />

Opmerkelijk genoeg zijn juist Daphnes als het eerste duidelijke resultaat van de<br />

belangrijkste scènes niet van de hand van ouderwordende, kommervolle Strauss, die<br />

Gregor. Haar openingsmonoloog, waarin een vlucht naar binnen voltrok op zoek naar<br />

zij haar verbondenheid met de natuur en het volmaakte kunstwerk, en daarbij de<br />

het goddelijke uiteenzet, is naar een idee wereld de wereld liet. Een ‘innere Emigra-<br />

van zijn vriend en adviseur Zweig. En voor tion’, die ook door anderen wordt waarge-<br />

Daphnes metamorfose, de slotscène waarnomen.bij Gregor een groots bühnebeeld voor ogen Zijn collega Tim Ashley ziet in Daphne<br />

stond met koor en solisten in een pathe- juist een gebaar van Strauss aan de buitentische<br />

tekst, tekent uiteindelijk dirigent wereld gericht: ‘Apollo spreekt een pom-<br />

Clemens Krauss, die door Strauss buiten peuze taal waarin de krijgszucht van de<br />

medeweten van Gregor om raad is gevraagd. nazi’s doorklinkt, als hij de laurierboom<br />

Krauss veegt iedereen van het podium, op bombardeert tot symbool van heldendom<br />

Daphne na, en adviseert om woordeloos en en overwinning. Daphne zelf wijst zijn woor-<br />

puur instrumentaal te eindigen. Strauss den vlak voor haar transformatie af en roept<br />

brengt die boodschap niet als een sugges- de mensheid op om haar “te zien als symtie<br />

aan Gregor maar als een bevel: ‘Zondag bool van de eeuwigdurende liefde”.’ Een<br />

was Clemens Krauss hier en we zijn overeen- voorzichtige oproep tot onkreukbaarheid<br />

gekomen dat er na Apollo’s slotmonoloog, (Daphnes maagdelijkheid) hoort Ashley in<br />

behalve Daphne, niemand meer op<br />

Daphne tegen de zwarte achtergrond van<br />

het podium mag verschijnen, geen Peneios, het naziregime. Strauss was zich er boven-<br />

geen solostemmen, geen koor, kortom, dien van bewust dat de Daphne-mythe het<br />

geen oratorium: alles zou een afzwakking onderwerp was geweest van de allereerste<br />

betekenen.’<br />

opera die ooit werd gecomponeerd: Jacopo<br />

Peri’s Dafne uit 1597. Zijn eigen versie kun<br />

je volgens Ashley zien als een voorzichtige<br />

oproep tot continuering van het artistieke<br />

scheppingsproces, juist ook onder de tijdelijke,<br />

door de politiek veroorzaakte belemmerende<br />

omstandigheden.<br />

Maar het beeld van de pianospelende<br />

componist, enkele maanden voor zijn dood,<br />

achter de woordeloze muziek van Daphnes<br />

transformatie, roept ook herinneringen op<br />

aan de woordeloze dans van Elektra, aan het<br />

eind van die opera. <strong>De</strong> daden zijn voltrokken,<br />

de woorden zijn verstomd. Een leegte blijft<br />

oningevuld. Wie Strauss was in Daphne, en<br />

welke ander (‘... ik ben ook altijd een ander’),<br />

bepaalt nu ook de beschouwer.<br />

Selectie uit literatuur:<br />

Tim Ashley, ‘<strong>De</strong>ath and the maiden’,<br />

in The Guardian, 10 mei 2002<br />

Kenneth Birkin, Friedenstag and Daphne,<br />

New York 1982<br />

Bryan Gilliam (ed.), Richard Strauss and<br />

his World, Princeton University Press 1992<br />

Michael Kennedy, Richard Strauss, Man,<br />

Musician, Enigma, Cambridge University<br />

Press 1999<br />

Rebekka Sandmeier, ‘Daphne – Symbol des<br />

ewigen Kunstwerks’, in Ulrich Tadday (hrsg.),<br />

‘Richard Strauss <strong>De</strong>r Griechische Germane’,<br />

Musik­Konzepte 129/130, september 2005<br />

Scène uit Daphne (Foto: Thilo Beu)


Scène uit Daphne (Foto: Thilo Beu)<br />

Achtergrond Daphne<br />

Floris Don<br />

Richard Strauss’ oorlogsverleden<br />

Op 22 juli 1933 werd Richard Strauss in Bayreuth aan Adolf Hitler voorgesteld. Gastvrouw was Winifred<br />

Wagner, schoondochter van die andere grote Richard. Strauss had even tevoren de tweede akte van<br />

Wagners Parsifal gedirigeerd en ontving de kersverse Führer in de pauze. Wat werd er op deze – achteraf<br />

gezien – beladen bijeenkomst besproken? Auteursrechten voor componisten, reisvisa, theatersubsidies:<br />

Strauss had, na de magere en chaotische jaren van de Weimarrepubliek, de hoop dat Hitler wellicht de man<br />

was om positieve wijzigingen in het muziekleven door te voeren. Hitler kon weinig concrete toezeggingen<br />

doen, maar later dat jaar werd Strauss in audiëntie ontvangen bij Joseph Goebbels, minister van Propaganda.<br />

<strong>De</strong>ze hoorde geduldig de wensen van de bijna zeventigjarige toondichter aan, en verlengde hierop de duur<br />

van auteursrechten van dertig naar vijftig jaar na het overlijden van een componist. Ondertussen had Goebbels<br />

veel grotere plannen met Strauss: een maand na het gesprek, in november 1933, kreeg de componist per<br />

telegram de uitnodiging om president van de pas opgerichte Reichsmusikkammer te worden. Het leek een<br />

win-win-situatie. Met de wereldberoemde Strauss aan het hoofd zou dit politieke orgaan alle aanzien krijgen<br />

die het volgens Goebbels verdiende. En Strauss zelf zou in staat zijn de misstanden in het muziekleven eens<br />

goed aan te pakken.<br />

Strauss had sinds 186 liefst 58 verschillende<br />

regeringen meegemaakt, van drie<br />

Kaisers en kanselier Bismarck tot aan de<br />

talloze falende Weimarkabinetten. Nooit<br />

had hij politieke concessies hoeven doen<br />

aan zijn artistieke output. Hij had ook geen<br />

idee van de reikwijdte die de macht van de<br />

nazi’s zou krijgen. <strong>De</strong> eerste bekende verwijzing<br />

naar de nazipartij die hij maakte, in<br />

een brief uit 19 0, bestond uit geklaag over<br />

de politieke hype rond Hitler. Partij-ideoloog<br />

Rosenberg werd in dezelfde brief als ‘een<br />

lulletje rozenwater’ weggezet. Nog in 19 5<br />

ontving Strauss’ Joodse schoondochter een<br />

ansichtkaart met een afbeelding van Rembrandts<br />

Jacob zegent zijn zonen. Aan de<br />

achterkant was een sarcastisch bijschrift<br />

van de componist te lezen: ‘nog niet verboden<br />

door Rosenberg’.<br />

Strauss mocht door dergelijke fratsen<br />

een politieke naïeveling lijken die vertrouwde<br />

op zijn naam en faam, ondertussen speelde<br />

hij met vuur. Dit werd aan het eind van zijn<br />

twintig maanden durende presidentschap<br />

van de Reichsmusikkammer pijnlijk duidelijk.<br />

Voor een beter begrip van de cruciale<br />

gebeurtenissen in 19 5 dient te worden<br />

teruggeblikt op 1929, het jaar waarin Hugo<br />

von Hofmannsthal overleed. Twintig jaar<br />

lang had een vruchtbare samenwerking<br />

plaatsgevonden tussen Strauss en deze<br />

schrijver, dichter en librettist. Strauss<br />

ervoer zijn dood als een zeer zware klap,<br />

niet alleen omdat hij een vriend had verloren<br />

maar zeker ook een muze: bij Hofmannsthals<br />

libretti borrelde de briljante<br />

muziek als vanzelf omhoog. Toen Strauss<br />

de eerste schok te boven was, begon een<br />

vermoeiende zoektocht naar een alternatieve<br />

tekstschrijver, totdat als bij toeval de<br />

Oostenrijkse Stefan Zweig in zijn gezichtsveld<br />

verscheen. Met hem begon Strauss te<br />

werken aan de eerste echt vrolijke opera<br />

sinds <strong>De</strong>r Rosenkavalier, de opera buffa<br />

Die schweigsame Frau. Strauss voorzag<br />

een lange en vruchtbare samenwerking<br />

met Zweig, maar tegen de tijd dat dit eerste<br />

libretto volledig was getoonzet, werd Hitler<br />

rijkskanselier. <strong>De</strong> consequenties hiervan<br />

waren onduidelijk, zoals gezegd. Dankzij<br />

18<br />

zijn aanstelling als president van de Reichsmusikkammer<br />

kreeg Strauss het nog voor<br />

elkaar om een première van Die schweigsame<br />

Frau te Dresden te plannen in juni 19 5. Hitler<br />

en Goebbels hadden zelfs toegezegd deze in<br />

eigen persoon te zullen bijwonen, ondanks<br />

het ‘on-arische’ tintje.<br />

Bergafwaarts<br />

Twee dagen voor de première kreeg Strauss<br />

het affiche van de nieuwe opera onder ogen:<br />

Zweigs naam werd hierop niet vermeld.<br />

Strauss werd kwaad en eiste dat deze er alsnog<br />

bij gezet werd. Een brief van Zweig zélf<br />

bleek vervolgens de druppel. Hierin suggereerde<br />

hij de componist om voorlopig maar<br />

met iemand anders te werken; de samenwerking<br />

tussen een Jood en de president<br />

van de Reichsmusikkammer leek hem voor<br />

beide partijen zeer ongunstig. Strauss explodeerde<br />

in briefvorm:<br />

‘Je brief van de 15de [juni 19 5] leidt me<br />

tot waanzin! Die Joodse koppigheid! Genoeg<br />

om van elke man een antisemiet te maken!<br />

<strong>De</strong>nk je nu echt dat ik ooit, wat ik ook doe,<br />

geleid word door de gedachte dat ik “Germaans”<br />

ben […]? Geloof je soms dat Mozart<br />

als een “ariër” componeerde? Ik ken slechts<br />

twee soorten mensen: die met talent en die<br />

zonder. “Das Volk” bestaat voor mij slechts<br />

op het moment dat het publiek wordt. Of ze<br />

Beiers zijn, Chinees, Nieuw-Zeelands of<br />

Berlijns, laat me koud. Wat telt, is dat ze de<br />

volle toegangsprijs betalen.’ Zweig heeft<br />

deze brief nooit gelezen. Het epistel werd<br />

onderschept door de Gestapo en direct<br />

doorgestuurd naar Hitler. Strauss werd<br />

hierop in Berchtesgaden, het hoofdkwartier<br />

van de Führer, ontboden en ontheven uit zijn<br />

functie als president. Meer dan de verlenging<br />

van auteursrechten had Strauss niet<br />

kunnen betekenen voor de muzieksector.<br />

Die schweigsame Frau werd na slechts vier<br />

uitvoeringen weer van de planken gehaald.<br />

Van hieraf ging het verder bergafwaarts.<br />

In hetzelfde rampjaar 19 5 werden de Neurenberger<br />

wetten doorgevoerd, die Duitse Joden<br />

van hun burgerschap beroofden. Zij troffen<br />

de familie Strauss direct: zijn schoondochter<br />

en kleinzoons waren niet langer burgers


van het Duitse Rijk en liepen constant<br />

gevaar gearresteerd te worden. Strauss,<br />

uit de hoogste regionen omlaag gevallen,<br />

moest zich voortdurend op de knieën werpen<br />

om via bevriende kanalen zijn familie te sparen<br />

voor de verschrikking die zoveel anderen<br />

overmeesterde. In aanloop naar de oorlog<br />

werd zijn van nature optimistische gemoedstoestand<br />

steeds bedrukter. Bij het uitbreken<br />

van het eerste geweld zou hij hebben verzucht:<br />

‘Een oorlogsverklaring, dat kan er<br />

ook nog wel bij.’ Alsof de penibele situatie<br />

van zijn familie niet genoeg was, verwoestten<br />

bombardementen ook nog zijn geliefde<br />

operahuizen in München, Berlijn en Dresden.<br />

<strong>De</strong> smeulende ruïnes moeten voor Strauss<br />

symbolen van een gebroken cultuur zijn geweest.<br />

Zijn schoondochter overleefde de<br />

oorlog, 26 van haar familieleden niet.<br />

Ondogmatisch en apolitiek<br />

Kortom, Strauss heeft een getroebleerd<br />

en troebel oorlogsverleden nagelaten. Hij<br />

was zeker geen sympathisant van het naziregime<br />

en schroomde niet zijn onvrede te<br />

uiten. Anderzijds bekleedde hij wel een presidentieel<br />

ambt, en had die geuite onvrede<br />

meestal slechts betrekking op hemzelf als<br />

artiest, zoals de affaire Zweig aantoonde:<br />

niet de algemene wreedheden begaan door<br />

de nazi’s, maar hun verhindering met z’n<br />

Joodse librettist samen te werken deed<br />

Strauss koken van woede. Pas toen zijn<br />

familie in direct gevaar kwam, leek Strauss<br />

het laatste restje politieke naïviteit te ver-<br />

DAS_62063_A5liggend 4/4/06 11:27 AM Page 1<br />

19<br />

liezen en werden artistieke belangen ondergeschikt.<br />

Het plaatje wordt nog complexer, wanneer<br />

de composities in ogenschouw genomen<br />

worden die dateren uit de jaren dertig<br />

en veertig. Liefst zes opera’s schreef hij,<br />

overwegend gebaseerd op mythologische<br />

thematiek en vaak lichtvoetig van aard. Daarnaast<br />

verschenen veel ‘Handgelenksübungen’,<br />

polsoefeningen, in de vorm van<br />

speelse kamermuziekwerken en het Tweede<br />

hoornconcert. Waren dergelijke projecten<br />

een vorm van escapisme? Ontliep Strauss<br />

hiermee zelfs zijn plicht als artiest om de<br />

harde realiteit in kunst om te zetten, zoals<br />

hem later is verweten?<br />

Die kritiek gaat aan een aantal belangrijke<br />

aspecten voorbij. Nog afgezien van<br />

de vraag of dit inderdaad de plicht van een<br />

artiest is: niet alles wat Strauss schreef,<br />

was mijlenver verwijderd van de werkelijkheid.<br />

Friedenstag, een zelden uitgevoerde<br />

mengvorm van opera en cantate uit 19 6,<br />

heeft een uitgesproken pacifistische thematiek.<br />

<strong>De</strong> compositie Metamorphosen voor<br />

2 solostrijkers uit 19 - 5 is gebaseerd op<br />

een gedicht van Goethe (‘Niemand wird sich<br />

selber kennen’) en citeert uit de treurmars<br />

van Beethovens Eroica. Dit werk mag een<br />

diepzinnige studie naar de dierlijke instincten<br />

van de mens heten, een zeldzaam staaltje<br />

zelfdoorgronding én een symbool voor<br />

het culturele verval van het Westen. Strauss’<br />

gebruikelijke heldenpathos speelt hier een<br />

ondergeschikte rol.<br />

(advertentie)<br />

Geef cultuur de kans<br />

Ons land kent vele toneelgezelschappen. Miljoenen landgenoten maken muziek. Daarnaast zijn er<br />

talloze monumenten die bezocht, bewoond en bewonderd kunnen worden. Zo’n kleurrijke cultuur moet<br />

gekoesterd worden. En dat lukt niet alleen met overheidsgeld. Gelukkig springt het Prins Bernhard<br />

Cultuurfonds vaak bij. Per jaar steunen wij bijna 4.000 culturele projecten,groot en klein. Onze donateurs<br />

zorgen dat cultuur toekomst heeft. Word ook donateur, voor 25 euro per jaar geeft u cultuur de kans.<br />

www.cultuurfonds.nl<br />

Ten tweede, en belangrijker: naarmate<br />

de nazi’s hun dogmatische greep op elk<br />

aspect van de samenleving verstevigden,<br />

werd het steeds moeilijker om als artiest<br />

een autonome weg in te slaan. <strong>De</strong> abstracte<br />

toondichters hadden het naar verhouding<br />

nog makkelijk, zeker een laatromantische en<br />

door en door Duitse componist als Richard<br />

Strauss. Toch werden ook zij geacht in dienst<br />

van het heroïsche Germaanse volk te componeren.<br />

Kan de thematiek van opera’s<br />

als Daphne (vrouw verandert in boom) en<br />

Capriccio (de strijd tussen tekst en muziek)<br />

dan worden uitgelegd als ondogmatisch en<br />

apolitiek, en juist dáárdoor als een politiek<br />

statement? Kóós Strauss er uiteindelijk<br />

voor, zolang mogelijk naïef te blijven?<br />

<strong>De</strong>rgelijke vragen maken een opera als<br />

Daphne extra interessant; aan de regisseur<br />

de keuze om van die historische context al<br />

dan niet gebruik te maken.<br />

Scène uit ??? (Foto: ???)


Peter Peter Konwitschny en Ingo en Ingo Metzmacher (Foto: (Foto: Maria Maria Steinfeldt)<br />

Portret Daphne<br />

Klaus Bertisch<br />

Muziektheater van<br />

maatschappelijk belang<br />

Peter Konwitschny, in Frankfurt geboren en in Leipzig opgegroeid, is tegenwoordig een van de belangrijkste<br />

regisseurs in de internationale operawereld. In Nederland waren er ook al producties van hem te zien. Zo nam<br />

de Nationale Reisopera zijn Leipziger producties van Puccini’s La bohème en Tsjaikovski’s Jevgeni Onjegin<br />

over. Pierre Audi nodigde de Hamburgische Staatsoper uit voor een gastvoorstelling in het Holland Festival<br />

2005 om de vruchtbare samenwerking van Konwitschny met Ingo Metzmacher in Amsterdam te presenteren.<br />

Alban Bergs Wozzeck en Lulu werden direct na elkaar door hetzelfde team gerealiseerd: het was een uitzonderlijke<br />

belevenis deze eminente muziektheaterwerken van de meester van de Tweede Weense School<br />

in een onmiddellijke opeenvolging te kunnen meemaken.<br />

Over zijn ensceneringen zijn de meningen<br />

vaak verdeeld. ‘Boe’ en ‘bravo’ liggen bij<br />

Peter Konwitschny’s premières vaak vlak<br />

naast elkaar. Toch zegt hij telkens weer met<br />

nadruk dat hij niet wil provoceren. Hij wil<br />

alleen maar laten zien wat er werkelijk in de<br />

stukken zit. Konwitschny hecht veel belang<br />

aan de maatschappelijke relevantie van zijn<br />

werk, en aangezien de omstandigheden<br />

waarin men nu een werk presenteert heel<br />

anders zijn dan die ten tijde van de wereldpremière,<br />

moeten deze omstandigheden<br />

zich logischerwijs in de productie weerspiegelen.<br />

Na hun gezamenlijke ervaringen<br />

met Hertog Blauwbaards burcht/Erwartung<br />

in Bazel en Un ballo in maschera in Dresden<br />

werkte hij regelmatig samen met Ingo Metzmacher,<br />

naar aanleiding van diens positie<br />

als Generalmusikdirektor aan de Staatsoper<br />

Hamburg.<br />

Dat begon met Wagners Lohengrin en<br />

daarna bleef het vooral bij het Duitse repertoire,<br />

maar ook maakten zij samen een sensationele<br />

productie van Verdi’s Don Carlos.<br />

Konwitschny’s visie op Lohengrin – zich<br />

afspelend in een klaslokaal vol puberende<br />

jongelui – heeft intussen een triomftocht<br />

om de wereld gemaakt en is bijna een (Konwitschny-)klassieker<br />

geworden. <strong>De</strong> geprojecteerde<br />

verlangens van de hoofdpersonen,<br />

die aan het eind vergeefse hoop blijken te<br />

zijn, laten zien hoe helder zijn taal als regisseur<br />

geïnspireerd is door het hier en nu, en<br />

hoe aanschouwelijk de werkelijke inhoud<br />

van het stuk aan het licht wordt gebracht.<br />

Aan het eind zijn de jeugdige helden volwassen<br />

geworden en is er geen weg terug<br />

meer naar de dromen in het klaslokaal.<br />

Dat is de onthutsende boodschap die Konwitschny<br />

ons laat zien, zonder dat de opera<br />

bij hem riskeert door chauvinistisch gedweep<br />

met ‘het Duitse’ in een kwaad daglicht<br />

te worden geplaatst. Dat hij bij zijn<br />

analyse van de stukken altijd begint met de<br />

partituur, is geen wonder: zijn vader Franz<br />

Konwitschny was lange tijd werkzaam als<br />

dirigent van onder andere het Gewandhausorchester<br />

in Leipzig, en diens Wagner-interpretaties<br />

gelden tot op de dag van vandaag<br />

als exemplarisch.<br />

Baanbrekende interpretaties<br />

Peter Konwitschny heeft het handwerk helemaal<br />

vanaf de basis geleerd. Hij studeerde<br />

regie aan de Hanns-Eisler-Schule in Berlijn,<br />

waarna zijn assistentenjaren volgden, onder<br />

20<br />

meer aan het Berliner Ensemble bij Ruth<br />

Berghaus. <strong>De</strong> invloed van haar beeldtaal<br />

moet men niet onderschatten als men het<br />

oeuvre van Peter Konwitschny vandaag<br />

bekijkt. Hoe Berghaus Brechts epische theater<br />

bruikbaar heeft gemaakt voor de opera,<br />

is beslist terug te vinden in Konwitschny’s<br />

manier van werken, ook al vindt hij zelf dat<br />

dit epische theater niet als een algemene<br />

formule op zijn ensceneringen kan worden<br />

toegepast. Ruth Berghaus heeft de kunstenaar<br />

zeker ook krachtig gesteund, doordat<br />

ze eraan heeft bijgedragen dat tot controverses<br />

en discussies leidende producties<br />

slechts op het allerhoogste kwaliteitsniveau<br />

mogen plaatsvinden, om stand te kunnen<br />

houden tegenover de operakritiek, die zich<br />

richt naar traditionele waarden. Net als zijn<br />

mentrix heeft ook Konwitschny vervolgens<br />

zowel voor het gesproken toneel als voor<br />

het muziektheater gewerkt en met zijn eigen<br />

ensceneringen voor kleinere theaters en<br />

hogescholen zijn eerste sporen verdiend.<br />

In het begin baarden vooral zijn Händelensceneringen<br />

in de Händel-stad Halle<br />

opzien. Daarop volgden aanvankelijk over-<br />

wegend producties in de DDR, na de hereniging<br />

van Duitsland in toenemende mate ook<br />

in het westen.<br />

Tegenover zijn baanbrekende interpretaties<br />

van het werk van Wagner, om te beginnen<br />

met Parsifal aan de Bayerische Staatsoper,<br />

staan ook de grote werken van Verdi,<br />

vooral met ensceneringen voor het Opernhaus<br />

Graz. Hij laat zich dus niet vastleggen<br />

op een specifiek repertoire. Zijn belangstelling<br />

voor het operettegenre ging gepaard<br />

met een stevig theaterschandaal. Toen de<br />

reacties na de première van Kálmáns Die<br />

Czárdásfürstin aan de Semperoper Dresden<br />

uiterst heftig waren, zag de intendant aldaar<br />

zich genoodzaakt om in te grijpen in Konwitschny’s<br />

enscenering. Dit leidde tot een<br />

proefproces, dat door Konwitschny werd<br />

gewonnen omdat zijn regie werd beschouwd<br />

als auteursrechtelijk beschermde activiteit.<br />

Gelukkig had dit juridische conflict geen<br />

gevolgen voor de verdere ontwikkeling van<br />

de carrière van de regisseur, en vele internationale<br />

operahuizen deden daarna al het<br />

mogelijke om ‘hun eigen’ Konwitschny-productie<br />

binnen te halen.


Uitdagend<br />

In Hamburg vond Konwitschny zijn thuis<br />

als regisseur en daar werkte hij samen met<br />

Ingo Metzmacher gedurende acht jaren aan<br />

een breed spectrum met Lohengrin en Don<br />

Carlos als opvallende mijlpalen, maar ook –<br />

naast de twee opera’s van Alban Berg – met<br />

werken van Mozart, Strauss, Weber en Weill.<br />

Hun samenwerking ging misschien daarom<br />

zo goed omdat Konwitschny’s ontledende<br />

blik zo dicht bij Metzmachers analytische<br />

benadering van de muziek stond. Zoals de<br />

regisseur elk moment van de scenische en<br />

muzikale handeling in elk detail psychologisch<br />

belicht en uitlegt, ontleedt ook de dirigent<br />

zijn partituur om alle elementen zo<br />

goed mogelijk te kunnen laten horen. Dat<br />

het publiek bij hun uitvoeringen zowel in<br />

positieve als in negatieve zin in de grootste<br />

opwinding geraakt, is het beste effect dat<br />

Konwitschny en Metzmacher zich kunnen<br />

wensen, want zij willen een levend muziektheater<br />

scheppen. Het publiek te laten<br />

nadenken en op een nieuwe manier te laten<br />

denken, het te bevrijden van aloude, overgeleverde<br />

ideeën over opera, was in het<br />

algemeen een doelstelling die ze met vlag<br />

en wimpel hebben gehaald.<br />

Veelvuldig werd Peter Konwitschny<br />

onderscheiden voor zijn ensceneringen,<br />

waaronder meer dan eens als Regisseur<br />

van het Jaar door het Duitse vaktijdschrift<br />

Opernwelt. Naast producties uit Hamburg<br />

werden onder andere zijn regie van Luigi<br />

Nono’s complexe ‘azione teatrale’ Al gran<br />

sole carico d’amore aan het Staatstheater<br />

Hannover en zijn Falstaff voor Graz uit-<br />

<strong>De</strong> vereniging organiseert tal van activiteiten, w.o. lezingen, literaire<br />

avonden, operafilmavonden, openbare repetities, masterclasses<br />

en eendaagse reizen naar operahuizen in Luik, Münster, Duisburg,<br />

Düsseldorf, Essen en Dortmund. Bovendien worden jaarlijks een of<br />

twee meerdaagse reizen georganiseerd.<br />

Naast inschrijving op het speciale Vriendenabonnement bij DNO<br />

hebben de leden de mogelijkheid tot (beperkte) vóórreservering van<br />

losse plaatskaarten. <strong>De</strong> Kerstmatinee is traditioneel een Vriendenvoorstelling.<br />

Vijfmaal per seizoen komt het Vriendenbulletin uit, een tijdschrift<br />

met verenigings­ en operanieuws.<br />

Wilt u zich aansluiten bij de Vrienden van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>,<br />

schrijf, bel of mail naar nevenstaand adres.<br />

N i e u w ! ! ! F O T O J A A R B O e K D N O S e i Z O e N 2 0 0 6 - 2 0 0 7<br />

Het fotojaarboek 2006­2007 DNO is verkrijgbaar aan de Vriendenbalie.<br />

Prijs 15,­.<br />

F i D e l i O , J O N g e v R i e N D e N v A N<br />

D e N e D e R l A N D S e O p e R A<br />

Jonge mensen (t/m 28 jaar) kunnen lid worden van Fidelio, dé vereniging<br />

voor jonge <strong>Opera</strong>fans. Voor deze groep leden worden speciale<br />

activiteiten georganiseerd, terwijl ook alle activiteiten en voordelen<br />

21<br />

geroepen tot Enscenering van het Jaar.<br />

Ongetwijfeld zorgde zijn Stuttgarter Götterdämmerung<br />

ervoor dat Stuttgart in 2000 tot<br />

<strong>Opera</strong>huis van het Jaar werd uitverkoren.<br />

In 2005 kreeg hij de Theaterprijs van de<br />

stad Berlijn. Volgens de motivering zijn zijn<br />

ensceneringen ‘altijd een intensieve kijk<br />

op en interpretatie van het heden’, en zijn<br />

ze ‘ongemakkelijk, strijdbaar, uitdagend en<br />

stellen ze maatstaven voor wie zich zowel<br />

oude als nieuwe werken scenisch-muzikaal<br />

eigen wil maken.’ Een groter compliment<br />

had men de regisseur beslist niet kunnen<br />

maken, want hij vindt zelf dat een regie altijd<br />

‘een aangelegenheid van maatschappelijk<br />

belang’ moet zijn.<br />

v R i e N D e N vA N<br />

D e N e D e R l A N D S e O p e R A<br />

Richard Strauss<br />

In zijn rijkgeschakeerde repertoire valt op<br />

dat wat de Duitse opera’s betreft Richard<br />

Strauss enigszins ondervertegenwoordigd<br />

lijkt te zijn. Behalve <strong>De</strong>r Rosenkavalier in<br />

Hamburg, en Elektra in Kopenhagen en Stuttgart,<br />

ensceneerde Konwitschny alleen het<br />

vooral bij dirigenten zo geliefde Daphne, een<br />

van de late werken van de Beierse toondichter.<br />

Strauss’ weifelende houding tegenover<br />

Adolf Hitlers naziregime, die zich uitte in<br />

zijn vlucht met Daphne in de Griekse mythologie<br />

of met Capriccio in een theoretisch<br />

eclecticisme, was voor Konwitschny een<br />

interessante ontdekking, waarvan hij<br />

natuurlijk ook voor zijn Daphne-enscenering<br />

voor het Aalto Theater in Essen gebruik<br />

wilde maken. Aldus slaagde hij erin het werk<br />

een onverwachte politieke dimensie mee te<br />

geven. <strong>De</strong> tijdsomstandigheden hebben vol-<br />

gens Konwitschny, juist omdat dit stuk elke<br />

verwijzing naar de actualiteit wilde vermijden,<br />

sterk hun stempel op Daphne gedrukt.<br />

Zo wordt Daphne, die twijfelt tussen twee<br />

mannen en die geen keuze kan maken, tot<br />

representant van een soort resignatie, die<br />

lijkt op die van Strauss zelf: enerzijds was<br />

hij president van de Reichsmusikkammer,<br />

anderzijds wilde hij verzet plegen tegen<br />

de – zoals hij het zelf noemde – ‘Hitlerei’ in<br />

Duitsland. Uiteindelijk trok hij zich helemaal<br />

terug uit het politieke strijdperk, omdat de<br />

bruine machthebbers steeds meer probeerden<br />

door te voeren wat zij zelf onder ‘cultuur’<br />

verstonden.<br />

In de toekomst zal er in Amsterdam nog<br />

meer Richard Strauss van Peter Konwitschny<br />

te zien zijn.<br />

Vertaald door Frits Vliegenthart<br />

van de Vereniging Vrienden van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> voor hen<br />

openstaan.<br />

Speciaal voor Fidelio­leden stelt <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> Jonge<br />

<strong>Opera</strong>fan­abonnementen samen, waarbij een aanzienlijke korting<br />

wordt gegeven. fidelio@dno.nl<br />

c O N T R i B u T i e m i v 1 S e p T 2 0 0 7<br />

Individueel lidmaatschap 30,­<br />

Gezinslidmaatschap (2 pers.) 55,­<br />

Donateur (minimaal) 75,­<br />

Jonge Vrienden (t/m 28) 15,­<br />

Aanmelding door overmaking van het bedrag op giro 32.500<br />

of bank 43.40.57.207 t.n.v. Vrienden van de <strong>Opera</strong> te Amsterdam,<br />

o.v.v. ‘nieuw lidmaatschap’.<br />

Vereniging Vrienden van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

Waterlooplein 22 1011 PG Amsterdam<br />

telefoon 020 551 8282 (ma, di en do 9.00 tot 13.00 uur)<br />

e­mail vrienden@dno.nl<br />

www.vriendenvdopera.demon.nl<br />

Scène uit ??? (Foto: ???)


Maquette toneelbeeld Castor et Pollux, ontwerp: Patrick Kinmonth<br />

Castor et Pollux<br />

‘Schenken wij aan ’t universum de onsterfelijke tekens<br />

Van zo’n zuivere vriendschap en zo’n tedere liefde!’ (Jupiter)<br />

I<br />

Aan het hof van Sparta. Hoewel zij van de<br />

sterfelijke Castor houdt, staat Télaïre op het<br />

punt met diens onsterfelijke tweelingbroer<br />

Pollux te trouwen. Castor beantwoordt haar<br />

gevoelens. Hij besluit vrijwillig in ballingschap<br />

te gaan, maar Pollux hoort dit en ziet<br />

omwille van zijn broer af van het huwelijk.<br />

<strong>De</strong> jaloerse Phébé laat het paleis aanvallen<br />

en wil Télaïre laten ontvoeren. In het<br />

gevecht sneuvelt Castor.<br />

II<br />

<strong>De</strong> Spartanen bereiden de uitvaart van<br />

Castor voor. Télaïre is diep bedroefd. Phébé<br />

biedt haar toverkunsten aan om Castor uit<br />

de dodenwereld terug te halen mits Télaïre<br />

hem aan haar afstaat. Pollux wreekt de<br />

dood van zijn broer en biedt Télaïre zijn<br />

liefde aan. Zij haalt hem echter over zijn<br />

vader, de god Jupiter, te smeken dat Castor<br />

weer mag leven.<br />

22<br />

III<br />

In de tempel van Jupiter bereidt Pollux een<br />

offer voor en hij bidt tot de godheid, die<br />

even later neerdaalt. Jupiter willigt het verzoek<br />

in op voorwaarde dat Pollux Castors<br />

plaats inneemt. Hébé, godin van de eeuwige<br />

jeugd, toont Pollux wat hij opgeeft, maar hij<br />

volhardt in zijn voornemen.<br />

IV<br />

Bij de ingang van de onderwereld roept<br />

Phébé geesten en monsters op om Pollux<br />

tegen te houden, maar met de hulp van<br />

Mercure weet hij toch door te dringen. Op<br />

de Elysische velden proberen gelukkige<br />

geesten Castor tevergeefs op te vrolijken,<br />

want hij is diep ongelukkig. Als Castor<br />

en Pollux elkaar zien, volgt een hartelijke<br />

begroeting tussen de twee broers. Castor<br />

weigert het offer van Pollux te aanvaarden;<br />

uiteindelijk stemt hij ermee in dat hij<br />

naar Télaïre terugkeert, maar slechts voor<br />

één dag. Daarna zal hij teruggaan naar het<br />

dodenrijk en Pollux weer laten leven.<br />

V<br />

In Sparta is Castor voor even herenigd met<br />

Télaïre, maar alleen om voor altijd afscheid<br />

te nemen. Haar smeekbeden halen niets uit.<br />

Voorafgegaan door donder en bliksem daalt<br />

Jupiter op zijn adelaar neer om Castor van<br />

zijn eed te bevrijden en hem de onsterfelijkheid<br />

te schenken. <strong>De</strong> tweelingen worden<br />

vereend en krijgen als sterrenbeeld een<br />

plaats in de dierenriem.


2<br />

vr 18 jan 2008 première 20.00 uur tv<br />

za 19 jan 20.00 uur tv<br />

ma 21 jan 20.00 uur tv<br />

wo 23 jan 20.00 uur tv<br />

vr 25 jan 20.00 uur tv<br />

zo 27 jan 13.30 uur tv<br />

ma 28 jan 20.00 uur tv<br />

wo 30 jan 20.00 uur tv<br />

do 31 jan 20.00 uur tv<br />

Het Muziektheater Amsterdam<br />

Kaartverkoop is reeds begonnen.<br />

Bij het ter perse gaan van deze <strong>Odeon</strong><br />

zijn er nog kaarten verkrijgbaar.<br />

Bel het Kassa-bespreekbureau van<br />

Het Muziektheater: 020-625 5455, of een<br />

van de andere verkooppunten (zie pag. 30).<br />

Online kopen: www.dno.nl<br />

Inleidingen door Marijke Schouten<br />

Plaats: Het Muziektheater (2de balkon)<br />

Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere<br />

voorstelling, dus 19.15 uur (avond)/12.45 uur<br />

(matinee)<br />

Lengte: ± 30 minuten<br />

Toegang: gratis op vertoon van een geldig<br />

plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag<br />

Met steun van de Vereniging Vrienden<br />

van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

Uitzenddatum<br />

Radio 4, NPS <strong>Opera</strong> Live:<br />

zaterdag 19 januari 2008, 19.00 uur<br />

Jean-Philippe Rameau 1683 -1764<br />

Castor et Pollux<br />

Tragédie lyrique<br />

en cinq actes<br />

libretto van<br />

Pierre-Joseph Bernard<br />

muzikale leiding<br />

Christophe Rousset<br />

regie<br />

Pierre Audi<br />

decor/kostuums<br />

Patrick Kinmonth<br />

licht<br />

Jean Kalman<br />

choreografie<br />

Amir Hosseinpour<br />

Télaïre<br />

Anna Maria Panzarella<br />

Phébé<br />

Véronique Gens<br />

Cléone/Suivante d’Hébé/<br />

Ombre heureuse<br />

Judith van Wanroij<br />

Castor<br />

Finnur Bjarnason<br />

Pollux<br />

Henk Neven<br />

Jupiter<br />

Nicolas Testé<br />

Le Grand Prêtre<br />

Thomas Oliemans<br />

Spartiate 1/Mercure<br />

Anders J. Dahlin<br />

Les Talens Lyriques<br />

Koor van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

instudering Martin Wright<br />

<strong>De</strong> opera wordt in het Frans gezongen<br />

en Nederlands boventiteld.<br />

<strong>De</strong> voorstelling duurt circa 2 uur en 25 minuten.<br />

Er is geen pauze.<br />

Het operaboek Castor et Pollux is verkrijgbaar<br />

in Het Muziektheater. Daarin zijn onder meer<br />

een uitgebreide synopsis, en het libretto in<br />

het Frans en in een <strong>Nederlandse</strong> vertaling<br />

opgenomen. <strong>De</strong> prijs is 8,-.<br />

Nieuwe productie


Jean-Philippe Rameau (Foto: ???)<br />

Achtergrond Castor et Pollux<br />

Jan Nuchelmans<br />

Jean-Philippe Rameau<br />

en de Franse opera<br />

In 1723 streek Jean-Philippe Rameau uit de ‘provincie’ neer in Parijs, veertig jaar oud. Beroemd was<br />

hij toen nog niet, al circuleerde zijn naam in muzikale kringen al wel, dankzij een boek met klavecimbelwerken<br />

(1706) en een muziektheoretisch tractaat, het Traité de l’harmonie (1722). Daarnaast had hij<br />

enkele motetten gecomponeerd en zo’n twintig jaar het orgel bespeeld in kerken in onder meer Avignon,<br />

Clermont-Ferrand en Dijon. Weinig of niets wees erop dat Rameau tien jaar na zijn vestiging in Parijs zijn<br />

opwachting zou maken met een opera en het zelfs zou brengen tot de grootste Franse operacomponist<br />

van de 18de eeuw.<br />

In een brief aan Antoine Houdar de la Motte,<br />

librettist van opera’s van componisten als<br />

Campra en <strong>De</strong>stouches, vraagt een zelfverzekerde<br />

Rameau de meester om teksten<br />

die hij kan toonzetten. Vergeefs, maar het<br />

is een eerste signaal van Rameaus plannen<br />

in de richting van het theater. Hij had het<br />

geluk in Parijs (17 1) in contact te komen<br />

met Alexandre Jean-Joseph La Riche de la<br />

Pouplinière, een uiterst welgesteld muziekliefhebber,<br />

die er een eigen huisorkest op<br />

nahield en regelmatig concerten en toneelvoorstellingen<br />

organiseerde. Minstens drie<br />

van die stukken werden gelardeerd met<br />

toneelmuziek van Rameau. Van deze eerste<br />

contacten van Rameau met het theater is<br />

helaas niets bewaard gebleven, maar in de<br />

beschermde omgeving van La Pouplinière<br />

moet de kiem gelegd zijn voor de latere faam<br />

van Rameau. In 17 beleefde zijn eersteling<br />

op operagebied zijn première, Hippolyte et<br />

Aricie, ‘tragédie en musique’. Directe aanleiding<br />

voor het schrijven daarvan was de<br />

uitvoering van de bijbelse opera Jephté van<br />

Michel Pignolet de Montéclair die Rameau<br />

in 17 2 bijwoonde. Rameau trad met zijn<br />

‘tragédie en musique’ in de voetsporen van<br />

zijn grote voorganger Jean-Baptiste Lully<br />

(16 2-1687), de als Giovanni Battista Lulli<br />

in Florence geboren hofcomponist van<br />

Lodewijk XIV.<br />

Monopolie<br />

<strong>Opera</strong> had zijn intrede op de Franse podia<br />

heel laat gedaan: pas bijna een halve eeuw<br />

na de eerste Italiaanse opera’s kregen de<br />

Parijzenaren – door toedoen van kardinaal<br />

Mazarin (ook een geboren Italiaan) een aantal<br />

Italiaanse opera’s voorgeschoteld, van<br />

onder anderen Luigi Rossi (Orfeo in 16 7)<br />

en Francesco Cavalli. Laatstgenoemde was<br />

door Mazarin vanuit Venetië ingehuurd om<br />

de bruiloftsplechtigheden van Lodewijk XIV<br />

en Maria Theresia van Oostenrijk, dochter<br />

van de Spaanse koning, luister bij te zetten<br />

met een (Italiaanse) opera, Ercole amante.<br />

Daartoe werd in het Tuilerieën-paleis een<br />

enorm nieuw theater gebouwd dat volgens<br />

de tijdgenoten 7000 man publiek kon herbergen.<br />

Het resultaat – dat door tegenslag<br />

en sabotage van Franse kant pas ruim een<br />

jaar na de bruiloft in 1662 in première ging<br />

– kon het Franse publiek niet bekoren. <strong>De</strong><br />

Italiaanse taal en de geïmporteerde castraten<br />

waren daaraan mede debet. Succes was<br />

wel weggelegd voor de vele dansen die in<br />

het werk ingevlochten waren, van de hand<br />

van Lully.<br />

2<br />

Lully was aanvankelijk niet erg geporteerd<br />

voor het fenomeen opera; pas nadat<br />

twee mindere goden (de dichter Perrin en<br />

de componist Cambert) met hun Pomone in<br />

1<strong>67</strong>0 maar liefst 1 7 uitvoeringen wisten te<br />

scoren, draaide Lully bij. Op slinkse wijze<br />

maakte hij Perrin het monopolie voor het<br />

uitbrengen van opera’s afhandig en timmerde<br />

daarmee voor de komende zestig jaar<br />

alle ontwikkelingen dicht. In 1<strong>67</strong> bracht<br />

hij zijn eigen eerste opera in première, Cadmus<br />

et Hermione. Tot 17 zouden opera’s<br />

ondanks bescheiden vernieuwingen voor<br />

een belangrijk deel gemodelleerd zijn naar<br />

Lully’s werken.<br />

Rameaus Hippolyte et Aricie bracht<br />

daar verandering in. <strong>De</strong> eerste voorstellingen<br />

ervan werden bepaald niet vriendelijk<br />

onthaald. Er ontstonden twee kampen: de<br />

tegenstanders werden aangeduid als Lullistes<br />

en de voorstanders als Ramistes of<br />

ook wel Rameauneurs. Dat die laatste term<br />

een denigrerende connotatie had (ramoneurs<br />

= schoorsteenvegers), weerhield<br />

Rameau er niet van een indrukwekkende<br />

reeks opera’s en aanverwante stukken te<br />

laten volgen.<br />

‘Baroque’<br />

Het Franse muziekleven, dat na het mislukken<br />

van Ercole amante en de dood van kardinaal<br />

Mazarin een xenofobe wending had<br />

ondergaan en eigenlijk alleen nog maar<br />

Franse producten wilde zien, was inmiddels<br />

al weer enigszins een internationale kant<br />

op gegaan. Mondjesmaat werden weer<br />

Italiaanse invloeden getolereerd. Met zijn<br />

‘goûts réunis’, een vermenging van Franse<br />

en Italiaanse stijlelementen, had François<br />

Couperin de weg vrijgemaakt voor Rameau.<br />

Die Italiaanse elementen waren een van<br />

de redenen van het kamp der Lullistes om<br />

zich tegen Rameau te verzetten. Zij vonden<br />

Rameaus muziek onnatuurlijk, te ingewikkeld,<br />

te overdadig, en het woord ‘baroque’<br />

(dat bij de Fransen tot ver in de 20ste eeuw<br />

een negatieve bijklank had) was in de reacties<br />

niet van de lucht. Rameaus nieuwlichterij<br />

werd beschouwd als het werk van een<br />

non-conformist. Het is duidelijk, de Fransen<br />

wilden niet zonder slag of stoot hun Lulliaanse<br />

traditie prijsgeven.<br />

<strong>De</strong> ‘tragédie en musique’, zoals Lully het<br />

genre had geschapen, week op een aantal<br />

punten opvallend af van de Italiaanse opera


van zijn tijd. Waar de Italiaanse opera (van<br />

bijvoorbeeld Alessandro Scarlatti) duidelijk<br />

onderscheid maakte tussen recitatieven en<br />

aria’s, speelde de Franse opera zich vrijwel<br />

geheel af in het domein van het recitatief.<br />

Incidenteel waren er passages met een<br />

meer melodisch karakter, die op het begin<br />

van een aria leken, maar tot afgeronde aria’s<br />

kwam het nooit. In dat licht is er interessante<br />

informatie te halen uit een briefwisse-<br />

ling die in het najaar van 1751 werd gevoerd<br />

tussen Carl-Heinrich Graun, componist en<br />

hofkapelmeester van Frederik de Grote en<br />

operadirecteur in Berlijn, en Georg Philipp<br />

Telemann. Graun beklaagt zich in een brief<br />

aan zijn vakbroeder over het Franse recitatief<br />

en geeft een aantal voorbeelden, uit<br />

Castor et Pollux! Hij gaat zelfs zover dat hij<br />

zijn eigen voorstel eraan toevoegt hoe de<br />

betreffende recitatieven veel beter zouden<br />

zijn geweest en laat zich daarbij sterk leiden<br />

door de in Duitsland alom aanwezige Italiaanse<br />

stijl. Telemanns antwoord is verhelderend.<br />

Hij stak zijn waardering voor het<br />

Franse componeren niet onder stoelen of<br />

banken. In 17 7 had hij een bezoek van enkele<br />

maanden gebracht aan Parijs en toen waarschijnlijk<br />

ook een voorstelling van Castor<br />

et Pollux bijgewoond. Hij pareerde alle aanvallen<br />

van Graun door in detail te wijzen op<br />

de verschillen tussen de Italiaanse en de<br />

Franse taal. We weten niet hoe lang de briefwisseling<br />

precies geduurd heeft en hoe intensief<br />

deze geweest is, maar Graun geeft zich<br />

niet gewonnen en schrijft begin 1752 aan<br />

Telemann nog over een ‘plaintif hurlement<br />

français’ [klaaglijk Frans gebrul]…<br />

Castor et Pollux<br />

Geleidelijk aan werden de Italiaanse elementen<br />

in Rameaus werken door bijna iedereen<br />

in Frankrijk geaccepteerd, de strijd leek<br />

gestreden. Een kleine twintig jaar nadat<br />

Rameaus eerste opera de liefhebbers had<br />

verdeeld in twee kampen, was het echter<br />

opnieuw raak. Door een optreden van een<br />

Italiaans opera-ensemble met Pergolesi’s<br />

La serva padrona raakten de gemoederen<br />

ernstig oververhit. <strong>De</strong> resulterende ‘Guerre<br />

des Bouffons’ stelde de Franse opera (waarvan<br />

Rameau inmiddels de belichaming was<br />

geworden) tegenover de Italiaanse opera<br />

buffa. Velen trokken hun conclusie en vielen<br />

voor de charme van de Italiaanse muziek.<br />

Een grote stroom van pamfletten – voor en<br />

tegen – volgde. Rameau mengde zich niet<br />

officieel in de strijd, maar zijn herwerking<br />

van Castor et Pollux is in 175 de beslissende<br />

slag die wordt toegebracht aan de Italiaanse<br />

factie. Een van de leden daarvan was<br />

overigens Jean-Jacques Rousseau, die zich<br />

in zijn Lettre sur la musique française ontpopt<br />

als een vurig pleitbezorger van de Italianen<br />

en zelf componist was van o.a. Le devin du<br />

village, een ‘intermède’ dat indirect Mozart<br />

inspireerde tot zijn Bastien und Bastienne,<br />

maar voor Rameaus positie nauwelijks een<br />

bedreiging vormde.<br />

Castor et Pollux (17 7) was de tweede<br />

‘tragédie en musique’ die Rameau in Parijs<br />

op de planken had gebracht. Het libretto was<br />

van de hand van Pierre-Joseph Bernard, net<br />

als Rameau een protégé van La Pouplinière.<br />

<strong>De</strong> versie van Castor et Pollux bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />

<strong>Opera</strong> is de tweede, herwerkte versie,<br />

uit 175 . Daarin was de Italiaanse invloed<br />

nog beduidend sterker aanwezig dan in de<br />

25<br />

oorspronkelijke versie. In de tweede versie<br />

sneuvelt de proloog. Eerste en tweede bedrijf<br />

worden respectievelijk tweede en derde bedrijf<br />

en een nieuw eerste bedrijf wordt toegevoegd.<br />

Het derde en vierde bedrijf uit de<br />

versie van 17 7 worden samengevoegd tot<br />

een nieuw vierde bedrijf. In het laatste bedrijf<br />

blijft veel bij het oude. Rameau en Bernard<br />

nemen de revisie te baat om tal van kleinere<br />

veranderingen door te voeren, met name door<br />

het aandeel van het recitatief substantieel<br />

te beperken. Ook het balletaandeel wordt<br />

onder de loep genomen en waar nodig aangepast,<br />

maar blijft een essentieel en logisch<br />

onderdeel van het totale kunstwerk. Castor<br />

et Pollux werd in de rest van de 18de eeuw<br />

nog regelmatig gespeeld. Inclusief de première<br />

en de laatste uitvoering in 1782 is<br />

de opera zeker zeventien keer nieuw geënsceneerd.<br />

Het orkest<br />

In het libretto van de eerste versie van<br />

Castor et Pollux wordt een opsomming<br />

gegeven van de talrijke medewerkenden.<br />

Na de namen van de acteurs chantants volgen<br />

die van de acteurs chantants dans les<br />

chœurs, mét de verschillende rollen die<br />

deze zangers op zich namen. Er was veel<br />

afwisseling te zien en te horen. Behalve de<br />

zingende acteurs waren er ook personnages<br />

dansants. Niet genoemd wordt een grote<br />

groep medewerkenden die desalniettemin<br />

een hoofdrol speelde in het succes van<br />

Rameaus opera’s: het orkest. Rameau had<br />

een uitgebreid instrumentaal ensemble tot<br />

zijn beschikking waarin strijkers uiteraard<br />

de basis vormden maar dat op een bijzondere<br />

manier werd ingekleurd door de blazers.<br />

Fluiten en fagotten spelen misschien wel<br />

een belangrijker rol dan de hobo’s. Rameau<br />

maakt het zijn orkest niet altijd even gemakkelijk<br />

en het schijnt meer dan eens te zijn<br />

voorgekomen dat hij orkestpartijen tijdens<br />

de repetities aanpaste omdat het orkest er<br />

niet uit kwam!<br />

<strong>De</strong> vernieuwingen die Rameau doorvoerde<br />

in de Franse opera werden door het ene kamp<br />

begroet als het werk van een genie (Voltaire,<br />

maar ook musici als Campra), anderen zagen<br />

het als broddelwerk (Rousseau, maar ook<br />

musici als Mouret en Pignolet de Montéclair).<br />

Rameau pareerde dergelijke aanvallen<br />

doorgaans mondeling of schriftelijk.<br />

Zo kondigde hij in december 17 7, vlak na<br />

de première van de eerste versie van Castor<br />

et Pollux (oktober) zelfs aan een ‘école de<br />

composition’ [compositieschool] te willen<br />

stichten.<br />

<strong>De</strong> wereld van de Franse opera is ondenkbaar<br />

zonder de werken van Rameau.<br />

<strong>De</strong>bussy maakte er in het begin van de<br />

20ste eeuw kennis mee toen onder andere<br />

Hippolyte et Aricie en Castor et Pollux na<br />

een lange rust weer tot leven werden gewekt.<br />

Hij besluit zijn beschrijving van Castor<br />

et Pollux met de volgende woorden: ‘Men<br />

moet mij maar niet kwalijk nemen dat ik zo<br />

veel heb geschreven over een onderwerp<br />

dat misschien weinig in de belangstelling<br />

staat. Als verontschuldiging voer ik aan<br />

dat Rameau het waard is. Het leven kent<br />

slechts spaarzame ogenblikken van werkelijke<br />

vreugde; ik heb deze nu eens niet voor<br />

mij zelf willen bewaren.’<br />

Christophe Rousset,<br />

de dirigent van Castor<br />

et Pollux, publiceerde<br />

onlangs een boekje<br />

over Rameau: Jean­<br />

Philippe Rameau,<br />

Actes Sud, Arles 2007.<br />

Het sterrenbeeld Tweelingen, Atlas Céleste, 1776


Christophe Rousset (Foto: Eric Larayadieu)<br />

Portret Castor et Pollux<br />

Michiel Jongejan<br />

‘Rameau was revolutionair’<br />

In de zomer van 2006 ging in het Drottningholms Slottsteater, het oude operatheatertje naast het<br />

koninklijk paleis op het Zweedse eilandje Drottningholm, Zoroastre van Jean-Philippe Rameau in<br />

première. Hetzelfde artistieke team van toen presenteert nu Rameaus tragédie lyrique Castor et Pollux<br />

in Het Muziektheater. Een gesprek met regisseur Pierre Audi, choreograaf Amir Hosseinpour, ontwerper<br />

Patrick Kinmonth en dirigent Christophe Rousset.<br />

<strong>De</strong> Britse ontwerper Patrick Kinmonth<br />

was in september nog in Amsterdam voor<br />

de Monteverdi-productie Madrigalen, waarvoor<br />

hij decor en kostuums verzorgde van<br />

Il ballo delle Ingrate en Lamento d’Arianna.<br />

In Drottningholm werkte hij met de in perfecte<br />

staat bewaard gebleven techniek<br />

van het 18de-eeuwse theatertje: ‘Castor et<br />

Pollux wordt een moderne operaproductie<br />

in een modern operatheater, totaal verschillend<br />

van wat we in Drottningholm deden.<br />

Daar brachten we een 18de-eeuwse opera<br />

in een klein 18de-eeuws theater en maak-<br />

ten we gebruik van de originele theatertechnieken.<br />

Bij Castor et Pollux zijn deze oude<br />

technieken en decors wel een inspiratiebron<br />

geweest voor het ontwerp. Dat is echter<br />

niet per se herkenbaar voor het publiek; het<br />

decor is in essentie wit, en een paleis of een<br />

locatie in de onderwereld zal niet letterlijk<br />

weergegeven worden. We hebben het decor<br />

geconceptualiseerd en gereduceerd tot een<br />

skelet van de 18de-eeuwse theatertechniek.<br />

We gaan onder meer werken met horizontale<br />

en verticale bewegingen van decorvlakken.<br />

<strong>De</strong> insteek is altijd geweest om bij Castor<br />

et Pollux speels met de oude theatertechnieken<br />

om te gaan. In de 18de eeuw werden<br />

tweedimensionale doeken gebruikt met<br />

geschilderde afbeeldingen in perspectief,<br />

zodat toch diepte kon worden gesuggereerd.’<br />

Christophe Rousset is dirigent van zijn<br />

ensemble Les Talens Lyriques, waarmee hij<br />

bij DNO van september tot begin oktober al<br />

de muziek verzorgde van L’incoronazione di<br />

Poppea en Madrigalen. Hij vertelt dat juist de<br />

Franse muziek hem als klavecinist bepaald<br />

niet vreemd is. ‘Ik heb Rameaus klavierwerken<br />

vele jaren gespeeld. Als dirigent heb ik<br />

bovendien aan veel Franse opera’s gewerkt,<br />

waaronder die van Lully. Na Zoroastre voel ik<br />

me zeer verbonden met het project Castor et<br />

Pollux.’ Hij constateert met spijt dat Rameau<br />

over het algemeen wordt ondergewaardeerd:<br />

‘Men zal hem nooit met Bach vergelijken,<br />

terwijl hij op hetzelfde niveau moet worden<br />

ingeschat. Evenals Bach wist hij alles van<br />

harmonie, en hoe hij die kon inzetten om<br />

emoties te creëren. Als je zijn geschriften<br />

en theorieën onderzoekt, kom je erachter<br />

dat hij zich bewust was van de emotie die<br />

hij met een specifiek akkoord kon oproepen.<br />

Meer nog dan bij Händel leidt zijn combinatie<br />

van zang, koormuziek, orkestrale muziek,<br />

verfijnd recitatief en ballet tot zeer dramatische<br />

en verrassend krachtige opera’s. Het<br />

geheel is bij Rameau een caleidoscoop met<br />

meer kleuren dan in de Italiaanse opera’s<br />

uit zijn tijd.’<br />

<strong>De</strong> versie van 1754<br />

Rameau bewerkte in 175 Castor et Pollux<br />

en in 1756 Zoroastre tot een nieuwe versie.<br />

In beide gevallen heeft het team van Pierre<br />

26<br />

Audi gekozen voor de latere versie. In de<br />

herschreven versie van Castor et Pollux is<br />

de proloog geschrapt en wordt in een geheel<br />

nieuwe eerste akte de achtergrond van het<br />

verhaal uitgelegd. Audi licht toe waarom<br />

het team de versie uit 175 wil presenteren:<br />

‘<strong>De</strong>ze versie is dramatischer en strakker<br />

van vorm dan het origineel uit 17 7. Er zijn<br />

vijf akten, elk ongeveer twintig minuten<br />

lang. Wij brengen de opera als één drama<br />

zonder pauze om de spanningsboog te benadrukken.<br />

Zo wordt nog duidelijker hoe sterk<br />

Rameau was in het creëren van dramatische<br />

eenheid. Bij de keuze voor de versie uit 175<br />

gaf ook de hogere kwaliteit van de muziek de<br />

doorslag. Het drama voltrekt zich tussen de<br />

hoofdpersonages; daarom is ervoor gekozen<br />

het Koor van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> in de<br />

orkestbak te laten plaatsnemen.’ Rousset<br />

lijkt geen moeite te hebben met deze onconventionele<br />

placering. ‘Het gevolg is dat ik<br />

mij minder zorgen hoef te maken of ik voldoende<br />

contact met de koorleden heb. Als<br />

de koorleden verspreid staan opgesteld op<br />

een groot toneel, kan dat namelijk een probleem<br />

betekenen. Vanuit mijn oogpunt is<br />

dit dus een heel aangename beslissing.’<br />

<strong>De</strong> samenwerking met Audi leidt er volgens<br />

Kinmonth toe dat het publiek nauw<br />

betrokken wordt bij het drama op het toneel.<br />

‘Pierre creëert graag spanning tussen de<br />

regie van de zangers en de omgeving waarin<br />

zij zich bewegen. Met dit visuele spanningsveld<br />

werkten we ook al in het oude theater<br />

van Drottningholm. Bij Castor et Pollux is het<br />

idee omgekeerd: we werken in het moderne<br />

Muziektheater met 18de-eeuwse denkbeelden.<br />

Dat is natuurlijk een intellectuele benadering,<br />

die alleen kan werken als het resul-<br />

teert in een directe emotionele ervaring<br />

door het publiek. Een ander verschil met<br />

Zoroastre is dat we bij Castor et Pollux niet<br />

zozeer licht en donker tegenover elkaar zetten,<br />

maar contrasten en kleuren samen<br />

laten komen.’<br />

Een meesterwerk<br />

Het verhaal van Castor et Pollux heeft ook<br />

zijn donkere aspecten, maar er heerst niet<br />

zo’n sterk contrast tussen goed en kwaad<br />

als in Zoroastre. Audi beaamt dat: ‘Er is<br />

sprake van broederliefde, en de broers zijn<br />

op hun beurt geliefd door dezelfde vrouw.<br />

<strong>De</strong>ze complexiteit leidt tot jaloezie en ruzie<br />

tussen personages. Daarnaast is er het contrast<br />

tussen het menselijke en het goddelijke.<br />

<strong>De</strong> complexiteit van de sterfelijke Castor<br />

versus de onsterfelijke halfgod Pollux levert<br />

een magisch aspect op. Er is een directe link<br />

met L’Orfeo van Claudio Monteverdi; ook daar<br />

daalt een halfgod af in de onderwereld.’<br />

Op de vraag waarom het voor hem belangrijk<br />

is om Castor et Pollux in Het Muziektheater<br />

te brengen, antwoordt Audi vol vuur:<br />

‘Rameau was revolutionair in zijn tijd. Castor<br />

et Pollux is een meesterwerk en Rameau geldt<br />

als een van de belangrijkste operacomponisten<br />

uit de geschiedenis. Hij heeft grote<br />

opera’s geschreven die zeer geschikt zijn<br />

voor uitvoering in een grote zaal zoals Het<br />

Muziektheater. Al bij mijn aantreden bij<br />

DNO in 1988 stond de intentie een opera<br />

van Rameau te produceren op het artistieke<br />

plan voor de eerste tien jaar. Niet alleen<br />

omdat zijn opera’s nog nauwelijks in Nederland<br />

bekend zijn, maar ook omdat hij in zijn<br />

werk vooruit wijst naar het oeuvre van Hector<br />

Berlioz, van wie DNO al meerdere opera’s


had uitgevoerd. Aanvankelijk was het de<br />

bedoeling Castor et Pollux in Drottningholm<br />

te ensceneren. Toen dit niet haalbaar bleek,<br />

ontstond het plan om de opera in Het Muziektheater<br />

uit te voeren.’<br />

Hij voegt eraan toe dat het voor hem<br />

belangrijk is om met hetzelfde artistieke<br />

team dat de succesvolle productie Zoroastre<br />

realiseerde, nu aan Castor et Pollux te kunnen<br />

werken. ‘Elke componist, of het nu Monteverdi<br />

is of Rameau, werkt binnen een systeem.<br />

Onze producties van Zoroastre en Castor en<br />

Pollux zijn een visuele weerspiegeling van<br />

het systeem van Rameau. Het is ook belangrijk<br />

om weer met Christophe Rousset samen<br />

te werken. Hij heeft heel veel betekend voor<br />

de herontdekking van de Franse barokopera<br />

en van hem kwam het voorstel om de herziene<br />

versie van Castor et Pollux uit te voeren.’<br />

Rousset legt uit waarom deze versie<br />

zijn voorkeur heeft: ‘<strong>De</strong> versie uit 175 is<br />

overtuigender dan die uit 17 7. Er zijn minder<br />

allegorische figuren en de psychologie<br />

van het karakter van Phébé is uitgediept.’<br />

Specifiek tempo<br />

In Amsterdam heeft Amir Hosseinpour<br />

voor de choreografie straks een beduidend<br />

grotere bühne tot zijn beschikking dan in<br />

Drottningholm. Het Muziektheater is voor<br />

hem echter geen onbekend terrein. Als choreograaf<br />

werkte hij hier mee aan Götterdämmerung<br />

en Les Troyens (regie Audi), en<br />

aan Tannhäuser (regie Nikolaus Lehnhoff).<br />

‘Ik verheug me erop om nu een barokopera<br />

in een modern theater te brengen. Die tegenstelling<br />

tussen oud en nieuw zie ik als een<br />

inspirerend contrapunt. Het decor van Patrick<br />

is bepalend voor mijn choreografie. Ik moet<br />

straks rekening houden met de breedte en<br />

diepte van zijn ontwerp.’<br />

Hosseinpour noemt de goede samenwerking<br />

binnen het team essentieel. ‘Patrick<br />

begrijpt dat aan het kostuumontwerp voor<br />

dansers totaal andere eisen moeten worden<br />

gesteld dan aan het kostuumontwerp voor<br />

zangers. Het is tevens fantastisch om met<br />

Christophe te werken, omdat hij met je meedenkt<br />

en openstaat voor suggesties. Hij<br />

weet hoe belangrijk tempo is voor de dans,<br />

en dat is voor mij als choreograaf heel prettig.’<br />

Geconfronteerd met deze woorden rea-<br />

27<br />

geert Rousset lachend: ‘Het is inderdaad<br />

zo dat de muziek van Rameau een specifiek<br />

tempo heeft als er bijvoorbeeld tambourin,<br />

musette, sarabande of gavotte genoteerd<br />

staat. Dat tempo is gerelateerd aan de danspassen<br />

die in de tijd van Rameau werden<br />

gebruikt. Ik moet bij elke uitvoering hetzelfde<br />

tempo kiezen, zodat de dansers niet<br />

voor een verrassing komen te staan.’<br />

<strong>De</strong> intuïtieve manier van regisseren van<br />

Audi bevalt Hosseinpour goed. ‘Natuurlijk<br />

heb ik met Pierre veel gesproken over hoe<br />

we de productie vorm gaan geven. Maar<br />

we zijn het erover eens dat er altijd vragen<br />

onbeantwoord moeten zijn bij aanvang van<br />

de repetitieperiode. Zangers komen dan<br />

vaak ook nog met belangrijke opmerkingen<br />

en we willen ons vooraf niet te zeer beperken.’<br />

Rousset voegt hieraan toe: ‘We bevin-<br />

den ons straks niet meer in de historische<br />

omgeving van Drottningholm. In die zin zou<br />

je de productie als minder authentiek kunnen<br />

bestempelen, maar we proberen altijd<br />

authentiek te zijn als het gaat om de uitvoering,<br />

vanuit de kennis die we hebben van de<br />

tekst en de muziek. In Het Muziektheater<br />

hebben we vanwege de ruimte op het toneel<br />

meer vrijheid met de dans. <strong>De</strong> grootte van<br />

Het Muziektheater kan een risico voor de<br />

klankbalans inhouden, maar we weten van<br />

de Monteverdi-cyclus dat een klein barokorkest<br />

hier goed klinkt.’ Rousset maakt zich<br />

geen zorgen. ‘<strong>De</strong> orkestbak zal straks verhoogd<br />

zijn, zodat het geluid goed de zaal in<br />

kan gaan. Wel zal ik goed op de balans tussen<br />

het orkest en de zangers moeten letten.<br />

In Franse opera’s wordt de zangstem niet op<br />

dezelfde wijze gebruikt als in de Italiaanse<br />

opera. Er ligt minder nadruk op het vocale<br />

aspect, en meer op de tekstvoordracht.’<br />

Echo van het zangelement<br />

Ballet speelt historisch gezien een grote<br />

rol in de Franse opera, en Rameau vergrootte<br />

de dramatische functie ervan in zijn werk.<br />

Audi geeft aan dat Castor et Pollux voor<br />

ongeveer veertig procent uit ballet bestaat.<br />

Dat lijkt een uitzonderlijke luxe voor een<br />

choreograaf, maar Hosseinpour zegt dankbaar<br />

te zijn dat het ballet bij Rameau niet<br />

slechts een decoratieve functie heeft.<br />

‘Rameau betitelde zijn opera’s Platée en<br />

Les Paladins oorspronkelijk als ballet bouffon<br />

en comédie­ballet; dat zegt iets over het<br />

belang dat hij hechtte aan de dans. Hoewel<br />

het ballet in Frankrijk in de 17de eeuw als<br />

ontspannend divertissement werd gebruikt,<br />

is er bij Rameau sprake van een gelijkwaardig<br />

huwelijk tussen opera en ballet. Rameau<br />

is voor mij altijd interessant, omdat bij hem<br />

ballet niet slechts een dansplatform is, maar<br />

een eenheid vormt met de zang.’ Rousset<br />

geeft als voorbeeld dat bij Rameau een dans<br />

soms daadwerkelijk gezongen wordt. ‘Op<br />

deze wijze gebruikt de componist hetzelfde<br />

muzikale materiaal voor de dans en de zang<br />

en worden zowel de ogen als de oren geprikkeld.<br />

In Franse muziek wordt het idee van<br />

dans overigens heel vaak gebruikt in verschillende<br />

muziekvormen, en niet alleen<br />

voor ballet.’<br />

Hosseinpour geeft alvast aan dat het<br />

publiek in Amsterdam van hem straks geen<br />

barokke dans hoeft te verwachten. Hij brengt<br />

moderne dans en legt uit hoe zijn choreografie<br />

te interpreteren valt. ‘Ik zoek naar de psychologische<br />

waarheid van ballet. Het wordt<br />

voor mij interessant als dans een fysieke en<br />

psychologische echo is van het zangelement<br />

in een opera. Dansers kunnen bijvoorbeeld<br />

individuele zangers, maar ook een koor vertegenwoordigen.<br />

Voor Zoroastre had ik aan<br />

enkele zangers op sommige momenten een<br />

danser gekoppeld, zodat de dans een directe<br />

fysieke weerspiegeling werd van de zang.<br />

Dat leverde een interessante invalshoek op.’<br />

Afsluitend noemt Rousset het bijzonder<br />

dat hij meewerkt aan de productie van een<br />

opera die in Nederland nauwelijks bekend<br />

is. ‘Het succes van de Monteverdi-cyclus<br />

en de Händel-opera’s die we met DNO in<br />

de Stadsschouwburg brachten, laat zien<br />

hoezeer het <strong>Nederlandse</strong> publiek van oude<br />

muziek houdt. Het voelt dan ook haast als<br />

een plicht om een dergelijk publiek kennis<br />

te laten maken met de rijkdom van de Franse<br />

barokopera. En waarom zouden we dan niet<br />

meteen een van de beste Franse opera’s<br />

opvoeren, die ooit geschreven zijn? Niet<br />

voor niets beschouwde Rameau zelf Castor<br />

et Pollux als het juweel onder zijn werken.’<br />

Amir Hosseinpour, links (Foto: Wilfried Hösel) Pierre Audi, midden (Foto: Erwin Olaf)<br />

Patrick Kinmonth, rechts


ROEMEENSE STAATSOPERA<br />

PUCCINI’S<br />

MEESTERWERK<br />

’S-WERELDS MEEST<br />

GELIEFDE OPERA<br />

100 MEDEWERKENDEN<br />

ZONDAGMIDDAG<br />

18 NOVEMBER - 15.00 UUR<br />

MAANDAG<br />

19 NOVEMBER - 20.00 UUR<br />

KO N I N K L I J K<br />

T H E AT E R CA R R É<br />

KAARTVERKOOP BIJ KASSA CARRÉ<br />

DAGELIJKS VAN 16-21 UUR<br />

CARRÉ 0900-25 25 255<br />

DAGELIJKS VAN 9-21 UUR ( 0,40 P.M.)<br />

NTK 0900-9203<br />

DAGELIJKS VAN 9-22 UUR ( 0,45 P.M.)<br />

W W W . T H E A T E R C A R R E . N L<br />

(advertentie)<br />

Genieten van klassieke muziek op bijzondere locaties in het<br />

buitenland? HANNICK REIZEN organiseert zowel compleet<br />

verzorgde groepsreizen als individuele muziekreizen naar<br />

gerenommeerde muziekfestivals en operahuizen binnen én<br />

buiten Europa.<br />

Combineer uw passie voor muziek en reizen!<br />

In ons programma vindt u veelbelovende<br />

reizen en verrassende ontdekkingstochten.<br />

Kortom, muziek- en cultuurreizen voor<br />

fijnproevers!<br />

OP REIS TIJDENS DE FEESTDAGEN<br />

Zin om Kerstmis of Nieuwjaar in het<br />

buitenland te vieren? Speciaal voor u<br />

hebben we de mooiste arrangementen<br />

tijdens de feestdagen geselecteerd.<br />

Gezelligheid en muzikaal genieten staan<br />

voorop. Wat dacht u van een sfeervolle<br />

Kerst in Wenen, Leipzig of Venetië?<br />

Of Oud&Nieuw inluiden in Bratislava,<br />

Kopenhagen of Dresden?<br />

ANNA NETREBKO LIVE IN LONDEN!<br />

Wilt u 2008 goed beginnen? Beleef dan<br />

dé operaster van dit moment een keer<br />

'live'! Hannick Reizen biedt u in januari een<br />

heerlijk individueel weekend Londen.<br />

Inclusief uitstekende kaarten voor<br />

La Traviata in het Royal <strong>Opera</strong> House, met<br />

Anna Netrebko in de rol van Violetta.<br />

Kijk snel op ons geheel vernieuwde<br />

website voor ons complete aanbod en laat<br />

u inspireren!<br />

S P O T L I G H T S<br />

20STE-EEUWSELIED<br />

Geënsceneerde liederen van<br />

Karol Szymanowski<br />

Een sprookje<br />

voorbij<br />

Claudia Barainsky sopraan<br />

Pascal Pittie tenor<br />

Reinild Mees piano<br />

Serge van Veggel regie<br />

zondag 2 dec 07<br />

14:30 Diligentia • <strong>De</strong>n Haag<br />

www.theater-diligentia.nl • tel 0900 4 104 104<br />

vrijdag 7 dec 07<br />

20:15 <strong>De</strong> Doelen • Rotterdam<br />

www.dedoelen.nl • tel 010 217 17 17<br />

HANNICK REIZEN<br />

tel. 070 - 319 19 29<br />

www.hannick.nl<br />

info@hannick.nl<br />

Vraag naar onze brochure!<br />

zondag 9 dec 07<br />

20:15 Kleine Zaal Concertgebouw • Amsterdam<br />

www.concertgebouw.nl • tel 020 <strong>67</strong>1 83 45<br />

seizoen 07 08 WWW.20STE-EEUWSELIED.NL


Interview Castor et Pollux<br />

Hein van Eekert<br />

Tweelingen én halfbroers<br />

Ze worden wel de Dioskouroi genoemd, de ‘jongens van Zeus’. Die naam is echter bedrieglijk: het duo heeft<br />

dezelfde moeder en kwam samen ter wereld, maar Pollux is de zoon van de oppergod Zeus/Jupiter en Castor<br />

stamt af van een sterveling. Een van de twee titelrollen te zingen in Rameaus Castor et Pollux moet derhalve<br />

een bijzondere ervaring zijn: de jongens zijn een tweeling, maar ook halfbroers.<br />

Finnur Bjarnason, de tenor die Castor vertolkt,<br />

wilde daarom wel weten of er uiterlijke<br />

overeenkomsten waren tussen hem en<br />

Henk Neven, de bariton die de rol van Pollux<br />

gestalte zal geven: ‘Ik was er erg nieuwsgierig<br />

naar. Dus ik heb Henk opgezocht op<br />

het internet en ik weet niet zeker of we op<br />

elkaar lijken. Ik weet nu wel dat hij een heel<br />

mooie stem heeft. We hebben in de opera<br />

niet dezelfde vader, dat is de rechtvaardiging<br />

voor alle verschillen. Henk is de goddelijke,<br />

ik ben de sterveling.’ Henk Neven gaf<br />

uiteindelijk ook toe aan zijn nieuwsgierigheid,<br />

maar wist al dat zijn ‘broer’ geen tenor<br />

met een fysiek als Ben Heppner zou zijn en<br />

dat het voor het publiek geloofwaardig zou<br />

worden: ‘Finnur Bjarnason is de blonde versie.<br />

Volgens mij moet het wel lukken.’<br />

‘Pollux is de meer dominante van de<br />

twee. Hij zet Castor aan om de onderwereld<br />

te verlaten, ook wanneer de laatste treuzelt,’<br />

legt Henk Neven uit. <strong>De</strong> kaarten liggen<br />

iets anders waar het de aantrekkingskracht<br />

op vrouwen betreft: Pollux mag dan wel de<br />

onsterfelijke godenzoon zijn, maar het is<br />

de menselijke, sterfelijke Castor die in de<br />

opera niet één, maar twee dames achter zich<br />

aan krijgt, want zowel Télaïre als Phébé heeft<br />

juist op hem haar zinnen gezet. <strong>De</strong> heren hebben<br />

er beiden over nagedacht. ‘Ik vermoed<br />

dat goddelijkheid ook niet alles is,’ zegt Bjarnason.<br />

‘Misschien is onsterfelijkheid toch<br />

heel oninteressant, je weet het niet,’ voegt<br />

Neven eraan toe.<br />

In elk geval reageert het duo al enigs-<br />

zins als een tweeling: je kunt ze op twee verschillende<br />

momenten en op verschillende<br />

plekken interviewen, de antwoorden vertonen<br />

opmerkelijke overeenkomsten. Beiden<br />

noemen de sensualiteit van de Franse taal.<br />

Ze benadrukken dat je ondanks de stilistische<br />

diversiteit tussen de muzieksoorten<br />

uit verschillende eeuwen ernaar moet streven<br />

om vocaal altijd herkenbaar jezelf te<br />

blijven. Ze staan bovendien allebei open<br />

voor het met een regisseur zoeken naar de<br />

invulling van je personage, ook al ontkom je<br />

er niet aan dat je tijdens het instuderen van<br />

je rol al eigen ideeën krijgt. <strong>De</strong> zangers zien<br />

in zeer gelijke mate uit naar het werken met<br />

Pierre Audi.<br />

Verwante karakters<br />

Voor Finnur Bjarnason is Castor een debuut<br />

bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> en zijn operadebuut<br />

voor Nederland. <strong>De</strong> IJslandse tenor<br />

volgde zijn opleiding in het Verenigd Koninkrijk<br />

en was drie jaar lang vast ensemblelid<br />

bij de Komische Oper in Berlijn. Hij heeft<br />

een speciale voorkeur voor rollen in opera’s<br />

die niet zo vaak worden uitgevoerd en zal<br />

na Castor et Pollux in het Théâtre du Châtelet<br />

te Parijs te zien zijn in Roussels Padmâvatî.<br />

Henk Neven was al te gast bij DNO<br />

in Madama Butterfly en Die Gezeichneten.<br />

29<br />

Hij zong veel opera in Frankrijk en Duitsland<br />

en werkte al eerder met dirigent Christophe<br />

Rousset, die hij zeer bewondert. Later<br />

in het seizoen is hij te zien in Saint François<br />

d’Assise, maar Pollux wordt zijn eerste grote<br />

rol in Het Muziektheater.<br />

Neven roemt Castor et Pollux: ‘<strong>De</strong> muziek<br />

van Rameau is fantastisch. Er zitten een<br />

paar grote momenten in: het Lamento van<br />

Télaïre als Castor gesneuveld is en ook<br />

de treurmars, die zijn hartverscheurend.<br />

Hoogtepunten uit de muziekgeschiedenis.’<br />

‘<strong>De</strong> muziek is magisch,’ zegt ook Bjarnason,<br />

‘zelfs voor mensen die veel naar opera luisteren<br />

zoals ik en die er de hele dag helemaal<br />

in opgaan. Toen ik deze opera voor het eerst<br />

hoorde, was ik totaal perplex. Simpelweg<br />

door de schoonheid van de muziek. Het is<br />

oude muziek, maar voor mij is het mooi op<br />

een nieuwe manier. Sommige barokmuziek<br />

doet heel instrumentaal aan door de wijze<br />

waarop zij voor de zangers is geschreven,<br />

maar dat is hier niet zo: je hebt juist het<br />

gevoel dat de muziek heel erg bij de tekst<br />

aansluit.’ Dat geeft de opera volgens Neven<br />

een zeer menselijk karakter: ‘Alle personages<br />

hebben een kwetsbaarheid die je raakt.’<br />

<strong>De</strong> verbintenis tussen verwante karakters<br />

als Castor en Pollux geeft de samenwerking<br />

tussen de zangers iets heel uitzonderlijks.<br />

‘Het is,’ zo meent Henk Neven, ‘spannender<br />

dan wanneer je met andere collega’s werkt,<br />

omdat je toch een soort koppel bent.’ Want,<br />

zo zegt Bjarnason: ‘Het belangrijkste thema<br />

is natuurlijk broederliefde.’<br />

Finnur Bjarnason ziet Pelléas in <strong>De</strong>bussy’s<br />

Pelléas et Mélisande als zijn droomrol. En<br />

noem die opera, en Henk Neven vertelt dat<br />

hij die tot zijn favoriete werken rekent. Het<br />

is nu nog te vroeg, maar in de toekomst zou<br />

hij graag de rol van Golaud in die opera vertolken.<br />

Waardoor de kans ontstaat, dat wij<br />

Bjarnason en Neven ooit nog een keer als<br />

halfbroers zullen zien. Met iets minder broederliefde,<br />

dat wel.<br />

Henk Neven (Foto: Marco Borggreve), Finnur Bjarnason (links)


Algemene informatie<br />

Verkoop kaarten<br />

Precies drie maanden vóór de première<br />

van een productie gaan alle voorstellingen<br />

daarvan in de verkoop.<br />

U kunt kaarten kopen:<br />

– bij het Kassa-bespreekbureau van<br />

Het Muziektheater: Amstel , Amsterdam,<br />

020-625 5455. Het Kassa-bespreekbureau<br />

is geopend van maandag t/m zaterdag vanaf<br />

10.00 uur tot aanvang voorstelling; op zon-<br />

en feestdagen vanaf 11. 0 uur tot 1 . 0 uur,<br />

indien avondvoorstelling tot aanvang voorstelling;<br />

op dagen zonder voorstelling<br />

of met alleen een matinee 10.00-18.00 uur;<br />

– bij de AUB Ticketshop op het Leidseplein<br />

en bij de meeste landelijke VVV-Theaterbespreekbureaus.<br />

Bij deze verkooppunten<br />

betaalt u een toeslag;<br />

– online via www.dno.nl.<br />

Betalen van uw kaarten<br />

Betalen aan de kassa kan contant of met<br />

een creditcard (Visa, Eurocard, AmEx), pinpas<br />

of chipknip, met de Theater- en Concertbon<br />

en met CKV-vouchers. Bij telefonische<br />

reservering kunt u betalen met een creditcard.<br />

Na ontvangst van betaling worden de kaarten<br />

toegestuurd, waarvoor per plaatskaart 1,75<br />

administratie- en portokosten in rekening<br />

worden gebracht. Wanneer u telefonisch<br />

reserveert, kunt u uw kaarten ook bij het<br />

Kassa-bespreekbureau betalen en afhalen.<br />

Dit dient binnen één week na uw telefonische<br />

reservering te gebeuren. Reserveert u binnen<br />

een week vóór de voorstellingsdatum, dan<br />

dient u de kaarten tot uiterlijk 5 minuten vóór<br />

aanvang van de voorstelling af te halen en te<br />

betalen. Haalt u uw kaarten niet tijdig af, dan<br />

loopt u het risico dat uw reservering vervalt.<br />

Colofon<br />

OdeOn<br />

Tijdschrift van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

<strong>Odeon</strong> is het Oudgriekse woord voor een aan<br />

muziek en poëzie gewijd gebouw.<br />

Omstreeks 1600 ontstond uit de combinatie<br />

van muziek en poëzie het genre opera, eind<br />

twintigste eeuw het muziektheater zoals wij<br />

het vandaag de dag trachten vorm te geven.<br />

Nummer <strong>67</strong> nov 2007<br />

ISBN: 0926 - 068<br />

Oplage 25.000 exemplaren<br />

<strong>Odeon</strong> is een uitgave van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

Afdeling Communicatie<br />

Waterlooplein 22, 1011 PG Amsterdam.<br />

telefoon 020 - 551 8922<br />

fax 020 - 551 8 11<br />

e-mail info@dno.nl<br />

advertenties 020 - 6 22 / 226 (fax)<br />

abonnementen 020 - 551 8922<br />

internet www.dno.nl<br />

Prijzen losse kaarten<br />

Seizoen 2007-2008<br />

Het Muziektheater Amsterdam<br />

0<br />

maandag tot en vrijdag t/m zondag|<br />

met donderdag feestdagen|première<br />

standaard CJP/65+/ standaard CJP/65+/<br />

Stadspas Stadspas<br />

1ste rang 90 75 105 90<br />

2de rang 70 55 80 65<br />

de rang 50 0 55 5<br />

de rang 5 0 5 0<br />

5de rang 27 25 0 25<br />

6de rang 25 20 25 20<br />

7de rang 15 15 15 15<br />

Studentenkorting<br />

Voor niet-uitverkochte voorstellingen kunnen<br />

studenten vanaf anderhalf uur voor aanvang<br />

van de voorstelling op vertoon van een geldige<br />

college-/studentenkaart voor 15 een<br />

plaatskaart aan de kassa kopen. Bij uitverkochte<br />

voorstellingen worden er volgnummers<br />

uitgedeeld vanaf een uur voor aanvang.<br />

Studenten kunnen dan pas aanspraak maken<br />

op het studententarief als de volgnummers<br />

zijn afgehandeld.<br />

Uitverkocht?<br />

Het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater<br />

hanteert bij uitverkochte voorstellingen<br />

een volgnummersysteem. Vanaf een<br />

uur vóór aanvang van een voorstelling kunt<br />

u per persoon één volgnummer afhalen bij<br />

het Kassa-bespreekbureau. Vanaf een halfuur<br />

vóór aanvang worden gereserveerde maar<br />

niet afgehaalde kaarten te koop aangeboden<br />

aan houders van een volgnummer. Per volgnummer<br />

kunt u maximaal twee kaarten voor<br />

de betreffende voorstelling kopen. Bij voorstellingen<br />

van DNO worden bij volgnummerverkoop<br />

alle eerste- en tweederangskaar-<br />

ten verkocht voor respectievelijk tweede-<br />

en derderangsprijzen. Op deze verlaagde<br />

prijzen is CJP/ 65+/Stadspas-korting niet<br />

van toepassing.<br />

Hoofdredactie<br />

Marc N. Chahin<br />

Eindredactie<br />

Frits Vliegenthart<br />

Redactionele bijdragen<br />

Norbert Abels, Klaus Bertisch, Bart Boone,<br />

Joke Dame, Floris Don, Hein van Eekert,<br />

Kees Fens, Michiel Jongejan, Jan Nuchelmans,<br />

Franz Straatman en Frits Vliegenthart<br />

Basisontwerp en lay-out<br />

Lex Reitsma<br />

mmv Leon Bloemendaal<br />

Productie<br />

Hans Hijmering<br />

Advertenties<br />

Bureau Case<br />

T 0229 - 285 999<br />

E cees@bureaucase.nl<br />

Lithografie<br />

Media Traffic Press, Amsterdam<br />

Boventiteling<br />

In principe worden alle voorstellingen van<br />

DNO Nederlands boventiteld. Het kan echter<br />

vóórkomen dat de boventiteling als gevolg<br />

van de enscenering vanaf sommige plaatsen<br />

slechts gedeeltelijk of helemaal niet zichtbaar<br />

is. Een beperkt aantal plaatsen biedt nooit<br />

zicht op de boventiteling. Dit zijn de kaarten<br />

in de de en 6de rang. Wilt u verzekerd zijn van<br />

een plaats met zicht op de boventiteling, informeert<br />

u dan bij het Kassa-bespreekbureau,<br />

voordat u uw kaarten koopt.<br />

Openbaar vervoer<br />

Vanaf Amsterdam Centraal Station of<br />

Amsterdam Amstel brengen de metro’s<br />

5 en 5 en de sneltram 51 u naar de halte<br />

Waterlooplein. Ook tram 9 gaat vanaf het<br />

Centraal Station rechtstreeks naar Het<br />

Muziektheater.<br />

Parkeren bij Het Muziektheater<br />

Onder Het Muziektheater bevindt zich de<br />

parkeergarage ‘Het Muziektheater’. <strong>De</strong>ze is<br />

echter niet exclusief voor onze bezoekers en<br />

is vaak al vroeg vol. Andere parkeergarages<br />

in de buurt zijn: ‘Waterlooplein’ aan de Valken-burgerstraat<br />

en ‘Markenhoven’ tegenover<br />

politiebureau IJtunnel.<br />

Omslag<br />

Beeld affiche Daphne<br />

(Foto: Lex Reitsma)<br />

Rechthebbenden die menen aan deze uitgave aan-<br />

spraken te kunnen ontlenen, wordt verzocht contact<br />

op te nemen met de uitgever. Niets uit deze uitgave<br />

mag worden vermenigvuldigd en/ of openbaar<br />

gemaakt zonder voorafgaande toestemming van<br />

de uitgever.<br />

Abonnementen<br />

Abonnementhouders van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

krijgen <strong>Odeon</strong> gratis thuisgestuurd. Wilt u <strong>Odeon</strong><br />

ook ontvangen? Voor 1 ,- ontvangt u alle vier<br />

nummers van het betreffende seizoen thuis.<br />

Losse nummers kosten ,50 incl. porto per stuk.<br />

Geef uw naam, adres, postcode en woonplaats<br />

op per (brief)kaart, e-mail of telefonisch. Zie linkerkolom.<br />

Voor abonnees buiten Nederland: gelieve contact<br />

op te nemen met de Afdeling Communicatie:<br />

+ 1 20 551 89 22.


Al het geluid zonder alle snoeren<br />

Bekroond<br />

met de<br />

Reddot<br />

best of the best<br />

Gewoon aansluiten en genieten. Met het BOSE ®<br />

WAVE ®<br />

music<br />

system zijn er geen stapels onderdelen. Geen snoeren die in de knoop<br />

raken. Geen gedraai aan knoppen. Geavanceerde Bose-technologieën<br />

in dit compacte systeem werken samen om de kamer te vullen met de<br />

be ken de prestaties die Bose heeft gemaakt tot een van de meest<br />

gerespec teerde namen op het gebied van geluid. Zo schrijft Mark Prigg,<br />

technologiejournalist van de London Evening Standard: “Dit systeem<br />

onderscheidt zich door de perfecte geluidskwaliteit en de diepe, rijke<br />

bastonen die iedere ruimte kunnen vullen...” Het WAVE ®<br />

music system<br />

levert helder, realistisch geluid waarvan je zou denken dat alleen een veel<br />

grotere, ingewik keldere hifi set het kan produceren. <strong>De</strong> conclusie van Tv14<br />

na een luistertest; “Zeer duidelijk de beste mini hifi -installatie ter wereld.<br />

Een onovertroffen geluidservaring.”<br />

Hoe hebben we dit gedaan? Het komt allemaal neer op onze in<br />

de U.S. gepatenteerde technologie voor waveguide-luidsprekers. <strong>De</strong> compacte<br />

<strong>De</strong> dubbele, tapse waveguide<br />

behuizing van het systeem is niet<br />

groter dan een schoenendoos en<br />

bevat uiterst geavanceerde<br />

akoestische tech nologie waardoor<br />

cd’s en radio programma’s altijd<br />

zuiver en levensecht klinken.<br />

Van de heldere hoge tonen tot<br />

de rijke, volle lage tonen.<br />

Een kamer gevuld met geluid... niet met kabels. Een geluidssysteem<br />

koop je om te luisteren naar muziek. Niet om uren bezig te zijn<br />

de apparatuur op te stellen en de kabels aan te sluiten. Met het WAVE ®<br />

*Prijzen kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. ‘Risicoloos’ heeft alleen betrekking op de proefperiode van 14 dagen. ©2007 Bose Corporation. Alle<br />

rechten voorbehouden. Het speciale ontwerp van het WAVE® music system is ook een geregistreerd handelsmerk van Bose Corporation in de VS en andere landen. Citaten<br />

zijn met toestemming gereproduceerd: Mark Prigg, London Evening Standard, 18/04/2005; Tv14, 10/2005; AUDIO, 5/2005; Red dot best of the best 2005.<br />

music system zult u het genot van Bose-geluidskwaliteit ervaren vlak<br />

nadat u de verpakking hebt geopend. AUDIO, het testmagazine voor<br />

onder andere hifi schrijft: “Het WAVE ®<br />

music system is het eerste<br />

compacte systeem dat voor volwassen hifi combinatie kan doorgaan...”<br />

Zoveel manieren om ervan te genieten. Luister naar het WAVE ®<br />

music system in uw woonkamer, keuken, slaapkamer, of waar u ook maar<br />

beter geluid wilt. Alles wat u nodig hebt, is ingebouwd: cd/mp3-speler,<br />

Afgebeeld in grafi etgrijs<br />

®<br />

BOSE<br />

AM/FM tuner, klok en wekfunctie.<br />

U kunt deze allemaal bedienen<br />

met een handige, ultracompacte<br />

afstandsbediening. Sluit als u wilt<br />

een extra geluidsbron aan en<br />

hoor levens echt geluid vanaf uw<br />

tv of mp3-speler.<br />

Nieuw in<br />

Nederland!<br />

®<br />

WAVE<br />

music system<br />

Geniet 14 dagen lang vrijblijvend van het WAVE ®<br />

music system.<br />

U zult versteld staan van het geluid en de klasse van het WAVE ®<br />

music<br />

system. Bel dus nu voor meer informatie over een 14 dagen risicoloze<br />

proefperiode en ontdek zelf hoe verbluffend de prestatie van het systeem<br />

is. En u heeft geen enkele verplichting.<br />

Alleen beschikbaar direct via Bose. Bel gratis naar:<br />

0800-2<strong>67</strong> 33 33<br />

voor meer informatie. Referentienummer 7AOD42<br />

Openingstijden: ma - vr: 09.00 - 20.00 uur za - zo: 10.00 - 14.00 uur.<br />

Of ga naar: www.bose.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!