Lees hier de PDF-versie van deSRAadviseur nr 01 maart 2012

Naar verwachting zal per
1 juli het nieuwe bv-recht
in werking treden.
De consequenties hiervan
zijn juridisch van
aard, maar hebben ook
gevolgen voor de fiscale
en accountancypraktijk.
SRA-Vaktechniek informeert
u de komende
periode hierover.
Te beginnen met een
artikel van Mr. Irene C.P.
Groenland, kandidaatnotaris
en verbonden
aan Loyens & Loeff N.V,
die de juridische kant
beschrijft.
vaktechniek
Flexibilisering
bv-recht
De behandeling van de inmiddels lang geleden
aangekondigde wijziging van het bv-recht is in een
vergevorderd stadium. Zowel het wetsvoorstel
Flex-bv als de invoeringswet Flex-bv zijn door de
Tweede Kamer aangenomen en in behandeling
bij de Eerste Kamer. Volgens publicaties van
de overheid geldt op dit moment als geplande
invoeringsdatum 1 juli 2012.
De voorgestelde wijzigingen in het bv-recht
zijn grofweg in te delen in drie categorieën.
De eerste categorie betreft de aanpassing van
de kapitaalbeschermingsbepalingen, de tweede
betreft de verruiming van de inrichtingsvrijheid
van statuten en de derde betreft algemene
wijzigingen tot verbetering van de wettekst.
In deze bijdrage worden slechts de wijzigingen
belicht die naar verwachting gevolgen hebben
voor de adviespraktijk van accountants. De beide
wetsvoorstellen voor flexibilisering voor het
bv-recht worden hierna aangeduid als de Flex-bv.
Kapitaal- en crediteurenbescherming
De huidige kapitaalbeschermingsregels in het
bv-recht zijn afgeleid van de kapitaalbeschermings
regels voor de nv. Ten aanzien van de
kapitaal beschermingsregels voor de nv geldt voor
de Nederlandse wetgever weinig beleidsruimte,
vanwege de toepasselijkheid van de Tweede
Richtlijn voor het vennootschapsrecht. Dit geldt
echter niet voor de bv. In navolging van andere
Europese regelingen voor de bv-equivalenten
wordt in de Flex-bv een geheel ander systeem
voorgesteld. Waar het huidige systeem
gericht is op de vorming en behoud van een
garantievermogen, richt de regeling in de Flex-bv
zich meer in het bijzonder op de bescherming
van crediteuren door het definiëren van (interne)
aansprakelijkheidsgronden voor bestuurders en
aandeelhouders.
Wat houden de wijzigingen concreet in? Allereerst
een flinke ingreep in de regels over stortingen op
aandelen:
afschaffing van het minimumkapitaal;
afschaffing van de verplichting tot onmiddellijke
storting van ten minste het minimumkapitaal en
25% van het nominaal bedrag;
afschaffing van de verplichte bankverklaring
(saldoverklaring of garantieverklaring) bij
oprichting (2:203a BW);
afschaffing van de verplichting om een ‘ten
minste-verklaring’ van een accountant te
overleggen bij storting op aandelen in natura
(2:204a en 2:204b BW), de inbrengbeschrijving
blijft wel verplicht;
afschaffing van de nachgründungsregel (artikel
2:204c BW).
Dan de regels omtrent uitkeringen aan aandeelhouders.
In de Flex-bv geldt het geplaatste en
volgestorte aandelenkapitaal niet langer als
gebonden vermogen. Wel kunnen wettelijke
en statutaire reserves nog in de weg staan bij
uitkeringen aan aandeelhouders. Bij uitkeringen
uit winst of reserves wordt van belang dat het
bestuur toetst of de vennootschap ‘na de uitkering
zal kunnen voortgaan met het betalen van haar
opeisbare schulden’. Verwacht het bestuur dat
dit niet het geval zal zijn, dan kan het de uitkering
tegenhouden door zijn goedkeuring aan het
besluit te onthouden. De bestuurders kunnen
intern aansprakelijk worden gesteld indien de
vennootschap na een uitkering niet kan voortgaan
met het betalen van haar opeisbare schulden en
zij dit ten tijde van de uitkering wisten of hadden
behoren te voorzien. Ook aandeelhouders kunnen
worden verplicht een ontvangen uitkering geheel
of gedeeltelijk te vergoeden aan de vennootschap
als nadien de vennootschap niet in staat is aan zijn
verplichtingen te voldoen en zij dit wisten of hadden
behoren te voorzien. De aansprakelijkheidsregel
bij uitkeringen geldt ook bij kapitaalvermindering
en ten aanzien van de betaalde koopsom bij een
inkoop van aandelen.
Overige belangrijke wijzigingen in het kapitaalbeschermingsrecht
zijn:
afschaffing van het verbod op financiële
steunverlening (artikel 2:207c BW);
de afschaffing van de tweemaands verzettermijn
en de daaraan gekoppelde uitgestelde werking
bij kapitaalvermindering;
de opheffing van de 50%-grens bij inkoop van
aandelen; inkoop wordt mogelijk zolang ten
minste één aandeel met stemrecht gehouden
wordt door een ander dan de vennootschap.
8 deSRAadviseur
maart 2012