Appendix - Woordenboek Latijn/Nederlands
Appendix - Woordenboek Latijn/Nederlands
Appendix - Woordenboek Latijn/Nederlands
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Appendix</strong>
1 Overzicht van de historische ontwikkeling van het <strong>Latijn</strong><br />
De <strong>Latijn</strong>se taal (lingua lat|šna) is genoemd naar<br />
de Lat|šn|š, de inwoners van de streek Latium in<br />
Centraal-Italie«, nu Lazio genoemd, waarin de<br />
stad Rome (Rošma) is gelegen. De vroegste<br />
schriftelijke overblijfselen van de <strong>Latijn</strong>se taal<br />
dateren uit een tijd na de traditionele stichtingsdatum<br />
van Rome (21 april 753 v. Chr.).<br />
De oudste in Rome gevonden tekst dateert uit<br />
het eind van de 6de eeuw v. Chr., een zgn.<br />
cippus, gevondenonderdelapis niger op het<br />
forum romanum. De grote stroom begint<br />
echter pas vanaf de 3de eeuw v. Chr. Literaire<br />
teksten bezitten we vanaf ca. 250 v. Chr. Deze<br />
vroege teksten wijken in taalkundig opzicht<br />
sterk af van wat gewoonlijk het ‘klassiek <strong>Latijn</strong>’<br />
wordt genoemd, dat wil zeggen het literaire<br />
<strong>Latijn</strong> zoals gebruikt door auteurs als<br />
Gaius Julius Caesar en Marcus Tullius Cicero<br />
(1ste eeuw v. Chr.).<br />
Begonnen als taal van een betrekkelijk<br />
kleine groep mensen is het <strong>Latijn</strong> in de Oudheid<br />
gaandeweg geworden tot de voertaal van<br />
(globaal) heel Zuid- en West-Europa en westelijk<br />
Noord-Afrika. Het is de basis geweest<br />
voor de huidige Romaanse talen. Na de periode<br />
van expansie van het Romeinse Rijk en van<br />
stabilisering van de in bezit genomen gebieden<br />
ontstond er een toenemende druk van<br />
Germaanse en Slavische volkeren van buiten<br />
het rijk. Kort na 400 n. Chr. gaven de Romeinen<br />
Engeland op. In 410 werd Rome geplunderd<br />
door de Visigoten onder Alarik. In dezelfde tijd<br />
drongen de Vandalen door tot in Spanje en<br />
Afrika. In 476 viel het (West-)Romeinse Rijk.<br />
Dit betekende niet dat de Romeinse beschaving<br />
meteen ten einde kwam. De binnengevallenstammennamenvandesuperieure<br />
Romeinse cultuur over wat ze gebruiken<br />
konden. Een niet onaanzienlijk aantal heidense<br />
en christelijke auteurs zette de klassieke<br />
literaire traditie voort en ook in andere opzichten<br />
is er sprake van continuering van het<br />
Romeinse cultuurgoed. Het <strong>Latijn</strong> bleef bovendieningebruikalstaalvandekerkende<br />
theologie, als taal van de administratieve en<br />
juridische documenten, en als wetenschappelijke<br />
voertaal. De ineenstorting van het Ro-<br />
<strong>Appendix</strong> 1175<br />
meinse Rijk, samengaand met het wegvallen<br />
van de bestuurlijke eenheid en het ineenstorten<br />
van het onderwijsstelsel, bracht uiteindelijk<br />
een diversificatie en verzelfstandiging<br />
van de verschillende delen van het Rijk met<br />
zich mee. Dat gold ook voor de manier waarop<br />
het <strong>Latijn</strong> zich ontwikkelde. Het ‘echte’ <strong>Latijn</strong><br />
werd een tweede taal, een ‘geleerden’taal. Het<br />
eerste document in de Franse taal dateert van<br />
842 (Eden van Straatsburg).<br />
De vorm van het geschreven <strong>Latijn</strong> van de<br />
vroege Middeleeuwen week in meer of mindere<br />
mate af van het klassieke <strong>Latijn</strong>. Dit was<br />
afhankelijk van diverse factoren: de mate van<br />
scholing van de auteurs, de invloed van ambtelijk<br />
en kerkelijk jargon en de invloed van de<br />
volkstaal. In Frankrijk heeft o.a. Karel de Grote<br />
veel gedaan om het gesproken en geschreven<br />
<strong>Latijn</strong> weer meer op het klassieke <strong>Latijn</strong> te<br />
laten lijken. In de scholen, die weer in ere<br />
werden hersteld, werd <strong>Latijn</strong> in een zo ‘zuiver’<br />
mogelijke vorm onderwezen. Voor de continuering<br />
van het <strong>Latijn</strong> en de overdracht van de<br />
<strong>Latijn</strong>se literatuur is deze zogenaamde<br />
karolingische renaissance van groot<br />
belang geweest. Door dit soort activiteiten<br />
werd anderzijds het besef van het verschil<br />
tussen volkstaal en <strong>Latijn</strong> geaccentueerd. Het<br />
<strong>Latijn</strong> ging fungeren als de tweede taal naast<br />
de volkstaal en werd als zodanig aan de behoefte<br />
van de communicatie aangepast, vooral<br />
op het punt van de woordenschat. Deze<br />
‘tweede taal’ fungeerde o.a. als internationale<br />
geleerdentaal, maar ook als taal van het recht<br />
en van de poe«zie. De latere humanisten herontdekten<br />
niet alleen de waarde van de klassieke<br />
Oudheid in zijn algemeenheid, maar<br />
conformeerdenzichook(opnieuw)aande<br />
normen van het klassieke <strong>Latijn</strong>. Deze fase van<br />
het <strong>Latijn</strong> (humanistenlatijn of neolatijn)<br />
kende in Nederland zijn hoogtepunt<br />
in de 16de en 17de eeuw. Maar ook nu nog<br />
wordt het <strong>Latijn</strong> gebruikt, bijvoorbeeld in<br />
(geleerden)poe«zie en uiteraard in de roomskatholieke<br />
kerk.
1176 <strong>Appendix</strong><br />
2 De uitspraak van het <strong>Latijn</strong><br />
2.1 De klanken<br />
Hieronder volgen enkele regels voor de uitspraak<br />
van de klanken in de klassieke periode<br />
(ten tijde van Caesar en Cicero).<br />
a) klinkers (vocalen):<br />
In het klassieke <strong>Latijn</strong> bestond er een<br />
oppositie tussen lange en korte klinkers,<br />
die in het schrift niet tot uitdrukking<br />
komt (zie beneden). Dit onderscheid is<br />
van wezenlijk belang voor het woordaccent<br />
(zie ‰ 2.2) en voor de metriek. De<br />
klankwaarde van deze klinkers was on-<br />
b) tweeklanken (diftongen):<br />
ae ongeveer als in ma|«s, bijvoorbeeld Caesar. Al<br />
in de tijd van Caesar en Cicero spraken<br />
sommige taalgebruikers een open eš uit, als<br />
in Ned. ble'ren.<br />
au als in Ned. koud. Ook hier kwam al ten<br />
tijde van Cicero de uitspraak als lange<br />
Of het <strong>Latijn</strong> nog een klank /ˇ/ (uitgesproken<br />
als [u] in muziek) kende, is niet zeker.<br />
c) medeklinkers (consonanten):<br />
geveer als hieronder aangegeven:<br />
aš als in Ned. baar oš als in Ned. boos<br />
a als in Ned. bad o als in Ned. bod<br />
eš als in Ned. beer uš als in Ned. boer<br />
e als in Ned. bed u als in Ned. hoed<br />
|š als in Ned. bier<br />
i als in Ned. bit<br />
open o voor (oš), als in Ned. uitroep ošošh,<br />
bijvoorbeeld applaudo (‘ik juich toe’).<br />
oe als in Eng. moist.<br />
ui als in Ned. foei.<br />
eu meestal uitgesproken als in Ned. ui,<br />
maar beter [ew].<br />
p als in Ned. peer m als in Ned. maar<br />
b als in Ned. beer n als in Ned. naar<br />
t als in Ned. teer l als in Ned. lief/loef<br />
d als in Ned. deerlijk r als in Ned. trillende r<br />
k als in Ned. keer (niet: brouw ‘r’)<br />
g als in Frans garc°on f als in Ned. fiets<br />
k w (gespeld qu) s als in Ned. sap, stem<br />
als in Eng. quick, j (gespeld i)<br />
als in Ital. quando als in Ned. jas<br />
g w (gespeld gu) w (gespeld v)<br />
als in Ital. guardare als in Eng. William
2.2 Het schrift<br />
Het <strong>Latijn</strong>se alfabet bevatte vanaf ca. het begin<br />
vanonzejaartellingdevolgendeletters:<br />
A E I O V<br />
B D G<br />
P T CKQ<br />
M N<br />
F S H<br />
L R<br />
X Y Z<br />
De tekens die in de klassieke periode vooral<br />
op officie«le inscripties maar ook in handschriften<br />
werden gebruikt lijken het meest op<br />
onze hoofdletters. Een onderscheid tussen<br />
hoofd- en kleine letters werd niet gemaakt.<br />
Naast dit<br />
2.3 De klemtoon<br />
Anders dan in het <strong>Nederlands</strong> en het Frans is<br />
de klemtoon (het woordaccent) in een woord<br />
niet gebonden aan een vaste lettergreep. In het<br />
woord impera¤tor (‘aanvoerder’) rust de klemtoon<br />
op de lettergreep raš. In de bijbehorende<br />
meervoudsvorm imperato¤res op de lettergreep<br />
toš. Aan dit voorbeeld is tevens te zien dat de<br />
2.4 De moderne uitspraak<br />
De moderne uitspraak is een ratjetoe. Afgezien<br />
van de invloed van de moedertaal op de uitspraak<br />
van het <strong>Latijn</strong> in de verschillende landen<br />
is er een aantal bewuste tendensen.<br />
1. Allereerst is er de Italiaans-katholieke<br />
uitspraak. Het meest opvallend daarin is de<br />
‘zachte’ uitspraak van de /k/ (geschreven -c) als<br />
[tsj] en van de /g/ als [dzj], bijvoorbeeld:<br />
caelum [kailoem] uitspraak:<br />
[tsje' loem] (‘hemel’), vgl. Italiaans cielo,<br />
Cesare.<br />
<strong>Appendix</strong> 1177<br />
schrift werd o.a. voor particuliere correspondentie,<br />
maar later ook voor boekproductie een<br />
‘lopend’ (‘cursief’) schrift ontwikkeld. Onze<br />
kleine letters zijn voornamelijk afgeleid van<br />
latere versies van een lopend schrift.<br />
De letters corresponderen ^ zoals in veel talen ^<br />
niet precies met de eerder beschreven klanken<br />
en soms worden combinaties van letters gebruikt.<br />
Twee voorbeelden:<br />
1.Langeenkortevocalenwordeninhetklassieke<br />
<strong>Latijn</strong> weergegeven met hetzelfde teken:<br />
malus = mašlus (‘appelboom’) en malus<br />
(‘slecht’).<br />
2. De I en V worden zowel gebruikt voor de<br />
(lange en korte) vocalen /i/ en /u/ als voor de<br />
semivocalen /j/ en /w/. Aparte tekens voor /j/<br />
en /w/ , nl. j en v, dateren uit de 16de eeuw. In<br />
de meeste moderne teksten wordt de i nog<br />
steeds gebruikt voor de klinker en semivocaal,<br />
maar wordt wel de u van de v onderscheiden.<br />
Dat gebeurt ook in dit woordenboek.<br />
plaatsing van de klemtoon niet volkomen vrij<br />
is: het gaat in beide gevallen om de voorlaatste<br />
lettergreep van het woord. Bij meerlettergrepige<br />
woorden kan het accent nooit op de<br />
laatste lettergreep vallen. Het accent valt op de<br />
voorlaatste of voorvoorlaatste lettergreep.<br />
genus [ge' noes] uitspraak:<br />
[dzje' noes] (‘geslacht’), vgl. Italiaans genere.<br />
2. In de <strong>Nederlands</strong>e standaarduitspraak<br />
wordt de /k/ hard uitgesproken voor a, o en u,<br />
maar als [s] voor i, e en ae, bijvoorbeeld:<br />
Cicero [Kiekeroo] uitspraak: [Sieseroo], vgl.<br />
Frans Cice¤ron.<br />
De /ae/ wordt meestal als [ee] uitgesproken,<br />
bijvoorbeeld caelum [kailoem] uitspraak:<br />
[seelum].
1178 <strong>Appendix</strong><br />
3. Natuurlijk wordt soms ook een poging gedaan<br />
om de wetenschappelijk gereconstrueerde<br />
uitspraak te gebruiken, bijvoorbeeld /ae/<br />
uitgesproken als [ai]. Echt systematisch ge-<br />
3 Overzicht van declinaties en conjugaties<br />
3.1 Declinatie van substantieven<br />
beurt dat niet. Voor de in de <strong>Nederlands</strong>e<br />
cultuur opgenomen woorden en namen maakt<br />
dit ook een vreemde indruk.<br />
Ie declinatie: -a-stammen<br />
sing. nom. ros a (‘roos’) plur. ros ae<br />
gen. ros ae ros ašrum<br />
dat. ros ae ros |šs<br />
acc. ros am ros ašs<br />
abl. ros aš ros |šs<br />
IIe declinatie: -o-stammen<br />
sing. nom. domin us (‘meester’) plur. domin |š<br />
gen. domin |š domin ošrum<br />
dat. domin oš domin |šs<br />
acc. domin um domin ošs<br />
abl. domin oš domin |šs<br />
voc. domin e<br />
N.B. Alleen bij deze groep van substantieven komt in het enkelvoud een aparte aanspreekvorm<br />
(vocativus) voor. Bij eigennamen op -ius is de voc. -|š(Horašt|š). Zo ook f|šl|š(‘zoon’).<br />
sing. nom. puer (‘jongen’) plur. puer |š<br />
gen. puer |š puer ošrum<br />
dat. puer oš puer |šs<br />
acc. puer um puer ošs<br />
abl. puer oš puer |šs<br />
sing. nom. ager (‘akker’) plur. agr |š<br />
gen. agr |š agr ošrum<br />
dat. agr oš agr |šs<br />
acc. agr um agr ošs<br />
abl. agr oš agr |šs<br />
sing. nom. templ um (‘tempel’) plur. templ a<br />
gen. templ |š templ ošrum<br />
dat. templ oš templ |šs<br />
acc. templ um templ a<br />
abl. templ oš templ |šs
IIIe declinatie: consonantstammen<br />
sing. nom. dux (‘leider’) plur. duc ešs<br />
gen. duc is duc um<br />
dat. duc |š duc ibus<br />
acc. duc em duc ešs<br />
abl. duc e duc ibus<br />
sing. nom. opus (‘werk’) plur. oper a<br />
gen. oper is oper um<br />
dat. oper |š oper ibus<br />
acc. opus oper a<br />
abl. oper e oper ibus<br />
-i-stammen<br />
sing. nom. turr is (‘toren’) plur. turr ešs<br />
gen. turr is turr ium<br />
dat. turr |š turr ibus<br />
acc. turr im turr |šs (ešs)<br />
abl. turr |š turr ibus<br />
sing. nom. mar e (‘zee’) plur. mar ia<br />
gen. mar is mar ium<br />
dat. mar |š mar ibus<br />
acc. mar e mar ia<br />
abl. mar |š mar ibus<br />
-gemengde declinatie<br />
sing. nom. c|šv is (‘burger’) plur. c|šv ešs<br />
gen. c|šv is c|šv ium<br />
dat. c|šv |š c|šv ibus<br />
acc. c|šv em c|šv ešs<br />
abl. c|šv e c|šv ibus<br />
sing. nom. urb s (‘stad’) plur. urb ešs<br />
gen. urb is urb ium<br />
dat. urb |š urb ibus<br />
acc. urb em urb ešs<br />
abl. urb e urb ibus<br />
sing. nom. os (‘bot’) plur. oss a<br />
gen. oss is oss ium<br />
dat. oss |š oss ibus<br />
acc. os oss a<br />
abl. oss e oss ibus<br />
IVe declinatie: -u-stammen<br />
sing. nom. man us (‘hand’) plur. man ušs<br />
gen. man ušs man uum<br />
dat. man u|š man ibus<br />
acc. man um man ušs<br />
abl. man uš man ibus<br />
<strong>Appendix</strong> 1179
1180 <strong>Appendix</strong><br />
sing. nom. corn uš (‘hoorn’) plur. corn ua<br />
gen. corn ušs corn uum<br />
dat. corn u|š/uš corn ibus<br />
acc. corn uš corn ua<br />
abl. corn uš corn ibus<br />
Ve declinatie: -eš-stammen<br />
sing. nom. di ešs (‘dag’) plur. di ešs<br />
gen. di eš|š di ešrum<br />
dat. di eš|š di ešbus<br />
acc. di em di ešs<br />
abl. di eš di ešbus<br />
3.2 Declinatie van adjectieven<br />
3.2.1 Adjectieven van de a- en o-stammen<br />
a. adjectieven op ^us, -a, um (bonus ‘goed’)<br />
masc. fem. n. masc. fem. n.<br />
sing. nom. bon-us bon-a bon-um plur. bon-|š bon-ae bon-a<br />
gen. bon-|š bon-ae bon-|š bon-ošrum bon-ašrum bonošrum<br />
dat. bon-oš bon-ae bon-oš bon-|šs bon-|šs bon-|šs<br />
acc. bon-um bon-am bon-um bon-ošs bon-ašs bon-a<br />
abl. bon-oš bon-aš bon-oš bon-|šs bon-|šs bon-|šs<br />
voc. bon-e<br />
b.adjectieven op ^er, -(e)ra, -(e)rum (l|šber ‘vrij’ en pulcher ‘mooi’)<br />
masc. fem. n. masc. fem. n.<br />
sing. nom. l|šber l|šber-a l|šber-um plur. l|šber-|š l|šber-ae l|šber-a<br />
gen. l|šber-|š l|šber-ae l|šber-|š l|šber-ošrum l|šber-ašrum l|šberošrum<br />
dat. l|šber-oš l|šber-ae l|šber-oš l|šber-|šs l|šber-|šs l|šber-|šs<br />
acc. l|šber-um l|šber-am l|šber-um l|šber-ošs l|šber-ašs l|šber-a<br />
abl. l|šber-oš l|šber-aš l|šber-oš l|šber-|šs l|šber-|šs l|šber-|šs<br />
masc. fem. n. masc. fem. n.<br />
sing. nom. pulcher pulchr-a pulchr-um plur. pulchr-|š pulchr-ae pulchr-a<br />
gen. pulchr-|š pulchr-ae pulchr-|š pulchrpulchrpulchrošrumašrumošrum dat. pulchr-oš pulchr-ae pulchr-oš pulchr-|šs pulchr-|šs pulchr-|šs<br />
acc. pulchr-um pulchr-am pulchr-um pulchr-ošs pulchr-ašs pulchr-a<br />
abl. pulchr-oš pulchr-aš pulchr-oš pulchr-|šs pulchr-|šs pulchr-|šs
3.2.2 Adjectieven van de IIIe declinatie<br />
a. adjectieven met een abl. sing. op -|š(ašcer ‘scherp’, gravis ‘zwaar’, atrošx ‘gruwelijk’)<br />
masc. fem. n. masc./fem. n masc./fem. n.<br />
sing. nom. ašcer ašcr-is ašcr-e grav-is grav-e atrošx<br />
gen. ašcr-is grav-is atrošc-is<br />
dat. ašcr-|š grav-|š atrošc-|š<br />
acc. ašcr-em ašcr-e grav-em grav-e atrošc-em atrošx<br />
abl. ašcr-|š grav-i atrošc-|š<br />
masc. fem. n. masc./fem. n. masc./fem. n.<br />
plur. nom. ašcr-ešs ašcr-ia grav-ešs grav-ia atrošc-ešs atrošc-ia<br />
gen. ašcr-ium grav-ium atrošc-ium<br />
dat. ašcr-ibus grav-ibus atrošc-ibus<br />
acc. ašcr-ešs ašcr-ia grav-ešs grav-ia atrošc-ešs atrošc-ia<br />
abl. ašcr-ibus grav-ibus atrošc-ibus<br />
b. adjectieven met een abl. sing. op ^e (comparatieven, bv. altior ‘hoger’; verder d|šves ‘rijk’, pauper ‘arm’,<br />
vetus ‘oud’)<br />
masc./ n. masc./ n. masc./ n. masc./ n.<br />
fem.<br />
fem.<br />
fem.<br />
fem.<br />
sing. nom. altior altius vetus plur. nom. altiošr-ešs altiošr-a veter-ešs veter-a<br />
gen. altiošr-is veter-is gen. altiošr-um veter-um<br />
dat. altiošr-|š veter-|š dat. altiošr-ibus veter-ibus<br />
acc. altiošr-em altius veter-em vetus acc. altiošr-ešs altiošr-a veter-ešs veter-a<br />
abl. altiošr-e veter-e abl. altiošr-ibus veter-ibus<br />
3.3 Declinatie van pronomina<br />
Pronomina personalia - Persoonlijke voornaamwoorden<br />
<strong>Appendix</strong> 1181<br />
1e persoon 2e persoon 3e persoon<br />
nom. ego ‘ik’ tuš ‘jij, u’ is ‘hij’ ea ‘zij’ id ‘het’<br />
gen. me|š tu|š eius eius eius<br />
dat. mihi tibi e|š e|š e|š<br />
acc. meš teš eum eam id<br />
abl. meš teš eoš eaš eoš<br />
nom. nošs ‘wij’ vošs ‘jullie, u’ e|š, |š ‘zij’ eae ‘zij’ ea ‘zij’<br />
gen. nostrum, nostr|š vestrum, vestr|š eošrum eašrum eošrum<br />
dat. nošb|šs vošb|šs e|šs, i|šs, |šs e|šs, i|šs, |šs e|šs, i|šs, |šs<br />
acc. nošs vošs eošs eašs ea<br />
abl. nošb|šs vošb|šs e|šs, i|šs, |šs e|šs, i|šs, |šs e|šs, i|šs, |šs
1182 <strong>Appendix</strong><br />
Pronomen reflexivum - Wederkerend voornaamwoord<br />
gen. su|š<br />
dat. sibi<br />
acc. seš, sešseš<br />
abl. seš, sešseš<br />
laudoš eum, eam, eošs, eašs ‘ik prijs hem, haar, hen’<br />
laudat seš ‘hij prijst zich, zij prijst zich’<br />
laudant seš ‘zij prijzen zich’<br />
Pronomina possessiva - Bezittelijke voornaamwoorden<br />
masc. fem. n<br />
meus mea meum ‘mijn’<br />
tuus tua tuum ‘jouw, uw’<br />
noster nostra nostrum ‘onze, ons’<br />
vester vestra vestrum ‘jullie, uw’<br />
suus sua suum ‘zijn (eigen), haar (eigen), hun (eigen)’<br />
Pronomina demonstrativa - Aanwijzende voornaamwoorden<br />
hic, haec, hoc ‘deze, dit (hier bij mij)’<br />
iste, ista, istud ‘die, dat (daar bij jou)’<br />
ille, illa, illud ‘die, dat (daar bij hem, ginds)’<br />
singularis<br />
masc. fem. n masc. fem. n<br />
nom. hic haec hoc ille illa illud<br />
gen. huius huius huius ill|šus ill|šus ill|šus<br />
dat. huic huic huic ill|š ill|š ill|š<br />
acc. hunc hanc hoc illum illam illud<br />
abl. hošc hašc hošc illoš illaš illoš<br />
pluralis<br />
masc. fem. n masc. fem. n<br />
nom. h|š hae haec ill|š illae illa<br />
gen. hošrum hašrum hošrum illošrum illašrum illošrum<br />
dat. h|šs h|šs h|šs ill|šs ill|šs ill|šs<br />
acc. hošs hašs haec illošs illašs illa<br />
abl. h|šs h|šs h|šs ill|šs ill|šs ill|šs<br />
Iste wordt verbogen zoals ille.
Pronomina determinativa - Bepalende voornaamwoorden<br />
De bepalende voornaamwoorden zijn:<br />
is, ea, id ‘deze (die), dit (dat), degene (datgene)’<br />
(zie boven)<br />
ipse, ipsa, ipsum ‘zelf’<br />
|šdem, eadem, idem ‘dezelfde, hetzelfde’<br />
Declinatie van ipse<br />
singularis pluralis<br />
masc. fem. n masc. fem. n<br />
nom. ipse ipsa ipsum ips|š ipsae ipsa<br />
gen. ips|šus ips|šus ips|šus ipsošrum ipsašrum ipsošrum<br />
dat. ips|š ips|š ips|š ips|šs ips|šs ips|šs<br />
acc. ipsum ipsam ipsum ipsošs ipsašs ipsa<br />
abl. ipsoš ipsaš ipsoš ips|šs ips|šs ips|šs<br />
Declinatie van idem<br />
singularis pluralis<br />
masc. fem. n masc. fem. n<br />
nom. |šdem eadem idem e|šdem eaedem eadem<br />
gen. eiusdem eiusdem eiusdem eošrundem eašrundem eošrundem<br />
dat. e|šdem e|šdem e|šdem e|šs(i|šs, |šs)dem e|šs(i|šs, |šs)dem e|šs(i|šs, |šs)dem<br />
acc. eundem eandem idem eošsdem eašsdem eadem<br />
abl. eošdem eašdem eošdem e|šs(i|šs, |šs)dem e|šs(i|šs, |šs)dem e|šs(i|šs, |šs)dem<br />
Pronomen relativum - Betrekkelijk voornaamwoord<br />
singularis pluralis<br />
masc. fem. n masc. fem. n<br />
nom. qu|š quae quod qu|š quae quae<br />
gen. cuius cuius cuius quošrum quašrum quošrum<br />
dat. cui cui cui quibus quibus quibus<br />
acc. quem quam quod quošs quašs quae<br />
abl. quoš quaš quoš quibus quibus quibus<br />
Pronomen interrogativum - Vragend voornaamwoord<br />
<strong>Appendix</strong> 1183<br />
singularis pluralis<br />
masc. fem. n masc. fem. n<br />
nom. quis quae quid qu|š quae quae<br />
gen. cuius cuius cuius quošrum quašrum quošrum<br />
dat. cui cui cui quibus quibus quibus<br />
acc. quem quam quid quošs quašs quae<br />
abl. quoš quaš quoš quibus quibus quibus
1184 <strong>Appendix</strong><br />
3.4 Conjugatie van de regelmatige werkwoorden<br />
3.4.1 Eerste conjugatie<br />
I. Onvoltooide tijden<br />
........................................................................................................................<br />
Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Praesens<br />
ik prijs moge (laat) prijs(t) (te) prijzen prijzend<br />
ik prijzen<br />
laudoš laudem laudašre laudašns<br />
laudašs laudešs laudaš -antis<br />
laudat laudet<br />
laudašmus laudešmus<br />
laudaštis laudeštis laudašte<br />
laudant laudent<br />
........................................................................................................................<br />
Imperfectum<br />
ik prees ik zou prijzen<br />
laudašbam laudašrem<br />
laudašbašs laudašrešs<br />
laudašbat laudašret<br />
laudašbašmus laudašrešmus<br />
laudašbaštis laudašreštis<br />
laudašbant laudašrent<br />
........................................................................................................................<br />
Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum<br />
(simplex)<br />
ik zal te zullen zullende<br />
prijzen prijzen prijzen<br />
laudašboš laudaštušrus laudašlaudašbis<br />
-a, -um tušrus<br />
laudašbit esse -a, -um<br />
laudašbimus<br />
laudašbitis<br />
laudašbunt<br />
........................................................................................................................
........................................................................................................................<br />
Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus<br />
........................................................................................................................<br />
Prae- ik word moge ik spoor(t) aan* geprezen (te)<br />
sens geprezen geprezen<br />
worden<br />
worden<br />
laudor lauder laudašr|š<br />
laudašris laudešris hortašre<br />
laudaštur laudeštur<br />
laudašmur laudešmur<br />
laudašmin|š laudešmin|š hortašmin|š<br />
laudantur laudentur<br />
........................................................................................................................<br />
Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus<br />
........................................................................................................................<br />
Imperfectum<br />
ik werd ik zou geprezen<br />
geprezen worden<br />
laudašbar laudašrer<br />
laudašbašris laudašrešris<br />
laudašbaštur laudašreštur<br />
laudašbašmur laudašrešmur<br />
laudašbašmin|š laudašrešmin|š<br />
laudašbantur laudašrentur<br />
........................................................................................................................<br />
Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum<br />
(simplex)<br />
ik zal (te) zullen<br />
geprezen geprezen<br />
worden worden<br />
laudašbor laudaštum |šr|š<br />
laudašberis<br />
laudašbitur<br />
laudašbimur<br />
laudašbimin|š<br />
laudašbuntur<br />
........................................................................................................................<br />
* N.B. de zogenaamde passieve imperativus komt vrijwel alleen bij de deponentia voor.<br />
<strong>Appendix</strong> 1185
1186 <strong>Appendix</strong><br />
II. Voltooide tijden<br />
........................................................................................................................<br />
Activum Indicativus Coniunctivus Infinitivus<br />
........................................................................................................................<br />
Per- ik heb geprezen moge (laat) ik<br />
geprezen (te)<br />
fectum ik prees geprezen<br />
hebben<br />
hebben<br />
laudašv|š laudašverim laudašvisse<br />
laudašvist|š laudašver|šs<br />
laudašvit laudašverit<br />
laudašvimus laudašver|šmus<br />
laudašvistis laudašver|štis<br />
laudašvešrunt laudašverint<br />
........................................................................................................................<br />
Plq.pf. ik had geprezen ik zou geprezen<br />
hebben<br />
laudašveram laudašvissem<br />
laudašverašs laudašvissešs<br />
laudašverat laudašvisset<br />
laudašverašmus laudašvissešmus<br />
laudašveraštis laudašvisseštis<br />
laudašverant laudašvissent<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum<br />
exactum<br />
ik zal geprezen<br />
hebben<br />
laudašveroš<br />
laudašveris<br />
laudašverit<br />
laudašverimus<br />
laudašveritis<br />
laudašverint<br />
........................................................................................................................<br />
Passivum Indicativus Coniunctivus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Perfectum<br />
ik ben geprezen moge (laat) ik geprezen (te) geprezen<br />
ik werd geprezen geprezen zijn zijn (zijnde)<br />
laudaštussum laudaštus sim laudaštus laudaštus<br />
-a, -um es -a, -um s|šs -a, -um -a, -um<br />
est sit esse<br />
laudašt|š sumus laudašt|š s|šmus<br />
-ae, -a estis -ae, -a s|štis<br />
sunt sint
........................................................................................................................<br />
Passivum Indicativus Coniunctivus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Plq.pf. ik was geprezen ik zou geprezen<br />
zijn<br />
laudaštus eram laudaštus essem<br />
-a, -um erašs -a, -um essešs<br />
erat esset<br />
laudašt|š erašmus laudašt|š essešmus<br />
-ae, -a eraštis -ae, -a esseštis<br />
erant essent<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum<br />
exactum<br />
ik zal geprezen<br />
zijn<br />
laudaštus eroš<br />
-a, -um eris<br />
erit<br />
laudašt|š erimus<br />
-ae, -a eritis<br />
erunt<br />
........................................................................................................................<br />
3.4.2 Tweede conjugatie<br />
Onvoltooide tijden<br />
........................................................................................................................<br />
Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Praesens<br />
<strong>Appendix</strong> 1187<br />
ik verwoest moge (laat) verwoest (te) verik<br />
verwoesten verwoesten woestend<br />
dešleoš dešleam dešlešre dešlešns<br />
dešlešs dešleašs dešleš -entis<br />
dešlet dešleat<br />
dešlešmus dešleašmus<br />
dešleštis dešleaštis dešlešte<br />
dešlent dešleant<br />
........................................................................................................................
1188 <strong>Appendix</strong><br />
........................................................................................................................<br />
Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Imperfectum<br />
ik verwoestte ik zou verwoesten<br />
dešlešbam dešlešrem<br />
dešlešbašs dešlešrešs<br />
dešlešbat dešlešret<br />
dešlešbašmus dešlešrešmus<br />
dešlešbaštis dešlešreštis<br />
dešlešbant dešlešrent<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum ik zal (te) zullen zullende<br />
(simplex) verwoesten verwoesten verwoesten<br />
dešlešbo dešleštušrus dešleštušrus<br />
dešlešbis -a, -um -a, -um<br />
dešlešbit esse<br />
dešlešbimus<br />
dešlešbitis<br />
dešlešbunt<br />
........................................................................................................................<br />
Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus<br />
........................................................................................................................<br />
Praesens ik word<br />
verwoest<br />
moge<br />
ik verwoest<br />
worden<br />
heb(t)<br />
medelijden*<br />
verwoest (te)<br />
worden<br />
dešleor dešlear dešlešr|š<br />
dešlešris dešleašris miserešre<br />
dešleštur dešleaštur<br />
dešlešmur dešleašmur<br />
dešlešmin|š dešleašmin|š miserešmin|š<br />
dešlentur dešleantur<br />
........................................................................................................................<br />
* N.B. zie noot ‰3.4.1.
........................................................................................................................<br />
Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus<br />
........................................................................................................................<br />
Imperfectum<br />
ik werd ik zou verwoest<br />
verwoest worden<br />
dešlešbar dešlešrer<br />
dešlešbašris dešlešrešris<br />
dešlešbaštur dešlešreštur<br />
dešlešbašmur dešlešrešmur<br />
dešlešbašmin|š dešlešrešmin|š<br />
dešlešbantur dešlešrentur<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum ik zal ver- (te) zullen<br />
(simplex) woest worden verwoest worden<br />
dešlešbor dešleštum |šr|š<br />
dešlešberis<br />
dešlešbitur<br />
dešlešbimur<br />
dešlešbimin|š<br />
dešlešbuntur<br />
........................................................................................................................<br />
3.4.3 Derde conjugatie<br />
Onvoltooide tijden<br />
........................................................................................................................<br />
Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Prae- ik overwin moge (laat) ik overwin(t) (te) oversens<br />
overwinnen overwinnen winnend<br />
vincoš vincam vincere vincešns<br />
vincis vincašs vince -entis<br />
vincit vincat<br />
vincimus vincašmus<br />
vincitis vincaštis vincite<br />
vincunt vincant<br />
........................................................................................................................<br />
Imperfectum<br />
ik overwon ik zou<br />
overwinnen<br />
vincešbam vincerem<br />
vincešbašs vincerešs<br />
vincešbat vinceret<br />
vincešbašmus vincerešmus<br />
vincešbaštis vincereštis<br />
vincešbant vincerent<br />
<strong>Appendix</strong> 1189<br />
........................................................................................................................
1190 <strong>Appendix</strong><br />
........................................................................................................................<br />
Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum ik zal over- te zullen zullende<br />
(simplex) winnen overwinnen overwinnen<br />
vincam victušrus victušrus<br />
vincešs -a, -um -a, -um<br />
vincet esse<br />
vincešmus<br />
vinceštis<br />
vincent<br />
........................................................................................................................<br />
Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus<br />
........................................................................................................................<br />
Prae- ik word moge ik vertrek(t)* overwonnen<br />
sens overwonnen overwonnen (te) worden<br />
worden<br />
vincor vincar vinc|š<br />
vinceris vincašris profic|šscere<br />
vincitur vincaštur<br />
vincimur vincašmur<br />
vincimin|š vincašmin|š profic|šscimin|š<br />
vincuntur vincantur<br />
........................................................................................................................<br />
Imper- ik werd ik zou overfectum<br />
overwonnen wonnen worden<br />
vincešbar vincerer<br />
vincešbašris vincerešris<br />
vincešbaštur vincereštur<br />
vincešbašmur vincerešmur<br />
vincešbašmin|š vincerešmin|š<br />
vincešbantur vincerentur<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum ik zal overwon-<br />
(te) zullen over-<br />
(simplex) nen worden<br />
wonnen worden<br />
vincar<br />
vincešris<br />
vinceštur<br />
vincešmur<br />
vincešmin|š<br />
vincentur<br />
victum |šr|š<br />
........................................................................................................................<br />
* N.B. zie noot ‰3.4.1.
3.4.4 Vierde conjugatie<br />
Onvoltooide tijden<br />
........................................................................................................................<br />
Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Prae- ik hoor moge (laat) hoor(t) (te) horen horend<br />
sens ik horen<br />
audioš audiam aud|šre audiešns<br />
aud|šs audiašs aud|š -entis<br />
audit audiat<br />
aud|šmus audiašmus<br />
aud|štis audiaštis aud|šte<br />
audiunt audiant<br />
........................................................................................................................<br />
Imper- ik hoorde ik zou horen<br />
fectum audiešbam aud|šrem<br />
audiešbašs aud|šrešs<br />
audiešbat aud|šret<br />
audiešbašmus aud|šrešmus<br />
audiešbaštis aud|šreštis<br />
audiešbant aud|šrent<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum ik zal horen (te) zullen zullende<br />
(simplex) horen horen<br />
audiam aud|štušrus aud|štušrus<br />
audiešs -a, -um -a, -um<br />
audiet esse<br />
audiešmus<br />
audieštis<br />
audient<br />
........................................................................................................................<br />
Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus<br />
........................................................................................................................<br />
Praesens ik word<br />
gehoord<br />
moge<br />
ik gehoord<br />
worden<br />
verdeel(t)* gehoord (te)<br />
worden<br />
audior audiar aud|šr|š<br />
aud|šris audiašris part|šre<br />
aud|štur audiaštur<br />
aud|šmur audiašmur<br />
aud|šmin|š audiašmin|š part|šmin|š<br />
audiuntur audiantur<br />
........................................................................................................................<br />
* N.B. zie noot ‰3.4.1.<br />
<strong>Appendix</strong> 1191
1192 <strong>Appendix</strong><br />
........................................................................................................................<br />
Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus<br />
........................................................................................................................<br />
Imperfec- ik werd ik zou gehoord<br />
tum gehoord worden<br />
audiešbar aud|šrer<br />
audiešbašris aud|šrešris<br />
audiešbaštur aud|šreštur<br />
audiešbašmur aud|šrešmur<br />
audiešbašmin|š aud|šrešmin|š<br />
audiešbantur aud|šrentur<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum<br />
(simplex)<br />
ik zal gehoord<br />
worden<br />
audiar<br />
audiešris<br />
audieštur<br />
audiešmur<br />
audiešmin|š<br />
audientur<br />
........................................................................................................................<br />
3.4.5 De capioš capio groep<br />
Een aantal werkwoorden gedraagt zich gedeeltelijk als werkwoorden van de audio groep, maar in een<br />
klein aantal vormen als de vinco groep. In de lemmata in het woordenboek blijkt dat uit de vorm van<br />
de infinitivus (capere).<br />
........................................................................................................................<br />
3.4.6 De onregelmatige werkwoorden<br />
I. sum, esse, fu|š, part. fut. futušrus ‘zijn’<br />
........................................................................................................................<br />
Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Prae- ik ben moge (laat) wees(t) (te) zijn<br />
sens ik zijn<br />
sum sim esse<br />
es s|šs es<br />
est sit<br />
sumus s|šmus<br />
estis s|štis este<br />
sunt sint<br />
........................................................................................................................
........................................................................................................................<br />
Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Imper- ik was ik zou zijn<br />
fectum eram essem (of<br />
forem)<br />
erašs essešs<br />
erat esset<br />
erašmus essešmus<br />
eraštis esseštis<br />
erant essent<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum ik zal zijn wees(t) (te) zullen zullende<br />
(simplex) zijn zijn<br />
eroš futušrus futušrus<br />
eris estoš -a, -um -a, -um<br />
erit estoš esse of fore<br />
erimus<br />
eritis estošte<br />
erunt suntoš<br />
........................................................................................................................<br />
II. feroš, ferre,tušl|š, laštum ‘dragen’, ‘brengen’<br />
Onvoltooide tijden<br />
<strong>Appendix</strong> 1193<br />
........................................................................................................................<br />
Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Prae- ik breng moge (laat) breng(t) (te) brengen brengend<br />
sens ik brengen<br />
feroš feram ferre ferešns<br />
fers ferašs fer -entis<br />
fert ferat<br />
ferimus etc.<br />
fertis ferte<br />
ferunt<br />
........................................................................................................................<br />
Imper- ik bracht ik zou brengen<br />
fectum ferešbam ferrem<br />
ferešbašs ferrešs<br />
etc. etc.<br />
........................................................................................................................
1194 <strong>Appendix</strong><br />
........................................................................................................................<br />
Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum ik zal brengen (dat) ik zal (te) zullen zullende<br />
(simplex) brengen brengen brengen<br />
feram laštušrus laštušrus laštušrus<br />
ferešs -a, -um fertoš -a, -um -a, -um<br />
etc. sim fertoš esse<br />
etc. fertošte<br />
feruntoš<br />
........................................................................................................................<br />
Passivum Indicativus Coniunctivus Infinitivus<br />
........................................................................................................................<br />
Prae- ik word moge (laat) ik gebracht<br />
sens gebracht gebracht (te) worden<br />
worden<br />
feror ferar ferr|š<br />
ferris ferašris<br />
fertur etc.<br />
ferimur<br />
ferimin|š<br />
feruntur<br />
........................................................................................................................<br />
Imper- ik werd ik zou gebracht<br />
fectum gebracht worden<br />
ferešbar ferrer<br />
ferešbašris ferrešris<br />
etc. etc.<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum ik zal gebracht (te) zullen<br />
(simplex) worden gebracht worden<br />
ferar laštum |šr|š<br />
ferešris<br />
etc.<br />
........................................................................................................................
IIIa. vološ, velle,volu|š‘willen’<br />
Onvoltooide tijden<br />
........................................................................................................................<br />
Indicativus Coniunctivus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Prae- ik wil moge (laat) (te) willen willend<br />
sens ik willen<br />
vološ velim velle volešns,<br />
v|šs vel|šs entis<br />
vult velit<br />
volumus vel|šmus<br />
vultis vel|štis<br />
volunt velint<br />
........................................................................................................................<br />
Imper- ik wilde ik zou willen<br />
fectum volešbam vellem<br />
volešbašs vellešs<br />
etc. etc.<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum ik zal willen<br />
(simplex) volam<br />
volešs<br />
etc.<br />
........................................................................................................................<br />
IIIb. nošloš, nošlle, nošlu|š‘niet willen’<br />
Onvoltooide tijden<br />
<strong>Appendix</strong> 1195<br />
........................................................................................................................<br />
Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Prae- nošloš nošlim nošlle nošlešns,<br />
sens nošn v|šs nošl|šs nošl|š entis<br />
nošn vult nošlit<br />
nošlumus nošl|šmus<br />
nošn vultis nošl|štis nošl|šte<br />
nošlunt nošlint<br />
........................................................................................................................<br />
Imper- nošlešbam nošllem<br />
fectum nošlešbašs nošllešs<br />
etc. etc.<br />
........................................................................................................................
1196 <strong>Appendix</strong><br />
IIIc. mašloš, mašlle, mašlu|š‘liever willen’<br />
Onvoltooide tijden<br />
........................................................................................................................<br />
Indicativus Coniunctivus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Prae- mašloš mašlim mašlle mašlešns, entis<br />
sens mašv|šs mašl|šs<br />
mašvult mašlit<br />
mašlumus mašl|šmus<br />
mašvultis mašl|štis<br />
mašlunt mašlint<br />
........................................................................................................................<br />
Imper- mašlešbam mašllem<br />
fectum mašlešbašs mašllešs<br />
etc. etc.<br />
........................................................................................................................<br />
IV. eo, |šre, i|š, itum‘gaan’<br />
IVa. Onvoltooide tijden<br />
........................................................................................................................<br />
Activum/<br />
passivum<br />
Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium<br />
........................................................................................................................<br />
Prae- eoš eam |šre/|šr|š iešns,<br />
sens |šs eašs |š euntis<br />
it/|štur eat/eaštur<br />
|šmus eašmus<br />
|štis eaštis |šte<br />
eunt eant<br />
........................................................................................................................<br />
Imper- |šbam |šrem<br />
fectum |šbašs |šrešs<br />
etc./|šbaštur etc./|šreštur<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum |šboš itušrus itušrus itušrus<br />
(simplex) |šbis -a, -um |štoš -a, -um -a, -um<br />
etc./|šbitur sim |štoš cssc<br />
|štošte<br />
euntoš<br />
........................................................................................................................
<strong>Appendix</strong> 1197<br />
IVb. Voltooide tijden<br />
........................................................................................................................<br />
Indicativus Coniunctivus Infinitivus<br />
........................................................................................................................<br />
Perfectum i|š ierim iisse(|šsse)/itum esse<br />
|šst|š ier|šs<br />
iit/itum est etc./itum sit<br />
iimus<br />
|šstis<br />
iešrunt<br />
........................................................................................................................<br />
Plq.pf. ieram |šssem<br />
ierašs |šssešs<br />
etc./itum erat etc./itum esset<br />
........................................................................................................................<br />
Futurum ieroš<br />
exactum ieris<br />
etc./itum erit<br />
........................................................................................................................
1198 <strong>Appendix</strong><br />
4 Telwoorden<br />
........................................................................................................................<br />
hoofdtelwoorden<br />
rangtelwoorden<br />
distributiva adverbia<br />
numeralia<br />
1 i ušnus,a,umeen pr|šmus, a, um singul|š, ae, a semel eenmaal<br />
eerste telkens/ieder een<br />
2 ii duo, duae, duo secundus of alter b|šn|š bis<br />
3 iii trešs, tria tertius tern|š (tr|šn|š) ter<br />
4 iv quattuor quašrtus quatern|š quater<br />
5 v qu|šnque qu|šntus qu|šn|š qu|šnquieš(n)s<br />
6 vi sex sextus sešn|š sexieš(n)s<br />
7 vii septem septimus septešn|š septieš(n)s<br />
8 viii octoš octašvus octošn|š octieš(n)s<br />
9 ix novem nošnus novešn|š novieš(n)s<br />
10 x decem decimus dešn|š decieš(n)s<br />
11 xi ušndecim ušndecimus ušndešn|š ušndecieš(n)s<br />
12 xii duodecim duodecimus duodešn|š duodeciešs<br />
13 xiii trešdecim tertius decimus tern|š dešn|š ter deciešs<br />
14 xiv quattuordecim quašrtus decimus quatern|šdešn|š quater deciešs<br />
15 xv qu|šndecim qu|šntus decimus qu|šn|šdešn|š quinquiešs deciešs<br />
16 xvi sešdecim sextus decimus sešn|šdešn|š sexiešs deciešs<br />
17 xvii septendecim septimus decimus septešn|šdešn|š septiešs deciešs<br />
18 xviii duodešv|šgint|š duodešv|šcešsimus duodešv|šcešn|š duodešviciešs<br />
19 xix ušndešv|šgint|š ušndešv|šcešsimus ušndešv|šcešn|š ušndešviciešs<br />
20 xx v|šgint|š v|šcešsimus v|šcešn|š v|šciešs<br />
21 xxi ušnus et v|šgint|š ušnus et v|šcešsimus singul|šet v|šcešn|š semel et v|šciešs<br />
of v|šgint|šušnus of v|šcešsimus pr|šmus of v|šcešn|šsingul|š of v|šciešs semel<br />
22 xxii duo et v|šgint|š alter et v|šcešsimus b|šn|š et v|šcešn|š bis et v|šciešs<br />
of v|šgint|šduo of v|šcešsimus alter of v|šcešn|šb|šn|š of v|šciešs bis<br />
28 xxviii duodeštr|šgintaš duodeštr|šcešsimus duodeštr|šcešn|š duodeštr|šciešs<br />
29 xxix ušndeštr|šgintaš ušndeštr|šcešsimus ušndeštr|šcešn|š ušndeštr|šciešs<br />
30 xxx tr|šgintaš tr|šcešsimus tr|šcešn|š tr|šciešs<br />
40 xl quadrašgintaš quadrašgešsimus quadrašgešn|š quadrašgiešs<br />
50 l qu|šnquašgintaš qu|šnquašgešsimus qu|šnquašgešn|š qu|šnquašgiešs<br />
60 lx sexašgintaš sexašgešsimus sexašgešn|š sexašgiešs<br />
70 lxx septuašgintaš septuašgešsimus septuašgešn|š septuašgiešs<br />
80 lxxx octošgintaš octošgešsimus octošgešn|š octošgiešs<br />
90 xc nošnašgintaš nošnašgešsimus nošnašgešn|š nošnašgiešs<br />
100 c centum centešsimus centešn|š centiešs<br />
101 ci centum (et) ušnus centešsimus pr|šmus centešn|š singul|š centiešs semel<br />
200 cc ducent|š, ae,a ducentešsimus ducešn|š ducentiešs<br />
300 ccc trecent|š, ae,a trecentešsimus trecešn|š trecentiešs<br />
400 cd quadringent|š, ae, a quadringentešsimus quadringešn|š quadringentiešs<br />
........................................................................................................................
........................................................................................................................<br />
hoofdtelwoorden<br />
rangtelwoorden<br />
distributiva adverbia<br />
numeralia<br />
500 d qu|šngent|š, ae,a qu|šngentešsimus qu|šngešn|š qu|šngentiešs<br />
600 dc sescent|š, ae,a sescentešsimus sescešn|š sescentiešs<br />
700 dcc septingent|š, ae, a septingentešsimus septingešn|š septingentiešs<br />
800 dccc octingent|š, ae,a octingentešsimus octingešn|š octingentiešs<br />
900 dcccc nošngent|š, ae,a nošngentešsimus nošngešn|š nošngentiešs<br />
1000 m m|šlle m|šllešsimus singula m|šlia m|šlliešs<br />
2000 mm duo m|šlia bis m|šllešsimus b|šna m|šlia bis m|šlliešs<br />
of i·i·<br />
1000000 &x 2 deciešs centešna<br />
m|šlia<br />
deciešs centiešs<br />
m|šllešsimus<br />
deciešs centešna<br />
m|šlia<br />
deciešs centiešs<br />
m|šlliešs<br />
........................................................................................................................<br />
Van de hoofdtelwoorden worden ušnus, duo, trešs,<br />
ducent|štot nošngent|šen m|šlia verbogen.<br />
<strong>Appendix</strong> 1199<br />
masc. fem. n masc. fem. n masc. fem. n<br />
nom. ušnus ušna ušnum duo duae duo trešs trešs tria m|šlia<br />
gen. ušn|šus ušn|šus ušn|šus duošrum duašrum duošrum trium trium trium m|šlium<br />
dat. ušn|š ušn|š ušn|š duošbus duašbus duošbus tribus tribus tribus m|šlibus<br />
acc. ušnum ušnam ušnum duo,duošsduašs duo trešs trešs tria m|šlia<br />
abl. ušnoš ušnaš ušnoš duošbus duašbus duošbus tribus tribus tribus m|šlibus<br />
........................................................................................................................
1200 <strong>Appendix</strong><br />
5 Maten, gewichten en munten<br />
Hieronder volgt een overzicht van de meest<br />
voorkomende <strong>Latijn</strong>se termen. De corres-<br />
5.1 Maten<br />
Lengtematen Inhoudsmaten<br />
ponderende <strong>Nederlands</strong>e eenheden zijn<br />
benaderingen van de Romeinse eenheden.<br />
De basiseenheid is de voet (pešs) =30cm.Een -voorvloeistoffen<br />
voet werd weer onderverdeeld in 16 ‘vingers’ 1 culleus =20amphorae =520 l<br />
(digit|š). 1 amphora =8congi|š = 26 l<br />
1 digitus (duim) = 18.5 mm 1 congius =6sextašri|š = 3.25l<br />
1 pešs (voet) = 30 cm 1 hešm|šna = 0.27l<br />
1 cubitus (el) = 1.5 pedešs = 45 cm<br />
1 gradus (stap) = 2.5 pedešs = 75 cm - voor vaste stoffen<br />
1 passus (pas of vadem)= 2 gradušs = 1.5m 1modius (schepel) = 8.75 l<br />
m|šlle passušs of passuum (Rom.<br />
1 sešmimodius (halve schepel) = 4.37 l<br />
mijl) = 1.5 km<br />
1 sextašrius (ook vloeibaar) = 0.55 l<br />
Oppervlaktematen<br />
1 pešs quadraštus =0.09m 2<br />
1 iušgerum (morgen) = 1/4 ha<br />
5.2 Gewichten<br />
1 l|šbra = as (Rom. pond) = 327 g<br />
1 ušncia (ons) = 27.3 g<br />
5.3 Munten<br />
1 aureus =25dešnašri|š<br />
1 dešnašrius =4sešsterti|š<br />
1 sešsterius =2.5asses<br />
(vanaf 130 v.<br />
Chr.: 4 asses)<br />
DewaardevandeRomeinsemuntenismoeilijk<br />
te bepalen doordat er in de loop van de tijd<br />
veel wijzigingen optraden. Voor de tijd van<br />
Caesar zou het bestaansminimum moeten<br />
worden gesteld op 400 a'500 sestertie«nperjaar.
6 De Romeinse kalender<br />
In de Romeinse tijdrekening gold aanvankelijk<br />
de maan als vast orie«ntatiepunt.<br />
Julius Caesar nam het zonnejaar als uitgangspunt<br />
en stelde een jaar op 365 dagen met zo nu<br />
en dan een schrikkeldag. Dit is in feite de basis<br />
voor onze tijdrekening.<br />
Het jaar werd benoemd naar de consuls van<br />
het jaar: P. Sulpicio C. Aurelio consulibus ‘tijdens<br />
het consulaat van P. Sulpicius en C. Aurelius’.<br />
De namen van de maanden waren de volgende:<br />
(mešnsis) Iašnuašrius, Februašrius,<br />
Mašrtius (oorspronkelijk de eerste maand van<br />
het jaar), Apr|šlis, Mašius, Iušnius, Iušlius<br />
(oorspronkelijk Qu|šnt|šlis), Augustus (oorspronkelijk<br />
Sext|šlis), September, Octošber,<br />
November, December.<br />
De dagen van de week heetten: Lušnae (diešs),<br />
Mašrtis, Mercušri|š, Iovis, Veneris, Sašturn|š,Sošlis.<br />
<strong>Appendix</strong> 1201<br />
De datum werd berekend met behulp van drie<br />
vaste dagen:<br />
Kalendae (Kal.) 1e dag van de maand<br />
Nošnae (Nošn.) 5edagvandemaand<br />
(7e in maart, mei, juli en oktober)<br />
I·dušs (I·d.) 13e dag van de maand<br />
(15e in maart, mei, juli en oktober)<br />
Deanderedagenwerdenbenoemddoorvastte<br />
stellen hoeveel dagen ze voorafgaan aan de<br />
vaste orie«ntatiepunten:<br />
Kalend|šs I·ašnuašri|šs 1 januari<br />
pr|šdieš Kalendašs I·ašnuašriašs 31 december<br />
ante diem tertium I·dušs Mašrtiašs 13 maart<br />
(N.B. de Romeinen<br />
rekenden ‘inclusief’)<br />
Een dag werd onderverdeeld in 12 hošrae<br />
(‘uren’), waarvan de lengte afhing van de<br />
lengte van de dag tussen zonsopkomst en<br />
zonsondergang. Zie het volgende schema.
1202 <strong>Appendix</strong><br />
7 De acht windstreken*<br />
* De afbeelding is met dank aan de uitgever ontleend aan ‘Vitruvius Handboek bouwkunde vertaald<br />
door Ton Peters’, Amsterdam, Athenaeum ^ Polak & Van Gennep 1997, p.52
8 Beknopt overzicht van de Romeinse geschiedenis<br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
Staatkundige<br />
Bouwwerken Literatuur en<br />
Enkele ontwikkelingen bui-<br />
ontwikkelingen<br />
wijsbegeerte<br />
ten Rome/het Romeinse Rijk<br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
Voor Christus<br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
<strong>Appendix</strong> 1203<br />
ca. 800 Nederzettingen op de Palatijn 814/3 Stichting van Carthago (legende)<br />
753 Romulus sticht Rome, begin koningstijd<br />
750 ^ 550 Griekse kolonies ge-<br />
(legende)<br />
vestigd in Zuid-Italie« en Sicilie«<br />
616 ^ 509 Rome geregeerd door Etruskische ca. 600 Aanleg van het Forum<br />
ca. 600 Massilia gesticht als<br />
koningen<br />
Romanum<br />
Griekse kolonie (Marseille)<br />
509 Stichting van de res publica met twee 510 Tempel van Juppiter op het<br />
consuls<br />
Forum (legende)<br />
494 Instelling van het volkstribunaat<br />
480 De Grieken verslaan de Perzen<br />
bij Salamis<br />
451/450 Wet van de Twaalf Tafelen 447 Begin van de bouw van het<br />
Parthenon in Athene<br />
431^ 404 Peloponnesische oorlog<br />
tussenSpartaenAthene<br />
396 Romeinen veroveren de Etruskische stad<br />
399 Dood van Socrates<br />
Veii<br />
in Athene<br />
ca. 386 Gallie«rs plunderen Rome ca. 380 Plato sticht de Academie in<br />
Athene
1204 <strong>Appendix</strong><br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
Staatkundige<br />
Bouwwerken Literatuur en<br />
Enkele ontwikkelingen bui-<br />
ontwikkelingen<br />
wijsbegeerte<br />
ten Rome/het Romeinse Rijk<br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
ca. 375 Aanleg van de Servische<br />
muur om Rome<br />
312 AanlegvandeViaAppiaende<br />
Aqua Appia door Appius Claudius<br />
333 ^ 323 Alexander de Grote<br />
verovert het Perzische rijk (incl.<br />
Egypte)<br />
Na de dood van Alexander de<br />
Grote valt zijn rijk uiteen in een<br />
aantal koninkrijken o.a. onder de<br />
Ptolemaee«n (Egypte)en<br />
Seleuciden (Syrie«), begin van de<br />
Hellenistische periode<br />
ca. 345 ^ 290 Samnitische en <strong>Latijn</strong>se oorlogen:<br />
Rome expandeert naar hetzuidenenhetoosten<br />
ca. 300 Epicurus ontwikkelt zijn<br />
filosofie (Athene)<br />
ca. 300 Zeno ontwikkelt de sto|«cijnse<br />
filosofie (Athene)<br />
290 Stichting van de bibliotheek<br />
in Alexandrie« (Egypte)<br />
281 Via Appia doorgetrokken naar<br />
Tarente<br />
281 ^ 275 Invasie en nederlaag van Pyrrhus,<br />
koning van Epirus<br />
264 ^ 241 Eerste Punische oorlog: Rome<br />
verovert Sicilia<br />
240 Eerste toneelproductie in<br />
Rome door Livius Andronicus<br />
237 ^ 218 Carthago verovert<br />
Spanje<br />
Plautus (ca. 250 ^ 184) komedies
..................................................................................................................................................................................................<br />
Staatkundige<br />
Bouwwerken Literatuur en<br />
Enkele ontwikkelingen bui-<br />
ontwikkelingen<br />
wijsbegeerte<br />
ten Rome/het Romeinse Rijk<br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
Ennius (ca. 239 ^ 169)<br />
tragedies, epos (Annales)<br />
Cato (234 ^ 149) proza<br />
(o.a. De agri cultura)<br />
218 ^ 201 Tweede Punische oorlog:<br />
Hannibal verslagen door Scipio Africanus,<br />
Rome verovert groot deel van Spanje<br />
202 ^ 191 Rome verovert Gallia cisalpina (de<br />
Povlakte)<br />
200 ^ 150 Rome verovert Griekenland en<br />
Macedonie«<br />
Terentius (ca. 190 ^ 159)komedies<br />
Lucilius (ca. 180 ^ 103) satiren<br />
146 Eerste marmeren tempel in<br />
Rome (Juppiter Stator)<br />
112 Mithridates wordt koning<br />
van Pontus<br />
<strong>Appendix</strong> 1205<br />
149 ^ 146 Derde Punische oorlog: Carthago<br />
verwoest, Africa wordt Romeinse provincie<br />
146 Mummius plundert Corinthe, Griekenland<br />
wordt Romeinse provincie (Achaea)<br />
133 Tiberius Gracchus stelt voor om land in<br />
staatseigendom te verdelen, hij wordt<br />
vermoord (129)<br />
123 ^ 122 Hervormingsplannen van Gaius<br />
Gracchus, hij wordt gedood<br />
111 ^ 105 Oorlog tegen de Numidische koning<br />
Jugurtha, beslist door Marius<br />
102 ^ 101 Marius verslaat de Teutonen en de<br />
Kimbren<br />
91 ^ 89 Bondgenotenoorlog, verlening van het<br />
burgerrecht aan de Italische bondgenoten<br />
83 ^ 79 Burgeroorlog (Sulla tegen Marius), Sulla<br />
wordt dictator
1206 <strong>Appendix</strong><br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
Staatkundige<br />
Bouwwerken Literatuur en<br />
Enkele ontwikkelingen bui-<br />
ontwikkelingen<br />
wijsbegeerte<br />
ten Rome/het Romeinse Rijk<br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
73 ^ 71 Slavenopstand geleid door Spartacus Cicero (106 ^ 43) redevoeringen,<br />
filosofische en retorische geschriften<br />
64 ^ 63 Pompeius onderwerpt Syria en Judaea Varro (116 ^ 27) encyclopedist<br />
63 ^ 62 Samenzwering van Catilina ontdekt en<br />
Lucretius (ca. 97 ^ 55) leerdicht<br />
onderdrukt door Cicero<br />
(De rerum natura)<br />
60 Eerste triumviraat (Pompeius, Crassus,<br />
Catullus (ca. 80 ^ 50) liefdes-<br />
Caesar)<br />
gedichtenenepigrammen<br />
58 ^ 51 Caesar verovert Gallia transalpina Caesar (100 ^ 44) verslagenvan<br />
zijn oorlogen<br />
49 ^ 46 Burgeroorlog tussen Pompeius en<br />
Caesar, Caesar verslaat Pompeius bij Pharsalus<br />
Nepos (ca. 100 ^ 27) biografiee«n<br />
Sallustius (86 ^ 34) geschiedschrijving<br />
Vitruvius (ca. 84 ^ 14) handboek<br />
over architectuur<br />
46 Kalenderhervorming door Caesar<br />
44 Caesar wordt dictator voor het leven, vermoord<br />
op 15 (de Idus van) maart<br />
43 Tweede triumviraat (Antonius, Octavianus,<br />
Lepidus), Cicero vermoord<br />
37 Inval van de Parthen in Syria<br />
Vergilius (70 ^ 19) gedichten(o.a.<br />
epos Aeneis)<br />
Horatius (65 ^ 8) gedichten(o.a.<br />
oden)<br />
27 Bouw van het Pantheon door<br />
Agrippa<br />
31 Octavianus verslaat Antonius (en Cleopatra)<br />
bij Actium (in Griekenland)<br />
27 De senaat verleent Octavianus de titels<br />
Augustus en Princeps<br />
9 Bouw van de Ara pacis Augustae Livius (ca. 59 v. ^ 17 n. Chr.) geschiedschrijving<br />
(Ab urbe condita)
..................................................................................................................................................................................................<br />
Staatkundige<br />
Bouwwerken Literatuur en<br />
Enkele ontwikkelingen bui-<br />
ontwikkelingen<br />
wijsbegeerte<br />
ten Rome/het Romeinse Rijk<br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
Tibullus (ca. 50 ^ 19) liefdeselegiee«n<br />
Propertius (ca 50 ^ca.2) liefdeselegiee«n<br />
12 ^ 9 De Romeinen<br />
Ovidius (43 v. ^ 17 n. Chr.) ge-<br />
veroveren Germania tot aan de Elbe<br />
dichten (Metamorphoses)<br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
Na Christus<br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
9 Romeinen o.l.v. Varus vernietigd in het<br />
Teutoburgerwoud, de Rijn wordt de grens van<br />
het Romeinse Rijk<br />
14 Dood van Augustus<br />
14 ^ 37 keizer Tiberius Phaedrus (? ^ ca. 50) fabels ca.30 Kruisiging van Jezus<br />
Christus<br />
37 ^ 41 Caligula<br />
41 ^ 54 Claudius<br />
42 Mauretania ingelijfd<br />
43 Verovering (deel van) Britannia<br />
<strong>Appendix</strong> 1207<br />
54 ^ 68 Nero Seneca sto|«cijns filosoof (ca. 4 ^ 65)<br />
brieven, tragedies, filosofische<br />
geschriften<br />
64 Brand van Rome, vervolging van<br />
64 Bouw van Nero’s Domus aurea Lucanus (39 ^ 65) epos(Pharsalia)<br />
christenen in Rome<br />
69 ^ 79 Vespasianus
1208 <strong>Appendix</strong><br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
Staatkundige<br />
Bouwwerken Literatuur en<br />
Enkele ontwikkelingen bui-<br />
ontwikkelingen<br />
wijsbegeerte<br />
ten Rome/het Romeinse Rijk<br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
166 Gezantschap van Marcus<br />
Aurelius naar China<br />
70 Plundering van Jeruzalem Plinius Maior (ca. 23 ^ 79) encyclopedist<br />
79 Uitbarsting van de Vesuvius, Pompeji en<br />
Herculaneum bedolven<br />
79 ^ 81 Titus 80 Bouw van het<br />
Colosseum en de Boog van Titus<br />
81 ^ 96 Domitianus Martialis (ca. 40 ^ 104) epigrammen<br />
Petronius (?) roman (Satyricon)<br />
Tacitus (ca. 55 ^?)geschiedschrijving<br />
(o.a. Annales)<br />
96 ^ 98 Nerva<br />
98 ^ 117 Trajanus Plinius Minor (ca. 61 ^ 113)<br />
brieven<br />
105 ^ 106 Dacia (Roemenie«) wordt<br />
112 Oprichting van de Zuil van<br />
Romeinse provincie<br />
Trajanus<br />
113 ^ 117 Oorlog tegen de Parthen<br />
117 ^ 138 Hadrianus Juvenalis (67 ^ca.140)<br />
satiren<br />
122 Bouw van ‘Hadrian’s Wall’ Suetonius (ca. 70 ^ ?) biografiee«n<br />
138 ^ 161 Antoninus Pius<br />
161 ^ 180 Marcus Aurelius Apuleius (ca. 125 ^?)<br />
roman (Metamorphoses)<br />
180 ^ 192 Commodus<br />
193 ^ 211 Septimius Severus Tertullianus (ca. 160 ^ 230)<br />
christelijke theologische<br />
geschriften
..................................................................................................................................................................................................<br />
Staatkundige<br />
Bouwwerken Literatuur en<br />
Enkele ontwikkelingen bui-<br />
ontwikkelingen<br />
wijsbegeerte<br />
ten Rome/het Romeinse Rijk<br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
212 ^ 217 Caracalla<br />
212 Burgerrecht voor alle vrije inwoners van<br />
het Romeinse Rijk<br />
216 Bouw van de Thermen van<br />
Caracalla<br />
271 Aureliaanse muur om Rome<br />
gebouwd<br />
Lactantius (ca. 250 ^ca.325)<br />
christelijke theologische<br />
geschriften<br />
230 De Perzen vallen Mesopotamia binnen<br />
235 ^ 270 Invallen van barbaren en talrijke<br />
staatsgrepen<br />
250 Christenvervolgingen onder keizer Decius<br />
254 De Marcomanni vallen Ravenna aan<br />
256 Invallen van de Franken bij de Rijn<br />
Herstel van het centrale gezag onder Aurelianus<br />
(270 ^ 275) en Diocletianus (284 ^ 305)<br />
ca. 300 Mediolanum (Milaan) wordt<br />
keizerlijke residentie<br />
303 ^ 305 Grote christenvervolgingen<br />
306 ^ 337 Constantijn de Grote<br />
313 Edict van Milaan (christendom<br />
getolereerd naast andere culten)<br />
329 BouwvandeeersteSt.-Pieter<br />
voltooid<br />
<strong>Appendix</strong> 1209<br />
375 De Hunnen verslaan de Goten<br />
bij de Dnjepr (Rusland), de Goten<br />
trekken westwaarts<br />
Ausonius (ca. 310 ^ 394) gedichten<br />
(Mosella)<br />
330 Constantinopel wordt de tweede<br />
hoofdstad<br />
361-363 Julianus ‘de Afvallige’, laatste heidense<br />
keizer
1210 <strong>Appendix</strong><br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
Staatkundige<br />
Bouwwerken Literatuur en<br />
Enkele ontwikkelingen bui-<br />
ontwikkelingen<br />
wijsbegeerte<br />
ten Rome/het Romeinse Rijk<br />
..................................................................................................................................................................................................<br />
Ammianus Marcellinus (ca. 330 ^<br />
ca. 393) geschiedschrijving<br />
379 ^ 395 Theodosius I de Grote<br />
380 Het christendom wordt staatsgodsdienst Symmachus (ca. 345 ^ 402)<br />
brieven<br />
Claudianus (? ^ 404) gedichten<br />
395 Splitsing van het Romeinse Rijk in een<br />
westelijk en een oostelijk deel<br />
Hieronymus (ca. 345 ^ 420)<br />
christelijke theologische geschriften,<br />
bijbelvertaling (Vulgata)<br />
Augustinus (354 ^ 430) christelijke<br />
theologische geschriften,<br />
autobiografie (Confessiones)<br />
402 Ravenna wordt de keizerlijke residentie<br />
406 De Franken en andere stammen vallen<br />
Gall|«e« binnen<br />
410 De Visigoten onder Alarik I plunderen<br />
Rome, Britannia wordt opgegeven<br />
424 Bouw van het Mausoleum<br />
van Galla Placidia in Ravenna<br />
429 ^ 430 De Vandalen veroveren Noord-Afrika<br />
Sidonius Apollinaris (ca. 430 ^<br />
486) gedichten, brieven<br />
455 De Vandalen plunderen Rome<br />
476 De laatste Romeinse keizer (Romulus<br />
Augustulus) afgezet door Odoaker