Jaarverslag 2011 - Bpf-Mortel
Jaarverslag 2011 - Bpf-Mortel
Jaarverslag 2011 - Bpf-Mortel
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
<strong>Jaarverslag</strong><br />
<strong>2011</strong><br />
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie
<strong>Jaarverslag</strong> <strong>2011</strong><br />
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie
Inhoudsopgave<br />
<strong>Jaarverslag</strong> <strong>2011</strong><br />
Algemeen 5<br />
Bestuurlijke organisatie 6<br />
Kerncijfers 9<br />
Verslag van het bestuur over <strong>2011</strong> 11<br />
Bestuursvergaderingen in <strong>2011</strong> 17<br />
Algemene ontwikkelingen op pensioengebied 22<br />
Goed pensioenfondsbestuur 24<br />
Risicobeheer 28<br />
Kosten 29<br />
Rapportage van de visitatiecommissie 31<br />
Oordeel van het verantwoordingsorgaan 32<br />
Slotwoord 33<br />
Jaarrekening <strong>2011</strong><br />
Balans per 31 december <strong>2011</strong> 36<br />
Staat van baten en lasten over <strong>2011</strong> 37<br />
Kasstroomoverzicht over <strong>2011</strong> 38<br />
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 39<br />
Toelichting op de balans per 31 december <strong>2011</strong> 42<br />
Toelichting op de staat van baten en lasten over <strong>2011</strong> 48<br />
Beheersing van de risico's 53<br />
Ondertekening van de jaarrekening 59<br />
Overige gegevens<br />
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten 60<br />
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 61<br />
Actuariële verklaring 62<br />
Bijlage<br />
Bestuursleden 63<br />
Colofon 64<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
3
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
4
Algemeen<br />
Het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie (<strong>Bpf</strong>-<br />
<strong>Mortel</strong>) is opgericht door de organisaties van werkgevers en werknemers<br />
die representatief zijn voor de betonmortelindustrie. Het<br />
fonds heeft als doel werknemers in de betonmortelindustrie en hun<br />
gezinnen te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom,<br />
overlijden en arbeidsongeschiktheid.<br />
Solidariteit<br />
De pensioenregeling van het fonds is gebaseerd op een aantal solidariteitsbeginselen.<br />
Het premiepercentage is daar een goed voorbeeld<br />
van. Dit is namelijk voor iedere deelnemer even hoog. Hierbij<br />
maakt het fonds geen onderscheid tussen de bedrijfsomvang van<br />
de onderneming of het geslacht, de leeftijd of de gezondheid van de<br />
werknemer.<br />
Keuzemogelijkheden<br />
Binnen het fonds bouwen de deelnemers op gelijke wijze hun pensioenaanspraken<br />
op. De deelnemers hebben echter zelf in bepaalde<br />
mate invloed op hoe en wanneer ze deze aanspraken laten uitkeren.<br />
Zo kunnen ze bijvoorbeeld het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen<br />
uitruilen en het pensioen eerder of later dan hun<br />
65e laten ingaan.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
5
Bestuurlijke organisatie<br />
Het bestuur<br />
Het bestuur van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> bestaat uit zes leden. Er zijn drie<br />
leden van werkgeverszijde en drie leden van werknemerszijde. De<br />
werkgeversbestuursleden zijn benoemd door de Vereniging van<br />
Ondernemingen van Betonmortelfabrikanten in Nederland (VOBN).<br />
De werknemersbestuursleden zijn benoemd door FNV Bouw en<br />
CNV Vakmensen. Voor elk van de bestuursleden wordt vanuit de<br />
benoemende organisatie een plaatsvervanger aangewezen.<br />
Het bestuur van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> vergaderde in <strong>2011</strong> zesmaal. Eind <strong>2011</strong><br />
was de samenstelling van het bestuur als volgt:<br />
Werkgeversbestuursleden<br />
J.A.H. Pustjens, voorzitter (VOBN)<br />
E. Hendriks, fungerend secretaris (VOBN)<br />
J.T. Hendriks (VOBN)<br />
Plaatsvervangers<br />
R. van der Laar (VOBN)<br />
A. Stuvel (VOBN)<br />
Vacature (VOBN)<br />
Werknemersbestuursleden<br />
A.A.J. Heijnen, fungerend voorzitter (FNV Bouw)<br />
H.J. Wuijten, secretaris (CNV Vakmensen)<br />
J-H. Mud (FNV Bouw)<br />
Plaatsvervangers<br />
J.M.C. Snels (FNV Bouw)<br />
L. de Jong (CNV Vakmensen)<br />
Vacature (FNV Bouw)<br />
Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar of zo vaak als<br />
de fungerend voorzitter of twee andere bestuursleden dit nodig<br />
achten. Normaal gesproken vergadert het bestuur viermaal per jaar.<br />
Besluiten worden in beginsel genomen in vergaderingen waarin<br />
minimaal twee werkgevers- en twee werknemersleden aanwezig zijn.<br />
Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.<br />
Vacatiegelden<br />
Bestuurders die in het bestuur zitting hebben, ontvangen voor hun<br />
werkzaamheden vacatiegelden volgens door het bestuur vastgestelde<br />
richtlijnen. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op het besluit van de<br />
Sociaal Economische Raad (SER) ten aanzien van de vaststelling<br />
van de hoogte van vergoedingen aan leden van de SER, het dagelijks<br />
bestuur en de commissies.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
6<br />
Deelnemersraad<br />
De deelnemersraad heeft een wettelijke adviesbevoegdheid. De<br />
deelnemersraad adviseert het bestuur over door wet- en regelgeving<br />
bepaalde onderwerpen zoals premievaststelling, beleggingsbeleid en<br />
toeslagverlening. De deelnemersraad geeft daarnaast gevraagd en<br />
ongevraagd advies aan het bestuur. Eind <strong>2011</strong> was de samenstelling<br />
van de deelnemersraad als volgt:<br />
S.S. Krishna-Sharma, voorzitter (FNV Bouw)<br />
R.P.A. van Buuren, secretaris (CNV Vakmensen)<br />
A.P.B. Alderen (CNV Vakmensen)<br />
L.J.H. Coenen (CSO, Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties)<br />
H. de Lange (FNV Bouw)<br />
A.F. van Mourik (FNV Bouw)<br />
Verantwoordingsorgaan<br />
Het fonds heeft in zijn statuten bepaald dat het een verantwoordingsorgaan<br />
heeft. Hiermee volgt het fonds de Pensioenwet en de<br />
principes voor goed pensioenfondsbestuur van de Stichting van de<br />
Arbeid (STAR).<br />
Het verantwoordingsorgaan telt acht leden. Het verantwoordingsorgaan<br />
bestaat voor het merendeel uit de leden van de deelnemersraad,<br />
plus een werkgeversgeleding. Op deze manier wordt de expertise en<br />
kennis van de deelnemersraadsleden benut. De leden worden benoemd<br />
door de representatieve organisaties FNV Bouw (vier zetels,<br />
waarvan één zetel tijdelijk is afgestaan aan CSO), CNV Vakmensen<br />
(twee zetels) en VOBN (twee zetels). Eind <strong>2011</strong> was de samenstelling<br />
van het verantwoordingsorgaan als volgt:<br />
S.S. Krishna-Sharma, voorzitter (FNV Bouw)<br />
R.P.A. van Buuren, secretaris (CNV Vakmensen)<br />
K. Boer, plaatsvervangend voorzitter (FNV Bouw,<br />
namens gepensioneerden)<br />
A.P.B. Alderen (CNV Vakmensen)<br />
W.N.A. Buijks (VOBN, namens de werkgevers)<br />
L.J.H. Coenen (CSO, namens gepensioneerden)<br />
H. de Lange (FNV Bouw)<br />
Vacature (VOBN, namens de werkgevers)<br />
Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een algemeen<br />
oordeel te geven over:<br />
• het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de<br />
jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen<br />
van de visitatiecommissie van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>;
• het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar<br />
ten aanzien van bestuurszaken;<br />
• het beleid voor de toekomst;<br />
• de wijze waarop het bestuur van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> invulling geeft aan<br />
goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de<br />
Pensioenwet.<br />
Voorts heeft het verantwoordingsorgaan het recht, gevraagd of ongevraagd,<br />
een advies uit te brengen aan het bestuur over de volgende<br />
onderwerpen:<br />
• de vaststelling en wijziging van de vergoedingsregeling voor<br />
bestuursleden;<br />
• wijziging van het beleid van het bestuur ten aanzien van het<br />
verantwoordingsorgaan;<br />
• de vorm, de inrichting en de samenstelling van het interne<br />
toezicht, zoals hierboven is bedoeld;<br />
• de wijziging van het reglement van de klachtenregeling van<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>;<br />
• de vaststelling en wijziging van het communicatie- en<br />
voorlichtingsbeleid van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
7<br />
Visitatiecommissie<br />
De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden die<br />
samen het grootste deel van het taakgebied van het interne toezicht<br />
bestrijken: actuariaat, management, controle en informatietechnologie<br />
en bestuur.<br />
De visitatiecommissie heeft op basis van een opdracht van het bestuur<br />
de volgende taken:<br />
• het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen<br />
en de checks & balances (het geheel van controlemechanismen<br />
ter waarborging van het machtsevenwicht)<br />
binnen het fonds;<br />
• het beoordelen van de wijze waarop het bestuur het fonds aanstuurt;<br />
• het beoordelen van de wijze waarop het bestuur omgaat met de<br />
risico’s op lange termijn.<br />
De visitatiecommissie wil een toegevoegde waarde bieden die extra<br />
kwaliteitsborging verzekert. Om dat te realiseren zal de visitatiecommissie<br />
het fonds ongevraagd en spontaan adviseren over bijvoorbeeld<br />
de manier waarop het fonds wordt aangestuurd en de manier waarop<br />
het bestuur omgaat met de risico’s op langere termijn. Eind <strong>2011</strong> was<br />
de samenstelling van de visitatiecommissie als volgt:<br />
B.N. Smith, voorzitter<br />
P.J.C. van Eekelen<br />
C.Th. de Wuffel<br />
Advisering en ondersteuning<br />
Het bestuur laat zich bijstaan door externe adviseurs op actuarieel,<br />
beleggingstechnisch, juridisch en fiscaal gebied. Het bestuur blijft te<br />
allen tijde eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het fonds en<br />
houdt toezicht op zijn adviseurs.<br />
Adviserend actuaris<br />
Drs. M.T.J. van der Knaap, actuaris AG, verbonden aan Cordares<br />
Pensioenen bv.<br />
Certificerend actuaris<br />
Drs. J.E.J. Vink, actuaris AG, verbonden aan Mercer Certificering bv.<br />
Beleggingsadviseur<br />
APG Investment Services nv, tevens de uitvoerder
Accountant<br />
Mr. drs. G.H.C. de Méris RA, verbonden aan Ernst & Young<br />
Accountants LLP<br />
Compliance officer<br />
B. Peters, verbonden aan het Nederlands Compliance Instituut (NCI)<br />
Uitbesteding administratie en<br />
vermogensbeheer<br />
Het fonds heeft de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer<br />
volledig uitbesteed. De administratie van het fonds werd in <strong>2011</strong><br />
uitgevoerd door Cordares Pensioenen bv te Amsterdam. Voor deze<br />
taak droegen de onderstaande personen eind <strong>2011</strong> de verantwoordelijkheid:<br />
Dr. A.W.I.M. van der Wurff, voorzitter Directieraad Cordares<br />
M.J. Weerman, directeur Cordares Pensioenen bv<br />
R. van Ewijk, directeur Cordares Pensioenen bv<br />
Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door APG Investment<br />
Services nv. Eind <strong>2011</strong> waren voor het vermogensbeheer de navolgende<br />
directieleden van APG Investment Services nv verantwoordelijk:<br />
A.N. van den Berg, statutair directeur APG Investment Services nv<br />
Mr. Drs. R.W. Wuijster, statutair directeur APG Investment<br />
Services nv<br />
Nevenactiviteiten<br />
Het fonds voert geen nevenactiviteiten uit.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
8
Kerncijfers<br />
(Bedragen in duizenden euro’s)<br />
Verzekerden (in aantallen)<br />
Pensioenregeling<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
9<br />
Ultimo <strong>2011</strong> Ultimo 2010 Ultimo 2009<br />
Actieve deelnemers 1.643 1.680 1.756<br />
Arbeidsongeschikte deelnemers 79 98 109<br />
Gewezen deelnemers 3.084 2.690 2.718<br />
Pensioengerechtigden:<br />
- ouderdomspensioen 945 884 834<br />
- nabestaandenpensioen 405 379 357<br />
- wezenpensioen 15 19 20<br />
Totaal verzekerden pensioenregeling 6.171 5.750 5.794<br />
Vroegpensioenregeling<br />
Actieve deelnemers - - -<br />
Gewezen deelnemers 92 2.170 2.281<br />
Pensioengerechtigden 79 105 106<br />
Totaal verzekerden vroegpensioenregeling 171 2.275 2.387<br />
Werkgevers (in aantallen) 91 89 88<br />
Uitkeringen 3.642 3.377 3.015<br />
Pensioenuitvoeringskosten 899 839 969<br />
Pensioenuitvoeringskosten per deelnemer 0,29 0,27 0,32<br />
Ontvangen premies1 9.681 8.965 8.148<br />
Premiepercentage 30,0 29,5 28,5<br />
Toeslagpercentage (primo jaar volgend op) 0,00 0,00 0,70<br />
Inhaaltoeslagverlening percentage (primo jaar volgend op) 0,00 0,00 0,00<br />
Nettobeleggingsopbrengsten 11.431 8.448 13.994<br />
Beleggingsrendement (in procenten) 8,8 7,3 16,8<br />
Beleggingen<br />
Obligaties 84.360 78.713 75.307<br />
Aandelen 23.395 25.342 21.850<br />
Vastgoed 15.350 13.096 9.315<br />
Derivaten 13.795 5.620 2.969<br />
Alternatieve beleggingen 7.704 6.155 5.359<br />
Deposito's en kasgeldleningen 1.631 - 700<br />
Totaal beleggingen 146.235 128.926 115.500<br />
1 In de ontvangen premies is een bedrag van 0,51 miljoen inbegrepen aan premies dat betrekking heeft op voorgaande boekjaren.
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
10<br />
Ultimo <strong>2011</strong> Ultimo 2010 Ultimo 2009<br />
Vorderingen minus schulden 1.312 214 775<br />
Liquide middelen 2 576 150<br />
Reserve aanvullingsregelingen 55- ./. 2.429 ./. 2.080 ./. 1.792<br />
Beschikbaar vermogen 145.120 127.636 114.633<br />
Technische voorzieningen<br />
Voorziening pensioenverplichtingen 153.932 127.081 107.579<br />
Voorziening voorgenomen pensioenaanpassing 0 0 749<br />
Totaal 153.932 127.081 108.328<br />
Financiële positie (in procenten)<br />
Dekkingsgraad 94,3 100,4 105,8<br />
Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,4 104,5 104,5<br />
Vereiste dekkingsgraad 113,5 114,2 115,1
Verslag van het bestuur over <strong>2011</strong><br />
Pensioenfondsen in Nederland hadden (en hebben) het financieel<br />
zwaar door de economische crisis. In <strong>2011</strong> was het vooral de<br />
staatsschuldencrisis die bijdroeg aan de onrust op de financiële<br />
markten. Grote overheidstekorten en veel werkloosheid in landen<br />
als Griekenland hadden hun weerslag op aandelenbeurzen, rentes<br />
en, uiteindelijk, op de dekkingsgraden van pensioenfondsen. De<br />
dekkingsgraad is de verhouding tussen het vermogen en de pensioenverplichtingen<br />
van het fonds. Als het fonds een dekkingsgraad<br />
heeft van 100 procent, is er precies genoeg vermogen om alle huidige<br />
én toekomstige pensioenen uit te betalen. Veel pensioenfondsen in<br />
Nederland zagen hun dekkingsgraad in <strong>2011</strong> dalen tot onder 100 procent.<br />
Dat gold ook voor <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>. De dekkingsgraad van het fonds<br />
steeg in het eerste halfjaar van <strong>2011</strong> nog van 100,4 procent naar 106,6<br />
procent. Eind <strong>2011</strong> was deze echter gedaald naar 94,3 procent.<br />
Besluit tot (aanvullende) maatregelen<br />
De dekkingsgraad van het fonds was eind <strong>2011</strong> dusdanig laag, dat<br />
het herstel van het fonds achterliep bij het verwachte herstel uit<br />
het in 2009 vastgestelde herstelplan. Het bestuur moest daarom<br />
maatregelen nemen om zijn financiële positie te verbeteren. Aan het<br />
einde van <strong>2011</strong> besloot het bestuur om geen toeslag te verlenen per<br />
1 januari 2012. Het fonds had daar geen financiële ruimte voor. De<br />
(opgebouwde) pensioenen stegen dus niet mee met de inflatie. Deze<br />
maatregel is opgenomen in het herstelplan van het fonds. In het<br />
Figuur 1 Werkelijke verloop van het herstel ten opzichte van het benodigde herstel<br />
110,0%<br />
105,0%<br />
100,0%<br />
95,0%<br />
90,0%<br />
31 december 2010<br />
30 juni <strong>2011</strong><br />
31 december <strong>2011</strong><br />
30 juni 2012<br />
31 december 2012<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
11<br />
herstelplan beschrijft het fonds hoe het zijn financiële positie binnen<br />
de wettelijke termijnen weer naar het vereiste niveau kan brengen.<br />
Dat houdt in dat het fonds eind 2013 een dekkingsgraad moet hebben<br />
van minimaal 104,4 procent.<br />
Voorgenomen verlaging noodzakelijk<br />
Het niet-verlenen van toeslag was echter niet genoeg. Ook met die<br />
maatregel zou het fonds niet binnen de wettelijke termijnen van het<br />
herstelplan kunnen herstellen. Het bestuur moest daarom ook aanvullende<br />
maatregelen nemen om de financiële positie te verbeteren.<br />
Dat deed het bestuur aan het begin van 2012. Toen nam het bestuur<br />
zich voor om de pensioenen in 2013 met 3,0 procent te verlagen. Het<br />
verlagen van de pensioenen is een noodmaatregel. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> mag<br />
daar alleen toe besluiten als het fonds anders niet tijdig kan herstellen.<br />
Op basis van de huidige en verwachte financiële omstandigheden<br />
was dat begin 2012 het geval.<br />
Feitelijke herstel bleef achter bij benodigde herstel<br />
Het bestuur kwam tot zijn voorgenomen besluit door het werkelijke<br />
herstel af te zetten tegen het herstel dat minimaal benodigd was.<br />
Daartoe berekende het fonds het zogeheten kritische herstelpad.<br />
Het kritische herstelpad is het minimale herstelpad waarbij het<br />
fonds nog in staat is om naar verwachting op tijd te herstellen. De<br />
dekkingsgraad van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> was eind <strong>2011</strong> 94,3 procent. Volgens<br />
het kritische herstelpad moest de dekkingsgraad eind <strong>2011</strong> minimaal<br />
97,2 procent zijn. In figuur 1 is dit grafisch weergegeven.<br />
30 juni 2013<br />
31 december 2013<br />
Feitelijke dekkingsgraad<br />
Kritisch herstelpad<br />
Verwachte verloop dekkingsgraad
Beleid inzake het verlagen van pensioenen<br />
Bij het besluit om de pensioenen te verlagen baseerde het bestuur<br />
zich op zijn beleid. Dat beleid is in <strong>2011</strong> vastgesteld en schrijft voor<br />
dat het verlagen van de pensioenen alleen ter sprake komt als <strong>Bpf</strong>-<br />
<strong>Mortel</strong> zich aan het eind van enig jaar onder het kritische herstelpad<br />
bevindt én als alle overige sturingsinstrumenten zijn ingezet. In het<br />
beleid is ook opgenomen dat het bestuur daarbij een evenwichtige<br />
belangenafweging maakt. Dat houdt in dat het fonds bij de besluitvorming<br />
rekening moet houden met belangen van de deelnemers,<br />
de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgevers.<br />
Toelichting op de financiële positie van het fonds<br />
De voorgenomen verlaging van de pensioenen is het gevolg van<br />
de slechte financiële positie aan het eind van <strong>2011</strong>. Tabel 1 toont die<br />
financiële positie in cijfers.<br />
Tabel 1 Financiële positie van het fonds (in duizenden euro’s) <strong>2011</strong> 2010<br />
Technische voorzieningen<br />
Voorziening pensioenverplichtingen 153.932 127.081<br />
Voorziening voorgenomen pensioenaanpassing 0 0<br />
Totaal technische voorzieningen 153.932 127.081<br />
Beschikbaar vermogen 145.120 127.636<br />
Dekkingsgraad (in procenten) 94,3 100,4<br />
Daling rente voornaamste oorzaak daling dekkingsgraad<br />
In <strong>2011</strong> daalde de dekkingsgraad van 100,4 procent naar 94,3<br />
procent. De belangrijkste oorzaak van deze daling was de daling<br />
van de rente gedurende het jaar. De pensioenverplichtingen (in<br />
tabel 1 aangeduid als de ‘voorziening pensioenverplichtingen’)<br />
worden namelijk gewaardeerd op basis van de rente. Als de rente<br />
daalt, stijgt de waarde van de pensioenverplichtingen. Dat heeft<br />
een negatief effect op de dekkingsgraad. Het fonds moet extra<br />
voorzieningen treffen voor lagere rendementen als gevolg van de<br />
lage rente.<br />
Eind <strong>2011</strong> werd dat negatieve effect overigens wel beperkt door een<br />
besluit van De Nederlandsche Bank (DNB). DNB bepaalde dat de<br />
waarde van de pensioenverplichtingen niet met de actuele rente<br />
berekend hoefde te worden, maar met een gemiddelde rente over<br />
de drie maanden voorafgaand aan 31 december <strong>2011</strong>. DNB besloot<br />
daartoe vanwege de uitzonderlijke omstandigheden op de financiële<br />
markten en om de onzekerheid over de pensioenen te verkleinen.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
12<br />
De rente werd daardoor iets hoger vastgesteld waardoor de negatieve<br />
invloed van de rente iets beperkt werd.<br />
Vereiste eigen vermogen<br />
Het fonds moet niet alleen genoeg vermogen hebben om alle pensioenverplichtingen<br />
te dekken, maar het moet ook reserves hebben.<br />
De hoogte van de reserves wordt vastgesteld met behulp van het<br />
Financieel Toetsingskader (FTK). Het FTK schrijft voor dat de dekkingsgraad<br />
van een pensioenfonds ten minste gelijk moet zijn aan<br />
de vereiste dekkingsgraad. Als dat niet zo is, is er sprake van een<br />
reservetekort. Als de dekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste<br />
dekkingsgraad, is er bovendien sprake van een dekkingstekort.<br />
Vereiste dekkingsgraad en minimaal vereiste dekkingsgraad<br />
De (minimaal) vereiste dekkingsgraden berekent het fonds met behulp<br />
van de FTK-solvabiliteitstoets. Uit die toets blijkt hoe hoog de<br />
buffers van het fonds moeten zijn. De uitkomsten van de toets zijn<br />
weergegeven in tabel 2.
Tabel 2 Minimaal vereiste dekkingsgraden volgens de FTK-solvabiliteitstoets <strong>2011</strong> 2010<br />
Totaal technische voorzieningen 153.932 127.081<br />
Beschikbaar vermogen 145.120 127.636<br />
Beschikbaar eigen vermogen 2 ./. 8.812 555<br />
Vereist eigen vermogen 20.852 18.056<br />
Reservetekort/overschot ./. 29.664 ./. 17.501<br />
Minimaal vereist eigen vermogen 6.835 5.775<br />
Dekkingstekort/overschot ./. 15.647 ./. 5.220<br />
Dekkingsgraad (in procenten) 94,3 100,4<br />
Vereiste dekkingsgraad (in procenten) 113,5 114,2<br />
Eind <strong>2011</strong> was het vereist eigen vermogen van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> 20,9 miljoen<br />
euro. Het beschikbaar eigen vermogen was 8,8 miljoen euro<br />
negatief. Het minimaal vereist eigen vermogen was gelijk aan 4,4<br />
procent van de technische voorzieningen. Eind <strong>2011</strong> was het eigen<br />
vermogen van het fonds lager dan het vereist eigen vermogen en<br />
lager dan het minimaal vereist eigen vermogen. Eind <strong>2011</strong> had <strong>Bpf</strong>-<br />
<strong>Mortel</strong> daarom een reservetekort en een dekkingstekort.<br />
Stijging van verplichtingen én van vermogen<br />
De daling van de dekkingsgraad in <strong>2011</strong> kwam vooral door de daling<br />
van de rente. Daardoor stegen de pensioenverplichtingen.<br />
Tegelijkertijd steeg ook het vermogen van het fonds. In figuur 2 is<br />
dit grafisch weergegeven.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
13
Figuur 2 De ontwikkeling van het vermogen van het fonds ten opzichte van de pensioenverplichtingen (in miljoenen euro's)<br />
160,0<br />
155,0<br />
150,0<br />
145,0<br />
140,0<br />
135,0<br />
130,0<br />
125,0<br />
120,0<br />
1150<br />
110,0<br />
2 Het beschikbaar eigen vermogen is exclusief de reserve voor de aanvullingsregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950.<br />
In figuur 2 is te zien hoe de pensioenverplichtingen vanaf augustus<br />
<strong>2011</strong> tot en met december <strong>2011</strong> het vermogen van het fonds overtroffen.<br />
Gedurende deze periode zakte de dekkingsgraad van het fonds<br />
weer onder 100 procent. De daling van de rente in augustus en<br />
september veroorzaakte een forse stijging van de verplichtingen.<br />
Daarna bleven de verplichtingen ongeveer gelijk. In december<br />
daalde de rente verder, maar het besluit van DNB om die maand<br />
met een gemiddelde rente te rekenen, beperkte de stijging van de<br />
pensioenverplichtingen.<br />
Beleggingen van het fonds<br />
dec- 2010<br />
jan- <strong>2011</strong><br />
feb- <strong>2011</strong><br />
mrt- <strong>2011</strong><br />
apr- <strong>2011</strong><br />
mei- <strong>2011</strong><br />
jun- <strong>2011</strong><br />
jul- <strong>2011</strong><br />
aug- <strong>2011</strong><br />
sep- <strong>2011</strong><br />
okt- <strong>2011</strong><br />
nov- <strong>2011</strong><br />
dec- <strong>2011</strong><br />
Het vermogen van het fonds steeg in <strong>2011</strong>. De beleggingen van <strong>Bpf</strong>-<br />
<strong>Mortel</strong> leverden dan ook een positieve bijdrage aan de financiële positie.<br />
Over heel <strong>2011</strong> behaalde de beleggingsportefeuille een rendement<br />
van 8,8 procent. Het vermogen van het fonds steeg in <strong>2011</strong> van 129<br />
miljoen euro naar 146 miljoen euro.<br />
In tabel 3 is de ontwikkeling van het belegd vermogen schematisch<br />
weergegeven. Het belegd vermogen is uitgesplitst naar beleggingscategorieën.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
14<br />
Aanwezig vermogen<br />
Pensioenverplichtingen
Tabel 3 Overzicht en verloop van de beleggingsportefeuille naar beleggingscategorie (in miljoenen euro‘s)<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
15<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Beleggingscategorie Bedrag Percentage Netto- Strategische Bedrag Percentage<br />
portefeuille mutatie norm portefeuille<br />
Vastrentende waarden 84,4 57,7 5,7 65,5 78,7 61,1<br />
Aandelen 23,4 16,0 -1,9 17,0 25,3 19,6<br />
Vastgoed 15,3 10,5 2,2 11,0 13,1 10,2<br />
Derivaten 13,8 9,4 8,2 - 5,6 4,3<br />
Liquiditeiten 1,6 1,1 1,6 - - -<br />
Alternatieve beleggingen 7,7 5,3 1,5 6,5 6,2 4,8<br />
Totaal beleggingen 146,2 100,0 17,3 100,0 128,9 100,0<br />
Beleggingsbeleid<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> voert een solide beleggingsbeleid, waarin de belangen<br />
van de deelnemers centraal staan. Op korte én lange termijn. Het is<br />
belangrijk dat de beleggingen van het fonds een goed rendement opleveren.<br />
Maar het is ook belangrijk dat er niet te veel risico genomen<br />
wordt. Het bestuur van het fonds geeft daarom de grenzen van het<br />
beleggingsbeleid aan. Op pagina 26 staat informatie over het beleid<br />
met betrekking tot verantwoord beleggen.<br />
Het beleggingsjaar <strong>2011</strong><br />
Als er één onderwerp is dat in <strong>2011</strong> de gemoederen van de financiele<br />
markten bezighield dan is het wel de euro. Nadat Griekenland<br />
en Ierland al in 2010 voor steun hadden moeten aankloppen bij<br />
de Europese Unie, de ECB en het IMF, volgden in mei <strong>2011</strong> de<br />
Portugezen en een paar maanden daarna opnieuw de Grieken.<br />
Beleggers raakten er steeds meer van overtuigd dat het gebrek aan<br />
fiscale discipline de euro zou kunnen opbreken. Gaandeweg <strong>2011</strong><br />
dumpten beleggers daarom massaal hun staatsobligaties van de<br />
kleinere perifere landen. In de tweede helft van het jaar kwamen daar<br />
Italië en Spanje bij en begonnen ook daar de rentes flink op te lopen.<br />
Eind <strong>2011</strong> stegen ook de rentes van België en Frankrijk. Daarmee<br />
sloop de kredietcrisis het hart van de eurozone binnen. Overheden<br />
en beleidsmakers probeerden het tij te keren maar liepen even zo<br />
vaak achter de feiten aan. Opvallend was dat eind november zelfs de<br />
Duitse rente begon te stijgen, doordat de Duitse overheid een deel<br />
van zijn leningen niet kon plaatsen. Als gevolg van deze omstandigheden<br />
zakte de euro in oktober en november weg ten opzichte van<br />
de Amerikaanse dollar.<br />
De europerikelen lieten de wereldwijde aandelenmarkten niet onberoerd.<br />
Vooral in de zomerperiode daalden de aandelenkoersen<br />
scherp. Hetzelfde gold min of meer voor vastgoed. Ook die beleggingen<br />
kregen een flinke tik in de zomermaanden. Beleggingen in<br />
grondstoffen kenden een grillig patroon en verloren flink gedurende<br />
de tweede helft van het jaar onder invloed van de afzwakkende groeiverwachting.<br />
Staatsleningen en bedrijfsobligaties deden het beter.<br />
Dat kwam vooral vanwege de dalende renteniveaus. Beleggingen in<br />
indexleningen, daarentegen, werden zwaar getroffen door de eurocrisis.<br />
Indexleningen zijn obligaties waarbij de rentevergoeding is<br />
gekoppeld aan een bepaald indexcijfer. De rentevergoeding varieert<br />
dus mee met het betreffende indexcijfer.<br />
Beleggingsrendementen<br />
Eind 2010 verbeterde het sentiment op de beurzen. Dat zette zich<br />
in het eerste kwartaal van <strong>2011</strong> voort. Gedurende de zomermaanden<br />
van <strong>2011</strong> keerde de onrust op de financiële markten echter terug, wat<br />
onder meer leidde tot lage rentes. Tegen het einde van het jaar herstelden<br />
de markten zich weer enigszins. Over het hele jaar behaalde<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> een positief beleggingsrendement van 8,8 procent. Dat<br />
rendement was inclusief het resultaat op valuta- en renteafdekking.<br />
Het beleggingsrendement exclusief het resultaat op de valuta- en<br />
renteafdekking was 2,8 procent.
In tabel 4 staan de resultaten per beleggingscategorie vermeld. De<br />
resultaten zijn in sommige gevallen opgesplitst naar beleggingssoort.<br />
Ook het resultaat ten opzichte van de referentie-index is vermeld. De<br />
referentie-index is een samengestelde index waarmee de prestaties<br />
van de diverse beleggingscategorieën en -soorten vergeleken kunnen<br />
worden.<br />
Tabel 4 Beleggingsrendementen per beleggingscategorie<br />
(in procenten)<br />
Beleggingscategorie Rendement van Rendement van<br />
het fonds referentie-index<br />
Vastrentende waarden<br />
Staatsobligaties 3,4 3,4<br />
Bedrijfsobligaties 8,7 8,1<br />
Inflatiegerelateerde obligaties -1,1 -0,7<br />
Aandelen<br />
Aandelen ontwikkelde markten -4,0 -3,9<br />
Aandelen opkomende markten -16,7 -15,7<br />
Vastgoed -2,3 1,9<br />
Commodities 3,5 2,1<br />
Hedgefondsen 8,8 6,3<br />
Bijdrage aan resultaat door rente- en valuta-afdekking<br />
Een deel van het totale beleggingsrendement wordt gevormd door<br />
de resultaten op rente- en valuta-afdekkingen. De beleggingen en<br />
de pensioenverplichtingen van het fonds zijn namelijk gevoelig<br />
voor schommelingen in de rente. Veranderende valutakoersen<br />
kunnen ervoor zorgen dat beleggingen in vreemde valuta na verloop<br />
van tijd in waarde dalen. Het fonds wil deze risico's zo veel<br />
mogelijk afdekken.<br />
Het percentage waarmee de nettopensioenverplichtingen zijn afgedekt<br />
voor het renterisico bedroeg gedurende het gehele afgelopen<br />
jaar steeds om en nabij de 50 procent. Daarmee volgde het fonds zijn<br />
beleid. De waarde van de reguliere rentehedge bedroeg aan het einde<br />
van <strong>2011</strong> 14,3 miljoen euro.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> dekt de valutarisico's op beleggingen in Amerikaanse<br />
dollars, Britse ponden en Japanse yen geheel af. Dat gebeurt<br />
met driemaandse valutatermijncontracten. Deze blijven binnen een<br />
bandbreedte van 97 tot 103 procent. De omvang van de valuta-<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
16<br />
termijncontracten wordt elke maand bijgesteld op basis van de op dat<br />
moment geldende portefeuillestanden.<br />
Z-score en performancetoets van het fonds<br />
De z-score van het fonds wordt ieder jaar vastgesteld. Het geeft de<br />
afwijking van het beleggingsrendement van het fonds ten opzichte<br />
van het benchmarkrendement van 9,5 procent. Het benchmark<br />
wordt gebruikt om de resultaten van het fonds te vergelijken met<br />
een objectieve meetstaf. De z-score van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> in <strong>2011</strong> was -0,83.<br />
In 2010 was de z-score van het fonds 0,01. Dit zijn de performances<br />
op jaarbasis.<br />
De cumulatieve performancetoets wordt over vijf kalenderjaren<br />
gemeten. Als die toets negatief is, mogen werkgevers, onder voorwaarden,<br />
ervoor kiezen hun pensioenregeling bij een andere pensioenuitvoerder<br />
onder te brengen. De cumulatieve performancetoets<br />
van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december<br />
<strong>2011</strong> was 2,41.<br />
Vooruitzichten<br />
Het bestuur nam zich begin 2012 voor om de pensioenen te verlagen<br />
in 2013. Maar de verlaging is nog niet definitief. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> evalueert<br />
begin 2013 opnieuw zijn herstelplan en zijn financiële positie aan het<br />
einde van 2012. Dan zal blijken of het fonds de verlaging daadwerkelijk<br />
moet doorzetten.<br />
Vóór 1 maart 2013 horen (gewezen) deelnemers en gepensioneerden of<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> de pensioenen daadwerkelijk moet verlagen op 1 april 2013.<br />
Dan wordt ook definitief duidelijk met welk percentage de (opgebouwde)<br />
pensioenen worden verlaagd. Als de financiële positie aan<br />
het eind van 2012 beter is, hoeft het fonds de pensioenen minder of<br />
mogelijk helemaal niet te verlagen. Maar daarvoor is het fonds wel<br />
afhankelijk van de ontwikkelingen op de financiële markten.<br />
Het herstelplan blijft van kracht. Het herstelplan gaat uit van een<br />
vereiste dekkingsgraad van 113,9 procent binnen vijftien jaar vanaf<br />
het moment dat het herstelplan van kracht werd. Met het huidige<br />
beleid en met de huidige inzichten met betrekking tot de rente en<br />
rendementen, zal het fonds naar verwachting tijdig uit de situatie<br />
van reservetekort komen. Als de toekomstige rendementen lager<br />
blijken te zijn en de rente nog verder daalt, is dit mogelijk niet meer<br />
het geval. Het fonds zal de ontwikkeling van de dekkingsgraad en<br />
de onderliggende factoren daarom nauwlettend in de gaten blijven<br />
houden.
Bestuursvergaderingen in <strong>2011</strong><br />
Het bestuur van de <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> vergaderde in <strong>2011</strong> zesmaal. In dit<br />
hoofdstuk worden de vergaderonderwerpen, de daaropvolgende bestuursbesluiten<br />
en het beleid van het bestuur nader toegelicht.<br />
Onderzoek naar samenwerking met ander<br />
pensioenfonds<br />
In het verslagjaar is het bestuur opnieuw gaan onderzoeken wat de<br />
mogelijkheden zijn om op korte termijn te fuseren met een ander<br />
en groter pensioenfonds. Het bestuur ziet dat de uitvoeringskosten<br />
van het fonds en de eisen die aan bestuursleden worden gesteld<br />
toenemen. Daarnaast leiden de aanstaande uitwerking en implementatie<br />
van het pensioenakkoord tot hoge kosten voor het fonds<br />
als <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> de komende jaren zelfstandig zou blijven voortbestaan.<br />
Zowel het bestuur als cao-partijen in de bedrijfstak zien voor<br />
de genoemde ontwikkelingen een oplossing in de samenwerking<br />
met een groter fonds. Het bestuur heeft een externe adviseur ingeschakeld<br />
die een dergelijk traject voorbereid en begeleid. In de<br />
loop van 2012 vindt overleg plaats met de besturen van de beoogde<br />
fusiepartners. Het bestuur heeft nog geen besluit genomen over<br />
het moment waarop het fonds samen gaat werken of opgaat in een<br />
ander pensioenfonds.<br />
Premie en toeslagverlening<br />
In november <strong>2011</strong> nam het bestuur een besluit over de hoogte van<br />
de premie voor 2012 en over het verlenen van toeslag per 1 januari<br />
2012. Het bestuur baseerde zijn besluit op het beleid zoals dat is<br />
beschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van<br />
het fonds.<br />
Premiebeleid<br />
Voor de financiering van de pensioenregeling is de werkgever jaarlijks<br />
een doorsneepremie verschuldigd. De doorsneepremie is een<br />
percentage van de som van de pensioengrondslagen van de deelnemers.<br />
De pensioengrondslag is het deel van het loon waarover een<br />
deelnemer pensioen opbouwt. Het premiepercentage wordt jaarlijks<br />
door het bestuur vastgesteld.<br />
De totale doorsneepremie voor <strong>2011</strong> was 30,0 procent van de<br />
pensioengrondslag. Dat was inclusief de premie voor de aanvullingsregeling<br />
voor deelnemers die op of na 1 januari 1950 geboren<br />
zijn. De premies zijn verschuldigd door de aangesloten ondernemingen<br />
in de betonmortelindustrie. De aangesloten onderneming<br />
kan een deel van de premie inhouden op het loon van de deelnemer,<br />
maar is daartoe niet verplicht. Cao-partijen voor de <strong>Mortel</strong>- en<br />
<strong>Mortel</strong>transportondernemingen hebben besloten dat, als de werk-<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
17<br />
gever besluit tot inhouding van een deel van de premie bij de werknemer,<br />
het werknemersdeel van de premie in <strong>2011</strong> maximaal 10,0<br />
procent bedraagt van de pensioengrondslag. Dat komt neer op één<br />
derde deel van de totale premie.<br />
Hoogte van de premie voor 2012 vastgesteld<br />
Het bestuur stelde eind december <strong>2011</strong> de hoogte van de premie ten<br />
behoeve van de pensioenregeling (middelloon én aanvullingsregeling)<br />
vast voor 2012. Dat deed het bestuur op basis van de ABTN. In<br />
de ABTN is de beleidsstaffel voor premie en toeslagverlening opgenomen.<br />
Het bestuur hield uiteraard ook rekening met de maatregelen<br />
uit het herstelplan én de financiële positie van het fonds.<br />
De premie voor 2012 is ten opzichte van <strong>2011</strong> gelijk gebleven. De totale<br />
premie voor het jaar 2012 daarmee is vastgesteld op 30,0 procent<br />
van de pensioengrondslag. Het werknemersdeel van de premie is<br />
daarbij vastgesteld op maximaal 10,0 procent van de pensioengrondslag.<br />
Dat komt neer op één derde deel van de totale premie.<br />
Kostendekkende premie<br />
De Pensioenwet schrijft voor dat pensioenfondsen een kostendekkende<br />
premie moeten bepalen. Het bestuur toetst of de feitelijk<br />
overeengekomen premie minimaal gelijk is aan de kostendekkende<br />
premie. De kostendekkende premie bevat de volgende elementen:<br />
• de premie die nodig is voor de pensioenopbouw;<br />
• een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist<br />
eigen vermogen (de buffers);<br />
• een opslag die nodig is om de uitvoeringskosten van het fonds<br />
te betalen;<br />
• een opslag voor toeslagverlening.<br />
Bij de berekening van de kostendekkende premie heeft het fonds<br />
niet de steeds fluctuerende rentetermijnstructuur als uitgangspunt<br />
gekozen. In plaats daarvan gaat het fonds uit van een voortschrijdend<br />
gemiddelde van 4 procent. Dit wordt de gedempte premie genoemd.<br />
De totale gedempte premie over <strong>2011</strong> bedroeg 8,5 miljoen euro. De<br />
totale feitelijk ontvangen premie over <strong>2011</strong> was 9,7 miljoen euro.<br />
Hiervan had 0,16 miljoen euro betrekking op de aanvullingsregeling<br />
en 0,51 miljoen euro op voorgaande boekjaren. Deze premiecomponenten<br />
zijn niet meegenomen in de gedempte kostendekkende<br />
premie. De totale kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur<br />
van primo <strong>2011</strong> bedroeg 9,6 miljoen euro.<br />
Premie die bijdraagt aan herstel<br />
Naast een wettelijke eis van een kostendekkende premie, moet de<br />
feitelijke premie bij een dekkingstekort minimaal bijdragen aan het<br />
herstel van de financiële positie. De feitelijk ontvangen premie over<br />
<strong>2011</strong> voldeed aan deze wettelijke eis.
De feitelijke premie voor 2012 voldoet niet aan deze eis. Het fonds<br />
besloot begin 2012 gebruik te maken van de door DNB geboden<br />
mogelijkheid om voor 2012 een premie vast te stellen die niet bijdraagt<br />
aan herstel. De voorwaarde hiervoor is dat het fonds vanaf<br />
de premievaststelling in 2013 een sluitende financiële opzet heeft.<br />
Premie voor de aanvullingsregeling 55-<br />
De premie voor de aanvullingsregeling 55- voor het jaar 2012 is<br />
vastgesteld op 0,5 procent van de pensioengrondslag. De benodigde<br />
premie voor de jaren 2012 tot en met 2020 bedraagt 3,6 procent van<br />
de pensioengrondslag. Door het vaststellen van een premie lager dan<br />
de benodigde premie, worden premielasten doorgeschoven naar de<br />
toekomst. Het bestuur heeft cao-partijen verzocht zorg te dragen voor<br />
een sluitende financiële opzet voor de aanvullingsregeling 55-.<br />
Premie voor de arbeidsongeschiktheidspensioenregeling<br />
Het bestuur stelde ook de hoogte van de premie voor de arbeidsongeschiktheidspensioenregeling<br />
vast voor 2012. De totale premie<br />
voor 2012 is ten opzichte van het jaar <strong>2011</strong> gelijk gebleven op 0,10<br />
procent van het brutoloon voor sociale verzekeringen. Het werknemersdeel<br />
van de premie bedraagt 0,05 procent van het brutoloon<br />
voor sociale verzekeringen. Omdat de premiegrondslag voor de<br />
arbeidsongeschiktheidspensioenregeling uitgaat van het brutoloon<br />
sociale verzekeringen, wijkt deze af van de premiegrondslag voor de<br />
ouderdomspensioenregeling.<br />
Toeslagenbeleid<br />
De pensioenregeling voorziet reglementair in een jaarlijkse, voorwaardelijke<br />
verhoging van de (opgebouwde) pensioenen van (gewezen)<br />
deelnemers met de loonindex in de bedrijfstak van de mortel- en<br />
morteltransportondernemingen. De verhoging is wel afhankelijk van<br />
de financiële situatie bij het fonds. Elk jaar besluit het bestuur of de<br />
(opgebouwde) pensioenen verhoogd kunnen worden.<br />
Het bestuur gaat bij zijn oordeel uit van de hoogte van de dekkingsgraad.<br />
Er wordt gedeeltelijk toeslag verleend als de dekkingsgraad<br />
van het fonds minstens 105 procent is. Als de dekkingsgraad<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
18<br />
minimaal 120 procent is, wordt er volledig toeslag verleend. Zodra<br />
de dekkingsgraad hoger is dan 120 procent, kan toeslagverlening<br />
gedeeltelijk worden ingehaald. Bij bijzondere omstandigheden kan<br />
het bestuur een afwijkend toeslagpercentage vaststellen.<br />
Het toeslagenbeleid is in de ABTN opgenomen. Bij de toeslagverlening<br />
wordt geen onderscheid gemaakt tussen actieve deelnemers,<br />
gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Voor hen wordt op<br />
dezelfde wijze toeslag verleend.<br />
Financiering van toeslagverlening<br />
De toeslagverlening bedraagt maximaal de loontrend van het voorafgaande<br />
kalenderjaar en wordt per 1 januari van enig jaar verleend.<br />
De toeslagverlening wordt gefinancierd uit de beschikbaar gestelde<br />
middelen in de Voorziening voorgenomen pensioenaanpassing. De<br />
hoogte van de voorziening in het jaar waarin deze gevormd is, is<br />
exact toereikend om de toeslagverlening die het daaropvolgende jaar<br />
wordt toegekend te financieren. Er wordt daarmee geen voorziening<br />
gevormd voor toekomstige toeslagverlening.<br />
Het overrendement uit beleggingen wordt aangewend voor de<br />
financiering van toeslagverlening, evenals een deel van de premie.<br />
Als inhaaltoeslagverlening wordt toegekend, worden alleen de achterstanden<br />
in beschouwing genomen die zijn opgelopen vanaf<br />
1 januari 2001. Er bestaat geen recht op toekomstige toeslagverlening.<br />
Toeslagverlening is bovendien altijd voorwaardelijk.<br />
Toeslagverlening per 1 januari 2012<br />
Het bestuur besloot in <strong>2011</strong> om per 1 januari 2012 geen toeslag te<br />
verlenen. Hierbij baseerde het bestuur zich op de hoogte van de dekkingsgraad<br />
en het in de ABTN opgenomen toeslagenbeleid.<br />
Toeslagachterstand<br />
Bij het verlenen van inhaaltoeslag worden de achterstanden beschouwd,<br />
welke zijn opgelopen vanaf 1 januari 2001. In onderstaande<br />
tabel wordt de toeslagachterstand primo 2012 weergegeven. De toeslagachterstand<br />
heeft zowel betrekking op de pensioenaanspraken/-<br />
Oude regeling Eindloonregeling VP-regeling Middelloonregeling<br />
(< 2001) (2001-2005) (2001-2005) (>= 2006)<br />
Achterstand ultimo <strong>2011</strong> 9,14% 6,46% 6,46% 6,46%<br />
Toeslag 1-1-2012 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%<br />
Achterstand primo 2012 10,78% 3 8,06% 4 8,06% 8,06%<br />
3<br />
(1+9,14%) * (1+1,50%) - 1= 10,78%<br />
4<br />
(1+6,46%) * (1+1,50%) - 1= 8,06%
echten van gewezen deelnemers en gepensioneerden als op de<br />
aanspraken van de actieve deelnemers. Per 1 januari 2012 is er geen<br />
toeslag verleend. Daardoor is de toeslagachterstand toegenomen met<br />
de loontrend over het jaar <strong>2011</strong> van 1,50 procent.<br />
De toeslagachterstand ten aanzien van de pensioenaanspraken en<br />
-rechten, die zijn opgebouwd in de oude DAP-regeling (vóór 2001),<br />
bedraagt primo 2012 in totaal 10,78 procent. De toeslagachterstand<br />
ten aanzien van de eindloonregeling (2001-2005), de vroegpensioenregeling<br />
(2001-2005) en de huidige middelloonregeling bedraagt<br />
in totaal 8,06 procent.<br />
Communicatie naar deelnemers,<br />
gepensioneerden en werkgevers<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft de taak gepensioneerden, (gewezen) deelnemers en<br />
werkgevers actief te informeren over de pensioenregeling. Door goede<br />
en duidelijke communicatie wil het fonds de pensioenkennis en het<br />
pensioenbewustzijn van deze belanghebbenden vergroten. Hiertoe<br />
heeft het fonds in het verslagjaar diverse activiteiten ondernomen.<br />
Communicatiebeleidsplan<br />
In <strong>2011</strong> heeft het bestuur een communicatiebeleidsplan vastgesteld<br />
voor de periode van <strong>2011</strong> tot en met 2013. Met het communicatiebeleidsplan<br />
wil het bestuur zijn communicatie gedurende die periode<br />
planmatig vormgeven.<br />
Het communicatiebeleidsplan beschrijft de communicatievisie, -strategie<br />
en -doelstellingen van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>. De communicatievisie is de<br />
kernboodschap van het beleid. Hiermee geeft het fonds concreet aan<br />
wat het wil bereiken in de jaren waarvoor het beleid is vastgesteld.<br />
De communicatievisie van het fonds tot en met 2013 luidt: elke deelnemer<br />
en gepensioneerde weet wat hij kan en mag verwachten van<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>. Hierbij heeft het fonds twee communicatiedoelstellingen<br />
geformuleerd:<br />
• het fonds wil het pensioenbewustzijn van zijn deelnemers verhogen;<br />
en<br />
• het fonds wil het pensioenvertrouwen van zijn deelnemers en<br />
gepensioneerden vergroten.<br />
Invoering van uniforme huisstijl<br />
Bij de uitvoering van het beleid zorgde het fonds eerst voor de invoering<br />
van een uniforme huisstijl. Dat hield in dat het fonds een<br />
eigen beeldmerk kreeg en dat alle correspondentie (briefpapier en<br />
enveloppen) van het fonds voortaan voorzien was van dat beeldmerk.<br />
Verbetering van de website<br />
De uniforme huisstijl werd ook doorgevoerd op de website van het<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
19<br />
fonds. Daarnaast is de website op andere punten verbeterd. Zo is de<br />
structuur van de website vereenvoudigd, zijn menu’s aangepast en<br />
is informatie op een gebruiksvriendelijkere manier gepresenteerd.<br />
Daarbij heeft het fonds rekening gehouden met de verschillende<br />
leefmomenten die van belang zijn tijdens en na de opbouw van<br />
pensioen. Met deze verbeteringen wordt het voor bezoekers van de<br />
website makkelijker om de informatie te vinden die zij zoeken.<br />
Nieuwsbrief<br />
In <strong>2011</strong> ontwikkelde het fonds bovendien een nieuwsbrief in de<br />
nieuwe huisstijl. Met de nieuwsbrief is het fonds in staat om belangrijk<br />
nieuws over het fonds op een laagdrempelige manier te brengen<br />
aan zijn deelnemers en gepensioneerden. De eerste nieuwsbrief van<br />
het fonds werd in december <strong>2011</strong> verstuurd. Die nieuwsbrief stond<br />
in het teken van nieuws over de financiële positie van het fonds en<br />
van de introductie van de nieuwe huisstijl en de verbeterde website.<br />
Daarnaast werd er ook een oproep geplaatst over mogelijke interesse<br />
in pensioenbijeenkomsten. Deelnemers en gepensioneerden<br />
konden zo aangeven of zij behoefte hadden aan een landelijke bijeenkomst<br />
waarin zij over hun (naderende) pensioen zouden worden<br />
geïnformeerd. Die behoefte bleek tegen te vallen waardoor er in <strong>2011</strong><br />
geen pensioenbijeenkomst werd georganiseerd. Het fonds zal die<br />
behoefte in 2012 opnieuw peilen.<br />
Informatie over de financiële positie van het fonds<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> deed gedurende heel <strong>2011</strong> uiteraard zijn uiterste best om<br />
betrokkenen bij het fonds goed op de hoogte te houden van ontwikkelingen<br />
rondom de financiële positie van het fonds. Het fonds gebruikte<br />
hier vooral zijn website voor. Aan het eind van het jaar werd<br />
hier dus ook de nieuw ontwikkelde nieuwsbrief voor ingezet.<br />
Actuele informatie op de website<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft in <strong>2011</strong> veelvuldig gecommuniceerd via zijn website.<br />
Zo publiceerde het fonds regelmatig informatie over het verloop van<br />
de dekkingsgraad, het herstelplan en het opschorten van waardeoverdrachten.<br />
Betrokkenen konden zo op de hoogte blijven van de actuele<br />
ontwikkelingen bij het fonds. Vooral de onrust op de financiële markten<br />
gaf aanleiding tot communicatie over de financiële positie van het<br />
fonds, zeker toen de dekkingsgraad van het fonds richting het einde<br />
van <strong>2011</strong> niet genoeg herstel dreigde te vertonen.<br />
Begin 2012 brief verstuurd over de voorgenomen verlaging<br />
Begin 2012 nam het bestuur zich voor om de pensioenen te verlagen.<br />
Ook toen gebruikte <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> zijn website om dat voorgenomen<br />
besluit toe te lichten. Het fonds stuurde alle deelnemers, gewezen<br />
deelnemers, gepensioneerden en werkgevers echter eerst een persoonlijke<br />
brief. Met de brief stelde het fonds alle belanghebbenden<br />
op de hoogte voordat zij het via andere media zouden vernemen.
Overige ontwikkelingen en activiteiten<br />
Protocol crisissituaties<br />
In <strong>2011</strong> is een protocol voor crisissituaties vastgesteld. In dit protocol<br />
is vastgelegd welke procedure(s) gevolgd moeten worden in crisissituaties<br />
en hoe in dergelijke situaties door het fonds gecommuniceerd<br />
wordt richting alle belanghebbenden bij het fonds. Ook is in<br />
het protocol opgenomen welke bestuurders beslissingsbevoegdheid<br />
hebben in bepaalde situaties en op welke wijze, door wie, op welke<br />
termijn en met welke middelen dan gehandeld moet worden.<br />
Geen premie, wel recht<br />
In 2010 startte DNB het themaonderzoek ‘geen premie, wel recht’.<br />
Uit het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement van <strong>Bpf</strong>-<br />
<strong>Mortel</strong> maakte DNB op dat <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> het bijboeken van pensioenaanspraken<br />
afhankelijk stelde van premiebetaling. DNB was van<br />
mening dat pensioenaanspraken ook moeten worden bijgeboekt als<br />
de premie niet is afgedragen.<br />
Dit betekent dat het fonds pensioenopbouw niet langer afhankelijk<br />
stelt van premiebetaling. Het uitgangspunt blijft echter dat pensioenaanspraken<br />
enkel worden bijgeboekt als <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> zekerheid<br />
heeft over (de omvang van) het dienstverband. Het komt voor dat<br />
het fonds deze zekerheid niet kan verkrijgen. In deze gevallen vraagt<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> werknemers om bewijsmiddelen aan te leveren waaruit<br />
(de omvang van) hun dienstverband blijkt. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> dient ook<br />
zekerheid te verkrijgen over de (omvang van de) dienstverbanden<br />
uit het verleden (vanaf 1 januari 2007) waarbij sprake is van premieachterstanden.<br />
Het fonds zal uiteindelijk ook ten aanzien van deze<br />
dienstverbanden overgaan tot bijboeking van pensioenaanspraken.<br />
Het fonds houdt hier bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen<br />
al rekening mee.<br />
Aanvraagtermijn voor vrijwillige voortzetting verlengd<br />
In <strong>2011</strong> is de wettelijke aanvraagtermijn voor vrijwillige voortzetting<br />
na het einde van de verplichte deelname vervallen. Ook <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
besloot daardoor de aanvraagtermijn hiervoor te wijzigen. Voorheen<br />
moest vrijwillige voortzetting binnen drie maanden na de beëindiging<br />
van de deelname aangevraagd worden. Die termijn werd verlengd<br />
naar negen maanden. Het pensioen- en uitvoeringsreglement<br />
van het fonds is hierop aangepast.<br />
Onderzoek DNB naar fondsstukken<br />
In <strong>2011</strong> onderzocht DNB de statuten en reglementen van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>.<br />
DNB ging na of deze fondsstukken niet strijdig waren met wet- en<br />
regelgeving. Uit het onderzoek van DNB bleek dat de fondsstukken<br />
dat op een aantal punten wel waren. Zo ontbrak in de statuten een<br />
bepaling op welke wijze leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan<br />
gekozen worden. DNB merkte over het pensioen-<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
20<br />
reglement onder meer op dat de teksten over toeslagverlening niet<br />
aansloten met de wettelijke teksten hierover. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft zijn<br />
statuten en reglementen aangepast naar aanleiding van het onderzoek<br />
van DNB.<br />
Actuariële factoren gewijzigd in pensioenreglementen<br />
In <strong>2011</strong> zijn in het pensioen- en uitvoeringsreglement van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
de actuariële factoren gewijzigd voor:<br />
• uitruil van nabestaandenpensioen in extra ouderdomspensioen<br />
(en omgekeerd);<br />
• vervroeging van het ouderdomspensioen;<br />
• afkoop van kleine pensioenen.<br />
Ook in het vroegpensioenreglement zijn de actuariële factoren gewijzigd.<br />
Dit betreft de factoren voor uitstel en vervroeging van de<br />
onvoorwaardelijke aanspraken op vroegpensioen die opgebouwd zijn<br />
in de jaren 2001 tot 2006 en de factoren die gebruikt worden voor<br />
afkoop van kleine pensioenen.
Wijzigingen van statuten en reglementen<br />
Statuten<br />
De statuten zijn in <strong>2011</strong> gewijzigd. In de statuten is opgenomen<br />
hoe de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan<br />
worden benoemd. Ook is de zittingsduur van bestuursleden gewijzigd<br />
van twee naar vijf jaar. De mogelijkheid om plaatsvervangende<br />
bestuursleden te benoemen is uit de statuten verwijderd.<br />
Pensioen- en uitvoeringsreglement<br />
In <strong>2011</strong> is het pensioen- en uitvoeringsreglement van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> gewijzigd.<br />
Ten eerste is de aanvraagtermijn voor vrijwillige voortzetting<br />
na het einde van de verplichte deelname verruimd van drie maanden<br />
naar negen maanden.<br />
Ten tweede is in de reglementen het uitgangspunt ‘geen premie,<br />
geen recht’ gewijzigd naar ‘geen premie, wel recht’. De werknemer<br />
hoeft zijn recht op bijboeking van aanspraken niet langer zelf bij<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> te ‘halen’ en een aanvraag in te dienen bij het bestuur<br />
voor bijboeking van pensioenaanspraken. De werknemer van wie<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> geldige informatie over het dienstverband heeft, krijgt op<br />
het moment dat vastgesteld is dat de premie definitief oninbaar is,<br />
pensioenaanspraken automatisch bijgeboekt. In de reglementen is<br />
de verwerving van pensioenaanspraken nu niet langer afhankelijk<br />
van de afdracht van premies.<br />
Tot slot zijn de bepalingen in het reglement over de toeslagverlening<br />
gewijzigd, zodat die bepalingen helemaal aan de voorgeschreven<br />
voorwaardelijkheidsverklaring uit de toeslagenmatrix voldoen.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
21<br />
Melding als bedoeld in artikel 96 van de<br />
Pensioenwet<br />
Op basis van artikel 96 van de Pensioenwet is het fonds verplicht de<br />
volgende melding te doen.<br />
In het verslagjaar is bij het fonds geen sprake geweest van:<br />
• het opleggen van dwangsommen en boetes door de toezichthouder;<br />
• een aanwijzing als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet van<br />
de toezichthouder, dit betreft de bevoegdheid van DNB om een<br />
dwingende aanwijzing te geven aan een pensioenfonds dat niet<br />
voldoet aan wettelijke bepalingen of waarbij sprake is van een ontwikkeling<br />
die het eigen vermogen, de solvabiliteit, de liquiditeit of<br />
de bedrijfsvoering van het fonds in gevaar kunnen brengen;<br />
• de instelling van een bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 van<br />
de Pensioenwet door de toezichthouder;<br />
• de beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 172 van de<br />
Pensioenwet, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde<br />
organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming<br />
van de toezichthouder.<br />
In het verslagjaar is voor het fonds zowel een langetermijnherstelplan,<br />
als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet, als een kortetermijnherstelplan,<br />
als bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet, van<br />
kracht geweest. Het fonds was hiertoe genoodzaakt door het optreden<br />
van een reservetekort en een dekkingstekort vanaf het vierde kwartaal<br />
van 2008. Het herstelplan is samen met een toelichting hierop ten<br />
behoeve van alle belanghebbenden van het fonds gepubliceerd op de<br />
website van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>.<br />
Op 26 oktober <strong>2011</strong> verstuurde <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> het Uniform Pensioenoverzicht<br />
(UPO <strong>2011</strong>) aan alle actieve deelnemers bij het fonds.<br />
De pensioenwetgeving schrijft voor dat pensioenfondsen het UPO<br />
jaarlijks aan deelnemers moeten versturen en dat zij dat uiterlijk in<br />
het derde kwartaal van het jaar moeten doen. Dat betekent dat een<br />
deelnemer vóór 1 oktober zijn UPO moet ontvangen.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> verstuurde de UPO’s dus te laat in <strong>2011</strong>. Daarmee overtrad<br />
het fonds de pensioenwetgeving. Het bestuur van het fonds heeft<br />
dit gemeld aan de toezichthouder op de pensioenwetgeving. Hieruit<br />
volgde geen boete voor het fonds.
Algemene ontwikkelingen op pensioengebied<br />
Het Nederlandse pensioenstelsel en zijn pensioenfondsen hebben<br />
het afgelopen jaar volop in de belangstelling gestaan. Vooral over de<br />
houdbaarheid (en de betaalbaarheid) van pensioenregelingen is veel<br />
te doen geweest. In dit hoofdstuk worden ontwikkelingen beschreven<br />
die betrekking hebben op politiek, economisch en juridisch gebied.<br />
Pensioenakkoord<br />
Op 10 juni <strong>2011</strong> presenteerden het Ministerie van Sociale Zekerheid<br />
en Werkgelegenheid (SZW) samen met werkgevers- en werknemersorganisaties<br />
het pensioenakkoord. Daarna duurde het nog tot eind<br />
september voordat de achterbannen van de werknemersorganisaties<br />
en de Tweede Kamer hun instemming gaven. Vanaf dat moment was<br />
er werkelijk sprake van een akkoord. Het pensioenakkoord raakt de<br />
AOW, de pensioenregelingen, de pensioenfondsen en de arbeidsparticipatie<br />
van oudere werknemers.<br />
Een aantal van deze onderwerpen is na de val van het kabinet Rutte<br />
opnieuw ter discussie komen te staan. De tijdelijke coalitie van VVD,<br />
CDA, D66, GroenLinks en de ChristenUnie heeft namelijk afspraken<br />
gemaakt over de rijksbegroting voor het jaar 2013. Die afspraken<br />
betreffen onder meer een snellere verhoging van de AOW-leeftijd<br />
en een grotere beperking van het fiscale kader voor aanvullende<br />
pensioenen.<br />
Verhoging AOW-leeftijd<br />
In het pensioenakkoord is afgesproken dat de AOW-leeftijd omhoog<br />
gaat. Er komt een koppeling met de stijging van de levensverwachting.<br />
De AOW-leeftijd gaat per 1 januari 2020 naar 66 jaar en naar<br />
verwachting per 2025 naar 67 jaar. Als compensatie gaat het niveau<br />
van de AOW de komende jaren (tot 2028) elk jaar met 0,6 procent<br />
extra omhoog.<br />
In afwijking van het pensioenakkoord is door de tijdelijke coalitie<br />
afgesproken dat in het kader van verdere bezuinigingen al in 2013<br />
de AOW-leeftijd met een maand wordt verhoogd. In de jaren daarna<br />
wordt de AOW-leeftijd - in stappen - verder verhoogd. Dit leidt ertoe<br />
dat uiterlijk in 2019 de pensioengerechtigde leeftijd van 66 jaar<br />
wordt bereikt, en uiterlijk in 2024 de leeftijd van 67 jaar. Onderdeel<br />
van de afspraken is ook dat er een overgangsregeling komt waarmee<br />
de inkomensgevolgen worden beperkt voor mensen die weinig<br />
mogelijkheden hebben om het verlies te compenseren.<br />
Nieuw stelsel voor aanvullende pensioenen<br />
Aan het nieuwe stelsel voor aanvullende pensioenen zijn hoge eisen<br />
gesteld. Het moet een robuust pensioenstelsel worden dat is opgewassen<br />
tegen schokken op de financiële markten en in staat is om de<br />
stijgende levensverwachting van deelnemers en gepensioneerden op<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
22<br />
te vangen. Het moet bovendien transparant zijn, voor zowel jongeren<br />
als ouderen acceptabel zijn en ook nog betaalbaar zijn. Belangrijke<br />
kenmerken van het huidige stelsel blijven bestaan: kapitaaldekking,<br />
verplichte deelneming aan de pensioenregelingen en onderlinge<br />
solidariteit tussen generaties. Het nieuwe pensioenstelsel zal pas<br />
tot nieuwe pensioenregelingen leiden nadat sociale partners daar op<br />
decentraal niveau afspraken over maken.<br />
Wijziging van fiscale regels voor ingangsdatum aanvullend pensioen<br />
Een wijziging die al op betrekkelijk korte termijn wordt doorgevoerd,<br />
is de verandering van de fiscaal voorgeschreven pensioenleeftijd.<br />
De regels voor de fiscale aftrekbaarheid van pensioenpremies zijn<br />
vastgelegd in het zogenaamde Witteveenkader. Aanvankelijk zou<br />
de fiscale pensioenrichtleeftijd voor aanvullende pensioenen per 1<br />
januari 2013 naar 66 jaar gaan, en per 1 januari 2015 naar 67 jaar.<br />
Minister Kamp heeft later, in reactie op het verzoek van pensioenuitvoerders,<br />
besloten de wijzigingsdatum uit te stellen tot 1 januari<br />
2014. Dan wordt in één keer de pensioenrichtleeftijd met twee jaar<br />
verhoogd van 65 naar 67 jaar. Na de val van het kabinet Rutte is<br />
door de tijdelijke coalitie afgesproken het Witteveenkader nog verder<br />
te beperken. In het pensioenakkoord was afgesproken de jaarlijks<br />
maximaal toegestane opbouwpercentages op het bestaande niveau te<br />
houden. De tijdelijke coalitie wil vanaf 1 januari 2014 de toegestane<br />
opbouwpercentages verlagen.<br />
Nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen<br />
De afspraken over de financiële kaders voor pensioenfondsen waren<br />
mogelijk het lastigste onderdeel van de onderhandelingen over het<br />
pensioenakkoord. Uiteindelijk is besloten tot een nieuw financieel<br />
toetsingkader (FTK2). In het FTK2 zijn voor pensioenfondsen meer<br />
mogelijkheden om risicodragend te beleggen. Dat geeft sociale partners<br />
de ruimte om een betaalbare pensioenregeling vast te stellen<br />
met een reële ambitie: een jaarlijks geïndexeerd pensioen. In het<br />
pensioenakkoord is overigens afgesproken dat ook het oude financiele<br />
toetsingskader, met een aantal bijstellingen, blijft bestaan. Sociale<br />
partners mogen kiezen van welk kader ze gebruik willen maken.<br />
Arbeidsparticipatie van oudere werknemers<br />
Over de verbetering van de arbeidsparticipatie van ouderen en de<br />
duurzame inzetbaarheid van werknemers was beduidend minder<br />
discussie. Het pensioenakkoord moet ertoe leiden dat oudere werknemers<br />
langer blijven doorwerken, dat werkgevers sneller oudere<br />
werknemers zullen aannemen en dat er nieuwe loopbaanfaciliteiten<br />
komen voor de ouder wordende werknemer. Daartoe vervallen onder<br />
meer de levensloopregeling en de spaarloonregeling per 31 december<br />
<strong>2011</strong>. In plaats daarvan wordt per 1 januari 2013 de mogelijkheid tot<br />
vitaliteitssparen ingevoerd.
Wijzigingen AOW<br />
Het afgelopen jaar zijn er reeds andere wijzigingen van de AOW<br />
doorgevoerd. Enerzijds wordt de toeslag voor jongere partners gekort.<br />
Anderzijds verandert het moment waarop de AOW-uitkering<br />
ingaat.<br />
Verlaging AOW-toeslag voor jongere partners<br />
Per 1 augustus <strong>2011</strong> wordt de AOW-toeslag voor een jongere partner<br />
verlaagd. De AOW-partnertoeslag wordt verlaagd met 10 procent. De<br />
verlaging geldt niet als het inkomen van een huishouden lager is dan<br />
30 duizend euro per jaar. Door deze relatief hoge ondergrens blijven<br />
gepensioneerden met lage aanvullende pensioenen buiten schot.<br />
Ingang AOW op verjaardag<br />
In <strong>2011</strong> besloot het kabinet ook dat het ingangsmoment van de AOW<br />
verandert. Deze zal niet meer ingaan op de eerste dag van de maand<br />
waarin iemand de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. In plaats<br />
daarvan gaat de AOW in op de dag waarop die leeftijd wordt bereikt.<br />
De wijziging heeft vooral gevolgen voor mensen die vervroegd met<br />
pensioen zijn gegaan en laat in de maand jarig zijn. Hun vervroegde<br />
pensioen stopt immers op de laatste dag van de maand ervoor. Het<br />
ouderdomspensioen dat een dag later ingaat, is veel lager. Maar<br />
zij krijgen die maand geen volledige AOW naast hun ouderdomspensioen.<br />
De wijziging geldt vanaf 1 april 2012.<br />
Cao-partijen <strong>Mortel</strong> en het bestuur van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> hebben geen<br />
wijzigingen aangebracht in de pensioenregeling naar aanleiding van<br />
de wijziging van het ingangsmoment van de AOW. De standaard<br />
ingangsdatum van het ouderdomspensioen van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> blijft dan<br />
ook de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt.<br />
Overzicht van alle opgebouwde pensioenen<br />
op mijnpensioenoverzicht.nl<br />
Op 6 januari <strong>2011</strong> is Mijnpensioenoverzicht.nl gelanceerd. Mijnpensioenoverzicht.nl<br />
is een website waarop werknemers in<br />
Nederland een totaaloverzicht krijgen van het pensioen dat zij<br />
hebben opgebouwd bij collectieve pensioenfondsen en pensioenverzekeraars.<br />
Het overzicht is vooral nuttig voor werknemers die in<br />
het verleden van baan zijn veranderd en hun opgebouwde pensioen<br />
hebben achtergelaten bij hun oude pensioenfonds.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
23<br />
Verplichting tot financieel crisisplan voor<br />
pensioenfondsen<br />
DNB heeft in <strong>2011</strong> bepaald dat pensioenfondsen een financieel crisisplan<br />
moeten opstellen. Een financieel crisisplan is een beschrijving<br />
van maatregelen die op korte termijn kunnen worden ingezet bij een<br />
kritische daling van de dekkingsgraad. Er moet dan ook een indicatie<br />
worden gegeven van de kritische dekkingsgraad waarbij de pensioenen<br />
verlaagd moeten worden. Daarnaast moet in het crisisplan zijn<br />
omschreven op welke manier het pensioenfonds een evenwichtige<br />
afweging van belangen realiseert en op welke manier het pensioenfonds<br />
de belanghebbenden informeert over het crisisplan. Begin<br />
2012 heeft het bestuur een dergelijk plan vastgesteld.
Goed pensioenfondsbestuur<br />
Goed pensioenfondsbestuur heeft betrekking op openheid en transparantie<br />
naar de betrokkenen van het fonds, intern toezicht op de<br />
uitvoering van de pensioenregeling en deskundig pensioenfondsbestuur.<br />
Bestuur van het fonds<br />
Het bestuur behartigt de belangen van alle betrokken partijen. De<br />
beleidsvrijheid die het bestuur heeft, stelt extra eisen aan (mede)<br />
zeggenschap, verantwoording, toezicht, deskundigheid en transparantie<br />
ten aanzien van de besluitvorming van het bestuur en de<br />
gevolgen daarvan voor alle belanghebbenden. Daarom is naast de<br />
eis van een paritaire samenstelling van het bestuur gekozen voor<br />
medezeggenschap van de deelnemers en pensioengerechtigden via<br />
de deelnemersraad. Er wordt daarnaast verantwoording afgelegd over<br />
het gevoerde beleid aan het verantwoordingsorgaan. In het kader<br />
van intern toezicht wordt met de visitatiecommissie overlegd over de<br />
organisatie en aansturing van het fonds.<br />
Bestuurlijke commissies<br />
Het bestuur heeft besloten om te gaan werken met enkele bestuurlijke<br />
commissies. In de commissies nemen enkele bestuursleden<br />
zitting die het betreffende onderwerp of deskundigheidsgebied als<br />
aandachtsgebied hebben.<br />
Het bestuur kent nu de volgende drie commissies:<br />
• Communicatie;<br />
• Vermogensbeheer;<br />
• Administratieve organisatie en jaarwerk.<br />
Voor iedere commissie is een reglement opgesteld met daarin de<br />
taakomschrijving van de betreffende commissie en de eventuele door<br />
het bestuur verstrekte mandaten.<br />
Deskundigheidsbevordering<br />
Het bestuur heeft voor de bevordering en het op peil houden van<br />
de gewenste deskundigheid een deskundigheidsplan opgesteld. Het<br />
deskundigheidsplan ziet niet alleen toe op de deskundigheid van<br />
bestuursleden, maar ook op die van de leden van de deelnemersraad<br />
en het verantwoordingsorgaan. Naast de bestuursleden zijn ook zij<br />
nadrukkelijk betrokken bij het goed functioneren van het fonds.<br />
Veranderingen in de pensioensector volgen elkaar immers snel op en<br />
de financiële belangen worden steeds groter. Het ligt daarom voor de<br />
hand om ook ten aanzien van deze organen duidelijkheid te verschaf-<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
24<br />
fen over de kennis die nodig is om een goede gesprekspartner van<br />
het bestuur te kunnen zijn.<br />
Actualisering deskundigheidsplan<br />
In <strong>2011</strong> zijn aanbevelingen van de Pensioenfederatie ten aanzien van<br />
de deskundigheid en competenties van pensioenfondsbesturen en<br />
de Beleidsregel Deskundigheid van DNB gepubliceerd. In deze documenten<br />
staan regels over deskundigheid en competenties voor het<br />
besturen van pensioenfondsen. Naar aanleiding van deze nieuwe regels<br />
heeft het bestuur in <strong>2011</strong> zijn deskundigheidsplan geactualiseerd<br />
en er zijn enkele nieuwe onderdelen in opgenomen.<br />
De bestuursleden doen aan permanente educatie en in dat kader<br />
zijn de deskundigheidsniveaus van enkele bestuurders geactualiseerd.<br />
Hierbij is rekening gehouden met geconstateerde hiaten in de<br />
deskundigheid en de verdeling van de deskundigheidsgebieden. In<br />
het deskundigheidsplan zijn ook de in <strong>2011</strong> ingestelde bestuurlijke<br />
commissies opgenomen.<br />
Het bestuur besloot voorts om deel te nemen aan de competentiereflector<br />
van SPO om de competentieniveaus op een objectieve wijze<br />
te meten. In februari 2012 is deelgenomen aan de competentiereflector.<br />
Deskundigheidsgebieden<br />
In het kader van het vier-ogen-principe dient elke beleidsbepalende<br />
taak bij minimaal twee bestuursleden ondergebracht te zijn: één<br />
werkgevers- en één werknemersbestuurslid. Per aandachtsgebied<br />
zijn daardoor twee of meer bestuursleden in staat een afgewogen<br />
oordeel te geven over de beleidskeuzes die het bestuur maakt ten<br />
aanzien van het betreffende deskundigheidsgebied. Het gewenste<br />
hogere deskundigheidsniveau wordt door het bestuur als geheel<br />
afgedekt.<br />
Studiedagen<br />
Het bestuur organiseerde in <strong>2011</strong> weer jaarlijkse studiedagen. Tijdens<br />
deze studiedagen zijn actuele onderwerpen op pensioengebied<br />
besproken en zijn fondsspecifieke thema’s aan de orde gesteld.<br />
Daarnaast volgen de individuele bestuursleden pensioenopleidingen<br />
en nemen zij deel aan congressen, studiebijeenkomsten en seminars<br />
ter bevordering van de deskundigheid.<br />
Tijdens de studiedagen is aandacht besteed aan:<br />
• de nieuwe bestuursmodellen;<br />
• de laatste stand van zaken rond het pensioenakkoord en de gevolgen<br />
daarvan voor <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>;<br />
• de overgang van SAS70 naar ISAE 3402 en de reikwijdte van de<br />
nieuwe ISAE 3402-standaard;<br />
• het risicobeleid en de verdere invulling en uitwerking daarvan.
Gedragscode<br />
Het bestuur kent een gedragscode. De gedragscode geeft regels<br />
en richtlijnen voor bestuursleden en andere door het fonds aan te<br />
wijzen of aangewezen betrokkenen. De regels en richtlijnen in de gedragscode<br />
moeten conflicten tussen de belangen van het fonds en de<br />
privébelangen van betrokkenen voorkomen. Ook het gebruikmaken<br />
van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privédoeleinden<br />
moet zo worden voorkomen.<br />
Aan het einde van ieder jaar ondertekenen de bestuurders de<br />
‘Verklaring naleving gedragscode’. Voorts worden in iedere bestuursvergadering<br />
door de individuele bestuursleden meldingen gedaan<br />
die in het kader van de gedragscode relevant zijn. De meldingen en<br />
de getekende verklaringen vormen de basis voor de jaarlijkse rapportage<br />
van de compliance officer van het fonds.<br />
Compliance officer<br />
De compliance officer is in 2008 door het bestuur benoemd. De<br />
compliance officer is een externe partij en vervult een onafhankelijke<br />
rol. Hij ziet erop toe dat de gedragscode van het bestuur wordt nageleefd<br />
en kan gevraagd en ongevraagd adviezen geven aan het bestuur<br />
aangaande zaken waarop de gedragscode betrekking heeft.<br />
De compliance officer heeft over het verslagjaar <strong>2011</strong> een rapportage<br />
uitgebracht ten aanzien van de naleving van de gedragscode door de<br />
bestuurleden van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>. Hij rapporteerde dat in het afgelopen<br />
jaar geen onregelmatigheden of bijzonderheden plaatsvonden met<br />
betrekking tot de naleving van de gedragscode van het fonds.<br />
Advies, verantwoording en intern toezicht<br />
Het bestuur wordt geadviseerd door de deelnemersraad over door<br />
wet- en regelgeving bepaalde onderwerpen zoals premievaststelling,<br />
beleggingsbeleid en toeslagverlening. De deelnemersraad geeft<br />
advies op verzoek van het bestuur, maar ook ongevraagd. Het verantwoordingsorgaan<br />
geeft een oordeel over het handelen van het<br />
bestuur en het beleid dat het bestuur vaststelt. Het interne, onafhankelijke<br />
toezicht wordt verzorgd door een visitatiecommissie.<br />
Adviezen deelnemersraad<br />
De deelnemersraad heeft een wettelijke adviesbevoegdheid. In <strong>2011</strong><br />
heeft het bestuur daarom weer een aantal onderwerpen voor advies<br />
aan de deelnemersraad voorgelegd. De deelnemersraad heeft zich<br />
in het verslagjaar in drie vergaderingen (op 30 maart, 20 juni en 7<br />
december <strong>2011</strong>) gebogen over de navolgende onderwerpen:<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
25<br />
• Vaststelling van de premies en gedeeltelijke toeslagverlening in 2012<br />
De deelnemersraad heeft een positief advies afgegeven ten aanzien<br />
van de vaststelling van de premie en het achterwege blijven<br />
van toeslagverlening in 2012. Hierbij nam de deelnemersraad de<br />
financiële positie van het fonds in ogenschouw en de maatregelen<br />
die nodig zijn voor het bereiken van de gewenste financiële<br />
positie, zoals opgenomen in het herstelplan.<br />
• <strong>Jaarverslag</strong> en jaarrekening over boekjaar 2010<br />
De deelnemersraad heeft een positief advies uitgebracht ten aanzien<br />
van het jaarverslag en de jaarrekening van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> over<br />
het boekjaar 2010.<br />
• Wijzigingen in reglementen<br />
De deelnemersraad heeft een positief advies afgegeven ten aanzien<br />
van de wijzigingen in het pensioen- en uitvoeringsreglement<br />
en het vroegpensioenreglement.<br />
• Wijziging in statuten<br />
De deelnemersraad heeft een positief advies afgegeven ten aanzien<br />
van de wijzigingen in de statuten van het fonds.<br />
• Actuariële en bedrijfstechnische nota<br />
De deelnemersraad heeft een positief advies afgegeven ten aanzien<br />
van wijzigingen in de actuariële en bedrijfstechnische nota<br />
in <strong>2011</strong>.<br />
Advies en oordeel verantwoordingsorgaan<br />
Het verantwoordingsorgaan heeft zich in het verslagjaar in drie vergaderingen<br />
(op 30 maart, 20 juni en 7 december <strong>2011</strong>) gebogen over<br />
de navolgende onderwerpen:<br />
• oordeel over het handelen van het bestuur van het fonds, het<br />
vastgestelde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst aan de<br />
hand van het jaarverslag en de jaarrekening over het boekjaar<br />
2010; en<br />
• oordeel over wijziging in de vergoedingsregeling van het bestuur,<br />
de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan; en<br />
• het verloop van de financiële positie van het fonds en de werking<br />
van de maatregelen zoals opgenomen in het herstelplan.<br />
Het verantwoordingsorgaan heeft een advies uitgebracht over de aan<br />
hen voorgelegde adviesaanvragen. Het verantwoordingsorgaan heeft<br />
een positief oordeel afgegeven ten aanzien van het handelen van het<br />
bestuur, het vastgestelde beleid in 2010 en de gemaakte beleidskeuzes.<br />
Het oordeel is door het verantwoordingsorgaan afgegeven na<br />
bestudering van het jaarverslag en de jaarrekening over het boekjaar<br />
2010 en het eindrapport van de visitatiecommissie naar aanleiding<br />
van de in <strong>2011</strong> uitgevoerde visitatie.<br />
Intern toezicht door visitatiecommissie<br />
De visitatiecommissie verzorgt het interne toezicht op het bestuur.<br />
De visitatiecommissie heeft haar werkzaamheden voor het eerst in<br />
2009 uitgevoerd.
Het onderzoek van de visitatiecommissie in <strong>2011</strong> had betrekking op<br />
de thema’s ‘communicatie’ en ‘bedrijfsvoering’. Het verslag van het<br />
onderzoek, de wijze waarop het is uitgevoerd en de bevindingen<br />
en aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn vastgelegd in een<br />
eindrapportage. De samenvatting van de eindrapportage is opgenomen<br />
in het jaarverslag over het boekjaar 2010, evenals de reactie<br />
van het bestuur daarop.<br />
Klachtenregeling<br />
Het fonds kent een klachtencommissie met een klachtenregeling.<br />
De klachtencommissie geeft belanghebbenden een laagdrempelige<br />
mogelijkheid om ontevredenheid te uiten. Daarnaast draagt de<br />
klachtencommissie bij aan het continue proces van kwaliteitsverbetering<br />
van de administratieve dienstverlening. Een klachtenregeling<br />
heeft bovendien de potentie bij te dragen aan de verbetering<br />
van de relatie tussen het fonds en zijn deelnemers en andere<br />
belanghebbenden. Bij het goed functioneren van de klachtenregeling<br />
kan deze wellicht bewerkstelligen dat bij deelnemers en andere<br />
belanghebbenden minder snel de behoefte bestaat om meningsverschillen<br />
voor te leggen aan rechterlijke instanties. Hieraan draagt<br />
natuurlijk bij dat instanties zoals de Ombudsman Pensioenen zich<br />
pas over kwesties uitspreken nadat de gehele klachtenprocedure bij<br />
het fonds is doorlopen.<br />
In het verslagjaar werden geen klachten in de zin van het reglement<br />
klachtenprocedure aan de klachtencommissie voorgelegd.<br />
Verantwoord beleggen<br />
Het fonds is zich bewust van zijn maatschappelijke positie en de<br />
verantwoordelijkheden die hieraan zijn verbonden. Het bestuur heeft<br />
daarom beleid vastgesteld op het gebied van maatschappelijk verantwoord<br />
beleggen. De uitgangspunten van het beleid zijn gebaseerd op<br />
de Principles for Responsible Investment, de beleggingsprincipes van de<br />
Verenigde Naties.<br />
In zijn beleid beschrijft <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> hoe het fonds omgaat met zaken<br />
als het milieu, de maatschappij en goed ondernemingsbestuur.<br />
Het fonds heeft hierbij drie doelstellingen geformuleerd:<br />
• verbeteren van het financiële rendement, rekening houdend met<br />
de risico's;<br />
• blijk geven van maatschappelijke verantwoordelijkheid;<br />
• bijdragen aan de waarborging van de integriteit van de financiële<br />
markten.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
26<br />
Financieel én maatschappelijk rendement<br />
Voor <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> blijft het financiële belang van zijn deelnemers<br />
uiteraard voorop staan. Het fonds vindt echter ook dat financieel en<br />
maatschappelijk rendement uitstekend samen kunnen gaan. Het<br />
fonds kijkt daarom niet alleen naar financiële informatie bij het kiezen<br />
van zijn beleggingen. Het fonds kijkt ook naar de wijze waarop<br />
een onderneming omgaat met het milieu en haar sociale leefomgeving<br />
en naar de wijze waarop zij bestuurd wordt. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> is ervan<br />
overtuigd dat ondernemingen die maatschappelijk verantwoord<br />
ondernemen serieus nemen, op de lange termijn beter presteren.<br />
Geïntegreerde aanpak verantwoord beleggen<br />
Door de overgang van het vermogensbeheer naar APG is het fonds<br />
in staat verantwoord beleggen op een geïntegreerde wijze aan te<br />
pakken. APG is namelijk in staat bij alle beleggingscategorieën met<br />
de maatschappelijke factoren milieu, maatschappij en goed ondernemingsbestuur<br />
rekening te houden. Dat komt op verschillende<br />
manieren tot uiting.<br />
Corporate governance<br />
Corporate governance heeft betrekking op goed ondernemingsbestuur.<br />
Het beleid van het fonds op dit gebied richt zich op het<br />
aanspreken van directies op de manier waarop zij hun onderneming<br />
besturen. Dit aanspreken kan in een directe dialoog. Het kan ook in<br />
een indirecte dialoog, door te stemmen op jaarvergaderingen van de<br />
betreffende onderneming. Als een onderneming tekort schiet in de<br />
ogen van het fonds, zal <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> zijn invloed als aandeelhouder<br />
uitoefenen om verbeteringen aan te brengen.<br />
Uitsluitingen<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> sluit bepaalde beleggingen per definitie uit. Het fonds<br />
sluit beleggingen uit in ondernemingen die:<br />
• direct betrokken zijn bij de fabricage van producten die door<br />
Nederlandse en internationale wetgeving verboden zijn;<br />
• handelen in strijd met de uitgangspunten van het VN Global<br />
Compact en geen blijk geven hun praktijken te willen veranderen<br />
naar aanleiding van de dialoog met <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>.<br />
Op basis van deze regels belegt <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> niet in ondernemingen<br />
die direct betrokken zijn bij de fabricage van antipersoonslandmijnen,<br />
clusterbommen en chemische, biologische en nucleaire wapens<br />
die strijdig zijn met het non-proliferatieverdrag. Ook sluit <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
beleggingen uit in ondernemingen die betrokken zijn bij de fabricage<br />
van producten of levering van diensten die in Nederland in brede<br />
kring als verwerpelijk worden beschouwd.<br />
Stembeleid<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> beschouwt stemmen op aandeelhoudersvergadering als<br />
een belangrijk onderdeel van zijn taak als verantwoord vermogens-
eheerder. Het stemrecht is ook een uitstekend middel om op financieel<br />
en ethisch gebied verantwoordelijkheid te nemen. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
oefent zijn stemrecht uit op de jaarlijkse en bijzondere aandeelhoudersvergaderingen<br />
van de ondernemingen waarin het fonds belegt.<br />
Raadplegen beleggingsbeginselen<br />
Belanghebbenden bij het fonds kunnen de beleggingsbeginselen<br />
van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> nalezen op de website van het fonds. In zijn beleggingsbeginselen<br />
beschrijft <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> zijn taken en verantwoordelijkheden<br />
als institutioneel belegger. Daarnaast bevat het document<br />
een beschrijving van het langetermijnbeleggingsbeleid van het fonds<br />
en een beschrijving van de wijze waarop <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> omgaat met<br />
beleggingsrisico's.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
27
Risicobeheer<br />
Beleid op het gebied van risicobeheer<br />
Begin 2009 heeft het bestuur het risicobeheer van het fonds geïnventariseerd.<br />
Dat deed het bestuur met behulp van FIRM (Financiële<br />
Instellingen Risicoanalyse Methode), een door DNB ontwikkelde<br />
geïntegreerde methode om risico's te analyseren bij instellingen die<br />
onder hun toezicht vallen. Aan de hand van deze analyse heeft het<br />
bestuur in de loop van het verslagjaar zijn risicobeheersingsbeleid<br />
uitgewerkt en vastgelegd in een beleidsdocument.<br />
In het risicobeheersingsbeleid is vastgelegd welke risico’s het fonds<br />
loopt, welk beleid het fonds op deze risico’s voert en welke beheersmaatregelen<br />
daarvoor nodig zijn. Daarin is ook een inventarisatie<br />
opgenomen van de ingevoerde beheersmaatregelen. In het risicobeheersingsbeleid<br />
zijn de volgende risico's benoemd:<br />
• beleggings- en marktrisico’s;<br />
• uitbestedingsrisico's;<br />
• operationele risico's;<br />
• integriteitrisico's;<br />
• omgevings- en reputatierisico's;<br />
• juridische risico's.<br />
Elk jaar wordt getoetst of de beheersmaatregelen uit het risicobeheersingsbeleid<br />
ook daadwerkelijk in de praktijk worden toegepast. Het<br />
bestuur steunt daarbij voor een deel op de periodieke rapportages van<br />
de uitvoeringsorganisaties. In de jaarrekening (op pagina 53) wordt<br />
nader ingegaan op de risicogebieden en de beheersmaatregelen die<br />
door het fonds genomen worden.<br />
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN)<br />
De risico’s die verbonden zijn aan de pensioenregeling worden door<br />
het fonds zelf gedragen. Deze risico's worden opgenomen in de<br />
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). De ABTN beschrijft<br />
bovendien:<br />
• de hoofdlijnen van de interne beheersing;<br />
• de opzet van de administratieve organisatie;<br />
• de procedures voor de interne controle.<br />
Financieel Toetsingskader<br />
Voorts beschrijft de ABTN de werking van het Financieel<br />
Toetsingskader (FTK). Het FTK is het onderdeel van de Pensioenwet<br />
waarin de wettelijke financiële eisen aan pensioenfondsen zijn<br />
vastgesteld. De solvabiliteitstoets en de continuïteitsanalyse vormen<br />
onderdelen van het FTK.<br />
De solvabiliteitstoets wordt jaarlijks aan de hand van de jaarrekening<br />
uitgevoerd door de actuaris van het fonds. Met behulp van deze toets<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
28<br />
wordt vastgesteld of het fonds voldoende middelen bezit, zodat het<br />
fonds met een zekerheidsmaat van 97,5 procent binnen één jaar aan<br />
zijn verplichtingen kan voldoen. Het eigen vermogen van het fonds<br />
dient daartoe ten minste gelijk te zijn aan het vereist eigen vermogen.<br />
Voor de berekening van het vereist eigen vermogen hanteert het<br />
fonds het standaardmodel van DNB.<br />
Continuïteitsanalyse<br />
Naast deze jaarlijkse analyse is ook een driejaarlijkse continuïteitsanalyse<br />
verplichtgesteld. Anders dan de solvabiliteitstoets, is de<br />
continuïteitsanalyse gericht op het inzichtelijk maken van risico’s<br />
over een langere tijdshorizon (vijftien jaar). De continuïteitsanalyse<br />
zet de waardeontwikkeling van de beleggingen en de verplichtingen<br />
tegenover elkaar en geeft daarmee inzicht in de (financiële) ontwikkeling<br />
van het fonds en de sturingskracht van de beleidsinstrumenten.<br />
Verder geeft de continuïteitsanalyse aan hoe waarschijnlijk het is dat<br />
de nagestreefde jaarlijkse toeslagen in de toekomst ook echt kunnen<br />
worden verstrekt.<br />
Beheersing van processen bij<br />
opdrachtnemers<br />
Voor de beheersing van de procesinrichting en de procesvoering<br />
heeft het fonds met zijn opdrachtnemers voor het vermogensbeheer<br />
en de pensioenadministratie afgesproken dat deze via een ISAE<br />
3402-verklaring aantoonbaar in control zijn. ISAE 3402 is een rapport<br />
voor de certificering van de interne beheersing van de processen<br />
in dienstverlenende organisaties. De ISAE 3402-rapporten worden<br />
gecertificeerd door de accountant van de uitvoeringsorganisatie.
Kosten<br />
Er was in <strong>2011</strong> veel aandacht voor de kosten van vermogensbeheer<br />
bij pensioenfondsen. Dat kwam onder meer door de publicatie van<br />
een rapport van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). In dat rapport<br />
gaf de AFM aan dat pensioenfondsen niet alle kosten rapporteren.<br />
De Pensioenfederatie presenteerde vervolgens aanbevelingen<br />
over de wijze waarop pensioenfondsen hun kosten zouden kunnen<br />
rapporteren. De wijze waarop <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> in dit jaarverslag de kosten<br />
presenteert, volgt de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.<br />
Kosten pensioenbeheer<br />
De totale uitvoeringskosten voor pensioenbeheer bestaan uit de<br />
kosten voor de uitvoering van de regeling en andere kosten. Deze<br />
gebaseerd op het getekende contract tussen Cordares Pensioenen bv<br />
en het fonds. De uitvoeringskosten voor pensioenbeheer over <strong>2011</strong><br />
bedragen inclusief beleidskosten 899 duizend euro.<br />
De kosten voor de uitvoering van de regeling bedragen in totaal 746<br />
duizend euro, inclusief projectkosten van 40 duizend euro en beleidskosten<br />
van 239 duizend euro. De beleidskosten zijn gemaakte<br />
kosten die op regiebasis in de administratieovereenkomst zijn opgenomen.<br />
Het betreffen kosten voor actuariële en juridische advisering.<br />
De andere kosten in <strong>2011</strong> bedragen 153 duizend euro. Hieronder<br />
vallen onder andere externe adviseurskosten, bestuurskosten, vacatiegelden,<br />
accountantskosten en bijdragen aan DNB.<br />
Het fonds heeft invulling gegeven aan de aanbevelingen van de<br />
Pensioenfederatie. De totale uitvoeringskosten voor pensioenbeheer<br />
over <strong>2011</strong> voor <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> bedragen 899 duizend. Het totaal aantal<br />
actieve deelnemers plus pensioengerechtigden was op 31 december<br />
<strong>2011</strong> 3.087. De kosten per deelnemer bedragen 291 euro.<br />
Kosten vermogensbeheer<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> rapporteert ook de kosten voor het vermogensbeheer<br />
conform het voorstel van de Pensioenfederatie. Dit betekent dat ten<br />
opzichte van voorgaande jaren meer kosten gerapporteerd worden.<br />
Dat hangt voornamelijk samen met onderliggende vergoedingen<br />
voor externe vermogensbeheermanagers buiten APG.<br />
Het gevolg van de keuze om het voorstel van de Pensioenfederatie<br />
te volgen en over <strong>2011</strong> integrale kosten te presenteren, brengt met<br />
zich mee dat door de definitiewijzigingen die daarmee samenhangen,<br />
de hier gepresenteerde cijfers lastig te vergelijken zijn met<br />
voorgaande jaren en met pensioenfondsen die deze standaard (nog)<br />
niet rapporteren. Het fonds registreert momenteel alle kostensoorten<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
29<br />
die de Pensioenfederatie beschrijft. Voor de nieuw te presenteren<br />
kostensoorten, waaronder een deel van de transactiekosten, geeft de<br />
Pensioenfederatie in 2012 een nadere invulling van de berekening.<br />
Tabel 5 bevat de integrale kosten van het vermogensbeheer. De<br />
rendementscijfers zijn dus netto. Dat wil zeggen dat de kosten eraf<br />
zijn. Het totaal van de integrale kosten over <strong>2011</strong> is 521 duizend euro.<br />
Omdat deze integrale kostenrapportage vorig jaar nog niet van toepassing<br />
was, zijn de cijfers over <strong>2011</strong> niet volledig vergelijkbaar.<br />
De kosten van vermogensbeheer komen in de jaarrekening deels<br />
niet separaat tot uitdrukking, omdat deze kosten onttrokken worden<br />
aan de fondswaarde van de fondsen waarin wordt belegd. Deze<br />
kosten zijn opgenomen in de indirecte beleggingsopbrengsten.<br />
Tabel 5 Ontwikkeling totale beleggingskosten<br />
(in duizenden euro’s en in basispunten ten opzichte van<br />
het gemiddelde belegde vermogen)<br />
Beheervergoeding APG 394<br />
Beheervergoeding externe managers 41<br />
Bewaarloon 27<br />
Overige kosten 14<br />
Bedrag Basispunten<br />
Totaal 476 36<br />
Prestatievergoedingen 45 3<br />
Totaal kosten 521 39<br />
De beheervergoeding is in de tabel opgedeeld in twee categorieën. De<br />
eerste categorie betreft de kosten van de fiduciair manager APG. De<br />
tweede categorie betreft de kosten van andere externe vermogensbeheerders.<br />
Een groot deel van de kosten voor externe managers zijn al<br />
opgenomen in de beheervergoeding aan APG. APG voldoet deze aan<br />
de externe managers. De kosten opgenomen onder beheervergoeding<br />
voor externe managers betreffen kosten die naast de vergoeding<br />
aan APG nog ten laste gaan van het belegd vermogen.<br />
Het bewaarloon betreft de vergoeding voor het in bewaring geven<br />
van beleggingstitels bij een bewaarbedrijf. De overige kosten betreffen<br />
onder andere de aan de beleggingen gerelateerde bank- en<br />
accountantskosten. De prestatievergoedingen zijn vergoedingen<br />
aan externe managers voor (meerjarige) prestaties boven een be-
paalde drempelwaarde.<br />
Naast deze kostencategorieën van vermogensbeheer onderscheidt<br />
de Pensioenfederatie ook nog een categorie transactiekosten van<br />
vermogensbeheer. De transactiekosten worden als een aparte categorie<br />
gezien. Deze is complex van aard, niet altijd beschikbaar, wordt<br />
gekenmerkt door schattingen en is nog niet te benchmarken. De<br />
transactiekosten bestaan uit in- en uitstapkosten bij beleggingsfondsen,<br />
aan- en verkoopkosten bij directe beleggingen in beleggingstitels<br />
en acquisitiekosten. De geïdentificeerde transactiekosten over <strong>2011</strong><br />
bedragen 157 duizend euro (12 basispunten).<br />
Bij de evaluatie van de kosten van het vermogensbeheer moet niet<br />
alleen worden gekeken naar de absolute hoogte van de gerapporteerde<br />
kosten. Deze kosten hangen onder andere samen met de<br />
beleggingscategorieën waarin wordt geïnvesteerd, de wijze waarop<br />
wordt geïnvesteerd en de behaalde resultaten boven een bepaalde<br />
drempelwaarde.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
30
Rapportage van de visitatiecommissie<br />
De visitatiecommissie die bestaat uit de heren B.N. Smith, P.J.C. van<br />
Eekelen en C.T. de Wuffel heeft in de maand april 2012 de vierde<br />
jaarlijkse visitatie bij de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de<br />
Betonmortelindustrie afgerond.<br />
De visitatiecommissie heeft zich een oordeel gevormd over het<br />
functioneren van het bestuur en het fonds vanuit de volgende vijf<br />
aspecten die de STAR voor het intern toezicht heeft geformuleerd:<br />
• De beleids- en bestuursprocedures.<br />
• De beleids- en bestuursprocessen.<br />
• De checks en balances.<br />
• De wijze waarop het fonds wordt aangestuurd.<br />
• De wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s<br />
op de langere termijn.<br />
Bij het formuleren van het oordeel heeft de commissie zich gebaseerd<br />
op de verstrekte informatie en de inhoud van drie interviews<br />
gehouden in de maand maart van dit jaar met bestuurders van het<br />
fonds. De visitatiecommissie heeft haar werkzaamheden in een zeer<br />
plezierige en coöperatieve sfeer kunnen verrichten en heeft de openheid<br />
in de interviews zeer op prijs gesteld.<br />
De commissie is zich bewust van het feit dat haar waarneming een<br />
momentopname is, vanuit een specifieke invalshoek en gebaseerd<br />
op de ontvangen schriftelijke en mondelinge informatie. Binnen dat<br />
kader is de commissie zo zorgvuldig mogelijk te werk gegaan.<br />
De commissie is tot het volgende oordeel gekomen.<br />
Onze algemene indruk over de wijze, waarop het bestuur het fonds<br />
bestuurt, is onveranderd positief. Procedureel heeft het bestuur de<br />
fondszaken goed op orde. Op de relevante ontwikkelingen wordt adequaat<br />
geanticipeerd. Het bestuur is actief, voelt zich verantwoordelijk<br />
en gaat respectvol met elkaar om. Waar nodig laat het bestuur zich<br />
bijstaan door externe professionals.<br />
Uit zowel de bestudeerde documenten als uit de interviews is gebleken<br />
dat er in het afgelopen jaar een sterke focus is geweest en nog<br />
steeds is op de toekomst van het fonds en van de regeling. Dat wordt<br />
weerspiegeld in onze bevindingen en aanbevelingen.<br />
Bij deze visitatie kwam overigens wel naar voren, dat bij belangrijke<br />
dossiers het bestuur voor een adequate voortgang en tijdige besluitvorming<br />
gehinderd wordt door de afhankelijkheden van cao-partijen.<br />
De commissie heeft een aantal aanbevelingen geformuleerd die<br />
onder andere de toekomst van het fonds en de regeling, het integraal<br />
risicomanagement, de zelfevaluatie, de monitoring en de communicatie<br />
betreffen.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
31
Oordeel van het verantwoordingsorgaan<br />
Het verantwoordingsorgaan <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft in de bijeenkomst van<br />
28 juni 2012 het jaarverslag en de jaarrekening over het boekjaar<br />
<strong>2011</strong> besproken alsmede de bevindingen van de visitatiecommissie<br />
en hun aanbevelingen aan het bestuur. Het verantwoordingsorgaan<br />
heeft zich zo en op basis van de stukken die gedurende het jaar zijn<br />
ontvangen een oordeel kunnen vormen over het handelen van het<br />
bestuur in <strong>2011</strong>.<br />
Oordeel<br />
Het verantwoordingsorgaan is van mening dat de samenwerking en<br />
de informatie-uitwisseling met het bestuur ook in <strong>2011</strong> naar tevredenheid<br />
heeft gefunctioneerd.<br />
In onderling overleg is overeengekomen dat de leden van het verantwoordingsorgaan<br />
en de deelnemersraad periodiek een nieuwsbrief<br />
van het bestuur ontvangen met daarin een vermelding van de bestuursbesluiten<br />
en andere onderwerpen en ontwikkelingen waar het<br />
bestuur zich over buigt of heeft gebogen.<br />
Het verantwoordingsorgaan is tevreden over de informatievoorziening<br />
aan de leden van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad<br />
ten aanzien van fondsspecifieke en actuele onderwerpen<br />
op pensioengebied. Tevens is kennis genomen van het feit dat<br />
individuele bestuursleden actief aan deskundigheidsbevordering<br />
doen door deel te nemen aan specifieke opleidingen voor pensioenfondsbestuurders.<br />
Het verantwoordingsorgaan heeft geen opmerkingen van materiële<br />
aard en kan zich vinden in de bevindingen van de visitatiecommissie<br />
en het door het bestuur gevoerde beleid in <strong>2011</strong>. Het verantwoordingsorgaan<br />
is zich, mede gelet op de financiële crisis en de ontwikkeling<br />
van de financiële positie van het fonds, bewust van de zwaarte<br />
van de bestuurstaak en oordeelt positief over het bestuurshandelen<br />
in <strong>2011</strong>. Met name de daadkracht en snelheid ten aanzien van het<br />
voorbereiden van de aansluiting bij een ander (groter) pensioenfonds<br />
en de argumenten daarbij worden als positief beoordeeld. Wel wordt<br />
het bestuur verzocht om de nodige zorgvuldigheid te betrachten<br />
gedurende het proces gelet op de korte termijn(en).<br />
Helaas heeft het bestuur in <strong>2011</strong> moeten besluiten tot een voorgenomen<br />
kortingsbesluit die uiterlijk op 1 april 2013 geëffectueerd zal<br />
worden indien de financiële situatie dat eind 2012 vereist. Zowel het<br />
verantwoordingsorgaan als de deelnemersraad begrijpen de noodzaak<br />
en het belang van de voorgenomen maatregel en verder steunen<br />
zij de oproep van het bestuur aan cao-partijen om te komen tot een<br />
tijdige sluitende financiële opzet voor de pensioenregeling en ook<br />
met name de aanvullingsregeling 55min.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
32<br />
Het verantwoordingsorgaan volgt met belangstelling de acties die<br />
het bestuur zal gaan ondernemen ten aanzien van de bevindingen<br />
van de visitatiecommissie en stelt er prijs op om daarover te worden<br />
geïnformeerd.<br />
Reactie van het bestuur op oordeel van het<br />
verantwoordingsorgaan<br />
Het bestuur heeft met belangstelling en waardering kennisgenomen<br />
van het oordeel van het verantwoordingsorgaan over het bestuurshandelen<br />
in het jaar <strong>2011</strong>. De constructieve samenwerking en communicatie<br />
met het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad<br />
worden door het bestuur op prijs gesteld.<br />
Het bestuur zal een reactie formuleren op de aanbevelingen van<br />
de visitatiecommissie, die mede door het verantwoordingsorgaan<br />
worden ondersteund, en deze aan de visitatiecommissie en het verantwoordingsorgaan<br />
toezenden.
Slotwoord<br />
Het bestuur betreurt dat het zich moet voornemen om de pensioenen<br />
te verlagen in 2013. De financiële positie van het fonds aan het<br />
einde van <strong>2011</strong> liet het bestuur echter geen andere keus. Begin 2013<br />
zal blijken of het fonds de pensioenen daadwerkelijk zal moeten verlagen.<br />
Het bestuur blijft de financiële markten dan ook nauwlettend<br />
volgen en zal scherp in de gaten houden of het huidige premie-, toeslagen-<br />
en beleggingsbeleid bijdraagt aan het herstel van het fonds.<br />
Het bestuur dankt iedereen die gedurende het verslagjaar voor <strong>Bpf</strong>-<br />
<strong>Mortel</strong> werkzaam is geweest.<br />
Amsterdam, 28 juni 2012<br />
Namens het bestuur,<br />
A.A.J. Heijnen<br />
Mr. J.A.H. Pustjens<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
33
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
34
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie<br />
Jaarrekening <strong>2011</strong><br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
35
Balans per 31 december <strong>2011</strong><br />
(Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)<br />
Activa <strong>2011</strong> 2010<br />
Beleggingen voor risico pensioenfonds (1) 146.235 128.926<br />
Vorderingen en overlopende activa (2) 3.491 2.712<br />
Liquide middelen (3) 2 576<br />
Totaal activa 149.728 132.214<br />
Passiva <strong>2011</strong> 2010<br />
Stichtingskapitaal en reserves (4) ./. 6.383 2.635<br />
Technische voorzieningen (5) 153.932 127.081<br />
Overige schulden en overlopende passiva (6) 2.179 2.498<br />
Totaal passiva 149.728 132.214<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
36
Staat van baten en lasten over <strong>2011</strong><br />
(Bedragen in duizenden euro’s)<br />
Baten <strong>2011</strong> 2010<br />
Bijdragen van werkgevers en werknemers (7) 9.681 8.965<br />
Beleggingsopbrengsten (8) 11.431 8.448<br />
Saldo overgenomen pensioenverplichtingen (9) 1.265 94<br />
Overige baten (10) 85 23<br />
Totaal van de baten 22.462 17.530<br />
Lasten <strong>2011</strong> 2010<br />
Uitkeringen (11) 3.642 3.377<br />
Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen (12) 26.851 19.502<br />
Mutatie Voorziening voorgenomen pensioenaanpassing<br />
per 1 januari volgend jaar -<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
37<br />
./. 749<br />
Totaal mutatie voorziening 26.851 18.753<br />
Administratiekosten (13) 899 839<br />
Overige lasten (14) 88 23<br />
Totaal van de lasten 31.480 22.992<br />
Saldo staat van baten en lasten ./. 9.018 ./. 5.462
Kasstroomoverzicht over <strong>2011</strong><br />
(Bedragen in duizenden euro’s)<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
38<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten<br />
Bijdragen van werkgevers en werknemers 9.138 8.949<br />
Uitgekeerde pensioenen ./. 3.740 ./. 4.010<br />
Saldo waardeoverdrachten 1.012 245<br />
Administratiekosten ./. 908 ./. 919<br />
Overige ontvangsten 85 23<br />
Overige uitgaven ./. 88 ./. 23<br />
Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten 5.499 4.265<br />
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten<br />
Aankoop beleggingen ./. 143.527 ./. 31.258<br />
Verkopen en aflossingen van beleggingen 135.839 28.125<br />
Directe beleggingsopbrengsten 1.615 ./. 706<br />
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten ./. 6.073 ./. 3.839<br />
Mutatie liquide middelen ./. 574 426<br />
Liquide middelen primo periode 576 150<br />
Mutatie liquide middelen ./. 574 426<br />
Liquide middelen ultimo periode 2 576<br />
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. In<br />
de aankoop en verkoop van beleggingen is de transitie inbegrepen<br />
van Cordares Vermogensbeheer bv naar APG Investment Services nv.
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling<br />
Algemeen<br />
Bij de samenstelling van de jaarrekening zijn onderstaande grondslagen<br />
in acht genomen.<br />
Voor zover niet anders vermeld, wordt gewaardeerd op nominale<br />
waarde in euro's. Monetaire balansposten in vreemde valuta worden<br />
omgerekend tegen de valutakoers op de balansdatum. Nietmonetaire<br />
balansposten in vreemde valuta, die zijn gewaardeerd op<br />
actuele waarde, worden omgerekend tegen de valutakoers die geldt<br />
op het moment van waardering van de post. Koersverschillen die<br />
optreden bij de afwikkeling dan wel de omrekening van monetaire<br />
posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en<br />
lasten. De jaarrekening heeft betrekking op het verslagjaar <strong>2011</strong>.<br />
De stichting heeft de jaarrekening opgesteld volgens de wettelijke<br />
bepalingen van Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek.<br />
Waardering van activa en passiva<br />
Beleggingen voor risico pensioenfonds<br />
De aandelen worden belegd in beleggingspools. De participaties<br />
in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde<br />
per participatie. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde<br />
waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten<br />
verantwoord.<br />
De vastrentende waarden betreffen obligaties en worden belegd in<br />
beleggingspools. De participaties in beleggingspools worden gewaardeerd<br />
tegen de nettovermogenswaarde per participatie. Zowel ongerealiseerde<br />
als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks<br />
in de staat van baten en lasten verantwoord.<br />
De vastgoedbeleggingen worden belegd in beleggingspools. De<br />
participaties in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde<br />
per participatie. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde<br />
waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten<br />
en lasten verantwoord.<br />
Derivaten worden gewaardeerd op actuele waarde. Het fonds maakt<br />
voor het afdekken van valutarisico’s gebruik van valutatermijncontracten.<br />
Voor het afdekken van renterisico’s maakt het fonds gebruik<br />
van renteswapcontracten.<br />
De valutatermijncontracten worden gewaardeerd op marktwaarde.<br />
Deze wordt bepaald door de waarde van de vreemde valuta tegen de<br />
termijnkoersen op het afsluitmoment af te zetten tegen de waarde<br />
van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op de balansdatum.<br />
Het verschil tussen deze twee waarden is de marktwaarde van de<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
39<br />
valutatermijncontracten. De termijnkoers op de balansdatum wordt<br />
berekend op basis van de 16:00 (GMT) WM Fixing ultimo boekjaar.<br />
De actuele waarde van de renteswapcontracten is de resultante van<br />
de contante waarde van de toekomstige kasstromen die contant<br />
gemaakt zijn op basis van de geldende swapcurve. Derivaten met<br />
een negatieve waarde ultimo boekjaar worden opgenomen onder de<br />
'Overige schulden en overlopende passiva'. Als de waarde positief<br />
is, worden de derivaten opgenomen onder 'Beleggingen voor risico<br />
pensioenfonds'.<br />
Overige beleggingen betreffen beleggingen die niet aan één van de<br />
andere beleggingscategorieën kunnen worden toegewezen. De overige<br />
beleggingen betreffen beleggingen in commodities en hedgefondsen.<br />
Deze beleggingen worden tegen actuele waarde gewaardeerd.<br />
Vorderingen en overlopende activa<br />
Op de vorderingen is voor zover noodzakelijk een voorziening voor<br />
mogelijke oninbaarheid in mindering gebracht.<br />
Stichtingskapitaal en reserves<br />
Het stichtingskapitaal en de reserves bestaan uit de ‘Reserve pensioenen’<br />
en ‘Reserve aanvullingsregeling 55-'.<br />
De Reserve pensioenen is bedoeld om algemene risico’s te financieren.<br />
Dat betreft de risico’s zoals die zijn beschreven in het standaardmodel<br />
voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen. Deze reserve<br />
vormt het beschikbaar eigen vermogen dat wordt meegenomen<br />
bij het vaststellen van de dekkingsgraad.<br />
De Reserve aanvullingsregeling 55- is bestemd voor de financiering<br />
van aanspraken uit de voorwaardelijke aanvullingsregeling 55- die in<br />
de toekomst uitgekeerd worden. Deze bestemmingsreserve ontwikkelt<br />
zich door de toevoeging van de premie-inkomsten ten behoeve<br />
van de aanvullingsregeling 55- en de vrijval van de solvabiliteitsbuffers<br />
over de lopende aanvullingsuitkeringen. Daarnaast neemt de<br />
reserve jaarlijks toe met de toe te rekenen beleggingsopbrengsten.<br />
Onttrekking vindt plaats in geval van het (onvoorwaardelijk) toekennen<br />
van de aanspraak uit hoofde van de aanvullingsregeling 55- (inclusief<br />
de benodigde solvabiliteitsbuffers).<br />
Technische voorzieningen<br />
De post ‘Technische voorzieningen’ bestaat uit de volgende onderdelen:<br />
de Voorziening pensioenverplichtingen en de Voorziening<br />
voorgenomen pensioenaanpassing.<br />
Voorziening pensioenverplichtingen<br />
De Voorziening pensioenverplichtingen is het bedrag dat nodig<br />
is om dekking te bieden voor door (gewezen) deelnemers en pensioen-
gerechtigden verworven pensioenaanspraken en –rechten. De voorziening<br />
is verhoogd met de contante waarde van de toekomstige<br />
pensioenopbouw waarvoor premievrijstelling is verleend in verband<br />
met (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en de contante waarde<br />
van de ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen. Daarnaast is de<br />
Voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met een voorziening in<br />
verband met toekomstige arbeidsongeschiktheid van zieke deelnemers<br />
ter grootte van twee jaarrisicopremies ter dekking van de premievrije<br />
voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. De<br />
voorziening is door de actuaris vastgesteld met gebruikmaking van de<br />
volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:<br />
Rentevoet<br />
Als rentevoet wordt de rentetermijnstructuur ultimo boekjaar gehanteerd<br />
zoals deze door DNB is gepubliceerd. DNB is voor de rentetermijnstructuur<br />
per 31 december <strong>2011</strong> uitgegaan van een 3-maands<br />
gemiddelde rente. De gepubliceerde rentetermijnstructuur is derhalve<br />
het gemiddelde van de zuivere rentetermijnstructuren van de<br />
handelsdagen tussen 1 oktober en 31 december <strong>2011</strong>.<br />
Overlevingstafels<br />
De overlevingskansen worden vastgesteld op basis van de AG<br />
Prognosetafel 2010-2060. In de AG Prognosetafel zijn voor mannen<br />
en vrouwen aparte tabellen opgenomen. Deze tabellen worden toegepast<br />
met leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de sterftekansen.<br />
De correctiefactoren zijn vastgesteld op basis van ervaringssterfte-<br />
Rente<br />
4,5<br />
4,0<br />
3,5<br />
3,0<br />
2,5<br />
2,0<br />
1,5<br />
1,0<br />
0,5<br />
0,0<br />
Rentetermijnstructuur<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
40<br />
cijfers van de werkende bevolking in Nederland en de sterfteresultaten<br />
van het fonds van de afgelopen jaren. De correctiefactoren zijn<br />
verschillend voor mannen en vrouwen.<br />
Administratiekosten<br />
Voor de dekking van de administratiekosten komen de volgende<br />
bedragen ter beschikking:<br />
• 2,5 procent van de uitkeringen ter dekking van de kosten die aan<br />
de uitbetaling verbonden zijn;<br />
• 12 procent van de brutopremie ter dekking van de kosten die aan<br />
de inning van premies en de verdere administratie van pensioenen<br />
zijn verbonden.<br />
Arbeidsongeschiktheid<br />
Voor de verzekering van het risico van premievrije voortzetting van<br />
pensioenopbouw als gevolg van arbeidsongeschiktheid is 4 procent<br />
van de ontvangen doorsneepremie beschikbaar.<br />
Voor de verzekering van het risico van arbeidsongeschiktheidspensioenen<br />
die nog in moeten gaan, stelt het fonds jaarlijks een premie<br />
vast. Voor het jaar 2012 is de premie vastgesteld op 0,1 procent<br />
van het brutoloon sociale verzekeringen.<br />
Bij de bepaling van de voorziening voor ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen<br />
wordt geen rekening gehouden met revalidatiekansen.<br />
0 4 7 10 13 16 19 22 25 28 31 34 37 40 43 46 49 52 55 58<br />
Looptijd in jaren<br />
31-12-2010<br />
31-12-<strong>2011</strong>
Gehuwdheidsfrequenties<br />
Bij de berekening van de voorziening voor het medeverzekerd nabestaandenpensioen<br />
wordt rekening gehouden met gehuwdheidsfrequenties.<br />
De gehuwdheidsfrequentie van een x-jarige man wordt gesteld op:<br />
0 voor x < 18<br />
0,01+0,07(x-18) voor 18 =< x < 25<br />
0,50+0,04(x-25) voor 25 =< x < 35<br />
0,90 voor 35 =< x =< 64<br />
0,90 voor x = 65 voor pensioenaanspraken opgebouwd vóór 1 januari<br />
2006<br />
1,00 voor x = 65 voor pensioenaanspraken opgebouwd vanaf 1 januari<br />
2006 en voor pensioenaanspraken verkregen na<br />
uitruil van ouderdomspensioenaanspraken opgebouwd<br />
vanaf 1 januari 2001 tot 1 januari 2006.<br />
De gehuwdheidsfrequentie van een y-jarige vrouw wordt gesteld op:<br />
0 voor y < 18<br />
0,05+0,10(y-18) voor 18 =< y < 25<br />
0,75+0,02(y-25) voor 25 =< y < 30<br />
0,85 voor 30 =< y < 50<br />
0,85-0,01(y-50) voor 50 =< y =< 64<br />
0,70 voor y = 65 voor pensioenaanspraken opgebouwd vóór 1 januari<br />
2006<br />
1,00 voor y = 65 voor pensioenaanspraken opgebouwd vanaf 1 januari<br />
2006 en voor pensioenaanspraken verkregen na<br />
uitruil van ouderdomspensioenaanspraken opgebouwd<br />
vanaf 1 januari 2001 tot 1 januari 2006.<br />
Vanaf leeftijd 65 neemt de frequentie af met de sterftekans van een<br />
medeverzekerde.<br />
Onder gehuwde wordt tevens partner verstaan in de zin van een geregistreerd<br />
partner en een ongehuwd samenwonende met notariële<br />
akte.<br />
Voorziening voorgenomen pensioenaanpassing<br />
De Voorziening voorgenomen pensioenaanpassing betreft de voorziening<br />
voor de door het bestuur toegekende toeslagverlening per<br />
1 januari 2012 voor de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
41<br />
Resultaatbepaling<br />
Algemeen<br />
Baten en lasten die verbonden zijn aan de werkzaamheden van het<br />
fonds, worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking<br />
hebben.<br />
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)<br />
Het in de staat van baten en lasten opgenomen bedrag betreft:<br />
• Voor premiejaar <strong>2011</strong> de tot ultimo februari 2012 aan werkgevers<br />
en werknemers in rekening gebrachte premie;<br />
• Voor premiejaren vóór <strong>2011</strong> de van 1 maart <strong>2011</strong> tot ultimo<br />
februari 2012 aan werkgevers en werknemers in rekening gebrachte<br />
premie;<br />
• Voor premies gefactureerd voor 1 januari 2007 de in rekening<br />
gebrachte en ontvangen premies waarvoor in het verslagjaar rechten<br />
zijn bijgeschreven.<br />
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds<br />
Het resultaat uit beleggingen bestaat uit directe beleggingsopbrengsten<br />
en indirecte beleggingsopbrengsten. Onder de directe beleggingsopbrengsten<br />
worden de dividendopbrengsten uit vastgoedfondsen,<br />
dividenden, de interest van de beleggingen en renteswaps<br />
verantwoord. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen zowel de<br />
ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen.<br />
De kosten van vermogensbeheer zijn op de beleggingsopbrengsten<br />
in mindering gebracht.
Toelichting op de balans per 31 december <strong>2011</strong><br />
(Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)<br />
Activa<br />
1. Beleggingen voor risico pensioenfonds<br />
De specificatie van de beleggingen voor risico pensioenfonds is als volgt:<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
42<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Obligaties 84.360 78.713<br />
Aandelen 23.395 25.342<br />
Vastgoed 15.350 13.096<br />
Interest rate swaps 13.759 5.578<br />
Valutatermijncontracten 36 42<br />
Deposito’s 1.631 -<br />
Overige beleggingen 7.704 6.155<br />
Totaal financiële beleggingen 146.235 128.926<br />
Verloopoverzicht Beleggingen voor risico pensioenfonds<br />
Het verloop is als volgt te specificeren:<br />
Boekwaarde<br />
begin van het jaar<br />
Herrubricering<br />
Aankopen<br />
Verkopen en<br />
aflossingen<br />
Waarde-<br />
verschillen<br />
Boekwaarde eind<br />
van het jaar<br />
Obligaties 78.713 - 88.303 ./. 85.389 2.733 84.360<br />
Aandelen 25.342 - 27.194 ./. 27.698 ./. 1.443 23.395<br />
Vastgoed 13.096 - 17.557 ./. 15.006 ./. 297 15.350<br />
Interest rate swaps 5.578 - - - 8.181 13.759<br />
Valutatermijncontracten 42 - - - ./. 6 36<br />
Deposito’s - - 1.631 - - 1.631<br />
Overige beleggingen 6.155 - 8.842 ./. 7.746 453 7.704<br />
Totaal financiële beleggingen 128.926 - 143.527 ./. 135.839 9.621 146.235<br />
Enkele valutatermijncontracten in Amerikaanse dollars, Britse ponden<br />
en Japanse yen kenden ultimo <strong>2011</strong> een negatieve waarde van<br />
1.914. Deze waarde van deze posten is daarom opgenomen onder<br />
de post ‘Derivaten’ in de rubriek ‘Overige schulden en overlopende<br />
passiva’. Alle OTC-derivaten lopen via APG Treasury Center bv.<br />
Dit is een centrale wederpartij voor de aan- en verkopen van OTCderivaten<br />
voor een groot deel van de fondsen waarin wordt belegd.<br />
Per balansdatum is er met APG Treasury Center bv geen onderpand<br />
uitgewisseld. De aan- en verkopen van deposito’s zijn gesaldeerd<br />
weergegeven. De overige beleggingen bestaan uit hedgefondsen<br />
3.477 (2010: 2.980) en commodities 4.227 (2010: 3.175).<br />
De drie belangrijkste valuta’s (Amerikaanse Dollar, Japanse Yen en<br />
Britse Pond) worden voor 100 procent afgedekt. Overige valuta’s<br />
worden niet afgedekt vanwege de veelal geringe omvang van de posities,<br />
en omdat (kosten-)efficiënte uitvoering van de afdekking slecht<br />
mogelijk is. Daarnaast is vanwege diversificatie het valutarisico van<br />
meerdere kleine posities gering.<br />
Voor illiquide beleggingen, zoals niet-beursgenoteerd vastgoed en<br />
hedge funds, worden de werkelijke exposures naar USD, GBP en JPY<br />
afgedekt. Voor liquide beleggingen, zoals vastrentende waarden en<br />
aandelen, worden de valuta’s afgedekt op basis van de valutaverdeling<br />
van de benchmarks van de beleggingspools.
2. Vorderingen en overlopende activa<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
43<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Te vorderen premies bij werkgevers 1.067 474<br />
Vooruitbetaalde uitkeringen 1.606 1.566<br />
Debiteuren inzake WO 165 97<br />
Te vorderen rente inzake beleggingen 643 575<br />
Overige vorderingen 10 -<br />
Te vorderen premies bij werkgevers<br />
Als gevolg van de Pensioenwet zijn de nog niet ontvangen premies<br />
opgenomen als vordering. Bij de bepaling van de pensioenverplichtingen<br />
dient volgens de Pensioenwet rekening te worden gehouden<br />
met de eventuele rechten van deelnemers waarvoor (nog) geen<br />
premies ontvangen zijn. Op de te vorderen premies bij werkgevers<br />
is een voorziening voor mogelijke oninbaarheid in mindering gebracht<br />
ter grootte van 7 (2010: 7).<br />
3. Liquide middelen<br />
Liquide middelen betreffen de saldi van de bankrekeningen van het<br />
fonds. De middelen staan ter vrije beschikking.<br />
3.491 2.712<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Liquide middelen aangehouden voor beleggingen ./. 818 504<br />
Overige bankrekeningen 820 72<br />
2 576
Passiva<br />
4. Stichtingskapitaal en reserves<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
44<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Stand per 1 januari 2.635 8.097<br />
Toevoeging saldo van baten en lasten ./. 9.018 ./. 5.462<br />
Stand per 31 december ./. 6.383 2.635<br />
Specificatie mutatie Stichtingskapitaal en reserves<br />
Stand Resultaatverdeling Stand per<br />
per 1 januari <strong>2011</strong> 31 december <strong>2011</strong><br />
Reserve pensioenen 555 ./. 9.367 ./. 8.812<br />
Reserve aanvullingsregeling 55- 2.080 349 2.429<br />
Voor een beschrijving van de reserves wordt verwezen naar<br />
‘Toelichting op de jaarrekening’ onder ‘Stichtingskapitaal en reserves’.<br />
Solvabiliteit<br />
De dekkingsgraad van het fonds bedraagt per 31 december <strong>2011</strong>:<br />
94,3% (31 december 2010: 100,4%). De dekkingsgraad van het pensioenfonds<br />
is als volgt berekend: Beschikbaar vermogen / Technische<br />
voorzieningen.<br />
2.635 ./. 9.018 ./. 6.383<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Vereist eigen vermogen 20.852 18.056<br />
Minimaal vereist eigen vermogen 6.835 5.775<br />
Vereiste dekkingsgraad 113,5% 114,2%<br />
Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,4% 104,5%<br />
Dekkingsgraad ultimo jaar 94,3% 100,4%<br />
Het beschikbaar vermogen ten behoeve van de dekkingsgraad bestaat<br />
uit de beleggingen van het fonds, vermeerderd met de liquide<br />
middelen en het saldo van vorderingen en schulden en verminderd<br />
met de reserve voor de aanvullingsregeling 55-.
Ultimo <strong>2011</strong> verkeert het fonds in een situatie van dekkingstekort en<br />
reservetekort. Er is sprake van een ontoereikende solvabiliteit.<br />
Het bestuur van het fonds moest daarom de aanvullende maatregel<br />
nemen om de pensioenen in 2013 te verlagen. Hierbij gaat het om<br />
de opgebouwde en reeds ingegane pensioenen. De voorgenomen<br />
verlaging is 3,0 procent.<br />
5. Technische voorzieningen<br />
Voorziening pensioenverplichtingen risico pensioenfonds<br />
Voor de berekening van deze voorziening is uitgegaan van de nominale,<br />
onvoorwaardelijke pensioenrechten en pensioenaanspraken.<br />
Voor de gehanteerde grondslagen wordt verwezen naar de grondslagen<br />
voor waardering van activa en passiva.<br />
Het verloop van de voorziening is als volgt:<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
45<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Stand per 1 januari 127.081 108.328<br />
Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds<br />
uit hoofde van:<br />
- pensioenopbouw 6.775 5.826<br />
- indexering en overige toeslagen - -<br />
- rentetoevoeging 1.645 1.398<br />
- onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten ./. 3.616 ./. 3.287<br />
- wijziging marktrente 21.005 11.349<br />
- overdracht van rechten 1.498 111<br />
- overige ./. 456 3.356<br />
Stand per 31 december 153.932 127.081<br />
De verdeling over categorieën deelnemers is:<br />
Pensioenregeling <strong>2011</strong> 2010<br />
Aantal Bedrag Aantal Bedrag<br />
Actieven 1.722 53.375 1.778 39.467<br />
Gepensioneerden 1.365 49.146 1.282 40.134<br />
Slapers 3.084 49.879 2.690 39.255<br />
6.171 152.400 5.750 118.856
Vroegpensioenregeling <strong>2011</strong> 2010<br />
Aantal Bedrag Aantal Bedrag<br />
Actieven - - - -<br />
Gepensioneerden 79 310 105 371<br />
Slapers 92 1.222 2.170 7.854<br />
6. Overige schulden en overlopende passiva<br />
171 1.532 2.275 8.225<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
46<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Derivaten 1.914 2.057<br />
Belastingen en premies volksverzekeringen 107 111<br />
Te betalen administratiekosten 130 129<br />
Te verwerken waardeoverdrachten - 185<br />
Te verwerken premies 8 ./. 52<br />
Te betalen uitkeringen 14 68<br />
Crediteuren inzake beleggingen 6 -<br />
Het verloop van de post ‘Derivaten’ is als volgt:<br />
2.179 2.498<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Stand per 1 januari 2.057 535<br />
Waardeverschillen ./. 143 1.522<br />
Stand per 31 december 1.914 2.057<br />
Als gevolg van de negatieve waarde van de valutatermijncontracten<br />
ultimo <strong>2011</strong> in Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yen is<br />
deze post opgenomen onder de ‘Overige schulden en overlopende<br />
passiva’.
Niet in de balans opgenomen verplichtingen<br />
Aangegane verplichtingen vastgoedpools<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
47<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Aangegane verplichtingen vastgoedpools 4.280 2.214<br />
Aangegane verplichtingen hedgefondsenpools 836 -<br />
Totaal 5.116 2.214<br />
De aangegane verplichtingen betreffen door <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> afgegeven<br />
commitments aan een aantal vastgoedpools en een hedgefondsenpool.<br />
Contractuele verplichtingen<br />
De overeenkomst tussen <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> en Cordares voor het pensioenbeheer<br />
is ingegaan op 1 januari <strong>2011</strong>. De contractduur van de<br />
genoemde overeenkomst is 3 jaar.<br />
In 2010 is een beheerovereenkomst afgesloten met APG Investment<br />
Services nv. De beheerovereenkomst ging in op 1 november 2010.<br />
Deze beheerovereenkomst is jaarlijks opzegbaar per 1 januari (eerste<br />
opzegging mogelijk 1 januari 2013) met inachtneming van een<br />
opzegtermijn van 12 maanden. De beheerovereenkomst voorziet<br />
niet in een tussentijdse opzegmogelijkheid voor de situatie waarbij<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> een liquidatietraject ingaat. Partijen kunnen echter altijd<br />
gezamenlijk een contractsbeëindiging overeenkomen.
Toelichting op de staat van baten en lasten over <strong>2011</strong><br />
(Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)<br />
Baten<br />
7. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Totale feitelijke premie 9.681 8.965<br />
Totale gedempte premie 8.471 8.600<br />
Totale kostendekkende premie 9.592 8.746<br />
De totale feitelijke premie is de daadwerkelijke ontvangen premie<br />
zoals die verantwoord is in de staat van baten en lasten.<br />
Conform de Pensioenwet en het FTK bestaat de kostendekkende<br />
premie uit de premie die actuarieel benodigd is in verband met de<br />
pensioenopbouw verhoogd met de opslag die nodig is voor het in<br />
stand houden van het vereist eigen vermogen, de opslag die nodig is<br />
voor uitvoeringskosten van het fonds en een opslag ten behoeve van<br />
toeslagverlening.<br />
De kostendekkende premie is een toezichtsnorm waaraan de hoogte<br />
van de feitelijke premie van een pensioenfonds wordt getoetst. Voor<br />
de berekening van de kostendekkende premie moet worden uitgegaan<br />
van dezelfde grondslagen als die waarmee de technische voorzieningen<br />
worden vastgesteld. In plaats van de rentetermijnstructuur<br />
kan voor de berekening van de kostendekkende premie ook worden<br />
uitgegaan van de rente of het rendement gebaseerd op een voortschrijdend<br />
gemiddelde uit het verleden of het rendement gebaseerd<br />
op een verwachting voor de toekomst. Dit wordt de ‘gedempte premie’<br />
genoemd ter onderscheiding van de ‘kostendekkende premie’.<br />
Voor de berekening van de kostendekkende premie hanteert <strong>Bpf</strong>-<br />
<strong>Mortel</strong> een gedempte premie gebaseerd op een voortschrijdend<br />
gemiddelde rente van 4 procent. De gedempte premie van <strong>2011</strong><br />
bedraagt 8.471 duizend. De kostendekkende premie op basis van de<br />
rentetermijnstructuur bedraagt 9.592 duizend. De kostendekkende<br />
premie is hoger dan de gedempte premie, doordat de rentetermijnstructuur<br />
in <strong>2011</strong> lager lag dan de gehanteerde gemiddelde rente van<br />
4 procent. De totale feitelijke premie bedraagt 9.681 duizend. Van de<br />
totale feitelijke premie is 160 duizend toegevoegd aan de reserve aanvullingsregeling<br />
55-. Daarnaast is in de feitelijke premie een bedrag<br />
van 506 duizend inbegrepen aan premies die betrekking hebben op<br />
voorgaande boekjaren. In de vaststelling van de gedempte- en kostendekkende<br />
premie, worden de aanvullingsregeling 55- en de premies<br />
die betrekking hebben op voorgaande boekjaren niet meegenomen.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
48
8. Beleggingsopbrengsten<br />
De kosten van vermogensbeheer komen deels niet separaat tot uitdrukking,<br />
omdat deze kosten onttrokken worden aan de fondswaarde<br />
van de fondsen waarin wordt belegd. Deze kosten zijn opgenomen in<br />
de indirecte beleggingsopbrengsten. De met de vermogensbeheerder<br />
overeengekomen korting op de beheervergoeding is terugbetaald aan<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> (35), dit bedrag is opgenomen in de beheerkosten van 22.<br />
De totale kosten van vermogensbeheer bedragen 521.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
49<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Directe beleggingsopbrengsten:<br />
Interest rate swaps 828 631<br />
Dividend obligatiefondsen 57 -<br />
Dividend aandelenfondsen 1.971 16<br />
Dividend vastgoedfondsen - 289<br />
Rente kasgeldlening ./. 14 -<br />
Rente deposito’s 15 2<br />
Dividend overige beleggingen 48 1<br />
Totaal directe beleggingsopbrengsten 2.905 939<br />
Indirecte beleggingsopbrengsten:<br />
Koersresultaat interest rate swaps 9.805 993<br />
Koersresultaat valutatermijncontracten ./. 2.754 ./. 970<br />
Koersresultaat obligatiefondsen 2.734 1.905<br />
Koersresultaat aandelenfondsen ./. 1.443 3.978<br />
Koersresultaat vastgoedfondsen ./. 290 1.512<br />
Koersresultaat overige beleggingen 452 119<br />
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten 8.504 7.537<br />
Beheerkosten 22 ./. 28<br />
Totaal nettobeleggingsopbrengsten 11.431 8.448
9. Saldo overgenomen pensioenverplichtingen<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
50<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Overgedragen pensioenverplichtingen ./. 178 ./. 339<br />
Overgenomen pensioenverplichtingen 1.443 433<br />
10. Overige baten<br />
De overige baten bestaan uit baten van uitkeringen 72 (2010: 0) en<br />
renteontvangsten 13 (2010: 23).<br />
1.265 94
Lasten<br />
11. Pensioenuitkeringen<br />
12. Mutatie technische voorzieningen<br />
13. Administratiekosten<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
51<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Ouderdomspensioen 2.376 2.126<br />
Weduwe-, weduwnaars- en partnerpensioen 717 663<br />
Wezenpensioen 10 16<br />
Vroegpensioen 363 453<br />
Afkoop 176 119<br />
3.642 3.377<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor<br />
risico pensioenfonds uit hoofde van:<br />
- pensioenopbouw 6.775 5.826<br />
- indexering en overige toeslagen - -<br />
- rentetoevoeging 1.645 1.398<br />
- onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten ./. 3.616 ./. 3.287<br />
- wijziging marktrente 21.005 11.349<br />
- overdracht van rechten 1.498 111<br />
- overige ./. 456 3.356<br />
26.851 18.753<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Administratiekosten Cordares Pensioenen 746 686<br />
Andere kosten:<br />
- Adviseurskosten 26 24<br />
- Accountantskosten 31 30<br />
- Bestuurskosten 37 41<br />
- Overige kosten 59 58<br />
899 839
De overige kosten zijn als volgt verdeeld:<br />
De accountantskosten zijn als volgt verdeeld:<br />
14. Overige lasten<br />
De overige lasten bestaan uit lasten van uitkeringen 86 (2010: 20) en<br />
diverse lasten 2 (2010: 3).<br />
Personeel<br />
Het fonds heeft ultimo <strong>2011</strong> geen personeelsleden in dienst.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
52<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Overige bestuurskosten 16 15<br />
Kosten externe actuaris 2 2<br />
Kosten visitatiecommissie 14 14<br />
Kosten jaarboek en Cordares Post - ./. 3<br />
Contributie VB 6 5<br />
Kosten DNB 11 13<br />
Kosten AFM 5 7<br />
Overige kosten 5 5<br />
59 58<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
Onderzoek jaarrekening 27 30<br />
Andere controleopdrachten 4 -<br />
Adviesdiensten op fiscaal gebied - -<br />
Andere niet-controleopdrachten - -<br />
31 30
Beheersing van de risico’s<br />
Het bestuur van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> vindt een integrale beheersing van<br />
de risico's van wezenlijk belang. In 2008 heeft een risico-inventarisatie<br />
plaatsgevonden op basis van de Financiële Instellingen<br />
Risicoanalyse Methodiek (FIRM) van de Nederlandsche Bank.<br />
Naar aanleiding van die inventarisatie heeft <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> risicobeleid<br />
opgesteld, waarin de belangrijkste risicocategorieën en daarbij<br />
horende beheersmaatregelen zijn vastgelegd. In <strong>2011</strong> is op de<br />
studiedag uitgebreid bij het risicobeleid stilgestaan en een aantal<br />
onderwerpen inhoudelijk behandeld.<br />
Begin 2012 heeft op verzoek van het bestuur een toets plaatsgevonden<br />
op de opzet en bestaan van het risicobeleid van het fonds<br />
met betrekking op boekjaar <strong>2011</strong>. De resultaten daarvan worden<br />
in de commissie AO besproken en indien daar aanleiding voor<br />
is besluit het bestuur tot acties ter verbetering en opvolging van<br />
de geconstateerde bevindingen. Met deze aanpak ziet het bestuur<br />
strikter toe op adequate naleving van het risicobeleid en is zij in<br />
staat meer in control te zijn.<br />
In dit hoofdstuk worden de vastgelegde risicocategorieën uit het<br />
risicobeleid afzonderlijk besproken en wordt gerapporteerd over<br />
de geïmplementeerde beheersmaatregelen in het verslagjaar.<br />
Matchingrisico<br />
Dit risico vloeit voort uit de verschillen die bestaan tussen de<br />
verplichtingen en de beleggingen van het fonds. Dit betreft onder<br />
andere verschillen in inflatie- en rentegevoeligheid, het valutarisico<br />
van de beleggingen en liquide middelen.<br />
Beleid en beheersing<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> wil de matchingrisico’s zoveel mogelijk afdekken, met<br />
als uitgangspunt een maximaal premie- en pensioenresultaat en<br />
een zo laag mogelijke kans op onderdekking. De matchingrisico's<br />
worden periodiek geanalyseerd door middel van een Asset-Liability<br />
Management (ALM) studie. In een ALM-studie worden de beleggingen<br />
en de pensioenverplichtingen op elkaar afgestemd. Dat leidt<br />
tot een strategische asset allocatie. Aan de hand daarvan maakt het<br />
bestuur keuzes ten aanzien van de beleggingen en wordt er jaarlijks<br />
via een beleggingsplan een normportefeuille opgesteld.<br />
Gedurende het verslagjaar heeft voortdurend monitoring plaatsgevonden<br />
op het beleggingsplan en de risicostructuur van het fonds. Hiervoor<br />
is een risicomodel van de uitvoerder gebruikt, waarmee de gevoeligheden<br />
naar marktfactoren van de beleggingsportefeuille inzichtelijk<br />
zijn gemaakt. Het bestuur is elk kwartaal over de voortgang en resultaten<br />
van de beleggingen geïnformeerd.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
53<br />
Ten gevolge van de wereldwijde kredietcrisis is het fonds gedurende<br />
het verslagjaar in onderdekking geweest. Daarover wordt op een<br />
andere plaats in het jaarverslag gerapporteerd.<br />
Renterisico<br />
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de<br />
duration. De effectieve duration van de beleggingen exclusief derivaten<br />
bedraagt 5,0 en inclusief derivaten 18,7. De modified duration<br />
van de verplichtingen bedraagt 18,6. Het renteafdekkingsbeleid<br />
wordt uitgedrukt als percentage van het renterisico van de nettoverplichtingen.<br />
Het renterisico van de nettoverplichtingen wordt<br />
gedefinieerd als het renterisico van de verplichtingen minus het<br />
renterisico van de vastrentendewaardenportefeuilles. De bovenstaande<br />
durations leiden tot een netto renteafdekkingspercentage<br />
van 47,3 procent.<br />
Marktrisico<br />
Het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen<br />
van verhandelbare financiële instrumenten binnen de beleggingsportefeuille.<br />
Beleid en beheersing<br />
Bij de strategische asset allocatie streeft <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> naar een goede<br />
afweging tussen risico en rendement. Er is een evenwichtige verdeling<br />
over beleggingscategorieën gemaakt. Ten aanzien van de<br />
beleggingen in aandelen is gezorgd voor een evenwichtige verdeling<br />
over regio's. Daarbij is gebruik gemaakt van bandbreedtes voor beleggingscategorieën<br />
en regio's om risico's te spreiden. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft<br />
geen beleggingen in of met individuele partijen groter dan 5 procent<br />
van de desbetreffende beleggingscategorie. Er zijn tevens begrenzingen<br />
gesteld ten aanzien van de instrumenten waarin is belegd en de<br />
maximale posities die zijn ingenomen.<br />
Maandelijks zijn externe managers die een gedeelte van het vermogen<br />
beleggen op deze afspraken gemonitord. Tevens zijn hun prestaties<br />
getoetst aan een benchmark. Elk kwartaal is het bestuur over de<br />
voortgang en prestaties geïnformeerd.<br />
De normatieve regioverdeling van de aandelenportefeuille voor <strong>2011</strong><br />
is vermeld in de tabel op de volgende pagina.
Regio Percentage <strong>2011</strong> Percentage 2010<br />
Europa 38,2 34,7<br />
Verenigde Staten 38,7 38,0<br />
Japan 3,7 5,7<br />
Pacific (exclusief Japan) 3,2 4,9<br />
Opkomende markten 16,2 16,7<br />
Totaal 100,0 100,0<br />
Daarnaast worden de aandelen ook over verschillende sectoren verspreid.<br />
De sectorverdeling van de aandelenportefeuille ultimo <strong>2011</strong> is<br />
in de onderstaande tabel te zien.<br />
Sector Percentage <strong>2011</strong> Percentage 2010<br />
Consumptiegoederen 19,3 20,0<br />
Financiële instellingen 18,1 20,4<br />
Energie 15,0 13,2<br />
Farmacie 9,1 7,6<br />
Industrie en transport 9,0 10,1<br />
ICT 9,4 9,8<br />
Telecom 5,4 4,6<br />
Basisindustrie 8,3 7,1<br />
Overig 6,4 7,2<br />
Totaal 100,0 100,0<br />
Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastgoed naar valuta.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
54<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
In duizenden euro’s Percentage In duizenden euro’s Percentage<br />
EUR 3.989 26,0 8.161 62,3<br />
USD 5.642 36,8<br />
GBP 1.541 10,0 2.418 18,5<br />
JPY 658 4,3<br />
Overig 3.520 22,9 2.517 19,2<br />
Totaal 15.350 100,0 13.096 100,0
Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastgoed over beursgenoteerde<br />
en niet-beursgenoteerd vastgoed naar regio.<br />
Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastrentende waarden<br />
naar valuta.<br />
Onderstaand overzicht geeft de indeling van aandelen naar valuta.<br />
Beursgenoteerd <strong>2011</strong> Beursgenoteerd 2010 Niet-beursgenoteerd <strong>2011</strong> Niet-beursgenoteerd 2010<br />
Europa 4.337 12.937 2.003 159<br />
Noord-Amerika 5.837 -- 299<br />
Overig 2.654 - 220<br />
Totaal 12.828 12.937 2.522 159<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
55<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
In duizenden euro’s Percentage In duizenden euro’s Percentage<br />
EUR 58.846 69,7 75.240 95,6<br />
USD 24.182 28,7 - -<br />
GBP 10 - 3.473 4,4<br />
Overig 1.322 1,6 - -<br />
Totaal 84.360 100,0 78.713 100,0<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
In duizenden euro’s Percentage In duizenden euro’s Percentage<br />
EUR 3.744 16,0 4.034 15,9<br />
USD 9.088 38,8 9.634 38,1<br />
GBP 2.906 12,5 2.948 11,6<br />
JPY 871 3,7 1.455 5,7<br />
Overig 6.786 29,0 7.271 28,7<br />
Totaal 23.395 100,0 25.342 100,0
Kredietrisico<br />
Het kredietrisico is het risico dat een debiteur niet aan haar rente- en<br />
aflossingsverplichtingen kan voldoen.<br />
Beleid en beheersing<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft de beleggingen in schuldpapier en verstrekte kredieten<br />
gespreid over verschillende tegenpartijen. Binnen de portefeuille<br />
van vastrentende waarden is bijna uitsluitend belegd in de investment<br />
grade categorie. Dit is de categorie van vastrentende waarden met<br />
een hoge kredietwaardigheid. In de categorie non-investment grade is<br />
beperkt geïnvesteerd.<br />
In de onderstaande tabel is te zien hoe de portefeuille met vastrentende<br />
waarden ultimo <strong>2011</strong> is opgebouwd. De classificaties AAA tot<br />
en met BBB behoren tot de investment grade categorie.<br />
De onzekerheden in de financiële markten werden in <strong>2011</strong> sterk<br />
beïnvloed door de ten opzichte van 2010 verder toegenomen zorgen<br />
over de kredietwaardigheid van overheden. Vooral in een aantal<br />
Europese landen (Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje, of<br />
de zogenaamde PIIGS-landen) is de houdbaarheid van de overheidsfinanciën<br />
in de gevarenzone terecht gekomen. De markten hebben<br />
de gevolgen van de staatsschuldencrisis gedurende het jaar gevoeld.<br />
De specificatie van de beleggingen in PIIGS-landen voor <strong>2011</strong> is vermeld<br />
in de tabel hiernaast.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
56<br />
<strong>2011</strong> 2010<br />
In duizenden euro’s Percentage In duizenden euro’s Percentage<br />
AAA 41.009 48,6 32.508 41,3<br />
AA 15.108 17,9 18.715 23,8<br />
A 12.716 15,1 12.847 16,3<br />
BBB 10.601 12,6 8.750 11,1<br />
Lager dan BBB 4.922 5,8 5.893 7,5<br />
Geen rating 4 - - -<br />
Totaal 84.360 100,0 78.713 100,0<br />
Marktwaarde beleggingen staatsobligaties en index-linked obligaties<br />
in PIIGS-landen<br />
Classificatie Marktwaarde <strong>2011</strong><br />
(in duizenden euro’s)<br />
Marktwaarde 2010<br />
(in duizenden euro’s)<br />
Portugal 6 562<br />
Italië 6.014 8.516<br />
Ierland 425 469<br />
Griekenland 106 1.568<br />
Spanje 2.471 2.387<br />
Totaal 9.022 13.502
Om het risico ten aanzien van tegenpartijen inzake over the counter-<br />
derivaten (OTC-derivaten) te beheersen, is gebruikgemaakt van<br />
collateral management. Bij verhandeling van derivaten ‘over the counter’<br />
wordt buiten de beurs om direct zaken gedaan door beide betrokken<br />
partijen. Collateral management is erop gericht om het tegenpartijenrisico<br />
bij verstrekte kredieten terug te brengen door middel van<br />
onderpand, zoals uitruil van gelden of (kortlopende) obligaties. Deze<br />
uitruil gaat twee kanten op.<br />
Per balansdatum lopen alle OTC-derivaten via APG Treasury Center<br />
bv. Dit is een centrale wederpartij voor de aan- en verkopen van OTCderivaten<br />
voor een groot deel van de fondsen waarin wordt belegd.<br />
Per balansdatum is er met APG Treasury Center bv geen onderpand<br />
uitgewisseld. Voor het ontbreken van uitwisseling van onderpanden<br />
wordt een vergoeding betaald van vier basispunten over de aangegane<br />
positie. Beide partijen hebben het recht om onderpand op te<br />
vragen indien zij dit nodig achten. De tegenpartij is in dat geval<br />
juridisch verplicht het onderpand te leveren. Om aan het leveren van<br />
onderpand te kunnen voldoen, beoordeelt <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> ieder jaar in<br />
het goedgekeurde beleggingsplan de liquiditeitsrisico's. Ook dit jaar<br />
heeft het bestuur beoordeeld dat deze risico's beheerst zijn.<br />
Verzekeringstechnisch risico<br />
Dit is het risico dat (toekomstige) uitkeringen niet gefinancierd kunnen<br />
worden uit premie- of beleggingsinkomsten door onjuiste en<br />
onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling<br />
en premiestelling van de pensioenaanspraken.<br />
Beleid en beheersing<br />
Elk jaar worden de technische voorzieningen, de pensioenpremies<br />
en het minimaal vereist vermogen vastgesteld op basis van prudente<br />
grondslagen (ABTN). Bij de vaststelling van de grondslagen zijn de<br />
voorschriften uit de Pensioenwet nageleefd, onder meer door rekening<br />
te houden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De<br />
toetsing van deze grondslagen is uitgevoerd en gecertificeerd door een<br />
externe actuaris. Elk jaar wordt een technische analyse uitgevoerd om<br />
vast te stellen tot welk resultaat de uitgangspunten hebben geleid.<br />
Elk kwartaal is een solvabiliteitstoets uitgevoerd en aan het bestuur<br />
gerapporteerd. Daarin is vastgesteld of voldoende beschikbaar eigen<br />
vermogen aanwezig is om de risico’s van daling van het belegde vermogen<br />
en/of rentedaling op te vangen.<br />
In 2009 is als onderdeel van het herstelplan een continuïteitsanalyse<br />
uitgevoerd waarin de financiële positie van het fonds op langere<br />
termijn is beoordeeld. Een nadere toelichting op het herstelplan is<br />
afzonderlijk in dit jaarverslag opgenomen.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
57<br />
Omgevingsrisico<br />
Dit is het risico van externe veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen,<br />
belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat.<br />
Beleid en beheersing<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft een grote verantwoordelijkheid tegenover de deelnemers<br />
aan de pensioenregeling en de pensioengerechtigden. Dit<br />
verplicht het fonds tot een transparant en constant toezicht om de belangen<br />
van alle betrokken partijen te behartigen. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> beschikt<br />
onder meer over een verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie<br />
om deze transparantie en dit toezicht te borgen. In <strong>2011</strong> heeft het verantwoordingsorgaan<br />
haar oordeel over het handelen van het bestuur<br />
gegeven. Dit oordeel en de reactie daarop van het bestuur zijn afzonderlijk<br />
in dit jaarverslag opgenomen. De visitatiecommissie van <strong>Bpf</strong>-<br />
<strong>Mortel</strong> heeft ook in <strong>2011</strong> gerapporteerd. Deze commissie bestaat uit<br />
drie externe, onafhankelijke en deskundige leden. De samenvatting<br />
van de bevindingen van de visitatiecommissie en de reactie daarop<br />
van het bestuur zijn afzonderlijk in dit jaarverslag opgenomen.<br />
In <strong>2011</strong> heeft het bestuur verschillende keren gesproken over de mogelijkheid<br />
om aan te sluiten bij een groter bedrijfstakpensioenfonds<br />
zodat de continuïteit van de pensioentoezegging aan deelnemers ook<br />
op langere termijn kan worden geborgd. Daarover is in het verslagjaar<br />
nog geen besluit genomen; het traject wordt in 2012 voortgezet.<br />
Het bestuur streeft een hoog niveau van deskundigheid na en<br />
beschikt in dat kader over een deskundigheidsplan. Als gevolg van<br />
toetreding van nieuwe bestuursleden in 2010 en naar aanleiding<br />
van de zelfevaluatie die het bestuur heeft uitgevoerd, is het deskundigheidsplan<br />
en de bijbehorende deskundigheidsmatrix eind<br />
<strong>2011</strong> geactualiseerd. Zodoende heeft het bestuur inzichtelijk welke<br />
cursussen bestuursleden dienen te volgen om de benodigde individuele<br />
en collectieve deskundigheid bij te houden of te vergroten.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> volgt nadrukkelijk de maatschappelijke ontwikkelingen<br />
in Nederland en omliggende landen en stelt indien nodig haar<br />
beleid hierop bij. Tijdens bestuursvergaderingen zijn actuele ontwikkelingen<br />
op het gebied van pensioenen en vermogensbeheer<br />
besproken en wordt het bestuur door derden geïnformeerd over<br />
relevante maatschappelijke ontwikkelingen.<br />
Het bestuur beschikt over een communicatiebeleid wat begin <strong>2011</strong><br />
is opgesteld. Het bestuur heeft in het verslagjaar op basis van voorstellen<br />
van de Commissie Communicatie een aantal communicatieuitingen<br />
verricht. Onder andere via haar website informeert <strong>Bpf</strong>-<br />
<strong>Mortel</strong> haar belanghebbenden over ontwikkelingen die voor hen<br />
van belang zijn. De besluiten die het bestuur heeft genomen naar
aanleiding van het achterblijven bij het herstelplan, te weten een<br />
voorgenomen kortingsbesluit, zijn per brief naar alle (gewezen)<br />
deelnemers en pensioengerechtigden gecommuniceerd. Deze brieven<br />
hebben slechts in beperkte mate geleid tot vragen of reacties<br />
van belanghebbenden. Tevens beschikt het fonds over een communicatieprocedure<br />
die in geval van een crisissituatie in werking<br />
treedt (Protocol Crisissituaties). Dit protocol heeft in <strong>2011</strong> niet in<br />
werking hoeven treden.<br />
Het fonds beschikt over een deelnemersraad waarin vertegenwoordigers<br />
van deelnemers en gepensioneerden zitting hebben. Aan<br />
deze raad vraagt het bestuur advies over belangrijke beleidsaangelegenheden.<br />
De deelnemersraad heeft in <strong>2011</strong> gezamenlijk met<br />
het verantwoordingsorgaan vergaderd en zijn rol gebruikt om het<br />
bestuur over een aantal onderwerpen te adviseren (zie elders in het<br />
jaarverslag).<br />
Operationeel risico<br />
Dit is het risico dat samenhangt met ondoelmatige of ondoeltreffende<br />
procesinrichting, procesuitvoering of productontwikkeling.<br />
Beleid en beheersing<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> zorgt ervoor dat haar processen aantoonbaar in control<br />
zijn. Daarvoor heeft het fonds met haar opdrachtnemers, Cordares<br />
Pensioenen bv en APG Investment Services nv, afgesproken dat deze<br />
een ISAE3402-verklaring (voorheen SAS70) verstrekken. Belangrijke<br />
onderdelen van een dergelijke verklaring zijn het oordeel van de<br />
externe accountant en de reactie van het management (van de opdrachtnemer)<br />
op bevindingen.<br />
Cordares Pensioenen bv beschikt over een Assurance-rapport met<br />
betrekking tot het ISAE3402 Type II-rapport over <strong>2011</strong>. Ten aanzien<br />
van de IT-ondersteuning op de uitvoering van de pensioenadministratie<br />
heeft de externe accountant van Cordares twee opmerkingen<br />
gemaakt. De opdrachtnemer heeft in een reactie aan het bestuur<br />
aangegeven dat dit tot een beperkt risico heeft geleid.<br />
Ook APG Investment Services nv heeft over <strong>2011</strong> een Assurancerapport<br />
met betrekking tot het ISAE3402 Type II-rapport verkregen.<br />
Daarin heeft de externe accountant geen opmerkingen gemaakt over<br />
processen die niet in control zijn geweest.<br />
Elk kwartaal heeft over de kosten van het pensioenbeheer en vermogensbeheer<br />
rapportage aan het bestuur plaatsgevonden. Als input<br />
voor de verlenging van de pensioenbeheerovereenkomst en de totstandkoming<br />
van de vermogensbeheerovereenkomst, is vanuit het<br />
fonds onderzoek gedaan naar de tariefstelling.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
58<br />
Uitbestedingsrisico<br />
Dit is het risico dat de continuïteit, integriteit en kwaliteit van het<br />
fonds in gevaar komt door aan derden uitbestede activiteiten. Het<br />
kan dan bijvoorbeeld gaan om IT-diensten, operationele processen<br />
of ondersteunende diensten.<br />
Beleid en beheersing<br />
Met betrekking tot de continuïteit van de opdrachtnemers is door het<br />
bestuur met Cordares Pensioenen bv een driejarige overeenkomst gesloten<br />
met betrekking tot de uitvoering van de pensioenadministratie,<br />
ingaande per 1 januari <strong>2011</strong>. In 2010 is met APG Investment Services<br />
nv een contract ondertekend voor het vermogensbeheer. Het beleid van<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> ten aanzien van deze uitbestedingen, is afgestemd op de uitgangspunten<br />
van de Uitbestedingsrichtlijn van de Nederlandsche Bank<br />
welke per 2007 is opgenomen in de Wet op het financieel toezicht (Wft).<br />
Over de kwaliteit van de dienstverlening heeft het bestuur specifieke<br />
prestatieafspraken gemaakt met de opdrachtnemers. Elk kwartaal<br />
rapporteren de opdrachtnemers over de voortgang en status van deze<br />
prestaties. Het bestuur monitort dit nauwgezet en heeft de opdrachtnemers<br />
in <strong>2011</strong> aangesproken in de gevallen waarbij de prestaties niet<br />
van voldoende niveau waren.<br />
De opdrachtnemers geven een in control statement af bij de aan hen<br />
uitbestede processen (zie operationeel risico).<br />
IT-risico<br />
Dit is het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening<br />
onvoldoende ondersteund of beveiligd worden op het gebied van<br />
automatisering.<br />
Beleid en beheersing<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> beschikt over een IT-ondersteuning waarmee de continuïteit<br />
van de bedrijfsprocessen en de beveiliging van de (pensioen)<br />
gegevens is geborgd. Daarnaast hanteert het IT-bedrijf van de opdrachtnemers<br />
van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> de uitgangspunten van de Code voor<br />
informatiebeveiliging. Het IT-bedrijf van Cordares Pensioenen bv is<br />
hierop in <strong>2011</strong> gecertificeerd. Tevens hebben de opdrachtnemers een<br />
actueel calamiteitenplan om de continuïteit van de dienstverlening te<br />
kunnen borgen. Dit plan is in <strong>2011</strong> succesvol getest door het simuleren<br />
van een calamiteit en zowel het rekencentrum als de belangrijkste<br />
processen op een uitwijklocatie te herstarten.<br />
Er is voorts een changemanagement proces, waarmee elke wijziging<br />
in de IT-infrastructuur op gecontroleerde wijze wordt afgehandeld.<br />
De werking van dit proces en andere belangrijke IT-processen is
opgenomen in de in control statements van de opdrachtnemers (zie<br />
operationeel risico).<br />
Integriteitsrisico<br />
Dit is het risico dat de integriteit van het fonds negatief wordt beïnvloed<br />
door niet-integere, onethische gedragingen van de organisatie<br />
of zijn medewerkers. De norm die hierbij wordt gehanteerd, berust<br />
op de bepalingen in wet- en regelgeving en de door het fonds zelf<br />
opgestelde normen. Compliancerisico’s worden hieronder ook verstaan.<br />
Beleid en beheersing<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft een goede reputatie binnen het maatschappelijke<br />
verkeer. Deze reputatie wil het fonds handhaven. Hierbij is de beheersing<br />
van compliancerisico's van groot belang. Alle bestuurders van<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> hebben een gedragscode ondertekend. Bestuursleden<br />
rapporteren in elke bestuursvergadering over compliance aangelegenheden<br />
en naleving van de gedragscode. Een externe compliance<br />
officer ziet hier op toe en heeft zijn bevindingen over het verslagjaar<br />
gerapporteerd. Over het gevoerde beleid heeft het bestuur verantwoording<br />
afgelegd aan het verantwoordingsorgaan. Daarnaast<br />
heeft de visitatiecommissie onderzoek gedaan naar de bestuurlijke<br />
processen en structuren, alsmede het bestuursbeleid op de lange<br />
termijn. Bevindingen van beide commissies zijn apart opgenomen<br />
in dit jaarverslag.<br />
Het bestuur heeft in 2009 geïnventariseerd in hoeverre er sprake<br />
is van beheerst beloningsbeleid binnen het fonds, bij de opdrachtnemers<br />
en bij de externe adviseurs. De Principes van beheerst<br />
beloningsbeleid (zoals uitgevaardigd door AFM en DNB) worden<br />
voldoende nageleefd.<br />
Het fonds vindt het van groot belang dat zij maatschappelijk verantwoord<br />
belegd. Het bestuur heeft in dit kader uitgangspunten<br />
in beleggingsprincipes vastgelegd die aansluiten bij internationale<br />
principes (van onder andere de VN). De vermogensbeheerder<br />
handelt binnen deze principes en doet daarvan jaarlijks uitgebreid<br />
verslag.<br />
Om een goede afwikkeling van klachten en geschillen met deelnemers<br />
en gepensioneerden te borgen, beschikt het fonds over een<br />
klachtenprocedure. Elk kwartaal rapporteert de pensioenbeheerder<br />
over het aantal en de afwikkelingen van de klachten. In <strong>2011</strong> heeft<br />
geen Gevalsbehandeling door het bestuur plaatsgevonden.<br />
De belangrijkste opdrachtnemers beschikken over een integriteitsbeleid,<br />
waarin de maatregelen zijn opgenomen om de integriteit<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
59<br />
van de mede werkers die zijn betrokken bij de uitvoering van het<br />
pensioenbeheer en het vermogensbeheer te waarborgen. Zo hanteren<br />
beide opdrachtnemers een gedragscode voor het personeel<br />
en beschikken beiden over een compliance officer. Daarnaast hebben<br />
alle medewerkers van Cordares Vermogensbeheer de AFMinsiderscode<br />
ondertekend. Controle op naleving daarvan is (gedeeltelijk)<br />
extern belegd. Bij de opdrachtnemers zijn geen vermoedens<br />
van het witwassen van gelden of financiering van terrorisme<br />
bekend.<br />
Juridisch risico<br />
Dit risico heeft betrekking op de veranderingen in en de naleving van<br />
wet- en regelgeving en de mogelijkheid dat het fonds wordt bedreigd<br />
in zijn rechtspositie. Hierbij geldt dat rekening wordt gehouden met<br />
de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of<br />
incorrect zijn gedocumenteerd.<br />
Beleid en beheersing<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft de advisering over de wet- en regelgeving uitbesteed<br />
aan een professionele uitvoerder van pensioen- en vermogensbeheer<br />
met aantoonbare deskundigheid en ervaring. Het bestuur van <strong>Bpf</strong>-<br />
<strong>Mortel</strong> laat zich periodiek informeren over de voorgenomen wijzigingen<br />
in wet- en regelgeving en de consequenties daarvan. De opdrachtnemers<br />
beschikken over medewerkers met langjarige ervaring<br />
en expertise op het gebied van de wet- en regelgeving. In <strong>2011</strong> heeft<br />
de advisering op dit gebied op het vereiste niveau plaatsgevonden.<br />
Het fonds laat al zijn aangegane contractuele verplichtingen toetsen<br />
door externe deskundigen. Zo heeft in 2010 een juridische toets<br />
plaatsgevonden op de vermogensbeheerovereenkomst die met APG<br />
Investment Services nv is afgesloten. Voor de individuele bestuursleden<br />
van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> geldt een vrijwaring voor de kosten voor rechtsbijstand<br />
in het geval een bestuurslid namens het fonds hoofdelijk<br />
aansprakelijk wordt gesteld.<br />
Ondertekening van de jaarrekening<br />
Amsterdam, 28 juni 2012<br />
Namens het bestuur,<br />
A.A.J. Heijnen<br />
Mr. J.A.H. Pustjens
Overige gegevens<br />
Statutaire bestemming van het saldo van<br />
baten en lasten<br />
In de statuten zijn geen aanvullende regelingen met betrekking tot<br />
de bestemming van het saldo van baten en lasten vastgesteld. Het<br />
saldo van baten en lasten over <strong>2011</strong> is toegevoegd aan de algemene<br />
reserve.<br />
Gebeurtenissen na balansdatum<br />
Voorlopig besluit tot verlagen van de pensioenen<br />
Het herstelplan gaat ervan uit dat de dekkingsgraad aan het einde<br />
van 2013 weer op het minimale vereiste niveau is. Op basis van de<br />
financiële positie eind <strong>2011</strong> en de vooruitzichten voor het komende<br />
jaar zal het fonds dat niet halen. Het bestuur van het fonds moest<br />
het voorlopige besluit nemen om de pensioenen in 2013 te verlagen.<br />
Hierbij gaat het om de opgebouwde en reeds ingegane pensioenen.<br />
De verlaging is 3,0 procent.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
60
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant<br />
Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de<br />
Betonmortelindustrie<br />
Verklaring betreffende de jaarrekening<br />
Wij hebben de jaarrekening <strong>2011</strong> van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds<br />
voor de Betonmortelindustrie te Amsterdam gecontroleerd.<br />
Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december<br />
<strong>2011</strong> en de staat van baten en lasten over <strong>2011</strong> met de toelichting,<br />
waarin een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële<br />
verslaggeving is opgenomen.<br />
Verantwoordelijkheid van het bestuur<br />
Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de<br />
Betonmortelindustrie is verantwoordelijk voor het opmaken van de<br />
jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te<br />
geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming<br />
met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende<br />
Burgerlijk Wetboek (BW), met inachtneming van het bepaalde in<br />
artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor<br />
een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het<br />
opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen<br />
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.<br />
Verantwoordelijkheid van de accountant<br />
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de<br />
jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle<br />
verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de<br />
Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de<br />
voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle<br />
zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid<br />
wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel<br />
belang bevat.<br />
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging<br />
van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de<br />
jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van<br />
de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van<br />
het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van<br />
materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.<br />
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de<br />
interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken<br />
van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op<br />
het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de<br />
omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot<br />
doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van<br />
de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
61<br />
evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële<br />
verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur<br />
van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het<br />
algehele beeld van de jaarrekening.<br />
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie<br />
voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te<br />
bieden.<br />
Oordeel<br />
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de<br />
grootte en de samenstelling van het vermogen van de Stichting<br />
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie per 31 december<br />
<strong>2011</strong> en van het saldo van baten en lasten over <strong>2011</strong> in overeenstemming<br />
met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van het<br />
bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.<br />
Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden<br />
Wij vestigen de aandacht op pagina 11 van het bestuursverslag, pagina<br />
45 van de jaarrekening alsmede pagina 60 van de overige gegevens,<br />
waarin het bestuur meldt besloten te hebben dat tenzij de dekkingsgraad<br />
op 31 december 2012 voldoende zal zijn verbeterd per 1 april<br />
2013 zal worden overgegaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken<br />
en rechten. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.<br />
Verklaring betreffende overige bij of<br />
krachtens de wet gestelde eisen<br />
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat<br />
ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het<br />
onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,<br />
overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en dat de in artikel<br />
2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd.<br />
Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat<br />
kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist<br />
in artikel 2:391 lid 4 BW.<br />
Amsterdam, 28 juni 2012<br />
Ernst & Young Accountants LLP<br />
mr. drs. G.H.C. de Méris RA
Actuariële verklaring<br />
Opdracht<br />
Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Beton mortelindustrie<br />
te Amsterdam is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht<br />
verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in<br />
de Pensioenwet over het boekjaar <strong>2011</strong>.<br />
Gegevens<br />
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door<br />
en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur<br />
van het pensioenfonds.<br />
Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van<br />
de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens<br />
die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.<br />
In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant<br />
en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen<br />
van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds<br />
mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de<br />
betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens<br />
en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming<br />
van belang zijn.<br />
Werkzaamheden<br />
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de<br />
artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.<br />
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens<br />
en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig<br />
dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde<br />
berekeningen heb aanvaard.<br />
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:<br />
• heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het<br />
minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen<br />
toereikend zijn vastgesteld, en<br />
• heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het<br />
pensioenfonds.<br />
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate<br />
van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden<br />
van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over<br />
de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum<br />
aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking<br />
nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
62<br />
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in<br />
overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende<br />
normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een<br />
deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.<br />
Oordeel<br />
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven<br />
berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend<br />
vastgesteld.<br />
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum<br />
lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.<br />
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen,<br />
aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort.<br />
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd<br />
dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet,<br />
met uitzondering van de artikelen 131, lid 1, 132, lid 1, en 133 in verband<br />
met het negatieve eigen vermogen van het fonds.<br />
Er is sprake van consistentie tussen de gewekte verwachting, de<br />
financiering en het realiseren van toeslagen. Echter, op basis van<br />
het herstelplan zal het pensioenfonds voorlopig niet in staat zijn om<br />
uitvoering aan het toeslagbeleid te kunnen geven.<br />
Het pensioenfonds heeft het voorgenomen besluit genomen om de<br />
pensioenaanspraken en pensioenrechten per 1 april 2013 te zullen<br />
korten. Deze korting is niet in aanmerking genomen bij de vaststelling<br />
van de technische voorzieningen.<br />
De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor<br />
de Betonmortelindustrie is naar mijn mening slecht, vanwege een<br />
dekkingstekort.<br />
Amstelveen, 28 juni 2012<br />
Drs. J.E.J. Vink AAG<br />
verbonden aan Mercer Certificering B.V.
Bijlage Bestuursleden<br />
In het verslagjaar heeft het bestuur zesmaal vergaderd. De hoogte van<br />
de vacatiegeldvergoeding voor de bestuursleden bedroeg in <strong>2011</strong> 27<br />
dui zend euro (inclusief reis- en verblijfkosten). De vacatiegeldvergoeding<br />
van de bestuursleden is gebaseerd op de vergoedingsregeling van<br />
de Sociaal Economische Raad (SER), die gold in de periode <strong>2011</strong>-2012.<br />
Hierin staat de onkostenvergoeding van de onder het toezicht van de<br />
SER staande publiekrechtelijke instellingen van werkgevers en werknemers.<br />
Bestuursleden aan werkgeverszijde<br />
(stand per 31 december <strong>2011</strong>)<br />
De heer J.A.H. Pustjens<br />
Functie in bestuur: voorzitter werkgeverszijde<br />
Geboortejaar: 1959<br />
Nationaliteit: Nederlandse<br />
Benoemende organisatie: VOBN<br />
Andere relevante functies voor de bestuursfunctie:<br />
• Directeur pensioenfonds ENCI<br />
• Onderhandelaar namens VOBN bij onderhandelingen Caopartijen<br />
<strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen, tevens lid<br />
Cao-partijen <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen<br />
• Bestuurslid van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor<br />
de <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SVM)<br />
• Bestuurslid van de Stichting Sociaal Fonds voor de <strong>Mortel</strong>- en<br />
<strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SFM)<br />
Mevrouw E. Hendriks<br />
Functie in bestuur: bestuurslid werkgeverszijde, tevens secretaris<br />
werkgeverszijde<br />
Geboortejaar: 1960<br />
Nationaliteit: Nederlandse<br />
Benoemende organisatie: VOBN<br />
Andere relevante functies voor de bestuursfunctie<br />
• Manager Personeel & Organisatie Cementbouw<br />
• Onderhandelaar namens VOBN bij onderhandelingen Caopartijen<br />
<strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen, tevens lid<br />
Cao-partijen <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen<br />
• Bestuurslid van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor<br />
de <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SVM)<br />
• Bestuurslid van de Stichting Sociaal Fonds voor de <strong>Mortel</strong>- en<br />
<strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SFM)<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
63<br />
De heer J.T. Hendriks<br />
Functie in bestuur: bestuurslid werkgeverszijde<br />
Geboortejaar: 1961<br />
Nationaliteit: Nederlandse<br />
Benoemende organisatie: VOBN<br />
Andere relevante functies voor de bestuursfunctie:<br />
• Bestuurslid van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor<br />
de <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SVM)<br />
• Bestuurslid van de Stichting Sociaal Fonds voor de <strong>Mortel</strong>- en<br />
<strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SFM)<br />
Bestuursleden aan werknemerszijde<br />
(stand per 31 december <strong>2011</strong>)<br />
De heer A.A.J. Heijnen<br />
Functie in bestuur: voorzitter werknemerszijde<br />
Geboortejaar: 1950<br />
Nationaliteit: Nederlandse<br />
Benoemende organisatie: FNV Bouw<br />
Andere relevante functies voor de bestuursfunctie:<br />
• Werknemersvoorzitter <strong>Bpf</strong>-Meubelindustrie<br />
• Bestuurslid <strong>Bpf</strong>-Houthandel<br />
• Bestuurslid BPF Jachtbouw<br />
• Bestuurslid <strong>Bpf</strong>-Houtverwerkende Industrie<br />
• Bestuurslid van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor<br />
de <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SVM)<br />
Mevrouw J.H. Mud<br />
Functie in het bestuur: bestuurslid werknemerszijde<br />
Geboortejaar: 1958<br />
Nationaliteit: Nederlandse<br />
Benoemende organisatie: FNV Bouw<br />
Andere relevante functies voor de bestuursfunctie:<br />
• Bestuurslid van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor<br />
de <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SVM).
De heer H.J. Wuijten fungerend secretaris (CNV Vakmensen)<br />
Functie in bestuur: bestuurslid werknemerszijde,<br />
secretaris werknemerszijde<br />
Geboortejaar: 1956<br />
Nationaliteit: Nederlandse<br />
Benoemende organisatie: CNV Vakmensen<br />
Andere relevante functies voor de bestuursfunctie:<br />
• Werknemerssecretaris Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden<br />
Schildersbedrijf<br />
• Bestuurslid Stichting Houdstermaatschappij SFS<br />
• Beleggingsadviescommissie BPF Schilders<br />
• Bestuur/secretaris SFS Diensten Holding<br />
• Bestuurslid Stichting Administratiekantoor Afbouw<br />
• Bestuurslid Stichting Vakantiefonds Schildersbedrijf<br />
• Werknemerssecretaris Stichting KBB Savantis<br />
• Werknemerssecretaris Stichting Savantis Vakcentrum<br />
• Werknemerssecretaris O&O fonds Schilders<br />
• Secretaris Stichting Loopbaan & OpLeidingsfonds<br />
• Bestuurslid stichting Bevordering Platform VMBO Bouwtechniek<br />
• Plaatsvervangend bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds voor<br />
de Groothandel en Vlakglas, het Glasbewerkings- en het<br />
Glazeniersbedrijf<br />
• Bestuurslid stichting Vervroegde Uittreding voor de Groothandel<br />
en Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf<br />
• Werknemersvoorzitter Stichting Opleiding & Ontwikkeling<br />
Vlakglas<br />
• Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds voor Betonproductenindustrie<br />
• Bestuurslid stichting Vervroegd Uittreden Betonproductenindustrie<br />
• Bestuurslid stichting BPF Schilders<br />
• Bestuurslid stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor de<br />
<strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SVM)<br />
<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />
64<br />
Colofon<br />
Uitgave<br />
Cordares<br />
Basisweg 10<br />
1043 AP Amsterdam<br />
Postbus 637<br />
1000 EE Amsterdam<br />
Vormgeving en productie<br />
Dadomoto | communicatie + design, dadomoto.nl<br />
Fotografie<br />
Vincent van den Hoven Fotografie, vinzie.nl