02.09.2013 Views

Jaarverslag 2011 - Bpf-Mortel

Jaarverslag 2011 - Bpf-Mortel

Jaarverslag 2011 - Bpf-Mortel

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

<strong>Jaarverslag</strong><br />

<strong>2011</strong><br />

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie


<strong>Jaarverslag</strong> <strong>2011</strong><br />

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie


Inhoudsopgave<br />

<strong>Jaarverslag</strong> <strong>2011</strong><br />

Algemeen 5<br />

Bestuurlijke organisatie 6<br />

Kerncijfers 9<br />

Verslag van het bestuur over <strong>2011</strong> 11<br />

Bestuursvergaderingen in <strong>2011</strong> 17<br />

Algemene ontwikkelingen op pensioengebied 22<br />

Goed pensioenfondsbestuur 24<br />

Risicobeheer 28<br />

Kosten 29<br />

Rapportage van de visitatiecommissie 31<br />

Oordeel van het verantwoordingsorgaan 32<br />

Slotwoord 33<br />

Jaarrekening <strong>2011</strong><br />

Balans per 31 december <strong>2011</strong> 36<br />

Staat van baten en lasten over <strong>2011</strong> 37<br />

Kasstroomoverzicht over <strong>2011</strong> 38<br />

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 39<br />

Toelichting op de balans per 31 december <strong>2011</strong> 42<br />

Toelichting op de staat van baten en lasten over <strong>2011</strong> 48<br />

Beheersing van de risico's 53<br />

Ondertekening van de jaarrekening 59<br />

Overige gegevens<br />

Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten 60<br />

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 61<br />

Actuariële verklaring 62<br />

Bijlage<br />

Bestuursleden 63<br />

Colofon 64<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

3


<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

4


Algemeen<br />

Het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie (<strong>Bpf</strong>-<br />

<strong>Mortel</strong>) is opgericht door de organisaties van werkgevers en werknemers<br />

die representatief zijn voor de betonmortelindustrie. Het<br />

fonds heeft als doel werknemers in de betonmortelindustrie en hun<br />

gezinnen te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom,<br />

overlijden en arbeidsongeschiktheid.<br />

Solidariteit<br />

De pensioenregeling van het fonds is gebaseerd op een aantal solidariteitsbeginselen.<br />

Het premiepercentage is daar een goed voorbeeld<br />

van. Dit is namelijk voor iedere deelnemer even hoog. Hierbij<br />

maakt het fonds geen onderscheid tussen de bedrijfsomvang van<br />

de onderneming of het geslacht, de leeftijd of de gezondheid van de<br />

werknemer.<br />

Keuzemogelijkheden<br />

Binnen het fonds bouwen de deelnemers op gelijke wijze hun pensioenaanspraken<br />

op. De deelnemers hebben echter zelf in bepaalde<br />

mate invloed op hoe en wanneer ze deze aanspraken laten uitkeren.<br />

Zo kunnen ze bijvoorbeeld het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen<br />

uitruilen en het pensioen eerder of later dan hun<br />

65e laten ingaan.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

5


Bestuurlijke organisatie<br />

Het bestuur<br />

Het bestuur van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> bestaat uit zes leden. Er zijn drie<br />

leden van werkgeverszijde en drie leden van werknemerszijde. De<br />

werkgeversbestuursleden zijn benoemd door de Vereniging van<br />

Ondernemingen van Betonmortelfabrikanten in Nederland (VOBN).<br />

De werknemersbestuursleden zijn benoemd door FNV Bouw en<br />

CNV Vakmensen. Voor elk van de bestuursleden wordt vanuit de<br />

benoemende organisatie een plaatsvervanger aangewezen.<br />

Het bestuur van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> vergaderde in <strong>2011</strong> zesmaal. Eind <strong>2011</strong><br />

was de samenstelling van het bestuur als volgt:<br />

Werkgeversbestuursleden<br />

J.A.H. Pustjens, voorzitter (VOBN)<br />

E. Hendriks, fungerend secretaris (VOBN)<br />

J.T. Hendriks (VOBN)<br />

Plaatsvervangers<br />

R. van der Laar (VOBN)<br />

A. Stuvel (VOBN)<br />

Vacature (VOBN)<br />

Werknemersbestuursleden<br />

A.A.J. Heijnen, fungerend voorzitter (FNV Bouw)<br />

H.J. Wuijten, secretaris (CNV Vakmensen)<br />

J-H. Mud (FNV Bouw)<br />

Plaatsvervangers<br />

J.M.C. Snels (FNV Bouw)<br />

L. de Jong (CNV Vakmensen)<br />

Vacature (FNV Bouw)<br />

Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar of zo vaak als<br />

de fungerend voorzitter of twee andere bestuursleden dit nodig<br />

achten. Normaal gesproken vergadert het bestuur viermaal per jaar.<br />

Besluiten worden in beginsel genomen in vergaderingen waarin<br />

minimaal twee werkgevers- en twee werknemersleden aanwezig zijn.<br />

Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.<br />

Vacatiegelden<br />

Bestuurders die in het bestuur zitting hebben, ontvangen voor hun<br />

werkzaamheden vacatiegelden volgens door het bestuur vastgestelde<br />

richtlijnen. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op het besluit van de<br />

Sociaal Economische Raad (SER) ten aanzien van de vaststelling<br />

van de hoogte van vergoedingen aan leden van de SER, het dagelijks<br />

bestuur en de commissies.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

6<br />

Deelnemersraad<br />

De deelnemersraad heeft een wettelijke adviesbevoegdheid. De<br />

deelnemersraad adviseert het bestuur over door wet- en regelgeving<br />

bepaalde onderwerpen zoals premievaststelling, beleggingsbeleid en<br />

toeslagverlening. De deelnemersraad geeft daarnaast gevraagd en<br />

ongevraagd advies aan het bestuur. Eind <strong>2011</strong> was de samenstelling<br />

van de deelnemersraad als volgt:<br />

S.S. Krishna-Sharma, voorzitter (FNV Bouw)<br />

R.P.A. van Buuren, secretaris (CNV Vakmensen)<br />

A.P.B. Alderen (CNV Vakmensen)<br />

L.J.H. Coenen (CSO, Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties)<br />

H. de Lange (FNV Bouw)<br />

A.F. van Mourik (FNV Bouw)<br />

Verantwoordingsorgaan<br />

Het fonds heeft in zijn statuten bepaald dat het een verantwoordingsorgaan<br />

heeft. Hiermee volgt het fonds de Pensioenwet en de<br />

principes voor goed pensioenfondsbestuur van de Stichting van de<br />

Arbeid (STAR).<br />

Het verantwoordingsorgaan telt acht leden. Het verantwoordingsorgaan<br />

bestaat voor het merendeel uit de leden van de deelnemersraad,<br />

plus een werkgeversgeleding. Op deze manier wordt de expertise en<br />

kennis van de deelnemersraadsleden benut. De leden worden benoemd<br />

door de representatieve organisaties FNV Bouw (vier zetels,<br />

waarvan één zetel tijdelijk is afgestaan aan CSO), CNV Vakmensen<br />

(twee zetels) en VOBN (twee zetels). Eind <strong>2011</strong> was de samenstelling<br />

van het verantwoordingsorgaan als volgt:<br />

S.S. Krishna-Sharma, voorzitter (FNV Bouw)<br />

R.P.A. van Buuren, secretaris (CNV Vakmensen)<br />

K. Boer, plaatsvervangend voorzitter (FNV Bouw,<br />

namens gepensioneerden)<br />

A.P.B. Alderen (CNV Vakmensen)<br />

W.N.A. Buijks (VOBN, namens de werkgevers)<br />

L.J.H. Coenen (CSO, namens gepensioneerden)<br />

H. de Lange (FNV Bouw)<br />

Vacature (VOBN, namens de werkgevers)<br />

Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een algemeen<br />

oordeel te geven over:<br />

• het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de<br />

jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen<br />

van de visitatiecommissie van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>;


• het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar<br />

ten aanzien van bestuurszaken;<br />

• het beleid voor de toekomst;<br />

• de wijze waarop het bestuur van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> invulling geeft aan<br />

goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de<br />

Pensioenwet.<br />

Voorts heeft het verantwoordingsorgaan het recht, gevraagd of ongevraagd,<br />

een advies uit te brengen aan het bestuur over de volgende<br />

onderwerpen:<br />

• de vaststelling en wijziging van de vergoedingsregeling voor<br />

bestuursleden;<br />

• wijziging van het beleid van het bestuur ten aanzien van het<br />

verantwoordingsorgaan;<br />

• de vorm, de inrichting en de samenstelling van het interne<br />

toezicht, zoals hierboven is bedoeld;<br />

• de wijziging van het reglement van de klachtenregeling van<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>;<br />

• de vaststelling en wijziging van het communicatie- en<br />

voorlichtingsbeleid van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

7<br />

Visitatiecommissie<br />

De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden die<br />

samen het grootste deel van het taakgebied van het interne toezicht<br />

bestrijken: actuariaat, management, controle en informatietechnologie<br />

en bestuur.<br />

De visitatiecommissie heeft op basis van een opdracht van het bestuur<br />

de volgende taken:<br />

• het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen<br />

en de checks & balances (het geheel van controlemechanismen<br />

ter waarborging van het machtsevenwicht)<br />

binnen het fonds;<br />

• het beoordelen van de wijze waarop het bestuur het fonds aanstuurt;<br />

• het beoordelen van de wijze waarop het bestuur omgaat met de<br />

risico’s op lange termijn.<br />

De visitatiecommissie wil een toegevoegde waarde bieden die extra<br />

kwaliteitsborging verzekert. Om dat te realiseren zal de visitatiecommissie<br />

het fonds ongevraagd en spontaan adviseren over bijvoorbeeld<br />

de manier waarop het fonds wordt aangestuurd en de manier waarop<br />

het bestuur omgaat met de risico’s op langere termijn. Eind <strong>2011</strong> was<br />

de samenstelling van de visitatiecommissie als volgt:<br />

B.N. Smith, voorzitter<br />

P.J.C. van Eekelen<br />

C.Th. de Wuffel<br />

Advisering en ondersteuning<br />

Het bestuur laat zich bijstaan door externe adviseurs op actuarieel,<br />

beleggingstechnisch, juridisch en fiscaal gebied. Het bestuur blijft te<br />

allen tijde eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het fonds en<br />

houdt toezicht op zijn adviseurs.<br />

Adviserend actuaris<br />

Drs. M.T.J. van der Knaap, actuaris AG, verbonden aan Cordares<br />

Pensioenen bv.<br />

Certificerend actuaris<br />

Drs. J.E.J. Vink, actuaris AG, verbonden aan Mercer Certificering bv.<br />

Beleggingsadviseur<br />

APG Investment Services nv, tevens de uitvoerder


Accountant<br />

Mr. drs. G.H.C. de Méris RA, verbonden aan Ernst & Young<br />

Accountants LLP<br />

Compliance officer<br />

B. Peters, verbonden aan het Nederlands Compliance Instituut (NCI)<br />

Uitbesteding administratie en<br />

vermogensbeheer<br />

Het fonds heeft de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer<br />

volledig uitbesteed. De administratie van het fonds werd in <strong>2011</strong><br />

uitgevoerd door Cordares Pensioenen bv te Amsterdam. Voor deze<br />

taak droegen de onderstaande personen eind <strong>2011</strong> de verantwoordelijkheid:<br />

Dr. A.W.I.M. van der Wurff, voorzitter Directieraad Cordares<br />

M.J. Weerman, directeur Cordares Pensioenen bv<br />

R. van Ewijk, directeur Cordares Pensioenen bv<br />

Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door APG Investment<br />

Services nv. Eind <strong>2011</strong> waren voor het vermogensbeheer de navolgende<br />

directieleden van APG Investment Services nv verantwoordelijk:<br />

A.N. van den Berg, statutair directeur APG Investment Services nv<br />

Mr. Drs. R.W. Wuijster, statutair directeur APG Investment<br />

Services nv<br />

Nevenactiviteiten<br />

Het fonds voert geen nevenactiviteiten uit.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

8


Kerncijfers<br />

(Bedragen in duizenden euro’s)<br />

Verzekerden (in aantallen)<br />

Pensioenregeling<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

9<br />

Ultimo <strong>2011</strong> Ultimo 2010 Ultimo 2009<br />

Actieve deelnemers 1.643 1.680 1.756<br />

Arbeidsongeschikte deelnemers 79 98 109<br />

Gewezen deelnemers 3.084 2.690 2.718<br />

Pensioengerechtigden:<br />

- ouderdomspensioen 945 884 834<br />

- nabestaandenpensioen 405 379 357<br />

- wezenpensioen 15 19 20<br />

Totaal verzekerden pensioenregeling 6.171 5.750 5.794<br />

Vroegpensioenregeling<br />

Actieve deelnemers - - -<br />

Gewezen deelnemers 92 2.170 2.281<br />

Pensioengerechtigden 79 105 106<br />

Totaal verzekerden vroegpensioenregeling 171 2.275 2.387<br />

Werkgevers (in aantallen) 91 89 88<br />

Uitkeringen 3.642 3.377 3.015<br />

Pensioenuitvoeringskosten 899 839 969<br />

Pensioenuitvoeringskosten per deelnemer 0,29 0,27 0,32<br />

Ontvangen premies1 9.681 8.965 8.148<br />

Premiepercentage 30,0 29,5 28,5<br />

Toeslagpercentage (primo jaar volgend op) 0,00 0,00 0,70<br />

Inhaaltoeslagverlening percentage (primo jaar volgend op) 0,00 0,00 0,00<br />

Nettobeleggingsopbrengsten 11.431 8.448 13.994<br />

Beleggingsrendement (in procenten) 8,8 7,3 16,8<br />

Beleggingen<br />

Obligaties 84.360 78.713 75.307<br />

Aandelen 23.395 25.342 21.850<br />

Vastgoed 15.350 13.096 9.315<br />

Derivaten 13.795 5.620 2.969<br />

Alternatieve beleggingen 7.704 6.155 5.359<br />

Deposito's en kasgeldleningen 1.631 - 700<br />

Totaal beleggingen 146.235 128.926 115.500<br />

1 In de ontvangen premies is een bedrag van 0,51 miljoen inbegrepen aan premies dat betrekking heeft op voorgaande boekjaren.


<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

10<br />

Ultimo <strong>2011</strong> Ultimo 2010 Ultimo 2009<br />

Vorderingen minus schulden 1.312 214 775<br />

Liquide middelen 2 576 150<br />

Reserve aanvullingsregelingen 55- ./. 2.429 ./. 2.080 ./. 1.792<br />

Beschikbaar vermogen 145.120 127.636 114.633<br />

Technische voorzieningen<br />

Voorziening pensioenverplichtingen 153.932 127.081 107.579<br />

Voorziening voorgenomen pensioenaanpassing 0 0 749<br />

Totaal 153.932 127.081 108.328<br />

Financiële positie (in procenten)<br />

Dekkingsgraad 94,3 100,4 105,8<br />

Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,4 104,5 104,5<br />

Vereiste dekkingsgraad 113,5 114,2 115,1


Verslag van het bestuur over <strong>2011</strong><br />

Pensioenfondsen in Nederland hadden (en hebben) het financieel<br />

zwaar door de economische crisis. In <strong>2011</strong> was het vooral de<br />

staatsschuldencrisis die bijdroeg aan de onrust op de financiële<br />

markten. Grote overheidstekorten en veel werkloosheid in landen<br />

als Griekenland hadden hun weerslag op aandelenbeurzen, rentes<br />

en, uiteindelijk, op de dekkingsgraden van pensioenfondsen. De<br />

dekkingsgraad is de verhouding tussen het vermogen en de pensioenverplichtingen<br />

van het fonds. Als het fonds een dekkingsgraad<br />

heeft van 100 procent, is er precies genoeg vermogen om alle huidige<br />

én toekomstige pensioenen uit te betalen. Veel pensioenfondsen in<br />

Nederland zagen hun dekkingsgraad in <strong>2011</strong> dalen tot onder 100 procent.<br />

Dat gold ook voor <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>. De dekkingsgraad van het fonds<br />

steeg in het eerste halfjaar van <strong>2011</strong> nog van 100,4 procent naar 106,6<br />

procent. Eind <strong>2011</strong> was deze echter gedaald naar 94,3 procent.<br />

Besluit tot (aanvullende) maatregelen<br />

De dekkingsgraad van het fonds was eind <strong>2011</strong> dusdanig laag, dat<br />

het herstel van het fonds achterliep bij het verwachte herstel uit<br />

het in 2009 vastgestelde herstelplan. Het bestuur moest daarom<br />

maatregelen nemen om zijn financiële positie te verbeteren. Aan het<br />

einde van <strong>2011</strong> besloot het bestuur om geen toeslag te verlenen per<br />

1 januari 2012. Het fonds had daar geen financiële ruimte voor. De<br />

(opgebouwde) pensioenen stegen dus niet mee met de inflatie. Deze<br />

maatregel is opgenomen in het herstelplan van het fonds. In het<br />

Figuur 1 Werkelijke verloop van het herstel ten opzichte van het benodigde herstel<br />

110,0%<br />

105,0%<br />

100,0%<br />

95,0%<br />

90,0%<br />

31 december 2010<br />

30 juni <strong>2011</strong><br />

31 december <strong>2011</strong><br />

30 juni 2012<br />

31 december 2012<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

11<br />

herstelplan beschrijft het fonds hoe het zijn financiële positie binnen<br />

de wettelijke termijnen weer naar het vereiste niveau kan brengen.<br />

Dat houdt in dat het fonds eind 2013 een dekkingsgraad moet hebben<br />

van minimaal 104,4 procent.<br />

Voorgenomen verlaging noodzakelijk<br />

Het niet-verlenen van toeslag was echter niet genoeg. Ook met die<br />

maatregel zou het fonds niet binnen de wettelijke termijnen van het<br />

herstelplan kunnen herstellen. Het bestuur moest daarom ook aanvullende<br />

maatregelen nemen om de financiële positie te verbeteren.<br />

Dat deed het bestuur aan het begin van 2012. Toen nam het bestuur<br />

zich voor om de pensioenen in 2013 met 3,0 procent te verlagen. Het<br />

verlagen van de pensioenen is een noodmaatregel. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> mag<br />

daar alleen toe besluiten als het fonds anders niet tijdig kan herstellen.<br />

Op basis van de huidige en verwachte financiële omstandigheden<br />

was dat begin 2012 het geval.<br />

Feitelijke herstel bleef achter bij benodigde herstel<br />

Het bestuur kwam tot zijn voorgenomen besluit door het werkelijke<br />

herstel af te zetten tegen het herstel dat minimaal benodigd was.<br />

Daartoe berekende het fonds het zogeheten kritische herstelpad.<br />

Het kritische herstelpad is het minimale herstelpad waarbij het<br />

fonds nog in staat is om naar verwachting op tijd te herstellen. De<br />

dekkingsgraad van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> was eind <strong>2011</strong> 94,3 procent. Volgens<br />

het kritische herstelpad moest de dekkingsgraad eind <strong>2011</strong> minimaal<br />

97,2 procent zijn. In figuur 1 is dit grafisch weergegeven.<br />

30 juni 2013<br />

31 december 2013<br />

Feitelijke dekkingsgraad<br />

Kritisch herstelpad<br />

Verwachte verloop dekkingsgraad


Beleid inzake het verlagen van pensioenen<br />

Bij het besluit om de pensioenen te verlagen baseerde het bestuur<br />

zich op zijn beleid. Dat beleid is in <strong>2011</strong> vastgesteld en schrijft voor<br />

dat het verlagen van de pensioenen alleen ter sprake komt als <strong>Bpf</strong>-<br />

<strong>Mortel</strong> zich aan het eind van enig jaar onder het kritische herstelpad<br />

bevindt én als alle overige sturingsinstrumenten zijn ingezet. In het<br />

beleid is ook opgenomen dat het bestuur daarbij een evenwichtige<br />

belangenafweging maakt. Dat houdt in dat het fonds bij de besluitvorming<br />

rekening moet houden met belangen van de deelnemers,<br />

de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgevers.<br />

Toelichting op de financiële positie van het fonds<br />

De voorgenomen verlaging van de pensioenen is het gevolg van<br />

de slechte financiële positie aan het eind van <strong>2011</strong>. Tabel 1 toont die<br />

financiële positie in cijfers.<br />

Tabel 1 Financiële positie van het fonds (in duizenden euro’s) <strong>2011</strong> 2010<br />

Technische voorzieningen<br />

Voorziening pensioenverplichtingen 153.932 127.081<br />

Voorziening voorgenomen pensioenaanpassing 0 0<br />

Totaal technische voorzieningen 153.932 127.081<br />

Beschikbaar vermogen 145.120 127.636<br />

Dekkingsgraad (in procenten) 94,3 100,4<br />

Daling rente voornaamste oorzaak daling dekkingsgraad<br />

In <strong>2011</strong> daalde de dekkingsgraad van 100,4 procent naar 94,3<br />

procent. De belangrijkste oorzaak van deze daling was de daling<br />

van de rente gedurende het jaar. De pensioenverplichtingen (in<br />

tabel 1 aangeduid als de ‘voorziening pensioenverplichtingen’)<br />

worden namelijk gewaardeerd op basis van de rente. Als de rente<br />

daalt, stijgt de waarde van de pensioenverplichtingen. Dat heeft<br />

een negatief effect op de dekkingsgraad. Het fonds moet extra<br />

voorzieningen treffen voor lagere rendementen als gevolg van de<br />

lage rente.<br />

Eind <strong>2011</strong> werd dat negatieve effect overigens wel beperkt door een<br />

besluit van De Nederlandsche Bank (DNB). DNB bepaalde dat de<br />

waarde van de pensioenverplichtingen niet met de actuele rente<br />

berekend hoefde te worden, maar met een gemiddelde rente over<br />

de drie maanden voorafgaand aan 31 december <strong>2011</strong>. DNB besloot<br />

daartoe vanwege de uitzonderlijke omstandigheden op de financiële<br />

markten en om de onzekerheid over de pensioenen te verkleinen.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

12<br />

De rente werd daardoor iets hoger vastgesteld waardoor de negatieve<br />

invloed van de rente iets beperkt werd.<br />

Vereiste eigen vermogen<br />

Het fonds moet niet alleen genoeg vermogen hebben om alle pensioenverplichtingen<br />

te dekken, maar het moet ook reserves hebben.<br />

De hoogte van de reserves wordt vastgesteld met behulp van het<br />

Financieel Toetsingskader (FTK). Het FTK schrijft voor dat de dekkingsgraad<br />

van een pensioenfonds ten minste gelijk moet zijn aan<br />

de vereiste dekkingsgraad. Als dat niet zo is, is er sprake van een<br />

reservetekort. Als de dekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste<br />

dekkingsgraad, is er bovendien sprake van een dekkingstekort.<br />

Vereiste dekkingsgraad en minimaal vereiste dekkingsgraad<br />

De (minimaal) vereiste dekkingsgraden berekent het fonds met behulp<br />

van de FTK-solvabiliteitstoets. Uit die toets blijkt hoe hoog de<br />

buffers van het fonds moeten zijn. De uitkomsten van de toets zijn<br />

weergegeven in tabel 2.


Tabel 2 Minimaal vereiste dekkingsgraden volgens de FTK-solvabiliteitstoets <strong>2011</strong> 2010<br />

Totaal technische voorzieningen 153.932 127.081<br />

Beschikbaar vermogen 145.120 127.636<br />

Beschikbaar eigen vermogen 2 ./. 8.812 555<br />

Vereist eigen vermogen 20.852 18.056<br />

Reservetekort/overschot ./. 29.664 ./. 17.501<br />

Minimaal vereist eigen vermogen 6.835 5.775<br />

Dekkingstekort/overschot ./. 15.647 ./. 5.220<br />

Dekkingsgraad (in procenten) 94,3 100,4<br />

Vereiste dekkingsgraad (in procenten) 113,5 114,2<br />

Eind <strong>2011</strong> was het vereist eigen vermogen van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> 20,9 miljoen<br />

euro. Het beschikbaar eigen vermogen was 8,8 miljoen euro<br />

negatief. Het minimaal vereist eigen vermogen was gelijk aan 4,4<br />

procent van de technische voorzieningen. Eind <strong>2011</strong> was het eigen<br />

vermogen van het fonds lager dan het vereist eigen vermogen en<br />

lager dan het minimaal vereist eigen vermogen. Eind <strong>2011</strong> had <strong>Bpf</strong>-<br />

<strong>Mortel</strong> daarom een reservetekort en een dekkingstekort.<br />

Stijging van verplichtingen én van vermogen<br />

De daling van de dekkingsgraad in <strong>2011</strong> kwam vooral door de daling<br />

van de rente. Daardoor stegen de pensioenverplichtingen.<br />

Tegelijkertijd steeg ook het vermogen van het fonds. In figuur 2 is<br />

dit grafisch weergegeven.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

13


Figuur 2 De ontwikkeling van het vermogen van het fonds ten opzichte van de pensioenverplichtingen (in miljoenen euro's)<br />

160,0<br />

155,0<br />

150,0<br />

145,0<br />

140,0<br />

135,0<br />

130,0<br />

125,0<br />

120,0<br />

1150<br />

110,0<br />

2 Het beschikbaar eigen vermogen is exclusief de reserve voor de aanvullingsregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950.<br />

In figuur 2 is te zien hoe de pensioenverplichtingen vanaf augustus<br />

<strong>2011</strong> tot en met december <strong>2011</strong> het vermogen van het fonds overtroffen.<br />

Gedurende deze periode zakte de dekkingsgraad van het fonds<br />

weer onder 100 procent. De daling van de rente in augustus en<br />

september veroorzaakte een forse stijging van de verplichtingen.<br />

Daarna bleven de verplichtingen ongeveer gelijk. In december<br />

daalde de rente verder, maar het besluit van DNB om die maand<br />

met een gemiddelde rente te rekenen, beperkte de stijging van de<br />

pensioenverplichtingen.<br />

Beleggingen van het fonds<br />

dec- 2010<br />

jan- <strong>2011</strong><br />

feb- <strong>2011</strong><br />

mrt- <strong>2011</strong><br />

apr- <strong>2011</strong><br />

mei- <strong>2011</strong><br />

jun- <strong>2011</strong><br />

jul- <strong>2011</strong><br />

aug- <strong>2011</strong><br />

sep- <strong>2011</strong><br />

okt- <strong>2011</strong><br />

nov- <strong>2011</strong><br />

dec- <strong>2011</strong><br />

Het vermogen van het fonds steeg in <strong>2011</strong>. De beleggingen van <strong>Bpf</strong>-<br />

<strong>Mortel</strong> leverden dan ook een positieve bijdrage aan de financiële positie.<br />

Over heel <strong>2011</strong> behaalde de beleggingsportefeuille een rendement<br />

van 8,8 procent. Het vermogen van het fonds steeg in <strong>2011</strong> van 129<br />

miljoen euro naar 146 miljoen euro.<br />

In tabel 3 is de ontwikkeling van het belegd vermogen schematisch<br />

weergegeven. Het belegd vermogen is uitgesplitst naar beleggingscategorieën.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

14<br />

Aanwezig vermogen<br />

Pensioenverplichtingen


Tabel 3 Overzicht en verloop van de beleggingsportefeuille naar beleggingscategorie (in miljoenen euro‘s)<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

15<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Beleggingscategorie Bedrag Percentage Netto- Strategische Bedrag Percentage<br />

portefeuille mutatie norm portefeuille<br />

Vastrentende waarden 84,4 57,7 5,7 65,5 78,7 61,1<br />

Aandelen 23,4 16,0 -1,9 17,0 25,3 19,6<br />

Vastgoed 15,3 10,5 2,2 11,0 13,1 10,2<br />

Derivaten 13,8 9,4 8,2 - 5,6 4,3<br />

Liquiditeiten 1,6 1,1 1,6 - - -<br />

Alternatieve beleggingen 7,7 5,3 1,5 6,5 6,2 4,8<br />

Totaal beleggingen 146,2 100,0 17,3 100,0 128,9 100,0<br />

Beleggingsbeleid<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> voert een solide beleggingsbeleid, waarin de belangen<br />

van de deelnemers centraal staan. Op korte én lange termijn. Het is<br />

belangrijk dat de beleggingen van het fonds een goed rendement opleveren.<br />

Maar het is ook belangrijk dat er niet te veel risico genomen<br />

wordt. Het bestuur van het fonds geeft daarom de grenzen van het<br />

beleggingsbeleid aan. Op pagina 26 staat informatie over het beleid<br />

met betrekking tot verantwoord beleggen.<br />

Het beleggingsjaar <strong>2011</strong><br />

Als er één onderwerp is dat in <strong>2011</strong> de gemoederen van de financiele<br />

markten bezighield dan is het wel de euro. Nadat Griekenland<br />

en Ierland al in 2010 voor steun hadden moeten aankloppen bij<br />

de Europese Unie, de ECB en het IMF, volgden in mei <strong>2011</strong> de<br />

Portugezen en een paar maanden daarna opnieuw de Grieken.<br />

Beleggers raakten er steeds meer van overtuigd dat het gebrek aan<br />

fiscale discipline de euro zou kunnen opbreken. Gaandeweg <strong>2011</strong><br />

dumpten beleggers daarom massaal hun staatsobligaties van de<br />

kleinere perifere landen. In de tweede helft van het jaar kwamen daar<br />

Italië en Spanje bij en begonnen ook daar de rentes flink op te lopen.<br />

Eind <strong>2011</strong> stegen ook de rentes van België en Frankrijk. Daarmee<br />

sloop de kredietcrisis het hart van de eurozone binnen. Overheden<br />

en beleidsmakers probeerden het tij te keren maar liepen even zo<br />

vaak achter de feiten aan. Opvallend was dat eind november zelfs de<br />

Duitse rente begon te stijgen, doordat de Duitse overheid een deel<br />

van zijn leningen niet kon plaatsen. Als gevolg van deze omstandigheden<br />

zakte de euro in oktober en november weg ten opzichte van<br />

de Amerikaanse dollar.<br />

De europerikelen lieten de wereldwijde aandelenmarkten niet onberoerd.<br />

Vooral in de zomerperiode daalden de aandelenkoersen<br />

scherp. Hetzelfde gold min of meer voor vastgoed. Ook die beleggingen<br />

kregen een flinke tik in de zomermaanden. Beleggingen in<br />

grondstoffen kenden een grillig patroon en verloren flink gedurende<br />

de tweede helft van het jaar onder invloed van de afzwakkende groeiverwachting.<br />

Staatsleningen en bedrijfsobligaties deden het beter.<br />

Dat kwam vooral vanwege de dalende renteniveaus. Beleggingen in<br />

indexleningen, daarentegen, werden zwaar getroffen door de eurocrisis.<br />

Indexleningen zijn obligaties waarbij de rentevergoeding is<br />

gekoppeld aan een bepaald indexcijfer. De rentevergoeding varieert<br />

dus mee met het betreffende indexcijfer.<br />

Beleggingsrendementen<br />

Eind 2010 verbeterde het sentiment op de beurzen. Dat zette zich<br />

in het eerste kwartaal van <strong>2011</strong> voort. Gedurende de zomermaanden<br />

van <strong>2011</strong> keerde de onrust op de financiële markten echter terug, wat<br />

onder meer leidde tot lage rentes. Tegen het einde van het jaar herstelden<br />

de markten zich weer enigszins. Over het hele jaar behaalde<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> een positief beleggingsrendement van 8,8 procent. Dat<br />

rendement was inclusief het resultaat op valuta- en renteafdekking.<br />

Het beleggingsrendement exclusief het resultaat op de valuta- en<br />

renteafdekking was 2,8 procent.


In tabel 4 staan de resultaten per beleggingscategorie vermeld. De<br />

resultaten zijn in sommige gevallen opgesplitst naar beleggingssoort.<br />

Ook het resultaat ten opzichte van de referentie-index is vermeld. De<br />

referentie-index is een samengestelde index waarmee de prestaties<br />

van de diverse beleggingscategorieën en -soorten vergeleken kunnen<br />

worden.<br />

Tabel 4 Beleggingsrendementen per beleggingscategorie<br />

(in procenten)<br />

Beleggingscategorie Rendement van Rendement van<br />

het fonds referentie-index<br />

Vastrentende waarden<br />

Staatsobligaties 3,4 3,4<br />

Bedrijfsobligaties 8,7 8,1<br />

Inflatiegerelateerde obligaties -1,1 -0,7<br />

Aandelen<br />

Aandelen ontwikkelde markten -4,0 -3,9<br />

Aandelen opkomende markten -16,7 -15,7<br />

Vastgoed -2,3 1,9<br />

Commodities 3,5 2,1<br />

Hedgefondsen 8,8 6,3<br />

Bijdrage aan resultaat door rente- en valuta-afdekking<br />

Een deel van het totale beleggingsrendement wordt gevormd door<br />

de resultaten op rente- en valuta-afdekkingen. De beleggingen en<br />

de pensioenverplichtingen van het fonds zijn namelijk gevoelig<br />

voor schommelingen in de rente. Veranderende valutakoersen<br />

kunnen ervoor zorgen dat beleggingen in vreemde valuta na verloop<br />

van tijd in waarde dalen. Het fonds wil deze risico's zo veel<br />

mogelijk afdekken.<br />

Het percentage waarmee de nettopensioenverplichtingen zijn afgedekt<br />

voor het renterisico bedroeg gedurende het gehele afgelopen<br />

jaar steeds om en nabij de 50 procent. Daarmee volgde het fonds zijn<br />

beleid. De waarde van de reguliere rentehedge bedroeg aan het einde<br />

van <strong>2011</strong> 14,3 miljoen euro.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> dekt de valutarisico's op beleggingen in Amerikaanse<br />

dollars, Britse ponden en Japanse yen geheel af. Dat gebeurt<br />

met driemaandse valutatermijncontracten. Deze blijven binnen een<br />

bandbreedte van 97 tot 103 procent. De omvang van de valuta-<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

16<br />

termijncontracten wordt elke maand bijgesteld op basis van de op dat<br />

moment geldende portefeuillestanden.<br />

Z-score en performancetoets van het fonds<br />

De z-score van het fonds wordt ieder jaar vastgesteld. Het geeft de<br />

afwijking van het beleggingsrendement van het fonds ten opzichte<br />

van het benchmarkrendement van 9,5 procent. Het benchmark<br />

wordt gebruikt om de resultaten van het fonds te vergelijken met<br />

een objectieve meetstaf. De z-score van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> in <strong>2011</strong> was -0,83.<br />

In 2010 was de z-score van het fonds 0,01. Dit zijn de performances<br />

op jaarbasis.<br />

De cumulatieve performancetoets wordt over vijf kalenderjaren<br />

gemeten. Als die toets negatief is, mogen werkgevers, onder voorwaarden,<br />

ervoor kiezen hun pensioenregeling bij een andere pensioenuitvoerder<br />

onder te brengen. De cumulatieve performancetoets<br />

van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december<br />

<strong>2011</strong> was 2,41.<br />

Vooruitzichten<br />

Het bestuur nam zich begin 2012 voor om de pensioenen te verlagen<br />

in 2013. Maar de verlaging is nog niet definitief. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> evalueert<br />

begin 2013 opnieuw zijn herstelplan en zijn financiële positie aan het<br />

einde van 2012. Dan zal blijken of het fonds de verlaging daadwerkelijk<br />

moet doorzetten.<br />

Vóór 1 maart 2013 horen (gewezen) deelnemers en gepensioneerden of<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> de pensioenen daadwerkelijk moet verlagen op 1 april 2013.<br />

Dan wordt ook definitief duidelijk met welk percentage de (opgebouwde)<br />

pensioenen worden verlaagd. Als de financiële positie aan<br />

het eind van 2012 beter is, hoeft het fonds de pensioenen minder of<br />

mogelijk helemaal niet te verlagen. Maar daarvoor is het fonds wel<br />

afhankelijk van de ontwikkelingen op de financiële markten.<br />

Het herstelplan blijft van kracht. Het herstelplan gaat uit van een<br />

vereiste dekkingsgraad van 113,9 procent binnen vijftien jaar vanaf<br />

het moment dat het herstelplan van kracht werd. Met het huidige<br />

beleid en met de huidige inzichten met betrekking tot de rente en<br />

rendementen, zal het fonds naar verwachting tijdig uit de situatie<br />

van reservetekort komen. Als de toekomstige rendementen lager<br />

blijken te zijn en de rente nog verder daalt, is dit mogelijk niet meer<br />

het geval. Het fonds zal de ontwikkeling van de dekkingsgraad en<br />

de onderliggende factoren daarom nauwlettend in de gaten blijven<br />

houden.


Bestuursvergaderingen in <strong>2011</strong><br />

Het bestuur van de <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> vergaderde in <strong>2011</strong> zesmaal. In dit<br />

hoofdstuk worden de vergaderonderwerpen, de daaropvolgende bestuursbesluiten<br />

en het beleid van het bestuur nader toegelicht.<br />

Onderzoek naar samenwerking met ander<br />

pensioenfonds<br />

In het verslagjaar is het bestuur opnieuw gaan onderzoeken wat de<br />

mogelijkheden zijn om op korte termijn te fuseren met een ander<br />

en groter pensioenfonds. Het bestuur ziet dat de uitvoeringskosten<br />

van het fonds en de eisen die aan bestuursleden worden gesteld<br />

toenemen. Daarnaast leiden de aanstaande uitwerking en implementatie<br />

van het pensioenakkoord tot hoge kosten voor het fonds<br />

als <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> de komende jaren zelfstandig zou blijven voortbestaan.<br />

Zowel het bestuur als cao-partijen in de bedrijfstak zien voor<br />

de genoemde ontwikkelingen een oplossing in de samenwerking<br />

met een groter fonds. Het bestuur heeft een externe adviseur ingeschakeld<br />

die een dergelijk traject voorbereid en begeleid. In de<br />

loop van 2012 vindt overleg plaats met de besturen van de beoogde<br />

fusiepartners. Het bestuur heeft nog geen besluit genomen over<br />

het moment waarop het fonds samen gaat werken of opgaat in een<br />

ander pensioenfonds.<br />

Premie en toeslagverlening<br />

In november <strong>2011</strong> nam het bestuur een besluit over de hoogte van<br />

de premie voor 2012 en over het verlenen van toeslag per 1 januari<br />

2012. Het bestuur baseerde zijn besluit op het beleid zoals dat is<br />

beschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van<br />

het fonds.<br />

Premiebeleid<br />

Voor de financiering van de pensioenregeling is de werkgever jaarlijks<br />

een doorsneepremie verschuldigd. De doorsneepremie is een<br />

percentage van de som van de pensioengrondslagen van de deelnemers.<br />

De pensioengrondslag is het deel van het loon waarover een<br />

deelnemer pensioen opbouwt. Het premiepercentage wordt jaarlijks<br />

door het bestuur vastgesteld.<br />

De totale doorsneepremie voor <strong>2011</strong> was 30,0 procent van de<br />

pensioengrondslag. Dat was inclusief de premie voor de aanvullingsregeling<br />

voor deelnemers die op of na 1 januari 1950 geboren<br />

zijn. De premies zijn verschuldigd door de aangesloten ondernemingen<br />

in de betonmortelindustrie. De aangesloten onderneming<br />

kan een deel van de premie inhouden op het loon van de deelnemer,<br />

maar is daartoe niet verplicht. Cao-partijen voor de <strong>Mortel</strong>- en<br />

<strong>Mortel</strong>transportondernemingen hebben besloten dat, als de werk-<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

17<br />

gever besluit tot inhouding van een deel van de premie bij de werknemer,<br />

het werknemersdeel van de premie in <strong>2011</strong> maximaal 10,0<br />

procent bedraagt van de pensioengrondslag. Dat komt neer op één<br />

derde deel van de totale premie.<br />

Hoogte van de premie voor 2012 vastgesteld<br />

Het bestuur stelde eind december <strong>2011</strong> de hoogte van de premie ten<br />

behoeve van de pensioenregeling (middelloon én aanvullingsregeling)<br />

vast voor 2012. Dat deed het bestuur op basis van de ABTN. In<br />

de ABTN is de beleidsstaffel voor premie en toeslagverlening opgenomen.<br />

Het bestuur hield uiteraard ook rekening met de maatregelen<br />

uit het herstelplan én de financiële positie van het fonds.<br />

De premie voor 2012 is ten opzichte van <strong>2011</strong> gelijk gebleven. De totale<br />

premie voor het jaar 2012 daarmee is vastgesteld op 30,0 procent<br />

van de pensioengrondslag. Het werknemersdeel van de premie is<br />

daarbij vastgesteld op maximaal 10,0 procent van de pensioengrondslag.<br />

Dat komt neer op één derde deel van de totale premie.<br />

Kostendekkende premie<br />

De Pensioenwet schrijft voor dat pensioenfondsen een kostendekkende<br />

premie moeten bepalen. Het bestuur toetst of de feitelijk<br />

overeengekomen premie minimaal gelijk is aan de kostendekkende<br />

premie. De kostendekkende premie bevat de volgende elementen:<br />

• de premie die nodig is voor de pensioenopbouw;<br />

• een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist<br />

eigen vermogen (de buffers);<br />

• een opslag die nodig is om de uitvoeringskosten van het fonds<br />

te betalen;<br />

• een opslag voor toeslagverlening.<br />

Bij de berekening van de kostendekkende premie heeft het fonds<br />

niet de steeds fluctuerende rentetermijnstructuur als uitgangspunt<br />

gekozen. In plaats daarvan gaat het fonds uit van een voortschrijdend<br />

gemiddelde van 4 procent. Dit wordt de gedempte premie genoemd.<br />

De totale gedempte premie over <strong>2011</strong> bedroeg 8,5 miljoen euro. De<br />

totale feitelijk ontvangen premie over <strong>2011</strong> was 9,7 miljoen euro.<br />

Hiervan had 0,16 miljoen euro betrekking op de aanvullingsregeling<br />

en 0,51 miljoen euro op voorgaande boekjaren. Deze premiecomponenten<br />

zijn niet meegenomen in de gedempte kostendekkende<br />

premie. De totale kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur<br />

van primo <strong>2011</strong> bedroeg 9,6 miljoen euro.<br />

Premie die bijdraagt aan herstel<br />

Naast een wettelijke eis van een kostendekkende premie, moet de<br />

feitelijke premie bij een dekkingstekort minimaal bijdragen aan het<br />

herstel van de financiële positie. De feitelijk ontvangen premie over<br />

<strong>2011</strong> voldeed aan deze wettelijke eis.


De feitelijke premie voor 2012 voldoet niet aan deze eis. Het fonds<br />

besloot begin 2012 gebruik te maken van de door DNB geboden<br />

mogelijkheid om voor 2012 een premie vast te stellen die niet bijdraagt<br />

aan herstel. De voorwaarde hiervoor is dat het fonds vanaf<br />

de premievaststelling in 2013 een sluitende financiële opzet heeft.<br />

Premie voor de aanvullingsregeling 55-<br />

De premie voor de aanvullingsregeling 55- voor het jaar 2012 is<br />

vastgesteld op 0,5 procent van de pensioengrondslag. De benodigde<br />

premie voor de jaren 2012 tot en met 2020 bedraagt 3,6 procent van<br />

de pensioengrondslag. Door het vaststellen van een premie lager dan<br />

de benodigde premie, worden premielasten doorgeschoven naar de<br />

toekomst. Het bestuur heeft cao-partijen verzocht zorg te dragen voor<br />

een sluitende financiële opzet voor de aanvullingsregeling 55-.<br />

Premie voor de arbeidsongeschiktheidspensioenregeling<br />

Het bestuur stelde ook de hoogte van de premie voor de arbeidsongeschiktheidspensioenregeling<br />

vast voor 2012. De totale premie<br />

voor 2012 is ten opzichte van het jaar <strong>2011</strong> gelijk gebleven op 0,10<br />

procent van het brutoloon voor sociale verzekeringen. Het werknemersdeel<br />

van de premie bedraagt 0,05 procent van het brutoloon<br />

voor sociale verzekeringen. Omdat de premiegrondslag voor de<br />

arbeidsongeschiktheidspensioenregeling uitgaat van het brutoloon<br />

sociale verzekeringen, wijkt deze af van de premiegrondslag voor de<br />

ouderdomspensioenregeling.<br />

Toeslagenbeleid<br />

De pensioenregeling voorziet reglementair in een jaarlijkse, voorwaardelijke<br />

verhoging van de (opgebouwde) pensioenen van (gewezen)<br />

deelnemers met de loonindex in de bedrijfstak van de mortel- en<br />

morteltransportondernemingen. De verhoging is wel afhankelijk van<br />

de financiële situatie bij het fonds. Elk jaar besluit het bestuur of de<br />

(opgebouwde) pensioenen verhoogd kunnen worden.<br />

Het bestuur gaat bij zijn oordeel uit van de hoogte van de dekkingsgraad.<br />

Er wordt gedeeltelijk toeslag verleend als de dekkingsgraad<br />

van het fonds minstens 105 procent is. Als de dekkingsgraad<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

18<br />

minimaal 120 procent is, wordt er volledig toeslag verleend. Zodra<br />

de dekkingsgraad hoger is dan 120 procent, kan toeslagverlening<br />

gedeeltelijk worden ingehaald. Bij bijzondere omstandigheden kan<br />

het bestuur een afwijkend toeslagpercentage vaststellen.<br />

Het toeslagenbeleid is in de ABTN opgenomen. Bij de toeslagverlening<br />

wordt geen onderscheid gemaakt tussen actieve deelnemers,<br />

gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Voor hen wordt op<br />

dezelfde wijze toeslag verleend.<br />

Financiering van toeslagverlening<br />

De toeslagverlening bedraagt maximaal de loontrend van het voorafgaande<br />

kalenderjaar en wordt per 1 januari van enig jaar verleend.<br />

De toeslagverlening wordt gefinancierd uit de beschikbaar gestelde<br />

middelen in de Voorziening voorgenomen pensioenaanpassing. De<br />

hoogte van de voorziening in het jaar waarin deze gevormd is, is<br />

exact toereikend om de toeslagverlening die het daaropvolgende jaar<br />

wordt toegekend te financieren. Er wordt daarmee geen voorziening<br />

gevormd voor toekomstige toeslagverlening.<br />

Het overrendement uit beleggingen wordt aangewend voor de<br />

financiering van toeslagverlening, evenals een deel van de premie.<br />

Als inhaaltoeslagverlening wordt toegekend, worden alleen de achterstanden<br />

in beschouwing genomen die zijn opgelopen vanaf<br />

1 januari 2001. Er bestaat geen recht op toekomstige toeslagverlening.<br />

Toeslagverlening is bovendien altijd voorwaardelijk.<br />

Toeslagverlening per 1 januari 2012<br />

Het bestuur besloot in <strong>2011</strong> om per 1 januari 2012 geen toeslag te<br />

verlenen. Hierbij baseerde het bestuur zich op de hoogte van de dekkingsgraad<br />

en het in de ABTN opgenomen toeslagenbeleid.<br />

Toeslagachterstand<br />

Bij het verlenen van inhaaltoeslag worden de achterstanden beschouwd,<br />

welke zijn opgelopen vanaf 1 januari 2001. In onderstaande<br />

tabel wordt de toeslagachterstand primo 2012 weergegeven. De toeslagachterstand<br />

heeft zowel betrekking op de pensioenaanspraken/-<br />

Oude regeling Eindloonregeling VP-regeling Middelloonregeling<br />

(< 2001) (2001-2005) (2001-2005) (>= 2006)<br />

Achterstand ultimo <strong>2011</strong> 9,14% 6,46% 6,46% 6,46%<br />

Toeslag 1-1-2012 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%<br />

Achterstand primo 2012 10,78% 3 8,06% 4 8,06% 8,06%<br />

3<br />

(1+9,14%) * (1+1,50%) - 1= 10,78%<br />

4<br />

(1+6,46%) * (1+1,50%) - 1= 8,06%


echten van gewezen deelnemers en gepensioneerden als op de<br />

aanspraken van de actieve deelnemers. Per 1 januari 2012 is er geen<br />

toeslag verleend. Daardoor is de toeslagachterstand toegenomen met<br />

de loontrend over het jaar <strong>2011</strong> van 1,50 procent.<br />

De toeslagachterstand ten aanzien van de pensioenaanspraken en<br />

-rechten, die zijn opgebouwd in de oude DAP-regeling (vóór 2001),<br />

bedraagt primo 2012 in totaal 10,78 procent. De toeslagachterstand<br />

ten aanzien van de eindloonregeling (2001-2005), de vroegpensioenregeling<br />

(2001-2005) en de huidige middelloonregeling bedraagt<br />

in totaal 8,06 procent.<br />

Communicatie naar deelnemers,<br />

gepensioneerden en werkgevers<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft de taak gepensioneerden, (gewezen) deelnemers en<br />

werkgevers actief te informeren over de pensioenregeling. Door goede<br />

en duidelijke communicatie wil het fonds de pensioenkennis en het<br />

pensioenbewustzijn van deze belanghebbenden vergroten. Hiertoe<br />

heeft het fonds in het verslagjaar diverse activiteiten ondernomen.<br />

Communicatiebeleidsplan<br />

In <strong>2011</strong> heeft het bestuur een communicatiebeleidsplan vastgesteld<br />

voor de periode van <strong>2011</strong> tot en met 2013. Met het communicatiebeleidsplan<br />

wil het bestuur zijn communicatie gedurende die periode<br />

planmatig vormgeven.<br />

Het communicatiebeleidsplan beschrijft de communicatievisie, -strategie<br />

en -doelstellingen van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>. De communicatievisie is de<br />

kernboodschap van het beleid. Hiermee geeft het fonds concreet aan<br />

wat het wil bereiken in de jaren waarvoor het beleid is vastgesteld.<br />

De communicatievisie van het fonds tot en met 2013 luidt: elke deelnemer<br />

en gepensioneerde weet wat hij kan en mag verwachten van<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>. Hierbij heeft het fonds twee communicatiedoelstellingen<br />

geformuleerd:<br />

• het fonds wil het pensioenbewustzijn van zijn deelnemers verhogen;<br />

en<br />

• het fonds wil het pensioenvertrouwen van zijn deelnemers en<br />

gepensioneerden vergroten.<br />

Invoering van uniforme huisstijl<br />

Bij de uitvoering van het beleid zorgde het fonds eerst voor de invoering<br />

van een uniforme huisstijl. Dat hield in dat het fonds een<br />

eigen beeldmerk kreeg en dat alle correspondentie (briefpapier en<br />

enveloppen) van het fonds voortaan voorzien was van dat beeldmerk.<br />

Verbetering van de website<br />

De uniforme huisstijl werd ook doorgevoerd op de website van het<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

19<br />

fonds. Daarnaast is de website op andere punten verbeterd. Zo is de<br />

structuur van de website vereenvoudigd, zijn menu’s aangepast en<br />

is informatie op een gebruiksvriendelijkere manier gepresenteerd.<br />

Daarbij heeft het fonds rekening gehouden met de verschillende<br />

leefmomenten die van belang zijn tijdens en na de opbouw van<br />

pensioen. Met deze verbeteringen wordt het voor bezoekers van de<br />

website makkelijker om de informatie te vinden die zij zoeken.<br />

Nieuwsbrief<br />

In <strong>2011</strong> ontwikkelde het fonds bovendien een nieuwsbrief in de<br />

nieuwe huisstijl. Met de nieuwsbrief is het fonds in staat om belangrijk<br />

nieuws over het fonds op een laagdrempelige manier te brengen<br />

aan zijn deelnemers en gepensioneerden. De eerste nieuwsbrief van<br />

het fonds werd in december <strong>2011</strong> verstuurd. Die nieuwsbrief stond<br />

in het teken van nieuws over de financiële positie van het fonds en<br />

van de introductie van de nieuwe huisstijl en de verbeterde website.<br />

Daarnaast werd er ook een oproep geplaatst over mogelijke interesse<br />

in pensioenbijeenkomsten. Deelnemers en gepensioneerden<br />

konden zo aangeven of zij behoefte hadden aan een landelijke bijeenkomst<br />

waarin zij over hun (naderende) pensioen zouden worden<br />

geïnformeerd. Die behoefte bleek tegen te vallen waardoor er in <strong>2011</strong><br />

geen pensioenbijeenkomst werd georganiseerd. Het fonds zal die<br />

behoefte in 2012 opnieuw peilen.<br />

Informatie over de financiële positie van het fonds<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> deed gedurende heel <strong>2011</strong> uiteraard zijn uiterste best om<br />

betrokkenen bij het fonds goed op de hoogte te houden van ontwikkelingen<br />

rondom de financiële positie van het fonds. Het fonds gebruikte<br />

hier vooral zijn website voor. Aan het eind van het jaar werd<br />

hier dus ook de nieuw ontwikkelde nieuwsbrief voor ingezet.<br />

Actuele informatie op de website<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft in <strong>2011</strong> veelvuldig gecommuniceerd via zijn website.<br />

Zo publiceerde het fonds regelmatig informatie over het verloop van<br />

de dekkingsgraad, het herstelplan en het opschorten van waardeoverdrachten.<br />

Betrokkenen konden zo op de hoogte blijven van de actuele<br />

ontwikkelingen bij het fonds. Vooral de onrust op de financiële markten<br />

gaf aanleiding tot communicatie over de financiële positie van het<br />

fonds, zeker toen de dekkingsgraad van het fonds richting het einde<br />

van <strong>2011</strong> niet genoeg herstel dreigde te vertonen.<br />

Begin 2012 brief verstuurd over de voorgenomen verlaging<br />

Begin 2012 nam het bestuur zich voor om de pensioenen te verlagen.<br />

Ook toen gebruikte <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> zijn website om dat voorgenomen<br />

besluit toe te lichten. Het fonds stuurde alle deelnemers, gewezen<br />

deelnemers, gepensioneerden en werkgevers echter eerst een persoonlijke<br />

brief. Met de brief stelde het fonds alle belanghebbenden<br />

op de hoogte voordat zij het via andere media zouden vernemen.


Overige ontwikkelingen en activiteiten<br />

Protocol crisissituaties<br />

In <strong>2011</strong> is een protocol voor crisissituaties vastgesteld. In dit protocol<br />

is vastgelegd welke procedure(s) gevolgd moeten worden in crisissituaties<br />

en hoe in dergelijke situaties door het fonds gecommuniceerd<br />

wordt richting alle belanghebbenden bij het fonds. Ook is in<br />

het protocol opgenomen welke bestuurders beslissingsbevoegdheid<br />

hebben in bepaalde situaties en op welke wijze, door wie, op welke<br />

termijn en met welke middelen dan gehandeld moet worden.<br />

Geen premie, wel recht<br />

In 2010 startte DNB het themaonderzoek ‘geen premie, wel recht’.<br />

Uit het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement van <strong>Bpf</strong>-<br />

<strong>Mortel</strong> maakte DNB op dat <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> het bijboeken van pensioenaanspraken<br />

afhankelijk stelde van premiebetaling. DNB was van<br />

mening dat pensioenaanspraken ook moeten worden bijgeboekt als<br />

de premie niet is afgedragen.<br />

Dit betekent dat het fonds pensioenopbouw niet langer afhankelijk<br />

stelt van premiebetaling. Het uitgangspunt blijft echter dat pensioenaanspraken<br />

enkel worden bijgeboekt als <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> zekerheid<br />

heeft over (de omvang van) het dienstverband. Het komt voor dat<br />

het fonds deze zekerheid niet kan verkrijgen. In deze gevallen vraagt<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> werknemers om bewijsmiddelen aan te leveren waaruit<br />

(de omvang van) hun dienstverband blijkt. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> dient ook<br />

zekerheid te verkrijgen over de (omvang van de) dienstverbanden<br />

uit het verleden (vanaf 1 januari 2007) waarbij sprake is van premieachterstanden.<br />

Het fonds zal uiteindelijk ook ten aanzien van deze<br />

dienstverbanden overgaan tot bijboeking van pensioenaanspraken.<br />

Het fonds houdt hier bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen<br />

al rekening mee.<br />

Aanvraagtermijn voor vrijwillige voortzetting verlengd<br />

In <strong>2011</strong> is de wettelijke aanvraagtermijn voor vrijwillige voortzetting<br />

na het einde van de verplichte deelname vervallen. Ook <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

besloot daardoor de aanvraagtermijn hiervoor te wijzigen. Voorheen<br />

moest vrijwillige voortzetting binnen drie maanden na de beëindiging<br />

van de deelname aangevraagd worden. Die termijn werd verlengd<br />

naar negen maanden. Het pensioen- en uitvoeringsreglement<br />

van het fonds is hierop aangepast.<br />

Onderzoek DNB naar fondsstukken<br />

In <strong>2011</strong> onderzocht DNB de statuten en reglementen van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>.<br />

DNB ging na of deze fondsstukken niet strijdig waren met wet- en<br />

regelgeving. Uit het onderzoek van DNB bleek dat de fondsstukken<br />

dat op een aantal punten wel waren. Zo ontbrak in de statuten een<br />

bepaling op welke wijze leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan<br />

gekozen worden. DNB merkte over het pensioen-<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

20<br />

reglement onder meer op dat de teksten over toeslagverlening niet<br />

aansloten met de wettelijke teksten hierover. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft zijn<br />

statuten en reglementen aangepast naar aanleiding van het onderzoek<br />

van DNB.<br />

Actuariële factoren gewijzigd in pensioenreglementen<br />

In <strong>2011</strong> zijn in het pensioen- en uitvoeringsreglement van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

de actuariële factoren gewijzigd voor:<br />

• uitruil van nabestaandenpensioen in extra ouderdomspensioen<br />

(en omgekeerd);<br />

• vervroeging van het ouderdomspensioen;<br />

• afkoop van kleine pensioenen.<br />

Ook in het vroegpensioenreglement zijn de actuariële factoren gewijzigd.<br />

Dit betreft de factoren voor uitstel en vervroeging van de<br />

onvoorwaardelijke aanspraken op vroegpensioen die opgebouwd zijn<br />

in de jaren 2001 tot 2006 en de factoren die gebruikt worden voor<br />

afkoop van kleine pensioenen.


Wijzigingen van statuten en reglementen<br />

Statuten<br />

De statuten zijn in <strong>2011</strong> gewijzigd. In de statuten is opgenomen<br />

hoe de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan<br />

worden benoemd. Ook is de zittingsduur van bestuursleden gewijzigd<br />

van twee naar vijf jaar. De mogelijkheid om plaatsvervangende<br />

bestuursleden te benoemen is uit de statuten verwijderd.<br />

Pensioen- en uitvoeringsreglement<br />

In <strong>2011</strong> is het pensioen- en uitvoeringsreglement van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> gewijzigd.<br />

Ten eerste is de aanvraagtermijn voor vrijwillige voortzetting<br />

na het einde van de verplichte deelname verruimd van drie maanden<br />

naar negen maanden.<br />

Ten tweede is in de reglementen het uitgangspunt ‘geen premie,<br />

geen recht’ gewijzigd naar ‘geen premie, wel recht’. De werknemer<br />

hoeft zijn recht op bijboeking van aanspraken niet langer zelf bij<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> te ‘halen’ en een aanvraag in te dienen bij het bestuur<br />

voor bijboeking van pensioenaanspraken. De werknemer van wie<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> geldige informatie over het dienstverband heeft, krijgt op<br />

het moment dat vastgesteld is dat de premie definitief oninbaar is,<br />

pensioenaanspraken automatisch bijgeboekt. In de reglementen is<br />

de verwerving van pensioenaanspraken nu niet langer afhankelijk<br />

van de afdracht van premies.<br />

Tot slot zijn de bepalingen in het reglement over de toeslagverlening<br />

gewijzigd, zodat die bepalingen helemaal aan de voorgeschreven<br />

voorwaardelijkheidsverklaring uit de toeslagenmatrix voldoen.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

21<br />

Melding als bedoeld in artikel 96 van de<br />

Pensioenwet<br />

Op basis van artikel 96 van de Pensioenwet is het fonds verplicht de<br />

volgende melding te doen.<br />

In het verslagjaar is bij het fonds geen sprake geweest van:<br />

• het opleggen van dwangsommen en boetes door de toezichthouder;<br />

• een aanwijzing als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet van<br />

de toezichthouder, dit betreft de bevoegdheid van DNB om een<br />

dwingende aanwijzing te geven aan een pensioenfonds dat niet<br />

voldoet aan wettelijke bepalingen of waarbij sprake is van een ontwikkeling<br />

die het eigen vermogen, de solvabiliteit, de liquiditeit of<br />

de bedrijfsvoering van het fonds in gevaar kunnen brengen;<br />

• de instelling van een bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 van<br />

de Pensioenwet door de toezichthouder;<br />

• de beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 172 van de<br />

Pensioenwet, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde<br />

organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming<br />

van de toezichthouder.<br />

In het verslagjaar is voor het fonds zowel een langetermijnherstelplan,<br />

als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet, als een kortetermijnherstelplan,<br />

als bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet, van<br />

kracht geweest. Het fonds was hiertoe genoodzaakt door het optreden<br />

van een reservetekort en een dekkingstekort vanaf het vierde kwartaal<br />

van 2008. Het herstelplan is samen met een toelichting hierop ten<br />

behoeve van alle belanghebbenden van het fonds gepubliceerd op de<br />

website van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>.<br />

Op 26 oktober <strong>2011</strong> verstuurde <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> het Uniform Pensioenoverzicht<br />

(UPO <strong>2011</strong>) aan alle actieve deelnemers bij het fonds.<br />

De pensioenwetgeving schrijft voor dat pensioenfondsen het UPO<br />

jaarlijks aan deelnemers moeten versturen en dat zij dat uiterlijk in<br />

het derde kwartaal van het jaar moeten doen. Dat betekent dat een<br />

deelnemer vóór 1 oktober zijn UPO moet ontvangen.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> verstuurde de UPO’s dus te laat in <strong>2011</strong>. Daarmee overtrad<br />

het fonds de pensioenwetgeving. Het bestuur van het fonds heeft<br />

dit gemeld aan de toezichthouder op de pensioenwetgeving. Hieruit<br />

volgde geen boete voor het fonds.


Algemene ontwikkelingen op pensioengebied<br />

Het Nederlandse pensioenstelsel en zijn pensioenfondsen hebben<br />

het afgelopen jaar volop in de belangstelling gestaan. Vooral over de<br />

houdbaarheid (en de betaalbaarheid) van pensioenregelingen is veel<br />

te doen geweest. In dit hoofdstuk worden ontwikkelingen beschreven<br />

die betrekking hebben op politiek, economisch en juridisch gebied.<br />

Pensioenakkoord<br />

Op 10 juni <strong>2011</strong> presenteerden het Ministerie van Sociale Zekerheid<br />

en Werkgelegenheid (SZW) samen met werkgevers- en werknemersorganisaties<br />

het pensioenakkoord. Daarna duurde het nog tot eind<br />

september voordat de achterbannen van de werknemersorganisaties<br />

en de Tweede Kamer hun instemming gaven. Vanaf dat moment was<br />

er werkelijk sprake van een akkoord. Het pensioenakkoord raakt de<br />

AOW, de pensioenregelingen, de pensioenfondsen en de arbeidsparticipatie<br />

van oudere werknemers.<br />

Een aantal van deze onderwerpen is na de val van het kabinet Rutte<br />

opnieuw ter discussie komen te staan. De tijdelijke coalitie van VVD,<br />

CDA, D66, GroenLinks en de ChristenUnie heeft namelijk afspraken<br />

gemaakt over de rijksbegroting voor het jaar 2013. Die afspraken<br />

betreffen onder meer een snellere verhoging van de AOW-leeftijd<br />

en een grotere beperking van het fiscale kader voor aanvullende<br />

pensioenen.<br />

Verhoging AOW-leeftijd<br />

In het pensioenakkoord is afgesproken dat de AOW-leeftijd omhoog<br />

gaat. Er komt een koppeling met de stijging van de levensverwachting.<br />

De AOW-leeftijd gaat per 1 januari 2020 naar 66 jaar en naar<br />

verwachting per 2025 naar 67 jaar. Als compensatie gaat het niveau<br />

van de AOW de komende jaren (tot 2028) elk jaar met 0,6 procent<br />

extra omhoog.<br />

In afwijking van het pensioenakkoord is door de tijdelijke coalitie<br />

afgesproken dat in het kader van verdere bezuinigingen al in 2013<br />

de AOW-leeftijd met een maand wordt verhoogd. In de jaren daarna<br />

wordt de AOW-leeftijd - in stappen - verder verhoogd. Dit leidt ertoe<br />

dat uiterlijk in 2019 de pensioengerechtigde leeftijd van 66 jaar<br />

wordt bereikt, en uiterlijk in 2024 de leeftijd van 67 jaar. Onderdeel<br />

van de afspraken is ook dat er een overgangsregeling komt waarmee<br />

de inkomensgevolgen worden beperkt voor mensen die weinig<br />

mogelijkheden hebben om het verlies te compenseren.<br />

Nieuw stelsel voor aanvullende pensioenen<br />

Aan het nieuwe stelsel voor aanvullende pensioenen zijn hoge eisen<br />

gesteld. Het moet een robuust pensioenstelsel worden dat is opgewassen<br />

tegen schokken op de financiële markten en in staat is om de<br />

stijgende levensverwachting van deelnemers en gepensioneerden op<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

22<br />

te vangen. Het moet bovendien transparant zijn, voor zowel jongeren<br />

als ouderen acceptabel zijn en ook nog betaalbaar zijn. Belangrijke<br />

kenmerken van het huidige stelsel blijven bestaan: kapitaaldekking,<br />

verplichte deelneming aan de pensioenregelingen en onderlinge<br />

solidariteit tussen generaties. Het nieuwe pensioenstelsel zal pas<br />

tot nieuwe pensioenregelingen leiden nadat sociale partners daar op<br />

decentraal niveau afspraken over maken.<br />

Wijziging van fiscale regels voor ingangsdatum aanvullend pensioen<br />

Een wijziging die al op betrekkelijk korte termijn wordt doorgevoerd,<br />

is de verandering van de fiscaal voorgeschreven pensioenleeftijd.<br />

De regels voor de fiscale aftrekbaarheid van pensioenpremies zijn<br />

vastgelegd in het zogenaamde Witteveenkader. Aanvankelijk zou<br />

de fiscale pensioenrichtleeftijd voor aanvullende pensioenen per 1<br />

januari 2013 naar 66 jaar gaan, en per 1 januari 2015 naar 67 jaar.<br />

Minister Kamp heeft later, in reactie op het verzoek van pensioenuitvoerders,<br />

besloten de wijzigingsdatum uit te stellen tot 1 januari<br />

2014. Dan wordt in één keer de pensioenrichtleeftijd met twee jaar<br />

verhoogd van 65 naar 67 jaar. Na de val van het kabinet Rutte is<br />

door de tijdelijke coalitie afgesproken het Witteveenkader nog verder<br />

te beperken. In het pensioenakkoord was afgesproken de jaarlijks<br />

maximaal toegestane opbouwpercentages op het bestaande niveau te<br />

houden. De tijdelijke coalitie wil vanaf 1 januari 2014 de toegestane<br />

opbouwpercentages verlagen.<br />

Nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen<br />

De afspraken over de financiële kaders voor pensioenfondsen waren<br />

mogelijk het lastigste onderdeel van de onderhandelingen over het<br />

pensioenakkoord. Uiteindelijk is besloten tot een nieuw financieel<br />

toetsingkader (FTK2). In het FTK2 zijn voor pensioenfondsen meer<br />

mogelijkheden om risicodragend te beleggen. Dat geeft sociale partners<br />

de ruimte om een betaalbare pensioenregeling vast te stellen<br />

met een reële ambitie: een jaarlijks geïndexeerd pensioen. In het<br />

pensioenakkoord is overigens afgesproken dat ook het oude financiele<br />

toetsingskader, met een aantal bijstellingen, blijft bestaan. Sociale<br />

partners mogen kiezen van welk kader ze gebruik willen maken.<br />

Arbeidsparticipatie van oudere werknemers<br />

Over de verbetering van de arbeidsparticipatie van ouderen en de<br />

duurzame inzetbaarheid van werknemers was beduidend minder<br />

discussie. Het pensioenakkoord moet ertoe leiden dat oudere werknemers<br />

langer blijven doorwerken, dat werkgevers sneller oudere<br />

werknemers zullen aannemen en dat er nieuwe loopbaanfaciliteiten<br />

komen voor de ouder wordende werknemer. Daartoe vervallen onder<br />

meer de levensloopregeling en de spaarloonregeling per 31 december<br />

<strong>2011</strong>. In plaats daarvan wordt per 1 januari 2013 de mogelijkheid tot<br />

vitaliteitssparen ingevoerd.


Wijzigingen AOW<br />

Het afgelopen jaar zijn er reeds andere wijzigingen van de AOW<br />

doorgevoerd. Enerzijds wordt de toeslag voor jongere partners gekort.<br />

Anderzijds verandert het moment waarop de AOW-uitkering<br />

ingaat.<br />

Verlaging AOW-toeslag voor jongere partners<br />

Per 1 augustus <strong>2011</strong> wordt de AOW-toeslag voor een jongere partner<br />

verlaagd. De AOW-partnertoeslag wordt verlaagd met 10 procent. De<br />

verlaging geldt niet als het inkomen van een huishouden lager is dan<br />

30 duizend euro per jaar. Door deze relatief hoge ondergrens blijven<br />

gepensioneerden met lage aanvullende pensioenen buiten schot.<br />

Ingang AOW op verjaardag<br />

In <strong>2011</strong> besloot het kabinet ook dat het ingangsmoment van de AOW<br />

verandert. Deze zal niet meer ingaan op de eerste dag van de maand<br />

waarin iemand de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. In plaats<br />

daarvan gaat de AOW in op de dag waarop die leeftijd wordt bereikt.<br />

De wijziging heeft vooral gevolgen voor mensen die vervroegd met<br />

pensioen zijn gegaan en laat in de maand jarig zijn. Hun vervroegde<br />

pensioen stopt immers op de laatste dag van de maand ervoor. Het<br />

ouderdomspensioen dat een dag later ingaat, is veel lager. Maar<br />

zij krijgen die maand geen volledige AOW naast hun ouderdomspensioen.<br />

De wijziging geldt vanaf 1 april 2012.<br />

Cao-partijen <strong>Mortel</strong> en het bestuur van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> hebben geen<br />

wijzigingen aangebracht in de pensioenregeling naar aanleiding van<br />

de wijziging van het ingangsmoment van de AOW. De standaard<br />

ingangsdatum van het ouderdomspensioen van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> blijft dan<br />

ook de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt.<br />

Overzicht van alle opgebouwde pensioenen<br />

op mijnpensioenoverzicht.nl<br />

Op 6 januari <strong>2011</strong> is Mijnpensioenoverzicht.nl gelanceerd. Mijnpensioenoverzicht.nl<br />

is een website waarop werknemers in<br />

Nederland een totaaloverzicht krijgen van het pensioen dat zij<br />

hebben opgebouwd bij collectieve pensioenfondsen en pensioenverzekeraars.<br />

Het overzicht is vooral nuttig voor werknemers die in<br />

het verleden van baan zijn veranderd en hun opgebouwde pensioen<br />

hebben achtergelaten bij hun oude pensioenfonds.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

23<br />

Verplichting tot financieel crisisplan voor<br />

pensioenfondsen<br />

DNB heeft in <strong>2011</strong> bepaald dat pensioenfondsen een financieel crisisplan<br />

moeten opstellen. Een financieel crisisplan is een beschrijving<br />

van maatregelen die op korte termijn kunnen worden ingezet bij een<br />

kritische daling van de dekkingsgraad. Er moet dan ook een indicatie<br />

worden gegeven van de kritische dekkingsgraad waarbij de pensioenen<br />

verlaagd moeten worden. Daarnaast moet in het crisisplan zijn<br />

omschreven op welke manier het pensioenfonds een evenwichtige<br />

afweging van belangen realiseert en op welke manier het pensioenfonds<br />

de belanghebbenden informeert over het crisisplan. Begin<br />

2012 heeft het bestuur een dergelijk plan vastgesteld.


Goed pensioenfondsbestuur<br />

Goed pensioenfondsbestuur heeft betrekking op openheid en transparantie<br />

naar de betrokkenen van het fonds, intern toezicht op de<br />

uitvoering van de pensioenregeling en deskundig pensioenfondsbestuur.<br />

Bestuur van het fonds<br />

Het bestuur behartigt de belangen van alle betrokken partijen. De<br />

beleidsvrijheid die het bestuur heeft, stelt extra eisen aan (mede)<br />

zeggenschap, verantwoording, toezicht, deskundigheid en transparantie<br />

ten aanzien van de besluitvorming van het bestuur en de<br />

gevolgen daarvan voor alle belanghebbenden. Daarom is naast de<br />

eis van een paritaire samenstelling van het bestuur gekozen voor<br />

medezeggenschap van de deelnemers en pensioengerechtigden via<br />

de deelnemersraad. Er wordt daarnaast verantwoording afgelegd over<br />

het gevoerde beleid aan het verantwoordingsorgaan. In het kader<br />

van intern toezicht wordt met de visitatiecommissie overlegd over de<br />

organisatie en aansturing van het fonds.<br />

Bestuurlijke commissies<br />

Het bestuur heeft besloten om te gaan werken met enkele bestuurlijke<br />

commissies. In de commissies nemen enkele bestuursleden<br />

zitting die het betreffende onderwerp of deskundigheidsgebied als<br />

aandachtsgebied hebben.<br />

Het bestuur kent nu de volgende drie commissies:<br />

• Communicatie;<br />

• Vermogensbeheer;<br />

• Administratieve organisatie en jaarwerk.<br />

Voor iedere commissie is een reglement opgesteld met daarin de<br />

taakomschrijving van de betreffende commissie en de eventuele door<br />

het bestuur verstrekte mandaten.<br />

Deskundigheidsbevordering<br />

Het bestuur heeft voor de bevordering en het op peil houden van<br />

de gewenste deskundigheid een deskundigheidsplan opgesteld. Het<br />

deskundigheidsplan ziet niet alleen toe op de deskundigheid van<br />

bestuursleden, maar ook op die van de leden van de deelnemersraad<br />

en het verantwoordingsorgaan. Naast de bestuursleden zijn ook zij<br />

nadrukkelijk betrokken bij het goed functioneren van het fonds.<br />

Veranderingen in de pensioensector volgen elkaar immers snel op en<br />

de financiële belangen worden steeds groter. Het ligt daarom voor de<br />

hand om ook ten aanzien van deze organen duidelijkheid te verschaf-<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

24<br />

fen over de kennis die nodig is om een goede gesprekspartner van<br />

het bestuur te kunnen zijn.<br />

Actualisering deskundigheidsplan<br />

In <strong>2011</strong> zijn aanbevelingen van de Pensioenfederatie ten aanzien van<br />

de deskundigheid en competenties van pensioenfondsbesturen en<br />

de Beleidsregel Deskundigheid van DNB gepubliceerd. In deze documenten<br />

staan regels over deskundigheid en competenties voor het<br />

besturen van pensioenfondsen. Naar aanleiding van deze nieuwe regels<br />

heeft het bestuur in <strong>2011</strong> zijn deskundigheidsplan geactualiseerd<br />

en er zijn enkele nieuwe onderdelen in opgenomen.<br />

De bestuursleden doen aan permanente educatie en in dat kader<br />

zijn de deskundigheidsniveaus van enkele bestuurders geactualiseerd.<br />

Hierbij is rekening gehouden met geconstateerde hiaten in de<br />

deskundigheid en de verdeling van de deskundigheidsgebieden. In<br />

het deskundigheidsplan zijn ook de in <strong>2011</strong> ingestelde bestuurlijke<br />

commissies opgenomen.<br />

Het bestuur besloot voorts om deel te nemen aan de competentiereflector<br />

van SPO om de competentieniveaus op een objectieve wijze<br />

te meten. In februari 2012 is deelgenomen aan de competentiereflector.<br />

Deskundigheidsgebieden<br />

In het kader van het vier-ogen-principe dient elke beleidsbepalende<br />

taak bij minimaal twee bestuursleden ondergebracht te zijn: één<br />

werkgevers- en één werknemersbestuurslid. Per aandachtsgebied<br />

zijn daardoor twee of meer bestuursleden in staat een afgewogen<br />

oordeel te geven over de beleidskeuzes die het bestuur maakt ten<br />

aanzien van het betreffende deskundigheidsgebied. Het gewenste<br />

hogere deskundigheidsniveau wordt door het bestuur als geheel<br />

afgedekt.<br />

Studiedagen<br />

Het bestuur organiseerde in <strong>2011</strong> weer jaarlijkse studiedagen. Tijdens<br />

deze studiedagen zijn actuele onderwerpen op pensioengebied<br />

besproken en zijn fondsspecifieke thema’s aan de orde gesteld.<br />

Daarnaast volgen de individuele bestuursleden pensioenopleidingen<br />

en nemen zij deel aan congressen, studiebijeenkomsten en seminars<br />

ter bevordering van de deskundigheid.<br />

Tijdens de studiedagen is aandacht besteed aan:<br />

• de nieuwe bestuursmodellen;<br />

• de laatste stand van zaken rond het pensioenakkoord en de gevolgen<br />

daarvan voor <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>;<br />

• de overgang van SAS70 naar ISAE 3402 en de reikwijdte van de<br />

nieuwe ISAE 3402-standaard;<br />

• het risicobeleid en de verdere invulling en uitwerking daarvan.


Gedragscode<br />

Het bestuur kent een gedragscode. De gedragscode geeft regels<br />

en richtlijnen voor bestuursleden en andere door het fonds aan te<br />

wijzen of aangewezen betrokkenen. De regels en richtlijnen in de gedragscode<br />

moeten conflicten tussen de belangen van het fonds en de<br />

privébelangen van betrokkenen voorkomen. Ook het gebruikmaken<br />

van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privédoeleinden<br />

moet zo worden voorkomen.<br />

Aan het einde van ieder jaar ondertekenen de bestuurders de<br />

‘Verklaring naleving gedragscode’. Voorts worden in iedere bestuursvergadering<br />

door de individuele bestuursleden meldingen gedaan<br />

die in het kader van de gedragscode relevant zijn. De meldingen en<br />

de getekende verklaringen vormen de basis voor de jaarlijkse rapportage<br />

van de compliance officer van het fonds.<br />

Compliance officer<br />

De compliance officer is in 2008 door het bestuur benoemd. De<br />

compliance officer is een externe partij en vervult een onafhankelijke<br />

rol. Hij ziet erop toe dat de gedragscode van het bestuur wordt nageleefd<br />

en kan gevraagd en ongevraagd adviezen geven aan het bestuur<br />

aangaande zaken waarop de gedragscode betrekking heeft.<br />

De compliance officer heeft over het verslagjaar <strong>2011</strong> een rapportage<br />

uitgebracht ten aanzien van de naleving van de gedragscode door de<br />

bestuurleden van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>. Hij rapporteerde dat in het afgelopen<br />

jaar geen onregelmatigheden of bijzonderheden plaatsvonden met<br />

betrekking tot de naleving van de gedragscode van het fonds.<br />

Advies, verantwoording en intern toezicht<br />

Het bestuur wordt geadviseerd door de deelnemersraad over door<br />

wet- en regelgeving bepaalde onderwerpen zoals premievaststelling,<br />

beleggingsbeleid en toeslagverlening. De deelnemersraad geeft<br />

advies op verzoek van het bestuur, maar ook ongevraagd. Het verantwoordingsorgaan<br />

geeft een oordeel over het handelen van het<br />

bestuur en het beleid dat het bestuur vaststelt. Het interne, onafhankelijke<br />

toezicht wordt verzorgd door een visitatiecommissie.<br />

Adviezen deelnemersraad<br />

De deelnemersraad heeft een wettelijke adviesbevoegdheid. In <strong>2011</strong><br />

heeft het bestuur daarom weer een aantal onderwerpen voor advies<br />

aan de deelnemersraad voorgelegd. De deelnemersraad heeft zich<br />

in het verslagjaar in drie vergaderingen (op 30 maart, 20 juni en 7<br />

december <strong>2011</strong>) gebogen over de navolgende onderwerpen:<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

25<br />

• Vaststelling van de premies en gedeeltelijke toeslagverlening in 2012<br />

De deelnemersraad heeft een positief advies afgegeven ten aanzien<br />

van de vaststelling van de premie en het achterwege blijven<br />

van toeslagverlening in 2012. Hierbij nam de deelnemersraad de<br />

financiële positie van het fonds in ogenschouw en de maatregelen<br />

die nodig zijn voor het bereiken van de gewenste financiële<br />

positie, zoals opgenomen in het herstelplan.<br />

• <strong>Jaarverslag</strong> en jaarrekening over boekjaar 2010<br />

De deelnemersraad heeft een positief advies uitgebracht ten aanzien<br />

van het jaarverslag en de jaarrekening van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> over<br />

het boekjaar 2010.<br />

• Wijzigingen in reglementen<br />

De deelnemersraad heeft een positief advies afgegeven ten aanzien<br />

van de wijzigingen in het pensioen- en uitvoeringsreglement<br />

en het vroegpensioenreglement.<br />

• Wijziging in statuten<br />

De deelnemersraad heeft een positief advies afgegeven ten aanzien<br />

van de wijzigingen in de statuten van het fonds.<br />

• Actuariële en bedrijfstechnische nota<br />

De deelnemersraad heeft een positief advies afgegeven ten aanzien<br />

van wijzigingen in de actuariële en bedrijfstechnische nota<br />

in <strong>2011</strong>.<br />

Advies en oordeel verantwoordingsorgaan<br />

Het verantwoordingsorgaan heeft zich in het verslagjaar in drie vergaderingen<br />

(op 30 maart, 20 juni en 7 december <strong>2011</strong>) gebogen over<br />

de navolgende onderwerpen:<br />

• oordeel over het handelen van het bestuur van het fonds, het<br />

vastgestelde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst aan de<br />

hand van het jaarverslag en de jaarrekening over het boekjaar<br />

2010; en<br />

• oordeel over wijziging in de vergoedingsregeling van het bestuur,<br />

de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan; en<br />

• het verloop van de financiële positie van het fonds en de werking<br />

van de maatregelen zoals opgenomen in het herstelplan.<br />

Het verantwoordingsorgaan heeft een advies uitgebracht over de aan<br />

hen voorgelegde adviesaanvragen. Het verantwoordingsorgaan heeft<br />

een positief oordeel afgegeven ten aanzien van het handelen van het<br />

bestuur, het vastgestelde beleid in 2010 en de gemaakte beleidskeuzes.<br />

Het oordeel is door het verantwoordingsorgaan afgegeven na<br />

bestudering van het jaarverslag en de jaarrekening over het boekjaar<br />

2010 en het eindrapport van de visitatiecommissie naar aanleiding<br />

van de in <strong>2011</strong> uitgevoerde visitatie.<br />

Intern toezicht door visitatiecommissie<br />

De visitatiecommissie verzorgt het interne toezicht op het bestuur.<br />

De visitatiecommissie heeft haar werkzaamheden voor het eerst in<br />

2009 uitgevoerd.


Het onderzoek van de visitatiecommissie in <strong>2011</strong> had betrekking op<br />

de thema’s ‘communicatie’ en ‘bedrijfsvoering’. Het verslag van het<br />

onderzoek, de wijze waarop het is uitgevoerd en de bevindingen<br />

en aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn vastgelegd in een<br />

eindrapportage. De samenvatting van de eindrapportage is opgenomen<br />

in het jaarverslag over het boekjaar 2010, evenals de reactie<br />

van het bestuur daarop.<br />

Klachtenregeling<br />

Het fonds kent een klachtencommissie met een klachtenregeling.<br />

De klachtencommissie geeft belanghebbenden een laagdrempelige<br />

mogelijkheid om ontevredenheid te uiten. Daarnaast draagt de<br />

klachtencommissie bij aan het continue proces van kwaliteitsverbetering<br />

van de administratieve dienstverlening. Een klachtenregeling<br />

heeft bovendien de potentie bij te dragen aan de verbetering<br />

van de relatie tussen het fonds en zijn deelnemers en andere<br />

belanghebbenden. Bij het goed functioneren van de klachtenregeling<br />

kan deze wellicht bewerkstelligen dat bij deelnemers en andere<br />

belanghebbenden minder snel de behoefte bestaat om meningsverschillen<br />

voor te leggen aan rechterlijke instanties. Hieraan draagt<br />

natuurlijk bij dat instanties zoals de Ombudsman Pensioenen zich<br />

pas over kwesties uitspreken nadat de gehele klachtenprocedure bij<br />

het fonds is doorlopen.<br />

In het verslagjaar werden geen klachten in de zin van het reglement<br />

klachtenprocedure aan de klachtencommissie voorgelegd.<br />

Verantwoord beleggen<br />

Het fonds is zich bewust van zijn maatschappelijke positie en de<br />

verantwoordelijkheden die hieraan zijn verbonden. Het bestuur heeft<br />

daarom beleid vastgesteld op het gebied van maatschappelijk verantwoord<br />

beleggen. De uitgangspunten van het beleid zijn gebaseerd op<br />

de Principles for Responsible Investment, de beleggingsprincipes van de<br />

Verenigde Naties.<br />

In zijn beleid beschrijft <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> hoe het fonds omgaat met zaken<br />

als het milieu, de maatschappij en goed ondernemingsbestuur.<br />

Het fonds heeft hierbij drie doelstellingen geformuleerd:<br />

• verbeteren van het financiële rendement, rekening houdend met<br />

de risico's;<br />

• blijk geven van maatschappelijke verantwoordelijkheid;<br />

• bijdragen aan de waarborging van de integriteit van de financiële<br />

markten.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

26<br />

Financieel én maatschappelijk rendement<br />

Voor <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> blijft het financiële belang van zijn deelnemers<br />

uiteraard voorop staan. Het fonds vindt echter ook dat financieel en<br />

maatschappelijk rendement uitstekend samen kunnen gaan. Het<br />

fonds kijkt daarom niet alleen naar financiële informatie bij het kiezen<br />

van zijn beleggingen. Het fonds kijkt ook naar de wijze waarop<br />

een onderneming omgaat met het milieu en haar sociale leefomgeving<br />

en naar de wijze waarop zij bestuurd wordt. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> is ervan<br />

overtuigd dat ondernemingen die maatschappelijk verantwoord<br />

ondernemen serieus nemen, op de lange termijn beter presteren.<br />

Geïntegreerde aanpak verantwoord beleggen<br />

Door de overgang van het vermogensbeheer naar APG is het fonds<br />

in staat verantwoord beleggen op een geïntegreerde wijze aan te<br />

pakken. APG is namelijk in staat bij alle beleggingscategorieën met<br />

de maatschappelijke factoren milieu, maatschappij en goed ondernemingsbestuur<br />

rekening te houden. Dat komt op verschillende<br />

manieren tot uiting.<br />

Corporate governance<br />

Corporate governance heeft betrekking op goed ondernemingsbestuur.<br />

Het beleid van het fonds op dit gebied richt zich op het<br />

aanspreken van directies op de manier waarop zij hun onderneming<br />

besturen. Dit aanspreken kan in een directe dialoog. Het kan ook in<br />

een indirecte dialoog, door te stemmen op jaarvergaderingen van de<br />

betreffende onderneming. Als een onderneming tekort schiet in de<br />

ogen van het fonds, zal <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> zijn invloed als aandeelhouder<br />

uitoefenen om verbeteringen aan te brengen.<br />

Uitsluitingen<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> sluit bepaalde beleggingen per definitie uit. Het fonds<br />

sluit beleggingen uit in ondernemingen die:<br />

• direct betrokken zijn bij de fabricage van producten die door<br />

Nederlandse en internationale wetgeving verboden zijn;<br />

• handelen in strijd met de uitgangspunten van het VN Global<br />

Compact en geen blijk geven hun praktijken te willen veranderen<br />

naar aanleiding van de dialoog met <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong>.<br />

Op basis van deze regels belegt <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> niet in ondernemingen<br />

die direct betrokken zijn bij de fabricage van antipersoonslandmijnen,<br />

clusterbommen en chemische, biologische en nucleaire wapens<br />

die strijdig zijn met het non-proliferatieverdrag. Ook sluit <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

beleggingen uit in ondernemingen die betrokken zijn bij de fabricage<br />

van producten of levering van diensten die in Nederland in brede<br />

kring als verwerpelijk worden beschouwd.<br />

Stembeleid<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> beschouwt stemmen op aandeelhoudersvergadering als<br />

een belangrijk onderdeel van zijn taak als verantwoord vermogens-


eheerder. Het stemrecht is ook een uitstekend middel om op financieel<br />

en ethisch gebied verantwoordelijkheid te nemen. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

oefent zijn stemrecht uit op de jaarlijkse en bijzondere aandeelhoudersvergaderingen<br />

van de ondernemingen waarin het fonds belegt.<br />

Raadplegen beleggingsbeginselen<br />

Belanghebbenden bij het fonds kunnen de beleggingsbeginselen<br />

van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> nalezen op de website van het fonds. In zijn beleggingsbeginselen<br />

beschrijft <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> zijn taken en verantwoordelijkheden<br />

als institutioneel belegger. Daarnaast bevat het document<br />

een beschrijving van het langetermijnbeleggingsbeleid van het fonds<br />

en een beschrijving van de wijze waarop <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> omgaat met<br />

beleggingsrisico's.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

27


Risicobeheer<br />

Beleid op het gebied van risicobeheer<br />

Begin 2009 heeft het bestuur het risicobeheer van het fonds geïnventariseerd.<br />

Dat deed het bestuur met behulp van FIRM (Financiële<br />

Instellingen Risicoanalyse Methode), een door DNB ontwikkelde<br />

geïntegreerde methode om risico's te analyseren bij instellingen die<br />

onder hun toezicht vallen. Aan de hand van deze analyse heeft het<br />

bestuur in de loop van het verslagjaar zijn risicobeheersingsbeleid<br />

uitgewerkt en vastgelegd in een beleidsdocument.<br />

In het risicobeheersingsbeleid is vastgelegd welke risico’s het fonds<br />

loopt, welk beleid het fonds op deze risico’s voert en welke beheersmaatregelen<br />

daarvoor nodig zijn. Daarin is ook een inventarisatie<br />

opgenomen van de ingevoerde beheersmaatregelen. In het risicobeheersingsbeleid<br />

zijn de volgende risico's benoemd:<br />

• beleggings- en marktrisico’s;<br />

• uitbestedingsrisico's;<br />

• operationele risico's;<br />

• integriteitrisico's;<br />

• omgevings- en reputatierisico's;<br />

• juridische risico's.<br />

Elk jaar wordt getoetst of de beheersmaatregelen uit het risicobeheersingsbeleid<br />

ook daadwerkelijk in de praktijk worden toegepast. Het<br />

bestuur steunt daarbij voor een deel op de periodieke rapportages van<br />

de uitvoeringsorganisaties. In de jaarrekening (op pagina 53) wordt<br />

nader ingegaan op de risicogebieden en de beheersmaatregelen die<br />

door het fonds genomen worden.<br />

Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN)<br />

De risico’s die verbonden zijn aan de pensioenregeling worden door<br />

het fonds zelf gedragen. Deze risico's worden opgenomen in de<br />

Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). De ABTN beschrijft<br />

bovendien:<br />

• de hoofdlijnen van de interne beheersing;<br />

• de opzet van de administratieve organisatie;<br />

• de procedures voor de interne controle.<br />

Financieel Toetsingskader<br />

Voorts beschrijft de ABTN de werking van het Financieel<br />

Toetsingskader (FTK). Het FTK is het onderdeel van de Pensioenwet<br />

waarin de wettelijke financiële eisen aan pensioenfondsen zijn<br />

vastgesteld. De solvabiliteitstoets en de continuïteitsanalyse vormen<br />

onderdelen van het FTK.<br />

De solvabiliteitstoets wordt jaarlijks aan de hand van de jaarrekening<br />

uitgevoerd door de actuaris van het fonds. Met behulp van deze toets<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

28<br />

wordt vastgesteld of het fonds voldoende middelen bezit, zodat het<br />

fonds met een zekerheidsmaat van 97,5 procent binnen één jaar aan<br />

zijn verplichtingen kan voldoen. Het eigen vermogen van het fonds<br />

dient daartoe ten minste gelijk te zijn aan het vereist eigen vermogen.<br />

Voor de berekening van het vereist eigen vermogen hanteert het<br />

fonds het standaardmodel van DNB.<br />

Continuïteitsanalyse<br />

Naast deze jaarlijkse analyse is ook een driejaarlijkse continuïteitsanalyse<br />

verplichtgesteld. Anders dan de solvabiliteitstoets, is de<br />

continuïteitsanalyse gericht op het inzichtelijk maken van risico’s<br />

over een langere tijdshorizon (vijftien jaar). De continuïteitsanalyse<br />

zet de waardeontwikkeling van de beleggingen en de verplichtingen<br />

tegenover elkaar en geeft daarmee inzicht in de (financiële) ontwikkeling<br />

van het fonds en de sturingskracht van de beleidsinstrumenten.<br />

Verder geeft de continuïteitsanalyse aan hoe waarschijnlijk het is dat<br />

de nagestreefde jaarlijkse toeslagen in de toekomst ook echt kunnen<br />

worden verstrekt.<br />

Beheersing van processen bij<br />

opdrachtnemers<br />

Voor de beheersing van de procesinrichting en de procesvoering<br />

heeft het fonds met zijn opdrachtnemers voor het vermogensbeheer<br />

en de pensioenadministratie afgesproken dat deze via een ISAE<br />

3402-verklaring aantoonbaar in control zijn. ISAE 3402 is een rapport<br />

voor de certificering van de interne beheersing van de processen<br />

in dienstverlenende organisaties. De ISAE 3402-rapporten worden<br />

gecertificeerd door de accountant van de uitvoeringsorganisatie.


Kosten<br />

Er was in <strong>2011</strong> veel aandacht voor de kosten van vermogensbeheer<br />

bij pensioenfondsen. Dat kwam onder meer door de publicatie van<br />

een rapport van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). In dat rapport<br />

gaf de AFM aan dat pensioenfondsen niet alle kosten rapporteren.<br />

De Pensioenfederatie presenteerde vervolgens aanbevelingen<br />

over de wijze waarop pensioenfondsen hun kosten zouden kunnen<br />

rapporteren. De wijze waarop <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> in dit jaarverslag de kosten<br />

presenteert, volgt de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.<br />

Kosten pensioenbeheer<br />

De totale uitvoeringskosten voor pensioenbeheer bestaan uit de<br />

kosten voor de uitvoering van de regeling en andere kosten. Deze<br />

gebaseerd op het getekende contract tussen Cordares Pensioenen bv<br />

en het fonds. De uitvoeringskosten voor pensioenbeheer over <strong>2011</strong><br />

bedragen inclusief beleidskosten 899 duizend euro.<br />

De kosten voor de uitvoering van de regeling bedragen in totaal 746<br />

duizend euro, inclusief projectkosten van 40 duizend euro en beleidskosten<br />

van 239 duizend euro. De beleidskosten zijn gemaakte<br />

kosten die op regiebasis in de administratieovereenkomst zijn opgenomen.<br />

Het betreffen kosten voor actuariële en juridische advisering.<br />

De andere kosten in <strong>2011</strong> bedragen 153 duizend euro. Hieronder<br />

vallen onder andere externe adviseurskosten, bestuurskosten, vacatiegelden,<br />

accountantskosten en bijdragen aan DNB.<br />

Het fonds heeft invulling gegeven aan de aanbevelingen van de<br />

Pensioenfederatie. De totale uitvoeringskosten voor pensioenbeheer<br />

over <strong>2011</strong> voor <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> bedragen 899 duizend. Het totaal aantal<br />

actieve deelnemers plus pensioengerechtigden was op 31 december<br />

<strong>2011</strong> 3.087. De kosten per deelnemer bedragen 291 euro.<br />

Kosten vermogensbeheer<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> rapporteert ook de kosten voor het vermogensbeheer<br />

conform het voorstel van de Pensioenfederatie. Dit betekent dat ten<br />

opzichte van voorgaande jaren meer kosten gerapporteerd worden.<br />

Dat hangt voornamelijk samen met onderliggende vergoedingen<br />

voor externe vermogensbeheermanagers buiten APG.<br />

Het gevolg van de keuze om het voorstel van de Pensioenfederatie<br />

te volgen en over <strong>2011</strong> integrale kosten te presenteren, brengt met<br />

zich mee dat door de definitiewijzigingen die daarmee samenhangen,<br />

de hier gepresenteerde cijfers lastig te vergelijken zijn met<br />

voorgaande jaren en met pensioenfondsen die deze standaard (nog)<br />

niet rapporteren. Het fonds registreert momenteel alle kostensoorten<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

29<br />

die de Pensioenfederatie beschrijft. Voor de nieuw te presenteren<br />

kostensoorten, waaronder een deel van de transactiekosten, geeft de<br />

Pensioenfederatie in 2012 een nadere invulling van de berekening.<br />

Tabel 5 bevat de integrale kosten van het vermogensbeheer. De<br />

rendementscijfers zijn dus netto. Dat wil zeggen dat de kosten eraf<br />

zijn. Het totaal van de integrale kosten over <strong>2011</strong> is 521 duizend euro.<br />

Omdat deze integrale kostenrapportage vorig jaar nog niet van toepassing<br />

was, zijn de cijfers over <strong>2011</strong> niet volledig vergelijkbaar.<br />

De kosten van vermogensbeheer komen in de jaarrekening deels<br />

niet separaat tot uitdrukking, omdat deze kosten onttrokken worden<br />

aan de fondswaarde van de fondsen waarin wordt belegd. Deze<br />

kosten zijn opgenomen in de indirecte beleggingsopbrengsten.<br />

Tabel 5 Ontwikkeling totale beleggingskosten<br />

(in duizenden euro’s en in basispunten ten opzichte van<br />

het gemiddelde belegde vermogen)<br />

Beheervergoeding APG 394<br />

Beheervergoeding externe managers 41<br />

Bewaarloon 27<br />

Overige kosten 14<br />

Bedrag Basispunten<br />

Totaal 476 36<br />

Prestatievergoedingen 45 3<br />

Totaal kosten 521 39<br />

De beheervergoeding is in de tabel opgedeeld in twee categorieën. De<br />

eerste categorie betreft de kosten van de fiduciair manager APG. De<br />

tweede categorie betreft de kosten van andere externe vermogensbeheerders.<br />

Een groot deel van de kosten voor externe managers zijn al<br />

opgenomen in de beheervergoeding aan APG. APG voldoet deze aan<br />

de externe managers. De kosten opgenomen onder beheervergoeding<br />

voor externe managers betreffen kosten die naast de vergoeding<br />

aan APG nog ten laste gaan van het belegd vermogen.<br />

Het bewaarloon betreft de vergoeding voor het in bewaring geven<br />

van beleggingstitels bij een bewaarbedrijf. De overige kosten betreffen<br />

onder andere de aan de beleggingen gerelateerde bank- en<br />

accountantskosten. De prestatievergoedingen zijn vergoedingen<br />

aan externe managers voor (meerjarige) prestaties boven een be-


paalde drempelwaarde.<br />

Naast deze kostencategorieën van vermogensbeheer onderscheidt<br />

de Pensioenfederatie ook nog een categorie transactiekosten van<br />

vermogensbeheer. De transactiekosten worden als een aparte categorie<br />

gezien. Deze is complex van aard, niet altijd beschikbaar, wordt<br />

gekenmerkt door schattingen en is nog niet te benchmarken. De<br />

transactiekosten bestaan uit in- en uitstapkosten bij beleggingsfondsen,<br />

aan- en verkoopkosten bij directe beleggingen in beleggingstitels<br />

en acquisitiekosten. De geïdentificeerde transactiekosten over <strong>2011</strong><br />

bedragen 157 duizend euro (12 basispunten).<br />

Bij de evaluatie van de kosten van het vermogensbeheer moet niet<br />

alleen worden gekeken naar de absolute hoogte van de gerapporteerde<br />

kosten. Deze kosten hangen onder andere samen met de<br />

beleggingscategorieën waarin wordt geïnvesteerd, de wijze waarop<br />

wordt geïnvesteerd en de behaalde resultaten boven een bepaalde<br />

drempelwaarde.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

30


Rapportage van de visitatiecommissie<br />

De visitatiecommissie die bestaat uit de heren B.N. Smith, P.J.C. van<br />

Eekelen en C.T. de Wuffel heeft in de maand april 2012 de vierde<br />

jaarlijkse visitatie bij de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de<br />

Betonmortelindustrie afgerond.<br />

De visitatiecommissie heeft zich een oordeel gevormd over het<br />

functioneren van het bestuur en het fonds vanuit de volgende vijf<br />

aspecten die de STAR voor het intern toezicht heeft geformuleerd:<br />

• De beleids- en bestuursprocedures.<br />

• De beleids- en bestuursprocessen.<br />

• De checks en balances.<br />

• De wijze waarop het fonds wordt aangestuurd.<br />

• De wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s<br />

op de langere termijn.<br />

Bij het formuleren van het oordeel heeft de commissie zich gebaseerd<br />

op de verstrekte informatie en de inhoud van drie interviews<br />

gehouden in de maand maart van dit jaar met bestuurders van het<br />

fonds. De visitatiecommissie heeft haar werkzaamheden in een zeer<br />

plezierige en coöperatieve sfeer kunnen verrichten en heeft de openheid<br />

in de interviews zeer op prijs gesteld.<br />

De commissie is zich bewust van het feit dat haar waarneming een<br />

momentopname is, vanuit een specifieke invalshoek en gebaseerd<br />

op de ontvangen schriftelijke en mondelinge informatie. Binnen dat<br />

kader is de commissie zo zorgvuldig mogelijk te werk gegaan.<br />

De commissie is tot het volgende oordeel gekomen.<br />

Onze algemene indruk over de wijze, waarop het bestuur het fonds<br />

bestuurt, is onveranderd positief. Procedureel heeft het bestuur de<br />

fondszaken goed op orde. Op de relevante ontwikkelingen wordt adequaat<br />

geanticipeerd. Het bestuur is actief, voelt zich verantwoordelijk<br />

en gaat respectvol met elkaar om. Waar nodig laat het bestuur zich<br />

bijstaan door externe professionals.<br />

Uit zowel de bestudeerde documenten als uit de interviews is gebleken<br />

dat er in het afgelopen jaar een sterke focus is geweest en nog<br />

steeds is op de toekomst van het fonds en van de regeling. Dat wordt<br />

weerspiegeld in onze bevindingen en aanbevelingen.<br />

Bij deze visitatie kwam overigens wel naar voren, dat bij belangrijke<br />

dossiers het bestuur voor een adequate voortgang en tijdige besluitvorming<br />

gehinderd wordt door de afhankelijkheden van cao-partijen.<br />

De commissie heeft een aantal aanbevelingen geformuleerd die<br />

onder andere de toekomst van het fonds en de regeling, het integraal<br />

risicomanagement, de zelfevaluatie, de monitoring en de communicatie<br />

betreffen.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

31


Oordeel van het verantwoordingsorgaan<br />

Het verantwoordingsorgaan <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft in de bijeenkomst van<br />

28 juni 2012 het jaarverslag en de jaarrekening over het boekjaar<br />

<strong>2011</strong> besproken alsmede de bevindingen van de visitatiecommissie<br />

en hun aanbevelingen aan het bestuur. Het verantwoordingsorgaan<br />

heeft zich zo en op basis van de stukken die gedurende het jaar zijn<br />

ontvangen een oordeel kunnen vormen over het handelen van het<br />

bestuur in <strong>2011</strong>.<br />

Oordeel<br />

Het verantwoordingsorgaan is van mening dat de samenwerking en<br />

de informatie-uitwisseling met het bestuur ook in <strong>2011</strong> naar tevredenheid<br />

heeft gefunctioneerd.<br />

In onderling overleg is overeengekomen dat de leden van het verantwoordingsorgaan<br />

en de deelnemersraad periodiek een nieuwsbrief<br />

van het bestuur ontvangen met daarin een vermelding van de bestuursbesluiten<br />

en andere onderwerpen en ontwikkelingen waar het<br />

bestuur zich over buigt of heeft gebogen.<br />

Het verantwoordingsorgaan is tevreden over de informatievoorziening<br />

aan de leden van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad<br />

ten aanzien van fondsspecifieke en actuele onderwerpen<br />

op pensioengebied. Tevens is kennis genomen van het feit dat<br />

individuele bestuursleden actief aan deskundigheidsbevordering<br />

doen door deel te nemen aan specifieke opleidingen voor pensioenfondsbestuurders.<br />

Het verantwoordingsorgaan heeft geen opmerkingen van materiële<br />

aard en kan zich vinden in de bevindingen van de visitatiecommissie<br />

en het door het bestuur gevoerde beleid in <strong>2011</strong>. Het verantwoordingsorgaan<br />

is zich, mede gelet op de financiële crisis en de ontwikkeling<br />

van de financiële positie van het fonds, bewust van de zwaarte<br />

van de bestuurstaak en oordeelt positief over het bestuurshandelen<br />

in <strong>2011</strong>. Met name de daadkracht en snelheid ten aanzien van het<br />

voorbereiden van de aansluiting bij een ander (groter) pensioenfonds<br />

en de argumenten daarbij worden als positief beoordeeld. Wel wordt<br />

het bestuur verzocht om de nodige zorgvuldigheid te betrachten<br />

gedurende het proces gelet op de korte termijn(en).<br />

Helaas heeft het bestuur in <strong>2011</strong> moeten besluiten tot een voorgenomen<br />

kortingsbesluit die uiterlijk op 1 april 2013 geëffectueerd zal<br />

worden indien de financiële situatie dat eind 2012 vereist. Zowel het<br />

verantwoordingsorgaan als de deelnemersraad begrijpen de noodzaak<br />

en het belang van de voorgenomen maatregel en verder steunen<br />

zij de oproep van het bestuur aan cao-partijen om te komen tot een<br />

tijdige sluitende financiële opzet voor de pensioenregeling en ook<br />

met name de aanvullingsregeling 55min.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

32<br />

Het verantwoordingsorgaan volgt met belangstelling de acties die<br />

het bestuur zal gaan ondernemen ten aanzien van de bevindingen<br />

van de visitatiecommissie en stelt er prijs op om daarover te worden<br />

geïnformeerd.<br />

Reactie van het bestuur op oordeel van het<br />

verantwoordingsorgaan<br />

Het bestuur heeft met belangstelling en waardering kennisgenomen<br />

van het oordeel van het verantwoordingsorgaan over het bestuurshandelen<br />

in het jaar <strong>2011</strong>. De constructieve samenwerking en communicatie<br />

met het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad<br />

worden door het bestuur op prijs gesteld.<br />

Het bestuur zal een reactie formuleren op de aanbevelingen van<br />

de visitatiecommissie, die mede door het verantwoordingsorgaan<br />

worden ondersteund, en deze aan de visitatiecommissie en het verantwoordingsorgaan<br />

toezenden.


Slotwoord<br />

Het bestuur betreurt dat het zich moet voornemen om de pensioenen<br />

te verlagen in 2013. De financiële positie van het fonds aan het<br />

einde van <strong>2011</strong> liet het bestuur echter geen andere keus. Begin 2013<br />

zal blijken of het fonds de pensioenen daadwerkelijk zal moeten verlagen.<br />

Het bestuur blijft de financiële markten dan ook nauwlettend<br />

volgen en zal scherp in de gaten houden of het huidige premie-, toeslagen-<br />

en beleggingsbeleid bijdraagt aan het herstel van het fonds.<br />

Het bestuur dankt iedereen die gedurende het verslagjaar voor <strong>Bpf</strong>-<br />

<strong>Mortel</strong> werkzaam is geweest.<br />

Amsterdam, 28 juni 2012<br />

Namens het bestuur,<br />

A.A.J. Heijnen<br />

Mr. J.A.H. Pustjens<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

33


<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

34


Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie<br />

Jaarrekening <strong>2011</strong><br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

35


Balans per 31 december <strong>2011</strong><br />

(Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)<br />

Activa <strong>2011</strong> 2010<br />

Beleggingen voor risico pensioenfonds (1) 146.235 128.926<br />

Vorderingen en overlopende activa (2) 3.491 2.712<br />

Liquide middelen (3) 2 576<br />

Totaal activa 149.728 132.214<br />

Passiva <strong>2011</strong> 2010<br />

Stichtingskapitaal en reserves (4) ./. 6.383 2.635<br />

Technische voorzieningen (5) 153.932 127.081<br />

Overige schulden en overlopende passiva (6) 2.179 2.498<br />

Totaal passiva 149.728 132.214<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

36


Staat van baten en lasten over <strong>2011</strong><br />

(Bedragen in duizenden euro’s)<br />

Baten <strong>2011</strong> 2010<br />

Bijdragen van werkgevers en werknemers (7) 9.681 8.965<br />

Beleggingsopbrengsten (8) 11.431 8.448<br />

Saldo overgenomen pensioenverplichtingen (9) 1.265 94<br />

Overige baten (10) 85 23<br />

Totaal van de baten 22.462 17.530<br />

Lasten <strong>2011</strong> 2010<br />

Uitkeringen (11) 3.642 3.377<br />

Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen (12) 26.851 19.502<br />

Mutatie Voorziening voorgenomen pensioenaanpassing<br />

per 1 januari volgend jaar -<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

37<br />

./. 749<br />

Totaal mutatie voorziening 26.851 18.753<br />

Administratiekosten (13) 899 839<br />

Overige lasten (14) 88 23<br />

Totaal van de lasten 31.480 22.992<br />

Saldo staat van baten en lasten ./. 9.018 ./. 5.462


Kasstroomoverzicht over <strong>2011</strong><br />

(Bedragen in duizenden euro’s)<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

38<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten<br />

Bijdragen van werkgevers en werknemers 9.138 8.949<br />

Uitgekeerde pensioenen ./. 3.740 ./. 4.010<br />

Saldo waardeoverdrachten 1.012 245<br />

Administratiekosten ./. 908 ./. 919<br />

Overige ontvangsten 85 23<br />

Overige uitgaven ./. 88 ./. 23<br />

Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten 5.499 4.265<br />

Kasstroom uit beleggingsactiviteiten<br />

Aankoop beleggingen ./. 143.527 ./. 31.258<br />

Verkopen en aflossingen van beleggingen 135.839 28.125<br />

Directe beleggingsopbrengsten 1.615 ./. 706<br />

Kasstroom uit beleggingsactiviteiten ./. 6.073 ./. 3.839<br />

Mutatie liquide middelen ./. 574 426<br />

Liquide middelen primo periode 576 150<br />

Mutatie liquide middelen ./. 574 426<br />

Liquide middelen ultimo periode 2 576<br />

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. In<br />

de aankoop en verkoop van beleggingen is de transitie inbegrepen<br />

van Cordares Vermogensbeheer bv naar APG Investment Services nv.


Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling<br />

Algemeen<br />

Bij de samenstelling van de jaarrekening zijn onderstaande grondslagen<br />

in acht genomen.<br />

Voor zover niet anders vermeld, wordt gewaardeerd op nominale<br />

waarde in euro's. Monetaire balansposten in vreemde valuta worden<br />

omgerekend tegen de valutakoers op de balansdatum. Nietmonetaire<br />

balansposten in vreemde valuta, die zijn gewaardeerd op<br />

actuele waarde, worden omgerekend tegen de valutakoers die geldt<br />

op het moment van waardering van de post. Koersverschillen die<br />

optreden bij de afwikkeling dan wel de omrekening van monetaire<br />

posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en<br />

lasten. De jaarrekening heeft betrekking op het verslagjaar <strong>2011</strong>.<br />

De stichting heeft de jaarrekening opgesteld volgens de wettelijke<br />

bepalingen van Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek.<br />

Waardering van activa en passiva<br />

Beleggingen voor risico pensioenfonds<br />

De aandelen worden belegd in beleggingspools. De participaties<br />

in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde<br />

per participatie. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde<br />

waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten<br />

verantwoord.<br />

De vastrentende waarden betreffen obligaties en worden belegd in<br />

beleggingspools. De participaties in beleggingspools worden gewaardeerd<br />

tegen de nettovermogenswaarde per participatie. Zowel ongerealiseerde<br />

als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks<br />

in de staat van baten en lasten verantwoord.<br />

De vastgoedbeleggingen worden belegd in beleggingspools. De<br />

participaties in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde<br />

per participatie. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde<br />

waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten<br />

en lasten verantwoord.<br />

Derivaten worden gewaardeerd op actuele waarde. Het fonds maakt<br />

voor het afdekken van valutarisico’s gebruik van valutatermijncontracten.<br />

Voor het afdekken van renterisico’s maakt het fonds gebruik<br />

van renteswapcontracten.<br />

De valutatermijncontracten worden gewaardeerd op marktwaarde.<br />

Deze wordt bepaald door de waarde van de vreemde valuta tegen de<br />

termijnkoersen op het afsluitmoment af te zetten tegen de waarde<br />

van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op de balansdatum.<br />

Het verschil tussen deze twee waarden is de marktwaarde van de<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

39<br />

valutatermijncontracten. De termijnkoers op de balansdatum wordt<br />

berekend op basis van de 16:00 (GMT) WM Fixing ultimo boekjaar.<br />

De actuele waarde van de renteswapcontracten is de resultante van<br />

de contante waarde van de toekomstige kasstromen die contant<br />

gemaakt zijn op basis van de geldende swapcurve. Derivaten met<br />

een negatieve waarde ultimo boekjaar worden opgenomen onder de<br />

'Overige schulden en overlopende passiva'. Als de waarde positief<br />

is, worden de derivaten opgenomen onder 'Beleggingen voor risico<br />

pensioenfonds'.<br />

Overige beleggingen betreffen beleggingen die niet aan één van de<br />

andere beleggingscategorieën kunnen worden toegewezen. De overige<br />

beleggingen betreffen beleggingen in commodities en hedgefondsen.<br />

Deze beleggingen worden tegen actuele waarde gewaardeerd.<br />

Vorderingen en overlopende activa<br />

Op de vorderingen is voor zover noodzakelijk een voorziening voor<br />

mogelijke oninbaarheid in mindering gebracht.<br />

Stichtingskapitaal en reserves<br />

Het stichtingskapitaal en de reserves bestaan uit de ‘Reserve pensioenen’<br />

en ‘Reserve aanvullingsregeling 55-'.<br />

De Reserve pensioenen is bedoeld om algemene risico’s te financieren.<br />

Dat betreft de risico’s zoals die zijn beschreven in het standaardmodel<br />

voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen. Deze reserve<br />

vormt het beschikbaar eigen vermogen dat wordt meegenomen<br />

bij het vaststellen van de dekkingsgraad.<br />

De Reserve aanvullingsregeling 55- is bestemd voor de financiering<br />

van aanspraken uit de voorwaardelijke aanvullingsregeling 55- die in<br />

de toekomst uitgekeerd worden. Deze bestemmingsreserve ontwikkelt<br />

zich door de toevoeging van de premie-inkomsten ten behoeve<br />

van de aanvullingsregeling 55- en de vrijval van de solvabiliteitsbuffers<br />

over de lopende aanvullingsuitkeringen. Daarnaast neemt de<br />

reserve jaarlijks toe met de toe te rekenen beleggingsopbrengsten.<br />

Onttrekking vindt plaats in geval van het (onvoorwaardelijk) toekennen<br />

van de aanspraak uit hoofde van de aanvullingsregeling 55- (inclusief<br />

de benodigde solvabiliteitsbuffers).<br />

Technische voorzieningen<br />

De post ‘Technische voorzieningen’ bestaat uit de volgende onderdelen:<br />

de Voorziening pensioenverplichtingen en de Voorziening<br />

voorgenomen pensioenaanpassing.<br />

Voorziening pensioenverplichtingen<br />

De Voorziening pensioenverplichtingen is het bedrag dat nodig<br />

is om dekking te bieden voor door (gewezen) deelnemers en pensioen-


gerechtigden verworven pensioenaanspraken en –rechten. De voorziening<br />

is verhoogd met de contante waarde van de toekomstige<br />

pensioenopbouw waarvoor premievrijstelling is verleend in verband<br />

met (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en de contante waarde<br />

van de ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen. Daarnaast is de<br />

Voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met een voorziening in<br />

verband met toekomstige arbeidsongeschiktheid van zieke deelnemers<br />

ter grootte van twee jaarrisicopremies ter dekking van de premievrije<br />

voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. De<br />

voorziening is door de actuaris vastgesteld met gebruikmaking van de<br />

volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:<br />

Rentevoet<br />

Als rentevoet wordt de rentetermijnstructuur ultimo boekjaar gehanteerd<br />

zoals deze door DNB is gepubliceerd. DNB is voor de rentetermijnstructuur<br />

per 31 december <strong>2011</strong> uitgegaan van een 3-maands<br />

gemiddelde rente. De gepubliceerde rentetermijnstructuur is derhalve<br />

het gemiddelde van de zuivere rentetermijnstructuren van de<br />

handelsdagen tussen 1 oktober en 31 december <strong>2011</strong>.<br />

Overlevingstafels<br />

De overlevingskansen worden vastgesteld op basis van de AG<br />

Prognosetafel 2010-2060. In de AG Prognosetafel zijn voor mannen<br />

en vrouwen aparte tabellen opgenomen. Deze tabellen worden toegepast<br />

met leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de sterftekansen.<br />

De correctiefactoren zijn vastgesteld op basis van ervaringssterfte-<br />

Rente<br />

4,5<br />

4,0<br />

3,5<br />

3,0<br />

2,5<br />

2,0<br />

1,5<br />

1,0<br />

0,5<br />

0,0<br />

Rentetermijnstructuur<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

40<br />

cijfers van de werkende bevolking in Nederland en de sterfteresultaten<br />

van het fonds van de afgelopen jaren. De correctiefactoren zijn<br />

verschillend voor mannen en vrouwen.<br />

Administratiekosten<br />

Voor de dekking van de administratiekosten komen de volgende<br />

bedragen ter beschikking:<br />

• 2,5 procent van de uitkeringen ter dekking van de kosten die aan<br />

de uitbetaling verbonden zijn;<br />

• 12 procent van de brutopremie ter dekking van de kosten die aan<br />

de inning van premies en de verdere administratie van pensioenen<br />

zijn verbonden.<br />

Arbeidsongeschiktheid<br />

Voor de verzekering van het risico van premievrije voortzetting van<br />

pensioenopbouw als gevolg van arbeidsongeschiktheid is 4 procent<br />

van de ontvangen doorsneepremie beschikbaar.<br />

Voor de verzekering van het risico van arbeidsongeschiktheidspensioenen<br />

die nog in moeten gaan, stelt het fonds jaarlijks een premie<br />

vast. Voor het jaar 2012 is de premie vastgesteld op 0,1 procent<br />

van het brutoloon sociale verzekeringen.<br />

Bij de bepaling van de voorziening voor ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen<br />

wordt geen rekening gehouden met revalidatiekansen.<br />

0 4 7 10 13 16 19 22 25 28 31 34 37 40 43 46 49 52 55 58<br />

Looptijd in jaren<br />

31-12-2010<br />

31-12-<strong>2011</strong>


Gehuwdheidsfrequenties<br />

Bij de berekening van de voorziening voor het medeverzekerd nabestaandenpensioen<br />

wordt rekening gehouden met gehuwdheidsfrequenties.<br />

De gehuwdheidsfrequentie van een x-jarige man wordt gesteld op:<br />

0 voor x < 18<br />

0,01+0,07(x-18) voor 18 =< x < 25<br />

0,50+0,04(x-25) voor 25 =< x < 35<br />

0,90 voor 35 =< x =< 64<br />

0,90 voor x = 65 voor pensioenaanspraken opgebouwd vóór 1 januari<br />

2006<br />

1,00 voor x = 65 voor pensioenaanspraken opgebouwd vanaf 1 januari<br />

2006 en voor pensioenaanspraken verkregen na<br />

uitruil van ouderdomspensioenaanspraken opgebouwd<br />

vanaf 1 januari 2001 tot 1 januari 2006.<br />

De gehuwdheidsfrequentie van een y-jarige vrouw wordt gesteld op:<br />

0 voor y < 18<br />

0,05+0,10(y-18) voor 18 =< y < 25<br />

0,75+0,02(y-25) voor 25 =< y < 30<br />

0,85 voor 30 =< y < 50<br />

0,85-0,01(y-50) voor 50 =< y =< 64<br />

0,70 voor y = 65 voor pensioenaanspraken opgebouwd vóór 1 januari<br />

2006<br />

1,00 voor y = 65 voor pensioenaanspraken opgebouwd vanaf 1 januari<br />

2006 en voor pensioenaanspraken verkregen na<br />

uitruil van ouderdomspensioenaanspraken opgebouwd<br />

vanaf 1 januari 2001 tot 1 januari 2006.<br />

Vanaf leeftijd 65 neemt de frequentie af met de sterftekans van een<br />

medeverzekerde.<br />

Onder gehuwde wordt tevens partner verstaan in de zin van een geregistreerd<br />

partner en een ongehuwd samenwonende met notariële<br />

akte.<br />

Voorziening voorgenomen pensioenaanpassing<br />

De Voorziening voorgenomen pensioenaanpassing betreft de voorziening<br />

voor de door het bestuur toegekende toeslagverlening per<br />

1 januari 2012 voor de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

41<br />

Resultaatbepaling<br />

Algemeen<br />

Baten en lasten die verbonden zijn aan de werkzaamheden van het<br />

fonds, worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking<br />

hebben.<br />

Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)<br />

Het in de staat van baten en lasten opgenomen bedrag betreft:<br />

• Voor premiejaar <strong>2011</strong> de tot ultimo februari 2012 aan werkgevers<br />

en werknemers in rekening gebrachte premie;<br />

• Voor premiejaren vóór <strong>2011</strong> de van 1 maart <strong>2011</strong> tot ultimo<br />

februari 2012 aan werkgevers en werknemers in rekening gebrachte<br />

premie;<br />

• Voor premies gefactureerd voor 1 januari 2007 de in rekening<br />

gebrachte en ontvangen premies waarvoor in het verslagjaar rechten<br />

zijn bijgeschreven.<br />

Beleggingsresultaten risico pensioenfonds<br />

Het resultaat uit beleggingen bestaat uit directe beleggingsopbrengsten<br />

en indirecte beleggingsopbrengsten. Onder de directe beleggingsopbrengsten<br />

worden de dividendopbrengsten uit vastgoedfondsen,<br />

dividenden, de interest van de beleggingen en renteswaps<br />

verantwoord. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen zowel de<br />

ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen.<br />

De kosten van vermogensbeheer zijn op de beleggingsopbrengsten<br />

in mindering gebracht.


Toelichting op de balans per 31 december <strong>2011</strong><br />

(Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)<br />

Activa<br />

1. Beleggingen voor risico pensioenfonds<br />

De specificatie van de beleggingen voor risico pensioenfonds is als volgt:<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

42<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Obligaties 84.360 78.713<br />

Aandelen 23.395 25.342<br />

Vastgoed 15.350 13.096<br />

Interest rate swaps 13.759 5.578<br />

Valutatermijncontracten 36 42<br />

Deposito’s 1.631 -<br />

Overige beleggingen 7.704 6.155<br />

Totaal financiële beleggingen 146.235 128.926<br />

Verloopoverzicht Beleggingen voor risico pensioenfonds<br />

Het verloop is als volgt te specificeren:<br />

Boekwaarde<br />

begin van het jaar<br />

Herrubricering<br />

Aankopen<br />

Verkopen en<br />

aflossingen<br />

Waarde-<br />

verschillen<br />

Boekwaarde eind<br />

van het jaar<br />

Obligaties 78.713 - 88.303 ./. 85.389 2.733 84.360<br />

Aandelen 25.342 - 27.194 ./. 27.698 ./. 1.443 23.395<br />

Vastgoed 13.096 - 17.557 ./. 15.006 ./. 297 15.350<br />

Interest rate swaps 5.578 - - - 8.181 13.759<br />

Valutatermijncontracten 42 - - - ./. 6 36<br />

Deposito’s - - 1.631 - - 1.631<br />

Overige beleggingen 6.155 - 8.842 ./. 7.746 453 7.704<br />

Totaal financiële beleggingen 128.926 - 143.527 ./. 135.839 9.621 146.235<br />

Enkele valutatermijncontracten in Amerikaanse dollars, Britse ponden<br />

en Japanse yen kenden ultimo <strong>2011</strong> een negatieve waarde van<br />

1.914. Deze waarde van deze posten is daarom opgenomen onder<br />

de post ‘Derivaten’ in de rubriek ‘Overige schulden en overlopende<br />

passiva’. Alle OTC-derivaten lopen via APG Treasury Center bv.<br />

Dit is een centrale wederpartij voor de aan- en verkopen van OTCderivaten<br />

voor een groot deel van de fondsen waarin wordt belegd.<br />

Per balansdatum is er met APG Treasury Center bv geen onderpand<br />

uitgewisseld. De aan- en verkopen van deposito’s zijn gesaldeerd<br />

weergegeven. De overige beleggingen bestaan uit hedgefondsen<br />

3.477 (2010: 2.980) en commodities 4.227 (2010: 3.175).<br />

De drie belangrijkste valuta’s (Amerikaanse Dollar, Japanse Yen en<br />

Britse Pond) worden voor 100 procent afgedekt. Overige valuta’s<br />

worden niet afgedekt vanwege de veelal geringe omvang van de posities,<br />

en omdat (kosten-)efficiënte uitvoering van de afdekking slecht<br />

mogelijk is. Daarnaast is vanwege diversificatie het valutarisico van<br />

meerdere kleine posities gering.<br />

Voor illiquide beleggingen, zoals niet-beursgenoteerd vastgoed en<br />

hedge funds, worden de werkelijke exposures naar USD, GBP en JPY<br />

afgedekt. Voor liquide beleggingen, zoals vastrentende waarden en<br />

aandelen, worden de valuta’s afgedekt op basis van de valutaverdeling<br />

van de benchmarks van de beleggingspools.


2. Vorderingen en overlopende activa<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

43<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Te vorderen premies bij werkgevers 1.067 474<br />

Vooruitbetaalde uitkeringen 1.606 1.566<br />

Debiteuren inzake WO 165 97<br />

Te vorderen rente inzake beleggingen 643 575<br />

Overige vorderingen 10 -<br />

Te vorderen premies bij werkgevers<br />

Als gevolg van de Pensioenwet zijn de nog niet ontvangen premies<br />

opgenomen als vordering. Bij de bepaling van de pensioenverplichtingen<br />

dient volgens de Pensioenwet rekening te worden gehouden<br />

met de eventuele rechten van deelnemers waarvoor (nog) geen<br />

premies ontvangen zijn. Op de te vorderen premies bij werkgevers<br />

is een voorziening voor mogelijke oninbaarheid in mindering gebracht<br />

ter grootte van 7 (2010: 7).<br />

3. Liquide middelen<br />

Liquide middelen betreffen de saldi van de bankrekeningen van het<br />

fonds. De middelen staan ter vrije beschikking.<br />

3.491 2.712<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Liquide middelen aangehouden voor beleggingen ./. 818 504<br />

Overige bankrekeningen 820 72<br />

2 576


Passiva<br />

4. Stichtingskapitaal en reserves<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

44<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Stand per 1 januari 2.635 8.097<br />

Toevoeging saldo van baten en lasten ./. 9.018 ./. 5.462<br />

Stand per 31 december ./. 6.383 2.635<br />

Specificatie mutatie Stichtingskapitaal en reserves<br />

Stand Resultaatverdeling Stand per<br />

per 1 januari <strong>2011</strong> 31 december <strong>2011</strong><br />

Reserve pensioenen 555 ./. 9.367 ./. 8.812<br />

Reserve aanvullingsregeling 55- 2.080 349 2.429<br />

Voor een beschrijving van de reserves wordt verwezen naar<br />

‘Toelichting op de jaarrekening’ onder ‘Stichtingskapitaal en reserves’.<br />

Solvabiliteit<br />

De dekkingsgraad van het fonds bedraagt per 31 december <strong>2011</strong>:<br />

94,3% (31 december 2010: 100,4%). De dekkingsgraad van het pensioenfonds<br />

is als volgt berekend: Beschikbaar vermogen / Technische<br />

voorzieningen.<br />

2.635 ./. 9.018 ./. 6.383<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Vereist eigen vermogen 20.852 18.056<br />

Minimaal vereist eigen vermogen 6.835 5.775<br />

Vereiste dekkingsgraad 113,5% 114,2%<br />

Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,4% 104,5%<br />

Dekkingsgraad ultimo jaar 94,3% 100,4%<br />

Het beschikbaar vermogen ten behoeve van de dekkingsgraad bestaat<br />

uit de beleggingen van het fonds, vermeerderd met de liquide<br />

middelen en het saldo van vorderingen en schulden en verminderd<br />

met de reserve voor de aanvullingsregeling 55-.


Ultimo <strong>2011</strong> verkeert het fonds in een situatie van dekkingstekort en<br />

reservetekort. Er is sprake van een ontoereikende solvabiliteit.<br />

Het bestuur van het fonds moest daarom de aanvullende maatregel<br />

nemen om de pensioenen in 2013 te verlagen. Hierbij gaat het om<br />

de opgebouwde en reeds ingegane pensioenen. De voorgenomen<br />

verlaging is 3,0 procent.<br />

5. Technische voorzieningen<br />

Voorziening pensioenverplichtingen risico pensioenfonds<br />

Voor de berekening van deze voorziening is uitgegaan van de nominale,<br />

onvoorwaardelijke pensioenrechten en pensioenaanspraken.<br />

Voor de gehanteerde grondslagen wordt verwezen naar de grondslagen<br />

voor waardering van activa en passiva.<br />

Het verloop van de voorziening is als volgt:<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

45<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Stand per 1 januari 127.081 108.328<br />

Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds<br />

uit hoofde van:<br />

- pensioenopbouw 6.775 5.826<br />

- indexering en overige toeslagen - -<br />

- rentetoevoeging 1.645 1.398<br />

- onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten ./. 3.616 ./. 3.287<br />

- wijziging marktrente 21.005 11.349<br />

- overdracht van rechten 1.498 111<br />

- overige ./. 456 3.356<br />

Stand per 31 december 153.932 127.081<br />

De verdeling over categorieën deelnemers is:<br />

Pensioenregeling <strong>2011</strong> 2010<br />

Aantal Bedrag Aantal Bedrag<br />

Actieven 1.722 53.375 1.778 39.467<br />

Gepensioneerden 1.365 49.146 1.282 40.134<br />

Slapers 3.084 49.879 2.690 39.255<br />

6.171 152.400 5.750 118.856


Vroegpensioenregeling <strong>2011</strong> 2010<br />

Aantal Bedrag Aantal Bedrag<br />

Actieven - - - -<br />

Gepensioneerden 79 310 105 371<br />

Slapers 92 1.222 2.170 7.854<br />

6. Overige schulden en overlopende passiva<br />

171 1.532 2.275 8.225<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

46<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Derivaten 1.914 2.057<br />

Belastingen en premies volksverzekeringen 107 111<br />

Te betalen administratiekosten 130 129<br />

Te verwerken waardeoverdrachten - 185<br />

Te verwerken premies 8 ./. 52<br />

Te betalen uitkeringen 14 68<br />

Crediteuren inzake beleggingen 6 -<br />

Het verloop van de post ‘Derivaten’ is als volgt:<br />

2.179 2.498<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Stand per 1 januari 2.057 535<br />

Waardeverschillen ./. 143 1.522<br />

Stand per 31 december 1.914 2.057<br />

Als gevolg van de negatieve waarde van de valutatermijncontracten<br />

ultimo <strong>2011</strong> in Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yen is<br />

deze post opgenomen onder de ‘Overige schulden en overlopende<br />

passiva’.


Niet in de balans opgenomen verplichtingen<br />

Aangegane verplichtingen vastgoedpools<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

47<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Aangegane verplichtingen vastgoedpools 4.280 2.214<br />

Aangegane verplichtingen hedgefondsenpools 836 -<br />

Totaal 5.116 2.214<br />

De aangegane verplichtingen betreffen door <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> afgegeven<br />

commitments aan een aantal vastgoedpools en een hedgefondsenpool.<br />

Contractuele verplichtingen<br />

De overeenkomst tussen <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> en Cordares voor het pensioenbeheer<br />

is ingegaan op 1 januari <strong>2011</strong>. De contractduur van de<br />

genoemde overeenkomst is 3 jaar.<br />

In 2010 is een beheerovereenkomst afgesloten met APG Investment<br />

Services nv. De beheerovereenkomst ging in op 1 november 2010.<br />

Deze beheerovereenkomst is jaarlijks opzegbaar per 1 januari (eerste<br />

opzegging mogelijk 1 januari 2013) met inachtneming van een<br />

opzegtermijn van 12 maanden. De beheerovereenkomst voorziet<br />

niet in een tussentijdse opzegmogelijkheid voor de situatie waarbij<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> een liquidatietraject ingaat. Partijen kunnen echter altijd<br />

gezamenlijk een contractsbeëindiging overeenkomen.


Toelichting op de staat van baten en lasten over <strong>2011</strong><br />

(Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)<br />

Baten<br />

7. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Totale feitelijke premie 9.681 8.965<br />

Totale gedempte premie 8.471 8.600<br />

Totale kostendekkende premie 9.592 8.746<br />

De totale feitelijke premie is de daadwerkelijke ontvangen premie<br />

zoals die verantwoord is in de staat van baten en lasten.<br />

Conform de Pensioenwet en het FTK bestaat de kostendekkende<br />

premie uit de premie die actuarieel benodigd is in verband met de<br />

pensioenopbouw verhoogd met de opslag die nodig is voor het in<br />

stand houden van het vereist eigen vermogen, de opslag die nodig is<br />

voor uitvoeringskosten van het fonds en een opslag ten behoeve van<br />

toeslagverlening.<br />

De kostendekkende premie is een toezichtsnorm waaraan de hoogte<br />

van de feitelijke premie van een pensioenfonds wordt getoetst. Voor<br />

de berekening van de kostendekkende premie moet worden uitgegaan<br />

van dezelfde grondslagen als die waarmee de technische voorzieningen<br />

worden vastgesteld. In plaats van de rentetermijnstructuur<br />

kan voor de berekening van de kostendekkende premie ook worden<br />

uitgegaan van de rente of het rendement gebaseerd op een voortschrijdend<br />

gemiddelde uit het verleden of het rendement gebaseerd<br />

op een verwachting voor de toekomst. Dit wordt de ‘gedempte premie’<br />

genoemd ter onderscheiding van de ‘kostendekkende premie’.<br />

Voor de berekening van de kostendekkende premie hanteert <strong>Bpf</strong>-<br />

<strong>Mortel</strong> een gedempte premie gebaseerd op een voortschrijdend<br />

gemiddelde rente van 4 procent. De gedempte premie van <strong>2011</strong><br />

bedraagt 8.471 duizend. De kostendekkende premie op basis van de<br />

rentetermijnstructuur bedraagt 9.592 duizend. De kostendekkende<br />

premie is hoger dan de gedempte premie, doordat de rentetermijnstructuur<br />

in <strong>2011</strong> lager lag dan de gehanteerde gemiddelde rente van<br />

4 procent. De totale feitelijke premie bedraagt 9.681 duizend. Van de<br />

totale feitelijke premie is 160 duizend toegevoegd aan de reserve aanvullingsregeling<br />

55-. Daarnaast is in de feitelijke premie een bedrag<br />

van 506 duizend inbegrepen aan premies die betrekking hebben op<br />

voorgaande boekjaren. In de vaststelling van de gedempte- en kostendekkende<br />

premie, worden de aanvullingsregeling 55- en de premies<br />

die betrekking hebben op voorgaande boekjaren niet meegenomen.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

48


8. Beleggingsopbrengsten<br />

De kosten van vermogensbeheer komen deels niet separaat tot uitdrukking,<br />

omdat deze kosten onttrokken worden aan de fondswaarde<br />

van de fondsen waarin wordt belegd. Deze kosten zijn opgenomen in<br />

de indirecte beleggingsopbrengsten. De met de vermogensbeheerder<br />

overeengekomen korting op de beheervergoeding is terugbetaald aan<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> (35), dit bedrag is opgenomen in de beheerkosten van 22.<br />

De totale kosten van vermogensbeheer bedragen 521.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

49<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Directe beleggingsopbrengsten:<br />

Interest rate swaps 828 631<br />

Dividend obligatiefondsen 57 -<br />

Dividend aandelenfondsen 1.971 16<br />

Dividend vastgoedfondsen - 289<br />

Rente kasgeldlening ./. 14 -<br />

Rente deposito’s 15 2<br />

Dividend overige beleggingen 48 1<br />

Totaal directe beleggingsopbrengsten 2.905 939<br />

Indirecte beleggingsopbrengsten:<br />

Koersresultaat interest rate swaps 9.805 993<br />

Koersresultaat valutatermijncontracten ./. 2.754 ./. 970<br />

Koersresultaat obligatiefondsen 2.734 1.905<br />

Koersresultaat aandelenfondsen ./. 1.443 3.978<br />

Koersresultaat vastgoedfondsen ./. 290 1.512<br />

Koersresultaat overige beleggingen 452 119<br />

Totaal indirecte beleggingsopbrengsten 8.504 7.537<br />

Beheerkosten 22 ./. 28<br />

Totaal nettobeleggingsopbrengsten 11.431 8.448


9. Saldo overgenomen pensioenverplichtingen<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

50<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Overgedragen pensioenverplichtingen ./. 178 ./. 339<br />

Overgenomen pensioenverplichtingen 1.443 433<br />

10. Overige baten<br />

De overige baten bestaan uit baten van uitkeringen 72 (2010: 0) en<br />

renteontvangsten 13 (2010: 23).<br />

1.265 94


Lasten<br />

11. Pensioenuitkeringen<br />

12. Mutatie technische voorzieningen<br />

13. Administratiekosten<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

51<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Ouderdomspensioen 2.376 2.126<br />

Weduwe-, weduwnaars- en partnerpensioen 717 663<br />

Wezenpensioen 10 16<br />

Vroegpensioen 363 453<br />

Afkoop 176 119<br />

3.642 3.377<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor<br />

risico pensioenfonds uit hoofde van:<br />

- pensioenopbouw 6.775 5.826<br />

- indexering en overige toeslagen - -<br />

- rentetoevoeging 1.645 1.398<br />

- onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten ./. 3.616 ./. 3.287<br />

- wijziging marktrente 21.005 11.349<br />

- overdracht van rechten 1.498 111<br />

- overige ./. 456 3.356<br />

26.851 18.753<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Administratiekosten Cordares Pensioenen 746 686<br />

Andere kosten:<br />

- Adviseurskosten 26 24<br />

- Accountantskosten 31 30<br />

- Bestuurskosten 37 41<br />

- Overige kosten 59 58<br />

899 839


De overige kosten zijn als volgt verdeeld:<br />

De accountantskosten zijn als volgt verdeeld:<br />

14. Overige lasten<br />

De overige lasten bestaan uit lasten van uitkeringen 86 (2010: 20) en<br />

diverse lasten 2 (2010: 3).<br />

Personeel<br />

Het fonds heeft ultimo <strong>2011</strong> geen personeelsleden in dienst.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

52<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Overige bestuurskosten 16 15<br />

Kosten externe actuaris 2 2<br />

Kosten visitatiecommissie 14 14<br />

Kosten jaarboek en Cordares Post - ./. 3<br />

Contributie VB 6 5<br />

Kosten DNB 11 13<br />

Kosten AFM 5 7<br />

Overige kosten 5 5<br />

59 58<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

Onderzoek jaarrekening 27 30<br />

Andere controleopdrachten 4 -<br />

Adviesdiensten op fiscaal gebied - -<br />

Andere niet-controleopdrachten - -<br />

31 30


Beheersing van de risico’s<br />

Het bestuur van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> vindt een integrale beheersing van<br />

de risico's van wezenlijk belang. In 2008 heeft een risico-inventarisatie<br />

plaatsgevonden op basis van de Financiële Instellingen<br />

Risicoanalyse Methodiek (FIRM) van de Nederlandsche Bank.<br />

Naar aanleiding van die inventarisatie heeft <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> risicobeleid<br />

opgesteld, waarin de belangrijkste risicocategorieën en daarbij<br />

horende beheersmaatregelen zijn vastgelegd. In <strong>2011</strong> is op de<br />

studiedag uitgebreid bij het risicobeleid stilgestaan en een aantal<br />

onderwerpen inhoudelijk behandeld.<br />

Begin 2012 heeft op verzoek van het bestuur een toets plaatsgevonden<br />

op de opzet en bestaan van het risicobeleid van het fonds<br />

met betrekking op boekjaar <strong>2011</strong>. De resultaten daarvan worden<br />

in de commissie AO besproken en indien daar aanleiding voor<br />

is besluit het bestuur tot acties ter verbetering en opvolging van<br />

de geconstateerde bevindingen. Met deze aanpak ziet het bestuur<br />

strikter toe op adequate naleving van het risicobeleid en is zij in<br />

staat meer in control te zijn.<br />

In dit hoofdstuk worden de vastgelegde risicocategorieën uit het<br />

risicobeleid afzonderlijk besproken en wordt gerapporteerd over<br />

de geïmplementeerde beheersmaatregelen in het verslagjaar.<br />

Matchingrisico<br />

Dit risico vloeit voort uit de verschillen die bestaan tussen de<br />

verplichtingen en de beleggingen van het fonds. Dit betreft onder<br />

andere verschillen in inflatie- en rentegevoeligheid, het valutarisico<br />

van de beleggingen en liquide middelen.<br />

Beleid en beheersing<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> wil de matchingrisico’s zoveel mogelijk afdekken, met<br />

als uitgangspunt een maximaal premie- en pensioenresultaat en<br />

een zo laag mogelijke kans op onderdekking. De matchingrisico's<br />

worden periodiek geanalyseerd door middel van een Asset-Liability<br />

Management (ALM) studie. In een ALM-studie worden de beleggingen<br />

en de pensioenverplichtingen op elkaar afgestemd. Dat leidt<br />

tot een strategische asset allocatie. Aan de hand daarvan maakt het<br />

bestuur keuzes ten aanzien van de beleggingen en wordt er jaarlijks<br />

via een beleggingsplan een normportefeuille opgesteld.<br />

Gedurende het verslagjaar heeft voortdurend monitoring plaatsgevonden<br />

op het beleggingsplan en de risicostructuur van het fonds. Hiervoor<br />

is een risicomodel van de uitvoerder gebruikt, waarmee de gevoeligheden<br />

naar marktfactoren van de beleggingsportefeuille inzichtelijk<br />

zijn gemaakt. Het bestuur is elk kwartaal over de voortgang en resultaten<br />

van de beleggingen geïnformeerd.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

53<br />

Ten gevolge van de wereldwijde kredietcrisis is het fonds gedurende<br />

het verslagjaar in onderdekking geweest. Daarover wordt op een<br />

andere plaats in het jaarverslag gerapporteerd.<br />

Renterisico<br />

De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de<br />

duration. De effectieve duration van de beleggingen exclusief derivaten<br />

bedraagt 5,0 en inclusief derivaten 18,7. De modified duration<br />

van de verplichtingen bedraagt 18,6. Het renteafdekkingsbeleid<br />

wordt uitgedrukt als percentage van het renterisico van de nettoverplichtingen.<br />

Het renterisico van de nettoverplichtingen wordt<br />

gedefinieerd als het renterisico van de verplichtingen minus het<br />

renterisico van de vastrentendewaardenportefeuilles. De bovenstaande<br />

durations leiden tot een netto renteafdekkingspercentage<br />

van 47,3 procent.<br />

Marktrisico<br />

Het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen<br />

van verhandelbare financiële instrumenten binnen de beleggingsportefeuille.<br />

Beleid en beheersing<br />

Bij de strategische asset allocatie streeft <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> naar een goede<br />

afweging tussen risico en rendement. Er is een evenwichtige verdeling<br />

over beleggingscategorieën gemaakt. Ten aanzien van de<br />

beleggingen in aandelen is gezorgd voor een evenwichtige verdeling<br />

over regio's. Daarbij is gebruik gemaakt van bandbreedtes voor beleggingscategorieën<br />

en regio's om risico's te spreiden. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft<br />

geen beleggingen in of met individuele partijen groter dan 5 procent<br />

van de desbetreffende beleggingscategorie. Er zijn tevens begrenzingen<br />

gesteld ten aanzien van de instrumenten waarin is belegd en de<br />

maximale posities die zijn ingenomen.<br />

Maandelijks zijn externe managers die een gedeelte van het vermogen<br />

beleggen op deze afspraken gemonitord. Tevens zijn hun prestaties<br />

getoetst aan een benchmark. Elk kwartaal is het bestuur over de<br />

voortgang en prestaties geïnformeerd.<br />

De normatieve regioverdeling van de aandelenportefeuille voor <strong>2011</strong><br />

is vermeld in de tabel op de volgende pagina.


Regio Percentage <strong>2011</strong> Percentage 2010<br />

Europa 38,2 34,7<br />

Verenigde Staten 38,7 38,0<br />

Japan 3,7 5,7<br />

Pacific (exclusief Japan) 3,2 4,9<br />

Opkomende markten 16,2 16,7<br />

Totaal 100,0 100,0<br />

Daarnaast worden de aandelen ook over verschillende sectoren verspreid.<br />

De sectorverdeling van de aandelenportefeuille ultimo <strong>2011</strong> is<br />

in de onderstaande tabel te zien.<br />

Sector Percentage <strong>2011</strong> Percentage 2010<br />

Consumptiegoederen 19,3 20,0<br />

Financiële instellingen 18,1 20,4<br />

Energie 15,0 13,2<br />

Farmacie 9,1 7,6<br />

Industrie en transport 9,0 10,1<br />

ICT 9,4 9,8<br />

Telecom 5,4 4,6<br />

Basisindustrie 8,3 7,1<br />

Overig 6,4 7,2<br />

Totaal 100,0 100,0<br />

Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastgoed naar valuta.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

54<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

In duizenden euro’s Percentage In duizenden euro’s Percentage<br />

EUR 3.989 26,0 8.161 62,3<br />

USD 5.642 36,8<br />

GBP 1.541 10,0 2.418 18,5<br />

JPY 658 4,3<br />

Overig 3.520 22,9 2.517 19,2<br />

Totaal 15.350 100,0 13.096 100,0


Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastgoed over beursgenoteerde<br />

en niet-beursgenoteerd vastgoed naar regio.<br />

Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastrentende waarden<br />

naar valuta.<br />

Onderstaand overzicht geeft de indeling van aandelen naar valuta.<br />

Beursgenoteerd <strong>2011</strong> Beursgenoteerd 2010 Niet-beursgenoteerd <strong>2011</strong> Niet-beursgenoteerd 2010<br />

Europa 4.337 12.937 2.003 159<br />

Noord-Amerika 5.837 -- 299<br />

Overig 2.654 - 220<br />

Totaal 12.828 12.937 2.522 159<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

55<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

In duizenden euro’s Percentage In duizenden euro’s Percentage<br />

EUR 58.846 69,7 75.240 95,6<br />

USD 24.182 28,7 - -<br />

GBP 10 - 3.473 4,4<br />

Overig 1.322 1,6 - -<br />

Totaal 84.360 100,0 78.713 100,0<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

In duizenden euro’s Percentage In duizenden euro’s Percentage<br />

EUR 3.744 16,0 4.034 15,9<br />

USD 9.088 38,8 9.634 38,1<br />

GBP 2.906 12,5 2.948 11,6<br />

JPY 871 3,7 1.455 5,7<br />

Overig 6.786 29,0 7.271 28,7<br />

Totaal 23.395 100,0 25.342 100,0


Kredietrisico<br />

Het kredietrisico is het risico dat een debiteur niet aan haar rente- en<br />

aflossingsverplichtingen kan voldoen.<br />

Beleid en beheersing<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft de beleggingen in schuldpapier en verstrekte kredieten<br />

gespreid over verschillende tegenpartijen. Binnen de portefeuille<br />

van vastrentende waarden is bijna uitsluitend belegd in de investment<br />

grade categorie. Dit is de categorie van vastrentende waarden met<br />

een hoge kredietwaardigheid. In de categorie non-investment grade is<br />

beperkt geïnvesteerd.<br />

In de onderstaande tabel is te zien hoe de portefeuille met vastrentende<br />

waarden ultimo <strong>2011</strong> is opgebouwd. De classificaties AAA tot<br />

en met BBB behoren tot de investment grade categorie.<br />

De onzekerheden in de financiële markten werden in <strong>2011</strong> sterk<br />

beïnvloed door de ten opzichte van 2010 verder toegenomen zorgen<br />

over de kredietwaardigheid van overheden. Vooral in een aantal<br />

Europese landen (Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje, of<br />

de zogenaamde PIIGS-landen) is de houdbaarheid van de overheidsfinanciën<br />

in de gevarenzone terecht gekomen. De markten hebben<br />

de gevolgen van de staatsschuldencrisis gedurende het jaar gevoeld.<br />

De specificatie van de beleggingen in PIIGS-landen voor <strong>2011</strong> is vermeld<br />

in de tabel hiernaast.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

56<br />

<strong>2011</strong> 2010<br />

In duizenden euro’s Percentage In duizenden euro’s Percentage<br />

AAA 41.009 48,6 32.508 41,3<br />

AA 15.108 17,9 18.715 23,8<br />

A 12.716 15,1 12.847 16,3<br />

BBB 10.601 12,6 8.750 11,1<br />

Lager dan BBB 4.922 5,8 5.893 7,5<br />

Geen rating 4 - - -<br />

Totaal 84.360 100,0 78.713 100,0<br />

Marktwaarde beleggingen staatsobligaties en index-linked obligaties<br />

in PIIGS-landen<br />

Classificatie Marktwaarde <strong>2011</strong><br />

(in duizenden euro’s)<br />

Marktwaarde 2010<br />

(in duizenden euro’s)<br />

Portugal 6 562<br />

Italië 6.014 8.516<br />

Ierland 425 469<br />

Griekenland 106 1.568<br />

Spanje 2.471 2.387<br />

Totaal 9.022 13.502


Om het risico ten aanzien van tegenpartijen inzake over the counter-<br />

derivaten (OTC-derivaten) te beheersen, is gebruikgemaakt van<br />

collateral management. Bij verhandeling van derivaten ‘over the counter’<br />

wordt buiten de beurs om direct zaken gedaan door beide betrokken<br />

partijen. Collateral management is erop gericht om het tegenpartijenrisico<br />

bij verstrekte kredieten terug te brengen door middel van<br />

onderpand, zoals uitruil van gelden of (kortlopende) obligaties. Deze<br />

uitruil gaat twee kanten op.<br />

Per balansdatum lopen alle OTC-derivaten via APG Treasury Center<br />

bv. Dit is een centrale wederpartij voor de aan- en verkopen van OTCderivaten<br />

voor een groot deel van de fondsen waarin wordt belegd.<br />

Per balansdatum is er met APG Treasury Center bv geen onderpand<br />

uitgewisseld. Voor het ontbreken van uitwisseling van onderpanden<br />

wordt een vergoeding betaald van vier basispunten over de aangegane<br />

positie. Beide partijen hebben het recht om onderpand op te<br />

vragen indien zij dit nodig achten. De tegenpartij is in dat geval<br />

juridisch verplicht het onderpand te leveren. Om aan het leveren van<br />

onderpand te kunnen voldoen, beoordeelt <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> ieder jaar in<br />

het goedgekeurde beleggingsplan de liquiditeitsrisico's. Ook dit jaar<br />

heeft het bestuur beoordeeld dat deze risico's beheerst zijn.<br />

Verzekeringstechnisch risico<br />

Dit is het risico dat (toekomstige) uitkeringen niet gefinancierd kunnen<br />

worden uit premie- of beleggingsinkomsten door onjuiste en<br />

onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling<br />

en premiestelling van de pensioenaanspraken.<br />

Beleid en beheersing<br />

Elk jaar worden de technische voorzieningen, de pensioenpremies<br />

en het minimaal vereist vermogen vastgesteld op basis van prudente<br />

grondslagen (ABTN). Bij de vaststelling van de grondslagen zijn de<br />

voorschriften uit de Pensioenwet nageleefd, onder meer door rekening<br />

te houden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De<br />

toetsing van deze grondslagen is uitgevoerd en gecertificeerd door een<br />

externe actuaris. Elk jaar wordt een technische analyse uitgevoerd om<br />

vast te stellen tot welk resultaat de uitgangspunten hebben geleid.<br />

Elk kwartaal is een solvabiliteitstoets uitgevoerd en aan het bestuur<br />

gerapporteerd. Daarin is vastgesteld of voldoende beschikbaar eigen<br />

vermogen aanwezig is om de risico’s van daling van het belegde vermogen<br />

en/of rentedaling op te vangen.<br />

In 2009 is als onderdeel van het herstelplan een continuïteitsanalyse<br />

uitgevoerd waarin de financiële positie van het fonds op langere<br />

termijn is beoordeeld. Een nadere toelichting op het herstelplan is<br />

afzonderlijk in dit jaarverslag opgenomen.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

57<br />

Omgevingsrisico<br />

Dit is het risico van externe veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen,<br />

belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat.<br />

Beleid en beheersing<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft een grote verantwoordelijkheid tegenover de deelnemers<br />

aan de pensioenregeling en de pensioengerechtigden. Dit<br />

verplicht het fonds tot een transparant en constant toezicht om de belangen<br />

van alle betrokken partijen te behartigen. <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> beschikt<br />

onder meer over een verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie<br />

om deze transparantie en dit toezicht te borgen. In <strong>2011</strong> heeft het verantwoordingsorgaan<br />

haar oordeel over het handelen van het bestuur<br />

gegeven. Dit oordeel en de reactie daarop van het bestuur zijn afzonderlijk<br />

in dit jaarverslag opgenomen. De visitatiecommissie van <strong>Bpf</strong>-<br />

<strong>Mortel</strong> heeft ook in <strong>2011</strong> gerapporteerd. Deze commissie bestaat uit<br />

drie externe, onafhankelijke en deskundige leden. De samenvatting<br />

van de bevindingen van de visitatiecommissie en de reactie daarop<br />

van het bestuur zijn afzonderlijk in dit jaarverslag opgenomen.<br />

In <strong>2011</strong> heeft het bestuur verschillende keren gesproken over de mogelijkheid<br />

om aan te sluiten bij een groter bedrijfstakpensioenfonds<br />

zodat de continuïteit van de pensioentoezegging aan deelnemers ook<br />

op langere termijn kan worden geborgd. Daarover is in het verslagjaar<br />

nog geen besluit genomen; het traject wordt in 2012 voortgezet.<br />

Het bestuur streeft een hoog niveau van deskundigheid na en<br />

beschikt in dat kader over een deskundigheidsplan. Als gevolg van<br />

toetreding van nieuwe bestuursleden in 2010 en naar aanleiding<br />

van de zelfevaluatie die het bestuur heeft uitgevoerd, is het deskundigheidsplan<br />

en de bijbehorende deskundigheidsmatrix eind<br />

<strong>2011</strong> geactualiseerd. Zodoende heeft het bestuur inzichtelijk welke<br />

cursussen bestuursleden dienen te volgen om de benodigde individuele<br />

en collectieve deskundigheid bij te houden of te vergroten.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> volgt nadrukkelijk de maatschappelijke ontwikkelingen<br />

in Nederland en omliggende landen en stelt indien nodig haar<br />

beleid hierop bij. Tijdens bestuursvergaderingen zijn actuele ontwikkelingen<br />

op het gebied van pensioenen en vermogensbeheer<br />

besproken en wordt het bestuur door derden geïnformeerd over<br />

relevante maatschappelijke ontwikkelingen.<br />

Het bestuur beschikt over een communicatiebeleid wat begin <strong>2011</strong><br />

is opgesteld. Het bestuur heeft in het verslagjaar op basis van voorstellen<br />

van de Commissie Communicatie een aantal communicatieuitingen<br />

verricht. Onder andere via haar website informeert <strong>Bpf</strong>-<br />

<strong>Mortel</strong> haar belanghebbenden over ontwikkelingen die voor hen<br />

van belang zijn. De besluiten die het bestuur heeft genomen naar


aanleiding van het achterblijven bij het herstelplan, te weten een<br />

voorgenomen kortingsbesluit, zijn per brief naar alle (gewezen)<br />

deelnemers en pensioengerechtigden gecommuniceerd. Deze brieven<br />

hebben slechts in beperkte mate geleid tot vragen of reacties<br />

van belanghebbenden. Tevens beschikt het fonds over een communicatieprocedure<br />

die in geval van een crisissituatie in werking<br />

treedt (Protocol Crisissituaties). Dit protocol heeft in <strong>2011</strong> niet in<br />

werking hoeven treden.<br />

Het fonds beschikt over een deelnemersraad waarin vertegenwoordigers<br />

van deelnemers en gepensioneerden zitting hebben. Aan<br />

deze raad vraagt het bestuur advies over belangrijke beleidsaangelegenheden.<br />

De deelnemersraad heeft in <strong>2011</strong> gezamenlijk met<br />

het verantwoordingsorgaan vergaderd en zijn rol gebruikt om het<br />

bestuur over een aantal onderwerpen te adviseren (zie elders in het<br />

jaarverslag).<br />

Operationeel risico<br />

Dit is het risico dat samenhangt met ondoelmatige of ondoeltreffende<br />

procesinrichting, procesuitvoering of productontwikkeling.<br />

Beleid en beheersing<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> zorgt ervoor dat haar processen aantoonbaar in control<br />

zijn. Daarvoor heeft het fonds met haar opdrachtnemers, Cordares<br />

Pensioenen bv en APG Investment Services nv, afgesproken dat deze<br />

een ISAE3402-verklaring (voorheen SAS70) verstrekken. Belangrijke<br />

onderdelen van een dergelijke verklaring zijn het oordeel van de<br />

externe accountant en de reactie van het management (van de opdrachtnemer)<br />

op bevindingen.<br />

Cordares Pensioenen bv beschikt over een Assurance-rapport met<br />

betrekking tot het ISAE3402 Type II-rapport over <strong>2011</strong>. Ten aanzien<br />

van de IT-ondersteuning op de uitvoering van de pensioenadministratie<br />

heeft de externe accountant van Cordares twee opmerkingen<br />

gemaakt. De opdrachtnemer heeft in een reactie aan het bestuur<br />

aangegeven dat dit tot een beperkt risico heeft geleid.<br />

Ook APG Investment Services nv heeft over <strong>2011</strong> een Assurancerapport<br />

met betrekking tot het ISAE3402 Type II-rapport verkregen.<br />

Daarin heeft de externe accountant geen opmerkingen gemaakt over<br />

processen die niet in control zijn geweest.<br />

Elk kwartaal heeft over de kosten van het pensioenbeheer en vermogensbeheer<br />

rapportage aan het bestuur plaatsgevonden. Als input<br />

voor de verlenging van de pensioenbeheerovereenkomst en de totstandkoming<br />

van de vermogensbeheerovereenkomst, is vanuit het<br />

fonds onderzoek gedaan naar de tariefstelling.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

58<br />

Uitbestedingsrisico<br />

Dit is het risico dat de continuïteit, integriteit en kwaliteit van het<br />

fonds in gevaar komt door aan derden uitbestede activiteiten. Het<br />

kan dan bijvoorbeeld gaan om IT-diensten, operationele processen<br />

of ondersteunende diensten.<br />

Beleid en beheersing<br />

Met betrekking tot de continuïteit van de opdrachtnemers is door het<br />

bestuur met Cordares Pensioenen bv een driejarige overeenkomst gesloten<br />

met betrekking tot de uitvoering van de pensioenadministratie,<br />

ingaande per 1 januari <strong>2011</strong>. In 2010 is met APG Investment Services<br />

nv een contract ondertekend voor het vermogensbeheer. Het beleid van<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> ten aanzien van deze uitbestedingen, is afgestemd op de uitgangspunten<br />

van de Uitbestedingsrichtlijn van de Nederlandsche Bank<br />

welke per 2007 is opgenomen in de Wet op het financieel toezicht (Wft).<br />

Over de kwaliteit van de dienstverlening heeft het bestuur specifieke<br />

prestatieafspraken gemaakt met de opdrachtnemers. Elk kwartaal<br />

rapporteren de opdrachtnemers over de voortgang en status van deze<br />

prestaties. Het bestuur monitort dit nauwgezet en heeft de opdrachtnemers<br />

in <strong>2011</strong> aangesproken in de gevallen waarbij de prestaties niet<br />

van voldoende niveau waren.<br />

De opdrachtnemers geven een in control statement af bij de aan hen<br />

uitbestede processen (zie operationeel risico).<br />

IT-risico<br />

Dit is het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening<br />

onvoldoende ondersteund of beveiligd worden op het gebied van<br />

automatisering.<br />

Beleid en beheersing<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> beschikt over een IT-ondersteuning waarmee de continuïteit<br />

van de bedrijfsprocessen en de beveiliging van de (pensioen)<br />

gegevens is geborgd. Daarnaast hanteert het IT-bedrijf van de opdrachtnemers<br />

van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> de uitgangspunten van de Code voor<br />

informatiebeveiliging. Het IT-bedrijf van Cordares Pensioenen bv is<br />

hierop in <strong>2011</strong> gecertificeerd. Tevens hebben de opdrachtnemers een<br />

actueel calamiteitenplan om de continuïteit van de dienstverlening te<br />

kunnen borgen. Dit plan is in <strong>2011</strong> succesvol getest door het simuleren<br />

van een calamiteit en zowel het rekencentrum als de belangrijkste<br />

processen op een uitwijklocatie te herstarten.<br />

Er is voorts een changemanagement proces, waarmee elke wijziging<br />

in de IT-infrastructuur op gecontroleerde wijze wordt afgehandeld.<br />

De werking van dit proces en andere belangrijke IT-processen is


opgenomen in de in control statements van de opdrachtnemers (zie<br />

operationeel risico).<br />

Integriteitsrisico<br />

Dit is het risico dat de integriteit van het fonds negatief wordt beïnvloed<br />

door niet-integere, onethische gedragingen van de organisatie<br />

of zijn medewerkers. De norm die hierbij wordt gehanteerd, berust<br />

op de bepalingen in wet- en regelgeving en de door het fonds zelf<br />

opgestelde normen. Compliancerisico’s worden hieronder ook verstaan.<br />

Beleid en beheersing<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft een goede reputatie binnen het maatschappelijke<br />

verkeer. Deze reputatie wil het fonds handhaven. Hierbij is de beheersing<br />

van compliancerisico's van groot belang. Alle bestuurders van<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> hebben een gedragscode ondertekend. Bestuursleden<br />

rapporteren in elke bestuursvergadering over compliance aangelegenheden<br />

en naleving van de gedragscode. Een externe compliance<br />

officer ziet hier op toe en heeft zijn bevindingen over het verslagjaar<br />

gerapporteerd. Over het gevoerde beleid heeft het bestuur verantwoording<br />

afgelegd aan het verantwoordingsorgaan. Daarnaast<br />

heeft de visitatiecommissie onderzoek gedaan naar de bestuurlijke<br />

processen en structuren, alsmede het bestuursbeleid op de lange<br />

termijn. Bevindingen van beide commissies zijn apart opgenomen<br />

in dit jaarverslag.<br />

Het bestuur heeft in 2009 geïnventariseerd in hoeverre er sprake<br />

is van beheerst beloningsbeleid binnen het fonds, bij de opdrachtnemers<br />

en bij de externe adviseurs. De Principes van beheerst<br />

beloningsbeleid (zoals uitgevaardigd door AFM en DNB) worden<br />

voldoende nageleefd.<br />

Het fonds vindt het van groot belang dat zij maatschappelijk verantwoord<br />

belegd. Het bestuur heeft in dit kader uitgangspunten<br />

in beleggingsprincipes vastgelegd die aansluiten bij internationale<br />

principes (van onder andere de VN). De vermogensbeheerder<br />

handelt binnen deze principes en doet daarvan jaarlijks uitgebreid<br />

verslag.<br />

Om een goede afwikkeling van klachten en geschillen met deelnemers<br />

en gepensioneerden te borgen, beschikt het fonds over een<br />

klachtenprocedure. Elk kwartaal rapporteert de pensioenbeheerder<br />

over het aantal en de afwikkelingen van de klachten. In <strong>2011</strong> heeft<br />

geen Gevalsbehandeling door het bestuur plaatsgevonden.<br />

De belangrijkste opdrachtnemers beschikken over een integriteitsbeleid,<br />

waarin de maatregelen zijn opgenomen om de integriteit<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

59<br />

van de mede werkers die zijn betrokken bij de uitvoering van het<br />

pensioenbeheer en het vermogensbeheer te waarborgen. Zo hanteren<br />

beide opdrachtnemers een gedragscode voor het personeel<br />

en beschikken beiden over een compliance officer. Daarnaast hebben<br />

alle medewerkers van Cordares Vermogensbeheer de AFMinsiderscode<br />

ondertekend. Controle op naleving daarvan is (gedeeltelijk)<br />

extern belegd. Bij de opdrachtnemers zijn geen vermoedens<br />

van het witwassen van gelden of financiering van terrorisme<br />

bekend.<br />

Juridisch risico<br />

Dit risico heeft betrekking op de veranderingen in en de naleving van<br />

wet- en regelgeving en de mogelijkheid dat het fonds wordt bedreigd<br />

in zijn rechtspositie. Hierbij geldt dat rekening wordt gehouden met<br />

de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of<br />

incorrect zijn gedocumenteerd.<br />

Beleid en beheersing<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> heeft de advisering over de wet- en regelgeving uitbesteed<br />

aan een professionele uitvoerder van pensioen- en vermogensbeheer<br />

met aantoonbare deskundigheid en ervaring. Het bestuur van <strong>Bpf</strong>-<br />

<strong>Mortel</strong> laat zich periodiek informeren over de voorgenomen wijzigingen<br />

in wet- en regelgeving en de consequenties daarvan. De opdrachtnemers<br />

beschikken over medewerkers met langjarige ervaring<br />

en expertise op het gebied van de wet- en regelgeving. In <strong>2011</strong> heeft<br />

de advisering op dit gebied op het vereiste niveau plaatsgevonden.<br />

Het fonds laat al zijn aangegane contractuele verplichtingen toetsen<br />

door externe deskundigen. Zo heeft in 2010 een juridische toets<br />

plaatsgevonden op de vermogensbeheerovereenkomst die met APG<br />

Investment Services nv is afgesloten. Voor de individuele bestuursleden<br />

van <strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong> geldt een vrijwaring voor de kosten voor rechtsbijstand<br />

in het geval een bestuurslid namens het fonds hoofdelijk<br />

aansprakelijk wordt gesteld.<br />

Ondertekening van de jaarrekening<br />

Amsterdam, 28 juni 2012<br />

Namens het bestuur,<br />

A.A.J. Heijnen<br />

Mr. J.A.H. Pustjens


Overige gegevens<br />

Statutaire bestemming van het saldo van<br />

baten en lasten<br />

In de statuten zijn geen aanvullende regelingen met betrekking tot<br />

de bestemming van het saldo van baten en lasten vastgesteld. Het<br />

saldo van baten en lasten over <strong>2011</strong> is toegevoegd aan de algemene<br />

reserve.<br />

Gebeurtenissen na balansdatum<br />

Voorlopig besluit tot verlagen van de pensioenen<br />

Het herstelplan gaat ervan uit dat de dekkingsgraad aan het einde<br />

van 2013 weer op het minimale vereiste niveau is. Op basis van de<br />

financiële positie eind <strong>2011</strong> en de vooruitzichten voor het komende<br />

jaar zal het fonds dat niet halen. Het bestuur van het fonds moest<br />

het voorlopige besluit nemen om de pensioenen in 2013 te verlagen.<br />

Hierbij gaat het om de opgebouwde en reeds ingegane pensioenen.<br />

De verlaging is 3,0 procent.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

60


Controleverklaring van de onafhankelijke accountant<br />

Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de<br />

Betonmortelindustrie<br />

Verklaring betreffende de jaarrekening<br />

Wij hebben de jaarrekening <strong>2011</strong> van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds<br />

voor de Betonmortelindustrie te Amsterdam gecontroleerd.<br />

Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december<br />

<strong>2011</strong> en de staat van baten en lasten over <strong>2011</strong> met de toelichting,<br />

waarin een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële<br />

verslaggeving is opgenomen.<br />

Verantwoordelijkheid van het bestuur<br />

Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de<br />

Betonmortelindustrie is verantwoordelijk voor het opmaken van de<br />

jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te<br />

geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming<br />

met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende<br />

Burgerlijk Wetboek (BW), met inachtneming van het bepaalde in<br />

artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor<br />

een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het<br />

opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen<br />

van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.<br />

Verantwoordelijkheid van de accountant<br />

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de<br />

jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle<br />

verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de<br />

Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de<br />

voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle<br />

zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid<br />

wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel<br />

belang bevat.<br />

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging<br />

van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de<br />

jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van<br />

de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van<br />

het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van<br />

materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.<br />

Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de<br />

interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken<br />

van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op<br />

het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de<br />

omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot<br />

doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van<br />

de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

61<br />

evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële<br />

verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur<br />

van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het<br />

algehele beeld van de jaarrekening.<br />

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie<br />

voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te<br />

bieden.<br />

Oordeel<br />

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de<br />

grootte en de samenstelling van het vermogen van de Stichting<br />

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie per 31 december<br />

<strong>2011</strong> en van het saldo van baten en lasten over <strong>2011</strong> in overeenstemming<br />

met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van het<br />

bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.<br />

Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden<br />

Wij vestigen de aandacht op pagina 11 van het bestuursverslag, pagina<br />

45 van de jaarrekening alsmede pagina 60 van de overige gegevens,<br />

waarin het bestuur meldt besloten te hebben dat tenzij de dekkingsgraad<br />

op 31 december 2012 voldoende zal zijn verbeterd per 1 april<br />

2013 zal worden overgegaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken<br />

en rechten. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.<br />

Verklaring betreffende overige bij of<br />

krachtens de wet gestelde eisen<br />

Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat<br />

ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het<br />

onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,<br />

overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en dat de in artikel<br />

2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd.<br />

Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat<br />

kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist<br />

in artikel 2:391 lid 4 BW.<br />

Amsterdam, 28 juni 2012<br />

Ernst & Young Accountants LLP<br />

mr. drs. G.H.C. de Méris RA


Actuariële verklaring<br />

Opdracht<br />

Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Beton mortelindustrie<br />

te Amsterdam is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht<br />

verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in<br />

de Pensioenwet over het boekjaar <strong>2011</strong>.<br />

Gegevens<br />

De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door<br />

en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur<br />

van het pensioenfonds.<br />

Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van<br />

de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens<br />

die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.<br />

In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant<br />

en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen<br />

van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds<br />

mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de<br />

betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens<br />

en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming<br />

van belang zijn.<br />

Werkzaamheden<br />

Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de<br />

artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.<br />

De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens<br />

en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig<br />

dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde<br />

berekeningen heb aanvaard.<br />

Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:<br />

• heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het<br />

minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen<br />

toereikend zijn vastgesteld, en<br />

• heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het<br />

pensioenfonds.<br />

Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate<br />

van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden<br />

van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over<br />

de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum<br />

aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking<br />

nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

62<br />

De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in<br />

overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende<br />

normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een<br />

deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.<br />

Oordeel<br />

De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven<br />

berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend<br />

vastgesteld.<br />

Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum<br />

lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.<br />

Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen,<br />

aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort.<br />

Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd<br />

dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet,<br />

met uitzondering van de artikelen 131, lid 1, 132, lid 1, en 133 in verband<br />

met het negatieve eigen vermogen van het fonds.<br />

Er is sprake van consistentie tussen de gewekte verwachting, de<br />

financiering en het realiseren van toeslagen. Echter, op basis van<br />

het herstelplan zal het pensioenfonds voorlopig niet in staat zijn om<br />

uitvoering aan het toeslagbeleid te kunnen geven.<br />

Het pensioenfonds heeft het voorgenomen besluit genomen om de<br />

pensioenaanspraken en pensioenrechten per 1 april 2013 te zullen<br />

korten. Deze korting is niet in aanmerking genomen bij de vaststelling<br />

van de technische voorzieningen.<br />

De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor<br />

de Betonmortelindustrie is naar mijn mening slecht, vanwege een<br />

dekkingstekort.<br />

Amstelveen, 28 juni 2012<br />

Drs. J.E.J. Vink AAG<br />

verbonden aan Mercer Certificering B.V.


Bijlage Bestuursleden<br />

In het verslagjaar heeft het bestuur zesmaal vergaderd. De hoogte van<br />

de vacatiegeldvergoeding voor de bestuursleden bedroeg in <strong>2011</strong> 27<br />

dui zend euro (inclusief reis- en verblijfkosten). De vacatiegeldvergoeding<br />

van de bestuursleden is gebaseerd op de vergoedingsregeling van<br />

de Sociaal Economische Raad (SER), die gold in de periode <strong>2011</strong>-2012.<br />

Hierin staat de onkostenvergoeding van de onder het toezicht van de<br />

SER staande publiekrechtelijke instellingen van werkgevers en werknemers.<br />

Bestuursleden aan werkgeverszijde<br />

(stand per 31 december <strong>2011</strong>)<br />

De heer J.A.H. Pustjens<br />

Functie in bestuur: voorzitter werkgeverszijde<br />

Geboortejaar: 1959<br />

Nationaliteit: Nederlandse<br />

Benoemende organisatie: VOBN<br />

Andere relevante functies voor de bestuursfunctie:<br />

• Directeur pensioenfonds ENCI<br />

• Onderhandelaar namens VOBN bij onderhandelingen Caopartijen<br />

<strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen, tevens lid<br />

Cao-partijen <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen<br />

• Bestuurslid van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor<br />

de <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SVM)<br />

• Bestuurslid van de Stichting Sociaal Fonds voor de <strong>Mortel</strong>- en<br />

<strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SFM)<br />

Mevrouw E. Hendriks<br />

Functie in bestuur: bestuurslid werkgeverszijde, tevens secretaris<br />

werkgeverszijde<br />

Geboortejaar: 1960<br />

Nationaliteit: Nederlandse<br />

Benoemende organisatie: VOBN<br />

Andere relevante functies voor de bestuursfunctie<br />

• Manager Personeel & Organisatie Cementbouw<br />

• Onderhandelaar namens VOBN bij onderhandelingen Caopartijen<br />

<strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen, tevens lid<br />

Cao-partijen <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen<br />

• Bestuurslid van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor<br />

de <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SVM)<br />

• Bestuurslid van de Stichting Sociaal Fonds voor de <strong>Mortel</strong>- en<br />

<strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SFM)<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

63<br />

De heer J.T. Hendriks<br />

Functie in bestuur: bestuurslid werkgeverszijde<br />

Geboortejaar: 1961<br />

Nationaliteit: Nederlandse<br />

Benoemende organisatie: VOBN<br />

Andere relevante functies voor de bestuursfunctie:<br />

• Bestuurslid van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor<br />

de <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SVM)<br />

• Bestuurslid van de Stichting Sociaal Fonds voor de <strong>Mortel</strong>- en<br />

<strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SFM)<br />

Bestuursleden aan werknemerszijde<br />

(stand per 31 december <strong>2011</strong>)<br />

De heer A.A.J. Heijnen<br />

Functie in bestuur: voorzitter werknemerszijde<br />

Geboortejaar: 1950<br />

Nationaliteit: Nederlandse<br />

Benoemende organisatie: FNV Bouw<br />

Andere relevante functies voor de bestuursfunctie:<br />

• Werknemersvoorzitter <strong>Bpf</strong>-Meubelindustrie<br />

• Bestuurslid <strong>Bpf</strong>-Houthandel<br />

• Bestuurslid BPF Jachtbouw<br />

• Bestuurslid <strong>Bpf</strong>-Houtverwerkende Industrie<br />

• Bestuurslid van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor<br />

de <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SVM)<br />

Mevrouw J.H. Mud<br />

Functie in het bestuur: bestuurslid werknemerszijde<br />

Geboortejaar: 1958<br />

Nationaliteit: Nederlandse<br />

Benoemende organisatie: FNV Bouw<br />

Andere relevante functies voor de bestuursfunctie:<br />

• Bestuurslid van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor<br />

de <strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SVM).


De heer H.J. Wuijten fungerend secretaris (CNV Vakmensen)<br />

Functie in bestuur: bestuurslid werknemerszijde,<br />

secretaris werknemerszijde<br />

Geboortejaar: 1956<br />

Nationaliteit: Nederlandse<br />

Benoemende organisatie: CNV Vakmensen<br />

Andere relevante functies voor de bestuursfunctie:<br />

• Werknemerssecretaris Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden<br />

Schildersbedrijf<br />

• Bestuurslid Stichting Houdstermaatschappij SFS<br />

• Beleggingsadviescommissie BPF Schilders<br />

• Bestuur/secretaris SFS Diensten Holding<br />

• Bestuurslid Stichting Administratiekantoor Afbouw<br />

• Bestuurslid Stichting Vakantiefonds Schildersbedrijf<br />

• Werknemerssecretaris Stichting KBB Savantis<br />

• Werknemerssecretaris Stichting Savantis Vakcentrum<br />

• Werknemerssecretaris O&O fonds Schilders<br />

• Secretaris Stichting Loopbaan & OpLeidingsfonds<br />

• Bestuurslid stichting Bevordering Platform VMBO Bouwtechniek<br />

• Plaatsvervangend bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds voor<br />

de Groothandel en Vlakglas, het Glasbewerkings- en het<br />

Glazeniersbedrijf<br />

• Bestuurslid stichting Vervroegde Uittreding voor de Groothandel<br />

en Vlakglas, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf<br />

• Werknemersvoorzitter Stichting Opleiding & Ontwikkeling<br />

Vlakglas<br />

• Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds voor Betonproductenindustrie<br />

• Bestuurslid stichting Vervroegd Uittreden Betonproductenindustrie<br />

• Bestuurslid stichting BPF Schilders<br />

• Bestuurslid stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor de<br />

<strong>Mortel</strong>- en <strong>Mortel</strong>transportondernemingen (SVM)<br />

<strong>Bpf</strong>-<strong>Mortel</strong><br />

64<br />

Colofon<br />

Uitgave<br />

Cordares<br />

Basisweg 10<br />

1043 AP Amsterdam<br />

Postbus 637<br />

1000 EE Amsterdam<br />

Vormgeving en productie<br />

Dadomoto | communicatie + design, dadomoto.nl<br />

Fotografie<br />

Vincent van den Hoven Fotografie, vinzie.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!