03.09.2013 Views

Groep 7 - Omdat elk kind telt in Zuidoost

Groep 7 - Omdat elk kind telt in Zuidoost

Groep 7 - Omdat elk kind telt in Zuidoost

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Hoofdstuk 1 Spell<strong>in</strong>g<br />

Luister-woorden<br />

Weet-woorden<br />

Leen-woorden<br />

Regel-woorden<br />

Afkort<strong>in</strong>gen<br />

Meervoudsvormen<br />

Verkle<strong>in</strong>woorden<br />

Samenstell<strong>in</strong>gen<br />

Trappen van vergelijk<strong>in</strong>g<br />

Werkwoordspell<strong>in</strong>g<br />

Vergelijk-woorden<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Stadsdeel zuidoost<br />

2-10-2010<br />

1


Luisterwoorden<br />

Spellen door goed te ‘luisteren’.<br />

Voorbeeld:<br />

b-a-l-k-o-n<br />

balkon<br />

Er zijn lettercomb<strong>in</strong>aties die anders worden geschreven dan dat je ze hoort.<br />

Deze moet je kennen.<br />

Weetwoorden<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

In het Nederlands kun je sommige klanken op twee manieren<br />

schrijven:<br />

ei - ij Leiden lijden<br />

ou - au rouw rauw<br />

g - ch lag lach<br />

f - v F<strong>in</strong> v<strong>in</strong><br />

s - z kaarsen laarzen<br />

Wat betekenen de voorbeeldwoorden?<br />

• Tip: Aan het e<strong>in</strong>d van een woord, schrijf je bijna nooit een v of z.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

2


Leenwoorden<br />

Woorden die ‘geleend’ zijn uit een andere taal.<br />

Uitspraak klanken afwijkend van Nederlands<br />

Meestal spreek je ze al goed uit, spell<strong>in</strong>g is lastiger.<br />

Tip<br />

Engels: Frans:<br />

game mayonaise<br />

T-shirt aquarium<br />

buggy privé<br />

hockeystick frêle<br />

computer scène<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

uitspraak:<br />

eau spreek je uit als oo cadeau kadoo<br />

é spreek je uit als ee privé prievee<br />

è spreek je uit als een korte e Helène Helène<br />

th spreek je uit als t thee tee<br />

qua spreek je uit als kwa aquarium aakwaarium<br />

que spreek je uit als k cheque sjek<br />

2-10-2010<br />

3


Regel-woorden<br />

Regelwoorden kun je foutloos spellen als je de regels toepast.<br />

- E<strong>in</strong>d d als t:<br />

Als je aan het e<strong>in</strong>d van een zelfstandig naamwoord een t hoort. (Bedenk dan<br />

hoe het woord <strong>in</strong> het meervoud kl<strong>in</strong>kt: honden. Hoor je een d, dan schrijf je<br />

hond ook met een d.)<br />

- E<strong>in</strong>d b als p:<br />

Als je aan het e<strong>in</strong>d van een zelfstandig naamwoord een p hoort. (Bedenk dan<br />

hoe het woord <strong>in</strong> het meervoud kl<strong>in</strong>kt: webben. Hoor je een b, dan schrijf je<br />

web ook met een b.)<br />

- Woorden met een ‘s aan het beg<strong>in</strong>:<br />

De comb<strong>in</strong>atie ‘s komt uit het Oudnederlands en betekent: des. Dat betekent:<br />

‘van de’ of ‘<strong>in</strong> de’. (‘s morgens: <strong>in</strong> de morgen)<br />

De comb<strong>in</strong>atie ‘s wordt nooit <strong>in</strong> hoofdletters geschreven. Het woord erna krijgt<br />

pas de hoofdletter. (‘s Avonds wordt het vroeg donker.)<br />

Afkort<strong>in</strong>gen<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Eén punt per afgekort woord:<br />

n.a.v. naar aanleid<strong>in</strong>g van<br />

nl. namelijk<br />

d.m.v. door middel van<br />

Twee uitzonder<strong>in</strong>gen:<br />

z.o.z. zie ommezijde (kijk aan de andere kant)<br />

Dhr. de heer<br />

Gebruik geen punten <strong>in</strong> afkort<strong>in</strong>gen:<br />

- voor apparaten (tv of pc of cd-speler) en d<strong>in</strong>gen die we heel vaak zeggen<br />

(wc).<br />

- voor maten en gewichten (cm, kg).<br />

- waar<strong>in</strong> hoofdletters voorkomen (BTW).<br />

- van een d<strong>in</strong>g of bedrijf/<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g (NS, gsm, bh, havo).<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

4


Meervoudsvormen<br />

Meervoud op –en<br />

de meeste woorden schrijf je <strong>in</strong> het meervoud met –en (mieren, banken,<br />

paarden).<br />

Meervoud met korte klank<br />

Enkelvoud e<strong>in</strong>digt op korte klank en medekl<strong>in</strong>ker (bal, put, web, zit, top),<br />

meervoud dubbele medekl<strong>in</strong>ker (ballen, putten, webben, zitten, toppen).<br />

Meervoud met lange klank<br />

Enkelvoud e<strong>in</strong>digt op dubb<strong>elk</strong>lank en medekl<strong>in</strong>ker (paal, been, pook, muur),<br />

meervoud met enkele kl<strong>in</strong>ker (palen, benen, poken, muren).<br />

Let op:<br />

Een woord dat <strong>in</strong> enkelvoud e<strong>in</strong>digt op een –s of –f, meervoud: -z of – v.<br />

roos – rozen, huis – huizen, neef – neven, staaf - staven<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Meervoud bij -a, -i, -o, -u<br />

Een woord dat <strong>in</strong> enkelvoud e<strong>in</strong>digt op -a, -i, -o, -u, schrijf je <strong>in</strong> meervoud met<br />

‘s (drama – drama’s, taxi – taxi’s, foto – foto’s, accu – accu’s)<br />

Meervoud bij –ee, -é, -e<br />

Een woord dat <strong>in</strong> enkelvoud e<strong>in</strong>digt op –ee, -é, -e, schrijf je <strong>in</strong> meervoud vaak<br />

met vaste s (dom<strong>in</strong>ee – dom<strong>in</strong>ees, coupé – coupés, horloge – horloges).<br />

Meervoud bij –y<br />

Bij een woord dat <strong>in</strong> enkelvoud e<strong>in</strong>digt op een –y, kijk je eerst w<strong>elk</strong>e letter voor<br />

de y staat. Is dat een kl<strong>in</strong>ker (a, e, i, o, u) dan schrijf je <strong>in</strong> het meervoud een<br />

vaste s, anders schrijf je ‘s (jockey – jockeys, baby – baby’s)<br />

Meervoud bij Franse uitgang<br />

Woorden uit het Frans die e<strong>in</strong>digen op een –eau, en –ui, schrijf je <strong>in</strong> het<br />

meervoud met een vaste s (bureau – bureaus, etui – etuis).<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

5


Verkle<strong>in</strong>woorden<br />

Vaak:<br />

-je (huisje) -pje (achter-m: boompje) -tje (teentje)<br />

Soms verandert de spell<strong>in</strong>g als je er een verkle<strong>in</strong>woord van maakt:<br />

(kon<strong>in</strong>g - kon<strong>in</strong>kje, souvenir - souveniertje, d<strong>in</strong>er - d<strong>in</strong>eetje)<br />

Let op: bij woorden die e<strong>in</strong>digen op een medekl<strong>in</strong>ker plus –a, -é, -o, -u, moet je de kl<strong>in</strong>ker<br />

verdubbelen:<br />

opa - opaatje, café- cafeetje, auto - autootje, paraplu - parapluutje<br />

Bij verkle<strong>in</strong>woorden die e<strong>in</strong>digen op een stomme –e, vervalt de –e <strong>in</strong> het verkle<strong>in</strong>woord.<br />

parachute - parachuutje, mach<strong>in</strong>e - machientje.<br />

Let op: bij woorden die e<strong>in</strong>digen op een –<strong>in</strong>g (zonder klemtoon) valt de –g weg:<br />

won<strong>in</strong>g - won<strong>in</strong>kje, kett<strong>in</strong>g - kett<strong>in</strong>kje<br />

Bij de meeste woorden die e<strong>in</strong>digen op een korte kl<strong>in</strong>ker met –g, -r, -n, -l verdubbelt de<br />

e<strong>in</strong>dletter, direct gevolgd door –etje:<br />

big - biggetje, kar - karretje, pen - pennetje<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Samenstell<strong>in</strong>gen<br />

Samenstell<strong>in</strong>g: een woord dat bestaat uit meerdere<br />

zelfstandige naamwoorden die je ook los van <strong>elk</strong>aar<br />

kunt lezen.<br />

Aan <strong>elk</strong>aar:<br />

- zelfstandige naamwoorden: fietspomp<br />

- als ze uit een vreemde taal komen: parttime<br />

- als het eerste woord een naam is: S<strong>in</strong>terklaasfeest<br />

- als het eerste en tweede woord bij <strong>elk</strong>aar horen:<br />

huisdeursleutel, fietspompslang<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

6


Samenstell<strong>in</strong>gen<br />

Streepje:<br />

- heel lastig te lezen: jazz-zanger, auto-onderdeel<br />

- beg<strong>in</strong>t met een merk: Fanta-blikje<br />

- bevat een afkort<strong>in</strong>g: tv-kijker, wc-bril<br />

- e<strong>in</strong>digt op een naam: kab<strong>in</strong>et-Balkenende<br />

- bevat gelijkwaardige delen: h<strong>in</strong>k-stapsprong<br />

- bevat een vaste woordgroep: glas-<strong>in</strong>-loodraam<br />

- een niveau wordt aangegeven: assistent-arts<br />

- beg<strong>in</strong>t met: ex- (ex-roker), niet- (niet-roker),<br />

oud- (oud-voetballer), S<strong>in</strong>t- (S<strong>in</strong>t-Nicolaas)<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Trappen van vergelijk<strong>in</strong>g<br />

Stellende trap Vergrotende trap Overtreffende trap<br />

leuk leuker leukst<br />

mooi mooier mooist<br />

Maar:<br />

goed beter best<br />

we<strong>in</strong>ig m<strong>in</strong>der m<strong>in</strong>st<br />

veel meer meest<br />

graag liever liefst<br />

Tip:<br />

verbaasd meer verbaasd meest verbaasd<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

7


Werkwoordspell<strong>in</strong>g<br />

Bij een werkwoord hoort altijd een onderwerp:<br />

- een persoon (enkelvoud): jij, de kon<strong>in</strong>g, u<br />

- meer personen (meervoud): de dames, wij<br />

- d<strong>in</strong>gen, dieren, enz.: de koe, de meeste boeken<br />

De stam:<br />

Hele werkwoord m<strong>in</strong> en<br />

Voorbeeld: krijgen m<strong>in</strong> –en: krijg is de stam.<br />

Let op: dwalen m<strong>in</strong> –en: dwal dwaal<br />

De stam e<strong>in</strong>digt nooit op een v of een z leven – leev - leef<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Schema werkwoordspell<strong>in</strong>g<br />

Onderwerp Tegenwoordige tijd Verleden tijd<br />

enkelvoud<br />

Ik ..<br />

.. ik? Stam Stam + te / de of<br />

.. je/jij? kl<strong>in</strong>kerwissel<strong>in</strong>g<br />

Je/jij/u ..<br />

Hij/zij .. Stam + t Stam + te / de of<br />

Het .. kl<strong>in</strong>kerwissel<strong>in</strong>g<br />

Onderwerp<br />

meervoud<br />

Wij/we ..<br />

Jullie .. Hele werkwoord Stam + ten / den of<br />

Ze/zij .. kl<strong>in</strong>kerwissel<strong>in</strong>g<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

onderwijs<br />

2-10-2010<br />

8


Schema werkwoordspell<strong>in</strong>g<br />

Hele werkwoord: e<strong>in</strong>digt altijd op –n en meestal op –en<br />

Tegenwoordige tijd, enkelvoud:<br />

Bij ik en als je / jij achter het werkwoord staat: de stam<br />

Ik loop, loop je<br />

Tegenwoordige tijd, enkelvoud:<br />

Bij <strong>elk</strong> ander onderwerp <strong>in</strong> het enkelvoud: stam + t<br />

Hij loopt, de w<strong>in</strong>d waait<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

onderwijs<br />

Schema werkwoordspell<strong>in</strong>g<br />

Tegenwoordige tijd, meervoud:<br />

Bij <strong>elk</strong> onderwerp <strong>in</strong> het meervoud: hele werkwoord<br />

Wij lopen, de <strong>k<strong>in</strong>d</strong>eren lachen<br />

Verleden tijd, enkelvoud<br />

1. Stam + te<br />

2. Stam + de<br />

3. Het woord verandert (kl<strong>in</strong>kerwissel<strong>in</strong>g)<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

9


Schema werkwoordspell<strong>in</strong>g<br />

Stam + te of stam + de?<br />

Om te weten of er –te of –de achter de stam komt,<br />

gebruik je het woord k o f s ch i p t a x ie tj e.<br />

Haal van het hele werkwoord ‘en’ af. Kijk naar de laatste<br />

letter. Staat die letter <strong>in</strong> kofschiptaxietje schrijf je:<br />

stam + te.<br />

Het woord verandert / kl<strong>in</strong>kerwissel<strong>in</strong>g<br />

Voor woorden met kl<strong>in</strong>kerwissel<strong>in</strong>g zoals lezen – las – lazen kun je<br />

kofschiptaxietje niet gebruiken. Deze werkwoorden moet je proberen te<br />

onthouden.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Schema werkwoordspell<strong>in</strong>g<br />

Verleden tijd, meervoud:<br />

1. Stam + ten<br />

2. Stam + den<br />

3. Kl<strong>in</strong>kerwissel<strong>in</strong>g meervoudsvorm: liepen, vonden<br />

Voltooid deelwoord:<br />

In de voltooide tijd staat er altijd een hulpwerkwoord <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> (hebben,<br />

zijn, worden). Om te weten of een werkwoord zonder kl<strong>in</strong>kerwissel<strong>in</strong>g<br />

een t of een d op het e<strong>in</strong>d krijgt, gebruik je opnieuw het woord<br />

kofschiptaxietje.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

10


Schema werkwoordspell<strong>in</strong>g<br />

Let op:<br />

- Je achter het werkwoord: stam<br />

loop je<br />

Maar: Loopt je vader.<br />

- Soms moet je <strong>in</strong> de stam van een werkwoord de e laten staan:<br />

racen – de stam wordt race<br />

- E<strong>in</strong>digt de stam op een kl<strong>in</strong>ker, schrijf je altijd: stam + de(n)<br />

en het voltooid deelwoord schrijf je met een d: hockey - gehockeyd<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Vergelijkwoorden<br />

Van veel Nederlandse woorden weet je hoe je ze schrijft, door ze te<br />

vergelijken met soortgelijke woorden.<br />

Woorden e<strong>in</strong>digend op –lijk, -ig<br />

Spreek uit als: ‘uh’<br />

Schrijf: ij en i: wonderlijk, grappig<br />

Woorden e<strong>in</strong>digend op –isch(e)<br />

Woorden die op –isch(e) e<strong>in</strong>digen geven vaak aan hoe iets of iemand is.<br />

Het woord is meestal afgeleid van een zelfstandig naamwoord:<br />

komisch (komiek), tactisch (tactiek), Aziatisch (Azië)<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

11


Vergelijkwoorden<br />

- Woorden e<strong>in</strong>digend op –heid<br />

Geven een toestand aan; het voorafgaande deel is vaak een los te lezen<br />

bijwoord: openheid, aardigheid<br />

- Woorden e<strong>in</strong>digend op –iaal, -ieel, -ueel<br />

L<strong>in</strong>iaal – prieel – actueel<br />

Let op: als bijvoeglijk naamwoord schrijf je een e m<strong>in</strong>der: actuele<br />

en de ie krijgt een trema: officiële<br />

- Woorden e<strong>in</strong>digend op -air<br />

Woorden komen uit het Frans.<br />

Spreek uit als: èr<br />

Schrijf: -air: populair<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Vergelijkwoorden<br />

Woorden e<strong>in</strong>digend op –tie<br />

Spreek uit als ‘sie’: vakantie<br />

Woorden e<strong>in</strong>digend op –age, -oge<br />

Spreek uit als ‘aazje’ en ‘oozje’: garage – horloge<br />

Let op: alleen deze uitspraak bij Franse woorden<br />

Woorden beg<strong>in</strong>nend met be-, ge-, ver-<br />

Spreek uit als :‘uh’<br />

Schrijf: e behangen, gelukt, verhuizen<br />

Woorden beg<strong>in</strong>nend met ont-<br />

De letters ont- staan meestal voor een werkwoord: onthouden<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

12


Hoofdstuk 2 Leestekens en hoofdletters<br />

Leestekens<br />

Hoofdletters<br />

Leestekens<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Leestekens zijn tekens die je <strong>in</strong> een z<strong>in</strong> zet om het lezen makkelijker te<br />

maken.<br />

Punt (.)<br />

Je gebruikt een punt:<br />

- Aan het e<strong>in</strong>d van een z<strong>in</strong>.<br />

Ik wil er <strong>in</strong> dit geval geen punt van maken.<br />

Je gebruikt geen punt bij een vraag of uitroep.<br />

- Na afkort<strong>in</strong>gen (z.o.z., a.u.b., V.V.V.)<br />

Kijk s.v.p. ook eens bij het hoofdstukje afkort<strong>in</strong>gen.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

13


Dubbele punt (:)<br />

Je gebruikt een dubbele punt:<br />

- Vóór een opsomm<strong>in</strong>g.<br />

Men neme: een ei, 100 g suiker en 1 dl m<strong>elk</strong>.<br />

- Vóór een verklar<strong>in</strong>g (uitleg)<br />

De brommer start niet: de benz<strong>in</strong>e is op.<br />

- Vóór een citaat (iemand zegt iets).<br />

Kas zei: ‘Ik wil geen beetje, ik wil het meest.’<br />

Vraagteken (?)<br />

Je gebruikt een vraagteken:<br />

- Aan het e<strong>in</strong>d van een vraagz<strong>in</strong>:<br />

Denk jij dat je er iets van snapt?<br />

• Uitroepteken (!)<br />

Je gebruikt een uitroepteken:<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

- Aan het e<strong>in</strong>d van een uitroep. Je roept dan iets met harde stem of zet<br />

iets met veel nadruk.<br />

Stop daar toch eens mee! Jakkes!<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

14


Komma (,)<br />

Je gebruikt een komma:<br />

- Op die plek <strong>in</strong> de z<strong>in</strong>, waar je bij het lezen een rust hoort.<br />

Het is duidelijk, dat er door jullie te we<strong>in</strong>ig wordt gelezen.<br />

- Tussen twee werkwoorden van verschillende deelz<strong>in</strong>nen.<br />

Als hij mij niet vraagt, bekijkt hij het maar.<br />

- Tussen de delen van een opsomm<strong>in</strong>g.<br />

Ik spreek Duits, Engels, Frans en een beetje Nederlands.<br />

- Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden die iets zeggen van hetzelfde<br />

zelfstandige naamwoord.<br />

Het is een vieze, vette verweerde vaatdoek.<br />

- Voor of achter de naam van mensen die je aanspreekt.<br />

Lief bruidpaar, je mag nu zoenen.<br />

- Voor en achter een tussenz<strong>in</strong>.<br />

Feijenoord, dat weet iedereen, heeft de trouwste aanhang van alle<br />

voetbalclubs.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Hoofdletters<br />

Je schrijft een hoofdletter:<br />

- aan het beg<strong>in</strong> van een z<strong>in</strong> (1);<br />

- <strong>in</strong> namen (2);<br />

- bij het eerste woord van een directe rede (3).<br />

1. Ik ga niet naar de brugklas zonder rugtas.<br />

2. Mijn wiskundeleraar lijkt op George Bush.<br />

3. Ali zei: ‘Vergeet het man!’<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

15


Je gebruikt een hoofdletter ook:<br />

- <strong>in</strong> aardijkskundige namen en hun afleid<strong>in</strong>gen.<br />

Spanje, Spaans, Rijn, Utrechtse, Nederlander<br />

- <strong>in</strong> titels van boeken, films, toneelstukken.<br />

De Griezels, Kruimeltje, Harry Potter en de vuurbreker.<br />

- <strong>in</strong> woorden die als heilig gelden.<br />

God, Allah, het is Zijn (Gods) wil.<br />

- <strong>in</strong> feestdagen.<br />

Kon<strong>in</strong>g<strong>in</strong>nedag, Pasen, P<strong>in</strong>ksteren<br />

Je gebruikt een hoofdletter ook:<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

- <strong>in</strong> aardijkskundige namen en hun afleid<strong>in</strong>gen.<br />

Spanje, Spaans, Rijn, Utrechtse, Nederlander<br />

- <strong>in</strong> titels van boeken, films, toneelstukken.<br />

De Griezels, Kruimeltje, Harry Potter en de vuurbreker.<br />

- <strong>in</strong> woorden die als heilig gelden.<br />

God, Allah, het is Zijn (Gods) wil.<br />

- <strong>in</strong> feestdagen.<br />

Kon<strong>in</strong>g<strong>in</strong>nedag, Pasen, P<strong>in</strong>ksteren<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

16


Hoofdstuk 3 Taalkundig ontleden<br />

Het verdelen (ontleden) van z<strong>in</strong>nen <strong>in</strong> afzonderlijke woorden heet<br />

taalkundig ontleden of woordbenoemen.<br />

- Lidwoord: de, het, een<br />

Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.<br />

- Zelfstandig naamwoord<br />

Een zelfstandig naamwoord is een naam voor een mens, dier, plant of<br />

d<strong>in</strong>g. Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden.<br />

Voorbeeld: ruitenwissers, Bambi, koortsuitslag, liefde, Zaandam<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Werkwoord<br />

Een werkwoord geeft aan wat iemand of iets doet (huilen) of wat er<br />

gebeurt (sneeuwen).<br />

Werkwoorden die je m<strong>in</strong>der snel herkent: zijn, hebben, worden, blijken,<br />

zullen, kunnen.<br />

- De vorm van een werkwoord verandert door:<br />

1. de tijd (nu: ik werk toen: ik werkte)<br />

2. het aantal (één: ik zie meer: wij zien)<br />

3. de persoon (ik: ik word hij: hij wordt)<br />

- Twee soorten werkwoorden:<br />

1. Zelfstandige werkwoorden<br />

2. Hulpwerkwoorden: kunnen niet alleen z<strong>in</strong> <strong>in</strong> een z<strong>in</strong>, met een ander<br />

(werk)woord wordt het pas een goede z<strong>in</strong>.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

17


Bijvoeglijk naamwoord<br />

Een bijvoeglijk naamwoord noemt een eigenschap van een zelfstandig<br />

naamwoord.<br />

Vaak staat het bijv. nw. voor het zelfstandig naamwoord:<br />

Voorbeeld: een griezelig verhaal, een rubberen handschoen<br />

Soms staat het bijv. nw. achter het zelfstandig naamwoord:<br />

Voorbeeld: de appel is rot, de meloen smaakte zoet<br />

- Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord<br />

Laat zien waar het zelfstandig naamwoord van gemaakt is.<br />

Zij komen nooit achter het zelfstandig naamwoord.<br />

Voorbeeld: de koperen ketel, de gouden r<strong>in</strong>g<br />

- Een voltooid deelwoord kan ook een bijvoeglijk naamwoord worden:<br />

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord dan zo ‘zu<strong>in</strong>ig’ mogelijk op!<br />

Voorbeeld: de vergrote kamer<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Voornaamwoord<br />

Een voornaamwoord is (heel vaak) een kle<strong>in</strong> woord<br />

- dat de plaats kan <strong>in</strong>nemen van een zelfstandig naamwoord<br />

- dat vòòr een zelfstandig naamwoord kan staan<br />

1. Persoonlijk voornaamwoord: ik, jij, je, u, hij, zij, het, wij, we, jullie, mij, me, jou, hem,<br />

haar, ons, hun, hen.<br />

Met deze woorden worden mensen bedoeld.<br />

2. Bezittelijk voornaamwoord: mijn, m’n, jouw, uw, zijn, z’n, haar, d’r, ons, onze, jullie,<br />

hun.<br />

Deze woorden laten zien dat iets van iemand is.<br />

3. Aanwijzend voornaamwoord: dit, dat, deze, die, zulke, zo’n.<br />

Deze woorden wijzen iets aan.<br />

De-woorden (de hond): die en deze. Het-woorden (het geld): dit en dat<br />

4. Vragend voornaamwoord: wie, wat, w<strong>elk</strong>e.<br />

Deze woorden vragen naar d<strong>in</strong>gen.<br />

Woorden zoals: hoe, wanneer, waarom enz. zijn vragende bijwoorden.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

18


5. Onbepaald voornaamwoord: men, iemand, niemand, iets, niets, alles, wat (als je iets<br />

bedoelt), het (bij het regent enz.)<br />

Deze woorden wijzen naar mensen of d<strong>in</strong>gen, maar ze vertellen we<strong>in</strong>ig extra’s.<br />

Voorbeeld: iets klopt niet (je weet niet wat), men zegt dat het zo is (je weet niet wie het<br />

zegt)<br />

6. Betrekkelijk voornaamwoord: die, dat, wat, wie, hetgeen<br />

Deze woorden slaan terug op woorden die eerder <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> gebruikt zijn.<br />

Voorbeeld: De jongen die… Het <strong>k<strong>in</strong>d</strong> dat... Dat is iets wat…<br />

Voegwoord<br />

Een voegwoord verb<strong>in</strong>dt twee z<strong>in</strong>nen.<br />

Ik haast me nooit, zodat ik wel eens te laat kom.<br />

Een voegwoord kan ook tussen twee woorden staan.<br />

De mooiste sporten v<strong>in</strong>d ik wielrennen en waterpolo.<br />

Sommige voegwoorden verb<strong>in</strong>den z<strong>in</strong>nen met dezelfde woordvolgorde.<br />

Als je het voegwoord weg haalt, hou je twee goede z<strong>in</strong>nen over.<br />

want, en, noch, maar, doch, of<br />

Voorbeeld: Ik kan nu niet rekenen, want mijn rekenmach<strong>in</strong>e is kapot.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Er zijn ook voegwoorden die z<strong>in</strong>nen verb<strong>in</strong>den met een verschillende woordvolgorde.<br />

Als je het voegwoord weghaalt, zie je dat de z<strong>in</strong>nen die overblijven verschillen.<br />

omdat, zodat, als, terwijl, zoals, toen, nadat, voordat, hoewel, ofschoon, mits, zoals<br />

Voorbeeld: Ik wil waterskiën, omdat ik van actie houd.<br />

Voorzetsel<br />

Een voorzetsel is meestal een kort woord.<br />

Voorzetsels helpen bij het aangeven van:<br />

1. tijd: tijdens, gedurende, omstreeks, onder, <strong>in</strong>, s<strong>in</strong>ds<br />

Voorbeeld: Wij mochten omstreeks drie uur pas vertrekken.<br />

2. plaats: op, bij, <strong>in</strong>, uit, voor, achter, naast, onder , boven, beneden, tussen, aan, om, langs,<br />

tegen, b<strong>in</strong>nen, buiten<br />

Voorbeeld: Alleen de lieverdjes zaten naast meester Willem.<br />

Andere voorzetsels: met, zonder, na, naar, over, per, te, tegen, tot, vanaf, via, volgens, wegens,<br />

door.<br />

Een voorzetsel hoort altijd bij één of meer andere woorden.<br />

Tip: voorzetsels die helpen bij het aangeven van een plaats herken je eenvoudig. Als je er het<br />

huis of de huizen achter kunt zetten, is het een voorzetsel.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

19


Telwoord<br />

Een telwoord laat zien:<br />

hoeveel er van iets is wat de rangorde is<br />

Hoofdtelwoorden: Rangtelwoorden:<br />

- bepaald hoofdtelwoord - bepaald rangtelwoord<br />

je weet precies hoeveel je weet precies w<strong>elk</strong>e plek iets<br />

of iemand heeft<br />

alle getallen: 3, acht, 1001, 2 ½ eerste, tweede, duizendste<br />

- onbepaald hoofdtelwoord - onbepaald rangtelwoord<br />

je weet niet precies hoeveel je weet niet precies w<strong>elk</strong>e plek iets<br />

of iemand heeft<br />

veel, we<strong>in</strong>ig, enkel(e), verscheidene, middelste, laatste, hoeveelste, zoveelste<br />

verschillende, wat (een paar), enig(e),<br />

ettelijke<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Hoofdstuk 4 Redekundig ontleden<br />

Redekundig ontleden of z<strong>in</strong>sontleden: het verdelen van z<strong>in</strong>nen <strong>in</strong><br />

z<strong>in</strong>sdelen.<br />

Z<strong>in</strong>sdeel<br />

Elke z<strong>in</strong> <strong>in</strong> de Nederlandse taal kun je <strong>in</strong> stukken verdelen.<br />

Deze stukken heten z<strong>in</strong>sdelen: soms maar één woord, vaker een groepje<br />

woorden.<br />

Eerst moet je de persoonsvorm <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> v<strong>in</strong>den, daarna kun je bepalen uit<br />

hoeveel z<strong>in</strong>sdelen de z<strong>in</strong> bestaat.<br />

Persoonsvorm<br />

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.<br />

Twee manieren om de persoonsvorm te v<strong>in</strong>den:<br />

1. Zet de z<strong>in</strong> <strong>in</strong> een andere tijd<br />

2. Maak de z<strong>in</strong> vragend<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

20


Persoonsvorm v<strong>in</strong>den:<br />

1. Zet de z<strong>in</strong> <strong>in</strong> een andere tijd<br />

Tegenwoordige tijd wordt verleden tijd.<br />

Verleden tijd wordt tegenwoordige tijd.<br />

Het woord dat verandert is de persoonsvorm.<br />

Voorbeeld: Ik word soms zo moe van leren. (tegenwoordige tijd)<br />

Ik werd soms zo moe van leren. (verleden tijd)<br />

‘word’ verandert <strong>in</strong> ‘werd’ en is dus de persoonsvorm.<br />

2. Maak de z<strong>in</strong> vragend<br />

Maak een vraag die je met ja of nee kunt beantwoorden.<br />

Het woord dat vooraan komt te staan is de persoonsvorm.<br />

Voorbeeld: Lola is helemaal niet zenuwachtig voor de Cito-toets.<br />

Is Lola helemaal niet zenuwachtig voor de Cito-toets?<br />

‘Is’ komt vooraan en is dus de persoonsvorm.<br />

Tip: Gebruik beide manieren om de persoonsvorm te v<strong>in</strong>den naast <strong>elk</strong>aar!<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Werkwoordelijk gezegde<br />

Dit z<strong>in</strong>sdeel bestaat uit:<br />

de persoonsvorm en alle andere vormen van een werkwoord <strong>in</strong> de z<strong>in</strong>.<br />

- Er zijn werkwoorden die je kunt splitsen:<br />

meegaan – gaan mee, nadoen – doen na, aankijken – kijken aan<br />

Die werkwoordstukjes (mee, na, aan) horen ook bij het w.w. gezegde.<br />

- Als ‘te’ en ‘aan het’ bij het werkwoord horen, horen ze ook bij het w.w. gezegde.<br />

Voorbeeld: Ik wil <strong>in</strong> de brugklas hard werken.<br />

Persoonsvorm wil w.w. gezegde wil werken<br />

Tip: Als er geen andere werkwoorden <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> staan, is de persoonsvorm het<br />

werkwoordelijk gezegde.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

21


Onderwerp<br />

Het onderwerp <strong>in</strong> een z<strong>in</strong> geeft vaak aan wie (of wat) iets doet.<br />

Het onderwerp hoort direct bij de persoonsvorm.<br />

Twee manieren om het onderwerp te v<strong>in</strong>den:<br />

1. De vraagmanier<br />

2. De aantalmanier<br />

1. De vraagmanier<br />

Je vraagt: wie of wat + het werkwoordelijk gezegde<br />

Voorbeeld: Tijdens Franse les droomde Mees van zijn vakantie.<br />

Persoonsvorm droomde w.w. gezegde droomde<br />

Vraag: wie droomde? Antwoord: Mees onderwerp<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2. De aantalmanier<br />

Je zoekt de persoonsvorm en verandert deze:<br />

- van enkelvoud naar meervoud<br />

- van meervoud naar enkelvoud<br />

Het woord dat moet mee veranderen (samen met de woorden die erbij horen) is het<br />

onderwerp.<br />

Voorbeeld: Liz droomt over haar wiskundetoets.<br />

Persoonsvorm droomt<br />

droomt (enkelvoud) wordt dromen (meervoud)<br />

Liz dromen over haar wiskundetoets.<br />

Liz moet mee veranderen. Liz onderwerp<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

22


Lijdend voorwerp<br />

Het lijdend voorwerp <strong>in</strong> een z<strong>in</strong> v<strong>in</strong>d je door het beantwoorden van de vraag:<br />

wat (of wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?<br />

Voorbeeld: De ochtend voor de Cito-toets eet ik zeker zes broodjes.<br />

w.w. gezegde eet onderwerp ik<br />

Vraag: wat eet ik? Antwoord: zes broodjes<br />

zes broodjes is het lijdend voorwerp <strong>in</strong> de z<strong>in</strong>.<br />

Let op: niet <strong>elk</strong>e z<strong>in</strong> heeft een lijdend voorwerp.<br />

Een lijdend voorwerp beg<strong>in</strong>t nooit met een voorzetsel.<br />

Meewerkend voorwerp<br />

Het meewerkend voorwerp <strong>in</strong> een z<strong>in</strong> v<strong>in</strong>d je meestal door het beantwoorden van<br />

de vraag:<br />

aan (voor) wie + w.w. gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?<br />

Controle:<br />

Controleer hierna of je het woordje ‘aan’ of ‘voor’ kunt weglaten of toevoegen.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

onderwijs<br />

Voorbeeld meewerkend voorwerp v<strong>in</strong>den:<br />

Henrik stuurt zijn jarige meester een grappig smsje.<br />

w.w. gezegde stuurt onderwerp Henrik lijdend voorwerp een grappig smsje<br />

- Vraag: aan wie stuurt Henrik een grappig smsje?<br />

Antwoord: aan zijn jarige meester<br />

zijn jarige meester is het meewerkend voorwerp<br />

- Controle: Kan ik het woordje ‘aan’ of ‘voor’ <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> toevoegen?<br />

Ja: Henrik stuurt aan zijn jarige meester een grappig smsje.<br />

De z<strong>in</strong> blijft een goede z<strong>in</strong>.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

onderwijs<br />

2-10-2010<br />

23


Hoofdstuk 5 Tekst schrijven en begrijpen<br />

Soorten teksten:<br />

1. Fictie: verzonnen tekst<br />

2. Non-fictie: de tekst gaat over iets wat echt gebeurd is. Non = niet<br />

3. (Auto)biografie: een boek over het levensverhaal van iemand die echt heeft geleefd, of<br />

nog leeft. Een autobiografie is door de hoofdpersoon zelf geschreven.<br />

4. Artikel: een kort verhaal over een bepaald onderwerp. Artikelen v<strong>in</strong>d je vaak <strong>in</strong><br />

tijdschriften en kranten.<br />

5. Column: een kort stukje tekst <strong>in</strong> een krant of tijdschrift, waar<strong>in</strong> de auteur (= schrijver)<br />

zijn men<strong>in</strong>g geeft over gebeurtenissen die hij meemaakt. Meestal regelmatig (iedere dag<br />

of iedere week). Vaak zie je bij de column een foto van de auteur.<br />

Tip: Als je een tekst snel en goed wil begrijpen, zoek dan eerst uit om wat voor soort tekst<br />

het gaat!<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Al<strong>in</strong>ea<br />

Een tekst is opgebouwd uit al<strong>in</strong>ea’s. Je kunt een al<strong>in</strong>ea herkennen aan de<br />

laatste z<strong>in</strong>: vaak stopt die halverwege een regel.<br />

………………………………………………………………………………………………………………….<br />

………………………………………………………………………………………………………………….<br />

…………………………………………………………….<br />

Een al<strong>in</strong>ea gaat over een bepaald onderwerp. Zodra de tekst over een ander onderwerp gaat,<br />

komt er een nieuwe al<strong>in</strong>ea.<br />

Een al<strong>in</strong>ea heeft dus altijd een eigen onderwerp, oftewel een eigen: titel of kernwoord.<br />

Kernwoord<br />

Kernwoorden zijn de belangrijke woorden <strong>in</strong> een tekst. Ze kunnen niet<br />

weggelaten worden. Vaak zijn het zelfstandig naamwoorden of werkwoorden.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

24


Kernz<strong>in</strong><br />

Een kernz<strong>in</strong> is een belangrijke z<strong>in</strong> <strong>in</strong> een tekst.<br />

In een al<strong>in</strong>ea staat meestal een kernz<strong>in</strong>.<br />

Een tekst met meerdere al<strong>in</strong>ea’s heeft meerdere kernz<strong>in</strong>nen.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Een samenvatt<strong>in</strong>g is een verkorte versie van de tekst.<br />

Je krijgt een goed beeld van wat er <strong>in</strong> de tekst verteld wordt.<br />

Alle kernz<strong>in</strong>nen en kernwoorden worden <strong>in</strong> verhaalvorm opgeschreven.<br />

Tip: Als je een lange tekst moet leren, onderstreep dan de kernwoorden en de<br />

kernz<strong>in</strong>nen. In iedere al<strong>in</strong>ea staat wel een kernwoord of kernz<strong>in</strong>.<br />

Schrijf ze op en teken er eventueel iets bij!<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Titel<br />

Elke tekst heeft een titel. Een titel is de naam van de tekst.<br />

Kop<br />

Een kop ver<strong>telt</strong> je waar het volgende stukje (al<strong>in</strong>ea) over gaat.<br />

titel<br />

kop / tussentitel<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

25


Voorwoord en <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

onderwijs<br />

Voorwoord:<br />

Een persoonlijk bericht van<br />

de schrijver voordat het<br />

boek beg<strong>in</strong>t.<br />

Inleid<strong>in</strong>g:<br />

Het eerste stuk van een<br />

tekst; daar<strong>in</strong> lees je waar<br />

de tekst over zal gaan.<br />

Hoofdzaak<br />

Elk verhaal heeft een hoofdzaak. Dat is waar het om draait. De hoofdzaak is<br />

belangrijk. Het is de kern van het verhaal. Het is de rode draad van de tekst.<br />

Bijzaak<br />

Bijzaken zijn stukjes tekst die m<strong>in</strong>der belangrijk zijn. Bijzaken<br />

verduidelijken te tekst of maken het plezierig om te lezen.<br />

Tip: Om de hoofdzaak van een tekst te v<strong>in</strong>den, moet je de kernwoorden en<br />

kernz<strong>in</strong>nen zoeken.<br />

Het citaat<br />

Een stuk tekst waar<strong>in</strong> een uitspraak van iemand wordt aangehaald. Een citaat<br />

staat tussen aanhal<strong>in</strong>gstekens of het is schu<strong>in</strong> gedrukt.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

onderwijs<br />

2-10-2010<br />

26


Zoek het citaat <strong>in</strong> de tekst:<br />

Robert Vos maakte zijn w<strong>in</strong>nende foto tijdens de<br />

Olympische Spelen <strong>in</strong> Ch<strong>in</strong>a. Je ziet het moment vlak<br />

nadat bekend is geworden dat de Nederlandse zwemmer<br />

Maarten van der Weijden eerste is geworden op de tien<br />

kilometer zwemmen <strong>in</strong> open water. Zijn ploeggenoot<br />

Pieter van den Hoogenband, die ook het emotionele<br />

commentaar deed bij de wedstrijd (“Maarten! Je hebt<br />

'm!“), vangt hem op.<br />

De foto won <strong>in</strong> de categorie sport en werd uit<br />

achtduizend <strong>in</strong>zend<strong>in</strong>gen ook gekozen tot beste<br />

nieuwsfoto. Robert Vos werkt als fotograaf voor het ANP.<br />

Er zijn ook prijzen uitgereikt voor beste portretfoto,<br />

fotojournalist van het jaar en b<strong>in</strong>nenlands documentair.<br />

Je kunt de foto's bekijken <strong>in</strong> het Fotomuseum <strong>in</strong> Den<br />

Haag.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Feit<br />

Een feit is iets dat vast staat. Je kunt het controleren. Het is zo.<br />

Een volwassen giraf kan een hoogte van 5 meter bereiken.<br />

Men<strong>in</strong>g:<br />

Een giraf is een mooi dier.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

27


Objectief – subjectief<br />

Objectief: je kijkt zonder vooroordelen. Je bekijkt iets van alle kanten.<br />

Subjectief: je hebt vooroordelen. Je denkt <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie aan je eigen men<strong>in</strong>g<br />

en gevoel.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Voorbeeld<br />

Een voorbeeld maakt duidelijk wat er bedoeld wordt.<br />

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, neem nou, ter illustratie, ter verduidelijk<strong>in</strong>g, zo<br />

Conclusie<br />

Een conclusie zegt wat je van een (deel van) een tekst kunt leren. Een conclusie s<strong>telt</strong> iets<br />

vast.<br />

Signaalwoorden: dus, daarom, dat houdt <strong>in</strong>, concluderend, slotsom<br />

Vergelijk<strong>in</strong>g<br />

Een vergelijk<strong>in</strong>g laat verschillen of overeenkomsten zien.<br />

Signaalwoorden: net als, net zoals, evenals, vergeleken met, beide(n)<br />

Tegenstell<strong>in</strong>g<br />

Een tegenstell<strong>in</strong>g laat een duidelijk verschil zien.<br />

Signaalwoorden: maar, echter, toch, desondanks.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

onderwijs<br />

2-10-2010<br />

28


Letterlijk en figuurlijk<br />

- Letterlijk: Wat je leest is echt. Je kunt het zien, horen, ruiken, voelen<br />

en proeven.<br />

- Figuurlijk: Met een z<strong>in</strong> of een woord wordt iets anders bedoeld.<br />

Voorbeeld: Kas zit <strong>in</strong> de put.<br />

In de Nederlandse taal worden veel woorden en z<strong>in</strong>nen figuurlijk<br />

gebruikt.<br />

- Spreekwoord: Een vaste z<strong>in</strong> met een figuurlijke betekenis.<br />

- Uitdrukk<strong>in</strong>g/gezegde: Een vaste groep woorden met een figuurlijke<br />

betekenis.<br />

Verwijswoord<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Een verwijswoord is een woord dat terugwijst naar woorden die eerder <strong>in</strong> de tekst gebruikt<br />

zijn. Verwijswoorden staan bijna <strong>in</strong> <strong>elk</strong>e tekst!<br />

Als verwijswoord gebruik je vaak:<br />

1. Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden<br />

Vrouwelijke woorden verwijswoorden: zij, ze, haar<br />

Mannelijke woorden verwijswoorden: hij, hem, zijn<br />

Onzijdige woorden verwijswoorden: het, zijn<br />

2. Betrekkelijke voornaamwoorden<br />

De-woord verwijswoord: die<br />

Het-woord verwijswoord: dat<br />

Meervoud verwijswoord: die<br />

Tip: Soms verwijst een woord naar woorden die nog komen.<br />

Een verwijswoord kan ook op een grotere groep woorden of zelfs een hele z<strong>in</strong> slaan.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

29


Synoniem<br />

Een synoniem is een woord met (bijna) dezelfde betekenis als een ander woord.<br />

Voorbeeld: Stuk is een synoniem voor kapot.<br />

Antoniem of tegenstell<strong>in</strong>g<br />

Een antoniem of tegenstell<strong>in</strong>g is een woord met de tegenovergestelde betekenis van een<br />

ander woord.<br />

Voorbeeld: open is het antoniem/tegenstelde van gesloten.<br />

Homoniem<br />

Een homoniem is een woord met meer dan één betekenis.<br />

Voorbeeld: bon: - papier <strong>in</strong> ruil waarvoor je iets kunt krijgen<br />

- bekeur<strong>in</strong>g<br />

- papiertje waarop staat hoeveel iets kost<br />

Spreekbeurt/presentatie<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

1. Onderwerp kiezen<br />

2. Informatie zoeken<br />

Zorg ook voor ondersteunend materiaal (voorwerpen, foto’s, enz.).<br />

3. Informatie lezen en ordenen<br />

Lees de <strong>in</strong>formatie zorgvuldig, maak hoofdstukken en zet ze <strong>in</strong> de goede volgorde.<br />

4. Schrijven<br />

- Inleid<strong>in</strong>g: een pakkende <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g. Vertel kort iets over het onderwerp. Trek de aandacht.<br />

- Middenstuk: schrijf de hoofdstukken van het middenstuk <strong>in</strong> duidelijke, niet te moeilijke<br />

taal. Gebruik voorbeelden.<br />

- Slot: een duidelijk slot. Dat kan een korte samenvatt<strong>in</strong>g zijn.<br />

5. Controleren en steunbriefje voorbereiden<br />

Lees de tekst aandachtig. Maak een steunbriefje of powerpo<strong>in</strong>tpresentatie met trefwoorden<br />

(titels van je hoofdstukken).<br />

6. Oefenen<br />

Oefen de presentatie een paar keer hardop. Probeer je powerpo<strong>in</strong>tpresentatie uit.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

30


Bronnen<br />

Een bron is de plaats waar je <strong>in</strong>formatie zoekt.<br />

Voorbeeld: een persoon of bedrijf, de overheid, een boek/tijdschrift/krant, cd-rom’s/dvd’s, het<br />

<strong>in</strong>ternet.<br />

De twee grootste <strong>in</strong>formatiebronnen zijn het <strong>in</strong>ternet en de bibliotheek.<br />

Tip: Bij het verzamelen van <strong>in</strong>formatie is het verstandig om van meerdere bronnen uit te<br />

gaan. Je controleert op die manier of jouw <strong>in</strong>formatie betrouwbaar is.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

onderwijs<br />

In bronnen zoals een woordenboek, een encyclopedie of een telefoongids staat de<br />

<strong>in</strong>formatie <strong>in</strong> alfabetische volgorde.<br />

Als de eerste letter gelijk is, kijk je naar de tweede letter.<br />

Voorbeeld: aai, abdij, accent, adder.<br />

Als de tweede letters gelijk zijn, kijk je naar de derde letter.<br />

Voorbeeld: pias, pierement, pikeur, pioen.<br />

Als de derde letters gelijk zijn, kijk je naar de vierde letter, enz.<br />

Voorbeeld: klaagzang, kladblok, klamboe, klaroen.<br />

Tip: De letter ij <strong>telt</strong> <strong>in</strong> het woordenboek als twee losse letters: de i en de j. De ij is een andere<br />

letter dan de y (de Griekse y of ypsilon). Het woord ijver zoek je bij de letter i.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

31


Het woordenboek<br />

Achter en zelfs <strong>in</strong> woorden <strong>in</strong> een woordenboek tref je verschillende tekens aan:<br />

Voorbeeld:<br />

accep’teren [aksep’teren] <br />

- De komma tussen de p en de t geeft de klemtoon aan.<br />

- Tussen de rechte haakjes staat de uitspraak.<br />

- Tussen de iemand die drukwerk maakt.<br />

- De komma voor de d van drukker geeft de klemtoon aan.<br />

- Het woordje de geeft aan dat het een mannelijk woord is (de-woord).<br />

- Het ~ teken staat voor het vetgedrukte woord (drukker)<br />

- De m. tussen haakjes staat voor mannelijk.<br />

Tip: Als je <strong>in</strong> een woordenboek een spreekwoord zoekt, kijk je bij het trefwoord. Dat is het<br />

belangrijkste woord.<br />

L<strong>in</strong>ksboven op de l<strong>in</strong>kerpag<strong>in</strong>a staat het eerste woord van de pag<strong>in</strong>a.<br />

Rechtsboven op de rechterpag<strong>in</strong>a staat het laatste woord van de pag<strong>in</strong>a.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

Hoofdstuk 6<br />

Een encyclopedie is een boek of reeks boeken met tekst en illustraties. Hier<strong>in</strong> v<strong>in</strong>d je<br />

<strong>in</strong>formatie over mensen, dieren, voorwerpen, gebeurtenissen, enz.<br />

In een encyclopedie staan feitjes en weetjes over verschillende onderwerpen.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

2-10-2010<br />

32


De gids<br />

De telefoongids<br />

De telefoongids is een nationale gids met meer dan 6,1 miljoen telefoonnummers.<br />

De gids voor de eigen regio (omgev<strong>in</strong>g) wordt gratis thuisbezorgd.<br />

In de telefoongids worden ook 06-nummers, faxnummers, e-mailadressen, adressen en<br />

postcodes vermeld. Bovenaan de pag<strong>in</strong>a’s staan de woonplaats en het bijbehorende<br />

kengetal.<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

onderwijs<br />

De tv-gids De natuurgids<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

onderwijs<br />

2-10-2010<br />

33


De roman<br />

Een roman is een leesboek. Een boek met een verhaal.<br />

Het verhaal kan fictie of non-fictie zijn.<br />

Het nieuwsbericht<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> onderwijs<br />

De <strong>in</strong>structietekst/gebruiksaanwijz<strong>in</strong>g<br />

drs. W.M.F. Beuker, tra<strong>in</strong><strong>in</strong>g en begeleid<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />

onderwijs<br />

2-10-2010<br />

34

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!